Eye-Opener juli 2009
-
Upload
schuiteman-accountants-adviseurs -
Category
Documents
-
view
223 -
download
1
description
Transcript of Eye-Opener juli 2009
N I E U W SUitbreiding vestig ing Veenendaal
N I E U W S
Marktanalyse recreatieondernemers
F E I T E N E N C I J F E R SFiscale posit ie dga
I N D E P R A K T I J K“Iedereen zal nu een stap meer moeten zet ten en dat v ind ik helemaal niet verkeerd”
NIEUWSBRIEF VAN SCHUITEMAN AC C OUNTANT S & ADVISEURS uitgave 11 - juli 2009
E Y E-O P E N E R“Nothing escapes his eagle eye...”
2
N I E U W S
INAA-congres TunesiëEvert Hein Schuiteman en Gert de Fluiter hebben
onlangs een congres bezocht van de INAA
(International Network of Accountants and
Auditors). De bijeenkomst, die ditmaal werd
gehouden in het Tunesische Tozeur, ging onder
meer over de wereldwijde economische en
financiële veranderingen. Daarnaast was er de
mogelijkheid om met collega’s uit verschillende
landen te netwerken.
Trendwatcher Rob Cre emers b o eit re creatie ondernemersRuim tachtig ondernemers uit de recreatieve
sector lieten zich op 17 maart inspireren door
trendwatcher Rob Creemers. In een hoog tempo
liet deze marktanalist de huidige en toekomstige
technologische ontwikkelingen de revue passeren.
De informatieve avond, georganiseerd door het
Toeristisch Aanjaagteam Barneveld, Rabobank
Barneveld-Voorthuizen en Schuiteman
Accountants & Adviseurs, markeerde de start van het
toeristisch seizoen. Meer informatie over deze avond
kunt u nalezen op onze website www.schuiteman.com.
Eye-C atchersGert van Putten van Zonne-Ei-Farm heeft op 20 april
een koninklijke onderscheiding ontvangen voor zijn
innovatieve rol in de pluimveesector.
Tijdens de jaarlijkse uitreiking van de Vodafone Awards in
Amsterdam is Van Delen Telecom uit Barneveld onder-
scheiden met de runner-up award. Dit is de prijs voor de
snelst groeiende Vodafone Business Partner van het
afgelopen jaar.
Uit de wereld van S chuiteman
3
autistisch spectrum. Dat deze organisaties zich
erg betrokken voelen bij het wandelfestijn bleek
toen het kinderhospice vrijdagavond onverwacht
bij de startlocatie langskwam om alles te
versieren.
Zwemmen voor het goede doelOp 16 mei werd er niet alleen gewandeld voor het
goede doel. Die dag zette een aantal van onze
medewerkers namelijk ook een sportieve
prestatie neer tijdens het Zwemfestijn dat werd
georganiseerd door Rotaryclub Voorthuizen
Veluwezoom. Een team van Schuitemannen en
-vrouwen zwom in estafette-verband maar liefst
74 baantjes binnen de gestelde tijd van 40
minuten. De opbrengst van het Zwemfestijn gaat
naar de Stichting Boys Home uit Stroe en de World
Servants uit Voorthuizen. Samen gaan zij een
opvanghuis voor gehandicapte kinderen en
mannen in India realiseren.
O ver S chuiteman
M E T H E T O O G O P S C H U I T E M A N
Wandelfestijn trekt 700 wandelaarsRuim 700 wandelaars hebben op 16 mei meegedaan
aan het vijfde Schuiteman Accountants Wandelfestijn.
Startlocatie was Kerkelijk Centrum Bethabara in
Voorthuizen. Vervolgens voerde de tocht de deel-
nemers langs het landelijke Veenhuizerveld en het
bosrijke Krachtighuizen richting Speuld en via het
pittoreske Garderen door de Boeschoter bossen weer
terug naar Voorthuizen.
Goede doelen
De opbrengst van het wandelfestijn gaat zoals altijd naar
enkele goede doelen. Dit jaar zijn dat Kinderhospice de
Glind en De Duiventil uit Voorthuizen. De Glind geeft
vierentwintiguurszorg aan ernstig zieke kinderen met
een beperkte levensverwachting. De Duiventil biedt
logeeropvang voor kinderen met een stoornis in het
autistisch spectrum of psychische problemen en
dagopvang voor mensen met een stoornis in het
4
Nieuwe vestiging EdeIn de vorige Eye-Opener informeerden wij u al over ons
voornemen om een nieuwe vestiging te openen in Ede.
Zoals het er nu naar uitziet is dit nieuwe kantoor in
oktober 2009 operationeel. Zodra we u er meer over
kunnen vertellen, hoort u weer van ons.
Schuiteman sponsort SpiritSchuiteman sponsort de komende drie jaar de
D-teams van korfbalvereniging Spirit uit
Voorthuizen. Annette Monshouwer (rechts op de
foto), die op ons kantoor in Barneveld werkzaam
is als assistent-accountant, traint en coacht de D1.
Zelf is ze al vanaf haar zevende lid van de
vereniging, waar ze nu in het eerste team speelt.
“Ik vind het een uitdaging om de kinderen goed
te leren samenspelen, maar ook om ze te helpen
bij het ontwikkelen van hun individuele
kwaliteiten”, aldus Annette. “Het is fijn dat er
sponsoren zijn die dit willen ondersteunen.”
Uitbreiding vestiging VeenendaalDe groei zit er nog steeds behoorlijk in bij
Schuiteman. Daarom zijn we op dit moment
bezig met het uitbreiden van onze vestiging
in Veenendaal. Hierbij betrekken we extra
kantoorruimte in ons bestaande pand aan
de Vendelier.
M E T H E T O O G O P S C H U I T E M A N
Robert Jan Stronkhorst, toekomstig vestigingsleider te Ede
5
F E I T E N E N C I J F E R S
LO ON-/INKOMSTENBEL ASTING
1. Fis c ale p ositie dga
De staatssecretaris van Financiën heeft een notitie over
de fiscale positie van de directeur-grootaandeelhouder
(dga) naar de Tweede Kamer gestuurd. In grote lijnen
komt het erop neer, dat de wat vreemde positie van de
dga, enerzijds ondernemer c.q. gelijkstelling met de
IB-ondernemer en anderzijds werknemer, gehandhaafd
wordt. De terbeschikkingstellingsregeling en de gebrui-
kelijkloonregeling blijven bestaan. Wel heeft de staats-
secretaris enkele maatregelen aangekondigd binnen deze
regelingen.
Op het gebied van de terbeschikkingstellingsregeling
gaat het om de volgende punten:
• Deeenmaligemogelijkheidomeenterbeschikking
gesteld pand in te brengen in de bv zonder heffing van
inkomstenbelasting en overdrachtsbelasting.
• Deinvoeringvaneenfaciliteitdievergelijkbaarismet
de MKB-winstvrijstelling.
• Detoepassingvandeherinvesteringsreserveende
kostenegalisatiereserve op ter beschikking gesteld
vermogen.
INHOUDSOPGAVE JUNI/JULI 2009
L O ON / I B / V PB1. Fiscale positie dga 5
2. Geruisloze overdracht 6
3. Dienstbetrekking 7
4. Verliesverrekening 7
5. Willekeurige afschrijving 2009 en 2010 7
6. Scholingsuitgaven 8
7. Partnerbegrip 9
8. Giften 9
9. Soorten aandelen 10
10. Afkoop pensioen 10
11. Matchingbeginsel 11
12. Vermogensetikettering 11
13. Loon 11
14. Levensonderhoud kinderen 12
OM Z ET BE L AST I NG15. Herziening aftrek btw 12
16. Declaraties 13
17. Plaats van dienst 13
18. Teruggaaf wegens oninbare vorderingen 14
SUC CESSIEWET19. Fictieve verkrijging 15
20. Goodwill 15
S O C IA L E V E R Z E K E R I NG E N21. Nabestaandenpensioen 16
22. Deeltijd-WW 16
23. Verruiming S&O-afdrachtvermindering 17
ARBEIDSRECHT24. Concurrentiebeding 17
25. Schadeplicht 18
26. Ziekteverzuim 18
27. Ontslagvergoeding 19
VARIA28. Aansprakelijkheid belastingschulden 19
29. Sloopregeling 20
30. Garantieregeling 20
31. Verzoek voorlopige teruggaaf 20
32. Ministerie publiceert handelingen WWFT 21
33. Transparantie kostenstructuur tussenpersonen 21
6
F E I T E N E N C I J F E R S
De gebruikelijkloonregeling geldt voor iedere aanmerke-
lijkbelanghouder die arbeid verricht voor zijn bv. Een dga
die werkzaamheden verricht voor zijn bv moet tenminste
de in de markt gebruikelijke beloning voor vergelijkbare
arbeid ontvangen. Dat hoeft niet meer als het gebruikelijke
loon niet hoger is dan € 5.000 per jaar. Een loonadministratie
is dan niet nodig.
De derde aangekondigde maatregel is de invoering van
een doorschuiffaciliteit voor aandelenpakketten bij leven.
Er bestaat al een doorschuiffaciliteit voor aanmerkelijk-
belangaandelen na overlijden. De nieuwe en de bestaande
doorschuiffaciliteit gelden alleen als de bv een materiële
onderneming drijft. Voor de doorschuiffaciliteit na
overlijden komt een overgangsregeling. De huidige
faciliteit van uitstel van betaling bij schenking vervalt.
2. G er uisloz e overdracht
De Wet IB 2001 bevat een faciliteit om een bestaande
onderneming fiscaal vriendelijk over te dragen aan een
medeondernemer of aan iemand die al enkele jaren in
het bedrijf werkzaam is. De faciliteit houdt in dat de
overdragende ondernemer geen belasting betaalt over de
aanwezige meerwaarde in de onderneming. De fiscale
claim op deze meerwaarde gaat over op de overnemende
partij. De faciliteit staat bekend als geruisloze doorschuiving.
De vraag is of een onderneming geruisloos kan worden
doorgeschoven als niet alle vermogensbestanddelen van
de onderneming worden overgedragen.
De rechtbank Haarlem meent dat voor toepassing van de
faciliteit niet vereist is dat alle vermogensbestanddelen
worden overgedragen, mits wat er na de overdracht overblijft
maar een zelfstandige onderneming vormt. Als na de
overdracht een vermogensbestanddeel achterblijft bij de
overdrager dat onderdeel vormt van zijn privévermogen,
kan er geen geruisloze doorschuiving plaatsvinden naar
het oordeel van de rechtbank.
De Hoge Raad deelt deze opvatting niet. Volgens de
Hoge Raad laten tekst en doel en strekking van de wet een
geruisloze doorschuiving van een onderneming toe als
het bedrijfspand niet wordt overgedragen, maar aan de
overnemer ter beschikking wordt gesteld voor de uitoefe-
ning van de overgedragen onderneming. De overnemende
partij was een voormalige werknemer die niet in staat was
de koopsom voor de onderneming ineens te betalen en
ook niet in staat was om het bedrijfspand over te nemen.
Bij geruisloze doorschuiving is het niet ongebruikelijk
dat er een meerwaardeclausule in de verkoopovereen-
komst wordt opgenomen. Op grond van deze clausule
heeft de overdrager recht op een deel van de meerwaarde
van bepaalde activa bij verkoop daarvan binnen een
zekere periode. Moet de overnemer op grond van de
meerwaardeclausule een betaling doen aan de overdra-
ger, dan is deze betaling niet aftrekbaar van de winst van
de voortzetter. De voortzetter heeft immers de fiscale
claims op de meerwaarde op zich genomen bij de
geruisloze doorschuiving. De voortzetter is dus de
persoon die bij verkoop over de volledige gerealiseerde
meerwaarde belasting moet betalen. Voor de overdrager
is de ontvangen betaling uit hoofde van de meerwaarde-
clausule onbelast.
7
F E I T E N E N C I J F E R S
3. Dienstb etrek k ing
Voor het bestaan van een dienstbetrekking moeten drie
elementen aanwezig zijn:
a. De verplichting van de werknemer tot het persoonlijk
verrichten van arbeid.
b. De gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer.
c. De verplichting van de werkgever om loon te betalen.
Discussies over het al dan niet bestaan van een dienst-
betrekking gaan meestal over de aanwezigheid van een
gezagsverhouding, omdat de andere twee elementen
eenvoudiger te constateren zijn.
Een winkelier betaalde mensen om op zekere tijden
in de winkel aanwezig te zijn. De aanwezigheid was
gewenst om veiligheidsredenen. Hoewel deze mensen
geen werkzaamheden verrichtten in de winkel, was de
rechtbank van oordeel dat hun aanwezigheid kon
worden aangemerkt als het verrichten van arbeid. Hun
functie was het verminderen van het risico van een
overval op de winkel en het vergroten van het gevoel van
veiligheid bij de winkelier. De winkelier maakte gebruik
van een vaste groep van personen. Zij konden zich niet
laten vervangen door willekeurige derden en spraken
steeds met de winkelier af wanneer en hoelang zij in de
winkel aanwezig zouden zijn.
Voor het bestaan van een gezagsverhouding is de
mogelijkheid om gezag uit te oefenen voldoende.
Gelet op de feitelijke gang van zaken vond de rechtbank
dat er een gezagsverhouding bestond tussen de winkelier
en de ingezette personen. De betaling van loon was geen
punt van discussie. Omdat alle elementen voor het
bestaan van een dienstbetrekking aanwezig waren, had
op de loonbetalingen loonheffing moeten worden
ingehouden. Dat had de winkelier niet gedaan. De
Belastingdienst had hem daarom terecht een naheffings-
aanslag opgelegd.
4. Verl iesverrekening
Als maatregel om de gevolgen van de kredietcrisis te
bestrijden heeft de staatssecretaris van Financiën een
eenmalige versoepeling in de verrekening van onderne-
mingsverliezen mogelijk gemaakt. De versoepeling betreft
de verliezen over het jaar 2008. Het besluit bevat twee
faciliteiten, namelijk de voorlopige verliesverrekening
terwijl de aangifte nog niet is ingediend en de voorlopige
verrekening van een verlies over 2008 als de definitieve
aanslag over een voorafgaand jaar nog niet is vastgesteld.
De Belastingdienst kan op verzoek een verlies voorlopig
verrekenen (eventueel als voorschot) voordat aangifte is
gedaan, als de belastingplichtige aannemelijk weet te
maken dat over 2008 een verlies is geleden.
De Belastingdienst kan op verzoek een voorschot geven op
de voorlopige verliesverrekening als er een voorlopige
aanslag is opgelegd over het jaar waarmee het verlies
wordt verrekend.
De Belastingdienst verleent geen voorschot als de
aangifte over het verliesjaar al is gedaan en de aanslag
over het jaar waarop wordt teruggewenteld op zeer korte
termijn definitief wordt vastgesteld. Het besluit geldt
tijdelijk en vervalt op 1 juli 2010.
5. Wi l lekeurige afs chrijv ing 2009 en 2010
Het kabinet heeft vanwege de kredietcrisis een aantal
steunmaatregelen afgekondigd voor het midden- en
kleinbedrijf. Eén van deze maatregelen heeft betrekking
op de jaarlijkse afschrijving op bedrijfsmiddelen. Door
vanaf 1 januari 2009 toe te staan dat bepaalde bedrijfs-
middelen willekeurig of vervroegd worden afgeschreven
kan de liquiditeits- en financieringspositie van bedrijven
die voor vervangings- of uitbreidingsinvesteringen staan,
aanzienlijk worden verbeterd.
8
Deze steunmaatregel zorgt ervoor dat investeringen,
waarvan de investeringsverplichtingen in 2009 worden
aangegaan, in twee jaar mogen worden afgeschreven tot
de zogenaamde restwaarde. De vervroegde afschrijving is
mogelijk zodra de investeringsverplichtingen zijn
aangegaan of de voortbrengingskosten zijn gemaakt. Het
bedrijfsmiddel hoeft dan dus nog niet in gebruik te zijn
genomen. Ingebruikneming moet uiterlijk plaatsvinden
vóór 1 januari 2012. De vervroegde afschrijving is voor
de kalenderjaren 2009 en 2010 gemaximaliseerd tot
jaarlijks 50% van de totale afschrijving.
De regeling heeft uitsluitend betrekking op nieuwe in
2009 aangeschafte of voortgebrachte bedrijfsmiddelen.
Niet alle soorten bedrijfsmiddelen komen voor willekeu-
rige of vervroegde afschrijving in aanmerking. Er is voor
gekozen om een aantal categorieën bedrijfsmiddelen uit
te zonderen. Uitgezonderd zijn onder andere gebouwen,
personenauto’s, immateriële activa, vee en bedrijfsmid-
delen die aan derden ter beschikking worden gesteld. De
uitzondering voor wat betreft de personenauto’s geldt
niet voor taxi’s en bepaalde zeer zuinige personenauto’s.
Uw autodealer kan u daar vast meer over vertellen. De
uitzondering voor wat betref de verhuurde bedrijfsmid-
delen geldt niet voor bedrijfsmiddelen die bestemd zijn
om telkens voor korte duur aan elkaar opvolgende
huurders te worden verhuurd.
Door toepassing van de willekeurige of vervroegde
afschrijving kunt u ervoor zorgen dat de winst in 2009 en
2010 in fiscale zin aanzienlijk wordt gedrukt. Vooruitlo-
pend hierop kan de voorlopige aanslag inkomstenbelas-
ting dan wel vennootschapsbelasting voor het jaar 2009
worden verlaagd.
6. S cholingsuitgaven
Scholingsuitgaven, de uitgaven die iemand doet om een
opleiding of studie te volgen, zijn aftrekbaar als de
opleiding wordt gevolgd met de bedoeling om daarmee
een inkomen te verwerven. Voor de aftrekbaarheid van
scholingsuitgaven is het niet nodig dat na het volgen van
de opleiding een inkomensverbetering optreedt of te
verwachten is. De aftrekpost voor scholingsuitgaven is
bedoeld als een fiscaal vangnet in de situatie waarin geen
recht bestaat op andere tegemoetkomingen zoals studie-
financiering. De scholingsaftrek is onderdeel van een
stelsel van regelingen dat is bedoeld om scholing te
stimuleren.
Op basis van deze uitleg heeft De Hoge Raad onlangs de
aftrek toegestaan van de kosten die iemand had gemaakt
voor een opleiding tot beroepsvlieger. Bepalend voor de
aftrekbaarheid was dat de student het doel had om
beroepsvlieger te worden en dat hij in redelijkheid ook
kon verwachten dat hij dit doel na voltooiing van de
opleiding zou kunnen verwezenlijken.
Wel geldt dat tijdens de opleiding steeds aan de hand van
de omstandigheden moet worden beoordeeld of aan de
criteria voor aftrek wordt voldaan.
De procedure had betrekking op een dga van een bv in de
elektronicahandel. Hof Arnhem had de aftrek geweigerd
omdat de belanghebbende als dga meer verdiende dan
hij later als vlieger verdiende. Verder meende het Hof dat
de beoordeling of aan de criteria voor aftrek is voldaan
bij de aanvang van de studie dient plaats te vinden.
Deze opvatting zou inhouden dat een verandering van
F E I T E N E N C I J F E R S
9
de motieven tijdens het volgen van de studie niet van
belang is voor het recht op aftrek. De Hoge Raad deelt
deze opvatting niet.
7. Par tnerb egrip
De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de
Tweede Kamer een uiteenzetting gegeven van het partner-
begrip in de belastingwetgeving. Momenteel kennen
diverse belastingwetten hun eigen regeling van het
partnerbegrip. De belangrijkste zijn de Wet Inkomsten-
belasting 2001, de Successiewet en de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De staatssecretaris
wil in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)
een basis-partnerbegrip invoeren met de gemeenschap-
pelijke kenmerken. Het gaat dan om echtgenoten,
geregistreerde partners en ongehuwden met een notarieel
samenlevingscontract. In de verschillende heffingswetten
kunnen dan specifieke aanvullingen op het basisbegrip
worden opgenomen. Voor inkomensafhankelijke regelingen
die onder de Awir vallen is de draagkracht van beide
partners bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming.
De gekozen samenlevingsvorm is niet van belang. Ook in
de Wet IB 2001 is in een aantal gevallen de gezinsdraag-
kracht bepalend, los van de gekozen samenlevingsvorm.
De voorkeur gaat uit naar objectief controleerbare criteria
voor het partnerschap, zoals het hebben van kinderen.
De onderlinge verbondenheid tussen de samenwoners
gaat dan verder dan het behalen van schaalvoordelen.
Dergelijke objectieve criteria leiden tot verplicht partner-
schap. De keuzemogelijkheid voor fiscaal partnerschap
van ongehuwd samenwonenden in de Wet IB 2001 vervalt
in deze opzet.
Anders dan in de Wet IB 2001 en de Awir is in de
Successiewet de verzorgingsgedachte een onmisbaar
element in het partnerbegrip. De verzorgingsgedachte is
de reden voor de lage tarieven en de hoge partnervrij-
stelling. Echtgenoten en geregistreerde partners hebben
een wettelijke wederzijdse zorgplicht. Daarmee vallen zij
zonder meer onder het (basis-)partnerbegrip. Twee personen
die na hun achttiende jaar een gemeenschappelijke
huishouding hebben gevoerd, komen voor het partner-
schap in aanmerking als zij in een notarieel samenlevings-
contract een wederzijdse zorgplicht hebben vastgelegd.
Dit sluit aan bij het basisbegrip, met aanvullende voor-
waarden op het gebied van verwantschap, leeftijd en de
inhoud van het samenlevingscontract. De gemeenschap-
pelijke huishouding moet tot aan het overlijden tenminste
zes maanden hebben geduurd en in geval van schenking
tenminste 24 maanden. Inschrijving in de gemeentelijke
basisadministratie op hetzelfde adres is een voorwaarde
voor de gemeenschappelijke huishouding. Het nieuwe
partnerbegrip is beperkter dan het huidige. Nu kan iemand
uitsluitend op grond van langdurig samen in een huis
wonen in aanmerking komen voor een verhoogde vrij-
stelling en een laag tarief. Ook een partnerschap tussen
ouders en kinderen is niet langer mogelijk.
8. Giften (en alimentatiebetalingen)
Giften aan instellingen die het algemeen nut beogen zijn
aftrekbaar van het inkomen, mits de giften een inkomens-
afhankelijke drempel overschrijden. Voor giften in de
vorm van een lijfrente geldt de aftrekdrempel niet.
Dat betekent dat de volledige gift aftrekbaar is. Bij giften
in de vorm van een lijfrente verplicht de schenker zich
gedurende de looptijd van de verplichting tot het doen
van periodieke uitkeringen. Deze giften moeten gedurende
tenminste vijf jaar gedaan worden in de vorm van vaste
en gelijkmatige periodieke uitkeringen. De verplichting
vervalt bij het overlijden van de schenker. De jaarlijkse
uitkering uit de lijfrenteverplichting vormt een aftrekpost.
Die aftrekpost houdt geen verband met de verwerving van
inkomen door de belastingplichtige. Naar de bedoeling
F E I T E N E N C I J F E R S
10
rechten die zijn verbonden aan aandelen creëren geen
aparte aandelensoort. Dat geldt wel voor verschillen in
winstgerechtigdheid of een bijzondere gerechtigdheid tot
het liquidatieoverschot.
De rechtbank stelde vast dat er geen onderscheid bestond
tussen de aandelen A en de aandelen B en zij dus door-
eenleverbaar waren. De aandelen A en B deelden gelijk
in de winst, in de reserves en in een eventueel liquidatie-
overschot.
10. Af ko op p ensio en
Het afkopen van pensioenrechten is niet toegestaan omdat
dit in strijd is met de verzorgingsgedachte die ten grond-
slag ligt aan pensioen en de fiscaal gunstige behandeling
van pensioen in de opbouwfase. Pensioen is bedoeld als
inkomensvoorziening voor de oude dag, bij arbeidson-
geschiktheid of voor nabestaanden. De betaalde premies
zijn aftrekbaar, terwijl de opgebouwde aanspraken niet
tot het loon behoren.
Sinds 1995 bevat de belastingwetgeving een sanctie-
bepaling die van toepassing is wanneer iemand ondanks
het afkoopverbod overgaat tot afkoop van pensioen-
aanspraken. Deze sanctie houdt in dat belasting wordt
geheven over de waarde van de gehele aanspraak en dat
revisierente in rekening wordt gebracht. Het overdragen
van een pensioenvoorziening aan een niet-toegelaten
F E I T E N E N C I J F E R S
van de wetgever is dit een ‘niet-boxgebonden’ aftrekpost.
Daarnaast is de lijfrenteverplichting een schuld met waarde
in het economische verkeer. Deze verplichting is een
onderdeel van de rendementsgrondslag van box 3 en
vermindert de belasting in box 3.
Om dezelfde reden is het verdedigbaar om de contante
waarde van de verplichting tot het doen van alimentatie-
betalingen aan de ex-partner als schuld in box 3 in
aanmerking te nemen.
De staatssecretaris van Financiën heeft aangekondigd dat
hij met maatregelen komt om deze ‘dubbele aftrek’ te
herstellen. Dat zal dan gelden voor alle verplichtingen
waaruit betalingen voortvloeien die onder de persoons-
gebonden aftrek vallen. De bedoeling is dat deze wijziging
vóór 31 december 2009 in werking zal treden.
9. S o or ten aandelen
Een belang van 5% of meer in het geplaatste kapitaal van
een aandelenvennootschap vormt een aanmerkelijk
belang en valt als bezitting niet in box 3, maar in box 2.
Wanneer er meerdere soorten aandelen zijn wordt voor
de bepaling van het belang niet gekeken naar het totale
kapitaal van de vennootschap, maar naar het belang
binnen de soort. Zo bezat een aandeelhouder slechts
2,67% van het totale geplaatste kapitaal van een bv.
Zo bezien was dus geen sprake van een aanmerkelijk
belang. Het aandelenbezit bestond uit zogenaamde
letteraandelen en vormde 6,28% van de geplaatste
aandelen A. Als het aandeel A een soortaandeel was,
dan zou dat betekenen dat de aandeelhouder toch een
aanmerkelijk belang bezat in de vennootschap.
Kenmerk van soortaandelen is dat zij niet met andere
soortaandelen dooreenleverbaar zijn. Toch kunnen
aandelen met verschillende rechten, die daarom niet door-
eenleverbaar zijn, voor de aanmerkelijkbelangregeling
één aandelensoort vormen. Zeggenschaps- en benoemings-
11
verzekeraar wordt aangemerkt als afkoop. Daarbij is niet
van belang of de gehele pensioenvoorziening wordt
overgedragen of slechts een gedeelte: in beide gevallen is
namelijk de totale pensioenaanspraak belast. Bij een
gedeeltelijke afkoop is dus belasting verschuldigd over
een deel van de pensioenaanspraak dat economisch
gezien nog niet is genoten.
11.Matchingb egins el
De berekening van de fiscale jaarwinst geschiedt volgens
de regels van goed koopmansgebruik. Een van deze
regels is de toepassing van het matchingbeginsel. Op
grond daarvan moeten ontvangsten en uitgaven worden
toegerekend aan de jaren waarop zij betrekking hebben
en moeten uitgaven worden toegerekend aan de op-
brengsten waarop zij betrekking hebben.
Met toepassing van het matchingbeginsel was het niet
toegestaan dat een bv die in het jaar 2000 haar deelne-
mingen verkocht, de daarop betrekking hebbende
verkoopkosten in 2002 ten laste van haar resultaat
bracht. Er was immers sprake van een direct verband
tussen de verkoopkosten en de opbrengst van de ver-
koop van de deelnemingen. De bv wilde met toepassing
van het eenvoudbeginsel de verkoopkosten in het jaar
2002 ten laste van haar resultaat brengen, omdat pas in
dat jaar de verkoopkosten aan haar waren doorberekend
door haar moedermaatschappij.
De rechtbank Arnhem is van oordeel dat de toepassing
van het matchingbeginsel alleen in uitzonderingssitua-
ties wordt verhinderd door het eenvoudbeginsel. Een
dergelijke uitzondering deed zich hier niet voor.
12. Vermogens eti kettering
Zaken die zowel voor de onderneming als voor privé-
doeleinden worden gebruikt behoren tot het zogenaamde
keuzevermogen. De ondernemer kan zelf bepalen of hij
een dergelijke zaak tot zijn ondernemingvermogen rekent
of tot zijn privévermogen. Zaken die alleen voor de
onderneming worden gebruikt vormen verplicht onder-
nemingsvermogen, terwijl zaken die louter privé worden
gebruikt verplicht privévermogen vormen.
Een ondernemersechtpaar kocht een woonwinkelpand.
De winkel werd voor de onderneming gebruikt.
De bovenwoning werd door het echtpaar bewoond.
Tot 1999 werd het gehele pand als ondernemingsvermogen
aangemerkt. In 1999 is de bovenwoning naar privé over-
gebracht, waarna de onderneming in het jaar 2000 is
gestaakt. De inspecteur rekende de boekwinst op het gehele
pand tot het inkomen van de echtgenoten.
Het echtpaar had het pand desgewenst gesplitst kunnen
aankopen. Na de staking van de onderneming was het
pand gesplitst. Bouwkundig hield de splitsing niet meer
in dan het aanpassen van de meterkast. Het Hof hield
daarom bij beantwoording van de vraag of de bovenwoning
vanaf de aankoop verplicht privévermogen vormde geen
rekening met het niet gesplitst zijn. Bepalend was met welk
doel de bovenwoning was aangeschaft en of de woning
daadwerkelijk binnen de onderneming was gebruikt.
Het Hof accepteerde de verklaring van het echtpaar dat de
bovenwoning bij aankoop bestemd was voor privégebruik
en nadien ook alleen privé was gebruikt. De bovenwo-
ning was verplicht privévermogen.
13. L o on
Loon is een ruim begrip. Tot het loon behoren namelijk
alle voordelen die iemand uit zijn dienstbetrekking geniet.
Volgens de rechtbank Den Haag is er zelfs sprake van loon
als de werkgever de schadevergoeding die een derde aan
zijn werknemers moet betalen voorschiet en verhaalt op
de derde. De rechtbank kwam tot die uitspraak in een
procedure die betrekking had op de schadevergoeding
F E I T E N E N C I J F E R S
12
die werd betaald aan de leden van een arrestatieteam van
de politie. Vijf van de negen leden van het team raakten
bij een inval gewond. De strafrechter veroordeelde de bij
de inval gearresteerde verdachten tot het betalen van
schadevergoedingen aan de gewonden. De werkgever
nam deze betalingen over en betaalde ook de niet
gewond geraakte leden van het team een bedrag aan
schadevergoeding.
De door de rechter vastgestelde schadevergoedingsplicht
van de daders stond los van de dienstbetrekking. Dat was
anders voor de betalingen. Die vonden wel hun oorzaak
in de dienstbetrekking. De werkgever wilde voorkomen
dat de leden van het team zouden worden geconfronteerd
met financieel onvermogende daders. Daarnaast wilde de
werkgever verdere confrontatie tussen daders en slachtoffers
vermijden. Voor buitenstaanders die bij een politie-inval
gewond zouden raken zou de werkgever een dergelijke
actie niet ondernemen, maar volstaan met het wijzen op
de mogelijkheid van voeging in de strafprocedure.
Naar het oordeel van de rechtbank was op de betalingen
terecht loonbelasting ingehouden.
14. L e vens onderhoud k inderen
Ouders hebben recht op een forfaitaire aftrek voor de
uitgaven die zij doen om te voorzien in het levensonder-
houd van kinderen jonger dan 30 jaar. De ouders mogen
voor deze kinderen geen recht hebben op kinderbijslag
en de kinderen mogen geen recht hebben op studiefinan-
ciering. Het eigen inkomen en vermogen van het kind
zijn van invloed op het recht op aftrek.
De Hoge Raad heeft onlangs een uitspraak gedaan over
de vraag of een ouder wel recht had op aftrek van kosten
voor levensonderhoud voor een kind dat spaargeld had.
Het saldo van de bankrekening van het kind bedroeg op
1 januari € 17.000 en op 31 december € 19.000. De
inkomsten van het kind bestonden uit € 704 aan inkom-
sten uit een bijbaantje, een (stage)vergoeding van € 1.813
en € 565 rente.
Hof Amsterdam en de Hoge Raad waren van oordeel dat
de ouders zich verplicht konden voelen om de kosten
van het levensonderhoud van hun kind voor hun reke-
ning te nemen. Civielrechtelijk hebben ouders een
onderhoudsplicht voor hun kind zolang het kind nog
geen 21 jaar oud is. Dat aspect telde mee in de beslissing.
OMZETBEL ASTING
15. Herziening aftrek
Ondernemers hebben recht op aftrek van de omzetbelas-
ting die andere ondernemers aan hen in rekening brengen,
mits zij de goederen of diensten waarop de omzetbelasting
drukt willen gebruiken voor belaste prestaties. Volgens
rechtspraak van het Hof van Justitie EG blijft het recht op
aftrek van voorbelasting zelfs bestaan als de ondernemer
er door omstandigheden buiten zijn toedoen niet aan
toekomt om de goederen of diensten voor belaste
prestaties te gebruiken.
Die rechtspraak houdt niet in dat er geen sprake kan zijn
van herziening van de vooraftrek als een voor belaste
prestaties gekocht stuk grond later vrijgesteld wordt
geleverd nadat is komen vast te staan dat de geplande
bestemming geen doorgang kan vinden.
De procedure had betrekking op een ondernemer die
een stuk grond kocht met de bedoeling om daar een
kuuroord te beginnen. Toen hij geen vergunning kreeg
voor de bouw en exploitatie van het kuuroord, verkocht
hij de grond. De levering van grond is vrijgesteld van
omzetbelasting. Het gevolg van de vrijgestelde levering
van de grond was herziening van het restant van de
eerder in aftrek gebrachte voorbelasting omdat de
herzieningsperiode nog niet was verstreken. Volgens de
F E I T E N E N C I J F E R S
13
Hoge Raad is het recht op aftrek conform de rechtspraak
van het Hof van Justitie EG in stand gebleven tot aan het
tijdstip van de vrijgestelde levering. De daarbij gehanteerde
herziening van de in aftrek gebrachte belasting is in
overeenstemming met de EG-richtlijnen.
16. De claraties
Ondernemers moeten op hun facturen omzetbelasting in
rekening brengen, voor zover de prestaties die zij ver-
richten belast zijn met omzetbelasting. Wie op een
factuur omzetbelasting vermeldt zonder deze op grond
van de door hem verrichte prestaties verschuldigd te zijn,
moet deze op grond van de wet toch aan de Belasting-
dienst afdragen.
Een gemeente stuurde declaraties aan het Rijk in verband
met de door het Rijk toegezegde bijdrage in de kosten die
de gemeente moest maken in verband met de aanleg van
de Hogesnelheidslijn. De toegezegde bijdrage zou volgens
de overeenkomst inclusief omzetbelasting worden uit-
betaald. Eveneens volgens de overeenkomst moest op de
declaratie de omzetbelasting apart worden vermeld.
De gemeente voldeed de omzetbelasting niet op aangifte.
De inspecteur merkte de declaraties aan als facturen
waarop melding is gemaakt van omzetbelasting en legde
een naheffingsaanslag op. Hof Den Bosch vond, gezien de
vorm en de inhoud van de declaraties, dat de inspecteur
gelijk had met zijn stelling dat de gemeente op facturen
melding had gemaakt van omzetbelasting. De Hoge
Raad oordeelde anders. De declaraties hielden niet meer
in dan het opeisen van tussen twee publiekrechtelijke
lichamen overeengekomen kostencompensaties tot
onderling afgesproken bedragen.
17. Plaats van dienst
Bij de Tweede Kamer is een voorstel ingediend om de
Wet op de Omzetbelasting aan te passen aan een aantal
Europese richtlijnen. Het voorstel bevat nieuwe regelingen
voor de plaats van dienst en voor de teruggaaf van omzet-
belasting aan buitenlandse ondernemers. De regelingen
moeten in werking treden op 1 januari 2010. Het voorstel
bevat ook de implementatie van de frauderichtlijn.
Plaats van dienst
De huidige hoofdregel voor het belasten van diensten
sluit aan bij de vestigingsplaats van de dienstverrichter.
Op de hoofdregel bestaat een reeks van uitzonderingen.
De nieuwe regeling kent afwijkende hoofdregels voor
diensten van bedrijven aan bedrijven (B2B) en voor
diensten van bedrijven aan consumenten (B2C).
Als nieuwe hoofdregel voor de plaats van B2B-diensten
geldt de vestigingsplaats van de afnemer of van een vaste
inrichting van de afnemer. Als volgens de nieuwe hoofd-
regel de plaats van dienst in een andere lidstaat ligt dan
de lidstaat waarin de dienstverrichter is gevestigd, wordt
de belastingheffing verlegd naar de afnemer. Dit heeft tot
gevolg dat veel ondernemers geen btw-aangifte in andere
lidstaten hoeven te doen. Nederland past dit systeem van
verlegging al jaren toe. Door de wijziging van de plaats-
bepaling bij grensoverschrijdende B2B-diensten zullen
ondernemers minder vaak in andere lidstaten een verzoek
om teruggaaf van omzetbelasting hoeven te doen. Voor
diensten door bedrijven aan anderen dan ondernemers
blijft de huidige hoofdregel bestaan. Dat geldt ook voor
grensoverschrijdende B2C-diensten.
F E I T E N E N C I J F E R S
Uitzonderingen op de hoofdregels
Op de hoofdregels aangaande de plaats van dienst bestaan
ook in de nieuwe opzet uitzonderingen.
Met ingang van 1 januari 2015 geldt voor alle elektronische
diensten, radio- en tv-diensten en telecommunicatie-
diensten dat het land van de afnemer wordt aangewezen
als plaats van dienst.
Omdat omzetbelasting niet verlegd kan worden naar een
particulier, moet de aanbieder in die gevallen omzetbe-
lasting afdragen in de lidstaat van de particuliere afnemer.
Per 1 januari 2015 komt er een één-loketsysteem voor
deze diensten. Ondernemers kunnen dan in het land van
vestiging aangifte doen voor btw-verplichtingen in
andere lidstaten.
Teruggaaf van buitenlandse btw
De regeling voor teruggaaf aan in de EU gevestigde
ondernemers van omzetbelasting die hen in een andere
EU-lidstaat in rekening is gebracht wordt vereenvoudigd.
Voor ondernemers van buiten de EU wordt de teruggaaf-
regeling niet gewijzigd.
In de nieuwe opzet kunnen ondernemers buitenlandse
btw terugvragen bij de Belastingdienst in de lidstaat van
vestiging. De Belastingdienst stuurt het verzoek om
teruggaaf door naar de betreffende lidstaat. Deze lidstaat
handelt het verzoek om teruggaaf binnen vier maanden
af. Wanneer de lidstaat aanvullende informatie nodig
heeft kan de termijn worden verlengd tot acht maanden.
Bij te late terugbetaling moet rente worden betaald.
Fraude
Ter bestrijding van btw-fraude worden de gegevensver-
zameling en de uitwisseling daarvan tussen de lidstaten
versneld. De frauderichtlijn verplicht de lidstaten om het
elektronisch aanleveren van gegevens mogelijk te maken.
De versnelling van de gegevensverzameling kan tot gevolg
hebben dat een ondernemer vaker verplicht is om melding
14
te maken van zijn intracommunautaire leveringen en de
diensten die leiden tot verlegging van omzetbelasting.
Nederland maakt gebruik van de in de richtlijn geboden
mogelijkheid om niet in alle gevallen de frequentie terug
te brengen tot een kalendermaand. Doorlopende diensten
die meer dan een jaar duren worden in stukken geknipt,
zodat deze aan het eind van het kalenderjaar geacht
worden te zijn verricht, tenzij tussentijds betalingen zijn
gedaan. Alle lidstaten bepalen op gelijke wijze het
tijdstip waarop belasting is verschuldigd wanneer de
verleggingsregeling van toepassing is.
18. Ter uggaaf wegens oninb are vorderingen
De btw die de ondernemer in rekening brengt, moet hij
weer voldoen aan de Belastingdienst. Vaak moet hij de btw
al voldoen voordat diens afnemer de factuur aan hem heeft
betaald. In sommige gevallen kan het echter voorkomen
dat de afnemer niet of niet geheel betaalt. De ondernemer
heeft dan btw voldaan die hij niet daadwerkelijk ontvangen
heeft. Als de ondernemer op geen enkele manier de
afnemer kan laten betalen (met andere woorden: als de
vordering oninbaar is) kan de ondernemer de btw
terugvragen die hij al heeft voldaan.
De ondernemer moet de Belastingdienst verzoeken om
de teruggaaf. Het verzoek moet schriftelijk en voldoende
gemotiveerd worden gedaan bij het belastingkantoor
F E I T E N E N C I J F E R S
15
waaronder de ondernemer valt en wel binnen een maand
na afloop van het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is
ontstaan. Dat betekent dat u het verzoek moet indienen
binnen een maand na het moment waarop de ondernemer
voldoende kenbaar moet zijn dat de afnemer het verschul-
digde bedrag niet meer zal betalen. De laatste tijd wijst de
Belastingdienst meer en meer verzoeken af omdat die niet
tijdig zouden zijn gedaan. U doet er daarom verstandig
aan het verzoek al bij de eerste tekenen van het uitblijven
van de (tijdige) betaling in te dienen.
SUC CESSIEWET
19. Fictie ve verk rijg ing
De Successiewet bevat een aantal zogenaamde fictiebe-
palingen. Fictiebepalingen in de Successiewet merken
bepaalde handelingen aan als erfrechtelijke verkrijgingen,
waardoor successierecht betaald moet worden over de
waarde van de verkrijging. Een van deze fictiebepalingen
betreft schenkingen die iemand binnen 180 dagen voor
zijn overlijden heeft gedaan. Deze fictiebepaling is alleen
van toepassing op schenkingen die zijn gedaan door
iemand die ten tijde van zijn overlijden in Nederland
woont. Voor toepassing van deze bepaling is niet van
belang waar de schenker ten tijde van het doen van de
schenking woont. Volgens de rechtbank Arnhem kan dat
worden afgeleid uit een arrest van de Hoge Raad uit 1996
over een andere fictiebepaling uit de Successiewet. In dat
arrest besliste de Hoge Raad dat die fictiebepaling ook
van toepassing was op een rechtshandeling die plaatsvond
toen de erflater niet in Nederland woonde. Bepalend voor
de toepassing van deze fictiebepaling is of op het moment
van overlijden aan de voorwaarden is voldaan. Omdat beide
bepalingen de overlijdensdatum centraal stellen zag de
rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan de
Hoge Raad deed.
Evenmin is van belang of degene die de schenking heeft
ontvangen ook erfgenaam is van de schenker. In de wets-
historie is in ieder geval geen aanknopingspunt te vinden
dat het de bedoeling van de wetgever zou zijn om deze
fictiebepaling alleen toe te passen op een schenking die
wordt gevolgd door een erfrechtelijke verkrijging in de
hoedanigheid van erfgenaam.
De voorganger van de huidige Successiewet bevatte een
vergelijkbare bepaling, die tekstueel duidelijker was dan
de bepaling in de huidige wet. Volgens de Memorie van
Toelichting bij de huidige wet is met de andere redactie
geen wijziging bedoeld ten opzichte van de vroegere wet.
De Advocaat Generaal (AG) bij de Hoge Raad betoogt in
zijn conclusie dat het voor de toepassing van de fictie-
bepaling niet nodig is dat de verkrijger van de schenking
ook een erfgenaam van de schenker is. De AG voert wel
een aantal argumenten aan die ervoor pleiten om de
fictiebepaling niet toe te passen als de schenker ten tijde
van de schenking in het buitenland woont.
Uiteindelijk geeft het eerdere arrest van de Hoge Raad
voor de AG de doorslag gezien de geringe verschillen
tussen beide fictiebepalingen.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgewezen.
20. G o o dw i l l
De Successiewet verwijst voor de definitie van een
schenking naar het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast geldt
als schenking elke andere bevoordeling uit vrijgevigheid
en het voldoen aan een natuurlijke verbintenis.
Tot 1 januari 2002 werd bij de waardering van een onder-
neming de waarde van goodwill, zowel in positieve als in
negatieve zin, voor het schenkings- en successierecht
buiten beschouwing gelaten.
Op basis daarvan was Hof Den Haag van oordeel dat de
F E I T E N E N C I J F E R S
voortzetting van het landbouwbedrijf door een van de
vennoten op grond van een voortzettings- en overnemings-
beding een schenking inhield. De vennoten waren een
vader en zijn zoon. De zoon zette na het uittreden van
vader de onderneming voort. Voor de waardering van de
overgenomen zaken en rechten hadden zij moeten uitgaan
van de waarde in het economische verkeer. De zoon
kocht deze zaken echter voor een prijs die aanmerkelijk
lager was dan de waarde in het economische verkeer.
Dat was gedaan om de exploitatie van het bedrijf na de
overname nog lonend te laten zijn. Het verschil in waarde
vormde een schenking, omdat er sprake was van een
bewuste bevoordeling van de zoon.
In cassatie oordeelde de Hoge Raad dat het Hof niet aan
de hand van een waarderingsvoorschrift had mogen
beoordelen of sprake was van een schenking. Dat had
moeten gebeuren aan de hand van de definitie van
schenking in het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad
herhaalde zijn oordeel in een arrest van 2004. In dat
arrest merkte de Hoge Raad op dat bij de voortzetting
van een voorheen in maatschapsverband uitgeoefend
agrarisch bedrijf door een van de maten de waardering
zodanig moet zijn dat die voortzetting in ieder geval
lonend moet kunnen zijn. Bij een dergelijke waardering
is geen sprake van een bevoordelingsbedoeling die is
vereist voor het aannemen van een schenking.
SO CIALE VERZEKERINGEN
21. Nab estaandenp ensio en
Bij de vervanging van de vroegere Pensioen- en Spaar-
fondsenwet (PSW) door de huidige Pensioenwet is
onbedoeld de mogelijkheid voor nabestaanden vervallen
om hun nabestaandenpensioen bij een andere pensioen-
uitvoerder onder te brengen. De minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid heeft nu een wetsvoorstel
ingediend om deze beperking weg te nemen. De moge-
lijkheid om het nabestaandenpensioen onder te brengen
bij een andere pensioenuitvoerder geldt alleen voor
nabestaanden die een pensioenovereenkomst hebben die
voorziet in de uitkering van een kapitaal.
Op grond van het ingediende wetsvoorstel worden
pensioenfondsen bevoegd en verzekeraars verplicht om
mee te werken aan een verzoek van een nabestaande om
zijn pensioen elders onder te brengen.
22. De elti jd-WW
De bijzondere regeling werktijdverkorting die eind vorig
jaar is ingevoerd om de effecten van de kredietcrisis op
te vangen is vervangen door een eveneens tijdelijke
regeling deeltijd-WW. De regeling houdt in dat de
arbeidsuren van de werknemer eenmalig kunnen worden
teruggebracht tot 50%, waarbij de werknemer gewoon
volledig in dienst blijft. Over de niet gewerkte uren heeft
de werknemer recht op een WW-uitkering. Indien een
werknemer geen recht heeft op WW is de werkgever
gehouden het loon door te betalen. De werkgever is
verplicht om de werknemer na afloop van de periode
van deeltijd-WW in dienst te houden voor zijn oor-
spronkelijke aantal uren. Die verplichting geldt voor een
derde van de duur van de deeltijd-WW, met een minimum
van 13 weken. Het niet voldoen aan deze verplichting leidt
tot een schadevergoeding aan het UWV, behoudens bij
opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens een
dringende reden of als de werknemer zelf ontslag heeft
genomen. Deeltijd-WW kan worden aangevraagd voor
een duur van 13 weken. Deze periode kan aaneensluitend
twee maal met maximaal 26 weken worden verlengd tot
een totale duur van 65 weken. De regeling deeltijd-WW
geldt vanaf 1 april 2009 tot uiterlijk 1 januari 2010.
16
F E I T E N E N C I J F E R S
17
23. Verr uiming S&O-afdracht-vermindering
De ondernemer die speur- en ontwikkelingswerk verricht,
komt in aanmerking voor een loonsomgerelateerde
afdrachtvermindering. Om hiervoor in aanmerking te
kunnen komen, moet de ondernemer in het bezit zijn
van een zogenaamde S&O-verklaring. In deze verklaring
staat welk bedrag u in mindering mag brengen.
SenterNovem geeft deze verklaringen op verzoek af.
De afdrachtvermindering wordt vooraf verleend op basis
van een schatting. Herziening moet plaatsvinden als de
foutenmarge van 10% wordt overschreden. De onderne-
mer is verplicht hiervan op tijd een mededeling te doen.
Voor alle ontvangen S&O-verklaringen in een jaar moet
één mededeling worden gedaan binnen 3 maanden na
afloop van het kalenderjaar. Men is verplicht deze
mededeling elektronisch te doen. Als tijdelijke fiscale
stimuleringsmaatregel is de afdrachtvermindering met
terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 verhoogd tot
50% (dit was 42%) van het loon uit tegenwoordige
dienstbetrekking dat betrekking heeft op speur- en
ontwikkelingswerk als het loon in totaal niet meer
bedraagt dan € 150.000 (dit was € 110.000) en 18%
(dit was 14%) over het meerdere S&O-loon. De afdracht-
vermindering is maximaal € 14.000.000 (dit was
€ 8.000.000). De verhoging geldt voor 2009 en 2010.
Vanwege het financiële voordeel dat met bovenstaande
afdrachtvermindering te behalen valt, is het verstandig
om (nog) eens na te gaan of u in aanmerking komt voor
deze verruimde faciliteit.
ARBEIDSRECHT
24. C oncurrentieb e ding
Om te voorkomen dat werknemers na het beëindigen
van hun dienstverband hun voormalige werkgever
concurrentie aandoen kan in de arbeidsovereenkomst
een non-concurrentiebeding worden opgenomen. Een
dergelijk beding verbiedt de werknemer om gedurende
een zekere periode na het einde van het dienstverband
bepaalde werkzaamheden te verrichten. Als variant op
het verbieden van bepaalde werkzaamheden kan een
relatiebeding worden opgenomen. Een relatiebeding
verbiedt het benaderen van klanten en relaties van de
werkgever of beperkt het concurrentiebeding tot relaties
van de werkgever. Op overtreding van concurrentie- en
relatiebedingen staan meestal boetes per keer en per dag
dat de overtreding voortduurt. Hoewel het opnemen van
een beperking in de tijd gebruikelijk is, maakt het niet
opnemen van een tijdsbepaling een relatiebeding niet
nietig. Een concurrentiebeding is een zogenaamd
bezwarend beding omdat het de werknemer beperkt in
zijn vrijheid van arbeidskeuze. Daarom moet een con-
currentiebeding schriftelijk worden overeengekomen en
moet het bij een ingrijpende wijziging van de functie
opnieuw worden overeengekomen. Dat geldt niet voor
een relatiebeding, omdat de ex-werknemer niet wordt
beperkt in de wijze waarop hij in zijn levensonderhoud
voorziet, zolang hij geen zaken doet met relaties van zijn
ex-werkgever. De kantonrechter heeft het concurrentie-
en relatiebeding dat een detacheringsbureau in de
arbeidsovereenkomst met te detacheren personeelsleden
opnam, vernietigd. Het detacheringsbureau plaatste
financieel personeel in het bank- en verzekeringswezen
in heel Nederland. Een werkneemster beëindigde na
F E I T E N E N C I J F E R S
E Y E -O P E N E R
18
minder dan 1,5 jaar haar arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd met de detacheerder. Zij trad vervolgens in
dienst bij een directe concurrent, die haar plaatste bij
dezelfde opdrachtgever in de functie waarin zij voordien
ook werkzaam was.
De kantonrechter vond het recht op een vrije keuze van
arbeid belangrijker dan de belangen van de detacheerder
bij handhaving van de bedingen. Bij handhaving van het
concurrentiebeding zou de werkneemster onredelijk in
haar arbeidskeuze worden belemmerd. Dat gold ook voor
het relatiebeding. De opdrachtgever maakte gebruik van
de diensten van zowel de oude als de nieuwe werkgever.
Handhaving van het relatiebeding zou, gelet op de werker-
varing en de opleiding die gericht was op het bank- en
verzekeringswezen, de werkneemster eveneens in haar
vrije arbeidskeuze belemmeren.
25. S chadeplicht
Werkgevers moeten zich naar hun werknemers toe als een
goede werkgever gedragen. Vanuit deze verplichting
hebben werkgevers een zorg- en een preventieplicht.
Voldoet de werkgever niet aan zijn zorg- en preventieplicht
en overkomt de werknemer daardoor een ongeval, dan is
de werkgever aansprakelijk voor de schade die het gevolg
is van het ongeval. De plicht om zich als een goed werk-
gever te gedragen is niet beperkt tot de werktijd, maar
geldt ook gedurende andere activiteiten die door of
namens de werkgever worden georganiseerd. Zo was de
Hoge Raad van oordeel, dat een werkgever aansprakelijk
was voor de schade die een werkneemster leed door een
val tijdens een workshop ‘dansen op rollerskates’.
Voor deze workshop waren twee professionele rollerskaters
ingehuurd. De werkneemster brak bij de val haar pols. De
breuk herstelde, maar er was gevolgschade door de
ontwikkeling van een posttraumatische dystrofie.
De Hoge Raad deelde de opvatting van Hof Amsterdam
dat ondanks het ontbreken van een band met de directe
werkzaamheden en hoewel deelname vrijwillig was,
de workshop wel aan het werk gerelateerd was. Het ging
namelijk om een personeelsactiviteit die gehouden werd
in de hal van het kantoor van de werkgever. De werkgever
had niet genoeg gedaan om zijn werknemers te bescher-
men tegen het gevaar van vallen tijdens de workshop en
om dekking te bieden tegen de als gevolg van een val te
lijden schade.
Volgens de Hoge Raad moet een werkgever die voor zijn
personeel een risicovolle activiteit organiseert of laat
organiseren ervoor zorgen dat schade redelijkerwijs wordt
voorkomen. In een dergelijke situatie gelden geen
bijzondere regels voor de bewijslastverdeling en voor
eventuele eigen schuld van de werknemer.
26. Ziekte verzuim
Hoewel (chronische) ziekte en een handicap van een
werknemer geen reden zijn voor ontbinding van een
arbeidsovereenkomst, kan frequent ziekteverzuim wel
reden zijn voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Frequente ziekmeldingen kunnen namelijk leiden tot een
zodanige verandering van omstandigheden dat de
arbeidsovereenkomst moet eindigen.
De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst van
een verpleegkundige op verzoek van het ziekenhuis
vanwege de sterke toename van het aantal ziekmeldingen
en het onevenredig grote aandeel daarvan in het totale
aantal ziekmeldingen op de betreffende afdeling.
De regelmatige ziekmeldingen van de verpleegkundige
legden extra druk op de afdeling en op de collega’s.
De ziekmeldingen waren niet werkgerelateerd en hadden
verschillende oorzaken.
De kantonrechter hield rekening met de criteria die het
CWI in dergelijke gevallen hanteerde. Die criteria zijn:
1. Er is regelmatig ziekteverzuim.
E Y E -O P E N E R
19
2. Dit ziekteverzuim verstoort het arbeidsproces in
ernstige mate of drukt onevenredig zwaar op de
andere werknemers.
3. Naar verwachting zal de werknemer niet binnen
26 weken hersteld zijn.
4. Herplaatsing in een aangepaste of andere functie
binnen de organisatie is niet mogelijk.
Daarnaast hield de kantonrechter er rekening mee dat de
verpleegkundige niet bereid was een externe functie te
aanvaarden. De kantonrechter ontbond de arbeidsover-
eenkomst en kende een ontslagvergoeding van een bruto
jaarsalaris toe. Deze vergoeding was gelijk aan het door
het ziekenhuis gedane aanbod.
27. Ontslag vergo e ding
Wanneer de kantonrechter een arbeidsovereenkomst
ontbindt is het niet ongebruikelijk dat de kantonrechter
de werkgever opdraagt om aan de werknemer een
ontslagvergoeding te betalen. Er zijn echter situaties
waarin de kantonrechter geen vergoeding toekent.
De werknemer heeft het ontslag dan aan zichzelf te
wijten. Dat deed zich voor bij de ontbinding van de
arbeidsovereenkomst van de directeur van een zorgin-
stelling. De zorginstelling erkende de verdiensten die de
directeur in het verleden voor de organisatie had gehad,
maar vond dat de directeur niet goed was omgegaan met
de door verandering van de regelgeving gewijzigde
financiële omstandigheden. Zo ging de directeur in
december 2007 nog uit van een bescheiden winst over dat
jaar, maar bleek enkele maanden later dat de instelling
een fors verlies had geleden. Daarnaast verweet de
zorginstelling de directeur een aantal onregelmatigheden
als onterechte doorbelasting van kosten, het ten onrechte
declareren van gewerkte uren naast zijn salaris en
geknoei met autokosten.
De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst zonder
vergoeding voor de werknemer. Bepalend daarvoor was dat
de directeur in een reeks van jaren niet had gefunctioneerd
zoals van hem mocht worden verwacht. Een directeur heeft
een voorbeeldfunctie binnen een organisatie en zijn hande-
len mag zelfs niet de schijn van zelfbevoordeling opwekken.
VARIA
28. Aansprakel i jk heid b elasting-s chu lden
Volgens het Burgerlijk Wetboek blijven beide echtgenoten
ook na de ontbinding van een huwelijksgoederengemeen-
schap aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden.
De mate van aansprakelijkheid is afhankelijk van de vraag
of de echtgenoot tijdens het bestaan van de gemeenschap
aansprakelijk was voor de schuld. Is dat het geval, dan blijft
de echtgenoot voor het geheel aansprakelijk. In andere
gevallen is de echtgenoot voor de helft aansprakelijk.
Belastingschulden van een van de echtgenoten van een in
gemeenschap van goederen gehuwd echtpaar vallen in de
gemeenschap. Beide echtgenoten zijn aansprakelijk voor de
voldoening van belastingschulden. Het later bij huwelijkse
voorwaarden opheffen van de huwelijksgemeenschap heeft
niet tot gevolg dat de aansprakelijkheid voor belasting-
schulden uit de eerdere periode wordt opgeheven.
E Y E -O P E N E R
20
De ontvanger kan ook in die situatie de andere echtgenoot
aansprakelijk stellen voor de helft van de belastingschuld
van de huwelijkspartner uit de periode waarin de huwe-
lijksgoederengemeenschap nog bestond. Aansprakelijk-
stelling voor belastingschulden gebeurt bij beschikking van
de ontvanger, ook als de aansprakelijkheid is gebaseerd op
het Burgerlijk Wetboek. Tegen een dergelijke beschikking
staan de rechtsmiddelen bezwaar en beroep open.
De ontvanger stelde in een situatie waarin bij de man
verhaalsobjecten voor zijn belastingschulden ontbraken,
diens echtgenote aansprakelijk voor de helft van de
belastingschuld uit de periode van vóór het maken van
de huwelijkse voorwaarden, aangezien zowel roerende
als onroerende zaken op haar naam stonden. Naar het
oordeel van Hof Den Bosch hoeft de ontvanger, anders
dan de aansprakelijk gestelde echtgenoot meende,
de aansprakelijkstelling niet te formaliseren door dag-
vaarding voor de burgerlijke rechter, maar volstaat een
beschikking van de ontvanger.
29. Slo opregel ing
In navolging van Duitsland krijgt ook Nederland een
sloopregeling voor oude auto’s. Afhankelijk van de
leeftijd van de auto krijgen bezitters van een oude
personenauto € 750 of € 1.000 als zij de auto laten
slopen, op voorwaarde dat zij tegelijk een nieuwe(re)
auto kopen. Voor auto’s met een bouwjaar tot 1990 geldt
een premie van € 750, voor auto’s met een bouwjaar van
1990 tot 1996 geldt een premie van € 1.000. Voor oude
bestelauto’s bedraagt de inruilpremie, afhankelijk van de
massa van de bestelauto, € 1.000 of € 1.750. In alle
gevallen geldt, dat de auto voor 1 maart 2008 op naam
van de huidige eigenaar moet zijn gesteld en dat de auto
nog minstens drie maanden APK heeft. Nu wordt de
keuring meestal verricht bij de jaarlijkse onderhouds-
beurt. Wie dan constateert dat het economisch niet meer
verantwoord is zijn auto op te laten knappen, krijgt dus
geen premie. Ook mensen die hun oude auto laten
slopen zonder een andere auto te kopen hebben geen
recht op de slooppremie, ook al voldoet de auto aan de
voorwaarden.
De regeling geldt alleen bij de aanschaf van een auto met
een bouwjaar vanaf 2001. Voor dieselauto’s geldt als
aanvullende voorwaarde dat deze af fabriek van een
roetfilter moeten zijn voorzien. Bij inruil op een diesel
zonder roetfilter of met een later aangebracht roetfilter
wordt geen slooppremie gegeven.
De verwachting is dat door de sloopregeling 100.000
oudere auto’s worden ingeruild voor nieuwere en schonere
voertuigen. Voor de regeling is in eerste aanleg € 85 miljoen
beschikbaar. De exacte voorwaarden van de regeling zijn
nog niet bekend gemaakt.
30. G arantieregel ing
De Nederlandse Staat biedt particulieren een garantie
voor bankrekeningen en spaargeld dat zij bij een bank
onderbrengen. De garantie treedt in werking bij faillisse-
ment van de bank. Met ingang van oktober 2008 heeft
Nederland de garantie voor deposito’s bij een bank
tijdelijk verhoogd tot € 100.000 per deposito per bank.
Deze tijdelijke verhoging zou duren tot oktober 2009.
Het Europese minimum voor deze garantie bedraagt
sinds die datum € 50.000. Met ingang van 1 januari 2011
E Y E -O P E N E R
21
geldt een Europees minimum van € 100.000. Hoewel tot
die datum een lager Europees minimum geldt, heeft de
minister van Financiën besloten om in de periode van
1 oktober 2009 tot 1 januari 2011 de garantie ongewijzigd
te houden op een bedrag van € 100.000.
31. Verz o ek vo orlopige aanslag
Een belastingplichtige die na afloop van het tijdvak een
bedrag aan belasting moet betalen, kan de in rekening
gebrachte heffingsrente beperken door de Belastingdienst
te verzoeken om een (nadere) voorlopige aanslag vast te
stellen voor het bedrag dat hij verschuldigd zal worden.
De Belastingdienst zal deze (nadere) voorlopige aanslag
steeds zo snel mogelijk vaststellen; in elk geval binnen
drie maanden na binnenkomst van een duidelijk en
volledig verzoek – niet zijnde de aangifte! - om de
vaststelling van een (nadere) voorlopige aanslag. Indien
de Belastingdienst vervolgens niet binnen drie maanden
een (nadere) voorlopige aanslag vaststelt, zal de heffings-
rente op verzoek van de belastingplichtige worden
verminderd met de rente over de periode van de aan de
Belastingdienst te wijten vertraging.
32. Ministerie publice er t handelingen WWFT
Onlangs heeft het ministerie van Financiën een Handleiding
voor handelaren in goederen gepubliceerd. Hierin wordt
duidelijk gemaakt wanneer een handelaar een melding
moet doen. Voor zover handelaren goederen met een
verkoopprijs van € 15.000 of meer verkopen waarbij de
klant contant betaalt, worden zij aangemerkt als instellingen
volgens de WWFT (Wet ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme, artikel 1, eerste lid, onderdeel a,
15º). Zij kunnen dan te maken krijgen met de WWFT-
verplichtingen zoals het cliëntenonderzoek en eventueel de
melding van ongebruikelijke transacties. Meer uitleg
hierover en voorbeelden hiervan staan in de Handleiding
voor handelaren in goederen. Zo zal bij een (contante)
verkoop van € 15.000 in principe een cliënt-onderzoek
nodig zijn (artikel 3, derde lid, onderdeel b WWFT).
Ook voor advocaten, notarissen, accountants, belasting-
adviseurs en administratiekantoren heeft het ministerie
van Financiën een handleiding gepubliceerd.
Op de website van Bureau Financieel Toezicht
(www.bureauft.nl) kunt u beide handleidingen raadplegen.
De ontwikkeling van een handleiding voor makelaars
staat in de planning.
33. Transp arantie kostenstr uctuur tuss enp ers onen
Het afsluiten van een hypotheek of verzekering verloopt
in veel gevallen via een tussenpersoon. De tussenpersoon
moet worden betaald voor zijn diensten. Dit gebeurt door
middel van het betalen van een percentage aan provisie.
Deze provisie wordt door de bank of verzekeraar berekend
en vervolgens uitbetaald aan de tussenpersoon. In het
verleden is gebleken dat de kosten voor provisies veel
hoger uitpakten dan cliënten vermoedden. Daarom zijn
tussenpersonen met ingang van 1 april 2009 wettelijk
verplicht cliënten inzicht te geven in de kostenstructuur
van het product en te werken tegen een vooraf vastge-
steld uurtarief.
Hoewel uiterste zorg is besteed aan de inhoud kan geen
aansprakelijkheid worden aanvaard voor juistheid en
volledigheid van de verstrekte gegevens.
In deze uitgave is rekening gehouden met wet- en
regelgeving en gepubliceerd beleid tot 15 mei 2009.
22
Aannemersbedrijf H.J. Slokker werd in 1969
opgericht door Henny Slokker. In 2001 nam
Marcel Slokker het bedrijf van zijn vader over.
Gedurende het hele overnameproces werd de
familie intensief begeleid door Schuiteman.
“En goed ook”, aldus Marcel Slokker. “Ik heb het
vak met de paplepel ingegoten gekregen. Toen ik
nog op de basisschool zat, ging ik al met mijn
vader mee naar de bouw. Fiscaal, juridisch en
financieel had ik er natuurlijk weinig kaas van
gegeten. Daarin heeft Schuiteman echt goed
geadviseerd. De rechtsvorm waarin ik het heb
overgenomen, de waardebepaling, de manier
waarop mijn vader en moeder het bedrijf zouden
verlaten, de structuur van het bedrijf.”
Faire overname
“Ook al is het voor Schuiteman dagelijkse koek,”
vervolgt Slokker, “ze leggen het toch heel
duidelijk uit. Ze namen er echt de tijd voor. Zeker
in een familiebedrijf is het belangrijk om zaken
als de waardebepaling goed te laten verlopen. M’n
vader en ik hebben weliswaar eerst met z’n
tweeën om tafel gezeten, maar we wilden geen
scheve ogen, ook niet bij m’n broer en zus. Door
het advies van Schuiteman werd duidelijk dat het
voor beide partijen een faire overname was. Zij zijn erin
bedreven om verschillende rekenmethodes toe te passen,
meerdere mogelijkheden te laten zien.”
Weinig last van de recessie
Slokker ziet dat de huidige recessie de bouw hard treft,
maar vooralsnog heeft zijn eigen bedrijf er nog niet veel
last van: “We merken het in elk geval niet in de
hoeveelheid opdrachten; er komt veel werk op ons af. Ik
denk omdat we een echte specialist zijn en de zaken om
ons werk heen ook goed voor elkaar hebben. We hebben
goede jongens lopen en komen goed voorbereid naar de
bouw, met goede zeecontainers en eigen gereedschap.
I N D E P R A K T I J K
“We mo eten de continuïteit erin houden”
“Iedereen zal nu een stap meer moeten zetten en dat vind ik
helemaal niet verkeerd”
23
F E I T E N E N C I J F E R S
We ontzorgen hoofdaannemers. Daarmee
onderscheiden we ons van zzp’ers, die weliswaar
lagere prijzen rekenen, maar vaak minder
professioneel zijn. Ik merk dat dit juist nu in ons
voordeel werkt.”
Aan de gang blijven
“Ik maakte me best even zorgen, maar merk nu
dat het allemaal best goed gaat komen, alhoewel
de prijzen onder druk staan. We moeten er kort
op zitten, scherp blijven en zien dat we de
continuïteit erin houden. Ik verwacht pas begin
2011 een echte verbetering van de bouwactivitei-
ten, dus tot die tijd is het zaak om aan de gang te
blijven en de organisatie klaar te maken voor de
volgende drukke periode. Iedereen zal nu een
stap meer moeten zetten en eerlijk gezegd vind ik
dat ook helemaal niet verkeerd.”
Grote betrokkenheid
De relatie met Schuiteman is hecht, vertelt
Slokker: “Ze maken niet alleen de jaarcijfers,
maar adviseren ook bij belangrijke beslissingen.
Laatst bijvoorbeeld bij de bouw van ons nieuwe
bedrijfspand. Dan geven ze advies over de
financiering, de verhouding tussen eigen en
vreemd vermogen, de offerte van de bank. Daarin
kijken ze ook goed naar de fiscale aspecten. Ik
ben echt een bouwman. Ik weet hoe ik een
calculatie moet maken, en dat het op de
I N D E P R A K T I J K
Aannemersbedrijf H.J. Slokker werkt voornamelijk als onderaannemer voor middelgrote bouwbedrijven in de seriematige nieuwbouw, met timmerwerk als specialisme. Daarnaast verzorgt Slokker de complete uitvoering en begeleiding van bouw- en verbouw-projecten. Zie ook www.slokker.nl.
Aannemersbedrijf H.J. Slokker
“Zeker in een familiebedrijf is het belangrijk om de waardebepaling goed te
laten verlopen”
werkvloer verdiend moet worden. Maar zaken als
jaarcijfers laat ik liever aan een specialist over.”
Aannemersbedrijf H.J. Slokker is één van de oudste
klanten van de Schuiteman-vestiging in Huizen.
Daardoor is de betrokkenheid volgens Slokker groot:
“Zij bestonden vorig jaar veertig jaar, wij hadden dit jaar
ons veertigjarig jubileum. Toen zij hun vestiging hier in
Huizen begonnen, waren wij een van de eerste klanten.
Persoonlijk werk ik pas de laatste acht, negen jaar met ze
samen, maar m’n ouders kennen ze al heel lang. Dat vind
ik een groot voordeel, want ze maken als het ware deel
uit van het bedrijf. Vaak hebben ze aan één woord
genoeg, je begrijpt elkaar. Ze weten wat er leeft en ook
privé is er een grote belangstelling. Dat is wel zo prettig
samenwerken.”
C O L O F O N
Eye-Opener is een uitgave vanS chuiteman Accountants & Adviseurs en verschijnt v ier keer per jaar in een oplage van 2000 stuks
Redact ie S chuiteman Accountants & AdviseursReclamebureau DplusM
Redact ie-adresS chuiteman Accountants & AdviseursT.a .v. Saskia S olPostbus 146 - 3780 B C VoorthuizenT: (0342) 473444 - F: (0342) 474841E: [email protected]
C oncept , vormgeving en product ieReclamebureau DplusM
©2009 Schuiteman Accountants & Adviseurs
VO ORTHUIZEN
Kerkstraat 29 - VoorthuizenPostbus 146 - 3780 BC VoorthuizenT: (0342) 473444 - F: (0342) 474841E: [email protected]
BARNEVELD
Thorbeckelaan 95 - BarneveldPostbus 480 - 3770 AL BarneveldT: (0342) 411200 - F: (0342) 420022E: [email protected]
HUIZEN
Huizermaatweg 360 - HuizenPostbus 391 - 1270 AJ HuizenT: (035) 6473471 - F: (035) 6473472E: [email protected]
VEENENDAAL
Vendelier 4 IV - VeenendaalPostbus 622 - 3900 AP VeenendaalT: (0318) 618666 - F: (0318) 610147E: [email protected]
HARDERWIJK
Stephensonstraat 29-A - HarderwijkPostbus 1164 - 3840 BD HarderwijkT: (0341) 455597 - F: (0341) 495090E: [email protected]
3379
4 -
09/0
7 ©
Sch
uite
man
/ R
ecla
meb
urea
u D
plus
M B
V
w w w . s c h u i t e m a n . c o mw w w . w e r k e n b i j s c h u i t e m a n . c o m
“Nothing escapes his eagle eye...”