Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

20
1 Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer Ministerie van Infrastructuur en Milieu Plesmanweg 1 2597 JG Den Haag

Transcript of Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

Page 1: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

1

Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende

staatssteun voor het zeevervoer

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Plesmanweg 1

2597 JG Den Haag

Page 2: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

2

ALGEMEEN

De Nederlandse overheid is voorstander van de evaluatie van de staatssteunrichtsnoeren. Dit biedt

de mogelijkheid om de huidige ontwikkelingen te verwerken in een nieuw staatssteunkader. De

Nederlandse overheid is van mening dat voor het voortbestaan van maritieme bedrijvigheid in

Europa het van noodzakelijk belang is om de mogelijkheden tot het verlenen van staatssteun in de

staatssteunrichtsnoeren te handhaven en om deze te synchroniseren met de in de loop der jaren in

de praktijk toegepaste in- en aanvullingen.

De Nederlandse overheid heeft ervoor gekozen om de voor de overheid relevante vragen zoveel

mogelijk in zijn geheel en in samenhang te verwerken en deze niet per stuk te beantwoorden.

Hiermee hoopt zij zoveel mogelijk dubbelingen in beantwoording van afzonderlijke vragen te

voorkomen. Uitzondering hierop vormt de beantwoording van de vraagstelling van hoofdstuk C,

omdat dit specifieke vragen betreft die elders niet terugkomen.

B. ALGEMENE VRAGEN

B.1. Beoordeling van de markt/ontwikkelingen in de wet- en regelgeving sinds 2004

Ontwikkelingen zeevaartsector en maritieme cluster in Nederland

Om voor de Nederlandse situatie aan te geven wat het belang van de staatssteunrichtsnoeren is

geweest, moet worden teruggegaan naar 1996. Dat was het moment van introductie in Nederland

van de tonnageregeling en de verdubbeling van loonkostenregeling voor zeevarenden. Nadien valt er

een trendbreuk in de ontwikkeling waar te nemen.

Voor 1996 werden veel schepen uitgevlagd en werden rederijactiviteiten naar het buitenland

verplaatst. De omvang van de vloot onder Nederlandse vlag was sinds 1986 gedaald van 548 schepen

naar 371 schepen in 1993. De totale Nederlandse vloot (Nederlandse vlag en buitenlandse vlag)

daalde van 799 schepen (1986) naar 736 schepen (1993). Het aantal Nederlandse schepen onder

buitenlandse vlag was van 1986 tot 1993 gestegen van 251 naar 365. De Nederlandse vlag en het

vestigingsklimaat waren niet langer competitief genoeg. De introductie van de tonnageregeling en de

verdubbeling van de loonkostenregeling hebben die ontwikkeling tegengehouden en zelfs

omgekeerd. De tonnageregeling was vlagneutraal (er gold geen vlagvereiste), omdat uit onderzoek

was gebleken dat 70 % van de toegevoegde waarde van de zeevaartsector werd gecreëerd aan de

wal en slechts 30 % verband hield met de vlag. 1) Nederland heeft een sterk maritiem cluster. Het

maritieme cluster biedt werk aan ruim 185.000 personen, waarvan 132.100 direct. De directe

productiewaarde bedroeg in 2010 bijna € 25 miljard en de indirecte productiewaarde € 10,2 miljard.

De directe toegevoegde waarde was € 10,8 miljard en de indirecte toegevoegde waarde € 4 miljard.

In totaal was de toegevoegde waarde € 14,8 miljard. Het maritieme cluster genereert een kleine 3 %

van het Bruto Binnenlands Product. Het maritieme cluster kent vrij sterke toeleveringsrelaties, in het

bijzonder door de vraagcreatie vanuit de varende sectoren (zeevaart en binnenvaart) en de havens.

1. ‘De toekomst van de Nederlandse zeevaartsector.’ Economische impactstudie (EIS) en

beleidsanalyse. Peeters, Debisschop, Vandendriessche, Wijnolst. 1994.

Page 3: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

3

In 2009 waren de financiële stromen, de aan- en verkopen binnen het maritieme cluster, goed voor

ongeveer € 4,5 miljard. 2)

Ontwikkeling vloot sinds de intensivering van fiscale maatregelen in 1996

In onderstaande figuur, waarin de ontwikkeling is opgenomen van de Nederlandse handelsvloot

vanaf 1987, is te zien dat de intensivering van de fiscale maatregelen in 1996 heeft geleid tot een

ombuiging van de trend tot uitvlaggen. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig nam de vloot onder

Nederlandse vlag af ten gunste van de vloot onder buitenlandse vlag. Vanaf het nieuwe beleid, eind

1995, begin 1996, groeide de Nederlandse vlag weer en nam de buitenlandse vlag af. Ook na de

aanpassingen in het beleid van 2008, met o.a. fiscale aanpassingen gericht op grote schepen en

scheepsmanagement, is er een positief effect te zien op het aantal schepen onder Nederlandse vlag

ten opzichte van de buitenlandse vlag. De ontwikkeling in bruto tonnage laat een wat grilliger

verloop zien maar ook hier de ontwikkeling positief.

2. ‘De Nederlandse Maritieme Cluster. Monitor 2011.’ Ecorys, 2012.

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

19

87

19

89

19

91

19

93

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

Nu

mb

er

of

vess

els

Source: Deloitte for years '87 - '93; Fleetbook Database ILT for '94 onwards

Dutch merchant fleet

Dutch flag

Other flag

Total

0

2000

4000

6000

8000

10000

12000

14000

19

87

19

89

19

91

19

93

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

GT

(in

th

ou

san

ds)

Source: Deloitte for years '87 - '93; Fleetbook Database ILT for '94 onwards

Dutch merchant fleet

Dutch flag

Other flag

Total

Page 4: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

4

De handelsvloot onder Nederlandse vlag is sinds de intensivering van de fiscale maatregelen in 1996

in aantallen verdubbeld. De vloot in NL beheer onder vreemde vlag is in diezelfde periode met

slechts 27% gestegen. In gt’s (gross tonnage) was de groei van de buitenlandse vlag schepen iets

sterker dan die onder Nederlandse vlag namelijk 147 % versus 136 %. De gemiddelde scheepsgrootte

is onder buitenlandse vlag dan ook groter dan die onder Nederlandse vlag. Sinds 1999 loopt de

gemiddelde scheepsgrootte sterk uiteen tussen Nederlandse vlag en buitenlandse vlag (7.116 gt vs

12.153). Eind 2011 is dit verschil wat kleiner (8.684 gt voor Nederlandse vlag en 12.398 voor

buitenlandse vlag).

Onderstaande figuur geeft de handels- en zeesleepvaartvloot weer in Nederlands beheer. Daar is te

zien dat de vloten in Nederlands beheer, onder Nederlandse en buitenlandse vlag, elkaar meer

naderen. De groei onder buitenlandse vlag van de zeesleepvaartvloot was sterker dan die onder

Nederlandse vlag.

0

500

1000

1500

2000

2500

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

Nu

mb

er

of

vess

els

Source: Fleetbook Database, Ministry of Infrastructure and the Environment, Human Environment and Transport Inspectorate

Dutch controlled fleet

Dutch flag

Other

Total

0

2000

4000

6000

8000

10000

12000

14000

16000

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

GT

(th

ou

san

ds)

Source: Fleetbook Database, Ministry of Infrastructure and the Environment, Human Environment and Transport Inspectorate

Dutch controlled fleet

Dutch flag

Other flag

Total

Page 5: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

5

Sinds 1997 zijn het maritieme cluster en de diverse deelsectoren, waaronder de zeevaart,

economisch in kaart gebracht. Hierbij is onderzoek verricht naar de toegevoegde waarde en

werkgelegenheid als economische indicatoren van het zeevaartbeleid. De totale toegevoegde

waarde (direct en indirect) van de zeevaartsector groeide over de periode 1997 tot 2009 met 60 %.

De voorlopige cijfers van 2009 en 2010 laten de gevolgen van de economische crisis evenals het

verplaatsen van kantooractiviteiten van een grote reder naar UK en DK goed zien. 3) Dit laatste was

overigens niet om fiscale redenen, maar als gevolg van bedrijfsmatige rationalisatie in antwoord op

de economische crisis.

Het aantal werknemers in de zeevaartsector is de afgelopen jaren toegenomen; in de periode 1997 -

2010 van 13.751 naar 27.320 personen. Deze toename betrof in belangrijke mate een groei van

zeevarend personeel, die samenhing met de groei van de vloot. Vanwege een krapte op de

arbeidsmarkt voor Nederlandse en EU zeevarenden is deze groei opgevangen door buitenlandse

zeevarenden. Het aantal EU zeevarenden op de vloot onder Nederlandse vlag is nu 5.600.

3. ‘De Nederlandse Maritieme Cluster. Monitor 2011.’ Ecorys, 2012.

0

0,5

1

1,5

2

1997 2002 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Euro

(b

illio

ns)

Source: 2010 update Ecorys of data derived from PRC

Added Value Dutch Shipping Industry

Direct

Indirect

Total

Page 6: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

6

De krapte op de arbeidsmarkt vormt een probleem, omdat de beschikbaarheid van competent

Nederlands en Europees personeel een noodzakelijke voorwaarde is voor groei en innovatie van het

Nederlandse maritieme cluster. Daarbij zij aangetekend dat buitenlands personeel na het aan-wal-

gaan veelal terugkeert naar het thuisland, waardoor het aantrekken van Nederlands personeel van

belang blijft.

Positief is dat de laatste 10 jaar (2001-2011) het aantal eerstejaars studenten op de Nederlandse

zeevaartscholen met 50% is gestegen, waarbij ook de verhouding tussen instroom en afgifte van

diploma’s een stijgende lijn vertoont.

Het aantal werknemers aan de wal is sinds 1996 met ruim 20% toegenomen van 1560 naar 1890

personen. Dit aantal is de laatste jaren redelijk stabiel.

0

5000

10000

15000

20000

25000

30000

2002 2004 2006 2007 2008 2009 2010

Source: 2010 update by Ecorys of data derived from CBS, ILT, PRC

Total employment onboard Dutch flagged fleet

EU

non-EU

total

1,000

1,100

1,200

1,300

1,400

1,500

1,600

1,700

1,800

1,900

2,000

1996 1998 2002 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Source: 2010 update by Ecorys of data derived from CBS, ILT, PRC

Employment on shore

On shore

Page 7: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

7

Factoren voor keuze vlag

Belangrijke factoren om voor een bepaalde vlag of land voor beheer te kiezen zijn ten eerste de

fiscale regelingen (een land als bijvoorbeeld Singapore wordt door de reders als gunstig beschouwd

vanwege de lage belastingen), ten tweede de serviceverlening op het gebied van

certificeringinspecties en afgifte van documenten en tenslotte de maritieme regelgeving. 4)

Er zijn weinig juridische, technische of administratieve belemmeringen voor het omvlaggen van een

schip. De gehele procedure kan in enkele dagen doorlopen zijn. Het verplaatsen van een

hoofdkantoor van een onderneming is omvangrijker (mede gelet op personele gevolgen), maar kan

ook in relatief korte tijd worden gerealiseerd. Vooral in het begin van de jaren negentig ontstond het

verschijnsel dat gerenommeerde rederijen hun vestiging verplaatsten naar het buitenland.

B.2. Doelstellingen van de richtsnoeren zeevervoer en de huidige uitdagingen voor het

zeevervoer

Doelstellingen van de richtsnoeren

De staatssteun richtsnoeren hebben het mogelijk gemaakt om de tonnageregeling en de

afdrachtvermindering zeevaart in te voeren. Hierdoor kon het kostenverschil met goedkope

vlaglanden verkleind worden en bleef het mogelijk om vanuit Europa het rederijbedrijf uit te

oefenen. Uit Ecorys-onderzoek in 2007 is gebleken dat voor 60% van de rederijen de tonnageregeling

belangrijk of doorslaggevend was voor het beheer van de vloot in Nederland. Desondanks overwoog

in 2007 nog 20% van de rederijen om een deel van de vloot naar het buitenland te verplaatsen. De

fiscale regelingen in het buitenland waren aantrekkelijker en de serviceverlening en regelgeving in

het buitenland zijn beter en gemakkelijker.

Het zeevervoer maakt onderdeel uit van een mondiale markt waar een level playing field noodzaak is

voor Europese reders. Belangrijke aspecten van dat level playing field, naast het in gelijke mate

voldoen aan verplichte veiligheidseisen, betreffen de belasting over de winst van de onderneming en

de arbeidskosten. In 2007 bleek dat de arbeidskosten voor Nederlandse officieren varend onder

Nederlandse vlag (zonder fiscale steun) zo’n drie keer hoger lagen dan van officieren onder open

register vlag bij een niet-Nederlands bedrijf. 5) De fiscale maatregelen in het kader van de

arbeidskosten hebben dat verschil belangrijk verkleind.

Uitdagingen voor het zeevervoer

Scheepvaartlanden of landen met havens zitten niet stil. Singapore heeft zijn register aantrekkelijker

gemaakt voor het berederen van schepen, vanuit Singapore, onder Singapore vlag en ook in Japan

zijn er fiscale ontwikkelingen gaande die erop gericht zijn om het register aantrekkelijker te maken.

Naast het feit dat momenteel de delen van de sector die zich niet in de nichemarkten bevinden zich

4. Eindrapport ‘Evaluatie ingezet fiscaal stimuleringspakket zeevaart’. Ecorys enquête reders, 2007.

5. ’Scenario’s, beleidsmaatregelen, premissen en internationale beleidsbenchmark zeescheepvaart‘,

Policy Research Corporation, 2007.

Page 8: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

8

nog moeten herstellen van de financiële en economische crisis, is de vraag wat het effect zal zijn van

de wereldwijde overcapaciteit, met name van containerschepen, en van de lage vrachttarieven.

Een stabiel (belasting)klimaat en de mogelijkheid (fiscale) maatregelen te nemen zijn van groot

belang om bij te dragen aan het level playing field in de mondiale concurrentiemarkt waarin de

zeevaart zich bevindt.

Het is van belang dat de richtsnoeren zeevervoer de basis blijven vormen voor het bieden van

mogelijkheden voor een adequaat staatssteunbeleid. Binnen Europa heeft de introductie van het

huidige staatssteunkader geleid tot een verkleining van het concurrentienadeel ten opzichte van

andere vlaggen buiten Europa. Het is nog steeds zo dat een deel van de Europese vloot uit

marktoverwegingen onder niet-EU vlag vaart om de kosten aanzienlijk te kunnen drukken en

daardoor te kunnen blijven concurreren op de wereldmarkt. Aan het beheer van schepen door in de

EU-gevestigde bedrijven zijn positieve externe effecten verbonden. Te denken valt aan:

- een kwalitatief hoogwaardige vloot met betrekking tot milieu-, arbeidsomstandigheden en

veiligheid;

- versterking van het maritieme cluster in de vorm van kennisuitwisseling en innovatie;

- het aanbod van zeevarenden voor werkzaamheden in het maritieme cluster zoals loods- en

havendiensten. Zo ging in 2010 het overgrote deel van de uitstroom van de zeevarenden

werken in walfuncties binnen rederijen en in andere maritieme sectoren, zoals de havens,

offshore, scheepsbouw en maritieme dienstverlening;

- een positieve bijdrage aan het bruto binnenlands product.

B.3. Toepassing van de richtsnoeren voor het zeevervoer

Het totale bedrag dat door Nederland tussen 2004 en 2011 is verleend, bedraagt in mln. per jaar: 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

Willekeurige afschrijving

zeeschepen

3 3 3 3 3 3 3 4

Keuzeregime winst uit

zeescheepvaart

(tonnagebelasting)

87 83 79 70 71 73 81 81

Afdrachtvermindering zeevaart 83 88 90 94 94 100 105 101

Nederland heeft naast de tonnageregeling en afdrachtvermindering zeevaart geen andere specifieke

vormen van steun of compensatie verleend.

Door 96% van de kwalificerende bedrijven werd van de afdrachtvermindering zeevaart gebruik

gemaakt.

Van de kwalificerende rederijen maakte in 2007 86% gebruik van de tonnageregeling en 10% van de

willekeurige afschrijving. Een overweging voor rederijen die geen gebruik maakten van de

tonnageregeling kan zijn dat de (verwachte) fiscale verliezen niet te verrekenen zijn binnen de

tonnageregeling. Daarnaast speelde de onduidelijkheid over de kwalificerende activiteiten. 6)

Overigens krijgt de schatkist in de economische crisis vermoedelijk meer binnen dan onder het

normale winstregime, vanwege het niet kunnen compenseren van verliezen onder de

tonnageregeling.

6. Eindrapport ‘Evaluatie ingezet fiscaal stimuleringspakket zeevaart’. Ecorys enquête reders, 2007.

Page 9: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

9

Het in aanmerking komen voor een afdrachtvermindering zeevaart op de loonheffing en voor de

tonnageregeling, wat onder de richtsnoeren mogelijk was, heeft geleid tot versterking van de

concurrentiepositie van de Nederlandse reders. Dit stelde hen in staat te groeien hetgeen de

werkgelegenheid aan de wal bevorderde en het terugvlaggen van schepen. De maatregelen in 1996

hebben nadien geleid tot behoud en toename van de vloot. De reductie van de loonkosten heeft er

voor gezorgd dat het aantal EU zeevarenden voor de Nederlandse vloot zoveel mogelijk behouden is.

Momenteel zijn er nagenoeg geen Nederlandse zeevarenden werkloos. De richtsnoeren hebben er in

die zin voor gezorgd dat de zeevarenden die werkzaam willen zijn in het zeevarende beroep daar ook

een baan kunnen vinden, alsmede dat de zeevaartsector voor Nederland is behouden en activiteiten

kon uitbreiden.

Zoals in vele Europese vlaggenstaten maken fiscale stimuleringsregelingen deel uit van het

zeevaartbeleid. Doel hiervan is om de bijdrage van de zeevaart aan de nationale en Europese

economie te vergroten door het binden van zeevaartondernemingen aan Europa. De fiscale

regelingen dienen de sector in staat te stellen te concurreren op de internationale maritieme markt.

Bij de fiscale regelingen in Nederland gaat het om:

tonnageregeling: bij toepassing van de tonnageregeling wordt de winst forfaitair vastgesteld

aan de hand van de tonnage. Er vindt dus geen belasting plaats over de daadwerkelijke

winsten. De tonnageregeling is alleen toe te passen door een belastingplichtige die het

beheer van zijn schepen in belangrijke mate in Nederland verricht.

afdrachtvermindering zeevaart: de afdrachtvermindering zeevaart (vermindering van de

afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen) geeft de reder maximaal een

afdrachtvermindering van 40% berekend over het fiscale loon van de zeevarende op

Nederlandse vlagschepen: voor een zeevarende die woonachtig is in een EU- of EER-land

bedraagt de afdrachtvermindering zeevaart 40%, en voor in andere landen woonachtige

zeevarenden die onderworpen zijn aan de Nederlandse loonbelasting en/of premie voor de

volksverzekeringen bedraagt de afdrachtvermindering zeevaart 10%.

willekeurige afschrijving: voor belastingplichtigen die in aanmerking kunnen komen voor het

regime van de tonnageregeling maar daarvoor niet opteren is een versnelde afschrijving voor

zeeschepen mogelijk waarbij een schip in vijf jaar lineair wordt afgeschreven. Per

kalenderjaar kan ten hoogste 20 % van de af te schrijven aanschaffings- of

voortbrengingskosten willekeurig worden afgeschreven. Deze versnelde afschrijving is slechts

mogelijk indien en voor zover de berekening van de door de belastingplichtige behaalde

winst uit zeescheepvaart zonder die afschrijving tot een positief bedrag leidt.

De fiscale regelingen zijn een belangrijke voorwaarde voor het behoud van rederijen in Nederland en

bepalen samen met de historische band met Nederland, de kwaliteit van de vlag, het maritieme

klimaat (kennis en infrastructuur) en de kwaliteit van de bemanning, het vestigingsklimaat. De

afdrachtvermindering zorgt ervoor dat het verschil in loonkosten tussen een Nederlandse en

Europese zeevarende en een niet-Europese zeevarende wordt verkleind (zie tevens de paragraaf

over de arbeidsmarkt). Zonder de afdrachtvermindering zeevaart zouden Nederlandse en Europese

zeevarenden zeer waarschijnlijk grotendeels van de vloot zijn verdwenen.

Page 10: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

10

Ervaring met en toepassing van de richtsnoeren

De richtsnoeren voor staatssteun aan het zeevervoer werden ontwikkeld in reactie op de felle

concurrentie van derde landen met hun meer aantrekkelijke voorwaarden en de scherpe daling van

het aandeel van de in de EU geregistreerde vloot. De richtsnoeren hebben de lidstaten in staat

gesteld maatregelen te nemen om het fiscale en ondernemingsklimaat te verbeteren en aldus bij te

dragen aan een level playing field voor een eerlijkere concurrentie.

De maatregelen die door de richtsnoeren mogelijk zijn gemaakt beogen een gezond economisch

ondernemingsklimaat te bevorderen. Het betreft geen directe subsidiering van bedrijven of

compensatie van tekorten, waardoor verlies lijdende bedrijven in stand gehouden zouden worden.

De richtsnoeren zijn in veel gevallen een cruciale factor geweest in het afremmen en ombuigen van

de scherpe daling in de Europese scheepvaartsector, zo ook in Nederland. Ze stelden lidstaten in

staat door positieve maatregelen de structurele neergang van hun vloot tot stilstand te brengen en

weer vooruitgang te boeken en eerder uitgevlagde schepen opnieuw in hun register te laten

invlaggen. Door de richtsnoeren trad er ook een stabilisering op in de werkgelegenheid van EU

zeevarenden.

Zonder continuering van de mogelijkheden voor staatssteun in de richtsnoeren zouden de EU-

lidstaten geen framework meer hebben voor positieve maatregelen voor hun scheepvaartsector in

de heersende scherpe mondiale concurrentie. Zonder continuering van de richtsnoeren zou er zeer

serieus moeten worden gevreesd voor verplaatsing van scheepvaart en scheepvaart gerelateerde

activiteiten uit Europa naar elders in de wereld, waarschijnlijk naar Azië. Dit zou voor de Europese

scheepvaartsector en het totale Europese maritieme cluster een zware klap zijn. De Europese handel

zou zeer waarschijnlijk grotendeels in handen komen van huidige en potentiële concurrenten elders

in de wereld en de Europese vloot zou zwaar worden uitgedund.

Positieve gevolgen van de staatssteun

Door de richtsnoeren werden ook investeringen mogelijk gemaakt die niet alleen gunstig waren voor

de Europese economie maar ook hun meerwaarde hadden in bredere zin voor wat betreft opleiding,

kennis, veiligheid en milieu. Zonder continuering van de richtsnoeren lijdt het geen twijfel dat deze

voordelen zullen wegvallen, aangezien reders dan niet de financiële middelen zullen hebben om te

investeren in genoemde zaken.

De richtsnoeren hebben bijgedragen aan het versterken van het Europese maritieme cluster in het

algemeen en de Nederlandse scheepvaart in het bijzonder. De belangrijkste redenen zijn de fiscale

regelingen en het fiscale klimaat in het algemeen, de hoge kwaliteit van de scheepvaartbedrijven, die

ook tot uiting komt in hun innovatief vermogen, logistieke efficiëntie en op het gebied van milieu en

veiligheid, behoud en versterking van de kennis en kwaliteit van de bemanning en opleidingsniveau

van de maritieme scholen, succesvolle innovaties in de scheepsbouw en maritieme maakindustrie.

Ter illustratie voor wat betreft Nederland: circa 56% van de omzet van de Nederlandse scheepsbouw

wordt in Nederland gerealiseerd; ruim de helft van de orderintake betreft Nederlandse reders. 7)

7. ’Scenario’s, beleidsmaatregelen, premissen en internationale beleidsbenchmark zeescheepvaart‘, Policy Research Corporation, 2007.

Page 11: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

11

Daarnaast gelden de positieve gevolgen ook voor wat betreft de marktontwikkeling, de

netwerkeffecten, de bemanningswetgeving, de financiële afdrachten en de reputatie van Europa in

de wereld.

Er is een belangrijke relatie tussen de zeevaartsector en de havensector. De relatie loopt zowel direct

als via het maritieme cluster. Zo is in Nederland de zeevaartsector een belangrijke partij in een aantal

succesvolle havenclusters zoals de offshore en de waterbouw. Ook vormt de Nederlandse

zeevaartsector een belangrijke kwalitatieve schakel in bijvoorbeeld de samenhang van de

Rotterdamse mainport cluster. Circa 600.000 Nederlanders verdienen hun brood in en rond de

mainports en in de sector transport en logistiek. De aanwezigheid van de mainports en de goede

prestaties van Nederland op het gebied van transport en logistiek vormen bepalende factoren in de

aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats. Daarmee vertegenwoordigen de mainports en

de hele logistieke sector een groot maatschappelijk belang. De zeevaartsector levert specifieke

kennis en ervaring aan het maritieme cluster en de havens via de ex-zeevarenden die doorstromen

naar deze gespecialiseerde arbeidsmarkten. Al met al kan worden gesteld dat de samenstelling,

kwaliteit en compleetheid van het maritieme cluster in Nederland één van de succesfactoren is voor

de sterke concurrerende mainport. De vitaliteit van de haven- en zeevaartsector, met relaties naar de

overige logistieke sector, is cruciaal voor het concurrentievermogen van onze open economie in een

globaliserende wereld.

Om al deze redenen is de Nederlandse overheid van mening dat de ruimte voor het geven van

staatssteun die de huidige richtsnoeren bieden, moet worden gecontinueerd. Het stelt Nederland in

staat het huidige Nederlandse beleid voort te zetten, waar ook een gezamenlijk belang voor Europa

mee is gemoeid: een sterke EU scheepvaartsector die kan concurreren in de mondiale markt. Dit is

ook strategisch van groot belang voor de Europese economie. De huidige richtsnoeren stellen de

Europese scheepvaartsector in staat te concurreren met derde landen die geen of weinig belasting

heffen en lagere lonen en overige kosten kennen.

Zonder continuering van de mogelijkheden in de richtsnoeren zullen schepen waarschijnlijk

uitvlaggen uit EU-registers naar niet-EU registers, en zal het maritieme cluster zeer waarschijnlijk een

zware klap krijgen omdat scheepvaartondernemingen zich zullen vestigen in snel groeiende

scheepvaartsectoren elders in de wereld, zoals China, Dubai, Hong Kong en Singapore.

Herziening van de richtsnoeren

Voor wat betreft eventuele wijzigingen of verduidelijkingen in de richtsnoeren is Nederland in

algemene zin van mening dat de huidige richtsnoeren voldoen en gehandhaafd moeten blijven.

De doelstelling is onverminderd van kracht en zou naar de mening van Nederland niet moeten

worden veranderd. Wel zouden de in de loop van de jaren door de Commissie geaccordeerde

aanpassingen van steunmaatregelen door individuele lidstaten, zoals onder meer die voor

sleepboten, baggerschepen, kabelleggers, pijpenleggers, kraanschepen en onderzoeksschepen, in de

richtsnoeren moeten worden opgenomen. Dit teneinde een uniform kader te scheppen waarbij voor

alle lidstaten het toegestane toepassingsgebied van de richtsnoeren volledig duidelijk is.

Bij uitbreiding van de mogelijkheden onder de richtsnoeren is Nederland van mening dat het level

playing field ten opzichte van de mondiale concurrentie leidend dient te zijn. Juist het innovatieve

vermogen is van belang voor Europa. Voor het beoordelen of bepaalde typen schepen onder de

Page 12: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

12

staatssteunrichtsnoeren vallen, zou verder leidend moeten zijn of zij bijdragen aan de doelstellingen

van de richtsnoeren. Nederland is geen voorstander van het opstellen van een lijst van typen

schepen die onder het toepassingsbereik van de richtlijnen vallen, omdat een dergelijke lijst in de

praktijk innovatiebelemmerend zal gaan werken. Aangetekend zij wel dat bijvoorbeeld loodsschepen

niet voldoen aan de voorwaarde van internationale concurrentie (het is eerder een lokaal

beschermde sector) en dus niet kwalificeren.

Mocht worden overwogen in de nieuwe richtsnoeren een wijziging of verduidelijking aan te brengen,

dan is het dringende advies van de Nederlandse autoriteiten om hierbij te streven naar

eenduidigheid ter zake van de toepassing van de richtsnoeren. Dit zowel om de richtsnoeren en

hieronder vallende belastingmaatregelen duidelijk en werkbaar te maken voor reders en

belastingautoriteiten, maar ook om interpretatieverschillen tussen de EU-lidstaten te voorkomen.

Tevens dient gestreefd te worden naar zo min mogelijk administratieve lasten voor bedrijfsleven en

overheid.

B.4. Aan de ondernemingen van de sector zeevervoer op grond van andere

steuninstrumenten verleende steun

Nederland verschaft in het algemeen geen dergelijke steun.

Een uitzondering hierop betrof de Subsidie Maritieme Innovatie (SMI). Op basis van deze

subsidieregeling, die in 2007 bij de Europese Commissie was aangemeld en door de Commissie werd

goedgekeurd, stelde Nederland in totaal € 8 Mln. beschikbaar ter stimulering van concrete

innovatieprojecten van zeevaartondernemingen. Bij deze ondersteuning werd onderscheid gemaakt

tussen grote innovatieprojecten enerzijds en kleinere anderzijds. De laatste werden behandeld door

het Agentschap SenterNovum, de grote projecten werden beoordeeld door de Adviescommissie

Maritieme Innovatie (ACMI). Afhankelijk van het type project werd 25 tot max. 50% subsidiesteun

verstrekt. Deze financiële steun werd in een aantal tranches beschikbaar gesteld in de periode 2007-

2011. De regeling werd geheel uitgeput en wordt niet verlengd.

B.5. Buitensporige verstoring van de mededinging binnen de EU

Op de vraag van de Commissie of er thans sprake is van verstoring van de mededinging in het

zeevervoer binnen de EU ten gevolge van een onjuiste interpretatie of een verkeerde toepassing van

de richtsnoeren of van de besluiten van de Commissie, gaat Nederland er vanuit dat alle lidstaten

hun (belasting)regelingen aan de Commissie hebben gemeld en dat de Commissie deze heeft

beoordeeld, waardoor dergelijke verstoringen niet voorkomen.

B.6. Toepassingsgebied van de richtsnoeren zeevervoer en subsidiabele activiteiten

De in de loop van de jaren door de Commissie geaccordeerde aanpassingen van steunmaatregelen

door individuele lidstaten, zoals onder meer die voor sleepboten, baggerschepen, kabelleggers,

pijpenleggers, kraanschepen en onderzoeksschepen, zouden in de richtsnoeren moeten worden

opgenomen. Dit teneinde een uniform kader te scheppen waarbij voor alle lidstaten het toegestane

toepassingsgebied van de richtsnoeren volledig duidelijk is.

Page 13: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

13

C. TONNAGEBELASTING EN ANDERE FISCALE MAATREGELEN

Punt 3.1 van de richtsnoeren zeevervoer betreft de fiscale behandeling van rederijen.

Fiscale behandeling van rederijen door maatregelen genoemd in punt 3.1 van de richtsnoeren, zoals

de tonnageregeling, de afdrachtvermindering zeevaart en de versnelde afschrijving van investeringen

in schepen, is volgens Nederland onverminderd noodzakelijk. Het heeft geleid tot herstel van het

Nederlandse register na 1996. Deze maatregelen zijn in gelijke mate nodig voor het personen- en

goederenvervoer.

Vlagvereiste

Nederland acht het thans in de richtsnoeren opgenomen vlagvereiste nog steeds adequaat. De

flexibiliteit ten aanzien van elke EU vlag moet behouden worden, ondernemingen willen flexibel zijn

in hun vlagkeuze ondermeer vanwege cabotage en chartering. Daarom achten wij wijziging of

aanvulling van de voorwaarden ongewenst. Naleving wordt door de Nederlandse overheid

gecontroleerd door middel van de Maritieme Monitor en de jaarlijkse vlootcijfers.

In aanmerkingkoming voor tonnagebelasting en vermogenswinst uit scheepvaartgerelateerde

behandeling van vermogenswinst in verband met te snel afgeschreven schepen en andere activa

C.1.23

In hoeverre en onder welke voorwaarden zou de vermogenswinst uit scheepvaartgerelateerde activa

onder de tonnagebelasting moeten vallen en waarom? Bevat de regeling een differentiëring tussen

activa die zijn gekocht voor- of nadat de onderneming of haar schepen onder de

tonnagebelastingregeling zijn gebracht?

Antwoord

Een argument waarom de vermogenswinst uit scheepvaartgerelateerde activa onder de

tonnageregeling zou moeten vallen is dat de vermogenswinst veelal een gevolg is van te hoge

afschrijvingskosten in het verleden. Aangezien de afschrijvingskosten onder de tonnageregeling

vallen (d.w.z. niet van de normale winst aftrekbaar zijn) zou dat ook moeten gelden voor de als

gevolg van de te hoge afschrijvingen behaalde vermogenswinsten.

Vermogenswinsten kunnen ook ontstaan als gevolg van inflatie of marktomstandigheden. In die

situaties zijn bij herinvestering de behaalde vermogenswinsten nodig ter vervanging van de

verkochte schepen die immers ook duurder zijn geworden.

Een argument waarom de aanwezige vermogenswinst (stille reserve) bij overgang naar de

tonnageregeling onder het tonnageregime zou moeten vallen is dat verplichte afrekening bij de

overgang naar het tonnageregime veelal tot liquiditeitsproblemen leidt. Om die reden kent

Nederland de hierna beschreven overgangsregeling bij overgang naar het tonnageregime.

De Nederlandse tonnageregeling maakt onderscheid tussen activa die:

a. gekocht zijn voordat de onderneming haar schepen onder de tonnageregeling heeft gebracht

b. gekocht zijn nadat de onderneming haar schepen onder de tonnageregeling heeft gebracht

c. al in het bezit zijn van de belastingplichtige die geopteerd heeft voor het tonnageregime ,

maar die eerst niet kwalificeerden voor toepassing van het tonnageregime, maar op een

gegeven moment wel.

Page 14: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

14

Ad a.

Voor activa/schepen die reeds in het bezit zijn van de belastingplichtige op het moment dat verzocht

wordt om toepassing van het tonnageregime geldt dat het op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand

aan toepassing van het tonnageregime aanwezige positieve bedrag van de fiscale en stille reserves

van deze schepen aan de normaal belaste winst dient te worden toegevoegd. Dit bedrag blijft

vervolgens echter buiten aanmerking, voor zover het hoger is dan de op dat moment aanwezige te

verrekenen verliezen. Als binnen de lopende tienjaarstermijn waarin het tonnageregime van

toepassing is de onderneming geheel of gedeeltelijk wordt gestaakt, wordt dit bedrag gedurende de

eerste tien jaren alsnog in aanmerking genomen en dientengevolge belast volgens het normale

regime (zie ook vraag C.1.30). Op het bedrag dat in beginsel buiten aanmerking blijft, rust dus een

claim waarover de belastingplichtige moet afrekenen indien binnen de lopende tienjaarstermijn de

onderneming geheel of gedeeltelijk wordt gestaakt. Na afloop van de lopende tienjaarstermijn

waarin het tonnageregime van toepassing is vervalt deze claim van rechtswege.

Ad b.

Activa/schepen die de belastingplichtige verwerft op het moment dat het tonnageregime voor hem

reeds van toepassing is, vallen, indien aan de voorwaarden wordt voldaan, ook onder het

tonnageregime. Als het gaat om nieuw verworven activa zal er nog geen positief bedrag aan stille en

fiscale reserves aanwezig zijn dat in beginsel aan de normaal belaste winst moet worden toegevoegd.

Ad c.

Indien het gaat om een activa/schepen die reeds in het bezit zijn van de belastingplichtige die al

gebruik maakt van het tonnageregime maar die eerst niet kwalificeerden voor toepassing van het

tonnageregime, maar op een gegeven moment wel omdat ze aan de voorwaarden zijn gaan voldoen,

dan dient het saldo van de op dat moment aanwezige fiscale en stille reserves ten aanzien van deze

schepen wel aan de normaal belaste winst te worden toegevoegd. Voor dit bedrag geldt vervolgens

niet, zoals bij een onderneming die voor het eerst opteert voor het tonnageregime, dat het niet in

aanmerking wordt genomen, voor zover het hoger is dan de op dat moment aanwezige te

verrekenen verliezen.

C.1.24

Passen uw autoriteiten op enigerlei wijze overgangsmaatregelen toe wanneer ondernemingen van

vennootschapsbelasting naar tonnagebelasting overgaan, met name wanneer zij voor de overstap

naar deze regeling zogenoemde verborgen belastingverplichtingen hebben geaccumuleerd

(bijvoorbeeld omdat zij gebruik hebben gemaakt van versnelde afschrijving of andere fiscale

voordelen in het kader van de vennootschapsbelasting)? Zo ja, licht deze maatregelen gedetailleerd

toe.

Antwoord

Ja. De op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het jaar waarin het tonnageregime voor het eerst

wordt toegepast aanwezige positieve bedragen aan fiscale en stille reserves ten aanzien van de

schepen waarvoor het tonnageregime gaat gelden, moeten aan de normaal belaste winst worden

toegevoegd. Dit bedrag blijft vervolgens echter buiten aanmerking, voor zover het hoger is dan de op

dat moment aanwezige te verrekenen verliezen. Onder bepaalde omstandigheden kan dit (nog niet

in aanmerking genomen) bedrag op een later moment alsnog in aanmerking worden genomen.

Page 15: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

15

(zie ook vraag C.1.23 en C.1.30). Indien een dergelijke omstandigheid zich niet voordoet, vervalt de

claim op dit bedrag van rechtswege na afloop van de lopende tienjaarstermijn waarin het

tonnageregime van toepassing is.

C.1.25

Bevat de huidige regelgeving in uw land een differentiëring tussen activa die zijn gekocht voor- of

nadat de onderneming of haar schepen onder de tonnagebelastingregeling zijn gebracht?

Antwoord

Ja, zie het (tweede deel van het) antwoord op vraag C.1.23.

C.1.26

Stuur een kopie mee van de desbetreffende regelgeving en licht de van toepassing zijnde procedure

uitvoerig toe.

Antwoord

Een kopie van de betreffende regelgeving is bijgevoegd.

Het betreft:

- Artikel 3.22 tot en met 3.24 van de Wet inkomstenbelasting 2001

- Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001

- Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M

De van toepassing zijnde procedure voor de toepassing van het tonnageregime is als volgt.

Een zeescheepvaartonderneming die gebruik wil maken van de tonnageregeling moet daarvoor een

verzoek indienen bij de inspecteur. Als een belastingplichtige opteert voor de tonnageregeling, dan

verplicht deze zich om tien jaar onder de regeling te blijven. De keuze voor de tonnageregeling dient

te worden gedaan in het eerste jaar waarin de belastingplichtige winst uit zeescheepvaart behaalt,

dan wel het tiende jaar of een veelvoud daarvan nadien. Het door de belastingplichtige ingediende

verzoek heeft betrekking op alle zeeschepen die hij exploiteert in de onderneming c.q. op alle

zeeschepen van het lichaam waarop het verzoek betrekking heeft.

De inspecteur beoordeelt of sprake is van winst uit zeescheepvaart en of aan alle voorwaarden wordt

voldaan. Indien dat het geval is geeft de inspecteur een beschikking af. Hierin staat met ingang van

welk jaar de tonnageregeling toepassing vindt. Indien sprake is van stille en/of fiscale reserves in

schepen die onder de tonnageregeling komen te vallen worden de stille reserves door de inspecteur

bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. Gedurende de eerste tien jaren rust hierop nog

een fiscale claim. Het geclaimde bedrag wordt alsnog tot de normaal belaste winst gerekend indien

de onderneming gedurende de eerste tien jaren geheel of gedeeltelijk wordt gestaakt. (zie ook C.1.23

en C.1.30)

C.1.27

Beschrijf de eventuele door de autoriteiten van uw land toegepaste afschermingsmaatregelen onder

verwijzing naar de rechtsgrondslag en stuur een kopie mee van de wetstekst(en) waarin die

maatregelen zijn vervat.

Page 16: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

16

Antwoord

In Nederland kan een verzoek om toepassing van het tonnageregime worden gedaan in het eerste

jaar waarin de belastingplichtige uit de desbetreffende onderneming winst uit zeescheepvaart geniet

en vervolgens pas weer in het tiende jaar of een veelvoud daarvan daarna. Doordat voor een periode

van 10 jaar moet worden gekozen, wordt voorkomen dat een belastingplichtige naar willekeur over

kan stappen van het tonnageregime naar de normale winstvaststellingsregels. Een belastingplichtige

zou anders bijvoorbeeld kunnen overstappen naar de normale winstvaststellingsregels in een jaar

waarin de winst uit zeescheepvaart onder deze regels negatief zou zijn.

Verder bevat de Nederlandse regelgeving bepalingen waarin wordt omschreven wat de winst uit

zeescheepvaart is die onder het tonnageregime kan vallen. Met deze afbakening moet worden

voorkomen dat winst uit andere activiteiten onder het tonnageregime kan worden gebracht.

Een en ander is geregeld in artikel 3.22 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

In de door de Europese Commissie goedgekeurde Nederlandse wetgeving ter implementatie van

voornoemde richtsnoeren, is het EU-vlagvereiste gecombineerd met de eis dat een reder tenminste

één schip in (mede)eigendom dan wel rompbevrachting dient te houden en hierover in belangrijke

mate het beheer vanuit Nederland dient te verrichten. Hierdoor is veilig gesteld dat de

desbetreffende reder een kantoororganisatie i.c. walorganisatie van enige omvang in Nederland

aanhoudt en voeling houdt met alle werkzaamheden die met de exploitatie van een zeeschip

samenhangen.

Indien binnen een onderneming of een groep van ondernemingen sprake is van zowel

zeescheepvaartactiviteiten (tonnageregime) als niet scheepvaartactiviteiten (waarop het normale

regime toepassing vindt) geldt voor transacties tussen verbonden lichamen dat het ‘At arm’s length’

beginsel toepassing vindt (artikel 8b Wet Vpb). Dit artikel geldt ook voor binnenlandse situaties, dus

ook tussen in Nederland gevestigde gelieerde vennootschappen die kwalificerende activiteiten

verrichten en vennootschappen die niet-kwalificerende activiteiten verrichten. Het ‘At arm’s length’

beginsel houdt in dat transacties op zakelijke basis, dat wil zeggen tegen ‘At arm’s length’ prijzen

dienen plaats te vinden. In situaties waarin kwalificerende activiteiten en niet-kwalificerende

activiteiten binnen één vennootschap plaatsvinden, brengt een juiste winstbepaling van de

afzonderlijke activiteiten met zich mee dat dit artikel op overeenkomstige wijze wordt toegepast.

Daarnaast dient uiteraard in de administratie een duidelijke scheiding tussen de verschillende

activiteiten te zijn gemaakt zodat de resultaten afzonderlijk berekend kunnen worden. Dit is niet in

de wet zelf geregeld maar vloeit voort uit de aard van de tonnageregeling.

Nederland kent binnen het tonnageregime geen wettelijke regels ten aanzien van de toerekening van

financieringslasten. Zuiver fiscaal gedreven zou het gunstig zijn om zo veel mogelijk eigen vermogen

aan het tonnageregime toe te rekenen. Dit vermogen wordt immers forfaitair belast. Het in

samenhang hiermee etiketteren van vreemd vermogen aan het normale regime brengt rente-aftrek

met zich mee. Indien binnen een en dezelfde belastingplichtige zowel kwalificerende als niet

kwalificerende activiteiten plaats vinden speelt de vraag op welke wijze de rentelasten van de

vennootschap aan de verschillende activiteiten dienen te worden toegerekend. In de wet zijn

hiervoor geen regels opgenomen. In de praktijk zal op bedrijfseconomische gronden een juiste

toerekening van de kosten dienen plaats te vinden.

Page 17: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

17

Vaak is er ook een causaliteitsverband tussen de lening en de activiteit. De rentelasten verbonden

aan een scheepshypotheek in verband met de aankoop van een kwalificerend schip behoren

uiteraard tot de scheepvaartactiviteiten en komen niet in aftrek van de normaal belaste activiteiten.

C.1.28

Volstaan deze afschermingsmaatregelen volgens u om te voorkomen dat staatssteun ook aan niet-

subsidiabele activiteiten ten goede komt? Onderbouw uw antwoord.

Antwoord

Ja. In de praktijk wordt met vrijwel alle belastingplichtigen overeenstemming bereikt over het

onderscheid tussen normaal belaste activiteiten en zeescheepvaartactiviteiten. In een aantal

gevallen is daarvoor wel het oordeel van de rechter ingeroepen. Het betrof onder meer procedures

over de behandeling van inkomsten uit bouwbegeleiding bij de bouw van een schip, de heffing over

rentebaten, de kwalificatie van de inkomsten uit exploitatie van megajachten en de inkomsten uit

bemiddeling bij scheepsfinancieringen.

C.1.29

Bent u bij de toepassing van deze maatregelen op administratieve moeilijkheden gestoten?

Antwoord

Nee, de praktijk kan met de regeling goed uit de voeten.

C.1.30

Welke sancties worden toegepast om misbruik van de tonnagebelastingregeling te voorkomen?

Antwoord

Zoals bij het antwoord op vraag C.1.27 is aangegeven moet een belastingplichtige voor een periode

van tien jaar kiezen voor wel of geen toepassing van het tonnageregime. Hiermee moet worden

voorkomen dat een belastingplichtige naar willekeur over kan stappen van het tonnageregime naar

de normale winstvaststellingsregels, bijvoorbeeld in een jaar dat de winst uit zeescheepvaart onder

de normale winstvaststellingsregels negatief zou zijn.

Verder dient het op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het jaar waarin het tonnageregime van

toepassing wordt het aanwezige positieve bedrag van de fiscale en stille reserves van de onder het

tonnageregime te brengen schepen aan de normaal belaste winst te worden toegevoegd. Dit bedrag

blijft vervolgens buiten aanmerking, voor zover het hoger is dan de op dat moment aanwezige te

verrekenen verliezen. Dit bedrag wordt echter, om claimverlies en misbruik te voorkomen, alsnog in

aanmerking genomen en belast onder het normale regime als de belastingplichtige de onderneming

waarmee de winst uit zeescheepvaart wordt behaald binnen tien jaar nadat het tonnageregime van

toepassing is (gedeeltelijk) staakt.

Overigens gelden bij misbruik van de tonnagebelastingregeling de algemeen geldende sancties bij

belastingontduiking.

Page 18: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

18

D. ARBEIDSKOSTEN

De maatregelen genoemd in punt 3.2 van de richtsnoeren betreffende de verlaagde sociale

zekerheidstarieven voor EU-zeelieden die aan boord van in een lidstaat geregistreerde schepen

werken, en van verlaagde inkomstenbelastingtarieven voor EU-zeelieden op in een lidstaat

geregistreerde schepen, zijn naar onze mening onverminderd nodig. Anders worden werknemers uit

EU-lidstaten veel te duur in vergelijking met bijvoorbeeld Filippijnen, Indonesiërs of Oekraïners.

De concurrentie op arbeidskosten (denk daarbij aan inkomen, fiscale voordelen en arbeidsrechtelijke

bescherming) van buitenlandse rederijen is groot. Mogelijke maatregelen voor het behoud van

Nederlandse zeevarenden op de vloot zijn het verbeteren van de primaire arbeidsvoorwaarden.

De reders zijn voor deze maatregelen verantwoordelijk. Het besluit van de Nederlandse

redersvereniging uit 2008 (dat nog steeds van kracht is) om een stage- en baangarantie af te geven

aan studenten die afstuderen aan de zeevaartopleidingen kan in dit kader niet onvermeld blijven.

De overheid is verantwoordelijk voor fiscale maatregelen (afdrachtvermindering zeevaart) die de

loonkosten van de reders voor Nederlandse zeevarenden substantieel verlagen om daarmee de

loonkostenverschillen met niet-EU zeevarenden enigszins te compenseren.

De in dit punt genoemde criteria om voor steun in aanmerking te komen voor zeelieden en schepen

die in de EU geregistreerd zijn, achten de Nederlandse autoriteiten voldoende. Deze waarborgen de

inachtneming van de doelstellingen van de richtsnoeren zeevervoer. Deze maatregel draagt volgens

de Nederlandse autoriteiten in grote mate bij aan de tewerkstelling van zeelieden en, vooral, van EU-

zeelieden en aan de verhoging van het concurrentievermogen van Europese reders en daarmee het

gehele maritieme cluster.

E. AFLOSSING VAN DE BEMANNING

De bepaling in punt 4 van de richtsnoeren, met betrekking tot betaling of terugbetaling van de

kosten van repatriëring van zeelieden uit de EU die aan boord van in registers van lidstaten

ingeschreven schepen werken (aflossing van de bemanning) achten de Nederlandse autoriteiten,

ondanks het feit dat er tot op heden weinig gebruik van is gemaakt, nog nodig en zouden dit daarom

willen handhaven. Gezien de huidige economische crisis en de vele schepen die worden geveild kan

toename worden verwacht van repatriëringproblemen.

F. OPLEIDINGSSTEUN

Nederland kent geen opleidingssteun.

G. KORTE VAART

De korte vaart - ofwel het shortsea-vervoer – valt evenals de zeescheepvaart onder de richtsnoeren.

Financiële ondersteuning van het beleidsvoornemen uit het Witboek Transport, om vervoer over

water te bevorderen ten opzichte van andere transportmodaliteiten, valt volgens Nederland echter

buiten de opzet van de richtsnoeren. Voor deze ondersteuning zijn middelen voorzien in het Marco

Polo II programma en het TEN-T fonds. De EU-medefinanciering die aldus wordt verstrekt van studies

en projecten ter bevordering van het shortsea-vervoer en van totstandkoming van zgn. Motorways

of the Sea, acht de Nederlandse overheid als zodanig juist en correct.

Page 19: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

19

Het is goed om het gebruik van zeevervoer in plaats van wegvervoer te stimuleren, maar daarvoor

acht de Nederlandse overheid ondersteuning middels mogelijkheden binnen de richtsnoeren

staatssteun voor het zeevervoer niet het geëigende middel. In de jaren negentig heeft Nederland het

initiatief genomen tot het instellen van een Ronde Tafel van shortsea-ondernemers en betrokkenen

uit de gehele logistieke keten om met de overheid te bezien op welke wijze shortsea-vervoer een

concreet en commercieel alternatief kon worden voor vervoer over de weg, waarbij tevens

bevordering van milieudoelstellingen en bestrijding van congestie werd beoogd. Dit leidde tot de

instelling van het eerste voorlichtingsbureau Shortsea shipping van Europa, dat bovendien de

drijvende kracht werd achter een Europees netwerk van ongeveer twintig voorlichtingsbureaus. Het

voorlichtingsbureau werd in Nederland het belangrijkste instrument voor de overheid voor de

ontwikkeling van het shortsea-vervoer. Naast promotie en voorlichting ontwikkelde het bureau zich

tot spreekbuis van en aanspreekpunt voor de sector. Begin deze eeuw bleek het aanbod verbeterd,

de vraag gestimuleerd en de randvoorwaarden infrastructuur, regelgeving, milieu en veiligheid

genoegzaam bekend. De doelstelling voor shortsea-vervoer in de Nota Mobiliteit om het intra-

Europese containervervoer over water en van en naar Nederland in 2010 naar 40 miljoen ton te doen

stijgen werd voortijdig gehaald. De taakverdeling was bovendien duidelijk: de sector ontwikkelen is

de taak van de markt, de verantwoordelijkheid voor de randvoorwaarden ligt bij de overheid.

Daarom besloot de Nederlandse overheid geen subsidie meer te verstrekken aan de bevordering van

het shortsea-vervoer.

Subsidiëring door de overheid van shortsea-vervoer acht Nederland dus niet het juiste middel om

deze modaliteit te ondersteunen. Daarentegen is voor Nederland een eerste prioriteit het

terugdringen en ongedaan maken van de thans nog altijd bestaande belemmeringen voor het

shortsea-vervoer in Europa, als gevolg van douaneregels en inspecties en van administratieve lasten.

Daardoor verkeert deze transportmodaliteit in een ongelijke, nadelige concurrentiepositie in

vergelijking met de andere transportmodaliteiten in de Interne Markt. Nederland ijvert er al sinds

jaar en dag voor om deze achterstandspositie van het shortsea-vervoer ongedaan te maken. Daarom

was Nederland ook gelukkig met de Mededeling die de Europese Commissie in 2009 uitbracht over

het instellen van een “Europese Maritieme Ruimte zonder Grenzen”. Het doel van de Commissie is

om het intra-Europese shortsea-vervoer aantrekkelijker, efficiënter en meer concurrerend te maken

en het milieu beter te beschermen door een aantal administratieve procedures te schrappen of te

vereenvoudigen. De Europese maritieme ruimte zonder grenzen moet de Interne Markt uitbreiden

met het intra-Europese maritiem transport. Het Blue Belt pilot project dat de Europese Commissie in

2010 lanceerde, om in samenwerking met de lidstaten en stakeholders in het maritiem transport

hiertoe een eerste aanzet te geven, is dan ook door Nederland van harte ondersteund. Voortzetting

en uitbreiding van dit Blue Belt pilot project dat door EMSA in 2011 is uitgevoerd, acht Nederland van

groot belang.

H. TOEPASSING VAN HET STEUNPLAFOND Nederland vindt het steunplafond adequaat.

Vanwege de in Nederland geïmplementeerde fiscale systematiek in deze, kan de steun onder het

Nederlandse belastingstelsel niet hoger zijn dan het steunplafond. De berekening gebeurt in

Nederland per individueel bedrijf. Door de toegepaste systematiek kan de fiscale tegemoetkoming

aan een werkgever niet groter zijn dan de door die werkgever verschuldigde loonbelasting en premie

voor de volksverzekeringen.

Page 20: Evaluatie van de communautaire richtsnoeren betreffende ...

20

I. AANMELDINGS- EN RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

De Nederlandse autoriteiten achten het een goede zaak dat de Commissie periodiek de

staatssteunrichtsnoeren herziet. De richtsnoeren kunnen dan aangepast worden aan de actuele

situatie. Ook kunnen bestaande praktijken in de richtsnoeren worden opgenomen.