Europese Structuurfondsen Programmaperiode 2007-2013 … · 2006. 6. 19. · Europese...
Transcript of Europese Structuurfondsen Programmaperiode 2007-2013 … · 2006. 6. 19. · Europese...
Europese Structuurfondsen Programmaperiode 2007-2013
Nationaal Strategisch Referentiekader Vlaanderen
Operationeel Programma Doelstelling 2
Beoordeling van potentiële milieueffecten
Startnota
Opgesteld door Idea Consult i.s.m. BelconsultingVoor:Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Departement EWI
Administratie Economie
Afdeling Europa Economie
juni 2006
- 2 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Inhoud
1. INLEIDING ...............................................................................................................................4
1.1. WAT IS HET DOELSTELLING 2 OPERATIONEEL PROGRAMMA ? .......................................4
1.2. ACHTERGROND VAN HET DOELSTELLING 2 OPERATIONEEL PROGRAMMA: DE LISSABON
STRATEGIE EN HET NATIONAAL STRATEGISCH REFERENTIEKADER.................................4
1.3. OMGEVINGSANALYSE VAN DE VLAAMSE ECONOMIE.......................................................5
1.4. PLAATS VAN DE MILIEUBEOORDELING IN HET BELEIDSONTWIKKELINGSTRAJECT ..............7
2. AANPAK VAN DE MILIEUEFFECTBEOORDELING IN HET KADER VAN DE EX ANTE
EVALUATIE ................................................................................................................................8
2.1. INLEIDING..................................................................................................................8
2.2. FASERING EN TIMING VAN DE STUDIE ...........................................................................9
2.3. OPBOUW VAN HET MILIEUBEOORDELINGSRAPPORT.....................................................10
3. INHOUD VAN HET OPERATIONEEL PROGRAMMA DOELSTELLING 2: PRIORITEITEN,
OPERATIONELE DOELSTELLINGEN EN ACTIES..........................................................................13
3.1. STRATEGIE..............................................................................................................13
3.2. PRIORITEIT 1 : KENNISECONOMIE EN INNOVATIE ........................................................14
3.3. PRIORITEIT 2 : ONDERNEMERSCHAP .........................................................................15
3.4. PRIORITEIT 3 : RUIMTELIJK - ECONOMISCHE OMGEVINGSFACTOREN ............................16
3.5. PRIORITEIT 4 : STEDELIJKE ONTWIKKELING................................................................18
4. BEOORDELINGSKADER ......................................................................................................19
4.1. WETGEVING EN BELEID INZAKE MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING ..............................19
4.2. MILIEUBELEIDSPLAN 2003-2007 (MINA III) ...............................................................24
4.3. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN ..............................................................27
5. “SCOPE” VAN DE MILIEUBEOORDELING...........................................................................32
5.1. TOETSING AAN ALGEMEEN MILIEU- EN RO-BELEID ......................................................32
5.2. BEOORDELING VAN DE MILIEUEFFECTEN PER DISCIPLINE.............................................34
Bijlage 1: Vlaams Milieubeleidsplan 2003-2007 (MINA III)Bijlage 2: Referenties relevante wetgevingBijlage 3: Antwoordformulier
- 3 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Lijst van afkortingen
AOT40ppb = Gecumuleerd overschot van alle uurwaarden (8-20 uur MET) boven 80 µ g/m3 (40 ppb) opgeteld tijdens de maanden mei, juni en juli
LNE = Departement Leefmilieu, Natuur en EnergieICT = Informatie en ComputerTechnologieKMO = Kleine of Middelgrote OndernemingNSRK = Nationaal Strategisch Referentie KaderOP = Operationeel ProgrammaRSV = Ruimtelijk Structuurplan VlaanderenSEA = Strategic Environmental Assessment (Strategische Milieubeoordeling)µ g = microgramVLM = Vlaamse LandmaatschappijZeq = zuurequivalenten
COLOFON
De auteurs van deze startnota en de milieueffectenbeoordeling die zal gemaakt worden zijn devolgende:
Voor de initiatiefnemer:
- Marc Defrenne, Afdeling Europa Economie
Als externe deskundigen:
- Kris De Craene, coordinator, erkend deskundige water en fauna en flora- Koert David, erkend deskundige mens en landschap.- Paul Arts, deskundige mens en landschap (erkenningsaanvraag in behandeling)- Dirk Dermaux, erkend deskundige lucht- Anke Hermans, erkend deskundige bodem en water
- 4 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
1. In le id ing
1 .1 . W a t i s h e t Do e ls t e l l i n g 2 Op e r a t io n e e l P r o g r a m m a ?
In de programmaperiode 2007-2013 van de EU structuurfondsen zal in Vlaanderen voor dedoelstelling “Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid” (= Doelstelling 2) eenoperationaal programma (OP) worden uitgevoerd. Dit operationeel programma (OP) zal wordenopgemaakt in overeenstemming met- EU beleidsprioriteiten zoals beschreven in de door de Europese Commissie opgestelde
Communautaire Strategische Richtsnoeren- Het Nationaal Strategisch Referentiekader.
Het operationeel programma omvat de thematische prioriteiten waaraan de beschikbarefinanciële middelen tijdens de programmaperiode zullen besteed worden.
1 .2 . Ac h t e r g r on d v an h e t Do e ls t e l l i n g 2 Op e r a t io n e e l
P r o g r am m a : d e L is s ab on s t r a t e g ie e n h e t Na t io n a a l
S t r a t e g is c h Re f e r e n t i e k a d e r
Eén van de hoofddoelstellingen van de Vlaamse Regering is de verdere ontwikkeling van eencompetitieve en duurzame economie waarin welvaart, welzijn, sociale vooruitgang en ecologischevenwicht onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Door het versterken van hetconcurrentievermogen moet Vlaanderen een voldoende duurzame economische groeiverwezenlijken als basis voor meer en betere tewerkstelling.
Binnen deze algemene strategie voor duurzame ontwikkeling kadert tevens het VlaamsHervormingsprogramma 2005-2008 dat in het raam van de Lissabon Mid-Term Review alsbijdrage van de Vlaamse regering tot deze actualisering in de loop van 2005 werd opgesteld.
Het Nationaal Strategisch Referentiekader (NSRK) sluit aan bij deze overkoepelende encoördinerende beleidsstrategie en het Lissabon-hervormingsprogramma, en geeft invulling aande strategische dimensie van het cohesiebeleid. Via dit kader wordt de agenda voor groei enwerk verankerd en de integratie van de beleidsprioriteiten van de EU, zoals beschreven in deCommunautaire Strategische Richtlijnen (namelijk innovatie, kenniseconomie en menselijkkapitaal) verzekerd in de uitvoering van het cohesiebeleid in Vlaanderen tijdens de programma-periode 2007-2013.
In het Vlaams Lissabon - hervormingsprogramma worden 6 belangrijke beleidsprioriteiten naarvoor geschoven:
- 5 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
• de creatie van een geïntegreerd industriebeleid ( verhogen van de attractiviteit voor devestiging en ontwikkeling van ondernemersactiviteiten );
• een economisch beleid dat meer richt op globalisering en mededinging;• het stimuleren van bedrijvigheid met betere regelgeving voor ondernemingen;• het bevorderen van het ondernemerschap ( omkadering voor startende en groeiende
bedrijven );• het zwaar inzetten op innovatie, ICT, nieuwe technieken, producten en processen om de
Vlaamse economie concurrentieel te houden;• een economisch beleid dat duurzaamheid ten goede komt.
De uitvoering van het cohesiebeleid in Vlaanderen op basis van een breed partnerschap zalmede bijdragen tot de realisatie van deze doelstellingen van het Vlaams hervormingsprogrammaop Vlaams en lokaal niveau. Dit Nationaal Strategisch Referentiekader heeft betrekking opdoelstelling 2 “Regionale Concurrentiekracht en Werkgelegenheid”.
Het vormt een kader voor een mix van beleidsmaatregelen die bijdragen tot een geïntegreerdebenadering ten aanzien van groei en tewerkstelling. Het bevorderen van economische prioriteitenzoals concurrentievermogen, innovatie, groei en ontwikkeling hangt immers samen met hetaantrekkelijk maken van een regio enerzijds in functie van investeringen en anderzijds in functievan woon- en werkklimaat, bereikbaarheid, toerisme, ontspanning, etc. De kwaliteit van de ruimteen het milieu, de kracht en de leefbaarheid van de steden en van het platteland dragen hieraanbij. Het NSRK streeft naar het bereiken van synergieën tussen de inspanningen van deverschillende beleidssectoren met het oog op een duurzame maatschappelijk-economischeontwikkeling van Vlaanderen.
1 .3 . Om g e v in g sa n a ly s e v an d e V la a m se e c on o m ie
In het (ontwerp van) Nationaal Strategisch Referentiekader voor Vlaanderen worden in eenomgevingsanalyse de sterktes en zwaktes van de Vlaamse economie beschreven, meer bepaald:• de Vlaamse arbeidsmarkt;• de economische structuur;• innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie;• de attractiviteit van regio’s en steden.
Onderstaande tabel geeft de synthesetabel weer van deze omgevingsanalyse. Voor de volledigeomgevingsanalyse verwijzen we naar het Nationaal Strategisch Referentiekader voor Vlaanderenzelf (terug te vinden op www.ondernemen.vlaanderen.be). De synthesetabel is opgevat als eenSWOT-analyse:• Strengths (sterkten)• Weaknesses (zwakten)• Opportunities (opportuniteiten)• Threats (bedreigingen)
- 6 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Sterkten / opportuniteiten Zwakten / bedreigingen
Arbeidsmarkt- goed opgeleide en productieve
beroepsbevolking- relatief hoge deelname aan permanente
vorming
- te lage arbeidsdeelname- ondervertegenwoordiging van ouderen,
allochtonen en arbeidsgehandicapten- onvoldoende afstemming vraag en aanbod
arbeidsmarkt- te hoge ongekwalificeerde uitstroom
Economische structuur- welvarende regio- hoge arbeidsproductiviteit- tertialiseringsproces
- ongunstig bevolkingsprofiel- lage specialisatie in ‘high en medium tech’
sectoren
Internationale oriëntatie- exportgerichtheid- logistieke draaischijf- buitenlandse investeringen
- onvoldoende nieuwe buitenlandseondernemingen
Innovatie- O&O-uitgaven als % van BBP- O&O investeringen bedrijven- procesinnovatie
- overheidsinvesteringen in O&O- aantal neergelegde HT-octrooien- productinnovatie- commercialisering O&O inspanningen- evolutie octrooi-activiteit- valorisatie onderzoeksresultaten en
beschikbare kennis
Ondernemerschap- hoog aandeel ondernemers in beroeps-
bevolking- veel familiale ondernemingen- intrapreneurship
- weinig startende ondernemers- lage oprichtingsquote- lage Total Entrepreneurial Activity-index- relatief laag aandeel jongeren, 45-plussers en
vrouwen die onderneming opstarten- mentaliteit en attitude t.o.v. ondernemerschap- weinig gazellen- beschikbaarheid informeel risicokapitaal- waarborg bij bankfinanciering- beschikbaarheid formeel risicokapitaal
Ruimte/steden/platteland- goede bereikbaarheid via weg, spoor en water- gestegen economische oppervlakte- mogelijkheden voor multimodaliteit en
locatiebeleid- grote dichtheid van hoogwaardige stedelijke
- schaarste aan bedrijventerreinen- veel brownfields en verouderde en
onderbenutte bedrijventerreinen- onvoldoende traditie in bedrijventerreinbeheer- gerichtheid op wegverkeer
- 7 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
omgevingen- verweving en nabijheid van activiteiten- kwalitatieve woonmilieus- gunstige omgevingsfactoren op het platteland
(reservoirfunctie en lokalisatiefactoren)- sterke interactie steden en platteland- toeristisch/recreatieve mogelijkheden van
steden en regio’s
- tendens tot spreiding van functies, zodat hetdraagvlak voor innovatief klimaat krimpt
- suburbanisatiedruk op plattelandsgebiedenbedreigt reservoirfunctie
Economie en milieu- totale hoeveelheid afval en emissies
losgekoppeld van economische groei- potentieel voor alternatief transport (spoor,
weg, lucht- en binnenvaart) en de integralekoppeling met ruimtelijke ontwikkelings-mogelijkheden
- totaal gebruik primaire grondstoffen stijgt- doelafstand reductie broeikasgasemissies
veraf- hoge druk op ruimte voor natuur- minder goede luchtkwaliteit ten gevolge van
concentratie aan verontreinigende activiteiten- watersystemen onder grote druk- hoog aantal verontreinigde gronden
Economie en energie- aandeel groenestroomproductie
vertienvoudigd t.o.v. 1994- hoge energie-intensiteit van de economie- klein aandeel milieuvriendelijke energie-
productie
1 .4 . P la a t s v a n d e M i l i e u b e oo r d e l ing in h e t
b e le id s o n t w ik k e l in gs t r a je c t
De Milieubeoordeling maakt deel uit van de ex ante evaluatie van het operationeel programma,die tot doel heeft tot een optimale toewijzing van de budgettaire middelen van het operationeelprogramma te komen.De milieubeoordeling zal als deel van de ex ante evaluatie ter goedkeuring aan de EuropeseCommissie voorgelegd worden. De ex ante evaluatie moet aan de Europese Commissie denodige informatie leveren om tot een Beschikking te kunnen komen over het OP.
- 8 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
2. Aanpak van de mi l ieueffectbeoordel ing in het kader
van de ex ante evaluat ie
2 .1 . I n l e id in g
De basis voor de milieu-evaluatie die zal worden uitgevoerd is in eerste instantie terug te vindenin de Europese Richtlijn 2001/42/EEG betreffende de beoordeling van de effecten van bepaaldeplannen en programma’s op het milieu: de SEA Directive (Strategic Environmental Assessment =Strategische Milieubeoordeling). In bijlage I van deze Richtlijn wordt vastgelegd welke informatiehet milieurapport dient te bevatten. Deze bijlage I werd in de Vlaamse wetgeving en MER-praktijkverfijnd. In de Working Paper on Ex Ante Evaluation1 worden in annex 3 richtlijnen gegevenomtrent hoe om te gaan met de MER-plicht in het kader van de ex ante evaluatie in het kader vanstructuur- en cohesiefondsen.
De SEA Directive heeft tot doel “voor een hoog niveau van milieubescherming te zorgen en bij tedragen tot de integratie van milieu-overwegingen in de voorbereiding en toepassing van plannenen programma’s met het oog op het stimuleren van duurzame ontwikkeling”. Een strategischemilieubeoordeling is automatisch verplicht voor twee types van plannen en programma’s:1. plannen/programma’s die voorbereid worden voor landbouw, bosbouw, visserij, energie,
industrie, transport, afvalbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme, stedelijke enregionale planning of landgebruik, en die het kader bepalen voor toekomstige projectenopgelijst in bijlages I en II van Richtlijn 85/337/EEG (EIA = Europese MER-richtlijn);
2. plannen/programma’s die, gezien het vermoedelijk effect op bepaalde sites, een beoordelingvereisen volgens Artikels 6 en 7 van Richtlijn 92/43/EEG (Habitatrichtlijn).
De meeste operationele programma’s voor structuur- en cohesiefondsen, waaronder het Doel-stelling 2-programma 2007-2013 voor Vlaanderen, vereisen een strategische milieubeoordeling
In het Vlaamse Decreet van 18 December 2002 wordt in artikel 4.1.6, indien meerdererapportages moeten worden uitgevoerd, de mogelijkheid geboden om deze op elkaar af testemmen, gelijk te laten lopen of te integreren (integratiespoor), in samenspraak met deverschillende administraties. Op die manier kan op een pragmatische en efficiënte manierinvulling gegeven worden aan de MER-plicht, zonder afbreuk te doen aan het realiseren van dedoelstellingen van de milieu-effectrapportage en aan de kenmerken ervan, zoals dezegedefinieerd worden in artikel 4.1.4. van MER Decreet dd. 18/12/2002..
De milieubeoordeling zal alle essentiële kenmerken bevatten, zoals deze in artikel 4.1.4.,paragraaf 2 van het MER Decreet van 18/12/2002 gedefinieerd werden:
1 E.C. October 2005. The new programming period, 2007-2013: Methodological Working Papers Draft working paper
on Ex Ante Evaluation.
- 9 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
- de systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de teverwachten, of in het geval van zware ongevallen mogelijke, gevolgen voor mens enmilieu, van een voorgenomen actie en van de redelijkerwijze in beschouwing tenemen alternatieven voor de actie of onderdelen ervan, en de beschrijving enevaluatie van de mogelijke maatregelen om de gevolgen van de voorgenomen actieop een samenhangende wijze te vermijden, te beperken, te verhelpen of tecompenseren.
- De kwaliteitsbeoordeling van de verzamelde informatie- De actieve openbaarheid van de rapportage en de besluitvorming over de
voorgenomen actie.
Als dusdanig zal ervoor gezorgd worden dat milieu-overwegingen kunnen geïntegreerd worden inde besluitvorming omtrent het operationeel programma doelstelling 2. Zo kan er over gewaaktworden dat :
- het (economisch beleids)programma ook bijdraagt tot een verbetering van hetleefmilieu in de betreffende gebieden.
- dat potentiële effecten van het programma vroegtijdig kunnen gedetecteerd worden,zodat er waar mogelijk ook tijdig maatregelen kunnen genomen worden.
- er conformiteit is met de bestaande Vlaamse en Europese natuur- en milieu-wetgeving en de bestaande milieunormen, beleidsdoelstellingen en andere rand-voorwaarden.
2 .2 . F a s e r in g en t im in g v a n d e s t ud ie
Volgende fases worden onderscheiden in de voorgestelde milieubeoordeling:
Fase 1: Startfase
In de startnota – onderhavig document – worden de voornaamste elementen uit het programmasamengevat en inzichtelijk gemaakt in functie van de milieu-evaluatie. Een bespreking van dezestartnota met de dienst MER vond plaats op 23 mei 2006.
Fase 1a: Publieke consultatie
Conform de SEA richtlijn (Richtlijn 2001/42/EG) zal de nodige aandacht besteed worden aanpublieke participatie. Concreet zal de startnota gedurende enkele weken, nl. van 19 juni tot 3 juli2006, raadpleegbaar zijn op de website van de Dienst MER, met een doorklikmogelijkheid vanuitde website van de Administratie Economie (www2.vlaanderen.be/economie), waarop het NSRKen het ontwerp van operationeel programma raadpleegbaar is. Relevante instanties (provincies,instanties betrokken bij de uitvoering van het programma, leden van de SERV en MINA raad)zullen een e-mail/brief krijgen waarin ze op de hoogte gesteld worden van de mogelijkheid totinspraak. Onderhavig document bevat een antwoordformulier dat kan gebruikt worden om reactie
- 10 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
te geven (Bijlage 3). Het programma heeft geen grensoverschrijdende component, er zal dusgeen grensoverschrijdende consultatie gebeuren.
Fase 2: Uitwerken ontwerprapport
Op basis van de startnota en de resultaten van de publieke consultatie stelt de Dienst MER vanhet Departement LNE een nota met aanbevelingen voor de milieubeoordeling op. Vervolgens zalde ontwerpversie van de milieubeoordeling worden opgesteld. Deze zal worden doorgevoerdvoor de verschillende milieu-aspecten en voor het plan als geheel (prioriteiten, doelstellingen enacties en maatregelen). Ze zal worden uitgevoerd door een team van erkende MER-deskundigen, dat in interactie zal treden met de verschillende relevante milieu-administraties. Hetontwerprapport zal worden ingediend bij de initiatiefnemer en de Dienst MER op 25 augustus2006.
Fase 3: Aftoetsen ontwerprapport
Het ontwerprapport zal worden besproken met de Dienst MER, om ervoor te zorgen dat het kangedragen worden door de milieuadministratie. Deze bespreking vindt plaats op 1 september2006.
Fase 4: Eindrapport
Rekening houdend met de conclusies van de bespreking van het ontwerprapport zal er eeneindrapport worden opgemaakt. Dit wordt ingediend tegen 15 september 2006. De resultaten enaanbevelingen van dit eindrapport kunnen eventueel leiden tot aanpassingen aan hetOperationeel Programma doelstelling 2. Vervolgens wordt het programma samen met de ex anteevaluatie overgemaakt aan de Europese Commissie, die het programma beoordeelt en eind2006, na eventuele aanpassingen, bekrachtigt d.m.v. een zgn. beschikking.
Fase 4a: Eindbeoordeling van de Dienst MER
De Dienst MER zal na de bespreking en eventuele aanpassing van het eindrapport haareindbeoordeling geven over de milieubeoordeling.
2 .3 . Op b ou w v a n h e t m i l i e u b e oo r d e l in g s r ap po r t
De voornaamste bouwstenen van het eindrapport zijn hieronder opgesomd.
In vergelijking met een “klassiek” MER is geen beschrijving voorzien van de bestaande toestandvan het milieu, omdat het te beoordelen programma betrekking heeft op heel Vlaanderen en hetuiteraard niet zinvol is om in dit document een exhaustieve beschrijving van de milieukwaliteit inVlaanderen te geven. Bij de beoordeling van de effecten van de individuele doelstellingen enacties (hoofdstuk 4: Milieu-effecten) kan waar nuttig of relevant wel kort verwezen worden naarde bestaande toestand van de betreffende problematiek.
- 11 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
1. Schets van de inhoud en de (belangrijkste) doelstellingen van het plan
De voornaamste elementen uit het programma zullen worden samengevat en inzichtelijk wordengemaakt ten aanzien van een milieu-evaluatie (zie hoofdstuk 3 van deze startnota).
2. Relevante milieuwetgeving en beleid
Hierbij worden de relevante wetgeving en beleidsdoelstellingen kort beschreven en wordt decoherentie tussen het D2 programma en dit juridisch en beleidsmatig kader onderzocht. (ziehoofdstuk 4 van deze startnota).
3. Milieu-effecten
In een milieubeoordeling als deze, die geïntegreerd wordt in een ex ante evaluatie, zal enerzijds– zoals in elk MER – een analyse gemaakt worden van de milieu-effecten per discipline. Er zaleen inschatting gemaakt worden op strategisch niveau van de gevolgen van het uitvoeren van devoorgestelde prioriteiten, doelstellingen en acties/maatregelen.Anderzijds kan de milieubeoordeling ook een antwoord bieden op vragen als:• Relevantie: In hoeverre kan het programma bijdragen aan een oplossing voor de milieu-
problemen in de betrokken gebieden en sectoren en in hoeverre pakt het deze problemenefficiënt en effectief aan? In hoeverre is het relevant voor de milieuproblemen zoals deze inbestaande rapporten en beleidsdocumenten geschetst worden?
• Coherentie: In hoeverre is het programma coherent met het gevoerde beleid inzake milieu(MINA-plan) of ruimtelijke ordening (RSV) en met de vigerende milieu- en natuurwetgeving(bvb. Europese Vogel- en Habitatrichtlijn) ?
In principe zullen alle gebruikelijke MER-disciplines aan bod komen:• mens – sociaal-organisatorische aspecten en mens – gezondheid (in het vervolg van dit
rapport samen afgekort tot “mens”);• monumenten en landschappen en materiële goederen in het algemeen, inclusief
bouwkundig en archeologisch erfgoed (afgekort tot “landschap”);• bodem en grondwater;• oppervlaktewater;• fauna en flora en biodiversiteit;• geluid en trillingen;• lucht (inclusief klimaatsaspecten).De MER-discipline “licht” wordt ondervangen in de discipline “mens” (aspect hinderbeleving),evenals het aspect “veiligheid” (mens – gezondheid), dat in principe op planniveau het onderwerpuitmaakt van een Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR).Voorafgaandelijk zal per doelstelling of actie aangegeven worden welke disciplines relevant(kunnen) zijn. Omwille van het zeer uitgestrekte “plangebied” (heel het Vlaams grondgebied), degrote diversiteit aan milieuproblemen en de uitgebreidheid van het operationeel programma, ishet zeer belangrijk dat op voorhand duidelijk de “scope” van het uit te voeren onderzoekvastgelegd wordt (zie hoofdstuk 5 van deze startnota).
- 12 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
4. Maatregelen en monitoring (indicatoren)
In een milieueffectbeoordeling dienen maatregelen te worden voorgesteld die zich opverschillende niveaus kunnen situeren:• Ze kunnen dienen om potentiële milieu-effecten te verminderen of te vermijden (bvb.
voorwaarden die kunnen gesteld worden bij de implementatie van maatregelen);• Ze kunnen dienen om de relevantie te verhogen t.a.v. de bestaande milieuproblemen (bvb.
aanbevelingen om accenten te verschuiven,…);• Ze kunnen dienen om ervoor te zorgen dat er tijdig kan ingegrepen worden wanneer er
zich effecten zouden kunnen voordoen (bvb. monitoring,…);• Eventueel kunnen alternatieve of bijkomende maatregelen of visies voorgesteld worden.
Omdat een adequate uitvoering van het programma uiteraard essentieel is, maakt het aangevenvan gepaste (milieugerelateerde) indicatoren voor de monitoring van de doelstellingen enacties een essentieel onderdeel uit van dit hoofdstuk. Het opstellen van een beperkt aantalrelevante indicatoren i.f.v. monitoring wordt ten andere expliciet geëist in de SEA Directive.
5. Leemten in de kennis
Het is bijna inherent aan effectvoorspellingen – zeker op strategisch niveau – dat er onzeker-heden zijn. Het is belangrijk dat deze goed in kaart worden gebracht zodat de effectbeoordelingsteeds in de juiste context kan worden geplaatst.
6. Synthese
Normaliter worden in een MER de verschillende vastgestelde effecten en voorgesteldemaatregelen tabelmatig samengevat. De beoordeling van de effecten gebeurt per disciplinedoorgaans m.b.v. volgende scoretoekenning:-3 : sterk negatief +1 : zwak positief-2 : matig negatief 0 : geen significant effect +2 : matig positief-1 : zwak negatief +3 : sterk positiefGezien de aard van hetgeen beoordeeld moet worden, is het onzeker of dit puntensysteem indeze milieubeoordeling toepasbaar en/of zinvol. Een gelijkaardig puntensysteem kan wel gebruiktworden om het belang / gewicht van de verschillende milieu-aspecten voor een bepaalde actie ofdoelstelling aan te geven. Omdat het om de beoordeling van een strategisch programma gaat,worden in principe alleen de permanente effecten (op langere termijn) bekeken. Waar relevant(b.v. bij infrastructuurprojecten) zullen potentiële tijdelijke effecten wel kort vermeld worden.
7. Niet-technische samenvatting
De niet-technische samenvatting is een belangrijk instrument bij de raadpleging die zal moetenplaatsvinden, omdat hierin de belangrijkste elementen bevattelijk worden samengebracht.
- 13 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
3. Inhoud van het Operat ioneel Programma
Doelste l l ing 2: pr ior i te i ten, operat ionele
doelste l l ingen en act ies
3 .1 . S t r a t e g ie
Het Nationaal Strategisch Referentiekader geeft aan dat de hoofddoelstelling van de gekozenontwikkelingsstrategie de volgende is: het bevorderen van de verdere ontwikkeling vanVlaanderen tot één van de meest competitieve regio’s, resulterend in een duurzameeconomische groei, de creatie van meer en betere tewerkstelling en de bescherming/verbeteringvan het leefmilieu. De inspanningen van het cohesiebeleid voor de periode 2007-2013 zullen zichconcentreren op een beperkt aantal prioriteiten die de competitiviteit en attractiviteit van deVlaamse economie versterken, Vlaanderen uitbouwen als kennis- en ondernemingsregio, enaandacht hebben voor een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van steden en platteland.
De vier prioriteiten waarop het cohesiebeleid zich in Vlaanderen zal richten zijn:• het bevorderen van kenniseconomie en innovatie;• het stimuleren van ondernemerschap;• het verbeteren van de ruimtelijk-economische omgevingsfactoren ;• het bevorderen van de stedelijke ontwikkeling.Daarbij zal binnen de eerste 3 prioriteiten eveneens specifieke aandacht worden geschonken aande duurzame economische ontwikkeling van het platteland, en zullen de volgende thema’s opeen horizontale wijze in het programma worden geïntegreerd: de territoriale dimensie, duurzameontwikkeling en milieu, en interregionale samenwerking.
De territoriale dimensie wordt meegenomen als afwegingskader bij de aanpak van deverschillende prioriteiten in het kader van het NSRK. Om de aantrekkelijkheid van Vlaanderenvoor investeringen, groei en innovatie, wonen, werken en toerisme, etc. te bewaren en teversterken is het immers van belang ruimte voor bedrijvigheid te ontwikkelen op basis van deruimtelijke structuur en principes zoals weergegeven in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderenen de ruimtelijke troeven van Vlaanderen te valoriseren.
Het hanteren van ruimtelijke kwaliteit en draagkracht van de ruimte als uitgangspunt, vereisthierbij een gebiedsgerichte aanpak. De ruimtelijke kwaliteit en draagkracht van elk gebied isimmers locatiespecifiek. Voor elk gebied moet voortdurend de vraag worden beantwoord: wat enhoeveel ‘dynamiek’ kan een bepaald gebied verdragen? Een gebiedsgerichte (en ontwerpmatige)aanpak is de beste garantie voor het bewaken en versterken van de kwaliteit van gebieden diesterk onder druk staan van talrijke ruimteclaims.
- 14 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Gelet op deze steeds toenemende druk op de ruimte in een dichtbevolkte regio als Vlaanderen, ishet essentieel dat men bij de uitwerking van het programma focust op thema’s die een kwalitatiefen duurzaam ruimtelijk beleid schragen zoals inzetten op vernieuwingsprojecten en valorisatievan leegstaande/verwaarloosde bedrijfsruimte; het streven naar o.m. herontwikkeling vanbrownfields; het renoveren van verouderd woningpatrimonium en in gebruik nemen van verlatengebouwen; het streven naar een gericht locatiebeleid; het stimuleren van meervoudigruimtegebruik; het versterken van bestaande multifunctionele plekken (bv. flexibele woon- enwerklocaties) en het erkennen van verweving van landbouw, natuur en ruimte voor water op hetplatteland én het integreren mobiliteitsvisies met potentiële ruimtelijke ontwikkelingsgebieden.
In het Operationeel Programma worden per prioriteit een aantal operationele doelstellingengeformuleerd, en per doelstelling concrete maatregelen en acties voorgesteld. Het OperationeelProgramma is momenteel nog niet afgewerkt of goedgekeurd. De onderstaande opsomming vanoperationele doelstellingen is afgeleid uit de (nog vrij algemene) beschrijving van de prioriteiten inhet Nationaal Strategisch Referentiekader (§4.2). Het is dus een voorlopige, maar desalnietteminindicatieve oplijsting. Het (financieel) gewicht van elk van de prioriteiten en doelstellingen – datvan belang is i.f.v. de afweging van hun effectiviteit – is dus evenmin al gekend.
3 .2 . P r io r i t e i t 1 : Ke n n is e c o no m ie e n in no v a t i e
Vlaanderen wenst verdere stappen te zetten in de kenniseconomie, waar kennis de basis voorcompetitiviteit vormt. Investeren in kennis en innovatie in de meest brede zin, technologische enniet-technologische, is noodzakelijk om de Vlaamse kenniseconomie verder uit te bouwen enaldus duurzame groei en werkgelegenheidscreatie te verzekeren. Het cohesiebeleid vormt eenhefboom om de sprong naar de kenniseconomie over de verschillende beleidsdomeinen heen terealiseren. Voor deze prioriteit werden nog niet alle operationele doelstellingen bepaald. Dezezullen zich echter inschrijven in volgend kader.
Vlaanderen zal zich richten op de transfer van kennis en de valorisatie van kennis ineconomische activiteiten en maatschappelijke toepassingen. De initiatieven zullen kaderenbinnen actiedomeinen als sensibilisering, begeleiding, samenwerking, internationalisering envoorbeeldprojecten van kennistoepassingen, welke bijdragen tot een maximale kennistransfer envalorisatie:• sensibilisering van profit en non-profit;• begeleidingsacties met het oog op een verbeterde kennistransfer tussen actoren en de
aanpak van knelpunten inzake kennisvalorisatie;• stimuleren van de interactie tussen verschillende actoren in samenwerkingsinitiatieven;• versterken van het internationale karakter van de kenniseconomie in Vlaanderen;• ondersteuning van vernieuwende voorbeelden van kennistoepassingen.
- 15 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Daarnaast zal het programma zich richten op milieu-innovatie zodat de Göteborg-strategieverankerd wordt in deze prioriteit. Hierbij zal zowel aandacht uitgaan naar:• eco-efficiëntie en duurzame productie en consumptie (met aandacht voor een duurzaam
gebruik van natuurlijke hulpbronnen);• milieu- en energietechnologieën (in het bijzonder inzake voorkoming en bestrijding van
luchtverontreiniging);• systeeminnovatie (transitiemanagement).
Ook innovatie in de typische sectoren van de plattelandseconomie wenst Vlaanderen tebevorderen: toerisme, belevingseconomie, regional branding (benutten van de streekidentiteit enlandschappelijke kwaliteiten als label/merknaam waarrond promotie kan worden gevoerd),…Daarbij aansluitend kunnen projecten ondersteund worden inzake de inrichting van innovatieveeconomische bedrijvigheid met inbegrip van de opwaardering van het aansluitend gebied.
3 .3 . P r io r i t e i t 2 : On d e r n e m e r s c ha p
Vlaanderen zal zich inspannen om het ondernemerschap te stimuleren. Het creëren van kansenvoor ondernemend gedrag op het niveau van het individu, van de onderneming en van desamenleving versterkt immers de regionale competitiviteit. De omgevingsanalyse wijst op deombuiging van de dalende trend inzake startende ondernemers. De algemene graad vanondernemerschap blijft echter op een laag niveau, mede door het gebrek aan traditie en het vaakslechte imago.
3 . 3 . 1 O P E R A T I O N A L E D O E L S T E L L I N G 1 : S T I M U L E R E N V A N O N D E R N E M E R S Z I N
E N O N D E R N E M E R S V A A R D I G H E D E N
• Creëren van een positieve beeldvorming van het ondernemerschap bij het brede publiek;• Sensibilisering van specifieke groepen, met name jongeren, vrouwen, 45-plussers en
allochtonen.
3 . 3 . 2 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 2 : C R E Ë R E N V A N E E N F A C I L I T E R E N D
S T A R T - , G R O E I - E N O V E R N A M E K A D E R
• Wegwerken van drempels voor starters en groeiers;• Begeleiding op maat van starters en groeiers;• Bevorderen van netwerking en samenwerking tussen ondernemingen, universiteiten,
onderzoeksinstellingen en kapitaalverstrekkers;• Verbeterde toegang tot risicokapitaal via betere bekendmaking van het (ruime) bestaande
aanbod en aanpassing/creatie van bestaande/nieuwe financieringsinstrumenten;
- 16 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
• Ondersteuning van de ontwikkeling van snelgroeiende ondernemingen (“gazellen”) alsdragers van vernieuwing en innovatie;
• Stimuleren van de markt voor bedrijfsovernames.
3 . 3 . 3 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 3 : S T I M U L E R E N V A N I N T E R N A T I O N A A L
O N D E R N E M E N
• Stimuleren van internationaal ondernemen;• Bevorderen van de integratie van maatschappelijk verantwoord ondernemen in de
ondernemingsactiviteit.
3 . 3 . 4 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 4 : B E V O R D E R E N V A N H E T
O N D E R N E M E R S C H A P O P H E T P L A T T E L A N D
• Specifieke begeleiding van startende ondernemers op het platteland bij het omgaan metde extra juridische beperkingen (b.v. in speciale beschermingszones).
3 .4 . P r io r i t e i t 3 : Ru im t e l i j k - e c o n o m is c h e o m ge v in g s fa c t o r en
Naast het versterken van de kenniseconomie en de innovatiekracht en het stimuleren vanondernemerschap, zal het cohesiebeleid in Vlaanderen zich richten op het verbeteren van deruimtelijk - economische omgevingsfactoren met het oog op het scheppen van een attractieveomgeving voor de vestiging en ontwikkeling van ondernemingen. Daarbij zal tevens rekeningworden gehouden met het feit dat een aantrekkelijke omgeving en een goed ondernemings-klimaat mede afhankelijk zijn van de ruimtelijke en milieukwaliteit in Vlaanderen.
3 . 4 . 1 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 1 : K W A L I T E I T S V O L L E B E D R I J F S -H U I S V E S T I N G S M O G E L I J K H E D E N
• Kwaliteitsvolle ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen;• Herinrichting van bestaande en vaak verouderde bedrijventerreinen en bedrijfspanden;• Herontwikkeling van “brownfields”, waar nodig met integratie van bodemsanering;• Bedrijfshuisvestingsmogelijkheden voor verschillende types van ondernemingen en voor
verschillende fases van ondernemerschap (strategische bedrijvencentra, incubatiecentra,wetenschapsparken,…).
• Duurzame bedrijfsprocessen (rationeel water- en energiegebruik, gebruik van hernieuw-bare energiebronnen);
• Duurzame inrichting en langetermijnbeheer van bedrijventerreinen (incl. mobiliteits-aspecten);
• Geïntegreerde inplanting van bedrijventerreinen in een landelijke omgeving.
- 17 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
3 . 4 . 2 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 2 : D U U R Z A M E V E R S T E R K I N G V A N D E
E C O N O M I S C H E “ P O O R T E N ” E N D E I N T E R N A T I O N A L E M U L T I M O D A L E
B E R E I K B A A R H E I D
• Het verbeteren van de hinterlandverbindingen van de economische “poorten”(internationaal concurrentiële bereikbaarheid);
• Verdere uitbouw van een goed functionerend en duurzaam transportsysteem;• Vervolledigen (missing links) en veiliger en gebruiksvriendelijker maken van het
infrastructuurnetwerk;• Optimaliseren van het logistiek systeem (multimodale goederenoverslaglocaties);• Verbeteren van de integratie van vervoer tussen stad en platteland;• Verbetering van de relatie tussen de economische “poorten” en de woon- en leefomgeving.
3 . 4 . 3 O P E R A T I O N A L E D O E L S T E L L I N G 3 : R E A L I S E R E N V A N V L A A M S E E N
S U B R E G I O N A L E H E F B O O M P R O J E C T E N
• Omvorming of uitbouw en eerste fase van exploitatie van “strategische bedrijvencentra”;• Aanleg en uitrusting van “strategische bedrijventerreinen”;• Projecten uit de streekpacten (gunstig geadviseerd door de Resoc’s).
3 . 4 . 4 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 4 : T O T S T A N D B R E N G I N G V A N E E N R E G I O
D I E A T T R A C T I E F I S V O O R E C O N O M I S C H E A C T I V I T E I T E N
• De nodige herstel- en inrichtingsprojecten in functie van een duurzaam en optimaalmedegebruik van grotere samenhangende bos- en natuurgebieden.
• Toeristisch-recreatieve ontsluiting van grotere samenhangende natuur- en bosgebieden
3 . 4 . 5 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 5 : V E R B E T E R E N V A N D E R U I M T E L I J K -E C O N O M I S C H E O M G E V I N G S F A C T O R E N V I A E E N I N T E G R A A L W A T E R B E L E I D
• Verhogen van de veiligheid tegen overstromingen;• Beschermen van de waterkwaliteit als grondstof;• Uitbouw van het waterwegennetwerk als transportnetwerk;• Verhogen van de natuurlijkheid en de toeristische attractiviteit van de Vlaamse waterlopen.
3 . 4 . 6 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 6 : V R I J W A R E N V A N D E R E S E R V O I R -F U N C T I E V A N H E T P L A T T E L A N D
• Valorisatie van de omgevingskwaliteiten (landschappelijk, recreatief, ecologisch,…) om deattractiviteit voor economische investeringen te verhogen;
• Begeleidende maatregelen voor organisatie en inrichting van bedrijven in de plattelands-kernen;
• Kwalitatieve herbestemming van verlaten en zonevreemde bedrijfsgebouwen op hetplatteland.
- 18 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
3 .5 . P r io r i t e i t 4 : S t e d e l i j k e o n t w ik k e l in g
Steden creëren groei, innovatie en tewerkstelling. Steden handelen niet geïsoleerd, zij zijn dehoofdrolspelers in de regionale ontwikkeling, inclusief de ontwikkeling van naburige gebieden.Gezien de belangrijkheid van de stedelijke dimensie en de bijdrage van steden tot de regionaleontwikkeling moet er een groter belang gehecht worden aan hun rol. Vlaanderen zet stedelijkeontwikkelingsprojecten op met het oog op de versterking van de economie en de verbetering vande mobiliteit, de leefkwaliteit en het sociaal leven in de stedelijke gebieden.
3 . 5 . 1 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 1 : V E R S T E R K I N G V A N D E S T E D E L I J K E
E C O N O M I E
• Behoud en gebruik van bedrijfsruimte voor nieuwe economische initiatieven.
3 . 5 . 2 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 2 : V E R H O G E N V A N D E T O E G A N K E L I J K -H E I D E N I N T E R N E M O B I L I T E I T V A N D E S T E D E N
• Verhogen van de toegankelijkheid van de stad, versterking van de ontwikkeling vanmeerkernige stedelijke structuren;
• Verhoging van de interne mobiliteit in de stad.
3 . 5 . 3 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 3 : V E R H O G E N V A N D E L E E F K W A L I T E I T I N
D E S T E D E N
• Investeringen die bijdragen tot verbetering van de luchtkwaliteit;• Ontwikkeling en bescherming van hoogstaande publieke ruimten en wijk- en buurtgroen;• Duurzaam gebruik van materialen, energie en water.
3 . 5 . 4 O P E R A T I O N E L E D O E L S T E L L I N G 4 : O N T W I K K E L I N G V A N H E T S O C I A A L -C U L T U R E E L L E V E N
• Stimuleren van een aangename en diverse woon- en leefomgeving met goed toegankelijkefaciliteiten en een bloeiende culturele scène met een open, tolerante mentaliteit als bestevoedingsbodem voor de economische en sociale ontwikkeling van steden.
- 19 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
4. Beoordel ingskader
4 .1 . W e t g e v in g e n b e le id in z a k e m i l i e u e n r u im t e l i j k e o r d e n in g
De milieubeoordeling heeft betrekking op twee niveaus:• Enerzijds wordt getoetst of de voorgestelde acties op zich passen binnen / coherent zijn
met het in Vlaanderen nagestreefd beleid inzake milieu en ruimtelijke ordening.• Anderzijds worden de resultaten of gevolgen van de voorgestelde acties getoetst, waarbij
enerzijds de wetgeving inzake milieu- en ruimtelijke ordening als toetsingskader gelden.
In onderstaande tabel worden zowel de juridische als de beleidsmatige randvoorwaardenopgesomd die van belang zijn bij de opmaak van een milieubeoordeling. Het grootste deel vandeze regelgeving heeft betrekking op concrete projecten of gebieden. In onderhavige studiewordt echter een globaal beleidsprogramma geëvalueerd, waarin eerder uitzonderlijk concreetlocaliseerbare acties zullen voorkomen. De milieubeoordeling zal daarom vnl. neerkomen op hetaangeven van een “checklist” van relevante wetgeving waar per actie (mogelijks) aandacht aanzal moeten besteed worden.
Naar de eigenlijke milieubeoordeling op strategisch en Vlaams niveau toe werden twee relevantebeleidsdocumenten gebruikt: het Milieubeleidsplan 2003-2007 (MINA III) enerzijds en hetRuimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV, planperiode 1992-2007) anderzijds. De inhoud vanbeide beleidsdocumenten wordt nader omschreven in volgende paragrafen.
JURIDISCHE RANDVOORWAARDEN
MILIEUHYGIENE
VLAREM I en
Milieuvergunningsdecreet
Vlarem I is een uitvoeringsbesluit van het milieuvergunningsdecreet.
Hierin worden de procedures voor de meldingen en milieuvergunningsaanvragen
vastgelegd.
De ‘hinderlijke inrichtingen’ worden in Vlarem I ingedeeld in een aantal ‘rubrieken’.
VLAREM II en
Milieuvergunningsdecreet
Vlarem II is een uitvoeringsbesluit van het milieuvergunningsdecreet
Hierin worden de algemene en sectorale voorwaarden beschreven waaraan
vergunningsplichtige activiteiten moeten voldoen.
Daarnaast bevat dit besluit ook de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater,
grondwater, lucht, geluid, bodem.
VLAREA en
Afvalstoffendecreet
Het uitvoeringsbesluit van het afvalstoffendecreet is gekend als het VLAREA
(Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming- en beheer).
Het heeft als doelstelling de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen
tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en
energie tegen te gaan.
- 20 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
VLAREBO en
Bodemsaneringsdecreet
Het decreet voorziet o.a. in een regeling voor de identificatie en een register van
verontreinigde gronden, een regeling voor nieuwe en historische
bodemverontreiniging en een regeling voor de overdracht van gronden.
Het VLAREBO (Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering) is het
uitvoeringsbesluit van het bodemsaneringsdecreet.
WATER
Kaderrichtlijn Water (KRW) De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is van kracht sinds 22/12/20002.
Ze vormt het raamwerk voor het integraal waterbeleid van de Europese Unie en
haar lidstaten. In Vlaanderen gebeurt de omzetting van deze richtlijn via het
Decreet Integraal Waterbeleid.
Decreet Integraal Waterbeleid In uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water werd het Decreet Integraal
Waterbeleid aangenomen door het Vlaams Parlement.
De Vlaamse overheid streeft naar duurzame ontwikkeling van de watersystemen in
Vlaanderen.
Een van de elementen uit het decreet is de ‘watertoets’. De watertoets houdt in dat
bij de beslissing over een vergunning, plan of programma, rekening gehouden
wordt met de mogelijke nadelige gevolgen ervan voor het watersysteem en voor de
functies die het watersysteem vervult. Nadere richtlijnen m.b.t. de watertoets
worden in een besl.Vl. Reg. opgenomen.
Besluit inzake hemelwater-
putten, infiltratievoorzieningen,
buffervoorzieningen en
gescheiden lozing van
afvalwater en hemelwater
Dit besluit gaat uit van het principe dat hemelwater in eerste instantie dient
hergebruikt te worden, in tweede instantie in de bodem infiltreert en in laatste
instantie vertraagd wordt afgevoerd. Het besluit is o.m. van toepassing op het
bouwen of herbouwen van gebouwen vanaf 75 m² dakoppervlakte, uitbreidingen
vanaf 50 m² dakoppervlakte en aanleg van verharde grondoppervlaktes vanaf 200
m².
Besluit betreffende indeling en
kwaliteitsdoelstellingen
waterlopen
De wet op bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging legt de
basis voor o.a. milieukwaliteitsnormen.
Een besluit van de Vlaamse Regering duidt de verschillende bestemmingen van
de oppervlaktewateren aan (drinkwater, zwemwater, viswater, schelpdierwater).
De milieukwaliteitsnormen voor de verschillende bestemmingen zijn opgenomen in
Vlarem II.
Wet betreffende onbevaarbare
waterlopen
Onbevaarbare waterlopen worden ingedeeld in 3 categorieën:
-categorie 1 (bevoegdheid Aminal Afdeling Water)
-categorie 2 (bevoegdheid provincie)
-categorie 3 (bevoegdheid gemeente)
De niet geklasseerde waterlopen vallen onder de bevoegdheid van de eigenaars
van de percelen.
Besluit betreffende bevaarbare
waterlopen
Bevaarbare waterlopen vallen onder de bevoegdheid van het Vlaams Gewest.
Wet betreffende wateringen;
Wet betreffende de polders
Openbare besturen die in hun ambtsgebied instaan voor de waterbeheersing.
Ze zijn o.a. verantwoordelijk voor de onderhouds- en aanpassingswerken voor de
- 21 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
waterlopen van 2e en 3e categorie (en ingeschreven niet-geklasseerde waterlopen)
binnen hun ambtsgebied.
Grondwaterdecreet en
uitvoeringsbesluiten
Het grondwaterdecreet voorziet in de afbakening van waterwingebieden en
beschermingszones.
De grondwatervergunning is geïntegreerd in de milieuvergunning (opgenomen in
Vlarem).
LUCHT
Europese kaderrichtlijn
luchtkwaliteit
Deze Europese Kaderichtlijn Lucht’ vormt samen met een aantal dochterrichtlijnen
de basis voor het luchtbeleid in Europa (luchtkwaliteit, beoordelingscriteria,…).
In de kaderrichtlijn worden o.a. de verontreinigende stoffen omschreven waarvoor
in de ‘dochterricht-lijnen’ grenswaarden of richtwaarden moeten worden
vastgelegd.
Kyoto-protocol In 1997 werd een protocol ondertekend, waarbij de geïndustrialiseerde
industrielanden er zich toe verbinden om hun globale uitstoot aan broeikasgassen
tegen 2008-2012 meer dan 5% onder het niveau van 1990 te brengen. België
engageerde zich tot een vermindering met 7,5%.
NEC-richtlijn Deze Europese richtlijn legt nationale emissieplafonds op voor SO2, NOx, VOS en
ammoniak. Doel is de verzuring, eutrificiëring en ozonverontreiniging aan te
pakken. Het Vlaamse NEC-reductieprogramma werd door de Vlaamse Regering
goedgekeurd in 2003.
RUIMTELIJKE ORDENING
Decreet m.b.t. de organisatie
van de Ruimtelijke Ordening
Dit decreet vormt de basis van de reglementering m.b.t. ruimtelijke ordening en legt
o.a. een lijst van handelingen op waarvoor een stedenbouwkundige vergunning
verplicht is (art. 99).
Plannen m.b.t.
bodembestemming
De bodembestemming wordt vastgelegd via de gewestplannen en/of via de
algemene plannen van aanleg (APA’s) of bijzondere plannen van aanleg (BPA’s).
Ter uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) worden
gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) opgemaakt.
Ook op provinciaal en gemeentelijk vlak worden gelijkaardige plannen opgesteld.
Besluit betreffende
Ruilverkaveling en
Landinrichting
Deze instrumenten hebben respectievelijk als doel te komen tot een betere
economische uitbating en te komen tot volwaardige ontwikkeling van alle facetten
van een gebied
NATUUR
- 22 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Natuurbehoudsdecreet
Vogelrichtlijn
Habitatrichtlijn
Conventie van Ramsar
Dit decreet heeft als doel de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het
herstel van het natuurlijk milieu.
Het decreet wenst een gebiedsgericht natuurbeleid, zowel inzake het creëren van
ruimtelijke netwerken (VEN, IVON) als op het vlak van het creëren van
natuurreservaten. In het decreet staan ook een aantal belangrijke principes
ingeschreven, zoals standstill, compensatiemaatregelen,…
In dit decreet worden ook de instandhoudingsdoelstellingen en procedures bepaald
betreffende de speciale beschermingszones (SBZ) in het kader van de Europese
Vogel- en Habitatrichtlijn en in het kader van de waterrijke gebieden van
internationale betekenis (“Ramsar”).
Volgens het Natuurbehoudsdecreet dient een vergunningsplichtige die een
betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale
beschermingszone (vb. vogelrichtlijngebied, habitatrichtlijngebied) kan
veroorzaken, onderworpen worden aan een passende beoordeling
(effectinschatting)
Naast dit gebiedsgericht beleid worden ook specifieke maatregelen en
beschermingsprocedures beschreven ter bescherming van vegetaties of kleine
landschapselementen (zie ook verder).
De bescherming van beschermde dieren, vogels en planten wordt verder geregeld
in diverse koninklijke besluiten.
Ook werden beheersgebieden voor weidevogels afgebakend (zie ook verder)
Natuurvergunning Dit besluit van de Vlaamse Regering bepaalt dat het wijzigen van vegetatie en
kleine landschapselementen in bepaalde gebieden ofwel verboden is ofwel
onderworpen is aan het verkrijgen van een ‘natuurvergunning’ ofwel
meldingsplichtig is.
Weidevogels In Vlaanderen zijn in uitvoering van een Europese verordening beheersgebieden
voor weidevogels vastgelegd. Binnen deze gebieden kunnen door het Vlaams
Gewest en een ‘beheerder’ (vb. een landbouwer) beheersovereenkomsten gesloten
worden. In ruil voor een vergoeding voert de beheerder specifieke
beheerspakketten uit (vb. perceelrandsbeheer, kleine landschapselementen,…)
Duinendecreet Het ‘Duinendecreet’ is bedoeld om de druk op de groene ruimte in de kuststreek te
beperken. In uitvoeringsbesluiten werden de te beschermen duingebieden
afgebakend. Deze besluiten werden bekrachtigd door het Vlaams Parlement
Bermbesluit Dit Besluit wil een natuurvriendelijker bermbeheer stimuleren via een aangepast
maaibeheer met geschikt materieel en met verbod van biocidengebruik
Bosdecreet Het bosdecreet heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg en het
beheer van de bossen in Vlaanderen te regelen.
Het decreet definieert o.a. wat onder bos verstaan wordt en welke functies een bos
- 23 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
kan hebben.
In het kader van duurzaam bosbheer dienen bosbeheerplannen te worden
opgesteld. De criteria werden vastgelegd door de Vlaamse Regering.
Ontbossing is in principe verboden, behalve in een aantal gevallen die in het
decreet worden vermeld (art. 90bis, art. 42 en art. 87). Deze ontbossingen zijn
onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning en dienen gecompenseerd
te worden.
MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN
Decreet betreffende
archeologisch patrimonium
Door dit decreet m.b.t. het archeologisch patrimonium en door de conventie van
Malta (La Valetta, 16/01/1992) wordt de bescherming, de instand-houding, het
behoud, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium geregeld.
Decreten betreffende
monumenten, landschappen,
stads- en dorpsgezichten
Deze decreten regelen de bescherming van monumenten en de instandhouding,
het herstel en het beheer van de in het Vlaamse Gewest gelegen beschermde
landschappen en stads- en dorpsgezichten.
Het doel van het decreet op de erfgoedlandschappen is o.a. om een juridische
basis te creëren voor het behoud en de zorg voor landschapskenmerken en
landschapswaarden van ankerplaatsen en erfgoedlandschappen.
GELUID
Richtlijn Omgevingslawaai Deze Europese Richtlijn bepaalt het kader voor de evaluatie en de beheersing van
omgevingslawaai (o.a. door wegverkeer, spoorwegverkeer, luchtverkeer, GPBV-
installaties) (> opmaak van geluidsbelastingskaarten en actieplannen)
Door het Besl. Vl. Reg. van 22/07/05 werd deze richtlijn omgezet in de
Vlaremwetgeving
BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Ruimtelijk Structuurplan
Vlaanderen (RSV)
Het Structuurplan geeft de richtlijnen weer voor het toekomstig gebruik van de
ruimte in Vlaanderen voor verschillende sectoren.
Op provinciaal en gemeentelijk niveau worden eveneens provinciale en
gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen opgesteld.
Milieubeleidsplan 2003-2007
(MINA-plan 3)
Het gewestelijk milieubeleidsplan wordt opgesteld met het oog op de bescherming
en het beheer van het milieu.
Op provinciaal en gemeentelijk niveau worden eveneens provinciale en
gemeentelijke milieubeleidsplannen opgesteld.
Gemeentelijke natuur-
ontwikkelingsplannen (GNOP)
Het GNOP (Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan) beschrijft de huidige toestand,
de knelpunten en de actiepunten naar het toekomstig beleid van de gemeente op
vlak van natuurbehoud- en ontwikkeling.
Regionale Landschappen Een regionaal landschap is een duurzaam samenwerkingsverband ter bevordering
van o.a. streekeigen karakter, natuur, beheer kleine landschapselementen.
(*) voor precieze referentie omtrent de opgesomde wetgeving: zie Bijlage 2
- 24 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
4 .2 . M i l i e u b e le id s p la n 2 0 0 3 - 2 00 7 ( M INA I I I )
4 . 2 . 1 A L G E M E E N
Het Milieubeleidsplan 2003-2007 bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid (strategischekeuzen) dat door het Vlaams Gewest, alsmede door de provincies en gemeenten in aangelegen-heden van gewestelijk belang, dient te worden gevoerd. De primaire functie van het plan is hetbevorderen van de doeltreffendheid, de efficiëntie en de interne samenhang van het milieubeleidop alle niveaus en terreinen. Naast deze interne functie heeft een milieubeleidsplan ook eenexterne functie, nl. het bieden van een kader van waaruit samenwerking kan ontstaan met deministers bevoegd voor andere beleidsdomeinen dan leefmilieu en de andere administraties.Bovendien verschaft het plan duidelijkheid aan derden over het beleid dat ze in de planperiodemogen verwachten, waarop ze hun beslissingen en handelingen kunnen afstemmen.
Het Milieubeleidsplan omvat een actieplan, een samenhangend geheel van doelstellingen,maatregelen, middelen en termijnen die worden voorgesteld om deze deze doelstellingen tebereiken, alsmede de prioriteiten die daarbij gelden. Het gaat hierbij zowel om algemene,inhoudelijke en organisatorische acties en doelstellingen. Ze worden ondergebracht in 8hoofdstukken, waarbij het hoofdstuk “Themabeleid” logischerwijs het meest uitgebreid is. Naastde doelstellingen en maatregelen omvat het Milieubeleidsplan ook 41 zgn. projecten, die opgezetworden waar een belangrijke verandering of doorbraak verwacht wordt en een instellings-overschrijdende aanpak noodzakelijk is.
Uiteraard hebben niet alle in het MINA-plan beschreven acties en doelstellingen evenveelrelevantie voor onderhavige milieubeoordeling. Hierna worden enkel de doelstellingen van hetthemabeleid weergegeven. Verder is ook het hoofdstuk gebiedsgericht beleid van belang, met alsdoelstelling het versterken en verbeteren van de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit in debeoogde gebieden door een gedifferentieerde aanpak van milieuproblemen en maatwerk opniveau van het gebied. Volledigheidshalve wordt in Bijlage 1 het volledig actieprogrammabeknopt weergegeven.
4 . 2 . 2 T H E M A B E L E I D
A VERDUNNING VAN DE OZONLAAG
Langetermijndoelstelling: Stopzetten van de emissies van ozonafbrekende stoffen in deatmosfeer, met uitzondering van de emissies van CFK’s en HCFK’s afkomstig vanisolatiepanelen die geblazen zijn met deze stoffen (protocol van Montreal)
B VERANDERING VAN HET KLIMAAT DOOR HET BROEIKASEFFECT
- 25 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Langetermijndoelstelling: Vlaanderen streeft in 2020 naar een totale reductie van de familie van 6broeikasgassen volgens het protocol van Kyoto van 30%, afhankelijk van de feitelijkepercentages economische groei en het succes van de reeds genomen klimaatmaatregelen, t.o.v.1990 (oorspronkelijk voorstel Europese Commissie)
C VERONTREINIGING DOOR FOTOCHEMISCHE STOFFEN
Langetermijndoelstellingen:• Verminderen van het hoogste 8-uurgemiddelde per dag tot max. 120 µg/m³;• Verminderen van de AOT40ppb2-vegetatie tot maximaal 6000 µg/m³ uren;• Verminderen van de jaargemiddelde concentratie tot maximaal 40 µg/m³.
D VERZURING
Langetermijndoelstelling: De zuurdepositie tegen 2030 verminderen tot 1400 zeq/ha.jaar (73,7%minder dan in 1990)
E VERMESTING
Langetermijndoelstellingen:• Voorkomen van eutrofiëring in oppervlakte- en grondwater door in heel Vlaanderen de
richtwaarde voor het gehalte orthofosfaat in grondwater (0,17 mg P/l), de norm voor hetgehalte orthofosfaat in oppervlaktewater (0,3 mg P/l) en de richtwaarde voor nitraat inoppervlakte- en grondwater (5,6 mg N/l = 25 mg nitraat/l) te halen. Gebiedsgericht is ergeen achteruitgang van de kwaliteit t.o.v. 1992;
• Voor het compartiment bodem wordt gestreefd naar een overschot op de bodembalansvan 35 kg N/ha.
F VERSPREIDING VAN MILIEUGEVAARLIJKE STOFFEN
Langetermijndoelstelling: Streven naar concentraties in het milieu dichtbij achtergrondwaardenvoor natuurlijk voorkomende stoffen en nulbenaderende concentraties voor synthetische stoffen,waarbij in eerste instantie het niveau voor mens en milieu tot een aanvaardbaar en zo mogelijkverwaarloosbaar niveau wordt teruggebracht
G VERONTREINIGING EN AANTASTING VAN DE BODEM
Langetermijndoelstellingen:• De sanering van de urgente historische bodemverontreinigingen is vóór 2021 aangevat;
2 AOT40ppb = gecumuleerd overschot van alle uurwaarden (8-20uur MET) boven 80 µ g/m3 (40 ppb) opgeteld tijdens
de maanden mei, juni en juli.
- 26 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
• Alle historische bodemverontreinigingen die een ernstige bedreiging vormen, worden vóór2036 gesaneerd;
• Afronden van de saneringen van waterbodems van de onbevaarbare waterlopen vaneerste categorie met een Triadekwaliteitsklasse 3 en 4 op probleemsites met een reëlekans op herstel (i.e. waar ecologische en hydraulische functies ernstig belemmerd wordendoor de kwaliteit en kwantiteit van het aanwezige slib en waar betreffende functies nietbelemmerd worden door andere factoren zoals waterkwaliteit, aanvoer van contaminantenen slib, en/of morfologie);
• Beheersen van de speciekwantiteit in de waterlopen en rivieren door de aanvoer vansediment naar de waterloop te beperken en het sedimenttransport in de waterloop zelf in tedijken door een beperking van erosie en oppervlakkige afstroming, een vermindering vansedimentafvoer via overstorten en een bevordering van sedimentatie in de bovenloop;
• Het behoud van de multifunctionaliteit van bodems die op dit ogenblik nog multifunctioneelzijn;
• Tegen 2015 zijn erosiebestrijdingsmaatregelen op het terrein uitgevoerd voor minimaal75% van de actuele erosieknelpunten. Voor minstens 20% van de potentiëleerosieknelpunten wordt de huidige situatie op het terrein bestendigd.
H VERONTREINIGING DOOR AFVALSTOFFEN
Langetermijndoelstelling: De afvalproductie en de hieraan verbonden milieudruk terugdringen toteen niet te vermijden minimum
I VERSTORING VAN WATERSYSTEMEN (INTEGRAAL WATERBELEID, VERONTREINIGING VAN
OPPERVLAKTEWATER, VERDROGING)
Langetermijndoelstellingen:• Bereiken van een goede toestand van de watersystemen:
• Voor oppervlaktewater betekent dit tenminste een goede ecologische, kwantitatieveen chemische toestand voor gewone oppervlaktewaterlichamen en een goedecologisch potentieel en goede chemische toestand voor kunstmatige en sterkveranderde waterlichamen;
• Voor grondwater betekent dit dat de kwantitatieve en de chemische toestand van degrondwaterlichamen tenminste goed moeten zijn;
• Het zoveel mogelijk behouden en herstellen van de natuurlijke werking van watersystemenen van de hydromorfologische structuur (met uitzondering van kunstmatige waterlichamen)en de goede kwantitatieve toestand van oppervlaktewaterlichamen;
• Bereiken van een gewenste grondwaterstand en een evenwicht tussen onttrekkingen(inbegrepen de natuurlijke afvoer) en aanvulling van grondwater in elk grondwaterlichaam,die voldoen aan de vastgestelde milieukwaliteitsnormen voor het betreffendegrondwaterlichaam.
- 27 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
J HINDER (VERSTORING DOOR GELUID, VERSTORING DOOR GEUR, VERSTORING DOOR LICHT)
Langetermijndoelstellingen:• Het percentage potentieel ernstig gehinderden door geluid, rekening houdend met het
verschil in hinder veroorzaakt door verschillende types geluidsbronnen, verminderen totmaximaal 10% van de totale bevolking in Vlaanderen
• Het percentage van de totale bevolking dat blootgesteld wordt aan wegverkeerslawaai(LAeq > 65 dB(A)) overdag buiten voor de gevel van de woning reduceren tot ten hoogste15% van de bevolking
• Terugbrengen van het aantal gehinderden door geur tot 12% en het aantal ernstiggehinderden tot 0% van de totale bevolking
• Verminderen van de hemelluminatie van kunstmatige lichtbronnen, zodat ook inVlaanderen gebieden tot stand worden gebracht waar de natuurlijke hemelluminatiemaximaal hersteld wordt
K VERSNIPPERING
Langetermijndoelstelling: Optimaliseren van de ecologische samenhang van terrestrische enaquatische biotopen in functie van het instandhouden, ontwikkelen of herstellen van leefbare(meta)populaties voor zoveel mogelijk doelsoorten
L VERLIES AAN BIODIVERSITEIT
Langetermijndoelstelling: Het verlies van de biodiversiteit, met inbegrip van de genetischediversiteit, stopzetten door instandhouding, ontwikkeling en herstel van de natuur en het natuurlijkmilieu en door het duurzaam gebruik van ecosystemen en soorten
4 .3 . Ru im t e l i j k S t r u c t u u r p la n V la a nd e r en
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, goedgekeurd op 23 september 1997 en gedeeltelijkherzien op 12 december 2003, geeft de gewenste ruimtelijke structuur van Vlaanderen aan alseen kader waarin de ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Als dusdanig vormt het RSV ook debasis voor het ruimtelijk beleid via verordenende plannen en andere maatregelen. Het RSV heeftbetrekking op de planperiode 1992-2007.
Het richtinggevend gedeelte van het RSV beschrijft de gewenste ruimtelijke structuur, vertrektvan vier ruimtelijke principes:• gedeconcentreerde bundeling;• poorten als motor voor ontwikkeling (zeehavens, HST-stations en luchthaven van
Zaventem);• infrastructuren als bindteken en basis voor locatie van activiteiten;• fysisch systeem ruimtelijk structurerend.
- 28 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
De gewenste ruimtelijke structuur valt uiteen in vier deelstructuren: de stedelijke gebieden, hetbuitengebied, de gebieden voor economische activiteiten en de lijninfrastructuur. Elk van dezevier deelstructuren en bijhorende uitgangspunten en doelstellingen zijn relevant voor onderhavigemilieubeoordeling, maar uiteraard zal “gebieden voor economische activiteiten” het zwaarstdoorwegen.
4 . 3 . 1 D E S T E D E L I J K E G E B I E D E N
Doelstellingen:• het stimuleren en concentreren van activiteiten;• het vernieuwen van de stedelijke woon- en werkstructuur door strategische stedelijke
projecten;• het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen;• het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijke mobiliteit en door
locatiebeleid;• het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies.
Ontwikkelingsperspectieven:1. differentiatie van de stedelijke gebieden: groot-, regionaal- en kleinstedelijke gebieden en
Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel;2. trendbreuk in de verdeling van de behoefte aan bijkomende woongelegenheden: 60% in de
stedelijke gebieden en 40% in de kernen van het buitengebied 3;3. minimale woondichtheden (verdichting);4. differentiatie en verbetering van de woningvoorraad;5. versterken van de multifunctionaliteit;6. kantoren aan knooppunten van openbaar vervoer;7. afstemmen van voorzieningen op het belang van het stedelijk gebied;8. bundelen van de kleinhandel;9. optimalisering van recreatieve en toeristische voorzieningen en medegebruik;10. zorg voor collectieve en openbare ruimten;11. behoud en ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden;12. waarborgen voor landbouw in stedelijke gebieden;13. behoud en uitbouw van cultuur-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen in de
stedelijke gebieden;14. stedelijke mobiliteit en locatiebeleid;15. gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven voor het Vlaams Stedelijk Gebied rond
Brussel.
3 in feite 60% in gemeenten die geheel of gedeeltelijk tot het stedelijk gebied behoren en 40% in kernen van
gemeenten die volledig tot het buitengebied behoren
- 29 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
4 . 3 . 2 H E T B U I T E N G E B I E D
Doelstellingen:• het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies;• het tegengaan van de versnippering van het buitengebied;• het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied;• het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen;• het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied;• het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch
systeem;• het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied.
Ontwikkelingsperspectieven:1. een gebiedsgericht ruimtelijk beleid voor de gebieden van de natuurlijke structuur;2. een ruimtelijk-ecologische basiskwaliteit voor de ecologische infrastructuur;3. erkenning en ondersteuning van de agrarische macrostructuur;4. agrarische bedrijvenzone voor een leefbare agrarische structuur;5. differentiatie van de nederzettingsstructuur (kernen – bebouwd perifeer landschap – linten –
verspreide bebouwing);6. trendbreuk in de verdeling van de behoefte aan bijkomende woongelegenheden: 60% in de
stedelijke gebieden en 40% in de kernen van het buitengebied 4;7. wonen en werken concentreren in de kernen van het buitengebied;8. selectieve bundeling van groei in bebouwde perifere landschappen;9. geen verdere groei van linten en verspreide bebouwing;10. specifieke ordering van landschapselementen en –componenten;11. landschap als gegeven bij de afweging van ruimtelijke ingrepen;12. toeristische en recreatieve infrastructuur met respect voor de draagkracht van het gebied;13. gemeenschaps- en nutsvoorzieningen in overeenstemming met het belang van de kern en de
draagkracht van het gebied;14. waterwinning en ontginning met respect voor duurzaamheid en de draagkracht van het
gebied.
4 . 3 . 3 G E B I E D E N V O O R E C O N O M I S C H E A C T I V I T E I T E N
Doelstellingen:• het bundelen van economische activiteiten in economische knooppunten;• het ondersteunen van de economische sterkte van iedere subregio;• het ruimtelijk beleid ondersteunen met het economisch ontwikkelingsbeleid.
Ontwikkelingsperspectieven:
4 in feite 60% in gemeenten die geheel of gedeeltelijk tot het stedelijk gebied behoren en 40% in kernen van
gemeenten die volledig tot het buitengebied behoren
- 30 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
1. gefaseerde ontwikkeling van bedrijventerreinen;2. concentratie van bedrijventerreinen in economische knooppunten;3. differentiatie van bedrijventerreinen;4. realisatie van bedrijventerreinen in handen van de overheid;5. optimale lokalisatie en kwaliteitsvolle inrichting van lokale, gemengd regionale en specifiek
regionale bedrijventerreinen;6. ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten de bedrijven-
terreinen;7. garanderen van de ontwikkelingsmogelijkheden van de zeehavens;8. garanderen van ontwikkelingsmogelijkheden voor de internationale luchthaven Zaventem;9. optimaliseren van de regionale luchthavens Deurne en Oostende;10. garanderen van ontwikkelingsmogelijkheden voor het HST-station Antwerpen-Centraal.
4 . 3 . 4 L I J N I N F R A S T R U C T U U R
Doelstellingen:• versterken van alternatieven voor het autoverkeer;• optimalisering door categorisering van het wegennet;• een mobiliteitsbeleid gericht op beheer van het verkeer.
Ontwikkelingsperspectieven:1. differentiatie naar functie en inrichtingsprincipes van het wegennet: hoofdwegen, primaire
wegen I en II, secundaire wegen I, II en III en lokale wegen;2. bouw- en gebruiksvrije stroken langs hoofd- en primaire wegen;3. terreinreservering voor nieuwe spoorinfrastructuur;4. opwaardering en verlenging van de IJzeren Rijn;5. verbetering van de bestaande spoorinfrastructuur;6. bebouwingsvrij houden van trajecten voor toekomstige spoorverbindingen;7. uitbouw en een regionaal spoorwegennet voor goederen tot verzamelnet;8. uitbouw van vormingsstations en multimodale centra;9. herbestemmen van niet meer bediende spoorlijnen en –terreinen;10. verdichting in stationsomgevingen;11. een Gewestelijk Expressnet voor Brussel;12. perspectieven voor voorstedelijk vervoer in de groot- en regionaalstedelijke gebieden;13. ondersteuning voor collectief en openbaar vervoer in het buitengebied;14. verbeteringen en plaatselijke capaciteitsuitbreidingen van het hoofdwaterwegennet;15. maximale integratie van de vervoersfunctie met andere functies in het secundair
waterwegennet;16. reservatie van trajecten voor nieuwe waterwegen;17. grotere selectiviteit voor watergebonden bedrijven;18. reservatie van leidingstroken voor pijpleidingen;
- 31 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
19. bundeling van pijpleidingen en elektriciteitsleidingen met lijninfrastructuren van Vlaamsniveau.
4 . 3 . 5 A L G E M E N E V O O R W A A R D E N , M A A T R E G E L E N E N I N S T R U M E N T E N
Doelstellingen:• creëren van een breed maatschappelijk draagvlak;• creëren van structurele vormen van samenwerking en onderlinge ondersteuning tussen
bestuursniveaus;• voeren van een aangepast en effectief grond- en pandenbeleid;• versterken van de ruimtelijke-ordeningsadministraties in de verschillende bestuursniveaus
en het ondersteunen van de andere overheidssectoren die voor de doorwerking eenverantwoordelijkheid dragen;
• geïntegreerd benaderen van de ruimtelijke, de economische, de milieu-, de mobiliteits- ende sociaal-culturele aspecten van maatschappelijke activiteiten met een ruimtelijke impact;
• opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen en –instrumenten vanuit een gelijktijdige engelijkwaardige benadering van de ruimtebehoeften van de maatschappelijke activiteiten;
• het vernieuwen van het wetgevend en decretaal kader inzake het ruimtelijke-ordenings-beleid;
• uitvoeren en implementeren van beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek inzake hetruimtelijke-ordeningsbeleid.
- 32 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
5. “Scope” van de mil ieubeoordel ing
De milieubeoordeling in het kader van de ex ante evaluatie omvat twee luiken:• de coherentie met en relevantie voor het algemeen milieu- en RO-beleid;• de eigenlijke milieueffecten van de doelstellingen en acties, waarvoor het milieu- en RO-
wetgeving als toetsingskader fungeert, en waarbij het MER Richtlijnenboek als richtsnoerzal gehanteerd worden.
5 .1 . T o e t s ing a a n a lg e m ee n m i l i e u - e n RO- b e le id
In het eerste luik wordt dus beoordeeld of de voorgestelde doelstellingen en acties passen binnenhet algemeen Vlaams beleid inzake milieu (MINA-plan) en ruimtelijke ordening (RSV). Meerbepaald worden per doelstelling/actie uit het Doelstelling 2-programma nagegaan of ze niet integenspraak zijn met dit beleid en welke hun bijdrage kan zijn aan het behalen van de voorop-gestelde milieu- of RO-doelstelling. Deze toetsing gebeurt slechts in één richting: er wordt nietgetoetst welke van de milieu- of RO-doelstellingen via het Doelstelling 2-programma gerealiseerdzouden worden. Het Doelstelling 2-programma is immers geen beleidsplan inzake milieu ofruimtelijke ordening, maar een economisch beleidsprogramma (waarin weliswaar ook aan milieuen ruimte gerelateerde programmapunten zitten).
In de onderstaande matrix worden alleen die verbanden aangeduid die van een rechtstreekse,waarschijnlijke en significante aard zijn. Alleen deze verbanden zullen in de milieubeoordeling indetail onderzocht en beschreven worden. Andere verbanden kunnen ook voorkomen – tenslottekunnen (vrijwel) alle projecten die voortkomen uit het OP, afhangend van geval tot geval,veelvuldige milieu-effecten hebben – maar worden veel minder waarschijnlijk en/of significantgeacht, en zullen daarom enkel in algemene zin behandeld worden.
Relatie met Milieubeleidsplan 2003-2007 Relatie met Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
Prioriteit 1 : Kenniseconomie en innovatie
operationele doelstellingen nog onbepaald, maar
normaliter geen (directe) milieucomponent, m.u.v. :
• die gerelateerd aan milieu-innovatie >>
themabeleid verschillende types verontreiniging
• die gerelateerd aan ruimtelijk inrichting van
innovatieve economische bedrijvigheid >>
gebiedsgericht beleid
operationele doelstellingen nog onbepaald, maar
normaliter geen (directe) ruimtelijke component, m.u.v.
die gerelateerd aan ruimtelijke inrichting van innovatieve
economische bedrijvigheid >>
• beleid gebieden met economische activiteiten
• beleid stedelijke gebieden / buitengebied
Prioriteit 2 : Ondernemersschap
geen (directe) milieucomponent geen (directe) ruimtelijke component
- 33 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Prioriteit 3 : Ruimtelijk-economische omgevingsfactoren
Doelstelling 1 : Kwaliteitsvolle bedrijfshuisvestingsmogelijkheden
• gebiedsgericht beleid
• themabeleid verontreiniging en aantasting van de
bodem (i.v.m. brownfields)
• themabeleid verschillende types verontreiniging
(verduurzaming bedrijfsprocessen)
• beleid gebieden voor economische activiteiten
• beleid stedelijke gebieden (concentratie) /
buitengebied (vrijwaring)
Doelstelling 2 : Duurzame versterking van de economische “poorten” en de internationale multimodalebereikbaarheid
• gebiedsgericht beleid
• themabeleid hinder
• beleid gebieden voor economische activiteiten
• beleid lijninfrastructuur (ontsluiting)
Doelstelling 3 : Realiseren van Vlaamse en subregionale hefboomprojecten
zie doelstelling 1 zie doelstelling 1
Doelstelling 4 : Totstandbrenging van een regio die attractief is voor economische activiteiten
• gebiedsgericht beleid
• themabeleid verstoring van watersystemen,
versnippering en verlies aan biodiversiteit
• beleid buitengebied
Doelstelling 5 : Verbeteren van de ruimtelijk-economische omgevingsfactoren via een integraal waterbeleid
• gebiedsgericht beleid
• themabeleid verstoring van watersystemen
• beleid buitengebied
Doelstelling 6 : Vrijwaren van de reservoirfunctie van het platteland
• gebiedsgericht beleid • beleid buitengebied
Prioriteit 4 : Stedelijke ontwikkeling
Doelstelling 1 : Versterking van de stedelijke economie
• gebiedsgericht beleid • beleid stedelijke gebieden
• beleid gebieden met economische activiteiten
Doelstelling 2 : Verhogen van de toegankelijkheid en verbeteren van de interne mobiliteit van de stad
• gebiedsgericht beleid
• themabeleid hinder
• beleid stedelijke gebieden
Doelstelling 3 : Verhogen van de leefkwaliteit in de steden
• gebiedsgericht beleid
• themabeleid hinder
• beleid stedelijke gebieden
Doelstelling 4 : Ontwikkeling van het sociaal-cultureel leven
geen (directe) milieucomponent geen (directe) ruimtelijke component
- 34 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
5 .2 . Be o o r d e l ing v a n d e m i l i e u e f f e c t e n p e r d is c ip l in e
Het tweede luik omvat de beoordeling van de te verwachten milieueffecten per discipline, dieeigen is aan een MER.
5 . 2 . 1 R E L E V A N T E D I S C I P L I N E S P E R P R O G R A M M A - O N D E R D E E L
Aan elke economische beleidsmaatregel zijn uiteraard rechtstreekse of onrechtstreekse milieu-effecten verbonden, maar omdat de doelstellingen en acties uit het Doelstelling 2-programma (openkele uitzonderingen na) niet gebiedsgebonden zijn, zijn de concrete milieueffecten moeilijk tebeschrijven. Het gaat eerder om een beschrijving van potentiële milieueffecten van een bepaaldeactie en algemene milieugerichte aandachtspunten die in acht moeten gehouden worden.
In de onderstaande matrix wordt per prioriteit, doelstelling en actie aangegeven of er een(relevant) milieu-effect te verwachten is, en zo ja, met betrekking tot welke discipline(s) 5. Zoals inde voorgaande paragraaf, worden alleen die verbanden aangeduid die van een rechtstreekse,waarschijnlijke en significante aard zijn. Alleen deze verbanden zullen in de milieubeoordeling indetail onderzocht en beschreven worden. Andere verbanden kunnen ook voorkomen – tenslottekunnen (vrijwel) alle projecten voortvloeiend uit het OP, afhangend van geval tot geval,veelvuldige milieu-effecten hebben – maar worden veel minder waarschijnlijk en/of significantgeacht, en zullen daarom enkel in algemene zin behandeld worden.
Uit de aard van de doelstellingen en acties kan bij voorbaat vastgesteld worden dat de prioriteiten“Ruimtelijk-economische omgevingsfactoren” en “Stedelijke ontwikkeling” naar milieueffecten toeveel relevanter zullen zijn dan de prioriteiten “Kenniseconomie en innovatie” en “Ondernemer-schap”.
programma-onderdeel
men
s
lan
dsc
hap
fau
na
en f
lora
bo
dem
en
gro
nd
wat
er
op
per
vlak
tew
ater
gel
uid
luch
t
Prioriteit 1 : Kenniseconomie en innovatie operationele doelstellingen nog onbepaaldmaar normaliter geen (directe)
milieueffecten, m.u.v. die rond milieu-innovatie (>> lucht, bodem)
2 : Ondernemerschap geen (directe) milieueffecten
3 : Ruimtelijk – economische omgevingsfactoren
5 De namen van de disciplines zijn afgekort in de tabel; de volledige omschrijvingen zijn terug te vinden in §2.3.
- 35 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Doelstelling 1 : Kwaliteitsvolle bedrijfshuisvestingsmogelijkheden
• Kwaliteitsvolle ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen x x x x x x x
• Herinrichting van bestaande verouderde bedrijventerreinen x x x x x x x
• Herontwikkeling van “brownfields”, ev. met bodemsanering x x x x x x x
• Duurzame bedrijfsprocessen x x x x
• Duurzame inrichting en langetermijnbeheer van bedrijventerrein x x x x x
• Geïntegreerde inplanting van bedrijventerreinen in eenlandelijke omgeving
x x x
Doelstelling 2 : Duurzame versterking van de economische “poorten” en de internationale multimodalebereikbaarheid
• Verbeteren van de hinterlandverbindingen van de economische“poorten”
x x x x x x x
• Verdere uitbouw van een goed functionerend en duurzaamtransportsysteem
x x x
• Vervolledigen (missing links) en veiliger engebruiksvriendelijker maken van het infrastructuurnetwerk
x x x x x x x
• Optimaliseren van het logistiek systeem (multimodalegoederen-overslaglocaties)
x x x x
• Verbeteren van de integratie van vervoer tussen stad enplatteland
x x x
• Verbeteren van de relatie tussen de economische “poorten” ende woon- en leefomgeving
x x x x x
Doelstelling 3 : Realiseren van Vlaamse en subregionalehefboomprojecten
zie doelstelling 1
Doelstelling 4 : Totstandbrenging van een regio die attractief is voor economische activiteiten
• Herstel- en inrichtingsprojecten in functie van duurzaam enoptimaal medegebruik van bos- en natuurgebieden
x x x
• Toeristisch-recreatieve ontsluiting van bos- en natuurgebieden x x x
Doelstelling 5 : Verbeteren van de ruimtelijk-economische omgevingsfactoren via een integraal waterbeleid
• Verhogen van de veiligheid tegen overstromingen x x x x
• Beschermen van de waterkwaliteit als grondstof x x
• Uitbouw van het waterwegennetwerk als transportnetwerk x x x
• Verhogen van de natuurlijkheid en de toeristische attractiviteitvan de Vlaamse waterlopen
x x x x
Doelstelling 6 : Vrijwaren van de reservoirfunctie van het platteland
• Valorisatie van de omgevingskwaliteiten x x x
Prioriteit 4 : Stedelijke ontwikkeling
Doelstelling 1 : Versterking van de stedelijke economie
• Behoud en gebruik van bedrijfsruimte voor nieuweeconomische initiatieven
x x x x x
- 36 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Doelstelling 2 : Verhogen van de toegankelijkheid en verbeteren van de interne mobiliteit van de stad
• Verhoging van de toegankelijkheid van de stad x x x
• Verhoging van de interne mobiliteit in de stad x x x
Doelstelling 3 : Verhogen van de leefkwaliteit in de steden
• Investeringen die bijdragen tot verbetering van de luchtkwaliteit x
• Ontwikkeling en bescherming van hoogstaande publiekeruimten en wijk- en buurtgroen
x x x
• Duurzaam gebruik van materialen, energie en water x x
4.4 : Ontwikkeling van het sociaal-cultureel leven geen (directe) milieu-effecten
5 . 2 . 2 T E B E A N T W O O R D E N V R A G E N P E R D I S C I P L I N E
Voor elk van de milieu-aspecten zal nagegaan worden in hoeverre de maatregelen uit hetoperationeel programma een negatief effect, een positief of geen effect zullen hebben. Hierbijzullen bij de verschillende disciplines volgende vragen centraal staan. De vragen zullenbeantwoord worden voor de programma-onderdelen waarvoor ze relevant zijn (analyse), endaarnaast zal ook een globale beoordeling gebeuren voor het programma als geheel (synthese).
A BODEM EN GRONDWATER
• hoe en in welke mate kan er een impact op de bodemkwaliteit verwacht worden?• hoe en in welke mate is er een impact op de bodemgebruikswaarde?• hoe en in welke mate is er een impact op de grondwaterkwaliteit ?• hoe en in welke mate is er een impact op de grondwatertafel ?• hoe en in welke mate zal grondverzet optreden ?
B OPPERVLAKTEWATER
• hoe en in welke mate wordt de waterhuishouding beïnvloed?• Hoe en in welke mate wordt de waterkwaliteit beïnvloed?• Hoe en in welke mate wordt de structuurkwaliteit van de waterloop beïnvloed ?
C GELUID
• hoe en in welke mate zal het geluidsklimaat veranderen?
D LUCHT
• hoe en in welke mate wordt er een impact verwacht op luchtkwaliteit?• hoe en in welke mate wordt een impact op de hinderbeleving (geur- en stofhinder)
verwacht ?
E FAUNA EN FLORA
• is er biotoopwinst of biotoopverlies?
- 37 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
• is er een verbetering of verslechtering van de abiotische omstandigheden (cfr. verzuring,vermesting) relevant voor fauna en flora?
• is er sprake van versnippering/ontsnippering?• is er een impact te verwachten op de soortendiversiteit?• is er een impact op beschermde soorten of habitats?
F LANDSCHAP
• hoe en in welke mate is er een impact op de (bouwkundige en archeologische) erfgoed-waarde?
• Hoe en in welke mate kunnen er structuur- en relatiewijzigingen verwacht worden?• Hoe en in welke mate wordt er een impact verwacht op perceptieve kenmerken?• Hoe en in welke mate is er een impact op belevingskwaliteiten?
G MENS
• hoe en in welke mate wordt de gebruikswaarde van de omgeving beïnvloed voor deverschillende gebruikstypes (wonen, landbouw, industrie, diensten, recreatie,...)?
• hoe en in welke mate wordt de beeld- en belevingswaarde van de omgeving beïnvloed?• hoe en in welke mate wordt de leefbaarheid en woonkwaliteit in de omgeving beïnvloed,
zowel op sociaal vlak als qua milieuhinder?• hoe en in welke mate wordt de bereikbaarheid van de site én van de omgeving beïnvloed?• hoe en in welke mate wordt de verkeersdoorstroming en -veiligheid in de omgeving
beïnvloed?• hoe en in welke mate zijn gezondheidseffecten te verwachten ?
- 38 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Bijlage 1: Vlaams Milieubeleidsplan 2003-2007 (MINA III)
Algemeen kader
Project 1 : Beleid richten op voorradenConcrete methodes uitwerken om overwegingen inzake voorraadbeheer in bestaandebesluitvormingsprocedures in te bouwen
Project 2 : RisicobeheerEen beleid uitbouwen specifiek gericht op risico’s
Themabeleid
H VERDUNNING VAN DE OZONLAAG
Langetermijndoelstelling: Stopzetten van de emissies van ozonafbrekende stoffen in deatmosfeer, met uitzondering van de emissies van CFK’s en HCFK’s afkomstig vanisolatiepanelen die geblazen zijn met deze stoffen (protocol van Montreal)
Maatregelen en instrumenten:1. Emissiebeperking van ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen2. Milieuvriendelijke alternatieven voor ozonafbrekende stoffen stimuleren
I VERANDERING VAN HET KLIMAAT DOOR HET BROEIKASEFFECT
Langetermijndoelstelling: Vlaanderen streeft in 2020 naar een totale reductie van de familie van 6broeikasgassen volgens het protocol van Kyoto van 30%, afhankelijk van de feitelijkepercentages economische groei en het succes van de reeds genomen klimaatmaatregelen, t.o.v.1990 (oorspronkelijk voorstel Europese Commissie)
Maatregelen en instrumenten:1. Strategische onderbouwing Vlaams klimaatbeleid2. Sectorale doelstellingen vastleggen en uitvoeren in functie van de Vlaamse Kyoto-
doelstelling voor CO2, N2O, CH4, HFK’s, PFK’s en SF63. Flexibele mechanismen voor Vlaanderen uitwerken (Emission Trading, Joint Implementation
en Clean Development Mechanism)
Project 3 : KlimaatbeleidDoelstelling: Het Vlaams klimaatbeleid optimaliseren en streven naar een efficiënte integratie vanalle participerende bevoegdheden in dit beleid
J VERONTREINIGING DOOR FOTOCHEMISCHE STOFFEN
- 39 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Langetermijndoelstellingen:• Verminderen van het hoogste 8-uurgemiddelde per dag tot max. 120 µg/m³• Verminderen van de AOT40ppb-vegetatie tot maximaal 6000 µg/m³ uren• Verminderen van de jaargemiddelde concentratie tot maximaal 40 µg/m³
Maatregelen en instrumenten:1. Industriële VOS-emissies reduceren2. Huishoudelijke VOS-emissies reduceren3. Voor de sector verkeer en vervoer de VOS-emissies en de NOx-emissies reduceren4. Beleidsonderbouwing
K VERZURING
Langetermijndoelstelling: De zuurdepositie tegen 2030 verminderen tot 1400 zeq/ha.jaar (73,7%minder dan in 1990)
Maatregelen en instrumenten:1. NH3-emissie in de landbouwsector reduceren2. Industriële emissies reduceren3. Huishoudelijke emissies reduceren4. Gebiedsgerichte aanpak5. Beleidsonderbouwing
Project 4 : Emissiereductiebeleid luchtDoelstelling: Een gefundeerd en evenwichtig reductiebeleid voeren dat rekening houdt met hetreductiepotentieel en de socio-economische effecten in de verschillende sectoren
L VERMESTING
Langetermijndoelstellingen:• Voorkomen van eutrofiëring in oppervlakte- en grondwater door in heel Vlaanderen de
richtwaarde voor het gehalte orthofosfaat in grondwater (0,17 mg P/l), de norm voor hetgehalte orthofosfaat in oppervlaktewater (0,3 mg P/l) en de richtwaarde voor nitraat inoppervlakte- en grondwater (5,6 mg N/l = 25 mg nitraat/l) te halen. Gebiedsgericht is ergeen achteruitgang van de kwaliteit t.o.v. 1992
• Voor het compartiment bodem wordt gestreefd naar een overschot op de bodembalansvan 35 kg N/ha
Maatregelen en instrumenten:1. Mestoverschot wegwerken2. Specifieke vermestingsproblemen van de tuinbouwsector aanpakken3. De landbouwsector verder gevoelig maken voor de mestproblematiek4. De gebiedsgerichte bepalingen in functie van natuur en water realiseren5. Ondersteunend beleid voeren
- 40 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
6. Vermestingsproblemen in de industrie en de huishoudens aanpakken
M VERSPREIDING VAN MILIEUGEVAARLIJKE STOFFEN
Langetermijndoelstelling: Streven naar concentraties in het milieu dichtbij achtergrondwaardenvoor natuurlijk voorkomende stoffen en nulbenaderende concentraties voor synthetische stoffen,waarbij in eerste instantie het niveau voor mens en milieu tot een aanvaardbaar en zo mogelijkverwaarloosbaar niveau wordt teruggebracht
Maatregelen en instrumenten:1. Uitvoering van maatregelenprogramma’s metalen, dioxines, PAK’s en bestrijdingsmiddelen2. Eliminatie van asbest, PCB’s, kwik en cadmium, lindaan en endosulfaan, tributyltin en
gebromeerde vlamvertragers3. Vernieuwen van het beleid: opvolging Europese richtlijnen en aandacht voor
gezondheidsaspecten4. Versterken van de onderbouwing van het beleid
Project 5 : Beleid milieugevaarlijke stoffenDoelstelling: Beschikken over een volwaardig onderbouwd beleidskader inzake milieugevaarlijkestoffen, waarbij afgesproken reductiepercentages en kwaliteitsdoelstellingen worden bereikt
N VERONTREINIGING EN AANTASTING VAN DE BODEM
Langetermijndoelstellingen:• De sanering van de urgente historische bodemverontreinigingen is vóór 2021 aangevat• Alle historische bodemverontreinigingen die een ernstige bedreiging vormen, worden vóór
2036 gesaneerd• Afronden van de saneringen van waterbodems van de onbevaarbare waterlopen van
eerste categorie met een Triadekwaliteitsklasse 3 en 4 op probleemsites met een reëlekans op herstel (i.e. waar ecologische en hydraulische functies ernstig belemmerd wordendoor de kwaliteit en kwantiteit van het aanwezige slib en waar betreffende functies nietbelemmerd worden door andere factoren zoals waterkwaliteit, aanvoer van contaminantenen slib, en/of morfologie)
• Beheersen van de speciekwantiteit in de waterlopen en rivieren door de aanvoer vansediment naar de waterloop te beperken en het sedimenttransport in de waterloop zelf in tedijken door een beperking van erosie en oppervlakkige afstroming, een vermindering vansedimentafvoer via overstorten en een bevordering van sedimentatie in de bovenloop
• Het behoud van de multifunctionaliteit van bodems die op dit ogenblik nog multifunctioneelzijn
• Tegen 2015 zijn erosiebestrijdingsmaatregelen op het terrein uitgevoerd voor minimaal75% van de actuele erosieknelpunten. Voor minstens 20% van de potentiëleerosieknelpunten wordt de huidige situatie op het terrein bestendigd.
Maatregelen en instrumenten:
- 41 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
1. Gronden met potentieel bodembedreigende inrichtingen of activiteiten verder in kaartbrengen en onderzoeken en de sanering van gronden met historische bodemverontreinigingopstarten
2. Ondersteuning van het beleid rond bodemverontreiniging3. De historische ruimingsachterstand van hydraulische en ecologische aard wegwerken en
bagger- en ruimingsspecie verwerken volgens BATNEEC4. Ondersteuning van het beleid rond waterbodems5. Een juridisch kader en een coherent beleid opmaken voor bodemaantasting6. Ervaring met erosiebestrijding opbouwen, maatregelen nemen in alle gebieden met
potentiële en actuele erosierisico’s
Project 6 : BodemsaneringDoelstelling: Ambtshalve bodemsaneringen versnellen en woonzones en brownfieldsgeïntegreerd aanpakken
Project 7 : WaterbodemverontreinigingDoelstelling: Sanering van waterbodems voorbereiden en starten
Project 8 : BodembeschermingDoelstelling: Een beleid starten en maatregelen ter bescherming van de bodem uitvoeren
O VERONTREINIGING DOOR AFVALSTOFFEN
Langetermijndoelstelling: De afvalproductie en de hieraan verbonden milieudruk isteruggedrongen tot een niet te vermijden minimum
Maatregelen en instrumenten:1. Hoeveelheid en schadelijkheid van bedrijfsafvalstoffen verminderen2. Hoeveelheid huishoudelijke afvalstoffen verminderen3. Milieuverantwoorde recuperatie beduidend laten toenemen4. Beste beschikbare technieken (BBT) voor geselecteerd hoogcalorisch afval toepassen5. Storten en verbranden beperken6. Draagvlak vlaams afvalstoffenbeleid vergroten door het sterker te profileren op Europees
niveau7. Toepasbaarheid van het afvalstoffenbeleid optimaliseren en illegale praktijken van
afvalbehandeling en ontwijkingsgedrag verminderen
Project 9 : Prioritaire bedrijfsafvalstoffenDoelstelling: Preventie-, hergebruik- en recyclagedoelstellingen vastleggen en invullen voorbedrijfsafvalstoffen die prioritair moeten aangepakt worden
Project 10 : Hoogcalorisch afval
- 42 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Doelstelling: Storten van hoogwaardig calorisch afval tot een minimum beperken en energie uitafval dat niet geschikt is voor product- en materiaalhergebruik maximaal benutten met eenminimale milieudruk
Project 11 : Afvalvoorkoming via proces- en productbeleidDoelstelling: Het afvalstoffenbeleid binnen een brongerichte aanpak ontwikkelen en sturen
Project 12 : Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007Doelstelling: Een uitvoeringsplan opmaken en uitvoeren dat een integraal ketenbeheer voorhuishoudelijke afvalstoffen omvat met aandacht voor de eigenheid van de gemeenten
P VERSTORING VAN WATERSYSTEMEN (INTEGRAAL WATERBELEID, VERONTREINIGING VAN
OPPERVLAKTEWATER, VERDROGING)
Langetermijndoelstellingen:• Bereiken van een goede toestand van de watersystemen:
• Voor oppervlaktewater betekent dit tenminste een goede ecologische, kwantitatieveen chemische toestand voor gewone oppervlaktewaterlichamen en een goedecologisch potentieel en goede chemische toestand voor kunstmatige en sterkveranderde waterlichamen
• Voor grondwater betekent dit dat de kwantitatieve en de chemische toestand van degrondwaterlichamen tenminste goed moeten zijn
• Het zoveel mogelijk behouden en herstellen van de natuurlijke werking van watersystemenen van de hydromorfologische structuur (met uitzondering van kunstmatige waterlichamen)en de goede kwantitatieve toestand van oppervlaktewaterlichamen
• Bereiken van een gewenste grondwaterstand en een evenwicht tussen onttrekkingen(inbegrepen de natuurlijke afvoer) en aanvulling van grondwater in elk grondwaterlichaam,die voldoen aan de vastgestelde milieukwaliteitsnormen voor het betreffendegrondwaterlichaam
Maatregelen en instrumenten:1. Een juridische en organisatorische basis voor integraal waterbeleid creëren2. Geïntegreerde milieudoelstellingen vastleggen voor watersystemen3. Geïntegreerde analyse voor watersystemen en het geheel van menselijke en
maatschappelijke gebruiks-functies en activiteiten dat ermee samenhangt opmaken4. Opmaak van (gebiedsgerichte) integrale waterbeleidsplanning5. Watersysteemkennis verder uitbouwen6. Sensibiliseren rond duurzaam waterbeheer en –gebruik7. De publieke participatie rond integraal waterbeleid op verschillende niveaus gecoördineerd
aanpakken8. Realiseren van een zuiveringsgraad van het oppervlaktewater van 80%9. Verdergaande reductie van het industrieel afvalwater op basis van de draagkracht van het
watersysteem
- 43 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
10. Een gecoördineerde reductieaanpak voor diffuse lozingen uitwerken11. Efficiënt ondersteunend beleid m.b.t. verontreiniging van oppervlaktewater uitbouwen12. Natuurlijke werking en hydromorfologische structuur van watersystemen beschermen,
herstellen en verbeteren13. Bescherming en herstel van watervoorraden14. Duurzaam watergebruik
Project 13 : Planning integraal waterbeleidDoelstelling: De analyse en planvorming voor de verschillende watersysteemniveaus integrerenen het integraal waterbeleid op stroomgebied-, bekken- en deelbekkenniveau concreet invullen
Project 14 : Zuivering huishoudelijk afvalwaterDoelstelling: Een zuiveringsgraad van 80% tot stand brengen voor het huishoudelijk afvalwater
Project 15 : Emissiereductiebeleid bedrijfsafvalwaterDoelstelling: De industriële vuilvracht verder reduceren op basis van de draagkracht van hetwatersysteem en de impact op de RWZI
Project 16 : Strategische visie watervoorziening en watergebruikDoelstelling: Een visie ontwikkelen en operationaliseren om het aanbod aan water (grond- enoppervlakte-, drink- en tweedecircuitwater) af te stemmen op de vraag ernaar, met een minimalenegatieve milieu-impact
Q HINDER (VERSTORING DOOR GELUID, VERSTORING DOOR GEUR, VERSTORING DOOR LICHT)
Langetermijndoelstellingen:• Het percentage potentieel ernstig gehinderden door geluid, rekening houdend met het
verschil in hinder veroorzaakt door verschillende types geluidsbronnen, verminderen totmaximaal 10% van de totale bevolking in Vlaanderen
• Het percentage van de totale bevolking dat blootgesteld wordt aan wegverkeerslawaai(LAeq > 65 dB(A)) overdag buiten voor de gevel van de woning reduceren tot ten hoogste15% van de bevolking
• Terugbrengen van het aantal gehinderden door geur tot 12% en het aantal ernstiggehinderden tot 0% van de totale bevolking
• Verminderen van de hemelluminatie van kunstmatige lichtbronnen, zodat ook inVlaanderen gebieden tot stand worden gebracht waar de natuurlijke hemelluminatiemaximaal hersteld wordt
Maatregelen en instrumenten:1. Beleid inzake de vermindering van hinder ten gevolge van omgevingslawaai formuleren en
uitvoeren2. Beperking van geluidshinder integreren in het beleid inzake ruimtelijke ordening en mobiliteit3. Beleidsondersteuning m.b.t. geluidshinder
- 44 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
4. Introduceren van regelgeving inzake geurhinder voor puntbronnen en verspreide bronnen5. Bevorderen van een standaardaanpak voor geurproblemen6. Ondersteunen van het beleid m.b.t. geurhinder7. Organiseren van een structurele samenwerking met andere overheden m.b.t. lichthinder8. Sensibiliseren van andere overheden en actoren m.b.t. lichthinder9. Ondersteunen van het beleid m.b.t. lichthinder
Project 17 : Integratie hinderbeleidDoelstelling: Het hinderbeleid in de ruimtelijke ordening integreren
R VERSNIPPERING
Langetermijndoelstelling: Optimaliseren van de ecologische samenhang van terrestrische enaquatische biotopen in functie van het instandhouden, ontwikkelen of herstellen van leefbare(meta)populaties voor zoveel mogelijk doelsoorten
Maatregelen en instrumenten:1. Tegengaan of milderen van het versnipperingseffect bij nieuwe ingrepen met een potentieel
sterk versnipperende invloed2. Verwijderen of milderen van het versnipperend effect voor zoveel mogelijk bestaande
(prioritaire) versnipperende elementen3. Bevorderen van de migratiemogelijkheden van dieren en planten door ecologische
versterking van de landschapsstructuur tussen leefgebieden4. Vrije vismigratie mogelijk maken in zoveel mogelijk prioritaire waterlopen5. Ondersteunen van het beleid
Project 18 : Prioriteiten versnipperingDoelstelling: Prioriteiten bepalen en aanpakken om niet of moeilijk omkeerbareversnipperingsprocessen tegen te gaan en ter versterking van de samenhang tussen habitats opbasis van het grondgebruik en de omgevings-kwaliteit
S VERLIES AAN BIODIVERSITEIT
Langetermijndoelstelling: Het verlies van de biodiversiteit, met inbegrip van de genetischediversiteit, stopzetten door instandhouding, ontwikkeling en herstel van de natuur en het natuurlijkmilieu en door het duurzaam gebruik van ecosystemen en soorten
Maatregelen en instrumenten:1. Ecologisch waardevolle gebieden ruimtelijk veilig stellen2. Realiseren van gebieden met effectief natuurbeheer3. Biodiversiteit in het stedelijk milieu behouden en versterken4. Milieukwaliteit afstemmen op de behoeften van kwetsbare soorten en habitats5. Huidige soortendiversiteit bestendigen en bevorderen
- 45 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
6. Verhogen van de verweving met andere functies en optimale ecologische inpasbaarheid vanmenselijke activiteiten
7. Een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak realiseren8. Ondersteuning van lokale besturen bevorderen9. Beleidsvoorbereidende en beleidsonderbouwende instrumenten uitwerken10. Actief participeren in internationale processen en internationaal natuurbeleid
Project 19 : Ruimte voor natuurDoelstelling: Behoud en herstel van biodiversiteit door de natuur en de natuurlijke milieus in standte houden, te beschermen, te ontwikkelen, de oppervlakte met biologische en natuurwaarde tedoen toenemen en de verbinding en netwerking tussen de gebieden te verzekeren
Project 20 : SoortendiversiteitDoelstelling: De instandhouding en het herstel verzekeren van de populaties van kwetsbare,bedreigde, zeldzame en internationaal belangrijke soorten door bijkomendebeschermingsmaatregelen
Project 21 : BosbeleidDoelstelling: De oppervlakte aan bossen in Vlaanderen uitbreiden en de kwaliteit ervanverbeteren
Project 22 : Zorg voor natuurDoelstelling: Maximale synergie bereiken tussen de gebruikers van de open ruimte om eennatuurgerichte milieukwaliteit via bijzondere milieukwaliteitsnormen te realiseren, afgestemd opde behoeften van kwetsbare soorten en gebieden
Gebiedsgericht beleidPlandoelstelling: Versterken en verbeteren van de milieukwaliteit en ruimtelijke kwaliteit in debeoogde gebieden door een gedifferentieerde aanpak van milieuproblemen en maatwerk opniveau van het gebied
Maatregelen en instrumenten:1. Versterken van het gebiedsgericht beleid in het buitengebied2. Versterken van het gebiedsgericht beleid in de stedelijke ruimte3. Versterken van het gebiedsgericht beleid in de concentratiegebieden van economische
activiteiten4. Verdere ontwikkeling van de geïntegreerde gebiedsgerichte beleidsaanpak5. Lokale en regionale overheden bijstaan inzake gebiedsgericht milieubeleid
Project 23 : Instrumenten voor het buitengebied
- 46 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Doelstelling: De inrichting van het buitengebied door de optimalisatie en afstemming van de(bestaande) instrumenten en dit op projectmatige basis op vraag van derden (andere Vlaamseinstellingen, provincies, natuurverenigingen,…)
Project 24 : Stedelijk milieubeleidDoelstelling: Een milieubeleid opstarten, specifiek gericht op de stedelijke ruimte, om diverseinitiatieven op elkaar af te stemmen en milieu-, natuur- en leefbaarheidsaspecten beter teintegreren in een globaal stedelijk beleid
Actoren
Doelgroepen
Plandoelstellingen:• De milieubelasting van de sectoren waarvoor in de planperiode een actief
doelgroepenbeleid werd verder gezet of opgezet, verminderen en daarmee bijdragen totde thematisch vastgelegde milieudoelstellingen
• Via een optimale betrokkenheid van doelgroepen en andere maatschappelijke actoren hetdraagvlak voor het beleid en de inhoudelijke kwaliteit van de beleidsinstrumenten verhogen
• Een grotere responsabilisering en verinnerlijking van de milieuverantwoordelijkheden doorde doelgroepen bereiken
Maatregelen en instrumenten:1. Opvolgen en afstemmen van reeds bestaand doelgroepenoverleg2. Verruimen van gestructureerd doelgroepenbeleid3. Verdere verfijning van het doelgroepenbeleid4. Organisatorische voorwaarden voor doelgroepenbeleid vervullen
Project 25 : DoelgroepenbeleidDoelstelling: Gestructureerd en geïntegreerd uitbouwen van een beleid gericht op doelgroepen infunctie van een optimale betrokkenheid bij de beleidsvoorbereiding, -uitvoering en –evaluatie,rekening houdend met de rol en verantwoordelijkheden van de betrokkenen
Burgers
Plandoelstelling: Het draagvlak voor het milieubeleid en de kwaliteit van het beleid verhogen
Maatregelen en instrumenten:1. De participatiedrempel verlagen bij openbaar onderzoek en inspraakprocedures2. Experimenten met interactieve besluitvorming opzetten3. Openbaarheid beleid verhogen
Maatschappelijke organisaties
Plandoelstellingen:
- 47 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
• De actieve rol van de milieu- en natuurverenigingen versterken binnen het natuur- enmilieubeleid
• Maatschappelijke organisaties bij het beleid betrekken
Maatregelen en instrumenten:1. De actieve rol versterken van de milieu- en natuurverenigingen en socioculturele organisaties2. Advies en overleg met maatschappelijke (socioculturele en socio-economische) organisaties
Project 26 : Samenwerking met milieu- en natuurverenigingen en andere maatschappelijkeorganisatiesDoelstelling: Versterking van de actieve rol van de milieu- en natuurverenigingen binnen hetnatuur- en milieubeleid en meer algemeen de maatschappelijke (socio-economische ensocioculturele) organisaties beter bij het beleid betrekken
Geïntegreerd overheidsbeleid
Interne en externe integratie binnen de Vlaamse overheid : organisatie
Plandoelstellingen:• Verbeteren van de samenwerking tussen de administratieve entiteiten in het
beleidsdomein Leefmilieu en Natuur• Verhogen van de samenwerking met de andere beleidsdomeinen binnen de Vlaamse
bevoegdheid
Maatregelen en instrumenten
Project 27 : Geïntegreerd overheidsbeleidDoelstelling: De doorwerking van milieudoelstellingen en de afstemming binnen hetbeleidsdomein Leefmilieu en Natuur en tussen de beleidsdomeinen en beleidsniveaus verbeteren
Externe integratie binnen de Vlaamse overheid : voorbeelden
Maatregelen en instrumenten:1. Taakstelling gezondheidsbeleid2. Taakstelling leefmilieubeleid naar gezondheid toe3. Taakstelling beleid ruimtelijke ordening4. Taakstelling leefmilieubeleid naar ruimtelijke ordening toe5. Taakstelling landbouwbeleid6. Taakstelling leefmilieubeleid naar landbouw toe7. Taakstelling mobiliteitsbeleid8. Taakstelling leefmilieubeleid naar mobiliteit toe9. Taakstelling energiebeleid10. Taakstelling leefmilieubeleid naar economie en energie toe
- 48 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Project 28 : Milieu en gezondheidDoelstelling: Een beleid gericht op het vermijden van betekenisvolle negatievegezondheidseffecten door milieu-verontreiniging structureren, opmaken en uitvoeren
Project 29 : Integratie waterbeleidDoelstelling: Water als één van de ordenende principes in de ruimtelijke ordening in de aandachtbrengen en houden, door de samenwerking tussen ruimtelijke planners en de waterbeheerders teintensifiëren en de uitwisseling van visie en kennis te bevorderen
Project 30 : Milieu en mobiliteitDoelstelling: Instrumenten ontwikkelen en maatregelen voorstellen om onnodige druk van demobiliteit op het leefmilieu te beperken. Hiermee wordt enerzijds beoogd een visie te ontwikkelenover de milieudoelstelling van het mobiliteitsbeleid, vertaald naar operationele doelstellingen entaken voor het mobiliteitsbeleid. Anderzijds worden concrete maatregelen genomen vanuit demilieusector om de druk te verminderen in de verschillende milieudomeinen
Samenwerking met de andere gewesten en gemeenschappen en met de federale overheid
Plandoelstellingen:• Streven naar toegevoegde waarde bij de uitvoering van het Vlaams Milieubeleidsplan en
het federaal plan voor Duurzame Ontwikkeling met respect voor ieders bevoegdheden• Werken aan een betere inzet van federale instrumenten om de Vlaamse
milieudoelstellingen te behalen• Uitbouwen van een continue intergewestelijke samenwerking voor een geïntegreerde
aanpak van intergewestelijke vraagstukken• Streven naar een grotere rol voor het Vlaams Gewest in internationale netwerken en
regimes
Maatregelen en instrumenten
Samenwerking met lokale overheden
Plandoelstellingen:• Het lokale milieu- en natuurbeleid versterken zodat de lokale overheden in staat worden
gesteld een coherent en duurzaam milieubeleid te voeren• Een algemene verbetering van het stedelijk milieu en het milieu in het buitengebied
Maatregelen en instrumenten:1. Milieu- en natuurbeleidskader voor gemeenten en provincies versterken2. Intenser betrekken van bevolking en milieu- en natuurverenigingen3. Uitbouw van een ondersteunend beleid
Project 31 : Aanspreekpunt lokale overheden
- 49 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Doelstelling: De communicatie tussen lokale overheden en het Vlaamse Gewest verbeteren eninstaan voor een algemene opvolging van de Samenwerkingsovereenkomst
Internationaal beleidPlandoelstelling: Bereiken van een zo hoog mogelijk milieubeschermingsniveau op mondiaal,Europees, federaal en Vlaams niveau, rekening houdend met het streefdoel van duurzameontwikkeling
Maatregelen en instrumenten:1. Noord-Zuidsamenwerking bevorderen en bestrijden van armoede met het oog op een
duurzame ontwikkeling2. Participatie aan het internationaal niveau (multilateraal, EU) structureel uitbouwen en
stroomlijnen3. Streven naar een sterkere naleving van de EU-regelgeving en de onderschreven multilaterale
verdragen4. Milieu internationaal een sterkere positie verschaffen t.a.v. handel en investeringen5. Duurzame consumptie- en productiepatronen bevorderen op mondiaal en Europees niveau6. Sterke integratie van milieu in de samenwerking met Centraal- en Oost-Europa
Project 32 : Internationaal milieubeleidDoelstelling: De participatie van Vlaanderen aan multilaterale instellingen en ontwikkelingenverzekeren en de interregionale samenwerking op milieuvlak bevorderen
Instrumenten
Beleidsvoorbereiding, -evaluatie en –opvolging
Plandoelstelling: Afstemmen en uitbouwen van de gehanteerde kaders in de beleidscyclus enverbeteren van de doorwerking ervan
Maatregelen en instrumenten:1. De decretale milieubeleidsplanning verder uitbouwen2. Een gecoördineerde beleidsevaluatie uitbouwen
Project 33 : PlanningscyclusDoelstelling: De planningscyclus verder uitbouwen met aandacht voor de afstemming van debeleidsvoorbereiding, versterking van de beleidsevaluatie en uitwerking van beleidsindicatoren
Beleidsonderbouwende instrumenten (Kennisverwerving, Informatiebeheer, Rapportering)
Plandoelstellingen:• Kennis ontwikkelen die zo goed mogelijk beleidsonderbouwend kan werken en in die zin
ook wordt gebruikt
- 50 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
• De kloof verkleinen tussen de producenten en de gebruikers van wetenschappelijkekennis, zodat op termijn de vraag accurater kan worden gesteld en het aanbod daar beterop kan inspelen
• Geïntegreerde milieu-informatie ontsluiten voor specifiek afgelijnde doelgroepen,instellingen en bestuursniveaus
• De rapportering optimaliseren en integreren als beleidsondersteunend instrument voor deverschillende beleidsniveaus
Maatregelen en instrumenten:1. Maatregelen m.b.t. kennisverwerking2. Maatregelen m.b.t. informatiebeheer3. Maatregelen m.b.t. rapportering
Project 34 : Wetenschappelijk onderzoekDoelstelling: Een gecoördineerde planmatige aanpak creëren in de opbouw van kennis, waarbijde samenhang tussen de onderzoeksprojecten vergroot en de beleidsrelevantie toeneemt,ondermeer door een grotere aandacht voor strategisch onderzoek
Project 35 : Meetnetten en monitoringDoelstelling: De beleidsonderbouwende capaciteit van de verzamelde gegevens verhogen
Project 36 : Milieu-informatieDoelstelling: Milieu-informatie verder afstemmen, optimaliseren, uitbouwen en logisch integrerendoor de uitbouw van milieudatabankpijlers en de realisatie van een Milieu ManagementInformatie Systeem (MMIS)
Beleidsuitvoerende instrumenten (sociale, economische, juridische)
Plandoelstellingen:• De transparantie, efficiëntie en effectiviteit van milieucommunicatie verhogen• De kosteneffectiviteit van het gebruik van economische instrumenten binnen het
milieubeleid maximaliseren• De kwaliteit van het milieurecht verbeteren door meer interne samenhang, onderlinge
afstemming en doeltreffendheid, vereenvoudiging en door de verhoging van de technischeuitvoerbaarheid, de rechtszekerheid en de handhaafbaarheid
Maatregelen en instrumenten:1. Uitbouwen en bijsturen van sociale instrumenten2. Uitbouwen en bijsturen van economische instrumenten3. Centraal coördinerend milieureguleringssysteem uitbouwen4. Bestaande thematische en horizontale regelgeving bijsturen5. Nieuwe thematische en horizontale regelgeving uitwerken
- 51 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Project 37 : Interne milieuzorgDoelstelling: Milieuzorgsystemen invoeren in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en inde Vlaamse openbare instellingen
Project 38 : Fundamentele principes en instrumentenontwikkelingDoelstelling: Een principieel juridisch toetsings- en afwegingskader ontwikkelen ten behoeve vande milieubeleidscyclus en –praktijk
Project 39 : MilieuvergunningenbeleidDoelstelling: Het milieuvergunningenbeleid bijsturen en vernieuwen door de IPPC-richtlijn uit tevoeren en het beleid ter invoering van efficiënte en effectieve vergunningsvoorwaardenvoorbereiden
Project 40 : HandhavingDoelstelling: De effectiviteit van het handhavingsbeleid verhogen door een duidelijker juridischkader en een meer planmatige en gecoördineerde uitvoering
Kosten en financieringPlandoelstelling: Een milieueconomische onderbouwing van goede kwaliteit van het milieubeleidleveren die ertoe bijdraagt de middelen van de samenleving (overheid, privé-sector en burgers)zo efficiënt mogelijk in te zetten voor een beter leefmilieu
Maatregelen en instrumenten:1. Uitbouwen van een aantal beleidsonderbouwende instrumenten en een goed werkende
projectstructuur2. Onderbouwen van een transparante en op een langetermijnvisie gebaseerde financiering van
het milieubeleid
Project 41 : Milieueconomie en financiering milieubeleidDoelstelling: Via een gemeenschappelijke en gecoördineerde aanpak bijdragen aan eenefficiënter milieubeleid door een betere financieel-economische onderbouwing en een betergebruik van het economisch instrumen-tarium
- 52 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Bijlage 2: Referenties vermelde wetgeving
Milieuvergunningsdecreet van 28/06/1985 (BS 17/09/1985), o.a. gewijzigd bij decreten van 07/02/1990,
12/12/1990, 21/12/1990, 22/12/1993, 21/12/1994, 08/07/1996, 21/10/1997, 11/05/1999, 18/05/1999,
09/03/2001, 21/12/2001, 18/12/2002, 16/01/2004, 06/02/2004, 26/03/2004, 22/04/2005
Vlarem I: Besluit houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning dd.
06/02/1991 (BS 26/06/1991), o.a. grondig gewijzigd door het besluit van 12/01/1999 (B.S. 11/03/1999).
Andere wijzigingen door Besl. Vl. Reg. van 27/02/1992, 28/10/1992, 27/04/1994, 01/06/1995, 26/06/1996,
22/10/1996, 18/05/1999, 15/06/1999, 29/09/2000, 20/04/2001, 13/07/2001, 07/09/2001, 05/10/2001,
31/05/2002, 19/09/2003, 28/11/2003, 05/12/2003, 12/12/2003, 09/01/2004, 06/02/2004, 14/05/2004,
14/07/2004, 04/02/2005, 03/06/2005
Vlarem II: Besluit van de Vlaamse Regering betreffende algemene en sectorale bepalingen inzake
milieuhygiëne dd. 01/06/1995 (BS 31/07/1995), gewijzigd door Besl. Vl. Reg. van 06/09/1995, 26/06/1996,
03/06/1997, 17/12/1997, 24/03/1998, 06/10/1998, 19/01/1999, 15/06/1999, 03/03/2000, 17/03/2000,
17/07/2000, 19/01/2001, 20/04/2001, 13/07/2001, 07/09/2001, 18/01/2002, 25/01/2002, 31/05/2002,
14/03/2003, 21/03/2003, 19/09/2003, 28/11/2003, 05/12/2003, 12/12/2003, 09/01/2004, 06/02/2004 ,
26/03/2004, 02/04/2004, 23/04/2004,14/05/2004, 14/07/2004, 07/01/2005; 04/02/2005, 22/07/2005
Afvalstoffendecreet van 02/07/1981 (BS 25/07/1981), gewijzigd op 22/10/86, 26/05/88, 11/05/89,
20/12/89, 12/12/90, 21/12/90, 25/06/92, 18/12/92, 22/12/93, 20/04/94, 21/12/94, 19/04/95, 22/12/95,
20/12/96, 19/12/97, 07/07/98, 16/12/98, 19/12/98, 06/07/01, 13/07/01, 21/12/01, 05/07/02, 20/12/02,
04/04/03, 27/06/03, 19/12/03, 06/02/04, 02/04/04, 30/04/04, 07/05/04, 22/04/05
Vlarea: Besl. Vl. Reg. dd. 17/12/1997 (BS 19/04/1998), gewijzigd door Besl. Vl. Reg. van 09/02/1999;
22/12/1999; 28/04/2000, 09/02/2001, 01/02/2002, 22/02/2002, 14/03/2003; en vervangen door Besl. Vl.
Reg dd. 05/12/2003 (BS 30/04/2004), gewijzigd door Besl. Vl. Reg van 02/04/2004, 14/05/2004,
14/07/2004, 17/12/2004, 07/01/2005, 20/05/2005, 07/10/2005
Bodemsaneringsdecreet: Decreet van 22/02/1995 (BS 29/04/1995)gewijzigd door decreten van
22/12/1995, 22/10/1996, 20/12/1996, 26/05/1998, 18/05/2001, 18/12/2002, 27/06/2003 en 19/12/2003
Vlarebo: Besl. Vl. Reg dd. 05/03/1996 (BS 27/03/1996), gewijzigd door Besl. Vl. Reg van 19/12/1998,
09/02/1999, 12/10/2001, 07/12/2001, 14/06/2002, 17/01/2003, 28/11/2003, 05/12/2003, 09/01/2004,
23/04/2004
Decreet betreffende Integraal Waterbeleid van 18/07/2003 (BS 14/11/2003)
Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige
verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en
gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 1 oktober 2004 (B.S. 08/11/2004). Dit besluit trad
in werking op 1 februari 2005.
Wet op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging van 26/03/1971 (BS
01/05/1971) en talrijke wijzigingen
Grondwaterdecreet van 24/01/1984 (BS 05/06/1984), o.a. gewijzigd dd. 12/12/1990, 23/01/1991,
20/12/1996, 19/12/1997, 22/12/1999, 22/12/2000, 21/12/2001, 06/02/2004, 24/12/2004, 07/05/2004,
07/01/2005
Kwaliteitsdoelstellingen waterlopen: Besl. Vl. Reg dd. 08/12/1998 (BS 29/01/1999)
- 53 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Onbevaarbare waterlopen: basiswet dd. 28/12/1967 (BS 15/02/1968), aangevuld door Decreet dd.
21/04/1983 (BS 15/07/1983)
Bevaarbare waterlopen: KB van 15/10/1935 (BS 15/10/1936) en KB van 07/09/1950 (BS 14/10/1950)
betreffende bijzonder reglement voor sommige scheepvaartwegen
Polders en Wateringen worden gereglementeerd door resp. Wet van 03/06/1957 (BS 21/06/1957) en de
Wet van 05/07/1956 (BS 05/08/1956)
Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van 23/10/2000
Kaderrichtlijn Lucht: Richtlijn 96/62/EG van 27/09/1996 inzake de beoordeling en de kwaliteit van lucht.
NEC-richtlijn: Richtlijn 2001/81/EC van 23/10/2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde
luchtverontreinigende stoffen (omgezet in Vlarem op 23/04/2004)
Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw dd. 18/05/1999
(BS 08/06/1999), gewijzigd door decreten van 28/09/1999, 22/12/1999, 26/04/2000, 08/12/2000,
13/07/2001, 01/03/2002, 08/03/2002, 19/07/2002, 28/02/2003, 04/06/2003, 21/11/2003, 07/05/2004,
19/01/2005, 22/04/2005
Wet op ruilverkaveling dd. 22/07/1970 (BS 04/09/1970), aangevuld door Wet van 11/08/1978 en
gewijzigd door decreet van 19/07/2002 + decreet dd. 21/12/1988 (BS 29/12/1988) en wijzigingen
Natuurbehoudsdecreet: decreet betreffende natuurbehoud en het natuurlijk milieu dd. 21/10/1997 (BS
10/01/1998) en wijzigingen dd. 18/05/1999, 19/07/2002, 30/04/2004, 07/05/2004 en 22/04/2005
Maatregelenbesluit: Besl Vl. Reg. dd. 21/11/2003 (BS 27/01/2004)
Afbakeningen VEN 1ste fase: Besluiten van 18/07/2003 (BS 17/10/2003)
Natuurvergunning: Besl. Vl. Reg dd. 23/07/1998 (BS 10/09/1998), aangevuld door omzendbrief
LNW/98/01 dd. 10/11/1998
Europese ‘Vogelrichtlijn’ 79/409/EEG dd. 02/04/1979 en wijzigingen + Besl. Vl. Reg dd. 17/10/1988,
gewijzigd door besluiten dd. 20/09/1996, 23/06/1998, 17/07/2000
Europese ‘Habitatrichtlijn’ 92/43/EEG dd. 21/05/1992 en wijzigingen + Besl. Vl. Reg dd. 24/05/2002 (BS
17/08/2002)
Conventie van Ramsar dd. 02/02/1971 + Wet van 22/02/1979 + afbakening watergebieden via Koninklijk
Besluit dd. 27/09/1984 (BS 31/10/1984)
Weidevogels: Ministerieel Besluit dd. 04/06/1999 (BS 21/09/1999) (als verdere uitwerking van een Besl.
Vl. Reg van 13/04/1999)
Vogelbescherming: KB dd. 09/09/1981, gewijzigd door Besl. Vl. Reg. van 04/11/1987, 14/12/1988,
07/01/02/1992, 24/05/1995; 09/12/1997, 18/12/1998, 08/03/2002; 07/06/2002 en de Wet van 21/03/1991
Beschermde dieren: KB dd. 22/09/1980 (BS 31/10/1980), gewijzigd door Besl. Vl. Reg. dd. 04/11/1987,
09/09/1992, 13/07/2001
Beschermde planten: KB dd. 16/02/1976 (BS 24/03/1976)
Duinendecreet: decreet van 14/07/1993 (BS 31/08/1993) en uitvoeringsbesluiten
Bermbesluit: Besl. Vl. Reg dd. 27/06/1984 (BS 02/10/1984), momenteel onderdeel van de ‘horizontale
maatregelen’ uit het Natuurbehoudsdecreet
Bosdecreet dd. 13/06/1990 (BS 28/09/1990), gewijzigd dd.23/01/1991, 26/06/1996, 22/10/1996,
21/10/1997, 18/05/1999, 17/07/2000, 21/12/2001, 19/07/2002, 09/05/2003, 30/04/2004, 07/05/2004,
24/12/2004, 22/04/2005 en uitvoeringsbesluiten
- 54 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Regionale landschappen: Besl. Vl. Reg dd. 08/12/1998 (BS 12/02/1999), gewijzigd dd. 11/05/1999
Archeologisch Patrimonium: Decreet dd. 30/06/1993 (BS 15/09/1993), herhaaldelijk gewijzigd
Conventie van Malta (La Valetta, 16/01/1992)
Landschappen: decreet betreffende de landschapszorg dd. 16/04/1996 (BS 21/05/1996), gewijzigd door
decreten van 21/10/1997, 18/05/1999, 08/12/2000, 21/12/2001, 19/07/2002, 21/11/2003 en 13/02/2004
(o.a. toevoeging hoofdstuk ‘erfgoedlandschappen’)
Monumenten, stads- en dorpsgezichten: decreet van 03/03/1976 (BS 22/04/1976), gewijzigd door
decreten van 18/12/1992, 22/02/1995, 22/12/1995, 22/10/1996, 08/12/1998, 18/05/1999, 21/11/2003
Richtlijn Omgevingslawaai. Richtlijn 2002/49/EG van 25/06/2002 inzake de evaluatie en beheersing van
omgevingslawaai. (omgezet in Vlarem door Besl. Vl. Reg. van 22/07/05)
Nitraatrichtlijn: Richtlijn 91/676/EG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van
water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
Mestdecreet: Het decreet van 23 januari 1991 tot bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging
door meststoffen B.S. 28 februari 1991. Het belangrijkste uitvoeringsbesluit is het is het B.Vl R. dd.
26/05/2000 (B.S. 15 juli 2000) ter uitvoering van sommige artikelen van het Mestdecreet.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen definitief vastgelegd door Vl. Reg dd. 23/09/1997 (bindende
bepalingen bekrachtigd via decreet dd. 19/11/1997); partieel gewijzigd door Besl. Vl. Reg. dd. 12/12/2003
(bindende bepalingen bekrachtigd via decreet dd. 19/03/2004)
Milieubeleidsplan 2003-2007 (MINA 3-plan): definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering dd.
19/09/2003 (BS 27/10/2003)
- 55 -
Milieubeoordeling doelstelling 2-programma juni 2006 Startnota
Bijlage 3: antwoordformulier.
Overeenkomst Art. 6 van de Europese Richtlijn 2001/42/EG van 27 juni 2001 betreffende degevolgen voor het milieu van bepaalde programma’s wordt u gevraagd om uw mening te gevenomtrent het voorliggende ontwerpprogramma (in relatie tot milieuaspecten) en onderhavigestartnota. De bedoeling is om op die manier erover te waken dat de milieubeoordeling zo gerichten zo adequaat mogelijk gebeurt.Indien u wenst te reageren kunt u dit doen gebruik makend van dit formulier.
Mijn reactie heeft betrekking op:� De algemene aanpak van de milieubeoordeling van het operationeel programma.� De inhoud van het operationeel programma in relatie tot milieu-aspecten� Elementen van het beoordelingskader voor de toetsing van de milieu-effecten� De scope van de milieubeoordeling� Andere.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………Datum: ………..Naam en contactgegevens: ……………………………………………………………………………….
(Uiterlijk op 3 juli 2006 terug te bezorgen aan Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Dienst MER, K. Albertlaan
20, 1000 Brussel. Email: [email protected] of [email protected])