European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden ›...

27
1 European Company Law & Corporate Governance Inleiding Professor De Wulf focust meer op gewoon vennootschapsrecht en Van der Elst meer op het corporate governance aspect. De Wulf geeft een reader en Van der Elst post cursus op Minerva. Lesvoorbereidingen zijn vereist, zoals het lezen van enkele case reports of arresten. Topics die zullen worden besproken zijn veeleer academisch. Er zal besproken worden of de bestaande regels al dan niet nuttig zijn. Er is een min of meer policy oriented approach. Vandaag starten we met het bespreken van de impact van de EU harmonisatie op nationaal vennootschapsrecht. Daarna wordt het recht van vrijheid van vestiging in Europa besproken, samengaand met het bespreken van cases en arresten. Ook de insolventie van groepsondernemingen in Europa zal aan bod komen (European Insolvency Regulation). Ook credit protection in Europa en op nationaal niveau zal worden besproken. Het laatste onderwerp zal gaan over shareholders suits (minority protection). Indien er nog tijd over is zou De Wulf ook graag closed company law bespreken, omdat de structuren en regels beginnen veranderen. Van der Elst zal dan dieper ingaan op de Corporate Governance en Agency problemen. Op Minerva zal ook bijkomend leesmateriaal beschikbaar worden gesteld. Het is niet verplicht om dit te lezen, maar kan handig zijn als bijkomende informatie. Van der Elst zal vragen om teksten te lezen die hij niet zal bespreken tijdens de les, maar kan er wel vragen over stellen op het examen. (!Belangrijk) Het examen is schriftelijk en bestaat normaal gezien uit zes vragen (drie vragen De Wulf/ drie vragen Van der Elst). De Wulf zijn vragen zullen bestaan uit 2 essay vragen (VB. Wat is het circulariteitsprobleem?) en 1 casus. Er mag alleen materiaal gebruikt worden dat wordt voorzien op het examen. Het is niet toegestaan om wetteksten mee te nemen. H1: De impact van de EU op het vennootschapsrecht in de lidstaten De EU heeft een vrij grote impact op het vennootschapsrecht in lidstaten. Als men het verdrag van de EU (werking van de EU) schrijft nochtans weinig over VenR. Artikel 50 g van dat verdrag gaat wel over het vennootschapsrecht en over de vrijheid van vestiging van ondernemingen. Dit artikel is de basis voor de vele harmoniserende richtlijnen die de EU in de loop der jaren heeft uitgegeven. De EU had een nogal ambitieus plan om vennootschapsrecht te harmoniseren. Weet iemand wat de filosofie achter de harmonisatie in vennootschapsrecht was volgens EU? Het heeft iets te maken met vrijheid van vestiging (artikel bevat dit ook). Er zijn vier vrijheden in de EU waarvan een die vrijheid van vestiging is. Niet alleen natuurlijke personen maar ook ondernemingen kunnen van deze vrijheid genieten. Het moet dus mogelijk zijn om

Transcript of European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden ›...

Page 1: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           1  

     

European   Company   Law   &   Corporate  Governance  

Inleiding    Professor  De  Wulf  focust  meer  op  gewoon  vennootschapsrecht  en  Van  der  Elst  meer  op  het  corporate   governance   aspect.   De   Wulf   geeft   een   reader   en   Van   der   Elst   post   cursus   op  Minerva.  Lesvoorbereidingen  zijn  vereist,  zoals  het  lezen  van  enkele  case  reports  of  arresten.    Topics  die  zullen  worden  besproken  zijn  veeleer  academisch.  Er  zal  besproken  worden  of  de  bestaande  regels  al  dan  niet  nuttig  zijn.  Er  is  een  min  of  meer  policy  oriented  approach.      Vandaag  starten  we  met  het  bespreken  van  de  impact  van  de  EU  harmonisatie  op  nationaal  vennootschapsrecht.   Daarna   wordt   het   recht   van   vrijheid   van   vestiging   in   Europa  besproken,  samengaand  met  het  bespreken  van  cases  en  arresten.  Ook  de  insolventie  van  groepsondernemingen  in  Europa  zal    aan  bod  komen  (European  Insolvency  Regulation).  Ook  credit   protection   in   Europa   en   op   nationaal   niveau   zal   worden   besproken.   Het   laatste  onderwerp  zal  gaan  over  shareholders  suits  (minority  protection).  Indien  er  nog  tijd  over  is  zou   De   Wulf   ook   graag   closed   company   law   bespreken,   omdat   de   structuren   en   regels  beginnen  veranderen.    Van  der  Elst  zal  dan  dieper  ingaan  op  de  Corporate  Governance  en  Agency  problemen.      Op   Minerva   zal   ook   bijkomend   leesmateriaal   beschikbaar   worden   gesteld.   Het   is   niet  verplicht  om  dit   te   lezen,  maar  kan  handig  zijn  als  bijkomende   informatie.  Van  der  Elst  zal  vragen  om  teksten  te  lezen  die  hij  niet  zal  bespreken  tijdens  de  les,  maar  kan  er  wel  vragen  over  stellen  op  het  examen.  (!Belangrijk)    Het   examen   is   schriftelijk   en  bestaat  normaal   gezien  uit   zes   vragen   (drie   vragen  De  Wulf/  drie  vragen  Van  der  Elst).  De  Wulf  zijn  vragen  zullen  bestaan  uit  2  essay  vragen  (VB.  Wat  is  het  circulariteitsprobleem?)  en  1  casus.  Er  mag  alleen  materiaal  gebruikt  worden  dat  wordt  voorzien  op  het  examen.  Het  is  niet  toegestaan  om  wetteksten  mee  te  nemen.    

H1:  De  impact  van  de  EU  op  het  vennootschapsrecht  in  de  lidstaten    De   EU   heeft   een   vrij   grote   impact   op   het   vennootschapsrecht   in   lidstaten.   Als   men   het  verdrag  van  de  EU  (werking  van  de  EU)  schrijft  nochtans  weinig  over  VenR.  Artikel  50  g  van  dat   verdrag   gaat   wel   over   het   vennootschapsrecht   en   over   de   vrijheid   van   vestiging   van  ondernemingen.  Dit  artikel  is  de  basis  voor  de  vele  harmoniserende  richtlijnen  die  de  EU  in  de   loop   der   jaren   heeft   uitgegeven.   De   EU   had   een   nogal   ambitieus   plan   om  vennootschapsrecht  te  harmoniseren.    Weet   iemand  wat   de   filosofie   achter   de   harmonisatie   in   vennootschapsrecht   was   volgens  EU?  Het   heeft   iets   te  maken  met   vrijheid   van   vestiging   (artikel   bevat   dit   ook).   Er   zijn   vier  vrijheden  in  de  EU  waarvan  een  die  vrijheid  van  vestiging  is.  Niet  alleen  natuurlijke  personen  maar  ook  ondernemingen  kunnen  van  deze  vrijheid  genieten.  Het  moet  dus  mogelijk  zijn  om  

Page 2: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           2  

     

vestigingen/dochterondernemingen   op   te   richten   in   andere   EU   landen.   Het   moet   ook  mogelijk   zijn   om   de  maatschappelijke   zetel   te   kunnen   verhuizen   naar   een   ander   EU   land  zonder  te  moeten  vereffenen  (discussie  hierover).  De  vrijheid  van  vestiging  werd  opgenomen  in  het  verdrag,  maar  er  was  ook  wat  angst  over  die  vrijheid.  Men  dacht  dat  het  zou  leiden  tot  het   feit   dat   oprichters   van   ondernemingen   zouden   kiezen   voor   EU   lidstaten   waar   het  vennootschapsrecht   niet   zo   streng  was   (ook   tax   law).   In   de   jaren   ’60  was  Nederland   zo’n  land.  De  oprichtende  staten  van  de  EU/EEG  waren  bang  dat  de  ‘nationale  ‘  ondernemingen  zouden  ‘vluchten’  naar  Nederland.      Verschil  tussen  een  branche  and  a  subsidiary?  Wanneer  men  een  onderneming  heeft,  heeft  die   meestal   een   fysieke   plaats   van   bestaan,   een   officieel   adres   (maatschappelijke   zetel).  Indien  deze  onderneming  winkels  of  fabrieken  opent  buiten  dat  officieel  adres  spreekt  men  van   een  branche  =   vestiging.  Deze   vestiging  heeft   geen   rechtspersoonlijkheid   van   zichzelf,  maar   is   volledig   afhankelijk   van  de  originele  onderneming.  Wanneer  men  dan  een  andere  onderneming   zou   oprichten   waarbij   de   eerste   vennootschap   bijvoorbeeld   80%   van   de  aandelen   heeft,   noemt   men   dit   een   subsidiary=   dochteronderneming.   Het   is   een   aparte  vennootschap   met   eigen   rechtspersoonlijkheid.   Het   Head   office   is   de   plaats,   de   kern  vanwaar  de  onderneming  wordt  geleid,  waar  het  topmanagement  plaatsvindt.    Men  wou  dit  dus  verzekeren  aan  de  lidstaten,  maar  daarvoor  moesten  een  paar  basisregels  worden   geharmoniseerd   om   dit   ook   op   een   makkelijke   manier   mogelijk   te   maken.  Nederland  werd  het  Delaware  van  de  EU,  of  men  was  er  toch  bang  voor.  In  de  USA  zijn  er  50  staten.  Vennootschapsrecht  is  geen  federale  bevoegdheid,  maar  een  statelijke.  Iedere  staat  kan   dus   zijn   eigen   regels   hebben  met   betrekking   tot   vennootschappen.   Toch   zijn   er   vele  overeenkomsten  tussen  de  regels  van  verschillende  staten.  Hier  zijn  twee  redenen  voor.  Ten  eerste  is  er  de  RMBCA  (Revised  Model  Business  Corporation  Act)  die  aangenomen  is  door  de  meeste   staten.   Dit   heeft   geleid   tot   een  makkelijke   regelgeving   in   de   verschillende   staten.    Ten   tweede   trekt   Delaware   heel   veel   publieke   vennootschappen   aan   (NV’s).   Historisch  gezien  zocht  Delaware  naar  inkomsten.  Iedere  onderneming  die  zich  daar  vestigt  moet  een  soort   van   belasting   betalen.   Er  wonen   heel  weinig  mensen   in   die   staat   en   had   buiten   die  belasting   slechts   weinig   inkomsten.   Ze   zijn   er   wel   in   geslaagd   om   70%   van   alle   publieke  vennootschappen   in   de   USA   zich   daar   te   laten   vestigen.   Hoe   komt   dit?   Niet   omdat   het  vennootschapsrecht,  statelijk  gezien,  daar  heel  laks  is,  maar  omdat  het  historisch  gezien  heel  manager-­‐vriendelijk   was.   Eens   heel   veel   vennootschappen   (sinds   de   jaren’30)   zich   daar  hadden   gevestigd   ontwikkelden   zich   daar   ook   heel   veel   gespecialiseerde   adviseurs   en  rechtbanken  die  zich  bijna  alleen  meer  bezighouden  met  vennootschapsrecht.  Er  is  dus  heel  veel  precedent  en  de  regels  en  rechtspraak   is  voorzienbaar  en  voorspelbaar.  Verschillende  staten  hebben  geprobeerd  om  de   staat  Delaware   ‘na   te  apen’  door  hun  wetgeving  aan   te  passen   aan   die   regelgeving.   Toch   zijn   ze   daar   niet   vaak   in   geslaagd,   maar   door   die  harmonisatie  is  het  wel  dat  het  vennootschapsrecht  vrij  gelijkaardig  is  in  de  meeste  staten.  Tientallen  jaren  lang  is  er  geschreven  en  gesproken  over  de  soort  van  competitie  tussen  de  verschillende  staten.  Is  het  een  race  to  the  top  of  to  the  bottom?  Die  competitie  heeft  er  toe  geleid   tot   een   lakser   vennootschapsrecht   volgens   sommigen.   Andere   auteurs   zeiden   dat  indien  Delaware   geen   rekening   hield  met   investeringsvennootschappen   en   de   regelgeving  met   betrekking   tot   intresten   en   dividenden,   andere   staten   aan   belang   zouden   inwinnen.  Toch  is  de  aantrekkelijkheid  van  de  staat  Delaware  niet  het  lakse  vennootschapsrecht,  maar  het  feit  dat  men  daar  gespecialiseerde  juristen  en  rechtbanken  heeft.    

Page 3: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           3  

     

 Terug  naar  de  EU    De  oprichters  van  de  EU  wilden  niet  dat  er   zich  hier  een  gelijkaardig  effect  voordeed  met  Nederland  als  Delaware  van  Europa.  Om  dit  te  vermijden  begon  de  EU  delen  van  het  vennootschapsrecht  te  harmoniseren  sinds  de  late  jaren  ’60.    De   eerste   VenRe   richtlijn   (1968),   ging   over   de   Prokuraleer.   Het   is   van   Duitse   origine.  

Wanneer   je  een  vennootschapsorgaan  hebt,  de  RvB  hoofdzakelijk,  die  wettelijk  een  aantal  bevoegdheden   hebben   kan   de   vennootschap   die   beperken   in   hun   statuten,   MAAR   ten  opzichte  van  derden  zullen  deze  niet  tegenwerpelijk  zijn.  De  eerste  richtlijn  beperkte  ook  de  gronden  waarop  een  onderneming  nietig  kan  worden  verklaard  en  het  bevatte  ook  een  paar  disclosure  rules.  De  filosofie  achter  de  Prokuraleer  was  het  feit  dat  wanneer  ondernemingen  van  verschillende  lidstaten  zaken  deden  met  elkaar,  de  bestuurders  er  vanuit  mochten  gaan  dat  de  onderneming  wel  degelijk  bevoegd  was  om  te  contracteren  zonder  elkaars  statuten  te   moeten   gaan   controleren.   Men   wou   ervoor   zorgen   dat   de   wettelijke   bevoegdheden  genoeg  waren  om  te  controleren,  om  zo  het  contracteren  over  de  grenzen  heen  makkelijker  te  maken.  De   tweede   richtlijn   (begin   jaren   ’70)   is   een   van   de   belangrijkste   richtlijnen   en   stelde   de  

regels   vast   met   betrekking   tot   wettelijk   kapitaal.   Deze   was   gericht   tot   publieke  vennootschappen  en  niet  tot  de  traditioneel  kleinere  KMO’s  (BVBA).  Indien  men  vrijheid  van  vestiging  wou  garanderen  moest  men  een  soort  van  minimumkapitaal  vastleggen  om  zo  de  schuldeisers  te  beschermen.    De   derde   en   zesde   richtlijn   gingen   over   legal   mergers.   Dit   kon   niet   in   België   tot   de  

implementatie  van  deze  richtlijn.  De  zesde  richtlijn  ging  over  splitsingen.    De   vierde   en   zevende   richtlijn,   die   vorig   jaar   geconsolideerd   werden   in   een   nieuwere  

richtlijn   gingen   over   de   annual   accounts   van   ondernemingen.   De   filosofie   hierachter   was  dat,  indien  men  vrijheid  van  vestiging  wou,  ook  de  financiële  achtergrond  beschikbaar  moet  zijn   in  een  min  of  meer  geharmoniseerde  vorm.  Deze  richtlijnen  waren  niet  echt  succesvol  omdat   ze   zoveel   opties   overlieten   aan   de   lidstaten,   dat   deze   niet   echt   leidden   tot   een  geharmoniseerde  regelgeving.  Voor  genoteerde  vennootschappen  die  een  geconsolideerde  jaarrekening  moesten  neerleggen  zijn  ook  de  IFRS  regels  van  toepassing.    De   achtste   richtlijn   was   wel   nuttig   omdat   deze   de   lidstaten   verplichtte   om   hun  

ondernemingen  een  externe  auditeur  te  laten  aanstellen  om  hun  jaarlijks  de  financiële  staat  van  de  onderneming  te  laten  controleren.  De  negende  richtlijn  werd  nooit  geadapteerd.  (opzoeken  waarover  die  ging)  De  tiende  richtlijn  ging  over  grensoverschrijdende  fusies.    De   elfde   richtlijn   betrof   de   eenpersoonsvennootschap.   In   België   kon   dit   niet   tot   deze  

richtlijn.    Er   is  geen  twaalfde  richtlijn,  maar  wel  een  dertiende,  die  hier  niet  zal  worden  besproken,  

maar   wel   een   belangrijke   functie   heeft   bij   M&A   transacties.   Het   betreft   regels   met  betrekking  tot  take  over  bids.      De  gloriedagen  van  de  harmonisatie  van  vennootschapsrecht  ging  van  de  jaren  ’60  tot  eind  jaren  ’90.  Indien  men  de  harmonisatie  van  vennootschapsrecht  vergelijkt  met  andere  area’s  in   de   EU,   was   er   vrij   veel   harmonisatie.   Het   stokte   in   de   jaren   ’90   omdat   mensen   zich  realiseerden   dat   harmonisatie   niet   alleen   voordelen   had.   De   aspecten   die   niet   werden  geharmoniseerd   betroffen   meestal   zaken   die   in   verscheidene   lidstaten   zo   verschillend  waren,  dat  het  te  moeilijk  zou  zijn  om  daar  eengemaakte  regelgeving  van  te  maken.    Toen  de  richtlijnen   moesten   worden   geïmplementeerd   gebeurde   dat   vaak   veel   te   laat   of   niet  

Page 4: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           4  

     

nauwkeurig  genoeg.  Sommige   richtlijnen   zijn  ook  gebaseerd  op  minimum  harmonisatie  en  niet  maximumharmonisatie.  Zo  konden  de  lidstaten  er  nog  wetgeving  aan  toevoegen.  (gold  plating).  Sommigen  wilden  ook  de  interne  functie  van  ondernemingen  harmoniseren,  maar  daar  zijn  er  in  Europa  verschillende  tradities.     In   Duitsland   heeft   men   zoiets   als  Mittbestimmung   of   worker   code   determination,   wat  betekent   dat   vertegenwoordigers   van   de   werknemers   (vakbondsafgevaardigden),   niet  aangeduid  worden  door  de  aandeelhouders  maar  door  de  werknemers.  Bij  ondernemingen  van  meer  dan  2000  werknemers  bestaan  deze  uit  de  helft  van  de  Raad  van  Bestuur,  gekozen  door   de  werknemers.   Het   beslissingsproces  wordt   ook   zo   vertraagd   door   het   dualistische  systeem   in   grote   ondernemingen,   maar   er   moet   ook   worden   onderhandeld   met   de  werknemersvertegenwoordigers  wat  vaak  moeilijk  ligt.  Eens  de  beslissing  is  genomen,  wordt  deze   wel   meestal   aanvaard   door   de   ganse   onderneming.   Er   is   weinig   protest   van  werknemers.     In  België   en   Frankrijk   zijn   er   ook  werknemersvertegenwoordigers,  maar   ze  hebben  meer  een  adviesfunctie  en  geen  medebeslissingsrecht.  In  de  UK  (zeker  na  Tatcher)  staat  men  nog  steeds  vijandig  tegenover  vakbonden.  De  enige  reden  waarom  dit  nog  bestaat,  is  het  feit  dat  dit  verplicht  is  door  de  wet.       Door   deze   verschillende   tradities   zou   het   een   utopie   zijn   om   deze   regelgeving   ook   te  proberen  harmoniseren.        Door  deze  drie  redenen  was  er  in  de  late  jaren  ’90  steeds  minder  en  minder  harmonisatie.  Een   basisidee   met   betrekking   tot   vennootschapsrecht   was   de   poging   om   ‘The   European  Company   (SE)’   te   creëren.   Een   deel   van   de   grote   industriële   ondernemingen   hebben  hiervoor  gelobbyd.  Het  idee  was  om  een  onderneming  te  ontwikkelen  die  alleen  zou  worden  ‘bestuurd’  door  Europese  regelgeving  en  niks  van  nationale  wetgeving.  Dit  zou  wel  vereisen  dat   er   een   soort   van   Europees   Vennootschapsverdrag   zou   worden   uitgegeven,   wat   niet  gebeurde.   Ook   met   betrekking   tot   die   worker   code   determination   ontstonden   veel  problemen.     Een  Belg,  meneer  D’Avignon,   kwam  hiervoor  met   een   oplossing.  Hij   stelde   het   volgende  systeem  voor.  Manager  en  werknemers  moeten  overleggen  welk  worker  code  determination  systeem  men  zou  willen.  Dit  leek  echter  niet  aantrekkelijk  voor  het  management  wegens  de  grote  beslissingsinvloed  van  de  vakbondsafgevaardigden.  Toch  werd  dit  regime  geadapteerd  en  is  het  nog  steeds  extreem  technisch.    Eens   deze   situatie   werd   opgelost,   konden   verdere   ontwikkelen  met   betrekking   tot   de   SE  volgen.  Toch  valt  de  SE,   zoals  ze  vandaag  bestaat  niet  enkel  onder  Europees  Recht.  De  EU  voorziet   regels   om   een   SE   op   te   richten,   maar   eens   ze   bestaat   moeten   ze   een  maatschappelijke   zetel   kiezen.   Indien   ze   dan   kiezen   voor   bijvoorbeeld   Spanje,   zal  vennootschapsrechtelijk  gezien,  nog  steeds  Spaans  recht  hoofdzakelijk  van  toepassing  zijn.       Het  basisidee  achter  de  SE  was  niet  de  eenheid  van  regels.  Indien  een  Franse  en  een  Duitse  onderneming   zouden   fusioneren,   willen   de   Fransen   meestal   niet   dat   Duits   recht   van  toepassing   zou   worden   of   omgekeerd.   De   SE   zou   dan   kunnen   voorzien   in   een   goed  alternatief.   Een   van   vele   redenen  waarom   grensoverschrijdende   fusies   niet   slagen   zijn   de  culturele  verschillen  tussen  de  staten  waaruit  deze  ondernemingen  komen.  Er  was  ook  een  gebrek  aan  fiscale  harmonisatie  en  mede  daarom  had  de  SE  geen  succes.  De  Duitsers  waren  ook   bang   dat   een   SE   zou   worden   opgericht   om   te   ontsnappen   aan   hun   worker   code  determination   regels.   Een   SE   kan   wel   gebruikt   worden   om   te   ontsnappen   aan   eigen  restrictieve  wetgeving.  Zo  dreigde  AB  Inbev  om  te  vertrekken  uit  België  indien  aan  hen  geen  

Page 5: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           5  

     

meer   voordelig   belastingregime   werd   toegestaan.   Al   bij   al   is   een   SE   niet   echt   een   groot  succes.    De   filosofie   van   de   Europese   Commissie   veranderde.   Ze   aanvaardden   dat   na   de  harmonisatie,   een   andere   benadering   nodig   was.   Het   moest   makkelijker   worden   om  grensoverschrijdende  transacties  te  kunnen  ondernemen.  Dit  gebeurde,  maar  ook  niet  met  groot   succes   (10e   richtlijn).   Er   kwamen   geen   nieuwe   richtlijnen   meer,   maar   wel   nog  aanbevelingen.   Na   een   aantal   jaren   werden   sommige   van   die   aanbevelingen   dan   toch  omgezet   in   richtlijnen   (de   plicht   van   een   renumeratiecomité   is   voortgevloeid   uit   zo’n  aanbeveling  naar  een  richtlijn).      De   laatste   paar   jaren   zijn   er   ook   een   aantal   onsuccesvolle   pogingen   ondernomen.   Het  proberen   invoeren   van  1-­‐aandeel,   1-­‐stem   idee  werd  niet   erg  enthousiast  onthaald.   Er   zijn  een  paar  goede  redenen  om  dit  niet  te  doen,  bijvoorbeeld  bij  genoteerde  vennootschappen.    Er   is  ook  nog  een   idee  van  een  EPC  gefaald   (European  Private  Company).   In  Europa  zijn  er  verschillende   KMO’s   toch   multinationals,   zeker   bij   Italiaanse,   Duitse   en   Poolse  ondernemingen.  Indien  ze  in  elke  lidstaat  een  dochteronderneming  oprichten  in  plaats  van  vestigingen,  hebben  ze  ook   lokaal   juridisch  advies  nodig.  Dit   is   rechtseconomisch  niet  echt  een   goed   idee.   De   rekening   loopt   op.   Het   idee   van   zo’n   EPC   zou   deze   kosten   dan   ook  verminderen.   Men   wilde   een   vrij   flexibele   onderneming   creëren,   die   dan   ook   zou   vallen  onder  een  volledig  geheel  van  geharmoniseerde  regels.  De  oprichters  van  de  onderneming  moeten   zeer   veel   vrijheid   krijgen   om   hun   onderneming   zo   te   organiseren   die   voor   hen  makkelijk  is.  Het  zou  geen  goed  idee  zijn  om  dit  toe  te  staan  aan  publieke  vennootschappen,  maar  voor  gesloten  vennootschappen  wel.  Dit  werd  politiek  gezien  volledig  afgeschoten  en  men  is  nu  aan  het  werken  aan  een  nieuw  voorstel.      In   de   jaren   ’80   veranderde   het   politieke   klimaat   in   Europa.   Mensen   begonnen   weer   te  geloven   in   marktmachten.   Het   oude   idee   dat   men   een   Delaware   effect   in   Europa  moest  voorkomen   werd   verworpen.   Men   zou   de   USA   hierin   juist   wel   moeten   volgen   en   druk  uitoefenen  op  de  nationale  staten  om  hun  vennootschapsrecht  meer  toegankelijk  te  maken  om  zo  te  komen  tot   ‘geharmoniseerde  wetgeving’  via  de  marktwerking.  Het  probleem  was  dat   de   vrijheid   van   vestiging   in   Europa   nog   niet   echt   goed   ontwikkeld   was.   Het   stond  inderdaad  in  het  verdrag,  maar  lidstaten  konden  nog  steeds  veel  beperkingen  opleggen.       Een  lidstaat  kon  bijvoorbeeld  verplichten  aan  ondernemingen  om  zich  te  onderwerpen  aan  de   lokale   wetgeving.   Men   kon   er   ook   voor   zorgen   dat   het   moeilijk   was   om   de  maatschappelijke  zetel  te  verhuizen  naar  een  ander  land.  Het  eerste  idee  om  dit  makkelijker  te  maken  en  harmonisatie  te  vervangen  door  een  andere  methode  door  een  interne  markt  te  creëren  d.m.v.  vrijheid  van  goederen.         Cassis   de   Dijon   doctrine   Het   is   een   soort   van   drank   die   niet   mocht   worden  ingevoerd   of   enkel   onder   super   hoge   belastingen   in   Duitsland   omwille   van   het   hoge  alcoholpercentage  dat  niet  gezond  zou  zijn  voor  de  Duitse  inwoners.  Het  Europese  Hof  van  Justitie  oordeelde  dat  wanneer  goederen  hun  origine  hebben  in  een  lidstaat  moeten  deze  de  proportionaliteitstoets  kunnen  doorstaan.  Een  restrictieve  maatregel  mag  niet  discrimineren  op  grond  van  nationaliteit  van  het  goed.  Indien  men  niet  hierop  restricteert,  maar  op  grond  van  openbare  orde,  zal  het  Europese  Hof  bepalen  wat  juist  de  inhoud  van  die  openbare  orde  is   en   niet   de   nationale   rechter.   De   maatregel   moet   nog   altijd   die   proportionaliteitstoets  doorstaan,  door  het   feit  dat  deze  nuttig  moet  zijn  en  het  moet  onmogelijk  zijn  om  andere  

Page 6: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           6  

     

maatregelen   te   treffen  om  het  beoogde  doel   te  bereiken  dan  deze.  De  EU   in  de   jaren   ’60  begon  ook  te  harmoniseren  met  betrekking  tot  producten.  Toch  is  dit  sinds  Cassis  de  Dijon  verminderd,  want  indien  een  product  gemaakt  wordt  in  een  lidstaat,  valt  dit  onder  het  recht  van  die  lidstaat  en  zou  het  mogelijk  moeten  zijn  om  die  ook  binnen  de  EU  te  verdelen.  Men  hoeft  dus  niet  per  se  regels  te  harmoniseren  met  betrekking  tot  bepaalde  producten,  maar  men  zou  mogen  vertrouwen  op  het  nationale  recht  van  de  staat  van  origine.     Deze   manier   van   denken   werd   ook   populairder   in   het   kader   van   vennootschapsrecht.  Harmonisatie   hoefde   niet   zodanig  meer,  maar   regels   van   een   nationale   staat   zouden   ook  moeten  voldoen  voor  andere  staten.    Dit  was  een  mooi   idee,  maar  het  was  nog  geen  realiteit  met  betrekking  tot  de  vrijheid  van  vestiging.   De   meesten   zeiden   dat   het   een   ding   is   om   bepaalde   goederen   toe   te   laten   in  andere   landen,  maar   een   ander   om   een   Franse   onderneming   volledig   toe   te   laten   in   een  ander  land  en  het  daar  de  markt  ‘te  laten  overnemen’,  wat  veel  verder  gaat.      

H2:  De  vrijheid  van  vestiging    De  mindset  van  de  mensen  veranderde,  maar  de  realiteit  kwam  op  een  tragere  manier  op  gang   en   daarom   had   men   het   Europees   Hof   van   Justitie   nodig.   Het   begon   een   aantal  arresten  uit  te  vaardigen  die  de  echte  vrijheid  van  vestiging  vastlegden.     De   eerste  was   de  Daily  Mail   case,   de   tweede   en   belangrijkste  was   de   Centros   case.   (zie  volgende  week).  Wat  zegt  het  verdrag  nu  eigenlijk  over  de  vrijheid  van  vestiging?  Artikel  54  van  het  verdrag  zegt   dat   ondernemingen   die   opgericht   zijn   en   bestaan   in   een   lidstaat   en   gevormd   zijn  volgens   het   recht   van   die   lidstaat,     moeten   op   een   zelfde   manier   behandeld   worden   als  natuurlijke  personen  van  een  lidstaat.    Het  is  dus  eigenlijk  een  verwijzing  naar  artikel  49    die  de  vrijheid  van  vestiging  van  natuurlijke  personen  bespreekt.       Indien  men   tandarts   is   in   Italië,  moet  men  ook   tandarts  kunnen  zijn   in  België.  Men  moet  self-­‐employed  zijn.  Een  verpleegster  uit  Spanje  die  verpleegster  wordt  hier  is  niet  gelijk  aan  freedom   of   establishment,   maar   is   een   freedom   of   movement   of   workers.   Het   primaire  vestigingsrecht  wordt  uitgeoefend,  wanneer  een   self-­‐employed  persoon  een  onderneming  opricht   of   zijn   beroep   uitoefent   in   een   andere   lidstaat   door   zijn   huidige   onderneming   er  naartoe  te  verhuizen,  of  er  een  volledig  nieuwe  onderneming  op  te  richten.  Het  secundaire  vestigingsrecht  wordt   uitgeoefend  wanneer  men   een   bijkomende   vestiging   opricht   in   een  andere  lidstaat,  maar  de  originele  wel  behoudt.  Wat  betekent  dit  voor  ondernemingen?  Een  onderneming  die  een  bijkomende  vestiging   in  een  andere   lidstaat  opent   is  het  uitoefenen  van  het  secundaire  vestigingsrecht.  Wanneer  oefent  men  dan  als  vennootschap  het  primaire  vestigingsrecht  uit?  Wanneer  men  het  hoofdkantoor  of  de  maatschappelijke  zetel  naar  een  ander  land  verhuist.      Wanneer   men   gebruik   wil   maken   van   het   recht   op   vrijheid   van   vestiging,   kan   dit   alleen  wanneer  men  een   echte   economische  band  heeft  met   de   EU.  Wanneer  men  een  Chinese  onderneming   gewoon   maar   vestigt   in   bijvoorbeeld   Hongarije,   maar   dan   zonder   enige  activiteit  een  dochteronderneming  wil  openen   in  Duitsland  zou  dit  niet  kunne,  omdat   zich  

Page 7: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           7  

     

nog  niet  geïntegreerd  heeft  in  het  economische  leven  van  de  EU.  Ook  vandaag  denkt  het  Hof  nog  op  deze  manier.      Het   gebeurt  niet   vaak  dat  ondernemingen  vestigingen  openen   in  een  ander   land.  Meestal  worden  er  dochterondernemingen  opgericht  omdat  dit  bijna  evenveel  kost.  Wanneer  men  bijvoorbeeld   zaken   wil   doen   met   de   overheid   is   het   beter   om   een   aparte   entiteit   met  rechtspersoonlijkheid  op  te  richten.  De  11e  richtlijn  zegt  ook  dat  de  annual  documents  van  ondernemingen  met  verschillende  vestigingen  ook  moeten  worden  vertaald   in  de   taal   van  het   land  waar  deze  bijkantoren  gevestigd   zijn,  wat  ontzettend  veel  kost.  De   interne  markt  werkt  niet  zoals  het  moet  door  die  11e  richtlijn,  waardoor  ondernemingen  vaak  verplicht  zijn  om  dochterondernemingen  op  te  richten.    Het  verdrag  zegt  dat  bedrijven  die  in  overeenstemming  zijn  met  het  recht  van  een  LS  van  de  EU  en  hun  maatschappelijke  zetel  of  hoofdvestiging  in  een  van  de  staten  van  de  EU  hebben,  vallen   onder   het   recht   van   vrijheid   van   vestiging   en   dus   het   recht   hebben   om   filialen   of  dochterondernemingen  op   te   richten   in   andere   lidstaten.  Dit   recht   heeft   enkel   nut   indien  men   het   ook   werkelijk   kan   uitoefenen.   Wat   als   een   lidstaat   dit   wel   toelaat,   maar  beperkingen  oplegt?  Wat  houdt  dat  recht  dus  in  de  praktijk  effectief  in?  De  EU  was  niet  klaar  om  de  vrijheid  van  vestiging  op  een  zelfde  manier   te  behandelen  als  het  vrije  verkeer  van  goederen.  Het  toelaten  van  bedrijven  om  zich  permanent  te  vestigen  in  een  andere  lidstaat  heeft   een   veel   grotere   impact   dan   het   toelaten   om   goederen   te   importeren   in   de  verschillende   lidstaten.  The  Rule  of  Reason  bij  Cassis  De  Dijon  werd  dus  niet  geaccepteerd  als  ‘test’  die  het  nationale  recht  moest  doorstaan  met  betrekking  tot  vrijheid  van  vestiging.    De  eerste  stap  voorwaarts  in  het  effectief  realiseren  van  het  recht    van  vrijheid  van  vestiging  was  de  aanvaarding  door  het  HvJ  van  ‘the  test  of  equivalence’.      Gebhard  Case:  over  Duitse  Advocaat  bureau  wilde  oprichten  in  Italië  omdat  hij  al  zovele  jaren  daar  actief  was  als  deel  van  een  Italiaanse  firma.  Hij  wilde  op  zichzelf  beginnen  in  Italië.  Hij  was  geslaagd  voor  het  balie  examen  in  Duitsland,  maar  deed  nooit  aan  het  examen  mee  in   Italië.  Toch  dacht  hij  dat  hij,  door  het  zolang  actief  zijn   in  het   Italiaanse  recht,  het  recht  had  om  zijn  eigen  advocatenbureau  op  te  richten  in  Italië.  Italië  zei  dat  hij  dit  niet  kon  doen  zonder  toestemming      HvJ  zegt  dat  men  niet  mag  discrimineren  op  grond  van  nationaliteit,  maar   een   staat  mag  wel   regels   opleggen.   (baliexamen   doen).   Het   opleggen   van   nationale  regels  mag  maar  men  moet  rekening  houden  met  de  rechten  die  men  heeft  in  het  land  van  origine.  Italië  moest  dus  rekening  houden  met  het  feit  dat  Gebhard  wel  gerechtigd  is  en  dus  capabel   is   om   zijn   beroep   uit   te   oefenen.   Wil   niet   zeggen   dat   het   verboden   is   om   hun  examen   op   te   leggen.   =   PRINCIPLE   OF   EQUIVALENCE     Men   moet   controleren   of   er  gelijkaardige   regels   zijn   in   vergelijking   met   de   nationale   regels.   De   ‘host   state’   moet   dus  onderzoeken  of  er  in  het  land  van  origine  reeds  zaken  zijn  gebeurd  die  bepaalde  ‘problemen’  reeds   hebben   behandeld.   (leading   case  met   betrekking   tot   principle   of   equivalence   is   de  Vlassopoulo  case)    Het   verdrag   zegt   niets   expliciet   over   het   verhuizen   van   een   maatschappelijke   zetel   of  hoofdvestiging   naar   een   andere   lidstaat   zonder   RPH   te   verliezen   die   je   gekregen   hebt   op  grond   van   registratie   in   het   land   van   origine     Cross-­‐border   transfers   of   the   seat.   Deze  vraag  werd  beantwoord  in  de  eerste  grote  zaak  (landmark  decision)    Daily  Mail    

Page 8: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           8  

     

A.  Daily  Mail  27/09/1988  Daily   Mail   wou   niet   zijn   maatschappelijke   zetel   maar   zijn   centraal   management   en  controleunit   verhuizen   naar   Nederland,   omdat   daar   een  meer   voordelig   belasting   regime  was  met  betrekking  tot  meerwaardes  op  aandelen  dan  in  de  UK.  Wanneer  men  in  de  UK  dit  wou   doen   omwille   van   tax   purposes,   was   men   in   de   UK   niet   langer   een   inwoner   omdat  lidstaten  vaak  niet  uitgaan  van  nationaliteit  op  grond  van  de  maatschappelijke  zetel,  maar  op   grond   van   de   werkelijke   zetel.   UK   verbood   deze   verhuis   niet,   maar   men   had   wel  toestemming   nodig   van   de   Treasury.   De   UK   liet   dit   niet   toe,   tenzij  men   reeds   een   aantal  assets  verkocht  zodat  ze  toch  nog  een  belastingheffing  zouden  kunnen  doen.    Waarom   werd   geweigerd?     Paragraaf   13   van   het   arrest:   het   verhuizen   van   het  management  naar  het  buitenland  wil   niet   zeggen  dat  men   in  het  buitenland   ‘gevestigd’   is  want   het   is   vaak   zo   dat   in   het   buitenland   geen   effectieve   economische   activiteit   is.   Het  hoofdargument   van   Daily   Mail   zelf   was   dat   ondernemingen   zouden   moeten   behandeld  worden   op   dezelfde   manier   als   natuurlijke   personen.   Natuurlijke   personen   hebben   een  primair  recht  van  vrijheid  van  vestiging  om  een  onderneming  op  te  richten  in  het  buitenland  dus  zouden  ondernemingen  zelf  dit  recht  ook  moeten  hebben.    Wat   zei   de   commissie?   Er   is   nog   geen   EU   recht   met   betrekking   tot   de   vestigingen   van  bedrijven  en  de  verschillen  in  het  recht  van  de  lidstaten  is  nog  altijd  zeer  groot,  dus  laat  de  EU  die  regels  nog  altijd  over  aan  de  lidstaten.    Wat  zei  het  Hof?  Paragraaf  15-­‐16  zegt  dat  vrijheid  van  vestiging  een  fundamenteel  principe  is  in  de  EU  en  dat  deze  rechten  dus  kunnen  gebruikt  worden,  niet  alleen  door  personen  maar  ook  door  ondernemingen.  Dit  recht  zou  dus  nutteloos  zijn  als  lidstaten  zouden  verhinderen  of   verbieden   dat   ondernemingen   hun  management/zetel   niet   zouden   verhuizen   naar   een  andere   staat.   Vrijheid   van   vestiging   betekent   niet   alleen   dat   de   host   state   dit   zou  verhinderen,  maar  het  heeft  ook  betrekking  op  het  land  van  origine.       Het  Hof  zegt  wel  dat  de  UK  dit  niet  verbiedt.  Het  verbindt  gewoon  voorwaarden  aan  die  verhuis.   Het   arrest   maakt   wel   een   verschil   tussen   het   vennootschapsrecht   en   het   fiscaal  recht   in  de  UK  (paragraaf   3,4   en  5).  Op  grond  van  het  vennootschapsrecht   is  het  mogelijk  zonder   RPH   te   verliezen,   maar   op   grond   van   het   fiscaal   recht   is   dit   niet   mogelijk   zonder  toestemming  van  de  Treasury.     Er  was  dus  niets  dat  de  onderneming  verbood,  in  het  Britse  recht,  om  haar  werkelijke  zetel  te  verhuizen.      De   conclusie  was   dat  Daily  Mail   geen   recht   had   om   zijn   hoofdvestiging   te   verhuizen   naar  Nederland   op   grond   van   het   verdrag,   indien   men   tegelijk   ook   nog   een   onderneming   wil  blijven   op   grond   van   het   recht   van   het   land   van   origine   (paragraaf   25).   In   paragraaf   24  bespreekt  men  het  meer  feitelijk,  terwijl  men  in  paragraaf  25  verwijzing  maakt  naar  het  EU  recht.      Hoe  komt  het  Hof  aan  zijn  conclusie?  In  paragraaf  17  zegt  men  dat  het  in  het  geval  van  een  onderneming   het   recht   heeft   om   te   worden   behandeld   worden   als   ondernemingen   van  nationaal   recht   indien   het   filialen   of   dochterondernemingen   wil   oprichten.   Men   vergeet  eigenlijk  het  primaire  recht  van  vrijheid  van  vestiging.  De  rest  van  het  arrest  is  de  echte  kern  van  de  beslissing   van  het  Hof.  Ondernemingen  bestaan  enkel   door  het  nationale   recht   en  

Page 9: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           9  

     

door  de  ‘gratie’  van  het  nationale  recht.  Dat  recht  kan  zeggen  dat  indien  men  een  deel  van  de   belangrijke   connectiefactoren   verhuist   naar   een   ander   land,   men   niet   meer   genoeg  aanknopingsfactoren  heeft  in  dat  land  en  men  er  dus  niet  meer  onder  valt.  Het  was  duidelijk  dat  het  Hof  nog  niet  klaar  was  om  het  recht  toe  te  staan  om  de  hoofdzetel  te  verhuizen  naar  een   ander   land   op   grond   van   het   recht   van   vrijheid   van   vestiging.   Het   verschil   tussen  natuurlijke   personen   en   ondernemingen   is   dat   NP   geboren   worden   en   ondernemingen  ontstaan  uit  het  recht.  Paragraaf  21  zegt  dat  maatschappelijke  zetels,  hoofdvestigingen  en  de  centrale  administratie  kunnen  gezien  worden  als  aanknopingsfactoren  om  te  vallen  onder  een  bepaald  recht.      Daily  Mail  was  een  vrij  teleurstellend  arrest  met  betrekking  tot  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.    

B.  Centros  09/03/1999    Een  Deens  koppel  wilden  een  onderneming  openen  in  Groenten  en  Fruit  onder  een  BVBA.  In  Denemarken  was  het  vereiste  minimumkapitaal  een  beetje  te  hoog,  dus  wilde  men  dit  in  de  UK  doen,  waar  men  maar  1  pond  nodig  had.  Er  was  geen  economische  activiteit  in  de  UK  en  ze  wilden  dus  een  filiaal  openen  in  Denemarken  waar  wel  al  hun  economische  activiteit  zou  plaatsvinden.   Denemarken   weigerden   inschrijving   van   dat   filiaal.   Ze   wilden   niet   dat   de  onderneming   an   sich   zich   zou   vestigen   in   Denemarken,   maar   men   wilde   wel   dat   er   een  minimumkapitaal  was,   aangezien   ze   in  de  UK  niet   eens  economische  activiteit   hadden.   Ze  wilden  alleen  hun  handelsactiviteit  uitoefenen  in  Denemarken.  Dit  heeft  niets  te  maken  met  het   recht   van   vrijheid   van   vestiging.   Er   is   ook   niet   echt   een   grensoverschrijdend   element,  aangezien  het  een  Deens  koppel  betrof  en  Deense  economische  activiteit.  Volgens  het  Hof  is  er  wel   degelijk   een   grensoverschrijdend  element.  Het   is   nog   altijd   een  Britse,   rechtsgeldig  opgerichte  vennootschap  die  een  filiaal  wil  openen  in  Denemarken.  Dit   is  voldoende  en  de  economische  activiteit   is   irrelevant.    Om   in  staat   te  zijn  om  het   recht  van  vrijheid  van  vestiging  uit   te  oefenen,   is  de  enige  vereiste  dat  men   is  opgericht  volgens  het  nationale  recht  van  een  lidstaat.  Het  hof  duidde  dat  de  duidelijke  economische  link  met  de  EU  niet  per  se  moet  plaatsvinden  in  het  land  van  registratie.  Het  bericht  dat  men  hierdoor  verzond  en  een   schok  veroorzaakte   in  de  EU   is  dat  postbusvennootschappen   rechtsgeldig   zijn  en  dus  gebruik  kunnen  maken  van  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.      Denemarken  zei  dat  dit  wel  allemaal  goed  kon  zijn,  maar  dat  zij  door  dat  minimum  kapitaal  te  eisen,  enkel  schuldeisers  wilde  beschermen.       Wat  zei  het  Hof?  Paragraaf  29  van  het  arrest  bevat  hier  een  heel  belangrijk  deel  van  het  antwoord  van  het  arrest.  Denemarken  zegt  dat  men  eigenlijk  misbruik  wil   tegengaan  door  die   vereiste   van  minimumkapitaal.   Het   Hof   zegt   hierop   (paragraaf   25   ook   belangrijk)   dat  wanneer   lidstaten   denken   dat   een   vennootschap   effectief   misbruik   maakt   door   dat  minimumkapitaal  te  vermijden,  mogen  zij  dit  bestrijden.  Ze  moeten  dit  echter  bekijken  van  geval  tot  geval.  Ze  kunnen  zo’n  bedrijven  niet  op  een  algemene  manier  weigeren.  Men  mag  niet  op  voorhand  uitgaan  van  een  vermoeden  van  misbruik.       Denemarken  zei  dat  men  dit  wilde  doen  op  grond  van  het  algemeen  belang.  Het  Hof  kon  dit   goed   begrijpen,   maar   elke   maatregel   die   dat   recht   van   vrijheid   van   vestiging   kan  hinderen,  moet   ‘slagen’  voor  de   test  die  werd  gevestigd   in  het  Cassis   de  Dijon  arrest.  Het  kan  zijn  dat  die  regels  er  zijn  op  grond  van  het  algemeen  belang,  maar  dit  is  niet  voldoende.  De  regel  mag  niet  meer  restrictief  zijn  dan  nodig  is.  Indien  er  andere  mogelijke  maatregelen  

Page 10: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           10  

     

zijn  met  een  minder  zware  impact,  moet  men  deze  regels  kiezen.  De  vereiste  van  zo’n  hoog  bedrag   is   niet   proportioneel.   De   intentie   om   schuldeisers   te   beschermen   zijn   door   deze  maatregel  wel  efficiënt.  MAAR  indien  Centros  wel  degelijk  economische  activiteit  had  gehad  in  de  UK,  zou  Denemarken  geen  probleem  hebben  gemaakt  van  het  openen  van  een  filiaal  in  hun   land.   Zich   baseren   op   de   economische   activiteit   of   het   afwezig   zijn   van   economische  activiteit  is  inconsistent.    De   Deense   overheid   meende   dat   het   Deense   koppel   die   de   Britse   vennootschap   hadden  opgericht,   regels   wilde   ontlopen   die   het   Deense   recht   bevatte   ter   bescherming   van   de  schuldeisers   en   de   continuïteit   van   de   ondernemingen.  Het   Hof   zei   dat   het   ontlopen   van  regels  op  zich,  nooit  kunnen  worden  gekwalificeerd  als  misbruik  van  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.    Na  de  Centros  beslissing  begonnen  een  aantal  mensen   te  argumenteren  dat  de  werkelijke  zetelleer  niet  compatibel  is  met  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.  Het  HvJ  heeft  hierover  echter  geen  uitspraak  gedaan.    Wat  is  de  werkelijke  zetelleer?  Een  aantal  landen  gaan  uit  van  de  incorporation  doctrine.  Je  zal  dus  een  onderneming  blijven  onder  het  recht  van  het  land  waar  men   is  opgericht   tot  men  de  maatschappelijke  zetel   (registered  office)  naar  een  ander  land  zou  verhuizen.  Bij  de  werkelijke  zettelleer  gaat  men  uit  van  de  reële  activiteit  van  de   onderneming.   De   plaats   van   registratie   creëert   een   vermoeden   dat   het   bedrijf   ook  werkelijk   onder   het   recht   van  dat   land   valt,  maar   dit   is  weerlegbaar.   Indien  de  werkelijke  zetel  zich  in  een  ander  land  bevindt,  zal  die  onderneming  ook  vallen  onder  het  recht  van  dat  land.   Er   is   echter   geen   universele   definitie   over   wat   die   werkelijke   zetelleer   nu   precies  inhoudt.   In   België   is   het   bijvoorbeeld   niet   belangrijk   wat   de   nationaliteit   van   de   grote  aandeelhouders   is.   Men   kijkt   naar   de   belangrijke   productieplaatsen   of   vanwaar   het  topmanagement  operationeel  is.  In  andere  landen  kan  men  echter  wel  mat  die  nationaliteit  rekening  houden.       Sommige  voorstanders  van  die   incorporation   doctrine   zeiden  dat  de  werkelijke   zetelleer  niet  compatibel  was  met  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging  en  dat  die  werkelijke  zettelleer  rechtsonzekerheid  creëert,   in  tegenstelling  tot  de   leer  van  registratie.  Men  zal  altijd  weten  onder  welk   recht  men   juist   valt.  Wat   is   het   doel   van   die  werkelijke   zetelleer?  Men  wilde  vermijden   dat   ondernemingen   niet   aan   forum   shopping   zouden   kunnen   doen.   Het   zou   te  gemakkelijk  zijn  om  regels  te  ontlopen  die  hen  niet  voordelig  lijken.  Indien  de  hoofdvestiging  in   Frankrijk   ligt,   zullen   de   economische   activiteiten   een   impact   hebben   in   het   Franse  systeem.  Men  wil  dus  ook  de  schuldeisers  daar  beschermen  en  continuïteit  van  de  economie  beschermen.   Het   arrest   Centros   zei   dat   het   niet   echt   een   belang   had   dat   het   land   van  registratie  niet  onderhevig  was  aan  de  economische  activiteit  van  die  onderneming,  wat  de  werkelijke  zetelleer  natuurlijk  wat  iets  of  wat  tegensprak.     Verschillende   wetgevers   in   Europa   hebben   ook   gereageerd   door   hun   grens   op  minimumkapitaal   te   verlagen,   of   een   soort   van   nieuwe   vennootschappen   te   creëren  met  gelijkaardige   ‘voordelen’   (enkel   voor   private   ondernemingen,   publieke   ondernemingen  vallen  onder  de  tweede  richtlijn).      Het  Centros  arrest  maakte  duidelijk  dat  de  Cassis  de  Dijon  test  ook  kon  worden  toegepast  in  het  kader  van  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging    met  betrekking  tot  de  ondernemingen.       De   verschillende   soorten   regimes   van   fiscaal   recht   in   Europa   kan  niet  worden   gezien   als  beperkingen  van  dat  recht.  De  Cassis  de  Dijon  test  zal  op  deze  regels  niet  worden  toegepast  

Page 11: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           11  

     

omdat   ze   niets   te  maken   hebben  met   dat   recht   van   vrijheid   van   vestiging.   Het   Hof   heeft  geen  criteria  gevestigd  die  het  verschil   aanduiden   tussen   zaken  die   te  maken  hebben  met  dat  recht  van  vrijheid  van  vestiging  en  zaken  die  er  niets  mee  te  maken  hebben.     Peralta   arrest     Italiaans   recht  zei  dat   indien   je  een  scheepvaartonderneming  hebt,  die  geïncorporeerd  is   in  Italië,   je  viel  onder  de  Italiaanse  milieuwetgeving.  Niet  alleen  wanneer  men   in   Italiaanse   waters   voer,   maar   ook   indien   men   in   Internationale   waters   was   of  buitenlandse  waters.  Zulke  ondernemingen  vielen  deze  regel  aan  op  grond  van  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging  omdat  het  niet  eerlijk  was  dat  men  overal  rekening  moest  houden  met  dat  Italiaanse  recht,  maar  men  zei  dat  deze  regels  niks  te  maken  hebben  met  de  vrijheid  van  vestiging.  Wanneer  regels   iets  te  maken  hebben  met  de  oprichting  of  het  mogelijk  zijn  van  ondernemingen  moeten   ze  wel   de   cassis   de  Dijon   test   doorstaan.   Indien   regels   te  maken  hebben  met  de  manieren  waarop  een  onderneming  operationeel  kan  zijn  hoeven  nationale  regels  deze  test  niet  te  doorstaan.  

Wat   was   nu   de   impact   van   die   Centros   beslissing?   Duizenden   ondernemers   van   het  vasteland  zetten  shell  companies  op  in  de  UK.  Dit  gebeurt  nog  altijd,  maar  op  minder  grote  basis  dan  vroeger.  Men  ontdekte  dat  het  niet  altijd  voordelig  is  om  dit  te  doen.  Stel  dat  men  zich   registreert   in  de  UK  en  alle  economische  activiteiten   laat  doorgaan   in  België,   zal  men  voor  het  vennootschapsrecht  vallen  onder  Brits   recht.  Voor  onder  andere   sociaal   recht  en  fiscaal   recht   zal  men  echter  wel  onder  het  Belgische   recht   vallen.   Langs  de  andere  kant   is  oprichting   in  de  UK  heel   simpel   en  niet   tijdrovend.  Het  brengt  wel   enkele   administratieve  lasten   met   zich   mee.   Men   moet   jaarlijks   verslagen   neerleggen,   die   niet   noodzakelijk  hetzelfde  zijn  als  hier.  Men  moet  ook   jaarlijks  een  belastingaangifte   indienen,  ook  al  heeft  men  geen  enkel  inkomen  daar.  Voor  kleine  vennootschappen  is  dit  dus  niet  altijd  handig.      Een  andere  zaak  die  ook  gelijkaardig  was  aan  het  Centros  arrest  was    The  inspire  art’s  case  Het  betrof  een  vennootschap  die  kunst  verkocht  via  het  internet  en  gevestigd  was  in  de  (?)  UK.  Het  deed  echter  enkel  zaken  met  Nederlandse  consumenten.  Haar  handelsactiviteit  en  dus  economische   impact  had  enkel  effect   in  Nederland.   In  Nederland  was  er  een  regel  dat  wanneer  een  onderneming  zijn  grootste  activiteit  heeft  in  hun  land,  zullen  ze  niet  zover  gaan  om  die  onderneming  te  onderwerpen  aan  Nederlands  recht  maar  zullen  ze  gezien  worden  als   een   ‘Formeel   buitenlandse   vennootschap’.   Men   had   dus   een   soort   van   ‘merk’   dat  vasthing  aan  de  onderneming.  Deze  ondernemingen  hadden  dit  natuurlijk  niet  zo  graag  en  zagen  dit   als   een   strijdigheid  met  het   recht   van  vrijheid   van  vestiging.  Nederland  opperde  dat   men   niets   verhinderde   met   betrekking   tot   die   vrijheid.   Het   Hof   bevestigde   dat   dit  inderdaad   niet   zo’n   grote   last   is.   De   Duitse   WG   had   echter   nogal   draconische   sancties  verbonden  aan  het  niet  naleven  van  die  regel  dat  ondernemingen  moesten  duidelijk  maken  dat   ze   een   ‘Formely   foreign   company’   zijn.   Het   Hof   zei   dat   de   sancties   niet   in  overeenstemming  waren  met  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.      

C.  Überseering  (wordt  nog  op  Minerva  gezet,  lezen  voor  examen!)  Deze   zaak   maakte   duidelijk   dat   de   Duitse   versie   van   de   werkelijke   zetelleer   niet   in  overeenstemming  was  met  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.  Alle  aandeelhouders  waren  Duits,  de  naam  van  de  ON  was  Duits,..  De  onderneming  op  zich  was  Nederlands.  Er  liep  iets  fout  met  de  activiteiten  van  de  onderneming   (problemen  met  een  parkeergarage)  en  men  kwam  voor  de  Duitse  rechter.  De  Duitse  rechtbank  opperde  dat  de  onderneming  Duits  was  en  niet  Nederlands.  Op  dat  moment  zei  het  recht,  dat  wanneer  men  een  hoofdvestiging  in  

Page 12: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           12  

     

Duitsland  had,  men  ook  de  maatschappelijke  zetel  in  Duitsland  moest  hebben.  Dit  was  bij  die  onderneming   niet   gebeurd.   Überseering   opperde   dat   men   nog   altijd   een   Nederlandse  onderneming  was  maar  daar  ging  de  Duitse  rechtbank  niet  meer  akkoord.  De  rechtbank  zei  ook  dat  sinds  ze  nog  altijd  hun  maatschappelijke  zetel  niet  hadden,  hun  statuten  niet  hadden  aangepast  aan  het  Duitse   recht,  hun  wettelijk  bestaan  werd  geweigerd  en  ze  dus  ook  niet  konden  gezien  worden  als  eigenaar  van  die  parkeergarage  die  zich  in  Düsseldorf  bevond.      Strijdig  met  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.  Het  erkennen  van  de  werkelijke  zetelleer  mag   er   nooit   toe   leiden   dat   het   bestaan   geweigerd   wordt   van   een   onderneming   met  werkelijke  zetel  in  een  lidstaat  en  maatschappelijke  zetel  in  een  ander  land,  omdat  men  zich  nog  niet  heeft  aangepast  aan  de  regels  van  het   land  van  de  werkelijke  zetel.  Men  mag  het  bestaan   van   een   onderneming   niet   ontkennen.   Het   principe   van   vrijheid   van   vestiging  houdt  ook  een  plicht   in  om  elke  onderneming  te  erkennen  die  rechtmatig   is  opgericht   in  een   lidstaat   van   de   EU.  Het  niet  naleven  van  wettelijke  verplichtingen   in  het   land  van  de  werkelijke  zetel  mag  niet  leiden  tot  ontkennen  van  het  bestaan  van  zo’n  onderneming.      

D.  Sevic    Dit  arrest  ging  over  het  feit  dat  een  Duitse  onderneming  probeerde  om,  door  middel  van  een  fusie,  een  Luxemburgse  onderneming  te  absorberen.  De  Luxemburgse  onderneming  ging  in  vereffening   en   sluisde   al   zijn   Activa   naar   de   Duitse   onderneming   en   de   Luxemburgse  aandeelhouders  werden  aandeelhouder   in  de  Duitse  onderneming.  Een  fusie  kan,  wettelijk  gezien,   enkel   rechtsgeldig   gebeuren   in   Duitsland   door   registratie   bij   de   rechtbank   van  koophandel.   Het   Duitse   recht   had   enkel   regels   voor   fusies   tussen   twee   of   meer   Duitse  ondernemingen  en  dus  kon  de  fusie  in  casu  niet  rechtsgeldig  doorgaan.     Volgens  het  hof  was  dit  strijdig  met  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging,  waarom?    Het  hof  zei  dat  door  de  fusie,  de  Duitse  onderneming  in  het  bezit  kwam  van  heel  wat  Luxemburgse  activa.  Indien  die  activa  bijvoorbeeld  een  fabriek  zou  inhouden,  kan  deze  gezien  worden  als  een  filiaal.  Een  filiaal  is  het  voorwerp  van  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.       De   Sevic   case   erkende   grensoverschrijdende   fusie   als   het   voorwerp   van   het   recht   van  vrijheid  van  vestiging.  Het  impliceerde  ook  dat  het  perfect  mogelijk  zou  zijn  geweest  voor  de  Luxemburgse  onderneming  om  een  dochterbedrijf  op  te  zetten  in  Duitsland,  om  zich  daarna  te  laten  opslorpen  door  die  dochteronderneming.      

E.  Lasteyrie  11/03/2004  Meneer   L.   was   een   Franse   edelman   en   hij   wou   voor   belastingvoordelen   verhuizen   naar  België.  Hij  was  heel  rijk  en  had  heel  wat  aandelen  in  private  ondernemingen.  Hij  wilde,  nadat  hij  was  verhuisd  naar  België  een  groot  deel  van  die  aandelen  verkopen,  omdat  meerwaarden  op   aandelen   hier   heel   voordelig   worden   belast.   De   Franse   overheid   zei   dat   vanaf   hij  verhuisde  naar  België,  hij  zou  worden  belast  op  de  hypothetische  winst  die  hij  zou  behalen  na  de  verkoop  van  die  aandelen.  Het  Hof  liet  dit  niet  toe  en  de  belasting  mocht  niet  worden  geheven.  Men  mocht  niet  taxeren  op  het  moment  dat  men  de  grens  overstak  omdat  men  de  grens  overstak.      

F.  Cartesio  16/12/2008  Cartesio  is  een  Hongaars  bedrijf  dat  zijn  hoofdvestiging  wou  verplaatsen  naar  Italië.  Ierland  dacht   dat   deze   zaak   ging   over   het   verplaatsen   van   de   maatschappelijke   zetel.   Hongarije  

Page 13: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           13  

     

weigerde   dit   door   het   feit   dat   ze   de   registratie   van   verplaatsing   van   hoofdvestiging   niet  accepteerde.   Volgens   het   Hof   was   het   duidelijk   dat   Cartesio   wilde   dat   het   onderworpen  bleef   aan   Hongaars   recht.   Dit   is   echter   vreemd   omdat   dit   nergens   in   het   arrest   meer  voorkomt  dan  in  paragraaf  100.  Het  hof  bevestigde  eigenlijk  de  rechtspraak  van  Daily  Mail,  maar   tegelijkertijd   is   het   een   soort   van   ‘rewriting’   van   Daily  Mail.  Men  wilde   de  mensen  herinneren  aan  het  feit  dat  ondernemingen  een  creatie  zijn  van  nationaal  recht.  De  vraag  of  een  onderneming  zijn  hoofdvestiging  mag  verplaatsen  naar  een  ander  land  met  behoud  van  onderwerping  aan  het  recht  van  het  land  van  origine,  is  er  een  die  moet  beantwoord  worden  door  het   recht   van  de  nationale   staat.   Lidstaten   leggen  niet   alleen  de   aanknopingspunten  vast   waaraan   voor   hen   moet   voldaan   zijn,   maar   ze   kunnen   ook   bepalen   welke  aanknopingspunten  een  onderneming  MOET  houden  om  ook  een  onderneming  van  dat  land  te  kunnen  blijven.  (paragraaf  109  en  110).  Of  een  onderneming  kan  gebruik  maken  van  zijn  recht   van   vrijheid   van   vestiging   wordt   beslist   door   het   nationale   recht   omdat  ondernemingen  creaties  zijn  van  nationaal  recht.  Volgens  De  Wulf  niet  echt  de  juiste  kijk  op  deze  zaken.  Men  mag  op  grond  van  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging  niet  tussenkomen  in  het  nationale  recht  dat  de  belangrijke  aanknopingsfactoren  vereist.    Het  hof  maakte  echter  een   nuance   (111   en   112)   Het   Hof   zegt   dat   lidstaten   kunnen   bepalen   welke  aanknopingsfacoren   een   onderneming  moet   hebben   om   een   onderneming   te   zijn   volgens  het  recht  van  dat  land.  Cartesio  wilde  zijn  hoofdvestiging  verplaatsen  naar  het  buitenland  en  indien  het  wel  een  Hongaarse  onderneming  wilde  blijven  kan  ze  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging   niet   uitoefenen.   Indien   Cartesio   zijn   hoofdvestiging   zou   willen   verhuizen   maar  ervoor   kiest   om   zich   dan   te   onderwerpen   aan   het   recht   van   het   nieuwe   land,   dan   mag  Hongarije  hieraan  geen  beperkingen  aan  verbinden.      

G.  Vale  12/07/2012  Vale,  een  Italiaans  bedrijf  wou  de  ganse  onderneming  verhuizen  naar  Hongarije.  Niet  alleen  de   hoofdvestiging,  maar   ook   de  maatschappelijke   zetel.   Ze   weigerden   niet   om   Vale   in   te  schrijven   in   Hongarije,   als   een  Hongaars   bedrijf,  maar   ze  weigerden  wel   om   de   Italiaanse  onderneming  als  rechtsvoorganger  in  te  schrijven  in  het  handelsregister.      Wat  doet  het  Hof?  Het  zegt  dat  het  geschil  eerder  gaat  over  grensoverschrijdende  omzetting  van  vennootschappen  dan  om  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.   (paragraaf  23).  Het  hof  verwijst  naar  de  Sevic  Case,  die  hierboven   reeds  werd  besproken.  Andere   tussenkomende  staten   zeggen   dat   dit   niet   hetzelfde   probleem   betreft.   Bij   Sevic   ging   het   om   een   fusie,  waarbij  het  bedrijf  zich  niet  volledig  in  1  land  concentreerde,  waar  dit  hier  wel  het  geval  is.      Om  het  onderscheid  tussen  beide  zaken  aan  te  duiden  kan  er  ook  nog  een  ander  argument  aangehaald  worden.  Wanneer  maak   je  gebruik  van   je  recht  van  vrijheid  van  vestiging?  Het  louter  verhuizen  van  een  juridische  entiteit  van  het  ene  land  naar  het  andere  behoort  hier  niet  toe.  Dit  leidt  niet  per  se  tot  het  uitoefenen  van  economische  activiteit  of  het  verwerven  van  activa.      De  Vale  case  moet  gezien  worden  als  een  verduidelijking  van  de  paragrafen  110-­‐111  van  de  Cartesio   case.   Cartesio   wou   een   Hongaarse   onderneming   blijven   EN   de   hoofdvestiging  verhuizen   naar   Italië.   Men   kon   geen   recht   van   vrijheid   van   vestiging   uitoefenen   omdat  Hongarije   perfect   zelf   kon   beslissen   dat   wanneer   een   onderneming   zijn   hoofdvestiging  

Page 14: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           14  

     

verhuist  er  niet  genoeg  banden  meer  waren  met  Hongarije  om  ook  nog  als  een  Hongaarse  onderneming  te  worden  gezien.    Echter   in   casu   is   het   duidelijk   dat  Vale   de   banden  met   Italië   niet  wil   behouden.  Wanneer  men  dus  tegelijkertijd  de  hoofdvestiging  en  de  maatschappelijke  zetel  naar  een  ander   land  verhuist  en  duidelijk  maakt  dat  men  geen  Italiaanse  onderneming  wil  blijven,  maar  zich  wel  onderwerpen  aan  het  recht  van  de  host  state,  oefent  men  wel  degelijk  het  recht  van  vrijheid  op  vestiging  uit.    Het  Hongaarse  recht  heeft  enkel  bepalingen  over   interne  conversies.  (vb.  van  BVBA  NV).  Toch  wijst  het  Hof  op  het   feit  dat  een  EU-­‐lidstaat  de  EU-­‐regels  moet   toepassen.  Men  mag  niet   discrimeneren   op   grond   van   nationaliteiten,   maar   men  mag   wel   de   nationale   regels  toepassen  op   immigrerende  ondernemingen.  Men  moet  wel   redelijk   blijven.  Men  mag  de  regels  niet  op  die  manier  toepassen,  dat  het  praktisch  onmogelijk  wordt  voor  buitenlandse  bedrijven  om  te  emigreren.    Wat  betekent  dit   juist?  Paragrafen  54-­‐56.  Men  komt  tot  de  conclusie   dat   het   weigeren   van   inschrijven   in   het   handelsregister   van   een   buitenlandse  rechtsvoorganger,   die   nu   een   Hongaarse   onderneming   is,   niet   evenredig   is   met   het  gelijkheidsbeginsel.  Meer  concrete  bepalingen  die  hierdoor  van  toepassing  zijn  op  de  zaak    Paragraaf  57-­‐58.      

H.  Volkswagen/Commissie  vs.  Duitsland  23/10/2007  Het   hof   zag   de   zaak   als   een   strijdigheid   met   het   recht   van   vrijheid   van   vestiging,   maar  aangezien  de  commissie  deze  zaak  niet  zo  benaderde  besliste  het  hof  op  grond  van  vrijheid  van  kapitaalverkeer.      Het   HvJ   verklaarde   dat   een   Duitse   wet   die   Volkswagen   tot   op   de   dag   van   uitspraak  beschermde  tegen  een  vijandige  overname,  illegaal  is.  De  facto  waren  er  in  de  VW-­‐wet  drie  bepalingen  die  directe  investeringen  konden  ontmoedigen  en  zo  een  beperking  van  het  vrije  kapitaalverkeer  vormden  de   zin  van  het  Europese   recht.  Men  beperkte  het   stemrecht  van  elke   aandeelhouder,   in   afwijking   van   het   gemeen   recht,   tot   20%   van   het  maatschappelijk  kapitaal.   Ten   tweede   verhoogde   men   de   vereiste   meerderheid   naar   80%   van   het  vertegenwoordigde   kapitaal   voor   besluiten   van  de   algemene   vergadering   (i.p.v.   75%).  Ten  derde  kende  men  aan  de  federale  staat  en  de  deelstaat  Nedersaksen  het  recht  toe  om  elk  twee  vertegenwoordigers  aan  te  wijzen  in  de  raad  van  commissarissen,  ongeacht  het  aantal  aandelen  in  handen  waren  van  de  federale  staat  of  de  deelstaat.  Het  was  zo  dat  Porsche  zijn  aandeel  in  VW  had  uitgebreid  naar  een  ruime  30%.  Na  deze  uitspraak  was  het  voor  hen  dus  mogelijk  om  door  te  stomen  en  VW  over  te  nemen,  indien  daar  behoefte  aan  was.      Deze  wet  is  dus  strijdig  met  het  vrije  kapitaalverkeer  omdat  het  investeerders  afschrikt  om  hun  geld  in  Volkswagen  te  steken.      Wat  er  interessant  is  aan  deze  zaak  is  dat  de  Duitse  overheid  de  zaak  probeert  af  te  scheiden  van   heel   wat   andere   rulings   die   het   HvJ   vestigde   met   betrekking   tot   golden   shares  (paragraaf   50).   Een   gouden   aandeel   geeft   aan   aandeelhouders   een   bijzonder   recht,  onafhankelijk   van   het   aantal   aandelen   men   in   bezit   heeft.  (http://nl.wikipedia.org/wiki/Gouden_aandeel   ).   Het   is   vaak   de   staat   die   zulke  bevoegdheden  heeft  op  grond  van  een  wet.  Wanneer  een  nationale  wet  het   toestaat  aan  

Page 15: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           15  

     

ondernemingen   om   zulke   bepalingen   in   hun   statuten   toe   te   staan   zodat   het   recht   van  vrijheid   van   vestiging   wordt   gehinderd,   zegt   de   meerderheid   van   de   rechtsleer   dat   dit  inderdaad  strijdig  is  met  dit  recht.      De  wet  bleef  echter  bestaan  en  nog  niet  zo   lang  geleden  heeft  het  HvJ  gezegd  dat  de  wet  toch  in  overeenstemming  is  met  het  Europese  recht.    

I.  National  Grid  29/11/2011  Het   is   momenteel   de   belangrijkste   zaak   in   het   kader   van   exit   heffingen.   Ondernemingen  willen   soms   hun   hoofdvestiging   verhuizen   over   de   grenzen   heen.   Fiscaal   gezien   betaal   je  meestal  belastingen   in  het   land  waar  de  hoofdvestiging   zich  bevindt.  De  maatschappelijke  zetel   kan   alleen   een   vermoedende   factor   zijn   om   het   juiste   land   aan   te   duiden,   maar   is  weerlegbaar.      Een   Nederlandse   BV   wou   zijn   hoofdvestiging   verhuizen   naar   Engeland.   Bij   zo’n  zetelverplaatsing  wordt  in  Nederland  dan  een  exhit  heffing  geheven.  Het  Hof  zei  dat  dit  niet  strijdig   is   met   het   recht   van   vrijheid   van   vestiging.   Lidstaten  mogen   die   belasting   heffen,  maar   wat   ze   niet   mogen   doen   is   de   heffing   volledig   en   ineens   eisen.   Het   betreft   een  belasting   die  wordt   geheven   op   nog   niet   gerealiseerde  winsten.   Indien  men   die   belasting  ineens  en  direct  zou  moeten  betalen,  zou  men  belasting  betalen  op  winsten  die  zich  nog  niet  hebben  voorgedaan.   Lidstaten  mogen  wel   rente  aanrekenen,  gezien  de  belasting  pas   later  wordt  betaald.      Velen   argumenteren   dat   dit   een   meer   restrictievere   benadering   is   van   het   Hof   dan  bijvoorbeeld  in  Daily  Mail.      

J.  Conclusie  Na   het   bekijken   van   al   deze   zaken   is   het   vrij   duidelijk   wat   het   uitoefenen   van   recht   op  vrijheid   van   vestiging   betekent.   Toch   zijn   er   nog   een   aantal   zaken   die   nog   niet   helemaal  duidelijk  zijn  of  waar  het  HvJ  nog  geen  uitspraak  over  heeft  gedaan.  Ten  eerste  heeft  het  Hof  nog   niet   helemaal   gespecificeerd   of   het   mogelijk   is   om   gebruik   te   maken   van   het   recht  wanneer   men   een   juridische   entiteit   verhuist   zonder   er   economische   activiteit   aan   te  koppelen.  Wanneer  men   noch   een   verwerving   heeft   in   een   andere   LS,   noch   een   transfer  heeft  van  Activa  en  zodus  geen  economische  activiteit  is  het  volgens  de  RL  zo  dat  men  geen  gebruik  kan  maken  van  het  recht  op  vrijheid  van  vestiging.  Bij  Vale  wilde  men  hoofdvestiging  EN  maatschappelijke  zetel  verhuizen,  maar  een  onderneming  die  enkel  zijn  maatschappelijke  zetel  wil   verhuizen   is   nog   geen   onderwerp   van   geschil   geweest   voor   het  HvJ.   Het   is   bijna  zeker  dat  Cartesio  en  Vale  test-­‐cases  waren.  Grote  lawfirms  betalen  bedrijven  ervoor  om  dit  geschil  voor  het  Hof  te  brengen  zodat  er  precedent  kan  worden  gevestigd.      Een  interessante  vraag  met  betrekking  tot  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging  is  diegene  of  het  HvJ  hetzelfde  standpunt  inneemt  bij  fiscale  geschillen  of  puur  vennootschapsrechtelijke  zaken.    1  beroemde  zaak  is  de  Marks  &  Spencer  case.    

Page 16: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           16  

     

1.  Marks  &  Spencer  13/12/2005  Marks   &   Spencers   is   een   grote   UK   keten   die   vroeger   heel   veel   buitenlandse  dochterondernemingen  had.  Op  fiscaal  vlak  moeten  deze  dochters  worden  gezien  als  aparte  legale  entiteiten.  Hun  verliezen  kunnen  dus  niet  gecompenseerd  worden  met  winsten  van  de  moedervennootschap.  Men  mag  de  onderneming  dus  niet  bekijken   in  het  kader  van  de  gehele  groep.  De  UK  weigerde  dus  de  verrekening  van  grote  verliezen  met  winsten  van  de  moederonderneming   die   wel   in   Engeland   was   gevestigd.   Indien   men   buitenlandse  vestigingen  heeft,   die  wettelijk   gezien  wel   deel   zijn   van  de  moedervennootschap,  mag  dit  wel  gebeuren.      Waarom   kwam   dit   geschil   van   voor   het   HvJ?   Binnen   de   UK   was   er   wel   een   soort   van  ‘groepsverlichting’.  Wanneer  een  dochteronderneming  zich  binnen  de  UK  bevond,  mochten  de  verliezen  van  die  dochter  WEL  verrekend  worden  met  de  winsten  van  de  moeder.  Dit  is  strijdig  met  het  recht  van  vrijheid  van  vestiging.  Het  Hof  zei  dat  dit  een  soort  van  motief   is  om  dochterondernemingen  binnen  de  UK  te  houden  en  dat  het  ook  minder  aantrekkelijker  is  voor  Britse  ondernemingen  om  dochterondermingen  in  het  buitenland  te  vestigen.    Het  hof  zei  niet  letterlijk  dat  men  die  verrekening  in  de  UK  moest  toelaten,  maar  het  was  iets  genuanceerder.  Het  zei  dat  het  was  toegestaan  om  regelingen  te  treffen  met  betrekking  tot  het   aftrekken   van   buitenlandse   verliezen   met   binnenlandse   winsten,   maar   dit   mag   niet  indien  deze  verliezen  niet  kunnen  worden  verrekend  met  oude  of  toekomstige  winsten  van  de  dochter  in  de  staat  waar  ze  gevestigd  is.  

H3:  Insolventie  van  ondernemingen  De   EU   heeft   een   regeling   uitgevaardigd   met   betrekking   tot   de   insolventie   van  ondernemingen.  Het  kernprobleem  of  centrale  concept  in  deze  regeling  COMI:  Centre  Of  Main  Intrest.  Bij  vennootschapsrechtelijke  insolventie,  wat  is  de  rol  van  die  COMI?  Waarom  hebben   we   dit   concept   nodig?   Wanneer   men   een   vennootschap   heeft   die   actief   is   in  verschillende  EU  lidstaten  is  er  een  systeem  nodig  welke  rechter  in  welk  land  bevoegd  is  om  over  de  insolventieprocedure  beslissen  (vandaar  COMI).  Het  COMI-­‐  concept  speelt  natuurlijk  ook   een   rol   bij   de   regeling   zelf   in   de   eerste   plaats.   De   EU   regels   zijn   alleen  maar   toe   te  passen  op  natuurlijke  personen  of  op  ondernemingen  wiens  COMI  zich  bevindt  in  de  EU.    COMI  zegt  of  men  de  EU  regels  moet  toepassen  en  welk  gerecht  (=welk  land)  bevoegd  is.      Er  is  geen  algemene  definitie  van  wat  het  centre  of  main  intrest  juist  inhoudt.  Artikel  3  van  de   richtlijn   geeft   wel   indicaties   dat   de  maatschappelijk   zetel   wordt   gebruikt   als   centre   of  main  intrest.  Ergens  in  de  inleidende  tekst  (nummer  13)  wordt  wel  dit  vernoemd:  The  ‘centre  of  main  interests’  should  correspond  to  the  place  where  the  debtor  conducts  the  administration  of  his  interests  on  a  regular  basis  and  is  therefore  ascertain-­‐  able  by  third  parties.  De  hoofdvestiging  komt  niet   altijd   overeen  met   de   COMI.   De   rechter   kan   zeggen   dat   dit   de   plaats   is   vanwaar   het  bedrijf  effectief  wordt  bestuurd,  maar  in  de  ogen  van  derden  (schuldeisers,…)  kan  dit  anders  zijn.  

De   verordening  maakt   een   onderscheid   tussen  main   insolvency   proceedings   en   territorial  proceedings   (second).  Waar  kunnen  MIP  worden  geopend?   In  het   land  waar  de  COMI  zich  bevindt.   Eens  daar   een  procedure   is   geopend,   heeft   geen  enkele   andere   rechter   in  de   EU  nog  het  recht  om  een  MIP  te  openen.  Met  betrekking  tot  de  TP  is  dit  wel  nodig  mogelijk.  De  

Page 17: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           17  

     

verordening  zegt  dat  er  onmiddellijk  erkenning   is  van  een  MIP   in  heel  de  EU.  Ook  al  denkt  een   rechter   in   een   ander   land   dat   er   een   fout   is   gemaakt,   toch  mag   hij   niets  meer   doen  (tenzij  beroep  instellen  in  het  land  waar  de  procedure  werd  geopend).  Een  opening  van  een  MIP   heeft   dus   onmiddellijk   en   overal   effect   (behalve   in   Denemarken).   Een   rechter   in   een  ander  land  mag  een  beslissing  dus  niet  herzien    of  daar  niet  over  beslissen,  tenzij  deze  een  schending   van   openbare   orde   uitmaakt.   En   wat   openbare   orde   uitmaakt,   mag   niet  geïnterpreteerd   worden   volgens   het   nationale   recht   van   de   lidstaten,   maar   het   is   een  concept   dat   wordt   gedefinieerd   door   EU-­‐recht   (HvJ).   Het   zegt   dat   wanneer   men   kan  bewijzen,   dat   de  manier  waarop   insolventie   procedures  worden   een  manifeste   schending  zijn   van   mensenrechten   of   procesrecht   niet   is   nageleefd,   dit   strijdig   kan   zijn   met   de  openbare   orde.   Het   Hof   heeft   ook   gezegd   dat   wanneer   de   werknemers   opzettelijk   niet  werden  gehoord,  dit  geen  schending  uitmaakt  van  de  mensenrechten.    MIP  worden  dus  automatisch  erkend   in  de  EU.  Wanneer  de  ON  activa  heeft  buiten  de  EU  vallen  deze   toch  onder  de  procedure  en  worden  deze  geacht  binnen  de  EU  te  liggen  (theoretisch  gezien).      Territorial  proceedings  kunnen  worden  geopend   in  andere   landen  dan  het   land  van  COMI.  Het  is  wel  vereist  dat  een  onderneming  daar  establishment  heeft.  Deze  wordt  min  of  meer  gelijkaardig   beschouwd   aan   het   hebben   van   een   vestiging.   Wat   is   dan   het   onderscheid  tussen  het  hebben  van  activa  in  een  land  en  het  hebben  van  een  filiaal?  Bij  een  filiaal  heeft  men  minstens  1  persoon  nodig  die  beslissingen  neemt  die  de  onderneming  wettelijk  binden.  Wanneer  men  dit  niet  heeft,  heeft  men  geen  filiaal.  Voor  het  Hof  is  het  hebben  van  activa  in  een  bepaald  land.  Een  onderneming  heeft  vestiging  in  een  land  nodig,  dus  op  zijn  minst  het  hebben  van  een  filiaal.  Een  territoriale  procedure  mag  daar  dus  geopend  worden,  maar  dat  wel  niet  zeggen  dat  die  procedure  beperkt  is  tot  de  schuldeisers  van  dat  land.  Men  zal  wel  enkel   betaald   worden   uit   de   assets   of   filialen   van   het   land   waar   de   TP   is   geopend.  Onafhankelijke   TP   zijn   procedures   wel   enkel   toegestaan   in   bepaalde   gevallen.   Stel:   een  Belgische  onderneming  heeft  een  vestiging   in  Nederland  die  niet-­‐commercieel   is.   In  België  kan   men   dan   geen   insolventieprocedure   openen.   Daarom   zal   men   een   lokale   procedure  openen   in  Nederland.   Een   ander   geval   is   dat   schuldeisers   van  een  bepaalde  onderneming  een  lokale  procedure  kunnen  openen  of  aanvragen  in  hun  land.  Wanneer  datzelfde  subject  dan  onderwerp  wordt  van  een  MIP  wordt  deze  procedure  het  belangrijkst  en  kan  instructies  geven   aan   de   TP.   Secondry   proceedings   zijn   procedures   die   parallel   bestaan  met  MIP   en  hebben  alleen   te  maken  met   liquidatie   van  assets.   Ze  kunnen  nooit  worden  gebruikt   voor  herstructurering.      Wanneer   deze   verordening   wordt   toegepast   op   een   vennootschapsgroep   moet   de   vraag  worden  gesteld,  of  het  mogelijk  is  om  een  COMI  vast  te  stellen  voor  de  gehele  groep  of  niet.  Dit  gebeurt  heel  vaak.    Rover  was  een  vennootschapsgroep  met  de  moeder  die  gevestigd  was   in  de  UK  maar  met  veel  buitenlandse  vestiging.  Het  Engelse  hof  besliste  dat  de  COMI  was   gevestigd   in   de   UK.   Men   baseerde   deze   beslissing   op   het   feit   dat   de  dochterondernemingen   in   het   buitenland   gewoon   verlengstukken   zijn   van   de   Britse  onderneming  want  zij  waren    volledig  afhankelijk  van  de  moeder.  Het  zijn  de  iure  wel  aparte  rechtspersonen,  maar  de  facto  niet  echt  onafhankelijk.  Daarom  werd  de  COMI  gelokaliseerd  in  Londen.       Stel   dat   dit   de   eerste   keer   is   dat   zo’n   beslissing   wordt   geveld   in   het   Europees  insolventierecht   en   jij   denkt   als   buitenlandse   rechter   van   een   land   waar   een  dochteronderneming  is  gevestigd  (BE)  dat  dit  geen  juiste  beoordeling  is.  Wat  moet  je  doen?  

Page 18: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           18  

     

Je  zou  kunnen  argumenteren  dat  de  Belgische  klanten  enkel   zaken  doen  met  de  Belgische  dochter  en  dat  het  COMI  dus  in  België  is  gelegen.  Men  kan  zich  ook  baseren  op  het  feit  dat  een  maatschappelijke  zetel  wordt  gezien  als  een  indicatie  van  COMI.  Een  Belgische  dochter  heeft  een  eigen  MZ  dus  COMI  is  in  België.  Toch  moet  opgemerkt  worden  dat  een  MIP  direct  en   automatisch   effect   heeft.   De   enige   mogelijke   oplossing   is   in   beroep   gaan   tegen   deze  beslissing.   Men   mag   die   beslissing   niet   herzien   om   zo   de   eigen   insolventieprocedure   te  openen.       Het   feit   dat   men   niets   mag   doen   met   deze   beslissing   is   gebaseerd   op   het   wederzijdse  vertrouwen  dat  aanwezig  dient  te  zijn  bij  de  rechters  van  de  landen  van  de  EU.      Er  zijn  heel  veel  zaken  waar  rechters  een  gelijkaardige  benadering  gebruikten  om  de  COMI  van  een  hele  groep  vast  te  leggen  in  1  land.  Dit  is  vaak  op  vraag  van  Amerikaanse  rechters.  Zij   willen   vaak   dat   in   het   geval   van   een   Amerikaanse   insolventieprocedure   de  vennootschapsgroep  die  zich  ook  lokaliseert  in  verschillende  landen  van  de  EU  op  Europees  vlak   in   1   land   wordt   gelokaliseerd.   Men   verkiest   dan   ook   vaak   Londen   wat   logisch   is  aangezien  men  dezelfde  taal  spreekt  en  ook  gebruik  maakt  van  de  common  law.  Het  Engelse  insolventierecht  is  ook  veel  flexibeler.    

A.  Eurofood  case  De  heersende  zaak  met  betrekking  tot   insolventie  procedures.  De  onderneming  Parmaland  ontdekte   dat   er   geld   vermist   was   van   een   bankrekening.   Parmaland   had   een   Ierse  dochteronderneming,  Eurofood.  De  maatschappelijke  zetel  was  gevestigd  op  het  adres  van  een   advocaten   kantoor   en   was   gevestigd   in   Ierland   omwille   van   fiscale   redenen.   De  dochteronderneming   werd   gebruikt   om   gelden   te   versluizen   tussen   verschillende  ondernemingen  in  de  Parmaland  groep.  Parmaland  Italië  was  failliet  gegaan  en  the  Bank  of  America,   die   een   belangrijke   schuldeiser   was,   wendde   zich   tot   de   Ierse   rechter   om   een  insolventie  procedure  te  openen.  Toch  was  er  reeds  een  procedure  geopend  in  Italië  omdat  zij   het   land   wilden   redden   en   de   kans   wilde   geven   aan   Parmaland   om   zichzelf   te  herstructureren.   Toch  was   de   situatie   zo   rampzalig   dat   Parmaland   zichzelf   niet  meer   kon  herstructureren.   Italië  maakte  daarom  een  speciale  wet  dat  Parmaland  niet  zomaar   failliet  kon  verklaard  worden,  maar  dat  daarvoor  een  speciale  procedure  moest  worden  doorlopen.  Bondi  die  de  curator  was  van  die  speciale  procedure  wendde  zich  tot  de  rechter  van  Parma  om   die   speciale   procedure   te   handhaven,   vooraleer   dat   da   bank   van   Amerika   zich   had  gewend  tot  de   Ierse  rechter.  Er  zat  echter  wat  vertraging  op  de  officiële  opening   in  Parma  door  die  speciale  wet  dat  de  bank  of  America  ondertussen  de  procedure  wel  al  had  geopend  in  Ierland.  Bondi  ging  in  beroep  tegen  de  opening  van  de  procedure  in  Ierland  op  grond  van  het  feit  dat  de  COMI  was  gelokaliseerd  in  Italië,  omdat  er  geen  economische  activiteit  was  in  Ierland   en   dat   Parmaland   Italy   100%   aandeelhouder   was   van   Eurofood.   Het   Ierse  hooggerechtshof  zei  echter  dat  de  COMI  van  Eurofood  wel  in  Ierland  was.      De  Ierse  rechter  stelde  echter  een  prejudiciële  vraag  aan  het  EHvJ  en  het  Hof  oordeelde  dat  het   inderdaad   zo   was   dat   de   COMI   van   Eurofood   zich   bevond   in   Ierland.   De   sterke  boodschap  die  hierdoor  de  wereld  is  werd  ingestuurd  is  het  feit  dat  het  zeer  moeilijk  is  om  in  te  gaan  tegen  de  vestiging  van  een  COMI,  gebaseerd  op  ‘efficiency  arguments’.  Bondi  en  ook  anderen  argumenteerden  dat  het  veel  logischer  en  makkelijk  zou  zijn  om  slechts  1  COMI  te  hebben  voor  de  ganse  groep.      

Page 19: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           19  

     

Deze   beslissing   is   nog   steeds   zeer   populair   en   nationale   rechtbanken   gedragen   zich   vaak  alsof  ze  geen  weet  hebben  van  deze  beslissing.  Het  EHvJ  hamerde  echter  op  de  wettelijke  bepalingen  en  op  het  feit  dat  elke  dochter  zijn  eigen  maatschappelijke  zetel  heeft.      De   reden  waarom  er  nog   steeds   veel   beslissingen   zijn  waarmee  hier   geen   rekening  wordt  gehouden  is  omdat  deze  beslissing  een  beetje  extreem  is.  De  Ierse  rechtbank  is  lui  geweest  zonder  echt  de  situatie  van  Parmaland  in  zijn  geheel  te  bekijken.    Waarschijnlijk  heeft  dit  een  beetje  de  rechtmatigheid/legitimacy  van  de  Eurofood  beslissing  ondermijnd.      Het  vermoeden  dat  de  COMI  zich  bevindt  waar  de  maatschappelijke  zetel  is,  is  weerlegbaar  maar   dat   is   zeer   moeilijk   om   te   doen   en   mag   zeker   niet   gebaseerd   zijn   op   grond   van  efficiency  arguments.  De  locatie  van  activa  is  echter  niet  belangrijk?    

B.  COMI      

1.  Centralizing  Approach  pro/contra  Wie  zeker  voor  de  gecentraliseerde  benadering  is,  is  UNCITRAL  (United  Nations  Committee  on   International   Trade   Law).   De   beste   manier   om   cash   geld   te   maximaliseren   en   zo   de  schuldeisers   te  betalen   is   het   kunnen   verkopen   van   grote  delen   van  een  onderneming   als  ‘going   concern’   in   plaats   van   actief   per   actief   te   verkopen.   Ook   het   Europees   Hof   heeft  bevestigd  dat  de  efficiëntie  van   internationale   faillissementen  het  hoofddoel   is.  Anderzijds  kan   deze   benadering   er   toe   leiden   dat   rechters   lui   worden.   Ze   verklaren   de   gehele  ondernemingsgroep   failliet,   zonder   het   goed   en  wel   te   checken   terwijl   sommige   dochters  dat  niet  zijn.  Deze  aanpak  negeert  ook  de  legitieme  verwachtingen  van  lokale  schuldeisers.  Zo  hebben  werknemers  in  bepaalde  rechtsgebieden  super  prioritiet  op  andere  schuldeisers  en  in  andere  rechtsgebieden  dan  weer  niet.  In  Duitsland  en  Nederland  worden  leningen  van  aandeelhouders  dan  ook  weer  achtergesteld  indien  de  onderneming  insolvent  blijkt  te  zijn.  Deze   aanpak   zet   ook   aan   tot   forum   shopping.   Universalisten   zijn   compleet   tegen   forum  shoppen  van  dochters  terwijl  Territorialisten  tegen  het  forum  shoppen  voor  moeders  zijn  (is  dus  eigenlijk  de  gehele  groep).      In  de  Eurofood  case  is  beslist  dat  het  COMI  gegeven  weerlegbaar  is  maar  is  ook  bewezen  dat  het  weerleggen  heel  moeilijk  is  en  dit  niet  zomaar  kan  op  grond  van  efficiëntie.  Toch  ging  het  Hof   niet   zover   om   in   zijn   bedoeling   ook   shell-­‐bedrijven   (soort   van   onderneming   zonder  effectieve  activiteit,  meestal  holdings)  mee  te  nemen.  Het  weerleggen  van  het  vermoeden  is  echter  niet  beperkt  tot  zulke  bedrijven,  het  is  gewoon  moeilijk.    

I.  Emtec  Case  (Frankrijk)  Nationale   rechtbanken   gebruiken   nog   altijd   de   centralization   approach.   Stel   dat   een  moedervennootschap   geregistreerd   staat   in   Nederland,   maar   eigenlijk   is   het   enkel   een  holding   vennootschap   voor   fiscale   redenen   en   is   er   in   Nederland   niet   echt   een  ‘hoofdvestiging’   of   hoofdbestuur   te   vinden.   De   werknemers   bevestigen   dat   de   groep   in  realiteit  geleid  wordt  vanuit  Frankrijk  waar  er  zich  bevinden  die  op  zich  ook  over  heel  Europa  dochters  hebben.  Deze  twee  dochters  in  Frankrijk  organiseren  eigenlijk  de  distributie  en  het  management  van  alle  dochters  in  gans  Europa.  Volgens  het  Franse  Hof  bevindt  de  COMI  van  de  gehele  ondernemingsgroep  zich   in  Frankrijk.  Deze  benadering   is,  ook  na  Eurofood,  niet  onmogelijk.   Waarom   niet?   Het   Hof   zegt   niet   dat   weerleggen   van   het   vermoeden   enkel  

Page 20: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           20  

     

mogelijk  is  indien  de  maatschappelijke  zetel  fictief  is  waarbij  postbusvennootschappen  quasi  als   voorbeeld   worden   gegeven.   De   advocaat   generaal   zegt   dat   de  maatschappelijke   zetel  irrelevant   is   omdat   deze   is   gekozen   enkel   voor   het   fiscale   voordeel.   Het   bericht   dat   het  Europees   Hof   hiermee   wil   meegeven   is   dat   het   nodig   is   om   de   feiten   in   detail   te  onderzoeken.   Louter   het   bestaan   van   een   groep   inroepen   om   efficiënte   redenen   is   niet  toegestaan,   ook   is   niet   elke   groep   gelijkaardig   gecentraliseerd.   Een   COMI   groep   kan   dus  worden  gelokaliseerd  bij  een  dochter  in  plaats  van  bij  de  moeder.      Wat  is  nu  de  oplossing?  Virtuele  territorialiteit    Werd  toegepast  in  verschillende  cases.  In  de   UK   zei   een   rechter   dat   wanneer   de   vader   in   de   UK   ligt   ook   de   ganse   groep   in   de   UK  gevestigd   is,  maar  hij  gaat  er  wel  mee  akkoord  om  lokaal   recht  toe  te  passen  bij  bepaalde  vorderingen   van   bepaald   schuldeisers   (vb.  Werknemers   in   FR   volgens   Frans   recht).   Indien  men  dit  niet  doet,   zal  men  controle  verliezen  over  de  procedures  die  hangend  zijn.  Lokale  schuldeisers  zullen  dan  territoriale  procedures  opstarten  met  betrekking  tot  de  COMI  van  d  gehele  groep.  Ook  mag  de  dochter  nooit  gezien  worden  als  een  vestiging.      Het  Hof   heeft   in   Eurofood   duidelijk   gemaakt   dat   het   de   centralization   approach   niet   echt  apprecieert  maar  dat  het  niet  noodzakelijk  onverenigbaar  is  met  haar  standpunt.      

II.  Rastelli  Case  Er  zijn  twee  bedrijven,  1  in  Frankrijk  en  1  in  Nederland.  De  COMI  van  de  ondernemersgroep  is   gelegen   in   Frankrijk.   Het   was   echter   zeer   moeilijk   om   aan   te   duiden   welke   activa  toebehoorden   aan   de   Franse   onderneming   en   welke   aan   de   Nederlandse,   wat   er   voor  zorgde   dat   bepaald   activa   onderling   verwisseld   zijn.   Dit   zorgde   ervoor   dat   ook   de  Nederlandse  rechter  bevoegd  was  om  te  beslissen  over  de  insolvente  onderneming,  ook  al  lag  de  COMI   in  Frankrijk.  Men  moet  ze  behandelen  als  een  geheel.  Toch  gaat  het  Hof  hier  niet  mee  akkoord  Het  loutere  verwisselen  van  activa  wil  niet  zeggen  en  is  niet  voldoende  om  het  vermoeden  te  weerleggen  en  aldus  wordt  Eurofood  ook  hier  weer  bevestigd.      

2.  Transfer  of  the  COMI  

I.  Staubitz  /  Schneider  Case  Deze   zaak   handelt   over   natuurlijke   personen   maar   kan   ook   worden   toegepast   op  ondernemingen.   Het   betrof   Oostenrijkers   die   verhuisden   naar   Spanje   nadat   ze   een  insolventieprocedure  hadden  geopend.  Volgens  het  Hof  heeft  de  verhuis  geen  impact  op  de  geopende   insolventieprocedure   en   behouden   de   Oostenrijkse   rechters   hun   bevoegdheid.  Verhuizen  na  het  openen  van  een  procedure  is  dus  volledig  irrelevant.    

II.  Illustratie:  Eurotunnel  Case  De   onderneming   had   haar   maatschappelijke   zetel   en   COMI   origineel   in   de   UK   waar   ook  kredietfaciliteiten   werden   geopend.   Op   het   moment   echter   dat   men   het   faillissement  indiende   was   de   COMI   reeds   verplaatst   naar   Frankrijk   en   viel   de   procedure   onder   de  jurisdictie  van  de  Franse  rechter.        

Page 21: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           21  

     

Toch   zijn  de   Londense   rechters   eerder   geneigd  om   te   veronderstellen  dat   zij   bevoegd   zijn    voor  het  openen  van  de  insolventieprocedures  en  ook  voor  het  openen  van  de  procedures  voor  herstructurering  van  ondernemingen  dankzij  hun  flexibele  aanpak.       Dit  gebeurde  ook  vaak  met  Duitse  ondernemingen.   In  moeilijke   tijden  verhuisden  zij  hun  COMI  naar  de  UK.  Ze  hervormden  hun  onderneming  naar  een  commanditaire  vennootschap  met   een   Britse   LTD.   als   managing   partner.   Vervolgens   ontbinden   ze   de   Duitse  ondernemingen   die   de   stille   vennoten   zijn   in   de   Comm.   V.   waarop   alle   activa   worden  overgeheveld  naar  de  Britse  LTD.  (managing  partner).  Zo  konden  ze  zeggen  dat  ze  vanaf  dan  een  Britse  onderneming  waren    Flexibel  Recht:  vb.  Schuld-­‐Equity  Swap    Stel:  men  heeft  een  lening  lopen  van  ongeveer  10  miljoen,  men  hoeft  de  lening  niet  terug  te  betalen  in  cash  maar   in   aandelen.  Volgens  Duits   recht  moet  de  waarde   van  de   vordering   geschat  worden  naar   reële   economische   waarde   en   niet   naar   nominale   waarde.   Toch   zijn   deze   juridische  stappen  vandaag  achterhaald  want  volgens  de  10de  richtlijn  die  meer  efficiënt  is  doet  men  nu  een  grensoverschrijdende  fusie  met  een  daar  opgerichte  Britse  dochter.    

III.  Interidel  Case  (ECJ)  Deze  zaak  betreft  een   Italiaanse  onderneming  die  haar  maatschappelijke   zetel  naar  de  UK  verhuist,   volgens   Italiaans   recht.   In   de   UK   staat   ze   dus   ingeschreven   als   een   vreemde  onderneming  (volgens  UK  recht).  De  Italiaanse  rechtbanken  en  het  Europees  Hof  zeggen  dat  de   onderneming   moet   worden   bekeken   en   behandeld   alsof   de   maatschappelijke   zetel  ingeschreven  staat  in  de  UK.  Men  verkocht  een  aantal  onroerende  goederen  aan  een  andere  Britse   onderneming   en   daarna   werd   deregistratie   aangevraagd   in   de   UK.   Een   aantal  maanden  later  zegt  een  Italiaanse  schuldeiser  dat  de  COMI  van  deze  onderneming  zich  wel  degelijk   in   Italië   bevindt.   Het   Hof   antwoord   dat   wanneer   een   onderneming   haar  maatschappelijke  zetel  verhuist  naar  een  andere  lidstaat  van  de  EU  voor  het  aanvragen  van  een  insolventieprocedure  moet  worden  verondersteld  dat  de  COMI  gelegen  is  in  de  lidstaat  waar   ook   de   meest   recente   maatschappelijke   zetel   staat   ingeschreven.     Je   kan   dus   je  maatschappelijke   zetel   verhuizen   en   zo   een   nieuwe   COMI   creëren   zonder   enige  economische  activiteit  mee  te  verhuizen.    

H4:  Shareholder  Suits  (minority  protection)  

A.  Class  Actions  Het   is  vaak  zo  dat  de  grootaandeelhouder  tegenover  de  kleinere  aandeelhouder  staat.  Een  techniek  die  er  bestaat   is  dat  de  kleine  aandeelhouders  naar  de   rechtbank  stappen  om  zo  hun  eisen  te  laten  gelden.    

1.  Kort  overzicht  van  de  traditionele  doctrine  

I.  Disclosure  Zo  weten  de  kleine  aandeelhouders  wat  gebeurt   in  de  onderneming.  Men  zal  verplicht  zijn  om  de  business  plannen,  etc.…  Te  tonen.  Ook  zal  het  mogelijk  zijn  dat  kleine  aandeelhouders  vragen   kunnen   stellen   aan   de   Raad   van   Bestuur   op   de   AVA.   In   BE/FR/NL/DL   is   het   ook  mogelijk  dat  een  aandeelhouder  een  externe  expert  aanstelt  om  verschillende  gegevens  na  te  kijken.  

Page 22: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           22  

     

II.  Stemrechten  op  de  AVA  Hier  kan  men  spreken  van  Super/Bijzondere  meerderheid  (75-­‐80%)  

III.  Materiële  Regels  -­‐   In   sommige   landen   zijn   er   regels   die   handelen   over   het   conflict   dat   heerst   tussen   de  belangen  van  de  bestuurders  en  die  van  de  aandeelhouders  (niet  in  België).    -­‐  Er  zijn  ook  exit-­‐regels    Het  recht  om  uitgekocht  te  worden  door  een  grootaandeelhouder  tegen  een  eerlijke  prijs.  -­‐  Men  spreekt  ook  van  een  verplicht  bod  (openbare  overnameaanbieding)  -­‐   Enquête:   De   rechtbank   duidt   een   externe   expert   aan   die   onderzoekt   of   de   Raad   van  Bestuur   zich   op   zo’n   manier   gedraagt   dat   er   sprake   is   van   wanbeleid   (mismanagement).  Indien  dit  zo  is  heeft  de  rechtbank  verschillende  mogelijke  sancties  die  ze  kan  opleggen.  

B.  Handhaving  via  gerechtelijke  stappen  

1.  Voorlopige  maatregelen  Om   ervoor   te   zorgen   dat   een   onderneming   ophoudt   met   bepaalde   praktijken   kan   de  rechtbank   voorlopige   maatregelen   doorvoeren.     Een   voorbeeld   hiervan   is   dat   bepaalde  beslissingen  genomen  door  de  AVA  of  RvB  kunnen  worden  nietig  verklaard.  

2.  Schadevergoedingen  

I.  Onmiddellijke  stappen  van  de  onderneming  Stel  dat  een  onderneming  (=  de  meerderheid  van  de  aandeelhouders)  niet  tevreden  is  met  een   bepaalde   beslissing   (vb.   Er   is   een   nieuwe  meerderheid   binnen  de   aandeelhouders,   of  een  beslissing  is  genomen  door  de  RvB).  Dan  kan  men  diegene  dagvaarden  die  de  beslissing  heeft   genomen,   MAAR   dit   kan   alleen   worden   onderzocht   op   het   initiatief   van   de  meerderheid  van  de  aandeelhouders  (wat  dus  niet  vaak  gebeurt)  zodat  de  minderheid  van  de  AH  nog  steeds  ontevreden  kunnen  zijn.  

II.  Onmiddellijke  stappen  van  de  aandeelhouders  

III.  Afgeleide  stappen  van  de  aandeelhouders  in  naam  van  de  onderneming  Minderheidsaandeelhouders  kunnen  het  recht  hebben  om  de  bestuurders  te  dagvaarden  in  naam   van   de   onderneming.   Zo   zullen   schadevergoedingen   worden   betaald   aan   de  vennootschap   en   niet   aan   de   aandeelhouders   zelf.   De   bedoeling   hierachter   is   dat   elke  schade  die  de  AH  geleden  hebben,  deze  sowieso  zal  vergoed  worden  via  de  onderneming,  maar  dit  is  niet  zo  wanneer  moet  betaald  worden  aan  de  AH  zelf.  

IV.  Class  Actions  Men   kan   een   geheel   van   vorderingen   samenstellen   waarvan   de   uitkomst   van   het   geschil  bindend  is  voor  de  gehele  groep.  Een  voorbeeld  van  een  Class  action  is  het  voortijdig  bekend  maken   van   feiten   en   beslissingen.  Het   is   een  manier   om  ervoor   te   zorgen   dat   in   gevallen  waarbij   1000   investeerders   gelijkaardige   schade   hebben   geleden,   alle   slachtoffers   kans  hebben  om  hun  vergoeding  te  vorderen.      Hier   heeft  men   één   hoofdeiser   die   de   zaak   voor   de   rechtbank   brengt   in   naam   de   gehele  groep   van   aandeelhouders.   Indien   een   minnelijke   schikking   of   een   uitspraak   van   de  rechtbank  wordt  bereikt  is  deze  dan  ook  bindend  voor  de  gehele  groep  (gezag  van  gewijsde).      

Page 23: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           23  

     

Ook  een  Opt-­‐Out   is  mogelijk    Dit   is  het  Amerikaanse  systeem.  Hierbij  moet  een  bepaald  slachtoffer   die   normaal   ook   deel   zou   uitmaken   van   de   groep,   de   rechtbank  waarschuwen  indien  hij   zelf   een  vordering  naar   voor  wil  brengen  en  dus  niet  gebonden  wil   zijn  door  de  beslissing  die  geldt  voor  de  gehele  groep.  Dit  is  het  tegenovergestelde  van  een  Opt-­‐In  (komt  voor  in  Zweden).  Hier  is  het  moeilijker  om  de  gehele  groep  samen  te  stellen  aangezien  men  duidelijk  te  kennen  wil  geven  dat  men  een  deel  WIL  zijn  van  de  vordering.  Het  is  ook  minder  waarschijnlijk  dat  de  verdediging  hier  zal  overgaan  tot  een  minnelijke  schikking  omdat  men  nooit  zeker  weet  of  alle  schuldeisers  wel  in  de  groep  zitten  en  er  dus  nog  steeds  een  risico  is  om   nog   gedagvaard   te   worden   door   individuele   aandeelhouders.   Het   is   in   dit   geval   ook  moeilijker  om  de  kosten  te  financieren  die  gepaard  gaan  met  zulke  stappen.      De   hoofdeiser   hoeft   geen   instructies   te   krijgen   van   de   gehele   groep.   Hij   is   gewoon   de  hoofdaanklager  en  niet  een  of  andere  agent  van  andere  delen  van  de  groep.      Het   moet   wel   worden   vastgesteld   door   de   rechtbank   dat   een   bepaalde   persoon  hoofdaanklager  is.  Er  zal  moeten  gezegd  worden  dat  ook  de  persoon  zelf  een  slachtoffer  is  maar  dat  er  nog  vele  anderen  zijn.  Hij  zal  gewoon  een  grote  investeerder  zijn  met  een  goede  advocaat.      Een   groepsvordering   zal   afhangen   van   een   aantal   zaken.   Ten   eerste   moeten   er   genoeg  aandeelhouders   zijn   die   zich   in   hetzelfde   schuitje   bevinden.   De   groep  moet   dus   coherent  genoeg  zijn  (aandelen  verkregen  hebben  binnen  dezelfde  tijdspanne,  soms  is  een  bepaalde  nationaliteit   vereist…).   Ook   de   kwaliteit   van   advocaat   die   door   de   hoofdaanklager   zal  worden   ingehuurd   speelt   mee.   Meestal   is   het   omgekeerd   en   zal   de   lawfirm   de  hoofdaanklager  aanstellen.  De  firma  zal  de  zaak  financieren  en  werken  met  een  contingency  fee  (extra  vergoeding  bij  winnen  van  de  zaak).  Dit  heeft  tot  gevolg  dat  er  een  stimulans  is  om  snel   tot   een  minnelijke   schikking  over   te   gaan  want   voor   de   advocaten   is   het   beter   om  1  vogel  in  de  hand  te  hebben  dan  tien  in  de  lucht.      In  Europa  komen  zulke  vorderingen  bijna  niet  voor.  De   reden  hiervoor   is  dat  hier  met  het  Opt-­‐In   systeem  wordt   gewerkt   en   dat   vergoedingen   bij   winnen   en   geen   vergoedingen   bij  verliezen   in  vele  Europese   landen  verboden  zijn.  Deze  vergoedingen  schenden  eigenlijk  de  werking  van  een  eerlijk  proces.  Ze  ontnemen  personen  om  hun  eigen  zaak  te  maken  (soms  is  ook  een  opt-­‐out  systeem  niet  toereikend,  maar  dit  is  een  zwak  argument).    

Aandelen  bij  class  actions  In  Nederland  wordt  dit   soms  wel  gedaan  met   fraude   inzake  aandelen.  Men  heeft  dan  wel  niet  de  optie  om  nog  naar  de  rechtbank  te  gaan.         Circulariteitsprobleem:   het   is   de   onderneming   en   door   omvang   van  de   schuldeisers   en  aandeelhouders  die  geen  deel  waren  van  de  groep  die  de   schade  moeten  vergoeden   (kijk  naar   werknemers,…)   De   groep   zal   vooral   bestaan   uit   grote   institutionele   beleggers   en  leveranciers.  Dit  is  geen  stimulans  tot  het  om  niet  over  te  gaan  tot  fraude  inzake  aandelen.  In   werkelijkheid   zijn   het   ook   niet   de   bestuurders   die   de   schade   vergoeden,   maar   de  aansprakelijkheidsverzekering  die  wordt  betaald  door  de  onderneming.        Toyota  Case:  in  de  toekomst  internalisatie  van  kosten.  

Page 24: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           24  

     

V.  Belangrijk  Onderscheid  Opties   1   en   3   bij   schadevergoeding   zijn   enkel   mogelijk   wanneer   de   onderneming  rechtstreeks  schade  heeft  getroffen.  De  aandeelhouders  hebben  zo  indirect  schade  geleden  (schade  bij  reflectie,  schade  bij  weerkaatsing).    Vb.:  Een  werknemer  is  ontslagen,  hij  sticht  brand   in   de   hoofdfabriek,   productie   wordt   zes   maand   opgehouden     VERLIES.   Hierdoor  gaat   de   waarde   van   de   aandelen   naar   beneden   =     indirecte,   weerkaatste   schade   als   een  gevolg   van   de   schade   die   is   aangericht   tegen   activa   van   de   onderneming.   Indien   de  onderneming  wordt  vergoed  voor  haar  geleden  schade,  zal  zo  ook  de  gereflecteerde  schade  worden  vergoed  aangezien  de  waarde  van  de  aandelen  terug  zal  stijgen.      In   de   meeste   rechtsgebieden   hebben   de   aandeelhouders   geen   subjectief   recht   om   een  directe   vordering   in   te   stellen   voor   schade   bij  weerkaatsing,  maar   alleen   voor   individuele  schade.      Bij   opties   2   en   4   hebben   ook   aandeelhouders   individuele   schade     Vb.   Frauduleus  weergeven  van  financiële  gegevens  waarbij  de  aandeelhouders  hebben  vertrouwd  op  deze  gegevens  om  zo  over  te  gaan  tot  aankoop  van  aandelen.  Hier  is  er  niet  echt  schade  voor  de  onderneming  want  kan  haar  zelf  goed  gedaan  zijn.  Door  de  foute  gegevens  kan  de  waarde  van  de  onderneming  zelf  gestegen  zijn.    

VI.  Stoneridge  Case  Charter   (onderneming)   contacteerde   twee   ondernemingen   (Atlanta   en   Motorola)   en  verscheepte  heel   veel  geld  naar  deze  ondernemingen  zodat  deze  konden  herinvesteren   in  Charter  zelf.  Zo  werd  de  omzet  op  een  kunstmatige  manier  de  hoogte  in  geblazen.      De   investeerders  dagvaardden  de  twee  bedrijven  en  hun  revisoren.     Juridisch  vraagstuk:  Kan   dit?   Ook   de   bedrijven   dagvaarden   die   zich   met   deze   fraude   hebben   ingelaten?   Dit  probleem  bevindt  zich  in  het  gebied  van  fraude  met  effecten:  Regel  10b-­‐5  zegt  dat  er  balling  is  van  het  gebruik  van  manipulatieve  of  misleidende  apparaten  om  de  schijnbare  waarde  van  effecten  te  veranderen  (p.  5  Case)     De  bedoeling  van  het  Amerikaanse  parlement   is  hierbij  dat  alleen  de   toezichthouders  de  hulpverleners   zouden   kunnen   vervolgen   en   dat   daarom   geen   subjectief   recht   bestaat   van  schadelijders  om  hen  direct  te  dagvaarden.      De  eiser  moet  bewijzen  dat:  

-­‐ Er   een   materiële   schending   is   en   dat   een   gemiddelde   belegger   zich   hierdoor   zou  laten   misleiden   door   de   onjuiste   voorstelling   van   zaken   of   door   nalaten   van   de  verweerder.  

-­‐ Er  moet  wetens  en  willens  gehandeld  zijn  (er  moet  bedoeling  en  besef  geweest  zijn  van  de  schadeverwekkende  handelingen)  

-­‐ Men  moet  vertrouwd  hebben  op  de  foute  voorstelling  van  informatie.  o In   twee   gevallen   gelden   vermoedens:   Omissie   van   materiële   feiten   door  

meldingsplicht  te  negeren  en  fraude-­‐op-­‐de-­‐markt  doctrine  -­‐ Economisch  verlies  moet  aanwezig  zijn  

In   dit   geval   hebben   Motorola   noch   Atlanta   publieke   standpunten   ingenomen   of  bekendgemaakt  en  daarom  hebben  ze  niet  deelgenomen  aan  de  effectenfraude.      

Page 25: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           25  

     

Hoe   zou   jij   de   aanklager   verdedigen?  De  hulpverleners   hielpen  met  de   verklaring   en  deze  kon  niet  worden  opgesteld  in  die  vorm  en  versie  zonder  de  hulp  van  Atlanta  en  Motorola.      Beleidsargumenten  van  de  rechtbank  zijn  dat  wanneer  men  deze  persoonlijke  vorderingen  toestaat,  er  een  groeiend  aantal  rechtszaken  komt,  er  hogere  transactiekosten  ontstaan  en  buitenlandse  investeringen  verminderen.    

C.  Hebben  aandeelhouders  recht  op  een  individuele  vordering?    Redenen   waarom   aandeelhouders   vaak   niet   rechtstreeks   een   vordering   kunnen   instellen  voor   schade   bij   weerkaatsing   is   dat   er   in   verschillende   landen   geen   vergoedingen  voorhanden  zijn  voor  louter  economisch  verlies.      Ook   het   relativiteitsprincipe   speelt   mee.   De   schadeveroorzaker   moet   een   zorgplicht  tegenover  het  slachtoffer  hebben  gehad  die  hij  geschonden  heeft      Vb.  Revisoren  hebben  geen  plichten  ten  opzichte    van  de  aandeelhouders  in  de  UK.  In  België  zou  artikel  1382  BW.  mogelijk    kunnen  zijn.  Het  argument  dat  dit  echter  tegenspreekt  is  dat  er  geen  persoonlijke  schade  is,  maar  dit  is  niet  overtuigend.      Een  andere  redenen  die  spreekt  om  directe  vorderingen  niet  mogelijk   te  kunnen  maken   is  het   gevaar   op   dubbele   vervolging   dat   schuilt.   De   schade   wordt   zeker   indien   de  aandeelhouder   zijn   aandelen   verkoopt   na   de   schadeveroorzakende   handeling   van   de  bestuurder.   De   AH   kan   de   schadevergoeding   van   hem   vorderen   en   nadien   zou   ook   de  onderneming  dit  nog  eens  kunnen  vorderen  van  de  bestuurder    ONMOGELIJK.    Hier  komt  een  agency  probleem  naar  boven  dat  ook  dat   speelt   tussen  aandeelhouders  en  schuldeisers.   Indien   directe   vorderingen   door   aandeelhouders   zijn   toegestaan,   wordt   het  mogelijk  om  zo  geld  uit  de  onderneming   te  halen  om  zo  de  aandeelhouders   te  vergoeden  dat  anders  zou  worden  gebruikt  om  de  schuldeisers  te  betalen  in  geval  van  insolventie.    Ook   beleidsmatig   zijn   er   argumenten   waarom   een   individuele   vordering   niet   mogelijk   is.  Wanneer   de   onderneming   beslist   om   diegene   die   de   schade   heeft   veroorzaakt   niet   te  vervolgen  en  het  voor  de  aandeelhouders  WEL  mogelijk  zou  zijn  om  dat  te  doen,  heeft  dit  tot  gevolg  dat  de  beslissingen  die  de  onderneming  neemt  in  vraag  worden  gesteld,  terwijl  de  aandeelhouder  normaal  gezien  vertrouwen  stelt  in  de  onderneming.      Indien   de   schade   niet   zeker   (en   vaststaand)   is   heeft   de   aandeelhouder   geen   recht   op  vordering.   Indien  dit   echter  wel  het   geval   is   en  de  onderneming  beslist  nog   steeds  om  de  bestuurder   die   de   schade   heeft   veroorzaakt   niet   te   vervolgen,  moet   het  wel  mogelijk   zijn  voor   de   aandeelhouders   om   de   bestuurder   rechtstreeks   te   dagvaarden   (mening   van   De  Wulf,   niet   mogelijk   in   België).  Wanneer   de   onderneming   niet   genoeg   activa   voorhanden  heeft   om   effectief   tot   een   dagvaarding   over   te   gaan   zouden   de   aandeelhouders   dat   wel  kunnen  doen  en  worden  de  schadevergoedingen  ook  rechtstreeks  aan  hen  betaald.      Vaak  gebeuren  ook  minnelijke  schikkingen.  Stel  dat  men  een  schade  heeft  van  3  miljoen  en  de  onderneming  is  bereid  te  schikken  voor  een  vergoeding  van  1  miljoen.  In  theorie  zouden  de  aandeelhouders  de  andere  2  miljoen  dan  kunnen  vorderen,  maar  dit  zou  het  wederzijdse  effect  hebben  op  de  stimulans  die  vaak  wordt  gegeven  om  over  te  gaan  tot  een  minnelijke  schikking  en  niet  over  te  gaan  tot  gerechtelijke  stappen.  

Page 26: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           26  

     

 Men  zou  ook  drempels  kunnen  inlassen  dat  men  een  bepaald  percentage  van  de  aandelen  in  bezit  moet  hebben  alvorens  te  kunnen  overgaan  tot  vorderingen  bij  geleden  schade,  maar  dit  is  vrij  oneerlijk.      

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 27: European Company) Law &) Corporate) Governance › media › bestanden › 1._notas-charlotte-de-roo-eu-l… · !!!!5!!! ! meer!voordelig!belastingregime!werd!toegestaan.!Al!bij!al!is!een!SE!nietechteen!groot

           27  

     

Inhoudstafel    

INLEIDING   1  

H1:  DE  IMPACT  VAN  DE  EU  OP  HET  VENNOOTSCHAPSRECHT  IN  DE  LIDSTATEN   1  

H2:  DE  VRIJHEID  VAN  VESTIGING   6  A.  DAILY  MAIL  27/09/1988   8  B.  CENTROS  09/03/1999   9  C.  ÜBERSEERING  (WORDT  NOG  OP  MINERVA  GEZET,  LEZEN  VOOR  EXAMEN!)   11  D.  SEVIC   12  E.  LASTEYRIE  11/03/2004   12  F.  CARTESIO  16/12/2008   12  G.  VALE  12/07/2012   13  H.  VOLKSWAGEN/COMMISSIE  VS.  DUITSLAND  23/10/2007   14  I.  NATIONAL  GRID  29/11/2011   15  J.  CONCLUSIE   15  1.  MARKS  &  SPENCER  13/12/2005   16  

H3:  INSOLVENTIE  VAN  ONDERNEMINGEN   16  A.  EUROFOOD  CASE   18  B.  COMI   19  1.  CENTRALIZING  APPROACH  PRO/CONTRA   19  I.  Emtec  Case  (Frankrijk)   19  II.  Rastelli  Case   20  2.  TRANSFER  OF  THE  COMI   20  I.  Staubitz  /  Schneider  Case   20  II.  Illustratie:  Eurotunnel  Case   20  III.  Interidel  Case  (ECJ)   21  

H4:  SHAREHOLDER  SUITS  (MINORITY  PROTECTION)   21  A.  CLASS  ACTIONS   21  1.  KORT  OVERZICHT  VAN  DE  TRADITIONELE  DOCTRINE   21  I.  Disclosure   21  II.  Stemrechten  op  de  AVA   22  III.  Materiële  Regels   22  B.  HANDHAVING  VIA  GERECHTELIJKE  STAPPEN   22  1.  VOORLOPIGE  MAATREGELEN   22  2.  SCHADEVERGOEDINGEN   22  I.  Onmiddellijke  stappen  van  de  onderneming   22  II.  Onmiddellijke  stappen  van  de  aandeelhouders   22  III.  Afgeleide  stappen  van  de  aandeelhouders  in  naam  van  de  onderneming   22  IV.  Class  Actions   22  Aandelen  bij  class  actions   23  V.  Belangrijk  Onderscheid   24  VI.  Stoneridge  Case   24  C.  HEBBEN  AANDEELHOUDERS  RECHT  OP  EEN  INDIVIDUELE  VORDERING?   25  

INHOUDSTAFEL   27