Ethiek verslag

89
Televisiegeweld ‘en de invloed ervan op kinderen’ Kim van Amersfoort 27-03-2005 Kunst en Techniek KNT1G 90276 Begeleiders: Dhr. Visschedijk Mevr. van der Horst

description

Een verslag over televisiegeweld en de invloed ervan op kinderen.

Transcript of Ethiek verslag

Page 1: Ethiek verslag

Televisiegeweld

‘en de invloed ervan op kinderen’

Kim van

Amersfoort

27-03-2005

Kunst en Techniek

KNT1G 90276

Begeleiders:

Dhr. Visschedijk

Mevr. van der

Horst

Page 2: Ethiek verslag

Inhoudsopgave

Blz.

Samenvatting 2

Inleiding 3

Hoofdstuk 1 Oorzaak en gevolg van agressief gedrag bij kinderen.

4

§1.1 Het verband tussen het zien van geweld en het plegen van geweld. 4

§1.2 De effecten op korte en lange termijn. 5

§1.3 Imitatie. 6

§1.4 Soorten televisiegeweld. 7

§1.5 De conclusie van Belson. 8

Hoofdstuk 2 Kwaliteit versus commercie 9

§2.1 Kinderen verdienen kwaliteit. 9

§2.2 Overzicht huidige kindertelevisiezenders in Nederland. 9

Hoofdstuk 3 Het Jeugdjournaal 11

§3.1 Wat is het Jeugdjournaal?

11

§3.2 Wie /wat maakt het Jeugdjournaal? 11

§3.2 Geweld in het Jeugdjournaal. 12

Hoofdstuk 4 Werkgroep Tv-Geweld

13

§4.1 Wat doet de Landelijke Werkgroep Tv-Geweld?

13

§4.2 Wat je zelf kunt doen. 14

§4.3 Kijkwijzer.

14

Slot 15

Literatuurlijst 17

1

Page 3: Ethiek verslag

Bijlage I Verzwegen tv-geweld

18

Bijlage II Geweld in het televisienieuws

23

Bijlage III Geweld op tv en agressieve jongeren

28

Bijlage IV Samenvatting boek Media-ethiek 33

2

Page 4: Ethiek verslag

Samenvatting

Dit verslag bevat onder andere informatie over de oorzaak en het gevolg van

agressief gedrag bij kinderen. Ik heb onderzoek gedaan naar de verschillende

soorten televisiegeweld. En ook komt de invloed van de commercie op de

kwaliteit van de programma’s aan bod.

Aan de hand van een drietal artikelen, die ik heb gevonden1 ben ik gaan

zoeken naar verdere achtergrondinformatie. Zo kwam ik voor verassende

dingen te staan.

1 Zie bijlagen

3

Page 5: Ethiek verslag

Inleiding

Al sinds het bestaan van de televisie, onderzoeken wetenschappers het

verband van het zien van geweld op televisie en het plegen van geweld. En

door de steeds groeiende onrust bij ouders en opvoeders vliegen de artikelen

je tegenwoordig om de oren. Want de televisie brengt naast veel positiefs ook

een wereld vol geweld en agressie met zich mee. Zo wordt het heel gewoon

om geweld als een vorm van amusement te beschouwen.

Hoe hanteer je nou eigenlijk een duidelijke ethiek betreffende het

vertonen van geweld? Wie bepaalt er wat uitgezonden wordt, en

wat goed voor ons is?

Echter, de conclusies staan veelal haaks op elkaar. In dit werkstuk zal ik deze

vragen zo goed mogelijk beantwoorden.

Het verslag is interessant voor journalisten, studenten, ouders en

programmamakers.

4

Page 6: Ethiek verslag

Hoofdstuk 1 Oorzaak en gevolg van agressief gedrag bij kinderen.

§1.1 Het verband tussen het zien van geweld en het plegen van geweld.

Sigmund Freud (1856-1939) heeft hierover een psychoanalytische theorie.

Deze theorie gaat er van uit dat agressie een aangeboren primitieve

eigenschap is en dat de belangrijkste drijfveer is: frustratie. Bij deze visie ligt

de hoeveelheid agressie dus vast en kan er niet veel aan veranderd worden.

Bij de humanistische theorie van Watson (1878-1985) ga je er vanuit dat

de mens agressief wordt gemaakt door zijn omgeving. Agressie zit niet in de

mens, maar wordt aangeleerd. Dit betekent dus dat agressie beïnvloedt kan

worden.

Dankzij de vele onderzoeken van Bandura (1977) kun je aantonen dat

kinderen na het zien van agressie dit willen imiteren. Bandura gaat er van uit

dat de mens leert door het zien van 'future consequences'. Deze hebben een

aantal functies: informatie verstrekken (wat levert het op), motiveren

(aanzetten tot hetzelfde gedrag) en respons verhogen (zorgen dat het gedrag

ook werkelijk wordt vertoond). Een mens leert over de relatie tussen de

opbrengsten en een bepaald gedrag en baseert daarop verwachtingen dat

bepaald gedrag bepaalde opbrengsten zal opleveren. Bandura’s belangrijkste

theorieën: De sociale leertheorie en de observationele leertheorie.

En ook de Griekse wijsgeer Plato (428 tot 348 v. Chr.) beweerde al dat

het zien van agressie ervoor kon zorgen dat mensen gestimuleerd werden tot

andere agressieve daden.

5

Page 7: Ethiek verslag

Dit betekent dat er een groot aantal oorzaken zijn waardoor kinderen agressief

gedrag vertonen. De conclusies en meningen zijn hierover verdeeld, maar kort

samengevat kun je deze samenvatten in drie hypotheses:

Stimulatiehypothesen

In deze theorieën staat voorop dat het zien van geweldbeelden leidt tot de

imitatie en/of de versterking van agressie.

Reductiehypothesen

Bij deze theorieën wordt juist het tegendeel beweerd. Zo luidt de stelling hier

dat het zien van geweldbeelden juist tot een vermindering van de agressie bij

de kijker leidt.

'Geen effect'- hypothesen

In deze theorieën wordt gesteld dat geweldbeelden in het dagelijkse leven

géén invloed hebben op de agressie van de kijker.

§1.2 De effecten op korte en lange termijn.

Tussen de gevolgen op korte termijn en op langere termijn kun je een duidelijk

onderscheid maken. Van belang hierbij is het dat de frequentie van het

waargenomen geweld een behoorlijk hoog niveau bereikt en zo constant

mogelijk blijft. Maar als je slechts af en toe geweld op tv bekijkt zal dit alleen

op een korte termijn invloed hebben. En vervolgens, wanneer je gedurende

een lange periode weinig naar geweld zal kijken zal het effect op lange termijn

weer verminderen. Ook moet je rekening houden met het feit dat er

gewenning optreedt bij een overvloed aan geweld waardoor de invloed

uiteindelijk zal verminderen (afstomping). Zo zei Mevrouw Volders, lerares:”

De kinderen zijn vooral 's maandags ongevoelig voor de gevolgen van geweld,

6

Page 8: Ethiek verslag

als ze in het weekend veel naar de televisie hebben gekeken.” Zo ga je dus

geweld langzaam als normaal beschouwen.

7

Page 9: Ethiek verslag

Enkele feiten uit een onderzoek 2: In Europa is gemiddeld vijf keer per uur een

gewelddadige activiteit op televisie te zien. In de VS is dat het dubbele.

Peuters van 14 maanden kijken gemiddeld een half uur per dag tv.

Nederlandse kinderen zitten gemiddeld 3 uur per dag voor het

beeldscherm: 2 uur voor de tv en 1 uur achter de pc.

Ze krijgen gemiddeld op hun 9e een mobiele telefoon.

55% van de kinderen van 6 tot 11 jaar heeft een eigen pc en 50% heeft een

eigen televisie.

Kinderen van 6 tot 12 jaar keken in 2004 gemiddeld 125 minuten per dag

tv.

§1.3 Imitatie

Zoals ik eerder heb beschreven is er veel onderzoek gedaan naar het ontstaan

van agressie. Het imitatiegedrag dat kinderen al op de peuterleeftijd vertonen

speelt hierbij een belangrijke rol. Door de programma’s op televisie hebben

kinderen meer mogelijkheden om zich met anderen te identificeren dan hun

ouders. Je ziet dan ook dat wanneer kinderen naar de basisschool gaan ze het

gedrag van hun televisiehelden willen naspelen.

Uit een onderzoek met 200 jongeren door de psychologen Miller en Reeves

bleek dat 70% van de 8 tot 11 jarigen een televisiefiguur noemde, toen aan

hen werd gevraagd op wie ze zouden willen lijken.

2 Dit stuk bevat nieuwsfeiten ontleend aan het artikel 'Zorgen om greep media op kinderen' dat

verscheen in AD Haagsche Courant van 13 oktober 2005.

8

Page 10: Ethiek verslag

Op basisscholen zie je dat jongeren ergens bij willen horen. Vriendjes en

vriendinnetjes spelen een erg belangrijke rol. En ze delen iets, wanneer ze

naar dezelfde programma’s kijken.

Enkele functies van televisie kijken:

Ontspanning

Informatie

Socialisatie

Ontvluchting

§1.4 Soorten televisiegeweld

Er zijn verschillende soorten televisiegeweld, maar hierbij maak je

voornamelijk onderscheid tussen reëel en fictief geweld.

Reëel geweld:

Het journaal

Actualiteitenrubrieken

Sportuitzendingen

Bijvoorbeeld: het NOS/jeugdjournaal, NOVA, Barend en van Dorp enz.

Fictief geweld:

Komische tekenfilms

Informatieve tekenfilms

Politieseries

Fysieke gewelddrama

Oorlogsfilms

Komedies

Slapsticks Afb. 1: Komische tekenfilm: Tom en Jerry

9

Page 11: Ethiek verslag

Bijvoorbeeld: Goede tijden slechte tijden, Tom en Jerry, Power Rangers,

Rambo, enz.

10

Page 12: Ethiek verslag

§1.5 De conclusie van Belson, 1978

Films die veel agressie oproepen:

Films waarin geweld voorkomt in de context van nauwe persoonlijke

relaties.

Films met niet functioneel geweld (geweld wordt gebruikt om het geweld

zelf).

Films met fictief geweld van een realistische soort.

Films waarin geweld wordt gebruikt voor een goede zaak.

Westerns van een gewelddadige soort.

Films die weinig of geen agressie oproepen:

Sportprogramma's die gewelddadig gedrag van deelnemers of

toeschouwers in beeld brengen (met uitzondering van programma's over

boksen of worstelen).

Gewelddadige tekenfilms.

Science-fiction geweld.

Slapsticks met verbaal/fysiek geweld.

11

Page 13: Ethiek verslag

Hoofdstuk 2 Kwaliteit versus commercie

§2.1 Kinderen verdienen kwaliteit

Kinderen zijn uitzonderlijke, kwetsbare toehoorders en verdienen kwaliteit.

Televisie kan creativiteit stimuleren, het bewustzijn scherpen en deelname

bevorderen. Natuurlijk willen ze zich ook ontspannen, maar deze vorm van

ontspanning leidt tot stompzinnigheid. Het ‘bespelen van de angst’ vind ik een

van de goedkoopste vormen van vermaak. Het is erg jammer dat zelfs

kindertelevisie meer en meer als ‘markt’ wordt beschouwd, betaald en

overheerst door adverteerders. Eigenlijk zou het een goede gelegenheid zijn

om kinderen te bereiken, stimuleren en informeren.

§2.2 Overzicht huidige kindertelevisiezenders in Nederland

Nickelodeon is een Amerikaans televisiedistributeur en tevens televisienetwerk

dat zich voornamelijk heeft toegelegd op het produceren en uitzenden van

kinderprogramma's.

In Nederland is Nickelodeon eigendom van MTV Networks Benelux. Het kanaal

zendt niet 24 uur per dag uit, Nickelodeon deelt het kanaal met Talpa.

Jetix is een Nederlandse televisiezender. (Nieuwe naam voor Foxkids) Jetix is

een zender die zich richt op kinderen en zendt voornamelijk tekenfilms (vooral

anime) uit. Er worden ook enkele Nederlandse programma's uitgezonden,

zoals de Kids Top 20 en Ernst, Bobbie en de rest.

Z@pp / Z@ppelin bestaat uit ongeveer tien omroepen die elk hun eigen

programma’s uitzenden. Z@ppelin is het kleuter- en peuterblok van de

Nederlandse publieke omroep. Z@ppelin zendt, samen met Z@pp, overdag uit

12

Page 14: Ethiek verslag

op Nederland 3 en bevat programma's van bijna alle publieke omroepen.

Z@ppelin richt zich voornamelijk op kinderen onder de 6 jaar.

13

Page 15: Ethiek verslag

Nickelodeon en Jetix zijn beide commerciële omroepen, in tegenstelling tot

Z@pp, dat alleen uitzendt op de publieke zenders, vooral op Nederland 3.

Persoonlijk ben ik een grote voorstander van Z@pp, omdat deze omroep een

rijk aanbod heeft van educatieve, amusante en informatieve

kinderprogramma’s voor verschillende leeftijden, over zeer uiteenlopende

onderwerpen. (bijv. nieuws & actualiteit, natuur, muziek en cultuur.) Maar het

bereik van Z@pp is slechts ongeveer 10-12%. En het bereik neemt nog steeds

dramatisch af.

Jetix en Nickelodeon daarentegen hebben een veel groter bereik, maar er is

dan ook gebrek aan concurrentie. Voornamelijk jeugdige kijkers in de grote

steden kijken het liefst naar cartoonzenders als Nickelodeon en Jetix. De

tijdstippen waarop de publieke omroep uitzendt is heel anders dan die van de

commerciële omroepen. Ook is het aanbod van programma’s op de publieke

zenders te ‘braaf’. Tot een bepaalde leeftijd vinden ze Z@ppelin leuk, daarna

vinden ze het kinderachtig.

Het commerciële Jetix blijft dus groeien (vooral onder oudere kinderen) en lijkt

nu zelfs Z@ppelin naar de kroon te gaan steken door met educatieve

programma’s te komen. Ze willen kennelijk meer inhoud bieden. Jetix en Z@pp

gaan zelfs samen een televisie-uitzending maken.

14

Page 16: Ethiek verslag

Hoofdstuk 3 Het Jeugdjournaal

§3.1 Wat is het Jeugdjournaal?

Het Jeugdjournaal is een onderdeel van het NOS-journaal. Het is een

nieuwsprogramma voor kinderen en maakt gebruik van dezelfde middelen en

bronnen als het journaal voor volwassenen. Dagelijks kijken ongeveer 700.000

kinderen en volwassenen naar het programma.

§3.2 Wie /wat maakt het Jeugdjournaal?

Dagelijks maken journalisten een keuze uit het grote aanbod aan nieuws. Er

wordt bij de selectie rekening gehouden met de belangstelling, de kennis en

de gevoelens van de doelgroep, kinderen tussen 9 en 12 jaar. Op deze leeftijd

zijn kinderen erg bezig met de realiteit en beeldvorming van de werkelijkheid.

Maar uit onderzoek blijkt ook dat er veel jongere kinderen kijken. Hierom raden

deskundigen ouders aan om mee te kijken.

Het Jeugdjournaal geeft uitleg bij het nieuws en gaat ook de gevolgen voor

kinderen na. De redactie gaat geen enkel onderwerp uit de weg. Alles kan aan

kinderen uitgelegd worden, vind ze. Speciale aandacht is er voor het nieuws

dat kinderen betreft, en ook wordt er actief gezocht naar ‘goed’ nieuws.

Het beeld dat het Jeugdjournaal geeft, moet zo compleet mogelijk zijn.

Ze willen laten zien wat de oorzaak, en wat het gevolg is voor iedereen. Zo kan

het kinderen helpen zich een beeld te vormen van de wereld. Aan de hand van

het nieuws van de dag wordt er steeds iets verteld over de achtergronden en

voorgeschiedenis. Er zit dus veel herhaling in de formule. Het stelt de

regelmatige kijker in staat om de puzzel compleet te maken.

15

Page 17: Ethiek verslag

Een kind van ongeveer 10 jaar kan net een concreet bericht verwerken terwijl

een kind van 12 jaar al redelijk abstract kan denken en zelf conclusies wil

trekken. Om aan de behoefte van beide te voldoen is het belangrijk om de

informatie in kleine stapjes aan te bieden. Zo kunnen ze het nieuws begrijpelijk

en herkenbaar maken. Dit alles vraagt de journalisten om zich goed te kunnen

verplaatsen in de belevingswereld van het kind. De redactie stelt zichzelf de

vraag: ”Vinden wij zit onderwerp zelf interessant? Vinden we het leuk?”

Daarna denken ze na over hoe ze het verhaal zo kunnen vertellen dat er

verwondering en verbazing ontstaat, net zoals de journalisten dat voelden. Een

voorwaarde is dus dat het nieuws ook bij de journalisten aan moet slaan,

omdat het anders door de kinderen wordt aangevoeld.

§3.2 Geweld in het Jeugdjournaal

Er zijn twee grondslagen voor de nieuwsselectie. De eerste opdracht is om het

wereldnieuws uit de wereld van ‘volwassenen’ te brengen. Hierin komt vaak

gewelddadig nieuws voor, maar deze beelden worden wel zorgvuldig

geselecteerd en gedoseerd voordat ze uitgezonden worden. Zou het

Jeugdjournaal bepaalde onderwerpen niet uitzenden, dan zou dit de

betrouwbaarheid van het Jeugdjournaal beschadigen.

Een tweede taak dat het meest kenmerkende is; er wordt nieuws

gebracht uit de ‘kinderwereld’. Meestal nieuws dat in het NOS journaal niet

terugkomt.

Het Jeugdjournaal ontleent zijn bestaansrecht aan het recht van kinderen om

geïnformeerd te worden.

De vraag is dus niet: ”Zenden we wel of geen geweld uit in het Jeugdjournaal?”

Maar: “Welk geweld zenden we uit, en hoe presenteren we het?”

16

Page 18: Ethiek verslag

17

Page 19: Ethiek verslag

Hoofdstuk 4 Werkgroep Tv-Geweld

§4.1 Wat doet de Landelijke Werkgroep Tv-Geweld?

De Werkgroep Tv-Geweld (opgericht in 1986, te Haarlem) vindt de gewenning,

het domweg accepteren van geweld en agressie als vorm van ontspanning

geen goede zaak. Ze willen de overheid en de omroepwereld overtuigen van

het belang van een minder op geweld gebaseerd programma-aanbod. Daartoe

zoekt de werkgroep steun in de samenleving, zowel bij individuele mensen als

bij organisaties.

Het is niet de bedoeling om een nieuw taboe of enige vorm van censuur in het

leven te roepen, en het gaat er ook niet om ieder spoortje van geweld van de

beeldbuis te weren. Maar ze zijn tegen het vertonen van geweld om geweld.

Dit wijzen ze beslist af!

De Werkgroep Tv-geweld richt zich hiermee tot ieder die het met de huidige

overmaat aan geweld op de buis niet eens is. Om daar verandering in te

brengen hebben we:

De Kring van Kritische Kijkers, die tv-programma's beoordeelt en daarover

rapporten uitbrengt.

Een Sprekerslijst met sprekers voor ouderavonden, buurthuizen, culturele,

maatschappelijke en politieke organisaties, pedagogische opleidingen enz..

Contacten met de Media, om onze denkbeelden bekendheid te geven en de

door ons gewenste bijstelling op gang te brengen.

Contacten met de Omroepen over hun aankoop- en productiebeleid voor de

televisie, vooral op het gebied van jeugdprogramma’s.

Contacten met Overheden, volksvertegenwoordiging en politieke partijen in

verband met de naleving van bestaande regels en een zorgvuldiger

invulling daarvan.

18

Page 20: Ethiek verslag

Een halfjaarlijkse Nieuwsbrief, in wijde kring verspreidt, die betrokkenen,

organisaties en instanties op de hoogte houdt van onze activiteiten en wat

verder in het licht van onze doelstelling interessant kan zijn. Deze

nieuwsbrief is tegelijk contactorgaan voor onze leden en donateurs.

Af en toe een Congres of Studiedag.

Materiaal voor studenten en scholieren die een scriptie of werkstuk maken.

Een eigen Website: www.tvgeweld.nl.

§4.2 Wat je zelf kunt doen:

Geef klachten over de Kijkwijzer-aanduidingen door.

Boycot programma's met geweld, zet de tv uit.

Gebruik uw invloed als lid van een omroepvereniging. Protesteer tegen

gewelddadige programma's van 'uw' omroep. Zeg desnoods uw

lidmaatschap op.

Klaag bij de uitzendende omroep.

Koop geen gewelddadige computerspelletjes.

Wordt lid of donateur van de Werkgroep Tv-Geweld.

Steun de Werkgroep Tv-Geweld door een bijdrage te storten op giro:

27.84.954 t.n.v. Werkgroep Tv-Geweld te Delft.

§4.3 Kijkwijzer

Kijkwijzer waarschuwt ouders en opvoeders tot welke leeftijd een

televisieprogramma of film schadelijk kan zijn voor kinderen. Kijkwijzer doet

dat ten eerste met het geven van een leeftijdsadvies: Alle Leeftijden, 6 jaar, 12

jaar en 16 jaar. Daarnaast zijn er de pictogrammen die de reden van het

advies aanduiden: geweld, angst, seks, discriminatie, drugs- en

alcoholmisbruik en grof taalgebruik.

19

Page 21: Ethiek verslag

De ‘adviesleeftijd’ van kijkwijzer betekent niet dat een programma of film ook

direct geschikt is. Daarover willen ze geen uitspraak doen. De film kan

namelijk ook een te moeilijke inhoud bevatten.

20

Page 22: Ethiek verslag

Slot

Huub Evers3, wijst er in zijn boek Media-ethiek op dat naarmate het aanbod op

de televisie toeneemt, er meer naar amusement en minder naar serieuze

informatie gekeken wordt. Infotainment en reality-tv deden hun intrede.

Steeds vaker komt de keiharde praktijk van moord en doodslag als

amusement op de beeldbuis. Evers zou willen dat mediaconsumenten

kritischer waren:

"Programmamakers nemen de kijker niet serieus. ... Er zou een forum

moeten komen van kritische mediaconsumenten. In Engeland bestaat dit

al: The voice of the listener and the viewer. Die spreekt op beleidsniveau

met de BBC over kwaliteitsstandaarden."

Goed, zoals je tot nu toe hebt kunnen lezen is het moeilijk een duidelijke vaste

structuur te hanteren, maar is het dan ook noodzakelijk? Hoe je het ook wend

of keert, geweld zal altijd een plek hebben in de verbeelding. Of dat nu op

televisie is, of zoals vroeger in verhalen en sprookjes.

Ergens hanteren we een soort schijnheiligheid rondom geweld in de media,

maar de gemiddelde volwassene wil nou eenmaal de onschuld van kinderen

beschermen.

Dus hoe hanteer je nou een duidelijke ethiek betreffende het vertonen van

geweld? Wie bepaalt er wat uitgezonden wordt, wat goed voor ons is? Het is

goed om te minderen met het uitzenden van Amerikaanse programma’s, en

om de publieke omroep een kans te (blijven) geven. Maar geweld hoeft niet

per sé te verdwijnen van de televisie.

3 Docent media-ethiek aan de Academie voor Journalistiek in Tilburg.

21

Page 23: Ethiek verslag

Controle gebeurt van deur tot deur. Daartoe verschillen de voorkeuren en

normen van ouders te veel. Elke ouder draagt een verantwoordelijkheid,

behoort op de hoogte te zijn van de do’s en dont’s en kan zo hun kind

beschermen, op hun eigen manier.

We hoeven er dus geen groot drama van te maken, maar ik vind het wel

belangrijk dat er stichtingen blijven bestaan zoals de Werkgroep Tv-Geweld. En

ook hebben we de ‘Kijkwijzer’. Ouders, kijk mee met je kind. Weet wat ze zien.

Zo voorkom je dat je kinderen gaan wennen aan het geweld op televisie. Want

dat is slechts een kleine stap om zich dan ook gewelddadig te gaan gedragen

tijdens het spelen met vriendjes of gewoon op straat.

22

Page 24: Ethiek verslag

Literatuurlijst

Evers, H. (2002), Media- ethiek; Morele dilemma’s in journalistiek,

communicatie en reclame. Tweede druk, Martinus Nijhoff: Groningen.

Janssen, D (red.) Jansen, F Kinkhorst, G.(2002), Zakelijke communicatie deel 1.

Vierde, geheel herziene druk, Wolters Noordhoff: Groningen, Houten.

Janssen, D (red.) Jansen, F Kinkhorst, G.(2002), Zakelijke communicatie deel 2.

Vierde, geheel herziene druk, Wolters Noordhoff: Groningen, Houten.

Werkgroep Tv-Geweld, http://tvgeweld.nl/

Z@pp, Z@ppelin, http://portal.omroep.nl/

Technische verzorging werkstukken,

http://cf.hum.uva.nl/bookmaster/technische_verzorging_werkstukken.htm

Media onderzoek, http://www.mediaonderzoek.nl/

NOS Magazine, http://nosmagazine.web-log.nl/

Aan*Uit, http://janrensen.nl/aanuit.htm

Trouw, http://www.trouw.nl/deverdieping/

Wikipedia, http://www.wikipedia.org/

Kijkwijzer, http://www.kijkwijzer.nl/

23

Page 25: Ethiek verslag

I. Verzwegen tv-geweld

Bewezen effect op agressie dringt moeilijk door in samenleving

Hendrik Spiering, NRC 6 april 2002 

TV-geweld leidt tot agressiviteit, meldde Science vorige week. In de

psychologie wisten ze dat allang. De vraag is: wat kun je er tegen doen?

Betrokkenheid van de ouders helpt.

Patti Valkenburg, 

Beeldschermkinderen, Theorieën over kind en media, 

Boom, 2002

Hoe lang mag je een peuter van anderhalf televisie laten kijken? Kan het

kwaad als zevenjarigen graag naar gewelddadige films kijken? En moet je een

meisje van 12 naar een gruwelijke horrorfilm laten kijken? En zijn de

antwoorden anders als de ouder meekijkt en er over praat? Het zijn vragen die

de Amsterdamse hoogleraar kind en media dr. Patti Valkenburg al jarenlang

moet beantwoorden. En ze doet het geduldig, tijdens een gesprek in haar

huiskamer in een fraai Amsterdams grachtenpand.

Inderdaad, kleine kinderen moet je niet naar geweld laten kijken, legt ze uit.

En te veel tv kijken is altijd verkeerd, maar met nuance:

"Voor kleine kinderen is half uurtje per dag niet zo erg. Er is zoveel mooie en

leuke kindertelevisie! Er is ook niets mis als kinderen van twaalf een uur

kijken. Als je maar weet wáár ze naar kijken. En je moet er met ze over praten.

De betrokkenheid van ouders bij het tv-gedrag van hun kinderen is cruciaal,

zeker nu sommige programma's zo verschrikkelijk gehyped worden dat er

geen ontkomen aan is.''

24

Page 26: Ethiek verslag

Een uur tv-kijken. In werkelijkheid kijken kinderen van 6 tot 12 jaar gemiddeld

twee uur per dag. Sinds 1989 is het tv-kijken door kinderen in tijdsduur

verdubbeld. Valkenburg: “Maar zo lang ze voldoende andere ervaringen

opdoen in hun dagelijks leven, wat dan nog? Alles draait om variatie. Maar

naar tv-geweld kijken is wel slecht. Het is bewezen dat veel kinderen daar

angstig en agressiever van kunnen worden.''

En dan zegt ze: "Als je nadenkt, ligt dit allemaal voor de hand, vind je niet?

Moet je daarvoor nou naar een hoogleraar Kind en Media?'' Het moet

Valkenburg van het hart dat het een beetje merkwaardig is dat al deze

praktische vragen nog altijd zo indringend worden gesteld door ouders en

journalisten: "Dat tv-geweld agressie op kan roepen klinkt in de media niet

door. En dus krijg ik telkens dezelfde vragen: kan het ècht kwaad?''

In de pers wordt de invloed van tv-geweld op agressiviteit vrijwel altijd

behandeld als een kwestie die niet opgelost is. Of als een effect dat te

verwaarlozen is, zo valt Valkenburg op. Twee Amerikaanse psychologen

stelden vorig jaar zelfs vast dat het wetenschappelijk bewijs voor het verband

tussen tv-geweld en agressiviteit sinds midden jaren zeventig alleen maar

toeneemt, terwijl het gemelde verband in de Amerikaanse media sindsdien

lager wordt (`Media violence and the American public', in American

Psychologist juni/juli 2001). De psychologen Anderson en Bushman spreken

daarom zelfs het vermoeden uit dat de media-industrie een duidelijk belang

heeft bij het verzwijgen van het negatieve effect van tv-geweld op kinderen.

De grote media-concerns verdienen er namelijk miljarden aan. Hier en daar

duikt zelfs al de gedachte op dat de mediaconcerns om die reden voor de

rechter moeten worden gedaagd, in navolging van de tabaksprocessen.

In Nederland speelt vaak de weerzin van journalisten tegen censuur en

betutteling een rol, vermoedt Valkenburg. Tenslotte worden op grond van de

negatieve effecten van tv-geweld allerlei beperkende maatregelen ingevoerd,

25

Page 27: Ethiek verslag

zoals een verbod op het vroeg in de avond uitzenden van bepaalde

programma's.

De media hoeven overigens niet ver te zoeken om het tegengeluid te vinden,

niet bij de sociale wetenschappen maar bij de cultural studies. Want de

wetenschappelijke consensus dat er een 'middelgroot' effect is van tv-geweld

op agressiviteit bestaat alléén onder psychologen en

communicatiewetenschappers, zo geeft Valkenburg toe. In de zogenoemde

cultural studies, de kritische cultuurwetenschap die vooral sterk is in Engeland,

zetten wetenschappers zich sterk af tegen de negatieve effecten van tv-

geweld op kinderen. "Ze kraken elk empirisch onderzoek dat zoiets vindt af,

experimenten geloven ze gewoon niet'', zegt Valkenburg. En de uitspraken van

deze ándere deskundigen leiden natuurlijk gauw tot stukken in de pers dat de

wetenschappers het nog altijd niet eens zijn over het effect. Gek genoeg, vindt

Valkenburg, zijn veel cultural studies-onderzoekers het er wel over eens dat de

televisie een patriarchaal en racistische denken versterken bij kinderen. 

"Maar die conclusie ontlenen ze dan aan analyse van de inhoud van de

programma's, niet aan empirisch onderzoek in een laboratorium of in het

'veld', met echte kinderen.''

Een goed voorbeeld van de tegenkracht die de cultural studies opwerpen is de

bundel Ill effects. The media/violence debate, in 1997 uitgeven door de Britten

Martin Barker en Julian Petley. In hun inleiding 'ontmaskeren' ze het effect van

tv op de gewelddadigheid van jongeren als een vervolg op bezwaren van de

elite tegen goedkope romannetjes in de negentiende eeuw. Daar zouden de

lagere klassen maar opstandig van worden. En ook nu weer: 

"degenen die het meest 'beïnvloed' worden door tv-geweld zijn jongeren, en

vooral arbeidersjongeren [...] Zij worden gezien als de slachtoffers van een

mythische 'losbandigheid' die leidt tot het uit elkaar vallen van families die

zich de hele dag gek laten maken door gewelddadige video's en dan naar

buiten gaan om verschrikkelijke misdaden te plegen als een direct gevolg

daarvan'', zo sneren ze. 

26

Page 28: Ethiek verslag

Kern van het bezwaar tegen de invloed van de televisie is dat kinderen geen

passieve ontvangers van de boodschappen op televisie zijn, maar dat ze deze

boodschap zelf construeren.

Overigens schrijft de vooraanstaande cultural studies onderzoeker David

Buckingham in dezelfde bundel dat de vaardigheid van kinderen om de tv-

beelden naar hun hand te zetten duidelijke grenzen kent, afhankelijk van hun

opvoeding en opleiding. 

"En we kunnen nu eenmaal niet bewijzen dat de televisie géén effect heeft. We

kunnen daarom maar beter voorzichtig zijn met kinderen en media.'' 

De uitersten van het debat lijken elkaar te naderen, want ook Valkenburg

spreekt warme woorden over de cultural studies in haar recente boek

Beeldschermkinderen. 

"Beide tradities erkennen dat de sociale context een belangrijke rol speelt in

de manier waarop kinderen met media omgaan en wat ze eruit oppikken.''

'De fout ligt meer in onze woonkamers en klaslokalen dan op onze

televisieschermen' zo valt te lezen in Ill effects. Valkenburg beaamt dat: 

"Inderdaad, want met goede sociale strategieën kun je als opvoeder

kinderen beschermen tegen de schadelijke invloed. Door op het

onrealistische van tv-geweld te wijzen en aandacht te vragen voor het

slachtoffer en door in te gaan tegen de heersende tv-norm dat geweld

beloond wordt als het maar voor een goed doel is.''

Agressievergrotend

Dat tegenmaatregelen effect kunnen hebben is niet verbazingwekkend. Want

het verband tussen tv-geweld en agressiviteit is niet enorm groot. Valkenburg

verwijst voor de omvang van het effect naar een grote meta-analyse uit 1994

(Communication Research 21, 516-546). 

27

Page 29: Ethiek verslag

"Daarin is vrij overtuigend vastgesteld dat geweld op televisie een

agressievergrotend effect heeft. En dat effect is middelgroot. Het gaat om

een correlatie van 0,30. Dat zou je zo kunnen vertalen dat kinderen die

bovengemiddeld vaak naar geweld op televisie kijken 65 procent kans

hebben om gewelddadiger te worden.''

28

Page 30: Ethiek verslag

Er zijn verschillende experimenten die het negatieve effect van tv-geweld

aantonen. In laboratoriumexperimenten zijn groepen kinderen blootgesteld

aan geweldfilms of gewone films en na afloop geobserveerd. Er zijn ook

veldexperimenten, zoals in de jaren tachtig in Canada, waar de kinderen in

een afgelegen stadje waar geen tv-ontvangst mogelijk was, werden

vergeleken met kinderen in vergelijkbare steden mét tv. En het stadje werd

opnieuw onderzocht toen het eindelijk ook televisie kreeg. De kinderen bleken

er agressiever te zijn geworden, maar in de andere steden was alles hetzelfde

gebleven.

Zoveel onderzoeken over verband tussen tv-geweld en agressief gedrag, en

toch publiceerde Science vorige week een fors artikel waarin dat allemaal ook

nog eens wordt vastgesteld. Het gaat om gegevens uit een langlopend

medisch onderzoek, waarbij kijkgedrag op veertienjarige leeftijd kon worden

verbonden met agressief gedrag op latere leeftijd, gecontroleerd voor allerlei

andere belangrijke factoren als opleiding en inkomen. Zowel NRC Handelsblad

als Trouw schreven erover op de voorpagina. 

"Voor insiders is het gek, dat Science zo'n onderzoek publiceert en dat het

dan ook nog zoveel publiciteit krijgt'', zegt Valkenburg. "Want zo'n artikel

zou in een vooraanstaand communicatiewetenschappelijk of psychologisch

tijdschrift waarschijnlijk helemaal niet geaccepteerd worden. Het is

theoretisch erg simplistisch en de uitkomsten zijn ook niet erg verrassend.

In de echte psychologische tijdschriften moet je tegenwoordig verklaren

hóe tv-geweld invloed heeft op het gedrag. Klopt bijvoorbeeld de sociale

leertheorie, dat kinderen zien hoe anderen door geweld hun zin krijgen en

dan dat gedrag imiteren? Of is het een kwestie van gewenning aan

geweld? Of is het afstomping? Of juist een verhoogde opwinding? Daarover

gaan nu de debatten in de empirische sociale wetenschappen.''

29

Page 31: Ethiek verslag

II. Geweld in het televisienieuws beïnvloedt kinderen

Auteur: Jeroen Winckers

Bron: UvA Persvoorlichting

De afgelopen jaren is de toestroom van nieuws sterk vergroot. Ook wordt het

nieuws steeds sensationeler gebracht en bevat het vaak indringende beelden

van geweld en slachtoffers. Vooral regionale zenders verslaan veel geweld.

Kinderen volgen meer nieuws dan veel opvoeders denken - ongeveer 65% van

de 7-12-jarigen kijkt bijna dagelijks of zelfs elke dag naar het nieuws -terwijl

het meeste nieuws voor een volwassen publiek wordt gemaakt. UvA-

communicatiewetenschapper dr. Juliette Walma van der Molen (1967)

onderzoekt welke gevolgen dit heeft voor kinderen. Hoe gaan zij om met

nieuws over de oorlog in Irak, terreuraanslagen en de moorden van Dutroux?

Wat kunnen ouders en leerkrachten doen?

Volgens Walma van der Molen is het maatschappelijk debat over geweld op

televisie, en de gevolgen daarvan voor kinderen, te eenzijdig. "Het gaat vrijwel

geheel over geweld in fictie, zoals in televisieseries, (teken)films en

computerspelletjes. De effecten van geweld in het nieuws worden nauwelijks

in die discussie betrokken. Ook het meeste onderzoek naar de invloed van

mediageweld op kinderen spitst zich toe op geweld in entertainment. De

huidige nieuwsverslaggeving bevat kenmerken waarvan in

mediapsychologische onderzoeken naar geweld in fictie gebleken is dat zij de

negatieve effecten van mediageweld versterken. Zo wordt veel nieuws uiterst

realistisch in beeld gebracht, met steeds vaker sensationele beelden van echt

geweld of de ernstige gevolgen daarvan. Soms is er zelfs sprake van

verheerlijking van wapens, zoals recent in de Irakoorlog met alle live beelden

30

Page 32: Ethiek verslag

van gevechtshandelingen. Daarnaast kiest men regelmatig voor een human-

interest invalshoek, waardoor kijkers zich net als bij een film kunnen inleven in

het leed van slachtoffers. En bovendien geeft het nieuws, net als fictie, een

vertekend beeld van de hoeveelheid misdaad en geweld in de samenleving,

wat bij kinderen én volwassenen aantoonbaar leidt tot een grotere inschatting

van de kans om zelf slachtoffer te worden. Hoewel ik niet vind dat kinderen

helemaal weggehouden zouden moeten worden van nieuws, vind ik wel dat je

om deze redenen nieuws in het debat over mediageweld zou moeten

betrekken”.

Onderzoek

Voor het onderzoek naar de emotionele gevolgen van geweld in het nieuws

voor kinderen maakt Walma van der Molen gebruik van klinisch

psychologische en emotietheorieën over de ontwikkeling van angsten en

zorgen bij kinderen en de factoren die bijdragen aan het ontstaan van emoties.

"Jonge kinderen tot een jaar of zes kunnen nog moeilijk onderscheid maken

tussen fictie en realiteit. Zij zijn nog vaak bang voor dingen als heksen, spoken

en monsters. Vanaf een jaar of zeven maken ze echter onderscheid tussen

fictie en realiteit en zie je dat ze bang worden voor echte gevaren, zoals

branden, ongelukken en doodgaan. De angsten die zij in het werkelijke leven

hebben zie je terug in de ontwikkeling van angsten voor media-inhoud. Ook

blijkt dat de meerderheid van de oudere kinderen geweld in het nieuws enger

en zorgelijker vindt dan hetzelfde realistische geweld in films of series, juist

vanwege de werkelijkheidswaarde die zij toekennen aan het nieuws.

De meeste kinderen ervaren af en toe dit soort emoties bij het nieuws en zij

lijden er niet erg onder. Echter, een groep van ongeveer 15% zegt zich vaak

tot heel vaak angstig te voelen en deze angsten ook als ernstig te ervaren. Er

wordt wel een duidelijk onderscheid gevonden tussen de affectieve kant van

angst, zoals directe schrikreacties, en een cognitieve component, zoals zorgen

over de eigen veiligheid. Kinderen uit groep 4 en 5 van de basisschool ervaren

31

Page 33: Ethiek verslag

naar aanleiding van nieuws vaker directe angstreacties dan oudere kinderen,

terwijl de emotionele reacties van oudere kinderen voornamelijk bestaan uit

piekeren en zorgen. Ook in de geruststellingstrategieën die kinderen

toepassen zie je een ontwikkeling van meer gedragsmatige strategieën, zoals

de handen voor de ogen doen of zappen naar een ander programma, naar

cognitieve strategieën, zoals denken dat het jou toch niet zal overkomen en er

met iemand over praten. In overeenstemming met cognitive appraisal-

theorieën blijkt ook dat de emotionele reacties sterker zijn naarmate kinderen

het nieuws als meer persoonlijk relevant ervaren. Factoren als de locatie van

het nieuwsgeweld en de manier waarop kinderen zich kunnen identificeren

met slachtoffers spelen hierbij een rol.”

Voor het onderzoek maakt Walma van der Molen vooral gebruik van

vragenlijsten die kinderen zelf invullen en van interviews. De vragenlijsten zijn

speciaal ontworpen voor kinderen. Ondanks de jonge leeftijd van de kinderen

levert deze manier van onderzoek doen goede resultaten op. Experimenten

waarin factoren als locatie en gedetailleerdheid van de verslaggeving worden

gevarieerd, heeft zij tot nu toe alleen gedaan bij kinderen vanaf tien jaar en

met behulp van geschreven nieuwsstukken. "Je kunt kinderen nu eenmaal

geen heel heftig beeldmateriaal kunt laten zien”. Het onderzoek vindt plaats

op basisscholen, in aparte ruimtes waar de kinderen rustig getest kunnen

worden. "Op deze manier proberen we te voorkomen dat allerlei emoties

worden opgeroepen door een onnatuurlijke onderzoekssituatie”.

Nieuws over de oorlog in Irak

Tijdens de eerste twee weken van de oorlog in Irak onderzocht Walma van der

Molen bijna 450 kinderen uit groep 7 en 8 van acht 'witte', gemengde en

'zwarte' basisscholen in het stadsdeel Zeeburg in Amsterdam. Het onderzoek

richtte zich op de emoties angst, zorg en woede. Ook werd gekeken naar twee

waarneembare gevolgen van deze emoties, namelijk lichamelijke reacties

(zweten en hartkloppingen) en slaapstoornissen (niet kunnen slapen,

nachtmerries). Alle kinderen volgden het nieuws over de oorlog, meer dan

32

Page 34: Ethiek verslag

90% zelfs meerdere keren per week tot elke dag. Ruim 95% van de kinderen

volgde het nieuws vooral via televisie. Tweederde van hen keek voornamelijk

naar het jeugdjournaal, maar bijna allemaal volgden ze daarnaast het nieuws

voor volwassenen.

"Het is ongelofelijk hoeveel nieuws kinderen hebben gekeken. Bij de Irakoorlog

zagen we dat de emoties bij kinderen heftiger waren en vaker voorkwamen

dan je bij ander dagelijks nieuws ziet. Zeer betrokken kinderen gaven aan niet

te kunnen stoppen met kijken, zelfs als zij nare gevoelen kregen door al dat

nieuws. Opvallend is dat kinderen tijdens de oorlog in Irak zowel veel boosheid

over het leed van slachtoffers als veel angsten rapporteerden. Op een schaal

van nooit tot heel vaak kwamen deze reacties gemiddeld vaak voor. De

verschillen in emoties tussen kinderen werden vooral verklaard door de mate

waarin kinderen zich inleefden in de slachtoffers. Kinderen van Marokkaanse

ouders identificeerden zich sterk met Irakese slachtoffers, maar er waren ook

veel autochtone kinderen die zich met de slachtoffers identificeerden.

Identificatie en empathie bleken de belangrijkste verklarende factoren voor

emotionele reacties, wanneer gecontroleerd werd voor culturele achtergrond

en sekse van de kinderen. De sterke identificatie van de kinderen is

opmerkelijk, want de kinderen hadden eigenlijk geen enkele reële binding met

het conflict. Behalve een paar kinderen van Irakese ouders had niemand

fysieke of familiebanden met mensen in het conflictgebied.”

Discussie in de klas

Uit de studies van Walma van der Molen blijkt dat kinderen uitstekend over

hun meningen en gevoelens kunnen praten en dat kinderen ook behoefte

hebben aan het uitwisselen van emoties. "Ik vind het van groot belang dat

leerkrachten (en ook ouders) samen met kinderen naar het nieuws kijken.

Kinderen kunnen naar aanleiding daarvan hun mening geven, en belangrijker,

ze kunnen hun verhaal kwijt en emoties ontladen. Ik vind dat er meer

aandacht moet komen voor mediaopvoeding. Hoe ga je als mens om met alles

33

Page 35: Ethiek verslag

wat de media aanbieden, zoals geweld, nieuws, reclame en informatie? Je

moet kinderen later weten hoe nieuws gemaakt wordt en dat het uiteindelijk

ook maar een constructie van de werkelijkheid is, die gemanipuleerd kan

worden”.

Kijkwijzer voor het nieuws

Jongeren zijn aan het eind van de basisschool behoorlijk betrokken bij allerlei

maatschappelijke en politieke onderwerpen. Je kunt kinderen dus niet afzijdig

houden van het nieuws. "Je moet ze eerlijk informeren. Het is goed om

kinderen langzaam te laten wennen aan wat er in de wereld gebeurt. Niet te

moeilijk en te heftig, want dat kunnen vooral jongere kinderen nog niet aan.

Het volwassenennieuws is voor kinderen onder de tien eigenlijk ongeschikt,

want het is niet aangepast aan hun cognitieve en emotionele

ontwikkelingsniveau. Het Jeugdjournaal en Schooltv-weekjournaal doen meer

aan duiding en achtergrond van het nieuws en ze verwerken verschillende

geruststellingstrategieën in hun onderwerpen.”

De Kijkwijzer adviseert ouders of een televisieprogramma geschikt geacht

wordt voor kinderen van een bepaalde leeftijd. Voor het nieuws is echter geen

Kijkwijzer. Walma van der Molen pleit dan ook voor een kijkwijzeraanduiding bij

het nieuws. "Dat is lastig want je weet niet precies wat er live in het nieuws

komt en journalisten zijn terecht bang voor censuur. Maar vrijwel iedere

journaaluitzending bevat geweld, daarom zou je standaard het advies kunnen

geven 'ongeschikt voor kinderen onder de zes'. Dat is geen aanval op de

journalistieke vrijheid. Maar het advies aan ouders zou hen bewust kunnen

maken dat het nieuws minder geschikt is voor hun jonge kroost."

Amerika

In Amerika, waar veel aandacht is voor geweld op televisie, wordt aan geweld

in het nieuws zeer weinig aandacht besteed. Met de 24-uurs nieuwszenders

die de hele dag live-breaking nieuws brengen en een enorm aanbod van

34

Page 36: Ethiek verslag

sensatiegericht lokaal nieuws, is de situatie daar zorgelijker dan hier. Er is ook

geen speciaal landelijk kindernieuwsprogramma. Om het debat over geweld in

het nieuws ook in Amerika aan te zwengelen publiceert Walma van der Molen

in juni een artikel in het gezaghebbende tijdschrift Pediatrics. Dit is een veel

gelezen tijdschrift voor kinderartsen, consultatiebureauartsen en pedagogen.

"Ik ben zeer benieuwd wat dit artikel in Amerika gaat opleveren. De reacties

van de reviewers die mijn artikel hebben beoordeeld zijn veelbelovend.”

35

Page 37: Ethiek verslag

III. Geweld op tv en agressieve jongeren

Publicatiedatum: 30-03-2002 14:25:00 | laatst gewijzigd: 28-10-2003 14:08:23 | auteur: J.

Jeronimus

Jongeren die rond hun veertiende meer dan één uur per dag televisie kijken,

gedragen zich een paar jaar later agressiever dan leeftijdgenoten die minder

kijken. Dat blijkt uit een uniek langjarig Amerikaans onderzoek met als titel

"Television Viewing and Aggressive Behavior During Adolescence and

Adulthood". Het gezaghebbende tijdschrift Science Magazine publiceerde de

bevindingen op 29 maart 2002.

Volgens de auteurs, Johnson, Cohen, Smailes et.al., is het effect van veel

televisie kijken groot. Van degenen die op 14-jarige leeftijd minder dan een uur

tv per dag keken, pleegde bijna zes procent gewelddaden tussen hun

zestiende en 22ste. Maar van de veertienjarigen die meer dan drie uur per dag

keken, pleegde meer dan een kwart deze gewelddaden. Bij de groep kijkers

die een tot drie uur per dag keek, ligt het percentage op 18 procent. Bij

meisjes is het verband minder duidelijk dan bij jongens. Tenminste, bij pubers.

Het effect van tv op latere agressie was wél groot bij tv-kijkende vrouwen van

22 jaar. Een verrassende vondst die de onderzoekers niet kunnen verklaren.

De onderzoekers hebben er rekening mee gehouden dat zaken als

kinderverwaarlozing, onveilige woonomgeving, laag inkomen en laag

opleidingsniveau sowieso leiden tot meer tv-kijken en ook tot meer

gewelddadig gedrag. Ook als ze die invloed met statistische aanpassingen

'wegfilteren', blijft het verband tussen veel kijken en gewelddadig gedrag

duidelijk aanwijsbaar. Er werd overigens géén samenhang gevonden tussen tv-

kijken en misdaden als diefstal, brandstichting of vandalisme.

Hoeveel televisie kijken kinderen?

In het onderzoek is niet duidelijk aangegeven naar welke televisieprogramma's

de jongeren keken. Het zal wel geen Sesamstraat zijn geweest, maar

36

Page 38: Ethiek verslag

programma's kunnen nogal verschillen in de hoeveelheid geweld die ze

bevatten.

Amerikaanse kinderen tussen de twee en zeventien jaar kijken gemiddeld 25

uur per week televisie. Bijna een op de vijf (19 procent) kijkt meer dan 35 uur

televisie per week, aldus een artikel in The Journal of Applied Developmental

Psychology. Dit sluit aan bij de bevindingen van andere onderzoeken, zoals

Kids & media @ the new milennium, gebaseerd op een nationaal

representatieve steekproef.

Volgens cijfers van het CBS (Landelijke jeugdmonitor 2001), kijkt 42 procent

van de jeugd tussen 4 en 11 jaar, en 42 procent van de jeugd tussen 12 en 17

jaar in Nederland tussen de 10 en 19 uur televisie per week. Van beide

groepen kijkt respectievelijk 14 en 34 procent twintig uur of meer.

De American Psychological Association beweert dat een gemiddeld kind dat

twee tot vier uur per dag tv kijkt, op het moment dat het de basisschool

verlaat, minimaal 8.000 moorden en meer dan 100.000 andere agressieve

handelingen op tv heeft gezien.

In Amerika vertoont de televisie op prime time gemiddeld drie tot vijf

geweldsdaden per uur, in kindertelevisie ligt dat aantal zelfs op 20 tot 25, al is

dat vooral in tekenfilms. Cijfers voor Nederland kunnen hiervan afwijken.

Is de bezorgdheid terecht?

De studie van Johnson, Cohen, Smailes et.al. is de zoveelste in een lange rij

onderzoeken naar het verband tussen tv-geweld en 'echt' geweld. Bezorgheid

over de mogelijke negatieve effecten van langdurige blootstelling aan geweld

op televisie zijn vrijwel net zo oud als televisie zelf.

Van conservatieve instellingen als Plugged In, "helping parents and youth

leaders guide teens through the world of popular youth culture" en Family.org,

"a website of focus on the family", kun je verwachten dat ze een heleboel

media-uitingen afwijzen als ongeschikt voor de jeugd. Maar dit soort

organisaties staat echter niet alleen in hun mening over de relatie tussen

geweld in media en de slechte invloed op jongeren.

37

Page 39: Ethiek verslag

In hetzelfde Science Magazine gaan tv-geweldsdeskundigen Anderson en

Bushman in op de effecten van geweld in de media op de samenleving. Ze

uiten kritiek op de berichtgeving in dezelfde media over wetenschappelijke

bevindingen:

"We recently demonstrated that even as the scientific evidence linking media

violence to aggression has accumulated, news reports about the effects of

media violence have shifted to weaker statements, implying that there is little

evidence for such effects. This inaccurate reporting in the popular press may

account for continuing controversy long after the debate should have been

over, much as the cigarette smoking/cancer controversy persisted long after

the scientific community knew that smoking causes cancer.

Ook andere wetenschappers zijn bezorgd. Zes prominente organisatie in de

VS, de American Psychological Association, de American Academy of

Pediatrics, de American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, de

American Medical Association, de American Academy of Family Physicians, en

de American Psychiatric Association, representeren samen een groot deel van

de publieke gezondheidssector in de VS. Zij verklaren in een "Joint Statement

on the Impact of Entertainment Violence on Children" (26 juli 2000):

"Although a wide variety of viewpoints on the import and impact of

entertainment violence on children may exist outside the public health

community, within it, there is a strong consensus on many of the effects on

children's health, well-being and development [...] There are some in the

entertainment industry who maintain that 1) violent programming is harmless

because no studies exist that prove a connection between violent

entertainment and aggressive behavior in children, and 2) young people know

that television, movies, and video games are simply fantasy. Unfortunately,

they are wrong on both counts."

Kortom: het idee dat geweld in media ervoor zorgt dat jongeren zich agressief

gedragen, lijkt bijna net zo wijdverbreid als de opvatting dat agressief gedrag

zoveel mogelijk moet worden vermeden.

38

Page 40: Ethiek verslag

Dat Johnson et.al. een wetenschappelijk verband hebben gevonden tussen

televisiegeweld en gewelddadig gedrag is niet nieuw, maar in hun onderzoek

zijn voor het eerst de effecten over vele jaren bekeken. Het onderzoek begon

in 1983 en liep door tot 2000. In de kortlopende onderzoeken tot nu toe leidde

het gevonden verband tussen tv-kijken en agressie altijd tot twijfel of nu

televisie leidt tot agressie of dat agressieve mensen gewoon vaker televisie

kijken.

Uit andere recente, grote meta-onderzoeken (waarin tientallen of honderden

onderzoeken samen worden genomen), blijkt televisie ongeveer 10 procent

van latere gewelddadigheid te kunnen verklaren. Als gemiddeld effect van

gewelddadige televisie op agressief gedrag lijkt dat vrij weinig. Maar in hun

analyse wijzen Anderson en Bushman erop dat dit verklaringspercentage te

vergelijken is met het verband tussen longkanker en roken (16 procent) en

bijvoorbeeld vele malen groter is dan het effect van huiswerk op

schoolprestaties (1 procent).

Doorgeschoten assertiviteit als oorzaak van agressie

Socioloog Gabriël van den Brink legt in zijn studie "Geweld als uitdaging: de

betekenis van agressief gedrag bij jongeren" (2001) een grote nadruk op

assertiviteit. Tegelijk met de opkomst van assertiviteit als een centrale

persoonlijke waarde in het leven, halverwege de jaren zeventig, begonnen ook

de cijfers voor geweld en agressie te stijgen. De toegenomen mondigheid van

burgers zorgde voor een vergaande informalisering en meer egalitarisme in de

opvoeding. Massaal en in vrij korte tijd werd zowel in het publieke leven als in

het privé-domein overgeschakeld van een 'bevelsstructuur' op een

'onderhandelingsstructuur'.

Geweld en agressie kennen vele oorzaken of, beter gezegd,

voedingsbodemachtige risicofactoren, zoals: jong zijn, man zijn, gebroken

gezinnen, lage welstandsklasse, slechte schoolprestaties, geneigdheid tot

alcohol- of druggebruik, en (de laatste tijd) allochtoon zijn.

39

Page 41: Ethiek verslag

Voor de meeste van deze verbanden geldt dat men geneigd is ze te zien

als feiten die bij het leven horen, omdat ze zo weinig aangrijpingspunten voor

verandering bieden. Aan iemands sekse valt niets te doen, jongheid gaat

voorbij en sociaal-economische problemen zijn notoir lastig aan te pakken.

Preventiebeleid slaat doorgaans te pletter tegen de rotsen van de

maatschappelijke status quo.

Het opmerkelijke is echter dat de welvaart voor iedereen, dus ook voor

de lagere klassen, de afgelopen 25 jaar juist enorm is toegenomen. Mensen

maken zich niet zozeer druk over het aloude "instrumentele geweld" (inbraak,

beroving), alswel over wat "zinloos geweld" is gaan heten. Zinloos geweld

dient geen duidelijk doel, het is gratuit, arbitrair en toevallig. Het heeft vooral

een expressieve functie. De plegers worden overmand door emotie en

handelen in een impuls.

Analyse van 'zinloos-geweld'-incidenten laat zien dat de daders lang niet altijd

uit de bekende risicogroepen afkomstig zijn. Onder voetbalhooligans bevinden

zich huisvaders met een vaste baan, iets wat ook gold voor de groep die

Meindert Tjoelker doodschopte. Het makkelijk toegeven aan agressieve

impulsen staat volgens Van den Brink in verband met de toegenomen

assertiviteit. Wie er een groot gevoel van eigenwaarde op nahoudt, is relatief

vatbaarder voor narcistische krenkingen, zo redeneert Van den Brink. Als een

onbekende de assertieve persoon bedoeld of onbedoeld niet het verschuldigde

respect betuigt, ontsteekt hij in woede en bij gebrek aan zelfbeheersing

kunnen er dooien vallen.

Ook andere maatschappelijke ontwikkelingen versterken de ontsporing

van assertiviteit in agressie. Kinderopvoeding staat tegenwoordig in het teken

van liefde en zorg, waarbij disciplinering en regels op de achtergrond zijn

geraakt. Kinderen worden in materieel en geestelijk opzicht veel meer

verwend, waardoor er niet of nauwelijks tolerantie voor frustratie wordt

aangeleerd, zo betoogt Van den Brink. Ouders zijn trouwens niet de enigen die

40

Page 42: Ethiek verslag

moeite hebben met het handhaven van regels, want de Nederlandse overheid

is bijna synoniem met het begrip gedoogbeleid.

Anders geformuleerd: jongeren plegen statistisch meer geweld, maar dat is

niet zozeer de invloed van geweld in media, alswel een imitatie van de

assertieve opstelling van ouderen. Ook onder volwassenen komt veel

agressiviteit voor. Het gaat dan vaak om situaties die agressie oproepen door

drukte en volheid, en waarin gevraagd wordt om zelfbeheersing. Er is teveel

vraag naar goederen, diensten, hulp, informatie en er zijn te weinig mensen

om de stroom van instant-behoeftebevredigers vlotjes te verwerken. In een

maatschappij waar iedereen de hele dag bezig is zijn recht en zijn plezier te

zoeken, doen jongeren vanzelfsprekend mee, meent Van den Brink. Hoe

zouden ze beter moeten weten?

41

Page 43: Ethiek verslag

IV. Media-ethiek

Wat is ethiek?

Ethiek kan worden gedefinieerd als een gedragswetenschap die zich

bezighoudt met reflectie op de moraal dat wil zeggen het geheel van waarden,

normen en regels die in een bepaalde sociale context het gedrag reguleren

van uit het gezichtspunt van wat wel en niet behoort, wat wel en niet mag, wat

juist of onjuist is.

Ethiek als wetenschap is studie van en reflectie op de moraal. Het woord

‘moraal’ verwijst naar het geheel van gedragsregels, normen en waarden dat

binnen een bepaalde gemeenschap als vanzelfsprekend wordt aanvaard en

nageleefd. De ethiek als vak duikt daar op waar het vanzelfsprekende ophoudt

en de morele consensus verdwijnt. In de ethiek worden morele vraagstukken

zoveel mogelijk op een wetenschappelijke wijze benaderd. De ethiek als vak

duikt daar op waar het vanzelfsprekende ophoudt en de morele consensus

verdwijnt.

Het doel van de ethische reflectie is het tot stand brengen van een zo

groot mogelijke overeenstemming over morele richtlijnen, liefst op basis van

gedeelde morele uitgangspunten.

‘Smalle’ en ‘brede’ ethiek

De descriptieve benadering draait om het inventariseren en het categoriseren

van ethische kwesties. Met een normatieve benadering maak je richtlijnen

voor het handelen.

Ethici moeten zich niet laten verleiden om oplossingen aan te dragen of

regels te formuleren. Het is allereerst hun taak de bezinning en de

maatschappelijke discussie over morele vraagstukken te stimuleren.Ethici

moeten vragen stellen en niet te koop lopen met hun antwoorden op de

vragen. Van een ethicus mag niet worden verwacht dat hij problemen oplost.

42

Page 44: Ethiek verslag

Ethiek hoeft geen rechtstreekse bijdrage te leveren aan het oplossen van

maatschappelijke vraagstukken, maar een indirecte, namelijk door waarden-

oriëntaties te expliceren en zingevingvragen te stellen. Deze tegenstelling

tussen wat wel de ‘smalle’ en de ‘brede’ ethiek wordt genoemd.

Ethiek en recht

Bij beide gaat het om individuele en maatschappelijke waarden en normen.

Hiertoe kan de jurist zich niet beperken, maar moet ook rechtsregels in hun

werking en toepassing bestuderen en verder uitwerken. Bovendien wordt niet

alles door de overheid en het recht geregeld. De vrije ruimte biedt

mogelijkheden voor maatschappelijke zelfregulering en dus voor ethiek. Een

ander verschil is dat ethische normen niet bindend zijn en dat het naleven

ervan niet door sancties kan worden afgedwongen. In gevallen van conflict

prevaleert de rechtsregel boven de morele regel.

In de ethiek schuilt zowel een persoonlijke als een maatschappelijke

component, terwijl het recht alleen een maatschappelijke component bevat:

de rechten en plichten van burgers in hun onderlinge betrekkingen en in de

verhouding met de overheid.

Beroepsethiek

Slechts een beperkt aantal beroepen houdt er een uitgewerkte beroepsethiek

en gedragscode op na. Het gaat dan om speciale beroepen. Een dergelijk

beroep heeft een uniforme beroepsopleiding met duidelijke omschreven

opleidingseisen, een wettelijk beschermde beroepsnaam, een

beroepsvereniging en door haar opgestelde beroepscode voortkomend uit een

bezinning op de eigen vakethiek. In veel gevallen beschikt een

beroepsorganisatie over de mogelijkheid tot tuchtrechtspraak.

43

Page 45: Ethiek verslag

Beslismodellen

Ter bewerking van morele dilemma’s wordt in ons land vaak gebruikt gemaakt

van een beslismodel. Dit model bestaat uit het zoeken van een antwoord op de

volgende zeven vragen.

1. Wat is het morele kernprobleem?

2. Wie zijn de betrokkenen?

3. Wie zijn de aanspreekbare individuen of instanties?

4. Welke aanvullende informatie is nodig om tot een verantwoorde morele

stellingname te komen?

5. Welke argumenten kunnen worden aangevoerd?

6. Wat is de conclusie?

7. Is bij een terugblik op het beslissingsmodel met het bereikte resultaat te

leven?

Wat is media-ethiek?

De media-ethiek houdt zich bezig met een systematische en methodische

reflectie op het functioneren van de massamedia, meer in het bijzonder op de

probleemsituaties die samenhangen met de informatievoorziening door middel

van de massamedia.

Het gaat hierbij dus om informatievoorziening door zenders die van het

communiceren hun beroep en broodwinning maken. Tot het domein van de

‘media-ethiek’ behoort allereerst de beroepsethiek van de diverse categorieën

zenders.

Ethische kwesties doen zich niet alleen voor aan de zijde van de zender,

meestal de professionele communicator, maar ook aan de zijde van de

ontvanger, de mediaconsument. Morele opvattingen kunnen voortkomen uit

of samenhangen met religie en levensbeschouwing.

Inmiddels kan worden geconstateerd dat de aandacht voor een ethiek

van mediaconsumenten vrijwel volledig is weggeëbd.

44

Page 46: Ethiek verslag

45

Page 47: Ethiek verslag

Bestaat journalistieke ethiek?

Het bestaan van een journalistieke ethiek wordt niet door iedereen erkend.

Journalisten hebben zoals iedere burger algemeen normbesef en ieders

verantwoordelijkheid voor de wet. Een journalist onderscheidt zich enkel van

zijn medeburgers door zijn vakmatigheid. Journalisten zijn de ogen en oren van

de burgers. De journalist fungeert op basis van de grondwettelijk aan alle

burgers gegarandeerde vrijheid van meningsuiting en is derhalve geen

gesloten beroepsgroep met duidelijk omschreven opleidingseisen en een

beschermende beroepstitel.

Maatschappelijke verantwoordelijkheid

In een vrijemarkteconomie met een vrije pers zou de waarheid in een ‘free

market place of ideas and informations’ als vanzelf boven komen drijven.

Allereerst dient de pers te zorgen dat de media nauwgezet, betrouwbaar en

veelzijdig moeten berichten. Objectiviteit wordt gezien als het hoogste goed.

Ook moet de pers een podium bieden voor het uiten van opinie en kritiek. Tot

slot dient de pers te er voor te zorgen zodat het publiek volledig en veelzijdig

mogelijk wordt geïnformeerd.

Elke verantwoordelijkheid heeft een persoonlijk, maar daarnaast ook een

collectief aspect: de verantwoordelijkheid van de gehele redactie van de

gehele afdeling, van het totale bedrijf en van de beroepsorganisatie.

Vier niveaus van normen:

1. De persoonlijke normen: persoonlijke morele opvattingen

2. De organisatienormen: in elk bedrijf geschreven of ongeschreven

normen

3. De beroepsnormen: het geheel van geschreven en ongeschreven

normen van de beroepsorganisatie

4. Maatschappelijke normen: de algemeen in samenleving geldende

maatschappelijke normen

46

Page 48: Ethiek verslag

Naast deze normen zijn er uiteraard de grenzen die getrokken worden in wet

en jurisprudentie, bijvoorbeeld de uitspraken van de mediarechter in kort

geding.

47

Page 49: Ethiek verslag

Media-ethiek en mediarecht

Globaal geformuleerd zou men kunnen stellen, dat van een beledigende dan

wel onrechtmatige publicatie pas dan sprake is, wanneer die publicatie ofwel

‘onnodig grievend’ is dan wel ‘verwijtbaar onjuist of onvolledig’. Een publicatie

kan alleen dan onrechtmatig geoordeeld worden, wanneer er sprake is van

schuld, verwijtbaarheid.

Nu wordt het publiceren van feitelijke onjuistheden al gauw beschouwd als

onachtzaamheid en daarmee als verwijtbaar, tenzij het gaat om kleine

onnauwkeurigheden. Bij belediging kan een journalist zich verweren met het

argument dat hij handelde in het algemeen belang.

De journalist moet echter wel kunnen aantonen, dat hij de zaak

zorgvuldig heeft onderzocht en gecontroleerd en dat hij te goeder trouw mocht

uitgaan van de juistheid van de feiten zoals door hem weergegeven. Hij mag

geen onjuistheden publiceren en geen beschuldigingen die niet voldoende

aannemelijk gemaakt kunnen worden. De raad zou eigenlijk juist omdat hij

machtelozer is dan de rechter en het om ethisch oordelen gaat zonder

sancties, strenger mogen oordelen, meer kunnen en moeten zeggen dan de

rechter doet. Veel beroepsnormen zijn in feite niks anders dan juridische

regels. Uiteindelijk bepaalt de rechter immers wat niet mag. Wie zich op welke

wijze dan ook onheus bejegend voelt door de media, moet immers naar de

rechter stappen. Zolang niemand dat doet of zolang de rechter een

journalistieke handelwijze of publicatie niet onrechtmatig oordeelt is er niets

aan de hand!

Actuele vraagstukken

Informatisering van de samenleving

Reality-tv

Nieuwe technische mogelijkheden

Commerciële belangen

48

Page 50: Ethiek verslag

Noodzaak tot reflectie

49

Page 51: Ethiek verslag

Wat is zelfregulering

Zelfregulering staat tegenover de wet- en regelgeving door de overheid. Het is

de beroepsgroep zelf die de vaknormen formuleert en toezicht houdt op

naleving ervan. Ten eerste is de geschreven gedragscode een stelsel van door

de beroepsgroep zelf geformuleerde ethische normen voor het vak. Daarnaast

is er in de journalistiek de ombudsman als bemiddelaar tussen het publiek en

de krant.

Waarom zelfregulering

Het is de beroepsgroep zelf die de vaknormen formuleert en toezicht houdt op

naleving ervan. Zelfregulering is efficiënter en effectiever dan wettelijke

maatregelen en procedures. Efficiënter omdat toetsing sneller en goedkoper

kan geschieden. Het is effectiever, omdat kritiek van vakgenoten harder

aankomt dan van de rechter. Bovendien is zelfregulering complementair aan

de wet, is de toetsingsnorm ruimer en kan men zich dus makkelijker en over

meer zaken uitspreken dan de rechter. Zo kan niet alleen worden opgetreden

tegen gedragingen die in strijd zijn met de wet, maar ook tegen handelingen

die maatschappelijk ongewenst zijn maar waar juridisch gezien niets op aan te

merken is. Nadelen van zelfregulering is dat de toetsing wordt verricht door

vakgenoten, wat een grote solidariteit zou kunnen suggereren. Anderzijds kan

men onnodig streng optreden, ook zijn er weinig of onvoldoende sancties.

Betalen voor informatie?

Wat is chequeboekjournalistiek?

Het betalen van informanten is in diverse gradaties te onderscheiden.

Allereerst het honoreren van de door derden aangeleverde journalistiek

producten. Vervolgens is er het honoreren van deskundigheid en verrichte

arbeid of de inkomstenderving en de vergoeding van reis- en verblijfskosten.

Een andere vorm is het betalen van smeergeld om de contacten met

50

Page 52: Ethiek verslag

informanten en leveranciers van primeurs warm te houden. Vervolgens is er

het exclusieve interview. Het omgekeerde kan natuurlijk ook voorkomen: de

journalist accepteert geld van derden en houdt als tegenprestatie bepaalde

zaken uit het nieuws. Het aannemen van steekpenningen is in de journalistieke

codes absoluut verkeerd. De zogenaamde chequeboekjournalistiek waarbij de

journalist een geldbedrag uitlooft voor bepaalde informatie in de hoop dat

iemand toehapt, contact zoekt en het gewenste verhaal vertelt in ruil voor een

beloning valt volgens velen in ons land nog wel mee. Zeker is dat niet, want

aanbieder noch ontvanger van het geld hebber er belang bij die transactie aan

de grote klok te hangen.

Situatie in het buitenland

Er mogen geen betalingen of zelfs maar aanbiedingen gedaan worden aan

iemand van wie bekend is of redelijkerwijs verwacht kan worden, dat hij moet

getuigen in een strafproces. Verder mogen personen die zich crimineel of aan

de andere kant buitensporig gedragen, geen betalingen worden gedaan voor

artikelen waarmee het algemeen belang niet wordt gediend. Niet alleen het

direct of indirect betalen van criminelen is ongeoorloofd. Ook het van hun

familieleden, vrienden, buren en collega’s. Kranten zijn principieel verplicht zo

volledig mogelijk te informeren over al die zaken – hoe afschuwelijk ook –

waarin de lezers belang stelle. Soms zal die informatie gekocht moeten

worden van mensen met wie de redactie normaliter geen zaken zou willen

doen. Een groot gedeelte van de media houdt zicht dan ook niet aan de

verklaring. Het betalen van ‘bloedgeld’ kan alleen worden tegengegaan door

wetgeving. Dat zou onoverkomelijke problemen opleveren: wanneer is precies

sprake van ‘chequeboekjournalistiek’ of ‘bloedgeld’?

Argumenten pro en contra

Het is een vrij algemeen gehoorde opvatting – zeker in ons land – dat

chequeboekjournalistiek ‘not done is’. De roddelpers mag dan niet op een

51

Page 53: Ethiek verslag

flapje meer of minder kijken, de serieuze pers doet dat wel degelijk. Wanneer

stelselmatig voor informatie wordt betaald, wordt het nieuws tot koopwaar

voor de meest biedende. Een ander argument tegen betalen is, dat op termijn

het aantal mensen dat probeert munt te slaan uit de bereidheid van

journalisten om voor een interview te betalen, zou kunnen toenemen. Een

volgend bezwaar is, dat het vaak moeilijk zo niet onmogelijk is exclusieve

verhalen waarvoor betaald is, op hun betrouwbaarheid te controleren.

Bovendien is er ook het risico, dat de informant die betaald wordt het verhaal

aandikt of zelfs geheel uit zijn duim zuigt, omdat hij de journalist waar voor zijn

geld wil leveren. Ten slotte is er nog het element ‘uitlokking’. Wanneer de

persoon die tegen betaling bereid is de pers informatie te verstrekken, een

geheimhoudingsplicht heeft, dan is er aan twee kanten sprake van een

strafbaar feit. De journalist maakt zich schuldig aan uitlokking en de

geheimhoudingsplichtige schendt zijn zwijgplicht.

Vrijheid van nieuwsgaring

Hét fundamentele bezwaar tegen chequeboekjournalistiek is de aantasting van

de vrijheid van nieuwsgaring, essentieel onderdeel van de vrije stroom van

informatie. Het is ontoelaatbaar, dat bepaalde media op voorhand worden

uitgesloten van die vrije nieuwsgaring. Nieuws behoort niet onderworpen te

zijn aan copyright, afgedwongen exclusiviteit en monopolisering door de

hoogste bieder.

Journalistieke cultuur

De opvatting dat chequeboekjournalistiek ‘not done’ is, berust niet alleen en

waarschijnlijk niet eens in de eerste plaats op morele en juridische

argumenten, maar op de overtuiging dat deze wijze van nieuwsgaring ‘niet

past binnen de journalistieke cultuur in ons land’. Chequeboekjournalistiek als

het zwaaien met de geldbuidel in de jacht op nieuws en exclusieve interviews

druist in tegen de ongeschreven regel van fair play in het proces van

52

Page 54: Ethiek verslag

nieuwsgaring. In het binnenhalen van een primeur zit een element van

sportiviteit, namelijk slimmer en/of sneller zijn dan de concurrent.

Samenvattend: chequeboekjournalistiek is een diffuus begrip. Er is niet zozeer

sprake van een vastomlijnde praktijk als wel van een glijdende schaal.

53

Page 55: Ethiek verslag

De journalist als infiltrant

Undercoverjournalistiek

De journalist verzwijgt bewust zijn identiteit als journalist en speelt een rol om

aldus door te dringen in bepaalde kringen met het oogmerk eventuele

misstanden op te sporen en deze vervolgens te onthullen.

Geschiedenis van de undercovermethode

De undercovermethode als werkwijze binnen de onthullingjournalistiek is

bepaald niet nieuw. Ook niet de vraag of een dergelijke aanpak wel door de

beugel kan. ‘Het rollenspel’ is een van de meest gebruikte en meest

omstreden bijzondere rapportagetechnieken in de journalistiek.

Rollenspel als rapportagetechniek?

Wat is er nu eigenlijk zo onredelijk aan het gebruiken van het rollenspel als

reportagetechniek? Het verzwijgen van de journalistieke identiteit en het

gebruik maken van anonieme tipgevers leidt in een aantal gevallen tot betere

resultaten dan het werken met open vizier. Toch is niet alles geoorloofd. De

journalist dient zich terdege te realiseren waar de grenzen van het toelaatbare

liggen.

Zo is het ongeoorloofd uitoefenen van een beschermd beroep strafbaar en het

dragen van een uniform uit den boze. Verder moet hij op zijn hoede zijn voor

schadeclaims, omdat hij door derden aansprakelijk kan worden gesteld voor

geleden schade. Bovendien moet de journalist zelfs maar de schijn vermijden,

dat het hem te doen is om eigen materieel voordeel te verwerven. Lichamelijk

geweld is niet toelaatbaar.

Verborgen camera

Journalisten dienen zich bij uitoefening van hun werk als zodanig bekend te

maken en duidelijkheid te verschaffen over hun bedoelingen en over het

54

Page 56: Ethiek verslag

karakter van de uizending c.q. de publicatie die zij voorbereiden. Zij mogen

dan ook in beginsel slechts met toestemming en medeweten van betrokkenen

hun portret of stam opnemen en openbaar maken. Uitzonderingen op deze

regel zijn: dat het maken van opnamen op openbare plaatsen zonder

gerichtheid op bepaalde personen doorgans toelaatbaar zijn. Verder kan het zo

zijn, dat ‘zwaarwichtige redenen van algemeen belang’ een uitzondering op de

regel rechtvaardigen: ‘Daarvan zal in het algemeen slechts sprake zijn indien

na behoorlijk onderzoek is gebleken is dat de journalist geen andere middelen

ten dienste staan om overeenkomstig de taak van de pers in een

democratische samenleving het publiek voor te lichten over ernstige

misstanden of ernstige rechtsschendingen’

Bovendien moet in de afweging betrokken worden of het journalistiek belang

zwaarder weegt dan de schending van de privacy van de mensen die heimelijk

gefilmd worden.

Draaiende camera

In programma’s als Breekijzer en De Week van Willibrord wordt

gebruikgemaakt van de overvaltactiek door met draaiende camera een

(kantoor)pand binnen te vallen en zo een gesprek af te dwingen met de

directie. De Raad voor de Journalistiek oordeelde over deze methode: ‘De Raad

was het met de zienswijze niet eens en vond dat dit journalistiek middel,

gezien het intimiderende karakter ervan, alleen mag worden gebruikt wanneer

dat nodig is om in het algemeen belang ernstige misstanden aan het licht te

brengen en wanneer dat op de gewone manier niet lukt’.

Criteria voor toepassing van undercovermethoden

Als de journalisten gerichte en gefundeerde verdenkingen hebben tegen

concrete personen of firma’s. Mogen ze gebruik maken van

undercovermethoden

55

Page 57: Ethiek verslag

Die verdenkingen hebben betrekking op zodanig ernstige wanpraktijken of

misstanden, dat die in het algemeen belang openbaar gemaakt dienen te

worden.

De journalisten hebben al het redelijkerwijs mogelijke gedaan om in die

concrete gevallen de misstanden langs andere wegen boven tafel te krijgen.

56

Page 58: Ethiek verslag

Wederhoor

Heeft iemand die zonder het te beseffen het slachtoffer is geworden van een

‘undercover’ opererende journalist, nog recht op een weerwoord voor

publicatie van de onthullingen? Het is voor hen allebei zeer pijnlijk om dit te

vragen, allereerst uiteraard voor degene die op dat moment merkt dat hij in de

journalistieke val is getrapt, maar ook voor de journalist zelf. Hij heeft immers

het vertrouwen gewonnen van mensen in de wetenschap dat hij diezelfde

mensen later keihard met zijn journalistieke identiteit zal confronteren.

Undercoverjournalistiek als uiterste middel

Het uitgangspunt van elke journalist dient te zijn dat hij met open vizier

opereert en zich dus in zijn functie kenbaar maakt aan informanten. Dit

uitgangspunt zou hij enkel in zeer bijzondere situaties mogen loslaten,

namelijk slechts dan wanneer er sprake is van gerichte en gefundeerde

verdenkingen met betrekking tot zodanig ernstige wanpraktijken of

misstanden, dat die in het algemeen belang openbaar gemaakt dienen te

worden. Bovendien dient in zo’n situatie eerst het redelijkerwijs mogelijke

gedaan te zijn om de vermeende misstanden langs andere wegen boven tafel

te krijgen. Zo zijn undercoverjournalistiek en het werken met verborgen

camera of het hanteren van de overvaltactiek geen ‘gewone’ journalistieke

methoden om te onthullen, maar uiterste middel.

Journalistiek beroepsgeheim en bronbescherming

Bronbescherming als journalistieke plicht

Een groot gedeelte van het nieuws dat per dag verschijnt, is afkomstig van

mensen die journalisten die informatie verschaffen onder de voorwaarde dat

hun naam niet wordt genoemd. Ook gebeurt het herhaaldelijk dat de journalist

ongevraagd inlichtingen krijgt van iemand die anoniem wenst te blijven. Het

‘lekken’ bijvoorbeeld door overheidsdienaren, is steeds meer praktijk

geworden. Journalisten kunnen hun werk niet naar behoren verrichten

57

Page 59: Ethiek verslag

wanneer de vertrouwelijkheid van hun bronnen in het geding komt of wanneer

ze als handlangers van het opsporingsapparaat beschouwd worden. De

journalist komt in deze gevallen voor de vraag te staan, of hij gehouden is als

staatsburger mee te werken aan het opsporen van strafbare feiten dan wel

moet weigeren als verlengstuk van politie en justitie te fungeren. In al deze

gevallen kan het beroep op de journalistieke onafhankelijkheid en op

bronbescherming aan de orde zijn. De Raad voor de Journalistiek heeft zich

ook uitgesproken over dit soort zaken: wanneer een journalist toezegt de

naam van een informant niet te zullen vermelden, schept hij daarmee een

vertrouwensrelatie. Hij behoort dit vertrouwen niet te beschamen door de

naam wel te vermelden, ook niet aan de leden van de Raad zelf. Weigert een

journalist, als getuige opgeroepen in een rechtzaak, de naam van zijn bronnen

te noemen, dan moet hij desgewenst voldoende aannemelijk maken waarom

hij volledig op die bronnen mocht vertrouwen zonder de verstrekte inlichtingen

ergens anders te controleren. Hij dient hoge eisen te stellen aan de controle

van de juistheid van de informatie, zeker van de feitelijke elementen daarin.

Geen journalistieke verschoningsrecht

De overheid heeft in de loop der jaren, wanneer het verschoningsrecht van

getuigen in strafzaken aan de orde was, over geen beroepsgroep vaker en

uitvoeriger gediscussieerd dan over de journalistiek. Een steevast terugkerend

argument in discussies binnen en buiten het parlement was de twijfel aan de

kwaliteit van de beroepsuitoefening en aan de integriteit van de beroepsgroep

als geheel.‘De eis mag daarom worden gesteld dat hij door opleiding en

scholing een juist inzicht heeft in (de grenzen van) zijn taak en bereid is naar

objectief te toetsen maatstaven zijn houding te bepalen tegenover de bij de

uitvoering daarvan optredende tegenstrijdige belangen.’ Bovendien zal het

niet eenvoudig zijn de journalist als subject van verschoning te erkennen,

omdat de journalistiek juist vanwege de vrijheid van meningsuiting geen

gesloten beroep kan zijn en iedereen zich dus journalist kan noemen. Een

58

Page 60: Ethiek verslag

ander argument, nauw samenhangend met de twijfel aan de integriteit van de

beroepsgroep als geheel, is het vermoeden, dat te veel kwalijke praktijken

verborgen zouden blijven achter het beroep van de journalist op de

bronbescherming.

Toch een wettelijke regeling?

Mediajurist Korthals Altes meent dat het verschoningsrecht voor journalisten

op een zodanige manier te regelen valt, dat alle in het geding zijnde belangen

op een evenwichtige wijze worden gediend. Voor de journalist geldt hetzelfde

uitgangspunt als voor elke burger; het uitgangspunt blijft de algemeen

geldende plicht voor iedere burger om voor de rechter te getuigen. Het

journalistiek privilege is daarop een uitzondering. Daarom dient de journalist

slecht in enkele nauw omschreven gevallen, waar onmiskenbaar sprake is van

een vertrouwensrelatie, het recht te krijgen zijn bron of informatie te

beschermen. Allereerst is dat aan de orde wanneer hij bepaalde informatie

slechts kan krijgen als hij belooft de identiteit van de verstrekker geheim te

houden en wanneer hij onder toezegging van geheimhouding de gelegenheid

krijgt een gebeurtenis op een besloten plaats bij te wonen. Treedt de journalist

niet met ‘open vizier’ op, dan is er geen sprake van een vertrouwensrelatie en

dus ook geen reden om het journalistiek privilege hoge prioriteit te geven. Bij

het ter beschikking stellen van materiaal aan justitie is niet primair van belang,

of het om gepubliceerd dan wel ongepubliceerd materiaal gaat, maar of het

gevraagde materiaal meer kan opleveren dan de gepubliceerde informatie

zelf. Ook materiaal met ongepubliceerde informatie dient onder het privilege

te vallen, indien er voorzover de journalist bewust heeft getracht bepaalde

personen te beschermen. Zo kan een krant besluiten een foto niet te plaatsen,

omdat dat voor bepaalde personen bezwaarlijk zou zijn.

Een anonieme bron is geen bron

59

Page 61: Ethiek verslag

In de discussie over bronbescherming en verschoningsrecht gaat het om

journalisten die weigeren de identiteit van hun bronnen te onthullen.

Daarnaast zijn er journalisten die in artikelen iemand citeren om zich

vervolgens te beroepen op anonieme bronnen. Een artikel dient in beginsel

controleerbaar te zijn. In beginsel, want in de praktijk van alledag kan de lezer

natuurlijk niet alles daadwerkelijk controleren. Om die controleerbaarheid te

garanderen is in de Amerikaanse jurisprudentie de ‘no source presumption’

ontwikkeld, oftewel: een anonieme bron is geen bron.

Samenvattend kan gesteld worden dat het gebruik van anonieme bronnen een

riskante zaak is, althans wanneer de journalist niet daarnaast over “hardere

informatie” beschikt.

Slachtoffers

Zij hebben er dus recht op dat journalisten op prudente wijze omgaan met de

persoonlijke gegevens die zij krijgen van de politie of anderen. Over het

algemeen dienen nabestaanden van slachtoffers van een misdrijf met rust

gelaten te worden, tenzij publieke belangen in het geding zijn. In algemene zin

stelde de raad voorop, dat een nieuwsbericht zoveel mogelijk feitelijke

gegevens moet bevatten, opdat de lezer een zo waarheidsgetrouw en

controleerbaar mogelijk beeld van het nieuwsfeit kan vormen. Berichtgeving

over misdrijven kan bovendien een signaalfunctie hebben voor burgers en

overheid. Het noemen van namen kan voorkomen, dat verwarring met

anderen en eventuele ongerustheid bij mensen optreedt. Daar staat

tegenover, dat de journalist zicht behoort af te vragen of hij personen kwetst

of benadeelt, wanneer het slachtoffer, zijn partner of naaste familieleden door

het bericht herkend kunnen worden. Dit laatste beland moet voorrand krijgen.

Het ‘outen’

Wie vanwege zijn successen een bekend persoon is, vervult een

voorbeeldfunctie en moet dus ook zelf het goede voorbeeld geven en niet

60

Page 62: Ethiek verslag

geheimzinnig doen of leugens rondstrooien over zijn privé-leven. Doet hij dat

wel, dan is er de pers om de waarheid achter geheimen of leugens

tevoorschijn te halen en in het licht van de schijnwerpers te plaatsen. Dat is

immers de taak van de pers!

Publieke figuren

Een publiek figuur geeft zijn mening in het kader van de publieke discussie

over aangelegenheden die iedereen aangaan.

61

Page 63: Ethiek verslag

De media en extreemrechts

Er zijn verschillende manieren voor de media om extreemrechts te

behandelen: doodzwijgen bagatelliseren of zakelijk tegemoet treden.

Het is een dilemma voor de media, omdat extreemrechts altijd balanceert op

de rand van de wet. Er is de plicht het publiek zo volledig en betrouwbaar

mogelijk te informeren, maar ook de angst om aan het verspreiden van

verderfelijke opvattingen mee te werken.

Men is er wel achter gekomen, dat negeren van problemen met behulp van

criminele allochtone jongeren niet effectief is. Ook moeten journalisten op hun

hoede blijven en uitspraken van woordvoerders van rechts-extremisten kritisch

bezien. De media mag extreemrechts geen podium verschaffen, waarop ze

hun waanideeën kunnen uiten

Foto’s: Tussen shockeren en informeren

Beeldcultuur

Een pakkende foto zegt meer dan kolommen met tekst. De foto is het verhaal

zelf.

Geweld

Wanneer de beelden zo afschuwelijk zijn, dat de kijker zijn hoofd afwendt,

streef je je doel voorbij, namelijk het informeren van de mensen. Verder moet

uiteraard rekening gehouden worden met het tijdstip van uitzending: hoe

vroeger op de dag, hoe voorzichtiger en terughoudender!

Internetjournalistiek: nieuwe ethische vragen?

62

Page 64: Ethiek verslag

Een schets van het werkterrein

Internetjournalistiek bestaat eigenlijk uit twee soorten. De ‘oriënterende’

journalistiek legt zich toe op het verschaffen van algemene

achtergrondinformatie en duiding aan een breed publiek en de ‘instrumentele’

journalistiek bied specialistische informatie aan geïnteresseerde

Ethiek en internetjournalistiek

Waarden zijn waarden en ethiek is ethiek of het nu om oude of om nieuwe

media gaat. Een journalist blijft immers een journalist die bepaalde

beroepsstandaard hanteert ongeacht het medium waarvoor hij werkt. Internet

is een gloednieuw medium, waar nog geen tradities en routines aanwezig zijn.

Zoals men niet alles wat op papier gezet wordt, kan meten aan standaarden

van journalistieke ethiek, zo kan met dat ook niet bij alle websites. Een

serieuze ethische kwestie met betrekking tot internetjournalistiek is zeker het

gevaar van te snel publiceren.

Redactionele versus commerciële informatie

Volgens critici zien bezoekers het onderscheid tussen feit en fictie niet meer.

In de klassieke journalistiek is in het redactiestatuut de journalistieke

onafhankelijkheid vastgelegd; de verantwoordelijkheid voor de redactionele

gedeelte van de krant berust uitsluitend bij de (hoofd)redactie. Redactie en

commercie zijn duidelijk van elkaar gescheiden domeinen. In de

internetjournalistiek is dat niet het geval.

Interactiviteit

Het online nieuws ziet er anders uit dan het nieuws elders: het kan tekst,

beeldmateriaal, geluid of videoclips bevatten plus hyperlinks naar andere

websites en daarnaast een chatroom of bulletinboard waar lezers met elkaar

van gedachten kunnen wisselen over het nieuws. Kenmerkend voor

internetjournalistiek is interactiviteit. Community publishing, iedereen kan

63

Page 65: Ethiek verslag

lokale informatie publiceren op een nieuwssite en die informatie geregeld

actualiseren en van context voorzien.

64

Page 66: Ethiek verslag

Zelfregulering

Zelfregulering in de journalistiek is een moeilijke en moeizame

aangelegenheid.

Conclusie

De spanning tussen snelheid en zorgvuldigheid is niet een morele kwestie die

wordt opgeroepen door de internetjournalistiek. Integendeel, ook in de

klassieke journalistiek is er de neiging om snel, soms té snel, te publiceren

onder druk van de vaak moordende concurrentie. Ten aanzien van de

gesignaleerde vervaging van de grenzen tussen redactionele en commerciële

boodschappen is de situatie vergelijkbaar. Ook hier is niet direct sprake van

een vraagstuk dat exclusief verbonden is aan de internetjournalistiek.

Bovendien is de journalistiek geen gesloten en duidelijk afgebakende

beroepsgroep, zeker niet online.

Kernthema’s in de communicatie-ethiek

Voorlichtingsethiek: waarom en waartoe?

Allereerst is er de fundamentele vraag: voorlichting, waarom en waartoe? Het

vaststellen van doelstellingen houdt al een normatieve keuze in; wanneer

voorlichting een vorm van dienstverlening is om te bereiken wat men

waardevol en daarom nastrevenswaardig acht, dan is daarmee de vraag aan

de orde wie iets waardevol vindt en waarom. Het accent ligt op de intentie van

de zender, de voorlichter die mensen wil helpen hun besluiten effectief te

nemen. Er zijn zodoende drie typen voorlichting te onderscheiden uitgaande

van de doelstelling: het aanbieden van informatie, het bieden van hulp bij

mening- of besluitvorming en het proberen een mentaliteit- of

gedragsbeïnvloeding tot stand te brengen. Men dient de waarheid te vertellen,

maar wat is waarheid? Liegen is een mededeling doen waarvan met weet dat

65

Page 67: Ethiek verslag

ze niet kloppen. Ook bewust dingen verzwijgen kan een vorm van liegen zijn.

De halve waarheid vertellen is ook liegen.

66

Page 68: Ethiek verslag

Drie kernthema’s

Er zijn 3 kernthema’s waar morele conflicten in het dagelijks leven zijn onder

te verdelen

1. Waarheid

In de codes staat standaard de bepaling dat de communicatieprofessional

waarachtig moet zijn, dat wil zeggen dat hij anderen tijdig, betrouwbaar en zo

volledig mogelijk moet informeren. Hij moet op een eerlijke wijze te werk gaan

en geen informatie verspreiden die onjuist of misleidend is. Een voorlichter

moet betrouwbare informatie verschaffen en hij moet dat tijdig en doeltreffend

doen en zo volledig mogelijk, zodat de ontvanger een duidelijk beeld krijgt en

kan beoordelen welk belang hij heeft en dat hij zich een oordeel kan vormen.

Hij moet ook vermelden welke informatie hij niet heeft en hij moet verwijzen

naar andere bronnen.

2. Loyaliteit

In codes staat de bepaling dat de communicatieprofessional loyaal moet zijn,

dat wil zeggen dat hij de openbaarheid moet dienen in overeenstemming met

de belangen van zijn werkgever of opdrachtgever. Hij moet dus rekening

houden met de belangen van zowel de organisatie die hij dient als ook de

betrokken publieksgroepen. Hij mag geen tegenstrijdige of concurrerende

belangen vertegenwoordigen zonder expliciete toestemming van de betrokken

cliënten of werkgevers op basis van een volledige uiteenzetting van de feiten.

Belangenverstrengelingen kunnen ook aan de orde zijn wanneer iemand een

zaak moet dienen waarmee hij het persoonlijk oneens is.

Wie zelf als communicatieprofessional enig belang heeft dat in de strijd kan

zijn met dat van zijn werk- of opdrachtgever is verplicht dat aan die werk- of

opdrachtgever te melden. Ook is hij verplicht tot geheimhouding van alle

vertrouwelijke informatie die hem bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden

67

Page 69: Ethiek verslag

ter kennis komt. De adviseur die fungeert als sociaal geweten van de

organisatie, is intermediair tussen de organisatie en het publiek.

68

Page 70: Ethiek verslag

3. Beïnvloeding

De huidige generatie voorlichting lijkt een meer pragmatische taakopvatting te

huldigen: de communicatie tussen de overheid en burger moet zo efficiënt en

effectief mogelijk geschieden. Het gaat er om dat het handelen van de burger

uiteindelijk past in het beleid zoals de overheid dat langs democratische lijnen

heeft ontworpen. Inmiddels is voorlichting dus al lang niet meer alleen in de

oervorm (het uitleggen, verklaren en informeren van de burger) aan te treffen.

Daarnaast is de voorlichting als afgeleide van traditionele

sturingsmechanismen als regelgeving en subsidiering een belangrijk

ondersteunend beleidsinstrument geworden.

Inmiddels is voorlichting een zelfstandig beleidsinstrument geworden, als in

instrumentale voorlichting gericht op de normering van het gedrag. Hierin

schuilt het gevaar van betutteling of bevoogding door de overheid die opnieuw

zedenmeester wordt. Waar het scala aan vormen van sociale controle ofwel

niet meer bestaat of in elk geval niet langer werkt, springt de overheid in het

zo ontstane gat om met publiekscampagnes te trachten gedragsbeïnvloeding

te bewerkstelligen. Dit kan alleen dan tot succes leiden wanneer diezelfde

overheid als boodschapper serieus genomen wordt door het publiek. In meer

algemene zin is er de vraag welke criteria de voorlichter hanteert wanneer hij

moet kiezen uit een aantal argumenten.

Goede smaak en fatsoen in reclame ter discussie

Wat is reclame?

Communicatie van een ondernemer met de consument over een product. Een

belangrijk verschil met voorlichtingsproducten is dat ook hier sprake kan zijn

van een commercieel effect, maar niet van een commercieel motief. In

reclame-uitingen staat juist de commerciële intentie centraal. In opdracht van

het bedrijfsleven van organisaties en van de overheid probeert reclame

mensen te informeren en te beïnvloeden, naar houding en gedrag

69

Page 71: Ethiek verslag

70

Page 72: Ethiek verslag

Kritiek op reclame-uitingen

Allereerst kan reclame als misleidend en bedrieglijk worden ervaren omdat de

consument onjuist of onvolledig wordt geïnformeerd. Reclame manipuleert en

werkt suggestief. Reclame wil beïnvloeden en overreden en is ook als zodanig

herkenbaar, hetgeen weerstanden en irritaties kan oproepen.

Kritiek op het fenomeen ‘reclame’

Samengevat in termen als ‘concentratie’ en ‘verspilling’. Reclame veroorzaakt

overconsumptie omdat behoeften worden gekweekt waar mensen buiten

zouden kunnen. Reclame is dienstbaar aan de kapitalistische

consumptiemaatschappij en bevordert een materialistische levenshouding. De

klant blijft de koning die zich door de reclame laat informeren, adviseren,

beïnvloeden en misschien ook wel manipuleren.

Ethische grenzen en reclame

In de reclamebranche krijgt die zelfregulering vooral gestalte in het werk van

de Reclame Code Commissie die toeziet op een correcte naleving van de in de

Reclame Code vastgelegde normen.

Opvattingen over goede smaak en fatsoen

In de reclamebranche gaan zakelijke overwegingen en ethische motieven

meestal hand in hand. Een reclame-uiting die zich te ver verwijdert van het

algemeen in de samenleving heersende normbesef, wordt door het publiek

niet getolereerd en straft zichzelf af. De consument verwacht van topmerken

een zeker ethisch niveau.

Toetsingcriteria

De beste en meest effectieve straf is dat de consument weigert langer zaken

te doen met wie zich presenteert op een manier die hem niet bevalt.

71

Page 73: Ethiek verslag

Toetsingsnormen

Kritiek is er ook op de toetsingscriteria en op de wijze waarop de Commissie

die criteria hanteert. ‘Wie zo ver wil gaan om een uiting verboden te krijgen,

die moet daar maar wat voor over hebben. De regels die de Reclame Code

Commissie en de Reclameraad hanteren, komen uit alle hoeken en gaten en

worden vaak willekeurig toegepast. En daarvoor is het gebied waarop ze zich

begeven te gevoelig. Als er echt dingen te regelen zijn, kan je dat beter doen

bij de wet. Dat is nog democratisch ook.’ De beste en meest effectieve straf is

dat de consument weigert langer zaken te doen met wie zich presenteert op

een manier die hem niet bevalt.

Willen uitspraken over de goede smaak en fatsoen van een reclame-uiting

overtuigender zijn, dan dienen de criteria te worden geëxpliciteerd. Dit kan

door de onduidelijke artikelen in de Reclame Code te vervangen door de

volgende toetsingsnormen:

Het toebrengen van schade

Het openlijk kwetsen, beledigen, discrimineren of belachelijk maken van

iemand.

Het geven van aanstoot

72