erfgoeddag 2012

12
IEPERSE HELDEN LATEN ZICH GELDEN Tentoonstelling Zondag 22 april 2012 Burchtstraat 1 A, 8900 Ieper Maandag 23 april tot zaterdag 12 mei 2012 bibliotheek, Weverijstraat 9, 8900 Ieper tijdens de openingsuren van de bibliotheek Een realisatie van Familiekunde Vlaanderen – Afdeling Ieper – Diksmuide met dank aan het stadsarchief van Ieper met steun van de stad Ieper HELDEN ZONDAG 22 APRIL 2012 www.erfgoeddag.be

description

panelen voor erfgoeddag Ieperse helden

Transcript of erfgoeddag 2012

Page 1: erfgoeddag 2012

IEPERSE HELDENLATEN ZICH GELDENTentoonstelling

Zondag 22 april 2012 Burchtstraat 1 A, 8900 Ieper

Maandag 23 april tot zaterdag 12 mei 2012 bibliotheek, Weverijstraat 9, 8900 Ieper tijdens de openingsuren van de bibliotheek

Een realisatie van Familiekunde Vlaanderen – Afdeling Ieper – Diksmuide met dank aan het stadsarchief van Iepermet steun van de stad Ieper

HELDENZ O N D A G 2 2 A P R I L 2 0 1 2

www.erfgoeddag.be

ERFG_op_affiche2012.indd 1 26/08/11 11:08

Page 2: erfgoeddag 2012
Page 3: erfgoeddag 2012

Jan Yperman leefde in de dertiende en veertiende eeuw en was de zoon van een Ieperse poorter. Hij was een heel bekwame heelmeester maar ook op wetenschappelijk vlak droeg hij zijn steentje bij tot de geneeskunde.

Jan Yperman studeerde in Parijs onder toezicht van Lanfranc van Milan en beëindigde zijn studie in het jaar 1302 of 1303. In zijn tijd was hij een pionier op het vlak van chirurgie en geneeskunde. Hij zette zich sterk af tegen kwakzalverij en de onbekwaamheid van andere heelmeesters, maar ook tegen het bijgeloof in de geneeskunde. Hij zag bijvoorbeeld het nut niet in van het bezoeken van heilige plaatsen met de hoop op genezing. Hij was verbonden aan het Ieperse Bellegodshuis, één van de belangrijkste hospitalen van de stad tijdens de middeleeuwen, waar nu het OCMW en het Museum Godshuis Belle zich bevinden.

In het begin van de veertiende eeuw schreef Yperman twee manuscripten over heelkunde en interne geneeskunde. Deze werken onderscheiden zich van andere middeleeuwse werken door chirurgische problemen vaak rationeel te benaderen in plaats van de soms bizarre methodes die te vinden zijn bij tijdsgenoten. Met deze traktaten zou hij zich een plaats in de medische geschiedenis moeten veroverd hebben. Toch is de Ieperse chirugijn eeuwenlang onbekend gebleven. Zijn manuscripten zijn lange tijd zoek geraakt en kwamen pas op het einde van de negentiende eeuw boven water in Londen. Daarna duurde het nog tot een stuk in de twintigste eeuw voor deze teksten in een verstaanbaar Nederlands werden hertaald. Daardoor werd Jan Yperman lange tijd vergeten.

↗ ‘De Cyrurgie’ van Jan Yperman. In dit handboek voor chirurgijnen uit de 15de eeuw beschrij� Jan Yperman de behandeling van een open fractuur en de medische instrumenten die nodig zijn voor de behandeling ervan. Leiden, UB, BPL 3094

JAN YPERMAN

↗ ‘De Cyrurgie’ van Jan Yperman. Herdruk. Stadsarchief Ieper ↗ Belle Godshuis ↗ Gedenkteken Belle Godshuis

Page 4: erfgoeddag 2012

Camiel Delaere is in Hulste op 15 mei 1860 als zoon van Désiré Delaere en Henrica Vromman geboren. Hij stierf in Sint-Andries op 18 december 1936.

Na zijn studies voor doctor in de theologie en zijn priesterwijding werd hij in 1888 leraar en in 1893 principaal in het Sint-Amandscollege in Kortrijk. Op 12 maart 1908 werd hij pastoor van de Sint-Pietersparochie en op 12 februari 1919 pastoordeken van de Sint-Maartenskathedraal. Na zijn ontslag op 10 september 1928 verhuisde hij naar Sint-Andries waar hij in 1936 op 76-jarige leeftijd overleed.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog onderhield hij een vrij intense briefwisseling met kunstsmid Gustaaf Delhaye, die na de uittocht van de patiënten in het Heilig-Hartinstituut achtergebleven was als opzichter. Op 8 en 11 januari 1915 kwamen pastoor Delaere, de militaire bevelhebber van de stad, commandant Young en Gustaaf Delhaye bijeen om de toestand van de stad te bespreken en regelingen te treff en om het hospitaal uit te breiden.

Pastoor Delaere was zeer bekommerd om de weeskinderen en voortdurend op zoek naar een passend onderkomen. Op 1 maart 1915 kreeg hij bezoek van graaf de Beaumont en de heer Chopart, die “viennent proposer d’ériger une maison de refuge pour les orphelins et les pauvres enfants abandonnés, victimes de la guerre”. Hij zag het echter niet zitten dat de wezenschool in Normandië zou opgericht worden; Sint-Omer leek hem al ver genoeg en op 17 maart “grâce à la complaisance de Mr. Le Maire, le grand château, accien couvent des Bénedictins à Wisques est mis à notre disposition.” De toestand in Ieper verergerde en in april en mei 1915 verlieten steeds meer bewoners de stad om zich verderop te vestigen, bv. in Poperinge.

Tussen 5 en 21 mei 1915 kwam pastoor Delaere met zijn kameraad Delhaye naar het H.-Hartinstituut en de stad Ieper terug om, tussen de bombardementen door, kostbaarheden te redden o.a. in de Sint-Pieterskerk, in de Godelievetjes, bij de Zwarte Zusters, bij de paters Karmelieten, in de Hospicen en om de ‘coff re-forts’ te openen, o.a. in de dekenij.

In juni 1915 slaagden zij erin om, op bevel van de Belgische regering, de koff ers van de Bank van Kortrijk te openen. In oktober 1915 schreef hij dat de toegang tot de stad aan iedereen – dus ook aan hem – ontzegd werd omwille van de bombardementen en krijgsverrichtingen. Vanaf eind 1915 tot het einde van de oorlog bevond hij zich in Wisques (in de Colonie scolaire Orphelinat Belge de Wisques) maar hij kwam geregeld terug naar Ieper om zich van de toestand te vergewissen.

Na de oorlog werd hij tot pastoordeken van de Sint-Maartenskathedraal (1919-1928) benoemd.

CAMIEL DELAERE

↗ Portret van Z.E.H. Deken Camiel Delaere geschonken door de familie aan de kathedraal van Sint-Maarten en Sint-Niklaas in 1999.

Page 5: erfgoeddag 2012

JACOBUS DE KERLE

Een bewogen en avontuurlijk levenJacobus de Kerle zag het levenslicht in Ieper in 1531 of 1532. Hij kreeg zijn opleiding aan de Sint-Maartenskathedraal in Ieper.Vanaf 1555 was hij zanger, kapelmeester en organist in de kathedraal van Orvieto (Italië). In 1562 diende hij de aartsbisschop van Augsburg in Rome tijdens het Concilie van Trente.

In de periode 1565-1567 was hij actief in Ieper. In zijn geboortestad kwam hij echter in botsing met het Iepers kapittel en ging hij zelfs op de vuist met een priester. Hij werd veroordeeld en geëxcommuniceerd. Hij vluchtte naar Rome en vervolgens naar Augsburg, om zich er te profi leren als één van de belangrijkste componisten van zijn generatie. Hij leidde er ondermeer het koor van de kathedraal van Augsburg.In 1575 trok hij in, in de benedictijnenabdij van Kempten.Hij keerde naar Vlaanderen terug en werd in 1579 cantor in Kamerrijk. In 1582 ging hij weer naar Duitsland om er in Keulen koorleider te worden. Uiteindelijk trad hij in dienst van het keizerlijk hof in Wenen en daarna in Praag. Hij overleed in Praag op 7 januari 1591, te midden van zijn collega’s Philippus De Monte en Jacob Regnart.

Betekenis als componistOndertussen was hij een bekend componist geworden, wiens werken door collega’s zoals Orlandus Lassus en Philippus De Monte werden uitgevoerd. Slechts weinig renaissancecomponisten hebben zoveel composities gedrukt gezien. In de lage landen werden ze door Plantijn in Antwerpen uitgegeven. Zijn muziek betekende een hoogtepunt van de polyfone vocale imitatiekunst.

Gepubliceerde werkenAcht uitgaven van motetten en vespers en een boekdeel missen. Bv.: ‘Missa da Pacem-Credo’, ‘Missa Regina Caeli’, ‘Benedictus’, ‘Septimum’ en ‘Da Pacem Domine’.

Vlaamse polyfonieDe Vlaamse polyfonie kan men in vijf scholen of generaties indelen die zich over zes konings- of keizershoven afspeelden.

Eerste school: 1440-1470: de componisten Guillaume Dufay en Gilles Binchois.Tweede school: 1470-1500: vertegenwoordigd door Johannes Ockeghem en Antoine Busnois.Derde school: 1500-1530: Jacob Obrecht en Josquin Des Prez.Vierde school: 1530-1560: deze generatie concentreert zich rond de Vlamingen Nicolaas Gombert, Jacobus Clemens non Papa en Adriaan Willaert.Vijfde school: 1560-1594: deze generatie concentreert zich rond Orlandus Lassus. Andere fi guren zijn Giovanni Gabrieli, Jacobus de Kerle en Thomas Tallis. Een zesde school groepeert zich in de zelfde periode rond Philippus De Monte.

Page 6: erfgoeddag 2012

Pierre Nolf werd als zoon van koopman Emile Joseph en Hélène Marie Dujardin in Ieper op 26 juli 1873 geboren. Hij overleed in Brussel in de nacht van 13 op 14 september 1953.

Zijn loopbaanPierre Nolf trok na zijn middelbare studies aan het Ieperse stedelijk college naar de universiteit van Luik. Hij promoveerde er in 1896 tot doctor in de genees-, heel-, en verloskunde en vatte direct, als assistent, zijn wetenschappelijke carrière aan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij achtereenvolgens directeur van een burgerlijk hospitaal in Sint-Idesbald en van het militair hospitaal Cabour in Adinkerke, dit met de graad van luitenant-kolonel. Uit die periode dateert zijn contact met koning Albert I en koningin Elisabeth. Hij werd zelfs hun persoonlijke arts. Na de Eerste Wereldoorlog keerde Nolf terug naar Luik om als hoogleraar tot 1943 les te geven.

Op aandringen van Albert I was de partijloze Nolf van 1922 tot 1925 minister van kunsten en wetenschappen in de regering Theunis. Het indienen van de Wet Nolf was het belangrijkste moment van zijn ministerschap. De wet voorzag een splitsing van de Gentse universiteit in twee afdelingen, een Vlaamse en een Franstalige, met respectievelijk twee derden van de lessen in het Nederlands en een derde in het Frans of omgekeerd. Zowel Franstalig- als Vlaamsgezinden waren tegen deze regeling en de Vlaamse studenten hebben tot 1930 deze ‘Nolfbarak’ geboycot.

Vanaf 1925 engageerde Nolf zich twintig jaar lang als voorzitter van het Rode Kruis. In 1927 was hij de drijvende kracht achter de oprichting van het NFWO (nu Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen). Gedurende de Tweede Wereldoorlog was hij eveneens ondervoorzitter van Winterhulp en van het Nationaal Fonds voor Hulp aan Geteisterden en bewees hierbij aan de Belgische bevolking onschatbare diensten. Pierre Nolf werd in Ieper begraven en tot voor kort liet de koninklijke familie met Allerheiligen jaarlijks een bloemstuk op zijn graf leggen.

PIERRE NOLF

↗ Geboorteakte. Stadsarchief Ieper ↗ Grafsteen Pierre Nolf.

Page 7: erfgoeddag 2012

CELEST VAN EXEM

Celest van Exem werd in Elverdinge geboren op 4 oktober 1908 en overleed in Calcutta (India) op 20 september 1993. Hij was de zoon van Jules en Alice-Marie Magry.

Op 23 september 1927 trad hij binnen in de Sociëteit van Jesus. Hij was een intellectueel en een uiterst begaafd man. Hij specialiseerde zich aan de Katholieke Universiteit van Leuven in Oosterse talen: Hebreeuws, Arabisch en Sanskriet. Hij was dertig jaar oud toen hij in India aankwam. Op 21 november 1940 werd hij in Kurseong tot priester gewijd. Hij was de eerste overste van het Oriental Institute in Boitakhana in Calcutta.In 1953 werd hij pastoor van Howrah en ruilde zijn werk als islamexpert voor pastoraal werk bij de arme mensen. In 1960 werd hij naar Asansol gezonden om er de legendarische pater E. Roeland op te volgen.In 1980 werd hij assistent-parochiepriester in Bowbazar. Omwille van zijn gezondheid kwam hij terecht in een kamer op de derde verdieping van het ziekenkwartier van het St.-Xavier’s College. In dit college ontving hij vele armen.

Zijn verbintenis met Moeder TeresaOp 11 juni 1944 werd hij door zijn oversten gevraagd de mis te lezen bij de Ierse Loretto-Sisters, waartoe zuster Agnes Bojaxhiu – de latere Moeder Teresa – behoorde, en er in te staan voor de geestelijke begeleiding van de zusters. Vanaf dat ogenblik was hij als raadgever en geestelijke begeleider uit de roeping, het leven en de spiritualiteit van Moeder Teresa en de Missionaries of Charity, niet meer weg te denken.

Tijdens zijn uitvaart te Calcutta citeerde aartsbisschop Henry D’Souza het volgende: “He came from Flanders fi elds where the poppies grow, to spend a lifetime in Bengal where the Hooghly fl ows”.

↗ Overlijdensbericht. Privécollectie↗ Werkbezoek aan Calcutta. Privécollectie ↗ Moeder Teresa op bezoek bij Van Exem in Elverdinge, 2 oktober 1986. Privécollectie

Page 8: erfgoeddag 2012

LEON VAN AERDE

Geboren te Ieper op 31 augustus 1866 en gestorven op 7 maart 1929. Zoon van Ludovicus Gustavus en Joanna Maria Nieuwland.

Zijn loopbaan- 1891: hulpgriffi er bij de rechtbank van eerste aanleg in Ieper - 1894: secretaris van Burgerlijke Godshuizen van Ieper- 1916: bijgevoegde rechter aan de rechtbank van eerste aanleg in Ieper- 1918: rechter bij de rechtbank van eerste aanleg in Ieper- 1920: lid van het bestuur van de Burgerlijke Godshuizen van Ieper- 1925: voorzitter van de Commissie van Openbare Onderstand

Zijn decoraties- Het Burgerlijk kruis van eerste klas 1914-1915- De Burgerlijke medaille van tweede klas- Het Burgerlijk kruis van eerste klas

Redder van het OCMW-archiefLeon van Aerde was tijdens de beschietingen van Ieper één van de laatsten die gedwongen werd de stad te verlaten. Hij stelde zich daarna op enkele kilometers van de stad ten dienste van de behoeftige personen.Na de ontruiming van Ieper, vestigde hij zich in het St.-Antoniusgesticht te Loker, dat aan de Burgerlijke Godshuizen van Ieper toebehoorde. Vanuit het gesticht te Loker probeerde hij de goederen van de Burgerlijke Godshuizen in Frankrijk en het vrije België te beheren. Tijdens het laatste Duitse off ensief in april 1918 werd het weeshuis ontruimd en vluchtte hij samen met het personeel op 13 april 1918 naar Abeele en later naar Frankrijk.

Zijn heldendaadVoor zijn vertrek naar Loker heeft Van Aerde volgende zaken gered:- het schilderij van Broederlam, door het in de woonkamer te begraven.- de schilderijen in de bureau van de secretaris en van het St.-Jans Godshuis.- de belangrijkste archieven door die in een brandkast van het Belle Godshuis te steken.- de andere archieven, door die in de gewelfde kelder van het krankzinnigengesticht te plaatsen.

Zijn verslagDoor de opmars van het Duitse leger op 22 april werd de stad Ieper volledig geëvacueerd en konden de meeste belangrijke archieven gered worden. Hij bekwam een laissez-passer en kwam acht maal terug naar Ieper. Bij zijn eerste bezoek op 14 mei 1915 kon hij vaststellen dat de vreselijke oorlog grote schade had toegebracht. Het Belle Godshuis was volledig vernield en de inhoud van de brandkast was verkoold. De begraven archieven heeft hij niet kunnen meebrengen. Alles wat zij in de kelder ondergebracht hadden, was volledig intact. De archieven werden in veiligheid gebracht. Het grote altaarstuk van Thomas van Ieper en het archief van O.L.V.-Gasthuis kon hij helaas niet redden. Alle archieven en objecten werden naar Poperinge vervoerd en ondergebracht in het lokaal genaamd ‘het Volkshuis’. Later kwam alles in Frankrijk terecht. Na de oorlog werd het archief opnieuw in het Belle Godshuis ondergebracht.

↗ Belle Godshuis voor en na de bombardementen. Stadsarchief Ieper ↗ Cartularium van het Godshuis der Dertien Arme Weduwnaars, 14-15de eeuw. Stadsarchief Ieper

Page 9: erfgoeddag 2012

JULES VANNESTE

Van kind tot priesterJules Vanneste werd in Roeselare op 23 augustus 1884 als zoon van Richard en Juliana Stefanie Degrendele geboren. Hij liep school in Roeselare en deed zijn middelbare studies in het Klein Seminarie van Roeselare. Op 23 mei werd hij in Brugge tot priester gewijd en onmiddellijk aan het Sint-Stanislascollege in Poperinge als subregent benoemd.

OorlogsjarenOp zaterdag 1 augustus 1914 werd hij opgeroepen. Hij werd ingelijfd bij het eerste Linie, waar hij de taak van hulpaalmoezenier waarnam. In 1915 kwam hij bij het elfde Linie terecht. Daar richtte hij een bibliotheek en een school op voor de jongens aan het front. Hij stichtte ‘Het werk der krijgsgevangenen’ en had de leiding over een frontblaadje ‘De Poperingse Keikop’, ten voordele van vooral de soldaten uit het Poperingse. Hij heeft 45 maanden front gedaan en werd driemaal geciteerd op de dagorde van het leger voor zijn onverschrokken moed en dapperheid: “… Et son mépris absolu du danger”. Om zijn werkkracht, sluwheid, durf, rechtvaardigheidszin en alles gevende liefde werd hij door wereldlijke en geestelijke overheden hoog geacht. Hij verwierf het oorlogskruis en een benoeming tot defi nitief legeraalmoezenier na de oorlog.

Pastoor van BoezingeBuiten zijn weten was Jules Vanneste benoemd tot aalmoezenier. Hij was een tijd aalmoezenier in het bezette Duitsland, daarna werd hij

aalmoezenier voor heel Limburg. Op eigen verzoek werd hij uit het leger ontslagen. In

1919 kwam hij naar Boezinge, maar de vorige pastoor, Aimé Berlamont stond er nog steeds als

pastoor geboekstaafd. Vandaar tekende Jules Vanneste voortaan ‘d.d. pastoor’, wat hijzelf omschreef als ‘dubbele duts’. Dit bleef zo tot in 1933. Pas toen benoemde de nieuwe bisschop

Mgr. Lamiroy, trouwens een klasgenoot van Jules Vanneste, hem defi nitief als pastoor van Boezinge. Hij hield tijdens zijn preken nooit een blad voor de mond. Zowel van op de preekstoel als in het parochieblad hamerde hij op de ‘godsdienstigheid, zedelijkheid, gehoorzaamheid en boetvaardigheid’. In 1969 nam hij eervol ontslag en bleef in de pastorij wonen. Hij overleed in Boezinge op 6 november 1979.

HeropbouwJules Vanneste was nauw betrokken bij de heropbouw van Boezinge. Vele Boezingenaars en mensen uit het omliggende kwamen naar de pastorij van Boezinge om dossiers van oorlogsschade te laten invullen.

Het verenigingslevenJules Vanneste besefte heel goed dat het verenigingsleven cruciaal was om het dorp, waar de mensen toen in barakken leefden, weer tot leven te brengen en hij stond dan ook honderd procent achter het oprichten van allerlei verenigingen. Zo stond hij aan de wieg van V.O.S. (Verbond van Vlaamse Oudstrijders), de muziekvereniging, de toneelgilde, de Werkliedenbond, enz. in Boezinge.

Priester en fl amingantEen getuigenis hierover van de pastoor zelf: “… ’t Is juist in al die ellende dat ik begonnen ben fl amingant te worden. ’t Was al Frans aan ’t front bij de offi cieren. Ik heb dan nog Joris Van Severen gekend als luitenant. Hij was toen een bekend fi guur in de Frontbeweging ….” Blijf Vroom en Vlaams schreef hij honderden keren.

aalmoezenier voor heel Limburg. Op eigen

↗ Handtekening. Stadsarchief Ieper↖ Aalmoezenier in nieuw uniform. Stadsarchief Ieper

Page 10: erfgoeddag 2012

HELDENin het Belgisch Staatsblad

↗ 1857

↗ 1862

↗ 1850

↗ 1850

Ghysel (Joseph), marchand de chi� ons - Ypres | “Malgré son grand âge (62 ans) et quoique sachant à peine nager, Ghysel s’ est jeté, le 24 juin 1850, dans le canal profond de 3 mètres, et est parvenu, au péril de ses jours, à en

retirer un jeune homme qui y était tombé et allait se noyer.”Belgisch Staatsblad - 1851

De Vos (Pierre), cultivateur - Zuydschoote | “Il a, au péril de ses jours, retiré du ruisseau dit Kemmelbeek, profond de 2 mètres, un enfant qui y était

tombé, en novembre 1850, et qui sans ce secours, s’y serait infailliblement noyé. Devos sait à peine nager.”

Belgisch Staatsblad - 1852

Page 11: erfgoeddag 2012

HELDENin de kranten

↗ De Weergalm, 19 september 1907, p. 2↗ Het Ypersche Nieuws, 27 december 1968, p. 13

↗ Het Weekblad van Yperen en het arrondissement, 30 januari 1886, p. 3

↗ Het Ypersche Nieuws, 13 maart 1970, p. 1

↗ De Toekomst, 2 april 1876, p. 2

↗ De Toekomst, 28 september 1862, p. 2

↗ Het Weekblad van Yperen en van het arrondissement, 9 september 1893, p. 2

↗ Het Ypersche Nieuws, 6 augustus 1960, p. 3

Page 12: erfgoeddag 2012