ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor...

33
ErfgoEd leeft 03

Transcript of ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor...

Page 1: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

ErfgoEd leeft03

Page 2: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

ArchEologiE in hEt mEEtjEslAnd

tekst:

ElisE mArtEns

eeklo 2007

De reeks erfgoed leeft is een initiatief van erfgoedcel Meetjesland

D/2007/11.065/2

© 2007 coMeet / erfgoeDcel MeetjeslanD

mEEtjEslAndgrAAft

Page 3: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

1. ARCHEOLOGEN AAN DE SLAG p. 111.1. EEN VREEMDE STIEL? p. 11

1.2. GRAAF EENS Op! p. 11

1.3. LETTERS EN SpOREN p. 14

2. HET MEETJESLAND UITGESpIT p. 162.1. DE pREHISTORIE p. 17

2.1.1. De steentijd p. 17

2.1.2. De bronstijd p. 21

2.1.3. De ijzertijd p. 30

2.2. DE GALLO-ROMEINSE TIJD p. 37

De civitas Menapiorum p. 37

De vicus van Merendree p. 37

Uitzonderlijke steenbouw p. 37

Landelijke nederzettingen p. 38

De vicus van Merendree p. 42

Het castellum van Maldegem p. 43

Graven en grafgiften p. 43

2.3. VAN DE MIDDELEEUWEN TOT… p. 45

Een Karolingische muntschat p. 45

De Hoge Wal in Ertvelde p. 47

Sporen en granaten p. 47

Twee kastelen p. 48

Twee grafkelders p. 54

Losse vondsten p. 56

ArchEologiE in hEt mEEtjEslAnd

SATELLIETFOTO MEETJESLAND.

BELGIScH FEDERAAL WETENScHApSBELEID,

EARTH OBSERVATION DESK.

inhoUd

Page 4: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

BEELD vAN pHILIp AGUIRRE y OTEGUI

TER ERE vAN HIppOLIET vAN pEENE

IN KApRIJKE.

FOTO DOOR STEvEN DE BAERE

7

voorwoord

Erfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst.

Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland het culturele erfgoed van het Meetjesland

belichten. Een editie in de reeks “Erfgoed Leeft” kan een algemeen erfgoedthema uit het Meetjesland behandelen.

Het kan ook een themaproject van de Erfgoedcel Meetjesland begeleiden of een onderzoeksthema over het

Meetjeslandse erfgoed weergeven.

“Erfgoed Leeft” wil de lezer prikkelen en uitnodigen om het erfgoed te ontdekken en te beleven. Fris,

actief, uitnodigend en toegankelijk. Deze woorden moeten de reeks typeren.

Deze derde editie “Meetjesland graaft” gaat over archeologie in het Meetjesland. Archeologie maakt

steeds vaker deel uit van de Vlaamse Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening wat resulteert in steeds meer

archeologische (voor-)onderzoeken. De Meetjeslandse bodem herbergt een schat aan informatie. Tegenover

de ondergrondse schatten staat de enge beeldvorming over archeologisch erfgoed in schril contrast. Om te

sensibiliseren over het archeologische erfgoed en een breed publiek kennis te laten maken met de archeologische

vondsten uit hun achtertuin, sloegen de Kale-Leie Archeologische Dienst, de Erfgoedcel Meetjesland en het

provinciebestuur Oost-Vlaanderen de handen in elkaar.

Die samenwerking resulteerde in de reizende tentoonstelling “Velden vol verleden”, een educatief spel

“Speuren naar sporen” en deze publicatie “Meetjesland graaft”.

In “Meetjesland graaft” maakt u nader kennis met archeologie en archeologische technieken en met

vondsten uit de regio. U ontdekt ook welke informatie die ons kunnen bieden over de geschiedenis van het

Meetjesland.

Mijn dank gaat uit naar de auteur, fotografen en samenstellers van deze publicatie. Ook de vele medewerkers

en vrijwilligers uit de regio die zich bekommeren om het archeologische erfgoed, draag ik een warm hart toe.

Zoals ook met de andere edities van Erfgoed leeft, hoop ik dat u hierbij een ongekend stukje geschiedenis

van onze streek leert kennen. Veel leesplezier.

Frank Sierens,

Voorzitter cOMEET / Erfgoedcel Meetjesland

Page 5: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

AKKERS.

FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.

98

Page 6: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

1.1. EEn vrEEmdE stiEl?

Ze staan op een veld midden de koeien, langs een drukke autobaan of in een

kleine woonwijk. Ze spitten, wroeten en graven met gloed in de grond en trotseren

vaak het hemelwater.

Een gekke bezigheid zou je zo zeggen. Maar het loont de moeite. Onder de

Vlaamse akkers en graszoden stapelde zich de voorbije eeuwen en millennia een

waar bodemarchief op. Sporen van menselijke activiteit van meer dan duizenden

jaren geleden bleven tot vandaag bewaard. Voor de archeologen zijn ze een ware

schat! Want elk spoor brengt hen tot een betere kennis van onze voorouders.

Ook in het Meetjesland zie je archeologen aan de slag. Door intensief en

zorgvuldig speurwerk brachten ze bewoningssporen aan het licht van de Neanderthalers

over de Romeinen tot de middeleeuwers en ook later.

1.2. grAAf EEns oP!

DE TIJD DRINGT

Archeologische sporen staan constant onder druk onder meer omdat menselijke

ingrepen in de bodem hen onherstelbare schade toebrengen. Menselijke ingrepen

in de bodem zijn frequent, zoals de aanleg van een nieuwe verkaveling of van

een industriezone, de constructie van een riolering of het graven van een nieuw

havendok. Als die werken van start gaan moeten archeologen er als de kippen bij

zijn. Door de archeologische sporen te documenteren voorkomen archeologen

dat ze voorgoed verloren gaan. Dergelijke ‘noodopgravingen’ zijn in Vlaanderen

vrij frequent.

1110

OpGRAVING.

FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.

A r c h E o lo g E n A A n d E s l Ag

1.ArchEologEn AAn dE slAg

Page 7: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

1312

h o o f d s t U k 1 A r c h E o lo g E n A A n d E s l Ag

OpGRAVINGSVLAK MET DE pAALSpOREN

VAN EEN ROMEINS GEBOUW.

EVERGEM-KLUIZENDOK.

FOTO UNIVERSITEIT GENT.

SPEUREN NAAR SPOREN

Het uitspitten van schatten uit lang vervlogen tijden is altijd boeiend en

spreekt tot de verbeelding van velen. Toch gaat tijdens een opgraving de aandacht

van de archeoloog in de eerste plaats naar het verzamelen van sporen die informeren

over de leefwijze, de leefomgeving en de materiële cultuur uit vervlogen tijden. De

vondst van een mooi en gaaf voorwerp is dus zeker interessant en spectaculair, maar

vaak minder leerrijk dan een oude afvalkuil of een reeks paalsporen. Die sporen en

hun vulling kunnen immers informatie geven over constructies boven de grond, over

voeding, over de planten in de omgeving, enzovoort.

Op het platteland bevinden archeologische sporen zich meestal net onder de

ploeglaag. Daarom kiezen archeologen vaak voor een vlakopgraving. De kraan graaft

dan de bovenste bodemlaag – ongeveer 40 tot 80 cm – volledig weg tot alle sporen

zichtbaar worden. Bij opgravingen in steden of op monumentale sites, zoals kerken,

abdijen en kastelen, moeten archeologen een andere aanpak hanteren. Hier zijn namelijk

vaak meerdere lagen doorheen de tijd afgezet. Het kan gaan om bewoningslagen,

puinlagen of ophogingslagen. Soms zijn er lagen verdwenen door een egalisatie van

het terrein of zijn ze vermengd geraakt. Om inzicht te krijgen in de stratigrafie, gaan

archeologen laag per laag afpellen, zoals deze zich hebben afgezet. Het is zoals men

bij het lezen van een boek blad per blad opent en leest.

palen laten sporen na

In onze streek werden lange tijd de woningen, stallen en kleinere

bijgebouwen in hout gebouwd. Ze bestonden uit een geraamte van houten

palen die in gegraven kuilen vast zaten en ze hadden muren uit gevlochten

takken. Tijdens een opgraving worden de palen of het vlechtwerk uiteraard

niet teruggevonden. Zij zijn al lang vergaan. Wat de archeoloog wel

terugvindt, zijn de sporen van de kuilen, want deze hebben een donkerder

kleur dan de omliggende grond. Door nauwkeurige studie van die sporen

kan soms het volledige plattegrond van een compleet verdwenen gebouw

teruggevonden worden.

IN DE PRAKTIJK

Tijdens de opgraving

Archeologen moeten zeer nauwkeurig te werk gaan. Een opgraving is immers eenmalig.

Het is te vergelijken met een boek waarvan elke bladzijde na het lezen wordt verscheurd.

Archeologen moeten dus goed onthouden wat zij hebben “gelezen”.

Archeologisch onderzoek is veel meer dan opgraven. Alle sporen die

archeologen aantreffen worden genummerd. Die worden dan minutieus en drie-

dimensionaal (in de lengte, de breedte en de diepte) opgemeten. Hiervoor worden

referentiepunten gekozen: een vast punt voor de hoogtemetingen en een HOOGTEMETING.

FOTO DOOR ELISE MARTENS.

Page 8: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

1514basisraster voor de horizontale metingen. Alle sporen worden ten opzicht van dit

punt of dit raster opgemeten.

Na het nummeren en het meten, worden de sporen accuraat opgetekend en

gefotografeerd. De archeoloog houdt ook een dagboek bij waarin hij de problemen,

de voorlopige interpretaties en alle informatie over de werkzaamheden noteert.

Sporen worden vaak ook gecoupeerd. Tijdens het couperen van een spoor komen

veel archeologische voorwerpen naar boven. Die worden steeds zeer zorgvuldig

opgeborgen in een zakje dat het nummer van het spoor draagt. Op die manier

kan de archeoloog na de opgraving altijd terugvinden welke vondst uit welk spoor

afkomstig is.

Couperen

Als men een spoor coupeert, haalt men de helft van een spoor zorgvuldig

weg. Op die manier kan de archeoloog de verschillende lagen van de sporen

afzonderlijk bekijken en een antwoord op zeer uiteenlopende vragen vinden.

Was het een paalspoor? En stak de paal recht of schuin in de grond? Had hij

een dragende functie? Of is het een spoor van een oude gracht? En is deze

gracht traag opgevuld of werd hij in een keer dichtgegooid?

Na de opgraving

De laatste dag op het terrein is niet de laatste dag van het archeologisch

onderzoek. Alle vondsten worden na de opgraving grondig bestudeerd en vergeleken

met gelijkaardige vondsten. Ze kunnen ook naar verschillende laboratoria gestuurd

worden voor onderzoek door specialisten.

De belangrijke vondsten, zoals grote stukken aardewerk, moeten bovendien

waarheidsgetrouw overgetekend worden. Alle resultaten moeten uiteindelijk in een

wetenschappelijke publicatie gegoten worden. Na één maand opgraven kunnen dus

wel maanden studiewerk volgen.

1.3. lEttErs En sPorEn

ARCHEOLOGIE EN GESCHREVEN BRONNEN

Zonder archeologie zou de geschiedschrijving veel lacunes bevatten. Dit is

zeker het geval voor de prehistorie. De mens kon toen nog niet schrijven en dus

is archeologisch onderzoek de enige manier om iets te weten te komen over die

periode.

Maar ook voor de periodes mét geschreven bronnen is archeologisch onderzoek

nuttig. Archeologie en geschiedschrijving vullen elkaar zelfs prima aan. De geschreven

geschiedenis wordt getoetst aan de archeologische vondsten, en omgekeerd. Op

die manier krijgen zowel de historicus als de archeoloog een grotere zekerheid over

bepaalde gebeurtenissen en gebruiken uit het verleden.

Bij de raadpleging van historische bronnen mag nooit vergeten worden dat

deze niet altijd even waarheidsgetrouw zijn. De schrijver van een historisch document

of de schilder van een historisch schilderij zijn niet steeds even objectief. Zij kleuren

de geschiedenis. Daarom is het nodig om een historische bron zo vaak mogelijk te

toetsen aan meerdere bronnen, zoals deze uit archeologisch onderzoek.

Bovendien vertellen geschreven bronnen vooral over de adel, de clerus en

hun bezittingen. De gewone mens met zijn huizen en gebruiksvoorwerpen vallen

dikwijls uit de boot. Een archeologische opgraving daarentegen kan hierover juist

veel verklappen.

h o o f d s t U k 1 A r c h E o lo g E n A A n d E s l Ag

cOUpEREN.

FOTO UNIVERSITEIT GENT.

TEKENING VAN EEN ScHERF.

KLAD.

Page 9: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

2.hEt

mEEtjEslAnd UitgEsPit

1716

2.1. dE PrEhistoriEHet woord prehistorie betekent letterlijk ‘voor-geschiedenis’. Deze term verwijst

naar de periode waaruit geen geschreven bronnen zijn teruggevonden. Omdat het

schrift niet overal op hetzelfde moment is ontdekt of overgenomen, eindigt de

prehistorie niet overal tegelijkertijd. In Mesopotamië (het huidige Irak) komt er

al een einde aan de prehistorie rond 3500 v.c., wanneer het spijkerschrift wordt

uitgevonden. Bij ons eindigt de prehistorie rond 58 v.c., toen de Romeinen onze

gewesten veroverden en het schrift introduceerden.

Archeologen delen de prehistorie op in verschillende periodes. Ze dragen de

naam van het meest karakteristieke materiaal van toen: de steentijd, de bronstijd

en de ijzertijd.

2.1.1. DE STEENTIJD

De situering van de steentijd verschilt sterk naargelang de locatie. In Oost-

Afrika begint hij ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden, wanneer de eerste mensachtige

– de Homo habilis – gereedschap uit steen begint te maken. In onze contreien

situeert zich het begin van de steentijd veel later. De oudste, onbetwistbare menselijke

getuigenissen zijn in ons land amper 300.000 jaar oud.

De steentijden

Paleolithicum: Vroege Steentijd (... tot 8500 v.c.)

Mesolithicum: Midden Steentijd (8500 tot 4300 v.c.)

Neolithicum: Late Steentijd (5500 tot 2100 v.c.)

Van het Oud-Grieks > paleo (oud), meso (midden), neo (nieuw) en lithos (steen).

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

OpGRAVEN.

FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.

... 2000 v.c. 1000 v.c. 1000 n.c. Nu

Steentijd IJzertijd Middeleeuwen post-Middeleeuwen

Bronstijd

Jaar 1

RomeinseTijd

Page 10: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

1918

BOORDScHRABBER VERSOZIJDE.

BOORDScHRABBER REcTOZIJDE.

BOORDScHRABBER WERD VOOR VERScHILLENDE TAKEN

GEBRUIKT, ONDER MEER VOOR HET BEWERKEN VAN

DIERENHUIDEN. AALTER, cA. 80.000 TOT 60.000 V.c.

cOLLEcTIE UNIVERSITEIT GENT.

GEpOLIJSTE BIJL.

STAM-BIJLOKEMUSEUM.

DOOR HET BEKLOppEN

VAN EEN RUWE KNOL (A) WORDEN

SpLINTERS BEKOMEN DIE Op HUN BEURT

WEER WORDEN BEWERKT (B-c)

TOT WERKTUIG (D).

Levallois

Tot ongeveer 130.000 jaar geleden was de vrij massieve vuistbijl het voornaamste

vuurstenen werktuig van de paleolithische mens. Het werd gebruikt voor het

slachten van dieren, schrapen van huiden, snijden van takken, enzovoort. Een

multifunctioneel werktuig dus.

Geleidelijk werd het werktuigengamma veel gevarieerder. Naast de vuistbijlen,

verschijnen nu ook een hele reeks kleinere werktuigen. De meest voorkomende

zijn de boordschrabbers, spitsen en messen. Men vervaardigde deze voorwerpen

met een speciale bewerkingstechniek, de zogenaamde Levalloistechniek. Die

bestond er in om een vuursteenknol zodanig te bewerken dat er splinters met

een voorafbepaalde vorm, afmeting en gewicht afgeslagen werden. Doordat

deze splinters een vlijmscherpe snijrand hebben, waren ze uitermate geschikt

als werktuig.

Vanaf 10.000 v.c., het begin van het mesolithicum, steeg de temperatuur

geleidelijk. Het kale toendralandschap uit de ijstijden maakte langzaam plaats voor

een gesloten boslandschap. De mens kreeg nu de mogelijkheid om gevarieerd te

eten: planten en vruchten stonden alsmaar vaker op het menu en de jacht op kuddes

werd vervangen door de jacht op klein boswild, vogels en vissen.

De jacht gebeurde in kleine groepjes met pijl en boog. Bewijzen hiervoor

zijn de talrijk gevonden microlieten. Dit zijn kleine vuurstenen onderdelen van de

pijl- en harpoenbewapening. Ze deden dienst als punt of weerhaak en werden met

hars vastgezet.

Rondtrekkende jagers

Het paleolithicum valt grotendeels samen met een fase van lange periodes

van extreme koude – de ijstijden – afgewisseld door kortere periodes met een meer

gematigd klimaat – de tussenijstijden.

In de gemeente Aalter werden meerdere zones ontdekt met resten uit

die tijd. Twee zones leverden een uitzonderlijk hoge concentratie aan stenen

werktuigen. Mogelijk zijn het de resten van tijdelijk bewoonde kampen van

rondtrekkende Neanderthalers.

Robuuste kerels

Neanderthalers waren iets kleiner dan de moderne mens, zwaarder gebouwd

en veel sterker. Ze leefden tussen 150.000 en 35.000 jaar geleden. Ze

hadden een laag voorhoofd, zware wenkbrauwbogen en een terugwijken-

de of neutrale kind. Bij het verschijnen van de moderne mens, stierven

de Neanderthalers geleidelijk uit. Hun overblijfselen vinden we in onze

streek helaas niet terug. De botresten werden door de zure zandbodem

volledig verteerd.

Bij de vele werktuigen die men vond in Aalter was onder meer een mooi

exemplaar van een boordschrabber. Neanderthalers maakten het om dierenhuiden

te bewerken en vlees te snijden. De boordschrabber uit Aalter is 10 cm lang en is

vervaardigd uit vuursteen. Die steensoort was dé basisgrondstof voor het maken

van werktuigen. Een vrij evidente keuze: vuursteen laat zich gemakkelijk bewerken,

levert scherpe snijvlakken op en is eenvoudig te vinden in het landschap.

Uit het paleolithicum kennen we vooral de stenen werktuigen, maar ook uit

organische grondstoffen werden er toen werktuigen vervaardigd. In onze regio heeft

men hier geen bewijzen voor, wel in het Duitse Schöningen. Daar werden houten

werpsperen van ongeveer 350.000 jaar oud gevonden.

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 11: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

De eerste landbouwers

Rond 5500 v.c. verschijnen in ons land de eerste landbouwers. Dit luidt het

begin van het neolithicum in. De primitieve landbouwers kwamen van centraal-

Europa en vestigden zich in de vruchtbare leemstreek van Wallonië. Ze bouwden er

dorpen met stevige huizen en deden aan landbouw en veeteelt.

In onze streek gebeurde de overgang van een rondtrekkend bestaan naar een

sedentaire levenswijze later en langzamer omdat de zandgronden van Vlaanderen

veel minder geschikt waren voor landbouw. De mensen leefden hier dus nog altijd

volgens de traditie van hun voorouders. Jacht, visvangst en pluk waren nog steeds

de voornaamste bron van voedselvoorziening.

De vele pijlpunten die archeologen terugvonden uit deze periode, vormen

een bewijs dat er in het neolithicum in onze streek nog veel gejaagd werd. In het

Meetjesland kwamen er zowel tijdens opgravingen als door prospectie van net

omgeploegde akkers aan het licht.

Geleidelijk werden de innovaties van de zuidelijke landbouwers in onze streek

overgenomen. Zo werd ook hier de stap naar het boerenbestaan gezet. De stenen

bijl was toen één van de belangrijkste werktuigen. De eerste landbouwers rooiden er

bossen mee om plaats te maken voor nieuwe akkers. Ze kapten er ook hout mee om

huizen te bouwen. De bijlen werden vastgemaakt aan een houten steel, die uiteraard

niet bewaard bleef.

In het neolithicum verschijnt het eerste aardewerk. Het werd gebruikt om

voedsel in te bereiden, te bewaren of te vervoeren. Alle potten werden met de hand

gevormd. Typisch toen was het mengen van de klei met verbrijzelde vuursteen

(silexverschraling). Dit was nodig om een te sterke krimp van de klei tijdens het

drogen tegen te gaan. Door het krimpen kon een pot gaan scheuren en uit elkaar

vallen.

Tijdens een opgraving in Nevele-Vosselare werden een drietal scherven van

dit vroege aardewerk gevonden. Ook in Bachte-Maria-Leerne, net buiten het Meetjesland,

werd een soortgelijke scherf gevonden. Naast de karakteristieke silexverschraling,

had deze scherf een versiering van touwafdrukken.

20

REcONSTRUcTIETEKENING VAN pIJLpUNTEN Op

HOUTEN ScHAcHTEN.

pIJLpUNTEN, KNESSELARE-AqUAFIN-2006B/I

EN AALTER-BRUG-NOORD

cA. 3800 – 2100 V.c. KLAD.

2.1.2. DE BRONSTIJD

Een nieuwe grondstof: brons

Ongeveer tweeduizend jaar voor onze jaartelling deed brons zijn intrede als

nieuwe grondstof voor de vervaardiging van verschillende voorwerpen. Althans in

sommige delen van Europa. In het Meetjesland en elders in Vlaanderen bleef het gebruik

van steen nog steeds primeren. De tinertsen – onmisbaar voor de vervaardiging van

brons – waren hier zeer schaars. De echte stap naar de metaaltijden liet dus in onze

streek nog even op zich wachten.

Brons is een legering van ongeveer 90 % koper met 10 % tin. Vergeleken

met gewoon koper had het tal van voordelen: de toevoeging van tin maakte

het harder en verlaagde het smeltpunt, bovendien was het metaal beter

modeleerbaar.

Riviervondsten in de vallei van de Kale

De weinige metalen voorwerpen die in onze streek gevonden werden, dienden

vooral om prestige uit te stralen. Meestal waren het dolkjes, lanspunten en spelden.

In de vallei van de Kale werden – telkens zeer toevallig – drie dergelijke bronzen

voorwerpen aangetroffen.

Bij het uitgraven van het Schipdonkkanaal in 1847 werden in Merendree – in

een tak van de Oude Kale – een lanspunt en een speld gevonden. De speld is voor

Vlaanderen een quasi uniek exemplaar. Het is 30 cm lang en versierd met golvende

lineaire motieven. Dergelijke spelden werden gebruikt om mantels vast te pinnen.

Het derde bronzen voorwerp uit de vallei van de Kale is ook een lanspunt. In

1965 vonden spelende kinderen dit voorwerp in Landegem in de moerassige vlakte

langsheen de Oude Kale. Het is 10 cm lang en heeft een ovaal blad met twee nietgaten.

BRONZEN LANSpUNT, LANDEGEM.

1100 – 800 V.c. pAM VELZEKE.

2120

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 12: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

Grafheuvels en urnenvelden

Dé begraafwijze tijdens het grootste deel van de bronstijd was een urne met

crematieresten van de overledene bijzetten onder een grote grafheuvel. Zowel in de

Vlaamse Ardennen, de Kempen als in Waals-Brabant zijn grafheuvels al lange tijd gekend.

Enkele exemplaren kan je zelfs vandaag nog bewonderen in het Zoniënwoud.

In het Meetjesland – en Zandig-Vlaanderen in het algemeen – waren

grafheuvels niet gekend. De conclusie was snel getrokken: de streek had maar

weinig te betekenen tijdens de bronstijd. Maar niets was minder waar. Eind de jaren

1970 bracht het gebruik van de luchtfotografie verandering in die bewering.

In vogelperspectief

Veel sporen uit het verleden zijn van op de begane grond niet zichtbaar,

maar vanuit de lucht zijn ze wel waarneembaar. Een sportvliegtuigje en een

fototoestel kunnen volstaan om ze te ontdekken en dus nieuwe archeologische

sites te lokaliseren.

Er zijn verschillende soorten sporen in de luchtfotografie. De zogenaamde

cropmarks komen bij ons het meest voor. Dit zijn groei- en kleurverschillen

in de gewassen. Zo zullen de gewassen boven een gedempte gracht hoger

groeien en beter weerstand bieden tegen droogte. Boven de funderingen van

een muur speelt zich net het omgekeerde proces af.

REcONSTRUcTIETEKENING VAN HET

BRONSTIJD-DORp VAN MALDEGEM-BURKEL

MET Op DE VOORGROND EEN GRAFHEUVEL.vaarwel!

Deze drie bronzen voorwerpen – telkens in watercontext aangetroffen – vormen

voor Vlaanderen geen unicum. Rond de vorige eeuwwisseling werden tijdens

baggerwerken van de Schelde en haar bijrivieren nog veel andere bronzen

voorwerpen aan het licht gebracht. Dit is geen toeval. Al deze voorwerpen

werden er immers door de toenmalige ‘stamhoofden’ moedwillig achtergelaten.

Inderdaad! Een moeilijk te begrijpen praktijk, aangezien brons toen zo schaars

en duur was. Toch is het net omdat deze bronzen voorwerpen zo zeldzaam waren

dat ze in het water verdwenen. Het bezit van bronzen voorwerpen verleende

namelijk een machtspositie, maar deze moest geregeld bestendigd worden.

Rivaliserende stamhoofden hielden hiervoor een soort rituele competitie

waarbij ze een deel van hun kostbaar bezit in het water ‘offerden’. Zo lieten ze

zien dat ze rijk genoeg waren om waardevolle voorwerpen te dumpen.

Een nederzetting in Maldegem

In 1992 en 1997 werd telkens een aardgasleiding door heel Vlaanderen

aangelegd. Uiteraard volgden archeologen deze werken met argusogen. In Maldegem-

Burkel resulteerde dit in de ontdekking van een belangrijke site met vondsten uit

verschillende periodes, een zogenaamde meerperiodensite.

De meest opmerkelijke vondst was een gehucht uit de bronstijd. Archeologen

vonden er meerdere paalsporen van drie of vier gebouwen en een aantal bijgebouwtjes.

Het hoofdgebouw was een lange rechthoekige structuur van 24 meter lang op 6 meter

breed en was drieschepig. Waarschijnlijk was het een woonstalhuis waarin de stal voor het

vee en het huis van de mensen onder één dak zaten. Dit had een voordeel, want dankzij

het vee in de stal hadden de mensen het altijd warm in hun huis.

Het gehucht werd tussen 1500 en 1300 v.c. gebouwd. Men kon de site dateren

dankzij 14c-onderzoek op houtskool uit enkele paalsporen van het hoofdgebouw. Het werd

niet lang bewoond. In de bronstijd – maar ook in het neolithicum en de ijzertijd – verlieten

de inwoners hun dorpen immers na reeds één of twee generaties om enkele kilometers

verderop een nieuw dorp te bouwen. De landbouwgronden waren na die tijd uitgeput,

waardoor de mensen naar nieuwe, meer vruchtbare gronden trokken.

Koolstof 14

In 1949 ontdekte de Amerikaan Willard F. Libby dat alle levende wezens – dus

ook dieren en planten – het atoom koolstof 14 (14c) opslaan tijdens hun leven.

Na de dood van een organisme zet deze licht radioactieve vorm van koolstof

zich zeer langzaam om tot een ander element: 12c. Deze ontdekking bleek zeer

nuttig voor archeologen. Door te meten hoeveel 14c er nog in vondsten van

organisch materiaal (beenderen, houtskool, plantenresten, ...) overblijft, kunnen

ze die resten dateren.

2322

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 13: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

2524

VLIEGTUIG.

FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.

2524

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 14: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

Door veelvuldig de streek te overvliegen werden honderden mogelijke grafheuvels

op film vastgelegd. De heuvels zelf zijn uiteraard door de eeuwenlange intensieve

landbouw volledig verdwenen. Wat overblijft – en nog op te sporen is via

luchtfotografie – zijn de (gedempte) grachten die rond deze heuvels gegraven

werden. Zij beïnvloeden de plantengroei die erboven wortelen, waardoor circulaire

structuren gevormd worden.

Deze cirkels hebben doorgaans een doorsnede van 25 meter met één of soms

twee concentrische grachten. Ze komen in het landschap voor als geïsoleerde exemplaren

of gegroepeerd in ‘grafvelden’.

De meest courante grafvelden tellen twee tot vijf grafheuvels. De site Maldegem-

Hollestraat, waar elf grafcirkels zijn geteld, is een eerder uitzonderlijk geval. Ook in

de nabijheid van de bronstijd-nederzetting van Maldegem-Burkel werden buitengewoon

veel cirkels geteld: maar liefst 17 exemplaren!

2726

EEN GRAFcIRKEL VAN HET GRAFVELD

VAN MALDEGEM-BURKEL.

FOTO J. SEMEy (NR. 35936),

UNIVERSITEIT GENT.

DE GRAFcIRKEL VAN KNESSELARE-DORp.

FOTO J. SEMEy (NR. 56833),

UNIVERSITEIT GENT.

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 15: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

DE GRAFcIRKEL VAN AALTER-WOESTyNE.

FOTO J. SEMEy (NR. 15608),

UNIVERSITEIT GENT.

2928

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 16: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

Aalters aardewerk

Het industrieterrein van Langevoorde in Aalter ziet er vandaag uit zoals elk

industrieterrein. Nochtans was de plek - vóór de aanleg van de vele bedrijven, parkings

en wegen – een belangrijke archeologische site met een zeer rijk en divers bodemarchief.

Dankzij een vooronderzoek met proefsleuven op het terrein ontdekten de archeologen

er sporen uit de vroege steentijd over de Romeinse periode tot de middeleeuwen.

Er konden verschillende sporen gedateerd worden in zowel de vroege als de

late ijzertijd. Het gaat om kleiwinningskuilen, paalsporen en een grachtensysteem

of enclosure. Bij deze laatste bestond op één bepaalde plek de grachtenvulling uit

onder meer houtskool en verbrand menselijk bot. Samen met de vondst van een aantal

bijna volledige kommen, deed dit snel het vermoeden rijzen dat dit enclosure – net

zoals de site van Ursel – wel eens een ritueel karakter kon hebben.

2500 jaar bewaard

Dit klein varenblaadje kwam tijdens het boetseren op het oppervlak van een nog

natte pot terecht. Door het bakproces schroeide het blaadje weg. De afdruk bleef

tot op vandaag bewaard, ca. 2500 jaar later.

Vanaf 1100 v.c. – of het begin van de late bronstijd – verdwenen de grafheuvels

geleidelijk. Ze maakten plaats voor uitgestrekte grafvelden waarin de as van de

overledene in een urne of een zak van stof of leder in een kuil werd bijgezet, soms

vergezeld van een grafgift. De grafvelden tellen tien tot soms meerdere honderden

graven. Mogelijk ontwikkelde zo’n grafveld zich rond een reeds bestaande grafheuvel.

In Aalter, op de site Oostergem, werd een dergelijk grafveld ontdekt.

2.1.3. DE IJZERTIJD

Een nieuw metaal: ijzer

In de ijzertijd – de naam verklapt het al – werd brons als belangrijkste

grondstof vervangen door ijzer. Toch vonden archeologen in het Meetjesland vrij

weinig ijzeren voorwerpen. Elders in Vlaanderen werd wel meer ijzer gevonden. Op

sommige plaatsen werden graven blootgelegd van personen die duidelijk tot de elite

van de maatschappij behoorden. Ze werden begraven met ijzeren zwaarden, dolken

en paardentuig.

IJzerertsen zijn alomtegenwoordig in Europa. De oudste ijzeren voorwerpen

zijn zelfs bijna even oud als de eerste bronzen voorwerpen. Toch was ijzer veel later

algemeen verspreid dan brons. Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in het

vrij omslachtig productieproces dat ijzer vereist: het moet geroosterd, gezuiverd,

gehamerd worden, enzovoort.

Eens men dit alles onder de knie had, werd brons vrij snel vervangen door

ijzer. Het is namelijk makkelijker te bewerken, gaat langer mee, is harder en is dus

veel beter voor de vervaardiging van wapens en gereedschap.

Een woonstalhuis en fermes indigènes

In het Meetjesland en omstreken zijn aanduidingen van landelijke nederzettingen

uit de ijzertijd bijzonder schaars. De archeologen van de Kale-Leie Archeologische

Dienst mochten zich daarom in het voorjaar van 2006 als ware geluksvogels

beschouwen toen ze op het kerkhof van Aalter de sporen van een woonstalhuis uit

de vroege ijzertijd ontdekten.

Gebouwen uit die periode hadden vaak een dak uit stro of riet en met leem

bestreken wanden uit vlechtwerk. Vermoedelijk werd het woonstalhuis in Aalter op

dezelfde manier gebouwd.

Uit de late ijzertijd werden bewoningssporen in onder meer Vinderhoute en

Ertvelde gevonden. Luchtfotografische prospectie verraadde er de aanwezigheid

van zogenaamde fermes indigènes. Dit zijn boerderijen omgeven door verschillende

smalle en ondiepe grachtjes die een complex van percelen vormen.

pLATTEGROND MET DE pAALSpOREN

VAN HET WOONSTALHUIS

Op AALTER-KERKHOF,

9E – 5E EEUW V.c. KLAD.

KOMMETJE IN AARDEWERK,

AALTER-LANGEVOORDE,

2E-1E EEUW V.c.

pAM VELZEKE.

ScHERF MET AFDRUK VAN VARENBLAD,

AALTER-LANGEVOORDE,

2E-1E EEUW V.c. pAM VELZEKE.

FOTO DOOR WIM DE cLERcq.

pOTJE IN AARDEWERK,

AALTER-WARANDE,

4E-3E EEUW V.c. KLAD.

3130

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 17: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

De funeraire site van Ursel

In de jaren 1980 besloot de Universiteit Gent om de door luchtfotografie ontdekte

site van Ursel-Rozestraat op te graven. Het onderzoek wierp zijn vruchten af. Niet

alleen werden de op de foto zichtbare dubbele grafcirkel en de vierhoekige

greppelomheining blootgelegd, bovendien werden twee bijkomstige vierhoeken en

een grafveld ontdekt.

De grafheuvel was een exemplaar uit de bronstijd. Hij werd reeds in 2000

v.c. opgericht en bleef zeker tot in de Romeinse periode zichtbaar in het landschap.

Vanaf de late ijzertijd ontwikkelde zich rond dit funerair monument een grafveld

met meerdere crematiegraven. Naast aardewerk werden in deze graven ook ijzeren

mantelspelden meegegeven.

De vierhoekige omheiningen, die analogen kennen in Aalter-Langevoorde en

Knesselare-Westvoorde, bleken eveneens uit de late ijzertijd te dateren. Omwille van de

nabijgelegen grafvelden en de schaarsheid aan vondsten binnen deze omheiningen

kunnen ze gezien worden als rurale openluchtheiligdommen.

3332

LUcHTFOTO VAN DE GRAFcIRKEL UIT DE

BRONSTIJD EN HET IJZERTIJD-ENcLOSURE

VAN URSEL-ROZESTRAAT.

FOTO J. SEMEy (NR. 15404),

UNIVERSITEIT GENT.

HET VIERKANT MONUMENT

VAN KNESSELARE-WESTVOORDE

TIJDENS DE OpGRAVING.

FOTO J. SEMEy,

UNIVERSITEIT GENT.

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 18: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

DE GRAFcIRKEL VAN URSEL-ROZESTRAAT

TIJDENS DE OpGRAVING.

FOTO J. SEMEy (NR. 20616),

UNIVERSITEIT GENT.

3534

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 19: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

2. dE gAllo – romEinsE tijd

Tussen 58 v.c. en 51 v.c. veroverde Julius caesar stelselmatig Gallië. Ook

onze regio kwam zo onder Romeinse invloed. De Romeinse gebruiken werden toen

deels overgenomen door de plaatselijke Gallische bevolking. Aanvankelijk bood de

bevolking weerstand, maar na verloop van tijd smolt de Gallische cultuur samen met

die van de veroveraar. Uit deze wederzijdse beïnvloeding ontstond de zogenaamde

Gallo-Romeinse cultuur.

DE CIVITAS MENAPIORUM

Ook het grondgebied van het huidige Meetjesland stond in die periode onder

Romeinse invloed. Het maakte toen deel uit van de civitas Menapiorum. Dat was de

naam die in 15 v.c. door keizer Augustus bij de nieuwe bestuurlijke indeling toegewezen

werd aan het stamgebied van de Menapiërs.

Bewijzen voor de Gallo-Romeinse aanwezigheid in onze streek vinden we onder

meer in de talrijke archeologische overblijfselen. De toponymie of plaatsnaamkunde

verraadt ook het één en het ander. De naam van de gemeente Kaprijke bijvoorbeeld

is zeer waarschijnlijk van Romeinse oorsprong. Het zou komen van Capriacum, wat

“Goed van caprius” betekent.

VICUS VAN MERENDREE

Archeologisch onderzoek en toevallige ontdekkingen op het grondgebied

van Merendree hebben reeds veel vondsten uit de Gallo-Romeinse tijd

opgeleverd: van aardewerk over metaal tot dakpannen en andere bouwmaterialen.

Verbazend is dit niet, als je weet dat Merendree toen een vicus of kleine

handelsnederzetting was.

Zo’n vicus was een regionaal belangrijk centrum voor het drukbewoonde

omgevende platteland en ontwikkelde zich vooral aan knooppunten van land-

en waterwegen. Een vicus had een centrale marktfunctie en speelde een grote

rol in de lokale administratie.

De nederzetting van Merendree kende haar hoogtepunt tijdens de 2de

eeuw en de 3de eeuw n.c. Onder de regering van keizer constantijn (ca. 330 n. c.)

was er bovendien mogelijks een kleine militaire eenheid gevestigd.

In Merendree – en in andere Gallo-Romeinse nederzettingen uit het

Meetjesland – worden bij opgravingen regelmatig importgoederen uit het Middellandse

Zeegebied of het Rijnland aangetroffen: wijn- of olijfolie-amforen, terra sigillata, …

Toch was het gros van de objecten van lokale makelij. Zo werden in Zomergem

dakpannen en wellicht potten gebakken, terwijl in Merendree een smidsatelier

actief was.

KApRIJKE.

FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.

BRONZEN VIcTORIABEELDJE,

AALTER-EKENAKKER, 2E-3E EEUW N.c.

3736

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

SESTERTIUS,

2DE EEUW N.c.

cOLLEcTIE pETER DEcEUNINcK.

ZWART GEVERNISTE BEKER

MET JAcHTScèNE, 2DE EEUW N.c.

KONINKLIJKE MUSEA VOOR KUNST

EN GEScHIEDENIS.

DENARIUS,

2DE EEUW N.c.

cOLLEcTIE pETER DEcEUNINcK.

Page 20: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

STEMSLEUTEL & pANFLUIT,

AALTER-LOVELDLAAN, 2E-3E EEUW N.c.

UNIVERSITEIT GENT.

LANDELIJKE NEDERZETTINGEN

Veel talrijker in het Meetjesland zijn de nederzettingen van de Gallo-Romeinse

plattelandsbevolking. Vaak komen die aan het licht tijdens noodopgravingen, maar

af en toe krijgen archeologen ook de kans om een groter gebied en hiermee een

volledige nederzetting te bestuderen.

Een Romeins dorpje onder de loep

Eind 2005 begon in Evergem een groot archeologisch project naar aanleiding

van de uitbreiding van de Gentse haven. Archeologen van onder meer de Universiteit

Gent kregen hierdoor de kans om meer dan 100 hectare landbouwgrond met proefsleuven

te onderzoeken.

verkenning met proefsleuven

Het trekken van proefsleuven is een doeltreffende en veel toegepaste methode om

te weten of een terrein archeologisch waardevol is. Met een graafmachine worden

om de vijftien meter sleuven van ongeveer twee meter breed gegraven, en dit tot

op gemiddeld vijftig centimeter diepte, het niveau waarop archeologische resten

als verkleuringen in de grond zichtbaar worden. Deze sleuven functioneren als een

soort kijkvenster dat de archeologen toelaat om het terrein te evalueren en de

eventuele sites te lokaliseren.

De resultaten waren opmerkelijk. De archeologen stuitten op twee inheems-

Romeinse nederzettingen uit de 2de eeuw n.c. Eén nederzetting werd volledig blootgelegd.

Het gaat om een met greppels en grachten omringde boerderij bestaande uit houten

gebouwen, houten opslagplaatsjes en waterputten. In de directe omgeving van

de nederzetting vond men een aantal brandrestengraven. De mensen die hier woonden

maakten deel uit van de lokale Gallische plattelandsbevolking die geleidelijk

geromaniseerd werd. Uit de vele afvalputten en grachtvullingen van de site verschenen

verschillende vondsten. De meesten zijn fragmenten van inheems aardewerk. Typische

importexemplaren zoals amforen of terra sigillata waren schaars. In één afvalput werden

een aantal complete exemplaren aangetroffen, onder meer enkele zoutcontainers en een

zogenaamde Scheldevalleikruik.

Ook in Knesselare werd een gelijksoortige nederzetting opgegraven. Langs de

Romeinse weg vond men onder meer een houten waterput en twee gebouwen.

ScHELDEVALLEIKRUIK, EVERGEM-ZANDEKEN,

2E TOT VROEGE 3E EEUW N.c.

UNIVERSITEIT GENT.

REcONSTRUcTIETEKENING

VAN DE ROMEINSE NEDERZETTING

VAN KNESSELARE-KOUTER. KLAD.

3938

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Wat is terra sigillata?

Het is Latijn en betekent letterlijk ‘gestempelde aarde’. Het verwijst naar het

Romeins luxeaardewerk dat vaak een pottenbakkersstempel draagt op de

binnenzijde van de bodem. Het aardewerk is hard gebakken en heeft een rode

kleur met een opvallende rode of oranje glanzende deklaag. Er zijn vooral

kommen, borden en schalen in terra sigillata. Door haar herkomst en door

de grote verscheidenheid aan voorwerpen is terra sigillata een uitstekend

hulpmiddel bij de datering van sites uit de Romeinse periode.

UITZONDERLIJKE STEENBOUW

In de zomer van 2006 werden bij een opgraving op een perceel langs de Loveldlaan

in Aalter de resten van een 3de eeuwse Romeinse steenbouw ontdekt. De vondsten

waren van zeer uiteenlopende aard. Er werden verschillende muurresten aangetroffen,

maar ook Romeinse dakpannen, Doornikse kalksteen, aardewerk, verschillende soorten

metalen voorwerpen, enzovoort.

Voor de archeologen was de Romeinse site van Loveld geen onbekend terrein.

Oude toevalsvondsten en intensieve prospectie hadden al veel Romeins materiaal aan

het licht gebracht. Zo werd in het midden van de 20ste eeuw in de buurt van het

opgegraven perceel een aantal opmerkelijke objecten gerecupereerd, waaronder een

bronzen beeldje van de godin Victoria. En op het perceel zelf werd reeds in de jaren

1990 door het belopen van de akkers zowel import als lokaal aardewerk, maar ook

steenpuin en een pelta – een fragment van een Romeins harnas – gevonden.

De meest bijzondere vondst blijft zonder twijfel de Romeinse stenen waterput

in de tuin van de buurman. Een quasi uniek exemplaar met een zeer rijke vulling: onder

meer een houten stemsleutel en panfluit, een gouden mantelspeld, enkele hamerbijlen

en twee volledige en ongebruikte maalstenen.

In de Gallo-Romeinse tijd kwam steenbouw bijna alleen in de leemstreek voor,

waar grote villae – boerenbedrijven naar Romeins model – opgetrokken werden. In de

zandgronden van de civitas Menapiorum was steenbouw vrij uitzonderlijk. Daarom is

het zeer aannemelijk dat het gebouw op de site Loveld een speciale functie had. Misschien

was het wel, gezien de uiterst strategische positie, een militaire post.

DE MANUEEL UITGEGRAVEN MUURRESTEN.

FOTO KLAD.

TERRA SIGILLATA UIT KLUIZENDOK.

FOTO DOOR WIM DE cLERcq.

Page 21: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

40

h o o f d s t U k 2

41

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

pROEFSLEUVEN IN KNESSELARE.

FOTO DOOR BIRGER STIcHELBAUT.

Page 22: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

DE ScHERVEN VAN DE VOORRAADpOT UIT

DE WATERpUT,

KNESSELARE – AqUAFIN 2006B/I.

KLAD.

42Knesselaarse waterputten

In 2005 en 2006 plande Aquafin de aanleg van twee waterleidingen op het

grondgebied van Knesselare en Aalter. Dit ging gepaard met het uitgraven van twee

lange tracés. De archeologen van de Kale-Leie Archeologische Dienst volgden deze

werken op. De opgravingen leverden verbluffende resultaten op.

Op het eerste tracé vonden ze verschillende concentraties aan archeologische sporen

waarbij de meest verrassende ontdekking een boomstamwaterput uit de Romeinse tijd was.

De waterput bestond uit twee uitgeholde en boven elkaar geplaatste boomstammen met

onderaan een houten schijf met perforaties, die wellicht een filterfunctie had.

Een waterput is voor archeologen een dankbare vondst. De waterput zelf is op zich

al boeiend, maar bovendien is deze vaak rijkelijk gevuld: goed bewaard aardewerk, houten

voorwerpen, maar ook plantenresten, botresten en stuifmeelkorrels. Vragen over de eet-

gewoontes en het landschap krijgen door de studie van deze laatste vaak een antwoord.

Leerrijke stuifmeelkorrels

Elke plantensoort produceert stuifmeelkorrels met een andere vorm. Omdat ze in

natte context goed bewaren, is het onderzoek ervan, de palynologie, de ideale

manier om te weten welke planten en bomen er vroeger in de omgeving groeiden.

Stuifmeelkorrels uit beerputten of afvalkuilen kunnen ook informatie opleveren

over de planten die effectief door de mens gebruikt en gegeten werden. Stuifmeel-

korrels blijven immers zeer goed bewaard in het menselijke spijsverteringsstelsel.

Ook het onderzoek op het tweede tracé bleek succesvol: een tweede Romeinse

waterput werd blootgelegd. Deze put bestond uit een aantal verticale planken,

bijeengehouden door horizontale verstevigingsplanken, maar volledig verdrukt en

ineengeklapt. Bij het leeghalen van de waterput bleek deze heel veel aardewerk te

bevatten. De meest spectaculaire vondst was een vrij groot dolium of voorraadpot

uit de late 1e eeuw tot 2de eeuw n.c.

Wat de bomen vertellen

Bomen die in een gematigd klimaat groeien, vormen elk jaar een jaarring. Een

warm jaar zorgt voor een brede jaarring. In een kouder jaar wordt een smalle

jaarring gevormd. Samen vormen zij een typisch jaarringenpatroon, een beetje

zoals een streepjescode. Door overlapping van een jaarringenpatroon van een

boom met het patroon van een iets oudere boom wordt een jaarringensequentie

opgesteld. Als men bijvoorbeeld het jaarringenpatroon van een 60-jarige boom van

een halve eeuw geleden overlapt met het patroon van een huidige 60-jarige boom,

kan al een sequentie van een eeuw gevormd worden. Een dergelijke sequentie kan

tot zeer ver in de tijd teruggaan en vormt de leidraad voor het dateren van stukken

hout. Die techniek heet dendrochronologie.

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

HET CASTELLUM VAN MALDEGEM

In de 2de eeuw n.c. kreeg Noord-Gallië af te rekenen met invallen van Germaanse

stammen. Dit ging gepaard met veel plunderingen en brandstichtingen. Om zich te

verdedigen bouwden de bevolking een reeks kampen in de streek. Zo werd in het

Meetjesland het castellum van Maldegem opgericht.

Het kamp werd in de jaren 1970 ontdekt via luchtfotografie. De foto’s tonen

twee spitsgrachten die een vierkant van 155 op 155 m vormen en die zich zeer duidelijk

aftekenen in de weilanden en maïsvelden. Opgravingen door de Universiteit Gent in

de jaren 1980 bevestigden het Romeins militaire karakter van de site.

JAARRINGENpATROON.

KLAD.

43

h o o f d s t U k 2

DE BOOMSTAMWATERpUT, KNESSELARE

AqUAFIN 2005 II, 2E EEUW N.c. KLADHET cASTELLUM VAN MALDEGEM.

FOTO J. SEMEy (NR. 90828),

UNIVERSITEIT GENT.

Page 23: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

GRAVEN EN GRAFGIFTEN

Het volgen van de werken van de in 1997 aangelegde aardgasleiding was

voor archeologen een ware voltreffer! Zo stootten ze in Maldegem al op een dorpje

uit de bronstijd. In Oostwinkel kwam nu een Romeins grafveld uit de 1e eeuw n.c.

met twee vierkante grafmonumenten en niet minder dan zestien brandrestengraven

aan het licht.

Op de brandstapel

Tijdens de Gallo-Romeinse periode kwam in de Schelde- en Leievallei een

speciale crematieritus voor. De overledene werd gecremeerd op een brandstapel,

waarna de brandstapelresten met (een deel van) de verbrande beenderen

in een rechthoekige kuil werden gedeponeerd. Soms werden – al dan niet

verbrande – grafgiften meegegeven. Ze werden op de bodem van de kuil,

tussen de brandresten zelf of in een nis in de kuilwand geplaatst. Archeologen

herkennen deze zogenaamde brandrestengraven als donkere, houtskoolrijke,

vierkante sporen in de bodem.

Het grafveld was helaas sterk aangetast. De intense landbouwactiviteiten van

de laatste eeuwen hadden vele graven fors beschadigd. Toch vonden de archeologen

een aantal volledige stukken van vooral handgevormd aardewerk.

Eén van de twee grafmonumenten – een vierhoekige grachtenomlijning van 8

op 8 m – sloot twee graven in. In de beide graven werd een identieke beker bijgezet.

In één graf werd een ijzeren scheermes toegevoegd. Waarschijnlijk zijn het de graven

van twee nauw verwante personen. Misschien waren ze wel man en vrouw.

DE pRAcHTIGE GRAFGIFTEN

UIT DE BRANDRESTENGRAVEN

VAN SINT-MARTENS-LEERNE,

2E TOT 3E EEUW N.c.

UNIVERSITEIT GENT.

EEN BRANDRESTENGRAF MET GRAFGIFT.

OOSTWINKEL-LEIScHOOT, 1E EEUW N.c.

pAM VELZEKE.

4544

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 24: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

2.3. vAn dE middElEEUwEn tot...

Sinds het vertrek van de Romeinen tot... nu. Een lange periode inderdaad!

Maar vooral een periode waarin veel verandert: het landschap, de huizenbouw, de

materiële cultuur... Tegelijk is veel uit deze periode nog herkenbaar in ons huidige

landschap, de dorpsgezichten, landschappen, kerken, kloosters,… Bovendien zit

ook de Meetjeslandse bodem vol getuigen uit deze periode. Archeologen graven ze

dan ook ijverig op. Zelfs sporen van amper één eeuw oud kunnen onder de schop

komen. Elke opgraving, of zelfs losse vondst, is immers een meerwaarde om ons

verleden te documenteren.

EEN KAROLINGISCHE MUNTSCHAT

In 1949 werd langs een weg van Ertvelde naar Zelzate één van de bekendste

muntschatten uit de Gentse regio ontdekt: een veldfles gevuld met zilveren munten.

De volledige inhoud van de fles is niet gekend aangezien de vinders de buit onder

elkaar verdeelden. Er zijn wel zo’n 460 zilveren munten van opgedoken! De vondst

werd gedateerd tussen 870 n.c. en 880 n.c. Mogelijk verdween deze schat in de

bodem toen de Noormannen de streek rond Gent onveilig maakten.

Niet enkel de munten zijn heel waardevol, maar ook de fles is vrij uniek. Zij

is gemaakt uit zogenoemd pingsdorfaardewerk, dat kenmerkende rode verfstrepen

vertoont. De opening van de fles werd waarschijnlijk met een graszode afgedicht.

46

DE MUNTScHAT VAN ERTVELDE,

870-880 N.c.

STAM cOLLEcTIE BIJLOKEMUSEUM.

DE HOGE WAL VAN ERTVELDE

VANUIT DE LUcHT. FOTO J. SEMEy

(NR. 80827), UNIVERSITEIT GENT.

47

h o o f d s t U k 2 h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Page 25: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

DE HOGE WAL IN ERTVELDE

Ook bovengrondse getuigenissen behoren tot het archeologische landschap

van vandaag. Zo kan je in Ertvelde nog steeds gaan wandelen op en rond de overblijfselen

van de Hoge Wal, één van de best bewaarde mottekastelen in Oost-Vlaanderen.

Mottekastelen waren een typisch feodaal verschijnsel. Het waren versterkte adellijke

woonplaatsen uit de volle middeleeuwen (10de-13de eeuw).

De Hoge Wal bestond uit twee delen: het opperhof en het neerhof. Het opperhof

was een grote kunstmatige aarden heuvel waarop een houten ‘kasteel’ stond en had

hoofdzakelijk een verdedigende functie. Op het neerhof speelde zich het dagelijkse

leven af: er waren onder meer een boerderij en een kapel. Het geheel van aarden

hellingen, grachten en paalomheiningen maakte van het mottekasteel zonder twijfel

een bijzonder indrukwekkende vesting. Uit geschriften weet men dat de Hoge Wal in

1385 verwoest werd. Hij werd nooit meer heropgebouwd.

SPOREN EN GRANATEN

De Molenkouterslag in Merendree, vlak aan het Schipdonkknanaal, ligt in het

hart van een gekende archeologische site. Toen er in 2004 op deze plek een kleine

verkaveling gepland werd, kon een archeologisch onderzoek dus niet ontbreken. De

archeologen van de Kale-Leie Archeologische Dienst die het onderzoek leidden, zullen

deze opgraving ongetwijfeld niet snel vergeten. De resultaten waren immers zeer

verrassend. Ze stootten er op de paalsporen van een typische middeleeuwse hoeve

met midden deze sporen een gasgranaat uit de Eerste Wereldoorlog.

De paalsporen vormden een plattegrond van 11m breed op minimum 14m

lang en dateren uit de 12e tot 13e eeuw. De hoeve was omringd door grachten, die

het regenwater opvingen. Op het industrieterrein van Langevoorde in Aalter werd

een gelijkaardige middeleeuwse hoeve ontdekt. De goed bewaarde paalsporen lieten

toe een waarheidsgetrouwe reconstructie van de hoeve te maken.

REcONSTRUcTIETEKENING

VAN EEN MIDDELEEUWSE HOEVE,

GELIJKAARDIG AAN DIE

VAN AALTER-LANGEVOORDE.

48

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

De gasgranaat uit de Eerste Wereldoorlog die de archeologen op de site van

de Molenkouterslag aantroffen, was van Duitse makelij. Aanvankelijk dachten de

archeologen dat het hier om een losse vondst ging. Maar toen de Dienst voor Opruiming

en Vernietiging van Ontploffingstuigen (DOVO) van het Belgische leger – die de

granaat veilig kwam verwijderen – nog twee andere granaten met hun bijhorende

beschermkappen ontdekte, rees het vermoeden dat dit meer was dan een paar losse

vondsten. Toen bovendien de archeologen iets later een loopgraaf ontdekten, werd

duidelijk dat dit alles tot een groter geheel behoorde. De loopgraaf maakte deel uit

van de verdedigingslinie die de Duitsers na een mislukt offensief in 1918 achter het

Schipdonkkanaal hadden ingenomen.

TWEE KASTELEN

De talrijke historische kastelen ten noorden van Gent getuigen van het rijke

verleden van de streek. Sommige kastelen staan nog steeds te pronken. Van anderen

blijven louter een paar ruïnes over. In Assenede en Middelburg werden recentelijk

twee volledig verdwenen kastelen opgegraven.

Het kasteel van pieter Bladelin

Middelburg is tegenwoordig een rustig dorpje. Ooit is dit anders geweest.

pieter Bladelin, raadgever van de hertogen van Bourgondië, liet er in 1448 een stad

bouwen met een bijhorend kasteel. Gedurende de eerste honderd jaar van haar bestaan

beleefde de stad gouden tijden. Nadien werd ze verscheidene malen belegerd en

veroverd tot in het begin van de 18de eeuw de stad viel. Het kasteel verdween dan

langzaam maar zeker onder het maaiveld.

Bij verkavelingen in de tweede helft van de jaren 1990, kwamen steeds meer

resten van dit kasteel aan de oppervlakte. In 2002 tenslotte werden archeologen ingezet

om de verdere kasteelresten op een verantwoorde manier op te graven.

Tijdens het onderzoek werden naast de bedolven funderingen en muurresten

ook veel materiële resten van het dagelijkse leven en de oorlogsactiviteiten op het

kasteel opgegraven. De archeologen vonden er aardewerk, leder, botmateriaal, plantaardige

resten, glas, metaal, enzovoort. Het grootste deel van deze vondsten was afkomstig uit de

stortkokers van het kasteel en de brede walgrachten rond het kasteel.

TWEE 77 MM GASGRANATEN

VAN DUITSE MAKELIJ GEREcUpEREERD

DOOR DOVO, FOTO KLAD.

49

h o o f d s t U k 2

EEN VLOERTEGEL MET DE INITIALEN

VAN pIETER BLADELIN. KASTEELSITE

MIDDELBURG, 15E EEUW,

pAM ENAME.

STENEN KANONSKOGELS

GETUIGEN VAN HET TURBULENTE

VERLEDEN VAN HET KASTEEL,

KASTEELSITE MIDDELBURG,

pAM ENAME.

FOTO DOOR WIM DEcLERcq

Page 26: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

50

KAART VAN MIDDELBURG

DOOR VAN DEVENTER, cA. 1550.

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

AARDEWERK IN SITU.

KASTEELSITE MIDDELBURG,

EIND 16E – BEGIN 17E EEUW.

FOTO DOOR WIM DE cLERcq.

HOEKTOREN MIDDELBURG.

FOTO DOOR WIM DE cLERcq.

51

h o o f d s t U k 2

Page 27: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

53

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

52

h o o f d s t U k 2

Wie het kleine niet eert…

Tijdens opgravingen worden dikwijls grote hoeveelheden grondstalen genomen

die nadien door een zeef worden gespoeld. Wat overblijft zijn kleine voorwerpen,

steentjes, scherven van aardewerk, maar ook zaden en vruchten en kleine

beenderresten, visschubben en -graten, schelpen, leder, hoorn, enzovoort.

Niets bijzonder zou je kunnen denken, maar voor archeologen bevatten deze

planten- en dierenresten een schat aan informatie. Op de kasteelsite van

Middelburg werden ze in grote getale verzameld. Naast het beantwoorden

van vragen over onder meer het landschap rond de site, de economie en

de consumptie op het kasteel, kunnen ze ook veel verklappen over de status

van de toenmalige bewoners (of bezetters) van het kasteel van Middelburg.

Zo werden uit de 16de-eeuwse stortkokers zaden en pitten van druiven, vijgen

en perziken gevonden en ook botresten van jong vee en wilde vogels. Samen

kunnen zij wijzen op een – voor de tijd van toen – rijk dieet.

Onder de zoemer

Na een drukke zomerdag ligt het strand vol met vergeten muntstukken,

halskettingen en horloges. Voor de schattenjager is het tijd om zijn metaaldetector

uit de kast te halen.

Ook voor archeologisch onderzoek wordt het toestel soms bovengehaald. Dit

kan uiteraard enkel in het kader van een opgraving of prospectie mét vergunning.

clandestiene schattengravers vernietigen immers ons erfgoed door de sites te

verstoren en de archeologische voorwerpen uit hun context te halen. Tijdens

de opgravingen in Middelburg, werd de metaaldetector meermaals aangewend.

En gelukkig maar, want zonder het toestel was het grootste deel van de metalen

objecten nooit ontdekt geweest en essentiële informatie over de site voorgoed

verloren gegaan.

Het kasteel van Andries Andries

Ook in Assenede vonden archeologen bedolven ruïnes van een kasteel. In

de Kasteelstraat namelijk, op de plek waar de bouw van een nieuw gemeentehuis

gepland werd. Oude kaarten en teksten, maar vooral oude muurresten hadden de

aanwezigheid van deze ruïnes al verraden. De opgravingscampagnes van 2001 en

2004 waren dus erg succesvol.

Uit geschreven bronnen bleek dat dit kasteel eigendom was van Andries Andries,

een zeer welstellende en invloedrijke burger uit de 16de eeuw. Hij bouwde het

kasteel om er zijn oude dagen door te brengen. Het bleef helaas maar korte tijd

overeind: amper 150 jaar. Het werd bovendien volledig ontmanteld. De archeologen

vonden dus uitsluitend de funderingen van het kasteel terug.

TWEE GRAFKELDERS

De grafschilderkunst van Waarschoot

In 2002 werd de Sint-Ghislenuskerk in Waarschoot geteisterd door een zware

brand. Omdat de kerkruïne voor de bouw van de nieuwe kerk grotendeels werd afgebroken,

was dit een kans om een bouwhistorisch en archeologisch onderzoek uit te voeren.

Deze kerk stamt in oorsprong uit de dertiende eeuw. In het hoogkoor vonden de

archeologen twee grafkelders met prachtige grafschilderkunst uit de 14de eeuw.

KAART VAN ASSENEDE

MET WEERGAVE VAN HET KASTEEL.

DOOR DE BUcK, cA. 1660.

SINT-cHRISTOFFEL (MET HOUTEN STAF

AAN DE REcHTERZIJDE EN TWEE VISSEN

EN EEN pALING AAN ZIJN VOETEN)

Op DE ZUIDELIJKE WAND VAN DE KELDER

MET KLEURScHILDERINGEN.

FOTO DOOR BERT AcKE, VZW SAKO.

Page 28: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

54

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

55De doodskisten van Lovendegem

Archeologen onderzoeken ook het recentere verleden. Zo snelde het team

van de Kale-Leie Archeologische Dienst ter hulp toen in 2005 arbeiders bij het

openbreken van het asfalt rond de Sint-Martinuskerk in Lovendegem een niet

alledaagse ontdekking deden. Ze troffen er een grafkelder uit de 19de eeuw aan.

Verder onderzoek onthulde nog meer grafkelders, maar ook skeletten en fundamenten.

Zeer verwonderlijk was dit in feite niet want het huidige kerkplein had tot 1895

dienst gedaan als kerkhof.

Het grootst bewaarde complex lag zo’n twee meter diep. De archeologen vonden

er de resten van een zevental doodskisten. Eén ervan draagt een gedenkteken aan

Gravin Josephine Adélaide Rosalie de Baillet en vermeldt dat zij stierf in Gent op 13

april 1866. Zij was de gemalin van charles constantin de Vaernewyck, heer van het

kasteel Diepenbroeck te Lovendegem.

h o o f d s t U k 2

DOODSKIST VAN GRAVIN JOSEpHINE

ADéLAIDE ROSALIE DE BAILLET,

LOVENDEGEM-KERK, 1866 N.c. KLAD.

DE OpGRAVING NABIJ LOVENDEGEM-KERK.

KLAD.

Page 29: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

56LOSSE VONDSTEN

Archeologie wordt dikwijls vereenzelvigd met gewoon wat graven, maar

ondertussen weet je dat dit niet zo is. Archeologen gaan bijvoorbeeld actief op zoek

naar nieuwe sites. De meest eenvoudige manier hiervoor is veldverkenning. Soms

levert dit verrassende vondsten op. Zo werden in onder meer Merendree, Landegem

en Lovendegem – door er simpelweg op de akkers te lopen - verscheidene leuke

voorwerpen uit de postmiddeleeuwen gevonden.

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

57

h o o f d s t U k 2

TApKRAANTJE IN DE VORM

VAN EEN HAAN, LOVENDEGEM.

cOLLEcTIE pETER DEcEUNINcK.

SpEELGOEDKANONNETJE, MERENDREE.

cOLLEcTIE pETER DEcEUNINcK.

LOSSE VONDSTEN.

FOTO KLAD.

Page 30: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

59

VELDpROSpEcTIE.

FOTO DOOR DIRK VANAELST.

58

h E t m E E tj E s l A n d U i tg E s P i t

Als de boer ploegt

De boer die met zijn tractor de aarde op zijn akkers omwoelt is er zich misschien

niet van bewust dat hij een helpende hand is voor archeologen op zoek naar nieuwe

sites. Het is zo dat voorwerpen die al lange tijd onder de aardoppervlakte vertoeven,

plots naar boven kunnen geploegd worden. Daarom doen archeologen aan veld-

verkenning. Dit wil zeggen dat zij het aardoppervlak systematisch gaan aflopen op

zoek naar bepaalde overblijfselen van vroegere menselijke aanwezigheid.

De resultaten van dit ‘veldlopen’ zijn van veel factoren afhankelijk. Blinkende

vuursteen of fel gekleurd en hard gebakken aardewerk zal bijvoorbeeld sneller opvallen

dan donkere of broze materialen. Ook het tijdstip van de veldverkenning beïnvloedt

het resultaat. Het ideale moment om op de velden te trekken is als het net geregend

heeft en er geen gewassen op de akkers groeien.

GREppELS, EVERGEM-ZANDEKEN,

2E TOT VROEGE 3E EEUW N.c.

UNIVERSITEIT GENT.

Page 31: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

BiBliogrAfiEAMpE, A., BOURGEOIS, J., FOCKEDEy, L., e. a., cIRKELS IN HET LAND. EEN INVENTARIS VAN cIRKELVORMIGE STRUcTUREN IN DE pROVINcIES OOST-EN WEST-VLAANDEREN. Archeologische inventaris Vlaanderen, buitengewone reeks, 4, 1995.BOURGEOIS, J., SEMEy, J. & vANMOERKERKE, J., URSEL. RAppORT pROVISOIRE DES FOUILLES 1986-1987. TOMBELLE DE L’ÂGE DE BRONZE ET MONUMENTS AVEC NECROPOLE DE L’ÂGE DU FER. Scholae archaeologicae, 11, 1989.BOURGEOIS, J., DE CLERCQ, W., DE MULDER G., e. a., HET LAND VAN NEVELE IN DE METAALIJDEN, in: Een kijk op het archeologisch verleden van Het Land van Nevele, VOBOV-info, 48, 1998, pp 13-23.BOURGEOIS, J., EEN INLEIDING TOT DE ARcHEOLOGIE, IN: ART, J. (RED.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente?, 1999, pp 87-163.BOURGEOIS, J., DE METAALTIJDEN IN VLAANDEREN, IN: ART, J. (RED.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente, 1999, pp 215-267.CROMBE, p., DE STEENTIJDEN IN VLAANDEREN, IN: ART, J. (RED.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente?, 1999, pp 165-214.CROMBE, p., DE CLERCQ, W., MEGANCK, M., e. a., EEN MEERpERIODENSITE BIJ DE VALLEI VAN DE EDE TE MALDEGEM-BURKEL (GEM. MALDEGEM). MENSELIJKE AANWEZIGHEID UIT DE STEENTIJD, EEN NEDERZETTING EN GRAFHEUVEL UIT DE BRONSTIJD EN EEN NEDERZETTING UIT DE ROMEINSE TIJD, in: ART, J. (red.), Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project, 1997-1998. Deel II, 2005, pp 93-117.DE CLERCQ, W., ONGEScHREVEN VERLEDEN. EEN ARcHEOLOGIScHE KIJK Op DE VROEGSTE BEWONINGSGEScHIEDENIS VAN HET LAND VAN NEVELE, in: Het land van Nevele, 29, 1993.DE CLERCQ, W., DE ROMEINSE AANWEZIGHEID IN DE VALLEI VAN DE KALE. EEN OVERZIcHT, in: Een kijk op het archeologisch verleden van Het Land van Nevele, VOBOB-info, 47, 1998, pp 59-60.DE CLERCQ, W., NOODONDERZOEK BIJ DE AANLEG VAN DE INDUSTRIEZONE AALTER-LANGEVOORDE. FASE 1 – OpVOLGING WEGENISWERKEN, in: Monumentenzorg en cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen, 1999- 2000, pp 130-132.DE CLERCQ, W. & MORTIER, S., NOODONDERZOEK Op HET INDUSTRIETERREIN TE AALTER-LANGEVOORDE, O-VL. (FASE 2000). SPOREN UIT DE IJZERTIJD, in: Lunula, Archaeologica protohistorca, 9, 2001, pp 80-81.DE CLERCQ, W., EEN GALLO-ROMEINS GRAFVELD UIT DE 1STE EEUW TE OOSTWINKEL-LEIScHOOT (GEM. ZOMERGEM), in: Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project 1997-1998, deel II, 2005, pp 147-153.DE CLERCQ, W., pypE, p. & MORTIER, W., ARcHEOLOGIScH ONDERZOEK IN MIDDELBURG-IN-VLAANDEREN. EEN BILAN NA 3 JAAR ONDERZOEK OP HET OPPER- EN NEERHOF VAN HET KASTEEL VAN PIETER BLADELIN, 2004.DE CLERCQ, W., CALUWE, D., COOREMANS, B., e. a., LIVING IN TIMES OF WAR. MATERIAL CULTURE AND ENVIRONMENTAL DATA FROM TWO LATE 16TH CENTURY CHUTES FROM THE CASTLE OF MIDDELBURG-IN-FLANDRES (EAST-FLANDRES, BELGIUM).DE DECKER, S., HET KASTEEL VAN ASSENEDE. VAN OpGRAVING TOT HISTORIScH LANDScHAp, 2006.DE MULDER, G. & vERLAECKT, K., DE KELTEN IN VLAANDEREN cA. 750-50 V.c., 1997.DE pOOTER, O. , DE ROOSE, I., MEULEMEESTER, J.-L., e. a. (RED.), VORSTEN, BURGERS EN SOLDATEN. ROMEINEN EN MIDDELEEUWERS IN OUDENBURG, MIDDELBRUG EN AARDENBURG, 2007. FOKKENS, H., HET OpGRAVEN IN DE pRAKTIJK. OpGRAVINGSMETHODEN EN TEcHNIEKEN, IN: STEENHOUWER, K. & WARRINGA, A., Archeologie in de praktijk: Methoden en technieken voor de (amateur-)archeoloog, 1985, pp. 91-115.HOORNE, J., vANHEE, D., EGGERMONT, N. & DECORTE, J., AqUAFINTRAcE AALTER BRUG –KNESSELARE FASE 1A. KLAD-Rapport 1, 2006.HOORNE, J. & vANHEE, D., ARcHEOLOGIScH ONDERZOEK AALTER-KERKHOF. KLAD-Rapport 2, 2006.HOORNE, J., DE CLERCQ, W. & vERBRUGGE, A., ARcHEOLOGIScH ONDERZOEK AALTER – LOVELDLAAN. KLAD-Rapport 5, 2007.ROGGE, M., BRAECKMAN, K. & DE MULDER, G., HET pROVINcIAAL ARcHEOLOGIScH MUSEUM VAN ZUID-OOST-VLAANDEREN, 1996.THOEN, H. & vANDERMOERE, N., THE ROMAN FORTIFIED SITE AT MALDEGEM (EAST FLANDERS). 1985 EXCAVATION REPORT. Scholae Archaeologicae, 6, 1986.THOEN, H., DE ROMEINSE BEWONING IN DE VALLEI VAN DE KALE BINNEN HET GEBIED VAN HET LAND VAN NEVELE. EEN STATUS QUAESTIONIS VAN HET ONDERZOEK, in: Een kijk op het archeologisch verleden van Het Land van Nevele, VOBOB-info, 47, 199, pp 24-27. THOEN, H., DE ROMEINEN IN ONZE GEWESTEN. EEN cONFRONTATIE VAN DE HISTORIScHE BRONNEN EN DE ARcHEOLOGIScHE GEGEVENS, in: ART, J. (red.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente?, 1999, pp 277- 348.vERMEULEN, F. & HAGEMAN, B., EEN RITUELE OMHEINING UIT DE LATE IJZERTIJD TE KNESSELARE (O.-VL.), in: Lunula, Archeaeologia protohistorica,5, 1997, pp 29-33.WWW.KLUIZENDOK.UGENT.BEWWW.DEKLAD.BEWWW.vIOE.BEWWW.ARCHEONET.BE

BEEldvErAntwoordingp.04: SATELLIETFOTO MEETJESLAND. BELGIScH FEDERAAL WETENScHApSBELEID, EARTH OBSERVATION DESK.p.08: AKKERS. FOTO DOOR STEVEN DE BAEREp.10: OpGRAvING. FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.p.12: HOOGTEMETING. FOTO DOOR ELISE MARTENS.p.13: OpGRAvINGSvLAK MET DE pAALSpOREN vAN EEN ROMEINS GEBOUW. EvERGEM-KLUIZENDOK. FOTO UNIVERSITEIT GENT.p.14: COUpEREN. FOTO UNIVERSITEIT GENT.p.14: TEKENING vAN EEN SCHERF. KLAD.p.16: OpGRAvEN. FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.p.18: BOORDSCHRABBER RECTOZIJDE.p.18: BOORDSCHRABBER vERSOZIJDE.p.18: HET GEBRUIK vAN DE BOORDSCHRABBER. AALTER, cA. 80.000 TOT 60.000 V.c. cOLLEcTIE UNIVERSITEIT GENT.p.18: GEpOLIJSTE BIJL. STAM-BIJLOKEMUSEUM.p.19: DOOR HET BEKLOppEN vAN EEN RUWE KNOL (A) WORDEN SpLINTERS BEKOMEN DIE Op HUN BEURT WEER WORDEN BEWERKT (B-C) TOT WERKTUIG (D).p.20: pIJLpUNTEN. KNESSELARE-AqUAFIN-2006B/I, EN AALTER-BRUG-NOORD cA. 3800 – 2100 V.c. KLAD.p.20: RECONSTRUCTIETEKENING vAN pIJLpUNTEN Op HOUTEN SCHACHTEN.p.21: BRONZEN LANSpUNT, LANDEGEM, 1100 – 800 V.c. pAM VELZEKE.p.23: RECONSTRUCTIETEKENING vAN HET BRONSTIJD-DORp vAN MALDEGEM-BURKEL MET Op DE vOORGROND EEN GRAFHEUvEL, IN: VERLAEcKT, K., TUSSEN HEUVEL EN RIVIER. DE BRONSTIJD IN OOST-VLAANDEREN (cA. 2000-750 V.c.), 1996.p.24: vLIEGTUIG. FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.p.26: EEN GRAFCIRKEL vAN HET GRAFvELD vAN MALDEGEM-BURKEL. FOTO J. SEMEy (NR. 35936), UNIVERSITEIT GENT.p.27: DE GRAFCIRKEL vAN KNESSELARE-DORp. FOTO J. SEMEy (NR. 56833), UNIVERSITEIT GENT.p.28: DE GRAFCIRKEL vAN AALTER-WOESTyNE. FOTO J. SEMEy (NR. 15608), UNIVERSITEIT GENT.p.30: pLATTEGROND MET DE pAALSpOREN vAN HET WOONSTALHUIS Op AALTER-KERKHOF, 9E – 5E EEUW V.c. KLAD.p.31: KOMMETJE IN AARDEWERK, AALTER-LANGEVOORDE, 2E-1E EEUW V.c. pAM VELZEKE.p.31: SCHERF MET AFDRUK vAN vARENBLAD, AALTER-LANGEVOORDE, 2E-1E EEUW V.c. pAM VELZEKE. FOTO DOOR WIM DE cLERcq.p.31: pOTJE IN AARDEWERK, AALTER-WARANDE, 4E-3E EEUW V.c. KLAD.p.32: LUCHTFOTO vAN DE GRAFCIRKEL UIT DE BRONSTIJD EN HET IJZERTIJD-ENCLOSURE vAN URSEL-ROZESTRAAT. FOTO J. SEMEy (NR. 15404), UNIVERSITEIT GENT.p.33: HET vIERKANT MONUMENT vAN KNESSELARE-WESTvOORDE TIJDENS DE OpGRAvING. FOTO J. SEMEy, UNIVERSITEIT GENT.p.34: DE GRAFCIRKEL vAN URSEL-ROZESTRAAT TIJDENS DE OpGRAvING. FOTO J. SEMEy (NR. 20616), UNIVERSITEIT GENT.p.36: BRONZEN vICTORIABEELDJE, AALTER-EKENAKKER, 2E-3E EEUW N.c, IN: FAIDER-FEyTERMANS, G., LES BRONZES ROMAINS DE LA BELGIqUE, I-II, 1979.p.37: KApRIJKE. FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.p.37: DENARIUS, 2DE EEUW N.c. cOLLEcTIE pETER DEcEUNINcK.p.37: SESTERTIUS, 2DE EEUW N.c. cOLLEcTIE pETER DEcEUNINcK.p.37: ZWART GEvERNISTE BEKER MET JACHTSCèNE, 2DE EEUW N.c. KONINKLIJKE MUSEA VOOR KUNST EN GEScHIEDENIS.p.38: TERRA SIGILLATA UIT KLUIZENDOK. FOTO DOOR WIM DE cLERcq.p.38: STEMSLEUTEL & pANFLUIT, AALTER-LOVELDLAAN, 2E-3E EEUW N.c. UNIVERSITEIT GENT.p.38: DE MANUEEL UITGEGRAvEN MUURRESTEN. FOTO KLAD.p.39: SCHELDEvALLEIKRUIK, EVERGEM-ZANDEKEN, 2E TOT VROEGE 3E EEUW N.c. UNIVERSITEIT GENT.p.39: RECONSTRUCTIETEKENING vAN DE ROMEINSE NEDERZETTING vAN KNESSELARE-KOUTER. KLAD.p.40: pROEFSLEUvEN IN KNESSELARE. FOTO DOOR BIRGER STIcHELBAUT.p.42: DE BOOMSTAMWATERpUT, KNESSELARE AqUAFIN 2005 II, 2E EEUW N.c. KLADp.42: DE SCHERvEN vAN DE vOORRAADpOT UIT DE WATERpUT, KNESSELARE – AqUAFIN 2006B/I. KLAD.p.42: JAARRINGENpATROON. KLAD.p.43: HET CASTELLUM vAN MALDEGEM. FOTO J. SEMEy (NR. 90828), UNIVERSITEIT GENT.p.44: EEN BRANDRESTENGRAF MET GRAFGIFT. OOSTWINKEL-LEIScHOOT, 1E EEUW N.c. pAM VELZEKE.p.45: DE pRACHTIGE GRAFGIFTEN UIT DE BRANDRESTENGRAvEN vAN SINT-MARTENS-LEERNE, 2E TOT 3E EEUW N.c. UNIVERSITEIT GENT.p.46: DE MUNTSCHAT vAN ERTvELDE, 870-880 N.c. STAM – cOLLEcTIE BIJLOKEMUSEUM.p.47: DE HOGE WAL vAN ERTvELDE vANUIT DE LUCHT. FOTO J. SEMEy (NR. 80827), UNIVERSITEIT GENT.p.48: RECONSTRUCTIETEKENING vAN EEN MIDDELEEUWSE HOEvE, GELIJKAARDIG AAN DIE vAN AALTER-LANGEvOORDE. p.49: TWEE 77 MM GASGRANATEN vAN DUITSE MAKELIJ GERECUpEREERD DOOR DOvO. FOTO KLAD.p.49: STENEN KANONSKOGELS, GETUIGEN vAN HET TURBULENTE vERLEDEN vAN HET KASTEEL, KASTEELSITE MIDDELBURG. pAM ENAME.p.49: EEN vLOERTEGEL MET DE INITIALEN vAN pIETER BLADELIN. KASTEELSITE MIDDELBURG, 15E EEUW. pAM ENAME.p.50: KAART vAN MIDDELBURG DOOR vAN DEvENTER, cA. 1550.p.51: AARDEWERK IN SITU. KASTEELSITE MIDDELBURG, EIND 16E – BEGIN 17E EEUW. FOTO DOOR WIM DE cLERcq.p.51: HOEKTOREN MIDDELBURG. FOTO DOOR WIM DE cLERcq.p.53: KAART vAN ASSENEDE MET WEERGAvE vAN HET KASTEEL. DOOR DE BUCK, cA. 1660.p.53: SINT-CHRISTOFFEL Op DE ZUIDELIJKE WAND vAN DE KELDER MET KLEURSCHILDERINGEN. FOTO DOOR BERT AcKE, VZW SAKO.p.54: DOODSKIST vAN GRAvIN JOSEpHINE ADéLAIDE ROSALIE DE BAILLET, LOVENDEGEM-KERK, 1866 N.c. KLAD.p.55: DE OpGRAvING NABIJ LOvENDEGEM-KERK. FOTO KLAD.p.56: TApKRAANTJE IN DE vORM vAN EEN HAAN, LOVENDEGEM. cOLLEcTIE pETER DEcEUNINcK.p.56: SpEELGOEDKANONNETJE, MERENDREE. cOLLEcTIE pETER DEcEUNINcK.p.57: LOSSE vONDSTEN. FOTO KLAD.p.58: vELDpROSpECTIE. FOTO DOOR DIRK VANAELST.p.59: GREppELS, EVERGEM-ZANDEKEN, 2E TOT VROEGE 3E EEUW N.c. UNIVERSITEIT GENT.p.63: GRAAFMACHINE. FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.

p.64: vELD. FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.

Page 32: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

colofonERFGOED LEEFTMEETJESLAND GRAAFT

De reeks Erfgoed Leeft is een initiatief van Erfgoedcel Meetjesland.

Deze publicatie verschijnt naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Velden vol verleden’

en het educatief spel ‘Speuren naar sporen’ over archeologie in het Meetjesland en de Kale-Leievallei.

UITGAvE

cOMEET/ Erfgoedcel Meetjesland

Oostveldstraat 1, 9900 Eeklo

postadres: Van Hoorebekeplein 1 b 4, 9900 Eeklo

[email protected]

T en F: 09 373 75 96

www.erfgoedcelmeetjesland.be

v.u. Frank Sierens

TEKST Elise Martens

EINDREDACTIE Sandrine DeWilde (Erfgoedcel Meetjesland) en David Vanhee (KLAD)

FOTO’S Steven De Baere, Wim De clercq, Elise Martens, Birger Stichelbaut en Dirk Vanaelst

MET MEDEWERKING vAN Lynn De clercq, Wim De clercq, David Vanhee (KLAD) en Johan Hoorne (KLAD),

MET DANK AAN Bert Acke, prof. Dr. Jean Bourgeois (Universiteit Gent), Jeaninne Baldewijns (STAM Gent), prof. Dr. philippe crombé (Universiteit Gent),

peter Deceuninck, Wim De clercq (Universiteit Gent), Alain De Vlaeminck (Instituut van Gent), Joris Sergant (Universiteit Gent), Guenevere Souffreau

(pam Velzeke), Birger Stichelbaut (Universiteit Gent), piet quataert (Regionaal Landschap Meetjesland vzw), Luc Bauters (provincie Oost-Vlaanderen)

vORMGEvING quatre Mains (Maldegem-Donk)

DRUK Sint-Joris (Merendree)

WETTELIJK DEpOT 2007/11.065/2

Erfgoedcel Meetjesland wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap en cOMEET door middel van een erfgoedconvenant.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk,

fotografie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de auteur.

GRAAFMAcHINE.

FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.

Page 33: ErfgoEd leeft 03 - COMEETErfgoed leeft! We willen bewaren wat we waardevol vinden en er zorg voor dragen voor de toekomst. Met de reeks “Erfgoed Leeft” wil de Erfgoedcel Meetjesland

VELD.

FOTO DOOR STEVEN DE BAERE.