Enkuizen De Baan (fase 2)

96
ArcheoProjecten Enkhuizen De Baan (fase 2) rapport 452 Met Catalogus

description

In de periode van 22 juli tot en met 16 augustus 2005 heeft ADC ArcheoProjecten in opdracht van de Stichting Woondiensten Enkhuizen een archeologische opgraving uitgevoerd op de planlocatie De Nieuwe Baan. Dit maakt deel uit van een stadgebied dat in de volksmond ook wel de ‘Boerenhoek’ wordt genoemd. Dit onderzoek (fase 2) is het vervolg van het door ’Hollandia, Cultuurhistorisch onderzoek en archeologie’ in 2004 uitgevoerde onderzoek op het westelijk gelegen deelgebied (fase 1). De gedetailleerde studie van het vondstmateriaal uit de ophogingslagen, en dan met name die van het aardewerk en het metaal, illustreert de internationale handelscontacten en voorkeuren van de Enkhuizer inwoners in de periode eind 16e – eerste kwart 17e eeuw. Een bijzonder (losse) vondst betreft die van zogenaamd Iznik aardewerk uit Turkije. Tot op heden is dit aardewerk niet eerder in Nederlandse vondstassemblages herkend.

Transcript of Enkuizen De Baan (fase 2)

Page 1: Enkuizen De Baan (fase 2)

ArcheoProjectenArcheoProjecten

Enkhuizen �De Baan�(fase 2)rapport 452

Enkhuizen �De Baan�(fase 2)rapport 452

Met

Cat

alog

us

Met C

atalogus

Page 2: Enkuizen De Baan (fase 2)

Bodemvondsten uit de BoerenhoekEnkhuizen, opgraving “De Baan” (fase 2)

P.C. de Boer

Met bijdragen van:

D.H. Duco (Pijpenkabinet, Amsterdam)

K. Hänninen (BIAX Consult)

E. Hanraets (RING)

N.L. Jaspers

C. Nooijen

S. Ostkamp

Y. Vorst (BIAX Consult)

Page 3: Enkuizen De Baan (fase 2)

Colofon

ADC ArcheoProjecten Rapport 452

Bodemvondsten uit de BoerenhoekEnkhuizen, opgraving “De Baan” (fase 2)

Auteur: P.C. de BoerMet bijdragen van: D.H. Duco (Pijpenkabinet, Amsterdam), K. Hänninen (BIAX Consult), E. Hanraets (RING), N.L. Jaspers, C. Nooijen, S. Ostkamp en Y. Vorst (BIAX Consult).In opdracht van: Stichting Woondiensten Enkhuizen.Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten (M. Hoppel) tenzij anders vermeld.

© ADC, ArcheoProjecten Amersfoort, september 2006Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ookzonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Het ADC aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Autorisatie:J. Dijkstra

ISBN 90-5874-79-13

ADC ArcheoProjectenTel 033-299 81 81Postbus 15133800 BM AmersfoortFax 033-299 81 80Email [email protected]

Page 4: Enkuizen De Baan (fase 2)

Inhoudsopgave

Samenvatting 5

1 Inleiding (P.C. de Boer) 61.1 Algemeen 61.2 Vooronderzoek 61.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen 61.4 Opzet van het rapport 7

2 Methoden (P.C. de Boer) 8

3 Resultaten (P.C. de Boer) 123.1 Fysisch geografisch onderzoek 123.2 Sporen en structuren 12

3.2.1 Periode I: de periode vóór de stadsuitbreiding 133.2.2 Periode II: de stadsuitbreiding 133.2.3 Periode III: de ingebruikname van het terrein 173.2.4 Periode IV: verdere invulling van het terrein en de verstening van de

touwbanen 173.2.5 Periode V: de bewoning en industrie verdwijnen 20

4 Het aardewerk uit de opgraving (N.L. Jaspers & S. Ostkamp) 214.1 Inleiding 214.2 Het aardewerk uit afvallaag LG03 224.3 Het overig vondstmateriaal uit de periode 1550-1650 25

4.3.1 Herkomst De Republiek 254.3.2 Herkomst Duitsland 264.3.3 Herkomst Frankrijk 284.3.4 Herkomst Italië 284.3.5 Herkomst Iberisch Schiereiland 314.3.6 Herkomst Turkije 334.3.7 Herkomst China 33

4.4 Conclusie 33

5 Kleipijpen (D.H. Duco) 36

6 Metaal (C. Nooijen) 386.1 Inleiding 386.2 Het onderzoek 386.3 Conclusie 44

7 Archeobotanisch onderzoek (K. Hänninen) 457.1 Inleiding 457.2 Methode 457.3 Resultaten 457.4 Conclusies 46

8 Organisch vondstmateriaal (P.C. de Boer) 47

9 Conclusie (P.C. de Boer) 489.1 Algemeen 489.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen 489.3 Aanbeveling 53

10 Synthese (P.C. de Boer) 54Literatuur 57Lijst van afbeeldingen en tabellen 64Bijlage 4.1 Bakselcodes ‘Deventer-systeem’ 67Bijlage 4.2 Catalogus 69

Page 5: Enkuizen De Baan (fase 2)

4

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN DE VINDPLAATS

Opdrachtgever: Stichting Woondiensten Enkhuizen, dhr. G. BergenhenegouwenProjectverantwoordelijke: P.C. de BoerUitvoerder: ADC ArcheoprojectenBevoegd gezag: Gemeente EnkhuizenDeskundige namens het bevoegd gezag: G.P. Alders (Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland)Provincie: Noord-HollandGemeente: EnkhuizenPlaats: EnkhuizenToponiem: De Baan, deel IIDatum Veldwerk: 22 juli tot en met 16 augustus 2005Periode: Nieuwe tijdKaartblad: 20A Coördinaten: 147,692/524,046; 147,761/524,064; 147,767/524,121; 147,718/524,138ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 13085Complex en ABR codering: Stad (NS), Industrie/nijverheid (EIX)Geomorfologische context: Ontgonnen veenvlakte (VOV)NAP hoogte maaiveld: 1,0 m - NAPMaximale diepte onderzoek: 2,2 m - NAPBeheer en plaats documentatie: Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Noord-Holland te WormerveerADC-projectcode: 4080300

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

Enkhuize nEnkhuize nEnkhuize nEnkhuize nEnkhuize nEnkhuize nEnkhuize nEnkhuize nEnkhuize n

AndijkAndijkAndijkAndijkAndijkAndijkAndijkAndijkAndijk

Blokke rBlokke rBlokke rBlokke rBlokke rBlokke rBlokke rBlokke rBlokke r

Bove nka rs pe lBove nka rs pe lBove nka rs pe lBove nka rs pe lBove nka rs pe lBove nka rs pe lBove nka rs pe lBove nka rs pe lBove nka rs pe lHoogka rs pe lHoogka rs pe lHoogka rs pe lHoogka rs pe lHoogka rs pe lHoogka rs pe lHoogka rs pe lHoogka rs pe lHoogka rs pe l

HoornHoornHoornHoornHoornHoornHoornHoornHoorn

Me de mblikMe de mblikMe de mblikMe de mblikMe de mblikMe de mblikMe de mblikMe de mblikMe de mblik

We rve rs hoofWe rve rs hoofWe rve rs hoofWe rve rs hoofWe rve rs hoofWe rve rs hoofWe rve rs hoofWe rve rs hoofWe rve rs hoof

WorgnumWorgnumWorgnumWorgnumWorgnumWorgnumWorgnumWorgnumWorgnum

ABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERK

ANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJK

BENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEK

BERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUTBERKHOUT

DE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEERE

HAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERT

HEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEMHEM

LAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAG

MEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIK

MIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUD

NIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUDNIBBIXWOUD

OOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKEROOSTERBLOKKER

OOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEKOOSTERLEEK

OOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZENOOSTHUIZEN

OOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUD

SCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUTSCHELLINKHOUT

TWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISK

VENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZENVENHUIZEN

WESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUDWESTWOUD

ZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAGZWAAG

ZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJK

130000 140000 150000

5100

0052

0000

5300

00

NNNNNNNNN

10km0

Enkhuizen - De Baan

Locatie van het onderzoeksgebied

GB

05/0

9/20

06

Afb. 1.1

Page 6: Enkuizen De Baan (fase 2)

Samenvatting

In de periode van 22 juli tot en met 16 augustus 2005 heeft ADC ArcheoProjecten in opdracht vande Stichting Woondiensten Enkhuizen een archeologische opgraving uitgevoerd op de planlocatieDe Nieuwe Baan. Dit maakt deel uit van een stadgebied dat in de volksmond ook wel de‘Boerenhoek’ wordt genoemd. Dit onderzoek (fase 2) is het vervolg van het door ’Hollandia,Cultuurhistorisch onderzoek en archeologie’ in 2004 uitgevoerde onderzoek op het westelijk gele-gen deelgebied (fase 1).

De ondergrond van het plangebied bleek grotendeels verstoord te zijn. Dit is met name veroor-zaakt door de aanleg van kruipruimten onder de woningen. De grondsporen zijn veelal pas aan-getroffen op een niveau dat zich direct onder de maximaal te verstoren diepte bevond. Hierdoor isvoornamelijk vondstmateriaal uit het vlak verzameld en is er slechts selectief gecoupeerd.

Op basis van een combinatie van historische, iconografische en archeologische bronnen kan wor-den beargumenteerd dat het westelijk gedeelte van het terrein in de periode 1593 – 1598 is inge-richt (Nieuwe tijd, zie tabel 1). Hierbij heeft men het gebied met een relatief schone kleilaagopgehoogd. Voorafgaand hieraan zijn mogelijk reeds enkele afwateringsslootjes gegraven die bijde inrichting van het terrein zijn gedempt. Rond 1598 zijn de eerste touwbanen ingericht. Dezebestonden uit rijen van zware houten palen die op langwerpige, smalle percelen waren opgesteld.Deze percelering werd begrensd door sloten waarvan enkele waren voorzien van een plankenbe-schoeiing. Vanaf het tweede kwart van de 17e eeuw is het gebied opnieuw ingericht. In deze periode zijn degreppels gedempt met stadsafval en ook enkele oneffenheden in het terrein werden hiermeeweggewerkt. Langs de Noorderboerenvaart werden houten loodsen opgericht. In deze tweedefase van het onderzoek zijn resten van de meest oostelijk gelegen loodsen aangetroffen. Dezestammen voornamelijk uit de periode waarin de muren van de loodsen uit baksteen waren ver-vaardigd. Uit deze tijd stamt waarschijnlijk ook het restant van een mogelijke schutting. Uit dejongste fase stammen enkele uitbraaksleuven en een stiepenfundering van een gebouw. Dezelaatste fundering was gemaakt uit brokken hergebruikt metselwerk.Ter hoogte van de Ossemannetjes, zijn de verschillende beschoeiingsfasen van een noord-zuidgeoriënteerde stadsgracht aangetroffen. In de zuidoosthoek van het terrein zijn bovendien de fun-deringspalen van een brug over deze gracht aangetroffen. Op het terrein tussen de hiervoorgenoemde gracht en de touwbanen zijn de restanten van verschillende huizen gedocumenteerd.Deze zullen in de periode na circa 1620 zijn aangelegd.De gedetailleerde studie van het vondstmateriaal uit de ophogingslagen, en dan met name dievan het aardewerk en het metaal, illustreert de internationale handelscontacten en voorkeurenvan de Enkhuizer inwoners in de periode eind 16e – eerste kwart 17e eeuw. Een bijzonder (losse)vondst betreft die van zogenaamd Iznik aardewerk uit Turkije. Tot op heden is dit aardewerk nieteerder in Nederlandse vondstassemblages herkend.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

5

PeriodeNieuwe tijd 1500 na Chr. - hedenLate Middeleeuwen 1050 na Chr. - 1500 na Chr. Vroege Middeleeuwen 450 na Chr. - 1050 na Chr. Romeinse tijd 12 voor Chr. - 450 na Chr.IJzertijd 800 voor Chr. - 12 voor Chr. Bronstijd 1900 voor Chr. - 800 voor Chr. Neolithicum (Nieuwe Steentijd) 5300 voor Chr. - 1900 voor Chr. Mesolithicum (Midden Steentijd) 8800 voor Chr. - 5300 voor Chr. Paleolithicum (Oude Steentijd) 300.000 voor Chr. - 8800 voor Chr.

Tijd in jarenTabel 1. Tijdsduur van de verschillende(pre)historische perioden.

Page 7: Enkuizen De Baan (fase 2)

1 Inleiding

1.1 AlgemeenIn opdracht van de Stichting Woondiensten Enkhuizen heeft ADC ArcheoProjecten in het kadervan nieuwbouw een Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO) uitgevoerd in plangebied “DeBaan” (afb. 1.1). Dit archeologisch onderzoek valt binnen het project ‘De Nieuwe Baan’ dat voor-ziet in de bouw van in totaal 83 senioren appartementen. De opgraving in het eerste gedeelte vanhet plangebied (fase 1) heeft de aanwezigheid van archeologische waarden bevestigd (zie §1.2).De gevonden resten dateren uit de Nieuwe tijd (zie voor periodisering tabel 1). In het tweedegedeelte van het plangebied (fase 2) worden 23 woningen gebouwd. De voorgenomen bouwplan-nen zullen de archeologische waarden tot op een diepte van circa 1 meter aantasten en eenopgraving was dan ook noodzakelijk.

Het plangebied ligt in de noordwesthoek van de stad en maakt onderdeel uit van een gebied datvanouds bekend staat als de ‘Boerenhoek’. Het gebied heeft een oppervlakte van circa 0,4 ha enwordt begrensd door de Wethouder Stapelstraat aan de noordzijde, de Ossemannetjes aan deoostzijde, de Noorderboerenvaart aan de zuidzijde en de Verlengde Nanne Grootstraat aan dewestzijde. Het terrein was tot vlak voor de opgraving bebouwd.

Het veldwerk is uitgevoerd tussen 22 juli en 16 augustus 2005. Ondanks de moeilijke werkomstan-digheden door de overvloedig gevallen regen in deze periode zijn negen werkputten aangelegdmet een totale oppervlakte van circa 2250 m2. De vondsten en documentatie die tijdens hetonderzoek zijn verzameld, zijn gedeponeerd in het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Noord-Holland te Wormerveer.

Het veldteam bestond uit: A. van Benthem, P.C. de Boer, G. Busé, D. Gerrets, E. Schrijer, L. Smole,A. Veenhof en G. Williams. Zij werden terzijde gestaan door: J. den Das, T. van Heerwaarden, M.C.Houkes en J. Kooi. Aanvullende informatie is verkregen van de belangstellende buurtbewoners:W.S. de Graaff, F. Versluijs en D.P. Louwerman. Het grondverzet werd gepleegd door B. Kooi (kraanmachinist Koopman Sloopwerken, Heiloo).De bij dit project betrokken Senior archeologen waren J. Dijkstra en P. Ploegaert. De directievoerder namens het bevoegd gezag was G.P. Alders, (Stichting Steunpunt CultureelErfgoed Noord-Holland). Als contactpersoon namens de Stichting Woondiensten Enkhuizen tradG. Bergenhenegouwen op. Het vondstmateriaal is bestudeerd door N.L. Jaspers en S. Ostkamp (aardewerk), K. Hänninen(BIAX Consult, botanische monsters), C. Nooijen (metaal), Y. Vorst (BIAX Consult, houtdetermina-ties), E. Hanraets (RING, dendrochronologie), D. Duco (Stichting Pijpenkabinet, kleipijpen). Hunbevindingen zijn in de betreffende deelrapporten en bijlagen beschreven.

1.2 VooronderzoekIn verband met de plannen tot sloop van de bebouwing en de daarop te volgen nieuwbouw in hetplangebied is een bureauonderzoek opgesteld door dhr. G. P. Alders (Stichting SteunpuntCultureel Erfgoed Noord-Holland). Deze studie wees uit dat hier verschillende archeologischefenomenen konden worden verwacht. Uit de periode voorafgaand aan de stadsuitbreiding van1593 kon de aanwezigheid van enkele middeleeuwse woonplaatsen op het veen niet worden uit-gesloten. De kans op het aantreffen van middeleeuwse kavelsloten werd groot geacht. De ver-wachting was ook dat bij het inlijven van het gebied de nog resterende sloten van deveenverkaveling waren gedempt. Tevens werden er nieuwe sloten en grachten gegraven, touwba-nen, huizen en werkplaatsen gebouwd. De verwachting was dat hierbij beerputten en afvalkuilenwaren aangelegd. Daarnaast werden er resten verwacht van de tuinaanleg ten noorden van dehuizen en restanten van een gracht.Op basis van deze verwachtingen is geadviseerd om voorafgaand aan de werkzaamheden over degehele oppervlakte van het plangebied opgravend onderzoek te laten verrichten. De opgravingdiende tot op de te verwachten verstoringsdiepte plaats te vinden.1 De eerste fase van het onder-zoek is uitgevoerd door ‘Hollandia, Cultuurhistorisch onderzoek en archeologie’ te Zaandijk. Uit deresultaten van deze opgraving kwam het hiervoor geschetste beeld goed naar voren.2

1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragenHet definitief onderzoek heeft tot doel het materiaal van de vindplaats veilig te stellen en degegevens te documenteren om daarmee informatie te behouden die van belang is voor de kennis-vorming over het verleden.

1 Alders 2005.2 Van den Berg 2004.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

6

Page 8: Enkuizen De Baan (fase 2)

Het onderzoek is gebaseerd op het Programma van Eisen (PvE) dat in opdracht van de StichtingWoondiensten Enkhuizen is opgesteld door G. P. Alders van de Stichting Steunpunt CultureelErfgoed Noord-Holland.3

In het PvE zijn verschillende onderzoeksvragen gesteld. In dit rapport wordt getracht deze tebeantwoorden op basis van wat tijdens de opgraving is aangetroffen. Naast de antwoorden op de vanzelfsprekende algemene vragen over de conserveringstoestandvan de vindplaats en de aanwezigheid van structuren en sporen en hun datering en ruimtelijkesamenhang, dient het onderzoek ook antwoord te geven op een aantal specifieke vragen. Deonderzoeksvragen die in het eerste deel van het plangebied een rol speelden en die nu, waarmogelijk, vervolgd en aangevuld worden zijn:

- Wat is de constructie en ruimtelijke indeling van de voormalige touwslagerijen?- Wat zijn de aanwijzingen in de aan te treffen vondstcomplexen voor de voedselvoorziening en

de materiële cultuur van de bewoners en in hoeverre weerspiegelen zich hierin hun sociaal economische achtergrond en de handelsnetwerken van de stad?

- Wat zijn de toegepaste bouwtechnieken?

De vragen die daarnaast vooral in het tweede deel van het plangebied van belang zijn, omdat zichhier een aantal specifieke structuren (huizen, tuinen, gracht) bevinden, zijn:

- Wat is de aard van de 17e-eeuwse en latere bewoning in de te verwachten huizenresten?- Wat is de constructie van de beschoeiing(en) van de voormalige gracht langs de

Ossemannetjes?- Welke tuinhistorische gegevens zijn er te verkrijgen over de achter de woonhuizen gelegen

tuinen?

In het kader van de vraag over de voedselvoorziening en de materiële cultuur zijn zowel degrachtvulling als de putten en kuilen bij de huizen van bijzonder belang, evenals de vondsten uitde ophogingslagen. Verder is op basis van het eerste onderzoek duidelijk geworden dat van het verkavelingspatroonvan vóór 1593 belangwekkende sporen in de bodem van het plangebied aanwezig zijn. Hiervandienen ligging, datering en vulling nader te worden onderzocht voor zover zij in het plangebiedbinnen de te ontgraven diepte worden aangetroffen.

1.4 Opzet van het rapportDit rapport betreft een standaardrapport zoals genoemd in de Kwaliteitsnorm NederlandseArcheologie (KNA 2.2 -specificatie OS15). In dit rapport worden de resultaten van het onderzoekgepresenteerd, waarna de eerste conclusies volgen. Indien nodig kan altijd worden teruggegre-pen op de basisgegevens die op een CD-rom zijn gezet. Deze CD bevindt zich achterin dit rap-port.Na de samenvatting en dit inleidende hoofdstuk volgt een omschrijving van de onderzoeksmetho-den in hoofdstuk 2. Vervolgens zullen de verschillende deelonderzoeken aan de orde komen. Deauteurs staan telkens bij de betreffende hoofdstukken vermeld. Het rapport wordt afgesloten meteen synthese.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

7

3 Alders 2005; PvE nummer 05PO14.

Page 9: Enkuizen De Baan (fase 2)

2 Methoden

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 2.2(2005) en het PvE.4

Nadat de opstallen tot op het maaiveld waren afgebroken is de sloop van de funderingen archeo-logische begeleid.

Tijdens de opgraving zijn negen werkputten aangelegd die een breedte hadden van tussen de 3en 22 m en een lengte van tussen de 12 en 43 m. De vlakken zijn machinaal aangelegd. Een com-plicerende factor was dat de ondergrond door overvloedige regenval was verzadigd met hemelwa-4 Alders 2005, PvE nummer 05PO14.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

8

Venu

120

118

Oss

eman

netje

s

2

Weth. Stapelstraat

N. Boerenvaart

Verle

ngde

Nan

neG

root

stra

at

147700 147725 147750

5240

5052

4075

5241

0052

4125

NNNNNNNNN

25m0

Enkhuizen - De Baan

WerkputtenoverzichtLegenda

Vlak 1

Vlak 2

werkput 4

werkput 6

werkput 5

werkput 3

werkput 2

werkput 8

werkput 1

werkput 7

werkput 9

GB

05/0

9/20

06

profiel B

profiel A

Afb. 2.1

Page 10: Enkuizen De Baan (fase 2)

9

Afb. 2.2

Page 11: Enkuizen De Baan (fase 2)

ter. Hierdoor kon de kraan, ter hoogte van de reeds bij de sloop uitgegraven gedeelten, niet in debeoogde werkput staan. In plaats daarvan moest deze vanaf het middenterrein, op rijplatenstaand, in de werkput reiken. Dit beperkte de reikwijdte en mogelijkheden aanzienlijk.Omdat de sloopwerkzaamheden minder snel gingen dan gepland moest in de zuidwesthoek vande opgraving worden begonnen. Bij de aanleg van deze werkput (werkput 1) werd de aanwezig-heid van een vervuiling geconstateerd. De werkzaamheden moesten daarom worden gestaakt. Naeen korte onderbreking in het veldwerk, waarin de sloop is voltooid, is verder gegaan met werk-put 2. De volgorde van de werkputten volgde de omtrek van het trapeziumvormige terrein.

Om de gaafheid van de archeologische sporen in het middelste gedeelte van het plangebied tekunnen bepalen en eventuele tussentijdse aanpassingen in de opgravingsstrategie mogelijk temaken is in overleg met de deskundige namens het bevoegd gezag besloten om eerst een proef-sleuf aan te leggen. Deze sleuf is aangelegd vanaf werkput 5 en liep diagonaal over het terrein. Indeze sleuf werd direct duidelijk dat zich hier uitbraaksporen van bakstenen gebouwen bevonden.Bij de toekomstige bouwwerkzaamheden zouden deze sporen echter niet worden verstoord, zodatis besloten om het middenterrein verder ongemoeid te laten. Om versnippering van het verkregenbeeld te voorkomen is besloten om de proefsleuf aan te laten sluiten op zowel werkput 4 als 5.Daarom is de sleuf uitgebreid tot een zelfstandige werkput (werkput 6). Gezien het feit dat zowel werkput 1 als de hier uit afkomstige vervuilde grond ongemoeid diendete blijven is werkput 7 ten oosten van deze stort aangelegd. Omdat in deze werkput ook al relatiefsnel een vervuiling werd geconstateerd, zijn hier alleen de meest in het oog springende sporeningemeten en enkele oppervlaktevondsten verzameld. Er is geen aansluiting gevonden op werkput8 omdat zich ter plekke een recente betonnen bezinkput bevond.De reden voor de relatief grote omvang van werkput 8, ten opzichte van die van de andere werk-putten, was gelegen in de wens om uitspraken te kunnen doen over de aard van de 17e-eeuwseen latere bewoning in de verwachte huizenresten langs de Noorderboerenvaart. In deze werkputis namelijk getracht om water-, beer- of afvalputten met vondstmateriaal op te sporen en te ber-gen. Omdat deze fenomenen buiten beeld bleven, is nog een extra noordelijke uitbreidinggemaakt (werkput 9), maar ook deze leverde niet het beoogde resultaat.

Tijdens de aanleg van het vlak zijn vondsten per grondspoor verzameld. Grondsporen zijn directingekrast. De vlakken en de stort zijn met behulp van een metaaldetector onderzocht. Vervolgensis het vlak en ieder spoor daarin gefotografeerd en digitaal schaal 1:1 ingemeten met behulp vaneen robotic total station. De vlakken zijn gefotografeerd en er zijn tevens detailfoto’s van structu-ren gemaakt.Een groot deel van de ondergrond van het plangebied bleek recent te zijn verstoord. Dit is metname veroorzaakt door de aanleg van kruipruimten onder de woningen. De grondsporen zijnveelal pas aangetroffen op een niveau dat zich direct onder de maximaal te verstoren dieptebevond. Hierdoor is voornamelijk vondstmateriaal uit het vlak verzameld en is er slechts selectiefgecoupeerd. Ter hoogte van de werkputten 1, 2 en 8 waren eertijds de voortuintjes van de wonin-gen gelegen en op deze locatie zijn op een hoger niveau grondsporen en fragmentarisch bewaardgebleven muren en vloeren aangetroffen. De coupes en profielen zijn gefotografeerd en handmatig getekend op schaal 1:20. De relevantegrondsporen zijn bemonsterd voor archeobotanisch en archeozoölogisch onderzoek. Ter hoogte van de huizen aan de zuidzijde van het onderzoeksterrein (ter hoogte van de werkput-ten 2 en 8 en aan de westzijde van werkput 2) zijn profielen aangelegd. Deze profielwanden zijngefotografeerd en getekend (op schaal 1:20) en beschreven.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

11

Page 12: Enkuizen De Baan (fase 2)

3 Resultaten

3.1 Fysisch geografisch onderzoekBij het door de drassigheid van het terrein in de ondergrond wegzakken van de kraan bood al opde eerste dag een onverwachte kans tot het doen van waarnemingen onder het niveau waaropzou worden ontgraven. In het rupsspoor kon de stratigrafie tot in de natuurlijke ondergrond wor-den bestudeerd. Van onder naar boven bestaat deze uit een blauwgrijze zandige zavel met daaropeen laag kleiig veen. Deze laatste laag is naar boven toe veraard. Met name in werkput 5 kondeze laag goed in het vlak worden bestudeerd en hierin zijn diverse met klei opgevulde krimp-scheuren waargenomen. Het gaat hier om het oorspronkelijke oppervlak dat vooraf gaat aan deophoging van het terrein. Ook uit het hierna nog te presenteren botanisch onderzoek blijkt dat ditoppervlak in sterke mate is geoxideerd.

3.2 Sporen en structurenOp basis van de opgravingsresultaten van zowel opgravingsfase 1 als opgravingsfase 2 kan debewoningsgeschiedenis van het gebied in vier perioden worden ingedeeld. Hieronder worden de belangrijkste in fase 2 aangetroffen structuren per periode beschreven. Dehierbij behorende structurenkaart en periodekaarten zijn achterin het rapport opgenomen en alsbijlage op cd-rom meegeleverd (afb. 3.1 tot en met 3.5).

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

12

Afb. 3.6 Links: overzicht sloten SL04 en SL05 in het vlak,gezien richting noordoost. Rechts: coupe door sloot SL03,gezien richting zuidwest.

Page 13: Enkuizen De Baan (fase 2)

3.2.1 Periode I: de periode vóór de stadsuitbreiding

Voor wat betreft de periode voorafgaande aan de herinrichting van dit gebied zijn geen aanvul-lende gegevens verkregen. Alleen de aangetroffen veraarde top van het veen representeert hettoenmalige oppervlak. In de eerste fase van het onderzoek is een noordzuid georiënteerde slootaangetroffen die tot deze oudste periode kan worden gerekend.

3.2.2 Periode II: de stadsuitbreiding

De tijdens het onderzoek in het westelijke deel van het plangebied waargenomen laag relatiefschone klei met resten baksteen, mortel en dakpanpuin is in dit deel van het plangebied over vrij-wel het gehele oppervlak aangetroffen (LG01). Bij de aanleg van het vlak zijn ook enkele oostwestgeoriënteerde kleibanen aangetroffen (SL03, SL04 en SL05). In eerste instantie werden deze alsdijkjes geïnterpreteerd. Het leek er op dat men met behulp hiervan vakken had uitgezet waarbin-nen het terrein werd opgehoogd. Om deze hypothese te toetsen zijn selectief enkele coupes overdeze sporen gezet. Hierbij bleek het tegenovergestelde het geval te zijn. Het bleek te gaan omgegraven waterlopen die waarschijnlijk zijn aangelegd om het gebied te draineren (afb. 3.6). Integenstelling tot de eerste opgravingsfase zijn geen kleiwinningskuilen aangetroffen.Aan de noordwestzijde van het terrein is een liggende vlechtwerkconstructie gevonden (VW01).Het vlechtwerk lag op het veen en werd afgedekt door laag LG01. Het is niet bekend waarvoordeze constructie heeft gediend, maar wellicht kan deze worden geïnterpreteerd als een werkplat-form of rijpad dat ten behoeve van de ophoging van dit drassige gebied werd gebruikt (afb. 3.7).

GrachtAan de oostzijde van het terrein is een noord-zuid georiënteerde gracht (GA01) gevonden. Aan dewestzijde van dit fenomeen zijn twee beschoeiingen aangetroffen (BES01 en BES02). Deze verte-genwoordigen enkele fasen binnen het bestaan van deze gegraven waterloop. In de meest weste-lijk gelegen, en vermoedelijk oudste, beschoeiing (BES01) zijn twee verschillendebeschoeiingswijzen aangetroffen. De eerste bestaat uit vlechtwerk (VW02) en de tweede uit hori-zontaal op zijn kant geplaatste planken die op hun plaats worden gehouden door rechthoekigepaaltjes (RPL01). Het hout was echter niet geschikt voor dendrochronologisch onderzoek zodatover de datering van deze beschoeiingsfasen geen uitsluitsel kon worden verkregen. Uit de kaartvan Waghenaer blijkt dat deze gracht in 1598 reeds bestond (afb. 9.2).

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

13

Afb. 3.7 De vlechtwerkconstructieVW01.

Page 14: Enkuizen De Baan (fase 2)

BrugIn februari 2005 is de riolering langs de Noorderboerenvaart vervangen. Eén van de bewoners vande nu gesloopte woningen zag vanuit zijn woonkamer dat een zware bakstenen fundering werduitgegraven en afgevoerd (zie afb. 3.8). Op basis van deze waarneming en de op tekening vastge-legde locatie van de vernieuwde rioolput kon de oorspronkelijk locatie van dit metselwerk worden

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

14

Afb. 3.8 De brugfundering wordtafgevoerd (foto: D. Louwerman,Enkhuizen).

Afb. 3.9 Eén van de uitgetrokken fun-deringspalen van het bruggenhoofdBR01.

Page 15: Enkuizen De Baan (fase 2)

15Afb. 3.10 Profielen (voor

locatie zie afb. 2.1).

Page 16: Enkuizen De Baan (fase 2)

bepaald en gekoppeld aan de vondst van twee zware houten palen in de zuidoosthoek van werk-put 2 (BR01). De kaart van Blaeu uit 1649 brengt ons verder met de interpretatie van dit fenomeen. Deze beeldtnamelijk op deze locatie een brug af die de gracht ter hoogte van de Ossemannetjes overspant.Het gaat hier dus om een bruggenhoofd dat op palen is gefundeerd. Het hout is opgestuurd voor dendrochronologisch onderzoek, maar de stukken leverden helaasgeen datering op. Wel kon de gebruikte houtsoort worden bepaald. Het gaat in beide gevallen omgrove den (Pinus sylvestris).5 Het is niet uitgesloten dat deze brugdelen tot periode II behoren.

3.2.3 Periode III: de ingebruikname van het terrein

TouwbanenBij de eerste ophogingsactiviteiten is een laag klei op het terrein aangebracht (LG01). Aan dewestzijde van het onderzoeksgebied zijn bij de eerste opgravingsfase enkele kuilen aangetroffenwaar men mogelijk deze klei uit heeft betrokken.De oudste restanten van de touwbanen bestaan uit rijen van zware ingeslagen houten palen. Deuitkomsten van het dendrochronologisch onderzoek van de eerste opgravingsfase heeft uitgewe-zen dat de touwbanen hier al reeds vanaf circa 1598 kunnen hebben gestaan. De jongste dateringvalt in het jaar 1676.6 De palenrijen stonden op langwerpige percelen die werden begrensd doorsloten die veelal met palen en planken waren beschoeid. In de tweede opgravingsfase zijn tweesloten aangetroffen (SL01 en SL02). Sloot SL01 was met houten planken beschoeid. Deze gegra-ven waterlopen werden in het eerste kwart van de 17e eeuw gedempt. Het algemene beeld op basis van het vondstmateriaal is dat de ophoging en inrichting van hetoostelijk gelegen deel van het plangebied later op gang is gekomen dan het westelijk gelegengedeelte. Dit lijkt voornamelijk pas vanaf het tweede kwart van de 17e eeuw te hebben plaatsge-vonden. In de profielen aan de zuidzijde van het terrein was te zien dat hier enkele ophogingsla-gen vanaf de Noorderboerenvaart in noordelijke richting zijn gestort (afb. 3.10). In denoordoostelijke hoek van het terrein was te zien dat men ook de andere oneffenheden in het ter-rein heeft opgevuld met afval. Deze stortplekken kenmerken zich door de aanwezigheid van rood-bruine turfas en aardewerk. Met name aan de oostzijde van het terrein zijn veel van dit soortafvalplekken aangetroffen (onder andere LG02, LG03 en LG04). De beperkte omvang en de veelalafgeronde vorm in het vlak van deze sporen wijzen er op dat het hier gaat om karrenvrachten. Delocale afvalconcentraties zijn wellicht afkomstig uit de nabij gelegen buurten.

3.2.4 Periode IV: verdere invulling van het terrein en de verstening van de touwbanen

De in de huidige opgraving aangetroffen restanten maken deel uit van de meest oostelijk gelegentouwbanen. De nu aangetroffen sporen bestaan uit uitbraaksleuven van muren (MU01, MU02 enMU03), een rij bakstenen poeren (RPOER01), muurfunderingen (MR01 en MR02), een slietenfun-dering (RPA01), puinkuilen (PKL01 t/m PKL07), een vloer of straatje (VR02) en enkele tientallenverspreid liggende ingeslagen paaltjes.

TouwbanenIn werkput 1 zijn enkele haaks op elkaar staande bakstenen funderingen aangetroffen. MuurMR01 had een noordwest-zuidoostelijke oriëntatie en muur MR02 was noordoost-zuidwestgeoriënteerd. Deze fragmenten muurwerk waren op staal (dus niet op palen) gefundeerd. Te zienwas dat deze structuren sterk verzakt waren onder invloed van het gewicht en de slappe onder-grond.

In dezelfde werkput is een rij van onregelmatig geplaatste paaltjes aangetroffen. Deze haddeneen noordoost-zuidwestelijke oriëntatie, waren in doorsnede rond en vierkant en hadden eendoorsnede van circa 5 cm. In fase 1 van de opgraving zijn ook dergelijke concentraties van paal-tjes aangetroffen. Ook deze paaltjes vormden rijen. Op een hoger niveau zijn bovendien uitbraak-sleuven gezien. Het betreffen hier dus slieten die ter fundering van bakstenen muren hebbengediend. In werkput 6 zijn twee uitbraaksleuven van muren gevonden (MU02 en MU03). Deze sporen over-lappen elkaar. De jongste uitbraaksleuf (MU03) lijkt door te lopen in werkput 7 en mogelijk ooknog in werkput 1 (als puinkuil PKL05). In de werkputten 4, 5 en 7 kon ook de aanwezigheid vaneen uitbraaksleuf van een muur worden vastgesteld (MU01). Op een dieper niveau zijn hierinbrokken muurwerk gevonden die waren hergebruikt als poeren (RPOER01).

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

17

5 Hanraets 2005.6 Van den Berg 2004, bijlage 19.

Page 17: Enkuizen De Baan (fase 2)

Vloertje of straatjeIn werkput 5 is een bakstenen vloertje of straatje aangetroffen (VR02). Deze structuur ligt aan deoostzijde van de muuruitbraak/poerenrij MU02/RPOER01 en ter hoogte van de gedempte slootSL01. Aan de oostzijde is het beeld onvolledig vanwege de aanwezigheid van een recente versto-ring. De bakstenen (IJsselsteentjes) lagen noord-zuid georiënteerd en waren niet in verbandgelegd. Aan de noord- en zuidzijde waren de stenen gedeeltelijk opgesloten door middel van bak-stenen met een oriëntatie van oost naar west. De aanwezigheid van in totaal drie lagen baksteenis vastgesteld. De noodzaak tot deze ophoging is waarschijnlijk ingegeven door het nazakken vande opgevulde sloot.

SchuttingAan de oostzijde van muuruitbraak (MU03) in werkput 6, is een noordoost-zuidwest georiën-teerde rij van zes houten paaltjes gedocumenteerd (RPA01). Deze palen waren in doorsnede vier-kant, aan de onderzijde aangepunt en om de circa 1,20 m geplaatst. Het lijkt hier te gaan om derestanten van een schutting of hekwerk. Op de kaart van Johannes Blaeu uit 1649 staat ook eenhouten afscheiding afgebeeld, maar het is niet met zekerheid te zeggen of het hier dezelfde struc-tuur betreft.

Palen en ‘piketten’Verspreid liggend over de werkputten 5 en 7 zijn enkele tientallen houten paaltjes met een maxi-male doorsnede van circa 5 cm aangetroffen (afb. 3.11 links). Het gaat hier in de meeste gevallenom naaldhout. In doorsnede waren zij veelal vierkant of rechthoekig. Deze licht uitgevoerde paal-tjes laten zich nog wel het best omschrijven als ‘piketten’. Deze houtjes lijken niet gestructureerdte zijn geplaatst. Hun aanwezigheid beperkt zich tot het westelijk deel van de opgraving.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

18

Afb. 3.11 Het vloertje of straatje VR02,gezien richting het noorden.

Page 18: Enkuizen De Baan (fase 2)

Aangezien de touwbanen zich ook tot dit deel van het terrein hebben uitgestrekt lijkt een verbandhiermee te kunnen worden gelegd. Welke specifieke functie het pikethout heeft vervuld blijft ech-ter onduidelijk.

Huizen Op de hoek van de Noorderboerenvaart en de Ossemannetjes zijn de restanten van huizengevonden. Deze bestaan uit bakstenen funderingen (MR03 t/m MR07), uitbraaksleuven (MU04t/m MU10), een puinkuil (PKL08) en een tegelvloer (VR01). Het is niet mogelijk om op basis vandeze resten individuele huisomtrekken te traceren. De huizen waren over het algemeen op staal gefundeerd (zonder heipalen). De funderingenwaren vervaardigd uit hergebruikte bakstenen. In één fundament (muur MR09) waren daarnaastook enkele stukken natuursteen verwerkt (vnr. 148). Het betreft drie afgeronde keien van vuur-steen, kwartsiet en graniet.7 Deze stenen zijn, gezien hun vorm en soortensamenstelling, waar-schijnlijk afkomstig uit een stuwwal.8 De stuwwal die hier qua afstand het meest voor inaanmerking komt is die van Wieringen. Het is, gezien het maritieme verleden van de stad, nietonaannemelijk dat het hier gaat om keien die eertijds zijn gebruikt als ballaststenen in het ruimvan schepen.Binnen één van deze gebouwen is een rechthoekig kuil met een vulling van mortelpuin aange-troffen (PKL08). Het betreft hier waarschijnlijk de locatie van een op baksteen gefundeerde dub-bele haard. Op één locatie is een klein restant van een plavuizenvloer gevonden (VR01).

Het is niet mogelijk om op basis van deze fragmentarisch overgeleverde resten huisplattegrondente reconstrueren. Johannes Blaeu beeldt op zijn stadplattegrond uit 1649 een viertal huizen opdeze locatie af (afb. 9.3). Het meest oostelijk gelegen huis is vrijwel direct aan de gracht langs deOssemannetjes gelegen (GA01). Uit de analyse van het hierna nog te bespreken aardewerkcomplex uit een ophogingslaag (LG03),die stratigrafisch gezien ouder is, kan de aanleg van de huizen na circa 1620 worden gesteld. Erzijn weinig aanwijzingen voor een ander gebruik van deze gebouwen dan die als woonhuis.Slechts op één locatie is een plek teer gevonden die kan wijzen op ambachtelijk activiteiten. Hetis echter niet uit te sluiten dat deze vondst een recente vervuiling is.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

19

7 Determinatie: E.A.K. Kars (natuur-steenspecialist ADCArcheoProjecten).

8 Mondelinge mededeling E.A.K. Kars(natuursteenspecialist ADCArcheoProjecten).

Afb. 3.12 Plavuizenvloer VR01.

Page 19: Enkuizen De Baan (fase 2)

Put Gedurende de opgraving is speciale aandacht uitgegaan naar het opsporen van waterputtenen/of beer- of afvalputten. Daarbij is alleen in werkput 2 een houten structuur gevonden (PUT01).Deze constructie bestond uit deels op hun kant geplaatste planken en deels horizontaal gelegdeplanken. Wellicht betreft het hier een waterput. Hierbij moet wel de kanttekening geplaatst wor-den dat het fenomeen niet erg diep reikte en er geen duidelijk putfilter (schelpen, zand) is aange-troffen. Het lijkt hier niet te handelen om een beerput aangezien geen beervulling iswaargenomen. Dit wijkt af van het beeld dat is ontstaan op basis van de opgraving van het wes-telijk deel van het plangebied. Hier zijn wel beer- of waterputten gevonden. Wellicht deponeerdende bewoners van de huizen in het westelijk deel hun afval in de gracht. Van deze structuur is éénplank bemonsterd ten behoeve van dendrochronologisch onderzoek. De analyse leverde echtergeen datering op. De gebruikte houtsoort kon wel worden bepaald. Het gaat om grove den (Pinussylvestris).9

DierbegravingenIn werkput 2 zijn twee grondsporen gevonden die grotendeels waren opgevuld met kalk (DIG01en DIG02). Omdat in het vlak te zien was dat één van deze kalkvlekken dierlijk botmateriaalbevatte ging de gedachte al snel uit naar dierlijke begravingen. Wellicht dat het hier gaat omzogenaamde krenggraven waarin runderen zijn bijgezet die aan een besmettelijke ziekte zijn over-leden. Deze graven werden veelal, om besmetting te voorkomen, afgedekt met ongebluste kalk.Omdat de maximaal te ontgraven diepte op deze locatie was bereikt en om elk risico dienaan-gaande uit te sluiten, is besloten deze sporen niet af te werken.

3.2.5 Periode V: de bewoning en industrie verdwijnen

Op de kadastrale kaart van 1832 staat ter hoogte van de touwbanen slechts één gebouw afge-beeld. In de zuidoosthoek zijn ook nog enkele panden afgebeeld (afb. 9.5). De jongste aardewerk-vondst uit een structuur die met deze laatste fase kan worden geassocieerd betreft een fragmentvan een zogenaamde bitterwaterkruik uit een nazakking op sloot SL01. Het gaat hier om een opde draaischijf gevormd exemplaar dat derhalve dateert vóór 1879 toen de machinale pers bij hetproductieproces werd geïntroduceerd. Het terrein werd na de sloop van de opstallen in de tweede helft van de 19e eeuw onder anderegebruikt door een zadenhandel (afb. 10.2) totdat er in de jaren ’60 van de vorige eeuw apparte-menten op de locatie werden gebouwd. 9 Hanraets 2005.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

20

Afb. 3.13 Het plankenputje PUT01.

Page 20: Enkuizen De Baan (fase 2)

4 Het aardewerk uit de opgraving - N.L. Jaspers & S. Ostkamp

4.1 InleidingTijdens de opgraving bleek dat er een relatief grote hoeveelheid vondstmateriaal op het terreinaanwezig was. Omdat deze vondsten in veel gevallen niet aan duidelijke contexten waren te rela-teren, is er voor gekozen het vondstmateriaal selectief te verzamelen. Daarbij is vooral gelet opdiagnostische vondsten: relatief complete objecten of goed te dateren, zeldzaam, exotisch ofanderszins opvallend materiaal. Hoewel deze vondsten zonder meer hun eigen informatievewaarde hebben, is een statistische analyse ervan weinig zinvol. Om toch inzicht te verkrijgen in deonderlinge verhoudingen waarin de verschillende baksels voorkomen, is van één vondstrijkeafvallaag (LG03), bij wijze van steekproef, al het materiaal verzameld (vondstnummer 131). Ditmateriaal is niet alleen uitvoerig beschreven, maar ook gekwantificeerd. Een deel van het selectiefverzamelde vondstmateriaal betreft vondsten uit de opgraving. Een ander gedeelte is na afloopvan de opgraving tijdens het bouwrijp maken van het terrein door amateurs verzameld en doorhen aan ADC ArcheoProjecten overgedragen.10 Het gaat hierbij vooral om importmateriaal. Omdatde aanwezigheid van dit materiaal informatie verschaft over de positie van Enkhuizen binnen detoenmalige internationale handelsnetwerken is besloten ook deze vondsten in dit rapport op tenemen.

Het Deventer-systeemOm de vondsten die tijdens de opgraving in Enkhuizen zijn verzameld te kunnen vergelijken metvondsten die elders in ons land tevoorschijn kwamen en nog zullen komen, is het noodzakelijk datze typologisch op een standaard wijze worden ingedeeld en beschreven. Om tot een dergelijkestandaard te komen, is in 1989 het zogenaamde ‘Deventer-systeem’ geïntroduceerd.11 De doelstel-lingen van dit systeem zijn meervoudig. Enerzijds kunnen met behulp van dit instrument op eensnelle en eenvoudige wijze laat- en postmiddeleeuwse voorwerpen van glas en keramiek wordeningedeeld en beschreven. Anderzijds ontstaat door deze manier van werken gaandeweg eensteeds groter wordende referentiecollectie voor de beschrijving van vondstgroepen uit degenoemde periodes. Daarnaast kan op basis van de aan dit systeem gekoppelde inventarislijstenvan de beschreven vondstgroepen statistisch onderzoek worden verricht naar het bij de diversesociale lagen behorende aardewerken en glazen bestanddeel van het huisraad. Zo kunnen bij-voorbeeld regionale verschillen in kaart worden gebracht. Op dit moment bestaat al een aanzien-lijke reeks van aan deze standaard gekoppelde publicaties.12

De classificatie van aardewerk en glas met behulp van het Deventer-systeem volgt een vast stra-mien. Eerst worden de keramiek- en glasvondsten per vondstcontext naar de daarin voorkomendebaksels/materiaalsoorten uitgesplitst. Vervolgens worden per baksel of materiaalsoort (glas) codestoegekend aan de individuele objecten. Op basis hiervan wordt een tellijst van het minimum aan-tal exemplaren (MAE) samengesteld of een vindt een schatting van het aantal potindividuenplaats op basis van de bewaard gebleven randpercentages (Estimated Vessel Equivalents of kort-weg EVE’s). In Enkhuizen is voor vondstnummer 131 gewerkt volgens de laatste methode. De ove-rige vondsten zijn alleen beschreven volgens de standaard van het Deventer-systeem. Ze zijn omeerder uiteengezette redenen niet gekwantificeerd. De aan de verschillende voorwerpen toegekende codes bestaan uit de drie volgende elementen:het baksel of de materiaalsoort, het soort voorwerp en het op dat specifieke model betrekkinghebbende typenummer. Zo krijgt een pispot van roodbakkend aardewerk de codering: r(oodbak-kend aardewerk)-pis(pot)-, gevolgd door een typenummer (bijv. r-pis-5). Dit typenummer is uniekvoor een bepaalde vorm. Wanneer een model nog niet eerder is beschreven, krijgt het een nieuwtypenummer dat vervolgens in een centraal bestand wordt opgenomen.13 Door middel van de aande voorwerpen toegekende codes kunnen deze vergeleken worden met soortgelijke objecten dieeerder binnen het Deventer-systeem zijn gepubliceerd. Naast de inventarislijst is een representa-tieve selectie van (archeologisch) complete voorwerpen en bijzondere fragmenten opgenomen inde catalogus, die eveneens een standaard indeling heeft.

Enkhuizen als handelscentrumDe gunstige ligging aan de Zuiderzee maakte Enkhuizen tot een geschikte haven voor zowel dekoopvaardij als de visserij. In de 16e- en 17e- eeuw onderhield Enkhuizen handelscontacten metalle uithoeken van destijds bekende wereld. Helaas bevat het overgeleverde historische bronnen-materiaal over de internationale handelsbetrekkingen van Enkhuizen in deze periode grote hiaten.Doordat de ‘Sonttolregisters’ bewaard zijn gebleven, zijn vooral de statistische gegevens metbetrekking tot de Oostzeevaart goed vertegenwoordigd. De archieven van de V.O.C. bieden daar-naast inzicht in de handel op Azië. Voor informatie over de handel tussen Enkhuizen en Engeland,

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

21

10 De vinders toonden ons tevensenkele vondsten die ze in eigenbezit hielden. Deze vondsten wor-den echter wel in de tekst bespro-ken en afgebeeld. De elders in detekst besproken fragmenten vaneen Iznik bord en een openge-werkte Compendiario fruitschaalzijn door de vinder geschonken aanDe Stichting Het NederlandseGebruiksvoorwerp in Rotterdam.

11 Clevis & Kottman 1989.12 De aan deze standaard gekoppelde

publicaties die tot nog toe versche-nen zijn: Bartels 1999; Bartels,Clevis & Zeiler 1993; Barwasser &Smit 1997; Bastiaan 2004; Van denBerg, Ostkamp & Veen 2003; Bitter1995; Bitter e.a. 1997a; Bitter e.a.1997b; Bottelier 2004; Bult 1995;Carmiggelt & Van Veen 1995; Clevis2001; Clevis 2006; Clevis & Kleij1990; Clevis & Klomp 2004a; Clevis& Klomp 2004b; Clevis & Kottman1989; Clevis & Smit 1990; Clevis &Thijssen 1989; Dijkstra & Ostkamp2006; Van Dierendonk & Hendrikse2004; Griffioen & Ostkamp 2006;Groothedde 2003; Groothedde &Bartels 2000; Groothedde & Henkes2003; Hulst 2006; Jacobs 1994;Jacobs 1995; Jacobs 1997; Jacobs,Olthof & Pavlovic 2000; Jacobs,Poldermans & Van der Zon (red.)2002; Jacobs & Van Veen 1996;Kaneda 2006; Kleij 1995; Klomp2003; Klomp 2004; Kottman 1992a;Kottman 1992b; Kottman 1997;Kottman 2005; Kottman 2006;Krauwer & Snieder (red.) 1994;Ostkamp 1998a; Ostkamp 1998b;Ostkamp (red.) 1999; Ostkamp2002; Ostkamp 2003a; Ostkamp2003b; Ostkamp 2004a; Ostkamp2004b; Ostkamp 2004c; Ostkamp2004d; Ostkamp 2005a: Ostkamp2005b; Ostkamp 2006a; Ostkamp2006b; Ostkamp, Roedema & VanWilgen 2001; Schabbink & Ostkamp2005; Thijssen (red.) 1991;Verhoeven & Brinkemper (red.)2001; Vermeulen 2002; Vreenegoor& Kuipers (red.) 1996; Weber 2006a;Weber 2006b; Weber & Hulst 2006.

13 De centrale database achter hetDeventer-systeem wordt beheerddoor de Stichting PromotieArcheologie (SPA) in Zwolle.

Page 21: Enkuizen De Baan (fase 2)

Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië en de Levant moeten we echter het met veel minder stellen. Inhet Enkhuizer last- en veilgeldregister is weliswaar informatie te vinden over de goederenstromenmet laatstgenoemde landen, maar dan alleen voor een bijzonder korte periode (november 1643 toten met december 1645). Hetzelfde gebrek aan informatie geldt voor de handelscontacten metAfrika en de Nieuwe Wereld.

Uit de Sonttolregisters blijkt dat Enkhuizen samen met de andere West-Friese steden vóór 1600het grootste deel van de scheepvaart op het Oostzeegebied voor zijn rekening nam. Na 1600 werddeze handel meer en meer door Amsterdam overgenomen. De historicus R. Willemsen heeft dedemografische ontwikkeling van Enkhuizen gereconstrueerd (afb. 4.1).14 Hieruit blijkt dat de snel-ste stijging van het inwonertal plaatsvond in de periode tussen 1560 en 1620. Enkele decennia na1600 zet een daling van het aantal inwoners in. Deze zou voortduren tot circa 1875. In tweedehelft van de 16e- en de eerste decennia van de 17e eeuw heeft Enkhuizen dus een periode vangrote economische bloei doorgemaakt. Dit beeld wordt bevestigd door het in het Enkhuizerbodemarchief aanwezige vondstmateriaal. Daar waar historische bronnen nagenoeg zwijgen overde contacten tussen Enkhuizen en de overzeese gebieden in deze bloeiperiode, levert archeologi-sche vondstmateriaal een waardevolle aanvulling op ons beeld van zowel de toenmalige handels-contacten van de stad alswel de materiële cultuur van zijn inwoners.15

4.2 Het aardewerk uit afvallaag LG03 In afvallaag LG03 (vondstnummer 131) zijn in totaal 394 scherven van gebruiksaardewerk gevon-den met een gezamenlijk gewicht van 14,4 kg. Het gemiddelde gewicht per scherf komt neer opbijna 40 gram, hetgeen duidt op een relatief goede conservering van het vondstmateriaal. Bijnacomplete vondsten ontbreken echter vrijwel geheel. De verhouding tussen de in de kuil aanwe-zige bakselsoorten op basis van het gewicht zijn weergegeven in afb. 4.2.

Het zal duidelijk zijn dat het leeuwendeel van het gebruiksaardewerk uit deze afvalplek bestaat uitroodbakkend aardewerk (67%). De in deze groep voorkomende vormen zijn bakpannen, borden,grapen, kommen en papkommen, pispotten, vuurstolpen en zalfpotten. De meeste objecten zijngeheel of gedeeltelijk voorzien van transparant loodglazuur. Een enkele keer is een groen getintloodglazuur (door toevoeging van koperoxide) aangebracht op een witte sliblaag. Onder het rood-bakkende aardewerk zijn zes voorwerpen met slibversiering. Deze zijn te rekenen tot het zoge-naamde Noord-Hollandse slibaardewerk. Van één zo’n bord bleef een scherf bewaard waarop hetjaartal 1599 is te lezen (r-bor-6, cat.nr. 3). Het fragment is een typische vondst voor de regioEnkhuizen. De cijfers op het bord zijn namelijk goed vergelijkbaar met andere jaartallen op scho-tels en drinkgerei uit de periode 1595-1600 die in Enkhuizen en omgeving zijn opgegraven.16 Dejaartallen zijn waarschijnlijk door dezelfde decorateur aangebracht. Mogelijk hebben we te makende producten van een in Enkhuizen gevestigde pottenbakker. Het witbakkende aardewerk neemt met een totaal van 15% een tweede plaats in. Het vormenscalais zeer in overeenstemming met met dat van het roodbakkende aardewerk. De aangetroffen vor-men bestaan uit bakpannen, grapen, kommen, koppen, testen en vuurstolpen. De voorwerpen zijnvoorzien van transparant geel en/of wederom groengekleurd loodglazuur. Al het rood- en witbak-

14 Willemsen 1988.15 Het hier gepresenteerde onderzoek

vormt een belangrijke aanvulling optwee eerdere artikelen waarin eengrote groep scherven uit de bodemvan Enkhuizen zijn besproken(Hijmersma 1977 en LunsingScheurleer 1977).

16 Mondelinge mededeling S. Venhuis.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

22

Afb. 4.1

Page 22: Enkuizen De Baan (fase 2)

kende aardewerk kan tussen 1550 en 1650 worden gedateerd. Het grootste deel zal lokaal zijngeproduceerd.De rest van het in Nederland geproduceerde materiaal bestaat uit gedecoreerde borden van tin-glazuur aardewerk. De beschildering is aangebracht op een dekkende laag, witte tinglazuur. Opéén scherf na, gaat het uitsluitend om fragmenten van majolica. Onder de decoraties op dit mate-riaal zijn onder meer het zogenaamde ‘schaakbord-motief’ en fruitstillevens. Er zijn zowel voorwer-pen met een monochroom blauwe als een polychrome beschildering. De majolicaschervendateren zonder uitzondering uit de late 16e en/of de vroege 17e eeuw. De enige afwijkende scherfvan Nederlands tinglazuur aardewerk is een fragment van een faience bord met een zogenaamde‘Wan-Li’ decoratie. Faience komt in Nederland pas voor vanaf circa 1620.17 Omdat er slechts éénscherf van deze bakselsoort uit de kuil tevoorschijn kwam, die tevens tot de jongste vondsten uitdit vondstcomplex is te rekenen, ligt een datering van de vondstgroep (kort) na dit jaartal voor dehand. Hierbij dient overigens nogmaals te worden benadrukt, dat toen zeker ook ouder afval in delaag is beland.

Het grootste deel van het importaardewerk uit deze vondstgroep is afkomstig uit Duitsland. Degroep Duitse importen kan worden onderverdeeld in twee subgroepen: slibversierd aardewerk uithet stroomgebied van de Weser en Werra in Noord-Duitsland en steengoed uit het Rijnland. HetWeser-aardewerk bestaat uit fragmenten van een beker (we-bek-2), enkele borden (we-bor-1),een grape (we-gra-), een kan (we-kan-) en een kom (we-kom-). De groep Werra aardewerkbevat naast borden (wa-bor-) ook een kan (wa-kan-). Het is bekend dat Werra aardewerk ook inEnkhuizen is geproduceerd.18 De kan betreft vrijwel zeker een Enkhuizer product. De term Werramoet dan ook als soortnaam worden opgevat zonder dat daar direct een herkomst aan kan wor-den gekoppeld. Alle gevonden steengoed scherven zijn afkomstig van kannen. Een deel daarvanis versierd met appliques in de vorm van eikenbladeren, narren, druiventrossen, rozetten enbaardmanmaskers. De steengoed kannen zijn afkomstig uit de productieplaatsen Siegburg (o.a.s2-kan-35, cat.nr. 2), Frechen en Keulen. Een baardmankruik uit Keulen of Frechen heeft op debuik een spreukband die luidt: ‘(GOTT) BIS MIR SVNDER (GNADIG)’ ofwel ‘God heb genade metmij zondaar’.Fragmenten van ten minste vijf faience borden hebben een donker blauwe beschildering op eenlicht blauwe ondergrond. Ze zijn afkomstig uit Italië. Vaatwerk met dit type decoratie is (onder

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

23

17 Baart 2003.18 Bruijn 1992.

Verhouding tussen bakselgroepen- Vondstnummer 131 -

WA2%

WF0%

S24%

WE6%

M4%

I2%

F0%

W15%

R67%

R (n=260/ 10.634,5 g.) - roodbakkend aardewerk

W (n=61/ 1.856,9 g.) - witbakkend aardewerk

S2 (n=14/ 611,6 g.) - steengoed met glazuur ofengobe

WF (n=1/ 78,9 g.) - witbakkend Frans aardewerk

WA (n=8/ 346,3 g.) - Werra of Enkhuizen

WE (n=23/ 519,9 g.) - Weser

M (n=17/ 199,7 g.) - majolica

I (n=9/ 114,8 g.) - Italiaans tinglazuuraardewerk

F (n=1/ 32,5 g.) - faience

Verhouding tussen bakselgroepen- Vondstnummer 131 -

WA2%

WF0%

S24%

WE6%

M4%

I2%

F0%

W15%

R67%

R (n=260/ 10.634,5 g.) - roodbakkend aardewerk

W (n=61/ 1.856,9 g.) - witbakkend aardewerk

S2 (n=14/ 611,6 g.) - steengoed met glazuur ofengobe

WF (n=1/ 78,9 g.) - witbakkend Frans aardewerk

WA (n=8/ 346,3 g.) - Werra of Enkhuizen

WE (n=23/ 519,9 g.) - Weser

M (n=17/ 199,7 g.) - majolica

I (n=9/ 114,8 g.) - Italiaans tinglazuuraardewerk

F (n=1/ 32,5 g.) - faience

Afb. 4.2

Page 23: Enkuizen De Baan (fase 2)

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

24

Dateringsrange aardewerk(excl. roodbakkend lokaal)

vondstnummer 131

1500 1525 1550 1575 1600 1625 1650 1675 1700 1725

1: i-bor-1? (IL)

2: i-bor-1? (IL)

3: i-bor (IL)

4: i-bor-3? (IL)

5: i-bor-1? (IL)

6: i- (IL)

7: m-bor (NL)

8: m-bor (NL)

9: m-bor (NL)

10: m-bor (NL)

11: m- (NL)

12: m- (NL)

13: m-bor (NL)

14: m-kan (NL)

15: m- (NL)

16: m-bor (NL)

17: m- (NL)

18: f-bor-1 (NL)

19: i-kom (IF)

20: r-bor (NH)

21: r-bor-6 (NH)

22: r-bor (NH)

23: r-bor (NH)

24: r-bor (NH)

25: r- (NH)

26: we-bek-2

27: we-bor-1 (WE)

28: we-kom (WE)

29: we-gra (WE)

30: we-kan (WE)

31: we- (WE)

32: we- (WE)

33: wa-bor (WA)

34: wa-bor (WA)

35: wa-kan (WA)

36: wa-bor-2

37: wa- (WA)

38: we-bor (WA)

39: wa-bor (WA)

40: wa-bor (WA)

41: wa-bor (WA)

42: wf-bor (BE)

43: s2-kan (KE)

44: s2-kan-35?

45: s2-kan (SB)

46: s2-kan (SB)

47: s2- (FR)

48: s2-kan (RY)

86: we- (WE)

volgnr: typecode(herkomst)

jaartal

Afb. 4.3 Dateringsrange van de aardewerktypen uit vondstnummer 131.

Page 24: Enkuizen De Baan (fase 2)

meer) vervaardigd in verschillende pottenbakkerscentra in Genua, of de nabijgelegen productie-plaatsen Savona en Albisola, alle in de huidige regio Ligurië. De borden zijn van de typen i-bor-1en i-bor-3. Dit zogenoemde ‘Ligurisch blauw’ is tussen 1575 en 1610 in grote hoeveelheden in(West-) Nederland ingevoerd. Naast deze blauwe faience is een fragment aanwezig van een vol-ledig witte faience kom (i-kom-). Deze kom is waarschijnlijk afkomstig uit een andere Italiaanseproductieplaats, mogelijk Faenza, maar het is ook in andere regio’s van Italië, Frankrijk (Lyon enNevers) en mogelijk ook in Nederland geproduceerd. Glazuur- en bakselanalyse kan hierover inde toekomst wellicht meer duidelijkheid verschaffen. De import van deze zogenaamde ‘Bianco diFaenza’, wat ook hier als soortnaam gelezen moet worden, lijkt wat langer te hebben doorgelopendan het Ligurische goed. Deze importstroom dateert grofweg van circa 1575 tot 1650.Een laatste import uit dit vondstcomplex betreft een scherf van een bord uit de Franse productie-plaats Beauvais. De kenmerken van dit materiaal worden later in dit hoofdstuk nader gespecifi-ceerd (zie 4.3.3).

4.3 Het overig vondstmateriaal uit de periode 1550-1650Het navolgende deel bespreekt het materiaal dat niet afkomstig is uit vondstnummer 131. Eenaantal van de bakselgroepen passeerden bij de beschrijving van dit vondstnummer al kort derevue, maar de productiecentra zullen hier uitgebreider worden beschreven. De reeds genoemdevondsten zullen hier niet opnieuw worden vermeld.

4.3.1 Herkomst De Republiek

Rood- en witbakkend aardewerkDe vormen in rood- en witbakkend aardewerk die op de rest van het terrein Enkhuizen – De Baanzijn aangetroffen zijn bakpannen, een bloempot, borden, deksels (o.a. w-dek-11, cat.nr. 5), grapen,een kan, kandelaars, kommen, koppen, een miniatuur bakpan en een miniatuur grape [w-min-,

cat.nr. 7), olielampen, pispotten, testen, vuurstol-pen en zalfpotjes. Sommige roodbakkende voor-werpen zijn versierd met een witte slib al danniet gecombineerd met een groen loodglazuur.Een grotendeels complete pispot is van het typer-pis-16 [cat.nr. 4). Hoewel dit type pispotten ingrote delen van Nederland voorkomt, valt hethier besproken exemplaar op door de manierwaarop het voorwerp is gemaakt. De rand vande pispot is apart gedraaid en in een later sta-dium aan de pot bevestigd. Dit terwijl deze pot-ten ‘normaal’ in één keer zijn gedraaid. Mogelijkprobeerde de pottenbakker op deze manier extrastevigheid aan het voorwerp te geven. Een ste-vige rand is dan ook geen overbodige luxe vooreen pispot. Immers, indien de rand het begaf ophet moment dat men het achterwerk op de potplaatste, moest men op de spreekwoordelijk bla-ren zitten!De witbakkende objecten zijn met geel en/ofmet groen loodglazuur bedekt. Het is zeer waar-schijnlijk dat het rood- en witbakkende aarde-werk door dezelfde pottenbakkers zijn gemaakt.Een aanwijzing hiervoor vormt een witbakkendebakpan waaraan een roodbakkende steel isgezet. We kennen dit gecombineerde gebruikvan rood- en witbakkende klei in één voorwerpook uit Alkmaar.19 De reconstrueerbare vormen

van rood- en witbakkend aardewerk sluiten goed aan bij datgene wat we ook van elders uit debodem van Noord-Holland kennen. Een opvallend verschijnsel is het grote aantal scherven vangroen geglazuurde, witbakkende vuurstolpen met appliques die vaker in de bodem van Enkhuizenworden aangetroffen.20 Ook onze opgraving vormt hierop geen uitzondering. Een fragment vaneen groen geglazuurd, uit de vrije hand geboetseerd figuurtje is vermoedelijk eveneens van zo’nvuurstolp afkomstig (afb. 4.3). Het stelt de naakte Eva voor die met vijgenblad haar geslacht bedekt. Ooit moet ze een op eensoortgelijke wijze geknede Adam hebben vergezeld. De figuurtjes waren op de vuurstolp ter

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

25

19 Bitter 1995.20 Eigen waarneming S. Ostkamp, zie

ook: Hijmersma 1977, 9. Zie vooreen compleet voorbeeld: Ostkamp2003, 124.

Afb. 4.4 Fragment vuurstolp, een uitde vrije hand geboetseerde Eva metvijgenblad (particuliere collectie).

Page 25: Enkuizen De Baan (fase 2)

weerszijden van het oor geplaatst of ze waren op de rechte achterplaat ervan bevestigd. Adam enEva stonden als eerste mensenpaar symbool voor het door God ingestelde huwelijk.21

MajolicaVrijwel alle verzamelde majolica scherven betreffen fragmenten van (ten minste 56) borden. Eenuitzondering hierop vormt een wijwatervaatje waarvan een scherf werd aangetroffen (m-wyw-1,cat.nr. 20). Dit in monochroom blauw beschilderde voorwerp is voorzien van een zogenaamd IHS-monogram, een rechtstreekse verwijzing naar zowel de naam als de kruisdood van Christus. Dehelft van alle majolica borden is monochroom beschilderd, de andere helft heeft een polychromedecoratie. De majolica is doorgaans van zeer eenvoudige makelij (cat.nrs. 16 en 19). Een uitzonde-ring hierop vormt een majolica bord waarvan het centrale deel is voorzien van een in klassiekestijl uitgedoste vrouw (cat.nr. 18).De vroegste majolicascherf uit de opgraving is te dateren tussen 1560 en 1590, terwijl het over-grote deel dateert uit de eerste helft van de 17e eeuw. Van de meerderheid van de borden bleef teweinig bewaard om een type te kunnen herleiden. Van de overige borden zijn er drie van het typem-bor-5 en één van het type m-bor-13. Een vierde bord heeft een voor Nederlandse majolica rela-tief zeldzame vorm Het betreft een imitatie van een Italiaanse plooischotel. 22 Door de rand van hetbord te golven, heeft men getracht zoveel mogelijk het uiterlijk van een plooischotel te benaderen(m-bor-12, cat.nr. 19). Zowel de vorm van het bord als de erop aangebrachte decoratie zijn recht-streeks aan zogenaamde ‘Crespina-schotels’, die onder meer in het Italiaanse Montelupo zijn ver-vaardigd en die op hun beurt weer gekopieerd zijn van eerdere voorbeelden uit Faenza.23 InNederland treffen we van dit type decor, tot dusverre, alleen de kopieën uit Montelupo aan. Vaneen dergelijk Italiaans product is tijdens het onderzoek eveneens een scherf aangetroffen (afb.4.5).

FaienceVan de in Nederland geproduceerde faience zijn ten minste 22 voorwerpen verzameld. Het zijnvoornamelijk borden (16 stuks). Hieronder zijn borden van de typen f-bor-1, f-bor-2 en f-bor-10.Verder zijn er fragmenten van twee kommen (f-kom-), een plooischotel (f-plo-2) en een zalfpotje(f-zal-) gevonden. Alle faience is in monochroom blauw beschilderd of geheel wit en is te daterenvanaf het tweede kwart van de 17e eeuw.

4.3.2 Herkomst Duitsland

Er zijn twee regio’s in Duitsland aan te wijzen waarvan op basis van het aardewerk kan wordengezegd dat Enkhuizen er direct of indirect handelsrelaties mee onderhield. Dit zijn het Noord-Duitse stroomgebied van de rivieren de Werra en de Weser en het Duitse Rijnland.

Werra aardewerk uit Duitsland en EnkhuizenIn het stroomgebied van de Noord-Duitse rivier de Werra werd tussen circa 1580 en 1630 opgrote schaal slibversierd aardewerk met een harde, lichtrode scherf geproduceerd. In het verledenwerd dit materiaal ook wel ‘Wanfried’ of ‘Hessisch’ aardewerk genoemd. De Republiek vormde éénvan de belangrijkste afzetgebieden voor dit product. Liefdesparen, Adam en Eva voorstellingen,

21 Ostkamp 2003, 141.22 Hurst, Neal & Van Beuningen 1986,

23 en Biesboer 1997, 79. 23 Berti 1997.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

26

Afb. 4.5 Onder: fragment van eenItaliaanse (Montelupo) Crespina-schotel. Boven: imitatie inNederlandse majolica.

Page 26: Enkuizen De Baan (fase 2)

fruit- en plantmotieven en jachttaferelen of andersoortige diervoorstellingen vormen de belang-rijkste decoratiethema’s. In veel gevallen ligt een relatie met de toenmalige huwelijksiconografievoor de hand.24 Waarschijnlijk diende dit soort aardewerk als huwelijksgeschenk voor ‘de gewoneman’. Dit gegeven wordt versterkt door de talloze jaartallen die voorkomen op dit type vaatwerk.Overigens is niet al het in Nederland opgegraven Werra aardewerk uit Duitsland afkomstig. Dehandelaar Dirk Claasz. Spiegel verwierf in 1602 van de Staten van Holland een octrooi om ook inEnkhuizen dit soort aardewerk te mogen vervaardigen. Door dit octrooi verwierf hij voor Hollandhet monopolie voor de productie ervan. Grote hoeveelheden misbaksels uit zijn bedrijf zijn in dejaren zeventig gevonden aan het Spaanse Leger aldaar.25

Tijdens en direct na afloop van onze opgraving zijn de fragmenten van ten minste dertien stukkenWerra aardewerk verzameld. Op twee kommen na (wa-kom-1) zijn het allemaal fragmenten vanborden (wa-bor-1). Op het oog is het vaak moeilijk vast te stellen welke daarvan afkomstig zijn uithet Werra-gebied en welke uit Enkhuizen stammen. Drie van de borden zijn gedateerd en kunnenop basis hiervan zonder meer als importen uit het Duitse Werra gebied worden bestempeld. Zedateren uit de jaren negentig van de 16e eeuw en zijn dus reeds vóór het Enkhuizer octrooi van1602 vervaardigd. Op één van deze fragmenten is de zondeval weergegeven (cat.nr. 9). Het frag-ment heeft kenmerken die erop duiden dat het uit een werkplaats in Heiligenstadt stamt.26 Hoeweldeze stad slechts één van de (vele) productieplaatsen uit het Werra gebied is, lijkt het op basisvan het totnogtoe in Nederland opgegraven materiaal een belangrijke leverancier van dit soortaardewerk in de Republiek te zijn geweest. Ook een tweede bord waarvan een scherf is gevonden(cat.nr. 10), is mogelijk afkomstig uit Heiligenstadt. De helaas fragmentarisch bewaard geblevenvoorstelling van dit bord is enigszins raadselachtig. Waarschijnlijk is een heilige naast een groteeikel afgebeeld. Het derde bordfragment toont een portretbuste (cat.nr. 8). De Noord-Duitse pro-ductieplaats van dit uit (159)8 daterende stuk is (vooralsnog) onbekend. Een laatste bord waarvanenkele fragmenten zijn aangetroffen, is afkomstig uit de werkplaats van Spiegel aan het SpaanseLeger (cat.nr. 11). Ondanks het fragmentarische karakter van het bord gaat het hier om een uiterstbelangrijke vondst. De doorsnede van het bord bedraagt namelijk niet minder dan 45 centimeter.Door zijn afmeting kan het bord worden geplaatst in de zeldzame groep Werra pronkschotels.27

Het doorlopende fries op de spiegel met daarop een jachtvoorstelling is typerend voor dit soortpronkschotels. Er zijn overigens slechts enkele parallellen van dit soort borden bekend. Dit is dus-ver het eerst gepubliceerde exemplaar dat uit de werkplaats in Enkhuizen stamt.

Weser aardewerkWeser aardewerk is qua vormgeving goed vergelijkbaar met de zojuist beschreven groep vaatwerkuit het Werra gebied. De scherf is echter compacter en harder, terwijl ook de decoratie afwijkt. Demeest herkenbare en vooral bovenal meest voorkomende decoraties bestaan uit ‘bibberlijnen’ enstippen. In totaal zijn er in Enkhuizen negen voorwerpen uit het Weser gebied aangetroffen. Naasteen vogelfluitje in de vorm van een paard (cat.nr. 13) zijn uitsluitend borden aangetroffen (we-bor-1, cat.nr. 12).

Steengoed uit Duingen (Weser-gebied)Een productiecentrum in het Weser gebied dat een aparte plaats inneemt is Duingen, een plaatswaar vanaf de Late Middeleeuwen steengoed werd vervaardigd. Twee fragmenten, die beidewaarschijnlijk tot hetzelfde voorwerp behoren, zijn van steengoed met een oppervlakte behande-ling (s2-bek-18, cat.nr. 1). Vrijwel al het steengoed dat in de 16e en 17e eeuw in de Republiek werdverhandeld, is afkomstig uit het Duitse Rijnland. Materiaal uit Duingen is dan ook uiterst zeldzaamin onze streken. De scherven zijn afkomstig van een steengoed beker met geprononceerde draai-ringen, een radstempel versiering en meerdere appliques. Een vergelijkbare beker is eerdergevonden bij het Amsterdamse Waterlooplein.28 Deze laatste beker is afkomstig uit een stortlaagdie tussen 1593 en 1596 is te dateren.

Steengoed uit het RijnlandNaast de zojuist besproken fragmenten van een steengoed beker uit Duingen, zijn er fragmentenvan ten minste 52 voorwerpen van Rijnlands steengoed aangetroffen. Deze importen zijn afkom-stig uit Siegburg, Westerwald, Frechen en Raeren. De overgrote deel van de vormen betreft kan-nen. Daarnaast zijn er twee potten, twee flessen en vier knikkers. De meeste kannen hadden eenreliëfversiering op de buik of de hals. Op de verschillende scherven vinden we onder meer appli-ques in de vorm van een baardman, een wapen van Amsterdam, eikenbladeren, portretmedail-lons, narren, grotesken. Het beeld is goed vergelijkbaar met dat wat we ook uit andere Hollandsesteden kennen.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

27

24 Ostkamp 2004e.25 Bruijn 1992.26 Mondelinge mededeling Sjek

Venhuis. De toeschrijving vindtplaats op basis van een stilistischvergelijk met misbaksel materiaaluit Heiligenstadt, terwijl ook mis-baksels uit Wanfried enHannoversch Münden bij het ver-gelijk zijn betrokken.

27 Vergelijk: Naumann 1974, Taf. VI encat.nr. 67.

28 Hurst, Neal & Van Beuningen 1986,226-227.

Page 27: Enkuizen De Baan (fase 2)

4.3.3 Herkomst Frankrijk

Wit aardewerk uit BeauvaisEen kleine maar bijzondere groep scherven is afkomstig van aardewerk uit het Franse Beauvais,zo’n 80 kilometer ten noorden van Parijs (afb. 4.6). De scherf van deze producten is helder wit enis relatief hard en dicht van structuur. Over de gehele bovenzijde is vervolgens een laag loodgla-zuur aangebracht. De achterzijde is onbehandeld gebleven. In de helft van de gevallen is over dewitte scherf een rode sliblaag aangebracht, die overigens alleen de bovenzijde van de voorwerpenbedekt. In zowel de borden met een rode sliblaag (wf-bor-1, cat.nr. 14) als de geheel witte bordenis een decoratie ingekrast. Bij de rode borden is hierdoor de lichte kleur van de onderliggendeklei weer zichtbaar geworden. Door het geelgetinte loodglazuur steekt de gele decoratie scherp aftegen een roodbruine achtergrond. Op de gele borden zijn losse elementen uit de ingekrastedecoratie met koperoxide groen geaccentueerd. Importen uit Beauvais zijn betrekkelijk zeldzaamin Nederlandse vondstcomplexen. Ze worden in veel kleinere hoeveelheden gevonden dan bij-voorbeeld import aardewerk uit Italië. In Noord-Holland – vooral in de streek rond Hoorn enEnkhuizen – en Zeeland worden dergelijke importen overigens relatief frequent aangetroffen.

Over het algemeen wordt de aardewerk import uit Beauvais gedateerd tussen 1550 en 1600.29

Onder de vondsten uit onze opgraving zijn fragmenten van vier borden, die hetzelfde model had-den (vergelijk: cat.nr. 14).

Wit aardewerk uit SaintongeEen extravagante scherf van een voorwerp is afkomstig uit de streek rondom Saintonge, eengebied zo’n 80 à 100 kilometer ten noorden van Bordeaux (wf-bor-, cat.nr. 15).30 Deze in vorm-schotels en mallen vervaardigde producten staan bekend onder de naam ‘Palissy-waar’, een naamdie is ontleend aan een bekende pottenbakker uit Saintonge die met de productie van dit soortaardewerk grote internationale faam verwierf. De in Enkhuizen gevonden scherf is zeker nietafkomstig uit de werkplaats van deze pottenbakker. Het bord waarvan wij een scherf vondenkomt uit één van de talloze werkplaatsen die deze producten nabootsten. Het betreft een frag-ment van een bord, waar in reliëf krullen zijn aangebracht. Op het bord is een groen (koperoxide)en paarsbruin (mangaanoxide) loodglazuur aangebracht. Ook deze importgroep is een relatievezeldzaamheid in Nederlandse vondstcomplexen en wederom komen deze importen vooral uit debodem van Noord-Holland en Zeeland tevoorschijn. De globale datering voor deze materiaalgroepis circa 1575-1625.

4.3.4 Herkomst Italië 31

In Italië werd in de Late Middeleeuwen en de vroege Nieuwe Tijd op een groot aantal plaatsentinglazuur aardewerk geproduceerd. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de structuur van hetland. In de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kan Italië het best worden omschreven als een poli-tieke lappendeken van stadsstaatjes. Pas tegen het eind van de 19e eeuw is het tot een eenwor-

29 Hurst, Neal & Van Beuningen 1986,108-116.

30 Hurst, Neal & Van Beuningen 1986,86-99.

31 N.L. Jaspers werkt op dit momentaan een scriptie over dit onderwerp.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

28

Afb. 4.6Beauvais aardewerk.

Page 28: Enkuizen De Baan (fase 2)

ding gekomen. Verschillende regio’s produceerden gedecoreerd gebruiksaardewerk met een sterkeigen karakter, maar daarnaast was er ook sprake van culturele beïnvloeding en uitwisseling tus-sen de regio’s. Dit uit zich in het voorkomen van navolgingen van toegepaste decors die in andereregio’s waren ontstaan. Tussen het vondstmateriaal dat in Enkhuizen is aangetroffen, is een rela-tief ruime hoeveelheid Italiaans tinglazuur aardewerk aanwezig. Alle uit Italië geïmporteerdeobjecten kunnen tussen circa 1575 en 1650 worden gedateerd. Een aantal van de Italiaanse pro-ductieplaatsen was logistiek erg gunstig gelegen: ofwel aan zee of bij een rivier. Hierdoor kondenhun producten relatief eenvoudig in de internationale handelsplaatsen worden afgezet. De pro-ducten van deze handelscentra komen we op verschillende plaatsen in de Nederlandse bodemtegen, vooral in het westelijke en noordelijke kustgebied; zo ook in Enkhuizen. Het in Nederlandveruit meest voorkomende materiaal is afkomstig uit Ligurië, waar productiecentra als Genua,Savona en Albisola voor een enorme productie zorgden Op de tweede plaats komen de importenuit Montelupo en andere plaatsen in Toscane. Daarnaast zien we materiaal uit Turijn, Venetiëen/of Padua, Faenza, Deruta, Urbino, Castelli d’Abruzzo en de regio rond Napels, maar de objec-ten die aan deze productiecentra kunnen worden toegeschreven zijn minder algemeen inNederland.

Ligurië: Berrettino blauw en witOver het algemeen vinden we onder de Italiaanse importen in Nederland twee typen Ligurischaardewerk terug: het in de volksmond genoemde Ligurisch blauw en Ligurisch wit. In Italië wordtalle majolica en faience met een blauw fond Berrettino genoemd. De Berrettino is gemakkelijk teherkennen. Beide zijden zijn voorzien van een blauw tinglazuur waarop in donkerder blauw eenbeschildering is aangebracht. De scherf is meestal geel van kleur en soms rossig. Het vormens-cala is vrij beperkt. Er zijn vooral platte borden (i-bor-1 en -2) en diepe borden (i-bor-3), terwijlook een enkele kom (i-kom-215) is vervaardigd. Van al deze typen zijn in Enkhuizen voorbeeldengevonden. De decoratiekeuze van de schilders kent evenmin veel variatie. We zien in Enkhuizenveel rozetten en florale of vegetatieve motieven, veelal op vergelijkbare wijze uitgevoerd.Daarnaast komen portretten, landschappen en geometrische motieven voor. De achterzijde vande borden is vrijwel altijd voorzien van een serie elkaar oversnijdende bogen. Dit product is meteen hoge snelheid en aanzienlijke mate van standaardisatie geproduceerd. Het Ligurisch wit kenthetzelfde vormenscala als het blauwe goed. De schilders waren zo mogelijk nog beperkter in hundecoratiekeuze, de overgrote meerderheid van het materiaal is voorzien van geometrische motie-ven met het zogenaamde palmbladerenmotief (foglia de palma).. Het lijkt erop dat het Ligurischwit chronologisch volgt op het materiaal met een blauw fond Ligurisch blauw komt voor in deNederlandse vondstcomplexen vanaf circa 1575 en verdwijnt weer omstreeks 1610. Het Ligurisch

wit kan tussen 1600 en1625 worden gedateerd.Opvallend is dat bij hetonderzoek in Enkhuizenslechts één stuk Ligurischwit (i-kom-4, cat.nr. 25) isaangetroffen, terwijl 28objecten tot het Ligurischblauw zijn te rekenen(afb. 4.7).

Faenza: Compendiario en BiancoFaenza is de naam van een productiecentrum in de buurt van Bologna dat is verbasterd tot desoortnaam faience. In Faenza is rond 1550 een nieuw product ontwikkeld. Tot die tijd waren demeeste tinglazuur producten in Italië zeer vol en vaak kleurrijk gedecoreerd. Faenza kwam meteen product op de markt dat zeer veel wit in de compositie van het ontwerp had vrijgelaten, metop de spiegel een zeer schetsmatig weergegeven voorstelling. De schildershand is zeer los ensnel, soms wat slordig en naïef. Deze stijl noemt men Compendiario en deze Italiaanse term bete-kend ‘schetsmatig’ of ‘beknopt’. De gebruikte kleuren zijn vrijwel altijd geel en blauw, vaak metoranje en soms met een paarsige mangaankleur in details. Een veelvuldig gebruikt motief is dezogenaamde ‘aigrette’-rand op de vlag met op de spiegel putti en cherubijntjes.Op de vlag werdvaak een zogenoemde aigrette-rand aangebracht. Dit nieuwe product uit Faenza kenmerkt zichdoordat het overdekt is met een witte tinglazuur dat meestal zeer dik en romig is en van een hogekwaliteit. Immers, door de grote hoeveelheid wit in het ontwerp was de uitstraling van de glazuurdes te toonaangevender. Het glazuur van producten in deze stijl is vaak wel twee tot drie keer zodik als dat op Nederlandse faience. Dit nieuwe type decor werd in korte tijd zeer populair en deproductie ervan heeft zich over heel Italië verspreid, maar is onder meer ook geproduceerd in

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

29

Afb. 4.7 Ligurisch blauw en wit.

Page 29: Enkuizen De Baan (fase 2)

Frankrijk, Nederland en Moravië. De scherf is net als het Ligurische aardewerk meestal geel totrossig van kleur. Het vormenscala is uitgebreid en vaak geornamenteerd. Omdat de stijl in eersteinstantie in Faenza is ontwikkeld, worden vaak alle objecten die in deze stijl zijn vervaardigd tenonrechte aan Faenza toegeschreven. Het blijkt zelfs zo te zijn dat de overgrote meerderheid vande Compendiario-producten die in Nederlandse bodem worden gevonden niet uit Faenza afkom-stig zijn. Binnen de decorgroep Compendiario zijn bij nadere bestudering vele stilistische groepente herkennen.32 Er zijn aanwijzingen dat ook in Ligurië Compendiario-productie heeft plaatsgevon-den.33 Bovendien zien we bij de stilistisch meest voorkomende Compendiario-groep uitNederlandse archeologische context bordtypes die we ook bij het Ligurisch tegenkomen (i-bor-1en i-bor-2). Mogelijk kan dit een aanwijzing zijn voor de herkomst, maar zonder gedegen che-misch, mineralogisch en technologisch onderzoek, is het op dit moment te voorbarig daar hardeuitspraken over te doen. Naast de borden zijn er onder de vondsten uit Enkhuizen ook drie plooi-schotels. Deze zijn waarschijnlijk alle van het type i-plo-1. Een laatste vondst betreft een openge-werkt bord. Het is waarschijnlijk ooit gebruikt als fruitschaal (i-lek-1, cat.nr. 26). Op de spiegel vandit voorwerp zien we een vrij grof geschilderde naakte vrouw met een ‘gouden’ bal in haar hand.Mogelijk stelt de vrouw de Griekse godin Aphrodite voor. Zij was het immers die van Paris degouden appel verkreeg en zo tot de schoonste van de godinnen Hera, Athena en Aphrodite werdverkozen.34 Het verhaal over dit zogenaamde ‘Paris-oordeel’ is van oudsher zeer populair en hetwas zeker in Italië wijd verbreid.Verder zijn er enkele fragmenten van kommen en een vaasje tevoorschijn gekomen. Producten uitFaenza kunnen zowel gedecoreerd (‘Compendiario’ hetgeen schetsmatig betekend) als ongedeco-reerd (‘Bianco’ ofwel ‘wit’) zijn (zie afb. 4.8). Een opvallend en tot nu toe uniek stuk uitNederlandse bodem is een deel van een wijwaterbakje, geheel in wit uitgevoerd. Alleen de ach-terplaat bleef bewaard, het bakje is verdwenen. Op de plaat is in reliëf een voorstelling vanChristus aan het kruis aangebracht (i-wyw-, cat.nr. 27). In totaal zijn fragmenten van ten minste twaalf stukken faience in Compendiario en Bianco verza-

meld die (waarschijnlijk) afkomstig zijn uit Italië. De toeschrijving aan een productieplaats is ech-ter verre van zeker. De term Faenza moet in het vervolg eerder als soortnaam dan als plaats vanherkomst worden gelezen. Zo is recentelijk tussen pottenbakkersafval uit Ligurië ookCompendiario materiaal gevonden. Nederlandse onderzoekers zouden dit materiaal zonder aarze-ling aan Faenza toeschrijven.31 In Franse publicaties wordt Compendiario uit Nevers en Lyonbesproken dat hier eveneens onder dezelfde noemer zou worden beschreven.35 Ten slotte is erdoor geëmigreerde Faentijnse faiencebakkers ook in Moravië de zogenaamde Habana-waargeproduceerd, dat zeer veel gelijkenis vertoont met de Compendiario-producten uit Italië. Metandere woorden de gewoonte van Nederlandse archeologen om Compendiario materiaal stan-daard als Faenzate beschrijven lijkt inmiddels wel achterhaald te zijn.36 Er is wel degelijk materi-aal uit Faenza onder het Nederlandse vondstmateriaal, maar dat betreft waarschijnlijk eerder eenminderheid van de vondsten. Ligurië, Deruta,37 Castelli d’ Abruzzo,38 de regio rond Napels,39

Frankrijk en Duitsland 40 komen echter eveneens in aanmerking als mogelijke plaats van herkomst.

32 In de eerder genoemde scriptie vanN.L. Jaspers zal verder op dit onder-werp worden ingegaan.

33 Bernat, Ciccotti and Restagno 1995.34 Moormann & Uitterhoeve 1987, 205-

207.35 Rosen 2003.36 Ravanelli Guidotti 1996.37 Guaitini 198038 Corrieri 1998; Troiano 2002.39 Tortolani 2004.40 Karras 2000.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

30

Afb. 4.8 Italiaanse faience: Compendiario en Bianco.

Page 30: Enkuizen De Baan (fase 2)

A RaffaellescheEen voor Nederlandse begrippen tamelijk bijzonder stuk is een rijkelijk gedecoreerd bord (i-bor-2),waarin slechts weinig wit is open gelaten [i-bor-2, cat.nr. 21]. De kleurstelling doet denken aan deCompendiario-producten, maar de decoratie is voller. De vlag is voorzien van grotesken en dan-sende putti. Dit type product is geïntroduceerd in Urbino rond 1515 door de majolicabakkersfami-lie Patazazzi, waarna deze stijl wel eens wordt vernoemd.41 De meest gebruikelijke term is op ditmoment A Raffaellesche. Deze stijl is vervolgens op verschillende plaatsen in Italië geproduceerd,zoals in Deruta en Montelupo. Daarnaast heeft de Haarlemse pottenbakker Verstraeten dit typeproducten omstreeks 1650 eveneens voor een korte periode vervaardigd.42 Montelupo en Haarlemvallen op grond van het baksel en om glazuurtechnische redenen af als mogelijke plaats van her-komst. Urbino of Deruta lijken daarom de meest waarschijnlijke kandidaten.

Montelupo: polychrome faienceIn het productiecentrum Montelupo produceerde men zowel majolica als faience, een onder-scheid tussen technieken dat overigens in Italië niet in naam wordt gemaakt. Al het tinglazuuraardewerk wordt daar majolica genoemd. In Enkhuizen zijn vijf fragmenten van faience voorwer-pen gevonden. Deze zijn afkomstig van drie verschillende objecten. Een kom (i-kom-3, cat.nr. 22),een bord (afb. 4.9) en de eerder genoemde Crespina plooischotel zogenaamde (afb. 4.5). Alle zijnzeer kleurrijk beschilderd. Het is bekend dat de Italiaanse vormen- en decoratiewereld in de 16e

en 17e eeuw een grote bron van inspiratie was voor plateelbakkers- en schilders in deNederlanden. De eerder genoemde scherf van een majolica bord met een gegolfde rand illus-treert dit goed (afb. 4.5). De voorzijde is sterk gelijkend op de Crespina-schotel uit Montelupo, deachterzijde vertoont echter een groot verschil. Van de Italiaanse plooischotel is ook de achterzijdevoorzien van tinglazuur met daarop een eenvoudige decoratie, van het Nederlandse stuk is deachterkant daarentegen alleen bedekt met een dunne laag loodglazuur.

Turijn: monochrome faienceVan twee faience kommen is de herkomst Turijn [i-kom-4, cat.nrs. 23 en 24]. Ze behoren stilistischtot de groep die in Italië met calligrafiico naturalistico wordt aangeduid.43 Het betreft faience metzowel een hoge kwaliteit glazuur als een fijne beschildering, terwijl ook de geringe wanddikteopvalt. De decoratie van de kommen is ontleend aan Chinees porselein, een importgroep dievanaf het tweede kwart van de 17e eeuw meer en meer zijn invloed doet gelden op de Italiaansefaience. Dit is met name het geval in Ligurië en Piëmonte (Turijn). Als voorbeeld voor de decoratieop de kommen diende porselein dat zowel tot het late kraakgoed als het overgangsporselein kanworden gerekend. De datering van deze producten in het tweede kwart van de 17e eeuw is daar-mee in overeenstemming. Een in Italië gevonden voorbeeld van deze groep is voorzien van hetjaartal 1629. 44 De twee kommen uit Enkhuizen zijn vergelijkbaar met exemplaren uit Amsterdam.Deze zijn gevonden in een context uit de eerste helft van de 17e eeuw. 45

4.3.5 Herkomst Iberisch Schiereiland

Hoewel de Republiek tot 1648 in oorlog met Spanje was, getuigen de talrijke aardewerkvondstenuit de late 16e en de eerste helft van de 17e eeuw in vooral West-Nederland op een bloeiendehandel tussen beide naties. Omdat Portugal onderdeel uitmaakte van het koninkrijk Spanje kanhet Iberische Schiereiland in deze periode als één geheel worden beschouwd. In zowel het hui-dige Spanje alswel in Portugal is in de besproken periode tinglazuur aardewerk vervaardigd (po-en sp-). In onze streken worden uit deze periode vooral scherven van Portugees tinglazuur aarde-werk (po-) aangetroffen. Naast de tingeglazuurde tafelwaar is op het Iberische Schiereiland ookeenvoudig gebruiksaardewerk geproduceerd. Als verpakkingsmateriaal voor voedingswaren kwa-men deze producten ook in de Republiek terecht. Het is voor dergelijke verpakkingskruiken en -amforen echter veel moeilijker om de exacte herkomst te bepalen dan voor het luxere tinglazuuraardewerk. Het is zelfs niet uit te sluiten dat een deel van dit materiaal uit Noord-Afrika afkomstigis. Vooralsnog wordt al het Iberische aardewerk (evenals mogelijke Noord-Afrikaanse producten)aangeduid als Iberisch aardewerk (ib-).

Tinglazuur aardewerk uit PortugalIn tegenstelling tot Italië had Portugal geen netwerk van steden en plaatsen waar tinglazuur aar-dewerk werd geproduceerd, maar concentreerde deze productie zich vooral in Lissabon.Waarschijnlijk aan het eind van de 16e, maar zeker in het begin van de 17e eeuw zijn Portugesepottenbakkers begonnen zich toe te leggen op het imiteren van het Chinese porselein dat zij inhun ‘kraken’ mee terugbrachten van hun reizen naar de Oost. De makers van de Nederlandse fai-ence zouden zich later laten inspireren door dezelfde Chinese motieven en decoratiethema’s. Dit

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

31

41 Van Dam 1982, 70.42 Van Dam 1982, 72-74.43 Farris 2004.44 Milanese 1993, 29.45 Collectie stadsarcheologische

dienst van de gemeenteAmsterdam.

Afb. 4.9 Fragment van een faience bord uit Montelupo.

Page 31: Enkuizen De Baan (fase 2)

maakt het onderscheid tussen de Nederlandse en Portugese producten op basis van decoratiesoms moeilijk. Toch vertonen beide productieplaatsen duidelijke verschillen in stijl, uitvoering entechniek. De dikte van het glazuur van Portugese faience is ongeveer gelijk aan die van deNederlandse producten. De verschillen zijn vooral te zien in de stijl van de geïmiteerde Chinesemotieven. Daarbij zijn de verschillen in de beschildering op de achterzijde van borden het opval-lendst. De Portugese vakkenindeling is vaak met dikkere penseelstreken en met meer lijnengevuld, dan de Nederlandse imitaties. Een ander opvallend element zijn de bloemen (‘aranhões’ofwel ‘spinnen’), die zijn geschilderd als radiale lijntjes met bolletjes aan het uiteinde. Een belang-rijk technisch verschil is dat er op de Portugese faience zowel aan de voor- als aan de achterzijdezogenaamde ‘moeten’ zichtbaar zijn. Dit zijn de littekens die achterblijven wanneer de borden wor-

den losgetikt van de cassettepennen waarop zij in de oven rustten. De Nederlandse productenhebben alleen moeten aan de onderkant van de vlag.46 De borden die in Enkhuizen zijn aangetrof-fen (afb. 4.10), hebben een monochroom blauwe beschildering op een wit fond (po-bor-3, cat.nrs.28, 29 en 30). Deze groep wordt over het algemeen tussen 1600 en 1650 gedateerd. Naast bordenis onder de vondsten uit Enkhuizen ook een kommetje (po-kom-1, cat.nr. 31). Ook dit exemplaarheeft een aan Chinees kraakporselein ontleende decoratie.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

32

Afb. 4.10 Portugese faience.

Afb. 4.11 Fragmenten van Iberisch aardewerk.

Page 32: Enkuizen De Baan (fase 2)

Iberisch aardewerkHet Iberische aardewerk vormt slechts eenbescheiden bakselgroep onder de vondsten.Op enkele locaties zijn tijdens de opgravinglosse scherven van kruiken en/of amforenaangetroffen (afb. 4.11). Alleen in de eerderbesproken afvallaag LG03 zijn meerderefragmenten van een grote amfoor of verpak-kingskruik gevonden. Welke voedingsmidde-len dit stuk aardewerk ooit bevatte is nietbekend.

4.3.6 Herkomst Turkije

Een totnogtoe unieke vondst uitNederlandse bodem betreft die van Iznikaardewerk uit Turkije (in-bor-1, cat.nr. 31). Erwordt aangenomen dat dit type aardewerk inverschillende pottenbakkerscentra inNoordwest Anatolië is geproduceerd. Het inEnkhuizen tevoorschijn gekomen bord is terekenen tot de zogenaamde ‘Golden Horn’-

groep.47 Deze subgroep van het Iznik aardewerk dankt zijn naam aan scherven met een vergelijk-bare decoratie die in Istanboel tevoorschijn zijn gekomen. De vondsten zijn aangetroffen in hetdeel van de stad dat bekend staat als de Gouden Hoorn, een strook die het Aziatische en hetEuropese deel van de stad van elkaar scheidt. Een tweetal gedateerde stukken in de ‘Golden-Hornstyle’ dateren uit respectievelijk 1510 en 1533.48 Het verspreidingsgebied van dit soort aardewerkbeperkt zich vooral tot het Middellandse zeegebied. Naast Turkije waren bijvoorbeeld ookGriekenland en Italië bescheiden afnemers van dit type vaatwerk.49 Voor Noordwest Europa vormtdit fragment de eerst bekende bodemvondst van de ‘Golden-Horn’-groep. Iznik aardewerk wordtsowieso slechts bij hoge uitzondering in onze contreien opgegraven. Alleen uit Engeland is totdusverre een voorbeeld bekend.50 Toch moeten er destijds meer stukken in onze streken zijnbeland. Zo werd bij de eerste opgraving op het ter-rein De Baan te Enkhuizen een scherf van een 17e-eeuws Iznik bord gevonden (afb. 4.12 en 4.13).Deze scherf is door de opgravers echter niet alszodanig herkend, een lot dat wellicht ook andere inNederland opgegraven fragmenten te beurt viel.51

4.3.7 Herkomst China

Onder het Chinese porselein zijn fragmenten van zesborden (onder andere een p-bor-8) en een kom.Wanneer we bedenken dat Enkhuizen één van dekamers van de VOC huisvestte dan kunnen we stel-len dat deze bakselgroep erg gering van omvang is.Onder de vondsten zijn zowel stukken kraakporse-lein als overgangsgoed (afb. 4.14). Daarnaast zijnmeer alledaagse voorwerpen zoals eenvoudig gede-coreerde kommen, al dan niet voorzien van eenmerk (afb. 4.15). Dergelijke kommen kennen wevooral als bodemvondsten. Omdat ze bestemdwaren voor het dagelijkse gebruik stonden ze niet tepronken in de porseleinkast en zijn ze in de loop der eeuwen vrijwel zonder uitzondering gesneu-veld en in de bodem beland. Vergelijkbare vondsten uit scheepswrakken dateren uit het eerstekwart van de 17e eeuw (afb. 4.16).52

4.4 ConclusieSamenvattend kan gezegd worden dat op het terrein De Baan in Enkhuizen een grote hoeveel-heid materiaal is aangetroffen. De vondsten dateren vooral uit het einde van de 16e en de 17e

eeuw. De vondsten wijzen erop dat de meeste activiteiten op het terrein vooral in die periodemoeten hebben plaatsgevonden.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

33

46 J.D. van Dam (1991) sprak in zijnrecensie over de artikelen van Baart(1987 en Baart & Caledo 1987)alleen over de aanwezigheid vanmoeten aan de voorzijde vanPortugese borden, in tegenstellingtot de moeten aan de achterzijdevan borden van Nederlandse fai-ence. Volgens hem is dat een aan-wijzing dat de borden in Nederlandmet de voorstelling naar boven inde oven gestapeld werden en dePortugese borden onderstebovengestapeld gebakken werden. DePortugese borden laten echterregelmatig aan zowel de voor- alsde achterzijde moeten zien. Dit wijsteerder op het zuiniger stapelen inde koker. Met andere woorden deborden zijn dichter op elkaar gesta-peld en maken daarbij zowel aanonder- als aan bovenzijde contactmet de cassettepennen.

47 Carswell 1998, 48.48 Carswell 1998, 48.49 Carswell 1998, 50 en Milanese 1993,

29.50 Hurst, Neal & van Beuningen 1986,

12.51 Een eerder als Iznik aardewerk

gepubliceerde scherf uit de bodemvan Enkhuizen is in werkelijkheidvan Portugese origine (Hijmersma1977, 17).

52 Zie bijvoorbeeld: Van der Pijl-Ketel(red.) 1982, 175-176.

Afb. 4.12 Fragment Iznik aardewerkafkomstig uit fase 1.

Afb. 4.13 Vergelijkbaar compleet Iznik bord uitoverlevering (particulier bezit).

Page 33: Enkuizen De Baan (fase 2)

In de inleiding is beschrevendat er relatief weinig historischebronnen voorhanden zijn overde handelscontacten vanEnkhuizen in de bloeiperiodevan rond 1600. Uit het archeolo-gische materiaal uit één geslo-ten context is gebleken dat zichonder het afval van de histori-sche Enkhuizenaren grote hoe-

veelheden lokaal geproduceerd gebruiksaardewerk bevinden. Door de fragmentarische aard vande vondsten krijgen we echter weinig inzicht in de vormgeving van dit lokale aardewerk. Slechtseen relatief kleine hoeveelheid van de vondsten bestaat uit hoogwaardig gedecoreerde tafelwaar.De luxe tafelwaar bestaat vooral uit aardewerk uit Frankrijk, Italië en Portugal. Voor het totale ter-rein is het niet mogelijk om inzicht te krijgen in de verhouding tussen import aardewerk en lokaalof in de regio vervaardigde keramiek. De groep exoten is verhoudingsgewijs waarschijnlijk klein,maar wordt zeker niet in alle Nederlandse steden aangetroffen. We komen dit materiaal vooraltegen in de steden en dorpen van het Zeeuwse en Noord-Hollandse kustgebied. Daarbij komt datenkele van de vondsten, zoals de Iznik scherven, zelfs binnen Noordwest-Europese context tot dezeldzaamheden behoren. We kunnen zeggen dat Enkhuizen deel uitmaakte van een internationaalhandelsnetwerk met contacten in Noord- enWest-Duitsland, Frankrijk, Portugal, Italië, Turkijeen China. Aangezien de handel in aardewerkwaarschijnlijk destijds geen ‘core-business’ vanhandelaren is geweest, maar eerder een bijpro-duct, duidt de aanwezigheid van dit exotischemateriaal op de vroegere import en export vanook andere goederen. Goederen die de tand destijds niet hebben overleefd. We kunnen hierbijbijvoorbeeld denken aan zout uit Portugal ofzijde en specerijen uit de Verre Oost. Voor deoprichting van de V.O.C. moeten deze productenvia de zijderoute, en vervolgens via de Levant enItalië zijn aangevoerd. Uit de in de inleidinggenoemde last- en veilgeldregisters (1643-1645)blijkt dat er geen invoer van producten uit Italiënaar Enkhuizen is. Dat lijkt te kloppen met hetbeeld dat het bodemarchief laat zien. De impor-ten uit Italië zijn vooral te dateren tussen 1575en 1610, terwijl slechts een klein deel uit hettweede kwart van de 17e eeuw stamt. De aanwe-zigheid van relatief veel Ligurisch blauw (1575-1610) en slechts één stuk Ligurisch wit(1600-1625) is hierbij tekenend. Net als de aan-wezigheid van het aardewerk uit Beauvais(1550-1600) en de kleine hoeveelheid Chineesporselein. Het benadrukt de vroege piek vanEnkhuizen als handelscentrum in de beginperi-ode van de Hollandse Gouden Eeuw.De vraag die we ons nu moeten stellen is wie degebruikers waren van het door ons onderzochtestadsafval. Op het terrein dat in de eerste fase 1s onderzocht, leek het vooral te gaan om stadsvuildat zich in een dikke aslaag over een groot deel van het terrein bevond. Op het in fase 2 onder-zochte terreindeel is zo’n laag niet gevonden. De vondsten zijn hier eerder afkomstig uit ver-spreidde plekken met daarin zowel as als ander afval. Daarnaast stammen de vondsten uit deopgraving van fase 1 hoofdzakelijk uit twee periodes: van kort voor 1600 en uit de jaren veertigvan de 17e eeuw. De hier gepresenteerde vondsten lijken echter een grotere tijdspanne te omvat-ten. Er is materiaal uit de gehele 17e eeuw aangetroffen. Mogelijk moet ons materiaal eerder wor-den geïnterpreteerd als het afval van de bewoners uit de directe omgeving van het terrein en nietals afval dat van elders uit de stad afkomstig is. De indruk is dat het afval afkomstig is van liedendie zich in financieel opzicht weinig konden veroorloven. Zowel de grote hoeveelheid lokaal ver-vaardigd aardewerk als de geringe kwaliteit van de gevonden majolica uit onze streken wijzen

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

34

Afb. 4.14 Fragmenten van Chineesporselein kraak-en overgangsgoed.

Afb. 4.15 Fragmenten van twee porse-leinen kommen met Ming merken.

Afb. 4.16 Porseleinen kom afkomstig uit het ‘Wanli-wrak’ uit 1625 (particulier bezit).

Page 34: Enkuizen De Baan (fase 2)

hierop. Dit beeld wordt bevestigd door de hieronder te bespreken fragmenten van kleipijpen uitde opgraving. Dat er toch zoveel in onze ogen luxe aardewerk importen onder de vondsten zijn,hangt waarschijnlijk samen met onze vooringenomenheid over de aard van de stad Enkhuizen.Veel van de inwoners uit deze stad waren werkzaam of op andere wijze betrokken bij de zeevaart.Import aardewerk moet hierdoor voor grote groepen stedelingen beschikbaar zijn geweest. Degevonden keramiek moet dan ook eerder worden gezien als souvenirs of als kleinschalige bijhan-del van zeelieden voor eigen rekening dan als grootschalige reguliere handelsstroom. Vooral devondsten van Portugese faience wijzen in deze richting. In een stad met vooral een regionalehandelsfunctie zoals Alkmaar, maar ook voor Haarlem lijkt dit beeld op te gaan, is van dezeimportgroep nog nimmer een scherf aangetroffen. Dit terwijl scherven van Portugese faience insteden met zeehavens zoals Enkhuizen – maar ook Hoorn, Purmerend, Edam, Vlissingen enMiddelburg 53 – vrij algemene vondsten zijn. Hetzelfde geldt voor de importen uit Italië. In Alkmaarbestaan deze importen vooral uit materiaal uit Ligurië en uit Compendiario-waar, terwijl materiaaluit bijvoorbeeld Montelupo nagenoeg ontbreekt. De handel in faience uit Ligurië hangt waar-schijnlijk samen met de grootschalige graanhandel vanuit onze gewesten en moet worden gezienals een reguliere handelsstroom. In havenplaatsen is de variatie aan Italiaanse importen veel gro-ter. Chinees porselein vormt een door de VOC gereguleerde handelsstroom. De verkoop geschiedt(vrijwel) uitsluitend via de VOC en de verspreiding ervan vindt hierdoor vooral plaats via regulierehandelsnetwerken. In Alkmaar vinden we in veel contexten uit de 17e eeuw Chinees porselein dathier op grote schaal moet zijn afgezet. Dat het in onze opgraving zo schaars is, valt dus mogelijksamen met de veronderstelde geringe draagkracht van de vroegere eigenaren van de vondsten.Porselein ontbrak waarschijnlijk in hun ‘alternatieve’ handelsnetwerken en belandde daarom nietof nauwelijks in hun huishoudens.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

35

53 Bartels 2003, Ostkamp 2004e,Ostkamp 2005b en Ostkamp 2006a.

Page 35: Enkuizen De Baan (fase 2)

5 Kleipijpen - D.H. Duco (Pijpenkabinet Amsterdam)

In totaal zijn tijdens de opgraving 83 fragmenten van kleipijpen gevonden. Deze zijn te verdelen in32 pijpenkoppen (of fragmenten daarvan) en 51 pijpenstelen. Het materiaal stamt uit de periode1620-1780, waarbij de schaarse vondsten van na 1720 eerder op vervuiling dan op regulier gebrui-kersafval duiden.Het 17e-eeuwse materiaal (26 pijpenkoppen) is van eenvoudige, bijna armoedige aard. Onder depijpenkoppen vinden we nauwelijks gemerkte producten. Daarnaast ontbreken nabehandelingenals filtradering, glaaswerk of steelstempeling. Opvallend is daarnaast de ruime variatie aan lokaleketelmodellen en de verschillen in de afwerking van de filtrand. De pijpen zijn (vooral) afkomstiguit niet nader te duiden, kleine werkplaatsen uit steden of zelfs van het platteland in het noordenvan de provincie Holland. Dergelijke bedrijfjes hadden een bescheiden productie van weinigmodelvaste pijpen en zullen doorgaans niet lang hebben bestaan. Hun producten werden ver-kocht tegen de laagst denkbare prijs en zijn overwegend in de regio afgezet.54

Enkele pijpenkoppen maken daarop een uitzondering. Twee hiervan zijn op de hiel voorzien vaneen gestempeld roosmerk, opnieuw gezet in een weinig gezaghebbende werkplaats (afb. 5.1). Eenderde exemplaar is later te dateren en draagt op de hiel het pijpenmakersmerk ‘de prins’. De

Goudse werkplaats die dit merk zette, blonk evenmin uit door fraaie producten. Ze waren eerderbestemd voor de eenvoudige Oranjeklant dan voor een elitaire roker. De pijpen hadden eenbeperkte steellengte en een vluchtige verglazing.Interessant is de vondst van een pijpenkop met aan weerszijden van de ketel in reliëf de afbeel-ding van een leeuwenmasker (afb. 5.2). Dergelijke producten zijn van meer vondstlocaties in deprovincie Holland bekend en zijn zeker lokaal geproduceerd. Een pijpenmakerij in Koog aan deZaan zou hiervoor verantwoordelijk kunnen zijn.55 De reliëfversiering hangt tussen de veelvoorko-mende stippelroosmotieven, die vanaf de jaren 1630 algemeen op grove pijpen zijn aangebracht,en de zeldzame portretmaskers die een enkele Hoornse pijpenmaker heeft geproduceerd.56

Ondanks de reliëfdecoratie is het product tamelijk grof van uitvoering: ook hier is het model wei-nig krachtig en de afwerkhandelingen zijn met haast en onzorgvuldigheid verricht.Uit de tweede helft van de 17e eeuw vallen pijpmodellen op die zich kenmerken door een hogerketelmodel en een tamelijk grove radering, waarbij niet van driehoekige tandjes sprake is, maarvan kleine vierkantjes (afb. 5.3). Dergelijke pijpenzouden heel goed uit Friese pijpenmakerijen kun-nen stammen, zowel wat betreft het model als deafwerking. Een pijpensteel laat in reliëf een bla-derrank zien, eveneens favoriet in de Friese enGroningse bedrijven op een moment dat dezedecoraties in de provincie Holland al lang uit degratie was geraakt.57

De 18e eeuwse stukken behoren tot het trechter-model en stammen uit het eerste kwart van dieeeuw. In feite sluiten zij ook qua kwaliteit aan bijde 17e-eeuwse vondsten. De drie ovale pijpenkop-pen met hielmerk ‘IVB’, ‘BVB’ en ‘VH’ gekroond,

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

36

Afb. 5.1 Pijpen vnr. 114 en 27 (teke-ning: D.H. Duco). (schaal 1:1)

Afb. 5.2 Pijp vnr. 132 (tekening: D.H.Duco). (schaal 1:1)

Afb. 5.3 Pijpen vnr. 172 (tekening: D.H. Duco). (schaal1:1)

54 Informatie uit recent onderzoek vanmateriaal dat afkomstig is vandiverse vondstlocaties in Noord-Holland, zie ook: Duco 2004.

55 Duco 1981, 207.56 Duco 1987, 38, afb. 63-66.57 Duco in voorbereiding.

Page 36: Enkuizen De Baan (fase 2)

zijn duidelijk voor rijkere rokers bestemd en dateren van na het midden van de 18e eeuw.58 Het zijnde kwaliteitsproducten die naar alle uithoeken van ons land en ver daarbuiten zijn verkocht. Hiergaat het om prijzige pijpen, die een geheel andere klantenkring hebben gehad dan de overigepijpvondsten.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

37

58 Duco 2003, nrs. 496, 650 en 671.

Page 37: Enkuizen De Baan (fase 2)

6 Metaal - C. Nooijen

6.1 InleidingTijdens het onderzoek van het terrein De Baan zijn 329 metalen voorwerpen aan het licht geko-men. Een analyse van de aantallen metaalvondsten wijst er op dat deze zich vooral concentrerenin de werkputten 2 en 8 (tabel 6.1). Op deze locatie zijn dan ook de meest vondstrijke lagen aan-getroffen (zie hiervoor ook de profielen in afb. 3.8). Een opvallend groot deel van de vondsten bestaat uit loden en lood-tinnen voorwerpen, namelijk169 voorwerpen. Daarnaast zijn 126 voorwerpen van een koperlegering, 29 voorwerpen van ijzeren vijf voorwerpen van tin.

Het verblijf in de grond heeft de voorwerpen geen goed gedaan; vooral de voorwerpen van ijzeren die van een koperlegering zijn in een slecht geconserveerd. Ze hebben vaak een dikke korsten zijn zonder röntgenonderzoek of schoonmaken niet goed te determineren. Ook veel lood-tinnenvoorwerpen zijn bedekt met een witte corrosielaag. Metaalvondsten kunnen antwoord geven op verschillende onderzoeksvragen, vooral vragen diebetrekking hebben op de datering, de gebruiksduur en de aard van de vindplaats. In dit hoofd-stuk staat vooral de navolgende onderzoeksvraag centraal:

Wat zijn de aanwijzingen in de aan te treffen vondstcomplexen voor …… de materiele cultuurvan de bewoners en in hoeverre weerspiegelen zich hierin hun sociaal economische achtergronden de handelsnetwerken van de stad?

6.2 Het onderzoekIn eerste instantie zijn alle metalen gescand. Tijdens de scan viel een aantal voorwerpen op, dievan mogelijk belang werden geacht voor het onderzoek. Deze voorwerpen worden hieronderbeschreven:

Miniatuur objecten en een versierd bord van fijn tin Onder het vondstmateriaal bevinden zich negen miniatuurversies van gebruiksvoorwerpen in eenlood-tin legering. Deze kleine voorwerpen kunnen zijn gebruikt als kinderspeelgoed maar ze kun-nen ook deel hebben uitgemaakt van verzamelingen van volwassenen. Vanaf de tweede helft vande 16e eeuw komen deze lood-tin miniatuurtjes veelvuldig voor en hun populariteit neemt toe toteen ware hausse in de 17e eeuw.59

Vanaf de 17e eeuw, vermaakten dames uit de rijkere milieus zich met het inrichten van poppenka-mers en poppenhuizen. Dit kwam voort uit een traditie van het verzamelen van miniatuur voor-werpen, die men, samen met andere bijzondere en exotische voorwerpen, in kunstkabinettententoonstelde.60 De poppenhuizen die bewaard zijn gebleven, zijn vaak bijzonder kostbaar engevuld met voorwerpen van waardevolle materialen, zoals zilver, vervaardigd door de besteambachtslieden. Daarnaast werd miniatuurgoed in aardewerk, glas en metaal in groten getalevervaardigd als speelgoed voor kinderen.De meeste miniatuur voorwerpen uit de opgraving zijn op schaal uitgevoerde versies van werkelijkbestaand gebruiksgoed uit de keuken. Zo is er een ronde hangtreeft. Dergelijke voorwerpen hingen vaak aan een haal boven het open

59 Willemsen 1998, 92.60 Pijzel-Dommisse 2000, 17.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

38

PUTNR AANTAL flesonderdelen lakenloodjes munten miniaturen hoedjes snorrebotten

1 16 0 0 2 0 0 0

2 140 2 20 23 4 2 5

3 13 1 1 1 0 0 0

4 7 0 1 1 0 0 0

5 9 1 1 4 0 0 0

6 15 0 0 3 0 0 0

7 13 0 0 6 1 0 0

8 111 3 6 18 4 0 0

9 11 0 5 0 0 0 0

Tabel 6.1 Verdeling van de metaal-vondsten per werkput.

Page 38: Enkuizen De Baan (fase 2)

haardvuur en diende om pannen met voedsel en bakpannen op te zetten.61 De hier besprokentreeft kon alleen staan, een hengsel waaraan deze kon worden opgehangen ontbreekt.Een klein bewerkt steeltje heeft horizontale groeven.62 Waarschijnlijk behoorde het toe aan eensteelpan of koekenpan. Daarnaast zijn er twee papkommen met drielobbige handvatten (afb. 6.1,linksboven).63 Van één van de kommetjes is het overgebleven oor versierd met een motief vanstippen, wat het klaverbladuiterlijk van de oren benadrukt. De kommen hebben een diameter vanongeveer drie centimeter.64

Een schotel heeft eveneens drielobbige handvatten, waarvan er één is bewaard. Hij is vrij groot(diameter circa 9 cm, vnr. 41.1). Daarnaast is er een fragment van een tweede ‘grote’ schotel ofbord (diameter circa 6 cm, vnr. 68.4). Beide schotels zijn onversierd. Een bordje heeft in het midden in reliëf een versiering van twee concentrische cirkels met daar-tussen spaken (afb. 6.1, rechtsboven).65 De diameter van dit bord is circa 3,5 cm.Een kleine schaal, met een diameter van ca. 3,5 cm, is mogelijk ook een miniatuur.66 Hij lijkt op derand twee tegenover elkaar staande nokjes te hebben gehad.De miniatuur voorwerpen uit Enkhuizen zijn eenvoudig en vrij grof uitgevoerd. Het is onwaar-schijnlijk dat ze deel uitmaakten van ‘volwassen’ verzamelingen. Eerder moet worden gedacht aanspeelgoed voor kinderen.Eén bordje is groter; het heeft een diameter van circa 10 cm (afb. 6.2).67 Dit bordje moet ook kost-baarder zijn geweest dan de zojuist genoemde miniaturen. Het voorwerp is bedekt met reliëfver-sieringen in de vorm van concentrische eierlijsten, waarbinnen zich een centrale voorstellingbevindt. In het centrum zijn in reliëf Adam en Eva in de tuin van Eden afgebeeld. Het moment datis weergegeven is dat van de Zondeval. Adam en Eva staan aan weerszijden van de boom vankennis, waar de slang zich omheen kronkelt. Een sterk gelijkende schotel, met weliswaar een min-der grote rand, is eerder gevonden in een helaas onbekende vondstcontext.68 Het schoteltje is te

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

39

61 Vnr. 86.1.62 Vnr. 164.10.63 V131.2 en V164.15.64 De voorwerpjes zijn behoorlijk ver-

bogen, verkreukeld haast, en nauw-keurigere metingen zijn daarom nietmogelijk.

65 Vnr. 68.1.66 Vnr. 141.2.67 Vnr. 126.1.68 Gesink 1991, 200.

Afb. 6.1 Miniatuurvoorwerpen en voorwerpen met onbekende functie.

Page 39: Enkuizen De Baan (fase 2)

rekenen tot het zogenaamde fijn-tinen moet worden gezien als een imi-tatie van een zilveren object. In dekunsthistorische literatuur wordt aandergelijke objecten vaak een Duitseherkomst toegedicht.69 Hierbij lijktvooral Neurenberg een belangrijkproductiecentrum te zijn geweest.Dat dit soort voorwerpen ook in deRepubliek zijn vervaardigd, is echterniet uit sluiten.

Snorrebotten/zoemschijvenEen ander stuk speelgoed dat inrelatief grote getale is aangetroffen ishet zogenaamde ‘snorrebot’. Denaam doet vermoeden dat ze oor-spronkelijk van been vervaardigdwaren en er bestaan inderdaad inbeen uitgevoerde snorrebotten. Ditzijn in tegenstelling tot de rondemetalen ‘snorrebotten’ echter lang-

werpige voorwerpen.70 De naam verwijst naar de functie van de objecten: het was de bedoelingom ze aan een touwtje rond te draaien zodat ze een zoemend geluid maakten (begonnen te snor-ren). De metalen snorrebotten (ook wel zoemschijven genoemd) zijn ronde loden schijfjes met een kar-telrand en enkele gaatjes in het midden. Door de gaatjes stak een touw waarvan de uiteinden aanelkaar waren geknoopt. Het touw werd ‘opgewonden’ door het schijfje rond te draaien; vervolgenstrok men het touw uiteen, zodat het schijfje snel ronddraaide en ging snorren. Door de snelheiddraaide het touw weer in elkaar en zo kon men dit een aantal malen herhalen. Een experimentmet snorrebotten uit de vesting Bourtange heeft laten zien dat er twee handvatten aan het touwmoeten hebben gezeten, omdat het anders voor de vingers van de speler een zeer gevaarlijk spel-letje zou worden.71

Van de opgraving in Enkhuizen zijn vijf snorrebotten afkomstig, in grootte variërend van ca. 2,5 totbijna 6 cm doorsnee (afb. 6.3). De meeste schijfjes hebben twee gaten, één schijfje bezit er vier.Dit is de grootste van het stel en deze had mogelijk vanwege zijn grootte (en derhalve zijngewicht) extra houvast nodig. Bij één snorrebot zijn de gaatjes langwerpig; dit zal door slijtage zijnveroorzaakt.

Voorwerpen met een onbekende functieVier voorwerpen, die nog het meest lijken opminiatuur hoeden, zijn wellicht ook gebruikt alsspeelgoed. Op welke manier ermee gespeeldkon worden is echter niet duidelijk (afb. 6.1, mid-den en onder).72 SpeelgoeddeskundigeWillemsen komt deze voorwerpen met enigeregelmaat tegen, maar zij gaat ervan uit hetgeen speelgoed betreft.73 Eén hoed heeft bovenin de bol een gaatje en een andere hoed heeftbehalve een gaatje in de top ook nog vijf gatenin de rand op een regelmatige afstand. Dit doetvermoeden dat het onderdelen van grotereobjecten betreft.

Lakenloodjes Lakenloodjes zijn loden merkjes die tijdens en na de verschillende bewerkingen van textiel tijdenshet productieproces, als keurmerken aan de stof werden aangebracht. Er zijn verschillende soor-ten merken die telkens betrekking hebben op andere zaken. Zo verwijzen sommige van dezeloden naar de kwaliteit van het laken, de soorten van bewerking die het heeft ondergaan of deafmetingen ervan. Daarnaast kon men aan de hand van de loden de plaats van herkomst van hetlaken herleiden.Lakenloden bestaan uit twee ronde plaatjes die aan elkaar verbonden zijn door een korte strip. De

69 Zie bijvoorbeeld: Vreeken 1994, 261-264.

70 Van Vilsteren 1987, 52.71 Hasselt e.a. 1993, 452.72 Vnr. 86.2, Vnr. 90.1, Vnr. 131.3 en Vnr.

161.3.73 Mondelinge mededeling A.

Willemsen.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

40

Afb. 6.2 Sierschoteltje.

Afb. 6.3 ‘Snorrebotten’ of zoemschijven.

Page 40: Enkuizen De Baan (fase 2)

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

41

Tabel 6.2 Overzicht lakenloodjes (vz =voorzijde, kz = keerzijde).

PPUUTTNNRR SSPPOOOORRNNRR VVOONNDDSSTTNNRR VVOOLLGGNNRR AAAANNTTAALL OOPPMMEERRKKIINNGG MMEERRKK

2 36 24 1 1 vz & kz aanwezig

2 36 24 2 1 vz & kz aanwezig I op kz

2 36 24 3 1 vz & kz aanwezig huismerk op vz

2 36 24 4 1 vz & kz aanwezig

2 36 24 5 1 vz aanwezig

2 40 38 1 1 vz aanwezig N in parelrand op vz

2 42 39 1 1 kz aanwezig

2 36 50 2 1 vz & kz aanwezig

2 59 1 1 kz aanwezig huismerk op kz

2 59 2 1 vz aanwezig

2 999 60 1 1 vz aanwezig

2 86 61 1 1 vz & kz aanwezig huismerk op kz

4 1 62 1 1 vz & kz aanwezig P op vz

3 17 65 1 1 vz & kz aanwezig franse lelies (?) op vz

2 157 67 3 1 vz & kz aanwezig wapen van Oudewater op kz

2 157 67 4 1 vz & kz aanwezig Huismerk op vz

2 0 68 5 1 kz aanwezig; 2 gaten

2 0 68 6 1 vz & kz aanwezig ? op kz; huismerk en letters op vz

2 0 68 7 1 vz & kz aanwezig

2 0 68 8 1 vz & kz aanwezig huismerk op vz; huismerk op kz

2 0 68 9 1 vz aanwezig

2 0 90 4 1 vz & kz aanwezig ? op kz

5 14 99 2 1 vz & kz aanwezig wapen op kz?

8 25 154 1 1 vz & kz aanwezig letter op kz?

8 31 155 1 1 vz & kz aanwezig huismerk op kz

8 41 158 1 1 vz & kz aanwezig grote B op vz; ? op kz

8 25 159 1 1 vz & kz aanwezig R op wapen op vz

8 48 164 9 1 vz & kz aanwezig ? op vz en ? op kz

9 2 166 1 1 vz & kz aanwezig wapen van Amsterdam op vz

9 2 166 2 1 vz & kz aanwezig huismerk op vz en huismerk op kz

9 2 166 3 1 vz & kz aanwezig

9 2 166 4 1 kz aanwezig

9 2 166 5 1 kz aanwezig ? op kz

0 0 169 7 1 vz & kz aanwezig? ? op ?

0 0 169 8 1 vz & kz aanwezig M op vz; ? op kz

0 0 169 9 1 vz aanwezig?

8 50 170 1 1 vz & kz aanwezig Gebogen dier op vz; dubbele klimmende leeuw onder G op kz

Page 41: Enkuizen De Baan (fase 2)

bevestiging aan het laken gaat als volgt te werk. Eén van de twee plaatjes heeft een gat in hetmidden, terwijl het andere plaatje een uitstekende angel heeft. Bij het bevestigen aan de stofwordt de verbindingsstrip dubbelgevouwen en worden de meestal nog ongemerkte plaatjes aanweerszijden van het laken op elkaar geplaatst. De angel wordt vervolgens door de stof gedrukt endan door het gat van het tweede plaatje geduwd. Het kegelvormige lood van de angel wordtdichtgeslagen of -geknepen waardoor het lood zo gesloten wordt dat het niet meer te openen is.Door tijdens het dichtslaan of -knijpen gebruik te maken van een ‘aambeeld en een beitel’ of eentang met daarop de betreffende merktekens, wordt het gladde lood omgevormd tot merklood.Soms worden daarna nog merktekens in het loodje gekrast.Bij de opgraving zijn 37 lakenloden aangetroffen, een relatief groot aantal. Veel van deze lodenbezitten op één of op beide zijden een merkteken. Tabel 6.2 geeft een overzicht van de verschil-lende loodjes en hun merktekens. De loodjes met duidelijke merktekens zijn in dit rapport afge-beeld.

De meeste loden zijn vrij klein en kunnen worden beschouwd als deelbewerkingsloden, loden dieaangeven welke bewerking, zoals verven, heeft plaatsgehad. Om wat voor soort bewerking hetgaat is in de meeste gevallen niet meer te achterhalen.In een aantal loden is een huismerk gestempeld (afb. 6.4, rechtsonder). Dit zijn eenvoudigetekens, vaak gebaseerd op de initialen van bijvoorbeeld de wever of de verver, die aangeven inwelke werkplaats een bepaalde bewerking heeft plaatsgehad. Er zijn voor de in Enkhuizen gevon-den huismerken in de literatuur geen parallellen gevonden. Daarnaast zijn er loden, waarop eenletter is aangebracht. Mogelijk zijn dit eveneens huismerken.Twee loden hebben op één zijde een cijfer.74 Op vnr. 164.9 staat 40; op vnr. 155.1 staat een 4, maaromdat de rechterzijde van deze stempel te slecht is om te kunnen lezen, is het zeer wel mogelijk,dat ook hier 40 heeft gestaan. De cijfers zijn in het lood geslagen, als een klop. Misschien betreftdit een toevoeging van de keurmeester, nadat hij bijvoorbeeld de lengte van de stof had gecon-troleerd. In Bourtange is ook een lakenlood gevonden waar het cijfer 40 is ingeslagen.75 InAmsterdam is een aantal loden gevonden, afkomstig uit Amersfoort, met daarop het cijfer 20, voor20 el.76 Volgens Baart is dat een half laken, wat betekent dat het ingeslagen cijfer 40 moet wijzenop een heel laken.Geen van de merken op de gevonden loodjes zijn hetzelfde, behalve mogelijk de merken op éénzijde van vnr. 68.8 en vnr.158.1. Hierop staat een aantal malen een zeer klein stempeltje, datbestaat uit een vierkant, waarbinnen een zandloperfiguur met een stip in het midden.Eén lood heeft drie stempels op de voorzijde (afb. 6.4, linksonder).77 Eén stempel lijkt een huis-merk te zijn, de tweede is waarschijnlijk een (dubbelkoppige) adelaar en de derde, die helaasgedeeltelijk door de tweede is bedekt, bestaat uit twee woorden: ‘.LIDE’ en ‘.ERV’. Het tweede

74 Vnr. 155.1 en Vnr. 164..9.75 Krook 1992, 491.76 Baart 1981, 73.77 Vnr.68.6.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

42

Afb. 6.4 Lakenloden.

Page 42: Enkuizen De Baan (fase 2)

woord heeft ongetwijfeld iets met verven te maken en waarschijnlijk geeft dit stempel de kleur ofde kwaliteit van de verf aan.Wanneer de stadskeurmeesters de stof goedkeurden, bevestigden ook zij er een lood aan. Hieropwas vaak het stadswapen gestempeld. Onder de loden van Enkhuizen zijn enkele van dergelijkemerktekens gevonden: vnr. 159.1 heeft een stempel met het wapen van Leiden (afb. 6.5). en opvnr. 166.1 staat het wapen van Amsterdam (afb. 6.4 linksboven). Op een derde lood staat een poortgebouw met een staande dierenfiguur naar links erbovenop(afb. 6.4, onder, tweede van links).78 Om de poort heen staat een omschrift, waar in ieder geval deletters ‘OVD’ of ‘OUD’ te lezen zijn. Oudewater, een kleine plaats die destijds bij Holland hoorde,heeft als stadswapen een toren met daarbovenop een klimmende leeuw naar links.79 Nu wasOudewater in de 16e en 17e eeuw een grote producent van touw. Het leverde een halfproduct,grofgaren, dat elders op grotere touwbanen werd verwerkt tot kabels en trossen.80

VingerhoedenHoewel vingerhoeden in de loop van de tijd veranderden, is de basisvorm sinds de LateMiddeleeuwen tot aan vandaag de dag hetzelfde gebleven. Tijdens de opgraving zijn zes vinger-hoeden aangetroffen, alle gemaakt van een koperlegering. Ze hebben een regelmatig patroon vanputjes dat, voor zover te zien is, met een radstempel is aangebracht. Tot in de 16e eeuw gebruiktemen een radstempel voor het aanbrengen van de putjes, maar later begon men met een wiel-stempel te werken, een snellere productiemethode. De vingerhoeden hebben een brede manchet,met in minstens twee gevallen een versiering. Eén manchet is zeer breed en heeft een rij bloemenin cirkels als versiering.81 Een sterk gelijkende vingerhoed, daterend uit het begin van de 17e eeuw,is gevonden in Amsterdam.82

Tussen de schacht en de ronde top zit soms een onderbreking in de putjes en twee maal één ofenkele ribbels. Eventuele merken van de makers zijn door de slechte conserveringstoestand nietzichtbaar.

Munten 83

De verzameling munten bestaat voornamelijk uit ‘huis-, tuin- en keukenduiten’. Onder de 32 gede-termineerde munten zijn 25 duiten.84 Daarnaast zijn er vijf oorden, één halve duit en een dubbelestuiver.Enkele oudere munten dateren nog uit het einde van de 16e eeuw. Eén ervan, geslagen tussen1574 en 1579, komt uit afvallaag LG03.85 De andere twee zijn ofwel bij de ontginning van het ter-rein in de grond terechtgekomen ofwel lang in gebruik gebleven, hetgeen overigens niet uitzon-derlijk is. Helaas zijn de meeste munten niet nader te dateren dan tussen 1600 en 1800. Dit is onder meerhet geval bij veertien duiten. De meeste munten die nauwkeuriger te dateren zijn, zijn te plaatsenin het tweede kwart van 17e eeuw (twaalf stuks).Eén duit is volgens het opschrift geslagen in Utrecht, maar in werkelijkheid afkomstig uitReckheim.86 Daar was in de 17e eeuw een munthuis gevestigd waar laagwaardige munten zijngeslagen. De munten werden gekopieerd naar voorbeelden uit de Nederlanden. Men deed ditvooral met duiten. De Reckheimse munten waren lichter dan de oorspronkelijke exemplaren en erwerd ingespeeld op de slijtage. Op de munten komen teksten en afbeeldingen voor die opvallenddicht bij de voorbeelden komen. Op deze duit staat ‘TRARECTUM’ in plaats van ‘TRAIECTVM’.Naarmate dit kopergeld sleet was het steeds lastiger te achterhalen waar de munten waren aan-gemunt. Overigens circuleerden er duizenden munten van Reckheim tussen het provincialekopergeld, de munten zijn derhalve niet zeldzaam.De jongste muntvondst betreft een oord uit de 18e eeuw. Hij is afkomstig uit spoor 9 van werkput 2.

Flessendoppen en flessenhalzenEr zijn verscheidene loden of lood-tinnen flessenhalzen en flessendoppen onder het materiaal. Zezaten op zogenaamde kelderflessen, vierkante flessen waarin gedestilleerde dranken en wijn wer-den bewaard en vervoerd.Bij de gevonden flessenhalzen is grofweg sprake van twee maten. De grotere maat heeft een grotekraag, die soms met enkele horizontale groeven is versierd. Deze halzen hebben een schenk-opening van ongeveer 12 mm. Aan enkele halzen bevindt zich nog wat glas en in één geval is dui-delijk te zien dat het een vierkante fles is. Eén van de flessendoppen past qua maat bij dezegroep. Hij heeft ook horizontale groeven op de buitenkant en bovenop zitten twee nokjes. De kleine variant flessenhals heeft nauwelijks een kraag. De schenkopening is kleiner dan 10 mm.Hierbij horen twee doppen, waarvan er één versierd is met horizontale groeven. Opvallend genoegis deze dop aan de binnenkant niet van schroefdraad voorzien.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

43

78 Vnr. 67.4.79 Bron stadswapen: www.ngw.nl.80 Bron: www.touwmuseum.nl.81 Vnr. 64.3.82 Langedijk & Boon 1999, 71,

cat.nr.136.83 De determinaties en achtergrondin-

formatie over de munten zijn afkom-stig van J. Pelsdonk van het Geld-en Bankmuseum.

84 In totaal zijn er 60 munten gevon-den; op basis van hun toestand ende context waarin ze zijn gevonden,is een selectie ter determinatie aan-geboden.

85 Put 8, spoor 1, Vnr. 131.1.86 Vnr. 128.3, datering 1625-1660.

Afb. 6.5 Detail lakenlood met hetwapen van Leiden.

Page 43: Enkuizen De Baan (fase 2)

Een tapkraantjeEen kleine tapkraan, gemaakt van een koperlegering, is compleet met tap aanwezig (afb. 6.6).87

Dit is vrij bijzonder; meestal wordt slechts één van de twee onderdelen gevonden. De kraan iseen holle buis die in een vat werd geslagen. De tap is een stop met een handvat aan de boven-kant en een rond gat in het midden dat dienst deed als spindel. De tap werd van bovenaf in eengat in de kraan geplaatst. Wanneer de tap werd gedraaid, kwam het gat in het verlengde van debuis en kon de vloeistof doorlopen. Het handvat van deze tap heeft de vorm van een driepas. Vanwege de grootte van dit voorwerplijkt het voor een klein vat bedoeld te zijn geweest.Daarnaast zijn er een losse kraan en een fragment van een tap gevonden.88 Ook hiervan had hethandvat de vorm van een driepas.

6.3 ConclusieDe verzameling metalen voorwerpen is afwijkend van het spectrum dat normaalgesproken wordtgevonden. Er is duidelijk sprake van oververtegenwoordiging van een beperkt aantal typen voor-werpen terwijl hierop in het veld geen selectie heeft plaatsgevonden. Het gaat vooral om speel-goed, lakenloodjes, munten en onderdelen van flessen. Ook ontbreken hier voorwerpen die bijandere opgraving juist in grote getale worden aangetroffen, zoals spijkers, bouwfragmenten, hui-selijke voorwerpen (om voedsel mee te bereiden en te eten) en kledingaccessoires.Ook qua metaalsoort wijkt de verzameling af: er is opvallend veel lood, en weinig ijzer. Dit heeftnatuurlijk te maken met het type voorwerp: lakenloodjes en flessenhalzen zijn nu eenmaal vanlood.Voor het bestaan van bepaalde handelsnetwerken bieden de lakenloodjes aanknopingspunten.Laken is aangekocht uit onder andere Leiden en Amsterdam en mogelijk ook uit Oudewater. Hetlood uit Oudewater kan natuurlijk ook aan een baal grondstof voor de fabricage van touw hebbengehangen. Vanwege de belangrijke touwindustrie in de stad ligt het voor de hand om te veronder-stellen dat Enkhuizen daar ook (een deel van) zijn grondstoffen voor de touwslagerij vandaanhaalde. Mogelijk onderhield Enkhuizen handelscontacten met Oudewater vanwege de touwindu-strie en was de aankoop van een stuk laken in Oudewater hier een bijkomstigheid van.Munten zou je in theorie ook kunnen gebruiken om naar handelscontacten te kijken, maar duitenzwierven over de hele Republiek. De munten onthullen dus vooralsnog niet zoveel over de handelen wandel in het historische Enkhuizen.

87 Vnr. 140.1.88 Resp. V40.3 en V50.7

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

44

Afb. 6.6 Tapkraan.

Page 44: Enkuizen De Baan (fase 2)

7 Archeobotanisch onderzoek - K. Hänninen (BIAX Consult)

7.1 InleidingEr zijn monsters voor zadenonderzoek genomen om informatie te verkrijgen over de voedingsge-woonten en de vegetatie. Ook is hout bemonsterd om inzicht te krijgen in het houtgebruik.

7.2 Methode

MacrorestenIn tabel 7.1 staat de administratieve informatie over de onderzochte zadenmonsters. Deze mon-sters zijn gezeefd over een set zeven met maaswijdtes van 2.0, 1.0, 0.5 en 0.25 mm. Voor vondst-nummer 77 is ook een 4 mm-zeef gebruikt. Het residu hiervan is echter niet voor onderzoekaangeboden. De residu’s zijn bewaard in potten met water. Oorspronkelijk was het de bedoeling de monsters in hun geheel te analyseren. Hierbij bleek algauw dat het om zeer arme monsters gaat, die niet geschikt zijn om de vraagstellingen te beant-woorden. In overleg is daarom besloten het onderzoek te beperken.

HoutIn tabel 7.2 staat de informatie over het voor onderzoek aangeboden hout. Het is deels in de vormvan gezaagde plakken van circa 5 cm dik aangeleverd. Hierdoor konden voor deze stukken alleende houtsoort en de oriëntatie in de stam worden bepaald. De monsters zijn gedetermineerd met behulp van een doorvallend-lichtmicroscoop met vergrotin-gen tot vijfhonderd maal. Hiertoe wordt de opbouw van het hout onderzocht door middel vancoupes in drie richtingen (dwars, radiaal en tangentiaal). Als determinatiesleutel is het werk vanSchweingruber gebruikt.89 De determinaties zijn verricht door Y. Vorst.

7.3 Resultaten

MacrorestenDe resultaten van het zadenonderzoek staan in tabel 7.3. Het materiaal in vondstnummer 14, uithet veen, is geheel veraard en er zijn geen zaden in aangetroffen. Ook in de afvallaag (LG03),waaruit vondstnummer 147 afkomstig is, zijn geen zaden aangetroffen, wel mortelachtig materiaalen kleine splinters aardewerk. Vondstnummer 77, uit de waarschijnlijk oudste fase van grachtGA01, bevat mortel en baksteenfragmenten. De enkele slecht geconserveerde zaden wijzen op deaanwezigheid van water, stikstof en een nat milieu. Aanwijzingen voor beer zijn niet gevonden, alzouden er in de grovere zeeffractie nog harde resten zoals kersen- en/of pruimenpitten, nootscha-len en dergelijke kunnen zitten. Als het inderdaad om beer gaat, is de conservering van het mate-riaal wel zodanig dat deze resten te verwachten zijn in een grovere fractie. Het meer kwetsbaremateriaal is (grotendeels) vergaan.

HoutDe resultaten van het houtonderzoek staan in de bijlagen en tabel 7.4. Er zijn vier houtsoorten aangetroffen: den (Pinus), eik, fijnspar/lariks (Picea/Larix) en wilg (Salix).

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

45

89 Schweingruber 1982.

Vondstnummer Context 14 Top van het veen direct onder de ophogingslagen. 147 Afvallaag 1590 – 1600. 77 Grachtvulling.

Tabel 7.1 Gegevens over de onder-zochte zadenmonsters.

Vondstnummer Context 54 Beschoeiingspaaltje (1 stuk). 73 Beschoeiingspaal (?) (1 stuk). 75 (BES02) Beschoeiingspaaltjes (3 stuks). 76 (BES01) Beschoeiingspaaltjes (2 stuks). 78 (VW01) Liggend vlechtwerk (11 stuks; als werkplatform gebruikt tijdens ophoging terrein?). 79 (VW02) Vlechtwerkbeschoeiing (13 stuks). 89 Beschoeiingspaal (?) (1 stuk).

Tabel 7.2 Overzicht van het onder-zochte hout.

Page 45: Enkuizen De Baan (fase 2)

Voor de zwaardere beschoeiingselementen zijn vier palen, twee balken en twee planken van dedrie eerstgenoemde soorten gebruikt. Op twee palen van fijnspar/lariks zijn de afdrukken van debijlsnede zichtbaar. Het gaat om een bijl met een rechte snede van meer dan 5 cm breed (vnr.75.1) en een bijl met een geronde vorm en een breedte van meer dan 6 cm (vnr. 76.1). Op deplank met vondstnummer 75.3 zijn op één zijde zaagsporen zichtbaar. Ook dit stuk is vanfijnspar/lariks.

Voor het liggende vlechtwerk (vnr. 78), mogelijk gebruikt als werkplatform tijdens de ophogingvan het terrein, zijn takken van den met een doorsnede van 1,3 tot 3 cm en een latje vanfijnspar/lariks gebruikt (VW01). Het vlechtwerk behorend tot de beschoeiing (vnr. 79) is gemaaktvan wilgentakken met diameters van 0,5 tot 3,5 cm (VW02).

7.4 ConclusiesHet onderzoek aan macroresten uit het veen, de afvallaag en de gracht heeft nauwelijks materiaalopgeleverd omdat de conservering slecht was. De vraagstellingen konden dan ook niet wordenbeantwoord.Het houtonderzoek heeft vier soorten opgeleverd. Hiervan zijn eik, den en fijnspar/lariks gebruiktvoor de zwaardere elementen in de beschoeiingen. Dit zijn alle sterke en duurzame houtsoorten,die veelvuldig werden gebruikt als constructiehout. Voor de vlechtwerkbeschoeiing zijn wilgentak-ken gebruikt. Deze zijn lang, recht en buigzaam en daarmee ideaal materiaal om mee te vlechten.Interessant is het materiaal waaruit het liggende vlechtwerk is gemaakt, de dennentakken. Dezesoort levert sterk hout, maar maakt geen lange, rechte takken.Eik en wilg kunnen in de omgeving van Enkhuizen hebben gegroeid. De eerstgenoemde soortheeft relatief droge gronden nodig, wilg groeit vooral in natte milieus. Fijnspar en lariks zijn nietinheems in Nederland, maar het hout ervan word al vanaf de Romeinse tijd aangevoerd in devorm van tonnen. De dichtstbijzijnde herkomstgebieden zijn Midden-Duitsland en Scandinavië.Vanaf de 17e eeuw zijn er aanwijzingen voor het aanplanten van deze soorten in Nederland.90

Den komt wel van nature in Nederland voor, maar is vanaf circa 7000 voor Chr. zeldzaam. Vanaf de16e eeuw wordt de soort aangeplant.91 Het kan dus gaan om Nederlands hout, maar er was indeze tijd ook veel invoer. De aanwezigheid van de takken die gebruikt zijn voor het mogelijke plat-form wijst op het gebruik van lokaal hout, aangezien het niet waarschijnlijk is dat men stammenmet takken heeft aangevoerd.

90 Buis 1985, 367.91 Buis 1985, 267.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

46

Tabel 7.3 Resultaten van het zade-nonderzoek.

Tabel 7.4 Resultaten van het houton-derzoek.

Vondstnummer Botanische resten Analyse 14 Geen nee 77 Enkele nee 147 Geen nee

Balk Paal Plank Tak Totaal Den 2 . 1 10 13 Pinus Eik . 1 . . 1 Quercus Fijnspar/lariks . 3 1 1 5 Picea/Larix Wilg . . . 13 13 Salix Totaal 2 4 2 24 32

Page 46: Enkuizen De Baan (fase 2)

8 Organisch vondstmateriaal - P.C. de Boer

Bot en schelp:Uit de ophogingslagen zijn meer dan tachtig fragmenten bot en schelp geborgen. Het lage aantalis statistisch niet significant en biedt geen aanknopingspunten voor de beantwoording van vragenover de bestaanseconomie en status van de bewoners van het plangebied door de eeuwen heen.Dit is dan ook de reden dat verder onderzoek naar deze vondstcategorie achterwege is gebleven. In deze vondstcategorie bevonden zich twee benen artefacten en een fragment eierschaal die hier

wel worden beschreven. Het gaat hier ten eerste omeen eerste teenkoot (Phalanx I) van een rund (vnr.86). Aan de proximale zijde 92 van dit stuk is een gatgeboord. Men vulde de natuurlijke holte in het botvia een dergelijk gat op met lood zodat deze alswerpkoot kon worden gebruikt in een spel. Dezekoot is om onbekende redenen niet opgevuld en isdaarom als halffabrikaat te beschouwen.

De tweede vondst betreft een spatelvormig voorwerp (vnr. 149). In de op het handvat uitgezaagdeversiering zijn nog resten van een rode beschildering bewaard gebleven. Dit kleinood kan wordengeïnterpreteerd als mesje voor het krullen van veren waaiers.93 Dit type waaier was in mode gedu-rende het eind van de 16e en de eerste helft van de 17e eeuw.

De laatste hier te beschrijven vondst heeft een exotisch karakter. Het betreft een fragment vaneen struisvogelei. Het ei zal waarschijnlijk door een zeeman als souvenir uit Zuidelijk Afrika zijnmeegenomen.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

47

92 Het gedeelte van het bot dat zichhet dichtst bij de lichaamsasbevindt.

93 Van Vilsteren 1988, 213-221.

Afb. 8.1 Benen werpkoot.

Afb. 8.2 Benen waaierkruller.

Afb. 8.3 Struisvogeleierschaal.

Page 47: Enkuizen De Baan (fase 2)

9 Conclusie

9.1 AlgemeenTijdens het onderzoek zijn in het plangebied negen werkputten aangelegd met een totale opper-vlakte van circa 2250 m2. Hierbij bleek een groot deel van het plangebied tot op de maximaal teontgraven diepte te zijn verstoord. Direct onder dit verstoorde niveau zijn wel over het geheleonderzochte gebied archeologische sporen aangetroffen. De verwachtingen ten aanzien van dearcheologische waarde van dit deel van het plangebied konden hiermee dan ook worden beves-tigd.

9.2 Beantwoording van de onderzoeksvragenDe onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn gesteld zullen hier worden beantwoordop basis van de bevindingen van het onderzoek.

Wat is de conserveringstoestand van de vindplaats en de aanwezigheid van structuren en sporen,hun datering en ruimtelijke samenhang?

Op basis van de opgraving kan worden gesteld dat de conservering van de sporen matig is. Eengroot deel van het terrein was verstoord tot op de maximaal te ontgraven diepte. Op dit niveauwaren echter nog wel archeologische sporen aanwezig. Uit de diverse analyses is gebleken dat deconservering van de vondsten en grondmonsters over het algemeen matig tot slecht is. Alleen hetaardewerk vormt hierop een uitzondering. De bewoningsgeschiedenis van het gebied kan opbasis van de opgraving in vijf perioden worden ingedeeld en als volgt worden samengevat:

Periode I: de periode vóór de stadsuitbreidingUit deze periode is een natuurlijke veenlaag afkomstig. De top hiervan is geoxideerd (veraard) en

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

48

Afb. 9.1 Kaart van Jacob van Deventeruit circa 1560.

Page 48: Enkuizen De Baan (fase 2)

vertoond plaatselijk krimpscheuren. Er zijn geen sporen aangetroffen die met deze fase kunnenworden geassocieerd. Op basis van het kaartmateriaal en de resultaten van het voorgaandeonderzoek kan worden gesteld dat het hier om een vochtig veenweidegebied handelt, dat wordtdoorsneden door natuurlijke en gegraven waterlopen (afb. 9.1). Het botanisch onderzoek heefthelaas geen aanvullende gegevens over deze periode opgeleverd.

Periode II: de stadsuitbreidingVrijwel direct na, maar wellicht nog gelijktijdig met, de aanleg van de vestingwallen heeft men hetterrein opgehoogd met een laag relatief schone klei. Het lijkt te gaan om een handeling die bin-nen een relatief kort tijdsbestek heeft plaatsgevonden. Aan de noordwestzijde van het terrein iseen liggende vlechtwerkconstructie gevonden die mogelijk dienst heeft gedaan als werkplatformbij deze ophogingsactiviteiten. Bij deze eerste ophoging heeft men ook enkele drainagesloten metklei gedempt. Aan de oostzijde van het terrein, ter hoogte van de Ossemannetjes, zijn beschoeiingen aangetrof-fen die deel uitmaakten van een noord-zuid georiënteerde stadsgracht. Hierbinnen zijn minimaaltwee fasen te onderscheiden. Er zijn twee beschoeiingswijzen aangetroffen. De eerste bestaat uitvlechtwerk en de tweede uit horizontaal op zijn kant geplaatste planken. In de uiterste zuidoost-hoek van het terrein werden enkele zware palen aangetroffen die als fundament van een stenenbruggenhoofd zullen hebben gediend. Een restant van het laatst genoemde metselwerk is helaaskort voor aanvang van de opgraving ongedocumenteerd verwijderd.

Periode III: de ingebruikname van het terreinDe dendrochronologische dateringen afkomstig uit het voorgaande onderzoek hebben uitgewezendat de touwbanen hier al reeds vanaf circa 1598 kunnen hebben gestaan. De jongste datering valtin het jaar 1676.94 De oudste touwbanen stonden aanvankelijk op lange, smalle percelen die wer-den geflankeerd door met planken en palen beschoeide sloten. In tegenstelling tot het voor-gaande onderzoek zijn bij deze opgraving geen zware houten palen van de touwbanen zelfaangetroffen. Wel zijn enkele perceleringssloten aangetroffen.

Periode IV: verdere invulling van het terrein en de verstening van de touwbanenBij een herinrichting in het tweede kwart van de 17e eeuw zijn de perceelssloten gedempt metstadsvuil. De in de huidige opgraving aangetroffen restanten liggen in het verlengde van de meest oostelijkaangetroffen touwbaan van de vorige opgraving. De nu aangetroffen sporen bestaan uit een kleinaantal verzakte funderingen, maar betreffen met name uitbraaksleuven van muren die over de

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

49

94 Van den Berg 2004, bijlage 19.

Afb. 9.2 Kaart van Lucas JanszoonWaghenaer uit 1598.

Page 49: Enkuizen De Baan (fase 2)

gehele lengte van het terrein konden worden gevolgd. In één van deze uitbraaksleuven werdenop regelmatige afstand liggende brokken muurwerk gevonden die waarschijnlijk als poeren warengebruikt. Ook is er een klein restant van een zogenaamde slietenfundering voor een bakstenen muurgevonden. Uit de opgravingen en het kaartmateriaal blijkt dat in eerste instantie ter hoogte vande Noorderboerenvaart enkele stenen loodsen zijn gebouwd (afb. 9.3.). In tweede instantie zijn detouwbanen in hun geheel overdekt (afb. 9.4.).Langs de Noorderboerenvaart zijn enkele huizen verrezen waarvan tijdens de opgraving verschil-

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

50

Afb. 9.3 Kaart van Enkhuizen door JohannesBlaeu, 1649. Inzet: detail van de ‘DeBoerenhoek’.

Afb. 9.4 Kaart van Enkhuizen doorOtto Suermondt, ongedateerd.

Page 50: Enkuizen De Baan (fase 2)

lende restanten zijn teruggevonden. Bij de huizen is slechts één put gevonden. De functie hiervanis niet duidelijk. De bewoners deponeerden hun afval waarschijnlijk in de meest nabije gelegen-heid, namelijk de gracht. Ook lijkt men pleksgewijs enkele oneffenheden in het terrein met huis-houdelijk afval te hebben opgevuld. Met name aan de oostzijde van het terrein zijn veel van ditsoort afvalplekken aangetroffen. Het botanisch onderzoek heeft geen aanvullende gegevens over deze periode opgeleverd.

Periode V: de bewoning en industrie verdwijnenOp het kadastraal minuutplan van 1832 staat ter hoogte van de touwbanen nog slechts één lang-werpig gebouw afgebeeld. Ook in de zuidoosthoek van het terrein zijn nog enkele panden weer-gegeven. Na de sloop van de bebouwing in de tweede helft van de 19e eeuw is het terrein onder anderegebruikt door een zadenhandel (afb. 10.2) In de jaren ’60 van de vorige eeuw werden op de loca-tie seniorenwoningen gebouwd.

- Wat is de constructie en ruimtelijke indeling van de voormalige touwslagerijen? Wat zijn detoegepaste bouwtechnieken?

Aan de westzijde van het onderzoeksterrein zijn fundamenten aangetroffen die behoren tot demeest oostelijk gelegen touwbanen. Enkele muurfragmenten waren op staal gefundeerd. Evenalsbij het onderzoek van fase 1 is de aanwezigheid van een fundering van kleine paaltjes (slieten)vastgesteld. In tegenstelling tot de eerste fase van het onderzoek zijn geen zware palen aange-troffen.Een funderingswijze die nog niet eerder was aangetroffen betreft de fundering op bakstenen poe-ren. Deze poeren waren gemaakt van brokken muurwerk die niet waren onderheid.

- Wat zijn de aanwijzingen in de aan te treffen vondstcomplexen voor de voedselvoorziening ende materiele cultuur van de bewoners en in hoeverre weerspiegelen zich hierin hun sociaaleconomische achtergrond en de handelsnetwerken van de stad?

Het botanisch onderzoek heeft geen gegevens opgeleverd ten aanzien van de voedselvoorziening.De zoölogische dataset was bovendien dermate klein dat is afgezien van een zoölogische analyse.Het detailonderzoek van een aardewerkcomplex uit de late 16e en het begin van de 17e eeuw wijstuit dat meer dan tachtig procent van het gebruiksaardewerk in deze periode moet hebbenbestaan uit rood- en witbakkend aardewerk. Het op het gehele terrein verzamelde importmateri-

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

51

Afb. 9.5 Minuutplan, 1832. (noordenis rechts)

Page 51: Enkuizen De Baan (fase 2)

aal wijst erop dat Enkhuizen in die periode deel uitmaakte van een internationaal handelsnetwerkdat contacten onderhield met Noord- en West-Duitsland, Frankrijk, Portugal, Italië, Turkije enChina. Dit vondstmateriaal bevestigt de uit historische bronnen bekende vroege piek vanEnkhuizen als handelscentrum aan de vooravond van de Hollandse en Amsterdamse GoudenEeuw. Een zeldzame (losse) vondst is een bord van zogenaamd Iznik-aardewerk uit Turkije. Dit isvoor zover bekend voor de eerste maal in een Nederlands vondstcomplex herkend en zelfs binnenNoordwest-Europese context zijn dergelijke vondsten op één hand te tellen.

Op basis van de tijdens het metaalonderzoek bestudeerde lakenloodjes kunnen handelscontactenmet Leiden en Amsterdam en waarschijnlijk ook Oudewater worden aangetoond. De verzamelingmetalen voorwerpen wijkt af van het spectrum dat normaalgesproken wordt aangetroffen tijdensopgravingen. Er is duidelijk sprake van oververtegenwoordiging van een beperkt aantal type voor-werpen. Het gaat vooral om speelgoed, lakenloodjes, munten en onderdelen van flessen.Voorwerpen die bij andere opgravingen juist in grote getale worden aangetroffen, zoals spijkers,bouwfragmenten, huiselijke voorwerpen (om voedsel mee te bereiden en te eten) en kledingac-cessoires, zijn schaars.Mogelijk moet (een deel van) het vondstmateriaal worden geïnterpreteerd als het vuilnis vanbewoners uit de directe omgeving van het terrein en niet zozeer als afval dat van elders uit destad afkomstig is. De indruk is dat het afval (vooral) afkomstig is van lieden die zich in financieel opzicht weinigkonden veroorloven. Zowel de grote hoeveelheid lokaal vervaardigd aardewerk als de geringekwaliteit van de gevonden majolica uit onze streken wijzen hierop. Dit beeld wordt bevestigd doorde fragmenten van kleipijpen uit de opgraving. De gevonden importen wijzen eerder op de groteeconomische bloei die Enkhuizen rond 1600 doormaakte, dan op een hoge sociale achtergrondvan de vroegere gebruikers ervan. Door de bloeiende handelscontacten waren exotische importendie elders in ons land slechts bij hoge uitzondering verkrijgbaar waren, in Enkhuizen voor grotegroepen beschikbaar. Het vrijwel ontbreken van importaardewerk van na circa 1625 wijst op deverschuiving van een belangrijk deel van de economische activiteiten naar Amsterdam. Deafname van het aantal inwoners valt samen met het verdwijnen van de exotische importen uit hetvondstenspectrum. De arme indruk die het vondstmateriaal wekt, kan dan ook voor een deel wor-den verklaard uit de datering van de vondsten. De vondsten stammen vooral uit de gehele 17e

eeuw, terwijl het jongste materiaal uit de vroege 18e eeuw dateert. Naast materiaal uit de bloeipe-riode van Enkhuizen is een deel van de vondsten dus te dateren in de periode van de grote eco-nomische achteruitgang van de stad.

- Wat is de aard van de 17e-eeuwse en latere bewoning in de te verwachten huizenresten? Watzijn de toegepaste bouwtechnieken?

In het onderzoeksgebied van fase 2 zijn verschillende gebouwresten gedocumenteerd. De huizenwaren op staal gefundeerd. Deze funderingen bestonden uit hergebruikte bakstenen die direct opde ophoginglagen waren gezet. In één fundament waren ook enkele keien verwerkt. Het vondstmateriaal wijst er op dat de gebouwen in de zuidoosthoek van het terrein na circa 1620zijn aangelegd. Het zal hier primair gaan om woonhuizen. De enige vondst die wellicht wijst op deuitoefening van ambachtelijke werkzaamheden is die van een teerplek.

- Wat is de constructie van de beschoeiing(en) van de voormalige gracht langs deOssemannetjes?

In totaal zijn minimaal twee verschillende beschoeiingen te onderscheiden. De meest westelijkgelegen, vermoedelijk oudste, beschoeiing was op twee verschillende manieren vervaardigd. Aande zuidzijde bestond deze uit ingeslagen vierkante houten paaltjes die op hun kant geplaatstehouten planken keerden. Aan de noordzijde bestond de beschoeiing uit vlechtwerk. Van de ver-moedelijk jongste beschoeiing zijn alleen ingeslagen vierkante houten paaltjes gevonden.

- Welke tuinhistorische gegevens zijn er te verkrijgen over de achter de woonhuizen gelegentuinen?

Doordat de ondergrond van het plangebied verstoord was, is geen specifieke informatie verkre-gen omtrent de achter de woonhuizen gelegen tuinen.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

52

Page 52: Enkuizen De Baan (fase 2)

- Wat is de ligging, datering en vulling van het verkavelingspatroon van vóór 1593 in dit deel vanhet plangebied?

In de opgraving zijn geen resten gevonden die zijn toe te wijzen aan het verkavelingspatroon vanvóór 1593.

9.3 AanbevelingIn de ondergrond van het plangebied zijn nog steeds archeologische waarden in situ bewaardgebleven. Bij eventuele toekomstige bodemverstoringen die dieper reiken dan 1 m beneden hetmaaiveld wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Ook eventuele bodemverstorende werkzaamhedenter hoogte van de Ossemannetjes dienen voorafgegaan te worden door archeologisch onderzoekomdat deze straat is gesitueerd op een opgevulde stadsgracht. Hier kunnen intacte vullingslagenmet vondstmateriaal worden verwacht.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

53

Page 53: Enkuizen De Baan (fase 2)

Enkhuizen is aan het einde van de 16e eeuw grootschalig en planmatig uitgebreid. Hierbij is aande landzijde een cirkelvormig vestingstelsel met bolwerken aangelegd, waarna het binnengebiedvanaf het oude stadscentrum met rechthoekige bouwblokken is ingericht. De grootschaligheidvan dit nieuwbouwproject wijst er op dat men een rooskleurige toekomstvisie bezat. De opzetpast bovendien goed in het concept van ‘de ideale stad’ zoals men die in deze periode aanhing. Vooral in perioden van onlusten en/of grote veranderingen, wilden sommige denkers de chaos inhun omgeving ordenen door tegenover de reële wereld alternatieven te plaatsen, die geordend,rationeel, radicaal en universeel waren. Beschrijvingen van deze nieuwe maatschappijen worden,sinds het verschijnen van Thomas More’s ”Utopia” in 1516, utopieën genoemd. Naast deze maat-schappelijke organisatie beschrijven deze werken ook de (vrijwel altijd stedelijke) ruimtelijkestructuren als afspiegeling van de maatschappij. Vanuit een vergelijkbare, maar toch anderebezieling en met meer oog voor de formele dan voor de sociale aspecten, richtten architecten,stedenbouwkundigen en hervormers hun aandacht op het ontwerpen van nieuwe architecturaleomgevingen, ‘ideale steden’, die de bestaande steden radicaal moesten vervangen. Utopieën enideale steden vertonen gemeenschappelijke kenmerken, die soms geworteld zijn in de Oudheid.Deze modelsteden hebben in de meeste gevallen een regelmatig geometrisch grondplan en wor-den gecreëerd uit het niets, zonder ook maar enigszins rekening te houden met de plaatselijkehistorische of culturele tradities en omstandigheden.95

Mak wijst er in navolging van Lynch op dat het hierbij gaat om een door ‘koopmanskapitalisme’ingegeven denkbeeld waarbij de stad als een ‘praktische machine’ wordt gezien. Deze machinebestaat uit talloze verschuifbare en vervangbare onderdelen en heeft geen hogere betekenis daneen samenstel dat functioneert als de som van al deze onderdelen. “Het is praktisch, functioneel,‘cool’ en zonder enige fantasie.” 96

Gawronski stelt dat het debat over de stadsuitleg in het geval van Amsterdam zich voornamelijkheeft toegespitst op de vraag of het hier aangelegde concentrische grachtenpatroon binnen eenhalfcirkelvormig vestingstelsel het product was van een vooropgezet, eenduidig ontwerpplan vol-gens renaissancistische idealen en regels, of van een stapsgewijs proces gebaseerd op praktischeeisen. Hij vindt het opvallend dat water in deze analyses niet of nauwelijks een rol van betekenis

95 Ontleend aan boekbesprekingEaton 2001 op:http://www.aup.nl/do.php?a=show_visitor_book&isbn=9061534739.

96 Mak 2001, 8-9; Lynch 1981.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

54

10 Synthese

Afb. 10.1 Het Utopia van ThomasMore.

Page 54: Enkuizen De Baan (fase 2)

heeft gespeeld en wijst op het medium ‘maritiem cultuurlandschap’. Dit is een perspectief vansociale, economische, culturele en technologische processen die samenhangen met het (gebruikvan) water.97 Voor een stad als Enkhuizen lijkt deze zienswijze op te gaan. Uit het feit dat de touw-banen ter hoogte van de opgravingslocatie direct na het gereedkomen van de vestingwerken in1598 in gebruik werden genomen blijkt dat men dit terrein van meet af aan bewust met dit doelheeft aangewezen. Deze keuze zal inderdaad voornamelijk zijn ingegeven door praktische argu-menten. Door de ronde uitleg van de vestingwerken en de blokvormige inrichting van het nieuwverkregen binnengebied bleven aan de rand van de stad enkele langwerpige terreinen over. Deonderzoekslocatie was dan ook uitermate geschikt voor de aanleg van de honderden meterslange touwbanen. Ook aan de noordzijde van de stad, ten westen van de Noordpoort staat op dekaart van Blaeu een terrein met touwbanen en loodsen aangegeven (afb. 9.3). Ten oosten van deze poort, waren tevens havenfaciliteiten met mastwerven en een gie-terij gevestigd. Op de kaart van Suermondt zijn aan de westzijde van de stad ook touwbanenzichtbaar (zie afb. 9.4). Deze liggen ten zuiden van de Nieuwe Westerstraat, ter hoogte van deWesterpoort. Al deze faciliteiten waren goed bereikbaar over water en benadrukken het belanghiervan voor een stad met een dergelijk maritiem karakter. Dat dit laatste ook tot uitdrukkingkomt in de aard van het vondstmateriaal is niet verwonderlijk.De luxe en exotische importen onder het vondstmateriaal hangen samen met de aard van de stad.Veel van de inwoners uit Enkhuizen waren werkzaam of op andere wijze betrokken bij de zee-vaart.

Kort na de bouw van de eerste woonhuizen op de locatie van ‘De Baan’ stagneerde de Enkhuizereconomie. Enkele oorzaken die hieraan worden gegeven zijn de vier Engelse handelsoorlogen(beginnend vanaf 1652), het decimeren van de bevolking na de drie pestepidemieën die tussen1636 en 1668 hebben geheerst,98 en de duurzame wijziging van de handelsnetwerken ten gunstevan Amsterdam; dit betrof ook de andere Zuiderzeesteden, maar in tegenstelling tot bijvoorbeeldHoorn, had Enkhuizen nauwelijks achterland en sloeg de crisis hard toe; de naam Boerenhoek zaldan ook zijn ontstaan na de afbraak van de vele woonhuizen die hier stonden en de daarop vol-

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

55

97 Gawronski 2002, 10-27.98 Versluijs 2005, 18.

Afb. 10.2 Het onderzoeksterrein in dejaren ’50 van de vorige eeuw, gezienrichting het noordwesten. In de rijbomen op de achtergrond is noggoed de ligging van het bolwerk teherkennen (foto: W.S. de Graaff,Enkhuizen).

Page 55: Enkuizen De Baan (fase 2)

gende transformatie in de richting van het agrarisch gebruik.99 Een groot deel van de onderzoeks-locatie was slechts gedeeltelijk ingericht ten behoeve van woningbouw. De rest van het terreinwerd grotendeels gebruikt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering en tuinbouw. De opslagen stalling vonden plaats binnen De Vest en de landerijen lagen aan de buitenzijde.100

De resultaten van de beide onderzoeken te Enkhuizen geven ons niet alleen tastbare bewijzenvoor het handelen van onze voorouders, maar verschaffen ons ook een blik op een stuk mentali-teitsgeschiedenis in de ontwikkeling van een stad.In zijn rede bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar aan de Universiteit vanAmsterdam verwoorde Geert Mak dit treffend: “De geest, de mentaliteit van een bepaalde periode versteent zich in een stad. En op zijn beurtbepaalt een stad weer de geest van de mensen die er wonen en werken.” 101

99 Schriftelijke mededeling G. P.Alders.

100 Versluijs 2005, 18.101 Mak 2001, 6.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

56

Page 56: Enkuizen De Baan (fase 2)

Literatuur

ALDERS 2005: Programma van Eisen nummer 05PO14. Archeologische Opgraving De Baan, tweede fase.Gemeente Enkhuizen 2005, Wormerveer.

BAART, J.M., 1981: Spin- en weefgereedschappen en loden afkomstig van het Amsterdamse stadskernonder-zoek. In: J.M. Baart, S.Y. Vons-Comis, K.S. Tidow, et al (red.)., Textiele bodemvondsten: verslag van de textiel-dag op 29 november 1979 in het Amsterdams Historisch Museum te Amsterdam over archeologische textiel,Amsterdam, 3-14 (overdruk ROB, 69-90).

BAART, J.M., 1987B: Portugese faience uit Amsterdamse bodem, in: C. van Lakerveld & T. Oliveira-van Royen(red.), Portugese faience 1600-1660 / Faianca Portuguesa 1600-1660, Amsterdam/Lissabon, 19-95.

BAART, J.M., A. LAGERWEIJ & W. KROOK, 1990: Italiaanse en Nederlandse witte faience (1600-1700),(Mededelingenblad Nederlandse Vereniging van Vrienden van de Ceramiek 138).

BAART, J.M., 2003: Het Hollants Porceleyn 1600-1660, Vormen uit vuur 180/181, 56-65.

BARONI, C., 1934: Ceramiche Italiane del Castelo Sforzesco, Milaan.

BARTELS, M., 1999: Steden in scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en Tiel (1250-1900), Zwolle/Amersfoort.

BARTELS, M. 2003: A cerâmica portuguesa nos Países Baixos (1525-1650): uma análise sócio-económicabaseada nos achados arqueológicos, Patrmónio Estudos 2003-5, 70-82.

BARTELS, M., H. CLEVIS & F.D. ZEILER, 1993: Van huisvuil en huizen in Hasselt. Opgravingen aan het Burg.Royerplein, Kampen.

BARWASSER, M., & M. SMIT, 1997: Acht eeuwen tussen twee stegen. Archeologisch, historisch en bouwhisto-risch onderzoek in Kampen, Kampen.

BASTIAAN, V., 2004: Onderzoek in de Vissersbocht, Haarlems bodemonderzoek, 37, 3-20.

BERG, G. VAN DEN, 2004: Archeologische opgraving Enkhuizen “De Baan” 2004 (1e fase), (Hollandia reeks 61),Zaandijk.

BERG, G. VAN DEN, S. OSTKAMP & M. VEEN, 2003: Catalogus van de misbaksels uit de spaarpotsteeg, in: H. vanden Berge e.a. In Gorcum gebakken. Aardewerk, kleipijpen, wandtegels. Rotterdam, 126-144.

BERNAT, C., M. CICCOTTI & D. RESTAGNO, 1995: Una discarica di ceramica cinquecentesca sotto la vecchia fer-rovia ad Albisola Marina. in: Atti XXV Convegno Internazionale della Ceramica, “La ceramica ligure del cinque-cento nascita e irradiazione in Europa e nelle Americhe” (29-31 Maggio 1992), Albisola.

BERTI, F., 1997: Le ceramiche da mensa dal 1480 alla fine del XVIII, 4 vols., (Storia della ceramica di Montelupo.Uomini e fornaci in un centro di produzione dal XIV al XVIII secolo 2), Montelupo.

BIESBOER, P., 1997: Nederlandse majolica 1550-1650. Schotels en tegelgoed, Amsterdam.

BITTER, P., 1995: Geworteld in de bodem. Archeologisch en historisch onderzoek van een pottenbakkerij bij deWortelsteeg in Alkmaar. Zwolle, (Publicaties over de Alkmaarse Monumentenzorg en Archeologie I).

BITTER, P., E.A., 1997A: Wonen op Niveau. Archeologisch, bouwhistorisch en historisch onderzoek van twee per-celen aan de Langestraat, Alkmaar, (Rapporten over de Alkmaarse Monumentenzorg en Archeologie 5).

BITTER, P., E.A., 1997B: Wonen op Niveau. Catalogus van keramiek en glas, Alkmaar, (Rapporten over deAlkmaarse Monumentenzorg en Archeologie 5a).

BLAKE, H., 1981: Pottery exported from Northwest Italy between 1450 and 1830: Savona, Albisola, Genoa, Pisaand Montelupo, in: Papers in Italian archaeology II, (BAR International Series 102), Oxford, 99-124.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

57

Page 57: Enkuizen De Baan (fase 2)

BOJANI, G.C., E.A., 1985 : La donazione Caleazzo Cora. Ceramiche dal medioevo al XIX secolo, (MuseoInternazionale delle Ceramiche in Faenza), Milaan.

BOTTELIER, T., 2004: Een glasvondst afkomstig van de NV Glasfabriek Albert in het stadsdeel Schalkwijk (eer-tijds gemeente Haarlemmerliede), Haarlems bodemonderzoek, 37, 21-63.

BRUIJN, A., 1992: Spiegel-beelden. Werra-keramiek uit Enkhuizen 1605, Zwolle.

BUIS, J., 1985: Historia forestis. Nederlandse bosgeschiedenis. Bosgebruik, bosbeheer en boswetgeving tot hetmidden van de negentiende eeuw, Utrecht.

BULT, E.J., 1995: Delftse theepotten, de tweede generatie, in: H. Clevis (red.) Assembled articles 2. Symposiumon medieval and post-medieval ceramics, Antwerpen 25 and 26 january 1995, Antwerpen/Nijmegen, 33-42.

CALADO, R.S., & J.M. BAART, 1987: Faiança Portuguesa / Portugese faience (1600-1660), Amsterdam/Lissabon.

CARMIGGELT, A., & M.M.A. VAN VEEN, 1995: Laat- en postmiddeleeuws afval afkomstig uit zes vondstcomplexente Den Haag, Den Haag, (HOP-reeks 2).

CARSWELL, J., 1998: Iznik pottery, Londen.

CLEVIS, H., 2001: Zwolle ondergronds. Zeven blikvangers van archeologische vondsten in Zwolle, Zwolle.

CLEVIS, H., 2006: Achter de Broeren 2004. Pottenbakker of potverkoper; 16de-eeuwse misbaksels van keramiekuit Zwolle, Zwolle (Archeologische Rapporten Zwolle 30).

CLEVIS, H. & P. KLEIJ, 1990: Het Zwolse Celehuisje, de bewoners en hun afval, 1550-1650, Zwols historisch tijd-schrift, 7-3, 76-93.

CLEVIS, H., & M. KLOMP, 2004A: Melkmarkt 30, Zwolle (Archeologische Rapporten Zwolle 12).

CLEVIS, H., & M. KLOMP, 2004B: Grote Markt 3-5, Zwolle (Archeologische rapporten Zwolle 14).

CLEVIS, H., & J. KOTTMAN, 1989: Weggegooid en teruggevonden. Aardewerk en glas uit Deventer vondstcom-plexen 1375-1750, Kampen.

CLEVIS, H., & M. SMIT, 1990: Verscholen in vuil. Archeologische vondsten uit Kampen 1375-1925, Kampen.

CLEVIS, H., & J. THIJSSEN, 1989: Kessel huisvuil uit een kasteel, Mededelingenblad Nederlandse Vereniging vanVrienden van de Ceramiek, 136.

CORRIERI, G., 1998: Il museo delle ceramiche di Castelli. Colledara (Teramo).

DAM, J.D. VAN, 1982: Geleyersgoed en Hollants porceleyn. Ontwikkelingen in de Nederlandse aardewerkindustrie1560-1660, (Mededelingenblad Nederlandse Vereniging van Vrienden van de Ceramiek 108).

DAM, J.D. VAN, 1989: Vroege faience uit Delft, 1625-1655 en de invloed op Japans porselein 1660-1670,Mededelingenblad Nederlandse Vereniging van Vrienden van de Ceramiek 135, 4-18.

DAM, J.D. VAN, 1991: Portugese en Hollandse faience. Commentaar op een catalogus en vier artikelen,Mededelingenblad Nederlandse Vereniging van Vrienden van de Ceramiek 142, 5-13.

DIERENDONK, R.M. VAN, & H. HENDRIKSE, 2004: Verdronken dorpen in Zeeland (2). Op zoek naar SintePhillipslandt. Archeologisch onderzoek in het kader van het project Verdronken Dorpen, Zeeland. Tijdschriftvan het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, 13-2, 45-59.

DIJKSTRA, M., & S. OSTKAMP, (M.M.V. J.F.P. KOTTMAN & L. DE VRIES), 2006: Vondsten uit een beerput van huisRosendaal te Lisse (ca. 1590-1630). Een kijkje in de keuken van een VOC beambte, in: H. Clevis & S.Ostkamp (red.) Assembled Articles 3. Symposium on medieval and post-medieval ceramics. Zwolle 9 en 10 okt2003, Zwolle, 139-183.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

58

Page 58: Enkuizen De Baan (fase 2)

DUCO, D.H., 2004: Drie eeuwen tabakspijpen uit Alkmaar, in: P. Bitter e.a., De Verborgen stad. Archeologischonderzoek naar 750 jaar wonen in Alkmaar, Alkmaar, 71-96.

DUCO, D.H., 1981: De kleipijp in de zeventiende-eeuwse Nederlanden, Oxford.

DUCO, D.H., 1987: De Nederlandse kleipijp, handboek voor dateren en determineren, Leiden.

DUCO, D.H., 2003: Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda, Amsterdam.

DUCO, D.H., IN VOORBEREIDING: De Nederlandse kleipijp, handboek voor dateren, Amsterdam.

EATON, R., 2001: De Ideale Stad, Utopia en de (niet) gebouwde omgeving, Antwerpen.

FARRIS, G., 2004: “Per una storia della ceramica torinese del ‘600”, Faenza. Bolletino del Museo Internazionaledelle Ceramiche. ANNO XC (1-6), 61-108.

GAWRONSKI, J., 2002: Archeologie op Oostenburg. De Amsterdamse stadsuitleg en het maritieme cultuurland-schap, in: J. Gawronski, F. Schmidt & M. –Th. van Thoor (red.) Amsterdam Monumenten & Archeologie I,Amsterdam.

GRANDAZZI, J., 2003: La faïence européenne au XVII siécle: le triomphe de Delft, (Musée Nacional deCéramique), Parijs.

GESINK, G., 1991: Succesvol zoeken met de metaaldetector, Enschede.

ROSEN, J., 2003: L’emancipation des sources gravées: de la majolique italienne à la faience française (1540-1645). Majoliques Européennes. Reflets de l’Estampe Lyonnaise (XVI-XVII siècles), Dijon.

GRIFFIOEN, A., & S. OSTKAMP, 2006: Een 16de-eeuwse beerput uit de binnenstad van Woerden, in: H. Clevis &S. Ostkamp (red.) Assembled Articles 3. Symposium on medieval and post-medieval ceramics. Zwolle 9 en 10okt 2003, Zwolle, 101-121.

GROOTHEDDE, M., 2003: Inleiding op twee vondstcomplexen van Zutphen-Stadhuis, vondstnummers 340 en 473,Zutphen, (digitaal rapport gemeente Zutphen).

GROOTHEDDE, M., & M. BARTELS, 2000: Taminiau in Zutphen, archeologie, geschiedenis en producten van een19de-eeuwse pottenbakkerij, in: A. Böing e.a. (red.) Töpfer. Kramer. Pottenbakkers. Keramiek tussen IJssel enBerkel, Borken.

GUAITINI, G. (RED.), 1980: Antiche maioliche di Deruta per un museo regionale della ceramica umbra. Firenze.

HANRAETS, E., 2005: RING Intern Rapport nummer: 2006013, Lelystad.

HASSELT, H., J.J. LENTING & H. VAN WESTING 1993: Metalen gebruiksvoorwerpen, in J.J. Lenting, H. van Gangelen& H. van Westing (red.), Schans op de Grens, Bourtanger bodemvondsten 1580-1850, Sellingen, 403-462.

HIJMERSMA, H.J., 1977: Een verzameling scherven, gevonden in Enkhuizen, Mededelingenblad vrienden van deNederlandse ceramiek 85, 7-18.

HENKES, H.E., 1994: Glas zonder glans. Vijf eeuwen gebruiksglas uit de bodem van de Lage Landen 1300-1800,(Rotterdam papers 9), Rotterdam.

HULST, M., 2006: Glas uit de gracht, in: H. Clevis & S. Ostkamp (red.) Assembled Articles 3. Symposium onmedieval and post-medieval ceramics. Zwolle 9 en 10 okt 2003, Zwolle, 93-99.

HURST, J.G., D.S. NEAL & H.J.E. VAN BEUNINGEN, 1986: Pottery produced and traded in north-west Europe 1350-1650, (Rotterdam Papers VI), Rotterdam.

JACOBS, E., 1994: Archeologisch onderzoek op een binnenterrein achter de percelen Burgwal 95-99 teHaarlem, Haarlems bodemonderzoek, 28, 3-25.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

59

Page 59: Enkuizen De Baan (fase 2)

JACOBS, E., 1995: De Rode Gravin. Archeologisch onderzoek op het terrein tussen Gravinnensteeg en deGedempte Oude Gracht te Haarlem, Haarlems bodemonderzoek, 29, 3-72.

JACOBS, E., 1997: Begijnhof 6/6a: Prehistorische en laatmiddeleeuwse bewoningssporen, Haarlems bodemon-derzoek, 31, 39-77.

JACOBS, E., & M.M.A. VAN VEEN, 1996: Van kerk tot rekenwerk. Laat- en postmiddeleeuwse vondstcomplexenaan het Lange Voorhout, Den Haag, (HOP-reeks 3).

JACOBS, E., D. OLTHOF & A. PAVLOVIC, 2000: Antoniestraat 6 en 8: potten en putten, Haarlems bodemonderzoek,34, 3-110.

JACOBS, E., M. POLDERMANS & T. VAN DER ZON (RED.), 2002: Spitten aan het Spaarne. Archeologisch onderzoekonder de Gravinnenhof in Haarlem, Haarlem.

KANEDA, A., 2006: How to distinguisch Japanese porcelain from Chinese porcelain, in: H. Clevis & S. Ostkamp(red.) Assembled Articles 3. Symposium on medieval and post-medieval ceramics. Zwolle 9 en 10 okt 2003,Zwolle, 5-39.

KARRAS, M., 2000: Die fürstbischöfliche Fayence-Manufaktur in Ahaus, in: A. Böing & R. Beskers (red.)Töpfer, Kramer, Pottenbakkers : Keramik zwischen IJssel und Berkel, 68-77, Borken.

KISTEMAKER, T. & T. LEVIE, (RED.), 1987: Exodo, Portugezen in Amsterdam 1600-1680, Amsterdam.

KLEIJ, P., 1995: Oosterhouts aardewerk, in: H. Clevis (red.) Assembled articles 2. Symposium on medieval andpost-medieval ceramics, Antwerpen 25 and 26 january 1995, Antwerpen/Nijmegen, 101-128.

KLOMP, M., 2003: Het vrouwenhuis. Archeologisch en bouwhistorisch onderzoek op het perceel Melkmarkt 53 /Voorstraat 46. Zwolle.

KLOMP, M., 2004: Van opgaand hout en enige perken. Archeologisch onderzoek op het Broerenkerkplein inZwolle, Zwolle, (Archeologische rapporten Zwolle 15).

KORF, D., 1981: Nederlandse majolica, Haarlem.

KOTTMAN, J.F.P., 1992A: Zeventiende-eeuwse glazen drinkgerei uit het adellijk vrouwenstift van Susteren,Vormen uit vuur, 146, 4-15.

KOTTMAN, J.F.P., 1992B: Glasvondsten uit de beerkelder van Cruydenborgh, Westerheem, 41, 210-226.

KOTTMAN, J.F.P., 1997: De vondsten, in: Blauw, H., e.a. (red.), Cruydenborgh en Endelhoef. Geschiedenis enopgraving van twee verdwenen buitenplaatsen aan de Vecht te Maarssen, Maarssen, 34-47.

KOTTMAN, J.F.P., 2005: De glasvondsten, in: J. Dijkstra & P.C. de Boer, Huis te Vleuten opgegraven.Archeologisch onderzoek in het kader van het project Spoorverbredeing VleuGel / Randstadspoor, Amersfoort

(ADC Rapport 403), 78-82.

KOTTMAN, J.F.P., 2006: De glasvondsten, in: J. Dijkstra, S. Ostkamp & G. Williams, Archeologisch onderzoek ophet terrein van de voormalige Berhuijskazerne te Middelburg, Amersfoort (ADC Rapport 595), 93-99, (catalo-gus: 271-378).

KRAUWER, M., & F. SNIEDER (RED.), 1994: Nering en vermaak. De opgraving van een veertiende-eeuwse markt inAmersfoort, Utrecht.

KROOK, W., 1993, MERKLODEN, IN: J.J. Lenting, H. van Gangelen & H. van Westing (red.), Schans op de Grens,Bourtanger bodemvondsten 1580-1850, Sellingen, 489-495.

LANGEDIJK, C.A. & H.F. BOON, 1999: Vingerhoeden en naairingen uit de Amsterdamse bodem.Productietechnieken vanaf de Late Middeleeuwen (AWN-reeks, 2), Amsterdam.

LAKERVELD, C. VAN, & T. OLIVEIRA-VAN ROYEN (RED.), 1987: Portugese faience 1600-1660/ Faianca Portuguesa1600-1660. Amsterdam/Lissabon.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

60

Page 60: Enkuizen De Baan (fase 2)

LIVERANI, G., 1957: Bianco di Faenza: the development of white maiolica, The connoisseur, an illustrated maga-zine for collectors 140, 160-163.

LIVERANI, G., 1960: Five centuries of Italian maiolica, New York.

LUNSINGH SCHEURLEER, D.F., 1970: Wit Delfts, Lochem.

LUNSINGH SCHEURLEER, D.F., 1977: In Enkhuizen gevonden Chinese scherven, Mededelingenblad vrienden vande Nederlandse ceramiek 85, 19-31.

LUZ ALFONSO, S., 1992: Du Tage à la mer de Chine. Une épopée portugaise, (Réunion des Musées Nacionaux),Parijs.

LYNCH, K., 1981: The good city, Cambridge Verenigde Staten.

MAK, G., 2001: De goede stad. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraarvoor Grootstedelijke vraagstukken en Amsterdam in het bijzonder, op de Wibautleerstoel aan de Universiteit vanAmsterdam op vrijdag 19 januari 2001, Amsterdam.

MILANESE, M., 1993: Italian pottery exported during the 15th and 16th centuries, Medieval ceramics 17, 25-33.

MONTEIRO, J.P., 1994: A influência oriental na cerâmica Portuguesa do século XVII., (Museu Nacional doAzulejo), Lissabon.

MOORMAN, E.M., & W. UITTERHOEVE, 1987: Van Achilleus tot Zeus. Thema’s uit de klassieke mythologie in litera-tuur, muziek, beeldende kunst en theater. Nijmegen.

MUSEU RAFAEL BORDALO PINHEIRO, GALERIA DE EXPOSIÇÕES TEMPORARIES, 1993: Hospital Real de Todos os Santos.Séculoas XV a XVIII, (Catalogo), Lissabon.

NAUMANN, J., (RED.), 1974: Meisterwerke hessischer Töpferkunst. Wanfrieder Irdenware um 1600, Kassel.

OSTKAMP, S., 1998A: Vleuten, de vondsten, in: Archeologisch onderzoek Vleuten de Meern, PlangebiedVeldhuizen. Rijksstraatweg. Veldhuizen A, Amersfoort, (Rapportage archeologische monumentenzorg 60).

OSTKAMP, S., E.A., 1998B: Van gorters, brouwers en een hospitaal. Archeologisch onderzoek aan hetWortelsteegplein, Alkmaar, (Rapporten over de Alkmaarse Monumentenzorg en Archeologie 6).

OSTKAMP, S., (RED.), 1999: De opgraving van het St. Agnesklooster in Oldenzaal, Amersfoort, (Rapportagearcheologische monumentenzorg 50).

OSTKAMP, S., 2002: Het aardewerk, in: J. Dijkstra & M. Spanjer, IJsselstein, Hofstraat – AAO, Bunschoten,(ADC Rapport 129), 21-23.

OSTKAMP, S., 2003A: Het aardewerk, in: J. Dijkstra, Dokkum, Archeologisch onderzoek Koningstraat,Bunschoten (ADC Rapport 204), 24-39.

OSTKAMP, S., 2003B: Een boedel op de schop. 16de-eeuwse vondsten uit Oldenzaalse waterput, Overijssels erf-goed. Archeologische en bouwhistorische kroniek 2002, Zwolle, 71-112.

OSTKAMP, S., 2003C: De introductie van porselein in de Nederlanden, Vormen uit vuur 180/181, 14-29.

OSTKAMP, S., 2004A: Het aardewerk, in: E. Schrijer & J. Dijkstra, Leeuwarden, Stadhuis – Archeologisch onder-zoek, Bunschoten (ADC Rapport 218), 18-23.

OSTKAMP, S., 2004B: Vondstmateriaal, in: T.A. Goossens, Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek van hetplangebied ‘Westflank-Laurentius’, gemeente Breda, Bunschoten (ADC Rapport 224), 18-24.

OSTKAMP, S., 2004C: Het aardewerk, in: B. Meijlink & M. Spanjer, Archeologisch onderzoek in het centrum vanSassenheim. Proefsleuven rondom de Nederlands Hervormde kerk, Amersfoort, (ADC Rapport 296), 22-24.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

61

Page 61: Enkuizen De Baan (fase 2)

OSTKAMP, S., 2004D: De vondsten uit de verschillende beerputten, in: S. Ostkamp & A. van Benthem, Goes‘Prins van Oranje’. Een archeologische begeleiding, Amersfoort (ADC Rapport 307), 11-25.

OSTKAMP, S., 2004E: Tortelduiven en vlammende harten. Huwelijkssymbolen op zilver en aardewerk uitAlkmaar tussen 1575 en 1675, in: De verborgen stad. 750 jaar Alkmaar onder de grond, (ook verschenen als:Vormen uit vuur 186/187), 112-155.

OSTKAMP, S., 2005A: Het vondstmateriaal, in: S. Ostkamp & M. Spanjer, De opgraving Purmerend Padjedijk,Amersfoort (ADC Rapport 341), 13-26.

OSTKAMP, S., 2005B: Het vondstmateriaal, in: A.van Benthem & S. Ostkamp, Purmerend Westerstraat. Een defi-nitief archeologisch onderzoek, Amersfoort (ADC Rapport 454), 14-20.

OSTKAMP, S., (MET MEDEWERKING VAN A. KANEDA), 2006A: Het aardewerk uit de opgraving, in: J. Dijkstra, S.Ostkamp & G. Williams, Archeologisch onderzoek op het terrein van de voormalige Berhuijskazerne teMiddelburg, Amersfoort (ADC Rapport 595), 51-92, (catalogus: 271-378).

OSTKAMP, S., 2006B: Faience uit de werkplaats van Quirijn Aldertsz en zijn vrouw Engeltje Kleijnoven (1655-1693). Vondsten uit een beerput op het voormalige bedrijfsterrein van ‘De Porceleyne Fles’ in Delft, in: H.Clevis & S. Ostkamp (red.) Assembled Articles 3. Symposium on medieval and post-medieval ceramics. Zwolle9 en 10 okt 2003, Zwolle, 185-242.

OSTKAMP, S., R. ROEDEMA & R. VAN WILGEN, 2001: Gebruikt en gebroken. Archeologisch onderzoek naar drievondstlocaties in het oostelijk stadsdeel, Alkmaar, (Rapporten over de Alkmaarse Monumentenzorg enArcheologie 10).

PICCOLPASSO, C., 1980: Li Tre Libri dell Arte del Vasaio, (Facsimile: R. Lightbrown & A. Caiger-Smith - Victoriaand Albert Museum, Londen), Londen.

PIJL-KETEL, C.L.VAN DER (RED.), 1982: The ceramic load of the ‘Witte Leeuw’ (1613), Amsterdam.

PIJZEL-DOMMISSE, 2000: Het Hollandse pronkpoppenhuis; Interieur en huishouden in de 17e en 18e eeuw,Amsterdam.

PINTO OSÓRIO, M.I., & A.M. DA SILVA, 1995: Cerâmicas vidradas da época moderna no Porto., in: Actas das 2asjornadas de ceramica medieval e pos-medieval, Porto, 283-314.

QUEIRÓZ, J., 1948: Ceramica Portuguesa, (Vol I en II), Lissabon.

RAVANELLI GUIDOTTI, C., 1996: Faenza-faïence. “Bianchi” da Faenza, Ferrara.

ROSEN, J., 2003: L’emancipation des sources gravées: de la majolique italienne à la faience française (1540-1645). Majoliques Européennes. Reflets de l’Estampe Lyonnaise (XVI-XVII siècles), Dijon.

TORTOLANI, G., 2004: I “bianchi” ed il compendiaro nel salernitano, in: Azulejos. Rivista di studi ceramici.Produzione, consumo, commercio in Etá Postclassica, 1, 85-138.

TROIANO, D. 2002: “Maiolica con decorazione di stile compendiario e tardo compendiario.” in La ceramicapostmedievale in Abruzzo. Materiale dallo scavo di Piazza Caporali a Castel Frentano (CH). eds. D. Troianoand V. Verrocchio, 185-240. Firenze.

SCHABBINK, M., & S. OSTKAMP, 2005: Het aardewerk van Huis te Vleuten, in: J. Dijkstra & P.C. de Boer, Huis teVleuten opgegraven. Archeologisch onderzoek in het kader van het project Spoorverbredeing VleuGel /Randstadspoor, Amersfoort (ADC Rapport 403), 57-77.

SANTOS, R. DOS, 1960: Faiança Portuguesa, séculos XVI e XVII, Porto.

SARAIVA, J.H., 1993: Historia de Portugal, Lissabon.

SCHWEINGRUBER, F.H., 1982: Mikroskopische Holzanatomie, Zürich.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

62

Page 62: Enkuizen De Baan (fase 2)

SOUZA ALBUQUERQUE, P.T. DE, 1991: Faiança Portuguesa dos séculos XVI a XIX em Villa Flor, (Mestrado emHistoria, Universidade Federal de Pernambuco), Recife.

THIJSSEN, J., (RED.), 1991: Tot de bodem uitgezocht. Glas en ceramiek uit een beerput van de ‘Hof vanBatenburg’ te Nijmegen 1375-1850, Nijmegen.

VERHOEVEN, A.A.A., & O. BRINKEMPER (RED.), 2001: Twaalf eeuwen bewoning langs de Linge bij De Stenen Kamerin Kerk-Avezaath, Amersfoort, (Rapportage archeologische monumentenzorg 85).

VERMEULEN, B., 2002: Het middeleeuwse tolhuis en de middeleeuwse landweer aan de Snipperlingsdijk teDeventer, Deventer, (Rapportage Archeologie Deventer 10).

VANNINI, G., 1977: La maiolica di Montelupo. Scavo di uno scarico di furnace, Montelupo Fiorentino.

GANGELEN, H. VAN, P. KERSLOOT & S. VENHUIS, 1997: Hoorn des overvloeds. De bloeiperiode van het Noord-Hollands slibaardewerk (ca. 1580 - ca. 1650). Hoorn.

VERSLUIJS, F., 2005: Struinen door Enkhuizen. Een verzameling historische wetenswaardigheden, Enkhuizen.

VILSTEREN, V.T. VAN, 1987: Het benen tijdperk. Gebruiksvoorwerpen van been, gewei, hoorn en ivoor, 10.000 jaargeleden tot heden, Assen.

VILSTEREN, V.T. VAN, 1988: De botte benen botermesjes, Westerheem, 37, 213-221.

VREEKEN, H., 1994: Kunstnijverheid Middeleeuwen en Renaissance, (Museum Boijmans Van Beuningen,Rotterdam), Rotterdam/Amsterdam.

VREENEGOOR, E., & J. KUIPERS (RED.), 1996: Vondsten in Veere. Middeleeuwse voorwerpen uit een beerput vanhet huis ‘In den Struys’, Abcoude/Amersfoort.

WEBER, E., 2006A: Wonen en werken op het kasteel. Onderzoek naar de bewoningsgeschiedenis van kasteelDaelenbroeck op basis van het huishoudelijk afval, in: H. Clevis & S. Ostkamp (red.) Assembled Articles 3.Symposium on medieval and post-medieval ceramics. Zwolle 9 en 10 okt 2003, Zwolle, 41-77.

WEBER, E., 2006B: Gebroken keramiek uit een middeleeuwse waterput van kasteel Daelenbroeck, in: H. Clevis& S. Ostkamp (red.) Assembled Articles 3. Symposium on medieval and post-medieval ceramics. Zwolle 9 en 10okt 2003, Zwolle, 79-91.

WEBER, E., & M. HULST, 2006: Mideeleeuwse vondsten uit de beerput van de Beverwijkse woontoren, in: H.Clevis & S. Ostkamp (red.) Assembled Articles 3. Symposium on medieval and post-medieval ceramics. Zwolle9 en 10 okt 2003, Zwolle, 123-138.Wilcoxen, C., 1987: Dutch trade and ceramics in America in the seventeenthcentury, Albany.

WILCOXEN, C., 1987: Dutch trade and ceramics in America in the seventeenth century, Albany.

WILLEMSEN, R., 1988: Enkhuizen tijdens de Republiek. Een economisch-historisch onderzoek naar stad ensamenleving van de 16e tot de 19e eeuw, Hilversum.

WILLEMSEN, A., 1998: Kinder delijt. Middeleeuws speelgoed in de Nederlanden, Nijmegen.

WILSON, T., 1987: Ceramic art of the Italian renaisscance, Londen.

WILSON, T. (RED.), 1991: Italian Renaissance Pottery. Papers written in association with a colloquium at theBritish Museum, Londen.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

63

Page 63: Enkuizen De Baan (fase 2)

Lijst van afbeeldingen en tabellen

Hoofdstuk 1:Afb. 1.1 Locatie onderzoeksgebied.Tabel 1.1 Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden.

Hoofdstuk 2:Afb. 2.1 Werkputtenoverzicht.Afb. 2.2 Allesporenkaart.

Hoofdstuk 3:Afb. 3.1 Structurenkaart.Afb. 3.2 Periode I.Afb. 3.3 Periode II.Afb. 3.4 Periode III.Afb. 3.5 Periode IV.Afb. 3.6 Links: overzicht sloten SL04 en SL05 in het vlak, gezien richting noordoost. Rechts: coupe door sloot SL03, gezien richting zuidwest.Afb. 3.7 De vlechtwerkconstructie VW01.Afb. 3.8 De brugfundering wordt afgevoerd.Afb. 3.9 Eén van de uitgetrokken funderingspalen van het bruggenhoofd BR01.Afb. 3.10 Profielen.Afb. 3.11 Het vloertje of straatje VR02, gezien richting het noorden.Afb. 3.12 Plavuizenvloer VR01.Afb. 3.13 Het plankenputje PUT01.

Hoofdstuk 4:Afb. 4.1 Het inwonertal van Enkhuizen tussen 1477 en 1985.Afb. 4.2 Verhouding tussen de verschillende bakselgroepen uit vondstnummer 131Afb. 4.3 Dateringsrange van de aardewerktypen uit vondstnummer 131.Afb. 4.4 Fragment vuurstolp, een uit de vrije hand geboetseerde Eva met vijgenblad (particulierecollectie).Afb. 4.5 Onder: fragment van een Italiaanse Crespina-schotel. Boven: imitatie Nederlandse majo-lica. Afb. 4.6 Beauvais aardewerk.Afb. 4.7 Ligurisch blauw en wit.Afb. 4.8 Italiaanse faience: Compendiario en Bianco.Afb. 4.9 Fragment majolica bord uit Montelupo.Afb. 4.10 Portugese faience.Afb. 4.11 Fragmenten van Iberisch aardewerk.Afb. 4.12 Fragment Iznik aardewerk afkomstig uit fase 1.Afb. 4.13 Vergelijkbaar compleet Iznik bord uit overlevering (particulier bezit).Afb. 4.14 Fragmenten van Chinees porselein kraak- en overgangsgoed.Afb. 4.15 Fragmenten van twee porseleinen kommen met Ming merken.Afb. 4.16 Porseleinen kom afkomstig uit het ‘Wanli-wrak’ uit 1625 (particulier bezit).

Hoofdstuk 5:Afb. 5.1 Pijpen vnr. 114 en 27.Afb. 5.2 Pijp vnr. 132.Afb. 5.3 Pijpen vnr. 172.

Hoofdstuk 6:Afb. 6.1 Miniatuurvoorwerpen en voorwerpen met onbekende functie.Afb. 6.2 Sierschoteltje.Afb. 6.3 ‘Snorrebotten’ of zoemschijven.Afb. 6.4 Lakenloden.Afb. 6.5 Detail lakenlood met het wapen van Leiden.Afb. 6.6 Tapkraan.Tabel 6.1 Verdeling van de metaalvondsten per werkput.Tabel 6.2 Overzicht lakenloodjes.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

64

Page 64: Enkuizen De Baan (fase 2)

Hoofdstuk 7:Tabel 7.1 Gegevens over de onderzochte zadenmonsters.Tabel 7.2 Overzicht van het onderzochte hout.Tabel 7.3 Resultaten van het zadenonderzoek.Tabel 7.4 Resultaten van het houtonderzoek.

Hoofdstuk 8:Afb. 8.1 Benen werpkoot.Afb. 8.2 Benen waaierkruller.Afb. 8.3 Struisvogeleierschaal.

Hoofdstuk 9:Afb. 9.1 Kaart van Enkhuizen door Jacob van Deventer, circa 1560.Afb. 9.2 Kaart van Enkhuizen door Lucas Janszoon Waghenaer, 1598.Afb. 9.3 Kaart van Enkhuizen door Johannes Blaeu, 1649. Rechts: detail met daarop afgebeeld detouwbanen in ‘De Boerenhoek’.Afb. 9.4 Kaart van Enkhuizen door Otto Suermondt, ongedateerd.Afb. 9.5 Minuutplan, 1832.

Hoofdstuk 10:Afb. 10.1 Het Utopia van Thomas More.Afb. 10.2 Het onderzoeksterrein in de jaren ’50 van de vorige eeuw, gezien richting het noordwes-ten.

Bijlagen:Bijlage 4.1 Bakselcodes ‘Deventer-systeem’Bijlage 4.2 Catalogus van de aardewerkvondsten

Zie bijgevoegde cd-rom.

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

65

Page 65: Enkuizen De Baan (fase 2)

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

66

Page 66: Enkuizen De Baan (fase 2)

Bijlage 4.1 Bakselcodes ‘Deventer-systeem’

Binnen de typologie van het ‘Deventer-systeem’ worden de volgende afkorting voor bakselsgebruikt:

pi pingsdorf-type aardewerks1 steengoed 1 (steengoed zonder glazuur/engobe)s2 steengoed 2 (steengoed met glazuur/engobe)s3 steengoed 3 (industrieel steengoed)s4 steengoed 4 (bijna-steengoed zonder oppervlakte behandeling)s5 steengoed 5 (proto-steengoed en bijna-steengoed met oppervlakte behandeling)s6 steengoed 6 (Frans steengoed)s7 steengoed 7 (Aziatisch steengoed)s8 steengoed 8 (steengoed met secundair aangebracht loodglazuur)

kp kogelpot aardewerkbg blauwgrijs aardewerk (Elmpt, Paffrath en aanverwante baksels)g grijs aardewerkjy jydepot aardewerk

r rood aardewerkrm rood Maaslands aardewerkdw rood ‘Duitsland-west’ aardewerk (Ochtrup)ri rood Italiaans aardewerkib Iberisch aardewerk (zowel rood- als witbakkend)

w wit aardewerkha ‘hafner’ wit aardewerkwm wit Maaslands aardewerkdb Dieburg aardewerkwa Werra aardewerkwe Weser aardewerkwf wit Frans aardewerkib Iberisch aardewerk (zowel rood- als witbakkend)

am archaïsche of proto majolicam majolica uit de Nederlandenf faïence uit de Nederlandenbi biscuit van majolica/faience uit de Nederlandeni Italiaanse majolica/faïencesp Spaanse majolica/faïencepo Portugese majolica/faïenced Duitse majolica/faïencein Iznik aardewerk en aanverwante Turkse bakselgroepen

p Aziatisch porseleinep Europees porselein

iw industrieel witir industrieel roodiz industrieel zwartik industrieel kleur

py pijpaarde (beelden en reliëfs)te terracotta (beelden en reliëfs)

gl glas

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

67

Page 67: Enkuizen De Baan (fase 2)

ADC ArcheoProjecten Rapport 452 Enkhuizen, opgraving “De Baan”(fase 2)

68

Page 68: Enkuizen De Baan (fase 2)

69

Opbouw van de catalogusblokjes

1a vondstnummer1b vondstcontext (complexdatering)2 code van het type3 objectdatering4a maten in centimeters (grootste diameter / hoogte)4b beschrijving van het type5a baksel5b kleur / glazuur5c beschrijving van de decoratie5d diversen6a bodem6b oor / steel6c compleetheid7 functie8 productiecentrum9 literatuur

(alle afbeeldingen in deze catalogus zijn schaal 1:4)

Bijlage 4.2 - Catalogus

De keramiek uit de opgraving Enkhuizen ‘De Baan’ (fase 2)

S. Ostkamp

cat. 011a ENKN-05 – 173.101b stortlaag (1590-1650)2 s2-bek-183 1575-16004a -/-4b tonvormige beker met geprononceerde draairillen ter hoogte van de standvoet en het oor5a steengoed met oppervlakte behande- ling5b ijzerengobe en zoutglazuur5c appliques, geprononceerde draairillen en radstempel5d 6a standvlak6b 6c fragment, gereconstrueerd profiel7 beker8 Duingen9 Hurst. Neal & Van Beuningen 1986, 226

cat. 021a ENKN-05 – 131.441b stortlaag (1590-1650)2 s2-kan-353 1580-16104a -/-4b zeer bolle kan met afgeronde buikknik en kraagrand, op standvlak5a steengoed met oppervlakte behande- ling5b zoutglazuur met kobaltblauwe accen- ten5c appliques5d 6a standvlak6b 6c fragment7 kan8 Siegburg9 Hurst. Neal & Van Beuningen 1986, 183

Page 69: Enkuizen De Baan (fase 2)

70

cat. 031a ENKN-05 – 131.241b stortlaag (1590-1650)2 r-bor-63 15994a -/-4b bord met holle spiegel en platte vlag met van buiten aangedrukte rand, op lobvoeten5a roodbakkend aardewerk met slibver- siering5b bovenzijde loodglazuur5c 5d 6a lobvoeten6b 6c fragment7 bord8 Enkhuizen9

cat. 041a ENKN-05 – 119.11b stortlaag (1590-1700)2 r-pis-163 1650-17254a 20,5/154b bolle pispot met hoge schouder en geknikte rechte rand, op standring5a roodbakkend aardewerk5b loodglazuur5c 5d 6a standring6b worstoor6c vrijwel compleet7 pispot8 lokaal of in de regio vervaardigd9

cat. 051a ENKN-05 – 162.11b stortlaag (1590-1650)2 w-dek-113 1600-16504a 8,5/44b bol deksel met rechte rand en knop5a witbakkend aardewerk5b bovenzijde loodglazuur met koperoxide5c 5d 6a 6b knop6c vrijwel compleet7 deksel8 lokaal of in de regio vervaardigd9

Page 70: Enkuizen De Baan (fase 2)

71

cat. 06 (schaal 1:2)1a ENKN-05 – 161.11b stortlaag (1590-1650)2 w-kop-33 1600-16504a 10/6,54b conische kop met platte bodem5a witbakkend aardewerk5b loodglazuur, uitwendig met koperoxide5c 5d rode aanbaksels6a standvlak6b samengeknepen lintoor6c vrijwel compleet7 kop8 lokaal of in de regio vervaardigd9

cat. 07 (schaal 1:2)1a ENKN-05 – 161.21b stortlaag (1590-1650)2 w-min-3 1600-16504a 10/64b wijde grape met scherpe buikknik en kraagrand met dekselgeul (= w-gra-10)5a witbakkend aardewerk5b loodglazuur5c 5d 6a drie poten6b samengeknepen lintoor6c vrijwel compleet7 miniatuur, grape 8 lokaal of in de regio vervaardigd9

cat. 08 (foto niet op schaal)1a ENKN-05 – particulier bezit 1b stortlaag (1590-1650)2 wa-bor-13 (159)84a -/-4b conisch bord met smalle afgeronde kraagrand, op standvlak5a Werra aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, op vlag: concen- trische cirkels en ornamentaal motief, op spiegel: portretbuste en jaartal (159)85d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Werra gebied9

Page 71: Enkuizen De Baan (fase 2)

72

cat. 091a ENKN-05 – 68.81b stortlaag (1590-1650)2 wa-bor-13 1590-15994a -/-4b conisch bord met smalle afgeronde kraagrand, op standvlak5a Werra aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, op vlag: concen- trische cirkels en ornamentaal motief, op spiegel: Adam en Eva en jaartal 15.. (1590–1599)5d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Werra gebied9

cat. 101a ENKN-05 – 131.391b stortlaag (1590-1650)2 wa-bor-13 1590-15994a -/-4b conisch bord met smalle afgeronde kraagrand, op standvlak5a Werra aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, op spiegel: heilige naast eikel en jaartal (15)9. (1590–1599)5d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Werra gebied9

cat. 111a ENKN-05 – particulier bezit 1b stortlaag (1590-1650)2 wa-bor-3 1602-1613 (bestaansperiode van de werkplaats van Spiegel)4a 45/-4b 5a Werra aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, op vlag: jachtvoor- stelling5d 6a mogelijke standring ontbreekt6b 6c fragment7 bord, pronkschotel8 Enkhuizen (werkplaats van Dirck Claasz. Spiegel aan het Spaanse Leger)9 Vergelijk: Nauman 1974, Taf. VI en cat. nr. 67

Page 72: Enkuizen De Baan (fase 2)

73

cat. 121a ENKN-05 – 156.41b stortlaag (1590-1650)2 we-bor-13 1580-16204a 32/94b conisch bord met smalle afgeronde kraagrand, op standvlak5a Weser aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, geknepen rand5d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Weser gebied9

cat. 13 (schaal 1:2)1a ENKN-05 – 36.11b stortlaag (1590-1650)2 we-vfl-3 1580-16204a -/-4b 5a Weser aardewerk5b loodglazuur5c ringeloor versiering, geknepen rand5d paard, fluitje ter hoogte van de staart6a 6b 6c fragment7 vogelfluit8 Weser gebied9

cat. 141a ENKN-05 – 131.421b stortlaag (1590-1650)2 wf-bor-13 1575-16004a 32/-4b afgerond bord met geknikte uitstaande vlag en verdikte rand, op standvlak5a witbakkend Frans aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c rode sliblaag met ingekraste versiering5d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Frankrijk, Beauvais9 profiel naar: Hurst. Neal & Van Beunin- gen 1986, 113

Page 73: Enkuizen De Baan (fase 2)

74

cat. 15 (schaal 1:2)1a ENKN-05 – 173.91b stortlaag (1590-1650)2 wf-bor-3 1600-16254a -/-4b 5a witbakkend Frans aardewerk5b loodglazuur met kopergroene en man- gaanpaarse accenten5c in mal gedrukt5d 6a 6b 6c fragment7 bord8 Frankrijk, Saintonge (Palissay-waar)9 Hurst. Neal & Van Beuningen 1986, 86- 99

cat. 161a ENKN-05 – 67.21b stortlaag (1590-1650)2 m-bor-53 1620-16404a 27/5,54b afgerond bord met uitgebogen rand op standring5a Nederlandse majolica5b bovenzijde: tinglazuur met polychrome beschildering (blauw, groen, paars, oranje en geel); onderzijde: loodgla- zuur5c op vlag: ‘wentelend motief’, op spiegel: bloemrozet 5d gat in standring6a standring6b 6c fragment, compleet profiel7 bord8 Noordelijke-Nederlanden9

cat. 171a ENKN-05 – 173.71b stortlaag (1590-1650)2 m-bor-124a 27/-4b diep afgerond bord met uitgebogen rand op standring5a Nederlandse majolica 5b bovenzijde: tinglazuur met polychrome beschildering (blauw, groen, oker en oranje); onderzijde: loodglazuur5c op vlag: vakken met gestileerd bladmo- tief, gegolfde rand5d rode scherf, zowel het model als de decoratie zijn ontleend aan Italiaanse Crespina-waar6a 6b standring (ontbreekt)6c fragment7 bord8 Noordelijke-Nederlanden9 zie voor een vergelijkbare Nederlandse imitatie: Biesboer 1997, 79; zie voor een Italiaans voorbeeld uit Nederlandse bodem: Hurst. Neal & Van Beuningen 1986, 23

Page 74: Enkuizen De Baan (fase 2)

75

cat. 18 (foto niet op schaal)1a ENKN-05 – particulier bezit 1b stortlaag (1590-1650)2 m-bor-3 1590-16204a -/-4b 5a Nederlandse majolica5b bovenzijde: tinglazuur met polychrome beschildering (blauw en geel, groen en paars); onderzijde: loodglazuur5c op spiegel: portretbuste van vrouw in klassieke dracht (personificatie?) 5d gat in standring6a standring6b 6c fragment7 bord8 Noordelijke-Nederlanden9

cat. 191a ENKN-05 – 67.11b stortlaag (1590-1650)2 m-bor-3 1625-16504a -/-4b 5a Nederlandse majolica5b bovenzijde: tinglazuur met polychrome beschildering (blauw, groen, oker, oranje en geel); onderzijde: loodgla- zuur5c op spiegel: gestileerde granaatappel 5d gat in standring6a standring6b 6c fragment7 bord8 Noordelijke-Nederlanden9

cat. 201a ENKN-05 – 173.511b stortlaag (1590-1650)2 m-wyw-13 1600-16254a 9/-4b belvormige wijwaterbak, op standvoet5a Nederlandse majolica5b tinglazuur met blauwe beschildering5c aan Chinees porselein ontleend ‘vis schubben’-decor en IHS-monogram5d rode scherf6a ophangoog (ontbreekt)6b standvoet (ontbreekt)6c fragment, gereconstrueerd profiel7 wijwaterbak8 Noordelijke-Nederlanden9

Page 75: Enkuizen De Baan (fase 2)

76

cat. 211a ENKN-05 – 21.101b stortlaag (1590-1650)2 i-bor-23 1590-16404a 32/44b diep bord met vlag inwendig met knik afgezet, op standring5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe, gele en oker- kleurige beschildering5c op vlag: grotesken en dansende putti, achterzijde: ongedecoreerd5d 6a 6b 6c fragment7 bord8 Italië, Urbino of Deruta9

cat. 221a ENKN-05 – 164.191b stortlaag (1590-1650)2 i-kom-33 1575-16254a -/-4b diepe afgeronde kom met uitgebogen rand, op standvoet5a Italiaanse majolica5b tinglazuur met blauwe, gele en oker- kleurige beschildering5c op buitenzijde: deels ingekrast en deels geschilderd bloemdecor5d 6a 6b standvoet (ontbreekt)6c fragment7 kom, fruitschaal8 Italië, Montelupo9 profiel naar: Hurst. Neal & Van Beunin- gen 1986, 19

cat. 231a ENKN-05 – 173.121b stortlaag (1590-1650)2 i-kom-43 1625-16504a 10,5/54b afgeronde kom met (licht) uitgebogen rand, op standring5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c uitwendig: aan Chinees porselein ontleend chrysant-motief, inwendig: tuin5d secundair geboord ophanggat in standdring6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 kom8 Italië, Turijn9

Page 76: Enkuizen De Baan (fase 2)

77

cat. 241a ENKN-05 – 173.91b stortlaag (1590-1650)2 i-kom-43 1625-16504a -/-4b afgeronde kom met (licht) uitgebogen rand, op standring5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c uitwendig: aan Chinees porselein of Iznik aardewerk ontleend tulp-motief, inwendig: bloemmotief5d 6a 6b standring (ontbreekt)6c fragment7 kom8 Italië, Turijn9

cat. 251a ENKN-05 – 156.81b stortlaag (1590-1650)2 i-kom-53 1590-16204a 13/-4b afgeronde kom met rechte rand, op standring5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c zowel in- als uitwendig een geome- trisch decor5d 6a 6b standring (ontbreekt)6c fragment7 kom8 Italië, Ligurië9 profiel naar: Hurst. Neal & Van Beunin- gen 1986, 28

cat. 261a collectie Stichting Het Nederlands Gebruiksvoorwerp (inv.nr. F. 9642)1b stortlaag (1590-1650)2 i-lek-13 1590-16404a 28/94b komvormige opgewerkte bord (lek- of fruitschaal), op standvoet5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe, gele en oker- kleurige beschildering 5c op spiegel: naakte vrouw met gouden bal (mogelijk appel / Aphrodite en het Paris oordeel ?) binnen aigrette- rand, op binnenwand: een repeterend gestileerd bloemmotief5d 6a 6b standvoet6c fragment, compleet profiel (gerestau- reerd)7 lekschaal, fruitschaal8 Italië, Ligurië ?9

Page 77: Enkuizen De Baan (fase 2)

78

cat. 271a ENKN-05 – 173.161b stortlaag (1590-1650)2 i-wyw-3 1590-16404a -/-4b 5a Italiaanse faience5b tinglazuur op voorzijde5c in reliëf op de achterplaat: de gekrui- sigde Christus 5d in mal gedrukt6a 6b 6c fragment7 wijwaterbak8 Italië9

cat. 281a ENKN-05 – 165.201b stortlaag (1590-1650)2 po-bor-33 1625-16504a 20/3,54b bord met knik spiegel-vlag, op stand- ring5a Portugese faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c bovenzijde: gestileerd palmbladmotief, onderzijde: enkele radiale strepen5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Portugal, Lissabon9

cat. 291a ENKN-05 – 173.21b stortlaag (1590-1650)2 po-bor-33 1625-16504a 20/44b bord met knik spiegel-vlag, op stand- ring5a Portugese faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c bovenzijde: decor van radiale lijnen met daarbinnen een Chinese tuin, onder- zijde: enkele vluchtig aangebrachte strepen5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Portugal, Lissabon9 decoratie ontleend aan Chinees porse- lein of Iznik aardewerk (vergelijk: Cars- well 1998, 31)

Page 78: Enkuizen De Baan (fase 2)

79

cat. 301a ENKN-05 – 173.31b stortlaag (1590-1650)2 po-bor-33 1625-16504a 23/3,54b bord met knik spiegel-vlag, op stand-ring5a Portugese faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c bovenzijde: vakken met boeddhistische en taoïstische symbolen en Chinese tuin, onderzijde: eenvoudige vakverde- ling5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Portugal, Lissabon9

cat. 311a ENKN-05 – 173.11b stortlaag (1590-1650)2 po-kom-23 1625-16504a 13/6,54b afgeronde kom met (licht) uitgebogen rand, op standring5a Portugese faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c decoratie ontleend aan Chinees kraak- porselein; uitwendig: vakken met boeddhistische en taoïstische sym- bolen, inwendig: gestileerd bloemmo- tief binnen band van ruyi-motieven5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Portugal, Lissabon9 Calado & Baart 1987, cat. nrs. 18 en 19

Page 79: Enkuizen De Baan (fase 2)

80

cat. 321a Collectie Stichting Het Nederlands Gebruiksvoorwerp (inv.nr. F. 9527)1b stortlaag (1590-1650)2 in-bor-13 1500-15504a 45/6,54b diep bord met vlag inwendig met knik afgezet, op standring5a Iznik aardewerk5b tin- of loodglazuur met blauwe beschil- dering5c op voorzijde: fijn geschilderd spiraal- motief (zogenaamd ‘Golden-Horn’- decor), op achterzijde: band met ‘alla porcellana’-decor5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Turkije, Iznik of Kütahya9 Carswell 1998, 46-50; Milanese 1993, 29

80

Page 80: Enkuizen De Baan (fase 2)

69

Opbouw van de catalogusblokjes

1a vondstnummer1b vondstcontext (complexdatering)2 code van het type3 objectdatering4a maten in centimeters (grootste diameter / hoogte)4b beschrijving van het type5a baksel5b kleur / glazuur5c beschrijving van de decoratie5d diversen6a bodem6b oor / steel6c compleetheid7 functie8 productiecentrum9 literatuur

(alle afbeeldingen in deze catalogus zijn schaal 1:4)

Bijlage 4.2 - Catalogus

De keramiek uit de opgraving Enkhuizen ‘De Baan’ (fase 2)

S. Ostkamp

cat. 011a ENKN-05 – 173.101b stortlaag (1590-1650)2 s2-bek-183 1575-16004a -/-4b tonvormige beker met geprononceerde draairillen ter hoogte van de standvoet en het oor5a steengoed met oppervlakte behande- ling5b ijzerengobe en zoutglazuur5c appliques, geprononceerde draairillen en radstempel5d 6a standvlak6b 6c fragment, gereconstrueerd profiel7 beker8 Duingen9 Hurst. Neal & Van Beuningen 1986, 226

cat. 021a ENKN-05 – 131.441b stortlaag (1590-1650)2 s2-kan-353 1580-16104a -/-4b zeer bolle kan met afgeronde buikknik en kraagrand, op standvlak5a steengoed met oppervlakte behande- ling5b zoutglazuur met kobaltblauwe accen- ten5c appliques5d 6a standvlak6b 6c fragment7 kan8 Siegburg9 Hurst. Neal & Van Beuningen 1986, 183

Page 81: Enkuizen De Baan (fase 2)

70

cat. 031a ENKN-05 – 131.241b stortlaag (1590-1650)2 r-bor-63 15994a -/-4b bord met holle spiegel en platte vlag met van buiten aangedrukte rand, op lobvoeten5a roodbakkend aardewerk met slibver- siering5b bovenzijde loodglazuur5c 5d 6a lobvoeten6b 6c fragment7 bord8 Enkhuizen9

cat. 041a ENKN-05 – 119.11b stortlaag (1590-1700)2 r-pis-163 1650-17254a 20,5/154b bolle pispot met hoge schouder en geknikte rechte rand, op standring5a roodbakkend aardewerk5b loodglazuur5c 5d 6a standring6b worstoor6c vrijwel compleet7 pispot8 lokaal of in de regio vervaardigd9

cat. 051a ENKN-05 – 162.11b stortlaag (1590-1650)2 w-dek-113 1600-16504a 8,5/44b bol deksel met rechte rand en knop5a witbakkend aardewerk5b bovenzijde loodglazuur met koperoxide5c 5d 6a 6b knop6c vrijwel compleet7 deksel8 lokaal of in de regio vervaardigd9

Page 82: Enkuizen De Baan (fase 2)

71

cat. 06 (schaal 1:2)1a ENKN-05 – 161.11b stortlaag (1590-1650)2 w-kop-33 1600-16504a 10/6,54b conische kop met platte bodem5a witbakkend aardewerk5b loodglazuur, uitwendig met koperoxide5c 5d rode aanbaksels6a standvlak6b samengeknepen lintoor6c vrijwel compleet7 kop8 lokaal of in de regio vervaardigd9

cat. 07 (schaal 1:2)1a ENKN-05 – 161.21b stortlaag (1590-1650)2 w-min-3 1600-16504a 10/64b wijde grape met scherpe buikknik en kraagrand met dekselgeul (= w-gra-10)5a witbakkend aardewerk5b loodglazuur5c 5d 6a drie poten6b samengeknepen lintoor6c vrijwel compleet7 miniatuur, grape 8 lokaal of in de regio vervaardigd9

cat. 08 (foto niet op schaal)1a ENKN-05 – particulier bezit 1b stortlaag (1590-1650)2 wa-bor-13 (159)84a -/-4b conisch bord met smalle afgeronde kraagrand, op standvlak5a Werra aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, op vlag: concen- trische cirkels en ornamentaal motief, op spiegel: portretbuste en jaartal (159)85d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Werra gebied9

Page 83: Enkuizen De Baan (fase 2)

72

cat. 091a ENKN-05 – 68.81b stortlaag (1590-1650)2 wa-bor-13 1590-15994a -/-4b conisch bord met smalle afgeronde kraagrand, op standvlak5a Werra aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, op vlag: concen- trische cirkels en ornamentaal motief, op spiegel: Adam en Eva en jaartal 15.. (1590–1599)5d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Werra gebied9

cat. 101a ENKN-05 – 131.391b stortlaag (1590-1650)2 wa-bor-13 1590-15994a -/-4b conisch bord met smalle afgeronde kraagrand, op standvlak5a Werra aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, op spiegel: heilige naast eikel en jaartal (15)9. (1590–1599)5d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Werra gebied9

cat. 111a ENKN-05 – particulier bezit 1b stortlaag (1590-1650)2 wa-bor-3 1602-1613 (bestaansperiode van de werkplaats van Spiegel)4a 45/-4b 5a Werra aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, op vlag: jachtvoor- stelling5d 6a mogelijke standring ontbreekt6b 6c fragment7 bord, pronkschotel8 Enkhuizen (werkplaats van Dirck Claasz. Spiegel aan het Spaanse Leger)9 Vergelijk: Nauman 1974, Taf. VI en cat. nr. 67

Page 84: Enkuizen De Baan (fase 2)

73

cat. 121a ENKN-05 – 156.41b stortlaag (1590-1650)2 we-bor-13 1580-16204a 32/94b conisch bord met smalle afgeronde kraagrand, op standvlak5a Weser aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c ringeloor versiering, geknepen rand5d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Weser gebied9

cat. 13 (schaal 1:2)1a ENKN-05 – 36.11b stortlaag (1590-1650)2 we-vfl-3 1580-16204a -/-4b 5a Weser aardewerk5b loodglazuur5c ringeloor versiering, geknepen rand5d paard, fluitje ter hoogte van de staart6a 6b 6c fragment7 vogelfluit8 Weser gebied9

cat. 141a ENKN-05 – 131.421b stortlaag (1590-1650)2 wf-bor-13 1575-16004a 32/-4b afgerond bord met geknikte uitstaande vlag en verdikte rand, op standvlak5a witbakkend Frans aardewerk5b bovenzijde loodglazuur5c rode sliblaag met ingekraste versiering5d 6a standvlak6b 6c fragment7 bord8 Frankrijk, Beauvais9 profiel naar: Hurst. Neal & Van Beunin- gen 1986, 113

Page 85: Enkuizen De Baan (fase 2)

74

cat. 15 (schaal 1:2)1a ENKN-05 – 173.91b stortlaag (1590-1650)2 wf-bor-3 1600-16254a -/-4b 5a witbakkend Frans aardewerk5b loodglazuur met kopergroene en man- gaanpaarse accenten5c in mal gedrukt5d 6a 6b 6c fragment7 bord8 Frankrijk, Saintonge (Palissay-waar)9 Hurst. Neal & Van Beuningen 1986, 86- 99

cat. 161a ENKN-05 – 67.21b stortlaag (1590-1650)2 m-bor-53 1620-16404a 27/5,54b afgerond bord met uitgebogen rand op standring5a Nederlandse majolica5b bovenzijde: tinglazuur met polychrome beschildering (blauw, groen, paars, oranje en geel); onderzijde: loodgla- zuur5c op vlag: ‘wentelend motief’, op spiegel: bloemrozet 5d gat in standring6a standring6b 6c fragment, compleet profiel7 bord8 Noordelijke-Nederlanden9

cat. 171a ENKN-05 – 173.71b stortlaag (1590-1650)2 m-bor-124a 27/-4b diep afgerond bord met uitgebogen rand op standring5a Nederlandse majolica 5b bovenzijde: tinglazuur met polychrome beschildering (blauw, groen, oker en oranje); onderzijde: loodglazuur5c op vlag: vakken met gestileerd bladmo- tief, gegolfde rand5d rode scherf, zowel het model als de decoratie zijn ontleend aan Italiaanse Crespina-waar6a 6b standring (ontbreekt)6c fragment7 bord8 Noordelijke-Nederlanden9 zie voor een vergelijkbare Nederlandse imitatie: Biesboer 1997, 79; zie voor een Italiaans voorbeeld uit Nederlandse bodem: Hurst. Neal & Van Beuningen 1986, 23

Page 86: Enkuizen De Baan (fase 2)

75

cat. 18 (foto niet op schaal)1a ENKN-05 – particulier bezit 1b stortlaag (1590-1650)2 m-bor-3 1590-16204a -/-4b 5a Nederlandse majolica5b bovenzijde: tinglazuur met polychrome beschildering (blauw en geel, groen en paars); onderzijde: loodglazuur5c op spiegel: portretbuste van vrouw in klassieke dracht (personificatie?) 5d gat in standring6a standring6b 6c fragment7 bord8 Noordelijke-Nederlanden9

cat. 191a ENKN-05 – 67.11b stortlaag (1590-1650)2 m-bor-3 1625-16504a -/-4b 5a Nederlandse majolica5b bovenzijde: tinglazuur met polychrome beschildering (blauw, groen, oker, oranje en geel); onderzijde: loodgla- zuur5c op spiegel: gestileerde granaatappel 5d gat in standring6a standring6b 6c fragment7 bord8 Noordelijke-Nederlanden9

cat. 201a ENKN-05 – 173.511b stortlaag (1590-1650)2 m-wyw-13 1600-16254a 9/-4b belvormige wijwaterbak, op standvoet5a Nederlandse majolica5b tinglazuur met blauwe beschildering5c aan Chinees porselein ontleend ‘vis schubben’-decor en IHS-monogram5d rode scherf6a ophangoog (ontbreekt)6b standvoet (ontbreekt)6c fragment, gereconstrueerd profiel7 wijwaterbak8 Noordelijke-Nederlanden9

Page 87: Enkuizen De Baan (fase 2)

76

cat. 211a ENKN-05 – 21.101b stortlaag (1590-1650)2 i-bor-23 1590-16404a 32/44b diep bord met vlag inwendig met knik afgezet, op standring5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe, gele en oker- kleurige beschildering5c op vlag: grotesken en dansende putti, achterzijde: ongedecoreerd5d 6a 6b 6c fragment7 bord8 Italië, Urbino of Deruta9

cat. 221a ENKN-05 – 164.191b stortlaag (1590-1650)2 i-kom-33 1575-16254a -/-4b diepe afgeronde kom met uitgebogen rand, op standvoet5a Italiaanse majolica5b tinglazuur met blauwe, gele en oker- kleurige beschildering5c op buitenzijde: deels ingekrast en deels geschilderd bloemdecor5d 6a 6b standvoet (ontbreekt)6c fragment7 kom, fruitschaal8 Italië, Montelupo9 profiel naar: Hurst. Neal & Van Beunin- gen 1986, 19

cat. 231a ENKN-05 – 173.121b stortlaag (1590-1650)2 i-kom-43 1625-16504a 10,5/54b afgeronde kom met (licht) uitgebogen rand, op standring5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c uitwendig: aan Chinees porselein ontleend chrysant-motief, inwendig: tuin5d secundair geboord ophanggat in standdring6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 kom8 Italië, Turijn9

Page 88: Enkuizen De Baan (fase 2)

77

cat. 241a ENKN-05 – 173.91b stortlaag (1590-1650)2 i-kom-43 1625-16504a -/-4b afgeronde kom met (licht) uitgebogen rand, op standring5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c uitwendig: aan Chinees porselein of Iznik aardewerk ontleend tulp-motief, inwendig: bloemmotief5d 6a 6b standring (ontbreekt)6c fragment7 kom8 Italië, Turijn9

cat. 251a ENKN-05 – 156.81b stortlaag (1590-1650)2 i-kom-53 1590-16204a 13/-4b afgeronde kom met rechte rand, op standring5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c zowel in- als uitwendig een geome- trisch decor5d 6a 6b standring (ontbreekt)6c fragment7 kom8 Italië, Ligurië9 profiel naar: Hurst. Neal & Van Beunin- gen 1986, 28

cat. 261a collectie Stichting Het Nederlands Gebruiksvoorwerp (inv.nr. F. 9642)1b stortlaag (1590-1650)2 i-lek-13 1590-16404a 28/94b komvormige opgewerkte bord (lek- of fruitschaal), op standvoet5a Italiaanse faience5b tinglazuur met blauwe, gele en oker- kleurige beschildering 5c op spiegel: naakte vrouw met gouden bal (mogelijk appel / Aphrodite en het Paris oordeel ?) binnen aigrette- rand, op binnenwand: een repeterend gestileerd bloemmotief5d 6a 6b standvoet6c fragment, compleet profiel (gerestau- reerd)7 lekschaal, fruitschaal8 Italië, Ligurië ?9

Page 89: Enkuizen De Baan (fase 2)

78

cat. 271a ENKN-05 – 173.161b stortlaag (1590-1650)2 i-wyw-3 1590-16404a -/-4b 5a Italiaanse faience5b tinglazuur op voorzijde5c in reliëf op de achterplaat: de gekrui- sigde Christus 5d in mal gedrukt6a 6b 6c fragment7 wijwaterbak8 Italië9

cat. 281a ENKN-05 – 165.201b stortlaag (1590-1650)2 po-bor-33 1625-16504a 20/3,54b bord met knik spiegel-vlag, op stand- ring5a Portugese faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c bovenzijde: gestileerd palmbladmotief, onderzijde: enkele radiale strepen5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Portugal, Lissabon9

cat. 291a ENKN-05 – 173.21b stortlaag (1590-1650)2 po-bor-33 1625-16504a 20/44b bord met knik spiegel-vlag, op stand- ring5a Portugese faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c bovenzijde: decor van radiale lijnen met daarbinnen een Chinese tuin, onder- zijde: enkele vluchtig aangebrachte strepen5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Portugal, Lissabon9 decoratie ontleend aan Chinees porse- lein of Iznik aardewerk (vergelijk: Cars- well 1998, 31)

Page 90: Enkuizen De Baan (fase 2)

79

cat. 301a ENKN-05 – 173.31b stortlaag (1590-1650)2 po-bor-33 1625-16504a 23/3,54b bord met knik spiegel-vlag, op stand-ring5a Portugese faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c bovenzijde: vakken met boeddhistische en taoïstische symbolen en Chinese tuin, onderzijde: eenvoudige vakverde- ling5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Portugal, Lissabon9

cat. 311a ENKN-05 – 173.11b stortlaag (1590-1650)2 po-kom-23 1625-16504a 13/6,54b afgeronde kom met (licht) uitgebogen rand, op standring5a Portugese faience5b tinglazuur met blauwe beschildering5c decoratie ontleend aan Chinees kraak- porselein; uitwendig: vakken met boeddhistische en taoïstische sym- bolen, inwendig: gestileerd bloemmo- tief binnen band van ruyi-motieven5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Portugal, Lissabon9 Calado & Baart 1987, cat. nrs. 18 en 19

Page 91: Enkuizen De Baan (fase 2)

80

cat. 321a Collectie Stichting Het Nederlands Gebruiksvoorwerp (inv.nr. F. 9527)1b stortlaag (1590-1650)2 in-bor-13 1500-15504a 45/6,54b diep bord met vlag inwendig met knik afgezet, op standring5a Iznik aardewerk5b tin- of loodglazuur met blauwe beschil- dering5c op voorzijde: fijn geschilderd spiraal- motief (zogenaamd ‘Golden-Horn’- decor), op achterzijde: band met ‘alla porcellana’-decor5d 6a 6b standring6c fragment, compleet profiel7 bord8 Turkije, Iznik of Kütahya9 Carswell 1998, 46-50; Milanese 1993, 29

80

Page 92: Enkuizen De Baan (fase 2)

81

Ve

120

1

Osse

mannetjes

2

Weth. Stapelstraat

N. Boerenvaart

Verlen

gde

Nanne

Gro

ots

traa

tLG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01LG01

BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01BR01

RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01RPOER01

MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02MU02

VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02VR02

PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01PUT01

SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04SL04

MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10MU10

RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01RPL01

DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01DIG01

DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02DIG02

SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05SL05

BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01BES01

BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02BES02

MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MR09MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06MU06

MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09MU09

MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08MU08

MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08MR08

MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05MR05

MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR03MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06MR06

MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04MR04

VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01VR01

MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04MU04

VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02VW02

MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07MR07

SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06SL06MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05MU05

MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03MU03

PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04PKL04

PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03PKL03

PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07PKL07

PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05PKL05

PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01PKL01

PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06PKL06

PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02PKL02

RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01RPA01

MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01MR01

MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02MR02

SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02SL02

RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02RPA02

SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01SL01

MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01MU01

VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01VW01

LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02LG02

GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01GA01

SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03SL03

LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04LG04

LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03LG03

PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08PKL08MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07MU07

147700 147725 147750

524050

524075

524100

524125

NNNNNNNNN

10m0

Enkhuizen - De Baan

Overzicht van de structuren, fase 2

Legenda

Gracht of sloot Recent verstoord

StructuurnummerMU01

Ophoging met veel turfas Muuruitbraak

MU03

MU01

MU01

Muur / Poer/ VloerOphoging, kleiïg

Veen

GB

06/1

4/2

006

Venusl

120

118

Osse

ma

nn

etje

s

2

Weth. Stapelstraat

N. Boerenvaart

Verlen

gde

Na n

ne

Gro

ots

tra a

t

1111111111111111111111111111111111111111111111111

3333333333333333333333333333333333333333333333333

4444444444444444444444444444444444444444444444444

5555555555555555555555555555555555555555555555555

6666666666666666666666666666666666666666666666666

7777777777777777777777777777777777777777777777777

8888888888888888888888888888888888888888888888888

8888888888888888888888888888888888888888888888888

99999999999999999999999999999999999999999999999992222222222222222222222222222222222222222222222222

2222222222222222222222222222222222222222222222222

2222222222222222222222222222222222222222222222222

Afb. 3.1

Page 93: Enkuizen De Baan (fase 2)

83

120

Ossemannetjes

2

23

4

Weth.

Stape

lstraat

Nanne Grootstraat

6

N.B

oere

nvaart

Verlengde Nanne Grootstraat

8

36

147625

147650

147675

147700

147725

147750

524050 524075 524100 524125 524150

NNN NN NNN N

25m

0

Enkhuize

n - D

e B

aan

Ove

rzicht P

erio

de I

(vóór sta

dsu

itbre

idin

g 1

598)

Leg

en

da

Slo

ot

Veen

GB 06/14/2006

Ven

usl

120

118

Ossemannetjes

2

Weth

.Sta

pelstra

at

N.

Boe

renvaa

r t

VerlengdeNanne

Grootstraat

1111111 1111111 1111111 111111 1111111 1111111 1111111 1

3333333 3333333 3333333 333333 3333333 3333333 3333333 3

4444444 4444444 4444444 444444 4444444 4444444 4444444 4

5555555 5555555 5555555 555555 5555555 5555555 5555555 5

6666666 6666666 6666666 666666 6666666 6666666 6666666 6

7777777 7777777 7777777 777777 7777777 7777777 7777777 7

8888888 8888888 8888888 888888 8888888 8888888 8888888 8

8888888 8888888 8888888 888888 8888888 8888888 8888888 8

9999999 9999999 9999999 999999 9999999 9999999 9999999 92222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

Afb. 3.2

Page 94: Enkuizen De Baan (fase 2)

85

120

Ossemannetjes

2

23

4

Weth.

Stape

lstraat

Nanne Grootstraat

6

N.B

oere

nvaart

Verlengde Nanne Grootstraat

8

36

147625

147650

147675

147700

147725

147750

524050 524075 524100 524125 524150

NNN NN NNN N

25m

0

Enkhuize

n - D

e B

aan

Ove

rzicht P

erio

de II

(De sta

dsu

itbre

idin

g)

Leg

en

da

Slo

ot

Ophogin

g, k

leiïg

Veen

GB 06/14/2006

Vle

chtw

erk

Kle

iwin

nin

gsk

uile

n

Ven

usl

120

118

Ossemannetjes

2

Weth

.Sta

pelstra

at

N.

Boe

renvaa

r t

VerlengdeNanne

Grootstraat

1111111 1111111 1111111 111111 1111111 1111111 1111111 1

3333333 3333333 3333333 333333 3333333 3333333 3333333 3

4444444 4444444 4444444 444444 4444444 4444444 4444444 4

5555555 5555555 5555555 555555 5555555 5555555 5555555 5

6666666 6666666 6666666 666666 6666666 6666666 6666666 6

7777777 7777777 7777777 777777 7777777 7777777 7777777 7

8888888 8888888 8888888 888888 8888888 8888888 8888888 8

8888888 8888888 8888888 888888 8888888 8888888 8888888 8

9999999 9999999 9999999 999999 9999999 9999999 9999999 92222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

Afb. 3.3

Page 95: Enkuizen De Baan (fase 2)

87

120

Ossemannetjes

2

23

4

Weth.

Stape

lstraat

Nanne Grootstraat

6

N.B

oere

nvaart

Verlengde Nanne Grootstraat

8

36

147625

147650

147675

147700

147725

147750

524050 524075 524100 524125 524150

NNN NN NNN N

25m

0

Enkhuize

n - D

e B

aan

Ove

rzicht P

erio

de III

(De in

gebru

iknam

e va

n h

et te

rrein

)

Leg

en

da

Gra

cht o

f sloot

Pale

n va

n to

uw

banen

Ophogin

g, k

leiïg

Veen

GB 06/14/2006

Ven

usl

120

118

Ossemannetjes

2

Weth

.Sta

pelstra

at

N.

Boe

renvaa

r t

VerlengdeNanne

Grootstraat

1111111 1111111 1111111 111111 1111111 1111111 1111111 1

3333333 3333333 3333333 333333 3333333 3333333 3333333 3

4444444 4444444 4444444 444444 4444444 4444444 4444444 4

5555555 5555555 5555555 555555 5555555 5555555 5555555 5

6666666 6666666 6666666 666666 6666666 6666666 6666666 6

7777777 7777777 7777777 777777 7777777 7777777 7777777 7

8888888 8888888 8888888 888888 8888888 8888888 8888888 8

8888888 8888888 8888888 888888 8888888 8888888 8888888 8

9999999 9999999 9999999 999999 9999999 9999999 9999999 92222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

Afb. 3.4

Page 96: Enkuizen De Baan (fase 2)

89

120

Ossemannetjes

2

23

4

Weth.

Stape

lstraat

Nanne Grootstraat

6

N.B

oere

nvaart

Verlengde Nanne Grootstraat

8

36

147625

147650

147675

147700

147725

147750

524050 524075 524100 524125 524150

NNN NN NNN N

25m

0

Enkhuize

n - D

e B

aan

Ove

rzicht P

erio

de IV

(De ve

rdere

invu

lling va

n h

et te

rrein

en d

e ve

rstenin

g va

n d

e to

uw

banen)

Leg

en

da

Wate

rput

Recent ve

rstoord

Ophogin

g m

et ve

el tu

rfas

Muuru

itbra

ak

Muur / P

oer/ V

loer

Ophogin

g, k

leiïg

Veen

GB 06/14/2006

Paalsp

ore

n p

erio

de IV

Ven

usl

120

118

Ossemannetjes

2

Weth

.Sta

pelstra

at

N.

Boe

renvaa

r t

VerlengdeNanne

Grootstraat

1111111 1111111 1111111 111111 1111111 1111111 1111111 1

3333333 3333333 3333333 333333 3333333 3333333 3333333 3

4444444 4444444 4444444 444444 4444444 4444444 4444444 4

5555555 5555555 5555555 555555 5555555 5555555 5555555 5

6666666 6666666 6666666 666666 6666666 6666666 6666666 6

7777777 7777777 7777777 777777 7777777 7777777 7777777 7

8888888 8888888 8888888 888888 8888888 8888888 8888888 8

8888888 8888888 8888888 888888 8888888 8888888 8888888 8

9999999 9999999 9999999 999999 9999999 9999999 9999999 92222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

2222222 2222222 2222222 222222 2222222 2222222 2222222 2

Afb. 3.5