Eindwerk Enrichment Vogels VOC Oostende

270

Transcript of Eindwerk Enrichment Vogels VOC Oostende

Woord vooraf Enrichment bij vogels is een weg die men nog maar pas ingeslagen is. In navolging van de enrichment - trend bij mensapen, olifanten en andere zoogdieren, probeer ik in dit werk op zoek te gaan naar verrijkingsmethoden voor een andere groep dieren: de vogels. Dit onderzoek werd verricht tijdens mijn stage in het Opvangcentrum voor vogels en wilde dieren in Oostende. Daar kon ik een paar verrijkingstechnieken toepassen en observeren hoe de dieren erop reageren. Dit eindwerk kon alleen tot stand komen dankzij de inspanning van enkele personen die ik hier zeker wil bedanken. Vooreerst wens ik het stagebedrijf en al zijn medewerkers te bedanken, in het bijzonder mevrouw Sophie Vanroose, Isabelle, Annemi en Janne. Maar ook alle andere mensen van het VOC hebben mij heel veel bijgebracht en zijn echte vrienden geworden. Daarnaast wens ik ook mijn stage - en eindwerkbegeleider meneer Rik David te bedanken voor zijn geleverde inspanningen. Ten slotte behoeven ook mijn familie en vriendin een dankwoord: ook dankzij hun geduld en medewerking is dit eindwerk tot stand gekomen. Michal Deryckere Juni 2010

Deel 1: Eindwerk Titel Abstract - Trefwoorden

DEEL 1 EINDWERKTitel Praktische uitwerking van enrichment bij vogels in het VOC van Oostende Abstract Iedereen kent wel de touwen, klimrekken en platforms die gebruikt worden in de verblijven van primaten in dierentuinen en parken. Deze materialen zorgen ervoor dat de dieren de hele dag bezig zijn. We noemen dit kooiverrijking. Maar waarom zou het bij primaten moeten blijven? Waarom kunnen ook andere dieren in gevangenschap, die misschien wel een lager intelligentiegehalte hebben, maar eveneens de hele dag in een kooi/verblijf zitten, niet genieten van ditzelfde principe? Deze uitdaging werd mij voorgelegd in het Opvangcentrum voor vogels en wilde dieren in Oostende. Sommige dieren, en meer bepaald vogels, brengen hier een langere tijd door in gevangenschap, voor ze terug de vrije natuur in kunnen. Deze vogels dienen dus zo goed mogelijk voorbereid te zijn op hun leven in de natuur. Kooiverrijking speelt hierin een belangrijke rol, niet alleen om de dieren alert te houden, maar ook als een revalidatietechniek. Dit eindwerk bestaat uit het bedenken/uitwerken van ideen voor kooiverrijking bij vogels, en de praktische toepassing ervan. Daarbij kan worden geobserveerd hoe de dieren zich gedragen zonder verrijking, en hoe ze zich gedragen na het toepassen van enige vorm van bezigheid. Natuurlijk zullen deze toepassingen niet eenduidig zijn voor verschillende soorten; elke soort stelt zijn specifieke eisen. Voorafgaand aan deze kooiverrijking wordt een literatuurstudie verricht om na te gaan welke verrijkingstechnieken voor vogels er bestaan.

Trefwoorden Enrichment Kooiverrijking VOC Oostende Natuurlijk gedrag Stadsduif Merel

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inhoudsopgave

Inhoudsopgave DEEL 1 EINDWERK...........................................................................................................2 1 Doelstelling..........................................................................................................................5 2 Inleiding/literatuurstudie: Enrichment bij vogels...................................................................6 2.1 Wat is enrichment of verrijking..........................................................................................6 2.2 Doel van enrichment.........................................................................................................6 2.3 Doelgroep.........................................................................................................................6 2.4 Types van verrijking..........................................................................................................6 2.5 Verrijking bij andere diersoorten.......................................................................................7 2.5.1 Enrichment bij chimpansees..........................................................................................7 2.5.2 Enrichment bij olifanten...............................................................................................10 2.5.3 Enrichment bij knaagdieren.........................................................................................12 2.6 Verrijking bij vogels.........................................................................................................15 2.6.1 Verschillende types van verrijking bij vogels................................................................15 2.6.2 Mogelijke gevaren bij enrichment................................................................................23 2.6.3 Overzicht van reeds toegepaste verrijking in het VOC Oostende...............................24 2.6.4 Nieuw ingebrachte verrijkingsmethoden......................................................................26 3 Materiaal en methode........................................................................................................27 3.1 Observatie bij de stadsduif.............................................................................................27 3.1.1 Natuurlijk gedrag van de stadsduif (Columba livia)......................................................27 3.1.2 Observatie stadsduiven (Columba livia)......................................................................28 3.2 Observatie bij merels......................................................................................................43 3.2.1 Natuurlijk gedrag van de merel (Turdus merula).........................................................43 3.2.2 Observatie merel (Turdus merula)...............................................................................43 4 Resultaten..........................................................................................................................52 4.1 Observatie bij duiven (stadsduif)....................................................................................52 4.1.1 Resultaat observatie voor toepassing van verrijking...................................................52 4.1.2 Resultaat observatie na toepassing van verrijking......................................................53 4.1.3 Resultaat observatie twee weken na toepassing verrijking.........................................54 4.1.4 Vergelijking van de drie observaties...........................................................................55 4.2 Observatie bij merel........................................................................................................56 4.2.1 Resultaat observatie voor toepassing van verrijking...................................................56 4.2.2 Resultaat observatie na toepassing verrijking.............................................................57 4.2.3 Vergelijking van de twee observaties..........................................................................58 5 Discussie en algemeen besluit..........................................................................................59 5.1 Verrijking stadsduif (Columba livia).................................................................................59 5.1.1 Conclusie van observaties...........................................................................................59 5.1.2 Praktische toepassing verrijking..................................................................................59 5.1.3 Opmerkingen...............................................................................................................59 5.2 Verrijking merel (Turdus merula).....................................................................................60 5.2.1 Conclusie van observaties...........................................................................................60 5.2.2 Praktische toepassing verrijking..................................................................................60 5.2.3 Opmerkingen...............................................................................................................60 5.3 Besluit.............................................................................................................................61 DEEL 2 - STAGEVERSLAG................................................................................................62 6 Technische fiche stagebedrijf............................................................................................62 7 Voorstelling van het bedrijf................................................................................................63 7.1 VOC Oostende...............................................................................................................63 7.1.1 Wat is een VOC (Vlaams Opvang Centrum voor vogels en wilde dieren)...................63 7.1.2 Soortenbesluit..............................................................................................................63 7.1.3 Handvest......................................................................................................................63 7.1.4 Erkende VOCs in Vlaanderen.....................................................................................64

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inhoudsopgave 7.1.5 Geschiedenis van het VOC Oostende.........................................................................64 7.1.6 Gebouwen...................................................................................................................64 7.1.7 Doelstelling..................................................................................................................70 7.1.8 Personeel.....................................................................................................................70 7.1.9 Aantallen......................................................................................................................70 7.1.10 Andere activiteiten.....................................................................................................70 7.1.11 Dieren........................................................................................................................71 7.1.12 Opname van een dier..............................................................................................145 7.1.13 Dood van een dier...................................................................................................145 7.1.14 Adoptie van een dier................................................................................................145 7.1.15 Vrijlaten van een dier...............................................................................................145 7.1.16 Voedsel....................................................................................................................147 7.1.17 Hygine ...................................................................................................................155 8 Voorstelling van de dagelijkse werkzaamheden..............................................................157 8.1 Voorstelling van dag tot dag.........................................................................................157 ...........................................................................................................................................182 8.2 Lijst van gebruikte medicatie........................................................................................202 8.2.1 Antibacterile geneesmiddelen..................................................................................202 8.2.2 Antimycotica..............................................................................................................204 8.2.3 Anti-inflammatoire & analgetische medicatie.............................................................204 8.2.4 Anthelmintica.............................................................................................................205 8.2.5 Antiprotozoa..............................................................................................................205 8.2.6 Vitamines...................................................................................................................205 8.2.7 Varia..........................................................................................................................205 9 Persoonlijke visie op de stage en het stagebedrijf...........................................................206

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk - Doelstelling

5

1 DoelstellingVerrijking is reeds erg belangrijk in de zoo- en dierenparkwereld. Maar ook in opvangcentra kan verrijking een meerwaarde bieden. In dit eindwerk wordt onderzocht welke mogelijkheden van verrijking er bij de opvang van vogels zijn. Het gedrag van bepaalde vogelgroepen wordt daarbij geobserveerd, om zo een antwoord te kunnen bieden op eventuele tekortkomingen in huisvesting of verzorging. Er is de laatste jaren al veel onderzoek verricht naar enrichment bij zoodieren, zoals bijvoorbeeld bij mensapen, olifanten en andere zoogdieren. Observatie is daarbij erg belangrijk. Zo kan worden opgemerkt waar de gedragsproblemen eventueel liggen. De meeste zoodieren blijven hun leven lang in gevangenschap, waardoor het erg belangrijk is voor kooiverrijking te zorgen. Maar anderzijds is het daardoor ook makkelijker aan observatie te doen. Opvangcentra hebben het probleem dat de meeste dieren geen lange tijd in het centrum doorbrengen. Ze worden na een bepaalde (zo kort mogelijke) tijd vrijgelaten of geplaatst. Zo lijkt het alsof verrijking geen nut heeft. Nochtans is deze korte periode belangrijk om de dieren voor te bereiden op hun vrije bestaan. Verrijking kan daarin een belangrijke rol spelen. Anderzijds heeft verrijking niks met de lengte van het verblijf in gevangenschap te maken. Er zou altijd zorg moeten besteed worden aan het gedrag van de dieren, en hoe ze dagelijks hun tijd doorbrengen. Natuurlijk is het niet zo nvoudig om op zoek te gaan naar goede verrijkingstechnieken. De ze moeten zo lang mogelijk hun nut blijven behouden. De interesse van de dieren mag na een week niet weggebd zijn, maar moet constant blijven. In dit eindwerk gaan we op zoek naar verschillende soorten verrijkingstechnieken bij vogels en hun toepassing ervan. Aan de hand van een observatieperiode wordt eerst onderzocht waar de dieren zich vooral mee bezig houden zonder dat er (extra) verrijking aanwezig is. Daarna wordt een verrijkingsobject of -techniek toegepast, waarbij opnieuw een observatieperiode van start gaat. Uiteindelijk wordt een vergelijking gemaakt tussen de gedragspatronen in beide situaties, en wordt geconcludeerd of het verrijkingsobject wel degelijk voor verrijking heeft gezorgd. Natuurlijk kunnen we dit niet voor alle vogelsoorten doen. Ik heb mij toegespitst op de Stadsduif (Columba livia) en de Merel (Turdus merula).

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

6

2 Inleiding/literatuurstudie: Enrichment bij vogels 2.1 Wat is enrichment of verrijkingVerrijking is beter bekend onder de termen behavioral enrichment of environmental enrichment. In feite gaat het om de techniek/strategie om dieren in gevangenschap omgevingsstimuli aan de bieden met de bedoeling hun natuurlijk gedrag zoveel mogelijk uit te lokken.

2.2 Doel van enrichmentHet doel van enrichment is drievoudig: 1. Het leven van dieren in gevangenschap verbeteren. 2. Het natuurlijk gedrag van dieren in gevangenschap bevorderen. 3. Het voorkomen van gedragsstoornissen, zoals stereotypien.

2.3 DoelgroepEnrichment kent momenteel zijn grootste toepassing bij primaten en zoogdieren. Iedereen kent wel de touwen en speelballen die bij chimpansees worden gebruikt. Of de sproeibeurten die olifanten krijgen tijdens warme zomerdagen. Dat zijn allemaal bekende voorbeelden van enrichment. Nu is het vanzelfsprekend dat verrijking niet bij elke diersoort kan toegepast worden, of toch in mindere mate. Bij de meer intelligentere diersoorten is het nut van enrichment groter, aangezien hun natuurlijk gedrag ingewikkelder is dan bij de lagere diersoorten, die meer op instincten werken. Anderzijds is verrijking bedenken bij slimmere dieren, zoals primaten of zoogdieren, makkelijker dan bij lagere dieren, zoals vissen of vogels. Omgevingsverrijking kent zijn toepassing in verschillende sectoren: 1. 2. 3. 4. Dieren Dieren Dieren Dieren in dierentuinen en parken; in laboratoria; in omvangcentra; in asielen en rusthuizen.

2.4 Types van verrijkingEr kunnen 6 hoofdtypes van verrijking onderscheiden worden: 1. Zintuiglijke verrijking: dit verrijkingstype speelt in op de zintuigen van de dieren: a. Visuele verrijking; b. Olfactorische verrijking; c. Auditieve verrijking; d. Smaakverrijking; e. Tactiele verrijking; 2. Verrijking in voeding: het gaat hier zowel om verrijking in soorten voeding als in hoe ze aan dat voedsel moeten raken. Een voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld een pseudo-mierenheuvel waar chimpansees met stokjes yoghurt uit moeten halen. 3. Manipulative toys: het gaat hier om speelgoed of objecten waarop de dieren hun nieuwsgierigheid kunnen botvieren. Een voorbeeld hiervan is een speelgoedbal waarmee olifanten kunnen spelen.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

7

4. Omgevingsverrijking: hier passen we de omgeving (verblijf) aan. We spelen hierbij vooral in op het natuurlijk gedrag van de dieren. Een eenvoudige verandering van substraat, of het toevoegen van een schuilplaats zijn hier voorbeelden van. 5. Gedrags- of sociale verrijking: interactie is hier de hoofdterm. Chimpansees leven in groepen en de sociale interactie die ze daarbij ondergaan, is een belangrijke vorm van verrijking. 6. Training: bepaalde dieren kunnen getraind worden, zoals chimpansees, olifanten en dolfijnen. In opvangcentra is dat natuurlijk niet de bedoeling als het gaat om dieren die terug in de vrije natuur moeten.

2.5 Verrijking bij andere diersoortenOm tot verrijkingstechnieken bij vogels te komen, bekijken we eerst kort de verschillende mogelijkheden bij andere diersoorten waarbij de techniek van verrijking veel wordt toegepast. We geven verschillende voorbeelden van de 6 types van verrijking bij chimpansees, olifanten en knaagdieren.

2.5.1 Enrichment bij chimpanseesEnrichment bij chimpansees is heel bekend, zelfs bij de gewone bezoekers van een dierentuin. De reden daarvoor is dat hiernaar al veel onderzoek is verricht, doordat deze dieren absoluut verrijking nodig hebben en er dus al veel toepassingen van zijn. In de Zoo van Antwerpen kunnen bezoekers zelfs meehelpen bij het maken van deze verrijking in tal van workshops. 2.5.1.1 Zintuiglijke verrijking

Figuur 1: verblijf chimpansees Zoo van Antwerpen

De chimpansees worden gehuisvest in verblijven die groen geschilderd zijn. Deze kleur probeert de natuurlijke omgeving wat na te bootsen. Een zwarte of gele muur zou daar totaal niet op inspelen.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie 2.5.1.2 Verrijking in voeding Bij verrijking in voeding kan je heel inventief zijn. Enkele voorbeelden die we tijdens mijn stage in de Zoo van Antwerpen hebben toegepast: Voeding verspreiden over de verblijven; Voeding in kleine stukken, zodat ze echt moeten zoeken; Voeding verstoppen onder objecten en in objecten; Puzzels/ dozen gebruiken ze op een speciale manier moeten openen; Verschillende soorten voeding; Voeding op natuurlijke wijze verschaffen.

8

Een mooi voorbeeld is de toepassing van een valse termietenheuvel in het verblijf, waaruit de chimpansees dan met een stok yoghurt uit konden halen.

Figuur 2: chimpansee haalt voedsel uit stuk tuinslang

2.5.1.3 Manipulative toys Speelgoed is ook belangrijk bij chimpansees. Het gaat daarbij om stukken touw, buizen, stokken, enz... 2.5.1.4 Omgevingsverrijking Omgevingsverrijking is een ruim begrip. Touwen, klimrekken, zitplanken en nestmateriaal behoren allemaal tot dit type verrijking. Op de volgende foto zie je wat ermee bedoeld wordt:

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

9

Figuur 3: dit verblijf is tot het maximum verrijkt

2.5.1.5 Sociale verrijking Chimpansees worden altijd in groep gehouden. In de Zoo van Antwerpen heeft men een groep van 9 dieren, waardoor de sociale interactie optimaal is. Dit is veruit de beste verrijkingsmethode, en niet alleen voor chimpansees! 2.5.1.6 Training De chimpansees in de Antwerpse Zoo werden ook elke dag getraind. De bedoeling daarvan was natuurlijk niet de dieren tam maken, maar wel het schoonmaken van de verblijven makkelijker maken. De dieren moesten regelmatig van binnen naar buiten, en omgekeerd. En daarvoor moesten de dieren reageren op onze bevelen. Ze werden getraind met voedsel, zoals fruit. Maar dit heeft ook een verrijkend effect voor de dieren, aangezien ze op dat moment iets voorhanden hebben en bezig zijn met het opnemen van signalen. Ook is de sociale interactie op dat moment erg groot.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

10

2.5.2 Enrichment bij olifantenOlifanten behoren tot de intelligentste dieren op onze planeet. Ook zij hebben in gevangenschap nood aan verrijking. Dierenverzorgers zijn daarom ook dagelijks bezig met het bedenken van nieuwe ideen. 2.5.2.1 Zintuiglijke verrijking Ook bij de olifanten kan er sterk op de zintuigen worden ingespeeld. Zo zijn er voorbeelden bekend van dierentuinen die sneeuw plaatsen bij de dieren, of stukken felgekleurd voedsel zoals pompoenen. Kleur, geur, smaak en voelen, allemaal zintuigen die ze in deze gevallen kunnen gebruiken.

Figuur 4: olifant in de sneeuw

2.5.2.2 Verrijking in voeding Een mooi voorbeeld hiervan is het ophangen van voedsel aan het plafond of een zekere hoogte. De dieren worden zo gestimuleerd hun slurf en achterpoten te gebruiken. Variatie in voeding is hier ook heel erg belangrijk (ook voor de gezondheid). Je kan het voedsel ook verstoppen in tonnen of in de bomen.

Figuur 5: slurf op zoek naar voedsel

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie 2.5.2.3 Manipalutive toys

11

Bij olifanten worden er verschillende types van speelgoed gebruikt. Denk daarbij vooral aan ballen, stokken en touwen. Ook autobanden aan een boom kunnen ze niet weerstaan. We spelen hier vooral in op de nieuwsgierigheid van de dieren.

Figuur 6: olifant met bal

2.5.2.4 Omgevingsverrijking De omgeving van de olifanten word verrijkt met objecten/omstandigheden die beantwoorden aan hun natuurlijke leefomgeving. Voorbeelden daarvan zijn een waterpartij of een stofbad. Ook hoge bomen en struikgewas kunnen toegepast worden.

Figuur 7: olifantenverblijf in Utah Hogle Zoo

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie 2.5.2.5 Sociale verrijking

12

Sociale verrijking kan heel makkelijk gerealiseerd worden aan de hand van soortgenoten. Er moet dan natuurlijk wel voldoende plaats zijn in het verblijf. Een andere optie is het toevoegen van een andere diersoort. Het moet dan wel gaan om een soorten die bij elkaar passen: herkomst, habitat, leefomstandigheden mogen niet tegenstrijdig zijn aan elkaar. We gaan daarvoor opnieuw terug naar de Utah Hogle Zoo, waar ze zowel Afrikaanse olifanten als witte neushoorns in n verblijf houden. 2.5.2.6 Training Olifanten worden vaak getraind, en dit met een tweerlei doel: enerzijds als vorm van verrijking, maar anderzijds om zo makkelijker de dieren te kunnen onderzoeken. Zo wordt er vaak aangeleerd dat ze op bevel de poot moeten aangeven, zodat de nagels kunnen bijgevijld worden. Dit gebeurt via targettraining. Het dier wordt aangeleerd een target aan te raken op bevel, en dit via beloning.

Figuur 8: targettraining olifant

2.5.3 Enrichment bij knaagdierenDe knaagdieren omvatten een uitgebreide groep dieren, zoals ratten, muizen, cavias enzovoort. Deze dieren worden al lang gekweekt, en daarom is er al veel bekend over hoe ze het beste gehouden kunnen worden. 2.5.3.1 Zintuiglijke verrijking Knaagdieren zijn meestal overwegend schuwe dieren. Ze houden niet van veel lawaai of veel licht. Je kan daarop inspelen door bijvoorbeeld een radio op de achtergrond te laten spelen, waardoor overmatige geluiden gemaskeerd worden. De lichtinval kan beperkt worden door schuilplaatsen te voorzien, of een deel van het verblijf af te dekken.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie 2.5.3.2 Verrijking in voeding

13

Variatie in voeding is heel makkelijk te bereiken, en is zowel goed voor de gezondheid van de dieren als een vorm van verrijking. Hooi of stro vormen een belangrijke bron van plantaardige vezels. Bovendien is het ook een vorm van omgevingsverrijking. Naast het type voeding, speelt ook de manier waarop het voedsel verschaft wordt, een belangrijke rol. Meestal wordt het voedsel in potjes gegeven, en hoeven de dieren maar te eten. Maar in de natuur brengen knaagdieren de meeste tijd van de dag door met het zoeken naar voedsel. Je kan dit makkelijk nabootsen door het voedsel in het beddingmateriaal te verspreiden. Zo moeten ze op zoek gaan naar het voedsel. Je kan voeding, zoals stukken fruit, ook ophangen in de kooi, zodat de dieren moet klimmen om erbij te komen. 2.5.3.3 Manipulative toys In de dierenwinkel kan je een uitgebreid assortiment aan speelgoed voor knaagdieren vinden. Ze zijn echter niet allemaal geschikt (denk maar aan de molentjes), en meestal zijn ze ook duur. Als je een beetje inventief ben aangelegd, kan je al heel snel enkele zaken bedenken. Zelfs een eenvoudige toiletrol is al een behoorlijke bron van verrijking: ze kunnen erop knagen, erdoor kruipen, erin schuilen,. Maar ook ballen en buizen kunnen gebruikt worden als speelgoed.

Figuur 9: ratten in het VOC

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie 2.5.3.4 Omgevingsverrijking

14

Bij omgevingsverrijking denken we spontaan aan beddingmateriaal (hooi, stro, schaafsel), nestmateriaal, schuilplaatsen, verhogingen in de kooi, kooimateriaal.

Figuur 10: tam konijn in VOC

2.5.3.5 Sociale verrijking De beste manier van verrijking bij knaagdieren is sociale interactie! Konijnen, cavias, ratten en muizen; het zijn allemaal groepsdieren die gezelschap nodig hebben van soortgenoten. Soms kan je ook cavias en konijnen samenhouden, dat is ook een optie. 2.5.3.6 Training Training wordt niet zoveel toegepast bij knaagdieren, tenzij bij onderzoek of in laboratoria. Een bekend voorbeeld daarvan is de Skinner-box.

Figuur 11: Skinner-box

De rat wordt in dit geval geleerd om op bepaalde signalen te reageren (bv op een knop drukken), waarna het voedsel krijgt als beloning. We noemen dit operante conditionering.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

15

2.6 Verrijking bij vogelsVerrijking bij vogels vormt een heel ander paar mouwen. Er is nog bijna geen onderzoek gedaan naar enrichment bij vogels, laat staan bij wilde vogelsoorten. In dierentuinen zijn wel een aantal technieken gebruikt, maar daar gaat het bijna altijd om exotische vogelsoorten. Soorten, zoals de merel, de zilvermeeuw of de duif genieten veel minder aandacht. Toch hoeft dit geen probleem te vormen. De meeste verrijkingstechnieken bij vogels zijn bij een groot aantal soorten toe te passen. In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de verschillende soorten verrijkingstechnieken, ingedeeld volgens type verrijking. Er werd alleen onderzoek verricht naar verrijking bij vogelsoorten die we in een Opvangcentrum voor Vogels en Wilde dieren kunnen tegenkomen. Een verrijkingstechniek bij struisvogels kun je hier dus niet verwachten. Papegaaien, parkieten en kanaries werden er wel bij betrokken, omdat ze toch geregeld worden opgevangen.

2.6.1 Verschillende types van verrijking bij vogels2.6.1.1 Zintuiglijke verrijking Hierbij werkt de verrijking vooral in op de verschillende zintuigen.

2.6.1.1.1 Sproeien met waterHierbij gaan we een sproeisysteem installeren of gaan we op regelmatige tijdstippen de tuinslang aanwenden. Dit kan voor diverse vogelsoorten gebruikt worden, onder andere voor papegaaien en struisvogelachtigen. Duiven houden ook erg van een regenbui, en gaan zelfs direct onder de sproeier staan. Andere vogels houden liever van een beekje, vijvertje, of eenvoudigweg water dat van planten druppelt. Een sproeibeurt speelt vooral in op het tactiele zintuig van de dieren. Belangrijkste voordeel van een sproeibeurt is dat vogels zo makkelijker hun veren kunnen verzorgen.

2.6.1.1.2 Snavels scherpen m.b.v. takkenVeel vogels scherpen hun snavel door langs takken te wrijven. Daarom kan je stevige takken in het verblijf hangen. Het gaat daarbij om vogels met stevige snavels.

2.6.1.1.3 StofbadVeel vogels houden van een stof/zandbad, waarmee ze hun veren kunnen poetsen. Je kan daarbij een grote schaal met zand in het verblijf zetten. Eventueel kun je dit combineren met een eetbaar grit/zandbad, waardoor het ook een andere functie heeft: bevorderen spijsvertering (zie verder).

2.6.1.1.4 UitkijkpostenJe kan ook uitkijkposten voorzien, onder de vorm van zitstokken en -takken. Vele roofvogels, merels, mussen, en andere tuinvogels houden ervan van op een zekere hoogte uit te kijken op de omgeving, op zoek naar prooien/voedsel, maar ook speurend naar eventuele vijanden.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie 2.6.1.2 Verrijking in voeding

16

Alle verrijking houdt hier verband met de voeding die ze krijgen. Het kan daarbij zowel gaan om de voeding zelf, dan wel om de wijze waarop ze het krijgen. Deze manier van verrijking kent verschillende mogelijkheden en is daarom ook iets makkelijker toe te passen. Om te starten kijk je best naar het natuurlijke voedingspatroon van de vogelsoort, alsook naar zijn bek en poten. Een kluut bijvoorbeeld heeft een aangepaste bek en bijpassende poten om zo voedsel in ondiepe plassen te zoeken. Als je dan kijkt naar de bek van eend, zie je dat deze gemaakt is om voedsel uit het water te scheppen. Allemaal kenmerken die kunnen aangewend worden om de ideale verrijking te bedenken.

2.6.1.2.1 Meerdere voederplaatsenMeestal worden dieren in gevangenschap altijd op dezelfde plaats en via dezelfde weg gevoerd. Dit wordt op den duur zo voorspelbaar dat de dieren gewoon zitten te wachten op het eten. Je kan daarop inspelen door ofwel de voederplaats af te wisselen, ofwel meerdere voederplaatsen te voorzien op hetzelfde moment.

2.6.1.2.2 Levende stenenZee- en strandvogels brengen een groot deel van de dag door met het zoeken naar voedsel zoals insecten, schelpdieren en kleine visjes. In gevangenschap kan je daarom stenen plaatsen die begroeid zijn met zeewier, kokkels en mossels. De vogels zullen dit levend voer dan eraf pikken. Enige bedenking hierbij: waar haal je dan deze levende stenen. Het is immers verboden deze uit de natuur weg te nemen. Een mogelijke oplossing en variant op deze methode is het gebruik van losse mossels, schelpen en schaaldieren. Je kan deze dan in een schaal met water aanbieden, waaruit de vogels het voedsel dan zeven.

2.6.1.2.3 Voedsel in ijsEen mooie manier om het foerageergedrag uit te lokken, is het invriezen van voedsel in een ijsblok. Zo kunnen de dieren spelen met het ijs, en proberen om het ijs open te breken. Dit neemt enige tijd in beslag, waardoor de dieren toch enige uren bezig zijn met deze verrijkingsmethode.

2.6.1.2.4 Voedsel verstoppenJe kan het voedsel op verschillende plaatsen verstoppen. Een aantal suggesties: Verstoppen onder bladeren/ omwikkeld door bladeren; Voedsel vermengen met schors of zand, en ze zo laten zoeken naar hun voedsel; Stokken/houtblokken met gaten: in de gaten kan je voedsel verstoppen zoals fruit, zaden of pats. Deze techniek kan je bij heel wat dieren toepassen; Gazen doos: je kan ook een box maken met zijden in gaas. Daar stop je dan voedsel in (eventueel vermengd met schaafsel), waaruit ze dan hun voedsel moeten halen. Je kan de box op de grond plaatsen, ofwel ophangen; Fruit/groenten opvullen: boor gaten in fruit of groenten (zoals pompoen) en vul ze op met pat, meelwormen, rozijnen, enz; Voedsel in boomstam: dit kan je toepassen bij spechten en andere borende vogels; Voedsel aan takken hangen of op takken smeren; Voedsel op verschillende hoogtes voederen: afhankelijk van de lagen waar de betreffende vogelsoort leeft;

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

17

2.6.1.2.5 Voedsel in waterEen speciale manier van voederen is het voederen in water. Vanzelfsprekend een manier van voederen die je kan toepassen bij watervogels zoals reigers, rallen, strandloper, kluut: zij voeden zich vooral met waterdieren. De reiger krijgt bij voorkeur grotere prooien, zoals waterkevers en dergelijke. Bij de kluut, strandloper en andere steltlopers kan je kleinere insecten loslaten, zoals bijvoorbeeld watervlooien en nauplin. Bij meeuwen en visetende vogels zoals reigers, spreeuwen, roerdompen, duikeenden, kwakken en baardvogels, kan deze techniek ook toegepast worden: gooi de vis gewoon in een voorraad water. Ze vissen het voedsel er zelf wel uit. Maar het gaat nog verder. Bij papegaaien kan je ook zaden in het water gooien. Ze zoeken die er dan zelf uit.

2.6.1.2.6 Gras in het verblijfSommige vogels houden van gras in het verblijf, wat ze dan afgrazen. Vooral de eend- en gansachtigen houden hiervan. Ook duiven lijken te genieten van het pikken op gras. Een makkelijke verrijkingsmanier, die ook bijdraagt tot de gezondheid van de dieren. In het VOC werd deze techniek al toegepast. Sommige dieren zitten in grote vliegkooien, die begroeit zijn met struiken en lang gras. De jonge eendjes krijgen fijngeknipt gras, wat het wildgroeiende gras dan vervangt.

2.6.1.2.7 Gevulde dennenappelsDennenappels zijn een mooie en goedkope manier van verrijking met voedsel. Je kan ervoor opteren om de dichte dennenappels (en dus nog met zaden) in de volire te hangen bij vinken en notenetende vogels. Maar je kan ook de reeds opengegane dennenappels gebruiken. Deze vul je dan op met een mengsel aangepast aan de vogels voor welke het bestemd is. Voorbeelden van vulling zijn: Pindakaas met zaden voor papegaaien en verwanten; Insectenpat met zaden voor zangvogels; Arabische gom voor fazanten, kaketoes en papegaaien; Enzovoort: wees inventief!

Figuur 12: dennenappel met zaden, insectenpat en meelwormen

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

18

Deze manier van verrijking werd ook door mij getest bij de vinken, merels en zangvogels. In hoofdstuk 3 meer hierover.

2.6.1.2.8 Variatie met voedselJe kan verrijken door te gaan variren in voedsel. Zo kan je bepaalde vogels verschillende soorten vruchten (fruit) geven. Je kan dit zowel doen bij vruchtetende vogels, als bij vogelsoorten die normaal geen fruit eten. Zij hebben daarin dan een leuke bezigheid.

2.6.1.2.9 MaskolvenMas vormt een welkome aanvulling op het menu. Bovendien kan je er makkelijk voor zorgen dat het ook een bijkomende bezigheid vormt. Je zou heel eenvoudig maskorrels in een pot kunnen aanbieden. Maar je kan er ook voor opteren om de maskolven in hun geheel aan te bieden. Je kan ze daarbij ofwel op de grond leggen (voor de bodemsoorten) ofwel ophangen aan een tak. Je kan er onder andere Kraaiachtigen en Papegaaien een plezier mee doen.

2.6.1.2.10

Fruit/zaden ophangen aan een touw

Je kan fruit heel makkelijk doorboren en aan een touw raggen. Dit hang je dan op in verblijven van fruitetende vogels, zoals bijvoorbeeld papegaaien. Heel hyginisch ook want het fruit ligt niet op de grond en wordt dus niet bevuild met mest. Onder andere appel, peer en sinaasappel worden graag gegeten. Dit idee heb ik ook toegepast bij een valkparkiet die we in het VOC opvingen. Het dier reageerde er niet op, en at er dus niet van. Ook toen we het fruit in zijn voederbak plaatsten, at hij er niet van. Waarschijnlijk is het dier nooit gewend aan fruit, en aanvaard hij het daarom niet.

Figuur 13: links zie je de fruitbrochette hangen

2.6.1.2.11

Voedsel spreiden over dag

Meestal krijgen de dieren altijd op hetzelfde moment hun voedsel. Je kan dit elke dag laten veranderen, zodat de dieren nooit exact weten wanneer het voedsel komt. Het is ook altijd beter om meerdere keren per dag voedsel te verschaffen, in plaats van slechts n keer per dag. Zo zijn ze meerdere keren per dag bezig met het zoeken naar voedsel. Eindwerk Michal Deryckere Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

19

2.6.1.2.12

Insectenverdeler

De insectenverdeler kan je toepassen bij insectenetende vogels. Het concept is eenvoudig: een object waaruit de insecten langzaam ontsnappen ophangen in het verblijf. Er zijn verschillende mogelijkheden: Buis met afneembare zijkanten, en gaten erin geboord. Daarin stop je meelwormen met wat zaagsel of meel. Ze ontsnappen geleidelijk en vormen zo een voortdurende bron van voedsel; Doos met gaten in, zodat de insecten eruit ontsnappen; Houtblok of tak, waarin meelwormen worden gegoten. Deze ontsnappen dan geleidelijk via een gat in het gekozen object.

2.6.1.2.13

Zadenverdeler

Zelfde concept als de insectenverdeler, maar nu met zaden. De zaden rollen er geleidelijk uit, zodat ze toch enige tijd zoet zijn.

2.6.1.2.14

Barrire voor voedsel

Je kan het voedsel ook op een moeilijk bereikbare plaats leggen, zoals bijvoorbeeld onder een stapel braamtakken (doornen) of onder houtblokken. Zo moeten de vogels een inspanning doen om aan het voedsel te komen.

2.6.1.2.15

Levend voer

Levend voer vormt altijd een vorm van verrijking. Je kan meelwormen of krekels gewoon vrijlaten in het verblijf van de insectenetende vogels. Nadeel is wel dat het niet hyginisch is: de insecten kunnen ontsnappen en zich voortplanten. Dat moet zeker vermeden worden. Je kan het levend voer ook vermengen onder het ander voer. Roofvogels kan je levende muizen of ratten aanbieden. Zo kan het jachtinstinct aangewakkerd en beoordeeld worden, voor ze terug de natuur ingaan.

2.6.1.2.16

Lokken van insecten in de bodem

Door een strooisellaag aan te leggen, bestaande uit houtschors, kan je insecten, maar ook wormen lokken. Dit kan je bij voorkeur toepassen bij op de grond levende vogelsoorten, zoals merels, lijsters, fazanten en andere loopvogels. Zij spenderen veel tijd met het zoeken naar voedsel op de bodem.

2.6.1.2.17

Volledige stukken fruit of noten/zaden

Meestal wordt het voedsel op voorhand geprepareerd: fruit wordt in stukken gesneden, noten en zaden worden van hun harde omhulsel ontdaan. Daarna wordt het voedsel in weinig tijd opgeschrokt. De tijd die dan aan het foerageren wordt besteed, is miniem. Je kan dit probleem oplossen door het fruit in grote stukken (of zelfs in n stuk) te geven, en volledige noten te leggen. De dieren moeten dan zelf hun bek, poten, en eventuele andere instrumenten aanwenden om aan het voedsel te kunnen komen.

2.6.1.2.18

Karkas

Kraaiachtigen staan erom bekend om dode dieren langs autowegen te verorberen. Ze wachten dan langs de weg tot er geen autos meer passeren om zich te voeden aan het

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie karkas. Je kan in hun verblijf ook karkassen van dode dieren leggen. Het moet dan natuurlijk bij voorkeur gaan om karkassen van niet-zieke dieren, zodat er zeker geen ziektekiemen worden overgedragen. 2.6.1.3 Manipulative toys Manipulative toys zijn objecten waarop vogels hun nieuwsgierigheid kunnen vrijlaten.

20

2.6.1.3.1 Papier/kartonPapier en karton kunnen gebruikt worden als knaagobjecten. Je kan het in het verblijf leggen, of door de tralies stoppen. De vogels, zoals bijvoorbeeld papegaaien, knagen er op. Pas wel op met bedrukt papier: de inkt kan giftig zijn.

2.6.1.3.2 VerenDe veren van andere vogels wekken de nieuwsgierigheid van de dieren op. Het kan verschillende gedragingen uitlokken zoals agressief - of baltsgedrag. Anderzijds kan het ook voor stress zorgen.

2.6.1.3.3 Blinkende objectenDe volledige familie de Kraaiachtigen heeft een reputatie die hen karakteriseert: ze houden van blinkende objecten. Vooral de ekster vertoont dit gedrag. Daarom kan je in het verblijf blinkende objecten hangen zoals lepels en aluminiumfolie, en zien hoe ze erop reageren. Ze zullen proberen alles te stelen. 2.6.1.4 Omgevingsverrijking Wanneer we de omgeving/het verblijf gaan verrijken, spreken we van omgevingsverrijking. Bij omgevingsverrijking bij vogels ( ook bij andere diersoorten) moeten we altijd eerst nagaan hoe de soort in het wild leeft: hoe voedt het dier zich: op de grond, op tak?...; leeft het dier in de buurt van water; leeft het in groep of solitair.

Allemaal vragen die eerst beantwoord moeten worden, vooraleer we kooiverrijking willen toepassen. Daarbij is het makkelijker om een nieuw verblijf te bouwen dat volledig aangepast is aan de diersoort. Een bestaand verblijf aanpassen vergt veel tijd, werk en misschien ook extra geld. Maar er kunnen natuurlijk altijd kleine aanpassingen gemaakt worden die toch een maximaal verschil kunnen uitmaken.

2.6.1.4.1 VliegruimteErg belangrijk voor vogels in gevangenschap is voldoende vliegruimte. Wat zijn de voordelen daarvan: jonge vogels leren vliegen; verzwakte dieren kunnen zo terug spiermassa laten aangroeien; snellere revalidatie na vleugelbreuken; makkelijk testen of het dier terug in de natuur kan.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

21

Het nadeel van vliegruimte is dat de vogels zich op die manier ook kunnen verwonden. Zorg ervoor dat de vliegruimte groot genoeg is voor de vogelsoort: anders vliegen ze de hele tijd tegen de wanden op.

2.6.1.4.2 Boomstam met wortelsEen boomstam met wortels is een bron van nieuwsgierigheid voor de dieren. Merels, kippen, en andere insecteneters gaan meteen op zoek naar insecten en regenwormen. In het vermolmde hout kunnen ze op zoek gaan naar keverlarven. En tussen de wortels zit er ook heel wat lekkers.

2.6.1.4.3 Takken met bladerenTakken met bladeren kunnen gebruikt worden om een oerwoud-gevoel te creren voor de dieren. Natuurlijk enkel voor bos- en struikbewoners.

2.6.1.4.4 PlukgedragPapegaaien en kraaiachtigen vertonen in de natuur een speciaal gedrag: ze plukken hun prooien. Als ze dit gedrag niet kunnen vertonen in gevangenschap, gaan ze zichzelf of soortgenoten plukken. Daarom moet in de gelegenheid worden voorzien om iets te plukken: touw, bundels veren, maskolven, of stro.

2.6.1.4.5 NestmateriaalNestmateriaal kan belangrijk zijn als bron van verrijking. Helaas is het in opvangcentra niet de bedoeling dat de dieren lange tijd in gevangenschap blijven. Vandaar dat er meestal niet gekozen wordt voor het geven van takken, mos en bladeren.

2.6.1.4.6 NestgelegenheidHet gaat hier om de geschikte plaats om een nest te bouwen. Ook dit wordt best niet gebruikt in opvangcentra, aangezien de dieren maar een korte periode opgevangen worden.

2.6.1.4.7 Houtblokken/ takkenTakken en houtblokken worden door heel wat vogelsoorten geapprecieerd. Ze kunnen ze met de bek, de poten en de tong bewerken. Vooral papegaaien lijken van deze verrijking te genieten.

2.6.1.4.8 DennenhoutDennenhout bevat hars en heeft een specifieke geur. Veel vogels kauwen graag op dit hout en halen de vezels uit elkaar.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

22

2.6.1.4.9 Zitstokken/ schommelsZitstokken zijn heel belangrijk voor in het bos wonende vogels, en vogels die in bomen leven. De stokken vervangen hun natuurlijk zitplaatsen. Ze worden gebruikt om aan te knagen, om op te zitten of op te slapen. Als ze deze zitplaatsen niet hebben, zullen de dieren toch proberen om aan de wanden van het verblijf te hangen, of aan het plafond. Dit kan wonden tot gevolg hebben, die dan ook weer behandeld moeten worden. Vogelsoorten die vooral op de grond leven, zoals loopvogels, steltvogels en dergelijke, hebben geen zitstokken nodig.

2.6.1.4.10

Schuilplaatsen

Schuilplaatsen zijn erg belangrijk voor dieren, en dus ook voor vogels. Ze bieden bescherming tegen wind, regen en andere extreme weersomstandigheden. Daarnaast kunnen ze ook bescherming bieden tegen soortgenoten of kooigenoten.

2.6.1.4.11

Substraat

Verschillende soorten substraat zijn beschikbaar als bodembedekking in de (buiten)kooien. Daarbij kijken we best opnieuw naar de habitat van de soort: een weidevogel zal zich het liefst ophouden op een grasbodem, terwijl een bosvogel een bodem van houtschilfers zal verlangen. Je kan hierbij ook afwisselen in hoogtes: sommige vogels hebben graag een uitkijkpost. 2.6.1.5 Sociale verrijking

2.6.1.5.1 Meerdere soorten bij elkaarWanneer je meerdere soorten bij elkaar zet, krijg je heel uiteenlopende gedragingen te zien: nieuwsgierigheid, baltsgedrag, maar ook agressief gedrag. Dit alles zorgt ervoor dat er veel interacties zijn tussen de dieren onderling. Zorg er wel voor dat er voldoende schuilplaatsen zijn voor de zwakkere dieren, zodat ze makkelijk kunnen vluchten voor al te agressieve kooigenoten.

2.6.1.5.2 Meerdere individuen bij elkaarTerwijl de vorige mogelijkheid verschillende soorten betrof, kan je er ook voor opteren om verschillende dieren van dezelfde soort bij elkaar te zetten. Zo is er veel interactief gedrag tussen de individuen. Natuurlijk moet je op de natuurlijke levenswijze van de soort letten: solitaire vogelsoorten hoef je niet met meerdere in n kooi te houden.

2.6.1.5.3 GeluidEen bijzondere manier van sociale verrijking is het laten horen van vogelgeluiden. Het kan daarbij zowel gaan om het geluid van soortgenoten, dan wel om het geluid van andere vogels tot zelfs predatoren. Dit geluid kan uiteenlopend gedrag uitlokken. 2.6.1.6 Training Training is een verrijkingstechniek die veel in dierentuinen wordt toegepast. Ook bij gezelschapsdieren is dit n van de betere manieren om je dier te verrijken. Maar in opvangcentra is het niet de bedoeling om de dieren tam te maken. Uiteindelijk moeten ze terug de vrije natuur in, en dan is training natuurlijk niet de beste verrijkingsmanier. We passen deze techniek dan ook niet toe bij wilde dieren.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

23

Wanneer er echter tamme dieren binnenkomen, zoals cavias, papegaaien of kanaries, is het wel handig de dieren tam te houden. Je wil immers niet dat de dieren wild en bijtgraag worden, en ze dus moeilijker een nieuwe huis vinden. Er is geen tijd om uren bezig te zijn met deze dieren, maar elke dag een korte hantering is wel noodzakelijk. De papegaaien die we opvangen worden sowieso in de bureaus of de dierenartsenkamer gezet, zodat ze veel verschillende personen zien.

Figuur 14: hantering van een papegaai

2.6.2 Mogelijke gevaren bij enrichmentAan de toepassing van verrijking zijn er enkele gevaren verbonden. We sommen ze op in een lijst: I. II. III. Pas op met wat je in het verblijf plaatst. De vogels kunnen zich verwonden aan bepaalde objecten, of dingen opeten die niet bedoeld zijn om op te eten. Onderzoek dus goed of een object wel geschikt is om in het verblijf te plaatsen; Touwen en dergelijke kunnen makkelijk verstrikt raken rond de bek of poten. Het zou niet de eerste keer zijn dat een dier sterft door verstrikking in een draad of net; Wanneer men nieuw voedsel gaat gebruiken, moet men eerst nagaan of het voedsel wel geschikt is voor die bepaalde vogelsoort. Dit geschikt zijn is tweeledig: het mag niet giftig zijn en het mag niet ongezond zijn. Voedingsbronnen met een te hoge vetwaarde komen dus niet in aanmerking (of kunnen slechts sporadisch gebruikt worden); Het voedsel moet in de goede grootte gegeven worden. Grote meelwormen geef je dus best niet aan kleine zangvogels: de meelwormen vreten de vogels van binnenuit aan. Hier ga je dus best de koppen van de meelwormen verwijderen; Wanneer men objecten afkomstig van andere dieren gebruikt, zoals veren of slangenhuiden, moeten deze eerst ontsmet worden. Er kunnen immers parasieten en ziektes overgedragen worden. Je verwarmt de veren of huid best even in de microgolf of vriest ze enkele dagen in; Hout, karton, nestmateriaal of andere objecten die men geeft om op te knagen en te bijten, mogen niet behandeld zijn;

IV. V.

VI.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie VII. VIII. IX.

24

Als men verschillende vogelsoorten bij elkaar houdt, moet men zorgen dat elke soort zijn eigen voederplaats heeft, en ook schuilmogelijkheden. Bij het inpassen van een nieuw individu moet er ook geobserveerd worden of er geen gevechten ontstaan; Beddingmateriaal kan voor constipatie zorgen als het wordt ingeslikt; Bepaalde planten kunnen giftig zijn voor vogels.

2.6.3 Overzicht van reeds toegepaste verrijking in het VOC OostendeIn dit hoofdstuk geef ik een overzicht van de verschillende verrijkingstoepassingen die het VOC in Oostende reeds kende en toepast. 2.6.3.1 Vliegruimte Alle vogels worden na een korte revalidatie of opfokperiode binnen, naar een buitenkooi verplaatst. Daar hebben ze voldoende vliegruimte ter beschikking. De grotere vogelsoorten, zoals de zwanen, ganzen en eenden, krijgen zelfs een grote vliegkooi ter beschikking. 2.6.3.2 Begroeiing Enkele buitenkooien zijn dicht begroeid met gras, struiken en beplanting. Dit zorgt ervoor dat de vogels meer schuilmogelijkheden hebben, en ook altijd groenvoer ter beschikking hebben. Het trekt ook meer insecten aan, die dan als extra voeding kunnen dienen.

Figuur 15: de grote vliegkooi

2.6.3.3 Bodem De meeste buitenkooien hebben een bodem van houtschors. Houtschors trekt enorm veel insecten aan, waardoor de vogels echt kunnen wroeten en zoeken naar extra voedsel. Vooral de merels en andere grondlevende zangvogels lijken hiervan te genieten. 2.6.3.4 Watergelegenheid

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

25

De meeste buitenkooien beschikken over een kleine waterpoel. In de grote vliegkooi is er zelfs een klein zwembadje. Sommige vogels, zoals meeuwen, ganzen en eenden kunnen echt genieten van een bad, en doen dit ook dagelijks. Zo verzorgen ze ook hun verenkleed.

Figuur 16: zilvermeeuw die een bad neemt

2.6.3.5 Schuilplaatsen Alle buitenverblijven beschikken over een overdekking of afdak. Zo kunnen ze schuilen tegen de regen, zon en andere extreme weersomstandigheden. 2.6.3.6 Zitstokken Alle vogels (ook binnen) beschikken over zitstokken. Zelfs in de IC-kamer zijn er speciale zitstokken gemaakt voor de duiven en konsoorten.

Figuur 17: deze ekster geniet van de zon op een tak

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Inleiding/literatuurstudie

26

2.6.4 Nieuw ingebrachte verrijkingsmethodenHier gaat het over de verrijkingsmethoden die ik toegepast heb in het VOC van Oostende. 2.6.4.1 Zand/grit voor de stadsduiven Bij de stadsduiven (Columba livia) heb ik een bad met anijszand en grit toegepast. We bespreken kort het nut van deze beide componenten. Grit is een noodzaak voor alle zaadetende vogels. In de spiermaag wordt het voedsel fijner gemaakt met behulp van steentjes die de vogel moet opnemen. En daarvoor hebben zaadetende vogels grit nodig. Dit grit moet scherpe kantjes hebben. Na verloopt van tijd slijten deze scherpe hoeken af en worden de steentjes uitgescheiden. Dan moeten er weer nieuwe (scherpe) steentjes opgenomen worden. Gritmengsels zijn er in verschillende maten: kies de juiste grootte afhankelijk van de soort vogel. Zand heeft als functie dat het de veren proper houdt. Het verwijdert vuilpartikeltjes en ectoparasieten. Er werd een grote schaal met anijszand en grit in de volire van de stadsduiven geplaatst. In hoofdstuk 3 en volgende kan u zien welk effect dat heeft gehad op het gedrag van de dieren. 2.6.4.2 Gevulde dennenappels In de buitenkooi van de zangvogels (met merels, zanglijster, groenling en vinken) werden gevulde dennenappels opgehangen. Deze dennenappels werden opgevuld met een mengsel van vinkenzaad, insectenpat en water. Ook werden er levende meelwormen of vliegenmaden toegevoegd. Deze dennenappels werden aan visdraad opgehangen in de kooi. Eerst had ik de dennenappels vrij hoog gehangen, in de nabijheid van takken. Maar dat was een verkeerde inschatting: merels eten vooral op de grond. Daarom werden de dennenappels verdeeld: 1 ter hoogte van een tak (voor de vinken en groenling), n net boven de grond, en n ter hoogte van de voederplank. Dit gaf een beter resultaat. Meer hierover in de hoofdstukken hierop volgend. 2.6.4.3 Voedsel in water Ik had gemerkt dat de vis die aan de zilvermeeuwen en andere meeuwensoorten wordt gegeven, snel uitdroogt (vooral buiten). Ze lusten dit niet zo, en laten het liggen. Daarom dacht ik eraan om de vis in een zwembad/waterbak aan te bieden. Zo moeten ze zelf zoeken naar hun voedsel, en droogt de vis niet uit. Dit bleek een schot in de roos te zijn: in enkele minuten was alle vis op. Toch is hierbij n grote bemerking: door de vis komt er een olieachtig laagje op het water. Dit tast de waterdichtheid van het verenkleed aan. Vandaar dat deze verrijkingsmethode toch niet toepasbaar is. Een variant hiervan is het aanbieden van vis in een kom met water. Ze kunnen niet baden in deze kom, en zo loopt het verenkleed geen schade op.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

27

3 Materiaal en methodeHet onderzoek naar verrijking bij vogels staat of valt met de observaties die erbij moeten gebeuren. Vandaar dat de observatie mijn methode was om tot een onderzoeksresultaat te komen. Voorafgaandelijk aan het bedenken en toepassen van verrijkingsmethoden, werden een aantal dieren geobserveerd. Daarbij werd vooral gekeken naar hun gedrag door de dag heen: foerageren, slapen, rusten, pikken, enz. We concentreren ons voor de observaties op de duif en de merel/zanglijster. Daarnaast werden ook enkele verrijkingsmethoden getest bij andere vogelsoorten.

3.1 Observatie bij de stadsduifDe eerste groep van vogels die ik in observatie nam, waren de duiven. Daarbij nam ik n soort duiven onder de loep: stadsduiven.

3.1.1 Natuurlijk gedrag van de stadsduif (Columba livia)3.1.1.1 Voedingsgedrag De stadsduif foerageert in paartjes of groepen dieren. Ze lopen op de bodem en zoeken naar zaden, granen en kleine slakken. Deze worden opgepikt. Daarnaast nemen ze ook grit op voor de spiermaag: dit zorgt voor een betere vermaling van de voedselprop. 3.1.1.2 Balts- en voortplantingsgedrag De stadsduif is overwegend monogaam. Het mannetje zoekt zijn vrouwtje en lokt het uit de groep. Ze maken een nest dat tegen andere duiven wordt verdedigd. Ze blijven bij elkaar tot de dood hen scheidt. De overblijvende partner zoekt dan een nieuwe partner. 3.1.1.3 Poetsgedrag De duif poets geregeld zijn veren. Een stof/zandbad helpt daarbij. Het stof neemt excessief vuil en olieachtige stoffen goed op, en veegt ook ectoparasieten van de huid.

Figuur 18: stadsuif neemt een zandbad

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

28

3.1.2 Observatie stadsduiven (Columba livia)3.1.2.1 Dieren De observatie betrof drie dieren: 1. Nr. 593: witte duif met zwarte spikkels; 2. Nr. 570: witte duif met zwart schild; 3. Nr. 193: volledig witte duif. Deze dieren zitten samen met andere stadsduiven buiten in Kooi 1. Ik heb er deze dieren uitgekozen omdat verwarring niet mogelijk is: elk heeft een uniek kleurpatroon. 3.1.2.2 Tijdstippen van observatie Elke dag wordt er driemaal geobserveerd. Elke observatieperiode duurt 5 minuten. Er zijn geen vaste tijdstippen van observatie. De dieren kunnen immers een vast dagelijks patroon hebben, en dus zou de observatie dan tot foute conclusies leiden. Elke dag wordt er dus op een ander tijdstip geobserveerd. 3.1.2.3 Opstelling De drie geobserveerde stadsduiven bevinden zich in buitenkooi 1, samen met enkele andere stadsduiven. Ze beschikken over een voedselpan (met graan) en water. Er zijn enkele zitstokken aanwezig. Op de bodem ligt houtschors. Er staat ook wat lang gras in de kooi. Verder is er niks aanwezig. 3.1.2.4 Duur van observatie De stadsduiven worden gedurende 4 opeenvolgende dagen geobserveerd zonder verrijking. Daarna worden een verrijkingsmethode toegepast, waarna opnieuw 4 dagen geobserveerd wordt. 3.1.2.5 Ethogram van de stadsduif Aan de hand van een voor - observatie werd een ethogram opgesteld. Daarin staan de handelingen die we bij de dieren waarnemen. Ook een combinatie van bepaalde handelingen is mogelijk. Handeling Zittend op stok Zittend op grond Pikkend in grond Pikkend in gras Veren poetsend Pikkend in graanpan DrinkenTabel 1: ethogram stadsduif

Afkorting ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D

Omschrijving Het dier zit op n van de zitstokken, zonder verdere handelingen. Het dier zit op de grond, zonder verdere handelingen Het dier pikt in de grond Het dier pikt in het gras De duif poetst met zijn bek de veren (grond of stok). Het dier pikt in de voederpan Dier drinkt uit watervoorziening

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode 3.1.2.6 Observatie voor toepassing verrijking

29

Er werd in totaal 3 keer per dag, en dit gedurende 4 dagen geobserveerd. Dit maakt dat er in totaal 60 minuten werd geobserveerd per duif. Voor de drie duiven maakt dit 180 minuten.

3.1.2.6.1 Protocol1. Stadsduif nr. 593 (wit met zwarte stippen)

Figuur 19: Stadsduif 593

Figuur 20: de testkooi

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

30

Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3Tabel 2: protocol stadsduif 1

Tijd (min) 00.00 05.00 10.00 12.23 15.00 17.16 17.50 20.00 23.40 25.00 26.48 28.04 29.01 30.00 31.50 34.55 35.00 40.00 45.00 50.00 50.40 55.00 59.30 - 05.00 - 10.00 - 12.23 - 15.00 - 17.16 - 17.50 - 20.00 - 23.40 - 25.00 - 26.48 - 28.04 - 29.01 - 30.00 - 31.50 - 34.55 - 35.00 - 40.00 - 45.00 - 50.00 - 50.40 - 55.00 - 59.30 - 60.00

Handeling PIGA ZOS ZOS VP ZOS VP ZOS VP ZOS ZOS VP ZOS VP PIGO ZOS PIGO ZOS ZOS ZOS ZOS PIGO ZOS VP

2. Stadsduif nr. 570 (wit met zwart schild)

Figuur 21: Stadsduif 570

Dag / 1,2 of 3de

Tijd (min)

Handeling

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3Tabel 3: protocol stadsduif 2

31

00.00 01.03 02.10 05.00 10.00 15.00 20.00 25.00 30.00 32.28 32.50 33.25 34.03 34.20 34.40 35.00 40.00 45.00 49.43 50.00 50.20 50.40 51.40 55.00 55.35 56.15 56.40 57.19 58.10 59.18

- 01.03 - 02.10 - 05.00 - 10.00 - 15.00 - 20.00 - 25.00 - 30.00 - 32.28 - 32.50 - 33.25 - 34.03 - 34.20 - 34.40 - 35.00 - 40.00 - 45.00 - 49.43 - 50.00 - 50.20 - 50.40 - 51.40 - 55.00 - 55.35 - 56.15 - 56.40 - 57.19 - 58.10 - 59.18 - 50.00

D ZOG PIGO ZOS ZOS ZOS ZOS ZOS ZOG PIGO VP PIGO VP PIGO VP ZOS ZOS ZOS VP ZOG PIGO ZOG PIGO ZOG PIGO VP ZOG PIGO ZOG PIGO

3. Stadsduif nr. 193 (volledig wit)

Figuur 22: Stadsduif 193

Dag / 1,2 of 3de observatie

Tijd (min)

Handeling

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3Tabel 4: protocol stadsduif 3

32 ZOS ZOS (andere stok) ZOS ZOS ZOS VP ZOS VP ZOS ZOS VP ZOS VP ZOS VP ZOS ZOG ZOS ZOS ZOS VP ZOS VP

00.00 01.42 05.00 10.00 15.00 20.00 21.10 21.20 21.56 25.00 25.29 26.09 27.03 27.30 30.00 35.00 40.00 45.00 50.00 55.00 56.59 57.30 59.40

- 01.42 - 05.00 - 10.00 - 15.00 - 20.00 - 21.10 - 21.20 - 21.56 - 25.00 - 25.29 - 26.09 - 27.03 - 27.30 - 30.00 - 35.00 - 40.00 - 45.00 - 50.00 - 55.00 - 56.59 - 57.30 - 59.40 - 60.00

3.1.2.6.2 Frequentiediagram1. Stadsduif nr. 593 (wit met zwarte stippen) Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP DTabel 5: frequentiediagram stadsduif 1

Frequentie (aantal keer) 13 0 2 1 6 0 0

14 12 10 8 6 4 2 0 ZS O Z G PIG PIGA O O VP PIG P D O t os

Figuur 23: grafiek stadsduif 1

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode 2. Stadsduif nr. 570 (wit met zwart schild) Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP DTabel 6: frequentiediagram stadsduif 29 8 7 6 5 4 3 2 1 0

33

Frequentie (aantal keer) 8 7 9 0 5 0 1

F requentie Z OS Z OG PIGO PIGA VP PIGP D

Figuur 24: grafiek stadsduif 2

3. Stadsduif nr. 193 (volledig wit) Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP DTabel 7: frequentiediagram stadsduif 316 14 12 10 8 6 4 2 0 Oost Z OS Z OG P IGO P IGA VP P IGP D

Frequentie (aantal keer) 15 1 0 0 7 0 0

Figuur 25: grafiek stadsduif 3

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode 3.1.2.7 Observatie na toepassing verrijking Als verrijkingsmateriaal werd een schaal met anijszand en grit in de volire gezet. Daarna werden de stadsduiven aan dezelfde voorwaarden geobserveerd als eerder.

34

Figuur 26: verrijkingsobject 1

Aan het ethogram van de stadsduif werden enkele mogelijke handelingen toegevoegd. Handeling Zittend op stok Zittend op grond Pikkend in grond Pikkend in gras Veren poetsend Pikkend in graanpan Drinken Pikkend in zand/gritbak Pikkend in buurt zand/gritbak Afkorting ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZ Omschrijving Het dier zit op n van de zitstokken, zonder verdere handelingen. Het dier zit op de grond, zonder verdere handelingen. Het dier pikt in de grond. Het dier pikt in het gras. De duif poetst met zijn bek de veren (grond of stok). Het dier pikt in de voederpan. Dier drinkt uit watervoorziening. Het dier pikt in het zand. Het dier pikt in de buurt van de zandbak.

Tabel 8: ethogram stadsduif met verrijking

3.1.2.7.1 Protocol1. Stadsduif nr. 593 (wit met zwarte stippen) Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Eindwerk Tijd (min) 00.00 - 00.10 00.10 - 01.10 01.10 - 02.10 Michal Deryckere Handeling ZOS PIZ PIGP Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 2 Dag 3 / 2 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3Tabel 9: protocol stadsduif 1

35 PIZ PIGO ZOS VP PIGA ZOS ZOS PIBZ PIZ PIGO ZOS ZOS VP ZOS ZOS VP ZOS PIGO ZOS VP ZOS VP D ZOG PIGO ZOS PIGO PIGP ZOS PIGO ZOS PIZ

02.10 03.10 05.00 09.55 10.00 15.00 20.00 25.00 26.14 26.43 29.10 30.00 30.20 33.10 35.00 35.50 36.30 37.30 40.00 42.20 43.17 43.30 45.00 45.22 46.01 49.40 50.00 51.54 55.00 55.48 58.08 59.22

- 03.10 - 05.00 - 09.55 - 10.00 - 15.00 - 20.00 - 25.00 - 26.14 - 26.43 - 29.10 - 30.00 - 30.20 - 33.10 - 35.00 - 35.50 - 36.30 - 37.30 - 40.00 - 42.20 - 43.17 - 43.30 - 45.00 - 45.22 - 46.01 - 49.40 - 50.00 - 51.54 - 55.00 - 55.48 - 58.08 - 59.22 - 60.00

2. Stadsduif nr. 570 (wit met zwart schild) Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Tijd (min) 00.00 01.10 01.20 05.00 07.56 09.23 10.00 10.10 15.00 20.00 20.50 20.55 21.53 25.00 27.56 28.20 30.00 - 01.10 - 01.20 - 05.00 - 07.56 - 09.23 - 10.00 - 10.10 - 15.00 - 20.00 - 20.50 - 20.55 - 21.53 - 25.00 - 27.56 - 28.20 - 30.00 - 30.20 Handeling ZOS ZOG PIZ PIZ ZOG PIGO ZOS PIGO ZOS ZOG PIGO ZOG PIGO PIZ VP PIGO ZOS

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3Tabel 10: protocol stadsduif 2

36 VP ZOS PIGO D ZOG PIGO VP PIGO ZOS PIGO PIZ D PIGO

30.20 33.10 35.00 40.00 42.10 45.00 47.30 47.50 50.00 55.00 57.24 59.40 59.50

- 33.10 - 35.00 - 40.00 - 42.10 - 45.00 - 47.30 - 47.50 - 50.00 - 55.00 - 57.24 - 59.40 - 59.50 - 60.00

3. Stadsduif nr. 193 (volledig wit) Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 1 / 3 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3Tabel 11: protocol stadsduif 3

Tijd (min) 00.00 03.10 03.12 03.40 04.45 05.00 10.00 11.06 11.37 15.00 20.00 25.00 30.00 30.24 31.04 35.00 40.00 45.00 50.00 52.15 53.24 55.00 - 03.10 - 03.12 - 03.40 - 04.45 - 05.00 - 10.00 - 11.06 - 11.37 - 15.00 - 20.00 - 25.00 - 30.00 - 30.24 - 31.04 - 35.00 - 40.00 - 45.00 - 50.00 - 52.15 - 53.24 - 55.00 - 60.00

Handeling ZOS ZOG PIGO D PIGO ZOS ZOS VP ZOS ZOS ZOS ZOS ZOS VP ZOS ZOS ZOS ZOS ZOS VP ZOS ZOS

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

37

3.1.2.7.2 Frequentiediagram1. Stadsduif nr. 593 (wit met zwarte stippen) Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZTabel 12: frequentiediagram stadsduif 1

Frequentie (aantal keer) 14 1 6 1 4 3 1 4 1

1 5 1 0 5 0 P rotocol

Z S O

Z G O

P IGO

P IGA

V P

P IGP

D

P IZ

P Z IB

Figuur 27: grafiek stadsduif 1

2. Stadsduif nr. 570 (wit met zwart schild) Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZTabel 13: freguentiediagram stadsduif 2

Frequentie (aantal keer) 6 5 10 0 3 0 2 4 0

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

38

1 0 8 6 4 2 0 Z OS Z OG PIG O PIGA V P PIG P D PIZ PIB Z Protocol

Figuur 28: grafiek stadsduif 2

3. Stadsduif nr. 193 (volledig wit) Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZTabel 14: frequentiediagram stadsduif 3

Frequentie (aantal keer) 15 1 2 0 3 0 1 0 0

1 5 1 0 5 0 P rotocol

Z OS

Z OG

P IGO

PIGA

VP

P IGP

D

P IZ

P Z IB

Figuur 29: grafiek stadsduif 3

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode 3.1.2.8 Observatie: 2 weken na toepassing verrijking

39

Om de observaties volledig af te ronden, hield ik twee weken later nog een observatie van 4 dagen. Zo konden we besluiten of de verrijking via een zandbad na 2 weken ook nog nieuw blijft voor de duiven.

3.1.2.8.1 EthogramHet ethogram is hetzelfde als bij 3.1.2.7.. Handeling Zittend op stok Zittend op grond Pikkend in grond Pikkend in gras Veren poetsend Pikkend in graanpan Drinken Pikkend in zand/gritbak Pikkend in buurt zand/gritbakTabel 15: protocol

Afkorting ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZ

Omschrijving Het dier zit op n van de zitstokken, zonder verdere handelingen. Het dier zit op de grond, zonder verdere handelingen. Het dier pikt in de grond. Het dier pikt in het gras. De duif poetst met zijn bek de veren (grond of stok). Het dier pikt in de voederpan. Dier drinkt uit watervoorziening. Het dier pikt in het zand. Het dier pikt in de buurt van de zandbak.

3.1.2.8.2 Protocol1. Stadsduif nr. 593 (wit met zwarte stippen) Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 2 Tijd (min) 00.00 00.50 03.30 05.00 07.13 10.00 15.00 16.50 18.34 20.00 23.26 24.40 25.00 25.30 30.00 33.10 33.50 34.20 35.00 36.57 - 00.50 - 03.30 - 05.00 - 07.13 - 10.00 - 15.00 - 16.50 - 18.34 - 20.00 - 23.26 - 24.40 - 25.00 - 25.30 - 30.00 - 33.10 - 33.50 - 34.20 - 35.00 - 36.57 - 40.00 Handeling ZOS VP ZOS ZOS VP ZOS VP ZOS PIGO ZOS VP PIGO VP ZOS PIGO PIGP PIBZ PIGO ZOS VP

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3Tabel 16: protocol stadsduif 1

40 ZOS VP ZOG ZOS ZOG PIGO PIGP ZOS PIZ PIGO VP

40.00 41.36 45.00 50.00 51.20 51.46 52.23 52.50 54.03 54.10 55.00

- 41.36 - 45.00 - 50.00 - 51.20 - 51.46 - 52.23 - 52.50 - 54.03 - 54.10 - 55.00 - 60.00

2. Stadsduif nr. 570 (wit met zwart schild) Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3Tabel 17: protocol stadsduif 2

Tijd (min) 00.00 01.30 02.10 02.30 03.00 03.50 04.30 05.00 10.00 15.00 16.57 18.10 18.30 19.50 20.00 25.00 29.06 29.20 30.00 35.00 35.41 40.00 45.00 46.47 49.01 50.00 55.00 55.40 - 01.30 - 02.10 - 02.30 - 03.00 - 03.50 - 04.30 - 05.00 - 10.00 - 15.00 - 16.57 - 18.10 - 18.30 - 19.50 - 20.00 - 25.00 - 29.06 - 29.20 - 30.00 - 35.00 - 35.41 - 40.00 - 45.00 - 46.47 - 49.01 - 50.00 - 55.00 - 55.40 - 60.00

Handeling ZOS VP ZOS PIGP PIGO PIGP PIGO PIGO ZOS ZOS VP PIGO PIGP PIGO ZOS ZOS VP PIGO PIGP ZOG PIGO ZOG PIGO PIGP PIZ PIGO ZOG PIGO

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode 3. Stadsduif nr. 193 (volledig wit) Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1Tabel 18: protocol stadsduif 3

41

Tijd (min) 00.00 01.01 03.20 05.00 07.30 10.00 15.00 19.50 20.00 25.00 28.40 30.00 35.00 36.25 40.00 45.00 50.00 55.00 - 01.01 - 03.20 - 05.00 - 07.30 - 10.00 - 15.00 - 19.50 - 20.00 - 25.00 - 28.40 - 30.00 - 35.00 - 36.25 - 40.00 - 45.00 - 50.00 - 55.00 - 60.00

Handeling ZOS VP ZOS ZOS VP ZOS ZOS D ZOS ZOS VP ZOS ZOS PIGO ZOS ZOS ZOS VP

3.1.2.8.3 Frequentiediagram1. Stadsduif nr. 593 (wit met zwarte stippen) Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZTabel 19: frequentiediagram stadsduif 112 10 8 6 4 2 0 ZS O ZG O PIGO P IGA VP PIGP D PIZ PIB Z

Frequentie (aantal keer) 11 2 6 0 8 2 0 1 1

Figuur 30: grafiek frequenties stadsduif 1

2. Stadsduif nr. 570 (wit met zwart schild)

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZTabel 20: frequentiediagram stadsduif 210 8 6 4 2 0 ZS O Z OG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIB Z

42 Frequentie (aantal keer) 6 3 10 0 3 5 0 1 0

3. Stadsduif nr. 193 (volledig wit) Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZTabel 21: frequentiediagram stadsduif 312 10 8 6 4 2 0 ZS O ZG O PIGO PIGA VP PIGP D P IZ PIB Z

Frequentie (aantal keer) 12 0 1 0 4 0 1 0 0

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

43

3.2 Observatie bij merelsNaast een observatie bij de stadsduif, deed ik ook een observatie bij de merels.

3.2.1 Natuurlijk gedrag van de merel (Turdus merula)Voordat we het gedrag kunnen observeren, moeten we het natuurlijke gedrag van de merel kennen. 3.2.1.1 Voedingsgedrag De merel is een omnivoor: hij eet zowel zaden, vruchten en insecten. De merel voedt zich vooral op de grond, waar hij op zoek gaat naar voedsel in de bodem. Hij loopt daarbij op een typische manier: gaan-stop-gaan. Hij hopt als het ware over de grond. Hij zoekt zijn voedsel op zicht of via het gehoor. Soms zitten ze ook in lage struiken, waar ze op zoek gaan naar bessen en insecten. Hoog in de bomen zal je ze dus niet zien foerageren. 3.2.1.2 Balts- en voortplantingsgedrag De dieren zijn monogaam en blijven samen zolang ze leven. De merel is territoriaal tijdens het broedseizoen. Het mannetje jaagt andere mannetjes weg van bij het nest. Hij doet dit via de bow -and - run methodiek: hij heft de kop eerst op, om dan diep te buigen. Ook de vrouwtjes zijn territoriaal tijdens het broedseizoen: ze willen de beste nestplaats. Soms ontstaan daar ook gevechten bij, waarbij ze gewelddadiger zijn dan de mannetjes.

3.2.2 Observatie merel (Turdus merula)3.2.2.1 Dieren Er werden twee merels geobserveerd: Nr. 736 : gele ring 23; Nr. 743 : blauwe ring 44.

Deze twee merels bevonden zich in een groep met andere merels, een groenling, twee vinken, lijsters en spreeuwen. 3.2.2.2 Tijdstippen van observatie De dieren werden driemaal per dag geobserveerd, en dit gedurende 5 minuten. De momenten werden lukraak door de dag gekozen, om niet in een vast patroon te vervallen. 3.2.2.3 Opstelling De zangvogels worden gehuisvest in buitenkooi 4. Het verblijf bestaat uit een ondergrond van houtschors. De wanden zijn uit hout gemaakt, afgedekt met gaas (ontsnappingen tegengaan). In het verblijf zijn dode takken aangebracht om een bosgevoel te creren. Er staat ook een voederhuisje. De vogels krijgen elke dag een schaal met vers water, een schaal met vinkenzaad en een schaal met insectenpat. 3.2.2.4 Duur van observatie

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Er werden twee observatieperiodes georganiseerd: 4 dagen zonder enige vorm van extra verrijking. Daarna 4 dagen met verrijking. 3.2.2.5 Ethogram van de merel Het ethogram van de merel werd opgesteld na een test- observatie. Hieruit volgden een aantal gedragingen. Handeling Zittend op stok Afkorting ZOS Omschrijving Het dier zit op n van de zitstokken, zonder verdere handelingen.

44

Zittend op grond

ZOG

Het dier zit op de grond, zonder verdere handelingen Het dier pikt in de grond

Pikkend in grond

PIGO

Pikkend in insectenpat

PIGI

Het dier pikt in de insectenpat Dier drinkt uit watervoorziening Het dier pikt in het voedsel op de voedertafel

Drinken Pikkend op voedertafel

D PIOV

Tabel 22: ethogram merel

3.2.2.6 Observatie voor toepassing verrijking Er werd in totaal 3 keer per dag, en dit gedurende 4 dagen geobserveerd. Dit maakt dat er in totaal 60 minuten werd geobserveerd per merel. Voor de twee merels maakt dit 120 minuten.

3.2.2.6.1 Protocol1. Merel Nr. 736 : geel 23 Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Tijd (min) 00.00 03.45 04.03 05.00 10.00 15.00 16.34 20.00 - 03.45 - 04.03 - 05.00 - 10.00 - 15.00 - 16.34 - 20.00 - 25.00 Handeling PIGO ZOS PIOV ZOS PIGO ZOS PIGO PIOV

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 2 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3Tabel 23: protocol merel 1

45 PIOV ZOS PIGO D PIGO ZOS ZOG PIGO ZOG ZOS PIOV ZOS ZOG PIGO ZOG PIGO PIGO

25.00 25.55 27.00 27.26 27.42 30.00 35.00 35.35 38.01 40.00 42.25 44.40 44.55 45.00 50.00 50.25 55.00

- 25.55 - 27.00 - 27.26 - 27.42 - 30.00 - 35.00 - 35.35 - 38.01 - 40.00 - 42.25 - 44.40 - 44.55 - 45.00 - 50.00 - 50.25 - 55.00 - 60.00

2. Merel Nr. 743 : blauw 44 Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3Tabel 24: protocol merel 2

Tijd (min) 00.00 01.08 05.00 06.17 10.00 15.00 16.00 20.00 22.10 22.40 22.50 25.00 29.45 30.00 35.00 40.00 41.20 44.25 45.00 46.33 47.10 47.30 47.50 49.50 50.00 55.00 56.03 56.30 - 01.08 - 05.00 - 06.17 - 10.00 - 15.00 - 16.00 - 20.00 - 22.10 - 22.40 - 22.50 - 25.00 - 29.45 - 30.00 - 35.00 - 40.00 - 41.20 - 44.25 - 45.00 - 46.33 - 47.10 - 47.30 - 47.50 - 49.50 - 50.00 - 55.00 - 56.03 - 56.30 - 60.00

Handeling PIGO ZOG ZOS PIGO ZOG ZOS ZOG PIGO PIGO ZOS PIOV PIGO D ZOS ZOG ZOG PIOV ZOS PIGI PIGO PIGI PIGO D PIGO ZOG ZOS PIGI PIGO

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

46

3.2.2.6.2 Frequentiediagram1. Merel Nr. 736: geel 23 Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGI D PIOVTabel 25: frequentiediagram merel 110 8 6 4 2 0 ZS O ZG O PIGO PIGI D P V IO

Frequentie (aantal keer) 7 4 9 0 1 4

Figuur 31: frequentiediagram merel 1

2. Merel Nr. 743 : blauw 44 Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGI D PIOVTabel 26: frequentiediagram merel 210 8 6 4 2 0 ZS O ZG O PIGO PIGI D PIO V

Frequentie (aantal keer) 6 6 9 3 2 2

Figuur 32: frequentiediagram merel 2

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

47

3.2.2.7 Observatie na toepassing van verrijking Na het observeren van de merels, werd een verrijking uitgedacht. Ik koos voor dennenappels die ik opvulde met een mengsel van insectenpat, vinkenzaad en water. Soms werden er ook wat meelwormen toegevoegd. In totaal werden er 3 dennenappels opgehangen: n naast de voederplank; n naast een zitstok en n net boven de grond.

Figuur 33: dennenappels met voedermengsel

Het ethogram van de merels werd wat aangepast. Handeling Zittend op stok Afkorting ZOS Omschrijving Het dier zit op n van de zitstokken, zonder verdere handelingen. Het dier zit op de grond, zonder verdere handelingen Het dier pikt in de grond

Zittend op grond

ZOG

Pikkend in grond

PIGO

Pikkend in insectenpat

PIGI

Het dier pikt in de insectenpat Dier drinkt uit watervoorziening Het dier pikt in het voedsel op de voedertafel Het dier pikt in de dennenappel die naast de voedertafel hangt

Drinken Pikkend op voedertafel Pikt in dennenappel voedertafel

D PIOV PIDV

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Pikt in dennenappel boven grond Pikt in dennenappel naast zitstok Pikt in de buurt van dennenappel PIDG PIDZ PIBD

48 Het dier pikt in de dennenappel die boven de grond hangt Het dier pikt in de dennenappel naast een zitstok Het dier pikt in de buurt van een dennenappel

Tabel 27: ethogram merel na verrijking

3.2.2.7.1 Protocol1. Merel Nr. 736 : geel 23 Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3Tabel 28: protocol merel 1

Tijd (min) 00.00 02.03 05.00 08.17 10.00 13.29 15.00 20.00 22.00 22.17 23.03 23.48 23.55 25.00 30.00 31.10 34.10 35.00 40.00 41.33 45.00 47.11 48.03 50.00 50.49 - 02.03 - 05.00 - 08.17 - 10.00 - 13.29 - 15.00 - 20.00 - 22.00 - 22.17 - 23.03 - 23.48 - 23.55 - 25.00 - 30.00 - 31.10 - 34.10 - 35.00 - 40.00 - 41.33 - 45.00 - 47.11 - 48.03 - 50.00 - 50.49 - 51.41

Handeling PIGO PIDV ZOS PIGO PIDG D ZOS PIGI D PIGI PIBD D ZOG PIGO ZOG PIGI PIGO PIGO D PIDG ZOS PIDG PIGO PIGO PIGI PIGO D PIGO

51.41 -52.18 52.18 - 55.00 55.00 - 60.00

2. Merel Nr. 743: blauw 44 Dag / 1,2 of 3de observatie Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Eindwerk Tijd (min) 00.00 - 01.10 01.10 - 02.40 Michal Deryckere Handeling PIDG D Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode Dag 1 / 1 Dag 1 / 1 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 2 Dag 1 / 3 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 1 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 2 Dag 2 / 3 Dag 2 / 3 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 1 Dag 3 / 2 Dag 3 / 3 Dag 3 / 3 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 1 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 2 Dag 4 / 3 Dag 4 / 3Tabel 29: protocol merel 2

49 PIGO PIDG ZOS PIDG D PIDG PIGO PIGO ZOS ZOS PIGI D PIGI PIGI PIDG ZOG PIDG ZOS D ZOS PIGI D PIGO D PIGO D PIDV ZOS PIGO PIGI ZOS ZOS D PIGO PIDV PIDG PIGO

02.40 03.50 05.00 05.30 06.38 07.03 07.47 10.00 15.00 17.00 17.10 17.20 17.30 20.00 20.50 21.44 24.40 25.00 27.46 30.00 31.10 33.39 34.30 34.59 35.00 40.00 42.14 45.00 46.16 47.30 48.10 50.00 53.20 53.36 54.49 55.00 59.10

- 03.50 - 05.00 - 05.30 - 06.38 - 07.03 - 07.47 - 10.00 - 15.00 - 17.00 - 17.10 - 17.20 - 17.30 - 20.00 - 20.50 - 21.44 - 24.40 - 25.00 - 27.46 - 30.00 - 31.10 - 33.39 - 34.30 - 34.59 - 35.00 - 40.00 - 42.14 - 45.00 - 46.16 - 47.30 - 48.10 - 50.00 - 53.20 - 53.36 - 54.49 - 55.00 - 59.10 - 60.00

3.2.2.7.2 Frequentiediagram1. Merel Nr. 736: geel 23 Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGI D PIOV PIDV PIDG PIDZ PIBD Eindwerk Frequentie (aantal keer) 3 2 9 4 5 0 1 3 0 1 Michal Deryckere Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methodeTabel 30: frequentiediagram merel 1

50

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Materiaal en methode

51

10 8 6 4 2 0 ZS O ZG O PIGO PIGI D PIO V P IDV PIDG PID Z PIB D

Figuur 34: grafiek merel 1

2. Merel Nr. 743 : blauw 44 Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGI D PIOV PIDV PIDG PIDZ PIBDTabel 31: frequentiediagram merel 2

Frequentie (aantal keer) 8 1 8 5 8 0 2 7 0 0

8 7 6 5 4 3 2 1 0 ZS O ZG O PIGO P IGI D P V IO P V ID P G ID PID Z PIB D

Figuur 35: grafiek merel 2

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Resultaten

52

4 Resultaten 4.1 Observatie bij duiven (stadsduif)4.1.1 Resultaat observatie voor toepassing van verrijkingHandeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D Frequentie (aantal keer) 36 8 11 1 18 0 1

Tabel 32: globale frequentiediagram voor verrijking

40 35 30 25 20 15 10 5 0 Oos t Z OS Z OG P O P IG IGA V P P P IG D

Figuur 36: globale grafiek voor verrijking

Op een totaal van 75 waargenomen handelingen, waren 44 van deze handelingen beperkt tot zitten op een stok of de grond (59 %). In 16 % van de gevallen (19 handelingen) was het dier aan het pikken in de bodem. Ten slotte brachten ze de tijd in 24 % van de gevallen al verenpoetsend door, en in 1 % procent van de gevallen al drinkend.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Resultaten

53

4.1.2 Resultaat observatie na toepassing van verrijkingHandeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZ Frequentie (aantal keer) 35 7 18 1 10 3 4 8 1

Tabel 33: globale frequentiediagram na verrijking

35 30 25 20 15 10 5 0 Z OS Z OG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIB Z

Figuur 37: globale grafiek na verrijking

Na de toepassing van een verrijkend object (zandbad), zien we dat de handelingen sterk uiteenlopen, en er meer handelingen zijn in dezelfde tijdspanne. Op een totaal van 87 handelingen kregen we de volgende verdeling: 42 keer zaten de dieren op een stok of op de grond (48%), 19 keer waren de dieren in de grond aan het pikken (22 %), 10 keer aan het drinken (11 %), 4 keer aan het drinken (0,4 %), en in 9 keer van de gevallen waren ze bezig in of rond het zandbad (10 %).

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Resultaten

54

4.1.3 Resultaat observatie twee weken na toepassing verrijkingHandeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZ Frequentie (aantal keer) 29 5 17 0 15 7 1 2 1

Tabel 34: globaal frequentiediagram stadsduiven3 0 2 5 2 0 1 5 1 0 5 0 Z S O Z G O P IGO P IGA V P P IGP D P IZ P IBZ

Figuur 38: globale frequentiegrafiek

Als we het totale aantal handelingen bekijken van onze drie stadsduiven, dan komen we op 77 individuele handelingen. In 29 keer van de gevallen (38 %) zaten de dieren gewoon op n van de zitstokken. In 22 % van de gevallen (17 keer) waren de dieren aan het pikken op de grond, wat toch 1 op 5 is. Daarnaast waren ze in 20 % van de gevallen hun veren aan het poetsen. De rest van de verdeling: in 6 % van de gevallen zaten ze op de grond, in 9 % van de gevallen waren ze aan het pikken in de voederpan. Wat betreft het verrijkingsobject: in 1 % van de gevallen waren ze aan het pikken in de buurt van de zand/gritbak, en in 3 % van de gevallen exact in het grit. Ten slotte waren ze in 1 % van de gevallen aan het drinken.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Resultaten

55

4.1.4 Vergelijking van de drie observatiesHandeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZ Frequentie 1 36 8 11 1 18 0 1 Frequentie 2 35 7 18 1 10 3 4 8 1 Frequentie 3 29 5 17 0 15 7 1 2 1

Tabel 35: vergelijking frequenties

Met deze vergelijking schieten we eigenlijk niets op: er zijn immers bij elke observatie een verschillend totaal aantal handelingen geteld. Vandaar dat het beter is om niet de aantallen, maar wel de percentages te vergelijken. Handeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGA VP PIGP D PIZ PIBZ Frequentie (%) (1) 48 11 15 1 24 0 1 Frequentie (%) (2) 40 8 21 1 11 3 5 9 1 Frequentie (%)(3) 38 6 22 0 20 9 1 3 1

Tabel 36: vergelijking percentages5 0 4 0 3 0 2 0 1 0 0 Z S O Z OG P IGO PIGA VP P IGP D P IZ P Z IB O 1 bsv O 2 bsv O 3 bsv

Figuur 39: vergelijking percentages

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Resultaten

56

4.2 Observatie bij merel4.2.1 Resultaat observatie voor toepassing van verrijkingHandeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGI D PIOVTabel 37: globale frequentietabel merels20 15 10 5 0 ZS O ZG O PIGO PIGI D PIO V

Frequentie (aantal keer) 13 10 18 3 3 6

Figuur 40: globale frequentiegrafiek

In totaal werden er 53 individuele handelingen waargenomen. Als we in percentages kijken: in 25 % van de gevallen zaten de merels gewoon op een stok, in 18 % van de gevallen zaten ze op de grond, in 34 % van de gevallen waren ze bezig met pikken in de bodem. Daarnaast zien we ook: 6 % pikkend in insectenpat, 6 % drinkend en in 11 % van de gevallen waren ze aan het pikken op de voedertafel.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Resultaten

57

4.2.2 Resultaat observatie na toepassing verrijkingHandeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGI D PIOV PIDV PIDG PIDZ PIBDTabel 38: globale frequentiediagram1 8 1 6 1 4 1 2 1 0 8 6 4 2 0

Frequentie (aantal keer) 11 3 17 9 13 0 3 10 0 1

Z S O

Z G O

P IGO

P IGI

D

P V IO

P IDV

P IDG

P IDZ

P IBD

Figuur 41: globale frequentiegrafiek

In totaal werden er 67 handelingen waargenomen. We krijgen de volgende percentages: 16 % van de gevallen zaten ze gewoon op een zitstok; 4 % van de gevallen zaten ze op de grond; 25 % van de gevallen waren ze aan het pikken in de grond; 13 % van de gevallen waren ze aan het pikken in de pot met insectenpat; 4 % van de gevallen waren ze aan het pikken in de dennenappel naast de voederplank; 15 % van de gevallen waren ze aan het pikken in de dennenappel op de grond; 1 % van de gevallen waren ze in de buurt van een gevulde dennenappel aan het pikken; 19 % van de gevallen waren ze aan het drinken.

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Resultaten

58

4.2.3 Vergelijking van de twee observatiesHandeling (afk.) ZOS ZOG PIGO PIGI D PIOV PIDV PIDG PIDZ PIBD Frequentie (%) (1) 25 18 34 6 6 11 Frequentie (%) (2) 16 4 25 13 19 0 4 15 0 1

Tabel 39: vergelijking percentages35 30 25 20 15 10 5 0 Z OS Z OG PIG O P I IG D PIOV PID V P G ID PID Z PIB D Obs 1 v Obs 2 v

Figuur 42: vergelijking percentages

Eindwerk

Michal Deryckere

Stageverslag

Deel 1: Eindwerk Resultaten

59

5 Discussie en algemeen besluit 5.1 Verrijking stadsduif (Columba livia)5.1.1 Conclusie van observatiesAls we de grafieken in hoofdstuk 4.1. bekijken, komen we tot de volgende conclusies: het louter zitten op stok of op de grond is sterk gedaald: van 48 naa