Eindrapport Subsidies Nonprofit

download Eindrapport Subsidies Nonprofit

of 49

Transcript of Eindrapport Subsidies Nonprofit

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    1/49

    30 september 2014 1

    Eindrapport sub-werkgroep

    subsidies non-profit instellingen

    30 september 2014

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    2/49

    30 september 2014 2

    Inhoudsopgave

    1. Introductie ................................................................................................................................. 5

    1.1. Achtergrond ....................................................................................................................... 5

    1.2. Opdracht ............................................................................................................................ 5

    2. Analyse ..................................................................................................................................... 8

    2.1. Inleiding............................................................................................................................. 8

    2.2. Interne knelpunten.............................................................................................................. 8

    2.3. Externe knelpunten .......................................................................................................... 10

    2.4. Subsidieverordening ......................................................................................................... 11

    3. Oplossingen/maatregelen ......................................................................................................... 14

    3.1. Inleiding........................................................................................................................... 14

    3.2. Voorstellen ...................................................................................................................... 14

    3.3. Randvoorwaarden ............................................................................................................ 15

    4. Oplossingen ............................................................................................................................. 17

    5. Financile impact ..................................................................................................................... 21

    5.1. Kosten vs. inkomsten ....................................................................................................... 22

    5.2. Subsidie vs. inkomsten ..................................................................................................... 23

    5.3. Lonen en salarissen als percentage van totale kosten ......................................................... 24

    5.4. Huisvestingskosten als percentage van totale kosten ......................................................... 26

    6. Implementatiestructuur ............................................................................................................ 28

    7. Samenvatting en beslispunten .................................................................................................. 30

    8. Bijlagen ................................................................................................................................... 32

    8.1. Bijlage 1: overzicht gesubsidieerde instellingen ................................................................ 32

    a) AZ ................................................................................................................................... 32

    b)

    EO ................................................................................................................................... 32

    c) Financin ......................................................................................................................... 34

    d) GMN ............................................................................................................................... 34

    e) Justitie ............................................................................................................................. 36

    f) OWCS ............................................................................................................................. 36

    g) SOAW ............................................................................................................................. 40

    8.2. Bijlage 2: Overzicht clusters / acties ................................................................................. 42

    8.3. Bijlage 3: werkwijze ........................................................................................................ 46

    8.4. Bijlage 4: enqute............................................................................................................. 47

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    3/49

    30 september 2014 3

    8.5. Bijlage 5: uitvoeringsstructuur .......................................................................................... 48

    8.6. Bijlage 6: overzicht instellingen ....................................................................................... 49

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    4/49

    30 september 2014 4

    Copyright Notice: Copyright 2014, Adviespraktijk A.A. Mollen NV (Mollen Consult).

    Confidentiality Notice: This document contains confidential information intended for a specific purpose. This information is

    private and protected by law. Any disclosure, copying or distribution, or the taking of any action based

    on the contents of this information is strictly prohibited unless authorized by Mollen Consult.

    Legal Jurisdiction: Any dispute or other legal matter resulting from this correspondence shall be governed by the

    jurisdiction of the Common Court of Justice of Aruba, Curaao, Sint Maarten and of Bonaire, SintEustatius and Saba.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    5/49

    30 september 2014 5

    1.

    Introductie

    1.1. Achtergrond

    De overheid staat voor een grote financile uitdaging. Nadat de begroting in 2011 en 2012

    voor het eerst sinds 2008 weer een tekort vertoonde, zijn maatregelen genomen om dit tekort

    te dichten. Hierbij is gekeken naar maatregelen die zowel de inkomsten kunnen verhogen als

    de uitgaven verlagen. Deze aanpak, hoewel cold turkey, heeft erin geresulteerd dat de

    begroting in 2013 weer een overschot vertoonde.

    Centrale Bank van Curaao en Sint Maarten, 2014

    De maatregelen hebben de hele samenleving geraakt. De inkomstenverhogende maatregelen,

    zoals de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, de invoering van een algemene

    ziektekostenverzekering en de aanpassing van het stelsel van omzetbelasting, waren van

    invloed op het besteedbaar inkomen. De uitgavenverlagende maatregelen zijn van invloed

    geweest op de dienstverlening van de overheid aan de burger. De inspanningen op het gebied

    van kostenbesparing binnen de overheidsorganisatie richtten zich op drie gebieden:

    de personeelskosten,

    de huisvesting,

    en de gesubsidieerde instellingen.

    In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar de relaties met de

    gesubsidieerde instellingen en de mogelijkheden om de effectiviteit en efficintie te vergoten.

    De gesubsidieerde instellingen verzorgen producten en diensten namens de overheid. Elk

    ministerie bepaalt, op basis van beleid op haar beleidsterrein, wat en hoeveel wordt ingekocht

    bij derden. De financile relatie met deze instellingen is gebaseerd op de Subsidieverordening

    2007.

    1.2. Opdracht

    De opdracht aan de sub-werkgroep Subsidies Non Profit Instellingen was om:

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    6/49

    30 september 2014 6

    Een uitvoeringsplan op te stellen om de overheidssubsidies te rationaliseren per 2015 en

    2016 en het resultaat te communiceren met de instellingen.

    Om haar doelstellingen te realiseren, heeft de sub-werkgroep analyses uitgevoerd en

    voorstellen aangedragen die leiden tot efficiencybesparingen op de subsidie van instellingen.

    Het uitvoeringsplan voor het vervolgtraject gaat uit van een verlaging van de subsidiekosten

    in 2015 en 2016 door middel van:

    De herinrichting van taken (kerntakenanalyse),

    Het eventueel fuseren en/of opheffen van instellingen,

    De evaluatie van de Subsidieverordening 2007 op hoofdlijnen

    En de evaluatie van het gehanteerde beleid bij het verstrekken van subsidies.

    De overheid heeft de voorkeur uitgesproken om in de komende jaren hetzelfde niveau van

    diensten te kunnen blijven inkopen, maar tegen lagere kosten.

    Bij de uitvoering van de werkzaamheden sub-werkgroep is specifiek gekeken naar een aantal

    strategien om de subsidie-uitgaven te verlagen:

    Minder inkopen,

    Hetzelfde inkopen tegen lagere kosten

    En het verbeteren van efficintie en effectiviteit bij de instellingen.

    Hierbij is opgemerkt dat de laatste twee opties in elkaars verlengde liggen aangezien de

    voornaamste manier om hetzelfde in te kunnen kopen tegen lagere prijzen neerkomt op een

    efficintere en effectievere omgang met het toegekende budget door de instellingen.

    Als de overheid minder gaat inkopen, is de kernvraag: hoe wordt voorzien in de diensten en

    producten die niet meer worden ingekocht? Dit kan leiden tot een situatie waarin de diensten

    of producten helemaal niet meer worden aangeboden, of alleen nog maar tegen een

    vergoeding. Als de overheid besluit minder in te kopen, worden bepaalde behoeftes niet meer

    vervuld of in ieder geval in mindere mate. Dit is een politieke discussie, die in de kern draait

    om de beleidsvraag voor welke diensten of welk niveau van dienstverlening aan de

    maatschappij de overheid (lees: de belastingbetaler) moet betalen en op welke wijze een

    goede afweging kan worden gemaakt?

    Dezelfde diensten of producten blijven inkopen tegen lagere kosten heeft de voorkeur

    van de overheid. Dit betekent wel dat de gevolgen van de bezuinigingen vooral op deinstellingen worden afgewenteld. Veel instellingen hebben in de afgelopen jaren al bezuinigd

    en hoewel er hier en daar misschien nog een slag gemaakt kan worden, is de vraag hoeveel

    ruimte er nog is om de efficintie en effectiviteit te vergroten. De instellingen zullen hierbij

    vooral gekeken hebben naar wat ze zelf kunnen doen en niet gekeken hebben naar

    fundamentelere vragen zoals federatievorming, clustering, fusie of opheffing.

    Het verbeteren van de efficintie en effectiviteit kan op verschillende manieren worden

    gerealiseerd. Ten eerste kan gewerkt worden aan schaalvergroting. Momenteel is het veld

    van de aanbieders van gesubsidieerde diensten versnipperd. Op diverse terreinen (zoals

    nascholing onderwijzers, praktijkgericht onderwijs, cultuur, economische innovatie en

    incentives, ouderschap, natuurbeheer, verslavingsopvang en naschoolse opvang) zijn

    meerdere instanties werkzaam die hetzelfde aanbieden. Dit leidt tot een overlap in taken,

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    7/49

    30 september 2014 7

    hogere overheadkosten bij de instellingen en meer werk voor de overheid op het gebied van

    aanbesteding en controle. Door het samenvoegen van instellingen wordt de inkoop

    vereenvoudigd en kan de overheid efficinter de dienstverlening inkopen. De overheid zou

    schaalvergroting actief kunnen stimuleren of zelfs afdwingen.

    Ten tweede zouden bepaalde kostenposten genormeerdkunnen worden. Hiervoor moetinzicht bestaan in de kostenstructuur van de instellingen zodat vergelijkingen gemaakt kunnen

    worden. Tot nu toe ontbreekt dit inzicht, waardoor er geen normen bestaan. Normering kan

    worden toegepast op de uitgaven, de prijzen per eenheid of dienst en de personeelskosten.

    Ten derde kan aangestuurd worden op een grotere focusop het taakgebied dat voor de

    overheid relevant is (core business). Over het algemeen is de doelstelling van de instellingen

    breder dan hetgeen de overheid inkoopt. In hoeverre worden ook andere diensten aangeboden,

    waaraan de overheid middels kruissubsidie mogelijk ook meebetaalt?

    Ten vierde kan gekeken worden naar de manier waarop instellingen omgaan met de

    subsidiegelden, onder andere door efficintere inkoop van goederen en diensten door deinstellingen door een gebundeldinkoopbeleid. Het effect hiervan is afhankelijk van de

    omvang van de inkopen op de totale begroting van de instelling.

    Een laatste strategie is het toepassen van profijtbeginsel:anderen laten meebetalen aan het

    product of de dienst waardoor de bijdrage voor de overheid minder kan worden. Hierbij kan

    gedacht worden van de burger die een dienst ontvangt een eigen bijdrage te vragen of een

    groter beroep op liefdadigheidsfondsen om bepaalde diensten te financieren. Het is echter

    onwaarschijnlijk dat hiermee de nodige bezuinigingen worden bereikt.

    Door de burger te laten meebetalen, zal deze ook kritischer worden ten aanzien van de

    dienstverlening en komt er een natuurlijke rem op bovenmatig verbruik. Maar het latenmeebetalen door de burger is geen makkelijke beslissing: vaak zijn de diensten gericht op

    kwetsbare groepen, die al met recente lastenverzwaring te maken hebben gehad of die weinig

    ruimte hebben om meer kosten te kunnen dragen.

    Voor een beschrijving van de werkwijze en van de sub-werkgroep non-profit instellingen

    wordt verwezen naar bijlagen 3 en 5.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    8/49

    30 september 2014 8

    2.

    Analyse

    2.1. Inleiding

    De analyse is gebaseerd op een overzicht (bijlage 6) waarin voor alle instellingen zijn

    opgenomen:

    De doelstellingen uit de statuten,

    De afspraken uit de subsidieovereenkomst

    En het subsidiebedrag.

    Op basis van dit overzicht is een analyse gedaan van de overlap tussen de doelstellingen uit

    de statuten en de subsidieovereenkomsten met de instellingen. Deze analyse is in de sub-

    werkgroep besproken en aangevuld. Dit heeft geleid tot een vastgestelde lijst met knelpunten.

    Hierbij is een onderscheid gemaakt naar interne en externe knelpunten. Interne knelpunten

    hebben betrekking op de overheidsorganisatie en externe knelpunten op de gesubsidieerde

    instellingen.

    2.2.

    Interne knelpunten

    Beleidsmatige kaders ontbreken, zijn onvolledig of onvoldoende uitgewerkt . De

    beleidsmatige kaders van de respectievelijke ministeries van de overheid geven vorm en

    invulling aan de subsidierelatie tussen de overheid en de instelling en zijn bepalend rondom

    de toekenning van subsidie. Ook bepaalt het beleidskader of de overheid subsidieert, tegen

    welke prijs, wat voor volume en voor wie. Bij het opstellen van het beleid is de relatie tussenhet probleem en de oplossing van groot belang. Vervolgens dient het beleid te worden

    vastgesteld en te worden vertaald in concrete doelstellingen op uitvoeringsniveau, inclusief

    criteria wie of in welke gevallen een beroep kan worden gedaan op de aangeboden producten

    of diensten. Als deze stappen niet worden doorlopen, is het onduidelijk watde overheid

    beoogt te bereiken en vervolgens hoeveelzij gaat moet inkopen om de gestelde doelen te

    bereiken. Hierdoor kan het voorkomen dat subsidie wordt gegeven voor diensten of producten

    waarvan iemand heeft besloten het aan te bieden en niet op basis van een vraag (van een

    doelgroep) of gesignaleerd knelpunt in de samenleving.

    Het in te kopen product of de dienst is niet of niet eenduidig gedefinieerd. Een goede

    definitie geeft duidelijkheid over de eisen ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit van de te

    leveren producten of diensten. Bij het ontbreken van een (eenduidige) definitie, kan er

    onvoldoende worden gecontroleerd of de uitvoering aan de eisen voldoet en ontstaat ruimte

    voor instellingen om de gevraagde producten/diensten naar eigen inzicht te leveren. Hierdoor

    kunnen er kwaliteitsverschillen ontstaan tussen instellingen die dezelfde producten leveren.

    Politieke betrokkenheid bij gunning of toekenning. De minister is verantwoordelijk voor

    het tekenen van de Ministeriele Beschikking waarmee de subsidie wordt toegekend. De

    handtekening behoort een formaliteit te zijn, maar het feit dat de minister tekent, zet de deur

    op een kier voor het uitoefenen van invloed en druk vanuit de minister op elk willekeurig

    moment in de subsidierelatie. Sommige ambtenaren geven aan de indruk te hebben dat ze

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    9/49

    30 september 2014 9

    sinds de nieuwe staatkundige structuur minder greep hebben op het proces van

    subsidieverlening.

    Geen uniforme naleving van de procedures. De procedures voor aanbesteding en

    toekenning van subsidies zijn beschreven in de Subsidieverordening. Echter, de uitvoering is

    niet uniform en er is geen of onvoldoende controle op de toepassing van de procedure.Hierdoor zijn er verschillen in de wijze waarop de procedure wordt doorlopen en de wijze

    waarop de afspraken worden gemaakt en vastgelegd.

    De overheid dient zich te houden aan de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur. Het

    zorgvuldigheidsbeginsel benvloedt besluitvorming. Al het optreden van de overheid moet

    zorgvuldig, transparant en betrouwbaar zijn. Het is tegen die achtergrond dat eisen gesteld

    worden aan proces wat wordt doorlopen om tot een besluit te komen. Met name het

    beindigen van een subsidierelatie dient secuur te worden doorlopen en is daarom

    omschreven in de Subsidieverordening. Door gebrek aan tijd of kennis komt het voor dat het

    proces niet zorgvuldig wordt doorlopen waardoor de subsidierelatie met instellingen die niet

    aan de afspraken voldoen, toch niet (voldoende snel) kan worden beindigd.

    Subsidierelaties zijn onderhevig aan automatisme. Veel subsidierelaties bestaan al vele

    jaren. De jaarlijkse toekenning is, door een combinatie van het ingewikkelde proces om ze te

    beindigen en de nauwe band die ontstaat tussen de instelling en de contactambtenaar, vaak

    een automatisme. Dit betekent ook dat een kritische evaluatie aan de hand van kwalitatieve en

    kwantitatieve eisen aan het product of het al dan niet behalen van de gewenste resultaten niet

    altijd wordt uitgevoerd.

    Verschuiving richting structuurfinanciering. Hoewel volgens de subsidieverordening de

    focus in de subsidierelatie ligt op het ingekochte product of de ingekochte dienst, ligt de

    nadruk in realiteit op de organisatie die het product levert. Een verlaging van het

    subsidiebedrag wordt niet gekoppeld aan een vermindering van het aantal producten dat zal

    worden ingekocht. Omdat er onvoldoende inzicht is in de vraag, kan de instelling ook niet

    goed anticiperen en tegen de tijd dat het subsidiebedrag bekend is, is het kort dag om de

    (personeels)kosten aan het nieuwe bedrag aan te passen.

    Versnippering in de eenheid van de overheid. Vanuit het oogpunt van de aansturing van de

    subsidierelatie, is in eerste instantie getracht elke instelling te koppelen aan of op te hangen

    bij n ministerie. De subsidierelatie met de overheid wordt vanuit dat ministerie

    gecordineerd en ingevuld. De behoefte aan helderheid in de aansturing laat onverlet dat het

    doel van het product dat wordt ingekocht wel raakvlakken kan hebben met meerdereministeries. In deze gevallen wordt er momenteel eerder voor gekozen een aparte

    overeenkomst aan te gaan voor elk van de producten dan binnen de overheid te komen tot

    integraliteit van beleid en het bewaken van de eenheid van de overheid. Dit verzwakt een

    integrale aansturing van ministerie-overstijgende instellingen en doelstellingen.

    Onvoldoende kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit. Om de besteding van de middelen

    die via subsidies worden verstrekt goed te kunnen evalueren, is het noodzakelijk dat gekeken

    wordt naar zowel de output als de outcome van de instelling. Er is in de overheid

    onvoldoende kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit om deze evaluatie zorgvuldig te kunnen

    uitvoeren. Hierdoor is niet duidelijk of de middelen bijdragen aan het oplossen van de

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    10/49

    30 september 2014 10

    gedentificeerde maatschappelijke problemen en aan de doelstellingen van het beleid van de

    overheid op dat gebied.

    Gebrek aan uniformiteit in de aanpak en werkwijze bij de instellingen. In een aantal

    gevallen koopt de overheid eenzelfde product of dienst in bij verschillende instellingen. Door

    het ontbreken van heldere eenduidige eisen ten aanzien van de aanpak en werkwijze, heeft deinstelling een grote vrijheid om in de uitvoering een eigen werkwijze te kiezen. Dit benvloedt

    de kwaliteit en verkleint de mogelijkheid om samen te werken.

    2.3. Externe knelpunten

    Er is sprake van versnippering en overlap. Veel instellingen zijn te klein om aan de totale

    vraag te kunnen voldoen waardoor er verschillende overeenkomsten zijn afgesloten met

    meerdere instellingen om alsnog aan de totale vraag te kunnen voldoen. Omdat beleidskaders

    onvolledig zijn of ontbreken en het in te kopen product of dienst niet eenduidig is

    geformuleerd, hebben de instellingen de ruimte om met een eigen aanpak en werkwijze te

    komen wat uiteindelijk kan leiden tot kwaliteitsverschillen in de uitvoering. Daarnaast is de

    eigenheid van de instelling in levensbeschouwelijke overtuiging of geografische locatie ook

    een argument om afstemming en samenwerking af te houden.

    Onvoldoende inzicht in de vraag. Uit de ingevulde enqutes (bijlage 4) blijkt niet dat

    regelmatig wordt onderzocht of dat wat de gesubsidieerde instelling levert, voldoet aan de

    vraag bij de clinten en de overheid. De aansluiting van het aanbod en de aanpak op het

    gesignaleerde probleem is een beleidsvraagstuk, en zal dus binnen de overheid moeten

    worden beantwoord, maar voor de instelling is het van belang inzicht te hebben in de mate

    van klanttevredenheid en het effect van de output, bij voorbeeld een behandeling.

    Onvoldoende inzicht in de kwaliteit. Om inzicht in de kwaliteit te hebben, is toezicht

    noodzakelijk. Het toezicht op veel instellingen beperkt zich tot het overleg met de

    contactambtenaar. Deze is vaak wel op de hoogte van de werkzaamheden en de afspraken,

    maar voor het uitoefenen van toezicht zijn andere kennis en kwaliteiten vereist en dit vergt

    veel meer tijd. Bovendien worden in de functie van contactambtenaar twee tegenstrijdige

    rollen gecombineerd: contactpersoon van de instelling (vertrouwensrelatie) en controleur

    (gezond wantrouwen). Tevens is door het jarenlange contact, in sommige gevallen, de relatie

    minder zakelijk geworden. Voor taken op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg

    bestaan overigens formele toezichthoudende instanties (inspecties) die vaak los van de

    contactambtenaren optreden.

    Schaalgrootte benvloedt de prijs per product. De versnippering in het aanbod heeft niet

    alleen gevolgen voor de aanpak en verschillen in kwaliteit, maar ook een weerslag op de

    kosten van de instelling. Elke instelling heeft een eigen organisatie moeten opzetten. Vooral

    in de ondersteunende functies zal hierdoor sprake zijn van overlap. Als iedere instelling eigen

    ondersteunende functies heeft, benvloedt dat de opbouw van de kosten en daarmee de prijs

    van het product of de dienst die wordt ingekocht.

    Tekort aan kennis en vaardigheden. Niet alle instellingen beschikken over de juiste of

    voldoende kennis en vaardigheden. Vaak zijn de bestuurders gepassioneerd op het terrein

    waarop ze de producten of diensten aanbieden, maar dat betekent niet dat ze ook kennis

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    11/49

    30 september 2014 11

    hebben van zaken op het gebied van financin, bestuur en management. Dit betekent dat bij

    kleinere instellingen, de administratie vaak te wensen overlaat. Hier komt bij dat alleen

    instellingen die ANG 300.000 of meer subsidie ontvangen, de verplichting hebben een

    jaarrekening en accountantsverklaring te overleggen (art. 21, lid 3 Subsidieverordening).

    Voor kleinere instellingen geldt deze verplichting niet, of zij kunnen daar in de praktijk niet

    aan voldoen, wat de financile controle moeilijker maakt.

    Sommige instellingen kunnen een beroep doen op een uitgebreid netwerk van met

    mensen die heel veel kennis en ervaring hebben en goede contacten hebben met de

    besluitvormers. Hierdoor kan het voorkomen dat instellingen veel meer kennis en

    vaardigheden dan de contactambtenaren hebben en daardoor optimaal gebruik weten te

    maken van de mazen en mogelijkheden. Deze ongelijke relatie kan er toe leiden dat

    instellingen meer voor elkaar krijgen dan waarop op basis van het beleid of de afspraken

    gerekend zou moeten worden.

    Attitude dat de overheid wel MOET helpen. Veel private instellingen zijn sinds de

    oprichting jaar-in-jaar-uit volledig afhankelijk van de overheid voor hun inkomsten. Hiermee

    wordt de verantwoordelijkheid voor de financiering van de activiteiten van de instelling

    volledig bij de overheid gelegd.

    Product of dienst heeft economische waarde. Een aantal instellingen biedt een product of

    dienst aan die een economische marktwaarde heeft. Dat betekent dat er een bijdrage van de

    gebruiker gevraagd kan worden (in de vorm van een stukprijs, een toegangsprijs of

    lidmaatschap). Op basis van de huidige subsidieverordening (art. 10, sub b en art 12, lid 2)

    leiden alternatieve inkomsten vrijwel automatisch tot een verlaging van het toegekende

    subsidiebedrag. De verordening vergroot hiermee de afhankelijkheid van de subsidiebijdrage

    van de overheid.

    Korte contractperiodes verhinderen duurzaamheiden realisatie lange termijn

    doelstellingen. De meeste subsidiebeschikkingen worden afgegeven voor de periode van n

    jaar. Dit betekent feitelijk dat jaarlijks opnieuw wordt bekeken of de instelling wederom in

    aanmerking komt voor een bijdrage. Met name grotere instellingen zullen moeten investeren

    in de mensen, de organisatie en productiemiddelen om ook op langere termijn de kwaliteit

    van de producten en dienstverlening te kunnen garanderen. Op basis van de

    subsidieverordening (art. 10, sub b en art. 12, lid 2) kunnen ze momenteel niet eens geld

    reserveren zonder dat dit effect heeft op de bijdrage van het volgende jaar. Het uitblijven van

    investeringen draagt op termijn bij aan de inefficintie van de organisatie. Daarnaast kunnen

    kapitaalsinvesteringen eventueel ten laste van de kapitaaldienst worden gebracht.

    De perceptie is dat gesubsidieerde instellingen hoge overheadkosten, en met name

    personeelskosten hebben. Er zijn geen concrete gegevens ontvangen, maar het beeld bestaat.

    De hoogte van salarissen per functie viel ook buiten de scope. Met name wordt gerefereerd

    naar de salarissen van de top.

    2.4. Subsidieverordening

    De huidige subsidieverordening dateert uit 2007, dus van voor de staatkundige veranderingen.

    In het kader van het onderzoek is een algemene evaluatie van de Subsidieverordening

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    12/49

    30 september 2014 12

    uitgevoerd. Op basis van de evaluatie worden de volgende suggesties gedaan. De

    suggesties vallen uiteen in tekstuele wijzigingen en wijzigingen die de werking betreffen.

    Tekstueel

    Aanpassing van de verordening aan de nieuwe situatiedie na 10 oktober 2010 is

    ontstaan, met name op het gebied van de verdeling van taken enverantwoordelijkheden tussen de minister, beleidsorganisatie en sectoren.

    Verhelderen terminologie. In de verordening wordt de term subsidiebeleid

    gebruikt om het beleid voor een specifieke sector aan te duiden, terwijl het op

    zichzelf het beleid op het gebied van subsidieverstrekking (waarvan de

    Subsidieverordening de juridische vorm is) betekent.

    Voeg beleidsevaluatietoe als taak waarvoor de overheid verantwoordelijk is en

    waarvoor de overdracht van data nodig is (art 18).

    Werking

    Maak een verschil tussen een eerste aanvraag en vervolgaanvragenvoor wat

    betreft de noodzakelijke bijlagen (art 8, lid 1).

    Verbied het indienen van meerdere aanvragen bij verschillende ministeriesen

    maak het mogelijk om ministerie-overstijgende doelstellingen inzichtelijk te maken

    (art 8).

    Evalueer waarom de overheid de opgenomen termijnen overschreidten pas de

    termijnen eventueel hieraan aan (art 13).

    31 december als uiterlijke datum waarop de instelling moet zijn bericht over de

    subsidie-aanvraag is te laat voor de instelling om haar formatie en werkwijze aan te

    passen aan het toegekende bedrag (art 13).

    Creer de mogelijkheid om voor wettelijke taken de termijn waarvoor een

    subsidierelatie wordt aangegaan te verlengen(art 14).

    Vergoot de flexibiliteit in de relatiedie wordt aangegaan:

    o Uitvoering wettelijke taakheeft een lange contracttermijn, krijgt

    financiering voor 100% van de operationele kosten, wordt gecontroleerd op

    basis van budget en jaarrekening en gentegreerd in de overlegstructuur van

    het ministerie

    o Inkoop product/dienstheeft een korte contracttermijn, is een inkooprelatie,

    wordt op basis van een prijs per eenheid gefinancierd, wordt gecontroleerd op

    basis van een productie-overzicht

    o Invloed/steun in de organisatieheeft een korte/middellange contracttermijn,

    richt zich op het ondersteunen van een specifieke organisatie, krijgt een

    bijdrage van maximaal 15% van de begroting van de organisatie, wordt

    gecontroleerd op basis van het jaarverslag

    Overdracht van data voor onderzoek, beleidsontwikkeling en planning moet een

    automatisme zijn en niet op verzoek(art 18).

    Als controle van de jaarrekening centraal ingekocht gaat worden en in het

    laagseizoen zal worden opgesteld, zal de termijn voor indiening moeten worden

    aangepast(art 21).

    Koppel de uitbetaling van delen van het subsidiebedrag aan de inlevering van

    relevante gegevens, rapportages en documenten(art 22).

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    13/49

    30 september 2014 13

    Creer mogelijkheden voor instellingen met een wettelijke taak om investeringen

    te plegen(art 27).

    Koppel eisen en bevoedgheden aan strafbepalingen(artt 20, 28 en 29) en breid de

    toepassingssfeer uit.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    14/49

    30 september 2014 14

    3.

    Oplossingen/maatregelen

    3.1. Inleiding

    Op basis van de analyse is een aanzet gemaakt met mogelijke oplossingen/maatregelen. Ook

    de oplossingen zijn in de sub-werkgroep besproken en aangevuld. Uiteindelijk heeft dit geleid

    tot een vastgestelde lijst met mogelijke oplossingen.

    De aangedragen oplossingen vallen uiteen in:

    Voorstellen, dit zijn maatregelen die de instellingen direct raken. Hierbij valt te

    denken aan het stoppen van de subsidierelatie of het samenvoegen van instellingen.

    Randvoorwaarden: maatregelen die de interne organisatie van de overheid en/of de

    instellingen raken. Ze dragen bij aan een betere aansturing of controle.

    3.2. Voorstellen

    Clusteren, samenvoegen en samenwerken. Door doelstellingen te clusteren, activiteiten

    samen te voegen en instellingen te laten samenwerken of fuseren, kan het effect aanmerkelijk

    worden vergroot. Een voorbeeld hiervan is de recente fusie van Stimul-IT en Innovatie

    Centrum Curaao en daarmee het creren Curaao Innovation and Technology Institute.

    Door afzonderlijke doelstellingen, activiteiten en instellingen te clusteren vanuit een

    beleidsmatige invalshoek, ontstaat er samenhang, afstemming en uniformiteit in aanpak en

    werkwijze en daarnaast kan het bereik worden vergroot. De volgende clusters met instellingenkunnen worden gedentificeerd op basis van doelgroep of activiteit:

    Naschoolse activiteiten

    Jeugdzorg

    Verslavingszorg

    Sport

    Cultuur

    Sociale vorming

    Nascholing

    Beroepsopleidingen Park- en strandbeheer

    De clusters, de instellingen die daarin vallen, de wijze waarop het cluster georganiseerd moet

    worden en de wijze waarop de overheid de clusters (beleidsmatig) moet aansturen, dienen

    verder te worden uitegwerkt.

    Samen delen van ondersteuning en faciliteiten. Instellingen zouden via mantelcontracten,

    eventueel gefaciliteerd vanuit de overheid, diensten van accountants en administratiekantoren

    kunnen inkopen. Daarnaast kan gezocht worden naar een optimaler gebruik van faciliteiten en

    gebouwen van de overheid, bijvoorbeeld een leegstaand schoolgebouw of kantoorruimte. Tot

    slot biedt dit voorstel de ruimte om bepaalde goederen en diensten centraal in te kopen.Hierdoor wordt de interne organisatie van de instellingen versterkt, worden de kosten voor

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    15/49

    30 september 2014 15

    faciliteiten en gebouwen verlaagd en worden faciliteiten en gebouwen in eigendom van de

    overheid beter gebruikt en kan een lagere inkoopprijs worden onderhandeld voor bepaalde

    goederen en diensten.

    Verzakelijking van de relatie. Deze verzakelijking kan op drie manieren worden

    gerealiseerd:

    Ten eerste door haar expliciet te koppelen aan beleid, verwachte resultaten te

    benoemen en meten, en onderwerp te maken van evaluatie. De aanwezigheid

    van beleid is conform de subsidieverordening al verplicht, maar zonder vertaling

    van het beleid naar specifieke resultaten en het meten van het effect, is de

    beleidscyclus niet compleet. Een beleidsdocument alleen is niet voldoende, er

    moeten ook uitvoeringsregelingen zijn met aanpak en kengetallen en regelmatig

    evaluaties worden uitgevoerd naar het effect.

    Een tweede vorm van verzakelijking is instellingen de ruimte te geven om een

    vergoeding te vragen voor de dienstenof productendie worden aangeboden.Momenteel leiden alternatieve inkomsten vrijwel direct tot verlaging van het

    subsidiebedrag en worden daarom niet eens overwogen terwijl het product of de

    dienst wel degelijk een economische waarde heeft.

    Een derde vorm van verzakelijking treedt op door de contractduur te verlengen

    waardoor instellingen meer ruimte krijgen zich op de lange termijn te richten.

    Uiteraard kan dit niet zonder duidelijke performance indicatoren om gedurende

    de looptijd het effect te kunnen blijven meten.

    Normering en koppeling. Rondom veel instellingen hangt een imago van geprivatiseerde

    ambtelijke organisaties waar alles hetzelfde is gebleven, behalve de salarissen. De realiteit is

    dat niet alle instellingen op deze manier zijn ontstaan en dat er onvoldoende financile

    gegevens zijn verstrekt om te controleren of de salariskosten en bestuursvergoedingen

    inderdaad buitensporig zijn. Echter, vanuit het oogpunt van kostenbeheersing en het

    gelijkheidsbeginsel ligt het normeren van de beloning voor bepaalde functiegroepen voor de

    hand. Daarnaast is voor instellingen die kerntaken vervullen de vraag terecht of zij niet beter

    thuishoren binnen de overheid en zodoende beter in staat zijn uitvoering te geven aan het

    beleid van de overheid.

    3.3.

    Randvoorwaarden

    Afstemmen/synchroniseren van beleid, uitvoeringsregelingen en evaluaties. Een goede

    invulling van de subsidierelatie vereist niet alleen beleid, maar ook uitvoeringsregelingen

    waarin aanpak en gewenste resultaten zijn beschreven en regelmatige evaluaties naar de mate

    waarin de resultaten daadwerkelijk worden behaald. De uitkomsten van de evaluaties zijn op

    hun beurt weer input voor nieuw beleid of aanpassingen van bestaande het beleid; de

    zogenaamde beleidcyclus. Voldoende kennis van zowel beleidsontwikkeling, als van

    beleidsuitvoering en van beleidsevaluaties is cruciaal.

    Versterken integraliteit van de overheid. De versterking van de integraliteit omvat zowel

    het aanwijzen van n ministerie via welke het contact verloopt, als het verbeteren van de

    afstemming tussen de ministeries. De focus op een ministerie verduidelijkt de relatie met de

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    16/49

    30 september 2014 16

    overheid. In een aantal gevallen zal een uitspraak gedaan moeten worden over welke relatie

    het geigendst is. Dat ministerie is vervolgens verantwoordelijk voor de afstemming met

    andere ministeries en beleidsterreinen. Dit betekent dat regelmatig overleg noodzakelijk is,

    zowel over de doelstellingen en afspraken als de realisatie en werkwijze.

    Uitbreiden eisen rondom normering en rapportage. Hoewel een aantal ministeries normenheeft gesteld voor bepaalde diensten en producten, is er geen uniformere normering van

    vergelijkbare diensten voor de gehele overheid die vervolgens gebruikt kan worden in de

    overeenkomst. Hierdoor zijn er verschillen in prijzen, eisen en werkwijze tussen de

    ministeries, maar ook tussen de ministeries en uitvoeringsorganisaties zoals bijvoorbeeld

    SVB. Instellingen zouden gelijk werk op een gelijke manier moeten uitvoeren, rekening

    houdend met gelijke eisen en er uiteindelijk op een gelijke manier voor beloond moeten

    worden.

    Verbinden van prestaties en subsidies. De overheid is in veel subsidierelaties eerder

    volgend dan leidend. Ook private instellingen wenden zich, na het bepalen van de

    doelstellingen, al snel tot de overheid om de doelstellingen te kunnen realiseren. De overheid

    zal explicieter moeten kijken of de doelstelling en diensten of producten noodzakelijk zijn en

    vervolgens de impact en prestaties van de instelling, bijvoorbeeld door het onderzoeken van

    de klanttevredenheid en de resultaten, regelmatig moeten bijhouden.

    Vergroten transparantie, onpartijdigheid en voorspelbaarheid. Er is momenteel geen

    publiek en integraal overzicht van alle subsidierelaties van de overheid. Het proces van

    aanbesteding, gunning en toekenning kan zich mede hierdoor onttrekken aan publiek toezicht.

    Het internet maakt het mogelijk deze transparantie relatief gemakkelijk te realiseren.

    Ook het beschrijven van de rol van de contactambtenaaren het werken met een standaard

    controlelijst kan bijdragen aan het vergroten van uniformiteit in toekenning. Ook het rouleren

    van het contactambtenaarschap of het instellen van een onafhankelijke expert zou kunnen

    bijdragen aan de professionalisering van de toekenning van subsidies. Dit kan leiden tot een

    situatie waarbij de kennis van de financile relaties wordt gescheiden van de kennis van de

    inhoudelijke vereisen.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    17/49

    30 september 2014 17

    4.

    Oplossingen

    De volgende opties en combinaties van opties kunnen worden overwogen:

    1. Fuseren van instellingen

    Bij het fuseren van instellingen worden twee of meer instellingen organisatorisch

    samengevoegd in n nieuwe instelling. Er blijft n organisatie bestaan die belast wordt met

    de uitvoering van de taken van de oude instellingen.

    Deze optie is relevant in die gevallen waarin meerdere instellingen belast zijn met

    vergelijkbare werkzaamheden. Minimaal n van de samen te voegen instellingen

    functioneert zowel op het gebied van de dienstverlening als op het gebied van structuur, goed

    bestuur en bestuurskracht van de instellingen naar behoren. Deze instelling zal leidend zijn bij

    de samenvoeging.

    Het mag worden verwacht dat overheadkosten hierdoor dalen omdat er schaalvoordeelgerealiseerd kan worden. De fusie zal ook een positieve invloed op de personeelskosten

    kunnen hebben.

    In het geval van private instellingen kan de overheid geen fusie afdwingen, maar kan er via de

    toekenning van subsidies wel eisen dat in de nieuwe situatie bij n instelling diensten

    ingekocht gaan worden. Het is vervolgens aan de instellingen om hiermee om te gaan.

    2. Clusteren van doelstellingen en/of taken

    Bij deze optie ligt de nadruk op het clusteren van instellingen met vergelijkbaar beleid,

    doelgroepen, doelstellingen en/of taken. Het betreft een situatie waarin de doelstellingen en/oftaken aansluiten bij beleidsdoelstellingen van de overheid en daarom gegarandeerd dienen te

    worden. Echter, de wijze waarop de huidige instellingen zijn georganiseerd (structuur, goed

    bestuur en bestuurskracht) laat te wensen over. De instellingen zijn of te klein of hebben

    onvoldoende kennis en ervaring om de doelstellingen effectief en efficint te kunnen

    uitvoeren.

    Het gaat er expliciet niet om om een tussenlaag te creren die de coordinerende en

    toezichthoudende taken van de overheid overneemt en op die manier tussen de overheid en de

    instellingen komt te zitten. De genoemde taken zijn kerntaken van de overheid en dienen daar

    te blijven. De clustering moet bijdragen aan een betere aansturing van de instelling door het

    samenvoegen van de besturen en ondersteunende functies, de uitvoeringscapaciteit vergrotenomdat kleinere instellingen zich kunnen focussen op de uitvoering en geen aandacht meer

    hoeven te besteden aan de aansturing en leiden tot beter toezicht door en inzicht van de

    overheid omdat het aantal subsidierelaties wordt verminderd. Daarnaast dwingt clustering de

    overheid om beleid en aansturing van soortgelijke instellingen integraal te benaderen in plaats

    van per instelling.

    Nadat de doelstellingen en/of taken zijn samengevoegd, zal moeten worden gekeken naar de

    wijze waarop dit het best georganiseerd kan worden. Hierbij kan zowel gekeken worden naar

    een oplossing binnen de overheid (de instelling wordt door de overheid opgericht en valt

    onder SBTNO) als buiten de overheid (wordt als private instelling opgericht). De keuzebenvloedt ook de wijze waarop de organisatie gefinancierd kan worden door de overheid.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    18/49

    30 september 2014 18

    Met name op het gebied van culturele en sportieve activiteiten is clustering een relevante

    optie. Momenteel wordt een groot aantal instellingen gesubsidieerd die activiteiten op een

    specifiek gebied aanbiedt. Door de doelstelling (beoefening van sport, muziek of expressie) te

    integreren in een programma voor naschoolse opvang kan het effect en bereik worden

    vergroot. Uiteraard vergt dit afstemming met de schoolbesturen en de onderwijsvakbonden en

    het lijkt voor de hand te liggen om de leerkrachten niet noodzakelijk verantwoordelijk te

    maken voor de uitvoering van het programma. Het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap,

    Cultuur en Sport zal dit concept verder moeten uitwerken.

    3. Beindigen of verminderen subsidierelatie/opheffen van de instelling

    Op het moment dat de instelling alternatieve inkomstenbronnen kan aanboren, kan de

    subsidierelatie worden beindigd of verminderd. Hiermee blijft de instelling bestaan, maar is

    niet langer alleen van de overheid afhankelijk voor inkomsten. Het beindigen of verminderen

    van de subsidierelatie moet zorgvuldig worden gedaan en zal in de praktijk daarom

    neerkomen op het afbouwen van de relatie op een bepaalde termijn.

    De overheid kan instellingen die eigen inkomsten kunnen genereren een bijdrage geven, deze

    bijdrage moet dan vooral gezien worden als een teken dat de instelling in de samenleving een

    functie heeft of rol vervult die als belangrijk wordt gezien voor de ontwikkeling van de

    samenleving.

    In het geval de instelling door de overheid is opgericht, betekent het beindigen van de

    subsidierelatie dat de instelling wordt opgeheven. Als de subsidierelatie wordt afgebouwd, zal

    het beter zijn de betrokkenheid van de overheid, met name in het bestuur, te beindigen en de

    instelling in staat stellen marktconform of vraaggestuurd te gaan werken. Instellingen die door

    particulieren zijn opgericht, hebben de mogelijkheid om alternatieve inkomsten te zoeken om

    hun voortbestaan te kunnen blijven financieren. Mocht dat niet lukken, dan zal opheffing of

    aansluiting bij een andere organisatie onvermijdelijk zijn.

    4. Bepalen eenheidsprijs

    Voor instellingen die een concrete dienst leveren, moet de prijs per eenheid worden bepaald.

    Deze eenheidsprijs dient rekening te houden met alle directe en indirecte kosten die gemaakt

    moeten worden om de dienst te leveren. De eenheidsprijs moet regelmatig worden

    gevalueerd en aangepast aan relevante ontwikkelingen. De eenheidsprijs zou door een

    onafhankelijke instantie kunnen worden bepaald of getoetst. De instellingen zouden in dit

    proces betrokken kunnen worden.

    Door een combinatie van het beleid en de eenheidsprijs kan van te voren de omvang van de

    overheidsbijdrage worden bepaald. Op het moment dat er bezuinigd moet worden, kan er

    zowel naar de prijsstelling gekeken worden (waarvoor overleg met de instellingen

    noodzakelijk is), maar er kan ook naar het beleid gekeken worden. Door een aanpassing van

    het beleid kunnen de doelgroep of de gronden waarop aanspraak kan worden gemaakt worden

    aangepast.

    5. Centrale inkoop

    De centrale inkoop heeft betrekking op de gezamenlijke inkoop van gebruiksgoederen

    (kantoorartikelen, schoonmaakmiddelen, etc) en bepaalde diensten (accountant en advies)

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    19/49

    30 september 2014 19

    door de instellingen. Het is te verwachten dat gezamenlijke inkoop kan resulteren in lagere

    inkoopprijzen en daarmee lagere operationele kosten.

    In het kader van gezamenlijke inkoop, kan ook gekeken worden om verschillende

    instellingen in n gebouw te huisvesten. Vooral op het moment dat de nieuwe centrale

    huisvesting voor de overheid gereed is, kunnen de vrijgekomen overheidsgebouwen die deoverheid in eigendom heeft, verhuurd worden. Deze structuur creert of extra inkomsten (wat

    wel terugkomt in de subsidiebedragen) of een besparing.

    Voor private ondernemingen zal deze centrale inkoop moeten worden opgenomen in de

    ministeriele beschikking waarin de subsidierelatie is vastgelegd.

    6. Versterken beleidsmatig kader

    Het beleidsmatig kader fungeert als basis voor de inkoop van producten en diensten. Vaak is

    dit kader niet volledig of onvoldoende uitgewerkt. Hierdoor is er geen eenduidig inzicht in

    wat verwacht wordt van de diensten die via de instellingen wordt gefinancierd. Dit betekentook dat de resultaten regelmatig moeten worden gevalueerd, zowel vanuit het oogpunt van

    dienstverlening als vanuit het oogpunt van resultaten. De instelling moet niet alleen diensten

    leveren die voldoen aan de eisen van de klanten, maar ook bijdragen aan de beleidsmatige

    doelstellingen van de overheid en het oplossen van gesignaleerde knelpunten en problemen.

    Op het moment dat er beleid is, is dit vaak op een hoog niveau en heeft de vertaling naar wat

    er van de instelling verwacht (doelstellingen, productdefinitie) wordt vaak niet

    plaatsgevonden.

    7. Wettelijke taak/integreren in de overheid

    Een aantal instellingen voert een taak uit waarvoor de overheid wettelijk verantwoordelijk is.

    Dit betekent ook dat deze taak niet op andere manieren kan worden gefinancierd. Voor

    dergelijke taken zal de overheid moeten accepteren dat zij, ondanks dat de instelling op

    afstand is geplaatst, verantwoordelijk blijft voor de totale begroting.

    Het zou overwogen kunnen worden om dit type instelling verder te integreren in de

    overheidsorganisatie. Zowel op het gebied van de arbeidsvoorwaarden als in de

    overlegstructuur van de sector waaronder de instelling valt. Op deze manier is de invloed op

    de overheid op het functioneren en de resultaten van de instelling groter.

    Tegelijkertijd biedt een integratie de ruimte om voor dit type instelling toe te staan datinvesteringen via de kapitaaldienst gefinancierd worden en de investeringen niet via de

    subsidie op de gewone dienst drukken.

    Dit alternatief betekent wel dat het aantal mensen in dienst van de overheid zal toenemen,

    terwijl momenteel juist gewerkt wordt aan het terugbrengen van het aantal ambtenaren. Het

    gaat echter uiteindelijk om de efficintie en effectiviteit van de betrokkenen. Als er voldoende

    redenen zijn om aan te nemen dat heropname in de overheid goedkoper is dan uitvoering in

    een instelling, dan mag het maximum aantal fte geen obstakel vormen. Daarnaast is de vraag

    gerechtvaardigd of wettelijke taken buiten de overheid geplaatst mogen worden. Tenslotte zal

    bij een herintegratie in de overheid vooral het beleidsmatig geschoold personeel moeten

    worden overgenomen, een groep waarvoor op dit moment ook geworven wordt.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    20/49

    30 september 2014 20

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    21/49

    30 september 2014 21

    5.

    Financile impact

    Tijdens het onderzoek zijn financile cijfers verzameld van de gesubsidieerde instellingen. De

    gegevens van 56 gesubsidieerde instellingen zijn ontvangen. Deze zijn aan de onderzoekers

    aangeleverd door Stichting Overheidsaccountantsbureau, welke deze op haar beurt weer heeft

    opgesteld op basis van ontvangen jaarrekeningen van de respectievelijke instellingen.

    De cijfermatige basis is niet volledig en niet consistent. Dit komt door de volgende oorzaken:

    Niet alle instellingen hebben jaarrekeningen aangeleverd, noch zijn alle

    jaarrekeningen gecontroleerd door een externe accountant. Een gecontroleerde

    jaarrekening hoeft alleen te worden aangeleverd door instellingen die een subsidie

    van meer dan ANG 300.000 per jaar ontvangen. In totaal zijn gegevens ontvangen

    van 56 gesubsidieerde instellingen.

    Cijfers zijn ontvangen over de periode 2008-2012 maar onderzoekers hebben niet van

    alle instellingen alle 5 jaarrekeningen in deze periode ontvangen. Dit komt natuurlijk

    deels omdat niet alle instellingen voor de hele periode actief waren. Om toch een

    vergelijking te kunnen doen die deze hiaten in de cijfers omzeilt, is een gemiddelde

    genomen van de beschikbare cijfers in de periode 2008-2012waardoor ook

    eenmalige afwijkingen in een bepaald jaar genivelleerd worden.

    Er bestaat geen gestandaardiseerd rekenschema conform welk de instellingen hun

    resultaten dienen te rapporteren. Dit maakt vergelijking van de de cijfers van

    verschillende instellingen moeilijker. Wij geven in overweging om als onderdeel van

    de standaardisatie van het verstrekken van subsidies, ook een (eenvoudige)

    samenvatting van de jaarrekening te verlangen, waarin de samengevatte gegevens uit

    de bestaande jaarrekening conform een standaard schema worden gerapporteerd.

    De volgende gegevens zijn gecompileerd voor de periode 2008-2012:

    Totale inkomsten

    Totale subsidie

    Percentage subsidie van de totale inkomsten

    Totale kosten

    Totale kosten vs. totale inkomsten

    Lonen en salarissen

    Percentage Lonen en salarissen van totale kosten

    Huisvestingskosten Percentage Huisvestingskosten van totale kosten

    Getracht is ook andere kostencategorien te analyseren, waaronder materile kosten, bestuurs-

    en managementkosten en de scheiding tussen directe en indirecte personeelskosten. Deze

    analyse is uiteindelijk niet verricht gezien de mate van detail van de aangeleverde gegevens

    geen consistente analyse mogelijk maakte.

    In totaal is over 56 instellingen gegevens aangeleverd, welke totale inkomsten hadden van

    AN G73,2 miljoen, waarvan ANG 61,5 miljoen (84%) gesubsidieerd. Hierna wordt op een

    aantal ratios ingegaan.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    22/49

    30 september 2014 22

    5.1.

    Kosten vs. inkomsten

    Van 52 instellingen waren voldoende gegevens beschikbaar om de verhouding van kosten vs.

    inkomsten vast te kunnen stellen. In de volgende grafiek wordt de frequentie van deze

    verhouding weergegeven. De gemiddelde verhouding tussen kosten en inkomsten is 92%. Het

    maximum is 139% en het minimum is 22%. Er waren 23 instellingen waar deze ratio hoger

    dan 100% was, met andere woorden deze instellingen hebben gemiddeld over 2008-2012 een

    tekort gerapporteerd.

    In de volgende grafiek wordt de verhouding van kosten vs. inkomsten afgezet tegen de

    grootte van de instelling. Het doel van deze vergelijking was om te zien of er een verschil is

    tussen de ratio kosten vs inkomsten tussen kleinere instellingen en grotere instellingen. Om de

    grootte te bepalen, zijn de totale inkomsten als indicator gebruikt.

    Uit de grafiek blijkt dat, ongeacht de hoogte van het ontvangen subsidiebedrag, de ratio

    tussen de kosten en de inkomsten voor het overgrote deel van de instellingen in balans is.

    0

    5

    10

    15

    20

    25

    Uitgaven/Inkomsten

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    23/49

    30 september 2014 23

    5.2.

    Subsidie vs. inkomsten

    Van 49 instellingen waren voldoende gegevens beschikbaar om de verhouding van subsidie

    vs. totale inkomsten vast te kunnen stellen. Niet alle gesubsidieerde instellingen zijn volledig

    afhankelijk van subsidie. In de volgende grafiek wordt de frequentie van deze verhouding

    weergegeven. Het gemiddelde aandeel van subsidie in de totale inkomsten is 84%. Het

    maximum is 100% (bij 7 instellingen) en het minimum is 24%. Er waren 32 instellingen die

    75% of meer van hun inkomsten ontvingen als subsidie.

    In de volgende grafiek wordt de verhouding van subsidie vs. totale inkomsten afgezet tegen

    de grootte van de instelling. Het doel van deze vergelijking was om te zien of er een verschil

    0%

    20%

    40%

    60%

    80%

    100%

    120%

    140%

    160%

    10.000 100.000 1.000.000 10.000.000 100.000.000

    Percuitgaven/inkomsten

    Inkomsten (in NAf)

    Perc. uitgaven/inkomsten vs. grootte

    organisatie

    0

    5

    10

    15

    20

    25

    Ontvangen

    subsidie/totale inkomsten

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    24/49

    30 september 2014 24

    is tussen de ratio subsidie vs totale inkomsten tussen kleinere instellingen en grotere

    instellingen. Om de grootte te bepalen, zijn de totale inkomsten als indicator gebruikt.

    Uit de grafiek blijkt dat, ongeacht de hoogte van de totale inkomsten, de ratio tussen het

    subsidiebedrag en de totale inkomsten voor het overgrote deel van de instellingen tussen de

    75% en 100% ligt. Dit betekent dat de instellingen over het algemeen weinig aanvullendeinkomsten hebben en dus (bijna) volledig afhankelijk afhankelijk zijn van de subsidie die

    door de overheid wordt verstrekt.

    5.3. Lonen en salarissen als percentage van totale kosten

    Van 49 instellingen waren voldoende gegevens beschikbaar om het percentage van de lonen

    en salarissen als onderdeel van de totale kosten vast te kunnen stellen. In de volgende grafiek

    wordt de frequentie van deze verhouding weergegeven. Het gemiddelde aandeel van lonen en

    salarissen in de totale kosten is 55%. Het maximum is 87% en het minimum is 4%.

    0%

    20%

    40%

    60%

    80%

    100%

    120%

    10,000 100,000 1,000,000 10,000,000

    Perc

    subsidie

    Inkomsten (in NAf)

    Perc subsidie vs. grootte organisatie

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    25/49

    30 september 2014 25

    In de volgende grafiek wordt het percentage van de lonen en salarissen als onderdeel van de

    totale kosten afgezet tegen de grootte van de instelling. Het doel van deze vergelijking was

    om te zien of er een verschil is tussen de ratio lonen en salarissen als percentage van de totale

    kosten tussen kleinere instellingen en grotere instellingen. Om de grootte te bepalen, zijn de

    totale inkomsten als indicator gebruikt.

    Uit de grafiek blijkt dat, ongeacht de hoogte van de totale inkomsten, de ratio tussen lonen en

    salarissen en de totale inkomsten erg verspreid is. De ratio is waarschijnlijk afhankelijk van

    de specifieke activiteiten van de instelling.

    0

    5

    10

    15

    20

    25

    30

    0 -2 4% 2 5%-4 9% 5 0-7 4% 7 5%-9 9%

    Lonen en salarissen /totale kosten

    0%

    10%

    20%

    30%

    40%

    50%

    60%

    70%

    80%

    90%

    100%

    10,000 100,000 1,000,000 10,000,000 100,000,000

    Perclonen

    ens

    alarissen

    /

    totale

    kosten

    Totale inkomsten(in NAf)

    Perc Lonen en salarissen t.o.v. grootte organisatie

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    26/49

    30 september 2014 26

    5.4.

    Huisvestingskosten als percentage van totale kosten

    Van 41 instellingen waren voldoende gegevens beschikbaar om het percentage van de

    huisvestingskosten als onderdeel van de totale kosten vast te kunnen stellen. In de volgende

    grafiek wordt de frequentie van deze verhouding weergegeven. Het gemiddelde aandeel van

    huisvestingskosten in de totale kosten is 9%. Het maximum is 43% en het minimum is 1%.

    In de volgende grafiek wordt het percentage van de huisvestingskosten als onderdeel van de

    totale kosten afgezet tegen de grootte van de instelling. Het doel van deze vergelijking wasom te zien of er een verschil is tussen de ratio huisvestingskosten als percentage van de totale

    inkomsten tussen kleinere instellingen en grotere instellingen. Om de grootte te bepalen, zijn

    de totale inkomsten als indicator gebruikt.

    Uit de grafiek blijkt dat, ongeacht de hoogte van het ontvangen subsidiebedrag, de ratio

    tussen de huisvestingskosten en de totale inkomsten tussen de 5% en 15% procent ligt. Dit

    zou verder uitgewerkt kunnen worden in een norm.

    0

    5

    10

    15

    20

    0-9 % 10 %-1 9% 2 0%-2 9% 30 %-3 9% 4 0%+

    Perc huisvestingkosten

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    27/49

    30 september 2014 27

    Om te becijferen hoeveel bezuiniging mogelijk is, moeten voor de verschillende

    categorien van maatregelen, aannames gemaakt worden. Dit is een exercitie die op

    niveau van elke instelling gemaakt moet worden; het is niet zinvol om voor de hele groep van

    gesubsidieerde instellingen algemene aannames te maken. Bezuinigingen vloeien voort uit elk

    van de type maatregelen die zijn opgenomen maar de kwantificering is niet op een algemeen

    hoog niveau te doen:

    Bij samenvoeging van instellingen kan bezuinigd wordenop bestuurskosten,

    loonkosten en mogelijk op huisvesting (afhankelijk van de specifieke plannen).

    Bij invoeren van een normprijs-stelsel dient een hercalculatie gemaakt te

    worden van de beschikbare subsidie. Deze berekening wordt case-by-case gemaakt

    op basis van de specifieke omstandigheden van de subsidie.

    Indien voor een bepaald product geld gevraagd wordt, kan dit (deels) in

    mindering worden gebracht op de subsidie. De specifieke bezuinigingen dienen

    case-by-case bepaald te worden.

    Indien een subsidie stopgezet wordt is dat uiteraard een 100% besparing van het

    bedrag.

    Indien door specificering van beleid de conclusie is dat de overheid minder

    volume afneemt, leidt dat tot verlagingvan materile kosten, en mogelijk personeel

    en huisvesting. De exacte te bereiken bezuinigingen zullen afhangen van het

    gewijzigde beleid.

    0%

    5%

    10%

    15%

    20%

    25%

    30%

    35%

    40%

    45%

    50%

    10,000 100,000 1,000,000 10,000,000 100,000,000

    Perchuisvesting/totale

    kosten

    Inkomsten (in NAf)

    Perc huisvestingkosten vs. grootte organisatie

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    28/49

    30 september 2014 28

    6.

    Implementatiestructuur

    Het wijzigen van de subsidierelatie is iets wat zorgvuldig gerealiseerd moet worden. De

    wijzigingen raken immers zowel de overheid als de instellingen. Beide partijen moeten de tijd

    krijgen om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie, de nieuwe relatie en de nieuwe

    verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Dit betekent dat het wenselijk is te werken

    met een overgangsperiode.

    Zoals aangegeven zijn veel instellingen in de loop van de jaren financieel volledig afhankelijk

    geworden van de overheid. Het verminderen van de toegekende subsidie zal veel instellingen

    in problemen brengen. Dit is onwenselijk voor de instellingen, de continuteit van de

    dienstverlening, de maatschappij, de doelgroep, maar ook vanuit het oogpunt van goed

    bestuur. Daarnaast vereist hoofdstuk 6 van de Subsidieverordening ook een zorgvuldige

    afbouw van een subsidierelatie.

    Ook het samenvoegen van instellingen of doelstellingen is een proces dat zorgvuldig

    doorlopen moet worden. De overheid moet hiervoor het beleidskader hebben uitgewerkt tot

    het niveau van doelstellingen en criteria. De instellingen moeten daarnaast organisatorisch

    klaar zijn om de nieuwe taken uit te kunnen voeren. De beleidsmatige en organisatorische

    voorbereiding mag niet te lang duren, maar moet wel goed gebeuren.

    Gezien de complexiteit van het proces om tot clustering te komen, ligt het voor de hand met

    pilots te werken. Deze pilots zouden zich moeten richten op clusters waarvan op voorhand

    vaststaat dat clustering gewenst en gemakkelijk te realiseren is. Op basis van de

    doelstellingen uit het regeerakkoor kan gedacht worden aan jeugdontwikkeling. Bij het

    doorlopen van het proces is het van belang dat er gezocht wordt naar een breed draagvlak

    zodat zowel de instellingen als de samenleving het eindresultaat kunnen steunen.

    Ook binnen de overheid is er een overgangsperiode noodzakelijk om het beheer van de

    subsidierelaties te versterken. Er is duidelijk een behoefte aan meer standaardisatie en regie in

    het beheren van de tientallen subsidierelaties van de overheid. Dit geldt voornamelijk voor de

    contractuele relatie, het gunnen van subsidies, de wijze van rapporteren en financile

    verantwoording en het stimuleren van meer gezamenlijke activiteiten waaronder inkoop door

    de instellingen. Deze processen kunnen worden verricht door een centrale organisatie

    (Cordinator Gesubsidieerde Instellingen), waarbij duidelijk moet zijn dat de inhoud

    van elke subsidierelatie (wat wordt er ingekocht, hoe worden resultaten gemeten) de

    verantwoordelijkheid van de ministeries blijft.

    De taken/verwachtingen van de nieuwe Cordinator Gesubsidieerde Instellingen zijn dan:

    Bewaken procedures rondom aanbesteding en gunning, waaronder ook valt dat

    getoetst wordt of subsidierelaties gestoeld zijn op een beleidsmatig kader;

    Leiden/ondersteunen van onderhandelingen over gunning;

    Aandragen van standaarden, sjablonen e.d. voor contracten en rapportages;

    Beoordelen financile rapportages;

    Afsluiten centrale inkoop van bijvoorbeeld accountants- en administratie diensten;

    Cordineren/stimuleren van rationele huisvesting bijvoorbeeld bij leegstaande

    overheidsgebouwen, scholen, e.d.; Ondersteunen prijsberekeningen;

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    29/49

    30 september 2014 29

    Goedkeuren en faciliteren betaalbaarstelling.

    De taken/verwachtingen van de contactambtenaar in de diverse ministeries blijft:

    Bewaken inhoudelijke kwaliteit geleverde producten of diensten;

    Onderhouden dagelijks contact met de instelling; Verzorgen uitvoeringsrapportages;

    Evaluatie van beleid en resultaten.

    De beheersstructuur omvat zowel financile en procedurele versterking (onder andere op het

    gebied van zorgcontracten, rapportages en evaluaties), als de prijsberekeningen.

    Het zou het meest logisch zijn om de reguliere eenheid onder te brengen bij het Ministerie

    van Bestuur, Planning en Dienstverlening, aangezien dit samenhangt met de Centrale Inkoop.

    Echter deze organisatie is momenteel nog niet volledig operationeel. Om een begin te

    kunnen maken met de gewenste vernieuwing van de subsidierelaties, is het wenselijk om

    een projectorganisatie in te richten die op korte termijn een aanvang kan maken met hetherstructureren van de beheersstructuur. Deze projectorganisatie zal de (permanente)

    nieuwe organisatie inrichten en alvast met de uitvoering van de werkzaamheden kunnen

    beginnen. Zowel bij de instelling als bij de overheid zal de implementatie gradueel van de

    huidige situatie naar de nieuwe situatie moeten overgaan. De projectorganisatie kan binnen de

    OFO structuur rapporteren over haar plannen en voortgang (zie Bijlage 5).

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    30/49

    30 september 2014 30

    7.

    Samenvatting en beslispunten

    De opdracht aan de sub-werkgroep Subsidies Non Profit Instellingen was om: een

    uitvoeringsplan op te stellen om de overheidssubsidies te rationaliseren per 2015 en 16 en het

    resultaat te communiceren met de instellingen.

    De analyse is gebaseerd op een overzicht waarin voor alle instellingen zijn opgenomen:

    De doelstellingen uit de statuten,

    De afspraken uit de subsidieovereenkomst

    En het subsidiebedrag zijn opgenomen

    De volgende knelpunten zijn vastgesteld:

    a. Interne knelpunten

    Beleidsmatige kaders ontbreken, zijn onvolledig of onvoldoende uitgewerkt,waardoor onvoldoende gesteund kan worden op vastgesteld beleid in de beslissingen

    rondom toekenning van subsidie.

    Het in te kopen product of de dienst is niet of niet eenduidig gedefinieerd.

    Politieke betrokkenheid bij gunning of toekenning.

    Geen uniforme naleving van de procedures.

    Subsidierelaties zijn onderhevig aan automatisme.

    Verschuiving richting structuurfinanciering.

    Versnippering in de eenheid van de overheid.

    Onvoldoende kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit.

    Gebrek aan uniformiteit in de aanpak en werkwijze bij de instellingen. Gebrek aan uniformiteit in de rapportage van gesubsidieerde instellingen.

    b. Externe knelpunten

    Er is sprake van versnippering en overlap.

    Onvoldoende inzicht in de vraag.

    Onvoldoende inzicht in de kwaliteit.

    Schaalgrootte benvloedt de prijs per product negatief.

    Tekort aan kennis en vaardigheden.

    Sommige instellingen hebben meer kennis en betere contacten dan de

    contactambtenaren.

    Attitude dat de overheid wel MOET helpen.

    Korte contractperiodes verhinderen duurzaamheid en lange termijn doelstellingen.

    De perceptie is dat gesubsidieerde instellingen hoge overheadkosten, en met name

    personeelskosten hebben.

    Product of dienst heeft economische waarde.

    Om de bovengenoemde knelpunten te verhelpen zijn een aantal maatregelen onderzocht en

    worden de volgende oplossingen voorgesteld:

    Betere verankering van subsidietoekenning in vastgesteld beleid in plaats vanaanbodgericht of automatisch

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    31/49

    30 september 2014 31

    Versterken beleidsmatig kader

    Centrale regie van de procedurele aspecten van subsidietoekenning

    Fuseren van instellingen

    Clusteren van doelstellingen en/of taken

    Beindigen of verminderen subsidierelatie/opheffen van de instelling

    Bepalen eenheidsprijs

    Centrale inkoop ten behoeve van instellingen om kostenreductie te bewerkstelligen

    (bijvoorbeeld accountantskosten)

    Verschillende instellingen in n gebouw te huisvesten, eventueel vrijgekomen

    overheidsgebouwen.

    Wettelijke taak/integreren in de overheid

    Met het vaststellen van deze nota besluit de overheid om akkoord te gaan met :

    De voorgestelde oplossingen

    De Stuurgroep OFO te verzoeken de projectorganisatie op te zetten en in te richten entoe te zien op de uitvoering en realisatie van de doelstellingen.

    Deze projectorganisatie op te dragen het nieuwe subsidiebeleid te implementeren

    door:

    o Te starten met pilot op het gebied van jeugdontwikkeling

    o Het nader uitwerken van de wijze waarop de clusters gefinancierd worden.

    o De voorgestelde overige oplossingen te implementeren

    Adviespraktijk A.A. Mollen NV (MollenConsult)

    Kaya Rakeliou 28

    Curaao

    +5999 511-8588

    www.mollenconsult.com

    http://www.mollenconsult.com/http://www.mollenconsult.com/http://www.mollenconsult.com/
  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    32/49

    30 september 2014 32

    8.

    Bijlagen

    8.1. Bijlage 1: overzicht gesubsidieerde instellingen

    In deze bijlage worden de in dit onderzoek meegenomen organisaties per verantwoordelijk

    ministerie aangegeven, alsmede een kort voorstel van de weg die aanbevolen wordt te

    bewandelen. Dit is slechts een eerste indicatie welke per organisatie verder uitgediept zal

    moeten worden. Gezien de reikwijdte van dit onderzoek was het niet mogelijk om per

    organisatie een diepgaande analyse te doen.

    a)

    AZ

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    1.

    Subsidie aan vakbonden en tbv SER 1.

    Wijs BPD aan als het primaireministerie.2. Bedrag moet als bijdrage worden

    gezien, er wordt immers nietsingekocht. Is gericht op hetversterken van het functioneren vande vakbonden.

    2. Stichting Fonds voor Sociale

    Ontwikkeling (Reda Sosial)

    1. Toedeling aan AZ als primair

    ministerie ligt niet voor de hand.2. Er heeft in de afgelopen periode een

    grote taakuitbreiding plaatsgevondenterwijl eerder was voorzien in de

    opheffing van Reda Sosial. De vraagis of deze taken nog passen in dedoelstelling van de stichting en haarcapaciteiten.

    3. Vrijwilligers Korps Curacao (VKC) 1. Wettelijke taak.

    b) EO

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    4.

    Incentives voor het MKB beleid 1.

    Succesvolle incentives hebbenzelden de vorm van een organisatie,

    dus stoppen financieringorganisatie.

    5. ADECK (Asosiashon diEmpresa(rio)nan Chiki di Korsou)

    1. Betreft een bijdrage van deoverheid. Instelling heeftmogelijkheden voor alternatieveinkomsten uit lidmaatschapsgelden.

    6. Curises/ICUC Bachelor in InternationalHospitality & Tourism Managment

    1. Relatie beindigen: studentenbetalen ook collegegeld. Eventuelefinanciering moet zich richten op de

    studenten via een beurs.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    33/49

    30 september 2014 33

    7. FEKOSKAN 1. Relatie beindigen: leden betalenlidmaatschapsgeld.

    2. Eventueel kan een bijdrage wordengegeven voor de opbouw van

    bepaalde kennis of infrastructuur.

    8. Fundashon Negoshi Pikina (FNP) 1. Op korte termijn moet de interneorganisatie versterkt worden en een

    prijs per eenheid worden bepaald.2. Op langere termijn moeten de

    doelstellingen worden gentegreerdin een programma voor naschoolseopvang.

    9. Fundashon pa Konsumido 1. Bijdrage koppelen aan specifiekeonderzoeken.

    2. Samenvoegen met

    mededingingsautoriteit.3. Instelling heeft mogelijkheden voor

    alternatieve inkomsten uitlidmaatschapsgelden.

    10. Kennis voor Curaao 1. Subsidierelatie is reeds beindigd.

    11. Kenniscentrum Beroepsonderwijs

    Bedrijfsleven

    1. Bepaal wie het primaire ministerie

    wordt, momenteel wordt viaverschillende ministeries subsidietoegekend.

    2. In de doel- en taakstelling is ersprake van samenhang met ROA,

    Feffik en Academy Hotel.

    12. SEDECK (Fundashon Sentro paDesaroyo di Empresa Chiki)

    1. Subsidierelatie is reeds beindigd.

    13. Spin-Off Curacao 1. Doelstellingen samenvoegen metCinex.

    2. Het is effectiever beleid teontwikkelen op basis waarvanprivate initiatieven incentives

    kunnen ontvangen dan eenorganisatie te subsidieren.

    14. Stichting Innovatie Centrum Curaao 1. Is gefuseerd met Stimul-IT.

    2. Het is effectiever beleid teontwikkelen op basis waarvan

    private initiatieven incentives

    kunnen ontvangen dan eenorganisatie te subsidieren.

    15. Stichting Secretariaat CuraaosInformatica Stimuleringsplan (Stimul-IT)

    1. Is gefuseerd met ICC.2. Het is effectiever beleid te

    ontwikkelen op basis waarvan

    private initiatieven incentiveskunnen ontvangen dan eenorganisatie te subsidieren.

    16. Mededingingsautoriteit 1. Samenvoegen met Fundashon paKonsomido.

    2. Mededingingstaken zijn wettelijketaken, consumententaken kunnen uit

    alternatieve inkomsten, zoals

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    34/49

    30 september 2014 34

    lidmaatschapsgelden, wordengefinancierd.

    17. Curaao Tourism DevelopmentFoundation (CTDF)

    1. Financiering koppelen aanbelastinginkomsten die aan desector gekoppeld zijn (zoals room

    tax) en een bijdrage van deondernemers.

    2. Evalueren huidigeorganisatiestructuur waarin deoverheid een grote rol heeft.

    3. Evalueren overlap en samenhangmet private belangenorganisaties.

    18. Fundashon Wega di Number Korsou 1. Beindigen subsidierelatie:instelling heeft eigen inkomsten.

    2. Fusie met Landsloterij.

    19. Curaao International Financial Center 1. Bijdrage van de overheid,

    lidmaatschapsgelden moetenprimaire inkomstenbron zijn.

    20. Dutch Caribbean Securities Exchange 1. Beindigen subsidierelatie: privaat

    initiatief.

    21. Brazil Curacao Chamber of Commerce 1. Integreren in Cinex, in deopstartfase kan er sprake zijn van

    een bijdrage van de overheid.

    22. Panama Curacao Chamber of

    Commerce

    1. Integreren in Cinex, in de

    opstartfase kan er sprake zijn vaneen bijdrage van de overheid.

    23. Colombia Curacao Chamber ofCommerce

    1. Integreren in Cinex, in deopstartfase kan er sprake zijn van

    een bijdrage van de overheid.

    c)

    Financin

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    24. Fondo pa Deporte i Responsabilidat 1. Samenvoegen met FundashonDesaroyo Deporte Korsou.

    25.

    St. Bureau Toezicht en NormeringOverheidsentiteiten 1.

    Wettelijke taak.

    d) GMN

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    26. Stichting tot bevordering van

    verantwoord Ouderschap (Famia Plania)

    1. Definiren van het gevraagde

    product.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    35/49

    30 september 2014 35

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    27. Stichting van het Wit Gele Kruis voorthuiszorg Prinses Margriet(Consultatiebureau)

    1. Fuseren met Kraamkliniek enDepartementu Salu Hubenil.

    28. Caribbean Research & Management of

    Biodiversity Foundation (Carmabi)

    1. Onderzoekstaken laten financieren

    door OWCS.2.

    Taken op het gebied van parkbeheeroverhevelen en clusteren in

    Nationale Parken.3. Entreegelden moeten primaire

    inkomstenbron voor park worden,bijdrage van de overheid tijdens deoverbrugging.

    29. Soltuna 1. Instelling eigen inkomen latengenereren, overheid kan eenbijdrage geven in een

    overgangsfase.

    30.

    Stichting Parke Tropikal 1.

    Samenvoegen in Nationale Parken.2. Entreegelden moeten primaire

    inkomstenbron worden, bijdrageoverheid tijdens de overbrugging.

    31. Vereniging Dierenbescherming 1. Lidmaatschapsgelden moeten

    primaire inkomstenbron worden.2. Bijdrage koppelen aan specifieke

    taken en hiervoor eenheidsprijsvaststellen.

    3. Opruimen dode dieren kan ook

    geheel aan Selikor wordenovergedragen en in

    afvalstoffenbelasting wordenmeegenomen.

    32. Fundashon Perspektiva i Sosten Integral(PSI)

    1. Besluiten wie het primaireministerie wordt.

    2. Bepalen van eenheidsprijs perdienst.

    3. Bepalen van vraag en het gewenstaanbod.

    4. Integreren taken kindertelefoon.

    33. St. pa Maneho di Adikshon (FMA) 1. Bijdrage van clinten.2. Clusteren met Brasami

    34.

    Stichting Opvangtehuis (Brasami) 1.

    Bepalen van eenheidsprijs.Wettelijke taak voor wat betreftverplichte behandeling.

    2. Clusteren met FMA

    35. Sosiedat Kurasoleno di Diabetiko

    (SOKUDI)

    1. Lidmaatschapsgelden moeten

    primaire inkomstenbron worden.2. Bijdrage koppelen aan specifieke

    taken.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    36/49

    30 september 2014 36

    e)

    Justitie

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    36. Stichting GVI Curaao (Gezinsvoogdij-instelling)

    Wettelijke taak.

    37. Stichting Slachtofferhulp Curaao Wettelijke taak.

    38. Ambulante Justitile Jeugdzorg Curaao Wettelijke taak.

    f)

    OWCS

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    39. Asosashon Liga Pariba Korsou Subsidierelatie is beindigd.

    Toekomstige verzoeken moeten wordengentegreerd in Fundashon DesaroyoDeporte Korsou.

    40. Biblioteka Publiko Korsou Financiering moet zich richten enbeperken tot kerntaken nationalebibliotheek, overige activiteiten kunnen

    via lidmaatschapsgelden wordengefinancierd.Operationele samenwerking met de

    bibliotheek van UoC voor wat betreftopslag, collectie en systemen.

    41. Fundashon Bos di Hubentud Besluiten wie het primair ministerie

    wordt.Doelstellingen kunnen worden clusterd ineen programma voor naschoolse opvang.

    42. Stichting nascholing onderwijsgevendenen onderwijsondersteunenden Curaao(Bureau Nascholingsfonds)

    Taken kunnen worden samengevoegdmet Fundashon Korsou 4-S en Sifma.Bepalen van eenheidsprijs.

    43. Curaaose Sport en Olympische

    Federatie (C.S.O.F.)

    Integreren in Fundashon Desaroyo

    Deporte Korsou.Alternatieve inkomsten uit

    lidmaatschapsgelden.

    44. Stichting Cultureel Centrum Curaao Doelstellingen kunnen worden geclusterd

    in een programma voor naschoolseopvang.

    45. Curaaose Sport Federatie Is opgegaan in CSOF.

    46. dagafschrift CMA aug 14 nr 145 Dit is geen gesubsidieerde instelling, dushoort niet thuis in deze lijst en op debegrotingspost. Dit zijn precario-inkomsten van de carnavalsstands, moetworden overgedragen aan het Ministerie

    van Justitie.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    37/49

    30 september 2014 37

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    47. Federatie Antilliaanse Jeugdzorg Besluiten wie primair ministerie wordt.Doelstellingen kunnen worden clusterd ineen programma voor naschoolse opvang.YAVE kan worden geclusterd met

    Sociale Vormingsplicht.

    48. Fundashon pa Edukashon i Formashon diFishi i Kapasitashon (Feffik)

    Financiering naar analogie van V&V-stelsel.Organisatorisch samenvoegen met KBBen Academy Hotel.

    49. Fundashon pa Inovashon di Ensenansa na

    Korsou (Fide)

    Beindigen subsidierelatie, opheffen

    organisatie en taken en medewerkersoverhevelen naar beleidsorganisatie vanhet ministerie.

    50. FuDeKa/Asosashon Gruponan diKarnaval Korsou

    Beindigen subsidierelatie: instellingheeft alternatieve inkomsten uitsponsoring en bijdragen van de leden.

    Overheid draagt de kosten op het gebiedvan openbare orde.

    51. Fundashon pa Stimula Edukashon i

    Formashon den Bario

    Besluiten wie primair ministerie wordt.

    Doelstellingen kunnen worden geclusterdin een programma voor naschoolseopvang.

    52. Fundashon Ban Komunika Beindigen subsidierelatie.

    53. Fundashon Desaroyo i Progreso Besluiten wie primair ministerie wordt.Doelstellingen kunnen worden geclusterdin een programma voor naschoolseopvang.

    54.

    Fundashon Fasilidatnan DeportivoKorsou (FFDK)

    Integreren in Fundashon DesaroyoDeporte Korsou.Alternatieve inkomsten uithuurinkomsten.

    55. Fundashon Formashon i Alegria despuesdi skol

    Besluiten wie primair ministerie wordt.Doelstellingen kunnen worden geclusterdin een programma voor naschoolseopvang.

    56. Fundashon Instituto pa Formashon

    Musikal

    Besluiten wie primair ministerie wordt.

    Doelstellingen kunnen worden geclusterdin een programma voor naschoolse

    opvang.57. Fundashon Kas di Kultura Korsou Integreren in Nationaal Cultuurinstituut.

    58. Fundashon Korsou 4-S Beindigen subsidierelatie.Taken samenvoegen met BureauNascholingsfonds en Sifma.

    59. Fundashon Kultural Seu Korsou Beindigen subsidierelatie, instellingheeft alternatieve inkomsten uitsponsoring en bijdragen van de leden.Overheid draagt de kosten op het gebiedvan openbare orde.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    38/49

    30 september 2014 38

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    60. Fundashon Material pa Skol Beindigen subsidierelatie, opheffenorganisatie en taken en medewerkersoverhevelen naar beleidsorganisatie vanhet ministerie.

    61.

    Fundashon Miru Beindigen subsidierelatie.

    62. Fundashon Pa Nos Muchanan Terugbrengen overheidsbijdrage,vergroten alternatieve inkomsten.

    Overheid draagt de kosten op het gebiedvan openbare orde.

    63. Fundashon Sentro pa Guia Edukashonal

    (SGE)

    Beindigen subsidierelatie, opheffen

    organisatie en taken en medewerkersoverhevelen naar beleidsorganisatie vanhet ministerie.Taken op het gebied van studie- enberoepskeuze overhevelen naar de

    schoolbesturen.

    64. Het Curacaosch Museum Integreren in Nationaal Cultuurinstituut.

    65. Komishon Karnaval Banda Bou Beindigen subsidierelatie, instellingheeft alternatieve inkomsten uitsponsoring en bijdragen van de leden.

    Overheid draagt de kosten op het gebiedvan openbare orde.

    Ontwikkelen van beleid.

    66. Nederlandse Rode Kruis Betreft de inkoop van diensten in hetkader van openbare orde en veiligheid

    rondom carnaval. Behouden als inkoop.

    67. Plataforma Sklabitut i Herensia diSklabitut

    Integreren in Nationaal Cultuurinstituut.Taken samenvoegen met Museo Tula.

    68. SEDREKO Integreren in Fundashon DesaroyoDeporte Korsou.Alternatieve inkomsten uithuurinkomsten.

    69. Fundashon Sentro di Informashon iFormashon na Bienestar di Mucha

    (Sifma)

    Samenvoegen met BureauNascholingsfonds en Fundashon Korsou

    4-S.Samenvoegen met MAMI SA.

    70. Stichting Studiefinanciering Curaao(SSC)

    Taken op het gebied van studie- enberoepskeuze overhevelen naar deschoolbesturen.

    71. Stichting Elektra Blou Besluiten wie primair ministerie wordt.

    Doelstellingen kunnen wordengentegreerd in een programma voor

    naschoolse opvang.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    39/49

    30 september 2014 39

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    72. Stichting Cordinatie-Centrum Kinder-en Jeugdopvang Curaao

    Besluiten wie primair ministerie wordt.Taken betreffen kerntaken van deoverheid (cordinatie) en behoren binneneen sector van een ministerie te worden

    uitgevoerd.

    73. Stichting Jeugd Centrale Curaao Beindigen subsidierelatie, instellingvraagt een bijdrage van de leden.

    74. Stichting Kinderbescherming Curaao Samenvoegen taken kindertelefoon bij

    PSI, daarna beindigen subsidierelatie.Besluiten wie primair ministerie wordt.

    75.

    Stichting Monumentenzorg Curaao Doelstellingen integreren in NationaalCultuurinstituut.

    76. Stichting Nationaal Archeologisch-Antropologisch Museum NederlandseAntillen (NAAM)

    Integreren in Nationaal Cultuurinstituut.Beleidsmatige taken overhevelen naar debeleidsorganisatie.

    77. Stichting Nationale Parken Inrichten als koepel voor nationaleparken en stranden.

    Ontwikkelen van alternatieve inkomstenuit exploitatiestructuur entoegangsgelden.

    78. Stichting Onderhoud Schoolgebouwen Wettelijke taak: opstellen en aanbesteden

    onderhoudsprogramma voor gebouwenen inventaris en toezicht houden op deuitvoering.

    79. Fundashon pa Planifikashon di Idioma Beindigen subsidierelatie, opheffenorganisatie en taken en medewerkersoverhevelen naar beleidsorganisatie vanhet ministerie.

    80. UoC (UNA) Financiering naar analogie van V&V-stelsel.

    Operationele samenwerking met debibliotheek van UoC voor wat betreft

    opslag, collectie (wetenschappelijk) ensystemen.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    40/49

    30 september 2014 40

    g)

    SOAW

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    81. Kenniscentrum Beroepsonderwijs enBedrijfsleven (KBB)

    1. Bepaal wie het primaire ministeriewordt, momenteel wordt via

    verschillende ministeries subsidietoegekend.

    2. In de doel- en taakstelling is ersprake van samenhang met ROA,Feffik en Academy Hotel.

    82. Fundashon Sentro di Konosementu iIntegrashon Sosial Laboral pa Gruponandi Riesgo (Project voorkoming sociaal

    isolement)

    1. Bepalen van een eenheidsprijs.2. Organisatorisch samenvoegen met

    Tayer Soshal.

    83. Fundashon Tayer Soshal 1. Bepalen van een eenheidsprijs.2. Organisatorisch samenvoegen met

    Fundashon Sentro di Konosementu i

    Integrashon Sosial Laboral paGruponan di Riesgo.

    3. Evaluatie beleidsdoelstellingen ensubsidie.

    84. Stichting Meisjestehuis Curaao (Casa

    Manita)

    1. Evalueren eenheidsprijs en

    gebruiken.2. Bepalen van vraag en het gewenst

    aanbod.

    85. Fundashon Perspektiva i Sosten Integral(Coord.Org.Jeugdhulpverlening)

    1. Besluiten wie het primaire ministeriewordt.

    2. Bepalen van eenheidsprijs per dienst.

    3.

    Bepalen van vraag en het gewenstaanbod.

    4. Integreren taken kindertelefoon.

    86. Fundashon Guia, Eduka i Forma 5. Evalueren eenheidsprijs engebruiken.

    6. Bepalen van vraag en het gewenstaanbod.

    87. Stichting Cordinatie-Centrum Kinder-en Jeugdopvang Curaao

    1. Besluiten wie primair ministeriewordt.

    2. Taken betreffen kerntaken van deoverheid (cordinatie) en behorenbinnen een sector van een ministerie

    te worden uitgevoerd.88. Stichting Kinderoorden van het Wit Gele

    Kruis (Kinderoorden Brakkeput)

    1. Evalueren eenheidsprijs en

    gebruiken.2. Bepalen van vraag en het gewenst

    aanbod.

    89. Stichting Maatschappelijke Zorg enHerstel

    1. Evalueren eenheidsprijs engebruiken.

    2. Bepalen van vraag en het gewenst

    aanbod.

    90. Stichting New Creation Curaao 1. Evalueren eenheidsprijs engebruiken.

    2. Bepalen van vraag en het gewenst

    aanbod.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    41/49

    30 september 2014 41

    Instelling Uitgeschreven voorstel

    91. Fundashon Nos t'ei pa otro 1. Evalueren eenheidsprijs engebruiken.

    2. Bepalen van vraag en het gewenstaanbod.

    92.

    Fundashon MAMI SA 1.

    Evalueren eenheidsprijs engebruiken.2. Bepalen van vraag en het gewenst

    aanbod.3. Samenvoegen met Sifma.

    93. Fundashon Centro di Dama 1. Evalueren eenheidsprijs en

    gebruiken.2. Bepalen van vraag en het gewenst

    aanbod.

    94. Steering Committee Curacao 1. Subsidierelatie afbouwen.

    95. Stichting Accretio 1. Beindigen subsidierelatie.

    2.

    Taken en doelstellingensamenvoegen met PSI en SocialeVormingsplicht.

    96. Stichting Kompa Nanzi 1. Subsidierelatie is beindigd.

  • 7/25/2019 Eindrapport Subsidies Nonprofit

    42/49

    30 september 2014 42

    8.2.

    Bijlage 2: Overzicht clusters / acties

    In bijlage 1 is per stichting een overzicht opgenomen van de acties welke per organisatie in

    eerste instantie van toepassing lijken. Veelal leidt dit tot clustering dan wel fusie van

    organisaties. In andere gevallen wordt stopzetten of herintegr