Eindrapport Strategisch Kustonderzoek 29-3-2012

42
Minist 29 ma Defini 9X032 terie Infras aart 2012 itief rappor 26.A0 structuur en rt n Milieu Strat tegisc ch ond derzoe k kust t

description

Deze opdracht gaat over strategisch onderzoek ten behoeve van de veiligheid van de kust. De term strategisch is gekozen omdat het gaat om de verbinding van fundamenteel en toegepast onderzoek met vragen die voor het beleid van belang zijn. In deze beschouwing gaat het niet enkel om de zandige kust, maar ook over dewaterkeringen langs de kust (“de harde kust”).Aandachtspunten, die vooraf gedefinieerd zijn, zijn de interactie tussen de zachte kust en harde elementen langs de kust. Daarnaast betreft het niet alleen de morfologie maar ook om ecologie in de context van de kustveiligheid.

Transcript of Eindrapport Strategisch Kustonderzoek 29-3-2012

  • Minist

    29 maDefini9X032

    terie Infras

    aart 2012 itief rappor26.A0

    structuur en

    rt

    n Milieu

    Strattegisc

    ch ondderzoe

    k kustt

  • Verkorte

    P

    O

    C

    Vrij

    Documenttite

    documenttite

    Status

    Datum

    Projectnummer

    Opdrachtgever

    Referentie

    Auteur(s)

    ollegiale toets

    Datum/paraaf

    gegeven door

    Datum/paraaf

    l Strategisl Strategiss Definitief

    m 29 maarr 9X0326.r Ministerie 9X0326.

    ) Claartje H

    s Bas Jonkm

    f 29 maart 2

    r Lucie Terw

    f 29 maart 2

    sch onderzosch onderzof rapport

    rt 2012 .A0 ie Infrastruc.A0/R0006/M

    Hoyng en Mart

    man

    2012

    wel

    2012

    oek kust oek kust

    tuur en MilieMHIL/NVD/R

    ten Hillen, Luc

    A c

    eu Rott

    info@nijm

    cie Terwel

    company of Royal

    George HintzPos

    3009 AM +31 (0)1

    +31 (0)10megen.royalhask

    www.royalhaskArnhem

    HASKONI

    l Haskoning

    zenweg 85 stbus 8520 Rotterdam

    104433666 Tel0443 36 88 Faxkoning.com E-mkoning.com Inte

    09122561 KvK

    NG NEDERLAN

    W

    efoon x mail ernet K

    ND B.V.

    WATER

  • Strategisch onderzoek kust - i - 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    INHOUDSOPGAVE Blz.

    1 INLEIDING 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Vraagstelling 1 1.3 Scope van de opdracht 1 1.4 Aanpak 2 1.5 Opbouw van dit rapport 3

    2 KENNIS IN HET STRATEGISCH KUSTONDERZOEK 4 2.1 Inleiding 4 2.2 Interviews 4 2.3 Overzicht kustonderzoek 4 2.4 Kennisthemas 7 2.5 Stakeholders 7 2.6 Kennisleemten 8 2.7 Overzicht hypothesen kustbeleid 10 2.8 Onderzoeksagenda 10

    3 PROCES RONDOM STRATEGISCH ONDERZOEK 12 3.1 Aanbiedende partijen: kennisinstellingen 12 3.2 Vragende partijen en intermediairs 13 3.3 Waardering van de regievoering en mogelijkheden voor

    optimalisatie 16 3.4 Lopende initiatieven voor optimalisatie 17

    4 SAMENVATTING EN CONCLUSIES 19

    5 AANBEVELINGEN VANUIT RONDETAFELGESPREK 20 BIJLAGE: 1. Kennisvragen 2. Onderzoeksprogrammas 3. Hypothesen kustbeleid 4. Bronnen 5. Deelnemers ronde tafel

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 1 - 29 maart 2012

    1 INLEIDING

    1.1 Achtergrond

    Het huidige kustbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan(2009). Dit is inhoudelijk gebaseerd op de Derde Kustnota (2000), de Nota Ruimte (2006) en de Beleidslijn kust (2007). Het beleid richt zich op de Noordzeekust, waarbinnen de meeste aandacht is voor het kustfundament. De hoofddoelstelling van het beleid is de waarborging van de veiligheid tegen overstromingen vanuit zee met behoud van de ruimtelijke waarden en functies van de kust.

    1.2 Vraagstelling

    DG Ruimte en Water (DGRW) is het verantwoordelijke beleidsdirectoraat ten aanzien van het kustbeleid. DGRW heeft behoefte aan antwoorden op de volgende vragen:

    Wat is van belang voor de ontwikkeling van de zandige kust (nat en droog) de komende 100 jaar, dat mogelijk invloed heeft op het kustbeleid?

    Welke kennis is daarvoor beschikbaar, welke (fundamentele) kennis ontbreekt, hoe goed zijn de beschikbare modellen?

    En hoe kan strategische kennis beter ontwikkeld en beschikbaar gemaakt worden voor beleidsontwikkeling?

    Om antwoord te geven op de vraag heeft DGRW de Waterdienst (WD) van Rijkswaterstaat (RWS) gevraagd een opdracht uit te zetten bij een onafhankelijk bureau om op bovengenoemde vragen een antwoord te formuleren. Door middel van een bureaustudie resulterend in een rondetafel gesprek wordt verwacht deze onderzoeksvraag te beantwoorden.

    1.3 Scope van de opdracht

    Deze opdracht gaat over strategisch onderzoek ten behoeve van de veiligheid van de kust. De term strategisch is gekozen omdat het gaat om de verbinding van fundamenteel en toegepast onderzoek met vragen die voor het beleid van belang zijn. In deze beschouwing gaat het niet enkel om de zandige kust, maar ook over de waterkeringen langs de kust (de harde kust). Aandachtspunten, die vooraf gedefinieerd zijn, zijn de interactie tussen de zachte kust en harde elementen langs de kust. Daarnaast betreft het niet alleen de morfologie maar ook om ecologie in de context van de kustveiligheid. De vraagstelling van DGRW geeft aan dat het in deze opdracht om zowel de inhoudelijke stand van zaken als het proces van het strategisch kustonderzoek gaat. Dit resulteert in twee hoofdvragen. Enerzijds wil DGRW graag inzicht krijgen in leemten in kennis en voorspelmodellen die bepalend zijn voor het kustbeleid. Daarvoor zijn door de Waterdienst zeven deelvragen opgesteld:

    1. Wat is de komende 100 jaar van belang voor de ontwikkeling van de zandige kust (nat)?

    2. Wat is de komende 100 jaar van belang voor de ontwikkeling van de zandige kust (droog)?

    3. Hebben deze natte ontwikkelingen invloed op het kustbeleid?

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 2 - 29 maart 2012

    4. Hebben deze droge ontwikkelingen invloed op het kustbeleid? 5. Welke kennis is beschikbaar om antwoord te geven op de vragen 1t/m 4? 6. Welke (fundamentele) kennis ontbreekt om antwoord te kunnen geven op

    de vragen 1t/m 4? 7. Hoe goed zijn de beschikbare modellen?

    De zeven deelvragen zijn nader gespecificeerd met behulp van eveneens zeven kennisvragen. De zeven kennisvragen zijn opgenomen in bijlage I. Daarnaast wil DGRW ook graag zicht hebben op het proces van de strategische kennisvorming over de kust naar het kustbeleid. Deze opdracht moet een beeld vormen van het proces van de totstandkoming van strategische onderzoeksagenda, de vertaling naar het toegepast onderzoek en de afstemming met het kustbeleid en mogelijke verbetering in dit proces. Hiermee kan tevens richting gegeven worden aan de inhoudelijke vraagstelling voor strategisch onderzoek.

    1.4 Aanpak

    De omvang van deze opdracht is beperkt en daarom richt deze zich op de hoofdlijnen van het strategisch kustonderzoek in Nederland. De volgende activiteiten zijn uitgevoerd: 1. Beknopte bureaustudie, gebaseerd op de volgende bronnen: Documentatie van de opdrachtgever (lijst met ZKO projecten en een (deel)

    overzicht met overig lopend kustonderzoek); Bestaande kennis bij Royal Haskoning vanuit projecten waarin wij werkzaam zijn; Informatie over onderzoeksprogrammas van websites van de kennisprogrammas

    en instituten. 2. Interviews met sleutelfiguren: Om een beeld te krijgen van de huidige onderzoeksagenda en de totstandkoming ervan zijn telefonische interviews afgenomen met vertegenwoordigers van diverse kennisinstellingen. De genterviewden zijn weergegeven in tabel 1. Aan de hand van een set van vragen zijn de interviews ingestoken. Dit zijn de deelvragen zoals deze in de uitvraag zijn beschreven. Welke onderzoeken lopen nu binnen de kennisinstelling op het gebied van

    kustveiligheid? Gaan deze onderzoeken antwoord geven op de volgende vragen (of is deze kennis

    al aanwezig): wat is de komende 100 jaar van belang voor de ontwikkeling van de zandige

    kust (nat); wat is de komende 100 jaar van belang voor de ontwikkeling van de zandige

    kust (droog); hebben deze natte ontwikkelingen invloed op het kustbeleid? hebben deze droge ontwikkelingen invloed op het kustbeleid?

    Zo niet welke kennis ontbreekt? Hoe goed zijn de beschikbare modellen? Met wie zouden wij nog meer contact op moeten nemen? Heeft u interesse in deelname aan het rondetafelgesprek?

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 3 - 29 maart 2012

    Tijdens de interviews is nagegaan in welke mate de lopende onderzoeken ingaan op de kennisvragen zoals die in de uitvraag zijn opgenomen. Zie voor de opsomming van de kennisvragen bijlage1.

    Universiteit/instituut Vertegenwoordiger Universiteit Twente Prof. dr. ir. Hulscher

    Universiteit Utrecht Prof. dr. Hoekstra

    Technische Universiteit Delft Prof. drs. ir. Vrijling

    Technische Universiteit Delft Prof. dr. ir.Stive

    UNESCO-IHE Prof. dr. ir Roelvink

    NIOZ Prof. dr. ir. Ridderinkhof

    Rijkswaterstaat - Waterdienst Drs. Lodder

    Rijkswaterstaat - Waterdienst Ing. Gerritsen MSc.

    o.a. Wageningen University Prof. dr. ir. Vellinga

    Ecoshape/Building with Nature Dr. ir. Aarninkhof

    Ecoshape/Building with Nature Dr. ir. Hibma

    IMARES Dr. ir. Baptist

    Deltares Dr. Mulder

    Deltares Dr. ing. Stronkhorst

    Deltares Dr. van der Spek

    Deltaprogramma Kust Drs. Bolsius

    Deltaprogramma Kust Ir. van den Heuvel

    Rijkswaterstaat - Waterdienst Drs. Roode

    Tabel 1: Overzichtgenterviewden In een aantal interviews is specifiek onderzocht hoe de programmering van het onderzoek plaatsvindt. Er is gesproken met betrokkenen vanuit Deltares, Deltaprogramma Kust, Rijkswaterstaat Waterdienst, NWO en het ministerie van IenM. Deze resultaten zijn verwerkt in hoofdstuk 3. 3. Rondetafelgesprek met genterviewden Het rondetafelgesprek met de genterviewden, DGRW en DP Kust heeft plaatsgevonden op 30 januari 2012.

    1.5 Opbouw van dit rapport

    Hoofdstuk 2 behandelt eerst de algemene constateringen rondom kennis in het strategisch kustonderzoek op basis van de interviews en geeft aansluitend een overzicht van de actuele kennisthemas en de stakeholders. Hoofdstuk 2 wordt afgesloten met een overzicht van de kennisleemten die momenteel aanwezig zijn voor kust en kustontwikkeling. Deze leemten zijn aangegeven door de genterviewden. In hoofdstuk 3 wordt het proces beschreven dat een rol speelt bij de totstandkoming van het strategisch kustonderzoek. De verschillende vragende en aanbiedende partijen worden behandeld en mogelijkheden tot optimalisatie van dit proces worden in dit hoofdstuk verkend. Deze twee hoofdstukken hebben in conceptvorm als input gediend voor het rondetafelgesprek van 30 januari 2012 en zijn na het rondetafel gesprek aangevuld met de resultaten uit dit gesprek.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 4 - 29 maart 2012

    2 KENNIS IN HET STRATEGISCH KUSTONDERZOEK

    2.1 Inleiding

    Dit hoofdstuk geeft inzicht in de belangrijkste kennisthemas, de betrokken stakeholders en de (kennis) leemten van het Nederlandse kustonderzoek. De informatie voor dit hoofdstuk komt voort uit een bureaustudie van documenten, interviews met een aantal leidende personen in het kustonderzoek en een afsluitende ronde tafel gesprek. Op basis van de interviews zijnde lopende kustonderzoeken en geconstateerde kennisleemten bepaald. De bureaustudie is gebruikt voor een overzicht van de belangrijkste onderzoeksprogrammas.

    2.2 Interviews

    De interviews zijn enthousiast ontvangen door de personen actief in kustonderzoek. De genterviewden vinden het positief en van belang dat deze inventarisatie en analyse van het strategisch kustonderzoek plaatsvindt. Door een aantal genterviewden wordt opgemerkt dat men een dergelijke analyse van het kustonderzoek eerder verwacht had, bijvoorbeeld bij de start van het Deltaprogramma Kust. De genterviewden geven aan dat de deelvragen en kennisvragen, zoals door DGRW voor dit onderzoek geformuleerd, grotendeels worden meegenomen in de lopende strategische onderzoeken. De onderzoeken zijn over het algemeen van voldoende kwaliteit en diepgang om de deelvragen en kennisvragen op termijn te kunnen beantwoorden. De onderzoekswereld is goed van elkaar op de hoogte en als resultante is er weinig overlap in het onderzoek. Tevens kan worden geconcludeerd dat de kennisleemten goed bekend zijn en dat veel lopend onderzoek zich focust op deze onderzoeksgebieden. Een belangrijke (informele) rol bij afstemming van het kustonderzoek wordt vervuld door het Nederlands Centrum voor Kustonderzoek (NCK). Tenslotte is door een aantal van de genterviewden aangegeven dat de veranderingen in het kustbeleid een grote impact hebben op de kustontwikkeling de komende 100 jaar. Ingrepen in het kader van ruimtelijk- en kustbeleid zijn sturend voor de kustontwikkeling. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat het beleid bepalender is dan de autonome kustontwikkeling, omdat menselijk ingrijpen grotere gevolgen heeft dan de autonome, natuurlijke ontwikkeling. Hiermee zou de onderzoeksvraag van deze studie omgedraaid kunnen worden, echter blijft ook in deze visie een overzicht van de stand van zaken van het kustonderzoek en de kennisleemten relevant.

    2.3 Overzicht kustonderzoek

    Voor deze studie is het kustonderzoek verdeeld in drie themas: fundamenteel onderzoek naar processen (hydrodynamica, morfologie, ecologie), waterveiligheid (waterkeringen) en ruimtelijke inrichting. Deze indeling is gekoppeld aan de lagenbenadering. Hierin wordt de ruimte (in dit geval de kust) onderverdeeld in drie lagen die elk aan verandering onderhevig zijn (zie figuur 1). Het onderscheid tussen deze lagen ligt in de snelheid waarmee deze verandering plaatsvindt. Het overzicht van de kustonderzoeken is ingedeeld volgens het lagenmodel. De fysische processen spelen in de ondergrond laag, het waterveiligheidsthema kan

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 5 - 29 maart 2012

    gekoppeld worden aan de netwerklaag en de ruimtelijke inpassing is onderdeel van de occupatielaag.

    Figuur 1: Visualisatie van de lagenbenadering In figuur 2 vindt u het overzicht op basis van de lagenbenadering waarin u het lopend (kust) onderzoek vindt, de belangrijkste onderzoeksprogrammas en stakeholders en de geconstateerde leemten van het Nederlandse kustonderzoek. Voor de kennisthemas en kennisleemten is, op basis van de onderzoeksvragen, tevens specifieke aandacht voor modellen en de modelleemten. De modellen focussen zich voornamelijk op systeembeschrijving en zijn daarom vooral gekoppeld aan de ondergrondlaag en een gedeelte van de netwerklaag (dijken en duinen). In het overzicht van het kustonderzoek in figuur 2 is de volgende onderverdeling gehanteerd:

    Kennisthemas: hierbij is een onderscheid gemaakt tussen academisch onderzoek (grijs), onderzoeksprogrammas waarbij ook gebruikers betrokken zijn (geel) en toegepast onderzoek, bijvoorbeeld door Rijkswaterstaat (groen)

    o Opmerking: Bij het morfologie onderzoek loopt de ruimtelijke schaal van boven naar beneden van kleine schaal tot delta.

    Modellen: overzicht van beschikbare modellen voor een bepaald kennisveld Kennisprogrammas Kennisinstituten: meest betrokken kennisinstituten Kennisleemten: in deze rij zijn de kennisleemten aangegeven die door de

    onderzoekers zijn benoemd. De kennisleemten die nog niet of zeer beperkt zijn belegd in de onderzoeksprogrammas zijn cursief aangegeven. De overige kennisleemten worden al onderzocht in een of meerdere programmas en de verwachting is dat er op termijn meer inzicht zal ontstaan.

    Modelleemten: (fysische) processen die nog niet voldoende met bestaande modellen kunnen worden geanalyseerd

    In de volgende paragrafen worden deze onderdelen toegelicht.

  • -6-

    OCCUPATIE

    Onderzoek Water Morfologie Biogeomorfologie Ecologie Duinen Dijken Kunstwerken

    Kennisthema's

    Modellen

    3D hydrodynamische modellen (Delft3D) Niet-hydrodynamische korte golf modellen (SWASH, SWAN)

    Gedealiseerde modellen (UU, UT): bankgedrag Semi-empirische modellen (ASMITA, ESTMORF) Complexe modellen (Delft3D): grootschalige interventies, evolutie van delta's

    Duinafslag (Durosta) Duinafslag en overtopping (Xbeach)

    Modellen ontwikkeld in het Toets- en ontwerpinstrumentarium Berekening faalkansen van dijken (PC Ring)

    Berekening schade en slachtoffers (HISSM)

    Stakeholders

    Kennisprogramma's Kennis voor Klimaat

    Kustlijnzorg LTV Westerschelde Building with Nature Systeemgedrag kust ALS (Alternatieve Langetermijn Suppletiestrategien; DP Kust) Integraal kust en eilandbeheer Nearshore Monitoring and Modelling - Interscale Coastal Behaviour (TUD)

    Building with Nature Kustlijnzorg ecologie

    Building with Nature Kustlijnzorg ecologie

    SBW Duinen Kennis voor Klimaat Building with Nature

    SBW Wadden Kennis voor klimaatTVZ (Toekomstbestendige Verharde Zeeweringen, DP Kust) Building with nature Comcoast

    STW Multifunctionele waterkeringen Veiligheid Nederland in Kaart (VNK) Waterveiligheid 21e eeuw (WV21) DP Veiligheid

    Kennis voor Klimaat Atelier Kustkwaliteit

    KennisinstitutenTUD, UU, Deltares, NIOZ, UNESCO-IHE, Topsector Water

    TUD, UU, UT, Deltares, NIOZ, UNESCO-IHE, Topsector Water

    UT, TUD, UU, Deltares, NIOZ, WUR, Topsector Water

    RUG, WUR, IMARES, Deltares, NIOZ, NIOO-CEME, UNESCO-IHE, Topsector Water

    TUD, Deltares, UNESCO-IHE, Topsector Water

    TUD, Deltares, UNESCO-IHE, Topsector Water TUD, Deltares, VU, Topsector Water

    TUD, Deltares, WUR, VU, IMARES, UU, Topsector Water

    Leemten

    De kennisleemten die nog niet of zeer beperk t zijn belegd in de onderzoeksprogrammas zijn cursief aangegeven.

    Kennisleemten Grondwaterprocessen Impact superstorm

    Zand-slibinteractie in getijdebekkens en estuaria Sedimenttransport naar strand en duinen Aanname werking kustfundament (o.a. noodzaak meegroeien kustfundament)

    Biogeomorfologische interacties Invloed biologie op morfologie

    Ecologie land-zee overgang Interactie tussen morfologie en ecologie Ecologie in relatie tot suppletiegedrag Rol van ecologie (biobouwers) bij duinvorming

    Interactie tussen harde constructies en zacht (strand, duinen) Sedimenttransport naar (en interactie met) nat

    Interactie tussen harde constructies en zacht (strand, duinen) Effect van vooroever op veiligheid Multifunctionele waterkeringen

    Pro-actief toetsen waterkeringen op basis van veiligheidshorizon

    Kustontwikkeling en socio-economische impact De ruimtelijke implicaties van maatregelen in de Nederlandse kust Multifunctionele inrichting kust

    Modelleemten Ruimtelijke koppeling modellen; interactie Wadden, Hollandse Kust en ZW-Delta

    Koppeling kustmorfologie met duinvorming / duingroei Schaalinteracties Voorspelbaarheid lang-termijn (10 100 jaar) kustontwikkeling Calibratie modellen met metingen uit monitoringsprogrammas

    Koppeling kustmorfologie met wind en ecologie

    Complexiteit ecologische processen

    Duinvorming / duingroei (koppeling met morfologie) Overstromingskansen gebieden met brede duinen en dijk / duin combinaties Aeolisch transport Duinafslag modellen voor langgerekte kust

    Effect van niet-waterkerende objecten (NWO) op veiligheid Impact jachthavens (op o.a. morfologie).

    ONDERGROND NETWERK

    Turbulence in the surf zone (UU)

    Stromingen voor de kust / ripcurrents (UNESCO-

    IHE, TUD)

    Slib- en sediment- transport in de kustzone (UT, NIOZ,

    Deltares)

    Morfologie in de ondiepe kustzone (UU, UT)

    Large scale Morfologieinteractie tussen buitendelta's en

    getijdebekkens (TUD), ontwikkeling Wadplaten (BwN, NIOZ) suppletie zeegaten en

    Wadden (Deltares) monitoringsprogramma

    Zandmotor (TUD, UU, Deltares,

    Very large scale: Physics based modeling of deltas

    (TUD)

    Sterkte en belasting waterkeringen duinen (SBW

    Duinen RWS)

    Duinbeheer en duinafslag (Deltares, UT)

    Beleidsondersteuning beheer en onderhoud kustzone

    (RWS, Deltares)

    Zee en Kustonderzoek (ZKO) Diverse projecten (Groningen,

    Wageningen, Nijmegen)

    Interactie morfologie en biologie onderwater (UT), invloed onderwater fauna

    op waterbeweging en sediment (TUD)

    Effect van ecologie op veiligheid, bv. golfreductie kwelders, of

    zandwinning (WUR, UNESCO-IHE, TUD)

    Marktverkenning Afsluitdijk (RWS, marktpartijen)

    Multifunctionele waterkeringen (STW; TUD,

    UT, CUR, etc)Onderzoek naar

    overstromingsrisico's en kustveiligheid en normering,

    bv. VNK, WV21, DP Veiligheid (RWS, DG Water)

    Ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid (Atelier kustkwaliteit;

    TUD en anderen)

    Waterrobuust Bouwen (TUD, Deltares)

    Duurzame en multifunctionele

    waterkeringszones (Comcoast)

    Multifunctionele waterkeringen (STW; TUD,

    UT, CUR, etc)

    Academisch onderzoek

    Toegepast beleids onderzoek

    Onderzoeks-programma

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 7 - 29 maart 2012

    2.4 Kennisthemas

    Bij de invulling van de kennisthemas zijn drie typen onderzoek te onderscheiden: Het fundamentele onderzoek dat plaatsvindt op de universiteiten bij met name

    Technische Universiteit Delft, Universiteit Utrecht en Universiteit Twente. Dit betreft over het algemeen onderzoek in de ondergrondlaag van de lagenbenadering en onderzoekt fundamentele fysica van hydrodynamica, morfologie en ecologie. De TU Delft heeft een onderzoeksfocus op het voorspellen van de kustontwikkeling met behulp van complexe numerieke en semi-empirische hydrodynamische en morfologische modellen. De Universiteit van Utrecht richt zich op het beschrijven van kustprocessen. Naast veld- en labmetingen wordt daarbij gebruik gemaakt van numerieke en gedealiseerde modellen en remote sensing technieken. De Universiteit Twente werkt vooral aan sedimenttransport onder golven, morfologie van de Noordzeebodem en biogeomorfologische interacties.

    Onderzoeksprogrammas van verscheidene kennisinstellingen en marktpartijen. Dit betreft meer toegepast onderzoek in de netwerk- en occupatielaag. Vaak beantwoordt dit onderzoek aan een marktvraag.

    Onderzoeksprogrammas vanuit de overheid (toegepast beleidsonderzoek). Dit betreft meer toegepast onderzoek dat direct het (kust) beleid voedt, dan wel onderzoek dat aan een marktvraag beantwoordt.

    2.5 Stakeholders

    Onder dit onderdeel zijn de kennisprogrammas en kennisinstituten in kaart gebracht. De meest betrokken partijen bij het kustonderzoek zijn:

    De universiteiten (TU Delft, UT, UU). Zij faciliteren fundamenteel onderzoek de belangrijkste onderzoeksprogrammas in de ondergrondlaag worden bij hen uitgevoerd. Tevens zijn de universiteiten betrokken in de meeste onderzoeksprogrammas.

    De kennisinstituten. De betrokkenheid van de kennisinstituten focust zich op specifieke issues. Een uitzondering hierop is Deltares die in het gehele onderzoeksveld betrokken is.

    Figuur 2 geeft inzicht in waar de stakeholders zich op richten. De volgende onderzoeksprogrammas worden gekenmerkt als onderscheidend:

    a. Kennis voor Klimaat b. B&O kust / Basiskustlijnzorg c. Onderzoeksprogramma Deltaprogramma Kust (o.a. Alternatieve Langetermijn

    Suppletiestrategien, Toekomstbestendige Verharde Zeeweringen, multifunctionele gebruik keringen)

    d. Monitoringsprogramma (NEMO; vanaf 2012) e. Building with Nature f. Zee en Kust Onderzoek (ZKO) g. Sterkte en Belastingen Waterkeringen (SBW) h. Atelier Kustkwaliteit

    De inhoud van de programmas wordt in meer detail beschreven in bijlage 2.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 8 - 29 maart 2012

    2.6 Kennisleemten

    De kennisleemten in deze studie betreffen onderwerpen of onderzoeksvelden waarvan de genterviewde stakeholders hebben aangegeven dat er weinig tot geen praktisch toepasbare kennis van beschikbaar is. Een aantal van de kennisleemten worden in lopende onderzoeksprogrammas meegenomen, hiervan zal op termijn meer inzicht ontstaan. In deze paragraaf wordt een opsomming gegeven van alle door betrokkenen genoemde kennisleemten. Deze hoofdcategorien worden vervolgens toegelicht. In de toelichting wordt aangegeven welke kennisleemten op termijn zullen worden opgelost doordat ze onderdeel uitmaken van lopend onderzoek. Veel van de genterviewden benoemen dezelfde kennisleemten.De belangrijkste kennisleemten op dit moment voor het kustonderzoek kunnen op hoofdlijnen als volgt gecategoriseerd worden:

    Sedimenttransport en morfologie o Gedrag en omvang van sedimenttransport in de dynamische kustzone; o Gedrag van gegradeerd sediment/zand-slibmengsels; o Gedrag van nearshore banken en buitendeltas.

    Ontwikkeling van hydraulische en morfologische modellen o Lange termijn gedrag en voorspelling van kustontwikkeling; o Kustlangse en kustdwarse variatie (3D kustmodellering); o Inzet metingen en monitoring voor verificatie.

    Interacties o Invloed van biologische/ecologische processen; o Ruimtelijke inpassing.

    In meer detail zijn de volgende kennisleemten geconstateerd:

    Sediment transport en morfologie Een belangrijke kennisleemte betreft de grootte van het sedimenttransport in de dynamische kustzone met stroming en golven bij zware weersomstandigheden (zogenaamde sheetflow). De significante bijdrage aan sediment transport door sheetflow zit niet in de huidige transport modellen. Fundamenteel onderzoek vindt plaats om het proces te begrijpen. Daarbij zijn golfproeven gedaan en transportformules opgesteld die mee zullen moeten worden genomen in de modellen. Een tweede kennisleemte wordt gevormd door het gedrag van gegradeerd sediment in de kustzone en specifiek zand-slibmengsels voor gebieden zoals de Waddenzee en de Westerschelde. Fundamenteel onderzoek vindt plaats om deze processen beter te begrijpen maar implementatie van deze proceskennis in modellen is nog steeds in een beginstadium. Daarnaast is het morfologische gedrag in de kustzone (banken) en de buitendeltas bij de zeegaten een belangrijke onbekende. Deze gebieden worden gekenmerkt door complexe hydrodynamische processen met vaak grote sedimenttransporten. Een ander aspect waarover in Nederland weinig kennis beschikbaar is, is de natuurlijke duinvorming onder invloed van wind. Nederland beschikt niet over een zandtransportmodel door wind zoals we dat wel hebben voor de natte kust (o.a.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 9 - 29 maart 2012

    DELFT3D, UNIBEST etc). Dit betekent dat ook de bijdrage van duinvorming aan waterveiligheid niet goed is te voorspellen. Fundamenteel onderzoek naar sedimenttransport en morfologie en modelontwikkeling wordt in de universitaire onderzoeksprogrammas verder ontwikkeld. Deze onderzoeksvragen spelen een belangrijke rol in het onderzoek van de TUD, UU en UT. Ook kennisinstituut Deltares werkt hier actief aan, vaak in samenwerking met de universiteiten. Ontwikkeling van hydraulische en morfologische modellen De huidige complexe morfologische modellen (bijv. Delft3D) zijn in staat om met hoge nauwkeurigheid hydraulische en morfologische condities voor een lokaal probleem over een korte tijdshorizon door te rekenen. Lange perioden (10 100 jaar) kunnen worden gerund, maar voor nauwkeurige voorspellingen dient er nog een slag gemaakt te worden. Dit geldt tevens voor de ruimtelijke koppeling van de verschillende typen Nederlandse kust (grote schaal model). Belangrijke beperking van deze modellen is het gebrek aan monitoringsgegevens (van o.a. sedimenttransport) om de resultaten van deze modellen te verifiren. De uitdaging hier in is om voor de komende 15 jaar daar een goed instrumentarium voor te maken. Beschikbaarheid van goede data-sets is daarbij essentieel. Betrokkenen geven aan dat het meten in de praktijk niet iets is dat op een min of meer routinematige manier kan worden uitgevoerd. Laboratorium metingen zullen dus een belangrijke bijdragemoeten leveren aan de kennisvermeerdering. Kustlangse variatie is onvoldoende meegenomen in de huidige modellen. 2D-processen worden goed benaderd in de huidige modellen, maar variatie in kustlangs richting maakt de kustmodellen complexer en onnauwkeurig. Dit betreft bijvoorbeeld duinafslag, waarde effecten van kustlangse variatie nog niet zijn meegenomen en grote impact hebben op kustontwikkeling. Bij duinafslag speelt tevens ook de overgang tussen nat (zeezijde) en droog (landzijde), zowel in kustdwarse als kustlangse richting. De interactie is momenteel nog onvoldoende bekend en nog niet gemplementeerd in de huidige modellen. Tenslotte is er weinig inzet voor metingen en monitoringsprogrammas voor ontwikkeling modellen kustontwikkeling. Grootschalige metingen en monitoringsprogrammas vinden momenteel niet plaats en er is nog geen kosteneffectief monitoringssysteem. Dit beperkt de data om modellen voor kustontwikkeling te verifiren. Op lokale schaal vinden metingen plaats om modellen te verifiren en in een onderzoeksvoorstel van de TU Delft (NEMO, zie bijlage 2) wordt een grootschalig metingen en monitoringsprogramma voorgesteld. We beschikken niet over een zandtransportmodel door wind. Interacties De invloed op kustontwikkeling door biologische- en ecologische processen is momenteel voor de meeste genterviewden nog een grote onbekende. De processen zijn onvoldoende helder en de interactie is slechts beperkt doorgevoerd in de (kust) modellen. Er wordt n onderzoeksgroep gemeld, te weten de groep van NIOO/NIOZ (Prof. Peter Herman, dr. Tjeerd Bouma en Prof. Johan van de Koppel). Aanvullend zijn er nauwelijks (geo) ecologen die zich focussen op de overgang van land naar zee (i.e. slib, kwelders waar levende natuur en dode natuur elkaar ontmoeten). Dit is tevens een interessant veld met het oog op de inzet van biobuilders.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 10 - 29 maart 2012

    Ruimtelijke inpassing van maatregelen voor waterveiligheid dient verder onderzocht te worden; ophoogstrategien, dynamisch beheer van de kustlijn/zeereep. Interactie tussen kustprocessen en ruimtelijke ontwikkeling is nog niet gentegreerd. Het huidige onderzoek focust zich op de ruimtelijke implicatie van veiligheidsmaatregelen. Er is vooruitgang in deze discussie, echter staat het nog steeds in een studiestadium. Er is nog geen balans tussen veiligheidsvraagstuk en ruimtelijke ontwikkeling. Tevens is er nog weinig onderzoek gedaan naar een multi-functionele inrichting van de kust. De kennisthemas die op het grensvlak met andere disciplines liggen worden door kleinere onderzoeksprogrammas geadresseerd, maar kennen geen goed onderzoeksprogramma. Dit betreft de interacties met biologie en ecologie en de ruimtelijke implicaties van maatregelen in de Nederlandse kust. Op dit vlak ontbreekt een heldere visie en afgestemd onderzoeksprogramma. Op grond van bovenstaande inzichten in kennisleemten is in de overzichtstabel (figuur 2) met cursief aangegeven welke kennisleemten nog niet of nauwelijks zijn belegd in onderzoeksprogrammas. Deze worden ook opgesomd in hoofdstuk 4.

    2.7 Overzicht hypothesen kustbeleid

    Vanuit DGRW is informatie verstrekt m.b.t. de hypothesen achter het kustbeleid. Op basis van de inventarisatie van lopend onderzoek is aangegeven of er voldoende kennis is om de vragen bij de hypothesen in te vullen. Dit is weergegeven in bijlage 3. De door DGRW verstrekte informatie richt zich vooral op de zandige kust en is daarom niet volledig dekkend voor alle kustvormen in Nederland. Uit de verkenning volgt dat er voor de meeste hypothesen en bijbehorende vragen voldoende kennis is om invulling te geven aan het beleid. Velden waarvoor de kennis nog beperkt is betreffen de werking van het kustfundament (de natuurlijke herverdeling van zand binnen de 20m contour en het transport van zand over de grenzen van het kustfundament) en de morfodynamiek voor de wadden- en eilandenkust. Betrokkenen geven aan dat het goed zou zijn om extra aandacht te besteden aan deze onderdelen van de Nederlandse kust gezien alle interactie tussen binnengebieden buitengebied. Dit signaal is bekend bij het Deltaprogramma Kust en het Deltaprogramma Wadden en er wordt aan dit onderzoeksgebied gewerkt. Voor de Waddenkust is net vanuit de wetenschappelijke wereld een overzicht gemaakt met kennisvragen en leemtes. De referentie is opgenomen in bijlage 4.

    2.8 Onderzoeksagenda

    In de interviews is onder andere aangegeven dat de wetenschappelijke wereld zelf het onderzoek probeert te organiseren waarvan men denk dat het van belang is op de midden lange termijn en waarvoor men op die termijn mogelijkheden ziet. Dit is ingegeven door het feit dat de tijdschalen voor onderzoek en beleid verschillend zijn. Een interessante beschrijving van de historische afstemming tussen onderzoek en beleid is gegeven door prof. Stive. Daarnaast is een uitgebreid historisch overzicht gegeven in een paper van Van Koningsveld et al. (2002) in het Journal of Coastal Research.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 11 - 29 maart 2012

    Door een aantal betrokkenen is het Nederlands Centrum voor Kustonderzoek (NCK) genoemd als geschikt platform voor het opstellen van een gezamenlijke onderzoeksagenda. Een aantal van de genterviewden uit hun zorgen over de wijze waarop de onderzoeksagenda van het Deltaprogramma Kust tot stand komt. Men geeft aan dat dit proces gediend zou zijn bij meer pro-activiteit, meer aandacht voor de lange termijn en meer nadruk op wetenschappelijk onderzoek. De focus van het DP Kust wordt gezien als proces- en beleidsgericht, waar de kustonderzoekers graag betrokken zouden zijn.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 12 - 29 maart 2012

    3 PROCES RONDOM STRATEGISCH ONDERZOEK

    In het voorgaande hoofdstuk is een overzicht gegeven van de strategische onderzoeken die plaatsvinden in het domein kust. De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is hoe het proces verloopt dat leidt tot:

    de keuzes voor strategisch onderzoek in het domein kust; de uitvoering van het strategisch kustonderzoek; de doorwerking van strategisch onderzoek in het beleid.

    Hiervoor brengen we de drie verschillende soorten partijen die in dit proces een rol spelen in beeld en kijken we naar de onderlinge afstemming en samenwerking. Enkele van de betrokken partijen hebben een rol in zowel vraag, afstemming als aanbod. Gezien de beperkte omvang van deze studie brengen we hier primair de hoofdtaken van deze partijen in beeld. De informatie in dit hoofdstuk is afkomstig uit diverse documenten (zie bijlage 4) en de mondelinge toelichting door Maarten Scheffers (IenM), Bernard Westerop (NWO), Jan-Aart van Twillert (Deltares), Emmy Bolsius en Nicoline van den Heuvel (Deltaprogramma), Gemma Ramaekers (Waterdienst) en Olga Clevering (IenM).

    3.1 Aanbiedende partijen: kennisinstellingen

    Bij de strategische onderzoeken in het domein kust zijn verschillende kennisinstellingen en instituten betrokken, waarvan de meest prominente in de onderstaande tabel worden weergegeven. Acroniem

    Naam kennisinstituut

    Publieke niet-universitaire instellingenDeltares Deltares KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut IMARES IMARES NIOZ Het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek Alterra Alterra PBL Planbureau voor de Leefomgeving Marin Maritime Research Institute Netherlands TNO TNO STW Technologie Stichting STW Wetsus Centre of excellence for sustainable water technology Unesco-IHE Institute for Water Education Universiteiten UU Universiteit van Utrecht UvA Universiteit van Amsterdam UT Universiteit Twente TUD Technische Universiteit Delft VU Vrije Universiteit Amsterdam RUG Rijks Universiteit Groningen WUR Wageningen UR (University & Research centre) Tabel 3. Kennisinstellingen strategisch kustonderzoek

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 13 - 29 maart 2012

    M in ister ie v an I&MM inisterie van EL& I

    Del taprogramma

    RWS

    W ater schappenP rov inciesG emeenten

    E U

    Vragende partijen Agendas

    SKIA

    MIAW

    MIKK

    NWP (NKIAW)

    agenda ENW

    agenda Waddenacadem ie

    RDO

    NWO

    STOWA

    Aanbiedende partijen

    Univer sitei tenImaresAl terra

    Del tares

    KNMIPB LTNONIOZetc

    Vraag specificerende partijen

    Waterdienst

    Directie Kennis EL&I

    Diverse over legorganen zoals bi jv. de Kennis kam er

    Grote projecten zoals VNK, SBW, KvK, Building with Nature, B&O Kust, kader -programmas EU, etc

    3.2 Vragende partijen en intermediairs

    De vragende partijen bestaan in Nederland hoofdzakelijk uit de departementen van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en verschillende diensten zoals het Deltaprogramma en Rijkswaterstaat. De regievoering op het onderzoek dat door de kennisinstellingen wordt uitgevoerd in het domein kust, vindt op verschillende manieren plaats en laat zich het best beschrijven via drie typen financierende partijen die daar een hoofdrol in vervullen:

    A. Departementen IenM en EL&I en het Deltaprogramma; B. Rijkswaterstaat; C. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

    Deze drie partijen zijn de meest substantile financiers van het huidige, Nederlandse, kustonderzoek. Daarnaast worden op minder grote schaal ook subsidies verstrekt vanuit de EU, technologiestichting STW en de eerste en derde geldstroom richting universiteiten. Hieronder wordt de regievorming vanuit de departementen, Rijkswaterstaat, Deltaprogramma en NWO in grote lijnen toegelicht. Een en ander wordt geschetst in onderstaande figuur. Daarbij wordt opgemerkt dat de figuur een sterke vereenvoudiging is van het totale proces en dat de RDO en het NOW zijn samengesteld uit partijen vanuit zowel de aanbiedende als de vragende kant. Veel partijen vervullen meerdere rollen, in die gevallen zijn zij in onderstaande figuur weergegeven bij hun primaire rol. Toelichting nieuwe afkortingen in de figuur: Strategie, Kennis- en Innovatie-Agenda (SKIA) Maatschappelijke Innovatie Agenda Water (MIAW) Meerjaren Kennis en Innovatie Kompas (MIKK). Nationaal Waterplan (NWP) Nationale Kennis- en Innovatieagenda Water 2009-2015 (NKIAW) Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW)

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 14 - 29 maart 2012

    a. Regievoering vanuit de departementen IenM en EL&I en Deltaprogramma

    De regievoering op kustonderzoek vanuit de departementen vindt voor een groot deel plaats via de Raad voor het Deltaonderzoek (RDO). Deze raad is in het leven geroepen door het Ministerie van IenM en draagt zorg voor het meerjaren onderzoeksprogramma van Deltares. In 2010 is het penvoerderschap overgedragen aan het ministerie van EL&I. De RDO bestaat uit vertegenwoordigers van diverse departementen, waterschappen, provincies, kennisinstituten en universiteiten. De raad organiseert de sturing op het meerjaren programma door middel van een bottom-up proces waarbij alle betrokkenen (overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen) gezamenlijk de maatschappelijke strategische vraagstukken formuleren. Deze vraagstukken vormen het kader voor de kennisinstellingen betrokken bij deltaonderzoek in Nederland. Het vormt ook het kader voor de thematische en programmatische arenas onder regie van overheden (gecordineerd in de kennisplatforms water en bodem)en bedrijfsleven (gecordineerd in het Netwerk DeltaTechnologie).

    Een andere belangrijke sturingslijn loop via het Nationaal Waterplan. Het NWP bevat de Nationale Kennis- en Innovatieagenda Water 2009-2015 (NKIAW) die door het Kennisplatform Water is samengesteld na brede consultatie van kennisvragers en kennisaanbieders,afkomstig van overheden, kennisinstituten, niet-gouvernementele organisaties en het bedrijfsleven. De agenda is in 2010 geactualiseerd door het opnemen van de vragen van het Deltaprogramma. Deze agenda bepaalt naast de eigen agenda van de RDO de kustonderzoeken die door Deltares worden uitgevoerd. De input vanuit de departementen richting de agendas van de RDO, NWP en Rijkswaterstaat worden gevoed vanuit diverse ministeriebrede maatschappelijke agendas zoals de Strategie, Kennis- en Innovatie-Agenda (SKIA), de Maatschappelijke Innovatie Agenda Water (MIAW) en het Meerjaren Innovatie en Kennis Kompas (MIKK). Tot slot sturen de departementen het onderzoek van NWO door hun belangen en wensen kenbaar te maken aan de gebiedsbesturen en het algemene bestuur van NWO. Het Deltaprogramma inventariseert benodigde kennis via diverse kennisbijeenkomsten:

    Kennisnetwerk (bijeenkomst van kenniscordinatoren van alle deelprogrammas onder leiding van Staf Deltacommissaris);

    Deelprogramma directeurenoverleg (trekkers van deelprogrammas, deelprogrammadirecteuren van Kennis voor Klimaat en DP).

    Kennisbijeenkomsten van BOA cordinatoren (vanuit de deelprogrammas en de Waterdienst);

    Jaarlijkse update van de kennisagenda met interne en externe stakeholders. De kennisvragen worden voor ongeveer de helft uitgezet bij RWS via het zogenaamde BOA programma(BeleidsOndersteuning en Advies). En ongeveer de helft gaat rechtstreeks vanuit het Deltaprogramma naar de markt. Het leeuwendeel van de BOA onderzoeken wordt uitgevoerd door Deltares met gebruikmaking van een vaste subsidie overeenkomst. Een kleiner deel van de BOA onderzoeken komt bijandere kennisinstellingen of marktpartijen terecht. De kennisagenda wordt geprioriteerd en vervolgens geaccordeerd door de stuurgroep van het Deltaprogramma. Daarbij wordt de afweging gemaakt welke kennisvraag door het DP zal worden uitgezet. Belangrijke criteria hierbij zijn:

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 15 - 29 maart 2012

    relevant voor de lange termijn; substantieel bijdragend aan de nationale visie kust; nationaal (= interbestuurlijk) belang/ relevant voor tweeof meer overheidslagen; relatie (direct of indirect) met veiligheid; passend bij de termijn van DP.

    DGRW staat primair aan de lat voor beleidsontwikkeling. Het daaraan gerelateerde onderzoek heeft over het algemeen een korte doorlooptijd. Daarnaast is DGRW de aangewezen partij voor onderzoek op het gebied van modelontwikkeling. (in verband met de benodigde continuteit). De afstemming tussen DP en DGRW verloop soepel, er zijn weinig mensen bij betrokken en de taakverdeling is helder. Strategisch, lange termijn, onderzoek ten behoeve van het Deltaprogramma is uitgezet via de NKIAW (gekoppeld aan het NWP). Daarnaast is vanuit het Deltaprogramma input geleverd voor de agenda van Deltaproof (STOWA). b. Regievoering vanuit Rijkswaterstaat en Deltaprogramma Door Rijkswaterstaat en het Deltaprogramma worden diverse grote programmas en projecten op het gebied van kustveiligheid aangestuurd. Ook deze programmas en projecten zoals Veiligheid Nederland in Kaart, Sterkte en Belastingen Waterkeringen, B&O Kust en Kustbeleid zetten onderzoek uit bij Deltares en andere kennis-instellingen. Dit onderzoek wordt grotendeels geprogrammeerd en gefinancierd vanuit het BOA (Beleidsondersteunend Advies) en het KPP (Kennis voor Primaire Processen). Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) dat georganiseerd is vanuit de Waterdienst (Rijkswaterstaat) functioneert als een platform waar deskundigen op het gebied van waterveiligheid bij elkaar komen. Het ENW stelt een onderzoeksagenda op dat aan DGRW wordt aangeboden. c. Regievoering vanuit NWO De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) financiert toponderzoekers aan universiteiten en instituten en geeft sturing aan de Nederlandse wetenschap via subsidies en onderzoeksprogramma's. Deze financiering betreft de zogenaamde tweede geldstroom van universiteiten. De programmering van de onderzoeken vanuit NWO vindt in de huidige situatie plaats via de betreffende gebiedsbesturen die zich daarbij laten informeren door universiteiten, onderzoeksscholen, bedrijfsleven en departementen. Een van de programmas van het NWO betreft het programma Zee en Kust Onderzoek (ZKO). Dit nationaal onderzoeks-programma heeft als samenhangende maatschappelijke probleemstelling: Duurzaam behoud en gebruik van Zee en Kust. Deze probleemstelling is uitgesplitst in een vijftalmaatschappelijke uitdagingen; veiligheid, economische opbrengst,natuur, ruimtelijke ordening en waterkwaliteit. Deze uitdagingenvragen om wetenschappelijke analyse en zijn het meest urgent inde Noordzee en de Nederlandse kustzone, met als actuele onderwerp en ecosysteembenadering visserij, aquacultuur, toerisme,scheepvaart, windmolenparken, olie-, gas- en zandwinning, verzilting,kustverdediging, tweede Maasvlakte, zeereservaten en toepassing van de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) en Kaderrichtlijn Water (KRW). Het ZKO richt zich op een versterking van inzicht en kennis van de kustontwikkeling, de rol van kringlopen en stofstromen in relatie tot waterkwaliteit, draagkracht voor een duurzame opbrengst van het ecosysteem, verandering in de biodiversiteit, de rol van zee en oceaan in klimaatverandering en de effecten daarvan op het mariene systeem. Dit inzicht moet de basis leggen voor eventuele voorspellingen.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 16 - 29 maart 2012

    Het ZKO wil de samenwerking tussen verschillende onderzoeksinstellingen op dit gebied bevorderen. Het ZKO financiert universiteiten en de eigen kennisinstellingen zoals het NIOZ. Financile bijdragen zijn geleverd door de ministeries van OCW, LNV, V&W, NWO-ALW en de NAM In de nabije toekomst zal de financiering vanuit NWO voor een groot deel (+/- 60%) gekoppeld worden aan de Topsector Water. Dit betekent dat de keuze van te verrichten onderzoek op een andere manier zal plaatsvinden. Bij de selectie van onderzoeken zullen naast wetenschappelijke argumenten vooral ook argumenten ten aanzien van toepasbaarheid en vermarktbaarheid een belangrijke rol gaan spelen.

    3.3 Waardering van de regievoering en mogelijkheden voor optimalisatie

    In het verleden is er geconstateerd dat de regievoering en de samenwerking tussen de verschillende kennisinstellingen op het gebied van kustonderzoek niet optimaal verliep. Er hebben verschillende reorganisaties plaatsgevonden om het n en ander beter te organiseren. Onderstaande quote is afkomstig uit het rapport De publieke kennisinfrastructuur in Nederland op hoofdlijnen van Speelman en Maas (2010). Aparte vermelding verdient de bestuurlijke en organisatorische herstructurering van het Nederlandse publieke (niet-universitaire) kust- en zeeonderzoek. In 2006 werd dit onderzoek uitgevoerd door zeven verschillende kennisinstellingen met zes verschillende organisatietypen en was daarmee bestuurlijk en organisatorisch complex, versnipperd en tenminste voor externe partijen ondoorzichtig van structuur. In vier jaar tijd is een proces gerealiseerd waardoor in plaats van zeven nu nog slechts drie instellingen het kust- en zeeonderzoek1 uitvoeren: Het kust- en zeeonderzoek van het voormalig WL|DelftHydraulics en het voormalig RIKZ vormen nu n busines unit binnen Deltares. Het RIVO, het zeeonderzoek van Alterra en het marien ecologisch onderzoek van TNO vormen nu de WUR kennisinstelling IMARES. En het Centrum voor Marien Ecologisch Onderzoek (CEME) ressorterend onder het KNAW, en het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek(NIOZ), ressorterend onder NWO, worden in 2010 samengevoegd tot n kennisinstelling. In diezelfde periode is een door ministeries en een bedrijf gefinancierd onderzoekprogramma gericht op zee- en kustonderzoek (programma ZKO) opgestart, dat door NWO is geoperationaliseerd. Een en ander overziend: een effectief en snel uitgevoerd proces dat de focus, massa en directe verbindingen in het kust- en zeeonderzoek van Nederland sterk heeft verbeterd. Sinds deze reorganisatie is het de kennisinfrastructuur aan de aanbodzijde overzichtelijker en kernachtiger geworden. Betrokkenen vanuit de aanbodzijde geven aan dat de sleutelfiguren elkaar goed weten te vinden. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door het feit dat het aantal professionals in dit veld beperkt is en anderzijds doordat deze professionals in vele verschillende trajecten met elkaar samenwerken over de grenzen van hun eigen instituten heen. De FES gelden hebben hierbij een belangrijke stimulerende rol gespeeld. Dit geldt niet alleen voor de professionals die zich met de uitvoering van het onderzoek bezig houden maar ook voor de mensen die verantwoordelijk zijn voor de programmering van NWO en Deltares.

    1Er wordt hier gedoeld op het totaal aan onderzoek dat plaatsvindt op het gebied van kust en zee. Niet zozeer op een specifiek programma. Verderop in dit citaat wordt melding gemaakt van het programma ZKO dat wel een specifiek programma betreft.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 17 - 29 maart 2012

    Vanuit de vraagkant wordt dit beeld in grote lijnen gedeeld maar blijkt tegelijkertijd behoefte te zijn aan een aantal optimalisaties. De aanleidingen voor deze wens voor veranderingen zijn:

    Veranderingen in de organisatie aan de vraagkant (zoals bijvoorbeeld de totstandkoming van de topsector water, de verdergaande samenwerking tussen I&M en EL&I, de taakstelling van IenM en de integratie van de beleidsvelden van voormalig VROM en V&W);

    Als uitvloeisel van het regeerakkoord VVD-CDA (30 september 2010) is het ministerie van ELI eigenaar geworden van de GTIs en TNO. Deze instituten staan daardoor op grotere afstand van IenM dan voorheen;

    De vraagarticulatie vanuit de departementen legt het soms af tegen de waan van de dag. Er kan meer efficiency worden bereikt als de vraagarticulatie en programmering beter wordt gestructureerd;

    De agendas zijn vaak opgesteld door meerdere partijen waardoor het niet of nauwelijks mogelijk is om een gezamenlijk prioritering vast te stellen;

    De controle op de uitgezette onderzoeken vanuit de vraagkant is niet optimaal. De dossierhouders voelen zich niet voldoende verantwoordelijk voor het volgen van de voortgang van het uitgezette onderzoek. Daardoor is niet altijd duidelijk of de onderzoeken naar verwachting worden uitgevoerd n is er niet altijd sprake van doorwerking naar het beleid;

    Het onderzoekssysteem internationaliseert, zowel aan de vraag- als aan de aanbodkant. Om de internationale competitie het hoofd te bieden is verdere profilering en krachtenbundeling noodzakelijk;

    Het kennisaanbod is voor de departementen niet eenduidig in beeld en daardoor is niet voldoende zicht op de doelmatigheid.

    Vanuit deze en andere constateringen zijn er verschillende initiatieven gestart om de regie te optimaliseren.

    3.4 Lopende initiatieven voor optimalisatie

    Lopende initiatieven om dit proces te verbeteren: 1. Door Deltares en TUD wordt in opdracht van de RDO gewerkt aan een nationale strategische roadmap waterveiligheid. Deze opdracht is breder dan puur het kustonderzoek maar het kustonderzoek maakt hier wel een groot onderdeel van uit. Binnen deze opdracht wordt gewerkt aan een inventarisatie van onderzoek en worden strategien ontwikkeld om de samenwerking tussen instellingen te optimaliseren. Het uiteindelijke doel van dit traject is om een efficiency slag te maken aan de aanbodkant. 2. Vanuit de directie Kennis Innovatie en Strategie (KIS) van IenM wordt gewerkt aan:

    De Meerjaren Agenda voor Kennisbeleid IenM. Het doel van dit document is om, gegeven interne en externe ontwikkelingen, het beleid ten aanzien van kennis te optimaliseren. Centraal in deze agenda staan de kennisinfrastructuur, de verbinding van kennisvraag en -aanbod en het kennismanagement binnen IenM. Deze meerjaren agenda is van een veel abstracter niveau dan de onderhavige analyse voor het proces rondom de kust maar geeft een bruikbaar kader voor eventuele aanpassingen rondom de programmering van kustonderzoek.

    Een update van de Strategische Kennis- en Innovatieagenda Mobiliteit en Water (SKI-agenda). Deze agenda vormt een belangrijk instrument binnen het kennis en innovatiebeleid van IenM.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 18 - 29 maart 2012

    3. DG Ruimte en Water (DGRW) gaat op korte termijn aan het werk met de eerste update van de Nationale Kennis- en Innovatieagenda Water (NKIAW). DGRW geeft aan het proces rondom de NKIAW enigszins anders te gaan organiseren dan ten tijde van de eerste versie. Deze nieuwe versie van de NKIAW zal in eerste instantie vanuit het perspectief van DGRW worden ingericht. Anders dan in de eerst NKIAW zullen externe partijen later bij het proces worden betrokken. Een van de redenen om eerst vanuit het perspectief van DGRW te werken is dat daarmee het eigenaarschap van de dossierhouders kan worden vergroot. De dossierhouders kunnen via dit traject duidelijker hun kennisvragen formuleren en zullen makkelijker de voortgang van het onderzoek en de doorwerking naar beleid kunnen controleren. Ook dit initiatief biedt aanknopingspunten om de onderzoeksprogrammering rondom de kust te herzien en/of te benvloeden. Tot slot: genterviewden geven aan dat de komst van de Topsector Water van grote invloed zal zijn op het proces rondom de onderzoeksprogrammering. De Topsector water zal een uitvoeringsprogramma lanceren gericht op het realiseren van businesscases en daarbij een beroep doen op de beschikbare kennisinstellingen en bijbehorende financieringsmogelijkheden. Eventuele aanpassingen aan het huidige proces zullen daarom alleen succesvol zijn als er voldoende rekening wordt gehouden met alle lopende interne en extern ontwikkelingen waarvan de Topsector water er n is.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 19 - 29 maart 2012

    4 SAMENVATTING EN CONCLUSIES

    Samenvatting en conclusies kennis: Kennisvragen van DGRW, DP Kust en Topsector Water worden grotendeels

    geadresseerd in de lopende onderzoeken. Niet alle vragen worden even goed beantwoord (bv. Niet Waterkerende Objecten).

    De onderzoekswereld is goed van elkaar op de hoogte en er is weinig overlap in het onderzoek. Men is in Nederland bereid tot samenwerking en dat is waardevol en onderscheidend ten opzichte van andere landen.

    Er is overeenstemming over de genoemde kennisleemten en een aanzienlijk deel van het lopend onderzoek focust hierop.

    De academische onderzoeken die gericht zijn op de kennisleemten zijn volgens betrokkenen over het algemeen van voldoende kwaliteit en diepgang om deze kennisleemten de komende 10 jaar te kunnen beantwoorden.

    Kennisleemten die nog niet of niet voldoende worden onderzocht in lopende onderzoekstrajecten zijn:

    o Interdisciplinair onderzoek: het huidige onderzoek is in sommige gevallen multidisciplinair, van echt interdisciplinair is geen sprake. De verschillende disciplines zijn eigen wereldenmet een eigen taal waardoor er een barrire is voor samenwerking. Het gaat dan met name om de volgende velden: o De interacties tussen morfologie en ecologie; o De ruimtelijke implicaties van maatregelen in de Nederlandse kust;

    o Ecosysteemkennis: o Ecologie in relatie tot suppletiegedrag (optimalisatie van de

    suppletie frequenties ten behoeve van de ecologie); o Rol van ecologie bij duinvorming (invloed van biobouwers op

    duinvorming). o Omgaan met onzekerheden:

    o Verschil in benadering onzekerheden tussen natuurwetenschap en sociale wetenschap;

    o Adaptief management/ ruimte voor bijsturing; o Acceptatie van onzekerheid.

    Het onderzoek naar de hierboven genoemde kennisleemten is momenteel vooral door nieuwsgierigheid gedreven. Er is geen programma voor boven genoemde (interdisciplinaire) kennisleemten; wordt uitgevoerd vanuit de interesse van onderzoekers.

    Het is van belang om een (onderzoeks) project vanaf de start, mutidisciplinair in te steken.

    Het Nederlands Centrum voor Kustonderzoek (NCK) is een platform waar professionals elkaar ontmoeten en draagt daarbij bottom-up bij aan het ontstaan en voeden van een lange termijn onderzoeksagenda.

    Er is een afstand tussen het onderzoeksveld en de beleidsmakers. Kustonderzoekers worden graag meer betrokken bij het Deltaprogramma Kust.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 20 - 29 maart 2012

    Samenvatting en conclusies proces Organisatie van het aanbod:

    Er is in de afgelopen vijf jaar veel verbeterd in de organisatie van het onderzoek rondom de kust; zo is bijvoorbeeld het aantal partijen dat zich hiermee bezighoudt in aantal teruggebracht door middel van een aantal fusies;

    De gelden vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) hebben sterk bijgedragen aan een verbeterde samenwerking van de kennisinstellingen. Als gevolg van deze subsidie zijn kennisinstellingen gedwongen om gezamenlijk programma voorstellen te ontwikkelen en uit te voeren;

    Het aantal professionals dat aan het strategisch onderzoek kust werkt is niet al te groot en men werkt over de grenzen van de eigen instellingen heen;

    De kennisinstellingen zijn daardoor goed van elkaars werk op de hoogte en zijn tevreden over hun onderlinge afstemming en samenwerking;

    De vragende partijen vinden het lastig om een actueel overzicht te krijgen en te houden over alle lopende onderzoeken en betrokken partijen: kennisprogrammas verdwijnen uit het zicht;

    Deltares werkt in opdracht van de RDO aan een verbetering van de samenwerking en efficiency aan de aanbodkant. Deze opdracht zal naar alle waarschijnlijkheid ook een oplossing bieden voor het probleem van het overzicht ten behoeve van de vragende partijen.

    Organisatie van de vraag:

    Aan de vraagkant is er sprake van veel betrokken partijen (en onderdelen van partijen) die ieder hun eigen vragen voor strategisch onderzoek formuleren;

    De stroomlijning van deze vragen vindt op hoofdlijnen plaats via een aantal duidelijke instrumenten (agendas) en programmerende instanties.

    Medewerkers die direct betrokken zijn bij deze hoofdlijnen zijn tevreden over de gang van zaken en weten elkaar te vinden;

    Medewerkers die wat meer op afstand staan hebben moeite om overzicht te krijgen over de route van vragen via agendas naar programmerende instanties en onderzoeksinstellingen. Zij hebben ook geen overzicht over de andere betrokken medewerkers. Een en ander wordt mede veroorzaakt door reorganisaties binnen de departementen.

    Agendas zijn vaak samengesteld op basis van de benodigde kennis van verschillende partijen. Als gevolg daarvan is het nauwelijks mogelijk gezamenlijk een gedragen prioritering vast te stellen, iedere partij ziet graag zijn eigen kennisvraag als eerste beantwoord.

    Het blijkt tevens lastig voor de vragende partijen om de begeleiding van onderzoek en de doorwerking van onderzoeksresultaten richting beleid goed te organiseren. Dit wordt deels veroorzaakt door wisselingen van dossierhouders, deels door het feit dat de onderzoeken niet vaak rechtstreeks aan n dossier te koppelen zijn.

    De kennisinstellingen zijn niet altijd enthousiast over de onderzoeksagendas; met name de aandacht voor de lange termijn en de aandacht voor wetenschappelijk onderzoek is niet altijd voldoende.

    Naar verwachting zal de komst van een nieuwe grote speler aan de vraagkant (Topsector Water) nieuwe afstemmingsvraagstukken met zich meebrengen;

    Er zijn vanuit het ministerie van IenM verschillende verbetertrajecten in gang gezet om de vraagkant beter te organiseren.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 20 - 29 maart 2012

    5 AANBEVELINGEN VANUIT RONDETAFELGESPREK

    Op 30 januari 2012 heeft een rondetafelgesprek met de genterviewden plaatsgevonden over de verkenning. Het rondetafelgesprek had de volgende doelen:

    a. verificatie en verrijking van het conceptrapport; b. formulering van aanbevelingen voor het veld van het strategisch

    kustonderzoek. Tijdens het rondetafelgesprek is in twee groepen gediscussieerd over zowel de inhoud van het strategisch kustonderzoek als over de manier waarop het strategisch onderzoek is georganiseerd. De aanbevelingen voor het strategisch kustonderzoek, zoals die op 30 januari door de deelnemers van het gesprek zijn geformuleerd, worden hieronder weergegeven. De aanbevelingen zijn tijdens de discussie door verschillende deelnemers naar voren gebracht maar kunnen niet worden genterpreteerd als een unanieme mening van de aanwezigen. De overige aanvullingen en opmerkingen ten aanzien van de conceptrapportage zijn in de voorgaande hoofdstukken verwerkt. 1. Organiseer meer interactie tussen beleid en onderzoek Om de aansluiting tussen beleid en onderzoek te verbeteren en te zorgen dat de resulaten van het onderzoek beter hun weg vinden naar het beleid worden de volgende voorstellen gedaan:

    laat beleidsmedewerkers participeren in onderzoeksprogrammas; dit betekent dat ze niet alleen betrokken moeten zijn bij de specificering van de vraag, maar ook gedurende het onderzoek moeten worden betrokken via bijvoorbeeld:

    o een gezamenlijke opzet van het onderzoeksplan; o joint fact finding; o gezamenlijke bespreking van tussen- en eindresultaten.

    zet knowledge brokers in die de vertaalslag maken tussen onderzoek en beleid;

    betrek bestuurskundigen bij het onderzoek en organiseer meer inzicht in governance in de onderzoekswereld, om het onderling begrip tussen onderzoekers en beleidsmedewerkers te verbeteren;

    2. Maak opnieuw een totaal plaatje van alle wetenschappelijke kennis Rond 1990 is alle wetenschappelijke kennis bij elkaar gehaald om tot keuzen te kunnen komen. Op basis daarvan is de huidige beleidskoers ingezet. Met betrekking tot zand is dat goed gelukt. Dat zou je opnieuw moeten doen met betrekking tot zand, slib, en duinen. Vooral op het gebied van zand-slib interactie liggen er nog open vragen. Zie ook aanbeveling 8. 3. Stimuleer interdisciplinair onderzoek Zorg voor een betere inter-actie tussen alfa-gamma onderzoekers en beta onderzoekers. Dit kan worden bereikt via twee verschillende opties:

    via een overstap van disciplinair programmeren naar vraagstukgedreven programmeren. Hiermee kunnen zowel de discipline grenzen als de systeem grenzen worden verruimd;

    door een platform op te zetten dat de verschillende soorten betrokken onderzoekers verenigt. Er is gesproken over de mogelijkheid om een zuster-platform la NCK op te richten voor alfa-gamma onderzoek f om een nieuw platform op te richten dat alle drie de soorten onderzoekers (alfa, beta en

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 21 - 29 maart 2012

    gamma) bij elkaar kan brengen. Eventueel kan dit worden georganiseerd als een uitbreiding van het huidige NCK. Vanuit dit brede platform kunnen integrale onderzoeken gestart worden; bijvoorbeeld een onderzoeksprogramma over de gehele sedimenthuishouding; eco-geomorfologie in relatie tot zandwinning en suppleties. Een dergelijk platform kan ook worden benut om de onderzoeksagenda op te stellen en te beheren, zie in deze context ook de opmerking in paragraaf 2.8.

    4. Zorg voor meer afstemming met EL&I Het ministerie van EL&I is verantwoordelijk voor twee van de drie onderdelen van het Deltaprogramma die met de kust te maken hebben. Het derde onderdeel (Deltaprogramma Kust) is ondergebracht bij het ministerie van IenM. Het is van belang dat er meer afstemming plaatsvindt tussen deze ministeries zodat de drie deelprogrammas in samenhang worden ontwikkeld en dat het onderzoek in samenhang wordt aangestuurd. 5. Benut de Topsector Water Door de realisatie van de Topsector Water mengen private partijen zich meer in de onderzoekswereld. Dit is van belang omdat toegepast onderzoek vanuit de private sector vaak juist kaders uitzet voor nieuw lopend onderzoek (bijvoorbeeld spin-off van de zandmotor). Dit is ook van belang voor de export van Nederlandse waterkennis en het deelnemen aan internationale kennisnetwerken. 6. Denk aan een internationale blik Let bij het definiren van strategisch onderzoek ook op de internationale belangen. Hiermee kan de kans op export mogelijkheden van Nederlandse kennis worden vergroot, evenals de kans op medefinanciering door andere overheden. 7. Introduceer een kwaliteitstoets voor niet-academisch onderzoek Academisch onderzoek kent kwaliteitsborging door peer-review en publicaties in tijdschriften. Bij niet-academisch onderzoek is er een kwaliteitstoets nodig. Een voorbeeld hiervan is de monitoringsrapportage van de Westerschelde. Deze is door de Vlaams-Nederlandse Westerschelde commissie kwalitatief ontoereikend bevonden, terwijl van interne kwaliteitsborging in een vroeg stadium aan de aanbodzijde sprake moet zijn. In dit geval was deze interne kwaliteitsborging niet voldoende. 8. Start een langlopend morfologie onderzoek Een aantal deelnemers van de ronde tafel pleiten voor een integraal, langlopend (+/- 10 jarig) onderzoek op het gebied van morfologie. Daarbij wordt een bijpassend budget genoemd van 10 a 20 miljoen euro. De ideen over bronnen voor een dergelijk budget lopen uiteen, achtereenvolgend is gesproken over: a) het bundelen van bestaande budgetten; b) het aanvragen van EU subsidies; c) het zoeken van nieuwe, Nederlandse financieringsmogelijkheden. Ad a) De deelnemers zien optie a in eerste instantie als meest voor de hand liggend. Wel moet rekening worden gehouden met het feit dat de meeste bestaande budgetten al zijn gekoppeld aan resultaten op de korte termijn. Als gevolg daarvan zullen veel budgetten niet geschikt zijn om op te nemen in een langer lopend programma.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport - 22 - 29 maart 2012

    Ad b) Vanuit de EU kunnen subsidies worden verstrekt voor Europese samenwerkingsverbanden. Het is minder voor de hand liggend dat een Nederlands samenwerkingsverband hiervoor in aanmerking komt. Dit maakt het lastig om een meerjarig, Nederlands onderzoek, vanuit de EU te laten co-financieren. Er zou wel kunnen worden gezocht naar mede-financiering vanuit de EU voor een bepaald deelaspect, mits dit deelaspect van belang is voor Europa en er Europese partners bij worden betrokken. Ad c) De deelnemers zien uiteindelijk de meeste mogelijkheden in een financiering vanuit de Nederlandse overheid in de vorm van een samenwerking tussen het Deltaprogramma en de Topsector Water. Om kans te maken op een dergelijke financiering is het van belang dat betrokken partijen vanuit de overheid, kennisinstellingen n bedrijfsleven zich verenigen en gezamenlijk een voorstel voor het meerjaren onderzoek onderschrijven n ondersteunen met eigen middelen. Het is van belang om op korte termijn een dergelijke samenwerking te organiseren en het programmavoorstel te schrijven zodat de organisatie is voorbereid zodra er geldstromen beschikbaar komen. Qua mogelijke geldstromen wordt door sommigen opgemerkt dat er, behalve met het Deltafonds (beschikbaar vanaf 2020) en de Topsector Water, ook rekening moet worden gehouden met een mogelijk vervolg op de FES gelden. De kracht van de FES gelden was dat daar een premie werd gezet op samenwerking. 9. Stimuleer export van Nederlandse kennis naar het buitenland Aansluitend aan de discussie over financieringsmogelijkheden voor langlopend onderzoek is gesproken over de mogelijkheid om het vermarkten van Nederlandse kennis te stimuleren. Op die manier kunnen de kosten voor het onderzoek op termijn worden terugverdiend. Samenvattende discussie In de afronding wordt met name over het gesuggereerde integraal langlopend onderzoek gediscussieerd. Vanuit IenM is in de inleiding van de ronde tafel al aangegeven dat men daar niet denkt in de richting van een groot onderzoeksprogramma a la TOW kustonderzoek maar eerder aan het goed laten functioneren van het netwerk van betrokken partijen. Volgens Deltares dekt het KPP onderzoeksprogramma kust (Kennis voor Primaire Processen voor Rijkswaterstaat) al grotendeels de inhoud. Afgesproken wordt dat dit met de meest betrokken mensen nader geanalyseerd wordt om het vervolg goed te kunnen focussen. De uitkomsten van dit onderzoek en de ronde tafel discussie zullen door IenM gebruikt worden voor de IenM kennis-en innovatieagenda water, die opgesteld wordt door DGRW, RWS en de Deltacommissaris en input is voor de Strategische Kennis-en Innovatie Agenda I&M en voor de verschillende onderzoeksprogrammeringen.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    Bijlage 1 Kennisvragen

  • Strategisch onderzoek kust Bijlage 1 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    Vooruitkijkend: a. Wat is de lange termijn respons van de kust op verschillende processen

    (autonome ontwikkelingen): zeespiegelstijging, zandtekort, uitbouw van de havendammen, verharding van de kust incl. dijk in duin (bolwerken), zandhaken, zandmotor, etc? Is het een probleem dat de buitendeltas in volume afnemen of verplaatsen? En wat betekent dit voor de Waddenzee (zandhonger, wadplaten)?

    b. Wat kan gezegd worden over het gedrag en samenstelling van zand t.o.v. de gebruiksfuncties op het strand?

    c. Welk effect heeft de verandering van het golfklimaat, windbelasting, zeespiegelstijging, ofwel de Hydraulische Randvoorwaarden, op het Kustbeleid?

    d. Een goede werking van kustmodellen is afhankelijk van de kennis over het effect van processen zoals hydrodynamica en sedimenttransport op de morfologie. Waarom werken de kustmodellen nog niet volledig? Is het bekend welke kennis er ontbreekt?

    e. Welke manieren zijn er om de ontwikkeling van het kustfundament te monitoren?

    Achtergronden van huidigbeleid:

    f. In 1990 zijn 3 mogelijke strategien beschouwd: a) Achteruitgang kust (niets doen), b) Vasthouden/meegroeien en c) Zeewaarts versterken. Destijds zijn de kosten en baten van elke strategie tegen elkaar afgewogen en is er gekozen voor vasthouden. In 2001 is naar voren gekomen dat er sprake is van versteiling van de kust (Komt terug in: Kustgenese, Kust 2000, Kust 2005). Om verdere versteiling te voorkomen en de strategie van vasthouden/meegroeien te implementeren is het Kustfundamentbeleid uitgewerkt. Hierdoor wordt het kustsysteem integraal beschouwd en worden er niet alleen maatregelen ingezet die voordelen hebben voor het droge deel van de kust. Voor 1990 is een serie rapporten (Kustverdediging na 1990) geschreven door Rijkswaterstaat. De informatie in deze rapporten hebben geleid tot de aannames in bijlage 2. Wat heeft toen tot de keuze van suppleren geleid en zouden we nu anno 2011 dezelfde keuze maken? Worden momenteel onderzoeken uitgevoerd die de aannames die zijn gemaakt bij de vaststelling van het huidig kustbeleid onderbouwen? Het gaat hier om onderzoek naar de essentile aannames/hypotheses die ten grondslag liggen aan het kust(fundament)beleid als een middel tot beantwoording van de deelvragen 1 t/m 4.

    g. Binnen Sterkte Belasting Waterkeringen (SBW) worden modelbeschrijvingen t.b.v. de faalmechanismen van waterkeringen geactualiseerd (of beter de witte vlekken in de kennis over faalmechanismen ingevuld). Deze zijn weer input voor de update van de toetsregels VTV. Voor de zachte kust is met name de toetsregel Duinafslag van belang (Technisch Rapport Duinafslag). Voor de veiligheid van de waterkeringen (dijken) zijn de volgende aspecten van belang: golfoverslag, stabiliteit/afschuiving, steenbekleding. Welke effecten hebben suppleties op deze aspecten en welke invloed heeft Kustlijnzorg op de Veiligheid? Aan deze vraag wordt gewerkt binnen het BOA-project Samenhang Kustlijnzorg/ Kustveiligheid

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    Bijlage 2 Overzicht onderzoeksprogrammas

  • Strategisch onderzoek kust Bijlage 2 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    Kennis voor Klimaat Betrokken partners: Ministerie IenM, universiteiten Type onderzoek: fundamenteel onderzoek Scope: klimaatverandering (ondergrondlaag) Looptijd: 2007 - 2017 Kennis voor Klimaat is een onderzoekprogramma dat, via samenwerking tussen de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven en wetenschappers, toegepaste kennis wil ontwikkelen om tijdig beslissingen voor de lange termijn af te stemmen op de gevolgen van klimaatverandering. Het doel is een tijdige en kosten effectieve 'climateproofing' van Nederland, in internationale context. Kennis voor Klimaat is daarmee het wetenschappelijke programma ter ondersteuning van het nationale programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK) van VROM, VenW, LNV, EZ, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen. Binnen het onderzoeksprogramma zijn acht adaptatiethemas gedefinieerd waarvan veiligheid tegen overstromen er n is. Het onderzoeksprogramma richt zich op specifieke locaties in Nederland die kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. Deze locaties heten Hotspots: levensechte laboratoria waar kennis in de praktijk wordt gebracht. En van deze hotspots is de Zuid-Westelijke Delta. De Zuidwestelijke Delta zal in de toekomst te maken krijgen met zeespiegelstijging, veranderende windpatronen en veranderende rivierafvoeren (lager in de zomer en hoger in de winter). Dit leidt tot veranderingen in waterkwaliteit, verzilting, waterbeschikbaarheid, ecologie en estuarin dynamiek. Deze effecten zullen hun weerslag hebben op het ruimtegebruik, de economische structuur en de lange termijn beleidsdoelen, zoals verwoord in het Delta-programma van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland. De doelstellingen van het onderzoek is: Het actief en integraal meenemen van de gevolgen van klimaatverandering op

    lange termijn en bijbehorende (maatschappelijke en wetenschappelijke) onzekerheden in de planvorming en uitvoering van ruimtelijke investeringen zoals deze in het Deltaprogramma zijn benoemd.

    En het formuleren van adaptatiestrategien voor het waterbeheer en de ruimtelijke ordening in de Zuidwestelijke delta van Nederland die efficint en snel kunnen worden ingevoerd in lopende en toekomstige planprocessen.

    B&O Kust / Basis kustlijnzorg Betrokken partners: Rijkswaterstaat, Deltares Type onderzoek: fundamenteel onderzoek vertaald naar beleidspraktijk Scope: Suppletiestrategien (fysische processen en waterveiligheid) Looptijd: 1990 heden; B&O kust vanaf 2011 Het B&O Kust project focust zich op het toetsen van hypothesen gebaseerd op aannames die ten grondslag liggen aan de huidige suppletiestrategie. De deelnprojecten en activiteiten hebben een onderzoekskarakter, maar een aantal projecten zorgen voor een directe vertaling naar de impliacties voor beheer (beleidspraktijk). In het onderzoeksprogramma worden onder andere de werking van het kustfundament (met daaronder de aanname van de -20m dieptelijn), de fysica van de getijbekkens en morfodynamiek van de Wadden onderzocht. Daarnaast is een deelproject ook directe beleidsadvisering (van Deltares) aan Rijkswaterstaat.

  • Strategisch onderzoek kust Bijlage 2 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    In 1990 heeft de regering besloten dat de kustlijn, zoals die toen bestond, niet verder landinwaarts mag verschuiven. De kustlijn van 1990 noemen we de basiskustlijn en wordt sindsdien in stand gehouden. Bovendien zorgen we er sinds 2001 voor, dat het zogenoemde 'kustfundament' meestijgt met de zeespiegelstijging. Dit wordt gedaan door het toepassen van zandsuppleties op het strand of de vooroever. Hiervoor wordt per jaar 12 miljoen kuub zand gebruikt. Deltares heeft van de Waterdienst de opdracht gekregen om de kennis die nodig is voor het verstandig suppleren te ontwikkelen. Het gaat dan vooral om data analyse, systeemkennis en het maken en beheren van computermodellen. Op den duur draagt die kennis bij aan het goed en duidelijk in beeld brengen van de suppletiestrategie en de consequenties daarvan. Voor de beheerder (Overheid) maar ook voor de gebruiker (Recreatie, ecologie, waterwinning, buitendijks gebied, etc). Een deelproject binnen Kustlijnzorg, waar tevens Imares aan mee werkt, is ecologisch gericht suppleren. Dit deelproject is gevolg van het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en natuurbeschermingsorganisaties. Deltares heeft in 2006 een inventarisatie van het kustbeleid uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat het beleid kosteneffectief was en dat de gebruikers tevreden zijn. Onduidelijk bleek de match met ruimtelijke ordening. Hoewel het kustfundament niet scherp geformuleerd is is men tevreden over beheer en verdeling van zand (als voorbeeld vanuit suppletiestrategie). Kennisprogramma Deltaprogramma Kust Betrokken partners: Deltaprogramma Kust, Deltares Type onderzoek: Kennisontwikkeling voor beleidspraktijk Scope: Suppletiestrategien, Toekomst Zeeweringen, Multifunctioneel gebruik keringen (waterveiligheid, ruimtelijke inrichting) Looptijd: 2008 2012 (Nationale Visie Kust) Binnen het kennisprogramma van het DP kust wordt gebruik gemaakt van gebiedskennis, ervaringskennis en wetenschappelijke kennis. In het programma worden geen langdurige en/of strategische onderzoeken uitgezet omdat het afloopt in 2013. Wel wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van lopende strategische onderzoeken. De kennisvragen worden voor 50% uitgezet bij RWS, waarna het via de subsidie overeenkomst wordt uitbesteed aan Deltares, of andere kennisinstellingen of markt. De andere 50% gaat rechtstreeks naar de markt. Binnen het onderzoeksprogramma worden zes kennistrajecten onderscheiden:

    1) Toekomstbestendige Verharde Zeeweringen (TVZ; Deltares) 2) Kenniscases Multifunctioneel Gebruik Keringen 3) Alternatieve Suppletiestrategien (ALS; Deltares) 4) Atelier Kustkwaliteit 5) Ecologische kennis (d.m.v. workshops) 6) Identiteit Zeezijde

    Deltares voert voor DP Kust de opdrachten Alternatieve Langetermijn Suppletiestrategien en Toekomstbestendige Verharde Zeeweringen uit. Hiermee worden de versterking van de verharde keringen en lange termijn suppletiestrategien onderzocht, de raakvlakken met de ruimtelijke inrichting verkend en worden beleidskeuzes onderbouwd.

  • Strategisch onderzoek kust Bijlage 2 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    Het Atelier Kustkwaliteit is een zelfstandig onderzoeksproject waarin het DP Kust participeert. Hiervoor wordt de toekomstige inrichting van een aantal veelvoorkomende kustdoorsneden verkend. Tenslotte worden door middel van expert bijeenkomsten en workshops een aantal themas verder verdiept. NEMO: Nieuw monitoringsprogramma / onderzoeksprogramma Prof. Stive Betrokken partners: TU Delft Type onderzoek: fundamenteel Scope: monitoring, morfologie Looptijd: 2012 - 2016 Het project Nearshore Monitoring andModelling: Inter-scaleCoastalBehaviour afgekort als NEMO is een grootschalig observatie- en meetprogramma aan de kust. Het onderzoek gaat in op de noodzaak tot grootschalige en gestructureerde monitoring van kustontwikkeling om tot goede lange-termijnvoorspellingen voor kustveranderingsprocessen te komen. Goed beheer en beleid in en over de kustzone vraagt om nauwkeurige voorspellingen van kustveranderingsprocessen die werken op grote tijd- en ruimteschalen (decennia en tientallen kilometers). Het nieuwe meet- en observatieproject vcombineert een aantal technieken voor metingen en monitoring zoals satelliet- en video-observaties. Deze werken vooral op micro- en mesoschaal maar de crux is de combinatie met technieken en data die geldig zijn voor de lange termijn. Deze laatste data komen onder meer van de JARKUS-metingen (Jaarlijkse Kustmetingen) aan de Nederlandse kust. Dit zal leiden tot een dataset waarmee men inzicht kan verwerven in de interacties die plaatsvinden op alle tijd- en ruimteschalen. Het project dat nu is toegekend, zal de komende vijf jaar plaatsvinden in een kustzone van 20 km rond Den Haag. EcoShape - Building with Nature Betrokken partners: samenwerking kennisinstituten en marktpartijen - zie http://www.ecoshape.nl/program/publiek-privaat-innovatieprogramma Type onderzoek: toegepast Scope: morfologie en ecologie (veiligheid) Looptijd: 2009 heden Building with Nature laat zien dat het mogelijk is (natte) infrastructuur te ontwikkelen en tegelijkertijd kansen te creren voor de natuur. Daarmee positioneert Building with Nature zich in de driehoek Building - Nature - Society. Slim gebruik van de dynamiek van het natuurlijke systeem bij het ontwikkelen van (water-gerelateerde) infrastructuur staat centraal. Building with Nature heeft zich op de lange termijn de volgende doelstellingen gesteld: Realiseer een paradigmaverschuiving, van een gesloten defensieve benadering

    (beperk de milieu effecten) naar een open, offensieve benadering (maximaliseer de potentie van het systeem);

    Versterking van het imago en de marktpositie van de Nederlandse waterbouwsector.

    Building with Nature gaat in 2012 een nieuwe fase van het onderzoeksprogramma in: van het ontwikkelen van Building with Nature oplossingen naar concrete toepassing (make it happen). Oplossingen omarmen en implementeren in de praktijk staat hierin centraal. De komende tijd willen ze antwoord geven op de vragen: Hoe is het te toetsen, hoe is het sterk genoeg, hoe is het te beheren?

  • Strategisch onderzoek kust Bijlage 2 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    Nationaal Programma Zee- en Kustonderzoek Betrokken partners: NIOZ, NIOO, Deltares, IMARES en universiteiten Type onderzoek: fundamenteel Scope: Kust en Wadden, Noordzee en Oceanen Met n nationaal programma voor zee- en kust onderzoek is geprobeerd om de samenhang in het onderzoek te verbeteren. Doel is om een structuur te bieden waarin het totale Nederlandse Zee- en Kust Onderzoek (ZKO) een plaats vindt, en aan te geven hoe door de betrokken instellingen middels gebundelde programmas gezamenlijk kan worden bijgedragen aan het beantwoorden vanonderzoeksvragen.\ Dit ZKO omvat samenbindende keuzen gericht op wetenschappelijke analyse van vijf maatschappelijke uitdagingen verbonden met het duurzaam behoud en gebruik van Zee en Kust. Deze zijn veiligheid, economische opbrengst, natuur, ruimtelijke ordening en waterkwaliteit. Het onderzoek binnen het ZKO heeft een grote zeecomponent (oceanografie, Noordzee en waterkwaliteit) en heeft voor de kustzone vooral een ecologische focus. Het onderzoek naar de fysische processen wijkt hiermee af van het onderzoek op de universiteiten TUD, UU en UT en kent niet dezelfde focus op kustontwikkeling. Sterkte en Belastingen Waterkeringen Betrokken partners: Rijkswaterstaat, Deltares Type onderzoek: toegepast onderzoek dat toelevert aan beleid en uitvoering Scope: waterveiligheid: hydraulische belastingen en sterkte Looptijd: 2006 - 2016 De wet bepaalt dat de belangrijkste Nederlandse waterkeringen, zoals dijken, duinen en sluizeniedere zes jaar getoetst moeten worden. De toetsing verschaft inzicht in de actuele veiligheid van deze zogenaamde primaire waterkeringen. De resultaten dienen als basis voor het uitvoeren van verbeteringswerken. Bij de toets maken de waterkeringbeheerders gebruik van verschillende rekenregels en modellen. Rijkswaterstaat doet in het programma Sterkte en Belastingen Waterkeringen (SBW) onderzoek om deze regels en modellen te verbeteren. Zo kunnen waterkeringen steeds nauwkeuriger worden getoetst en wordt duidelijk welke waterkeringen extra aandacht nodig hebben. Het onderzoeksprogramma SBW wordt uitgevoerd in opdracht van het Directoraat Generaal Water van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De Waterdienst, onderdeel van Rijkswaterstaat, is verantwoordelijk voor de uitvoering van SBW. Voor de uitvoering wordt onafhankelijke kennisinstituut Deltares ingeschakeld. Waar nodig betrekt Deltares marktpartijen bij het onderzoek. Het SBW-onderzoeksprogramma 2006-2010 bevindt zich in de afrondende fase. Daarom werkt SBW in nauwe samenwerking met Deltares aan de programmering van het onderzoek voor de periode 2012-2016. Een eerste inventarisatie heeft 69 mogelijke onderzoeksideen opgeleverd. Deze onderwerpen zijn gescreend op hun relevantie voor het verbeteren van het toetsen van primaire waterkeringen. Deltares heeft de negentien overgebleven ideen nader uitgewerkt. Volgende stap is de besluitvorming over welke van deze onderwerpen worden opgenomen in het komende

  • Strategisch onderzoek kust Bijlage 2 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    SBW-programma. Om deze stap goed te kunnen zetten, worden ook waterkeringbeheerders en ingenieursbureaus betrokken. De invulling van de volgende toetsronde is onderwerp van discussie. Er wordt gedacht aan een verlengde toetsronde, waarbij de focus zal liggen op de trajecten/objecten die de score geen oordeel hebben verkregen in de 3etoetsronde. Wij merken op dat het onderzoeksprogramma momenteel onder druk staat ten gevolgde van bezuinigingsmaatregelingen. Hetgeen vermoedelijk grote gevolgen zal hebben in het onderzoek voor komende jaren. Verwacht wordt dat een belangrijk deel van de uitgewerkte onderzoeksvoorstellen niet kunnen worden opgepakt. Atelier Kustkwaliteit Betrokken partners: TU Delft, Gemeente Den Haag, Deltaprogramma Kust, provincies Zuid en Noord Holland Type onderzoek: toegepast (ontwerpend onderzoek) Scope: Ruimtelijke ontwikkeling en waterveiligheid Looptijd: 2011 (1e fase), project wordt gecontinueerd in 2012 Het Atelier Kustkwaliteit koppelt de lange termijn veiligheidsuitdagingen van de Nederlandse kust aan de ruimtelijke ontwikkeling. Door middel van atelierbijeenkomsten (workshops) worden met de stakeholders ruimtelijke plannen voor de kust opgesteld. Integratie van verscheidene disciplines en het verbinden van lange termijn, praktijk en kennis op het vlak van kustontwikkeling staat centraal binnen het Atelier Kustkwaliteit. Door middel van concrete projecten worden lange termijn veiligheidsuitdagingen bestudeerd in een multidisciplinaire aanpak. Atelier Kustkwaliteit heeft voor 2011 een subsidie van het Stimuleringsfonds voor de Architectuur ontvangen. Een nieuwe subsidie is toegekend voor het vervolg van Atelier Kustkwaliteit in 2012. In 2012 wordt het aantal partners uitgebreid:DP Kust, Gemeente Den Haag, Provincie Zuid-Holland, Provincie Noord-Holland, Provincie Zeeland, Provincie Frysln, Van Oord en TU Delft. Het Atelier Kustkwaliteit onderscheidt zich van de overige onderzoeksprogrammas door het ruimtelijke ontwikkelingsaspect. De problematiek wordt multidisciplinair behandeld, maar vanuit ontwerpende disciplines (stedenbouwkunde, landschapsarchitectuur) benaderd. De agenda is ambitieus en de impact ervan is nog niet volledig zichtbaar. Atelier Kustkwaliteit pakt een belangrijke rol van het Deltaprogramma Kust op en creert inrichtingsconcepten die voor andere programmas relevant zijn. De betrokkenheid van waterbouwkundigen is beperkt.

  • Strategisch onderzoek kust 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    Bijlage 3 Hypothesenkustbeleid

  • Strategisch onderzoek kust Bijlage 3 9X0326.A0/R0006/MHIL/NVD/Rott Eindrapport 29 maart 2012

    Laag Onderwerp Hypothesen Vraag Voldoende kennis Kennisprogramma Basislaag WerkingKustfundament Suppletiezand wordt vanuit brekerzone verdeeld over het gehele kustprofiel. Hoe (strand of

    onderwater-suppletie)

    Beperkt

    Het zand van een strandsuppletie wordt verdeeld over het gehele kustprofiel.

    Over de 20m-contour vindt geen netto transport plaats op een tijdschaal van 50 tot 200 jaar.

    Hoeveel Ecologie

    Beperkt

    Er stuift geen zand voorbij de gesloten zeereep. De duinen groeien dus niet actief mee ten gevolge van het zeereepbeheer.

    De netto zandimport over de Belgische grens en de netto zandexport over de Duitse grens heffen elkaar op.

    SedimentuitwisselingKustfundament Getijdebekkens

    Suppletiezand wordt verdeeld over het gehele kustsysteem. Waar en hoe Voldoende kennis voor algemene beleidsvragen

    Onderzoek Deltares en DP Wadden De Waddenzee onttrekt zand aan het kustfundament. Het onttrokken volume wordt

    bepaald door het oppervlak van de Waddenzee, de relatieve zeespiegelstijging (dus inclusief bodemdaling door mijnbouw) en morfologische aanpassingen veroorzaakt door afsluitingen.

    Hoeveel

    De Westerschelde onttrekt zand aan het kustfundament. Het onttrokken volume wordt bepaald door het oppervlak van de Westerschelde, de relatieve zeespiegelstijging en morfologische aanpassingen veroorzaakt door vaarwegverdieping.

    Er is gn significant sedimenttransport door de Oosterscheldekering.

    Suppleren in de kustzone verhoogt de grootte van het netto zandtransport naar de Waddenzee niet.

    Ecologie

    HerverdelingSuppletiezand Het zand dat wordt afgevoerd uit een suppletievak komt ten goede aan de aangrenzende kust.

    Waar Voldoende kennis voor beleid

    Monitorings-programma TU Delft

    Het kustsysteem is een gesloten, zanddelend systeem. Tekorten in dit gesloten systeem ontstaan door de gevolgen van zeespiegelstijging en morfologische aanpassingen aan ingrepen.

    Hoeveel

    Zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust

    De actuele relatiev