Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

81
Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee - Ecohydrologische studie Eindrapport - Juni 2008 Deze studie werd gerealiseerd met Europese steun.

description

VMM Eindrapport Kleine Nete

Transcript of Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Page 1: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee - Ecohydrologische studie

Eindrapport - Juni 2008

Deze studie werd gerealiseerd met Europese steun.

Page 2: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee. Eco-hydrologische studie. Juni 2008. Projectuitvoering: − Els De Bie (dienst ecologisch beheer) − Ilse Van Eylen, Johan Lermytte (dienst grondwaterbeheer) − Leen Boeckx, Joost Dewelde (dienst hoogwaterbeheer) Projectondersteuning: − Annelies Haesevoets, Marc Florus, Maarten Van Aert (dienst Investeringen) − Koen Martens (dienst ecologisch beheer) Afdeling Vlaamse Milieumaatschappij Afdeling Operationeel Waterbeheer Afdelingshoofd Paul Thomas Samenvatting Dit rapport beschrijft de eco-hydrologische studie van het rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee. In deze studie worden verschillende maatregelen modelmatig afgetast. Wijze van refereren VMM (2008), Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee. Eco-hydrologische studie. VMM – afdeling Operationeel Waterbeheer, Brussel. Verantwoordelijke uitgever Philippe D’Hondt, afdelingshoofd Lucht, Milieu en Communicatie Vlaamse Milieumaatschappij Rapporten te bestellen bij VMM-Infoloket Alfons Van de Maelestraat 96 9320 Erembodegem Tel: 053 72 64 45 Fax: 053 71 10 78 [email protected] Depotnummer D/2008/6871/028

Page 3: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

SAMENVATTING De VMM-afdeling Operationeel Waterbeheer participeert in het Interreg IIIB-project ‘No Regret’. Binnen dit project worden de herstelmogelijkheden voor het alluviale vallei-ecosysteem van de Kleine Nete onderzocht. Het onderzoeksgebied omvat grosso modo de vallei van de Kleine Nete, in het westen begrensd door de Ringlaan rond Herentals (N153), in het oosten door de N19 te Geel, in het noorden door de heuvelrug die een grens vormt met het deelbekken van de Aa en in het zuiden door het Kempisch kanaal. De studie geeft inzicht in de: - historisch hydrologische en ecologische situatie van het gebied; - huidige hydrologische en ecologische situatie; - maximum haalbare gewenste hydrologische situatie, gericht op realisatie van ecologische

streefdoelen en met toetsing van de haalbaarheid naar aanwezige vormen van grondgebruik (landbouw, bewoning, industrie).

Dit project vormt een onderdeel van het Europese Interreg IIIB Noordzee Programma en bestaat uit een samenwerking van 4 partnerlanden die op zoek gaan naar korte en lange termijn maatregelen om watertekort te voorkomen. Het Vlaamse pilootproject bestaat uit een globaal studieprogramma dat het duurzame herstel van de vallei van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee bestudeert. Door de grootschalige ontginningen van het Geels Gebroekt, samen met het rechttrekken, verbreden en uitdiepen van de Kleine Nete werd de waterhuishouding danig verstoord. Dit resulteerde ook in een daling van de natuurwaarde van deze vallei. Het doel is om het tekort aan water in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ op te lossen, rekening houdend met het omliggende landgebruik, zoals landbouw en bewoning. Enkele van de maatregelen die overwogen worden zijn: - het afgraven van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’ in Herentals, zodanig dat hier een

nieuwe meander aangelegd kan worden. Het gebied functioneert tijdens hoge waterstanden als een wachtbekken met een capaciteit van ca. 55.000 m³;

- het vernieuwen van de dijken in Watering ‘De Zegge’. De huidige dijken op de oevers van de Kleine Nete worden afgegraven en 20 meter landinwaarts weer opgebouwd. De nieuwe dijken zijn hoger en steviger, waardoor het landbouwgebied beter beschermd is tegen overstromingen. De zone tussen de dijken fungeert als een langgerekt overstromingsgebied waarbinnen de Kleine Nete mogelijkheden heeft om te ontwikkelen tot een meer natuurlijke waterloop;

- het ecologisch herstel van de Kleine Nete ter hoogte van het Vlaamse natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ door het heraansluiten van oude meanders of het graven van nieuwe.

Deze maatregelen zullen ook bijdragen aan de bescherming van de stad Herentals tegen overstromingen. De mogelijkheden voor dit studiegebied zijn geëvalueerd aan de hand van een oppervlaktewatermodel, grondwatermodel en eco-hydrologisch model. Via een iteratief proces met de 3 modellen is gezocht naar een optimale inrichting waarbij de natuurdoelstellingen maximaal gerealiseerd worden zonder een negatieve impact uit te oefenen op de landbouw- en woonzones. Het oppervlaktewatermodel geeft inzicht in de effecten naar oppervlaktewaterpeilen, haalbaarheid waterberging en overstromingen. Er wordt o.a. nagegaan welke oude meanders kunnen worden heraangesloten en of demping van de huidige waterloop ter hoogte van deze meanders al dan niet wenselijk is. De output van het oppervlaktewatermodel dient als input voor het grondwatermodel. Met dit model worden de grondwaterstromingen geëvalueerd en kwelgebieden gelokaliseerd. De output van het grondwatermodel wordt als input gebruikt voor het eco-hydrologische model dat de effecten van de waterhuishouding nagaat op de vegetatie. Dit model doet een uitspraak over de potentiële vegetatietypen die gerealiseerd kunnen worden bij de verschillende maatregelen. Hierbij wordt getoetst of de gewenste natuurdoelstellingen gerealiseerd worden en of de instandhoudingdoelstellingen van de beschermde natuurtypes (EU habitatrichtlijn) worden gehaald. Door het afgraven van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’ tot op 12.15 mTAW wordt een bufferbekken met capaciteit van ca. 55.000 m³ gecreëerd. Hierbinnen kunnen vegetaties uit de moerassfeer ontwikkelen. In dit gebied wordt een nieuwe meander aangelegd. Door het instellen van de drempel kan een opstuwing worden veroorzaakt die verder doorwerkt stroomopwaarts en nog versterkt wordt door het aansluiten van nog aanwezige oude meanders. Deze opstuwing werkt door op het grondwaterpeil, dat zal stijgen met een gemiddelde van 20 cm ter hoogte van het natuurgebied

Page 4: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

‘Langendonk – Olens Broek’. Hierdoor wordt ook de kwel minder weggevangen. Dit alles heeft een positieve doorwerking naar de vegetatie. Elzenbroekbossen kunnen zich opnieuw of verder optimaal ontwikkelen. Natte ruigten kennen meer potenties door deze ingreep. De gerealiseerde opstuwing van het waterpeil in de Kleine Nete ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ deint uit naar het landbouwgebied ‘De Zegge’ toe. Door de daar geplande aanpassingswerken aan de dijken, zal er geen effect van de opstuwing merkbaar zijn. Bij piekafvoeren dalen de waterstanden er zelfs.

Page 5: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

SUMMARY The Flemish Environment Agency – Devision operational watermanagement participates in the Interreg IIB-project ‘No Regret’. This project searches for solutions to restore the valley ecosystem of de ‘Kleine Nete’. The study area is the river valley of the Kleine Nete limited by the Ringlaan of Herentals (N153) in the west, N19 in Geel in the east, the hills in the North, which is also the boundary of the Aa-valley and in the South by the Campaign Channel. This project explains more over the - historical hydrological and ecological situation of the area; - actual hydrological and ecological situation; - maximal nature objectives realised whithin the realistic hydrological situation without causing

negative impacts on agriculture and habitation. This No Regret project is part of the European Interreg IIIB NorthSea Program and forms a partnership between 4 countries searching for short en long term measures to avoid water shortage. This Flemish pilot project consists of a global research project for the long term restoration of the valley of the Kleine Nete between Herentals and Kasterlee. By the large-scale reclamation of the ‘Geels Gebroekt’, in combination by the straightening, broadening and deeping of the river Kleine Nete the hydrological situation was disturbed. This resulted in a decline of the nature values of the valley. The objective is to solve water shortage in the Flemish nature reserve ‘Langendonk - Olens Broek’, without negative impacts on agriculture and habitation. Few measures considered are: - excavating of "Hellekens-oost" and creating a new meander without causing waterproblems in the

‘Sint-Jobstraat. The area will function as a water retention basin in cases of high river water levels with a capacity of 55000m³ ;

- amelioration of the dikes in water board ‘De Zegge’, new dikes are implemented 20m inland to protect the agricultural area from flooding. The area between the river and dikes will be a flood area in which the river can develop more natural;

- ecological restoration of the Kleine Nete near the Flemish nature reserve ‘Langendonk - Olens Broek’ by connecting old or digging new meanders.

These measures will also increase the protection level of the city Herentals against floods. The possibilities for restoration are evaluated by a surface water, a groundwater and an eco- hydrological model. An iterative process of the 3 models searches for an optimal design in which the maximal nature objectives are realised without causing negative impacts on agriculture and habitation. The surface water model explains the effects on water levels, water storage and floods. The possibility of connecting old meanders is evaluated, together with the possibility of fill up the actual corresponding river section. These results are used as input for the ground water model in which the groundwater depths, groundwater flows and seepage areas are evaluated. The eco-hydrological model NICHE - Vlaanderen uses the results of both surface and groundwater model to predict the potential vegetation types. The integration of these 3 models makes it possible to examine if the conservation objectives of the Special Protection Area (EU-Habitat) can be reached. By excavating the Hellekens at a level of 12.15mTAW a water retention basin with a capacity of 55000m³ is created. Vegetation types typical for marshes and swamps can develop here. In this area a new meanders is designed. The creation of a dam will cause a damming up, strengthened by connecting old meanders more up stream of the river. These will increase the groundwater level with a mean of 20 cm in the neighbourhood of the nature reserve ‘Langendonk – Olens Broek’. Less seepage water is caught away, which has a positive effect on the development of the vegetation. Swamp Alder woods can be restored or can expand. Also potentials for Tall herb vegetation will increase. The effect of the realized raise in water level of the Kleine Nete near the Flemish nature reserve ‘Langendonk - Olens Broek’ is diminished near the upstream agricultural area ‘de Zegge’. Because of the planned replacement of the dikes, leading to more space for water, no effects of a raise in water level will be noticeable. During rainy periods with higher discharges, the water levels will even be lower than in the current situation.

Page 6: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

INHOUDSTAFEL 1 Inleiding ................................................................................................................ 9 2 Probleemstelling .................................................................................................11 3 Studiegebied........................................................................................................13 4 Opzet project .......................................................................................................17 5 Hydrologische situatie........................................................................................19

5.1 Historische toestand van het hydrologische systeem................................................................. 19 5.1.1 Grondwaterstanden .......................................................................................................... 19 5.1.2 Kwelgebieden.................................................................................................................... 21 5.1.3 Hydrografie........................................................................................................................ 22

5.2 Huidige toestand van de hydrologische situatie.......................................................................... 24 5.3 Evolutie........................................................................................................................................ 26

5.3.1 Evolutie van het grondwater ............................................................................................. 26 5.3.2 Evolutie van de kwelgebieden .......................................................................................... 27

5.4 Knelpunten .................................................................................................................................. 28 6 Ecologische situatie............................................................................................29

6.1 Historische toestand van de natuurkwaliteit................................................................................ 29 6.1.1 Historisch landgebruik....................................................................................................... 29 6.1.2 Graslandkartering 1960 .................................................................................................... 29 6.1.3 Bijkomende historische opnames ..................................................................................... 31

6.2 Huidige toestand van de natuurkwaliteit ..................................................................................... 32 6.2.1 Flora .................................................................................................................................. 32 6.2.2 Fauna ................................................................................................................................ 35

6.3 Knelpunten .................................................................................................................................. 36 7 Streefbeeld voor het valleigebied ......................................................................37

7.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 37 7.2 Gewenste ecologische waarden ................................................................................................. 39 7.3 Gewenste hydrologische waarden.............................................................................................. 44 7.4 Harde randvoorwaarden ............................................................................................................. 44

8 Scenario’s - hermeandering ...............................................................................47 8.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 47 8.2 Mogelijke hermeanderingstechnieken......................................................................................... 47 8.3 De Hellekens (M – 1)................................................................................................................... 48 8.4 Koulaak (M – 2) ........................................................................................................................... 49 8.5 Langendonk – Olens Broek......................................................................................................... 50 8.6 Agrarisch gebied met ecologisch belang (M – 8)........................................................................ 53 8.7 Intensief agrarisch gebied (M – 9)............................................................................................... 54 8.8 Overzicht ..................................................................................................................................... 55

9 Modelleringen ......................................................................................................57 9.1 Doel ............................................................................................................................................. 57 9.2 Bespreking van de gebruikte modellen....................................................................................... 58 9.3 Resultaten ................................................................................................................................... 59

9.3.1 Meanders .......................................................................................................................... 59 9.3.2 Piekafvoer ......................................................................................................................... 64 9.3.3 Waterbergingsgebied – De Hellekens .............................................................................. 65 9.3.4 Overstromingszone........................................................................................................... 68 9.3.5 Vernieuwen dijken ter hoogte van landbouwgebied de zegge ......................................... 70 9.3.6 Effecten van het dempen of afdammen van de Langendonkloop .................................... 70 9.3.7 Belangrijk knelpunt: de Kneutersloop ............................................................................... 71 9.3.8 Invloeden van buiten het studiegebied ............................................................................. 72 9.3.9 Effecten op ecologische waarden..................................................................................... 72 Habitatdiversiteit en vismigratie ..................................................................................................... 72 Potentiële vegetatietypen............................................................................................................... 74

9.4 Conclusies Modelleringen ........................................................................................................... 77 10 Besluit .................................................................................................................79

Page 7: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

FIGUREN EN TABELLEN Figuur 3.1 – Ligging van het studiegebied met aanduiding van de deelgebeiden gebaseerd op het

gewestplan (de gearceerde agrarische gebieden zijn deze met ecologisch belang) Figuur 3.2 – Habitatrichtlijngebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heide Figuur 4.1 – Bepalen van de grondwaterstand in functie van het gewenste natuurdoeltype (naar

Stuuman et al., 2002) Figuur 5.1 – Bodemkaart met gelinkte GLG, GHG en GVG. Veengronden (groen gearceerd), duinen

(oranje gearceerd) en bebouwing (grijs) zijn als overlay aangeduid. Figuur 5.2 - Kaart met potentiële kwel gebaseerd op bodemkaart en kaarten van de Dépôt de la

Guerre; (donker blauw hoogste potentie). Figuur 5.3 – Gedigitaliseerde oude kaarten tussen Ringlaan en brug Lichtaartseweg ter reconstructie

van de oude waterloop (Vallon, 2000). Figuur 5.4 –Kaart met knooppunten en loop van de oude Kleine Nete Figuur 5.5 - Historische sectie (grijs) en huidige sectie van de Kleine Nete ter hoogte van het

projectgebied. Figuur 5.6 – Selectie van enkele tijdreeksen uit het Olens Broek, 2-weekelijks opgemeten (ANB) Figuur 5.7 – Zones met kwel (donker blauw) berekend door het grondwatermodel van afdeling

Operationeel Waterbeheer Figuur 5.8 – Opgemeten drainagesysteem (donkerblauw) Figuur 5.9 – GLG-waarden berekend uit tijdreeksen en afgeleid uit bodemkaart Figuur 5.10 – GHG-waarden berekend uit tijdreeksen en afgeleid uit bodemkaart Figuur 5.11 –De reconstructie van de historische (links) en huidige (rechts) kwelzones binnen het

Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’. Figuur 6.1 – Kopie originele stafkaart met de vegetatiekartering uit 1961 (Andries en Van Slijcken,

1962) Figuur 6.2 – Gekarteerde graslanden, veldcode weergegeven Figuur 6.3 – Gekarteerde graslanden, legende zoals in publicatie verschenen Figuur 6.4 – Bijzondere waarnemingen (recent en historisch) Figuur 6.5 – Detail van de recente vegetatiekaar Figuur 6.6 – Percelen met kwelindicatoren Figuur 6.7 – Percelen met aanwezige Rode lijst -soorten Figuur 7.1 – Potentiële maatregelen voor het rivierherstel tussen Herentals en Kasterlee (afdeling

water, 2002). Figuur 7.2 – Kaart uit het Natuurrichtplan voor de Kleine Nete –‘ Langendonk – Olens Broek’ Figuur 7.3 – Kaart uit het Natuurrichtplan voor de Kleine Nete - Hellekens Figuur 8.1 – Mogelijke inrichtingen van oude meanders Figuur 8.2 – Mogelijk aan te sluiten oude meanders Figuur 8.3 – Mogelijke aan te sluiten meanders (groen), huidige loop van de Kleine Nete (blauw,) oude

meander niet aan te sluiten (rood) Figuur 9.1 - Grondplan van het ontwerp voor het rivierherstel op de Kleine Nete Figuur 9.2 – Opstuwend effect voor een gemiddelde jaarafvoer bij het aansluiten van alle meanders

met hun historische dimensies, behoud van de huidige loop van de Kleine Nete in de tussenliggende panden

Figuur 9.3 - Dwarssecties van M1 en M2 (M2 staat model voor alle andere meanders Figuur 9.4 - Lengteprofiel van ophoging bestaande dijken Figuur 9.5 - Grondplan van meanders 2 t.e.m. 5 Figuur 9.6 - Grondplan van meanders 8 en 9 Figuur 9.7 - Het effect van het aansluiten van de oude meanders op de waterpeilen in de Kleine Nete Figuur 9.8 - Grondwaterstanden voor het studiegebied in cm onder maaiveld en het verschil tussen

gemodelleerde huidige toestand en het scenario (rood verdroging, blauw vernatting) Figuur 9.9 - Opstuwing als gevolg van uitvoering van het project in vergelijking met bestaande

toestand Figuur 9.10 - Ontwerp van meander 1 en de wachtbekkens ter hoogte van ‘de Hellekens’ Figuur 9.11 - Verschil in diepte van de watertafel tussen scenario 9 (12.55mTAW) en scenario 10

(12.05mTAW) Figuur 9.12 - Effect van actief overstromingsgebied ter hoogte van ‘de Hellekens’ Figuur 9.13 - Overstromingskaart van projectgebied bij T10 Figuur 9.14 - Overstromingskaart van projectgebied bij T25 à 50 Figuur 9.15 - Overstromingskaart van projectgebied bij T100

Page 8: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Figuur 9.16 - Overstromingskaart van afwaarts gebied bij T100 Figuur 9.17 - Effect van het dempen of afdammen van het westelijk deel van de Langendonkloop Figuur 9.18 – Knelpunten van de Kneutersloop (links drainerend grondwater, rechts overstroming door

opstuwing) Figuur 9-19 - Regionale en lokale verlaging (in meter) ten gevolge van een gemodelleerde

grondwaterwinning van Umicore en Cumerio Belgium te Olen met een totaal vergund debiet van 3.000.000 m³/j.

Figuur 9.20 - Gemodelleerde stroomsnelheden na het aansluiten van de oude meanders Figuur 9.21 - Frequentiedistributie van de gemodelleerde stroomsnelheden in de Kleine Nete ter

hoogte van het studiegebied. Blauw: huidige toestand, rood: na heraansluiten van meanders Figuur 9.22 - Lengteprofiel van de geplande bodempeilverhoging in meander 1 net stroomopwaarts de

Ringlaanbrug. Figuur 9.23 –Totale voorspelling vegetatietypen (links huidige toestand, rechts scenario 10) Figuur 9.24 – Berekening potenties Elzenbroekbossen (Oligotroof, Mesotroof en Ruigt elzenbroek)

met donker groen voor de huidige toestand en licht-groen voor het scenario Figuur 9.25 – Berekening potenties Moerasspirearuigte met donker groen voor de huidige toestand en

licht-groen voor het scenario Figuur 9.26 – Berekening potenties Berken-eikenbos met donker groen voor de huidige toestand en

licht-groen voor het scenario Figuur 9.27 – Berekening potenties Dottergrasland met donker groen voor de huidige toestand en

licht-groen voor het scenario Tabel 5.1 - Natuurlijke draineringsklassen (Bodemkaart van België) Tabel 5.2 - Evolutie in lengte en sinuositeit van de Kleine Nete tussen Ringlaan en Lichtaartseweg na

1850 Tabel 6.1 - Kwelindicatoren Tabel 6.2 - Tabel met Rode lijst -soorten Tabel 7.1 - Standplaatseisen voor de verschillende natuurdoeltypen Tabel 7.2 - Gewenste grondwaterstanden voor grondwaterafhankelijke vegetatietypen Tabel 9.1 - Dimensies van de meanders in het realistische scenario

Page 9: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Inleiding • 9

1 Inleiding Al van oudsher heeft de mens zich in de nabijheid van rivieren gevestigd. De meeste waterlopen werden aan zijn wensen en noden aangepast. Sinds Wereldoorlog II werden in Vlaanderen in toenemende mate beken en rivieren ‘verbeterd’ door kanalisatie, oeververstevigingen, omleggingen, rechttrekkingen, … Het doel was het landbouwareaal te vergroten en een betere beheersing van de waterhuishouding te bekomen. Door rechttrekking wordt echter vaak het probleem van de wateroverlast verplaatst. Daarnaast heeft dit ook een verlaging van de habitatdiversiteit en een verarming van het landschap tot gevolg. De Europese Kaderrichtlijn Water geeft richting aan een vernieuwd waterbeleid waarbij gestreefd wordt naar een integrale aanpak van waterbeheer en -gebruik en een meer natuurgerichte benadering van de waterproblematiek (Afdeling Water, 2002a). Rivierherstel is de verzamelnaam voor een groot aantal maatregelen met als gemeenschappelijk doel het herstellen van natuurlijke systemen die verloren zijn gegaan of sterk werden gedegradeerd door toedoen van de mens. Waterlopen vormen immers belangrijke verbindingswegen die niet alleen een grote economische, sociale en culturele waarde hebben, maar ook een zeer belangrijke biologische, ecologische en milieuwaarde. Dit project kadert binnen het ‘No Regret’-project dat onderdeel is van het Europese Interreg IIIB Noordzee Programma en bestaat uit een samenwerking van 4 partnerlanden die op zoek gaan naar korte en lange termijn maatregelen om watertekort te voorkomen. Het Vlaamse pilootproject bestaat uit een globaal studieprogramma dat het duurzame herstel van de vallei van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee bestudeert. Het project liep van november 2004 tot en met juni 2008. Het totale budget bedroeg 990.470€ waarvan de helft EU-subsidies. Het doel is om het tekort aan water in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ op te lossen, rekening houdend met het omliggende landgebruik, zoals landbouw en bewoning. Enkele van de maatregelen die overwogen worden zijn: - het afgraven van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’ te Herentals, zodanig dat hier een

nieuwe meander aangelegd kan worden. Het gebied functioneert tijdens hoge waterstanden als een wachtbekken met een capaciteit van ca. 55.000 m³;

- het vernieuwen van de dijken in Watering ‘De Zegge’. De huidige dijken op de oevers van de Kleine Nete worden afgegraven en 20 meter landinwaarts weer opgebouwd. De nieuwe dijken zijn hoger en steviger, waardoor het landbouwgebied beter beschermd is tegen overstromingen. De zone tussen de dijken fungeert als een langgerekt overstromingsgebied waarbinnen de Kleine Nete mogelijkheden heeft om te ontwikkelen tot een meer natuurlijke waterloop;

- het ecologisch herstel van de Kleine Nete ter hoogte van het Vlaamse natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ door het heraansluiten van oude meanders of het graven van nieuwe.

De laatste jaren werd onderzoek uitgevoerd rond aspecten van oppervlakte- en grondwaterhydrologie in de omgeving van het studiegebied. Nochtans blijven er een aantal leemten in de kennis m.b.t. waterhuishouding. Deze hebben vooral te maken met specifieke eco-hydrologische aspecten, in samenhang met mogelijke ingrepen op de Kleine Nete (hermeandering) of lokaal binnen de vallei ten behoeve van overstroming/waterberging (nieuwe dijken). Deze studie tracht de leemten hier op te vullen door modelleringen van oppervlakte- en grondwater voor verschillende scenario’s en door het opstellen van een eco-hydrologisch model zodat ook effecten naar vegetatie kunnen worden ingeschat.

Page 10: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Inleiding • 10

Page 11: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Probleemstelling • 11

2 Probleemstelling De grootschalige ontginningen van het Geels Gebroekt (één groot laagveengebied dat zich uitstrekte tussen Herentals en Kasterlee) uit de jaren ’50 en ’60 betekenden het einde van een afwisseling van kleine graslanden, veenkuilen met rietkragen, zeggeveldjes en moerassen met een grote verscheidenheid aan planten- en dierengemeenschappen. Het gebied werd omgevormd tot een landbouwgebied met grootschalige weilanden en melkveebedrijven. Dit ging gepaard met het rechttrekken, verbreden en uitdiepen van de Kleine Nete en een permanente kunstmatige ontwatering. Door de plaatsing van dijken naast de waterloop en een pompstation is het landbouwgebied ter hoogte van De Zegge hydraulisch geïsoleerd van de Kleine Nete. Een aantal gebieden bleef van ontginning gespaard: het natuurreservaat De Zegge, Mosselgoren, het Olens Broek en Langendonk. De waterhuishouding in het stroomgebied tastten evenwel ook in deze gebieden de natuurkwaliteit aan. De versnelde afwatering van de landbouwgronden zorgde ook voor een sterke ontwatering in Langendonk en het Olens Broek, zeker nadat in de jaren ’70 nog een laatste rechttrekking en verdieping van de Kleine Nete werd uitgevoerd in het studiegebied. Door de verlaging van het waterpeil viel het voor de vegetatie belangrijke contact met grondwater weg. Deze verdroging is vooral in de zomer merkbaar. Hierdoor kwam het ecosysteem in verval waarbij de aanwezige natte en vochtige natuurtypes verdwenen of ernstig aangetast werden. Zo zijn de meeste Elzenbroekbossen de laatste jaren sterk verruigd. Naast het volledig verdwijnen van Slangenwortel (Calla palustris), ging Waterdrieblad (Menyanthes trifolia) en Bosanemoon (Anemona nemorosa) sterk achteruit. De grondwaterstudie van het Olens Broek (Swings et al., 1997) suggereert een aantal oplossingen om de verdroging van het Olens Broek te beperken. Zo werd geconcludeerd dat een verhoging van het waterpeil in de Kleine Nete zou kunnen zorgen voor een grondwaterstroming die meer in het studiegebied terecht zal komen. Mogelijke maatregelen om het waterpeil in de Kleine Nete te verhogen zijn het heraansluiten van oude meanders en het creëren van een nieuwe meander (ter hoogte van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’). Een aantal van deze maatregelen zijn reeds geanalyseerd in de oppervlaktewaterkwantiteits-modelleringen (OWKM) voor het stroomgebied van de Kleine Nete en Aa, een aantal anderen werden doorgerekend door afdeling Operationeel Waterbeheer. Deze modellen bestuderen echter enkel het hydraulische aspect van deze maatregelen. Bijgevolg werd in de onderhavige studie de relatie tussen oppervlaktewater en grondwater van de maatregelen onderzocht. Daarnaast werden ook de eco-hydrologische aspecten bestudeerd via een eco-hydrologisch model. Het uiteindelijke doel is om te onderzoeken of de maatregelen het gewenste effect zullen hebben op het grondwater en de daarmee in verband staande vegetatie, zonder de omliggende landgebruiken (landbouw en woonzone) te schaden. Indien schadelijke effecten zouden kunnen optreden, dienen deze met mitigerende maatregelen te worden bestreden.

Page 12: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Probleemstelling • 12

Page 13: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Studiegebied • 13

3 Studiegebied Het onderzoeksgebied van het No Regret project omvat grosso modo de vallei van de Kleine Nete, in het westen begrensd door de Ringlaan rond Herentals (N153), in het oosten door de N19 te Geel, in het noorden door de heuvelrug die een grens vormt met het deelbekken van de Aa en in het zuiden door het Kempisch kanaal (figuur 3.1). Het studiegebied is ongeveer 30 km² groot. Binnen dit gebied heeft de rivier Kleine Nete een lengte van 10 km. Op basis van het gewestplan kunnen er 5 deelgebieden (afbakening zie figuur 3.1) onderscheiden worden nl.: 1) Parkgebied: Net stroomopwaarts het stadscentrum van Herentals bevindt zich op de linkeroever van de Kleine Nete een gebied dat bekend staat als ‘de Hellekens’. Op het gewestplan kreeg dit gebied, dat door de Ringlaan in een westelijk en oostelijk deel wordt gesplitst, een groene bestemming. Het deelgebied ‘Hellekens-west’ binnen de Ringlaan werd in de periode 2004-2005 door de stad Herentals, Natuurpunt vzw en Boskat vzw ingericht als wandelgebied. Naast het uitbreiden van het netwerk aan wandelpaden en het graven van enkele vijvers, werd de Hellekensloop gedeeltelijk in ere hersteld; een actie die was opgenomen in het GNOP van de stad Herentals. Een deel van deze oude waterloop bevindt zich echter buiten de Ringlaan ter hoogte van het opgespoten terrein. De verbinding onder de Ringlaan is hoogstwaarschijnlijk weg. Enkel het gedeelte buiten de Ringlaan is in deze studie betrokken namelijk ‘Hellekens-oost’. Het ligt ingesloten tussen de Kleine Nete, de spoorlijn Leuven-Gladbach en de St.-Jobstraat. Dit 15 ha grote terrein werd in de jaren '60 opgespoten met zand dat afkomstig is van de verbreding en verdieping van het Albertkanaal, waardoor het gebied nu ongeveer 3 meter hoger ligt dan het oorspronkelijke niveau van de vallei. In het begin van de jaren ’90 had de VDAB hier een opleidingscentrum voor bulldozerchauffeurs gevestigd. Wegens non-conformiteit van de opleidingsactiviteit met het gewestplan heeft de VDAB het terrein ondertussen verlaten. Het terrein wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), dat het gebied sinds 2003 in eigendom heeft. 2) Agrarisch gebied: Net voorbij de spoorweg is er agrarisch gebied. In de geplande afbakening van het buitengebied is evenwel voorzien om in deze zone bijkomend natuurgebied af te bakenen. Het gebied ligt volledig in habitatrichtlijngebied nl dit van het ‘Valleigebied van de Kleine Nete met aangrenzende brongebieden, moerassen en heiden’. De Koulaak, een mooie kwelbeek, slingert zich doorheen de beemden op de rechteroever van de Kleine Nete, net als een landschappelijk waardevolle oude meanderarm. 3) Natuurgebied: Meer oostwaarts in het valleigebied is er natuurgebied met wetenschappelijke waarde en natuurreservaat terug te vinden. Dit Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ wordt beheerd door het ANB. De voorkoopzone van het natuurreservaat sterkt zich uit tot aan de overzijde van de Kleine Nete en blijft hier ten zuiden van een zandweg, die gesitueerd is op de grens tussen de valleizone en de hoger gelegen gronden. Ook dit gebied maakt bijna integraal deel uit van het habitatrichtlijngebied ‘Valleigebied van de Kleine Nete met aangrenzende brongebieden, moerassen en heiden’. De aanwezige vegetatietypen variëren van beekbegeleidend laagveengebied, over vochtige beemden tot vochtige loofbossen en heide- en vengebieden. Binnen dit gebied bevinden zich nog 4 oude meanders. 4) Agrarisch gebied met ecologische waarde: Dit landbouwgebied met ecologisch belang functioneert als verwevingsgebied tussen landbouw en natuur. Ter hoogte van dit gebied is in het westen de goed herkenbare en gave perceelsstructuur en het sterk gesloten karakter (restanten perceelsrandbegroeiing en bos) bewaard gebleven zoals aanwezig op de oude militaire kaarten. De vegetatie bestaat hier voornamelijk uit vochtige beemden. De grens tussen natuurgebied en dit agrarisch gebied met ecologisch belang wordt gevormd door een meander. Hoewel het eilandje tussen meander en Kleine Nete ingekleurd staat als ecologisch belangrijk agrarisch gebied, is het momenteel volledig bebost. 5) Agrarisch gebied: Naast intensief landbouwgebied, wordt dit deelgebied vervolledigd met recreatiegebied, zijnde Bobbejaanland en de camping Korte Heide. Binnen de vallei hebben ruilverkavelingen het landschap en het vallei-ecosysteem hier sterk aangetast. Een oude nog aanwezige meander bevindt zich ter hoogte van de camping. Een deel van deze arm is echter vergraven tot visvijver.

Page 14: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Studiegebied • 14

Figuur 3.1 – Ligging van het studiegebied met aanduiding van de deelgebeiden gebaseerd op het gewestplan (de gearceerde agrarische gebieden zijn deze met ecologisch belang)

In het studiegebied zijn de doelstellingen van de waterhuishouding sterk afhankelijk van de bestemming. In het natuurgebied is het de bedoeling om de waterhuishouding af te stemmen op het herstel van de historisch aanwezige natuurtypes. In het landbouwgebied moet een waterhuishouding behouden blijven die een goede landbouwkundige uitbating van het gebied mogelijk maakt. Zoals reeds vermeld, maakt dit gebied deel uit van het Habitatrichtlijngebied: ‘de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden’ (Figuur 3.2). Voor de habitattypes en de soorten, waarvoor deze gebieden werden aangewezen, moet gestreefd worden naar een gunstige staat van instandhouding door behoud of herstel. Naast Elzenbroekbossen zijn ook Natte ruigten hier van belang (meer details zie §7.2).

Page 15: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Studiegebied • 15

Figuur 3.2 – Habitatrichtlijngebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden

Page 16: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Studiegebied • 16

Page 17: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Opzet project • 17

4 Opzet project Deze eco-hydrologische modelstudie zal de herstelmogelijkheden voor het alluviale vallei-ecosysteem aanduiden. De studie dient meer bepaald een inzicht te geven in de: 1. historische hydrologische en ecologische situatie van het gebied; 2. huidige hydrologische en ecologische situatie; 3. maximum haalbare gewenste hydrologische situatie, gericht op realisatie van ecologische streef-doelen en met toetsing van de haalbaarheid naar aanwezige vormen van grondgebruik (landbouw, bewoning, industrie). Grofweg kan gesteld worden dat de historische situatie overeenkomt met de situatie van voor de grootschalige ontginningen van het Geels Gebroekt in de jaren ’50 en ’60. De historische situatie kan gezien worden als referentiebeeld. Dit wil dus niet zeggen dat dit het streefbeeld vormt aangezien de klok niet gewoon kan teruggedraaid worden. Ondertussen hebben er zich veranderingen voorgedaan die onomkeerbaar zijn: de zogenaamde harde randvoorwaarden. Dit wordt geschetst in figuur 4.1.

Figuur 4.1 – Bepalen van de grondwaterstand in functie van het gewenste natuurdoeltype (naar Stuuman et al., 2002)

De referentie geeft aan wat de vroegere waterhuishoudkundige situatie was. Het verschil tussen de grondwaterstanden in de huidige situatie en die in de referentie geeft informatie over de historische verdroging. Het streefbeeld geeft aan wat de maximaal haalbare hydrologische situatie is, zodat de gewenste natuurdoeltypen kunnen gerealiseerd worden.

Page 18: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Opzet project • 18

Page 19: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 19

5 Hydrologische situatie

5.1 Historische toestand van het hydrologische systeem Het is belangrijk een beeld te vormen van de historische toestand van het valleigebied om zo de ecologische functies en de natuurlijke geomorfologie van het gebied te herstellen, wat het uiteindelijke doel is van rivierherstel. Toch is het eerder aangewezen om ‘het natuurlijke systeem’ als referentie te aanzien en niet zozeer als het uiteindelijke doel van een rivierherstelproject. Deze status is immers in de meeste gevallen niet haalbaar door ingrijpende historische veranderingen in het systeem (Osborne et al, 1993, Power, 1999). De reconstructie van de natuurlijke toestand van de rivier, de toestand op het ogenblik dat de mens nog niet of in zeer geringe mate heeft ingegrepen in het rivierpatroon, kan gebeuren aan de hand van analyses van oude kaarten.

5.1.1 Grondwaterstanden Voor de Kleine Nete komt de historische situatie in grote lijnen overeen met de situatie van voor de grootschalige ontginningen van het Geels Gebroekt in de jaren ’50 en ’60. Deze kan voor een deel afgeleid worden uit de bodemkaart aangezien deze is opgesteld in de loop van de jaren ‘60. Ook gradiënten in de hoogteligging, historische vegetatiegegevens en oude landgebruikkaarten zijn een mogelijke bron om de historische grondwatersituatie in beeld te brengen. Omdat de bodemkenmerken slechts langzaam veranderen, kan uit de bodemopbouw nog lang worden afgelezen wat in het verleden de waterhuishoudkundige situatie is geweest. Op de Belgische bodemkaart geven vooral de drainageklassen veel informatie over de vroegere grondwaterstanden. Deze klassen zijn grotendeels gebaseerd op de hydromorfe kenmerken (o.a. roestverschijnselen) die relatief langzaam veranderen (tabel 5.1). De kartering van de drainageklassen is vrij vroeg in de jaren vijftig en zestig uitgevoerd zodat ze naar verwachting een beeld geven van de waterhuishoudkundige situatie ongeveer halverwege de vorige eeuw. De relatie tussen drainageklasse in combinatie met de textuur en de grondwaterstand werd gelegd door Van Damme (1971). Voor meer info wordt verwezen naar bijlage 5.1. Figuur 5.1 toont het resultaat. Hieruit blijkt dat het studiegebied gekenmerkt wordt door hoge grondwaterstanden. Bij de gemiddelde hoogste grondwaterstand ligt deze tot 5 cm onder het maaiveld, de gemiddelde laagste grondwaterstand zakt weg tot 65 cm onder het maaiveld. Er is ook een groot veenpakket aanwezig waar grondwaterstanden tot het maaiveld worden verwacht. Een probleem vormt het ruilverkavelingsgebied dat duidelijk naar voor komt als een uniforme karteringseenheid (Zeg). Het gaat om de ontginning van het Geel Gebroekt ter hoogte van ‘de Zegge’. Uit de omliggende bodems is duidelijk af te leiden dat het om een niet natuurlijke zone gaat, het van oorsprong natte valleigebied wordt hier kunstmatig ontwaterd met enkele bemalingpompen. Het is moeilijk in te schatten wat hier de vroegere hydrologische situatie was.

Page 20: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 20

Tabel 5.1 - Natuurlijke draineringsklassen (Bodemkaart van België)

Symbool Definitie Natuurlijke drainering Diepte in cm waarop roest- of

reduktieverschijnselen beginnen

leem-klei zand leem-klei zand leem-klei zand

roest reduktie roest reduktie .a. - zeer droog - te sterk - - - - .b. (niet gleyig) droog goed iets te sterk > 125 - 90-125 - .c. zwak gleyig matig droog matig 80-125 - 60-90 - .d. matig gleyig matig nat onvoldoende 50-80 - 40-60 - .h. sterk gleyig nat tamelijk slecht 30-50 - 20-40 - .i. zeer sterk gleyig zeer nat slecht 0-30 - 0-20 - .e. sterk gleyig met reduktiehorizont nat tamelijk slecht 30-50 > 80 20-40 > 80

.f. zeer slechtreduktiehorizont

gleyig met zeer nat slecht 0-30 40-80 0-20 40-80

.g. gereduceerd uiterst nat zeer slecht - < 40 - < 40

.A.=(.a.)+.b.+.c.+.d. net tot matig gleyig zeer droog tot matig

nat goed tot onvoldoende

te sterk tot onvoldoende > 50 - > 40 -

.B.=.a.+.b. (niet gleyig) zeer droog en droog goed te sterk en iets te sterk - - > 90 -

.D.=.c.+.d. zwak en matig gleyig matig droog en matig nat matig tot onvoldoende 50-125 - 40-90 -

.I.=.h.+.i. sterk en zeer sterk gleyig nat en zeer nat tamelijk slecht en slecht < 50 - < 40 -

.F.=.e.+.f. sterk en zeer reduktiehorizont

sterk gleyig met nat en zeer nat tamelijk slecht en slecht < 50 > 40 < 40 > 40

.G.=.e.+.f.+.g.

sterk en zeer reduktiehorizontgereduceerd

sterk gleyig met en volledig nat tot uiterst nat tamelijk

slecht slecht tot zeer 0-50 < 125 0-40 < 125

• a: excessief gedraineerde gronden (zeer droog) • b: goed gedraineerde gronden (droog) • c: matig goed gedraineerde gronden (matig droog) • d: onvoldoende gedraineerde gronden (matig nat) • e: tamelijk slecht gedraineerde gronden met permanent aanwezig grondwater (nat) • f: slecht gedraineerde gronden met permanent aanwezig grondwater (zeer nat) • g: uiterst slecht gedraineerde gronden (uiterst nat) • h: tamelijk slecht gedraineerde gronden met stuwwater (tijdelijk grondwater) (nat) • i: slecht gedraineerde gronden met stuwwater (tijdelijk grondwater) (zeer nat)

Opmerking: gronden met stuwwater(drainageklasse h of i) zijn zeer nat in de winter en zeer droog in de zomer omwille van de sterk schommelende grondwatertafel.

Page 21: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 21

Figuur 5.1 – Bodemkaart met gelinkte GLG, GHG en GVG. Veengronden (groen gearceerd), duinen (oranje gearceerd) en bebouwing (grijs) zijn als overlay aangeduid.

5.1.2 Kwelgebieden Door kwel gevoede locaties zijn door de constante aanvoer van grondwater gebufferd tegen te grote veranderingen in het milieu. Dat geldt in de eerste plaats natuurlijk voor de vochthuishouding. Door de aanvoer van grondwater zakt het grondwaterpeil in de zomer slechts weinig, en blijft de grondwaterstand een groot deel van het jaar dicht bij het maaiveld. Daarnaast worden met het grondwater allerlei stoffen aangevoerd die een bufferende invloed hebben op de zuurgraad en de voedselrijkdom van de bodem. Dit levert vaak zeer specifieke standplaatskenmerken op waardoor enkel typische plantensoorten met een hoge natuurwaarde voorkomen. De reconstructie van kwelgebieden is niet eenvoudig. Het is onmogelijk op basis van 1 gegeven een historische kwelkaart op te stellen. De opbouw gebeurt dan ook aan de hand van verschillende kaarten zoals de bodemkaart in combinatie met het DTM, historische vegetatiegegevens en informatie over historisch landgebruik. Met de combinatie van al deze gegevens kunnen historisch potentiële kwelgebieden worden aangeduid (Bijlage 5.1). Op basis van deze kaarten werden scorekaarten aangemaakt. Locaties waar kwel kan voorkomen op basis van de gegevens krijgen score 1 of hoger, de andere krijgen score 0. De verschillende kaarten worden dan bij elkaar opgeteld zodat locaties met de hoogste scores ook de grootste potentie voor kwel aanduiden. Dit is louter een indicatieve kaart op basis van historische gegevens (figuur 5.2).

Page 22: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 22

Figuur 5.2 - Kaart met potentiële kwel gebaseerd op bodemkaart en kaarten van de Dépôt de la Guerre; (donker blauw hoogste potentie).

5.1.3 Hydrografie Historische kaarten zoals de Vandermaelen kaart, de militaire kaarten en waterloopatlassen geven de ligging van de waterloop weer. De analyse van de historische evolutie van de waterloop werd uitgevoerd in de thesis ‘Onderzoek naar de historische en huidige typologie van Vlaamse rivieren in het kader van een hermeanderingsporject: case-study van de Kleine en de Grote Nete’ (Vallon, 2002). Zowel op de kaarten van Ferraris, Vandermaelen als de militaire kaarten blijkt meandering nog duidelijk aanwezig. Vanaf 1900 is men begonnen met de rechttrekking van de Kleine Nete. Enkel de meander ter hoogte van het agrarisch gebied met ecologische waarde is pas na 1971 rechtgetrokken. Uit figuur 5.3 komt ook duidelijk naar voor dat de Ferrariskaart onvoldoende nauwkeurig is voor de precieze locatie van de waterloop. Figuur 5.3 – Gedigitaliseerde oude kaarten tussen Ringlaan en brug Lichtaartseweg ter reconstructie van de oude

waterloop (Vallon, 2000).

0,50 0,25

kilometers

(

Legende19991991197119521935190018731865VandermaelenFerraris

Page 23: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 23

Sinuositeit De sinuositeit (P) drukt de verhouding tussen de werkelijke rivierlengte en de lengte van de riviervallei uit en is een goede maat om het meanderende karakter van de rivier te definiëren. Hoe sterker de meander, des te hoger deze parameter. Een perfect rechte rivier heeft dus een sinuositeit van 1. Uit de historische kaarten kan de sinuositeit worden bepaald. Tabel 5.2 geeft de rivierlengte en sinuositeit weer van de Kleine Nete. Een belangrijke terugval van de sinuositeit doet zich voor op het moment dat de eerste rechttrekkingen plaatsvonden nl., tussen het tekenen van de topografische kaart in 1873 en het kaartmateriaal uit 1880 (P = 1.26). Honderd jaar later wordt de Kleine Nete voor een tweede maal rechtgetrokken (P = 1.1)

Tabel 5.2 – Evolutie in lengte en sinuositeit van de Kleine Nete tussen Ringlaan en Lichtaartseweg na 1850

Kaart riviervallei Lengte Sinuositeit (in m) (in m) (P) Vandermaelen 4230 6246 1,48 Topo 1865 4230 5954 1,41 Topo 1873 4230 5930 1,4 Kaartmateriaal - 1880 * 4230 5320 1,26 Luchtfoto 1952 4230 4646 1,1 Topo 1971 4230 4616 1,1 Topo s.d. 4230 4590 1,09 Luchtfoto 1999 4230 4388 1,05 VHA ** 4230 4583 1,08

* archief Provinciehuis Antwerpen, analyse door Afdeling Operationeel Waterbeheer ** analyse door Afdeling Operationeel Waterbeheer

Meandergordel Een meandergordel (G) wordt gedefinieerd als zijnde de ruimte ingesloten tussen de twee raaklijnen waartussen de meanders slingeren. Deze twee lijnen zijn tangentieel rakend aan de convexe zijdes van de opeenvolgende bochten. De meandergordel is dus iets breder dan de amplitude, het verschil is de breedte van de rivier. De breedte van de historische meandergordel, bepaald op basis van de Vandermaelenkaart, topografische kaart uit 1865 en 1873 bedraagt 20 m op het smalste punt (tussen de Kneutersloop en de Steenovenloop) en 190m op het breedste punt (tussen Langendonkloop en de Kneutersloop). Dimensies oude loop De reconstructie van de dimensies van de waterloop is minder eenvoudig te bepalen. Er zijn wel wat gegevens voorhanden op kaartmateriaal van de nieuwe waterloop, maar van de oude meanders zijn slechts een beperkte set gegevens teruggevonden. Enkel op een kaart over de ‘normalisatie van de Kleine Neet’, aanwezig in het stadshuis van Herentals, werden nog enkele gegevens over de laatste afgesneden meanders teruggevonden. Deze zijn samen met de dimensies van de waterloop uit 1877 (oude waterloopatlas) gebruikt om een ‘historische Kleine Nete’ te reconstrueren. Op figuur 5.4 zijn knooppunten weergegeven waarvoor informatie over de dimensies van de rivierdoorsnede voorhanden zijn. Deze zijn gebruikt bij het opstellen van een scenario in de oppervlaktewatermodellering (zie §9.1).

Page 24: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 24

Figuur 5.4 –Kaart met knooppunten en loop van de oude Kleine Nete

Uit vergelijking van opmetingen van huidige dwarsprofielen en beschikbare data uit de waterloopatlas van 1877 en de normalisatieplannen van 1963 blijkt dat de Kleine Nete gemiddeld 1.20 m verdiept is, dat de oevers 0.5 m zijn opgetrokken en de gemiddelde verbreding aan de top ongeveer 11 m bedraagt. De gemiddelde bodembreedte werd niet significant gewijzigd en is nog steeds ongeveer 10 m. De gemiddelde dwarsdoorsnede van de Kleine Nete werd vergroot van 25 m² naar 66m², zie figuur 5.5.

Figuur 5.5 - Historische sectie (grijs) en huidige sectie van de Kleine Nete ter hoogte van het projectgebied.

5.2 Huidige toestand van de hydrologische situatie Om knelpunten te lokaliseren is het belangrijk een beeld te krijgen van de huidige situatie. In het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ worden tweewekelijks peilbuizen opgemeten door de natuurwachter van ANB. Op drie locaties wordt het oppervlaktewater gemeten. Aan de hand van tijdreeksen kunnen variabelen zoals amplitude, minimum en maximum grondwaterstanden worden afgeleid. Figuur 5.6 toont de tijdreeksen uit raai 1 van het studiegebied. De andere raaien staan weergegeven in bijlage 5.3.

Page 25: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 25

Olens broek - raai I

50

0

-50

-100

-150

-200

ldve

air m

aedn

cm o

8 98 9 9 99 00 000

0 0 01 1 1 1 2 2 u 3 4 5 6 6919 19

9 9 02 0 0319 20 20

0 020

0 0 0 0 03 03 0420 20 20 20 3 1

420

020 20 20

0 0 0 09 9 0 0 0 0 0 004 05 05 00

5 06 06 0/1 / /1 / /2 /2 / /2 /2 2 /2 208 1/ 3 /2 207 0/ 1/ 4 7 1 2/ 5 8 2 3/ 6/ 9/ 1/ 0 06/ 9 2/ 3/ 07

/ 0 1/ 4/ 7/20 /2 20 201 2/ 8/2

02/201/ 1 /0 /0 /1 0 0 /0 1 0 06/ /0 1 0 0 0 0 1 0 1 0 06

/0 /1

14 5 1 7/ 15/ 8/ / 4/ / /01 2/ 8 2/ 17 0 3/2 1 1 3 1 21 2 1 3 1 /04

/2/ /15/ 0 0 06 1/ 1/ 4/ 1/ 4/ 25

/ 7/ 2/ 7/ 30/ 1

14 1 2 1 2 2 1

datum

I 8o I 8d I 7d I 5d I 3o I 2o I 1o

Figuur 5.6 – Selectie van enkele tijdreeksen uit het Olens Broek, 2-weekelijks opgemeten (ANB)

Uit de tabel in bijlage 5.3 zien we duidelijk dat het hydrologische jaar 2001 (1 april 2001 tot 31 maart 2002) het natste jaar is (GG – gemiddelde grondwaterstand). Het droogste jaar vinden we terug in 2003. Voor 2005 vinden we de laagste GHG-waarden. Nochtans is er een pomp geïnstalleerd in het Olens Broek zodat Netewater rechtstreeks in het gebied kan worden gepompt en dit een te sterke daling van het grondwater moet tegengaan. Blijkbaar is deze maatregel nog niet doeltreffend genoeg. Het aan/uitschakelen van deze pomp gebeurt ‘gevoelsmatig’ en op onregelmatige tijdstippen. Het is dus moeilijk om dit correct te modelleren. Figuur 5.7 toont de kwelkaart zoals berekend in de grondwatermodellering (zie § 9.2).

Figuur 5.7 – Zones met kwel (donker blauw) berekend door het grondwatermodel van afdeling Operationeel Waterbeheer

Page 26: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 26

Het drainagesysteem in een gebied vormt eveneens een belangrijk gegeven aangezien dit een impact heeft op het locale hydrologische systeem. Zo kan het drainagesysteem zorgen voor een snelle afvoer van het regenwater, maar ook van het kwelwater. Het drainagesysteem is opgemeten door VMM - afdeling Operationeel Waterbeheer. Figuur 5.8 toont de belangrijkste afwateringsgrachten binnen het interessegebied.

Figuur 5.8 – Opgemeten drainagesysteem (donkerblauw)

5.3 Evolutie

5.3.1 Evolutie van het grondwater Op de grondwaterkaart, afgeleid uit de bodemkaart, staan de peilbuizen geplot samen met de berekende GxG-waarden (figuur 5.9 – 5.10). Hier is duidelijk te zien dat daar waar veenpakketten voorkomen en dus verondersteld wordt dat het grondwater tegen het maaiveld staat, de recent gemeten grondwaterpeilen wel wat lager liggen. Vooral in het Olens Broek liggen de gemiddelde laagste grondwaterstanden vaak een halve meter en meer onder het maaiveld. Deze waarden zijn voor de vegetatie erg belangrijk aangezien ze een determinerende factor kunnen vormen voor het al of niet voorkomen van bepaalde vegetatietypen.

Figuur 5.9 – GLG-waarden berekend uit tijdreeksen en afgeleid uit bodemkaart

Page 27: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 27

Figuur 5.10 – GHG-waarden berekend uit tijdreeksen en afgeleid uit bodemkaart

5.3.2 Evolutie van de kwelgebieden Het vermoeden is groot dat als we de historische potentiële ligging van de kwelgebieden vergelijken met deze berekend in het grondwatermodel er een overeenkomst is (figuur 5.11). De zone met hoogste potentie (1) komt overeen met de zone gelegen rechts op het kaartje uit het grondwatermodel, de zone links (2) vinden we ook terug. De huidige zones zijn kleiner dan deze afgeleid uit historische gegevens. Hier moet er rekening gehouden worden met het feit dat er onvoldoende gegevens voorhanden zijn om de werkelijk historische situatie te staven. Door het huidige drainagesysteem wordt er waarschijnlijk wel heel wat kwel weggevangen in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk – Olens Broek’. Vooral de Kneutersloop, die relatief diep uitgegraven is, werkt sterk drainerend en is hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk voor het wegvangen van de kwel in de nabije omgeving.

Figuur 5.11 –De reconstructie van de historische (links) en huidige (rechts) kwelzones binnen het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’.

1 1

2 2

Page 28: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Hydrologische situatie • 28

5.4 Knelpunten De menselijke ingrepen in het hydrologische systeem kunnen naar voor geschoven worden als een van de belangrijkste oorzaken in de verdrogingproblematiek. Het begon allemaal met de ontginning van het Geels Gebroekt. Dit resulteerde in landbouwgebied met grootschalige weilanden en melkveebedrijven, waarbij de percelen permanent ontwaterd worden via lokale drainagegrachten. Daarnaast heeft het rechttrekken, uitdiepen en verbreden van de Kleine Nete ook een belangrijke impact op het hele valleisysteem. Water wordt hierdoor versneld afgevoerd wat leidt tot verdroging, ook ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk – Olens Broek’ vormt dit nog een belangrijk knelpunt. De lokale afwateringsgrachten ter hoogte van het Vlaams natuurgebied hebben een impact op de nabij gelegen percelen. De laatste jaren wordt de Langendonkloop zo min mogelijk geruimd wat zorgt voor een opstuwend effect. De Kneutersloop die midden door ‘Langendonk – Olens Broek’ loopt, is zeer diep ingesneden en werkt vooral drainerend. De loop vangt hierdoor vrij veel kwelwater weg uit het natuurgebied. Wanneer dit drainerende effect kan worden opgeheven, kan de natuur zich lokaal herstellen. Kwelzones leveren namelijk specifieke standplaatscondities waar uitzonderlijke flora met hoge natuurwaarden kan gedijen. Net buiten het studiegebied bevindt zich een grondwaterwinning van Umicore en Cumerio. Deze heeft een belangrijke impact op de hydrologie (zie § 9.3.7 voor meer details).

Page 29: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Ecologische situatie • 29

6 Ecologische situatie

6.1 Historische toestand van de natuurkwaliteit

6.1.1 Historisch landgebruik De landschappelijke diversiteit is ontstaan vanuit een eeuwenlange wisselwerking tussen enerzijds de specifieke gebruiken en gewoonten van lokale mensengemeenschappen en anderzijds het specifieke natuurlijke voorkomen van hun leefomgeving. Traditionele landschappen lieten in regel een sterke verbondenheid met de natuur zien. Elke ingreep was sterk gebonden aan de natuurlijke mogelijkheden van het terrein of de streek. De vruchtbaarheid van de bodem, de waterhuishouding, het microklimaat, de strategische ligging, de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen, zelfs het voorkomen van wild of vis,… bepaalden de plaats en de aard van de ingrepen van de mens op zijn omgeving. Deze weerspiegeling is een belangrijk gegeven in het landschap (Struyf et al., 2004). Vele eeuwen bleef het Olens Broek en omgeving een onherbergzaam gebied met uitgestrekte moerassen, vage gronden, vennen en bossen. Het behoorde tot het Geels Gebroekt, een groot laagveengebied. Tussen 1850 en begin 1900 zorgde turfontginningen in dit gebied voor een drukke economische bedrijvigheid. Langsheen de Kleine Nete ontstonden honderden kleine lange perceeltjes van amper enkele aren groot. Deze turfontginning heeft lange tijd het landschap tussen Herentals en Kasterlee bepaald. Bij de ontdekking van steenkool in Limburg kwam er hieraan een einde. Begin van de 20ste eeuw werd er ook begonnen met de ontginning van ijzererts. Hierbij werden de bovenste veengronden manueel afgegraven. Toen na de eerste wereldoorlog de turf- en ijzerontginningen werden stopgezet, leefde de bevolking van veeteelt en kleinschalige landbouw. Door deze verschillende activiteiten komen op een relatief klein oppervlak een groot aantal verschillende vegetaties en biotopen voor: vochtige broekbossen, turfkuilen, hooilanden, eiken- en berkenbossen en hoger gelegen donken met heide (Vercammen, 1996).

6.1.2 Graslandkartering 1960 In de jaren ’60 is er een graslandkartering uitgevoerd door Andries en Van Slijcken (1962) in alle grote Vlaamse valleien, dus ook in de Netevallei. Deze studie diende de kwaliteit en het nut van de graslanden voor landbouw te achterhalen. Hoewel het uitgangspunt duidelijk verschilt van de ecologische objectieven, kan deze kartering toch bijkomende informatie leveren over het toenmalige valleigebied. Figuur 6.1 geeft een kopie van de originele kartering weer. De verwerking van deze gegevens staat beschreven in bijlage 6.1.

Figuur 6.1 – Kopie originele stafkaart met de vegetatiekartering uit 1961 (Andries en Van Slijcken, 1962)

Page 30: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Ecologische situatie • 30

Figuur 6.2 toont de kaart zoals op de veldkaarten aanwezig. De uitgevoerde kartering gebeurde tijdens de groeiperiode van 1957 – 1960 en houdt uitsluitend rekening met de landbouwkundige en economische waarde van het grasland. Als we de veldcodes bekijken is 34% van de graslanden gekarteerd als ‘333’. Deze matig goede graslanden werden trouwens voor alle Vlaamse valleigebieden het meest frequent genoteerd. Met 21% volgt code ‘433’ (onvoldoende/zeer nat). Waardeloos grasland (Wg) komt 9% voor. Slechts 4% is gekarteerd als nieuw, goed geslaagd, ingezaaid grasland (NOA). De beste graslanden (110) zijn slechts voor 0.2 procent gekarteerd. Zoals in de publicatie vermeld, bevinden de meest ‘waterzieke’ gronden zich in de vallei van de Kleine Nete. Vermoedelijk behoren de valleigronden in het Netebekken grotendeels tot de biologisch waardevolle en zeer waardevolle graslanden met overwegend Dotterbloemgraslanden en vochtige Kamgraslanden.

Figuur 6.2 – Gekarteerde graslanden, veldcode weergegeven

Figuur 6.3 toont de originele kartering van de graslanden in de Vallei van de Kleine Nete ter hoogte van Herentals – Olen – Kasterlee, verschenen in het artikel uit het Landbouwtijdschrift. Deze indeling is minder gedetailleerd.

Figuur 6.3 – Gekarteerde graslanden, legende zoals in publicatie verschenen

Page 31: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Ecologische situatie • 31

6.1.3 Bijkomende historische opnames In de jaren ‘40 maakten Duvigneaud en Vanden Berghen enkele vegetatieopnames in het Olens Broek. Zij vonden hier en elders in de vallei van de Kleine Nete goed ontwikkelde voorbeelden van laagveen en tussenveen plantengemeenschappen. Deze plantengemeenschappen behoorden tot het Verbond van de Zwarte zegge (Caricion nigrae) en meer bepaald tot de Associatie van Moerasstruisgras en Zompzegge (Carici curtae-agrostietum caninae). Zij verdeelden de opnames nog verder in bij een Draadrus-associatie (Juncetosum filiformis). De associatie van Moerasstruisgras en Zompzegge was typisch voor plaatsen met voldoende ruimte. In de vallei van de Kleine Nete nabij Olen bedekte ze grote oppervlakten. In zeer natte laagten vormt de vegetatie drijvende tapijten. Aan de wateroppervlakte ontwikkelt zich een tapijt van sikkelmos, waarin de stengels en wortels van overblijvende planten verstrengeld zijn. Het geheel drijft op venig water dat tot 80cm diep kan zijn. Elders ontwikkelt de vegetatie zich op vaste bodem. De vegetatie wordt regelmatig gemaaid, zelfs de vlottende tapijten. Hierdoor wordt het ontwikkelen van struiken tegengegaan. Als het hooien gepaard gaat met ontwatering en bekalking wordt de moerasvegetatie vervangen door klaver, reukgras en witbol. Op natte plaatsen domineert sikkelmos, op de drogere plaatsen komt veenmos voor. Volgens hun beschrijving was de Draadrus- associatie wijd verbreid in de vallei van de Kleine Nete en haar bijrivieren. Vaak wordt ze aangetroffen afwisselend met de Associatie van Scherpe zegge en Blaaszegge ( Caricetum acuto-vesicariae), waarmee ze zich plaatselijk kan vermengen. De associatie is zeer homogeen. Ze vormt een dunne vezelige veenlaag van 10 to 20 cm, waarin ook ijzersteen kan gevormd worden. De moslaag bestaat voor het grootste gedeelte uit sikkelmos. Door ontwatering en bekalking ontstaat een soortenrijk kunstmatig grasland met veel soorten uit de Glanshaver-orde. In hun opname komen volgende rode lijst soorten voor: Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora), Waterdrieblad (Menyanthes trifoliate) en Draadrus (Juncus filiformis). Het was niet mogelijk de exacte locatie van deze opnames te achterhalen. In 1984 zijn nog opnames gemaakt van een oud Elzenbroekbos in Langendonk. In dit Broekbos was toen nog Slangenwortel (Calla palustris -Rode lijst , P) aanwezig. Deze plant is sinds 1990 verdwenen omdat het bosje sterk uitgedroogd was. De gereduceerde bodem vormt blijkbaar een ideaal substraat voor Rankende helmbloem (Ceratocapnos claviculata). Het naastgelegen Elzenbroekbos met Koningsvaren (Osmunda regalis - Rode lijstsoort, P) is in de winter van 1983-1984 gekapt. Verder zijn er nog enkele losse interessante waarnemingen (figuur 6.4). Zo is de Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) verdwenen in het Olens Broek, deze soort kwam voor tussen de Kleine Nete en de Langendonkloop. Recentelijk werd op het perceel 84a (Langendonk) opnieuw 1 Gevlekte orchis gevonden. Het perceel (eigendom van ANB) wordt al bijna 20 jaar niet meer bemest en wordt jaarlijks gemaaid omstreeks eind juni - begin juli met nabegrazing door paarden. De vraag is uiteraard of het hier om een overleefbaar exemplaar gaat. Van de 4 locaties waar Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata) voorkwam, is er nog slechts 1 locatie waar deze plant beperkt terug te vinden is. Ook Bosanemoon (Anemone nemorosa) is nog maar beperkt aanwezig. Klimopklokje (Wahlenbergia hederacea), dat rond 1990 verdween, is terug verschenen op een geplagde locatie. Draadrus (Juncus filiformis) neemt de afgelopen jaren terug enorm toe. Vooral aan de veenkuilen in het Olens Broek profiteert deze soort van het maaibeheer en hebben er zich dichte matten van verschillende m² ontwikkeld.

Figuur 6.4 – Bijzondere waarnemingen (recent en historisch)

Page 32: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Ecologische situatie • 32

6.2 Huidige toestand van de natuurkwaliteit

6.2.1 Flora Aan de hand van recente vegetatieopnames (eigen opnames, opnames Eddy Vercammen, ecologische inventarisatie en visievorming) en de BWK is er een recente vegetatiekaart opgesteld. Deze zal bij de evaluatie van het eco-hydrologische model NICHE Vlaanderen worden gebruikt. In het ‘Olens Broek’ zien we dat vooral Elzenbroekbos een belangrijk deel vormt van de vegetatie. Ook Rietvegetaties maken een belangrijk deel uit van dit natuurreservaat. Ter hoogte van Langendonk zijn graasweide een dominerende vegetatie. Het vegetatietype van deze weides is afhankelijk van de bemestingsdruk en de intensiteit van beweiden. Op de drogere locaties vinden we Berken-Eikenbossen terug. De laatste jaren zijn er heel wat inspanningen geleverd om een aantal vegetaties in ere te herstellen. Zo zijn een aantal vennen terug uitgegraven en landduinen hersteld. Voor de duidelijkheid is hieronder enkel een detail van het interessegebied ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ gegeven (figuur 6.5).

Figuur 6.5 – Detail van de recente vegetatiekaar

Verder is er gekeken naar de percelen waar kwelindicatoren en Rode lijst-soorten voorkomen (zie figuren 6.6 en 6.7). Tabel 6.1 geeft de kwelindicatoren weer, tabel 6.7 geeft de Rode lijst-soorten.

Page 33: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Ecologische situatie • 33

Tabel 6.1 – Kwelindicatoren

Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Caltha palustris Gewone dotterbloem Calla palustris Slangewortel Carex elata Stijve zegge Carex elongata Elzenzegge Carex acutiformis Moeraszegge Carex rostrata Snavelzegge Carex disticha Tweerijige zegge Carex curta Zompzegge Crepis paludosa Moerasstreepzaad Equisetum fluviatile Holpijp Equisetum palustre Lidrus Filipendula ulmaria Moerasspirea Hottonia palustris Waterviolier Hypericum tetrapterum Gevleugeld hertshooi Juncus acutiflorus Veldrus Lychnis flos-cuculi Echte koekoeksbloem Lysimachia vulgaris Grote wederik Lythrum salicaria Grote kattestaart Mentha aquatica Watermunt Myrica gale Wilde gagel Rorippa nasturtium-aquaticum Witte waterkers Peucadenum palustre Melkeppe Scirpus sylvaticus Bosbies Scutellaria galericulata Blauw glidkruid Solanum dulcamara Bitterzoet Stellaria palustris Zeegroene muur Stellaria uliginosa Moerasmuur

Figuur 6.6 – Percelen met kwelindicatoren

Page 34: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Ecologische situatie • 34

Tabel 6.2 Tabel met Rode lijst -soorten

Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Rode Lijst categorie

Calla palustris L. Slangenwortel momenteel niet bedreigd Carex caryophyllea Latourr. Voorjaarszegge zeldzaam Carex pallescens L. Bleke zegge momenteel niet bedreigd Cuscuta epithymum (L.) L. Klein warkruid bedreigd Dactylorhiza maculata (L.) Soó Gevlekte orchis kwetsbaar Eleocharis quinqueflora (F.X. Hartm.) O. Schwartz Armbloemige waterbies bedreigd Eriophorum angustifolium Honck. Veenpluis kwetsbaar Filago minima (Smith) Pers. Dwergviltkruid kwetsbaar Hydrocharis morsus-ranae L. Kikkerbeet kwetsbaar Juncus compressus Jacq. Platte rus momenteel niet bedreigd Juncus filiformis L. Draadrus momenteel niet bedreigd Lycopodiella inundata (L.) Holub Moeraswolfsklauw momenteel niet bedreigd Lysimachia thyrsiflora L. Moeraswederik zeldzaam Menyanthes trifoliata L. Waterdrieblad kwetsbaar Osmunda regalis L. Koningsvaren momenteel niet bedreigd Potamogeton polygonifolius Pourr. Duizendknoopfonteinkruid momenteel niet bedreigd Rhinanthus angustifolius C.C. Gmel. Grote ratelaar kwetsbaar Sagittaria sagittifolia L. Pijlkruid momenteel niet bedreigd Stellaria nemorum L. Bosmuur momenteel niet bedreigd Thymus serpyllum L. Kleine tijm met verdwijning bedreigd Viola canina L. Hondsviooltje kwetsbaar Wahlenbergia hederacea (L.) Reichenb. Klimopklokje met verdwijning bedreigd

Figuur 6.7 – Percelen met aanwezige Rode lijst -soorten

Page 35: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Ecologische situatie • 35

6.2.2 Fauna Vallei-ecosystemen herbergen een grote waaier aan fauna en zorgen zo voor een grote diversiteit. De Kleine Nete en haar boven- en zijlopen herbergen een heel waardevolle visfauna. Deze waterlopen behoren dan ook tot de meest soortenrijke waterlopen in Vlaanderen. Kwetsbare soorten zoals de Kleine modderkruiper, de Beekprik en de Rivierdonderpad komen er voor. Een reden waarom het valleigebied van de Kleine Nete werd geselecteerd als habitatrichlijngebied (BE2100026). De Rivierdonderpad (Cottus gobio) is een bruine kleine vis met een dikke kop. Hij is zeldzaam volgens de Rode lijst en beschermd volgens de Wet op de Riviervisserij, de Conventie van Bern en is opgenomen in de Bijlage II van de Habitatrichtlijn. Hij komt voor in de Daelemansloop, Breiloop, Voorste Nete, Desselse Nete. Het is een bodemvis die zijn hoofdverspreiding kent in de forelzone. Toch komt hij ook voor in trager stromende viszones en in zuivere meren. De soort is vooral terug te vinden in natuurlijk meanderende rivieren waar er nog uitgesproken pool-river structuur terug te vinden is. Helder zuurstofrijk en koel water is een noodzaak. De Rivierdonderpad voedt zich vooral met insectenlarven en kreeftachtigen. De nestplaats, meestal onder een steen, wordt verdedigd door het mannetje. Het wijfje legt een 100-tal kleverige eieren onder de steen die dan tot het uitkomen van de larven door het mannetje bewaakt worden. Na 2 jaar zijn de visjes geslachtsrijp. Op plaatsen waar de grotere substraatfractie ontbreekt, kunnen dieren toch overleven omdat er een geschikt microhabitat kan worden gevormd door takken en wortels, de aanwezigheid van holle oevers en variatie in diepten. Het voorkomen van rivierdonderpad in het Netebekken was oorspronkelijk te wijten aan de aanwezigheid van ijzerzandsteen-aggregaten. Door beekruimingen zijn deze sterk in aantal verminderd. Waarschijnlijk doen breuksteen, gestort aan bruggen en stuwen, dienst als substraat. De rivierdonderpadden hebben voor de voltooiing van hun levenscyclus wisselende stroomsnelheden van 0.2-1m/s nodig. De Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) is een langgerekt lateraal afgeplat visje. Deze soort is zeldzaam volgens de Rode lijst en beschermd volgens de Wet op de Riviervisserij, de Conventie van Bern en is opgenomen in de Bijlage II van de Habitatrichtlijn. De Kleine modderkruiper komt vooral voor in de Antwerpse Kempen en voornamelijk in het deelbekken van de Kleine Nete. De soort leeft in beken en rivieren, maar ook in sloten en vijvers met een zandbodem. De Kleine modderkruiper leeft overdag ingegraven in het substraat, waaruit enkel de kop steekt. Dit substraat mag ook een modderpakket zijn, maar er moet dan wel een zandig of stenig substraat in de buurt zijn als paaiplaats. De vis is vooral actief bij schemering en ’s nachts en voedt zich door substraat op te zuigen en er de voedseldeeltjes (vooral detritus, phyto- en zoöplankton) uit te zeven. Ook grotere ongewervelden (muggenlarven en wormen) worden gegeten. Op 15 cm boven substraat waar Kleine modderkruipers voorkomen is de stroomsnelheid laag (0.15-0.3 m/s). De Beekprik (Lampetra planeri) is geen vis, maar behoort tot de rondbekken. De Beekprik heeft een aalachtig lichaam en een zuigmond, voorzien van hoornige tanden. De soort komt voor in een beperkt aantal midden- en bovenlopen van de Kleine Nete (Desselse Nete). De Beekprik is kwetsbaar volgens de Rode lijst en is beschermd volgens de Conventie van Bern, de Wet op de Riviervisserij en is opgenomen in de Bijlage II van de Habitatrichlijn. De totale levensduur van de soort is 7 jaar. Hiervan brengt ze 6,5 jaar als larve door in beken en rivieren. Na de metamorfose tot adulte prik voeden de dieren zich vermoedelijk niet meer en worden eenmalig eieren gelegd waarna ze sterven. Het afzetten van eieren gebeurt in ‘nesten’ (cirkelvormige depressies) in grof zand en/of kiezel. Soms paaien tot 30 dieren in 1 nest. Uitgekomen larven graven zich in stroomafwaarts gelegen slijkafzettingen in en voeden zich voornamelijk met detritus en algen (diatomeeën). De verkozen stroomsnelheden variëren van 0,2-0.9 m/s. Een zwemsnelheid van 0.9 m/s kunnen ze maar over een afstand van 20 m volhouden. De Beekprik komt vooral voor in water met een diepte lager dan 25 cm. Een derde van de vindplaatsen heeft een diepte lager dan 5cm. Door het verdwijnen van rietkragen en verlandingsvegetatie vonden broedvogels als Kleine Karekiet, Rietgors en Blauwborst lange tijd geen geschikte broedplaats meer. Door de verbossing namen ook het aantal gewone soorten zoals Zwartkop, Fitis en Tjiftjaf toe. Via het beheer wordt nu getracht om de broedvogels terug in de vallei te krijgen o.a. door een uitbreiding van hun biotoop.

Page 36: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Ecologische situatie • 36

6.3 Knelpunten De achteruitgang van de ecologische waarde van dit valleigebied hangt sterk samen met de veranderingen in de hydrologie. Door verdroging verdwijnen de optimale standplaatscondities voor bepaalde plantensoorten of vegetaties. Dit resulteert in het volledig verdwijnen van belangrijke soorten of verruigen van vegetatietypen. Zo vormt de grondwaterstand een belangrijk onderdeel van de abiotische standplaatsvereisten voor vegetatie. Vooral de daling van de zomergrondwaterstand en afname van de kwel zijn belangrijke limiterende factoren voor waterafhankelijke vegetaties. De aanwezigheid van kwel creëert specifieke condities die vaak belangrijke ecologische waarden garanderen. De oorzaken van de veranderingen in hydrologie staan vermeld in §5.4. Daarnaast heeft ook beheer een aanzienlijke impact op het voorkomen van vegetatietypen. Bij bemesting ontstaan algemene voedselrijke vegetaties, vaak gedomineerd door één of enkele plantensoorten. De laatste jaren zijn er heel wat percelen in het bezit van ANB. Door verschralend beheer (geen bemesting meer, regelmatig hooien) neemt de floristische waarden van deze percelen toe. Het verdwijnen of afnemen van de floristische waarden door minder optimale abiotische condities in het valleigebied werkt ook door op de fauna. Het rechttrekken van de Kleine Nete heeft gevolgen gehad voor de visfauna. Het afnemen van de habitatdiversiteit zorgde voor een sterke afname van het visbestand. Door rivierherstel kunnen de abiotische condities voor deze vissen terug optimaal hersteld worden. Daarnaast heeft ook het beheer effect op de faunistische waarden. Het in ere herstellen van rietkragen en verlandingsvegetaties doet de typische avifauna toenemen.

Page 37: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 37

7 Streefbeeld voor het valleigebied

7.1 Inleiding Er wordt uitgegaan van het herstel van een alluviaal vallei-ecosysteem als ‘natuurlijk’ streefdoel, met een maximaal haalbare, wenselijke hydrologische situatie. Het doel is voornamelijk om de grondwatersituatie te herstellen in functie van de natuurkwaliteit in de beschermde gebieden. Dit houdt in een verhoging van het grondwaterpeil in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’, zonder de stroomopwaarts gelegen landbouwers moeilijker bewerkbare percelen te bezorgen en woningen in de omgeving wateroverlast te bezorgen. Daarnaast worden ook de mogelijkheden voor waterberging geoptimaliseerd ter hoogte van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’ en het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ om zo de stroomopwaartse en stroomafwaartse zones te vrijwaren van wateroverlast. Het einddoel is het ontwikkelen en herstellen van grondwatergebonden vegetaties en vegetatiestructuren in overeenstemming met de doelstelling van de Europese Habitatrichtlijn (Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden). De te evalueren maatregelen, ook opgenomen in het bekkenbeheerplan, zijn: - Het afgraven van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’ en het aldaar aanleggen van een nieuwe

meander (actie A14); - Het heraansluiten van oude meanders ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk -

Olens Broek’ ter bevordering van het ecologische herstel van de Kleine Nete (acties A1 en A13); - Het vernieuwen van de dijken langs de Kleine Nete ter bescherming van het landbouwgebied ‘De

Zegge’ tegen overstromingen vanuit de rivier. Hierbij worden de nieuwe dijken volgens de principes van het integraal waterbeheer 20 m landinwaarts verplaatst. De tussenliggende zone fungeert als langgerekt overstromingsgebied (actie A9).

Figuur 7.1 geeft de kaart met mogelijke maatregelen opgesteld binnen de ecologische inventarisatie en visievorming voor de Vallei van de Kleine Nete (afdeling Water, 2002).

Page 38: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 38

Figuur 7.1 – Potentiële maatregelen voor het rivierherstel tussen Herentals en Kasterlee (afdeling water, 2002).

Page 39: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 39

7.2 Gewenste ecologische waarden (uit Ontwerp van natuurrichtplan NRPA07a, ANB) Flora Zoals het natuurrichtplan (NRP) voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de “Heuvelrug-benedenstrooms” beschrijft, wordt er gestreefd naar het behoud en het herstel om te komen tot een natuurlijke rivier. Hierbij staat het herstel van de natuurlijke waterhuishouding, vrije rivierwerking en het herstel van de relatie tussen vallei en rivier voorop. Dit dient te gebeuren door het plaatselijke inschakelen van oude meanders, het plaatselijk verlagen van oevers, en het mogelijk maken van spontaan meanderen en kronkelen, dit alles in overleg met eigenaars en gebruikers en na voorafgaand onderzoek, zodat geen onomkeerbare schade wordt toegebracht aan andere hoogstaande natuurwaarden. In het NRP-gebied is peilverhoging van de Kleine Nete gewenst, zonder disproportionele daarbuiten. In deze bespreking komen enkel de deelgebieden aan bod die in de buurt liggen van de Kleine Nete of behoren tot het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ zijnde: 2.1, 2.16, 2.15, 2.14, 2.5 en 2.13 (zoals weergegeven in figuur 7.2) . Ook de deelgebieden ter hoogte van ‘Hellekens-oost’ komen aan bod ( 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4, weergegeven in figuur 7.3)

Figuur 7.2 – Kaart uit het Natuurrichtplan voor de Kleine Nete –‘ Langendonk – Olens Broek’

Page 40: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 40

Figuur 7.3 – Kaart uit het Natuurrichtplan voor de Kleine Nete - Hellekens

Als habitattype voor de rivier Kleine Nete wordt er gestreefd naar drijvende Ranunculus vegetaties van submontane en planitaire rivieren, m.a.w. watervegetaties van goed ontwikkelde traag stromende rivieren. Het streefbeeld van de rivier is dat deze wordt gekenmerkt door een trage stroming en een gedempte dynamiek in afvoer. De loop meandert en kronkelt door het landschap en is gedeeltelijk beschaduwd, wat een temperatuurdemping veroorzaakt. Het dwarsprofiel is asymmetrisch met overhangende oevers, aangeslibde rustig stormende tot stilstaande plekken en plaatselijke stroomversnellingen. Verder zou de rivier een zeer laag calciumgehalte moeten hebben, hierdoor is deze weinig productief. Ook wordt de rivier gekenmerkt door een klein verval. Het kruidruimen gebeurt enkel indien dit strikt noodzakelijk is. Het ruimen gebeurt dan na 1 september, met een mechanisatie waarbij het kruid gesneden word, en in een blokkenpatroon. De doelsoorten voor de Kleine Nete hier zijn de Beekprik, Kleine modderkruiper en de Rivierdonderpad. In de gebieden Langendonk, Koulaak, Vuilvoort en Hellekens west wordt gestreefd naar het behoud van een al dan niet kleinschalig, halfopen valleilandschap met een afwisseling in grondgebruik van grasland omzoomd met houtkanten en bomenrijen, ruigten, poelen, sloten beboste percelen, verspreide moeraspercelen en natuurlijke gradiënten naar drogere stukken. Er wordt rekening gehouden met de landschappelijke en historische kenmerken (open, halfopen, coulissenlandschap), en met de lokaal meegekoppelde functies (grondgebonden landbouw en hobbylandbouw, waterberging, recreatie, buffering). Het deel van de vallei ter hoogte van Olens Broek en omgeving en Hellekens-oost, wordt ontwikkeld als een groot aaneengesloten valleilandschap met rivierbegeleidende bosvegetaties in afwisseling met open, natte natuur in de grasland- en moerassfeer. Hierbij wordt een differentiatie gemaakt in functie van de toegelaten rivierdynamiek en natuurlijke hydrologie. In de vallei komen van nature overstromingen voor in de winter. De overstromingen hebben het landschap mee vorm gegeven en bepalen in belangrijke mate ook het karakter ervan. Door de regelmatige aanrijking door afzetting van sediment zijn de valleibodems van nature vruchtbaarder dan de bodems van hogere zandgronden. De rivier en de vallei kennen een natuurlijke interactie, op plaatsen waar dit mogelijk is zonder de veiligheid in het gedrang te brengen en mits overleg met

Page 41: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 41

eigenaars en gebruikers. Er wordt hier heel specifiek gestreefd naar behoud en herstel van gradiëntsituaties van natte naar droge natuur. Hieronder volgt een oplijsting van de habitattypen waarvoor instandhoudingdoelstellingen zijn geformuleerd, samen met de standplaatseisen (tabel 7.1). Voor de grondwaterafhankelijke vegetatietypen zijn ook de vereiste grondwaterstanden (indien voorhanden) weergegeven (tabel 7.2). 2310 – Psammofiele heide met Calluna en Genista soorten: droge heide op landduinen 2330 – Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen: landduinvegetaties Deze twee typen komen in combinatie voor en zijn nu beperkt tot kleine open plekken in bossen en als relicten onder naaldhout. De actuele staat is ongunstig en zou moeten evolueren naar een gunstige (voldoende). De landduinvegetaties komen voor op zeer droge kalkarme tot kalkloze, zure en voedselarme stuifzanden. Het eco-hydrologisch model doet hierover geen uitspraken aangezien het hier niet gaat om grondwaterafhankelijke vegetaties. 4030 – Droge Europese heide (alle subtypen): droge heide Dit natuurdoeltype komt enkel versnipperd voor in het gebied en dit op minder dan 5 ha. Het bevindt zich in een ongunstige staat. De laatste tijd is er oa in het Olens Broek inspanning geleverd om dit type te herstellen, zo zijn er enkele percelen volledig afgegraven. Het doel is om minstens 5 ha te ontwikkelen naar een gunstige staat (voldoende). Met het eco-hydrologische model kan een uitspraak gedaan worden voor de Droge heide (Calluna – Genistion pilosae). 6230* - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa): droge en natte schrale graslanden Van dit type komen enkel relicten voor in het Olens Broek. De actuele staat is ongunstig en er wordt gestreefd naar een gunstige (voldoende) staat te evolueren. In het model NICHE zitten geen heischrale vegetatietypes, dit wegens het ontbreken van voldoende goede basisgegevens. Hierover zal dus ook geen uitspraak kunnen gedaan worden met NICHE en zal er op expert-kennis moeten worden gesteund. 6430 – Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones: natte ruigte Dit habitattype komt voor langs de Kleine Nete en in enkele natte gebieden. Hier is enkel het behoud een doelstelling, aangevuld met kleine oppervlaktes op open plekken in broekbossen. NICHE voorspelt dit habitattype onder de vorm van Moerasspirea-ruigte (Filipendulion). 7140 – Overgangs – en trilveen Hiervan zijn slechts relicten aanwezig en deze zijn in ongunstige staat. Dit type kan toenemen als de venranden worden hersteld en er een verbeterde waterhuishouding wordt gegarandeerd. In Langendonk zijn er al inspanningen geleverd om historische vennen te reconstrueren wat ten goede komt aan dit habitattype. 9190 – Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten: eikenberkenbos Van de oude Eikenberkenbossen zijn slechts relicten aanwezig wat een ongunstige staat voor dit type oplevert. Door bosomvorming kan dit uitgebreid worden zodat dit doeltype evolueert naar een gunstige (voldoende) staat. NICHE doet een uitspraak over de Berken-Eikenbos (Betulo-Quercetum roboris). 91E0* - Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso – incanae): Elzenbroekbos Verspreid over het ganse gebied komt dit habitattype voor op meer dan 25 ha. De instandhoudingsdoelstellingen zijn echter nog niet gehaald. Om te evolueren naar een gunstige (voldoende) staat kan er aan weerszijde van de Kleine Nete meer areaal gecreëerd worden zodat een groot aangesloten broekbos kan vormen van meer dan 50 ha. Met het eco-hydrologische model kan er een uitspraak gedaan worden over 4 associaties behorende tot de Elzenbroekbossen (Alnion glutinosae en Alno-Padion), zijnde Berkenbroekbos (Sphagno-Betuletum), Mesotroof elzenbroekbos (Carici elongatae-Alnetum), Ruigt elzenbroekbos (Macrophorbio-Alnetum) en Vogelkers-essenbos (Pruno-Fraxinetum).

Page 42: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 42

Tabel 7.1 Standplaatseisen voor de verschillende natuurdoeltypen. Natuur-

doel- type

2310 zuur

zuurgraad matig zwakzuur zuur

neutraal-basisch

voedsel-arm

voedselrijkdom matig zeer

voedselrijk voedselrijkdagelijks langdurig

overstromingstolerantie dagelijks

kort regelmatig incidenteel nooit Habitattype Psammofiele heide met Calluna en Genista

2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen

4030 Droge Europese heide

6230 * Soortenrijke heischrale graslanden

6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones

7140 Overgangs- en trilveen

9190 Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur

91E0a * Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinusexcelsior, zachthoutooibos

91E0b * Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinusexcelsior, Essen-Iepenbos

91E0c * Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinusexcelsior, beekbegeleidend bos

Tabel 7.2 - Gewenste grondwaterstanden voor grondwaterafhankelijke vegetatietypen.

min max min max Vegetatietype Habitattype Syntaxon** GLG GVG GHG

min maxMesotroof elzenbroek* 91E0 39Aa2 110 -15 25 -24 Ruigt elzenbroek* 91E0 43AA 124 20 89 -47 Vogelkers-essenbos* 91E0 43Aa05 89 6 43 -13 heischrale graslanden 6230 19Aa 120 100 50 15 Ruigten 6430 32Aa 32Ba1 100 30 40 -10 Overgangs- en trilveen 7140 11Ba1 30 / 15 -5

Eiken-berkenbossen 9190 42Aa 30 / 270 40

* naamgeving NICHE Vlaanderen ** uit Vegetatie van Nederland waarden uit NICHE waarden uit Waternood

Niet alle vegetatietypen zijn opgenomen in NICHE Vlaanderen, voor deze ontbrekende wordt beroep gedaan op het Nederlandse ‘Waternood’ (http://www.synbiosys.alterra.nl/waternood)

Page 43: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 43

Fauna In Habitatrichtlijn-gebieden moeten maatregelen genomen worden om bescherming, herstel of instandhouding van habitats en soorten waarvoor deze gebieden werden aangewezen te verzekeren (richtlijn 92/43/EEG). De Kleine Nete zelf en haar ecologisch waardevolle boven- en zijlopen m.n. de Gerheezeloop, Larumse loop, Zeggenloop, Daelemansloop, Breiloop, Voorste Neet, Desselse Neet, Zwarte Neet, Klein Neetje, Loeiiens Neetje, Wamp, Rode Loop, Mostenloop werden ook aangeduid als prioritair om vismigratie te herstellen. Het openmaken van de Kleine Nete en haar boven- en zijlopen zal een migratie vanuit de zee, via de Schelde naar het Netebekken mogelijk maken. Deze connectie komt enerzijds ten goede van de grote migratoren zoals bot, paling, rivierprik, …Ook vissoorten die enkel in zoet water grote afstanden afleggen zullen hier veel baat bij hebben. Denk maar aan kopvoorn, die gedurende het jaar 1 of meerdere verblijfplaatsen heeft in de rivier en bij de paaimigratie duidelijk een stroomopwaartse migratie vertoont naar geschikte paaigebieden. Ook voor soorten met een minder uitgesproken migratiegedrag (Rivierdonderpad, Beekprik, Kleine modderkruiper, Bittervoorn,...) aanwezig in de boven- en zijlopen, zal door het oplossen van vismigratieknelpunten op de Kleine Nete en deze bovenlopen terug een genetische uitwisseling mogelijk worden tussen deelpopulaties. Een natuurlijke dispersie van populaties naar gebieden die onbereikbaar waren, zal terug mogelijk worden. Rivierdonderpadden (Cottus gobio) zijn zeer gevoelig voor organische verontreiniging en voor veranderingen in de fysische omgeving van waterlopen. Beekregulaties en ruimingen zijn nefast voor de soort. Ook sedimentatie in de waterlopen door slib of leem die afspoelt van akkers (bv. bij het omzetten van weilanden naar akkers) is nefast voor de soort. De sanering van de vervuilingsbronnen, van overstorten of van diffuse verontreiniging zal nieuwe kansen scheppen voor populaties. Nochtans dient ook aan het fysisch habitat van de meeste van onze waterlopen gewerkt te worden. Het herstel van natuurlijk meanderende rivieren en pool-riffle structuren hebben gunstige effecten. Daarnaast is de aanwezigheid van harde materialen op de bodem zeer belangrijk. Voor de Kleine Nete is de aanwezigheid van ijzerzandsteen-substraten cruciaal. Ook het afspoelen van de bovenlagen van akkers dient tegengegaan te worden. De Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) is vooral gevoelig voor waterverontreiniging (ook periodieke verontreiniging door overstorten). Een bescherming van alle actuele vindplaatsen tegen waterverontreiniging en riooloverstorten of wijziging van de beekbedding is van essentieel belang voor de overleving van de soort. Ook slibruimen is nefast omdat de modderkruipers zich ingraven in het slib. Een noodoplossing is het slib onderzoeken en de modderkruipers eruit halen. Voor de Beekprik (Lampetra planeri) is waterverontreiniging nefast (ook periodieke verontreiniging uit overstorten), aangezien de soort zeer gevoelig is voor zuurstofgebrek. Bufferstroken kunnen een postieve bijdrage leveren om de negatieve invloed van het omringende landgebruik te beperken. Daarnaast is de soort ook zeer gevoelig voor rechttrekking en ruiming van beken en rivieren aangezien hierbij de vitale paaibedden voor de adulten en ingraafbiotopen voor de larven verdwijnen. Een noodoplossing is het voortijdig afvissen van de populatie die dan later wordt teruggezet. Ook migratiebarrières naar de bovenlopen (bereiken van ‘paaibedden’) zijn nefast voor de instandhouding van populaties van de soort. De soort moet beschermd worden tegen overstorten in bovenlopen. Daarnaast is het vermijden van slibruiming en het wegwerken van migratieknelpunten ook van essentieel belang. De soort is het meest gebaad bij een verregaand rivierherstel. Als doelsoorten voor het nat bos met moeras, nat grasland en droge heide (deelgebied 2.14) zijn Wielewaal en Moerassprinkhaan genoteerd. Deze eerste soort is een schuwe bosvogel die zich niet gemakkelijk laat zien. In het voorjaar is vooral de mannelijke jodelende zang een typisch gegeven. De Wielewaal (Oriolus oriolus) heeft een voorkeur voor vochtige loofhoutbestanden, waarbij belang wordt gehecht aan boomsoorten met een groot bladvolume en een gesloten bladerdek. Het oorspronkelijke biotoop in onze streken werd wellicht gevormd door oude Eiken-essenbossen in riviervalleien en andere broekbossen. Later heeft deze soort zich vrij goed aangepast aan populieraanplantingen. Het zijn strikte trekvogels, die de winter doorbrengen in Sub-Sahara-Afrika. De Moerassprinkhaan (Stethophyma grossum) is de grootste nog levende inheemse veldsprinkhaan. Het tikkende geluid van de mannetjes zorgt er vaak voor dat een populatie wordt ontdekt. Terwijl de mannetjes goed kunnen vliegen zijn de vrouwtjes daarentegen plompe, weinig mobiele dieren. Het habitat van de Moerassprinkhaan wordt gevormd door natte hooilanden, open zeggenmoeras en licht begraasde, natte graslanden. Deze graslanden kunnen er in de zomer droog uitzien, maar in de winter zijn ze kletsnat. Uitzonderlijk wordt de soort ook aangetroffen in natte heide waaronder een rietveen.

Page 44: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 44

In nat grasland met natte ruigten, nat bos en kleine landschapselementen (deelgebied 2.16) zijn de Geelgors, Graspieper en Dwergmuis doelsoorten. Geelgorzen (Emberiza citrinella) zijn vrij stevige zangvogels, met een vrij lange staart. De mannetjes vertonen een opvallende gele tekening op kop en borst; de vrouwtjes en jonge exemplaren zijn meer onopvallend gekleurd. Het is een stand- en zweefvogel van diverse halfopen landschappen, zoals licht beboste heide, bosranden en agrarisch gebied met heggen, houtwallen en grazige bermen. Als broedplaats zijn heggen en houtwallen met een dichte laag struiken, een goed ontwikkelde kruidlaag onder struiken en kruidenrijke zomen geliefd. In de broedtijd worden er zaden en kleine ongewervelden gegeten, buiten de broedtijd zijn het hoofdzakelijk zaden die op het menu staan. De Graspieper (Anthus pratensis) is een vrij onopvallende zangvogel, met een bruin vederkleed en vrij lange staart. De soort verkiest open terreinen, zoals weilanden, akkers en dergelijke. Ze hebben de combinatie nodig van vrij korte of open vegetatie om voedsel te zoeken en meer hoge en dichte vegetatie om in te broeden. De Dwergmuis (Micromys minutus) is het kleinste knaagdier van Europa en zelfs een van de kleinste knaagdieren ter wereld. De stompe snuit, kleine oren en geelbruine vacht zijn kenmerkend. Hun staart gebruiken ze als grijporgaan. Ze leven vooral in hoog gras aan de voet van een heg. Aan het begin van de zomer trekken ze voor korte tijd graanakkers in om er een kraamnest te bouwen en voedsel te zoeken. Hun belangrijkste zomerniche zijn hoge bosjes van bv braam en biezen. Ze komen echter ook in rietvelden en zeggepollen voor, ondanks dat deze in water staan. In de herfst zoeken ze beschutting langs lage planten en soms ook in gebouwen, schuren en stallen. Ze eten vooral zaden, graankorrels, scheuten van grassen en kruiden, zacht fruit en insecten. Door hun actief leven moeten ze ook veel eten.

7.3 Gewenste hydrologische waarden Om de uiteindelijke natuurdoelen te halen, dienen de hydrologische voorwaarden hierop afgestemd te worden. De vereiste standplaatscondities voor de belangrijkste vegetatietypen staan in vorige paragraaf (§ 7.2) beschreven. Het verhogen van het Nete-peil werkt door op de grondwaterstanden van de vallei. Zo zal er minder kwel weggevangen worden en is er een stijging van de grondwaterpeilen. Overstromingen zijn tolereerbaar, indien niet te frequent. De voorkeur gaat ook uit naar ruimtelijk verspreide overstromingen boven een beperkte diepe overstromingszone. Op deze manier zorgt de berging van water voor lage overstromingsdieptes waarbij donken niet overstromen. Op deze donken staan vaak vegetatietypen die voorkomen op schrale, droge zandgronden en geen overstroming tolereren zoals schraalgraslanden. Of het halen van deze standplaatsvereisten kan bewerkstelligd worden door de voorgestelde maatregelen wordt via de modelleringen uitgezocht (§ 9).

7.4 Harde randvoorwaarden Het doel van de herinrichting van de Kleine Netevallei is een vernatting van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ te krijgen, gecombineerd met een verhoogde veiligheid voor het landbouwgebied ‘De Zegge’. De huidige situatie legt een aantal dwingende randvoorwaarden op aan mogelijke herinrichtingvoorstellen. - De berging in het af te graven domein ‘de Hellekens’ mag geen potentieel overstromingsgevaar

betekenen voor de bebouwing langs de Sint-Jobstraat in Herentals. - De overstromingsfrequentie van het Olens Broek mag niet drastisch toenemen. Overstroming van

dit gebied met het nutriëntenrijke Nete-water zijn nefast zijn voor bepaalde vegetaties zoals het Eiken-berkenbos, heischrale graslanden,… Een aantal vegetaties zoals de elzenbroekbossen kunnen een beperkte overstroming wel verdragen.

- Er mogen geen extra overstromingen of negatieve effecten van vernatting optreden in het

landbouwgebied.

Page 45: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 45

- Aan de monding van de Larumseloop, net stroomopwaarts van Bobbejaanland op rechteroever, mag de opstuwing geen negatief effect hebben op de afwatering van het landbouwgebied. De afwateringsgracht is diep uitgegraven en heeft hetzelfde peil als de Kleine Nete. Het opstuwen van de Kleine Nete hier heeft ook een opstuwend effect dat doorwerkt in deze afwateringsgracht.

- Het uitstroompeil van de persbuis van het pompgemaal ter hoogte van het landbouwgebied de

Zegge op linkeroever ligt op 13.50mTAW . De Kleine Nete mag dit peil niet overschrijden anders zou deze pomp niet meer optimaal kunnen functioneren.

- Vismigratie moet in het ganse traject mogelijk zijn. Een bijkomend maar des al niet te min belangrijk aandachtspunt vormt de vervuiling van de Kneutersloop en Steenovenloop/Bankloop. Beiden worden in belangrijke mate gevoed met het effluent van de afvalwaterzuiveringsinstallaties van Umicore en Cumerio Belgium te Olen. Beide waterlopen zijn hierdoor ernstig vervuild met o.a. zware metalen en voldoen niet aan de basiskwaliteitsnormen. Zolang deze lopen niet voldoen aan de normen van de basiskwaliteitsnormen, zijn overstromingen of verhoogde infiltratie vanuit deze lopen uit den boze. Omdat de bedding van de Steenovenloop/Bankloop daarenboven vervuild was met radioactieve elementen, werd deze recent gesaneerd vanaf de bedrijventerreinen van Umicore tot aan de Roerdompstraat. Hoewel het meest stroomafwaartse pand van de waterloop en de aanpalende valleigronden (21ha) ook vervuild zijn met o.a. Radium 226, werden deze gronden niet gesaneerd.

Page 46: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Streefbeeld • 46

Page 47: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 47

8 Scenario’s - hermeandering

8.1 Inleiding Het streefdoel om het alluviale vallei-ecosysteem te herstellen, kan gerealiseerd worden door in te grijpen in de hydrologie. Zo kan beekherstel een positieve invloed hebben op de grondwatersituatie. Deze kan op zijn beurt doorwerken op de ecologische waarden van het valleigebied. Bij het natuurlijk herinrichten van de rivier neemt ook de ecologische waarde van de waterloop op zich sterk toe. De hier te nemen maatregelen moeten zorgen dat het watertekort ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk -Olens Broek’ wordt weggewerkt. Het afgraven van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’ en het aansluiten van oude meanders vormen de belangrijkste ingrepen en worden hieronder in scenario gezet. Per deelgebied wordt er nagegaan welke meanders terug aan te sluiten zijn. In Bijlage 8.1 zijn de huidige abiotiek gebaseerd op kaartmateriaal beknopt beschreven, evenals een referentiesituatie afgeleid uit de bodemkaart gekoppeld met gemiddelde grondwaterstanden.

8.2 Mogelijke hermeanderingstechnieken (uit ‘Onderzoek naar de mogelijkheden, nut en relevantie van hermeandering in verschillende gebieden en voor verschillende waterlooptypen in Vlaanderen, Afdeling Water, 2002) Het opstuwen van de Kleine Nete kan gerealiseerd worden door o.a. het plaatsen van stuwen. Deze hebben echter een negatieve impact op de mogelijkheden voor vismigratie en de stroomdiversiteit en bijgevolg de habitatkwaliteit van de waterloop. Ook recreanten (kajakkers) ondervinden hiervan hinder. Een tweede optie is het laten meanderen van de rivier waardoor de lengte toeneemt en zo het water minder snel wordt afgevoerd met opstuwing tot gevolg. Vermits de rivier doorheen een zandig substraat stroomt, behoort spontane hermeandering theoretisch gezien tot de mogelijkheden. Er moet echter rekening gehouden worden met de volgende beperkingen: - Er zijn een aantal obstakels te vinden binnen de meandergordel, zoals 3 bruggen en een weg

parallel aan de Kleine Nete. - Rondom de Kleine Nete werd een bebouwde zone, een camping en enkele wegen binnen het

NOG waargenomen. Er werden recentelijk geen overstromingen gemeld in het gebied. - Er kan een lange herstelperiode verwacht worden, temeer omdat de Kleine Nete een randgeval is

voor de toepassing van stroomdeflectoren die het proces zouden versnellen. Door de breedte van de rivier wordt het gebruik van deflectoren bovendien bemoeilijkt. Het voordeel van het uitgraven van nieuwe meanders is dat de obstakels binnen de meandergordel vermeden kunnen worden en de oevers op bepaalde plaatsen gefixeerd kunnen worden om de bestaande infrastructuur te beschermen. Er kan geopteerd worden om de talrijke oude meanders die zich tegenwoordig nog langs de rechtgetrokken rivier bevinden, aan te sluiten op de nieuw gegraven waterloop. Bij graven is het ook mogelijk de dimensionering van de waterloop optimaal af te stemmen op de waterhuishoudkundige doelstellingen van het project. Figuur 8.1 geeft de technische mogelijkheden om oude meanders aan te sluiten. Dit kan gaan om - een volledige aansluiting van de oude meanders met het dempen van de huidige loop (A) - het gedeeltelijk dempen (B) - de oude meanders inrichten als backwaters (C) - of oude meanders als hoofdloop en huidige loop enkel bij hoge waterafvoer mee in te schakelen

(D)

Page 48: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 48

Figuur 8.1 – Mogelijke inrichtingen van oude meanders

Volgende figuur geeft een overzichtskaart met mogelijke her aan te sluiten meanders. Wat volgt is een bespreking van de aanwezige meanders per deelgebied.

Figuur 8.2 – Mogelijk aan te sluiten oude meanders

8.3 De Hellekens (M – 1) Scenario Het opgespoten terrein zal terug worden afgegraven en de Kleine Nete zal als meanderende waterloop worden heraangelegd. Het nieuwe traject zal in de basisafvoer voorzien. Het huidige traject van de Kleine Nete zal behouden blijven en dienst doen als afleidingskanaal voor de opvang van overtollig water tijdens piekdebieten. Een haalbaarheidsstudie voor het grondverzet heeft uitgewezen dat een groot deel van de afgegraven grond zou kunnen afgezet worden bij het zandwinningbedrijf SCR-Sibelco om er de ontginningsput ‘De Maat’ in Mol mee te verondiepen (referentie: Soresma (2004). Haalbaarheidsstudie grondverzet domein ‘de Hellekens’ te Herentals. Studie uitgevoerd in opdracht van AMINAL - afdeling Water). De kwaliteit van de grond dient wel in overeenstemming te zijn met de recreatieve nabestemming van deze plas. De grond zou via het kanaal Bocholt-Herentals en het kanaal Dessel-Kwaadmechelen kunnen aangevoerd worden.

Page 49: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 49

Doel van de modellering is de bepaling van de ideale dimensionering van: - de breedte van de uit te graven meander in functie van de opstuwing in de stroomopwaartse zone; - de hoogte van de overstortdrempel in de huidige waterloop; - de hoogte van de afgraving in functie van de gewenste grondwaterstand.

Foto 1 – De Hellekens

8.4 Koulaak (M – 2) Scenario De oude meander zou terug aangesloten worden. Ter hoogte van de oude meander wordt gedurende het gehele jaar een zeer duidelijke kweldruk waargenomen. Op de BWK is dit ingekleurd als een waardevol perceel. Op dit moment zijn de percelen waarop deze oude meander ligt nog in privé-bezit. De achterliggende afwateringsgracht komende van de Rozenstraat blijft aangesloten op deze meander. De afwatering moet hier wel gegarandeerd blijven. Met de modellen zal nagegaan worden: - of het haalbaar is de oude arm met zijn oorspronkelijke dimensies terug aan te sluiten; - of de huidige loop volledig gedempt kan worden. Indien dit niet haalbaar is, kan deze behouden

blijven als kanaal voor hoogwaterafvoer - of de achterliggende percelen geen hinder ondervinden van een eventuele opstuwing in de

afwateringsgracht.

Page 50: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 50

Foto 2 – Koulaak

8.5 Langendonk – Olens Broek Heel dit gebied maakt bijna integraal deel uit van het habitatrichtlijngebied ‘Valleigebied van de Kleine Nete met aangrenzende brongebieden, moerassen en heiden’. De aanwezige vegetatietypen variëren van beekbegeleidend laagveengebied, over vochtige beemden tot vochtige loofbossen en heide- en vengebieden. Binnen dit gebied bevinden zich nog 4 oude meanders. Deze worden hieronder verder besproken van west naar oost. a. Verlandde meander (M – 3) Deze gedempte meander ligt op een perceel dat nog volledig in privébezit is. Vroegere onderhandelingen (aankoop door het ANB) verliepen moeizaam zonder resultaat. Momenteel is deze meander volledig verbost met elzen en is er geen waardevolle vegetatie terug te vinden. Scenario Deze meander ligt op zeer korte afstand van de Kleine Nete en schuurde net zoals bij meander 5 tegen een landduin. Het is hier dan ook wenselijk om in geval van opengraven, de huidige loop te dempen gezien de korte afstand tussen beide lopen. b. Ferraris (M – 4) De tweede oude meander is het resultaat van een eerste rechttrekking. Er zijn echter nog oudere gegevens beschikbaar waaruit blijkt dat deze meander oorspronkelijk 2 bochten vertoont. Er werden boringen uitgevoerd om de oorspronkelijke ligging meer exact te bepalen. Dit terrein is eigendom van het ANB en beidt veel potenties om tot de ontwikkeling te komen van zeggevegetaties maar vooral ook voor broekbos. De percelen meer ten noorden van deze meander zijn in privé-bezit en ontwateren via een drainagegracht ter hoogte van deze vijver en meander. Hier is het verstandig om een nieuwe drainagegracht te voorzien ten westen van de meander. Scenario Met de modellen zal nagegaan worden of: - het haalbaar is de oude arm met zijn oorspronkelijke dimensies terug aan te sluiten (2 bochten); - de huidige loop volledig gedempt kan worden. Indien dit niet haalbaar is kan de huidige loop

behouden blijven als kanaal voor hoogwaterafvoer.

Page 51: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 51

Eventueel kan de Populieraanplant worden gekapt en de talud worden verlaagd zodat er zich moerasvegetatie kan ontwikkelen. In een later stadium kan dit evolueren naar broekbos. De aanwezige vijver kan worden ingericht als overstromingsgebied zodat bij hoge grondwaterstand de Kleine Nete in contact staat met vijver. Hierdoor kan de vijver dienst doen als paaiplaats voor verschillende vissoorten, aangezien hier een stroomluwe zone wordt gecreëerd.

Foto 3 – Oude meander op Ferrariskaart aanwezig

 

c. Oxbow (M – 5) De derde meander is een paraboolmeer en vroeger ingericht als vijver. Ook deze bevindt zich nog op privé terrein. Scenario Met de modellen zal nagegaan worden: - of het haalbaar is de oude arm met zijn oorspronkelijke dimensies terug aan te sluiten; - of de huidige loop volledig gedempt kan worden. Indien dit niet haalbaar is, kan de huidige loop

behouden blijven als kanaal voor hoogwaterafvoer.

Foto 4 – Paraboolvijver

Page 52: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 52

d. Meander Linkeroever (M – 6) Op de linkeroever ligt nog een oude meander die zeer duidelijk te herkennen is in het landschap. Deze meander was bijna volledig gedempt na de rechttrekking van de Kleine Nete in 1972, maar werd in 2003 gedeeltelijk weer uitgegraven door de toenmalige AMINAL-afdeling Natuur. Langs de westelijke zijde werd er een stuw geplaatst op de gracht waarlangs de oude meander in verbinding staat met de Kleine Nete. Hierdoor wordt het waterpeil in de oude meander zo’n 80 à 90 centimeter hogen gehouden dan dat van de Kleine Nete. Langs de oostelijke zijde staat de meander in verbinding met een grachtenstelsel. Gedurende droge periodes wordt er via een pompput water uit de Kleine Nete in het grachtenstelsel gepompt om een min of meer constant peil in meander en grachten te handhaven. Als echter het peil van de Kleine Nete kan opgestuwd worden, is deze stuw mogelijks overbodig. Scenario Met de modellen zal nagegaan worden: - of het haalbaar is de meander terug aan te schakelen aan de Kleine Nete; - of de huidige loop volledig gedempt kan worden. Indien dit niet haalbaar is kan de huidige loop

behouden blijven als kanaal voor hoogwaterafvoer.

Foto 5 – Waardevolle meander op linkeroever (op foto overwoekerd met kroosvaren)

e. Waardevolle meander (M – 7) De huidige natuurwaarde van deze meander is hoog. Er worden onder meer verschillende zeggesoorten zoals Snavelzegge, Hoge Cyperzegge, … aangetroffen. Scenario Dit is de meest waardevolle meander van het studiegebied. Het aansluiten zou hier enkel als doel hebben om meer structuurvariatie te brengen en niet zozeer vernatting, aangezien we hier al veel meer stroomopwaarts zitten en landbouwgebied in de buurt ligt. Na overleg met het ANB (op 17-04-2007) werd besloten om deze meander niet aan te sluiten. Door behoud van deze meander wordt een typisch successiestadium in een natuurlijke waterloop (afgesloten meander als stilstaand water) behouden.

Page 53: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 53

Foto 6 – Waardevolle meander op rechteroever

Met het grondwatermodel en het eco-hydrologische model zal nagegaan worden of: - de historische grondwatersituatie in het gebied hersteld kan worden; - de beoogde natuurdoelstellingen bereikt kunnen worden. Naast de gronwaterpeilstijging t.g.v. de opstuwing door de meanders zal ook nagegaan worden of een verondieping van het grachtenstelsel een aanvullend positief effect kan veroorzaken.

8.6 Agrarisch gebied met ecologisch belang (M – 8) Het landbouwgebied met ecologisch belang functioneert als verwevingsgebied tussen landbouw en natuur. Ter hoogte van dit gebied is in het westen de goed herkenbare en gave perceelsstructuur en het sterk gesloten karakter (restanten perceelsrandbegroeiing en bos) bewaard gebleven zoals aanwezig op de oude militaire kaarten. De vegetatie bestaat hier voornamelijk uit vochtige beemden. Scenario De nog aanwezige oude meander is het resultaat van een eerste rechttrekking. De huidige natuurwaarde van de meander is niet groot. Door deze meander aan te sluiten kan de structuurkwaliteit verhoogd worden. De aansluiting mag echter geen vernatting veroorzaken (gezien de zone stroomopwaarts landbouwgebied is). Ook zou de huidige loop niet worden gedempt maar worden ingericht als nevengeul zodat versnelde afvoer mogelijk is bij hoogwater. Met de modellen zal nagegaan worden: - of het haalbaar is de oude arm met zijn oorspronkelijke dimensies terug aan te sluiten zonder

vernatting stroomopwaarts te realiseren; - of de huidige loop volledig gedempt kan worden. Indien dit niet haalbaar is, kan de huidige loop

behouden blijven als kanaal voor hoogwaterafvoer.

Page 54: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 54

Foto 7 – Meander ter hoogte van het agrarisch gebied met ecologisch belang

8.7 Intensief agrarisch gebied (M – 9) Dit deelgebied is te karakteriseren als een intensief landbouwgebied aan beide zijden van de Kleine Nete. Op het gewestplan wordt het gebied weergegeven als agrarisch gebied. Bobbejaanland en camping Korte Heide, die als recreatiegebied ingekleurd werden op het gewestplan, vervolledigen dit deelgebied. Binnen de vallei hebben ruilverkavelingen het landschap en het vallei-ecosysteem sterk aangetast. Op de linkeroever van de Kleine Nete strekt zich de ruilverkaveling Kasterlee I uit. Op de rechteroever bevindt zich de ontginning van het landbouwgebied ‘de Zegge’. Ter hoogte van de ontginning van het landbouwgebied ‘de Zegge’ zijn amper natuurwaarden aanwezig. In het landbouwgebied gesitueerd op de rechteroever van de Kleine Nete is een vrij uitgebreide ecologische infrastructuur aanwezig, bestaande uit enkele eutrofe plassen, bermen met elementen van Moerasspirearuigte en fragmenten van jonge Eikenbossen of aanplanten van vochtige standplaatsen terug te vinden. De grazige en bosstructuur zijn goed vertegenwoordigd. Goed ontwikkelde natuurtypen zijn echter schaars. Een Berken-eikenbos, net ten oosten van Bobbejaanland, is vrij onverstoord. De structuurkenmerken van de Kleine Nete zijn als matig tot zwak te bestempelen. Het valleigebied wordt kunstmatig ontwaterd door bemaling van verschillende drainerende grachten. De omliggende natuurwaarden zijn voornamelijk binnen het valleigebied gesitueerd. Het betreft de natuurreservaten ‘de Zegge’ en ‘Mosselgoren’ en het boscomplex ten westen van camping Korte Heide. Scenario Het zou interessant zijn de meander gelegen ter hoogte van de camping her aan te sluiten zodat de structuurkwaliteit van de Kleine Nete kan verhoogd worden. Ook hier dient net als bij voorgaande meander de huidige loop niet te worden gedempt maar als nevengeul voor hoogwaterafvoer. De meander moet zo gedimensioneerd worden zodat er geen vernatting wordt veroorzaakt. Door de dijken te verplaatsen kan op termijn ook de structuurkwaliteit van de waterloop in deze zone toenemen.

Page 55: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 55

Foto 8 – Meander ter hoogte van Camping Korte Heide

8.8 Overzicht Figuur 17 geeft de aan te sluiten of nieuw te graven meanders weer. De in rood aangeduide meander is nog aanwezig in het landschap maar is op dit moment al zeer waardevol ontwikkeld als stilstaand water. Er is geopteerd om deze niet mee aan te sluiten zodat dit voor een grotere biodiversiteit zal zorgen. In volgend hoofdstuk wordt onderzocht of het haalbaar is de hier voorgestelde scenario’s uit te werken binnen de gestelde randvoorwaarden (§ 7.4).

Figuur 8.3 – Mogelijke aan te sluiten meanders (groen), huidige loop van de Kleine Nete (blauw,) oude meander niet aan te sluiten (rood)

Page 56: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Scenario’s - hermeandering • 56

Page 57: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 57

9 Modelleringen De vernatting van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ wordt verkregen door een verhoging van de waterpeilen in de Kleine Nete, welke zich vertalen in hogere grondwaterstanden in het aangrenzende valleigebied. Verscheidene ingrepen op de Kleine Nete zullen deze stijging van het waterpeil bewerkstelligen. Zo worden 9 historische meanders opnieuw watervoerend gemaakt. Meanders 1 t.e.m. 5 liggen afwaarts van het natuurgebied en worden zodanig ontworpen dat zij het waterpeil opstuwen. Meanders 8 t.e.m. 11 zijn opwaarts van het natuurgebied gelegen en zullen de opwaartse voortzetting van de opstuwing moeten beperken om de drainage van het landbouwgebied niet in het gedrang te brengen. Daarnaast worden de dijken ter hoogte van het landbouwgebied ‘De Zegge’ verhoogd en verder landinwaarts verlegd om er de doorstroomcapaciteit en waterberging in de rivierbedding te vergroten. In bijlage 9.1 worden de ingrepen per zone besproken. Het uiteindelijk voorgestelde ontwerp is het resultaat van een evaluatie van verschillende scenario’s aan de hand van een oppervlaktewater-, grondwater- en eco-hydrogisch model. Via een iteratief proces werd met de 3 modellen op zoek gegaan naar een optimale inrichting waarbij de natuurdoelstellingen maximaal gerealiseerd worden zonder een negatieve impact uit te oefenen op de landbouw- en woonzones. De resultaten van het oppervlaktewatermodel dienen als randvoorwaarde in het grondwatermodel. Met dit model worden de grondwaterstromingen geëvalueerd en kwelgebieden gelokaliseerd. De resultaten van het grondwatermodel worden als input gebruikt voor het eco-hydrologische model dat de effecten van de waterhuishouding nagaat op de vegetatie. Dit model doet een uitspraak over de potentiële vegetatietypen die gerealiseerd kunnen worden bij de verschillende maatregelen. Hierbij wordt getoetst of de gewenste natuurdoelstellingen gerealiseerd worden en of de instandhoudingdoelstellingen van de beschermde natuurtypes (EU habitatrichtlijn) gehaald kunnen worden.

Figuur 9.1 - Grondplan van het ontwerp voor het rivierherstel op de Kleine Nete

9.1 Doel Het einddoel is het creëren van ideale standplaatscondities voor de Habitat- en natuurdoeltypen. Onder andere de elzenbroekbossen zijn de laatste jaren sterk achteruitgegaan door een lage zomergrondwaterstand. Hierdoor verruigen de Mesotrofe elzenbroekbossen en evolueren ze naar het voedselrijkere Ruigt elzenbroekbos. Ook natte ruigten vormen een belangrijk habitattype binnen dit Habitatrichtlijngebied. De meer stroomopwaarts gelegen landbouwzones mogen echter geen hinder ondervinden van deze ingrepen en moeten beheerbaar blijven. Zo ook mogen de woonzones richting Herentals niet geconfronteerd worden met extra wateroverlast.

Page 58: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 58

9.2 Bespreking van de gebruikte modellen Er werd gewerkt met het oppervlaktewatermodel van de Kleine Nete en Aa zoals in 2002 opgebouwd door Studiebureau Grontmij-Belgroma en nadien verder verfijnd en up-to-date gehouden door VMM-Afdeling Operationeel Waterbeheer. Alle modelberekeningen werden uitgevoerd in de Infoworks River Systems software zoals ontwikkeld door Wallingfordsoftware (UK). In eerste instantie werd in het model alleen de hydraulische loop van de Kleine Nete en Aa ingevoerd. De zijlopen werden ingevoerd met een hydrologisch model waarmee neerslag wordt omgezet in een afvoerdebiet. Voor alle berekeningen die in het kader van deze studie werden uitgevoerd, werd het model beperkt van het begin van de Kleine Nete eerste categorie in Retie tot aan de watermolen van Grobbendonk. Het hydraulische model van de Steenovenloop, Meireloop of Bankloop werd ter beschikking gesteld door de Provincie Antwerpen en aan het model van de Kleine Nete gekoppeld voor de evaluatie van het meest realistische eindscenario. De output van het OWKM is gebruikt als input voor het grondwatermodel. Dit werd opgebouwd door Afdeling Operationeel Waterbeheer, cel grondwaterbeheer. Ter ondersteuning van het grondwaterbeheer werkt de afdeling Operationeel Waterbeheer een gebiedsdekkende grondwatermodelleringsomgeving uit. Deze omgeving wordt het VGM, het Vlaams Grondwatermodel, genoemd. In tegenstelling tot wat de naam VGM doet vermoeden gaat het niet om één groot grondwatermodel waarin volledig Vlaanderen wordt gemodelleerd. Het VGM is de omgeving waarin gebiedsdekkende verwerkte basisgegevens (klaar voor gebruik in modellen) zoals hydrogeologische opbouw, grondwatervoeding, hydraulische parameters, riviergegevens, e.d. zich bevinden. Naast deze basisgegevens bevat het VGM ook regionale en een aantal afgeleide subregionale en lokale modellen waarin de grondwaterstroming berekend is. Een gebiedsdekkende hydrostratigrafische indeling van de Vlaamse ondergrond (HCOV) werd opgesteld. Voor elk van de eenheden zijn kaarten opgesteld met het voorkomen, de diepte van de basis en de dikte van deze lagen. Het resultaat vormt een driedimensionale atlas van de hydrostratigrafische onderverdeling van de ondergrond in Vlaanderen. De grondwatervoeding is gemodelleerd met de WetSpass code. De gemiddelde jaarlijkse, de gemiddelde winter en de gemiddelde zomer grondwatervoeding is met dit model met een gridgrootte van 50 m berekend. Het hier gebruikte lokale model voor de Vallei van de Kleine Nete is ontwikkeld op basis van de resultaten van het regionale model voor het Centraal Kempisch Systeem. Het grid werd via interpolatie op een resolutie van 50*50 m² gebracht. De verticale indeling in modellagen is eveneens overgenomen uit het model van Centraal Kempisch Systeem, alsook de K-waarden voor de verschillende lagen. De grens van het modelgebied is X1 (182550m; 206750m) en X2 (1922800m; 213850m) in het Lambert Coordinatensysteem. NICHE Vlaanderen (Callebaut et al. 2007) wordt gebruikt voor de eco-hydrologische evaluatie van de scenario’s. Dit model is inzetbaar voor vallei-ecosystemen in Vlaanderen om effecten van ingrepen in de waterhuishouding op grondwaterafhankelijke vegetatie te evalueren. De uitspraken over potenties zijn gebaseerd op een aantal standplaatsfactoren zoals bodem, grondwaterstanden, voedselrijkdom en zuurgraad. Aan de hand van de actuele vegetatiekaart wordt het huidige model geëvalueerd en aangepast. Na de berekeningen van het scenario kunnen uitspraken gedaan worden over de potenties voor de grondwaterafhankelijke vegetatietypen. Voor meer details over opbouw, evaluatie en aanpassingen wordt verwezen naar bijlage 9.3.

Page 59: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 59

9.3 Resultaten Met de modellen zijn verschillende scenario’s doorgerekend vooraleer het optimale scenario werd bekomen waar de doelstellingen en randvoorwaarden aan voldoen. In de verdere bespreking is het meest realistische scenario weerhouden. Enkel waar nodig om bepaalde effecten te duiden, kan naar resultaten van vroegere modelleringen worden verwezen.

9.3.1 Meanders Voor de dimensionering van de meanders zijn er meerdere opties mogelijk. Met het oppervlaktewatermodel werden de mogelijke dimensies van de oude, terug aan te sluiten meanders geëvalueerd. Er werd vertrokken van de historische toestand om zo tot een optimaal ontwerp te komen voor de inrichting van de waterloop. Herstel historische toestand Uit vergelijking van opmetingen van huidige dwarsprofielen en beschikbare data uit de waterloopatlas van 1877 en de normalisatieplannen van 1963 blijkt dat de Kleine Nete gemiddeld 1.20 m verdiept is, dat de oevers 0.5 m zijn opgetrokken en de gemiddelde verbreding aan de top ongeveer 11 m bedraagt. De gemiddelde bodembreedte werd niet significant gewijzigd en is nog steeds ongeveer 10 m. De gemiddelde dwarsdoorsnede van de Kleine Nete werd vergroot van 25 m² naar 66m² (zie figuur 5.5). Maatregelen en gebeurtenissen uit de voorbije decennia maken het echter onmogelijk om terug te keren naar de historische situatie. De toegenomen verharding zorgt voor hogere piekafvoeren dan in het verleden en het landgebruik heeft zich zo aangepast dat het niet meer mogelijk is om terug te keren naar de historische situatie. Het cumulatieve effect van de opstuwing van de verschillende meanders met historische dimensies is weergegeven in figuur 9.2. Er wordt stroomopwaarts van meander M-9 nog een opstuwing van meer dan een meter bereikt. Dit kan de afwatering ter hoogte van Bobbejaanland in gevaar brengen waar de opstuwing nog ongeveer 90 cm bedraagt.

Figuur 9.2 – Opstuwend effect voor een gemiddelde jaarafvoer bij het aansluiten van alle meanders met hun historische dimensies, behoud van de huidige loop van de Kleine Nete in de tussenliggende panden.

aansluiten alle meanders met historische dimensies

1,21

0,8

0,60,40,2

0

oomop

stw en

sM2

M3

M4

M5

M6

M7

M8

M9 an

d oe N19

u ek llan rts

el n Na

H ja a

mop be rk v a

r ob A wAfst o B

rost

Net

Page 60: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 60

Realistisch scenario Ontwerp Een realistisch scenario wordt bekomen door een bredere dimensionering te voorzien van de oude meanders. Aangezien de opstuwing vooral ter hoogte van Olens broek moet plaatsvinden, wordt er extra geknepen ter hoogte van ‘de Hellekens’ door het instellen van een drempel. Om de opstuwing voldoende snel te laten uitdeinen ter hoogte van het landbouwgebied, is een debietverdeling voorzien bij de meanders stroomop van M7. De behaalde opstuwing ter hoogte van Olens Broek bedraagt 50 cm. Dit is te laag om ook M6 aan te sluiten. Deze meander blijft daarom behouden in de huidige toestand. Meanders 2, 4, 5, 8, 9, 10 en 11 worden uitgegraven met een bodembreedte van 10 m en topbreedte van 17,5 m. Voor M1 en M3 wordt hiervan afgeweken. Meander 3 en de eerste bocht van meander 1 vervangen de originele rivier wat maakt dat deze een gelijkaardige doorstroomcapaciteit moeten hebben. Daartoe wordt geopteerd voor een bodembreedte van 12 m. In de zone waar meander 1 door ‘de Hellekens’ stroomt, is een smallere dwarssectie met bodembreedte van 7 m vereist om het water extra op te stuwen met het oog op de vernatting van het natuurgebied ‘Olens Broek’. Hier wordt de meander uitgegraven met een winterbedding om bij hoogwater de doorstroomcapaciteit te vergroten en het opstuwend effect te beperken (figuur 9.3).

2.5

2.0

]m [ 1.5

egt

hoo 1.0

0.5

0.0-10 -8 -6 -4 -2 0 2 4 6 8 10

breedte [m]

dw arssectie M1 rechteroever dw arssectie M1 linkeroever dw arssectie M2

Figuur 9.3 - Dwarssecties van M1 en M2 (M2 staat model voor alle andere meanders)

De rechteroever van de bestaande Kleine Nete blijkt, tussen de brug van de spoorweg en meander 1 en tussen meanders 4 en 5, onvoldoende hoog te zijn om het gebied langs deze rechteroever tegen overstromingen met terugkeerperioden kleiner dan 2 jaar te beschermen. Om de overstromingsfrequentie te beperken tot gemiddeld één maal per 10 à 20 jaar, wordt een kleine ophoging van deze oevers voorgesteld. Figuur 9.4 geeft het lengteprofiel van deze oevers aan in de bestaande en voorgestelde toestand.

Page 61: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 61

Figuur 9.4 - Lengteprofiel van ophoging bestaande dijken

In de originele bedding van de Kleine Nete worden overstorten aangebracht net afwaarts van de inlaat van de meanders (figuur 9.5). Op die manier wordt het water gedwongen bij gemiddelde debieten door de meander te stromen. De kruinhoogten van de drempels zijn zo gekozen dat de originele loop slechts enkele keren per jaar aangesproken wordt. Zo draagt de originele loop bij hoogwater bij aan de afvoer en worden al te frequente overstromingen vanuit de meanders voorkomen. De thalweg van meanders 1 t.e.m. 5 ligt 60 cm boven deze van de originele loop wat bijdraagt tot de opstuwing ter hoogte van het natuurgebied.

Figuur 9.5 - Grondplan van meanders 2 t.e.m. 5

Page 62: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 62

De dwarssecties van M8 en M9 zijn gelijkaardig aan deze van M2 t.e.m. M5. Vanaf deze meanders dient de voortzetting van de opstuwing, veroorzaakt door M1 t.e.m. M5, naar opwaarts toe te worden beperkt. Daartoe wordt het bodempeil van de meanders op dezelfde hoogte aangelegd als deze van de oorspronkelijke loop. Tevens worden de overstorten aan deze meanders op een dergelijke hoogte ontworpen dat er zich een gelijkmatige debietsverdeling tussen de originele loop en de meander voordoet (figuur 9.6).

Figuur 9.6 - Grondplan van meanders 8 en 9

De finale dimensies zijn weergegeven in tabel 9.1.

Tabel 9.1 - Dimensies van de meanders in het realistische scenario meander

bodembreedte

[m] topbreedte

[m] bodempeil

[mTAW] peil dijk [mTAW]

drempelpeil [mTAW]

M1 7 11,3 10,4 12,55 12,55 M2 10 17,5 10,6 13 12,85 M3 12 17,5 10,62 13,2 / M4 10 17,5 10,62 13,48 13 M5 10 17,5 10,87 13,5 13,1 M8 10 17,5 10,52 13,52 11,15 M9 10 17,5 10,6 13,6 11,2

Oppervlaktewaterpeil Na aanpassing van de dimensies van de oude meanders, blijkt uit een simulatie met gemiddelde debieten dat de door M1 t.e.m. M5 veroorzaakte opstuwing nog onvoldoende uitdeint naar stroomopwaarts toe wanneer het huidige bodempeil van de rivierbedding wordt aangehouden. De drainage van de landbouwgebieden opwaarts van Bobbejaanland kan in gedrang komen bij de voorspelde opstuwing van het waterpeil in de Kleine Nete in deze zone. Door een herprofilering van de waterloop is er niet langer sprake van een significante stijging van het waterpeil ter hoogte van het landbouwgebied. De oppervlaktewaterpeilen zijn maximaal verhoogd ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ en de gerealiseerde opstuwing wordt stroomopwaarts zo snel mogelijk afgebouwd. Enkel net opwaarts van Bobbejaanland, waar de Larumseloop in de Kleine Nete uitstroomt, wordt nog een stijging van het waterpeil verwacht van ongeveer 15 cm. Dit is weergegeven in figuur 9.7. Ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’

Page 63: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 63

wordt een opstuwing verkregen van 20 cm voor het zomerdebiet zonder effect van plantengroei mee te nemen. Voor het winterdebiet is dit 50 cm. Deze effecten werken door op de grondwaterpeilen en zijn weergegeven in figuur 9.8.

Figuur 9.7 - Het effect van het aansluiten van de oude meanders op de waterpeilen in de Kleine Nete

Grondwaterstanden Het gebied tussen de Langendonkloop en de Kleine Nete kent grondwaterpeilverhogingen tussen 10 en 25 cm. In de zuidwestelijke zone van Langendonk is een verdroging van 5 cm ten gevolge van de uitgraving van Hellekens berekend tot op een afstand van 100 m. Net ten zuiden van de Langendonkloop zijn geen verhogingen merkbaar. De peilen liggen in deze zone al tegen het maaiveld. Op de rechteroever worden ter hoogte van M2 peilverhogingen berekend in de orde van 25 cm tot op 150 m van de meander en 10 cm op 250 m van de meander. Ter hoogte van M3 en M4 wordt een verdroging verwacht ten opzichte van de huidige situatie aangezien nieuwe drainerende elementen worden aangesloten aan de rivier. De opstuwing in Kneutersloop heeft een duidelijk effect (> 5 cm) tot op een afstand van 700m van de Kleine Nete en de Kneutersloop. De kneutersloop behoudt zijn drainerende werking. Het landbouwgebied stroomopwaarts van het Olens Broek wordt enigszins vernat (lokaal tot 25 cm, algemeen tot 5 cm) tot dichts bij het Olens Broek. Verder weg wordt het wat droger omdat lagere peilen bekomen worden op de Kleine Nete in deze zone. De impact op de rechteroever is over het algemeen iets groter maar de peilen bevinden zich dieper in deze zone.

Page 64: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 64

Huidige toestand Realistisch scenario

Verschilkaart

Figuur 9.8 - Grondwaterstanden voor het studiegebied in cm onder maaiveld en het verschil tussen gemodelleerde huidige toestand en het scenario (rood verdroging, blauw vernatting)

9.3.2 Piekafvoer Bij extreme stormen zorgen de herstellingswerken aan de Kleine Nete voor lagere waterpeilen ter hoogte van de Zegge dan in de huidige toestand (zie figuur 9.9). Ter hoogte van de meanders en in mindere mate ook afwaarts van ‘de Hellekens’ tot in Grobbendonk stijgen de waterpeilen na uitvoering van het project. Het keerpunt waarbij de opstuwing als gevolg van het project negatief wordt, komt meer afwaarts te liggen naarmate de storm extremer is. Zo bevindt dit punt zich voor een T2 aan de brug van de Lichtaartseweg terwijl het voor een T100 aan meander 5 gelegen is.

Page 65: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 65

Figuur 9.9 - opstuwing als gevolg van uitvoering van het project in vergelijking met bestaande toestand

Naast de verhoging van de dijken van de Kleine Nete doorheen het landbouwgebied (zie § 9.3.5) zal ook de daling van de waterpeilen bij extreme wassen zorgen voor een grotere veiligheid tegen overstromingen voor het landbouwgebied. Dit gaat ten koste van de zone tussen Bobbejaanland en de brug met de Ringlaan waar overstromingen als gevolg van de opstuwing frequenter zullen voorkomen en met grotere overstromingsdiepten. Het extra volume water dat in dit gebied geborgen wordt bij hoogwater zal vertraagd afgevoerd worden en de risicozones verder afwaarts in de vallei ontlasten.

9.3.3 Waterbergingsgebied – De Hellekens Ontwerp Het opgespoten terrein van ‘de Hellekens’ wordt afgegraven zodat hier een actief overstromingsgebied kan worden gecreëerd. Op de rechteroever wordt een gedempt deel van de historische loop weer aangesloten; op de afgegraven linkeroever wordt een volledig nieuwe meander uitgegraven. Het doel is hier niet zozeer het herstellen van de historische toestand, maar het aanleggen van een meander die reeds zo ver mogelijk stroomafwaarts een opstuwing in het waterpeil veroorzaakt. Figuur 9.10 geeft het ontwerp weer.

Page 66: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 66

Figuur 9.10 - Ontwerp van meander 1 en de wachtbekkens ter hoogte van ‘de Hellekens’ Grondwater De effecten van de afgraving bij Hellekens op de grondwatertafel kunnen aangetoond worden door reeksen scenario’s van het grondwatermodel onderling te vergelijken (zie bijlage 9.2). Enkel deze scenario’s waarbij het oppervlaktewatersysteem onderling niet gewijzigd is, kunnen vergeleken worden. In de verschillende scenario’s zijn voor de afgravingsdiepte van ‘Hellekens-oost’ een aantal waarden onderzocht. Initieel werd via het OWKM een afgravingsdiepte van 12,05 mTAW vooropgesteld. Dit bleek een verdroging te veroorzaken die doorwerkte tot aan Langendonk. Later zijn scenario’s doorgerekend met een afgravingsdiepte van 12,55 en 12,91 mTAW (wat overeenstemt met het historische maaiveld voor de ophoging van ‘de Hellekens’). In deze gevallen bleek echter dat de berging in Hellekens bij hoogwater onvoldoende groot zou worden. Uiteindelijk werd in de finale berekeningen een diepte van 12,15 mTAW voorgesteld. Dit effect kan best aangetoond worden in de vergelijking van scenario 9 en 10 in bijlage 9.2. De afgravingsdiepte voor de scenario’s is respectievelijk 12,15 en 12,55 mTAW. Door de afgravingsdiepte te vergroten van 12,55 naar 12,15 mTAW wordt een effect van 1 cm verlaging van het grondwaterpeil tot ongeveer 1 km afstand waargenomen. De zone met een extra verlaging van het grondwaterpeil met 5 cm beperkt zich tot 250 m van Hellekens (figuur 9.11). Wat uit de zoektocht naar de optimale afgravingsdiepte naar voor komt, is de afweging die gemaakt moet worden tussen bergingscapaciteit en verlaging van het grondwaterpeil. Enerzijds wordt ‘Hellekens-oost’ ondiep afgegraven, leidt dit dat een minimale waterberging. De vernatting van het opstuwende oppervlaktewaterpeil zal echter sterk doorwerken ter hoogte van Langendonk. Anderzijds wordt ‘Hellekens-oost’ diep afgegraven, leidt dit tot een een verlaging van het grondwater waarvan het effect reikt tot aan Langendonk. Bij een te sterke afgraving wordt de grondwatertafel aangesneden en zal er permanent water staan in het wachtbekken. Hierdoor wordt het beoogde doel van waterberging niet gehaald. Het ideale evenwicht bij de gerealiseerde opstuwing door hermeandering blijkt te liggen bij een afgraving van 12.15mTAW.

Page 67: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 67

Figuur 9.11 - Verschil in diepte van de watertafel tussen scenario 9 (12.55mTAW) en scenario 10 (12.05mTAW)

Oppervlaktewater De inrichting van ‘de Hellekens-Oost’ (afgegraven tot 12.15mTAW) als actief overstromingsgebied draagt in aanzienlijke mate bij tot de waterberging opwaarts van Herentals. Figuur 9.12 toont de hydrogrammen (het verloop van het debiet in functie van de tijd) en de vulling van het gebied voor een simulatie van de storm van maart 1987, welke resulteert in een piekdebiet met een terugkeerperiode van ongeveer 5 jaar. Het AOG zorgt enerzijds voor een uitstel van het piekdebiet met ongeveer 2,5 uur (horizontale pijl) en anderzijds voor een verlaging van dit piekdebiet met 1,5 m³/s (verticale pijl). Het volume water dat in het AOG geborgen wordt, is op de figuur weergegeven door de gele oppervlakte en zorgt reeds bij een storm met terugkeerperiode van 2 jaar dat de wachtbekkens volledig vullen (tot 12,6 mTAW). De Hellekens werden zo ontworpen dat het gebied gemiddeld enkele keren per jaar bij hoogwater zal beginnen vullen.

Figuur 9.12 - Effect van actief overstromingsgebied ter hoogte van ‘de Hellekens’

Page 68: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 68

Bij het afgraven van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’ wordt rondom het geplande overstromingsgebied een gedeelte van de ophoging behouden als dijk. Deze dijk heeft vooral een visueel bufferende functie voor de woningen in de St-Jobstraat, eerder dan een waterkerende. Aangezien de laagst gelegen tuinen van de St-Jobstraat zich op het niveau 14.50 à 15.00 mTAW bevinden en het waterpeil in het wachtbekken bij een volledige vulling 12.65 mTAW bedraagt, bevinden de woningen zich steeds minstens 2 meter boven het hoogste waterpeil dat ooit bereikt zal worden in het wachtbekken. Ook zonder deze dijk zullen de woningen van de St-Jobstraat te allen tijde beschermd zijn tegen overstromingen vanuit de rivier. De afwatering via de gracht ten zuiden van ‘de Hellekens’ komt eveneens niet in het gedrang.

9.3.4 Overstromingszone De overstromingsfrequentie in het natuurgebied stijgt maar niet zodanig dat de vegetatie eronder lijdt. Overstromingen met een retourperiode van 10 jaar en meer hebben weinig ecologische effecten. Langs de rechteroever neemt de frequentie van overstromingen af als gevolg van de hoge rechteroevers van de meanders en de ophoging van de bestaande dijken tussen meander 1 en de spoorweg en tussen meander 4 en 5, nl. de locaties waar de oevers het laagst liggen. Figuren 9-13 tot 9.15 geven de overstromingskaarten voor terugkeerperioden van 10, 25 à 50 en 100 jaar weer. Bij retourperioden van 2 en 5 jaar worden enkel overstromingen van ‘de Hellekens’ en het er tegenover gelegen grasland verwacht. De paarse oppervlakten geven daarbij het gebied weer dat zowel in de bestaande als in de ontworpen toestand overstroomt. De rode zones overstromen niet in de huidige toestand maar zouden na uitvoering van het project wel overstromen bij de aangegeven terugkeerperiode. Het gebied dat in het blauw wordt getoond, overstroomt in de bestaande toestand, maar niet meer na uitvoering van het project. Figuur 9.16 toont het effect van de waterberging opwaarts van de Ringlaan op de overstromingen afwaarts van Herentals. Het beperkte effect ter hoogte van Herentals is te verklaren door het feit dat de overstromingen er voornamelijk vanuit de Kleine Aa afkomstig zijn.

Figuur 9.13 - Overstromingskaart van projectgebied bij T10

Page 69: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 69

Figuur 9.14 - Overstromingskaart van projectgebied bij T25 à 50

Figuur 9.15 - Overstromingskaart van projectgebied bij T100

Page 70: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 70

Figuur 9.16 - Overstromingskaart van afwaarts gebied bij T100

9.3.5 Vernieuwen dijken ter hoogte van landbouwgebied de zegge Door de afdeling Operationeel Waterbeheer werd een ontwerpstudie aanbesteed voor een verlegging van de dijken vanaf de N19 tot afwaarts meander 8 (zie figuur 9.1). Daartoe werd de Kleine Nete over deze afstand van 7200 m opgedeeld in 11 zones op basis van het bodemgebruik van het aan de Kleine Nete grenzende land. Voor elk van deze zones werd een ontwerp voorgesteld dat in elk geval resulteert in een verbreding van de dwarssectie en een verhoging van de dijken. Door de dijken een 20-tal meter landinwaarts te verplaatsen wordt de bergingscapaciteit binnen de rivierbedding vergroot en komt hier en daar plaats vrij voor het inrichten van een winterbedding als plas - draszone.

9.3.6 Effecten van het dempen of afdammen van de Langendonkloop Het in het Natuurrichtplan geformuleerde streefdoel voor de Langendonkloop is dat deze geen drainerend effect meer heeft. Daarom werd bij de modellering onderzocht wat het effect is van het dempen of afdammen van de Langendonkloop op de plaatselijke hydrologie. Dit kan door de vergelijking van scenario’s 10 en 11 (bijlage 9.2, figuur 9.17), waarin de Langendonkloop respectievelijk niet en wel wordt gedempt of afgedamd. In deze scenario’s zijn vrij sterke verhogingen van het oppervlaktewaterpeil in de Kleine Nete aangenomen. Hierdoor worden hoge grondwaterstanden bekomen die soms tot aan maaiveld rijken. Het dempen of afdammen van de Langendonkloop zal in deze zones geen bijkomend effect hebben aangezien het water niet verder kan stijgen boven maaiveld. Het dempen of afdammen van de Langendonkloop heeft een duidelijk vernattend effect op de grondwaterstanden in de onmiddellijke omgeving. Ter hoogte van de Langendonkloop bedraagt de vernatting zelfs 50 cm. Op een afstand van 100 m bedraagt het effect nog 5 cm. Het afwegen van het al of niet dempen/afdammen van de Langendonkloop is afhankelijk van de stijging van de waterpeilen in het valleigebied. Bij sterke stijging van het grondwater (sterke vernatting), heeft het dempen geen effect. De Langendonkloop kan wel nog fungeren als afvoergracht voor regenwater zodat geen verzuring optreedt. Wanneer een stijging van het grondwater eerder beperkt blijft (onvoldoende vernatting), kan het dempen/afdammen voor een lokale peilstijging zorgen wat een oplossing biedt tegen de verdroging.

Page 71: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 71

Figuur 9.17 - Effect van het dempen of afdammen van het westelijk deel van de Langendonkloop

verschil in diepte van de watertafel tussen scenario 10 en scenario 11

9.3.7 Belangrijk knelpunt: de Kneutersloop Hoewel door de opstuwing van het waterpeil in de Kleine Nete ook de waterstanden in de Kneutersloop verhogen, blijft deze diep ingesneden waterloop een sterk drainerend effect hebben. In de directe omgeving van de Kneutersloop reiken de grondwaterstanden nooit tot aan het maaiveld (figuur 9.18, detail grondwaterkaartje). Een verondieping of opstuwing van de Kneutersloop lijkt de voor de hand liggende oplossing. De Kneutersloop voert echter effluent van de waterzuiveringsinstallatie RWZ-West op de terreinen van Cumerio Belgium af naar de Kleine Nete en is hierdoor ernstig vervuild met o.a. zware metalen. Een verondieping of opstuwing van de Kneutersloop zou tot gevolg hebben dat de Elzenbroekbossen in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ frequenter overstroomd worden met vervuild water gedurende periodes met hoge waterafvoer. Het oppervlaktewatermodel voorspelt nu al een verhoogde frequentie aan overstromingen vanuit de Kneutersloop (figuur 9.18, detailkaartje overstromingskaart) ten gevolge van de stijging van het waterpeil van de Kleine Nete. Indien niet vervuild, zouden dergelijke overstromingen perfect tolereerbaar zijn.

Figuur 9.18 – Knelpunten van de Kneutersloop (links drainerend grondwater, rechts overstroming door opstuwing)

Page 72: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 72

9.3.8 Invloeden van buiten het studiegebied Niet enkel aanpassingen in het lokale afwateringssysteem hebben effecten op de hydrologie van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’. Ook invloeden van buiten het studiegebied, zoals grondwaterwinning, dragen bij aan de verdroging. Met het grondwatermodel werd de impact van de grondwaterwinning en bemaling van de stortplaats van de non-ferro metaalbedrijven Umicore en Cumerio Belgium, gelegen ten zuiden van het studiegebied, onderzocht. De impact werd berekend op basis van de huidige toestand van de Kleine Nete. In een eerste berekening met het model is de winning ingevoerd met het totale vergunde debiet van 3 miljoen m³/j, verdeeld over 20 pompputten. In de tweede berekening werd deze winning uit het model gehaald. Het verschil tussen beide berekeningen geeft de impact van de winning weer. De effecten van de winning van Umicore en Cumerio Belgium zijn groot. In het centrum van de afpompingskegel wordt een verlaging van 3,80 meter, berekend bij een winning van het totale vergunde debiet van 3 miljoen m³/j. Op een afstand van 2,5 km worden nog steeds verlagingen van 5 cm berekend. De impact in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ is van dezelfde grootteorde als de scenario’s die berekend zijn. In het Olens Broek bedraagt de verlaging ongeveer 20 cm en in Langendonk 15 cm. Enkel in de zones waar het grondwater in de huidige toestand al aan het maaiveld reikt en waar oppervlaktewater voorkomt, is de impact kleiner. Op die plaatsen overheerst het effect van de waterloop dus de impact van de winning.

Figuur 9-19 - Regionale en lokale verlaging (in meter) ten gevolge van een gemodelleerde grondwaterwinning van Umicore en Cumerio Belgium te Olen met een totaal vergund debiet van 3.000.000 m³/j.

9.3.9 Effecten op ecologische waarden

Habitatdiversiteit en vismigratie Het vooropgestelde streefbeeld voor de Kleine Nete ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ is een rivier die gekenmerkt wordt door een trage stroming en een gedempte dynamiek in afvoer. Een belangrijke randvoorwaarde voor de herinrichting is tevens dat vismigratie te allen tijde mogelijk moet blijven. Door het aansluiten van meanders met nauwere dimensies, bestaat de kans dat plaatselijk de stroomsnelheden beduidend hoger liggen dan in de huidige toestand, waardoor voor sommige vissen migratieproblemen kunnen ontstaan. Ook de aanleg van een drempel in trapvorm ter hoogte van meander 1 zou voor problemen kunnen zorgen. In figuur 9.20 worden de gemodelleerde gemiddelde stroomsnelheden per knooppunt (iedere 25 meter) in het lengteprofiel van de Kleine Nete weergegeven. Ter hoogte van meander 1 vinden we een maximale stroomsnelheid van bijna 0,6 m/s terug. Dit valt te verklaren door het hoge verval dat de drempel in deze meander creëert. Ook in meanders 2, 4 en 5, die kleinere dimensies hebben dan de tussenliggende rechte stukken, ligt de stroomsnelheid beduidend hoger. De gemodelleerde stroomsnelheden bedragen hier 0,275 tot 0,3 m/s. Ter hoogte van meanders 8 en 9 wordt een debietsverdeling voorzien, waardoor de stroomsnelheden er gemiddeld lager liggen.

Page 73: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 73

Figuur 9.20 - Gemodelleerde stroomsnelheden na het aansluiten van de oude meanders.

Hoewel in de meanders sneller stromend water verwacht wordt, daalt de gemiddelde stroomsnelheid van de Kleine Nete ter hoogte van het studiegebied. De voornaamste reden hiervoor is de afname in verval, die veroorzaakt wordt door de plaatsing van de drempel in de meander ter hoogte van ‘de Hellekens’ en de toename in lengte door het heraansluiten van de meanders. Daarenboven zorgt de verhoogde ruwheid na het aansluiten van de meanders voor een opstuwing van het waterpeil, waardoor de ‘natte sectie’ van de rivier vergroot en bij eenzelfde debiet de gemiddelde stroomsnelheid afneemt. Wanneer we de frequentiedistributie van de stroomsnelheden in de huidige en ontworpen gemodelleerde toestand (figuur 9.21) bekijken, vinden we hetzelfde resultaat terug. De gemiddelde stroomsnelheid daalt met 0,1 à 0,15 m/s na het heraansluiten van de meanders. De range aan stroomsnelheden neemt echter toe, wat af te leiden valt uit de toegenomen breedte van de distributiecurve. Het heraansluiten van de meanders gaat dus gepaard met een verhoging van de diversiteit aan stroomsnelheden, waardoor naar alle waarschijnlijkheid op een relatief korte afstand een grotere variatie aan beschikbare habitats voor aquatische organismen kan ontstaan.

Figuur 9.21 - Frequentiedistributie van de gemodelleerde stroomsnelheden in de Kleine Nete ter hoogte van het studiegebied. Blauw: huidige toestand, rood: na heraansluiten van meanders.

Page 74: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 74

Aangezien in het studiegebied de gemodelleerde stroomsnelheden 0,6 m/s niet overschrijden, worden er geen problemen verwacht naar vismigratie toe. Ook ter hoogte van de geplande bodemverhoging door de plaatsing van drempels in meander 1 zijn geen problemen met betrekking tot vismigratie te verwachten. De te plaatsen drempels van 9 centimeter bevinden zich hier ca. 1 meter onder water en vallen ook bij lage waterstanden niet droog (figuur 9.22).

Figuur 9.22 - Lengteprofiel van de geplande bodempeilverhoging in meander 1 net stroomopwaarts de Ringlaanbrug.

Potentiële vegetatietypen Na het zoeken van een optimaal scenario voor het oppervlakte- en grondwater welk een hydrologische situatie opleverde die aanvaardbaar is binnen de gestelde randvoorwaarde, werden de gemodelleerde overstromingszones, kwellocaties en grondwaterstanden verwerkt tot invoerkaarten voor het eco-hydrologische model. Het doorgerekende eindscenario met NICHE is scenario 11 van het grondwatermodel en het finale ontwerp uit het OWKM. In dit scenario is de Kleine Nete sterk opgestuwd, wordt de Kleine Nete geherprofileerd ter hoogte van het landbouwgebied en is de Langendonk- en Kneutersloop nog aanwezig. Onderstaande figuur 9.23 toont de locaties met berekeningen voor de vegetatie (groene rasters) zowel voor de huidige toestand als voor het scenario. We zien dat niet voor elke locatie een vegetatietype wordt voorspeld, dit komt door het ontbreken van combinaties in het model of doordat die locatie buiten de range valt van wat er gedefinieerd is als grondwaterafhankelijke vegetaties. Als we de 2 resultaten vergelijken, zien we vooral aan meander 7 een duidelijke toename van het aantal vegetatietypen. Ook aan M4 is er een toename van het aantal vegetatietypen. De voorspelde vegetatietypen verschuiven richting de rivier ter hoogte van het Olens Broek. Na het afgraven van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’, zijn in dit gebied duidelijk potenties voor grondwaterafhankelijke vegetaties aanwezig. De locaties waar geen type wordt voorspeld liggen ofwel buiten de range van NICHE (niet grondwaterafhankelijk) of de combinatie van standplaatseisen ontbreekt in de referentiegegevens waarmee NICHE werd opgebouwd.

Figuur 9.23 –Totale voorspelling vegetatietypen (links huidige toestand, rechts scenario 10)

Page 75: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 75

Hieronder volgt een weergave van de verschuivingen in de vegetatiepatronen voor de belangrijkste vegetatietypen, opgenomen in de Natuurrichtplannen opgesteld door het ANB, zijnde Elzenbroekbossen, natte voedselrijke ruigten, Eiken-berkenbossen en Dottergrasland. Voor heischrale graslanden, overgangs- en trilveen doet NICHE geen uitspraak. Deze vegetatietypen worden niet door NICHE berekend omdat goede Vlaamse referentiegegevens ontbreken. Deze kunnen in de toekomst wel worden toegevoegd aan het model. Elzenbroekbossen Figuur 9.24 toont het potentiële voorkomen van Elzenbroekbossen berekend met NICHE Vlaanderen voor de huidige toestand (donker groen) en het scenario (licht-groen). De 3 vegetatietypes gaande van Oligotroof over Mesotroof naar Ruigt Elzenbroekbos zijn samen weergegeven omdat ook in de waarnemingen het niet mogelijk was een onderscheid tussen deze types te maken. Enkele zones kennen een duidelijke uitbreiding met het nieuwe scenario. Zo is er ten oosten van M7 een uitbreiding van de Elzenbroekbossen mogelijk. Ook in de buurt van M2 – Koulaak is er een toename van potenties voor deze vegetatietypen. Aan M3, M4 en M6 krijgen nu ook locaties vlakbij de Kleine Nete meer potenties. In ‘de Hellekens’ kan centraal op linkeroever Elzenbroekbos ontwikkelen. Ook op de rechteroever nemen de potenties duidelijk toe. De zone waar er geen voorspelling gebeurd liggen buiten de hydrologische range voor Mesotrofe elzenbroekbossen, de GLG (gemiddelde laagste grondwaterstand) ligt hier tegen het maaiveld, dit terwijl Mezotroof elzenbroek een range heeft van 14 tot 94 cm onder maaiveld. Voor de Oligotrofe en Ruigt elzenbroekken ontbreekt de code Z2 – humusrijke zandgronden in de NICHE-tabel.

Figuur 9.24 – Berekening potenties Elzenbroekbossen (Oligotroof, Mesotroof en Ruigt elzenbroek) met donker groen voor de huidige toestand en licht-groen voor het scenario

Moerasspirearuigten kennen duidelijk potenties in ‘de Hellekens’. De potenties met het nieuwe scenario breiden uit op verschillende locaties zoals aan de Koulaak, ten westen van M5, rechteroever M6, ten westen van M7. Algemeen kan gezegd worden dat het type uitbreidt naar de rivier toe.

Page 76: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 76

Figuur 9.25 – Berekening potenties Moerasspirearuigte met donker groen voor de huidige toestand en licht-groen voor het scenario

Het Berken-eikenbos verkiest drogere plaatsen. In het Olens Broek kan het duidelijk niet gedijen. Ten noorden van de Kleine Nete wel, hier wordt het ook daadwerkelijk aangetroffen op de drogere zandige hellingen. Met het scenario is er volgens NICHE geen duidelijke toename te verwachten.

Figuur 9.26 – Berekening potenties Berken-eikenbos met donker groen voor de huidige toestand en licht-groen voor het scenario

Dottergrasland kent vooral potenties in het Olens Broek. Hier breiden de potenties uit naar de Kleine Nete toe. Tussen meander M7 en M 8 nemen de potenties ook duidelijk toe. Aan de Langendonkloop nemen de potenties ook duidelijk toe. Ter hoogte van ‘de Hellekens’ zijn er geen mogelijkheden om Dottergraslanden te ontwikkelen volgens NICHE. Dit wordt verklaard door ofwel een te lage gemodelleerde GHG (gemiddelde hoogste grondwaterstand), ofwel een te lage GLG. De vereiste GHG ligt hier tussen de 7 cm onder maaiveld tot 9 cm boven maaiveld, een aantal locaties zitten hieronder. Op locaties waar de GHG binnen deze range valt, is het de GLG die volgens NICHE lager moet zijn, zo zijn er een aantal standplaatsen waar ook de GLG tot aan het maaiveld reikt, terwijl in de

Page 77: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 77

NICHE tabel de GLG binnen de range van 23 tot 46 cm onder het maaiveld moet liggen. Aan de voorwaarden van de andere abiotische standplaatseisen (zuurgraad, trofie, bodem) is wel voldaan.

Figuur 9.27 – Berekening potenties Dottergrasland met donker groen voor de huidige toestand en licht-groen voor het scenario

De gradiënten aanwezig in dit studiegebied zijn eerder beperkt en zorgen hierdoor voor een minimale verschuiving in de vegetatiepatronen. NICHE vormt binnen dit gebied een probleem naar zuurgraadvoorspelling toe. Dit komt door de ingebouwde basisregel die niet helemaal optimaal is voor de Antwerpse Kempen. In deze studie werd een aanpassing doorgevoerd zodat het valleigebied zuur tot zwak zuur wordt berekend. Toch geeft dit model een duidelijk onderscheid aan tussen verschillende vegetatietypen. Algemeen kan gesteld worden dat er duidelijk potenties zijn voor grondwaterafhankelijke vegetatie in ‘de Hellekens’ door de afgraving en het aansluiten van een nieuwe meander. Verder kunnen er ter hoogte van de Koulaak interessante vegetatietypes ontwikkelen zoals Moerasspirearuigten. Ook ter hoogte van meander 7 nemen de potenties voor Elzenbroekbossen en Dottergrasland duidelijk toe. Verder verschuiven de potenties voor de belangrijkste vegetatietypen op richting Kleine Nete. Het al of niet inschakelen van Langendonkloop heeft een duidelijke impact op de vegetaties. Bij te hoge waterstanden is het nodig dat er een afvoer blijft gegarandeerd. Met andere woorden de optimale situatie kan gevonden worden door enerzijds een sterke opstuwing van de Kleine Nete maar een afvoer blijven garanderen in de buurt van de Langendonkloop of anderzijds een minder sterke opstuwing van de Kleine Nete en het volledig dempen van de Langendonkloop.

9.4 Conclusies Modelleringen Dit hoofdstuk beschreef de zoektocht naar het optimale ontwerp voor het rivierherstel van de Kleine Nete aan de hand van het iteratieve proces van 3 modellen: het oppervlaktewater-, grondwater- en eco-hydrologische model. Het realistische scenario maakt het mogelijk om de gestelde doelstellingen te realiseren, namelijk een rivierherstel uitvoeren waarbij ook het vallei-ecosysteem hersteld wordt, dit binnen de vastgelegde randvoorwaarden. Door de vernatting in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk – Olens Broek’ kennen een aantal vegetatietypen een toenemende potentie. Er is een verschuiving richting Kleine Nete van Elzenbroek en Natte ruigte. Door het afgraven van ‘de Hellekens’ ontstaan er hier potenties voor grondwaterafhankelijke vegetatietypen zoals Moerasspirearuigte en Elzenbroek.

Page 78: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Modelleringen • 78

Een belangrijke randvoorwaarde voor de herinrichting is tevens dat vismigratie te allen tijde mogelijk moet blijven. Het heraansluiten van de meanders gaat gepaard met een verhoging van de diversiteit aan stroomsnelheden, waardoor naar alle waarschijnlijkheid op een relatief korte afstand een grotere variatie aan beschikbare habitats voor aquatische organismen kan ontstaan. Het afgraven van ‘de Hellekens’ biedt potenties voor waterberging. Het optimale afgravingniveau is ingesteld op 12.15mTAW. Dit levert bij volledige vulling een waterbergingscapaciteit van 55 000 m³. Het waterpeil bij volledige vulling ligt nog steeds 2 meter lager dan de laagste tuinen van de St-Jobstraat zodat hier geen overstromingsgevaar dreigt bij in werking treden van het actief overstromingsgebied. De overstromingsfrequentie in het natuurgebied stijgt aanzienlijk maar niet zodanig dat de vegetatie eronder lijdt. Elzenbroekbossen kunnen een beperkte overstroming verdragen, neemt de overstroming toe dan evolueren Mesotrofe elzenbroekbossen naar Ruigt elzenbroek. Door het vernieuwen van de dijken ter hoogte van het landbouwgebied, wordt het landbouwgebied beter beschermd tegen overstromingen vanuit de rivier. De zone tussen de dijken wordt zodanig geherprofileerd dat er meer ruimte voor waterberging en natuurontwikkeling ontstaat. Er worden geen problemen verwacht met de afwatering van de Larumse loop en het pompgemaal van De Zegge. Toch zijn er nog een aantal knelpunten. De 2 voornaamste zijlopen van de Kleine Nete binnen het projectgebied zijn de Kneutersloop en de Steenovenloop/Bankloop. De opstuwing van het waterpeil in de Kleine Nete zal zich verder zetten in deze zijlopen waardoor de frequentie van overstromingen en het infiltrerende effect vanuit deze beken aanzienlijk kan vergroten. Beide waterlopen worden in belangrijke mate gevoed met het effluent van de afvalwaterzuiveringsinstallaties van Umicore en Cumerio Belgium te Olen. Omwille van o.a. de hoge gehaltes aan zware metalen voldoen deze waterlopen niet aan de normen voor basiskwaliteit. Overstromingen of infiltratie naar het grondwater vanuit deze waterlopen zijn dus uit den boze. Uit het oppervlaktewatermodel bleek dat door het grote verval en de hoge oevers van de Steenovenloop/Bankloop weinig problemen wat betreft overstromingen te verwachten zijn. Van de Kneutersloop zijn minder gedetailleerde gegevens voorhanden. Een verhoging van de oevers tot 13,6 mTAW is hier vereist om de frequentie van overstromingen van het natuurgebied met verontreinigd water te beperken tot 10 à 25 jaar. Het is echter wenselijk om te zoeken naar meer duurzame oplossingen waardoor de Kneutersloop opnieuw zijn natuurlijke functies zou kunnen vervullen en frequentere overstromingen opnieuw toelaatbaar zouden worden. Niet enkel aanpassingen in het lokale afwateringssysteem hebben effecten op de hydrologie van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’. Ook invloeden van buiten het studiegebied, zoals grondwaterwinning, dragen bij aan de verdroging. De effecten van de winning van Umicore en Cumerio Belgium zijn groot. In het centrum van de afpompingskegel wordt een verlaging van 3,80 meter, berekend bij een winning van het totale vergunde debiet van 3 miljoen m³/j. In het Olens Broek bedraagt de verlaging ongeveer 20 cm en in Langendonk 15 cm. Enkel in de zones waar het grondwater in de huidige toestand al aan het maaiveld reikt en waar oppervlaktewater voorkomt, is de impact kleiner. Op die plaatsen overheerst het effect van de waterloop dus de impact van de winning.

Page 79: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Besluit • 79

10 Besluit Het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ kampte jaren met een watertekort. Door de rechttrekking van de Kleine Nete werd water snel afgevoerd en kwel weggevangen. Het oplossen van dit watertekort is geen sinecure. De voorbije jaren werden al inspanningen geleverd door de installatie van een pomp die water uit de Kleine Nete in het gebied pompt nabij de meander gelegen in de buurt van de monding van de Kneutersloop (6de stroomopwaartse meander). Dit gebeurt manueel en op ‘expertbasis’. Daarnaast werd ook de Langendonkloop minder geruimd waardoor het peil in deze afvoergracht steeg. Toch zijn deze maatregelen niet voldoende gebleken. Aan de hand van een oppervlaktewater-, grondwater- en ecohydrologisch model werd gezocht naar een integrale oplossing. Deze moet wateroverlast in het landbouwgebied en overstromingsgevaar ter hoogte van de stad Herentals vermijden. Daarnaast moeten grondwaterpeilen ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ stijgen. Dit werd een eerste keer aangetoond aan de hand van een studie door de UIA (Swings et al, 1997). De voorliggende studie gaat nog een stap verder en doet ook concrete voorstellen hoe dit gerealiseerd kan worden. Aan de hand van de drie modellen werden de voorgestelde maatregelen geëvalueerd en geoptimaliseerd. De eerste maatregel is het afgraven van het opgehoogde domein ‘de Hellekens’. Hierdoor kan een actief overstromingsgebied worden gecreëerd en kunnen ter plaatse vegetaties uit de moerassfeer ontwikkelen. Met het oppervlakte- en grondwatermodel werd het effect van de afgravingsdiepte geëvalueerd. De waterberging werd berekend met het oppervlaktewatermodel. Uit de resultaten van het grondwatermodel kwam naar voor dat bij een sterke afgraving er een verdrogende invloed is die reikt tot aan de Langendonkloop. Er moest dus worden afgewogen tussen waterbergingscapaciteiten enerzijds en verdrogingeffecten anderzijds. Deze verdrogingeffecten kunnen echter gemilderd worden door een opstuwing van het waterpeil van de Kleine Nete. Er is geopteerd om ‘de Hellekens’ af te graven tot 12.15mTAW in combinatie met een sterkere opstuwing van de Kleine Nete zelf. Dit levert een bergingscapaciteit van 55.000 m³ ter hoogte van ‘de Hellekens’. NICHE Vlaanderen, het eco-hydrologische model berekent na afgraving potenties voor grondwaterafhankelijke vegetatietypen zoals Elzenbroekbossen en Natte ruigten. De opstuwing van de Kleine Nete kan gerealiseerd worden door de ruwheid te verhogen. De hier voorgestelde maatregel was het laten meanderen van de waterloop. Enerzijds wordt doorheen ‘de Hellekens’ een nieuwe meander aangelegd, met als doel reeds zo ver mogelijk stroomafwaarts een verhoging van het waterpeil in de Kleine Nete te bekomen. Anderzijds zijn er de oude nog aanwezige meanders ter hoogte van het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’ die kunnen aangesloten worden. De dimensies van de oorspronkelijke meanders zoals aangeduid in de oude Waterlopenatlas van 1877 zijn niet meer realistisch. Door een gewijzigde hydrologie in het bekken wordt er nu veel meer water afgevoerd en is een bredere bedding nodig. Het aansluiten van de meanders met behoud van de historische dimensies zou gepaard gaan met een enorme opstuwing die niet uitgedeind is ter hoogte van het landbouwgebied ‘de Zegge’. Uit de resultaten van de modellen blijkt dat een afgraving van de bedding van de oude meanders tot 60 cm boven het huidige peil van de Kleine Nete zorgt voor de gewenste opstuwing zonder vernatting in het landbouwgebied. Deze inschakeling van meanders en bijkomende opstuwing hebben duidelijke effecten op de grondwaterstanden en zorgen voor een fikse grondwaterstijging in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk - Olens Broek’. Het gebied tussen de Langendonkloop en de Kleine Nete kent peilverhogingen tussen 10 en 25 cm. In de zuidwestelijke zone van Langendonk is een verdroging ten gevolge van de uitgraving van Hellekens berekend tot op een afstand van 100 m van 5 cm. Net ten zuiden van de Langendonkloop zijn geen verhogingen merkbaar. Op de rechteroever worden ter hoogte van de Koulaak (2de opwaartse meander) peilverhogingen berekend in de orde van 25 cm tot op 150 m van de meander en 10 cm op 250 m van de meander. Ter hoogte van de 3de en 4de stroomopwaartse meanders wordt een verdroging verwacht ten opzichte van de huidige situatie aangezien nieuwe drainerende elementen worden aangesloten aan de rivier. Deze hermeandering heeft ook een positief effect naar de visfauna. Het heraansluiten van de meanders gaat gepaard met een verhoging van de diversiteit aan stroomsnelheden, waardoor naar alle waarschijnlijkheid op een relatief korte afstand een grotere variatie aan beschikbare habitats voor aquatische organismen kan ontstaan.

Page 80: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Besluit • 80

Met het grondwatermodel werd ook duidelijk geïllustreerd dat de locale hydrologie wordt beïnvloed door zowel ‘Kneutersloop’ als ‘Langendonkloop’. De ingrepen op de locale afvoergrachten kunnen gebruikt worden om de gewenste grondwaterstanden verder af te stemmen op de ecologie. NICHE Vlaanderen berekent een uitbreiding van de gewenste vegetatietypen zoals Elzenbroekbossen en Natte ruigten in het Vlaams natuurreservaat ‘Langendonk- Olens Broek’ richting Kleine Nete toe. Ook in de omgeving van de waardevolle meander (7ste stroomopwaarts) op rechteroever nemen de potenties toe voor deze grondwaterafhankelijke vegetatietypen. Als laatste maatregel werd voorgesteld de dijken op de oevers van de Kleine Nete ter hoogte van het landbouwgebied 20 meter landinwaarts te verplaatsen. De nieuwe dijken zullen steviger en hoger zijn, waardoor het landbouwgebied beter beschermd wordt tegen overstromingen vanuit de rivier. De zone tussen de dijken wordt zodanig geherprofileerd dat er meer ruimte voor waterberging ontstaat en structuurherstel van de waterloop mogelijk is. Binnen de gestelde randvoorwaarden kunnen de beoogde doelstellingen bereikt worden. Er is een duidelijke samenhang tussen de verschillende voorgestelde maatregelen. Bij de uitvoering is het dan ook noodzakelijk dit in rekening te nemen. Daarnaast mag er niet afgeweken worden van de door deze studie bepaalde dimensionering van zowel de profielen van de aan te sluiten meanders als de afgravingsdiepte van de Hellekens. Een knelpunt voor het studiegebied blijft de waterkwaliteit van de Kneutersloop en Steenovenloop, alsook de grondwaterwinning van Umicore en Cumerio.

Page 81: Eindrapport EcoHyd KleineNete Finaal

Rivierherstel van de Kleine Nete tussen Herentals en Kasterlee

Besluit • 81

REFERENTIES - Afdeling water (2002 a) Onderzoek naar mogelijkheden, nut en relevantie van hermeandering in

verschillende gebieden en voor verschillende waterlooptypen in Vlaanderen. Studie uitgevoerd in opdracht van AMINAL – afdeling water door UIA, KUL en RUG;

- Afdeling water (2002 b) Ecologische inventarisatie en visievorming in het kader van integraal

waterbeheheer: Stroomgebied van de Kleine Nete – Aa. Opdracht uitgevoerd voor Afdeling water door Technum en Bodemkundige dienst van België

- Andries, A. & Van Slijcken, A. (1962), Vegetatiekartering van riviergrasland. Landbouwtijdschrift

15e jaargang/8-9: 1100-1178. - Callebaut, J., De Bie, E., Huybrechts, W. en De Becker, P (2007) Beheersmodellen actief

peilbeheer - NICHE-Vlaanderen. SVW, 1-7. - Stuurman, R., Dierckx, J. & Runhaar, H. (2002), Uitwerking van de methodiek voor de bepaling

van de gewenste grondwatersituatie voor natuur in potentieel natte gebieden in Vlaanderen. Projectnummer 005.51027 TNO-rapport.

- Osborne, L.L., Bayley, P.B., Higler, L.W., Statzner, B., Triska, F. & Iversen,T.M. (1993).

Restoration of lowland streams: an introduction. Freshwater Biology, 29, 187-194. - Power, M. (1999). Recovery in aquatic ecosystems: an overview of knowledge and needs. Journal

of Aquatic Ecosystem Stress and Recovery, 6(3), 253-257. - Struyf J. en Vervoort L (2004). Landschap en erfgoed als hefboom voor de beweging. Natuur en

landschap nr. 3, september 2004, blz. 4-8). - Swings, J., Boeye, D. & Verheye, R.F. (1997), Eco-hydrologische studie van het Olens Broek.

Antwerpen: UIA, departement biologie, onderzoeksgroep natuurbeheer i.o.v. AMINAL afdeling Natuur.

- Vallon, A (2002), Onderzoek naar de historische en de huidige typologie van Vlaamse rivieren in

het kader van een hermeanderingsproject: case-study van de Kleine en Grote Nete. Katholieke universiteit Leuven, Fac. Wetenschappen, Departement Geografie-Geologie. Verhandeling ingediend tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Geografie.

- Van Beusekom, C.F. & Farjon, J.M.J. (1990), Handboek grondwaterbeheer voor natuur, bos en

landschap. 's-Gravenhage: SDU Uitgeverij. - Vercammen, E. (1996), in Het Olens Broek verleden, heden en toekomst. (ed.) K. De Smet.

Administratie milieu, natuur en landinrichting, afdeling Natuur, Antwerpen, p8.