Eindrapport dijkring 36

131
LIJN IN WATER Eindrapport 36 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36 (Noordoost Brabant) 69dgr 69rvg 67 66 64 61+62 59 58 35 37 36-a 39 38 24 40 42 41 43 6 47 36 Den Bosch N

Transcript of Eindrapport dijkring 36

Page 1: Eindrapport dijkring 36

3

959493

92 9189 88

90

86+8785

83+84

8281 807978+ 78a 77

76a/b/c75 7473 7271 7068rvg

69dgr69rvg

32

67 68dgr3366 6564

31

6361+62

30

605928

58 5756

27

5534-a 35

34

26 37 5436-a392322 382421

40

25

4241

18

17

19

2043

16

484715

49

50

51

45

46

13-a

14

52

13-b

44

53

118

10

97

12

13

5

4

2

6

1

29

36

W

LIJN IN WATER

Eindrapport

36

Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid

Dijkring 36 (Noordoost Brabant)

3

959493

92 9189 88

90

86+8785

83+84

8281 807978+ 78a 77

76a/b/c75 7473 7271 7068rvg

69dgr69rvg

32

67 68dgr3366 6564

31

6361+62

30

605928

58 5756

27

5534-a 35

34

26 37 5436-a392322 382421

40

25

4241

18

17

19

2043

16

484715

49

50

51

45

46

13-a

14

52

13-b

44

53

118

10

97

12

13

5

4

2

6

1

29

36Den Bosch

N

Page 2: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 1 van 130

Samenvatting

Wat is de aanleiding en het doel van deze pilot?

In de pilot dijkring 36 is de uitwerking van het concept meerlaagsveiligheid verkend voor

Noord-Oost-Brabant. In het Nationaal Waterplan introduceerde het Rijk dit concept van

meerlaagsveiligheid. In dit concept wordt waterveiligheid onderverdeeld in drie lagen, te

weten preventie (laag 1), duurzame ruimtelijke inrichting (laag 2) en rampenbeheersing (laag

3). Om meer inzicht te krijgen in de uitwerking van dit concept zijn in het Nationaal Waterplan

een aantal gebiedspilots samen met regionale partijen voorzien. De regio Noord-Oost

Brabant, dijkring 36, is aangeduid als één van deze pilots. De pilot sluit aan bij de regionale

wens om de bescherming van het gebied op een hoger plan te brengen, lees 'om de veiligheid

te vergroten'.

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat Waterdienst, waterschap Aa en

Maas en de provincie Noord-Brabant zijn deze pilot in 2010 gestart en hebben de pilot in april

2011 afgerond. Samen met Oranjewoud en HKVlijn in water vormden deze organisaties de

kerngroep van het project. Deze zijn ondersteund door een projectgroep met

vertegenwoordigers van andere belanghebbenden: gemeenten Oss, Boxmeer en 's-

Hertogenbosch en Veiligheidsregio, aangevuld met enkele experts van Rijkswaterstaat en

Deltares. In de voorliggende managementsamenvatting wordt de essentie van de uitwerking

en de bevindingen beschreven. In het achterliggend rapport is de detailuitwerking en

onderbouwing beschreven.

De overstromingskans is het uitgangspunt, en een breed afwegingskader

In de uitwerking van de pilot is het overstromingsrisico in kaart gebracht voor verschillende

strategieën van meerlaagsveiligheid. Deze is vergeleken met de huidige situatie als referentie.

Gekeken is naar de combinatie van de kans van voorkomen op een overstroming, en naar de

gevolgen in termen van schade en slachtoffers. In de pilot zijn de kosten en baten globaal in

kaart gebracht zodat een indruk ontstaat in hoeverre investeringen economisch rendabel zijn.

Ook zijn de effecten op ruimtelijke inrichting en -kwaliteit, haalbaarheid, robuustheid en

houdbaarheid alsmede op het overige watersysteem uitgewerkt zodat ook andere belangen

meegenomen kunnen worden in uiteindelijk strategiekeuzen.

De huidige Nederlandse veiligheidsnormen zijn met name gericht op preventie (laag 1). Deze

normen zijn gedefinieerd als overschrijdingsfrequenties van maatgevende waterstanden.

Deze beschrijven de kans dat een waterstand wordt overschreden, hetgeen niet gelijk is aan

de kans dat een dijk bezwijkt. Dat wordt veroorzaakt doordat bijvoorbeeld ook andere

mechanismen dan het overschrijden van de waterstand zoals bijvoorbeeld piping bijdragen

aan de overstromingskans. In de perceptie van mensen in het denken over hoe om te gaan

met overstromingsdreiging, is echter de huidige norm (overschrijdingskans) vaak al

geïnterpreteerd als de overstromingskans. Het hanteren van overstromingskansen is nodig

om het overstromingsrisico te kunnen bepalen en de kosten-baten verhouding van

maatregelen te kunnen bepalen. Voor ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing zijn er wel

proceseisen gesteld (watertoets, rampenplannen en oefeningen) maar geen resultaatseisen

benoemd. Ook is er geen relatie met de kans van voorkomen van een overstroming.

De dijken in dijkring 36 moeten volgens de huidige normen voldoen aan een

overschrijdingskans van de waterstand van 1/1.250 per jaar. In dijkring 36 zijn nog twee

dijktrajecten onderhanden om te voldoen aan deze norm, te weten Keent-Grave en Boxmeer.

De overige dijkvakken voldoen.

Page 3: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 2 van 130

Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkring daadwerkelijk een overstroming voordoet.

De overstromingskans is gebaseerd op een combinatie van waterstanden (belasting) en de kwaliteit

van de dijken (sterkte) en geeft de kans op een dijkdoorbraak. Een overstromingskans geeft dus een

beeld van de conditie van een dijkring.

De Nederlandse normering is echter gebaseerd op normen voor de overschrijdingskans van de

waterstand. Deze norm geeft per dijkvak aan op welke terugkeertijd van de waterstand de dijken

worden getoetst en ligt tevens aan de basis van ontwerp. De norm voor de overschrijdingskans voor

Interactie met het regionale systeem

Naast het water op de Maas, is voor dijkring 36 ook de interactie met het regionaal water van

belang. Juist ook vanuit het regionale systeem kan aanzienlijke wateroverlast optreden, juist

als ook op de Maas het water hoog staat. Deze overlast ontstaat door het buiten de oevers

treden van de Dommel, de Aa, de Dieze en beken die hierop uitstromen (als de Essche

Stroom). Regionale wateroverlast bij hoogwater in en rondom 's-Hertogenbosch kan de

evacuatiemogelijkheden belemmeren omdat wegen onderlopen die dan niet benut kunnen

worden voor evacuatie voorafgaand aan een dijkdoorbaak. Verder zal in een dergelijke

situatie binnen het gebied de afvoercapaciteit van het regionale watersysteem al maximaal

worden ingezet (en mogelijk niet afdoende zijn). In de voorliggende studie is met name de

belemmerende werking voor de evacuatie meegenomen.

Wateroverlast vanuit het regionale watersysteem ten tijde van hoogwatersituaties op de

Maas, heeft te maken met een veel lagere beschermingsnorm voor wateroverlast in

vergelijking met die voor overstromingen door doorbraken van primaire waterkeringen.

Referentiesituaties

Voor de studie zijn twee referentiesituaties beschouwd:

• de huidige situatie. Hiervoor is gebruik gemaakt van de resultaten van de studie de

Veiligheid van Nederland in Kaart (VNK);

• de beleidsvariant uit de (landelijke) Waterveiligheid 21e eeuw-studie (WV21): 'het

systeem op orde'. Dit is de beleidsmatige referentiesituatie waarin uitgegaan is van

overstromingskansen. De overstromingskans van een dijkring is hierbij gelijk

verondersteld als de terugkeertijd van de waterstand in de huidige norm.

De onderzochte strategieën voor de verbetering van de waterveiligheid zijn vergeleken met

deze beide referentiesituaties. Hierbij is uitgegaan van het jaar 2040, waarin rekening

gehouden is met autonome ontwikkelingen als klimaat, welvaart en voortzetting van het

huidige beleid.

Voor alle refentiesituaties en strategieën geldt dat het systeem in de toekomst aangepast

moet blijven worden aan hogere piekafvoeren en bijbehorende rivierwaterstanden als gevolg

van klimaatveranderingen. In concreto betekent dit dijkversterking (inclusief verhoging) en/of

meer ruimte voor de rivier.

Vier strategieën brengen het speelveld van de mogelijkheden in kaart

In de pilot zijn vier verschillende en onderscheidende strategieën opgesteld om inzicht te

krijgen in de mogelijkheden van meerlaagsveiligheid om de waterveiligheid van Noord-Oost

Brabant te vergroten.

1 Strategie Deltadijk

In deze strategie is de gehele dijkring van Boxmeer tot Heusden uitgevoerd als een deltadijk.

Page 4: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 3 van 130

Het centrale kenmerk van deze strategie is de dijken zodanig in de breedte te versterken dat

de bezwijkkans van de dijk zo klein wordt, dat beleidsmatig gekozen kan worden om geen

rekening meer te houden met de gevolgen van een eventuele doorbraak. Kerende

kunstwerken in dijken dienen uiteraard aan dezelfde eis te voldoen.

Met een dergelijke strategie leiden belastingen zwaarder dan die bij huidige norm in principe

alleen tot overslag van de dijk en in zeer extreme gevallen tot overloop. Er is in het

achterliggende binnendijkse gebied dan wel sprake van wateroverlast maar met veel

geringere gevolgen dan bij een dijkdoorbraak. In de strategie Deltadijk is rekentechnisch

aangenomen dat de kans op doorbraak van de dijkvakken 100 maal kleiner is dan de kans bij

de referentiesituatie 'systeem op orde'. Dit resulteert in een overstromingskans voor de

dijkring van 1/125.000 per jaar. De kleinere bezwijkkans wordt gerealiseerd door alleen

maatregelen te nemen voor de verbreding/versterking van een waterkering, en niet in de

hoogte daarvan. Bij deze strategie wordt een grotere wateroverslag over de waterkering

toegestaan dan nu gebruikelijk. Met een kans van 1/12.500 per jaar wordt een overslag

toegestaan van 10 l/s/m. Een deltadijk moet zodanig ontworpen zijn dat hij hier tegen

bestand is.

Figuur 1: strategie Deltadijk

Om inzicht te krijgen in de werking van meerlaagsveiligheid is in deze strategie verondersteld

dat er geen extra maatregelen voor waterveiligheid worden genomen in de ruimtelijke

inrichting binnen de dijkring en rampenbeheersing.

2 Strategie Normverhoging

In deze strategie wordt de veiligheid gerealiseerd door normverhoging: de overstromingskans

van de dijkring wordt fors verlaagd. Daarbij wordt uitgegaan van een overstromingskans voor

de dijkring van ca. 1/5.000e. De overstromingskans wordt hiermee een factor 50 kleiner dan

de huidige situatie en een factor 4 ten opzichte van systeem op orde.

Page 5: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 4 van 130

Figuur 2: strategie Normverhoging

De normverhoging wordt gerealiseerd door dijkversterking, maar kan ook (deels)

gecombineerd worden met rivierverruiming. Voor bepaling van de kosten is uitgegaan van

dijkversterking. In deze strategie is verondersteld dat het huidige beleid in de ruimtelijke

inrichting en rampenbeheersing wordt doorgezet.

3 Strategie Slachtofferreductie

Een strategie gericht op enkel het reduceren van het aantal slachtoffers in het gebied: Deze

strategie bevat maatregelen in de ruimtelijke inrichting binnen de dijkring (specifiek op

voorkomen van slachtoffers, niet op voorkomen schade of ontwrichting) zodat alle woningen

een vluchtweg hebben en dat ontsluitingswegen die worden ingezet bij evacuatie niet meer

overstromen uit het regionale systeem. De rampenbeheersing wordt versterkt door deze

verder te professionaliseren, het preventief evacueren te optimaliseren en de samenwerking

met de burger te verbeteren. Ook is verondersteld dat door verbeteringen in de

hoogwatervoorspelling en het nemen van beslissingen de beschikbare tijd voor evacuatie

toeneemt. De evacuatiefractie stijgt van 75% naar 88%. Ook is verondersteld dat door de

verbeterde zelfredzaamheid mensen zelf een veiligere plek kunnen vinden binnen het

rampgebied. Het aantal slachtoffers onder de achterblijvers verminderd hierdoor met 80%.

Voor wat preventie betreft geldt dat uitgegaan wordt van voortzetting van het huidige beleid.

Dat betekent dat de overstromingskans gelijk blijft aan de huidige situatie.

Page 6: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 5 van 130

Figuur 3: strategie Slachtofferreductie

4 Strategie Risicoreductie Den Bosch

Als het laagste en dichtbevolktste deel van dijkring 36, kent 's-Hertogenbosch het grootste

overstromingsrisico. Het onderzoeken van een strategie gericht op het reduceren van het

risico in en rondom 's-Hertogenbosch, is dan ook logisch. Hiermee krijgen we inzicht in de

effecten van een strategie die gericht is op gericht maatwerk binnen de dijkring.

Figuur 4: strategie Risicoreductie 's-Hertogenbosch

Page 7: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 6 van 130

Op basis van een analyse van de economische risicobijdrage van dijkdoorbraken in de

verschillende delen van de dijkring aan het overstromingsrisico van 's-Hertogenbosch, zijn

drie (aaneengesloten) dijktrajecten geselecteerd, te weten Dieden, Keent en Kraaijenbergse

Plas. Een doorbraak daar levert de grootste bijdrage aan het overstromingsrisico in en

rondom 's-Hertogenbosch. Ook wordt door middel van aangepast bouwen de schadetoename

in en rondom 's-Hertogenbosch beperkt en ontsluitingswegen worden aangepast zodat die

niet meer overstromen uit het regionale systeem. Tenslotte zorgt preventief evacueren voor

verdere slachtofferreductie in en rondom 's-Hertogenbosch. Voor de zone rondom Den Bosch

neemt het geëvacueerde percentage mensen toe tot ca. 88%. Van de resterende

achterblijvers is 4 van de 5 mensen in staat zelf een veilige plek te vinden. Voor de overige

gebieden is uitgegaan van voortzetting huidig beleid.

Wat zijn de effecten van de vier strategieën op de overstromingsrisico's?

Voor de vier strategieën is de reductie van het overstromingsrisico is berekend. Voor iedere

strategie is de jaarlijks verwachte schade per jaar en het jaarlijks verwachte aantal

slachtoffers per jaar uitgewerkt. In onderstaande figuren zijn deze verwachtingswaarden

weergegeven.

Figuur 5: Jaarlijks verwachte economische schade.

De forse afname van de verwachte schade voor de strategieën ‘Systeem op orde’,

‘Normverhoging’, ‘Risicoreductie 's-Hertogenbosch’ en 'Deltadijk' heeft vooral te maken met

de afname van de kans dat er een doorbraak zal optreden. Ook in de strategie 'Risicoreductie

's-Hertogenbosch' is een flinke reductie van de jaarlijks verwachte schade zichtbaar. Deze

reductie wordt behaald door het versterken van 3 dijkvakken (35 van de 105 km). Voor de

strategie Deltadijk is rekening gehouden met de schade door eventuele overslag.

Page 8: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 7 van 130

Figuur 6: Jaarlijks verwacht aantal slachtoffers.

Het verkleinen van het risico op slachtoffers is terug te zien in figuur 6 waar het jaarlijks

verwachte aantal slachtoffers per jaar (in personen) is weergegeven. Doordat er in Noordoost

Brabant geen grote nieuwe ontwikkelingen op het gebied van woningbouw zijn gepland is in

de studie verondersteld dat het aantal inwoners gelijk blijft als in de huidige situatie. Het

verwachte aantal slachtoffers bij autonome ontwikkeling blijft dus gelijk. De andere

strategieën zorgen door middel van maatregelen in één of meerdere lagen voor een verlaging

van de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per jaar. Hierbij zijn met name de

bijdragen van preventie en rampenbeheersing effectief.

Alle strategieën leveren een forse reductie van het jaarlijks verwacht aantal slachtoffers per

jaar. De strategie Deltadijk reduceert dit aantal het meest. Als de situatie 'systeem op orde'

als referentiesituatie wordt beschouwd dan valt op dat de verschillen in het schaderisico en

het slachtofferrisico klein zijn. Opvallend is nog wel dat de strategie slachtofferreductie een

grotere reductie van het slachtofferrisico geeft dan de referentiesituatie 'systeem op orde' als

deze strategieën worden vergeleken met de huidige situatie.

Kosten van de strategieën

Voor alle strategieën zijn de kosten bepaald.

strategie totaal

initiële

kosten

initiële kosten

met

kostenreducties1

jaarlijkse

kosten

totale kosten

met

kostenreducties

Deltadijk 360 360 - 360

Normverhoging 260 260 - 260

Reductie

Slachtoffers

60 55 302 90

's-Hertogenbosch 160 140 - 140

Tabel 1: Inschatting investeringskosten van de verschillende strategieën ten opzichte van de 'huidige

situatie'

1. Kostenreducties door koppeling.

2. Contant gemaakt voor 2010-2040 met een discontotvoet van 4%.

Page 9: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 8 van 130

Vermoedelijk zijn aanzienlijke kostenreducties, met name bij de strategieën Reductie

slachtoffers en 's-Hertogenbosch mogelijk door het meekoppelen van maatregelen, zoals het

aanpassen van bebouwing en wegen in de tijd, reguliere herstructurerings- en

herbouwopgaves en regulier onderhoud.

De kosten kennen een grote bandbreedte en vallen mogelijk hoger uit:

• De wijze van ontwerp, uitgangspunten en methodiek inzake Deltadijk is nog sterk in

ontwikkeling. Het concept is nieuw, de exacte doorvertaling naar ontwerp en kosten

is nog lastig te geven. Deze bandbreedte werkt door in de strategie 'Deltadijk', en

dient in een vervolgfase nader te worden uitgewerkt.

• In de pilot is niet getoetst in hoeverre de ontwerpen die ten grondslag liggen aan de

kentallen voor dijkversterking daadwerkelijk de vereiste doorbraakkans zoals

opgenomen in de strategieën realiseren. Mogelijk moeten hogere kosten worden

gemaakt voor die strategieën waar de doorbraakkans van de dijken verminderd

wordt.

• De exacte invulling en consequenties van aanpassingen aan bebouwing en

infrastructuur zijn zeer globaal. Ook is hier nog geen concrete ervaring mee. Deze

bandbreedtes werken door in de kosten van de strategieën Slachtofferreductie en

Risicoreductie 's-Hertogenbosch, maar hebben geen invloed op de hoofdlijn van de

conclusies.

Vergelijking van de kosten met de baten

In de onderstaande tabel zijn per strategie de kosten vergeleken met de baten. De

vergelijking geeft inzicht in verhouding tussen de kosten en baten van een strategie.

Strategie Ba

ten

t.o.v

. hu

idig

e

situa

tie

Ko

sten

ten

op

zichte

va

n h

uid

ige

situa

tie

Ba

ten

t.o.v

. syste

em

op

ord

e

Ko

sten

t.o.v

.

syste

em

op

ord

e

Deltadijk 1509 358 242 174

Normverhoging 1455 258 188 64

Slachtofferreductie 96 90 nvt nvt

's-Hertogenbosch 1240 137 nvt nvt

Tabel 2: Kosten-baten-vergelijking per strategie.

Uit deze tabel blijken alle strategieën economisch rendabel in de huidige situatie. Indien het

systeem reeds op orde is gebracht, zijn alleen normverhoging en Deltadijk als strategie

economisch rendabel.

Ondanks de bandbreedtes en onzekerheden in de kosten zijn een aantal generieke indicaties

af te leiden:

• Uit deze tabel blijken alle strategieën economisch rendabel uitgaande van de huidige

situatie. Indien het systeem reeds op orde is gebracht, zijn alleen normverhoging en

Deltadijk als strategie economisch rendabel. De rentabiliteit neemt echter af indien eerst

de strategie `Systeem op orde` wordt doorgevoerd.

• de strategie 'Risicoreductie 's Hertogenbosch' is het meest rendabel ten opzichte van de

huidige situatie: gerichte reductie van het risico loont.

Page 10: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 9 van 130

• de strategie Normverhoging is rendabeler dan de Deltadijk, omdat deze dichter de

optimale norm voor dijkring 36 vanuit kosten-baten perspectief benadert. De strategie

Deltadijk is effectiever (meer absolute risicoreductie).

• de strategie Slachtofferreductie is het meest rendabel als het gaat om

slachtofferreductie. De strategie is relatief goedkoop.

De kostenefficiency van de strategieën

In de onderstaande tabel is per strategie de kostenefficiency aangegeven. Hierbij is voor elke

strategie de mate van risicoreductie per euro bepaald. Voor de risicoreductie is gekeken naar

het economisch risico waarbij slachtoffers gemonetariseerd zijn meegenomen, a 6,7 miljoen

euro per slachtoffer. De jaarlijks verwachte risicoreductie is daarbij in de

kostenefficiencyberekening contant gemaakt met een discontovoet van 4%.

Strategie Jaa

rlijks v

erw

ach

te

scha

de

pe

r jaa

r

(Me

uro

)

Jaa

rlijks v

erw

ach

te

scha

de

red

uctie

pe

r

jaa

r (Me

uro

)

Ko

sten

Ko

sten

efficie

ncy

ten

op

zichte

va

n h

uid

ige

situa

tie (*

10

-4)

Autonome ontwikkeling 2040 60 - - -

Deltadijk <<1 60 360 5

Normverhoging 2 55 260 6

Slachtofferreductie 55 3 55 2

's-Hertogenbosch 10 47 140 9

Tabel 1: Kostenefficiency ten opzichte van jaarlijks verwachte schade per jaar inclusief gemonatariseerde

slachtoffers

Ten aanzien van het economisch risico blijkt dat de strategie 'Risicoreductie 's-Hertogenbosch'

positief uitvalt. De versterking van de dijkvakken die het meeste bijdragen aan het risico en

het nemen van maatregelen op die locaties met het hoogste risico blijkt inderdaad efficiënt.

Ten aanzien van het slachtofferrisico is de strategie 'Slachtofferreductie' het meest efficiënt.

De kosten zijn relatief laag, de potentiële reductie van slachtoffers aanzienlijk. Daar waar de

strategie Deltadijk het risico het meest verlaagt (het meest effectief), blijkt de strategie

Normverhoging efficiënter dan de strategie Deltadijk. De kosten en baten zijn in deze

strategie vanuit economisch perspectief beter in balans.

Beoordeling strategieën op overige aspecten

De strategieën zijn aansluitend beoordeeld op hun effecten op de ruimtelijke inrichting,

bestuurlijke haalbaarheid, robuustheid en houdbaarheid alsmede op de effecten op het

watersysteem. De onderstaande tabel zijn deze effecten samengevat. De scores zijn voor een

belangrijk deel gebaseerd op inschattingen vanuit expert judgement door het projectteam en

door de projectgroep. In alle strategieën is daarbij uitgegaan van de omslag van een

overschrijdingskansbenadering naar een overstromingskansbenadering,

Page 11: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 10 van 130

Strategie De

ltad

ijk

No

rmv

erh

og

ing

Sla

chto

fferre

du

ct

ie

Risico

red

uctie

's-

He

rtog

en

bo

sch

ruimtelijke

inrichting (zie

paragraaf 4.6)

beperkte lokale

kansen op

koppelingen met

ruimtelijke

ontwikkelingen

extra ruimtebeslag

beperkte lokale

kansen op

koppelingen met

ruimtelijke

ontwikkelingen

geen knelpunten,

geen extra

voordelen

geen knelpunten,

geen extra

voordelen

bestuurlijke

haalbaarheid (zie

paragraaf 4.6)

sluit aan bij huidig

beleid (alleen

aanpassing

toetsing- en

ontwerpinstrument

arium nodig).

leidt tot

aanzienlijke

beperking

overstromings-

risico’s. Bij

overlopen en

overslag van de dijk

zijn de gevolgen

beperkt tot schade.

Beleidsmatig kan

gekozen worden

geen rekening meer

te houden met

grootschalige

overstroming ten

gevolge van

dijkbreuk.

sluit aan bij huidig

beleid.

draagt niet bij aan

de gevolgbeperking

bij

overlopen/bezwijke

n van de dijk.

vraagt om

beleidsaanpassinge

n en aanvullende

normering en

instrumentarium

tweede en derde

laag

vraagt om

langdurige

continuïteit en

prioritering beleid

2e en 3

e laag.

draagt beperkt bij

aan de

gevolgbeperking bij

dijkdoorbraak.

vraagt om

beleidsaanpassinge

n en aanvullende

normering en

instrumentarium

tweede en derde

laag, en aanpassing

in de eerste laag.

vraagt om

langdurige

continuïteit en

prioritering beleid

2e en 3

e laag.

draagt beperkt bij

aan de

gevolgbeperking bij

overlopen van de

dijk.

robuustheid e n

houdbaarheid (zie

paragraaf 4.6)

robuustheid groot,

houdbaarheid is

groot

robuustheid

vergelijkbaar met

huidige situatie,

houdbaarheid is

groot

robuustheid

vergelijkbaar met

huidige situatie,

houdbaarheid

vraagt continu

aandacht

robuustheid

vergelijkbaar met

huidige situatie,

houdbaarheid is

vraagt continu

aandacht

effecten op overige

dijkringen (zie

paragraaf 4.6)

bij extreme

omstandigheden

beperkte invloed op

overige dijkringen

vanuit de grote

rivieren

bij extreme

omstandigheden

invloed op overige

dijkringen vanuit de

grote rivieren

geen nauwelijks

Tabel 4: Beoordeling strategieën op overige aspecten.

Page 12: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 11 van 130

Tenslotte is het van belang dat naast de hiervoor geschetste beoordeling van de vier

strategieën ook een vergelijking is gemaakt met de compartimentering van de dijkring op

basis van de eerder voor de dijkring uitgevoerde compartimenteringsstudie.

Conclusies

Op basis van de pilot worden de volgende conclusies getrokken:

• Het concept meerlaagsveiligheid is een werkbare basis om tot afwegingen te komen

voor integraal veiligheidsbeleid in dijkring 36.

• Alle strategieën gaan uit van een overstromingskans op basis waarvan het risico

wordt bepaald. Dit is een verandering ten opzichte van de huidige

normeringssystematiek Deze gewijzigde benadering geeft nieuwe inzichten, zoals

inzicht in de dijktrajecten die de meeste bijdrage leveren aan het risico in het gebied.

• Uit de vergelijking van de kosten en baten van de diverse strategieën wordt

geconcludeerd dat investeren in waterveiligheid in Noord-Oost Brabant economisch

rendabel is. In alle strategieën zijn de baten als gevolg van risicoreductie groter dan

de kosten van investeringen.

• De samenhang in het watersysteem vraagt om landelijke keuzes en landelijke

ontwikkeling van beleid, ontwerp- en toetsingsinstrumentarium.

• De grootste risicoreductie in Noord-Oost Brabant ontstaat in de strategie Deltadijk,

zowel ten aanzien van het schaderisico als ten aanzien van de slachtoffers.

• Voor de beperking van het aantal slachtoffers in dijkring 36 is met name de strategie

'Slachtofferreductie' rendabel. Voor de reductie van het schaderisico zijn juist

'Risicoreductie 's-Hertogenbosch' en 'Normverhoging' het meest rendabel.

• Maatregelen in de eerste laag (preventie) zijn effectief en efficiënt,

• Maatregelen in de tweede laag (ruimtelijke planning, binnendijks) lijken minder

effectief en duur. Bovendien dient hiervoor een nieuw (op risico gebaseerd)

instrumentarium ontwikkeld te worden waarmee partijen/sectoren aan de slag

moeten die tot nu toe geen of weinig betrokkenheid met hoogwaterscherming

hebben.

• Maatregelen in de derde laag (rampenbeheersing) lijken effectief en goedkoop.

Hierbij moet ook in ogenschouw worden genomen dat de omstandigheden waarop

de rampenbeheersing daadwerkelijk moet functioneren (een dreigende

overstroming), slechts met een zeer kleine kans voorkomt. Dit kan de kwetsbaarheid

van deze laag vergroten. Ook hiervoor geldt dat meer inzicht is gewenst in de

effectiviteit van rampenbeheersing en dat een instrumentarium ontwikkeld moet

worden om deze te toetsen.

• Vanuit de eerdere studie naar het compartimenteren van dijkring 36 kan worden

geconcludeerd dat compartimenteren minder efficiënt is dan de onderzochte

strategieën en leidt, in tegenstelling tot die strategieën, in een deel van de dijkring

tot verhoging van het risico.

• Vanuit een economisch perspectief is investeren op basis van de 'huidige situatie'

rendabeler dan investeren indien het 'systeem op orde' is. Dit is het gevolg van de

uitkomst van de studie 'De veiligheid van Nederland in Kaart' waaruit naar voren is

gekomen dat deze dijkring momenteel een relatief hoge overstromingskans heeft.

• Direct het uiteindelijk gewenste ambitieniveau realiseren is efficiënter dan het

realiseren van het ambitieniveau in stappen.

• Het principe van gerichte kansreductie uit de strategie Risicoreductie 's

Hertogenbosch kan gebruikt worden om het risico in het gebied geleidelijk te

reduceren, steeds gericht op het dijktraject dat dan de grootste bijdrage aan het

risico levert. Het betreft hier dus de route waarlangs het gekozen ambitieniveau

wordt “uitgerold”.

Page 13: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 12 van 130

• Voor iedere strategie kan een ruimtelijke zonering worden afgeleid als basis voor

rampenplannen.

• Deze studie heeft risico-beelden opgeleverd van dijkring 36. Hoewel maatregelen in

de sfeer van ruimtelijke inrichting weinig effectief blijken, kan overwogen worden

om met de risico-beelden specifiek te kijken naar maatregelen rond maatschappelijk

vitale voorzieningen.

• Dijkstrategieën zijn relatief eenvoudig te implementeren omdat kan worden

voortgeborduurd op bestaande infrastructuur (fysiek, organisatorisch en

instrumenteel).

• Maatregelen in de rampenbeheersing zijn snel effectief om slachtoffers te

reduceren.

Overige noties

• Het is nog niet duidelijk of rampenbestrijding zodanig kan worden voorbereid en

ingezet, dat de beleidsmatig aangenomen resultaten ook daadwerkelijk gehaald

kunnen worden. Meer kennis over de effectiviteit en de handhaafbaarheid is nodig.

In feite zou hier eenzelfde systematiek voor ontwikkeld kunnen worden als het

huidige toetsproces voor waterkeringen.

• In deze studie is gerekend met dijkverzwaringen-verhogingen. Rivierverruiming zal in

vervolgstudies ook meegenomen worden als oplossing om waterstandsverhogingen

zoveel mogelijk te voorkomen. Voor rivierverruiming geldt echter dat hiermee geen

noodzakelijke aanpassingen aan dijken (bijvoorbeeldv pipingbermen en deltadijken)

kunnen worden vervangen.

• De conclusies ten aanzien van de kosten en baten (rentabiliteit) zijn verkregen op

basis van een economische berekening. Hiervoor is een model gebruikt dat ook bij de

MKBA is toegepast. Overige aspecten in het beoordelingskader zijn gebaseerd op

expert judgement.

Aanbevelingen

Op basis van de pilot worden de volgende aanbevelingen gedaan:

• Ten aanzien van de hoogwaterbescherming is de politiek/ bestuurlijke vraag aan

de orde of moet worden ingezet op gevolgbeperking, met name in de 2e laag. Dit

vanuit de verwachting dat er ooit een overstroming zal plaatsvinden. Indien het

antwoord ja is, vanuit het gegeven dat de gevolgen ondanks de lage kans in dat

geval onverantwoord hoog zijn, ligt een afweging tussen maatregelen in de 2e laag

en deltadijken voor de hand.

• Indien, ondanks de inschatting van de beperkte effectiviteit, ingezet gaat worden

op de 2e laag dan is het nodig om de gewenste bijdrage hiervan aan

meerlaagsveiligheid expliciet en afrekenbaar te maken. Dit geldt op bepaalde

aspecten ook voor de 3e laag.

• Puur vanuit economische optiek zijn ‘gecombineerde strategieën' die zich richten

op 'gerichte risicoreductie’ met name door een combinatie van preventie en

rampenbeheersing interessant. Ruimtelijke maatregelen zijn alleen zinvol als deze

zich richten op het verkleinen van de kwetsbaarheid en deze gecombineerd

kunnen worden met andere gewenste ruimtelijke ontwikkelingen zonder dat het

leidt tot substantiele extra kosten.

• Het kan interessant zijn een investeringsstrategie te ontwikkelen, waarbij kan

worden aangehaakt bij geplande investeringen in dijken en infrastructuur en

waarmee kan worden geanticipeerd op landelijke ontwikkelingen en regionale of

lokale kansen.

Page 14: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 13 van 130

• Nader onderzoek naar de gepresenteerde kosten om een juiste

investeringsstrategie te bepalen is noodzakelijk.

• Nader onderzoek naar de haalbaarheid van de ingeschatte effecten van

maatregelen ten behoeve van rampenbeheersing, is wenselijk.

• In deze pilot is niet specifiek gekeken naar vitale, kwetsbare en risicovolle

objecten. De strategieën zijn hiervoor ook niet onderscheidend. Nader onderzoek

naar deze objecten en de mogelijkheden voor aanpassing/bescherming is in de

verdere uitwerking wel wenselijk.

• In de pilot is risicoreductie door rivierverruiming niet meegenomen. Uiteraard is

het nodig om deze oplossing bij nadere uitwerking ook in overweging te nemen.

Hierbij wordt opgemerkt dat rivierverruiming niet volledig in de plaats kan komen

van noodzakelijke maatregelen aan de waterkeringen. Een combinatie van

dijkaanpassing en rivierverruiming kan realistisch zijn.

Page 15: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 14 van 130

Samenvatting 1

1 Het kader van de pilot 16

1.1 Aanleiding en positie van deze pilot 16

1.2 Doel van de pilot 16

1.3 Wat ging recentelijk vooraf? 17

1.4 Het Deltaprogramma als kader voor het vervolg 17

1.5 Uitgangspunten 18

1.6 Werkwijze: naar vier strategieën voor waterveiligheid in dijkring 36 19

1.7 Leeswijzer 22

2 Op weg naar meerlaagsveiligheid 23 2.1 Het concept meerlaagsveiligheid 23

2.2 Beoordelingskader 26

3 De karakteristieken van dijkring 36 28

3.1 Het gebied 28

3.2 Huidig beleid en beheer 31

4 Methode 36

4.1 Referentiesituatie 36

4.2 Autonome ontwikkelingen 36

4.3 Bepaling overstromingsrisico 37

4.4 Bepaling kosten 42 4.5 Vertaling naar de netto contante waarde en rentabiliteit 46

4.6 Overige parameters beoordelingskader 47

4.7 Digitale Atlas “meerlaagsveiligheid dijkring 36” 47

5 Van mogelijke maatregelen naar strategieën 50

5.1 Mogelijke maatregelen 50

5.2 Vier strategieën voor meerlaagsveiligheid in dijkring 36 55

5.3 Uitwerking strategieën meerlaagsveiligheid 56

6 Het effect van meerlaagsveiligheid in dijkring 36 64

6.1 Inleiding 64 6.2 Referentiesituaties 65

6.3 Resultaten strategieën meerlaagsveiligheid 73

7 Vergelijking overstromingsrisico's strategieën met compartimentering 96

7.1 Inleiding 96

7.2 Jaarlijks verwachte schade en slachtoffers 96

7.3 Lokaal individueel risico en plaatsgebonden risico 97

7.4 Groepsrisico 101

7.5 Economisch risico 102

7.6 Netto contante waarde en de baten 104

7.7 Risicozonering 105 7.8 Conclusie vergelijking strategieën met compartimentering 105

8 Reflectie 107

Page 16: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 15 van 130

9 Conclusies en aanbevelingen 113

9.1 Conclusies 113

9.2 Aanbevelingen 117

Bijlage 1: Risicokaarten 118

Bijlage 2: Overzicht kentallen dijkversterking 124

Bijlage 3: Factoren dijkversterking 128

Bijlage 4: Referenties 130

Beschrijving revisies:

Revisie Beschrijving Datum

00 Eerste concept intern Oranjewoud/HKV 18 februari 2011

01 Eerste concept voor kerngroep 7 maart 2011

02 Aangepast concept als basis voor

projectgroepbijeenkomst 6 april 2011

24 maart 2011

03 Eindversie-concept voor kerngroep 13 april 2011

04 Eindversie voor kerngroep 10 mei 2011

05 Definitieve versie 17 juni 2011

Page 17: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 16 van 130

1 Het kader van de pilot

1.1 Aanleiding en positie van deze pilot

In het Nationaal Waterplan introduceert het Rijk het concept van meerlaagsveiligheid. In dit

concept wordt de waterveiligheid gerealiseerd in drie lagen, te weten preventie (laag 1),

duurzame ruimtelijke inrichting (laag 2) en rampenbeheersing (laag 3) [2]. In het Nationaal

Waterplan geeft het Rijk aan dat zij door middel van een aantal gebiedspilots samen met

regionale partijen invulling wil geven aan het concept van meerlaagsveiligheid. Op deze wijze

wil het kabinet gebiedsgericht te werk gaan en specifieke regionale ontwikkelingen koppelen

aan het nationale waterveiligheidsbeleid.

De regio Noord-Oost Brabant, dijkring 36, is door het Rijk aangeduid als een van deze pilots.

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, waterschap Aa en Maas en de provincie Noord-

Brabant zijn deze gebiedspilot in 2010 gestart. Centraal in de pilot staat de verkenning naar

een gebiedsgerichte toepassing van meerlaagsveiligheid in dijkring 36: de dijkring die Noord-

Oost Brabant, inclusief de verstedelijkte kernen van 's-Hertogenbosch en Oss, beschermt

tegen overstromingen van de Maas. De voorliggende rapportage beschrijft de resultaten van

deze pilot.

Figuur 1: Overzicht van het studiegebied voor de pilot: Noord-Oost Brabant (Dijkring 36).

1.2 Doel van de pilot

De pilot dient strategieën in beeld te brengen, gebaseerd op het concept meerlaagsveiligheid,

die een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de waterveiligheid van Noord-Oost Brabant.

Deze strategieën worden beoordeeld op basis van een breed beoordelingskader. De pilot

dient daarbij:

• inzicht te geven in de uitwerking van meerlaagsveiligheid voor dijkring 36 voor

verschillende strategieën;

• input te geven aan de ontwikkelingen in het landelijke beleid inzake waterveiligheid,

te weten

Page 18: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 17 van 130

o Gebiedsproces in Brabant Noord

o Deltaprogramma Normering

o Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering

o Deltaprogramma Rivieren

o EU Hoogwaterrichtlijn ROR

• en informatie te leveren voor aansluitende regionale beleidsvorming over de

waterveiligheid van dijkring 36.

1.3 Wat ging recentelijk vooraf?

De laatste jaren heeft er binnen de regio intensieve discussie plaatsgevonden over de

waterveiligheid van het gebied en de wensen tot verbetering hiervan. Een belangrijke

aanleiding hiervoor is de wens tot verlaging van het restrisico in het gebied.

Nadat in 2000 de dijkverbetering in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren gereed was

gekomen, is middels de Integrale Verkenning Maas (en later de opvolgende studie Integrale

Verkenning Maas 2) gekeken op welke wijze duurzame veiligheid op de lange termijn door

middel van rivierverruiming kon worden gerealiseerd. Op basis van deze verkenningen zijn

gebieden gereserveerd die in de toekomst mogelijk ingezet kunnen worden als

rivierverruimende maatregelen.

In het kader van de beleidsvorming Noodoverloopgebieden was een deel van dijkring 36, de

zogenaamde Beerse Overlaat, als potentieel noodoverloopgebied opgenomen in de Nota

Ruimte. Voor deze aanwijzing ontbreekt het draagvlak in de regio. Naar aanleiding van de

aansluitende Rijksverkenning Rampenbeheersingsstrategieën Overstromingen Rijn en Maas is

door de regio aan het Rijk voorgesteld om het Noodoverloopgebied te schrappen en twee

opties nader uit te werken:

• een compartimenteringsdijk ten oosten van 's-Hertogenbosch en nabij de A2;

• een beperkte dijkverbetering van de oostelijke dijken langs de Maas in combinatie

met het gebruik van aanwezige oversterktes: de zogenaamde 'Optie Aa en Maas'.

Door Rijk en regio is onderzoek gedaan naar de nut en noodzaak van een

compartimenteringsdijk ten oosten van 's-Hertogenbosch. Daarbij is geconcludeerd dat een

compartimenteringsdijk weliswaar het (rest)risico van het gebied ten westen ervan verlaagt,

maar dat een investering in normverhoging rendabeler lijkt. De regio heeft dan ook het

standpunt ingenomen dat eerst de bescherming van het gehele gebied op hoger plan moet

worden gebracht. Voor een goede vergelijkbaarheid met nieuwe strategieën is in de pilot wel

het effect van een compartimenteringsdijk ten oosten van 's-Hertogenbosch in kaart

gebracht. Het verlagen van de overstromingskans door middel van de preventieve maatregel

'normverhoging' blijft wel een wens vanuit de regio en is tevens input voor de huidige

beleidsverkenning naar de normering.

In het Nationaal Waterplan, tenslotte, heeft het Kabinet besloten de reservering van de

Beerse Overlaat als noodoverloopgebied te schrappen.

1.4 Het Deltaprogramma als kader voor het vervolg

Het nationale Deltaprogramma heeft als doel om Nederland nu en in de toekomst te

beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden. Het

Deltaprogramma bevat maatregelen om op korte termijn de veiligheid van onze delta op orde

te krijgen en richting te geven aan de voorbereiding op de toekomst. Binnen het kader van

het Deltaprogramma worden vijf zogenaamde 'deltabeslissingen' voorbereid:

Page 19: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 18 van 130

• De actualisering van veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen;

• De zoetwaterstrategie die voor een adequate watervoorziening in Nederland op de

lange termijn moet zorgen;

• Lange termijn peilbeheer van het IJsselmeer gericht op de watervoorziening in

Nederland en de veiligheidsopgave in het gebied;

• De bescherming van de Rijn – Maasdelta;

• Een nationaal beleidskader voor de (her)ontwikkeling van bebouwd gebied in het

licht van de wateropgave.

Verdere beleidsvorming rondom de waterveiligheid in Noord-Oost Brabant zal, zeker als deze

aanhaakt bij nationale keuzes en regio-overstijgend is, kaderen binnen dit Deltaprogramma.

Als zodanig leveren de resultaten van deze pilot bouwstenen en/of inzichten aan voor het

Deltaprogramma.

1.5 Uitgangspunten

Overstromingsrisico en overstromingskansen als basis, en een breed beoordelingskader

De basis voor de pilot in Noord-Brabant vormt een overstromingsrisicobenadering. Hierbij

wordt dat risico gezien als het product van de kans op een overstroming en het gevolg van de

overstroming (in schade en/of slachtoffers rekening houdend met evacuatie). Voor het

weergeven en beoordelen van het overstromingsrisico en de kosten die bij een strategie

horen is een breed beoordelingskader vastgesteld door de kerngroep. Hiermee kunnen

kosten en baten worden vergeleken met andere waarden. De uitwerking van het risico sluit

aan bij de landelijke programma’s Veiligheid van Nederland in Kaart (VNK) en Waterveiligheid

21e eeuw (WV21) en de bijbehorende MKBA.

In de pilot is uitgegaan van overstromingskansen voor de gehele dijkring en per dijkringdeel

(dijkvak). De huidige Nederlandse veiligheidsnormen zijn echter gedefinieerd als

overschrijdingsfrequenties van waterstanden. Deze zijn dan ook vertaald naar

overstromingskansen. Aangesloten is bij de studie Veiligheid Nederland in Kaart voor de

huidige situatie die is gehanteerd als een referentiesituatie. Ten tijde van deze studie, eind

2010 begin 2011, zijn er ook diverse beleidsstudies (als WV21) uitgevoerd waarin

verondersteld is dat de overstromingskans van een dijkring gelijk is aan de overschrijdingkans

van de waterstand. Hiervoor zijn aanzienlijke investeringen nodig. In de referentie situatie die

is gebruikt om een vergelijking te kunnen maken met deze beleidsvariant is er vanuit gegaan

dat deze kosten reeds zijn gemaakt.

Opgemerkt wordt dat in de perceptie van mensen in het denken over hoe om te gaan met

overstromingsdreiging de overschrijdingskans vaak gelijk wordt gesteld aan de

overstromingskans; op dat moment wordt er geen onderscheid gemaakt terwijl er in

werkelijkheid grote verschillen in kunnen zitten. Een helder besef en afbakening van deze

begrippen is dan ook noodzakelijk om de resultaten van de studie te kunnen plaatsen. In

hoofdstuk 3 is methodisch invulling gegeven aan de manier waarop met dit verschil is

omgegaan.

Page 20: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 19 van 130

Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkring daadwerkelijk een overstroming

voordoet. Een overstromingskans geeft dus een beeld van de conditie van een dijkring. De

Nederlandse normering is echter gebaseerd op normen voor de overschrijdingskans van

de waterstand. Deze norm geeft aan welke waterstand met een bepaalde kans van

voorkomen, de dijken in een dijkring moeten kunnen weerstand.

De norm voor de overschrijdingskans voor dijkring 36 is 1/1.250e per jaar. Door de

aanwezigheid van extra sterkte hoeft een dijk bij een overschrijding van een waterstand

die gelijk is aan de normwaterstand nog niet direct te bezwijken. Het is echter ook

mogelijk dat een dijk bij een waterstand beneden de normwaterstand bezwijkt doordat de

dijk onvoldoende stabiel blijkt. De daadwerkelijke conditie van een dijk en daarmee de

overstromingskans kan dan ook afwijken van de (overschrijdingskans)norm, zowel in

positieve als negatieve zin. De overschrijdingskans is gedefinieerd per dijkvak. Bij het

beoordelen of een dijk de normwaterstand veilig kan keren wordt dan ook per dijkvak

gekeken

Om een overstromingskans te bepalen worden ook de sterkte-eigenschappen van dijken

meegenomen. Deze zijn niet altijd exact bekend waardoor er ook rekening met

onzekerheid wordt gehouden. De overstromingskans heeft betrekking op de gehele

dijkring. Bij het bepalen van een overstromingkans moeten de faalkansen van alle

dijkvakken in een dijkring worden gecombineerd. Daarbij speelt ook de totale lengte van

de dijk een rol: hoe langer een dijk, hoe groter de kans dat zich ergens een zwakke plek

bevindt. En dus hoe groter de overstromingskans. Dit fenomeen wordt ook wel het lengte-

effect genoemd.

Verkenning van het speelveld, geen keuze tussen maatregelen

Het resultaat van de pilot moet leiden tot een helder overzicht van wat meerlaagsveiligheid

kan betekenen voor dijkring 36. Naast de kansen en mogelijkheden die meerlaagsveiligheid

biedt, wordt hierbij ook aandacht besteed aan de organisatorische- en bestuurlijke

complexiteit. De resultaten van de pilot kunnen helpen om, regionale (richtinggevende)

beleidsmatige keuzes te maken. De pilot is er dan ook op gericht om strategieën voor

meerlaagsveiligheid te ontwikkelen die het speelveld voor de waterveiligheid in dijkring 36 in

beeld brengt.

De strategieën zijn erop gericht om uiteenlopende kansen en effecten van

meerlaagsveiligheid in beeld te brengen. De onderliggende keuze met welke maatregelen

men deze effecten zou willen bereiken, is geen onderdeel van de pilot. Zo maakt de pilot

bijvoorbeeld geen keuze tussen dijkversterking of rivierverruiming. Wel is het zo dat bij

sommige strategieën dijkverbetering of rivierverruiming beter past. Daar waar dit relevant is,

wordt dat aangegeven.

1.6 Werkwijze: naar vier strategieën voor waterveiligheid in dijkring 36

De pilot is uitgevoerd door een kerngroep bestaande uit ambtelijke vertegenwoordigers van

de provincie Noord-Brabant, waterschap Aa en Maas, het Ministerie van Infrastructuur en

Milieu en Rijkswaterstaat. In vier bijeenkomsten is een projectgroep geconsulteerd over de

aanpak en tussentijdse resultaten. In deze projectgroep zaten aanvullend ambtelijke

vertegenwoordigers van de gemeenten 's-Hertogenbosch, Oss, Boxmeer, de Veiligheidsregio,

Rijkswaterstaat Dienst Noord-Brabant en Dienst Limburg, waterschap de Dommel, Brabantse

Delta en Rivierenland.

Werkstappen

De pilot meerlaagsveiligheid dijkring 36 is in zes stappen uitgevoerd.

Page 21: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 20 van 130

kansen en ambities

mogelijke strategiëen en maatregelen

effectiviteit maatregelen

keuze vier strategieën + maatregelen

uitwerken en beoordelen strategieën

uitwerking en rapportage

Figuur 2: Werkstappen in de pilot.

De werkstappen:

1. Kansen en ambities

Allereerst zijn op basis van de gebiedskenmerken en gebiedskennis de kansen en

ambities inzake meerlaagsveiligheid, zowel met kerngroep als projectgroep verkend.

Ook is een beoordelingskader voor de pilot opgesteld.

2. Mogelijke maatregelen en strategieën

Op basis van de kansen en ambities zijn mogelijke maatregelen en strategieën in het

gebied in alle drie de lagen vastgesteld.

3. Effectiviteit van maatregelen

Potentiële maatregelen zijn kwalitatief verkend en samen met de projectgroep en

experts verdiept.

4. Vier strategieën

Op basis van de kwalitatieve verdieping van de maatregelen, de karakteristieken van

het gebied en de wensen van de regio zijn vier onderscheidende strategieën voor de

vergroting van de waterveiligheid opgesteld en vastgesteld door de kerngroep.

5. Uitwerking en beoordeling van de strategieën

De vier strategieën zijn uitgewerkt en op basis van een aantal zijn de effecten van de

strategieën in beeld gebracht. Deze criteria zijn vastgelegd in een beoordelingskader.

Hierbij is tevens de projectgroep geconsulteerd.

6. Rapportage

De resultaten van de pilot zijn vastgelegd in een rapport en gepresenteerd aan de

projectgroep.

Page 22: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 21 van 130

Vier strategieën voor zichtjaar 2040

In deze werkwijze zijn vier strategieën ontwikkeld om de waterveiligheid voor dijkring 36 te

verbeteren:

1. Normverhoging

2. Deltadijk

3. Slachtofferreductie

4. Risicoreductie 's-Hertogenbosch

Deze strategieën zijn ontwikkeld vanuit de 'huidige situatie'. Als referentie voor de huidige

situatie zijn de overstromingskansen van dijkring 36 genomen zoals deze beschreven zijn in

het onderzoek 'De Veiligheid van Nederland in Kaart (VNK)'. Deze zijn orde grootte kleiner dan

1/100 per jaar.

Daarnaast is ook een (theoretische) situatie bekeken: de situatie in 2015, waarbij er van

wordt uitgegaan dat de overstromingskans van de dijkring gelijk is aan de overschrijdingskans

uit de Waterwet (1/1.250 per jaar). Deze benadering sluit aan bij het beleidstraject

Waterveiligheid 21e eeuw (WV21). Ten opzichte van de 'huidige situatie' zijn in deze situatie

maatregelen genomen om de overstromingskans te verkleinen (dijkverbetering). Deze

tweede referentiesituatie wordt verder 'systeem op orde' genoemd. Het is ook mogelijk om

de situatie ‘systeem op orde’ als een strategie te beschouwen waarin wordt uitgegaan van

verkleining van de overstromingskans.

Uitgegaan is van het zichtjaar 2040. Dat betekent dat rekening is gehouden met autonome

ontwikkelingen als toename van de welvaart, veranderingen in grondgebruik en

klimaatontwikkelingen. Ook is hierbij uitgegaan van het blijven uitvoeren van de

toetsprocedure voor waterkeringen.

In figuur 3 zijn de strategieën en referentiesituaties aangegeven zoals deze zijn onderzocht.

Figuur 3:Overzicht relatie tussen de strategieën.

De strategieën Normverhoging en Deltadijk richten zich op het verlagen van de

overstromingskans van de dijkring. Hierbij is bij de strategie Deltadijk uiteindelijk de kleinste

overstromingskans verondersteld, maar is er ook een extra schademechanisme

geïntroduceerd (overslag). Deze strategieën kunnen beschouwd worden als een

doorontwikkeling naar het verkleinen van de overstromingskans: van de 'huidige situatie'

naar 'systeem op orde' naar 'Normverhoging' naar 'Deltadijk'.

De strategie Slachtofferreductie richt zich meer op de ruimtelijke inrichting en

rampenbeheersing, aan de waterkeringen zijn geen ingrepen voorzien. De strategie risico

reductie Den Bosch richt zich op maatwerk. Door gerichte maatregelen aan enkele dijkvakken

Page 23: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 22 van 130

en gerichte maatregelen in de ruimtelijke ordening en rampenbeheersing is getracht het

risico te verlagen met geringe kosten. Deze strategieën zijn doorontwikkelingen van de

huidige situatie omdat geen kansverlaging is voorzien in de gehele dijkring.

1.7 Leeswijzer

In dit rapport wordt eerst het concept meerlaagsveiligheid toegelicht (hoofdstuk 2).

Aansluitend wordt in hoofdstuk 3 het gebied Noord-Oost Brabant en zijn karakteristieken

beschreven. Tevens is in dit hoofdstuk het huidige beheer in de drie lagen van

meerlaagsveiligheid aangeduid. Hoofdstuk 4 beschrijft aansluitend de methode waarop de

vier strategieën zijn beoordeeld op hun effecten: de toename van de waterveiligheid, kosten

en effecten op overige aspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de mogelijke maatregelen in het

gebied en de daaruit gedestilleerde vier strategieën voor meerlaagsveiligheid. Aansluitend

beschrijft hoofdstuk 6 de resultaten van deze beoordeling (het effect van meerlaagsveiligheid

in dijkring 36). Hoofdstuk 7 gaat over de vergelijking van de overstromingsrisico's van de

strategieën met compartimentering. In hoofdstuk 8 tenslotte, wordt het rapport afgesloten

met een reflectie op de resultaten en conclusies.

Page 24: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 23 van 130

2 Op weg naar meerlaagsveiligheid

2.1 Het concept meerlaagsveiligheid

Meerlaagsveiligheid is een concept waarbij meerdere lagen in bepaalde mate bijdragen aan

de totale veiligheid tegen overstromingen. In het Nationaal Waterplan is meerlaagsveiligheid

daarom geïntroduceerd [2] voor waterveiligheid. Binnen het concept meerlaagsveiligheid is

onderscheid gemaakt in 3 lagen:

• Preventie: Het voorkomen van een overstroming.

• Ruimtelijke inrichting: De inrichting van een gebied en het ontwerp van objecten

• Rampenbeheersing: De organisatie en middelen voor de rampenbeheersing.

Bij de uitwerking van meerlaagsveiligheid kan voor de ruimtelijke inrichting onderscheid

gemaakt worden in locatie- en inrichtingskeuzen van nieuwe ontwikkelingen en de ruimtelijke

inpasbaarheid bij ingrepen rondom de waterkering of ruimte voor de rivieren. In deze studie

is onder de ruimtelijke inrichting (het beleid omtrent) de locatie en inrichtingskeuzen

verstaan. .

Baten van de ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing treden pas op in een situatie waarin

een overstroming een feit is. Preventie heeft invloed op de frequentie van overstromingen al

zal deze nooit gelijk aan nul worden. Mogelijk dat de focus op waterveiligheid voor inrichting

en rampenbeheersing ook andere baten oplevert (bij normaal gebruik of andere rampen), dit

is echter buiten beschouwing gelaten in dit onderzoek. Dit geldt ook voor mogelijke baten in

de ruimtelijke kwaliteit die gekoppeld kan worden aan maatregelen aan waterkeringen en/of

rivieren.

Figuur 4:Meerlaagsveiligheid.

Het overkoepelend doel van waterveiligheidsbeleid is het reduceren van het risico tot een

acceptabel niveau.

Page 25: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 24 van 130

De mate waarin binnen het concept van meerlaagsveiligheid de drie lagen bijdragen aan de

reductie van het risico, hoeft niet gelijk te zijn. Maatregelen in een laag kunnen vele malen

aantrekkelijker zijn dan in een andere laag voor risicoreductie. Centraal staat hierbij het

begrip risico gedefinieerd als 'kans x gevolg', waarbij de kans de werkelijke kans op een

overstroming is3. Met de gevolgen wordt de economische schade en het aantal slachtoffers

bedoeld. Deze kunnen worden uitgedrukt in een jaarlijks verwachte schade of slachtoffers per

jaar (per dijkring) maar ook aan de hand van het risico op een bepaalde plaats in het gebied.

Slachtoffers kunnen hierbij ook worden gemonetariseerd. Op basis van jaarlijkse verwachte

kosten per jaar kan ook de contante waarde worden bepaald waarmee een vergelijking kan

worden gemaakt met de waarde van de investeringen.

Bij de bepaling van schade en slachtoffers is rekening gehouden met de kenmerken van het

gebied en met het mogelijke effect van rampenbeheersing. Bij het bepalen van de

overstromingskans is rekening gehouden met de actuele (huidige situatie) of veronderstelde

sterkte van de waterkeringen.

Het risico kan worden beïnvloed door zowel de kans op een overstroming te beïnvloeden als

de gevolgen van een overstroming. Voor de Nederlandse situatie gaat het om kleine kansen

die historisch zo zijn ontstaan. Van oudsher worden gebieden steeds beter beschermd (eerst

enkel locaties door terpen later gebieden door dijken) waardoor ontwikkelingen binnen deze

beschermde gebieden ook hebben kunnen plaatsvinden. Onze welvaart is dus in hoge mate te

danken aan de preventie.

Momenteel zijn voor preventie meetbare normen gesteld in de Waterwet uitgedrukt als een

overschrijdingskans voor een waterstand langs de dijk. Deze normen zijn geen

overstromingskansen. Overstromingskansen worden ook beïnvloedt door de sterke van de

waterkeringen en de lengte daarvan. Binnen de studie Veiligheid Nederland in Kaart (VNK)

worden voor geheel Nederland de overstromingskansen en –risico’s bepaald. Tijdens deze

pilot is van deze gegevens gebruik gemaakt.

Voor de ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing zijn geen meetbare normen of

toetsingskaders gesteld, enkel proceseisen. Wel wordt van rampenbeheersing verondersteld

dat deze op orde is, waarbij echter niet is gedefinieerd wat hieronder wordt verstaan. In 2008

3. Niet te verwarren met de kans op overschrijden van een bepaalde waterstand waarin op dit moment de

normen.

Vanaf de middeleeuwen is een trend ingezet dat het minder aantrekkelijk is om op een

terp te wonen [1]. Het was interessanter om een geheel gebied te beschermen door een

waterkering aan te leggen. Hieruit zijn de waterschappen ontstaan: iedereen die baat

had bij de waterkering, droeg hieraan bij. Hiermee werden de kosten (redelijk) gelijk

verdeeld over allen die er baar bij hadden.

In geval van hoogwater waren dijklegers actief: deze gingen op de dijk staan om deze te

verdedigen, zwakke plekken te herstellen maar ook om mensen die andere gebieden

wilden ontzien, te verjagen. In geval van dreigende overstroming werden mensen

geëvacueerd en indien nodig gered. Ook kwamen bij een overstroming veel slachtoffers

voor. Over de jaren heen werden de waterkeringen steeds versterkt. Na de

overstromingsramp in 1953 werd een nieuwe benadering vastgesteld: de

risicobenadering. Hierin ligt de basis van het huidige normstelsel.

Page 26: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 25 van 130

heeft het kabinet aangegeven dat de rampenbeheersing in Nederland niet is

gedimensioneerd op een dreigende overstroming en dat ook niet zal worden [3, 4]. Bij een

dreigende overstroming zal er sprake zijn van schaarste aan tijd en beschikbare middelen.

Gevolgen worden, bij een systeem dat op orde is, in bepaalde mate geaccepteerd en mensen

zullen voor zich zelf moeten zorgen. Aan inrichting wordt vaak het woord ‘duurzaam’

gekoppeld. Deze term is in het concept van meerlaagsveiligheid verder niet ingevuld wat

betreft de relatie tot het risico. Wat onder duurzaam wordt verstaan is dus ook een afweging

op basis van toelaatbaar risico.

Het kabinet kiest voor een duurzaam waterveiligheidsbeleid door in te zetten op

‘meerlaagsveiligheid’. Deze benadering werkt in drie ‘lagen’ aan onze

bescherming. De eerste laag is preventie: het voorkómen van een overstroming. Dit is én blijft de belangrijkste pijler van het

waterveiligheidsbeleid. Een overstroming is echter nooit uit te sluiten. De tweede en derde laag zijn dan ook gericht op het beperken van de gevolgen

van een overstroming. De tweede laag richt zich op het realiseren van een duurzame ruimtelijkeinrichting van ons land. De derde laag zet in op een betere organisatorische voorbereiding op een mogelijke

overstroming (rampenbeheersing).

2.1.1 Bijdragen van verschillende lagen aan veiligheid

Het debat bij het toepassen van meerlaagsveiligheid gaat over in welke mate een bepaalde

laag geacht wordt bij te dragen. Hierbij kunnen meerdere wijze van beoordeling worden

toegepast. Het is hierbij geen noodzaak dat iedere laag wordt ingevuld.

In geval van een economische beoordeling wordt gekeken naar de verhouding tussen kosten

(van investeringen) en de baten (reductie van het risico) van verschillende maatregelen.

Als er een bepaalde mate van basisveiligheid als uitgangspunten wordt vastgesteld kunnen

lokale oplossingen in de inrichting (laag 2) en rampenbeheersing (laag 3) een rol spelen. het

nut van deze maatregelen zal blijken uit het toepassen van de risicobenadering en een

vergelijking met kosten en baten van andere maatregelen. Tot op heden wordt vaak

verondersteld dat rampenbeheersing op orde moet zijn en is er geen relatie gelegd met het

risico. Ook voor de ruimtelijke inrichting en ontwerp bestaan er geen afwegingsmethoden

waarin gekeken wordt naar het risico, maar zijn er wel procesbeschrijvingen die aandacht

vragen voor water. In deze pilot worden zowel ruimtelijke inrichting als rampenbeheersing

opgenomen in de uitwerking van de risicobenadering. Deze aanpak is doorontwikkeld op

basis van VNK of WV21. Met name voor de uitwerking van laag 2 en 3 zijn verdere

ontwikkelingen gedaan. Deze aanpak is beschreven in hoofdstuk 4.

Ook de gevolgen van andere beoordelingscriteria zijn per strategie inzichtelijk gemaakt.

Hierbij kan een beslisser afwegen of extra kosten die nodig zijn om bepaalde baten te halen

wenselijk zijn vanwege andere criteria (of dat door realiseren van deze doelen ook andere

investeerders gevonden kunnen worden). Hiermee wordt inzicht geboden in de extra kosten

ten opzichte van de maatregelen met de beste kosten baten verhouding. De beslisser kan

afwegen (en afgerekend worden) of deze beslissing de extra kosten waard is.

2.1.2 Veiligheidsbeleid vanaf 1953

Na de overstromingsramp in 1953 werd een nieuwe benadering vastgesteld: de

risicobenadering. De Deltacommissie baseerde haar aanbevelingen over de veiligheid van

Centraal Holland op een beschouwing van kosten en de waarde van het te beschermen goed.

Hierin ligt de basis van het huidige normstelsel.

Page 27: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 26 van 130

De focus heeft sinds die jaren sterk op preventie gelegen. In 2004 concludeerde het RIVM in

de studie ‘Risico’s in bedijkte termen’ dat in een evaluatie van het waterbeleid dat we te

weinig rekening hadden gehouden met de gevolgen [6]. Ook door de Commissie Waterbeheer

21ste

eeuw is gekeken naar de acceptatie van de gevolgen van extreme neerslag op basis

waarvan in het Nationaal Bestuursakkoord Water normen voor verschillende vormen van

grondgebruik zijn bepaald. Na aanleiding van deze studies is een tijd veel aandacht gegeven

aan de gevolgen. Enkele voorbeelden zijn de introductie van de watertoets, de studies van

het ruimtelijke planbureau, de EU hoogwaterrichtlijn, de Taskforce Management

Overstromingen, RBSO-onderzoek (Rampen-Bestrijdings- Strategie-Overstroming Grote

Rivieren), de Nationale oefening Waterproef en de Stuurgroep Management Overstromingen.

Door burgers wordt echter nauwelijks rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van

overstromingen [7]. In 2008 heeft de tweede Deltacommissie haar advies uitgebracht. Hierin

is geadviseerd om de normen voor waterveiligheid te herzien en ook te kijken naar het risico

[8].

2.2 Beoordelingskader

Het beoordelingskader bevat meerdere criteria op basis waarvan de uitwerking van

meerlaagsveiligheid wordt beoordeeld. Hiermee wordt een beeld verkregen van wat het

overstromingsrisico is horende bij een strategie, wat de bijbehorende kosten zijn en hoe deze

zich verhouden tot de baten. Ook kan een vergelijking worden gemaakt met andere criteria

waarmee kan worden afgewogen of de extra investering opweegt tegen deze baten.

Het beoordelingskader bestaat uit de volgende criteria:

• Kosten-baten verhouding. Deze verhouding blijkt door het vergelijken van de kosten

(van een strategie) en de baten (reductie risico bij een strategie ten opzichte van de

referentiesituatie). Op basis van deze vergelijking is ook de kosteneffectiviteit

bepaald door de kosten te delen door de jaarlijkse baten. Hieruit blijkt voor welke

strategie een euro het meeste rendement oplevert.

o Baten; de contante waarde van het overstromingsrisico; hierbij is zijn de

kans op een overstroming en de gevolgen (combinatie van schade,

slachtoffers en evacuatie). Voor het gecombineerd binnen de dijkring tot

een jaarlijks verwachte schade en (gemonetariseerde) slachtoffers per jaar.

Het overstromingsrisico is verder uitgedrukt in een divers aantal parameters

zoals opgenomen in het onderstaande kader.

o Kosten; van een strategie (contant gemaakt). Hiervoor is een contante

waarde van de investeringen (kosten) in een strategie gemaakt op basis van

eenmalige en jaarlijkse kosten ten opzichte van de referentiesituatie.

• Effect op de ruimtelijke inrichting. Dit effect wordt beoordeeld op de volgende

criteria:

o Kansen voor het koppelen van maatregelen aan ontwikkelingen in de

ruimtelijke ordening;

o Optreden van knelpunten, onder verdeeld naar 'ruimtebeslag' (hoeveel

ruimte nemen de maatregelen in) en 'ruimtelijke ordening' (in hoeverre

worden ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening belemmerd door de

maatregelen uit een strategie);

o Knelpunten ten aanzien van landschap, natuur en cultuurhistorie (LNC-

waarden).

• Bestuurlijke/maatschappelijke haalbaarheid: in hoeverre sluiten de strategie aan bij

bestaand nationaal, regionaal of lokaal beleid en is aanpassing van beleid of

Page 28: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 27 van 130

instrumentarium noodzakelijk. Tevens wordt hierbij ingeschat in hoeverre de

implementatie van de strategie meer of minder problematisch is.

• Robuustheid en houdbaarheid: het gaat er hierbij om in hoeverre maatregelen om

kunnen gaan met onzekerheden en houdbaar zijn op de langere termijn. Dit in relatie

tot een veranderend klimaat, economische ontwikkeling, demografische verandering

en bestuurlijke complexiteit.

• Effect op watersysteem; hierbij gaat om de relatie van het hoofdwatersysteem (de

rivieren) met de omliggende dijkringen en om de interactie met het regionale

watersysteem.

Kader uitwerking overstromingsrisico

Het overstromingsrisico is uitgewerkt door onderscheid te maken tussen schade en

(gemonetariseerde) slachtoffers. Hierbij is ook gekeken naar de kans op overlijden van

een persoon maar ook van een groep mensen. Hiervoor is de volgende informatie

uitgewerkt:

• Jaarlijks verwachte schade per jaar; hierbij is de schade vertaald naar een

schade per jaar. Deze kan contant worden gemaakt om te vergelijken met

investeringen.

• Jaarlijks verwachte slachtoffers per jaar; hierbij is het aantal slachtoffers

vertaald naar het verwachte aantal per jaar.

• Jaarlijks verwachte schade per jaar waarbij slachtoffers zijn gemonetariseerd;

Hierin is een economische waarde toegekend aan iedere slachtoffer (6,7

miljoen conform de MKBA waarbij voor ieder slachtoffer rekening is gehouden

met vijf gewonden).

• Het plaatsgebonden risico; dit is de kans dat een persoon komt te overlijden

op een willekeurige plaats in het gebied.

• Het lokaal individueel risico; dit is het plaatsgebonden risico rekening houden

met het effect van rampenbeheersing (laag 3).

• Het groepsrisico (FN curve); dit geeft de kans op een overstroming met meer

dan 1 slachtoffer, waarbij het aantal slachtoffers is uitgezet tegen de kans dat

dit gebeurt.

• Economisch risico (FS curve); dit geeft de kans op een overstroming met

bijvoorbeeld meer dan 10, 100 en 1000 miljoen euro schade. De verwachte

schade per hectare geeft de ruimtelijke spreiding van de economische schade

in het gebied.

Page 29: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 28 van 130

3 De karakteristieken van dijkring 36

3.1 Het gebied

Dijkring 36 (Land van Heusden/De Maaskant) heeft een oppervlakte van circa 74.000 ha. Het

gebied binnen de dijkring heeft een grotendeels (80% van het totale oppervlak) agrarische

functie met een aantal grote woonkernen (zoals 's-Hertogenbosch en Oss), dorpen en

verspreide bebouwing. In de dijkring wonen naar schatting 417.000 mensen. De groei van het

aantal inwoners stagneert, in delen van het gebied wordt voor de komende decennia zelfs

rekening gehouden met krimp.

Dijkring 36 ligt aan de linkeroever van de Maas, grofweg tussen Boxmeer in het oosten van

Noord-Brabant, en het afvoerkanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen bij Waalwijk ten oosten van

's-Hertogenbosch. Dijkring 36 is een hellend gebied vanaf het hogere oosten (rond 14 m +

NAP) naar het lager gelegen westen (net boven NAP), weergegeven in Figuur 5. De dijkring

omvat in totaal ruim 100 kilometer primaire waterkering. Aan de zuidzijde wordt de dijkring

begrensd door de hoge gronden van Brabant. Deze hoge gronden worden in het oosten

doorsneden door het dal van de St. Jansbeek en door de Sambeeksche uitwatering. De

waterkeringen ter plaatse zijn als primaire waterkering in de Wet op de waterkering

aangemerkt. In dijkring 36 liggen 50 waterkerende kunstwerken.

Figuur 5: Maaiveldhoogte in dijkring 36

Page 30: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 29 van 130

Noord-Oost Noord-Brabant bevat ca. 260.000 woningen4. Momenteel vinden de grootste

uitbreidingen in woningbouw plaats rondom 's-Hertogenbosch (Grote Wielen 2) en bij Oss-

West. In het totaal worden de komende decennia nog ca. 10.000 tot 20.000 woningen in het

gebied bijgebouwd. Bedrijventerreinen en andere economische hoogwaardige gebieden

maken onderdeel uit van de stedelijke gebieden. Tevens zijn er diverse kwetsbare (zoals

ziekenhuizen) en risicovolle (zoals gasstations) objecten in het gebied, zie Figuur 6. Nieuwe

bedrijventerreinen of substantiële uitbreidingen daarvan, worden niet voorzien.

Figuur 6:Kwetsbare en risicovolle objecten.

Verschillende belangrijke autosnelwegen en spoorwegen doorkruisen het gebied, waaronder

de A2 Eindhoven-Utrecht, de A50 vanaf 's-Hertogenbosch naar Nijmegen, de A73 tussen

Nijmegen en Venlo en de spoorlijnen van 's-Hertogenbosch naar Nijmegen en Utrecht.

3.1.1Waterveiligheid

Voor dijkring 36 is de veiligheidsnorm een overschrijdingskans van de waterstand van 1/1.250

per jaar. De hierbij overeenkomende (maatgevende) afvoer op de Maas is vastgesteld op

3.800 m3/s bij Borgharen. Als gevolg van klimaatveranderingen zal deze afvoer in de toekomst

stijgen, wat kan leiden tot nieuwe dijkversterkingen en/of rivierverruimingen. Beleidsmatig

wordt rekening gehouden met een maatgevende afvoer in het jaar 2100 van 4.600 m3/s bij

Borgharen. Tevens is ingeschat dat er fysisch maximaal ca. 5.000 m3/s op de Maas bij

Borgharen kan passeren.

De dijkring loopt ongeveer van km 150 (Boxmeer) tot km 226 waar de Maas overgaat in de

Bergsche Maas. Vervolgens loopt het traject door van km 227 tot km 235 bij het

afwateringskanaal. Het verhang op de Maas (het verschil in waterstand onder maatgevende

omstandigheden) is over het gehele traject groot, bijna 10 meter. De maatgevende

waterstand bij km 150 is 14,5 m + NAP en deze loopt af naar een waterstand van 4,8 m + NAP

bij km 235. Het dijkringgebied is een hellend gebied met hoge gronden in het zuiden. 's

Hertogenbosch fungeert als laagste punt en daarmee als uitstroompunt voor het regionale

4. CBS, 1 januari 2009, geeft voor de regio 257.283 woningen aan (woning: gebouw of deel van een gebouw

bestemd voor particulieren).

Page 31: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 30 van 130

water. Dommel, Aa en Dieze komen in en rondom Den Bosch samen om hun water op de

Maas te lozen.

3.1.2 Interactie met het regionaal watersysteem

Naast het water op de Maas, is voor dijkring 36 ook de afvoer van regionaal water van belang.

Juist ook vanuit het regionale systeem kan aanzienlijke wateroverlast optreden, veelal als ook

op de Maas het water hoog staat. Deze regionale afvoer betreft water vanuit de Dommel, de

Aa en de Dieze, die bij s'-Hertogenbosch in de Maas stromen. Ook wordt bij extreem

hoogwater op de Dommel, de Dieze en de Aa het bergingsgebied de Bossche Broek, direct

gelegen tegen 's-Hertogenbosch en de A2, onder water gezet. Bij het samenvallen van de

pieken op de Maas en de beken treedt rondom de stad wateroverlast op doordat het

regionale systeem niet meer via de sluis Crevecoeur kan lozen op de Maas. Beken en

weteringen die buiten hun oevers treden kunnen in 's-Hertogenbosch overlast, maar geen

levensbedreigende situaties opleveren. Maatregelen uit het plan Hoogwater 's-

Hertogenbosch (HOWABO) moeten deze overlast beperken.

In geval van een overstroming van dijkring 36 zal er veel neerslag zijn gevallen in het

stroomgebied van de Maas. Hoewel er geen 100% correlatie is wordt het de waterschappen

Aa en Maas en De Dommel wel waarschijnlijk geacht dat dan ook binnen de dijkring 36 veel

neerslag is gevallen. Dat betekent dat grondwaterstanden al hoog zullen zijn en de

afwateringsmiddelen in de dijkring al volledig worden benut. Regionale wateroverlast bij

hoogwater in en rondom 's-Hertogenbosch kan de mogelijkheden tot evacueren kan

Veiligheid Nederland in Kaart

Binnen de studie Veiligheid Nederland in Kaart 2 is een beeld bepaald van het overstro-

mingsrisico van dijkring 36. Dit is gedaan op basis van de actuele sterkte van de dijken en

kunstwerken en de gevolgen bij een eventuele doorbraak.

De in de studie bepaalde overstromingskans voor dijkring 36 is kleiner dan 1/100 per jaar.

Deze kans wordt voornamelijk bepaald door het faalmechanisme opbarsten en piping. De

meest waarschijnlijke plek dat een bres zal ontstaan is ten westen van Heusden. Het

overstromingsrisico voor dijkring 36 kan op verschillende manieren worden uitgedrukt, in

onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de verschillende risicomaten en de

resultaten van dijkring 36.

Verwachtingswaarde economische schade (euro per jaar) 31 miljoen

Gemiddelde economische schade per overstroming (euro) 2,3 miljard

Economisch

risico

Economische schade bij het zwaarste beschouwde scenario

(euro)

8 miljard

Verwachtingswaarde (slachtoffers per jaar) 0,6

Gemiddeld aantal slachtoffers per overstroming 45

Maximaal aantal slachtoffers bij het zwaarste beschouwde

scenario

750

Slachtoffer-

risico

Overlijdenskans van een individu per locatie voor zowel inclusief

als exclusief het effect van preventieve evacuatie

(plaatsgebonden risico en lokaal individueel risico) (per jaar)

Grote delen tussen

1/10.000 en 1/1.000.000

Tabel 2: Overzicht verschillende risicomaten en resultaten Dijkring 36.

Page 32: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 31 van 130

beïnvloeden. Ondergelopen ontsluitingswegen (uit beken) kunnen dan de mogelijkheden voor

evacuatie beperken.

3.2 Huidig beleid en beheer

In deze paragraaf is aan de hand van de drie lagen van meerlaagsveiligheid ingegaan op het

huidige beleid en de hoofdlijn van het huidige beheer. Per laag zijn de hoofdpunten en

achterliggende doelen opgesomd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen resultaatsdoelen

(kwantificeerbaar) en procesdoelen (gericht op processen om bepaalde activiteiten uit te

voeren).

3.2.1 Laag 1: Preventie

De preventie is vastgelegd in het Rijksbeleid, wet- en regelgeving. Er zijn duidelijke

resultaatsnormen (de toets aan de wettelijke normen voor primaire waterkeringen)

geformuleerd en processen vormgegeven om dit te faciliteren en te garanderen. De

wetgeving op het gebied van preventie richt zich op het verkleinen van de kans van

voorkomen van overstromingen tot de in de waterwet vastgelegde beschermingsniveaus.

Door de eerste Deltacommissie is in de jaren zestig al de risicobenadering geïntroduceerd en

uiteindelijk zijn op basis hiervan de huidige preventienormen uit de Waterwet opgesteld.

Deze zijn uitgedrukt in overschrijdingskansen van waterstanden. In de beheer- en

onderhoudsystematiek (gekoppeld aan financiering en een uitvoeringssystematiek) heeft de

6-jaarlijkse toetsing van de waterkering, gevolgd door verbeterprogramma’s, een centrale

plaats. Het Nationaal Waterplan (NWP) geeft de hoofdlijnen voor het nieuwe Waterbeleid in

de komende periode (2009-2015). Het NWP reserveert de rivierverruimingsmaatregelen op

de Maas (IVM) om op een toekomstige hogere afvoeren te anticiperen, introduceert het

concept van meerlaagsveiligheid en kondigt de actualisatie van de veiligheidsnormen voor de

dijkringen aan. Het waterplan is het kader voor het Deltaprogramma, waarin het beleid haar

uitwerking krijgt. Dijkring 36 is relevant voor het deelprogramma Rivieren van het

Deltaprogramma. Daarnaast zijn de landelijke deelprogramma's 'Veiligheid' en 'Nieuwbouw

en herstructurering' van belang.

De provincie Noord-Brabant heeft het Rijkskader vertaald in haar Verordening Waterkeringen

en het Provinciaal Waterplan. De provincie stelt daarbij dat overstromingen maatschappelijk

onacceptabel zijn vanwege het mogelijke verlies aan mensenlevens, de enorme schade en de

grote en langdurige maatschappelijke ontwrichting. Om die reden verdient vanuit de optiek

van de provincie een verbetering van de preventie (verkleinen van de overstromingskans)

veruit de voorkeur boven (alleen) gevolgbeperkende maatregelen. Daarnaast stelt de

provincie dat zij een voorkeur geven aan het concept van de ‘doorbraakvrije dijk’5 vanwege

de gunstige combinatie van preventie en gevolgbeperking. De provincie heeft, samen met

waterschap, voor het regionale watersysteem een norm afgeleidt van 1/150e per jaar.

Waterschap Aa en Maas zorgt voor het dagelijkse beheer van de primaire waterkeringen van

dijkring 36. Het waterschap voert de zesjaarlijkse toetsing op veiligheid uit, evenals het

beheer en onderhoud, en initieert daar waar nodig verbetering van de dijken. In haar

beheerplan (Beheerplan Waterkering) heeft het waterschap de uitgangspunten van haar

5. Een doorbraak vrije dijk is hierbij een metafoor. Nimmer zal deze dijk 100% doorbraak vrij zijn. Bedoeld

wordt dat de doorbraakkans aanzienlijk wordt verlaagd ten opzichte van de huidige kans / tot nagenoeg

nul nadert. De in dit onderzoek genoemde Deltadijk is een ander woord voor de doorbraakvrije dijk.

Page 33: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 32 van 130

beheer verwoord. Met behulp van Keur, legger en een vergunningsstelsel vult het waterschap

haar taak in.

Alle partijen zijn betrokken bij de invulling van de Europese overstromingsrichtlijn. Deze zal

leiden tot een Overstromingsrisicobeheerplan dat naar verwachting in 2015 zal worden

vastgesteld.

Resumerend kan gesteld worden dat het beheer van de preventie (laag 1) op rijks-,

provinciaal als waterschapsniveau is ingevuld met resultaatsverplichtingen en

ondersteunende proceseisen.

3.2.2 Laag 2: Ruimtelijke inrichting

Ruimtelijk beleid op Rijksniveau is vastgelegd in de Nota Ruimte, de Planologische

Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en het Nationaal Waterplan (dat een status heeft als

structuurvisie). Onderscheid kan worden gemaakt in ruimtelijk beleid binnen een dijkring of

ruimtelijk beleid bij het nemen van maatregelen op en om de rivier en waterkering. In deze

studie wordt specifiek ruimtelijk beleid bedoeld voor planologische ontwikkelingen binnen

een dijkring waarbij waterveiligheid mogelijk een criterium is om rekening mee te houden en

er een relatie is met het risico.

In het landelijk beleid voor in de afgelopen decennia nagedacht over de rol van water bij de

inrichting van het land. Water (waterveiligheid) is hierbij gezien als zowel een sturend,

(mede)ordenend of volgend principe naast de andere factoren die van belang zijn bij een

locatiekeuze of inrichtingsvraagstuk. Het gaat hierbij zowel om de gevolgen van extreme

neerslag en watergangen die buiten hun oevers treden als de gevolgen van primaire en

secundaire waterkeringen. In de nota's zijn tevens veelal ruimtelijke reserveringen

opgenomen om toekomstige rivierverruimingsmaatregelen te kunnen realiseren.

Op Rijksniveau is hiervoor in de Wet Ruimtelijke Ordening ook de Watertoets geïntroduceerd:

een proces waarbij de ruimtelijke ontwikkelaar de waterbeheerder moet betrekken bij

projecten zodat deze het waterbelang een plek kan geven. Waterbeheerders hanteren hierbij

veelal vaste regels met name gericht op extreme neerslag (en dus niet gericht op het

doorbreken van waterkeringen) zoals benodigde percentages open water. Er wordt bij de

Watertoets in sommige gevallen wel aandacht besteed aan waterveiligheid, al ontbreekt

hierin een vast afwegingskader met heldere criteria. Er zijn geen regels of kaders tot in welke

mate overstromingen, als het toch gebeurt, toch acceptabel zijn en welke investeringen en

ingrepen zijn gerechtvaardigd. Er zijn geen resultaatseisen over hoe om te gaan met nieuwe

inrichtingen vanuit opties van waterveiligheid.

Zowel op landelijk, regionaal als lokaal niveau zijn er vanuit de waterveiligheid ruimtelijke

beperkingen aangebracht op en rondom waterkeringen en rivieren: zones en gebieden waarin

slechts beperkt nieuwe activiteiten of ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Deze beperkingen

volgen zowel vanuit een rijkskader (bescherming rivierbed in de beleidslijn Grote Rivieren),

provinciaal kader (bescherming zones rivierbed en waterkering in de Verordening Ruimte) als

uit het waterschap (zones rondom waterkeringen vanuit Keur en Legger). Feitelijk

beschermen deze ruimtelijke reserveringen de structuren die de preventie (laag 1) verzorgen.

Voor buitendijkse gebieden (gebieden buiten de primaire keringen die onder invloed staan

van de waterstand op de rivier) zijn er ook landelijke regels die eisen stellen aan de

ontwikkelingen (beleidslijn Grote Rivieren). Deze regels zijn erop gericht om de belasting op

Page 34: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 33 van 130

de primaire keringen niet te vergroten, en om de risico’s van grondgebruik in buitendijks

gebied niet groter te maken dan ze nu al zijn.

Regionaal ruimtelijke beleid is door de provincie vastgelegd in de provinciale structuurvisie en

in de Verordening Ruimte, zoals eerder aangegeven, doorvertaald naar ruimtelijke

beperkingen rondom rivieren en waterkeringen.

Op lokaal niveau fungeren gemeentelijke structuurvisies en -plannen, en

bestemmingsplannen. In deze plannen heeft waterveiligheid, voor zover bekend, geen rol of

status. Alleen wordt in bestemmingsplannen de waterkering vastgelegd, vaak inclusief

beperkingen en voorwaarden.

Resumerend zijn er in de tweede laag afspraken over reserveringen om water te bergen of

om zones rondom keringen vrij te houden. Concrete resultaatsafspraken over de inrichting

binnendijks in relatie tot waterveiligheid, zijn er niet. Wel zijn er procesafspraken over het

meenemen van waterveiligheid. Er zijn geen resultaatseisen over hoe om te gaan met nieuwe

inrichtingen vanuit opties van waterveiligheid.

3.2.3 Laag 3: Rampenbeheersing

De rampenbeheersing kadert in het Rijksbeleid, wet- en regelgeving, met name in de

Waterwet en de Wet op de Veiligheidsregio's, het Kabinetstandpunt na aanleiding van de

oefening Waterproef en de Task Force Management Overstromingen en de uitwerkingen

Stuurgroep Management Overstromingen. Zowel nationaal als regionaal heeft hebben de

wateroverheden en de algemene overheden rampenplannen ontwikkeld. Vanuit het

Watermanagement Centrum Nederland en de regionale Berichtencentra van Rijkswaterstaat

Dienst Limburg is een hoogwatervoorspelling en alarmering actief.

Voor de organisatorische voorbereiding op overstromingen is in 2004 door het RIVM

geconcludeerd dat deze landelijk niet ‘op orde’ is. Dit heeft onder meer geleid tot diverse

studies, waaronder 'Rampenbeheersing Rijn en Maas' en uiteindelijk de Taskforce

Management Overstromingen. Er bestaan geen resultaatseisen waarin de rampenbeheersing

moet voldoen. Wel zijn er proceseisen vastgelegd. De Waterwet schrijft daarbij voor (art 5.29)

dat '… de beheerder zorg draagt voor het houden van oefeningen in doeltreffend optreden bij

gevaar. Tevens stelt hij voor de waterstaatswerken onder zijn beheer een calamiteitenplan

vast, dat voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.'

Verder stelt de Waterwet '… Het ontwerp van een calamiteitenplan wordt in elk geval voor

commentaar gezonden aan de besturen van de veiligheidsregio’s waarbinnen de

waterstaatswerken zijn gelegen.' Mede als gevolg van deze ontwikkelingen is er in de meeste

veiligheidsregio's, waaronder in dijkring 36, een rampenplan aanwezig. Op basis van deze

proceseisen, de kenmerken van het gebied en de beschikbare tijd is in WV21 bepaald dat

gemiddeld 75% van de inwoners preventief het bedreigd gebied kan verlaten.

Page 35: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 34 van 130

De beleidsstudie Water Veiligheid 21e eeuw (WV21)

In de beleidsstudie WaterVeiligheid 21ste

eeuw (WV21) wordt onderzoek gedaan naar nieuwe

veiligheidsnormen. In deze studie wordt uitgegaan van een risicobenadering (schade en

slachtoffers) en een kosten-baten aanpak als basis voor de het vaststellen van normen voor

waterveiligheid. In de normen die voor preventie worden gesteld worden impliciet aannames

gemaakt over het functioneren van de inrichting (schadefuncties) en de rampenbeheersing

(slachtofferfuncties, evacuatiefractie).

Om een goed beeld te krijgen van de slachtofferrisico’s is inzicht nodig in onder andere evacuatie.

Daarom is binnen de studie WV21 onderzoek gedaan naar de evacuatiefracties van de dijkringen in

Nederland. Hierin is het percentage mensen bepaald dat een dijkring preventief kan verlaten bij

een dreigende overstroming. Hiervoor is een verwachtingswaarde opgesteld voor de hoeveelheid

mensen die uit een dijkring kunnen evacueren. Voor dijkring 36 Noord-Brabant is deze

evacuatiefractie vastgesteld op 75%. Rekening is gehouden met onzekerheid in de voorspeltijd

maar ook in de uitvoering van de evacuatie. Hiervoor zijn gebeurtenissenbomen opgesteld.

Uiteindelijk zijn per onderscheidende gebeurtenis scenario’s afgeleid en zijn er kansen aan

gekoppeld. In tabel 1 is de kansverwachting opgenomen voor de beschikbare tijd voor evacuatie. In

deze beschikbare tijd is het hebben van een verwachting en het nemen van een besluit

opgenomen. Een beschikbare tijd van meer dag twee dagen wordt niet reëel geacht omdat een

evacuatie binnen een dergelijke periode uitgevoerd kan worden. Ook blijkt dat er kans is op een

onverwachte gebeurtenis.

Beschikbare tijd Rivieren Maas

0 dagen (onverwacht) 10%

1 dag 40%

2 dagen 50%

3 dagen 0%

4 dagen 0%

Tabel 3: De kansverwachting voor de beschikbare tijd voor een evacuatie in dijkring 36

In de rampenbeheersing van dijkring 36 heeft waterveiligheid dan ook een plek. In de

risicoprofielen van de Veiligheidsregio is een overstroming een prioritaire ramp6. Men heeft

vanuit de betrokken partijen een Hoogwatercoördinatieplan Maas en het waterschap heeft

een daarmee op papier afgestemd hoogwaterdraaiboek. Het is echter niet duidelijk in

hoeverre deze plannen werkelijk operationeel zijn en geoefend worden en wat de effectiviteit

in termen van voorkomen schade en slachtoffers is. Het oefenen en updaten van deze

plannen is een wettelijke vierjaarlijkse verplichting. Ook is er in de praktijk nog beperkt

afstemming inzake bovenregionale rampenbeheersing en de mogelijke consequenties van het

regionale watersysteem op de rampenbeheersing bij een overstroming vanuit de Maas.

Rampenbeheersing is geen issue bij aanpassingen van weg- en spoorinfrastructuur of bij de

inrichting van een gebied. Waterschap en veiligheidsregio pakken de aanpak momenteel

gezamenlijk op.

Resumerend kan worden gesteld dat rampenbeheersing een plek heeft in het beheer,

inclusief wettelijke verplichtingen. Dit is vormgegeven door het schetsen van procesdoelen,

resultaatsnormen ontbreken hierbij. Uit onderzoek blijkt dat gemiddeld 75% van de inwoners

preventief (voor een dijkdoorbraak) het gebied kunnen verlaten.

6. Mondelinge mededeling veiligheidsregio.

Page 36: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 35 van 130

3.2.4 Resumerend: huidig beleid en beheer inzake meerlaagsveiligheid in dijkring 36

In de vorige paragrafen is het huidige beleid en beheer in dijkring 36 in de drie lagen

beschreven. In de wetgeving en beleid over waterveiligheid zijn zowel proces- als

resultaatsnormen voor waterveiligheid gedefinieerd. Nadere analyse laat zien dat waar

procesnormen zijn benoemd veelal impliciete veronderstellingen over het verwachte

resultaat aan de basis liggen.

Wat hierbij opvalt, is dat er voor de preventienormen wel een resultaateis

(overschrijdingsfrequentie) is geformuleerd terwijl er voor de rampenplannen slechts

‘doeltreffend optreden’ volstaat. Bij ruimtelijke plannen ontbreken normen. Het

waterveiligheidsbeleid heeft dus, logischerwijs, het meest nadrukkelijk invulling heeft

gekregen in laag 1, zowel ten aanzien van proces en heldere normering. In laag 2 zijn er vanuit

de primaire waterkeringen restricties gesteld in de zones rondom waterkeringen. Voor het

overige is alleen sprake van procesafspraken rondom de Watertoets. In laag 3 heeft

waterveiligheid een duidelijke plek in de rampenbeheersing. Er is ook hier alleen sprake van

procesafspraken,

Page 37: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 36 van 130

4 Methode

In dit hoofdstuk is de methode beschreven die is gebruikt voor de invulling van de onderdelen

van het beoordelingskader.

4.1 Referentiesituatie

De verschillende strategieën in deze pilot worden beoordeeld voor de situatie in 2040 ten

opzichte van twee verschillende referentiesituaties:

• Huidige situatie met autonome ontwikkeling; deze referentie situatie komt overeen

met de uitwerking in VNK2, waarbij de overstromingskansen en gevolgen zijn

gebaseerd op de actuele situatie.

• Systeem op orde (conceptuele referentiesituatie); deze referentie situatie komt

overeen met de uitwerking in WV21 rekening houdend met de autonome

ontwikkelingen. De overstromingskans is verondersteld gelijk te zijn aan de

overschrijdingskans zoals vastgelegd in de Waterwet. Voor dijkring 36 komt dit neer

op een overstromingskans van 1/1250e per jaar.

Het onderscheid tussen deze situaties is gemaakt omdat naast de huidige situatie als logische

referentiesituatie in diverse beleidstudies7 een vergelijking wordt gemaakt met de situatie

‘systeem op orde’. Hiermee kunnen de resultaten van de studie zowel in perspectief worden

gezien vanaf de huidige situatie als ten opzichte van andere beleidsstudies. De referentie

situatie ‘systeem op orde’ kan in theorie ook als een strategie ten opzichte van de huidige

situatie worden gezien. Om van de huidige situatie tot de situatie ’systeem op orde’ te komen

zijn al investeringen nodig. Het gaat hierbij onder andere om het aanpakken van reeds

afgekeurde dijken. De maatregelen tegen piping conform het ENW piping advies [9] zijn hier

nog niet in opgenomen.

De verschillen tussen de twee referentiescenario’s worden bepaald door:

• De overstromingskans; Voor de huidige situatie is in VNK aangegeven dat de

overstromingskans kleiner is dan 1/100 per jaar voor de gehele dijkring8. Voor de

situatie systeem op orde is de overstromingskans 1/1250 per jaar.

• De methodiek voor berekenen van het risico; Voor de uitwerking van de huidige

situatie wordt gebruikt gemaakt van de methodiek zoals gehanteerd in VNK. Voor

systeem op orde wordt gebruik gemaakt van een benadering van de methodiek van

WV219. De uitwerking bij de verschillende strategieën is afhankelijk van de

startsituatie. In de hoofdstukken 4.3.2 (huidige situatie), 4.3.3 (systeem op orde) en

4.3.4 (strategieën meerlaagsveiligheid) zijn deze methodes beschreven.

4.2 Autonome ontwikkelingen

Omdat de strategieën niet direct gerealiseerd kunnen worden zijn de verschillende

strategieën beoordeeld voor de situatie in 2040. Hierbij is rekening gehouden met autonome

7 Het betreft de richting van de beleidsstudies eind 2010. 8 In de berekeningen in dit rapport is uitgegaan van de rekenwaarde voor de kans van 1/75 per jaar. 9 VNK en WV21 hanteren een andere aanpak voor de uitwerking van het risico omdat ze uitgaan van een andere

uitgangssituatie. VNK hanteert de huidige overstromingskans als uitgangspunt. WV21 hanteert als uitgangspunt

dat de overstromingskans gelijk aan de overschrijdingskans van de waterstand bij de huidige normstelling, wat

betekent dat al verondersteld is dat veel maatregelen zijn genomen.

Page 38: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 37 van 130

ontwikkelingen in het gebied. Om dan een goede vergelijking te kunnen maken tussen de

strategieën en de twee referentiesituaties zijn de referentiesituaties ook uitgewerkt voor

2040. Rekening is gehouden met de volgende autonome ontwikkelingen:

• Klimaat; verondersteld is dat de sterkte van de waterkering meegroeit met eventuele

andere waterstanden als gevolg van klimaatverandering. Deze veronderstelling is

gebaseerd op het huidige beleid op basis waarvan een zesjaarlijkse toetsing telkens

nieuw, dan geldende, hydraulische randvoorwaarden worden bepaald.

• Grondgebruik, nieuwbouw en herstructurering & demografie; door planologen uit de

regio is aangegeven dat er in de toekomst geen grote ontwikkelingen zijn voorzien.

Het grondgebruik en het aantal inwoners is voor de situatie in 2040 dan ook gelijk

gesteld aan de situatie in 2006.

• Toename welvaart, economische groei; rekening is gehouden met een economische

groei van 1,9% per jaar. Deze veronderstelling wordt ook gehanteerd in de

Maatschappelijke Kosten Baten Analyses zoals uitgevoerd in WV21. Deze keuze is

gebaseerd op het Transatlantic Market scenario zoals dat is uitgewerkt in een van de

lange termijnscenario's voor de Nederlandse economie die in het kader van de studie

"Welvaart en Leefomgeving" [10].

4.3 Bepaling overstromingsrisico

4.3.1 Methodiek

Het overstromingsrisico is bepaald door de vermenigvuldiging van kans en gevolg. Hierbij is

rekening gehouden met meerdere scenario’s, zoals meerdere doorbraaklocaties en

verschillende (extreme) hydraulische belastingen en de kans hierop. De methode voor

bepaling van het risico geeft inzicht geven in het effect van maatregelen uit de verschillende

lagen op het risico. Het overstromingsrisico wordt uitgedrukt in verschillende

presentatievormen die reeds in het beoordelingkader (paragraaf 2.2) benoemt zijn, jaarlijks

verwachte schade en slachtoffers, plaatsgebonden en lokaal individueel risico, groepsrisico en

het economisch risico. De effecten zijn op al deze presentatievormen van het risico bepaald.

Aan de basis voor de bepaling van het risico liggen vier parameters. Voor iedere strategie zijn

de effecten van maatregelen op deze parameters bepaald en is het risico berekend. De

invoerparameters zijn:

• Overstromingskans; deze beschrijft de kans dat een overstroming in een dijkring

optreedt. Deze overstromingskans is opgebouwd uit de faalkans van meerdere

dijkvakken of dijkringdelen. De indeling van dijkvakken en dijkringdelen zijn opgesteld in

de studie Veiligheid Nederland in Kaart (door het projectbureau VNK2). Voor de huidige

situatie is bij de indeling gebruik gemaakt van de kennis van, onder meer de beheerder,

de ondergrond, oriëntatie , de toetsing en het instrumentarium PC-Ring. De

overstromingskans van een dijkring is terugvertaald naar een kans per dijkringdeel.

• Overstromingsverloop; het overstromingsverloop is de wijze waarop het gebied

overstroomt na een dijkdoorbraak. Overstromingscenario’s zijn afgeleid per dijkringdeel

en met behulp van SOBEK zijn de overstromingskarakteristieken bepaald. De ringdelen

(Figuur 7) zijn een verzamelingen van dijkvakken waarvoor de gevolgen vergelijkbaar zijn.

Het maakt hierbij niet uit op welke plaats de dijk bezwijkt. De ringdelen zijn in VNK2

bepaald door de provincie.

Page 39: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 38 van 130

• Evacuatiefractie; met deze fractie is rekening gehouden met het effect van

rampenbeheersing (een preventieve evacuatie). Verondersteld is dat 75% van de mensen

het bedreigde gebied hebben verlaten voor de dijkdoorbraak. De overige mensen (25%)

zijn nog in het gebied op hun woonadres (gegroepeerd naar postcode). Deze

evacuatiefractie (een verwachtingswaarde) is binnen WV21 bepaald [11]. De binnen

WV21 opgestelde evacuatiefractie is bepaald op basis van de voorspeltijd, verschillende

evacuatiescenario’s, de rampenplannen, zelfredzaamheid en de onzekerheid hierin.

• Schade en slachtoffers; De schade en slachtoffers zijn bepaald met de Schade en

Slachtoffer Module van het Hoogwater Informatie Systeem (HIS-SSM). Hierbij is het

aantal inwoners, het grondgebruik, de maaiveldhoogte en het overstromingsverloop

gecombineerd. Het aantal inwoners als input voor de slachtofferfuncties is gereduceerd

met het aantal evacués op basis van de evacuatiefractie.

In de onderstaande paragrafen is verder ingegaan op de wijze waarop met

overstromingskansen is omgegaan binnen de ‘huidige situatie’ en ‘systeem op orde’ en hoe

hierbij is omgegaan met overstromingsgevolgen.

Figuur 7: Ringdelen zoals opgenomen in VNK.

4.3.2 Toepassing voor ‘huidige situatie’ (VNK)

De overstromingsrisico’s zijn bepaald door per dijkringdeel de overstromingskans te

vermenigvuldigen met het gevolg. De aan de overstromingskansen per dijkringdeel

gekoppelde gevolgen zijn bepaald voor de optredende omstandigheden bij het bezwijken van

de dijk. Afhankelijk van het dijkringdeel is dat een belasting bij, onder of boven toetspeil.

Een vergelijking van de overstromingskans van de dijkring met de sommatie van de kansen

per ringdeel geeft nog een restkans. Omdat voor deze restkans niet bekend is tot welke

doorbraak deze behoort wordt deze vermenigvuldigd met een extreem scenario, de worst

case. Dit extreme scenario is de combinatie van de verschillende overstromingsscenario's per

doorbraaklocatie die optreden bij een buitenwaterstand die hoort bij het fysisch maximum

van de Maas. Als gebieden worden getroffen door een overstroming vanuit meerdere

doorbraken is de maximale waarde van de scenario’s genomen.

De vertaling van de huidige situatie naar 2040 is gedaan door de economische schade te laten

toenemen met 1,9% per jaar tot het jaar 2040. De situatie voor 2040 is de situatie ‘autonome

ontwikkeling’.

Page 40: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 39 van 130

4.3.3 Toepassing voor ‘systeem op orde’ (WV21)

De wijze waarop overstromingsrisico’s zijn bepaald voor het ‘systeem op orde’ is bij

benadering gebaseerd op de aanpak zoals deze ook in de studie Waterveiligheid 21ste

eeuw10

.

Hierbij worden de kansen op scenario’s en de gevolgen van scenario’s gecombineerd.

De overstromingskans van de dijkring wordt verdeeld over de dijkringdelen. Het verdelen van

de kans is gedaan op basis van de lengte van de VNK ringdelen in relatie tot de totale

dijkringlengte. Stel dat er een ringdeel een lengte heeft van 1/10de

van de totale lengte van de

dijkring dan is de kans voor dit ringdeel 1/10 * 1/1.250 per jaar.

Omdat vooraf niet bekend is bij welk buitenwaterstand de dijk zal bezwijken wordt er

rekening gehouden met zowel maatgevende als bovenmaatgevende scenario’s. De

verhouding tussen deze scenario’s is als volgt:

• In 60 procent van de gevallen zal het aantal slachtoffers en de schade worden bepaald

door een situatie bij Toetspeil (een belasting met een frequentie van 1/1250 per jaar). In

Figuur 8 zijn voor de dijkringdelen de gevolgen en bijbehorende schade

gepresenteerd.

• In 40 procent van de gevallen zal het aantal slachtoffers en de schade worden bepaald

door een situatie die bovenmaatgevend is. Voor dijkring 36 is dat een doorbraak bij het

fysische maximum (met een frequentie van ongeveer 1/10.000 per jaar).

Omdat de situatie ‘systeem op orde’ nog bereikt moet worden is het niet zinvol om deze

situatie het jaar 2006 te berekenen. De situatie ‘systeem op orde’ geldt voor het jaar 2040.

10

De exacte methode en resultaten waren bij uitvoering nog niet beschikbaar gesteld. De kennis over de uitwerking

was echter wel bekend op basis waarvan de uitwerking is vormgegeven. De resultaten kunnen dan lokaal afwijken

maar naar verwachting zullen deze niet significant zijn en tot andere conclusies leiden.

Page 41: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 40 van 130

Figuur 8:Overstromingsscenario’s en schade (bij toetspeil).

4.3.4 Toepassing op strategieën meerlaagsveiligheid

De verschillende strategieën zijn opgebouwd uit maatregelen, waarbij de impact van de

maatregelen zijn vertaald naar overstromingskansen, overstromingsscenario's, schade,

evacuatiefracties en slachtoffers zoals beschreven in de methodiek (4.3.1). In beginsel is voor

iedere strategie het overstromingsrisico bepaald conform de huidige situatie. Bij strategieën

waarbij de overstromingskans over de gehele dijkring wordt aangepast is gebruik gemaakt

van de methodiek van “systeem op orde”. Verondersteld is dat de verschillen veroorzaakt

door toepassen van de twee methodes niet significant zijn voor de vergelijking tussen de

strategieën.

Page 42: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 41 van 130

Figuur 9: Systematiek bepaling overstromingsrisico per strategie.

In de onderstaande paragrafen is op hoofdlijnen beschreven hoe de methodiek uit paragraaf

4.3.1 is toegepast op de strategieën, deze toepassing is concreet ingevuld bij de uitwerking

van de strategieën.

Overstromingskans

Voor iedere strategie waar de overstromingskans is aangepast zijn per dijkringdeel nieuwe

overstromingskansen bepaald. Voor strategieën ‘Deltadijk’ en ‘Normverhoging’ zijn de kansen

per dijkringdeel op dezelfde wijze bepaald als voor ‘systeem op orde’ (paragraaf 4.3.3). Voor

de strategie ‘risico reductie Den Bosch’ en ‘slachtofferreductie’ is de overstromingskans per

dijkringdeel aangepast ten opzichte van de ‘huidige situatie’ (paragraaf 4.3.2).

Overstromingsverloop

Voor de uitwerking van de strategieën is gebruik gemaakt van dezelfde set

overstromingsscenario’s die ook voor de huidige situatie en voor ‘systeem op orde’ wordt

gebruikt. Als de overstromingskans van een dijkringdeel veranderd wordt indien nodig een

ander (meer of minder extreem) overstromingsscenario gekoppeld. Bijvoorbeeld als de

overstromingskans verlaagd wordt van een frequentie van 1/1250 naar een factor 10 kleiner

wordt een bovenmaatgevend scenario geselecteerd wat overeen komt met deze belasting.

In geval van de strategie ‘Deltadijk’ is een extra schademechanisme geïntroduceerd: overslag.

Dit is water dat over de dijk heen slaat en op en achter de dijk tot schade en overlast kan

leiden. De gevolgen van deze overslag worden ook meegenomen in de risicobepaling, hierbij

is rekening gehouden met de toestand in het gebied als gevolg van ook lokaal gevallen

(extreme) neerslag. Hierbij is alleen rekening gehouden met schade. Slachtoffers zijn buiten

beschouwing gelaten om de instroom door overslag geleidelijk gaat en dat de waterdieptes

gering zijn zodat inwoners genoeg tijd hebben om een veilige plek te bereiken.

Evacuatiefractie

In geval van maatregelen in de sfeer van rampenbeheerders zijn deze vertaald in een nieuwe

evacuatiefractie. Hierbij is gebruik gemaakt van de systematiek voor het bepalen van

evacuatiefracties in WV21 [11] en het model EvacuAid [12].

EvacuAid beschrijft voor dijkringen het effect van verbeteringen in de rampenbeheersing

uitgedrukt in het aantal mensen dat hun bestemming bereikt (bij verticale en preventieve

evacuatie)11

. Hierbij kan binnen de verbeteringen onderscheid worden gemaakt in het gevolg

van besluitvorming, gedrag van mensen, benutting van infrastructuur en de beschikbare tijd.

11

Met EvacuAid kan ook het aantal slachtoffers worden bepaald bij iedere strategie, deze functie is echter nu niet

gebruikt.

Page 43: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 42 van 130

Met EvacuAid zijn de percentages preventief geëvacueerde bepaald na inschatting van het

effect van de maatregelen voor verschillende intervallen van de beschikbare tijd. Dit is gedaan

voor een beschikbare tijd van 1, 2, 3 of 4 dagen waarbij deze 4 dagen een bovengrens is van

de tijd. De uitkomsten van EvacuAid worden ingevuld in de WV21 evacuatieboom zoals

ontwikkeld bij de studie ‘evacuatiefracties Nederland’ om tot één verwachtingswaarde voor

dijkring 36 te komen. Om deze nieuwe verwachtingswaarde vervolgens in de risicoberekening

te gebruiken zal deze worden onderverdeeld naar vier deelscenario’s die alleen een kans van

voorkomen hebben (Figuur 10). De conditionele kansen dat één van de deelscenario zal

optreden is afgeleidt uit de uitgebreidere WV21 systematiek (zoals beschreven in de

uitwerking van de studie “Evacuatiefracties Nederland [11]).

Figuur 10: Deelscenario’s preventieve evacuatie.

Schade en slachtoffers

Maatregelen die effect hebben op de schade en slachtoffers worden vertaald door de schade

en mortaliteit in het gebied te vermenigvuldiging met een reductiefactor ten opzichte van de

referentiesituatie (bepaald met HIS-SSM). De grootte van deze factor is afhankelijk van de

maatregel in een strategie, indien maatregelen op lokaal niveau invloed hebben dan is deze

factor ruimtelijk verdeeld.

4.4 Bepaling kosten

In deze paragraaf wordt de aanpak beschreven voor de kostenramingen van de diverse

strategieën. Daarbij wordt eerst ingegaan op een aantal algemene uitgangspunten.

Aansluitend wordt ingegaan op de aanpak voor de kosten van dijkversterking, ruimtelijke

maatregelen en maatregelen ten behoeve van de rampenbeheersing.

4.4.1 Algemene uitgangspunten

Voor de kostenramingen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

• voor kostenramingen is prijspeil 2010 gehanteerd. Alle fysieke maatregelen worden

in de periode 2010-2040 genomen (initiële kosten).

• er wordt onderscheidt gemaakt in investeringskosten en jaarlijkse kosten.

Investeringskosten zijn eenmalige kosten voor maatregelen, jaarlijkse kosten zijn

kosten voor maatregelen die jaarlijks terug komen.

Page 44: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 43 van 130

• er wordt er vanuit gegaan dat een strategie in 2040 is gerealiseerd. De eenmalige

maatregelen worden dan ook in de periode 2010-2040 gerealiseerd. Jaarlijkse

maatregelen worden vanaf 2040 ieder jaar gerealiseerd.

• daar waar kansen zijn tot kostenreductie door meekoppelen, wordt dit expliciet

aangegeven.

• er is vanuit gegaan dat de kosten van beheer en onderhoud globaal vergelijkbaar

blijven en niet onderscheidend zijn tussen de alternatieven.

• aanpassingen aan kunstwerken in dijken zijn niet meegenomen in de kosten.12

4.4.2 Dijkversterking voor verlaging van de overstromingskans

In de strategieën normverhoging, deltadijk en risico reductie Den Bosch worden maatregelen

aan waterkeringen genomen om de overstromingskans te verkleinen. Hierbij wordt in deze

pilot uitgegaan van ingrepen aan de dijk. Voor de kostenbepaling van de benodigde

dijkversterking is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

• Er is rekening gehouden met de huidige sterkte van een dijkvak. Als de

overstromingskans al voldoende klein is van een dijkringdeel voor een strategie is

alleen een beperkte dijkversterking als maatregelen genomen. Voor verhoging van

de norm worden de verhoogde kansen verdeeld conform de systematiek van VNK,

zie ook paragraaf 3.3.

• Het ENW-piping-advies is niet meegenomen in de kosten. Hiervoor wordt een apart

beschouwing gehanteerd, uitgaan van de kosten zoals opgenomen in het ENW-

pipingadvies.

• voor de kosten van dijkversterking om vanuit de 'huidige situatie' naar 'systeem op

orde' te komen, sluiten wij aan bij de cijfers die ook in de MKBA zijn gebruikt: € 200

miljoen voor dijkring 36 voor één maal verhoging/versterking tot decimeringshoogte

(= gemiddeld ca. € 2.000/m') [opgave Deltares]. In deze kosten zijn de kosten voor

het implementeren van het ENW-pipingadvies nog niet opgenomen [opgave

Deltares].

• kostenkentallen wordt gebruik gemaakt van recente kentallen die zijn toegepast op

principe dijkversteringsprofielen (zie bijlage 2).

Methode

Voor de raming van de kosten van dijkversterking voor de strategieën ‘normverhoging’, ‘risico

reductie Den Bosch’ en ‘Deltadijk’ hanteren we zes categorieën die alle mogelijke

dijkversterkingen in een dijkvak representeren. Voor elke strategie is bepaald (zie bijlage 3)

welke mate van dijkverbetering noodzakelijk is om de gevraagde overstromingskans te

bereiken. Per strategie is de verhouding bepaald tussen de gewenste overstromingskans in

een strategie en de huidige overstromingskans:

• is deze verhouding < 1 dan zou dijkversterking noodzakelijk zijn;

• is deze verhouding > 1 dan zou dijkversterking niet noodzakelijk zijn.

Kentallen

De kentallen voor de dijkversterking zijn afgeleid uit de kentallen in bijlage 2. Daarbij zijn de

volgende categorieën onderscheiden:

beperkte dijkversterking: dijkringdelen waar de gewenste overstromingskans 0-10 keer groter

moet worden dan de huidige faalkans volgens VNK.

12 Opgave kostenindicatie waterschap: 50 kunstwerken á € 400.000 levert € 20 miljoen.

Page 45: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 44 van 130

substantiële dijkversterking: dijkringdelen waar de gewenste overstromingskans > 10 keer

groter moet worden dan de huidige faalkans volgens VNK.

bebouwde trajecten: dijkringdelen waar de dijkversterking moet worden ingepast in een

bebouwde omgeving.

versterking naar Deltadijk: dijktrajecten waar de gewenste faalkans > 50 keer groter moet

worden dan de huidige faalkans volgens VNK.

versterking naar Deltadijk: dijktrajecten waar de Deltadijk moet worden ingepast in een

bebouwde omgeving.

beperkte

dijkversterking

substantiële

dijkversterking

bebouwde

trajecten

versterking

huidige dijk naar

1/5.000e

per jaar

€ 1.500 / m' € 3.000 / m' € 3.500 / m'

versterking

huidige dijk naar

Deltadijk

€ 1.725 / m' € 3.450 / m' € 4.025 / m'

Tabel 4: Gehanteerde kentallen dijkversterking

Beperkingen van de berekeningen

Daarbij moeten de volgende kanttekeningen bij de gebruikte kentallen worden gemaakt:

o de relatie tussen verlaging van de doorbraakkans van dijken en de kosten daarvan is

nog nieuw en weinig onderzocht, Tevens is de relatie en daarmee de

vergelijkbaarheid, met de kosten van 'systeem op orde' niet helder. De kosten

kunnen dan ook feitelijk niet één op één met 'systeem orde' worden vergeleken.

o het ontwerp van een Deltadijk is nog ter discussie en in ontwikkeling.

o de exact te realiseren overstromingskans bij de hier gebruikte kentallen is niet

getoetst of deze werkelijk overeenstemt met een doorbraakkans van 1/5.000e per

jaar of 1/125.000e per jaar.

Daarom dient bij deze kostenkentallen in beeld te worden gehouden dat:

o de exacte waarde van de kentallen onbekend is en dat zij indicatief zijn

o zij naar verwachting, met name ten aanzien van het Deltadijkontwerp in de hier

gehanteerde strategie Deltadijk, uiteindelijk hoger kunnen uitvallen;

o het ENW-piping advies hier niet in is verwerkt.

De kentallen geven met name een beeld van de indicatieve verschillen tussen de strategieën.

4.4.3 Maatregelen in de ruimtelijke inrichting

Aangepast bouwen

Voor het aangepast bouwen gaan wij uit van die situaties:

1. Strategie ‘Slachtofferreductie” :

Aanpassen huidige woningbestand voor slachtofferreductie zodanig dat ieder huis

een vluchtroute heeft en de zelfredzaamheid van bewoners toeneemt (vluchtwegen

in huis). De benodigde aanpassingen zijn, illustratieve maatregelen zijn het

aanbrengen van een zolderraam of het goed bereikbaar maken van de verdiepingen

boven de verwachte waterstanden. De aanpassingskosten per woning zijn ingeschat

op € 1.000 per woning. Voor nieuwe woningen wordt hetzelfde bedrag

Page 46: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 45 van 130

aangehouden.

Dergelijke aanpassingen zijn alleen noodzakelijk in woningen waar de waterdiepte bij

een overstroming groter dan ca. 3 meter kan worden. Figuur 11 geeft een indicatie

van de gebieden waar dit kan voorkomen, het oppervlak is ongeveer 14.000 hectare.

Op basis hiervan is ingeschat dat aan ca. 30.000 woningen maatregelen noodzakelijk

zijn. De overige woningen krijgen een maximale waterdiepte die kleiner is dan 3

meter dan wel hebben door hun hoogte en bouw voldoende mogelijkheden voor

aanwezigen om een periode in de woning zelfredzaam te zijn.

2. Strategie ‘focus risico Den Bosch”:

Aanpassen huidige woningbestand zodanig dat de schade bij overstroming beperkt

wordt. De aanpassingskosten per woning zijn ingeschat op € 25.000 per woning;

We gaan uit van de volgende uitgangspunten:

• voor de gemiddelde woningdichtheid per hectare in 's-Hertogenbosch gaan wij uit

van 7,3 woningen per ha: dit het gemiddelde voor 's-Hertogenbosch per 1-1-2009

(bron CBS).

• De maatregelen worden tussen nu en 2040 gerealiseerd. Aanzienlijke kostenreductie

is mogelijk indien deze ontwikkelingen meeliften met reguliere stadsvernieuwing en

herbouw. Effecten van dit meekoppelen worden expliciet aangegeven, vooralsnog

zijn de kostenreducties hiervoor ingeschat op 50%13

.

Figuur 11: Gebiedsdelen waar de waterdiepte bij een overstroming meer dan 3 m kan worden op basis van al de

bekende scenario’s (ongeveer 14.000 hectare).

Verbeteren herkenbaarheid evacuatieroutes

Voor het verbeteren van de herkenbaarheid van evacuatieroutes in strategie 'Risicoreductie

's-Hertogenbosch' (bebording, belijning, verkeersmanagement) is uitgegaan van een

geschatte investering van € 100.000

Aanpassen infrastructuur ten behoeve van evacuatie

In deze kostenbenadering wordt er vanuit gegaan dat aanpassing van de infrastructuur in

strategieën 'Slachtofferreductie' en 'Risicoreductie 's-Hertogenbosch' bestaat uit het ophogen

van nationale en provinciale wegen in een gebied met ca. 1 m. Het gaat enkel over wegen die

overlopen uit het regionale watersysteem . Hierbij is ingeschat dat het een aantal stukken van

wegen zijn verspreid langs enkele beken.

13Inschatting van de projectgroep,

Page 47: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 46 van 130

In de kostenramingen is uitgegaan van een ophoging van deze delen in de periode tot en met

2040, a € 50/m2. We gaan er voor de kostenschatting in de studie vanuit dat deze

werkzaamheden worden gecombineerd met geplande ingrepen. Effecten van dit

meekoppelen worden expliciet aangegeven, vooralsnog zijn de kostenreducties hiervoor

ingeschat op 20% (alleen extra kosten voor aanpassingen in de aardebaan/fundering).14

4.4.4 Kosten voor versterking van de rampenbeheersing

Maatregel

Eenmalige kosten Jaarlijkse

kosten

strategie

Voorspelling verbeteren

€ 1.000.000

(eenmalig:

verbeteren

techniek en

besluitvorming,

onderzoek en

implementatie)

Slachtofferreductie

Professionalisering van de

evacuatie

€ 500.000

eenmalig voor

oefening,

planverbeteringen,

onderzoek en

evaluaties en

campagnes

10 fte per

jaar (1 fte

= €

100.000,

prijspeil

2010)15

Slachtofferreductie

Risico- en crisiscommunicatie

2 fte (1 fte

= €

100.000,

prijspeil

2010) +

100.000

per jaar

(continue

campagne)

Slachtofferreductie

Vluchtplekken op hoge delen /

vertikaal evacueren

Geen. Plekken zijn

aanwezig.

-

Slachtofferreductie

en 'Risicoreductie

's-Hertogenbosch'

Tabel 5: Kosten voor versterking van de rampenbeheersing.

Bescherming kwetsbare en vitale objecten

De kosten voor bescherming van kwetsbare en vitale objecten zijn niet apart meegenomen in

de kostenraming van de strategieën.

4.5 Vertaling naar de netto contante waarde en rentabiliteit

Voor het afwegen van investeren door de kosten te vergelijken met de baten (vermeden

risico) is de netto contante waarde van belang. Conform de gehanteerde uitgangspunten in

de MBKA voor WV21 (situatie eind 2010) gaan we uit van een discontovoet van 4%. De keuze

hierin heeft veel effect op de eindresultaten. Hanteren van een hogere discontovoet betekent

dat het verschil in risicoreductie uitgedrukt in netto contante waarde tussen de strategieën

afneemt.

14Inschatting van de auteurs, gericht op het in beeld krijgen van de ondergrens. 15Inschatting volgt uit themasessie met experts.

Page 48: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 47 van 130

4.5.1 Contante waarde

De contante waarde van de jaarlijkse verwachte schade over een oneindige tijdshorizon (K) is afhankelijk

van de verwachte schade in een jaar en de discontovoet. Als de jaarlijks verwachte schade ieder jaar

gelijk is (( ( )S t S= voor alle t) dan kan de jaarlijks verwachte schade per jaar worden uitgedrukt met

0

( )

(1 )tt

S tK

δ

=

=+∑

met

( )S t de verwachte schade in jaar t [M€]

δ de disconteringsvoet (rentepercentage)

Als de jaarlijkse verwachte schade voor elk jaar hetzelfde is, i.e. ( )S t S= voor alle t, dan is

formule (1) te vereenvoudigen:

0 0 0

( ) 1 1 11(1 ) (1 ) (1 ) 1

1

t t tt t t

S t SK S S S

δδδ δ δ

δ

∞ ∞ ∞

= = =

+= = = = =+ + + −

+

∑ ∑ ∑

Bij een discontovoet van 4% volgt (1 ) /δ δ+ =26 en dus geldt 26K S= .

4.5.2 Rentabiliteit

Als de contante waarde bekend is dan is het vervolgens eenvoudig na te gaan of een

investering rendabel is. Zonder investering zal de jaarlijkse verwachte schade hoger zijn dan

met investeringen, zonder metS S> . Als de investering dit jaar wordt uitgevoerd, dan hoeven de

investeringskosten I niet verdisconteerd te worden. De investering is dan rendabel als geldt:

met zonder

1 1I S S

δ δδ δ+ ++ <

Als er sprake is van jaarlijkse investeringen worden deze eerst contant gemaakt voordat ze

meegenomen kunnen worden in de analyse.

4.6 Overige parameters beoordelingskader

De overige parameters uit het beoordelingskader zijn kwalitatief ingeschat, op basis van

expert judgement in overleg met de projectgroep. Hierbij zijn argumenten in kaart gebracht

die positief en negatief zijn voor het betreffende onderdeel van het beoordelingskader.

4.7 Digitale Atlas “meerlaagsveiligheid dijkring 36”

Het ontwikkelde kaartmateriaal is ook opgenomen in de digitale atlas “meerlaagsveiligheid”

(http://www.waterviewer.nl/?Case=Dijkring36). Deze atlas kan gebruikt worden om de

resultaten en bijbehorende beschrijvingen makkelijk te ontsluiten.

Door middel van een boomstructuur (linkerveld in onderstaande figuur) kan door de

verschillende kaarten en uitkomsten worden gekeken. De hoofdstructuur bestaat uit:

• Overstromingsscenario’s

Page 49: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 48 van 130

• Referenties

• Strategieën

• Compartimentering

• Beoordeling strategieën

Binnen het kopje overstromingsscenario’s zijn van alle doorbraaklocaties de

overstromingskarakteristieken (waterdiepte, stroomsnelheid, arriverend waterfront en

stijgsnelheid) opgenomen inclusief een animatie met het overstromingsverloop. Bij elk van de

scenario’s is in het onderste veld een toelichting gegeven op het scenario.

Bij het kopje referenties zijn de twee referentiesituaties (huidige situatie en systeem op orde)

weergegeven. Onder de risico’s zijn de uitkomsten van de verschillende risicomaten

weergegeven. Bij het systeem op orde is ook het verschil ten opzichte van de huidige situatie

gegeven onder ‘risicoreductie’.

Onder strategieën zijn de uitkomsten van de risicoberekeningen weergegeven en is de

vergelijking gegeven tussen de strategie en de twee referentiesituaties. Bij elk van de kaarten

is ook een korte toelichting opgenomen waar de kaart op gebaseerd is.

Compartimentering is als kopje meegenomen omdat het binnen de studie niet een aparte

strategie is. Voor zowel de huidige situatie als systeem op orde is de compartimenteringkering

langs de Hertogswetering beschouwd en zijn de resultaten in de atlas opgenomen. Hier is ook

weer een vergelijking gemaakt met de referentiesituatie en de daarbij horende kaarten zijn

ook opgenomen.

Onder beoordeling strategieën worden figuren gepresenteerd die een overzicht geven van

onder andere de jaarlijks verwachte schade en slachtoffers, de netto contante waarde, het

groepsrisico en het economisch risico. De figuren geven een goed beeld van de invloed van de

strategieën op het overstromingsrisico.

Naast de figuren en kaartlagen kan er in het presentatiescherm ook voor verschillende

ondergronden worden gekozen. Zo kan er voor satellietbeelden (Aerial) worden gekozen of

voor een plattegrond (Road). Bij het keizen van de ondergrond “Road” kan bijvoorbeeld

eenvoudig bekeken worden welke benodigde evacuatieroutes kwetsbaarder zijn dan andere.

Page 50: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 49 van 130

Figuur 12: Voorbeeld uit atlas meerlaagsveiligheid dijkring 36

(http://www.waterviewer.nl/?Case=Dijkring36).

Page 51: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 50 van 130

5 Van mogelijke maatregelen naar strategieën

5.1 Mogelijke maatregelen

Om de waterveiligheid te verbeteren zijn in Noord-Oost Brabant per laag diverse maatregelen

mogelijk. In deze paragraaf zijn de mogelijke maatregelen geïdentificeerd en beoordeeld op

hun effectiviteit. Deze beoordeling is gebaseerd op gesprekken met zowel inhoudelijke als

gebiedsspecialisten en het expert-judgement van de auteurs. De maatregelen zijn beoordeeld

op hun potentiële reductie van de vier voor het overstromingsrisico bepalende parameters

(zie ook hoofdstuk 5):

• de overstromingskans

• het overstromingsverloop

• de evacuatiefractie

• de potentiële schade en slachtoffers

Daarbij is de potentiële bijdrage van de maatregel aan de reductie van de parameter

beoordeeld op basis van vijf klassen:

++: grote reductie, zeer effectief

+: reductie, effectief

0/+: beperkte reductie, beperkt effectief

0: geen reductie, niet effectief

?: reductie en effectiviteit twijfelachtig

-: maatregel heeft negatief effect

5.1.1 Maatregelen ter versterking van de preventie (laag 1)

Normverhoging

Normverhoging bestaat uit het versterken van de primaire waterkeringen in de gehele

dijkring naar een hogere veiligheidsnorm (lagere doorbraakkans). Normverhoging voor

dijkring 36 is een effectieve maatregel omdat hiermee de overstromingskans van de dijkring

sterk kan worden gereduceerd. . In de beleidsverkenning naar nieuwe normeringen is een

nieuwe kosten-baten analyse uitgevoerd naar economisch optimale normen per dijkring.

Voor dijkring 36 lijkt hiermee een forse normverhoging economisch aantrekkelijk (men

spreekt over 1/5.000e per jaar).

Deltadijk

Onder een deltadjik wordt in deze studie een dijk verstaan waarvan de hoogte gelijk is aan

een regulier dijkontwerp, maar waarvan de kans op een doorbraak 100 keer kleiner is dan

verondersteld in ‘systeem op orde’, de overstromingskans is dan ook 1/125.000 per jaar. De

deltadijk reduceert de overstromingskans van een dijkring aanzienlijk en is daarmee een

effectieve maatregel. Tegelijk wordt bij de Deltadijk wel extra golfoverslag toegestaan.

Normdifferentiatie

Normdifferentiatie is het (impliciet of expliciet) toepassen van verschillende

beschermingsniveaus voor dijkringdelen. Bij normdifferentiatie kan men onderscheid tussen

de sterkte van waterkeringen op basis van bepaalde gebiedsspecifieke eigenschappen. In

dijkring 36 zou dit kunnen gaan om plekken waar dijkdoorbraken zo ongunstig zijn dat de

snelheid en diepte van overstroming groot is. Dit zijn met name dijkdoorbraken in het

oostelijke deel van het dijkring gebied, zoals dijktrajecten Dieden, Keent en Kraaijenbergse

Page 52: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 51 van 130

Plas. Ook kan dit gaan om plekken waar veel mensen wonen, zoals 's-Hertogenbosch en Oss.

Indien normdifferentiatie zodanig wordt toegepast dat hierdoor het overstromingsrisico

nergens afneemt, kan dit effectief zijn.

Koppeling van de waterkering met ruimtelijke ontwikkelingen

Het koppelen van ruimtelijke ontwikkelingen met versterking van de waterkering biedt

kansen: een betere ruimtelijke kwaliteit kan gecombineerd worden met robuuste en

duurzame waterkeringen. Dit speelt bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van het Waterfront

Ravenstein en de Maasboulevard in Cuijk. Deze maatregelen zijn echter géén zelfstandige

maatregelen maar worden gecombineerd met ingrepen aan de waterkering. Als zodanig zijn

deze maatregelen niet als aparte maatregelen meegenomen.

Overzicht van de beoordeling van de maatregelen

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de score per maatregel op de vier

parameters die het overstromingsrisico bepalen.

maatregel reductie

overstromingsk

ans

overstromingsv

erloop

reductie

evacuatiefr

actie

reductie

schade

reductie

potentiële

slachtoffers

Normverhoging + 0 0 0 0

Deltadijk ++ 0 0 0 0

Normdifferentiatie + 0 0 + +

Tabel 6: Overzicht score per maatregel op de vier parameters i.r.t. het overstromingsrisico.

5.1.2 Maatregelen ter versterking van de ruimtelijke inrichting (laag 2)

Aangepaste bouwmethodes bij nieuwbouw (koppelen aan risicozonering)

Indien nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd in een risicovol gebied kunnen nieuwe

bouwmethodes helpen om de potentiële schade te reduceren of het aantal mogelijke

slachtoffers te beperken. Aangepaste materialen en bouwhoogtes bijvoorbeeld, kunnen

schadebeperkend werken. Ook valt hierbij te denken aan het plaatsen van dakramen in

woningen die mogelijk kunnen overstromen waarbij andere vluchtroutes ontberen.

Aangepaste bouwmethodes bij nieuwbouw zijn in Noord-Oost Brabant alleen nog

substantieel haalbaar bij de uitbreidingsplannen Oss-West en Grote Wielen 2. Schadereductie

treedt dan op, maar zal beperkt zijn. Op langere termijn zal men toch de woning verlaten

omdat men langere tijd ingesloten is door het water. Het toepassen ten behoeve van het

versterken van vluchtwegen (voor de preventieve evacuatie) en zelfredzaamheid (voor na de

overstroming) lijkt effectiever.

Aanpassingen aan huidige bebouwing

Naast het aanpassen van nieuwe bebouwing, kan ook aanpassen van bestaande bebouwing

de verwachte schade en slachtoffers verminderen. Ook hier gaat dit om aangepaste

materialen, vluchtroutes, e.d. Dit zijn echter ook (kostbare) omvangrijke

herstructureringsopgaven, die alleen kansrijk lijken als zij voor langere termijn worden

gepland en gekoppeld aan herstructureringsopgaven vanuit stedenbouwkundige of

volkshuisvestingsnoodzaak.

Voor aanpassing van bestaande (en ook nieuwe) bebouwing kan ook gebruik worden gemaakt

van aangepaste bouwvoorschriften en r.o.-wetgeving. Ervaringen vanuit het externe

veiligheidsbeleid laten echter zien dat aanpassingen daarin vaak moeilijk afdwingbaar is.

Alleen realisatie op basis van vrijwillige instrumenten (communicatie, subsidies, e.d.) lijkt

hiervoor haalbaar. Dit beperkt de effectiviteit van deze maatregel ernstig.

Page 53: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 52 van 130

Bestaande infrastructuur aanpassen

In het landschap liggen verschillende infrastructurele netwerken, zoals wegen (lokaal,

provinciaal en Rijkswegen), spoorlijnen en kanalen. Het meest in het oogspringend zijn de

snelwegen Eindhoven-Utrecht (A2) en Waalwijk-Oss-Nijmegen (A59-A50), de spoorlijn

Eindhoven-Utrecht en de Zuid-Willemsvaart. Delen hiervan zijn verhoogd aangelegd.

Aanpassen van deze infrastructuur kan twee functies hebben:

o vertragen of compartimenteren van een overstroming.

De oost-west gerichte infrastructuur kan de overstroming vertragen in de richting

van de hogere zuidelijk gelegen delen. Als zodanig is dit niet effectief, en werkt dit

eerder contraproductief: de direct achter de dijken gelegen gebieden, waaronder 's-

Hertogenbosch, stromen sneller en mogelijk dieper onder. De noord-zuid gerichte

infrastructuur oostelijk van 's -Hertogenbosch, kunnen vergelijkbaar werken als de

eerder onderzochte compartimenteringsdijk oostelijk van 's-Hertogenbosch. Deze

compartimentering is bestuurlijk eerder als vooralsnog niet wenselijk beschouwd, zie

hoofdstuk 1. Het aanpassen van de aanwezige infrastructuur ten behoeve van het

vertragen of compartimenteren van de overstroming is in deze studie dan ook niet

als effectief beschouwd.

o Gebruik van infrastructuur bij de rampenbeheersing.

De wegen in het gebied kunnen ook een rol spelen bij de rampenbeheersing.

Allereerst kunnen de wegen dienen als uitvalsbasis om gebieden te evacueren.

Verhoging van weginfrastructuur kan daarbij een rol spelen in relatie tot de

binnendijkse regionale wateroverlast bij maatgevende omstandigheden, als Dommel,

Dieze en Aa niet meer kunnen afvoeren. Deze regionale wateroverlast treedt zeer

waarschijnlijk ook op indien op de Maas extreme afvoeren optreden, zie ook

hoofdstuk 4. Voorkomen van onderlopen van enkele wegdelen langs beken in die

gebieden die onder extreme omstandigheden onderlopen, versterkt de

evacuatiemogelijkheden

Ruimtereserveringen voor rivierverruimingsmaatregelen die buiten IVM2 zijn gevallen

Door Rijkswaterstaat is de Integrale Verkenning Maas 2 uitgevoerd. Hierbij is gekeken welke

maatregelen genomen kunnen worden die haalbaar zijn en draagvlak in de regio hebben. In

deze verkenning is uiteindelijk een maatregelenpakket opgesteld. Maatregelen die

uiteindelijk niet zijn meegenomen, kunnen in de verdere toekomst mogelijk alsnog een rol

spelen. Omdat deze maatregelen vooral dienen om de waterstanden te verlagen en dus de

faalkans te verkleinen en de voorliggende studie zich niet richt op de keuze tussen

rivierverruiming en dijkversterking, zijn deze reserveringen niet verder meegenomen.

Aangepaste bouwlocaties (koppelen aan risicozonering)

Een maatregel om overstromingsrisico's te verlagen, is het bouwen van nieuwe woonwijken

en industrieterreinen op locaties die bij een overstroming niet of beperkt overstromen. Deze

maatregel verlaagt zowel de verwachte schade als de verwachte slachtoffers. In Noord-Oost

Brabant wordt dan direct gedacht aan de zuidelijker gelegen hogere zandgronden. Echter,

zoals in hoofdstuk 4 geschetst zijn er tot 2040 géén grote bouwopgaven (10.000-20.000

woningen) meer in het gebied gepland. De grootste nieuwe woonlocaties (zoals Oss-West en

Grote Wielen 2) zijn al in ontwikkeling of in vergevorderd stadium daartoe. Daarnaast

stagneert de bevolkingsgroei in het gebied. Als zodanig is deze maatregel in Noord-Oost

Brabant niet verder meegenomen.

Geleidingscompartimenten

Door geleidingsdijken aan te leggen in een gebied, gebruik makend van reeds aanwezige

historische patronen, kan het water dat het gebied instroomt gestuurd worden en mogelijk

weggehouden worden van dichtbevolkte gebieden. Dit is uiteraard geheel afhankelijk van het

Page 54: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 53 van 130

verhang van het gebied, de stroomrichting van het water en de locatie van de dijkdoorbraak.

Gezien de grote hoeveelheden water bij maatgevende omstandigheden is deze maatregel

niet effectief ingeschat.

Bedrijven BRZO bestendig inrichten

Het Brzo 1999 stelt eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland ten aanzien van de

preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen

betrokken zijn. Door bedrijven volgens deze regelgeving in te richten kan de schade (en de

ramp na de ramp) worden beperkt. Hoewel het beperken van milieuschade een belangrijk

issue is bij en na overstromingen, is de bijdrage aan de risicoreductie voor Noord-Oost

Brabant beperkt.

Overzicht van de beoordeling van de maatregelen

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de score per maatregel op de vier

parameters die het overstromingsrisico bepalen.

maatregel reductie

overstromingsk

ans

Overstromings

verloop

reductie

evacuatief

ractie

reductie

schade

reductie

potentiële

slachtoffers

Aangepast bouwen bij

nieuwbouw 0 0 0 0/+ +

Aanpassingen aan huidige

bebouwing 0 0 0 0/+ +

Aanpassing infrastructuur 0 +/- 0/+ 0 0

geleidingscompartimenten 0 0/+ 0 0 0

Bedrijven BZO bestendig

inrichten 0 0 0 0/+ 0

Tabel 7: Overzicht score per maatregel op de vier parameters i.r.t. het overstromingsrisico.

5.1.3 Maatregelen ter versterking van de rampenbeheersing (laag 3)

Verticaal evacueren

In geval van een overstroming lukt het niet om alle mensen preventief uit een gebied te

evacueren. Door verticaal te evacueren kunnen mensen in hun woning of een gebouw een

relatief veilige plek opzoeken. Deze maatregel is eventueel te combineren met aangepast

bouwen, waardoor verticaal evacueren bewust mogelijk kan worden gemaakt.

Lokale shelters

Het aanwijzen van vluchtplaatsen op hoge delen kan voor mensen in dichter bevolkte

gebieden uitkomst bieden. Zo kan in geval dat een evacuatie niet haalbaar is het aantal

slachtoffers worden beperkt. Natuurlijke, reeds aanwezige, hoge plekken in de stad en het

landschap, evenals voldoende hoog gebouwde gebouwen (zie eerder verticaal evacueren),

komen hiervoor in aanmerking.

Voorspellingstijd van het hoogwater verlengen

Door de beschikbare tijd (op basis van voorspellingen en sneller nemen van beslissingen) van

het hoogwater op de Maas te verlengen kan er tijd worden gewonnen om maatregelen te

nemen en evacuatie(s) goed voor te bereiden. Voor de Maas is ingeschat dat vergroten van

de beschikbare tijd mogelijk kan zijn (wel in nationaal of internationaal verband op te pakken)

en dat daarmee de evacuatiefractie bij een dreigende overstroming in het gebied kan worden

vergroot (en dus het aantal verwachte slachtoffers kan worden verlaagd).

Page 55: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 54 van 130

Professionalisering van de rampenbeheersing

Professionalisering, onder meer door het verbeteren van de organisatie, opleiding en training

in de rampenbeheersing, kan het aantal potentiële slachtoffers beperken. Door te oefenen

met crisissituaties worden mensen tevens bewust van de risico’s, omgaan met onzekerheid

en zelfredzaamheid versterken. De professionalisering zou op verschillende niveaus moeten

gebeuren, namelijk nationaal, regionaal en lokaal.

Risico- en crisiscommunicatie

Versterking van de communicatie met bedrijven en bewoners over een potentiële ramp, en

tijdens een werkelijke ramp, vergroot de zelfredzaamheid en de effectiviteit van de

rampenbeheersing. Ook hiervoor is een relatie tussen de regio en nationaal.

Bescherming vitale en kwetsbare objecten

Het is belangrijk om vitale en kwetsbare objecten te beschermen tegen overstromingen.

Hierbij moet gedacht worden aan nutsvoorzieningen (telefonie, elektriciteit-, gas- en

drinkwatervoorzieningen) maar ook aan ziekenhuizen, verpleegtehuizen en scholen.

Kwetsbare objecten moeten beschermd worden om ze te gebruiken (zoals ziekenhuizen),. De

eigen interne rampenorganisaties van de betreffende instanties speelt daarbij ook een rol.

Deze maatregel is vooral effectief voor een sneller herstel (nazorg), schade aan de objecten

zelf en het functioneren van andere gebieden die niet overstroomd zijn en afhankelijk van

deze infrastructurele voorzieningen.

Vluchtroutes evacuatie goed in beeld brengen en borgen

Door vluchtroutes te bepalen en deze goed te onderhouden en zichtbaar te maken (te

communiceren) kunnen deze vluchtroutes bij een evacuatie optimaal gebruikt worden.

Voor de evacuatie van vee wordt verondersteld dat deze een lagere prioriteit heeft dan

mensen. Dat betekent:

• Bij een tekort aan tijd gaan de mensen voor de evacuatie van vee, deze wordt dan

gestopt.

• Als er teveel tijd is zal het vee eerder worden geëvacueerd dan de mensen, dit

omdat de gevolgen hiervan minder ingrijpend zijn.

De verantwoordelijkheid voor de evacuatie van vee (en dierenwelzijn) ligt bij de veehouder

zelf. Het vee wordt hierbij beschouwd als een economisch goed. LNV en LTO zullen een

bemiddelde rol hebben voor veehouders (makelaarsfunctie) echter geen bevoegdheid om

evacuatie af te dwingen. Beperkend voor de evacuatie van vee kunnen regels zijn in verband

met de export en dierziekten. Evacuatie van vee is niet uitgedrukt in een reductie van de

schade omdat deze niet significant is ten opzichte van de overstromingsschade.

Versterking zelfredzaamheid

Versterking van de zelfredzaamheid door middel van communicatie en voorlichting, oefening,

aangepast bouwen en lokale shelters helpt het aantal slachtoffers te beperken.

Noodmaatregelen voor dichten van de bres

Beperken overstroming door de bres bij een doorbraak te dichten. Deze maatregel is als

praktisch niet uitvoerbaar bestempeld en verder niet meegenomen.

Overzicht van de beoordeling van de maatregelen

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de score per maatregel op de vier

parameters die het overstromingsrisico bepalen.

Page 56: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 55 van 130

maatregel reductie

overstromingsk

ans

Overstromings-

verloop

reductie

evacuatie-

fractie

reductie

schade

reductie

potentiële

slachtoffers

Verticaal evacueren 0 0 0 0 +

Lokale shelters 0 0 0 0 +

Aanpassingen aan huidige

bebouwing 0 0 ++ 0 0

Professionalisering 0 0 + 0 +

Risico- en

crisiscommunicatie 0 0 ++ 0 0

Bescherming vitale en

kwetsbare objecten 0 0 0 0/+ 0/+

Vluchtroutes goed in beeld 0 0 0/+ 0 0

Stimuleren

zelfredzaamheid 0 0 0 0 +

Tabel 8: Overzicht score per maatregel op de vier parameters i.r.t. het overstromingsrisico.

5.2 Vier strategieën voor meerlaagsveiligheid in dijkring 36

Er zijn vier strategieën ontwikkeld voor de verbetering van de waterveiligheid in Noord-Oost

Brabant. Deze strategieën geven het speelveld aan waarbinnen meerlaagsveiligheid de

waterveiligheid in het gebied kan verbeteren.

Deze strategieën zijn samen met de kerngroep ontwikkeld op basis van regionale wensen en

de gebiedskarakteristieken:

1. Vanuit de regio (waterschap en provincie) is er de wens om een strategie te

onderzoeken waarin de gehele dijkring uitgevoerd is als deltadijk. De kans op een

doorbraak in de dijkring is 100 maal kleiner dan bij het systeem op orde, de hoogte

van de dijken blijft gelijk aan de huidige ontwerphoogte van de dijken.

2. Er is een regionale wens om op basis van een risicobeschouwing te kijken naar

normverhoging. Daarbij wordt uitgegaan van een overstromingskans van ca.

1/5.000e. Deze kans zou vanuit kosten-baten-optiek het best passen bij de huidige

dijkring.

3. De ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zijn de komende decennia beperkt. Een

strategie gericht op beperken van de schadetoename door nieuwe ontwikkelingen, is

dan ook niet kansrijk.

4. Een strategie gericht op de slachtofferreductie in het gebied is wenselijk om inzicht

te krijgen in het effect van rampenbeheersing: Op welke wijze kan

meerlaagsveiligheid maximaal mogelijk bijdragen aan het reduceren van slachtoffers

in geval van een overstroming?

5. Het gebied in en rondom 's-Hertogenbosch is aangemerkt als het grootste risico. als

het laagste en meest dichtbevolkte deel van dijkring 36. Een strategie specifiek

gericht op het reduceren van het risico in en rondom 's-Hertogenbosch door middel

van meerlaagsveiligheid, is dan ook een logisch.

Dit levert uiteindelijk de vier strategieën op:

1. Deltadijk

2. Normverhoging

3. Slachtofferreductie

4. Risicoreductie 's-Hertogenbosch

Page 57: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 56 van 130

5.3 Uitwerking strategieën meerlaagsveiligheid

5.3.1 Deltadijk

De strategie volgt uit de wens om de kansen van een Deltadijk voor de regio te onderzoeken.

De Deltadijk betekent een sterke verkleining van de overstromingskans met name door de

dijk breder te maken. Aan de hoogte wordt in principe niks gedaan uitgaande dat de dijk

voldoet. In deze strategie zal over de gehele dijkring ca. 105 km dijk versterkt moeten worden

tot Deltadijk.

Figuur 13: Schets strategie Deltadijk.

Overstromingskans

Door de verbreding en versterking wordt de waterkering overslagbestendig gemaakt. Er kan

water over dijk slaan door golven en overloop maar de kering is zo ontworpen dat deze bij

behorende belasting met een kleine kans zal bezwijken. Dat betekent:

• De kans op een overstroming als gevolg van een dijkdoorbraak wordt verkleind met

een factor 100 ten opzichte van ‘systeem op orde’. De overstromingskans wordt

hiermee 1/125.000 per jaar.

• De kans op schade als gevolg van overslag (10 l/s/m)is een extra schademechanisme

dat bij de risicobepaling meegenomen wordt. Dit schademechanisme komt met een

kans van 1/12.500 per jaar voor.

De overstromingskansen van ieder ringdeel zijn gekoppeld aan het extreme scenario (fysisch

maximum) omdat deze de bijbehorende belasting het meest benaderen.

Schade door overslag over de dijk

In deze strategie kan vergrote wateroverslag over de dijk optreden. De schade die hoort bij

deze overslag is geschat op basis van drie benaderingen, uitgaande van een overslag van

10 l/s/m gedurende 12 uur over de gehele lengte van de primaire waterkering. Hierbij is

rekening gehouden met het feit dat het gebied al nat is vanwege de veelheid aan neerslag die

al gevallen is. De berging in de bodem en de watergangen zal ten volle zijn benut en mogelijk

Page 58: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 57 van 130

is er al wateroverlast. De afvoercapaciteit van het regionale systeem zal al ten volle worden

benut tenzij de waterstand op de Maas deze al belemmerd.

Om de schade door overslag (in situaties met een kans van voorkomen van 1/12.500e per

jaar) te bepalen zijn drie verschillende benaderingen gehanteerd op basis waarvan deze is

geschat:

1. Balansbenadering; Het volume water dat over de dijk heen slaat is verdeeld in

peilvakken en polders direct achter de primaire waterkering. Ook dit is een

bovengrens benadering. Hierbij is verondersteld dat al het water dat over de dijk

slaat in deze polders wordt geborgen op het land. Dit leidt tot waterdieptes van

decimeters tot soms meer dan een meter afhankelijk van hoe groot het

achterliggend gebied is. De schade bepaald met HIS-SSM is geschat op 1,3 miljard

euro. De maximale waterdiepte is opgenomen in Figuur 14. In vergelijking met het

hierboven onder 1 gepresenteerde overstromingsscenario, overstroomt een kleiner

gebied, maar is de waterdiepte wel hoger. In combinatie met het grondgebruik

verklaart dit de berekende schade.

2. Overstromingsscenario; met een overstromingsmodel is het overstroomd gebied

bepaald. De schade (bepaald met HIS-SSM) is geschat op 1,1 miljard euro. De

maximale waterdiepte is opgenomen in Figuur 15. Deze schade wordt beschouwd als

een bovengrens omdat is verondersteld dat het water over de gehele lengte van de

dijkring slaat gedurende 12 uur. Ook wordt verondersteld dat al het water op land

leidt tot een overstroming en geen water wordt geborgen in watergangen. In

verhouding tot de schade tot een overstroming ( Figuur 8) is de schade als gevolg

van overslag aanzienlijk. De schade van deze overslag is bijvoorbeeld groter dan de

schade bij een doorbraak nabij Waalwijk (ringdeel 7 in figuur 7). Dit kan worden

verklaard doordat het overstroomd gebied als gevolg van de overslag groter is dan

het overstroomd gebied door de dijkdoorbraak in het benedenstroomse deel van de

dijkring. Scenario’s die leiden tot een grotere overstroming leiden tot een schade van

orde 10,5 miljard (bijvoorbeeld dijkdoorbraken in het midden deel). De schade door

overslag is dan nog steeds orde 10% in verhouding tot de dijkdoorbraak. Gezien de

gekozen uitgangspunten is dat niet onredelijk, immers ook door overslag

overstroomt een aanzienlijk groot gebied. Dit gebied is meer dan 10% van de

omvang van de dijkdoorbraak ringdeel 7. Het effect van de lagere waterdieptes als

gevolg van overslag (en de relatie met de schade) is hiervoor een verklaring.

3. Vergelijking met de zogenaamde opbrengstdepressie. Hierbij is een vergelijking

gemaakt met de opbrengstdepressie van landbouwgronden zoals deze optreedt in

geval van extreme neerslag (waarvan in het gebied ook al sprake zal zijn). De

opbrengstdepressie beschrijft de lagere opbrengst van gewassen ten opzichte van

een optimale situatie. Ook is gekeken naar de mate waarin water in de watergangen

geborgen kan worden. Door de extreme neerslag in het gebied zal er ook al ‘schade’

mogelijk zijn.

Deze benadering is een ondergrens, de schade in bebouwde gebieden wordt niet

meegenomen. Ook wordt geen rekening gehouden met de schade als gevolg van

gebiedsvreemd water en de duur van de overstroming. Omdat de

afwateringscapaciteit als gevolg van regionale neerslag naar verwachting al ten volle

benut is zal de duur van de overstroming langer duren. Hierdoor treedt er extra

schade op aan gewassen die dan ook kunnen sterven. Gebiedsvreemd water kan

stoffen bevatten waarmee voor de komende jaren sommige gewassen niet meer

geteeld kunnen worden (als bruinrot bij aardappels)

Page 59: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 58 van 130

Figuur 14: Indicatie van de wateroverlast door overlopen Deltadijk.

Figuur 15: Simulatie wateroverlast door golfoverslag.

De schade geschat bij de eerste en tweede uitwerking is beide een bovengrens benadering.

Immers al het water wordt verdeeld over het gebied waarbij geen water wordt geborgen in

de watergangen en bodem. Ook is de schade geschat met HIS-SSM. De benadering door een

vergelijking te maken met de opbrengstdepressie is een ondergrens van de schade. De

geraamde schade in landbouwgebieden op basis van opbrengstdepressies is vele malen lager

dan met HIS SSM (al komt die ook vaker voor omdat extreme beerslag vaker voorkomt). De

schadefuncties gelden vooral voor extreme neerslag en schade in stedelijk gebied door

langere inundatieperioden en gebiedsvreemd water is nog niet opgenomen.

Overstromingsverloop

Er worden geen maatregelen in het gebied genomen dus zal het overstromingsverloop niet

veranderen. Wel is uitgegaan van de extreme overstromingsscenario’s omdat in geval van een

doorbraak de afvoer op de Maas waarschijnlijk gelijk is aan het fysisch maximum.

Rampenbeheersing en ruimtelijke inrichting

Doordat de Deltadijk de kans op een overstroming verkleind, zijn maatregelen in laag 2 en 3 in

deze strategie niet meegenomen. Dat betekent dat:

Page 60: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 59 van 130

• Er geen beleid of regels zijn voor inrichting en ontwerp binnen de dijkring in relatie

tot waterveiligheid.

• Er niet meer wordt geïnvesteerd in rampenbeheersing voor overstromingen.

Hulpdiensten zullen echter niet van omvang veranderen omdat deze zijn

gedimensioneerd op andere rampen (ongeveer op situaties van eens in de 10 jaar).

Dat betekent dat het effect van rampenbeheersing (inclusief zelfredzaamheid) daalt

maar niet nihil wordt. De effectiviteit van rampenbeheersing is geschat door uit te

gaan van de worst case benadering in EvacuAid voor de parameters ‘besluitvorming

overheid’, ‘gedrag burgers’ en ‘gebruik infrastructuur’. De voorspeltijd en

onzekerheid hierin blijft ongewijzigd. De evacuatiefractie is hierbij op basis van de

WV21 systematiek geschat op 57%. Voor de schade en slachtofferberekeningen zijn

geen veranderingen aangenomen.

5.3.2 Normverhoging

Deze strategie gaat in op de wens vanuit de regio om inzicht te krijgen in de kansen van het

verhogen van de veiligheidsnorm naar 1/5.000 per jaar. Hiertoe is op delen van de dijkring

aanvullende dijkversterking noodzakelijk (dan wel wordt dit door middel van rivierverruiming

ingevuld). In deze strategie zal over de gehele dijkring ca. 105 km dijk versterkt moeten

worden tot Deltadijk. Een deel van deze versterking kan ook vervangen worden door

rivierverruiming.

Figuur 16: Schets strategie normverhoging.

Overstromingskans

Bij de normverhoging wordt een overstromingskans van 1/5.000 per jaar verdeeld over alle

ringdelen. Deze wordt lineair verdeeld op basis van de lengte van ieder ringdeel.

Overstromingsverloop

Er worden geen maatregelen in het gebied genomen dus zal het overstromingsverloop niet

veranderen.

Page 61: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 60 van 130

Rampenbeheersing

In deze strategie wordt er op de huidige manier doorgegaan op het gebied van

rampenbestrijding. In vergelijking met de evacuatiefractie uit de referentiesituaties worden er

geen aanpassingen gedaan.

Schade en slachtoffers door een overstroming

Voor de schade en slachtoffers wordt uitgegaan van dezelfde situatie als bij ‘systeem op

orde’. Dat betekent dat er dus geen extra maatregelen genomen in de ruimtelijke inrichting

(laag 2) en rampenbeheersing (laag 3).

5.3.3 Reductie slachtoffers

Doel van deze strategie is door maatregelen in de tweede en derde laag het aantal

slachtoffers te minimaliseren. Deze strategie volgt uit de wens om inzicht te krijgen in welke

mate maatregelen in de tweede en derde laag de veiligheid van het gebied kunnen vergroten.

In deze strategie wordt het huidige reguliere preventiebeleid voortgezet.

Figuur 17: Schets strategie reductie slachtoffers.

Overstromingskans

De overstromingskans blijft onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.

Overstromingsverloop

Deze strategie heeft geringe invloed op het overstromingsverloop. De enige invloed is het

aanpassen van de infrastructuur wat effect kan hebben. Deze invloed is als niet significant

ingeschat en dan ook niet meegenomen in de risicoberekening.

Rampenbeheersing

De effectiviteit van rampenbeheersing is geschat door voor de bepaling van de

evacuatiefractie uit te gaan van de best case benadering in EvacuAid voor de parameters

‘besluitvorming overheid’, ‘gedrag burgers’ en ‘gebruik infrastructuur’. De voorspeltijd is

Page 62: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 61 van 130

hierbij ook verlengd met 0,5 dag, en de onzekerheid hierin blijft ongewijzigd. De

evacuatiefractie komt hiermee op 88%.

Schade en slachtoffers door een overstroming

De schade en slachtoffers na de overstroming veranderen als gevolg van een andere

inrichting en opzet van de rampenbeheersing.

De maatregelen gericht op zelfredzaamheid en shelters reduceren de kans op overlijden bij de

getroffen die input zijn voor de slachtofferfunctie met een factor 5.

Maatregelen in de ruimtelijke inrichting.

• Aangepast bouwen zodat ieder huis een vluchtroute heeft (dakraam, voor- en

achterdeur).

• Verbeteren herkenbaarheid evacuatieroutes, zonder verdere ingrepen aan deze

infrastructuur.

• Beschermen of ophogen van evacuatieroutes rondom de regio 's-Hertogenbosch-

Rosmalen zodat deze niet overstromen als gevolg van overlast in het regionale

systeem.

Maatregelen in de rampenbeheersing.

• Verlengen van de beschikbare tijd voor uitvoering evacuatie met 0,5 dag. Deze

beschikbare tijd komt door een verbetering van de voorspelling in combinatie met

een verbetering van de besluitvorming.

• Verdere professionalisering van rampenbeheersing door middel van

(resultaatgerichte) planvorming, opleiden, trainen en oefening en toetsingen en

opdoen van kennis over hoe om te gaan met onzekerheden.

• Versterking van de risicoperceptie en zelfredzaamheid van de inwoners van de

dijkring door middel van risicocommunicatie en crisiscommunicatie.

• Beter benutten van shelters (in bestaande bebouwing met andere gebruiksfuncties

die als zodanig gebruikt kan worden)

5.3.4 Risicoreductie 's-Hertogenbosch

Deze strategie volgt richt zich op de reductie van het overstromingsrisico in de meest

gevoelige locaties: het stedelijk gebied van 's-Hertogenbosch. Dit gebied wordt gezien als het

(economisch) belangrijkste deel in het overstromingsgevoelige gebied.

Maatregelen in meerdere lagen, zowel preventie als ruimtelijke inrichting als

rampenbeheersing, zijn hierbij gecombineerd. Het effect van deze maatregelen heeft niet

enkel betrekking op 's-Hertogenbosch maar ook op de omliggende delen in de dijkring.

Deze strategie bevat gerichte maatregelen op alle lagen. Zo worden enkele dijkvakken

versterkt (overstromingskans verkleinen). De lengte hiervan bedraagt ongeveer 35 km. Deze

maatregel kan worden gezien als een tussenstap naar verdere verkleining van de

overstromingskans langs de gehele dijkring. Het doel van deze maatregel is ook het

verkennen van in hoeverre met gerichte maatregelen het risico kan worden verkleind (en

kosten kunnen worden beheerst).

Page 63: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 62 van 130

Figuur 18: Schets strategie Risicoreductie 's-Hertogenbosch

Overstromingskans

Op basis van een analyse van de bijdrage van de verschillende ringdelen (in totaal 12) is

gekeken welke het meest bijdragen aan het risico. Voor deze ringdelen wordt de

overstromingskans verkleind. Het gaat om de ringdelen die een overstromingskans van

1/5.000 per jaar worden toegekend die over deze ringdelen wordt verdeeld (Figuur 19):

• Dieden

• Keent

• Kraaijenbergse Plas

Bij de berekening van het risico is aan deze ringdelen het extreme overstromingsscenario

gekoppeld. Een minder groot overstromingscenario is niet meer reëel gezien de sterkte van

de kering.

Figuur 19: Te versterken dijktrajecten in strategie 'Focus 's-Hertogenbosch': de ringdelen met verkleinde

overstromingskans in strategie 's-Hertogenbosch

8

9 10

Page 64: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 63 van 130

Deze dijktrajecten wijken af van de trajecten uit de Optie Aa en Maas zoals die in het verleden

in kaart is gebracht door het waterschap. In deze optie lagen de trajecten meer

stroomopwaarts (Cuijk-Boxmeer). Deze afwijking komt omdat deze optie gebaseerd was op

faalkansreductie ingeven door de toetsing van waterkeringen. De focus ligt in deze analyse

niet aan het voldoen aan de toetsregels maar op het reduceren van het risico.

Overstromingsverloop

Deze strategie heeft geringe invloed op het overstromingsverloop. De enige invloed is het

aanpassen van de infrastructuur wat effect kan hebben. Deze is buiten beschouwing gelaten

vanwege het geringe effect.

Rampenbeheersing

De effectiviteit van rampenbeheersing in het gearceerde gebied van figuur 18 (rondom Den

Bosch) is geschat door voor de bepaling van de evacuatiefractie uit te gaan van de best case

benadering in EvacuAid voor de parameters ‘besluitvorming overheid’, ‘gedrag burgers’ en

‘gebruik infrastructuur’. De voorspeltijd en de onzekerheid hierin blijft ongewijzigd in deze

strategie ten opzichte van de huidige situatie. Voor het gebied buiten het gearceerde deel zijn

geen veranderingen ten opzichte van de huidige situatie verondersteld.

Schade en slachtoffers door een overstroming

De schade en slachtoffers na de overstroming veranderen als gevolg van een andere

inrichting en opzet van de rampenbeheersing. Hierbij ligt de focus 's-Hertogenbosch.

De maatregelen gericht op zelfredzaamheid en shelters reduceren het slachtofferpotentiaal

bij de achterblijvers met een factor 5. Dat betekent dat er vanuit gegaan is dat van de

achterblijvers nog meer 20% slachtoffer wordt. Ook deze maatregelen hebben enkel

betrekking op het gearceerde deel rondom Den Bosch

Maatregelen in de ruimtelijke inrichting.

• Aangepaste bebouwing in de gebieden met verhoogd risico, de totale schade blijft

gelijk aan de schade in de huidige situatie. Verwacht wordt dat de toename van de

welvaart (1,9% per jaar) wordt gecompenseerd door schadereducerende

maatregelen. Deze maatregel is uitgevoerd in de contour zoals opgenomen in Figuur

18.

• Beschermen of ophogen van evacuatieroutes rondom de regio 's-Hertogenbosch-

Rosmalen zodat deze niet overstromen als gevolg van overlast in het regionale

systeem.

Maatregelen in de rampenbeheersing (binnen de contour in Figuur 18):

• Beter benutten van shelters in 's-Hertogenbosch (in bestaande bebouwing als in het

centrum met andere gebruiksfuncties die als zodanig gebruikt kan worden).

• Betere benutting van evacuatieroutes rondom 's-Hertogenbosch door verhogen

effectiviteit rampenbeheersing.

Page 65: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 64 van 130

6 Het effect van meerlaagsveiligheid in dijkring 36

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de overstromingsrisico’s beschreven. In figuur 20 is

zijn de verschillende situaties nogmaals weergegeven en hoe deze zich tot elkaar verhouden.

Figuur 20: Overzicht aanpak resultaten overstromingsrisico's

6.1 Inleiding

In deze paragraaf is de uitwerking van de referentiesituaties en de verschillende strategieën

van meerlaagsveiligheid gepresenteerd. Uitgegaan is van het zichtjaar 2040. Het gaat hierbij

om:

• Referentiesituaties:

o Huidige situatie (autonome ontwikkeling voor 2040)

o Systeem op orde.

• Strategieën meerlaagsveiligheid:

o Deltadijk; de aanleg van een deltadijk over de totale lengte van de primaire

kering langs dijkring 36

o Normverhoging; een verhoging van normen voor preventie door uit te gaan

van een overstromingskans van 1/5.000 per jaar voor de gehele dijkring.

o Slachtofferreductie; een verzameling van maatregelen in met name de

derde laag om slachtoffers te reduceren.

o Focus op risicovolle gebieden (Den Bosch); hierbij richt een strategie van

maatwerk zich op een risicoreductie rondom Den Bosch door een

combinatie van preventie (verkleinen kans op overstroming van enkele

dijkringdelen die veel bijdragen aan het economisch risico in Den Bosch),

maatregelen in de ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing.

Voor iedere strategie is het risico in kaart gebracht. Naast het risico zijn ook de kosten en de

overige aspecten van het beoordelingskader weergegeven. Het risico is uitgedrukt in

verschillende risicomaten, deze maten zijn reeds in paragraaf 2.2 nader toegelicht:

• Jaarlijks verwachte schade (in euro’s) en slachtoffers (in personen) per jaar

• Jaarlijks verwachte schade per jaar waarin slachtoffers zijn gemonetariseerd

• Groepsrisico

• Lokaal Individueel risico

• Plaatsgebonden risico

• Economisch risico

• Risicozoneringskaart

Page 66: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 65 van 130

6.2 Referentiesituaties

Om de effecten van de verschillende strategieën te bepalen zijn er twee situaties waarmee

vergeleken wordt, de ‘huidige situatie’ (VNK) en het ‘systeem op orde’ (WV21). De resultaten

van deze methodiek worden in deze paragraaf beschreven. Omdat de strategieën voor het

zichtjaar 2040 worden bekeken is de ‘huidige’ situatie vertaald naar het jaar 2040, deze

situatie wordt autonome ontwikkeling genoemd. De overstromingskans en het inwoneraantal

van de dijring zijn daarbij niet gewijzigd en voor de schadetoename is met 1,9% per jaar

gerekend.

6.2.1 Overstromingskansen

In Tabel 9 zijn de overstromingskansen per dijkringdeel weergegeven. Deze kansen voor

‘huidige situatie’ zijn afkomstig uit het project Veiligheid Nederland in Kaart. De kansen voor

‘systeem op orde’ zijn bepaald door de totale overstromingskans te vertalen naar een kans

per dijkringdeel.

Figuur 21: Overzicht ringdelen.

Overstromingskans

Huidig Systeem op orde

Dijkringkans 1/75 1/1.250

Ringdeel

1 Doeveren 1/290 1/77.900

2 Heusden 1/700 1/17.100

3 Bokhoven 1/37.000 1/54.500

4 Maaspoort 1/17.500 1/15.900

5 Gewande 1/1.200 1/27.300

6 Lith 1/1.200 1/10.850

7 Ooijen 1/18.300.000 1/11.250

8 Dieden 1/670 1/8.900

9 Keent 1/440 1/12.600

10 Kraaijenbergse Plas 1/700 1/12.400

11 Katwijk 1/50.500 1/12.300

12 Beugen 1/690 1/12.900

Tabel 9: Overstromingskansen per dingdeel voor de 'huidige situatie' en 'systeem op orde'

Page 67: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 66 van 130

6.2.2 Jaarlijks verwachte schade en slachtoffers

In Tabel 10 zijn de jaarlijks verwachte schade en slachtoffers voor de ‘huidige’ situatie en voor

‘systeem op orde’ opgenomen. Vergelijken van 2006 en 2040 maakt het effect op de schade

zichtbaar (groei van de welvaart). Omdat het aantal mensen gelijk blijft, evenals de

overstromingskans, veranderen de verwachte slachtoffers per jaar niet. Het verschil tussen de

twee referentiesituaties kan worden verklaard uit het verschil in kans. Om van de ‘huidige’

situatie naar ‘systeem op orde’ te gaan zijn flinke investeringen nodig om deze kans te

realiseren.

‘Huidige’ situatie

Economische schade (Meuro/jaar) Slachtoffers (aantal/jaar)

2006 30,9 0,59

Autonome ontwikkeling

2040 54,4 0,59

‘Systeem op orde’

Economische schade (Meuro/jaar) Slachtoffers (aantal/jaar)

2040 8,9 0,11

Tabel 10: Jaarlijks verwachte schade en slachtoffers voor de referentiesituaties 'huidige situatie' en 'systeem op orde'

Uit tabel 2 volgt dat de ontwikkeling naar 'Systeem op orde' reeds een aanzienlijk reductie

van het risico in dijkring 36 betekent. Zowel de economisch schade als het aantal slachtoffers

per jaar reduceert aanzienlijk van 75 tot 85%.

6.2.3 Lokaal individueel risico en plaatsgebonden risico

In Figuur 22 is het plaatsgebonden en lokaal individueel risico weergeven voor de ‘huidige’

situatie waaruit de ruimtelijke verdeling van het lokaal en plaatsgebonden risico blijkt, de

kaarten voor het ‘systeem op orde’ zijn opgenomen in bijlage 1. Duidelijk blijkt het effect van

evacuatie. De meest kwetsbare gebieden liggen net ten oosten van Den Bosch en in het

westen van de dijkring ten noorden van Drunen en Waalwijk. De kaarten zijn ook opgenomen

in de atlas meerlaagsveiligheid.

Page 68: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 67 van 130

Figuur 22: Plaatsgebonden (boven) en lokaal individueel risico (onder), voor de ‘huidige’ situatie..

De omvang van het gebied per risicoklasse binnen dijkring 36 is weergegeven in Figuur 23.

Hierin is te zien dat in de ‘huidige’ situatie er nog gebieden zijn die een plaatsgebonden risico

en een lokaal individueel risico groter dan 10-5

per jaar hebben.

Page 69: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 68 van 130

Figuur 23: Areaal van overstroombaar gebied voor het plaatsgebonden (PR) en lokaal individueel risico (LIR)

voor de huidige situatie en systeem op orde.

In figuur 21 is te zien dat bij 'systeem op orde' geen gebiedsdelen meer in risicoklasse 5

voorkomen. Het verschil tussen de ‘huidige’ situatie en het ‘systeem op orde’ is voornamelijk

het verschil in overstromingskans en voor een kleiner deel het verschil in gekoppelde

gevolgen. In onderstaande Figuur 24 is het verschil weergegeven tussen het slachtofferrisico

in de ‘huidige’ situatie en het ‘systeem op orde’.

Figuur 24: Slachtofferrisicoreductie ‘Systeem op orde’ ten opzichte van ‘Huidige situatie’.

6.2.4 Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans per jaar weer op bijvoorbeeld meer dan 10, 100 of 1000

slachtoffers. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een zogenoemde FN-Curve (Figuur 25), uit

deze figuur is af te lezen dat voor de ‘huidige’ situatie een overstroming met meer dan 10

slachtoffers een kans van optreden heeft van ongeveer 1/140 per jaar (aangeduid in de figuur

met de pijl). Verder is te zien dat voor beide situaties de maximale gevolgen gelijk zijn maar

dat de kans op grotere aantallen slachtoffers in de ‘huidige’ situatie groter is. Omdat er geen

Page 70: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 69 van 130

veranderingen zijn in aantal inwoners liggen in de figuur de ‘huidige’ situatie en autonome

ontwikkeling over elkaar.

Figuur 25: Groepsrisico ‘huidige’ situatie en ‘systeem op orde’, ‘huidige’ situatie en autonome ontwikkeling

liggen over elkaar. De pijl geeft de kans op meer dan 10 slachtoffers bij de ‘huidige’ situatie (1/400

per jaar).

Bovenstaande figuur is ook in tabelvorm weer te geven. In Tabel 11 zijn de kansen op een

overstroming met 10, 100 en 1000 slachtoffers gegeven.

Aantal slachtoffers 10 100 1000

Kans per jaar voor ‘huidige’ situatie 1/140 1/600 1/20.000

Kans per jaar voor ‘systeem op orde’ 1/1.400 1/3.000 1/50.000

Tabel 11: Kans op groep slachtoffers eens per 10, 100 en 1000 jaar voor referentiesituaties

Ook in figuur 23 en tabel 3 is te zien dat bij 'systeem op orde' een aanzienlijk kansreductie

optreedt. De kans op 10 slachtoffers is 1/140 per jaar in de huidige situatie, dit lijkt relatief

groot. Bij 'systeem op orde' neemt deze kans op 10 slachtoffers fors af, tot 1/1.400 per jaar.

6.2.5 Economisch risico

Op eenzelfde manier als het plaatsgebonden en lokaal individueel risico kan ook het

economisch risico per hectare worden weergegeven. In Figuur 26 is de verwachtingswaarde

van de economische schade per hectare weergegeven voor de ‘huidige’ situatie, voor het

’systeem op orde’ is de figuur voor het jaar 2040 opgenomen in bijlage 1.

Page 71: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 70 van 130

Figuur 26: Economische schade ‘huidige situatie' voor 2006 (boven) en bij autonome ontwikkeling in het jaar

2040 (onder).

In figuur 26 is te zien dat de grootste schades in het gebied momenteel in en rondom Den

Bosch voorkomen. Tegen de hoge gronden (zuidelijk) nemen de schades af: de exacte ligging

van de grens naar de hoge gronden is dan ook minder van invloed.

In Figuur 27 is het aantal hectare opgenomen dat binnen een risicoklasse valt. Hierin is

duidelijk te zien dat bij het ‘systeem op orde’ het aantal hectares binnen de laagste

risicoklasse sterk is toegenomen in vergelijking tot de autonome ontwikkeling. En dat bij

'systeem op orde' geen gebiedsdelen meer in de hoogste schadeklasse voorkomen.

Page 72: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 71 van 130

Figuur 27: Areaal van overstroombaar gebied voor het economisch risico per hectare voor de huidige situatie

2006 en 2040 en systeem op orde.

Het beeld dat Figuur 27 schetst dat het risico bij het systeem op orde lager is dan bij

autonome ontwikkeling van het huidige beleid is ook terug te zien in Figuur 28. Deze heeft het

verschil in risico tussen de situatie autonome ontwikkeling en de situatie ‘systeem op orde’.

Daarin is met name te zien dat door 'systeem op orde' juist in de delen die de grootste risico's

kennen, zoals het westelijke deel, in en rondom 's-Hertogenbosch en nabij Keent, de grootste

risicoreductie realiseert.

Figuur 28: Schaderisicoreductie ‘Systeem op orde’ ten opzichte van ‘autonome ontwikkeling’.

Naast de schades per hectare kan ook de totale schade als gevolg van een overstroming met

een bepaalde kans van optreden worden weergegeven. Dit is gedaan in de vorm van een

FS-curve, deze geeft de kans op een overstroming met bijvoorbeeld meer dan 10, 100 en

1.000 miljoen euro schade (Figuur 29). In de figuur is te zien dat bij autonome ontwikkeling de

overstromingskans gelijk blijft en dat alleen de gevolgen toenemen. De lijn voor de ‘huidige’

situatie ligt daardoor verder naar rechts.

Page 73: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 72 van 130

Figuur 29: Schade curve (FS-Curve) voor referentiesituaties

Bovenstaande figuur is ook in tabelvorm weer te geven. In Tabel 12 zijn de kansen op meer

dan 100, 1.000 en 10.000 miljoen euro schade weergegeven.

Schade 100 Meuro 1.000 Meuro 10.000 Meuro

Kans per jaar voor huidige situatie 2006 1/75 1/160 1/6.500

Kans per jaar voor autonome ontwikkeling 2040 1/75 1/130 1/450

Kans per jaar voor “Systeem op Orde” 2040 1/1.250 1/1.300 1/2.500

Tabel 12: Kans op groep slachtoffers eens per 10, 100 en 1000 jaar voor referentiesituaties

Ook in tabel 4 is te zien dat in de huidige situatie, mede als gevolg van de autonome

ontwikkeling, in 2040 de hoogste schadeklasse een relatief grote kans van voorkomen kent

(1/450 per jaar).

6.2.6 Risico zonering

Voor beide situaties is een zoneringskaart opgesteld op basis van de gebruikte

overstromingsscenario's. De kaarten geven de diepte en snelheid van de overstroming in het

gebied aan, waarmee een beeld gegeven wordt van de plekken waar het tijdens een ramp het

gevaarlijkst is. Voor het opstellen van de kaarten is aangesloten bij de methodiek die ook

gebruikt is binnen de studie ‘overstromingsrisicozonering in Nederland’ van het planbureau

voor de leefomgeving. Hierbij is de indeling als volgt:

• Diep en snel: >2m & <9uur;

• Diep en langzaam: >2m & >9uur;

• Middeldiep en snel: 0.5-2m & <9uur;

• Middeldiep en langzaam: 0.5-2m & >9uur;

• Ondiep en snel: <0.5m & <9uur;

• Ondiep en langzaam: <0.5m & >9uur.

Deze indeling is voor ruimtelijke planners handig om naar de kwetsbaarheid van een gebied

te kijken. Afhankelijk van de toepassing van de risicozoneringskaart kunnen er ook andere

grenzen gekozen worden. Vanuit het oogpunt van slachtofferrisico zou een zonering op basis

van waterdiepte en stijgsnelheid interessant kunnen zijn.

Page 74: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 73 van 130

De onderstaande twee figuren laten een verschillend beeld zien. De zoneringskaart voor

‘systeem op orde’ laat zien dat het gebied zwaarder kan worden getroffen dan als er uit wordt

gegaan van de ‘huidige’ situatie. Dit komt doordat bij het samenstellen van de kaart gebruik is

gemaakt van de gekoppelde overstromingsscenario’s uit de risicoberekening. Bij de ‘huidige’

situatie kan de dijk bij een relatief lage waterstand (onder toetspeil) al doorbreken wat voor

een kleiner gevolg zorgt. Bij ‘systeem op orde’ bezwijkt de dijk alleen bij hogere waterstanden

(toetspeil en hoger) wat tot een grotere overstroming leidt. Dit verschil in meegenomen

scenario’s zorgt voor het verschil in zoneringskaart.

Figuur 30: Zonering voor ‘huidige’ situatie.

Figuur 31: Zonering voor situatie ‘systeem op orde’

6.3 Resultaten strategieën meerlaagsveiligheid

6.3.1 Overstromingsrisico’s

Op basis van de methodiek beschreven in hoofdstuk 4 zijn de overstromingsrisico’s van de

vier strategieën berekend en vergeleken met de referentiesituaties.

Page 75: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 74 van 130

6.3.1.1 Jaarlijks verwachte schade en slachtoffers

Voor iedere strategie is de jaarlijks verwachte schade per jaar en het jaarlijks verwachte

aantal slachtoffers uitgewerkt. In onderstaande figuren zijn deze verwachtingswaarden

weergegeven. Deze waarden zijn combinaties van kansen van een doorbraak in een ringdeel

en de daarbij horende gevolgen.

Figuur 32: Jaarlijks verwachte economische schade.

De toename van de verwachte schade van de huidige situatie (31 Meuro/jaar) bij autonome

ontwikkeling naar het jaar 2040 (54,4 Meuro/jaar) komt door de toenemende welvaart van

1,9 % per jaar. De overstromingskans is gelijk gebleven alleen de schade bij een dijkdoorbraak

is toegenomen.

De forse afname van de verwachte schade voor de strategieën ‘Systeem op orde’,

‘normverhoging’, ‘Risicoreductie 's-Hertogenbosch’ en 'Deltadijk' heeft met name te maken

met de afname van de kans dat er een doorbraak zal optreden. Uitzondering hierop is de

strategie 'Risicoreductie 's-Hertogenbosch' omdat daar alleen een klein gedeelte van de

dijkring is versterkt. De strategie 'Deltadijk' reduceert de doorbraakkans zodanig sterk dat de

resterende jaarlijks verwachte schade zeer klein is. Doordat de kans op een doorbraak zo klein

is zorgt de schade als gevolg van golfoverslag voor een aanzienlijke bijdrage aan het

economisch risico, deze bijdrage is ongeveer 30 procent. Er moet wel worden opgemerkt dat

voor de schade bij golfoverslag een bovengrens is aangehouden. Als wordt uitgegaan van een

lagere schade door overslag (100 miljoen) dan wordt de bijdrage ongeveer 5 procent. Voor de

strategie 'slachtofferreductie' is alleen gekeken naar het verkleinen van het aantal

slachtoffers, er is in deze strategie niet gekeken naar schadereductie of kansverkleining. De

schade is dus gelijk als in de huidige situatie.

In figuur 32 is ook te zien dat de verschillen in jaarlijkse schadereductie klein zijn ten opzichte

van systeem op orde. Uitgaande van systeem op orde, zou de verlaging door de strategieën

relatief minder groot zijn, eenzelfde reductie is zelf niet mogelijk, daarnaast zullen

maatregelen ook minder effectief zijn in termen van een vergelijking tussen kosten en baten.

Het verkleinen van de kans op slachtoffers is wel terug te zien in Figuur 33 waar de jaarlijks

verwachte aantal slachtoffers (in personen) is weergegeven. Doordat er geen grote nieuwe

ontwikkelingen op het gebied van woningbouw zijn gepland blijft het verwachte aantal

Page 76: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 75 van 130

slachtoffers bij autonome ontwikkeling gelijk. De andere strategieën zorgen door middel van

maatregelen in één of meerdere lagen voor een verlaging van de verwachtingswaarde van het

aantal slachtoffers per jaar.

Figuur 33: Jaarlijks verwacht aantal slachtoffers.

In figuur 33 is te zien dat alle strategieën een forse reductie van het jaarlijks verwacht aantal

slachtoffers realiseren. De strategie Deltadijk reduceert dit aantal het meest. In tegenstelling

tot de jaarlijks verwachte economisch schade, is de strategie slachtofferreductie, uiteraard,

wel effectief ten aanzien van het jaarlijks verwachte aantal slachtoffers. Ook bij het jaarlijks

verwachte aantal slachtoffers zijn de verschillen in jaarlijkse economische schadereductie

klein zijn ten opzichte van systeem op orde. Uitgaande van systeem op orde, zou de verlaging

door de strategieën relatief minder groot zijn.

6.3.1.2 Lokaal individueel risico en plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden en lokaal individueel risico zijn ook voor iedere strategie bepaald. In

onderstaande figuren (Figuur 34 en Figuur 35) zijn deze als voorbeeld voor de strategie

‘normverhoging’ gegeven. De kaarten voor de overige strategieën zijn opgenomen in bijlage

1.

Figuur 34: Plaatsgebonden Risico voor de strategie normverhoging.

Page 77: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 76 van 130

Figuur 35: Lokaal Individueel Risico voor de strategie normverhoging.

Voor de vier strategieën is ook gekeken naar het aantal hectares binnen de verschillende

risicoklassen voor het plaatsgebonden en lokaal individueel risico. Deze zijn opgenomen in

Figuur 36 en Figuur 37. In de twee figuren is duidelijk te zien dat bij de strategieën Deltadijk

en normverhoging de piek van het aantal hectares bij de lagere risicoklassen liggen dan voor

de andere twee strategieën. In de strategieën 'Normverhoging' en 'Deltadijk' komen geen

gebiedsdelen meer voor in de hoogste risicoklasse, klasse 5.

0

5000

10000

15000

20000

25000

30000

35000

40000

45000

1 2 3 4 5

Risicoklasse

Aantal ha

Deltadijk PR

Deltadijk LIR

Normverhoging PR

Normverhoging LIR

Figuur 36: Aantal hectares per risicoklasse voor het plaatsgebonden (PR) en lokaal individueel risico (LIR) voor

de strategieën Deltadijk en normverhoging.

Page 78: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 77 van 130

0

5000

10000

15000

20000

25000

30000

35000

40000

45000

1 2 3 4 5

Risicoklasse

Aantal ha

Slachtofferreductie PR

Slachtofferreductie LIR

Focus Den Bosch PR

Focus Den Bosch LIR

Figuur 37: Aantal hectares per risicoklasse voor het plaatsgebonden (PR) en lokaal individueel risico (LIR) voor

de strategieën Slachtofferreductie en Risicoreductie 's-Hertogenbosch.

De risicoreductie per hectare voor de slachtofferrisico en schaderisico is in onderstaande

twee figuren, als voorbeeld, weergegeven voor de strategie normverhoging. Figuur 38 geeft

de reductie weer ten opzichte van de ’huidige’ situatie. Figuur 39 geeft reductie weer ten

opzichte van het ‘systeem op orde’ over het gehele gebied is de reductie een factor vier. Dit is

te verklaren doordat de overstromingskans een factor vier kleiner is bij normverhoging in

vergelijking tot ‘systeem op orde’, 1/5.000 per jaar versus 1/1.250 per jaar.

Figuur 38: Reductie slachtofferrisico voor de strategie normverhoging ten opzichte van ‘huidige’ situatie

Page 79: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 78 van 130

Figuur 39: Reductie slachtofferrisico voor de strategie normverhoging ten opzichte van ‘systeem op orde’

6.3.1.3 Groepsrisico

In onderstaande figuren is het groepsrisico van de verschillende strategieën weergegeven.

Figuur 40 inclusief de huidige situatie en systeem orden en in Figuur 41 zonder deze twee

situaties.

Figuur 40: Groepsrisico per strategie meerlaagsveiligheid, ‘huidige’ situatie en autonome ontwikkeling liggen

over elkaar.

In figuur 40 is te zien dat bij kleinere met name de strategie Slachtofferreductie een positieve

curve heeft inzake het groepsrisico. De kans op grote aantallen slachtoffers wordt met deze

strategie sterk gereduceerd. Ook in figuur 41 is dit te zien.

Page 80: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 79 van 130

Figuur 41: Overzicht van de vier strategieën.

In tabel 12 zijn de kansen op een overstroming met meer dan één slachtoffer gegeven. Ook

hier is te zien dat strategie Slachtofferreductie het maximaal aantal slachtoffers sterk

reduceert.

Aantal slachtoffers 10 100 1.000

Deltadijk 1/11.000 1/50.000 1/550.000

Normverhoging 1/5.000 1/12.500 1/180.000

Reductie Slachtoffers 1/1.000 1/33.000 nvt

's-Hertogenbosch 1/650 1/40.000 1/550.000

Tabel 13: Kans op 10, 100 of 1000 slachtoffers voor strategieën meerlaagsveiligheid.

6.3.1.4 Economisch risico

Het economisch risico per hectare is voor de strategie normverhoging in Figuur 42

weergegeven. Hierin blijkt dat als gevolg van de kansverlaging het risico in het gehele gebied

relatief laag is. De hogere risico's in en rondom 's-Hertogenbosch blijven wel zichtbaar. De

kaarten voor de overige strategieën zijn in bijlage 1 opgenomen.

Page 81: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 80 van 130

Figuur 42: Verwachte economische schade per hectare strategie 'Normverhoging' .

In figuur 42 is een overzicht gegeven van de vier strategieën en het aantal hectares dat

binnen de risicoklassen van de schade vallen. Ook hier is duidelijk te zien dat de twee

strategieën, Deltadijk en normverhoging, het grootste aantal hectares in de laagste

risicoklasse hebben. In de figuren is te zien dat de schades in de grootste delen van het gebied

in de laagste schadeklasse vallen. Bij de strategie Slachtofferreductie blijven de meeste delen

in hogere klassen vallen: de strategie vermindert zowel niet de kans en als de schade van een

overstroming maar enkel slachtoffers. Deze zijn niet gemonetariseerd in deze figuur,

overigens is de waarde van het gemonetariseerde aantal slachtoffers gering ten opzichte van

de overstromingsschade. .

Figuur 43: Hectares per risicoklasse voor de vier strategieën.

De economische schade is ook afgezet tegen de referentiesituaties. In onderstaande Figuur 44

is als voorbeeld de economische schade bij normverhoging afgezet tegen de verwachte

schade in 2040 bij autonome ontwikkeling. In Figuur 45 is de economische schade afgezet

tegen het ‘systeem op orde’, net als bij het slachtofferrisico is ook hier de reductiefactor, vier.

Uit deze figuren blijkt ook dat de strategie ten opzichte van de huidige situatie een forse

Page 82: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 81 van 130

reductie bewerkstelligd, maar dat deze reductie ten opzichte van 'systeem op orde' veel

kleiner is.

Figuur 44: Reductie schaderisico strategie 'normverhoging' ten opzichte van de autonome ontwikkeling van

huidig beleid.

Figuur 45: Reductie schaderisico strategie 'normverhoging' ten opzichte van ‘systeem op orde’.

De schadecurven voor de vier strategieën zijn opgenomen in onderstaande twee figuren

waarbij in de bovenste figuur ook de huidige situatie, autonome ontwikkeling en systeem op

orde is opgenomen. De maximale schade is in alle strategieën ongeveer gelijk, het verschil zit

voornamelijk in de kans dat een bepaalde schade op zal treden.

Page 83: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 82 van 130

Figuur 46: FS-Curve per strategie meerlaagsveiligheid, ‘strategie slachtofferreductie en autonome

ontwikkeling liggen over elkaar.

Figuur 47: Overzicht van de vier strategieën.

Schade (Meuro’s) 100 1000 10000

Deltadijk 1/12.500 1/12.500 1/100.000

Normverhoging 1/5.000 1/5.000 1/10.000

Reductie Slachtoffers 1/75 1/125 1/500

's-Hertogenbosch 1/125 1/350 1/17.000

Tabel 14: Kans op meer dan 100, 1.000 of 10.000 Meuro schade voor strategieën meerlaagsveiligheid.

6.3.1.5 Netto contante waarde van het risico

Om te bekijken of de maatregelen die binnen een strategie genomen moeten worden

economisch haalbaar zijn moeten eerst de verwachtingswaarde van de schade en aantal

Page 84: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 83 van 130

slachtoffers netto contant gemaakt worden. Om de slachtoffers netto contant te maken zijn

de slachtoffers gemonetariseerd (6,7 Miljoen euro per slachtoffer conform de MKBA zoals die

in het kader van de beleidsstudie WV21 is uitgevoerd.

De jaarlijks verwachte schade uit paragraaf 6.2.2 en 6.3.1.1 is volgens de methodiek uit

paragraaf 4.3.4 netto contant gemaakt. In onderstaande figuur zijn de netto contante

waarden weergegeven. Het verschil tussen netto contante waarden geeft de baten voor het

economisch rendabel uitvoeren van een strategie. Indien de kosten van een strategie lager

zijn dan de baten, dan is de strategie rendabel: de economisch baten zijn hoger dan de

kosten. Dit zegt overigens nog niets over ten laste van welke partij deze kosten zouden komen

en of deze bereid zijn om deze te dragen.

Figuur 48: Netto contante waarde schaderisico.

In figuur 48 is duidelijk zichtbaar dat de netto contante waarde van het schaderisico in de

huidige situatie fors hoger is dan bij 'systeem op orde'. De baten voor de strategieën ten

opzichte van 'systeem op orde' zijn dan ook veel kleiner dan ten opzichte van de huidige

situatie. Hetzelfde effect doet zich voor bij het slachtofferrisico, zie onderstaand.

In de volgende figuur is de netto contante waarde weergegeven na monetarisering van de

verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers.

Page 85: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 84 van 130

Figuur 49: Netto contante waarde slachtofferrisico.

Na sommatie van de netto contante waarde voor de verwachte schade en verwacht aantal

slachtoffers per jaar is de totale netto contante waar per referentiesituatie en strategie

bepaald, Figuur 50.

Figuur 50: Netto contante waarde schade- en slachtofferrisico.

6.3.1.6 Risicozonering

Ook voor de vier strategieën zijn risicozoneringskaarten opgesteld. Deze kaarten geven aan

waar de risico’s het grootst zijn als een dijk doorbreekt en kunnen worden gebruikt voor

planning van maatregelen in laag 2 en 3. Deze kaarten staan los van de kans dat het mis gaat

en zijn gebaseerd op de overstromingskarakteristieken van de overstromingsscenario’s. In

onderstaande figuur is de risicozonering voor de strategie normverhoging opgenomen, voor

de overige strategieën staan de kaarten in bijlage 1. Omdat de bij strategie normverhoging

Page 86: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 85 van 130

alleen de kans is aangepast blijft de risicozoneringskaart gelijk aan de zoneringskaart voor

‘systeem op orde’.

Figuur 51: Risicozoneringskaart voor strategie normverhoging.

6.3.2 Kosten van de strategieën

Voor alle strategieën zijn de kosten bepaald. In paragraaf 4.4 zijn de uitgangspunten voor

deze bepaling van de kosten van de strategieën beschreven.

strategie totaal

initiële

kosten

initiële kosten

met

kostenreducties16

aandeel

initiële

kosten

laag 1

aandeel

initiële

kosten

laag 2

aandeel

initiële

kosten

laag 3

jaarlijkse

kosten

totale

kosten

Deltadijk 360 360 360 - - - 360

Normverhoging 260 260 260 - - - 260

Reductie

Slachtoffers

60 60 - 40 20 3017

90

's-

Hertogenbosch

160 140 90 30 20 - 140

Tabel 15: Inschatting investeringskosten van de verschillende strategieën ten opzichte van de 'huidige

situatie.'

Aanzienlijke kostenreducties, met name bij de strategieën Reductie slachtoffers en 's-

Hertogenbosch zijn mogelijk door het meekoppelen van maatregelen, zoals aanpassen

bebouwing en wegen, aan reguliere herstructurerings- en herbouwopgaves en regulier

onderhoud. Dat betekent dat de uitvoering van de maatregelen voor waterveiligheid worden

gekoppeld aan uitvoering van deze geplande maatregelen.

De kosten kennen een grote bandbreedte en vallen mogelijk hoger uit:

• de wijze van ontwerp, uitgangspunten en methodiek inzake Deltadijk is nog sterk in

ontwikkeling. Het concept is nieuw, de exacte doorvertaling naar ontwerp en kosten

is nog lastig te geven. Dit werkt door in de strategie 'Deltadijk'. De kostenbepaling is

16

Kostenreducties door koppeling. 17

Contant gemaakt voor 2010-2040 met een discontotvoet van 4%

Page 87: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 86 van 130

gebaseerd op de huidige ontwerpregels die allen 100 x strenger zijn verondersteld.

Hiermee is verondersteld dat aan de beoogde overstromingskans wordt voldaan.

• in de pilot is niet getoetst in hoeverre de ontwerpen die ten grondslag liggen aan de

kentallen voor dijkversterking daadwerkelijk de vereiste doorbraakkans zoals

opgenomen in de strategieën realiseren. Mogelijk leidt dit tot hogere kosten, in de

strategieën Deltadijk en Normverhoging.

• Er is vanuit gegaan dat zowel de strategie Normverhoging als Deltadijk in ieder

dijktraject tenminste een beperkte dijkversterking noodzakelijk is. In de strategie

Normverhoging zijn er echter trajecten die nu reeds een doorbraakkans bezitten die

aan de gewenste kans bij deze strategie voldoet. Dit kan de kosten weer verlagen.

Voor de strategie ‘risicoreductie Den Bosch’ zijn drie dijkringdelen versterkt, deze zijn

qua ontwerp gelijk genomen aan de strategie 'Normverhoging'.

• de exacte invulling en consequenties van aanpassingen aan bebouwing en

infrastructuur zijn zeer globaal. Ook is hier nog geen concrete ervaring mee. Deze

bandbreedtes werken door in de kosten van de strategieën Slachtofferreductie en

Risicoreductie 's-Hertogenbosch, maar hebben geen invloed op de hoofdlijn van de

conclusies.

Uitgaande van een investering van 200 miljoen voor het realiseren van 'systeem op orde'

(WV21) en 10% extra kosten voor het realiseren van de eindsituatie dijkversterking in de

strategieën zijn de onderstaande kosten ingeschat indien de strategieën niet in een keer

worden gerealiseerd, maar eerst 'systeem op orde' als tussensituatie, en de strategie als

eindsituatie. De investering voor 'systeem op orde' is aangegeven door Deltares en gebaseerd

op de MKBA resultaten binnen WV21, de geraamde kosten om de waterkeringen een factor

10 sterker te zijn geraamd op 200 miljoen euro voor dijkring 36. Hierin is uitgegaan op basis

van de vigerende ontwerpregels. Het ENW-piping advies is hierin nog niet meegenomen.

strategie kosten

systeem op orde

resterende

initiële kosten

met

kostenreducties18

jaarlijkse

extra

kosten

Deltadijk 200 170 -

Normverhoging 200 60 -

Reductie

Slachtoffers

200 nvt nvt

's-Hertogenbosch 200 nvt nvt

Tabel 16: Inschatting investeringskosten van de verschillende strategieën ten opzichte van 'systeem op orde'.

Tenslotte: Het ENW-piping advies is niet meegenomen in de referentiesituaties en de

strategieën. De gemiddelde kosten van het implementeren van het advies in de huidige

situatie is ingeschat op € 1,1 tot 1,5 miljoen per km' dijk om ‘systeem op orde’ te bereiken. De

daadwerkelijke doorvertaling daarvan voor de dijken in dijkring 36 is in deze pilot niet

onderzocht. Het ENW advies geeft aan dat voor een grotere veiligheid extra investeringen

nodig zijn. Zo is een indicatie opgenomen van de benodigde bermbreedte die extra nodig is

om de kans op falen als gevolg van piping met een factor 10 te verklein. Deze is orde 15-20

meter. Hierin zijn zowel ingrepen in de breedte als de hoogte voorzien. In het huidige

onderzoek is gebruik gemaakt van bestaande ontwerpregels en enige ervaring met de kosten.

18

Kostenreducties door koppeling.

Page 88: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 87 van 130

6.3.3 Vergelijking van de kosten met de baten van de strategieën

In paragraaf 4.3.4 zijn de netto contante waarden van het risico per strategie aangegeven. De

reductie van deze netto contante waarden van het risico per strategie ten opzichte van de

referentiesituatie geeft de economische baten weer van een strategie. Door deze baten per

strategie te vergelijken met de kosten van een strategie, ontstaat een beeld van de

economische rendabiliteit van een strategie: wegen de kosten op tegen de baten?

Page 89: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 88 van 130

In de onderstaande tabel zijn per strategie de kosten vergeleken met de baten. Deze baten

volgen uit paragraaf 6.3.1.5. De vergelijking geeft inzicht in verhouding tussen de kosten en

baten van een strategie.

Strategie Ba

ten

t.o.v

. hu

idig

e

situa

tie

Ko

sten

ten

op

zichte

va

n h

uid

ige

situa

tie

Ba

ten

t.o.v

. syste

em

op

ord

e

Ko

sten

t.o.v

.

syste

em

op

ord

e

Deltadijk 1510 360 240 170

Normverhoging 1460 260 190 60

Slachtofferreductie 100 90 nvt nvt

's-Hertogenbosch 1240 140 nvt nvt

Tabel 17: Vergelijking kosten en baten per strategie.

Uit deze tabel blijken alle strategieën economisch rendabel in de huidige situatie. Indien het

systeem reeds op orde is gebracht, zijn alleen normverhoging en Deltadijk als strategie

economisch rendabel. Om de gevoeligheid voor afwijkende disconto voeten te bepalen, is ook

naar de baten bij een discontovoet van 3% en 5% gekeken. Ook bij deze percentages blijven

de baten fors hoger dan de kosten, en de conclusies vergelijkbaar.

6.3.4 Vergelijking van de kostenefficiency van de strategieën

Door de netto contante kosten te delen door de baten kan ook een factor worden bepaald die

de verhouding aangeeft in welke mate een investering economisch, of vanuit de optiek van

slachtoffers, ‘value for money’ geeft. Dit is in dit rapport de kosteneffectiviteit van de pilot

genoemd. In de tabellen 7, 8 en 9 is per strategie de kostenefficiency aangegeven. Hierbij is

voor elke strategie de mate van risicoreductie per euro bepaald. Voor de risicoreductie is

zowel gekeken naar het jaarlijkse schaderisico, slachtofferrisico als het economisch risico

waarbij slachtoffers gemonetariseerd zijn meegenomen. De jaarlijks verwachte risicoreductie

is daarbij in de kostenefficiencyberekening contant gemaakt met een discontovoet van 4%.

Strategie Jaa

rlijks v

erw

ach

te

scha

de

pe

r jaa

r

(Me

uro

)

Jaa

rlijks v

erw

ach

te

scha

de

red

uctie

do

or

strate

gie

(Me

uro

),

nie

t con

tan

t

Ko

sten

Ko

sten

efficie

ncy

ten

op

zichte

va

n h

uid

ige

situa

tie, co

nta

nt

ge

ma

ak

t

Autonome ontwikkeling 2040 50 - - -

Deltadijk 20,2 50 360 4

Normverhoging 0 2,2 50 260 5

Slachtofferreductie 50 0 90 0

's-Hertogenbosch 10 40 140 8

Tabel 18: Kostenefficiency ten opzichte van jaarlijks verwachte schade per jaar.

Page 90: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 89 van 130

Strategie Jaa

rlijks v

erw

ach

te

slach

toffe

rs pe

r jaa

r

(pe

rson

en

)

Jaa

rlijks v

erw

ach

te

scha

de

red

uctie

pe

r

jaa

r (pe

rson

en

)

Ko

sten

Ko

sten

efficie

ncy

ten

op

zichte

va

n h

uid

ige

situa

tie (*

10

-4)

Autonome ontwikkeling 2040 0,59 - - -

Deltadijk 0,01 0,58 360 20

Normverhoging 0,03 0,56 260 20

Slachtofferreductie 0,04 0,55 60 100

's-Hertogenbosch 0,07 0,52 140 40

Tabel 19: Kostenefficiency ten opzichte van jaarlijks verwachte slachtoffers per jaar

Strategie Jaa

rlijks v

erw

ach

te

scha

de

pe

r jaa

r

(Me

uro

)

Jaa

rlijks v

erw

ach

te

scha

de

red

uctie

pe

r

jaa

r (Me

uro

)

Ko

sten

Ko

sten

efficie

ncy

ten

op

zichte

va

n h

uid

ige

situa

tie (*

10

-4)

Autonome ontwikkeling 2040 60 - - -

Deltadijk 0,3 58 360 5

Normverhoging 2,4 55 260 6

Slachtofferreductie 55 3 55 2

's-Hertogenbosch 11 45 140 9

Tabel 20: Kostenefficiency ten opzichte van jaarlijks verwachte schade per jaar inclusief gemonatariseerde

slachtoffers.

Uit deze tabellen blijkt dat ten aanzien van schaderisicoreductie en economisch risico de

strategie 'Risicoreductie 's-Hertogenbosch' positief uitvalt. De versterking van de dijkvakken

die het meeste bijdragen aan het risico en het nemen van maatregelen op die locaties met

het hoogste risico blijkt inderdaad efficiënt. Ten aanzien van het slachtofferrisico is de

strategie 'Slachtofferreductie' het meest efficiënt. De kosten zijn relatief laag, de potentiële

reductie van slachtoffers aanzienlijk. Daar waar de strategie Deltadijk het risico het meest

verlaagt (het meest effectief), blijkt de strategie Normverhoging efficiënter dan de strategie

Deltadijk. De kosten en baten zijn in deze strategie vanuit economisch perspectief beter in

balans.

6.3.5 Ruimtelijke kwaliteit en –inrichting

Bij de beoordeling van de strategieën op hun effecten op de ruimtelijke kwaliteit en -

inrichting is gekeken naar de mate waarin:

• de strategieën kansen voor win-win situaties met ruimtelijke ontwikkelingen

genereren;

• de strategieën knelpunten in de huidige ruimtelijke ordening veroorzaken;

• de strategieën knelpunten met aanwezige LNC-waarden veroorzaken.

Kansen voor koppelingen met ruimtelijke ontwikkelingen

Dijkversterking en/of rivierverruiming kunnen situaties creëren waarin de

waterveiligheidsmaatregelen gecombineerd kunnen worden met ruimtelijke ontwikkelingen

Page 91: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 90 van 130

en -wensen. Dit geldt met name daar waar aan het water stedelijke uitbreidingsplannen of -

wensen bestaan. Om dit te effectueren is wel een trendbreuk nodig over hoe men omgaat

met dijken. In de huidige situatie mag er niet of tegen de dijk gebouwd worden en is er altijd

een ruimte om de dijk gereserveerd. Indien niet voor deze trendbreuk wordt gekozen, is het

koppelen van deze ontwikkelingen lastig. Gezien het feit dat er geen grootschalige

ontwikkelingen in het gebied op stapel staan, zijn de kansen op koppelingen vooral lokaal.

Deze kansen treden zowel bij de strategie Deltadijk als bij de strategie Normverhoging op. Bij

de strategie Risicoreductie Den Bosch zijn deze kansen er ook, maar minder. Ook hier zijn de

kansen vooral lokaal.

De strategieën 'Risicoreductie Den Bosch' en 'Slachtofferreductie' vragen om maatregelen aan

bebouwing en infrastructuur in de tweede en derde laag. Het is wenselijk deze maatregelen

te koppelen aan ruimtelijke ontwikkelingen, maar bieden daarvoor geen extra kansen. Op

termijn kunnen innovatieve ontwikkelingen rondom overstromingsbestendig bouwen hier

kansen op koppelingen bieden.

Knelpunten in de huidige ruimtelijke ordening

Ruimtebeslag

Het noodzakelijke ruimtebeslag wordt met name bepaald door de dijkversterking. De overige

maatregelen betreffen aanpassingen aan bestaande woningen en infrastructuur, niet de

aanleg van nieuwe of bredere objecten. Het ruimtebeslag is bij de strategie 'Deltadijk' groter

dan bij 'normverhoging'. Bij de strategie 'Risicoreductie Den Bosch' is deze nog kleiner, bij de

strategie 'slachtofferreductie' nihil. Indien normverhoging deels gerealiseerd wordt door

rivierverruiming, kan het ruimtebeslag groter zijn dan bij de strategie Deltadijk: indien de

rivierverruiming leidt tot binnendijks ruimtebeslag. In alle strategieën, m.u.v.

'Slachtofferreductie' kan het noodzakelijke ruimtebeslag op diverse plekken leiden tot

knelpunten bij bestaande bebouwing, wegen of plannen. Bij een ongewijzigd

waterkeringbeleid worden de restricties behorende bij de zones rondom waterkering over

een groter gebied van kracht. Gezien het nieuwe karakter van een Deltadijk concept, kan het

concept vragen om nieuw beleid in en rondom de waterkering, ook in relatie tot de vergrote

overslag die in die strategie over de dijk wordt geaccepteerd.

Ruimtelijke ordening

De strategie 'Deltadijk' beperkt het risico met name door de reductie van de

overstromingskans Hierdoor kunnen binnendijkse ontwikkelingen doorgaan zonder dat daar

vanuit waterveiligheid een beperking aan wordt gesteld. De strategie Normverhoging stelt

geen nieuwe eisen aan de ruimtelijke ordening.

Het realiseren van aangepaste bebouwing in de strategieën 'Risicoreductie Den Bosch' en

'slachtofferreductie' kan juridisch lastig zijn en mogelijk alleen vrijwillig haalbaar zijn.

Aanpassingen van bouwvoorschriften is hiervoor noodzakelijk. Tenslotte kan bij beide

strategieën de aanpassing van infrastructuur lokaal leiden tot knelpunten bij huizen en

aansluitingen nabij deze wegen.

Knelpunten met aanwezige LNC-waarden

Het realiseren van zowel de strategie 'Deltadijk' als 'Normverhoging' zal plaats moeten vinden

in en nabij dijktrajecten met hoge LNC-waarden. Dit speelt met name in de dijktrajecten

tussen Grave en 's-Hertogenbosch. Hier is ook sprake van lintbebouwing op diverse plekken.

Enerzijds brengt dit risico's met zich mee: de versterking kan ten kosten gaan van deze

waarden. Anderzijds levert dit ook kansen: de dijkversterking of rivierverruiming is een

ontwerpopgave die met respect voor de aanwezige LNC-waarden de ruimtelijke kwaliteit

Page 92: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 91 van 130

versterkt. Beide strategieën, Deltadijk en normverhoging, zijn daar niet significant

verschillend in, alleen zal bij de Deltadijk de uitdaging groter zijn. De strategie Risicoreductie

's-Hertogenbosch versterkt de dijken in delen met minder grote LNC-waarden.

Bij de aanpassing van infrastructuur in de strategieën 'Risicoreductie Den Bosch' en

'slachtofferreductie', kan lokaal tot aantasting leiden, door verhoogde wegdelen,

aansluitingen en de aanliggende groenstructuren en huizen. Deze aantastingen zijn naar

verwachting beperkt.

6.3.6 Bestuurlijke en maatschappelijke haalbaarheid

Bij de bestuurlijke en maatschappelijke haalbaarheid is gekeken in hoeverre de strategieën

aansluiten bij bestaand nationaal, regionaal of lokaal beleid dan wel dat aanpassing van beleid

of instrumentarium noodzakelijk is. Tevens wordt hierbij ingeschat in hoeverre de

implementatie van de strategie meer of minder problematisch is.

Strategie Normverhoging

De strategie 'Normverhoging' wijkt het minste af van het bestaande beleid, in alle lagen. Met

name in de preventielaag is hier een omslag van overschrijdingskans naar overstromingskans

opgenomen, net als in alle andere strategieën overigens. Feitelijk is de strategie een

voortzetting van de huidige beleidsrichting, maar dan met een verhoogd veiligheidsniveau. De

implementatie van deze strategie lijkt dan ook weinig problematisch, en goed passend binnen

het huidige beleids- en regelgevend kader. Met normverhoging wordt geen invulling gegeven

aan gevolgbeperking bij omstandigheden waarin de waterstand hoger is dan de dijkhoogte.

Strategie Deltadijk

De strategie Deltadijk past ook bij de huidige bestaande beleidsrichtingen: ook hier kan

sprake zijn van een voortzetting van het huidige beleid op een, sterk, verhoogd

veiligheidsniveau. Ook hier is wel de omslag naar overstromingskansenbeleid noodzakelijk. In

deze strategie dienen de normen en de vertaling daarvan naar nieuwe ontwerprichtlijnen van

dijken aangepast te worden. De Deltadijk richt zich op kansreductie, toepassen ervan vraagt

niet om normering aan schade of slachtoffers. De strategie Deltadijk is de duurste strategie,

dit kan de bestuurlijke haalbaarheid van de strategie beïnvloeden, zeker in economisch

mindere tijden. Een doorontwikkeling van het Deltadijk-concept biedt kansen voor nieuwe

concepten waarbij meer overslag over de dijk wordt toegestaan. Daarbij moet wel de

veiligheid van de dijk gegarandeerd blijven. Met de strategie Deltadijk wordt invulling

gegeven aan gevolgbeperking bij omstandigheden waarin de waterstand hoger is dan de

dijkhoogte. Deze invulling heeft effect op de aanliggende dijkringen, en vraagt dus om

bovenregionale (landelijke) afstemming en besluitvorming.

Strategieën 'Risicoreductie Den Bosch' en 'Slachtofferreductie'

De strategieën 'Risicoreductie Den Bosch' en 'Slachtofferreductie' vragen om maatregelen en

aanpassingen in de ruimtelijke ordening: met name de aanpassing en handhaving van

bouwvoorschriften. Gezien het mogelijk lastige juridische karakter hiervan, kunnen ook

stimuleringsregelingen noodzakelijk zijn.

Ook dient in deze strategieën de organisatie van de rampenbeheersing op een hoger niveau

te worden verkregen. Daar waar preventiemaatregelen in de strategieën Normverhoging en

Deltadijk een wettelijke normering kennen, ontbreekt dit bij de maatregelen in deze

strategieën. Dit levert de volgende vragen:

• op welke wijze vindt toetsing en handhaving van de bijdrage aan de veiligheid in laag

2 en laag 3 plaats?

Page 93: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 92 van 130

• wie is er verantwoordelijk voor deze bijdrage?

Het bovenstaande impliceert dat deze strategie om aanpassing van het instrumentarium in de

ruimtelijke ordening en rampenbeheersing vraagt en andere eisen stelt aan de organisatie

daarvan. Dit zou bijvoorbeeld een aanpassing van de reeds bestaande watertoets kunnen

betekenen, of het ontwikkelen van nieuwe normering en instrumentarium. De implementatie

van deze strategie zal dan ook meer inspanning vragen dan de strategieën Deltadijk en

Normverhoging. De strategieën 'Risicoreductie Den Bosch' en 'Slachtofferreductie' vragen dan

ook om langjarige continuïteit en prioritering voor het ruimtelijk beleid en de

rampenbeheersing, ten einde de organisatie daarvan op peil te houden.

Zowel de strategie 'Risicoreductie Den Bosch' als de strategie 'Slachtofferreductie' geeft een

invulling van de gevolgbeperking bij omstandigheden waarin de waterstand hoger is dan de

dijkhoogte. Deze bijdrage is beperkter dan in de strategie Deltadijk omdat de karakteristieken

van een overstroming in deze strategieën niet worden beïnvloedt, in tegenstelling tot de

strategie Deltadijk.

Tenslotte introduceert de strategie 'Risicoreductie Den Bosch' een afwijking van het huidige

beleid, te weten normdifferentiatie binnen een dijkring. Door de maatregelen wordt het

specifiek risico in en rond 's -Hertogenbosch gereduceerd. Het huidige beleid, met een norm

voor de gehele dijkring, voorziet daar nog niet in. Aanpassing van normerings-, ontwerp- en

toetsingsinstrumentarium is hiervoor noodzakelijk. Overigens is het feitelijk al in de huidige

situatie zo dat binnen de dijkring verschillen in overstromingsrisico voorkomen. De strategie

creëert ook een niet directe afhankelijkheid: het nemen van maatregelen aan de oostkant van

de dijkring om de veiligheid in 's-Hertogenbosch te verhogen. Er is dan geen directe link meer

tussen te verbeteren dijktraject en de veiligheid van het direct hierachter gelegen gebied. De

strategie 'Risicoreductie Den Bosch' behoud de huidige overstromingskansen buiten de te

versterken dijkvakken.

6.3.7 Robuustheid en houdbaarheid van de strategieën

Onder de robuustheid van een strategie is gekeken naar de mate waarin de strategie kan

omgaan met afwijkende klimatologische of economische ontwikkelingen. Daarbij is gekeken

in hoeverre de strategieën ook op langere termijn houdbaar zijn.

De strategieën Deltadijk en Normverhoging groeien mee met het klimaat en worden

periodiek aangepast aan de wijzigende waterstanden. De strategie Deltadijk kan daarbij

makkelijker omgaan met andere ontwerpbelastingen, omdat overlopen van de dijk niet direct

tot bezwijken leidt. De robuustheid van de strategie Deltadijk is dan ook groot, die van

Normverhoging is vergelijkbaar met de huidige situatie. Afwijkende klimatologische en

economische ontwikkelingen leiden tot aanpassingen aan de dijken of rivier. Omdat beide

strategieën een feitelijke versterking zijn van huidige beleidsrichtingen en geen aanpassingen

van de bestuurlijke organisatie vragen, lijken deze goed houdbaar op langere termijn.

De strategieën 'Risicoreductie Den Bosch' en 'Slachtofferreductie' kennen veelal

organisatorische maatregelen en binnendijkse ruimtelijke maatregelen. Organisatorische

maatregelen zijn minder afhankelijk van klimatologische en economische ontwikkelen, maar

wel meer afhankelijk van bestuurlijke prioriteiten en aandacht van de organisatie.

Binnendijkse maatregelen zijn juist wel afhankelijk van economische ontwikkelingen. Echter,

door het koppelen van deze maatregelen aan reguliere ontwikkelingen, lijken ook deze

maatregelen robuust. Echter, door de nadruk op maatregelen in de tweede en derde laag in

beide strategieën, is de realisatie van de gewenste veiligheid in deze strategieën meer

Page 94: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 93 van 130

afhankelijk van andere/meerdere partijen. De noodzaak tot afstemming en samenwerking

tussen organisaties wordt groter. Daarmee wordt de realisatie ook afhankelijk van de

beleidsprioriteiten en lange termijn bestuurlijke aandacht bij andere organisaties buiten de

waterveiligheid. Mogelijk introduceert dit risico's voor de houdbaarheid: er is meer

afstemming nodig om veiligheid te realiseren, en van meer partijen afhankelijk.

Tenslotte: de dijkverbetering bij Dieden, Keent en Kraaijenbergsche Plas bij de 'Risicoreductie

Den Bosch' kan ook worden beschouwd als een eerste stap naar normverhoging en/of

Deltadijk. Als zodanig is deze strategie op termijn zeer goed uitbreidbaar naar de strategieën

Normverhoging en Deltadijk, en ook robuust.

6.3.8 Effect op watersysteem

De strategieën zijn ook beoordeeld op hun effect op het riviersysteem en het regionale

systeem. Ten aanzien van het riviersysteem blijven de omstandigheden tot aan de

maatgevende afvoer/maatgevende waterstanden voor alle strategieën gelijk. Er zijn tot dan

geen effecten op andere dijkringen, benedenstrooms of aan de andere oever van de Maas.

Onder omstandigheden die zwaarder zijn dan waarop de dijken zijn gedimensioneerd, zullen

strategieën met een hogere dijk een licht negatief effect hebben op de benedenstrooms

dijkring(en) en de dijkring aan de overzijde. Dit speelt dus met name bij strategieën

'Normverhoging' en 'Deltadijk', een in kleine mate bij de strategie 'Risicoreductie Den Bosch'.

Bij de strategie Deltadijk speelt dit sterker, omdat in bovenmaatgevende omstandigheden

deze dijk pas in extreme omstandigheden doorbreekt en eerder te maken heeft met fors

overlopen.

Ten aanzien van het regionale systeem kan gesteld worden dat de Deltadijkstrategie leidt tot

extra wateroverlast onder bovenmaatgevende omstandigheden, daar waar een reguliere dijk

al zou zijn bezweken. De verhoogde infrastructuur bij de strategieën 'Slachtofferreductie' en

'Risicoreductie Den Bosch' verbetert ook de bereikbaarheid van die gebieden bij regionale

wateroverlast.

Page 95: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 94 van 130

6.3.9 De effecten samengevat

Strategie De

ltad

ijk

No

rmv

erh

og

ing

Sla

chto

fferre

du

ct

ie

Risico

red

uctie

's-

He

rtog

en

bo

sch

indicatie van de

kosten

360 260 55 140

indicatie van de

kostenefficiency 19

5 6 2 9

ruimtelijke

inrichting

beperkte lokale

kansen op

koppelingen met

ruimtelijke

ontwikkelingen

extra ruimtebeslag

beperkte lokale

kansen op

koppelingen met

ruimtelijke

ontwikkelingen

geen knelpunten,

geen extra

voordelen

geen knelpunten,

geen extra

voordelen

bestuurlijke

haalbaarheid

sluit aan bij huidig

beleid (alleen

aanpassing

toetsing- en

ontwerpinstrument

arium nodig).

leidt tot

aanzienlijke

beperking

overstromings-

risico’s. Bij

overlopen en

overslag van de dijk

zijn de gevolgen

beperkt tot schade.

Beleidsmatig kan

gekozen worden

geen rekening meer

te houden met

grootschalige

overstroming ten

sluit aan bij huidig

beleid.

draagt niet bij aan

de gevolgbeperking

bij

overlopen/bezwijke

n van de dijk.

vraagt om

beleidsaanpassinge

n en aanvullende

normering en

instrumentarium

tweede en derde

laag

vraagt om

langdurige

continuïteit en

prioritering beleid

2e en 3

e laag.

draagt beperkt bij

aan de

gevolgbeperking bij

dijkdoorbraak.

vraagt om

beleidsaanpassinge

n en aanvullende

normering en

instrumentarium

tweede en derde

laag, en aanpassing

in de eerste laag.

vraagt om

langdurige

continuïteit en

prioritering beleid

2e en 3

e laag.

draagt beperkt bij

aan de

gevolgbeperking bij

overlopen van de

dijk.

19

Op basis van jaarlijks verwachtte schade incl. gemonetariseerde slachtoffers.

Page 96: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 95 van 130

Strategie De

ltad

ijk

No

rmv

erh

og

ing

Sla

chto

fferre

du

ct

ie

Risico

red

uctie

's-

He

rtog

en

bo

sch

gevolge van

dijkbreuk.

robuustheid e n

houdbaarheid

robuustheid groot,

houdbaarheid is

groot

robuustheid

vergelijkbaar met

huidige situatie,

houdbaarheid is

groot

robuustheid

vergelijkbaar met

huidige situatie,

houdbaarheid

vraagt continu

aandacht

robuustheid

vergelijkbaar met

huidige situatie,

houdbaarheid is

vraagt continu

aandacht

effecten op

watersysteem

bij extreme

omstandigheden

beperkte invloed op

overige dijkringen

vanuit de grote

rivieren

bij extreme

omstandigheden

invloed op overige

dijkringen vanuit de

grote rivieren

geen nauwelijks

Tabel 21: Samenvatting van de effecten van de strategieën.

Page 97: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 96 van 130

7 Vergelijking overstromingsrisico's strategieën met

compartimentering

7.1 Inleiding

In september 2008 is de verkenning van nadere compartimentering van dijkringgebieden

afgerond. Hierbij is ook gekeken naar dijkring 36 en is de mogelijkheid van compartimentering

van de dijkring onderzocht. Om de uitkomsten van de compartimenteringstudie te vergelijken

met de referentiesituaties en strategieën uit deze studie is op vergelijkbare wijze het

voorkeursalternatief (compartimenteringkering langs de Hertogswetering) meegenomen in

de risicoberekening. Om een goed beeld te krijgen van de invloed van de

compartimenteringskering is deze zowel voor de ‘huidige’ situatie als voor het ‘systeem op

orde’ doorgerekend. In onderstaande figuur is aangegeven waar de compartimenteringkering

in het gebied ligt.

Figuur 52: Compartimenteringkering.

7.2 Jaarlijks verwachte schade en slachtoffers

De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers en de economische schade per jaar is in

figuur 53 weergegeven. Door de compartimenteringdijk daalt de jaarlijks verwachte schade in

ten opzichte van de situatie autonome ontwikkelingen (de huidige situatie in 2040) van 54,4

miljoen euro per jaar naar 48,8 miljoen euro per jaar. Als de situatie systeem op orde als

uitgangspunten wordt genomen daalt de jaarlijks verwachte schade van 8,9 miljoen euro per

jaar naar 6,9 miljoen euro per jaar. Het aantal jaarlijkse verwachte slachtoffers daalt

respectievelijk van 0,59 personen per jaar tot 0,42 personen per jaar en van 0,11 personen

per jaar naar 0,08 personen per jaar.

Page 98: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 97 van 130

Figuur 53: Verwachtingswaarden van de schade (boven) en slachtoffers (onder).

7.3 Lokaal individueel risico en plaatsgebonden risico

In onderstaande figuren zijn het plaatsgebonden en lokaal individueel risico weergegeven

voor de ‘huidige’ situatie (Figuur 54) en het ‘systeem op orde’ (Figuur 55).

Page 99: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 98 van 130

Figuur 54: Plaatsgebonden en lokaal individueel risico bij compartimenteringskering met overstromingskansen

uit de ‘huidige’ situatie.

Page 100: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 99 van 130

Figuur 55: Plaatsgebonden en lokaal individueel risico bij compartimenteringskering met overstromingskansen

uit het ‘systeem op orde’.

Het plaatsgebonden en lokaal individueel risico in bovenstaande figuren geven een beeld van

het slachtofferrisico in het gebied gegeven een compartimenteringskering. In onderstaande

twee figuren is voor beide situaties (huidig en systeem op orde) de toe- en afname van het

risico weergegeven. Duidelijk is te zien dat het gebied ten oosten van de compartimenterings-

kering in risico is toegenomen. Dit komt door de hogere stijgsnelheden en grotere

waterdieptes ten oosten van de kering. Daarentegen is in ten westen van de kering het risico

lager geworden. In de ’huidige situatie' lijkt de compartimenteringskering meer effect te

hebben dan bij het ‘systeem op orde’.

Page 101: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 100 van 130

Figuur 56: Risico toe- en afname onder invloed van de compartimenteringkering ‘huidige’ situatie.

Figuur 57: Risico toe- en afname onder invloed van de compartimenteringkering bij ‘systeem op orde’.

Page 102: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 101 van 130

7.4 Groepsrisico

In onderstaande figuur is het groepsrisico weergegeven voor alle strategieën, de

referentiesituaties en de compartimenteringsvarianten. Om de invloed van de

compartimenteringskering te bekijken is ook het groepsrisico van alleen de ‘huidige’ situatie

met en zonder kering en ‘systeem op orde’ met en zonder kering in Figuur 59 opgenomen.

Figuur 58: Groepsrisico.

Figuur 59: Groepsrisico van alleen huidige situatie en systeem op orde met en zonder

compartimenteringskering.

Page 103: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 102 van 130

7.5 Economisch risico

Naast het slachtofferrisico is ook gekeken naar de verdeling van de economische schade over

het gebied. In onderstaande figuur zijn voor beide situaties de schade en de toe- en afname

weergegeven.

Figuur 60: Economisch risico bij compartimenteringskering met overstromingskansen uit de ‘huidige’ situatie.

Figuur 61: Economisch risico bij compartimenteringskering met overstromingskansen uit het ‘systeem op

orde’.

Page 104: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 103 van 130

Figuur 62: Risico toe- en afname onder invloed van de compartimenteringkering (links ‘huidige’ situatie en

rechts ‘systeem op orde’).

In figuur 63 zijn de schadecurven weergegeven voor de situaties met en zonder kering. Hierin

is te zien dat de kering een positief effect heeft op de grotere schades bij een kleine kans van

voorkomen maar dat de kering een negatief effect heeft bij de relatief kleinere schades bij

een grotere kans van voorkomen.

Page 105: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 104 van 130

Figuur 63: Schadecurve ‘huidige’ situatie en ‘systeem op orde’ met en zonder compartimenteringskering.

7.6 Netto contante waarde en de baten

De verwachtingswaarden zijn te vertalen naar netto contante waarde om de baten te

bepalen. In onderstaande figuren zijn de verwachtingswaarden en de netto contante waarde

weergegeven voor de referentiesituaties, de vier strategieën en de situatie met

compartimenteringkering. Hierbij zijn de slachtoffers gemonetariseerd meegenomen. Het

verschil van een strategie met de referentiesituatie levert de baten van deze strategie.

Figuur 64: Netto contante waarde waarbij de slachtoffers gemonetariseerd zijn meegenomen.

Een vergelijking tussen de autonome ontwikkeling zonder en met compartimentering laat

zien dat de reductie niet heel groot is. De baten zijn 150 miljoen euro (afgerond op 50

miljoen). Alleen indien de contante waarde van de investering minder is dan 150 miljoen euro

is dit alternatief dus economisch haalbaar. Ook voor de situatie ‘systeem op orde’ is de

Page 106: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 105 van 130

reductie van het risico gering. De baten zijn geraamd om ongeveer 50 miljoen euro.

Strategieën als normverhoging, Deltadijk of Risicoreductie 's-Hertogenbosch leiden tot een

veel grotere reductie.

7.7 Risicozonering

Doordat er een compartimenteringskering in het gebied ligt zal het overstromingspatroon ook

veranderen. In onderstaande figuren is de invloed op de risicozonering weergegeven in geval

van de ‘huidige’ situatie en ‘systeem op orde’.

Figuur 65: Risicozonering ‘huidige’ situatie.

Figuur 66: Risicozonering ‘systeem op orde’.

7.8 Conclusie vergelijking strategieën met compartimentering

In vergelijking met de andere strategieën neemt de jaarlijks verwachte schade bij

compartimentering veel minder af, voor de huidige situatie van € 54, 4 naar 48,8 miljoen/jaar

(afname van 10 procent). Dit is laag in vergelijking met andere strategieën, waar een afname

van meer dan 80 tot 90 procent wordt gerealiseerd. Daarbij treedt in het gebied rond 's-

Hertogenbosch wel een reductie van de jaarlijks verwachte schade op, maar in andere delen

Page 107: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 106 van 130

is juist sprake van een toename van zowel het slachtofferrisico als het schaderisico. De

invloed van compartimentering op grotere hoeveelheden slachtoffers en schade (groepsrisico

en economisch risico) is gering. Voor een aantal mogelijke scenario’s leidt het tot een kleine

afname maar het algemene beeld van de curves verandert niet. De baten van

compartimentering zijn relatief klein voor het aanleggen en onderhouden van de

compartimenteringskering. Eenzelfde investeringen in een andere strategie lijken economisch

aantrekkelijker dan compartimentering. Tenslotte vereisen compartimenteringsdijken ook

extra kosten in beheer en toetsing.

Page 108: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 107 van 130

8 Reflectie

De strategieën in deze pilot zijn zo gekozen dat deze de grenzen van het speelveld voor

dijkring 36 beschrijven. Ze zijn zodanig vormgegeven dat verschillen in effecten duidelijk

zichtbaar zijn. Ze zijn hiermee input voor een verdere discussie over de toepassing van

meerlaagsveiligheid in dijkring 36, ze zijn hiermee ook input voor het Deltaprogramma en

onderzoeken naar de deltadijk. In dit hoofdstuk wordt gereflecteerd op de resultaten.

Referentiesituatie 'systeem op orde' is reeds een forse verbetering ten opzichte van de

huidige situatie

De referentiesituatie ‘systeem op orde’ veronderstelt dat al (flinke) investeringen zijn

gedaan ten opzichte van de huidige situatie (uitgaande van zichtjaar 2040). Deze

investeringen richten zich op het verkleinen van de overstromingskans en dus het risico.

Duidelijk is dat deze kansreductie de jaarlijks verwachte schade en slachtoffers sterk

reduceert. De referentiesituatie 'systeem op orde' kan dan ook als een strategie worden

beschouwd gericht op normverhoging. Daarmee is de referentiesituatie ‘systeem op orde’

een strategie die ligt tussen de huidige situatie en de strategieën Normverhoging en

Deltadijk. De jaarlijks verwachte schade (zonder monetariseren van slachtoffers) daalt van €

54 miljoen per jaar in de huidige situatie tot € 9 miljoen per jaar. Als de situatie ‘systeem op

orde’ is geïmplementeerd, zijn de maximale baten ca. € 250 miljoen. Dat betekent dat indien

het 'systeem op orde' is gebracht, investeringen groter dan € 250 miljoen sowieso niet

rendabel zijn. De investeringsruimte zal in de praktijk kleiner zijn vanwege het resterende

risico.

Verandering in het veiligheidsconcept

Alle strategieën gaan uit van een overstromingskans op basis waarvan het risico wordt

bepaald. Dit is een verandering ten opzichte van de huidige normeringssystematiek waarin

gewerkt wordt met een overschrijdingskans van de waterstand. Deze gewijzigde benadering

geeft nieuwe inzichten, zoals inzicht in de dijktrajecten die de meeste bijdrage leveren aan

het risico in het gebied.

De strategie Normverhoging gaat uit van een vergelijkbaar veiligheidsconcept zoals nu wordt

gehanteerd. De veiligheid wordt uitgedrukt in een norm voor preventie, na een doorbraak zal

een deel van het gebied overstromen.

De strategie Deltadijk is gericht op een verdere verlaging van de overstromingskans. De

huidige overstromingskans wordt fors verkleind, het meest van alle strategieën. Daarmee

wordt maximaal bijgedragen aan het voorkomen van dijkdoorbraken en het voorkomen van

de maatschappelijke gevolgen daarvan. Om dit te bereiken

• worden maatregelen om de dijk te versterken gezocht in de breedte, en zo nodig in

de hoogte

• worden strengere eisen gesteld aan de erosiebestendigheid van het binnentalud.

Er wordt meer overslag over de waterkering toegestaan in situaties waarbij de dijk nog niet

faalt. Deze golfoverslag zal leiden tot aanvullende schade die in termen van een jaarlijkse

verwachte schade een bijdrage geeft20

. In de uitwerking van de strategie Deltadijk is, om de

mogelijkheden van de verschillende strategieën zo scherp mogelijk in beeld te brengen ('het

7. 20

Met de huidige bovengrens benadering voor de schade bij golfoverslag is de bijdrage aan het economisch

risico 30 procent.

Page 109: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 108 van 130

speelveld'), uitgegaan van een verminderde aandacht voor rampenbeheersing en het

vervallen van ruimtelijk beleid voor ontwikkelingen binnendijks. Het is een bestuurlijke keuze

in hoeverre bij een dergelijke kleine overstromingskans nog maatregelen voor

rampenbeheersing en ruimtelijk beleid voor ontwikkelingen binnendijks wenselijk zijn.

Tenslotte is ook de werkelijke vertaling van het concept Deltadijk naar een ontwerp van

belang, waarbij naast versterking in de breedte, mogelijk ook extra hoogte gewenst kan zijn.

Bij de strategie slachtofferreductie worden enkel maatregelen genomen gericht op het

reduceren van slachtoffers. De aanvulling op het huidige veiligheidsconcept is dat er een

grotere bijdrage van de derde laag wordt gerealiseerd. Hiervoor worden met name de

prestatie-eisen voor hoogwatervoorspellers, beslissers en rampenbeheersers verhoogd.

Omdat deze versterkte rampenbeheersing structureel onderdeel is van de strategie, dienen

deze eisen ook op langere termijn gegarandeerd te blijven, en vragen continu om aandacht.

Ook dient getoetst te worden in hoeverre de ingeschatte bijdrage van de rampenbeheersing

aan de veiligheid, daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Nu ontbreken hiervoor nog criteria

en kennis.

De strategie 'Risicoreductie Den Bosch' is de sterkste afwijking van het huidige

veiligheidsconcept. In deze strategie staat het risico op een specifieke plaats in de dijkring

centraal. Hierbij worden gericht maatregelen genomen om dit risico op deze specifieke plaats

te reduceren. Binnen deze strategie leidt dit er toe dat in het gebied op specifieke locaties

maatregelen worden genomen in de ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing en dat lokaal

waterkeringen worden versterkt. Bij de strategie 'Risicoreductie Den Bosch' worden dan ook

gericht enkele dijktrajecten versterkt, en de overige dijktrajecten niet. Dit wordt vaak

benoemd als normdifferentiatie, bezien vanuit het huidige concept dat er binnen een dijkring

één norm geldt, uitgedrukt in een overschrijdingsfrequentie. Dit concept vraagt dan om

aanpassing in de wijze waarop tegen normstellingen wordt aangekeken. Aangezien een

versterkte ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing structureel onderdeel zijn van deze

strategie, dienen deze eisen ook op langere termijn gegarandeerd te blijven. Hiervoor zijn de

langjarige/structurele inspanningen van meerdere partijen nodig. Dit vraagt om structureel

aandacht.

Risicoreductie door kansverlaging

De strategieën 'Normverhoging' en 'Deltadijk' richten zich beide op een verdere verlaging van

de doorbraakkans ten opzichte van de 'huidige situatie' en 'systeem op orde'. Dit leidt dan

ook tot een verdere reductie van het risico, maar ook tot verschillende investeringen.

Risicoreductie door slachtofferreductie

De strategie 'Slachtofferreductie' richt zich enkel op het verminderen van de verwachtte

slachtoffers. Er is dan ook geen schadereducerend effect verondersteld (tenzij slachtoffers

worden gemonetariseerd, dit effect is beperkt ten opzichte van de schade). Verondersteld is

dat maatregelen gericht op verbeteren (en onderhouden) van de professionaliteit van de

rampenbeheersers en een betere berichtgeving gekoppeld aan de (pas bij een dreiging)

mogelijk bekende situatie deze effectiviteit oplevert. Een onderdeel hiervan is het beter

omgaan met voorspellingen en het verbeteren van deze voorspellingen. Deze twee

maatregelen samen zorgen dat er meer tijd beschikbaar is voor uitvoering van de evacuatie

(één dag). Deze schattingen zijn gebaseerd op modellen als EvacuAid en methoden om

evacuatiefracties te bepalen, ook is gebruik gemaakt van experts en ervaringen in andere

pilots. Onderzoek om te toetsen in hoeverre deze gecalculeerde effecten daadwerkelijk

haalbaar zijn, is aanbevolen.

Page 110: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 109 van 130

Ook is meer inzicht gewenst in de effecten van maatregelen op het overstromingsrisico en de

kosten. De inzichten hiervan zijn nog een leemte in de kennis. De huidige schattingen van de

benodigde investeringen om het gewenste effect te bereiken zijn expertinschattingen mede

op basis van kentallen uit andere pilots.

Risicoreductie door maatwerk

In de strategie 'Risicoreductie Den Bosch' zijn gericht maatregelen genomen om het risico in

de dijkring in en rondom Den Bosch te reduceren. Zo is gekeken naar de dijkvakken die het

meest bijdragen aan het risico in de dijkring. Hiertoe zijn in de strategie drie van de twaalf

dijkringdelen versterkt (verkleinde overstromingskans), de overstromingskans van de andere

dijkringdelen is niet aangepakt.

Om het risico verder te reduceren kunnen gerichte maatregelen in de rampenbeheersing en

de ruimtelijke inrichting aanvullend effect hebben. Met name het gebruik maken van

bestaande hoogtes en gebouwen als vluchtplekken voor achterblijvers, is hierbij kansrijk. In

de huidige strategieën is hierbij alleen een effect op slachtofferreductie meegenomen,

schadereductie door evacuatie is niet meegenomen in de analyses. Door middel van

rampenbeheersing kunnen schade aan mensen en verplaatsbare goeden worden voorkomen.

Schade aan vast goederen (huizen) en landbouwgronden kan echter niet worden voorkomen.

Rampenbeheersing zal ook effect hebben op economische processen in een regio al zal

mogelijk een deel (inclusief vitale processen) kunnen worden voorkómen. Omdat inzichten

hierin nu nog ontbreken is een conservatieve aanname gehanteerd: er is geen rekening

gehouden met een schadereductie.

Een strategie gericht op beperken van de schadetoename door nieuwe ontwikkelingen, is niet

onderzocht. De ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zijn de komende decennia beperkt,

door de regio wordt aangegeven dat in delen van het gebied komende decennia zelfs sprake

is van krimp.

Deltadijk: kleine overstromingskans en gevolgbeperking?

De strategie Deltadijk gaat uit van een grote reductie van de doorbraakkans (tot 1/125.000

per jaar). Ook de kans op schade door overlopen en overslag is klein (1/12.500 per jaar). Bij

overlopen en overslag dient het ontwerp ervoor te zorgen dat deze dijk niet door breekt.

Daarnaast treden de forse gevolgen bij een doorbraak van een Deltadijk alleen op met deze

zeer kleine kans. In het risico is dit ook te zien: de risicoreductie bij de strategie Deltadijk is

fors, en het grootst van alle strategieën.

Bij waterstanden op de rivier waar momenteel de dijken op zijn gedimensioneerd, treedt bij

de strategie Deltadijk golfoverslag op, hierbij wordt meer overslag toegestaan dan op basis

van de huidige toetsregels zou mogen.

Omdat de overstromingskansen bij de strategie Deltadijk klein zijn, is het bestuurlijk relevant

om mogelijk af te wegen, gezien deze kleine kans, geen rekening te houden met deze

mogelijke gevolgen. Al zal het risico nooit gelijk aan nul zijn.

Combinatie van de strategieën Slachtofferreductie en Risicoreductie 's-Hertogenbosch goed

mogelijk.

Zowel de strategie 'Slachtofferreductie' als de strategie 'Risicoreductie 's-Hertogenbosch'

verkleint het slachtofferrisico door gerichte maatregelen ter versterking van de

rampenbeheersing. De strategie 'Risicoreductie 's-Hertogenbosch' focust daarbij op 's-

Hertogenbosch, de strategie 'Slachtofferreductie' op het gehele gebied. De strategie

Risicoreductie 's-Hertogenbosch combineert dit met maatregelen om ook het schaderisico te

Page 111: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 110 van 130

beperken, zoals aangepaste bebouwing en gerichte verlaging van de overstromingskans in

drie dijktrajecten. Beide strategieën kunnen ook goed gecombineerd worden, bijvoorbeeld

door een gerichte verlaging van de overstromingskans in drie dijktrajecten te combineren met

versterkte rampenbeheersing in het gehele gebied. Het aanpassen van bebouwing is minder

effectief.

Effect van ruimtelijke ingrepen en aanpassingen aan infrastructuur op slachtofferreductie

In de strategie 'Slachtofferreductie' zijn ook ruimtelijke maatregelen opgenomen, gericht op

het voorkomen van overstromen van (ontsluiting)wegen uit het regionale systeem die tijdens

een evacuatie gewenst zouden zijn. Voor ingrepen aan deze wegen is een investering van € 32

miljoen geschat. De vraag kan worden gesteld of deze € 32 miljoen opweegt tegen de

gemonetariseerde waarde van de slachtoffers die worden voorkomen. Een dergelijke

investering komt overeen met de gemonetariseerde waarde van een jaarlijks verwacht aantal

slachtoffers van 0,2 personen per jaar. Dat betekent dat enkel deze ruimtelijke maatregel zo

effectief moet zijn dat deze 30% van de totale slachtoffers in de huidige situatie voorkomt. In

de situatie waarin het ‘systeem op orde’ is, wegen deze kosten niet op tegen de maximale

baten (het aantal jaarlijks verwachte slachtoffers 0,11 per jaar is bij ‘systeem op orde’). De

effectiviteit van de bijdrage van deze ingreep wordt gering verondersteld. Immers in de

huidige situatie is al verondersteld dat 75% van de mensen het gebied verlaten voordat de

waterkering bezwijkt. De maatregel zal er voor zorgen dat de ontsluitingswegen bij de

binnendijkse wateroverlast iets langer begaanbaar zijn. Het effect hiervan lijkt beperkt omdat

de capaciteit van deze weg zelf waarschijnlijk al beperkt is in verhouding tot het aanbod van

mensen. Ook wordt verondersteld dat orde grootte 10% van de bevolking niet bereid is te

evacueren om diverse redenen. Het verbeteren van de evacuatiemogelijkheden heeft op deze

groep geen effect.

Toename voorspeltijd en professionalisering lijken voor slachtofferreductie effectiever

De toename in beschikbare tijd voor rampenbeheersing (door een toename in voorspeltijd en

sneller beslissen) en de professionalisering van de rampenbeheersing zijn effectiever ten

aanzien van het slachtofferrisico dan de ruimtelijke ingrepen. Er is meer tijd beschikbaar voor

evacuatie en het proces zal (naar verwachting) minder chaotisch verlopen. Hierdoor verbetert

de uitvoering en zullen meer mensen preventief kunnen evacueren of zich binnen het

rampgebied kunnen verplaatsen naar een relatief veilige plek. De investeringen in de

rampenbeheersing van € 5 miljoen eenmalig en jaarlijks € 1,3 miljoen zijn qua omvang kleiner

dan de investeringen in de ruimtelijke maatregel. Van de achterblijvers, de mensen die niet

weg kunnen of willen, wordt verondersteld dat deze ook slimmere keuzen maken en gebruik

maken van lokale hoogte en beschutting (shelters). Met deze maatregelen kan bijna 90% van

de mensen worden geëvacueerd. Hiermee wordt de bovengrens van wat haalbaar is,

benaderd. De bijdrage als gevolg van de betere ontsluiting is dus gering.

Maatregelen op het organisatorisch vlak vergen wel een continue aandacht om deze ook te

kunnen uitvoeren. Fysieke maatregelen behouden ook hun werking bij tijdelijke verslapte

aandacht (de faalkans van de mens heeft minder invloed). Fysieke maatregelen vergen echter

ook onderhoud en toezicht (zoals de huidige toetsprocedure voor waterkeringen).

Relatie ruimtelijke ingrepen en schadereductie

In de strategie “Risicoreductie 's-Hertogenbosch' zijn naast maatregelen om waterkeringen te

versterken, ook maatregelen genomen in de ruimtelijke inrichting en de rampenbeheersing.

Het rendement van deze maatregelen is niet in kaart gebracht maar op basis van een

vergelijking van de kosten van deze maatregelen kan wel een indruk worden gekregen van de

effectiviteit. Wel is duidelijk dat het aanpassen van bestaande bebouwing en extra eisen aan

nieuwbouw een complexe aangelegenheid is. Het leidt enkel tot een verlaging van de schade,

Page 112: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 111 van 130

deze zal op het huidige niveau blijven en niet met 1,9% per jaar (groei welvaart) toenemen in

het betreffende gebied. Hiervoor is een investering voorzien van 25 tot 58 miljoen euro. Deze

investering is dan ook weinig effectief ingeschat.

Compartimentering

Ook de eerdere studie (2008) naar compartimentering laat een reductie van het risico zien,

ook hier is vanuit een economische benadering ruimte voor rendabele investeringen. In de

referentiesituatie 'systeem op orde' zijn de baten (inclusief gemonetariseerde slachtoffers)

orde grootte € 50 miljoen, voor de huidige situatie orde grootte € 150 miljoen. Daarnaast

worden door compartimentering de risico’s op overstromen, schade en slachtoffers binnen

de dijkring sterk beïnvloedt. Voor de mensen aan de westkant in dijkring 36 is het een

verbetering, voor de mensen aan de oostkant van de kering is het tegengesteld. Het risico

neemt daar juist toe. Het investeren van deze kosten in andere strategieën is dan ook

economisch effectiever en leidt nergens tot risicovergroting.

Bestuurlijke richting

Om daadwerkelijke verbetering van de waterveiligheid in Noord-Oost Brabant te realiseren

zijn een aantal bestuurlijke keuzes nodig die verder richting geven aan de beleidsvorming.

Deze keuzes betreffen de volgende vragen:

• wordt er gekozen voor het minimaliseren van kans op overstroming ('een

overstroming mag nooit voorkomen') of kiest men voor een economische

optimalisatie ('de meest gunstige kosten-baten verhouding')waarbij men een grotere

overstromingskans accepteert?

• Welk groeiscenario, met tijdpad en investeringsritme, wordt gekozen?

• wordt er gekozen voor regionaal maatwerk voor de meest risicovolle locaties ('norm-

of risicodifferentiatie') of een generieke aanpak voor de gehele dijkring? Zijn daarbij

verschillende normen voor verschillende dijktrajecten acceptabel?

• in welke mate wil men dat de tweede en derde laag bijdragen aan de waterveiligheid

op lange termijn, mede in relatie tot keuze om de doorbraakkans verder te

verkleinen? En wil men dan ook expliciete resultaatseisen voor de inrichting en

rampenbeheersing vaststellen?

De invalshoek in deze studie sluit zoveel mogelijk aan bij de MKBA die in landelijk verband is

opgesteld. Vanuit een MKBA is dit vanzelfsprekend een economische invalshoek die de

rentabiliteit van strategieën en/of maatregelen in beeld brengt. Uiteraard geldt dat voor een

politiek-bestuurlijke afweging meer factoren een rol kunnen spelen. Deze zullen met name in

het vervolgproces een plaats moeten krijgen.

Bij de bestuurlijk te maken keuzes zijn ook de gemaakte kanttekeningen bij de

kosteninschattingen relevant. Dit betreft:

• de aanwezige bandbreedtes in alle ramingen;

• specifiek de kosten van de strategie Deltadijk, waarbij gegeven de genomen

uitgangspunten de huidige raming mogelijk nog een onderschatting is;

• de (on)mogelijkheden en bijbehorende bandbreedtes van de koppeling van

maatregelen rondom bebouwing en infrastructuur bij reguliere maatregelen en

onderhoud.

Tenslotte

Op grond van deze studie tekenen zich bepaalde trends af, zoals de samenhang en

kansrijkdom van preventiemaatregelen en rampenbeheersing en de beperkte toevoegde

waarde van maatregelen in de tweede laag. Het is de moeite waard om verder te gaan met de

Page 113: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 112 van 130

geschetste richtingen voor preventie en rampenbeheersing en ze nader uit te diepen. Hierbij

wordt opgemerkt dat:

• de studie richtingen aangeeft, maar dat (harde) conclusies nog lastig zijn. Dit mede

gezien het globale karakter van de studie waarbij relatief veel aannamen hebben

moeten plaatsvinden;

• Het is nog niet duidelijk of rampenbestrijding zodanig kan worden voorbereid en

ingezet, dat de beleidsmatig aangenomen resultaten ook daadwerkelijk gehaald

kunnen worden. Meer kennis over de effectiviteit en de handhaafbaarheid is nodig.

In feite zou hier eenzelfde systematiek voor ontwikkeld kunnen worden als het

huidige toetsproces voor waterkeringen.

• De conclusies ten aanzien van de kosten en baten (rentabiliteit) zijn verkregen op

basis van een economische berekening. Hiervoor is een model gebruikt die ook bij de

MKBA is toegepast. Overige aspecten in het beoordelingskader zijn gebaseerd op

expert judgement.

• de studie nog geen rekening houdt met een aantal potentiële schadeposten zoals

milieuschade, schade aan objecten met cultuur historische waarde (zoals musea) en

cultuurhistorisch erfgoed, alsmede aan immateriële schade zoals ontwrichting bij

overlevenden, nazorg en herstel.

• de studie gaat niet specifiek in op de bescherming van vitale infrastructuur,

kwetsbare objecten en risicovolle locaties. Hoewel niet onderscheidend voor de

strategieën, is het de vraag hoe hiermee om wordt gegaan een belangrijk

aandachtspunt van elke vervolguitwerking, voor zover dit vanuit de kans op

overstroming noodzakelijk wordt geacht;

• om keuzes te kunnen maken ook landelijke richtlijnen en regels noodzakelijk zijn;

• bepaalde maatregelen invloed kunnen hebben op andere dijkringen. Landelijke

afstemming is dus noodzakelijk;

• de kosten nog indicatief zijn en dat de kosten voor de strategie Deltadijk met de

uitgangspunten uit deze studie mogelijk een onderschatting is. Ook de kosten voor

het implementeren van het ENW-advies is nog niet opgenomen in de strategieën.

Kosten voor verlaging van de doorbraakkans zullen hierdoor naar verwachting hoger

uitvallen;

• In deze pilot is gerekend met dijkverzwaringen-verhogingen. Rivierverruiming zal in

vervolgstudies ook meegenomen worden als oplossing om waterstandsverhogingen

zoveel mogelijk te voorkomen. Voor rivierverruiming geldt echter dat hiermee geen

noodzakelijke aanpassingen aan dijken (bv pipingbermen en deltadijken) kunnen

worden vervangen.

• Ten aanzien van slachtoffers is in deze pilot vooral gekeken naar de effectiviteit van

slachtofferreductie en de inzet van maatregelen hiervoor. In de studie is niet

gekeken naar een norm die voor het Lokaal Individueel Risico of Plaatsgebonden

Individueel Risico zou moeten gelden, en wat er aan maatregelen en kosten nodig is

om een bepaald minimum te bereiken.

Page 114: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 113 van 130

9 Conclusies en aanbevelingen

9.1 Conclusies

Het concept meerlaagsveiligheid is een werkbare basis voor integraal veiligheidsbeleid in

dijkring 36

Het concept van meerlaagsveiligheid maakt de bijdrage aan de veiligheid van de verschillende

lagen duidelijk en geeft handvatten om af te wegen welke lagen wenselijk zijn voor het

verbeteren van de waterveiligheid in dijkring 36. Tevens biedt het een middel voor

verschillende partijen in de regio als waterschap, provincie, gemeente, veiligheidregio en

Rijkswaterstaat om samen keuzes te maken.

Investeren in waterveiligheid loont, en vraagt om landelijke keuzes

Uit de vergelijking van de kosten en baten van de diverse strategieën wordt geconcludeerd

dat investeren in waterveiligheid in Noord-Oost Brabant economisch rendabel is. In alle

strategieën zijn de baten als gevolg van risicoreductie groter dan de kosten van investeringen.

De referentiesituatie 'systeem op orde' is ten opzichte van de referentiesituatie 'Huidige

situatie' al een stuk veiliger (lager risico). De resterende baten om daarna nog andere

strategieën te implementeren zijn beperkter.

De samenhang in het watersysteem vraagt om landelijke keuzes en landelijke ontwikkeling

van beleids-, ontwerp- en toetsingstrumentarium. Ook de keuze van (maatregelen uit) de

strategieën kan niet alleen door de regio worden gedaan. Voor de Maas kunnen deze niet los

worden gezien van bovenstroomse en benedenstroomse gebieden, voor de inwoners van

Nederland mogelijk niet los van de andere rivieren en de kust. Zo zijn er maatregelen die

effecten hebben op andere dijkringen. Alhoewel door de strategieën geen effect is voorzien

op de hydraulische belastingen en het elders wel of niet voldoen aan de huidige

beschermingseisen, zal het implementeren van een strategie in dijkring 36 in de praktijk wel

betekenen dat de kans op een doorbraak in dijkring 36 verkleind wordt, en bij aanliggende

dijkringen niet. De vraag is of dat een wenselijke situatie is vanuit landelijk en bestuurlijk

perspectief.

De risicoreductie door de strategieën voor dijkring 36 verschilt. De grootste risicoreductie in

Noord-Oost Brabant ontstaat in de strategie Deltadijk, zowel ten aanzien van het schaderisico

als ten aanzien van de slachtoffers. Voor het schaderisico is aansluitend Normverhoging en

Risicoreductie 's-Hertogenbosch het effectiefst. Ten aanzien van de slachtoffers is na de

strategie Deltadijk de strategie Slachtofferreductie het effectiefst.

De verhouding tussen kosten en baten verschilt per strategie. Voor de beperking van het

aantal slachtoffers in dijkring 36 is met name de strategie 'Slachtofferreductie' rendabel,

gevolgd door 'Risicoreductie 's-Hertogenbosch' en 'Normverhoging'. Voor de reductie van het

schaderisico zijn juist 'Risicoreductie 's-Hertogenbosch' en 'Normverhoging' rendabel. Ten

aanzien van beide aspecten is de strategie Deltadijk minder rendabel, vanwege de hoge

investeringskosten in deze strategie.

Maatregelen in de eerste laag (preventie) zijn effectief en efficiënt

De resultaten geven aan dat maatregelen in laag 1 (preventie) effectief zijn: door de

verkleining van de kans op overstromen, daalt het risico navenant. Ook blijken zij efficiënt: de

risicoreductie per euro is hierbij het grootst. Hierbij is een optimalisatie van de

Page 115: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 114 van 130

investeringsstrategie mogelijk. Door gericht dijkdelen aan te pakken die bij doorbraak de

grootste risico's in het gebied creëren, wordt de efficiency van de investering vergroot. Deze

kan uiteindelijk ook worden afgestemd op de optimale balans van kosten en baten. Het

toepassen van een Deltadijk, tenslotte, kan de kans op een doorbraak uiteindelijk

minimaliseren. Een groeiprogramma van de huidige situatie naar systeem op orde naar

normverhoging en uiteindelijk naar Deltadijk, is daarbij goed mogelijk. Dit maakt ook dat

flexibel kan worden ingesprongen op ruimtelijke ontwikkelingen aan de dijk en dat maatwerk

kan worden gevonden, zowel in financieel ritme als in combinaties van ruimtelijke kwaliteit-

dijkversterking-rivierverruiming.

Tweede laag ten aanzien van waterveiligheid niet binnendijks, wel buitendijks en op en

rond de dijk

Uit de pilot blijkt dat in alle strategieën investeren in ruimtelijke maatregelen gering, en in

mindere mate dan andere maatregelen, bijdraagt aan de risicoreductie. Er zijn ook op langere

termijn geen grote ruimtelijke ontwikkelingen meer in het gebied te verwachten,

schadereductie moet worden gevonden bij de bestaande bebouwing. Dit maakt de maatregel

duur. Tevens is de juridische afdwingbaarheid ervan momenteel beperkt. Hierbij wordt de

kanttekening gemaakt dat het gaat om binnendijkse maatregelen.

Bezien vanuit overstromingsrisico zijn binnendijkse investeringen in laag 2 in dijkring 36

minder rendabel vanuit een kosten baten perspectief dan voor maatregelen in laag 1

(preventie) en laag 3 (rampenbeheersing).

Het ligt natuurlijk wel voor de hand dat indien in de ruimtelijke ordening kostenneutrale

keuzen kunnen worden gemaakt, het verstandig is ook te kijken naar waterveiligheid. Dit

betreft met name de versterking van de zelfredzaamheid van inwoners van deze gebieden.

Hierbij gaat het om de handelingen die deze mensen kunnen verrichten om in de tijd van de

overstroming zichzelf en eigendommen te kunnen beschermen en in de herstelfase ook hun

leven op enigerlei wijze kunnen voortzetten zonder direct afhankelijk te zijn van de overheid.

Ook voor kwetsbare en vitale objecten kunnen lokale ruimtelijke oplossing de kwetsbaarheid

verkleinen. Het gaat hierbij om het risico voor een klein gebied met mogelijk grote

keteneffecten. Hier kunnen ruimtelijke maatregelen mogelijk wel rendabel zijn.

Voor buitendijkse gebieden, en maatregelen op en rond de dijk, kan ruimtelijk beleid niet los

worden gezien van preventie. Ruimtelijk beleid is hierbij 'volgend' op preventie. Vanuit de

eisen voor preventie volgen de randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkeling.

De derde laag (rampenbeheersing): effectief en goedkoop voor het voorkomen van

slachtoffers

Maatregelen in de rampenbeheersing lijken efficiënt als het gaat om de reductie van het

slachtofferrisico en zijn relatief goedkoop. Zij lijken een efficiënte aanvulling te vormen op

preventiemaatregelen. De effectiviteit van deze maatregelen neemt wel af naarmate de

overstromingskans kleiner wordt. Voor Noord-Oost-Brabant zijn met name de combinatie van

het vergroten van de voorspellingstijd, verder professionaliseren van de rampenbeheersing

en het ontwikkelen van effectieve zelfredzaamheid door lokale shelters, interessante opties.

Maatregelen in de derde laag vragen daarbij continu aandacht om te blijven functioneren.

Hierbij moet ook in ogenschouw worden genomen dat de omstandigheden waarop de

rampenbeheersing daadwerkelijk moet functioneren (een dreigende overstroming), slechts

met een zeer kleine kans voorkomt. Dit kan de kwetsbaarheid van deze laag vergroten.

Aanvullend onderzoek nodig naar de daadwerkelijke haalbaarheid van deze maatregelen is

nodig. Tenslotte dient hierbij aandacht te worden besteed aan effectief beleid- en

toetsingsinstrumentarium voor het verzekeren van de effectiviteit van deze maatregelen.

Page 116: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 115 van 130

Compartimentering is minder efficiënt dan de andere uitgewerkte strategieën

Door compartimentering neemt het totale risico van de gehele dijkring af. Maar de verdeling

van dit risico wijzigt: in een deel van de dijkring treedt zelfs een verhoging van het risico op.

Het compartimenteren van de dijkring is tevens minder rendabel als de uitgewerkte

strategieën. Als zodanig is compartimentering voor dijkring 36 dan ook minder efficiënt. In het

eerder ingenomen bestuurlijke standpunt van de regio is reeds aangegeven dat eerst de

bescherming van het gebied tegen overstromingen op een hoger plan moet worden gebracht,

omdat een dergelijke maatregel het gehele gebied ten goede komt.

Niet alle maatregelen uit de strategieën zijn even rendabel . Door middel van maatwerk

(gerichte maatregelen op specifieke locaties) kan het risico sterk en kosteneffectief worden

gereduceerd. Door het nemen van gerichte maatregelen in preventie, ruimtelijke inrichting en

rampenbeheersing kan het risico in het gebied worden verkleind. Risicovolle plaatsen kunnen

gericht worden ontzien. Dit leidt tot een lagere jaarlijks verwachte schade en slachtoffers per

jaar en dus een lager risico. Een economische optimalisering van de investering vraagt dan

ook om een beschouwing op maatregelniveau. Slimme keuze van maatregelen uit de

verschillende strategieën is dus wenselijk. Daarbij zijn met name verlaging van de

overstromingskans bij Diederen, Keent en Kraaijenbergse Plas, en maatregelen ter versterking

van de rampenbeheersing rendabel, maatregelen in de ruimtelijke ordening minder.

In het algemeen geldt dat naarmate de overstromingskans kleiner wordt, investeringen in

de ruimtelijke ordening en de rampenbeheersing minder rendabel zijn, bezien vanuit het

perspectief van de dijkring als geheel. Dit geldt in dijkring 36 voor de strategieën Deltadijk en

Normverhoging, en de referentiesituatie 'systeem op orde'. De kans op overstromen is in

deze strategieën reeds fors gereduceerd, zodat investeringen in met name de tweede maar

ook en derde laag relatief minder baten opleveren.

Gerichte kansreductie als leidraad voor verbetering van de waterveiligheid

Het principe van gerichte kansreductie uit de strategie 'Risicoreductie 's Hertogenbosch' kan

gebruikt worden om het risico in het gebied geleidelijk te reduceren. Door het aanbrengen

van een prioritering kunnen de dijktrajecten die het meest bijdragen aan het risico

achtereenvolgens worden versterkt. Dit principe kan het leidend principe zijn bij de invoering

van de strategieën 'systeem op orde', 'Normverhoging' en 'Deltadijk' en/of de doorgroei naar

deze strategieën. Door middel van rampenbeheersing en mogelijk maatregelen in de tweede

laag kunnen ook voor lokale risicovolle gebiedsdelen risico verlagende maatregelen worden

genomen.

Strategieën als input voor prioritering en fasering

De opgedane inzichten kunnen, in lijn met het bovenstaande, worden gebruikt voor het

prioriteren van investeringen in tijden waarin er minder budgetten zijn of bij langjarige

uitvoeringen. De huidige situatie is hierbij het uitgangspunt. Door gerichte investeringen in

rampenbeheersing kan de kans op slachtoffers vrijwel direct worden verkleind. Parallel kan de

preventie tegen overstromingen worden versterkt. Hierbij kunnen dijkvakken gericht worden

aangepakt, conform de hierboven genoemde prioritering: de dijkvakken uit de strategie risico

reductie Den Bosch als eerste. Het verder verhogen van het beschermingsniveau naar

'systeem op orde', 'normverhoging' of 'deltadijk' blijft hierbij op termijn mogelijk.

Het is hierbij van belang dat vanuit een economisch perspectief investeren op basis van de

'huidige situatie' rendabeler is dan investeren indien het 'systeem op orde' is. Tevens is het

aan te bevelen om investeringen te koppelen aan reeds geplande ingrepen aan de

waterkeringen (bijvoorbeeld aan de implementatie van het ENW piping advies). Op termijn

Page 117: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 116 van 130

kan hiermee de beoogde strategie worden bereikt, nu is het dan nog niet noodzakelijk om

een definitieve keuze te maken.

Gerichte investeringen kunnen leiden tot een snelle risicoreductie

In de strategie Risicoreductie 's-Hertogenbosch wordt gericht de doorbraakkans van een

aantal dijktrajecten verkleind. Tevens worden in deze strategie maatregelen genomen in het

ruimtelijk beleid en de rampenbeheersing. De totale kosten hiervan (orde € 40 miljoen) leiden

tot een jaarlijkse verwachte schade van € 275 miljoen per jaar. Deze is van dezelfde orde als

waarin het gehele systeem wordt verbeterd totdat het ‘op orde’ is (jaarlijkse verwachte

schade van € 250 miljoen per jaar). Gerichte investeringen kunnen dus leiden tot een snelle

risicoreductie. Hiermee blijft ook de ruimte om later verdere investeringen te doen om de

overstromingskans in de gehele dijkring te verkleinen. Deze gerichte investeringen kunnen

een onderdeel zijn van een gefaseerde implementatie zoals hierboven beschreven. Tevens

kan gefaseerd implementeren van het verlagen van de overstromingskans gecombineerd

worden met maatregelen die mogelijk volgen uit de implementatie van het ENW piping-

advies. Met dit advies is in de pilot nog geen rekening gehouden.

Het daadwerkelijk toepassen van meerlaagsveiligheid in dijkring 36 vraagt om duidelijkheid

over de gewenste en vereiste bijdrage van verschillende lagen: maak duidelijk waarop de

overheid wel en niet kan worden afgerekend en leg deze vast. Deze bijdrage geldt als

prestatiedoel (resultaatsdoel) voor het beleid en de uitvoering hiervan. Het biedt een

structuur om de kosten en baten van maatregelen te vergelijken en te wegen met andere

criteria. Het biedt ook een structuur om aan de burgers en bedrijfsleven aan te geven waarop

de overheid kan worden afgerekend en waar deze groepen zelf een verantwoordelijkheid

kunnen geven. Hierbij geldt dat in de praktijk het risico nooit tot nul kan worden gereduceerd.

Dat betekent dat alle actoren (overheid, burger, bedrijven) rekening moeten houden met dit

risico en desgewenst zelf aanvullende maatregelen kunnen nemen.

Het daadwerkelijk toepassen van meerlaagsveiligheid in dijkring 36 vraagt om aanpassingen

van bestaand beleid en normering. Indien gekozen wordt voor de toepassing van

meerlaagsveiligheid op basis van één of meerdere van de beschreven strategieën, is

aanpassing van beleid en normering noodzakelijk. Voor de strategieën 'Normverhoging' en

'Deltadijk' zijn deze aanpassingen relatief beperkt, omdat de strategieën goed passen bij de

bestaande systematiek in de eerste laag. Voor de strategie 'Deltadijk' gaan deze aanpassingen

verder dan voor 'Normverhoging'. Voor de overige strategieën zijn met name voor de

maatregelen in de tweede en derde laag nieuw beleid en normering noodzakelijk. Voor de

strategie Risicoreductie 's-Hertogenbosch vraagt de gerichte aanpak van enkele dijktrajecten

om beleidsmatige aanpassingen, omdat hier voor de verschillende dijktrajecten ook

verschillende normen moeten worden vastgesteld. Voor de te versterken dijkvakken zou dan

een zwaardere norm moet gaan gelden als voor de niet aan te passen dijkvakken binnen de

dijkring.

Voor iedere strategie kan een ruimtelijke zonering worden afgeleid als basis voor

rampenplannen (inclusief aandacht voor vitale infrastructuur). Deze risicozoneringskaarten

geven op een locatie feitelijk het gevaar aan bij een overstroming. Door middel van het

stellen van categorieën en klassen indelingen kan onderscheid worden gemaakt in

verschillende gebieden die meer of minder kwetsbaar zijn voor overstromingen. Deze kunnen

als input dienen voor het verder versterken van de rampenbeheersing en het (extra)

beschermen van vitale infrastructuur. Rampenbeheersing kan er gebruik van maken door

mensen en goederen te verplaatsen naar relatief veilige plekken (shelters). Vitale

infrastructuur kan er gebruik van maken omdat de kwetsbaarheid inzichtelijk wordt gemaakt.

Desgewenst kunnen deze kaarten ook gebruikt worden voor de ruimtelijke ordening, hoewel

Page 118: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 117 van 130

de impact daarvan op de beperking van het overstromingsrisico, zoals eerder aangegeven,

beperkt is.

9.2 Aanbevelingen

Op basis van de pilot worden de volgende aanbevelingen gedaan:

• Ten aanzien van de hoogwaterbescherming is de politiek/ bestuurlijke vraag aan de

orde of moet worden ingezet op gevolgbeperking, met name in de 2e laag. Dit vanuit

de verwachting dat er ooit een overstroming zal plaatsvinden. Indien het antwoord

ja is, vanuit het gegeven dat de gevolgen ondanks de lage kans in dat geval

onverantwoord hoog zijn, ligt een afweging tussen maatregelen in de 2e laag en

deltadijken voor de hand.

• Indien, ondanks de inschatting van de beperkte effectiviteit, ingezet gaat worden op

de 2e laag dan is het nodig om de gewenste bijdrage hiervan aan meerlaagsveiligheid

expliciet en afrekenbaar te maken. Dit geldt op bepaalde aspecten ook voor de 3e

laag.

• Stel de gewenste bijdrage van de verschillende lagen aan meerlaagsveiligheid vast

door deze expliciet te maken. Dat wil niet zeggen dat de maatregelen in alle lagen

even ambitieus zijn. Voor de eerste laag kan hierbij aangesloten worden bij de

bestaande normering. Deze behoeft wel aanpassing, passend bij de te ontwikkelen

strategie. Op basis van de pilot is het ook denkbaar dat gezien de hoge kosten en het

geringe effect dat voor maatregelen in de 2e laag geen eisen worden gesteld vanuit

waterveiligheid: op iedere plaats binnen een dijkring kan er ontwikkeld worden voor

wonen, werken en recreëren.

• Kijk naar ‘gecombineerde strategieën' die zich richten op 'gerichte risicoreductie’

met name door een combinatie van preventie en rampenbeheersing. Ruimtelijke

maatregelen zijn alleen zinvol als deze zich richten op het verkleinen van de

kwetsbaarheid en deze gecombineerd kunnen worden met reeds geplande ingrepen

zonder dat het leidt tot extra kosten.

• Ontwikkel een investeringsstrategie, waarbij naar het bestuurlijk gewenste risico

wordt toe gegroeid en waarmee kan worden geanticipeerd op landelijke

ontwikkelingen en regionale of lokale kansen.

• De gepresenteerde kosten zijn indicatief en kennen nog veel onzekerheden en

bandbreedtes. Dit betreft onder andere de relatie tussen het dijkversterkingsprofiel

en de reductie in overstromingskans en de bijbehorende kosten. Daarnaast spelen er

nog onzekerheden in het ontwerp, en dus de kosten, van een deltadijk en is in alle

strategieën nog geen rekening gehouden met de implementatie van het ENW-piping-

advies. Nader onderzoek hiernaar is wenselijk.

• Nader onderzoek naar de haalbaarheid van de ingeschatte effecten van maatregelen

ten behoeve van rampenbeheersing, is wenselijk.

• In deze pilot is niet specifiek gekeken naar vitale, kwetsbare en risicovolle objecten.

De strategieën zijn hiervoor ook niet onderscheidend. Nader onderzoek naar deze

objecten en de mogelijkheden voor aanpassing/bescherming is in de verdere

uitwerking wel wenselijk.

• In de pilot is risicoreductie door rivierverruiming niet meegenomen. Uiteraard is het

nodig om deze oplossing bij nadere uitwerking ook in overweging te nemen. Hierbij

wordt opgemerkt dat rivierverruiming niet volledig in de plaats kan komen van

noodzakelijke maatregelen aan de waterkeringen. Een combinatie van

dijkaanpassing en rivierverruiming kan realistisch zijn.

Page 119: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 118 van 130

Bijlage 1: Risicokaarten

Figuur 67: Plaatsgebonden en lokaal individueel risico bij ‘systeem op orde’.

Figuur 68: Verwachtingswaarde economisch risico per hectare voor ‘systeem op orde’

Page 120: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 119 van 130

Figuur 69: Plaatsgebonden risico Deltadijk, Slachtofferreductie, Risicoreductie 's-Hertogenbosch

Page 121: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 120 van 130

Figuur 70: Lokaal individueel risico voor Deltadijk, Slachtofferreductie, Risicoreductie 's-Hertogenbosch.

Page 122: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 121 van 130

Figuur 71: Risicoreductie voor de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers ten opzichte van autonome

ontwikkeling voor strategie Deltadijk, slachtofferreductie en Risicoreductie 's-Hertogenbosch.

Page 123: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 122 van 130

Figuur 72: Verwachtingswaarde economisch risico per hectare voor Deltadijk, Slachtofferreductie,

Risicoreductie 's-Hertogenbosch

Page 124: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 123 van 130

Figuur 73: Risicoreductie voor de economische schade ten opzichte van autonome ontwikkeling voor strategie

Deltadijk, slachtofferreductie en Risicoreductie 's-Hertogenbosch.

Figuur 74: Risicozonering voor strategie Deltadijk, slachtofferreductie en Risicoreductie 's-Hertogenbosch.

Page 125: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 124 van 130

Bijlage 2: Overzicht kentallen dijkversterking

In deze bijlage zijn de onderbouwingen aangegeven voor de gebruikte kentallen in de

kostenramingen voor de strategieën 'Normverhoging', 'Deltadijk' en 'Risicoreductie 's-

Hertogenbosch'. Voor de kentallen zijn vijf bronnen gebruikt:

o verkenning naar de kosten Deltadijk (quick-scan)

o ENW-pipingadvies

o Pilot Keent

o kentallenraming voor de dijkversterking Werkendam-Hank (inclusief Deltadijk)

o kentallenraming voor drie principe-profielen.

Belangrijk daarbij is te realiseren dat deze kentallen NIET gebaseerd zijn op een

overstromingskansenbenadering, en dat daardoor één op één toepassing voor de

kostenraming van de strategieën niet mogelijk is. Uiteindelijk geven de gebruikte kentallen

dan ook niet meer dan een indicatie.

Verkenning kosten Deltadijk

De verkenning 'Quick-scan doorbraakvrije dijken' (Rijkswaterstaat, 2008) gebruikt de

volgende tabel. Uit de quick-scan is niet direct af te leiden welke exacte reductie van

overstromingskans in deze quick-scan wordt gebruikt.

Uit de tabel volgt een gemiddelde kostprijs voor een Deltadijk in het bovenrivierengebied van

€ 1.900/m'.

ENW-pipingadvies

Het ENW-piping advies geeft de kosten voor het versterken van de dijken ten behoeve van de

voorgestelde aanscherping van ontwerpregels voor piping. Als zodanig is een verhoging en

verbreding van de dijk ten behoeve van stabiliteit niet meegenomen in deze kentallen. Het

ENW-advies gaat uit van de volgende bandbreedtes:

o bebouwde trajecten: € 1.100-2.000 / m'

o onbebouwd € 500-1.400 / m'

o gemiddeld komt het advies uit op € 1.100-1.500 / m'

Page 126: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 125 van 130

In de strategieën in de referentiesituaties is het ENW-piping advies nog niet verwerkt. Dit

betekent dat bij het toepassen van dit advies de kosten van de strategieën hoger zullen

uitvallen: gemiddeld indicatief ca.€ 1,1 tot € 1,5 miljoen per km. De mate waarin het advies

echter in de specifieke dijktrajecten van dijkring 36 doorwerkt, evenals de mate waarin bij

grotere kansreducties (zoals bij Normverhoging en Deltadijk) deze indicaties kloppen, is niet in

deze pilot onderzocht.

Pilot Keent

In de pilot Keent is voor een reguliere binnenwaartse dijkversterking (bij de huidige

normeringen) de volgende eenheidsprijs afgeleid:

hoeveelheden eenheid eenheidsprijs eenheid kosten kosten

per m1 per km

€ €

directe kosten 47,5 m3 25 €/m3 1.188 1.187.500

20 m2 10 €/m2 200 200.000

indirecte kosten,

1.387.500

onvoorzien, BTW

Totaal 2.775.000

Totaal dus € 2.800,00.

Uit de gegevens is geen raming afgeleid voor de Deltadijk.

Dijkversterking Werkendam-Hank

Voor de dijkversterking Werkendam-Hank is recent een kostenraming gemaakt voor een

reguliere binnenwaartse dijkversterking en een Deltadijk. De benodigde kruinverhoging is in

beide varianten ca. 0,5 m - 1 m. De binnenwaartse versterking varieert van 5 tot 20 m

(regulier) en 15-30 m (Deltadijk). Op basis van deze dijkversterking zijn de volgende

gemiddelde kentallen af te leiden:

o reguliere versterking binnenwaarts: € 2.600

o Deltadijk: € 3.000

Deze kentallen zijn inclusief de aanleg van een fietspad op de dijk en over enkele honderden

meters het toepassen van een damwand. In deze raming is een Deltadijk ca. 20% duurder dan

een reguliere dijkversterking.

In dit ontwerp zijn de huidige ontwerpeisen aangepast aan de eis '100 keer sterker'. In

hoeverre deze ontworpen Deltadijk overeenkomt met een Deltadijk waarvan de kans op

doorbraak 1/125.000e bedraagt, is niet onderzocht. De verwachting is wel dat dit ontwerp

niet volledig tot 125.000e reikt, en daarmee de kosten onderschat.

Dijkversterking dijkring 43

In de pilot meerlaagsveiligheid zijn eveneens kentallen gehanteerd voor dijkversterking en

een Deltadijk:

• Deltadijk Nederrijn-Waal 3.500, waarbij inverdienmogelijkheden zijn ingecalculeerd

• dijkversterking Waal 30 cm: 3.000/m'

• dijkversterking Waal 60 cm: 4.000 /m'

Page 127: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 126 van 130

Door Deltares, opstellers van deze kostenraming, is mondeling aangegeven dat deze kentallen

mogelijk een onderschatting betreffen.

Principe-profielen

Tenslotte zijn voor drie principe-profielen een calculatie gemaakt: een beperkte

dijkversterking, een substantiële dijkversterking en een Deltadijk.

Voor de hoogte van de profielen is uitgegaan van de volgende redenatie: De huidige

overschrijdingskans van 1/1250 per jaar uit de Waterwet is gedefinieerd als een

overschrijdingskans van een waterstand per vak. De strategie normverhoging geeft een

overstromingskans van 1/5.000 per jaar op ringniveau. Deze moet vertaald worden naar een

overschrijdingskans per vak. Uitgaande van een factor 6-10 voor de vertaling van

overstromingskans naar een overschrijdingskans op vakniveau (hierin is een verdeling over de

faalmechanismen en het lengte-effect meegenomen), leidt dit tot een overschrijdingskans op

vakniveau van orde 1/30.000 – 1/50.000 per jaar. Omdat er met ringdelen wordt gerekend is

de factor waarschijnlijk niet 6-10 maar iets kleiner, naar verwachting 3-5. Dit leidt tot

overschrijdingskansen van 1/15.000 - 1/25.000. Dit is ten opzichte van de huidige norm een

factor 10-20. En dus juist meer dan de decimeringshoogte, naar verwachting ca. 10%. De

decimeringshoogtes in dijkring 36 bedragen ca. van 0,6 - 0,65 m. Voor de substantiële

dijkversterking naar 1/5.000e wordt uitgegaan van een verhoging van 0,7 m ten opzichte van

de huidige situatie. Aangezien de overhoogtes in delen van het gebied tussen de 0,15 en 0,45

m bedragen, wordt voor de beperkte dijkversterking uitgegaan van een verhoging van 0,4 m.

Voor de Deltadijk wordt ten opzichte van de huidige situatie nu géén verhoging voorzien.

Voor de verbreding van de Deltadijk is in deze ontwerpen uitgaan van de maatvoeringen

volgend uit het ontwerp van de Deltadijk Steurgat en de quick-scan Deltadijken (zie eerder).

Omdat de exacte kansverkleining in beide ontwerpen niet bekend zijn, zijn deze indicaties

naar verwachting aan de lage kant voor de Deltadijk zoals deze is aangenomen in de strategie

Deltadijk (met een doorbraakkans van 1/125.000e).

Voor het binnentalud van de Deltadijk gaan wij er vanuit dat aanvullende maatregelen nodig

zijn voor de overslag. Wij gaan uit van een cat I kleibekleding ook op het binnentalud, of een

verflauwing van 1:3 naar 1:4. Daarnaast gaan wij er vanuit dat ca. 10% van het traject als

gevolg van bebouwing extra voorzieningen moeten worden getroffen (harde

bekleding/damwand).

In de onderstaande profielen is dit aangegeven.

In de onderstaande profielen is dit aangegeven.

Fout! Objecten kunnen niet worden gemaakt door veldcodes te bewerken. Fout! Objecten

kunnen niet worden gemaakt door veldcodes te bewerken.

Fout! Objecten kunnen niet worden gemaakt door veldcodes te bewerken. Fout! Objecten

kunnen niet worden gemaakt door veldcodes te bewerken.

Voor deze dwarsprofielen zijn de dijkversterkingskosten uitgerekend op basis van de volgende

uitgangspunten:

o grondwerk in klei, kern zand

o over 10% van de een dijktracé wordt een bijzondere voorziening toegepast,

aanvullend op het grondwerk, á € 1.500 / m'

o grondverwerving a á € 10 / m2

Page 128: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 127 van 130

o opslag voor verwerving, engineering, kabels en leidingen e.d. is 50%

Voor de Deltadijk is er vanuit gegaan dat de ontwerphoogte gelijk is aan de huidige hoogte.

Dit levert voor de drie profielen de volgende eenheidsprijzen:

o beperkte dijkversterking € 700

o substantiële dijkversterking € 1.200

o Deltadijk € 1.400

Deze bedragen zijn laag, in verhouding tot bovenstaande kentallen, en ook met name

bedoeld om de verhouding tussen de opties in beeld te krijgen. Een Deltadijk is in deze

benadering ca. 15% duurder is dan dijkversterking tot 1/5.000e.

Indien wordt uitgegaan van een kruinverhoging van de Deltadijk vergelijkbaar met een

dijkverhoging van 0,7 m, en de voorzieningen op het binnentalud voor erosiebestendigheid

achterwege blijven, is een Deltadijkprofiel 20% duurder dan een substantiële dijkversterking

naar 1/5.000e. Aangezien daarbij in de pilot niet getoetst is in hoeverre de Deltadijkprofielen

vergelijkbaar zijn met een profiel behorend bij een doorbraakkans van 1/125.000e, is dit

mogelijk een onderschatting. Nader onderzoek hierna is gewenst.

Keuze kentallen

Op basis van de bovenstaande informatie zijn de volgende kentallen voor de kostenramingen

gehanteerd:

beperkte

dijkversterking

substantiële

dijkversterking

bebouwde

trajecten

versterking

huidige dijk naar

1/5.000e

€ 1.500 / m' € 3.000 / m' € 3.500 / m'

versterking

huidige dijk naar

Deltadijk

€ 1.725 / m' € 3.450 / m' € 4.025 / m'

Hierbij is in eerste instantie de Deltadijk 15% duurder aangehouden dan een versterking naar

1/5.000e.

Daarbij moeten de volgende kanttekeningen bij de gebruikte kentallen worden gemaakt:

o de relatie tussen verlaging van de doorbraakkans van dijken en de kosten daarvan is

nog nieuw en weinig onderzocht,

o het ontwerp van een Deltadijk is nog ter discussie en in ontwikkeling.

o de exact te realiseren overstromingskans bij de hier gebruikte kentallen is niet

getoetst of deze werkelijk overeenstemt met een doorbraakkans van 1/5.000 of

1/125.000 per jaar.

Daarom dient bij deze kostenkentallen in beeld te worden gehouden dat:

o de exacte waarde van de kentallen onbekend is en dat zij indicatief zijn

o zij naar verwachting, met name ten aanzien van het Deltadijkontwerp in de hier

gehanteerde strategie Deltadijk, uiteindelijk hoger kunnen uitvallen;

o het ENW-piping advies hier niet in is verwerkt.

De kentallen geven met name een beeld van de indicatieve verschillen tussen de strategieën.

Page 129: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 128 van 130

Bijlage 3: Factoren dijkversterking

In de onderstaande tabel is voor ieder dijkvak in dijkring 36 per strategie de factor

aangegeven waarmee de kans op doorbreken in dit dijkvak moet worden gereduceerd.

Nr Naam Lengte Ringdeel HH tijd Kans WV21 Factor Normverhoging Factor Den Bosch Factor Deltadijk Factor

1 Heusden West5_rd01 494 1 2498 4.00E-04 1.28E-05 31.2 3.21E-06 124.7 1.28E-07 3118.6

2 Heusden West6_rd01 1255 1 237 4.22E-03 1.28E-05 328.6 3.21E-06 1314.5 1.28E-07 32861.6

3 Heusden Oost1_rd02 1226 2 467900 2.14E-06 5.85E-05 0.0 1.46E-05 0.1 5.85E-07 3.7

4 Heusden Oost2_rd02 248 2 68590 1.46E-05 5.85E-05 0.2 1.46E-05 1.0 5.85E-07 24.9

5 Heusden Oost3_rd02 453 2 1398000 7.15E-07 5.85E-05 0.0 1.46E-05 0.0 5.85E-07 1.2

6 Heusden Oost4_rd02 1191 2 201700 4.96E-06 5.85E-05 0.1 1.46E-05 0.3 5.85E-07 8.5

7 Kademuur Heusden_rd02 901 2 10950 9.13E-05 5.85E-05 1.6 1.46E-05 6.2 5.85E-07 156.2

8 Heusden West1_rd02 467 2 1127 8.87E-04 5.85E-05 15.2 1.46E-05 60.7 5.85E-07 1517.6

9 Heusden West2_rd02 1603 2 731800 1.37E-06 5.85E-05 0.0 1.46E-05 0.1 5.85E-07 2.3

10 Heusden West3_rd02 893 2 672 1.49E-03 5.85E-05 25.4 1.46E-05 101.8 5.85E-07 2543.9

11 Heusden West4_rd02 607 2 5209 1.92E-04 5.85E-05 3.3 1.46E-05 13.1 5.85E-07 328.3

12 Maaspoort4_rd03 412 3 14660 6.82E-05 6.26E-05 1.1 1.57E-05 4.4 6.26E-07 108.9

13 Maaspoort5_rd03 331 3 9012 1.11E-04 6.26E-05 1.8 1.57E-05 7.1 6.26E-07 177.1

14 Crevecoeur_rd03 1014 3 37890 2.64E-05 6.26E-05 0.4 1.57E-05 1.7 6.26E-07 42.1

15 Crevecoeur_Bokhoven_rd03 1758 3 34220 2.92E-05 6.26E-05 0.5 1.57E-05 1.9 6.26E-07 46.6

16 Bokhoven_rd03 926 3 27310 3.66E-05 6.26E-05 0.6 1.57E-05 2.3 6.26E-07 58.5

17 Bokhovense Overlaat1_rd03 301 3 19430 5.15E-05 6.26E-05 0.8 1.57E-05 3.3 6.26E-07 82.2

18 Bokhovense Overlaat2_rd03 704 3 10080 9.92E-05 6.26E-05 1.6 1.57E-05 6.3 6.26E-07 158.4

19 Bokhovense Overlaat3_rd03 908 3 18600 5.38E-05 6.26E-05 0.9 1.57E-05 3.4 6.26E-07 85.8

20 Bokhovense Overlaat4_rd03 384 3 6054 1.65E-04 6.26E-05 2.6 1.57E-05 10.5 6.26E-07 263.7

21 Bokhovense Overlaat5_rd03 701 3 3394 2.95E-04 6.26E-05 4.7 1.57E-05 18.8 6.26E-07 470.3

22 Bokhovense Overlaat6_rd03 819 3 8301 1.20E-04 6.26E-05 1.9 1.57E-05 7.7 6.26E-07 192.3

23 Empel-Gewande_Oud-Empel_rd04 754 4 11370 8.80E-05 1.83E-05 4.8 4.58E-06 19.2 1.83E-07 479.6

24 Maaspoort1_rd04 691 4 2350 4.26E-04 1.83E-05 23.2 4.58E-06 92.8 1.83E-07 2320.7

25 Maaspoort2_rd04 218 4 9376 1.07E-04 1.83E-05 5.8 4.58E-06 23.3 1.83E-07 581.7

26 Maaspoort3_rd04 691 4 15350 6.51E-05 1.83E-05 3.6 4.58E-06 14.2 1.83E-07 355.3

27 Krommenhoek_Gewande_rd05 1836 5 37850 2.64E-05 3.66E-05 0.7 9.16E-06 2.9 3.66E-07 72.1

28 Empel-Gewande1_rd05 511 5 745 1.34E-03 3.66E-05 36.6 9.16E-06 146.4 3.66E-07 3660.8

29 Empel-Gewande2_rd05 1692 5 20780 4.81E-05 3.66E-05 1.3 9.16E-06 5.3 3.66E-07 131.3

30 Empel-Gewande3_rd05 706 5 8466 1.18E-04 3.66E-05 3.2 9.16E-06 12.9 3.66E-07 322.4

31 Lith_rd06 2913 6 33610 2.98E-05 9.22E-05 0.3 2.30E-05 1.3 9.22E-07 32.3

32 Kessel_Lith_Maren_rd06 1797 6 11070 9.03E-05 9.22E-05 1.0 2.30E-05 3.9 9.22E-07 98.0

33 Maren_Kessel1_rd06 271 6 54800 1.82E-05 9.22E-05 0.2 2.30E-05 0.8 9.22E-07 19.8

34 Maren_Kessel2_rd06 310 6 102100 9.79E-06 9.22E-05 0.1 2.30E-05 0.4 9.22E-07 10.6

35 Maren_Kessel3_rd06 397 6 94980 1.05E-05 9.22E-05 0.1 2.30E-05 0.5 9.22E-07 11.4

36 Maren_Kessel4_rd06 524 6 1352 7.40E-04 9.22E-05 8.0 2.30E-05 32.1 9.22E-07 802.5

37 Maren_Kessel5_rd06 1388 6 58950 1.70E-05 9.22E-05 0.2 2.30E-05 0.7 9.22E-07 18.4

38 't Wild_Maren1_rd06 782 6 129200 7.74E-06 9.22E-05 0.1 2.30E-05 0.3 9.22E-07 8.4

39 't Wild_Maren2_rd06 315 6 14310 6.99E-05 9.22E-05 0.8 2.30E-05 3.0 9.22E-07 75.8

40 't Wild_Maren3_rd06 1503 6 3220 3.11E-04 9.22E-05 3.4 2.30E-05 13.5 9.22E-07 337.0

41 't Wild_Maren_Krommenhoek_rd06 1254 6 29840 3.35E-05 9.22E-05 0.4 2.30E-05 1.5 9.22E-07 36.4

42 Krommenhoek_rd06 545 6 26450 3.78E-05 9.22E-05 0.4 2.30E-05 1.6 9.22E-07 41.0

43 Macharen3_rd07 399 7 97510 1.03E-05 8.89E-05 0.1 2.22E-05 0.5 8.89E-07 11.5

44 Macharen4_rd07 585 7 108300 9.23E-06 8.89E-05 0.1 2.22E-05 0.4 8.89E-07 10.4

45 Macharen5_rd07 905 7 23710 4.22E-05 8.89E-05 0.5 2.22E-05 1.9 8.89E-07 47.4

46 Oyense Bovendijk_rd07 615 7 24520 4.08E-05 8.89E-05 0.5 2.22E-05 1.8 8.89E-07 45.9

47 Oyense Bovendijk_Kom Oyen_rd07 2377 7 26700 3.75E-05 8.89E-05 0.4 2.22E-05 1.7 8.89E-07 42.1

48 Oyense Benedendijk1_rd07 168 7 26570 3.76E-05 8.89E-05 0.4 2.22E-05 1.7 8.89E-07 42.3

49 Oyense Benedendijk2_rd07 780 7 421300 2.37E-06 8.89E-05 0.0 2.22E-05 0.1 8.89E-07 2.7

50 Oyense Benedendijk3_rd07 1940 7 82770 1.21E-05 8.89E-05 0.1 2.22E-05 0.5 8.89E-07 13.6

51 Oyense Benedendijk4_rd07 698 7 18340 5.45E-05 8.89E-05 0.6 2.22E-05 2.5 8.89E-07 61.3

52 Oyense Benedendijk5_rd07 512 7 31060 3.22E-05 8.89E-05 0.4 2.22E-05 1.4 8.89E-07 36.2

53 Lithoyen1_rd07 1425 7 62370 1.60E-05 8.89E-05 0.2 2.22E-05 0.7 8.89E-07 18.0

54 Lithoyen2_rd07 1023 7 45140 2.22E-05 8.89E-05 0.2 2.22E-05 1.0 8.89E-07 24.9

55 Lithoyen3_rd07 502 7 74070 1.35E-05 8.89E-05 0.2 2.22E-05 0.6 8.89E-07 15.2

56 Ravenstein1_rd08 593 8 1941 5.15E-04 1.12E-04 4.6 2.80E-05 18.4 8.24E-05 6.2 1.12E-06 460.1

57 Ravenstein2_rd08 510 8 14170 7.06E-05 1.12E-04 0.6 2.80E-05 2.5 8.24E-05 0.9 1.12E-06 63.0

58 Demen1_rd08 387 8 16580 6.03E-05 1.12E-04 0.5 2.80E-05 2.2 8.24E-05 0.7 1.12E-06 53.9

59 Demen2_rd08 863 8 21720 4.60E-05 1.12E-04 0.4 2.80E-05 1.6 8.24E-05 0.6 1.12E-06 41.1

60 Demen3_rd08 1767 8 32060 3.12E-05 1.12E-04 0.3 2.80E-05 1.1 8.24E-05 0.4 1.12E-06 27.9

61 Dieden1_rd08 1278 8 9613 1.04E-04 1.12E-04 0.9 2.80E-05 3.7 8.24E-05 1.3 1.12E-06 92.9

62 Dieden2_rd08 401 8 3116 3.21E-04 1.12E-04 2.9 2.80E-05 11.5 8.24E-05 3.9 1.12E-06 286.6

63 Dieden3_rd08 386 8 14580 6.86E-05 1.12E-04 0.6 2.80E-05 2.4 8.24E-05 0.8 1.12E-06 61.2

64 Dieden4_rd08 368 8 4616 2.17E-04 1.12E-04 1.9 2.80E-05 7.7 8.24E-05 2.6 1.12E-06 193.5

65 Dieden5_rd08 329 8 5407 1.85E-04 1.12E-04 1.7 2.80E-05 6.6 8.24E-05 2.2 1.12E-06 165.2

66 Dieden6_rd08 783 8 18890 5.29E-05 1.12E-04 0.5 2.80E-05 1.9 8.24E-05 0.6 1.12E-06 47.3

67 Dieden7_rd08 318 8 99270 1.01E-05 1.12E-04 0.1 2.80E-05 0.4 8.24E-05 0.1 1.12E-06 9.0

68 Haren1_rd08 1616 8 32980 3.03E-05 1.12E-04 0.3 2.80E-05 1.1 8.24E-05 0.4 1.12E-06 27.1

69 Haren2_rd08 793 8 25120 3.98E-05 1.12E-04 0.4 2.80E-05 1.4 8.24E-05 0.5 1.12E-06 35.5

70 Megen1_rd08 514 8 26850 3.72E-05 1.12E-04 0.3 2.80E-05 1.3 8.24E-05 0.5 1.12E-06 33.3

71 Megen2_rd08 1064 8 32780 3.05E-05 1.12E-04 0.3 2.80E-05 1.1 8.24E-05 0.4 1.12E-06 27.2

72 Macharen1_rd08 1799 8 569 1.76E-03 1.12E-04 15.7 2.80E-05 62.8 8.24E-05 21.3 1.12E-06 1570.7

73 Macharen2_rd08 719 8 58610 1.71E-05 1.12E-04 0.2 2.80E-05 0.6 8.24E-05 0.2 1.12E-06 15.2

Page 130: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 129 van 130

74 Grave2_rd09 817 9 85320 1.17E-05 7.92E-05 0.1 1.98E-05 0.6 5.83E-05 0.2 7.92E-07 14.8

75 Grave3_rd09 465 9 4736 2.11E-04 7.92E-05 2.7 1.98E-05 10.7 5.83E-05 3.6 7.92E-07 266.6

76 Grave4_rd09 472 9 4430 2.26E-04 7.92E-05 2.8 1.98E-05 11.4 5.83E-05 3.9 7.92E-07 285.0

77 Grave5_rd09 348 9 8926 1.12E-04 7.92E-05 1.4 1.98E-05 5.7 5.83E-05 1.9 7.92E-07 141.4

78 Grave6_rd09 1899 9 3234 3.09E-04 7.92E-05 3.9 1.98E-05 15.6 5.83E-05 5.3 7.92E-07 390.4

79 Grave7_rd09 693 9 418 2.39E-03 7.92E-05 30.2 1.98E-05 120.7 5.83E-05 41.0 7.92E-07 3016.9

80 Grave8_rd09 605 9 827 1.21E-03 7.92E-05 15.3 1.98E-05 61.0 5.83E-05 20.7 7.92E-07 1526.2

81 Grave9_rd09 747 9 2494 4.01E-04 7.92E-05 5.1 1.98E-05 20.2 5.83E-05 6.9 7.92E-07 506.2

82 Grave10_rd09 536 9 12740 7.85E-05 7.92E-05 1.0 1.98E-05 4.0 5.83E-05 1.3 7.92E-07 99.1

83 Grave11_rd09 1581 9 11920 8.39E-05 7.92E-05 1.1 1.98E-05 4.2 5.83E-05 1.4 7.92E-07 105.9

84 Neerloon1_rd09 527 9 19820 5.05E-05 7.92E-05 0.6 1.98E-05 2.5 5.83E-05 0.9 7.92E-07 63.7

85 Neerloon2_rd09 808 9 8070 1.24E-04 7.92E-05 1.6 1.98E-05 6.3 5.83E-05 2.1 7.92E-07 156.4

86 Neerloon3_rd09 897 9 9358 1.07E-04 7.92E-05 1.3 1.98E-05 5.4 5.83E-05 1.8 7.92E-07 134.9

87 CuykHaven_rd10 698 10 8946 1.12E-04 8.05E-05 1.4 2.01E-05 5.6 5.92E-05 1.9 8.05E-07 138.9

88 CuykHaven_Beers_rd10 2055 10 7388 1.35E-04 8.05E-05 1.7 2.01E-05 6.7 5.92E-05 2.3 8.05E-07 168.2

89 Beers1_rd10 1498 10 8295 1.21E-04 8.05E-05 1.5 2.01E-05 6.0 5.92E-05 2.0 8.05E-07 149.8

90 Beers2_rd10 2810 10 7880 1.27E-04 8.05E-05 1.6 2.01E-05 6.3 5.92E-05 2.1 8.05E-07 157.7

91 Escharen1_rd10 601 10 10700 9.35E-05 8.05E-05 1.2 2.01E-05 4.6 5.92E-05 1.6 8.05E-07 116.1

92 Escharen2_rd10 1632 10 10040 9.96E-05 8.05E-05 1.2 2.01E-05 5.0 5.92E-05 1.7 8.05E-07 123.8

93 Grave Kademuur_rd10 379 10 8222 1.22E-04 8.05E-05 1.5 2.01E-05 6.0 5.92E-05 2.1 8.05E-07 151.1

94 Grave1_rd10 807 10 1749 5.72E-04 8.05E-05 7.1 2.01E-05 28.4 5.92E-05 9.7 8.05E-07 710.5

95 Oeffelt2_rd11 715 11 10480 9.54E-05 8.10E-05 1.2 2.03E-05 4.7 8.10E-07 117.8

96 Oeffelt3_rd11 634 11 7182 1.39E-04 8.10E-05 1.7 2.03E-05 6.9 8.10E-07 171.8

97 Oeffelt4_rd11 607 11 13150 7.60E-05 8.10E-05 0.9 2.03E-05 3.8 8.10E-07 93.8

98 Oeffelt5_rd11 927 11 10470 9.55E-05 8.10E-05 1.2 2.03E-05 4.7 8.10E-07 117.9

99 Oeffelt6_rd11 553 11 11050 9.05E-05 8.10E-05 1.1 2.03E-05 4.5 8.10E-07 111.7

100 St. Agatha1_rd11 721 11 4837 2.07E-04 8.10E-05 2.6 2.03E-05 10.2 8.10E-07 255.1

101 St. Agatha2_rd11 2306 11 8181 1.22E-04 8.10E-05 1.5 2.03E-05 6.0 8.10E-07 150.8

102 Cuyk_rd11 1300 11 24340 4.11E-05 8.10E-05 0.5 2.03E-05 2.0 8.10E-07 50.7

103 Katwijk1_rd11 1033 11 4988 2.00E-04 8.10E-05 2.5 2.03E-05 9.9 8.10E-07 247.4

104 Katwijk2_rd11 1249 11 3593 2.78E-04 8.10E-05 3.4 2.03E-05 13.7 8.10E-07 343.5

105 Katwijk3_rd11 349 11 9507 1.05E-04 8.10E-05 1.3 2.03E-05 5.2 8.10E-07 129.8

106 Boxmeer_rd12 2584 12 547 1.83E-03 7.73E-05 23.7 1.93E-05 94.6 7.73E-07 2366.0

107 Beugen1_rd12 943 12 7579 1.32E-04 7.73E-05 1.7 1.93E-05 6.8 7.73E-07 170.6

108 Beugen2_rd12 3450 12 4868 2.05E-04 7.73E-05 2.7 1.93E-05 10.6 7.73E-07 265.7

109 Oeffelt1_rd12 223 12 6056 1.65E-04 7.73E-05 2.1 1.93E-05 8.5 7.73E-07 213.5

Page 131: Eindrapport dijkring 36

projectnr. 02321913 Gebiedsgerichte Pilot Meerlaagsveiligheid Dijkring 36

17 juni 2011, revisie 05 Eindrapport

blad 130 van 130

Bijlage 4: Referenties

1. G.P van de Ven: Man-Made Lowlands, History of Water Management and Land

Reclamation in the Netherlands. International commission on irrigation and drainage

(ICID). Utrecht, The Netherlands (2004)

2. VenW: Nationaal Water Plan. Den Haag (2008)

3. BZK en VenW: Capaciteitenanalyse voor grootschalige evacuaties. Den Haag (2008)

4. Kamerstukken II 2007 2008 30821 nr. 6: Den Haag (2008)

5. J.K. Vrijling: The lesson of New Orleans, in Risk and decision Analysis in maintainance

optimization and flood management, M.J. Kallen, Kuniewski, S.P., Editor., IOS press:

Amsterdam. p. 57-69. (2009)

6. RIVM: Risico's in bedijkte termen. (2004)

7. T. Terpstra: Flood preparedness; Thoughts, feelings and intentions of the Dutch

public. University of Twente. Enschede (2009)

8. Deltacommissie-2008: Samen werken met water. Een land dat leeft, bouwt aan zijn

toekomst. Bevindingen van de Deltacommissie 2008. Den Haag (2008)

9. J.K. Vrijling, Kok, M., Calle, E.O.F., Epema, W.G., van der Meer, M.T., van den Berg, P.,

Schweckendiek, T.: Piping, realiteit of rekenfout. ENW. (2010)

10. F. Huizinga, Smid, B.: Vier vergezichten op Nederland. Productie, arbeid en

sectorstructuur in vier scenario’s tot 2040 (bijzondere publicatie nr. 55). CPB. (2004)

11. B. Maaskant, Kolen, B., Jongejan, R., Jonkman, S.N., Kok, M.: Evacuatieschattingen

Nederland. HKV lijn in water. Lelystad (2009)

12. Helsloot Kolen. B., I., Maaskant, B., Thonus, B.: EvacuAid: a probabilistic evacuation

model to determine the expected loss of life for different mass evacuation strategies,

Conference: INTERCEPT 2010, Birmingham (2010)