Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke...

88
Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin

Transcript of Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke...

Page 1: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

Eigen Kracht in praktijk gebrachtOver de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin

Page 2: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

1

Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin

27 januari 2012 MSc Thesis Leerstoelgroep Health & Society Student: Marije Blok (870518 074 010) HSO - 80430 Begeleiding: Dr. ir. Annemarie Wagemakers (WUR) Drs. Marjolein Scholten (ZonMw) Drs. Matthea van Leeuwe (ZonMw)

Page 3: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

2

VOORWOORD In november won de uitdrukking ‘In je kracht staan’ glansrijk de Vaagtaalverkiezing van het jaar 2011.

Mijn onderzoek was toen al in volle gang, maar de uitslag van deze verkiezing bevestigde mijns inziens

de noodzaak hiervan nog eens.

Eigen Kracht is hot. Dat wil zeggen, het gebruik van het begrip. Wat we er nu werkelijk onder

verstaan blijkt vooral, inderdaad, vaag. Het ontrafelen van de schijnbare tegenstelling van enerzijds

mensen zelf hun eigen mogelijkheden te laten ontdekken en anderzijds hierover met elkaar de nodige

afspraken te maken, of het elkaar zelfs op te leggen, heb ik ervaren als een mooie uitdagende taak.

Hoewel mijn onderzoek het complexe en soms ongrijpbare van het begrip lijkt te bevestigen, hoop ik dat

het iets zal bijdragen aan de discussies erover, die nog lang niet zijn afgelopen.

Over Eigen Kracht gesproken, naast theorie heb ik de afgelopen vijf maanden ook veel van het

begrip in de praktijk mogen ervaren. Een goed netwerk bleek van groot belang bij het uitvoeren van

mijn onderzoek. Mijn collega’s van team 4 bij ZonMw die in mij geloofden en overtuigd waren van mijn

vaardigheden om dit project succesvol af te ronden; familie en vrienden bij wie ik kon bivakkeren

gedurende mijn tour door het land; de afdeling bedrijfsvoering die mij hielp bij computerproblemen en

de begeleiding vanuit de universiteit die mij stimuleerde om na te blijven denken over de

wetenschappelijke relevantie van mijn onderzoek: zij hebben er allemaal aan bijgedragen dat ik nu met

een voldaan gevoel dit product aflever. Allemaal hartelijk bedankt!

Enkele personen wil ik echter graag bij naam noemen. Allereerst Marjolein en Matthea, mijn

begeleidsters bij ZonMw. Al vanaf week 1 heb ik me enorm thuis gevoeld op de afdeling. Hoewel de

dagelijkse verjaardagstaart hier wellicht ook aan bijdroeg, wil ik jullie hartelijk danken voor de

enthousiaste introductie in zowel het bedrijf als het onderwerp. Dat ik veel op eigen houtje deed en vaak

zelf op pad ging, lukte alleen door de stimulerende en enthousiaste werkomgeving. Daarnaast wil ik

Annemarie bedanken van de universiteit. Net als enkele jaren geleden bij mijn Bachelorafronding, heb

ik ook nu de samenwerking weer als prettig ervaren. Je hielp me om steeds kritisch te blijven op mijn

eigen product en methoden en om iedere keer de vertaalslag tussen praktijk en theorie te blijven

maken. Op een zeer positieve manier heb je mij gestimuleerd iedere keer weer een stap verder te

komen, met dit stuk als eindresultaat. Dank je wel!

Last but not least, wil ik nog een groep personen bedanken. Het zijn de respondenten voor

mijn onderzoek. Zowel bij de provincies als bij de lokale CJG’s heb ik heel wat personen bereid

gevonden mee te werken aan het onderzoek door het invullen van de vragenlijst of het geven van een

interview. In het hele land werd ik – live of per mail - hartelijk ontvangen en ik hoop dat ik met dit rapport

iets voor jullie terug kan doen.

Ik wens de lezer veel plezier met het lezen van dit eindverslag van mijn onderzoek naar de

toepassing van Eigen Kracht-interventies binnen het preventieve domein van het Centrum voor Jeugd

en Gezin.

Marije Blok

januari 2012

Page 4: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

SAMENVATTING INLEIDING Ouders kloppen voor opvoedingsondersteuning het liefst aan bij hun informele netwerk.

Vaak staan zij er echter alleen voor. Een van de middelen om problemen vroegtijdig en dichtbij aan te

pakken, is het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Hierin is Eigen Kracht een belangrijk begrip: ‘dat

kinderen, jongeren en ouders over sterke kanten en een sociaal netwerk beschikken die zij kunnen

gebruiken om grip te houden op het eigen leven’.

DOEL Tot dusver was nog weinig bekend over de toepassing van Eigen Kracht in de praktijk. Het doel

van dit onderzoek was dan ook deze inzichtelijk te maken. De onderzoeksvraag die centraal staat in

het onderzoek luidt:

‘Welke factoren spelen een rol in het al dan niet tot stand komen van Eigen Kracht interventies in het

preventieve domein van het Centrum voor Jeugd en Gezin?’.

Deelvragen om tot een antwoord op de hoofdvraag te komen, waren:

- Welke Eigen Kracht-interventies worden toegepast in de praktijk?

- Welke rol speelt Eigen Kracht in beleid en visie op verschillende niveaus?

- Wat vinden betrokkenen van het werken met Eigen Kracht-interventies?

- Hoe krijgt de samenwerking rondom Eigen Kracht vorm in de praktijk?

METHODEN Het onderzoek was exploratief van aard. Het ‘model voor eigen kracht-bevorderende

samenwerking’ werd ontwikkeld om de toepassing van de Eigen Kracht-interventies en gerelateerde

factoren in kaart te brengen. Hiertoe werden de blokken van het HALL framework, (Institutionele

factoren; Persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband en Organisatie van

het samenwerkingsverband) geoperationaliseerd met het Empowerment Kwaliteits instrument. Een

digitale vragenlijst werd verspreid onder beleidsmedewerkers van alle provincies. Elf daarvan werden

ingevuld teruggestuurd en handmatig geanalyseerd. Op het lokale niveau werden 82 CJG-

coördinatoren benaderd voor een interview, in totaal vond met 26 coördinatoren een interview plaats.

RESULTATEN/CONCLUSIES

Welke interventies worden toegepast in de praktijk? Van de 36 interventies uit het aanbod van de

CJG’s, zijn slechts enkele afkomstig uit de selectie die als leidraad diende voor het onderzoek. De

inzet ervan blijkt lastig in cijfers uit te drukken. Een belangrijke conclusie is het gebrek aan inzicht in

de daadwerkelijke toepassing van de interventies onder de CJG-coördinatoren. Daarnaast vindt

slechts een klein deel ook echt plaats in het preventieve domein. Welke rol speelt Eigen Kracht in beleid en visie op verschillende niveaus? Er blijkt sprake van een gat

tussen het provinciale en lokale niveau. Beleid en visie op het provinciale niveau is niet altijd terug te

zien op lokaal niveau. Hoewel Eigen Kracht in vrijwel alle CJG’s een belangrijke rol speelt, verschilt

het hoe men het begrip definieert. De meesten kunnen de term lastig concreet maken. Genoemde

invullingen zijn het benutten van het sociale netwerk van de cliënt; samenwerking tussen betrokken

professionals; empowerment en aanwezigheid op de vindplaats.

Wat vinden betrokkenen van het werken met Eigen Kracht interventies? In het algemeen blijkt er

draagvlak onder de hulpverleners voor het werken met Eigen Kracht, al is omschakeling vereist. Wat

betreft draagvlak onder de cliënten valt op dat slechts twee derde van de respondenten hier zicht op

Page 5: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

4

heeft. Volgens bijna de helft van hen heeft de cliënt de nieuwe manier van werken nauwelijks door.

Hoe krijgt de samenwerking rondom Eigen Kracht vorm in de praktijk? Afstemmen van doelen rondom

Eigen Kracht is van belang tussen verschillende hulpverleners en niveaus. Het gezamenlijk opstellen

van doelen met de doelgroep of cliënt wordt opmerkelijk genoeg niet genoemd.

Welke factoren spelen een rol in het al dan niet tot stand komen van Eigen Kracht interventies in het

preventieve domein van het CJG? Het aanbod van de interventies hangt voornamelijk samen met

institutionele factoren en de inzet met persoonlijke factoren. De belangrijkste bevorderende institutionele factor is het opnemen van de interventies in het

beleid van het CJG. Daarnaast spelen financiën en begeleiding vanuit de gemeente; financiële

ondersteuning vanuit de provincie en toenemende druk door bezuinigingen een bevorderende rol. De

visie dat principes belangrijker zijn dan interventies en de visie dat Eigen Kracht vaak niet aansluit bij

de cliënt, belemmeren de interventies. Ook doelen die op ander niveau worden gesteld, staan de

interventies op lokaal niveau soms in de weg. De cultuur van de cliënt kan de inzet van een Eigen

Kracht-interventie in de weg staan evenals de complexiteit van een zorgsituatie. De houding van de

hulpverlener hierin speelt ook een rol. Goede samenwerking met gemeente, provincie en andere

CJG’s biedt overzicht en voorkomt dat men steeds opnieuw een situatie moet uitleggen. Naast

factoren uit het gebruikte model blijken de kosten van een interventie een rol te spelen in het aanbod

en de inzet ervan, evenals de mate van ontwikkeling van een CJG. Opmerkelijk genoeg wordt de

kwaliteit en effectiviteit van een interventie niet genoemd.

DISCUSSIE/AANBEVELINGEN Het ontwikkelde model bleek goed bruikbaar om de factoren die

samenhangen met de toepassing van de interventies te onderzoeken. Minder bruikbaar bleek het om

een causaal verband aan te tonen anders dan door hier expliciet naar te vragen. Aanbevelingen voor CJG’s Betere monitoring van de interventies is nodig voor beter overzicht en

efficiënter gebruik. Scholing van de hulpverleners dient beter aan te sluiten bij deze hulpverleners. De

lijntjes tussen het CJG en instanties waar de doelgroep zich bevindt, dienen korter te worden. Dit

biedt mogelijkheden voor ouders om hun talenten te ontdekken en te bevorderen. Aanbevelingen voor samenwerking tussen provincie, gemeente en CJG De overeenstemming in rol-

en taakverdeling laat te wensen over. Het vastleggen en afstemmen over wie waarvoor

verantwoordelijk is, wordt aanbevolen. Hoewel economische ontwikkelingen de noodzaak van

informele inzet bevorderen, dienen formele instanties financieel te investeren om de juiste

omstandigheden te scheppen. Aanbevelingen voor verder onderzoek Hoewel dit onderzoek inzicht bood in draagvlak en

vaardigheden van de hulpverleners en cliënten, blijken de benaderde CJG-coördinatoren relatief

weinig zicht te hebben op de daadwerkelijke inzet van en ervaring met de interventies in de praktijk. In

volgend onderzoek kunnen hulpverleners en cliënten worden betrokken voor gedetailleerdere

informatie uit de praktijk. Daarnaast is verder onderzoek nodig naar de toepassing van interventies bij

CJG’s die niet mee werkten. Ook wanneer CJG’s geen aandacht besteden aan de interventies biedt

dit inzicht. Daarnaast waren veel centra nog in ontwikkeling in de periode dat het onderzoek werd

uitgevoerd. Herhaling van het onderzoek in een later stadium is dan ook wenselijk. Ten slotte is

verder onderzoek nodig naar de bevordering van eigen kracht buiten de formele hulpverlening om.

Page 6: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

5

INHOUD VOORWOORD...................................................................................................................................2 SAMENVATTING ................................................................................................................................3 INHOUD .............................................................................................................................................5 1. INLEIDING......................................................................................................................................7

1.1 Inleiding.....................................................................................................................................7 1.2 Ontwikkeling van het kind in het gezin: een introductie...............................................................7 1.3 Ontwikkelingen in beleid: de decentralisatie van de zorg voor jeugd...........................................8 1.4 Bevorderen van de eigen kracht binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin................................9

2. THEORETISCH KADER................................................................................................................15

2.1 Inleiding...................................................................................................................................15 2.2 Empowerment .........................................................................................................................15 2.3 Participatie ..............................................................................................................................16

3. ONDERZOEKSVRAGEN...............................................................................................................17

3.1. Inleiding..................................................................................................................................17 3.2 Hoofd- en deelvragen ..............................................................................................................17

4. CONCEPTUEEL MODEL ..............................................................................................................18

4.1 Inleiding...................................................................................................................................18 4.2 Het HALL framework ...............................................................................................................18 4.3 Het Empowerment Kwaliteitsinstrument ...................................................................................19 4.4 Het model voor eigen kracht-bevorderende samenwerking ......................................................21

5. UITVOERING VAN HET ONDERZOEK .........................................................................................23

5.1 Aard van het onderzoek...........................................................................................................23 5.2 Ontwikkeling vragenlijsten........................................................................................................23 5.3 Inclusie van respondenten .......................................................................................................24 5.4 Verzamelen van informatie ......................................................................................................25 5.5 Analyse van de verzamelde data .............................................................................................27

6. RESULTATEN..............................................................................................................................29

6.1 Toepassing van Eigen Kracht-interventies ...............................................................................29 6.2 Institutionele factoren...............................................................................................................33 6.3 Persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband ...................................39 6.4 Organisatie van het samenwerkingsverband............................................................................52

7. CONCLUSIES...............................................................................................................................65 7.1 'Welke interventies worden toegepast?'………………………………………………………………65

7.2 ‘Welke rol speelt Eigen Kracht in beleid en visie op verschillende niveaus?’ .............................62 7.3 ‘Wat vinden betrokkenen van het werken met Eigen Kracht interventies?’ ...............................63 7.4 ‘Hoe krijgt de samenwerking rondom Eigen Kracht vorm in de praktijk?’...................................63 7.5 ‘Welke factoren spelen een rol in het al dan niet tot stand komen van Eigen Kracht- interventies in het preventieve domein van het Centrum voor Jeugd en Gezin?’.......64

8. DISCUSSIE ..................................................................................................................................66

8.1 Het uitgevoerde onderzoek ......................................................................................................66 8.2 Het model voor eigen kracht-bevorderende samenwerking ......................................................67 8.3 Resultaten in het licht van ander onderzoek............................................................................67 8.4 Eigen Kracht: Een discussie van het begrip .............................................................................69

9. AANBEVELINGEN........................................................................................................................71

9.1 Aanbevelingen voor Centra voor Jeugd en Gezin.....................................................................71

Page 7: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

6

9.2 Aanbevelingen voor samenwerking tussen provincie, gemeente en CJG..................................73 9.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek.....................................................................................73

LITERATUUR....................................................................................................................................75 BIJLAGEN ........................................................................................................................................79

Bijlage I. Overzicht theoretische onderbouwing interventies ...........................................................79 Bijlage II. Vragenlijst provincie .......................................................................................................83 Bijlage III. Interview CJG-contactpersonen.....................................................................................85 Bijlage IV. E-mail werving respondenten vragenlijsten provinciaal niveau.......................................86

Page 8: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

7

1. INLEIDING 1.1 Inleiding

Dit onderzoek in opdracht van ZonMw gaat over de toepassing van Eigen Kracht-interventies binnen

het preventieve domein van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).

Zowel door demografische, sociologische als politieke ontwikkelingen is onze samenleving

steeds meer afhankelijk van informele inzet van burgers: de civil society speelt een steeds

belangrijkere rol. Dit onderzoek richt zich specifiek op de pedagogische civil society. Hieronder wordt

verstaan: ‘dat deel van de samenleving waar burgers in vrijwillige verbanden verantwoordelijkheid

nemen voor een pedagogisch klimaat waarin het goed opvoeden en opgroeien is, in samenwerking

met of juist als tegenkracht tot overheden, bedrijven en andere civil society organisaties’ (ZonMw,

werkdefinitie).

Eigen Kracht -interventies beogen de informele mogelijkheden rondom de cliënt te benutten

en bevorderen en dragen zodoende bij aan deze pedagogische civil society. Onder Eigen Kracht

wordt in dit onderzoek verstaan: ‘dat kinderen, jongeren en ouders over sterke kanten en een sociaal

netwerk beschikken die zij kunnen gebruiken om grip te houden op het eigen leven’ (Hoek, 2010).

Kenmerken van het bevorderen hiervan zijn het aansluiten bij en het vergroten van

bekwaamheid, kennis, vaardigheden en ervaring van de doelgroep (Bruns et al., 2004; Hoek,

2010). Met behulp van zowel kwalitatieve als kwantitatieve instrumenten wordt in dit onderzoek

gekeken in hoeverre Eigen Kracht-interventies worden toegepast en welke factoren hierin een rol

spelen.

Dit eerste hoofdstuk betreft een inleiding op het onderwerp en een overzicht van diverse

demografische en beleidsontwikkelingen die samen de aanleiding vormen voor het onderzoek. In

hoofdstuk 2 wordt een theoretisch kader geschetst, waarin diverse principes die ten grondslag liggen

aan het begrip Eigen Kracht uiteen worden gezet. In hoofdstuk 3 worden de onderzoeksvragen

geformuleerd. In hoofdstuk 4 wordt het conceptueel ‘model voor eigen kracht-bevorderende

samenwerking’ geïntroduceerd aan de hand van de beschreven principes en bestaande raamwerken.

Hoofdstuk 5 beschrijft de uitvoering van het onderzoek en gaat in op de ontwikkeling van

vragenlijsten en het verzamelen en analyseren van de data. In hoofdstuk 6 worden de resultaten

beschreven aan de hand van de blokken van het ontwikkelde model. Hoofdstuk 7 bevat de

conclusies en geeft antwoord op de onderzoeksvragen. Hoofdstuk 8 bevat een discussie waarin het

onderzoek bekeken in het licht van ander onderzoek. In hoofdstuk 9 worden ten slotte aanbevelingen

gedaan voor verder onderzoek en betrokkenen op landelijk, provinciaal en lokaal niveau.

1.2 Ontwikkeling van het kind in het gezin: een introductie

Het gezin speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het kind (o.a. Raad voor Maatschappelijke

Ontwikkeling (RMO) en Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ), 2009). Ouders geven aan voor

opvoedingsadvies en -ondersteuning het liefst aan te kloppen bij hun informele netwerk (van Egten

Page 9: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

8

et al., 2008). Hoewel gezonde en gelukkige kinderen van waarde zijn voor de gehele maatschappij,

staan ouders er echter vaak alleen voor in de opvoeding. Door afname van sociale cohesie in de

afgelopen decennia (RMO & RVZ, 2009) kunnen gezinnen niet meer als vanzelfsprekend

rekenen op hulp vanuit de sociale omgeving. Meer dan voorheen wordt het opvoeden van

kinderen gezien als een privéverantwoordelijkheid voor ouders. Wanneer deze al op steun kunnen

rekenen, is dat doorgaans door formele regelingen of door opvoedingsondersteuning door

professionals, wanneer zich al problemen hebben aangediend (RMO & RVZ, 2009). Baartman noemt

in zijn essay over de relatie tussen sociale omgeving en kindermishandeling de inbedding van

gezinnen in een goede sociale omgeving onmisbaar om een kind veilig te laten opgroeien en niet

slechts een prettige bijkomstigheid (Baartman, 2009).

1.3 Ontwikkelingen in beleid: de decentralisatie van de zorg voor jeugd

Niet alleen sociale en demografische ontwikkelingen leiden tot behoefte aan informele hulp. Ook

diverse beleidsontwikkelingen werken het belang van een goede wisselwerking tussen formele en

informele regelingen in de hand. Een kort historisch overzicht wordt gegeven van de belangrijkste

ontwikkelingen in de zorg voor jeugd sinds 2005, het jaar waarin de Wet op de jeugdzorg van kracht

ging (Nederlands Jeugd Instituut; Bureau Jeugdzorg)

Wet op de Jeugdzorg

De Wet op de jeugdzorg beoogt de samenhang en vraaggerichtheid binnen de zorg voor jeugd te

bevorderen. Hierbij staat de cliënt (kinderen, jongeren of ouders die moeite hebben met de

opvoeding) met diens hulpvraag centraal. Uitgangspunten zijn dat deze cliënt recht heeft op zorg

en dat deze zorg zo dicht mogelijk bij het kind dient te worden verleend; zo kort mogelijk dient te

duren en zo licht mogelijk dient te zijn. Voor 2005 waren het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn

en Sport (VWS) en het Ministerie van Justitie samen verantwoordelijk voor de zorg voor jeugd. Sinds

invoering van de wet zijn diverse verantwoordelijkheden overgeheveld naar de provincie. Zo

financiert deze Bureau Jeugdzorg, de toegangspoort tot de gehele jeugdzorg. De provincie koopt bij

jeugdzorginstellingen zorg in en maakt deze met de gemeente afspraken over

verantwoordelijkheden voor jongeren met problemen (Bureau Jeugdzorg, 2011). Welzijn nieuwe stijl

Een belangrijke ontwikkeling die hierop volgt, is de invoering van de Wet maatschappelijke

ondersteuning (Wmo) op 1 januari 2007. Sinds de invoering van de Wmo is de gemeente

verantwoordelijk om een ieder in staat te stellen mee te doen in de samenleving. Binnen de kaders

die het Ministerie van VWS schetst, is iedere gemeente vrij deze ondersteuning zelf in te vullen.

Op deze manier kan beter en dichterbij worden aangesloten bij de wensen en behoeften van de

burger (Rijksoverheid, 2011): een werkwijze die wordt beschreven met het begrip Welzijn nieuwe

stijl. Iedereen mee te laten doen in de maatschappij staat hierbij centraal. Centrum voor Jeugd en Gezin

Eind 2007 wordt het programmaministerie van Jeugd en Gezin opgestart. Voormalig minister Andre

Page 10: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

9

Rouvoet benadrukt hierin de waarde van het gezin voor het veilig opgroeien van het kind. Belangrijk

is dat problemen vroegtijdig worden gesignaleerd en aangepakt. Om de in het programma beoogde

doelen te realiseren, wordt onder meer het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) geïntroduceerd met

als basisfunctie: ‘lokale functies en taken op het gebied van gezondheid, opgroeien en opvoeden te

bundelen’ (Ministeries van VWS, OCW & VenJ, 2011). Binnen vier jaar, zo ambieert de minister,

dient iedere Nederlandse gemeente te beschikken over een CJG (Programmaministerie voor

Jeugd en Gezin, 2007). Vijf belangrijke functies van het CJG zijn het geven van informatie &

advies; vroegtijdige signalering van problemen; verwijzing naar (lokale en regionale) hulp; het bieden

van licht pedagogische hulp en het coördineren en afstemmen van verschillende soorten hulp

(Rouvoet, 2007). Binnen het CJG krijgt het begrip Eigen Kracht, een belangrijke rol. De kracht

van het gezin, de familie en de buurt dient optimaal te worden benut (Programmaministerie voor

Jeugd en Gezin, 2007).

Stelselwijziging Jeugdzorg

Eind 2010 stelt Kabinet Rutte-Verhagen (Kabinet Rutte-Verhagen, 2010) een stelselwijziging van de

jeugdzorg voor, welke een drietal punten omvat. Ten eerste het hanteren van één financierings-

systeem voor het preventieve beleid; de vrijwillige provinciale jeugdzorg; de jeugd licht verstandelijk

gehandicapten en de jeugd-ggz. Ten tweede komen, in fases, alle taken op het gebied van de zorg

voor jeugd onder de verantwoordelijkheid van de gemeente te vallen. Ten slotte krijgen de CJG’s

een nieuwe functie en gaan deze functioneren als front office voor alle zorg voor jeugd van de

gemeente.

1.4 Bevorderen van de eigen kracht binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin

Eigen Kracht: Een introductie van het begrip

Zich bewust van zowel de behoefte aan als de huivering voor overheidsbemoeienis bij de burger,

besteedt de overheid meer aandacht aan het begrip Eigen Kracht. Problemen dienen niet langer te

worden aangepakt door een instantie op afstand, maar op die plek waar het probleem speelt of dreigt

te gaan spelen en bij voorkeur zelfs binnen het eigen netwerk van de betrokkene(n).

Interventies ter bevordering van de eigen kracht

Het werken vanuit de Eigen Kracht-principes kan op verschillende manieren worden vormgegeven.

Dit onderzoek richt zich specifiek op het preventieve domein van het CJG. Hieronder vallen de

situaties waarin (nog) geen sprake is van een probleem, maar waarbij de betrokkenen wel tot een

risicogroep behoren. Interventies in dit stadium kunnen problemen in een later stadium voorkomen.

Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) bracht een brochure uit met 38 interventies gericht op

het bevorderen van de eigen kracht. Deze zijn geselecteerd uit de databank Effectieve

Jeugdinterventies van het NJi en door een onafhankelijke beoordelingscommissie beoordeeld als

theoretisch goed onderbouwd. Één van de interventies, Video-feedback positief opvoeden, is

beoordeeld als bewezen effectief. De interventies richten zich op kinderen, ouders, sociale

omgeving, gezinnen en jongeren (Hoek, 2010). Van de besproken interventies zijn er 15 toepasbaar

Page 11: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

10

binnen het preventieve domein.

Apart wordt in de brochure de Eigen Kracht-conferentie (EKc) vermeld, die nog niet ter

beoordeling aan de Erkenningscommissies Interventies is voorgelegd. In deze

besluitvormingsmethode, die nadrukkelijk geen interventie wordt genoemd, stelt het gezin samen

met het directe informele netwerk een plan op om het directe informele netwerk een plan op om een

probleem aan te pakken of te voorkomen. Een onafhankelijke coördinator begeleidt het traject, maar

is inhoudelijk niet betrokken bij de afspraken die worden gemaakt. In dit onderzoek wordt ook het

Familie Netwerk Beraad (FNB) toegevoegd. Deze besluitvormingsmethode is gebaseerd op dezelfde

principes als de EKc, de rol van de hulpverlener is echter anders. Na het opstellen van een

plan, speelt de professionele hulpverlener ook een belangrijke rol in de daadwerkelijke uitvoering

ervan (Möhle & van Katwijk, 2010). Ten slotte wordt ook Signs of Safety opgenomen in dit

onderzoek. Bij deze besluitvormingsmethode ontwikkelt de hulpverlener, als er (mogelijk) sprake is

van kindermishandeling, samen met een gezin een veiligheidsplan. Hoewel in de laatst drie

genoemde methoden dus geen sprake is van interventie maar van besluitvorming, zal vanaf nu

gesproken worden over interventies ter bevordering van de eigen kracht. Hieronder vallen zowel de

interventies zoals opgenomen in de genoemde database, als de apart vermelde EKc, het FNB en

Signs of Safety.

Theorie achter de Eigen Kracht-interventies

Diverse kenmerken van het bevorderen van de eigen kracht werden al genoemd. Aan de

geselecteerde interventies ligt echter meer theorie ten grondslag. Voorafgaand aan het onderzoek

naar de interventies in de praktijk is een documentenanalyse uitgevoerd om de principes achter

en de doelen van de interventies in kaart te brengen. De geraadpleegde documenten zijn

afkomstig uit de digitale Databank Effectieve Jeugdinterventies (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).

Tabel 1 geeft een overzicht van de doelen en aanpak van de onderzochte interventies.

Bijlage I geeft een overzicht van de theoretische onderbouwing. Grofweg blijkt de theorie achter de

interventies te kunnen worden ingedeeld in twee categorieën. Enerzijds zijn er de pedagogische

theorieën die de ontwikkeling van het kind beschrijven en/of de gewenste houding en gedrag

van de ouders hierin (onder meer de hechtingstheorie; de ontwikkelingspsychologie; de

ontwikkelingspsychopathologie; het transactionele-ontwikkelingsmodel en de sociale leertheorie).

Anderzijds zijn er theorieën die beschrijven hoe competenties kunnen worden bevorderd om met

(dreigende) problemen om te gaan (onder meer de sociale informatietheorie; de self-efficacytheorie;

het sociaal competentiemodel en het model van seksuele interactiecompetentie. In dit onderzoek

speelt met name deze tweede categorie theorieën een rol. Het kan daarbij gaan om ouders die

leren om op een goede manier met hun kinderen om te gaan, maar ook om kinderen en jongeren die

zelf betrokken worden in een interventie.

Page 12: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

11

Overzicht van de Eigen Kracht-interventies

Interventie (startjaar) Doel interventie Korte beschrijving

Gericht op kinderen

Marietje Kessels project (1990)

Het vergroten van de weerbaarheid van kinderen om te voorkomen dat zij slachtoffer worden van machtsmisbruik.

De interventie bestaat uit twaalf lessen, die onder schooltijd door opgeleide preventiewerkers worden gegeven. Middels groepsgesprekken, fysieke oefeningen, rollenspelen en opdrachten leren de kinderen situaties van machtsmisbruik te herkennen, hun handelingsmogelijkheden te vergroten en hoe en waar ze om hulp kunnen vragen.

Gericht op ouders

Video-feedback positief opvoeden (onbekend)

Het verminderen van externaliserende gedragsproblemen bij kinderen door het versterken van ouderlijke sensitiviteit en het bevorderen van consistente maar sensitieve disciplinering.

Kern van de aanpak is het geven van positieve feedback op video-opnames van interacties tussen ouder en kind in de thuissituatie. Tijdens huisbezoeken bekijken de ouder en de ondersteuner de videoband en bespreken aan de hand van thema’s de relevante fragmenten met verschillende suggesties en adviezen aan bod.

Opvoedondersteuning Home-Start (1993)

Voorkomen dat alledaagse problemen van ouders met jonge kinderen uitgroeien tot ernstige en langdurige problemen.

Ervaren vrijwilligers bieden ouders in hun eigen huis ondersteuning en praktische hulp bij gezins- en opvoedende taken.

VoorZorg (2006) Het voorkomen van kindermishandeling of verwaarlozing

Geselecteerde moeders krijgen 60 huisbezoeken, verspreid over twee jaar. Hierin wordt opvoedingsondersteuning gegeven in combinatie met gezondheidsvoorlichting, vaardigheidsinstructie en persoonlijke begeleiding, waarbij gestreefd wordt naar positieve veranderingen van de risicofactoren.

Drukke kinderen (2000) Het voorkomen van (ernstige) opvoedingsproblemen in gezinnen met een druk kind, door de ouders inzicht te bieden in het drukke gedrag van hun kind en door hen vaardigheden aan te leren om daarmee om te gaan.

De interventie bestaat uit zes bijeenkomsten waarin ouders inzicht verwerven in de achtergronden van het drukke gedrag van hun kind en leren hoe zij daar het beste mee om kunnen gaan.

KopOpOuders Online (onbekend)

De bevordering van het psychosociaal welbevinden van kopp/kvo-kinderen.

Vergroting van opvoedingscompetentie van ouders met psychische en/of verslavingsproblematiek, waardoor de kans op de ontwikkeling van psycho-pathologie bij de kinderen verkleint.

Page 13: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

12

Moeders informeren

Moeders (1999)

Het zelfvertrouwen, de zelfredzaamheid en het zelfzorgvermogen van moeders met een eerste kind vergroten en hun sociale netwerk versterken.

Bezoekmoeders, met een ruime ervaring in opvoeding en verzorging van kinderen, gaan eens per maand op bezoek bij moeders van een eerste kind en praten met hen over de opvoeding en verzorging van de baby.

Ouders van tegendraadse jeugd

Het terugdringen van strafbaar gedrag en recidive van jongeren door ondersteuning van ouders bij de opvoeding. De bijeenkomsten zijn erop gericht dat ouders meer zelfvertrouwen krijgen in hun eigen handelen en zo een positief opvoedingsklimaat creëren.

De interventie bestaat uit twee bijeenkomsten van anderhalf uur, waarbij ouders kennis en ervaringen delen met het buitenspeelgedrag van hun kinderen. Aan de hand van enkele situatieschetsen leren ouders de rol van kattenkwaad voor de ontwikkeling van kinderen en hoe zij hierop zicht kunnen houden, zodat het niet ontaardt in overlast of risicogedrag. Ouders krijgen tips over effectief straffen en belonen.

Triple P (jaren ’70) De preventie van (ernstige) emotionele- en gedragsproblemen bij kinderen door het bevorderen van competent ouderschap en zelfvertrouwen van ouders.

De interventie onderscheidt vijf niveaus van ondersteuning, afgestemd op de behoeften van gezinnen: 1. Voorlichting en informatie. 2. Korte individuele voorlichtingsgesprekken over de ontwikkeling en het gedrag van kinderen. 3. Gericht advies bij specifieke vragen over het kind. 4. Training in opvoedingsvaardigheden bij ernstige gedrags- problemen van het kind. 5. Gezinsinterventie bij ernstige gedragsproblemen gecombineerd met overige gezinsproblemen.

Stevig ouderschap (2005) Het verkleinen van het risico op ernstige opvoedingsproblemen.

Gezinnen krijgen zes huisbezoeken van een jeugdverpleegkundige, waarin verschillende algemene onderwerpen aan bod komen. Daarnaast bevatten de huisbezoeken een cliëntgericht gedeelte dat ingaat op wat goed gaat, wat kan worden verbeterd en hoe deze verbetering gestalte kan krijgen.

Gericht op sociale omgeving

Marokkaanse buurtvaders (1999)

Het vergroten van de veiligheid in de wijk door de jeugd aan te spreken op verkeerd gedrag en hen te corrigeren.

De buurtvaders, van Marokkaanse afkomst, surveilleren ’s avonds in de wijk in groepjes. Hun activiteiten bestaan uit het contact leggen met jongeren, het aanspreken van jongeren op hun gedrag, inschakelen van de politie bij misdrijven en het doorgeven van knelpunten of problemen in de wijk.

Page 14: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

13

Gericht op jongeren Girls’talk (2004) Bevordering van seksuele

gezondheid, gezond seksueel gedrag en seksuele interactiecompetentie bij meiden.

Girls' Talk is een intensieve semigestructureerde, seksespecifieke groepscounselmethodiek van acht bijeenkomsten, begeleid door twee vrouwelijke begeleiders die vooraf een tweedaagse opleiding hebben gevolgd. Er wordt gebruik gemaakt van diverse werkvormen als spel, discussie, rollenspelen, creatieve opdrachten, reflectieoefeningen en lichaamsgerichte opdrachten.

Lang leve de liefde 3

Het bevorderen van de 'seksuele interactiecompetentie' van meisjes en jongens, teneinde ze beter in staat te stellen hun seksuele contacten veilig, gelijkwaardig en plezierig vorm te geven.

Lang leve de liefde 3 bestaat uit zes lessen waarin leerlingen getraind worden in vaardigheden als het kunnen praten over relaties en veilig vrijen, het gebruik van condooms en anticonceptie. Naast de lessen beschikken de leerlingen over een leerlingenboekje waarin op eigentijdse en begrijpelijke wijze achtergrondinformatie wordt gegeven over de in de les te behandelen thema's. Communicatie over onderwerpen als veilig vrijen, seksualiteit en relaties wordt gestimuleerd door een vijfdelige video.

Stemmingmakerij (1992) Jongeren meer controle aanleren over hun gedachten, gevoelens, gedrag en leven, teneinde daardoor de kans op depressieve symptomen te verminderen; het verminderen van het algemeen vóórkomen van depressieve stoornissen in de bevolking; het verminderen van suïcidepogingen van jongeren.

Het programma bestaat uit acht bijeenkomsten waarin zeven risicofactoren aangepakt worden die mogelijk een rol spelen in de depressieproblematiek en waarvan bekend is dat zij te beïnvloeden zijn. Aandacht wordt besteed aan de relatie tussen denken, doen en voelen, probleemoplossende vaardigheden en het vermogen om de betrokkenheid bij de omgeving te vergroten, onder andere door sociale vaardigheidstraining.

Gericht op gezinnen Eigen Kracht- conferentie (2001)

Versterken van de band tussen het gezin en de sociale omgeving versterken door het gezamenlijk opstellen van een plan wanneer problemen spelen rondom de opvoeding.

Familieleden, vrienden en buren stellen een gezamenlijk plan op. Het gezin krijgt hierbij de eigen verantwoordelijkheid voor het oplossen van de problemen. Een onafhankelijk coördinator begeleidt de bijeenkomst.

Familie Netwerk Beraad

Vergelijkbaar als de Eigen Kracht-conferentie.

Familieleden, vrienden en buren stellen samen met een hulpverlener een plan op. Het gezin krijgt de verantwoordelijkheid om problemen aan te pakken, maar wordt professioneel begeleid.

Page 15: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

14

Psycho-educatieve gezinsinterventie KOPP

Voorkomen dat kinderen van ouders met psychische problemen zelf problemen ontwikkelen. Dit wordt bereikt door het stimuleren van de communicatie binnen het gezin en het versterken van de veerkracht van de kinderen. De interventie is erop gericht gezinsleden te helpen om de effecten van de depressie of angststoornis op de gezins-leden afzonderlijk en op het gezin als geheel te begrijpen en met elkaar te bespreken.

De interventie is kortdurend (zes-acht bijeenkomsten), intensief, psycho-educatief, gezinsgericht met een follow-up op langere termijn. Er worden verschillende strategieën gebruikt om de gezinnen te helpen, onder meer het geven van informatie over depressie.

Signs of Safety (2005) Wanneer kindermishandeling speelt, krijgen betrokkenen de mogelijkheid zelf een plan te ontwikkelen om oplossingen te bedenken om een veilige situatie voor de kinderen te ontwikkelen.

De hulpverlener ontwikkelt samen met het gezin een veiligheidsplan. De hulpverlener onderzoekt welke mogelijkheden de gezinsleden hebben om veiligheid te creëren en welke mogelijkheden er zijn om hulp in te schakelen in de omgeving.

Tabel 1 Beschrijving van de Interventies

Page 16: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

15

2. THEORETISCH KADER

2.1 Inleiding Zoals genoemd heeft Eigen Kracht alles te maken met het ontwikkelen en vergroten van

bekwaamheid en vaardigheden. Het Nederlands Jeugdinstituut stelt dan ook dat het bevorderen van

de eigen kracht is gebaseerd op het begrip empowerment. De documentanalyse (zie 1.4 en

Bijlage I) bevestigde dit. Omdat over empowerment al meer bekend is, zal dit begrip eerst uiteen

worden gezet. Empowerment hangt nauw samen met participatie. Enerzijds draagt participatie naar

verwachting bij aan het tot stand komen van de eigen kracht-bevorderende interventies (ofwel:

empowerment): wanneer mensen meedoen en –denken, ontdekken ze hun eigen talenten en

vaardigheden; versterken zij hun eigen kracht en raken zij in staat veranderingen te realiseren

(Wagemakers et al., 2007). Anderzijds beogen de methodieken de doelgroep het vertrouwen te

geven om grip te krijgen op de situatie (NIGZ, 2006). Pretty (1995). Ook het begrip participatie wordt

hierom meegenomen in het onderzoek.

2.2 Empowerment Van empowerment zijn verschillende definities in omloop, die samen de lading dekken van dit

containerbegrip. Enkele hiervan worden genoemd om het concept te verduidelijken. Empowerment

is erop gericht iemand sterker en minder afhankelijk te maken en om te stimuleren dat de

betreffende persoon zelf verantwoordelijkheid neemt (Kesselring, 2010). Niet het probleem staat

centraal, maar de kracht, vaardigheden en positieve aspecten van de persoon of doelgroep in

kwestie (Zimmerman, 2000). Door een proces van empowerment zijn mensen beter in staat hun

eigen beslissingen te nemen en invloed uit te oefenen op hun eigen gezondheid en welzijn

(Nutbeam, 1998; NIGZ, 2008).

Empowerment kan plaatsvinden op verschillende niveaus. Schmidt et al. (2007)

onderscheiden het individuele niveau, het organisatieniveau en het gemeenschapsniveau. Dit

onderzoek gaat in op het individuele en organisatieniveau. Op het individuele niveau zijn drie

elementen van belang. Allereerst is een gevoel van competentie en controle onmisbaar. Een

individu moet vertrouwen hebben in de eigen vaardigheden. Ten tweede is het van belang dat de

individu zich bewust is van en inzicht heeft in de doelen en middelen die tot zijn of haar beschikking

staan. Ten derde is het gedragselement belangrijk: het individu moet een actieve keuze maken. In

dit onderzoek staat het gezin en diens directe sociale omgeving centraal. Dit netwerk wordt daarbij

beschouwd als een individu.

Het tweede niveau van empowerment is dat van de organisatie. Op dit niveau kan

onderscheid worden gemaakt tussen de empowerende organisatie, die een interne infrastructuur

biedt voor degenen binnen de organisatie en de empowerde organisatie, die andere organisaties en

de maatschappelijke omgeving beïnvloedt. (Swift & Levin, 1997; Zimmerman, 2000; Peterson 2004).

In dit onderzoek wordt de empowerende organisatie bekeken. Een empowerende organisatie

Page 17: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

16

faciliteert de betrokkenen om zich op individueel niveau te empoweren (competentie en controle te

ontwikkelen, zich bewust te worden het gedrag te veranderen).

In dit onderzoek worden alle bij de interventie betrokken actoren beschouwd als een organisatie met

als doel het gezin en diens directe sociale omgeving (het individu) te empoweren.

2.3 Participatie Participatie wordt door Luijpers en Keysers (2001) gedefinieerd als ‘een ontwikkelproces met als

kern: mensen serieus nemen door het samen creëren van een situatie zodat de betrokkene

geïnformeerd is, invloed heeft, kan meebeslissen, greep krijgt op de eigen situatie en hieraan

sturing kan geven’. Pretty (1995) ontwikkelde een ladder om de mate van participatie te benoemen.

Deze ladder bevat zeven treden die weergeven in hoeverre een zekere doelgroep participeert.

Bij de onderste trede (of eigenlijk staat de potentiële participant nog op de grond, trede 0)

is geen sprake van participatie. Men wordt niet geïnformeerd over plannen, alleen over de door de

professionals georganiseerde activiteiten. Bij passieve participatie, trede 1, ligt de controle van een

programma, planning en de organisatie van activiteiten nog steeds volledig bij de professional, maar

wordt de doelgroep wel geïnformeerd over de te maken plannen. Wanneer de doelgroep op trede

2 staat, is er participatie via informatie. De deelnemer wordt geïnformeerd over het programma en

krijgt de gelegenheid om vragen te stellen. Op de volgende trede ligt de besluitvorming nog steeds

bij de professionals, maar wordt wel geluisterd naar de doelgroep en gehandeld naar diens visie.

We spreken van participatie via consultatie. Bij functionele participatie is de doelgroep meer

betrokken bij het proces van besluitvorming en heeft deze een actieve rol in de ontwikkeling van

programma’s en activiteiten. Het uiteindelijke besluit wordt echter nog door de professional

genomen. Op de op een na hoogste trede is sprake van interactieve participatie en maakt

de doelgroep samen met professionals deel uit van een partnership. Samen worden besluiten

genomen over de planning en implementatie van activiteiten. De doelgroep levert zelf ook

hulpbronnen aan.

De samenwerking tussen de cliënt en de professionals op verschillende niveaus die in dit

onderzoek centraal staat, streeft naar zelfmobilisatie, het hoogste level van participatie als uitkomst.

Wanneer sprake is van zelfmobilisatie maken mensen onafhankelijke keuzes, leggen zij hun eigen

contacten en hebben zij zelf de volledige controle over de planning en implementatie van

hun activiteiten. Ook over de besteding van financiën hebben de personen in kwestie zelf

controle. Professionals staan op de achtergrond bij het uitvoeren van activiteiten (Pretty, 1995).

Page 18: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

17

3. ONDERZOEKSVRAGEN 3.1. Inleiding Nu de politieke aandacht voor Eigen Kracht toeneemt, stijgt ook het aanbod van Eigen

Kracht-interventies en is het op zijn plaats deze te onderzoeken.

Enkele onderzoeken naar de interventies vonden al plaats. Halverwege augustus

2010 bracht Pi Research verslag uit van een onderzoek naar de implementatie en de effecten van

EKc’s in het preventieve domein (Schuurman et al., 2010). Een belangrijke conclusie van dit

onderzoek was dat het aantal uitgevoerde EKc’s nog erg laag was, wat het in kaart brengen van

succesfactoren lastig maakte. Meer tijd leek nodig voor het ontwikkelen van de EKc’s.

Tot dusver is echter nog nauwelijks iets bekend over de Eigen Kracht-interventies in het

algemeen, de daadwerkelijke toepassing ervan en de factoren die daarbij een rol spelen. In het

licht van de huidige beleidsontwikkelingen en toekomstplannen met betrekking tot

stelselwijzigingen in de zorg voor jeugd, is het van belang hier meer inzicht in te krijgen. ZonMw gaf

daarom de opdracht voor een onderzoek dat zich specifiek richt op de toepassing van de

interventies in de praktijk.

3.2 Hoofd- en deelvragen Dit onderzoek betreft een inventarisatie van de toepassing van interventies om de eigen kracht te

versterken en van de omstandigheden waaronder dergelijke initiatieven al dan niet plaatsvinden. De

onderzoeksvraag die hierbij centraal staat, luidt:

‘Welke factoren spelen een rol in het al dan niet tot stand komen van Eigen Kracht-interventies in het preventieve domein van het Centrum voor Jeugd en Gezin?’

Deelvragen om tot een antwoord op de hoofdvraag te komen, zijn:

- ‘Welke Eigen Kracht-interventies worden toegepast in de praktijk’?

- ‘Welke rol speelt Eigen Kracht in beleid en visie op verschillende niveaus?’

- ‘Wat vinden betrokkenen van het werken met Eigen Kracht-interventies?

- ‘Hoe krijgt de samenwerking rondom Eigen Kracht vorm in de praktijk?’

Page 19: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

18

4. CONCEPTUEEL MODEL 4.1 Inleiding Omdat een dergelijke evaluatie nog niet eerder werd uitgevoerd en bestaande theoretische

raamwerken niet toereikend leken, werd voor dit onderzoek een nieuw model ontwikkeld. Het model

is gebaseerd op een bestaand raamwerk en geoperationaliseerd aan de hand van twee

instrumenten: het HALL framework -dat de voorwaarden beschrijft voor het tot stand komen en doen

slagen van een samenwerking -; het Empowerment Kwalititeits Instrument (EKi) -waarmee een

interventie kan worden gemeten op de mate van empowerment- en de Participatieladder – een

schaal om vast te stellen in hoeverre sprake is van participatie van de doelgroep bij het tot stand

komen van een interventie.

4.2 Het HALL framework Het HALL (Healthy ALLiances) framework (zie Figuur 1) vormt het geraamte voor het ontwikkelde

model (Koelen et al., 2011 in press). Gezondheids- en welzijnsproblemen zijn doorgaans complexe

kwesties waaraan verschillende factoren ten grondslag liggen. Om dergelijke problemen aan

te pakken, is het van belang dat actoren uit verschillende sectoren en organisaties samenwerken

en zij talenten en krachten bundelen om een gezamenlijk doel te bereiken. Het HALL framework

noemt drie blokken met factoren voor een succesvolle samenwerking. De factoren in de eerste

twee blokken hebben betrekking op de afzonderlijke betrokkenen en hebben invloed op het al dan

niet tot stand komen van samenwerking; de factoren in het derde blok hebben betrekking op de

betrokkenen samen en spelen een rol zodra er sprake is van samenwerking (Koelen et al., 2011 in

press).

Het eerste blok bevat Institutionele factoren. Beleid, visie en verdeling van financiën

bevorderen of hinderen samenwerking met anderen. Het tweede blok bestaat uit Persoonlijke

factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband. De houding ten opzichte van de

samenwerking(spartners) en de mate waarin iemand het gevoel heeft invloed te kunnen uitoefenen

(self-efficacy) spelen mee in het tot stand komen van een geslaagde samenwerking. Het derde blok

heeft betrekking op de Organisatie van het samenwerkingsverband en bevat de factoren flexibele

tijdsplanning; gedeelde doelen; duidelijke rollen en verantwoordelijkheden; vaardigheden;

zichtbaarheid; communicatiestructuur en management.

Naast de invloed die de afzonderlijke blokken hebben op de samenwerking, is er ook een

wisselwerking tussen de blokken onderling. Een goede organisatie van de samenwerking heeft

bijvoorbeeld een uitwerking op de houding van de betrokkenen ten opzichte van de samenwerking

en een duidelijke visie en beleid dragen bij aan het helder formuleren van gezamenlijke doelen.

Page 20: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

19

Figuur 1. HALL-framework: voorwaarden voor succes (Koelen et al., 2011)

4.3 Het Empowerment Kwaliteits instrument De samenwerking tussen nationaal, provinciaal en lokaal niveau, welke wordt bekeken in dit

onderzoek, is geen doel op zich, maar een middel andere doelen te bereiken. Het tot stand komen

van Eigen Kracht-interventies is een doel van deze samenwerking. Om te kijken of de samenwerking

daadwerkelijk beoogt bij te dragen aan de bevordering van de eigen kracht zijn de factoren in

het HALL framework geoperationaliseerd aan de hand van het Empowerment Kwaliteits instrument

(EKi) (zie Figuur 2), ontwikkeld door het NIGZ, in samenwerking met ZonMw en de

Universiteit voor Humanistiek (Visser et al., 2007). Dit instrument bestaat uit zes clusters,

waarbinnen verschillende indicatoren worden genoemd om empowerment te meten. Cluster 0 bevat

de randvoorwaarden voor empowerment; Cluster 1 bevat factoren met betrekking tot het vaststellen

van het probleem; in Cluster 2 worden rollen en verantwoordelijkheden van doelgroep en

gezondheidsbevorderaar bekeken; Cluster 3 bevat interventiemogelijkheden; Cluster 4 gaat in op de

uitvoer en implementatie en Cluster 5, ten slotte op evaluatie en monitoring.

Page 21: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

20

- Empowermentdoelen - Passen doel, doelgroep en interventie bij elkaar? - Empowermenttechnieken - Mate participatie doelgroep in formuleren en vaststellen doelen - Mate participatie doelgroep in ontwikkeling/keuze interventie

- Empowermentvaardigheden van de gezondheidsbevorderaar - Draagvlak binnen eigen instelling voor werken met empowermentbenadering - Draagvlak samenwerkingspartners om te werken met empowermentbenadering - Capaciteit empowermentbenadering

- Monitoring van de voortgang voor de gezondheidsbevorderaar

0. Randvoorwaarden

- Thema en relevante subgroepen - Factoren die als ingang dienen voor empowerment - Keuze factoren volgens de doelgroep - Mate van participatie binnen analyse - Representativiteit betrokken leden doelgroep

- In hoeverre heeft de doelgroep zicht op de versterking van haar empowerment? - Verbetermogelijkheden voor de intermediairen - mate van participatie van de doelgroep bij de evaluatie - mate van participatie van de intermediairen bij de evaluatie

1. Vaststellen probleem

5. Evaluatie en monitoring

2. Rollen doelgroep en gezondheidsbevorderaar

Empowerment

- Duidelijkheid rol van de doelgroep - Duidelijkheid rol van de gezondheidsbevorderaar

4. Uitvoer en implementatie 3. Interventiemogelijkheden - Participatie doelgroep in uitvoering interventie

- Mate waarin intermediairs empowerment-doelen kunnen realiseren - Mate van continuïteit en structurele inbedding interventie

Page 22: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

21

4.4 Het model voor eigen kracht-bevorderende samenwerking De bruikbare elementen uit beide genoemde modellen zijn samengevoegd tot het model voor eigen

kracht-bevorderende samenwerking (zie Figuur 3).

De belangrijkste afhankelijke variabele in dit onderzoek is de Toepassing van Eigen Kracht-

interventies en is geformuleerd aan de hand van elementen uit cluster 3 (Interventiemogelijkheden) en

4 (Uitvoer en implementatie) van het EKi. De elementen zijn geformuleerd in termen van eigen kracht-

bevordering. Indicatoren die zijn opgenomen zijn ‘toegepaste Eigen Kracht-interventies’ en ‘initiatief

voor interventies’ (door gezondheidsbevorderaar of participatie van de doelgroep).

Het eerste blok van het HALL framework bevat Institutionele factoren. Omdat deze factoren

ook in de samenwerking rondom Eigen Kracht van belang zijn, zijn de elementen ‘visie’, ‘beleid’ en

‘financiering’ uit dit blok ook opgenomen in het nieuwe model, als institutionele factoren van het

provinciaal en lokaal niveau. Uit het Eki is de mate van continuïteit en structurele inbedding van de

interventie uit cluster 4 opgenomen en geformuleerd als ‘gestelde doelen met betrekking tot Eigen

Kracht’.

Het blok met persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband bevat met

name elementen uit het EKi. Hoewel self-efficacy, sociale identiteit en relaties van de verschillende

betrokken actoren mogelijk een rol spelen, leenden deze elementen zich niet om te onderzoeken

middels interviews met personen met een overzichtsfunctie, de personen die voor dit onderzoek

zouden worden benaderd. Binnen het blok met persoonlijke factoren zijn elementen uit cluster 0 uit

het EKi geformuleerd in termen van Eigen Kracht (Eigen Kracht-vaardigheden en -scholing van de

gezondheidsbevorderaar; draagvlak voor werken met Eigen Kracht ) en opgenomen in het nieuwe

model. Daarnaast is ‘kennis van thema en relevante subgroepen’ uit cluster 1 in het model

opgenomen als ‘krachten en kenmerken van de doelgroep’. Hierbij wordt gekeken naar de doelgroep

op zowel micro- (specifieke gezinnen) als macroniveau (de bevolking binnen een werkregio).

In het blok met Factoren gerelateerd aan de organisatie van het samenwerkingsverband zijn

de taken en verantwoordelijkheden uit het HALL framework geoperationaliseerd aan de hand van

cluster 2 uit het EKi en opgenomen als ‘taken en verantwoordelijkheden doelgroep en

gezondheidsbevorderaar’. Gebaseerd op cluster 1 is ‘representativiteit van betrokken actoren’

opgenomen in dit blok.

Een tweede afhankelijke variabele is Zelfmobilisatie, de hoogste trede van de

participatieladder van Pretty (1995). Wanneer sprake is van goede wisselwerking tussen de

verschillende blokken uit het model, worden, naar verwachting, de interventies ter bevordering van

de eigen kracht toegepast en zullen deze resulteren in zelfmobilisatie. In dit onderzoek staat het tot

stand komen van de interventies echter centraal en worden de uiteindelijke effecten ervan buiten

beschouwing gelaten. Dit is tevens de reden waarom de elementen uit cluster 5 (Evaluatie en

monitoring) uit het EKi niet in het nieuwe model zijn opgenomen. Voor de volledigheid van de relaties

tussen de begrippen is zelfmobilisatie wel toegevoegd aan het model.

Page 23: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

22

Figuur 3. model van eigen kracht-bevorderende samenwerking

Zelfmobilisatie

Persoonlijke factoren van deelnemers aan het

samenwerkingsverband Eigen Kracht-vaardigheden

en -scholing van gezondheidsbevorderaar

Krachten en kenmerken doelgroep

Draagvlak betrokken actoren voor Eigen Kracht

Institutionele factoren

Visie Beleid Financiering Gestelde doelen met

betrekking tot Eigen Kracht

Toepassing van Eigen Kracht -

interventies

Factoren gerelateerd aan de

Organisatie van het samenwerkingsverband

Taken en verantwoordelijkheden

Gezamenlijke doelen Representativiteit

betrokken actoren

Toegepaste Eigen Kracht-interventies

Initiatief voor interventies (door wie en wanneer)

Page 24: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

23

5. UITVOERING VAN HET ONDERZOEK

5.1 Aard van het onderzoek Om te achterhalen welke interventies worden toegepast in de praktijk en welke factoren hierin een

bevorderende dan wel belemmerende rol spelen, werd een exploratief onderzoek uitgevoerd.

Hiermee werd geïnventariseerd of de factoren in het ontwikkelde model bijdragen aan het al dan niet

toepassen van de eigen kracht-bevorderende interventies. Het onderzoek was voornamelijk

kwalitatief van aard. Door middel van vragenlijsten met open vragen en interviews werden visie en

ervaring van betrokken personen achterhaald. Tegelijk werd meer de breedte dan de diepte van de

situatie geschetst en werd ernaar gestreefd materiaal te verzamelen uit het hele land. Uiteindelijk

bieden de resultaten dus ook kwantitatief inzicht.

5.2 Ontwikkeling vragenlijsten Op basis van de elementen uit het ontwikkelde model werden vragen geformuleerd. De vragen

over de elementen met betrekking tot het provinciaal niveau (het blok Institutionele factoren en het

blok Toepassing van Eigen Kracht-interventies) vormden samen een vragenlijst die digitaal werd

verspreid onder beleidsmedewerkers van alle twaalf Nederlandse provincies (zie Bijlage II).

De vragen met betrekking tot het lokale niveau vormden de basis voor een interview dat,

met uitzondering van één telefonisch interview, face-to-face werd afgenomen onder personen met

een coördinerende functie bij het CJG. Het interview bevatte vragen over de elementen uit alle

blokken, op lokaal niveau (zie Bijlage III) Provinciaal niveau

Binnen het blok Institutionele factoren werd gevraagd naar de rol die het begrip Eigen Kracht speelt

in het provinciale beleid en naar concrete doelstellingen op het gebied van Eigen Kracht.

Wat betreft het blok Toepassing van Eigen Kracht interventies werd gevraagd welke

interventies op lokaal niveau worden toegepast binnen de provincie; wanneer deze voor het eerst

plaatsvonden; hoe vaak de interventies worden toegepast en op wiens initiatief dit gebeurt. Hoewel

de verwachting was dat de respondenten op lokaal niveau beter op de hoogte zou zijn van de

praktijktoepassing, werden deze vragen ook aan de provinciale respondenten werden gesteld. Dit

gebeurde om inzicht te krijgen in hoeverre men op provinciaal niveau weet wat er lokaal gebeurt.

Daarnaast werden algemene vragen gesteld over de samenwerking. Deze vragen zijn niet

rechtstreeks onder te brengen in het model, maar dragen bij aan inzicht in de plausibiliteit van het

model. De vragen gingen in op de samenwerkingspartners van de gemeente en het verloop van

de samenwerking.

Lokaal niveau

Page 25: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

24

De vragen in het interview bij de lokale CJG’s gingen in op alle vier de blokken op lokaal niveau.

Hoewel binnen de blokken van tevoren vragen werden geformuleerd, dienden deze voornamelijk als

kapstok om het gesprek aan te gaan en informatie te verzamelen over de elementen binnen

de blokken. Wanneer hier aanleiding voor was, werden de vragen anders, of in een andere

volgorde gesteld. Als een vraag niet de gewenste of onvoldoende informatie leverde, werd

doorgevraagd. Wat betreft het blok Toepassing van Eigen Kracht interventies werd

gevraagd welke interventies worden toegepast vanuit het betreffende CJG; wanneer deze voor het

eerst plaatsvonden; hoe vaak deze worden toegepast en op wiens initiatief dit gebeurt.

Met betrekking tot het blok Institutionele factoren werden vergelijkbare vragen gesteld als op

het provinciaal niveau. Gevraagd werd naar de betekenis van het begrip Eigen Kracht binnen het

betreffende CJG en de visie hierop.

Binnen het blok Persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband

werd gevraagd welke hulpverleners betrokken zijn bij de interventies en in hoeverre deze geschoold

zijn op het gebied van Eigen Kracht. Daarnaast werden algemene vragen gesteld over de doelgroep

binnen de gemeente in het algemeen en de bij de interventies betrokken doelgroep in het

bijzonder. Ten slotte werd gevraagd naar het draagvlak voor het werken met het Eigen

Kracht-principe bij de hulpverlener, de gezondheidsbevorderaar in het model, en de doelgroep.

De Organisatie van het samenwerkingsverband werd geoperationaliseerd met vragen over

de overeenstemming van doelen, rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken

actoren. Ook werd gevraagd in hoeverre de uiteindelijke rollen en verantwoordelijkheden van de

professional binnen diens taakomschrijving passen.

5.3 Inclusie van respondenten De gegevens van beleidsmedewerkers met betrekking tot zorg voor jeugd zijn achterhaald via de

websites van de provincies. Van iedere provincie is één beleidsmedewerker benaderd met

een digitale vragenlijst (zie Bijlage III).

De contactgegevens van respondenten op lokaal niveau werden verzameld via de

zogenaamde sneeuwbalmethode. Om te beginnen werd aan respondenten uit de provincies

gevraagd naar geschikte personen bij CJG’s. Deze respondenten noemden vervolgens weer namen

van andere potentiële respondenten. Hiernaast zijn gegevens van personen met een functie als

CJG-coördinator, CJG-regisseur of CJG-manager verzameld van deelnemerslijsten van congressen

(o.a. het CJG- congres, het Congres Positief Jeugdbeleid en het Euopean Congress on Family

Group Conference). Soms waren directe contactgegevens beschikbaar, soms werd eerst contact

gezocht met het secretariaat van een CJG om aan gegevens te komen (zie Bijlage IV voor de

verstuurde mail). De potentiële respondenten werden gemaild met uitleg over het onderzoek en de

vraag om mee te doen. Na een positieve reactie werd telefonisch contact opgenomen. Een enkele

keer nam de respondent zelf telefonisch contact op naar aanleiding van de e-mail.

Page 26: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

25

5.4 Verzamelen van informatie

Provinciaal niveau

Contactpersonen van tien provincies stuurden de vragenlijst ingevuld terug. De respondent van

een provincie gaf in enkele regels aan niet mee te werken omdat zij op het provinciale niveau te

weinig zicht had op wat er in de gemeente gebeurde. Met deze reactie beantwoordde zij een vraag

uit de vragenlijst. Deze reactie is meegenomen in het onderzoek. De contactpersoon van één

provincie gaf aan momenteel geen tijd te hebben de vragenlijst in te vullen en deze later terug te

sturen, maar dit is na herhaaldelijk vragen per e-mail niet gebeurd.

Lokaal niveau

Respons

Voor de interviews op lokaal niveau zijn 82 personen gemaild met een coördinerende, regisserende

of managementfunctie binnen een lokaal CJG. Met de beperkt beschikbare tijd voor het onderzoek,

leken deze personen meer bruikbare informatie te kunnen verschaffen dan bijvoorbeeld

hulpverleners, die weliswaar meer diepte informatie zouden kunnen geven maar over de breedte

minder zicht zouden hebben op de situatie. 51 personen reageerden op deze mail.

Elf van hen waren niet bereid om mee te werken. De reden die hier het meest (5x) voor

werd gegeven was: ‘We worden te vaak gevraagd voor dergelijke onderzoeken, het is te druk en

onze prioriteit ligt elders’. In twee gevallen werd door de respondent een telefonisch interview

aangeboden, maar doordat er al voldoende respondenten waren, is daar niet op ingegaan. Andere

redenen die werden gegeven, waren: ‘Het is een te vroeg stadium. Het CJG bestaat net en EKc’s

zijn nog niet van de grond’ (3x); ‘Inmiddels heeft u al contact met mijn collega, dat is voldoende’ (1x);

‘Ik ben door ziekte een tijdje uit de running’ (1x) en ‘Ik heb niet de juiste functie om uw vragen te

beantwoorden’ (1x); Deze laatste reden werd vaker gegeven, maar in de meeste gevallen kon de

respondent worden overtuigd dat die wel de juiste functie had om deel te nemen. In een geval lukte

dat niet.

41 respondenten waren bereid deel te nemen aan een interview. In dertien gevallen kwam

het niet tot een afspraak. In zes van de gevallen was dat omdat er inmiddels al voldoende

respondenten uit de betreffende provincie in het onderzoek betrokken waren. Bij zes personen

lukte het na een eerste reactie niet meer om contact te krijgen per e-mail en was er geen

telefoonnummer bekend. Een interview werd wegens een dubbele afspraak afgezegd door de

respondent. Bij 28 respondenten kwam het tot een afspraak voor een interview.

In totaal vonden met deze 28 respondenten 26 interviews plaats, verspreid over een periode

van zeven weken. Één interview vond plaats met twee CJG coördinatoren tegelijk uit twee

aangrenzende gemeenten. Bij één interview werden door de benaderde twee directe collega’s

betrokken. In één geval vond een interview plaats met een CJG coördinator en een regiomanager

van de Eigen Kracht centrale. Hoewel de informatie waardevol was, had deze niet expliciet

Page 27: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

26

betrekking op één CJG en is deze uiteindelijk dan ook niet mee genomen in het onderzoek en

evenmin in figuur 5. Met uitzondering van een interview dat op een logistiek praktischere locatie

plaats vond en een telefonisch interview, waren de interviews op de CJG’s. De gesprekken

duurden gemiddeld tussen de 30 en 45 minuten.

Het doel om in iedere provincie minstens iemand te spreken, is bereikt. In Figuur 5 is de

verdeling van de bezoeken aan de CJG’s in kaart gebracht. De stippen staan voor de locaties van

een CJG waarvan iemand is gesproken en komen door dubbele interviews in aantal dus niet precies

overeen met het aantal respondenten of het aantal interviews.

Rechtstreeks benaderd:

82

Geen reactie: Wel reactie: 31 51

Niet bereid mee te werken: Wel bereid mee te werken:

11 41

Geen interview 13

Wel een interview:

28

Figuur 4. Overzicht Respondenten interviews bij CJG’s

Page 28: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

27

Figuur 5. Respondenten interviews bij CJG’s in kaart

5.5 Analyse van de verzamelde data Provinciaal niveau

De vragenlijsten die door de provincies werden ingevuld, zijn handmatig geanalyseerd aan de hand

van de elementen uit het blokken waar de vragenlijst betrekking op had. Uit het blok Institutionele

factoren worden achtereenvolgens beleid en doelen met betrekking tot Eigen Kracht besproken.

Visie en financiering worden niet apart genoemd, maar informatie hierover wordt genoemd onder de

eerste twee genoemde elementen. Binnen het blok Toepassing van interventies werd slechts een

vraag gesteld. Deze informatie is meegenomen ter inventarisatie van het zicht vanaf dit niveau en

minder voor het in kaart brengen van de werkelijke toepassing.

Lokaal niveau

Voor het analyseren van de data die werd verzameld op lokaal niveau, is het stappenplan voor

kwalitatieve data analyse van Creswell (Creswell, 2009 in Koshy et al., 2011).

De eerste stap was het ordenen en voorbereiden van de data voor analyse. Halverwege

Page 29: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

28

het uitvoeren van de interviews is besloten deze op te nemen om interessante uitspraken nog eens

na te kunnen luisteren. Met uitzondering van zeven interviews, zijn deze allemaal opgenomen. Van

alle interviews is schriftelijk verslag gedaan. Direct na het afnemen van een interview, werd het aan

de hand van tijdens het gesprek gemaakte aantekeningen en de opname, uitgetypt. Vervolgens

werd de informatie per blok met factoren uit het conceptueel model bij elkaar gevoegd, waarmee

vier documenten met informatie werden gegenereerd. De tekst van de interviews kreeg per

provincie een kleur om bij knippen en schuiven van informatie te kunnen blijven achterhalen welke

lokale informatie uit welke provincie afkomstig was.

In de tweede stap, het lezen van de data, werd per document alle informatie nog

eens bekeken en werd informatie die niet van toegevoegde waarde leek weggehaald.

De derde stap betrof het coderen van de data. Dat gebeurde handmatig. Met name om de

praktische reden van het gebrek aan een geschikt computerprogramma. Analyses werden

door dezelfde persoon uitgevoerd als de interviews, zodat codes gedurende de interviews al

konden worden ontwikkeld. De informatie werd gecodeerd per blok met de elementen binnen de

blokken als codes. Per factor werden vervolgens de gegeven antwoorden gecategoriseerd. Hierbij

werden uitspraken letterlijk bewaard zoals deze tijdens de interviews waren geformuleerd, zodat

interessante uitspraken later als quote konden worden gebruikt. Per element werd een code boom in

de vorm van een schema gemaakt.

De vierde stap was het selecteren van thema’s om de resultaten aan op te hangen. Deze

stap was al bij genomen met het ontwikkelen van het conceptueel model. De blokken dienden

zowel als eerste codering als als structuur voor het rapporteren van de resultaten. Bij het analyseren

bleken de thema’s uit het model voldoende structuur te bieden om de data bij onder te brengen.

De vijfde stap betrof de beslissing over het presenteren van de informatie. De

verzamelde data bevatten zowel beschrijvende als verklarende en zowel kwalitatieve als

kwantitatieve informatie. De belangrijkste afhankelijke variabele betrof de toepassing

interventies. De informatie hierover bestaat voornamelijk uit cijfermateriaal en besloten is deze

weer te geven in (frequentie)tabellen. De informatie met betrekking tot de drie blokken

onafhankelijke variabelen werd vooral beschrijvend gerapporteerd, evenals de verklarende

informatie die een relatie beschrijft tussen de blokken onderling en de wisselwerking tussen

provinciaal en lokaal niveau.

In de zesde stap, de interpretatie van de data, zijn de resultaten uiteindelijk naast de

onderzoeksvragen en de verwachtingen gelegd. Aan de hand hiervan zijn conclusies getrokken en

aanbevelingen geformuleerd aan betrokkenen op verschillende niveaus.

Page 30: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

29

6. RESULTATEN 6.1 Toepassing van Eigen Kracht-interventies Het aanbod van interventies

Interventie Aantal keer genoemd

Triple P 14

Eigen Kracht-conferentie 14

Lezingen/ ouderavonden/themabijeenkomsten 13

Familie Netwerk Beraad 5

Stevig Ouderschap 4

Een gezin, een plan 4

Opvoedparty’s 3

Sociale vaardigheidstrainingen 3

Assertiviteitscursussen 2 Eigen Kracht/CJG café 2

Signs of Safety 2

Signs of Wellbeing 2

Tabel 2 Aanbod van Interventies (N=26)

De respondenten noemen in de interviews 36 verschillende interventies die worden aangeboden in de

CJG’s. Hiervan behoren er twaalf in meer dan één CJG tot het aanbod (zie Tabel 1). Vijf daarvan

(Triple P, Eigen Kracht-conferentie, Familie Netwerk Beraad, Stevig Ouderschap en Signs of Safety)

behoren tot de aanvankelijk geselecteerde achttien interventies (Hoek, 2010).

Triple P en de EKc worden het vaakst genoemd. Beide interventies behoren in veertien van de

26 CJG’s tot het aanbod. Bij Triple P moet worden opgemerkt dat in vijf van de veertien gevallen (uit

dezelfde provincie) een provinciale variant wordt genoemd. Deze variant heeft een andere naam,

maar is expliciet gebaseerd op Triple P en om deze reden als zodanig meegeteld. Als derde worden

diverse lezingen, ouderavonden en themabijeenkomsten het vaakst genoemd: door dertien van de

respondenten.

Naast de top-3 behoren nog acht interventies in meerdere CJG’s tot het aanbod. Vijf

respondenten noemen het Familie Netwerk Beraad. Stevig Ouderschap, wordt door vier

geïnterviewden genoemd, evenals Eén gezin, één plan. Drie respondenten noemen opvoedparty’s1 en

Sociale vaardigheidstrainingen. Deze interventies worden door de CJG’s op eigen wijze vormgegeven

en zijn hierdoor minder geschikt om op te nemen in de Databank. Dit geldt ook voor de

assertiviteitscursussen die twee CJG’s op hun eigen manier organiseren en het CJG/Eigen Kracht-

1 Opvoedparty’s komen onder verschillende namen voor en zijn kleinschalige bijeenkomsten van ouders onderling met desgewenst een opvoedcoach erbij. In deze setting kunnen ouders ervaringen en eventueel problemen uitwisselen met betrekking tot opvoeden.

Page 31: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

30

café2 dat eveneens door twee respondenten wordt genoemd. Signs of Safety wordt tweemaal

genoemd in de interviews, net als Signs of Wellbeing, een variant hierop.

Daarnaast wordt een groot aantal (24) interventies door één CJG genoemd. Van de in de

brochure genoemde interventies binnen het preventieve domein zijn dat Voorzorg; Drukke Kinderen;

Kop-Op-Ouders online; Moeders informeren Moeders; Een interventie die wordt genoemd, Video

Hometraining, valt volgens de brochure binnen het domein van de lichte hulp. Interventies die door

één CJG worden aangeboden en niet in de brochure worden genoemd, zijn: Actief Ouderschap;

Mamma weet alles; Opvoeden samen aanpakken; Eigenkrachtwijzer; KIES (Kinderen In

Echtscheidingssituaties); Samen Starten; Stap-programma; Allemaal Opvoeders; Mindfullnesstraining;

KOT-methode (Kortdurende Oplossingsgerichte Therapie); Oppasdiploma; Weerbaarheidstrainingen;

Assertiviteitscursussen; de CJG-app; Video interactie methode; Wrap Around Care; Project Civil

Society en de Groep van Poolse moeders die ervaringen uitwisselen over opvoeding onder

begeleiding van een professional van het CJG. Een van de CJG’s geeft aan dat het een geheel eigen

manier van werken heeft en nauwelijks gebruik maakt van bestaande interventies.

De inzet van interventies Triple P

Triple P bestaat uit verschillende niveaus die afzonderlijk kunnen worden toegepast. Hoewel niet alle

CJG’s evenveel aandacht besteden aan ieder niveau is hier in het meetellen van de interventie geen

onderscheid in gemaakt.

Hoe frequent Triple P wordt ingezet, varieert per CJG. Drie respondenten geven aan het

programma intensief te gebruiken, maar kunnen geen exacte cijfers noemen: ‘Triple P wordt zeer

regelmatig ingezet. Hoe vaak precies, vind ik lastig te zeggen.’ Een CJG geeft aan tweemaal per jaar

een grote lezing te organiseren met betrekking tot opvoeden als onderdeel van (niveau 1 van) Triple

P. Een CJG weet te vertellen dat er in het kader van Triple P drie kranten zijn uitgebracht en enkele

artikelen en drie lezingen zijn geweest. Hoe vaak individuele en groepsgesprekken plaatsvinden, is

minder bekend. Een ander CJG geeft aan minder aandacht te besteden aan de interventie: ’Triple P is

eigenlijk iets dat we tussen neus en lippen door doen. Er is één iemand die dat doet, we hebben daar

heel weinig tijd voor’.

Hoe lang de interventie al wordt ingezet, varieert van: ‘het moet echt nog op gang komen’ tot

‘Triple P doen we al heel erg lang, zo’n tien jaar’. De meeste respondenten kunnen echter niet goed

aangeven hoe lang al gebruik wordt gemaakt van Triple P. Een CJG dat geen gebruik maakt van

Triple P geeft aan wel te werken volgens de principes achter de interventie. ‘Het programma zelf

gebruiken we echter niet, omdat dat gewoon echt veel geld kost’.

Eigen Kracht-conferentie

Dat de EKc is opgenomen in het aanbod betekent niet dat deze ook daadwerkelijk wordt ingezet. Het

aantal EKc’s dat heeft plaatsgevonden, varieert per CJG. Elf respondenten konden een indicatie

geven van hoeveel dit er waren. De overige respondenten geven aan niet op de hoogte te zijn hoeveel 2 In een CJG- of Eigen Kracht-café komen ouders in informele setting samen om te praten over opvoeding. Verschil met de opvoedparty is dat dit café niet bij iemand thuis plaatsvindt en niet in besloten gezelschap.

Page 32: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

31

EKc’s binnen hun CJG daadwerkelijk zijn ingezet. In vier CJG’s vond nog geen enkele EKc plaats en

in een ander CJG waren dit er ‘nog niet heel veel’. In de CJG’s waar wel conferenties plaatsvonden,

varieert dit van drie conferenties (sinds vorig jaar) tot tussen de twintig en veertig EKc’s (sinds 2005).

Naast het aantal EKc’s is gevraagd naar hoe lang de conferentie al wordt aangeboden.

Slechts zes respondenten wisten hier een antwoord op. Vijf van hen geven aan dat de EKc korter dan

een jaar wordt ingezet; bij het zesde CJG vinden de conferenties al sinds 2005 plaats. Sinds drie jaar

worden deze gefinancierd door de gemeente.

In sommige gevallen vindt een EKc waarin al beginnende stappen zijn genomen uiteindelijk

niet plaats. De respondenten noemen hiervoor verschillende redenen. Soms is een situatie toch te

heftig en moeten kinderen alsnog uit huis worden geplaatst; soms is het netwerk van de cliënt te klein;

in sommige gevallen is al op een andere manier een oplossing gevonden; in andere gevallen voelt de

cliënt zich alleen al na het voorstellen van een conferentie sterk genoeg om het probleem aan te

pakken. Wanneer wel een EKc plaatsvindt, kunnen verschillende problemen spelen. Een CJG geeft

aan dat de EKc voornamelijk als preventieve aanpak werd ingezet: ‘In vier van de vijf gevallen dat

een EKc plaatsvond, betrof dit een preventieve aanpak. Er was bijvoorbeeld sprake van overbelasting

of een scheiding. Om te voorkomen dat dit problemen zou opleveren werd een EKc aangevraagd.’

Drie CJG’s antwoorden dat de EKc juist wordt ingezet als er al sprake is van problematiek ‘Ik weet niet

heel concreet in wat voor situaties dit wordt toegepast, maar in ieder geval spelen er dan wel

problemen’. De overige respondenten vinden het lastig aan te geven in welke gevallen een EKc wordt

ingezet.

Lezingen, ouderavonden en themabijeenkomsten

De interventie die als derde het meest wordt genoemd is de verzameling van lezingen, cursussen en

themabijeenkomsten voor ouders. Hoewel binnen dit aanbod bij de verschillende CJG’s inhoudelijk

veel variatie is, dienen de georganiseerde bijeenkomsten hetzelfde doel, namelijk de bevordering van

de eigen kracht van ouders. Twee specifieke onderwerpen komen duidelijk vaker aan bod dan andere.

Vijf CJG’s bieden specifiek bijeenkomsten aan met betrekking tot het omgaan met pubers, twee doen

dit op het gebied van peuters. De frequentie en bezoekersaantallen van de bijeenkomsten variëren

per CJG en activiteit. Een respondent zegt hierover: ‘Op lezingen en dergelijke, komen de cliënten zelf

af. Op een avond Puberbrein, kwamen 75 ouders af, op een lezing over opvoeding zo’n 40. In de

opvoedingsweek hadden we een lezing voor allochtone ouders over ADHD, daar kwamen zo’n 60

ouders op af. Daar zijn we erg tevreden over’.

Eigen Kracht op eigen initiatief?

Bijna de helft (twaalf) van de respondenten geeft aan dat de inzet van de interventies altijd op initiatief

van de hulpverlener plaatsvindt. Volgens vier van hen is dit ook wenselijk: ‘Het concept ‘Een gezin,

Een plan’ moet helemaal op initiatief van de professional worden gehanteerd, omdat dit

organisatorisch veel voordelen heeft’ en ‘De rol van de hulpverlener is om te helpen, te motiveren, te

activeren en te mobiliseren bij het aanpakken van een probleem’. Een respondent geeft expliciet aan

dat de hulpverlener weliswaar initiatief neemt, maar dat het eigenlijk anders zou moeten zijn: ‘Het zou

Page 33: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

32

eigenlijk door de burger zelf moeten gebeuren, maar dat zit nog niet in het systeem’.

Zeven respondenten antwoorden dat de hulpverlener in de meeste gevallen initiatief neemt.

Met name bij het opzetten van cursussen, een EKc of een Triple P-sessie speelt deze een belangrijke

rol. Bij andere interventies neemt de cliënt zelf nog wel eens initiatief.

Twee respondenten noemen Stevig Ouderschap, waarbij het initiatief komt hierbij heel

duidelijk van twee kanten (de ouders en de hulpverlener): ‘Bij Stevig ouderschap, vullen ouders een

lijst in, waarop ze worden geselecteerd als ze tot de risicogroep behoren. Ze hebben dan vaak wel

interesse om deel te nemen, maar niet altijd. Bij wie dan het initiatief heeft gelegen is lastig te zeggen’.

Vier respondenten geven aan dat ouders een belangrijke rol spelen in het nemen van initiatief

bij bepaalde interventies. Volgens twee van hen vragen ouders zelf om bepaalde lezingen en

opvoedparty’s en zijn zij bovendien betrokken bij het ontwikkelen van nieuw cursusaanbod. Een van

hen antwoordt zelfs dat, met uitzondering van Triple P, vrijwel alles op initiatief van de ouders gebeurt:

‘Dat moeders iets gaan doen, moet echt uit henzelf komen. Ouders worden op den duur dan weer

ingezet als vrijwilligers. Dit werkt volgens mij ook het beste. Ouders onderling durven streng te zijn

tegen elkaar. Zij kunnen het beste thema’s en onderwerpen bespreekbaar maken. Dat lukt beter dan

als professionele hulpverleners dat doen’. Een voorbeeld dat de vierde van deze respondenten noemt,

is de groep van Poolse moeders. Deze is op initiatief van een van deze moeders tot stand gekomen

met als doel ervaringen uit te wisselen tussen moeders afkomstig uit een andere, zelfde cultuur.

Samenvatting resultaten ‘Toepassing van Eigen Kracht-interventies’

Het aanbod van de in totaal 26 geïnterviewde CJG’s is zeer divers. Slechts een klein deel van de

aangeboden interventies, acht van de 36, valt onder de door het NJi in de database opgenomen

theoretisch goed onderbouwde interventies voor het preventieve domein. De vijf interventies die

het vaakst worden aangeboden zijn wel in de genoemde databank opgenomen.

Er blijkt een groot verschil tussen de top-3 en de daarop volgende interventies. De top-3

interventies, Triple P, de Eigen Kracht- conferentie en diverse lezingen, zijn door de meeste CJG’s

in het aanbod opgenomen, de daarop volgende interventies slechts door enkele.

Het opnemen van interventies in het aanbod betekent niet automatisch inzet ervan. Hoewel

veertien CJG’s aangeven de Eigen Kracht- conferentie aan te bieden, werd deze maar weinig

ingezet: in een derde van de CJG’s nog helemaal niet. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de

hoge kosten van de interventie en het feit dat ofwel het CJG, ofwel het aanbod van de interventie,

nog in ontwikkeling is. Triple P blijkt in de meeste CJG’s waar de interventie wordt aangeboden wel

met enige regelmaat te worden ingezet, al is dit door de aard ervan lastig in aantallen uit te

drukken. De frequentie van lezingen en ouderbijeenkomsten varieert per CJG. Veel

geïnterviewden kunnen echter niet met zekerheid zeggen of het aanbod van de interventies ook

daadwerkelijk inzet ervan betekent.

In vrijwel alle gevallen neemt de hulpverlener het initiatief tot de inzet van een eigen kracht-

bevorderende interventie.

Page 34: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

33

6.2 Institutionele factoren Welke rol speelt het begrip ‘Eigen Kracht’ in provinciaal beleid?

Alle provincies geven aan dat het begrip Eigen Kracht een belangrijke rol speelt in het beleid met

betrekking tot zorg voor jeugd. In de rol die voor hen als provincies is weggelegd, noemen zij het

‘stimuleren’, ‘faciliteren’ en ‘uitdagen’ van de lokale CJG’s als sleutelwoorden. Daarnaast noemen vier

provincies dat zij een belangrijke financier zijn in het bevorderen van eigen kracht op lokaal niveau.

Vijf provincies noemen specifieke interventies die zij op lokaal niveau stimuleren. Een provincie

antwoordt: ‘Wij willen de gemeenten stimuleren en uitdagen om te werken en ervaring op te doen met

(bewezen) werkzame (zelfhulp) methodieken, die de kracht van het kind en de familie (en van het

directe netwerk) versterken en/of medewerkers van de CJG’s te trainen om met deze methodieken te

werken’ een andere: ‘De provincie heeft in de afgelopen jaren veel tijd en moeite gestoken in het

stimuleren van gemeenten en hun CJG’s om de Eigen Kracht Centrale-methodiek in het werkproces

te integreren. Hierover hebben we afspraken gemaakt in het Bestuursakkoord Jeugd tussen de

provincie en de gemeenten.’ In de andere gevallen betreft het vooral de filosofie achter Eigen Kracht:

‘Het ´Eigen Kracht -denken´ is een van beleidsuitgangspunten/doelstellingen van de provincie. De

mate waarin het Eigen Kracht-denken terugkomt in het zorgaanbod is voor ons een van de criteria

waarop wij de subsidieaanvraag van onze zorgaanbieders beoordelen’.

Het initiatief voor het werken vanuit het begrip Eigen Kracht, zo geven de provincies aan,

wordt in de meeste gevallen (vier maal) op lokaal niveau genomen door gemeenten, CJG’s en

(zorg)instellingen. Drie provincies geven aan niet te weten op wiens initiatief dit gebeurt. Een provincie

noemt dat dit initiatief in samenwerking tussen de provincie en instellingen plaatsvindt.

Provinciale doelen met betrekking tot ‘Eigen Kracht’

Met uitzondering van drie respondenten geven alle provincies aan doelen te hebben gesteld met

betrekking tot Eigen Kracht.

In twee gevallen wordt expliciet genoemd dat deze doelen zijn geformuleerd in overleg tussen

de provincie, gemeenten en betrokken instellingen: ‘Provincie en gemeenten hebben in een

gezamenlijk visiestuk vastgelegd dat alle veldpartijen gaan werken volgens de principes van Positief

Opgroeien’ en ‘Tussen gemeenten, provincie en instellingen is afgesproken, dat alleen gewerkt gaat

worden met een basisset van (bewezen) effectieve c.q. veelbelovende methodieken voor preventief

jeugdbeleid en jeugdzorg’.

Drie provincies geven aan dat er geen kwantitatieve doelen zijn gesteld wat betreft de

toepassing van interventies, maar dat er wel een stimuleringssubsidie is om interventies te

bevorderen: ‘We proberen de investeringen van de afgelopen jaren niet weg te laten vloeien en

stimuleren Eigen Kracht-conferenties door subsidievoorwaarden te stellen’ en ‘Wij zien voor de

provincie een stimulerende en faciliterende rol, vandaar de financiering van de stimuleringssubsidies’.

Één provincie noemt een breed beleidsdoel gerelateerd aan Eigen Kracht, zonder hierbij

concrete uitkomsten te noemen waarnaar wordt gestreefd: ‘Het stimuleren en uitdagen van

gemeenten om te werken en ervaring op te doen met (bewezen) werkzame (zelfhulp)methodieken, die

Page 35: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

34

de kracht van het kind, de familie en het directe netwerk versterken en/of de medewerkers van het

CJG trainen om met deze methodieken te werken, met als doel minder instroom en snellere

doorstroom in de Jeugdzorg en betere ondersteuning en begeleiding na jeugdzorg’.

Visie op Eigen Kracht op lokaal niveau

Figuur 6. Het begrip Eigen Kracht volgens CJG-coördinatoren (N=24) Alle 24 respondenten die deze vraag beantwoorden, geven aan dat het werken met eigen kracht-

bevordering goed aansluit bij hun CJG als overkoepelend orgaan.

Twee van hen antwoorden dat Eigen Kracht in de breedste zin van het woord wel binnen hun

CJG past, maar plaatsen ook een kritische noot: ‘Tegelijk wil ik hier ook wel een kanttekening bij

plaatsen. Je kunt niet altijd een beroep doen op de eigen kracht van de cliënt. Soms redden mensen

het gewoon niet zelf. Daar moeten we realistisch in zijn. De cliënt kan moe zijn, het netwerk uitgeput.

Dan heeft de cliënt gewoon hulp van buitenaf nodig, de cliënt komt niet voor niets naar de professional

toe als hij of zij ten einde raad is’.

De respondenten van zeven CJG’s geven aan dat de visie achter Eigen Kracht goed aansluit

bij hun manier van werken, maar dat zij dit lastig concreet kunnen maken. Zij zeggen hierover onder

meer: ‘In onze gemeente is eigen kracht meer een doel, motto, dan een gebruikte methodiek. Het

uitgangspunt van ons als gemeente is om uit te gaan van de eigen kracht van de burger. Als dat niet

lukt willen we zo licht mogelijke hulp bieden. Het is echt onze manier om de eigen kracht van de

mensen naar boven te halen, te kijken in hoeverre iemand het zelf kan en de professionele hulp zo

laag mogelijk in te zetten’ en: ‘Zoals genoemd vinden wij het uitgangspunt belangrijker dan de

methodieken zelf’ en: ‘Het begrip ‘Eigen Kracht’ is echt in opkomst. De methodieken die hierop

gebaseerd zijn, worden steeds vaker toegepast. Het past echt in onze werkwijze hier om ouders zo

lang mogelijk in hun eigen kracht te zetten. We hebben veel overleg met de cliënt en alle mensen die

in diens systeem zitten. Het is de opdracht van het CJG als front-Office, maar in feite is het altijd al zo

geweest, alleen noemden we het niet zo’.

Zes geïnterviewden zien het werken vanuit de Eigen Kracht-visie vooral als het benutten van

het sociale (informele) netwerk van de cliënt. ‘We proberen echt mogelijkheden binnen het netwerk

Page 36: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

35

van het gezin inzichtelijk te maken en deze aan te boren. Uiteindelijk heb je daarmee het meeste

succes: als de basis van een oplossing bij de cliënt zelf ligt. Een hulpverlener is er vaak maar een

tijdje en sowieso niet 24 uur per dag’ en: ‘Het sociaal netwerk van het gezin is iets dat super belangrijk

is, dus maak daar gebruik van, zou ik zeggen! Het leeft hier absoluut. Binnen de transitie, de nieuwe

zorg, is dit echt een pijler. Uiteindelijk zorg je ervoor dat je als professional overbodig wordt’. Het

verbinden van het informele met het formele netwerk, wordt hierbij als aanvulling genoemd: ‘We zijn

nadrukkelijk geen zorginstelling, maar willen mensen met elkaar verbinden. Iedereen kan wel iets,

heeft wel een eigen kracht in zich. Het is een combinatie van zowel vrijwilligers als beroepskrachten’.

Binnen de CJG’s van vier van de respondenten betekent het werken vanuit de Eigen Kracht-

visie voornamelijk een betere samenwerking tussen de hulpverleners van verschillende

partnerorganisaties: ‘Dit past helemaal binnen onze manier van werken. Wij zien het heel breed en

werken zowel binnen het CJG als de Wmo met het begrip Eigen Kracht. De hoofdgedachte daarachter

is dat het belangrijk is om samen te werken bij kwetsbare mensen’ en ‘Wel goed. Het CJG heeft

sowieso als functie om de boel overzichtelijker te maken, meer eenheid te creëren. Het

maatschappelijk werk en de andere kernpartners van het CJG kijken hoe er samen,

gemeenschappelijk gewerkt kan worden. Dat past binnen het idee van de cliënt centraal’.

In vier CJG’s staat het bevorderen van zelfvertrouwen centraal, door een enkele respondent

aangeduid met het begrip empowerment. Zowel de professional als de cliënt moet vertrouwen hebben

in zijn eigen mogelijkheden. De geïnterviewden zeggen hierover: ‘Het heeft voor mij alles te maken

met geloven in kennis en kunde, zowel van de professional als de hulpverlener’ en ‘Het bevorderen

van de eigen kracht, ouders weer in hun eigen kracht zetten, is echt iets dat wij als CJG heel

belangrijk vinden. Onze pedagogische visie: steunen, stimuleren en sturen, is hier ook echt op

gestoeld. Empoweren, hoe je het ook noemen wilt’ en: ‘De methodieken sluiten erg goed aan bij onze

werkwijze. We stelden altijd al de ouders centraal en empowerment was altijd al een belangrijk

gedachtegoed/filosofie waaruit we werkten. Het is nu echter echt een methodiek geworden en in die

zin is het wel veranderd. Ook is het een beetje omschakelen dat empowerment nu echt een plek krijgt

in de meer preventieve sector. Voorheen was er vooral aandacht voor grote problematiek’.

Volgens twee CJG’s is Eigen Kracht vooral het aansluiten bij de doelgroep in diens eigen

omgeving. Outreachend werken en aanwezig zijn op de vindplaats zijn van belang: ‘We vinden het

belangrijk om aan te sluiten bij de cliënt. We willen in de toekomst ook meer vindplaatsgericht werken

en steeds meer gaan denken rondom een gezin. We willen bijvoorbeeld ook een inlooppunt op een

basisschool beginnen. Dit is allemaal niet perse Eigen Kracht, maar wel rondom het gezin’ en

‘Enerzijds was de verandering een formaliteit, anderzijds zijn we nu ook veel outreachender

geworden. We gaan bijvoorbeeld echt naar scholen toe nu. Dat past ook wel in het idee van Eigen

Kracht’.

Een respondent geeft ten slotte aan dat het werken met Eigen Kracht vooral oplossingsgericht

werken betekent.

De samenhang tussen institutionele factoren en de toepassing van interventies Het aanbod van interventies

Page 37: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

36

Binnen het blok Institutionele factoren kunnen diverse bevorderende en belemmerende elementen

worden onderscheiden voor het al dan niet aanbieden van Eigen Kracht-interventies binnen een CJG.

Wat betreft de bevorderende factoren zijn er ten eerste institutionele factoren binnen het CJG

zelf. Zeven respondenten op lokaal niveau geven expliciet aan dat de visie van hun CJG bijdraagt aan

het tot stand komen van de onderzochte interventies. Enkele reacties van respondenten: ‘We stelden

altijd al de ouders centraal en empowerment was altijd al een belangrijk gedachtegoed/filosofie

waaruit we werkten. Het is nu echter echt een methodiek geworden en in die zin is het wel veranderd’

en ‘Het begrip ‘Eigen Kracht’ is echt in opkomst. De methodieken die hierop gebaseerd zijn, worden

steeds vaker toegepast’.

Ook diverse institutionele factoren buiten het CJG hebben een bevorderende werking. Twee

respondenten noemen de gemeente en zeggen hierover: ‘De gemeente heeft wel een speciale rol in

het netwerk, namelijk de regierol. Ze financieren het CJG en stellen de voorwaarden’ en ‘(..) daarna is

het door de gemeente opgepakt. Daar werd een begeleidende werkgroep opgestart met het CJG als

voorzitter’. Institutionele bevorderende factoren op provinciaal niveau worden genoemd door vier

respondenten op lokaal niveau. Ook deze partij biedt voornamelijk financiële ondersteuning: ‘Van

2010-2012 hebben we een pilot lopen met betrekking tot de Eigen Kracht-conferentie (EKc) en het

Familie Netwerk Beraad (FNB). Er is hiervoor subsidie vanuit de Provincie, vandaar dat we deze twee

methodieken zo centraal hebben staan’ en: ‘We hebben de provincie heel erg mee in het

gedachtegoed. Zij hebben, via BJZ, enorm geïnvesteerd in ‘Vraagkracht’. Ze helpen goed mee om de

gedachten op de rails te zetten. Samenwerking met de provincie is zowel bottom-up als top-down, dus

dat is wel een uitdaging. Verder heeft de Provincie ‘Taskforce Jeugd’ voor alle 13 gemeenten in

Zeeland. Daar bieden ze middelen en mogelijkheden voor’. Naast de respondenten vanuit de CJG’s,

geven vier provincies zelf expliciet een verband tussen institutionele factoren op provinciaal niveau en

het aanbod van interventies op lokaal niveau. In drie van die gevallen hebben institutionele factoren

op provinciaal een bevorderende uitwerking op lokaal niveau: ‘Wij willen gemeenten stimuleren en

uitdagen om te werken en ervaring op te doen met (bewezen) werkzame (zelfhulp) methodieken, die

de kracht van het kind en de familie (en van het directe netwerk) versterken (..). In 2011 zijn deze in

het voorveld van de jeugdzorg, zoals de Eigen Kracht-conferentie en Triple P, bij gemeenten -al of niet

via het CJG- bekend en worden toegepast. Wij willen in 2011 de aansluiting van gemeentelijk aanbod

bij aanbieders van jeugdzorg bevorderen en initiatieven ondersteunen.. (..) Instellingen voor jeugdzorg

bezien in 2011 in hoeverre binnen de eigen begroting (bewezen) methodieken verder kunnen worden

ingezet’ en: ‘Daarnaast subsidieert de provincie gemeenten/regio’s zodat zij hun lokale

opvoedondersteuning, hulp of zorgaanbod kunnen versterken. Deze middelen worden o.a. gebruikt

om de methodiek Triple P (versterking van vaardigheden van ouders in het positief opvoeden) en

Eigen Kracht-conferenties te financieren’ en ten slotte: ‘Het ´Eigen Kracht-denken ´ is een van

beleidsuitgangspunten/doelstellingen van de provincie. De mate waarin het Eigen Kracht- denken

terugkomt in het zorgaanbod is voor ons een van de criteria waarop wij de subsidieaanvraag van onze

zorgaanbieders beoordelen’. Uit de vierde reactie blijkt echter dat institutionele factoren op dit niveau

lang niet altijd invloed hebben op de lokale praktijk: ‘De provincie heeft in het platform jeugd de

gemeenten aangeboden EKc's te financieren. Zeven gemeenten hebben positief op dit verzoek

Page 38: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

37

gereageerd, maar uiteindelijk is slechts een gemeente erin geslaagd een aantal van 4 EKc's uit te

voeren. Hiermee is het resultaat beperkt gebleven en kunnen we geen goed antwoord geven op de

vraag of de Eigen Kracht-conferenties een goede aanvulling zijn op het hulpaanbod in het

gemeentelijk domein’. Een laatste externe institutionele factor, die door één CJG wordt genoemd, is

de druk die bezuinigingen met zich meebrengen. Deze verhogen de noodzaak van het Eigen Kracht-

denken en bevorderen (al dan niet gewenst) de inzet van interventies: ‘Mensen zien wel steeds meer

de noodzaak in van Welzijn nieuwe stijl. De druk neemt enorm toe met alle bezuinigingen. Het eigen

netwerk wordt steeds nadrukkelijker ingezet, dat wordt steeds helderder’.

Ook binnen de belemmerende factoren kunnen elementen worden onderscheiden van binnen

en buiten het CJG. Een eerste interne belemmerende institutionele factor is de visie dat principes

belangrijker zijn dan het toepassen van specifieke interventies, hetgeen vier CJG’s noemen. Hoewel

CJG’s met een dergelijk beleid de Eigen Kracht-visie belangrijk vinden, bevordert het niet het aanbod

van interventies. De respondenten zeggen hierover: ‘Zoals genoemd vinden wij het uitgangspunt

belangrijker dan de methodieken zelf. Die zijn slechts een hulpmiddel’ en ‘In onze gemeente is Eigen

Kracht meer een doel, motto, dan een gebruikte methodiek’.

Daarnaast zijn er externe belemmerende factoren. Hoewel bleek dat het beleid van

gemeenten en provincies een bevorderende rol kan spelen, kan het de lokale CJG’s ook belemmeren

in hun doen en laten. Drie respondenten geven dit aan: ‘(..) Soms kunnen dingen echter ook niet

omdat er beslissingen met betrekking tot de zorgstructuur zijn genomen door de gemeente, de

provincie, of zelfs landelijk’ en ‘De verschillende betrokken partijen en organisaties hebben allemaal

hun eigen doelstellingen en visies. En daarbij sluiten de Eigen Kracht-methodieken niet altijd goed

aan’ en ten slotte: ‘Het is wel lastig. De provincie heeft wel een heel programma, maar uiteindelijk

hebben we toch lokaal financiering nodig. Soms kan het een het ander wel vervangen, maar op dit

moment lijkt dat lastig’

Een belemmerende institutionele factor op beide niveaus vormen de kosten van een

interventie. Vier respondenten geven aan deze als drempel te ervaren om de interventies in te zetten.

Enkele reacties die hierop betrekking hebben, zijn: ‘De Eigen Kracht-conferentie is wel bekend als

methodiek, maar voor ons te duur’ en ‘We zouden het wel vaker in willen zetten, maar het kost heel

veel geld en de gemeente moet uiteindelijk besluiten de Eigen Kracht-conferenties in te kopen.

Datzelfde geldt min of meer voor Triple p. De pedagogische visie waaruit wij werken hier in het CJG is

gestoeld op deze principes; het programma zelf gebruiken we echter niet, omdat dat gewoon echt veel

geld kost’.

De inzet van interventies

Soms zit een interventie zo standaard in het systeem, dat deze desnoods onder dwang wordt ingezet.

Dit kan worden gezien als een institutionele factor die de inzet bevorder: ‘Zorgmijders staan vaak niet

open voor een FNB. We dwingen ze er echter vaak toe, want het is in veel gevallen de enige manier’.

Page 39: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

38

Een belemmerende factor op lokaal niveau werd door drie respondenten wordt genoemd en

betreft de visie dat een dergelijke interventie in veel gevallen niet aansluit bij de situatie van de cliënt.

Hierover zeggen zij onder andere: ‘Het versterken van Eigen Kracht is denk ik ook lang niet voor elke

burger weggelegd. Vaak staan ze er zeker wel voor open, maar soms lukt het gewoon niet. Dan heeft

de cliënt te weinig vaardigheden of is het netwerk te klein’ en ‘Tegelijk denk ik dat we niet moeten

generaliseren. Sommige personen zijn gewoon niet in hun eigen kracht te zetten. Die hebben weinig

of geen eigen netwerk. Daar moeten we dan ook reëel in zijn’.

Samenvatting resultaten ‘Institutionele factoren’ In alle elf deelnemende provincies speelt Eigen Kracht een belangrijke rol in het beleid met

betrekking tot jeugd. Wel is er verschil in de mate waarin. De rol van de provincies bestaat uit

stimuleren, faciliteren en financieren van het lokale niveau. In de helft van de provincies stimuleert

de provincie concrete programma’s op lokaal niveau; in de helft blijft het bij het stimuleren van de

filosofie achter het begrip.

Hoewel vrijwel alle provincies doelen hebben gesteld met betrekking tot Eigen Kracht, is in

geen van de provincies sprake van kwantitatieve uitkomsten die dienen te worden bereikt. Twee

provincies stimuleren wel concrete interventies op lokaal niveau.

In vrijwel alle CJG’s speelt Eigen Kracht een belangrijke rol in de werkwijze. Hoe men dit

definieert, verschilt echter. De grootste groep respondenten geeft aan dat Eigen Kracht goed

aansluit bij de manier van werken, maar dat ze de term lastig concreet kunnen maken. Interne

belemmerende factoren zijn de visie dat principes belangrijker zijn dan het toepassen van

specifieke interventies en de visie dat Eigen Kracht interventies in veel gevallen niet aansluiten bij

de situatie van de cliënt.

De belangrijkste bevorderende factor voor de daadwerkelijke inzet van de interventies, is

het opnemen ervan in het beleid van het CJG. Bevorderende factoren van buiten het CJG zijn

financiën en begeleiding vanuit de gemeente; financiële ondersteuning vanuit de provincie (welke

door respondenten op zowel CJG- als provinciaal niveau genoemd) en de toenemende druk door

bezuinigingen. Belemmerende factoren voor de inzet van de interventies zijn doelen die op ander

niveau worden gesteld en een CJG belemmeren op hun eigen manier te werken. Ten slotte

kunnen zowel op provinciaal als lokaal niveau financiën een drempel vormen voor de toepassing

Page 40: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

39

6.3 Persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband Betrokken hulpverleners

Vanuit de professionele hulpverlening Aantal keer genoemd

(school)Maatschappelijk werker 13

Jeugdverpleegkundige 6

Orthopedagogen 4

GGD 2

GGZ 2

Gezinscoach 2

Buiten de professionele hulpverlening Aantal keer genoemd

Kerk/diaconie 2

Vrijwilligers algemeen 2

Eigen Kracht coördinatoren 2

Moeders 2

Tabel 2 Hulpverleners Eigen Kracht bevordering (N=26)

Op de vraag wie betrokken zijn bij het bevorderen van de eigen kracht, antwoorden acht

respondenten direct dat dat er heel veel zijn. Na doorvragen worden zes soorten hulpverleners meer

dan eenmaal genoemd. De (school)maatschappelijk werker is het vaakst betrokken bij de bevordering

van de eigen kracht en wordt genoemd door dertien respondenten. Daarna worden

jeugdverpleegkundige en orthopedagoog het meest (zes maal) genoemd.

Naast professionele hulpverleners, worden ook betrokkenen genoemd zonder

hulpverleningsachtergrond. Met name in plattelandsgemeenten speelt de kerk een belangrijke rol.

Eigen Kracht-coördinatoren worden twee keer specifiek genoemd als betrokkenen bij de EKc. Ten

slotte worden op verschillende plaatsen moeders, vaders worden nauwelijks genoemd, ingezet in

interventies om andere moeders ondersteunen bij hun opvoedingsvragen.

Page 41: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

40

Draagvlak onder hulpverleners Draagvlak onder hulpverleners: de praktijk

Figuur 7. Draagvlak hulpverleners voor Eigen Kracht (N=23)

Van de 23 respondenten die deze vraag beantwoorden, geven er twee aan dat ze het lastig vinden te

zeggen of er draagvlak is onder hulpverleners voor het werken vanuit de Eigen Kracht-gedachte.

Twee respondenten geven aan dat er onder de CJG-professionals weinig tot geen draagvlak

is voor de manier van werken. Een respondent zegt over de EKc: ‘Het staat nog te ver weg, het is nog

niet geïnternaliseerd in de manier van werken en wordt nog steeds gezien als een grote moeilijke

methodiek, terwijl dat volgens mij best mee valt’. Een andere: ‘Het organiseren van een FNB gaat

soms echt met hangen en wurgen! Het gaat bij het gebrek aan draagvlak vooral om het samenwerken

en minder om het begrip Eigen Kracht. Wat men ook lastig vindt, is het praten met cliënten erbíj in

plaats van over die cliënten’.

Vijf respondenten antwoorden dat het erg wisselt per hulpverlener hoe deze tegen de manier

van werken aankijkt: ‘Hulpverleners die het op de oude manier blijven doen, zul je altijd houden.

Sommigen werken wel meer vanuit de eigen krachtbevordering. De vraag blijven stellen en te vragen

hoe de cliënt daarmee omgaat in plaats van direct met antwoorden te komen, vereist een pro-

actievere houding’ en ‘Dat is verschillend. Bij sommigen is er wel draagvlak, bij anderen niet’.

De meeste geïnterviewden, namelijk veertien, geven echter aan dat er wel draagvlak is onder

de hulpverleners. Een groot deel daarvan, namelijk negen, merkt daarbij wel op dat het omschakelen

is. Verschillende respondenten zeggen hierover: ‘Er is absoluut draagvlak, zeker wat betreft de

samenwerking. (..) In de praktijk blijkt het echter een stuk ingewikkelder. De focus moet ineens

anders. Meer op het netwerk in plaats van de cliënt als individu’ en ‘Nog lang niet iedere hulpverlener

is zover om te werken vanuit het concept Eigen Kracht. Maar bijna iedereen staat wel open voor groei

en wil dit verbeteren’ en ‘Hulpverleners moeten wel even omdenken om te werken vanuit het Eigen

Kracht-principe. Omschakelen dus, maar in feite is bijna elke organisatie er wel in meer of mindere

mate mee bezig’. Ten slotte geven vier respondenten aan dat er onder hulpverleners zonder meer

draagvlak is voor het werken vanuit de Eigen Kracht-gedachte. Zij zeggen daarover: ‘Draagvlak is er

zeker. Het besef dat het betrekken van een netwerk heel belangrijk is, neemt steeds meer toe. Een

Page 42: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

41

hulpverlener redt het gewoon niet alleen, dan is hij er nooit op tijd bij als er acuut iets gebeurt. Dan

kunnen beter goeie familie en bekenden worden betrokken’ en: ‘Er is zeker draagvlak! Dat

maatschappelijk werkers bijvoorbeeld zelf veel overnemen, is volgens mij al lang achterhaald, zo

werkt men echt niet meer, dat is al lang niet meer aan de orde. We stellen de hulpvraag van de cliënt

al langer centraal. We kijken wie er allemaal in het netwerk zitten, wie er kunnen helpen. Als

pedagoog is het echt van belang om met iemand mee te lopen, mee te kijken, mensen aan te spreken

op het zelfvertrouwen en te kijken wat bijvoorbeeld een school kan bijdragen’ en ‘Er is zeker

draagvlak, absoluut! Wanneer er casuïstieken worden genoemd door de wijkverpleegkundige, dan

werkt die ook vaak volgens die manier. Je merkt echt dat zij het leuk vinden om zo te werken en het

werkt ook. De professional heeft er baat bij’.

Draagvlak onder hulpverleners: bevorderende en belemmerende factoren

De geïnterviewden noemen zowel bevorderende als belemmerende factoren die samenhangen met

het draagvlak van de hulpverlener. De respondenten noemen samen acht factoren die positief samen zouden hangen met het

draagvlak van de hulpverlener. De eerste factor, die door een respondent wordt genoemd, is

voorlichting door het CJG: ‘We hadden laatst een voorlichting over de EKc en dan is iedereen wel

positief’. Twee respondenten geven aan dat de beste manier om draagvlak te creëren is door ‘gewoon

te doen’ en door succesverhalen onderling te delen. Zij zeggen hierover: ‘In het begin was men wat

terughoudend, met name de maatschappelijk werkers. Maar nu men er meer mee bezig is, is men wel

enthousiast, het werkt!’ en ‘Het moet eerst een paar keer worden gedaan voor het kwartje valt,

vermoed ik. Maar er is meer kennis en ervaring nodig en succesverhalen moeten ook worden

gedeeld’. Een van de respondenten is binnen het CJG als aandachtsfunctionaris aangesteld om

draagvlak onder de professionals te doen toenemen: ‘Ik ben als aandachtsfunctionaris aangesteld om

professionals te motiveren over een EKc na te denken. Wel op een positieve manier. Overhalen of

pushen heeft geen zin, iemand moet er wel zelf achter staan. Ik ga alleen in gesprek met degenen die

er op zijn minst voor open staan’. Volgens een andere respondent zit de kracht van het draagvlak in

het samenwerken: ‘Dat samendoen leidt vanzelf tot meer draagvlak en –kracht bij zowel de cliënt als

de hulpverlener’. Drie respondenten benadrukken de rol van de CJG-coördinator. Deze moet het

Eigen Kracht-denken blijven agenderen: ‘Wat betreft de hele filosofie/visie van ouders in hun eigen

kracht zetten, heb ik als coördinator een belangrijke taak in het iedere keer letterlijk agenderen ervan.

We moeten er samen voor zorgen dat het werken op deze manier op het juiste moment op het

netvlies blijft’ en: ‘Om dit systeemdenken te bevorderen moeten zij (de hulpverleners) op zijn minst de

CJG coördinator kennen en dat gebeurt nu nog te weinig’. Een respondent vindt dat er een rol is

weggelegd voor de Eigen Kracht centrale. Een Eigen Kracht coördinator zou het begrip bij de

hulpverleners concreter kunnen maken: ‘Het zou mooi zijn als er een speciale Eigen Kracht

coördinator zou komen, zoals in sommige plaatsen het geval is. Dan wordt het wat concreter. Nu weet

men nog te weinig wat andere organisaties te bieden hebben en wat een Ekc kan betekenen in een

bepaalde situatie’. Een respondent geeft aan dat het de taak is van de organisaties binnen het CJG

zelf om het draagvlak onder de hulpverleners te bevorderen: ‘Maar uiteindelijk is het de taak van de

Page 43: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

42

maatschappelijke partners om het draagvlak bij hun personeel te doen toenemen. Dat kost soms wel

moeite en energie’.

Ten slotte wordt ook een belemmerende factor genoemd, namelijk de houding van de cliënt.

Een respondent zegt hierover: ‘Verder is er vaak vraagverlegenheid bij de cliënten en dat maakt het

niet makkelijk als je je als professional dan op de achtergrond moet houden’.

Scholing van hulpverleners Eigen Kracht-scholing van hulpverleners: de praktijk

Alle 24 respondenten die deze vraag beantwoorden, zien het belang in van het bevorderen van

draagvlak en vaardigheden onder hulpverleners door middel van scholing of training. Hoe deze

toerusting in de praktijk wordt vormgegeven, verschilt echter per CJG.

Twee CJG’s geven in eerste instantie aan dat zij geen aandacht besteden aan scholing. Bij

doorvragen blijkt dat zij hiermee vooral bedoelen dat zij geen vaste methode hanteren. Bij deze twee

CJG’s leren de professionals door ervaringen met elkaar uit te wisselen en door te doen: ‘Ik zou niet

spreken van een speciale training, maar door te doen leren de professionals heel veel. Het

multidisciplinair team is daar een voorbeeld van. Op dat soort momenten wordt men zich bewust dat

men niet alleen is, maar er allerlei verbindingen zijn tussen de experts en dat ze allemaal deel

uitmaken van het CJG’.

Vier respondenten geven aan dat er aandacht is voor de vaardigheden van de hulpverlener in

het proces van toeleiden naar een EKc: ‘Alle professionals zouden nu in ieder geval op de hoogte

moeten zijn van wat een EKc precies inhoudt en in welke situaties deze kan worden ingezet’. De EKc

zelf wordt uiteindelijk geleid door een externe coördinator die is opgeleid door de Eigen Kracht

Centrale. Bij één CJG zijn aandachtsfunctionarissen in dienst om draagvlak en vaardigheden met

betrekking tot de EKc te bevorderen. Deze hebben structureel een plaats in het systeem om

professionals te motiveren na te denken over een EKc, maar organiseren ook incidenteel

bijeenkomsten: ‘Verder hebben we sessies met rollenspellen. Daarin verplaatsen professionals zich

ook eens in andere betrokkenen in een situatie, dat is heel leerzaam.

Voor het werken met het Familie Netwerk Beraad (FNB) zijn eveneens trainingen, zo

antwoorden twee respondenten. Een CJG biedt professionals een training aan om goed het

onderscheid te kunnen uitleggen tussen een EKc en een FNB. Een respondent over de professionals:

‘Zij spelen een belangrijke rol in het toeleidingstraject en moeten dus goed weten wat beide

methodieken inhouden. Het is wel belangrijk dat deze neutraal blijven ten opzichte van de beide

methodieken en dus niet een van beide aanbevelen. De ouders kiezen uiteindelijk echt zelf’. Bij een

ander CJG volgen hulpverleners de training ‘Draagkracht’ van tweemaal vier dagen: ‘Verder worden

voor de FNB’s gespreksleiders/facilitators opgeleid. Deze hebben wel een hulpverleningsachtergrond,

daar hechten we waarde aan, maar zijn nadrukkelijk niet gebonden aan een gezin. In de training leren

ze bijvoorbeeld om geen genoegen te nemen met schijnveiligheid. De hulpverleners leren om uit te

stralen dat er meer mensen nodig zijn bij de opvoeding: ‘It takes a village to raise a child’’.

Tien respondenten geven aan dat de medewerkers die werken met Triple P hiervoor

geschoold zijn: ‘Triple P heeft een heel intensieve training, daar moet je echt geaccrediteerd voor zijn

Page 44: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

43

om het te kunnen geven’. Bij twee CJG’s zijn (de voorbereidingen voor) deze trainingen nog in volle

gang. Een van deze is een van de CJG’s die aanvankelijk aangaf niet veel aan training te doen.

Ook voor andere interventies wordt specifieke scholing aangeboden. Een CJG noemt de

training voor de methode Kinderen in echtscheidingssituaties (KIES): ‘Voor orthopedagogen die Kies

gaan geven, is ook een scholing. Deze wordt vanuit Bureau Jeugdzorg geregeld. Er is strenge

accreditatie, dus dit moet goed geregeld zijn voor we daar aan beginnen.’ Een ander CJG noemt de

scholing van jeugdverpleegkundigen in het kader van werken met Stevig Ouderschap: ‘Ze hebben ook

een speciale scholing gehad om aan te kunnen sluiten bij de leefwereld van de ouders’.

Naast trainingen voor specifieke interventies, is er ook veel aandacht voor toerusting met

betrekking tot Eigen Kracht in het algemeen. Oplossingsgericht werken en werken vanuit de

empowermentgedachte zijn uitgangspunten die in dit kader regelmatig worden genoemd. Zeven

respondenten geven aan dat de professionals van hun CJG’s worden opgeleid om vanuit deze visie te

werken: ‘Een aantal professionals zijn getraind in oplossingsgerichte therapie. Ze leren hier hoe ze de

wondervraag kunnen stellen. Het is belangrijk dat de hulpverlener weet hoe hij in kan spelen op wat

de cliënt aan mogelijkheden in huis heeft en hoe het brede netwerk van de cliënt kan worden ingezet’

en ‘Verder besteden we veel aandacht aan systeem- en oplossingsgericht werken. Wij leren ze hoe ze

moeten overleggen in ‘gewone mensentaal’. Naast de cliënt gaan staan vereist wel soms dat het

gedrag moet worden aangepakt’.

Overigens krijgen niet alleen hulpverleners training; een CJG geeft aan dat ook burgers hierbij

worden betrokken: ‘Bij Allemaal Opvoeders worden moeders getraind in het benaderen van andere

moeders’.

Eigen Kracht-scholing van hulpverleners: bevorderende en belemmerende factoren Diverse bevorderende en belemmerende factoren worden genoemd voor het al dan niet tot stand

komen van scholing van de hulpverleners in het Eigen Kracht-gedachtegoed. De voornaamste bevorderende factor is de stimulans door externe partijen. Vier respondenten

op lokaal niveau noemen deze. Wie hiervoor verantwoordelijk is, verschilt echter. Twee respondenten

(uit dezelfde provincie), geven aan dat de provincie hierin een belangrijke rol speelt: ‘Wel zijn er door

de gemeente cursussen en herhalingscursussen georganiseerd. Dit wordt provinciebreed

gestimuleerd’. Een respondent noemt Bureau Jeugdzorg als aanbieder van scholing voor een

specifieke interventie: ‘Voor de orthopedagogen die Kies gaan geven, is ook een scholing, dit wordt

vanuit Bureau Jeugdzorg geregeld’. Een respondent geeft ten slotte aan dat de gemeente

verantwoordelijk is voor scholing: ‘De scholing/training van de lokale werkers, die ik zojuist noemde,

wordt ook gefinancierd door de gemeente’.

Belemmerend voor het tot stand komen van de scholing blijken de benodigde moeite en

financiën. Deze twee factoren worden, door twee respondenten, samen genoemd: ‘We zijn nog wel

zoekende naar wie we allemaal trainen. De algemeen maatschappelijk werkers, komen bijvoorbeeld

weinig cases tegen (..) en dan is een intensieve training een hele investering, zowel qua moeite als

financieel gezien. Het moet wel blijven passen’ en ‘Ze krijgen een training ‘Draagkracht’ van 2x 4

Page 45: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

44

dagen. Dat wordt gegeven door BJZ. De medewerkers in de hele breedte. Daar moet echter wel geld

en uren voor zijn’.

Draagvlak bij de doelgroep Draagvlak onder cliënten: de praktijk

Figuur 8. Draagvlak cliënten voor Eigen Kracht (N=23)

Van de 23 respondenten die deze vraag beantwoorden, geven er zeven aan dat zij het lastig vinden

om te oordelen of er draagvlak is bij de cliënt voor het werken vanuit een Eigen Kracht-benadering:

‘Dat is een beetje lastig te zeggen. Vanuit het frontoffice en vanuit elke afzonderlijke organisatie, zijn

daar natuurlijk andere ervaringen mee’ en ‘Daar kan ik lastig iets over zeggen. Allereerst doordat de

methodieken dus nog niet zo lang worden toegepast. Daarnaast doordat dit soort vragen echt door de

Eigen Kracht centrale bij de evaluatie worden gesteld. Er vindt monitoring plaats waarbij deze dingen

worden achterhaald, want het is wel belangrijk om te weten. Uiteindelijk komen wij ook wel aan die

gegevens, maar het blijft voor ons heel anoniem’ en ‘Dat blijft speculeren, ik heb dat nooit letterlijk

gevraagd of uitgezocht. Het initiatief komt meestal bij de hulpverlener vandaan, maar de cliënt is dan

vaak wel positief’.

Zes respondenten antwoorden dat zij denken dat de cliënt niet duidelijk doorheeft dat het

werken vanuit Eigen Kracht een nieuwe manier van werken is. Volgens de respondenten wordt de

cliënt graag zo goed mogelijk geholpen en is het daarbij om het even welke filosofie achter de

geboden hulp zit. Zij zeggen hierover: ‘Ik vind het erg vergezocht om te zeggen dat de cliënten echt

een verschil zouden merken tussen de vorige manier van werken en het benadrukken van de Eigen

Kracht. Dat is denk ik echt niet zo. Ik denk niet dat ze er heel erg een mening over hebben’ en: ‘Het is

lastig te zeggen of de cliënt heel goed door heeft wat er veranderd is. De nieuwe vraagstelling is: ‘Wie

kan jou helpen?’ Soms zie ik de cliënten dan wel denken: ‘O, okee, dus ik moet het zelf doen?’, maar

uiteindelijk kunnen ze wel prima omschakelen’ en: ‘Ik kan me niet goed voorstellen dat ouders de

veranderde insteek opmerken. Als ze vriendelijk en goed behandeld worden, zijn ze al gauw tevreden’

en: ‘Het is alleen wel jammer dat het wel heel precies tegelijk valt met alle benodigde bezuinigingen.

Dat maakt sommige cliënten wel wat sceptisch’ en ten slotte: ‘Bij veel mensen leeft nog wel het idee

Page 46: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

45

van de relatie met de hulpverlener: ‘Ik heb een probleem, jij lost het op’. Maar dat is nu toch echt

verleden tijd’.

Ook wanneer de cliënt niet in de gaten heeft dat er een omschakeling plaatsvindt richting het

werken vanuit Eigen Kracht, kan er echter wel sprake zijn van meer of minder draagvlak, zo blijkt uit

de reacties. Een respondent die inschat dat de cliënt positief is over de nieuwe manier, zegt: ‘Ik denk

niet direct dat de cliënt door heeft dat er op een nieuwe manier wordt gewerkt. Op

informatiebijeenkomsten zijn we als professionals wel terughoudender en proberen we interactie te

creëren en informatie naar boven te halen door ouders hun verhaal te laten doen. Dat wordt wel

gewaardeerd, zo blijkt ook uit de schriftelijke evaluatie die we naar aanleiding van de bijeenkomst

hebben gedaan. Er blijkt behoefte te zijn om met elkaar als ouders te spreken’. Een andere

geïnterviewde betwijfelt het draagvlak onder de cliënten: ‘Ik heb geen idee of ze door hebben dat er

een andere manier van werken zou zijn. Ze vinden het het belangrijkst dat ze op een goede manier

worden geholpen. Maar soms vinden cliënten die betutteling ook wel prima, wel makkelijk. Dan

kunnen ze zich mooi verschuilen achter de ideeën en adviezen van de hulpverleners en voelen ze

zich zelf minder verantwoordelijk’.

Drie respondenten geven aan dat er draagvlak is bij de cliënten. Een geïnterviewde zegt: ‘Er is

sowieso draagvlak bij de cliënt voor wat er gebeurt in het CJG in het algemeen, anders gebeurde het

niet’ en ‘Ik hoop dat ouders zien dat we een andere manier van werken aan het integreren zijn. Maar

of ze dit door hebben of niet, ik denk sowieso dat ouders positiever over hulp zijn als ze daar zelf bij

betrokken worden’.

Zeven respondenten antwoorden dat er onder de cliënten weinig draagvlak is voor het werken

vanuit de Eigen Kracht-gedachte en dat de inzet van interventies vrijwel altijd gebeurt op initiatief van

de hulpverlener. Verschillende reacties hierover, luiden: ‘Er is lang niet altijd draagvlak. Zorgmijders

staan vaak niet open voor een FNB. We dwingen ze er echter vaak toe, want het is in veel gevallen de

enige manier’ en ‘In het enkele geval dat wel een EKc werd aanbevolen door de

Jeugdgezondheidszorg, was er weinig draagvlak bij de cliënt. Deze deelde liever zijn probleem in

stukjes met verschillende professionals dan in een keer met zijn eigen netwerk. Dat laatste bood te

weinig privacy en was (te) confronterend. Bij wat veiligere dingen of dingen die al bekend zijn als

chronische ziekte, uitval of het regelen van dingen is de drempel lager dan bij zaken als bijvoorbeeld

schulden. Dan schakelt men liever een professional in, terwijl juist dan een sterk netwerk heel

belangrijk is en er echt winst te behalen valt’ en ‘Draagvlak is er niet altijd. Vaak schamen ouders zich

de ogen uit de kop. Maar het hoort er bij onze manier van werken dus standaard bij. Wij denken dat

hoe meer mensen erbij betrokken zijn, hoe groter de kans is dat het niet weer gebeurt. Vaak denkt

een cliënt dan ‘Hmm, ik wil de vuile was niet buiten hangen’. De professional moet er echt voor 100%

achter staan om de klant te overtuigen’ en ‘De cliënt deelt het probleem niet graag. De intentie van de

hulpverlener moet dan echt zijn om de cliënt regisseur te maken en niet direct erop te hameren dat het

netwerk erbij moet worden gehaald. Dat schrikt vaak af. Dan lijkt het voor de cliënt alleen maar extra

werk. Overigens wordt het wel als heel positief ervaren door de ouders als ze betrokken worden bij het

casusoverleg. Daar zijn ze graag bij aanwezig’ en ‘Sommige cliënten hebben bij allerlei instellingen

Page 47: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

46

gevraagd om hulp. Uiteindelijk is dan het idee dat ze zelf met hun netwerk tot een oplossing komen.

Veel mensen roepen dan direct dat ze geen netwerk hebben’.

Draagvlak onder cliënten: bevorderende en belemmerende factoren

De respondenten noemen verschillende factoren die het draagvlak onder cliënten beïnvloeden.

Wat betreft bevorderende factoren, speelt ten eerste, volgens vijf respondenten, het draagvlak

van de hulpverlener een rol. Volgens hen neemt het draagvlak onder cliënten toe als de hulpverlener

zelf ook overtuigd is van de manier van werken. Enkele uitspraken hierover zijn: ‘Hoe meer de

hulpverlener kan motiveren, hoe meer draagvlak dit oplevert bij het gezin. (..) Het is heel belangrijk dat

de hulpverlener aan de cliënt goed kan uitleggen dat het belangrijk is. (..) De professional moet er echt

voor 100% achter staan om de klant te overtuigen’ en ‘Het is wel heel belangrijk dat zij dit uitstralen,

want daarmee halen ze cliënten ook over een drempel heen’. Drie CJG-coördinatoren geven aan dat

het betrekken van ouders bij diverse overleggen een tweede bevorderende factor is. Het draagvlak

onder ouders neemt toe als zij worden uitgenodigd wanneer hulpverleners in gesprek gaan over de

situatie. De geïnterviewden zeggen hierover onder andere: ‘Als we het hebben over interne

samenwerking en wie daar in betrokken wordt, dan moeten ouders altijd geïnformeerd worden als er

wordt overlegd. Zij mogen daar in principe bij zijn en daar blijken zij erg voor open te staan. Het is voor

hen motiverend dat er verschillende mensen voor hen samen aan het werk zijn’ en: ‘Overigens wordt

het wel als heel positief ervaren door de ouders als ze betrokken worden bij het collateraal overleg.

Daar zijn ze graag bij aanwezig’.

Een eerste belemmerende factor betreft de cultuur van de cliënt. ‘We merken wel dat

allochtonen minder gebruik maken van de aangeboden programma’s, als ze zelf een opvoedvraag

moeten stellen, komen ze niet opdagen’. Respondenten noemen verschillende manieren waarop bij

een dergelijke doelgroep draagvlak wordt gecreëerd: ‘We hebben koffie ochtenden georganiseerd

waar allochtone ouders met elkaar in gesprek kunnen. Dat blijkt wel aan te slaan. We haken aan bij

scholen. Ook schakelen we mensen uit dezelfde doelgroep in om vragen van elkaar te beantwoorden,

om het allemaal zo laagdrempelig mogelijk te houden’. Een andere belemmerende factor blijkt een te

sturende houding van de hulpverlener: ‘Anderzijds zit iedereen achter zijn eigen voordeur en delen ze

liever niets met mensen daarbuiten. Die houding hebben we overigens zelf in de hand gewerkt. Er is

tot nu toe altijd heel veel gestuurd’. Ook in dit kader kan de complexiteit van de zorgsituatie worden

genoemd. Twee respondenten geven aan dat een complexe zorgsituatie een zorgmijdende houding

van de cliënt in de hand werkt: ‘OGGZ cliënten zijn doorgaans zorgmijders, ze steken hun kop in het

zand. Ze hebben vaak geen sterk netwerk en willen daar bovendien vaak weinig mee te maken

hebben. Met de professionals evenmin. Ze geven anderen de schuld en zijn niet bereid zelf een

eerste stap te zetten in het oplossen van problematiek’. Een laatste belemmerende factor voor het

draagvlak van de cliënt, is de suggestie dat het werken vanuit de Eigen Kracht-gedachte een verkapte

bezuinigingsmaatregel betreft. Een respondent zegt hierover: ‘Het is alleen wel jammer dat het wel

heel precies tegelijk valt met alle benodigde bezuinigingen. Dat maakt sommige cliënten wel wat

sceptisch’.

Page 48: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

47

Bekendheid van de doelgroep In hoeverre is het gezin bekend als de interventie start?

Figuur 9. Bekendheid gezin (N=18) Achttien respondenten beantwoorden de vraag in hoeverre een gezin bij het CJG bekend is voor een

Eigen Kracht-interventie wordt ingezet.

Een groot gedeelte, namelijk zeven van de respondenten, geeft aan dat het erg verschilt in

hoeverre een gezin al bekend is voor een interventie start. Soms komen ze speciaal voor een

specifieke interventie naar het CJG, soms is het het einde van een zoektocht langs verschillende

soorten hulpverlening. Uitspraken die dit illustreren, zijn: ‘Soms begint de methodiek bij een gezin dat

net binnen komt wandelen, soms zijn ze al bij verschillende hulpverleners geweest. Dat is

verschillend’ en ‘Het is heel verschillend in hoeverre de cliënten die voor een EKc in aanmerking

komen al bekend zijn bij het CJG of de verschillende organisaties. Het kan echt een start zijn, maar ze

kunnen ook al langer contact hebben’.

Vier respondenten antwoorden dat wanneer een gezin in aanmerking komt voor een Eigen

Kracht-interventie, dit over het algemeen al langer bekend is bij hulpverleners. Dit kunnen

hulpverleners zijn van partnerorganisaties van het CJG, maar in veel gevallen gaat het om zwaardere

hulpverlening en zijn de gezinnen in kwestie zelfs bekend bij Bureau Jeugdzorg. Van preventie of

lichte problematiek is dan geen sprake meer. De geïnterviewden zeggen hierover: ‘Bij één gezin, één

plan wel. Dan gaat het ook niet meer om lichte problematiek, maar zijn al meerdere hulpverleners

betrokken’ en: ‘Al wel erg bekend. Ze komen vaak binnen als er al van alles speelt en al ervaring

hebben met allerlei hulpverleners’ en: ‘De gezinnen zijn absoluut heel bekend. Degenen die in

aanmerking komen voor het Familie Netwerk Beraad zijn de extreme zorgmijders. Bureau Jeugdzorg

is dan vaak al betrokken. De cliënt moet dan geconfronteerd worden met het feit dat hulp nodig is om

bijvoorbeeld uit de schulden te komen. Soms worden ze dan echt gedwongen door de hulpverleners

om mee te doen. Dat zijn vaak de multiproblem gezinnen. De school, BSO, BJZ en maatschappelijk

werk zijn dan al in overleg, dan moet de cliënt zelf ook mee doen’

Drie geïnterviewden geven aan dat gezinnen vaak weliswaar bekend zijn, maar dat dit niet

hoeft te betekenen dat ze al andere vormen van hulpverlening hebben gekregen. Gezinnen zijn

Page 49: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

48

bijvoorbeeld al in zicht bij het onderwijs, door preventieve monitoring of bezoekjes aan het

consultatiebureau. De respondenten zeggen hierover: ‘Niet zozeer binnen het CJG, maar gezinnen

zijn bijvoorbeeld al wel bekend bij het onderwijs. Wat aan de echte hulpverlening vooraf gaat, is heel

belangrijk’ en: ‘Het onderscheid tussen ‘gewoon eens binnenlopen’ en een interventie is niet altijd

even duidelijk, maar mensen komen vaak niet zozeer voor een interventie of programma. Meestal

voor de gezelligheid. Dan gooien wij er spontaan een thema doorheen, waarover ze dan met elkaar in

gesprek gaan. Als we dat van tevoren al aangeven, dan komen ze niet. (..) Veel mensen komen niet

letterlijk met een opvoedvraag. Ze vinden het heel moeilijk om die te stellen. Als een gezin in een

multiproblem-situatie zit, zijn de opvoedingsvragen maar bijzaak’.

Drie personen antwoorden dat de gezinnen in principe niet bekend zijn als een Eigen Kracht –

interventie wordt toegepast. In deze gevallen vinden de interventies grotendeels plaats buiten de

reguliere hulpverlening om. Hierover zeggen de respondenten: ‘In principe zijn de gezinnen niet

bekend. Het zijn doorgaans cliënten die speciaal voor dit traject naar het CJG komen, juist omdat het

gevallen in het preventieve domein betreft. Ze komen via Bureau Jeugdzorg en via kernpartners het

CJG binnen of ze komen zelfstandig, bijvoorbeeld via de nieuwsbrief of de website’ en ‘Het kenmerk

van een Ekc en FNB is juist dat de hulpverlening zo min mogelijk betrokken wordt en de familie zoveel

mogelijk zelf doet. Het gevolg daarvan is dat er dus ook erg weinig bij andere partijen bekend is over

de cliënt’.

Inspelen op de doelgroep

Figuur 10. Hoe spelen CJG’s in op de doelgroep? Zestien respondenten geven antwoord op de vraag hoe de doelgroep (jeugd en gezin in de

desbetreffende regio) eruit ziet in het werkgebied van het betreffende CJG. Een van hen vond het

lastig hier iets over te zeggen, maar dacht te maken te hebben met ‘een redelijk gemiddelde

bevolking’. De zestien andere geïnterviewden waren wel in staat een beeld te schetsen van de

bevolking.

Dat de samenstelling van de bevolking bekend is, is in de meeste gevallen, namelijk volgens

elf respondenten, aanleiding om met de benadering vanuit het CJG hierop in te spelen. Dit gebeurt op

verschillende manieren. Drie geïnterviewden geven aan, aan te sluiten bij de cultuur van de bevolking

Page 50: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

49

en zeggen hierover: ‘Wat betreft allochtonen hebben we vooral te maken met een grote Turkse

gemeenschap. Daarvoor hebben we speciaal een Turkstalig iemand in dienst. Zij gaat nadrukkelijk

naar de mensen toe. Bijvoorbeeld daar waar activiteiten worden georganiseerd’ en ‘Wat betreft de

culturen, hebben we veel verschillen. Met name Antilliaanse mensen zijn er aardig wat, verder is het

een redelijke mix. Vooral allochtonen zijn lastig om met elkaar in gesprek te laten komen. We hebben

twee Afghaanse stagiaires die we hiervoor inzetten, maar het blijft lastig’ en ten slotte: ‘Wat betreft de

bevolking, zou ik zeggen dat allochtonen de weg naar het CJG nog lastig weten te vinden. We hebben

wel koffie ochtenden waarbij we ook een allochtone vrouw inzetten om anderen te werven, maar het

blijft lastig. Het heeft te maken met schaamte, dat ze lastig te bereiken zijn. Daar moeten we op

inspelen, want uit zichzelf lopen ze de deur niet plat’. Vier respondenten antwoorden dat zij inspelen

op de bevolking door aanwezig te zijn op de vindplaats. Zij zeggen hierover: ‘Relatief gezien zijn er

erg veel ouderen. Voor het CJG is deze vergrijzing lastig, want veel pubers trekken naar de stad,

bijvoorbeeld om te gaan studeren, of voor de middelbare school. We gaan daarom steeds meer op de

middelbare scholen zelf bezig. Zo is er onlangs een CJG-loket op een middelbare school geopend’ en:

‘We hebben wijkpreventieplannen waarbij we per wijk kijken wat nodig is. Dan proberen we echt op

maat te kijken wat er nodig is’ en: ‘In het algemeen kan ik zeggen dat er hier heel veel problemen

spelen en het lastig is te zien waar die probleemgezinnen zich bevinden. Het is een uitgestrekte

gemeente en je kunt bijna niet naar de cliënt toe. (..) Nu zitten we in een centrum waar werkelijk alles

bij elkaar zit, bijvoorbeeld ook een basisschool. Dat werkt wel goed’.

Vier personen geven aan wel in te spelen op de bevolking, maar noemen hier niet één

bepaalde strategie bij. ‘De bevolking hier is zeer welgesteld. Dit vergt een specifieke aanpak in het

bereiken van de doelgroep. We moeten ons echt goed neerzetten als CJG en onze communicatie

daarop aanpassen. We krijgen wel reacties als we daar expliciet om vragen. Zo kunnen we het

programma op maat maken en laten zien dat we ook aansluiten bij hun kinderen. Het is dus echt een

benaderding. Als ze komen, dan werkt het wel. We sturen ook specifiek uitnodigingen op naam, zodat

ze zich nog explicieter welkom voelen’ en ‘In het algemeen kan ik zeggen dat veel hier gezinnen

nauwelijks een sociale omgeving hebben. Als het netwerk er niet is, houdt het werken vanuit ‘eigen

kracht’ ook een beetje op. Daar moet dan eerst aan gewerkt worden’.

Vier van de geïnterviewden antwoorden dat zij wel een goed beeld hebben van hoe de

bevolking eruit ziet, maar dat zij daar niet expliciet op inspelen. Dit gebeurt bijvoorbeeld niet omdat de

bevolking weinig problemen heeft: ‘We hebben in verhouding redelijk wat gezinnen. Zo’n 9000 van de

24000 inwoners zijn onder de 23 jaar. Wat betreft echtscheidingscijfers zijn we redelijk gemiddeld en

het percentage allochtonen zou ik schatten op nog minder dan 5%. Te weinig in elk geval om hier

specifiek apart op in te spelen. Al met al denk ik dat we een gemeente zijn die niet perse een speciale

behandeling behoeft vanuit het CJG’.

Benutten van krachten en mogelijkheden in de doelgroep

Slechts twee respondenten weten antwoord op de vraag hoe krachten en mogelijkheden van de

doelgroep worden benut. Een van de geïnterviewden gaat hierbij specifiek in op het gezin als

doelgroep: ‘Dat is een heel belangrijk uitgangspunt in onze werkwijze. Dat is waar als eerste naar

Page 51: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

50

dient te worden gekeken: wat is er al aan eigen kracht? Die kracht moeten we benutten. Wanneer je

samen met het gezin op zoek gaat naar die kracht, heb je bovendien geen last van privacy schending.

Alles wordt dan open en eerlijk besproken’. De andere respondent gaat in op de bredere doelgroep en

zegt: ‘Door te proberen en te doen! Als mensen eenmaal binnen komen, komt er spontaan van alles

van de grond. Daar komen leuke dingen uit voort. Er was bijvoorbeeld eens een vrouw die graag zich

wilde inzetten, maar alleen wilde schoonmaken. Sociale dingen zag ze niet zitten omdat ze stotterde.

Uiteindelijk vond ze helemaal haar draai, bloeide ze op en ging ze ook zonder moeite met mensen in

gesprek. Er is ook een groep opgezet door ouders met kinderen met een ‘label’. Zij wisselen

ervaringen uit. Zo’n groep is er ook voor Nederlandse alleenstaande moeders met ene Antilliaans kind

en jonge moeders. Verder zijn er ouders die al een hele tijd niet werkten bijvoorbeeld, die nu een

tweedehandswinkeltje zijn begonnen’.

De samenhang tussen persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband

en de toepassing van interventies Wat betreft de samenhang tussen persoonlijke factoren van deelnemers aan het

samenwerkingsverband en de toepassing van interventies, noemen de respondenten uitsluitend

belemmerende factoren. Drie geïnterviewden noemen belemmerende factoren met betrekking tot de

cliënt. Cultuur kan bijvoorbeeld een belemmering vormen: ‘We merken wel dat allochtonen minder

gebruik maken van de aangeboden programma’s, als ze zelf een opvoedvraag moeten stellen, komen

ze niet opdagen’. Ook de zorgsituatie van de cliënt kan in de weg staan bij het tot stand komen van

een interventie. Er is dan overigens geen sprake meer van het preventieve domein: ‘OGGZ cliënten

zijn doorgaans zorgmijders, ze steken hun kop in het zand. Ze hebben vaak geen sterk netwerk en

willen daar bovendien vaak weinig mee te maken hebben. Met de professionals evenmin. Ze geven

anderen de schuld en zijn niet bereid zelf een eerste stap te zetten in het oplossen van problematiek’

en ‘Hoe complexer een situatie wordt, hoe zorgmijdender de cliënt en hoe cliëntmijdender de

hulpverlener wordt. ‘Iemand moet het wel zelf willen’ zegt de hulpverlener dan en trekt de conclusie

dat als de cliënt niet komt, deze wel niet zal willen. Dat hoeft echter lang niet altijd zo te zijn. Hoewel

er altijd mensen zijn die zeggen: ‘Heel goed, dat CJG, maar niet voor mij’. Uit deze laatste uitspraak

blijkt dat niet alleen de cliënt een belemmerende factor kan zijn, maar ook de reactie hierop van de

hulpverlener. Een vierde respondent relativeert de invloed van het draagvlak onder de hulpverleners

echter en zegt: ‘We hadden laatst een voorlichting over de EKc en dan is iedereen wel positief. Het

maken van een plan door de families spreekt iedereen wel aan. In de praktijk blijkt het echter een stuk

ingewikkelder. De focus moet ineens anders. Meer op het netwerk in plaats van de cliënt als individu’.

Page 52: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

51

Samenvatting resultaten ‘Persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkings- verband’ Een scala aan professionele en vrijwillige hulpverleners blijkt betrokken bij de inzet van de

interventies. De maatschappelijk werker en jeugdverpleegkundige worden het vaakst genoemd.

Volgens de meeste respondenten is er voldoende draagvlak voor de gedachte achter

Eigen Kracht onder de hulpverleners.

Alle CJG-respondenten zien het belang in van scholing om draagvlak en vaardigheden van

de hulpverlener te bevorderen. Binnen alle CJG’s is hier aandacht voor. Hoe dit vorm krijgt,

verschilt echter. In twee derde van de CJG’s worden hulpverleners getraind voor het werken met

een specifieke interventie zoals Triple P, in een derde van de CJG’s worden hulpverleners

opgeleid om vanuit de Eigen Kracht-visie in het algemeen te werken.

Twee derde van de geïnterviewde CJG-coördinatoren zegt zicht te hebben op het

draagvlak onder de doelgroep. Hiervan geven enkelen aan dat er duidelijk draagvlak is. Volgens

bijna de helft van de respondenten die de vraag beantwoorden, heeft de cliënt niet of nauwelijks

door dat er een nieuwe manier van werken wordt gehanteerd. Zij worden het liefst vriendelijk

behandeld, ongeacht of dit middels een Eigen Kracht-interventie gebeurt of niet. De andere helft

geeft aan dat er geen draagvlak is. Volgens hen ziet de cliënt het liefst dat de hulpverlener zijn of

haar problemen oplost.

Op de vraag hoe bekend gezinnen zijn bij het CJG voor een interventie wordt toegepast,

reageren de respondenten heel wisselend. Soms komen de gezinnen voor een specifieke

interventie, soms na een zoektocht langs verschillende hulpverlening. Een vierde van de

respondenten antwoordt dat gezinnen die in aanmerking komen voor een Eigen Kracht-interventie

al langer bekend zijn bij de (in veel gevallen zelfs zwaardere) hulpverlening. Vaak zijn de gezinnen

in kwestie zelfs bekend bij Bureau Jeugdzorg. Van preventie of lichte problematiek is dan geen

sprake meer.

Samenwerking met scholen en consultatiebureaus draagt eraan bij dat ook gezinnen die

niet direct in aanmerking komen voor zorg of Eigen Kracht interventies in zicht zijn.

Vrijwel alle respondenten op lokaal niveau weten goed te vertellen hoe de bevolking eruit

ziet. Krachten en mogelijkheden, zoals moeders die graag koken met andere moeders, worden op

dit niveau echter nauwelijks benut. Het inspelen op de doelgroep krijgt voornamelijk vorm door het

serieus nemen van behoeften en het bieden van hulpverlening waar behoefte aan is.

Cultuur van de cliënt; zorgsituatie van de cliënt en de reactie hierop van de hulpverlener

zijn factoren die het tot stand komen van een Eigen Kracht-interventie kunnen belemmeren.

Page 53: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

52

6.4 Organisatie van het samenwerkingsverband Taken en verantwoordelijkheden

Figuur 11. Eigen Kracht in de hulpverleners taakomschrijving (N=23)

Van de 23 respondenten die de vraag beantwoorden of de nieuwe rol binnen de taakomschrijving van

de hulpverlener past, geven er elf aan dat de nieuwe manier van werken echt nieuw is ten opzichte

van de manier van werken waarvoor de hulpverlener is opgeleid. Hulpverleners zijn volgens de

geïnterviewden geneigd om met oplossingen te komen als een cliënt een vraag stelt, terwijl bij het

bevorderen van eigen kracht juist de mogelijkheden van de cliënt zelf centraal dienen te staan.

Wanneer de cliënt de vraag zelf niet stelt, is het helemaal lastig voor de hulpverlener om op de

achtergrond te blijven. Verschillende respondenten zeggen hierover: ‘Hulpverleners zijn niet gewend

om te vragen en door te vragen wat er al gebeurt en wat er allemaal mogelijk is in een bepaalde

situatie. Daar zijn ze niet voor opgeleid. Ze zijn gewend dat een cliënt met een vraag komt die hij/zij

als hulpverlener dan oplost. Aan de cliënt vragen wat hij zelf kan doen, voelt een beetje als afschepen:

Als ze om hulp vragen, moet je toch helpen?’ en ‘Als de cliënt erbij is, vereist dat ander taalgebruik. Er

moet echt positief gedacht worden. Niet alleen de negatieve dingen, maar ook de positieve

gedragingen moeten benoemd worden. De kracht van het gezin moet benoemd worden. Dat is soms

best lastig en wel wennen’ en: ‘De hulpverleners moeten continu de vraag teruggeven aan de cliënt,

terwijl ze gewend zijn deze meteen te proberen te beantwoorden. Ze moeten af van het

problematiseren en overnamen’ en: ‘De hulpverleners zijn toch gewend om probleemgericht te

werken. Desnoods lossen ze samen met de cliënt de problemen op, maar de regie helemaal

overgeven aan de ouders/het gezin, blijft lastig’. De geïnterviewden die aangeven dat het

omschakelen moeizaam verloopt, geven enkele factoren die dit proces zouden kunnen bevorderen:

‘Het is belangrijk daar in training en scholing aandacht aan te besteden en het steeds opnieuw te

blijven agenderen’ en ‘Om dit systeemdenken te bevorderen moeten de hulpverleners op zijn minst de

CJG coördinator kennen en dat gebeurt nu nog te weinig’ en ten slotte: ‘Daar is steun van de

organisatie voor nodig’.

Acht van de geïnterviewden antwoorden dat het weliswaar omschakelen is, maar dat het

werken vanuit de Eigen Kracht-benadering goed binnen de taakomschrijving van de hulpverlener past.

’Jawel, eigenlijk herkennen we in de methodieken veel van wat we al deden. Wrap around care speelt

Page 54: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

53

altijd al een belangrijke rol in de werkwijze van de maatschappelijk werkers’. Al deze respondenten

benadrukken wel dat het nog zoeken is naar de prettigste manier van werken. Zij zeggen hierover:

‘Zoals ik vertelde sluit de visie wel aan bij die van de professionals, maar de uitvoering is wel even

wennen. De professional is immers gewend met oplossingen te komen in plaats van de vraag heel erg

centraal te stellen en de cliënt zelf te laten oplossen’ en: ‘Jawel, maar het is een beetje zoeken.

Vroeger gebeurde alles door vrijwilligers. Toen alleen door professionals en nu gaan we naar een

systeem waarin de samenwerking belangrijk is. Het is omschakelen en ook weer niet. Het gaat nu

minder om het individu en meer om het systeem eromheen dat wordt aangepast. Dat zit er in feite al

langer in. De hulpverleners moeten groeien in dat bewustzijn’.

Vier respondenten geven aan dat het per persoon verschilt in hoeverre het omschakelen is.

Deels hangt dit af van de persoon zelf en deels van diens professie. Verschillende reacties hierop

luiden: ‘Dat is heel verschillend. Voor een aantal is het gesneden koek, voor anderen is het wel

aanpassen. Ze moeten nu meer gaan vertrouwen op vrijwilligers en dat lukt de een beter dan de

ander’ en: ‘Triple P bijvoorbeeld gaat om vraaggericht. Concreet en praktisch een afgebakende vraag

beantwoorden. Men, met name de schoolmaatschappelijk werker, was juist gewend vanuit de

multiproblem gedachte de cliënt te benaderen. Het preventieve, past wel goed bij de verpleegkundige.

Die werkte al eerder vanuit de preventieve benadering. Dat begint natuurlijk al op het

consultatiebureau, als het kind nog jong is’.

Overeenstemming rol- en taakverdeling verschillende actoren Slechts acht respondenten op lokaal niveau beantwoorden de vraag hoe tot overeenstemming wordt

gekomen over de taakverdeling tussen de verschillende betrokkenen op verschillende niveaus. Vijf

van hen geven aan dat zij het lastig vinden de vraag te beantwoorden. Een enkele reactie geeft echter

wel enig inzicht: ‘Dat is lastig te zeggen. Er zijn gesprekken tussen de hulpverlener en de cliënt,

waarna al dan niet tot een programma wordt overgegaan. Nu ik erover nadenk, denk ik dat we de

zorgpaden beter kunnen benutten. Beter aansluiten bij het gezin en al eerder inventariseren wat het

informele netwerk is van een cliënt en kijken hoe dit al eerder kan worden ingeschakeld. Dan wordt de

verdeling van taken en verantwoordelijkheden waarschijnlijk duidelijker’.

Twee respondenten geven aan hoe tot overeenstemming wordt gekomen binnen het CJG:

‘Voor overeenstemming tussen de hulpverleners en de cliënt is aandacht in de trainingen voor

hulpverleners over het werken vanuit de eigen kracht’ en ’Hier kan ik vooral iets over zeggen met

betrekking tot één gezin, één plan. Dan wordt eerst een overzicht gemaakt welke partijen allemaal een

rol spelen in het netwerk van de cliënt. Dan gaat de hulpverlener samen met het gezin op een rijtje

zetten wie er kunnen helpen, wat de doelen zijn, wanneer dit kan gaan gebeuren en hoeveel tijd dit

gaat kosten. Er is dan vervolgens altijd een casemanager die de uitvoering van het plan in de gaten

houdt en kijkt of iedereen zich aan de afspraken houdt’.

Ten slotte antwoordt een van de respondenten dat het zeker belangrijk is om taken en

verantwoordelijkheden goed te verdelen, maar dat daar nog geen concrete methode voor is: ‘(..) Er

moet goed worden nagedacht hoe de opdracht vanuit de provincie plaatselijk wordt vormgegeven en

welke rol beide partijen daarin hebben zonder handelingsvrijheid te verliezen. Met de transitie van de

Page 55: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

54

jeugdzorg gaat dat zeker een belangrijke rol spelen, maar dat wordt nu al in gang gezet. Uiteindelijk is

het dus belangrijk dat alle lijntjes en potjes bij elkaar komen en het duidelijk is wie welke kar trekt’.

Gezamenlijke doelen

Zestien respondenten geven antwoord op de vraag of er duidelijke overeenstemming is tussen de

doelen van de betrokken actoren.

De helft van hen, acht geïnterviewden, geeft aan dat het overleg en gezamenlijk formuleren

van doelen goed loopt: ‘Ja, alle professionals (uit hulpverlening, onderwijs) hebben het belang van het

kind wel voor ogen, de ouders ook. Dat de schotten tussen het onderwijs en de zorg verdwijnen,

draagt daar ook aan bij’. Toch blijkt dat afstemming ook onder de tevreden respondenten een puzzel

kan zijn: ‘We hebben wel redelijk dezelfde doelen, maar we zijn ook wel afhankelijk van geld vanuit de

gemeente. Wij willen bijvoorbeeld meer geld voor de preventieve kant, maar dat gaat dan wel ten

koste van de curatieve kant. Dat is een politiek spelletje, daar komen we niet omheen’ en ‘Soms, maar

dat is wel heel persoonlijk, is het wel lastig om te scheiden dat het hele idee van Eigen Kracht wel

precies tegelijk komt met alle benodigde bezuinigingen. Dat komt wel heel toevallig tegelijk. Maar we

hebben een goede relatie met de gemeente’ en: ‘Tussen Provincie, gemeente en CJG is een goede

samenwerking. Wel gaat dat in de toekomst wellicht veranderen met de transitie van de zorg voor

jeugd. Zorgaanbieders zijn toch gewend zelf hulp en methoden aan te bieden, terwijl gemeente en

provincie in de toekomst verwachten dat dit meer vraaggericht wordt. Ik denk dat deze pilot wel een

meerwaarde is met deze transitie, want het werkt wel mee om de zorgaanbieders om te laten

schakelen’.

Vijf respondenten geven aan dat het gezamenlijk formuleren van doelen nog niet zo

eenvoudig is, omdat de verschillende betrokken partijen hun eigen belangen en doelen voor ogen

hebben. Verschillende uitspraken illustreren dit: ‘Dat is dus vaak lastig. Vaak, te vaak wat mij betreft,

spelen organisatiebelangen een rol. Men weet onderling als hulpverleners vaak lastig wat men doet

en verwacht in een bepaalde situatie’ en: ‘De verschillende hulpverleners werken echt vanuit

verschillende culturen, daar valt zeker winst te behalen. (..) Het CJG is erop gericht deze gezamenlijke

doelen te kunnen opstellen’ en: ‘Verder zie je toch vaak terug dat verschillende betrokkenen

(organisaties, kern-/ketenpartners) verschillende belangen hebben, ook financieel. Uiteindelijk is

niemand is erop uit om zichzelf op te heffen. Iedereen wil zijn/haar aandeel van de koek. Dat is een

ingewikkeld proces, een hele uitdaging’.

Drie respondenten antwoorden ten slotte dat zij vanuit hun functie weinig zicht hebben op hoe

het opstellen van gezamenlijke doelen verloopt.

Representatie betrokken actoren De gemeente

In het systeem van eigen kracht-bevordering spelen diverse actoren op verschillende niveaus een rol.

Dat de gemeente een belangrijke partij is in het geheel, bleek al bij het bezoeken van de CJG’s. Zes

van de bezochte centra zijn gevestigd in een gemeentehuis.

Page 56: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

55

Van de zeventien respondenten die de gemeente als samenwerkingspartner noemen, geven er drie

expliciet aan dat hun CJG onderdeel is van de gemeente. De lijntjes met de gemeente zijn in die

gevallen heel kort. De respondenten zeggen hierover: ‘Wij zijn van de gemeente, die financiert ons als

CJG. De gemeente is al zo’n tien jaar bezig met het bevorderen van de Eigen Kracht, in allerlei lagen

waar zij iets mee te maken hebben. Triple P is dan een voorbeeld vanaf het begin in ons domein’ en:

‘Officieel zijn we van de gemeente, we zitten ook op het gemeentehuis. We hebben niet echt een

inloopfunctie’.

Veertien geïnterviewden antwoorden dat de gemeente een belangrijke rol speelt als

opdrachtgever. Het CJG streeft doelen na die vanuit de gemeente zijn geformuleerd. In de meeste

gevallen is de gemeente dan ook financier. Hiernaast speelt het CJG ook een rol in het informeren

van de gemeente. Verschillende reacties luiden: ‘In plaats van dat de gemeente naar ons toekomt en

wij moeten werken met hun doelen, is het andersom en houden wij de gemeente op de hoogte. Wij

voeden ambtenaren met wat er gebeurt. Maar dan is het wel positief. De gemeente is uiteindelijk wel

de geldschieter, maar zij hebben ons ook nodig. De lijnen zijn dus kort’ en: ‘De gemeente speelt een

grote rol in het geheel. We zijn dan wel niet in dienst bij hen, maar ze zijn wel de financier en

opdrachtgever. En wie betaalt, bepaalt. We hebben regelmatig overleg met de beleidsmedewerker

Jeugd. Zij hebben ook doelen en opdrachten. Bijvoorbeeld om bepaalde doelgroepen aan te spreken.

Ons plan van aanpak en onze verantwoording moeten door hen worden goedgekeurd. Zij financieren

ook de Eigen Kracht-conferenties’ en ten slotte: ‘De gemeente heeft wel een speciale rol in het

netwerk, namelijk de regierol. Ze financieren het CJG en stellen de voorwaarden’. Twee van deze

veertien respondenten benadrukken dat er goed contact is met een specifieke wethouder. ‘Een

wethouder waar we veel mee te maken hebben, is erg gecharmeerd van Eigen Kracht, vandaar dat er

ook geld beschikbaar is gesteld voor de conferenties. De scholing/training van de lokale werkers, die

ik zojuist noemde, wordt ook gefinancierd door de gemeente’. In twee andere gevallen wordt de

samenhang genoemd met het Wmo-loket. ‘Het gebied Eigen Kracht is breder dan alleen CJG. De

kanteling van de Wmo valt ook onder de gemeente. Dat heeft veel overeenkomsten met Eigen Kracht.

Samen met de gemeente kijken wij er naar hoe we de sociale context kunnen benutten en uitbreiden.

Dat is de gedachtegang. Hoe wij uiteindelijk deze sociale context versterken, die keuze is aan ons als

CJG zelf’.

Slechts één respondent geeft aan dat het CJG niet veel te maken heeft met de gemeente.

De provincie Door de bril van het Centrum voor Jeugd en Gezin

Twintig geïnterviewden noemen de provincie als samenwerkingspartner ter bevordering van de eigen

kracht. Dertien van hen geven aan dat zij als CJG veel te maken hebben met deze partij. Soms is dit

met andere CJG’s uit de provincie samen, soms is dat een op een met de provincie. In sommige

gevallen hebben de contacten voornamelijk als functie om elkaar op verschillende niveaus op de

hoogte te houden, in andere gevallen stelt de provincie lokale doelen of hebben ze een financierende

rol. Verschillende reacties met betrekking tot de provincie zijn: ‘Met de provincie hebben wij ook

contact, maar dit gaat vooral via de gemeente. Soms worden projecten wel provinciaal aangepakt,

Page 57: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

56

dan is er overleg met verschillende betrokken CJG’s’ en: ‘De provincie heeft een jeugdbeleid per

gemeente en regelmatig is er provinciebreed overleg. We hebben een betrokken provincie en dat is

goed merkbaar op lokaal niveau’ en: ‘De provincie heeft wel bepaalde doelen. Triple P. wordt

bijvoorbeeld gefinancierd met Gelders geld, uit de provincie dus’ en ten slotte: ‘We hebben de

provincie heel erg mee in het gedachtegoed. Zij hebben, enorm geïnvesteerd in ‘Vraagkracht’. Ze

helpen goed mee om de gedachten op de rails te zetten. Samenwerking met de provincie is zowel

bottom-up als top-down, dus dat is wel een uitdaging. Verder heeft de Provincie ‘Taskforce Jeugd’

voor alle gemeenten. Daar bieden ze middelen en mogelijkheden voor’.

Volgens zeven respondenten heeft hun CJG weinig te maken met de provincie. In sommige

gevallen komt dit doordat de rol van de gemeente belangrijker is: ‘Met de Provincie als partij hebben

we weinig te maken. Wat we hier uitvoeren is voornamelijk gemeentebeleid’ en ‘De provincie gaf

vooral in het begin veel sturing en subsidies, daarna is het door de gemeente opgepakt’. In andere

gevallen geven de respondenten niet expliciet aan waardoor er weinig contact is: ‘Vanuit de provincie

is er vrij weinig bemoeienis. Het kan zijn dat dat in het verleden anders was, toen het nog geen CJG

was of dat er beleid is waar ik geen weet van heb, maar echt nauwe samenwerking met de provincie

is er niet’. Twee respondenten antwoorden dat ze de provincie voornamelijk zien als een extra

verstrekker van geld: ‘Met de provincie hebben we niet heel veel te maken. We hebben daar wel een

extra potje geld’.

Door de bril van de provincie

Slechts één provincie geeft aan dat het niet op de hoogte is van wat er op lokaal niveau gebeurt. Over

het algemeen zeggen de provincies dat zij hier wel goed zicht op hebben. Een enkele provincie weet

tot in de regio nauwkeurig te noemen welke interventies op het gebied van Eigen Kracht worden

toegepast. Hoe vaak de interventies worden toegepast, weet geen enkele respondent te vertellen.

Hierbij geeft men aan dat het niet de rol van de provincie is om zich tot in detail met het lokale niveau

te bemoeien: ‘Het past niet bij de opdrachtgeverrol van de provincie om te sturen (en zich tot op detail

te bemoeien met de professionals) op het niveau van de hulpverlening.’ Op de vraag of men weet

sinds wanneer de betreffende interventies lopen, antwoorden drie provincies ontkennend. Een

provincie geeft aan dat de interventies al langere tijd bestaan maar sinds de invoering van het CJG

meer samenhang vertonen. In de andere provincies varieerde de invoering van de genoemde

interventies van 2000-2011. Dit betekent dat veel hiervan al voor de invoering van het concept

Centrum voor Jeugd en Gezin werden toegepast.

Andere CJG’s

Een derde categorie samenwerkingspartners binnen het systeem, betreft de andere CJG’s. Tien

respondenten geven aan contact te onderhouden met CJG’s in dezelfde stad, regio of provincie.

Bij zeven CJG’s bestaat het overleg vooral uit het delen en afstemmen van kennis en visie.

Hierover zeggen zij: ‘(..). Wij hebben de meeste ervaring in de regio, nu worden onze systemen overal

ingezet. Die visie willen we graag delen, ergens voor gaan is belangrijk!’ en ‘Met de CJG’s in de regio

hebben we meer overleg. We ontwikkelen op vergelijkbare manier en veel aanbod is hetzelfde omdat

Page 58: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

57

dat breder is dan alleen lokaal. Het is ingewikkeld voor de cliënt als in plaatsen dicht bij elkaar de

zaken op een andere manier geregeld zijn, terwijl wel dezelfde organisaties betrokken zijn’.

De respondenten van drie CJG’s geven aan dat er ook gezamenlijk activiteiten worden

ondernomen: ‘We doen ook dingen gezamenlijk. Een website bijvoorbeeld, is veel goedkoper als je

dat samen doet. Bovendien hoef je niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden’ en: ‘Met andere CJG’s

uit de regio hebben we zeker ook te maken. We hebben een gezamenlijke website met de GGD, die is

provinciaal. Hier hebben we een apart en een gezamenlijk gedeelte met andere CJG’s op punten

waar we elkaar overlappen. Ook hebben we een gezamenlijke aanpak tegen kindermishandeling’.

Hulpverlening

Ook samenwerking tussen de hulpverleners onderling is onderdeel van het systeem. Het kan daarbij

gaan om samenwerking tussen de medewerkers van organisaties die onder verantwoordelijkheid van

het CJG vallen, maar ook om contacten met hulpverleners van hierbuiten.

Achttien respondenten geven het belang aan van een goede verbinding tussen de

organisaties van het CJG onderling. In het algemeen hebben overleggen als doel om informatie van

verschillende kanten over een specifieke casus op elkaar af te stemmen en een gezamenlijk plan op

te stellen. De respondenten zeggen daarover onder andere: ‘Ons CJG bestaat uit vijf delen en

daarbinnen is zeker sprake van goede samenwerking en afstemming. Als er stagnatie is in de

uitvoering, word ik als procesregisseur ingeschakeld. Ik houd de werkprocessen en zorgstructuur in de

gaten’ en: ‘Een dergelijk overleg zorgt voor overzicht en dat dingen worden uitgesproken. Ook helpt

het om naderhand de onderwerpen bij de verschillende partijen op de agenda te krijgen’ en:

‘Casuïstieken worden besproken in de Zorgadviesteams. Wanneer er meer dan vier professionals bij

een gezin betrokken zijn, gaan zij samen met een procescoördinator in overleg. Alle partners staan

daar erg open voor en werken daaraan mee’. Naast overleg noemt men ook diverse malen de

verwijsindex om contacten tussen hulpverleners onderling te stimuleren. Wanneer een hulpverlener

(op lokaal of regionaal niveau) betrokken is bij een gezin, geeft deze dit (anoniem) aan in het systeem

om inzichtelijk te maken welke soorten professionals bij een casus betrokken zijn. Zo kan hulp beter

op elkaar worden afgestemd: ‘Onze verwijsindex ‘Zorg voor Jeugd’ willen we als basis laten dienen

voor alles. Soms zitten de betrokken hulpverleners al allemaal in het zorgteam, dan is dat makkelijk te

overleggen’ en: ‘We hebben ook multidisciplinair overleg. Dat is regionaal. Dan is vaak sprake van

een multiproblem geval. Daarnaast hebben we verschillende ketenpartners. Zij zijn betrokken bij de

casusoverleggen. Bureau Jeugdzorg, stichting MEE, Indigo. En verder hebben we nog te maken met

het onderwijs, diverse deskundigen, huisartsen. Daarmee maken we afspraken over hun rol in de

toeleiding naar het CJG. Tegelijk zijn in de andere sectoren ook allerlei ontwikkelingen gaande

(bijvoorbeeld Passen Onderwijs). De praktijk is vaak weerbarstig. Het is belangrijk goed te kijken hoe

ervoor te zorgen dat de dingen op elkaar aansluiten’.

Tien van de geïnterviewden noemen de samenwerking met instanties van buiten het CJG. Dit

kunnen hulpverlenende instanties zijn op regionaal of provinciaal niveau, maar ook scholen,

maatschappelijke organisaties, bureau HALT of de kerk. Men geeft aan dat het met name in

multiproblem situaties van belang is om de inbreng van verschillende partijen, zowel preventief als

Page 59: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

58

curatief, op elkaar af te stemmen: ‘Door de brede opzet, zijn de casussen die in onze overleggen ook

zeer divers. We hebben bijvoorbeeld een multidisciplinair overleg. Bureau Jeugdzorg is daarbij,

Juvent. Die zijn allebei provinciaal. Bij de andere organisaties binnen het CJG is veel informatie

beschikbaar over het voortraject. We willen er uiteindelijk heen dat het hele indicatietraject van Bureau

Jeugdzorg kan worden vervangen door het overleg met het kernteam. Dat na overleg met Indigo en

maatschappelijk werk, een kind direct op de wachtlijst kan bij Bureau Jeugdzorg en daar niet nog een

nieuwe indicatie aan vooraf hoeft te gaan. Deze afstemming scheelt heel veel tijd en voorkomt dat

men steeds opnieuw moet uitleggen wat er aan de hand is’ en: ‘Verder hebben we casuïstiekoverleg.

Hierbij proberen we de link te leggen tussen het preventieve domein en de hulpverlening. Als het in

een bepaalde casus onduidelijk is welke vorm van hulpverlening gewenst is, is zo’n overleg

waardevol. Hierbij zijn BJZ, GGD en CJG aanwezig, met mij als voorzitter’.

Dat de meesten de toegevoegde waarde van goed overleg erkennen, betekent echter niet

automatisch dat dit ook zonder meer goed verloopt. In de praktijk blijft het vaak een heel gepuzzel,

aldus een respondent: ‘De wil om samen te werken is er wel. Maar hoe doe je dat in de praktijk? Dat

is nog een hele puzzel. Ieders streven is dat het vooral iets moet opleveren voor de zorg voor

kinderen en ouders. Het is een hele zoektocht om daar voor iedereen een werkzame structuur in te

vinden. Schoolbestuurders en Intern begeleiders houden elkaar bijvoorbeeld al niet standaard op de

hoogte. Het CJG is echt werk in uitvoering. Het heeft denk ik nog wel 3 tot 5 jaar nodig voor het

helemaal staat. Zeker met de transitie Jeugdzorg er doorheen en het Passend Onderwijs’.

Ouders/cliënten

Elf van de respondenten noemen ouders en cliënten als samenwerkingspartners. Zij kunnen op

verschillende manieren worden betrokken in de organisatie.

Vijf van de geïnterviewden noemen de rol die ouders kunnen spelen bij een casusoverleg. In

een casusoverleg gaan verschillende betrokken hulpverleners in overleg over de situatie waarin een

specifiek gezin zich bevindt. Vier respondenten geven aan dat ouders altijd op de hoogte worden

gesteld als een dergelijk overleg plaatsvindt en hier in principe bij aanwezig mogen zijn. ‘Als we het

hebben over interne samenwerking en wie daar in betrokken wordt, dan moeten ouders altijd

geïnformeerd worden als er wordt overlegd vanuit Zorg voor Jeugd. Zij mogen daar in principe bij zijn

en daar blijken zij erg voor open te staan. Het is voor hen motiverend dat er verschillende mensen

voor hen samen aan het werk zijn’ en: ‘De ouders worden in ieder geval op de hoogte gesteld. Er

vinden twee gesprekken plaats. Soms zijn de ouders bij het eerste gesprek aanwezig, maar in ieder

geval altijd bij het tweede. Het doel is ze er ook eerder bij te gaan betrekken, maar vaak is het lastig

voor professionals, omdat het een andere manier van praten vereist als de ouders erbij zijn. De

ouders zijn er wel tevreden over als ze erbij worden betrokken’. Een van de respondenten die iets

zegt over de ouders en het casusoverleg, antwoordt dat ouders hiervoor juist niet worden uitgenodigd:

‘Ouders zijn nog niet bij het casusoverleg betrokken, nu nog niet, daar willen we zeker wel heen.

Inbrengers van een casus (bijvoorbeeld een school) is wel altijd welkom, maar de ouders zijn er niet

bij. Werkers vinden het toch lastig om hun zorgen uit te spreken als de ouders erbij zijn. We willen

Page 60: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

59

naar een systeem waarbij ouders + direct betrokken hulpverlener(s) + een coördinator van het CJG

samen om de tafel zitten’.

Een respondent vertelt dat de ouders een rol spelen bij het opzetten van activiteiten: ‘De

cliënten zelf en vrijwilligers, waarvan een groot deel hier binnenkwam als ouder, zetten het meeste

zelf op. Dit ligt heel dichtbij wat ik vertelde over hoe wij de kracht van de cliënt naar boven halen. Door

ze te betrekken in het hele systeem, komt die kracht naar boven’.

Drie geïnterviewden antwoorden dat de inbreng van ouders en cliënten voornamelijk dient als

inspiratie voor nieuwe activiteiten die het CJG vervolgens opzet. Dit kan op verschillende manieren:

‘Zoals ik zei hebben we naar aanleiding van de bijeenkomsten ook een evaluatie gedaan. Wat hieruit

kwam, hebben we ook meegenomen. In die zin is de doelgroep dus ook betrokken. Ouders raken met

elkaar in gesprek over wie wie is, hoeveel kinderen ze hebben etc. Als ze elkaar leren kennen, weten

ze elkaar ook weer uit zichzelf te vinden. Één bijeenkomst is dan niet genoeg, maar zet wel aan tot

nieuwe contacten. Wij faciliteren dan dat waarvan wij denken dat er behoefte aan is. Daar moeten we

steeds nieuwe vormen in zoeken’ en ‘Overigens is dit CJG ook opgezet om tegemoet te komen aan

de wensen en behoefte aan een ontmoetingsplek van de mensen uit de wijk. Dus daarin zijn ze al

betrokken. Verder worden ze betrokken in de thema’s die we inzetten’.

De samenhang tussen factoren gerelateerd aan de organisatie van het samenwerkingsverband en de toepassing van interventies Een verband tussen de organisatie van het samenwerkingsverband en de toepassing van de

interventies wordt niet expliciet genoemd. Wel benadrukt men het belang van goede samenwerking.

Twee algemene bevorderende factoren die respondenten op CJG-niveau noemen, luiden:

‘Een dergelijk overleg zorgt voor overzicht en dat dingen worden uitgesproken. Ook helpt het om

naderhand de onderwerpen bij de verschillende partijen op de agenda te krijgen’ en ‘Deze afstemming

scheelt heel veel tijd en voorkomt dat men steeds opnieuw moet uitleggen wat er aan de hand is’.

Vijf respondenten op lokaal niveau benadrukken het belang van een goede samenwerking

met de gemeente. Enkele uitspraken hierover luiden: ‘De korte lijn met de gemeente is hierdoor wel

extra belangrijk. In plaats van dat de gemeente naar ons toekomt en wij moeten werken met hun

doelen, is het andersom en houden wij de gemeente op de hoogte. Wij voeden ambtenaren met wat

er gebeurt. De gemeente is uiteindelijk wel de geldschieter, maar zij hebben ons ook nodig. De lijnen

zijn dus kort’ en ‘Samen met de gemeente kijken wij er naar hoe we de sociale context kunnen

benutten en uitbreiden. Dat is de gedachtegang. Hoe wij uiteindelijk deze sociale context versterken,

die keuze is aan ons als CJG zelf’.

Zes CJG-coördinatoren noemen het belang van een goede samenwerking met het provinciale

niveau. Enkele uitspraken hierover zijn: ‘Met de Provincie hebben we ook regelmatig contact. Er is

een wisselwerking tussen de gemeente, de provincie en het CJG als netwerk. Samenwerking met de

regio is lokaal ingebed. Het provinciale programma Jeugd Centraal speelt een rol. Hoe meer we

overleggen, hoe meer dat volgens mij kan opleveren’ en ‘We hebben de provincie heel erg mee in het

gedachtegoed. Zij hebben, via BJZ, enorm geïnvesteerd in ‘Vraagkracht’. Ze helpen goed mee om de

gedachten op de rails te zetten. Samenwerking met de provincie is zowel bottom-up als top-down, dus

Page 61: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

60

dat is wel een uitdaging’.

Een volgende belangrijke samenwerking, die door drie respondenten wordt genoemd, is die

met andere CJG’s. Gezamenlijke aanpak voorkomt dat afzonderlijke CJG’s steeds opnieuw het wiel

uit moeten vinden en het heeft financiële voordelen. Bovendien biedt het de doelgroep meer overzicht

als middels een gezamenlijke aanpak naar buiten wordt gecommuniceerd. Enkele reacties met

betrekking tot deze samenwerking zijn: ‘We doen ook dingen gezamenlijk. Een website bijvoorbeeld,

is veel goedkoper als je dat samen doet. Bovendien hoef je niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden’

en ‘Met andere CJG’s uit de regio hebben we zeker ook te maken. We hebben een gezamenlijke

website met de GGD, die is provinciaal. Hier hebben we een apart en een gezamenlijk gedeelte met

andere CJG’s op punten waar we elkaar overlappen. We bekwamen ons ook allen op andere punten,

zodat we daarin weer van elkaar kunnen leren en elkaar tot opbouw kunnen zijn’. Ook de

respondenten op provinciaal niveau noemen de samenwerking tussen de beide niveaus. Over het

belang hiervan voor het tot stand komen van lokale interventies zeggen zij echter niets.

Belemmerende factoren met betrekking tot de samenwerking worden door de respondenten

op beide niveaus niet genoemd.

Page 62: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

61

Samenvatting resultaten ‘Organisatie van het samenwerkingsverband’ Het werken vanuit het begrip Eigen Kracht past niet zonder meer binnen de taakomschrijving van

de hulpverlener. De helft van de respondenten geeft aan dat het echt een nieuwe manier van

werken betreft. Volgens een derde past het wel binnen de taakomschrijving, maar vereist het

omschakeling. De rest geeft aan dat het afhangt van de hulpverlener als persoon en diens

professie.

Respondenten benadrukken verschillende kanten van de overeenstemming van rol- en

taakverdeling. De meeste respondenten op lokaal niveau vinden deze vraag lastig te

beantwoorden. De gegeven antwoorden hebben betrekking op de rolverdeling tussen de

hulpverlener en de cliënt; tussen de hulpverleners onderling en tussen actoren van lokaal en

provinciaal niveau. In training en scholing wordt aandacht besteed aan de overeenstemming

tussen hulpverleners onderling.

Wat betreft het formuleren van gezamenlijke doelen, noemen de respondenten enerzijds

de gezamenlijke doelen van verschillende hulpverleners en anderzijds de gezamenlijke doelen van

actoren op verschillend (lokaal/provinciaal) niveau. De helft geeft aan dat het komen tot

gezamenlijke doelen goed loopt, een derde antwoordt dat dit nog niet zo eenvoudig is. De overige

respondenten geven aan dat ze hier slecht zicht op hebben.

Samenwerking vindt plaats op verschillende niveaus. De gemeente blijkt voor zo goed als

alle CJG’s een belangrijke samenwerkingspartner. In de meeste gevallen is de gemeente

opdrachtgever en financier van het CJG.

Naar de samenwerking tussen de provincie en het CJG is bij beide partijen gevraagd.

Twee derde van de CJG-respondenten geeft aan dat er contact is met de provincie. Het gaat dan

om het op de hoogte houden van elkaar. Ook stelt de provincie volgens de CJG’s doelen voor het

lokale niveau. Van de provincies geven vrijwel alle respondenten aan dat zij goed op de hoogte zijn

van wat er lokaal gebeurt.

Alle respondenten vinden samenwerking tussen hulpverleners van het CJG onderling

belangrijk. Vrijwel overal is hier dan ook aandacht voor. Vooral wanneer sprake is van

multiproblem situaties is ook samenwerking met hulpverleners buiten het CJG van belang. Hoewel

vrijwel alle hulpverleners wel willen samenwerken en afstemmen, blijkt het in de praktijk vaak een

gepuzzel om een goede structuur te vinden. Volgens de respondenten heeft dit vooral tijd nodig.

Hoewel de meeste respondenten in hun definitie van Eigen Kracht het centraal stellen van

het gezin benadrukken, noemt slechts de helft de ouders of cliënten als samenwerkingspartners. In

de meeste gevallen worden zij betrokken wanneer hulpverleners over hen in overleg gaan. In

andere gevallen dienen zij als inspiratiebron voor het opzetten van nieuwe activiteiten, of spelen zij

een actieve rol in het opzetten daarvan.

Respondenten benadrukken het belang van goede samenwerking voor het systeem: het

biedt overzicht voor verschillende betrokkenen en voorkomt dat men steeds opnieuw moet

uitleggen wat er aan de hand is. Bevorderende factoren blijken een goede samenwerking met de

gemeente; een goede samenwerking met de provincie (hetgeen de provincies zelf tevens

bevestigen) en een goede samenwerking met andere CJG’s.

Page 63: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

62

7. CONCLUSIES

7.1 ‘Welke Eigen Kracht-interventies worden toegepast?’ Binnen het blok Toepassing van Interventies blijkt sprake van onderscheid tussen het aanbod (is een

interventie beschikbaar binnen een CJG?) en de inzet (wordt de interventie daadwerkelijk toegepast in

de praktijk?).

Van de 36 interventies binnen het aanbod van de CJG’s, zijn er slechts negen afkomstig uit de

brochure die als leidraad diende voor het onderzoek. Twaalf van de interventies worden meer dan één

keer genoemd, de andere 24 worden slechts door één CJG aangeboden. Dit betekent dat CJG’s een

divers en verschillend aanbod van interventies hebben en dat weinig gebruik gemaakt wordt van het

aanbod beoordeelde interventies. Wordt er wel gebruik gemaakt van de interventies uit de databank,

dan worden deze vaak op geheel eigen wijze vorm gegeven.

De inzet van de interventies blijkt lastig in cijfers uit te drukken. Hoewel (wisselende) getallen

worden genoemd, is de belangrijkste conclusie het gebrek aan inzicht dat de CJG-coördinatoren hierin

blijken te hebben. Of het aanbieden van interventies ook het inzetten ervan betekent, kan men niet

met zekerheid zeggen. Wanneer de interventies worden ingezet, neemt in vrijwel alle gevallen de

hulpverlener hiertoe het initiatief.

De vraag naar de bekendheid van gezinnen die in aanmerking komen voor Eigen Kracht-

interventies, biedt inzicht in in welke gevallen deze worden ingezet. Bij de meeste CJG’s verschilt het

in hoeverre de interventies preventief dan wel curatief worden ingezet. Slechts een klein deel van de

interventies vindt plaats in het preventieve domein. Het gaat dan om een EKc of een FNB. De inzet

van interventies die niet op een afzonderlijk gezin betrekking hebben, maar een bredere doelgroep

aanspreken (lezingen, flyers), hebben wel voornamelijk een preventief karakter.

7.2 ‘Welke rol speelt Eigen Kracht in beleid en visie op verschillende niveaus?’ Er blijkt sprake van een gat tussen het provinciale en lokale niveau wat betreft beleid en visie met

betrekking tot Eigen Kracht. Beleid en visie op het provinciale niveau is niet altijd duidelijk terug te zien

op lokaal niveau. De institutionele factoren op het provinciale niveau lijken hiervoor een verklaring.

Hoewel vrijwel alle provincies doelen stellen met betrekking tot Eigen Kracht op het lokale niveau,

formuleert geen van hen kwantitatieve uitkomsten die hierin dienen te worden bereikt.

Vrijwel alle CJG’s geven aan dat Eigen Kracht een belangrijke rol speelt in de werkwijze. Hoe

men het begrip definieert, verschilt. In verschillende CJG’s worden andere dingen onder de term

verstaan. De grootste groep respondenten geeft aan dat Eigen Kracht goed aansluit bij de manier van

werken, maar dat ze de term lastig concreet kunnen maken en dat het blijft bij een visie. Genoemde

invullingen van het begrip zijn het benutten van het sociale netwerk van de cliënt; samenwerking

tussen betrokken professionals; empowerment en aanwezigheid op de vindplaats van de cliënt.

Page 64: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

63

7.3 ‘Wat vinden betrokkenen van het werken met Eigen Kracht-interventies?’ Volgens de meeste respondenten is er draagvlak onder de hulpverleners voor het werken met Eigen

Kracht. Wel benadrukken zij dat het omschakeling vereist in de manier van denken. De cliënt speelt

nu zelf een rol in de aanpak van diens (dreigende) problemen.

Wat betreft het draagvlak voor het werken vanuit de Eigen Kracht-gedachte onder de cliënten,

valt op dat slechts twee derde van de respondenten hier zicht op heeft. Volgens enkelen is er zonder

meer sprake van draagvlak bij cliënten. Volgens bijna de helft van hen heeft de cliënt niet of

nauwelijks door dat een nieuwe manier van werken wordt gehanteerd. De andere helft geeft aan dat

er geen draagvlak is.

7.4 ‘Hoe krijgt de samenwerking rondom Eigen Kracht vorm in de praktijk?’ Door het werken met Eigen Kracht-interventies verschuift de taakomschrijving van de hulpverlener.

Waar deze voorheen de rol had van het behandelen van problemen, is deze binnen het Eigen Kracht-

denken een facilitator geworden, die geacht wordt te werken ‘met de handen op de rug’. De

hulpverlener dient nu bij te dragen aan de juiste omstandigheden om de cliënt te empoweren.

Het afstemmen van doelen rondom Eigen Kracht is van belang tussen verschillende

hulpverleners en niveaus. Het gezamenlijk opstellen van doelen met de doelgroep of cliënt wordt

opmerkelijk genoeg niet genoemd. Aan het gezamenlijk opstellen van doelen tussen hulpverleners

onderling wordt aandacht besteed in trainingen.

Verschillende kanten in de overeenstemming van de rol- en taakverdeling blijken van belang.

De rolverdeling tussen de hulpverlener en de cliënt; tussen de hulpverleners onderling en tussen

actoren van lokaal en provinciaal niveau.

De gemeente blijkt voor zo goed als alle CJG’s een belangrijke samenwerkingspartner. In de

meeste gevallen is de gemeente opdrachtgever en financier van het CJG.

De meeste CJG’s hebben contact met de provincie. Het gaat dan voornamelijk om het

onderling op de hoogte houden. Ook stelt de provincie doelen voor het lokale niveau. De provincies

geven allemaal aan dat zij goed op de hoogte zijn van wat er lokaal gebeurt. Dit komt niet helemaal

overeen met wat CJG’s aangeven, een klein deel van de CJG’s zegt dat de provincie niet op de

hoogte is.

Hoewel de meeste respondenten in hun definitie van Eigen Kracht het centraal stellen van het

gezin benadrukken, noemt slechts de helft de ouders of cliënten als samenwerkingspartners. Dit werd

ook al duidelijk bij de overeenstemming van doelen, waarin de doelgroep nauwelijks bleek te worden

betrokken.

Page 65: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

64

7.5 ‘Welke factoren spelen een rol in het al dan niet tot stand komen van Eigen Kracht-interventies in het preventieve domein van het Centrum voor Jeugd en Gezin?’ De hoofdvraag in dit onderzoek was welke factoren een rol spelen in het al dan niet tot stand komen

van Eigen Kracht-interventies in het preventieve domein van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Bij

het tot stand komen van interventies dient onderscheid te worden gemaakt tussen het aanbod en de

inzet van de interventies. Aan beide dimensies liggen verschillende factoren zoals weergegeven in het

conceptueel model ten grondslag. Het aanbod wordt voornamelijk bevorderd en belemmerd door

institutionele factoren; de inzet hangt hoofdzakelijk samen met persoonlijke factoren van deelnemers

aan het samenwerkingsverband.

Institutionele factoren

De belangrijkste institutionele factor die het aanbod van de interventies bevordert, is het opnemen

ervan in het beleid van het CJG. Buiten het CJG spelen financiën en begeleiding vanuit de gemeente;

financiële ondersteuning vanuit de provincie en de toenemende druk door bezuinigingen een

bevorderende rol. Enerzijds dwingen bezuinigingen CJG’s tot nieuwe manieren van werken;

anderzijds is voor deze vernieuwing financiële ondersteuning nodig.

De visie dat principes belangrijker zijn dan het gebruik van specifieke interventies en de visie

dat Eigen Kracht-interventies vaak niet aansluiten bij de situatie van de cliënt, belemmeren zowel

aanbod als inzet van de interventies. Ook doelen die op ander niveau (bijvoorbeeld de provincie en

gemeente) worden gesteld, staan de interventies op het lokale niveau in de weg.

Persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband De persoonlijke factoren blijken voornamelijk een rol te spelen in de inzet van de interventies. De

cultuur van de cliënt kan de inzet van een Eigen Kracht-interventie in de weg staan evenals de

complexiteit van een zorgsituatie. Hoe complexer een zorgsituatie, hoe minder de cliënt bereid blijkt

anderen uit het netwerk in te schakelen.

De houding van de hulpverlener ten opzichte van de cliënt en de interventie speelt eveneens

een rol in de inzet van een interventie. Wanneer een hulpverlener de conclusie trekt dat de cliënt er

niet voor open staat, zet deze de interventie niet in en als de hulpverlener negatief tegenover een

interventie staat, beïnvloedt dit de cliënt negatief. Ten slotte blijken ook de vaardigheden van de

hulpverlener van belang. Het omschakelen in werkwijze toch in de weg staan bij de inzet van een

interventie.

Organisatie van het samenwerkingsverband

Een goede samenwerking biedt overzicht voor de verschillende betrokkenen en voorkomt dat men

steeds opnieuw een situatie moet uitleggen. Van belang blijken goede samenwerking met de

gemeente; met de provincie (hetgeen de provincies zelf tevens bevestigen) en met andere CJG’s.

Page 66: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

65

Factoren gerelateerd aan de interventie

Naast de factoren uit de genoemde blokken, blijken enkele factoren met betrekking tot de interventies

zelf een rol te spelen in de toepassing ervan.

De eerste factor betreft de kosten van een interventie. Hoewel deze samenhangt met de

institutionele factor financiën (zijn er financiën beschikbaar om de interventie aan te bieden en in te

zetten?), kan deze ook worden gezien als kenmerk van de interventie. De factor biedt een verklaring

voor het verschil in zowel aanbod als inzet tussen de diverse interventies. Triple P is een voorbeeld

van een interventie die geld kost om op te nemen in het aanbod. Accreditatie van hulpverleners en

materiaal van de methode zijn hierbij kostenposten. De EKc daarentegen is een voorbeeld van een

interventie waarbij juist de inzet ervan kosten met zich meebrengt. Het verschil hierin is terug te zien in

de verschillen tussen aanbod en inzet van de interventies. Triple P wordt in de meeste CJG’s waar

deze wordt aangeboden ook ingezet, bij de Ekc zijn de verschillen tussen aanbod en inzet groter.

Een factor die opmerkelijk genoeg niet wordt genoemd is de kwaliteit en effectiviteit van een

interventie. Hoewel informatie over de theoretische onderbouwing en effectiviteit van de interventies

beschikbaar is in de Databank, geeft geen van de respondenten aan dat deze factoren een rol spelen

in het al dan niet aanbieden of inzetten van interventies.

Page 67: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

66

8. DISCUSSIE Het doel van dit onderzoek was enerzijds om in kaart te brengen welke Eigen Kracht-interventies in

worden toegepast binnen de Centra voor Jeugd en Gezin en anderzijds te onderzoeken welke

factoren hierin een (bevorderende dan wel belemmerende) rol spelen. Een dergelijk onderzoek werd

nog niet eerder uitgevoerd en het biedt dan ook nieuwe inzichten met betrekking tot de toepassing

van Eigen Kracht-interventies.

8.1 Het uitgevoerde onderzoek Respondenten

Uit iedere provincie is gestreefd naar inclusie van twee respondenten, bij voorkeur een grotere en

kleinere gemeente. Met uitzondering van vijf provincies, waar slechts één CJG is bezocht, is dit gelukt.

Van de 412 CJG’s die Nederland telt (Deuning, 2011), zijn er 26 in het onderzoek opgenomen. Het

aanbod van de interventies bleek zeer divers en vermoedelijk bieden niet opgenomen CJG’s weer

andere interventies aan. De antwoorden op de meeste vragen konden echter worden ingedeeld in

enkele clusters. Op de vraag naar de invulling van het begrip Eigen Kracht bijvoorbeeld, werden zes

verschillende antwoorden gegeven. Ook informatie met betrekking tot draagvlak bleek in te delen in

enkele categorieën. Op deze punten kan dus worden gesproken van saturatie van de data.

De respondenten waren allen CJG-manager, -coördinator of regisseur. De validiteit van de

data met betrekking tot de hulpverleners en cliënten valt hierdoor te betwisten. Met de beschikbare

middelen en tijd voor dit onderzoek leken deze personen het meest geschikt om informatie te

verschaffen over de toepassing van de Eigen Kracht-interventies binnen de CJG’s, en de factoren

zoals weergegeven in het conceptueel model. Hulpverleners en cliënten zouden weliswaar meer

informatie kunnen verschaffen over de praktijk, maar zouden anderzijds minder goed op de hoogte

zijn van bijvoorbeeld institutionele factoren. Tijdens het afnemen van de interviews werd echter

duidelijk dat door de weinige monitoring niet altijd evenveel inzicht was in de praktijk van alledag en

het draagvlak van de betrokkenen.

De respons op de vragenlijst voor de provincie was hoog. Het is niet duidelijk waarom de

ontbrekende provincie niet meedeed. Ook de respons onder CJG-respondenten was hoog. De helft

van de benaderde potentiële respondenten was bereid deel te nemen. Dat deelname aan de

interviews plaatsvond op vrijwillige basis, kan de suggestie wekken dat een (te) positief beeld is

ontstaan. De redenen om niet deel te nemen, sluiten dit niet geheel uit. De reden dat het te druk is

binnen het CJG zegt mogelijk ook iets over de beschikbare tijd voor Eigen Kracht-interventies, evenals

de reden dat het CJG nog maar kort bestaat.

Uitvoering van het onderzoek

De interviews vonden zo veel mogelijk op dezelfde manier plaats: ze werden uitgevoerd door dezelfde

onderzoeker; op locatie bij de respondent en binnen een korte periode. Hierdoor is de informatie

afkomstig van de verschillende interviews goed onderling vergelijkbaar.

Een factor die mogelijk afbreuk doet aan de validiteit, is het feit dat het onderzoek plaatsvond

Page 68: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

67

aan het einde van 2011, het jaar waarin alle Nederlandse gemeenten van overheidswege verplicht

waren een CJG te hebben gerealiseerd. Het is aannemelijk dat juist in deze periode veel CJG’s hun

deuren openden. Hierdoor kwam het mogelijk relatief vaak voor dat een centrum nog maar kort

bestond en dat het toepassen van Eigen Kracht-interventies niet de hoogste prioriteit had.

8.2 Het model voor eigen kracht-bevorderende samenwerking Het ontwikkelde model bleek goed bruikbaar om de factoren die samenhangen met het al dan niet

toepassen van de interventies te onderzoeken. Binnen het blok Toepassing van Interventies dient

echter onderscheid te worden gemaakt tussen het aanbod en de eigenlijke inzet van de interventies.

Het model bracht in kaart welke factoren naar tevredenheid vorm krijgen en welke nog te wensen

overlaten. Tevens bood het inzicht in de verklaring van de toepassing van de interventies.

Minder bruikbaar bleek het om causale verbanden aan te tonen, anders dan door hier expliciet

naar te vragen. De belangrijkste reden hiervoor was de kwalitatieve aard van het onderzoek. De

onafhankelijke factoren (institutionele factoren; persoonlijke factoren van deelnemers aan het

samenwerkingsverband en organisatie van het samenwerkingsverband) konden goed worden

ingedeeld in onderling vergelijkbare categorieën, voor de afhankelijke variabele (de toepassing van

interventies) bleek dit lastiger.

8.3 Resultaten in het licht van ander onderzoek In dit onderzoek stond het begrip Eigen Kracht centraal. In het conceptueel model is dit begrip

geoperationaliseerd als empowerment. Hoewel Eigen Kracht-interventies en daarmee

samenhangende factoren niet eerder in kaart werden gebracht, was al wel meer bekend over

factoren die een rol spelen in empowerment.

Factoren samenhangend met individuele empowerment

Koelen en Lindström (2005) beschrijven individuele empowerment als een proces waarbij een individu

zowel beschikt over general resistance recources (factoren die het voor een individu makkelijker

maken om goede (gezonde) keuzes te maken) als over een sense of coherence (de vaardigheden om

deze bronnen te gebruiken). Ook Eigen Kracht kan in deze termen worden beschreven. Het gaat bij

Eigen Kracht om het beschikken over general resistance resource (‘sterke kanten en een sociaal

netwerk’) en een sense of coherence om deze te benutten (‘die zij kunnen gebruiken’) om goede

keuzes te maken (‘om grip te houden op het eigen leven’). Inzicht in factoren die samenhangen met

empowerment in de praktijk, biedt mogelijk dus eveneens inzicht in de toepassing van Eigen Kracht-

interventies.

De relatie tussen hulpverlener en cliënt Dit onderzoek bood inzicht in de relatie tussen de hulpverlener en de cliënt. Deze relatie werd zowel

bekeken vanuit het perspectief van de hulpverlener zelf (door antwoord op de vraag in hoeverre Eigen

Kracht past in de taakomschrijving), als vanuit het perspectief van de cliënt (door de resultaten met

betrekking tot draagvlak van de cliënt over Eigen Kracht). Zowel volgens de hulpverlener als de cliënt

Page 69: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

68

vereist de vernieuwde taakverdeling omschakeling. Hulpverleners zijn, kort gezegd, gewend

problemen voor de cliënt op te lossen in plaats van deze zelf aan het werk te zetten. De cliënt komt in

het algemeen naar de hulpverlener toe met de verwachting.

Het wennen aan de nieuwe taakverdeling verklaart Pease (2002) met de paradox die de taak

van empowerment door de hulpverlener met zich meebrengt. Een cliënt gaat juist naar de professional

toe omdat deze geacht wordt meer expertise, kennis en kunde te hebben dan de cliënt zelf. Dit

verschil in kennis veroorzaakt een verschil in macht, waarbij de hulpverlener boven de cliënt staat. In

plaats van empowerment, vindt juist disempowerment plaats.

Dit onderzoek naar Eigen Kracht-interventies bevestigt de theorie van Pease dat

empowerment als onderdeel van de taakomschrijving weliswaar mogelijk is, maar zeker omschakeling

vereist. Daarnaast is terug te zien dat empowerment en toerusting van de hulpverlener zelf nodig zijn

voor deze aan de slag gaat met cliënten.

Empowerment van de hulpverlener

In veel CJG’s wordt scholing en training ingezet om de hulpverlener toe te rusten. Toch blijkt er vaak

sprake van een gap tussen draagvlak en de vaardigheden voor het werken met Eigen Kracht(-

interventies). Hoewel de meeste hulpverleners positief tegenover de Eigen Kracht-benadering staan,

wordt deze nog niet in alle gevallen praktisch gemaakt. Hiddink en zijn collega’s (1997) deden

onderzoek naar het geven van (empowerend) voedingsadvies door eerstelijns hulpverleners aan

cliënten. Hoewel het betreffende onderzoek een andere focus heeft, kunnen enkele aspecten ook

worden gerelateerd aan dit onderzoek naar Eigen Kracht-interventies.

Een eerste factor die volgens Hiddink een rol speelt in het draagvlak van hulpverleners voor

het empoweren van cliënten, is de perceptie van diens eigen mogelijkheden om de cliënt te

beïnvloeden. Mogelijk speelt deze factor ook een rol bij de inzet van Eigen Kracht-interventies. Ook

daarbij speelt de hulpverlener in op verandering van het gedrag van de cliënt.

Een tweede aspect is de perceptie van de hulpverlener van de invloed die het gedrag heeft op

de gezondheid van de cliënt. Wanneer deze factor wordt gerelateerd aan dit onderzoek naar Eigen

Kracht-interventies, betekent dit dat het vertrouwen dat de hulpverlener heeft dat de cliënt met zijn

gedrag de situatie kan beïnvloeden, meespeelt. In dit onderzoek naar Eigen Kracht kwam naar voren

dat de hulpverlener in veel gevallen de cliënt niet in staat acht de gedragsverandering te maken. Een

goede gelijkwaardige relatie tussen hulpverlener en cliënt lijkt hiervoor onmisbaar.

Een derde factor die het draagvlak van de hulpverlener voor empowerment beïnvloedt, is

diens houding ten opzichte van de behandeling. Wanneer de hulpverlener niet positief tegenover een

Eigen Kracht-interventie staat, belemmert dit de inzet ervan.

Ten vierde is een gebrek aan vaardigheden een belemmerende factor. Veel CJG’s besteden

al aandacht aan scholing. Het onderzoek van Hiddink et al. bevestigt het belang hiervan.

Een volgende factor uit Hiddinks onderzoek die kan worden gerelateerd aan de Eigen Kracht-

interventies, is het gebrek aan tijd voor een behandeling. Tijd die de interventie of behandeling kost,

vormt een belemmering voor de inzet ervan.

De laatste factor is ten slotte de motivatie van de cliënt. Wanneer deze negatief tegenover de

Page 70: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

69

behandeling staat, beïnvloedt dat de hulpverlener negatief. Ook dit is terug te zien in dit onderzoek

naar Eigen Kracht. Cliënten en hulpverleners, zo bleek, beïnvloeden elkaars draagvlak voor het

werken met Eigen Kracht.

De paradox van de Civil Society

De Winter (2011) noemt het van bovenaf opleggen van een pedagogische civil society een

contradictio in termini. De kracht van het begrip zit juist in het feit dat initiatief in de samenleving wordt

genomen en niet van bovenaf wordt opgelegd. Paradoxaal genoeg verdwijnen enerzijds de idealen

over de traditionele familie, terwijl anderzijds het principe tegen overheidsbemoeienis toeneemt. Juist

het naar de achtergrond verschuiven van de overheid vereist sterke traditionele familiebanden

(Komter, 2005). Verschillende theorieën beschrijven de balans tussen zorg op microniveau (waarop

informele zorg wordt vormgegeven) en macroniveau (waarop formele zorg wordt verleend) en de wijze

waarop deze elkaar stimuleren dan wel remmen.

De substitutiethese beschouwt zorg die op microniveau (bijvoorbeeld door de familie) wordt

verleend als een vervanging van zorg die op macroniveau (bijvoorbeeld door de overheid) wordt

georganiseerd en geboden. Een afname van zorgvoorzieningen door de staat zou leiden tot een

toename van informele zorg. Andersom zou gelden dat hoe meer de overheid op macroniveau

organiseert, hoe minder burgers op informele basis voor elkaar zorgen (Komter, 2005).

De complementatiethese stelt daarentegen dat frequent gebruik van formele en informele zorg

juist samen gaan. Verschillende resultaten lijken dit te bevestigen wat betreft de toepassing van Eigen

Kracht-interventies. De provincie en gemeente stimuleren de interventies op CJG-niveau; de CJG’s

dragen bij in de bevordering van draagvlak en vaardigheden van de hulpverlener en het CJG en de

hulpverlener samen faciliteren initiatief door ouders zelf. Op de verschillende niveaus blijkt

samenwerking van belang. Een enkele keer wordt zelfs genoemd dat cliënten onder dwang meedoen

aan Eigen Kracht-interventies. Tegelijk moet echter worden gerealiseerd dat dit onderzoek zich

uitsluitend richtte op de inzet vanuit het formele domein, waardoor over initiatief vanuit het informele

domein niets bekend werd.

8.4 Eigen Kracht: Een discussie van het begrip Uit het onderzoek volgt dat een van de invullingen van het begrip Eigen Kracht de samenwerking

tussen de verschillende hulpverleners betreft. Een begrip dat hiervoor ook wordt gebruikt, zowel in dit

als in eerder onderzoek, is wrap-around care. Hierbij gaat het om het omvormen van de langgerekte

ketenbenadering - waarbij zorgaanbieders elkaar opvolgen- , naar een kleinere cirkel, waarbij het

kind en het gezin centraal staan en formele en informele zorgverleners gezamenlijk tot een plan

komen. De tien principes waarop wrap-around care gebaseerd is, zijn dat het gezin kiest; dat

het team wordt samengesteld met goedkeuring van het gezin; ondersteuning van het netwerk;

samenwerking; toegankelijke begeleiding in de wijk; respect voor cultuur; interventies op maat; de

eigen kracht als basis; doorzettingsvermogen: het plan afmaken en resultaatgericht werken (Bruns et

al. 2004).

Page 71: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

70

Wanneer het begrip Eigen Kracht wordt bekeken in het licht van de theorie van Koelen en

Lindström (2005), kan het worden beschouwd als de vaardigheid om beschikbare hulpbronnen in te

zetten. De gehanteerde definitie van Eigen Kracht ‘dat kinderen, jongeren en ouders over sterke

kanten en een sociaal netwerk beschikken die zij kunnen gebruiken om grip te houden op het eigen

leven’, gaat uitsluitend in op het sociaal netwerk als hulpbron. In dit onderzoek kwam wrap-around

care echter ook meermaals naar voren als invulling van het begrip. Ook formele ondersteuning zou in

dit kader kunnen worden beschouwd als een general resistant resource. De vaardigheid om het

formele netwerk op de juiste manier in te zetten, zou dan eveneens als Eigen Kracht kunnen worden

beschouwd.

Page 72: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

71

9. AANBEVELINGEN

9.1 Aanbevelingen voor Centra voor Jeugd en Gezin Verbetering van monitoring

Een belangrijke conclusie is het gebrek aan inzicht in de CJG’s in de inzet van de Eigen Kracht-

interventies. De monitoring hiervan dient dan ook te worden verbeterd. Het beter bijhouden welke

interventies hoe vaak worden ingezet en wie hierbij betrokken zijn, leidt tot beter overzicht en mogelijk

efficiënter gebruik van de interventies.

Scholing van hulpverleners

Hoewel bij de meeste hulpverleners draagvlak is voor het werken met Eigen Kracht, komt de

benodigde omschakeling keer op keer naar voren. Scholing en training vindt al plaats maar dient beter

aan te sluiten op de hulpverleners. Uit het aangehaalde onderzoek van Hiddink et al., blijkt dat

draagvlak en vaardigheden sterk samenhangen en beide nodig zijn om de hulpverlener empowerende

interventies in te laten zetten. Zowel uit dit als uit eerder onderzoek, volgen elementen die dergelijke

scholing zou moeten bevatten.

De hulpverlener moet leren hoe hij de (door)vraag aan de cliënt stelt, in plaats van zelf met

oplossingen te komen. Een middel dat hiervoor kan worden gebruikt is het rollenspel, dat bij één van

de CJG’s al met succes wordt ingezet. Het helpt de hulpverlener zich in te beelden in de cliënt en

maakt hem bewust van zijn eigen rol in het geheel.

Aandacht voor goede communicatie tussen hulpverlener en cliënt is van belang. Het

taalgebruik aanpassen op het niveau van de cliënt betekent het mijden van ingewikkelde terminologie

en het positief benaderen van de situatie.

Het is belangrijk dat de hulpverlener de cliënt serieus leert nemen en vertrouwen krijgt in diens

kansen en mogelijkheden. Te vaak is nog sprake van een machtsverhouding waarbij de cliënt als

ondergeschikte wordt gezien. Uit literatuur (Pease, 2002) bleek dat de cliënt zich deze rol tevens zelf

toe-eigent. Om te voorkomen dat deze relatie disempowerend werkt, dient aandacht te worden

besteed aan het naar bovenhalen van de sterke kanten van de cliënt.

Het is belangrijk dat hulpverleners elkaar leren kennen als ze samen moeten werken. Als

binnen scholing aandacht wordt besteed aan kennismaking, wordt de drempel om elkaar te

benaderen lager. Dit bevordert de samenwerking.

Volgens Hiddink et al., is het van belang dat de hulpverlener er vertrouwen in heeft dat hij het

gedrag van de cliënt kan beïnvloeden. Het ‘gewoon doen’ en het horen van succesverhalen, zo bleek

ook uit dit onderzoek naar Eigen Kracht, draagt hieraan bij. Dit dient dan ook te worden gestimuleerd

in de scholing. In situaties waarin ‘gewoon doen’ niet zo ‘gewoon’ is, kan een eerste stap zijn om mee

te lopen met een collega die al bekender is met de werkwijze.

Page 73: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

72

Samenwerking met preventieve instanties

De lijntjes tussen het CJG en instanties waar de doelgroep komt zonder dat er problemen zijn

(spelotheek, basisschool, consultatiebureau, wijkcentrum), dienen korter te worden gemaakt. Een

nauwere samenwerking tussen instanties, biedt mogelijkheden voor ouders om hun talenten te

ontdekken en te bevorderen. Zij kunnen met hun inzet enerzijds anderen helpen die tegen

beperkingen op een bepaald terrein aanlopen en anderzijds hun eigen mogelijkheden ontdekken.

Draagvlak van de cliënt Respondenten in dit onderzoek gaven aan dat het werken met Eigen Kracht niet altijd bij de cliënt past

en dat deze even graag zien dat de hulpverlener problemen oplost. Aangezien de cliënt niet zelf werd

ondervraagd, kan deze reactie worden beschouwd als een beeld dat de CJG-coördinator heeft van de

cliënt. Over hoe dit beeld kan worden verbeterd, werd al een aanbeveling gedaan. Hoewel

cliënten niet zelf zijn geïnterviewd, geeft dit resultaat ook inzicht in hun draagvlak voor de interventies;

dit kan nog worden verbeterd. Koelen en Lindström noemen factoren die bijdragen aan het betrekken

van de cliënt bij empowerment. Uit dit onderzoek naar Eigen Kracht-interventies kwam schaamte om

(dreigende) problemen te delen als belangrijkste factor voor een gebrek aan draagvlak bij de cliënt.

Deze schaamte lijkt niet een op een te worden verklaard door Koelen en Lindström, maar kan wel

worden gezien als een gebrek aan vaardigheden om het netwerk op een juiste manier te gebruiken.

Om de betrokkenheid bij Eigen Kracht-interventies te vergroten, is volgens Koelen en Lindström een

gevoel van controle over de situatie een belangrijke voorwaarde. Dit gevoel van controle heeft

verschillende dimensies.

Ten eerste dient een interne locus of control bij de cliënt te worden bevorderd. Personen met

een interne locus of control hebben het gevoel dat ze invloed kunnen uitoefenen op een situatie. Dit

begrip wordt omschreven als een factor die een persoon heeft en niet zomaar kan worden veranderd.

Mensen in de omgeving met een interne locus of control zijn in dat geval van belang.

De tweede dimensie is Perceived Self-efficacy. Wanneer de cliënt niet verwacht dat hij in staat

is een bepaald gedrag te vertonen, zal hij dit niet proberen. Een hulpverlener dient de cliënt te

overtuigen van diens kwaliteiten.

Learned helplessness weerhoudt cliënten van betrokkenheid bij de interventies als zij al vaker

gefaald hebben. Positieve ervaringen dragen er mogelijk aan bij dat de cliënt de volgende keer wel

open staat voor een interventie. De hulpverlener kan een rol spelen in deze positieve ervaring.

De laatste dimensie is outcome expectation. Wanneer een cliënt niet verwacht dat zijn

handelen de problemen oplost, zal deze niet meedoen.

Om het gevoel van controle bij de cliënt te bevorderen, dient te worden begonnen met het nemen van

kleine stappen, door Koelen en Lindström een stap-voor-stap benadering genoemd. Het stellen van

bereikbare doelen verhoogt de kans op succes en de motivatie om door te gaan. Bij Eigen Kracht-

interventies kan dit vorm krijgen door de cliënt aan te moedigen ook ogenschijnlijk kleine problemen

aan te pakken en anderen om hulp te vragen. Wanneer de cliënt succes behaalt met kleine stappen,

zal dit hem vermoedelijk het vertrouwen geven om ook in complexere situaties het netwerk in te

schakelen.

Page 74: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

73

9.2 Aanbevelingen voor samenwerking tussen provincie, gemeente en CJG Documentatie van rol- en taakverdeling

De overeenstemming in rol- en taakverdeling laat nog te wensen over. Het strekt tot aanbeveling te

documenteren wie op welk niveau waarvoor verantwoordelijk is. Punten die hierbij aandacht

verdienen, zijn het stellen van doelen; de financiering van interventies; de evaluatie en monitoring en

onderlinge doorverwijzing. Ook kan worden vastgelegd welke overlegstructuren bestaan en wie hierin

de leiding heeft of initiatief dient te nemen. Zeker met het oog op de aankomende transitie en

decentralisatie van de Jeugdzorg is het van belang duidelijkheid te hebben met betrekking tot taken,

rollen en verantwoordelijkheden.

Investeren in samenwerking

Hoewel economische ontwikkelingen de noodzaak van informele inzet bevorderen, dient het werken

vanuit de Eigen Kracht-gedachte niet te worden gedaan uit bezuinigingsoverwegingen. Om inzet op

informeel niveau te bevorderen dienen formele instanties op allerlei niveaus zich inzetten en

samenwerken om de juiste omstandigheden te scheppen. De voorzichtige conclusie dat de inzet van

Eigen Kracht-interventies de formele hulpverlener meer aanvult dan vervangt, geeft aan dat de

formele hulpverlening geen stappen terug dient te doen, maar de taken hierop dient aan te passen.

9.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek Betrekken van hulpverleners en cliënten

Hoewel dit onderzoek inzicht bood in draagvlak en vaardigheden van de hulpverleners en cliënten, is

een belangrijke conclusie dat de benaderde CJG-coördinatoren weinig inzicht hebben op wat er in de

praktijk gebeurt. In volgend onderzoek kunnen hulpverleners en (potentiële) cliënten worden

betrokken om meer gedetailleerde informatie uit de praktijk te verkrijgen. De resultaten van dit

onderzoek bieden aanknopingspunten voor de te onderzoeken factoren op deze niveaus.

Belemmerende en bevorderende factoren voor deelname

Verder onderzoek dient te worden gedaan naar de toepassing van Eigen Kracht-interventies bij CJG’s

die om verschillende redenen niet mee wilden werken. Ook wanneer een CJG geen aandacht

besteedt aan de interventies biedt dit inzicht in de gerelateerde factoren.

Ontwikkeling van CJG’s Eerder werd al genoemd dat de ontwikkeling van een CJG een belangrijke factor is in het al dan niet

tot stand komen van Eigen Kracht-interventies. In de periode waarin het onderzoek werd uitgevoerd,

waren veel centra nog in ontwikkeling. Een vergelijkbaar onderzoek is wenselijk in een later stadium,

wanneer de CJG’s zich verder hebben kunnen ontwikkelen.

Page 75: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

74

Eigen Kracht als onderdeel van de pedagogische civil society

Dit onderzoek richtte zich uitsluitend op geselecteerde Eigen Kracht-interventies die vanuit formele

instanties, de CJG’s, worden georganiseerd. Eerder werden de Eigen Kracht-interventies beschreven

als onderdeel van de pedagogische civil society. Hoewel de interventies, naar aangenomen wordt,

bijdragen aan de pedagogische civil society, roept de eerder beschreven paradox van de civil society

de vraag op of de inzet van Eigen Kracht-interventies onder alle omstandigheden de beste methode

is. Juist binnen informele netwerken wordt het gebrek aan sociale steun ervaren. Verder onderzoek is

nodig naar initiatieven en mogelijkheden binnen de civil society buiten de formele zorgverlening om.

Zeker wanneer het gaat om complementatie en wraparound care, dient te worden onderzocht

wanneer formele en wanneer informele interventie wenselijk is.

Page 76: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

75

LITERATUUR

Arber & Attias-Donfut (2000). In: Komter (2005)

Baartman, H.E.M. (2009). Grootbrengen en mishandelen van kinderen: wiens zorg?. Den Haag:

RMO/RVZ.

Bruns, E.J., J. Adams, P. Miles, T.W. Osher, J. Rast, J.D. van den Berg & National Wraparound

Initiative Advisory Group (2004). Ten principles of the wraparound process. Portland, OR:

National Wraparound Inititiative Research and Training Center on

Family Support and Children’s Mental Health, Portland State University.

Bureau Jeugdzorg (2011). Wet op de Jeugdzorg.

www.bureaujeugdzorg.info/Wet_op_de_jeugdzorg. geraadpleegd 06-09-2011.

Creswell, J.W. (2009). Research Design: Qualitative, Quantitative, and Mixed methods Approaches.

Thousand Oaks, CA: SAGE.

Deuning, C.M. (2011). Centrum voor Jeugd en Gezin 15 december 2011. In: Volksgezondheid

Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM.

http://www.zorgatlas.nl/thema-s/jeugd/centrum-jeugd-en-gezin/. geraadpleegd 13-12-2011.

Dykstra & de Jong-Gierveld (1997). In: Komter (2005).

Egten, C., E. van, Zeijl, S. de Hoog, C. Nankoe & E. Petronia (2008). Gezinnen van de

toekomst. Opvoeding en opvoedingsondersteuning. Den Haag: E-quality/SCP.

Eigen Kracht centrale (2011). Onze roots. www.eigen-kracht.nl. geraadpleegd 23-11-2011

Hiddink, G.J., J.G.A.J. Hautvast, C.M.J. van Woerkom, C.J. Fieren & M.A. van ’t Hof (1997).

Information sources and strategies of nutrition guidance used by primary care physicians. Am.

J. Clin. Nutr. 65 (Suppl), S1996-S2003.

Hoek, Dr. M. (2010). Het versterken van de eigen kracht en het sociale netwerk van jeugdigen, ouders

en gezinnen. 38 interventies uit de databank Effectieve Jeugdinterventies.

Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Kabinet Rutte-Verhagen (2010). Stelselwijziging Jeugdzorg. Den Haag: Regeerakkoord 30-09-2010.

Kesselring, M.C. (2010). Allemaal Opvoeders, webpublicatie I: Theoretische verkenning.

www.allemaalopvoeders.nl. geraadpleegd 07-09-2011.

Koelen, M.A. & B. Lindström, (2005). Making healthy choices easy choices: the role of

empowerment. European Journal of Clinical Nutrition. 59 (Suppl1), S10-16.

Koelen, M.A., L. Vaandrager & A. Wagemakers (2011). The healthy alliances (HALL)

framework: prerequisites for success. Family Practice (in press).

Kohli (1999). In: Komter (2005).

Komter, Aafke E. (2005). Social Solidarity and the Gift. Cambridge: University Press/Utrecht

University.

Koshy E, Koshy V, Waterman H. (2011). Action Research in Healthcare. Sage publications,

London, 2011. Luijpers & Keysers (2002) in: Jansen, J., A.J. Schuit & F. van der Lucht (2002).

Tijd voor gezond gedrag. Bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. Bilthoven:

RIVM.

Page 77: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

76

Pease B. (2002): Rethinking empowerment: a postmodern reappraisal for emancipatorypractice.

Sociale interventie. 3, 29-45

Ministeries van VWS, OCW en VenJ (2011). Samenwerken voor de Jeugd: Wat is een Centrum voor

Jeugd en Gezin? http://www.samenwerkenvoordejeugd.nl/nl/Kamerstukken/Web-Paginas-

Breed-Centrum-voor-jeugd-en-Gezin/Wat-is-een-Centrum-voor-Jeugd-en-Gezin.html.

geraadpleegd op15-11-2011.

Möhle, M. & P. van Katwijk, (2010). Centra voor Jeugd en Gezin en de kracht van het sociale netwerk.

Gouda: JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding

Nederlands Jeugd instituut (2010). Databank effectieve jeugdinterventies.

http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/03/055.html geraadpleegd 22-11-2011

Nederlands Jeugd instituut (2011). Historisch Overzicht. www.nji.nl/eCache/DEF/1/16/390.html

geraadpleegd 06-09-2011.

NIGZ, gezondheidsinstituut (2006), Participatiewijzer. Woerden: NIGZ.

NIGZ, gezondheidsinstituut (2008). Empowerment in een project inbouwen aan de hand van het

Empowerment Kwaliteit Instrument (EKI), enkele handreikingen. Woerden: NIGZ.

Nederlands Jeugdinstituut (2011). Databank Effectieve Jeugdinterventies.

http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/03/055.html geraadpleegd 22-11-2011.

Nutbeam, D. (1998). Health promotion glossary. Health Promotion Int, 13, 349-364.

Peterson N.A. & M.A. Zimmerman (2004). Beyond the individual: Toward a

Nomological network of Organizational Empowerment. Am J Comm Psychol,

34, 129-145.

Pretty, J.N. (1995). Regenerating agriculture policies and practice for sustainability an self

reliance. London: Earthscan Publication Ltd.

Programmaministerie voor Jeugd en Gezin (2007). Alle kansen voor alle kinderen, programma jeugd

en gezin 2007-2011. Den Haag.

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling en Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2009).

Investeren rondom kinderen. Den Haag: RMO en RVZ.

Rouvoet, A. (2007). Kamerbrief Centra voor Jeugd en Gezin en regierol gemeente. Den Haag:

beleidsbrief aan de Tweede Kamer (16-11-2007).

Rijksoverheid (2011). Over de Wmo. http://www.invoeringwmo.nl/wmoalgemeen. geraadpleegd 06

09-2011.

Schmidt, M., D. Robbesom, M. Bakker & K. Stronks (2007). Empowerment in het Referentiekader

Gezondheidsbevordering. Een uitwerking van het begrip empowerment in relatie tot health

literacy, in het kader van het pilot project Referentiekader Gezondheidsbevordering. Amsterdam:

Academisch Medisch Centrum Afdeling Sociale Geneeskunde.

Schuurman, Dr. M., Drs. M. Verdonk, Drs. R. Eenshuistra, Dr. Bas Bijl. Eigen Kracht-conferenties in

het preventieve domein van de Centra voor Jeugd en Gezin. Uitkomsten

Implementatieonderzoek. Deel 1. Duivendrecht: Pi Research.

Swift C, G. Levin (1987). Empowerment: An emerging mental Health Technology. Primary Prevention,

8, 71-92.

Page 78: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

77

Visser, Ir. F., Dr. G. Molleman, Drs. L. Peters, Dr. G. Jacobs & M. Rozing (2007). Empowerment

Kwaliteits Instrument. Voor gezondheidsbevorderaars en preventiewerkers als aanvulling op

de Preffi 2.0. Woerden: NIGZ.

Wagemakers, A., L. Vaandrager, M.A. Koelen, P. Dijkema & R. Corstjens (2007). Sociaal draagvlak:

Verslag van de uitwerking van ‘sociaal draagvlak’ voor het pilot project Referentiekader

Gezondheidsbevordering. Wageningen: WUR, Gezondheid en Maatschappij.

Zimmerman, M.A. (2000). Empowerment Theory. Psychological, Organizational and Community

Levels of Analysis. Handbook of Community Psychology. New York: Kluwer

Academic/Plenum Publishers.)

Zimmerman M.A. (1995). Psychological Empowerment: Issues and illustrations. Am J Comm Psychol,

23, 581-99. in: Schmidt et al. (2007).

Page 79: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

78

Page 80: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

79

BIJLAGEN

Bijlage I. Overzicht theoretische onderbouwing interventies

Interventie Theorieën/aannames ten grondslag aan interventie Beoordeeld als

Gericht op kinderen

Marietje Kessels project - Weerbaarheidstraining draagt bij tot effectief gedrag en het verwerken van geweldservaringen (NISB, 2005). - Vergroten van het gevoel van veiligheid. Gericht op aspecten als zelfwaardering, steun van de groepsleden en plezier in bewegen (NISB, 2005).

Theoretisch goed onderbouwd

Gericht op ouders: Video-feedback positief opvoeden - Hechtingstheorie (Bowlby & Ainsworth)

- Coercion theorie (Patterson) Bewezen effectief

Opvoedondersteuning Home-Start - Empowerment Theoretisch goed onderbouwd VoorZorg - Ecologische model (Bronfenbrenner)

- Self-efficacy-theorie (Bandura) - Hechtingsstheorie (Bowlby & Ainsworth)

Theoretisch goed onderbouwd

Drukke kinderen - Het verbeteren van vertrouwen van de ouders in eigen competentie door kennisoverdracht, leidinggeven en het oefenen van vaardigheden (Bakker et al., 2001). - Humanistische psychologie (o.a. Thomas Gordon):

- werken aan een positief zelfbeeld - belang van opbouwende kritiek (Bakker et al., 2001)

- Principes van basiscommunicatie (Blokland et al., 2000): - ouders informeren - concrete vaardigheden aanreiken - ondersteuning bij het opvoeden van hun kind

Theoretisch goed onderbouwd

Page 81: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

80

KopOpOuders Online - Sociale Leertheorie (Patterson, 1982) - Social processing models (Bandura 1977; 1995) - Sociaal competentiemodel (Slot & Spanjaard, 1999) - Theorie van gepland gedrag (TGG) (Ajzen & Fishbein, 1980) - Ontwikkelingspsychologie (Havighurst, 1972) - Ontwikkelingspsychopathologie (Achenbach, 1982; Hart & Risley, 1995) - Contextuele benadering (Nagy) - Minimal sufficiency theory) (Sanders, 2003)

Theoretisch goed onderbouwd

Moeders informeren Moeders - Verpleegkundige theorieën (Orem & King) - Pedagogische theorieën:

- Transactionele-ontwikkelingsmodel - Hechtingstheorie (Bowlby) - Sociale leertheorie (Patterson, 1982)

- Voorlichtingsuitgangspunten: - Armoedetheorie

- Theorie over voorlichting aan achterstandsgroepen

Theoretisch goed onderbouwd

Ouders van tegendraadse jeugd

- Sociale leertheorie (Patterson, 1982) Theoretisch goed onderbouwd Triple P - Volksgezondheid-benadering (Taylor & Biglan, 1998).

- Sociale-leertheorie (Patterson, 1982). - Theorieën over gedragsverandering. - Ontwikkelingspsychologie van opvoeden in de alledaagse context (Hart & Risley, 1995, in Sanders et al., 2000). - Sociale-informatietheorie (Bandura, 1977, 1995, in Sanders et al., 2000). - Ontwikkelingspsychopathologie (Emery, 1982; Grych & Fincham, 1990; Hart & Risley, 1995; Rutter, 1985; in Sanders et.al., 2000).

Theoretisch goed onderbouwd

Stevig ouderschap - Ecologisch model (Belsky)

- Concept van pedagogisch (Newberger & Baartman, 1980) - Balansmodel (Bakker et al.,1997)

- Hechtingstheorie (Bowlby).

Theoretisch goed onderbouwd

Gericht op sociale omgeving

Page 82: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

81

Marokkaanse buurtvaders - Informele vorm van sociale controle - Geënt op de Marokkaanse cultuur: In de Marokkaanse cultuur is sprake van een collectieve gerichtheid en collectieve verantwoordelijkheid voor de opvoeding buitenshuis Pels (1991

Theoretisch goed onderbouwd

Gericht op jongeren Girls’talk - Model van seksuele interactiecompetentie (Vanwesenbeeck et

al.,1999). Theoretisch goed onderbouwd

Lang leve de liefde 3 - Sociaal-Cognitieve Theorie en sociale invloed (Bandura, 1986). - Risicoperceptie (Weinstein, 1988) - Attitudeverandering (Mc Quire, 1985) - Geanticipeerde spijt - Inoculatie (Eagly & Chaiken, 1993)

Theoretisch goed onderbouwd

Stemmingmakerij - Cognitieve therapieprogramma (Beck) - Self-monitoring programma (Rehm’s) - Coping with Depression Course (Lewinsohn’s) - Probleemoplossingstherapie (Nezu’s)

Theoretisch goed onderbouwd

Gericht op gezinnen Eigen Kracht-conferentie - Principes Family Group Conference (Eigen Kracht centrale,

2011) - Restorative justice

(Nog) niet beoordeeld

Familie Netwerk Beraad (Nog) niet beoordeeld Psycho-educatieve gezinsinterventie KOPP

- Psycho-educatie: Het geven van informatie over de stoornis om een gevoel te geven van controle over en bestuurbaarheid van de situatie. - De veerkracht van de kinderen versterken is een belangrijk subdoel van het programma (Beardslee et al., 1997). - Zelfbegrip als een essentiële component van het behouden van veerkracht in antwoord op ouderlijke depressie/angstproblemen. - De kracht in het gezin te erkennen en te benadrukken is van groot belang bij het werken met individuen met angst- of stemmingsstoornissen.

Theoretisch goed onderbouwd

Signs of Safety (Nog) niet beoordeeld

Page 83: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

82

Page 84: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

83

Bijlage II. Vragenlijst provincie Versterken van het gezin in het preventieve domein, wat doet de provincie? U kunt ook antwoorden door te verwijzen naar bijvoorbeeld beleidsnotities, subsidieregelingen of namen van personen die er meer van weten Definities van de gebruikte begrippen:

Eigen Kracht Onder “Eigen Kracht” verstaan we: ‘dat kinderen, jongeren en ouders over sterke kanten en een sociaal netwerk beschikken die zij kunnen gebruiken om grip te houden op het eigen leven’ (Hoek, 2010). Niet het probleem staat centraal, maar de kracht, vaardigheden en positieve aspecten van de persoon of doelgroep in kwestie (Zimmerman, 2000). Preventieve domein We zijn vooral geïnteresseerd in ervaringen binnen het preventieve domein van het CJG. Hieronder verstaan we de situaties waarin (nog) geen sprake is van een probleem, maar waarbij de betrokkenen wel tot een risicogroep behoren.

Vraag 1. Visie & beleid a. Welke rol speelt het begrip ‘Eigen Kracht’ in het beleid van uw provincie?

b. Zijn er binnen de provincie concrete doelen gesteld op het gebied van ‘Eigen Kracht’?

Vraag 2. Toepassing interventies a. Weet u welke interventies in uw provincie worden toegepast? *

* Hierbij kunt u denken aan de interventies die zijn opgenomen in de brochure Het versterken van de eigen kracht en het sociale netwerk van jeugdigen, ouders en gezinnen (NJi, 2010) in de categorie preventief, op pagina 4-6, of de Eigen Kracht-conferentie op pagina 11). Als in uw provincie andere, vergelijkbare interventies worden ingezet, kunt u die ook noemen (bijvoorbeeld: Familie Netwerk Beraad).

b. Zo ja: Weet u wanneer de genoemde interventies voor het eerst hebben plaatsgevonden?

Page 85: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

84

c. Weet u hoe vaak deze interventies worden toegepast?

d. Op wiens initiatief gebeurt dit?

Vraag 3. Samenwerking a. Met wie werkt u, als provincie, samen om de ‘Eigen Kracht’ te bevorderen?

b. Hoe verloopt deze samenwerking? (Is de taakverdeling duidelijk? Wie neemt het initiatief?)

Vraag 4: Professionals Kunt u professionals aanbevelen die betrokken zijn bij een CJG in uw provincie en ons verder zouden kunnen helpen bij deze inventarisatie?

Heel hartelijk bedankt voor uw bijdrage!

Page 86: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

85

Bijlage III. Interview CJG-contactpersonen

Toepassing van interventies:

Vraag 1. Wat gebeurt er in de praktijk?

a. Welke interventies worden in uw CJG toegepast?*

b. Op wiens initiatief (van de doelgroep of de professional?) vinden deze plaats?

c. Weet u wanneer de genoemde interventies voor het eerst hebben plaatsgevonden?

d. Weet u hoe vaak deze worden toegepast?

Institutionele factoren:

Vraag 1. Wat verstaat u onder het begrip Eigen Kracht?

Vraag 2. Welke rol speelt het begrip in het beleid van uw CJG?

Vraag 3. In hoeverre sluiten de interventies aan op de genoemde doelen?

Persoonlijke factoren van deelnemers aan het samenwerkingsverband:

Vraag 1. Eigen Kracht-vaardigheden en –scholing van de hulpverlener

a. Welke professionals zijn betrokken bij het toepassen van de interventies?

b. In hoeverre hebben deze speciale training gevolgd voor het bevorderen van eigen kracht?

Vraag 2. Krachten en kenmerken van de doelgroep

a Hoe wordt duidelijk waar de kracht van de doelgroep zit om het probleem aan te pakken?

b. In hoeverre is bekend wat de doelgroep al doet om het probleem op te lossen?

c. Hoe bekend is de doelgroep bij het CJG voor de interventie start?

d. Hoe is de onderlinge betrokkenheid van de verschillende leden van de doelgroep?

Vraag 3.Draagvlak betrokken actoren voor Eigen Kracht

a. In hoeverre is er draagvlak bij de professional voor het werken uit het Eigen Kracht-principe?

b. In hoeverre is er draagvlak bij de cliënt voor het werken uit het Eigen Kracht-principe?

Organisatie van de samenwerking

Vraag 1. Representativiteit betrokken actoren

a. Met wie wordt samengewerkt tijdens het proces?

Vraag 2. Taken en verantwoordelijkheden doelgroep en hulpverlener

a. Hoe wordt tot overeenstemming gekomen over de verdeling van rollen en

verantwoordelijkheden voor de hulpverlener en de cliënt en diens netwerk?

b. Passen rollen en verantwoordelijkheden binnen de taakomschrijving van de hulpverlener?

Vraag 3. Gezamenlijke doelen

a. Is er duidelijke overeenstemming tussen de doelen van de betrokken actoren?

Page 87: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

86

Bijlage IV. E-mail werving respondenten vragenlijsten provinciaal niveau

Beste mevrouw X,

Mijn naam is XX en als stagiaire voor ZonMw voer ik de komende vier maanden een inventarisatie

uit van de toepassing van initiatieven om de eigen kracht te bevorderen in het preventieve domein

van het CJG.

Het doel van de inventarisatie is om te achterhalen wat er daadwerkelijk gebeurt en wat de visie

van professional is op het werken vanuit het concept Eigen Kracht. Het eindrapport zal in eerste

instantie ten goede komen aan de professionals zelf (via publicatie en congressen) . Voor deze

opdracht werk ik samen met onder andere het Nederlands Jeugdinstituut.

Als provincie speelt u een belangrijke rol in het ondersteunen en stimuleren van CJG’s in hun

initiatieven op het gebied van Eigen Kracht. Graag zou ik u vragen of u bereid bent om (digitaal)

enkele vragen over het beleid van uw provincie te beantwoorden. Ik ben zo brutaal geweest om de

vragenlijst alvast bij te voegen.

Voor deze inventarisatie zullen verder personen verbonden aan CJG’s worden benaderd.

Als u eerst meer wilt weten over deze opdracht, kan ik u uiteraard meer informatie toezenden of u

persoonlijk te woord staan. Als u denkt dat u niet de juiste persoon bent bij uw provincie, zou u mij

dan kunnen helpen aan de contactgegevens van de persoon die ik hierover wel zou kunnen

benaderen?

Bij voorbaat heel hartelijk dank voor uw reactie! Met vriendelijke groet,

Page 88: Eigen Kracht in praktijk gebracht - EXPOO...1 Eigen Kracht in praktijk gebracht Over de eigenlijke inzet van Eigen Kracht-interventies in het Centrum voor Jeugd en Gezin 27 januari

87

Bijlage V. E-mail werving respondenten voor lokaal niveau

Beste mevrouw X,

Mijn naam is XX en als stagiaire voor ZonMw voer ik de komende vier maanden een inventarisatie

uit van de toepassing van initiatieven om de eigen kracht te bevorderen in het preventieve domein

van het CJG. Het doel van de inventarisatie is om te achterhalen wat er daadwerkelijk gebeurt op

lokaal niveau en wat de visie van de professional is op het werken vanuit het begrip Eigen Kracht.

Het eindrapport zal in eerste instantie ten goede komen aan de professionals zelf (via publicatie en

congressen). Voor deze opdracht werk ik samen met onder andere het Nederlands

Jeugdinstituut. Voor deze inventarisatie zijn beleidsmedewerkers van alle provincies benaderd die betrokken zijn

bij de zorg voor jeugd met enkele vragen met betrekking tot het provinciale beleid.

De belangrijkste informatiebron in het in kaart brengen van de praktijktoepassingen, zal

echter bestaan uit personen verbonden aan CJG’s. Een beleidsmedewerker uit uw provincie, beval

u aan als professional om te betrekken in het onderzoek, omdat u een waardevolle bijdrage zou

kunnen leveren.

Graag vraag ik u dan ook of u bereid bent mee te werken en ik een afspraak met u zou mogen

maken om een dezer weken langs te komen voor een interview. Het interview zal ingaan op de visie

en ervaring van de professional met het werken vanuit het begrip ‘Eigen Kracht’ en zal ongeveer

een uur duren.

Graag zou ik u bellen om een afspraak hiervoor te maken. Kunt u mij uw contactgegevens sturen

en aangeven wanneer ik u het beste kan bereiken? Wanneer u niet wenst deel te nemen, hoor ik dat

ook graag. Ook als u eerst meer wilt weten over de opdracht die ik uitvoer, kunt u contact met mij

opnemen, telefonisch of per mail. Bij voorbaat heel hartelijk dank voor uw reactie! Met vriendelijke groet,