.ego - Jaargang 7 - editie 3
-
Upload
asset-sbit -
Category
Documents
-
view
226 -
download
0
description
Transcript of .ego - Jaargang 7 - editie 3
Magaz i ne v oo r I n f o rma t i emanagemen t
ONDERZOEK VOETBAL & ICTZES CIO’S OVER IM
DE BURGERMEESTER EN IPODSINTERVIEW CIO VAN HET JAAR
ANWB GAAT VOOR BETROUWBAARHEID
Jaa r gang 7 - E d i t i e 3 - J un i 2 008
INHO
UDSO
PGAV
E
RedactieadresStudievereniging SBITKamer E114t.a.v. Redactie .egoPostbus 901535000 LE Tilburg[t] 013 – 466 2998[f] 013 – 466 3208[e] [email protected][i] www.sbit.nl/ego
RedactieThijs van BeijsterveldJeroen BekkersXander BordeauxMathijs van der GootPieter JolenNiek MaasJos OverbeekJoop ReijnhoudtCas SchalkxRob ScheeleSander Vermeer
Grafisch OntwerpSBIT DsK.
VormgevingNiek MaasJos OverbeekJoop Reijnhoudt (figuren)Cas Schalkx
DrukDrukkerij Offset Service, Valkenswaard
Oplage1.500 exemplaren
CopyrightVoor overname van (delen van) artikelen dient schriftelijk toestemming te worden gevraagd aan de redactie. In de artikelen gedane uitspraken vallen onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende auteurs.
ZES CIO’S OVER IM
526
VOET
BAL &
ICT
36
DE BURGEMEESTER
Onderzoek naar het gebruik van informatietechnologie in het
betaalde voetbal 5
Drs. Jolen & Jos OVerbeek
Het onkreukbare imago van de ANWB 11
Cas Schalkx & Rob Scheele
De weg naar succesvolle IT outsourcing 15
Pieter Verheijen, Pieter Koene & Bauke Sprenger
Systeem voor cognitieve afstemming 19
Sietse Overbeek, Patrick van Bommel & Erik Proper
Beheer onder spanning 23
Gert den Hertog
Wat is een informatiemanager eigenlijk? 26
Joop Reijnhoudt & Cas Schalkx
Is Turkije een alternatief voor India? 31
Sven van de Riet
Van bijzaak tot hoofdzaak 35
Leo Groosman
Student in Tilburg niet zichtbaar genoeg! 36
Mathijs van der Goot, Thijs van Beijsterveld & Jos Overbeek
Promotietraject: Informatiesystemen in Humanitaire Crises 41
Willem Muhren
Agile Development: Scrum Best Practices 45
Benedikt Kratz, Jeroen Bok & Tom Schepers
Al krijg je gegevens nog zo snel… 49
Thea Gerritse
Interview met Alexander Baas, CIO van het jaar 51
Mathijs van der Goot & Sander Vermeer
RFID & Business Intelligence: stilte voor een volgende storm? 55
Frank de Lau
De samenhang tussen bedrijfsprocessen, bedrijfsregels en
gegevenskwaliteit 59
Frans van Besouw
COLOFON
59.ego
ADVERTENTIE IG&H
Het semi-wetenschappelijke magazine .ego is een uitgave van Studievereniging SBIT in samenwerking met alumnivereniging EKSBIT. Studievereniging SBIT is de Tilburgse vereniging voor studenten Information Management en andere geïnteresseerden in dit vakgebied. Het magazine wordt verspreid onder alle leden van Studievereniging SBIT en de alumnivereniging EKSBIT, de medewerkers van het departement Information Systems and Management aan de Universiteit van Tilburg en geïnteresseerden uit het bedrijfsleven.
REDACTIONEEL
COLOFON
JERO
ENBE
KKER
S
XANDERBORDEAUX
MATH
IJSVA
NDE
RGO
OT
NIEK
MAAS
JOSOVERBEEK
JOOP
REIJN
HOUD
T
CASSCHALKX
ROB
SCHE
ELE
SANDERVERMEER
Saved by the BaMaToen 25 jaar geleden de experimentele
studierichting Bestuurlijke Informatiekunde in
Tilburg van start ging, waren de verwachtingen
hoog gespannen. De doorbraak van de PC in ons
dagelijks leven en de verschuiving van de rol van
de computers van geavanceerd rekentuig naar
informatieverwerker en –manipulator maakten
de tijd kennelijk rijp voor een dergelijk initiatief.
Dat de Universiteit van Tilburg door het ministerie
als enige werd aangewezen om met deze nieuwe
studierichting te starten gaf intern aan dit
initiatief een belangrijke psychologische push. De
Universiteit van Tilburg ging ervoor en was vast
besloten er iets moois van te maken.
De studentenstroom kwam snel op gang en
bereikte al na enkele jaren de streefcijfers. Maar
de teruggang kwam onverwacht snel. Al na tien
jaar daalde de studenteninstroom scherp om in
het begin van de 21e eeuw op een dramatisch
dieptepunt uit te komen. Veel verklaringen zijn
hiervoor gegeven en ook is veel ondernomen om
dit tij te keren. Van geen enkele studierichting
in Nederland is de naam zo vaak ter discussie
gesteld. Met ‘Bestuurlijke Informatiekunde’
kwam de link naar het bedrijfsleven te weinig
tot uitdrukking; ‘Informatiekunde’ was te vaag;
‘Informatie Management’ klonk al beter. Of dan
maar meteen internationaal met ‘Information
Management’? Of toch maar de inbedding in de
economische faculteit sterker benadrukken via de
naam ‘Economie en Informatica’?
Een goede naamgeving is uiteraard van groot
belang. Maar deze discussie leek toch om de hete
brij heen te draaien. De eigenlijke vraag was
of deze nieuwe opleiding met haar veelzijdige
ambitie wel in te passen zou zijn in de bestaande
structuur van het wetenschappelijk onderwijs. Bij
de overgang van de experimentele fase naar een
permanente opname in het CROHO is deze vraag
onvoldoende aan de orde gesteld.
In feite heeft de introductie van de bachelor-
master structuur hier onverwacht nieuw
licht opgeworpen. De belangstelling voor de
masteropleiding Information Management laat
namelijk weinig te wensen over. Het blijkt bij
studenten en het afnemende veld een zeer
gerespecteerde opleiding te zijn, die ook
internationaal veel belangstelling trekt en aanzien
heeft. Daarentegen is de studentenbelangstelling
voor de driejarige bacheloropleiding
Informatiemanagement onvoldoende om de
studierichting op een bedrijfseconomisch gezonde
wijze zelfstandig voort te zetten.
De verklaring hiervan ligt mijns inziens voor de
hand. Een opleiding die zich bezighoudt met
de rol van informatie binnen organisaties gaat
met een te complex probleem aan de slag om
op VWO-verlaters voldoende aantrekkingskracht
uit te oefenen. Om een studierichting als
Informatiemanagement op waarde te kunnen
schatten is een volwassenheid nodig die
VWO-verlaters eenvoudig ontberen. Adequate
voorlichting helpt daar weinig aan. Een studie
Wiskunde of Economie sluit naadlos aan bij de
belevingswereld van een VWO-er, maar om het
wezen van de opleiding Informatiemanagement
te vatten is het onvoldoende ‘graag iets met
computers te willen doen’. Deze opleiding komt
pas goed tot haar recht voor studenten die
al een disciplinaire bacheloropleiding achter
de rug hebben. Het interessante is dat die
vooropleiding in principe heel divers kan zijn.
Een master Information Management als vervolg
op een bachelor Organisatiewetenschappen,
Bedrijfskunde, Taal en Communicatie is
evenzeer denkbaar als met een bachelor
Economie of Wiskunde. Wel dient een op die
manier gepositioneerde masteropleiding als
een tweejarig traject aangeboden te worden,
omdat een éénjarige master te kort is om
zo’n grote diversiteit aan instroom op een
gemeenschappelijk niveau te brengen.
Mijn conclusie is dat de tweedeling die de
bachelor-master structuur ons heeft gebracht
de weg wijst naar een heldere positionering
van IM. In de oude doctoraalstructuur was het
‘alles of niets’ en dat dreigde ‘niets’ te worden.
Voor IM zou dus wel eens kunnen gelden: ’Saved
by the BaMa’. Vanuit dit perspectief zie ik een
uiterst zonnige toekomst voor deze boeiende
academische opleiding.
Frank van der Duyn Schouten
Rector Magnificus Universiteit van Tilburg
THIJS VAN BEIJSTERVELD
DRS.JOLEN
ADVERTENTIE ERNST & YOUNG
4 .ego
Doo r : D r s . J o l en & J o s Ove rbeek
D e vo etba l l ie f hebb er z a l he t moment nog we l vo or de ge e s t k u n nen h a len: v i j f de c emb er 2 0 0 6 , g r o eps f a s e C h a mpion s L e ag ue , B a r c e lon a - Wer der B r emen ( 2 - 0 ), R on a ld i n ho s c o or t de 1- 0 u i t e en v r i j e t r ap . Nu i s d at fe i t op z i ch n ie t z o b i j z onder -h i j s c o or t n a mel i jk we l va ker u i t e en v r i j e t r ap - m a a r we l de m a n ier wa a r op . R on a ld i n ho s ch ie t de ba l ónder de opspr i n gende muu r do or, bu i t en b er e i k va n de ke ep er; g o a l !
Blijkbaar wist Ronaldinho dat de spelers in de muur zouden
opspringen. Deze informatie heeft hij waarschijnlijk verkregen van
de technische staf van Barcelona, die dit op haar beurt heeft ontdekt
door middel van videoanalyse van de tegenstander. Een doelpunt in
de Champions League kan miljoenen aan inkomsten voor een club
betekenen, waarmee het belang van zulke informatie meteen duidelijk
wordt. Een club als Barcelona, met een begroting van meer dan €300
miljoen, kan het zich best veroorloven tijd en geld vrij te maken
voor videoanalyses. Maar hoe zit dat met de clubs in de Nederlandse
Eredivisie, waar de begrotingen van de clubs veel lager (tussen de
€3,6mln en €65mln; cijfers 2007) liggen? In dit artikel proberen we op
die vraag antwoord te geven.
Alle 18 clubs in de eredivisie
zijn benaderd met de vraag in
welke mate zij gebruik maken
van informatietechnologie ter
ondersteuning van de wedstrijd-
en spelersvoorbereiding. Negen
clubs, te weten AZ, Excelsior, FC
Twente, Feyenoord, Heracles,
NEC, PSV, SC Heerenveen en
Vitesse hebben meegewerkt aan
dit onderzoek. Van deze clubs
geven er acht aan gebruik te
maken van videoanalyses. De
meerderheid heeft hiervoor het
programma SportsCode (zie kader)
aangekocht. Alleen Excelsior geeft aan dat het vanwege de kosten
heeft afgezien van het aanschaffen van een videoanalyse systeem. Ze
geven hierbij aan dat een dergelijk systeem wel gewenst is en dat er
op dit moment wel spelersstatistieken worden bijgehouden.
ResultatenDe fitheid van een speler is in belangrijke mate bepalend voor zijn
prestaties. Clubs trachten hun spelers in optimale conditie te brengen
en te houden. Omdat geen mens hetzelfde is en ook spelers met een
verschillende fysieke gesteldheid kampen, leidt een individuele aanpak
tot de beste resultaten. Hier hangt echter wel een prijskaartje aan.
Er zijn duidelijke verschillen aan te wijzen tussen de clubs onderling.
Zeven van de negen clubs geven aan te werken met hartslagmeters,
om op basis van de hartslag een training samen te stellen. Daarnaast
wordt er incidenteel gebruik gemaakt van systemen die de snelheid
van de spelers meten. Een uitschieter is SC Heerenveen. Krachttrainer
Björn Rekelhof legt uit: “De gehele fysieke monitor wordt bij ons
ondersteund door technische metingen. Zo gebruiken wij drie
systemen. We beschikken over Polar Team System1 voor het meten van
de hartslag tijdens een training. Muscle Lab2 benutten we om alles
.ego 5
SportsCodeIn 1996 is Australië als overheidsproject begonnen met de ontwikkeling van een tool
voor alle Australische coaches op de Olympische Spelen van Sydney in 2000. Het doel
was toegevoegde waarde te creëren op het gebied van analyse. In 2000 hebben Philip
Jackson, nu general manager van Sportsec, en een programmeur het videoanalyse
deel eruit gekocht en zijn het bedrijf Sportsec begonnen. SportsCode is een product
van Sportstec. Sportstec heeft haar hoofdkantoor in Australië en opereert wereldwijd. Ze
levert verschillende systemen voor de analyse van een breed scala aan sporten, zowel in
teamverband als individueel. Het programma SportsCode is een applicatie wie analyses
maakt op basis van videobeelden. Door de flexibiliteit van het systeem is het geschikt voor
de analyse van meerdere sporten, waaronder voetbal. Een blik op de lijst van gebruikers
leert ons dat er op voetbalgebied in de landen Australië, Nederland, Korea, Engeland en
de Verenigde Staten (vooral bij de Universities) veelvuldig gebruik wordt gemaakt van de
diensten van Sportstec.
ONDERZOEK NA AR HET GEBRUIK VAN INFORMATIETECHNOLOGIE IN HET BETA ALDE VOETBAL
6 .ego
op het gebied van kracht en snelheid te meten. Dit systeem bestaat
uit verschillende applicaties zoals een sprongmat, elektronische tijd,
biorobot, krachtplatform en een sway path. Het derde systeem is
de Omega Wave3 welke op basis van veranderingen in de hartslag
informatie geeft over de energiesystemen, herstelvermogen en de
staat van het centrale zenuwstelsel. Persoonlijk vind ik dat wij nog
geen Milan Lab4 (het medisch onderzoekscentrum van AC Milan, red)
zijn -‐met een investering in technologie en mankracht van €20 miljoen
per jaar- maar bij fysieke trainingen is de rol van de technologische
hulpmiddelen enkel essentieel voor de laatste paar procenten winst.”
Naast de videoanalyses en het
monitoren van de inspanning van
de individuele spelers hebben
we de clubs gevraagd of ze nog
andere technieken gebruiken om
spelers beter voor te bereiden
op een wedstrijd. Vier van de
negen geven aan dat dit het
geval is. Twee clubs geven aan
dat de ingevoerde gegevens in
SportsCode worden gebruikt om
voor de individuele speler een
filmpje samen te stellen waarop
onder andere beelden van de
tegenstander achter elkaar gezet
zijn. Het eerste elftal van PSV
heeft sinds kort de beschikking
over het Local Position
Measurement (LPM) systeem.
“Dit systeem wordt bij de jeugdopleiding getest en biedt bijzonder
veel mogelijkheden. Zo kunnen positie, positieveranderingen,
loopafstanden, snelheden et cetera real-time in kaart worden
gebracht. De coach is de ‘vragende partij’ en het systeem kan daar
antwoorden op geven. Al doende krijgen we meer ervaring met
dit systeem, met als doel om voornamelijk het trainingsproces te
optimaliseren”, verduidelijkt
Luc van Agt, inspanningsfysioloog van de Brabantse club. Namens
Excelsior laat André Hoekstra optekenen dat zij geen gebruik maken
van informatietechnologie bij het verbeteren van de prestatie van de
individuele speler, maar deze beter maken op basis van aanwezige
vakkennis.
Het eerder gememoreerde Milan Lab kent internationaal geen gelijke,
maar een club als AC Milan heeft het geld om een dergelijk centrum
op te zetten. Clubs in Nederland hebben minder te besteden, maar
hebben wel wensen. Excelsior geeft aan dat een videoanalyse systeem
en het gebruik van hartslagmeters wel wenselijk zijn. AZ en PSV geven
aan dat het LPM systeem duidelijke voordelen biedt. Beide clubs
(AZ: nog te duur, PSV: nog niet in het stadion) hebben er nog niet de
(volledige) beschikking over. Een probleem dat naar voren komt is dat
er veel verschillende systemen op de markt zijn die onderling niet, of
niet goed, samenwerken. Ook de sportwereld ontkomt niet aan het
aloude probleem van verschillende standaarden die niet met elkaar
kunnen communiceren.
Alle clubs verwachten dat het gebruik van informatietechnologie
belangrijker gaat worden binnen het betaalde voetbal. De vergelijking
met Engeland wordt een paar keer gemaakt, daar zijn de clubs al
verder. Hierbij moet worden aangetekend dat de mogelijkheden ook
groter zijn; een club uit de kelder
van de Premier League heeft een
begroting die bijna even hoog is als
die van de topclubs in Nederland.
Verder verwachten de clubs dat
informatietechnologie in de toekomst
wordt ingezet voor bijvoorbeeld
het bepalen van buitenspel. Ook
wordt aangegeven dat we de
impact van de technologie niet
moeten overschatten, het blijft
een hulpmiddel. “Er dient mijns
inziens altijd ruimte te zijn voor de
creatieve geest en de verrassing.
Deze twee elementen maken de
voetbalsport aantrekkelijk en kunnen
tijdens wedstrijden een beslissende
rol spelen”, aldus Max Reckers,
wedstrijdanalist bij AZ.
Videoanalyse bij AZUit ons onderzoek valt te concluderen dat het merendeel van de
clubs het nut van informatietechnologie inziet, maar tevens dat
de mogelijkheden nog lang niet ten volle benut worden. AZ noemt
zichzelf een voorloper in Nederland. Op hun uitnodiging gingen we
naar het DSB Stadion om het gebruikte videoanalyse programma
te aanschouwen. Daarnaast gaf dit ons de mogelijkheid om de
wedstrijdanalist van AZ, Max Reckers te interviewen. Zijn collega Kees
Verver schoof later in het gesprek aan.
De roots van Max liggen in het hockey. Een jaar of acht geleden is hij
als hockey jeugdcoach SportsCode gaan gebruiken. In die periode is
hij in contact gekomen met Gijs van Heumen, de vertegenwoordiger
van Sportstec in Nederland en helpt hij mee met de ontwikkeling
van SportsCode in de vorm van beta-testing en het opstellen van
requirements. Toen Louis van Gaal drie jaar geleden coach werd van
AZ, is daar een begin gemaakt met videoanalyse. De eerste jaren
is dit gedaan door assistent-coach Edward Metgod. Vorig jaar kwam
1: w
ww
.pol
arus
a.co
m;
2: w
ww
.erg
otes
t.co
m;
3: w
ww
.om
egaw
ave.
com
; 4:
ww
w.a
cmila
n.co
m/I
nfoP
age.
aspx
?id=
565;
5:
ww
w.a
mis
co.e
u/;
6:
ww
w.p
zfoo
tbal
l.co
.uk/
Figuur 1: Louis van Gaal heeft vier tactische situaties gedefinieerd, zoals te zien is in de figuur. Bij ieder van deze situaties hoort een bepaalde veldbezetting. Bij het coderen van de wedstrijd wordt
aangeven welke situatie van toepassing is.
7.ego
AZ met de vraag of Max fulltime in dienst wilde treden omdat men
videoanalyse naar een hoger plan wilde tillen.
“Er zijn verschillende manieren om een wedstrijd te analyseren,” legt
Max uit, “zo zijn er bedrijven als AMISCO5 en ProZone6. Zij hangen acht
tot zestien camera’s in het stadion die object tracking doen. Op deze
manier kan een statistische analyse worden gemaakt van een complete
wedstrijd. De analyse, die nog 24 uur werk in beslag neemt, wordt
doorgestuurd naar de club. Deze systemen zijn te vergelijken met
LPM. Het verschil is dat bij LPM gebruik wordt gemaakt van zendertjes
die de spelers bij zich dragen. De FIFA verbiedt nog steeds het
gebruik van elektronische hulpmiddelen, waardoor deze techniek niet
gebruikt mag worden bij officiële wedstrijden.” AZ had ook voor één
van bovenstaande pakketten kunnen kiezen, maar dit past niet in de
filosofie van de club uit Alkmaar, aldus Max. “Op zich is er niets aan te
merken op hun analyses, maar het is deel van de cultuur van AZ dat we
zoveel mogelijk zelf doen. Het grote voordeel dat wij daarmee hebben
is dat we de analyses precies zo kunnen maken zoals de trainer dat wil;
iedere trainer heeft namelijk zijn eigen visie. Daarom gebruiken we
ook SportsCode, dit pakket is helemaal naar onze hand te zetten.”
Max en Kees zijn beide fulltime bezig met het maken van analyses,
zowel van de tegenstander als van de wedstrijden van AZ. Max vertelt
hoe dat proces verloopt: “Voor je begint met de analyses moet je een
aantal categorieën aangeven binnen SportsCode. Het hoofdscherm
laat je twee camerastandpunten zien; een detailbeeld (zoals op tv) en
een overzichtbeeld (de wedstrijd wordt door Kees gefilmd). Daaronder
staan tijdlijnen waarop je van alles aan kunt geven. De categorieën op
de tijdlijn definiëren we zelf. Denk hierbij aan de spelsituaties zoals
buitenspel, hoekschoppen en vrije trappen. Ook wordt bijgehouden
wie er aan de bal is en in welke tactische situatie we zitten (volgens
de visie van Louis van Gaal, red), zie figuur 1.” Kees geeft aan dat dit
best ver kan gaan: “we bekijken hoe we onze doelpunten gemaakt
hebben, over links of rechts, uit corners et cetera. Ook houden we bij
hoe de tegenstander scoort. We willen dat allemaal via SportsCode
gaan bijhouden door heel goed te labelen. Ons doel is dit bij alle
eredivisiewedstrijden te gaan doen, omdat we dan zeker weten dat de
informatie correct is. Louis bepaalt bijvoorbeeld zelf wat een assist
is, dit kan al drie passes voor de laatste, beslissende, zijn. We willen
weten hoe iets nu precies zit, bijvoorbeeld: ‘Wat is de invloed van een
wissel?’ en ‘Wie spelen vaak samen met elkaar?’ Dat soort gegevens
houden we bij.” Max: “Het traject loopt altijd twee kanten op. Aan de
ene kant heb je de trainer die vraagt wat er gebeurt met corners. Aan
de andere kant worden wij natuurlijk ook steeds slimmer en kunnen
we steeds meer informatie gaan aangeven. Dan is het aan Louis om te
bepalen of het relevant is of niet.”
Voetbal & ICT
Figuur 2: Deze figuur geeft een voorbeeld van hoe het scherm er bij SportsCode uit kan zien. Men heeft een detailbeeld (1) en een overzichtsbeeld van het veld (2). Beide beelden worden synchroon afgespeeld. Daarnaast is er een venster (3) waarin alle gedefinieerde
categorieën worden weergegeven. Bij het coderen wordt aangegeven wat van toepassing is. Alle categorieën worden op een tijdlijn uitgezet (4). Zo kan men bijvoorbeeld eenvoudig alle overtredingen in een wedstrijd achter elkaar af laten spelen.
Max beschrijft hoe het in zijn werk gaat bij een wedstrijd: “Als de
wedstrijd begint, start Kees met filmen. Ik zit ernaast om direct te
coderen. Ik heb een scherm voor me met de door ons gedefinieerde
categorieën en klik aan wat van toepassing is, zie figuur 2. Direct na
afloop van de wedstrijd hebben we deze geheel in kaart gebracht.
Na afloop van de wedstrijd komt Louis van Gaal bij ons langs om
de bijzonderheden te bekijken. Dit probeert hij, om voor de hand
liggende redenen, altijd te doen voordat hij naar de pers gaat. Omdat
we real-time coderen kan onze analyse zelfs in de rust gebruikt
worden.”
Na de wedstrijd staan de spelers de pers te woord, doen een
uitloopoefening en bij een uitwedstrijd, reizen ze gezamenlijk in
de bus weer terug. Kees en Max zijn op dat moment druk bezig met
de verdere analyse. Max: “Na de wedstrijd worden de beelden voor
de spelers klaar gezet. Dat betekent dat een individuele speler alle
momenten waarop hij zich bij of rond de bal bevond terug te zien
krijgt. In de bus kunnen ze het vaak al op hun iPod bekijken en
anders staat het de ochtend na de wedstrijd voor ze op internet.
Die ochtend, hebben we om negen uur de analyse met alle trainers
en bespreken we de wedstrijd. Op basis van die bespreking wordt
anderhalf uur later de teambespreking gehouden met de spelers in de
kleedkamer. Eerst vertelt Louis iets, vervolgens laten we de beelden
zien die dat ondersteunen.” Alle belangrijke punten van de laatste
wedstrijd worden zo doorgenomen. Maar ook nu zit het werk voor
de wedstrijdanalisten er nog niet op. Max: “De volgende wedstrijd
staat immers al voor de deur. Kees haalt de wedstrijden op van de
eerstkomende tegenstander en die coderen we dan op dezelfde wijze
als onze eigen wedstrijden. Dit doen we samen met de assistenten
Edward Metgod, Martin Haar en Jan Nederburgh. Zij zitten erbij
om een selectie te maken van beelden van de tegenstander die
we gaan laten zien bij de bespreking. Meestal maken we een soort
samenvatting van een minuut of tien, waarbij de assistent-trainer in
de kleedkamer op donderdag of vrijdag kan laten zien wat de accenten
van de tegenstander zijn. Vervolgens gaan we naar de tactische
training, dan trainen we elf tegen elf. De B-ploeg speelt dan precies,
zoals we verwachten dat de tegenstander gaat spelen.”
Naast videobeelden maakt men ook gebruik van scoutingrapporten die
van de laatste drie tot vier wedstrijden gemaakt zijn. Vroeger was dit
de enige manier om een tegenstander te bekijken en dan meestal maar
één wedstrijd van te voren. “Nu bekijken we al drie wedstrijden én
maken we gebruik van de videobeelden. Over alle eredivisiebeelden is
vrij te beschikken, mits voor intern gebruik. Toegevoegde waarde van
de wedstrijdbeelden naast de rapporten is, dat het visueel is.
Door te kunnen laten zien wie de koppers zijn, wie naar voren gaat et
cetera, kan je in tien minuten veel meer laten zien dan je vroeger kon
vertellen,” aldus Kees. Max: “maar het is altijd in piramide vorm, Kees
“ D e m y d e Z e e u w k i j k t i n d e b u s v i a z i j n i Po d r e g e l m a t i g b e e l d e n o m e e n g o e d g e v o e l t e k r i j g e n . E n A r i s t a a t d i r e c t n a d e w e d s t r i j d n a a s t m e a l s h i j e e n d o e l p u n t h e e f t g e m a a k t .”
Max Reckers
Kees Verver
.ego8
— M a x R e c k e r s
9.ego
en ik zullen de meeste beelden zien, dan de assistenten, dan Louis en
dan de spelers. Uiteindelijk heeft Louis de meeste informatie omdat
hij alle rapporten heeft en de trainingen leidt. Het belangrijkste is
dat Louis in staat moet zijn de juiste beslissingen te nemen. Onze
taak is om dat te faciliteren. Als Louis bijvoorbeeld vraagt om beelden
van een bepaalde speler, om te wijzen op
iets wat beter kan, dan zijn deze beelden
er. Omdat we coderen, hebben we iedere
situatie beschikbaar! Dat maakt het gebruik
ontzettend dynamisch. Wat je merkt is
dat spelers beter aanspreekbaar worden
op bepaalde situaties. Als je zelf een
wedstrijd hebt gespeeld kan je misschien
vier tot vijf momenten terughalen, door
de videobeelden wordt de discussie
makkelijker, omdat spelers gewoon meer
momenten gaan onthouden. Videoanalyse
gebruik je ter ondersteuning van wat jij als
coach wilt vertellen.”
Iedere speler heeft een persoonlijke pagina
waar al zijn beelden op staan. Het is aan de
speler of hij deze beelden echt gebruikt.
“Er zijn duidelijke verschillen aan te geven
tussen de spelers,” vertelt Max. “Demy
de Zeeuw kijkt in de bus via zijn iPod
regelmatig beelden om een goed gevoel te
krijgen. En Ari staat direct na de wedstrijd
naast me als hij een doelpunt heeft
gemaakt. We laten het over aan de speler of hij de beelden bekijkt.
We willen ook geen robots van ze maken. We halen bij AZ spelers
omdat ze een bepaalde persoonlijkheid en bepaalde kwaliteiten
hebben. Dan zou het raar zijn om een systeem te gebruiken om te gaan
vertellen wat allemaal goed en slecht is, dan ben je te veel aan het
duwen.” De persoonlijke pagina van een speler wordt ook voor andere
doeleinden gebruikt. “We testen wekelijks de mentale toestand van
de speler door middel van een vragenlijst. We hebben het idee dat dit
goede informatie geeft over de fysieke en mentale gesteldheid van
een speler, maar zeker weten doen we het nog niet. Het blijft immers
subjectief.”
Het gebruik van videoanalyse kost AZ twee fulltime medewerkers, het
programma SportsCode en de nodige hardware. De vraag of dit alles
terug te zien is in het aantal punten dat extra behaald wordt in een
seizoen is vervolgens logisch. Max beaamt dit, het is echter niet te
kwantificeren: “Het gaat erom dat we er met de technische staf alles
aan doen om ons verhaal zo duidelijk mogelijk aan de spelersgroep
over te brengen. Iedereen die een trainers opleiding heeft gevolgd,
kent het principe van ‘praatje, plaatje, daadje’. Iemand vertelt iets,
doet het voor en dan moet je het zelf doen. Bij AZ komt daar dus nog
bij dat je naderhand je eigen actie nog kan evalueren. Wat we ook nog
doen is kijken of de gegevens die we bij de voorbespreking hebben
gegeven, waarmee we de spelersgroep een bepaalde kant op hebben
gestuurd, klopten.”
Max zit nog vol met ideeën als het gaat
om het benutten van technologie om de
spelersgroep naar een hoger niveau te
tillen. “Op korte termijn wil ik object
tracking tot mijn beschikking hebben. We
willen meer weten over loopbewegingen,
afstanden en fysieke belasting van
spelers. Daarbij is de invloed van de bal
essentieel (bij LPM is het op dit moment
technisch nog niet mogelijk de bal te
volgen). Met die data moeten we de
vertaalslag naar de wedstrijdtraining
maken. Onze inspanningsfysioloog Jos
van Dijk is, met de gegevens die we nu
hebben, ongeveer een halve week bezig
die te vertalen naar de training. Als we
met object tracking gaan werken kunnen
we hem tien keer zoveel meer gerichte
informatie geven. Kijkende naar de lange
termijn, gaan we nog een stap verder.
Dan richt je je op andere manieren van
trainen. Wat Louis het liefst wil, is spelers
in de situatie van een wedstrijd plaatsen.
Achter iedere oefenvorm die hij doet, zit een wedstrijdsituatie. Stel
dat wij 2D en misschien wel 3D informatie hebben van de wedstrijden
van tegenstanders, dan kunnen we misschien een soort van virtual
reality gaan maken waarin spelers heel gericht op wedstrijdsituaties
kunnen gaan trainen.”
AfsluitendUit ons onderzoek blijkt dat informatietechnologie ook in het betaalde
voetbal een belangrijke rol gaat spelen, hoewel het op het moment
nog in de kinderschoenen staat. Het merendeel van de clubs heeft
inmiddels technologische hulpmiddelen die ondersteuning bieden
op het voetbaltechnische vlak. En ook al gebruikt men de systemen
nog niet zo lang en is er nog veel vooruitgang te boeken, AZ laat
zien dat er al vele voordelen te behalen zijn. Max geeft ook aan
dat het niet echt een kwestie van geld is, maar meer van het zien
van de toegevoegde waarde. In het hockey worden deze systemen
immers al langer gebruikt en daar zijn de begrotingen significant
lager dan in het betaalde voetbal. Kijkend naar de ontwikkelingen in
andere landen, vooral Engeland, is wel duidelijk dat het gebruik van
informatietechnologie in het voetbal sterk gaat toenemen.
Voetbal & ICT
“ E r d i e n t a l t i j d r u i m t e t e z i j n v o o r d e c r e a t i e v e g e e s t e n d e v e r a s s i n g , d a t m a a k t h e t v o e t b a l a a n t r e k k e l i j k .”— M a x R e c k e r s
ADVERTENTIE SHELL
10 .ego
11.ego
HET ONKREUKBARE IMAGO VAN DE ANWB
Door : Ca s S cha l kx & Rob Schee le
D it ja a r b e s t a at de A N W B 1 2 5 ja a r. I n dez e p er io de i s b e t r ouwba a rhe id a l t i jd het s leut e lwo or d va n dez e ver en i g i n g gewe e s t . Va nu it de v i s ie ‘ w i j he lp en men s en hu n e i gen weg t e g a a n ’ onder s t eu nt de A l gemene Ne derl a nd s che W ie l r i jder s B ond mobie l Ne derl a nd i n de br e e d s t e z i n va n het wo or d . Vo or a l b ekend va n de Wegenwac ht en de k a r a k t er i s t ieke ge le aut o ot j e s , do e t de A N W B z ove e l me er vo or h a a r le den . O m nog b e t er i n s t a at t e z i jn dez e 3 , 8 m i l j o en le den t e onder s t eu nen , i s de A N W B t we e ja a r ge le den e en g r o ot s che eps ver a nder i n g s t r aje c t i n ge s l agen . R e den geno eg vo or . eg o om i n ge spr ek t e g a a n met de C IO va n Ne erl a nd s g r o ot s t e mobie le d ien s t ver lener, M a r io der We duwen . E en ve e l z i jd i g ge spr ek over m a rk t werk i n g , i n for m at ieb eve i l i g i n g , out s ou r c i n g en bu s i ne s s a nd I T A l i g n ment .
Op het imposante hoofdkantoor van de ANWB in politiek Den Haag,
vertelt Der Weduwen dat betrouwbaarheid en continuïteit hand in
hand gaan. Twee jaar geleden heeft hij binnen het veranderingstraject
de verantwoordelijkheid gekregen voor het realiseren van een centrale
ICT-organisatie. Hij legt in een goed gesprek haarfijn uit hoe hij
ICT binnen de ANWB klaarstoomt voor een ‘nieuwe wereld’, terwijl
de beschikbaarheid van de systemen onder geen enkel beding ten
koste mag gaan van de belangrijkste eigenschap van de ANWB: de
betrouwbaarheid van haar dienstverlening. “De ANWB is in staat om in
negen van de tien gevallen mensen bij pechgevallen ter plekke op weg
te helpen. Als ons Wegenwachtsysteem eruit ligt, lopen de wachttijden
op de snelweg op tot vijf uur. Continuïteit en dus de beschikbaarheid
van de systemen staat daarom te allen tijde voorop.”
Toen Der Weduwen zeven jaar geleden bij de ANWB aan de slag ging,
was hij als Manager Informatie & Communicatie Technologie voor
de business unit Hulpverlening, de taak toebedeeld om een nieuwe
informatievoorziening voor de Wegenwacht op te zetten. Om op
piekdagen ongeveer 10.000 meldingen efficiënt te kunnen verwerken
– en gemiddeld 1,3 miljoen meldingen per jaar -‐ werd binnenshuis een
informatiesysteem ontwikkeld met een uniek planningsalgoritme. Op
basis van GPS en het RAM Mobile Data netwerk is dit systeem in staat
om negentig procent van de meldingen automatisch toe te wijzen aan
één van de 1.300 wagens van de Wegenwacht. Het leverde de ANWB
een forse efficiencyslag op en de nodige aandacht vanuit de logistieke
wereld. “Het systeem is bij uitstek geschikt voor situaties waarin
locatie en opdracht zo efficiënt mogelijk aan elkaar moeten worden
gekoppeld, bijvoorbeeld bij ambulancediensten of taxibedrijven”, legt
Der Weduwen uit.
Een nieuwe route voor de ANWBTijdens zijn eerste jaren was de ANWB nog georganiseerd in
businessunits. Deze businessunits waren compleet verzuild en
werkten op het gebied van ICT nauwelijks met elkaar samen. Der
Weduwen zag talloze mogelijkheden tot samenwerking, maar door de
organisatiestructuur ontbrak het aan synergie. “Deze businessunits
waren relatief autonome onderdelen, waarin vooral het resultaat van
de individuele businessunit centraal stond.” Der Weduwen illustreert
de situatie met een voorbeeld: “Waar de ene businessunit zaken
deed met KPN, had de ander een contract met British Telecom.
De kansen lagen voor het oprapen.” De ANWB zag in dat het moest
veranderen en kreeg een laatste duwtje in de rug door marktwerking.
“Marktwerking is de enige manier waarop een organisatie inziet dat
Mario der WeduwenMario der Weduwen (48) heeft HBO Facility Management
gestudeerd in Deventer. Na zijn studie is hij begonnen
bij de NV Luchthaven Schiphol. Vanwege de schaarste
aan ICT-‐medewerkers in de jaren ’80 is hij binnen KLM
(een klant van de NV Luchthaven Schiphol) geschoold
tot systeemprogrammeur, waar hij gedurende twaalf
jaar diverse ICT-functies heeft bekleed. Vervolgens
was hij vijf jaar verantwoordelijk voor de logistieke
automatisering bij Albert Heijn. Inmiddels werkt Der
Weduwen zeven jaar bij de ANWB, momenteel als CIO.
i n t e r v i e w m e t
12 .ego
het moet veranderen.” De oude organisatie werd opgedoekt en er werd
een nieuwe structuur opgezet met drie takken: Leden en Marketing
(L+M), Operaties en Financiële Zaken. L+M werd hierbij het uniforme
gezicht naar de leden en stuurt Operaties en Financiële Zaken aan.
Der Weduwen nam in dit traject de rol op zich om een centrale ICT-
organisatie op te zetten. “Ik ben begonnen met het fysiek bij elkaar
zetten van 200 ICT’ers uit de verschillende business units”, vertelt
hij. Deze aanpak illustreert zijn menselijke stijl van leidinggeven.
Er ontstond direct een vorm van synergie: “Mensen met dezelfde
interesses en werkzaamheden begonnen met elkaar te communiceren
en kennis te delen.” Ook werden grote contracten samengevoegd. De
eerste winst was gemaakt. Op technisch vlak was er sprake van 350
legacy systemen. Er moesten dus snel stappen worden genomen naar
een nieuwe wereld.
Betrouwbaarheid voorop“Op zich is er niets mis met legacy, als het moet doen wat het moet
doen,” stelt Der Weduwen. “Maar de ANWB wil verder gaan voor haar
leden. We willen cross-selling bewerkstelligen, door onze producten
en diensten als een gepersonaliseerd, uniform pakket aan onze leden
aan te bieden. Een verzekeringsproduct moet bijvoorbeeld gekoppeld
kunnen worden aan een reis, een boek of een hulpverleningsproduct.
De informatie die daarvoor nodig is hadden we al, maar bevond zich in
talloze legacy systemen die niet met elkaar konden communiceren.”
Der Weduwen koos daarom voor één oplossing, een CRM-systeem van
Oracle/Siebel. De functionaliteit en data van de oude systemen moest
gemigreerd worden naar een nieuwe oplossing. “Maar”, benadrukt
Der Weduwen met klem, “de beschikbaarheid van deze systemen
heeft boven alles prioriteit. Het betrouwbare imago van de ANWB is
voor ons enorm belangrijk. We kunnen ons niet veroorloven dat deze
vernieuwingsslag ten koste gaat van de dagelijkse gang van zaken.”
Vooralsnog kan hij ons, met enige trots, melden hierin te zijn geslaagd.
Dit streven naar betrouwbaarheid heeft ook gevolgen voor het
outsourcingsbeleid van de ANWB. Voordat Der Weduwen overgaat tot
outsourcing van een bepaald onderdeel van de organisatie, dient ze
eerst helemaal zelf onder controle te hebben. “Alleen de commodities
worden geoutsourced, door het zelf te ontwikkelen behoud je
kennis voor je eigen organisatie”, aldus Der Weduwen. Tevens
doet men aan risicospreiding door middel van dynamic sourcing.
Zo is de infrastructuur ondergebracht bij KPN, maar wordt er voor
systeemontwikkeling gebruikt gemaakt van andere partners.
Datawarehouse op Europees niveauDoor het creëren van een uniforme systeemarchitectuur wordt
het voor de ANWB mogelijk om datawarehousing op een Europees
niveau te bewerkstelligen. Veel autoproducenten zijn geïnteresseerd
in belangrijke kengetallen ten aanzien van defecten. “Een grote
autofabrikant, zoals Mercedes, heeft graag op Europees niveau één
overzicht van de repair-rate van haar verschillende modellen”, aldus
Der Weduwen. Al deze informatie wordt door de ANWB verzameld en
via een gestandaardiseerde rapportagestructuur verzonden naar het
datawarehouse van ARC Europe Transistance in Brussel. Daar wordt
alle data van de verschillende Europese mobiliteitshulpverleners
geconsolideerd en beschikbaar gesteld aan autofabrikanten.
Gecertificieerde zekerheidOnlangs heeft Der Weduwen een belangrijk kwaliteitskeurmerk weten
te behalen op het gebied van informatiebeveiliging. Negen maanden
inspanning hebben zich laten belonen met een ISO-‐27001 certificaat.
Concreet houdt dit in dat ANWB ICT een managementsysteem
“ Het bet r ouwba r e i mago va n de A N W B
i s vo or on s enor m be l a ng r i jk . We
k u n nen on s n iet ver o orloven d at dez e
ver n ieuw i ngss l ag t en ko s t e ga at va n de
d agel i jk se ga ng va n za ken . . . ”
— M a r io der Weduwen
heeft geïmplementeerd volgens de PDCA-cyclus, waardoor de
beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid (de drie belangrijke
pijlers van informatiebeveiliging, red.) van haar informatievoorziening
gewaarborgd is. “Deze ontwikkeling heeft een gunstig bijeffect,
namelijk dat medewerkers bewust gaan nadenken over processen waar
ze mee te maken hebben en gedwongen worden dat te blijven doen.
Dat is ook een vorm van kwaliteit die in de vernieuwingsprojecten
wordt ingebouwd.” ANWB ICT wordt halfjaarlijks gecontroleerd
door KEMA op de werking van dit managementsysteem voor
informatiebeveiliging.
ToekomstvisieDer Weduwen schetst een toekomst met locatiegebaseerde
webdiensten. “Onze leden zullen steeds verder het proces induiken.
Men wil geen losse producten afnemen, maar een totaalpakket op het
gebied van onder andere mobilititeitshulpverlening. Deze diensten
zullen worden afgenomen en geconsumeerd via het Internet. Zo kan ik
me voorstellen dat informatietechnologie in een auto in de toekomst
zelf proactief een seintje geeft als onderhoud nodig is. De ICT van de
ANWB moet hier in technische zin op voorbereid zijn. Dat werkt niet
met legacy.”
Business & IT AlignmentDe ANWB heeft twee mechanismen om Business & IT Alignment
optimaal te houden. Zoals eerder gezegd houdt L+M zich bezig met
wat de leden willen en verwachten van de ANWB. Op regelmatige
basis is er overleg tussen ICT en L+M. Tijdens dit bidirectionele overleg
probeert men tot overeenstemming te komen over de projecten
die opgestart moeten worden. ICT probeert hierbij L+M de laatste
ontwikkelingen uit het IT domein bij te brengen en L+M deelt de
verwachtingen van de leden. Het tweede mechanisme is een strak
georganiseerd projectportfoliomanagement. Daarbij wordt er voor
elk nieuw project een solide businesscase gemaakt. Alleen projecten
met de gunstigste verhouding tussen risico enerzijds en bijdrage
aan de businessdoelen anderzijds worden opgenomen in het ICT-
projectenportfolio.
Een menselijke verenigingDe ANWB is als vereniging een belangenbehartiger voor haar leden.
Deze vereniging ziet een rol voor zichzelf weggelegd om leemtes
tussen de overheid en het bedrijfsleven op te vullen. Waar de ANWB
100 jaar geleden is gestart met bewegwijzering, slaat ANWB ICT anno
2008 een weg in naar een nieuwe wereld waarin cross-‐selling centraal
staat. Onder leiding van Der Weduwen is ANWB ICT hard op weg om de
vereniging hiervoor klaar te stomen. Gericht op de wensen van haar
leden (de Business) zorgt Der Weduwen voor een optimale afstemming
tussen betrouwbaarheid, kostenefficiëntie en vernieuwing en draagt
op deze manier bij aan het onkreukbare imago van deze menselijke
vereniging...
Interview met Mario der Weduwen
Over de ANWBDe ANWB is een maatschappelijke organisatie die met een
unieke mix van beïnvloedende en dienstverlenende activiteiten
de onafhankelijkheid, keuzevrijheid en mobiliteit van burgers
wil bevorderen en tevens een bijdrage wil leveren aan een
duurzame ontwikkeling van de samenleving. Om deze rol
optimaal te kunnen invullen, kiest de ANWB nadrukkelijk voor de
organisatievorm van een vereniging.
Onze samenleving wordt steeds complexer. Dit vraagt onder
meer om een nieuw mobiliteitsdenken. Overheid en bedrijfsleven
liggen daarbij lang niet altijd op één lijn. Binnen dit krachtenveld
is er steeds meer behoefte aan een objectieve gids. Deze
maatschappelijke rol is de ANWB op het lijf geschreven. In
samenspraak met haar leden is het streven de kwaliteit en
leefbaarheid van de omgeving te verbeteren en te waarborgen,
waarbij duurzame mobiliteit een belangrijk aandachtspunt
zal zijn. De ANWB vult de leemte tussen de overheid en het
bedrijfsleven. Zo heeft men in het verleden de bewegwijzering
geïntroduceerd en is de ANWB momenteel betrokken bij de
fileproblematiek via het initiatief ‘Nederland beweegt’.
Om ervoor te zorgen dat het werk van de Koninklijke Nederlandse
Toeristenbond efficiënt wordt uitgevoerd, heeft de vereniging
haar activiteiten uitbesteed aan het bedrijf ANWB BV. Alle
aandelen van de BV worden gehouden door de Stichting
Administratiekantoor.
De basisstructuur van de BV wordt gevormd door drie portefeuilles:
Leden en Marketing (L+M), Operaties en Financiële Zaken. Alle
activiteiten beginnen binnen L+M (afd. Marketing en Sales) en
worden na het overeenkomen van Service Level Agreements
uitgevoerd door Operaties (en operationele afdelingen binnen
L+M). De taak van Financiële Zaken is drieledig: uitdagen,
beheren en controleren. Binnen Financiële Zaken bevinden zich
ook de facilitaire afdelingen van de ANWB.
Vrij naar www.anwb.nl
13.ego
ADVERTENTIE PRICEWATERHOUSECOOPERS
14 .ego
15.ego
DE WEG NA AR SUCCESVOLLE IT OUTSOURCINGSt e e d s me er f i n a nc ië le i n s t e l l i n gen b e s lu i t en t o t opr i cht i n g va n S h a r e d S er v i c e C ent er s ( S S C) o f out s ou r c i n g va n hu n i nt er ne I T pr o c e s s en . Vo or e en suc c e s vo l le i mplement at ie h ier va n i s he t c r uc i a a l om vo or a f du ide l i jke a f weg i n gen t e m a ken en de t r a n s i t ie s t r a k a a n t e s t u r en .
Bij financiële instellingen zijn de bedrijfsprocessen zwaar IT gedreven
en zijn IT kosten navenant. Het centraliseren van IT processen in een
IT Shared Service Center of IT outsourcing zijn opties waar snel naar
gekeken wordt.
Veel financiële instellingen kampen met een stagnatie in de omzetgroei
in veelal verzadigde markten. Om toch betere bedrijfsresultaten te
boeken zal men moeten streven naar rendementsverbetering op lange
termijn, omdat de kortetermijnmaatregelen vaak al zijn uitgevoerd.
De volgende stap is het structureel verbeteren van bedrijfsprocessen
door vereenvoudiging, standaardisering en/of schaalvergroting
en het verwerven van inzicht in de werkelijke kosten van deze
bedrijfsprocessen.
Doel: synergieStrategisch gezien lijkt het allemaal erg eenvoudig. Het opzetten
van een SSC voor IT of het outsourcen van IT processen naar een busi-
nesspartner biedt mogelijke synergievoordelen voor veel IT functies.
Voorbeelden zijn IT helpdesk, technisch- en functioneel beheer en IT
infrastructuur en -applicaties.
Het daadwerkelijk realiseren van de gezochte voordelen blijkt in
werkelijkheid echter niet altijd haalbaar. De praktijk leert dat IT-
centralisering en -outsourcing veel risico’s met zich meebrengt en niet
per definitie leidt tot prestatieverbetering en/of kostenreductie.
KerncompetentiesDat veel financiële instellingen zich desondanks intensief bezighouden
met deze vraagstukken, kan niet alleen worden verklaard uit het
bekende bandwagon-effect: meedoen met het gedrag van de
concurrenten, uit angst later spijt te krijgen. Herstructurering biedt
instellingen een reële mogelijkheid zich te focussen op de kern-
competenties en tegelijkertijd schaal- en vaardigheidsvoordelen te
bereiken. Schaalvoordelen zijn mogelijk omdat door het samenbrengen
van bijvoorbeeld IT beheer-activiteiten grotere volumes ontstaan.
Vaardigheidsvoordelen worden bereikt door medewerkers zich te laten
specialiseren in een beperkt aantal taken en daarmee hun efficiëntie
en effectiviteit te vergroten.
Gefaseerde aanpakEen succesvolle IT outsourcing resulteert in kostenreductie,
vermindering van doublures, toegenomen medewerkertevredenheid,
meer flexibiliteit, verbeterde kwaliteit, nieuwe producten en diensten
en nieuwe kansen in de markt. Helaas geldt bij dit type transities
meestal: hoe groter het verbeter-/besparingspotentieel, hoe groter de
risico’s. Sommige instellingen ondervangen deze risico’s door te kiezen
voor een gefaseerde aanpak. In dat geval is standaardisering van
de IT infrastructuur en processen de eerste stap. Hiermee wordt de
complexiteit gereduceerd. Daarna wordt overgegaan tot het afzonder-
lijk organiseren van de activiteiten in een SSC. Hierbij wordt in feite
de outsourcing gesimuleerd, maar vallen alle gecentraliseerde en
gestandaardiseerde processen nog wel onder de directe control van de
instelling. Als laatste stap, de outsourcing, worden de IT activiteiten
volledig uitbesteed. De daadwerkelijke efficiencywinst wordt vooral
geboekt in de laatste twee stappen.
Dynamisch en proactiefDe redenen voor financiële instellingen om SSC’s op te zetten zijn
uiteindelijk allemaal terug te voeren op het efficiënter inrichten
van processen. Het doel hoort echter altijd tweeledig te zijn: naast
het optimaliseren van de processen, hoort een SSC ook toegevoegde
waarde te leveren en de dienstverlening te verbeteren. Een SSC is
Standaardisatie
Shared Services
Outsourcing
- Herinrichten van processen op basis van één standaard- Implementeren van gemeenschappelijke systemen op één manier
- Integreren van gemeenschappelijke processen en systemen- Inrichten van één organisatie met focus op Operational Excellence in leverancier-afnemer relatie
- Uitbesteden aan gespecialiseerde (business process) outsourcing servicers
Figuur 1
Doo r : Pi e t e r Ve r he i j en , Pi e t e r Koene & Bauke Sp r enge r
16 .ego
hiermee per definitie géén statische afdeling, maar een dynamisch
bedrijfsonderdeel dat continu zijn dienstverlening bijstelt en afstemt
op de wensen van de instelling en haar omgeving.
Risicomanagement Tijdens en na de invoering van een SSC kunnen diverse ‘bronnen
van ongenoegen’ en ‘risico’s’ naar voren komen voor financiële
instellingen.
De praktijk leert dat, om deze problemen te voorkomen, bij invoering
van een SSC een goede business case van cruciaal belang is. Deze
verschaft het management niet alleen inzicht in de verwachte kosten
van de herstructurering van de IT processen, maar ook belangrijke
stuurinformatie tijdens het hele proces.
Maar daarmee is de zaak nog niet compleet. Bedrijven ontwikkelen
vaak gedetailleerde en ambitieuze projecten, maar vergeten te
onderzoeken wat er tijdens de implementatie allemaal fout kan
gaan. Belangrijk in dit verband is dan ook een degelijk, continu en
onafhankelijk risicomanagement, zodat het gevaar van mislukking tot
een minimum kan worden beperkt.
VeranderingsmanagementInstellingen die een dergelijke IT centralisatie of outsourcing met
succes weten door te voeren, blijken veel aandacht te geven aan
de human resource-aspecten: veranderingsmanagement tijdens en
na de implementatie van een SSC. Het vooraf inschatten van de
cultuurverschillen en het bewust begeleiden van de omschakeling
naar een nieuwe organisatie, werkwijze en cultuur dragen bij aan het
succes.
Aan de andere kant wordt de term ‘cultuur’ ook graag gebruikt
(misbruikt) om bij een mislukking de achterliggende problemen te
camoufleren. Een falende implementatie heeft echter vaak heel
andere oorzaken en hangt meestal samen met een gebrek aan een
heldere strategie, onduidelijke verantwoordelijkheden en onterecht
vasthouden aan ooit verworven vrijheden.
Dilemma’sIn het algemeen blijkt er bij een mislukte invoering van een SSC
onvoldoende te zijn nagedacht over de volgende hoofddilemma’s:
Willen we met het SSC kosten verlagen en/of processen
verbeteren? (Eerst kiezen, dan plannen.)
In hoeverre willen we synergie bereiken ten koste van de
autonomie van de onderliggende bedrijfsonderdelen? (Eerst
uitwerken, dan pas beslissen.)
Wat zijn de huidige verschillen en overeenkomsten tussen de
afdelingen/business units? (Eerst top-‐down, dan bottom-‐up.)
OutsourcingDit gaat een stap verder dan het oprichten van een SSC. Overwegingen
die instellingen hiertoe kunnen bewegen zijn onder meer:
Strategische keuze om te focussen op de kernactiviteiten.
Verdere reductie van operationele kosten (de provider
van de outsourcing-diensten wordt verantwoordelijk
voor het doen van specifieke investeringen en kan door
schaalvoordelen deze investeringen over een grotere
populatie doorbelasten).
Toegang krijgen tot know-how die men niet binnen de eigen
organisatie heeft.
Het reduceren van risico’s (operationele en financiële risico’s
worden expliciet bij de IT-‐service provider belegd).
De problemen die bij IT outsourcing optreden zijn vrijwel identiek
aan de problemen bij een SSC. Er zijn echter ook problemen die
kenmerkend zijn voor IT outsourcing en worden veroorzaakt doordat
de service provider geen deel uitmaakt van de eigen organisatie. Dit
pleit voor een gefaseerde aanpak. Hiermee kunnen de gecentraliseerde
omgeving en de onderliggende bedrijfsonderdelen ‘wennen’ aan het
werken met een IT-partner op afstand. Daarnaast is het zeer belangrijk
om al vóór de overeenkomst vast te stellen wat de extra (vooraf vaak
overschatte) kostenbesparing zal zijn door de uitbesteding. Dat kan in
een later stadium conflicten voorkomen of in elk geval verminderen.
Voor een succesvolle IT-outsourcing verdienen twee aspecten speciale
aandacht: de ‘business case’ en de ‘termination’.
■
■
■
■
■
■
■
B r o n n e n v a n o n g e n o e g e n
R i s i c o ’ s
Besparing wordt niet gehaald
Beperkte procesverbetering
Klant / medewerkerontevredenheid
Negatieve impact op kernoperatie
Problemen met SSC-medewerkers (benodigde cultuuromslag, veranderende
carrièremogelijkheden, lage motivatie, aanwezige skills
passen niet meer)
Geen link met de bedrijfsstrategie
Slechte planning
Slechte implementatie
Slecht project- en risicomanagement
Doorbelasting (“transfer pricing”)
Non-Compliance
Tabel 1
17.ego
Business caseHet vóóraf bouwen van een solide business case, die alle aspecten
van de hele operatie overziet, is erg belangrijk omdat men behalve de
risico’s en voordelen ook de kosten van de IT-outsourcing zelf niet uit
het oog moet verliezen. Dat betekent dat diverse disciplines daarbij
betrokken moeten zijn, zoals verkoop, productontwikkeling, financiën,
human resources, juristen, fiscalisten en IT. Het continu bewaken van
de kwaliteit van de business case door een onafhankelijke partij, zoals
een interne audit-afdeling, is daarbij aan te bevelen. Ook externe
toezichthouders kijken in toenemende mate naar outsourcing.
TerminationSommige instellingen stoppen na het bekrachtigen van de deal met
nadenken over succesvol outsourcen. Om ongelukken te voorkomen
moet echter ook worden nagedacht over een mogelijke termination
of fallback – het terugdraaien van de hele operatie. De problemen die
opdoemen als de outsourcing niet succesvol verloopt, kunnen worden
overwonnen door al vóóraf vragen te beantwoorden als:
wat te doen als het contract met de service provider over een
paar jaar afloopt? Kunnen we van IT-service provider wisselen als
de dienstverlening niet naar wens is? Hoe houden we kennis en
vaardigheden vast?
De rol van de IT-adviseur in outsourcingstrajectenIT outsourcingstrajecten zijn om meerdere redenen een uitdaging voor
de (toekomstig) IT-‐adviseur. Allereerst is de financiële dienstverlening
een zwaar IT gedreven sector. Zowel het commerciële als operationele
succes is afhankelijk van de kwaliteit van de IT-omgeving en dus ook
van de kwaliteit van de IT outsourcing. Brede kennis van IT is hierbij
een vereiste. Naast kennis van IT, moet de adviseur begrijpen wat de
strategische doelen zijn van de herstructurering van de organisatie,
zodat hij/zij vervolgens deze doelen kan vertalen naar de IT-wereld.
Verder is het als IT adviseur belangrijk om afhankelijkheden op
meerdere niveaus en dimensies te kunnen herkennen en managen.
Je moet in staat zijn om de IT outsourcing of centralisatie vanuit
commercieel, financieel en HR perspectief te bekijken en te
beoordelen. Specifiek in de financiële sector spelen hierbij ook de
relatief zware compliance vereisten.
Kortom, de impact van het centraliseren van de IT processen of de
outsourcing daarvan op de onderliggende processen en systemen is
enorm en het beheersen van dergelijke veranderingen is een uitdaging
voor iedere betrokkene. In deze omgeving kan de IT adviseur gezien
worden als de jongleur die tegelijkertijd meerdere ballen in de lucht
moet weten te houden.
O v e r d e A u t e u r sPieter Verheijen is ruim een jaar werkzaam als associate
bij PricewaterhouseCoopers. Hiervoor heeft hij Technische
Bedrijfskunde gestudeerd aan de TU Eindhoven.
Pieter J. Koene is als Senior Manager werkzaam bij
PricewaterhouseCoopers. Hij heeft meer dan acht jaar
ervaring als organisatie adviseur, waarvan de laatste vier
jaar bij PwC - Operational Effectiveness.
Bauke Sprenger is Manager bij PwC en heeft meer dan acht
jaar werkervaring, waarvan zeven jaar als internal auditor
bij PricewaterhouseCoopers, Nuon en Wolters Kluwer.
2 5 j a a r I M“In typische Operational
Effectiveness opdrachten in
de Financiële Sector spelen de
interface tussen Business en IT en
de interface tussen strategie en
executie vaak een belangrijke rol.
Met name in deze sector kunnen
processen niet los gezien worden
van IT en zullen Business & IT altijd
hand in hand gaan.”
— Pieter Koene
Shared Service Centers
ADVERTENTIE TNO
18 .ego
19.ego
Doo r : S i e t s e Ove rbeek , Pa t r i c k v an Bomme l & E r i k Pr ope r
SYSTEEM VOOR COGNITIEVE AFSTEMMING
Voorbeelden van cognitieve karakteristieken zijn de wilskracht om
een taak te vervullen of het bewust zijn van de eisen om een taak
af te kunnen ronden. Door middel van cognitieve afstemming kan de
meest geschikte werknemer worden gevonden om een bepaalde taak
uit te voeren. Wanneer specifiek naar IT organisaties wordt gekeken,
zien we dat cognitieve afstemming ondersteuning kan bieden aan
systeemontwikkeling. Hoe dit in zijn werk gaat, is bestudeerd door
e-office, een specialist in digitale werkomgevingen. De studie is
uitgevoerd tijdens een systeemontwikkelingsproject, waarbij een
applicatie is ontwikkeld om risicorapportages te genereren voor
een leverancier van bancaire- en verzekeringsdiensten. Alvorens
de resultaten van de casus te beschrijven, zullen we ingaan op de
achterliggende theorie van het systeem voor cognitieve afstemming en
het ontwikkelde prototype.
Theoretische basis van het systeem voor cognitieve afstemmingDe theorie is gebaseerd op wiskundige functies en bevat de basis
van wat wij verstaan onder cognitieve afstemming (3, 4). De theorie
bestaat uit drie hoofdonderdelen. Ten eerste het raamwerk van typen
actoren (in dit geval werknemers) en taken gebaseerd op cognitieve
karakteristieken. Ten tweede de wiskundige functies die werknemers
en taken op elkaar afstemmen. Tot slot de functies die de zekerheid
bepalen of een werknemer een bepaalde taak succesvol kan afronden.
Het raamwerk van actor- en taaktypen wordt gebruikt om actoren en
taken te classificeren. Zo kan bijvoorbeeld een werknemer op een
bepaald moment geclassificeerd worden als een expert type. Een actor
van dit type gebruikt zijn of haar eigen kennis om een probleem op
te lossen. De expert is ook in staat om kennis te combineren, aan te
passen tijdens het oplossen van een probleem en hier van te leren.
Een business consultant gedraagt zich regelmatig als een expert type.
Als de expert een taak uitvoert waarin voornamelijk kennis wordt
toegepast, spreken wij van een synthesetaak. Een synthesetaak is
gerelateerd aan de feitelijke benutting van de kennis zoals vergaard
door de actor. Een voorbeeld is het met een klant doornemen van de
eisen waaraan een nog te ontwikkelen applicatie moet voldoen (na het
document van eisen gelezen te hebben). Figuur 1 toont de functies
die van belang zijn als je wilt bepalen hoe geschikt een actor is om
een taak uit te voeren. Het kan gebruikt worden om te bepalen hoe
geschikt bijvoorbeeld de expert is om een synthesetaak uit te voeren.
In dit artikel wordt alleen ingegaan op de meest belangrijke functies
uit figuur 1 om de geschiktheid van een actor/taak combinatie te
O nt w i k ke l i n gen a l s g loba l i s at ie , he t ont s t a a n va n v i r t ue le c om mu n it ie s en or g a n i s at ie s , t o enemende g r o e i i n pr o duc t c omplex i t e i t en de opkom st va n Web 2 .0 b e ï nvlo e den ho e werk nemer s hu n t a ken u i t vo er en i n or g a n i s at ie s . D ez e ont w i k ke l i n gen d r agen b i j a a n de t o enemende d r u k op de c og n it ieve ver mogen s va n werk nemer s wa a r do or t a a k pr e s t at ie s ver m i nder en (1 , 2 ). D i t a r t i ke l b eh a nde lt e en sys t e em d at de do or e en werk nemer a a n geb o den c og n it ieve k a r a k t er i s t ieken a f s t emt op de c og n it ieve k a r a k t er i s t ieken d ie no d i g z i jn vo or de u i t vo er i n g va n de d age l i jk s e t a ken .
------
------
------
------
------
------
------
------
--
Demand
Supply
CC CRN
CC CRN
CC CCMRN SRN SRN
CharMatch
NormalizeProximity
Weigh Match
Metric
CharWeigha AT
t TT
Figuur 1: Raamwerk van het systeem voor cognitieve afstemming.
20 .ego
berekenen. Stel dat we bijvoorbeeld willen weten welke actor in de
organisatie geschikt is om een bepaalde taak uit te voeren, dan begint
het afstemmingsproces door een actortype a en een taaktype t te
selecteren. In dit geval kan gekozen worden voor de expert en de
synthesetaak. Ieder actortype en taaktype is gekarakteriseerd door
een aantal cognitieve karakteristieken. Het totaal aan cognitieve
karakteristieken dat aangeboden wordt door een actor van een
bepaald type, respectievelijk gevraagd wordt door een taak van
een bepaald type, wordt in figuur 1 aangeduid als CC; de cognitive
characteristics.
De supply functie toont het niveau waarop een actor een bepaalde
cognitieve karakteristiek aanbiedt. Deze niveaus variëren van 0 tot en
met 10 en zijn onderdeel van de set CRN; de characteristic rank values.
De demand functie toont het niveau waarop een bepaalde cognitieve
karakteristiek nodig is voor succesvolle vervulling van een taak.
Beide functies zijn nodig om de characteristic match te berekenen,
oftewel: de mate waarin een aangeboden en gevraagde karakteristiek
overeenkomen. Voor elke aangeboden en gevraagde karakteristiek
wordt een resultaat berekend. Dit resultaat is een kommagetal tussen
0 en 1 en is onderdeel van de set MRN; de match rank values. Een
optimaal resultaat wordt uitgedrukt door het getal 0.5, omdat 0
volledige onderkwalificatie (een actor is niet in staat om een bepaalde
gevraagde karakteristiek aan te bieden) uitdrukt en 1 volledige
overkwalificatie (een op het hoogste niveau aangeboden karakteristiek
is totaal niet nodig voor een taak) uitdrukt.
De weighed characteristic match weegt vervolgens deze resultaten
op basis van weegfactoren. Deze weegfactoren worden door de
gebruiker van het systeem ingevoerd en bepalen hoe belangrijk een
bepaalde karakteristiek is voor een actor/taak combinatie. Deze
resultaten worden opgeteld door de match functie en dit resulteert
in de geschiktheid van de actor/taak combinatie. Deze geschiktheid
wordt uitgedrukt in een getal variërend van 0 tot en met 10, waarbij
het getal 5 de beste geschiktheid weergeeft. Dit zijn suitability rank
values en zijn onderdeel van de set SRN. Ook hier geeft het getal 0
onderkwalificatie aan en het getal 10 geeft overkwalificatie aan. Door
gebruik te maken van een normalisatiefunctie wordt de zekerheid dat
een actor een bepaalde taak succesvol kan uitvoeren berekend. Hierbij
wordt het resultaat van de match functie uitgedrukt in procenten. Zo is
bij een matchresultaat van 5 de zekerheid dat een actor een bepaalde
taak succesvol kan uitvoeren 100 procent.
Prototype van het systeem voor cognitieve afstemmingOp basis van de gedefinieerde functies uit de theorie is een prototype
van het systeem ontwikkeld (5, 6). Dit is in wezen een implementatie
van de functies uit figuur 1. Figuur 2 toont een schermafbeelding
waarbij het resultaat is weergegeven van een berekening waarmee
berekend is of een actor van het type expert geschikt is om een
synthesetaak succesvol af te kunnen ronden.
Te zien is dat de geschiktheid gelijk is aan 4.25 en de zekerheid 85
procent is. De gebruiker van het systeem moet zes stappen doorlopen
om het eindresultaat te verkrijgen. In de eerste stap moet de
gebruiker een actortype en een taaktype selecteren. Het systeem
genereert dan een lijst met cognitieve karakteristieken, zodat
inzichtelijk wordt welke karakteristieken meegenomen worden als
de geschiktheid en de zekerheid worden berekend. In de volgende
stap wordt getoond op welk niveau de actor de karakteristieken
aanbiedt en op welk niveau de taak de karakteristieken ‘vraagt’. Het
volgende gedeelte toont de characteristic match resultaten voor alle
karakteristieken afzonderlijk, waarna de gebruiker weegfactoren kan
opgeven. Uiteindelijk wordt alles bij elkaar opgeteld en wordt een
grafiek getoond zoals in figuur 2. Gemiddeld kost het circa vijf minuten
om de geschiktheid van een actor/taak combinatie te berekenen met
behulp van het systeem.
De casus binnen systeemontwikkelingDe voordelen die dit systeem oplevert, worden duidelijk aan de hand
van de casus bij e-office. De resultaten zijn verkregen in een vijftal
stappen, waaronder de beschrijving van de projectfasen inclusief
de projectspecifieke actortypen en taaktypen. Vervolgens is een
abstractie gemaakt van de actortypen en taaktypen op basis van het
raamwerk van actortypen en taaktypen. Daarnaast is geformuleerd
hoe het systeem voor cognitieve afstemming benut kan worden in een
systeemontwikkelingsproject. Tevens is een analyse gemaakt om de
voordelen te bepalen als het systeem zou zijn toegepast in het project
zelf. Tot slot is de eerste stap vergeleken met de vierde stap in een
eindevaluatie. Het Microsoft Solutions Framework (MSF) geldt als basis
voor de gehanteerde systeemontwikkelingsmethode. Op basis van
de projectdocumentatie en het MSF raamwerk is inzicht verkregen
Figuur 2: Geschiktheid van de expert om een synthesetaak uit te voeren.
21.ego
in de projectfasen en de projectspecifieke actor- en taaktypen. Na
deze projectspecifieke informatie geabstraheerd te hebben naar ons
algemene raamwerk van actor- en taaktypen, is voor elke actor/taak
combinatie in het project de geschiktheid en de zekerheid berekend
door gebruik te maken van het prototype. Op deze manier is duidelijk
geworden welke taken eventueel beter door anderen uitgevoerd
hadden kunnen worden en welke andere typen actoren een belangrijke
bijdrage hadden kunnen leveren aan een dergelijk project.
ConclusieHet blijkt dat toepassing van het systeem een verbeterde taakallocatie
bevordert binnen IT projecten. Voor de start van een project kan
het systeem assisteren om taken te verdelen onder de projectleden.
Gedurende het project kan eventueel bijgestuurd worden omdat er
bijvoorbeeld projectleden wegvallen of bijkomen of omdat er nieuwe
taken bijkomen. Na de beëindiging van een project kan het systeem
gebruikt worden om de daadwerkelijke resultaten te vergelijken met
de door het systeem berekende geschiktheden en zekerheden. De
lessons learned die volgen uit deze vergelijking, kunnen gebruikt
worden om de kwaliteit van toekomstige projecten te verbeteren.
Door toepassing van het systeem voor cognitieve afstemming kan
verantwoord worden waarom een projectlid een bepaalde taak
krijgt toegewezen. Je weet immers wie op basis van de aangeboden
cognitieve karakteristieken het meest geschikt is voor een taak.
Vaak wordt dit nu ‘uit de losse pols’ gedaan, omdat bijvoorbeeld
een projectleider impliciet weet welke mensen het meest geschikt
zijn voor het vervullen van bepaalde projecttaken. Bij complexe
projecten en in situaties waarbij gekozen moet worden uit een
grote groep werknemers wordt het al een stuk lastiger en biedt het
systeem houvast. Tijdens het bestudeerde IT project bij e-office
is de MSF methodiek gebruikt. Deze methodiek bevat een groot
aantal projectspecifieke actortypen, zoals een developer, een test
manager en een solution architect. Door het systeem voor cognitieve
afstemming te gebruiken wordt snel duidelijk welke projectspecifieke
actortypen nodig zijn voor het project. Normaal gesproken neemt
het selecteren van benodigde projectspecifieke actortypen en
het onderverdelen van aanwezige projectleden een significante
hoeveelheid tijd in beslag. Een projectlid kan eveneens zelf het
systeem voor cognitieve afstemming gebruiken om te bepalen welke
taken het meest bij hem of haar passen. Dit vermindert de kans dat
er projectleden uitvallen tijdens de uitvoering van het project. De
voorkeuren van elk projectlid kunnen immers meegenomen worden
tijdens de taakverdeling.
O v e r d e A u t e u r sDrs. Sietse Overbeek voert een
promotieonderzoek uit op het gebied van
cognitieve afstemming en intelligente
kennisuitwisseling bij e-office.
Dr. Patrick van Bommel is universitair docent
aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Prof. dr. Erik Proper is hoogleraar
Informatiekunde aan de Radboud
Universiteit Nijmegen.
2 5 j a a r I M"Informatie is een ingrediënt voor het ontstaan van
kennis. De IT organisaties van vandaag de dag zijn
zeer afhankelijk van de kennis van hun medewerkers.
Omdat de markt continu in beweging is en mede
daarom de bedrijven ook, moet er onderzoek
gedaan worden naar het goed kunnen (blijven)
beheersen van informatie en uiteindelijk kennis."
— Sietse Overbeek
1: Staab, S., Studer, R., Schnurr, H., and Sure, Y. (2001). Knowledge processes and ontologies. IEEE Intelligent Systems, 16(1)26:34; 2: Weir, C., Nebeker, J., Bret, L., Campo, R., Drews, F., and LeBar, B. (2007). A cognitive task analysis of information management strategies in a computerized provider order entry environment. Journal of the American Medical Informatics Association, 14(1)65:75; 3: Overbeek, S.J., Bommel, P. van, Proper, H.A., and Rijsenbrij, D.B.B. (2007). Characterizing knowledge intensive tasks indicating cognitive requirements: Scenarios in methods for specific tasks. 4: Overbeek, S.J., Bommel, P. van, Proper, H.A., and Rijsenbrij, D.B.B. (2007). Matching cognitive characteristics of actors and tasks. 5: Overbeek, S.J., Bommel, P. van, and Proper, H.A. (2008). Information systems engineering supported by cognitive matchmaking. 6: Overbeek, S.J., Bommel, P. van, and Proper, H.A. (in press). Matching cognitive characteristics of actors and tasks in information systems engineering. Knowledge-Based Systems.
Cognitieve Afstemming
ADVERTENTIE M&I/PARTNERS
22 .ego
23.ego
BEHEER ONDER SPANNING
N iet z e lden bl i jk t d at e en n ieuw ont w i k ke ld i n for m at ie sys t e em s le cht ‘ l a ndt ’ i n de b ehe er or g a n i s at ie . Het ent hou s i a sme t i jden s de ont w i k ke l i n g s - en t e s t f a s e wor dt a l sne l ge t emp er d do or a l le r le i pr oblemen i n de b ehe er f a s e , z oa l s het gebr ek a a n s l ag va a r d i g he id en k wa l i t e i t b i j he t oplo s s en va n de e er s t e fout en , he t onver wacht g r o ot a a nt a l f out en en u r gent e w i jz i g i n g s ver z o eken en de d r i n gende v r a ag om do or ont w i k ke l i n g t i jden s de e er s t e f a s e va n b ehe er.D e o or z a ken va n dez e pr oblemen z i jn d iver s .
Dit artikel gaat over succesvol beheer van omvangrijke
bedrijfsvoeringsystemen. Dit is één van de vakgebieden waar M&I/
Partners al jarenlang haar expertise inzet. Succesvol beheer betekent
in onze visie: effectief voor de gebruikers en uitvoerbaar voor de
beheerders. Ik voer een pleidooi voor een projectmatige start van
beheer, in combinatie met een gefaseerde overdracht van
project- naar lijnorganisatie. Deze aanpak heb ik als M&I programma
manager succesvol toegepast bij de invoering van een primair
processysteem bij een landelijke overheidsinstelling met ruim
2200 gebruikers. De principes kunnen echter breder worden
toegepast bij het ontwikkelen en invoeren van dergelijke complexe
bedrijfsvoeringapplicaties. De systeemontwikkeling wordt veelal door,
of met hulp van, externen gedaan. Het beheer1 komt in de regel voor
rekening van de ICT-afdeling van de eigen organisatie. De fasering van
een dergelijk project wordt schematisch weergegeven in figuur 1.
Beheer in elke faseIdealiter heeft de beheerorganisatie invloed tijdens iedere fase van
het project. Dat voorkomt problemen bij het in beheer nemen van
het eindresultaat. Deze invloed wordt in figuur 1 aangegeven met de
cijfers 1 tot en met 4. De gewenste inbreng van beheer in elke fase
wordt hieronder kort gekarakteriseerd.
1. specificatiefase: het opstellen van eisen en wensen voor
de beheerbaarheid van het systeem en de ontwikkeling van
het voorgenomen beheerconcept.
2. selectiefase: het vaststellen van de acceptatie- en knock-
out criteria vanuit beheerperspectief, die meewegen bij
het beoordelen van de aanbiedingen.
3. ontwerpfase: het beoordelen van functionele ontwerpen
op beheersbaarheidaspecten en het bijdragen aan
concretisering van het beheerconcept.
4. testfase: het vaststellen van beheer- en productie-
acceptatiecriteria, het ontwikkelen van beheertests en het
participeren in functionele en productie-acceptatietests.
Als de beheerorganisatie vanaf de eerste fase van het project
is betrokken bij de specificatie, ontwikkeling en invoering van
een bedrijfsvoeringsysteem, leidt dat niet alleen tot een beter
projectresultaat, maar bovendien levert het de beheerorganisatie
veel op. Gaandeweg doen de toekomstige systeembeheerders immers
kennis en ervaring op met het nieuwe systeem. Op die manier vormen
zij zich een beeld van de gevolgen die de invoering van het systeem
voor hun eigen vakgebied zal hebben. Die gevolgen kunnen ingrijpend
zijn. Nieuwe technologie stelt andere eisen aan de infrastructuur
en de procedures voor technisch beheer. Beheerprocessen en -tools
veranderen en het kennisniveau van de medewerkers zal op het
vereiste niveau gebracht moeten worden. Vaak zullen bij de invoering
van het nieuwe systeem de gevraagde serviceniveaus worden
aangescherpt, met mogelijk gevolgen voor de organisatie en bemensing
Specificatie
Aanbesteding en selectie
Ontwerp en ontwikkeling R1 R2
Test en acceptatie
Implementatie
Beheer-risico-zone
Beheer1 2 3 4
Tijd
Figuur 1: Schematische weergave van een ontwikkel- en invoeringstraject (1 t/m 4 geven de gewenste momenten van inbreng
door beheer aan)
Doo r : Ge r t den He r t o g
24 .ego
van beheer. Tenslotte zullen tijdens de invoering van het systeem
fouten moeten worden opgelost en urgente gebruikerswensen worden
ingevoerd, wat leidt tot extra beheerslast in een periode dat kennis en
ervaring nog worden opgebouwd. De voorbereiding en opstart van het
beheertraject dienen dus goed gepland te worden en onder heldere
regie te verlopen. De M&I ervaring is dat dit helaas meer uitzondering
dan regel is, met alle gevolgen van dien.
Een slechte startEen slechte start van beheer is in de regel een combinatie van
meerdere factoren:
De overdracht naar de beheerorganisatie is niet goed
belegd onder de verantwoordelijkheid van het project;
het project wordt ontmanteld en de (meest externe)
projectmedewerkers verlaten het schip, voordat de
beheerorganisatie het roer goed heeft kunnen overnemen.
De beheerders zijn onvoldoende opgeleid in het beheer
van het nieuwe systeem, de (technische) middelen
zijn ontoereikend en beheerprocessen zijn (nog) niet
gedefinieerd, laat staan geïmplementeerd.
De beheerorganisatie moet de stroom aan fouten oplossen
die tijdens de eerste fase van de invoering worden ontdekt.
Daarnaast dienen urgente gebruikerswensen zich aan. Ook
die moeten worden gehonoreerd om voldoende draagvlak en
acceptatie in de organisatie te behouden.
Een slechte start van beheer leidt in de regel tot ernstige gevolgen.
Ten eerste worden storende fouten en urgente gebruikerswensen
niet tijdig of afdoende opgelost, waardoor de verdere invoering van
het systeem wordt bedreigd. Ten tweede ontstaat er grote druk
op de beheerorganisatie door de initiële stroom aan incidenten,
gecombineerd met een relatief laag kennisniveau. Verlies van kwaliteit
of zelfs uitval van medewerkers is zeer goed mogelijk en leidt op zich
weer tot extra werkdruk. Tenslotte leidt de gebrekkige ondersteuning
tijdens de eerste periode van gebruik tot een slecht imago, niet
alleen van het nieuwe systeem, maar ook van de beheerorganisatie,
i.c. de eigen ICT-afdeling. Gebrek aan kennis wordt ervaren als
verwijtbare ondeskundigheid. Als oplossingen lang op zich laten
wachten rijst de twijfel aan de slagvaardigheid en klantgerichtheid
van de beheerafdeling. Kortom, een uiterst ongewenste situatie voor
gebruikers en beheerders. Er doet zich daarnaast echter veelal een
extra complicatie voor.
Doorontwikkeling als extra complicatieAls na een (meestal langdurig) traject van ontwikkeling en tests, de
implementatie van het systeem van start gaat, betekent dit allerminst
het einde van de systeemontwikkeling. Voor deze (bijna) onmiddellijke
doorontwikkeling van het systeem zijn diverse oorzaken aan te wijzen:
Onder druk van tijd zijn tijdens de ontwikkelingsfase niet-
urgente functionaliteiten voorlopig geparkeerd. Zodra het
■
■
■
■
ontwikkelteam de eerste systeemrelease heeft opgeleverd
worden deze alsnog voorgesorteerd.
Veranderde externe omstandigheden leiden al snel tot
noodzakelijke aanpassingen.
Urgente wijzigingsverzoeken moeten tijdens de
implementatie beschikbaar komen om knelpunten op te
lossen.
Ongeduld bij de managers van de gebruikersorganisatie,
omdat de beloofde voordelen van het nieuwe systeem niet
direct blijken.
Er is dus allerlei aanleiding om de doorontwikkeling van het systeem
niet uit te stellen en al tijdens de nog lopende implementatie op te
starten. Dit leidt echter tot extra complicaties voor het beheer. Niet
alleen moeten foutoplossingen in meerdere systeemversies worden
ingebouwd, maar ook wordt de beheerorganisatie betrokken bij het
beoordelen en testen van de volgende release. Kortom, meer werk
en spreiding van aandacht en inzet, in een periode waarin toch al het
uiterste van de beheerorganisatie wordt gevraagd.
Een projectmatige aanpak als oplossingEen projectmatige aanpak2 van de voorbereiding en uitvoering van
beheer biedt hier een oplossing. Projectmatig werken kent enkele
specifieke aspecten, die goed passen op de problematiek van beheer.
Deze aspecten zijn een resultaatgerichte aanpak, een specifieke
doelstelling en een afgebakende scope, concrete randvoorwaarden en
een heldere tijdsplanning met mijlpalen.
Deze project-approach van beheer bestaat uit de volgende vier
onderdelen:
1. Beheer tijdens de implementatie valt binnen de scope van
het project.
2. De inrichting van de beheerorganisatie wordt als project
georganiseerd.
3. De overdracht van project- naar lijnorganisatie is de
verantwoordelijkheid van de projectmanager.
■
■
■
Projectmanager
Stuurgroep
Communicatie
Kwaliteit
Projectbureau
Systeemontwikkeling
Team 1
Team 2
Team 3
BeheerData conversie
Opleiding
TransitieTest en acceptatie
Figuur 2: Typische projectinrichting voor de ontwikkeling, implementatie en beheer van complexe bedrijfsvoeringssystemen.
1: B
ehee
r w
ordt
opg
edee
ld in
fun
ctio
neel
beh
eer,
app
licat
iebe
heer
en
tech
nisc
h be
heer
; in
het
kad
er v
an d
it a
rtik
el w
ordt
dit
ond
ersc
heid
ni
et n
ader
uit
gew
erkt
; 2:
Hie
rvoo
r zi
jn d
iver
se m
etho
den
ontw
ikke
ld,
zoal
s G
DPM
, Pr
ince
2 en
pro
ject
mat
ig c
reër
en;
proj
ectm
anag
ers
van
M&
I/Pa
rtne
rs b
ehee
rsen
dez
e m
etho
den
en p
asse
n on
derd
elen
en
com
bina
ties
erv
an t
oe,
naar
gela
ng d
e si
tuat
ie d
aar
om v
raag
t.
25.ego
4. De overdracht van project- naar lijnorganisatie wordt
gefaseerd topdown uitgevoerd.
Deze maatregelen worden nader toegelicht voor een typische
projectinrichting, zoals schematisch weergegeven in figuur 2.
Beheer binnen de projectscope
Het beheer van het informatiesysteem blijft tijdens de implementatie
binnen de scope van het project. Deze verantwoordelijkheid wordt
pas overgedragen aan de lijnorganisatie nadat het systeem in de hele
organisatie succesvol is ingevoerd. De kwaliteit van de overdracht van
ontwikkeling naar beheer is daarmee de zorg van de projectmanager.
Het moment van overdracht naar beheer valt ook niet samen met de
overgang van project- naar lijnorganisatie.
Omdat zowel (door)ontwikkeling als beheer binnen de scope van het
project vallen, kan de projectmanager het geheel optimaal plannen.
Projectmatige inrichting van beheer
De inrichting van een adequate beheerorganisatie wordt als
project georganiseerd. Een aparte projectleider wordt aangesteld,
die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en invoering van de
beheerprocessen, de opleiding van de beheerders en het inrichten van
de beheeromgeving. De afhankelijkheden tussen het beheerproject
en het ontwikkelproject verdienen bijzondere aandacht. Belangrijke
deliverables van ontwikkeling zijn noodzakelijk als input voor beheer.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de ontwikkelomgeving (basis voor de
beheeromgeving) en voor de functionele ontwerpen (uitgangspunt voor
het opleidingsmateriaal).
Projectmanager verantwoordelijk voor overdracht naar de
lijnorganisatie
De overdracht van verantwoordelijkheden vanuit het project naar
de lijnorganisatie wordt expliciet gelegd bij de projectmanager.
Vanzelfsprekend speelt de lijnorganisatie haar eigen rol in
het overdrachtsproces. Maar de overdracht is een expliciet
projectresultaat, waarop de projectmanager stuurt en wordt
afgerekend. Decharge van het projectteam is ook niet mogelijk als het
beheerteam nog niet zelfstandig de volgende fase in kan. De kwaliteit
van de overdracht kan met een audit door een onafhankelijke partij
worden onderzocht. De auditor vormt zich een beeld van de kwaliteit
van de beheerprocessen en ondersteunende middelen, maar ook
van de deskundigheid en ervaring van de beheerders. Onvoldoende
auditresultaten geven aanleiding tot een gericht actieplan om de
geconstateerde gebreken op te lossen.
Topdown en gefaseerd overdrachtsproces
De overdracht van project- naar lijnorganisatie wordt niet
uitgevoerd als een ‘big bang’-scenario waarin het project in één
keer de deur achter zich dichttrekt en de lijnorganisatie er alleen
voor staat. Overdracht vindt gefaseerd plaats, wat betekent dat
verantwoordelijkheden op verschillende niveaus na elkaar worden
overgedragen. De overdrachtsmomenten kunnen meerdere weken
of zelfs enkele maanden uit elkaar worden gepland. Het proces van
overdracht voor een projectorganisatie met twee managementniveaus
wordt schematisch weergegeven in figuur 3.
Achtereenvolgens worden de verantwoordelijkheden van de
projectmanager, de projectleider, beheer en de projectmedewerkers
overgedragen aan de respectievelijke verantwoordelijken in de
lijnorganisatie. Tijdens de overdrachtsperiode komt de aansturing van
het project tijdelijk vanuit de lijnorganisatie (zie de stippellijnen in
figuur 3).
TenslotteBij het in beheer nemen van complexe bedrijfsvoeringsystemen is de
eerste fase van cruciaal belang. Een slechte start heeft grote gevolgen
voor het systeem, de gebruikers en de beheerorganisatie. Naar onze
overtuiging geeft projectmatig denken en handelen de richting en
ruimte die nodig is. Dat geldt zowel voor de overgang van ontwikkeling
naar beheer, als voor de overdracht van project- naar lijnorganisatie.
Een projectmatige aanpak verhoogt de kans op succes. Deze aanpak
hanteren we met succes in alle trajecten waarin de beschreven
problematiek aan de orde is. M&I/Partners is voortdurend bezig haar
professionele dienstverlening aan onze klanten verder te verbeteren.
We maken daarom ook graag kennis met enthousiaste studenten, die
een traineeship of een baan bij ons ambiëren.
O v e r d e A u t e u rIr. Gert den Hertog werkte achtereenvolgens
bij Fokker, Baan en Raet als project- en
programmamanager en in diverse senior
lijnmanagement posities. Hij is als principal
adviseur verbonden aan M&I/Partners, een
adviesbureau voor management en informatie
te Amersfoort.
Projectmanager
ProjectleiderBeheer
Externe beheerders
Hoofd ICT
Teamleider ICT Beheer
ICT Beheerteam
Figuur 3: Gefaseerde topdown overdracht van project-‐ naar lijnorganisatie
Beheer van Informatiesystemen
M&I/Partners is sponsor van de Informatie Scriptieprijs 2008. Kijk voor meer informatie op www.informatie.nl/scriptieprijs
26 .ego
De feestelijkheden op het gebied van Information
Management staan voor de deur. Zo bestaat deze
opleiding – ooit gestart als Bestuurlijke Informatiekunde
– dit jaar 25 jaar. Daarnaast viert alumnivereniging Eksbit
haar twintigjarig bestaan. Tot slot is volgend collegejaar
Studievereniging SBIT aan de beurt. Niet minder dan 25
kaarsjes zullen er dan worden uitgeblazen.
Helaas worden deze feestjes bedreigd. Niet door ongenode
gasten, maar juist door het ontbreken daarvan. De instroom
van nieuwe studenten daalt namelijk al jaren. Het gevolg
is vrij simpel: zonder studenten geen studie en zonder
studie geen studievereniging. Aan de andere kant stijgt de
vraag vanuit de markt dagelijks. Het bedrijfsleven, maar
ook overheden, staan te springen om de bruggenbouwers
tussen Business & IT.
Om het tij te keren, heeft het departement
Informatiekunde van de Universiteit van Tilburg een
Raad van Advies samengesteld bestaande uit ‘Captains
of Industry’ uit de wereld van Informatiemanagement.
Partners, managers en CIO’s van verschillende organisaties
komen geregeld samen om het departement te adviseren
over de opleiding en de instroom van nieuwe studenten.
Reden genoeg voor de .ego om deze hoge heren bij elkaar
te zetten en ze hun licht te laten schijnen op Information
Management en het aanzien van IT. Want laten we eerlijk
zijn, over het algemeen wordt Information Management
in één adem genoemd met computers, toetsenborden en
programmeren.WA
T I
S E
EN
IN
FOR
MA
TIE
MA
NA
GER
EIG
EN
LIJ
K?
Do
or:
Jo
op
Rei
jnho
udt
& C
as S
chal
kx
Geert EnsingCIO en Head of Services Private Banking - ABN AMRO
Joost van de MeentManaging Partner - Accenture
Piet RibbersVoorzitter Departement Informatiekunde - UvT
27.ego
IM is niet hetzelfde als ITSven van de Riet, voorzitter van alumnivereniging Eksbit treedt op als
gespreksleider tijdens het rondetafelgesprek. Hij opent de discussie
met het global CEO-onderzoek van PricewaterhouseCoopers, waarin
CEO’s aangeven dat de belangrijkste bron van groei voor de komende
jaren moet komen uit technologische innovatie. Tegelijkertijd is één van
de belangrijkste problemen het gebrek aan mensen met de competentie
om een brug te slaan tussen technologie en de business. En laat dát
precies het bestaansrecht van Informatiemanagement zijn. In de media
wordt IT vaak in een negatief daglicht gesteld. Projecten mislukken en
investeringen verdwijnen als sneeuw voor de zon. “Hoe kunnen we dat
veranderen?” vraagt Van de Riet zich hardop af.
Hennie Wesseling, CIO van TNT Post, scherpt de discussie meteen aan:
“Men heeft het over Informatietechnologie (IT) en Informatiemanagement
(IM) en daarin zit een wezenlijk verschil. Zo’n 25 jaar geleden was IT de
driver, maar tegenwoordig vraagt de business om IT oplossingen om hun
doelstellingen te kunnen realiseren. Destijds kwam iemand met een PC
en dat was technologie, terwijl het nu om de inhoud en processen gaat
en dat is totaal iets anders dan IT.” Wesseling verduidelijkt: “Het feit
dat die begrippen zo vaak door elkaar worden gehaald, geeft al aan
hoe erg het gesteld is. Er zijn genoeg CEO’s die het verschil niet eens
weten tussen een informatiemanager, een PC en een telefoonlijn. Dit
weerspiegelt de problematiek in optima forma.” Patrick van Eekeren,
partner bij M&I/Partners, is het met Wesseling eens, maar plaatst de
discussie in een ander kader: “Waar zien wij de tekorten, waar schort
het nu eigenlijk aan?”
“De onderkant, het technische werk, wordt geoutsourced. Daardoor
ontstaat er steeds meer een regiefunctie”, reageert Wesseling. “Maar om
regisseur te zijn, moet je eerst jaren toneel hebben gespeeld. Er gaan
steeds minder IT’ers toneelspelen, dus over een jaar of tien heb je een
tekort aan regisseurs. De bruggenbouwers worden dus schaars.” Charles
de Monchy, Vice President and Country Manager Capgemini Consulting
Nederland, relativeert de metafoor van Wesseling: “Je kunt ook prima
architect worden, zonder eerst timmerman te zijn geweest”. Eric Sluis,
Directeur Group Information Management bij Achmea vult aan: “Het zou
fijn zijn wanneer functionaliteit alleen nog maar geassembleerd dient te
worden, maar er zijn nog te veel constructievraagstukken. Je moet als
informatiemanager verstand hebben van beide zaken om tot een goed
resultaat te komen.” Van Eekeren brengt de discussie opnieuw terug
naar de kern: “Dit zijn wél de associaties die mensen hebben met IM,
dus hoe kunnen we dat nu veranderen?”
Volgens Sluis is het probleem dat technologie ontzettend hip is. “De ene
na de andere uitvinding wordt gepresenteerd en er is amper tijd om
het volwassen te laten worden. IM wordt daardoor steeds belangrijker,
omdat de business haar eigen modellen en processen niet kent. Je
hebt een informatiemanager nodig om die in kaart te brengen.” Geert
Ensing, CIO en Head of Services Private Banking van ABN AMRO, legt het
verschil uit door gebruik te maken van de demand en supply kant. “De
IT architectuur moet in lijn met de business zijn, dat betreft alleen IM en
hierbij spreken we van demand. Dit heeft dus nog niets met IT te maken.
IT gaat namelijk over de supply kant. Hoe kun je IT managen zodat IT als
functie kan worden aangeboden aan de business? Met andere woorden:
projectmanagement. Het probleem is echter wel dat dit soort functies
worden geoutsourced.”
Sluis kan zich niet helemaal vinden in Ensings uiteenzetting. Volgens
Ensing zitten de projectmanagers aan de IT kant. Sluis: “Er is niemand
meer die zomaar een IT project opzet om het als hulpmiddel te laten
dienen. Een echte projectmanager moet alles bij elkaar brengen: hij moet
verstand hebben van de business, van IT, van de organisatie en van de
veranderingen. Kortom,
het is een business
process manager. En
dat zijn volgens mij de
echte IM’ers, personen
die overal wat vanaf
weten en vooral goed de
business kant snappen.”
In plaats van demand
en supply, brengt De
Monchy de begrippen
‘run’ versus ‘change’ ter
tafel. Ensing reageert
daar direct op door te
zeggen dat “de run – de
IT functie – als een grote
kostenpost wordt gezien
binnen het bedrijf en
het daardoor zo belangrijk is geworden.” Volgens Ensing “zorgt de
Informatiemanager voor het matchen van de demand uit de business
aan de supply van de IT.”
Tijd voor Wesseling om er wederom een metafoor in te gooien. Volgens
hem spreekt Ensing over de bekende spanning. “Deze is te vergelijken met
een worst tussen een sandwich. Hij hangt er tussenin en het is maar de
vraag aan welke kant ‘ie blijft kleven. Een IM’er moet een proceskenner
zijn, maar gezien de zwaartekracht valt de worst naar beneden en komt
‘ie bij de IT-kant terecht. Vervolgens zit de Informatiemanager met
Microsoft aan tafel om over hosting te praten, terwijl hij zich bezig
moet houden met de processen zelf.”
Chief Innovation OfficerVan Eekeren brengt de discussie wederom naar een tastbaar
punt: “We zitten hier aan tafel om te praten over de opleiding
Informatiemanagement en de vraag daarbij is: hoe sorteer je iemand
voor om uiteindelijk als zo’n projectmanager aan de slag te gaan? Wat
zou je bij Informatiemanagement mee moeten krijgen? We zitten hier
in Tilburg immers niet aan een bèta-faculteit. Is dit dan überhaupt wel
de goede opleiding?”
Sluis: “Als je naar de echte informatiemanagers kijkt, dan komen zij vooral
van bedrijfskundige opleidingen en technische universiteiten. Ook zitten
er wat bedrijfseconomen tussen met een serieus stuk IT kennis. Dan kom
“de IM’er
bestaat:
het is een
creatieveling
met een
gestructureerde
geest.”
— Charles de Monchy
Rondetafelgesprek
28 .ego
je uiteindelijk toch uit bij de IM’ers, dat zijn ook bedrijfseconomen met IT
kennis. Uiteindelijk gaat het er om dat je om kunt gaan met complexiteit,
dat je processen zó kunt analyseren dat er iets mee gedaan kan worden.
Dat vraagt om de beste geesten en dat zijn de bèta-personen. Dan zou
de vraag zijn: hoe krijg je EQ in dit soort mensen?” Professor Ribbers,
voorzitter van het departement Informatiekunde, haakt in door te stellen
dat “je bij Informatiemanagement juist veel bedrijfseconomisch bezig
bent, maar ook een aantal vakken krijgt waarin een IT component zit.
Juist daarbij leer je modeleren. Niet – zoals bij bèta’s – formules uit je
hoofd leren, maar je leert structureren. Daarnaast leer je denken in de
kwaliteit van informatie en gaat het om de semantiek. Dát zijn de zaken
die spelen bij IM.”
Wesseling vult Ribbers aan door te zeggen dat daar nog wel een paar
meer zaken bij zullen gaan komen. “IT speelde zich namelijk eerst af
binnen de bedrijven en hing vaak onder de CFO. Financiële zaken zijn
vaak hetzelfde, je plaatst iets links of rechts op een papier. Het is vrij
statisch, zoiets kun je goed automatiseren en dan komt IT om de hoek
kijken. Maar echte processen zijn dynamisch en IT gaat meer de externe
kant op. Het moet er immers ook een beetje leuk uitzien. Vergelijk het
maar met marketing. Als er een nieuw raampje in een vliegtuig wordt
gezet, dan verkopen zij het als een nieuw model terwijl de fabriek niks
nieuws heeft gemaakt. Maar de IT daarentegen is de vliegtuigfabriek zelf.
De harde IT wordt dus steeds meer omringd door mensen die er ook iets
mee willen, men gaat steeds meer een beroep op IT doen. Er moet dus
uiteindelijk een laag tussen geplaatst worden. “Inderdaad”, haakt Ensing
in. “En die laag, dát is Informatiemanagement!”
“Je moet daarbij wel goed opletten”, aldus Wesseling. “De diversiteit van
processen neemt steeds meer toe en er is ook veel beweging in de markt.
Eigenlijk zou het strenge en strakke van IT in de processen doorgevoerd
moeten worden. Vergelijk het maar met een loodgieter; als je er drie
inhuurt die allemaal aan de slag gaan, dan gaat het mis en staat je huis
blank. Je moet namelijk eerst een ontwerp laten maken en daarmee de
loodgieters aan de slag laten gaan.” Sluis vult aan: “Veranderingen zijn
normaal, het is dus zaak dat er structuur komt. Processen moeten uit
elkaar worden gerafeld om zo de kwaliteit in de basis te garanderen.”
Van Eekeren: “Change, innovation en organization, volgens mij zijn dat dé
kenmerken van een IM’er!” “Volgens mij zijn we er uit”, aldus De Monchy,
“de IM’er bestaat: het is een creatieveling met een gestructureerde
geest. En hij gaat robuust met compliance om.” Toch is niet iedereen
het met hem eens, want Ensing mist de vertaling van de business wensen
naar IT toe. Volgens Sluis is dat juist de rol die een informatieanalist moet
aannemen. “En het neerzetten van een polis bij Achmea, wiens taak is
dat”, vraagt De Monchy zich af? Volgens Sluis “is dat de business manager,
maar een IM’er zorgt dat die polis in de lucht komt.”
Om aan de verwarring een eind te maken, vat Wesseling het samen als
“een IM’er is een proceskenner met IT affiniteit.” De Monchy vult aan
dat “informatie de core-business is van veel organisaties.” Wesseling:
“Volgens mij zijn er meerdere betekenissen van CIO. In eerste instantie
was het een IT Manager, maar nu is het meer een Chief Innovation Officer.
Daarnaast is het ook een change manager omdat men overal in mee moet
gaan doen.”
IM is overalVan de Riet vraagt zich af of “zo’n persoon IM kennis moet hebben, of juist
gespecialiseerd in iets moet zijn.” “Het antwoord is simpel”, aldus Sluis,
Hennie WesselingCIO - TNT Post
Charles de MonchyVice President and Country Manager Capgemini Consulting Nederland
29.ego
“Het gaat om en/en. Informatiemanagement moet namelijk in iedere
studie zitten. Het is de ‘the great integrator’. Wesseling heeft wederom
een aanknopingspunt gevonden door aan te geven dat “als je IM alleen
houdt, het vereenzaamt. Dat is een groot probleem, want ook een jurist
of iemand van een reisbureau moet kennis hebben van IM. Eigenlijk zou
Piet (Ribbers, red.) z’n tent (de opleiding, red.) moeten laten exploderen,
zodat IM overal terecht komt.”
Van Eekeren is het er niet mee eens: “Niet iedereen dient bijvoorbeeld
kennis van HR te hebben, toch?!” Wesseling beantwoordt de vraag
met een wedervraag: “Waarom zou een jurist dan kennis van IM moet
hebben?” “Omdat ze”, volgens Van Eekeren, “nog steeds vonnissen aan
het inkloppen zijn. En daarbij: waarom leren ze wel wiskunde en geen IM?”
De heren komen steeds dichterbij een gezamenlijk punt door ’Wesseling’s
opmerking: “Gooi Latijn en Grieks eruit en laat iedereen IM leren!”
Desondanks is De Monchy het er niet mee eens: “Laat een arts lekker arts
zijn. Als hij extra kennis nodig heeft, dan huurt ‘ie wel iemand in die het
voor ‘m kan doen en er goed in is.” “Nee, daar gaat het juist mis”, aldus
Wesseling. “Iemand die je inhuurt, die weet niet alles van de processen
en kan nooit echt goed helpen.” Om deze stelling kracht bij te zetten,
komt Ribbers met een wetenschappelijke kijk op het geheel: “Wiskunde
is geaccepteerd als basiskennis. Maar we zitten nu in de ‘information-age’
en toch worden we niet in de basis geleerd om te structureren. Je leert
veel formules uit je hoofd, maar kwaliteit uit de enorme information-
overload halen, dat wordt nergens aangeleerd. En juist daarin is de
opleiding Informatiemanagement zo sterk.” De Monchy is het er niet mee
eens: “Als we marketeers zouden zijn, dan zouden we hetzelfde roepen
over marketing!” Sluis nuanceert: “We praten hier over IM als ‘the great
integrator’ en dat is toch iets anders dan gewoon een marketingstudie.”
Een rolmodel voor IMVan de Riet haalt de metafoor van de worst in de sandwich aan en vraagt
zich hardop af hoe “we duidelijk kunnen maken dat de worst – toch het
lekkerste deel van een sandwich – de opleiding is die mensen moeten gaan
volgen.” “Inderdaad”, aldus Ribbers, “hoe breng je dat naar middelbare
scholen? Zij denken alleen maar aan PC’s en toetsenborden.” “Het is
moeilijk om uit te leggen wat het inhoudt”, aldus Van Eekeren. “Eric (Sluis,
red.), kun jij me zeggen wat jouw bedrijf precies doet? Waarschijnlijk
niet. Dus moeten we het op een bepaalde manier laten zien dat IM een
tussenlaag is.”
“Maar ja, wat boeit een scholier tegenwoordig?”, vraagt De Monchy
zich af. Volgens Wesseling is het simpel en moet de gaming industrie
als uithangbord worden gebruikt. “We moeten op middelbare scholen
niet praten over Word en Excel, maar juist proberen aan te sluiten op
hun belevingswereld. Laat de scholieren zien dat gaming IT is”. Sluis
waarschuwt: “Focus niet teveel op IT, dat heeft een negatief imago.
Probeer aan te geven dat het om IM gaat, de laag tussen IT en de business.
Maar ja, het is wel moeilijk om IM alleen te promoten.” “Inderdaad”, vult
Wessling aan, “maar je moet het wel ergens aan op kunnen hangen. En wat
dat betreft kun je dat beter doen aan gaming dan aan verzekeringen…”
“Een andere oorzaak voor de lage instroom, is te vinden bij het beeld dat
men van IT heeft”, aldus Wesseling. “IT komt namelijk alleen in het nieuws
wanneer een bepaald project mislukt is. Dus vind je het gek dat niemand
zoiets gaat studeren?! Bovendien gaat het om informatiemanagement,
waarbij business processen centraal staan en niet IT zelf. Als we een
campagne zouden lanceren, dan moeten we een portret neerzetten en ook
gewoon de nadruk op de verdiensten leggen. Kinderen zijn materialistisch,
dus loop er maar gewoon mee te koop dat het veel ‘doekoe’ oplevert.” De
Monchy: “En daarbij, laat zien dat IM ‘booming’ is en er ontzettend veel
vraag naar is.” Met een wat sceptische opmerking, besluit Prof. Ribbers
een einde te maken aan de discussie, want “alles dat maar ruikt aan IT,
is – negatief – beladen.”
IM heeft te maken met IT, maar IT is een beladen term. Aan iets anders
dan IT kun je IM niet gemakkelijk koppelen, want ‘business processes’
zijn niet tastbaar. Waar we naar op zoek zijn, is een rolmodel voor
informatiemanagement. Studeer je geneeskunde, dan word je arts. Studeer
je rechten, dan word je advocaat. Maar studeer je Informatiemanagement
dan word je… rijk?!
Eric SluisDirecteur Group Information Management - Achmea
Patrick van EekerenPartner - M&I/Partners
Rondetafelgesprek
ADVERTENTIE SOGETI
30 .ego
Als global sourcing ter sprake komt, dan zijn een paar gebieden favoriet in de discussie. India domineert nog steeds in de gesprekken. Blijven de grote Indiase bedrijven succesvol? Of krijgen ze het moeilijk nu de economie in de Verenigde Staten wat terugloopt, het veroveren van het Europese vasteland moeilijker blijkt dan gedacht en in India zelf een lucratief belastingvoordeel dreigt te verdwijnen?
31.ego
Doo r : S ven v an de R i e t
Vooral het feit dat Indiase bedrijven minder makkelijk
voet aan de grond kr ijgen in Europa zal ze tegenvallen.
Ze proberen het door lokale back-offices over te nemen,
bijvoorbeeld van Philips in Polen (en deels in India). Maar
het blijkt in de praktijk moeilijk om deze acquisities
vervolgens te gebruiken als spr ingplank voor nieuwe deals.
Europese IT service providers zijn nog volop bezig met
het vormgeven van hun competenties om werkzaamheden
flexibel te kunnen uitvoeren over de hele wereld. Het
streven van aanbieders is om werk voor een deel lokaal uit
te voeren en voor een groot deel op een plaats waarvan
de geografische locatie eigenlijk niet belangrijk is.
Als de juiste kwaliteit voor de juiste prijs maar
voorhanden is.
Bovenstaande ontwikkelingen vallen binnen het
spel van de grote getallen. De Indiase spelers
hebben tienduizenden werknemers en groeien
nog steeds. In Nederland doen de Indiase bedrijven
dan ook voornamelijk zaken met de grote multinationals als
ABN AMRO, Akzo Nobel, Philips en Shell. Olifanten doen het
tenslotte met olifanten. Maar in Nederland zijn er genoeg
kleinere organisaties die een uitdaging hebben om voldoende
IT-capaciteit te organiseren. En ook zij willen natuurlijk
graag profiteren van aantrekkelijke tar ieven die je nog in
het buitenland kunt vinden. Een Nederlandse organisatie is
al snel klein ten opzichte van een bekende Indiase partij.
En India is voor kleinere organisaties toch ver weg. Zijn er
nog alternatieve locaties dichter bij huis? De blik gaat dan
al snel naar Oost-Europa. Polen en Roemenië zijn bekende
locaties om bijvoorbeeld werk naar te verplaatsen. Sinds de
uitbreiding van de EU stijgen de lonen in deze landen snel.
En de concurrentie is stevig, omdat veel grote bekende IT-
ondernemingen in deze landen zijn gaan zitten.
Nederland & TurkijkeWe horen eigenlijk weinig van een land dat geworteld is in
zowel Europa als in Azië: Turkije. Als Turkije zou toetreden
tot de EU dan is het met haar meer dan 70 miljoen inwoners
het tweede land, na Duitsland. En naslag op Wikipedia laat
zien dat het nummer 18 staat op de lijst met alle landen ter
wereld als het gaat om het aantal bewoners. We lezen over
de moeilijke relatie tussen de EU en Turkije, maar kijken
eigenlijk niet naar de economische potentie. Dat is jammer,
want sommige mensen noemen dit land een slapende reus.
En ook onterecht, want Turken zijn goede zakenmensen.
Dat blijkt wel uit het feit dat alleen in Moskou, New York
en Londen meer miljardairs wonen dan in Istanbul (volgens
het blad Forbes: 34 om precies te zijn), de zakenstad van
Turkije. Nederland lijkt het succes te ruiken. Van alle
buitenlandse investeringen kwam vorig jaar het merendeel
uit ons land. Ons land investeerde 5,7 miljard dollar in
Turkije, de tweede investeerder was Duitsland met ‘slechts’
1 miljard dollar, terwijl de hele EU in totaal 12,7 miljard
dollar in het land pompte.
IT in TurkijkeMaar hoe zit het met IT? Op drie uur vliegen blijkt
Turkije een nog bijna niet ontdekte locatie. In de
afgelopen jaren heeft het land veel geïnvesteerd in haar
kennisinfrastructuur, zo zijn er diverse nieuwe private
universiteiten geopend. En Turkije blijkt, net als India,
IS TURKIJE EEN ALTERNATIEF VOOR INDIA?
Als global sourcing ter sprake komt, dan zijn een paar gebieden favoriet in de discussie. India domineert nog steeds in de gesprekken. Blijven de grote Indiase bedrijven succesvol? Of krijgen ze het moeilijk nu de economie in de Verenigde Staten wat terugloopt, het veroveren van het Europese vasteland moeilijker blijkt dan gedacht en in India zelf een lucratief belastingvoordeel dreigt te verdwijnen?
een voorliefde te koesteren voor ingenieurs. Jonge mensen,
zowel mannen als vrouwen, kiezen graag voor technische
opleidingen. Ook hier vliegen de aantallen je om de oren.
Alleen al in Istanbul zijn er rond de twintig universiteiten
die bijna allemaal een IT-opleiding bieden, in verschillende
soorten en maten. In heel Turkije zijn er rond de negentig
universiteiten die technische opleidingen aanbieden, in 2007
startten er bijna 24.000 studenten met één van deze studies.
Overeenkomsten en verschillenIn vergelijking tot India zijn er overeenkomsten en
verschillen. Overeenkomst is dat beide landen een enorm
potentieel hebben, zowel wat betreft de eigen interne markt
als wat betreft het exportpotentieel. Beide landen zijn een
democratie gebaseerd op dezelfde waarden en normen die
wij kennen en toch hebben beide landen hun eigen culturele
achtergrond die zij koesteren. Om de IT-export vanuit
Turkije tot eenzelfde succes te maken als India, kan het land
een kracht gebruiken waarvan India sterk geprofiteerd heeft:
de mensen die Turkse roots hebben maar ondertussen wonen
in heel Europa. Turkije kende een grote emigratiestroom
naar bijvoorbeeld Duitsland en Nederland waardoor een
natuurlijke band ontstaat tussen landen. Wat betreft het
Europese vasteland heeft Turkije hier een absoluut voordeel
ten opzichte van India dat zo’n band alleen heeft met
Engeland. Zo koos Lufthansa in Europa voor Istanbul als
locatie voor een call center dat voornamelijk Duitse klanten
moest bedienen. Door remigratie zijn in Turkije voldoende
Duits sprekende mensen aanwezig. Een verschil is de schaal.
India is met 1,1 miljard inwoners wel wat groter. Ook is de
Turkse IT-industr ie nog minder ver, die is klein vergeleken
met bijvoorbeeld de Nederlandse markt. De nadruk ligt nog
op de technische aspecten van IT: hardware en software.
In India is dat al meer verschoven r ichting services. En
India heeft één belangrijke troef in handen die Turkije
nog mist en dat is de hele marketing van een branche.
De branchevereniging voor IT service providers in India,
de NASSCOM, is een begrip in binnen- en buitenland. Op
ingenieuze wijze heeft het India te weten positioneren als
vooraanstaand land op het gebied van IT. Bijvoorbeeld door
studies uit te voeren in samenwerking met gerenommeerde
organisaties als McKinsey en gespecialiseerde outsourcing
consultancies. Met uitgebreide kwantitatieve prognoses en
kwalitatieve analyses weet de organisatie de wereld aan
zich te binden en het vertrouwen te wekken dat India de
juiste locatie is. Terwijl de rest van de wereld nog kijkt
hoe zij India kunnen verslaan met software-ontwikkeling,
is NASSCOM al bezig met de volgende stap. Software
maken is niet voldoende, de ultieme dienstverlening is het
uitvoeren van bedrijfsprocessen voor klanten. De rationale
hierachter? Een developmentproject is een keer af, maar
bedrijfsprocessen lopen altijd door. Dit kan theoretisch
(er is nog te weinig ervaring in de praktijk om al succes te
claimen) leiden tot langdurige contracten waar (opnieuw in
theorie) een hogere marge op te halen is dan op software
development.
VoordelenTerug naar Turkije. Zijn er behalve overeenkomsten en
verschillen ook duidelijke voordelen te benoemen die Turkije
De praktijk in RoemeniëNaast Istanbul bezocht ik onlangs ook Cluj in het hart van Transylvanië. In deze Roemeense stad heeft het
Nederlandse bedrijf ISDC haar deliverycentrum ingericht. Op dit moment werken er zo’n 140 mensen voor uitsluitend
Nederlandse klanten waarbij een deel van het klantcontact wordt verzorgd door de projectmanagers vanuit de
vestiging in Hilversum. Roemenië is met haar 22 miljoen inwoners kleiner van schaal dan Turkije, maar de universiteiten
leveren elk jaar nog flinke aantallen informaticastudenten af. Studenten worden liever IT’er dan manager, al is de
verwachting dat dit over enkele jaren iets zal ombuigen. De arbeidsmarkt is krapper dan enkele jaren geleden,
partijen die zichzelf hebben bewezen kunnen echter nog streng selecteren en het beste talent aan boord halen.
Door opportunistische werving ontstaan er tussen bedrijven soms enorme salarisverschillen. Gevestigde namen als
ISDC zien daardoor talent verdwijnen. De keerzijde is dat het zorgt voor een enorme drive om naast salaris te zorgen
voor een goede werk- en leeromgeving. De IT’ers zijn ook zeker niet van een lagere kwaliteit als elders. Zakelijk loopt
het land nog wel achter. Zo heeft de stad Cluj, na de val van Ceausescu in 1989, nog jarenlang ‘last’ gehad van een
nationalistische burgemeester waardoor het zakenklimaat voor buitenlandse bedrijven soms lastig was. Het land
voorkwam vorig jaar tenauwernood een tik op de vingers van de EU voor het te langzaam wijzigen van wetgeving
op de gebieden landbouw en justitie. Wel progressief is de flat-tax van 16% voor zowel bedrijfswinsten als persoonlijk
inkomen. Net als Triodor is ISDC een aantrekkelijk alternatief voor vooral middelgrote ondernemingen die zich
minder thuisvoelen bij een grote ‘anonieme’ service provider en op zoek zijn naar partners die wat betreft schaal en
‘drive’ bij hen passen. De capaciteit en competenties ontbreken echter om zelf IT buiten Nederland te organiseren.
Facilitated nearshore is dan een alternatief met lage risico’s.
.ego32
kent? Er is een aantal ‘zachte’ factoren te benoemen.
Allereerst staat de zakelijke cultuur van Turkije dichter bij
Europa dan die van India. Indiase service providers hebben
bijvoorbeeld soms moeite om hun Europese managers aan
te sturen. Turkije is wel meer formeel dan Nederland,
maar de houding is beter te vergelijken met Duitsland dan
met India. De fysieke afstand is ook een plus. Het is pr ima
mogelijk om elkaar snel te kunnen zien, vooral voor kleinere
organisaties is dat vaak belangrijk in de overwegingen, ook
al kr ijgen zij een aanspreekpunt in Nederland. En omdat
Turkse ICT-dienstverleners nog niet zo groot zijn, is er een
grotere kans op een evenwichtige machtsbalans in de relatie.
Voor niet al te grote organisaties is dat een voordeel als
zij denken ‘onder te sneeuwen’ bij de alternatieven die zij
onderzoeken. Daarnaast lijken Turkse werknemers een betere
binding te hebben met hun bedrijf; in India is het verloop
hoog voor sommige soorten dienstverlening, bijvoorbeeld
in call-centers. Maar omdat de export nog niet echt
substantieel is moet dit nog nader blijken in de praktijk voor
Turkse organisaties.
AfsluitendIn de komende jaren zullen we nog veel horen van Turkije. De
lange toelatingsperiode tot de EU lijkt voor het bedrijfsleven
een stiekeme zegen. De salar issen zullen waarschijnlijk
nog lang onder het Europese niveau blijven, waardoor
kostenvoordelen voorlopig blijvend zijn. De hoeveelheid
studenten zorgen voor een continue aanwas van vers talent,
vooral buiten de steden Istanbul en Ankara zijn nog veel
groeimogelijkheden waar nog weinig bedrijven actief zijn.
Bovendien liggen de salar issen buiten deze twee grote steden
aanzienlijk lager. De vraag is in hoeverre Turkije in staat zal
zijn om zich te positioneren als IT-land en te zorgen voor een
aantrekkelijk vestigingsklimaat. Wie maakt de slapende reus
wakker?
Outsourcing
O v e r d e A u t e u rSven is de senior analist bij Giarte, een
onderzoeksbureau voor IT sourcing en
strategie. Hij onderzoekt trends in de markt en
de prestaties van service providers vanuit de
community DigitalBoardroom. Sven is tevens
voorzitter van alumnivereniging EKSBIT.
De praktijk in TurkijeIn Nederland is Triodor Software BV het grootste bedrijf dat IT-diensten verzorgt met behulp van lokale krachten in Turkije.
Het bedrijf is mede opgericht door de huidige directeur, Atilla Aytekin. Wellicht een oude bekende van enkele alumni,
want hij studeerde Bestuurlijke Informatiekunde in Tilburg. Na zijn studie zette hij ondermeer de Turkse vestiging voor Baan
op, een avontuur dat hij beschreef in zijn boek “Atilla’s Dutch Dream”. Triodor is een Nederlands bedrijf en bedient vanuit
Amsterdam uitsluitend Nederlandse organisaties. Bijvoorbeeld Lely Industries, waarmee een joint-venture is opgericht. Lely,
een wereldspeler op het gebied van agrarische werktuigen, had grote moeite om in Nederland voldoende specialisten te
vinden op het gebied van embedded software. Software-ontwikkeling is niet echt een kernproces voor de onderneming,
maar wel van cruciaal belang omdat machines steeds meer electronica en IT-componenten bevatten. Die electronica
vormt de basis voor de dienstverlening van het bedrijf, in de behoefte naar softwarecompetenties moest dus worden
voorzien. Daarom zette Triodor een team neer in hun vestiging in Istanbul die exclusief werken voor Lely. Op deze wijze kan
Lely doorgroeien en tegelijkertijd profiteren van een kostenvoordeel.
.ego 33
25 jaar IMStudievereniging SBIT en alumnivereniging
EKSBIT zijn op een bijzondere manier verbonden
met Informatiemanagement. Zo biedt de
studievereniging de studenten van de bachelor-
en masteropleiding al bijna 25 jaar onderdak
en kunnen ze na hun studie terecht bij de
alumnivereniging. Hun bestaansrecht wordt
ontleend aan de opleiding, dus de link die we
samen hebben, is letterlijk van levensbelang.
— SBIT & EKSBIT
ADVERTENTIE BDO
34 .ego
COLUMN
35.ego
U kent allemaal de periode op de middelbare school, waarbij men bij het vak Duits de rijtjes met
voornaamwoorden die gevolgd worden door de derde en vierde naamval uit het hoofd moest leren.
Ja juist, ‘aus, bei, mit, nach, zeit, von, zu’. Velen van ons zijn grootgebracht in een omgeving waar, vanaf in
ieder geval de glorie dagen van de Grieken, de stelling “Kennis is Macht!” als leidend principe geadoreerd werd.
In het laatste decennium van de 20-‐ste eeuw gebeurde er met name op het gebied van internet en bijbehorende
infrastructuren van alles. En ondanks de ‘dotcom-malaise’ is deze ontwikkeling gewoon verder gegaan.
Inmiddels is de penetratiegraad van breedband internetverbindingen in Nederland bijzonder hoog en stijgen het
aantal interacties via het internet (bankieren, reizen boeken) enorm. De jongeren in onze samenleving hebben
in de afgelopen 10 jaar hun manieren van communiceren en zichzelf informeren volledig aangepast aan nieuwe
technologieën. Zij hebben gemiddeld zeven keer per dag via SMS contact met hun vrienden. In marketingtermen
wordt deze doelgroep getypeerd als ‘de MSN-generatie’. En wanneer u aan uw kind vraagt om ‘even een e-mail te
versturen’ zal deze dit, in mijn geval zeker, vlotter doen dan u waarschijnlijk ooit zult kunnen.
Dit alles is slechts een voorbeeld, na wat simpel zoekwerk in ‘ouderwetse’ papieren kranten, van de affiniteit
die de huidige generatie scholieren heeft met informatietechnologie. Toen mij dan ook de stelling: ‘De instroom
van BIK studenten loopt terug, hoe gaan we dit oplossen?’ werd voorgelegd, kreeg ik argwaan, want wanneer er
zoveel gebruik van gemaakt wordt dient er ook interesse voor te zijn.
Waar gaat het dan precies fout zult u zich afvragen? En waar ligt de oplossing van dit probleem? Naar ik heb
begrepen zijn hier al talloze conferenties, vraaggesprekken en vergaderingen over geweest en daar gaat het
fout. Ziet u, gedurende de achter ons liggende decennia hebben wij een enorme hutspot gemaakt van het
begrip informatietechnologie door al maar toevoegingen van nieuwe ingrediënten, kruiden, smaakbedervers en
besluiteloosheid. Een goed voorbeeld hiervan is de al jarenlange besluiteloosheid omtrent standaarden zoals VHS
en Betamax en verscheidene HDTV standaarden.
Het is van groot belang dat de huidige generatie BIK studenten, of informatiemanagers
zoals ze zich tegenwoordig met een duur woord noemen, niet alleen stil staan bij de
problematiek hieromtrent maar ook daadkrachtig optreden. Er zijn zoveel uitermate
geschikte plannen die al jaren op de plank liggen. Al jarenlang zie ik ook al deze plannen
voorbij komen zonder dat er iets mee gedaan wordt. Wanneer u mij dan ook vraagt terug
te kijken op 25 jaar informatiemanagement, zie ik vooral kansen die gemist zijn. Uiteraard
zijn er positieve ontwikkelingen geweest en is er enorm veel vooruitgang geboekt op
gebieden die wij zonder informatietechnologie nooit ontgonnen hadden. Echter, de
afgelopen jaren hebben er ook veel ontwikkelingen plaatsgevonden die tot chaos hebben
geleid. Nu 25 jaar later hebben we nog steeds dezelfde chaos en in Nederland is er
niemand die zich daar nog druk over maakt. De oplossingen zijn er, maar wie neemt het
voortouw?
VAN BIJZAAK TOT HOOFDZAAK
Leo Groosman
Leo Groosman heeft jarenlang in
verschillende functies intensief te maken
gehad met automatiseringsvraagstukken.
Als programmeur, systeemanalist,
organisatieadviseur en in management
functies bij Philips. Tevens is hij voorzitter
geweest van het Nederlands Genootschap
van Informatica, auteur en redacteur
van acht computerboeken en publicist in
dr ie ICT tijdschriften. Hij is al jarenlang
actief betrokken bij Studievereniging SBIT,
bijvoorbeeld als columnist van de IT Monitor.
Z i e t u … g e d u r e n d e d e a c h t e r o n s l i g g e n d e
d e c e n n i a h e b b e n w i j e e n e n o r m e h u t s p o t
g e m a a k t v a n h e t b e g r i p i n f o r m a t i e t e c h n o l o g i e . . .
36 .ego
Tilburg & universiteitOm maar meteen met de deur is huis te vallen, starten we met
de vraag wat de rol van de gemeente bij de universiteit is. “Als je
de geschiedenis van Tilburg bekijkt, is het een stad die een grote
economische crisis heeft doorgemaakt in de jaren ‘70”. Volgens de
burgemeester is de stad daar weer vrij goed bovenop gekomen, want
Tilburg doet het veel beter dan vergelijkbare industriesteden, zoals
Enschede of Heerlen. Eén van de belangrijkste factoren hiervoor
is volgens Vreeman de kennisinfrastructuur van de stad geweest.
Hieronder valt niet alleen de universiteit, maar ook het HBO en de
twee ROC’s, die samen goed zijn voor ongeveer 25.000 studenten.
“Dit heeft toch een soort permanent infuus op de stad gezet, wat voor
het economische herstel en de culturele opbloei van cruciaal belang
is geweest. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de universiteit
en de stad sterk met elkaar verbonden moeten zijn.” De universiteit
heeft een geweldig belang bij de ontwikkeling van de stad. De keuze
van de studenten wordt niet alleen gebaseerd op de kwaliteit van
studierichtingen, maar voor een groot deel ook op de uitstraling en
aantrekkelijkheid van de stad en op “de afstand tot moeder de vrouw”,
aldus Vreeman.
“Daarom zijn we op dit moment, samen met de universiteit, bezig met
een grote gezamenlijke campagne. Samen denken we na over hoe je
moet communiceren omtrent de universiteit en de stad.”
Maar hoe denkt de burgmeester eigenlijk over de richting die de
universiteit op zou moeten gaan? Hier is Vreeman kort en bondig
over: “Dat is niet zo zeer mijn verantwoordelijkheid.” De universiteit
heeft volgens Vreeman twee richtingen. “Enerzijds is er de
internationalisering en qua wetenschappelijk niveau aan de top willen
staan, anderzijds moet de universiteit haar wortels hebben in haar
omgeving. Je hebt niet veel studenten die zeggen dat ze naar een
universiteit gaan vanwege een hoogleraar die in de top 10 van meest
geciteerde hoogleraren in (inter)nationale tijdschriften staat.”
Imago & TilburgVolgens de redactie wordt Tilburg niet echt als studentenstad gezien,
maar meer als industriestad. Er is dan ook een groot gat tussen de
identiteit en het imago van de stad. “Als ik je nou vertel dat Tilburg
de achtste stad van Nederland is als het gaat om het culturele aanbod,
dat zal toch niet gauw iemand je vertellen”, countert Vreeman.
“Dat Tilburg de vierde stad is qua werkgelegenheid en al tien jaar
lang de sterkst sociaal-economische stijger. We kwamen natuurlijk
van ver en dan ben je gauw al hoog, maar als je die stijging tien
achtereenvolgende jaren volhoudt, dan kan je zeggen dat je het goed
hebt gedaan.” Tilburg staat volgens de burgemeester op dit moment
sociaal-economisch gezien op plaats achttien van de vijftig grootste
steden in Nederland en qua woonkwaliteit op plaats twaalf. Ter
vergelijking: Enschede staat tussen plaats veertig en vijftig. Vreeman
had zelf ook geen duidelijk beeld van de stad toen hij in 2004 als
burgemeester begon. “Als vrienden hier uit het westen kwamen
STUDENT IN TILBURG NIET ZICHTBAAR GENOEG!
Door : Ma th i j s van de r Goo t , Th i j s van Be i j s te r ve ld & Jo s Ove rbeek
D it c o l lege ja a r b e s t a at de s t ud ie
I n for m at iem a n agement , vo orhe en ( B e s t uu rl i jke )
I n for m at iek u nde , 2 5 ja a r. D e s t ud ie i s a l 2 5
ja a r verb onden a a n de s t ad T i lbu r g . R e den vo or
de . eg o r e d ac t ie om de bu r geme e s t er va n dez e
geme ent e , Ruud Vr e em a n , t e i nt er v iewen over de
s t ad , de u n iver s i t e i t en h a a r s t udent en en z i jn
l i n k met IC T.
Ruud VreemanRuud Vreeman is sinds 2004 burgemeester van Tilburg.
Daarvoor was hij onder andere voorzitter van de Vervoers-
bond FNV, lid van de Tweede Kamer en burgemeester van
Zaanstad. Naast zijn burgemeesterschap vervult hij ook tal
van andere bestuursfuncties, zoals bij de KNVB en de KNHB.
i n t e r v i e w m e t
37.ego
logeren, was de reactie altijd hetzelfde. Ze vonden het anders dan ze
gedacht hadden. Er is dus een geweldige communicatievraag: hoe krijg
je het imago en de identiteit van Tilburg dichter bij elkaar?” In 2002
is daar onderzoek naar gedaan. Aan Tilburgers, mensen uit de regio
en mensen buiten de regio is gevraagd wat hun associatie met Tilburg
was. In 2002 was er landelijk vooral geen associatie. “Soms een beetje
industrie, soms een beetje Willem II en soms een beetje kermis, maar
verder niet veel. We hebben dit onderzoek in 2007 herhaald en dan
zie je dat een derde van Nederland toch een soort associatie heeft
met Tilburg als een stad waar veel gebeurt en waar plaats is voor
experimenten.” In Groningen, waar Vreeman zelf ooit studeerde is die
associatie een abc-tje. “Iedereen zegt dat het een leuke studentenstad
is, ook al zijn ze er nooit geweest.” Vreeman wil graag de richting op
dat mensen Tilburg zien als een stad waar veel kan. “Misschien is het
hier niet allemaal even mooi, maar er zijn wel veel evenementen,
we zijn doenerig! Die sfeer willen we graag als stad hebben, maar dit
schuurt af en toe wel eens.”
Als voorbeeld hiervan, noemt de burgemeester de discussie over het
Midi-theater. “Dat is natuurlijk een verschil van mening. Je kunt aan
de veilige kant blijven en er een gesubsidieerd theater van maken
of je geeft het een kans in een meer netwerkachtige, moderne
opvatting, waar niet alles gegarandeerd geregeld is.” Een ander
voorbeeld is het draaiende huis op de Hasseltrotonde. Dat leverde
veel nationale publiciteit op, met voor- en tegenstanders, maar wel
het beeld van een stad die wat durft, aldus de burgemeester. “Ik zou
het echt prachtig vinden wanneer in 2009 de helft van de Nederlandse
bevolking één of andere associatie heeft met Tilburg.
Studenten & werkgelegenheidOp de vraag of die associatie er ook voor moet zorgen dat studenten
in Tilburg blijven na hun studie, geeft de burgemeester aan dat
dit feitelijk al gebeurt. “Mensen blijven hier ‘hangen’, of positief
geformuleerd; ze hebben het hier naar hun zin. Er zijn ook mensen
die eerst uit Tilburg vertrekken vanwege een baan, maar later weer
terugkomen omdat ze het leuk vinden om in Tilburg te wonen. Veel
wethouders hebben bijvoorbeeld in Tilburg gestudeerd.”
Toch moet je, volgens de burgemeester, als stad ook meer
perspectieven voor werkgelegenheid bieden, zoals zakelijke
dienstverlening, consultancy en verzekeraars. “Ik heb het altijd erg
raar gevonden dat grote accountantskantoren hier weggaan. In een
gesprek kwam naar voren dat ze liever het kantoor hebben waar de
meesten van hun mensen wonen. Ik vind juist dat in een vergrijzende
samenleving de bedrijven in de buurt moet zitten waar de recruitment
mogelijkheden zijn. De industriële bedrijven, zoals Philips, zitten
wel bij de technische universiteiten met stage mogelijkheden
en dergelijke. Ze pikken daar de beste studenten eruit. De grote
accountantskantoren hebben dat hier nooit in overweging genomen.
i n t e r v i e w m e tInterview Burgemeester Vreeman
“ M i ss ch ien i s het h ier n ie t a l lema a l even
mo oi , ma a r er z i jn wel ve e l evenement en , we
z i jn do ener ig ! ”— Ruud Vr e ema n
38 .ego
Het arbeidsmarktmotief en de relatie met de universiteit wordt
door de dienstverlenende bedrijven veel minder gewogen dan door
industriële bedrijven.” Toch ziet hij ook een verandering in denken:
“Interpolis zit hier voor een deel vanwege het HBO en de universiteit.
Ook de call-centers trekken veel studenten. Als je het hebt over
het houden van studenten moet je als stad ook dat soort type
werkgelegenheid accommoderen en hier naar toe te trekken”.
ICT & burgemeesterDe gemeente is volop bezig is met de inzet van ICT. De
burgemeester wordt als bestuurder door informatie gestuurd. “Je
plukt de vruchten van de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van
informatietechnologie, maar zelf kom ik niet verder dan Googlen en
plaatjes draaien”. Op de vraag wat zijn link is met ICT komt dan ook
het veelzeggende antwoord: “Ik heb wel een iPod.”
Een vriend op Bali had Vreeman gevraagd om voor zijn restaurants
wat Blues muziek mee te nemen. “Dus ik neem vijftig CD’s mee, maar
vraag me dan toch af hoe hij dat nou gaat doen, want ik ben toch zo’n
lul die dat niet weet...” Van zijn vriend krijgt hij uitleg over de iPod
en iTunes en vervolgens vraagt hij of er voor de burgemeester ook
één gekocht moet worden. “Wat kost dat dan? Vroeg ik. Nou ja, voor
280, 300 euro heb je wel een aardige. Binnen een dag lag ik ook op
het zonnebed met zo’n ding, dat vond ik niet verkeerd! Maar dan heb
je ook wel iets ontzettend gebruiksvriendelijk, want zo’n iPod heeft
namelijk geen knoppen en dat is voor de zestigjarige burgervader toch
wel de redding!” Vervolgens werd thuis de computer in gereedheid
gebracht voor het overzetten van ongeveer 5000 nummers. “En dan
hoor je toch over megabytes en langzaam ga je, interesse gedreven,
voorwaarts. Maar ik hoor toch bij de generatie waarbij de kinderen de
klusjes opknappen. Beetje vakanties boeken kan ik nog wel, fotootjes
versturen ook nog wel, maar dan houdt het wel op. Mijn zoon en
dochter moeten regelmatig bijspringen als ze thuis zijn.”
“Informatiemanagement, wat is dat?”“Zijn jullie nu heel handige jongens op ICT gebied?
Is dat in het begin de motivatie geweest voor de
studiekeuze? Toch een beetje de nerds?” vraagt
de burgemeester ons nu. Eindelijk de kans om IM
op de kaart te zetten en Vreeman heeft het door:
“Aha, het is dus veel meer de maatschappelijke
positionering van ICT. Daar ligt natuurlijk een
geweldige markt.” De bedrijven staan in de rij
en de burgemeester merkt het ook bij de service
van de gemeente. “De gemeente worstelt met
informatiehuishouding van werkeloosheid, sociale
diensten en dergelijke. Ik ben als burgemeester
ook verantwoordelijk voor de politie en daar zie
je ook de informatiesturing. Een voorbeeld is data
mining op het gebied van misdaad, waardoor je van
uur tot uur kan zien waar wat gebeurt in Tilburg. Het gaat allemaal
over toepasbaarheid en koppelen van systemen. Privacyproblemen,
criminaliteit, mag je belastinggegevens gebruiken voor het vangen
van boeven? Er is ook steeds meer mogelijk; dan krijg je discussies
over de vraag of we altijd het nieuwste moeten hebben. Maar voor
die discussies heb je heel veel toepassing en kennis nodig. Dus jullie
hebben goede arbeidsmarktperspectieven, schat ik zo in.”
Student & TilburgStudentenverenigingen moeten veel prominenter in de stad te zien
zijn, aldus de burgemeester, al zijn ze natuurlijk relatief klein,
vergeleken met de bekende studentensteden. “Je haalt die natuurlijk
niet zomaar in. Maar ik denk dat je als studentenstad via mond-
tot-mondreclame en het beeld dat je hebt in de tweede range
(buiten steden als Amsterdam, Utrecht, Leiden) één van de meest
aantrekkelijke steden kan worden. Als je het goed aanpakt.”
Van de fusie van de economische studieverenigingen heeft Vreeman
gelezen in de Univers, maar eigenlijk kent hij het fenomeen
studievereniging niet. “Het is heel Tilburgs, gemengd gezellig en
inhoudelijk, een heel typisch fenomeen.” Misschien een mooie kans
voor de nieuwe vereniging (Asset, red.), binnenkort toch met afstand
de grootste waarin Tilburgse studenten verenigd zijn, om hier iets
aan te doen. “In mijn studietijd (Arbeids- en organisatiepsychologie in
Groningen, red.) waren er volgens mij niet eens studieverenigingen,
in ieder geval ging je daar niet heen als je een beetje een wilde
student was. Misschien zat er wel een klein beetje studie en inhoud
in, maar je was natuurlijk voornamelijk voor de gezelligheid van
een studentenvereniging lid. In Tilburg is het meer een mix en
spoorstudent gericht zeker? Vijf uur het laatste biertje en dan
naar de bloemkool bij moeder! Dat is toch zo?” is de opvatting van
de burgemeester. Hoewel de burgemeester duidelijk geen beeld
heeft van de studieverenigingen, hecht hij wel veel waarde aan
de studentenverenigingen. “Plato is geweldig aan het groeien, dat
gaat om honderden. Olof kijkt daar met jaloezie naar. De plek,
de sociëteit, een beetje uitstraling, dat werkt daar natuurlijk aan
mee. En d’Artagnan is een klein clubje, maar zit op een mooie plek.
Qua zichtbaarheid van de studenten en hun verenigingen zijn we
een geweldige inhaalslag aan het maken. In Groningen zaten alle
studentenverenigingen in de binnenstad, dat vind ik prima. En waarom
zijn promoties van de UvT niet hier in het paleis? Waarom is de opening
van het academisch jaar niet in de binnenstad? Je kunt het beeld van
de student meer zichtbaar maken in de stad. De campus heeft zijn
plussen en minnen. Aan de ene kant is het geïsoleerd, als het mooi
weer is lijkt het net Amerika. Als het slecht weer is, is het een dooie
boel, maar met mooi weer is het gezellig, iedereen buiten, dan heeft
het wel iets. Aan de andere kant is de afstand tussen campus en
binnenstad aanzienlijk. Daar zijn dan ook discussies over. We hebben
gesprekken of we bepaalde ‘niet zo studentgebonden activiteiten’
meer naar de binnenstad kunnen halen, dat lijkt me helemaal niet
verkeerd. De universiteit zou met haar culturele activiteiten naar
het Midi theater gaan. Op de campus is iets van een theatertje, maar
ze wilden het theater huren in de binnenstad. Het is ook zo dat de
wereld van de Tilburger, de wereld van de student en de wereld van
de wetenschap meer contact moeten maken”, aldus de burgemeester.
“En dan heb ik het niet alleen over de cafébazen, maar ook over
de wijk, zichtbaar op straat. Dat neemt wel toe, het mengen van
identiteiten.” Met Hein van Oorschot (voorzitter College van Bestuur
van de Universiteit van Tilburg, red.) zit de burgemeester hierover op
één lijn. Zo hebben ze over de Spoorzone een brainstormsessie gehad,
samen met Elco Brinkman (voorzitter Bouwend Nederland, red.). “Aan
de ene kant moet je het campusconcept, waar het gaat om studenten,
in tact laten. Als je dat gaat afbreken, houd je niets over. Maar aan
de andere kant ‘niet zo studenten gebonden activiteiten’ zou je voor
de zichtbaarheid ook in de Spoorzone kunnen plaatsen. Ik zou het
ontzettend leuk vinden als je hier op het station aankomt en je zou op
één van die gebouwen in de spoorzone Tilburg University zien staan,
dat is toch wel sterk!”
Interview Burgemeester VreemanAGENDA
Dag van de ICT Manager
De Kuip, Rotterdam
24 juni 2008
www.dagvandeictmanager.nl
Onderwijs & ICT
Jaarbeurs, Utrecht
24 juni 2008
www.heliview.nl
Conferentie Greening the Enterprise 2.0
Media Plaza, Jaarbeurs Utrecht
25 juni 2008
www.mediaplaza.nl
Oude & Nieuwe media
Media Plaza, Jaarbeurs Utrecht
10 september 2008
www.ilovebusinessmodellen.nl
Mobile Office 2008
De Reehorst, Ede
24 september 2008
www.heliview.nl
SOA meets BPM
29 en 30 oktober 2008
www.soacongres.nl
IT Energy Management
Triavium, Nijmegen
4 november 2008
www.heliview.nl
IT & Finance
De Kuip, Rotterdam
12 november 2008
www.heliview.nl
e-‐Nederland 2008
Figi, Zeist
20 november 2008
www.enederlandcongres.nl
Succesvol en innovatief opleidingsbeleid
WTC Rotterdam
11 en 12 juni
www.euroforum.nl
Seminar Identity en Access Management
Eenhoorn, Amersfoort
17 juni 2008
www.arrayseminars.nl
.ego 39
ADVERTENTIE CONGRES
40 .ego
41.ego
Eerste kennismakingEén van mijn leukste ervaringen tijdens de studie was tegelijkertijd
mijn eerste kennismaking met crisis management: de studiereis
naar Sri Lanka in maart 2005. Met een groep van ongeveer twintig
studenten hebben we, een aantal maanden na de desastreuze
Tsunami, bij verschillende bedrijven aan cases gewerkt rond het thema
“business continuity & disaster recovery”. Echter onze ‘echte’ ervaring
met crisis management deden we op toen we vlakbij de hoofdstad
Colombo aan de kust een tsunami-alarm meemaakten. Door het nog
ontbreken van waarschuwingssystemen kwamen we er toevalligerwijs
achter dat er niet ver van Sri Lanka een zware zeebeving was ontstaan
en de kans bestond dat er een tsunami op komst was. Gebaseerd op
onzekere informatie besloten we ons hotel te verlaten en in allerijl
landinwaarts te vluchten. Gek genoeg was de lokale bevolking ons
aanvankelijk aan het uitlachen, totdat ze beseften dat het wel degelijk
een serieuze dreiging was. Gelukkig is het allemaal goed afgelopen
en konden we na een aantal uren weer met een gerust hart naar het
hotel teruglopen. Een aantal weken later werden we door Bartel Van
de Walle uitgenodigd voor de ISCRAM (Information Systems for Crisis
Response and Management) conferentie in Brussel om verslag te doen
van onze belevenissen in Sri Lanka. Eén van de aanwezige academici,
Ronja Addams-Moring, was zelfs zo geïnteresseerd in onze ervaringen
dat ze interviews met ons gehouden heeft en een artikel daarover
heeft geschreven (Addams-‐Moring, 2007).
Van IM student naar promovendusIk heb een kleine twee jaar geleden mijn IM studie een vervolg
gegeven als promovendus bij het departement Informatiekunde
aan de Universiteit van Tilburg en kan me onder begeleiding van
Bartel Van de Walle vier jaar lang bezig houden met onderzoek naar
informatiesystemen voor gebruik in crisis situaties. Belangrijk voor
mijn onderzoek is de bovengenoemde ISCRAM gemeenschap
(www.iscram.org), waar wetenschappers en mensen uit de praktijk
samen komen om een brug te slaan tussen wat er in de praktijk
nodig is en wat er tot nu toe bedacht is. Jaarlijks organiseert ISCRAM
een conferentie, alternerend tussen Europa en Noord Amerika, een
workshop in Harbin (China) en een internationale ‘summer school’ voor
promovendi in Tilburg. Leuk is ook dat ik veel samenwerk met Gerd
Van Den Eede, die tijdens de studiereis onze groep begeleidde.
Als promovendus bij het departement Informatiekunde ben je
werknemer van de universiteit en val je onder de academische vlag
van CentER, het centrum voor economisch onderzoek van de UvT. Maar
het promotietraject bestaat niet louter uit onderzoek; tot nu toe heb
ik ook cursussen gevolgd, colleges gegeven en studenten begeleid.
Daarnaast beperkt mijn onderzoeksterrein zich niet bepaald tot de
muren van mijn kantoor. Ik ben ook veel aan het reizen naar het
buitenland, om onderzoek te doen en om mijn werk te presenteren,
maar daarover later meer. Eerst zal ik wat verder ingaan op waar mijn
onderzoek over gaat.
Humanitaire crisesHet eerste dat ik gedaan heb, was het herschrijven van mijn master
scriptie en deze indienen voor een conferentie. Het is jammer dat
de meeste scripties die door IM studenten worden geschreven in een
stoffig archief belanden waar niet meer naar om wordt gekeken. Ik
heb het geluk gehad dat ik de vele maanden werk op gepaste wijze
af kon sluiten door het te presenteren op een conferentie (Muhren et
al., 2007) en zo meer onder de aandacht kon brengen. Hoewel mijn
master onderzoek zich concentreerde op de betrouwbaarheid van IT
processen in het bedrijfsleven, heb ik ervoor gekozen om me voor
mijn promotietraject te richten op een sociaal relevanter vraagstuk,
namelijk humanitaire hulpverlening na crises. De humanitaire crises
waar ik onderzoek naar doe, ontstaan meestal na natuurrampen, zoals
de Tsunami in 2004 en de aardbeving in Kashmir in 2005. Mensen in
het rampgebied hebben een tekort aan voedsel, zijn vaak dakloos en
Doo r : W i l l em Muh ren
PROMOTIETRA JECT: INFORMATIESYSTEMEN IN HUMANITAIRE CRISESE r z i jn n ie t ve e l ‘ B I K ker s ’ d ie hu n s t ud ie ver vo l gen met e en pr omot ie t r aje c t . D e enor me v r a ag i n het b e d r i j f s leven i s e en vo or n a me r e den h ier vo or. M a a r m i s s ch ien o ok wel de r e l at ieve onb ekend he id met de opt ie om e en ac adem i s ch ver vo l g t e geven a a n de m a s t er I M . I k heb vo or het pr omot ie t r aje c t gekoz en . Wa a r om? O md at het m i j de moge l i jk he id g a f om me ger u i me t i jd t e ver d iep en i n ie t s d at me er g i nt er e s s e er t , n a mel i jk de v r a ag ho e i n for m at ie sys t emen de hu m a n it a i r e hu lpverlen i n g i n c r i s i s s i t u at ie s k u n nen onder s t eu nen .
42 .ego
hebben niet voldoende medische voorzieningen. Veel internationale
hulporganisaties gaan dan naar het gebied om hulp te bieden,
maar dat wordt niet vergemakkelijkt door het ad hoc karakter van
de hulpverlening, de enorme verscheidenheid en hoeveelheid aan
organisaties die hulp bieden en problemen met de infrastructuur. Dit
zorgt voor veel informatie-, communicatie- en coördinatieproblemen
waar informatiesystemen een oplossing voor kunnen bieden.
BesluitvormingVoor mijn onderzoek richt ik me op een klein aspect van deze
problemen, namelijk hoe informatiesystemen ingezet kunnen
worden om besluitvorming te ondersteunen in crisis situaties (voor
meer informatie over dit onderwerp, zie Van de Walle & Turoff,
2008). Meer specifiek ben ik geïnteresseerd in het vraagstuk hoe
deze hulporganisaties beter ondersteund kunnen worden voor
besluitvorming van belangrijke beslissingen die ze in deze onzekere en
complexe omstandigheden moeten nemen en welke niet gemakkelijk
teruggedraaid kunnen worden. Daarbij kun je denken aan beslissingen
zoals het gaan naar een bepaald land of gebied om hulp te bieden, het
zenden van hulpgoederen en het verlaten van een bepaald gebied.
Onder andere door tijdsdruk, de beperkte cognitieve capaciteit van
mensen en de complexiteit van de omgeving worden deze beslissingen
meestal niet rationeel genomen. In plaats daarvan baseren mensen dit
soort beslissingen op hun intuïtie, ervaring, signalen uit de omgeving,
discussies en onzekere informatie. Om dit te bestuderen maak ik
gebruik van de theorie over ‘Sensemaking’, zoals die toegepast wordt
in crisis situaties (zoals Weick, 1993). Sensemaking is een theorie
die beschrijft hoe mensen en organisaties omgaan met informatie
in veelal onzekere omstandigheden en proberen te begrijpen wat
er gebeurt. Daarnaast is het een proces van het op zoek gaan naar
informatie, het vervolgens verwerken en interpreteren en naar die
interpretatie handelen. Het doel van mijn onderzoek is om te bekijken
welke functionaliteiten informatiesystemen zouden moeten hebben
om organisaties optimaal te ondersteunen voor hun ‘Sensemaking’
en besluitvorming, zodat hun humanitaire hulpverlening mogelijk
vergemakkelijkt en verbeterd kan worden.
VorderingenZoals al eerder aangegeven, ben ik tijdens mijn promotietraject
veel aan het reizen en doe ik veel leerzame ervaringen op. Zo heb
ik bijvoorbeeld gedurende twee maanden in Genève mee kunnen
werken aan een project van de Verenigde Naties. Ook heb ik het
laatste jaar in samenwerking met het Crisis Management Initiative
(CMI) uit Helsinki case studies kunnen doen in verschillende crisis
“ D o o r h e t n o g o n t b r e k e n v a n w a a r s c h u w i n g s s y s t e m e n k w a m e n w e e r t o e v a l l i g e r w i j s a c h t e r d a t e r n i e t v e r v a n S r i L a n k a e e n z w a r e z e e b e v i n g w a s o n t s t a a n e n d e k a n s b e s t o n d d a t e r e e n t s u n a m i o p k o m s t w a s .”
— W i l l e m M u h r e n
Oef
enin
g ro
nd e
en v
liegt
uigo
ngel
uk in
Lap
land
43.ego
situaties in de Democratische Republiek Congo, Lapland, Portugal
en Bosnië. In die vier case studies hebben we kwalitatief onderzoek
verricht door interviews te houden met mensen die werkzaam zijn
in verschillende soorten crisis situaties. Hoewel deze crisissituaties
niet allemaal humanitaire rampen betroffen, konden we wel de bril
van ‘Sensemaking’ gebruiken (Muhren et al., 2008) om erachter te
komen hoe organisaties in crisis situaties omgaan met informatie en
vervolgens beslissingen nemen.
In Congo was het onderzoek gericht op de voortdurende crisis
door gewapende conflicten in het land. In Kinshasa, de hoofdstad
van Congo, hebben we mensen gesproken die voor verschillende
hulporganisaties werken, zoals het Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen
en organisaties van de Verenigde Naties. In Lapland, de tweede case
study, hebben we voornamelijk observaties gedaan bij een oefening
waarin een vliegtuigongeluk werd nagespeeld en de verschillende
landen in de regio rond de Barentszzee – Finland, Zweden, Noorwegen
en Rusland – samen moesten werken om in het koude en dunbevolkte
gebied zo snel mogelijk hulp te verlenen. De derde case study
concentreerde zich op de bosbranden die jaarlijks Portugal teisteren
en hoe er op nationaal en internationaal niveau met dit probleem
wordt omgegaan. Op internationaal niveau kan er in tijden van
crisis door landen hulp worden aangevraagd door middel van het
zogenaamde “Community Mechanism for Civil Protection”. Wanneer
dit mechanisme eenmaal geactiveerd is, wordt er door middel van
een informatiesysteem, dat gecoördineerd wordt door de Europese
Commissie, bekeken welke middelen een getroffen land nodig heeft en
welk land te hulp kan schieten. Sarajevo was het meest recente doel
van onze studie en betrof de laatste fase van een crisis. De Europese
Unie heeft in Bosnië een politiemissie opgezet, de EU Police Mission
(EUPM), om de lokale politie te ondersteunen en te controleren. We
hebben daar onderzocht hoe de EUPM informatie inwint en uitwisselt
met de andere organisaties van de Europese Unie die daar werken, de
nationale politie en de lokale bevolking.
En nu…Een volgende stap zal nu zijn om de informatiesystemen die in
de praktijk gebruikt worden voor informatie-uitwisseling tussen
hulporganisaties nader te bestuderen, zoals het Virtual On-Site
Operations Coordination Centre (Virtual OSOCC). Virtual OSOCC is een
op Internet gebaseerd informatiesysteem van de Verenigde Naties waar
vrijwel alle internationale hulporganisaties vlak na een grote ramp
informatie uitwisselen. Op deze informatie baseren de organisaties
vervolgens belangrijke beslissingen, zoals of ze naar het getroffen
gebied vertrekken en welke middelen ze in zullen zetten.
In de laatste fase van mijn onderzoek zal ik een vragenlijst
distribueren onder veel hulporganisaties, om de bevindingen uit de
case studies kwantitatief te verifiëren. Het uiteindelijke doel van
mijn onderzoek is om aanbevelingen te doen over eisen waaraan een
informatiesysteem moet voldoen om organisaties te helpen bij het
nemen van eerder besproken belangrijke beslissingen in humanitaire
crisis situaties.
DankbetuigingMijn onderzoek is onderdeel van het Interactive Collaborative
Information Systems (ICIS) project (www.icis.decis.nl/), dat
gefinancierd wordt door het Ministerie van Economische Zaken
(subsidie nr: BSIK03024).
1: Ronja Addams-‐Moring (2007). Tsunami Self-‐evacuation of a Group of Western Travelers and Resulting Requirements for Multi-‐Hazard Early Warning. In Proceedings of the 4th International Conference on Information Systems for Crisis Response and Management (ISCRAM2007), Delft, pp.83-‐92; 2: Willem Muhren, Gerd Van Den Eede & Bartel Van de Walle (2007). Organizational Learning for the Incident Management Process: Lessons from High Reliability Organizations. Proceedings of the 15th European Conference on Information Systems (ECIS2007), St. Gallen, pp.576-‐587; 3: Willem Muhren, Gerd Van Den Eede & Bartel Van de Walle (2008). Sensemaking as a Methodology for ISCRAM Research: Information Processing in an Ongoing Crisis. In Proceedings of the 5th International Conference on Information Systems for Crisis Response and Management (ISCRAM2008), Washington DC; 4: Bartel Van de Walle & Murray Turoff (2008). Decision support for emergency situations. In F. Burstein & C. Holsapple (Eds.), Handbook on Decision Support Systems. Heidelberg: Springer-‐Verlag, pp.39-‐64; 5: Karl Weick (1993). The collapse of sense making in organizations: The Mann Gulch Disaster. Administrative Science Quarterly, 38(4), pp.628-‐652.
O v e r d e A u t e u r & 2 5 J a a r I MWillem Muhren heeft van 2001 tot 2006 de opleiding
Informatiemanagement doorlopen. Hij is nu als promovendus
op het departement Informatiekunde van de Universiteit van
Tilburg nog steeds nauw verbonden met de studie door het
geven van colleges en het begeleiden van studenten. Zijn
onderzoek richt zich op de informatiemanagement aspecten in
humanitaire crisissituaties.
Humanitaire Crises
ADVERTENTIE DELOITTE
44 .ego
Het t i jd i g en b i n nen bud get oplever en va n e en a a n de e i s en va n de k l a nt t egemo et komende s o f t wa r e oplo s s i n g i s nog s t e e d s é én va n de g r o ot s t e u i t d ag i n gen b i n nen on s va k gebie d . T r ad i t i one le ont w i k ke l met ho den , z oa l s de wat er va l met ho de , geven d a a rb i j e en c onc r e et h a ndvat om vo l gen s e en a a nt a l s t app en t o t e en gewen s t e i nd r e su lt a at t e komen . E en g r o ot n ade e l va n d i t s o or t met ho den i s he t ontbr eken va n vo ldo ende t er ug kopp e l i n g b i j he t do or lop en va n de ver s ch i l lende , me er der e m a a nden du r ende , f a s e s .
45.ego
Doo r : Bened i k t K r a t z , J e r oen Bok & Tom S chepe r s
AGILE DEVELOPMENT: SCRUM BEST PRACTICES
Het t i jd i g en b i n nen bud get oplever en va n e en a a n de e i s en va n de k l a nt t e gemo et komende s o f t wa r e oplo s s i n g i s nog s t e e d s é én va n de g r o ot s t e u i t d ag i n gen b i n nen on s va k gebie d . T r ad i t i one le ont w i k ke l met ho den , z oa l s de wat er va l met ho de , geven d a a rb i j e en c onc r e et h a ndvat om vo l gen s e en a a nt a l s t app en t o t e en gewen s t e i nd r e su lt a at t e komen . E en g r o ot n ade e l va n d i t s o or t met ho den i s he t ontbr eken va n vo ldo ende t er ug kopp e l i n g b i j he t do or lop en va n de ver s c h i l lende , me er der e m a a nden du r ende , f a s e s .
Het signaleren van knelpunten en veranderingen binnen de
watervalmethode is vaak een uitdaging en maakt tijdige (bij)sturing
door een projectmanager lastig. Omdat communicatie met de klant
vooral plaatsvindt gedurende de specificatiefase en pas later weer
tijdens de acceptatietest leidt dit vaak tot het niet aansluiten van de
uiteindelijke functionaliteit op de wensen van de klant. Het toepassen
van een Agile Development methodologie, zoals Scrum, kan helpen
bij het voorkomen van de bovengenoemde problemen. In dit artikel
zullen wij ingaan op onze ervaringen met het toepassen van Scrum.
Wij zullen daarvoor eerst Scrum introduceren en daarna inzoomen
op enkele door ons toegepaste best practices van Scrum. Hiervoor
gebruiken wij ervaringen opgedaan tijdens een project uitgevoerd
bij een verzekeraar waar Deloitte Consulting samen met de klant,
mede door het toepassen van Scrum, succesvol een webportal heeft
gerealiseerd.
ScrumScrum definieert een iteratief en incrementeel proces in combinatie
met teamrollen en best practices. Scrum biedt een aantal concrete
oplossingen op punten waarin projecten veelal tegenaan wordt
gelopen. Belangrijke kenmerken van deze methode zijn het kunnen
omgaan met verandering (denk aan wijzigende requirements) en het
verhogen van de klanttevredenheid. Het vergroten van het inzicht in
het ontwikkelproces om knelpunten beter te bepalen is een essentieel
onderdeel van Srum.
Aan de hand van Figuur 1 zullen wij ingaan op enkele aspecten van
het Scrum proces zoals toegepast in ons project. De projectmanager
stelt samen met de klant een functioneel ontwerp (FO) document op.
Hierna splitst de projectmanager deze requirements in kleine stukjes
functionaliteit en samen met de klant worden deze voorzien van een
prioriteit; dit is de product backlog. Op basis van de beschikbare
ontwikkelcapaciteit en prioriteit wordt een set van functionaliteit
gekozen die als eerste ontwikkeld gaat worden. Dit is de sprint
backlog. Het ontwikkelen gebeurt tijdens een iteratie (sprint)
van 2 tot 4 weken waarna een werkend stuk software opgeleverd
dient te worden. Deze oplevering is inclusief de systeemtests (door
ontwikkelaars en testers) en het schrijven van documentatie. Na
oplevering van een werkend stuk software kan de
klant direct hierop een acceptatietest uitvoeren en
verbeterpunten toevoegen aan de product backlog.
Kenmerkend zijn hierbij de korte cycli met snelle
terugkoppeling door de klant over het resultaat. Per
sprint wordt op deze manier een onderdeel van de
applicatie opgeleverd. Wanneer na enkele sprints
voldoende functionaliteit gerealiseerd is, kan de
applicatie in productie.
Best PracticesScrum biedt voor het succesvol toepassen een aantal
practices aan. Dit artikel biedt niet de ruimte alle
practices te behandelen. In plaats daarvan zullen wij Figuur 1: Het Scrum proces
46 .ego
25 jaar IM“Sinds mijn opleiding Informatiekunde ben ik als
promovendus verbonden aan het departement
Informatiekunde. In die hoedanigheid ben ik als
docent betrokken bij de ‘technische’ vakken. Ook
vanuit mijn huidige functie ben ik van mening dat
informatiemanagement studenten als intermediairs kennis
van techniek dienen te hebben om op gefundeerde wijze
een brug te kunnen slaan tussen IT en business.”
— Drs. Benedikt Kratz
een aantal best practices introduceren die opzichzelfstaand of in
combinatie nuttig en eenvoudig te gebruiken zijn.
User Stories: Tijdens het project zijn requirements uit het FO vertaald
naar user stories. User stories zijn korte, door de klant te begrijpen,
specificaties van functionaliteit. Deze zijn vastgelegd als tickets in een
ticketsysteem en gekoppeld aan een prioriteit en sprint. Een ticket is
vergelijkbaar met een kaartje met daarop de informatie die nodig is
om de functionaliteit te implementeren. Dit kan een bug report zijn
of nieuwe functionaliteit. Het gebruik van user stories tijdens een
project heeft meerdere voordelen. Ten eerste blijft de functionaliteit
per ticket beheersbaar en planbaar. Een ticket is normaliter
implementeerbaar binnen enkele uren of dagen. Ten tweede is het
ticketsysteem een uitstekend management tool om grip te houden op
het project. De projectmanager en de klant hebben hiermee continu
inzicht in de status en voortgang van het project. De klant speelt
hierbij een actieve rol en heeft de mogelijkheid om tickets te maken,
aan te passen en te testen in de applicatie. Dit levert in combinatie
met de korte sprints tevens een grote mate van flexibiliteit op om
te reageren op veranderingen. Om tot een optimale integratie van
een FO en tickets te komen is het wenselijk het FO niet als losstaand
document te zien. Dit kan worden gerealiseerd door per requirement
een wiki pagina te maken die verwijst naar tickets. Dit verduidelijkt
welke tickets beïnvloed worden als requirements veranderen.
Sprints: Traditionele methoden hebben één groot risico. De klant
kan pas laat feedback geven op de applicatie en de kans bestaat
dat het product niet overeenkomt met de wensen van de klant. Het
gebruik van sprints, waarin diverse aspecten uit het ontwikkelproces
(analyseren, ontwerpen, implementeren en testen) in cycli
plaatsvinden, verkleint dit risico. Aan het einde van de sprint levert
het projectteam een werkend stuk software op waardoor de klant
vroegtijdig feedback kan geven en betrokken blijft. Het is van belang
om een goed werkritme te ontwikkelen om sprints zodanig in te
plannen dat deze een haalbare hoeveelheid werk omvatten. Aan het
begin van een project kunnen sprints te kort zijn of taken te groot
waardoor de deadline van een sprint niet gehaald wordt. Het duurt
meestal een aantal sprints om een goed werkritme te bereiken.
Hierdoor wordt het indelen van taken gemakkelijker. Door het
toepassen van korte sprints volgen deadlines elkaar snel op. Dit zorgt
ervoor dat beslissingen, in plaats van uitgesteld, op tijd genomen
(moeten) worden.
Klant Communicatie: Het toepassen van Scrum vereist intensief
klantcontact. Tijdens de implementatie van user stories kunnen
tickets onduidelijk of niet compleet zijn. In deze gevallen is toelichting
door de klant wenselijk. Gedurende het project of na oplevering
van functionaliteit verkrijgt de klant nieuwe inzichten en wijzigen
ook haar verwachtingen. Door regelmatig feedback te vragen kan
tijdig bijgestuurd worden. Demo’s zijn een uitstekend middel om
deze feedback te krijgen. De klant wordt hierdoor meer betrokken
bij het ontwikkelproces waardoor draagvlak voor, en tevredenheid
over, de applicatie toenemen. De acceptatie door de klant begint al
vroeg in het project en niet pas na de uiteindelijke oplevering. Door
het projectteam op locatie bij de klant aanwezig te laten zijn, is het
mogelijk zeer korte communicatielijnen te realiseren wat de snelheid
van het ontwikkelen bevordert. Idealiter is er één product-owner
vanuit de klant die gemachtigd is zelfstandig beslissingen te nemen
over de applicatie. Vaak zijn er echter meerdere belanghebbenden die
inspraak willen. De projectleider kan als een tussenpersoon (proxy)
dienen. Deze bespreekt met de belanghebbenden de voortgang.
Tijdens de dagelijkse activiteiten is de projectleider gemachtigd om
besluiten te nemen. Indien nodig zijn de juiste domain experts binnen
handbereik.
Stand–up meetings: Het moment om projectknelpunten te bepalen
is gedurende stand–up meetings. Tijdens deze korte (vijf minuten),
dagelijkse, technische meetings wordt naar aanleiding van tickets in
de huidige sprint besproken wat de status is, waar iedereen op dat
moment aan werkt en of iemand hulp nodig heeft. Een belangrijk
kenmerk van stand–up meetings is hun korte duur. Zo worden er geen
discussies gehouden over problemen, maar wordt er gekeken wie kan
helpen met het oplossen, waarna dit buiten de meeting opgepakt
wordt. Een manier om deze meetings kort te houden is, zoals de naam
al aangeeft, om te blijven staan. Deze vorm van vergaderen vergt een
strakke regie. Naarmate het project vordert wordt dit onderdeel van
de dagelijkse routine en is er minder tijd voor nodig. Aan de hand van
Figuur 2 zullen nu enkele best practices binnen het ontwikkelproces
besproken worden.
Testen: Wensen van de klant veranderen en de code van de applicatie
verandert mee. Veranderingen aanbrengen binnen bestaande code en
het toevoegen van nieuwe code kan, onbedoeld, fouten introduceren
in bestaande functionaliteit. Om dit te voorkomen is het essentieel
voortdurend te testen of bestaande en nieuwe functionaliteit werkt
volgens de specificaties. Dit testen gebeurt al door de ontwikkelaar
Bron
: Su
bram
ania
m,
V.
and
Hun
t, A
. (2
006)
. Pr
acti
ces
of a
n A
gile
Dev
elop
er (
Wor
king
in t
he r
eal w
orld
), T
he P
ragm
atic
Boo
kshe
lf, R
alei
gh,
NC,
USA
, Th
ird
prin
ting
.
47.ego
met unit-tests. Dit is het schrijven van code om geïsoleerd een deel
van de applicatie te testen. Door de testcode te bewaren en te
automatiseren is het mogelijk deze code op een willekeurig tijdstip
snel opnieuw uit te voeren zonder de gehele applicatie te starten.
Daarnaast is de ontwikkelaar in
staat vroegtijdig fouten te vinden
en te herstellen. Dit is goedkoper
aangezien het repareren van fouten
in een later stadium meer tijd
kost. Unit-tests alleen zijn echter
niet genoeg. De samenhang tussen
stukken code moet ook getest te
worden. Code kan werken zoals
gespecificeerd, maar toch niet
voldoen aan de verwachtingen
van de gebruiker. Om dit te testen
worden systemtests uitgevoerd op
de gehele functionaliteit. In het
geval van een portal wordt dit getest door scenario’s (bijvoorbeeld:
inloggen, verzekering aanvragen, afsluiten) via de user interface
te doorlopen. Het testen van de samenhang tussen verschillende
onderdelen van de applicatie en zelfs delen van de gebruikersinterface
is te automatiseren. Esthetische aspecten van de interface en
gebruikersgemak zijn echter niet te automatiseren en maakt
handmatig testen noodzakelijk. Het schrijven en onderhouden van
systeemtests kost meer tijd dan unit-tests. Gegeven de complexiteit en
hoeveelheid van interacties tussen onderdelen van de applicatie dient
er realistisch met het gebruik van geautomatiseerde systeemtests te
worden omgegaan. Dit betekent dat systeemtests niet alles omvattend
hoeven te zijn, maar juist gebruikt kunnen worden om automatisch
eenvoudige repeterende handelingen te testen.
Continuous Integration: Een versiebeheersysteem om code in op
te slaan is een essentieel onderdeel van de ontwikkelomgeving.
Zodra de hierin opgeslagen code niet gecompileerd kan worden of
als het falende tests tot gevolg heeft, moet dit zo snel mogelijk
gecommuniceerd worden aan het ontwikkelteam. Dit kan door gebruik
te maken van continuous integration. Continuous integration is het
proces van automatisch beginnen met compileren van de code en
het uitvoeren van de automatische tests, zodra code opgeslagen
wordt in het versiebeheersysteem. Dit proces wordt uitgevoerd door
middel van build scripts. Build scripts stellen de ontwikkelaars in
staat lokaal hetzelfde proces te starten als de continuous integration
service. Dezelfde build scripts maken het mogelijk de applicatie uit te
rollen naar een omgeving in de OTAP (Ontwikkel, Test, Acceptatie en
Productie) straat. De O omgeving omvat de lokale ontwikkelmachines
en een centrale machine waarop ontwikkelaars de uitrol van de
applicatie kunnen testen. De T en A omgevingen zijn replica’s van
de Productie (P) omgeving, zodat fouten die door de configuratie
van de omgeving ontstaan snel worden gevonden. Het automatiseren
van de uitrol is essentieel om systeem– en acceptatietesters snel en
gemakkelijk te voorzien van een actuele versie. Ontwikkelaars kunnen
hierdoor hun aandacht volledig richten op de implementatie van de
functionaliteit.
ReflectieIn dit artikel
hebben wij een
aantal Scrum
best practices
besproken die
ons geholpen
hebben om een software project succesvol te realiseren. Daarbij is het
gebruik van een Agile Development methodologie geen kwestie van
alles of niets. Door zelf een keuze te maken uit practices die bij de
cultuur van de klant en ons team pasten zijn wij in staat geweest op
een productieve manier zowel onze eigen kennis als die van de klant
op het gebied van Scrum te verbreden en te gebruiken voor volgende
projecten.
O v e r d e A u t e u r sBinnen Deloitte Consulting is de service line
Technology Advisory (TA) verantwoordelijk
voor maatwerk en advies over complexe IT
vraagstukken.
Benedikt Kratz werkt als Business Analyst binnen
TA en houdt zich bezig met het ontwikkelen van
maatwerk applicaties, SOA en BPM.
Jeroen Bok is binnen TA als consultant werkzaam
en houdt zich bezig met het ontwikkelen van
maatwerk applicaties en het inrichten van
daarvoor geschikte Agile ontwikkelprocessen.
Tom Schepers is binnen TA als Business Analyst
werkzaam en richt zich op het testen van
applicaties & web services.
Neem voor vragen over dit onderwerp of als je
interesse hebt in een stageplek of vaste baan bij
Deloitte Consulting contact op
via [email protected] of [email protected].
Agile Development
Figuur 2: Het ontwikkelproces
Dit artikel is ingekort, de volledige versie is op internet te
downloaden. www.sbit.nl/ego
ADVERTENTIE ATOS CONSULTING
48 .ego
COLUMN
49.ego
Regelmatig bezoek ik het Internet, op zoek naar het antwoord op een vraag of informatie over een onderwerp. Mijn
ervaringen zijn gemengd. Met een gigantische snelheid verschijnt een groot aantal ‘hits’ op het scherm na het intypen
van een term. De hoeveelheid gegevens staat echter in schril contrast met de bruikbaarheid ervan, zo blijkt na het
doorploeteren van de vele links en websites die daarachter schuil gaan. Nog lastiger is het om de betrouwbaarheid
ervan vast te stellen. Ik voel me enigszins getroost als ik merk dat ik niet de enige ben… onlangs kreeg ik een
uitnodiging voor een workshop om ‘effectief en efficiënt te leren zoeken op het Internet’.
Hoe ging dat vroeger, laten we zeggen in de tachtiger jaren? In 1980 had de Bibliotheek – en Documentatie Academie
(BDA) in Sittard een vacature voor een docent filosofie. Aantoonbare belangstelling voor Nederlandse taal-‐ en
letterkunde was een pré. Ik had filosofie gestudeerd en Nederlands én ik was op zoek naar een baan. Zo kwam ik
terecht in een wereld van trefwoorden en ontsluitingssystemen.
De studenten kozen om verschillende redenen voor deze opleiding, maar wat hun motivatie ook was, ze kregen allemaal
te maken met technieken als alfabetiseren, annoteren, catalogiseren, classificeren, collectioneren en documenteren,
ontsluiten naar trefwoord en inhoud. Een bibliothecaris c.q. documentalist werd niet alleen voorbereid op de taak om
te bepalen welke boeken opgenomen zouden worden in de bibliotheek en ze te ontsluiten voor het publiek, maar werd
ook beschouwd als een poortwachter van de informatie: voor ze een document opnamen in hun collectie dienden ze de
betrouwbaarheid ervan te beoordelen.
Het hoeft geen betoog dat het collectioneren en ontsluiten van documenten arbeidsintensieve activiteiten zijn. Ieder
document wordt volgens regels beschreven en van trefwoorden en een classificatiecode voorzien om de inhoud van het
document zo kort mogelijk te karakteriseren. Deze activiteiten worden uitgevoerd om het overzicht te houden van de
collectie van een bibliotheek en op basis van trefwoorden en classificatie snel titels te vinden over het onderwerp én
hun vindplaats in de bibliotheek.
Arbeidsintensief? Ja, erg arbeidsintensief. Maar de werkwijze stond garant voor kwaliteit van de ontsluiting. En een
treffer betekende ook met een grote mate van zekerheid bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Kom daar eens om bij het
zoeken naar informatie op het internet!
Was het toen dan beter, waren er dan geen nadelen? Natuurlijk waren er nadelen. Het zoeken kostte wel tijd en je
moest ook weten hoe het werkte. En natuurlijk had een bibliotheek een beperkte collectie. Andere arbeidsintensieve
producten zoals bibliografieën1 waren nodig om een overzicht te krijgen van de publicaties over het gezochte
onderwerp die elders beschikbaar waren.
De automatisering deed in de loop van de jaren tachtig ook zijn intrede in het bibliotheekwezen. Hierdoor werd ‘full
text retrieval’ mogelijk en het was de droom van menig bibliothecaris dat in vele documenten
gezocht kon worden op willekeurige strings van text en dat daarmee een einde zou komen aan de
moeizame ontsluiting. En omdat de dingen gaan zoals ze moeten gaan, gebeurde dit ook… en dit
leidde tot de gemengde gevoelens die ik hierboven beschreef.
Door deze ontwikkelingen veranderde de rol van de bibliothecaris en zijn opleiding. Was de
bibliothecaris oorspronkelijk een bewaarder van boeken en poortwachter van de informatie,
tegenwoordig is hij werkzaam in de informatiedienstverlening en heet informatiespecialist. De BDA heet tegenwoordig
Hogeschool voor Informatie Dienstverlening en Management (IDM). De informatiespecialist die hier wordt opgeleid helpt
bij het methodisch verzamelen van informatie in verschillende bronnen, zowel in boeken als in digitale databanken.
Wellicht is hij de docent als ik besluit deel te nemen aan de workshop die ik hierboven noemde!
Na een paar jaar besloot ik het onderwijs te verlaten. In 1988 ging ik werken bij EDP AUDIT POOL. Bijna tegelijkertijd
begon ik met de studie Bestuurlijke Informatiekunde aan de KUB, waarmee ik later toegang zou krijgen tot de
postdoctorale opleiding EDP-auditing. In het eerste jaar leerde ik van Rommert Casimir dat informatie het opheffen
van onzekerheid is. Volgens die definitie is een opmerking als “we worden tegenwoordig overspoeld met nutteloze
informatie” dus onzin. Ik word, zittend achter mijn computer en in verbinding met het internet, overspoeld met
nutteloze gegevens. En hoe snel dat ook gaat… het blijft zonde van mijn tijd!
Wat mij betreft stellen we de poortwachtersfunctie weer in: voor alle informatie – pardon gegevens – die we via het
internet beschikbaar stellen!
AL KRIJG JE GEGEVENS NOG ZO SNEL…
Thea Gerritse
Thea Gerritse studeerde filosofie,
nederlands en bestuurlijk informatie-
kunde. Daarna volgde ze de postdocto-
rale opleiding EDP-‐auditing. Sinds 1988
is zij werkzaam als IT-auditor bij de
EDP AUDIT POOL.De column schreef zij
op persoonlijke titel.
thea.gerr [email protected] Een bibliografie is een lijst met publicaties samengesteld volgens bepaalde criteria, bijvoorbeeld
onderwerp en onafhankelijk van de aanwezigheid van de opgenomen publicaties in een bepaalde collectie.
I k w o r d o v e r s p o e l d m e t n u t t e l o z e g e g e v e n s . . .
ADVERTENTIE OFFSET
50 .ego
51.ego
IM’ers vormen de brug tussen de daadwerkelijke IT’ers en de Business
kant van een bedrijf. Mede hierdoor vraagt menig IM student zich af
of het in het bezit zijn van de ‘harde’ IT kant daadwerkelijk een pré is
om succesvol te zijn in deze rol. Volgens Baas is het zo dat, wanneer
je CIO bent, dit voorafgegaan is door een weg van vallen en opstaan.
Als afgestudeerde kom je niet meteen in deze rol, daar is veel meer
bagage voor nodig. “Een belangrijk stuk is dat je de business kent, in
dit geval de financiële dienstverlening en de mogelijkheden van IT
goed kent. Het kan daarbij helpen als je een technische achtergrond
hebt, omdat je juist dan die mogelijkheden goed kent. Als je vanuit
IM of bedrijfskundige hoek komt, steek je je functie meer in vanuit
de organisatie. Je weet beter wat de organisatie nodig heeft. Dit zijn
twee verschillende insteken. De reden waarom ik op deze plek terecht
gekomen ben heeft natuurlijk ook met omstandigheden te maken.”
Baas heeft hard aan zijn bedrijfskundige bagage moeten werken.
Dit is volgens hem een belangrijk punt: “Het is makkelijker, voor
techneuten zoals ik, om je in bedrijfskundige aspecten te verdiepen
dan andersom. Dat is iets wat ik mijn collega’s ook mee geef met
een meer bedrijfskundige achtergrond: zorg er in ieder geval voor
dat je goed weet wat IT kan, zodat je ook goed kunt spreken met
de mensen die daar verantwoordelijk voor zijn. Dat is iets waar ik in
mijn management stijl invulling aan probeer te geven. Ik probeer met
iedereen in de IT en de business vakinhoudelijk goed te sparren.”
Kunt u ons vertellen hoe de vraag en aanbod kant van IT gestuurd
wordt binnen SNS Bank?
“Wij hebben binnen SNS Bank de uitvoering van de IT gecentraliseerd.
Dat betekent dus dat de aanbodkant centraal is. Dat gebeurt niet
alleen met de IT, maar ook met service centra. Er worden bijvoorbeeld
op veel plekken binnen de organisatie hypotheken verkocht, maar
de verwerking ervan vindt plaats op één plek. Zo geldt dat ook voor
de IT; dat is ook een soort Shared Service Center. Ze hebben allerlei
opdrachtgevers, allerlei verschillende Business Units of ketens, want
we gaan meer richting de ketens toe. Ieder kwartaal wordt de planning
voor het volgende kwartaal vastgesteld door de business directeuren.
De business stelt dus de IT projectkalender vast. Ik mag daar
aansluiten, maar het grootste gedeelte ligt bij de business; zij bepalen
welke projecten er komen. Ik vertegenwoordig dan de aanbodzijde.”
Hoe kan een bedrijf als SNS zich onderscheiden door middel van IT?
“Een financiële instelling heeft tegenwoordig eigenlijk drie
productiemiddelen: geld, mensen en IT. Ik heb bij meerdere bedrijven
binnengekeken en financiële instellingen zijn heel erg afhankelijk
van IT. Als de IT-systemen meer dan één dag plat liggen, hebben
we zoveel achterstand dat we dat niet meer kunnen inhalen en zijn
we out of business. Deze afhankelijkheid betekent dus dat IT goed
geregeld moet zijn. Daarin zie je wel veel onderlinge verschillen
tussen banken. Sommige banken kunnen wat gemakkelijker nieuwe
ontwikkelingen implementeren, omdat ze hun informatiehuishouding
INTERVIEW MET ALEXANDER BAAS,CIO VAN HET JAAR
Door : Ma th i j s van de r Goo t & Sande r Ve rmeer
Ie der ja a r k u n nen lez er s va n C omput able de C IO va n het ja a r nom i ner en en ie der ja a r g r i jpt de r e d ac t ie va n de . eg o dez e verk iez i n g a a n om e en i nt er v iew a f t e nemen met de w i n n a a r. D it ja a r s t a at A lex a nder B a a s i n de s ch i jnwer p er s . H i j i s e r i n ge s l a agd om I T he lem a a l t e i nt eg r er en i n de b e d r i j f s vo er i n g va n S N S B a n k . I T ’er s s t a a n net z o g o e d a a n de ba s i s va n n ieuwe pr o duc t en en d ien s t en a l s b i j vo orb e e ld m a rket i n g c o l leg a ’s .
Alexander Baas (41) is als directeur IT verantwoordelijk
voor de IT binnen SNS Bank. Hij heeft een technische
achtergrond en is sinds 1988 werkzaam geweest in diverse
IT-functies bij SNS Reaal (onder andere netwerkbeheerder,
projectleider, ontwikkelaar en manager).
Alexander Baas
i n t e r v i e w m e tFoto: N
FP Photography
52 .ego
beter op orde hebben. Andere banken hebben een achterstand in
de informatievoorziening, bijvoorbeeld omdat er bij fusies niet goed
opgelet is om de boel schoon te houden. Op een gegeven moment
loopt de bank dan tegen problemen op: of hun dienstverlening
verslechtert of nieuwe diensten zijn niet meer op te zetten.”
Baas gaat verder: “Bij SNS Bank waren we ons meteen bewust van de
kracht van het Internet. In de jaren ‘90 hadden we al de wens om alle
systemen online en realtime beschikbaar te maken. In die tijd draaiden
er nog veel batches. Online tijd was duur, nog duurder dan personeel.
Internet kwam een beetje op in die tijd, maar was nog niet echt goed
in beeld. Toch hebben we er toen al voor gezorgd dat onze systemen
online en realtime beschikbaar waren. Dit was ook de reden dat SNS
Bank een van de eerste was die diensten aanbood via het internet.
Dit is een typisch probleem voor informatiemanagers. Techneuten
bouwen wel wat je zegt, maar het gaat er juist om dat je mensen op
goede posities binnen het bedrijf hebt die verstand hebben waar het
naar toe moet, waarmee wij straks het verschil mee gaan maken en
welke eisen dat stelt aan de automatisering. Door deze ontwikkeling
heeft SNS Bank juist op dié posities mensen zitten die goed in de
gaten hebben wat er in de komende jaren belangrijk is. Bij SNS Bank
vinden ze dat dat Internet is. Dat zeggen andere banken natuurlijk al
jaren, maar als je goed kijkt, is bij de meeste banken alleen de after
sales goed op internet. Dat betekent dat als je eenmaal een rekening
hebt geopend, je van alles kan regelen. Maar wij gaan er eigenlijk van
uit dat binnen een paar jaar onze klanten de meeste zaken via het
internet doen, ze hoeven niet meer op het kantoor en bellen niet meer
het callcenter. Wij zijn alle processen, het aantrekken van nieuwe
klanten en ook het klant worden, aan het realiseren via internet.”
Maar is het niet zo dat klanten juist naar een bank gaan vanwege het
vertrouwen in de fysieke omgeving?
“Dat is een goed voorbeeld. We hebben een goede
informatievoorziening en we richten ons op het marktsegment dat
het heel fijn vindt om achter de eigen PC bij een vertrouwde bank,
alle bankzaken te doen. Misschien is dit maar 40 procent van de
Nederlandse bevolking, maar wij zijn er dan juist voor die groep.
Je hebt ‘digital natives’ (mensen die helemaal zijn opgegroeid met
IT, red.) en ‘digital immigrants’ (mensen die later in de wereld van
IT en internet zijn gekomen, red.). De digital natives vinden het
de normaalste zaak van de wereld om zaken zoals een hypotheek
afsluiten, snel en betrouwbaar te regelen via het internet. Daar zie je
bijvoorbeeld dat SNS Bank nieuwe technologie inzet. We zijn een tijd
terug begonnen met het verkopen van hypotheken via de webcam.
Je kon al via het internet een hypotheek afsluiten, maar na drie
pagina’s met vragen haakten de meeste mensen toch halverwege af.
Toen hebben we voorgesteld om een live adviesdienst op te zetten
via een webcam. Dit houdt in dat bij de start van de procedure een
afspraak wordt gemaakt met een adviseur. Je hebt hiervoor niet
per se een webcam nodig, maar wel een microfoontje. Je ziet de
hypotheekadviseur dan netjes in beeld. Webcamtechnologie is niet
bepaald ‘rocket science’, maar het toepassen van deze technologie in
de bank business is lastiger. De hypotheekadviseur zover krijgen om
achter een webcam te gaan zitten en in een zwart gat te laten
praten, of tegen een schokkerig beeld, dát is de kracht van de
SNS organisatie. We zijn gewend om met nieuwe technologie om
te gaan. We zijn trots op onze vooruitstrevende IT en dan zie je ook
dat er een gevoel heerst van: er is een nieuwe technologie, laten we
dan daar ook iets mee gaan doen.”
Wanneer alle zaken via het internet afgehandeld kunnen worden,
heeft security uiteraard een hoge prioriteit binnen SNS?
“Informatiebeveiliging is heel erg belangrijk. We zijn
bezig met het online krijgen van allerlei zaken,
van het openen van een betaalrekening tot het
afsluiten van een lening. Voor alle medewerkers zijn
er regelmatig gedragscampagnes, zoals “informatie
deel je, maar niet met iedereen”. En op het gebied van
techniek trekken we erg goed op met andere banken en de
overheid om er voor te zorgen dat het internet zo veilig mogelijk is.
“ I n for mat iebeve i l i ng wordt m i n st en s z o
be l a ng r i jk a l s f ys ieke beve i l i g i ng ”
— A lex a nder B a a s
Interview Alexander Baas
2 5 j a a r I M“Wat ik zie, is dat IT onderdeel van het dagelijks leven is geworden.
Meer dan 70 procent van de maatschappij rust op IT. Twintig jaar
geleden werd bijvoorbeeld 100 procent van de tekst nog met de
hand geschreven terwijl nu bijna alles digitaal gaat. Wat ik nog meer
zie, is dat systemen, maar ook de toepassingen, allemaal aan elkaar
verbonden zijn. Vroeger was het redelijk gemakkelijk om een nieuw
systeem te realiseren. Tegenwoordig is het zo dat alles aan elkaar
hangt en je dus hele andere eisen stelt aan de systemen, maar ook
aan de horizon die je hier bij moet hebben. Je kan niet in Australië, als
je aan het backpacken bent, geld uit de automaat krijgen als hier het
rekencentrum niet werkt. Dat betekent dat IT in verhouding tot jaren
geleden echt bovenaan de agenda van een heleboel boardrooms
staat. Eigenlijk zijn er steeds minder bedrijven waar je kunt zeggen: bij
mij is IT ondersteunend, want IT is dit stadium al lang voorbij.”
— Alexander Baas
Helemaal veilig is niet mogelijk uiteraard, net zoals een bank altijd
overvallen kan worden. We hebben een team van mensen dat helemaal
gespecialiseerd is in informatiebeveiliging. Dat betekent dat al onze
applicaties extra checks hebben. Bijvoorbeeld op opvallend gedrag, om
te zorgen voor een hoge zekerheid en goed gebruik. Dat geldt ook voor
de systemen. We maken uiteraard gebruik van ‘penetration testing’.
Hiervoor hebben we een contract met twee bedrijven die continu onze
systemen testen. Ze berichten ons direct wanneer er iets mis is, zodat
we daar adequaat op kunnen reageren. Informatiebeveiling wordt
minstens zo belangrijk als fysieke beveiliging.”
Al deze zaken onderstrepen het belang van de informatiemanager.
Heeft u een visie op hoe de instroom van nieuwe studenten
Informatiemanagement te vergroten is?
“Binnen SNS Bank heb ik diverse collega’s die BIK hebben gestudeerd.
Het is gewoon geen gemakkelijke studie. Dat doe je er niet zomaar
even bij en je moet er hard voor werken. Ook is te zien dat dit soort
functies in Nederland minder gewaardeerd worden. Ik zag laatst een
voorspelling dat het tekort in de toekomst alleen maar oploopt. Mijns
inziens is als je dit over vijf jaar wilt verbeteren, het gewoon een
keer goed fout moet gaan. Wanneer er een enorm tekort ontstaat, zal
de vraag alleen maar oplopen. Het vervelende is natuurlijk dat jullie
en ik dit voor willen zijn. We moeten actie ondernemen en kunnen
inderdaad niet op een zwaar tekort wachten. Ik denk dat zelfs banken
en financiële instellingen ook de handen uit de mouwen moeten
steken, omdat ook daar een enorm tekort aan IT professionals is. IT
wordt in het maatschappelijk leven gewoon enorm belangrijk. We
hebben daar zeker goede mensen voor nodig, met name mensen die de
toekomstige vraagkant in kunnen gaan vullen.”
Foto: NFP Photography
.ego 53
ADVERTENTIE LOGICA
54 .ego
55.ego
RFID & BUSINESS INTELLIGENCE: STILTE VOOR EEN VOLGENDE STORM?
Doo r : F r ank de L au
R ad io F r e quenc y Ident i f i c at i on ( R F I D) b e s t a at a l t ient a l len ja r en . D e l a at s t e ja r en z i jn de t o epa s s i n gen va n R F I D e cht er i n e en s t r o omver sne l l i n g ger a a k t , met a l s r e su l t a at g r o t e ver wacht i n gen t en a a n z ien va n de moge l i jk he den en i nvlo e d va n R F I D. D ez e vo or sp e l l i n gen z i jn e cht er nog ge en wa a rhe id gebleken . D e enor me ho eve e l he id d at a d ie d a a r u it vo or t z ou mo et en v lo e ien , i s d a n o ok nog n ie t e cht z i chtba a r. A l s de hoge ver wacht i n gen wel wor den i n ge lo s t , k a n d i t g r o t e gevo l gen hebb en vo or de Bu s i ne s s I nt e l l i genc e ( BI ) wer e ld . D e l a at s t e t i jd i s he t e cht er ver r a s s end s t i l r ondom R F I D. I s d i t e en s t i l t e vo or e en vo l gende s t or m?
Als gevolg van de opkomst van ICT, verzamelen en verwerken
organisaties informatie gemakkelijker, sneller en efficiënter. RFID
is één van de technologieën die dit mogelijk maakt. RFID is een
technologie, in de vorm van een chip of tag, om producten of
groepen van producten met behulp van radiogolven automatisch
te kunnen identificeren. Hierbij gaat het om het verzamelen en
verwerken van data met betrekking tot deze producten of groepen van
producten. RFID wordt vaak gezien als de opvolger van de barcode,
maar RFID heeft de potentie om een veel grotere hoeveelheid data
te leveren. Business Intelligence helpt om te gaan met deze grote
hoeveelheid data. Met andere woorden, Business Intelligence is
het zorgen voor gestructureerde informatie om op deze wijze een
organisatie te kunnen monitoren en richting te kunnen geven aan
een organisatie en haar processen. De gestructureerde informatie
wordt vaak weergegeven in de vorm van managementrapportages.
Managementrapportages zijn meestal gebaseerd op kritieke
succesfactoren (KSF’s) en prestatie-‐indicatoren (KPI’s) Beide worden
namelijk gebaseerd op de strategie van een organisatie. KSF zijn
dé gebieden die essentieel worden geacht voor een organisatie om
te kunnen overleven en om succesvol te kunnen zijn. Prestatie-
indicatoren zijn de meeteenheden die worden gebruikt om KSF’s
te meten. (Nieuwenhuis, 2003; de Waal en Bulthuis, 1995). Door
het gebruik van prestatie-indicatoren kunnen managers en andere
beleidsmakers beter omgaan met de grote stroom van data die op hen
afkomt.
AanleidingRFID belooft grote impact te hebben op de hoeveelheid data die
beschikbaar komt. In potentie kunnen prestatie-indicatoren hierdoor
beïnvloed worden. Zoals uit het bovenstaande blijkt, kan dit op zijn
beurt de sturing van een organisatie beïnvloeden. RFID belooft veel,
maar deze belofte is tot op heden niet waargemaakt. Dit heeft geleid
tot een afstudeeronderzoek naar de invloed van RFID op de sturing van
een organisatie. Dit artikel is hierop gebaseerd.
Mogelijkheden te overBinnen het onderzoek is gebruik gemaakt van het SCOR® (Supply-
Chain Operations Reference) model. Het SCOR® model is een process
reference model dat ontwikkeld is door het Supply-Chain Council
als een standaard diagnose tool voor supply chain management. Het
is ontwikkeld om te helpen bij het in kaart brengen en verbeteren
van supply chains door het aanbieden van een gestandaardiseerde
terminologie en gestandaardiseerde processen. Het is gebaseerd op
vijf verschillende managementprocessen, namelijk: plan, source, make,
deliver en return en een drietal niveaus van procesdetail. Op basis
van de standaardprocessen zijn er per niveau prestatie-indicatoren
voorgedefinieerd. Binnen het model is in het onderzoek gekozen voor
het deliver (aflever)proces, vanwege de relevantie met RFID. ‘Deliver’
bestaat uit alle processen die zorgen voor de aflevering van het
eindproduct en omvat activiteiten rondom warehouse management,
order management en transport en installatie management (Supply-
Chain Council, 2006). Binnen ‘deliver’ is vervolgens gekozen om te
kijken naar de processen en prestatie-indicatoren van het ‘deliver
stocked product’ proces. De uitkomsten van een literatuuronderzoek
naar de voordelen van RFID en het begrip prestatie-indicator zijn
geprojecteerd op deze onderdelen van dit SCOR® model.
In tabel 1 is een aggregatie van de theoretische conclusie
weergegeven. Om te kunnen omgaan met het grote aantal prestatie-
indicatoren dat overbleef, is er gebruik gemaakt van een drietal
categorisaties. De eerste categorisatie vindt plaats op basis van de
QSFDC-‐dimensie (Slack en Lewis, 2002). QSFDC staat voor quality,
56 .ego
speed, flexibility, dependability en cost. Dit zijn de zogenaamde
prestatiedoelen en voor elke van deze prestatiedoelen kunnen
prestatie-indicatoren worden opgesteld. Bij de tweede categorisatie
wordt er onderscheid gemaakt in prestatie-indicatoren op strategisch,
tactisch of operationeel niveau. Ten slotte wordt er onderscheid
gemaakt in prestatie-indicatoren die betrekking hebben op interne
processen en prestatie-indicatoren die betrekking hebben op externe
processen, met andere woorden, op processen waar meerdere
organisaties bij betrokken zijn. In onderstaande tabel is te zien waar
mogelijkheden liggen tot prestatieverbeteringen op basis van de
processen en prestatie-indicatoren uit het SCOR® Model.
Uit de tabel blijkt dat de prestaties op het gebied van kwaliteit en
snelheid op ieder niveau (operationeel, tactisch en strategisch) kunnen
stijgen. Een stijging in flexibiliteit is waargenomen op het tactische
en strategische niveau. Een stijging in betrouwbaarheid komt alleen
voor op het operationele niveau. Op alle niveaus zijn er mogelijkheden
voor een daling in kosten. In het algemeen bestaat er synergie tussen
de interne prestaties en externe prestaties. Dat wil zeggen dat als er
verbeteringen optreden bij interne prestaties, er mogelijkheden zijn
voor extra prestatieverbeteringen bij processen tussen organisaties.
Op basis van de van de theoretische uitkomsten, lijken er als gevolg
van RFID geen nieuwe prestatie-indicatoren te ontstaan.
Deze theoretische bevindingen zijn getoetst in de praktijk door
middel van interviews met een aantal RFID experts van Logica
en case studies bij twee logistieke dienstverleners. Zowel door
de experts als binnen de case studies worden de gesignaleerde
mogelijkheden, zoals weergegeven in de tabel, voor een groot
deel geverifieerd. Wel acht men sommige prestatieverbeteringen
lastiger te realiseren. De verbeteringen op het gebied van kwaliteit
en snelheid worden genoemd als verbeteringen die wel gerealiseerd
kunnen worden. Op het gebied van kosten, betrouwbaarheid en
flexibiliteit is het vooralsnog lastig. RFID beïnvloedt zowel intern
als extern gerichte prestatie-indicatoren. In sommige situaties kan
de beïnvloeding extern zelfs meer zijn dan de som van de interne
prestatie-indicatoren. De invloed begint op operationeel niveau, waar
de prestatie-indicatoren direct gekoppeld zijn aan de processen. Op
strategisch niveau is er minder invloed merkbaar dan op tactisch en
in het bijzonder operationeel niveau. Bepaalde verschuivingen in
belangrijkheid van prestatie-indicatoren zijn te verwachten omdat
RFID kan helpen om gestelde doelen te bereiken en men zich daarna
gaat richten op het bereiken van andere doelstellingen. Tenslotte zijn
de prestatieverbeteringen die daadwerkelijk worden gerealiseerd een
gevolg van gekozen doelen en gemaakte keuzes.
ConclusieUit het voorafgaande kan ten eerste worden opgemaakt dat RFID
erg veel kan betekenen voor de sturing van een organisatie. Maar
onmiddellijk moet de opmerking gemaakt worden dat er op dit
moment nog weinig van deze mogelijkheden gerealiseerd worden.
Er zijn maar weinig organisaties die RFID al op een zodanige wijze in
hun processen gebruiken dat het invloed heeft op BI, omdat de grote
hoeveelheden data die RFID kan opleveren en BI tot noodzaak maakt,
uitblijven. De twee logistieke dienstverleners die als case studies
dienden, vormen eerder de uitzondering op de regel. De voordelen en
invloeden van RFID zijn in hoge
mate afhankelijk van de specifieke
toepassing van RFID. Eén van
de logistieke dienstverleners
heeft bijvoorbeeld RFID primair
toegepast om kostenbesparingen
te realiseren, terwijl de ander
RFID in eerste instantie gebruikt
als extra dienstverlening naar
Tabel 1: Invloed van RFID op prestatie-indicatoren SCOR®
W o r k i n g T o m o r r o wWorking Tomorrow is het afstudeerprogramma van Logica dat zich bezighoudt met
innovatie. Door middel van prototypes en demo’s toetst het programma nieuwe
technologische ontwikkelingen op haalbaarheid en mogelijkheden. Naast de
technologie kijkt men binnen Working Tomorrow naar innovaties op het gebied van
methodieken en concepten. Hierbij moet gedacht worden aan methodieken en
concepten ter ondersteuning van diensten die Logica aan klanten levert op het gebied
van bijvoorbeeld Business Intelligence, Testing of Outsourcing. Een student krijgt op
deze manier de mogelijkheid een innovatieve afstudeeropdracht in een bedrijfsmatige
omgeving uit te voeren.
1: IT
U (
2005
). IT
U In
tern
et R
epor
ts 2
005:
The
Inte
rnet
of
Thin
gs.
Exec
utiv
e Su
mm
ary.
Inte
rnat
iona
l Tel
ecom
Uni
on,
Gen
eva,
Nov
embe
r 20
05;
2: K
lapw
ijk,
P.
(200
4).
Econ
omic
Rec
onfi
gure
d… A
Vis
ion
of T
omor
row
’s
Valu
e C
hain
s… S
umm
ariz
ed,
free
inau
gura
l spe
ech
pron
ounc
ed in
the
acc
epta
nce
of t
he P
rofe
ssor
ship
of
Supp
ly C
hain
Eco
nom
ics
at U
nive
rsit
y N
yenr
ode,
Sep
tem
ber
16,
2004
. N
ieuw
enhu
is,
M.A
. (2
003)
The
Art
of
Man
agem
ent
(the
-‐art
.nl),
Old
enza
al,
978-‐
90-‐8
0666
5-‐1-‐
1, 2
003-‐
2006
; 3:
Sla
ck,
N;
Lew
is,
M.
(200
2) O
pera
tion
s St
rate
gy.
Pear
son
Educ
tion
Lim
ited
, Pr
enti
ce H
all,
Har
low
, Es
sex,
Eng
land
, 20
02;
4: S
upp-
Cha
in C
ounc
il (2
006)
. Su
pply
-‐Cha
in O
pera
tion
s Re
fere
nce-‐
mod
el,
SCO
R® o
verv
iew
8.0
. Su
pp-‐C
hain
Cou
ncil,
200
6.
Operationeel
Tactisch
Strategisch
Operationeel
Tactisch
Strategisch
Intern
Extern
+
+
+
++
++
++
Kwaliteit
+
+
+
++
++
++
Snelheid
o
+
+
o
++
++
Flexibiliteit
+
o
o
o
++
++
Betrouwbaarheid
-
-
-
--
--
--
Kosten
++ (Extra Stijging) + (Stijging) o (Geen Invloed) - (Daling) -- (Extra Daling)
57.ego
haar klant. Afhankelijk van de specifieke toepassing, zijn voordelen
als hogere efficiëntie, effectiviteit, opbrengsten, kwaliteit en
gereduceerde operationele kosten te realiseren. Het is echter niet
aannemelijk dat deze voordelen tegelijkertijd te realiseren zijn. RFID
heeft de potentie om zowel intern als extern gerichte prestatie-
indicatoren te beïnvloeden. Er zijn echter nauwelijks organisaties
waarbij RFID door meerdere partijen in één keten gebruikt wordt. Als
interne prestaties verbeteren, heeft dit ook invloed op de prestaties in
de keten als geheel.
De strategische impact van RFID is nog niet sterk aanwezig. Er vinden
ook nog geen aangrijpende veranderingen plaats als gevolg van
RFID. RFID kan worden gezien als een hulpmiddel om een strategie
te realiseren. RFID kan daarom worden omschreven als een Kritische
Succes Tool (KST). Een KST helpt om kritieke processen en factoren
binnen bepaalde gebieden in een organisatie te optimaliseren. Men
kan met behulp van RFID beter presteren op bepaalde KSF’s, maar in
eerste instantie zullen er niet direct nieuwe KSF’s ontstaan. In het
verlengde van deze verbeterde prestaties, veranderen de waardes van
prestatie-indicatoren eveneens. Het is dan ook niet aannemelijk dat
prestatie-indicatoren op dit moment echt zullen veranderen als gevolg
van RFID. Er lijkt wel al een verandering merkbaar te zijn op het gebied
van het sturen van een organisatie in het algemeen. De verbeterende
informatievoorziening maakt het mogelijk om processen op een
flexibelere en effectievere manier aan te sturen. Daarnaast kan het
‘management by exception’ principe, als gevolg van RFID, een opleving
doormaken.
ToekomstOp dit moment heeft RFID nog niet zoveel invloed op processen en
organisaties als verwacht werd. Nadat de hype rond RFID verdween,
zijn de verwachtingen realistischer geworden. Het aantal pilots en
implementaties blijft vooralsnog achter bij de verwachtingen. Ondanks
dit is RFID een technologie die zal blijven, omdat de voordelen
uiteindelijk erg groot zullen zijn. De barcode heeft er tenslotte
ook tientallen jaren over gedaan om gemeengoed te worden. De
grote uitdaging in de komende jaren zal liggen in het realiseren van
toepassingen van RFID door een supply chain heen. Naast het feit dat
interne voordelen vergroot kunnen worden, zullen supply chains ook
flexibeler en responsiever kunnen worden. Vervolgens zullen supply
chains nog verder gaan transformeren naar real-time zichtbare supply
chains met volledige zichtbaarheid van
de locatie van producten (Klapwijk,
2004). Dit overstijgt echter wel
RFID, omdat daarvoor meerdere
technologieën nodig zijn, zoals bij het
zogenaamde ‘Internet of Things’(ITU,
2005). De strategische impact van
onder andere RFID zal daarmee groter
worden. De vraag hierbij is echter wat de precieze impact van RFID zal
zijn, omdat strategische veranderingen in een supply chain niet alleen
aan RFID toe te schrijven zijn. Deze veranderingen zijn het gevolg
van een compleet verandertraject waarvan RFID ‘slechts’ één van de
technologieën is die dit verandertraject mogelijk maken.
Op dit moment heeft RFID dus ook nog niet veel impact op Business
Intelligence. RFID wordt nog niet door veel organisaties gebruikt en
bovendien veranderen prestatie-indicatoren niet zozeer inhoudelijk,
maar als gevolg van prestatieverbeteringen. RFID is wel een technologie
die zal blijven. De invloed op organisaties, prestaties en Business
Intelligence zal in de toekomst alleen maar groter worden. RFID kan
dan ook het belang van Business Intelligence versterken. Organisaties
moeten dan wel RFID inzetten voor tactische of strategische
veranderingen, omdat men niet alleen kostenbesparingen moet
nastreven, maar RFID juist moet gebruiken als een middel om meer
informatie te vergaren, te verwerken en te delen. Daardoor kunnen niet
alleen de prestaties verbeteren, maar kunnen processen en prestatie-
indicatoren ook echt veranderen. Dan zullen de grote, voorspelde
voordelen van RFID, zoals een meer flexibele en responsieve supply
chain, kunnen worden gerealiseerd.
O v e r d e A u t e u rFrank de Lau is afgestudeerd Informatiekundige en momenteel
werkzaam als ICT Management consultant bij Logica. Dit artikel
is gebaseerd op zijn afstudeerscriptie “De invloed van RFID
op de sturing van een organisatie” (augustus 2007), welke hij
schreef ter afronding van de Master Information Management
aan de Universiteit van Tilburg. Hij schreef deze scriptie in
opdracht van de Business Intelligence Competentie van de
Enterprise Resource Management divisie van Logica.
2 5 j a a r I M“Toen ik vierenhalf jaar geleden startte met de
opleiding Informatiemanagement, heette deze nog
Informatiekunde. Tijdens de opleiding werd gebruik
gemaakt van de metaforen BIK bril en helikopter view.
Deze metaforen werden gebruikt om aan te geven dat een
informatiekundige door middel van kennis van IT en van de
Business (de twee verschillende ‘brillen’) een totaalbeeld
moeten kunnen vormen. Op deze manier kan er een brug
geslagen worden tussen beide gebieden. Mijn affiniteit
met Informatiemanagement kan ik het beste weergeven
door naar mijn dagelijkse werkzaamheden te kijken. Tijdens
mijn werk als ICT Management Consultant kan ik door het
afronden van mijn studie en het dragen van de BIK bril,
kijkende vanuit de helikopter, dagelijks bruggen slaan
tussen Business & IT.”
— Frank de Lau
RFID & BI
ADVERTENTIE ARVIX
58 .ego
59.ego
Doo r : Frans van Besouw
DE SAMENHANG TUSSEN BEDRIJFSPROCESSEN, BEDRIJFSREGELS EN GEGEVENSKWALITEITE en pr o c e s i s on lo sm a kel i jk verb onden met e en b e d r i j f . E en pr o c e s lever t n a mel i jk e en d ien s t o f e en pr o duc t . E en b e d r i j f spr o c e s i s o ok de b e s c h r i j v i n g va n d ie d age l i jk s e werk z a a m he den . I n de ad m i n i s t r at ieve s e c t or b e s ch r i j f t he t b e d r i j f spr o c e s de v r a ag ho e e en b e d r i j f gegeven s ver z a melt en wat het ver vo l gen s met dez e gegeven s do et .
Een bedrijf is geïnteresseerd in de vraag of het zijn processen effectief
en efficiënt uitvoert. Effectief betekent dat het bedrijf in staat is de
bedrijfsdoelstellingen te realiseren, efficiënt dat het de processen zo
uitvoert dat de kosten laag zijn en de kwaliteit hoog is. Bedrijfsregels
zijn dan een geschikt instrumentarium om effectiviteit en efficiëntie
te beschrijven en – met behulp van gegevenskwaliteit – te meten.
Het goede goed doenDé vraag voor het management is: ‘Doen wij wel het goede (effectief)
en doen wij het goede goed (efficiënt)?’. Het goede is omschreven
in het bedrijfsbeleid. De HR-afdeling van een bedrijf voert het
aanname- en salarisbeleid uit. Zij sluiten een dienstverband af met
nieuwe medewerkers en bespreken met hen het marktconforme
pakket. De salarisadministratie voert de aanstellingen in en registreert
vervolgens de verschillende onderdelen van het salarispakket. De
salarisadministratie ontvangt de gegevens via een mutatieformulier
van de hr-afdeling.
De grondstoffen van de salarisadministratie zijn dus gegevens.
De berekening van de salarissen is het belangrijkste product. Een
belangrijk bijproduct is de verantwoording van de salarisbetalingen,
bijvoorbeeld aan de Belastingdienst. Elke maand berekent de
salarisadministratie het loon. Het bedrijf betaalt elke maand salaris
en eist dat alle salarissen conform de afspraken met de werknemers
betaald worden. Soms is de tijd tussen aanname door hr en
indiensttreding kort, bijvoorbeeld een paar dagen. Ook in dit geval
moet de salarisbetaling in de maand van indiensttreding beginnen. De
salarisadministratie controleert daarom of ze alle aanstellingen op tijd
verwerkt heeft. Om antwoord te kunnen geven op de vraag ‘doen wij
het goede goed?’ heeft het management meetpunten benoemd. Aan
de meetpunten zijn normen gekoppeld. Meetpunten zijn bijvoorbeeld
het aantal door hr aangenomen werknemers, het aantal door de
salarisadministratie verwerkte aanstellingen en de duur van de
verwerking. Risico’s voor de salarisadministratie zijn dat niet alle,
door de HR-afdeling, geleverde aanmeldingen verwerkt zijn en dat niet
iedereen het afgesproken salaris krijgt.
Uitval in processenOm de risico’s te kunnen beheersen meet de salarisadministratie het
proces en grijpt in als dat nodig blijkt te zijn. De verwerkingsduur en
het aantal geadministreerde dienstverbanden zijn redelijk eenvoudig
te meten. Als er problemen ontstaan, kunnen die worden opgelost door
extra mensen of extra kennis in te zetten. Het niet oplossen van deze
problemen (uitval, red.) is – vanwege beleidseisen – niet toegestaan.
Uitval in het product salaris is minder eenvoudig te meten. Doorgaans
vergelijkt een bedrijf de som van de salarissen en de verschillende
componenten daarvan met de salarissen van een voorgaande maand.
Als bij dit onderzoek een probleem, uitval dus, geconstateerd is,
onderzoekt de salarisadministratie bij welke medewerker(s) het
probleem voorkomt. Dit is vaak een tijdrovende bezigheid. De uitval
in de salarisbetaling kan ook aan het licht komen als een werknemer
klaagt over een salaris dat niet (correct) betaald is.
Figuur 1: Processen, ondersteund door IT, produceren producten en diensten
60 .ego
Beschrijving van processenDe gewenste werking van de salarisadministratie is doorgaans
beschreven in een groot aantal documenten. Allereerst zijn dat de
beleidsdocumenten waarin het management het beleid beschrijft. Dit
beleid is door procesanalisten uitgewerkt in een procesbeschrijving.
De medewerkers van de salarisadministratie hebben hieraan
werkinstructies toegevoegd. Als de salarisadministratie ondersteund
wordt door een informatiesysteem, zullen ook de IT’ers het proces
beschreven hebben, onder meer in use cases. De meetpunten en de
wijze van controleren zijn beschreven door de interne controledienst.
Met andere woorden; er is een omvangrijke bibliotheek van
documenten waarin de verschillende disciplines grip proberen te
krijgen op het proces. Deze verschillende ‘belanghebbenden’ praten
ieder vanuit hun eigen perspectief en bijbehorende documenten met
elkaar over het proces. Dit gaat vaak goed, maar in alle communicatie
over processen vindt soms miscommunicatie plaats! Miscommunicatie
is te voorkomen als business, IT’ers, procesbeschrijvers en controllers
dezelfde taal spreken. Als ze dezelfde taal spreken, kunnen ze
gezamenlijk grip krijgen op de praktijk en de theorie van het proces.
Bedrijfsregels bieden zo’n gemeenschappelijk vocabulaire.
Business rules approachWe kunnen een salarisadministratie beschrijven als een stelsel van
bedrijfsregels. Dit zijn regels die het bedrijfsbeleid operationaliseren,
regels die randvoorwaarden stellen aan het dagelijkse proces, regels
die meetpunten definiëren, regels die wet- en regelgeving vertalen
naar handzame eisen voor het salarispakket. De observatie dat we
een proces kunnen beschrijven als een stelsel van bedrijfsregels is
de basis van de business rules approach, ofwel bedrijfsregelaanpak.
Bedrijfsregels zijn dan uitspraken die een expliciete beperking
opleggen, of richting geven aan gedrag. De bedrijfsregelaanpak is
een methodologie die regels formaliseert en ze als grondslag gebruikt
voor de inrichting van bedrijfsprocessen, al dan niet ondersteund
door business process management systems.1 De bedrijfsregelaanpak
is niet eens zo zeer iets nieuws als wel een culminatiepunt. In de
verschillende onderscheiden disciplines is de afgelopen decennia
de gedachte ontstaan dat regels een belangrijke rol vervullen. Het
is een culminatiepunt omdat de gedachten binnen de verschillende
disciplines over hoe de regels beschreven en gebruikt moeten worden
convergeert.
Convergerende disciplinesDatabasegoeroes postuleren al sinds de jaren tachtig dat RDBMS’en
(relational database management systems) geschikt moeten zijn voor
de implementatie van een grotere verscheidenheid aan regels dan
alleen keys en check constraints. Een RDBMS zou zo ook functionaliteit
moeten bieden om bijvoorbeeld het tegelijk toekennen van spaarloon-
en levensloopregeling te voorkomen. Procesbeschrijvers gebruiken
tekenconventies om aan te geven wanneer in een proces een beslissing
nodig is. In de procesbeschrijving vertellen ze ook hoe, op grond van
welke informatie, de beslissing genomen moet worden. Ook zo kan een
administratie de samenloop van spaarloon en levensloop voorkomen.
In de werkinstructie staat dan waarschijnlijk dat de administrateur
bij het invoeren van een levensloopregeling moet controleren of de
betreffende medewerker niet al een spaarloonregeling heeft. Sinds
de jaren negentig leggen bedrijven steeds meer verantwoording
af aan bijvoorbeeld overheden en aandeelhouders over hun
gedragingen. Aan de overheid verantwoorden ze onder andere hoe ze
aan wet- en regelgeving voldoen: een samenloop van spaarloon- en
levensloopregeling kan in dit kader ‘niet verantwoord’ worden.
Business Rules ManifestHet Business Rules Manifest2 beschrijft aan de hand van tien stellingen
bedrijfsregels en de bedrijfsregelaanpak. Volgens het manifest is
het noodzakelijk regels declaratief weer te geven in natuurlijke
taal, bestemd voor de business. Declaratief betekent dan dat in een
verzameling van regels geen impliciete volgorde verondersteld is.
Het betekent ook dat de regel en de handhaving van de regel twee
verschillende zaken zijn.
De eis een regel weer te geven in natuurlijke taal3 wijst op het nut
van de regel, namelijk dat de regel begrijpelijk is en dus bruikbaar
‘voor de business’ moet zijn, maar is tevens een verwijzing naar de
gedachte dat we het meest zinvol kunnen spreken over informatie in
natuurlijke taal. Natuurlijke taal maakt het mogelijk dat medewerkers
uit de bedrijfspraktijk de regels valideren op juistheid en op
onderlinge consistentie. Hiervoor is het ook nodig dat er sprake is van
één samenhangende verzameling regels. Als we in navolging van de
bedrijfsregelaanpak een salarisadministratie kunnen beschrijven in
termen van regels die richtlijnen bieden voor en beperkingen stellen
aan het gedrag van de organisatie, hebben we een verzameling
regels die tezamen inzicht geven in de werking van het bedrijf en
de manier waarop bedrijfsdoelen vorm krijgen. De kennis over het
bedrijf is daarmee ‘gestandaardiseerd’ en communicatie tussen de
diverse betrokkenen is vergemakkelijkt. Procesbeschrijvers kunnen
de verzameling regels gebruiken bij de beschrijving van processen en
‘administrateurs’ bij het opstellen van werkinstructies. IT’ers kunnen
Figuur 2: Bedrijfsdoelen staan centraal
61.ego
de regels inzetten bij de verbetering van de applicatie, bijvoorbeeld
met een business rules engine. En voor controllers biedt het houvast
voor het ‘in control’-statement.
Business rules in de praktijkHoewel de theorie van het manifest luidt dat een bedrijfsregel
declaratief en niet procedureel is, stelt het manifest ook dat regels
processen ‘leiden’. De bedrijfsactiviteiten kunnen op grond van
regels leiden tot toegestane en niet-toegestane activiteiten. Er zijn
bedrijfsactiviteiten die schending van de regel afhandelen en deze
activiteiten zijn te scheiden van de behandeling van toegestane
activiteiten. Daarmee kunnen we stellen dat de inrichting van een
proces regelgestuurd kan zijn. Bij het salarisadministratieproces is het
zaak de uitval in het proces zo laag mogelijk te krijgen. Bedrijfsregels
kunnen daarbij helpen, namelijk als bedrijfsregels in heldere taal de
bedrijfsdoelstellingen beschrijven en de regels zijn opgenomen in de
procesbeschrijvingen. De administrateurs zijn daardoor bekend met
de regels. In de werkinstructies is uitgelegd hoe de administrateurs
de regels kunnen handhaven. Mogelijk zijn de bedrijfsregels ook
geïmplementeerd in een business rules engine, een ‘machine’ die
nagaat of ingevoerde gegevens voldoen aan de gestelde normen. Dit
kan ertoe leiden dat als een administrateur een levensloopregeling
invoert bij een medewerker die al een spaarloon heeft, hij de melding
krijgt dat dit niet toegestaan is.
In controlEffectiviteit en efficiëntie zijn zo uitgedrukt in regels en bijhorende
normen. Ook de controllers hebben hier baat bij. Als de regels bekend
zijn en de ‘uitval’ onder controle is, weten zij dat het proces ook echt
‘in control’ is. Het is mogelijk de kwaliteit van bedrijfsprocessen te
meten. Bedrijfsregels zijn daarbij elementair: zij bepalen wat je wilt
meten. De bij de regel genoemde norm geeft aan waarop je meet.
Per bedrijfsregel kun je vervolgens meten of de gegevens voldoen aan
de norm: als een gegeven niet voldoet aan de norm, spreken we van
uitval.
Het meten van de gegevenskwaliteit zonder gebruik te maken van
bedrijfsregels is mogelijk. Gegevenskwaliteitonderzoek tracht onder
meer ontbrekende attributen, merkwaardige waarden, dubbele
registraties en inconsistenties in de gegevensverzameling op te sporen.
Bij dit soort onderzoek wordt doorgaans gebruikgemaakt van data
profiling tools.
Ook referentie- en waarnemingsmetingen spelen een voorname rol bij
gegevenskwaliteitonderzoek. Bij een referentiemeting vergelijk je de
gegevens in een administratie met die van een andere administratie.
Een voorbeeld is de vergelijking van de salarisgegevens bekend bij
een pensioenfonds met de salarisgegevens bij de salarisadministratie
zelf. Een referentiemeting levert op dat in twee administraties
verschillende, elkaar tegensprekende, feiten over een persoon
geadministreerd kunnen zijn. Bij een waarnemingsmeting vergelijk
je de gegevens met wat je waarneemt. Een accountmanager kan
bijvoorbeeld zijn telefoonlijst actueel houden door regelmatig
de mobiele telefoonnummers uit zijn adresboek te bellen. Een
gegevenskwaliteitmeting uitbreiden met bedrijfsregels maakt de
meting krachtiger. Een ‘bedrijfsregelmeting’ geeft antwoord op de
vraag of de administratie voldoet aan de bedrijfsdoelstellingen.
Bij deze gegevenskwaliteitmeting mét bedrijfsregels (q) zijn de
gegevens welke je gebruikt vooral afhankelijk van de vraag welke
gegevens over het proces beschikbaar zijn. Elk gegeven opgeslagen
in een database, spreadsheet of xml-document is bruikbaar. Analyse
van de uitval gebeurt op grond van informatie over de bedrijfsregel.
Bijvoorbeeld: het handhavingsregime van de regel is niet beschreven
in de regel zelf. Wel kunnen we het als extra informatie óver de
regel registreren. Van een regel kunnen we beschrijven wie hem
handhaaft, waar en wanneer (in welk proces) de regel nageleefd moet
worden, hoe de regel wordt gecontroleerd (door uitvoeren van de
werkinstructie, controle in applicatie of door de business rules engine)
en ook wie wil weten dat de regel nageleefd is. Bij de analyse van de
uitval is het zaak gebruik te maken van deze meta-informatie over de
regel. Op grond van de gemeten uitval en de analyse kan een bedrijf
beslissen of er maatregelen nodig zijn en zo ja, welke maatregelen dat
zijn.
ConclusieKennis over en toegang tot de regels is het belangrijkste instrument
om gegevenskwaliteit structureel te verbeteren. Kennis over wat wel
en niet kan, over wat plausibel is en wat niet en over wat wel of niet
verplicht is, is de backbone van elk bedrijf en van elke administratie.
Bedrijfsregels raken de kern van het bedrijfsproces. Bedrijfsregels
zijn richtinggever van gedrag. Bedrijfsregels geven normen voor
effectiviteit. Bedrijfsregels bewaken de gegevenskwaliteit (q).
Bedrijfsregels maken daarmee de efficiëntie van bedrijfsprocessen
meetbaar (Q) (zie figuur 4). De bedrijfsregelaanpak geeft een bedrijf
een instrumentarium om te ‘regeren’ over de bedrijfsprocessen. Figuur 3: Gegevenskwaliteitsmeting: op basis van bedrijfsregels en normenBr
onne
n: 1
: O
MG
(20
02).
Sem
anti
cs o
f Bu
sine
ss V
ocab
ular
y an
d Bu
sine
ss R
ules
(SB
VR)
. O
bjec
t M
anag
emen
t G
roup
, w
ww
.om
g.or
g/do
cs/d
tc/0
6-‐03
-‐02.
pdf;
2:
Ross
, R.
(20
03).
Pr
inci
ples
of
the
Busi
ness
Rul
es A
ppro
ach.
Add
ison
Wes
ley;
3:
ww
w.b
rcom
mun
ity.
com
; 4:
ww
w.b
rpla
tfor
m.o
rg;
5: w
ww
.cas
etal
k.co
m;
6: w
ww
.om
g.or
g
Gegevenskwaliteit
Bedrijfsregels maken het mogelijk de vraag ‘Wat willen
we?’ te beantwoorden onafhankelijk van de vraag ‘Hoe
moeten we wat we willen uitvoeren?’ Bedrijfsprocessen
zijn en blijven mensenwerk!
Figuur 4: Samenhang tussen bedrijfsprocessen, bedrijfsregels en gegevenskwaliteit
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Informatie nr 5, juni 2007. Het volledige artikel kunt u vinden op www.arvix.nl
Over de AuteurFrans van Besouw is management consultant op
het gebied van gegevenskwaliteits en bedrijfsregels
bij ARVIX. Frans studeerde economische en sociale
geschiedenis te Utrecht, waar bevolkingsregisters,
bouwvergunningen en notariële archieven de
data leverden voor zijn onderzoek. Bij ARVIX is hij
verantwoordelijk voor managementopdrachten op
het gebied van gegevenskwaliteit.
Gegevenskwaliteit
1. Voor een uitgebreidere introductie verwijzen we naar de
Business Rules Community op
www.brcommunity.com.
2. Zie voor de Nederlandse vertaling de site van het Business Rules
Platform Nederland
(www.brplatform.org).
3. Een stellingname die bijvoorbeeld in de jaren zeventig
door G.M. Nijssen uitgewerkt is in NIAM (Natural language
Information Analysis Method). NIAM heeft twee navolgingen: het
Nederlandse FCO-IM (Fully Communication Oriented Information
Modeling, ondersteund door de tool CaseTalk, zie www.casetalk.
com) en de ORM (Object-‐Role Modeling). Met name deze laatste
aanpak vindt navolging in de SBVR (Semantics of Business
Vocabulary and Business Rules, zie OMG, 2002).
R.H.M. Hermens 10-‐3-‐2008
Universiteit van Tilburg
A Knowledge-Based Framework for
Inter-Organizational Innovation
Prof. Dr. Ing. O’Callaghan
R.M. Liebregts 15-‐5-‐2008
Tele2-‐zakelijk (Versatel Nederland bv)
Studies on Telecommunications
Dr. M.T. Smits
G.J.T. Eijkemans 28-‐5-‐2008
Philips
Improving business value from IT
projects at Philips by introducing the
Value Proposition House at Consumer
Lifestyle Information Services
Dr. M.T. Smits
AFGE
STUD
EERD
EN
.ego62
Maart 2008 - Mei 2008
ADVERTENTIE ACCENTURE
INHO
UDSO
PGAV
E
RedactieadresStudievereniging SBITKamer E114t.a.v. Redactie .egoPostbus 901535000 LE Tilburg[t] 013 – 466 2998[f] 013 – 466 3208[e] [email protected][i] www.sbit.nl/ego
RedactieThijs van BeijsterveldJeroen BekkersXander BordeauxMathijs van der GootPieter JolenNiek MaasJos OverbeekJoop ReijnhoudtCas SchalkxRob ScheeleSander Vermeer
Grafisch OntwerpSBIT DsK.
VormgevingNiek MaasJos OverbeekJoop Reijnhoudt (figuren)Cas Schalkx
DrukDrukkerij Offset Service, Valkenswaard
Oplage1.500 exemplaren
CopyrightVoor overname van (delen van) artikelen dient schriftelijk toestemming te worden gevraagd aan de redactie. In de artikelen gedane uitspraken vallen onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende auteurs.
ZES CIO’S OVER IM
526
VOET
BAL &
ICT
36
DE BURGEMEESTER
Onderzoek naar het gebruik van informatietechnologie in het
betaalde voetbal 5
Drs. Jolen & Jos OVerbeek
Het onkreukbare imago van de ANWB 11
Cas Schalkx & Rob Scheele
De weg naar succesvolle IT outsourcing 15
Pieter Verheijen, Pieter Koene & Bauke Sprenger
Systeem voor cognitieve afstemming 19
Sietse Overbeek, Patrick van Bommel & Erik Proper
Beheer onder spanning 23
Gert den Hertog
Wat is een informatiemanager eigenlijk? 26
Joop Reijnhoudt & Cas Schalkx
Is Turkije een alternatief voor India? 31
Sven van de Riet
Van bijzaak tot hoofdzaak 35
Leo Groosman
Student in Tilburg niet zichtbaar genoeg! 36
Mathijs van der Goot, Thijs van Beijsterveld & Jos Overbeek
Promotietraject: Informatiesystemen in Humanitaire Crises 41
Willem Muhren
Agile Development: Scrum Best Practices 45
Benedikt Kratz, Jeroen Bok & Tom Schepers
Al krijg je gegevens nog zo snel… 49
Thea Gerritse
Interview met Alexander Baas, CIO van het jaar 51
Mathijs van der Goot & Sander Vermeer
RFID & Business Intelligence: stilte voor een volgende storm? 55
Frank de Lau
De samenhang tussen bedrijfsprocessen, bedrijfsregels en
gegevenskwaliteit 59
Frans van Besouw
COLOFON
59.ego
ADVERTENTIE IG&H
Het semi-wetenschappelijke magazine .ego is een uitgave van Studievereniging SBIT in samenwerking met alumnivereniging EKSBIT. Studievereniging SBIT is de Tilburgse vereniging voor studenten Information Management en andere geïnteresseerden in dit vakgebied. Het magazine wordt verspreid onder alle leden van Studievereniging SBIT en de alumnivereniging EKSBIT, de medewerkers van het departement Information Systems and Management aan de Universiteit van Tilburg en geïnteresseerden uit het bedrijfsleven.