EFFICIËNT WERKEN ROND E I N D W E R K E N · Efficiënt werken rond eindwerken k: n 8 2 W e r k e...

24
EFFICIËNT WERKEN ROND EINDWERKEN door T. Schockaert

Transcript of EFFICIËNT WERKEN ROND E I N D W E R K E N · Efficiënt werken rond eindwerken k: n 8 2 W e r k e...

EFFICIËNT WERKEN ROND

E I N D W E R K E N

door T. Schockaert

W o o r d v o o r a f

Deze brochure is bedoeld als begeleidende bundel bij het efficiënt creëren van eindwerken, verslagen en

rapporten conform de gangbare normen en afspraken inclusief de huisstijl van onze school. Dit alles met

behulp van de computer.

Om tot een eindwerk te komen omtrent de geïntegreerde proef of dergelijke opdracht is er nood aan een

aantal voorschriften in verband met bladschikking, indeling en nummering, bronvermelding, …

Een verslag of eindwerk opmaken met behulp van de computer vereist ook voorbereidend werk, enerzijds

om duidelijkheid en uniformiteit te creëren, anderzijds om het rendement en de efficiëntie te verhogen.

Deze brochure is ontworpen in de recentste versie van Microsoft Word, nl. MS Word 2007. De figuren zijn

tevens gecapteerd uit Microsoft Word 2007. Van alle professionele voorzieningen van het programma,

zoals het gebruik van opmaakprofielen met automatische nummering in verschillende niveaus,

automatische paginanummering, het genereren van de inhoudsopgave, spellingscontrole … werd in deze

brochure gebruik gemaakt.

Deze brochure dient te worden beschouwd als een wegwijzer! Waar nodig dient beroep te worden gedaan

op de beschikbare helpinformatie en specifieke handleidingen. Het is tevens de bedoeling dat eens je deze

regels onder de knie hebt, je verder kan evolueren naar een correct uitgewerkte persoonlijke huisstijl.

I n h o u d s o p g a v e

Woord vooraf ........................................................................................................................................ 2

Inhoudsopgave ...................................................................................................................................... 3

Inleiding ............................................................................................................................................... 5

1 Tekstverwerking ...................................................................................................................... 6

1.1 Basisvaardigheden ............................................................................................................................. 6

1.1.1 Hand- en werkboeken ........................................................................................................................ 6

1.1.2 Het World Wide Web ......................................................................................................................... 6

1.1.3 De helpfunctie .................................................................................................................................... 7

1.2 Wenken en Tips ................................................................................................................................. 7

1.3 Een waarschuwing ............................................................................................................................. 7

2 Werken met sjablonen ............................................................................................................. 8

2.1 Wat is een sjabloon? ......................................................................................................................... 8

2.2 Werken met sjablonen ...................................................................................................................... 8

2.3 Een nieuw document maken op basis van een zelfgemaakt sjabloon .............................................. 9

2.4 Beschikbare sjablonen MS Office en op het WWW ........................................................................ 10

2.4.1 Microsoft Office ............................................................................................................................... 10

2.4.2 Het Internet ...................................................................................................................................... 11

3 De delen van het eindwerk of rapport .................................................................................... 12

3.1 Omslag ............................................................................................................................................. 12

3.2 Woord vooraf .................................................................................................................................. 12

3.3 Inhoudsopgave ................................................................................................................................ 12

3.4 Inleiding ........................................................................................................................................... 13

3.5 De eigenlijke tekst ........................................................................................................................... 13

3.5.1 Algemene lay-out regels .................................................................................................................. 13

3.5.2 Regelafstand en witregels ................................................................................................................ 14

3.5.3 Opsommingen .................................................................................................................................. 14

3.5.4 Voetnoten en eindnoten .................................................................................................................. 14

3.5.5 Decimale indeling ............................................................................................................................. 15

3.5.6 Tabellen, grafieken en illustraties .................................................................................................... 15

3.6 Besluit .............................................................................................................................................. 16

3.7 Literatuurlijst ................................................................................................................................... 16

3.8 Bijlagen ............................................................................................................................................ 16

Literatuurlijst ....................................................................................................................................... 17

Bijlagen ............................................................................................................................................. 18

I n l e i d i n g

Deze brochure zal je gidsen en in staat stellen om zelfstandig een eindwerk of rapport op te stellen.

Hiervoor zal een welbepaalde volgorde en opbouw gerespecteerd worden. Je vindt in deze brochure

nuttige informatie over de omslag, het titelblad het woord vooraf, de inhoudsopgave, de inleiding, de

indeling in hoofdstukken, het besluit, de bijlage(n), de bronvermelding …

De BIN-normen blijven vanzelfsprekend integraal van toepassing. Het is echter niet opportuun om alle

mogelijke BIN-normen en spatiëringregels in deze bundel te verwerken. Het VVKSO heeft hiervoor namelijk

al interessante naslagwerken, zoals de brochure BIN-normen. Deze brochure heb je misschien al in je bezit.

Indien dit niet het geval is, kan je het raadplegen op de school of bestellen op het Internet via de website

van het VVKSO (http://www.vvkso.be, doorklikken op Publicaties). Voor een correct eindwerk zal je deze

BIN-normen en spatiëringregels zeker in acht moeten nemen!

Bij de praktische realisatie van het eindwerk of rapport volg je het best heel nauwkeurig deze richtlijnen.

Meteen kun je je volledige aandacht laten gaan naar het essentiële, namelijk de inhoud. Je moet immers

bewijzen dat je in staat bent op een efficiënte en nauwkeurige wijze te rapporteren over je werkzaam-

heden en ervaringen in het kader van de geïntegreerde proef en/of eindwerk.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: T

ekst

verw

erki

ng

6

1 T e k s t v e r w e r k i n g

1.1 Basisvaardigheden

Vooraleer je een document kunt maken met een tekstverwerker, dien je over een minimum aan kennis en

vaardigheden te beschikken. In deze bundel verwachten we dat de lezer reeds over de nodige

basisvaardigheden beschikt. Mocht dit echter niet het geval zijn er verschillende naslagwerken die zeker de

moeite waard zijn.

1.1.1 Hand- en werkboeken

Natuurlijk zijn er oneindig veel hand- en werkboeken waarin de mogelijkheden en werking van

tekstverwerkingsprogramma’s als Microsoft Word uitgelegd worden. We geven enkele voorbeelden

waarmee we zelf graag werken en waarvan we de kwaliteit kunnen garanderen.

Enkele mogelijkheden:

DANNY DEVRIENDT, WerkWijzer met Word XP Deel 1 Basisopleiding,

DANNY DEVRIENDT, WerkWijzer met Word XP Deel 2 Gevorderd gebruik,

DANNY DEVRIENDT, Word 2007, voor wie écht met Word wil werken deel 1 Basis,

DANNY DEVRIENDT, Word 2007, voor wie écht met Word wil werken deel 2 Gevorderd.

1.1.2 Het World Wide Web

Ook online kan je zeer interessante links gaan bezoeken. Zo heeft Microsoft een grote reeks uitgewerkte

“Trainingscursussen voor Word”. Deze zijn opgesplitst per hoofdstuk of onderwerp waaromtrent jij

misschien nogmaals de werkwijze wenst te bekijken.

Zeker de moeite en te vinden op volgende URL: http://office.microsoft.com/nl-nl/training

Office Online, Cursussen voor o.a. Microsoft Word

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: T

ekst

verw

erki

ng

7

1.1.3 De helpfunctie

Verder kunnen we ook nog de helpfunctie aanbevelen van je tekstverwerkingsprogramma indien je twijfelt

over de werking van een bepaald onderdeel uit je tekstverwerkingsprogramma.

1.2 Wenken en Tips

Tot slot nog enkele wenken en tips die goed om weten zijn vooraleer van start te gaan met het eindwerk

en/of rapport:

Bewaar diverse versies van je document met diverse namen (bijvoorbeeld: eindwerk tot deel 1,

eindwerk tot deel 2, eindwerk proefversie …) op verschillende informatiedragers (harde schijf,

externe HD, geheugenstick, CD-R …).

Gebruik geen noodoplossingen, je maakt de zaak alleen maar erger. Maak gebruik van de helpfunctie

of vraag desnoods uitleg aan een deskundige.

Werk de hoofdstukken eerst puntsgewijs uit, alsof je een PowerPoint-presentatie aan het maken

bent. Vul de punten daarna aan met de informatie die je bij een presentatie mondeling zou geven.

Verdeel de stof tussen hoofdtekst en bijlagen, zodat de lijn van je betoog goed kan worden gevolgd.

Lees het rapport kritisch door als je de eerste versie van het rapport af hebt. Kan een buitenstaander

je verhaal begrijpen? Voeg, waar nodig, wat uitleg toe en verwijder overbodige informatie.

Maak kritisch gebruik van onder andere de spellingcontrole, autocorrectie, grammaticale controle. Je

vermijdt op deze manier heel wat fouten. Het kan ook geen kwaad je werk te laten doornemen door

derden.

Kies een vlot leesbaar lettertype. Gebruik slechts één lettertype in een zelfde document.

Vermijd ook veel zinnen na elkaar met cursief en/of teveel onderlijnen. Dit is storend.

Maak je zinnen nooit te lang. Een vlot leesbare zin bevat maximum een 15-tal woorden.

De laatste pagina vaneen hoofdstuk moet minstens een 10-tal regels bevatten.

Vermijd overmatig gebruik van woordafbrekingen. Het laatste woord op een pagina breek je nooit af.

Je poogt trouwens steeds naar een nieuwe zin of alinea bovenaan het blad.

Tabellen worden in hun geheel op een pagina geplaatst. Beslaat de tabel meer dan een pagina,

herhaal dan de tabelkoppen op de volgende pagina.

Vooraleer af te drukken, bekijk je best eerst het afdrukvoorbeeld om de globale structuur te

controleren en om papierverspilling te vermijden.

1.3 Een waarschuwing

Veel eindwerken rusten op het werk van voorgangers. Veel documenten zijn on-line beschikbaar op

Internet; copy-paste is eenvoudig en het is zodoende verleidelijk om in een document fragmenten van

bestaande documenten op te nemen. Daar is op zich niets op tegen, maar als je zonder bronvermelding

stukken uit andermans werk overneemt is dat plagiaat en als je het met opzet doet en het presenteert als

je eigen werk is het fraude. Houd dus in gedachten dat je het duidelijk vermeldt als je werk van anderen

gebruikt.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: W

erke

n m

et s

jab

lon

en

8

2 W e r k e n m e t s j a b l o n e n

2.1 Wat is een sjabloon?

Een sjabloon, template in het Engels, is een document dat bedoeld is voor hergebruik, zodat bepaalde

taken niet opnieuw moeten worden uitgevoerd. Een sjabloon kan bijvoorbeeld from scratch worden

gemaakt, startende van een blanco document.

Een sjabloon vormt de basis voor alle documenten van een bepaald type. Een sjabloon bevat onder meer:

alle standaardinstellingen zoals: het papierformaat, de marges …;

typische opmaakprofielen voor titels, ondertitels, opsommingen …;

aangepaste werkbalken;

specifieke macro’s;

vooraf ingevoerde teksten zoals kop- en voetteksten, paginanummering …

Wanneer je in Microsoft Word een document maakt zonder specifiek sjabloon te kiezen, dan is dat leeg

document gebaseerd op het sjabloon “Normal.dot”.

2.2 Werken met sjablonen

Je hebt bijvoorbeeld een document opgesteld waaraan je veel tijd besteedde aan de opmaak van de tekst

of afbeeldingen, en je wil dit document bewaren om als basis te gebruiken voor nieuwe documenten in de

toekomst. De manier om dit te doen, is het document opslaan als sjabloon.

Open het hoofdmenu aan de hand van de Office-knop, en klik onder “Opslaan als” op Word-sjabloon. Het

document wordt hiermee bewaard als een Word 2007 sjabloon met extensie .dotx.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: W

erke

n m

et s

jab

lon

en

9

Als het sjabloon bewaard moet worden als een Word 97-2003-sjabloon, m.a.w. een bestand met extensie

.dot dat in voorgaande versies van Word kan worden geopend, klik dan in het hoofdmenu op “Opslaan als”,

of klik op “Andere indelingen” in het “Opslaan als” deelmenu. In het “Opslaan als” dialoogvenster selecteer

je Word 97-2003-sjabloon onder “Opslaan als”.

2.3 Een nieuw document maken op basis van een zelfgemaakt sjabloon

Je hebt een sjabloon gemaakt, een .dotx-bestand (Word 2007 sjabloon) of een .dot-bestand (Word 97-2003

sjabloon), en je wil op basis van dat sjabloon een nieuw document opstellen. Open hiervoor het

hoofdmenu, en druk op Nieuw. In het “Nieuw document” dialoogvenster klik je onder de categorie

“Sjablonen” op Nieuw op basis van bestaand.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: W

erke

n m

et s

jab

lon

en

10

Navigeer vervolgens naar de locatie van je sjabloon, selecteer het, en druk op Nieuw maken. Dit opent een

nieuw document op basis van dat sjabloon. Op deze manier werk je niet in het sjabloon, maar wel in een

nieuw document (.docx of .doc) op basis van dat sjabloon.

Een sjabloon herken je aan de gele band bovenaan het icoontje

2.4 Beschikbare sjablonen MS Office en op het WWW

2.4.1 Microsoft Office

Word 2007 komt met een aantal voorgeïnstalleerde sjablonen. Deze sjablonen vind je terug door een

nieuw document aan te maken. Klik in het dialoogvenster “Nieuw document”, onder de categorie

“Sjablonen”, op “Geïnstalleerde sjablonen”. Daarnaast zijn er nog een groot aantal andere sjablonen

beschikbaar via “Microsoft Office Online”. Hiervoor is een internetconnectie noodzakelijk. Wanneer je een

nieuw document of sjabloon opent, vind je de online sjablonen terug onder “Microsoft Office Online”.

Tip: Via de zoekfunctie bovenaan het “Nieuw document” dialoogvenster is het mogelijk nog een hele reeks

extra sjablonen op te vragen.

Klik op Downloaden om een sjabloon van Microsoft Office Online te gebruiken. De sjablonen die je op deze

manier te zien krijgt, is slecht een selectie van het aanbod. Via de office.microsoft.com zijn nog een

heleboel andere sjablonen beschikbaar. Klik bovenaan de website op het tabblad “Sjablonen”. Hier kan je

een zoekterm ingeven, of je kan onderaan de webpagina sjablonen zoeken op categorie.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: W

erke

n m

et s

jab

lon

en

11

Office Online biedt een groot aantal gratis sjablonen

2.4.2 Het Internet

Ook op de website van het VVKSO zijn sjablonen te downloaden, namelijk Eenzijdig rapport en Tweezijdig

rapport (indien de opdracht vraagt om recto-verso te werken). Tevens werden er extra sjablonen geplaatst

voor brieven met en zonder briefhoofd.

Dit alles is te vinden via de URL: http://www.vvkso.be, doorklikken op Publicaties.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: D

e d

elen

van

het

ein

dw

erk

of

rap

po

rt

12

3 D e d e l e n v a n h e t e i n d w e r k o f r a p p o r t

3.1 Omslag

Als omslag neem je het best een licht karton in een zachte kleur. Op de omslag vermeld je:

de schoolgegevens (bv. bovenaan blad),

de titel van het werk (bv. in een groter lettertype),

de ondertitel (bv. in een kleiner lettertype),

je persoonlijke gegevens (bv. rechts beneden),

het schooljaar (bv. onder de naam).

In de bijlage vind je een voorbeeld van een omslag.

Onmiddellijk na de omslag komt het titelblad met daarop dezelfde tekst als op de omslag. De

paginanummering begint vanaf het titelblad. De keerzijde van het titelblad blijft leeg bij recto/verso

afdrukken maar telt mee in de nummering. De vermelding van het paginanummer begint pas vanaf de

eigenlijke tekst.

3.2 Woord vooraf

Het Woord vooraf komt op een apart blad en beslaat één pagina. Die telt wel mee in de paginanummering,

maar heeft geen pagina-aanduiding. De keerzijde blijft leeg bij recto/verso afdrukken maar telt mee in de

nummering.

In het Woord vooraf omschrijf je binnen welk kader je het rapport of eindwerk hebt geschreven

(bijvoorbeeld stageverslag, eindrapport geïntegreerde proef …). Bovendien kun je het bedrijf of organisatie

vermelden waar je stage hebt gelopen.

Je kunt ook de personen bedanken die je hebben begeleid bij je eindwerk of rapport (bijvoorbeeld de

stagementor, de begeleidende leraar het personeel van een bepaalde afdeling, je ouder …). Vermeld de

belangrijkste perso(o)n(en) eerst en pas de juiste schrijfwijze toe. Vermeld ook hun titel en functie.

In het Woord vooraf kun je ten slotte vermelden met welk professioneel tekstverwerkingsprogramma je je

eindwerk of rapport hebt verwerkt en afgedrukt.

3.3 Inhoudsopgave

De inhoudsopgave geeft de lezer een eerste indruk van inhoud en structuur van het eindwerk. De

inhoudsopgave komt vooraan, onmiddellijk na het Woord vooraf. De pagina’s van de inhoudsopgave

hebben in principe geen pagina-aanduiding, maar tellen wel mee in de paginanummering.

Doordat je de inhoudsopgave automatisch genereert in het tekstverwerkingsprogramma, worden de titels

van hoofdstukken en onderverdelingen hierin letterlijk overgenomen. Je verifieert of de lay-out de

voorgestelde normen volgt en of de pagina-aanduidingen correct zijn.

Alleen de titel van een nieuw hoofdstuk mag je benadrukken, eventueel in een groter lettertype en/of vet.

Hij begint na een witruimte. Bij de overgang naar een verdere indeling laat je het best ook een witruimte.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: D

e d

elen

van

het

ein

dw

erk

of

rap

po

rt

13

Door de niveaus van de inhoudsopgave te laten inspringen, verduidelijk je de structuur ervan. Door alle

titels in de inhoudsopgave op een gelijke afstand van de linkerkantlijn te plaatsen, maak je het opzoeken

gemakkelijker. Deze laatste werkwijze is in deze brochure toegepast.

Voorlooppuntjes of –streepjes zorgen ervoor dat de lezer het paginanummer zonder problemen kan

vinden.

3.4 Inleiding

Met een vlot leesbare tekst als inleiding wek je de interesse van de lezer. Je vermeldt hierin de

probleemstelling, de begrenzingen, een korte samenvatting en de situering van het ontwerp van je

eindwerk. Bovendien kun je de gehanteerde begrippen definiëren en eventueel meer achtergrond-

informatie geven voor de niet-deskundige lezer.

De inleiding begint op een nieuwe pagina zonder pagina-aanduiding. Deze pagina telt wel mee in de

paginanummering.

3.5 De eigenlijke tekst

Een verzorgde lay-out bevordert de leesbaarheid van je rapport of eindwerk. Binnen dit vastgestelde kader

kun je nog creatief zijn. Essentieel in je rapport of eindwerk blijft de inhoud. Hieraan dien je de meeste

aandacht te besteden.

3.5.1 Algemene lay-out regels

Je gebruikt alleen papierformaat A4 (21 cm x 29,7 cm) van minimum 70 g.

Gebruik bij voorkeur een vlot leesbaar, hedendaags lettertype zoals Arial, Times, Verdana … Beperk je tot

één basislettertype voor het hele eindwerk. Kies de lettergrootte in functie van het gekozen lettertype.

Druk de volledige tekst niet af met een te klein lettertype en zeker niet cursief.

Je tekstverwerkingspakket maakt het mogelijk je tekst volledig uit te vullen. Vermijd dan grote blokken wit

tussen de woorden door de afbreekzones te verkleinen.

Alle onderdelen van het rapport of eindwerk beginnen in principe aan de linkermarge. Tussen twee alinea’s

komt een witregel.

Rapporten en eindwerken hebben volgens de BIN-normen de volgende marges.

BIN-norm

Linkermarge 30 mm

Rechtermarge 20 mm

Bovenmarge 20 mm

Ondermarge 20 mm Instelling voor marges volgens de BIN-normen

Het paginanummer plaats je bovenaan of onderaan op de pagina op minstens 13 mm van de rand van het

blad. Plaats het paginanummer bij voorkeur aan de buitenkant van de pagina.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: D

e d

elen

van

het

ein

dw

erk

of

rap

po

rt

14

Laat je het eindwerk recto/verso afdrukken, dan komt het paginanummer afwisselend rechts en links. De

voorzijde (rectozijde) heeft steeds een oneven paginanummer, de achterzijde (versozijde) een even

nummer.

Na het paginanummer komt geen punt en je plaatst het niet tussen streepjes.

De kop- en/of voettekst kunnen het onderwerp, je naam, de naam van de school, de pagina-aanduiding…

bevatten. Je gebruikt hiervoor bij voorkeur een kleiner lettertype dan de doorlopende tekst. De school kan

hier eigen regels voorschrijven.

Als je tekst in kolommen verdeelt, hebben alle kolommen bij voorkeur dezelfde breedte. Door

woordsplitsing en woord- en letterspatiëring kun je grote witruimten tussen woorden vermijden. Als de

tekst niet de volledige pagina vult, hebben alle kolommen bij voorkeur dezelfde lengte.

Zwevende regels onderaan of bovenaan op een pagina of in een kolom moet je vermijden. Hetzelfde geldt

voor losse titels.

3.5.2 Regelafstand en witregels

In je eindwerk gebruik je de enkele regelafstand.

Vóór een titel is er een witruimte van twee regels. Tussen twee opeenvolgende titels en na een titel komt

er een witruimte van slechts één regel. Tussen alinea’s komt een witruimte van één regel.

Tabellen en tekstdelen met opsommingen worden door één witregel van de andere tekstdelen gescheiden.

3.5.3 Opsommingen

Opsommingen beginnen aan de linkermarge, eventueel aangeduid met een teken (streepje, puntje …). Na

het teken volgt een insprong. Onder het teken dat de opsomming aanduidt, komt dus geen tekst. Vóór en

na de opsomming plaats je een witregel.

Opsommingen in een zin beginnen na een dubbelpunt. De volgende regels gelden dan:

de elementen van de opsomming beginnen met een kleine letter;

als die elementen bestaan uit grotere tekstdelen of zinnen, eindigen ze met kommapunt;

als de elementen bestaan uit korte begrippen, eindigen ze met een komma;

het laatste element van de opsomming eindigt met een punt, als de zin daar eindigt.

3.5.4 Voetnoten en eindnoten

Voetnoten kun je per pagina of doorlopend nummeren. Je plaatst ze steeds onderaan op de pagina. Je

scheidt ze van de tekst door een witruimte van twee regels, gevolgd door een ononderbroken horizontale

lijn van 3 à 5 cm. Deze bevindt zich net boven de noten en begint bij de linkerkantlijn.

Je kunt de voetnoten ook achteraan samenvoegen (eindnoten) en in de tekst doorlopend nummeren. De

eerste eindnoot komt op een nieuwe pagina.

Voor voet- en eindnoten neem je een kleiner lettertype. Als verwijzingsteken gebruik je een getal in

Arabische cijfers, zo mogelijk in superscript.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: D

e d

elen

van

het

ein

dw

erk

of

rap

po

rt

15

Je gebruikt dit verwijzingsteken zonder haakjes, met één haakje of met twee haakjes. Gebruik wel

consequent hetzelfde systeem in het hele eindwerk. De vermelding van een bron in een voetnoot gebeurt

op identieke wijze als in de literatuurlijst.

3.5.5 Decimale indeling

Bij de opmaak van je eindwerk gebruik je de decimale alinea-indeling (Arabische cijfers). Na het

alineanummer komt er geen punt. Bij elk punt van een numerieke indeling is er een informatieve en korte

titel. Na de titel komt er geen leesteken, behalve als het om een volledige zin gaat.

Na het alineanummer volgt een insprong. Die is voor alle niveaus gelijk, bijvoorbeeld 15 of 20 mm. Door in

te springen komen de titels die langer zijn dan een tekstregel netjes onder elkaar. Dat verhoogt de

leesbaarheid. Om de structuur van je eindwerk overzichtelijk te houden, beperk je het aantal niveaus tot

maximum vijf. De verschillende niveaus herkent de lezer aan de lettergrootte en/of weergave van de titels

(vet, cursief, onderstreept). Een combinatie van vet, cursief en onderstreept kan, maar je moet ze

vermijden. Gebruik je onderstrepen, onthoud dan dat het alineanummer en eventueel leesteken niet

worden onderstreept.

3.5.6 Tabellen, grafieken en illustraties

Tabellen, grafieken en illustraties hebben geen aparte plaats in het eindwerk. Ze komen op dezelfde pagina

als de bijhorende tekst. Als je in de tekst naar de tabellen, grafieken of illustraties verwijst, nummer je ze

doorlopend. Achteraan in je rapport of eindwerk kun je een lijst opnemen van alle tabellen, grafieken en

illustraties. Ze worden vermeld in de volgorde waarin ze voorkomen, met telkens daarbij het bijschrift en

het paginanummer.

Een witregel voor en na scheidt de tabel, grafiek of illustratie van de tekst.

Professionele aanpak veronderstelt dat je:

tabellen met je tekstverwerkingspakket ontwikkelt en de lay-out verder verfijnt;

in een tabelkop voorziet, die automatisch wordt herhaald, als de tabel over verschillende pagina’s is

gespreid;

grafieken met een elektronisch rekenblad maakt, nadien kan je deze importeren in je tekst;

illustraties scant en ze dan met je tekstverwerkingsprogramma bewerkt. Is dit niet mogelijk, dan plak

je de originele illustratie in een leeg kader. Komt de illustratie uit een boek, neem dan een verzorgde

en duidelijke kopie.

Schema’s en grafieken hebben de bedoeling informatie op een gestructureerde manier schematisch voor te

stellen, zodat de lezer gemakkelijk de gegevens kan vinden die hij zoekt.

In verband met het opstellen van grafieken kan je in bijlage 3 nog extra informatie terugvinden.

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: D

e d

elen

van

het

ein

dw

erk

of

rap

po

rt

16

3.6 Besluit

Hier verwacht de lezer een algemene conclusie. Ga uit van vaststellingen en van zowel positieve als

negatieve ervaringen. Formuleer op een persoonlijke wijze je besluit. Dit is een belangrijk onderdeel. De

lezer zal dit bij een eerste lezing zeker doornemen, samen met de inleiding en het woord vooraf.

3.7 Literatuurlijst

In de literatuurlijst geef je een opsomming van de informatiebronnen die je hebt geraadpleegd. Je kunt

eventueel je informatiebronnen rubriceren onder bijvoorbeeld Boeken, Tijdschriften, Naslagwerken,

Elektronische bronnen, Andere publicaties … Binnen elke rubriek rangschik je de bronnen alfabetisch

volgens de naam van de auteur.

De literatuurlijst dient de volgende gegevens over een werk te bevatten:

de naam (namen) van de auteur (auteurs);

de titel van het werk;

de druk (als het de eerste druk is, hoef je dit niet te vermelden);

de plaats van uitgave;

het jaar van uitgave.

Er zijn kleine verschillen in de bronvermelding naargelang van de soort bron. Hiervan kan je voorbeelden

terugvinden in bijlage 2.

3.8 Bijlagen

Als een illustratie of document een onmisbaar onderdeel is van je rapport of eindwerk, neem die dan op in

je tekst. Heb je veel formulieren, artikels, illustraties … plaats ze dan achteraan als bijlagen. In de eigenlijke

tekst verwijs je duidelijk naar die bijlagen. Iedere bijlage nummer je apart en geef je een titel.

Als je heel veel bijlagen hebt en/of het geheel moeilijk in te binden is bundel ze dan apart. Op een blad geef

je een overzicht van alle bijlagen (omschrijving en pagina-aanduiding).

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: L

iter

atu

url

ijst

17

L i t e r a t u u r l i j s t

Schriftelijke bronnen

VVKSO, Efficiënt rapporteren met behulp van de computer, Licap, Brussel, 2003, 47 pagina’s

VVKSO, Brochure BIN-normen Efficiënte Communicatie, Licap, Brussel, 2007, 32 pagina’s

VVKSO, Rapporteren: voorschriften en nuttige wenken, Licap, Brussel, 2007, 24 pagina’s

Online bronnen

PCGIDS.NET, Handleidingen voor Windows XP, Vista, Microsoft Office en andere, internet, 2009-09-01,

(http://pcgids.net/office/word07/16-werken-met-sjablonen.html)

Efficiënt werken rond eindwerken

Ho

ofd

stu

k: B

ijlag

en

18

B i j l a g e n

1 Voorbeeld omslag eindwerk (Sint-Paulusinstituut Herzele)

2 Algemene afspraken rond BRONVERMELDING

3 Grafieken opstellen

Bijlage 1: voorbeeld omslag eindwerk

Geïntegreerde Proef Hier komt de naam van jouw bedrijf

of ondertitel bij je eindwerk

(let op!! Het lettertype dat je hanteert op dit voorblad hangt af van het gekozen lettertype voor je eigenlijke GIP of eindwerk)

Gerealiseerd door Voornaam en Familienaam

Derde graad BSO, tweede jaar – Kantoor

Schooljaar 2009-2010

Sint-Paulusinstituut

VZW Vr i j K at ho l i ek O n de r wi j s t e H erz e le

Bur g em ee st er Ma tt h i j ss tr aat

9550 He rz el e

Tel . 05 3 6 2 3 3 8 2 / Fax 05 3 63 19 84 ema i l : l i dwi n e. de sa d el e er @s in t - pa ul u s . be

Bijlage 2: bronvermeldingen

Algemene afspraken rond BRONVERMELDING

Voor een boek

Voor boeken (naslagwerken) vermeld je:

de auteur in hoofdletters (als er meer zijn, vermeld je alleen de eerste gevolgd door en komma en

daarna e.a.);

de titel van het boek cursief of onderstreept;

de uitgever;

de plaats van uitgave;

het jaar van uitgave, eventueel gevolgd door het aantal pagina’s.

Alles wordt van elkaar gescheiden door komma’s en op het einde zet je een punt.

AUTEUR, Voornaam, Titel, Uitgeverij, Plaats van uitgave, jaar van uitgave, pagina('s).

BOSSUYT, I., Muziekgeschiedenis Deel 1, Oudheid – Middeleeuwen, Acco, Leuven, 1994, 304 pagina’s.

Voor een artikel uit krant of tijdschrift

Voor artikels in kranten of tijdschriften vermeld je:

de naam van de journalist of de auteur in hoofdletters;

de titel van het artikel tussen aanhalingstekens;

de naam van de krant of het tijdschrift (cursief of onderstreept) waaruit het artikel komt;

de jaargang (eventueel met datum);

het nummer;

de pagina(‘s) waarop het artikel verscheen.

Alles wordt van elkaar gescheiden door komma’s en op het einde zet je een punt. Al deze gegevens vind je

op de eerste pagina, in de buurt van de inhoud of in de colofon achteraan in een tijdschrift.

AUTEUR, voornaam, ‘Titel van het artikel’, Naam van krant of tijdschrift, jaargang (jaar), nummer,

pagina.

DE FEYTER, K., ‘Ontwikkelingssamenwerking door een mensenrechtenbril bekeken’, Ad Rem, jaargang 25

(2000), nr. 4, p. 28-35.

Bronvermeldingen elektronische bronnen

Cd-rom, DVD, computerprogramma

ANP (red.), Dit was 2008 – Wereldnieuws overzicht, Cd-rom, Philips Interactive Media Benelux B.V., 2009.

BAERT, A., DE HERT, W., Establisher versie 2.0, computerprogramma, Wolters Plantyn, België, 2006

Bijlage 2: bronvermeldingen

Internet, website

VAN EEDEN R., Kabelbreuk China en VS vertraagt internet, internet, 2001-09-21,

(http://www.webwereld.nl/nav/nb?8590).

Indien je informatie van een website gehaald hebt, maar je hebt geen eigenaargegevens dan vermeld je

nog steeds het volledige adres.

http://www.hortamuseum.be/wie-is-horta.htm

E-mail

Eerste komt de naam van de afzender in hoofdletters, gevolgd door een komma. Schrijf dan de eerste letter

van de voornaam, gevolgd door een punt. Daarna volgt het e-mailadres tussen ronde haakjes, gevolgd door

een komma.

Dan komt het onderwerp van de e-mail. Het onderwerp mag je accentueren. Daarna schrijf je ‘e-mail aan’

met de naam van de geadresseerde, gevolgd door een komma. Schrijf dan de eerste letter van de

voornaam, gevolgd door een punt. Na een komma komt het e-mailadres tussen ronde haakjes, gevolgd

door een komma. Daarna volgt de datum van de e-mail. De bronvermelding beëindig je met een punt.

VANDEPERRE, J., ([email protected]), Nieuwsbrief september 2009, e-mail aan MAESEN, C.,

([email protected]), 2009-09-20.

Voor een interview

GEINTERVIEWDE (eventueel functie), Onderwerp van het interview, Interviewer(s), datum en plaats.

VAN CAUWELAERT A (directeur middelbare school), Schoolwerkplan, door A. Janssens, 2009-08-16, Aalst.

Bijlage 3: grafieken opstellen

Grafieken opstellen

Grafieken stellen visueel het verband voor tussen twee groepen met gegevens (variabelen).

Gebruik

in staafgrafieken zet je absolute waarden (exacte gegevens) naast elkaar;

om de verhoudingen tussen de verschillende variabelen weer te geven, gebruik je het best een

taartgrafiek;

lijngrafieken zijn zeer nuttig om trends of evoluties weer te geven.

Opbouw en kenmerken

Staafgrafiek

Op de x-as (van links naar rechts) staan meestal namen, periodes, jaartallen, enz.

Op de y-as (van beneden naar boven) staat de getalwaarde van de gegevens die je op de x-as vindt. Op de

y-as vind je zeer vaak percentages.

In deze grafiek kun je zien hoeveel procent van de wereldbevolking in steden van meer dan 20 000 inwoners woont

42,2%

76,6% 78,0%

34,2% 36,8%

78,9% 73,1%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Bijlage 3: grafieken opstellen

Taartgrafiek

De getalwaarde staat naast het taartpunt.

Een legende geeft aan hoe de variabelen weergegeven worden in de taartgrafiek.

Lijngrafiek

Op de x-as (van links naar rechts) staan periodes, jaartallen, enz.

Op de y-as (van beneden naar boven) staat de getalwaarde van de gegevens die je op de x-as vindt.

Een rechte of kromme lijn verbindt de verschillende gegevens met elkaar.

Tips

10%

20%

70%

Communicatie gebeurt: door onze woorden

door onze stem

door onze lichaamstaal

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1997 1999 2001 2003 2005 2007

Aantal honderdjarigen in België

Bijlage 3: grafieken opstellen

Grafieken kun je maken met een rekenblad (bvb. Excel). Op die manier kun je de resultaten

automatisch laten berekenen door de computer. Dit bespaart je aardig wat cijferwerk.

Let erop dat je steeds de overzichtelijkheid van je grafiek laat doorwegen op de aantrekkelijkheid,

hoe mooi de verschillende grafieksjablonen van je rekenblad ook zijn.

Zorg ervoor dat de cijfers die je gebruikt voor een grafiek representatief zijn. Baseer je dus op

correcte en voldoende gegevens.

Je kunt, zonder de cijfers te veranderen, de gelijkenissen of de verschillen (de evolutie) tussen

cijfergegevens in een staaf- of een lijngrafiek manipuleren (fout benadrukken) door respectievelijk de

breedte of de hoogte van de grafiek te vergroten in het rekenblad. Wees aandachtig dat je steeds

een correct beeld weergeeft van de inhoud.

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1997 1999 2001 2003 2005 2007

Aantal honderdjarigen in België

0

500

1000

1500

1997 1999 2001 2003 2005 2007

Aantal honderdjarigen in België