Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de...

14
Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis. MATTIAS DE VUYST Retable de l'abondance occidentale et du mercantilisme totalitaire (Jean Tinguely)

description

 

Transcript of Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de...

Page 1: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

Een prognose en kritische reflectie over

de toekomst van burgerschap aan de

hand van de wereldgeschiedenis.

MATTIAS DE VUYST

Retable de l'abondance occidentale et du mercantilisme totalitaire (Jean Tinguely)

Page 2: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

1.Introductie

Naar aanleiding van de gegeven presentatie omtrent de evolutie en perceptie van burgerschap las ik

het boek Limits of Citizenship van Yasmine Soysal [1]. Dit werd in perspectief geplaatst met auteurs

als Joppke [2,3] en Fahrmeir [4]. In deze paper wil ik een vervolg breiden aan de presentatie door

enkele kritische bedenkingen over de toekomst van burgerschap te stellen. Deze bedenkingen komen

voort uit thema’s aanleunend bij het werk van Dr. Frank Caestecker, Hoe de mens de wereld vorm

gaf.

In geschiedenistermen is 1992 nog niet zo lang geleden. 1992 is het jaar dat Francis Fukuyama zijn

bekendste boek The End of history and the Last Man publiceerde. Hierin verdedigt Fukuyama de

stelling dat het einde van de Koude Oorlog meteen ook het einde van de ideologische evolutie van de

mensheid zal blijken te zijn. De westerse liberale democratie is als overwinnaar uit de strijd gekomen

en zal universeel gezien worden als ultieme vorm van regeren. Daarnaast probeert Fukuyama de

verschillende vormen van kritiek te weerleggen die filosofen als Nietzsche, Marx en Rousseau

hebben geuit op de liberale vrijmarktdemocratie.

Echter zijn we in een periode in de menselijke wereldgeschiedenis aanbeland dat we onze westerse

democratie niet meer kunnen zien als ongetwijfeld superieur. De recente ontwikkelingen op het

wereldtoneel toonden dan ook dat we niet langer met verzekerd succes op imperialistische manier

deze waarden kunnen implementeren in andere samenlevingen die een andere culturele en

economische traditie kennen.1 We zijn in een periode aangekomen dat met argusogen de rente op

staatspapier van westerse economieën wordt gevolgd. Tijden waarin Goldman Sachs betoogt dat de

gecombineerde economieën van de vier BRIC landen; Brazilië, Rusland, India en China, tegen 2050 de

gecombineerde economieën van de huidige rijkste landen van de wereld zou kunnen overtreffen.

Deze vier landen samen beslaan momenteel meer dan een kwart van het landoppervlak van de

wereld en meer dan 40% van de wereldbevolking. Ook deze landen zelf hebben reden om te geloven

in hun gouden jaren. Op 16 juni 2009 hielden de leiders van de BRIC landen hun BRIC

top in Yekaterinburg, en legden een verklaring af waarin ze opriepen tot de oprichting van een

equitable, democratische- en multipolaire wereldorde. Sindsdien ontmoetten zij elkaar jaarlijks,

waaronder in Brasília (2010) en Sanya (2011).

In tijden waar het grootste exportproduct van de VS de dollar en Amerikaanse schuld is, welke gretig

opgekocht wordt door de Volksrepubliek China, die op deze manier de koers van de yuan laag houdt

en haar export een concurrentieel voordeel weet te geven, kunnen we grote vragen stellen bij de

synthese die Fukuyama ons dit jaar net twee decennia geleden aanreikte. In tegenstelling tot wat

eind 20ste eeuw gedacht kon worden, toen Deng Xiaoping China net van het label 3de wereld had

verlost, kunnen we aannemen dat de 21ste eeuw weldegelijk de eeuw van China zal worden.

Kritische stemmen van binnenuit worden dan ook in de kiem gesmoord. Met reden vind de kritisch-

filosofische roman de vette jaren binnen het Chinese wonder geen uitgeverij. Maar Chan Koochung

die dit boek recent schreef, wordt nu reeds in de Chinese intellectuele kringen als de George Orwell

en Aldous Huxley van het moderne China gezien.

1 Iraanse Revolutie (november 1968), Jasmijnrevolutie (december 2010) en hun gevolgen.

Page 3: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

Economische, militaire en politieke machtsverhoudingen zijn niet statisch, wanneer zij veranderen

zullen ze een grote invloed nalaten, de toekomst vormgeven en tekenend zijn voor de

wereldgeschiedenis. Wanneer we vandaag spreken over het Midden-Oosten, hebben we het dan ook

over wat voor ons het nabije oosten is. De machtsverhoudingen zijn zelf tot in de taal doorgesijpeld.

Zo zullen wij er moeten meeleven binnenkort gezien te worden als het verre Westen, wanneer de

Verenigde Staten in het Oosten zullen komen te liggen, en het centrum van de wereld de Indische

Oceaan zal zijn. Een verschuiving die reeds nu begonnen is.

Op dat vlak zal Karl Marcx, Duits socioloog en econoom, gelijk krijgen als hij stelde dat de onderbouw

de bovenbouw zal bepalen vanuit zijn economisch-deterministische visie. In dat opzicht zal de notie

van burgerschap voor de komende generaties gekenmerkt worden door een confuciaanse invloed.

En universele mensenrechten zullen staan en vallen bij hun naleving door China.

Mondiaal inkomen per regio 2015.

We merken op dat het Westen zijn leiderschapspositie die ze bezat sinds 1500 verliest. Dit ten gunste

van een betere en meer egalitaire verdeling per regio.

2. The Rise of The West.

Naarmate de veranderende machtsverhoudingen steeds meer realiteit worden, kunnen we

parallellen zien in de opkomst van het Westen en die van China in de toekomst.

Er zijn verschillende verklaringsmodellen voor handen over The Rise of The West, ze variëren van

sociaal-darwinistische invalshoeken (A Farewell to Alms) tot eurocentrische invalshoeken zoals David

Page 4: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

Landes in zijn werk The Wealth and Poverty of Nations: Why Some Are So Rich and Some Are So Poor.

Hierin kent de conclusie grote gelijkenissen met Adam Smith’s Wealth of Nations uit 1776. De

conclusie is een verheerlijking van de Europese cultuur. Geef mensen vrijheden, geef ze de

mogelijkheid terug te kunnen plooien op individueel niveau, en voorzie in geringe mate publieke

voorzieningen, en in 50 jaar kan Korea even welvarend zijn als Frankrijk. De boodschap aan de

andere landen is meer dan tweehonderd jaar later nog steeds: Doe zoals wij, Europeanen, deden

[5,6].

Andere verklaringsmodellen zijn de reactie tegen de ondergeschikte positie in 1500 van het Europese

continent. Doch moeten we opletten met deze verklaring, ze kan immers elke opkomst van een regio

verklaren vanuit de interne druk tegen onderdrukking. Een andere verklaring legt The Rise of The

West vooral uit aan de hand van de ontdekking van steenkool. Steenkool werd in eerste instantie

gebruikt om de huizen van de Europese bevolking mee te verwarmen. In een later stadium werd er

ontdekt dat ook machines konden aangedreven worden. De weg naar het creëren van

handelsoverschot werd hier mee geëffend. En dit in combinatie met een vrij ondernemerschap in

het stedelijke Europa vanaf de late middeleeuwen dat vernieuwing mogelijk maakte.

Handelaars in China werden gezien als een stand zonder veel aanzien. Bovendien dienden de

handelaars die niet beschikten over individuele vrijheden en eigendomsrechten constant de Chinese

roofstaat te vrezen. Het is dan ook met het meer vrijmaken van de markt, althans binnen een

communistisch systeem, en het bestendigen van een soort handelskapitalisme dat Deng Xiaoping

China een echte sprong voorwaarts bezorgen kon. Ook export is van belang, niet alleen zien we dat

vandaag China een groot exporteur is van elektromechanica, ook kent zij zelf, evenals Taiwan,

innoverende technologieën waar buitenlandse markten een vraag voor hebben. Historisch heeft

vooral het patentrecht een sterke bijdrage geleverd aan de stimulatie van innovatie, dit recht was

lang ongekend in China waardoor de uitvinder minder incentives had om enerzijds iets innovatief te

ontwikkelen en anderzijds zelf in te staan voor de commercialisering van zijn product. In de Westerse

Wereld, met name in Engeland, kreeg de uitvinder de kans zijn uitvinding te commercialiseren.

Daarom lag het succes van de uitvinder bij de markt, die zou beslissen of het een goede uitvinding

was of niet. 2

Daarenboven diende Europa zijn onderdanen ook kapitaalkrachtig te maken, want anders zouden

deze emigreren. In China, welke een éénheidsrijk is, was lag dit niet voor de hand. China kende

daarentegen wel een langdurende vrede door haar beschermende geografische ligging. Dit was een

voordeel, maar gaf anderzijds geen incentives om te investeren in militaire zaken, welke later dan

voor burgerdoeleinden konden gebruikt worden. De uitvinding van het buskruit werd dan vooral in

de praktijk gebruikt om vuurwerk te maken, terwijl de Europese Staten direct de militaire

mogelijkheden onderzochten.

Jones haalde in navolging op Weber3 ook de opkomst van de ascetische levenswaarden aan die een

gevolg waren van het Protestantisme. Daar bepaalde Europese Staten begonnen te geloven in de

predestinatieleer, dit voor een spaarzaam aards leven, waar vooral belang aan kapitaal en

2 The invention of inventions.

3 Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus.

Page 5: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

kapitaalaccumulatie centraal stond. Dit werkte het handelskapitalisme in de hand. Jones zegt dat dit

eerder een samenloop was van toevallige zaken dan zaken die inherent met de Europese cultuur

verbonden waren. Zo haalt hij aan dat Europese gezinnen zichzelf niet de perspectieven stelden bij

hun ouders te blijven wonen. Daarentegen wachtten zij op het moment daadwerkelijk economisch

afhankelijk te kunnen zijn en iets te beginnen op hun eigen; welke een kapitalistische en ascetische

levenshouding in de hand werkte. Auteurs als Landes zagen dit meer als een Europees

cultuurverschijnsel waar de Europeanen zich een arbeidsethos van hard werken eigen hadden

gemaakt. Bovendien zagen ze hun eigen cultuur ook superieur waardoor ze imperialistisch gericht

waren. Dit in combinatie met de verdediging van de vrije markt en het privébezit, welke de burger

bescherming boot tegen de roofstaat [8,5].

Clark die in zijn theorie omtrent The Rise of The West Darwin en Malthus combineert heeft tevens

ook de verklaring waarom Afrikaanse landen het zo slecht doen. Door onze middenklassenwaarden

voorop te stellen probeerden we steeds meer kennis te verzamelen en wouden we vaker beter dan

onze peers zijn. Als uitwerking hielden deze waarden een daling van geweld in, een toename van

literatuur en spaarzaamheid. Daardoor ook een interestdaling die aanzette tot innovatie. Armen

worden verminderd, cultuur wordt belangrijker aldus Clarck. Maar wat liep er dan mis in Afrika? Door

de interventie in Afrika hebben zij de Malthusiaanse val niet beleefd. Dit zou in het voordeel van het

continent kunnen geweest zijn, en een stabiele bevolking tot gevolg gehad hebben. Tevens zou een

survival of the fittest (lees: richest) gezorgd hebben voor een wegselectering van zwakkeren en niet

productieve “luie” krachten. Maar naar neoconservatief en sociaaldarwinistisch gedacht hebben

onze waarden niet alleen binnen onze grenzen een niet productieve onderklasse gecreëerd maar ook

in het buitenland, de derde wereld met name [7].

3. Hedendaagse Geopolitiek.

Zoals in voorgaand hoofdstuk reeds aangetoond werd zijn er verschillende theorieën die kunnen

aanhalen waarom culturen op momenten superieur kunnen worden op het wereldtoneel. Zoals in de

introductie reeds besproken is de toekomstige suprematie van China een realiteit die ons te wachten

staat en waar het Westen zal moeten op anticiperen. Anderzijds mogen we het Chinese wonder ook

niet overroepen om twee redenen: Ten eerste zal als gevolg van de éénkindspolitiek van China, China

op een punt dat ze haar gouden jaren kan consolideren te maken krijgen met een stevige

economische en demografische impact van haar éénkindpolitiek. In dat opzicht had een

tweekindpolitiek vanuit demografisch oogpunt indertijd een betere politieke beslissing geweest, mijn

inziens. Anderzijds had het ook de wrede excessen van dit systeem kunnen voorkomen. De

toekomstige vergrijzing van China zal anderzijds ook geen catastrofale gevolgen hebben voor het

land dunkt me aangezien ze de mogelijkheid hebben een koopkrachtige generatie actieven te

ontwikkelen. Hierdoor kan China in tijden van een mondiale crisis misschien wel haar grootste troef

ooit uitspelen, nl. de interne vraag op haar eigen markt. Een tweede reden waarom we de

suprematie van China niet mogen overschatten is omdat we in te veel moderne variabelen rekenen.

In deze tijden, is het niet altijd een overbodige luxe om te kijken naar postmateriële4

verwezenlijkingen wanneer we onze welvaartsnotie construeren. Zo zal propere lucht, en de baten

4 Voor meer hier rond is het aan geraden het werk van Ronald Ingelhart te raadplegen. Ingelhart kan gezien

worden als toonaangevend onderzoeker rond postmodernistische waarden. Inglehart, Ronald (2008) Changing Values among Western Publics from 1970 to 2006.

Page 6: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

niet constant met mondmasker het huis te dienen verlaten ook als schaars goed kunnen gezien

worden in de nabije toekomst.

Maar wat ook gepaard gaat met economische macht, is het schrijven van de geschiedenis. Landen

met sterke economische macht, kunnen disproportionele claims leggen op de koers die de wereld

moet varen. Sinds 1991 is dit de Verenigde Staten. Een land dat niet alleen door haar economische

motieven imperialistische daden stelde, maar hierdoor ook cultuurimperialistische acties uitvoert.

Verder vooral op het wereldtoneel ook gekend door haar lage terughoudendheid om militaire

interventies uit te voeren in functie haar politiek-economische belangen veilig te stellen.

De vraag naar de toekomst toe, die niet zo ver af meer is, is dan ook wat China zal doen? Zullen de

partijleiders van China een verwestering van China doorvoeren of zullen ze de wereld eerder

confucianiseren?

Het is deze vraag die belangrijk is wanneer we zullen nadenken over mensenrechten in de toekomst.

We merken vooral op dat burgerschap en vooral mensenrechten westerse concepten zijn.

4. Limits of Citizenship.

Soysal claimt in dit werk dat er een verschuiving zou plaatsgevonden hebben van het concept

burgerschap: de criteria van burgerschap zouden niet meer gezocht worden in het verbonden zijn

met een bepaalde nationaliteit. Maar met eigenschappen aan het individu, die universeel zijn. Lees:

mensenrechten. Rechten worden met andere woorden persoonlijk en individueel [1].

Soysal trekt deze conclusies na het onderzoeken van West-Europese landen hun beleid ten aanzichte

van gastarbeiders. In de Westerse landen werd aanvankelijk gedacht dat wanneer de werkloosheid

onder de bevolking zou stijgen gastarbeiders spontaan naar hun land van herkomst zouden

terugkeren. En dat men op relatief gemakkelijke manier gastarbeiders kon wegsturen en teruglokken

wanneer de economie er het meest nood aan had. Dit lukte echter niet.

In al de grote geïndustrialiseerde landen was er noodzaak aan arbeid, overheden wisten dat dit

slechts een tijdelijke nood was en daarom is er langs de kant van de overheid geen incentive geweest

deze gastarbeiders te verbinden met de nationale politiek. Ook vanuit de migrantenbevolking was er

geen vraag hieromtrent.

Maar wat zien we nu? Gastarbeiders zijn permanent en in grote getallen aanwezig gebleven in hun

gastlanden. Ze zijn inherent verbonden met onze arbeidsmarkt, onderwijssysteem en de instituties

van onze welvaartstaat. Sommigen wegen zelfs op het beleid door hun lidmaatschap van

vakbonden, en sommigen hebben stemrecht in lokale verkiezingen, ondanks ze niet de identiteit van

het gastland bezitten.

Dat zij participeren als sociale, politieke en economische actoren staat haaks op de logica van het

nationaal burgerschap, dat tot stand kwam na de Franse Revolutie. Burgerschap kan men definiëren

als een gebonden populatie, met een specifieke set van rechten en plichten, die zich distantiëren van

andere groepen op basis van nationaliteit. Maar toch krijgen momenteel deze gastarbeiders die

Page 7: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

formeel en empirische vreemden zijn binnen de nationale collectiviteit bepaalde rechten en

beschermingen toegekend, van een staat waar zij geen lid van zijn.

Hoe kan deze anomalie? Hoe kan de gaststaat een legitieme verantwoordelijkheidsclaim leggen op

deze mensen? Soysal merkt op dat dit niet altijd zo is geweest. Onder de vorige eeuwwisseling was

vooral het belang aan nationaal burgerschap belangrijk. Dit was verankerd in territoriale noties van

een culturele gebondenheid. Migranten werden dan verwacht om gevormd te worden tot nationale

burgers. Dit terwijl de gastarbeider van vandaag vooral claims legt op zijn universeel burgerschap,

burgerschap dat gebaseerd is op noties die niet vasthangen aan grondgebied maar aan personen.

Soysal heet dit postnationaal burgerschap. Dit gaat de natie-staat te boven en is wereldwijd

georganiseerd. Postnational Citizenship confers upon every person the right and duty of participation

in the authority structures and public life of a polity regardless of their historical or cultural ties to

that community. Vb. Turkse gastarbeider moeten geen band met Berlijn hebben om daar de Duitse

autoriteiten te kunnen aanspreken.

4.1. Territorialiteit, soevereiniteit en mensenrechten binnen de natie.

In de 20ste eeuw was het de territorialiteitsbeginsel en het soevereiniteitsbeginsel dat wetten en

identiteit samenbracht binnen het territorium van de natiestaat. Giddens heet dit: “the natural

political condition of humankind”. Maar vandaag kunnen mensenrechten claims leggen op de

identiteit en de rechten en plichten van individuen buiten de nationale grenzen. Dus ergens is de

natiestaat ingekrompen, maar ergens heeft deze nu ook meer verantwoordelijkheden gekregen. Dit

is soms problematisch. Er is soms spanning tussen deze twee niveaus aangezien een natiestaat voor

zijn soevereiniteit te kunnen vrijwaren grenscontroles moet houden, en anderzijds asielzoekers die

teruggestuurd worden een vergoeding moeten geven. Zo kan men de vraag stellen of België nog

asielzoekers aan Griekenland mag uitleveren omdat men terechte vragen kan stellen over de

omstandigheden waarin deze asielzoekers in Griekenland worden opgevangen. Er is dus nood aan

een universeel model van rechten en plichten van mensen dat verankerd wordt in nationale

soevereiniteit.

De verzwakking van de natiestaten is volgens Soysal het verst gevorderd in West – Europa en daarom

heeft ze in haar onderzoek vooral die landen onderzocht. Het is ook in de Westerse landen dat er een

grote verscheidenheid aan gastarbeiders is. Tijdelijk illegalen, permanente migranten, politiek

vluchtelingen, blijvende illegalen, inwoners van de oude koloniën, migranten van binnen de Europese

Unie,… deze verschillen allemaal naargelang hun residentie of het feit ze al dan niet mogen werken.

Maar Soysal spreekt gemakkelijkheidshalve in haar boek over gastarbeiders, welke geheel deze

groepen omvat.

De selectie landen die Soysal in haar onderzoek opneemt zijn Duitsland, Nederland , Groot-Brittannië

Zweden, Zwitserland en Frankrijk. Dit omdat al deze landen gastarbeiders aangetrokken hebben, dit

expliciet of door spontane migratie. Ook hebben ze gelijke arbeidsmarkt condities en gaat het om

vergevorderde industriële samenlevingen. Deze landen hebben ook politiek vluchtelingen

aangetrokken en buiten Frankrijk en Groot-Brittanië hadden de andere landen allen de bedoeling de

gastarbeiders niet permanent op te nemen binnen hun grenzen.

Page 8: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

4.2. International migration and the nation-state system.

Gastarbeid in Europa kwam op gang na WOII, maar was niet nieuw voor Europa. Er was in het

verleden reeds sprake van Ierse gastarbeid in Engeland, Spanje en Frankrijk en Italiaanse gastarbeid

in Zwitserland en Polen geweest. Na WOII was in het hoofd van de mensen het beeld omtrent

gastarbeid hetzelfde als in de 19de eeuw. Maar wat verschilde was niet enkel de magnitude, maar

vooral de definitie van de relatie, omdat na WOII het zich in natiestaten afspeelt. In het

wereldsysteem van vandaag speelt handel en economie zich vooral op transnationaal niveau af, maar

populaties zijn wel nog steeds in meer of mindere mate gebonden aan natiestaten die de

instrumenten zijn van burgerschap en soevereiniteit.

Dit heeft tot gevolg dat er een discrepantie is tussen kapitaalinvestering en arbeidsallocatie. De

resources verplaatsen zich. Maar kapitaal is gemakkelijker te verplaatsen dan mensen tussen

natiestaten. Het beperken van migratie en de term internationale migranten is dus een uitvinding

van de natiestaten, want voordien bestond deze discrepantie niet. Deze is tot stand gekomen in een

context van strikte grenzen en strakke soevereiniteitsregels.

De eerste vormen van beperkingen aan arbeid doorheen de geschiedenis was het verbod op slavernij

in natiestaten en het feodalisme dat mensen aan een bepaalde grond bond. Bij feodalisme door legal

ties . Maar oorlogen compenseerden de gebondenheid van de feodaliteit door de constante dreiging

en uitvoering van oorlogen was er mobiliteit omdat telkens andere machten overheersten. Men kan

zeggen dat tot en met de 14de eeuw een constante realiteit bleef voor vele burgers. Anderzijds zijn er

ook groepen die nooit last gehad hebben van migratiebeperkingen: zoals artiesten en

wetenschappers. Want deze werden niet zelden door koningen of andere edellieden uitgenodigd.

Ook religieuzen konden van kerk naar kerk gaan aangezien Christendom en Islam transnationale

instituties waren.

In de 19de eeuw werd er sprake van huurlingen: Constante realiteit waarbij soldaten sporadisch hun

arbeid verkochten waar er vraag was. De tendens begon pas wat te eindigen in de 15de eeuw toen de

staat als enige zijn soevereine macht wou laten gelden. Pas dan waren er eerste noties van nationaal

burgerschap te bekennen. Staten wouden een directe band met het individu. Staten probeerden

mensen aan zich te binden en identiteiten te laten matchen met hun grenzen. Een ontaarding in

talloze oorlogen waren de gevolgen. En dit zorgde vooral in de lagere strata voor mobiliteit. Mensen

gebonden aan land om op te werken, werden gedwongen de steden op te zoeken. Ook migratie naar

Amerika, waar de staat nog niet ontwikkeld was, werd toen een optie om het geluk te zoeken.

Door de opkomst van Europese naties werden de individuen van landheren en mensen met autoriteit

en privileges bevrijd. Anderzijds creëerden deze natiestaten ook grenzen rond haar populatie. De

Franse Revolutie linkte de burger met de staat en de burgers werden vrijer door het onderwijs en de

welvaart die door de staat gecreëerd werd. Maar burgerschap zorgde ook voor de inperking van

vrijheid door deze onderdanen te binden aan culturele normen, fysische en ideologische grenzen,

nationale talen, morele verplichtingen, … Dit hield migratie tegen.

Maar als gevolg van de individuele rechten en vrijheden die ontstaan waren door dat burgerschap

kwam er economische migratie op gang. Zo emigreerden 52 miljoen Europeanen rond eind 19de

eeuw en begin 20ste eeuw. Van deze 52 miljoen gingen er ¾ naar Amerika, dat toen nog geen

nationale identiteit had.

Page 9: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

Na WOII werden de Westerse landen grootimporteurs van arbeid. Enkel was het vooral de staat die

dominant optrad. Echt gaan rekruteren werd toen het beleid. De regels die vroeger van toepassing

waren werden losser. Enkel was het niet toegelaten om permanent te blijven of familie mee te

brengen. Het was hetzelfde principe dat gehanteerd ging worden als dat van huurlingenlegers.

Tussen ‘50 en ’70 hebben België, Oostenrijk, Zwitserland, Zweden en Nederland allemaal

gastarbeiders gekend. In Frankrijk en Duitsland zelf elk meer dan 2 miljoen van rond de Middellandse

Zee incl. Spanje, Portugal, Yugoslavia, Marokko, Turkije en Griekenland. Frankrijk, GB en Nederland

konden hun kolonies ook aanspreken; India, Pakistan, Caraïben, Algerije, Suriname en Indonesië.

Personen uit de kolonies hadden normaal het recht om te blijven en hadden een geprivilegieerde

status, maar werden toch behandeld als tijdelijke arbeidskrachten. Vooral na de onafhankelijkheid

van Algerije, Suriname en Pakistan werd die band geherdefinieerd, meer in termen van een

algemene migratiepolitiek.

De algemene opvatting wordt dat bij werkloosheid de bijgekomen krachten kunnen weggestuurd

worden en dat ze gewoon gebruikt worden zoals vraag en aanbod het bepalen. De nieuwe krachten

dienden zich dus niet in te mengen in cultuur en politiek. Het was pas later dat men kon constateren

dat migranten eerder zelden terugkeerden. Hier wordt door Soysal geen verklaring voor gegeven, dit

alhoewel de grote proportionaliteit vooral te verklaren valt door de lage terugkeergraad +

familiehereniging + grote natuurlijke aangroei. Ook politieke vluchtelingen nemen een steeds grotere

proportie in. In 1986 en 1990 was de gemiddelde groei van de immigranten in België 1.3% in

Oostenrijk 9.2%, 3.7% in Duitsland en 4.6% in Nederland. Repatriëringsmechanismen lukten niet en

Europese staten waren onsuccesvol om de migratiestromen die opgang gekomen waren te

temperen. Pas in de jaren ’80 krijgen de migranten plots een permanent karakter en dient men te

beseffen dat ze niet gaan terugkeren. De migranten die blijven vragen ook opvallend minder vaak

nationalisatie aan.

4.3. De rechten van het lidmaatschap en de status van de migranten.

Hoe de migranten die geen legale burgerschapsstatus hebben geïncorporeerd worden in de rechten

en privileges die gepaard gaan met die burgerschapsstatus.

Natiestaten kennen burgerrechten toe aan hun bevolking. Die exclusieve status van rechten aan hun

bevolking hanteren ze door het expliciet invoeren van migrantenrechten. Dit doen ze door het recht

dat ze hebben migranten te kunnen weigeren op basis van; nationale veiligheid, nationale

gezondheid of publieke orde. De Europese Unielidstaten kunnen we volgens Soysal in dat opzicht

zien als geprivilegieerde partners. Voor een land binnen te kunnen komen ging vooral veel af van de

arbeidsmarkt. Tegenwoordig is er veel meer afhankelijk van mensenrechten, zoals gezinshereniging

en familiehereniging om het territorium van een land te kunnen betreden.

Rechten die aan migranten toegekend werden verliepen telkens volgens een gradueel proces. In de

jaren ’70 bestond “vrijheid van vereniging, beroep, werkplaats, onderwijsplaats” niet voor migranten

in Duitsland, dit onder de Migrantenwetten. Ze hadden toegang tot de Duitse wetten met

uitzondering van onder andere hierboven genoemde rechten.

Vanaf de jaren ’80 kwam er een proces op gang in Westerse landen voor stemrecht toe te kennen

aan migranten voor de lokale verkiezingen. In sommige staten breid de tendens zich zelfs uit naar

stemrecht voor nationale verkiezingen. Vandaag is er zelfs sprake van kinderbijslag voor kinderen die

Page 10: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

niet in het gastland verblijven en van een pensioen dat blijft doorbetaald worden ook al wordt er

verhuisd naar een ander land. De grootste uitzonderlingen hierop zijn de VS en Australië. Formeel

burgerschap is bijna altijd van belang om deel te kunnen nemen aan nationale verkiezingen. Buiten

Engeland zijn er geen landen die dit toelaten. Engeland kent dit toe aan mensen van The Common

Wealth en Ierland.

Migrantenstemrecht werd in de meeste landen toegekend tussen ’73 en ’83 voor de lokale

verkiezingen. Overal was dit wel gekoppeld aan bijkomende voorwaarden, zoals een verblijf van

minimum 6 maanden in Ierland tot een maximum van 5 jaar in Nederland.

Er zijn nog altijd veel landen waar migranten niet kunnen stemmen op lokale verkiezingen zoals in de

VS en Canada. In Australië mogen ze zelfs niet stemmen voor verkiezingen van vakbonden. Maar

belangrijk is om op te merken dat het boek dateert vanuit 1997. België staat ook weergegeven als

land dat geen stemrecht toekent aan migranten, maar ondertussen is hun al toegestaan deel te

nemen aan de lokale verkiezingen.

Pas in de jaren ‘90 werd opgenomen in de grondwet van landen dat buitenlanders over dezelfde

basiswetten kunnen beschikken. Vb. in Zweden, Nederland en België werd dit uitdrukkelijk

opgenomen in de grondwet.

Soysal gaat expliciet in tegen Marshall. Marshall beweert dat politieke en civiele rechten sociale

rechten konden afdwingen. Maar in het onderzoek van Soysal zegt zij overal te zien dat er eerst

sprake is van sociale rechten en economische en politieke rechten maar op de lange baan geschoven

worden (totale toekenning). P 131. In het algemeen vinden nationale staten het veel moeilijker om

sociale en burgerlijke rechten te ontkennen omdat deze vasthangen aan de persoon. Ook al heeft die

persoon geen burgerstatus in het land. Politieke rechten liggen gevoeliger omdat dit de nationale

soevereiniteit aanbelangt. Sociale en civiele rechten gaan bv. over individuele vrijheden en een

minimum levensstandaard. Dat zijn zaken die meer opvallen.

Verklaring van Soysal: Politieke rechten kwamen tot stand toen de natiestaten ontstonden, en

hangen dus ook samen met nationaliteit. Dit terwijl sociale rechten pas in de 20ste eeuw opgenomen

werden. Sociale rechten zijn minder exclusief en kunnen breder toegepast worden.

Ten tweede is de toekenning van rechten ook niet enkel vermeerderd over de tijd, ze is ook

uitgebreid rond de populatie. Door de internationalisering en standaardisering van rechten vallen er

nu meer mensen onder. Illegalen hebben nu ook recht op onderwijs en een humane behandeling.

Bijvoorbeeld geen illegalen uitleveren aan Griekenland.

Dit is het grote verschil tussen de 19de en 20ste eeuw. In de 19de eeuw konden Polen die ziek waren

uit Duitsland gedeporteerd worden. Nu hangen de rechten aan de persoon vast, dit ongeacht waar

die zich bevindt. In 1908 was er bv. nog sprake van een wet die Polen verbood Pools te spreken in het

Ruhrgebied.

Page 11: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

4.4. Naar een postnationaal model van lidmaatschap en conclusie.

Van nationale rechten naar universal personhood. Een nieuwe vorm van lidmaatschap dat verder

gaat dan de grenzen van de natiestaat is in opkomst. Voor de oorlog kwamen er gradueel tot stand:

vrouwenrechten, kinderrechten, rechten van het individu binnen de natiestaat. Na de oorlog komt er

een universalisme tot stand. Dit is vooral door gastarbeid tot stand gekomen. Door rechten toe te

kennen aan migranten die langdurig zouden blijven. Er wordt gesproken van DENIZENSHIP. De

klemtoon wordt verlegd van nationaliteit naar verblijf.

Situering in de tijd; Nationaal Burgerschap komt voort uit de Franse Revolutie, alhoewel in de praktijk

het pas veel later begon. Van visa’s, paspoorten en een opdeling tussen burgers en buitenlanders

was geen sprake tot WOI. En na WOII is de Westerse natiestaat zijn greep beginnen verliezen op het

burgerschap, dit door de grote stroom van goederen en personen vanaf 1960. In Afrika en Azië

begonnen op dat moment pas de staten zich nationaal te organiseren in termen van burgerschap.

Gevolgen: Er is minder gelijkheid. Vroeger waren de Franse privileges enkel voor de Fransen en de

rest kon hier geen aanspraak op maken. Nu kan men spreken van multi-identiteiten, voorbeeld

Turkse gastarbeiders in Frankrijk. Hieruit volgt dat sommige migrantengroepen meer geprivilegieerd

zijn dan andere groepen. Dit door hun op te delen: vb. politiek vluchtelingen VS economisch

vluchtelingen. Dit is mede het gevolg van het feit dat mensen nu ook de dubbele nationaliteit kunnen

bezitten.

Klassiek model: Gelijke rechten en plichten. En dit op basis van de gedeelde nationhood.

Postnationaal model: Op basis van universele rechten verbonden aan de persoon, personhood,

welke tot stand zijn gekomen door heersende ideologieën binnen de wereldgemeenschap.

Politiek Vluchtelingen zijn staatloos, alhoewel sommigen een paspoort van de VN kunnen hebben.

Maar hun rechten spreken ze aan doormiddel van de universele mensenrechten.

Gevolgen zijn ook een hoge connectie tussen de landen en culturen en een grotere noodzaak aan

internationale regelgeving, welke in de toekomst enkel maar geïntensifieerd zal worden.

Conclusie: Naties zijn geconstrueerd en worden gebruikt wanneer het uitkomt. Soysal heeft

voorbeelden uit conflicten in Ierland, Somalië en Ethiopië. De natiestaat verliest zijn charisma. En ook

culturele subgroepen beginnen in termen van naties te spreken. Er is tegenwoordig zelf sprake van

een Holebinatie, net als de andere zou dit echter enkel een claim voor identiteit inhouden. Dus natie

verliest aan betekenis in voordeel van de rechten die inherent aan de persoon zijn toegekend en

universeel gehanteerd worden. Echter zijn naties westerse begrippen. Deze zijn over de wereld

verspreid geraakt onder imperialistisch vlag van onze westerse cultuur. In sommige delen van de

wereld zelf met dramatische gevolgen, als we denken aan Rwanda ’94. Als we nu kijken naar de

economische ontwikkelingen moeten we een realiteit onder ogen zien waarin bepaalde culturele

zaken meer zullen opgelegd worden vanuit een Aziatische cultuur. Wiens brood men eet, wiens woord

men spreekt. China wordt het nieuwe Westen, dat zien we vandaag al aan de neo-kolonisatie van

Afrika. Welke implicaties dit echter zal hebben voor onze waarden en normen is nog niet duidelijk.

Zoals ik deze paper reeds begon, blijf ik erbij dat de toekomstige noties rond mensenrechten zullen

staan en vallen bij de Chinese politiek. In het verleden kwamen onze nationale rechtsgoederen in

Page 12: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

België ook al meermaals in het vaarwater van de Mensenrechten terecht. Denken we maar aan het

recht op leven, de abortus- en euthanasiewetgeving. Doch redeneerde het Hof dat het recht op leven,

een recht is op een “waardig” leven en dat dit rechtsgoed niet geschonden wordt wanneer men onder

bepaalde omstandigheden niet wenst zwanger te blijven of zelf liever beslist een pijnloos punt achter

het leven te zetten. Compleet naar analogie met ons westers denkpatroon deed het Hof dus uitspraak

over de wetgeving waar atheïstisch filosoof, ethicus en scepticus Etienne Vermeersch aan de

fundamenten van lag. De vraag is of het in de toekomst ook nog op deze wijze beslecht kan worden in

de nieuwe geopolitieke realiteit van morgen.

Page 13: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.

5. Bibliografie.

1. Limits of citizenship: migrants and postnational membership in Europe.

Door Yasemin Nuhoğlu Soysal, 1997.

2. Veil: Mirror of Identity.

Door Christian Joppke, 2009, Cambridge.

3. Selecting by Origin: Ethnic Migration in the Liberal State

Door Christian Joppke, 2005, Harvard University Press

4 Migration Control in the North Atlantic World, The Evolution of State Practices in Europe and the

United States from the French Revolution to the Inter-War Period.

Door Andreas Fahrmeir, 2003, Johann Wolfgang Goethe-Universität Frankfurt and Cambridge.

5. The Wealth and Poverty of Nations

Door David Landes, 1998.

6. An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations.

Door Adam Smith, 1776.

7. A Farewell to Alms: A Brief Economic History of the World.

Door Gregory Clark, 2008.

8. The European miracle: environments, economies, and geopolitics in the ...

Door Eric Lionel Jones; 2003.

9. An essay on the principle of population: A view of its past and present effects on human

happiness; with an inquiry into our prospects respecting the future removal or mitigation of the evils

which it occasion, 1817.

Page 14: Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de hand van de wereldgeschiedenis.