E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

142
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet? Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00602882) (De Brauwer Bart) Academiejaar 2012-2013 Promotor : Commissarissen : (Pauwels Lieven) (Schils Nele) (Van Daele Stijn)

Transcript of E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

Page 1: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

FACULTEIT

RECHTSGELEERDHEID

E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (00602882) (De Brauwer Bart)

Academiejaar 2012-2013

Promotor : Commissarissen :

(Pauwels Lieven) (Schils Nele)

(Van Daele Stijn)

Page 2: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

Verklaring inzake toegankelijkheid van de Masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, [Naam en Voornaam + studentennummer] ...…………………………………………………. geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze Masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de Masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: …………………………………….. Handtekening: ……………………………

Page 3: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

I

Woord vooraf

Het onderwerp: de e-Jihad, was geen voor de hand liggende keuze. Tijdens mijn studie als

politicoloog werd ik door de processen van radicalisering geboeid. Mijn toenmalig ETA-onderzoek

vloeide daaruit voort. Daarna liep ik stage in 2011, als bachelor in de criminologische wetenschappen,

bij de Dienst Terrorisme en Sekten van de Belgische Federale Politie. Daar bestond mijn taak erin om

tot een criteriabepaling te komen van Jihadwebsites. Mijn interesse werd er geprikkeld door het

actuele thema van de e-Jihad. Deze Masterproef vormt dan ook het sluitstuk van mijn opleiding

criminologische wetenschappen in het academiejaar 2012-2013.

Een aantal mensen dienen bedankt te worden. Vooreerst mijn promotor, Dhr. Pauwels, die me

bijstond en in de goede richting stuurde. De Nederlandse professor Bakker, Jihadexpert bij het “Center

for Terrorism and Counterterrorism” in Den Haag, gaf me een paar nieuwe inzichten betreffende de

materie. Ik wens hem speciaal te bedanken omwille van de tijd die hij en zijn organisatie vrijmaakte

om me persoonlijk van antwoord te dienen. Voorts werkte de analyse van Dhr. Bartlett inzake sociale

media en Jihad, in het gebouw van de Veiligheid van de Staat, inspirerend. Mijn vader wens ik

speciaal te bedanken voor de vele uren die hij vrijmaakte voor het nalezen van mijn onderzoek.

Tenslotte bedank ik mijn moeder, mijn vriendin en mijn broer voor de steun die ze me gaven tijdens

de moeilijkere momenten.

Page 4: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

II

Inhoudstafel . Inleiding....................................................................................................................................................1

Deel 1: Beschrijvende literatuurstudie.....................................................................................................5

1.A.: Omschrijving kernbegrippen..............................................................................................6

1.B.: Terrorisme en radicalisering.............................................................................................13

1.C.: Communicatie en media....................................................................................................16

Hoofdstuk 1: e-Jihadpioniers en moederwebsites..................................................................................19

1.1.: Verschillende visies van de e-Jihadpioniers......................................................................20

1.2.: Al-Suri’s oproep voor een “Globaal Islamitisch Verzet”..................................................22

1.3.: As-Salims 39 wijzen om de Jihad te dienen......................................................................24

1.4.: Younes Tsouli: de “Godfather van de online-Jihad”.........................................................25

1.5.: Anwar al-Awlaki: de Bin-Laden van het internet..............................................................26

1.6.: Samir Khan: e-Jihad op verschillende fronten...................................................................27

1.7.: Osama Bin-Laden: de nieuwe Saladin...............................................................................28

1.8.: Al-Zawahiri: uitbouw en framing van de Jihadideologie..................................................31

1.9.: Al-Zarqawi’s gruwelijke propagandamachinerie..............................................................31

1.10.: Al-Neda: de eerste moederwebsite van Al-Qaeda...........................................................34

1.11.: Al-Firdaws: onbekend, maar wel bemind........................................................................34

1.12.: Al-Boraq: Irakese Jihadverbondenheid en banners.........................................................36

1.13.: Al-Ekhlaas: de invloedrijkste moederwebsite.................................................................37

1.14.: Al-Hesbah: het e-Jihadsluitstuk?.....................................................................................37

1.15.: Tussenbesluit...................................................................................................................39

Deel 2: Empirisch gedeelte....................................................................................................................43

2.A.: Keuze voor kwalitatief onderzoek....................................................................................43

2.B.: Onderzoeksstrategieën......................................................................................................44

2.C.: Onderzoekstechnieken......................................................................................................46

Hoofdstuk 2: Screenshotonderzoek van Europese Jihadwebsites..........................................................53

Page 5: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

III

2.1.: Minbar-SOS: een vrouwelijke spin in het web..................................................................53

2.2.: Al-Mourabitoune: een grafisch meesterwerk....................................................................56

2.3.: Ansar al-Haqq: typevoorbeeld van de huidige Jihadwebsite.............................................59

2.4.: Tussenbesluit.....................................................................................................................62

Hoofdstuk 3: De online magazines.........................................................................................................64

3.1.: Defenders of the truth........................................................................................................64

3.2.: Stijlkenmerken van Defenders of the truth........................................................................68

3.3.: Grafische kenmerken van Defenders of the truth..............................................................70

3.4.: Inspire................................................................................................................................70

3.5.: Stijlkenmerken van Inspire................................................................................................78

3.6.: Grafische kenmerken van Inspire......................................................................................79

3.7.: Tussenbesluit.....................................................................................................................81

Hoofdstuk 4: Webanalyse van operationele Jihadwebsites....................................................................85

4.1.: De twee blogs van het Global Islamic Media Front..........................................................85

4.2.: Blogspot Globale Islamische Medien Front......................................................................86

4.3.: Maktoobblog alqaeqa.........................................................................................................89

4.4.: Shariatube..........................................................................................................................91

4.5.: Facebookpagina van Eric Omar Harroun..........................................................................95

4.6.: Tussenbesluit.....................................................................................................................98

Hoofdstuk 5: Websites van de Nationalistische Jihad..........................................................................102

5.1.: Engelstalige Website van de Palestijnse Al-Qassam Brigades........................................102

5.2.: Engelstalige Website van de Libanese Hezbollah...........................................................107

5.3.: Tussenbesluit...................................................................................................................110

Eindconclusie........................................................................................................................................114

Bibliografie...........................................................................................................................................119

Eindnoten..............................................................................................................................................130

Cd-rom: ‘Onderzoeksdata’: analyses van de online magazines en operationele Jihadwebsites..........136

Page 6: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

IV

Lijst afbeeldingen Afbeelding 1: logo as-Sahab (www.jihadica.com).................................................................................35

Afbeelding 2: webpagina van al-Boraq (www.al-boraq.com)................................................................36

Afbeelding 3: webpagina van al-Falujja (www.alqimmah.net)..............................................................39

Afbeelding 4: voorbeeld categorische tabel............................................................................................48

Afbeelding 5: voorbeeld “wordle” (http://www.wordle.net/create).......................................................49

Afbeelding 6: voorbeeld “NVIVO10”....................................................................................................50

Afbeelding 7: voorbeeld “Domain Tools” (http://whois.domaintools.com/qassam.ps).........................50

Afbeelding 8: voorbeeld onderzoekstabel..............................................................................................51

Afbeelding 9: voorbeeld checklist..........................................................................................................52

Afbeelding 10: Minbar-SOS (www.minbar-sos.com)............................................................................54

Afbeelding 11: al-Mourabitoune na de transformatie (www.ribaat.org)................................................56

Afbeelding 12: al-Mourabitoune voor de transformatie (www.ribaat.org)............................................57

Afbeelding 13: webforum al-Mourabitoune: al-Zarqawi (http://forum.ribaat.org/)...............................58

Afbeelding 14: webforum al-Mourabitoune: Taymiyyah (http://forum.ribaat.org/)..............................58

Afbeelding 15: website Ansar al-Haqq voor de transformatie (www.ansar-alhaqq.net)........................60

Afbeelding 16: website Ansar al-Haqq na de transformatie (www.ansar-alhaqq.net)...........................60

Afbeelding 17: webforum Ansar al-Haqq (http://www.ansar-alhaqq.net/forum/).................................61

Afbeelding 18: reactie el-Aroud op webforum Ansar al-Haqq (http://www.ansar-alhaqq.net/forum/).61

Afbeelding 19: “de Leeuw is dood” (http://www.ansar-alhaqq.net/forum/)..........................................62

Afbeelding 20: cover online magazine “Defenders of the truth” (http://thejihadproject.files)..............64

Afbeelding 21: cover online magazine “Inspire” (http://azelin.files.wordpress.com/)..........................72

Afbeelding 22: blogspot GIMF: logo GIMF (http://gimf-nachrichten.blogspot.com/).........................88

Afbeelding 23: blogspot GIMF: verheerlijking Jihad (http://gimf-nachrichten.blogspot.com/)............88

Afbeelding 24: intro Shariatubefimpje (http://www.youtube.com/watch?v=).......................................94

Afbeelding 25: Al-Qassam versus IDF op Twitter (https://www.facebook.com/#!/InHetSpoor)........103

Afbeelding 26: logo Al-Qassam Brigades (http://www.qassam.ps/)....................................................105

Afbeelding 27: logo Hezbollah (http://www.english.moqawama.org/)......................................109

Page 7: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

1

Inleiding

Media en terrorisme vertonen een symbiotische relatie. Terrorisme wordt door de media

aanzien als belangrijk omdat het een hoge (spectaculaire) nieuwswaarde heeft. Terroristen maken

dankbaar gebruik van propagandakanalen om hun boodschap te verkondigen. De Jihadistische

terreurorganisatie “Al-Qaeda” legt daarbij de nadruk op de onrechtmatige westerse bezetting van

Islamitische landen. Volgens Silke (2008, p. 114) wordt op die manier een “mortality salience effect”

bekomen waarbij een hoge identificatie optreedt tussen de Jihadi’s en de (dodelijke)

moslimslachtoffers. Tot vóór 2001 gebeurde er zelden systematisch wetenschappelijk onderzoek naar

terreurorganisaties. Met de spectaculaire aanslagen, uitgevoerd door gerekruteerde terroristen van Al-

Qaeda, kwam daar internationaal verandering in. België bleef echter lange tijd achter.

Tijdens mijn stageopdracht in 2011 bij de Dienst Terrorisme en Sekten van de Federale

Gerechtelijke Politie werd duidelijk dat er tal van Belgische politiële en wetenschappelijke werken

bestaan die het fenomeen “Jihadisme” beschrijven en verklaren. Echter, literatuur rond Jihadi-

websites werd niet aangetroffen. Hoogstens werd gewezen op “de belangrijke rol van het internet in

het radicaliseringsproces”. Dit is een reële lacune voor de academische wereld maar ook voor onze

veiligheidsdiensten. Die laatste hebben immers een wetenschappelijke onderbouw nodig in de

bestrijding van het steeds groter wordende probleem van de Jihad en haar criminele implicaties.

Bovenvermelde hangt nauw samen met de desinteresse van de criminologie in het politieke fenomeen

“terrorisme”. Deze wetenschappelijke discipline droeg tot vandaag weinig bij aan het begrijpen van

terreurgeweld of het gedrag dat ertoe leidt. (Gadd & Karstedt & Messner, 2012, p. 175) Aangezien de

auteur een politicoloog van opleiding is, wordt geprobeerd vernieuwende invalshoeken aan te reiken

binnen het criminologisch onderzoek.

In 2013 beklemtoont het Federaal Parket de dreiging uitgaande van de e-Jihad, de Jihad op het

internet. De Dienst Terrorisme en Sekten van de Federale Politie, de Veiligheid van de Staat, en het

Centraal Orgaan voor de Dreigingsanalyse (i.e. “OCAD”) werken samen inzake het in kaart brengen

van het fenomeen en de bestrijding ervan. Omdat propaganda op zich geen misdrijf inhoudt, wordt er

te weinig onderzoek naar verricht. Bovendien zijn bovenvermelde diensten budgettair, logistiek en qua

personeel onderbezet. Tenslotte staat de Belgische wetenschappelijke wereld voor de uitdaging een

verklaring aan te reiken voor actuele terroristische verschijnselen. Theorieën en verklarende modellen

dienen daarbij uitgebouwd te worden. Alsook empirisch onderzoek dat gestaafd wordt met

praktijkvoorbeelden.

Page 8: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

2

In dit onderzoek wordt bestudeerd hoe Al-Qaeda’s propagandamachine werkt via het internet.

Ook al gebruikt Al-Qaeda het internet voor verschillende doeleinden (bv. financiering), toch wordt

alleen het propagandafacet onderzocht. Dit is een bewuste keuze. Een Masterproef dient namelijk in

een korte tijdspanne (minder dan één jaar) geschreven te worden. Bovendien zijn er inzake

financiering, rekrutering, etc. andere processen actief. Het dient gezegd dat propaganda de slagader is

van het huidige Jihadisme. (Smith, 2009; Volders, 2012) Het onderzoek beoogt een belangrijke

schakel te zijn in de wetenschappelijk inzichten met betrekking tot radicalisme, terrorisme en

Jihadisme. Al-Qaeda tracht, zoals elke terreurgroepering of organisatie, een wereldbeeld uit te dragen

waarbij geweld niet wordt geschuwd. Het internet speelt daarbij een cruciale rol. Wetenschappers

dienen volgens mij bij te dragen tot het verklaren van de gehanteerde beeldvorming van Al-Qaeda. Zij

zijn immers, in tegenstelling tot de (internationale) politieke wereld, niet gebonden door loutere

kortetermijnbelangen.

Eerst diende de auteur zich wegwijs te maken in de vele theorieën en wetenschappelijke

literatuur betreffende het online-Jihadisme en het propagandaonderzoek. Deze fase vatte reeds aan

eind september 2012. Vervolgens werd de portfolio neergeschreven in de periode: oktober tot

december van datzelfde jaar. Hierbij werd o.a. aandacht besteed aan: het theoretisch en praktisch

kader, de onderzoeksvragen, de definiëring van de kernbegrippen, de onderzoekstrategieën- en

technieken en het type onderzoeksmateriaal. De beschrijvende literatuurstudie liep t.e.m. begin maart

2013. De beslissende fase ging echter van start midden maart 2013. In deze fase werden Jihadwebsites

empirisch onderzocht. Eind april tot begin mei werd gewerkt aan de lay-out van de Masterproef.

Om tot een grondige analyse te komen van de centrale onderzoeksvraag: “Hoe verloopt Al-

Qaeda’s propagandastrijd op het internet?”, dienen een aantal deelvragen geformuleerd. Hierbij

wordt rekening gehouden met het oorspronkelijke doel van elke theorie. In deze Masterproef wordt

onderzocht hoe Al-Qaeda haar propagandastrijd voerde op het “open web” (het “deep web” wordt niet

bestudeerd ook al ontplooit men daar de uiteindelijke terreuractiviteiten).

In het wetenschappelijk onderzoek wordt vooreerst, vanuit het Sociaal Constructivistisch

wetenschapsprogramma in combinatie met het Causaal model van Crenshaw, aangetoond hoe

belangrijke e-Jihadpioniers propaganda inzake de Jihad hebben gepromoot. Er wordt aangegeven welk

belang zij aan propaganda hechten. Hoe past volgens hen propaganda binnen de e-Jihad? Framing

krijgt in het onderzoek een belangrijke plaats toebedeeld in die zin dat individuen cruciale

betekenisdragers zijn.

Onderzoek naar hoe Al-Qaeda verschillende propagandakenmerken- en technieken op het

internet toepast, is vervolgens van cruciaal belang om inzicht te verwerven in het functioneren van de

Page 9: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

3

Globale Jihad in de 20ste eeuw. Als technieken worden o.m. “name calling” en “band wagoning”

bestudeerd. Er wordt hierbij uitgegaan van: de Functionalistische Mediatheorie, de

Mediumtechnologische theorieën, Rational Choice theorieën, Contagion Theory en tenslotte de

psychologische en sociale theorieën. Aan de hand van o.m. tabellen en een degelijke checklist worden,

in het empirisch gedeelte van de Masterproef, verschillende internetbronnen onderzocht.

Tenslotte dient het propagandaverhaal van Al-Qaeda vergeleken te worden met de aanpak van

vergelijkbare cases. Vanuit de Social Cognition Theorie kwam volgende onderzoeksvraag tot stand:

hoe verhouden “Globale Jihadi-propaganda” en “Nationalistische Jihadi-propaganda” zich tegenover

elkaar op het internet? Zijn er operationele gelijkenissen of zijn het vooral de verschillen die opvallend

zijn?

Het doel van de Masterproef is om inzicht te verwerven in het uitgedragen propagandadiscours

van Al-Qaeda op het internet. Hiervoor wordt de online propagandageschiedenis van Al-Qaeda

bestudeerd, alsook de actuele operationaliteit. Op basis daarvan beslaat het onderzoek twee delen:

1. Beschrijvende literatuurstudie: een secundaire data-analyse wordt gehanteerd. Hierbij

worden de propagandavisies van de e-Jihadpioniers onderzocht alsook historische, maar

gerechtelijk afgesloten moederwebsites.

2. Empirische webanalyse: verschillende (bevroren en operationele) Jihadwebsites worden

kwalitatief onderzocht. Een inhoudsanalyse van de online magazines zorgt voor een

categorische tabel. Hierbij wordt cross-sectoriële informatie van de website verzameld op één

dag. De gegevens worden via de “word cloud methode”, “NVIVO10” en de “grondige

analyseprocedure” geselecteerd. Tenslotte voert men de gegevens in een checklist in.

Welke structuur hanteren we doorheen de Masterproef? Er wordt getracht om een logische

redenering uiteen te zetten. Omwille van de techniciteit van het onderwerp worden in deel 1, d.m.v.

een literatuurstudie, de kernbegrippen gedefinieerd en de belangrijkste gehanteerde theorieën

betreffende terrorisme, radicalisering, communicatie en media uiteengezet. In hoofdstuk 1 komen de

visies van de e-Jihadpioniers en de Al-Qaedamoederwebsites aan bod. Na het beschrijvende luik komt

een empirische studie, in deel 2, tot stand. Er wordt uitgelegd wat de meerwaarde is van kwalitatief

onderzoek en wat de gebruikte onderzoeksstrategieën- en technieken zullen zijn. Met hoofdstuk 2

vangt het empirisch onderzoek daadwerkelijk aan. Er wordt geopteerd voor een screenshotonderzoek

van drie Europese Jihadwebsites. In hoofdstuk 3 worden twee e-magazines onderzocht. Daarbij komt

een categorische onderzoekstabel tot stand die doorheen het verdere onderzoek zal worden gehanteerd.

In het daaropvolgende hoofdstuk worden twee operationele Jihadblogs, Shariatube (i.e. een spin-off

van You Tube) en een Jihadi-Facebookprofiel geanalyseerd. In hoofdstuk 5 worden de gegevens uit de

Page 10: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

4

voorgaande hoofdstukken vergeleken met die van de websites van de Al-Qassam Brigades en

Hezbollah. Tenslotte bespreek ik, in de eindconclusie, de onderzoeksresulaten, draag ik

beleidsaanbevelingen voor en stel ik bijkomende research voor. Het eigenlijke onderzoek vindt de

lezer in ‘Onderzoeksdata’, gebrand op de bijbehorende cd-rom.

Het primaire onderzoeksmateriaal beslaat enerzijds: secundaire databronnen (internationale

wetenschappelijke en politiële literatuur en bevroren websites) en anderzijds operationele websites. De

secundaire databronnen bekomt men door een zoektocht doorheen de wetenschappelijke en politiële

literatuur rond online-Jihadisme. Vooral de Angelsaksische stroom aan informatie valt hierbij op. Dit

komt voornamelijk doordat de VS en Groot-Brittannië werden opgeschrikt door zware Jihadi-

terreuraanslagen maar ook omdat vele e-Jihadpioniers afkomstig zijn of gestudeerd hebben in één van

de vermelde landen. De operationele websites worden bekomen door onderzoek uit de literatuur en

websites die nog steeds actief zijn sinds de stageopdracht. Het voordeel daarbij is dat deze websites op

zijn minst twee jaar actief zijn waardoor het propaganda-apparaat makkelijker kan bestudeerd worden.

Bovendien is de professionaliteit hoger. Als secundair onderzoeksmateriaal komen in aanmerking:

formele gesprekken met verschillende experts van de Federale Politie (2011) en een formeel gesprek

met professor Bakker (8 februari, 2013).

Page 11: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

5

Deel 1: Beschrijvende literatuurstudie

Toen ik in 2011 stage liep bij de Dienst Terrorisme en Sekten van de Belgische Federale

Gerechtelijke Politie viel het me op dat er zeer weinig in de Belgische politiële en academische

literatuur terug te vinden is i.v.m. de e-Jihad. In 2013 was dit nog steeds het geval. De meeste auteurs

(bv. Coolsaet) spitsen zich vooral toe op het radicaliseringproces en geven daarbij aan dat het internet

een middel of radicaliseringskanaal is voor potentiële Jihadi’s. De wijze waarop het internet bijdraagt

aan dit veelvormig proces wordt echter niet of te weinig onderzocht. Het is dan ook van belang dat er

bestudeerd wordt hoe Al-Qaeda het internet gebruikt(e) inzake communicatie, rekrutering,

financiering en propaganda. Het laatste aspect vormt het onderwerp van deze Masterproef.

In 1987 riep Abdullah Azzam op tot een “al-qaeda al-sulbah” (i.e. Voorhoede der Krachtigen).

Een jaar later werd een Jihadi-terreurorganisatie opgericht in Pakistan door een volgeling van Azzam,

Osama Bin-Laden. Pas in 1998, met het onderzoek naar de bomaanslagen op verschillende

ambassades in Oost-Afrika bedacht de Amerikaanse politie een naam voor deze voorhoede: “Al-

Qaeda”. De belangrijkste strategische (of lange termijn) doelstellingen ervan zijn: de overwinning van

de religie van Allah, het herstel van het Islamitisch kalifaat en de vestiging van de Islamitische

regimes door inzet van geweld. Aan de vooravond van 9/11 (2001) was Al-Qaeda nog een unitaire

organisatie gecentraliseerd rond enkele kernleden zoals de Saoedi Bin-Laden1 en de Egyptenaar al-

Zawahiri. Van het internet maakten de terroristen voornamelijk gebruik om te communiceren. Na de

beruchte kapingen en spectaculaire aanslagen op Amerikaanse bodem (9/11) startte Bush, de

toenmalige president van de Verenigde Staten van Amerika (afgekort als VSA), een “war on terror”.

Afghanistan, Irak en Iran werden tot een “axis of evil” uitgeroepen. Afghanistan (2001) en Irak (2003)

werden achtereenvolgens de oorlog verklaard. Verschillende leiders en leden van Al-Qaeda werden

vermoord of kwamen in beruchte gevangenissen terecht (bv. Abu Graib in Irak) zonder enige

afgebakende jurisdictie en bescherming van mensenrechten. Jihadleiders zoals al-Suri riepen op tot

een verregaande decentralisatie van Al-Qaeda. Ook al gebruikte Al-Qaeda het internet reeds

voorafgaand aan 9/11, het zou pas met het boek “39 principles of the Jihad” (2003) zijn dat men sprak

over de e-Jihad. Volgens de auteur van dat boek (as-Salim) is elke moslim verplicht deel te nemen aan

de Jihad. Ofwel op een gewelddadige wijze (d.m.v. terreuraanslagen en oorlogen in landen bezet door

de ongelovigen) ofwel op een geweldloze wijze (bv.: door geld in te zamelen voor de Jihad).

Vooreerst is het noodzakelijk de belangrijkste kernbegrippen te definiëren die in de

Masterproef veelvuldig aan bod zullen komen.

Page 12: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

6

1.A.: Omschrijving kernbegrippen

Via conceptualisering van de kernbegrippen wordt zin gegeven aan de data en worden ze

georganiseerd in het onderzoek. (Kraska & Neuman, 2008, p. 470) Daarom worden de belangrijkste

aan bod komende begrippen hieronder kernachtig uiteengezet.

Radicalisering en terrorisme zijn op het eerste zicht slechts in de marge van dit onderzoek te

situeren. Echter niets is minder waar. Zoals de AIVD (i.e. Nederlandse Algemene Inlichtingen- en

Veiligheidsdienst) opmerkte, zette zich recent een trend in van radicalisering en rekrutering van

onderaf. Het gaat om “een spontaan, interactief en grotendeels autonoom proces”, aldus de AIVD.

Alhoewel deze inlichtingendienst in Nederland opereert, werd op Europees en internationaal vlak

dezelfde trend vastgesteld. (EUROPOL, 2012, p. 6)

Volgens Buijs, Demant en Hamdy (geciteerd in: Doosje, 2009, p. 6) is er sprake van een

“gradueel radicaliseringsproces”. Terrorisme wordt hierbij gezien als de laatste fase (of trede van de

trap). Radicalisering is een proces waarin een individu zijn beweegredenen en bereidheid in de

zoektocht naar sterke veranderingen in de samenleving ziet toenemen. (Coolsaet, 2008, p. 135) De

onderzoeksequipe “Sociale Veiligheidsanalyse van de Universiteit Gent” sprak van drie fases (SVA,

2011, pp. 51-53):

1. Radicalisme2: radicale ideeën ontstaan ten gevolge van frustraties uit een

gepercipieerde onrechtvaardige behandeling van de eigen groep. Ingrijpende

gebeurtenissen (i.s. “triggers”) zorgen ervoor dat de muur van weerbaarheid barst en

geweld wordt aanzien als gerechtvaardigd.

2. Extremisme: geweld wordt beschouwd als de enige opportuniteit om de

doelstellingen te halen. Er worden voorbereidingshandelingen getroffen. De groep

begint qua samenstelling en operationaliteit te gelijken op een sekte. Extremisme

wordt levensgevaarlijk indien geweld als noodzakelijk wordt ervaren. (Pauwels, 2012)

3. Terrorisme: hieronder omschreven.

Volgens Coolsaet wordt een justificatie voor geweld bekomen door een voorhanden zijnde

ideologie of religie. In bepaalde gevallen (zoals bv. Bouyeri van de Nederlandse Hofstadgroep) wordt

zelfstandig een “cut-and-paste-ideologie” of een “cut-and-paste-religie” ontworpen. (Coolsaet, 2011,

p. 261)

Page 13: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

7

Conceptualisering van terrorisme is echter een uiterst complexe zaak. Volgens Sezgin

(geciteerd in: Al-Badayneh, 2007, p. 2) definieert elke staat terrorisme volgens haar eigen nationaal

belang3. Verschillende auteurs (Shafritz, 1991; Gupta, 2005; Wikström, 2008) kwamen tot het inzicht

dat het onmogelijk is om terrorisme te definiëren. Ook in de toekomst zien de auteurs geen

veranderingen optreden. Toch zijn er een aantal onderdelen die in vele wetenschappelijke definities

van terrorisme terugkomen. Terrorisme wordt vooreerst aanzien als een methode van illegaal politiek

geweld waarbij aanslagen worden verricht, door individuen of een kleine groep, op een kleine groep

slachtoffers om zo het gedrag van een groter publiek te beïnvloeden. (Silke, 2008; Wikström, 2008,

Coolsaet, 2011) Vervolgens wordt de nadruk gelegd op opzettelijke angstcreatie en intimidatie met het

doel om politieke en sociale doelstellingen te bereiken. (Wikström, 2008; Volders, 2012) Vanuit de

Rational Choice Theory (gesteund door Crenshaw) wordt geopperd dat terrorisme als strategie wordt

gekozen omdat andere methodes als weinig doeltreffend worden aanzien en teveel tijd en geld zouden

kosten. (Gearty, 1996; Griset, 2008) Tenslotte wijst Crenshaw (geciteerd in: Gearty, 1996, pp. 244-

245) erop dat de doelwitten van de aanslagen een hoge symbolische waarde hebben.

De Jihad wordt volgens Brachman (2009, p. 49) door elke moslim anders ingevuld. Dit

onderzoek sluit daarom aan bij de definitie gehanteerd door o.m. Chen en Weimann (2008, p. 1351) in

hun casestudy van negenendertig Jihadwebsites: een Islamitische term die refereert naar de Heilige

Oorlog tegen de vijanden van de Islam, voorgesteld als een religieuze plicht. Men gelooft dat zij die

sterven tijdens de Jihad “martelaars” worden en verzekerd zijn van een plaats in het paradijs op de

“dag des oordeels”. (Moussalli, 1999, pp. 185-186)

Volgens de Nederlandse Nationale Coördinator Terrorismebestrijding kent het Jihadisme vier

hoofdthema’s: de mondiale heerschappij van de Islam, de heroprichting van het kalifaat (i.e. de

Islamitische staat), de Jihad4 en tenslotte de eindtijd (i.e. het einde van de wereld en de daarop

volgende dag des oordeels, het ultieme doel). (NCTb, 2009, p. 80) De Jihadideologie ontstond in de

jaren ’60 als een wapen in de strijd om controle over de postkoloniale staten. De ideologische vader

van het moderne Jihadisme is Sayyid Qutb5. (Borer & Arquilla, 2007, pp. 87-88)

Jihadi’s kunnen best omschreven worden als beoefenaars van de Jihad. Om preciezer te zijn:

van de “Kleine Jihad” of “de gewelddadige strijd ter verdediging van de Islam”. De “Grote Jihad” is

een persoonlijke strijd om een goed Islamitisch leven na te streven. (Silke, 2008) Zoals Coolsaet

(2009) m.i. terecht opmerkte, is het aangewezen te spreken over Jihadi-terrorisme i.p.v.

moslimterrorisme omdat ze zichzelf zien als “al-Salafiyya al-Jihadiyya”. Zo wordt vermeden dat de

groep die het zwaarst wordt getroffen door de Jihadi’s, de moslims, ook nog eens gestigmatiseerd

geraakt als terroristisch. Er is momenteel geen onderzoek voorhanden waarbij de onderzoekers directe

toegang hadden tot Jihadi’s. (Silke, 2008, p. 102) Een lacune die moeilijk te behandelen is.

Page 14: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

8

In deze studie wordt een onderscheid gemaakt tussen “Globale Jihadi’s” en “Nationalistische

Jihadi’s”. De Globale Jihadi’s6 zien zichzelf als onderdeel van een internationale virtuele

moslimnatie. Het was al-Banna die de Jihad omschreef als universalistisch. (Moussalli, 1999, pp. 154-

155) Osama Bin-Laden en al-Zawahiri claimden een internationaal discours voorafgaand aan 9/117.

Door deze spectaculaire terreuraanslagen begonnen de haviken binnen het Jihadisme in te zien dat de

oorlog tegen de “far enemy” (i.e. het Westen) een weg bood uit de impasse die ze meemaakten in het

bestrijden van hun eigen nationale regeringen. (Pargeter, 2008, pp. 103-104)

Vóór 2001 was de Globale Jihadi-terreurorganisatie Al-Qaeda sterk top-down georganiseerd.

Het was Bin-Laden zelf die de commando’s gaf. Hij selecteerde de doelwitten en de

zelfmoordterroristen die de aanslagen op 9/11 uitvoerden. Hierna werd Al-Qaeda bewust

gedecentraliseerd via bottem-up netwerken. (Coolsaet, 2011, p. 22) Mede doordat meer dan zeventig

procent van de leiding of gevangen of gedood was na de gerichte anti-terreurcampagne gelanceerd

door de VSA. (Coolsaet, 2005, pp. 53-66) Volgens Coolsaet werden de aanslagen in Europa (bv.

Madrid, 2004) gepleegd door home-grown Jihadi’s die zich beriepen op het “label Al-Qaeda”. In deze

studie worden zulke groeperingen onder de noemer Globale Jihadisten ingedeeld. De reden hiervoor is

dat ze zich inzake e-Jihad grotendeels beroepen op materiaal van Al-Qaedagroeperingen in het

Midden-Oosten, Azië en Afrika en omdat ze op Jihadwebsites, fora, chatrooms, blogs, etc. zich

inschrijven in de virtuele “Ummah” of geloofsgemeenschap geproclameerd door Al-Qaeda.

(Richardson, 2006, p. 155)

Momenteel zijn er drie groepen te onderscheiden die allemaal gemeenschappelijk hebben dat

ze de ultieme strategische doelstelling van Al-Qaeda delen. Namelijk: Islamitische staten vestigen

waar moslims wonen via de gewapende strijd. Deze groepen kunnen als volgt worden omschreven:

1. De Kern: de groep verantwoordelijk voor 9/11, gesitueerd in Pakistan. De Egyptenaar

al-Zawahiri werd de leider na het gericht uitschakelen van Bin-Laden door de

Amerikaanse elite-eenheden in 2011.

2. De Geaffilieerden: regionale groepen die zich vasthaken aan de Kern. Ze hebben elk

een aparte regionale agenda met diverse doelstellingen. Het bevat onder meer

volgende groepen: “Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland” (afgekort AQAP8), “Al-

Qaeda in Irak” (afgekort: AQAM9), “Al Shabaab in Somalië” ...

3. De Geïnspireerden: niet-geaffilieerde cellen en individuen die zich inspireren en

occasioneel gegidst worden door de Kern en de Geaffilieerden. Voorbeelden zijn:

“Islamic Army in Iraq” en “Shariah 4 Belgium”.

Page 15: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

9

De algemene doelstellingen van Al-Qaeda zijn drieledig: de overwinning van de religie van

Allah, het herstel van het Islamitisch kalifaat10 (op basis van de Shariah of de Islamitische wetgeving)

en de vestiging van Islamitisch regimes. (Bloom, 2011, p. 23) Het pad hiertoe wordt geplaveid door de

Jihad uitgevoerd door een voorhoede (i.e. Al-Qaeda). Tenslotte wordt m.i. terecht door de Nationale

Coördinator Terrorismebestrijding opgemerkt dat Al-Qaeda de “zionistisch- christelijke alliantie”

verantwoordelijk stelt voor alles wat verkeerd gaat in de moslimlanden. (NCTb, 2010)

Nationalistische Jihadi’s11 onderscheiden zich van de Globale Jihadi’s door hun nadruk op de

“Defensieve Jihad”: ze strijden voor zelfbeschikkingsrecht op het nationale grondgebied dat ze

claimen te vertegenwoordigen. De Globale Jihadi’s concentreren zich daarentegen meer op de

“Offensieve Jihad” of het vestigen van de Islam (via geweld) waar ook ter wereld. (Van Leeuwen,

2012, p. 86) Twee Nationalistische Jihadi-organisaties zijn in dit onderzoek cruciaal: “de Ezzedeen al-

Qassam-brigades12” en de “Hezbollah”.

De Palestijnse “Hamas13”, onder het charismatische leiderschap van Mashal, ijvert voor een

onafhankelijke Palestijnse staat. Haar Al-Qassam Brigades zorgen voor de terreuraanslagen in Israël.

De website (http://www.qassam.ps/) is operationeel sinds 2008. Met ongeveer tweeduizend

achthonderd unieke bezoekers per maand is het een zeer populaire website. Deze website wordt echter

vaak door de groepering zelf offline gehaald wanneer het conflict met Israël hoog oplaait14.

Het Libanese Hezbollah, onder het charismatische leiderschap van Nasrallah, tracht een

Islamitische staat in Libanon te vestigen. Ook zij bestrijden Israël omdat het Jeruzalem bezet. De

website (http://www.moqawama.org/) is actief sinds 1997. Ze behaalt slechts vierhonderdzestig

bezoekers per maand.

Guldentops (1996, p. 17) zag het internet als een: “Verzameling van duizenden verschillende

computernetwerken die onderling verbonden zijn door middel van een gezamenlijke tool of protocol,

namelijk TCP/IP”. Websites kunnen daarbij aanzien worden als “plaatsen” op het internet waar

individuen, groeperingen en organisaties informatie kunnen weergeven. Een voorbeeld van een

website is: http://www.youtube.com. In het onderzoek wordt alleen het “open web” onderzocht, dit is

het gedeelte van het internet dat vrij toegankelijk is. Het “deep web” of “dark net” (i.e.

internetgedeelte afgesloten via beschermingsprocedures) is alleen te onderzoeken met de hulp van

“domain experts”. (Chen et al., 2008, p. 1348) Wetenschappers schatten echter dat het onzichtbare

web tot vijfhonderdvijftig keer groter is dan het zichtbare web. (AIVD, 2012, p. 5) De Belgische

Federale Procureur Delmulle merkte tenslotte op, in een gastcollege aan de Universiteit Gent op 29

november 2012, dat dankzij het internet fysieke contacten niet langer noodzakelijk zijn tijdens het

radicaliseringsproces.

Page 16: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

10

Een website kan als Jihadistisch bestempeld worden wanneer op basis van artikels,

audiovisuele documenten, postings en andere internetfuncties (mailinglist, chat of Paltalkroom) het

Jihadisme predikt en verspreidt. (NCTb, 2009, p. 80) Er zijn zes types websites die worden ingezet

door de Jihadi’s (NCTb, 2006):

1. Websites van radicale Jihadi-groeperingen en organisaties.

2. Websites van Jihadi-sjeiks15.

3. Webfora16 van radicale Jihadi-groeperingen en organisaties.

4. Webblogs17 van radicale Jihadi-personen, groeperingen en organisaties.

5. Sociale netwerksites18. (Facebook19, Twitter en My Space)

6. Online magazines.

In deze Masterproef worden er geen websites van radicale sjeiks bestudeerd. Ze hanteerden

immers de laatste jaren een heimelijker karakter. You Tube wordt bijkomend onderzocht omdat het

een interactief mediakanaal is dat de Jihadi-gemeenschap in staat stelt om haar boodschap via online

video’s te verspreiden. Men kan er video’s bekijken, becommentariëren maar ook zelf uploaden.

(Stout, 2006, p. 150) Ondanks de antimoderne visie, gebruiken de Jihadi’s het internet. Sterker, ze zien

het internet als een cruciaal instrument voor een efficiënte uitvoering van de Jihad. Dankzij het

internet kan Al-Qaeda de geografische barrières, afhankelijkheid van mediakanalen (zoals al-Jazeera)

en de overheidsbeperkingen t.a.v. Jihadi’s vermijden. (IICC, 2008, p. 8)

Al-Suri, as-Salim, al-Awlaki en Khan riepen begin 21ste eeuw op tot een “Electronical-Jihad”

(afgekort e-Jihad of e-Qaeda), “Jihad op het internet” of de “online-Jihad”: het intensief gebruik

maken van het internet om toekomstige en actieve Jihadi’s te overtuigen van de juistheid van de Jihad.

Toch is de belangrijke plaats van het internet binnen de Jihad geen vooraf geplande tactiek. Het is

volgens Sageman (geciteerd in: NCTb, 2010, p. 43) een spontane evolutie tengevolge van grotere

internationale overheidscontroles van moskeeën en andere ontmoetingsplaatsen.

Vervolgens wordt uit de definitie van massacommunicatie van Defleur (2010, p. 32) afgeleid

wat we in deze studie verstaan onder massamedia (verder aangeduid als “media”).

Massacommunicatie wordt aanzien als: “a linear process in which professional communicators us

media to design and disseminate messages widely, rapidly, and continually to arouse intended

meanings in large, diverse, and selectively attending and interpreting audiences in attempts to

influence them in a variety of ways”. Deze definitie kwam tot stand door de “Information Theory” van

Shannon en Weaver (waarbij massacommunicatie werd aanzien als een lineair model) en de eerdere

inzichten van Laswell te combineren. Media omvat: de geschreven pers (i.s. boeken, magazines en

Page 17: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

11

kranten), films en “broadcasting” (i.s. radio, televisie, vcr, dvd en internet). (Defleur, 2010, pp. 30-33)

Zij bepalen de publieke agenda. (Gearty, 1996, p. 260)

Terroristen zoeken de steun van het (doel) publiek. In dit onderzoek zien we het publiek (of

de publieke opinie) als zij naar wie de Jihadi-communicatie is gericht: de eigen achterban, de eigen

publieke opinie, vijanden of de internationale publieke opinie. Het cyberpubliek20 is hieruit afgeleid

en beslaat het online publiek. (Holmes & Jones, 2011, pp. 7-10) Midden de 20ste eeuw gingen

wetenschappers er nog vanuit dat de media een beperkte (of zelfs helemaal geen) invloed had op het

publiek21. Deze visie wordt in het onderzoek grondig tegengesproken.

Laswell aanschouwde propaganda als: “The managment of collective attitudes by the

manipulation of significant symbols”. (Laswell, 2008, pp. 627-631) Het is de output van een

organisatie of belangengroep die een bepaald beeld vertegenwoordigen en dat willen promoten naar

een massapubliek. (Walton, 2007, pp. 93-99) Propaganda werkt tenslotte in op de ervaringen van

individuen. (Altheide, 2009, p. 24) Propaganda wordt ingezet om de attitudes van personen of groepen

te veranderen om het grotere doel van de propagandist te realiseren. Een attitude is daarbij een

positieve, negatieve of gemengde evaluatie van een object, dat met een bepaalde intensiteit wordt

uitgedrukt. Propaganda onderscheidt zich van gewone politieke boodschappen, opinies en speeches

door de combinatie van een aantal specifieke kenmerken (Brysbaert, 2006; Walton, 2007; Balnaves

& Donald & Shoesmith, 2009; NCTb, 2010):

1. Aanwezigheid van een manipulatieve dialoogstructuur: een dialoog tussen de “zender” (i.e.

individu of groep dat de boodschap actief verzendt) en de “respondent(en)” (i.e. specifiek

publiek, volk of massa dat passief de boodschap ontvangt). Hierbij wil de zender een eigen

beeld opleggen aan de respondent door controle over de bron van informatie en het gedrag van

de respondent. Er is dus geen sprake van een vrijwillig proces, zoals dat het geval is bij de

loutere overtuiging.

2. Inhoud van de boodschap: leugenachtig (zwarte propaganda), waarheidsgetrouw (witte

propaganda) of een combinatie van beiden (grijze propaganda).

3. Doelgericht: de respondent een bepaalde actie laten ondernemen of er laten vanaf zien.

4. Beïnvloeding van de eigen achterban, de vijand of de (internationale) publieke opinie. Volgens

Petty en Cacioppo (geciteerd in: Van Hiel, 2008, p. 49) zijn er twee processen van

beïnvloeding: de centrale weg tot overreding en de perifere weg. Als de ontvanger kritisch

nadenkt over de inhoud van de boodschap volgt hij de centrale weg. Denkt hij niet zorgvuldig

na over de boodschap dan wordt de perifere weg gevolgd. Hierbij evalueert men de boodschap

via eenvoudige vuistregels. De ontvanger is dan overgevoelig voor eufemismen (i.s. neutrale

Page 18: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

12

woorden worden gebruikt om zaken te verbloemen) en dysfemismen (i.s. uitdrukking waarbij

men een begrip grover omschrijft). (Balnaves & Donald & Shoesmith, 2009, p. 135)

5. Onverschilligheid voor de logische rede. Ook al is de zender er zich wel bewust van!

6. Eenzijdigheid: argumenten worden slechts van één kant belicht.

7. De zender ziet zichzelf gerechtvaardigd door de eigen doelstelling(en).

8. Emotioneel taalgebruik.

9. Dichotomie: bewuste opdeling tussen de “goeden” en “slechten”.

10. Aanjagen van angst: werkt vooral wanneer tegelijkertijd aan de ontvanger tactieken worden

aangeboden om angst te verminderen. (Brysbaert, 2006, p. 739)

11. De herhaling van de boodschap: door herhaalde blootstelling aan de boodschap krijgt de

respondent er een positiever beeld van. Bovendien begrijpen ze de (soms ingewikkelde)

boodschap beter na ze een aantal keren gehoord of gezien te hebben. (Brysbaert, 2006, p. 739)

Bij propaganda worden manipulatieve technieken gebruikt. Hierbij is de techniek van het

labellen, ontleend aan Lee (geciteerd in: Balnaves & Donald & Shoesmith, 2009, p. 134), de

voornaamste:

1. Name calling: de propagandist brengt aan een bepaald idee een negatief label aan. Op die

manier verwerpt het publiek dat idee zonder een voorafgaande zoektocht naar

bewijsmateriaal.

2. Glittering generality: zelfde proces als Name calling maar hierbij wordt gewerkt met een

positief label waardoor het publiek onmiddellijk het idee accepteert.

3. Transfer: prestige of autoriteit van een bron overbrengen naar een andere bron.

4. Testimonial: een gerespecteerd of gehaat persoon vertelt dat een bepaald idee, programma of

product goed of slecht is.

5. Plain folks: de propagandist vertelt zijn publiek dat het eigen idee goed is omdat het “van het

volk afkomstig is”.

6. Band wagoning: de propagandist vertelt zijn publiek dat “iedereen het doet” en dat alle leden

van de groep zullen volgen.

Veel hangt af van de persoonlijkheid van de boodschapper. Geloofwaardige (i.e. competent en

betrouwbaar) en sympathieke propagandisten verhogen hun effectiviteit bij het (doel)publiek. (Van

Hiel, 2008, pp. 53-54)

Het “Oude Terrorisme” bedreven door terreurorganisaties zoals de Irish Republican Army en

de Italiaanse Rode Brigades was kleinschalig. De terroristen (i.s. de boodschappers) wouden alleen de

attitude van het doelpubliek veranderen om zo, samen met hen, de doelstellingen te realiseren. Brian

Page 19: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

13

Jenkins zei daarover: “The traditional terrorist wanted people watching, not people dead.” De

Jihadi’s, daarentegen, behoren tot het “Nieuwe Terrorisme”: men wil vernietigen om op die manier

een plaats in het paradijs te verdienen. Dit vindt men terug op de website van de Palestine-Israel

Journal op http://www.pij.org/.

Welke zijn nu de belangrijkste verklarende theorieën voor terrorisme en radicalisering? In het

volgende onderdeel repliceren we hierop.

1.B.: Terrorisme en radicalisering

Zoals Pauwels (2012) terecht opmerkte, begon de criminologie zich pas recent op grote schaal

te interesseren in het terrorismefenomeen. De bekendste theorie is de “Rational Choice Theory”.

Volgens Schmid (2011, p. 221) levert deze theorie een “economic evaluation of individual

decisionmaking” op. Een rationele individuele kosten-baten-analyse is hierbij cruciaal. De input in het

besluitvormingsproces zijn de verschillende opties, de vermoedelijke kosten van de verschillende

opties en keuzes, het vermoedelijke voordeel van de keuzes en de waarschijnlijkheid van succesvol

verschillende acties te ondernemen. Het individu maakt daarna een keuze waarmee hij of zij denkt een

maximale output te genereren. In haar variant op de Rational Choice Theory, de “Strategic Choice

Theory”, kunnen volgens Crenshaw (geciteerd in: Griset & Mahan, 2008, p. 24) individuen collectief

rationeel zijn. (Schmid, 2011, p. 222) Terrorisme is een politieke strategie die logische processen

volgt. Het probeert politiek gedrag te beïnvloeden door het manipuleren van de opties van de

tegenstander. De kosten van terrorisme worden als zeer laag ervaren t.o.v. de politieke alternatieven.

Ook het sociale leren krijgt een belangrijke plaats toebedeeld in haar theorie.

Het belangrijkste voordeel van de “Rational Choice Theory” is dat men actoren aanziet als

rationele wezens die aan de hand van keuzemogelijkheden afwegingen maken met een vooropstaand

doel voor ogen. Bovendien heeft deze theorie de mogelijkheid om cognitieve, gedrags- en situationele

factoren te combineren. Wat van belang is bij het verklaren van het “lone wolfterrorisme”. (Weimann,

2012) Er zijn echter ook een aantal nadelen aan dit theoretisch model! Ten eerste gaat men uit van een

vaststaande definitie van rationaliteit ook al is elke definitie hieromtrent gecontesteerd. Bepaalde

menselijke gedragingen kunnen niet verklaard worden door de Rational Choice Theory: altruïsme,

suïcideterrorisme, free-riding ... (Wikström, 2008; Schmid, 2011) Het is daarom van belang dat er in

deze Masterproef ook rekening wordt gehouden met de Strategic Choice Theory van Crenshaw

(geciteerd in Griset & Mahan, 2008, p. 24) als aanvulling op de Rational Choice Theory. Zij gaf

immers aan dat individuen kunnen inzien dat hun participatie en cohesie belangrijk zijn voor de groep.

Page 20: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

14

Zo worden ze gevoelig voor free-riders en percipiëren ze een belangrijke persoonlijke invloed op de

verdeling van de publieke goederen.

Door het rationele aspect is de Rational Choice Theorie (en haar variant) een absolute

tegenhanger van de meer psychologische en sociale theorieën. Hierbij is terrorisme een ongewilde

uitkomst van psychologische en sociale factoren (zie Victoroff et al.). (Schmid, 2011, p. 214) Deze

theorieën hebben een hoge relevantie wanneer men terrorisme bestudeert als een proces. (Bjorgo,

2005, p. 50) Zo wees Silke (2008, p. 119) erop dat psychologische processen en kleine

groepsdynamieken een belangrijke rol innemen bij de verklaring van Jihadi-radicalisering22.

De “Relatieve Deprivatietheorie” is de bekendste sociale theorie waarbij een individu of

groep een sociale vergelijking maakt en tot de subjectieve vaststelling komt dat hij of zij niet de

waardevolle bronnen ontvangt waarop men recht denkt te hebben. (Doosje et al., 2009, p. 11) In dit

onderzoek wordt echter geen rekening gehouden met de variant van de Relatieve Deprivatietheorie, de

“Frustratie-agressietheorie”, omdat veel Jihadi’s niet behoren tot de (lagere) klassen van de

maatschappij die ze trachten te vertegenwoordigen. De frustratie van die klassen is dus geen

persoonlijke teleurstelling van de meeste Jihadi’s.

De “Sociale Identiteitstheorie” wijst op de psychologische noodzaak bij sociale

identiteitsformatie voor een rationalisering van het geweld. (Schmid, 2011, p. 248) Men toont aan dat

terroristen individueel niet abnormaal zijn. (Silke, 2008, p. 104)

Voordelen van deze psychologische en sociale verklaringstheorieën zijn: aangeven waarom

individuen een terreurorganisatie opzoeken en wat het effect van lidmaatschap op het individu is.

(Bjorgo, 2005) Het belangrijkste nadeel van de psychologische theorieën is dat ze vooral gebaseerd

zijn op theoretische speculatie, secundair en/of anekdotisch bewijsmateriaal. Bovengenoemde twee

theorieën vormen een belangrijke toegevoegde waarde aan de eerder rationele theorieën omdat ze oog

hebben voor de psychologische en sociale dynamieken tijdens het radicaliseringsproces.

Een belangrijke aanvulling op de psychologische en sociale verklaringstheorieën is het

“Causaal model” van Martha Crenshaw. Volgens haar dient terrorisme altijd onderzocht te worden in

de context: onderzoek de omstandigheden waarin het fenomeen optreedt om de oorzaken ervan te

vinden. Deze theorie wordt door de Gentse terrorismeonderzoekers Van de Voorde en Coolsaet

onderschreven. (Coolsaet, 2011, pp. 48-49) In dit model worden drie bindende overeenkomsten

aangetroffen bij terroristen:

Page 21: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

15

1. Vijandbeeldontvangend milieu: op basis van (reële of gepercipieerde) exclusie,

ongelijkheid en/of vernedering wordt een “wij-zij-frame” gecreëerd.

2. Persoonlijke gebeurtenis (i.e. trigger) dat zich voordoet in het openstaand milieu.

3. Gewelddadige actie gebeurt door enkelen binnen de gemeenschap die men tracht te

vertegenwoordigen. (Coolsaet, 2011, pp. 262-264)

Bij de geïntegreerde theorieën dient aandacht besteed te worden aan de “Situationele

Actietheorie” van Wikström. Actie is, volgens deze auteur, gedrag dat gesteld wordt na het maken

van een eigen beslissing. Crimineel (terreur)gedrag verloopt in twee fases: de bereidheid criminaliteit

als een alternatief te zien en het keuzeproces. De interactie tussen individu en (morele) setting bepaalt

het maken van de keuzes. (Wikström, 2008; Pauwels, 2010) Regels zijn allesbepalend en niet de rede.

Hiermee integreert Wikström rationele en psychosociale theorieën.

Radicaliseringstheorieën onderzoeken vervolgens de processen waardoor personen

gesocialiseerd geraken in politiek geweld zonder morele afkeer. Men probeert hierbij het proces van

accepteerbaar politiek activisme tot terrorisme te verklaren. (Schmid, 2011, p. 217) Inzake

radicalisering vertrekt men meestal van een stappenmodel, waarbij achterstandsfactoren (bv. relatieve

deprivatie, discriminatie, gepercipieerde onrechtvaardige behandeling ...) aan de basis liggen van een

reeks causale processen. Bij elke stap haken individuen af en gaat een steeds kleiner wordende groep

door naar de volgende. Een belangrijk model om het radicaliseringsproces te verklaren is het

“Stappenmodel van Moghaddam”. Er worden verschillende stappen doorlopen waarbij geldt: hoe

hoger, hoe minder opties en hoe meer men geneigd is over te gaan tot het plegen van geweld. Het

model wordt best gecombineerd met het empirisch onderbouwd onderzoek van Silbner en Bhatt dat

werd uitgevoerd in opdracht van de politie van New York naar Jihadi-radicalisering. (Schmid, 2011;

SVA, 2011) Er zijn 4 stappen te onderscheiden in het Jihadi-radicaliseringsproces:

1. Pre-radicalisatie: de stap voordat het kwetsbare individu met de Jihadi-ideologie in

contact komt.

2. Zelf-identificatie: het individu wordt beïnvloed door interne en externe factoren en

begint de Jihadi-ideologie te verkennen. Er is een afwezigheid van gepercipieerde

mogelijkheden om op te klimmen in de maatschappelijke hiërarchie en men

onderscheidt een onrechtvaardige behandeling door de overheid. Het blijft bij de

meeste individuen beperkt tot verbaal geweld. De oude identiteit wordt geleidelijk aan

vervangen door een Jihadistische. De katalysator is een crisis die een cognitieve

opening creëert naar een nieuw (Jihadi-) wereldbeeld23. Het individu associeert zich

voortaan met Jihadi-medestanders.

Page 22: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

16

3. Indoctrinatie: het individu versterkt zijn geloof in de Jihad en aanvaardt dat actie (op

welke manier dan ook) nodig is om de Jihadzaak te steunen. Er is sprake van een

moreel engagement. Mede dankzij een spirituele leider wordt de frustratie omgezet in

(fysieke) agressie.

4. Jihadisme: het individu aanvaardt zijn plicht om actief te participeren aan de Jihad en

ziet zichzelf als een mudjahid of heilige strijder. Uiteindelijk wordt het individu

betrokken bij een operationele planning voor deelname aan de Jihad of een

terreuraanslag.

Moskalenko en McCauley maakten gewag van een piramidaal model24 van radicalisering. De

processen die leiden dat personen opklimmen van sympathisant tot terrorist komen echter grotendeels

overeen met die van Moghaddam, Silbner en Bhatt. Tenslotte merkten Schmid (2011, p. 221) en Silke

(2008, p. 114) op dat radicale propaganda en het rekruteringsproces cruciaal zijn om het

radicaliseringsproces te begrijpen. Silke vond dat betrokkenheid bij terrorisme meestal een gradueel

proces is waarbij persoonlijke identiteitsvorming en sociale netwerken een belangrijke rol innemen.

Er zijn echter ook theorieën die het effect van mediabeelden op terrorisme proberen te

verklaren. Een bekende theorie is de “Contagion Theory”. (Gearty, 1996, p. 253). Hierbij wordt

gewezen op de hoge mate van besmetting die mediabeelden op terrorisme hebben. Geweld op televisie

zou terroristen stimuleren over te gaan tot geweld. Verschillende experts (Bassouni, Schmid en de

Graaf om maar enkele te noemen) onderschrijven deze theorie. Jenkins sprak ze echter fundamenteel

tegen. Een andere theorie heeft het over een spiraal van vervreemding en deviant gedrag. (Gearty,

1996, p. 261) Bij de “Deviancy Amplification Theory” van Jock Young en Leslie Wilkins (1965-

1973) definieert een samenleving een groep als afwijkend en isoleert zo haar leden. Vervreemding van

die groep is het gevolg. Ook het deviant karakter groeit, wat een sociale reactie uitlokt in de

samenleving. De groep isoleert zich. De interacties tussen het beleid, de samenleving en de deviante

groep worden sterk beïnvloed door de informatie die de media verstrekt.

In het volgende onderdeel worden de gehanteerde mediatheorieën uiteengezet. In de

communicatiewetenschappen zijn geen theorieën voorhanden die terrorismeverklarend zijn.

1.C.: Communicatie en media

Het internet groeide, sinds haar ontstaan in de VSA voor militaire doeleinden in 1969, uit tot

een volwaardig communicatieplatform. Hiermee werd een globale netwerksamenleving opgericht. De

traditionele mediakanalen (televisie en nieuwskranten) verloren kijkers en lezers tengevolge van deze

Page 23: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

17

ontwikkeling. (Golan & Johnson & Wanta, 2010, pp. 10-13) Terrorisme kan volgens Schmid en de

Graaf (2011, p. 246-247) aanschouwd worden als een gewelddadige taal van (politieke)

communicatie25. In de 19de eeuw sprak de Italiaanse anarchist Pisacane voor het eerst van een

“propaganda by the deed” (Griset & Mahan, 2008)

Binnen het “Sociaal Constructivisme26”, een belangrijk wetenschapsprogramma, heeft men

het vaak over “framing” of de selectie van bepaalde aspecten (en exclusie van andere) van informatie

om zo een perceptie van een bepaalde realiteit te bevoordelen. Hierbij worden bepaalde facetten van

gebeurtenissen benadrukt om zo een bepaalde interpretatie, evaluatie of oplossing te promoten.

Agendasetting is hierbij cruciaal. Er bestaan zelfs “Framing theorieën” die aangeven dat

communicatie niet enkel de transmissie van data beslaat maar dat individuen een cruciale rol innemen

in het construeren van de betekenis. (Rogan, 2007, pp. 16-18) Mensen maken “schema’s” tijdens hun

leven aan. Zo wordt de wereld eenvoudiger te begrijpen. Bovendien krijgen boodschappen, volgens

Sociaal Constructivisten, pas betekenis in een relationele communicatiecontext. (Gubrium & Holstein,

2008, p. 92) In dit proces spelen de media en het internet vaak een bepalende rol. (Balnaves & Donald

& Shoesmith, 2009, pp. 67-77) Dit indachtig genomen framen terroristen omwille van twee redenen:

overtuiging en media-aandacht. Vooreerst proberen ze via geweld en angst de publieke opinie te

bespelen en politieke doelen te realiseren. Vervolgens wensen ze via het inspelen op onveiligheid,

desoriëntatie van de vijand en dramatisering, media-aandacht te genereren. (Golan & Johnson &

Wanta, 2010, pp. 225-227) Het Sociaal Constructivisme is bovendien van belang voor dit onderzoek

omdat organisaties er aanzien worden als constructies binnen een sociale context. Een

terreurorganisatie (in casu Al-Qaeda) is ingebed in een sociale, historische en culturele context. Het

Causaal model van Martha Crenshaw sluit heel goed bij deze wereldvisie aan.

De moderne communicatiewetenschappen startte met het onderzoek van Laswell naar de rol

van propaganda tijdens de Eerste Wereldoorlog. Samen met Merton en Wright werd de

“Functionalistische Mediatheorie” bedacht. Merton vond dat de media twee functies had:

“eufuncties” (i.s. positieve functies t.o.v. de maatschappij, zoals statusverlening) en “dysfuncties” (i.s.

negatieve functies, zoals verdoving van het publiek). (Verstraeten, 2004, pp. 69-70)

“Mediumtechnologische theorieën” bestuderen op welke manier de inhoud wordt overgebracht. Een

belangrijk adagium is: “the medium is the message”. De meeste onderzoekers in dit genre

aanschouwen de technologische evolutie als uitermate positief. Postman daarentegen waarschuwde

voor de negatieve effecten van de beeldcultuur. (Verstraeten, 2004, pp. 73-74) Deze visie ligt echter in

het verlengde van het meeste mediaonderzoek. Er ging in het verleden dan ook vooral aandacht naar

de negatieve effecten van de media op de publieke opinie. (Nabi & Oliver, 2009, p. 287)

Page 24: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

18

Meestal wordt communicatieonderzoek niet in verband gebracht met terrorisme. Propaganda

daarentegen (vooral oorlogspropaganda) neemt wel een belangrijke plaats in. Laswell schonk er al

veel aandacht aan. Tot op de dag van vandaag bekijkt men vooral hoe de media en de propaganda zich

verhouden t.o.v. de statelijke politiek. Het gebruik van media door interstatelijke actoren blijft daarom

onderbelicht (zie bv. het “Propagandamodel” van Herman en Chomsky van 2003).

Tarde stelde reeds begin 20ste eeuw vast dat er definiëringsproblemen waren inzake de invloed

van de media op het publiek. Het publiek zag hij als zelfbewust t.o.v. de massa27. Ook Tomkins

bestudeerde het publiek. Hij ontwikkelde een “Script Theory” waarin scripts een set van regels

inhouden voor interpretatie, evaluatie, productie en controle van scènes. Deze scripts produceren op

hun beurt zogenaamde “analogs”: negatieve of positieve zaken die men overal dreigt te zien eens men

erover gealarmeerd is. (Nightingale, 2011, pp. 253-261)

In de jaren ’80 ontwikkelde Bandura zijn “Social Cognition Theory”. Hij onderscheidde zich

van de zuivere “Sociale leertheorieën”door nadruk te leggen op het individu dat zelf controle kan

uitoefenen op zijn of haar ideeën, gevoelens en daden. Het menselijk functioneren wordt gezien als

een dynamische wisselwerking tussen de persoonlijke factoren, het gedrag en het milieu. De mens is

in staat abstract en symbolisch te denken. De media zorgt voor een cruciale bron van informatie en

faciliteert het observationeel leren. (Nabi & Oliver, 2009, pp. 284-287) In de lijn van Bandura’s Social

Cognition Theorie kan de “Situationele theorie” van Grunig gesitueerd worden. Deze theorie handelt

over de verschillende stadia van publieke reactie op situaties. Volgens Grunig zijn er drie soorten

publiek: latent, bewust of actief. Een latent publiek erkent de situatie niet als een probleem in

tegenstelling tot het bewust publiek. Het actieve publiek gaat een stap verder en organiseert zichzelf.

Ze bediscussieert hoe er iets aan de bestaande situatie kan gedaan worden.

Nu stelt zich de vraag waarom internetpropagandaonderzoek van Al-Qaeda momenteel

relevant kan zijn? Zoals we hieronder zullen zien kan het onderzoek een meerwaarde bieden voor

verschillende wetenschappelijke diensten en actoren in de veiligheidssector. Eerst komen de

propagandavisies van de e-Jihadpioniers aan bod.

Page 25: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

19

Hoofdstuk 1: e-Jihadpioniers en moederwebsites

Onderzoek naar terrorisme is voor meer dan tachtig procent gebaseerd op secundaire data-

analyse van bestaande bronnen (boeken, tijdschriften, onderzoeken ...). (Silke, 2008, p. 101) Voor de

studie van de e-Jihadpioniers en de moederwebsites wordt daarom een kwalitatief beschrijvende

documentenanalyse uitgevoerd. Dit levert een enorme besparing op qua tijd (de literatuurstudie startte

eind september 2012 en eindigde begin maart 2013) en financiële middelen. Het biedt bovendien de

mogelijkheid om op een snelle manier aan een grote hoeveelheid informatie te komen. Aangezien de

informatie afkomstig is vanuit wetenschappelijke en politiële hoek, is het mogelijk een

waarheidsgetrouw beeld te creëren van het propagandaverhaal van Al-Qaeda. (Booij et al., 2011, pp.

237-247)

De e-Jihad kan beschouwd worden als een versmelting van traditionele propagandakanalen

(bv. video’s) met de technologische en geografische mogelijkheden van het internet. De online-Jihad

neemt momenteel verschillende vormen aan: Jihadi-basisteksten (i.s. forumposts, e-magazines, e-

boeken en handgeschreven teksten), “Nasheeds” (gezongen teksten zonder instrumenten) maar ook

videomateriaal. De videobeelden worden daarbij nog eens opgedeeld in: politieke, martelaars,

instructie (godsdienstig of militair van aard), herdenkings, muziek en tenslotte onthoofdingsfilmpjes.

(Conway, 2012, p. 7) Rogan (2007, p. 116) merkte terecht op dat in het verleden hooggeplaatste

Jihadi’s belangrijke rollen innamen binnen de online propagandastrijd. Khalid Shaykh Muhammad,

het brein achter 9/11, leidde bijvoorbeeld “as-Sahab”: het toenmalige belangrijkste mediakanaal van

Al-Qaeda. Met al-Suri, die als media-adviseur van Bin-Laden optrad, ging de strijd op het internet pas

echt van start: een “battle to win the hearts and minds” van de moslims. Tussen 2008 en 2013 werd de

persoonlijkheid van de propagandisten echter minder belangrijk. Elke radicale moslim die beschikte

over internettoegang kon een e-Jihad beginnen.

Volgende e-Jihadpioniers worden onderzocht op hun propagandavisie: al-Suri, as-Salim,

Younes Tsouli, al-Awlaki en Samir Khan. De propagandavisies van Bin-Laden, al-Zawahiri en al-

Zarqawi dienen ook bestudeerd te worden omdat ze elk bepalend waren voor de strategie van Al-

Qaeda. Ook al werd de laatste slechts om opportunistische redenen lid van Al-Qaeda. Vervolgens

worden de historische moederwebsites van Al-Qaeda bestudeerd. Ze worden door internationale

contraterreurexperts aanschouwd als bepalende websites voor de richting waarin de

propagandamachine van Al-Qaeda evolueerde. De eerste website, al-Neda, was echter maar een jaar

operationeel (i.e. tussen 2001 en 2002). Daarna komen al-Firdaws, al-Boraq, al-Ekhlaas en al-Hesbah

aan bod. Die laatste vier werden in 2008 afgesloten na een sterke contraterreurslag. Het opende echter,

Page 26: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

20

volgens een expert van de Dienst Terrorisme en Sekten, de doos van pandora. Hierna volgde een

wildgroei aan radicale Jihadwebsites.

De kostprijs van het beschrijvende onderzoek is relatief beperkt. Eigenlijk komen alleen de

werkbezoeken aan het “Centre for Terrorism and Counterterrorism” (gesitueerd in Den Haag) en aan

de “Veiligheid van de Staat” (gesitueerd in Brussel) in aanmerking.

1.1.: Verschillende visies van de e-Jihadpioniers

Volgens Schultz (2008, p. 441) zagen de oprichters van Al-Qaeda als een van haar centrale

missies de realisering van het concept van de “voorhoede”, bedacht door Sayyid Qutb. De ideeën van

deze twintigste eeuwse denker keren vaak terug als leidraad bij de e-Jihadpioniers. Zo aanschouwde

Al-Suri (Syrisch lid van de Kern Al-Qaeda) als de vier hoofdbronnen van het Jihadisme: de

geschriften van Taymiyyah, het Wahhabisme, de basiselementen van de Moslimbroederschap en de

leerstellingen van de Egyptenaar Sayyid Qutb. (Meijer, 2009, p. 286) Aangezien voortdurend binnen

de e-Jihad naar deze hoofdbronnen wordt verwezen, worden ze hieronder summier uitgelegd. De

bijdrage aan de invulling van de Jihadideologie staat daarbij centraal.

Vooreerst verwijzen de e-Jihadpioniers (net als de huidige e-Jihadi’s) voortdurend naar de

geschriften van Ibn Taymiyyah, een van de meest invloedrijke radicale middeleeuwse28 denkers. Hij

aanschouwde de Jihad als de verdediging van de Islamitische identiteit. (Zemni, 2006, p. 190)

Taymiyyah had een sterke invloed op de radicale stroming binnen het Soenisme29 (i.e. de grootste

religieuze strekking binnen de Islam) en zou later als inspiratiebron dienen voor Qutb. Volgens hem

was de Koran superieur aan de andere heilige geschriften en was een terugkeer naar de “Salaf al-

salih30” (i.s. de vrome voorouderen: zij die in de periode van de Profeet Mohammed leefden of de

eerste tot tweede generatie volgelingen ervan waren) noodzakelijk. Bovendien wees hij op de

noodzaak om de “Kuffars” (i.s. ongelovigen) te bestrijden. (Moussalli, 1999, p. 105) Samen met al-

Wahhab (zie verder) voerde hij het woord “Takfir” in. Daarmee werd iemand tot ongelovige

verklaard. (Brachman, 2009, p. 45) Die persoon was niet langer welkom in de geloofsgemeenschap en

mocht gewelddadig uitgeschakeld worden. (Groen & Kranenberg, 2010, p. 60) Tenslotte sprak

Taymiyyah van “al-Siyasa al-Sharia” (i.e. de plicht van iedere moslim om elke geloofsdwaling af te

straffen, zelfs als die binnen de eigen gemeenschap gebeurde). (Zemni, 2006, p. 98)

Volgens Bartlett (2010, p. 87) lag Taymiyyah aan de basis van het Wahhabisme. Deze

extreem conservatieve leer werd uitgevonden door Abd al-Wahhab in de 18de eeuw. Hij predikte een

traditionele levensstijl overeenkomstig de periode waarin de Profeet leefde. Al-Qaeda’s doel van een

Page 27: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

21

kalifaat, als Jihadistisch eenheidssymbool, werd vooral uit de leer van Wahhab gedestilleerd. (Volders,

2012, p. 21)

De Moslimbroederschap was reeds van bij haar oprichting in 1928 een Soenitische

Islamitische organisatie. Oorspronkelijk ontstond ze in Egypte, maar kende later verscheidene

vertakkingen in het Midden-Oosten. De bekendste daarvan was de Palestijnse Hamas. De

Moslimbroederschap vocht, historisch gezien, tegen de onderdrukking van Groot-Brittannië. (Bartlett

& Birdwell en King, 2010, p. 106) Ze legde in de jaren ’30 de basis voor de verspreiding van het

Islamisme. Dat hield in dat men trachtte de Islam te doen heropleven door een originele interpretatie

en militair verzet tegen het Westen. (Zemni, 2006, pp. 62-66)

Sayyid Qutb (midden 20ste eeuw) hanteerde dan weer een uitgesproken exclusief discours

(Moussalli, 1999, pp. 240-243) t.o.v. niet-moslims, het Westen en de leiders van moslimlanden die het

pad van de Islam niet strict genoeg volgden. (Volders, 2012, p. 21) Hij zag de Jihad als inherent aan

het geloof. De Jihad werd een strijd om obstakels (i.s. “Jahiliyyah”: een samenleving van de

onwetendheid gebaseerd op menselijke wetten) te verwijderen voor de vestiging van een Islamitische

gemeenschap. (Moussalli, 1999; Bergesen, 2008) Qutb leende vele ideeën van seculiere linkse

revolutionairen. Het “voorhoedeconcept” refereerde naar de theorie bedacht door Lenin. (Burke, 2004;

Burleigh, 2009) Hierbij diende een avant-garde groep (het best geplaatst door een zuiver ideeëngoed)

de revolutie te instigeren. De ideeën van Qutb waren én zijn vandaag nog steeds prominent aanwezig

in de moderne militante Jihadtheorieën. “La ilaha illa Allah” (i.e. “Er is maar één God en dat is

Allah.”, door Qutb omschreven als de theoretische basis van de Islam) werd het strijdcredo van de e-

Jihadi’s en is terug te vinden op tal van websites.(Bergesen, 2008, p. 25) Niet alleen het werk van

Qutb sprak echter tot de verbeelding. Door zijn decennialange verzet en gevangenschap in Egypte

(met de dood tot gevolg) werd hij verheven tot martelaar. (Burleigh, 2009, p. 420)

Twee moderne haatpredikers kunnen m.i. aan deze vier hoofdbronnen worden toegevoegd: Al-

Maqdisi en Abdullah Azzam (“The rifle and Jihad alone. No negotiations, no conferences, no

dialogues.”). (Volders, 2012, p. 54) Beiden benadrukten het belang van onmiddellijke gewelddadige

actie tegen de vijanden van de Islam. Bovendien refereerden ze opvallend veel naar huidige

gebeurtenissen relevant voor de Jihadi’s. (Bartlett & Birdwell en King, 2010, pp. 87-89)

Abdullah Azzam was een Palestijnse theoloog die leiding gaf met zijn geschriften aan de Jihad

tegen de Sovjet-Unie eind jaren ’80. Hij was cruciaal in het uitdenken van het concept van de “globale

strijd ter verdediging van de Islam”. Grotendeels was hij verantwoordelijk voor de uitwerking van de

geromantiseerde dodencultus. Azzam sprak in zijn preken immers over hemelse maagden en goed

ruikende martelaarslichamen. (Burleigh, 2009, p. 440) Hij werd bovendien beschouwd als de

Page 28: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

22

ideologische vader van Osama Bin-Laden. (Bartlett & Birdwell en King, 2010, p. 171) Maar hij stond

ook aan de wieg van Al-Qaeda met zijn oproep tot een “voorhoede der sterken”. (Burke, 2004, p. 18)

Abu Muhammad al-Maqdisi was de ideologische mentor van al-Zarqawi, de leider van “Al-

Qaeda in Irak”. Hij werd geopperd als een van de meest invloedrijke Jihadideologen. Het Al-

Qaedaconcept van “Gods leger op aarde” werd aan hem ontleend. (Brachman, 2009, p. 11) Al-

Maqdisi beheerde eigenhandig een Jihadwebsite met een grote bibliotheek van te downloaden boeken

waarin de theologische rechtvaardigingen te vinden waren voor de gewelddadige Jihad. Via “at-

Tibyan Publications” waren deze geschriften ook verkrijgbaar in het Engels. Bovendien duidde al-

Maqdisi op zijn website al-Zarqawi, Qutb en al-Suri aan als toonaangevende Jihadideologen. (Collins

& Lieberman, 2008, p. 8)

In wat hierna volgt, wordt uiteengezet wat de bijdrage was van de belangrijkste e-

Jihadpioniers.

1.2.: Al-Suri’s oproep voor een “Globaal Islamitisch Verzet”

In 1988 trad Mustafa bin Abd al-Qadir Sitt Maryam Nasar, ook wel Abu Musab al-Suri

genoemd, toe tot de “Shura Council”: het hoogste politieke orgaan van de terreurorganisatie Al-Qaeda.

Tussen 1996 en 1998 begeleidde hij verschillende journalisten van de BBC en CNN naar Afghanistan

waar Bin-Laden voor de eerste keer internationale media-aandacht verkreeg. Het wordt aanzien als een

van de grootste mediasuccessen binnen de Jihadgemeenschap. Hiermee werd de basis voor de

propagandastrijd en de “winning of the hearts and minds” definitief vastgelegd. (Bokhari &

Hegghammer & Lia & Nesser & Tonnessen, 2006, p. 45) Al-Suri kan dan ook terecht gezien worden

als toonaangevend binnen de moderne invulling van de Jihad.

In 1997 richtte al-Suri, tijdens zijn toenmalige verblijf in Londen, het “Stranger’s Center for

Islamic Conflict Studies” op. Het centrum plaatste al-Suri in de spotlights van het Jihadipropaganda-

apparaat. Al-Suri startte een berichtgeving op over actuele onderwerpen m.b.t. de Jihad: Afghanistan

met de Taliban (1998), Azië (1999) en Yemen (1999). Een vroege uiting van de noodzakelijke actuele

omkadering van de conflicten waarbinnen de Jihadi’s opereerden. Hij beschouwde de dominantie van

Al-Qaeda als een stadium in de ontwikkeling van een internationale Islamitische opstand. In het kader

van het “voorhoedeconcept” (bedacht door Qutb) zag al-Suri het als de belangrijkste taak van Al-

Qaeda om andere groepen in de wereld te stimuleren om zelfstandig een eigen Jihad te voeren31.

(Ramsay, 2009, p. 44) Hierbij moest zoveel als mogelijk menselijke en materiële schade worden

toegebracht aan Amerika en haar bondgenoten. Tenslotte wees al-Suri erop dat Al-Qaeda met niemand

Page 29: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

23

compromissen diende te sluiten. Een mening die hij hoogst waarschijnlijk ontleende aan de Palestijnse

theoloog Azzam. Hierdoor was een onderhandelde politieke oplossing met Al-Qaeda onmogelijk en

bleef alleen de roep van het geweld over. (Benschop, 2011) Samen met al-Zawahiri benadrukte al-Suri

de noodzaak om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Hierbij viseerden ze zowel moslims als

niet-moslims. Ze betreurden beiden het mislukken van voorgaande mediacampagnes met het oog op

het bereiken van die massa. (Rogan, 2007, p. 108)

In “The call for Global Islamic Resistance32” (online in 2005) beschreef al-Suri strategisch, op

het internet, hoe de Jihadideologie kon aangepast worden aan een post- 9/11 tijdperk met een

gewijzigde wereldorde. Het document werd op zeer grote schaal gedownload. (Benschop, 2011) Al-

suri omschreef er de Jihadi-propagandastrijd in Bosnië en Tsetsjenië, in de jaren ’90, als zeer

succesvol en inspirerend. De inzet van videobeelden en het internet werden als doorslaggevend

bevonden. Bovendien werd de moslimgemeenschap (i.e. publiek) in zijn totaliteit (i.s. ook niet-

Arabischsprekende moslims) bereikt en focuste de boodschap op een defensieve Jihad tegen een

buitenlandse bezetter. Hierbij werd de historische onrechtvaardigheid tegen de moslims benadrukt en

kwam er op die manier een framing tot stand. De teksten werden bovendien gepassioneerd gebracht en

waren een inspiratiebron (bv. de belofte van de overwinning) voor vele moslims. Als

communicatiemiddel werd erin geopteerd voor een combinatie van: publicaties, magazines en

elektronische media. (Rogan, 2007, p. 28) Al-Suri deed vier aanbevelingen aan de toenmalige

Jihadstrijders:

1. De geloofsgemeenschap (i.e. de “Ummah”) in zijn geheel bereiken en vijanden afdreigen.

2. De inhoud van de boodschap moest focussen op de onrechtvaardigheid t.o.v. de Ummah.

Bovendien moesten de successen van de Jihad bejubeld worden. De boodschap diende

onderwijzend van toon te zijn waarbij koranverzen en fatwas (i.e. juridisch advies van een

Godsgeleerde) moesten uitgesproken worden om een religieuze legitimiteit te bekomen.

3. De stijl van de boodschap moest aangepast worden aan het doelpubliek.

4. De boodschapoverdracht moest a.d.h.v. traditionele en moderne communicatiemiddelen

gebeuren. Met een klemtoon op satelliettelevisie en internet. (Rogan, 2007, pp. 28-29)

Al-Suri riep vervolgens op tot de creatie van “Global Islamic Resistance Brigades”,

geïsoleerde cellen die geweld pleegden in naam van de Jihad. (Collins & Lieberman, 2008, p. 8) Deze

visie op een gedecentraliseerde, geïndividualiseerde en leiderloze Jihad is van belang om het

homegrown-en lone wolfterrorisme te verklaren maar ook de wildgroei aan Jihadwebsites. (Bokhari &

Hegghammer & Lia & Nesser & Tonnessen, 2006, p. 7) Hij leidde o.m. Tsouli en Khan (hieronder

beschreven) naar een individuele e-Jihad.

Page 30: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

24

Op basis van zijn vele internetpublicaties kreeg al-Suri de bijnaam “pen-Jihadist” van enkele

contraterreurexperts. Gesteund door al-Suri’s internetteksten werden recent nog verschillende

terreuraanslagen uitgevoerd. Denk maar aan de Sinaï-aanslagen in 2005. Al-Suri was dan ook een van

de eerste Jihadi’s om de voordelen van de informatietechnologie te onderkennen. Volgens hem konden

moslims ideologische en militaire training via het internet verkrijgen, onafhankelijk van de eigen taal,

de residentie of het tijdstip. (Denning, 2009, p. 15) Al-Suri gold als een van de belangrijkste e-

Jihadtheoretici. Hij voorzag de Jihadi’s van trainingsmateriaal en gaf een theoretische en intellectuele

basis voor gewelddadige campagnes. (Bokhari & Hegghammer & Lia & Nesser & Tonnessen, 2006,

pp. 39-40) Bovendien paste hij het oude concept van de “Jihad” aan aan de moderne tijdgeest. Hij

bereidde de weg om moderne technologieën te omarmen bij het bestrijden van de vijand.

1.3.: As-Salims 39 wijzen om de Jihad te dienen

De tweede e-Jihadpionier is as-Salim. Hij leidde de Saudische propagandagroep van Al-Qaeda

in 2004. (Brachman, 2009, p. 130) “At-Tibyan Publications” publiceerde op haar website de

Engelstalige versie van as-Salims bekendste boek: “39 ways to serve and participate in Jihad”. De

tekst groeide al snel uit tot een hype onder e-Jihadi’s en werd massaal verspreid en gelezen. (Collins &

Lieberman, 2008, p. 8) As-Salim haalde zijn inspiratie voornamelijk bij Taymiyyah, al-Wahhab en

Azzam. (Halevi, 2003) Hij gebruikte als eerste de benaming “e-Jihad”, waarmee hij bedoelde dat een

Jihadi de Jihad online kon steunen en dus niet noodzakelijk hoefde deel te nemen aan de gewelddadige

strijd. Hierdoor werd een nieuw soort van moslimgemeenschap gecreëerd bestaande uit: wereldse

Jihadi’s (die streden te land) en online-Jihadi’s (die streden op het internet). (Conway, 2012, p. 9)

Vooral participatie in chatrooms en het verspreiden van online propaganda werd aangeraden. Net als

Sayyid Qutb vond as-Salim dat de Islam in het defensief werd gedwongen door ongelovige machten

(i.e. het Westen) en corrupte lokale moslimregimes. Wat “39 ways to serve and participate in Jihad”

echter uniek maakte is dat er op een duidelijke wijze werd gecommuniceerd over de brede invulling

van het begrip Jihad. Elke actie van Jihad was te herleiden tot een daad van beloning (na uitvoering

van de Jihad) of bestraffing (na negatie van de Jihad) voor de moslim. Er waren volgens as-Salim

negenendertig manieren waarop een goede moslim kon participeren aan de Jihad. Onmiddellijk viel

daarbij op dat vele activiteiten analoog waren met de zogenaamde “Da’wa activiteiten” uitgevoerd

door radicale Islamorganisaties. Deze activiteiten sloegen op het verkondigen van de Islam met als

enige doel het geloof te verspreiden. (Firmin, 2009, p. 23) Hieronder werden de belangrijkste punten

m.b.t. de propaganda summier uiteengezet.

1. Elke moslim diende te beantwoorden aan de “roep van de Jihad” en dit uit een diep

geloof en intentie.

Page 31: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

25

2. Oprecht verlangen naar het martelaarschap. Hier waren de geschriften van Abdullah

Azzam cruciaal. Iemand die de strijd voorbereidde, kon een beloning ontvangen

gelijkwaardig aan dat van de “Shaheed” (i.e. martelaar), ook al stierf hij of zij een

natuurlijke dood.

3. Publiceren van de activiteiten van de mudjahideen: men trachtte op die wijze

solidariteit te bekomen onder de medemoslims. Ook hoopte men dat zo de trots en de

hoop bij de moslims werd aangewakkerd.

4. Uitvoering van de e-Jihad. As-Salim benadrukte het belang van het internet (een

volgens hem “gezegend medium33”) als een onderdeel binnen de uitvoering van de

Jihad. Via het internet kon het Jihadnieuws verspreid en gevolgd worden en konden de

doelstellingen neergeschreven worden. Het internet schiep bovendien nieuwe

opportuniteiten: men kon een groter publiek bereiken en sneller reageren op valse

beschuldigingen. Tenslotte wees hij op de mogelijkheid van een “internetproject”

waarbij diverse Jihadcellen webfora gebruikten om de Jihad te bediscussiëren en

artikels voor te bereiden of te herwerken. (Rogan, 2007, p. 34)

1.4.: Younes Tsouli: de “Godfather van de online-Jihad”

De Marokkaanse Brit Younes Tsouli, beter bekend onder zijn internetschuilnaam “Irhabi34

007”, was tussen 2003 en 2005 een zeer actieve e-Jihadi35. Hij richtte websites en webfora (met

videobeelden, statements, handleidingen ...) op als steun voor Al-Qaeda. (Denning, 2009, p. 6) Zo zou

hij bv. www.as-sahab.com hebben gesticht in 2005. (Rogan, 2007, p. 49) Tsouli kan geprofileerd

worden als een e-Jihadi die enkel en alleen online zijn Jihadcarrière36 uitbouwde (zonder actieve

participatie aan het geweld). (Sageman, 2008, pp. 119-120) De andere e-Jihadi’s hadden veel ontzag

voor hem. Sommigen omschreven hem zelfs als een van de “propaganda mudjahideen” of een “super

star”. (International Centre for the study of radicalisation and political violence, 2009).

Het “Global Islamic Media Front” (zie empirische studie van blogs van het “GIMF”)

bejubelde het werk van Tsouli meermaals. (Rogan, 2007, p. 59) Bovendien besloot de woordvoerder

van Al-Zarqawi om een door Tsouli geleid fora, “al-Ansar al-Islami”, in te zetten als

propagandamiddel. Al snel werd, door de uitzonderlijke gedrevenheid van Tsouli, dit forum het

officiële propagandakanaal waarlangs “Al-Qaeda in Irak” haar materiaal verspreidde.

Zonder lidmaatschap van enige extremistische groepering besloot hij uiteindelijk tot deelname

aan een terreuraanslag in Al-Qaeda’s naam. (Institute for Strategic Dialogue, 2012, p. 2) Hij creëerde

een virtuele terreurcel maar werd uiteindelijk opgepakt (2005) en veroordeeld (2007) in Londen voor

Page 32: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

26

het aanzetten tot terrorisme via het internet. (Sageman, 2008, pp. 119-120) Het GIMF herpubliceerde

bepaalde werken van Tsouli na zijn arrestatie. Een voorbeeld daarvan was: “The great encyclopedia of

ways to disrupt Crusader and Jewish websites”. (Rogan, 2007, p. 59)

1.5.: Anwar al-Awlaki: de Bin-Laden van het internet

Tussen 2004 en 2008 (i.e. opkomst van de door Amerika omschreven “Bin-Laden van het

internet”) veranderde de online omgeving drastisch. Zowel inzake toegankelijkheid als qua

technologie. Veel meer mensen kregen een goedkope en gemakkelijke toegang tot het internet.

Bovendien kwamen de sociale media (als onderdeel van “web 2.0”) op. (Conway, 2012, p. 6) De

bekendste voorbeelden waren: Facebook (2004), You Tube (2005) en Twitter (2006). Al-Awlaki was

een e-Jihadpionier dankzij zijn intensief gebruik van nieuwe sociale media en het feit dat hij daardoor

verschillende Jihadi’s heeft helpen radicaliseren. Hij had immers een sterk gevolgde eigen blog en

Facebookpagina en voedde dagelijks You Tube, Twitter en webfora met zijn haatpreken. Vooral bij de

niet-Arabische radicale moslimjeugd had hij veel invloed. (Strijker, 2010, p. 63) Volgens Katz

(geciteerd in: Strijker, 2010, p. 65) waren de internetpreken van al-Awlaki op het internet gevaarlijker

dan vertalingen (vanuit het Arabisch) van preken van invloedrijke imams en ideologen omdat hij de

Engelssprekende Jihadi’s begreep en met hen effectief kon communiceren. Het was echter vooral met

een van zijn blogpreken getiteld: “44 ways to support Jihad” (2009) dat hij op veel bijval in de

Jihadgemeenschap kon rekenen en die hem definitieve roem bezorgde. Het was een inspiratiebron

voor vele terroristen. Al-Awlaki citeerde er frequent uit de Koran om de geloofwaardigheid van zijn

punten te beklemtonen. Bovendien werd op die manier propagandistisch ingespeeld op de psyche van

(potentiële) Jihadi’s. Hieronder wordt een selectie weergegeven van de belangrijkste stelregels voor

dit onderzoek. Veel van de punten kwamen overeen en werden zelfs ontleend aan die van as-Salim. De

paranoia werd verder aangewakkerd.

1. De hypocrieten ontmaskeren. Hij gaf te kennen dat de strijd tegen de vijanden van de

Islam voornamelijk een woordenstrijd was. De leugens konden enkel ontmaskerd

worden door de Koran en de “sunnah” (i.e. de Islamonderrichtingen van Mohammed)

in te zetten. Vandaar de nadruk binnen de e-Jihad op koran- en sunnahverzen.

2. De “www-Jihad”. Al-Awlaki aanschouwde het internet als een goed medium om de

Jihad te verspreiden en het nieuws i.v.m. de mudjahideen (i.s. “heilige strijders”) op te

volgen. Hij had het over “internetmudjahideen”. Deze titel kon verkregen worden

door: het oprichten van discussiefora waarop informatie betreffende de Jihad kon

gepost worden. Maar ook door het posten van Jihadliteratuur, nieuws en het oprichten

van Jihadwebsites.

Page 33: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

27

3. “Nasheeds”: religieuze muzikale gezangen die a capella worden gebracht. Met deze

liedjes kon men volgens al-Awlaki een veel groter publiek bereiken dan via een boek

of lezing. Nasheeds werden aanzien als een belangrijk onderdeel van de Jihadcultuur

en konden via het internet gemakkelijk worden verspreid.

Anwar Al-Awlaki had duidelijk de gave om helder en bondig een historische analyse te maken

van de huidige (gepercipieerde) onrechtvaardigheid jegens de moslims. Hij inspireerde verschillende

terroristische cellen en individuen met zijn preken en teksten. Zo beïnvloedde hij via het internet

“Toronto 18”, een Canadese Jihadgroep die in 2006 aanslagen wou plegen in Toronto. Dankzij e-mail

stond al-Awlaki in online contact met Nidal Hasan die in 2009 op de Amerikaanse legerbasis Fort

Hood dertien soldaten doodschoot. (Strijker, 2010, pp. 63-64) Hij slaagde er voorts in om

mainstreamwebsites (i.s. websites zonder radicale inhoud of doel) te besmetten37. Zo kon men in 2008

op de website www.Ummah.com al-Awlaki’s “Constants on the path of Jihad” terugvinden. In 2011

kwam abrupt een einde aan de opmars van een van de belangrijkste e-Jihadi’s van het huidige tijdperk.

1.6.: Samir Khan: e-Jihad op verschillende fronten

Op 30 september 2011 worden Samir Khan en zijn mentor Anwar al-Awlaki samen door een

Amerikaanse drone-aanval uitgeschakeld in Yemen. (Conway, 2012, pp. 9-11) Samir Khan, een

vijfentwintigjarige Amerikaanse staatsburger, was in de voorgaande jaren reeds uitgegroeid tot de

absolute wereldtop binnen de e-Jihad. Hij postte zeer frequent video’s van o.a. Osama Bin-Laden en

al-Awlaki op het internet. Aanvankelijk promootte hij niet-gewelddadig verzet. Maar met het

toegenomen bloedvergieten in Irak schoot Khan door in het radicaliseringproces en werd gewapend

verzet een vaak terugkerend thema in zijn online publicaties.

Khan was op zeer uiteenlopende internetfronten actief. De blog getiteld: “A martyr soon if

God wills”, werd door hem opgericht in 2005. “Alexa”, een organisatie die onderzoekt hoe populair

websites zijn, kwalificeerde Khans blog toen als behorende tot de top van populairste internetwebsites

in de wereld. Een andere veel gelezen (anonieme) blog38, getiteld: “The ignored puzzle pieces of

knowledge”, bleek ook van zijn hand. Tussen 2008 en 2009 sprak hij er zijn bewondering uit voor

volgende inspiratiebronnen: Azzam39, al-Maqdisi, Osama Bin-Laden en al-Zawahiri. (MEMRI, 2012)

Bovendien ondersteunde Khan op het internet zelfmoordaanslagen. Hij gaf als voorbeeld de

hotelaanslagen te Amman onder het bevel van al-Zarqawi waarin “zionisten” (i.s. Joden) werden

afgemaakt. Opmerkelijk is dat hij de Jihad niet als geweld aanschouwde: “Jihad is to pure to be

labeled as violence”. Ook You Tubeposts (gebruikersnaam: “AbuRisaas”) en bijdragen tot het voeden

van de verschillende Jihadwebfora waren Khans doelstellingen. Hij publiceerde verder verschillende

Page 34: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

28

Engelstalige online magazines, met tot de verbeelding sprekende titels als: “Jihad Recollections” en

“Inspire”. (MEMRI, 2012) Het eerste e-magazine werd door Khan opgericht in 2009 en werd

geproduceerd door het Al-Fursan media-instituut. Het was de eerste keer dat men een Engelstalig

magazine uitbracht, gericht op de Engelstalige moslims met informatie betreffende: religie, politiek,

economie en biografisch materiaal (van bv. al-Suri) met betrekking tot de Jihad. Ook Younes Tsouli’s

artikels werden er gepubliceerd. Met maar vier nummers en weinig media-aandacht was “Jihad

recollections” geen lang leven gegund. Het kon echter aanzien worden als een noodzakelijke

tussenstap naar het professionelere “Inspire”. Een nieuw Al-Qaedamerk werd geboren. Het eerste

nummer, dat verscheen in de zomer van 2010, wordt in mijn empirisch onderzoek bestudeerd.

Hiermee richtte Khan zich tot een breder publiek op basis van extreme retoriek. Het magazine

promootte de “open source Jihad”: de individuele Jihad op basis van huishoudvoorwerpen. Het

magazine werd uitgegeven door “Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland” (afgekort “AQAP”). Al-

Qaeda wou hiermee een “leger” aan volgelingen in het Westen creëren. Het werd een belangrijk

rekruterings-, propaganda- en informatiemiddel voor “lone wolfs”. (Weimann, 2012) Vooral het

artikel “How to make a bomb in the kitchen of your mom40” was zeer geliefd onder de Jihadi’s. Zo

baseerde de “pipe bomber” (i.e. Jose Pimentel, gearresteerd in 2011) zich volledig op de instructies

gegeven in dat artikel bij het vervaardigen van zijn bommen. (Weimann, 2012) Er werd tactisch

ingezoomd op het leven van Khan en al-Awlaki. Een ware personencultus kwam tot stand. De nieuwe

logica was er een van onafhankelijke online operatoren die in naam van Al-Qaeda video’s, teksten ...

posten op het internet. Hierdoor was het mogelijk dat Samir Khan opereerde vanuit de VSA. Volgens

Khan was de media-Jihad even belangrijk in de oorlogsvoering tegen de VSA als effectieve

terreuraanslagen.

Na zijn dood werd “het symbool Khan” binnen de e-Jihad verder uitgebouwd. Hij werd een

rolmodel voor jonge e-Jihadi’s. Inspire werd vertaald in: Arabisch41, Urdu, Spaans, Duits, Frans en

Turks. In de periode tussen 2011 en 2012 werden vierentwintig would-be Jihadi’s42 gearresteerd in de

VSA en Groot-Brittannië. Op het moment van de arrestatie waren ze allemaal in het bezit van de

online teksten van Samir Khan (voornamelijk Inspire). (MEMRI, 2012)

1.7.: Osama Bin-Laden: de nieuwe Saladin

Osama Bin-Laden, bijgenaamd de “Leeuw” of de “Sjeik43”, richtte Al-Qaeda op in 1988 en

trok naar Afghanistan in 1996. (Chen & Chung & Qin & Reid & Sageman & Weimannn, 2008, p.

1350). Daar sprak hij persoonlijk (ook al kon hij dat niet volgens de Koran!) een fatwa uit tegen de

Amerikaanse aanwezigheid en het afvallige regime in Saoedi-Arabië. (Burke, 2004, p. 22) Gevolgd

door een oprichting van het “International Islamic Front for Jihad against Jews en Crusaders”. Het

Page 35: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

29

front bestond uit: Al-Qaeda, de Islamitische Jihad en al-Jama’a al-Islamiyya. Het doelwit van het

terreurgeweld was de Amerikaanse belangen treffen. (Moussalli, 1999, pp. 41-42)

Bin-Laden gaf persoonlijk de opdracht aan de Jihadi’s om het internet voor communicatie en

propagandadoeleinden te misbruiken. Het doel was de internationale moslimmassa te mobiliseren om

zo Al-Qaeda’s doelstellingen te realiseren. (Burke, 2004, p. 26) Osama Bin-Laden omschreef het

internet als een “elektrische stroom” die alle leden van de Ummah met elkaar verbond. Hij deed dat

voorafgaand aan de beruchte aanslagen van 9/11 (2001) op Amerikaanse bodem. Hierna groeide het

gebruik van het internet door de e-Jihadi’s exponentieel aan. Maar tot de oprichting van “web 2.044”

omstreeks 2002 behield Osama Bin-Laden het merendeel van de controle op de uitgedragen

propaganda. (Conway, 2012, pp. 4-5)

In september 2007 lanceerde Bin-Laden een intensieve campagne na jaren van mediastilte.

Zijn hoofddoelen? Aantonen dat hij nog leefde, een oproep lanceren aan het Westen om de bezettingen

van Irak en Afghanistan onmiddellijk te beëindigen, steun uitspreken aan operationele Jihadi’s en het

ronselen van potentiële terroristen. Hij zette sterk in op het gebruik van een waaier aan

propagandatechnieken waarin hij het “merk Al-Qaeda” trachtte te promoten. (Rogan, 2007, p. 91)

Hieronder worden de belangrijkste weergegeven aan de hand van de studie naar de online video- en

geluidsboodschappen (mediacampagne tussen september 2007 en mei 2008) van Osama Bin-Laden

uitgevoerd door het Intelligence and Terrorism Information Center at the Israel Intelligence Heritage

& Commemoration Center (afgekort IICC).

Bin-Laden verdraaide in zijn videoboodschappen de waarheid ten voordele van de Jihad en de

politieke agenda van Al-Qaeda. Zo had hij het bijvoorbeeld, in een video daterend van september

2007, over een “aanpassing van het Amerikaanse beleid na 9/11”. Voor Bin-Laden het bewijs dat de

Amerikanen hun buitenlandse politiek in het teken stelden van een oorlog tegen de Jihad of beter

gesteld: een oorlog tegen de Islam. Hierdoor zou, nog volgens Osama, de Amerikaanse economie, het

beeld en internationaal prestige zwaar aangetast zijn. Ook wees hij erop dat het de Amerikaanse media

was die een propagandaoorlog begon tegen de Islam. (IICC, 2008, p. 9) Op die manier droeg hij ook

bij tot de polarisering. In dat kader kan ook gewezen worden op de pejoratieve woordkeuze van Bin-

Laden. Zo had hij het in de verschillende videoboodschappen vaak over ‘ongelovigen’, ‘verraad’ en

‘kruisvaarders’. (IICC, 2008, p. 24) Hij demoniseerde het Westen en dan vooral Amerika en haar

bondgenoot Israël. De Joden beschreef hij als “moordenaars van profeten”. De enige oplossing was de

Joden te doden en de staat Israël te vernietigen. Hij vond de Amerikaanse publieke opinie

verantwoordelijk45 voor de moslimdoden in o.a. Irak. Op die manier was het doden van Amerikaanse

burgers gerechtvaardigd. Qutb vond destijds nog dat onschuldige mensen niet mochten gedood

worden door moslims. Maar volgens Zemni (2006, p. 192) had hij het over de Arabische staat als

Page 36: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

30

vijand (i.e. Egypte). Bin-Laden daarentegen omschreef de vijand breder: het Westen en haar

onderdanen. Alles werd daarbij historisch ingekaderd met als doel de Jihad te legitimeren. Hij vond

bijvoorbeeld ook dat de situatie in Irak gelijkenissen vertoonde met de toestand van Afghanistan, dat

eind de jaren tachtig gecontroleerd werd door de Russische president Brezhnev. De redenen die Bin-

Laden daarvoor aangaf houden politicologisch gezien geen steek: president Bush zou bv. alle

Russische fouten herhaald hebben. (IICC, 2008, pp. 13-20) Bin-Laden legde ook causale verbanden

die er niet waren. Zo aanschouwde hij de “onjuiste oorlog” in Irak als een teken van het mislukken van

de democratie in Amerika. (IICC, 2008, pp. 10-11)

Voorts kan gewezen worden op een simplistische voorstellingswijze. Zo zei Bin-Laden in een

geluidsfragment, dat verspreid werd in oktober 2007 op verschillende Al-Qaedawebsites, over de

Jihadi’s: “If they win, they will be happy, and if they are killed, they will become shaheeds”. (IICC,

2008, p. 28) Tenslotte was er in dit geluidsfragment sprake van selectiviteit van feiten. Bin-Laden had

het over de “ongelovigen (i.s. het Westen)” die Darfur zouden binnentrekken waar de “arme moslims

gehuisvest zijn”. Osama vergat doelbewust de lokale Janjaweed (i.s. moslimkrijgers op kamelen met

hakmessen) die vele moslims afslachtten. (IICC, 2008, p. 28)

In een ander geluidsfragment dat verscheen op de website van “al-Hesbah” (deze website werd

hieronder onderzocht), op 29 december 2007, probeerde Bin-Laden zichzelf voor te stellen als

moslimgeleerde. Hij citeerde daarom geregeld Taymiyyah. Het is een techniek die vele Jihadleiders

(zowel online als offline) hanteren om legitimiteit te winnen en geloofwaardig over te komen bij de

eigen achterban. Het IICC (2008, p. 7-38) had het over een “Islamitische sluier” aangebracht door een

“preker” (i.e. Bin-Laden) in de hoop steun te krijgen voor de politieke agenda. Bovendien

vereenzelvigde hij zich met Saladin, die in 1187 de “kruisvaarders” versloeg en Jeruzalem bevrijdde.

(IICC, 2008, p. 39) In de laatste geanalyseerde geluidsboodschap (die van 18 mei, 2008) riep hij de

jonge moslims op om zich in de voetstappen van Saladin te begeven en Palestina te bevrijden. (IICC,

2008, p. 49)

Dit onderzoeksdeel sloot zich aan bij de visie van de Belgische politicoloog Coolsaet dat de

belangrijkste bijdrage van Al-Qaeda (maar dus ook van Bin-Laden) zich situeerde in het aanbieden

van de “Jihad” en het “anti-Amerikanisme” als perspectief aan tal van Jihadi’s. Dit vindt men terug op

de website van het WODC (http://www.wodc.nl). Zoals Jim Jones (i.e. de sekteleider van de “People’s

Temple” in de jaren ’70) de eigen religie verbond met het socialisme. Zo koppelde Bin-Laden de Islam

aan de gewelddadige Jihad.

Page 37: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

31

1.8.: Al-Zawahiri: uitbouw en framing van de Jihadideologie

De voormalige leider van de terreurgroep “Egyptische Islamitische Jihad” was eveneens een

stichtend lid van Al-Qaeda. Behorende tot de Kern was hij de tweede man van Al-Qaeda (na Bin-

Laden) verantwoordelijk voor haar politieke ideologie, mediacampagne en communicatie. Sinds het

begin van de jaren ’90 benadrukte al-Zawahiri het belang van de Jihad en zag de gewapende strijd als

enige oplossing voor de problemen van de Islam. Hij beschuldigde regelmatig anderen (ook moslims)

van verraad en aanschouwde iedereen die niet tot de “voorhoede” behoorde als schuldig. Hij

distantieerde zich daarom van de Egyptische Moslimbroederschap dat, door deelname aan de

democratie, de spelregels onderschreef van een seculiere staat. Met zijn “Egyptische Islamitische

Jihad” wou al-Zawahiri het revolutionair proces in Egypte versnellen. Vanaf 1998 sloot hij finaal een

verbond met Bin-Laden en primeerde de Globale Jihad. (Zemni, 2006, pp. 192-193) Hij beschreef

vooral wat het effect was van negatieve mediacampagnes op de Globale Jihad. Het belangrijkste

nadeel vond hij daarvan de daling van de publieke steun. (Rogan, 2007, p. 27)

In “Knights under the Prophet’s Banner”, zijn belangrijkste boek (2001) en online uitgegeven

naar aanleiding van 9/11 had hij het, naast de “kruistocht van Bush” vooral over zijn thuisland Egypte.

(Burke, 2004, p. 22) Net als Bin-Laden trachtte hij de massa te mobiliseren tegen het imperialisme.

Al-Zawahiri beschreef het Westen als de vijand. Op die manier gaf hij onrechtstreeks een vrijgeleide

aan de e-Jihadi’s om via het internet de vijand schade toe te brengen. (NCTb, 2010, p. 22)

Vernieuwend was daarbij echter de tentoongespreide nadruk op de noodzakelijke uitroeiing van de

“Kuffars” (i.s. ongelovigen). (Zemni, 2006, p. 193)

Al-Zawahiri trachtte vanaf 2008 om, door middel van propaganda, de geloofwaardigheid van

Al-Qaeda in de Islamitische wereld te herstellen. In april van dat jaar opende hij een webforum waarin

vragen konden gesteld worden. (MEMRI, 2012) Hij verdedigde er de terreuractiviteiten en ontkende

het vermoorden van onschuldige mensen. Bovendien werden er lokale zaken bediscussieerd en trachtte

al-Zawahiri op die manier te rekruteren. (Smith, 2009, p. 27) Men kan stellen dat de mogelijkheid die

Al-Qaeda aanbood aan haar leden en sympathisanten (maar ook aan Westerse journalisten!) om via het

internet in contact te treden met de Al-Qaedaleiding een succesvol propagandamiddel was om vanuit

zelfverdediging terug te slaan en de critici gepast van antwoord te dienen.

1.9.: Al-Zarqawi’s gruwelijke propagandamachinerie

In 2000 stichtte de Jordaniër Abu Musab al-Zarqawi de terreurgroep “al-Tawhid wal-Jihad”,

sterk beïnvloed door de ideeën van al-Maqdisi, die hij in de jaren ’90 in de gevangenis had leren

Page 38: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

32

kennen. Al-Zarqawi geraakte er in de ban van de mogelijkheden van het internet. (The New York

Times, 2013) Na het uitbreken van de Irakoorlog, in 2003, vertrok hij naar Irak. Aanvankelijk was “al-

Tawhid wal-Jihad” een concurrent van Al-Qaeda. (Burke, 2004, p. 19) Al-Zarqawi stichtte in 2003

echter “Al-Qaeda in Irak46”. Vanaf 2004 voegde hij zich definitief bij Al-Qaeda en onderschreef haar

doelstellingen. Irak werd al snel het nieuwe theater waarin Al-Qaeda maar al te graag opereerde en

verving haar vroegere “safe haven” Afghanistan. (IICC, 2010, p. 54)

In april 2004 werd al-Zarqawi op slag wereldberoemd. Dit kwam door een strategische

combinatie van extreem geweld en specifiek internetgebruik. Al snel werd hij een op zichtzelf staand

symbool. Extreem geliefd door medestanders, extreem gevreesd door het Westen. (Conway, 2012, p.

5) Al-Zarqawi was dan ook een meester in de psychologische oorlogsvoering. Hij introduceerde een

totaal andere manier van omgaan met de traditionele media. Zowel qua wijze (westerse journalisten

konden nu ook het doelwit worden van gijzelingsacties) als qua intensiteit (bv. gruwelijke

verminkingen en onthoofdingen van Iraki en buitenlanders). (Rogan, 2007, p. 69) Het was voor het

eerst dat een leider van Al-Qaeda zelf tot gruwelijke acties overging. Hierna postte hij deze gruwelijke

beelden online. Opvallend was dat de onthoofdingen werden uitgevoerd met als doel videobeelden te

genereren. Het doel was dus niet langer de terreuraanslag maar het media-effect. Ook al verzette al-

Zawahiri47 zich tegen deze gruwelijkheden via een videoboodschap, het kwam te laat. De al-

Zarqawipraktijken hadden zich reeds als een virus verspreid onder de andere Jihadistische

groeperingen in Irak. Wat wel veranderde was dat de gewelddadige beelden voortaan een historisch,

religieus of politieke legitimatie nodig hadden. (Rogan 2007, p. 108)

Waarom werd Al-Zarqawi zo extreem gewelddadig? Edwin Bakker, een Nederlandse

Jihadexpert, verbonden aan het Center for Terrorism and Counterrorism in Den Haag, schoof in een

gesprek dat ik met hem had de piste van een persoonlijkheidsstoornis (i.e. “de sadist”) naar voren. In

een oorlog gingen sommigen, de professor trok een parallel met de oorlog in Joegoslavië, als “beesten

tekeer”. Volgens Bakker was “Al-Qaeda in Irak” aanvankelijk gericht op geldgewin, politieke

doelstellingen en het wegjagen van westerse bedrijven uit Irak. Maar al snel ontspoorde dit in een

strijd om lijfsbehoud. (Bakker, 8 februari, 2013) Maar er was ook een andere reden: de verheerlijking

van het geweld. Vóór de internetcampagne diende elk van de terreuraanslagen, uitgevoerd door Al-

Qaeda in Irak, om zoveel mogelijk mensen te doden om zo opgemerkt te worden in de chaos en de

dagelijkse moordpartijen in Irak. Door een e-Jihad te voeren, slaagde al-Zarqawi erin de controle op de

interpretatie van het geweld (i.e. de boodschap) te behouden en een groter publiek te bereiken (i.e. de

impact). Bovendien konden kleinere operaties uitgevoerd worden (i.e. operationele en financiële

besparing). (Conway, 2012, p. 5)

Page 39: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

33

Door al-Zarqawi’s internetactiviteiten werd de Globale Jihad gepropageerd en kwamen

buitenlandse strijders af op de “aanlokkelijke beelden”. Op die manier versterkten ze de rangen van

Irakese mudjahideen. (Rogan, 2007, p. 91) Het is dan ook al-Zarqawi’s, “Al-Qaeda in Irak”, dat

verantwoordelijk was voor de ontstane wijziging binnen de e-Jihad. In de periode tussen de teloorgang

van het traditionele internet en de bloei van het web 2.0 transformeerde hij de Jihadi-beweging van een

met een beperkte internetcomponent, naar een met een grote gewelddadige en radicale online

omgeving. Brachman (geciteerd in: Conway, 2012, p. 5) had het zelfs over “Jihobbyists”: e-Jihadi’s

zonder formele banden met een gewelddadige Jihadi-organisatie. Dankzij hen kon Al-Qaeda zich

aanpassen aan een gewijzigd klimaat. Ze begonnen massaal websites op te richten en

propagandaposters aan te maken. Al-Zarqawi’s intensieve internetgebruik liep parallel met de opkomst

van de sociale media en de verbeterde toegankelijkheid van het internetmedium voor steeds meer

mensen. (Conway, 2012, p. 6) Hierdoor was het mogelijk om de uitbouw van een virtuele

Jihadgemeenschap te instigeren. De Jihadistische groepen, actief binnen het framework van de Irakese

burgeroorlog, waren erin geslaagd om, tussen 2003 en 2005, de productie van Jihadpropaganda verder

te decentraliseren. De door Al-Qaeda geproduceerde propaganda was een mengelmoes geworden van:

teksten, video’s en audiofragmenten die allen voorradig waren op het internet. Al-Qaeda groeide in die

periode uit tot een merknaam. (Horsburgh & Jordán & Torres, 2006, p. 417)

Op 7 juni 2006 werd al-Zarqawi uitgeschakeld door Amerikaanse gevechtsvliegtuigen. De

erfenis die hij naliet was verwoestend: gruwelijke terreuraanslagen werden versmolten met het e-

Jihadisme. (Conway, 2012, p. 6) Er was (t.e.m. 2008 met al-Awlaki) niet onmiddellijk een

charismatische figuur voorhanden die al-Zarqawi kon vervangen. Maar omstreeks die tijd was dat

zelfs niet meer noodzakelijk. Officiële en semi-officiële websites werden niet langer aanzien als de

enige belangrijke propagandakanalen. Er werden steeds meer niet-officiële (fan)websites en webfora

opgericht die nu ook beschikbaar waren in het Engels, Duits en Spaans. Hierdoor kon de online-Jihad

gevoerd worden in Europa en Amerika. Het was duidelijk, volgens Europol (geciteerd in: Conway,

2012, p. 6), Al-Qaeda richtte zich voortaan ook op de Westerse moslims.

Volgens Kimmage (geciteerd in: Denning, 2009, p. 4) werd de “Islamic State of Iraq” (een

overkoepelende organisatie waarvan “Al-Qaeda in Irak” deel uitmaakte en opgericht in 2006) al snel

toonaangevend binnen de e-Jihad met een dagelijks gemiddelde van negen posts op het internet. Met

een leider (i.e. al-Baghdadi, de opvolger van al-Zarqawi) die gruwelijke videobeelden postte over tal

van uitgevoerde terreuracties en gesneuvelde mudjahideen. (IICC, 2008, p. 36)

Hieronder worden de vijf moederwebsites besproken. Ze waren allen bepalend voor de

ontwikkeling van de propaganda van de e-Jihad.

Page 40: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

34

1.10.: Al-Neda: de eerste moederwebsite van Al-Qaeda

Hoewel Al-Qaeda nooit verklaarde een website te bezitten, gaf ze toch een officieel statuut aan

bepaalde websites d.m.v. persverklaringen. Kort na 9/11 werd “al-Neda48” (www.alneda.com)

operationeel met als doel de terreuraanslagen op Amerikaanse bodem te legitimeren. Rogan (2007, p.

40) omschreef al-Neda als de “vanguard of the online-Jihad”. Haar webmaster, al-Uyayri, was een

Saoedische radicale ideoloog. (Rogan, 2007, p. 101) Door Benschop (2011) werd hij omschreven als

het eerste lid van “een nieuwe generatie van uiterst gevaarlijke en zeer competente cyberterroristen”.

Hij lanceerde als eerste binnen de e-Jihad de verspreiding van foto’s, geluids-en videofragmenten van

de Al-Qaedaleiding op het internet. De klemtoon lag daarbij op de persoonlijkheid van Bin-Laden.

(Bunt, 2003, p. 93) Bovendien bevatte de website redactionele artikels en statements van de Al-

Qaedatop. (Collins, S. & Lieberman, 2008, p. 5) In deze geschriften ging men vaak over tot het

oproepen van terreuraanslagen en trad er een verheerlijking op. Bruce Hoffman (geciteerd in:

Denning, 2009, p. 3), een van de Al-Qaedaexperts bij uitstek, had het over drie thema’s die behandeld

werden op al-Neda: het Westen zag de Islam als vijand, geweld was de enige taal die ze begreep en de

Jihad als de enige oplossing. Tenslotte werd de website bestuurd (i.e. “gehost”) vanuit Maleisië

waardoor opsporing door ordediensten werd bemoeilijkt. (Benschop, 2011) Doorheen de jaren zou

deze strategie vaak toegepast en verfijnd worden. Hierdoor werd de propagandaverspreiding via het

internet ingezet als overlevingswapen tegen een sterkere vijand. Het werd de politiediensten

onmogelijk gemaakt een halt toe te roepen aan de haatdragende boodschappen.

Vooral een serie die handelde over de oorzaken van de Amerikaanse globalisering was

uitermate populair bij de online-Jihadi’s. Hierbij werd de VSA weggehoond omwille van de vele

discussies met haar bondgenoten. Op die manier kon, volgens de propagandisten van al-Neda,

Amerika haar expansief project niet verderzetten. (Bunt, 2003, p. 93) Het was duidelijk dat men

trachtte de geschiedenis te herschrijven binnen een Jihadtijdskader. Zo werden, aan de hand van

poëzie, de martelaars verheerlijkt en werd het belang van de strijd benadrukt. Bovendien had al-Uyayri

oog voor esthetiek. Een kleurrijk en tot de verbeelding sprekend design werd uitgewerkt. In dat kader

werden officiële communiqués, Jihadnieuws en technische instructies aan de man gebracht. Het was

duidelijk dat de website vooral gericht was op Arabische moslimjongeren. (Horsburgh & Jordán &

Torres, 2006, p. 417) In 2002 werd al-Neda offline gehaald na hacking.

1.11.: Al-Firdaws: onbekend, maar wel bemind

Vanaf 2006 werden vier moederwebsites verantwoordelijk geacht voor de uitgedragen Al-

Qaedapropaganda. Met een administrator, die alles operationeel overzag, en een moderator, die de

Page 41: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

35

discussies in goede banen leidde, werd de technologische webverfijning toegepast op de bijbehorende

webfora. Alvorens de eerste van de “grote vier”, al-Firdaws, te bespreken, wordt stilgestaan bij de

wijze van propagandaverspreiding naar én vanuit die vier websites. Al-Qaeda werkte traditioneel op

basis van een propagandatrechter. Hierbij werd het beeld- en geluidsmateriaal eerst aangemaakt door

zogenaamde productiecentra. Een voorbeeld daarvan is “as-Sahab49”. Zij voorzagen de propaganda

met een logo om de authenticiteit ervan te beklemtonen. Het as-Sahablogo:

Afbeelding 1: logo as-Sahab

Daarna werd het materiaal ondergebracht in een “doorgangscentrum”: bv. “al-Fajr50”. Dat

mediacentrum werd opgericht in 2006 en had twee doelstellingen: controle (via het logo) op de

authenticiteit van de bron en vereenvoudiging van de propagandaverspreiding. Al-Fajr berichtte

voornamelijk over Jihadgroeperingen in Irak, Noord-Afrika en het Arabisch schiereiland. (Institute for

Strategic Dialogue, 2012, p. 4) Na goedkeuring door al-Fajr, werden de propagandabeelden

vervolgens doorgestuurd naar de vier moederwebsites met bijbehorende webfora51. (Schultz, 2008, p.

443) Daarna verspreidden de boodschappen zich op het internet en werd erover gedebatteerd. Volgens

Collins (2008, p. 6) werden op die manier wel duizenden Jihadwebsites gevoed. Bovendien bleef zo

het propagandamateriaal gevrijwaard, zelfs indien bepaalde websites door overheidsdiensten offline

werden gehaald.

“Al-Firdaws” (http://www.alfirdaws.org) werd opgericht in 2005 en was van de vier

moederwebsites de minst bekende. (Internet-Haganah, 2007) Daarom werd de URL52 (i.e. de unieke

webpaginanaam) ingetypt in de programma’s: “Domain Tools” (http://whois.domaintools.com/) en

“Alexa” (http://www.alexa.com/). Uit die analyse kwam naar voren dat al-Firdaws, sinds haar

oprichting op 31 augustus 2005, meermaals van internetadres wijzigde. Dit wees op het vluchtige

karakter uit angst voor neutralisatie door de ordediensten.

Volgens het Institute for Strategic Dialogue (2012, p. 4) had al-Firdaws verschillende

overeenkomsten met de andere drie moederwebsites. Zo beschikte ze over zeer veel leden, wat een

verspreiding van de aangeboden propaganda vergemakkelijkte en versnelde. Uniek was echter dat zij,

in die periode, de enige was met een Engelstalig forum. Dat vindt men terug op de website van

Jihadica, op www.jihadica.com. Op die wijze ging er van al-Firdaws een latente dreiging uit. Ze werd

Page 42: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

36

daarom in 2008 doeltreffend geneutraliseerd door de Amerikaanse veiligheidsdiensten. De andere

twee websites die in die periode offline werden gehaald waren: “al-Boraq” en “al-Ekhlaas”.

1.12.: Al-Boraq: Irakese Jihadverbondenheid en banners

“Al-Boraq” (http://www.al-boraq.com) was als website, met een server in Singapore, gelieerd

aan het “Al-Qaeda in Irak” van de hierboven beschreven al-Zarqawi. (IICC, 2008, p. 53) Op de

website werd echter ook uitdrukkelijk verwezen naar de “Islamic Army in Iraq”. Een groepering die

gewapenderhand de Jihad voerde in Irak omwille van nationalistische redenen53. Door op het internet

verwevenheid en eenheid te benadrukken werd beoogd de virtuele Jihadgemeenschap te versterken.

Bovendien kon men zich zo schijnbaar sterker opstellen naar de buitenwereld toe. Door veelvuldig

video- en geluidsfragmenten te tonen op de website werden de mudjahideen verheerlijkt. (IICC, 2008,

p. 53) Maar ook de nederlagen van de Amerikanen werden uitgebreid getoond. De website, met

bijbehorend webforum, was vernieuwend inzake het gebruik van zogenaamde “banners”. Door daarop

te klikken, werd de bezoeker doorgestuurd naar andere geaffilieerde websites. Op die manier werd de

lezer verder ingelicht van de Jihadnoodzaak en werd steun verkregen voor de andere Jihadgroepen.

Opnieuw een slimme manier om zich sterker voor te doen dan men in feite was. Hieronder een

voorbeeld van de website van Al-Boraq.

Afbeelding 2: website al-Boraq

Onderaan bevonden zich drie kaders (i.s. banners). Als men op het kader met de gemaskerde

Jihadi’s klikte, werd de bezoeker onmiddellijk doorgeschakeld naar de website van de “Islamic Army

in Iraq”. Links onderaan kon men het logo van de “Islamic Army in Iraq” onderscheiden (i.e. de

gedrappeerde AK47). Een andere flagrante vaststelling was dat, zoals op de website van de “Islamic

Page 43: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

37

Army in Iraq”, de hoofdkleuren rood (kleur van het bloed) en zwart (kleur van het kalifaat van de

Abbasiden die van 749 t.e.m. 1258 regeerden over Noord-Afrika en het Midden-Oosten) waren.

1.13.: Al-Ekhlaas: de invloedrijkste moederwebsite

“Al-Ekhlaas” was de historische opvolger van het webforum getiteld: “Al-Ansar”.

(International Institute for Counter-Terrorism, 2012, p. 8) “Al-Ansar” werd opgericht in 2003 en werd

technologisch verfijnd met de opkomst van “Al-Qaeda in Irak” in hetzelfde jaar. Het begon massaal

video’s van al-Zarqawi te verspreiden wat ertoe leidde dat dat webforum werd aangevallen door het

Westen. In 2005 werd haar opvolger aangeduid door contraterreurexperts: al-Ekhlaas.

Al-Ekhlaas groeide in 2007, met ongeveer vijfentwintigduizend leden, uit tot de belangrijkste

moederwebsite. Haar forum was beschermd met een paswoord omdat men er opriep tot het doden van

westerlingen en eigen martelaars verheerlijkte. Ook deze website zette het gebruik van banners verder.

Aan de banners werden vaak videobeelden verbonden waarin Bin-Laden, al-Zawahiri en anderen te

zien waren. (IICC, 2008, p. 52) Volgens het IICC (2008, p. 52) was er op de website echter ook

informatie te vinden om explosieven te vervaardigen. Het opvallende aan al-Ekhlaas was dat ze

verschillende domeinnamen gebruikte. Bv.: www.ekhlaas.net en www.ekhlaas.org. Bovendien werd

ze vanuit verschillende landen bestuurd: Maleisië, VSA ... (Benschop, 2011) Vernieuwend was echter

dat er op het bijbehorende webforum rechtstreekse vragen konden worden gesteld door de bezoekers

aan leiders (zie onderdeel rond al-Zawahiri) van Al-Qaeda. De meest voorkomende onderwerpen

waren: operationele en ideologische vraagstukken. Vooral de internationale politiek werd er zwaar

bediscussieerd. (NCTb, 2010, p. 48) Hierbij werd een functioneel onderscheid gemaakt tussen de

typische Islamitische brandhaarden (Irak, Afghanistan, Yemen ...) en het Westen. Volgens Benschop

(2011) werd al-Ekhlaas door de Jihadi’s aanzien als de primaire bron inzake informatie en propaganda.

In 2007 werden drie personen gearresteerd door de Saoedische politie op verdenking van

steun, via al-Ekhlaas, aan Al-Qaeda. Het delen van propaganda op het internet werd voortaan een

strafbare zaak54. In 2008 werd al-Ekhlaas voorgoed offline gehaald. Alle hoop van de e-Jihadi’s was

nu gevestigd op de enige resterende moederwebsite: “al-Hesbah”.

1.14.: Al-Hesbah: het e-Jihadsluitstuk?

In september 2008 werden drie moederwebsites (i.s. al-Firdaws, al-Boraq en al-Ekhlaas)

offline gehaald. Het westerse doel was daarbij tweeledig: de verspreiding van propagandafilmpjes (én

ander materiaal) van de Al-Qaedatop verhinderen en een paranoïdesentiment creëren bij de e-Jihadi’s.

Page 44: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

38

Men wou aantonen dat deze websites op grote schaal werden geïnfiltreerd. (Denning, 2009, p. 24) Ook

“al-Hesbah” (www.alhesbah.org) werd, om die reden, tijdelijk lam gelegd. Al-Hesbah was echter, in

tegenstelling tot de andere drie, veerkrachtig. Dat was grotendeels te wijten aan het gebalanceerde

webforum. Het werd selectief onderverdeeld in verschillende subfora. Men onderscheidde twee

categorieën: “generale fora” met o.m. secties inzake: ‘politiek’, ‘communiqués’, ‘economie’, en

‘vrouwen’. De andere categorie “seizoensgebonden fora” bevatte o.m. ‘pelgrimage’ en ‘ramadan’. In

elk subforum werd de belangrijkste informatie bovenaan geselecteerd door de administratie van al-

Hesbah. Daaronder werden de posts van leden geplaatst. (Rogan, 2006, p. 21)

In oktober 2008 was al-Hesbah als enige moederwebsite, nog operationeel. Haar server was

gevestigd in Singapore, maar de operationele leiding was afkomstig uit Pakistan. (IICC, 2008, p. 54)

De moderator, al-Balawi, gaf in de eigen martelaarsverklaring te kennen dat de gewelddadige actie het

beoogde einddoel was van het webforum: “Beware, beware that you are satisfied with writing on the

forums without going to the battlefield in the Cause of Allah ... I see no path to this (paradise) except

for death in the Cause of Allah”. (AIVD, 2012, p. 10) Het betekende een eerste aanzet tot een groter

debat over de e-Jihad op de Jihadwebfora enkele jaren later.

De website van al-Hesbah had een groene hoofdkleur (i.e. de traditionele kleur van de Islam:

Mohammed droeg immers een groene mantel én een tulband). Eind 2008 verloor ze voorgoed haar

Jihadlading. Het webforum werd hervormd tot een niet-radicale mainstreamwebsite. T.e.m. 2010 was

“al-Falujja” (www.alqimmah.net) haar radicale vervanger. Dit webforum groeide uit tot het toenmalig

belangrijkste Jihadiforum. (International Institute for Counter-Terrorism, 2012, p. 56)

Hieronder vindt men een webpagina van al-Falujja. Men gebruikte als hoofdkleuren: rood,

zwart en groen. Al-Falujja was, qua structuur en indeling, een typevoorbeeld van een moderne

Jihadiwebsite. Men werkte er met junior- en seniorleden. Er was niet langer sprake van een strikte

hiërarchie. De inhoud van de boodschap werd belangrijker. Evenals het aantal posts. Zo kon men heel

snel tot seniorlid uitgroeien (zie de evolutie die Samir Khan aflegde). Iets wat voorheen onmogelijk

was.

Page 45: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

39

Afbeelding 3: webpagina van al-Falujja

In mei 2010 werd er op de vele Jihadi-webfora druk gedebatteerd over de vraag of de e-Jihad

voor het individu wel volstond. Een webforumbezoeker vertelde dat volgens hem al-Ekhlaas en al-

Hesbah gesloten werden omdat vele e-Jihadi’s naar het front (voornamelijk Irak) trokken en ervan

meestal niet terugkeerden. Andere surfers waren het hiermee niet eens. Volgens een van hen kon men

de Jihad voeren op drie wijzen: “Jihad via het hart”, “Jihad via geld” en “Jihad via propaganda”.

(International Institute for Counter-Terrorism, 2012, p. 50) Ook al was er sprake van onenigheid, de

rangen werden snel gesloten. De e-Jihad was reeds uitgegroeid tot een volwaardig onderdeel van de

Jihad. Dat was altijd een van de tactische doelstellingen geweest van de Al-Qaedaleiding. Een

terreuraanslag is immers pas doeltreffend als de “boodschap” het betreffende publiek bereikt.

Eind juni 2010 sloot ook al-Falujja af na interne strubbelingen. Sinds september 2010 nam “al-

Shumukh” de plaats in van al-Falujja, als toonaangevende Al-Qaedapropagandamachine. Geleid door

dezelfde e-Jihadi’s, maar met steeds meer concurrentie van de “fanwebsites”. De propaganda stond

voortaan nog meer in het teken van de effectieve strijd. (International Institute for Counter-Terrorism,

2012, pp. 64-65)

1.15.: Tussenbesluit

Het internet verschafte Al-Qaeda de mogelijkheid om de ideologie en propaganda van Osama

Bin-Laden te verspreiden. De Jihadwebsites bevatten meestal video-en audioboodschappen van de Al-

Page 46: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

40

Qaedaleiding. Bovendien kon een groter publiek bereikt worden dan voorheen mogelijk was. De e-

Jihadi’s werden op het internet voorzien van technische bagage alsook van instructies van de Kern.

Hierdoor kon men de fysieke barrière, opgericht na 9/11 (door een intensieve internationale

contraterreursamenwerking en het wegvallen van de safe haven in Afghanistan) tussen de Kern en

haar achterban, neutraliseren. Homegrownterrorisme aangestuurd door de propagandamachine op het

internet werd de nieuwe norm. Van een hiërarchische mediastructuur was geen sprake meer. Virtuele

mediaorganen opereerden autonoom en gaven de mogelijkheid aan e-Jihadi’s om beducht te worden

zonder een stap op het slagveld gezet te hebben. Tenslotte bood het internet de kans tot een oprichting

van een virtuele Jihadistische gemeenschap.

Noch Bin-Laden, noch al-Zawahiri publiceerden vaak in hun teksten welke mediastrategieën

ze gebruikten. Daar de wereld (en dan vooral het Westen) het belangrijkste doelpubliek was, lag daar

de verklaring. Volgens Burke (2004, p. 26) was Bin-Laden een propagandist die inzag dat alleen via

massaparticipatie zijn radicaal project enige slaagkans had. Zijn doelstellingen waren dus tweeledig:

radicaliseren en mobiliseren. Eind 2007 doorbrak Bin-Laden de jarenlange mediastilte. Het was het

begin van een negen maanden durende online propagandastrijd. Hiermee vernieuwde hij de Al-Qaeda-

ideologie en plaatste hij de “9/11 bombers” terug als rolmodel voor de e-Jihadi’s. Bin-Laden gebruikte

tal van propagandatechnieken: polarisering, historische omkadering (bv. door verwijzing naar

koranverzen), selectiviteit ... en wierp zich op als een religieuze leider met autoriteit. De doelstelling

van deze kortstondige propagandacampagne was de moraal van de Jihadi’s versterken en hen aan te

moedigen over te gaan tot nieuwe operaties.

De rol van al-Zarqawi werd in dit onderzoeksonderdeel benadrukt. Hij transformeerde, in de

periode tussen de teloorgang van het traditionele internet en de bloei van het web 2.0, de Jihadistische

beweging van één met een beperkte internetcomponent naar één met een grote gewelddadige en

radicale online omgeving. Door middel van gruwelijke videobeelden en eigenhandige onthoofdingen

verzekerde hij zich bovendien van status. De samenwerking met de online-Jihadi Younes Tsoulli

zorgde ervoor dat de propaganda op nog grotere schaal verspreid werd.

De doorbraak van web 2.0 en de sociale media zorgden ervoor dat de e-Jihadi’s een virtuele

gemeenschap konden uitbouwen en dat de propaganda zich verspreidde over radicale Jihadwebsites.

Later werden ook steeds meer mainstreamwebsites besmet. De Nederlandse AIVD (Algemene

Inlichtingen en Veiligheidsdienst) sprak in 2012 m.i. terecht over het internet als een “kraamkamer

van de Jihad”. De veranderingen die op het internet, tussen 2004 en 2008, werden doorgevoerd

zorgden ervoor dat de moslimmassa goedkoper en gemakkelijker internettoegang verkreeg. Bovendien

kon, dankzij de sociale media, sneller en meer propaganda verspreid worden. Hierdoor werden steeds

meer online-Jihadi’s aangemoedigd om Jihadartikels te (re)produceren, informatie uit te wisselen, te

Page 47: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

41

debatteren op blogs, websites en webfora. Deze e-Jihadi’s richtten voortaan eigenhandig

propagandawebsites op. Er kan zelfs gewag gemaakt worden van “fansites”. Waar voorheen nog een

goedkeuring van de Kern noodzakelijk was, was dat niet langer het geval. Al-Qaeda had geen

financierings-of managementtaken meer betreffende deze nieuwe websites. Het zou bovendien

onmogelijk zijn door de hoeveelheid aan websites, onwijs door de doeltreffendheid van deze nieuwe

propagandaoorlog op het internet. Men kan dan ook stellen dat óók op het internet Al-Qaeda tot een

symbool werd verheven.

Na 2008 kwamen verschillende nieuwe e-Jihadi’s op die een heuse online carrière

uitbouwden, zonder fysiek gevochten te hebben. Zo werden Al-Awlaki en Khan de nieuwe “Goden

van het internet”. Ze speelden in op de mogelijkheden die sociale media boden, zoals: verhoogde

aantrekkelijkheid voor jongeren en minder noodzaak aan technische vaardigheden. De teksten werden

aangeboden in niet-Arabische talen: een bijkomend voordeel. Op die manier spraken ze de westerse

moslimjongeren aan. Bovendien zagen ze in dat bewegende beelden een grotere psychologische

invloed konden uitoefenen op potentiële Jihadi’s dan standvastig beeldmateriaal. (Conway, 2012, p. 7)

Ook muziek (i.s. “Nasheeds”) werd toegevoegd aan de virtuele Jihadcultuur.

Bin-Laden had de Islam gekoppeld aan de gewelddadige Jihad en met de beruchte 9/11-

aanslagen aangetoond dat de vijand kon vernederd worden. Het was nu aan een nieuwe generatie e-

Jihadi’s om de virtuele geloofsgemeenschap blijvend te voeden en terroristen af te leveren. Alvorens

deze nieuwe lichting te bestuderen, werd onderzocht hoe Al-Qaeda’s moederwebsites functioneerden.

Hoe droegen zij de Jihadi-ideologie uit?

De oprichters van de website “Al-Neda" zagen zichzelf terecht als de “voorhoede van de e-

Jihad”. Deze website, operationeel tussen 2001 en 2002, vormde de uitlaatklep van de Al-Qaedatop.

Nochtans waren in die periode o.m. Bin-Laden en al-Zawahiri op de vlucht voor de Amerikaanse

“special forces”. Door middel van foto’s, geluidsfragmenten en videobeelden werden vooreerst de

spectaculaire terreuraanslagen van 9/11 gelegitimeerd. Maar daarbij bleef het niet. Er werden ook

statements van de Al-Qaedatop verspreid waarin men de Jihad als enig redmiddel naar voren schoof.

Met een polariserend discours en een historische framing trachtte men online te rekruteren. Bovendien

werden technologische vernieuwingen, zoals een kleurrijk design, concreet toegepast.

Met de opkomst van de mediacentra begon in 2006 een nieuw tijdperk. Een voorbeeld van

zo’n centrum was “al-Fajr” dat toezag op de authenticiteit van het propagandamateriaal. Van daaruit

werden o.a. de Jihadi-video’s doorgestuurd naar de vier “moederwebsites”: al-Firdaws, al-Boraq, al-

Ekhlaas en al-Hesbah. Allen traden in de voetsporen van Al-Neda. Zo werd de actualiteit steeds in een

Page 48: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

42

Jihadi-perspectief geplaatst. Wat waren hun bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de

Jihadistische propaganda?

Al-Firdaws voerde als eerste een Engelstalig webforum in. Een eerste indicatie dat Al-Qaeda

haar ideologie ook aan westerse moslims wou overbrengen. Bovendien zorgde de mogelijkheid van

interactie voor een bijkomende aantrekkingskracht bij de 21ste eeuwse moslimjeugd. Zij waren meer en

meer vertrouwd met het internet. Administrators en moderators leidden het webforum in goede banen.

Al-Boraq zette in op eenheid en verbondenheid met andere Jihadgroeperingen. Het doel was een

virtuele Ummah te creëren, analoog met het Al-Qaedaproject van een werelds kalifaat. Door middel

van banners werden bezoekers doorgestuurd naar geaffilieerde Jihadwebsites waardoor de propaganda

een groter bereik kende. Al-Ekhlaas was veruit de belangrijkste website van de “grote vier”. Op haar

webforum werd dan ook voortdurend opgeroepen tot het uitmoorden van westerlingen en werd de

internationale politiek hevig bediscussieerd. Bovendien kregen potentiële terroristen er informatie

aangereikt om bommen te vervaardigen. De vragenronde die werd gehouden, tussen de leden van de

website en de Al-Qaedatop, werd naar voren geschoven als hét propagandamiddel bij uitstek. De

Wannabee-Jihadi’s kregen het gevoel effectief bij een virtuele Jihadgemeenschap te horen. Op die

manier ontstond een nieuwe generatie online terroristen. Al-Hesbah, dat werkte met verschillende

subfora, gaf de aanzet tot een groot debat over de rol van het internet binnen de Jihad. Hoewel haar

moderator voorrang gaf aan de gewelddadige strijd, werd snel duidelijk dat dit een minderheidsvisie

was binnen de Jihadi-webfora. Al-Falujja, de vervanger van de moederwebsites, maakte een opdeling

tussen bedreven e-Jihadi’s (i.s. seniorleden) en de nieuwelingen (i.s. juniorleden). De hoeveelheid

posts bepaalden voortaan de positie. De e-Jihad groeide uit tot een volwaardig onderdeel van de

propagandamachine van Al-Qaeda.

De hoofdkleuren op de onderzochte moederwebsites (én opvolgers) waren: rood (kleur van het

menselijke bloed), groen (traditionele kleur van de Islam) en zwart (kleur van het Kalifaat). Telkens

keerde, in het onderzoek, de symboliek van logo’s, kleuren en belangrijke Jihadpersoonlijkheden

terug. Dit diende m.i. tot het benadrukken van de authenticiteit van de bron, alsook het mystifiëren van

de Al-Qaedatop en de mudjahideen. De moederwebsites dienden als inspiratiebron voor de Europese

Jihadistische websites. In het volgende deel gaan we dieper in op de propagandamethode die ze

hanteerden. Maar eerst wordt de gehanteerde methodologie uiteengezet.

Page 49: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

43

Deel 2: Empirisch gedeelte

Alvorens de empirische studie aan te vatten met een screenshotanalyse van drie Europese

Jihadwebsites, staan we stil bij de gehanteerde methodologie. Hierin wordt afgesproken hoe het

onderzoek plaatsvond.

2.A.: Keuze voor kwalitatief onderzoek

Een cijfermatige analyse (i.e. kwantitatief onderzoek) van propaganda op Jihadwebsites heeft

alleen academische waarde als databanken voorradig zijn. Dit was internationaal nooit het geval. Dit

heeft vooralsnog twee oorzaken: een recent fenomeen en gebrek aan interesse. Pas na 2008 begon zich

immers een wildgroei aan Jihadwebsites te manifesteren. Lange tijd werd door de politieke- en

academische wereld weinig aandacht besteed aan het propagandaverhaal van Al-Qaeda. De

terreurorganisatie (en bijbehorende vertakkingen) werd aanzien als een crimineel fenomeen dat

militair en politieel verslagen kon worden. Naar de narratieve boodschap van de Jihadi’s werd

nauwelijks geluisterd. Het internet werd door internationale veiligheidsdiensten vooral bestudeerd als

communicatie-en rekruteringsmedium. Belgisch kwantitatief onderzoek biedt momenteel weinig

meerwaarde om het propagandaverhaal van Al-Qaeda te bestuderen. Bij kwalitatief onderzoek

daarentegen ligt de nadruk op de verzameling en toegankelijke analyse van een grote hoeveelheid data

van een beperkt aantal cases. (Kraska & Neuman, 2008, pp. 468-470) In de Masterproef worden de

visies van de e-Jihadpioniers en de moederwebsites beschreven aan de hand van de onderzochte

wetenschappelijke literatuur. Vervolgens worden verschillende Jihadwebsites analytisch doorgelicht.

Hierbij is het de bedoeling dat nieuwe data worden geproduceerd doorheen het onderzoek. Tenslotte

worden Globale en Nationalistische Jihadwebsites empirisch vergeleken. Het voordeel is dat nieuw

bekomen gegevens kunnen worden vergeleken met de oude. Hierdoor ontstaat een dynamisch proces

dat kwantitatief onderzoek niet te bieden heeft. Nadelig is de beperkte omvang van het onderzoek. Een

selectie werd gemaakt van enkele te bestuderen websites.

Onderzoek naar radicalisering speelt zich altijd af in een moeilijk toegankelijke omgeving

waarbij de context van doorslaggevend belang is. De empirische dataverzameling startte begin maart

2013 en eindigde midden april 2013. Het onderzoek is dus uitermate context- en tijdgebonden. Wat

niet wegneemt dat andere wetenschappers uit de resultaten kunnen leren zonder de methodiek letterlijk

te incorporeren in het eigen onderzoek. Het grootste nadeel van het neergeschreven onderzoek is

echter de kwestie van de externe geldigheid. Er worden maar enkele websites bestudeerd terwijl

recente schattingen gewag maken van meer dan duizend operationele Jihadwebsites. Bovendien is het

internet onderhevig aan snelle wijzigingen waardoor de actuele waarde een korte tijdspanne kent.

Page 50: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

44

In het onderzoek kunnen attitudes niet worden bevraagd aan de hand van

zelfrapportage(schalen). (Van Hiel, 2008, pp. 39-42) Dat heeft vooral te maken met de omvang en de

onbereikbaarheid van het (doel)publiek van terroristen. Het onderzoek spitst zich echter toe op de

wijze waarop Al-Qaeda propagandamateriaal uitdraagt en niet hoe de attitudes van het (doel)publiek

daarbij worden gewijzigd. Terroristen en online-Jihadi’s laten zich bovendien slechts zelden

interviewen en veiligheidsdiensten zijn moeilijk benaderbaar. Hierdoor wordt geen gebruik gemaakt

van kwalitatieve diepte of semi-gestructureerde interviews.

2.B.: Onderzoeksstrategieën

Crow en Semmens (2009, p. 86) gaven aan dat het voor een kwalitatieve onderzoeker

noodzakelijk is een eigen analysestrategie te ontwikkelen. In dit onderzoek worden echter

verschillende onderzoeksstrategieën gecombineerd (in de wetenschappelijke wereld heeft men het

over “triangulatie”). Het voordeel daarvan is dat resultaten bekomen via de ene strategie kunnen

bevestigd of tegengesproken worden door de uitkomsten van de andere. Het nadeel is dat, in het korte

tijdsbestek van een Masterproef, geen van deze strategieën in de diepte kunnen uitgewerkt worden.

Bij het emprisch onderzoek naar drie Europese Jihadwebsites wordt geen analyse op de

websites zelf uitgevoerd omdat ze verdwenen zijn van het internet. Er bestaan enkel nog

schermafbeeldingen (i.s. “screenshots”) van. Hierdoor kan de precieze datum van activiteit niet meer

worden weergegeven. “Minbar-SOS” en “Ribaat” waren lange tijd prominente webfora in de Globale

Jihad tot 2008. De website (met bijbehorend webforum) van Ansar al-Haqq was in 2008 een van de

toonaangevende Europese Jihadistische websites. Tenslotte worden twee online magazines onderzocht

omdat ze wijzen op een strategieverandering. Lone wolfterrorisme, waarbij het individu zichzelf

radicaliseert op basis van informatie op het internet, werd recent gepromoot. Volgende websites en

online magazines worden daarom onderzocht:

1. Minbar-SOS: http://www.minbar-sos.com/forum/. 2. Al-Mourabitoune (i.e. Ribaat): http://forum.ribaat.org/general.

3. Ansar al-Haqq: http://www.ansar-alhaqq.net/forum/.

4. Defenders of the truth: het eerste nummer van het online magazine dat verscheen in 2009:

http://thejihadproject.files.wordpress.com/2011/04/defendersoftruth1.pdf.

5. Inspire: het vijfde nummer van het online magazine dat verscheen in 2011:

http://azelin.files.wordpress.com/2011/03/inspire-magazine-5.pdf.

Page 51: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

45

Het blijft ethisch onmogelijk om Jihadi’s reëel of virtueel te benaderen. Bovendien hanteren ze

exclusiemaatregelen. Houden we indachtig dat het “open web” wordt bestudeerd, toch is het mogelijk

om beslag te leggen op verschillende bronnen voorradig op het internet. Een studie van propaganda op

het “open web” hoeft daarom geen kwaliteitsverlaging in te houden. De propaganda dient namelijk het

“deep web” te verlaten om een zo groot mogelijk publiek te kunnen bereiken. Het internet is

onderhevig aan continue aanpassingen. Daardoor zijn verschillende onderzochte websites qua

technologie sterk verouderd. Bovendien worden de onderzochte bronnen vaak voor andere doeleinden

dan het eigen onderzoek gecreëerd. De aangeboden oplossing is het verzamelen van nuttige

onderzoeksinformatie en de andere gegevens te interpreteren als contextsturend.

Er wordt geen onderzoek gedaan naar het gebruik (misbruik?) van Al-Jazeera en andere

Arabische nieuwszenders door Al-Qaeda. Ook wordt niet onderzocht hoe de Westerse media reageert

op de e-Jihad en of ze bespeeld worden door Al-Qaeda. Dit zijn echter wel relevante

onderzoeksvragen in het kader van propagandaonderzoek. Het zou me echter te ver van mijn beoogde

onderzoeksvragen leiden.

Er dringt zich ook een kwalitatieve webanalyse op van enkele van de vele operationele

Jihadwebsites. De kracht van de Jihadi’s ligt immers in het actuele radicaal discours dat ze uitdragen.

Om hiervan een beeld te krijgen worden enkele actieve websites onderzocht op basis van: ervaring op

de stageplaats, actualiteitswaarde, de band met Al-Qaeda en de gebruikte taal. Aangezien de auteur het

Arabisch niet machtig is, worden Arabischtalige websites niet onderzocht. Dit hoeft niet noodzakelijk

een nadeel te zijn omdat Al-Qaeda (na 2003) anderstalige (Engelstalige, Franstalige, Duitstalige ...)

propaganda begon te verspreiden. Hiervoor werden anderstalige websites opgericht. Het onderzoek

kan echter niet zomaar geëxtrapoleerd worden naar Arabischtalige websites omdat de stageopdracht

uitwees dat er vaker expliciet en gruwelijk materiaal wordt getoond.

Er wordt cross-sectoriële informatie verzameld van een bepaalde website op één dag. (Crow &

Semmens, 2008, p. 39) Waarbij een “webpagina” één pagina van de website is. Het onderzoek is

wendbaarder dan bv. een surveyonderzoek omdat bevindingen van website A kunnen geëxtrapoleerd

worden naar website B, C, D ...

Een belangrijk mediakanaal van de Globale Jihad wordt onderzocht: het “Global Islamic Media

Front”, meer bepaald een operationele Duitstalige en Engelstalige blog. Met Shariah4Belgium en

“Shariatube”, werden Belgische anti-terreurmiddelen ingezet. Tenslotte wordt de sociale netwerksite,

Facebook, onderzocht. De online-Jihadi’s legden zich immers toe op deze nieuwe trend en maakten er

o.m. profiel- en fanpagina’s aan. Volgende websites worden onderzocht:

Page 52: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

46

1. Twee kleine blogs van het Global Islamic Media Front (GIMF): http://gimf-

nachrichten.blogspot.com/ en http://alqaeqa.maktoobblog.com/) (actieve blogs).

2. Shariatube van Sharia4Belgium: http://www.youtube.com/user/shariamedia (actief You

Tubekanaal).

3. Facebookpagina van de tot de Jihad geconverteerde Amerikaanse oorlogsveteraan Eric

Omar Harroun: https://www.facebook.com/#!/eric.harroun?fref=ts.

In de opgelegde periode van de Masterproef is het wetenschappelijk noodzakelijk om het

aantal websites te beperken, maar ze wel nauwkeurig te analyseren. Websites met links naar

propagandamateriaal van Al-Qaeda (bv. de Talibanblog van Khurassani, te raadplegen op http://jibal-

khurassan.over-blog.com/) worden niet onderzocht. Ook al is het nochtans interessant om te

bestuderen hoeveel propagandamateriaal er van de ene naar de andere website wordt gekopieerd.

Bovendien is een aanvankelijk te bestuderen Jihadwebsite van de “Islamic Army in Iraq”

(www.iaisite-eng.org), nochtans drie jaar operationeel, enkele weken voor mijn onderzoek offline

gehaald. Het noopt me tot het nemen van inventieve maatregelen.

De Globale e-Jihad (Al-Qaeda) wordt vervolgens vergeleken met de Nationalistische (i.s. Al-

Qassam Brigades en Hezbollah) door middel van een vergelijkende studie van de actieve

hoofdwebsites. Voor de Nationalistische Jihadi’s zijn dat: http://www.qassam.ps/ (Engelstalige URL

van de Al-Qassam Brigades) en http://www.english.moqawama.org/ (Engelstalige URL van

Hezbollah). Het accent ligt op potentiële overeenkomsten en verschillen in aanpak van

propagandaverspreiding.

Tenslotte worden de gegevens bekomen uit de secundaire data-analyse vergeleken met die van

de empirische studie. Het internet is immers continu in beweging en ook de e-Jihadi’s dienen zich dus

aan te passen aan een veranderende internetomgeving.

2.C.: Onderzoekstechnieken

De geschreven bronnen worden aangeboord op basis van volgende internationale

internetzoekmachines: Yahoo! (http://be.yahoo.com/), Google (http://www.google.be/) en Google

Scholar (http://scholar.google.be/). Bovendien worden Meercat (UGent bibliotheekcatalogus), Aleph

(UGent databank) en Antilope (Belgische databank) gebruikt, allen aangeboden door de Universiteit

Gent (http://lib.ugent.be/nl). Maar ook verschillende bibliotheken werden bezocht: de Gentse

bibliotheek van de politieke wetenschappen, de communicatiewetenschappen, de criminologie, de

rechten en tenslotte de bibliotheek van het Center for Counterterrorism and Terrorism in Den Haag.

Page 53: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

47

De gebruikte techniek voor inhoudsanalyse van: Minbar-SOS, Ribaat en Ansar al-Haqq is die

van de historische webanalyse. Hierbij worden opvallende propagandakenmerken bestudeerd. Er

wordt gewerkt a.d.h.v. screenshots van de websites, afkomstig uit het onderzoeksprogramma “Domain

Tools”. In het kader van mijn stageopdracht bij de Federale Gerechtelijke Politie in 2011 werd me

door een expert, dat onderzoeksprogramma, aangeraden (http://www.domaintools.com/). Daarna

worden twee online magazines (i.s. “Defenders of the truth” en “Inspire”) grondig geanalyseerd op

basis van de methode van Ritchie en Lewis (2003, pp. 221-229). Vervolgens worden enkele

operationele Jihadwebsites onderzocht. Hierbij wordt de categorische tabel, ontworpen in het

onderdeel van de e-magazines, gehanteerd. In het onderdeel ‘Onderzoeksdata’, dat op een

bijbehorende cd-rom werd gebrand, wordt het eigenlijke onderzoek weergegeven. Daarin kan de lezer

de categorische onderzoekstabellen aantreffen per onderzocht online magazine of website.

Hoe worden de online magazines onderzocht? In een eerste fase worden vaak terugkerende

propagandathema’s geïdentificeerd en wordt er een bijbehorend label aangebracht. Een voorbeeld van

zo’n label is: ‘Jihad’. Deze term wordt dan naast de tekst geplaatst. De verschillende labels worden

onder elkaar, per zin, weergegegeven. Ook wanneer een bepaald woord op zichzelf als label kan

functioneren (bv. ‘Jihad’) wordt dat op die manier neergeschreven. Het kan bovendien voorkomen dat

in eenzelfde paragraaf een bepaald label meerdere keren voorkomt. Dit noemt men “multi-

indexering”, waarbij de frequentie systematisch tussen haakjes wordt geplaatst.

Bv.: Bron “Defenders of the truth”: p. x

1. ... strongly recommend ... to consider attacking America in its own backyard. Aanval

2. ... Jihad is to fight . Jihad is to kill. Jihad (2)

3. ... the enemy which sits on his trone ... Vijand

Het labelen wordt voor elk document afzonderlijk toegepast. Daarna, in een tweede fase,

worden de gegevens, zowel voor “Defenders of the truth” als voor “Inspire”, verzameld in een

overzichtelijke tabel in “Excel”. Hierbij gebruikt men de open coderingsmethode waarbij een tabel

voor de grafische weergave zorgt. Hieronder wordt een voorbeeld van een tabel weergegeven. Het

turven gebeurt manueel omdat ook volledige citaten en zinnen worden onderzocht. De getallen (n)

staan daarbij voor het aantal keren dat het desbetreffende label, in de gehele tekst, werd

teruggevonden. Daarna wordt er axiaal gecodeerd: de labels worden daarbij in categorieën ingedeeld.

Een praktisch voorbeeld geeft dit aan:

Page 54: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

48

Mainstreamreligie n Jihadi-ideologie n

Allah 12 Jihad 38

God 3 mudjahideen 15

De Genadige 2 kuffar 2

Afbeelding 4: voorbeeld categorische tabel

Vervolgens worden (indien voorkomend) synoniemen samengevoegd. Bijvoorbeeld ‘Allah’ en

‘De Welwillende’ worden samengevoegd tot de categorie: ‘Allah’. De woorden worden naar

woordfrequentie van boven (meest voorkomend) naar beneden (minst voorkomend) geordend. De

laatste fase door Baarda beschreven, als de selectieve codering, wordt in de Masterproef niet toegepast

wegens haar te complex karakter. Baarda selecteert immers nog eens op de titelwoorden (in casu:

‘Mainstream religie’ en ‘Jihadi-ideologie’) en komt zo tot uitermate abstracte termen (bv. ‘slecht’).

Na de woordenanalyse worden markante passages in de tekst bestudeerd. Ook citaten komen

aan bod. Op basis daarvan worden propagandakenmerken- en technieken ontleed. Het is de bedoeling

dat er vervolgens gezocht wordt naar stijl- en grafische kenmerken. Door o.m. illustraties te herhalen,

wordt immers het onderbewustzijn psychologisch beïnvloed en treedt een manipulatie op. Op basis

van deze inhoudsanalyse worden, in een samenvattende fase, de resultaten weergegeven.

Na de e-magazineonderzoeken worden operationele Jihadwebsites kwalitatief geanalyseerd.

Hierbij treedt een triangulatie op qua onderzoeksmethodieken. De gehanteerde instrumenten worden,

zoals bij de e-magazines, weergegeven bij het onderdeel ‘Onderzoeksdata’, gebrand op een cd-rom.

Vooreerst wordt gebruik gemaakt van de “word cloud methode” per onderzochte webpagina. Hierbij

worden, na ingave van de webtekst op http://www.wordle.net/, in een woordveld de meest

voorkomende propagandawoorden weergegeven. Hoe groter het woord, hoe meer het voorkomt. Het

is een eerste indicatie van de belangrijkste trefwoorden van de onderzochte webpagina. Een voorbeeld

van een Engelstalige webpagina van de “Hezbollah” op 4 april, 2013:

Page 55: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

49

Afbeelding 5: voorbeeld “wordle”

Vervolgens wordt gewerkt aan de hand van de “grondige analyseprocedure” beschreven

door Baarda (2009, p. 129-132). Hierbij worden labels aangebracht aan de belangrijkste trefwoorden

van de welbepaalde website. Hiervoor wordt het wetenschappelijke programma “NVIVO10” gebruikt

dat geraadpleegd wordt via “Athenax” (https://athenax.ugent.be/), de digitale leeromgeving van de

Universiteit Gent. Het voordeel van “NVIVO10” is dat de trefwoorden onmiddellijk qua frequentie

worden gecategoriseerd: van boven (meest voorkomend) naar beneden (minst voorkomend). Telkens

worden de 100 meest voorkomende naamwoorden geselecteerd met een “wordcount” van minimum

vijf letters (weergegeven op onderstaande afbeelding bij ‘Length’). Op die manier wordt verkomen dat

nietszeggende woorden, zoals bv. ‘und’ en ‘this’, worden opgenomen. Hierbij dient gezegd dat men

soms niet aan die honderd woorden kwam. Bv. Omdat er te weinig woorden met vijf lettertekens in de

tekst voorradig waren. Een voorbeeld van de Engelstalige hoofdpagina van de “Al-Qassam Brigades”

op 17 december, 2012:

Page 56: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

50

Afbeelding 6: voorbeeld “NVIVO10”

Het is de bedoeling dat de ontwikkelde eindtabel van “Inspire”, met bijbehorende categorische

opdeling, wordt gehanteerd en dat de belangrijkste aangetroffen gegevens per operationele website in

die tabel hun plaats vinden. Op die wijze wordt de bestaande tabel verder verfijnd op basis van actuele

data. Daarna wordt er gezocht naar bijkomende informatie betreffende de onderzochte website.

Hierdoor wordt gepoogd een compleet beeld te verkrijgen van de actuele propagandacapaciteit. Zoals

we zullen zien, was dat bv. voor de blogs onmogelijk. “Domain Tools” registreerde immers geen

individuele blogs. “Domain Tools” is een handig en gebruiksvriendelijk programma om profiel- en

servergegevens van een website te bekomen. Dat wordt duidelijk aan de hand van een voorbeeld van

een onderzoek naar de Al-Qassam Brigades op Domain Tools (uitgevoerd 17 december, 2012):

Afbeelding 7: voorbeeld “Domain Tools”

Page 57: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

51

Volgende websitegegevens zijn belangrijk voor het onderzoek naar Jihadpropaganda:

1. Relevantie van de websitetitel in verhouding tot de zoektocht op het internet naar de

betreffende website. Bij de Al-Qassam Brigades is dat bv. tachtig procent!

(http://www.qassam.ps/).

2. Hoeveelheid unieke trefwoorden op de website.

3. Registratiedatum van de website.

Er vindt ook een onderzoek naar de grafische vormgeving van de website plaats. In het kader

van de psychologische beïnvloeding van het publiek is dat immers zeer belangrijk. Hierbij worden

volgende zaken onderzocht:

1. Gebruikte kleuren.

2. Jihadlogo.

3. Foto’s.

De geanalyseerde gegevens van de onderzochte website worden verzameld in een

overzichtelijke tabel. Hieronder een voorbeeld van hoe een tabelonderdeel er zou kunnen uitzien:

Mainstreamreligie n Jihadi-ideologie n

Allah 88 broeders 82

God 32 Jihad 80

De Genadige 17 mudjahideen 72

Titelrelevantie n Jihadi-logo n

80% 1 ja 1

nee 0

Afbeelding 8: voorbeeld onderzoekstabel

Deze gegevens worden daarna verzameld in een checklist (zie ‘Onderzoeksdata’). Ik

ondervond daarvan de efficiëntie tijdens mijn stageopdracht bij de Federale Gerechtelijke Politie. Het

laat immers toe om op een overzichtelijke wijze te werk te gaan en laat wetenschappelijke replicatie

door andere onderzoekers toe. Op die manier kan snel onderzocht worden of er sterke overeenkomsten

of verschillen zijn inzake propaganda tussen de bestudeerde websites. Een voorbeeld van een

onderdeel van het checklistontwerp:

Page 58: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

52

Checklist: Jihadi-propaganda op website?

Mainstreamreligie Jihadi-ideologie Jihadi-persoonlijkheden Landen of regio’s met Jihadi-belang

Afbeelding 9: voorbeeld checklist

Bij de onderzochte operationele Globale en Nationalistische Jihadwebsites wordt er, naast het

hierboven beschreven onderzoek, nog een aanvullende screenshotanalyse uitgevoerd. Op die manier

wordt bijkomende informatie bekomen inzake de uitgevoerde propaganda.

Het verschil met het historische screenshotonderzoek naar de Europese Jihadwebsites situeert

zich in het gegeven dat de operationele websites op één dag worden onderzocht. Het historisch

onderzoek daarentegen is volledig afhankelijk van de data van “Domain Tools”.

De gebruikte methodologie werd uiteengezet. Laten we nu bestuderen hoe enkele Europese

Jihadwebsites propaganda uitdroegen. Hierbij wordt aandacht besteed aan technische wijzigingen

t.a.v. de historische moederwebsites.

Page 59: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

53

Hoofdstuk 2: screenshotonderzoek van Europese Jihadwebsites

In dit onderdeel wordt uitgebreid stilgestaan bij twee belangrijke Europese websites binnen de

Globale Jihad: “Minbar-SOS” en “al-Mourabitoune” (ook “Ribaat” genoemd). Ze waren eveneens

verantwoordelijk voor het uitdragen van de Al-Qaedapropaganda in het tijdperk van de hierboven

beschreven moederwebsites. Ook al hadden ze noch de kwalitatieve, noch de kwantitatieve reikwijdte

van de moederwebsites, toch radicaliseerden ze vele moslimjongeren. Daarna wordt “Ansar al-Haqq”

onderzocht. Een Jihadistische website die ontstond in 2008 en nog steeds operationeel is. Bestuurd

vanuit Nederland, nam ze binnen Europa een prominente plaats in d.m.v. het gebruik van de Franse

taal. Ze rapporteerde hoofdzakelijk over de Jihad in Irak.

Om tot een kwalitatieve analyse te komen, werd intensief gebruik gemaakt van het

onderzoeksprogramma “Domain Tools”. Als men de URL intypte van de desbetreffende website

bekwam men operationele servergegevens alsook screenshots.

2.1.: Minbar-SOS: een vrouwelijke spin in het web

Reeds in 2006 liet het Franstalige “Minbar-SOS” (www.minbar-sos.com, waarbij SOS

“Supporters Of Shariah" betekende) van zich horen in de Jihadistische media. Ze kondigde immers

een Franstalige versie aan van het “Global Islamic Media Front” (afgekort: “GIMF”), een belangrijke

mediavleugel, zoals “as-Sahab” en “al-Fajr”, van Al-Qaeda. Dit vindt men terug op de website van

Internet-Haganah (http://www.internet-haganah.com/harchives/). Het opvallende aan de website was

de keuze voor de hoofdkleur blauw (i.e. de kleur van de geestelijkheid) en het atypische Jihadlogo:

twee geboeide handen. Voorts werd er vaak verwezen naar: ‘Al-Qaeda’, ‘Bin-Laden’ en ‘al-Zawahiri’.

Ook het visuele aspect werd beklemtoond door o.m. gewonde Amerikaanse soldaten weer te geven.

Page 60: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

54

Afbeelding 10: Minbar-SOS

“Minbar-SOS” werd opgericht door Malika el-Aroud, een Al-Qaeda geïnspireerde en

overtuigde Jihadiste. Ze zag zichzelf als een heilige strijder van Al-Qaeda. In een interview gaf ze

daaromtrent aan: “I have a weapon, it’s to write. It’s to speak out. That’s my Jihad. You can do many

things with words. Writing is also a bomb”. (Bloom, 2011, p. 214) Volgens Mia Bloom (2011, p. 43)

hanteerden de “vrouwen van Al-Qaeda” het internet om in grote aantallen mannelijke Jihadi’s te

rekruteren en de dood in te sturen. De geschriften van as-Salim en al-Awlaki gaven de mogelijkheid

aan vrouwen om te participeren aan de Jihad door o.a. teksten te vertalen maar ook via het internet te

strijden. Volgens Bakker (gesprek op 8 februari 2013) werd de rol van vrouwen binnen Al-Qaeda

echter zwaar overroepen door de westerse media. Dat was ook het geval voor de geïnspireerde groep

vrouwen. Ze boden wel onzelfstandige en onstrategische hulp (bv. vertaalwerk), maar mochten er

zeker geen politieke mening op na houden. Het hosten van Jihadwebsites werd uitzonderlijk verricht

door vrouwen. Malika el-Aroud was hierin zeker een pionier. Hoe kon het zover komen?

Malika el-Aroud werd, op 9 september 2001, prompt de bekendste Jihadweduwe ter wereld.

Op die dag vermoordde haar man55 de leider van de Noordelijke Alliantie: Massoud. (Sageman, 2008,

p. 112) Op die manier verzekerde Al-Qaeda zich van politieke steun van de Taliban in Afghanistan.

Massoud was immers de grootste belager van deze fundamentalistische politieke partij. Al-Qaeda kon

zich, zich verzekerd van een “safe haven” in Afghanistan, vanaf dat moment volledig toeleggen op de

beruchte terreuraanslagen twee dagen later. Malika werd toen al geprezen op de Jihadwebsite “La voix

des opprimés56”. Ze werd er omschreven als een “vrouwelijke heilige strijder van de 21ste eeuw”.

Page 61: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

55

(Bloom, 2011, p. 214) Na 9/11 zocht de Al-Qaedatop haar toevlucht in het Tora Boragebergte van

Afghanistan. Malika daarentegen wou zo snel mogelijk haar echtgenoot wreken en begon furieus

Jihadwebsites op te starten. Haar achtergrond inspireerde vele potentiële rekruten. Doordat ze,

voorafgaand aan de aanslagen, had gelogeerd bij Bin-Laden (en het gegeven dat haar man een

martelaar was) werd ze als rolmodel onthaald. Bovendien erkende al-Qaeda’s Kern el-Aroud en haar

nieuwe echtgenoot, Garsalloui, als “geloofwaardige tussenpersonen” die de informatie- en

rekrutentoevloed konden faciliteren. Samen met Garsalloui richtte ze “Minbar-SOS” op. Deze website

stond volledig in het teken van de ideologie van Al-Qaeda. De doelstelling van de website was de

rekrutering voor de Jihad. Malika trachtte zo Belgische, Franse en Zwitserse moslims (i.s.

“wannabees”) aan te trekken en richting Pakistan te sturen als terrorist. Via het webforum konden

geïnteresseerden de laatste statements van Osama Bin-Laden en andere leiders van Al-Qaeda lezen en

bediscussiëren. De martelaar nam er een belangrijke plaats in.

Malika trad als moderator op onder de schuilnaam: “Oum Obeyda”. Haar autobiografisch

werk getiteld “De soldaten van het licht”, verscheen in 2003. Hierin vergeleek ze de mudjahideen met

“soldaten van het licht” die tegen de westerse “soldaten van de duisternis” vochten. Ze gaf aan dat ze

haar broeders op het slagveld had bezocht en getuigde van hun moed. In dat werk ontluikte ze haar

literaire talenten. Door symbolen te gebruiken kon ze de mudjahideen mystifiëren en tegelijkertijd

haar eigen status opsmukken. Ze bouwde gestaag verder aan haar rolmodel. Met haar slimheid,

taalvaardige spitsvondigheid en charisma inspireerde ze tal van Jihadi’s in de periode tussen 2003

t.e.m. 2008. (Bloom, 2011, pp. 214-215) Ze participeerde aan de e-Jihad, waar vele moslimmannen te

“bang” waren voor enige actie. (Bloom, 2011, p. 215) De vrouw, als inspiratiebron voor de mannelijke

Jihadi’s, deed haar intrede. (Sageman, 2008, p. 112)

Volgens Bakker (gesprek op 8 februari, 2013) was een van haar talenten, de “enorme drive”

waarmee ze zichzelf toewijdde aan de Jihad. Ze bestudeerde bv. intensief de moederwebsites en

rapporteerde op Minbar-SOS wat hun vernieuwingen waren. Zo gaf ze in de zomer van 2008 aan dat

er op het webforum van al-Ekhlaas een Franse en Italiaanse sectie was verschenen.

In december 2008 werd Malika gearresteerd door de Belgische Federale Politie op verdenking

van lidmaatschap en rekrutering voor Al-Qaeda. (NCTb, 2010, p. 50) In 2010 bleef ze echter, voor de

Belgische correctionele rechtbank, haar lidmaatschap ontkennen. Bovendien gaf ze aan dat ze via haar

website nooit jongeren had aangespoord om in Afghanistan te vechten. Volgens Beatrice de Graaf,

auteur van “Gevaarlijke vrouwen: 10 militante vrouwen in het vizier”, was Malika el-Aroud een

uitzondering. Nooit bekleedde een vrouw zo’n hoge positie binnen de Jihad. Haar martelaarsrol

gebruikte ze om zelf uit te groeien tot een digitaal boegbeeld. (Betlem, 2013)

Page 62: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

56

2.2.: Al-Mourabitoune: een grafisch meesterwerk

Volgens “Domain Tools” werd de Franstalige website “al-Mourabitoune” (www.ribaat.org)

opgericht op 31 mei 2004. Nog volgens dat onderzoeksprogramma vertegenwoordigde ze “l'Islam

suivant le Minhaj Salafi”. De website was Jihadistisch t.e.m. 2009. Momenteel is ze dat niet langer,

volgens de Europese politiediensten, na een clash tussen haar beheerders. Opvallend daarbij is dat

sinds 2009 de website grafisch van vorm veranderde (groen als hoofdkleur, niet langer rood en zwart)

en dat men toch blijft verwijzen naar Jihadistische mediakanalen (zoals het Tsjetsjeense57 “Kavkaz

center”) en terreurorganisaties (bv. de Palestijnse “Al-Qassam Brigades”). Maar ook de mudjahideen

en Gaza worden vermeld. Hieronder vindt de lezer een screenshot van de huidige website.

Afbeelding 11: al-Mourabitoune na de transformatie

De vraag die zich bij mij opdrong was: hoe de website er vóór de transformatie uitzag? Om op

die vraag te antwoorden werden screenshots, afkomstig uit de laatste twee operationele Jihadistische

jaren (2008 en 2009) bestudeerd.

Ribaats website zag er op 30 juni 2008 heel verzorgd uit. Zo was er een goed uitgewerkte lay-

out aanwezig en primeerde de blauwe kleur. Bovendien konden bezoekers zeer snel op de hoogte

gesteld worden van het actuele Jihadnieuws. Alsook was er een hele sectie gewijd aan de Jihad. In

onderstaande afbeelding vindt de lezer links de zoekterm ‘Jihaad’. Als men daarop klikte, kwam men

Page 63: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

57

alles te weten over de Jihad, telkens vanuit het radicale perspectief van Ribaat. Opvallend was ook het

gebruik van PDF-documenten waardoor men online volledige Jihadwerken kon lezen, alsook

afdrukken. Wat al-Mourabitoune echter een unieke case maakte, was haar logo. In tegenstelling tot

andere bestudeerde Jihadwebsites werd geopteerd voor tekst i.p.v. een typische Jihadafbeelding van

een: ruiter, paard, zwaard, kalashnikov en/of de Jihadvlag. Waarschijnlijk speelden, naast grafische

redenen, vooral veiligheidsredenen mee. Het logo kan de lezer links bovenaan vinden in onderstaande

screenshot.

Afbeelding 12: al-Mourabitoune voor de transformatie

Al-Mourabitoune gebruikte heel wat banners op haar webforum. Met die banners refereerde ze

naar andere Jihadwebsites. Vooral naar de moederwebsites werd massaal gelinkt door de leden. Een

voorbeeld vindt men hieronder. Het is een screenshot van hoe het webforum eruitzag in 2008. Als de

bezoeker op de banner klikte, werd hij doorgeschakeld naar de website van al-Ekhlaas. Op de foto

werd al-Zarqawi afgebeeld. Rechts als rebellenleider, links als gedode martelaar met een “lach” op het

gezicht: de “glimlach der vreugde”. (Richardson, 2006, p. 152) Op het webforum werden voorts de

Amerikaanse president Obama en de religieuze Sji’iten vernederd.

Page 64: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

58

Afbeelding 13: webforum al-Mourabitoune: al-Zarqawi

In onderstaande screenshot, afkomstig uit het jaar 2009, valt onmiddellijk het citaat van de

radicale denker Taymiyyah op. Maar ook het feit dat men met junior- en seniorleden werkte. Men

verheerlijkte de Talibanleider Meshud en kaderde de gebeurtenissen binnen het Jihadperspectief. Zo

werden de Taliban als medestrijders afgeschilderd.

Afbeelding 14: webforum al-Mourabitoune: Taymiyyah

Page 65: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

59

2.3.: Ansar al-Haqq: typevoorbeeld van de huidige Jihadwebsite

In 2008 richtte het Jihadistische media-agentschap “Haqq” (i.e. “De waarheid”) naast een

eerder opgerichte Arabische website, een nieuwe Franstalige website op: “Ansar al-Haqq”

(www.ansar-alhaqq.net). In dit onderzoek werd die laatste, beheerd vanuit Frankrijk, onderzocht. De

bedoeling van de website was te functioneren als distributiekanaal voor Jihadnieuws uit Irak. De

klemtoon lag daarbij vooral op de “misdaden” die begaan werden tegen de Soenitische moslims in dat

land. Het meest opvallende aan de website was echter de multimediasectie waarin o.a. de filmpjes van

de beruchte “Baghdad Sniper” te zien waren. (Rogan, 2007, p. 79) Hij doodde vele Amerikaanse

soldaten in Bagdad en groeide uit tot een legende onder de Jihadi’s. Gruwel werd hierbij niet

geschuwd. Ook “Ansar al-Haqq” beschikte over een eigen webforum.

In onderstaande screenshot wordt de hoofdpagina van de website op 26 februari 2008

afgebeeld. Hierbij vielen een aantal zaken onmiddellijk op. Ten eerste werkte men met een typisch

Jihadlogo: de zwarte vlag van de Jihad. Ook bij deze website was de hoofdkleur blauw. Vervolgens

kon men (links boven) de term ‘Jihad’ onderscheiden, waar men, zoals bij “al-Mourabitoune”,

informatie kon raadplegen over de Jihad. Het viel op dat de website gelieerd was aan “Minbar-SOS”

en “al-Mourabitoune” (links onder bij ‘Partenaires’). Hiermee trachtten de webbeheerders op de

eenheid te wijzen binnen de virtuele Jihadgemeenschap en konden bezoekers én leden meer te weten

komen over andere Jihadwebsites. Het was niet echt onverwacht dat de website zo expliciet te kennen

gaf dat “Minbar-SOS” en “al-Mourabitoune” zusterwebsites waren. Ze waren immers allen Europees.

Page 66: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

60

Afbeelding 15: website Ansar al-Haqq voor de transformatie

In 2009 voerden de webbeheerders een beperkte grafische wijziging door. De hoofdkleuren

waren voortaan rood en zwart en het logo veranderde ook. Men hanteerde een aanvallende Arabische

ruiter te paard met zwaard (een verwijzing naar de Profeet en Saladin, die beiden te paard het slagveld

betraden). Onderstaande screenshot werd genomen op 6 april 2009.

Afbeelding 16: website Ansar al-Haqq na de transformatie

Page 67: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

61

Hoe zag het bijbehorende webforum eruit? Op bovenstaande screenshots kon men als

bezoeker of als lid op ‘forum’ klikken en werd men daarna automatisch doorgestuurd. Er waren veel

banners (vooral verwijzend naar al-Ekhlaas en al-Firdaws) beschikbaar. Men werkte aan de hand van

videobeelden en eigenhandig te downloaden online teksten. In onderstaande screenshot valt de figuur

van al-Zawahiri (midden) op evenals de ruiter (rechts bovenaan) en de vele banners.

Afbeelding 17: webforum Ansar al-Haqq

Zoals reeds aangegeven in het werkonderdeel rond Minar-SOS, was de schuilnaam van Malika

el-Aroud: Oum Obeyda. Onder die naam reageerde ze op het webforum van Ansar al-Haqq. Opvallend

was dat, naast het gegeven dat ze de tekst ondertekende met de eigen naam, ze zichzelf zogezegd

inschreef op het webforum in 2007. Ze loog om de Europese autoriteiten op een verkeerd spoor te

brengen. Door haar reactie werd de eenheid benadrukt en de geloofwaardigheid versterkt.

Onderstaande screenshot toont de getuigenis van Malika el-Aroud.

Afbeelding 18: reactie el-Aroud op webforum Ansar al-Haqq

Page 68: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

62

Uitermate interessant waren de reacties op het webforum op 2 mei 2011, de dag waarop Bin-

Laden werd uitgeschakeld door het Amerikaanse leger. Op het webforum van Ansar al-Haqq werd

uitvoerig gediscussieerd of wat men had gehoord de waarheid was. Vele Jihadi’s geloofden immers de

westerse media niet en wouden bevestiging van de Al-Qaedatop. Daarom werden de bekendste Al-

Qaeda gelieerde websites- en fora druk bezocht die dag. Een zekere “alistiqaama2” gaf aan dat de

“Leeuw” dood was. De “vijanden van Allah” werden als daders naar voor geschoven. Het was

belangrijk voor de Jihadi’s dat Bin-Laden als martelaar was gestorven. Eigenlijk kon dat alleen maar

op het slagveld. Op de webfora probeerden de e-Jihadi’s erop te wijzen dat Bin-Laden gewapend

verzet had gepleegd en dus wél als martelaar was gestorven.

Afbeelding 19: “de Leeuw is dood”

2.4.: Tussenbesluit

In dit hoofdstuk werden drie belangrijke Franstalige Jihadwebsites bestudeerd. Op de websites

waren de hoofdkleuren: blauw, groen, rood en zwart. Visueel speelde men in op het eergevoel bij

jonge moslims op basis van Jihadistische video’s, foto’s en teksten. De onderzochte websites haalden

het propagandamateriaal uit de typische Al-Qaedamediakanalen. Bv. “Al-Fajr”. Er werd voortdurend

verwezen naar de Al-Qaedaleiders d.m.v. tekstmateriaal en banners. Via deze laatste methode en de

weboptie ‘links’ werden de bezoekers doorgeschakeld naar informatie betreffende de vier

moederwebsites. Met citaten van radicale denkers werd het geheel opgesmukt. Grafisch waren alle

websites zeer modern ontwikkeld. Op basis van de invoering van “junior- en seniorleden” werden e-

Jihadi’s aangemoedigd. De figuur van de martelaar werd op alle webfora vereerd. De mudjahideen

werden symbolisch vergeleken met “soldaten van het licht”. De tegenstrevers werden uitgescholden en

vernederd. Dit onderscheid waarbij de eigen (virtuele) groep werd verheerlijkt en de vijanden als

duivels werden voorgesteld kwam m.i. nadrukkelijk naar voren als propagandakenmerk. Hieronder

volgt een summiere analyse van de bevindingen voor de drie onderzochte websites.

Page 69: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

63

Typische Jihadi-logo’s waren: de Arabische ruiter, de zwarte Jihadvlag, de kalashnikov, het

zwaard of combinaties. Maar Minbar-SOS had, daarentegen, twee geboeide handen. Ook het feit dat

haar moderator, Malika el-Aroud, een vrouw was, gold als uniek. Ze was een rolmodel binnen de e-

Jihad en speelde als vrouw in op het schaamtegevoel dat leefde bij de moslimmannen.

Al-Mourabitoune veranderde in 2009 van een radicale naar een niet-Jihadistische website. Een

techniek die door andere Jihadwebsites ook werd toegepast. Toch sneed ze de band met het verleden

niet volledig door en bleef ze verwijzen naar typische Jihadinformatie. Zoals bij Minbar-SOS was het

logo uniek: tekst i.p.v. een Jihadafbeelding. Bovendien gebruikte ze PDF-bestanden waardoor haar

leden hele Jihadteksten konden verwerken op een snelle en goedkope manier.

Ansar al-Haqq, tenslotte, werd opgericht met als doelstelling te fungeren als een

propagandawebsite voor Jihadnieuws uit Irak. Op haar website had ze een multimediasectie en links

naar Minbar-SOS en al-Mourabitoune. Maar ook Malika el-Aroud reageerde op het webforum van

Ansar al-Haqq. Hierdoor werd de eenheid binnen de virtuele Ummah benadrukt. Ze had, in

tegenstelling tot bovengenoemde websites, een typisch Jihadistisch logo. In 2009 voerden de

webbeheerders een grafische wijziging door qua hoofdkleuren en logo.

Page 70: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

64

Hoofdstuk 3: De online magazines

In dit onderdeel werden twee vooraanstaande e-magazines onderzocht: “Defenders of the

truth” en “Inspire”. Daarbij werd geopteerd om voor elk van hen één nummer diepgaand te

analyseren op basis van de wetenschappelijke methode van Ritchie en Lewis uit 2003. Ze dienden om

nieuwe volgelingen te indoctrineren maar ook om terroristen te voorzien van technische bagage.

3.1.: Defenders of the truth

Het eerste online magazine dat werd onderzocht is “Defenders of the truth”. Het eerste

nummer, verschenen in juli 2009, had een gesluierde mudjahid (i.e. heilige strijder) als coverpagina.

De toon werd daarmee onmiddellijk gezet. Met een tot de verbeelding sprekende cover en een

Engelstalige titel wou “al-Mosul”, een ondersteunende media-organisatie voor Al-Qaeda, een westers

publiek aanspreken. De titel was een verwijzing naar de doelstelling van het magazine. Men wou de

“waarheid” onthullen waarom de mudjahideen in een oorlog verwikkeld waren met Amerika. Het

bestudeerde magazine telde zevenenvijftig pagina’s. Hieronder vindt de lezer de cover.

Afbeelding 20: cover online magazine “Defenders of the truth"

Page 71: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

65

Volgens de ADL (http://archive.adl.org/) werd dit magazine frequent gebruikt door Jihadi’s.

Men prees de e-Jihad omdat het Westen volgens hen de Islam wou “aanpassen” via het internet. Alle

informatie werd gekaderd binnen een anti-Amerikaans en anti-Joods perspectief. Zelfmoordoperaties

(i.s. “martelaaroperaties”), zoals 9/11, werden goedgekeurd. De e-Jihadi’s riepen bovendien op tot

soortgelijke aanslagen tegen Amerikaanse, Britse en Israëlische belangen. Voor het gemak werden de

vijanden “kruisvaarders” genoemd. Defenders of the truth ondersteunde al-Awlaki en vierde de

onthoofding van de Amerikaan Berg. De internationale Jihad werd onderschreven.

Zoals eerder vermeld werd het eerste nummer van “Defenders of the truth” geanalyseerd op

basis van de onderzoeksmethode van Ritchie en Lewis (2003, pp. 221-229). Hierbij werden labels

aangebracht in de tekst en werden de data verzameld in een overzichtelijke tabel. Het onderzoek

spitste zich toe op Jihadistische propagandatechnieken- en kenmerken. Op de bijbehorende cd-rom

vindt men het onderdeel ‘Onderzoeksdata’ terug met een onderzoekstabel waarbij voor de

belangrijkste propagandacitaten de gehanteerde techniek(en) werden aangeduid . Hieronder worden de

bevindingen uiteengezet en geïnterpreteerd. Afsluitend werden ook de aangetroffen afbeeldingen

besproken.

Een categorische tabel, gemaakt in Excel, diende als een verzameling van de belangrijkste

teruggevonden labels. Op basis daarvan werd nagegaan hoe de bedenkers van “Defenders of the truth”

propagandakenmerken- en technieken toepasten. De cijfers (n) stonden daarbij voor de frequentie of

het aantal keer dat een bepaalde term in de tekst werd aangetroffen. Bovenaan werd telkens, per

categorie, naar een gepaste titel (bv. “Mainstream religie”) gezocht. Vooreerts viel het relatief

eenvoudige taalgebruik op. Er was geen speciale kennis nodig van de Engelse taal om de tekst

inhoudelijk te begrijpen. Bovendien werden er bijna geen taalfouten gevonden. Als de auteur

‘Jihaad’ schreef, wou hij er duidelijk de klemtoon op leggen. Hetzelfde gold voor ‘Allaah’ en

‘Qur’aan’. Van deze drie termen stond ‘Allah’ trouwens bovenaan in de top vijf van meest

aangetroffen woorden. In volgorde van frequentie waren dat: ‘Allah’ (159), ‘Islam’ (90), ‘Jihad’ (67),

‘moslim’ (66) en ‘doden’ (47). Waarbij het opviel dat drie termen mainstream en dus geweldloos

waren. Het is kenmerkend voor Jihadi’s om de eigen ideologie samen te stellen, d.m.v. ‘kopiëren en

plakken’, om het geweld te rechtvaardigen. Door de onderzoekers van de Gentse Sociale

Veiligheidsanalyse werd dat fenomeen de “knip-en-plak-Islam” genoemd. (SVA, 2011, p. 152) De

auteurs van het eerste nummer van “Defenders of the truth” zorgden ervoor dat de Jihadcitaten werden

ingebed en gelegitimeerd a.d.h.v. onschuldige Islamwoorden. Een verheerlijking van de Jihad werd

daarbij nagestreefd. Aldus bv. volgend citaat dat men terugvindt op pagina 11: “one realizes the great

status of Jihad by his hadith and no deed is equivalent to Jihad”. Hadith, het mainstreamwoord, was

de overlevering van de uitspraken en handelingen van de Profeet Mohammed.

Page 72: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

66

Bij de tekstanalyse viel het emotionele taalgebruik op. Waarbij men, aan de hand van goed

afgewogen woorden, duidelijk de lezer wenste te overtuigen van de goede intentie van de Jihadi’s.

Drie termen werden frequent aangehaald: ‘waarheid’, ‘pijn’ en ‘plicht’. Daarbij werd ingespeeld op de

moraal van de lezer. De vijanden kwamen er minder goed uit. Zij werden besmeurd en uitgemaakt.

Deze technieken van polariseren en dichotomie werden veelvuldig aangetroffen bij “Defenders of the

truth”. Zo schreven de auteurs bv. op pagina 30: “distinguish between the haq (truth) and falshood

(baatil)”. Men deelde vriend en vijand op. Ook binnen de “vrienden” werd een onderscheid gemaakt.

Immers niet alle moslims volgden het “juiste pad”. Zo schreef men op pagina’s 11: “Quran: “Allah

has preferred in grades those who strive hard and fight with their wealth and lives above those who sit

(at home)” en 20: “the believers who sit at home (besides those who are disabled) do not acquire the

same reward as to those who fight in Allah’s cause (Jihad)”. Soms was er zelfs sprake van enige

taalkundige spitsvondigheid. Op pagina 37 had men het over: “In reality, Islam is against unjust

killing”. Of op pagina 41: “Suicide” operations become mandatory, since Jihad is always mandatory.

De e-Jihadi’s trachtten de virtuele gemeenschap te versterken, bv. op pagina 56, door middel van

“brothers and sisters” te vermelden. Tenslotte werkte men met symbolen om het geheel op te

smukken en te accentueren. Zo trof men op pagina 23 aan: “swords are keys to Paradise”.

“Defenders of the truth” zette sterk in op de religieuze legitimering. Er werden voortdurend

koranverzen op de lezer afgevuurd waarin Allah of Mohammed zich als het ware tot de lezer richtten.

Herhaling was daarbij een duidelijk aanwezig propagandakenmerk. Zo werden religieuze

tussencitaten zoals: “{May Allah be pleased with them}” en “(peace be upon him)” herhaald. Als de

Jihadi’s een overwinning boekten op de vijand, werd dat ook veelvuldig herhaald. Zo vertelde men op

de pagina’s 25 en 26: “ ... the infidels were killed ...”. Op pagina 32 herhaalde men de dichotomie,

zoals eerder aangetroffen op pagina 30, a.d.h.v. volgend citaat: “to discern truth from falsehood”.

We zagen reeds dat legitimering beschouwd werd als zeer belangrijk. Daarom kwam vaak de

Profeet aan bod. Maar ook religieuze denkers en politieke ideologen zoals: Taymiyyah, al-Wahhab,

al-Banna en Qutb passeerden de revue. Al-Banna bv. richtte in 1928 de Egyptische Soenitische

Moslimbroederschap op en gaf het Westen de schuld van het verval in de moslimlanden. (Bartlett &

Birdwell & King, 2010, p. 106) Bin-Laden werd in “Defenders of the truth” zelfs omschreven als de

‘Sjeik’ en bekwam op die manier een religieuze leiderstitel. In de psychologie werd deze

propagandatechniek aangeduid als “transfer”. Het prestige van de sjeikfiguur werd als het ware

overgezet op de persoon Bin-Laden. Hierdoor bekwam de man meer prestige omdat naar sjeiks werd

opgekeken in de Islamitische wereld. Abu Haneefah, een imam, gaf aan wanneer volgens de Islam een

staat als Kuffar aanzien kon worden. Op die manier werd de propagandatechniek “testimonial”,

waarbij een gerespecteerd persoon iets als goed of slecht beschreef, toegepast. Men vindt het volledige

citaat terug op pagina 19. Tenslotte trad er, naast de religieuze en politieke, een strategische

Page 73: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

67

legitimering op. De Jihadi’s streden niet met gelijke wapens tegen de vijand en konden zich daarom

terreuraanslagen veroorloven. Een voorbeeld was terug te vinden op pagina 40: “The Muslims who are

willing to do Jihad just do not have those resources. So today for Muslims to give their lives for Jihad,

is often the only option.” In dat citaat wentelden de Jihadi’s zich in onschuld en was er sprake van een

“calimero-effect” waarbij men een slachtofferrol aannam. Als er onschuldige doden vielen te betreuren

werd dat steevast afgedaan als “collatoral dammage”. Een voorbeeld vond men op pagina 45:

“sometimes it is not possible to always avoid killing innocent people”.

De online-Jihadi’s trachtten voortdurend het verhaal binnen een historische achtergrond te

kaderen. Zo schreven ze bv. op pagina 7: “After the time of the Soviet Union’s collapse, they invaded

Chechnya with the intention to kill every Muslim”. Bovendien werd op die manier een pseudo-

wetenschappelijkheid aan de tekst toegevoegd door wetenschappelijke teksten als bron te vermelden.

Zo vond men op pagina 54 volgende voetnootvermelding terug: “Jeffrey, J. Roberts, the origins of

conflict in Afghanistan (Westport and London: Praeger, 2004), p. 165”. De auteurs kwamen belezen

over en konden op die manier de vaak naïeve lezer overtuigen. Het eigen geweld werd vanuit een

geschiedkundig en religieus onrecht gerechtvaardigd. Hierbij verdraaide men frequent de waarheid.

Zo omschreven ze, op pagina 7, de Tsjetsjeense problematiek als een oorlog tussen de Islam en de

‘Kuffar’. In plaats van tussen de Russen en de Tsjetsjeense bevolking. De schuld werd altijd bij de

andere gelegd. Getuige daarvan volgend citaat op pagina 46: “most Westerners are guilty of crimes

and are combatants who fight the Muslims”.

Ook de propagandatechniek van de “band wagoning” werd toegepast. Zo werd meegedeeld

aan de lezer, op pagina 11, dat de Profeet persoonlijk participeerde aan de Jihad. Als hij het deed,

waarom zouden andere vrome moslims hem niet volgen? Elke moslim diende zich conform zijn

woorden en handelswijzen te gedragen. Op dezelfde pagina werd Abu Bakr (een emir uit de 11de

eeuw) aangehaald die, volgens de auteurs, zelf persoonlijk meewandelde met de mudjahideen. Deze

techniek werd versterkt door manipulatie en leugens waarbij men bv. een dubbele beloning voor de

mudjahideen beloofde. Bovendien werkte men met complottheorieën. Bv. terug te vinden op pagina

35: “The fact that Muslims do so today is a tragedy and is the succession of the master plan created by

those who wish to suppress knowledge on the true evils being committed”. De argumenten werden

telkens vanuit één standpunt belicht. Nuance was niet toegelaten. Zo schreven de auteurs op pagina

36: “Al Qaeda would not even exist if it were not for the evils the West has commited”.

De e-Jihadi’s brachten vaak eigenhandig labels aan, die zowel positief als negatief konden

zijn. Zo brachten ze aan typische Westerse zaken een negatief label aan. Bv. volgend citaat op pagina

19: “And so judge you between them by what Allah has revealed (and not man made laws i.e.

Capitalism, Socialism)”. Of werd een positief label aangebracht waar dat noodzakelijk was. Zo

Page 74: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

68

vonden immers vele moslims de aanslagen van 9/11 afschuwelijk. Daarom deden de e-Jihadi’s er alles

aan om 9/11 op te waarderen. Getuige volgend citaat op pagina 34: “taboo stigma attached to 9/11 is

something created by the terrorist United States”.

De propagandatechniek “Plain folks” vond ik zelden terug. Op pagina 35 stond : “A section of

my community will continue to fight for the right and overcome their opponents till the last day”. De

Jihadi’s zagen zichzelf steeds als een voorhoede58 en stelden zich moreel superieur op. Immers, ook in

een revolutie, dienden enkelen het voortouw te nemen. Het argument dat de Jihad van “het volk

afkomstig” zou zijn, werd daarom weinig gehanteerd.

Defenders of the truth verdraaide, zoals een aandachtige lezer reeds door had, voortdurend de

werkelijkheid. De eigen wereldvisie werd opgedrongen als de enige juiste. Men herkaderde de

gebeurtenissen totdat ze volledig inzetbaar waren als subjectief manipulatie-instrument. Zo vond men

bv. op pagina 37 volgend citaat: “Islam is indeed a religion based around the need to create peace in

the world. Many Muslims refuse to accept that this means fighting oppressors to create justice”. Bij

het lezen van deze tekst viel daarbij de onverschilligheid voor de logische reden op. Ook al wisten

de auteurs ongetwijfeld dat wat ze vertelden enige nuancering betrof. Ze deden dat bewust niet.

De aangetroffen literair beschreven gebruiksvoorwerpen waren allemaal attributen van de

mudjahideen. Men kon daarbij een opdeling maken tussen ouderwetse en moderne

gebruiksvoorwerpen. Tot de eerste categorie behoorde bv. het zwaard, tot de tweede het geweer. In

“Defenders of the truth” lag het accent op de ouderwetse attributen. Bovendien kon men deze

gebruiksvoorwerpen aantreffen als “avatars” (i.s. profielfoto’s) die vele e-Jihadi’s gebruikten op het

internet. Op die manier trad Jihadverheerlijking op.

Als men tenslotte de opgesomde gebieden analyseerde (bv. Afghanistan), kwam men tot de

conclusie dat ze allemaal een Jihadistisch belang hadden. In de meeste landen woedde er op het

moment van schrijven oorlog. Hierbij waren Jihadi’s altijd betrokken partij. Maar als men enkel naar

de frequentie keek, werd vastgesteld dat de vijanden overbelicht werden. Het Westen (en dan vooral

de Verenigde Staten) kwam heel vaak aan bod. De auteurs aanschouwden het overduidelijk als “het

Kwade” en de oorzaak van alle problemen binnen de Islam.

3.2.: Stijlkenmerken van Defenders of the truth

Alvorens de grafische kenmerken te bestuderen, werd stilgestaan bij enkele opvallende

stijlkenmerken. De auteurs van “Defenders of the truth” hanteerden een eigen taal en gebruikten die

Page 75: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

69

zelfs als een wapen in de propagandastrijd. De hieronder opgesomde stijlkenmerken konden aanzien

worden als een subtiele manipulatievorm waarbij het onderbewustzijn werd bespeeld.

De Jihadi’s citeerden geregeld uit de Koran of haalden gezaghebbende Jihadi-autoriteiten aan.

Op pagina 38 vond men een citaat uit de Koran: “As Allah say in the Qur’an: The punishment of those

who wage war against Allah and His Messenger, and strive with might and main for mischief through

the land is: execution, or crucifixion, …”. Bepaalde woorden werden steevast neergeschreven met een

hoofdletter. Ook al was dat niet nodig. In het hierboven beschreven citaat was dat ‘Qur’an’, wat

Koran betekende. Een ander voorbeeld trof de lezer aan op p. 4: “The Mujahideen youth movement

…”. Op die manier legden de e-Jihadi’s eigenhandig klemtonen en gaven ze te kennen dat de

mujahideen respect verdienden.

Belangrijke termen kwamen repetitief aan bod. Het magazine gebruikte synoniemen en

streefde zo een literaire afwisseling na. Voorbeelden waren: ‘Most Merciful’ en ‘Most Benificent’ wat

stond voor ‘Allah’ of ‘Apostate’ en ‘Kuffar’ voor ‘afvallige’. Het laatste voorbeeld was tevens een

eufemisme waarbij ‘afvallige’ toch nog minder dreigend en hard overkwam dan bv. ‘te vermoorden

persoon’. Het vijandbeeld daarentegen probeerde men nog te versterken. Zo zei men op pagina 27: “…

Destroy the Jews, Christians, Atheists and the betraying criminals.” Waarbij de ‘criminelen’ nog eens

bijkomend verraad werd verweten.

Ook werden pleonasmen gebruikt om bepaalde eigenschappen nog eens te herhalen of te

benadrukken. Zo zei men meermaals (bv. op pagina 12): “... the Mujahideen who fights ...”.

Opvallend, want de mudjahideen waren gewapende strijders in naam van Allah. De enige reden

waarom de auteurs van “Defenders of the truth” het ‘vechten’ herhaalden, was om de mujahideen een

zeer gewelddadige status te bezorgen. Een ander voorbeeld trof de lezer aan op p. 27: “… Save us all

from the punishment of Hell and grant us beautiful gardens in paradise.” Waarbij het straffende

karakter van de hel werd benadrukt, alsook het mooie van het paradijs. Op die wijze hoopte men de

lezer welwillend te maken t.o.v. de Jihad.

Er werden ironische opmerkingen gemaakt. Daarbij werden zaken uit de context getild en

werd er overdreven gespot. Zo vond men op p. 36: “Do you really think that what matters to Allah is

that an individual is issued a … certificate which declares him as a Scholar?” Schriftgeleerden

werden gedegradeerd met als doel Jihadi’s (zoals al-Zawahiri) de rol van geleerden toe te bedelen.

Soms trad zelfs een associatie op, zoals met bloed. Meermaals werd gewezen op het onrecht

dat de moslims wereldwijd werd aangedaan waarbij de negatieve klank van de taal opviel. Eigenlijk

was er zelfs sprake van een agressieve grondtoon waarbij men de vijanden trachtte angst in te

Page 76: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

70

boezemen. Volgende zin op pagina 38 illustreerde dat: “… those who disbelieve in Allah, his prophets,

and his Laws, are all deserving of ETERNAL punishments … .” “ETERNAL” wat eeuwig betekende,

werd zelfs in drukletters neergeschreven! Maar ook verraders werden ten gepaste tijde aangevallen. Zo

schreef men op pagina 16: “Punishment for those who abandon Jihad”.

3.3.: Grafische kenmerken van Defenders of the truth

“Defenders of the truth” had een verzorgde lay-out en een in het oog springende cover. De

belangrijkste teruggevonden afbeeldingen worden hieronder besproken. Er werd voor een witte

paginaopvulling gekozen en een zwart lettertype. De tekeningen en foto’s werden gepast ingekleurd.

De gebruikte illustraties hadden allemaal met de strijd te maken. Op pagina 1 (i.e. de cover)

vond men het logo van de “Islamic State of Iraq” terug. (Wat duidelijk maakte dat het tijdschrift zich

inschreef in dat overkoepelend Jihadproject.) Evenals een gesluierde Mudjahid. Door die laatste te

tekenen en “Defenders of the truth” bovenaan in stempelvorm weer te geven, werd een militaristische

cover veruitwendigd. Op pagina 2 was een Jihadi, gewapend met een bazooka, afgebeeld. Op de

volgende pagina vond de lezer de Jihadbanner “La ilaha illa Allah” terug. Op pagina 4 werden

wapentuig en een terreuraanslag van de mudjahideen bejubeld. Op pagina 5 werd de Tsjetsjeense

Jihadleider Dokka Umarov afgebeeld. Met op de achtergrond de hierboven beschreven banner. Het

was duidelijk dat er sprake was van een personencultus.

Op de pagina’s: 8, 14, 15 (met de vlag van de “Islamic State of Iraq”), 27, 51 (met een

herhaling van de foto op pagina 15), 52 en 56 werden steeds gewapende mudjahideen afgebeeld. Op

de laatst vermelde pagina kon men bovendien een gewapende al-Zarqawi aantreffen naast enkele

gemaskerde mannen. Op pagina 34 was een afbeelding te zien van de ineenstortende WTC-torens op

11 september 2001. Het logo van de “Islamic State of Iraq” werd op de laatste pagina nog eens

nadrukkelijk afgebeeld. Een herhaling van beelden en logo’s was een bewijs voor de inschakeling in

een propagandalogica.

3.4.: Inspire

“Inspire” werd, op 1 juli 2010, voor de eerste keer gepubliceerd door de mediavleugel van

“Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland”: “al-Malahem”. Het Engelstalige e-magazine werd

geschreven door Samir Khan, onder supervisie van Anwar al-Awlaki. De laatste antwoordde er op de

aan hem gestelde e-mailvragen van sympathisanten. Volgens Volders (2012, p. 51) was Al-Qaeda op

Page 77: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

71

het Arabische Schiereiland zeer actief in de creatie van online magazines. Naast “Inspire” werden ook

de Arabischtalige tijdschriften: “al-Neda”, “Sawt al-Jihad” en “Muaskar al battar” opgericht.

De doelstelling van Inspire was om de westerse moslims voor te lichten in de Al-Qaeda-

ideologie. Zo werden Bin-Ladens videoboodschappen frequent besproken. Vooral het “homegrown-

terrorisme” werd gepropageerd. (Weimannn, 2012) Een letterlijke vertaling van al-Suri’s “Individuele

Jihad”. (Europol, 2012) Iedereen kon lid worden van de virtuele Jihadgemeenschap maar ging toch het

best tot terroristische actie over in het thuisland. Dit kaderde in een nieuwe strategie die, zoals we

reeds zagen, uitgedragen werd door de Al-Qaedaleiding. (MEMRI, 2012) Volgens Weimannn (2012)

groeide “Inspire” uit tot een zeer belangrijk medium inzake rekrutering, informering en motivering

van de “lone wolfs”. Elke editie van “Inspire” had een speciaal hoofdstuk getiteld: “Open source

Jihad”. Hiermee werden de individuele Jihadi’s uitgerust om op zelfstandige basis terreuraanslagen uit

te voeren. De bedenkers dachten op die manier het afreizen naar oorlogsgebieden tegen te gaan.

In dit onderzoek werd het vijfde jaarnummer, gepubliceerd op 29 maart 2011, onderzocht. In

deze zeventig pagina’s tellende editie stond de reactie van de Jihadgemeenschap op de Arabische

Lente voorop. In die periode braken immers in vele Arabische landen opstanden uit. Het was van

overlevingsbelang dat de Jihadi’s konden aantonen dat zij hieraan bijdroegen. Ook hier werden de

belangrijkste zinnen bestudeerd volgens de methode van Ritchie en Lewis. Hieronder vindt de lezer

alvast de cover. “Sjeik” al-Awlaki had het over een “wave of change”, visueel uitgebeeld door een

draaikolk boven Noord-Amerika.

Page 78: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

72

Afbeelding 21: cover online magazine “Inspire”

Vergelijkbaar met “Defenders of the truth” werd een aangepaste Exceltabel ontworpen van de

belangrijkste teruggevonden labels. Ook hier werden categorische titels aangebracht. Wat onmiddellijk

opviel, was dat er veel meer labels werden teruggevonden. Dat had voornamelijk te maken met de

grote kwantiteit aan geanalyseerde pagina’s alsook de hogere expertise van de bedenkers van het

online magazine. Tenslotte werd een nieuwe categorie “Tegenstanders” toegevoegd in het onderzoek

omdat de e-Jihadi’s inspeelden op de actualiteit en vijanden bij naam noemden. Ter vergelijking met

“Defenders of the truth” was dat een grondige vernieuwing.

Ook al werden soms dezelfde termen en labels teruggevonden (bv. ‘hypocriet’ of ‘doden’),

toch hanteerden Samir Khan en Anwar al-Awlaki een ingewikkelder taalgebruik dan de

tegenhangers van “Defenders of the truth”. Een voorbeeld daarvan is de aanhaling van de termen59:

‘atheïsme’ (p. 17), ‘polytheïsme’ (p. 26) en ‘monotheïsme’ (p. 47). Van de lezer werd een betere

kennis van het Engels verwacht en bovendien kwam op die manier de tekst wetenschappelijker over.

Page 79: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

73

Er werden bijna geen taalfouten aangetroffen. Als er al een taalfout werd begaan, was die minimaal.

Een voorbeeld vindt men op p. 10 waar men Islam met hoofdletter en daarna zonder weergaf. Omdat

verschillende auteurs een bijdrage aan het online magazine leverden, werden bepaalde begrippen soms

anders geschreven. Dit kan echter niet aanschouwd worden als een typfout. Zo schreef Hurairah op p.

26 ‘mujahidin brothers’ terwijl de editeur van het magazine het op p. 69 had over ‘Moujahedeen’.

Indien men voor dit nummer van “Inspire” een top vijf aanlegde van meest aangetroffen

woorden kwam men tot het volgende resultaat (uitgezonderd de landen of regio’s met Jihadibelang die

hieronder worden besproken): ‘Allah’ (345), ‘Moslim’ (119), ‘Broeders (en zusters)’ (101), ‘Islam’

(98) en ‘Jihad’ (80). Zoals bij “Defenders of the truth” staat de term ‘Allah’ op de eerste plaats.

Daarbij viel op dat ‘Allah’ ongeveer drie keer zoveel als ‘Moslim’ werd aangehaald. De eerste vier

termen waren geweldloos, de laatste extreem gewelddadig. Het feit dat de broeders en zusters

voortdurend worden aangesproken wijst op de achterliggende propagandatechniek van “band

wagoning”. Men trachtte d.m.v. mainstream religieuze woorden de achterban en het bredere publiek te

overtuigen van het Jihaddoel. Doordat de term ‘Jihad’ op de vijfde plaats werd aangetroffen, kon men

vaststellen dat de bedenkers van “Inspire” openlijk het Jihadistisch discours uitdroegen. Allah

legitimeerde de strijd voor de moslims. Zo trof men op p. 26 volgend citaat aan: “The Almighty Allah

says: ‘And fight against the disbelievers collectively as they fight against you collectively’”.

De propagandatechniek van de herhaling was duidelijk aanwezig. Belangrijke termen (zoals

‘Allah’) kwamen meermaals aan bod. Maar ook eigenschappen werden herhaald. Zoals ‘eer’ op p. 20:

“They have been honored such an honor that can’t be measured by the likes.” Er werd, in

tegenstelling tot “Defenders of the truth”, opvallend minder gebruik gemaakt van de religieuze

tussenteksten. Toch werden ze ook aangetroffen. Zo zei men op p. 29: “… may Allah have mercy upon

him …” Op pagina 30 werd dat herhaald. Beide pagina’s waren van de hand van al-Suri. Het was dus

afhankelijk van de auteur of men werkte met religieuze tussentekstjes. Tenslotte werden de vijanden

(zoals Kadhafi) vaak beschreven. Soms specificeerde men zelfs niet. Zo vond men op p. 30: “The

enemies of Allah and your enemies.” Door “al-Malahem” en “Inspire” meermaals aan te halen in het

online magazine werd bovendien de authenticiteit benadrukt en werd de aanvaarding vereenvoudigd.

Ook bij “Inspire” viel het emotionele taalgebruik danig op. Er werd echter een grotere

variëteit aangetroffen inzake gehanteerde terminologie. Vaak werden antoniemen (i.s. woorden die

een tegengestelde betekenis hebben) gebruikt: tevreden en ontevreden, mooi en smerig, haat en liefde

etc. Op die manier werd een dichotoom wereldbeeld uitgedragen. Een nieuwe categorie

“Tegenstanders” werd toegevoegd aan de onderzoekstabel omdat verschillende keren heersers uit het

Westen of de Arabische wereld bij naam werden genoemd. Men gebruikte ook vaak complottheorieën.

Page 80: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

74

Zo zei men op p. 14: “The wicked ones that lead this campaign managed to plant people from within

this ummah to take the rule of propagating their thoughts ...”.

Voor bepaalde figuren werden zelfs negatieve bijnamen ontworpen. Kadhafi (Libisch leider)

werd omschreven als een clown, Mubarak (Egyptisch leider) als een Farao. Op die manier werd de

lezer als het ware opgezet tegen de toenmalige heersers in de Arabische wereld. Het spreekt voor zich

dat de volgelingen van Al-Qaeda de hemel werden ingeprezen. De term ‘Mudjahideen’ viel nipt uit de

top vijf van de meest aangetroffen worden. De woordfrequentie was nochtans 72 keer.

Al-Awlaki, al-Zawahiri, al-Rubaish, al-Murshedi, Samir Khan, al-Suri en al-Libi waren

verantwoordelijk voor de hoog aangeschreven literaire kwaliteit en taalkundige spitsvondigheid. Zo

had al-Suri het op p. 29 over een opdeling tussen “Blameworthy terrorism” en “Praiseworthy

terrorism”. De eerste categorie diende afgezworen te worden omdat het een vals terrorisme was dat

angst zaaide en onschuldigen trof. “Praiseworthy terrorism” daarentegen was rechtvaardig omdat het

uitgevoerd werd door moslims die voordien zelf onrechtvaardig werden behandeld. Op p. 30 schreef

hij: “righteous terrorist defending himself or other oppressed”. Bovendien werd, door gezaghebbende

bronnen binnen de toenmalige Jihad, prestige aan “Inspire” gegeven. De boodschappers werden

geloofd omdat ze reeds een belangrijke bijdrage leverden aan de Jihad.

Zoals reeds aangegeven trachtten de e-Jihadi’s de Jihadideologie te legitimeren aan de hand

van begrippen uit de mainstream Islam. Ook bij “Inspire” was dat het geval. ‘Allah’ stond autoritair op

de eerste plaats qua woordfrequentie. Maar ook ‘Moslim’ (119), ‘Islam’ (98), ‘Geloof’ (50), ‘Profeet’

(47) en ‘Religie’ (45) eisten een beduidende plaats op. De beste methode om het agressieve karakter in

te bedden binnen de Islam was nog altijd het citeren van koranverzen. Zoals bij “Defenders of the

truth” werden ook vaak religieuze tussenteksten aangetroffen. Opvallend daarbij was dat bepaalde

Jihadauteurs (bv. al-Zawahiri op p. 35) deze techniek toepasten, waar anderen (bv. Hurairah op

pagina’s 26 t.e.m. 28) dat nooit deden. Het beste manipulatiemiddel was echter een combinatie van

een Jihadipersoonlijkheid en de Koran. Zo schreef al-Suri bv. op p. 31: “terrorism has been

commanded in Allah’s book”. Op die wijze werd een transfer van religieuze legitimiteit

samengesmolten met de Jihad.

De focus lag, aangezien “Inspire” het online magazine was van Al-Qaeda op het Arabische

Schiereiland, overduidelijk op de gebeurtenissen in het Midden-Oosten. De Arabische Lente (i.s. de

revoluties in de Arabische wereld die aanvingen op 18 december 2010) werden gekaderd binnen een

Jihadperspectief. De vijanden waren de Europeanen (i.s. Fransen en Engelsen), Australiërs en

hoofdzakelijk de Amerikanen. Dat weerspiegelde zich in een woordfrequentie van honderddertien keer

het begrip ‘VSA’. De landen waarop het meest gefocust werd, waren: Yemen (86), Egypte (47), Libië

Page 81: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

75

(23) en Tunesië (19). Ook het Arabische Schiereiland (41) werd vaak vernoemd. Maar dat kon slaan

op Saoedi-Arabië (i.e. een belangrijke vijand van Al-Qaeda) alsook op Yemen, Oman, Katar of

Koeweit60. Men kan stellen dat “Inspire”, in tegenstelling tot “Defenders of the truth”, de klemtoon

legde op de Arabische landen (en niet op het Westen). Men vereenzelfdigde zich met de onderdrukte

volkeren aldaar en trachtte de revoluties te claimen. De belangrijkste vijanden waren de dictators die

in die landen aan de macht waren of reeds verdreven werden. Dat de Amerikaanse president Barack

Obama in oorlog was met de Islam werd wel veelvuldig herhaald (bv. op de pagina’s 9 en 10).

De verdraaiing van de werkelijkheid was sterk aanwezig. Zo schreven de auteurs bv. op p.

5: “If freedom is so bad for al Qaeda, how come the West has been practicing a restriction on the

freedoms of expression when it comes to the message of the mujahidin?” Waarbij het Westen censuur

werd verweten. Nochtans zouden zij de boodschap uitdragen dat meer vrijheid, een zwakker Al-Qaeda

betekende. Zoals we reeds zagen, waren Taymiyyah en al-Wahhab verantwoordelijk voor de

introductie van de Takfirideologie waarbij iemand tot ongelovige werd verklaard. Die persoon mocht

daarna geliquideerd worden. Nochtans verklaarde men op p. 11 in “Inspire”: “Our ideology is not

takfiri; the non-Muslims as well as their puppet governments made that up to make the people

condemn us”. Verdraaiing, manipulatie en leugens in één zin gecombineerd. De auteurs van “Inspire”

trachtten de werkelijkheid bovendien historisch te verdraaien. Zo vertelde men op p. 10: “The British

Colonialist rule upon the Muslim world was a horrible page in our Islamic history”. Het Westen

werd bovendien verantwoordelijk geacht voor “ the destruction of the last remains of an Islamic

Caliphate in march of 1924”. Ook al schafte de Turkse politieke leider Atatürk dat Kalifaat af in 1924

en voerde hij een secularisering door in Turkije. Toch werd Atatürk beschouwd als een “Engelse

spion” en “Joodse misdadiger”. De Jihadi’s namen het Westen kwalijk dat ze de enige baken van

Islamitisch verzet hadden vernietigd. (Burleigh, 2009, p. 490) Er werd verder in het magazine nog

historisch geknoeid. Op p. 30 zei men: “This was when the Muslim Brotherhood was still following the

program of al-Banna and Qutb, before the plaque of democracy …”. De Egyptische “democratie”

onder Mubarak werd dus verantwoordelijk geacht voor het “deradicaliserend discours” van de

Moslimbroederschap. Tenslotte legitimeerde men, op pagina 50, de moord op de Egyptische president

Sadat, in 1981, en werd ze omschreven als de eerste moderne grootschalige Jihadistische operatie:

“Not ruling in accordance to the law of Allah was a sufficient enough reason for the removal of Sadat

... His assassination marks the first large-scale operation by the modern Jihadi movement". In

realiteit was de operatie kleinschalig, uitgevoerd door enkele personen van de terreurgroep “al-Jihad”.

Naast een religieuze legitimering (via Allah en de Profeet Mohammed) was er sprake van een

politieke legitimering d.m.v. Jihadideologen. Qutb (p. 29) en Taymiyyah (pp. 19-20) werden

opgevoerd omdat zij de moderne Jihad mee vorm gaven. Vermeende ‘sjeiks’ zoals al-Maqdisi61, al-

Rubaish, al-Murshedi of al-Libi pasten de propagandatechniek “testimonial” toe. Zo vertelde al-Libi

Page 82: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

76

op p. 14: “Since the beginning of this war on terror, it was said by the wise and bright ones that this

war is a new crusade which wages war on Islam and Muslims”. ‘Dokter’ al-Zawahiri voerde een

betoog over de hierboven vermelde opstanden. Het moge duidelijk wezen, Al-Qaeda probeerde niet

alleen de eigen ideologie maar ook de bekende persoonlijkheden een verheven status te bezorgen.

Hierdoor kwamen ze wetenschappelijker en geloofwaardiger over. Het vijfde nummer van “Inspire”

werd ongeveer twee maanden voor de fysieke uitschakeling van Osama Bin-Laden uitgebracht. Bin-

Laden werd slechts één keer aangehaald in dat nummer. Een belangrijk bewijs voor zijn tanende

invloed binnen Al-Qaeda. ‘9/11’ werd bijgevolg maar één keer teruggevonden in het onderzochte

nummer. Omdat de Amerikaanse president Obama “in oorlog was met de Islam” bleef de Jihad

vooralsnog een gerechtvaardigde zaak. Zo zei men op p. 27: “This criminal Obama fears for the

Muslims from their own sons, after which he sends out destruction and corruption upon the Muslims

in all fronts including the non-conflict zones.”

Zoals bij “Defenders of the truth” werd er gesproken over de terroristische strategieën die

dienden uitgevoerd te worden. De e-Jihadi’s waren ervan overtuigd dat de Arabische Lente een goede

zaak was voor de Ummah en dus voor Al-Qaeda. Dictators werden verdreven door het volk, het

Westen werd politiek, economisch en militair verzwakt en overal in de Arabische wereld zouden

weldra moslimnaties gesticht worden. De strijd was strategisch gelegitimeerd. De vraag was alleen

hoe Al-Qaeda hieraan kon bijdragen. Was een guerrilla de aangewezen methode of toch een

veldoorlog? En hoe diende de terreur verantwoord? We zagen reeds dat al-Suri een strategisch

onderscheid maakte tussen “Praiseworthy terrorism” en “Blameworthy terrorism”. Maar in de vragen-

en antwoordenronde op de pagina’s 9 t.e.m. 12 verantwoordden de oprichters van “Inspire” de terreur.

Zo vertelden ze op p. 11 dat “killing 10 soldiers in America ... is more effective than killing 100

apostates in the Yemeni military”. De inspiratie werd duidelijk gehaald uit Al-Suri’s “Individuele

Jihaddoctrine”. (Weimann, 2012) Een paar zinnen verder schreef men: “ something local, easy and

effective is attacking an army recruiting center, nightclub …”. “Inspire” beschreef aan de hand van

vermeld citaat de doelwitselectie en trachtte van bovenaf toch enige controle uit te voeren op de

zogenaamde “lone wolfs”. Zij werden er omschreven als succesvolle terroristen: “… operations done

by lone individuals has proven to be much more successful”. In de toekomst zouden in het Westen

(o.a. in Denemarken) lone wolfs aanslagen beramen. Vaak op basis van manuscripten van Inspire.

Het hierboven beschreven “band wagoning” werd ook aangetroffen, gericht op de Arabische

Lente. Op pagina 43 werd in “Inspire” verteld: “It has also proved that al Qaeda’s rage is shared by

the millions of Muslims across the world whether they are in Egypt, Tunisia, Libya, …”. Iedereen in

de moslimwereld deelde de woede, veruitwendigd door Al-Qaeda. Op die manier wentelde de

terreurorganisatie, die zichzelf als voorhoedepartij beschouwde, zich in een leidersrol en leek het alsof

Al-Qaeda aan de basis lag van de Arabische Lente. Het Westen werd daarbij een leugenachtig discours

Page 83: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

77

verweten waarbij het de dictators aanvankelijk steunde uit eigenbelang. Daarna kozen ze de kant van

het Arabische volk. De Amerikanen plaatsten hun stromannen op belangrijke politieke leidersposities

binnen de Arabische wereld: Kadhafi in Libië, Saleh in Yemen, Mubarak in Egypte, etc. Niet Al-

Qaeda maar het Westen voerde een propagandaoorlog tegen de moslimgemeenschap.

Mubarak werd vergeleken met een farao, maar ook Obama werd eenmalig met deze politieke

leider vergeleken. De farao werd aanzien als negatief omdat hij in het Oude Egypte symbool was voor

de goddelijke zoon van Osiris en de Egyptische bevolking tot slavernij dreef. Op p. 27 schreef men:

“This Obama resembles Pharaoh”. Dat was een voorbeeld van de propagandatechniek “name

calling” waarbij een negatief label werd aangebracht aan een idee of een persoon. “Praiseworthy

terrorism” was dan weer een voorbeeld van “glittering generality” waarbij een positief label (in casu

“praiseworthy”) werd bevestigd aan een overigens negatief concept. Hierdoor werd beoogd dat de

lezer het idee aanvaardde.

De propagandatechniek van “plain folks”, waarbij men aangaf dat een idee zaligmakend was

omwille van het feit dat het van het volk afkomstig was, werd hier, in tegenstelling tot “Defenders of

the truth”, wel teruggevonden. Men diende echter wel indachtig te houden dat het hier ging over een

“gedeelde woede” en geen gedeelde visie over de Al-Qaeda-ideologie.

Op pagina 18 vond de lezer volgend citaat: “So isn’t it strange that we hear from time to time

news about the spread of American airstrikes … It’s because all of that proves from one side the

extreme fear that Yemen’s fighters bring to the crusaders and their allies”. Hier viel de

onverschilligheid voor de logische rede en de eenzijdigheid (“... proves from one side ...”) op. De

Amerikanen zouden af en toe de Al-Qaedastellingen in Yemen militair bestoken. Ze zouden dat doen

uit angt voor de mudjahideen in Yemen. Dat was echter een ontkenning van de militaire logica. Het

was immers cruciaal dat die stellingen blijvend werden bestookt om de vijand niet het gevoel te geven

dat ze met rust werden gelaten én om hen af te matten. Op p. 51 schreef men: “... how this Tsunami of

change has already benefited the ummah”. Tot op vandaag zijn daar echter geen wetenschappelijke

bewijzen voor. Doordat men geen weerstand duldde, kon men de lezer eenvoudiger beïnvloeden. “Al-

Qaeda op het Arabische Schiereiland” gaf op p. 7 het woord aan o.a. de vice-president van de VSA,

Joe Biden. Alleen werd zijn citaat eenzijdig uit de context gehaald: “Mubarak has been an ally of ours

in a number of things ...”. De vijanden werden voortdurend gedemoniseerd zonder enige nuance of

weerwoord.

Welke gebruiksvoorwerpen kwamen aan bod in “Inspire”? Het waren er meer dan bij

“Defenders of the truth”. Vooral het moderne wapentuig zoals kalashnikovs en raketten werden

benadrukt. In de sectie ‘Open Source Jihad’ (pp. 22-25), een hoofdstuk betreffende terreurtechnieken,

Page 84: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

78

werd uiteengezet hoe men een AK2 (i.e. type kalashnikov) uit elkaar haalt, schoonmaakt en daarna

terug in elkaar steekt. Aan de hand van foto’s werd elke stap (bv. het kuisstaafje in de loop

aanbrengen) grondig uiteengezet. Dit hoofdstuk werd geschreven met als doel de hierboven

beschreven lone wolfs de nodige kennis aan te reiken om een terreuraanslag uit te voeren. De “Open

Source Jihad” trachtte de vijanden bovendien angst in te boezemen. Zo zei men op p. 23: “the open

source Jihad is America’s worst nightmare.”

3.5.: Stijlkenmerken van Inspire

Voor het online magazine “Inspire” werden, zoals bij “Defenders of the truth”, de

belangrijkste stijlkenmerken geanalyseerd. Daarbij werden opvallend veel gelijkenissen gevonden

tussen beide e-magazines. Ze pretendeerden de Jihad te vertegenwoordigen wat zich veruitwendigde in

een gelijkaardige woordkeuze. Bij “Inspire” was die echter opmerkelijk uitgebreider en rijkelijker.

De negatieve woordklank werd hoofdzakelijk geassocieerd met de vijanden. Zo werd hen meermaals

hypocrisie en corruptie verweten. De tegenstanders waren arrogant, vals, immoreel en schandelijk. De

Westerse waarden zoals vrede en vrijheid werden door de e-Jihadi’s geclaimd.

Globaal genomen kon men “Inspire” als gewelddadiger en agressiever omschrijven als haar

tegenhanger “Defenders of the truth”. Dat veruitwendigde zich bv. in het minder gebruiken van

eufemismen en meer aangetroffen labels in de categorieën: “Agressie”, “Jihadi-ideologie” en

“Emotionele taal”. Bovendien was het noodzakelijk, zoals hierboven toegelicht, een nieuwe categorie

toe te voegen: “Tegenstanders”.

Men gebruikte, zoals in “Defenders of the truth”, hoofdletters waar dat taalkundig niet nodig

was. Men poogde op die manier accenten te leggen op belangrijke Jihadistische zaken. Zo schreef men

bv. op p. 30: “... Terrorism is a religious duty, and assassination is a Prophetic tradition.” Waarbij

terrorisme met een hoofdletter werd geschreven. Al-Suri, de auteur van dat artikel, schreef ook

“Praiseworthy” en “Blameworthy” met een hoofdletter. Op die manier werd een wetenschappelijk

karakter betracht.

Op pagina 11 werd er geciteerd uit de Koran: “Allah says, “And they do not fear the blame of

the blamers”. Niet alleen Allah kwam aan bod. Ook de Profeet Mohammed (bv. op p. 18: “Messenger

of Allah said …”) of Jihadideologen werden aangehaald (bv. Op p. 19: “Ibn Taymiyyah said…”).

Tenslotte viel het op dat men citaten (bv. Van Obama of Biden) misbruikte. Op de pagina’s 43 t.e.m.

44 werd John Perkins, de auteur van “Confessions of an Economic Hitman”, geciteerd en werden zijn

teksten volledig uit de context gehaald.

Page 85: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

79

Het voorbeeld op p. 11 bezat ook een alliteratie (in casu: blame … blamers), alsook het

pleonasme waarbij een belangrijke eigenschap nog eens werd herhaald. Op p. 17 benadrukte men bv.

hoe kwaadaardig de vijand was: “oppressive enemies …”. Op pagina 30 werd een belangrijke

eigenschap van Allah, zijn Almachtigheid, nog eens herhaald: “ ... Allah the Almighty ...”. Waarbij

opnieuw sprake was van een alliteratie (Allah ... Almighty ...). Dat stijlkenmerk vond men ook op p.

37: “... America that wages war ...”

Ook al waren er verschillende auteurs die een bijdrage leverden aan het magazine, toch was

het opmerkelijk dat ‘Allah’ slechts één nieuw synoniem kreeg t.o.v. “Defenders of the truth”: ‘de

Almachtige’. Er werd wel tweeëndertig keer naar verwezen. Voor de Profeet werden dezelfde

synoniemen als bij het andere e-magazine gehanteerd. Het gebruik van synoniemen werd op

verschillende niveaus doorgevoerd. Bepaalde begrippen werden ook in het Arabisch weergegeven. Bv.

‘terrorisme’ en ‘irhabi’. Vijanden werden bij hun bijnaam genoemd. Bv. ‘VSA’ en ‘Uncle Sam’. Of

om eentonigheid te voorkomen werden andere woorden gebruikt. Voorbeelden waren ‘gun’ en ‘rifle’

of ‘satan’ en ‘devil’. Op p. 32 vond men bv. in één paragraaf drie verschillende termen voor ‘moord’:

“liquidation ... murder and assassination.”

Op pagina 38 werd een typische ironische opmerking gemaakt door al-Zawahiri: “… what

America wants from Egypt; they want either a tyrannical government or a democratic one that is ruled

by one party or many, clashing with each other in succession to rule.” Hierbij leek het alsof al-

Zawahiri een ernstige opmerking maakte. In realiteit spotte hij met het politieke beleid van de

Verenigde Staten en was er sprake van overdrijving. In werkelijkheid reikt de macht van de Verenigde

Staten in Egypte immers niet zover dat ze mee kan beslissen over het type rechtstaat.

Tenslotte gebruikte men bepaalde woorden om de juistheid van de Jihadzaak te benadrukken.

Op p. 36 bv. had men het over: “Gadhafi will certainly go down in history …” Waarbij ‘zeker’ het

onderbewustzijn van de lezer beïnvloedde. Op p. 37 had men het over: “honourable brothers”. Op die

manier werden de mudjahideen verheerlijkt en was de Jihad alweer gerechtvaardigd.

3.6.: Grafische kenmerken van Inspire

Tenslotte werd de grafische vormgeving geanalyseerd. Daarbij viel het hoge professionele

karakter op: een verzorgde lay-out en doelgerichte afbeeldingenkeuze. Waarbij de illustraties

passend werden ingekleurd. In tegenstelling tot “Defenders of the truth” hadden zeer veel afbeeldingen

niets te maken met de gewapende strijd. Wel werden moskeeën en politieke leiders veelvuldig

afgebeeld. Hieronder volgt een analyse van de belangrijkste aangetroffen foto’s en tekeningen.

Page 86: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

80

In het online magazine werd gekozen voor een witte paginaopvulling en een zwart lettertype.

De cover (p. 1) van het vijfde nummer van “Inspire” stond symbool voor haar titel: “The tsunami of

change”. De aardbol werd er afgebeeld met daarboven een tsunami die de wereld door elkaar schudde.

Hierbij vielen het logo van “Inspire” (de letters “Inspire” met daaronder een gekrulde Islamitische

spandoek) en “al-Malahem media” (Arabische tekst voor al-Malahem met een zwarte Jihadvlag62) op.

Op p. 3 vond men de leuze: “ ... and inspire the believers” met onderaan gewapende strijders.

Op de pagina’s 6 en 7 werd de Amerikaanse drone (i.e. onbemand oorlogsvliegtuigje), Joe Biden en de

skyline van New York (zonder de WTC-torens) afgebeeld. Wat wees op een actuele dichotomie en

verheerlijking van de Jihad. Op pagina 12 werd een wijzende Anwar al-Awlaki in beeld gebracht.

De corna (i.e. de uitgestoken wijsvinger) benadrukte de radicale houding en werd overgenomen van

Bin-Laden en al-Zawahiri. Op de pagina’s 16 t.e.m. 19, die handelden over Yemen, werd het

Yeminitische landschap mooi afgebeeld. Men vond er ook een minaret en een donkere Yeminitische

stad. Op de pagina’s 24 en 25 werd meermaals de AK2 afgebeeld. Daarin werd uiteengezet hoe de

individuele moslimstrijder met een kalashnikov diende om te springen.

“Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland” liet zich vertegenwoordigen door haar militair

bevelhebber Hurairah, afgebeeld op p. 26. Op de volgende pagina werd Obama beschimpt als

crimineel en werd hij met een treurige blik aan de lezer gepresenteerd. Op de pagina’s 30 en 31

hielden gesluierde mudjahideen de wacht. Ze waren bewapend met kalashnikovs. De daaropvolgende

pagina bevatte een wazige afbeelding van al-Suri. Van de man circuleerden nagenoeg geen foto’s op

het internet. De profielfoto in “Inspire” was bij de enige zes die ook vrij te verkrijgen waren op

Google. Tussen pagina 33 en 46 kwam de klemtoon te liggen op moskeeën, minaretten en de

moslimmassa’s. O.m. al-Zawahiri en al-Murshedi hielden er een pleidooi voor het te volgen pad in de

Arabische revoluties.

Pagina’s 47 t.e.m. 53 waren gevuld met foto’s van de vijandelijke dictators die dienden

verdreven te worden in de Arabische wereld: Ben Ali (p. 47), Saleh (p. 49), Sadat (p. 50), Mubarak (p.

52) en Kadhafi (p. 52). Op pagina 51 werden (v.l.n.r.) Ben Ali, Saleh, Kadhafi en Mubarak broederlijk

omarmend afgebeeld. De e-Jihadi’s van “Inspire” benadrukten op die manier de verbondenheid tussen

deze as van het kwaad. Opvallend was dat de geraadpleegde foto’s direct beschikbaar waren via

Google. Op pagina 54 werd de Blauwe Moskee in Istanboel afgebeeld. Nochtans werd Turkije

nagenoeg niet vermeld in “Inspire”. De Blauwe Moskee geldt nog steeds als een krachtig symbool

binnen de Islam. Bovendien sprak het tot de verbeelding. Het laatste Kalifaat (t.e.m. 1924) was

tenslotte gelegen in Turkije.

Page 87: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

81

Vanaf p. 55 t.e.m. p. 66 waren gewelddadige beelden te zien. De lezer vond er

granaatwerpers, kalashnikovs, gewapende soldaten, tanks, bomaanslagen, (gecrashte) helikopters en

tot de tanden bewapende mudjahideen. Afsluitend werd een gedicht getoond op p. 68 ter

verheerlijking van de mythische Saladin. Op de laatste twee pagina’s werd zorgvuldig het logo

aangebracht van “al-Malahem Media”. Op die wijze werd de authenticiteit benadrukt. Beelden en

logo’s werden dus ook in “Inspire” herhaald. De allerlaatste bladzijde bevatte bovendien knielende

moslims met een verwijzing naar de al-Aqsamoskee in Jeruzalem. De eenheid binnen de ummah werd

in “Inspire” meermaals benadrukt. Dat was noodzakelijk om de nieuwe strategie, lone wolfterrorisme,

te legitimeren. Inspire was inderdaad een inspiratiebron voor de toekomstige Jihad.

3.7.: Tussenbesluit

De online magazines “Defenders of the truth” en “Inspire” werden ter ondersteuning van Al-

Qaeda’s ideologie ontworpen. Ze waren gericht op een westers publiek van hoofdzakelijk moslims. De

titel van het eerste magazine verwees naar de poging de waarheid te onthullen over de oorlog die

woedde tussen de Jihad en de Verenigde Staten. De gesluierde mudjahid op de cover van “Defenders

of the truth” stond symbool voor het verzet. De coverprent van “Inspire” toonde een draaikolk boven

een wereldbol. Hiermee wouden de e-Jihadi’s, daarbij aangestuurd door Samir Khan en Anwar al-

Awlaki, aantonen dat de wereld veranderd was tijdens de Arabische Lente. Het was een eerste aanzet

om de revoluties in de Islamitische wereld te kaderen binnen een Jihadistisch perspectief.

“Defenders of the truth” gebruikte m.i. een eenvoudige taal waarbij geen deskundigheid van

het Engels vereist was. Voor beide e-magazines gold dat er weinig taalfouten werden teruggevonden

en dat de e-Jihadi’s een linguïstisch sterk tijdschrift afleverden. Herhalingen en spellingsfoutjes (bv.

‘Jihaad’) werden alleen toegelaten om zaken te benadrukken. “Inspire” hanteerde echter een

rijkelijkere taal. Dit kwam omdat de auteurs van de verschillende artikels zichzelf een

wetenschappelijk statuut wouden verschaffen. Ook het emotionele taalgebruik werd geconstateerd in

beide magazines. Via beladen woorden als ‘pijn’ en ‘plicht’ en antoniemen kwam de Jihadistische

waarheid naar voren als de enige juiste. Voor de e-Jihad was het belangrijk dat rationele overwegingen

samensmolten met de moraal van de lezer. De e-Jihadi’s lieten zich opmerken door een doorgedreven

taalkundige spitsvondigheid. Bij “Defenders of the truth” werd aan de lezer duidelijk gemaakt dat het

toegelaten was te doden. Alleen “unjust killing” kon niet. Bovendien waren martelaaroperaties een

verplichte taak.

Aan “Inspire” werd prestige gegegeven door verschillende Jihadautorititeiten aan bod te

brengen. Al-Awlaki ging zelfs zover dat hij in een apart hoofdstuk antwoordde op de hem gestelde e-

Page 88: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

82

mailvragen van radicale en gematigde moslims. Zoals al-Ekhlaas reeds aantoonde, was een

vragenronde tussen Jihadleiders en het publiek een effectief propagandamiddel. “Defenders of the

truth” citeerde vaak historisch religieuze en politieke denkers. Taymiyyah, al-Wahhab, al-Banna en

Qutb. “Inspire” voegde daar eerder recente, voornamelijk Arabische, Jihadleiders aan toe, zoals: al-

Rubaish en al-Murshedi. De invloedrijke Jihadi-persoonlijkheden kaderden de actuele gebeurtenissen

(bv. de “Arabische Lente”) in een geschiedkundig Jihadistisch tijdskader. Het terreurgeweld was

goedgekeurd omdat de moslims historisch onrecht werd aangedaan. De vijanden, als afvalligen

omschreven, dienden vermoord te worden. Er was geen sprake van enige nuance. De rechtvaardiging

was absoluut. We toonden aan dat de koppeling van een koranvers aan een Jihadi-persoonlijkheid als

ultiem manipulatiemiddel dienst deed. Naast een mediastrategie, kwam in “Inspire” echter ook een

operationele terreurstrategie aan bod. Die van het “lone wolfterrorisme”. Osama Bin-Laden had

daarom gevraagd omdat teveel Jihadi’s opgepakt werden vóór een uitgevoerde aanslag. “Defenders of

the truth” legitimeerde martelaaroperaties maar droeg niet bij tot de individualisering van de Jihad.

De propagandakenmerken, uit het theoretische luik, werden allemaal teruggevonden. Men kan

zelfs constateren dat ze oververtegenwoordigd waren in vergelijking met de propagandatechnieken. Zo

werd op basis van een manipulatieve communicatie met het publiek grijze propaganda uitgedragen. Er

werden leugenachtige en waarheidsgetrouwe boodschappen vastgesteld. De e-magazines droegen bij

tot het radicaliseringsproces en boden volwaardige terroristen ideologische en strategische kennis aan.

Bij de propagandatechnieken werd “Plain folks” in “Defenders of the truth” niet

teruggevonden. Het was een techniek waarbij het eigen idee werd voorgesteld als goed omdat het van

het “volk afkomstig” zou zijn. We zagen als verklaring dat de e-Jihadi’s beweerden een

voorhoedebeweging te zijn in navolging van het Al-Qaeda van Bin-Laden. Het volk moest door hen

aangestuurd worden richting het “paradijs”. Bij “Inspire” werd deze propagandatechniek wel

aangetroffen maar kaderde het binnen een “gedeelde woede”, afkomstig van het volk. De

Jihadideologie bleef vooralsnog een avant-gardevisie. De techniek van “band wagoning” daarentegen,

werd wel frequent aangetroffen in beide e-magazines omdat de e-Jihadi’s in o.m. Mohammed en

Saladin voorbeelden zagen van de gewapende strijd. De persoonlijkheid van de boodschapper, of het

nu al-Awlaki of de Profeet Mohammed was, was cruciaal om geloofwaardig en efficiënt over te

komen bij de lezer.

Beide online magazines brachten vaak negatieve of positieve labels aan. Zo kon men de zaken

voorstellen zoals men zelf wou. Als bewijsmateriaal gebruikte men vaak Jihadautoriteiten zoals al-

Suri, al-Libi of al-Zawahiri. Op die manier werd niet alleen een transfer van autoriteit doorgevoerd

maar ook een rechtmatig karakter aan de boodschap gegeven. De vijanden werden echter ook gelabeld

Page 89: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

83

d.m.v. negatieve bijnamen. In “Inspire” werd de Libische leider Kadhafi neergezet als een “clown”, de

Egyptische president Mubarak als een “farao”. Humor als propagandamiddel.

Alvorens de stijl- en grafische kenmerken te onderzoeken, werden de belangrijkste

geografische regio’s toegelicht waarnaar de e-Jihadi’s verwezen. Bij de magazines werd aangetoond

dat de opgesomde gebieden altijd een Jihadistisch belang hadden. Het waren meestal landen waar de

Jihadstrijd volop woedde (bv. Afghanistan), alsook vijandige naties (bv. de VSA). Bij “Defenders of

the truth” werd die laatste categorie overbelicht qua woordfrequentie. Men deed er immers alles aan

om de Amerikanen als satan voor te stellen en daarom trad er een woordherhaling op. Bij “Inspire” lag

de focus op het Midden-Oosten, waar de Arabische Lente was uitgebroken. Een Jihadistische poging

om alsnog de opstanden te kaderen binnen de Jihad. Men trachtte zich te vereenzelvigen met de

onderdrukte volkeren. De Jihadi’s werden immers verweten compleet geen grip te hebben op de

revoluties en zelfs een failliet van de Jihadideologie werd door Westerse veiligheidsdiensten als

mogelijkheid naar voren geschoven. “Inspire” diende dan ook begrepen te worden als een poging de

Jihad te legitimeren en aan te tonen dat men veerkrachtig was.

Wat de stijlkenmerken betrof, kon worden vastgesteld dat de taal op zich als een wapen werd

gebruikt. Zoals reeds aangegeven werd er danig geciteerd uit de Koran. Maar ook citaten van

tegenstanders werden uit hun context gehaald en als bewijsmateriaal opgevoerd. Bij beide online

magazines viel een overwegend negatieve woordklank op, die hoofdzakelijk werd geassocieerd met de

vijanden. De tegenstanders waren corrupt, hypocriet en immoreel waardoor het makkelijker werd om

de typisch westerse waarden te claimen. We zagen reeds in het onderdeel over de e-Jihadpioniers dat

al-Awlaki de strijd tegen de “hypocrieten” vooral als een woordenstrijd aanschouwde. Over het

algemeen kon men volgens mij stellen dat de grondtoon van de taal in “Inspire” agressiever was t.o.v.

“Defenders of the truth”. We toonden bovendien aan dat er minder eufemismen en meer aangetroffen

labels in de categorieën: “Agressie”, “Jihadi-ideologie” en “Emotionele taal” werden teruggevonden.

In beide e-magazines werden regelmatig woorden met een hoofdletter geschreven waar dat

grammaticaal overbodig was. Op die manier werden die woorden echter beklemtoond. Men kon

daarom nooit spreken van échte taalfouten, eerder van propagandatactiek. Het gebruik van

synoniemen viel bij “Defenders of the truth” en “Inspire” ook op. Zo streefde men literaire afwisseling

na bij woorden die wel belangrijk waren, maar toch ook anders konden worden neergepend. ‘Allah’

kreeg veel andere benamingen (bv. ‘De Welwillende’). Maar het was opvallend dat er toch maar één

nieuwe bijkomende term in “Inspire” werd teruggevonden (i.e. ‘De Almachtige’). Bepaalde woorden

werden ook in het Arabisch (bv. ‘terrorisme’ was hetzelfde als ‘irhabi’) weergegeven. Pleonasme werd

gehanteerd om zaken nogmaals te benadrukken. Daarbij werden belangrijke eigenschappen herhaald.

Page 90: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

84

In “Inspire” werden ook alliteraties vastgesteld. Men deed er dus alles aan om via stijl accenten te

leggen. Via ironische opmerkingen, slaagden de e-Jihadi’s erin om de vijanden belachelijk te maken.

Tenslotte werden de grafische kenmerken geanalyseerd voor beide edities. Zoals gezegd

hadden beiden een tot de verbeelding sprekende cover. Een echte “eye catcher”. De cover

vertegenwoordigde doeltreffend de inhoud van het desbetreffende e-magazine. Bovendien verzorgde

men de lay-out met een witte bladopvulling en een helder en systematisch toegepast zwart lettertype.

Bij “Defenders of the truth” hadden de aangetroffen illustraties allemaal met de gewapende strijd te

maken. Bij “Inspire” daarentegen, had men ook oog voor actuele mainstreamreligieuze zaken (bv. de

symboliek van de Blauwe moskee) en politiek vijandige leiders. Ook eigen Jihadistische leiders

werden er afgebeeld. Zo benadrukte bv. de corna van al-Awlaki diens radicale houding. Bij

“Defenders of the truth” keerde geregeld het logo van de “Islamic State of Iraq” terug. Bij “Inspire”

was dat het logo van de eigen media-instelling: “al-Malahem”. Het was de e-Jihadi’s daarbij steeds te

doen om de authenticiteit te benadrukken. Afbeeldingen en logo’s werden in beide tijdschriften

herhaald. Op die manier werd de eenheidsgedachte binnen de virtuele Ummah nogmaals benadrukt.

Nu de categorische opdeling werd gemaakt, zal ik ze toepassen op enkele operationele

Jihadwebsites. Ik verwijs nogmaals naar ‘Onderzoeksdata’ voor de onderzoeksresultaten.

Page 91: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

85

Hoofdstuk 4: Webanalyse van operationele Jihadwebsites

In dit hoofdstuk worden enkele van de duizenden operationele Jihadwebsites kwalitatief

geanalyseerd inzake propaganda. Hiervoor worden het internetprogramma “Wordle” en het

wetenschappelijk onderzoeksprogramma “NVIVO10” gebruikt. Voor elke website, of het nu een blog

of een You Tubefilmpje is, vertrek ik van de Exceltabel die werd ontworpen voor “Inspire”.

4.1.: De twee blogs van het Global Islamic Media Front

Er werden twee blogs wetenschappelijk onderzocht, op 2 april 2013, die propagandamateriaal

bevatten van een van de belangrijkste operationele mediakanalen van Al-Qaeda: het “Global Islamic

Media Front”, afgekort “GIMF”. Dat mediakanaal werd in 2004 opgericht door Abu Banan.

(Brachman, 2009, p. 128) Het GIMF had als doelstelling de eenheid binnen de

moslimgeloofsgemeenschap te versterken op het internet. Het was een Europese mediavleugel die Al-

Qaeda ondersteunde inzake mediapropaganda. De moslims die het GIMF “voedden”, waren

voornamelijk Duitsers en Oostenrijkers. (Institute for Strategic Dialoque, 2012, p. 4) Volgens de

Israëlische specialist Reuven Paz (geciteerd in: Schultz, 2008, p. 440) lag het GIMF mee aan de basis

van de “Open university for Jihad”. Hiermee doelde hij op de voorraad aan instructie- en

trainingsmateriaal op het internet voor de mudjahideen over psychologische, elektronische en fysieke

oorlogsvoering. Daarenboven bleek het GIMF een van de duurzaamste media-instellingen voor Al-

Qaeda en dat baarde de Westerse contraterreurdiensten zorgen. (NCTb, 2009, p. 45)

Tussen het GIMF en de Al-Qaeda Kern was er nooit sprake van een directe band. (Lieberman,

2009, p. 9) Nochtans presenteerde het GIMF zichzelf als een “knooppunt” voor Al-Qaedapropaganda.

(Benschop, 2011) Ze publiceerde Jihadistische propaganda afkomstig van een brede waaier aan Jihadi-

groeperingen. Bv. “Al-Qaeda in Irak”. De militaire operaties in Irak, Saoedi-Arabië en Afghanistan

werden met zorg benadrukt. (Benschop, 2011) De Al-Qaedaleiders daarentegen kwamen minder aan

bod. Het “Global Islamic Media Front” verspreidde o.m. teksten, video’s, statements en foto’s met een

Jihadistische inslag. (Rogan, 2007, p. 59) Dat gebeurde allemaal min of meer openlijk (NCTb, 2009,

p. 45) In 2006 publiceerde het GIMF een belangrijk statement: “A working paper for a media invasion

of America” waarmee men doelde op een propagandaoorlog die in de VSA zelf diende uitgevoerd te

worden. Hierbij werd uitgelegd hoe men het Westen kon bereiken en werden specifieke personen en

instituties aangeduid als doelwit. (Rogan, 2007, p. 35)

In 2009 begon het GIMF eigenhandig propagandamateriaal te maken en werd het, in

tegenstelling tot al-Fajr, zelfbedruipend. (Brachman, 2009, p. 126) Haar e-Jihadi’s begonnen

Page 92: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

86

eigenhandig videospelletjes (bv. “The night of Bush capturing”), religieuze, militaire en ideologische

teksten, preken en video’s van militaire operaties te produceren. Bovendien werd een eigen

televisiejournaal uitgebracht met als titel: “Caliphate Voice Channel”. (Lieberman, 2009, p. 9)

Tenslotte fungeerde, volgens het NCTb (2009, p. 45), het GIMF als een “digitale uitgeverij” van

Jihadistische internetboeken en tijdschriften.

Doordat het GIMF zelf geen website had, diende ze haar propagandaverhaal via o.m.

Jihadwebsites, webfora en blogs te verspreiden. (Rogan, 2007, p. 56) Zowel een Duitstalige (i.e.

“blogspot Globale Islamische Medien Front”) als een Engelstalige (i.e. “maktoobblog alqaeqa”) blog,

met propagandamateriaal van het GIMF, werden geanalyseerd. Het GIMF produceerde immers

mediamateriaal in verschillende talen om op die wijze een zo groot mogelijk publiek te bereiken.

(Lieberman, 2009, p. 9) Beide blogs werden recent echter niet meer geüpdatet.

4.2.: Blogspot Globale Islamische Medien Front

In dit onderzoek werd volgende Duitstalige URL van het GIMF onderzocht: http://gimf-

nachrichten.blogspot.com/. Zoals in de methodologie besproken, werd de tekst van de enige

webpagina van de blogspot ingegeven in “Wordle”. Zo werden, op basis van algoritmes, frequent

gebruikte termen zichtbaar. Volgende opvallende labels werden menigmaal aangetroffen: ‘Allah’,

‘Tötung’, ‘Polizei’, ‘Schura’, ‘Irak’, ‘Blut’, ‘Falluja’, ‘al-Zarqawi’, ‘Kreuzdiener’, ‘Haditha’ en

‘Mujahedin’. ‘Dank’ en ‘Lob’ waren ook vetgedrukt maar nietszeggend en daarom niet opgenomen in

het onderzoek. Het accent van de blog lag op de Jihadistische operaties in Irak. Daarom werden ‘Irak’,

‘Falluja’ (i.e. belangrijk bolwerk van “Al-Qaeda in Irak”) en de hierboven beschreven ‘al-Zarqawi’

benadrukt. Ook ‘nachrichten’ lichtte groot op. Dat woord betekende ‘berichten’ en had geen

jihadistische inhoud.

Hierna werd de blog eerst omgezet naar een WORD-document alvorens het te converteren

naar PDF-formaat. Dat PDF-document werd daarna geüpload op “NVIVO10” waar een analyse werd

doorgevoerd naar de belangrijkste trefwoorden. Deze werden dan als Nederlandstalige labels omgezet

en ingevoerd in de hierboven beschreven “Inspire”-tabel. Het analysemateriaal, zoals uiteengezet in

het onderdeel “Methodologie”, is raadpleegbaar in ‘Onderzoeksdata’.

Vooreerst kon men geen tegenstanders terugvinden in het onderzoeksdocument. De blog was

nog steeds operationeel maar de laatste update gebeurde in 2006. Dat hield in dat een studie van de

blog gedateerd was. Bovendien leverde een opdracht in “Domain Tools” geen bijkomende resultaten

op. Dat kwam omdat “Domain Tools” wel “blogspot” registreerde, maar geen blogs van individuele

Page 93: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

87

gebruikers. Welke resultaten werden gegenereerd? M.a.w. wat waren de belangrijkste trefwoorden die

werden aangetroffen via “NVIVO10”? Hieronder volgt een overzicht waarin elke aangetroffen

categorie bondig wordt toegelicht.

De eerste categorie was: “Mainstreamreligie”. Daarbij viel op dat ‘Allah’

honderdvierenvijftig keren werd aangetroffen. ‘Hadith’, dat ook werd gebruikt bij de online

magazines, stond op een tweede plaats. De Islamitische overleveringen over de handelingen van de

Profeet kwamen negentien keren aan bod. Op de derde plaats stond: ‘dajjal’. Dat was een nieuw label.

De dajjal stond in de Islam voor een grootse beproeving. Tenslotte kwamen ook ‘Profeet’, ‘Islam’ en

‘gelovige’ aan bod.

Zoals de “Mainstreamreligie” bevatte de categorie “Jihadi-ideologie” weinig labels. De

termen ‘kruisvaarder’ (49) en ‘mudjahideen’ (43) werden het meest aangetroffen. De Amerikanen

werden als kruisvaarders omschreven. Daarom werd nooit gerefereerd naar de ‘Verenigde Staten’.

Daarna volgden enkele nieuwe termen. Op een derde plaats vond de lezer bv. ‘Schura’, wat een

Arabisch parlement betekende. Binnen de Jihadi-ideologie, waarin een verwerping van de

democratische instellingen werd verkondigd, was het Arabisch parlement een te vernietigen institutie.

Maar ook ‘ghazwa’ was een nieuw begrip. Dat had niets te maken met de Gazastrook, dat nochtans

vaak werd vermeld op diverse Jihadwebsites. Hier had het echter betrekking op het strijdtoneel waarin

de Profeet Mohammed een primordiale rol innam. Tenslotte had men het o.m. over ‘afvallige’ ,

‘broeder’, ‘martelaar’ en ‘sjeik’. Zoals we reeds zagen bij de online magazines, waren het allemaal

aanduidingen die een prominente plaats innamen binnen het Jihadistisch denkpatroon.

Qua “Jihadi-persoonlijkheden” en “Landen of regio’s met Jihadi-belang” werd de

klemtoon op de Jihad in Irak gelegd. ‘Al-Zarqawi’, de voormalige leider van “Al-Qaeda in Irak” en

‘Fallujah’ werden verschillende keren aangehaald. Ook een zekere Abu ‘Dujanah’, een Jihadistische

bommenmaker werd acht keer vermeld. Zoals boven reeds uiteengezet, kwamen de Jihadleiders

minder nadrukkelijk in beeld dan het strijdtoneel. (NCTb, 2009, p. 45)

We zagen reeds dat al-Zarqawi verantwoordelijk was voor een bloediger treffen met de

vijandelijke troepen in Irak. Onthoofdingen werden ingezet als propagandamiddel. Dat

disproportioneel geweld werd ook vastgesteld in het taalgebruik van de desbetreffende blog. De

categorie “Agressie” was rijkelijker ingevuld (qua frequentie en taalgebruik) dan de andere

aangetroffen categorieën. De vijandelijke politie, het leger en haar soldaten dienden beschoten en

opgeblazen te worden. Als attributen, neergeschreven in de categorie “Gebruiksvoorwerp”, werden

granaten geprefereerd. Opvallend, want bij de online magazines werden eerder zwaarden, dolken en

vuurwapens benadrukt. Het was duidelijk dat de Jihadi’s bereid waren een hoge kostprijs in Irak te

Page 94: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

88

betalen voor wat zij als een gerechtvaardigde zaak beschouwden. Binnen de categorie “Emotionele

taal” viel dan ook het label “kosten” op met een frequentie van zesennegentig keer aangetroffen.

Tenslotte werden de grafische kenmerken bestudeerd. De hoofdkleuren waren: rood en zwart.

Zoals hierboven reeds beschreven, hadden die kleuren een belangrijke betekenis binnen de Islam. Veel

tekst werd onderlijnd. Op die manier trachtte men bepaalde zaken te accentueren. De bestudeerde blog

had verschillende Jihadistische zwarte banners. Ook het logo van het GIMF keerde frequent terug.

Hierbij werd de tekst onder het logo, dat verwees naar het GIMF, niet in het Duits maar in het Engels

neergeschreven:

Afbeelding 22: blogspot GIMF: logo GIMF

Tenslotte werden in de blog afschuwelijke foto’s getoond aan de lezer. Hierbij werden de

mudjahideen verheerlijkt. In de tekst werd gerefereerd naar “fragmenten” die men bij

‘Onderzoeksdata’ kon terugvinden (i.e. “screenshotanalyse van Blogspot GIMF”). Onder fragment 1

vond men volgend citaat: “Ein anderer Mujahid, der zu Tode gefoltert wurde”. Waarbij men aangaf

dat verschillende mudjahideen tot de dood gefolterd werden. Er waren echter nog gruwelijkere

beelden te vinden. Bv. een mudjahid die alleen nog een hoofd had. Dat hoofd was bovendien

opengereten door een explosie. Uit respect voor de overleden personen werden deze foto’s niet

getoond in ‘Onderzoeksdata’. Ook de Amerikanen en hun bondgenoten werden afgebeeld. Telkens

werden ze negatief onthaald. Bv. in fragment 2, sleurden ze aan een dode Jihadstrijder. In andere

foto’s werden de Amerikanen afgemaakt. Ter afsluiting werden gemaskerde en bewapende

mudjahideen, al juichend, afgebeeld. Op de achtergrond (links boven) kon men de Rotskoepel (i.e. de

gouden koepel) en de Al-Aqsamoskee (i.e. zwarte koepel) aanschouwen. Beide monumenten zijn

momenteel blikvangers in Jeruzalem. (Yousef, 2010, pp. 22-23)

Afbeelding 23: blogspot GIMF: verheerlijking Jihad

Page 95: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

89

De gevonden resultaten werden vervolgens ingevoerd in de aangemaakte checklist (zie

onderdeel ‘Onderzoeksdata’). De meerderheid aan propagandakenmerken werd daarin teruggevonden.

Door deze gegevens in de voeren in een checklist werd op een overzichtelijke wijze uiteengezet welke

belangrijke Jihadistische categorieën werden ingevuld en wat, t.o.v. andere Jihadwebsites, de

aangetroffen verschillen waren.

4.3.: Maktoobblog alqaeqa

De tekst van de Engelstalige blog (http://alqaeqa.maktoobblog.com/) van het GIMF werd

ingegeven in “Wordle”. Er werden in de blog tamelijk veel URL’s vermeld. Hiermee kon de lezer van

de blog aan de slag. Men kon er Jihadistische teksten en video’s uploaden en downloaden. De andere

termen die opvielen waren: ‘Palestine’, ‘American’, ‘Mujahideen’, ‘Allah’, ‘Ali’, ‘army’, en ‘Islamic’.

Het was een eerste indicatie dat ook deze blog een Jihadinslag had.

Op basis van de hierboven gehanteerde methode werd de blog omgezet naar een “NVIVO10”-

bestand. De blog werd de laatste keer geüpdatet in 2009. Men pretendeerde er Al-Qaeda te

vertegenwoordigen en schreef zich in binnen het Jihadistisch denkpatroon. Zoals bij de voorgaande

blog, werden ook hier geen tegenstanders aangetroffen. Binnen de categorie “Mainstreamreligie”

werden maar drie labels gevonden: ‘Islam’ (15), ‘Allah’ (13) en ‘Mohammed’ (3). De eerste twee

waren wel, in vergelijking met de andere labels, sterk vertegenwoordigd op de blog qua frequentie. De

religieuze legitimering was dus aanwezig, alleen zette men sterk in op een beperkt aantal termen.

Bij de Jihadi-ideologie gebruikte men typische Jihadtermen zoals: ‘mudjahideen’ (9),

‘martelaar’ (5), ‘afvallige’ (3), ‘bevrijding’ (3), ‘bezetting’ (3) en ‘sjeik’ (3). Men voegde echter een

belangrijke eufemistische term toe: ‘marionet’ (5). Hiermee werd gedoeld op regimes die het Westen

ondersteunden en vaak met haar steun aan de macht geholpen werden. Dit label kaderde bovendien

binnen een bredere complottheorie dat er zelfs binnen de Arabische staten en de bredere

moslimgemeenschap verraders aanwezig waren.

Bin-Laden werd als Jihadi-persoonlijkheid op de blog meermaals aangehaald. Maar ook al-

Baghdadi, de leider van de “Islamic State of Iraq”, werd tot driemaal toe vermeld. Dat gaf, naast de

symboliek, aan dat de oprichter van de blog nog steeds naar legitimering zocht voor de terroristische

acties, uitgevoerd door Al-Qaeda. Interessanter was echter de ruimschoots aangetroffen categorie

“Landen of regio’s met Jihadi-belang”. De Verenigde Staten was de enige vijandelijke mogendheid

die bij naam werd genoemd. Men had het echter meer over ‘Amerikanen’, dan over de staat zelf. Met

Peshawar63 (stad in Pakistan) werd gefocust op de strijd in stedelijk gebied. Palestina en Dagestan

Page 96: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

90

waren twee regio’s die streefden naar zelfbeschikking. De Jihadi’s hoopten er Islamitische staten te

stichten. De Ummahgedachte werd op die manier aangehaald omdat Peshawar in Azië, Dagestan in

Rusland en Palestina in het Midden-Oosten lag.

Ook op deze blog was het taalgebruik uitermate agressief. Men had het vooral over de oorlog

aan het front. De vijanden werd een invasie verweten. Aanvullend werd er emotioneel gereageerd op

de gebeurtenissen aan dat front. ‘Verlies’ en ‘succes’ werden drie keer aangehaald.

De hoofdkleuren op de website waren rood en zwart. Bepaalde teksten werden in het blauw

of het rood getypt. Zoals bij de Duitstalige GIMF-blog werden belangrijke zinnen onderstreept. Op die

manier probeerde men terug accenten te leggen.

Ook al had de blog geen eigen logo, toch werd dit van de “Islamic State of Iraq” gebruikt op

haar voorpagina. Daarom werd toch bevestigend gereageerd in dit onderzoek op de vraag of er een

logo aanwezig was. In ‘Onderzoeksdata’ (i.e. “Screenshotanalyse van Maktoobblog alqaeqa”),

omschreven als fragment 1, kon de lezer het logo van de hierboven beschreven “Islamic State of Iraq”

vinden.

Uiteindelijk werden de belangrijkste foto’s besproken. Daarbij viel een grote verscheidenheid

aan fototypes op. Vooreerst werden bovenaan de website twee identieke banners aangetroffen waarin

“Al-Qaeda” in rode letters werd neergeschreven. Een van die banners kan de lezer raadplegen in de

Onderzoeksdata als fragment 2. Bovendien werd een graffitistijl gehanteerd door de letters dubbel te

zetten op een muurachtige achtergrond. Daarna, in fragment 3, werd Osama Bin-Laden als ruiter te

paard afgebeeld. Zo werd hij vereenzelvigd met Mohammed en Saladin, die beiden te paard vochten.

Bovendien prijkte op de achtergrond het Witte Huis met een wapperende zwarte Jihadi-vlag. Doordat

deze afbeeldingen bovenaan stonden, werd de doelstelling onmiddellijk duidelijk gemaakt aan de

lezer. Een Engelse vertaling van de preken van de Jihadistische leider van de “Islamic State of Iraq”,

al-Baghdadi, met links bovenaan het logo van die overkoepelende terreurorganisatie en rechtsonder

kalashnikovs werd door de mooie kleuren beklemtoond in fragment 4. Vervolgens werd een hele

batterij aan foto’s getoond, waarvan één betiteld werd als fragment 5: de Amerikanen (evenals hun

materiaal, bv. vernietigde hummers) als verliezers. Tenslotte werden nog verschillende banners met

het logo van “as-Sahab”, naast “al-Fajr” en het “GIMF”, een zeer belangrijke media-instelling voor de

e-Jihad, afgebeeld. (Denning, 2009, p. 5) Als men daarop klikte (zie fragment 6), werd men

automatisch doorgestuurd naar propagandamateriaal van dat mediakanaal. As-Sahab bezat geen

zelfstandige website maar haar video’s werden verdeeld via de belangrijkste Jihadistische webforums.

(Rogan, 2007, p. 49)

Page 97: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

91

Deze bloganalyse leverde uiteindelijk een checklist op, te vinden in het onderdeel

‘Onderzoeksdata’. T.o.v. de vorige blog werd één categorie niet aangekruist, nl. “Gebruiksvoorwerp”.

4.4.: Shariatube

De Britse Jihadist Choudary, de leider van het verboden “Islam4UK” en Bakri, de leider van

het verboden “al-Muhajiroun”, beslisten op 29 april 2010 tot de oprichting van een Belgische variant:

Sharia4Belgium. Fouad Belkacem, alias Abu Imran, werd uitgespeeld als de onbetwiste nummer één

van de nieuwe opruiende organisatie. Men schreef zich in in de Al-Qaedaleer. De website van

Sharia4Belgium had volgende URL: www.shariah4belgium.com. De URL van de Belgische

Jihadistische groepering wijzigde vaak: “www.Shariafourbelgium.com”, www.shariah4belgium.com,

etc. Deze strategie werd afgekeken van “al-Muhajiroun”. (Vranckx, 2011, p. 144)

Op 7 juni 2012 werd Belkacem door het Antwerpse parket aangehouden. De aanklacht luidde:

aanzetten tot haat en geweld. Het gebruik van de vrije meningsuiting op het internet was nochtans

jaren een succesvolle strategie gebleken. Op die manier kon Sharia4Belgium lange tijd de repressie

van de staat ontwijken. (Benschop, 2011) Op 7 oktober 2012 volgde de officiële ontbinding. Fouad

Belkacem zat thuis met een enkelband wanneer verschillende Sharia4Belgiumleden- en

sympathisanten in de winter van 2013 naar Syrië afreisden. Ze voegden er zich bij de Al-Qaeda

geaffilieerden van “al-Nusra” tegen het regime van Bashar Assad. (Huyberechts, 2013, p. 8) MEMRI

toonde echter aan dat al-Nusra recentelijk een volwaardig onderdeel van de “Islamic State of Iraq”

werd. De leider van “ISI”, al-Baghdadi, verklaarde dat op 8 april 2013 in een audioboodschap. Dit

vindt men terug op de website van MEMRI, op http://www.memri.org/report/. Volgens de

Nederlandse expert moslimradicalisering, el Madkouri, diende een “explosie aan beeldmateriaal over

wantoestanden in Syrië onder Assad” als propagandastunt voor de Jihad. (Huybrechts, 2013, p. 10)

Momenteel is de website van Sharia4Belgium gerechtelijk afgesloten. Ook het bijbehorend

Facebookkanaal bestaat niet meer. Het You Tubekanaal daarentegen, is nog steeds operationeel en is

te raadplegen via: http://www.youtube.com/user/shariamedia. You Tube was volgens Weimann (2006,

p. 16) oorspronkelijk bedoeld om videobestanden op te slaan voor vreedzame doeleinden. De

terroristen, in casu de e-Jihadi’s, zagen er echter al snel het terreurnut van in. In 2011 bv., na de

Belgische steun aan de NAVO-operatie in Libië, veroordeelde een radicale Belkacem, met op de

achtergrond kalashnikovvuur, de Belgische deelname. Het filmpje werd, op basis van het aanzetten tot

geweld, strafrechtelijk van You Tube gehaald. In de drie jaar, na haar oprichting, bekwaamden de

personen van Sharia4Belgium zich in de creatie en distributie van You Tubefilmpjes. Telkenmale

werden ze professioneler qua grafische vormgeving.

Page 98: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

92

Het Shariatubefilmpje dat, in dit onderzoek op 3 april 2013 geanalyseerd werd, was te

raadplegen via volgende URL: http://www.youtube.com/watch?v. Het verscheen, op 20 september

2012, naar aanleiding van de rellen in Borgerhout, vijf dagen eerder. Het filmpje, getiteld: “De

waarheid achter de rellen in Borgerhout”, duurde zes minuten en vijfenveertig seconden en werd op

You Tube reeds zesendertigduizend eenendertig keer bekeken. Men werkte er met “Nasheeds”,

Westerse krantenartikels en volledig uitgeschreven zinnen. Abu Haniefa, de nummer twee van

Sharia4Belgium, werd onthaald als een martelaar. De tekst van het bestudeerde Shariatubefilmpje

werd ingegeven in WORD. Daarna werd het geconverteerd naar een PDF-bestand. Op basis daarvan

werd onderzoek verricht via “Wordle” en “NVIVO10”. Het analysemateriaal vindt men terug in

‘Onderzoeksdata’, gebrand op de bijbehorende cd-rom.

In “Wordle” waren de opvallendste aangetroffen labels: ‘sharia4belgium’, ‘Borgerhout’,

‘jongeren’, ‘rellen’, ‘duidelijk’, ‘politie’, ‘vreedzaam’ en ‘moslims’. Het label ‘jongeren’ was in deze

case uniek en werd daarom niet opgenomen in een van de categorieën. Sharia4Belgium wou de

moslimjongeren immers als haar achterban verdedigen. Men wou aantonen dat hen geen schuld trof in

de rellen. Daarna werden het PFD-document geüpload in “NVIVO10”. De drie categorieën:

“Titelrelevantie”, “Unieke trefwoorden” en “Registratiedatum” werden niet ingevuld. “Domain Tools”

herkende immers alleen You Tube. Shariatube was een actief onderdeel van You Tube. Het had

daarom geen meerwaarde om bv. de titelrelevantie van You Tube te bestuderen. Er werden geen

gebruiksvoorwerpen teruggevonden en de categorie “Foto’s” werd niet ingevuld omdat het om een

videofragment ging.

Alvorens enkele screenshots te bespreken, werden de belangrijkste teruggevonden woorden

gekaderd. Ten eerste kon men de vier tradionele mainstreamreligieuze labels onderscheiden:

‘moslims’, ‘Islam’, ‘Profeet’ en ‘Allah’. In vergelijking met de andere aangetroffen labels in het

filmpje werden de eerste twee disproportioneel veel gebruikt. Ook Sharia4Belgium trachtte het

ingezette geweld op basis van religie te legitimeren.

Sharia4Belgium werd in de tekst vijf keer aangehaald. Maar ook ‘broeder’ en ‘woordvoerder’

kaderden binnen de Jihadi-ideologie. Jihadi’s hadden het vaak over een ‘woordvoerder’ i.p.v. een

terroristische leider. Op die manier poogde men bovendien voor de hele moslimgemeenschap te

spreken.

Als Jihadi-persoonlijkheid werd Abu Haniefa als enige bij naam genoemd. Ongeveer in het

midden van het filmpje was hij zelfs persoonlijk te zien. Sharia4Belgium schilderde hem af als een

bemiddelaar die de moslimmassa in bedwang hield tegenover een agressieve politie. Bovendien werd

Page 99: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

93

diezelfde Haniefa samen met de nummer één van Sharia4Belgium, Abu Imran, op het einde van het

Shariatubefilmpje als martelaar opgevoerd.

Wat de categorie “landen of regio’s met Jihadi-belang” betrof, werden twee Europese steden

vermeld met een strategisch belang voor Sharia4Belgium64. Amsterdam, de Nederlandse hoofdstad,

was belangrijk om de eenheid te benadrukken tussen de Jihadi’s van Sharia4Belgium en

Sharia4Holland. De Vlaamse stad Antwerpen65 gold als operationele uitvalsbasis.

Omdat het filmpje handelde over rellen, hadden de meeste labels binnen de categorie

“Agressie” te maken met de politiereactie. Het ‘politie’-label werd maar liefst dertien keer gebruikt.

Gevolgd door drie labels die sterk met elkaar verweven waren: ‘rellen’ (9), ‘manifestatie’ (7) en

‘protest’ (6). Volgens de e-Jihadi’s van Sharia4Belgium ging de Antwerpse politie agressief te keer en

gebruikte ze haar wapenstok en pepperspray. Men trachtte op die manier de vijand te diaboliseren en

de eigen achterban (en de onruststokers) te legitimeren. Bovendien gebruikte men emotionele taal. De

leden en sympathisanten van Sharia4Belgium hadden zichzelf niets te verwijten: ze hadden vreedzaam

betoogd en waren rustig gebleven. Door veelvuldig het label ‘duidelijk’ te gebruiken, trachtte men de

psyche van de kijker te beïnvloeden.

Ook de tegenstanders waren niet tradioneel te noemen binnen de Jihad: Patrick Janssens (i.e.

de toenmalige burgemeester van de stad Antwerpen) en Fons Bastiaenssens (i.e. de woordvoerder van

de Antwerpse politie). De eerste werd beschimpt, de laatste diens woorden uit de context gehaald. Zo

trachtte men de politie als aanstoker van de rellen aan te duiden.

Als hoofdkleuren werden rood en zwart gebruikt. Deze kleuren kwamen ook terug in het

letterlogo van Sharia4Belgium. Op de achtergrond van Shariatube kon men steeds een Belgische

landkaart ontwaren met de Arabische letters: “La ilaha illa Allah”.

De belangrijkste aangetroffen labels en categorieën werden hierboven uiteengezet. Maar

daarmee was het onderzoek nog niet afgelopen. Op basis van een screenshotanalyse trachtte de

onderzoeker chronologisch een beeld te schetsen van de propaganda-aanpak in het Shariatubefilmpje.

Met het eerste screenshot werd een cinematografische start genomen. Op de achtergrond trof de kijker

het Belgisch koninklijk paleis aan met een wapperende Jihadvlag66. Dat sprak reeds tot de verbeelding.

Bovendien gaf het blijk van een professioneel karakter. Hierdoor werd de aandacht van de kijker

onmiddellijk gewekt.

Page 100: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

94

Afbeelding 24: intro Shariatubefilmpje

Er werd een tekst weergeven waarin Sharia4Belgium de gebeurtenissen op 15 september 2012

probeerde te kaderen. Men zei: “De laatste dagen duiken er overal mediaberichten op over de

zogenaamde rellen die zouden plaats gevonden hebben in Borgerhout. In werkelijkheid, vond er een

vreedzame manifestatie plaats.” Een eenzijdige verdraaiing, wars van enige logische rede.

Men ging verder door de berichtgeving over de rellen (en bijbehorende vernielingen) af te

schilderen als leugens. Er zouden immers alleen slogans geroepen zijn en interviews gegeven. Fons

Bastiaenssens, de woordvoerder van de Antwerpse politie, had gezegd dat er bijna geen schade was

aangericht. Voor Sharia4Belgium was het een gedroomde verklaring om het vreedzame karakter van

de betoging aan te tonen. Daarvoor werden bijkomende beelden getoond van rustige moslimjongeren.

In fragment 1, dat de lezer kan raadplegen in het onderdeel Shariatube in ‘Onderzoeksdata’ (i.e.

“Screenshotanalyse Shariatube”), stonden de moslimjongeren gewoon langs de kant. Sommigen zelfs

met de handen gekruist. In de fragmenten 2 en 3 werden foto’s getoond van Abu Imran die door de

Antwerpse politie werd gearresteerd. De nadruk werd gelegd op een geweldloze Belkacem en een

agressieve politie. Op die manier (i.e. dichotomie) werd de ‘woordvoerder’ van Sharia4Belgium

verheerlijkt en verkreeg hij een status binnen de Jihad. Het feit dat men in fragment 3 schreef: “... en

niet aan Drink”, duidde op een gebrek aan kennis van de Nederlandse taal. “Drink” schreef men bv.

met een hoofdletter. Waarschijnlijk om hierop de klemtoon te leggen. Toch waren het taalgebruik en

taalsysteem ondermaats. In fragment 4 werd, door een weerspannige moslimjongere, een zwarte

Jihadvlag gedemonstreerd. Op die manier trachtte men een vereenzelviging met de moslimmassa na te

streven. Zoals gezegd kwam Abu Haniefa in de tekst aan bod als een Jihadi-persoonlijkheid. Hij werd

ook in de video meermaals afgebeeld. Men kon hem, in fragment 5, herkennen aan de keffiyeh (i.e. de

Page 101: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

95

Palestijnse sjaal) op zijn hoofd. Het was, volgens Sharia4Belgium, de Antwerpse politie die de

moslimjongeren had ingesloten en met de wapenstok te lijf was gegaan. De vijand werd beschuldigd

van disproportioneel geweld tegen een vreedzame massa. Fragmenten 6 en 7 dienden als

bewijsmateriaal. Het eerste toonde gewapende politiemannen. Zij gingen een achteruit deinzende

moslimmassa te lijf. Uit deze beelden, wars van de context, kon men inderdaad de Antwerpse politie

als agressor aanschouwen. Het daarop volgende fragment toonde de ingezette lusbeweging van de

politie. Ze waren op dat moment de hardliners van Sharia4Belgium aan het insluiten. Door

Sharia4Belgium werd het afgedaan als een laffe politietruc. Daarna werd fragment 7 nog eens

herhaald. De herhaling werd hier niet subtiel toegepast. Men voegde ze immers toe aan het

beeldmateriaal met volgend VTM-citaat: “De politie gaat vrij snel de confrontatie aan met de

tweehonderd heethoofden. ‘t Is menens. Ze gebruiken pepperspray en hun wapenstok.” Men ging

echter, in fragment 8, nog een stap verder. De Antwerpse politie was reeds gecategoriseerd als vijand.

Maar nu wou men de Sharia4Belgiumleden zuiveren van enige blaam. Met de zin: “Je ziet hier

duidelijk dat de broeders de gemoederen probeerden te bedaren” wou men een boodschap

overbrengen. De moslims kregen een positief etiket toebedeeld, de vijand eerder een negatief. In

fragment 9 werden Abu Imran (links) en Abu Haniefa (rechts) samen afgebeeld. Met de zinnen:

“Vrijheid van meningsuiting? Blijkbaar niet voor hen!” werden de Sharia4Belgiumleiders finaal als

martelaar betiteld. Men hoopte dat Allah hen spoedig zou bevrijden. Afsluitend, in fragment 10, had

men het over de steun die vrome moslims dienden te geven aan de mudjahideen (in casu: “troops”).

Door een geïllustreerde kalashnikov, kromme zwaarden en gekruiste Jihadvlaggen af te beelden, werd

de gewapende strijd verheerlijkt. Er werd zo historisch gerefereerd naar de tijd van de Profeet

Mohammed en Saladin. Bovendien was er sprake van het openlijk aanzetten tot haat en geweld.

Deze gegevens werden finaal ondergebracht in een overzichtelijke checklist (zie

‘Onderzoeksdata’). Omdat het ging om een videofragment werden geen foto’s opgenomen.

4.5.: Facebookpagina van Eric Omar Harroun

Op 4 februari 2004 werd “Facebook” opgericht door Mark Zuckerberg. Tijdens de Arabische

Lente maakten de opstandelingen er massaal gebruik van om zich te organiseren. Maar ook de e-

Jihadi’s zagen er een belangrijk communicatie- en propagandamiddel in. Zo trof men bv. in 2010 een

operationele Facebooklink aan op de website van “al-Mojahden Electronic Network”. De e-Jihadi’s

kondigden dat als volgt aan: “Glorious eMujahideen re-Invade Facebook”. Dit vindt men terug op de

website van Internet-Haganah, op http://internet-haganah.com/.

Volgens Weimann (2012) was de “Frankfurt terrorist”, Uka, bevriend op Facebook met

verschillende Jihadi’s in Duitsland. In het tijdperk van de “lone wolf” wint het belang van de sociale

Page 102: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

96

netwerksites terrein. Negentig procent van de wereldwijde terroristische activiteiten gebeurt

momenteel via dit soort websites: Yahoo!, Facebook, Twitter ... Op die manier wordt de identiteit van

de betrokkenen beschermd en volgelingen kunnen onmiddellijk contact leggen met

vertegenwoordigers van de Jihad. Volgens het Institute for Strategic Dialoque (2012, p. 5) bood

Facebook een nieuw type van interpersoonlijke overtuiging aan de Jihadi’s aan. De e-Jihadi’s werden

aangespoord om massaal, d.m.v. een invasie van sociale netwerksites, de radicale boodschap op het

internet uit te dragen. Eric Omar Harroun, een voormalig Amerikaans soldaat, volgde die boodschap

op. Waarom werd, op 2 april 2013, de Facebookprofielpagina van hem onderzocht?

Op 29 maart 2013 werd Harroun in Virginia gearresteerd door de Amerikaanse FBI. De

beschuldiging luidde: illegaal wapengebruik voor de Syrische Jihadistische terreurorganisatie “al-

Nusra”. Twee maanden eerder vocht hij nog, aan al-Nusra’s zijde, tegen het dictatoriale regime van

Bashar Assad. Na eerst meermaals in You Tubefilmpjes te verschijnen, richtte hij een eigen

Facebookprofiel op. Het was dat profiel dat in dit onderzoek werd onderzocht. De URL was:

https://www.facebook.com/#!/eric.harroun. Eric Omar Harroun was, ten tijde van het onderzoek,

bevriend op Facebook met driehonderdeenenzestig personen. Hij hield ervan om gewapend te poseren

in militaire klederdracht. Bovendien werd hij vaak al rokend in beeld gebracht. Hiermee werd een

stoer imago aangemeten. Bij zijn ‘interesses’ werd het “Masjid Annur Islamic Center” in Sacramento

opgenomen. Personen naar wie hij opkeek, waren o.m. Guevara (Cubaans guerrillero) en Arafat

(Palestijnse leider). Op 24 maart 2013 klikte hij, op Facebook, de “vind-ik-leuk-knop” aan van de pro-

Syrische revolutiepagina: “Solidarity for free Syria”. Voordien, op 4 januari 2013, had hij hetzelfde

gedaan met de Facebookpagina van de Jihadistische terreurorganisatie “Liwa”. Het contradictorische

aan Harouns pagina was dat hij vele Westerse zaken ook “leuk” vond. Bv. George Washington.

Zoals in voorgaand onderzoek werden de gegevens van de frontpagina overgezet in WORD en

PDF. Van daaruit werden ze eerst geüpload in “Wordle”. In vette letters stond de naam van Eric Omar

Harroun. Het waren echter de minder grote letters (kwamen minder voor) die het interessantste waren

voor de analyse. Zo trof men o.m. aan: ‘Zionist’, ‘Syria’, ‘Solidarity’, ‘Quran’, ‘Damascus’, ‘Israels’,

‘Gaza’, ‘Palestinians’, ‘Syrian’, ‘Shooter’. Waarbij opvallend veel verwezen werd naar het Midden-

Oosten. Harrouns focus lag, o.a. doordat hij zelf enkele maanden geleden had deelgenomen aan de

Jihad in Syrië, op de actuele operaties in die regio. Daarna werden de gegevens van Eric Harrouns

Facebookpagina geüpload in WORD. Daarna werden ze geconverteerd naar een PDF-formaat. Om

finaal ingegeven te worden in “NVIVO10”. Het programma “Domain Tools” leverde geen bijkomende

onderzoeksdata op. Het herkende alleen Facebook. Individuele Facebookprofielen werden er aanzien

als een onderdeel van de sociale netwerksite en gaven geen resultaat bij ingave.

Page 103: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

97

Qua frequentie sprongen ‘Harroun’ en ‘vriend’ eruit. Eric Omar Harroun maakte een eigen

Facebookprofiel aan waarin hij zichzelf voorstelde als een mudjahid. Hiermee werd hij als een Jihadi-

persoonlijkheid voorgesteld. Hij probeerde zich een populair imago aan te meten op basis van

vriendschapsrelaties met Jihadi-medestanders, gewone moslims en westerlingen.

De categorie “Mainstreamreligie” kwam nauwelijks aan bod. Dat viel te verklaren door een

fundamenteel kenmerk van Facebook. Men diende zich als klant voor te stellen op basis van een geijkt

patroon. Andere gebruikers moeten snel begrijpen hoe de andere zich profileert. Op de frontpagina

werden Erics belangrijkste vrienden en laatste ‘likes’ afgebeeld. Op de “wall” kon hij zelfstandig

posten. Aangezien Syrië volop internationale media-aandacht kreeg, spitste hij zich daarop toe. De

Jihadi-ideologie werd, in tegenstelling tot de ‘Mainstreamreligie’, veelvuldiger aangetroffen. ‘Macht’,

‘familie’, ‘hel’, ‘humanitair’, ‘icoon’, ‘Jihad’ en ‘boodschap’, kon men aanzien als kaderend binnen

het Jihadgedachtegoed. De labels ‘macht’, ‘hel’ en ‘Jihad’ zagen we reeds bij bv. “Defenders of the

truth”. Het label ‘familie’ kaderde binnen de eenheidsgedachte en broederlijkheid dat de e-Jihadi’s

hoog in het vaandel voerden. De term ‘humanitair’ refereerde naar de humanitaire crisis in Syrië.

Bashar Assad werd verweten de eigen bevolking te vermoorden. Dat was een zeer belangrijke

boodschap die Eric Omar Harroun aan zijn vrienden wou meegeven. Tenslotte betekende ‘icoon’ een

idiolisering van Jihadi-persoonlijkheden.

Op 19 maart 2013 postte Omar Harroun een nieuwe foto op zijn Facebookprofiel. Hij

onderschreef deze met volgend citaat: “May Allah ... assist you my brother. My prayers is always with

the Syrian mujahidin”. De actuele situatie in het Midden-Oosten werd toegelicht vanuit een

Jihadistisch kader. Als landen of regio’s met een Jihadi-belang werden Israël, Palestina en

Damascus (i.e. de hoofdstad van Syrië) aangehaald. Er werd slechts eenmalig een gebruiksvoorwerp

aangetroffen: de dollar. In het voorgaande onderzoek werd dat niet teruggevonden. Qua emotionele

taal werd het label ‘vriend’ overbenadrukt. Voor een stuk omdat Facebook zelf met de categorie

‘friends’ werkte op haar website. Maar ook de eenheidsgedachte van de e-Jihadi’s speelde zeker een

cruciale rol. Op de profielpagina werden vele foto’s aangetroffen. Een aantal kon niet worden

vastgesteld omdat bv. de avatars van ‘friends’ of ‘likes’ voortdurend wijzigden. Er werd een

screenshotanalyse uitgevoerd om het belangrijkste beeldmateriaal te duiden.

Op de frontpagina (fragment 1 in ‘Onderzoeksdata’ bij “Screenshotanalyse Facebookprofiel

Eric Omar Harroun”) waren hij (rechts) en zijn medestrijder (links) te zien. Beiden werden

militaristisch, stoer, ruig en heldhaftig neergezet. Als men naar beneden scrolde, kwam men een al-

Jazeera-afbeelding tegen. Israël gaf daarin onrechtstreeks haar schuld toe inzake het “Gaza-flotilla-

incident” in 2010. Israëlische soldaten enterden toen een schip van burgerrechtenactivisten die in

Israëlisch territoriaal water waren gevaren. De labels ‘zionist’, ‘nazi’, ‘concentratie’, ‘kamp’,

Page 104: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

98

‘Netanyahu’, ‘Turkey’ en ‘Erdogan’ werden niet opgenomen in de top honderd op “NVIVO10”.

Daarna werd geklikt op ‘Friends’, ‘Photos’ en ‘More’. Bij de laatste werd daarna nog eens doorgeklikt

op ‘Books’ en ‘Likes’. Vooreerst viel het op dat bij ‘Friends’ (fragment 2), bv. degene die hij in 2010

aan zijn vriendenbestand toevoegde, heel wat Amerikanen waren zonder Jihadistische achtergrond. In

de sectie ‘Photos’ (fragment 3) werd o.m. Bashar Assad geportretteerd in het gezelschap van zijn

militaire opperbevelhebbers. Maar ook een lachende Eric Omar Harroun met vuistdikke67 baard en in

gevechtstenu werd afgebeeld. Op die foto droeg hij een zwarte tulband. Hij liet zich ook afbeelden met

een Palestijnse keffiyeh of een bivakmuts. Hier kwam het hierboven besproken stoere imago

nadrukkelijk naar voren. Bij de sectie ‘More’ werd vervolgens doorgeklikt naar: ‘Books’ en ‘Likes’.

Bij ‘Books’ (fragment 4) viel het op dat de (zogezegd) gelezen literatuur telkens met de Islam of de

Jihad te maken had. In de afdeling ‘Likes’ (fragment 5) waren o.m. Diala Odeh (een Palestijnse

zangeres) en een agressieve anti-Mubarakpagina te bewonderen. De webanalyse van de

Facebookprofielpagina van Eric Omar Harroun leverde een finale checklist op. Hierbij werd

geconstateerd dat er geen sporen waren van enige agressieve taal, noch van een eigen logo.

4.6.: Tussenbesluit

In dit hoofdstuk werden de onderzoeksresultaten van de twee blogs van het “GIMF”

besproken inzake frequent voorkomende propagandalabels. Maar ook “Shariatube”, het You

Tubekanaal van het Belgisch “Sharia4Belgium” en de Facebookprofielpagina van Erik Omar Harroun,

werden daarop getest. Het onderzoek vond plaats begin april 2013. We zagen dat alle websites nog

steeds operationeel waren, maar dat de twee blogs recentelijk niet meer werden geüpdatet. De

onderzochte webpagina van Eric Omar Harroun was onderhevig aan technische wijzigingen uitgaande

van de Facebookoprichters. Harroun had daarop geen controle. Dat bemoeilijkte het onderzoek.

Het “Global Islamic Media Front” had als belangrijkste doelstelling de eenheid binnen de

virtuele geloofsgemeenschap aan te scherpen. Als Europese mediavleugel stond ze ten dienste van Al-

Qaeda. Ze lag mee aan de basis van de “Open university for Jihad” op het internet. Ook al publiceerde

ze zeer veel Jihadistisch propagandamateriaal, er was nooit sprake van een directe band tussen haar en

de Al-Qaedatop. Hiermee werd duidelijk gesteld dat de Al-Qaedaleiders minder aan bod zouden

komen in de online propaganda. Iets wat in dit onderzoek naar twee “GIMF”-blogs werd bevestigd.

Alleen Bin-Laden en al-Zarqawi werden toch verschillende keren vermeld. Zij golden enkel nog, op

het moment van schrijven, als Jihadsymbolen.

Vooreerst werd de Duitstalige “blogspot Globale Islamische Medien Front” onderzocht. De

nadruk werd daarin gelegd op de Jihadstrijd in Irak. Dat viel op in de kleine categorie “Jihadi-

Page 105: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

99

persoonlijkheden” waarin al-Zarqawi, de leider van “Al-Qaeda in Irak”, nadrukkelijk opgevoerd werd.

Alsook in de categorie “Landen of regio’s met Jihadi-belang” waarin men het o.m. had over Falluja,

het toenmalige Jihadistische bolwerk. De categorieën “Mainstreamreligie” en “Jihadi-ideologie”

bevatten weinig labels. Alleen ‘Allah’, ‘kruisvaarder’ en ‘mudjahideen’ werden frequent aangehaald.

Het was m.i. opvallend dat men het altijd had over “kruisvaarders” en dat de e-Jihadi’s nooit verwezen

naar de ‘Verenigde Staten’ zelf. Onder invloed van “Al-Qaeda in Irak” werd een zeer agressief

discours uitgedragen. Inzake het opblazen van de vijanden, werden granaten als gebruiksvoorwerp

geprefereerd. Het gebruik van explosieven stond in schril contrast met de gebruiksvoorwerpen die in

de online magazines naar voren kwamen. Niet langer de geschiedenis, maar de operationele

effectiviteit primeerde. In de categorie “Emotionele taal” viel het label ‘kosten’ op. Men was bereid

een hoge prijs te betalen voor een samenleving gestoeld op de radicale Islam. De hoofdkleuren van de

website stonden symbool voor haar agressieve karakter: het bloederige rood en de zwarte kleur van het

kalifaat. D.m.v. het onderlijnen van de tekst werden belangrijke zaken nog eens beklemtoond. De

basiskleuren, het eigen logo, de banners en gruwelijke foto’s, werden net als bij vele Jihadwebsites, op

de blogspot teruggevonden. Afsluitend werd een foto getoond van juichende mudjahideen met op de

achtergrond de symbolische al-Aqsamoskee en de Rotskoepel. Op die manier werden Jihadistische

taferelen versmolten met de historische artefacten.

Daarna werd een Engelstalige blog van het “GIMF”, “maktoobblog alqaeqa”, bestudeerd.

Waarbij reeds bij ingave in “Wordle” opviel dat er heel veel Jihadi-URL’s op de blog terug te vinden

waren. Vergelijkbaar met de hierboven beschreven blog werden geen tegenstanders teruggevonden.

De categorie “Mainstreamreligie” was, met maar drie aangetroffen labels, beperkt. ‘Islam’ en ‘Allah’

werden, in vergelijking met de andere aangetroffen categorieën, wel disproportioneel gebruikt. Ik gaf

als verklaring dat men een beperkt aantal mainstreamreligieuze termen wou benadrukken om zo de

nodige religieuze legitimering af te dwingen. De categorie “Jihadi-ideologie” was wel goed

vertegenwoordigd. De e-Jihadi’s voegden een nieuw eufemistisch label toe: ‘marionet’. Daarmee werd

gedoeld op afvallige Arabische regimes en werd een Jihadistische complottheorie onderbouwd.

Doordat het “GIMF” weinig focuste op de Al-Qaedatop en zich toelegde op de actuele strijd, werden

de Jihadi-persoonlijkheden onderbelicht. Alleen Bin-Laden en al-Baghdadi werden erin opgevoerd.

Hiermee contrasterend was de categorie “Landen of regio’s met Jihadi-belang”. Vooral het

Pakistaanse Peshawar (32) en Palestine (28) werden disproportioneel veel aangetroffen. Op die manier

werd alweer een eenheidsgevoel binnen de virtuele geloofsgemeenschap nagestreefd. Dat er op het

actuele Jihadi-strijdtoneel werd gefocust, kon men ook terugvinden in de categorie “Agressie”. Daarin

werden vele fronttermen opgenomen. Met de labels ‘verlies’ en ‘succes’ werd emotioneel gereageerd

op de gebeurtenissen tijdens de gewapende strijd. Ook bij deze blog waren de basiskleuren rood en

zwart. Maar bepaalde teksten werden aanvullend in het blauw getypt. Bovendien werden, via

onderlijning, belangrijke zinnen beklemtoond. Als logo werd dat van de “Islamic State of Iraq”

Page 106: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

100

gebruikt, ook al had de blog dus geen eigen “GIMF”-logo. Tenslotte trad een fotoanalyse op waarin de

grote verscheidenheid aan fototypes werd benadrukt: banners, symbolische illustraties en foto’s van

verliezen toegebracht door de mudjahideen aan de vijand.

Met “Shariatube” van “Sharia4Belgium” werd een onderzoek verricht op een Belgisch You

Tubefilmpje met Jihadistische inslag. Sharia4Belgium, opgericht in 2010, zette moslimjongeren aan

tot haat en geweld tegen “afvalligen”. Hierbij vereerden ze o.a. de 9/11-aanslagen. De actuele

burgeroorlog in Syrië zorgde ervoor dat vele Sharia4Belgium-sympathisanten vanuit België naar het

Midden-Oosten vertrokken. In dit onderzoek werd een Shariatubefilmpje van 20 september 2012,

getiteld “De waarheid achter de rellen in Borgerhout”, onderzocht op een propagandistisch discours.

Daarbij werden zowel de tekst als het videomateriaal zelf (d.m.v. een screenshotanalyse) bestudeerd.

De Belgische landkaart in het logo en in de aanvangsfase van het Shariatubefilmpje, refereerde naar

de ware doelstelling: België onder de zwarte Jihadvlag brengen. We zagen reeds dat het GIMF

hetzelfde nastreefde met het Witte Huis in Amerika. Het gebruik van “Nasheeds” gaf aan de leiders en

sympathisanten van Sharia4belgium een heldhaftig karakter. De Mainstreamreligieuze labels

‘Moslims’ en ‘Islam’ werden, in het Shariatubefilmpje, disproportioneel veel aangetroffen. Dat gaf aan

dat de Belgische Jihadorganisatie het geweld religieus probeerde te legitimeren. Binnen de

Jihadideologie had men het tot tweemaal toe over een ‘woordvoerder’. Een bewijs voor de taalkundige

spitsvondigheid. Ook al waren Abu Imran en Abu Haniefa duidelijk leidinggevende figuren binnen de

organisatie, door ze als ‘woordvoerder’ te omschrijven, werd gepoogd in naam van alle moslims te

spreken. In het filmpje kregen de twee een status en een martelaarsstatuut toegeschreven. Er was

sprake van een atypische invulling van de categorie: “Landen of regio’s met Jihadi-belang”. Zo gold

Antwerpen als de thuishaven van Sharia4Belgium en diende het als haar geografische uitvalsbasis.

Maar Sharia4Belgium was ook niet traditioneel in de categorie “Tegenstanders”. De toenmalige

Antwerpse burgermeester en de politiewoordvoerder werden immers aangehaald. Men was vooral

agressief tegen de Antwerpse politie. Zij werden als de vijanden en aanstokers van de rellen neergezet.

In de screenshotanalyse kwam naar voren dat Sharia4Belgium de waarheid trachtte te

verdraaien en daarvoor bereid was de logische rede opzij te zetten. Rustige moslimjongeren en een

vreedzame Belkacem en Haniefa stonden in schril contrast met een zwaar bewapende Antwerpse

politie. De context werd daarbij niet vermeld. De politie was van bij het begin van plan geweest om

het “vreedzame protest” in de kiem te smoren. De videobeelden van de politiemannen, die met de

wapenstok tekeer gingen, werden herhaald. Als de kijker echter nog niet overtuigd was van de

achterliggende Jihadboodschap, dan was de finale van het Shariatubefilmpje verhelderend. Hierbij

werd de leuze “Support our troops” aangehaald en waren een geïllustreerde kalashnikov, kromme

zwaarden en gekruiste Jihadvlaggen te zien. Op die manier werd het filmpje gekaderd binnen de

gewelddadige strijd van Mohammed, Saladin en Al-Qaeda. De vereenzelviging was compleet.

Page 107: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

101

Tenslotte werd de Facebookprofielpagina van Eric Omar Harroun geanalyseerd. Dat negentig

procent van de terroristische activiteiten momenteel gebeurt via sociale netwerksites, zoals Facebook

en Twitter, maakte dat dit onderzoeksonderdeel noodzakelijk was. Omar Harroun vocht aan de zijde

van het Amerikaanse leger, maar ook aan die van de Syrische Jihad. Hij speelde de verworven

mudjahidstatus vaak openlijk uit op zijn Facebookprofiel. Zo hield hij ervan om, samen met andere

Jihadi’s, in militaire wapendracht te poseren. Bovendien ging hij vriendschapsrelaties aan met gewone

Amerikaanse burgers. Op die manier werd hem een populair imago aangemeten. In tegenstelling tot

voorgaand onderzoek kwam de mainstreamreligie zelden aan bod. De verklaring zocht ik in een

inherente eigenschap van Facebook. Klanten moesten zich namelijk snel kunnen presenteren aan

anderen. Daarom schreef Eric Omar Harroun vaak Jihadistische teksten op zijn profielpagina en vond

hij anti-Westerse pagina’s “leuk”. Toch was er geen sprake van een agressief taalgebruik. Facebook

zou immers de haatdragende boodschappen kunnen afblokken. Een eigen logo werd niet

teruggevonden.

Via “Wordle” kwamen we te weten dat de operationele focus, van de Facebookpagina van

Eric Omar Harroun, lag op het Midden-Oosten. Voornamelijk de Syrische burgeroorlog en de

vijandige entiteit Israël trokken zijn aandacht. Harroun stelde zich solidair op met de moslims in Syrië

en Palestina. Omdat er een humanitaire crisis aan de hand was, werd geweld gerechtvaardigd. Hij deed

er alles aan om de eenheid binnen de Moslimgemeenschap te benadrukken. Zo sprak hij over de

“familie” die werd uitgeroeid door de Syrische leider Bashar Assad. Met het veel voorkomende

emotioneel geladen label ‘vriend’, trachtte hij die eenheidsgedachte nog te versterken. Het onderzoek

op “Domain Tools” leverde geen bijkomende informatie op omdat het alleen Facebook erkende als

website.

Tenslotte werden twee operationele Nationalistische Jihadwebsites onderzocht. Het

onderzoeksopzet was tot een vergelijk te komen met de Globale Jihadwebsites. Met andere woorden:

wat waren de gelijkenissen en verschillen? Of was er sprake van een gelijkaardige aanpak?

Page 108: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

102

Hoofdstuk 5: Websites van de Nationalistische Jihad

In de Masterproef werden, ter vergelijking van de reeds bekomen onderzoeksresultaten, twee

websites van “Nationalistische Jihadorganisaties” bestudeerd: de Palestijnse “Ezzedeen Al-Qassam

Brigades” en het Libanese “Hezbollah”. Beiden hadden al enkele jaren een eigen Engelstalige website

die dagelijks (soms zelfs elk uur!) werd geüpdatet. Ze hadden daar de know-how en het nodige

personeel voor. Dat kwam omdat men op een zekere steun onder de plaatselijke bevolking kon

rekenen omwille van de decennialange strijd voor zelfbeschikking in het Midden-Oosten.

5.1.: Engelstalige website van de Palestijnse Al-Qassam Brigades

De “Ezzedeen Al-Qassam Brigades” (afgekort Al-Qassam Brigades) hadden sinds 4 juni 2008

een operationele Engelstalige website waarvan de URL: http://www.qassam.ps/ was. Eén webpagina,

met een politiek statement, werd op 4 april 2013 onderzocht door ingave van volgende URL:

http://www.qassam.ps/statement. Alvorens tot de webanalyse over te gaan, stonden we eerst stil bij de

ontstaansgeschiedenis van Hamas. De Al-Qassam Brigades golden als haar militaire vleugel.

In het online magazine “Defenders of the truth” kwam Hassan al-Banna aan bod. We zagen

reeds dat hij, gedesillusioneerd na het uiteenvallen van het laatste Kalifaat (i.e. het Ottomaans

Kalifaat), de Egyptische Moslimbroederschap oprichtte. Volgens o.a. Jamie Bartlett van de Engelse

denktank “Demos”, groeide het uit tot een machtige sociale organisatie en populaire ideologie.

(Bartlett & Birdwell & King, 2010, p. 106). Zijn broer vestigde in 1935 een tak van de

Moslimbroeders in de Palestijnse gebieden. De Al-Aqsamoskee68, (na Medina en Mekka) de derde

heilige plaats binnen de Islam, was immers in handen gevallen van Israël. In 1986 werd te Hebron een

geheime bijeenkomst gehouden. O.m. Ahmed Yassin, Mansour en Hassan Yousef namen daaraan

deel. Het doel? Een mobilisatie van het Palestijnse volk tegen de bezetter. De onafhankelijkheid zou

voortaan gewapenderhand worden afgedwongen. Het politieke middel werd een militantere

Moslimbroederschap: “Hamas” (i.e. “Toewijding”). (Burleigh, 2009; Yousef, 2010) De Hamasleiding

wou de controle op haar militaire acties behouden en richtte de gewapende vleugel: “Ezzedeen Al-

Qassam Brigades” op in 1992, onder de supervisie van Yahya Ayyash. (Yousef, 2010, p. 60) Haar

leider was geobsedeerd door zelfmoordaanslagen. (Burleigh, 2009, p. 460)

We zagen reeds dat in 1987 de Palestijn Abdullah Azzam opriep tot een “Voorhoede der

Krachtigen”. Bin-Laden, een van zijn volgelingen, gaf daaraan gehoor en richtte Al-Qaeda op. Azzam

diende echter ook als rolmodel voor Hamas. (IICC, 2008, p. 24) Dat was belangrijk omdat het wees op

een bepaalde ideologische overlapping tussen Hamas en Al-Qaeda. Bovendien werden de ideeën van

Page 109: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

103

Qutb geïncorporeerd binnen de Nationalistische Jihadleer van Hamas. Er werden echter enkele

innovaties aangebracht, zoals het uitroeien van de zionistische entiteit. Niet het Westen (i.e. de “Verre

Vijand”), maar Israël (i.e. de “Nabije vijand”) werd de ultieme duivel. (Arquilla & Borer, 2007, pp.

87-88) De terreuraanslagen werden in de regio Palestina uitgevoerd.

Het internet bood de opportuniteit om de Jihadethiek met het idee van natievorming te

versmelten. Er werd daarbij gepoogd een nationaal bewustzijn te creëren in de geest van het

Palestijnse volk. Hiervoor werden de Hamas- en Al-Qassamwebsites gebruikt. De cultus van helden,

poëzie, logo’s en vlaggen werd daarbij zorgvuldig gehanteerd. Op die manier werden o.a.

zelfmoordaanslagen gelegitimeerd. Zelfmoordenaars werden omschreven als “martelaars”. (Burleigh,

2009, p. 554) Volgens Weimann (2012) erkende Hamas ook snel de meerwaarde van de sociale media.

Hamas opereerde op: You Tube, Twitter en Facebook en had verschillende eigen websites (bv.

www.hamasinfo.net) waar foto’s van martelaaroperaties en video’s ter ere van zelfmoordterroristen

werden getoond. Vooral de Al-Qassam Brigades waren uitermate efficiënt in de propagandastrijd op

het internet, uitgevoerd tegen Israël. Zo reageerden de Palestijnse Brigades op Twitter op een citaat

van de “IDF” (i.e. “Israeli Defence Force”) op 14 november 2012. Er woedde toen een ware

“Twitteroorlog” tussen hen.

Afbeelding 25: Al-Qassam versus IDF op Twitter

De Engelstalige website van de Al-Qassam Brigades bevatte, zoals de andere bestudeerde

websites, heel veel informatie over de eigen organisatie. Op de frontpagina kon men doorklikken naar

de secties: ‘News’ (met actuele informatie over o.m. uitgevoerde terreuraanslagen en de agressieve

politiek van Israël), ‘Statements’ (waarin de Al-Qassam Brigades martelaaroperaties opeisten of

aantijgingen weerlegden), ‘Human rights’ (de Palestijnen werden immers onderdrukt en hun

mensenrechten geschonden), ‘Martyrs’ (i.e. een lijst met gesneuvelde Al-Qassamstrijders), ‘Prisoners’

(i.e. een lijst met gevangengenomen Hamas- en Al-Qassammilitanten) en ‘Photos’ (met gruwelijke

foto’s van o.m. gedode Palestijnse kinderen). Deze secties op het internet stonden in het verlengde van

Page 110: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

104

wat Yassin, een van de hierboven beschreven oprichters van Hamas, in 2000 zei: “We will use

whatever tools we can – e-mail, the internet – to facilitate Jihad.” (Bunt, 2003, p. 49)

Voor het onderzoek van de Engelstalige Al-Qassamwebsite, afgenomen op 4 april 2013, werd

geklikt op de hierboven omschreven sectie ‘Statements’. Daarna werd doorgeklikt op “Al Qassam

Brigades mourns the death of Mohammed As-Sirhi”. Deze webpagina, met een opiniestuk over de

dood van de Palestijnse martelaar As-Sirhi, werd onderzocht. Na een bespreking van de “Wordle” en

“NVIVO10”-resultaten, werd stilgestaan bij de verschillende secties op basis van een

screenshotanalyse.

Op 28 maart 2013 stuurde Al-Qassam een perscommuniqué de wereld in. Ze betreurde daarin

de dood van de twintigjarige Mohammed as-Sirhi. Hij kwam om in een “Resistance tunnel collapse”,

een instorting van de vele ondergrondse tunnels die vanuit Gaza naar Egypte lopen. Ook al was hij op

dat moment geen strijdende partij, hij werd als martelaar onthaald. Hij overleed te Az-Zaytoun in

Gaza. In het ‘Wordle’-onderzoek kwam naar voren dat de termen: ‘Ezzeddeen’, ‘Al’, ‘Qassam’ en

‘Brigades’ het meest werden gebruikt. Logisch omdat de onderzochte webpagina eigendom was van

deze terreurgroepering. Men legde echter ook de nadruk op Mainstreamreligieuze termen zoals ‘Allah’

en ‘Mohammed’. De overige woorden waren agressief (bv. ‘killing’) of Jihadistisch: ‘occupation’,

‘martyred’, ‘jihad’, ‘resistance’ en ‘mujahed’.

Daarna werd er, conform voorgaande onderzoeken, een analyse verricht via “NVIVO10” van

de desbetreffende webpagina. Er werden daarbij slechts eenennegentig termen gegenereerd door het

onderzoeksprogramma. Dat kwam, nogmaals, omdat gezocht werd naar woorden met minimum vijf

letters. “Domain Tools” genereerde bijkomende data. Dat onderzoek gaf onderstaande

onderzoekscategorieën.

De “Mainstreamreligie” was ondervertegenwoordigd op de onderzochte webpagina. Alleen

‘Allah’ werd aangehaald. Het aangetroffen onderzoekslabel ‘Mohammed’ werd niet bij

‘Mainstreamreligie’ ondergebracht omdat het de voornaam was van As-Sirhi en niet verwees naar de

Profeet zelf. De “Jihadi-ideologie”, daarentegen, kwam nadrukkelijk aan bod. Zoals hierboven reeds

duidelijk werd, sprongen daarbij de ‘Ezzeddeen Al-Qassam Brigades’ in het oog. Maar ook het label

‘mudjahid’ werd vier keer gebruikt. De overige belangrijke woorden waren: ‘macht’ (3), ‘martelaar’

(3), ‘Jihad’ (2), ‘bezetting’ (2) en ‘verzet’ (2). Binnen de Jihadi-ideologie hadden vele zaken te maken

met de Nationalistische Jihad. Palestijnse accenten werden gelegd door opsomming van o.m. de

Palestijnse vluchtelingenkampen in de Gazastrook: ‘Maghazi’ en ‘Bureij’ alsook met de term

‘Intifada69’. Men wou daarmee de vastberadenheid van Hamas en haar politieke vleugel aantonen,

Page 111: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

105

bekrachtigen en legitimeren. Op die manier werd het belangrijkste verschil met de Globale Jihadi’s

vastgesteld.

Er werd echter nog een opvallend verschil met het voorgaande onderzoek vastgesteld. De

gebruikte Jihadi-persoonlijkheden waren vaak Palestijnen: ‘As-Sirhi’ (martelaar), ‘al-Abadela’

(martelaar), ‘Eqilan’ (martelaar) en ‘Hamdiya’ (Fatah-gevangene in Israël die er recentelijk stierf).

Men repte met geen woord over Bin-Laden en Al-Qaeda. De reden was dat Hamas nooit achter de

internationale terreuragenda van Al-Qaeda stond. Az-Zaytoun in de Gazastrook en Jordanië werden

vernoemd als Jihadi-gebieden die van belang waren voor de Nationalistische Jihad. In Az-Zaytoun

overleed As-Sirhi en in Jordanië werd een “sit-in” gehouden uit protest tegen de “moord” op de

Palestijn Hamdiya.

De tekst was uitermate agressief van toon. Men gebruikte een militaire terminologie waarbij

men het als gebruiksvoorwerp had over mortieren. Men wekte bij de lezer emoties los door zich als

onderdeel van een onderdrukt Palestijns volk voor te stellen dat lijdzaam de Israëlische bezetting (i.e.

een ‘ziekte’) onderging. Op die manier werd een “calimerorol” aangenomen en bood geweld een

gelegitimeerde uitweg.

De titelrelevantie van de algemene website van de Al-Qassam Brigades was tachtig procent.

Dat wees erop dat de lezers heel gemakkelijk op deze website uitkwamen. Als de lezer ‘al qassam’

intypte, vond hij onmiddellijk de website terug. Wat een propagandavoordeel opleverde omdat de e-

Jihadi’s zeker waren van de overdracht van het informatiemateriaal. Bovendien bezat de website

duizend tweehonderd en acht unieke trefwoorden. De Al-Qassam administrators registreerden hun

website op 4 juni 2008. Hieruit kon worden afgeleid dat deze website al enkele jaren operationeel was.

De belangrijkse kleuren waarin de tekst werd geschreven waren blauw en zwart. Men werkte

met een witte achtergrond. Bovenaan vond men bij elke webpagina het logo van de Al-Qassam

Brigades terug. Datzelfde logo keerde bovendien ook nog terug in de teksten (bv. bij ‘Statements’).

Hieronder het logo (attributen mudjahidstrijder: Koran, M16 en Hamasvlag, achtergrond: Rotskoepel).

Afbeelding 26: logo Al-Qassam Brigades

Page 112: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

106

Er waren ook vele foto’s, van o.m. terreuraanslagen en leiders als Ismail Haniyeh van Hamas,

terug te vinden. De screenshots zelf kon de lezer raadplegen in de sectie ‘Onderzoeksdata’ bij

“Screenshots Al-Qassam Brigades”, gebrand op een aparte cd-rom. Er werd daarbij vertrokken vanuit

de hoofdpagina waar doorgeklikt werd naar de afzonderlijke secties. Ook dat onderzoek vond plaats

op 4 april 2013.

De Al-Qassam Brigades hadden op de frontpagina een nieuwshoofdstuk (‘News’). Dat werd

dagelijks geüpdatet met operationele informatie over aanslagen en de politiek in het Midden-Oosten.

(Bunt, 2003, p. 97) Dat was fragment 1, in het onderdeel ‘Screenshots Al-Qassam Brigades’, op de

bijbehorende cd-rom. De doelstellingen van de Al-Qassam Brigades werden, op hun website,

veruitwendigd door kritiek te uiten op de Israëli’s. Wat hen echter onderscheidde van andere

internationale terreurgroepen was dat de Al-Qassam Brigades, op hun Engelstalige website, een

gedetailleerde analyse gaven van de belangrijkste geweldplegingen. Andere terreurgroepen vermeden

immers elke rechtstreekse rapportage, op de eigen website, van de gewelddadige activiteiten. (Tsfati &

Weimann, 2002, p. 321) In de sectie ‘Statements’, fragment 2, kwam de lezer meer te weten over de

operationele activiteiten van de Al-Qassam Brigades. Dat besloeg gesneuvelde strijders, alsook eigen

terreuraanslagen. Bv. “Al Qassam Brigades fire “Fajr-5” missile at “Tel Aviv”.” Men eiste daarmee

de verantwoordelijkheid op van de uitgevoerde terreur.

In het onderdeel ‘Human rights’, fragment 3, wentelden de Al-Qassam Brigades zich in de

slachtofferrol om zo internationale steun en erkenning te verkrijgen. De Al-Qassam Brigades hadden

op hun webpagina, zoals hierboven reeds aangegeven, een tot de verbeelding sprekende sectie

‘Martyrs’ (fragement 4). Als men op de foto van een martelaar klikte, kreeg men zijn of haar

persoonlijke biografie. Bovendien kon men gedetailleerde informatie bekomen over de desbetreffende

zelfmoordoperatie. (Bunt, 2003, p. 97) Zelfmoordaanslagen werden door Hamas ook “operatie

martelaarschap” genoemd. Men had het telkens over ‘martelaars’. Ze werden er sterk verheerlijkt70.

(Yousef, 2010, p. 69) Er werd een video opgenomen om er zeker van te zijn dat de persoon zou

doorgaan. Deze beelden circuleerden op de Al-Qassamwebsites als ultiem propagandamiddel. Op die

manier werd de martelaar verheerlijkt en werd getracht nieuwe rekruten te overtuigen. (Richardson,

2006, pp. 147-149) Men had echter ook oog voor de Hamas- en Al-Qassamgevangenen (‘Prisoners’)

(fragment 5). Daarbij werd dezelfde overzichtelijke indeling gehanteerd als voor de martelaars.

Hiermee werd gedoeld op de sectie ‘leiders’ en ‘vrouwen’ en de algemene sectie ‘Prisoners’.

Op de laatste sectie ‘Photo’s’ (fragment 6) waren, indien men erop klikte, foto’s te vinden van

o.m. ‘het bezette Jeruzalem’, ‘de oorlog in Gaza’ en ‘Al-Qassammartelaars’. Er werden vaak

martelaars71 afgebeeld met de hierboven omschreven “glimlach der vreugde”.

Page 113: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

107

De ingevulde propagandacategorieën werden finaal in de checklist ingevoerd. Daarbij werd

alleen de categorie “Tegenstanders” niet aangetroffen.

5.2.: Engelstalige website van de Libanese Hezbollah

In 1978 werd in Iran de pro-Westerse Sjah Pahlavi afgezet en vervangen door een Islamitische

republiek onder de leiding van de charismatische ayatollah Khomeini. Tijdens deze “Islamitische

Revolutie” stoelde hij de staat op Islamitische leest. De opperste macht kwam in handen te liggen van

de ayatollahs. Het was de bedoeling van de Iraanse religieuze elite de macht te consolideren in het

Midden-Oosten d.m.v. de export van de revolutie in die regio. Eén van die exportproducten was de

“Hezbollah” (i.e. de “Partij van Allah”), opgericht na de Israëlische invasie in Libanon in 1982.

(Moussalli, 1999, p. 96)

Hezbollah was, als Sji’itische organisatie, het “buitenbeentje” in mijn onderzoek naar

operationele Jihadwebsites. Ze werd opgericht omwille van politieke motieven door een buitenlandse

natie en verrichtte veel maatschappelijk werk. Door de Verenigde Staten en Israël werd ze als

terreurorganisatie gecatalogeerd. De Europese Unie erkende ze echter als politieke partij. Tijdens de

“Eerste Libanese Burgeroorlog” gebruikte Hezbollah, in 1983, als eerste72 terroristische organisatie

zelfmoordaanslagen. Op die manier dwong ze de internationale vredesmacht (o.l.v. de Verenigde

Staten en Frankrijk) het land te verlaten. (Richardson, 2006, p. 153) De symbolische waarde daarvan

was zonder weerga in het Midden-Oosten. Bovendien verklaarde een staatspartij zichzelf voor het

eerst, in de woelige geschiedenis van het Midden-Oosten, als Islamitisch en vijandig t.o.v. Israël en het

Westen. De Hezbollah diende daarom als inspiratiebron voor Bin-Laden73.

Vergelijkbaar met Hamas, was Hezbollah uitermate actief op het internet, waar ze enkele vaste

websites operationeel hield. Vanaf 2002 opereerde ze vanop een private server. (Bunt, 2003, p. 49)

Maar ook op de sociale media (bv. You Tube en Facebook) werd de laatste jaren sterk ingezet.

(Weimann, 2012) De Engelstalige Hezbollahwebsite bevatte dagelijkse updates en statistische

rapporten over terreuraanslagen (‘Resistance Operations’). Hierbij werd minutieus uiteengezet welke

operationele successen werden geboekt. Hieronder volgt een analysebespreking van één van de

webpagina’s van de Engelstalige website van Hezbollah. Deze webpagina, onderzocht op 4 april 2013,

handelde over het politieke manifest dat in 2009 werd opgesteld door de Hezbollahleiding. De URL

daarvan was: http://www.english.moqawama.org/essay. Vooreerst werd de aangetroffen tekst

ingegeven in “Wordle” en daarbij viel op dat de nationalistische agenda van Hezbollah goed

vertegenwoordigd was met veelvuldige aangetroffen termen als: ‘Lebanon’, ‘national’, ‘Lebanese’,

‘political’, ‘international’, ‘state’, ‘Arab’ en ‘land’. De vijanden waren de Amerikanen en ‘zionisten’

Page 114: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

108

(i.s. Israëli’s, waarbij beide termen door elkaar werden gebruikt). Men had het vaak over ‘sektarisch’

geweld in het Midden-Oosten en de Palestijnse zaak werd op de voet gevolgd. Tenslotte werd er een

militair en agressief taalgebruik gehanteerd: ‘military’, ‘war’, ‘army’, ‘strategy’, etc.

Als men de tekst van de webpagina met het politieke manifest invoerde in het

wetenschappelijke onderzoeksprogramma “NVIVO10” bekwam men volgende lijst aan

onderzoekscategorieën. Inzake “Mainstreamreligie” kwam het label ‘Islam’ vaak aan bod. De

Hezbollah kaderde het nationalistische streefdoel binnen haar geloofspraktijk. Op die manier trachtte

ze haar politieke grieven te legitimeren. Een strategie die Al-Qaeda ook hanteerde.

Binnen het luik “Jihadi-ideologie” was er sprake van een overlapping met de gehanteerde

terminologie van Al-Qaeda, met termen als: ‘verzet’, ‘politiek’, ‘macht’ en ‘zionisme’. Toch legde

men weer eigen nationalistische accenten: ‘natie’, ‘thuisland’, ‘dialoog’ ... Bovendien gebruikte men

vaak ‘Hezbollah’ om aan te geven dat het politieke manifest in haar naam werd geschreven. De

Hezbollah kroop telkens in de rol van de onderdrukte partij (bv. de ‘bezetting’ van Israël).

Binnen de “Landen of regio’s met Jihadi-belang” werd Libanon disproportioneel veel

vermeld (116). Dat had natuurlijk te maken met het gegeven dat deze staat de thuisbasis was van de

Hezbollah en dat haar politieke doelstellingen hierover handelden. Men wou immers, d.m.v. de

vernietiging van de staat Israël, een Islamitisch lichtbaken worden in het Midden-Oosten. Omwille van

die reden werd Israël veertig keer vermeld, de Palestijnse broeders, vierenveertig keer. De Hezbollah

plaatste zich aan de zijde van de Palestijnse Al-Qassam Brigades in de strijd tegen het “zionistische

gevaar”. Ook de Verenigde Staten, als bevriende natie van Israël, werd twintig keren vermeld. Yemen

werd dertien keer bij naam genoemd.

Aangezien de Hezbollah zich gelegitimeerd zag door Allah (i.e. religieuze legitimering) en de

politiek (i.e. politieke legitimering74), werd een agressief taalgebruik gehanteerd. Hierbij werd

gepoogd de vijand schrik aan te jagen. Daarbij vielen de termen: ‘strategie’, ‘militair’ en ‘gewapend’

op. De Hezbollah zag zich als een “leger van God” en was bereid veel geweld in te zetten om Israël

van de kaart te vegen.

Aangezien Hezbollah de Israëli’s beschouwde als de ware terroristen, zagen ze zichzelf als het

slachtoffer van de Israëlische terreur. Het emotionele taalgebruik versterkte dat. De Hezbollah had

het recht om zich te verdedigen omdat het Israëlisch geweld en de bijbehorende onderdrukking

overduidelijk was. Een keuze diende gemaakt: geweld of besluiteloos toekijken. Het werd het eerste,

alleen zo kon de interne veiligheid en stabiliteit gewaarborgd worden.

Page 115: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

109

Op de website werd telkens gewerkt met een gele en groene kleur. De kleuren van de

Hezbollah. Het logo was ook in die kleuren te vinden op elke webpagina van de Engelstalige website.

Hieronder vindt men het logo.

Afbeelding 27: logo Hezbollah

De ingave van de URL van de Engelstalige website van Hezbollah in “Domain Tools” leverde

merkwaardig genoeg enkel informatie op over de Arabische Hezbollahwebsite. Deze was reeds

operationeel in 1997. Dat men geen informatie bekwam over de Engelstalige website werd mogelijks

verklaard door het feit dat het een spin-offwebsite was en geen autonome basis had.

Er werden heel veel foto’s aangetroffen van o.m. martelaars, de ‘Israëlische terreur’ en de

‘Hezbollah politiek’. Om een zicht te krijgen van de manier waarop men tewerk ging werd een

screenshotanalyse uitgevoerd op 4 april 2013. Daarbij vertrok men vanuit de hoofdpagina. Daar werd

doorgeklikt naar de verschillende hoofdstukken. Bv. ‘Leaders’ (zie fragment 1 in ‘Onderzoeksdata’,

in het onderdeel “Screenshots Hezbollah”). Daar verkreeg men meer informatie over de ayatollahs

Khomeini en Khamenei en de beruchte imam al-Sader.

De sectie ‘Islamic Resistance’ leverde twee subhoofdstukken op: ‘Resistance Operations’ en

‘Israeli Terrorism’. In fragment 2 vond men een screenshot van de ‘Resistance Operations’ waarin de

e-Jihadi’s van Hezbollah het hadden over de verschillende uitgevoerde ‘verzetsoperaties’, alsook

informatie over ‘martelaars’ en gegijzelde Hezbollahleden. Deze sectie was dus sterk vergelijkbaar

met die op de Engelstalige Al-Qassamwebsite. Alleen had men het daar over ‘Martyrs’ zonder de

opdeling te maken tussen ‘Martyrs’ (die bv. in een Israëlische gevangenis stierven) en ‘Self-Sacrifice

Martyrs’ (i.s. zelfmoordaanslagen) zoals Hezbollah deed. Bovendien gebruikten de Al-Qassam

Brigades het label ‘Prisoners’, daar waar de Hezbollah het had over ‘Hostages’. Beide termen waren

echter emotioneel geladen.

Zoals hierboven reeds vermeld, had de Hezbollah het ook uitvoerig over de Israëlische terreur.

Dat kwam aan bod in de sectie: ‘Israeli Terrorism’ (fragment 3). Daarbij werd gewerkt met een

Page 116: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

110

dagboeksysteem waarbij elke dag (bv. van de Israëlische luchtaanvallen tegen de Hezbollahstellingen

in 1996) becommentarieerd werd.

De Hezbollah, die er alles aan deed om Israël als het kwade in het Midden-Oosten voor te

stellen, bracht ook een hoofdstuk op haar website getiteld: ‘Occupied Palestine’ (fragment 4). Hierin

werd de erbarmelijke toestand in de Palestijnse gebieden beschreven en werd een broederschap

nagestreefd tussen het Palestijnse en het Libanese volk tegen een gemeenschappelijke vijand.

De e-Jihadi’s van de Hezbollah hadden ook foto en geluids- en videofragmenten op hun

website, die ze onderbrachten in ‘bibliotheken’ en ‘galerijen’. Dat kon men aantreffen in het

screenshot betreffende het bezette Palestina (fragment 4). Er kwamen echter nog webvernieuwingen

aan bod die wezen op de hoge mate aan professionalisme: fragment 5. Als men doorscrolde op de

hoofdpagina bekwam men zulke nieuwigheden. De lezer kon doorklikken op de afbeeldingen. Deze

bevatten informatie over: de oorlog tussen Israël en Hezbollah in 2006, de “WikiLeaksaffaire” en de

Amerikaanse “hypocrisie”. Maar er werd ook aandacht geschonken aan het amusement d.m.v.

politieke cartoons (‘Caricature’). Hiermee werd luchtigheid gecreëerd in een voor de rest zwaar

beladen internetomgeving. Bovendien wou men het volk van Bahrein en Gaza (financieel) helpen.

Tenslotte werden de gegegevens ingevoerd in een overzichtelijk checklist (zie

‘Onderzoeksdata’). T.o.v. de website van de Al-Qassam Brigades, werd bij de Hezbollahwebsite de

categorie ‘Gebruiksvoorwerpen’ niet ingevuld. Alsook de categorieën waar men ‘Domain Tools’ voor

nodig had. Dat had te maken met het feit dat, als men de URL intypte in dat programma, men

automatisch werd doorverwezen naar informatie betreffende de Arabische moederwebsite.

5.3.: Tussenbesluit

Het onderzoeksopzet betrof de gedistribueerde Al-Qaedapropaganda op het internet. Hierbij

werd onderzocht hoe een internationaal vertakte terreurorganisatie haar verhaal bracht en verspreidde.

Toch was het m.i. interessant om de onderzoeksresultaten, die gevonden werden betreffende de

operationele Globale Jihadwebsites, af te toetsen aan enkele Engelstalige websites binnen de

Nationalistische Jihad. We somden de gelijkenissen en verschillen inzake propagandaverspreiding op

tussen de twee strekkingen.

Zoals de Globale e-Jihadi’s omarmden de Palestijnse “Al-Qassam Brigades” en de Libanese

“Hezbollah” het internet als middel om de Jihadistische propaganda uit te dragen. De gewelddadige

strijd werd echter ook gevoerd op het “World Wide Web”. Dit in al haar facetten: propaganda,

Page 117: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

111

indoctrinatie, recrutering, terreurcommunicatie en tenslotte terroristische planning. Toen de sociale

media een nieuwe factor werden op het internet, werden ook zij gefrequenteerd door de e-Jihadi’s.

Al-Qaeda, de Al-Qassam Brigades en Hezbollah hadden verschillende types websites: o.m.

vaste moederwebsites, webfora, Facebook, You Tube ... Later kwamen daar anderstalige websites bij.

Beide strekkingen proclameerden de Jihad. Ze waren bereid uit politieke idealen menselijke

slachtoffers te maken. Beide strekkingen zagen de eigen geweldcampagne als noodzakelijk. Ze

stonden militair, politiek, economische en sociaal zwakker dan de vijand. Bovendien deelden ze een

gemeenschappelijke vijand: de “terroristische” staat Israël. De al-Qassam Brigades richtten zich in het

onderdeel betreffende de “mensenrechten” tot de lezer. Het was toch ongelooflijk hoe de Israëli’s de

Palestijnse mensenrechten schonden? Bepaalde rolpatronen (zoals o.a. Azzam en Qutb) kwamen

steeds terug. Op basis van een agressief en emotioneel taalgebruik probeerden de e-Jihadi’s rechtmatig

en eenduidig als vrijheidsstrijders over te komen. Angst werd gezaaid bij de tegenstrevers. Al-Qaeda

wentelde zich in een slachtofferrol door er op te wijzen dat het Westen de moslimstaten onderdrukt.

Zoals de Al-Qaedamoederwebsites en Europese Jihadwebsites, bevatten de onderzochte

Nationalistische websites zeer veel gedetailleerde en eenzijdige informatie over de eigen organisatie.

Op die manier trachtte men de lezer voor te lichten alsook te sturen bij diens zoektocht. Het was

daarbij de bedoeling dat men zich uiteindelijk volledig inschreef binnen de Jihadistische ideeënleer.

De techniek van de herhaling, of het nu ging om geschreven teksten of fotomateriaal, werd bij beide

stromingen gehanteerd als psychologisch beïnvloedingsmiddel. Bovendien herhaalde men frequent het

eigen logo, de vlag en de groepsnaam.

Toch waren er ook verschillen vast te stellen qua propagandaoverdracht tussen beide

strekkingen. Ze waren zelfs in de meerderheid.

In tegenstelling tot de onderzochte Globale Jihadwebsites werden de Nationalistische zeer

frequent geüpdatet. Daarin stonden operationele Jihadoperaties en de Israëlische onrechtvaardigheid

centraal. De Globale Jihadi’s zagen de “Verre Vijand” als het grootste gevaar voor de Ummah. Voor

de Nationalisten was dat de “Nabije Vijand”: Israël. Dat verklaarde waarom de aanslagen

hoofdzakelijk tegen Israëlische doelwitten waren gericht. Bovendien hadden de Hamas- en

Hezbollahmilitanten, door de jarenlange ervaring, een logistiek netwerk uitgebouwd. Ze bezaten op

grote schaal personeel en know-how, nodig om een gesofisticeerde website draaiende te houden. Voor

een pertinente aanwas rekruteerden ze massaal uit de plaatselijk bevolking. Per gewapende actie van

Israël werden de rangen versterkt met een grote hoeveelheid aan nieuwe rekruten. Wat de

Nationalistische Jihadi’s vooral bijzonder maakte, was dat ze de eigen operationale terreuraanslagen

nauwkeurig weergaven en becommentarieerden op de eigen websites. Al-Qaeda’s websites gingen

Page 118: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

112

nooit zover om een operationele analyse neer te schrijven op de eigen website. Uit angst voor

contraterreurmaatregelen, maar zeker ook om speculaties te voeden.

De websites van de Al-Qassam Brigades en de Hezbollah werden dus door de eigen

organisaties geleid. Al-Qaeda opteerde, d.m.v. een propagandaverspreiding via haar media-

instellingen, voor een meer diffuse logica. Blogs, websites, You Tubekanalen enz. van sympathisanten

en geaffilieerden werden ingezet. Al-Qaeda had daardoor problemen om toch enige authenticiteit aan

het beeldmateriaal toe te wijzen. De Nationalistische e-Jihadi’s daarentegen, kenden die operationele

problemen niet. De mediafragmenten werden gewoon voorzien van het eigen Al-Qassam -of

Hezbollahlogo en daarmee werd de authenticiteit bevestigd voor de lezer. Bovendien kwam die laatste

in zijn zoektocht naar Jihadinformatie sneller terecht bij de websites van de Nationalistische e-Jihad.

Al-Qaeda en sympathisanten deden er immers alles aan om de contraterreurdiensten te misleiden.

Het internet gaf aan de e-Jihadi’s van de Nationalistische Jihad de mogelijkheid om de

jihadethiek samen te smelten met het concept van natievorming. De martelaarcultus werd, in aparte

hoofdstukken, aan de hand van foto’s en statistische analyses frequent opgevoerd. Samen met het

veelvuldig opvoeren van de labels ‘Palestine’ en ‘Libanon’, de Al-Qassam- en Hezbollahlogo’s,

vlaggen, poëzie en leiderprofielen, werd geprobeerd een virtuele natie neer te zetten en het nationaal

bewustzijn van de burgers aan te scherpen. Het legitimeren van terreur- en zelfmoordaanslagen

vloeide dus voornamelijk voort uit de gedachte van het recht op een eigen moslimstaat binnen de

grenzen van Palestina of Libanon. Omwille van die reden werd door de Hezbollah bv. de sectie

‘Occupied Palestine’ ingericht. Men wou, naast de broederband, aantonen dat beide naties in hun

onafhankelijkheidsstreven werden afgeremd door Israël. De Globale Jihad had het niet over

natievorming. Zij wouden in de huidige staten van het Midden-Oosten, Azië en Afrika strikt

Islamitische regimes aan de macht zien. Om finaal de Ummah terug te verenigen. Op de Al-

Qaedawebsites werd de categorie “Mainstreamreligie” frequenter aangehaald dan bij de

Nationalistische Jihad. Het was een bijkomende indicatie dat, hoewel de Nationalistische e-Jihadi’s

ook wel het geweld probeerden te kaderen binnen de Islam, de focus geplaatst werd op een bezet land.

De websites van de Nationalisten zaten gestructureerder in elkaar dan de onderzochte

operationele GIMF-blogs, Shariatube en de Facebookpagina van Harroun. De lezer kon heel snel en

gemakkelijk doorklikken naar de voor hem relevante topics. Op basis van secties zoals ‘News’,

‘Martyrs’ en ‘Statements’ werd het standpunt helder en overzichtelijk uiteengezet. Actuele informatie

droeg bij tot het professionele karakter en benadrukte de toewijding van de e-Jihadi’s voor de

nationalistische zaak. Er waren echter ook unieke secties. Zoals de sectie ‘Human rights’ op de Al-

Qassamwebsite of ‘Self-Sacrifice Martyrs’ op de Hezbollahwebsite. De Hezbollahwebsite hanteerde

bovendien een heus dagboeksysteem in de sectie ‘Israeli Terrorism’, waarin elke dag van Israëlische

Page 119: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

113

terreur werd becommentarieerd. Dat de Hezbollah op het internet vele vernieuwingen doorvoerde,

bewezen haar afdelingen: ‘bibliotheken’ en ‘galerijen’, waarin Jihadistisch foto- en videomateriaal

werd ondergebracht. Maar er werd ook gebruik gemaakt van politieke cartoons en financiële

steunfondsen. Het duidde nogmaals op een hoge mate van professionalisme.

Tenslotte dient vermeld te worden dat de Al-Qassam Brigades en Hezbollah (nochtans een

Sji’itische organisatie!) vaak als voorbeeld werden aangehaald door Al-Qaeda. Omgekeerd was dat

niet het geval. De beide organisaties distantieerden zich van de internationale terreuragenda van Bin-

Laden en zagen vaak de eigen nationale agenda afgeremd door de zoveelste Al-Qaeda-aanslag in het

Westen.

Hieronder worden de gestelde onderzoeksvragen beantwoord, worden beleidsaanbevelingen

gedaan en wordt aanvullend onderzoek voorgesteld.

Page 120: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

114

Eindconclusie

Het onderwerp van deze Masterproef besloeg het propagandadomein van Al-Qaeda op het

internet. Er werd vertrokken vanuit criminologische, psychologische, sociale, politicologische,

mediawetenschappelijke en geïntegreerde verklaringsmodellen. In de aanvangsfase van het onderzoek

werden de belangrijkste kernbegrippen verklaard. Daarna vatte het eigenlijke onderzoek aan. Dat paste

in de internationale discussie: hoe radicaliseren (moslim)jongeren via het internet?

Al-Qaeda’s ideologen en e-Jihadpioniers zagen het belang in van het internet als mediakanaal.

Ze propageerden er strategisch hun haatdragende ideeën en bespeelden de lezer. De Jihad op het

internet werd daarbij omschreven als een individuele plicht. De virtuele Ummah als het streefdoel. De

gewelddadige Salafistische ideologie werd er voortdurend aangepast aan actuele omstandigheden.

Men werd op het internet zodanig succesvol dat in de winter van 2013 honderden geradicaliseerde

jonge moslims vanuit Europa en Amerika naar Syrië vertrokken om er een dictatoriaal regime omver

te werpen. Het Westen dient daarom een “counter-narrative” te ontwikkelen waarin men inspeelt op

het uitgedragen woord. Op die manier hoeft men geen geld en middelen te verspillen aan de

politionele neutralisatie van radicale websites en kunnen de betrekkingen tussen de westerse wereld en

de moslimwereld genormaliseerd worden. Elke ideologie is namelijk gebaseerd op een aantal vaste

overtuigingen en regels. Door een versmelting op het internet van de Jihad en de Islam (i.e. de religie)

met de Leninistisch linksrevolutionaire idealen werd een explosieve cocktail gefabriceerd. Het Westen

kan een weerwoord bieden door gematigde religieuze leiders (bv. imams) aan bod te laten komen op

de radicale Jihadwebsites en andere mediakanalen die gefrequenteerd worden door jonge moslims. Zij

kunnen de e-Jihadpioniers met gelijke wapens bekampen: citeren uit de Koran, een rolmodel zijn, de

feiten historisch kaderen ... Maar ze kunnen bovendien ook de selectieve, leugenachtige en

tegenstrijdige Jihadistische visie doorprikken en het beschreven geweld in de Koran nuanceren.

Mohammed en Saladin waren immers tijdsgebonden figuren. Tenslotte dienen de religieuze leiders de

mythe onderuit te halen die rust op o.m. Bin-Laden en al-Awlaki. Volgens de Islam zijn ze geen

“sjeiks”.

Uit voorgaande blijkt dat een dialoog noodzakelijk is tussen de politieke en religieuze wereld.

Het internet kan daarbij een faciliterende rol vervullen. Vooraanstaande schriftgeleerden dienen de

Islam aan te passen aan de 21ste eeuw. De sunnah en hadith, de overleveringen betreffende de

handelingen van de Profeet Mohammed, worden daarbij aanschouwd als historisch gebonden

artefacten. Elke hedendaagse interpretatie moet dat indachtig houden. Aangezien de e-Jihadi’s de

Islam misbruiken, situeert de preventie zich in een goede religieuze omkadering van de kwetsbare

moslimjongeren. Islamologen, politicologen en criminologen kunnen in de toekomst onderzoeken hoe

Page 121: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

115

de leer van Allah een deradicaliserend effect kan genereren. De godsdienst dient daarbij een positief

bindmiddel te zijn tussen de westerse wereld en de moslimwereld. De grote uitdaging hierbij is de

moslims te laten inzien dat een scheiding tussen kerk en staat mogelijk en wenselijk is.

Terroristische organisaties kunnen slechts overleven, in een wijzigende wereld, als ze de

middelen, het personeel en de know-how hebben om zich aan te passen. Al-Zarqawi toonde dat, toen

de sociale media haar intrede deed, Al-Qaeda hiertoe in staat was. Hij koppelde extreem gruwelijke

videobeelden aan de nieuwe toepassingen van web 2.0. Het Westen maakte een kapitale fout door, op

een moment van twijfel in de Al-Qaedarangen inzake de gebruikte propagandamethode, hier niet op in

te spelen. Burgerlijke en academische e-Jihadmonitoren (bv. Jihadica) dienen daarom professioneel

uitgebouwd en versterkt te worden. Men mag niet alle heil blijven verwachten van de gerechtelijke

wereld. Daarvoor is het te laat. Per Jihadwebsite die wordt afgesloten, staan er binnen enkele uren

verschillende op. Bovendien zijn er e-Jihadi’s die enkel online een carrière uitbouwen. Deze categorie

zou, samen met andere Jihadi’s, wetenschappelijk geïnterviewd moeten worden. Dat er alleen

tweedelijnsonderzoek voorhanden is betreffende de Jihad, blijft vooralsnog een reële lacune.

Al-Qaeda wou de authenticiteit van haar boodschap beklemtonen via media-instellingen met

bijbehorende logo’s. Dat bleek een operationele sterkte die ombuigbaar was tot een zwakte. Als het

Westen erin zou slagen om de beheerders van die media-instellingen uit te schakelen, zal er twijfel in

de rangen van de e-Jihadi’s sluipen. We dienen daarbij telkens een afweging te maken inzake onze

basiswaarden. Alleen als het Westen moreel handelt, zullen de complottheorieën van de e-Jihadi’s niet

tot ontwikkeling kunnen komen.

Hoewel alle onderzochte moederwebsites bijdroegen tot de huidige e-Jihad met passende

propagandavernieuwingen (i.s. Engelstalige webfora en banners), zagen we al-Ekhlaas als bepalend.

Deze website voerde als eerste een discussieronde door met de Al-Qaedatop. Het werd aanzien als hét

propagandamiddel bij uitstek. Religieuze leiders en sociale wetenschappers zouden in de toekomst

kunnen participeren aan de internetdebatten en een andere, geweldloze stem kunnen laten horen.

Daarbij moet men zich vooral tot de basis, de juniorleden en sympathisanten richten. De bestudeerde

Europese Jihadwebsites bevestigden de primordiale rol van de internetpropaganda voor de Jihad met

de inzet van PDF-bestanden en multimediasecties. Hoewel vrouwen normaal gezien alleen

ondersteunende rollen innamen, groeide Malika el-Aroud toch uit tot een rolmodel. Er is nog te weinig

onderzoek verricht naar de rol die vrouwen innemen binnen de e-Jihad. Aangezien vele

moslimmannen momenteel in Syrië vechten, kunnen de vrouwen hun plaats innemen op de webfora. Is

het mogelijk dat, ondanks de uitermate conservatieve houding binnen de Jihad, de vrouwen in de

toekomst een belangrijke rol zullen spelen op het internet? Uit vroeger terreuronderzoek (naar o.a. de

ETA) bleek alvast dat vrouwen in staat zijn uit te groeien tot beduchte terroristen.

Page 122: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

116

Op basis van de twee bestudeerde online magazines: “Defenders of the truth” en “Inspire”

werd een overzichtelijke checklist ontworpen. Daarin werden de belangrijkste propagandacategorieën

opgenomen. Op die manier kon men snel tot een propagandadiagnose komen van andere websites. De

auteurs van “Defenders of the truth” en “Inspire” stonden onverschillig ten opzichte van logische

tegenargumenten. Andere visies werden immers afgedaan als des duivels en kwamen nagenoeg niet

aan bod. Gesteund door complottheorieën, verdraaiden ze de feitelijke gebeurtenissen. Het slachtoffer?

Dat waren de moslims, waar ook ter wereld. Zij werden door vijanden bestookt, onderdrukt en

vernederd. Op basis van een opeenstapeling van eenzijdig gerichte argumenten en een dichotoom

wereldbeeld werd de lezer begeleid in de zoektocht naar de “waarheid”. Door middel van de

agressieve en emotionele taal, de symbolische afbeeldingen (bv. juichende mudjahideen) en de

Jihadistische gebruiksvoorwerpen (bv. de kalashnikov) probeerde men het Westen angst aan te jagen

en de Jihad op te hemelen. Bovendien stelde men de virtuele Ummah sterker en eengemaakter voor

dan ze in realiteit was. De Jihadistische boodschappen, eigenschappen, termen en religieuze

tussencitaten werden voortdurend herhaald. Op die manier werd getracht het onderbewustzijn van de

lezer blijvend te beïnvloeden. De koppeling van een koranvers aan een Jihadi-persoonlijkheid gold als

een sterk overtuigingsmiddel. Bij de propagandatechnieken werd “Plain folks” nooit volwaardig

aangetroffen. Aangezien Al-Qaeda zichzelf als een voorhoedebeweging zag, dacht ze haar ideeën niet

uit het Islamitische volk te hoeven halen. Dat geldt als een ideologische zwakte. Aangezien

wereldwijd het merendeel van de moslims de Al-Qaedavisie verwerpt, moet dit duidelijk worden

gesteld op de gematigde websites. Op die manier is een besmettingsgevaar door e-Jihadi’s moeilijker

te verwezenlijken. “Inspire” trachtte de Arabische Lente te claimen voor de Jihad. De revoluties in

Noord-Afrika en het Midden-Oosten ontstonden echter wars van enige Jihadlogica. Dat biedt

opportuniteiten voor het Westen. Toekomstig onderzoek moet gericht zijn op de rol dat het internet

hierbij kan spelen. Vooralsnog lag de focus op de communicatie- en rekruteringsmogelijkheden van

het internet. De Jihadideologie dient bestreden in de publieke en virtuele ruimte.

Met de categorische tabel gingen we aan de slag in het onderzoek naar operationele

Jihadwebsites. De twee onderzochte blogs toonden aan dat Bin-Laden en al-Zarqawi nog steeds sterke

symbolen zijn op het internet. Deze symboliek kan uitgedoofd worden indien men de tegenstrijdigheid

van beide heren benadrukt. Onschuldige mensen opofferen via gruwelijke (zelfmoord)acties werd

nooit door Allah gevraagd. In onze studie van Shariatube kwam naar voren dat de Belgische e-Jihadi’s

een gelijkaardig propagandadiscours hanteerden als Al-Qaeda. Ze beklemtoonden echter de

onrechtvaardige toestand in België. Hiermee spraken ze vele jonge moslims, op zoek naar een

identiteit, aan. Om hier tegen op te treden kan de Belgische staat een onafhankelijk (academisch)

Shariatubeonderzoek uitbouwen. Om de radicale jongeren te reïntegreren in de samenleving is

bovendien een interculturele dialoog een belangrijk middel. Met de oprichters van de sociale media

kan politiek onderhandeld worden, waarbij afdwingbare richtlijnen dienen opgesteld. De e-Jihadi’s

Page 123: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

117

verschuilen zich immers, en dat was ook het geval bij de onderzochte Facebookpagina van Eric Omar

Harroun, achter de westerse vrijheid van meningsuiting. Een maatschappelijk debat is noodzakelijk.

Bij Facebook dienen Jihadprofielen- en informatiesites beter opgevolgd te worden. Het is de taak van

academische wetenschappers om in de toekomst hiervoor methodes te ontwikkelen. Op die manier kan

men te weten komen hoe de e-Jihadi’s opereren binnen de sociale media. De lacune binnen de

communicatiewetenschappen dient hiervoor geneutraliseerd te worden. Er is dringend nood aan goede

communicatietheorieën betreffende het online terrorisme.

De Nationalistische e-Jihadi’s van de Al-Qassam Brigades en Hezbollah voerden een sterke

internetpropaganda. Het eigen geweld werd gerechtvaardigd vanuit een slachtofferrol. Zoals de

Globale Jihad werd daarvoor verwezen naar historische Jihadgeleerden. Het waren echter vooral de

operationele verschillen, tussen beide strekkingen, die duidden op een sterke nationale controle op het

uitgedragen verhaal. Ook al haalde Al-Qaeda de Nationalistische Jihad vaak aan als voorbeeld, de Al-

Qassam Brigades en Hezbollah distantieerden zich van de internationale terreuraanslagen van Bin-

Laden. Niet de “Verre” maar “Nabije Vijand” diende angst ingeboezemd te worden. De propaganda

stond in het teken van een diabolisering van de staat Israël. De websites werden frequent geüpdatet en

bevatten gedetailleerde analyses van uitgevoerde aanslagen. Op die manier werd er bijgedragen tot een

virtueel natiegevoel, niet tot een internationale Jihadgemeenschap. Omdat de websites van de Al-

Qassam Brigades en Hezbollah er gestructureerder en professioneler uitzien dan die van de Globale e-

Jihadi’s, bestaat een reëel gevaar dat Al-Qaedasympathisanten in de toekomst propagandamethodes

zullen kopiëren. Omwille van die reden is het belangrijk dat er longitudinaal wetenschappelijk

onderzoek komt naar deze Nationalistische Jihadwebsites.

De Belgische overheid zal in de toekomst nog meer moeten investeren in het onderzoek naar

radicalisering. Antwerpen richtte in 2011 een “denktank deradicalisering” op met vertegenwoordigers

van de lokale politie, preventiediensten en OCAD. Elke grootstad in België dient hiervoor financiële

middelen vrij te maken opdat radicalisme bij moslimpubers vroegtijdig kan vastgesteld worden. Men

mag echter niet vervallen in een klopjacht op alle moslims. Naar analogie met het criminologisch

rapport van de Gentse “Sociale Veiligheidsanalyse” over de radicalisering van Muriel Dugauque,

dienen wetenschappelijke- en overheidsrapporten en onderzoekscentra ontwikkeld m.b.t. de

internetradicalisering. De impact van het geschreven woord en videobeelden op jonge moslims moeten

onderzocht worden. De Masterproef vormde een eerste aanzet. Er werd daarin een kader gecreëerd

voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek.

Bij internetderadicaliseringsprogramma’s werkt elke westerse overheid het best samen met

mensen die dicht bij de geradicaliseerde jongeren staan en waarmee ze sociale banden hebben: ouders,

vrienden, leraars, straathoekwerkers ... De hierboven beschreven religieuze leiders dienen als rolmodel

Page 124: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

118

naar voren geschoven te worden. Hiervoor is een maatschappelijk draagvlak noodzakelijk. Jongeren

dienen over positieve perspectieven te beschikken. Alleen dan dooft de terreur. De overheid moet niet

alleen aan symptoombestrijding doen op het internet. De echte oorzaken van de online radicalisering

liggen in de politieke, sociale en economische situatie van de westerse (moslim)jongeren.

Wetenschappers dienen de voedingsbodem voor de Jihad in kaart te brengen. Zolang de e-Jihadi’s erin

slagen het doelpubliek van een identiteit te voorzien, zal het propaganda-aanbod op het internet blijven

aanslaan. Denemarken, in haar bestrijding van de Jihadistische groepering “Kaldet Til Islam”, heeft

veel beleidservaring inzake het ombuigen van het Jihaddiscours. Dat beleid kan als voorbeeld dienen.

De belangrijkste verdienste van de internetpropaganda van Al-Qaeda was dat ze erin slaagde

om het idee van de virtuele voorhoede en Ummah intrede te doen vinden bij vele jonge moslims.

Aangezien zij een verhoogd risico lopen om door te “schieten” in het radicaliseringsproces, zullen

gerechtelijke overheden en de academische wereld moeten samenwerken om een tegengewicht te

bieden aan een sterk ideologisch verhaal.

Page 125: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

119

Bibliografie

AIVD (2012). Het Jihadistisch internet: kraamkamer van de hedendaagse Jihad. Geraadpleegd op 2

november, 2012 op www.aivd.nl.

Akerboom, E. (2010). Countering violent extremist narratives. NCTb.

Arquilla, J. & Borer, D.A. (Eds.) (2007). Information strategy and warfare: a guide to theory and

practice. New York: Routledge.

Al-Badayneh, D.M. & Gunes, I.D. & Ozeren, S. (2007). Understanding terrorism: analysis of

sociological and psychological aspects. Washington: IOS Press.

Al Mosul Media (2009). Defenders of the truth. Geraadpleegd op 12 maart, 2013 op

http://thejihadproject.files.wordpress.com/2011/04/defendersoftruth1.pdf.

Altheide, D. L. (2009). Terror post-9/11 and the media. New York: Peter Lang Publishing.

Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek.

Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Bachman, R. & Schutt, R.K. (2008). Fundamentals of research in Criminology and criminal justice.

Londen: Sage Publications.

Bakker, E. (2006). Jihadi terrorists in Europe: their characteristics and the circumstances in which

they joined the jihad: an exploratory study. Den Haag: Netherlands Institute of International

relations Clingendael.

Balnaves, M. & Donald, S.H. & Shoesmith, B. (2009). Media theories & approaches: a global

perspective. New York: Palgrave Macmillan.

Bartlett, J. & Birdwell, J. & King, M. (2010). The edge of violence. Londen: Demos.

Benschop, A. (2011). CyberJihad Internationaal: waarom terroristen van internet houden.

Geraadpleegd op 21 oktober, 2012 op http://www.sociosite.org/.

Page 126: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

120

Bergesen, A.J. (2008). The Sayyid Qutb reader: selected writings on politics, religion, and society.

New York: Routledge Taylor & Francis Group.

Betlem, F. (2013). ‘Beeldvorming militante vrouwen vaak gedramatiseerd’. Geraadpleegd op 2 april,

2013 op http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/.

Billet, J. & Waege, H. (Eds.) (2006). Een samenleving onderzocht: methoden van sociaal-

wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck nv.

Bjorgo, T. (Ed.) (2005). Root causes of terrorism: myths, reality and ways forward. Londen:

Routledge.

Bloom, M. (2011). Uit overtuiging: vrouwen en terrorisme. Amsterdam: Uitgeverij Luitingh.

Bokhari, L. & Hegghammer, T. & Lia, B. & Nesser, P. & Tonnessen, T. (2006). Paths to global

Jihad : radicalisation and recruitment to terror networks. Proceedings from a FFI Seminar.

Oslo: FFI.

Booij, M. & Lewis, P. & Saunders, M. & Thornhill, A. & Verckens, J.P. (2011). Methoden en

technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson Education.

Brachman, J.M. (2009). Global Jihadism: theory and practice. Londen: Routledge.

Brysaert, M. (2006). Psychologie. Gent: Academia Press.

Bunt, G.R. (2003). Islam in the Digital Age: e-Jihad, online Fatwas and cyber Islamic environments.

Londen: Pluto Press.

Burke, J. (2004). Al Qaeda. Foreign Policy, (142), 18-26.

Burleigh, M. (2009). Bloed en woede. Amsterdam: De Bezige Bij.

Byman, D. (2011). The Lebanese Hizballah and Israeli Counterterrorism. Studies in conflict &

terrorism, 34 (12), 917-941.

Page 127: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

121

Chen, H. & Chung, W. & Qin, J. & Reid, E. & Sageman, M. & Weimannn, G. (2008). Uncovering the

dark web: a case study of Jihad on the web. Journal of the American society for information

science and technology, 59 (8), 1347-1359.

Chen, H. & Lai, G. & Qin, J. & Reid, E. & Zhou, Y. (2005). US domestic extremist groups on the

web: link and content analysis. Geraadpleegd op 2 november, 2012 op

www.computer.org/intelligent.

Chen, H. & Reid, E. (2007). Internet-savvy U.S. and Middle Eastern extremist groups. Mobilization:

an international Quarterly Review, 12 (2), 177-192.

Collins, S. & Lieberman, J. (2008). Violent Islamist extremism, the internet, and the homegrown

terrorist threat. USA: United States Senate Committee on Homeland Security and

Governmental Affairs.

Conway, M. (2012). From al-Zarqawi to al-Awlaki: the emergence of the internet as a new form of

violent radical milieu. Geraadpleegd op 2 november, 2012 op http://www.isodarco.it/courses/.

Coolsaet, R. (2005). Al-Qaeda the myth: the root causes of international terrorism and how to tackle

them. Gent: Academia Press.

Coolsaet, R. (2008). Jihadi terrorism and the radicalisation challenge in Europe. Hampshire:

Ashgate Publicing Company.

Coolsaet, R. (2009). Macht en waarden in de wereldpolitiek: actuele vraagstukken in de internationale

politiek. Gent: Academia Press.

Coolsaet, R. (Ed.) (2011). Jihadi terrorism and the radicalisation challenge: European an American

experiences.

Crilley, K. (2001). Information warfare: new battlefields terrorists, propaganda and the internet. Aslib

Proceedings, 53 (7), 250-264.

Crow, L. & Semmens, N. (2008). Researching Criminology. New York: McGraw-Hill Open

University Press.

Page 128: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

122

Decorte, T. (2012). Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling: een handleiding. Gent-

Academia Press.

Defense Intelligence Agency USA (2002). The Al-Qaeda constitutional charter and pledge of

allegiance for new members. Washington.

Defleur, M.L. (2010). Mass communication theories: explaing origins, processes, and effects. Boston:

Allyn & Bacon.

De Morgen (2010). El Aroud blijft lidmaatschap van terreurorganisatie ontkennen. Geraadpleegd op

11 maart, 2013 op http://www.demorgen.be/dm/nl/989/Binnenland/.

De Stoop, C. (2010). Vrede zij met u, zuster: het verhaal van een westerse zelfmoordterroriste.

Amsterdam: De Bezige Bij.

EUROPOL (2012). TE-SAT 2012: EU terrorism situation and trend report. Geraadpleegd op 6

november, 2012 op https://www.europol.europa.eu/sites/default/files/publications/.

Evans, R. & Neumann, P. & Pantucci, R. (2011). Locating Al-Qaeda’s Center of Gravity: the role of

Middle Managers. Studies in conflict & terrorism, 34 (11), 825-842.

Fermin, A. (2009). Islamitische en extreem-rechtse radicalisering in Nederland: een vergelijkend

literatuuronderzoek. Rotterdam: Risbo.

Gadd, D. & Karstedt, S. & Messner, S.F. (2012). The SAGE Handbook of Criminological research

methodes. Los Angeles: Sage Publications.

Gearty, C. (1996). The international library of criminology, criminal justice & penology: terrorism.

Alderschot: Dartmouth.

Golan, G.J. & Johnson, T.J. & Wanta, W. (Eds.) (2010). International media communication in a

global age. New York: Routledge.

Global Islamic Media Front (n.d.). “The life of Baitullah Masood”. Geraadpleegd op 25 oktober, 2012

op http://theunjustmedia.com/Islamic.

Griset, P.L. & Mahan, S. (2008). Terrorism in perspective. Londen: Sage Publications.

Page 129: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

123

Groen, J. & Kranenberg, A. (2010). Women warriors for Allah: an Islamist network in the

Netherlands. Pennsylvania: University of Pennsylvania Press.

Gubrium, J.F. & Holstein, J.A. (2008). Handbook of constructionist research. Londen: The Guilford

Press.

Guldentops, J. (1996). Internet en geschiedenis. Leuven: Uitgeverij Acco.

Halevi, J.D. (2003). 39 principles of Jihad. Geraadpleegd op 11 november, 2012 op

http://www.actforamericaeducation.com/.

Herman, E.S. (2003). The propagandamodel: a retrospective. Geraadpleegd op 6 november, 2012 op

http://www.chomsky.info/onchomsky/20031209.htm.

Holmes, D. & Jones, P. (2011). Key concepts in media and communications. Londen: Sage

Publications.

Horsburgh, N. & Jordán, J. & Torres, M. R. (2006). Analysis and evolution of the Global Jihadist

Movement Propaganda. Terrorism and political violence, 18 (3), 399-421.

Hudson, R.A. (2005). The sociology and psychology of terrorism: who becomes a terrorist and why?

Honolulu: University Press of the Pacific.

Huybrechts, P. (2013). Voetbalbelofte bij Beerschot, bekeerd door Sharia4Belgium, radicale

moslimstrijder in Syrië. Het Nieuwsblad, 2013, p. 8.

Huybrechts, P. (2013). Terreur-experts waarschuwen: hou onze jongeren weg uit Syrië. Het

Nieuwsblad, 2013, p. 10.

Inspire (2011). The tsunami of change: the unfolding revolution has brought with it a wave of chang.

Geraadpleegd op 20 maart, 2013 op http://azelin.files.wordpress.com/2011/03/inspire-

magazine-5.pdf.

Institute for Strategic Dialogue (2012). Radicalisation: the role of the internet. Geraadpleegd op 4

november, 2012 op http://www.strategicdialogue.org/.

Page 130: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

124

Intelligence and Terrorism Information Center at the Israel Intelligence Heritage &

Commemoration Center (IICC) (2008). Bin-Laden and the internet. Geraadpleegd op 18

februari, 2013 op http://www.intelligence.org.il/.

International Centre for the study of radicalisation and political violence (2009). Countering online

radicalisation: a strategy for action. Geraadpleegd op 25 oktober, 2012 op

http://www.icsr.info.

International Institute for Counter-Terrorism (2012). In the depths of jihadist web forums:

understanding a key component of the propaganda of jihad. Geraadpleegd op 2 november,

2012 op http://www.ict.org.il/LinkClick.aspx?.

Internet-Haganah (2013). Glorious eMujahideen re-invade Facebook. Geraadpleegd op 9 april, 2013

op http://internet-haganah.com/harchives/006979.html.

Jackson, J. (2012). Why do people comply with the law? Legitimacy and the influence of legal

institutions. British Journal of Criminology, 1-23.

Jewkes, Y. & Yar, M. (Eds.) (2009). Handbook of internet crime. Abingdon: Willan Publishing.

JVR (2013). Wie komt nu aan het roer bij Sharia4Belgium? Geraadpleegd op 8 april, 2013 op

http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20120920_00303983.

Kavoori, A. (2011). Reading You Tube: the critical viewers guide. New York: Peter Lang Publishing.

Kraska, P.B. & Neuman, W.L. (2008). Criminal justice and criminology: research methods. Boston:

Pearson Education.

Lagast, C. (2013). ‘Al Qaeda verliest twee kopstukken’. Het Nieuwsblad.

Laswell, H.D. (2008). The theory of political propaganda. The American political science review, 21

(3), 627-631.

Liepman, A. (2013). Al Qaeda is weak and bungling – butt stil dangerous. Geraadpleegd op 4 maart,

2013 op http://www.usnews.com/opinion/.

Page 131: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

125

Meijer, R. (2009). Global Salafism: Islam’s new religious movement. New York: Columbia University

Press.

Meir Amit Intelligence and Terrorism Information center (2012). Hezbollah: portrait of a terrorist

organisation. Geraadpleegd op 12 april, 2013 op http://www.terrorism-info.org.il/.

MEMRI (2007). The enemy within: where are the Islamist/Jihadist websites hosted and what can

be done about it? Geraadpleegd op 16 november, 2012 op http://www.memri.org/.

MEMRI (2012). Jordanian Salafi-Jihadi Abu Muhammad Al-Tahawi: ‘We will enter Palestine from

Jordan, Egypt, Lebanon, and Syria’ to wage Jihad and liberate it. Geraadpleegd op 2

november, 2012 op http://www.memri.org/.

MEMRI (2012). The life and legacy of American Al-Qaeda onle Jihad pioneer Samir Khan – Editor of

Al-Qaeda magazine “Inspire” and a driving force behind Al-Qaeda’s push for ‘lone wolf’

terror attacks in West. Geraadpleegd op 3 oktober, 2012 op http://www.memri.org/.

MEMRI (2013). ISI confirms that Jabhat Al-Nusra is its extension in Syria, declares ‘Islamic State of

Iraq and al-Sham’ as new name of merged group. Geraadpleegd op 9 april, 2013 op

http://www.memri.org/report/en/0/0/0/0/0/0/7119.htm.

Miller, K. (2005). Communication theories: perspectives, processes, and contexts. New York:

McGraw-Hill.

Mohammed, S.M. (2012). The (Dis) information age: the persistence of ignorance. New York: Peter

Lang Publishing.

Moussalli, A.S. (1999). Historical dictionary of Islamic fundamentalist movements in the Arab

World, Iran and Turkey. Londen: The Scarecrow Press.

Nabi, R.L. & Oliver, M.B. (Eds.) (2009). The SAGE handbook of media processes and effects.

Londen: SAGE Publications.

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) (2006). Jihadisten en het internet.

Geraadpleegd op 2 maart, 2011 op http://www.nctb.nl/.

Page 132: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

126

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (2010). Jihadisten en het internet: update 2009.

Geraadpleegd op 2 november, 2012 op www.nctb.nl.

NEFA (2009). Anwar al Awlaki: “44 Ways to Support Jihad”. Geraadpleegd op 18 februari, 2013 op

www. nefafoundation.org.

New York Times (2013). An internet Jihad aims at U.S. viewers. Geraadpleegd op 28 februari, 2013

op www.nytimes.com.

Nightingale, V. (Ed.) (2011). The handbook of media audiences. Oxford: Blackwell Publishing.

Norton, A.R. (2007). Hezbollah: a short history. Princeton: Princeton University Press.

Palestine-Israel Journal (2013). “New” versus “Old” Terrorism. Geraadpleegd op 30 april, 2013 op

http://www.pij.org/.

Paletz, D.L. & Schmid, A.P. (Eds.) (1992). Terrorism and the media. Londen: Sage Publications.

Pargeter, A. (2008). The new frontiers of Jihad: radical Islam in Europe. Londen: I.B. Tauris & Co.

Ltd.

Pauwels, L. (2010). Van klassieke naar hedendaagse causale verklaringen van criminaliteit en

onveiligheid. Gent: Universiteit Gent.

Phares, W. (2005). Future Jihad: terrorist strategies against the west. New York: Palgrave

Macmillan.

Phares, W. (2007). The war of ideas: Jihad against democracy. New York: Palgrave Macmillan.

Ramsay, G. (2009). Relocating the virtual war. Defence against Terrorism Review, 2 (1), 31-50.

Richardson, L. (2007). Wat terroristen willen: de vijand begrijpen, de dreiging beteugelen.

Amsterdam: Uitgeverij Contact.

Ritchie, J. & Lewis, J. (Eds.) (2003). Qualitative research practice: a guide for Social Science

students and researchers. Los Angeles: Sage Publications.

Page 133: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

127

Roex, I. & Stiphout, S. & Tillie, J. (2010). Salafisme in Nederland: aard, omvang en dreiging.

Amsterdam: IMES.

Rogan, H. (2006). JIHADISM ONLINE: A study of how al-Qaida and radical Islamist groups use the

internet for terrorist purposes. Kjeller: Forsvarets Forskningsinstitutt.

Rogan, H. (2007). Al-Qaeda’s online media strategies: from Abu Reuter to Irhabi 007. Kjeller:

Forsvarets Forskningsinstitutt.

Rogan, H. (2007). Abu Reuter and the e-Jihad: virtual battlefronts from Iraq to the Horn of Africa.

Geraadpleegd op 5 november, 2012 op http://www12.georgetown.edu/sfs/.

Sageman, M. (2008). Terrorism in the age of the internet. Philadelphia: University of Pennsylvania

Press.

Sageman, M. (2008). Leaderless Jihad. Philadelphia: University of Pennsylvania Press.

Schultz, R. (2008). Virtual sanctuary enables global insurgency. In J.H. Norwitz (Ed.), Armed groups:

studies in national security, counterterrorism, and counterinsurgency (431-446). USA: Naval

war college press.

Schmid, A.P. (Ed.) (2011). The Routledge handbook of terrorism research. Londen: Routledge.

Silke, A. (2008). Holy warriors: exploring the psychological processes of Jihadi radicalization.

European Journal of Criminology, 5 (1), 99-123.

Smith, S.E. (2009). Can a United States strategic propaganda campaign succeed over the militant

Jihad propaganda campaign by the Taliban and Al-Qa’ida? Geraadpleegd op 5 november,

2012 op http://www.lamp-method.org/eCommons/ShelSmith.pdf.

Soriano, M.R.T (2010). The road to Media Jihad: The propganda actions of Al-Qaeda in the Islamic

Maghreb. Terrorism and political violence, 23 (1), 1-131.

Stout, D.A. (2006). The Routledge encyclopedia of religion, communication, and media. Londen:

Routledge.

Page 134: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

128

Strijker, T.A. (2010). Training voor terrorisme: de training van westerse Jihadisten. Leiden: Centrum

voor Terrorisme en Contraterrorisme.

The New York Times (2007). An internet Jihad aims at U.S. viewers. Geraadpleegd op 22 oktober,

2012 op http://www.nytimes.com/2007/10/15/us/15net.html.

Tsfati, Y. & Weimann, G. (2002). Www.terrorism.com: terror on the internet. Studies in conflict &

terrorism, (25), 317-332.

Van Den Broeck (2012). Vrouwelijke terroristen: ontaarde moeders en ondeugende buurmeisjes.

Knack.

Van Hiel, A. (2008). Politieke psychologie. Gent: Academia Press.

Veiligheid en Preventie (Sécurité et Prevention) (Sociale Veiligheidsanalyse) (2011). Polarisering en

radicalisering : een integrale preventieve aanpak. Geraadpleegd op 25 september, 2012 op

https://besafe.ibz.be/NL/.

Vermaat, E. (2006). Nederlandse Jihad: het proces tegen de Hofstadgroep. Soesterberg:

Aspekt Publishers.

Vermeulen, G. (2011). Strafrecht: strafwetboek, wetboek van strafvordering, bijzondere wetten.

Antwerpen: Maklu.

Verstraeten, H. (2004). Communicatiewetenschap : een inleiding tot het media-onderzoek. Gent:

Academia Press.

Volders, B. (2012). How terrorist groups end: countering Al Qaida. University of Hull.

Vranckx, R. (2011). De vloek van Osama: tien jaar die de wereld hebben verscheurd. Antwerpen: De

Bezige Bij.

Vranckx, R. (2013). In het spoor van Rudi Vranckx. Geraadpleegd op 13 november, 2012 op

https://www.facebook.com/#!/InHetSpoorVanRudiVranckx.

Walton, D. (2007). Media argumentation: dialectic persuasion, and rhetoric. Cambridge: Cambridge

University Press.

Page 135: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

129

Weimann, G. (2006). Terror on the internet: the new arena, the new challenges. Geraadpleegd op 1

oktober, 2012 op http://books.google.be/books?hl.

Weimann, G. (2006). Terror in Cyberspace. Geraadpleegd op 20 oktober, 2012 op

http://scholarship.law.marquette.edu/.

Weimann, G. (2011). Cyber-Fatwas and terrorism. Studies in conflict & terrorism, 34 (10), 765-781.

Weimann, G. (2012). Lone wolves in cyberspace. Journal of terrorism research, 3 (2).

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) (2010). Jong en multimediaal:

mediagebruik en meningsvorming onder jongeren, in het bijzonder moslimjongeren.

Amsterdam: Beckfield Hall Publishers.

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2012). Radicalisering en Jihad.

Geraadpleegd op 2 november, 2012 op http://www.wodc.nl.

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2012). Waarom jongeren radicaliseren en

sympathie krijgen voor terrorisme: onrechtvaardigheid, onzekerheid en bedreigde groepen.

Geraadpleegd op 6 november, 2012 op http://www.wodc.nl.

Wijvekate, M.L. (1991). Onderzoeksmethoden. Utrecht: Het Spectrum.

Yousef, M. H. (2010). Zoon van Hamas: waargebeurd verhaal van terreur, verraad, politieke intriges

en onmogelijke keuzes. Kampen: Uitgeverij Kok.

Zemni, S. (2006). Politieke Islam, 9/11 en Jihad. Leuven: Uitgeverij Acco.

Page 136: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

130

Eindnoten 1 De roots van de familie Bin-Laden ligt in Yemen. 2 Radicalisme beschrijft echter volgens de onderzoekers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en

Documentatiecentrum een toestand: “Een geesteshouding waarmee de bereidheid wordt aangeduid om de

uiterste consequentie uit een denkwijze te aanvaarden en die in daden om te zetten. Die daden kunnen maken dat

op zichzelf hanteerbare tegenstellingen escaleren tot een niveau waarop deze de samenleving ontwrichten,

doordat er geweld aan te pas komt, het tot gedrag leidt dat mensen diep kwetst of in hun vrijheid raakt of

doordat groepen zich afkeren van de samenleving”. (Doosje, 2009, p. 1) 3 Zo stelde bijvoorbeeld de Belgische strafwetgever volgende definitie op voor het terroristische misdrijf: “Het

terroristische misdrijf is het misdrijf bepaald in de §§ 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een

internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking

ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te

dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele,

economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of

te vernietigen”. (Vermeulen, 2007, pp. 59-60) 4 Phares (2005, p. 137) heeft het over “de zes onderdelen van de Jihad”: Economische Jihad (bv. olie als wapen),

Ideologische Jihad, Politieke Jihad (i.e. het bereiken van het publiek), Inlichtingen Jihad (i.e. infiltratie),

Subversieve Jihad (i.e. ingrijpen op niveau van de vijand) en tenslotte de Diplomatieke Jihad (i.e. controle op het

buitenlands beleid). 5 Sayyid Qutb leefde in de VSA tussen 1948 en 1951. Deze periode was tevens de start van zijn

radicaliseringsproces. Hij werd een opponent van het Amerikaanse racisme tegen Arabieren en moslims, de

morele degradatie van de Amerikaanse samenleving en de Amerikaanse steun aan Israël. In 1951 keerde hij

terug naar Egypte en sloot zich aan bij de Moslimbroederschap. Hij verzeilde verschillende keren in de

gevangenis door zijn oppositie tegen Nasser. Hij schreef er “Signposts on the road”: een moderne Jihaditheorie.

(Arquilla & Borer, 2007, pp. 87-88) 6 De Globale Jihadisten zijn voornamelijk afkomstig uit: Saoedi-Arabië, Egypte en Frankrijk. (Coolsaet, 2008, p.

79) 7 In 1998 werd de “declaration against the Jews and crusaders” afgekondigd door Bin-Laden. Terreurexperts zien

dit als het officiële startpunt van al-Qaeda: “The ruling to kill the Americans and their allies -civilians and

military- is an individual duty for every Muslim who can do it in any country in which it is possible to do it, in

order to liberate the Al-Aqsa Mosque and the holy Mosque (i.e. Mecca) from their grip, and in order for their

armies to move out of all the lands of Islam, defeated and unable to threaten any Muslim.” (Pargeter, 2008, p.

102) 8 “Al-Qaeda in the Arabian Peninsula”. 9 “Al-Qaeda in Mesopotamia”. 10 Hiervoor dienen ook corrupte moslimleiders uitgeschakeld te worden. (NCTb, 2010, p. 47) 11 Door Coolsaet (2008, p. 10) worden ze aangeduid als Islamitische terroristen. Hij geeft Hamas als voorbeeld

omdat zij alleen het politieke leiderschap in Palestina en de vernietiging van Israël tot doelstellingen hebben.

Page 137: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

131

Terwijl revolutionaire terroristen zelden een draagvlak hebben, ligt dit volgens Malecková (geciteerd in: Bjorgo,

2005, p. 37) voor de meeste nationalistische en separatistische (genre IRA) terreurorganisaties helemaal anders. 12 De Izz al-Din al-Qassam brigades werden genoemd naar de radicale Sheikh Izz al-Din al-Qassam. Als vader

van de Palestijnse gewapende revolutie werd hij het eerste symbool van de ideologie van de Jihad in de

Islamitische Jihadi-beweging. (Moussalli, 1999, p. 159) 13 “Hamas” staat voor Harakat al-Muqaqama al-Islamiyya en is ontstaan uit de Egyptische Moslimbroederschap.

(Mousssalli, 1999, pp. 76-77) 14 Dit deden ze bv. recent, in november 2012, naar aanleiding van de Israëlische moordaanslag op een

belangrijke militaire leider (al-Jabaari). 15 Websites van sjeiks zijn cruciaal voor de legitimering van de Jihad. De sjeiks spelen een belangrijke rol in het

opzetten van de ideologie en het geven van religieuze legitimiteit aan terreuracties. Echter, velen zitten

momenteel vast op verdenking van steun aan of zelfs betrokkenheid bij het terrorisme. Bijvoorbeeld de website

van Abu Omar (www.almedad.com/tae). (MEMRI, 2007, p. 14) 16 MEMRI (MEMRI, 2007, p. 9) maakte in haar rapport van 2007 melding van de op zichzelf staande categorie:

“fora die gebruikt worden door terroristische organisaties”. Ik maakte daarvan: “webfora van radicale Jihadi-

groeperingen en organisaties” omdat een organisatie veel strikter omschreven wordt in vergelijking met een

groepering. Een organisatie heeft een duidelijke kern, een duidelijke structuur (die niet hiërarchisch hoeft te

zijn), bestaat uit twee of meerdere personen en berust op duurzaamheid (i.e. de contacten zijn niet toevallig).

(Vermaat, 2006, p. 264) 17 Een webblog is een “interactief logboek op het internet”, een soort website. Het wordt gebruikt voor het

bespreken van de actuele gebeurtenissen en als distributiekanaal dat hyperlinks verzorgt naar de populairste

Jihadwebsites. (NCTb, 2006, p. 55) 18 Social Networkins Systems (SMS) zijn webgebaseerde diensten die gebruikers toelaten om een profiel van

zichzelf aan te maken dat publiek, semi-publiek of niet-publiek toegankelijk is. Men kan bovendien een lijst van

gebruikers aanleggen van het eigen netwerk en andere gebruikers hun netwerklijst bekijken. Reeds door loutere

aanwezigheid op het netwerk communiceert de gebruiker. (Stout, 2006, pp. 148-149) Stout (2006, p. 160) gaf

vervolgens aan dat sociale media sterk afhankelijk zijn van de intenties van hun gebruikers. 19 Van al de sociale mediasites is Facebook de meest populaire. Facebook werd in 2004 opgericht door

Zuckerberg en onder invloed van de Harvardstudenten bereikte het reeds in 2006 een groot publiek. Facebook

geeft haar gebruikers de mogelijkheid persoonlijke contacten te leggen en aan lokale netwerking te doen. (Stout,

2006, p. 149) 20 Ter volledigheid wordt door Holmes ook nog gewezen op het bestaan van een zogenaamd “web 2.0 audience”

of een gefragmenteerd publiek dat verspreid is over verschillende (sociale media) platforms: Flickr, You Tube,

Facebook, enz. (Holmes & Jones, 2011, p. 11) Het zou in dit onderzoek echter te verwarrend zijn om

voortdurend het onderscheid tussen cyberpubliek en web 2.0 publiek te maken. Daarom wordt er alleen

gesproken over een cyberpubliek. 21 Dit is het “limited effects model”. (Nabi & Oliver, 2009, p. 20) 22 Silke had het in zijn analyse over “Islamitische radicalisering”. Om geen verwarring teweeg te brengen en uit

respect voor de Islam werd in dit onderzoek geopteerd voor ‘Jihadi-radicalisering’.

Page 138: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

132

23 Er zijn verschillende triggers: economisch (bv. jobverlies), sociaal (bv. vervreemding), politiek (bv.

internationaal conflict waar moslims bij betrokken zijn) en persoonlijk (bv. dood van een vriend of familielid).

(Schmid, 2011, pp. 219-220) 24 De basis van de piramide bestaat uit “sympathisanten”: ze ondersteunen de ideologie maar gaan niet akkoord

met geweld om het doel te bereiken. Een hogere laag bestaat uit medestanders. Zij vinden geweld

gerechtvaardigd maar doen er zelf niet aan mee. Daarboven bevinden zich de activisten: personen die een sterk

engagement vertonen ter ondersteuning van de ideologie. Ook zij maken geen gebruik van geweld. In deze laag

bevinden zich de terroristische rekruten. De top van de piramide bestaat uit de “radicalen”. Zij maken actief

gebruik van illegaal (terreur) geweld. (SVA, 2011, p. 47) 25 Zo beschrijft Holbrook (geciteerd in: Schmid, 2011, pp. 280-293) in chronologische volgorde alle Al-Qaeda

communiqués uitgevoerd door Bin-Laden en al-Zawahiri. 26 Men beschouwt de realiteit als sociaal geconstrueerd waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de

massamedia. (Balnaves & Donald & Shoesmith, 2009, p. 76) 27 Rawls (20ste eeuw) vond dat de rede noodzakelijk is om de massa te overtuigen. Le Bon (eind 19de eeuw)

daarentegen opperde dat de massa zich niet laat beïnvloeden door rationele argumenten maar wel door kleurrijke

beelden en verhalen. (Walton, 2007, pp. 96-97) 28 Meer bepaald van de dertiende eeuw. 29 Het Soenisme is afgeleid van de term “Sunni” wat zoveel betekent als “iemand die de tradities van de Profeet

volgt”. De scheiding tussen Sji’iten en Soeniten verwijst naar de opvolgingsstrijd van de profeet Mohammed. De

Soeniten verkozen Abu Bakr, de adviseur van Mohammed, als zijn opvolger. De Sji’iten daarentegen vonden dat

de opvolgers van de Profeet alleen uit diens familie konden komen. 30 Vandaar de term Salafist. 31 Het nadeel van deze strategie is dat, ondanks het feit dat men meer vrijwilligers kan bekomen, de Jihadi’s over

te weinig kennis en militaire vaardigheden beschikken om succesvolle terreuractiviteiten te kunnen ontplooien.

(Ramsay, 2009, p. 44) 32 Eerste blauwdruk verscheen reeds in 1990. (Bokhari & Hegghammer & Lia & Nesser & Tonnessen, 2006, p.

43) 33 Awan, een Jihadonderzoeker, merkte m.i. terecht op: “The virtual or media Jihad has not only gained

prominence and credibility as a wholly legitimate alternative to traditional conceptions if Jihad, but has also

progressively outpaced the militaristic or physical Jihad in the modern era”. (Conway, 2012, p. 9) 34 Irhabi is afkomstig van het Arabisch woord “Irhabiyyun” wat “terroristen” betekent. Tsouli zag zichzelf dus

als terrorist. (Rogan, 2007, p. 21) De 007 verwijst naar James Bond: een Brits geheim agent met speciale

vaardigheden. 35 Onderzoeker Verrells had het zelf over een internetverslaving van Tsouli. (Ramsay, 2012, p. 47) 36 Het feit dat het internet een uitermate dominante positie innam in zijn radicaliseringsproces is uniek en kon

daarom rekenen op veel (pers)belangstelling. (International Centre for the study of radicalisation and political

violence, 2009, p. 12). 37 Jihadi’s erkenden de waarde om niet-Jihadwebsites te besmetten om zo een nog groter publiek te bereiken.

Ook mainstream Arabische media werden getroffen. Wikinews werd door de e-Jihadi’s sterk aanbevolen.

Page 139: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

133

Volgens het Terrorism Research center circuleerde volgend citaat op verschillende Jihadi-webfora: “go to

Wikinews and circulate the news of the Jihad and the Mudjahideen”. (Denning, 2009, p. 6) 38 Zijn blog update hij vanuit het huis van zijn ouders in het Amerikaanse North Carolina. (New York Times)

Over het tijdstip waarop hij deze blog oprichtte, is echter onduidelijkheid. Tussen 2001 en 2005 wordt

gespeculeerd. (MEMRI, 2012) 39 Khan verwijst naar de gekende fatwa van Azzam: “In defense of muslim lands: the first obligation after

Imaan”. Khan vraagt Allah dat deze fatwa voortdurend “to be the dagger in the throat of the disbelievers,

apostates, and hypocrites”. (MEMRI, 2012) 40 Afkomstig uit het eerste nummer van Inspire. (MEMRI, 2012) 41 Dat was de omgekeerde beweging als traditioneel! 42 Onder hen waren: Abel Daoud (wou autobomaanslag plegen in Chicago in 2012), Iqbal (beschuldigd in 2012

van leiderschap van een terreurnetwerk en in het bezit van al-Awlaki’s “44 ways to support Jihad” en Inspire),

Emde (in 2011 gearresteerd na mislukte poging Groot-Brittannië binnen te komen en was in het bezit van “How

to make a bomb in the kitchen of your mom”), Khan en Shasta (beiden gearresteerd in 2011 en waren in het

vroege stadium van het aanmaken van een bom. Bovendien waren ze in het bezit van “How to make a bomb in

the kitchen of your mom”). 43 Een sjeik is een Arabische leider of een leider van een stam. (Chen & Chung & Qin & Reid & Sageman &

Weimannn, 2008, p. 1350) 44 Gebruikers konden actief informatie uploaden en hoefden niet langer alleen te downloaden. 45 Omdat ze stemden voor politici en hen op die manier aan de macht hielpen. Bovendien betaalden de

Amerikaanse burgers belastingen waardoor de Amerikaanse staat kon blijven voortbestaan. 46 Ook ‘Al-Qaeda in the land of the two rivers’ wordt gebruikt. (Rogan, 2007, p. 91) 47 Al-Zawahiri richtte zich tot al-Zarqawi met volgende boodschap: “The general opinion of our supporters does

not comprehend that (it is justified), and this general opinion falls under a campaign by the malicious, perfidious

and fallacious (Western) media”. (Rogan, 2007, p. 92) 48 “Al-Neda” betekent: “De oproep”. (Rogan, 2007, p. 101) 49 As-Sahab is de producent van alle Bin-Laden en al-Zawahiri video- en audioboodschappen. Hiermee wordt

aangegeven dat deze media-instelling veel autoriteit geniet binnen Al-Qaeda. Bovendien promoot As-Sahab

andere belangrijke Jihadi’s aan het publiek en produceert ze documentaires over de Jihad. Opvallend is dat de

producties sterk technologisch uitgebouwd zijn met cinematografische effecten. Bovendien werkt men met niet-

Arabische ondertitels wat erop wijst dat men ook het Westerse publiek wil bereiken. (Rogan, 2007, pp. 90-91) 50 Andere mediacentra waren: “as-Sahab” en het “Global Islamic Media Front”. 51 Oorspronkelijk waren webfora niet alleen bedoeld om Jihadi-publicaties in op te slaan. Men verzond er

boodschappen en bovenal oorlogscorrespondentie van én naar Jihadi’s op het slagveld. (International Institute

for Counter-Terrorism, 2012, p. 40) Op de Jihadi-webfora werden op actieve wijze onderwerpen betreffende de

Jihad bediscussieerd. Op die manier behield Al-Qaeda contact met haar basis. (International Institute for

Counter-Terrorism, 2012, p. 2) 52 “URL” staat voor Uniform Resource Locator. 53 Maar op gespannen voet kwam te staan met “Al-Qaeda in Irak”.

Page 140: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

134

54 Volgens Professor Bakker wijzigde Nederland bv. recent haar wetgeving. Dit gebeurde in de nasleep van het

Hofstadproces waarin enkele Jihadi’s terecht stonden (2006). De term ‘voorbereidingshandelingen’ werd er

ingevoerd. Ook de benaming “rekrutering voor de Jihad” verbreedde. Nu werd, na het “zaaien van haat”, het

“financiële luik” onder terrorisme gecategoriseerd. Deze zaken werden echter niet ingevoerd met het oog op het

internetverhaal. (gesprek met Professor Bakker, 8 februari 2013) 55 Genaamd Abd al-Sattar. 56 Deze website is nog steeds operationeel, maar ik vond er zelden Jihadboodschappen. De URL:

www.stcom.net. 57 Volgens Bloom (2011, p. 47) werd recent het Salafisme geïncorporeerd in het Tsjetsjeense verzet. Begin 21ste

eeuw begon Saoedi-Arabië immers manschappen en geld te pompen in de verzetsbewegingen aldaar, die zich,

geïnspireerd op de radicale Islam, wouden afscheiden van Rusland. 58 Uiteindelijk was de vijand toch zwakker dan de voorhoedebeweging. Zo vond men terug op pagina 50: “Soon

their military will be defunct and their economy bankrupt”. 59 Respectievelijk ongeloof, het geloof in verschillende goden of in één god. 60 In dit bestudeerde online magazine werd nooit verwezen naar de Verenigde Arabische Emiraten. 61 De Jordaanse Palestijn Abu Mohammad Al-Maqdisi had een eigen website: “Minbar al-tawhid wa-l-jihad”

(i.e. “Predikgestoelte voor eenheid en Jihad”) waarop o.m. artikels en boeken terug te vinden waren over de

Jihadi-ideologie. Maar de website bevatte ook literair werk van Taymiyyah en Bin-Laden. (Rogan, 2006, p. 18) 62 Het logo in de zwarte vlag leek treffend op dat van de “Islamic State of Iraq”. Het was echter niet dezelfde.

Dat kwam omdat “Defenders of the truth” en “al-Malahem” afkomstig waren van Al-Qaeda op het Arabische

Schiereiland. De “Islamic State of Iraq” was een Jihadistisch project in Irak. 63 Moslimbroeders zoals Abdullah Azzam en al-Zawahiri opereerden er na hun verbanning.

(Burleigh, 2009, p. 439) 64 Ook de VSA werd echter vernoemd. 65 Ook een district van Antwerpen, Borgerhout, werd vermeld. 66 Het einddoel van Sharia4Belgium was van België een moslimstaat maken waar de Shariah heerste. 67 De vuistdikke baard was conform de Jihadistische voorschriften. 68 De moskee werd gebouwd op de plaats waar volgens de overleveringen de Profeet Mohammed met de engel

Gabriël naar de hemel was afgereisd. (Yousef, 2010, pp. 24-25) 69 De Eerste Intifada vond plaats tussen 1987 t.e.m. 1993. De zionistische bezetter werd door de Palestijnen

aangevallen. De Tweede Intifada vond plaats tussen 2000 t.e.m. 2005 en was gericht tegen dezelfde vijand. 70 We zagen reeds dat martelaars, binnen de Jihadideologie, een vooraanstaande rol innamen. Een persoon die

zijn leven wou opofferen voor een politiek doel sprak tot de verbeelding. Deze personen waren bovendien

fanatici die moeilijk te bestrijden waren door de veiligheidsdiensten van Israël. (Burleigh, 2009, p. 465)

Bijkomend hield men op die manier de Jihadi-zaak levend. Door actuele cases op te voeren op de website,

toonde men de vastberadenheid aan. Volgens Coolsaet (geciteerd in: Lagast, 2013, p. 17) werden jongeren op

die manier aangespoord ook de wapens op te nemen. Bij de Al-Qassam Brigades ging deze martelaarcultus zover

dat er een moeilijke selectieprocedure werd ingevoerd omdat er teveel Palestijnen een zelfmoordaanslag wilden

plegen. Een ouder Al-Qassamlid zei daarover: “Als er een wordt geselecteerd, moeten er heel veel anderen

worden teleurgesteld”. Zelfmoordaanslagen werden voorbereid door cellen van drie tot vijf vrijwilligers.

Page 141: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

135

71 Hamas gebruikte slogans als: “Ik zal met een glimlach sterven zodat mijn religie leeft” en “Moeder, ik ben

gelukkig dat ik mag sterven voor de vrijheid”. (Richardson, 2006, p. 152) De martelaarcultus was zéér

belangrijk binnen Al-Qassamkringen. 72 In navolging van de Japanse kamikazepiloten tijdens de Tweede Wereldoorlog. 73 Alhoewel Bin-Laden de Hezbollah leider, Nasrallah, als “hulpeloos” bestempelde tijdens de “Tweede

Libanese Oorlog” in 2006 die gericht was tegen Israël. (IICC, 2008, p. 6) 74 De staat Israël bedreigde immers de staat Libanon.

Page 142: E-Jihad: Al-Qaeda’s propagandastrijd op het internet?

136

Cd-rom: ‘Onderzoeksdata’: analyses van de online magazines en

operationele Jihadwebsites