duits rijtjes + voorzetsels
description
Transcript of duits rijtjes + voorzetsels
1e naamval: onderwerp.2e naamval: bijvoegelijke bepaaling van (bezit)3e naamval: meewerkend voorwerp aan/voor 4e naamval: lijdend voorwerpWerkwoorden met een bepaalde naamval:
1e naamval:Sein, werden, bleiben
3e naamval:Helfen, danken, gratulieren
4e naamval:Es gibt, fragen, bitten
der, die, das-rijtjes:
m v o m.v.
1e der die das die
2e des der des der
3e dem der dem den
4e den die das die
Bij deze groep horen de woorden: jed-, all-, manch-, solch-, welch-. Zij krijgen de uitgangen die hierboven zijn aangegeven.
Ein-gruppe:
m v o m.v.
1e ein eine einkeine
2e eines einer eines keiner
3e einem einer einem keinen
4e einen eine einkeine
Bij de ein-groep horen de volgende woorden:Ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-. Zij krijgen de hier boven aangegeven uitgangen.