DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening...

102
DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching - ESF-project ‘Innovatie Duaal Leren’ - De Ploeg vzw (promotor) Een ontwikkelingspartnerschap van

Transcript of DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening...

Page 1: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN

-

Objectieve screening

van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede

matching -

ESF-project

‘Innovatie Duaal Leren’ -

De Ploeg vzw (promotor)

Een ontwikkelingspartnerschap van

Page 2: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 2 van 102

Inhoudsopgave 1. Inleiding .............................................................................................. 4

1.1. Situering van het draaiboek .......... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

1.2. Projectverloop ................................................................................ 6

1.3. Begrippenkader .............................................................................. 7

2. Leerling in beeld ................................................................................... 9

2.1. Introductie ..................................................................................... 9

2.2. Handleiding: leerling in beeld .......................................................... 10

2.2.1 Algemene doelstelling .............................................................. 10

2.2.2 Specifieke doelstellingen ........................................................... 10

2.2.3 Methodieken ........................................................................... 10

2.2.4 Toepassing ............................................................................. 15

2.3. Basisprincipes en vaardigheden ...................................................... 19

2.3.1 Gedragsgericht observeren ....................................................... 19

2.3.2 Gesprekstechnieken ................................................................. 21

2.3.3 Coachend werken .................................................................... 22

3. Bedrijf in beeld ................................................................................... 24

3.1. Introductie ................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

3.2. Handleiding: bedrijf in beeld ........................................................... 25

3.2.1 Algemene doelstelling .............................................................. 25

3.2.2 Specifieke doelstellingen ........................................................... 25

3.2.3 Methodiek ............................................................................... 25

3.2.4 Toepassing ............................................................................. 27

4. Matching ........................................................................................... 29

4.1. Introductie ................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

4.2. Handleiding matching .................................................................... 30

4.2.1 Algemene doelstelling .............................................................. 30

4.2.2 Specifieke doelstellingen ........................................................... 30

4.2.3 Visie op matching .................................................................... 30

5. Leerlingen met een (arbeids)beperking .................................................. 32

5.1. Introductie ................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

5.2. Handleiding voor leerlingen met een (arbeids)beperking .................... 32

5.2.1 Algemene doelstelling .............................................................. 32

5.2.2 Specifieke doelstellingen ........................................................... 32

Page 3: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 3 van 102

5.2.3 Methodiek ............................................................................... 32

5.2.4 Extra info ivm overgang onderwijs & werk .................................. 37

5.2.5 Begeleiding ............................................................................. 37

5.2.6 Financiële ondersteuning .......................................................... 38

5.2.7 Arbeidspostaanpassingen en arbeidsgereedschap ........................ 38

6. Bijlagen ............................................................................................. 39

6.1. Instrumenten voor de opmaak van het leerlingprofiel ........................ 39

6.2. Instrumenten voor de opmaak van het bedrijfsprofiel ........................ 39

6.3. Matching ...................................................................................... 39

6.4. Instrumenten voor leerlingen met een (arbeids)beperking .................. 39

Page 4: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 4 van 102

1. Inleiding

1.1. Situering van het draaiboek

Dit draaiboek kwam tot stand dankzij een ESF-project in kader van de oproep ‘Innovatie

Duaal Leren’. In het stelsel van duaal leren streeft men ernaar dat leerlingen 60% van hun

competenties verwerven op een werkvloer.

De Ploeg vzw is projectpromotor en werkte het project uit in partnerschap met volgende

scholen:

- VTI Spijker te Hoogstraten

- CLW TSM te Mechelen

- CLW Spoor 5 Mechelen

- CLW PTS te Boom

- BuSo Sint-Jozef te Antwerpen

De werking van De Ploeg vzw is gestoeld op de methodiek van Supported Employment

(SE). Dit is een methodiek om te werken met mensen met een (arbeids)beperking of

andere kansengroepen in functie van het realiseren van betaalde tewerkstelling op de

reguliere arbeidsmarkt. Deze methodiek is echter breder toepasbaar en bevat ook

waardevolle elementen die bij alle doelgroepen ingezet kunnen worden, met het oog op

het begeleiden richting de arbeidsmarkt. Onderwijs heeft ook tot uiteindelijke doel om

leerlingen klaar te stomen voor die arbeidsmarkt. Tijdens stages, werkplekleren, deeltijds

leren en werken, duaal leren, … komen leerlingen terecht op die werkvloer. Dit draaiboek

is een soort van concrete vertaling van Supported Employment binnen de onderwijscontext

van leren en werken. Meer informatie over Supported Employment kan u terugvinden in

bijlage 1.1.

Het project focust op de ‘screening’ van leerlingen in functie van het duaal leren. Indien

bij de screening geen gespecialiseerde aanpak toegepast wordt, zullen sommige leerlingen

bij aanvang reeds foutief in beeld gebracht worden. We zien ‘screening’ dus als de meest

cruciale fase binnen het duaal leren.

Het project resulteerde in dit draaiboek, een rapport van het praktijkonderzoek en een

nota met beleidsaanbevelingen.

Het draaiboek is opgebouwd uit 4 delen:

1. Leerling in beeld: een methode om (arbeids)competenties van leerlingen objectief

in kaart te brengen

2. Bedrijf in beeld: een methode om een concreet beeld te vormen van de bedrijven

in functie van de lerende jongere

3. Matching van leerling en bedrijf: handvaten over hoe deze te koppelen aan elkaar

4. Extra aandacht voor leerlingen met extra noden en/of een (arbeids)beperking

Elk onderdeel wordt doorheen het draaiboek verder toegelicht. Het is noodzakelijk eerst

het gehele draaiboek door te nemen alvorens aan de slag te gaan. Elk onderdeel is met

elkaar verbonden.

Het draaiboek kan niet aanschouwd worden als een volwaardig instrument dat op zichzelf

staat. Wel is het de bedoeling om de elementen uit het draaiboek in te passen binnen de

school. De instrumenten zijn een aanvulling op reeds bestaande tools, activiteiten, … Het

draaiboek beoogt het verbeteren van de kennis en vaardigheden van leerkrachten,

trajectbegeleiders, zorgleerkrachten, schooldirecties, ... in functie van de voorbereiding

van het leren op een werkvloer.

Page 5: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 5 van 102

Wat omschreven wordt in het draaiboek klinkt wellicht niet altijd nieuw of vernieuwend.

We zijn ervan overtuigd dat er reeds heel wat elementen van deze methodiek worden

gebruikt en dat in de praktijk reeds goede voorbeelden te vinden zijn. Laat het draaiboek

u vooral inspireren en bewust doen nadenken over uw huidige manier van werken. Bekijk

welke elementen u kan toevoegen aan uw werking om deze nog kwalitatiever te maken.

We omschrijven een basismethodiek die in elke school bruikbaar is. De concrete en

praktische toepassing ervan is uiteraard verschillend per school en zal dus door elk

schoolteam verder vorm moeten gegeven worden.

Voor het screenen van leerlingen met een beperking reiken we extra hulpmiddelen en

informatie aan. Om deze doelgroep goed in kaart te brengen, is het essentieel om

voldoende kennis en expertise te hebben omtrent de diverse leerstoornissen,

(arbeids)beperkingen, het in rekening brengen van de gehele context van een leerling, ...

Al deze kennis is niet opgenomen in dit draaiboek. We voelen aan dat er wel een nood is

in het onderwijs om deze expertise verder te vergaren.

De instrumenten die we aanreiken bieden handvaten aan de leerkrachten. Om tot een

optimaal resultaat te komen is het aangeraden om een coaching programma te volgen.

Hierin kan getraind worden rond een aantal vaardigheden die we verder beschrijven,

bijvoorbeeld het gedragsgericht observeren. De Ploeg is slechts één van de aanbieders

hiervoor.

Page 6: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 6 van 102

1.2. Projectverloop

De Ploeg koos ervoor bottom-up te werken, vertrekkende vanuit de bestaande

schoolpraktijk. Door volgende stappen hebben we een beeld gevormd van de bestaande

goede praktijken en de bestaande noden en verbeterpunten:

Screenings meevolgen

binnen 3 scholen

Meevolgen lessen

Screenings organsiseren

Observaties & leerlingprofielen

opmaken

Interviews

Bezoeken van stageplaatsen

Bijwonen klassenraden

Page 7: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 7 van 102

Daarnaast gingen we in dialoog met de scholen, zowel via individuele gesprekken als via

overlegmomenten in werk- en stuurgroepen met de partners.

Doorheen het project werd gewerkt met werkgroepen en een stuurgroep.

- De werkgroepen bestonden uit vertegenwoordigers van elke partnerschool,

trajectbegeleiders, coördinatoren of leerkrachten die in de praktijk staan – in deze

werkgroepen werd input gegeven op ons proces. Dit zijn voor het project

belangrijke sleutelmomenten.

o Werkgroep 1: kennismaking en uitwisseling / wat betekent arbeidsrijpheid

o Werkgroep 2 : een blik op het screenen van leerlingen

o Werkgroep 3 : feedback op instrumenten – leerlingprofiel en bedrijfsprofiel

- De stuurgroep kwam vijf keer samen. Zo n volgden de schooldirecties van de

partnerscholen het project mee op. Zij gaven ook input voor de

beleidsaanbevelingen.

Inzichten en ervaringen verworven vanuit bovenstaande stappen, namelijk bottom-up

werken vanuit de bestaande schoolpraktijk, in combinatie met de jarenlange expertise van

De Ploeg vzw vormen de basis van dit draaiboek.

1.3. Begrippenkader

• (Arbeids)Competenties

We spreken in dit draaiboek over (arbeids)competenties en doelen hier op attitudes,

vaardigheden, competenties, … die belangrijk zijn in functie van de arbeidsmarkt. Een

goede leerling is daarom niet hetzelfde als een goede werknemer. Wij richten ons hier op

de competenties die belangrijk zijn om als lerende jongere aan de slag te kunnen op een

werkvloer. Het betreft competenties waarin leerlingen dienen te groeien om in de toekomst

als volwaardig werknemer mee te kunnen.

• Lerende jongere of leerling

De instrumenten kunnen zowel gebruikt worden ifv stage, werkplekleren, deeltijds leren

en werken, duaal leren, … We kozen telkens voor de term ‘jongere’, ‘lerende’, ‘lerende

jongere’ of ‘leerling’.

• (Arbeids)Beperking

We gebruiken bewust de term (arbeids)beperking, omdat ook hierbij weer de link wordt

gemaakt met de arbeidsmarkt. Het betreft in dit kader leerlingen met specifieke

onderwijsbehoeften. Een beperking is dat wat personen belet om volwaardig en

daadwerkelijk deel te nemen aan de samenleving op voet van gelijkheid met andere

personen.

Om die gelijkheid te behalen, zijn er bepaalde aanpassingen nodig voor deze personen.

Onderstaande afbeelding illustreert onze visie hierop:

Page 8: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 8 van 102

Afbeelding 1: Visie op gelijkheid en rechtvaardigheid

Page 9: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 9 van 102

2. Leerling in beeld

2.1. Introductie

Tijdens ons praktijkonderzoek merkten we dat er in de scholen reeds goede praktijken

voorhanden zijn waarmee een beeld van de leerling wordt gevormd, zoals Kickstart1,

kennismakings- en screeningsdagen met interessante spelmethodieken, andere sport- en

speldagen, … Daarnaast biedt ook de dagdagelijkse lespraktijk waardevolle informatie over

leerlingen. De lessen zijn meestal organisatorisch en didactisch goed voorbereid. De

methodische onderbouw kan in functie van het in kaart brengen van arbeidsattitudes nog

beter. En net daarin willen we versterkend zijn.

We stelden verder vast dat in de scholen de info omtrent leerlingen bijgehouden wordt in

een leerlingvolgsysteem, veelal via bekende platformen zoals smartschool, school online,

… De leerlinginformatie kan zeker een plaats krijgen via zulke platformen maar de

richtlijnen over welke informatie er thuis hoort en in welke format zijn beperkt. Helaas is

de informatie die over leerlingen wordt bijhouden eerder negatief, , soms ook subjectief

en minder constructief.2 We willen scholen stimuleren om een goed leerlingvolgsysteem te

voorzien, waarbij de leerling zorgvuldig, positief en constructief in beeld wordt gebracht.

We geloven dat ons format van leerlingprofiel een plaats kan krijgen in het

leerlingvolgsysteem en dat deze manier een meer constructieve en objectieve kijk oplevert.

Leerling-beeldvorming gebeurt gedurende de hele schoolloopbaan. Idealiter gaat die

functionele vertaling van de competenties van de leerling door van school tot school. Als

een leerling nieuw instapt in een school en er geen informatie voorhanden is, kan voor

deze leerling een screeningsmoment geïnstalleerd worden. Dit project focust niet op de

timing van het screenen en concrete opdrachten die hiervoor worden gebruikt , maar gaat

vooral over ‘hoe’ te screenen.

Dit hoofdstuk bevat volgende onderdelen:

- Handleiding: leerling in beeld

- Basisprincipes en vaardigheden

- Instrumenten voor de opmaak van het ‘leerling-profiel’

Dit draaiboek biedt een leidraad om een ‘leerling-profiel’ op te kunnen stellen. Er is een

praktische handleiding met instrumenten en gebruikerstips. Daarnaast is het ook belangrijk

enkele basisprincipes toe te kunnen passen en je bepaalde vaardigheden eigen te maken

om leerlingen kwalitatief te kunnen screenen. Die vaardigheden internaliseer je niet door

enkel dit onderdeel te lezen, maar vraagt training. Het is daarom aangewezen om verdere

vorming rond deze principes te volgen.

We geven ook enkele instrumenten en technieken mee om algemene

(arbeids)competenties van leerlingen in kaart te brengen. De instrumenten kunnen een

hulpmiddel zijn om in te schatten of een leerling al dan niet arbeidsrijp is. Het uitgangspunt

hierbij is wel dat de leerling nog lerende is en deze competenties dus ook (verder) kan

ontwikkelen op een werkvloer. De bedoeling is dat er een eerste beeld van de leerling

wordt geschetst. Dit kan de basis zijn om een verder opleidingsplan op te maken of een

bepaald leertraject aan te gaan.

1 Het ESF-project 'Kickstart Je Toekomst' wil Vlaanderen een praktisch instrument geven om aan de slag te gaan met jongeren rond generieke werkkwaliteiten. 2 Voor meer informatie hieromtrent stelden we een rapport op van ons praktijkonderzoek: ‘Rapport van een praktijkonderzoek’.

Page 10: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 10 van 102

2.2. Handleiding: leerling in beeld

2.2.1 Algemene doelstelling

Leerkrachten, trajectbegeleiders, … kunnen een breed competentieprofiel opstellen van de

leerling waarmee de (arbeids)competenties van de leerling in kaart worden gebracht.

2.2.2 Specifieke doelstellingen

• Het opmaken van een sterkte-zwakteprofiel, of kwaliteiten en werkpunten van de

leerling

• Begeleidingsnoden formuleren i.f.v. het leren op een werkvloer

• Informatie verzamelen over de leerling i.f.v. het matchen met een geschikte

leerwerkvloer

• Leerlingen kunnen zichzelf evalueren en kennen eigen kwaliteiten en werkpunten.

2.2.3 Methodieken

Hier lichten we de algemene methodiek toe omtrent het gebruik van de instrumenten.

Verderop bij ‘toepassing’ vindt u concrete gebruikerstips om ermee aan de slag te gaan

binnen uw school. De instrumenten vindt u in hoofdstuk 6: Bijlagen en bevatten per

instrument nog concretere handvaten om er mee aan de slag te kunnen.

De leerling wordt in kaart gebracht met behulp van volgende instrumenten:

1. Observatiefiche

2. Gespreksfiche

3. Persoonskaart

Onderstaand schema geeft een overzicht van de verschillende instrumenten:

Page 11: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 11 van 102

Afbeelding 2: Overzicht van de verschillende instrumenten om het leerling-profiel te maken

Het is de bedoeling per leerling een ‘leerling-profiel’ te maken waarin alle

leerkrachten/observatoren hun bevindingen noteren in de observatiefiche. Met elke

leerling wordt minstens één gesprek gevoerd aan de hand van de gespreksfiche. Tijdens

een overleg komen alle observatoren samen om hun bevindingen te bespreken en samen

te verwerken. De conclusies krijgen een plaats krijgen in de persoonskaart die

vervolgens met de leerling wordt besproken.

1. Observatiefiche

De observatiefiche (zie bijlage 1 en 2 bij de instrumenten) moet ingevuld te worden met

gedragsgerichte observaties (zie ‘basisprincipes & vaardigheden’ – ‘gedragsgericht

observeren’).

Deze fiches bevatten drieëntwintig (arbeids)competenties die in kaart moeten worden

gebracht. De eerste vijftien competenties zijn ‘basiscompetenties’ die nodig zijn op de

arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er nog competenties toegevoegd waarvan we zien dat die

vaak ook belangrijk zijn op de arbeidsmarkt, maar niet in elke context of in elke job even

noodzakelijk zijn. Deze competenties zijn wel aanvullend in functie van de matching van

de leerling met het juiste bedrijf (of sector). Deze competenties zijn geselecteerd op basis

ObserverenLeerling

Observatiefiche aanvullen

Bespreking met alle

observatoren

GesprekLeerling

Gespreksfiche invullen

Persoonskaart(Consensus

Observatoren)

Terugkoppelinggesprek met

leerling

Aangepaste persoonskaart

(Consensus observatoren & Leerl ing)

Page 12: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 12 van 102

van interviews met leerkrachten, bedrijven en de jarenlange ervaring van De Ploeg i.f.V.

het begeleiden van werkzoekenden en jongeren naar de arbeidsmarkt.3

In de instrumentenlijst zijn twee observatiefiches opgenomen. Beiden zijn gebaseerd op

de SAMschaal (schaal voor attitudemeting).4

Observatiefiche 1 – in Bijlage 1 - biedt houvast voor de minder geoefende observator.

Gedragingen worden beschreven zodat het voor de observator duidelijk is welke

gedragingen hij observeert. . Er is ruimte om voorbeelden te noteren. Dit document heeft

als nadeel dat het omvattend is.

Obervatiefiche 2 - in Bijlage 2 - gaat over dezelfde competenties maar de omschrijving

is minder uitgebreid Dit maakt het document gebruiksvriendelijker.

Wanneer de te observeren competenties duidelijk en gekend en de observator weet hoe

objectief gedrag te observeren, kan het ook handig zijn de observaties te noteren op een

blanco blad of in een schriftje. Deze observaties kunnen nadien worden aangevuld op de

juiste plaats in de observatiefiche.

Deze observatiefiche wordt gebruikt bij de bespreking om het leerling-profiel te kunnen

opmaken.

2. Gespreksfiche

De verwachtingen, het zelfbeeld, de motivatie, … van de leerling is belangrijke info om tot

een totaalbeeld te komen. De leerling moet hierover bevraagd te worden. Een gesprek

voeren met elke leerling vraagt tijd, maar levert wel belangrijke informatie op. Wanneer

de leerling zich gehoord voelt en er ook rekening wordt gehouden met zijn voorkeuren, zal

zijn welbevinden stijgen. Een leerling die zich goed voelt, kan zich ook beter ontplooien.

Voorafgaand aan het gesprek kan op basis van de gespreksfiche een vragenlijst aan de

leerling meegeven worden zodat de leerling er reeds over kan nadenken. Zo heeft de

leerling voldoende bedenktijd en kan het gesprek vlotter verlopen.

Een vragenlijst echter is te beperkt. Een aanvullend gesprek is nodig om zo een breder

beeld te krijgen van de leerling. In een gesprek is he mogelijk om bijvragen te stellen en

kunnen misinterpretaties vermeden worden. Het is belangrijk door te vragen op wat de

leerling zegt, om te achterhalen hoe doorleefd de zaken zijn die hij aangeeft, om beter te

begrijpen waarom hij bepaalde zaken belangrijk vindt op zijn toekomstige werkvloer, …

Bijkomende voorwaarden is dat het gesprek gevoerd wordt door iemand waarbij de

leerling zich goed voelt, waarmee er een soort vertrouwensband is. De ‘interviewer’ dient

competent te zijn in goede gesprekstechnieken (zie ‘basisprincipes & vaardigheden’ –

‘gesprekstechnieken’).

In de gespreksfiche zijn een aantal vragen rond zelfbeeld en zelfreflectie opgenomen.

Bijvoorbeeld de vraag: ‘Wat is je droomjob? Is dit haalbaar en welke stappen dien je te

ondernemen om dit te bereiken?’. Deze vraag peilt onder andere naar de mate waarin de

3 Meer informatie hierover vind je in ons bijhorend ‘Rapport van een praktijkonderzoek - Opvattingen van leerkrachten, werkgevers en jobcoaches omtrent beeldvorming van leerling, bedrijf en (arbeids)competenties’. 4 Meer info omtrent de SAM schaal: http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/download/handel/SAM_VKW_2005.pdf

Page 13: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 13 van 102

leerling inzicht heeft in eigen mogelijkheden en beperkingen. Kan de leerling een realistisch

plan opmaken over de nog te zetten stappen?

De vraag naar werkervaring, welke taken de leerling leuk vond, en waarom dat zo is,

bevatten een veelheid van informatie over hoe de leerling eigen competenties ervaart. Een

voorbeeld: een leerling die werkervaring heeft in een kleine supermarkt geeft aan dat hij

liefst de vroege shift heeft waarin de goederen in de winkel gezet moeten worden op de

juiste plaats. Met het stellen van een aantal bijvragen blijkt dat deze leerling een flink

tempo heeft, waardoor zijn verantwoordelijke hem graag op deze taak zet. Bovendien

sluipen er weinig fouten in zijn werk, doordat hij erg nauwkeurig kan werken. Hij heeft ook

oog heeft voor detail, door ervoor te zorgen dat alle producten steeds mooi gespiegeld

zijn.

Er wordt gepeild naar het zelfbeeld van de leerling, door hem letterlijk te vragen een aantal

positieve eigenschappen van zichzelf te geven. Met de vraag: ‘waarom zou een werkgever

jou moeten aannemen?’ willen we achterhalen welke (arbeids)competenties een leerling

volgens zichzelf heeft verworven. Bijvoorbeeld: ‘ik zie werk’ zegt iets over de mate van

zelfstandigheid.

De instrumentenlijst bevat twee gespreksfiches .

Gespreksfiche 1 - in Bijlage 3 - biedt een leidraad om het gesprek te voeren.

Gespreksfiche 2 - in Bijlage 4 - is een blanco instrument.

3. Persoonskaart

Consensus door de observatoren

Hierin wordt alle info vanuit de observatiefiche en gespreksfiche gebundeld als

samenvatting. In de persoonskaart worden de opvallendste kwaliteiten en werkpunten

genoteerd. Daarnaast is het ook nodig te achterhalen wat de leerling nodig heeft om goed

te kunnen leren en te kunnen werken aan de werkpunten maar ook om kwaliteiten nog

beter in te kunnen zetten.

Het is belangrijk dat alle info van alle observatoren wordt samengevoegd en dat de

observatoren deze input met elkaar bespreken r. Dit resulteert in een objectief en

veelzijdig beeld van de leerling. Dergelijke besprekingen kunnen bijvoorbeeld plaatsvinden

op een klassenraad of kunnen een voorbereiding zijn op de klassenraad. Elke observator

bereidt dan voor zichzelf per leerling een ‘samenvatting’ voor en zodat ieders conclusies

kunnen dan naast elkaar worden gelegd. Een format voor de persoonskaart vind je terug

in bijlage 5 (p.69).

Consensus tussen observatoren en leerling

Vervolgens is er aan de hand van de persoonskaart een terugkoppelgesprek met de

leerling. Dit is nodig om bevindingen te checken met de beleving van de leerling, de

leerling te stimuleren om na te denken of hij liefst of best leert op een werkvloer of op

school en/of in wat voor werkomgeving, de leerling de nodige ondersteuning (info,

feedback en eventuele sturing) te bieden zodat hij de nodige acties kan nemen.

Belangrijk is dat de leerling een beter inzicht krijgt in zijn kwaliteiten, werkpunten, noden,

… Door de leerling uit te dagen tot zelfreflectie zal zijn zelfinzicht vergroten. Het is daarom

belangrijk goede gesprekstechnieken te hanteren en coachend te werken (zie

‘basisprincipes en vaardigheden’ – ‘gesprekstechnieken’). Diegene die het gesprek voert,

dient iemand te zijn waarbij de leerling zich goed voelt. De leerling zal feedback dan beter

aannemen en zal dan zelf meer vrijuit kunnen aangeven waar hij zich in herkent en waarin

niet. Belangrijk is feedback te duiden aan de hand van concrete voorbeelden vanuit de

Page 14: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 14 van 102

observatiefiche, opdat de leerling begrijpt waar de conclusies vandaan komen. De

uiteindelijke persoonskaart dient een beeld te schetsen van de leerling waar zowel de

observatoren als de leerling zich in kunnen vinden.

Vraag of de leerling zich kan vinden in de conclusies van de competenties die hij al dan

niet verworven heeft. Waarom wel, waarom niet? Het is raadzaam de gespreksfiche er ook

bij te nemen, zo voeg je samen wat de leerling eerder in een gesprek al aangaf over

zichzelf, en wat de conclusies zijn na de screening.

Let op bij het geven van werkpunten. Uit onderzoek blijkt dat voor elke negatieve emotie

die je ervaart, je drie positieve emoties nodig hebt om in evenwicht te zijn. Bij meer

positieve emoties zal de betrokken floreren wat energie geeft.5 Als je dus een werkpunt

aan iemand geeft en je verwacht dat de leerling daaraan werkt, moeten daartegenover

minstens 3 kwaliteiten staan. Het benoemen van kwaliteiten is dus zeer belangrijk om de

leerling te laten groeien !

Deze persoonskaart kan later ook gebruikt worden door de leerling om zich mee voor te

stellen aan een bedrijf.

Om dit alles te verduidelijken, hebben we in bijlage 6 (p.70) een voorbeeld toegevoegd

van een volledig leerlingprofiel (observatiefiche, gespreksfiche én persoonskaart).

Dynamisch leerlingdossier

Het beeld van een leerling is geen statisch gegeven. Eens je een eerste ‘foto’ van de leerling

hebt gemaakt, moet deze continu bijgesteld worden. De persoonskaart kan bijvoorbeeld

elk trimester (bv. tijdens klassenraad) bekeken worden en aangepast worden indien nodig.

Bevindingen moeten worden gestaafd staven aan de hand van observaties uit de praktijk,

zo blijft de persoonskaart een objectief gegeven. De leerling moet ook betrokken worden

worden in de evolutie die hij doormaakt,. Ook de manier waarop de leerling zichzelf

evalueert, veranderd doorheen het schooljaar. Het is goed om in dialoog te blijven gaan

met de leerling en regelmatig gesprekken te voeren. De informatie die hieruit voortvloeit

neem je mee op in de aangepaste persoonskaart.

Installeer op school een manier waarop de beeldvorming van de leerling vorm wordt

gegeven en telkens bijgesteld kan worden. Bepaal wat op welke manier, met wie, wanneer,

… besproken wordt.

Een van onze partnerscholen, Sint Jozef OV 4 is hier bewust mee aan de slag gegaan.

Zij ontwikkelden een poster voor op school, die de beeldvormingscyclus zichtbaar maakt.

Het inspirerende voorbeeld is opgenomen in bijlage 7 (p.80).

Advies Duaal Leren & arbeidsrijpheid

In het kader van duaal leren spreekt men over ‘arbeidsrijpheid’. Voor ons is de essentie

van duaal leren het leren op een werkvloer. Een leerling moet in staat zijn te leren op een

werkvloer, maar moet (nog) niet beschikken over alle (arbeids)competenties zoals een

volwaardige werknemer en/of moet op deze competenties (nog) niet perfect scoren. De

jongere moet hierin tijdens zijn schoolloopbaan kunnen groeien.

Om een idee te krijgen van de arbeidsrijpheid van de jongere, worden volgende

competenties in kaart gebracht:

5 Informatie bekomen via een lezing van Peter Beschuyt omtrent ‘talent’.

Page 15: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 15 van 102

- Doorzettingsvermogen

- Probleemoplossend vermogen

- Stressbestendigheid

- Inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen

- Flexibiliteit/aanpassingsvermogen

- Respect voor materiaal en werkomgeving

- Zelfstandigheid

- Motivatie

- Interesse en leergierigheid

- Verantwoordelijkheidszin/plichtsbewustzijn

- Zich houden aan regels en afspraken

- Omgaan met feedback

- Contact/communicatie met anderen

- Omgaan met gezag/begeleiding

- Samenwerkend vermogen

Er kan echter niet kwantitatief bepaald worden hoe hoog iemand moet scoren op welke

competenties om te oordelen of iemand al dan niet arbeidsrijp is. Uit de gesprekken met

werkgevers concluderen we dat voor hen vooral ‘motivatie’ en ‘leergierigheid en interesse’

de belangrijkste voorwaarden zijn waaraan een lerende jongere moet voldoen. De

werkgever is bereid om samen met de jongeren aan de andere competenties te werken.

De keuze om al dan niet in een duaal leertraject te stappen ligt bij de leerling. De leerling

(en eventueel zijn ouders) zal moeten versterkt worden om hierin een bewuste keuze te

kunnen maken. Door het terugkoppelgesprek met de leerling krijgt hij een beter zelfinzicht.

Daarnaast moet de leerling goed geïnformeerd te worden over de inhoud van een niet-

duaal leertraject en een duaal leertraject . Zo kan de leerling een beslissing nemen.

Ook de leerstijl is belangrijk; leert iemand best vanuit ervaring of is iemand eerder een

theoretische leerling.6

2.2.4 Toepassing

Bij het screenen van de leerling moet aan volgende vier elementen voldaan worden:

Objectiviteit:

o Objectieve gedragingen noteren

(Zie ‘observeren’ bij ‘basisprincipes en vaardigheden’)

o Observaties door meerdere personen

Zorg ervoor dat een leerling door meer dan 1 leerkracht geobserveerd wordt,

dit om eenzijdige beeldvorming tegen te gaan.

o Bespreking tussen observatoren

Bespreek de leerling met alle observatoren. Wissel informatie uit met elkaar. Zo

kom je tot een zo volledig mogelijk en genuanceerd beeld.

6 Het bepalen van leerstijl is onvoldoende onze expertise. We gaven dit reeds aan bij de UA. Zij zullen bekijken of ze hierin aanvullend kunnen zijn in hun ‘OPBWO-project’. Binnen dit project zijn zij momenteel ook bezig met het verhelderen van het begrip ‘arbeidsrijpheid’.

Page 16: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 16 van 102

Standaardisatie

o Gestandaardiseerde criteria – normbepaling

Voor bepaalde opdrachten en/of competenties zal je een norm moeten bepalen

om te kunnen evalueren. Als je bijvoorbeeld wil bepalen of iets nauwkeurig is

of voldoende snel is uitgevoerd, moet je hiervoor op voorhand criteria bepalen.

Doe dit zeer concreet afhankelijk van de opdracht.

Voorbeeld om norm te bepalen:

Om het tempo in kaart te brengen bij leerlingen van het vijfde jaar bakkerij,

kan bijvoorbeeld aan elke leerling in het vijfde jaar bakkerij gevraagd worden

zoveel mogelijk cakeje te maken binnen een bepaalde tijdspanne. De norm is

dan het gemiddelde dat de leerlingen gemaakt hebben. Het kan dat het net een

sterke of iets zwakkere groep is, het is dus nodig om dit enkele schooljaren na

elkaar te herhalen. Het gemiddelde over de jaren heen is dan de norm.7

o Gelijke instructies – beperkte instructies

Iedereen moet de instructies op dezelfde manier krijgen. Geef duidelijke en

concrete instructies. Beperk daarna je verdere instructies en stel geen

suggestieve vragen wanneer een leerling een hulpvraag stelt. Stel wel

coachende vragen, zoals “hoe zou je het anders kunnen doen?” en laat de

leerling zelf nadenken. Als een leerling echt vastzit en nood heeft aan concrete

verdere instructies kan je eventueel een tussenstap meegeven, maar noteer

dan zeker in je observaties concreet welke extra instructie je hebt meegegeven

of mits welk hulpmiddel de leerling wel tot de juiste oplossing komt. Zo kan je

de noden mee in kaart brengen.

Betrouwbaarheid

o Veel opdrachten

Voorzie voldoende opdrachten per competentie om een betrouwbaar beeld te

vormen. Als men conclusies wil gaan trekken, heeft men voldoende info nodig

om zich op te baseren. Zorg dat je voor elke competentie voldoende gegevens

hebt. Hoe meer info, hoe accurater de conclusies zullen zijn. Elke competentie

moet minstens drie keer geobserveerd worden.

o Diverse opdrachten

Voorzie voldoende verschillende opdrachten in verschillende contexten. Gedrag

is vaak contextafhankelijk. Omschrijf bij je observaties dan ook in welke context

je wat hebt waargenomen.

o Diverse tijdstippen

Hou bijvoorbeeld niet één observatie-dag, maar observeer tijdens meerdere

dagen. Iedereen kan al eens een mindere dag hebben, met andere zaken in

zijn hoofd zitten, afgeleid zijn, … Door op diverse tijdstippen te observeren krijg

je een meer betrouwbaar resultaat.

7 We gebruiken hierbij bewust ‘peers’ om de norm te bepalen. De doelstelling is om een leerling uiteindelijk te doen groeien naar de norm van een volwaardige werknemer/expert, maar deze norm dient hij (nog) niet te behalen als hij bijv. in het 5e jaar zit. Je zou ook de norm kunnen bepalen door bijv. praktijk leerkrachten dezelfde opdracht te laten uitvoeren, het gemiddelde te berekenen en daarvan 30% aftrekken voor 5e jaars, 20% voor 6e jaars, 10% voor 7e jaars, ... Als je de norm reeds in het 5e jaar legt op de ‘eindnorm’ dan zal elke leerling lager scoren op alle competenties en lijkt het alsof de leerling enkel werkpunten heeft en geen kwaliteiten.

Page 17: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 17 van 102

Validiteit

o Doelstellingsgericht werken: meet wat je wil weten

Bepaal welke competenties je met welke opdracht in kaart wil brengen. Doe niet

zomaar een opdracht, sportdag, screenings dag, … Bepaal zorgvuldig welke

opdrachten je doet i.f.v. welke competenties je in beeld wil krijgen.

Om hier een overzicht van te maken, kan een matrix, naar onderstaand voorbeeld,

opgemaakt worden. Je kan in eerste instantie nagaan in welke huidige setting, lessen,

uitstappen, … welke competenties reeds zichtbaar worden. Kies zorgvuldig, je kan

‘doorzettingsvermogen’ wellicht in de meeste activiteiten observeren, maar zorg ervoor

dat je dit doet in uiteenlopende situaties. Bijvoorbeeld op een sportdag, in een praktijkles

én tijdens een klassieke les. Wanneer je bij het opmaken van je matrix merkt dat je

bepaalde competenties nog onvoldoende in beeld hebt, kan je andere activiteiten

installeren om hier alsnog aan tegemoet te komen. Heb je bijvoorbeeld weinig informatie

over ‘initiatief nemen’, verwerk dan een opdracht in je les of screening die hiernaar kan

peilen. Een toolbox als ‘Kickstart’ kan hiervoor inspiratie bieden.

Een voorbeeld om dit aan te tonen…

Les

PAV

budgetb

eheer

Theoriele

s gis

tdegen

Pra

ktijkl

es

‘choco

lade H

olg

oed

figure

n

Eco

nom

aat

Les

Lich

am

elij

ke

opvo

edin

g

Les

Fra

ns

Sport

dag

Buitensc

hools

e

act

iviteit

bedrijfsb

ezo

ek

Kic

ksta

rt o

efe

nin

g

Kass

a

win

kel

op

school (m

ini ond)

Doorzettingsvermogen x x x Probleemoplossend vermogen x x x Stressbestendigheid x x x Inzicht eigen mogelijkheden en beperkingen

x x x

Flexibiliteit/aanpassingsvermogen x x x Respect materiaal en werkomgeving x x x Zelfstandigheid x x x Motivatie x x x Interesse/leergierigheid x x x Verantwoordelijkheidszin/plichtsbewustzijn x x x Zich houden aan regels en afspraken x x x Omgaan met feedback x x x Contact/communicatie met anderen x x x Omgaan met gezag/begeleiding x x x Samenwerkend vermogen x x Initiatief nemen x x Nauwkeurigheid x x x Concentratie x x Assertiviteit x x Voorkomen (hygiëne) x x Mobiliteit x x Werktempo x x

Werkorganisatie x x x

Afbeelding 3: Voorbeeld van een matrix met competenties en observatiemomenten

Page 18: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 18 van 102

Idealiter bepaal je met het hele team waar welke competenties in kaart gebracht zullen

worden. Zo weet elke leerkracht wanneer, in welke les of activiteit, hij wat moet

observeren.

Een goede screening bestaat uit verschillende elementen, waaronder informatie van en

over de leerling en gedragsgerichte observaties in klas- en werkcontext. Je moet zo

realistisch mogelijk een werkcontext benaderen en ze daarin bezig zien, buiten alle

schoolse regels, om in te kunnen schatten hoe ze zullen functioneren op een werkvloer.

Een praktijkles met de hele klas tezamen benadert de realiteit nog onvoldoende. In een

andere context zie je vaak ander gedrag. Op een echte werkvloer zie je dat veel leerlingen

zich anders opstellen. Een gesimuleerde werkvloer die de realiteit dient te benaderen is

onvoldoende. Leerlingen weten dat dit niet echt is, ervaren geen echte werkgever,... Tracht

dus ook een ervaring op een bedrijf te voorzien als observatiemoment.

Nog enkele belangrijke observatietips:

• Observeer niet iedereen tegelijkertijd

Om competenties goed in kaart te brengen, moet je je kunnen focussen tijdens het

observeren om zo concrete gedragingen correct te kunnen registreren. Beperk je daarom

tot het observeren van maximum 5 leerlingen per keer.

Als je bijvoorbeeld een klasgroep hebt van 14 leerlingen, focus je dan bijvoorbeeld tijdens

de ene les op het observeren van leerling 1-5, les twee leerling 6-10, les drie leerling 11-

14.

Als je bijvoorbeeld tijdens een sportdag met 2 leerkrachten een groep van 12 leerlingen

begeleidt, spreek dan af wie zich focust op welke leerlingen. Splits de groep (in jullie hoofd,

niet in de praktijk) dan bijvoorbeeld op in 3 groepen van 4 leerlingen. Spreek af wie tijdens

welke activiteit welke leerlingen observeert. Wissel doorheen de dag af van

‘observatiegroep’, opdat de leerlingen door meerdere observatoren worden waargenomen.

• Splits de rollen van lesgever/instructeur en observator op

Gericht observeren vraagt focus. Het is daarom zeer moeilijk om tegelijkertijd lesgever en

observator te zijn. Als je de hele tijd instructies of informatie moet geven, samen actief

oefeningen maken, … is het onmogelijk ook nog kwalitatief te observeren. Denk daarom

na in welke les of activiteit het wel mogelijk is je te focussen op de rol als observator,

bijvoorbeeld . tijdens een les waarin de leerlingen vooral zelfstandig of via groepswerk aan

een opdracht moeten werken en waarbij geen constante ondersteuning nodig is van jou.

Of bekijk de mogelijkheid dat er iemand anders als observator bij komt. Tijdens bepaalde

activiteiten zijn er soms meerdere leerkrachten (of trajectbegeleider, leerlingbegeleiding,

…) aanwezig. Spreek dan af wie de opdrachten toelicht en de leerlingen daarin ondersteunt

en wie de observator is, bijvoorbeeld op een sportdag of andere activiteiten-dag kan het

interessant zijn dat er per sport of spel een instructeur is (soms is dit een externe) en dat

er één of meerdere leerkrachten de leerlingen observeren en dus geen spel of sport moeten

begeleiden. Actief deelnemen aan sport en spel belemmert het observeren dus ook.

• Schrijf onmiddellijk op wat je ziet

Schrijf meteen en letterlijk op wat je ziet. Als je later pas noteert wat je gezien hebt,

sluipen er steeds ongewild interpretaties tussen.

• Licht je rol als observator toe

Leerlingen zien je constant noteren. Vertel aan hen wat je doet en waarom, bijvoorbeeld

dat je noteert hoe ze te werk gaan, om hun werkpunten, maar ook zeker hun kwaliteiten

te achterhalen. Vermeld ook dat je dit later met hen zal bespreken. Zo voelen ze zich vaak

veiliger.

Page 19: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 19 van 102

2.3. Basisprincipes en vaardigheden

In dit hoofdstuk omschrijven we enkele basisprincipes en vaardigheden die nodig zijn om

een kwalitatief leerling-profiel op te stellen. Deze principes en vaardigheden zijn ook

inzetbaar in functie van het in kaart brengen van een bedrijf.

2.3.1 Gedragsgericht observeren

Om de observatiefiche te kunnen invullen is gedragsgericht observeren essentieel. Dit is

op een objectieve manier kijken naar gedrag zonder vooroordelen of interpretaties. Dit

is niet eenvoudig en vergt training.

Theorie WAKKER methode8

De WAKKER-methode is een concrete methodiek die leidt tot gedragsgerichte observaties.

WAKKER staat voor:

Waarnemen

Aantekeningen maken

Klassificeren

Kwantificeren

Evalueren

Rapporteren

Waarnemen

In eerste instantie observeer je gedrag. Je neemt dus waar.

Aantekenen

Vervolgens maak je aantekeningen van die waarnemingen. Het geobserveerde gedrag

wordt in concrete termen genoteerd. Bij het noteren is het belangrijk om duidelijk

waarneembaar gedrag te noteren dat niet voor interpretatie vatbaar is.

• Geen interpretaties of persoonlijkheidskenmerken, wel letterlijk wat je ziet

Voorbeelden

NIET: ‘de leerling is ordelijk en vindt het belangrijk dat de werkplaats elke dag is

opgeruimd’. (Ordelijk zijn is een interpretatie, en wie zegt dat de leerling dit belangrijk vindt? Misschien doet hij dat gewoon omdat men het hem zo heeft aangeleerd, maar vindt hij dit zelf eigenlijk niet belangrijk.)

WEL: ‘de leerling ruimt na de praktijkles zijn werktafel op’

NIET: “de leerling wordt boos”

WEL: “de leerling schopt tegen zijn werkbank en roept ‘shit’”

8 De Ploeg vzw haalt deze theorie vanuit een gevolgde training bij het ‘Centrum Vakopleiding Ijssel-Veluwe’ in 1999.

Page 20: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 20 van 102

Dit is gedrag: Dit is een interpretatie:

• Stilstaan

• Rondkijken

• Een mop vertellen

• Alles op een hoop gooien

• In een hoek kruipen

• Mensen aanspreken

• Lui zijn

• Niet geïnteresseerd zijn

• Een lolbroek zijn

• Een sloddervos zijn

• Een eenzaat zijn

• Sociaal zijn 9

• Niet veralgemenen, wel omschrijven in die concrete context, wat, waar en wanneer

Voorbeeld

NIET: ‘zij voert het gevraagde telkens uit’

WEL: ‘tijdens de theorieles Frans werkt zij de gevraagde opdrachten af’

• Geen vage of algemene begrippen, maak het concreet

(Hiervoor moet je vaak vooraf een norm bepalen.)

Voorbeeld

NIET: ‘de leerling werkt goed door’

WEL: ‘de leerling werkt op 1 lesuur 20 koffiekoeken af’ (goed doorwerken is een interpretatie, bepaal bijvoorbeeld wat een gemiddeld of verwacht tempo

is en later kan je bepalen of dit dan een goed tempo is of eerder traag of snel is)

Klassificeren

Na afloop sorteert de observeerder de gedragsnotities en brengt de geobserveerde

gedragingen onder het juiste observatie item. Je gaat dus de gedane observaties omzetten

of vertalen naar competenties.

Voorbeeld: ‘controleert zijn werk niet en maakt fouten’, heeft te maken met

‘nauwkeurigheid’

Kwantificeren

Na het klassificeren geeft de observeerder per observatie item een kwantificatie. Er wordt

gekeken in welke mate het geobserveerde gedrag voorkomt binnen een bepaalde

tijdspanne.

Voorbeeld: ‘nauwkeurigheid’ - hoe vaak heeft de leerling fouten gemaakt? Noteer dus

bijvoorbeeld: ‘van de 7 uit te snijden vormen zijn er 4 foutief uitgesneden’

Evalueren

Er wordt een waardeoordeel aan elke competentie gegeven. Je gaat nu pas kijken of het

geobserveerde iets positief of iets negatief zegt over deze competentie. Je noteert het

vervolgens in de ‘observatiefiche’ in de kolom van ‘positieve punten’ of ‘werkpunten’. Een

observatie kan zowel positief zijn als een werkpunt zijn, splits deze dan op.

Voorbeeld: “Ll X. zegt marsepein te willen kleuren met een compressor, ll Y. neemt

kleurspuit uit handen van ll X. Ll X. trekt de spuit terug naar zich toe en roept ‘bol af jom’”

Je kan het als positief beschouwen dat ll X opkomt voor zichzelf en dus kan je dit bij

‘assertiviteit’ als positief punt noteren, maar hij gebruikt daarbij wel ongepast taalgebruik,

dus kan je dit als werkpunt noteren bij ‘contact/communicatie met anderen’

9 I. LAPERRE en S. WOUTERS, Begeleiden op de werkvloer in de sociale economie. Handboek voor monitoren en begeleiders, Garant, 2010, 140 p.

Page 21: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 21 van 102

Rapporteren

In het ‘samenvattend leerling-profiel’ komt tenslotte de eindbeoordeling te staan van al

het geobserveerde gedrag. Per competentie worden de verschillende observaties bekeken

en het niveau van functioneren bepaald.

2.3.2 Gesprekstechnieken

Deze gesprekstechnieken dienen ingezet te worden doorheen het hele begeleidingsproces

van de leerling. Ze zijn zeker waardevol tijdens het gesprek met de leerling, het

feedbackgesprek en wanneer je gesprekken voert met bedrijven.

Soorten vragen

• Open vragen in plaats van gesloten vragen

Open vragen nodigen uit om te vertellen. Deze vragen beginnen met wie, wat, waar,

hoe,welke, … Gebruik open vragen in plaats van gesloten vragen, zo kan je uitspraken

preciseren, informatie bekomen, iemand aan het denken zetten, …

Gesloten vragen zijn veelal ja-nee vragen. Hierdoor kom je weinig te weten en stokt het

gesprek snel. Stel je open voor de ander en neem een nieuwsgierige en niet-wetende

houding aan door open vragen te stellen.

Voorbeeld: “Wat heeft er voor gezorgd dat je voor de richting bakkerij hebt gekozen?” of

“Wanneer zou voor jou je stage geslaagd zijn?”

• Gevoelsvragen

Deze vragen geven informatie over de beleving van de leerling . Deze vragen zijn

interessant bij zelfreflectiegesprekken of wanneer je bepaalde emoties observeerde en

deze correct wil kunnen interpreteren.

Voorbeeld:

“Hoe voelt het om te horen dat leerkrachten zien dat je minder nauwkeurig werkt?”

“Gisteren zag ik dat je worstelde met je oefening. Hoe voelde je je daarbij?”

• Niet-suggestieve vragen i.p.v suggestieve vragen

Suggestieve vragen leiden iemand al naar het juiste antwoord. Op die manier leg je iemand

vaak al iets in de mond of laat je je eigen mening al doorwegen. Daardoor krijg je meestal

een incorrect en/of sociaal wenselijk antwoord. Vermijd dus suggestieve vragen.

Voorbeeld:

NIET: “Ik veronderstel dat je de praktijkles wel leuk vond vandaag?”

WEL: “Wat beviel je vandaag wel en wat niet aan de praktijkles?”

• Gedragsgerichte vragen i.p.v hypothetische vragen

Gedragsvragen geven informatie over hoe iemand een bepaalde taak concreet heeft

uitgevoerd. Deze vragen bevatten formuleringen zoals ‘deed’, ‘hebt gedaan’, ‘momenteel

aan het doen’.

Hypothetische vragen kunnen geschikt zijn om iemands analyserend vermogen te

stimuleren. Deze geven informatie over hoe een leerling iets ‘zou’ doen. Maar

hypothetische vragen veronderstellen voorstellingsvermogen. Voor veel jongeren is dit

moeilijk en benadert dit de realiteit onvoldoende. Ook voor bijvoorbeeld personen met

autisme zijn dit meestal lastige vragen. Hypothetische vragen vermijd je dus best.

Page 22: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 22 van 102

Voorbeeld:

“Hoe ging je te werk toen je vorige week die stoel moest lassen?” (gedragsgerichte

vraag)

“Hoe zou je te werk gaan als je een stoel moet lassen?” (hypothetische vraag)

Bij hypothetische vragen kan een leerling het hele theorieboek correct citeren. Bij een

gedragsvraag moet hij concreet aangeven hoe hij het in de praktijk heeft aangepakt.

Gedragsvragen zijn daarom goed om het concrete handelen van iemand in kaart te

brengen.

De STARR-methode is een hulpmiddel om tot gedragsgerichte vragen te komen.

1. Situatie: terughalen van de situatie

De leerling moet de situatie terug helder voor ogen krijgen. Het is dus belangrijk dat je

hiervoor de tijd geeft.

Voorbeeld:

“Vorige week maandag moest je per twee een groepswerk maken tijdens PO ter

voorbereiding van het eindwerk. De opdracht was om een collage te maken over de manier

waarop je de gebakjes zou presenteren voor de jury. Je moest per twee een taakverdeling

opmaken.”

2. Taak: bepalen van rol of taak in de beschreven situatie

Hier gaan we specifieker vragen welke rol de leerling speelde in die situatie.

Voorbeeld:

“Wat was jouw rol binnen het groepswerk?” “Wat verwachtte je medeleerling van jou?”

3. Actie: vragen naar concreet gedrag

Voorbeeld:

“Wat deed je toen?”

“Wat zei je toen?”

4. Resultaat: vragen naar resultaat

Tijdens deze stap probeer je inzicht te krijgen op de afloop van de situatie.

Voorbeeld:

“Wat was het resultaat van jullie groepswerk?”

“Wat gebeurde er toen je het werk voorlegde aan de leerkracht van PO?”

5. Reflectie: Vragen naar wat de leerling er zelf van vond

Om zichtbaar te maken wat de leerling zelf dacht en/of vond van zijn werk, actie, gedrag,

… kan je reflectieve vragen stellen.

Voorbeeld:

“Hoe kijk je nu terug op de manier waarop jullie hebben samen gewerkt?”

“Zou je het opnieuw zo doen? Zo ja, waarom zou je het de volgende keer opnieuw zo

aanpakken? Zo nee, wat zou je anders doen de volgende keer?”

OPM: deze laatste vragen zijn dus hypothetische vragen. Deze kunnen in een reflectie-

fase wel helpend zijn.

2.3.3 Coachend werken

Coachend werken en dus ook coachende gespreksvoering doen is essentieel om mensen

te laten groeien. Ook om competenties van leerlingen in kaart te brengen is coachend

werken belangrijk. Als je je opstelt als coach, krijg je een beter beeld van de leerling zijn

competenties en zeker als je wil zien of hij zelfstandig of probleemoplossend kan werken.

Page 23: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 23 van 102

Wanneer je de leerling interviewt of een feedbackgesprek voert over de observaties,

gebruik dan zeker coachende gesprekstechnieken.

Als coach is het belangrijk een sterk geloof te hebben in de mogelijkheid van de ander om

zich te ontwikkelen en om situaties op te lossen. Dit heeft te maken met een ontspannen

instelling, benieuwd zijn naar de ander, werkelijk contact maken, vanuit echtheid en

betrokkenheid. Dit niet op een positieve en naïeve manier, maar op een constructieve

manier; zoeken naar oplossingen en mogelijkheden, maar ook moeilijkheden onder ogen

zien.

De expertise van een coach ligt niet op inhoudelijk vlak. Een coach probeert de zin tot leren

en groei uit te lokken en te bevorderen. Het kan een voordeel zijn voor een coach om net

geen inhoudelijk expert te zijn op het desbetreffende terrein, hij kan dan des te meer

aandacht geven aan het leerproces zelf.

Er is reeds veel literatuur beschikbaar over dit thema en daarom gaan we er hier niet

dieper op in, maar verwijzen we naar interessante bronnen:

- “Inspirerend coachen, de kunst van dynamisch en uitdagend communiceren”, Jef

Clement, (2012) Uitgeverij LannooCampus

Je kan ook inspiratie opdoen bij het oplossingsgericht werken, bijvoorbeeld:

- “Aan de slag met je klas: een oplossingsgerichte kijk op leerkracht zijn”, Liesbet

Moortgat, (2014) Uitgeverij Garant

Page 24: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 24 van 102

3. Bedrijf in beeld

Even belangrijk als het in kaart brengen van de leerling, is het in kaart brengen van het

bedrijf wanneer je een goede match wil bekomen.

Wat betreft het benaderen van bedrijven in functie van stages, werkplekleren, deeltijds

leren, … zien we ook veel inspanningen op de scholen. Toch horen we dat het moeilijk is

voldoende (leer)werkplaatsen te vinden en om een goede samenwerking uit te bouwen

met een bedrijf. Vanuit onze jarenlange ervaring in het samenwerken met bedrijven en de

nood om breed te kijken naar bedrijven vanuit onze doelgroep, denken we versterkende

elementen aan te kunnen brengen hiervoor.

De ervaring leert ons dat bedrijven vaak bereid zijn om in gesprek te gaan. Ook zij hebben

baat bij een goede match en het opbouwen van een goede samenwerking en maken dan

ook graag tijd om hun bedrijf te tonen, alsook hun noden en verwachtingen te bespreken.

Het opstellen van het bedrijfsprofiel gebeurt door de stageverantwoordelijke,

trajectbegeleider, vakleerkracht of iemand anders van de school die betrokken is bij de

leerwerk component.

We gaan er echter ook vanuit dat leerlingen zelf ook iets kunnen betekenen in het op zoek

gaan naar en het vinden van een voor hen geschikte leerwerkplek. Het is daarom nodig

het bedrijfsprofiel ook hanteerbaar te maken voor leerlingen, opdat zij er zelf ook mee aan

de slag kunnen. Uiteraard moeten zij hiervoor wel kunnen rekenen op ondersteuning vanuit

de school.

Dit deel bevat volgende onderdelen:

- Handleiding: bedrijf in beeld

- Instrumenten voor de opmaak van het ‘bedrijfsprofiel’

In de handleiding vertellen we wat een bedrijfsprofiel is en hoe je dit kan opmaken. Bij de

instrumenten voorzien we een bedrijfsprofiel met richtvragen dat aanvullend is op de

algemene handleiding en een blanco document dat je zelf kan gebruiken om een bedrijf in

beeld te brengen.

Page 25: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 25 van 102

3.1. Handleiding: bedrijf in beeld

3.2.1 Algemene doelstelling

Helder en concreet beeld krijgen van een bedrijf in functie van het matchen met de leerling.

3.2.2 Specifieke doelstellingen

• Goede samenwerking uitbouwen met het bedrijf

• De juiste leerling op de juiste werkvloer krijgen

• De verwachtingen en noden van het bedrijf helder krijgen

3.2.3 Methodiek

Door het objectief en breed in kaart brengen van zowel bedrijven als leerlingen kan je een

goede match tussen beide bekomen. Niet elke werkplaats is even geschikt voor elke

lerende jongere. Daarom is het belangrijk om ook bedrijven goed te screenen.

Het bedrijf in kaart brengen doe je met behulp van het ‘bedrijfsprofiel’. Dit is opgebouwd

aan de hand van de 4 A’s:

• Arbeidsinhoud: de aard en de wijze waarop taken verricht moeten worden.

Belangrijke aandachtspunten zijn onder andere de taakstructuur, de autonomie,

zwaarte van het takenpakket, de samenwerkingsmogelijkheden en de

kwalificatievereisten.

• Arbeidsomstandigheden: de (fysieke) omstandigheden waaronder gewerkt

wordt. Bijvoorbeeld klimatologische omstandigheden, veiligheid, lawaai,

verlichting, aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, etc. De arbeidsomstandigheden

kunnen de werknemers lichamelijk en/of geestelijk belasten.

• Arbeidsvoorwaarden: alle afspraken tussen werkgever en werknemer over de

voorwaarden waaronder arbeid verricht wordt. Dit gaat over primaire (loon, ...),

secundaire (verlofregeling, ...) en tertiaire arbeidsvoorwaarden (opleiding, ...). De

arbeidsvoorwaarden kunnen motiverend werken voor de werknemers.

• Arbeidsverhoudingen: de wijze waarop werkgevers en werknemers, zowel op de

werkvloer als buiten het bedrijf, met elkaar formeel/informeel omgaan. Het gaat

ook om de wijze waarop de onderlinge samenwerking georganiseerd is en de manier

waarop conflicten opgelost worden. De stijl van leidinggeven en het al dan niet

beschikken over autonomie zijn hierbij belangrijk.

Vanzelfsprekend houden de 4 A’s verband met elkaar. Samen geeft dit een brede kijk op

het bedrijf in kwestie.

Idealiter wordt het ‘bedrijfsprofiel’ ingevuld aan de hand van:

• een gesprek met het bedrijf

• een rondleiding in het bedrijf

Een vragenlijst opstellen en laten invullen lijkt in eerste instantie tijdbesparend, maar is

minder waardevol. Een persoonlijk contact draagt bij tot een goede samenwerking en geeft

meer concrete informatie omdat er mogelijkheid is om bijvragen te stellen en te peilen

naar wat precies wordt bedoeld.. Verder biedt een bezoek ter plaatse ook de mogelijkheid

om de sfeer op te snuiven en te voelen hoe het er in het bedrijf aan toe gaat. Deze

informatie haal kan je niet uit een vragenlijst .

Page 26: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 26 van 102

Gesprek met bedrijf

Het bedrijfsprofiel wordt ingevuld door met het betrokken bedrijf in gesprek te gaan. In

het ‘bedrijfsprofiel leidraad’ staat meer uitleg hoe je informatie kan bekomen, welke

vragen relevant zijn om aan de werkgever te stellen en hoe deze informatie een plaats

krijgt in het bedrijfsprofiel.

Uit de interviews met ervaren jobcoaches (de interviews zijn integraal opgenomen in

bijlage …. het ‘rapport van een praktijkonderzoek’) komen nog enkele tips naar voor om

in gesprek te gaan met een werkgever:

• Een eerste contact

Neem telefonisch contact op met het bedrijf en schets de doelstelling van het gesprek.

Het is in de eerste plaats de bedoeling om een afspraak te maken.

• Kies bewust met wie je spreekt

Idealiter kan je informatie bekomen van diverse personen(personeelsdienst, directeur,

ploegbaas, collega’s, …).

Dit vraagt echter veel tijdsinvestering. Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van

de werkvloer waar de leerling terecht zal komen, spreek je indien mogelijk best met de

direct leidinggevende/mentor van de leerling. Het is vooral belangrijk dat het klikt met

die persoon en dat de manier van aansturen gebeurt op een manier die aansluit bij de

leerling. Die persoon kan meestal ook info geven over de algemene bedrijfsregels,

afspraken, werkuren, … Eventueel kan je bijvoorbeeld de gewenste werktijden en

andere praktische info voor de leerling nog bespreken met de werkgever of

personeelsdienst.

• Dialoog aangaan

Wees je ervan bewust dat er drie partijen zijn met elk hun belangen (school, leerling

en bedrijf). Een samenwerking kan pas tot stand komen wanneer elke partij een ‘win’

heeft. Ga dus ook in dialoog met het bedrijf. Vertel niet enkel de verwachtingen en/of

noden vanuit de school en/of leerling. Neem een open houding aan t.o.v. het bedrijf

om hen beter te leren kennen. Ga na wat hun verwachtingen, noden, wensen, … zijn.

Peil hierbij ook naar de begeleidingsintensiteit die de werkplek aankan.

• Bedrijfscultuur

Het belang van de specifieke bedrijfscultuur willen we extra benadrukken. Het hang

vaak hiervan af af of een leerling en een bedrijf al dan niet matchen. Tijdens een bedrijfsbezoek kan je hier veel informatie over vergaren, vaak op een informele manier.

Rondleiding in bedrijf

Om een realistisch beeld van het bedrijf te vormen is het essentieel om een kijkje te nemen

op de werkvloer aan den lijve te ondervinden hoe het eraan toe gaat. Vraag dus steeds

een rondleiding, toch zeker in de afdeling waar de leerling zal werken: let op de ruimte,

indeling, prikkels, manier van werken, communicatie en samenwerking, sfeer, manier

waarop instructies worden gegeven, … Veel zaken zijn voor een bedrijf vanzelfsprekend en

zal men dus ook niet benoemen in een gesprek. Door zelf te gaan kijken, krijg je er wel

informatie over. Toon interesse in wat ze doen, stel tijdens de rondleiding allerlei vragen

over hetgeen je ziet en verwerk deze info ook in het bedrijfsprofiel.

Page 27: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 27 van 102

Voor een kleiner bedrijf of een kleine zelfstandige kan je vragen eens een keer mee te

gaan, bijv. zelfstandige schilder met één werknemer in dienst: vraag om eens mee te gaan

naar de ‘werf’ en observeer hoe zij met elkaar omgaan, hoe ze samenwerken, welke

instructies er gegeven worden, hoe nauwkeurig er gewerkt wordt, …

Een gesprek en een rondleiding kunnen uiteraard gecombineerd worden en op een zelfde

moment doorgaan.

3.2.4 Toepassing

Bedrijfsprofiel hanteren binnen de school

Voor elk bedrijf maak je een bedrijfsprofiel aan. Deze kunnen best digitaal bewaard

worden, opdat ze zo makkelijk aanpasbaar zijn en raadpleegbaar door andere collega’s.

Een bedrijfsprofiel dient als basis bij het matchen van de leerling met de werkvloer. Het is

een ‘dynamisch’ document dat telkens aangepast kan worden aan de verwachtingen,

veranderingen, … van het bedrijf.

Eens een bedrijfsprofiel opgemaakt, moet deze wel up to date gehouden te worden:

- Door een leerling op te volgen binnen dat bedrijf, leer je het bedrijf nog beter

kennen. Vul deze extra informatie doorheen het schooljaar aan in het

bedrijfsprofiel.

- In een bedrijf kunnen snel allerlei zaken wijzigen. Als je bijvoorbeeld een jaar later

het bedrijf contacteert voor een andere leerling, bevraag dan kort of de

werkvloerbegeleider nog steeds dezelfde is, of de verwachtingen nog hetzelfde zijn,

Link met leerplan

De bedoeling van het leren op de werkvloer is dat er bepaalde doelen uit het leerplan in

het bedrijf kunnen worden behaald in plaats van op school. Je zou dus per sector een

activiteitenlijst kunnen toevoegen gerelateerd aan de leerplandoelstelling. Dit kan je

inpassen bij het onderdeel ‘soort van taken’. Je kan deze lijst met het bedrijf overlopen

en bevragen welke van die taken aangeboden kunnen worden. Soms zijn er echter nog

taken die het bedrijf of de sector belangrijk vindt en die niet tot de leerplandoelen behoren.

Laat dan ruimte aan het bedrijf om die taken aan te geven en bekijk of de leerling deze

ook op zich kan nemen.

Goed netwerk uitbouwen met de bedrijven is belangrijk

Het spreekt voor zich dat het belangrijk is om een goed netwerk uit te bouwen met de

bedrijven waarmee je als school samenwerkt. We hebben ondervonden dat de meeste

scholen uit ons partnerschap hier ook op in zetten.

Een voorbeeld

St Jozef OV4 nodigt dit jaar hun stageplaatsen uit op een ‘netwerkoverleg’. De school wil

een goed beeld krijgen van hun stageplekken om tegemoet te kunnen komen aan de

vragen van de stageplekken naar begeleiding van jongeren met een beperking. Zie

bijlage 8 voor de vragenlijst die deze school hanteert om de verwachtingen van de

stageplaatsen in kaart te brengen.

Leerlingen zelf aan de slag met het bedrijfsprofiel

Het bedrijfsprofiel zoals voorgesteld is een instrument waar de vakleerkracht,

trajectbegeleider, … of andere professional binnen de school mee aan de slag kan.

Uiteraard kunnen leerlingen ook zelf op zoek gaan naar een geschikte leeromgeving. Het

Page 28: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 28 van 102

is in dat geval belangrijk dat de leerkracht een voorbereiding maakt mét de leerling, opdat

hij zelf aan de slag kan gaan. Het gesprek (van de leerling) met het bedrijf is dan in eerste

instantie minder uitgebreid, maar het biedt als voordeel dat de leerling onmiddellijk zelf

kan ondervinden hoe het er op de werkplek aan toe gaat.

In de bijlagen hebben we het bedrijfsprofiel als instrument toegevoegd.

‘Bedrijfsprofiel 1’ biedt een uitgebreide leidraad voor het gesprek - Bijlage 9

‘Bedrijfsprofiel 2’ is een blanco versie hiervan - Bijlage 10

Page 29: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 29 van 102

4. Matching

Een goede matching tussen leerling en bedrijf is steeds belangrijk. Maar wanneer iemand

voor een langere tijd intensief gaat leren op een werkvloer wordt dat nog belangrijker.

Tijdens een stage van bijvoorbeeld vier weken kan een leerling soms wel doorbijten, ook

al is het tegen zijn zin, maar voor een langere periode wordt dit moeilijk. Een leerling

moet zich kunnen ontplooien op de werkvloer en dat kan pas als de leerling zich daar goed

voelt. De juiste leerling op de juiste (leer)werkplaats is dus zeer belangrijk! Een goede

matching kan pas als de leerling goed in kaart gebracht is, alsook de potentiële bedrijven

en deze gegevens dan zorgvuldig naast elkaar worden gelegd.

Er kan geen eenduidige tool gemaakt worden om de ideale match te maken tussen leerling

en bedrijf. Een match is immers geen kwantitatief of wetenschappelijk gegeven en

bovendien bestaat dé perfecte match niet. Wel kan een goede match gemaakt worden op

basis van een objectief en breed leerling- en bedrijfsprofiel. De vraag die centraal staat bij

de matching is dan ook ‘welke omstandigheden kunnen voor deze leerling optimale

leerkansen bieden?’. We verwijzen hiervoor naar het rapport van praktijkonderzoek –

waarbij we een aantal ervaren jobcoaches bevraagd hebben naar het al dan niet gebruiken

van een matchingstool10.

In de praktijk merken we dat er binnen onderwijs vaak een goed ‘buikgevoel’ aanwezig is

om te matchen. Dat buikgevoel is nodig en waardevol, want het intermenselijke aspect is

cruciaal bij de matching en dit is niet kwantitatief meetbaar. De matching kan echter nog

versterkt worden door naast het buikgevoel ook bewust bepaalde principes te hanteren. In

dit hoofdstuk geven we een aantal tips en aanbevelingen over hoe leerling- en

bedrijfsprofiel naast elkaar te leggen.

10 Rapport van het praktijkonderzoek - Opvattingen van leerkrachten, werkgevers en jobcoaches omtrent beeldvorming van leerling, bedrijf en (arbeids)competenties (p.25).

Page 30: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 30 van 102

4.1. Handleiding matching

4.2.1 Algemene doelstelling

Leerkrachten, trajectbegeleiders, … maken een zeer bewuste match tussen leerling en

(leer)werkplaats.

4.2.2 Specifieke doelstellingen

• Persoonskaart van de leerling en bedrijfsprofiel kunnen met elkaar worden

vergeleken om tot een goede match te komen

• Men ziet het belang van een goede match

• Men kent de belangrijkste aandachtspunten i.f.v een goede match

4.2.3 Visie op matching

Er is geen kant en klare matchingstool. Collega-jobcoaches geven in de interviews

unaniem aan dat er steeds opnieuw in gesprek moet worden gegaan met een bedrijf. Een

vragenlijst laten invullen is onvoldoende om bepaalde zaken in kaart te brengen. Daarnaast

is een concrete, eerder cijfermatige matchingstool ontoereikend om een kwalitatieve match

te kunnen maken, o.a. omdat het intermenselijke aspect belangrijk is. Of er bijv. een ‘klik’

is tussen jongere en bedrijf is niet meetbaar. Een concrete tool zou een hulpmiddel kunnen

zijn, maar mag geen doel op zich worden en is daarom ook niet ontwikkeld

Matching gaat over het naast elkaar leggen van het ‘leerlingprofiel’ en het ‘bedrijfsprofiel’

en kijken of er voldoende overeenstemmingen zijn, waarbij enkele elementen van cruciaal

belang zijn.

Uiteraard is het van belang dat de leerling voldoende vaktechnische competenties kan

behalen op de werkplek. We willen immers dat de leerling ook slaagt op het einde van de

opleiding. Daarnaast, om voor optimale ontplooiingskansen te zorgen, is het nodig ook het

volgende in rekening te houden bij het bepalen van de werkplek:

• Zijn de verwachtingen van de leerling en de werkgever op elkaar afgestemd?

• Is de begeleidingsintensiteit die het bedrijf kan bieden afgestemd op de

begeleidingsnood van de leerling?

• Voldoet de (leer)werkplaats aan de ambities van de leerling?

• Past de leerling in de organisatiestructuur?

• Voelt de leerling zich goed in de bedrijfscultuur?

• Past de begeleidingsstijl van de mentor bij de ondersteuningsnoden en leerstijl van

de leerling?

• …

Een praktijkvoorbeeld uit ons onderzoek waarbij rekening gehouden werd in het maken

van de match:

Mark zit in een klas met 15 leerlingen, de meeste jongens in die klas zijn erg druk en speels

en tasten graag grenzen af. Dit heeft als gevolg dat het er in de lessen wel eens stevig aan

toe gaat. Mark wordt door de anderen wel eens bekeken als de strever van de klas, hij

behaalt ook meestal de beste punten. In de praktijklessen gaat hij ambitieus en

nauwkeurig te werk. Mark geeft in het gesprek aan dat hij ongemakkelijk wordt wanneer

er leerkrachten zijn die veel vrijheid geven tijdens de les, of die er los mee omgaan

wanneer het druk is. Dit valt niet op tijdens de observaties die we deden, Mark wordt wel

mee betrokken, hij houdt zich wat op de achtergrond maar bijt wel van zich af. Het maakt

Page 31: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 31 van 102

hem onzeker wanneer hij het gevoel heeft dat er niemand de touwtjes in handen heeft,

dat geeft hij duidelijk aan in een individueel gesprek. Hij weet graag waar hij aan toe is,

verwacht dat een leerkracht voldoende gezag heeft om in te grijpen vooraleer de situatie

uit de hand dreigt te lopen.

Bij het zoeken van een stageplaats is het belangrijk deze signalen mee te nemen. We gaan

eerder op zoek naar een mentor die zichzelf wel profileert als leidersfiguur en die eerder

correct/ streng met zijn personeel omgaat.

Vooraleer er een match gemaakt wordt, is het van groot belang om de verwachtingen van

alle partijen duidelijk stellen. Dit kan aan de hand van een open gesprek. Wat wordt er van

de werkvloer verwacht? Wat is de rol van de mentor op de werkvloer? Waarvoor is de

school verantwoordelijk? En wat is de taak of verantwoordelijkheid van de leerling?

Eens de match gemaakt is, moeten volgende zaken overeengekomen worden:

• De werkuren

• Soort contract (veelal) OAO11 en daar bijhorende loon

• Mate van begeleiding en wie waarvoor zal instaan

• De verwachte productiviteit

• De verwachte kwaliteit

• De verantwoordelijkheden van elke betrokken partij met betrekking tot de

ondersteuning van de lerende

• Voorzie een evaluatieprocedure om kwaliteiten te belichten en werkpunten te

kunnen formuleren opdat de leerling een groeiproces kan doormaken

• Stimuleer een open communicatie tussen leerling en mentor – de mentor wacht

beter niet met het geven van feedback tot er iemand van de school komt evalueren

• …

Om het traject succesvol te laten verlopen is de opvolging gedurende het traject zeer

belangrijk. Dit start met heldere afspraken, verwachtingen, taak- en rolverdeling, … te

formuleren.

Kennismaking op de werkvloer

Het is belangrijk dat leerling en bedrijf kennis maken met elkaar alvorens een OAO aan te

gaan. Dit kan via een verkennend gesprek, maar kan bijvoorbeeld ook via een

‘meeloopdag’. Soms kunnen proefdagen of werkervaringsstages een goede investering zijn

voor leerling en werkgever om beter te kunnen inschatten of het een goede match kan

zijn.

De zesdejaars van de richting publiciteit van het St Jozef (BuSO) worden intensief

voorbereid op hun stage. De school stuurt alle leerlingen op een stage participatiedag. Van

de leerlingen wordt tijdens deze dag verwacht dat ze een voorbereiding maken op hun

stageperiode die een maand later zal aanvatten. Tijdens deze dag kunnen zowel bedrijf als

leerling kijken of ze het samen zien zitten. De leerlingen dienen die dag een vragenlijst in

te vullen, opdat enkele regels en afspraken helder worden (bijlage 11).

11 Overeenkomst Alternerende Opleiding

Page 32: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 32 van 102

5. Leerlingen met een (arbeids)beperking

Tot slot willen we expliciet de nadruk leggen op de leerlingen met een

(arbeids)beperking. De Ploeg vzw werkt al dertig jaar aan de integratie van mensen met

een arbeidsbeperking op de reguliere arbeidsmarkt. Ook binnen het concept van duaal

leren vinden we dat deze leerlingen een plaats moeten krijgen. In functie van deze

doelgroep hebben we extra aanvullingen gedaan op onze instrumenten en ook in ons

eindrapport met beleidsadviezen focussen we op die doelgroep. We stellen vast dat net

voor deze groep, de duale manier van leren en werken, een grote

ondersteuning/vooruitgang kan betekenen.

Wij zien dagelijks ook veel openheid en bereidheid van bedrijven om deze doelgroep

kansen te geven. Echter bedrijven hebben nood aan duidelijke en functionele informatie

over deze personen en extra ondersteuning.

In dit hoofdstuk geven we extra handvaten en informatie omtrent het in beeld brengen

van leerlingen met een beperking. We geven ook tips over hoe voor deze leerlingen een

goede match te kunnen maken met een (leer)werkplaats. Deze informatie is aanvullend

op de zaken die besproken werden in de vorige hoofdstukken, deze blijven van toepassing.

5.1. Handleiding voor leerlingen met een (arbeids)beperking

5.2.1 Algemene doelstelling

Leerkrachten, trajectbegeleiders, … kunnen ook leerlingen met een (arbeids)beperking

goed in beeld brengen en vervolgens matchen aan een bedrijf.

5.2.2 Specifieke doelstellingen

• Handvaten aanreiken om met leerlingen met een (arbeids)beperking aan de slag te

gaan binnen duaal leren

• Extra aandacht voor bepaalde zaken bij het in beeld brengen van het bedrijf

• Informatie aanleveren om de overgang van onderwijs naar werk te versterken voor

deze doelgroep

5.2.3 Methodiek

Aanvullingen op het in beeld brengen van leerling en bedrijf en de bijhorende

matching

De methodiek en instrumenten om een leerling en bedrijf in beeld te brengen zijn op

dezelfde manier toepasbaar voor leerlingen met een (arbeids)beperking. We willen hier

nog enkele aandachtspunten, handvaten en aanvullingen meegeven in functie van deze

doelgroep.

Kennis beperkingen – aanpassingen op maat

Het is noodzakelijk kennis te hebben omtrent de diverse beperkingen om het gedrag van

een leerling met een beperking correct te interpreteren, te evalueren en een goed zicht te

krijgen op de begeleidingsnoden. Er bestaan tal van bijscholingen omtrent diverse leer- en

Page 33: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 33 van 102

ontwikkelingsstoornissen (bijv. ADHD, autisme, …).12 We raden aan je hierin zeker te

verdiepen!

Met die kennis kunnen de instrumenten uit hoofdstuk 2 evengoed gehanteerd worden. Het

kan een hulpmiddel zijn om de instrumenten op maat aan te passen in functie van bepaalde

beperkingen. Het leidt ons te ver om hier alle beperkingen te omschrijvingen en concrete

hulpmiddelen aan te geven. Wel geven we enkele inspirerende voorbeelden mee voor

leerlingen met een fysieke beperking en een autismespectrumstoornis (ASS).

Voorbeeld: leerling met fysieke beperking

Je kan bijvoorbeeld voor mensen met een fysieke beperking concreter de fysieke

mogelijkheden in kaart brengen om zo gerichter op zoek te kunnen gaan naar een

geschikte leerwerkplaats. Je kan de observatiefiche dan uitbreiden met specifieke

informatie omtrent de fysieke mogelijkheden.

bijlage 12 bevat extra informatie die kan geobserveerd worden wanneer een leerling een

fysieke beperking heeft.

Als je een bedrijfsbezoek doet, heb dan extra aandacht voor de categorie ‘lichamelijke

conditie’ (bij arbeidsomstandigheden). Observeer en bevraag daar heel concreet op welke

manier handelingen uitgevoerd moeten worden, welke hulpmiddelen er ter beschikking zijn

en/of welke hulpmiddelen de leerlingen reeds gebruikt en bevraag of deze ook ingezet

mogen worden, of het staand of zittend werk is, fijn motorisch of eerder grof motorisch,

welke bewegingen bij de job komen kijken, …

Voorbeeld : leerling met ASS

Leerlingen met ASS leren vaak het best ervaringsgericht. Voor hen is het moeilijk de

transfer te maken tussen het aangeleerde op school en de toepassing ervan op een

werkvloer, omdat voor hen elke context weer een nieuwe situatie is. Daarom leer je hen

best zaken aan in de context waarin ze het ook effectief moeten gaan toepassen. Duaal

leren is dus zeer geschikt voor hen. De goede match met een bedrijf is echter cruciaal. Dit

heeft veelal te maken met een match op vlak van arbeidsomstandigheden, en zeker de

omgeving en de manier waarop instructies worden gegeven zijn belangrijk.

Heb extra aandacht bij het observeren van bepaalde competenties (zie ‘instrumenten’ –

‘specifieke observaties ASS’). Zo kan je concreter de begeleidingsnoden formuleren en dus

gerichter een bedrijf prospecteren in functie van die noden.

In bijlage 13 wordt meer achtergrond gegeven bij het observeren van een leerling met

ASS.

Mensen met ASS zijn vaak over- of onder gevoelig aan bepaalde prikkels. Breng dus zeker

ook de aanwezige prikkels extra in kaart. Doe dit door hen te bevragen en zorgvuldig te

observeren en jezelf bewust te worden van de prikkels rondom en te kijken of ze bij

bepaalde prikkels ander gedrag vertonen. Als je een bedrijf gaat prospecteren, neem je

dus goed alle geuren, geluiden, visuele prikkels, … waar. Breng deze zorgvuldig in kaart.

Iemand met autisme die bijvoorbeeld overgevoelig is aan geluid, functioneert mogelijks

minder goed in een omgeving waar met de radio aan gewerkt wordt of in een productie-

omgeving waar veel lawaai is van machines. Sommige personen met autisme zijn net

onder gevoelig aan temperatuur en functioneren misschien net heel goed in een koude

12 Onder andere het CNO en Vonk & Visie hebben hierrond een aanbod: www.cno.uantwerpen.be en www.vonkenvisie.be

Page 34: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 34 van 102

omgeving, bijv. een koelkamer waar ijsjes of andere voedingswaren gemaakt en bewaard

worden.

In de Toolkit van Talent Telt, ontwikkeld in een ander ESF project door o.a. De Ploeg vzw,

vind je veel informatie en aanvullende instrumenten omtrent autisme en werk. Deze toolkit

bevat infofiches omtrent autisme en de werkvloer en instrumenten om personen met

autisme te begeleiden richting werk:

https://www.kennisplein.be/Pages/Overzicht-fiches-Talent-Telt-Toolkit.aspx of

www.kennisplein.be – typ de zoekterm ‘Talent Telt toolkit’.

Dit project richt zich tot coaches die te maken hebben met mensen met autisme en het

thema werk, maar bevat ook voor leerkrachten waardevolle informatie omtrent autisme.

De tools kunnen inspirerend werken en aanvullend zijn13.

Kortom, kennis van de beperkingen zorgt ervoor dat je weet waarvoor extra aandacht te

hebben!

Verschil tussen aandachtspunten en werkpunten

Het is een meerwaarde om voor leerlingen met een (arbeids)beperking een onderscheid te

maken tussen werkpunten en aandachtspunten. Een werkpunt is iets waar de leerling nog

aan moet werken en waarvan men verwacht dat hij nog kan groeien. Een aandachtspunt

is een gegeven, iets onveranderbaar waar extra rekening mee moet worden gehouden.

Men kan dus niet verwachten dat een leerling groeit in een aandachtspunt, dit is

onmogelijk.

Voorbeeld 1: leerling met fysieke beperking

Een werkpunt kan zijn - doorzettingsvermogen (de leerling geeft snel op, mogelijks mede

door zijn beperking die voor frustraties zorgt).

Een aandachtspunt kan zijn – fijne motoriek (o.w.v de fysieke beperking kan de leerling

moeilijk kleine en fijne bewegingen maken).

Voorbeeld 2: leerling met ASS

Een werkpunt kan zijn – assertiviteit (mogelijks komt hij niet of ongepast op voor zichzelf,

omdat hij niet weet hoe dit communicatief aan te pakken, hierop kan vaak wel getraind

worden).

Een aandachtspunt kan zijn – sensorieel: overgevoelig aan geluid (is zich heel bewust van

alle geluiden rondom hem, dit leidt af en zorgt voor stress).

Bij personen met ASS is het vaak zeer moeilijk te achterhalen wat een werkpunt is en wat

een aandachtspunt is. Je kan dit bijvoorbeeld achterhalen door meermaals rond dezelfde

competentie te observeren, maar in diverse contexten, met diverse hulpmiddelen, … Als je

telkens merkt dat het nog steeds niet lukt, kan je vermoeden dat het een aandachtspunt

is i.p.v een werkpunt. We zien bij mensen met ASS dat werkpunten op bepaalde momenten

( bijvoorbeeld omwille van stress, gewijzigd zelfinzicht, …) aandachtspunten kunnen

worden of dat plots bepaalde aandachtspunten toch werkpunten blijken te zijn.

Het onderscheid tussen aandachtspunten en werkpunten is ook zeer belangrijk in functie

van de matching en de verdere begeleiding.

13 De Ploeg vzw biedt hierrond ook trainingen aan, meer info via [email protected]

Page 35: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 35 van 102

Tweesporenbeleid toepassen

Hanteer een tweesporenbeleid. De meeste kans op succes bestaat in enerzijds het aanleren

van vaardigheden bij de leerling en anderzijds het aanpassen van de (werk)omgeving.

Zoek oorzaken van problemen en oplossingen zowel bij leerling als bij context.

Wanneer een leerling een werkpunt heeft, dan heeft de leerling mogelijkheden om

vaardigheden aan te leren. Wanneer we spreken van een aandachtspunt, dan heeft de

leerling deze mogelijkheden niet, en kan de werkomgeving aangepast worden.

Voorbeeld 1: leerling met fysieke beperking

Werkpunt = doorzettingsvermogen

Leer de leerling om bij problemen toch door te zetten of nog een keer te proberen. Je

kan dit bijvoorbeeld doen door hem aan te moedigen wanneer iets niet lukt of door

samen een (stappen)plan op te maken waar de leerling naar terug kan grijpen wanneer

hij gefrustreerd is, opdat hij wel moed heeft om door te zetten.

Aandachtspunt = fijne motoriek

Wanneer er fijn motorisch werk tot de job behoort, bekijk dan of er werkpostaanpassingen

mogelijk zijn, bijvoorbeeld voor computerwerk bestaan er aangepaste muizen of

toetsenborden waar sommige personen met een fysieke beperking beter mee kunnen

werken.

Voorbeeld 2: leerling met ASS

Werkpunt = assertiviteit

Leer de leerling om meer voor zichzelf op te komen door bijvoorbeeld concrete

tips/zinnetjes aan te reiken die hij kan gebruiken in specifieke situaties. Bij mensen met

ASS is het zeer belangrijk om te contextualiseren wanneer je hen iets aan leert, d.w.z dat

je goed moet omschrijven hoe, waar, wanneer, … de tips kunnen worden gebruikt.14

Aandachtspunt = sensorieel: overgevoelig aan geluid

Bekijk welke geluiden uitgeschakeld kunnen worden op de werkvloer of laat de leerling

bijvoorbeeld werken met een hoofdtelefoon op die geluiddempend werkt.

Hieronder enkele hulpvragen wanneer je op zoek gaat naar een geschikt bedrijf voor een

leerling met een beperking:

• Kan de leerling de taken uitvoeren of moeten er aanpassingen voorzien worden?

• Zal er aangepast gereedschap nodig zijn of een aanpassing van de werkomgeving?

• Is er ondersteuning beschikbaar als dit nodig zou zijn voor zowel de leerling als de

werkgever?

• Moet er iets ondernomen worden op het vlak van toegankelijkheid of

vervoersmogelijkheden?

• …

14 Autisme Centraal biedt hierrond een interessante opleiding ‘Autismevriendelijke stappenplannen en werkbladen maken’ (opleidingsaanbod 2016-2017), zie www.autismecentraal.be

Page 36: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 36 van 102

Bedrijven overtuigen en informeren

Wanneer je een bedrijf benadert i.f.v. een leerling met een beperking is het belangrijk dat

je zelf gelooft in de kwaliteiten van die leerling en dat die een meerwaarde kan betekenen

voor het bedrijf. Wees je dus zeer bewust van de kwaliteiten van de leerling. Zet deze

kwaliteiten ook in de verf bij het bedrijf. Indien je een goede match hebt gemaakt, is het

niet moeilijk een bedrijf te overtuigen om de leerling een kans te geven, want je kan perfect

aantonen waarom de leerling daar goed past.

Bedrijven krijgen doorgaans graag voldoende informatie over de leerling, diens kwaliteiten,

noden en wensen. Deze informatie kan je bundelen in de persoonskaart (zie hoofdstuk 2).

Belangrijk is om een functionele vertaling mee te geven van de beperking. Het benoemen

van de beperking bij naam is onvoldoende of zelfs niet nodig. Bespreek wel wat de concrete

gevolgen, noden, … zijn voor die leerling.

Voorbeeld 1: leerling met fysieke beperking

In bijlage 14 vind je een inspirerend voorbeeld van een soort ‘persoonskaart’ die Sint Jozef

OV 4 hanteert. Dit overlopen zij met het bedrijf alvorens de leerling zijn stage aanvat.

Voorbeeld 2: leerling met ASS

Voor leerlingen met autisme maakten we een korte leidraad op. Hierin vind je enkele tips

omtrent het informeren van een bedrijf. (bijlage 15)

Page 37: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 37 van 102

5.2.4 Extra info over de transitie onderwijs & werk

De Ploeg vzw tracht mensen met een arbeidsbeperking een plaats te geven op de reguliere

arbeidsmarkt. Jaarlijks worden er jongeren aangemeld die na hun schoolloopbaan zelf hun

weg niet vinden op de arbeidsmarkt en daarbij extra ondersteuning nodig hebben. We

geloven echter dat een deel van die jongeren een naadloos traject zou kunnen afleggen

wat betreft de transitie van onderwijs naar werk en dat de zoektocht naar werk en extra

ondersteuning (die vaak een doolhof is en waarbij ze soms botsen op wachtlijsten) hen

bespaard kan worden. Scholen kunnen dat belangrijke transitiemoment ondersteunen,

maar hebben vaak onvoldoende weet hebben van de mogelijkheden die er voor jongeren

met een arbeidsbeperking zijn. Daarom een overzicht.

Eens iemand met een arbeidsbeperking aan de slag gaat in een bedrijf, bestaan er

ondersteunende maatregelen waarop werknemer en werkgever beroep kunnen doen,

zowel qua begeleiding als financiële ondersteuning en arbeidspostaanpassingen. We lichten

hieronder kort een aantal van deze toepassingen toe. Meer uitgebreide en actuele info is

terug te vinden op: www.vdab.be/arbeidshandicap

Wanneer bijvoorbeeld een stage of een OAO goed verloopt bij een leerling met een

arbeidsbeperking, en de werkgever overweegt de jongere na zijn laatste jaar in dienst te

nemen, is het een meerwaarde om als school de werkgever in te lichten over de

mogelijkheid tot extra ondersteuning. Als je voelt dat de werkgever nog twijfels heeft of

de werknemer wel voldoende rendeert, als hij nog vragen heeft over hoe hij de jongere

best kan opvolgen, … of als de jongere nood heeft aan iemand die hem verdere tips geeft

op de werkvloer, iemand die regelmatig langskomt om te horen of alles nog goed loopt, …

kan je beide partijen mogelijks overhalen toch met elkaar in zee te gaan door hen te

informeren over de mogelijkheden die er zijn.

5.2.5 Begeleiding

Niet enkel binnen onderwijs zijn er extra begeleidingsmogelijkheden voor leerlingen met

een leer- of ontwikkelingsstoornis (bv. GON-begeleiding), dit kan ook binnen werk. Zo zijn

er jobcoaches die extra begeleiding bieden op de werkvloer. Iedere werknemer met een

erkende arbeidsbeperking kan hier gebruik van maken, alsook werkgevers die iemand in

dienst hebben met een arbeidsbeperking. Deze jobcoach kan zowel de werknemer als

werkgever op diverse vlakken ondersteunen: de communicatie tussen beide partijen

verbeteren, procedures en werkschema’s opstellen, de werknemer bevragen rond stress-

en time management, oplossingen aanreiken bij eventuele problemen,…

Zulke begeleidingen worden aangeboden door de GOB’s. In elke provincie zijn er één of

meerdere GOB’s. Meer info en contactgegevens vind je op de website van FeGOB:

www.fegob.be Als de jongere een arbeidscontract heeft kunnen bemachtigen, kan zowel

de werknemer als werkgever rechtstreeks contact opnemen met het GOB in de buurt voor

extra ondersteuning.

Jongeren die nog geen job hebben gevonden, kunnen na hun schoolloopbaan terecht bij

VDAB. Voor jongeren met een arbeidsbeperking biedt GTB (gespecialiseerde dienst voor

trajectbepaling en -begeleiding) meer gespecialiseerde ondersteuning. Zij zitten samen

met VDAB in de lokale Werkwinkels. GTB biedt reeds extra ondersteuning in de overgang

van onderwijs naar werk via de transitietrajecten. Zij maken reeds kennis met de jongere

wanneer die nog op school zit, in de tweede helft van zijn laatste schooljaar. Ze komen tot

op de school en bekijken samen met de leerkrachten en de jongeren hoe die het best

ondersteund kunnen worden ifv het bekomen van een job. Voor meer informatie :

www.gtb-vlaanderen.be

Page 38: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 38 van 102

5.2.6 Financiële ondersteuning

Ook bestaan er enkele financiële maatregelen wanneer een werkgever iemand met een

arbeidsbeperking in dienst neemt, waaronder de VOP (Vlaamse ondersteuningspremie),

zie: www.vdab.be/arbeidshandicap/wzvop.shtml De werkgever krijgt dan een premie

wanneer die iemand in dienst neemt met een beperking, om bijvoorbeeld het

rendementsverlies te compenseren. De VOP is van toepassing voor onder andere mensen

met autisme, personen uit het BuSo-onderwijs, … Voor meer informatie:

https://www.vdab.be/arbeidshandicap/voorwaardenvop

5.2.7 Arbeidspostaanpassingen en arbeidsgereedschap

Een werkgever krijgt een tegemoetkoming als die omwille van de arbeidsbeperking van de

werknemer aanpassingen moet doen aan de arbeidspost (= alles in het bedrijf dat niet

verplaatst kan worden). Bijvoorbeeld: een lichtsignaal installeren op een machine die enkel

geluidssignalen geeft, een hellend vlak voor een rolstoelgebruiker, aangepast sanitair, een

traplift, ...

Een werknemer met een beperking, krijgt van VDAB een tegemoetkoming wanneer die

arbeidsgereedschap of kleding moet aankopen die hij omwille van zijn arbeidsbeperking

nodig heeft om zijn werk goed uit te kunnen voeren, bijvoorbeeld: een braillelezer, een

speciale bureaustoel, ...

Voor meer informatie: https://www.vdab.be/arbeidshandicap/arbeidsgereedschap.shtml

Page 39: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 39 van 102

6. Bijlagen

6.1. Instrumenten voor de opmaak van het leerlingprofiel

- Bijlage 1 : Observatiefiche 1 (adhv SAM-schaal)

- Bijlage 2 : Observatiefiche 2 (blanco)

- Bijlage 3 : Gespreksfiche 1 (leidraad)

- Bijlage 4 : Gespreksfiche 2 (blanco)

- Bijlage 5 : Persoonskaart

- Bijlage 6 : Voorbeeld van een persoonsprofiel

- Bijlage 7 : Voorbeeld Beeldvormingscyclus Sint Jozef

6.2. Instrumenten voor de opmaak van het bedrijfsprofiel

- Bijlage 8 : Bedrijfsprofiel 1 (met leidraad)

- Bijlage 9 : Bedrijfsprofiel 2 (blanco)

- Bijlage 10 : Voorbeeldvragen bedrijven ‘netwerkoverleg’ St Jozef

6.3. Matching

- Bijlage 11 : Voorbeeld stage participatie dag St Jozef

6.4. Instrumenten voor leerlingen met een (arbeids)beperking

- Bijlage 12 : Specifieke observaties fysieke beperking

- Bijlage 13 : Specifieke observaties ASS

- Bijlage 14 : Voorbeeld ‘persoonskaart’ St Jozef

- Bijlage 15 : Werkgever en/of collega’s informeren over ASS

Page 40: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 40 van 102

BIJLAGE 1

Observatiefiche NAAM

Deze fiche wordt ingevuld door de verschillende observatoren. Competentie 1 tem 15 zijn basiscompetenties, noodzakelijk in te schalen.

Competentie 16 tem 23 bieden extra relevante informatie ifv matching. Lees zeker de definitie van de competentie die ingeschaald wordt.

Per competentie zijn er 4 kolommen waarin gescoord kan worden. Vul de observaties aan in de kolommen onderaan elke competentie.

Basis competenties die belangrijk zijn ifv arbeidsrijpheid (1 – 15)

1. Doorzettingsvermogen

Definitie: De mate waarin de jongere zich inspant, zijn beschikbare krachten aanwendt. De mate waarin de jongere volhardt in het uitvoeren

van zijn taak, ook als er zich problemen voordoen en/of als direct resultaat uitblijft.

- Begint niet aan een taak die

hem moeilijk lijkt.

- Stopt met werken als er geen

toezicht is.

- Weigert werk op te nemen,

doet zelf zo weinig mogelijk

- Bewust traag werktempo.

- Is snel ontmoedigd als iets niet

meteen lukt.

- Heeft snel nood aan

aanmoediging om vol te

houden; neemt een

afwachtende houding aan als

iets niet lukt.

- Neemt weinig werk op, doet

nooit extra werk.

- Onderneemt verschillende

pogingen om een moeilijke

taak tot een goed einde te

brengen.

- Probeert zelf een aantal zaken

uit (trial & error) maar heeft

hulp nodig.

- Streeft een kwalitatief goed

product na.

- Doet wat nodig is.

- Probeert op een verantwoorde

manier oplossingsstrategieën

te vinden voor een moeilijk

probleem en vraagt nadien

feedback.

- Doet spontaan meer dan

gevraagd.

- Geeft niet op, bijt zich vast in

een probleem.

noteer hier het gedrag dat je

waarneemt

noteer hier het gedrag dat je

waarneemt

noteer hier het gedrag dat je

waarneemt

noteer hier het gedrag dat je

waarneemt

Page 41: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 41 van 102

2. Probleemoplossend vermogen

Het (h)erkennen van een probleem, op zoek gaan naar oplossingen, het verkiezen van een oplossing en de gekozen oplossing toepassen.

- De leerling merkt zelf geen

probleemsituatie op binnen

een gekend takenpakket.

- Hij weet niet hoe hij met een

probleemsituatie moet

omgaan; hij reageert op een

onaanvaardbare manier of

blokkeert bij problemen.

- Hij komt zelfs niet tot het

stellen van een hulpvraag.

- Hij kan zelf geen andere

mogelijkheden of oplossingen

bedenken.

- Hij kan geen keuze maken en

vindt geen oplossing voor het

probleem.

- De leerling merkt soms een

probleemsituatie op; hij ziet

een probleem in als iemand

hem erop wijst.

- Hij weet soms hoe hij met een

probleemsituatie moet

omgaan; hij reageert soms op

een onaanvaardbare manier.

- Hij kan soms andere

mogelijkheden of oplossingen

bedenken; hij beperkt zich

doorgaans tot gekende

oplossingen.

- Hij kan een oplossing

bedenken, maar kan de

gekozen oplossing niet

toepassen.

- Hij kan soms een keuze

maken; hij kan kiezen uit

aangereikte oplossingen, maar

kiest daarom niet de gepaste

oplossing.

- Binnen een gekend

takenpakket merkt hij zelf een

probleemsituatie op.

- Hij kan steeds een oplossing

kiezen tussen aangereikte

ideeën en kan deze telkens

toepassen.

- Hij kan meestal ook zelf een

oplossing bedenken en

toepassen.

- Herkent in nieuwe situaties

problemen.

- Hij weet telkens hoe hij met

een probleemsituatie moet

omgaan; hij reageert op een

gepaste manier.

- Hij heeft voldoende

improvisatievermogen om

andere mogelijkheden of

oplossingen te bedenken.

Page 42: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 42 van 102

3. Stressbestendigheid

Tijdens en na moeilijke situaties (onder sterke druk, tegenslagen of kritiek) de controle over eigen gedrag en gevoelens behouden en efficiënt

blijven functioneren.

- Panikeert/blokkeert bij hoge

druk, onverwachte zaken, …

- Rendement daalt drastisch in

zulke situaties.

- Stresssituaties in het

privéleven hebben

doorslaggevende invloed op

prestaties.

- Tempo ligt lager onder

tijdsdruk en/of onder opgelegd

werktempo stijgt de stress.

- Hij heeft strategieën om met

deze situaties om te gaan,

maar deze hebben soms een

negatieve invloed op de

situatie bijv. weglopen.

- Moet meermaals gewezen

worden op het gescheiden

houden van stresssituaties uit

het privéleven en werk.

- De leerling kan maar voor

beperkte tijd onder druk

werken.

- Tempo is opvoerbaar bij

stimulatie.

- De leerling kent zelfbeheersing

en heeft zijn gedrag in

moeilijke situaties onder

controle.

- Er zijn geen opvallende

stressfactoren uit het

privéleven die een rol spelen.

- Kan goed presteren onder

stress.

- Houdt werk en privé

gescheiden.

- Hij kan gedurende langere tijd

onder druk werken.

Page 43: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 43 van 102

4. Inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen

Bewustzijn, bespreekbaarheid, aanvaarding en inzicht in eigen kwaliteiten en beperkingen.

- Geen inzicht in eigen

mogelijkheden en

beperkingen.

- Indien er bepaalde diagnose

is; hij weet zelf niet dat deze

diagnose er is of erkent deze

totaal niet.

- Moet gewezen worden op

mogelijkheden en beperkingen

en erkent deze dan.

- Is zich bewust van zijn

diagnose, maar kan dit

moeilijk bespreekbaar stellen

of aanvaarden.

- Hij schat sommige

beperkingen en mogelijkheden

correct in.

- Kan eigen mogelijkheden en

beperkingen correct

benoemen.

- Aanvaardt begeleiding in

functie van een diagnose.

- Kan eigen mogelijkheden

realistisch inschatten en legt

linken naar gevolgen op

arbeidsvlak.

- Ziet zelf waar en hoe de

diagnose invloed heeft op het

functioneren.

5. Flexibiliteit/aanpassingsvermogen

Omgang met verandering, zich aanpassen aan veranderende situaties (binnen & tussen opdrachten, intermenselijk, ruimtelijk)

- Rigide vasthouden aan

gekende situaties.

- Ongepast reageren op een

onderbreking of beweging.

- Kan niet om met

taakovergangen in eenzelfde

taak of overgangen van de

ene taak op een andere.

- Kan niet overschakelen tussen

twee verschillende situaties.

- Heeft tijd/begeleiding nodig

om zich aan te passen aan een

nieuwe opdracht, situatie of

persoon.

- Reageert soms ongepast op

een onderbreking of een

beweging.

- Kan soms om met

taakovergangen in eenzelfde

taak of overgangen van de

ene taak op een andere, maar

- Een vertrouwde structuur

veranderen geeft quasi geen

daling van prestaties.

- De werknemer reageert

gepast op een onderbreking of

een beweging.

- Kan om met taakovergangen

in eenzelfde taak of

overgangen van de ene taak

op een andere.

- Kan afwisseling van taken aan

zonder rendementsverlies

- Kan probleemloos

overschakelen tussen twee

verschillende situaties

- Kan zich telkens aanpassen

aan een nieuwe situatie,

opdracht of persoon

- Is flexibel naar jobinhoud en

randvoorwaarden toe

(collega’s, wisselende

Page 44: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 44 van 102

- Kan niet omgaan met

verschillende begeleiders;

nood aan een vaste

begeleider.

heeft een hulpmiddel nodig om

hiermee om te gaan.

- Kan soms overschakelen

tussen twee verschillende

situaties.

- Kan omgaan met verschillende

begeleiders als hij hier op

voorhand over werd ingelicht.

- Hij kan omgaan met

verschillende begeleiders.

werkuren, onverwachts

overwerken, …).

6. Respect voor materiaal en werkomgeving

Ordelijk en respectvol omgaan met materialen, gereedschappen en documenten tijdens en na het werk

- Behandelt materiaal zonder

respect.

- Vernielt gebruikte materialen

- Verliest telkens geleende

materialen.

- Kan niet ordelijk werken.

- Heeft weinig inzicht in zorg

voor materiaal.

- Zorgt mits duidelijke instructie

voor opruimen van de

werkruimte.

- Kan zorgzaam omgaan met

materiaal als hij er op

gewezen wordt, is hier niet

bewust mee bezig.

- Werkt spontaan mee aan het

in groep opruimen van een

werkomgeving.

- Behandelt materiaal

respectvol.

- Heeft oog voor orde en

netheid in werkomgeving.

- Neemt initiatief tot onderhoud

van locatie en werkruimte

- Draagt respect voor materiaal

en omgeving hoog in het

vaandel.

Page 45: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 45 van 102

7. Zelfstandigheid

Organiserend vermogen: zelfstandig een bepaald doel kunnen bereiken met een efficiënt tijdsmanagement

- Heeft telkens concrete

instructies nodig.

- Heeft geen zicht op tijd, kan

deze niet inschatten en tempo

niet aanpassen.

- Kan vervoer niet zelfstandig

organiseren.

- Kan een schema niet

opvolgen, weet niet wat ermee

te doen.

- Heeft soms zicht op tijd, kan

deze soms inschatten en zijn

tempo aanpassen.

- Kan zijn vervoer in bepaalde

omstandigheden of met hulp

van anderen zelfstandig

organiseren.

- Kan bepaalde schema’s

opvolgen.

- Heeft regelmatig nood aan

begeleiding.

- Kan niet voor lange periode

zelfstandig aan een taak

werken, heeft veel

hulpvragen.

- Kan alleen gekende taken

uitvoeren.

- Kan schema’s telkens

toepassen.

- Kan tijd inschatten en zichzelf

daarnaar organiseren.

- Geraakt zelfstandig op de

werkplek/school.

- Kan al snel ongekende taken

alleen uitvoeren.

- Heeft weinig nood aan

begeleiding, schema’s, …

- Geraakt overal zelfstandig,

kan zelf uitzoeken hoe waar te

geraken.

Page 46: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 46 van 102

8. Motivatie

De mate waarin de jongere de werkzaamheden met enthousiasme verricht en interesse toont bij arbeidsgerichte activiteiten.

- Weigert opdrachten uit te

voeren of voert ze niet uit.

- Heeft geen intrinsieke

beweegreden tot deelname.

- Doet enkel het gevraagde, is

vaak negatief ingesteld t.o.v.

zijn taak.

- Volgt instructies op omdat het

moet, niet vanuit eigen wil.

- Voert gekregen taken uit

volgens opdracht ook al is het

iets wat hij minder graag doet.

- Begint enthousiast aan nieuwe

taken.

- Heeft bewust gekozen om deel

te nemen en ziet het nut van

de activiteit.

- Gaat op in zijn werk, is positief

ingesteld t.o.v. het te

verrichten werk.

- Heeft een doel/toekomstbeeld

voor ogen waar hij naartoe wil

werken.

9. Interesse/leergierigheid

De mate waarin de jongere belangstelling toont. De mate waarin de jongere bereid is om nieuwe zaken bij te leren.

- Wil geen nieuwe zaken leren,

staat niet open voor uitleg bij

onduidelijkheden.

- Kijkt/luistert niet als iets wordt

voorgedaan/uitgelegd.

- Wacht op uitleg; vraagt geen

verduidelijking bij fouten.

- Kijkt/luistert naar hoe iets

moet gedaan worden.

- Vraagt verduidelijking bij

fouten; oefent moeilijke

vaardigheden in.

- Probeert te leren door te kijken

hoe anderen het doen.

- Staat open voor het aanleren

van zeer diverse taken.

- Is gedreven om zich kennis

eigen te maken, vraagt zelf

naar nieuwe uitdagingen.

- Stelt vragen uit interesse.

- Probeert de taak zelf te

analyseren en zoekt zelf mee

naar oplossingsmogelijkheden.

Page 47: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 47 van 102

10. Verantwoordelijkheidszin/Plichtsbewustzijn

De mate waarin de jongere bij de uitvoering van zijn werk rekening houdt met de consequenties van zijn gedrag voor zichzelf en voor de

anderen. De mate waarin hij resultaten nastreeft die optimaal zijn.

- Is niet bekommerd om het

eindresultaat, ligt er niet van

wakker als er iets misloopt.

- Houdt geen rekening met de

gevolgen van zijn gedrag.

- Doet wat gevraagd wordt,

maar legt de oorzaak van

fouten veelal bij anderen.

- Houdt te weinig of te veel

rekening met de gevolgen van

zijn gedrag.

- Heeft zin voor

verantwoordelijkheid wat

betreft zichzelf, het materiaal,

anderen, het werkmilieu, maar

hij moet hier meermaals op

gewezen worden door

anderen.

- Neemt verantwoordelijkheid in

gekende taken.

- Voelt zich verantwoordelijk

voor het resultaat en

verontschuldigt zich bij fouten.

- Heeft uit zichzelf zin voor

verantwoordelijkheid wat

betreft zichzelf, het materiaal,

anderen, het werkmilieu in

gekende situaties.

- Voelt zich verantwoordelijk

voor het resultaat van het

werk.

- Voelt zich verantwoordelijk

voor de veiligheid op de

werkvloer.

- Doet suggesties tot betere zorg

voor zichzelf, anderen, het

werkmilieu.

11. Zich houden aan afspraken en regels

De mate waarin de jongeren gehoorzaamt aan de voorschriften en bevelen, de mate waarin die de geldende regels en afspraken respecteert.

- Komt afspraken niet na,

ondermijnt afspraken.

- Verwittigt niet als er iets

tussenkomt, excuseert zich niet

achteraf.

- Heeft geen inzicht in de

vaardigheid om een afspraak te

maken.

- Heeft steeds een

uitleg/uitvlucht om het

mislopen van afspraken uit te

leggen.

- Werkt niet constructief mee

aan een afspraak.

- Kan zich veelal aan afspraken

houden, helpt afspraken mee

opbouwen.

- Kan zich houden aan regels.

- Sluit mee afspraken en

compromissen, geeft

constructieve voorstellen,

verwittigt altijd als er iets

tussenkomt.

- Geeft constructieve voorstellen

voor regels en afspraken.

Page 48: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 48 van 102

- Houdt zich niet aan de regels. - Houdt zich enkel aan de regels

na herhaalde uitleg en/of bij

controle.

- Houdt zich aan alle regels en

afspraken.

12. Omgaan met feedback

De mate waarin de jongere bereid is om feedback te (h)erkennen en er iets mee te doen. De mate waarin hij gepast reageert op feedback

omtrent het geleverde werk/werkgedrag.

- Voelt zich direct persoonlijk

aangevallen en reageert heftig

op feedback.

- Ontkent fouten.

- Laat zich overdonderen en

klapt totaal dicht.

- Houdt nooit rekening met

feedback, past zich er niet op

aan.

- Accepteert geen toezicht.

- Overdrijft gekregen feedback,

reageert opstandig, is vlug op

zijn tenen getrapt, …

- Houdt soms rekening met

feedback, afhankelijk van de

situatie, de persoon, …

- Neemt feedback aan en

probeert er rekening mee te

houden.

- Kan de aangeboden structuur

van de begeleiding meestal

accepteren.

- Kan feedback integreren in het

verdere werk.

- Probeert uit feedback iets te

leren en constructief om te

buigen, checkt uit zichzelf het

leerresultaat.

- Vraagt zelf om feedback.

Page 49: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 49 van 102

13. Contact/communicatie met anderen

De mate waarin de jongere weet hoe hij zich moet gedragen in het omgaan met anderen. De mate waarin de jongere bijdraagt aan goede

onderlinge relaties.

- Heeft weinig notie van gepaste

sociale interactievormen.

- Weet zelden hoe zich te

gedragen.

- Gaat respectloos om met

anderen.

- Nood aan zeer strikte

omkadering.

- Of treedt niet in contact met

anderen.

- Neemt uit zichzelf geen

initiatief tot contact, maar

gaat hier wel (aarzelend)

gepast op in wanneer anderen

hem benaderen.

- Reageert soms ongepast op

anderen.

- Komt mits strikte omkadering

tot de gepaste sociale

interactievorm.

- Hanteert gepaste sociale

interactievormen en kan deze

afstemmen op personen en

situaties.

- Kan kalm blijven als conflicten

dreigen, denkt na vooraleer te

reageren.

- Is aangenaam in de omgang.

- Zoekt genuanceerd contact.

- Toont zich betrokken bij het

goed voelen van anderen.

- Legt positieve en vlotte

contacten met anderen.

- Is constructief en bemiddelend

bij conflicten.

14. Omgaan met gezag/begeleiding

De mate waarin de jongere gepast reageert op de begeleiding en de mate waarin de jongere gezag aanvaardt.

- Durft de begeleider niet

aanspreken.

- Of extreem joviaal tegenover

de begeleider.

- Of kan niet omgaan met de

begeleider, neemt een

afstandelijke houding aan.

- Of heeft een allergie aan

autoriteit, reageert op

ongepaste manier op de

begeleider.

- Indien echt nodig zal hij/zij de

begeleider vragen stellen rond

het takenpakket of dingen die

belangrijk zijn.

- Geeft vaak weerwoord aan

begeleiding, maar doet

uiteindelijk wel het gevraagde.

- Stelt vragen aan de begeleider

rond het takenpakket of dingen

die belangrijk zijn.

- Behandelt de begeleider

respectvol, aangepast aan de

situatie, het werkmilieu.

- Kan de gevolgen van zijn

houding inschatten en ziet het

belang van een goede

samenwerking in.

- Aanvaardt elke vorm van

gezag, is oprecht vriendelijk

tegen hen, …

Page 50: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 50 van 102

15. Samenwerkend vermogen

De mate waarin de jongere gemeenschappelijk aan eenzelfde opdracht kan werken.

- Kan niet functioneren in

nabijheid van anderen.

- Heeft geen vertrouwen in het

werk dat anderen leveren.

- Heeft nood aan individueel

werk.

- Houdt zich rigide aan eigen

takenpakket, ziet geen

problemen bij collega’s, gaat

niet helpen.

- Neemt op een ongepaste

manier de taken van collega’s

over.

- Staat voortdurend bij collega’s

te praten waardoor eigen werk

in gedrang komt.

- Samenwerken doet houding

wijzigen.

- Kan samenwerken in

vertrouwde omgeving met

vertrouwde mensen.

- Is niet altijd betrokken bij het

groepsgebeuren.

- Kan aan een taak werken in

beperkte groep.

- Helpt anderen als die hier

expliciet om vragen.

- Werkt alleen samen met

anderen als de opdracht

gegeven wordt.

- Is hulpvaardig naar anderen.

- Kan een opdracht tot een goed

einde brengen in

samenwerking met anderen.

- Ziet problemen bij collega’s in

gekende situaties en helpt

spontaan.

- Kan een gezamenlijke

opdracht tot een goed einde

brengen met mensen met wie

het niet goed klikt.

- Bevordert de teamgeest, ziet

het belang van goede

verhoudingen in.

- Wordt door een groep

aanvaard, kan zich

constructief bij de mening van

een groep aansluiten terwijl

hij/zij een eigen mening heeft.

- Gaat spontaan helpen bij

collega’s, ook in nieuwe

situaties.

Page 51: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 51 van 102

Andere competenties belangrijk ifv matching (16 – 23)

16. Initiatief nemen

De mate waarin de jongere uit eigen beweging voorstellen doet en/of acties onderneemt.

- Vermijdt volgende taak.

- Is passief.

- Neemt ongepaste of

gevaarlijke initiatieven.

- Wacht op instructie (moet in

beweging gezet worden).

- Kan moeilijk keuzes/

beslissingen nemen en wil zich

door anderen gesteund voelen.

- Werkt regelmatig aan een

gekende taak, zonder

instructies af te wachten.

- Meldt als hij/zij niets meer te

doen heeft.

- Doet het nodige als er situaties

om actie roepen, doet zelf

kleine aanpassingen in de

werkomgeving die een

verbetering inhouden, lost

kleine problemen zelf op.

- Zoekt altijd werk.

- Ziet zelf problemen en pakt ze

aan.

- Betrekt anderen bij initiatieven

om tot een gemeenschappelijk

einddoel te komen.

17. Nauwkeurigheid

Oog hebben voor de (afgesproken) norm, de afwerking en details.

- Dwangmatig nauwkeurig.

- Onnauwkeurig, ook met

begeleiding.

- Heeft geen oog voor de te

behalen norm, afwerking van

het werk is ondermaats.

- Onnauwkeurig bij taken die

nieuw aangeleerd worden, met

evolutie.

- Wisselende nauwkeurigheid.

- Nauwkeurigheid is beter met

begeleiding.

- Bij gekende taken telkens

nauwkeurige uitvoering.

- Werkt altijd voldoende

nauwkeurig.

- Heeft hier altijd oog voor, ook

bij nieuwe taken.

Page 52: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 52 van 102

18. Concentratie/aandacht

Taakspanning, gedurende bepaalde tijd de aandacht hoog/gelijkmatig houden

- Kan zich niet concentreren, is

steeds afgeleid.

- Volbrengt een taak niet omdat

hij geen blijvende concentratie

heeft.

- Heeft voortdurend aansporing

nodig.

- Probeert zich te concentreren,

maar heeft hier veel moeite

mee.

- Is soms afgeleid door

anderen/omgeving.

- Kan zich meestal niet lang

genoeg concentreren om een

taak te volbrengen.

- Moet soms aangespoord

worden.

- Kan maar voor beperkte tijd of

bij bepaalde taken zich

concentreren.

- Kan meestal geconcentreerd

werken.

- Is soms afgeleid bij grote

‘hinder’ (veel lawaai, onrust

onder collega’s, …).

- Bij minder interessante zaken

nog aansporing nodig.

- Kan taken volbrengen.

- Steeds goede concentratie.

- Laat zich niet (of zelden)

afleiden.

- Volbrengt steeds zijn taken.

- Is zeer alert.

Page 53: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 53 van 102

19. Assertiviteit

De mate waarin je voor jezelf opkomt.

- Knikt steeds ja, ook al is hij het

niet eens met de

vraag/stelling.

- Houdt voet bij stuk ook al is

zijn mening flagrant verkeerd.

- Kan zijn mening verwoorden,

maar op een ongepaste

manier.

- Doet altijd wat iemand anders

van hem vraagt (ook al wil

hij/zij dit zelf niet).

- Is beïnvloedbaar door reacties

van anderen (vnl. negatieve),

gooit dan eigen mening

overboord.

- Reageert niet altijd gepast in

situaties.

- Durft iets te ontkennen, een

andere mening te geven op

een rustige manier, durft zelf

uitleg te vragen.

- Neemt initiatief tot overleg op

geschikte momenten, overlegt

over andere argumenten en

kan compromissen sluiten.

20. Voorkomen (hygiëne)

Zich kleden en verzorgen overeenkomstig de verwachtingen van de werkomgeving.

- Kledij en verzorging is niet

aangepast aan de

werkomgeving.

- Kledij en verzorging is niet

steeds aangepast aan de

werkomgeving.

- Kan kledij en verzorging

aanpassen aan de werksituatie

eenmaal de verwachtingen van

de omgeving hieromtrent

duidelijk zijn.

- Is zonder inmenging van

buitenaf steeds verzorgd en

heeft gepaste kledij aan.

Page 54: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 54 van 102

21. Mobiliteit

De mogelijkheid om korte en lange afstanden via auto, openbaar vervoer, fiets etc. te overbruggen

- Heeft problemen met afstand.

- Kan niet zelfstandig op een

afgesproken plek geraken.

- Wordt steeds gebracht en

gehaald.

- Heeft moeite met afstand,

maar staat open om hieraan

te werken.

- Geraakt zelfstandig op een

afgesproken plaats mits vooraf

hierin begeleid, kan route of

vervoersmiddel niet

zelfstandig uitzoeken.

- Staat niet open voor andere

vervoersmogelijkheden dan

huidige.

- Heeft geen problemen met

afstand.

- Geraakt op een afgesproken

plaats met gekend

vervoersmiddel.

- Heeft eigen vervoer (fiets/

brommer/ auto/openbaar

vervoer).

- Is zelfstandig in het

reistraject.

- Kent de verschillende

mogelijkheden van vervoer.

- Geraakt zelfstandig op een

afgesproken plaats.

22. Werktempo

Snelheid en gelijkmatigheid van uitvoering van een opdracht.

- Geen regelmatig en aangepast

werktempo.

- Werkt erg langzaam.

- Krijgt na aansporing tempo

nog niet opgedreven.

- Soms een regelmatig en

aangepast werktempo.

- Werkritme is wisselend of

afhankelijk van het soort

werk.

- Heeft regelmatig aansporing

nodig.

- Merkt dat tempo niet goed is

en probeert dit te herstellen.

- Voor korte tijd of bij gekende

opdrachten kan de werknemer

snel werken.

- Heeft meestal een regelmatig

en aangepast werktempo.

- Onder tijdsdruk verhoogt het

werkritme.

- Heeft meteen goed tempo,

zonder aansporing of

instructies hierover.

Page 55: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 55 van 102

23. Werkorganisatie

Het kunnen bepalen van doelen en prioriteiten in de werksituatie en vervolgens een planning of systeem van werken kunnen opstellen met de

nodige acties, tijd en middelen. Deze planning of systeem opvolgen en afronden.

- Kan materiaal niet

organiseren.

- Kan niet systematisch, stap

voor stap, werken.

- Kan zelf niet bepalen wat eerst

gedaan moet worden, heeft

hiervoor concrete instructies

nodig.

- Kan materiaal organiseren met

een hulpmiddel of stappenplan

erbij.

- Kan soms systematisch

werken.

- Kan volgens opgelegd schema

of planning werk organiseren.

- Bij gebruik van stappenplan,

beseft zelf dat er een fout

gemaakt is en verbetert deze.

- Kan in grote lijnen zelf

bepalen wat eerst moet

gebeuren en wat minder

prioritair is.

- Kan werkmaterialen

systematisch organiseren.

- Kan zelf volledig werkschema

opmaken waarin belangrijkste

taken eerst aan bod komen en

waarin de

volgorde/systematiek correct

is.

Page 56: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 56 van 102

BIJLAGE 2

Observatiefiche NAAM

Gedragsgerichte observaties

Positieve punten Werkpunten

Basiscompetenties

1. Doorzettings-

vermogen

= volhardendheid, ook bij problemen

2. Probleemoplosse

nd vermogen

= oplossing toepassen

bij problemen

3. Stress-

bestendigheid

= onder druk efficiënt presteren

Page 57: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 57 van 102

4. Inzicht in eigen

mogelijkheden en

beperkingen

= inzicht in eigen kwaliteiten en beperkingen

5. Flexibiliteit/

aanpassingsverm

ogen

= omgaan met

veranderingen

6. Respect voor

materiaal en

werkomgeving

7. Zelfstandigheid

= organiserend vermogen, zelfstandig

doel bereiken

Page 58: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 58 van 102

8. Motivatie

= De mate waarin de

jongere de werkzaamheden met

enthousiasme verricht en interesse toont bij arbeidsgerichte

activiteiten.

9. Interesse en

leergierigheid

= belangstelling

hebben, bereidheid tot

(bij)leren.

10.

Verantwoordelijk-

heidszin /

Plichtsbewustzijn

= rekening houden

met consequenties

voor zichzelf en

anderen, nodige

resultaten nastreven

Page 59: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 59 van 102

11. Zich houden

aan regels en

afspraken

= gehoorzaamheid aan

voorschriften en

bevelen, geldende

regels en afspraken

respecteren.

12. O

Omgaan met

feedback

= bemerkingen

(h)erkennen, gepast op reageren en iets doen met de feedback.

13. C

Contact/

communicatie

met anderen

= gedraagt zich correct in de omgang met anderen, kan bijdragen

een goede onderlinge relaties

Page 60: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 60 van 102

14. Omgaan met

gezag/begeleidin

g

= gepast reageren op

begeleiding en gezag aanvaarden

15. S

Samenwerkend

vermogen

= samen met anderen

een opdracht kunnen volbrengen

Andere competenties belangrijk ifv matching

16. I

Initiatief nemen

= uit eigen beweging voorstellen doen of

acties ondernemen

17. N

Nauwkeurigheid

Page 61: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 61 van 102

= werken volgens de norm

18. C

Concentratie-

aandacht

= taakspanning, aandachtig werken

19. A

Assertiviteit

= opkomen voor zichzelf

20. V

Voorkomen

(Hygiëne)

= gepast kleden en verzorgen

Page 62: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 62 van 102

21. M

Mobiliteit

= mogelijk om

afstanden te overbruggen

22. W

Werktempo

= snelheid en Gelijkmatigheid

23. W

Werkorganisatie

= bepalen van doelen

en prioriteiten, systematisch werken

Page 63: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 63 van 102

BIJLAGE 3

Gespreksfiche NAAM

Je kan deze fiche gebruiken als leidraad om een gesprek ifv werkplekleren op te bouwen. Er wordt – gelijkaardig aan het bedrijfsprofiel – gepolst naar de verwachtingen die de leerling heeft tav de werkplek, rekening houdend met de 4 A’s. Je kan hier enkele voorbeeldvragen terugvinden…

7. Algemeen

Motivatie

Uit gesprekken met werkgevers blijkt dat motivatie het belangrijkste element is voor een

werkgever. Peil hier dus naar bij de leerling, opdat je vanuit zijn motivatie en drijfveren

kan vertrekken. Zo verhoog je het welbevinden van een leerling en kan je een bedrijf

zoeken dat aansluit bij de motivatie van de leerling.

Bijv. Leerling studeert bakkerij en geeft aan later een ontbijt- en broodjeszaak te willen

starten. Er zijn bakkers die ook een eetgelegenheid hebben aan de bakkerij. Zulke zaken

in de omgeving kan je dan gaan zoeken.

Voorbeeldvragen:

- Waarom heb je gekozen voor deze richting?

- Wat wil je later graag bereiken in je leven? Wat zie je jezelf doen binnen 10 jaar?

Wat heb je dan bereikt?

- Wat is je droomjob? Wat zijn de stappen die je volgens jou nog moet zetten om

dit te bereiken? En ben je bereid dit te doen? En is dit haalbaar denk je? Waarom

wel, waarom niet?

Andere relevante informatie

Gezinssituatie / kennis van het Nederlands / …

8. Arbeidsinhoud

Soort van taken

Inschatten welke taken ze het liefst doen, of ze eerder repetitief werk willen of

afwisselend, of ze vooral zelfstandig willen kunnen werken of, …

Voorbeeldvragen:

- Welke taken wil je graag doen op de werkplaats?

- Welke praktijklessen vind je nu het leukst en waarom?

- Welke werkervaring heb je al (bijv. weekendwerk)? Wat doe je daar en vind je

deze taken leuk? Waarom wel/niet?

- …

Competenties

Peil hierbij naar de kwaliteiten en werkpunten die de leerling volgens hem heeft. Deze

kan je vergelijken met de geobserveerde zaken en hierover kan je later een

reflectiegesprek houden met de leerling.

Voorbeeldvragen:

- Geef 3 positieve eigenschappen/kwaliteiten van jezelf

- Geef 3 werkpunten van jezelf

Indien de leerling hier geen antwoord op kan geven:

Page 64: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 64 van 102

- Als ik aan je beste vriend/moeder/zus/… zou vragen wat je

kwaliteiten/werkpunten zijn, wat zou die me dan vertellen…?

- Waarom zou je een goede stagiaire zijn?

- Waarin wil je nog groeien? Welke eigenschap heb je nu minder, maar wil je wel

graag beter in worden?

- …

9. Arbeidsomstandigheden

Soort van bedrijf

- Wil je liefst in een groot of klein team/bedrijf werken? Met hoeveel mensen is dit

dan ongeveer? Waarom?

- Wil je graag in een familiebedrijf werken? Heb je graag dat je iedereen kent? Of

wil je liever in een bedrijf met verschillende afdelingen werken?

Omgeving

Welke prikkels leiden de leerling af, welke stimuleren hem, …

- Hou je van een eerder drukke of eerder rustige omgeving?

- Ben je gevoelig aan bepaalde zaken zoals geluid, drukte, geuren, …?

- Leidt werken met de radio aan je af of zorgt dit net voor een betere concentratie?

- …

Lichamelijke conditie

Erg afhankelijk van de sector waarin de leerling op de werkvloer zal komen.

- Hoe sta je tegenover fysiek zwaar werk? Heb je een goed uithoudingsvermogen?

Ben je soms moe na een dag op je benen staan.

Werkmiddelen

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

10. Arbeidsvoorwaarden

Gewenste vergoeding en contract

Minder van toepassing bij stages. In kader van de OAO kan dit wel belangrijk zijn te

peilen hoe de leerling er tegenover staat om al dan niet een vergoeding te krijgen voor

de opleiding.

Je kan wel polsen naar de verwachtingen rond vergoeding en contract van de leerling NA

afstuderen.

Arbeidstijden

Bevraag naar de voorkeur van werktijden en laat de leerling ook nadenken hoe en of hij

er op dat tijdstip kan geraken.

Voorbeeldvragen:

- Hoe laat ben je bereid te beginnen werken?

- Hoe geraak je op je werkplek?

Page 65: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 65 van 102

- Hoe ver ben je bereid je te verplaatsen, hoe lang wil je max. onderweg zijn?

- …

Opleidingsbeleid Hoe wil de leerling graag opgevolgd worden, welke begeleidingsstijl verkiest hij?

- Heb je liever een strengere en duidelijke leerkracht of krijg je liever wat meer

vrijheid? (Van welke praktijkleerkracht heb je het liefst les en waarom?)

- Wat verwacht je van je stagebegeleider op de stageplaats?

▪ Vind je dat die ten allen tijde beschikbaar moet zijn voor jou?

▪ Wil je één vast aanspreekpunt?

▪ Heb je liever meerdere collega’s die je opvolgen?

▪ Heb je liefst iemand die wat informeler/losser met je omspringt?

▪ …

- Je stagebegeleider is onverwachts weggeroepen voor een probleem en is een

tijdje uit huis, je opdracht is klaar, wat doe je dan?

11. Arbeidsverhoudingen

Soort van werkgever en organisatie, bedrijfscultuur, organisatiestructuur

- Kan je je ideale collega eens omschrijven? Welke sfeer heb je graag op een

werkvloer? (bijv. ernstige en harde werkers, losse sfeer waar veel gelachen wordt,

… )

- Wil je als stagiaire zelf ook suggesties kunnen doen, inspraak hebben of verwacht

je niet dat dit kan?

Page 66: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 66 van 102

BIJLAGE 4

Gespreksfiche NAAM

12. Algemeen

Motivatie

Andere relevante informatie

13. Arbeidsinhoud

Soort van taken

Competenties

14. Arbeidsomstandigheden

Soort van bedrijf

Omgeving

Lichamelijke conditie

Werkmiddelen

15. Arbeidsvoorwaarden

Gewenste vergoeding en contract

Arbeidstijden

Page 67: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 67 van 102

Opleidingsbeleid

16. Arbeidsverhoudingen

Soort van werkgever en organisatie, bedrijfscultuur, organisatiestructuur

Page 68: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 68 van 102

BIJLAGE 5

Samenvattend – Persoonskaart NAAM

Naam leerling:

Leeftijd:

Jaar:

Richting:

Trajectbegeleider/ titularis:

Kwaliteiten:

Geef hier een opsomming van de belangrijkste kwaliteiten van de jongere, zoals

blijkt uit de observatiefiche en gespreksfiche

Vb:

- Zelfstandig werken, mits duidelijke instructies

- Interesse, leergierigheid – stelt veel vragen en is bereid om bij te leren

- Werkt nauwkeurig

- …

Werkpunten:

Geef hier een opsomming van de belangrijkste werkpunten van de jongere, zoals

blijkt uit de observatiefiche en gespreksfiche

Vb:

- Is verlegen, heeft tijd nodig om te ontdooien

- Assertiviteit, zou meer voor zichzelf mogen opkomen

- …

Begeleidingsnood:

Formuleer hier een antwoord op volgende vragen: “ Deze leerling wordt geactiveerd

als…

Deze leerling functioneert goed als…

Deze leerling kan zijn kwaliteiten inzetten als…

Deze leerling bloeit open als…

Vb:

- Als er een duidelijke norm is ifv producten

- Als de begeleider zelf initiatief neemt in contact

- …

Andere relevante info ifv matching:

Vb:

- Wil graag creatief kunnen bezig zijn

- Functioneert het best in een rustige omgeving

- Vast werkritme is belangrijk

- …

Foto

Page 69: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 69 van 102

BIJLAGE 6 – praktijkvoorbeeld screening leerling

Observatie fiche Naam leerling: Stefanie

Gedragsgerichte observaties

Positieve punten Aandachtspunten O M G Z

Generieke competenties ifv arbeidsrijpheid

Doorzettings-

vermogen

= volhardendheid, ook

bij problemen

- Onderneemt verschillende

pogingen/manieren om de bodem

koekdeeg in mooie stukken te snijden

- (LO) trampoline: kan oef. voor 7p.

niet, maar wil de oefening voor 8p.

echt graag proberen, is teleurgesteld

wanneer ze denkt dat dat niet mag

als ze de vorige niet kon, blijkt dan

toch te mogen en is blij dat ze verder

mag doen.

- Ikea kast: Werkt tijdens de pauze en

taartenspel van andere groep door

aan het monteren van de fout

gemonteerde kastjes.

Probleemoplossend

vermogen

= oplossing toepassen

bij problemen

- Overleg met lkr over wat beste

manier zou zijn om deeg te snijden -

denkt actief na over een oplossing en

is ook kritisch tov andere voorstellen,

maar gooit die niet van tafel.

- 1 tg allen: komt op het idee om een

bank te halen – zo kan de opdracht

Page 70: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 70 van 102

op handen staan wel worden

uitgevoerd

- (Balk) oefening gaat moeizaam,

Stefanie bedenkt oplossingen en stelt

deze voor aan de groep

Stress-

bestendigheid

= onder druk efficiënt presteren

- Balk: Merkt op dat er niet efficiënt

geleid wordt. Stefanie neemt leiding

over vanop de balk, zegt dat ze haar

recht moeten zetten en doet poging

om aan te geven wat er moet

gebeuren.

Inzicht in eigen

mogelijkheden en

beperkingen

= inzicht in eigen

kwaliteiten en beperkingen

- (1 tg allen) Kiest als eerste opdracht

om wc velletjes te rollen, kan je

alleen doen en moet je nauwkeurig

voor werken, is geschikte opdracht

voor S.

Flexibiliteit/

aanpassingsvermoge

n

= omgaan met veranderingen

Page 71: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 71 van 102

Respect voor

materiaal en

werkomgeving

- Wast ‘raamwerk’ erg proper af, met

een doekje in elk hoekje/kantje.

- (1 tg allen) Kuist pastaletters op

wanneer lkr met borstel en blik aan

komt (ook al heeft zij deze opdracht

niet zelf gedaan)

Zelfstandigheid

= organiserend vermogen, zelfstandig

doel bereiken

Motivatie

= De mate waarin de

jongere de werkzaamheden met enthousiasme verricht

en interesse toont bij arbeidsgerichte

activiteiten.

- Zegt liever fijner werk te doen, bijv.

minder graag sandwiches ofzo maken

- Toont in alle opdrachten

interesse/enthousiasme (LO, Frans,

PO, …)

Interesse en

leergierigheid

= belangstelling

hebben, bereidheid tot

(bij)leren.

- Vraagt uitleg “hoe komt het dat er

hier een gat in het deeg komt?”

- Frans: wanneer lkr over talen en

geschiedenis begint stelt Stefanie

veel vragen. Lijkt haar te

interesseren, neemt ook notities.

- (Zeelandia) denkt telkens na over de

gestelde vragen en antwoordt

regelmatig

Page 72: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 72 van 102

- (Zeelandia) ze vindt alle workshops

leuk, zegt ze

Verantwoordelijk-

heidszin /

Plichtsbewustzijn

= rekening houden

met consequenties

voor zichzelf en

anderen, nodige

resultaten nastreven

- Streeft tijdens praktijk een mooi

resultaat na.

- P2 – proper maken van

chocoladevormen – neemt deze taak

ernstig en werkt nauwkeurig (valt op

wanneer vergelijking met collega’s)

Zich houden aan

regels en afspraken

= gehoorzaamheid aan

voorschriften en

bevelen, geldende

regels en afspraken

respecteren.

- Heeft materiaal altijd bij, naam erop.

Omgaan met

feedback

= bemerkingen (h)erkennen, gepast op reageren en iets

doen met de feedback.

- P2 – Stefanie helpt Tom zijn

chocoladevorm uit de vorm te halen,

maar breekt hierbij een stuk af. Tom

roept tg haar – om te lachen – dat zij

het om zeep heeft geholpen. Stefanie

neemt dit erg persoonlijk. Gaat weg –

een andere taak doen.

Page 73: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 73 van 102

Contact/

communicatie met

anderen

= gedraagt zich correct in de omgang met anderen, kan bijdragen

een goede onderlinge relaties

- Geeft ‘tips’ aan anderen – vb tg Elke

bij kiezen recept – “ik zou voor de

smaak gaan!” (dus moeilijker recept

kiezen om beter resultaat te hebben).

Omgaan met

gezag/begeleiding

= gepast reageren op begeleiding en gezag aanvaarden

- P2 – krijgt opdracht van lkr om met

‘paletmes’ de praliné zachter te

maken. Begrijpt niet waarom, maar

doet het toch, want de lkr vroeg het

zo.

- (screeningsdag) stelt soms

bijkomende vragen om te checken of

ze de opdracht heeft begrepen

Samenwerkend

vermogen

= samen met anderen een opdracht kunnen

volbrengen

- P2 – werkt samen met Elke aan de

gevulde sinterklaasfiguurtjes (met

praliné). Spuiten met compressor –

gaat eerst zelf aan de slag, geeft in

de helft ‘pistool’ door aan B. zet

hierbij ook haar vormpjes klaar.

- (1 tg allen) S. moet van de kar voor

andere opdracht, lln. vervangt haar

en wijst hem er op voorzichtig te zijn

voor medelln. die kaartenhuisje aan

het bouwen is, zodat dit niet omvalt

- Zegt het liefst alleen te werken, kan ze

haar eigen ding doen, met sommige

lln. samenwerken vindt ze oké, maar

vindt het niet leuk als ze niet zelf mag

kiezen met wie samen te werken

- Zet 3e jaars in om werkjes voor haar

op te knappen – op plateau leggen,

tafel opruimen, iets halen, …

Page 74: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 74 van 102

- (Zeelandia): kuist al het materiaal

mee, ook dat van anderen

- Puzzel: doet haar best om oplossing

beeldend over te brengen aan de

persoon in de cirkel die moet

uitvoeren.

- (balk oefening) wil dat de

groepsopdracht slaagt en geeft van

de hele groep de meeste instructies

Bijkomende competenties ifv matching

Initiatief nemen

= uit eigen beweging

voorstellen doen of acties ondernemen

- Begint uit eigen initiatief mat op te

ruimen bij LO.

- 1 tg allen – begint onmiddellijk aan

de wc rol opdracht

Nauwkeurigheid

= werken volgens de norm

- Werkt zeer nauwkeurig – mes in

warm water, steeds proper afvegen

(op telkens een ander stukje doek) en

nauwkeurig snijden.

- Werkt met een lat om koek in 2

gelijke delen te verdelen.

Concentratie-

aandacht

= taakspanning, aandachtig werken

- Zet zich in comp.lokaal apart in een

hoek, weg van de anderen, zodat ze

geconcentreerd kan werken. Is de

hele les in stilte bezig geweest.

- Werkt bij PO met muziek in, geeft zelf

aan dat ze anders afgeleid is. Op deze

manier werkt ze heel geconcentreerd.

Page 75: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 75 van 102

Assertiviteit

= opkomen voor zichzelf

- Stuurt 3e jaars weg uit haar buurt –

want ze heeft plaats nodig. Doet dit

op een kordate, doch beleefde

manier.

Voorkomen

(Hygiëne)

= gepast kleden en

verzorgen

Mobiliteit

= mogelijk om

afstanden te overbruggen

- Zegt altijd met de fiets te komen,

zelfs als het hard regent.

Werktempo

= snelheid en Gelijkmatigheid

- Werkt tijdens praktijk goed door.

Zegt ook dat je in de praktijkles erg

goed kan zien wie er werkt in’t

weekend en wie niet – wie wel werkt

Page 76: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 76 van 102

Andere relevante info:

- (1 tg allen) praat tegen goal alsof het haar beste vriend is, kan zich dit wel voorstellen, want lukt haar

- Zegt het leuk te vinden om creatief te werken

veel harder door (verwijst hierbij naar

zichzelf en Tom).

- (Ikea kast) als eerste klaar met hun

groepje

Werkorganisatie

= bepalen van doelen en prioriteiten, systematisch werken

- ( 1 tg allen) Begint opdrachten te

lezen tijdens de 2 minuten stilte,

opdat ze daarna meteen aan de slag

kan

- (1 tg allen) Ligt op handen en vraagt

intussen aan lln. kaarten, zodat ze

intussen ook kaartenhuisje kan

bouwen

- (Zeelandia) is aan het afwassen en

vraagt aan medelS. om alle materiaal

te verzamelen, zodat ze alles ineens

kan kuisen

- (Ikea kast): pakt meteen stappenplan

en werkt alle stappen af

Page 77: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 77 van 102

Interview Stefanie

Algemeen

• Motivatie

- RK of hotel vond ze niks en slecht in TSO, want wilde niet leren, dus dacht bakkerij te

proberen, zat wel interesse in

- Streeft naar eigen zaak (zou dit met vriend willen die RK doet, eventueel eetcafé

waar zij voor eten in staat dan) of werken in buitenland. Eigen zaak met patisserie,

zoals Roger Van Damme, kijkt ze naar op. Buitenland om te leren van verschillende

culturen, wat die mensen doen en de verschillende niveaus en wat zij van patisserie

vinden en wat wij van patisserie vinden, die verschillen bekijken.

- Wil over 5 à 10 jaar bekender in de wereld staan, dat ze zeggen ‘dat is toch 1 van de

betere patissiers’. ‘Ja, ik wil dat ook bereiken, omdat ik weet wat ik kan, ik weet dat

ik op sommige punten ook beter moet doen. Maar dat kan je alleen maar door het te

doen en het te leren, daar kan je niet zo maar van zeggen ik kan dat direct. Ik weet

als ik zo blijf voortdoen als nu, dan gaat dat goedkomen.’

Arbeidsinhoud

• Soort van taken

(inschatten welke taken ze het liefst doen in bakkerij, fijner werk, afwerking producten of eerder

ruwer werk zoals brood bakken, patisserie voorkeur of niet, …)

o Voorkeur patisserie en chocolade

o Liever geen brood, doet ze echt niet graag

o Vindt alle taken op huidige weekendwerk wel leuk: Eclairs, pudding mixen, brood,

insteken, uithalen, uit de ijskast, koffiekoeken vullen, glaceren, abricoteren, enzoverder…

sandwiches mee in de machine duwen, pistolets laten opbellen, …

Spreekt zich soms tegen, zegt brood echt niet graag te doen, maar zegt op weekendwerk dan

weer alles graag te doen en in winkel gehandicaptencentrum spreekt broodgedeelte haar

wel aan

• Werkervaring

- Weekendwerk in bakkerij, familiebedrijf, sinds 2 jaar

- Oppassen op kindjes ook gedaan en vroeger in kledingzaak van mama geholpen met

uitpakken dozen

• Sleutelvaardigheden

o positieve eigenschappen/kwaliteiten

- ambitieus

- zorgzaam

- slim

- snel tempo

- nauwkeurig, gedetailleerd

- werkpunten

- werkuniform properder houden

- ongeduldig soms (al heeft ze er al in bijgeleerd)

- gaat over eigen grenzen, kan niet niks doen en blijft maar gaan

- soms te gefocust/nauwkeurig

Page 78: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 78 van 102

- soms eigenwijs, vasthouden aan eigen idee

- kan niet samenwerken > wat dubbel, wil het enerzijds wel, anderzijds niet, geen

behoefte aan samenwerken zegt ze, maar trekt zich wel aan dat ze commentaar

van lkr’en krijgt en gevoel dat anderen liever niet met haar samenwerken

Arbeidsomstandigheden

• Soort van bedrijf

- Familiezaak en/of waar niet te veel mensen werken, maar toch wel voldoende. (Niet dat je daar met 2 of 3 staat en dat je die ander 2 niet kan uitstaan en je dan ineens niemand

meer hebt. Want dan bots je continu tegen elkaar.)

- Niet meer zo gevoelig aan drukte, maar als ze het moeite heeft, moet ze gerust gelaten

worden

- Werkt liefst met muziek, maakt haar kalmer

• Omgeving

- Eens kunnen lachen en voldoende kunnen babbelen met elkaar

Arbeidsvoorwaarden

• Arbeidstijden/mobiliteit

- Regelmatige uren is belangrijk (moeite met slapen)

- Tijdstip allemaal oké, wel liefst pas na 12u ’s nachts

- Verplaatsing met bus

- Antwerpen ook optie, kan logeren bij tante

- Denkt aan stageplaats van Jasmien (Essen) vorig jaar of Delrey, maar is nu misschien te

hoog gegrepen

• Opleidingsmogelijkheden

(hoe willen ze graag opgevolgd worden, welke begeleidingsstijl vinden zij aangenaam, …)

o Los, maar toch iemand die alles in bedwang kan houden

o Iemand die kan lachen

o maar ook kan zeggen wanneer je iets niet goed doet en suggestie ter verbetering geeft,

iemand die echt helpt

o geen nood aan vast aanspreekpunt, maar geen verschillende instructies van

verschillende personen, moet wel duidelijk blijven

o stagebegeleider moet er niet altijd zijn, maar wel haar af en toe bevragen hoe het gaat

en als ze zich niet goed zou voelen dat hij dan inspringt en probeert te horen wat

probleem is

o indien stagebegeleider weggeroepen wordt, zou ze anderen vragen of ze nog kan helpen,

“Ik zou een tweede aanspreekpunt willen hebben dat ik daar ook op kan rekenen. En als

die weg is dan desnoods nog een andere, opdat ik weet, dat is de laatste waar ik naartoe

ga.”

o Iemand die geeft om stagiaires en goede opleiding wil geven en niet aan lot over laten

Arbeidsverhoudingen

• Soort van werkgever en organisatie

- Kunnen lachen, dat het plezant is, aangenaam is

- Behulpzame collega’s

Page 79: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 79 van 102

- Inspraak mag, maar moet niet, zou wel ideeën kunnen aangeven, maar als iemand

anders idee heeft wil ze tot compromis komen, goed communiceren is belangrijk

Page 80: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 80 van 102

BIJLAGE 7

Page 81: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 81 van 102

BIJLAGE 8

Page 82: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 82 van 102

BIJLAGE 9

Bedrijfsprofiel leidraad

In deze leidraad omschrijven we wat er juist bedoeld wordt onder welke categorie. We

geven voorbeeldvragen mee die je kan stellen wanneer je in gesprek gaat met een

bedrijf. Het is niet de bedoeling al die vragen gesteld te hebben. Zorg wel dat je elk

onderdeel hebt bevraagd en pik bijvoorbeeld per onderdeel 1 of 2 vragen uit om te

stellen.

1. Arbeidsinhoud

Soort van taken

Concrete omschrijving van de taken die aangeboden worden binnen het bedrijf, alsook de

aard van die taken, bijv. gaat het om repetitief werk of eerder afwisselend werk, duurtijd

van de taken, is het werk steeds op dezelfde plaats of wisselt de werkplaats, …

Bijv. inkomende goederen labelen, goederen op de juiste locatie stockeren in magazijn,

met stapelaar rijden, …

Redelijk repetitief en individueel werk, vaak grote hoeveelheden van bepaald goed die

dan allemaal gelabeld moeten worden, waarbij iedereen op zichzelf zijn goederen labelt

en stockeert. Of bijvoorbeeld eerder afwisselend werk, want er zijn zowel kleine als grote

goederen die dagelijks binnenkomen, telkens op een andere manier verpakt dienen te

worden en waarbij veel afwisseling is tussen handmatig stockeren in de rekken en een

pallet goederen met heftruck verplaatsen.

Voorbeeldvragen:

- Wat kunnen leerlingen hier vooral doen/maken? (+ concreet doorvragen op taken)

- Hoe ziet een werkdag (of werkweek) er uit bij jullie?

- Welke taken kan en mag de jongere hier doen?

- …

Je kan hier een takenlijst, activiteitenlijst, leerplandoelen, … toevoegen en overlopen met

het bedrijf.

Competenties

Opsomming van de competenties en arbeidsattitudes die de werkgever belangrijk vindt.

Je kan een onderscheid maken tussen de minimum eisen die de werkgever heeft bij

aanvang en de attitudes die de werkgever verwacht op het einde van de rit (wanneer is

iemand geschikt om als volwaardige werkkracht in dienst te komen?)

Zo kan je kijken welke leerlingen voldoen aan de minimum vereisten, maar ook wie zou

kunnen groeien tot een volwaardige medewerker.

Voorbeeldvragen om aan bedrijf te stellen:

- Wat verwacht u dat een leerling al kan wanneer hij hier start? (peilt naar

vaktechnische zaken)

- Welke competenties of arbeidsattitudes moet de jongere minimum hebben om hier te

kunnen starten als deeltijds lerende? (concreet doorvragen, bijv. ‘u zegt zelfstandig

werken, wat dat betekent dat concreet voor u?’ > iedereen geeft hier een andere

concrete invulling aan)

- Stel, er komt een leerling die één van die attitudes die u vermeldt niet heeft, bent u

dan bereid de leerling hier nog groeikansen in te geven en samen te werken aan deze

attitudes?

Page 83: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 83 van 102

- Wat is voor u een goede lerende jongere? Wat is voor u geen goede lerende jongere?

- Wanneer is een traject met een jongere voor u geslaagd?

- Wat moet de jongere kennen, kunnen en welke attitudes moet die bezitten opdat u

hem een vast contract zou aanbieden?

Uit onze ervaring blijkt dat werkgevers hier vaak een aantal attitudes beginnen

opsommen (motivatie, interesse tonen, op tijd komen, …). Eens je concreet naar een

situatie gaat vragen, merk je dat ze in de realiteit die zaken vaak niet verwachten bij

aanvang, maar wel dat ze daarin kunnen groeien. Vraag daarom naar situaties uit het

verleden om dit beter in beeld te krijgen. Stel dus niet enkel hypothetische/theoretische

vragen, maar wel gedragsgerichte/ervaringsgerichte vragen. (zie 2.3.b.

gesprekstechnieken).

Voorbeeldvragen:

- Hebt u al lerende jongeren gehad in uw bedrijf? Wat was een succesvol traject en wat

minder? Waarom? Welke factoren maken dat het succesvol was?

- Je haalt nu een positief verhaal aan, heb je ook een minder succesvol voorbeeld?

- “Ik hoor u zeggen dat de jongere vaak te laat kwam, dat jullie er dan samen aan

gewerkt hebben en dat hij uiteindelijk steeds op tijd was. Begrijp ik dan goed dat op

tijd komen eigenlijk toch geen basisvoorwaarde is voor jullie en dat jullie wel bereid

zijn hieraan nog te werken met hen?”

2. Arbeidsomstandigheden Deze zijn vaak divers van sector tot sector, maar ook van bedrijf tot bedrijf. De

voorbeeldvragen zijn dan ook zeer algemeen. Per sector kan je deze vaak concreter

maken.

Veel van deze gegevens vind je ook terug in de risicoanalyse en kan je hier dus in

verwerken.

Soort van bedrijf

Groot of klein bedrijf, druk of eerder rustig, veel mensen rondom of net niet, …

Voorbeeldvragen:

- Hoeveel werknemers zijn er in totaal?

- Uit hoeveel personen bestaat het team waarin de jongere terecht zal komen?

- Heeft het bedrijf meerdere filialen? Moet er gewerkt worden op verschillende locaties?

- Zijn er nog veel andere mensen aanwezig op de werkplaats van de jongere?

Omgeving

Welke mogelijke zintuiglijke prikkels zijn er aanwezig en in welke omstandigheden wordt

er gewerkt: klimatologische omstandigheden, veiligheid, lawaai, verlichting,

aanwezigheid van gevaarlijke stoffen,…

Voorbeeldvragen:

- Wordt er met radio aan gewerkt?

- Is er veel lawaai van machines?

- Wat is de temperatuur in de werkloods?

- …

Afhankelijk van de sector kan je hier concreet op doorvragen.

Lichamelijke conditie

Fysiek zwaar werk of niet? Zittend of staand werk, hef en til werk, …

Voorbeeldvragen:

Page 84: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 84 van 102

- Dienen hier zware lasten getild te worden? Hoeveel kilo is het maximum?

- Is het vooral staand of zittend werk?

- Zijn er specifieke richtlijnen rond ergonomie waar jullie de aandacht op vestigen?

- …

Werkmiddelen

Werkmiddelen waarmee gewerkt moet worden.

Voorbeeldvragen:

- Wordt er in de werkloods met oordoppen gewerkt? Is dit verplicht binnen het bedrijf

of een mogelijkheid?

- Welke werkmiddelen of gereedschappen gebruiken jullie juist?

- …

3. Arbeidsvoorwaarden

Gewenste vergoeding en contract

Welke vergoeding/verloning voorziet de werkgever en welke extralegale voordelen (gsm,

fiets, …). Welk soort contract wenst de werkgever aan te bieden. (Dit zal veelal een OAO

zijn.)

Voorbeeldvragen:

- Bent u bekend met de OAO contracten?

- Voor hoeveel uren wenst u de jongere te werk te stellen?

- Zijn er bepaalde extralegale voordelen die u ook voorziet voor een deeltijds lerende

jongere?

- Indien de jongere zou doorstromen naar een vast contract na zijn studies, welke

verloning krijgt deze dan?

Arbeidstijden

Werkuren, ploegensysteem, nachtdiensten, regelmatige of onregelmatige uren,

pauzemomenten, …

Voorbeeldvragen:

- Wat zijn jullie standaard werkuren?

- Wordt er in een ploegensysteem gewerkt?

- Verwacht je dat de jongere dezelfde werkuren heeft of gaan jullie hier anders mee

om?

- Hanteren jullie flexibele werkuren, glijtijden, …?

- Zijn jullie flexibel qua werkuren, als het bijv. ifv vervoer beter uitkomt op een bepaald

uur voor de jongere, kan dit dan of niet?

- Hebben jullie vaste pauzemomenten of niet? Wanneer kan en mag de jongere pauze

nemen?

- …

Opleidingsbeleid

Hoe volgt het bedrijf de jongere op, hoe leiden ze hem op, is er een inwerkprogramma,

peter of meter, …

Voorbeeldvragen:

- Hebben jullie een vast opleidingsplan – of stramien dat jullie volgen? Hanteren jullie

dit strikt zo voor elke jongere?

- Duiden jullie een meter of peter aan? Zo ja, wat is de rol dan van die peter/meter?

Page 85: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 85 van 102

- Wie volgt de stagiaire op? Wie spreekt/stuurt hem aan?

- Hoe begeleiden jullie de stagiaire?

- Laat je leerlingen soms ook iets op hun manier doen of eens uittesten wat het

verschil is tussen hun en uw manier? Laat je ze soms experimenteren met een aantal

zaken of extra oefenen?

- Volg je hen nog op een andere manier op dan de geplande evaluatiegesprekken met

de school? Geef je nog feedback op andere momenten? Hoe doe je dit dan?

- De eerste dag als ze hier komen, heb je dan een vaste opdracht of vragen die je hen

laat oplossen om te kijken wat ze kunnen/willen?

- Wat is uw motivatie om met stagiaires te werken?

- …

Loopbaanbeleid

Doorgroeimogelijkheden, inzet op talenten en voorkeuren of niet, …

Voorbeeldvragen:

- Bieden jullie tewerkstellingskansen na hun studies?

- Gebeurt het regelmatig dat stagiaires of lerende jongeren hier nadien vast of in het

weekend komen werken?

- Bevragen jullie naar hun interesse/voorkeur?

- …

4. Arbeidsverhoudingen

Soort van werkgever/leidinggevende/collega’s

Vaste leidinggevende of niet, coachende houding of niet, formele of informele omgang

met elkaar, inbreng mogelijk voor eigen werkwijze of exact uit te voeren zoals

leidinggevende aangeeft, vaste ploeg collega’s of wisselende groep, …

Voorbeeldvragen:

- Worden de leerlingen hier kort opgevolgd of krijgen ze veel vrijheid? Kan je concreet

maken wat die opvolging of vrijheid dan betekent?

- Is er constante aanwezigheid van de leidinggevende of niet?

- Op welke manier wordt de leerling aangestuurd?

- Door wie wordt de leerling aangestuurd?

- Hoe wordt er met elkaar omgegaan?

- Hoe is de sfeer hier onderling?

- Is het een redelijk stabiel team of wisselt dit vaak?

- Heeft iedereen hier zowat zijn eigen taak/verantwoordelijkheid of wordt er vooral

samen gewerkt?

- Hoe dient de leerling de directeur, ploegbaas, collega’s, … aan te spreken?

- …

Cultuur van het bedrijf

Bepaalde waarden en normen die het bedrijf belangrijk vindt, bepaalde manier van

omgang met elkaar, … (Voor sommige bedrijven kan dit erg belangrijk zijn, bijvoorbeeld

productie van ecologische kledij, willen werknemers die ecologisch ingesteld zijn.)

Voorbeeldvragen:

- Zijn er bepaalde waarden en normen die voor het bedrijf belangrijk zijn?

- Wordt er bijvoorbeeld verwacht dat iedereen samen luncht?

- Zijn er extra activiteiten met het personeel (personeelsuitstap, quiz, …)?

Page 86: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 86 van 102

- …

Organisatiestructuur

Is er een bepaalde hiërarchie, organogram, overlegmomenten, waarover met wie contact

nemen, inspraakmogelijkheden, …

Voorbeeldvragen:

- Hebben jullie een organogram?

- Met welke vragen kan de leerling waar terecht?

- Dient er een bepaalde hiërarchie gevolgd te worden binnen het bedrijf?

- Kan een werknemer bepaalde beslissingen zelf nemen of dienen deze eerst ergens

afgetoetst te worden?

- Op welke manier worden conflicten opgelost binnen het bedrijf?

- …

Page 87: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 87 van 102

BIJLAGE 10

Bedrijfsprofiel NAAM

1. Arbeidsinhoud

Soort van taken

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Competenties

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

2. Arbeidsomstandigheden

Soort van bedrijf

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Omgeving

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Lichamelijke conditie

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Werkmiddelen

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 88: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 88 van 102

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

3. Arbeidsvoorwaarden

Gewenste vergoeding en contract

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Arbeidstijden

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Opleidingsbeleid

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Loopbaanbeleid

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

4. Arbeidsverhoudingen

Soort van werkgever/leidinggevende/collega’s

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Cultuur van het bedrijf

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 89: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 89 van 102

Organisatiestructuur

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 90: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 90 van 102

BIJLAGE 11

Page 91: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 91 van 102

Page 92: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 92 van 102

Page 93: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 93 van 102

Page 94: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 94 van 102

BIJLAGE 12

Rughygiëne

Statische belasting

Rechtstaand werken

Zittend werken

Tillen

Tiltechnieken

Grove motoriek

Fijne motoriek

Repetitieve

bewegingen

Coördinatie van

bewegingen

Tremor

Hanteren van

materialen

Kracht

Bewegingsamplitude

Evenwichtsgevoel

Specifieke observaties fysiek

Page 95: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 95 van 102

BIJLAGE 13

Bepaalde competenties vragen in het kader van autisme mogelijk wat extra aandacht of

een andere/ruimere interpretatie. Tijdens een ‘observatieperiode’ kunnen alle momenten

interessante observatiemomenten zijn; ook pauzes (sociale vaardigheden, stoppen en

starten met taak, …), tussenmomenten (initiatief, …), etc. Hieronder een korte extra

toelichting bij enkele competenties uit de observatiefiche.

• Inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen

Het loont om te proberen te weten te komen of en in hoeverre iemand zich bewust is van

zijn autisme, inzicht heeft in de wijze waarop zijn autisme invloed heeft op zijn functioneren

en erover kan spreken. Ook of het autisme mag besproken worden (met een werkgever)

en hoever hij in zijn acceptatieproces zit, is nuttige informatie naar begeleidbaarheid toe.

Dit betekent echter niet dat er een maximum aan inzicht mag verwacht worden, dit is voor

velen niet haalbaar en is bijvoorbeeld ook afhankelijk van de leeftijd waarop ze hun

diagnose hebben gekregen.

• Concentratie - aandacht

Omwille van een verhoogde prikkelgevoeligheid of een gerichtheid op details, kennen

sommige mensen met autisme ook een verhoogde afleidbaarheid. Het kan nuttig zijn om

te weten of er specifieke prikkels zijn waarvoor ze extra sensitief zijn, hiervoor kan een

vragenlijst gebruikt worden (zie bijlage: Auti-goedgevoel vragenlijst van Autisme

Centraal). Wanneer deze beperkt kunnen worden kan dit immers een positieve invloed

hebben op de concentratie. Bij sommige mensen met autisme zien we ook een hyperfocus,

vooral bij activiteiten of onderwerpen binnen hun interesseveld (of preoccupatie).

• Stressbestendigheid

Algemeen wordt aangenomen dat iemand met autisme erg gevoelig is voor stress. Dit klopt

in vele gevallen aangezien men (interne en externe) prikkels eens zo sterk ervaart. Het

zijn echter niet altijd de factoren waar wij automatisch aan denken die hen stress bezorgen,

in sommige gevallen gaat het zelfs om erg specifieke stressoren. Denk aan de sensorische

problematiek, de sociale- en omgevingseisen die gesteld worden, de misverstanden die al

snel kunnen ontstaan in de communicatie, de invloed van veranderingen en overgangen,

het doorbroken worden van rituelen en stereotypieën, ... Alledaagse, voor ons

vanzelfsprekende en simpele dingen, zoals naar de wc gaan, een vraag stellen of de fysieke

nabijheid van een andere persoon kunnen erg stressvolle momenten zijn. Zicht krijgen op

de stressoren van de persoon met autisme is een must. Als hulpmiddel kan hiervoor een

vragenlijst gebruikt worden (zie bijlage: Auti-goedgevoel vragenlijst van Autisme

Centraal).

• Communicatievaardigheden

Hierbij kunnen we een onderscheid maken tussen verbale en non-verbale communicatie.

Specifieke observaties ASS

Page 96: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 96 van 102

Bij de verbale communicatie kan men nagaan of de kandidaat gericht vragen kan stellen,

gericht op vragen kan antwoorden en hulp vraagt. Sommigen hebben de neiging om

associatief te vertellen en hebben moeite om de essentie uit hun verhaal te halen. Men

kan ook opletten of de kandidaat gepaste gespreksonderwerpen hanteert, dit is immers

voor iemand met autisme niet altijd makkelijk in te schatten. Onder communicatie valt ook

het begrijpen van taal, sommigen hebben moeite met betekenisverlening of nemen taal

letterlijk op. Dit is vaak niet heel opvallend omdat ze hier zelf op letten en ze een foutieve

betekenisverlening kunnen herkennen wanneer het gesprek verder is gevorderd, toch kan

dit tot misverstanden of vertraagd begrip leiden. Let bij de communicatie ook op echolalie,

dit is het letterlijk nazeggen van woorden of zinnen, soms uitgesteld. Bij volwassenen met

autisme merkt men soms dat hetgeen ze vertellen niet helemaal doorleefd is, het komt

niet uit zichzelf maar van ergens gehoord te hebben.

Wat betreft non-verbale communicatie kan men letten op oogcontact, mimiek,

lichaamstaal en lichaamshouding.

• Werkorganisatie

Door beperkingen in het executief functioneren hebben mensen met autisme vaak moeite

met plannen en organiseren. (Vlot) kunnen starten en stoppen hoort hier ook bij. Ook het

tijdsbesef is soms verstoord.

• Motivatie

Mensen met autisme komen soms moeilijk tot intrinsieke motivatie, onder andere omdat

ze moeite hebben om linken te leggen tussen oorzaak-gevolg. Mogelijks kunnen de

drijfveren die ze geven sociaal wenselijk zijn, of gebaseerd op foutieve vooronderstellingen.

Dit betekent echter niet dat ze zich niet zullen inspannen om hun werk zo goed mogelijk

te doen.

• Flexibiliteit - aanpassingsvermogen

Bekend is dat mensen met autisme moeite hebben met nieuwe situaties, soms ook met

wisselen tussen situaties of tussen begeleiders. Observeer ook eens hoe ze omgaan met

taakovergangen: overgangen tussen taken en tussen verschillende stappen van een taak.

Hier ziet men soms dat de mentale schakelsnelheid vertraagd is. Sommigen hebben

hulp(middelen) nodig om deze overgangen te maken. Een vaste structuur of werkwijze

biedt veiligheid voor mensen met autisme. Door hun gerichtheid op details kan een kleine

wijziging in een of meerdere details al voor problemen zorgen, omdat ze de context niet in

rekening brengen is dit voor hen een nieuwe situatie. Sommigen kunnen zich toch nog vrij

snel aanpassen, anderen blijven ten allen tijde vasthouden aan de eigen gewoontes of

werkwijze.

• Sociale vaardigheden (assertiviteit– samenwerken)

Aangezien sociale vaardigheden een belangrijke pijler is in de triade van autisme is het

belangrijk om dit in kaart te brengen. Kennen de kandidaten de sociale omgangsregels,

pikken ze deze op en passen ze deze toe? Hanteren ze gepaste gespreksonderwerpen en

nemen ze op een gepaste wijze contact? Houden ze rekening met anderen? Is er een

verschil tussen de mate van initiatief nemen tot sociale interactie en reageren op sociale

interactie? Bij sommigen zijn er op het eerste zicht geen problemen opgemerkt in de sociale

interactie maar bij navraag blijken ze dit toch als erg stresserend ervaren te hebben (wat

op langere termijn voor problemen kan zorgen). Het is dus van belang om te weten te

komen hoeveel inspanning het de persoon met autisme kost om tot gepaste sociale

interactie te komen en hoeveel dit hen verder beïnvloedt. Let hierbij ook op de fysieke

aanwezigheid van anderen. Voor sommige mensen is dit al een bron van stress, zelfs als

geen interactie verwacht wordt. Stress komt ook voor omdat ze soms zelf aanvoelen dat

ze de sociale regels niet of onvoldoende begrijpen maar ze hebben ook de ervaring dat het

‘not done is’ om hierover uitleg te vragen (ik kom dan dom over).

Page 97: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 97 van 102

BIJLAGE 14

Page 98: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 98 van 102

Page 99: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 99 van 102

Page 100: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 100 van 102

BIJLAGE 15

Het is belangrijk om informatie te geven op maat:

• Bedenk of het informeren zinvol is én wie geïnformeerd dient te worden. Dit is

afhankelijk van de leerling in kwestie en de (werk)situatie. Hoe staat de leerling

met autisme er zelf tegenover? Welke gevolgen hebben het autisme van de leerling

op de werkvloer? Is er een open bedrijfscultuur? Hoe nauw werkt hij samen met

collega’s? Welke sector is het en welke functie oefent hij uit? …

• Hou de theorie kort, focus vooral op de functionele vertaling/gevolgen van het

autisme. Eventueel kan de theorie meer uitgebreid meegegeven worden op papier.

• Wees realistisch maar benoem ook positieve aspecten van autisme, bijvoorbeeld:

o “Ik ben perfectionistisch en detailgericht ingesteld, waardoor ik zeer

nauwkeurig kan werken.”

o “Ik heb het soms moeilijk om sociale situaties op het werk juist te

interpreteren, omdat ik moeilijk ‘tussen de lijnen kan lezen’ en lichaamstaal

kan interpreteren. Zelf ben ik daarom heel eerlijk, direct en recht door zee,

want ik heb het liefst dat anderen dit ook zijn.”

o “Ik heb soms de neiging om te veel te babbelen in een gesprek of moeilijk

to-the-point te komen, maar ik sta heel erg open voor feedback hierover en

pas mij dan ook meteen aan.”

• Vertaal het autisme OP MAAT van de leerling. Dit betekent dus dat je je leerling

voldoende goed dient te kennen, anders vertel je enkel theorie en daar kan een

werkgever niks mee. Ter inspiratie kan je gebruik maken van de ‘infobrochure ASS’

(zie bijlage 16). Je kan hierin bijvoorbeeld markeren wat zeker van toepassing is

voor de leerling en welke tips zeer belangrijk zijn om toe te passen door de

werkgever/mentor. Op die manier geef je een breder beeld over ASS en toon je aan

hoe dit zich specifiek voordoet bij jouw leerling (door te markeren). Wanneer een

werkgever geïnteresseerd is in meer informatie over ASS en werk, kan je hem de

‘gids werkgevers’ bezorgen.15 (Geef hem dit niet zomaar, zonder meer informatie,

of zeg hem niet gewoonweg dit te lezen, dit zal afschrikken. Geef het enkel mee als

achtergrondinformatie wanneer je voelt dat de werkgever/mentor gierig is naar

meer informatie.)

• Respecteer wat en hoe de leerling het wil vertellen.

15 Te raadplegen in de Talent Telt Toolkit bij fiche 7. O.a. De Ploeg vzw ontwikkelde in een ander ESF project, genaamd ‘Talent Telt’, een toolkit met infofiches omtrent autisme en de werkvloer en instrumenten om personen met autisme te begeleiden richting werk: https://www.kennisplein.be/Pages/Overzicht-fiches-Talent-Telt-Toolkit.aspx of www.kennisplein.be – typ de zoekterm ‘Talent Telt toolkit’. Dit project richt zich tot trajectbegeleiders, maar bevat voor leerkrachten wel waardevolle informatie omtrent autisme en de tools kunnen inspirerend werken en aanvullend zijn. De Ploeg vzw biedt hierrond ook trainingen aan, meer info via [email protected].

Werkgever en/of collega’s informeren over ASS

Page 101: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 101 van 102

BIJLAGE 16

Aandachtsgebieden

De aandachtsgebieden bevinden zich voornamelijk op het

vlak van omgang met anderen, communicatie en

verbeelding.

Omgang met anderen:

o Sommige personen met autisme zijn erg teruggetrokken.

Ze maken nagenoeg geen contact met anderen.

o Anderen nemen zelf geen contact, maar gaan wel in op

contactname van anderen.

o Nog anderen zijn sociaal erg actief, maar worden in hun

omgang met anderen vaak als vreemd ervaren.

Communicatie:

o Vormelijk: Het spreekvolume en de intonatie van

sommige personen met autisme is niet altijd aangepast.

Een boodschap structureren is soms ook moeilijk.

o Ze nemen taal soms letterlijk op en hebben moeite met

dubbele betekenissen, beeldspraak…

o Lichaamstaal: Deze is soms weinig expressief, met weinig

oogcontact. Daarnaast is het ook moeilijker om

lichaamstaal van anderen te ‘lezen’.

o Inhoudelijk: Soms is het moeilijk om een

gespreksonderwerp te vinden. Anderen praten vaak over

hetzelfde thema.

Verbeeldingsvermogen:

o Het is moeilijk om in te schatten wat anderen bedoelen,

denken, van plan zijn…

o Zich een voorstelling vormen van verschillende soorten

jobs is ook moeilijker. Mensen met autisme leren het best

uit ervaring/ door ‘doen’.

o Flexibiliteit: Mensen met autisme houden van

voorspelbaarheid, duidelijkheid en aangekondigde

veranderingen.

Infobrochure ASS

INLEIDING

Autisme is een informatie-

verwerkingsstoornis.

De manier waarop mensen met

autisme de wereld waarnemen,

verloopt op een heel aparte

manier. Ook de verwerking en

interpretatie van informatie

verloopt anders. Hierdoor

hebben personen met autisme

een heel eigen kijk op de dingen

en denken ze anders.

Het is zeer moeilijk om een

algemeen beeld van autisme te

schetsen. Elk persoon is uniek

en het beeld en de graad van

autisme kan individueel erg

verschillen: men spreekt van

een "autismespectrum" met een

"spectrum aan stoornissen".

Onze cliënten behoren tot de

subgroep "autismespectrum-

stoornis (ASS) zonder mentale

beperking".

Autisme is ‘onzichtbaar’: het is

onmogelijk om op basis van

uiterlijkheden te zien of iemand

autisme heeft of niet.

Page 102: DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Syntra Vlaanderen...DRAAIBOEK MET INSTRUMENTEN - Objectieve screening van leerlingen (met een beperking) en bedrijven met het oog op een goede matching

pagina 102 van 102

Verder komt bij sommigen ook een onder- of overgevoeligheid voor bepaalde prikkels voor.

Bijv.: geluiden, TL-lampen, temperatuur, geur….

KWALEITEN

KWALITEITEN

Daarnaast hebben personen met autisme ook kwaliteiten of sterk ontwikkelde vaardigheden,

zoals:

✓ Sterk analytisch vermogen met oog voor detail

✓ Gevoel voor orde

✓ Gedreven en betrouwbaar

✓ Consequent in gedrag en het naleven van afspraken

✓ Geen verborgen agenda’s, wel ‘recht door zee’ en loyaal

✓ Concrete, eerlijke en oprechte feedback

✓ Houden zaken het liefst formeel en logisch

TIPS

Bij het werken met mensen met ASS kan het

helpen de onderliggende, individuele denkstijl

van de persoon te begrijpen van binnen uit, om

hun gedrag ook beter te kunnen kaderen en

hen te helpen om onnodige stress te

vermijden. Door hun andere manier van

informatieverwerking, kan de wereld voor hen

immers vreemd en onvoorspelbaar zijn. Niet

alles krijgt dezelfde betekenis als bij ons. Ga er

nooit van uit dat de persoon met ASS wel weet

wat je bedoelt (zonder dat je het hem zegt).

Algemeen helpt het wanneer er voldoende

duidelijkheid geboden wordt. Hieronder vindt

u een aantal tips rond hoe deze duidelijkheid

geboden kan worden.

➢ Omgang met anderen

o Maak de functies in het bedrijf duidelijk

o Maak duidelijk waar, wanneer en aan wie

vragen gesteld kunnen worden

o Wijs eventueel een vaste contactpersoon of

vertrouwenspersoon aan

o Stel nieuwe collega’s en stagiairs altijd

expliciet voor

o Maak verwachtingen duidelijk: sociale

omgangsregels, manier van begroeten …

o Verplicht personen met ASS niet tot sociale

drukte omdat anderen dat gezellig vinden

Het takenpakket

o Gebruik steeds concrete en duidelijke taal

o Zet het takenpakket op papier en probeer het

zo goed mogelijk te omlijnen. Gebruik schema’s,

stappenplannen...

o Ondersteun de persoon met ASS in het

structureren van de taken en het onderscheiden

van prioritaire taken

o Verduidelijk waar taken zich situeren in ‘het

grotere geheel’: het doel van de taak, de plaats

in het productieproces…

o Bespreek zoveel mogelijk op voorhand

veranderingen in het takenpakket en geef

voldoende uitleg

o Maak verwachtingen duidelijk: de norm

(rendement, nauwkeurigheid van het werk…), de

werktijden, invulling van pauzes enzovoort

➢ Communicatie

o Structureer je boodschap, benadruk de

essentie

o Geef niet te veel info in één keer

o Gebruik zo veel mogelijk letterlijke taal:

vermijd beeldspraak, ironie...

o Geef aan wanneer de communicatie van de

persoon met ASS onaangepast is: bepaalde

thema’s, stokpaardjes...

o Las pauzes in in een gesprek, geef de tijd om

zaken te begrijpen en te reageren

Mensen met autisme houden net zoals wij van een uitdagend takenpakket!

Dit betekent dat het werk niet te eenvoudig moet zijn. Afwisseling kan zeker, zolang een gevarieerd

takenpakket overzichtelijk blijft.