Download onderzoek

130
BREEAM-NL & Smart Building Logiscs in de uitvoeringsfase Başak Karabulut Msc Real Estate & Housing Design & Construcon Management Mastersripe 9 november 2012 TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT

Transcript of Download onderzoek

Page 1: Download onderzoek

BREEAM-NL & Smart Building Logisticsin de uitvoeringsfase

Başak KarabulutMsc Real Estate & HousingDesign & Construction Management

Mastersriptie 9 november 2012TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT

Page 2: Download onderzoek

Copyright 2012

© Karabulut, B.Overname en citeren van de inhoud is toegestaan, mits duidelijke vermelding van de bron.Afbeeldingen, citaten en informatie in dit rapport zijn voorzien van bronvermelding. Afbeeldingen zonder bronvermelding zijn eigendom van de auteur.

Page 3: Download onderzoek

PERSONALIA

Başak KarabulutAdres Balthasar van der Polweg, 2628 ZJ DelftEmail 1 [email protected] 2 [email protected] 0612721524

Technische Universiteit DelftFaculteit BouwkundeAfdeling Real Estate & HousingAfstudeerlab Design & Construction ManagementAdres Julianalaan 134, 2628 BL Delft

AfstudeerbegeleidersHoofdmentor ir. A. (Alijd) van DoornTweede mentor dr. ir. D.J.M. (Theo) van der VoordtGecomminiteerde dr. ir. K. (Karel) Vollers

Afstudeerbedrijven1Bedrijf Dutch Green Building CouncilAdres Stationsplein 45, A6.016, 3013 AK ROTTERDAMTelefoon +31(0)10 20 659 33Website www.dgbc.nlBegeleider ing. D. (Dong) Cao2Bedrijf BAM HABO bv.Adres Koperwerf 31, 2544 EM Den HaagTelefoon 070 3889500Website www.bam.nlBegeleider C. (Chris) Pronk

3Bedrijf UTS NederlandAdres Wolga 2, 2491 BJ Den HaagTelefoon 088 - 002 30 00Website www.uts.nlBegeleider M. (Marc) van der Heijden

Afstudeerdatum: november 2012

Page 4: Download onderzoek
Page 5: Download onderzoek

Voor u ligt het resultaat van het afstudeeronderzoek dat is uitgevoerd binnen de master Real Estate & Housing, specialisatie Design & Construction Management, aan de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft.

De milieuproblemen in Nederland zijn beslist niet gering. De bouwsector is daar debet aan. Hierbij valt vooral te denken aan de gevolgen van de processen van afvalverwerking, logistiek en transport. Het duurzaamheidsinstrument BREEAM-NL maakt de duurzaamheid van gebouwen meetbaar. Smart Building Logistics is eveneens een methode om de aspecten afval, logistiek en transport onder de loep te nemen en te optimaliseren. Dit onderzoek geeft inzicht in de toepassing van BREEAM-NL in de uitvoeringsfase. Tevens worden de vragen onderzocht of Smart Building Logistics een bijdrage kan leveren aan BREEAM-NL in het uitvoeringsproces en of dit proces kan worden verduurzaamd.

Het afgelopen jaar heb ik met vol enthousiasme, ambitie en plezier aan dit onderzoek gewerkt. Het resultaat zou onmogelijk tot stand zijn gekomen zonder de hulp van enkele mensen, die ik hierbij in het bijzonder hartelijk zou willen dankzeggen. Allereerst gaat mijn dank uit naar mijn directe begeleiders vanuit de TU: ir. A (Alijd) van Doorn en dr.ir. D.J.M. (Theo) van der Voordt. Alijd, bedankt voor je kritische blik, vertrouwen, enthousiasme, inspiratie en vakinhoudelijke kennis. Theo, bedankt voor je tijd, steun, vertrouwen, inspiratie en je vakinhoudelijke kennis. Jullie hebben me gestimuleerd om de lat elke keer weer hoger te leggen. Ik heb dit altijd als zeer waardevol ervaren. Voorts wil ik mijn collega’s van de Dutch Green Building Council bedanken voor de oprechte interesse en leuke gesprekken. Mijn speciale dank gaat uit naar mijn begeleider ing. D. (Dong) Cao, voor al zijn tijd, energie, confronterende en leerzame gesprekken. Ook wil ik mijn begeleiders vanuit BAM, C. (Chris) Pronk en vanuit UTS, M. (Marc) Van der Heijden, bedanken voor al hun energie, enthousiasme en steun tijdens mijn proces. Een woord van dank gaat verder uit naar alle respondenten die hebben meegewerkt en hun mening over BREEAM-NL en Smart Building Logistics hebben prijsgegeven. In het speciaal wil ik de mensen bedanken die me enorm hebben gesteund, te beginnen met mijn grote steun en toeverlaat Ahmet. Ondanks de aanzienlijke afstand heb je me altijd gestimuleerd om tot het uiterste te gaan. Mijn ouders Adnan en Lutfiye wil ik bedanken voor de onvoorwaardelijke steun en de goede zorgen. Mijn broer Nizam en mijn zus Nazli wil ik bedanken voor hun enthousiasme, prikkels en steun. Verder gaat mijn dank uit naar Herbert Hogendoorn en Chris Dols. Zij hebben mij enige taalkundige adviezen gegeven, ondanks hun drukke werkschema’s.

Rest mij u veel plezier te wensen tijdens het lezen van deze onderzoeksverslaglegging.

Başak KarabulutDelft, 9 november 2012

VOORWOORD

Page 6: Download onderzoek
Page 7: Download onderzoek

7Başak Karabulut

INHOUDSOPGAVE

Summary 9

Samenvatting 19

Leeswijzer 29

Begrippenlijst 31

01 Onderzoeksopzet 331.1 Aanleiding 341.2 Probleemanalyse 361.3 Onderzoeksvragen 401.4 Doel onderzoek 401.5 Resultaat 401.6 Relevantie 411.7 Onderzoeksmethoden 41

02 Het Uitvoeringsproces 472.1 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en Duurzaam Bouwen voor aannemers 482.2 BREEAM-NL in het uitvoeringsproces 482.3 Positieve en negatieve ervaringen van aannemers met 57 BREEAM-NL 572.4 Conclusie 61

03 BREEAM-NL 673.1 Afval, logistiek en transport vanuit het milieubeleid 683.2 Afval, logistiek en transport vanuit BREEAM-NL 703.3 Positieve en negatieve ervaringen van aannemers De Monarch I 743.4 Conclusie 78

04 Smart Building Logistics 814.1 Ontwikkeling SBL 824.2 Kenmerken SBL 824.3 Positieve en negatieve ervaringen van aannemers met SBL 854.5 Conclusie 91

05 BREEAM-NL ÉN SBL 935.1 Raakvlak SBL met BREEAM-NL 945.2 Bijdrage SBL aan BREEAM-NL 955.3 Bijdrage SBL aan gehele bouwproces 965.4 Conclusie 99

Page 8: Download onderzoek

8Masterscriptie

06 Nieuwe credits voor BREEAM-NL 1016.1 Toetsing van de producten 1026.2 Aanpassing credit WST 1; afvalmanagement op de bouwplaats 1036.3 Nieuwe credit 104

07 Conclusies en aanbevelingen 1097.1 Conclusies 1107.2 Aanbevelingen 1157.4 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek 117

08 Epiloog 119

09 Literatuur 123

Page 9: Download onderzoek

9Başak Karabulut

SUMMARYProvocation and problem analysisNowadays, it is impossible to imagine life without sustainability. When one looks around, one can see many organic supermarkets, organic products and electric cars. In the construction industry sustainability plays an increasingly important role too. Furthermore, there is also an increasing demand for Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (Corporate Social Responsibility) in the construction industry. The sustainability reports of construction companies are the result of this. Every year aims such as the CO2 performance ladder and the opportunities to reduce waste are set. The current situation in the building industry in which the environmental pollution, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen and Duurzaam Bouwen plays a key role, give rise to this dissertation.

Environmental problemsTraffic and transport contribute significantly to a range of environmental issues in which the climate change, acidification of the environment, noise nuisance and fine material, are the most important (Compendium, 2010). The construction industry has also a contribution to this (Milieuloket, 2011a). According to Milieuloket (2011a) this contribution lies in Volatile Organic Compounds, CO2 emissions during construction, the water consumption, the generation of waste and the use of scarce material now and then. Out of the ten trucks, five have a construction site as a destination. The number of busses with personnel and material is even greater. Thus, construction logistics is the largest source of freight traffic and as a result of this air pollution in cities (Merrienboer, 2011). The study of Agentschap NL (2008) shows that in 2008 a total of 63 million tonnes of waste is produced, of which the construction of 25 million tonnes has contributed the most (figure 2).

BREEAM-NLDifferent sustainability features currently exist in the Netherlands, such as BREEAM-NL and LEED. Since 2009 a Dutch version is available of BREEAM-NL. BREEAM-NL is adapted to the national regulations and requirements. Large contractors such as BAM, Heijmans and Boele & van Eesteren have already used BREEAM-NL in different projects. During the last years, a gradient increase is perceptible in the number of BREEAM-NL projects and it can therefore be stated that BREAAM-NL nowadays is a leading factor in many projects (DGBC, 2012). Despite being time consuming and labour intensive, it is seen as one of the most concrete and negotiable systems.

Regarding the possibilities to further develop sustainability, in this dissertation it is chosen to place sustainability in BREEAM-NL in the implementation phase. Because waste, and construction-logistics and –transport give a large contribution to environmental problems, BREEAM-NL is split into the aspects waste, logistics and transport.

Smart Building LogisticsSmart Building Logistics (SBL) is a new way of working that realizes Just In Time Delivery (JIT) at the workplace, clusters the stream of goods of building materials in a smart way, consolidated delivery and the removal of goods and provides integrations in the construction chain (TNO, 2012). In several interviews with professionals, during the initial phase of this dissertation, the question raised if SBL and BREEAM-NL have overlapping

Fig. 3: Registrations BREEAM-NL new buildings (DGBC.nl, 2012)

63 milj. afval productie

25 milj. bouw

17 milj. industrie

9 milj. consumenten

Fig. 2: Largest waste production 2008 (Agentschap, 2012)

Fig. 1: Responsibility transport 2009 (Compendium, 2010)

Verantwoordelijkheid Percentagebroeikasgasemissiesverzurende emissiesfijn stof

18%27%32%

0% 10% 20% 30% 40%

broeikasgasemissies

verzurende  emissies

fijn  stof

Verkeer  en  vervoer  verantwoordelijk  voor:

Page 10: Download onderzoek

10Masterscriptie

aspects and whether SBL can contribute to BREEAM-NL. The interest rose to conduct a scientific research focussing on the goals of BREEAM-NL, which aspects can be achieved faster and better by the application of SBL.

The construction industry faces a number of clear dilemmas: logistics, transport and construction waste contribute significantly to the environmental problems. The certification system BREEAM-NL is an ‘extension of the hand’ to neutralise these problems. Though, from several interviews with construction companies, it can be said that in practise it is difficult to fulfil the requirements of BREEM-NL. However, extra manpower and specific skills (BREEAM-NL expert) are needed for this. Smart Building Logistics aims to lower the threshold of BREEAM-NL for contractors, because it can offer an improvement for the current dilemmas.

Goal and ResultThe goal of this research is developing knowledge that enables the flexibility of the BREEAM-NL building process for contractors, subcontractors and suppliers. The result of this dissertation are recommendations to the Dutch Green Building Couniol (DGBC) by rewriting an existing credit and de development of a new credit for BREEAM-NL, were the contribution of SBL is processed.

The objective of this research is to develop knowledge that enables a smoother BREEAM-NL construction process for contractors, subcontractors and suppliers. And make this process more sustainable in the field of waste, logistics and transport. The result of this study’s are recommendations to the Dutch Green Building Council (DGBC) by rewriting an existing credit and develop a new credit for BREEAM-NL, where the contribution of SBL is incorporated.

Research questions & MethodologyBREEAM-NL appears to be a threshold for contractors in the implementation phase. It must be examined whether SBL can contribute to BREEAM-NL and whether more sustainable solutions can be offered to the issues of waste, logistics and transportation. The central research question is therefore defined as follows:What are the consequences of the BREEAM-NL certification system in the implementation phase with respect to the aspects of waste, transport and logistics, and how can Smart Building Logistics optimize this phase?

To answer the central research question, four research questions are defined:1. What are the consequences of BREEAM-NL for the implementation

process?2. In what areas of waste, logistics and transportation improvements

are needed to optimize the process in BREEAM-NL?3. In what areas of waste, logistics and transportation improvements

are needed to optimize the process in Smart Building Logistics?4. How can SBL contribute to solving one or more aspects of BREEAM-

NL?

Page 11: Download onderzoek

11Başak Karabulut

A qualitative study is chosen to answer the central research question. In this case, the goal is to provide background information about BREEAM-NL and the aspects of waste, logistics and transportation in particular. The same is applicable to the method of SBL. Professionals are interviewed for both the methods; this allows confronting the background information with the practice experiences. Three cases are analysed: the first case is the Monarch I in The Hague, where only BREEAM-NL is implemented. The second and third case, Laan van Meerdervoort in The Hague and the Green Tower in The Hague are cases where only SBL is implemented. The analysis of these cases is carried out by means of structured interviews with various professionals in the implementation phase. These are professionals from different backgrounds: project managers, planners, contractors and facility managers. The project Monarch II would initially also be studied through participant observation. An interesting feature of this project is the application of SBL and BREEAM-NL together. During the study, however, it soon became clear that this project is unfortunately outside the timeframe of this dissertation. Finally, on the basis of the analyses of the three cases a credit of BREEAM-NL is adapted and also a new credit is developed for BREEAM-NL. These new credits are assessed during an expert meeting specifically for this research is invested.

Research outcomes BREEAM-NLThe most striking is that there is a perceptible difference between policy and practice, a gap between what the sustainability reports mention and what the people in the construction site can practically do with it. They are well aware of this, but there is a lack of experience in practically applicable tools. Based on the interviews it can be concluded that the BREEAM-NL certificate design is deemed necessary by the project, because it gives a better guarantee in gaining the credits in the implementation phase. Oddly enough is that BREEAM-NL is far too little implemented in sustainability reports of the contractors. The translation is then even harder to make. The consequence is that the construction companies during a project have to develop knowledge themselves about BREEAM-NL. This is difficult, because they start, after all, with a substantial deprivation. Furthermore, on basis of the obtained data and the majority of the interviews it can be concluded that BREEAM-NL costs extra time and energy in the implementation process. Especially the differences in interpretation of credits, collecting evidences, informing the staff and creating enthusiasm costs time and energy.

The decisions taken in the design phase may change in the implementation phase. These are often changes to the building. The consequence is that the relevant BREEAM-NL credit cannot be achieved. It can even be a risk with regard to the overall score. Contractors also develop ideas to be sustainable at the construction site, outside the BREEAM-NL requirements. However, no point can be scored, since it not concerns a BREEAM-NL requirement. This results in a demotivating effect. Furthermore a BREEAM-NL expert remains necessary for a smooth construction process for coordinating, collecting evidence and materials and the expert keeps in touch with the assessor for the assessment.Enthusiasm is important to achieve the BREEAM-NL credits. The interviews showed that not every stakeholder pursues the same goals and that it takes time to develop enthusiasm. Contractors who did not developed enthusiasm for BREEAM-NL will probably drop out.

Page 12: Download onderzoek

12Masterscriptie

In addition, there is no common opinion on standard formats. Firstly, people find that these formats must not be interchangeable; because the risk can arise that BREEAM-NL will become a checklist where everyone will just tick off the points that they finds necessary. On the other hand, people find it especially useful to share the standard formats due to time management issues.

The requirement to separate waste at the construction site, is experienced as a positive stimulant and a requirement that is well feasible for contractors. The opinions, however, on the registration of waste, mileage and transportation movements are sharply divided. Furthermore, the interviews show that the separation of vans polyurethane foam, paper and chemical waste are not included in the assessment; while these are relevant waste flows that can be introduced as a minimum standard. In addition, from the data of the DGBC, it can be concluded that the focus is more on the credit Management on construction site (MAN 2) and the Environmental Impact on construction site (MAN 3) then Waste on site (WST 1) and Secondary use of material (WST 2).

It is however not clear how BREEAM-NL will judge urban projects that large construction sites do not have. The Assessment requirements have associated light requirements for this. The construction companies would like to see more clarity on this subject.

Finally, it is of cardinal importance for the contractors, that all responsibilities are elaborated per credit. This provides structure and clarity.

Research outcomes Smart Building LogisticsThe interviews allow the conclusion that SBL has a positive contribution to the logistics and organization on the construction site. The preparation of a comprehensive logistics plan in the preparation phase with the help of LEAN sessions had a positive impact on the process. All transportations went organized. Also, the consultations with the manufacturer about the recycling of the materials of the existing buildings and to capture this, was experienced as very positive. Normally this responsibility lies with the subcontractor and waste processor. The greater part of the interviewees found the construction site organized and tidy. Everything indicated that employees appreciate that they immediately get to work and do not have to drag the materials from the construction site to the workplace. Furthermore construction companies find the separation of waste as positive on de construction site. A difficult aspect was to cultivate enthusiasm by the subcontractors at the start of the project. The communication between the companies went very well. The central contact point was the planner of the main contractor. The sub contractors and the logistics service provider communicated with the planner. Furthermore, the logistics service provider communicated quite well with the suppliers. The majority of the interviewees indicated that the staff of the logistic services provider differs every time. The consequence was that the materials were placed at the wrong floor and wrong zone sometimes, which eventually led to loss of time. Furthermore the interviewees found the knowledge, of the logistic services, about building materials unsatisfactory. This resulted in, sometimes, delivering the wrong material than planned.

Page 13: Download onderzoek

13Başak Karabulut

To conclude, opinions were divided about the fact that certain tasks by the contractor was taken from the hands of the subcontractors. This task, the purchase of materials, is normally carried out by subcontractors. SBL ensures that the contractor in consideration of the subcontractors can buy a larger amount of materials and can take over this task if the subcontractor cannot afford it. The subcontractors can then concentrate on the execution of the work. The consequence is that some subcontractors develop a certain fear for SBL and therefore can possibly choose not to go into SBL.

Overlapping aspects Smart Building Logistics with BREEAM-NLIn order to determine the interfaces between SBL and BREEAM-NL, there is an abstract diagram for BREEAM-NL (Fig. 5) and an abstract diagram for SBL developed (Fig. 6). The aspects that touch on both BREEAM as with SBL, is the kilometre records. BREEAM-NL asks registrations of the made kilometres in the credit Environmental impact on the construction site (MAN 3). The interface is that this registration is integrated into SBL. The logistic services and waste disposal are responsible for capturing and managing this information. Normally the waste processor and the contractor are responsible for this.

The second interface is the record for the amount of waste: BREEAM-NL asks from the credit Waste on construction site (WST 1) to the total amount of waste of the respective construction project. It also raised the question whether the stated objectives have actually been achieved, with no judgement at the end of the project. The interface with SBL is that these operations are integrated into SBL. The logistic services provider and the waste processor capture and manage this information. Normally these activities belong to the responsibilities of the main contractor and waste processor.The third interface is the separation of waste on the construction site. BREEAM-NL asks for the credit Waste on construction site (WST 1) at least four waste groups on the construction site.

An innovation point can be scored if there are six groups of waste on the construction site. The interface to this is that SBL ensures that waste is segregated on site and daily collection by the logistic services that deliver the materials. The waste is further separated at the HUB. This ensures that contractors and subcontractors consciously are dealing with waste. There are zones established and the construction site and it is tidy. In addition, a solution for urban projects, are not included in BREEAM-NL.

The latter interface is recycling. BREEAM-NL asks for the credit Waste on site (WST 1) that eighty per cent of recyclable building materials have to be reused or recycled. It also asked to reduce waste to a minimum and recycle it. The interfaces with SBL herein are the LEAN sessions that ensure good reflection on material recycling and waste before contact with producers. In addition, the logistics service provider ensures that the waste is taken to the HUB, the waste then further separated into containers, that the components are separated and sanitary is cleaned up. After this it will be taken by a waste disposal company or by a producer for the recycling of waste. The producer may also directly take the waste from the HUB when he delivers the materials.

Page 14: Download onderzoek

14Masterscriptie

ConclusionsThe interviews show that the requirements imposed by such policies and BREEAM-NL are difficult to apply in practice. Some requirements in BREEAM-NL suggested are difficult to achieve cost and time for implementing parties. This is partly because BREEAM-NL is new and contractors are still insufficiently familiar with it. Therefore it can be concluded that there is a difference between policy and practice, and that this should be minimized in order to improve sustainability in construction.Contractors set annually new sustainability goals, such as the CO2 performance ladder and minimizing the amount of waste. Yet it appears that, despite the objectives contractors, BREEAM-NL is necessary for contractors to consistently sustainable. This means a high quality building to achieve the requirements of BREEAM-NL and to lead a sustainable process. This results in spending more time on BREEAM-NL, given the evidence requested. However the more often BREEAM-NL will be applied, the easier it will proceed in the future. There may come a time that sustainability is integrated in the executing parties that BREEAM-NL is no longer necessary. But whether this point will be reached, is a question nobody can answer yet.

Fig. 6: SBL process

Fig. 5: BREEAM-NL Process

Page 15: Download onderzoek

15Başak Karabulut

In interviews with executive parties the slogan: “measuring is knowing” is often used. Due to the fact that BREEAM-NL have many requirements and costs time, it became clear that construction companies find BREEAM-NL pleasant to apply. And they believe that it provides a foothold throughout the project. Therefore, construction companies will be tingled to actually apply the specific requirements on waste, logistics and transport of BREEAM-NL. The threshold will reduce when BREEAM-NL will require a comprehensive logistic plan, a fit of the waste groups on the construction site to the waste groups of the waste company. So, more requirements are asked to the contractors, but the contractors already do these requirements, however not specific and accurate. It asks them to go just a little further than what they normally do and they can score points with it for BREEAM-NL. During the expert meeting it became clear that these extra requirements was not seen as an obstacle for the future. The reason behind this is that logistics and transport is seen as important and more attention to be paid. The statement that often emerged was: “a building stands or falls with logistics and transport.”

More and more urban projects are being developed and redeveloped, with the effect of the building environment that there are smaller construction sites and possibilities that there is no construction site. This has the consequence that the waste containers cannot stand on de construction site. Therefore the waste processor incorporates the waste, this means no points can be scored for BREEAM-NL. The requirement of BREEAM-NL is namely that waste has to be separated on the construction site. The construction companies are forced, in these situations, to implement the method SBL.

Logistics and transportation to, from and on the construction site are not considered important enough by BREEAM-NL. The requirements relating to logistics and transport are currently hidden in the credit Environmental impact on site (MAN 3), while logistics and transportation is an important contribution to environmental problems in the Netherlands.

During the execution of a BREEAM building project the records are kept and finally compared with the objectives formulated at the start of the project. This applies to all BREEAM projects. In SBL, objectives are established for the number of transport movements and will be determined, at the end of the project, whether this objective is fulfilled, just like BREEAM-NL. It is well known that SBL provides less transport movements and also allows the use of smaller vehicles, resulting in less CO2 emissions. This is the general reasoning. However, the only data that the project Laan van Meerdervoort has is the 90 trailer loads was less than the predetermined target. This cannot be used as a quantitative data. Therefore, more data are needed, such as trailer loads of projects without the use of SBL, SBL and the application of the equations of these data.

The implementation phase is the phase where all applications of BREEAM-NL already are adopted to deliver a sustainable (high quality) building. This means that many changes cannot take place. From the study it can be concluded that SBL does not contribute to a higher quality building. However, SBL provides process innovation for waste, logistics and transportation.

Page 16: Download onderzoek

16Masterscriptie

Notably by intensive consultation between general contractor, subcontractors and logistics service provider, the LEAN sessions, detailed plans and purchasing lists are set up. BREEAM encourages the minimisation of buying too much material, because this becomes waste eventually. SBL provides the optimal procurement of material, this means: not buy more than you need. This results in less waste. Moreover, SBL makes it possible that waste is disposed of directly by the producer for recycling, instead of first going to the waste disposal facility and then goes to the manufacturer. Therefore, it can be concluded that SBL increases the sustainability of the waste management, logistics and transportation.

SBL is well applicable for renovation and new construction projects. Given the fact that there are a lot of renovation and new construction projects, it is less important that it can be widely applicable. However, in order for the applicability of SBL by other contractors it is necessary that the BAM develop a tool.

Recommendations for contractorsTo provide BREEAM-NL process for contractors, it is important that the design certificate of BREEAM-NL will be implemented, to reduce the risks for the contractor in the implementation phase. This study shows that not all employees of the contractors are aware of BREEAM-NL, while it is currently leading on the market. A recommendation is therefore that more attention should be paid to BREEAM-NL. This can be done by a chapter on the experience of BREEAM-NL in the sustainability reports, which are prepared each year by the contractors. In addition, it is necessary to enthusiasm, share ideas and stimulate each other. This ensures good a common objective and a good cooperation to a BREEAM-NL certificate. It is also important that a contractor implements a BREEAM BREEAM-NL expert to make the process smoother. This is because it is important for the stakeholders. Finally, it is necessary for the contractors, outside the BREEAM-NL certificate, to develop a comprehensive logistic plan and pay attention to transport at the construction site.

Recommendations for suppliers and producers Also suppliers and producers contribute to a BREEAM-NL process. They are mainly responsible for the development and delivery of materials. They can ensure that developing reusable packaging produces less waste in the end.

Recommendations for BREEAM-NLIt is normal that there is a gap between policy and practice. To reduce this gap it is recommended that adjustments are needed in BREEAM-NL. Firstly, it is important to pay more attention to logistics and transportation to, from and on the construction site. BREEAM-NL namely pays too little attention for this aspect. The BREEAM-NL process for contractors, suppliers and produces will go smoother by developing a new credit: Logistics and transport to, from and on the construction site (MAN 14). The aspects of logistics and transportation to the construction site in the current credit Environment impact on the construction site (MAN 3) has to be transferred and incorporated to the new credit.

Page 17: Download onderzoek

17Başak Karabulut

Secondly, the credit Recommendation Waste on site (WST 1) needs to be adapted to make it user-friendly for contractors by adding the possibility to use more waste streams on the construction site.

The final recommendation is to refine the definitions in de assessment of BREEAM-NL.

Recommendations for Smart Building LogisticsTo optimize the process of SBL, there are two recommendations:First, it is recommended that the employees of the logistic service provider work in shifts. This means that fixed teams has to be placed on projects and that the morning and evening shifts are changed every two months. This allows that the alertness will be maintained.Secondly, it is recommended that an employee will be appointed with an architectural background to avoid misunderstandings due to lack of knowledge of materials. It is also important for SBL to consequently register the transport movements, mileage, type of transport and CO2 emissions consistently and on all journeys for a good cooperation with BREEAM-NL.

Recommendations for further research This research is the basis for sustainability in the implementation phase. During the process it became clear that little research has been done on sustainability in the implementation phase in the Netherlands. Despite the fact that there is a great amount of international literature available regarding this subject, there is a lack of Dutch literature, which can be seen as a great loss. Furthermore, it would be good to get more attention to the implementation phase, by encouraging students to do more research in this field, from the perspective of Delft University of Technology. There are a lot of options for further research regarding the implementation phase, such as research into how contractors can be encouraged in their behaviour/ motivation to be sustainable, research into how sustainability can be integrated with contractors so that a certification system is not required and research into waste management during construction.

Hopefully this research will lead to more research into sustainability in the implementation phase.

Page 18: Download onderzoek
Page 19: Download onderzoek

19Başak Karabulut

SAMENVATTINGAanleiding en probleemanalyseDuurzaamheid is niet meer weg te denken uit onze samenleving. Wie om zich heen kijkt, ziet talrijke biologische supermarkten, biologische producten en elektrische auto’s. Ook in de bouwsector speelt duurzaamheid een steeds grotere rol. Er is een groeiende vraag naar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in de bouw. De duurzaamheidverslagen van grote uitvoerende partijen zijn hier het resultaat van. Ieder jaar worden er doelstellingen met betrekking tot duurzaamheid geformuleerd, zoals de CO2 prestatieladder en mogelijkheden tot het verminderen van afval. De aanleiding tot dit onderzoek is de huidige situatie in de bouwsector; waarin milieuproblemen, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en Duurzaam Bouwen een sleutelrol zijn gaan spelen. Jaar op jaar worden de doelstellingen hoger opgeschroefd.

MilieuproblemenVerkeer en vervoer dragen in grote mate bij aan een serie milieuproblemen waarvan klimaatverandering, verzuring, geluidhinder en fijn stof de belangrijkste zijn (Compendium, 2010). Ook de bouwsector is debet aan deze problemen (Milieuloket, 2011a). Volgens het Milieuloket (2011a) moet hierbij vooral worden gedacht aan de Vluchtige Organische Stoffen (VOS), de CO2-uitstoot tijdens de bouw, het waterverbruik, het vrijkomen van afval en het gebruik van soms schaarse stoffen. In steden hebben drie tot vijf van de tien vrachtwagens een bouwplaats als bestemming. Het aantal busjes met personeel en materiaal is nog groter. Daarmee is bouwlogistiek de grootste bron van vrachtvervoer en, als gevolg hiervan, van luchtverontreiniging in steden (Merrienboer, 2011).Uit de cijfers van het Agentschap NL (2008) blijkt dat er in 2008 in totaal 63 miljoen ton afval is geproduceerd, waaraan de bouw met 25 miljoen ton het meest heeft bijgedragen (figuur 2).

BREEAM-NLIn Nederland bestaan er verschillende duurzaamheidskeurmerken zoals BREEAM-NL en LEED. Sinds 2009 is een Nederlandse versie van BREEAM op de markt, BREEAM-NL, welke is aangepast aan de nationale regelgeving en eisen. Grote aannemers zoals BAM, Heijmans en Boele & van Eesteren hebben BREEAM-NL reeds toegepast in verschillende projecten. Tijdens de afgelopen jaren was er een sterke stijging waarneembaar in het aantal BREEAM-NL projecten en mag gesteld worden dat BREEAM-NL hedentendage leidend is (DGBC, 2012). Ondanks dat het tijdrovend en arbeidsintensief is, wordt het gezien als het meest concrete en bespreekbare systeem.

Gezien de mogelijkheden om duurzaamheid in de bouw verder te ontwikkelen, is er in dit onderzoek zodoende voor gekozen om duurzaamheid in te kaderen tot BREEAM-NL in de uitvoeringsfase. Omdat afval, en bouwlogistiek en –transport een grote bijdrage leveren aan milieuproblemen, is BREEAM-NL ingekaderd tot de aspecten afval, logistiek en transport.

Smart Building LogisticsSmart Building Logistics (SBL) is een nieuwe manier van werken die Just In Time delivery (JIT) op de werkplaats realiseert, de goederenstromen

63 milj. afval productie

25 milj. bouw

17 milj. industrie

9 milj. consumenten

Fig. 2: Grootste bijdrage afval productie 2008 (Agentschap, 2012)

Fig. 1: 2009 (Compendium, 2010)

Verantwoordelijkheid Percentagebroeikasgasemissiesverzurende emissiesfijn stof

18%27%32%

0% 10% 20% 30% 40%

broeikasgasemissies

verzurende  emissies

fijn  stof

Verkeer  en  vervoer  verantwoordelijk  voor:

Fig. 3: Registraties BREEAM-NL Nieuwbouw (DGBC.nl, 2012)

Page 20: Download onderzoek

20Masterscriptie

van bouwmaterialen op een slimme wijze bundelt, aanvoer van bouwmaterialen combineert met de afvoer van bouwafval en zorgt voor integraties in de bouwketen (TNO, 2012).

Gedurende de beginfase van onderhavig onderzoek kwamen in verschillende gesprekken de vragen aan de orde of SBL en BREEAM-NL raakvlakken hebben en of SBL een bijdrage kan leveren aan BREEAM-NL. En bleek dat er vanuit de praktijk interesse is ontstaan om te onderzoeken welke doelen van BREEAM-NL voor een aantal aspecten sneller en beter bereikt kunnen worden door de toepassing van SBL.

De bouwsector staat voor een aantal duidelijke dilemma’s: logistiek, transport en bouw- en sloopafval dragen sterk bij aan milieuproblemen. Het certificeringssysteem BREEAM-NL is een handreiking voor de bouw om deze dilemma’s te neutraliseren. Toch blijkt, uit verschillende gesprekken met uitvoerende partijen, dat het in de praktijk moeilijk is om te voldoen aan de eisen van BREEAM-NL. Extra mankracht en specifieke vaardigheden (BREEAM-NL expert) zijn hiervoor echter nodig. Smart Building Logistics pretendeert de drempel van BREEAM-NL voor aannemers te verlagen, omdat het een verbetering kan bieden aan de huidige dilemma’s.

Doel en resultaatDe doelstelling van dit onderzoek is om kennis te ontwikkelen die het mogelijk maakt om het BREEAM-NL bouwproces voor aannemers, onderaannemers en leveranciers soepeler te laten verlopen. En dit proces te verduurzamen op het gebied van afval, logistiek en transport. Het resultaat van dit onderzoek zijn aanbevelingen aan de Dutch Green Building Council (DGBC) door middel van het herschrijven van een bestaande credit en het ontwikkelen van een nieuwe credit voor BREEAM-NL, waarin de bijdrage van SBL is verwerkt.

Onderzoeksvragen en MethodologieBREEAM-NL blijkt een drempel te zijn voor aannemers in de uitvoeringsfase. Onderzocht moet worden of SBL een bijdrage kan leveren aan BREEAM-NL en of het meer duurzame oplossingen biedt voor de aspecten afval, logistiek en transport. De centrale onderzoeksvraag is daarom als volgt gedefinieerd:Wat zijn consequenties van het certificeringssysteem BREEAM-NL in de uitvoeringsfase met betrekking tot de aspecten afval, transport en logistiek, en hoe kan Smart Building Logistics deze fase optimaliseren?

De centrale onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende onderzoeksvragen:1. Wat zijn de consequenties van BREEAM-NL voor het

uitvoeringsproces?2. Op welke onderdelen van afval, logistiek en transport zijn er

verbeteringen nodig om het proces in BREEAM-NL te optimaliseren?3. Op welke onderdelen van afval, logistiek en transport zijn er

verbeteringen nodig om het proces in Smart Building Logistics te optimaliseren?

4. Hoe kan SBL bijdragen aan het oplossen van één of meerdere punten van BREEAM-NL?

Page 21: Download onderzoek

21Başak Karabulut

Om de centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is gekozen voor een kwalitatief onderzoek. In dit geval is het doel om achtergrondinformatie te verschaffen over BREEAM-NL en op de aspecten afval, logistiek en transport in het bijzonder. Datzelfde is van toepassing op de methode SBL. Vervolgens zijn voor beide methoden professionals geïnterviewd, die de achtergrondinformatie in confrontatie brengen met de praktijk. Daarnaast zijn een drietal casussen geanalyseerd, waarbij in één case alleen BREEAM-NL is toegepast (De Monarch I te Den Haag) en in twee cases alleen SBL is geïmplementeerd (Laan van Meerdervoort te Den Haag en Groene Toren te Den Haag). De analyse van deze casussen is uitgevoerd door middel van gestructureerde interviews met verschillende professionals in de uitvoeringsfase. Het gaat hier om professionals van verschillende pluimage: projectleiders, werkvoorbereiders, uitvoerders en facilitaire managers. Het project de Monarch II zou aanvankelijk tevens bestudeerd worden door middel van participerende observatie. Interessant aan dit project is de toepassing van SBL én BREEAM-NL samen. Tijdens het onderzoek werd echter al snel duidelijk dat dit project buiten de tijdsplanning van deze scriptie viel. Uiteindelijk is op basis van de analyses van de drie casussen een credit van BREEAM-NL aangepast en een nieuwe credit ontwikkeld voor BREEAM-NL. Deze nieuwe credits zijn getoetst tijdens een expertmeeting die speciaal ten behoeve van dit onderzoek is belegd.

Onderzoeksresultaten BREEAM-NLHet meest opvallende is dat er een verschil waarneembaar is tussen beleid en praktijk, een gat tussen wat in de duurzaamheidsverslagen staat en wat de mensen op de bouw daar praktisch mee kunnen. Zij zijn hiervan wel op de hoogte, maar er wordt een gebrek ervaren aan praktisch toepasbare tools. Op basis van de interviews kan worden geconcludeerd dat het BREEAM-NL ontwerpcertificaat noodzakelijk wordt geacht door de projectleiders, omdat het een betere garantie geeft op de te halen credits in de uitvoeringsfase. Des te vreemder is dat BREEAM-NL veel te weinig in duurzaamheidsverslagen wordt opgenomen, waardoor de vertaalslag helemaal niet meer te maken is. De consequentie hiervan is dat de uitvoerende partijen in een project zelf kennis van BREEAM-NL moeten ontwikkelen. Dit is lastig, want zij beginnen immers op forse achterstand. Verder mag op basis van de verkregen data en de meerderheid van interviews worden geconcludeerd dat BREEAM-NL extra tijd en energie kost bij het uitvoeringsproces. Vooral door de interpretatieverschillen van credits, het verzamelen van bewijsmaterialen, het inlichten van het personeel en het creëren van enthousiasme. In de praktijk blijkt dat de beslissingen die zijn genomen in de ontwerpfase, kunnen veranderen in de uitvoeringsfase. Het betreft dikwijls aanpassingen aan het gebouw. De consequentie hiervan is niet zelden dat de desbetreffende BREEAM-NL credit niet behaald kan worden. Zelfs kan er een risico ontstaan met betrekking tot de overall score. Daarnaast ontwikkelen aannemers ideeën om duurzaam te zijn op de bouwplaats, buiten BREEAM-NL om. Hiervoor kunnen echter geen punten worden gescoord, aangezien het hier geen BREEAM-NL eisen betreft. Dit heeft een demotiverende uitwerking. Een BREEAM-NL expert blijft noodzakelijk voor een soepel bouwproces, voor coördinatie,

Page 22: Download onderzoek

22Masterscriptie

verzamelen van bewijsmaterialen en heeft contact met de assessor voor de beoordeling.

Enthousiasme is belangrijk om de credits van BREEAM-NL te kunnen behalen. Uit de interviews is gebleken dat niet iedere stakeholder dezelfde doelen nastreeft en dat het tijd kost om enthousiasme te ontwikkelen. Aannemers die geen enthousiasme voor BREEAM-NL aan de dag leggen, zullen waarschijnlijk afvallen. Daarnaast bestaat geen gemeenschappelijke mening over standaard formats. Enerzijds vinden mensen dat deze formats niet onderling moet worden gedeeld omdat dan het risico kan ontstaan dat er afgevinkt gaat worden. Anderzijds vinden mensen het juist handig om standaard formats te delen omdat dan niet elke keer weer het wiel opnieuw behoeft te worden uitgevonden.

De eis om afval te scheiden op de bouwplaats ervaren de aannemers als een positieve stimulans en een eis die goed haalbaar is. De meningen echter, over de registraties van afval, kilometers en transportbewegingen zijn sterk verdeeld. Verder blijkt uit de interviews dat het scheiden van busjes purschuim, papier en chemisch afval niet in de beoordelingsrichtlijn is opgenomen, terwijl dit relevante stromen zijn die als minimumstandaard kunnen worden ingevoerd. Daarnaast kan uit de gegevens van de DGBC geconcludeerd worden dat de focus meer ligt op de credit Management op de bouwplaats (MAN 2) en Milieu-impact op de bouwplaats (MAN 3) dan op Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) en Secundair gebruik van materiaal (WST 2).

Het is nog niet duidelijk hoe BREEAM-NL binnenstedelijke projecten gaat beoordelen die niet over een ruime bouwplaats beschikken. Hieraan zijn vanuit de beoordelingsrichtlijn lichte eisen verbonden. De uitvoerende partij zou hieromtrent meer helderheid willen zien. Tenslotte is het voor de aannemers van kardinaal belang om alle verantwoordelijkheden per credit uit te werken. Dit zorgt voor structuur en helderheid.

Onderzoeksresultaten Smart Building LogisticsDe interviews staan de conclusie toe dat SBL een positieve bijdrage levert aan de logistiek en de organisatie op de bouwplaats. Het opstellen van een uitgebreid logistiek plan in de voorbereidingsfase met behulp van LEAN sessies, had een niet te onderschatten positieve bijdrage. Alle transporten verliepen georganiseerd. Ook was het was het vooraf overleggen met de producent om het materiaal van een bestaand gebouw te recyclen en dat vast te leggen als erg positief ervaren. Normaliter ligt deze verantwoordelijkheid bij de onderaannemer en afvalverwerker. Het merendeel van de geïnterviewden vindt de bouwplaats georganiseerd en opgeruimd en alles wijst erop dat werknemers het fijn vinden dat ze onmiddellijk aan de slag kunnen en niet eerst met materiaal hoeven te sjouwen. Daarnaast hebben de uitvoerende partijen afvalscheiding op de bouwplaats als positief. Een moeilijk punt blijkt het kweken van enthousiasme bij de onderaannemer in het begin. De communicatie tussen de verschillende partijen verliep goed. De werkvoorbereider van de hoofdaannemer was het aanspreekpunt voor de onderaannemers en de logistieke dienstverlener. En de logistieke dienstverlener communiceerde met leveranciers.

Page 23: Download onderzoek

23Başak Karabulut

De meerderheid van de geïnterviewden heeft aangegeven dat het personeel van de logistieke dienstverlener iedere keer uit andere werknemers bestond. De consequentie hiervan was dat het materiaal wel eens op de verkeerde verdieping en in de verkeerde zone werd geplaatst, hetgeen uiteindelijk leidde tot tijdverlies. Verder waren de geïnterviewden van mening dat kennis over bouwmaterialen niet voldoende aanwezig was bij de logistieke dienstverlener. Dit had tot gevolg dat verkeerde materialen werden geleverd.

Tenslotte waren de meningen verdeeld over het feit dat bepaalde taken door de hoofdaannemer uit handen van de onderaannemers werd genomen. Deze taak, de inkoop van materialen, wordt normaliter uitgevoerd door onderaannemers. SBL zorgt ervoor dat de hoofdaannemer in goed overleg met de onderaannemer, een grote hoeveelheid materiaal kan inkopen en deze taak dan overneemt als de onderaannemer de handelingen niet kan uitvoeren.. De onderaannemers kunnen zich dan concentreren op de uitvoering van het werk. De consequentie hiervan is dat sommige onderaannemers een bepaalde angst ontwikkelen voor SBL en er eventueel voor kiezen om niet mee te gaan in SBL.

Raakvlakken Smart Building Logistics met BREEAM-NLOm de raakvlakken te bepalen is er een abstracte schema voor BREEAM-NL (figuur 5) en een abstractie schema SBL ontwikkeld (figuur 6). De aspecten die zowel een raakvlak hebben met BREEAM-NL als met SBL, zijn de kilometerregistraties. BREEAM-NL vraagt registraties van de gemaakte kilometers in de credit Milieu impact op de bouwplaats (MAN 3). Het raakvlak is dat deze registratie is geïntegreerd in SBL. De logistieke dienstverlener en de afvalverwerker dragen zorg voor het vastleggen en beheren van deze gegevens. Normaliter zouden hoofdaannemer en afvalverwerker hiervoor verantwoordelijk zijn.

Het tweede raakvlak is de registratie voor de hoeveelheid afval: BREEAM-NL vraagt vanuit de credit Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) om de totale hoeveelheid afval van het desbetreffende bouwproject. Ook wordt de vraag opgeworpen of de gestelde doelen daadwerkelijk zijn behaald, hier wordt echter geen beoordeelding op gegeven. Het raakvlak met SBL is dat deze handelingen zijn geïntegreerd in SBL. De logistieke dienstverlener en de afvalverwerker verzorgen het vastleggen en beheren van deze gegevens. Normaliter behoorden deze activiteiten tot het takenpakket van de hoofdaannemer en afvalverwerker.Het derde raakvlak is het afval scheiden op de bouwplaats. BREEAM-NL vraagt voor de credit Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) om minimaal vier afvalgroepen op de bouwplaats. Een innovatiepunt kan worden gescoord indien er sprake is van zes afvalgroepen op de bouwplaats. Het raakvlak met SBL hierin is dat SBL zorgt dat afval wordt gescheiden op de bouwplaats en dagelijks wordt opgehaald door de logistieke dienstverlener, die de materialen aflevert. Het afval wordt verder gescheiden op de HUB. Dit zorgt ervoor dat aannemers en onderaannemers bewust omgaan met afval. Er worden zones vastgesteld en de bouwplaats is opgeruimd. Daarnaast wordt een oplossing geboden voor binnenstedelijke projecten, die niet in BREEAM-NL zijn meegenomen.

Page 24: Download onderzoek

24Masterscriptie

Het laatste raakvlak is recycling. BREEAM-NL vraagt voor de credit Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) dat tachtig procent van het recyclebare bouwmateriaal hergebruikt of recyclet. Ook wordt gevraagd om het afval tot een minimum te beperken en te recyclen. De raakvlakken met SBL hierin zijn de LEAN sessies, die ervoor zorgen dat goed wordt nagedacht over recycling van materialen en afval alvorens contact te leggen met producenten. Daarnaast zorgt de Logistiek dienstverlener ervoor dat het afval wordt meegenomen naar de HUB, om het afval vervolgens verder te scheiden in containers, de componenten los te maken en het sanitair schoon te maken. Hierna wordt het meegenomen door een afvalverwerker of door een producent voor de recycling van het afval. De producent kan dit ook direct meenemen als hij materialen levert.

ConclusiesUit de interviews blijkt dat de eisen die worden gesteld door bijvoorbeeld het beleid en BREEAM-NL moeilijk toepasbaar zijn in de praktijk. Sommige eisen die BREEAM-NL stelt zijn voor uitvoerende partijen

Fig. 6: SBL proces

Fig. 5: BREEAM-NL Proces

Page 25: Download onderzoek

25Başak Karabulut

moeilijk realiseerbaar en kosten veel tijd. Dit komt mede doordat BREEAM-NL nog nieuw is en aannemers hier nog onvoldoende bekend mee zijn. Daarom kan geconcludeerd worden dat er een verschil is tussen beleid en praktijk en dat dit geminimaliseerd dient te worden om duurzaamheid in de bouw te verbeteren.

Aannemers stellen ieder jaar nieuwe duurzaamheidsdoelstellingen op, zoals de CO2-prestatieladder en het minimaliseren van de hoeveelheid afval. Toch blijkt dat, ondanks de doelstellingen die aannemers hebben, BREEAM-NL nodig is voor aannemers om consequent duurzaam te zijn. Dus een kwalitatief hoogwaardig gebouw te realiseren door middel van de eisen die BREEAM-NL stelt en een duurzaam proces te leiden. Dit resulteert in meer tijdsbesteding aan BREEAM-NL, gezien het bewijsmateriaal dat gevraagd wordt. Hoe vaker echter BREEAM-NL toegepast zal worden, hoe eenvoudiger het in de toekomst zal verlopen. Er kan een moment komen dat duurzaamheid zodanig geïntegreerd is bij de uitvoerende partijen, dat BREEAM-NL niet meer nodig zal zijn. Maar of dit punt bereikt zal worden is een vraag waar niemand vooralsnog antwoord op kan geven.

In de gesprekken met uitvoerende partijen kwam de kreet ‘meten is weten’ vaak naar voren. Het werd duidelijk dat uitvoerende partijen, ondanks de vele gestelde eisen en tijdsbesteding aan BREEAM-NL, het toch als prettig ervaren om het toe te passen. En van mening zijn dat het een houvast biedt gedurende het gehele bouwproces. Daarom zullen door specifieke eisen te stellen aan afval, logistiek en transport vanuit BREEAM-NL uitvoerende partijen geprikkeld worden om dit daadwerkelijk ook toe te passen. Door een uitgebreid logistiek plan vanuit BREEAM-NL te eisen, afvalstromen zoveel mogelijk aan te sluiten op de afvalgroepen van de afvalverwerker, zal de drempel van BREEAM-NL voor de aannemer verlaagd worden. Dus er worden meer eisen gesteld die de aannemers bewuster maken, net iets verder laten gaan dan wat ze normaliter doen en waar ze uiteindelijk ook punten mee kunnen verdienen. Er wordt dus extra bewijsmateriaal gevraagd voor logistiek en transport. Maar tijdens de expertmeeting werd duidelijk dat dit niet als belemmering gezien zal worden. De reden hierachter is dat logistiek en transport als belangrijk wordt gezien en hier meer aandacht aan besteed moet worden. De uitspraak die hierover vaak naar voren kwam: “een bouwwerk valt of staat met logistiek en transport.”

Er worden steeds meer binnenstedelijke projecten ontwikkeld en herontwikkeld, met als effect door de bebouwde omgeving dat bouwplaatsen steeds kleiner zijn of dat er überhaupt geen bouwplaats meer is. Dat heeft als gevolg dat afvalcontainers niet op de bouwplaats kunnen staan, alles door de afvalverwerker gedaan moet worden en geen punten gescoord kan worden voor BREEAM-NL. Hier wordt namelijk de eis gesteld dat afval gescheiden moet worden op de bouwplaats. De uitvoerende partijen zijn dan genoodzaakt om een HUB toe te passen, zoals bij de methode Smart Building Logistics. Logistiek en transport van, naar en op de bouwplaats worden niet belangrijk genoeg geacht door BREEAM-NL. De eisen met betrekking tot logistiek en transport zitten als het ware verborgen in de credit Milieu-impact op de bouwplaats (MAN 3), terwijl logistiek en transport een belangrijke bijdrage leveren aan de milieuproblemen in Nederland.

Page 26: Download onderzoek

26Masterscriptie

Tijdens de uitvoeringsfase van een BREEAM-NL bouwproject worden registraties bijgehouden en uiteindelijk vergeleken met de doelstellingen die geformuleerd zijn aan de start van het project. Dit is van toepassing op alle BREEAM-NL bouwprojecten. Bij SBL worden doelstellingen opgesteld voor het aantal vervoersbewegingen en wordt aan het eind van het project bepaald of aan deze doelstelling is voldaan, net al bij BREEAM-NL. Het is algemeen bekend dat SBL voor minder vervoersbewegingen zorgt en er ook kleinere voertuigen toegepast worden, hetgeen resulteert in minder CO2-uitstoot. Dit is de algemene redenatie. Het enige gegeven echter is dat het project Laan van Meerdervoort 90 trailerladingen minder had dan de vooraf opgestelde doelstelling. Dit kan niet gebruikt worden als een kwantitatief gegeven. Daarvoor zijn meer gegevens nodig, zoals de trailerladingen van projecten zonder de toepassing van SBL, met de toepassing van SBL en de vergelijkingen van deze gegevens.

De uitvoeringsfase is de fase waarin alle toepassingen van BREEAM-NL al zijn vastgesteld om een duurzaam (kwalitatief hoogwaardig) gebouw op te leveren. Dus veel veranderingen kunnen niet plaatsvinden. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat SBL geen bijdrage levert aan een kwalitatief hoogwaardiger gebouw. Waar SBL wel voor zorgt is procesinnovatie voor afval, logistiek en transport. Met name doordat er intensiever overleg plaatsvindt tussen hoofdaannemer, onderaannemers en logistieke dienstverlener en er gezamenlijk, door middel van LEAN sessies, gedetailleerde planningen en bestellijsten worden opgesteld. BREEAM-NL stimuleert om niet te grote hoeveelheid materiaal in te laten kopen, omdat dit weer afval wordt. SBL zorgt voor het optimaal inkopen van materiaal, dus niet meer kopen dan nodig is. Dit resulteert dan in minder afval. Bovendien maakt SBL het mogelijk dat afval direct afgevoerd wordt door de producent voor recycling, in plaats van eerst naar de afvalverwerker en dan pas naar de producent te gaan. Daarom is uit deze redenatie te concluderen dat SBL een verduurzaming is van de afvalverwerking, logistiek en transport.

SBL is goed toepasbaar voor renovatieprojecten én nieuwbouwprojecten. Gezien het feit dat er momenteel veel renovatieprojecten zijn en minder nieuwbouwprojecten is het wel van belang dat het breed toepasbaar kan worden. Maar om de toepasbaarheid van SBL voor andere aannemers mogelijk te maken is het nodig om een tool te ontwikkelen, waarmee iedere aannemer aan de hand van deze tool SBL kan toepassen.

Aanbevelingen voor aannemersOm het BREEAM-NL bouwproces soepeler te laten verlopen voor aannemers, is het belangrijk dat het ontwerpcertificaat van BREEAM-NL wordt toegepast om risico’s in de uitvoeringsfase en voor de aannemer te verkleinen. Uit dit onderzoek blijkt dat niet alle werknemers van de aannemers op de hoogte zijn van BREEAM-NL, terwijl het momenteel leidend op de markt is. Een aanbeveling is zodoende ook dat er meer aandacht besteedt dient te worden aan BREEAM-NL. Dit kan geschieden door een hoofdstuk op te nemen over de ervaringen met BREEAM-NL in de duurzaamheidsverslagen, die elk jaar opgesteld worden door de aannemers. Daarnaast is het noodzakelijk om enthousiasme met elkaar te delen en elkaar te stimuleren. Dit zorgt voor een goede gezamenlijke doelstelling en ook een goede samenwerking naar een BREEAM-NL

Page 27: Download onderzoek

27Başak Karabulut

certificaat. Ook is het belangrijk dat een aannemer bij elk BREEAM-NL project een BREEAM-NL expert inzet om het proces soepeler te laten verlopen. Dit wordt namelijk in de praktijk als belangrijk geacht. Tot slot is het noodzakelijk voor de aannemers om, buiten het BREEAM-NL certificaat, een uitgebreid logistiek plan op te stellen en aandacht te besteden aan transporten in de bouw.

Aanbevelingen voor leveranciers en producentenOok leveranciers en producenten hebben bijgedragen aan het BREEAM-NL proces. Zij hebben voornamelijk de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen en leveren van materialen. Zij kunnen ervoor zorgen dat minder afval wordt geproduceerd door herbruikbare verpakkingsmateriaal te ontwikkelen.

Aanbevelingen voor BREEAM-NLHet gat tussen het beleid en de praktijk is duidelijk aanwezig. Om dit gat kleiner te maken is het raadzaam dat aanpassingen worden getroffen in BREEAM-NL. Ten eerste is het van belang om meer aandacht te besteden aan logistiek en transport van, naar en op de bouwplaats. BREEAM-NL besteed namelijk te weinig aandacht aan dit aspect. Door een nieuwe credit te ontwikkelen, credit Logistiek en transport, van, naar en op de bouwplaats (MAN 14) zal BREEAM-NL voor aannemers, leveranciers en producenten soepeler verlopen. Hierin moeten dan ook de aspecten over logistiek en transport op de bouwplaats die in de bestaande credit Milieu impact op de bouwplaats (MAN 3) staan, verwerkt worden.

Ten tweede is de aanbeveling credit Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) aan te passen om het gebruiksvriendelijker te maken voor aannemers door de mogelijkheid te geven om meer afvalstromen toe te voegen.

Tot slot is de aanbeveling om definities aan te scherpen in de beoordelingsrichtlijn van BREEAM-NL.

Aanbevelingen voor Smart Building LogisticsVoor het optimaliseren van het proces van SBL zijn er twee aanbevelingen:Ten eerste is het aan te bevelen dat de logistieke dienstverlener met ploegendiensten werkt. Dus dat vaste ploegen ingezet worden op projecten en dat de ochtend- en avond- ploegen om de twee maanden gewisseld worden, zodat de alertheid behouden blijft. Ten tweede is het aan te bevelen dat er een werknemer wordt ingezet met een bouwkundig achtergrond om misverstanden door gebrek aan materialenkennis te voorkomen. Om goed mee te gaan in BREEAM-NL is het belangrijk om vervoersbewegingen, kilometers, soort vervoer en CO2-uitstoot consequent en op alle trajecten te registreren.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoekMet dit onderzoek is de basis gelegd voor duurzaamheid in de uitvoeringsfase. Tijdens het proces werd duidelijk dat weinig onderzoek is gedaan naar duurzaamheid in de uitvoeringsfase in Nederland. Er is wel internationale literatuur beschikbaar, maar het ontbreken van Nederlandse literatuur is toch een groot gemis. Ook vanuit de TU Delft zou het goed zijn om meer aandacht te besteden aan de uitvoeringsfase,

Page 28: Download onderzoek

28Masterscriptie

door studenten te stimuleren hier meer onderzoek naar te doen. Er is nog veel verder te onderzoek wat betreft de uitvoeringsfase, zoals onderzoek naar hoe aannemers gestimuleerd kunnen worden in hun gedrag/ motivatie om duurzaam te zijn, onderzoek naar hoe duurzaamheid geïntegreerd kan worden bij aannemers zodat een certificeringssysteem niet nodig is en onderzoek naar afvalverwerking in de bouw.

Hopelijk leidt dit onderzoek tot de prikkeling om meer onderzoek te doen naar duurzaamheid in de uitvoeringsfase.

Page 29: Download onderzoek

29Başak Karabulut

LEESWIJZER1. OnderzoeksopzetHierin wordt het onderzoeksvoorstel besproken. Daarbij wordt ingegaan op de aanleiding, de probleemanalyse, de probleemstelling, de onderzoeksvragen, het doel van het onderzoek, het resultaat, de maatschappelijke- en wetenschappelijke relevantie, en de onderzoeksmethode.

2. De UitvoeringsfaseDit hoofdstuk biedt achtergrondinformatie. De schijnwerper wordt gericht op de uitvoeringsfase en BREEAM-NL in deze fase. Tevens komt een reeks interviews met professionals aan bod.

3. BREEAM-NL Dit hoofdstuk introduceert BREEAM-NL in de praktijk. In het eerste gedeelte worden de eisen toegelicht die betrekking hebben op afval, logistiek en transport. In het tweede gedeelte passeert de case De Monarch I te Den Haag de revue. Hiertoe zijn verschillende interviews afgenomen.

4. Smart Building LogisticsIn dit hoofdstuk wordt in het eerste gedeelde aan de hand van artikelen en rapporten de methode Smart Building Logistics omschreven. In het tweede gedeelte gaat de aandacht uit naar twee casussen: Laan van Meerdervoort en Groene Toren. Beide projecten zijn gesitueerd in Den Haag.

5. BREEAM-NL en Smart Building LogisticsIn dit hoofdstuk wordt beschreven wat de raakvlakken zijn van BREEAM-NL en Smart Building Logistics. Op basis van constateringen betreffende BREEAM-NL en Smart Building logistics zijn deze raakvlakken toegelicht. Afsluitend wordt de bijdrage van SBL aan het gehele bouwproces inzichtelijk gemaakt door middel van een visualisatie van BREEAM-NL en Smart Building logistics.

6. Nieuwe credits voor BREEAM-NLIn dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek toegelicht die zijn getoetst door middel van een expertmeeting. Opvallende punten uit deze meeting worden ook in dit hoofdstuk toegelicht.

7. Conclusies en aanbevelingenIn dit hoofdstuk wordt ten eerste antwoord gegeven op de hoofd- en deelvragen. Vervolgens wordt op basis van de uitkomsten van dit onderzoek en aantal conclusies getrokken. Uiteindelijk worden aanbevelingen aangedragen voor de praktijk en verder onderzoek.

8. EpiloogIn dit hoofdstuk wordt gereflecteerd op onderzoek en onderzoeksproces.

Page 30: Download onderzoek
Page 31: Download onderzoek

31Başak Karabulut

BEGRIPPENLIJSTAssessor Een onafhankelijke, gekwalificeerde en bij DGBC geregistreerde beoordelaar van BREEAM-NL en eindverantwoordelijke voor het beoordelingsrapport.Assessmenttool Softwaretool waarmee gebouwen worden geregistreerd voor de beoordeling van BREEAM-NL.Bouwend Nederland De vereniging van bouw- en infrabedrijven.HUB Opslag- en distributiecentrum.Bouwplaats De bouwplaats van het bouwproject, of het bouwproject zelf dat dient als bouwplaats. BREEAM Een meetinstrument ontwikkeld in Engeland: Building Research Establishment Environmental Assesment Method.BREEAM-NL De Nederlandse Versie van BREEAM.BRL De beoordelingsrichtlijn van BREEAM-NL. Hierin zijn de credits, criteria, eisen en vereistebewijsmaterialen voor een bouwproject verankerd. DGBC Dutch Green Building Council: een onafhankelijke non-profit organisatie die streeft naar blijvende verduurzaming van de bebouwde omgeving in Nederland. Expert Een gekwalificeerde procesmanager en inhoudsdeskundige met betrekking tot BREEAM-NL, die ondersteuning biedt aan de ontwikkelaar/opdrachtgever. KOMO certificaat KOMO is een collectief keurmerk voor de bouwsector. JIT Just in Time Delivery: materiaallevering binnen de aangegeven tijdsbestek.LAP 2009-2021 Landelijk afvalbeheerplan ontwikkeld vanuit de Rijksoverheid.Logistiek Beheersingsproces van goederen- en informatiestromen.MAN 2 Credit van BREEAM-NL: Management op de bouwplaats.MAN 3 Credit van BREEAM-NL: Milieu-impact op de bouwplaats.MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Een bedrijf neem de verantwoordelijkheid voor de effecten van zijn bedrijfsactiviteiten op mens en milieu. Er wordt een balans gecreëerd tussen people, planet en profit. NEPROM Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen. De vereniging heeft als doel het bevorderen van de samenwerking tussen de overheid en projectontwikkelingsmaatschappijen bij de totstandkoming van vastgoedprojecten.NVB Nederlandse Vereniging van Banken. Behartigt de gemeenschappelijke belangen van de banksector, streeft naar effectieve marktwerking en houdt rekening met de belangen van haar gesprekspartners.SBL Smart Building Logistics: een nieuwe methode om sneller, goedkoper en duurzamer te bouwen.Transport Het transporteren of getransporteerd worden van goederen. Dit kan zowel verticaal als horizontaal transport zijn. UTS Nederland Een landelijke verhuisorganisatie met 25 locaties in Nederland. De hoofdactiviteiten zijn verhuizen, facility management, ict-services, opslag, logistiek en archiefservices.WST 1 Credit van BREEAM-NL: Afvalmanagement op de bouwplaats.WST 2 Credit van BREEAM-NL: Gebruik van secundair materiaal.

Page 32: Download onderzoek
Page 33: Download onderzoek

01 Onderzoeksopzet

Page 34: Download onderzoek

34Masterscriptie

In dit hoofdstuk komen de volgende onderdelen aan bod: de aanleiding tot onderzoek, de probleemanalyse, de onderzoeksvragen, en het doel en de resultaten van het onderzoek. Ook wordt de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie van het onderzoek toegelicht. Tenslotte wordt inzichtelijk gemaakt welke onderzoeksmethoden er zijn toegepast.

1.1 AanleidingDuurzaamheid is niet meer weg te denken uit onze samenleving. Wie om zich heen kijkt, ziet talrijke biologische supermarkten, biologische producten en elektrische auto’s. Ook in de bouwsector speelt duurzaamheid een steeds grotere rol. Er is een groeiende vraag naar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in de bouw. De duurzaamheidverslagen van grote uitvoerende partijen zijn hier het resultaat van. Ieder jaar worden er doelstellingen met betrekking tot duurzaamheid geformuleerd, zoals de CO2 prestatieladder en mogelijkheden tot het verminderen van afval. De aanleiding tot dit onderzoek is de huidige situatie in de bouwsector; waarin milieuproblemen, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en Duurzaam Bouwen een sleutelrol zijn gaan spelen. Jaar op jaar worden de doelstellingen hoger opgeschroefd.

MilieuproblemenHet Europees beleid heeft zich in de afgelopen decennia van een marginaal beleidsthema zonder wettelijke basis ontwikkeld tot één van de meest omvangrijke onderdelen van het gemeenschapsrecht. Ook vervult de EU inmiddels een voorbeeldfunctie betreffende de agendering en aanpak van bedreigingen van het milieu (Rijksoverheid, 2012c). Afvalproductie en gebruik van milieugevaarlijke stoffen zorgen voor een te grote concentratie van (mogelijke) problemen in lucht, water en bodem. Deze vervuilingen hebben een negatieve invloed op de gezondheid van mensen, alsmede op de biodiversiteit van dieren en planten (MVO Nederland, 2012a).

Om deze milieuproblemen terug te dringen, zijn er vanuit zowel op Europees als mondiaal niveau verschillende doelstellingen opgesteld. Deze doelstellingen, ook wel bekend als de 20-20-20 doelstellingen, omvat het volgend kernpakket (Europese Unie, 2012): • Het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen in de EU tot

minstens twintig procent onder het niveau van 1990;• Het aandeel van duurzame energie te verhogen met twintig procent

van het energieverbruik in de EU;• Het energieverbruik door betere energie-efficiëntie met twintig

procent te verminderen, in vergelijking met het verwachte verbruik zonder maatregelen.

In Nederland hebben Bouwend Nederland, NEPROM en NVB met het ministerie van VROM het convenant Lenteakkoord energiebesparing in de nieuwbouw gesloten. Dit is een afspraak om op korte termijn energiezuinig te gaan bouwen, waarmee het klimaat, eindige brandstoffen en woonlasten worden gespaard (Lente Akkoord, 2012). De centrale en niet minder dan ambitieuze doelstelling voor 2015 is om met betrekking tot nieuwbouw een energiebesparing van vijftig procent

01 Onderzoeksopzet

Page 35: Download onderzoek

35Başak Karabulut

63 milj. afval productie

25 milj. bouw

17 milj. industrie

9 milj. consumenten

Fig. 1.2: Grootste bijdrage afval productie 2008 (Agentschap, 2008)

Fig. 1.1: 2009 (Compendium, 2010)

Verantwoordelijkheid Percentagebroeikasgasemissiesverzurende emissiesfijn stof

18%27%32%

0% 10% 20% 30% 40%

broeikasgasemissies

verzurende  emissies

fijn  stof

Verkeer  en  vervoer  verantwoordelijk  voor:

te realiseren ten opzichte van 2007 (Bouwend Nederland, 2011).

Verkeer en vervoer dragen in grote mate bij aan een serie milieuproblemen waarvan, zoals te zien is in figuur 1.1., klimaatverandering, verzuring, geluidhinder en fijn stof de belangrijkste zijn (Compendium, 2010). Ook de bouwsector is debet aan deze problemen (Milieuloket, 2011a). Volgens het Milieuloket (2011a) moet hierbij vooral worden gedacht aan het volgende:• De Vluchtige Organische Stoffen (VOS) die vrijkomen en uiteindelijk

bijdragen aan smog; • Tijdens de bouw wordt veel energie verbruikt. Dit zorgt voor CO2-

uitstoot wat het broeikaseffect negatief beïnvloedt;• Water wordt gebruikt en vervuild om bouwmaterialen uit te

spoelen, wat de watervervuiling negatief beïnvloed;• Afval komt vrij en er worden soms schaarse stoffen gebruikt.

Uit de cijfers van het Agentschap NL (2008) blijkt dat er in 2008 in totaal 63 miljoen ton afval is geproduceerd, waaraan de bouw met 25 miljoen ton het meest heeft bijgedragen (figuur 1.2). Daarom is in begin 2009 een nieuw afvalbeheerplan opgesteld: het afvalbeheerplan 2009-2021. Hierin zijn de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de jaren 2012, 2015 en 2021 opgenomen. Voor zeven prioritaire stromen is een rechtgevende doelstelling geformuleerd door in te zetten op de reductie van de milieudruk met minimaal twintig procent (Planbureau voor Leefomgeving, 2009).

Maatschappelijke Verantwoord OndernemenDe reactie en vraag vanuit de markt op het beleid is Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) – dé toekomst voor ondernemen in de éénentwintigste eeuw. Bij MVO neemt een bedrijf verantwoordelijkheid voor de effecten van bedrijfsactiviteiten op mens en milieu. Het bedrijf maakt bewuste keuzes om uiteindelijk een balans te bereiken tussen people, planet en profit (MVO Nederland, 2012b). MVO heeft de volgende drie uitgangspunten (MVO Nederland, 2012b):1. MVO geeft een integrale visie op ondernemerschap, waarbij het

bedrijf waarde creëert op economisch, ecologisch en sociaal gebied. 2. MVO is verankerd in alle bedrijfsprocessen. Bij iedere

bedrijfsbeslissing wordt een afweging gemaakt tussen verschillende stakeholderbelangen: de belangen van betrokken personen, bedrijven en organisaties.

3. MVO is een cyclisch proces en geen eindbestemming. De doelen die worden nagestreefd veranderen in de tijd met elke bedrijfsbeslissing.

In hoofdstuk 2 zal dieper worden ingegaan op wat MVO betekent voor de aannemers.

Duurzaam BouwenEen onderdeel van MVO is Duurzaam Bouwen, specifiek gericht op de bouwsector. Zo geeft Bouwend Nederland (2012) aan dat Duurzaam Bouwen de toekomst is van de gehele bouwsector en dat gebouwen zowel gebouwd als gebruikt moeten worden met een minimum aan schade aan mens en milieu. Toepassing van meer, herbruikbare en duurzame bouwmaterialen spelen hierin een belangrijke rol. Duurzaam

Page 36: Download onderzoek

36Masterscriptie

Bouwen betekent ook het flexibel maken van de functionaliteit van gebouwen, waardoor ze een blijvende gebruikswaarde hebben (Bouwend Nederland, 2012). Momenteel is er veel aandacht voor het verduurzamen van het bouwproces. Van alle aardse grondstoffen ter wereld wordt vijftig procent gebruikt in het bouwproces (MVO Nederland, 2012c). ‘Het gaat niet meer om óf duurzaamheid óf euro’s. Het is én én. Duurzame oplossingen kosten soms meer dan de traditionele aanpak, maar op de lange termijn betalen de investeringen zichzelf terug’, aldus Frank Oort, directeur inkoop bij BAM, in de Cobouw (2012). Met ander woorden: er worden veel initiatieven ontplooid om duurzaam te zijn. De vraag echter is hoe deze initiatieven tot uiting komen in de praktijk.

1.2 ProbleemanalyseZoals Alijd van Doorn in haar boek Het duurzame ontwerpproject beargumenteert, is duurzaamheid een begrip dat in principe zo lang gekneed kan worden totdat het als een handschoen past om haast ieder denkbaar doel. Duurzaamheid is dus een dynamisch begrip, een absolute uitdaging voor mensen die van eenduidigheid houden (Van Doorn, p. 182, 2012). Verschillende afstudeeronderzoeken zijn er in de loop der tijd verricht naar duurzaamheid in de huisvestingscyclus, waarin de fasen programma (initiatief, haalbaarheidsstudie, projectdefinitie) en ontwerp (structuurontwerp, voorlopig ontwerp, definitief ontwerp) zijn geanalyseerd. Zo concludeert Dansen (2009) dat de beschikbare kennis over duurzaam ontwikkelen beperkt is en vooral de proceskant onderbelicht blijft. Daarnaast concludeert Dansen (2009) dat op de bouwplaats nauwelijks de vraag wordt opgeworpen of het gebouw wel zo presteert zoals in de ontwerpfase is bedoeld. Rogaar (2011) komt tot de slotsom dat opdrachtgevers zich voorafgaand aan het ontwerpproces niet altijd wezenlijk verdiepen in hun eigen duurzaamheidsambitie en dat duurzaamheid vaak staat geformuleerd als een enkele alomvattende eis in het PvE, waarbij dikwijls naar een label wordt verwezen. Het kan dan gaan om labels als GPR-gebouw, EPC of BREEAM. De Nie (2011) stelt dat opdrachtgevers niet altijd veel aandacht besteden aan het accuraat formuleren van een ambitie en er niet bij stilstaan dat de keuzes die ze maken een langdurig effect hebben. Vaak wordt er al snel gestart met de keuze van een architect en het maken van een ontwerp (De Nie, 2011). Jahromi (2011) meent dat de duurzaamheidsvisie en -ambities vervagen en soms zelfs verdwijnen doordat de opdrachtgever niet goed genoeg heeft nagedacht over de relatie tussen organisatie en duurzaamheid. Onvoldoende bestudeerd, kortom, is hoe de duurzaamheid in de uitvoeringsfase uitpakt. Dit onderzoek zal deze leemte opvullen door de schijnwerper te richten op de praktijk van alledag: de implementatie van duurzame ambities in de realisatiefase.

BREEAM-NLIn Nederland bestaan er verschillende duurzaamheidskeurmerken zoals BREEAM-NL, LEED, GreenCalc+, GPR Gebouw, EPC Norm en ECO Quantum. Door het advies- en ingenieursbureau Valstar Simonis is een praktisch overzicht gemaakt van de meest voorkomende beoordelingsmethoden en de aspecten die wel of niet worden gewaardeerd. Te denken valt hierbij aan de energieprestatiecoëfficiënt (epc), GPR Gebouw, GreenCalc score, LEED en BREEAM-NL. Uit dit

“Een onderaannemer zal zich nooit drukmaken om afval”

Leen Stigter, voormalig uitvoerder bij BAM

Page 37: Download onderzoek

37Başak Karabulut

“Afval wordt gescheiden omdat het moet”

Chris Pronk, adjunct directuer BAM HABO

Fig. 1.3: Registraties BREEAM-NL Nieuwbouw (DGBC.nl, 2012)

onderzoek blijkt dat de BREEAM-NL systematiek in de praktijk in vele opzichten het meest accuraat en integraal is. Het ligt dan ook in de verwachting dat deze methode uiteindelijk leidend zal worden. Hierdoor zal het voor de opdrachtgevers, maar ook voor adviseurs en andere partners in de bouwketen, duidelijk worden welke keuzes er gemaakt dienen te worden en tegen welke randvoorwaarden (De Boer, 2011). Ook verklaart Van Driel (2010) dat LEED en BREEAM de belangrijkste meetmethoden zijn en dat BREEAM het enige label is dat is gebaseerd op Europese regelgeving. Dit in tegenstelling tot Amerikaansgeoriënteerde LEED (Van Driel, 2010). Ook Van Doorn (2012, p. 131) geeft aan dat van alle instrumenten die op dit moment veelvuldig worden toegepast, BREEAM de meest gedetailleerde richtlijnen voorschrijft in termen van concrete maatregelen. Sinds 2009 is een Nederlandse versie van BREEAM op de markt, BREEAM-NL, welke is aangepast aan de nationale regelgeving en eisen. Volgens Van Uffelen, directeur van de Dutch Green Building Council, is het certificeringssysteem momenteel hard nodig. Duurzaamheid wordt hierdoor zakelijk, concreet en bespreekbaar gemaakt. Certificering is echter niet iets voor eeuwig, aldus Van Uffelen. Het is vooral een oplossing voor een vertrouwenscrisis, een gebrek aan geloof in de borging van een gevraagde kwaliteit.

Grote aannemers zoals BAM, Heijmans en Boele & van Eesteren hebben BREEAM-NL reeds toegepast in verschillende projecten. Een voorbeeld hiervan is het project de Monarch I in Den Haag, waarin BAM hoofdaannemer was. Andere BREEAM-NL nieuwbouwprojecten zijn de Nieuw Haagse Passage in Den Haag, Loftkantoor in Ydek, Enexis Regiokanoor en -opslag in Maastricht en Schneider Electric in Hoofddorp. Tijdens de afgelopen jaren was er een sterke stijging waarneembaar in het aantal BREEAM-NL projecten (figuur1.3). Na diverse interviews met professionals van de Monarch I werd het duidelijk dat BREEAM-NL nog nieuw was voor de hoofdaannemer. Concreet betekende dit dat er maatregelen moesten worden genomen door extra werknemers in te zetten. In de praktijk kwam het er op neer dat een niet geplande werkvoorbereider (BREEAM-NL expert) moest worden aangetrokken die gespecialiseerd is in BREEAM-NL. Hij diende de uitvoerder te ondersteunen. In het contract met de opdrachtgever stond dat voldaan moest worden aan BREEAM-NL Excellent. De aannemer wist echter inhoudelijk weinig tot niets over BREEAM-NL. Dit zorgde uiteindelijk voor een forse verzwaring in het proces. Daarbij komt een algemeen probleem van BREEAM-NL, namelijk dat het verzamelen van de ‘bewijslast’ een zeer arbeidsintensieve en tijdrovende klus is (Van Doorn 2012, p. 37, 124).

Kortom, op basis van de 162 geregistreerde projecten mag gesteld worden dat BREEAM-NL hedentendage leidend is (DGBC, 2012). Het is hier van belang op te merken dat het ook het enige Nederlandse certificeringssysteem is. Ondanks dat het tijdrovend en arbeidsintensief is, wordt het gezien als het meest concrete en bespreekbare systeem. In dit onderzoek is er daarom voor gekozen om duurzaamheid in te kaderen tot BREEAM-NL in de uitvoeringsfase. Omdat afval, en bouwlogistiek en –transport, een grote bijdrage leveren aan milieuproblemen, is BREEAM-NL ingekaderd tot de aspecten afval, logistiek en transport. Hoe gaan aannemers uiteindelijk om met BREEAM-NL in de uitvoeringsfase?

Page 38: Download onderzoek

38Masterscriptie

En hoe wordt omgegaan met de aspecten afval, logistiek en transport tijdens BREEAM-NL in de uitvoeringsfase?. Dit zijn de vragen waarop dit onderzoek antwoord geeft. Smart Building LogisticsSmart Building Logistics (SBL) is een nieuwe manier van werken die Just In Time delivery (JIT) op de werkplaats realiseert, de goederenstromen van bouwmaterialen op een slimme wijze bundelt, aanvoer van bouwmaterialen combineert met de afvoer van bouwafval en zorgt voor integraties in de bouwketen (TNO, 2012). Het is ontwikkeld vanuit BAM HABO en UTS Nederland. UTS Nederland is een landelijke verhuisorganisatie met 25 locaties in Nederland en richt zich op verhuizen, facility management, ict-services, opslag en logistiek, en archiefservices. Pronk en Van der Heijden zijn de ontwikkelaars van deze methode en hebben deze methode vanuit de praktijk vormgegeven.

Tijdens de beginfase van onderhavig onderzoek kwamen in verschillende gesprekken met BAM, UTS Nederland en DGBC de vragen aan de orde of SBL en BREEAM-NL raakvlakken hebben en of SBL een bijdrage kan leveren aan BREEAM-NL. In de projecten Laan van Meerdervoort en de Groene Toren heeft SBL geleid tot vermindering van de filedruk, een schonere bouwplaats en meer arbeidsvreugde. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een niet onaanzienlijke besparing van de bouwkosten van tussen de drie en vijf procent (Lange, 2012). Het project Laan van Meerdervoort en de Groen toren zijn beide gesitueerd in Den Haag. Het betreft renovatieprojecten. Van Uffelen, directeur van de DGBC, merkt op dat door een bundeling van SBL en BREEAM-NL het doel voor een aantal aspecten sneller en beter kan worden bereikt (Pronk, 2012). Vanuit de praktijk van alledag is er dus interesse ontstaan om te onderzoeken welke doelen van BREEAM-NL voor een aantal aspecten sneller en beter bereikt kunnen worden door de toepassing van SBL.

Afval, logistiek en transport in de bouwDe problemen op de bouwplaats hebben een divers karakter. Voornamelijk afval, transport en logistiek zijn aspecten die een grote impact hebben op het milieu. Marlies Peschier, onderzoeker bij Stichting Stimular, schrijft in de Cobouw (2010): ‘Veel aannemers vinden afval een belangrijk onderwerp. Maar de aandacht ervoor verslapt snel als ze druk zijn met bouwen. De waan van de dag regeert op de bouwplaats’. Ook meent zij dat bouwbedrijven een constante prikkel missen om afvalbeheer beter in te richten (Zwaga, 2010). Verder blijkt uit het onderzoek van Stichting Stimular dat in de praktijk meer aandacht is ontstaan voor afval. Wim Beelen, algemeen directeur van de Beelen Groep, constateert dat afvalproducten op de bouwplaats soms allemaal bij elkaar worden gegooid – bijvoorbeeld in de binnenstad, waar geen zes containers voor plastic, glas, puin, hout, aluminium en staal naast elkaar kunnen staan. Ook stelt hij dat niet alleen scheiden en hergebruik van afval, maar ook het beperken van energiegebruik en het reduceren van transport door een andere aanpak in de logistiek duurzaamheid betekenen (Van Velden, 2010).

Volgens Pronk, adjunct directeur BAM HABO, is transport hét knelpunt in het bouwproces. Ook licht hij toe dat te late of incomplete leveringen

“Enthousiasme over kilometerregistratie verschillen onder onderaannemers”

Thomas Heye, kwaliteitsmedewerkerBoele & van Eesteren

Page 39: Download onderzoek

39Başak Karabulut

“Transport is de bottleck in het bouw-proces”

Chris Pronk, adjunct directeur BAM HABO

van materialen zorgen voor grote vertragingen (Van Amstel, 2012). In steden hebben drie tot vijf van de tien vrachtwagens een bouwplaats als bestemming. Het aantal busjes met personeel en materiaal is nog groter. Daarmee is bouwlogistiek de grootste bron van vrachtvervoer en, als gevolg hiervan, van luchtverontreiniging in steden (Merrienboer, 2011). Volgens Van der Heijden vindt zeventig procent van de bouwactiviteiten plaats in bestaande omgevingen, dat wil zeggen in binnensteden, met als probleem dat dertig procent van de files bestaan uit bouw-gerelateerd verkeer.

In het traditionele bouwproces rijden leveranciers niet op elkaar afgestemd, met veel verschillende eenheden en met een niet geoptimaliseerde beladingsgraad naar projecten (Van Amstel, 2012). Het betreft omvangrijke goederenstromen. In de bouwrijp- en funderingsfase gaat het om grond, puin, beton en staal. In de ruwbouwfase betreft het vloerelementen, verse beton, kalkzandsteen, baksteen, kranen, steigers en kozijnen. En in de afbouwfase wordt er een enorme diversiteit aan hang- en sluitwerk, elektronische materialen, loodgieter benodigdheden, verf en keukens getransporteerd. Deze goederenstromen lopen naast een minstens zo grote stroom aan personeel van de aannemers die werken op de bouwplaats (Merrienboer, 2011). Zoals ir. Schmidt (2011), directeur van TNO, toelicht, leidt deze goederenstroom tot een mierennest op de bouwplaats – een schijnbaar ongecoördineerd komen en gaan van mensen en materialen, van busjes en vrachtwagens. Al deze vervoersstromen veroorzaken aanzienlijke hinder in de (werk)omgeving (Cobouw, 2011). In een interview met Pronk werd duidelijk dat ook veel tijd in de uitvoeringsfase verloren gaat vanwege het transport naar de bouwlocatie, dat de onderaannemers op touw moeten zetten. Uitvoerder en voormannen op de bouwlocatie moeten continu naar de transporteur om te controleren en te ondertekenen wat er is afgeleverd. ‘Tegelzetters komen hun tegels brengen, groothandels hun bouwmateriaal en afvalinzamelaars halen de containers op, wat allemaal voor onrust zorgt’, aldus in een artikel in AfvalOnline (2011, p. 15).

ConclusieDe bouwsector staat voor een aantal duidelijke dilemma’s: logistiek, transport en bouw- en sloopafval dragen sterk bij aan milieuproblemen. Het certificeringssysteem BREEAM-NL is een handreiking voor de bouw om deze dilemma’s te neutraliseren. Toch blijkt dat het in de praktijk moeilijk is om te voldoen aan de eisen van BREEAM-NL. Extra mankracht en specifieke vaardigheden (BREEAM-NL expert) moeten worden ingezet. Smart Building Logistics pretendeert de drempel van BREEAM-NL voor aannemers te verlagen.

Dit alles leidt tot de volgende probleemstelling:BREEAM-NL blijkt nog een drempel te zijn voor aannemers in de uitvoeringsfase. Onderzocht moet worden of SBL een bijdrage kan leveren aan BREEAM-NL en of het meer duurzame oplossingen biedt voor de aspecten afval, logistiek en transport.

Page 40: Download onderzoek

40Masterscriptie

1.3 Onderzoeksvragen

Centrale onderzoeksvraagWat zijn consequenties van het certificeringssysteem BREEAM-NL in de uitvoeringsfase met betrekking tot de aspecten afval, transport en logistiek, en hoe kan Smart Building Logistics deze fase optimaliseren?

Onderzoeksvragen1. Wat zijn de consequenties van BREEAM-NL voor het

uitvoeringsproces? a. Hoe is een uitvoeringsproces opgebouwd waarbij BREEAM-NL wordt

toegepast en welke credits zijn van toepassing op de bouwplaats?b. Wat betekent Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en

duurzaamheid voor aannemers? c. Wat zijn de positieve en negatieve ervaringen van aannemers met

BREEAM-NL?

2. Op welke onderdelen van afval, logistiek en transport zijn er verbeteringen nodig om het proces in BREEAM-NL te optimaliseren?

a. Wat betekenen afval, logistiek en transport in de milieubeleidsplannen?

b. Wat zijn de eisen vanuit BREEAM-NL?c. Wat zijn de positieve en negatieve praktijkervaringen van

aannemers?

3. Op welke onderdelen van afval, logistiek en transport zijn er verbeteringen nodig om het proces in Smart Building Logistics te optimaliseren?

a. Hoe is het nieuwe concept SBL ontwikkeld?b. Wat zijn de kenmerken van SBL en hoe verloopt het proces?c. Wat zijn de positieve en negatieve praktijkervaringen van

aannemers?

4. Hoe kan SBL bijdragen aan het oplossen van één of meerdere punten van BREEAM-NL?

a. Welke aspecten van SBL hebben een raakvlak met de credits van BREEAM-NL?

b. Hoe kan SBL een bijdrage leveren aan het proces van BREEAM-NL?c. Op welke manier kan SBL ook een bijdrage leveren aan het gehele

bouwproces?

1.4 Doel onderzoekDe doelstelling is om kennis te ontwikkelen die het mogelijk maakt om het BREEAM-NL bouwproces voor aannemers, onderaannemers en leveranciers soepeler te laten verlopen, en dit proces te verduurzamen betreffende afval, logistiek en transport.

1.5 ResultaatHet resultaat van dit onderzoek is een serie aanbevelingen aan de Dutch Green Building Council door middel van het herschrijven van een bestaande credit en/of het ontwikkelen van een nieuwe credit van BREEAM-NL, waarin de bijdrage van SBL zal worden verwerkt.

“BREEAM-NL is de kartrekker”

Thomas Heye, kwaliteitsmedewerkerBoele & van Eesteren

Page 41: Download onderzoek

41Başak Karabulut

1.6 Relevantie

Maatschappelijke relevantieDuurzaam Bouwen blijkt in de praktijk nog steeds moeilijk. De bouw is op allerlei terreinen behoorlijk belastend voor het milieu. Er zijn allerlei systemen bedacht, waaronder BREEAM-NL, om duurzaamheid onder de aandacht te brengen en zowel proces als resultaat te verduurzamen. Het nieuwe concept SBL kan een bijdrage leveren aan het vergemakkelijken van dit proces en het verduurzamen van afval, logistiek en transport, en kan uiteindelijk een optimalisatie vormen van maatschappelijke problemen.

Wetenschappelijke relevantieDit onderzoek is gericht voor uitvoerende partijen die te maken hebben met BREEAM-NL en SBL. Theorie en praktijk blijken vaak niet met elkaar overeen te komen. Een bijdrage leveren aan een betere afstemming tussen theorie en praktijk is van wetenschappelijk belang. Dit onderzoek zal kennis ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid in de uitvoeringsfase, waarnaar tot nu toe beperkt onderzoek is verricht.

1.7 OnderzoeksmethodenHet onderzoek is gestart met een onderzoeksopzet (Hoofdstuk 1) waarin aanleiding, probleemanalyse, probleemstelling, hoofdvraag, deelvragen, resultaat en onderzoeksmethoden zijn toegelicht. In Hoofdstuk 2 worden de consequenties van BREEAM-NL voor het uitvoeringsproces onder de loep genomen. Hiertoe zijn verschillende professionals geïnterviewd en zijn BREEAM-NL bouwplaatsen bezocht (tabel 1.6). Daarnaast zijn de relevante punten betreffende BREEAM-NL meegenomen die tijdens de case Monarch I zijn opgevallen. In Hoofdstuk 3 wordt specifiek ingegaan op de aspecten afval, logistiek en transport van BREEAM-NL tijdens de uitvoeringsfase. Ten behoeve hiervan is de case De Monarch I te Den

Deelvraag Onderdeel Methode Hfdst.

1 Literatuuronderzoek

BREEAM-NL in het uitvoeringsproces

Analyse relevante literatuur + interviews

2

2 Case OnderzoekDe Monarch I

BREEAM-NL Interviews en analyse case documenten

3

3 Case OnderzoekLvM en Post NL

SBL Interviews en analyse case documenten

4

4 Cross case analyse

BREEAM-NL en SBL

Vergelijking resultaten door middel van GOTIK

5

Nieuwe Credits Herschrijven credit BREEAM-NL

6

Nieuwe credits BREEAM-NL

6

Toetsing Expertmeeting 6

Conclusies & Aanbevelingen

7

Epiloog 8

Tabel 1.1: Opzet onderzoek

Page 42: Download onderzoek

42Masterscriptie

Haag geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt deelvraag 2 beantwoord. In Hoofdstuk 4 gaat de aandacht uit naar SBL, waarbij de casussen Laan van Meerdervoort en de Groene Toren in Den Haag zijn bestudeerd. In Hoofdstuk 5 zal vervolgens op basis van de tot dan toe vergaarde kennis en inzichten een antwoord worden geformuleerd op deelvraag 4. In Hoofdstuk 6 worden de producten toegelicht. Ook de toetsing van deze producten zullen worden meegenomen. De conclusie en aanbevelingen, tenslotte, komen aan bod in Hoofdstuk 7.

LiteratuurstudieBij een literatuurstudie wordt getracht zoveel mogelijk informatie en kennis aan te boren via publicaties over het ter discussie staande onderwerp (Baarda et al., 2001). In dit geval is het doel om achtergrondinformatie te verschaffen over BREEAM-NL in het algemeen en op de aspecten afval, logistiek en transport in het bijzonder. Datzelfde is van toepassing op de methode SBL. Vervolgens zijn voor beide methoden professionals geïnterviewd, die de achtergrondinformatie in confrontatie brengen met de praktijk.

Kwalitatief onderzoekBij de toepassing van case-studies wordt veelal een kwalitatief onderzoek gehanteerd. Dit betekent een diepte-onderzoek door middel van interviews en de bestudering van relevante documenten (Verschuren & Doorewaard, 2007, p 132). De onderzoeker tracht een diepgaand en integraal inzicht te krijgen in één of enkele tijdruimtelijk begrensde objecten en/of processen. Een case-studie betekent: een arbeidsintensieve benadering, meer in de diepte dan in de breedte, een selectieve oftewel strategische steekproef, een open waarneming op locatie en kwalitatieve gegevens en dito onderzoeksmethoden (Verschuren & Doorwewaard, 2007, p 151-153). Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek en zijn een drietal casussen geanalyseerd, waarbij in één case alleen BREEAM-NL is toegepast (De Monarch I) en in twee cases alleen SBL is geïmplementeerd (Laan van Meerdervoort en Groene Toren). De analyse is uitgevoerd door middel van gestructureerde interviews met verschillende professionals in de uitvoeringsfase. Het gaat hier om professionals van verschillende pluimage: projectleiders, werkvoorbereiders, uitvoerders en facilitaire managers (tabel 1.6). Het project de Monarch II zou aanvankelijk tevens bestudeerd worden door middel van participerende observatie. Interessant aan dit project is de toepassing van SBL én BREEAM-NL samen. Tijdens het onderzoek werd echter al snel duidelijk dat dit project buiten de tijdsplanning van deze scriptie viel. Daarom zijn conclusies en producten getoetst tijdens een expertmeeting die speciaal ten behoeve van dit onderzoek is belegd.

Deelvraag 1Wat zijn de consequenties van BREEAM-NL voor het uitvoeringsproces?Achtergrondinformatie is verschaft over het uitvoeringsproces en BREEAM-NL. De uitkomsten van de gestructureerde interviews die zijn afgenomen voor deelvraag 1 zijn verwerkt in matrix 1a, waarin voor elk van de negen categorieën van BREEAM-NL de positieve en negatieve ervaringen van de geïnterviewde professionals zijn opgenomen (tabel 1.3). Vervolgens is op basis van deze matrix een vertaling gemaakt

BREEAM-NL Algemeen

+ -

Categorie Management

Categorie Transport

Categorie Afval

Categorie GezondheidCategorie WaterCategorie Landgebruik en EcologieCategorie Energie

Categorie Materialen

Proces

Tabel 1.3: Matrix 1a voor deelvraag 1

Casus Plaats BREEAM-NL

SBL Deelvraag

1. De Monarch

Den Haag

Ja Nee 2

2. Laan van Meerder-

voort

Den Haag

Nee Ja 3

3. Post NL toren

Den Haag

Nee Ja 3

Tabel 1.2: Casussen

Page 43: Download onderzoek

43Başak Karabulut

Constatering

Afval Logistiek en

transport

Proces

Geld .. .. ..

Organisatie .. .. ..

Tijd .. .. ..

Informatie .. .. ..

Duurzame kwaliteit

.. .. ..

Tabel 1.5: Matrix 2 voor deelvraag 1, 2 en 3

De Monarch ILaan van Meerdervoort

Post NL Toren+ -

AfvalLogistiek en transportProces

Tabel 1.4: Matrix 1b voor deelvraag 2 en 3

naar matrix 2: GOTIK (tabel 1.4). Voor de methode BREEAM-NL zijn professionals geïnterviewd, die de achtergrondinformatie in confrontatie brengen met de praktijk. GOTIK wordt toegepast om het projectresultaat binnen een fase te monitoren en bij te sturen (Lousberg, 2009). In matrix 2 worden de constateringen weergegeven met betrekking tot de aspecten afval, logistiek en transport, onderverdeeld naar de begrippen geld, organisatie, tijd, informatie en duurzame kwaliteit. Voor ieder project kunnen aan deze begrippen betekenissen worden gekoppeld. In dit onderzoek zijn deze betekenissen ontleend aan Kor & Wijnen (2000, p. 25). • Geld: De kosten die tijdens het project worden gemaakt;• Organisatie: De individuen die betrokken zijn bij een project, hoe

men onderling communiceert, wat de samenstelling is van het team, de taakverdelingen en de verantwoordelijkheden;

• Tijd: De tijdsbesteding voor het project;• Informatie: de definities in de BRL, contractgegevens, hoe informatie

onderling wordt uitgewisseld en wie hiervoor verantwoordelijk zijn;• Duurzame Kwaliteit: De kwaliteit op de bouwplaats (opgeruimde en

georganiseerde bouwplaats, terugbrengen van afval als grondstof en logistieke winst).

Deelvraag 2 – Casus de Monarch IOp welke onderdelen van afval, logistiek en transport zijn verbeteringen nodig om het proces in BREEAM-NL te optimaliseren?Achtergrondinformatie is verschaft van BREEAM-NL gericht op de onderdelen afval, logistiek en transport. De resultaten van de gestructureerde interviews, van de casus de Monarch I, die zijn afgenomen voor deelvraag 2 zijn verwerkt in matrix 1b. Deze matrix bevat de positieve en negatieve ervaringen van professionals (tabel 1.5). Deze ervaringen zijn gecombineerd en vervolgens vertaald naar constateringen, die tenslotte zijn verwerkt in matrix 2 (tabel 1.4). De geïnterviewden brengen de achtergrondinformatie in confrontatie met de praktijk. En de aspecten afval, logistiek en transport zijn gekoppeld aan geld, organisatie, tijd, informatie en duurzame kwaliteit.

Deelvraag 3 - Casus Laan van Meerdervoort en de Groene TorenOp welke onderdelen van afval, logistiek en transport zijn verbeteringen nodig om het proces in Smart Building Logistics te optimaliseren?Achtergrondinformatie is verschaft van SBL en is gericht op de onderdelen afval, logistiek en transport. De uitkomsten van de gestructureerde interviews die zijn afgenomen van de Laan van Meerdervoort en de Groene Toren zijn verwerkt in matrix 1b. Evenals bij deelvraag 2, heeft er een vertaling plaatsgevonden vanuit matrix 1b naar constateringen. Deze zijn verwerkt in matrix 2 (tabel 1.5). De geïnterviewden brengen de achtergrondinformatie in confrontatie met de praktijk. Ook hier worden de aspecten afval, logistiek en transport gezet tegenover geld, organisatie, tijd, informatie en duurzame kwaliteit.

Page 44: Download onderzoek

44Masterscriptie

Fig. 1.4: Onderzoeksschema

Deelvraag 4 - Cross case AnalyseDe analyses die zijn verwerkt in GOTIK zullen in Hoofdstuk 5 worden gebruikt om inzichtelijk te maken wat de raakvlakken zijn van SBL en BREEAM-NL; hoe SBL een bijdrage kan leveren aan de processen afvalverwerking, logistiek en transport, en op welke manier SBL een bijdrage kan leveren aan het gehele bouwproces. Hiermee kan de deelvraag ‘Hoe kan SBL bijdragen aan het oplossen van een of meerdere punten van BREEAM-NL’ worden beantwoord.

ToetsingDe uitkomsten van dit onderzoek zijn getoetst tijdens een expertmeeting die heeft plaatsgehad op 2 oktober 2012.

OnderzoeksschemaDe beschreven onderzoeksmethoden zijn verwerkt in een onderzoeksschema (figuur 1.4).

Page 45: Download onderzoek

45Başak Karabulut

Actor Bedrijf Functie Project

Paul Zonneveld Duurzaamheids-coach Expert en assessor BREEAM-NL Verschillende, waaronder Venco Campus

te Eersel

Thomas Heye Boele & van Eesteren Kwaliteitsmede-werker Duurzaamheid

Schneider Electric Hoofddorp, Sonion Hoofddorp

Hans van Hauwe Heijmans/ Burgers-Ergon Expert Enexis Venlo en Maastricht

Stefan van Uffelen DGBC Directeur -

Activiteit Bedrijf Functie Project

Expertmeeting

Van Wijnen Oost, BrinkGroep, Schoder Vastgoed, Architectenbureau v.d. Ven, P&H Adviseurs, IA Groep, Aarde Werk, Geveke Bouw, Volantis, van Delft Groep, Cordeel Nederland, Nelissen adviseurs, DGMR

BREEAM-NL experts en assessoren

Venco campus te Eersel, Project Distributiecentrum Hitachi Data Systems te Zaltbommel, Project Vitens,Project Rabobank te Boxmeer,Project Park Phi te Enschede,Project Hoofdkantoor ODIN Groep,Project De Schoppe Winterswijk,Project APM Terminals,Project Siemens Hengelo,Rabobank Geldrop,Project nieuw kantoor Cordeal,Project Villa Flora

Training BREEAM-NL expert nieuwbouw DGBC - -

De Monarch I

Actor Bedrijf FunctieRia Bonefaas BAM BREEAM-NL expertJeroen Patijn BAM ProjectleiderJan van der Hoeven BAM HoofduitvoerderJeroen Dunnebacke BAM Hoofd productie Regio Den haagWijnan van Triet BAM Werkvoorbereider betonMarcel van der Sluijs Sita Bouwplaatsmanager en projectmanager

Henk-Jan van Doorn Sita Key account-manager corporate sales

Laan van MeerdervoortActor Bedrijf Functie

Chris Pronk BAM ProjectleiderErwin Vermeulen BAM WerkvoorbereiderLeen Stigter BAM/ UTS UitvoerderLodewijk Bosscher UTS Facilitair managerMark Rijsdijk SBR Vloeren en Interieur B.V. DirecteurMarco van Berger Desso vloeren Projectleider duurzaamheid

Groene TorenActor Bedrijf Functie

Bart Meppelder BAM ProjectleiderDong Paans BAM WerkvoorbereiderPatrick Rietbroek BAM Uitvoerder (interview van internet)Robin de Bruyn UTS Facilitair managerMark Rijsdijk SBR Vloeren en Interieur B.V. Directeur

Tabel 1.6: tabellen geïnterviewde actoren

Bezochte BREEAM-NL projecten

Venco Campus Eersel UtiliteitsbouwDanone Utrecht Utiliteitsbouw

Page 46: Download onderzoek
Page 47: Download onderzoek

02 het uitvoeringsproces

Page 48: Download onderzoek

48Masterscriptie

02 Het uitvoeringsprocesDit hoofdstuk richt zich op de consequenties van BREEAM-NL in het uitvoeringsproces. De onderwerpen die daarbij worden behandeld zijn Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, Duurzaam Bouwen voor aannemers en BREEAM-NL in het uitvoeringsproces.

2.1 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en Duurzaam Bouwen voor aannemersIn deze paragraaf wordt de vraag ‘Wat betekent Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en duurzaamheid voor aannemers?’ beantwoord. Deze vraag is van belang omdat op de websites van verschillende aannemers opvallend veel aandacht wordt besteed aan MVO en duurzaamheid. Ook in de Dutch Green Building Week 2012 stonden deze onderwerpen centraal. Grote aannemers zoals BAM, Heijmans, Dura Vermeer een Ballast Nedam publiceren jaarlijks een duurzaamheidsverslag waarin de doelstellingen betreffende Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en duurzaamheid staan vermeld. BouwIQ (Lichtenberg, 2010, p 42) citeert als volgt: ‘Sommige bedrijven pronken met Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, maar het lijkt nog te vaak en te veel op “window dressing”’. Beleidsmakers hechten waarde aan Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen door het te integreren in het programma en hebben ook een maatschappelijk verantwoord inkoopbeleid opgesteld. Daarnaast is het tegengaan van de klimaatsverandering als gevolg van CO2-uitstoot en afval belangrijk (figuren 2.3 tot en met 2.6).

Uit de duurzaamheidsverslagen blijkt duidelijk dat de aspecten CO2-uitstoot, afvalproductie en duurzaamheid een belangrijke rol spelen in de keten. Beleidsmakers willen zowel de CO2-uitstoot als de hoeveelheid afval terugbrengen en duurzaamheid laten prevaleren. Daarnaast zijn zij zich ervan bewust dat de impact van duurzaamheid groot blijft en ontwikkelen zij hiervoor jaar op jaar een strategie (figuren 2.7 tot en met 2.11). In de duurzaamheidsverslagen komt BREEAM-NL echter weinig tot niet aan bod: BAM legt kort de definitie hiervan uit en Dura Vermeer gaat er enigermate uitgebreider op in door aan te geven op welke punten BREEAM-NL zoal wordt toegepast. Aan zeventien professionals (figuur 1.6) is de vraag gesteld wat zij verstaan onder Duurzaam Bouwen. Het is opvallend dat velen een verschillende visie hebben over Duurzaam Bouwen. Het merendeel van de professionals (35 procent) vindt dat Duurzaam Bouwen gaat om bewustwording. Waar sommigen benadrukken dat het op de korte termijn geld oplevert, hechten anderen meer waarde aan de lange termijn. Duurzaam bouwen, met andere woorden, is een breed allesomvattend begrip. Tijdens de Dutch Green Building Week 2012 vertelde professor Arnold Heertje dat niet ‘alles’ in geld uit te drukken is: ‘Daar moeten we mee ophouden. Duurzaamheid is een kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling die meer is dan alleen economische groei. Duurzaamheid is vooral een voertuig voor de humanisering van de wereld’. In mijn optiek zouden professionals het in de bouw het precies zo moeten zien. Duurzaamheid moet vanuit het hart komen.

2.2 BREEAM-NL in het uitvoeringsprocesIn deze paragraaf wordt de vraag ‘Hoe is het uitvoeringsproces, waarbij BREEAM-NL wordt toegepast, opgebouwd en welke credits zijn van

CO2: Op onze bouwplaats hebben wij diverse maatregelen getroffen om onze CO2-emissies te verlagen.

Afval > BAM heeft als doelstelling een reductie van bouw-en kantoorafval in 2015 met 15% ten opzichte van 2009, rekening houdend met de omzet en aard van de projecten. Tevens wil de Groep verbetering van het scheidingspercentage van bouwafval bereiken met 25 procent in 2015.

Het aanzien van MVO zal toespitren op het bevorderen van een goede gezondheid en veilige werkomstandigheden van het gehele bouwproces, verminderen van de CO2 voetafdruk en afval. Daarnaast wil BAM efficient materiaalgebruik verbeteren en is partner van MVO Nederland.

Fig. 2.1: Selectie teksten uit het duurzaamheidsverslag (BAM, 2011)

Doelen Motivatie

Terugdringen energieverbruik en CO2-uitstoot

De gebouwde omgeving verbruikt ongeveer 40% van de enerige in Nederland.

Verminderen hoeveelheid afval

40% van al het afval is is deels afkomstig uit nieuwbouw en renovatie. Recycling kan uitputting van grondstoffen tegengaan en energie besparen.

Duurzaaheid een rol laten spelen in de keten

60-70% van de omzet is ingekocht in de vorm van diensten of producten. Door duurzaamheid een rol te laten spelen wordt impact gecreerd in de gehele keten.

MVO

Manifest Maatschappelijk verantwoord inkopen en ondernemen ondertekend. Duurzaam inkopen vormt een onderdeel van de leidende principes die binnen Bouwend Nederland ontwikkeld zijn. Heijmans heeft dit geintegreerd in de gedragscode.

Fig. 2.2: Selectie teksten uit het duurzaamheidsverslag (Heijmans, 2011)

• Wij streven ernaar duurzaamheid en MVO integraal onderdeel te laten zijn van onze bedrijfsvoering.

• De zorg voor het milieu vormt een van de wezenskenmerken van Dura Vermeer

• Het reduceren van de CO2-uitstoot is een eerste stap om klimaatverandering tegen te gaan.

• Duurzaamheid brengt naar onze mening de gewenste innovaties op gang, iets waar we niet alleen als bedrijf voordeel van hebben, maar waarvan iedereen kan en moet profiteren.

• Vanuit het oogpunt van MVO is het milieubeleid van Dura Vermeer gericht op het continu en waar mogelijk meetbaar verbeteren van de milieuprestaties en dat milieuwt en regelgeving wordt nageleefd. MVO levert bijdrage aan energieverbruik en tegengaan van klimaatveranderingen als gevolg van CO2 uitstoot.

Fig. 2.3: Selectie teksten uit het duurzaamheidsverslag (Dura Vermeer, 2011 )

• Heijmans hecht veel belang aan MVO en Duurzaam bouwen. MVO is het voortdurend zorgen voor producten, oplossingen en diensten die niet alleen vandaag maar ook in de toekomst van de juiste kwaliteit zijn.

• Maatschappelijk verantwoord inkoopbeleid opgesteld en gaan hierop verder om dit ook aan leveranciers te vragen hoe ze hierin handelen.

Fig. 2.4: Selectie teksten uit het duurzaamheidsverslag (Ballast Nedam, 2010 )

Page 49: Download onderzoek

49Başak Karabulut

Fig. 2.5: Wat is duurzaam bouwen

Cyclus Hoofd-fasen

Deelfasen

Initiëren Program-ma

InitiatiefHaalbaarheidsstudieProjectdefinitie

Voor-bereiden

Ontwerp StructuurontwerpVoorlopig ontwerpDefinitief ontwerp

Uitvoeren Uitwerking

Realisatie

BestekPrijsvormingWerkvoorbereidingUitvoeringOplevering

Gebruik-en

Gebruik Exploitatie en VerbouwSloop

Tabel 2.1: (Geraedts & Wamelink, 2009)

Cyclus Hoofd-fasen

Deelfasen

Uitvoeren Uitwerking

Realisatie

BestekPrijsvormingWerkvoorbereidingUitvoeringOplevering

Tabel 2.2: (Geraedts & Wamelink, 2009)

toepassing op de bouwplaats?’ beantwoord. Daartoe worden ten eerste de vragen behandeld hoe het reguliere uitvoeringsproces is opgebouwd en welke verantwoordelijkheden de betrokken partijen hebben. Vervolgens wordt beschreven wat de invloed van BREEAM-NL in het reguliere uitvoeringsproces kan zijn.

Het uitvoeringsprocesDe huisvestingscyclus bestaat uit vier fasen: Initiëren, voorbereiden, uitvoeren en gebruiken. Het bouwproces wordt gevormd door muterende activiteiten, namelijk de fasen voorbereiden en uitvoeren (figuur 2.1). Relevant is dat binnen de huisvestingscyclus de ontwerpfase een koppeling vormt tussen de initiatief- en gebruiksfase. De uitvoeringsfase is feitelijk de concretisering van het architectonisch ontwerp (Geraedts & Wamelink, 2009). Het uitvoeringsproces bevat in het geval van een traditioneel proces de daadwerkelijke uitvoering van de besluiten die in de initiatief- en voorbereidingsfase zijn genomen (Geraedts & Wamelink, 2009). De hoofdfasen en deelfasen van uitvoeren (tabel 2.2) zullen in deze paragraaf uitgebreid worden toegelicht. Ook zullen de betrokken partijen en hun verantwoordelijkheden worden besproken. Zoals aangegeven in tabel 2.1, komt het uitvoeringsproces na het voorbereidingsproces en bestaat het uit drie ontwerpfasen. Na deze ontwerpfasen wordt een vertaalslag gemaakt naar een bestek en vindt de daadwerkelijke aanbesteding plaats.

Het bestek is volgens de UAV 2012 de beschrijving van het werk, de daarbij horende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van aanwijzingen. In de UAV-GC-2005 (Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Geïntegreerde Contractvormen) komt het begrip ‘bestek’ niet voor. In het geval van geïntegreerde contractvormen is het ontwerp in de meeste gevallen nog lang niet bestek-gereed wanneer de bouwopgave als geïntegreerde taak wordt gecontracteerd (Geraedts & Wamelink, 2009).

Nadat het bestek gereed is, selecteert de opdrachtgever een geschikte partij voor de uitvoering van het werk. Dit kan op twee manieren plaatsvinden, namelijk via een aanbestedingsprocedure of met behulp van het gewone contractenrecht. Volgens Geraedts & Wamelink (2009) is een aanbesteding een procedure waarbij een aanbestedende partij bekend maakt dat hij een opdracht wil laten uitvoeren en bedrijven vraagt om door middel van een offerte op die opdracht in te schrijven. Op basis van de laagste prijs of de economisch meest voordelig inschrijving wordt een bedrijf geselecteerd. Via het gewone contractenrecht kan ook een oproep worden gedaan aan verschillende belangstellenden, waarna de opdrachtgever zijn keuze bepaalt. Met de partij die onder de meest gunstige voorwaarden de opdracht kan uitvoeren, wordt vervolgens een contract afgesloten (Geraedts & Wamelink, 2009).

De realisatiefase kan verdeeld worden in drie fasen, te weten: werkvoorbereiding, uitvoering en oplevering (tabel 2.2). De beslissingen die in de vorige fase zijn genomen, moeten in detail worden uitgewerkt. Dit betekent bijvoorbeeld het aanstellen van een bouwprojectmanager die de besluiten als gedelegeerd opdrachtgever operationaliseert en uitvoert of laat uitvoeren. Dit moet uiteindelijk leiden tot de oplevering

Page 50: Download onderzoek

50Masterscriptie

van het bouwproject. Nadat het contract is afgesloten, zal de aannemer, ook bij een geïntegreerde contractvorm, de gedetailleerde uitwerking van het project voor zijn rekening nemen. Door de werkvoorbereidingsploeg worden de bestektekeningen uitgewerkt tot werktekeningen (technische tekeningen), logistieke procedures voor het bestellen van materialen, producten, en materieel, en de planning van de nodige menskracht. Als helder is op welke manier gebouwd moet worden, hoeveel tijd daaraan gebonden is en aan alle randvoorwaarden (gemeentelijke procedures vergunningen en ontheffingen) is voldaan, kan de bouw starten (Geraedts & Wamelink, 2009).

De uitvoering is de daadwerkelijke bouw van een project. De dagelijkse leiding op de bouwplaats berust bij de hoofduitvoerder. De dagelijkse controle op de bouwplaats wordt namens de opdrachtgever uitgevoerd door de opzichter. Ook de gemeentelijke afdeling Bouwtoezicht heeft de verantwoordelijkheid om het uitgevoerde werk te controleren op basis van het afgesloten contract. In de uitvoeringsfase wordt een begroting gemaakt van de hoeveelheid en soorten materialen en materieel dat wordt ingezet. Daarnaast wordt de hoeveelheid arbeid, naar vakgebied en de mate van uitbesteding aan onderaannemers, meegenomen in de begroting. Dit wordt ook wel een MAMO-begroting genoemd (Materiaal, Arbeid, Materieel, Onderaanneming) (Geraedts & Wamelink, 2009).

Aan het einde van de uitvoeringsfase vindt de oplevering van het bouwwerk aan de opdrachtgever plaats. De oplevering geschiedt aan de hand van opdrachttekeningen, bestek, rapporten, meer- en minderwerkafspraken, en het contract. Alle onderdelen die niet stroken met het contract of algemeen bekende condities worden genoteerd in een proces-verbaal van oplevering, ook wel restpunten genoemd. Deze restpunten moeten binnen een bepaalde tijd worden afgehandeld, waarna een tweede oplevering plaatsvindt. Hierin worden de restpunten gecontroleerd (Geraedts & Wamelink, 2009).

Betrokken partijenBij het uitvoeringsproces zijn verschillende partijen betrokken: aannemer, nevenaannemer, onderaannemer, producenten en leveranciers. Zij zullen in deze paragraaf worden toegelicht.

De aannemer kan op verschillende momenten worden ingezet. Dit is afhankelijk van de organisatievorm. Ook kan zijn rol verschillend zijn (Geraedts & Wamelink, 2009). Volgens de UAV (2012) is de aannemer de natuurlijke rechtspersoon aan wie het werk is opgedragen. Het is mogelijk dat een opdrachtgever de uitvoering van een werk integraal aan één bepaalde aannemer opdraagt en deze op zijn beurt één of meer onderdelen van dat werk uitbesteedt aan de onderaannemer. De aannemer wordt in dit geval de hoofdaannemer genoemd (Chao-Duivis et al., 2010, p. 349).

Uitvoerende aannemers zijn te verdelen in de volgende drie soorten (Geraedts & Wamelink, 2009):Kleine aannemers werken voor kleinschalige projecten in nieuwbouw, verbouw of onderhoud;• Middelgrote bedrijven/aannemers opereren regionaal of landelijk.

Zij staan veelal voor de keuze om op te gaan in een groter consortium of zich te specialiseren op specifieke marktsegmenten of technologieën.

“Veel aannemers willen niet veranderen en zullen ook niet veranderen. Deze groep gaat gewoon afvallen”

Paul Zonneveld, Duurzaamheidscoach

Page 51: Download onderzoek

51Başak Karabulut

• Grote bedrijven/aannemers leveren totaalproducten van initiatief tot en met beheer en opereren op internationale schaal.

Een aannemer blijft altijd verantwoordelijk voor zijn eigen bouwproces en de vergunningen die hem zijn verleend. Te denken valt hierbij aan vergunningen voor het storten van afval, bronbemalen, of lozen van water. Ook moet de bouwende aannemer overleggen met de gemeente over onder andere bouwverkeer, opslag van bouwmaterialen in het openbaar gebied en sloopwerkzaamheden (SBR, 2012).Een nevenaannemer is een aannemer die naast de hoofdaannemer van een bouwproject een contract heeft gesloten met de opdrachtgever. Dit contract valt niet onder de hoofdaannemer (Geraedts & Wamelink, 2009). Een wezenlijk andere relatie ontstaat wanneer een opdrachtgever een werk in enkele onderdelen uitsplitst en deze als afzonderlijk werken opdraagt aan verschillende aannemers. Bij het werk zijn dan twee of meer aannemers betrokken die, in principe van elkaar onafhankelijk, ieder een deel tot stand brengen (Chao-Duivis et al., 2010, p. 350).

De aannemer kan bepaalde onderdelen in het werk in onderaanneming laten uitvoeren (UAV, 2012). Tussen de hoofd- en onderaanneming bestaat een nauwe samenhang. De onderaanneming is echter niet volstrekt van de hoofdaanneming afhankelijk (Chao-Duivis et al., 2010, p. 349). De hoofdaannemer heeft dan met de betreffende onderaannemer een contractuele overeenkomst. Voorbeelden van onderaannemers zijn installateurs, stukadoors en loodgieters (Geraedts & Wamelink, 2009).

Producenten en leveranciers leveren de materialen die nodig zijn voor de totstandkoming van het bouwwerk. Het kan bijvoorbeeld gaan om grondstoffen en geprefabriceerde bouwdelen. Belangrijk is dat leveranciers zo vroeg mogelijk bij een project worden betrokken, vooral met het oog op specifieke leveringen en levertijden (Geraedts & Wamelink, 2009).

BREEAM-NLBREEAM is een meetinstrument voor de beoordeling van de duurzaamheid van gebouwen. BRE staat voor Building Research Establishment. De afkorting EAM staat voor de ontwikkelaar van de Environmental Assesment Method. BREEAM-NL wordt ontwikkeld en beheerd door DGBC onder licentie van BRE Global Ltd (Engeland). BRE Het gebruik van BREEAM-NL en de ontwikkelingsrichting worden bewaakt door een onafhankelijk bestuur en een Centrale Advisory Group (vergelijkbaar met het Nederlands Centraal College van Deskundigen), waarin verschillende stakeholders uit de bouwindustrie zijn vertegenwoordigd (DGBC, 2011a, p 4). De DGBC is een stichting die certificaten verstrekt aan opdrachtgevers die de mate van duurzaamheid van hun gebouw of gebied hebben laten beoordelen volgens vastgestelde criteria (DGBC, 2011a). De duurzaamheidsdoelstellingen van BREEAM-NL zijn bovenwettelijk. Dit betekent dat zij boven het wettelijke minimum uitstijgen, zoals vastgesteld in het bouwbesluit of andere wet- en regelgeving. De keuze voor het bovenwettelijke is een vrijwillige keuze van de gebouweneigenaar/opdrachtgever (DGBC, 2011a, p 12). Een belangrijk aandachtspunt is daarbij dat BREEAM-NL niet eist dat doelen worden gehaald, maar bedrijven aanmoedigt om

“Ga het (BREEAM-NL) gewoon doen en wees er open voor”

Thomas Heye, kwaliteitsmedewerkerBoele & van Eesteren

Page 52: Download onderzoek

52Masterscriptie

doelen te stellen, deze te bewaken en er over te rapporteren (DGBC, 2011a, p 362). Het eerste keurmerk, BREEAM-NL nieuwbouw, is sinds oktober 2009 operationeel, het tweede, BREEAM-NL in Use, sinds 2011. De verschillen tussen de processen van BREEAM-NL nieuwbouw en renovatie zijn nihil. De eisen kunnen weliswaar enigermate van elkaar afwijken, maar het certificeringsproces, de bewijsvoeringen en beoordelingen zijn gelijk aan elkaar.

BeoordelingVoor de beoordeling is een richtlijn (BRL) opgesteld door de DGBC, waarin alle eisen oftewel credits met de benodigde bewijsmaterialen staan. De beoordeling in de opleverfase kan op twee wijzen worden uitgevoerd. De eerste manier is een opleveringsbeoordeling op basis van een eerder uitgevoerde ontwerpbeoordeling, waarbij wordt beoordeeld of het gebouw conform het ontwerp gerealiseerd is. Afwijkingen dienen te worden onderbouwd en de uiteindelijke beoordeling geldt voor het opgeleverde gebouw. De tweede manier is een zelfstandige opleveringsbeoordeling, die wordt uitgevoerd als er geen eerdere ontwerpbeoordeling tot stand is gekomen. Het bewijsmateriaal dat noodzakelijk is voor zowel een ontwerpbeoordeling als voor een opleveringsbeoordeling worden dan getoetst (DGBC, 2011a, p. 14-15). De toe te kennen punten van de desbetreffende credits kunnen verschillen per type gebouw: retail, school, kantoor-bedrijfsgebouw en woningen. De aanvrager geeft in zijn dossier per onderdeel van het gebouw aan welk type van toepassing is (DGBC, 2011a, p. 18). Gebouwen worden beoordeeld in de ontwikkel- en opleverfase op basis van onderwerpen die zijn gegroepeerd in negen categorieën. De BREEAM-NL beoordeling van een gebouw kan plaatsvinden aan het einde van de ontwerpfase (voorlopig BREEAM-NL certificaat) en de opleverfase (definitief BREEAM-NL certificaat).

Het beoordelen van gebouwen en gebieden op duurzaamheid is een proces waarbij verschillende professionals zijn betrokken: BREEAM-NL experts en BREEAM-NL assessor die door de DGBC worden opgeleid. De DGBC ontwikkelt en onderhoudt de keurmerken op een open en transparante wijze. De benodigde kennis en ervaring wordt uit de markt gehaald, veelal bij de participanten (DGBC, 2011b). Er kan onderscheid worden gemaakt tussen experts en assessors. De expert is een gekwalificeerde procesmanager en inhoudsdeskundige met betrekking tot BREEAM-NL en heeft hiervoor een opleiding gevolgd. De expert ondersteunt de ontwikkelaar/opdrachtgever tijdens het ontwerp- en bouwproces met betrekking tot de vereisten van het BREEAM-NL certificaat. Ook kan de expert op deze manier voorwerk verrichten voor de assessor bij de opbouw van een dossier met bewijsmateriaal. Op basis van dit dossier velt een onafhankelijke assessor een definitief BREEAM-NL oordeel (DGBC, 2011a, p. 7). De beoordeling van aspecten, die alleen tijdens de bouw kan plaatsvinden, wordt gedurende het proces ook gedocumenteerd door de expert. De eindcontrole wordt uitgevoerd door de assessor. Het gaat hierbij voornamelijk om de credits binnen de categorie ‘Management’. De overige credits worden beoordeeld na de afronding van de bouwwerkzaamheden en voor ingebruikname van het gebouw. De assessor kan deze credits op de bouwplaats controleren

“Als je als aannemer afval niet scheidt, betaal je de hoofdprijs”

Paul Zonneveld, Duurzaamheidscoach

Page 53: Download onderzoek

53Başak Karabulut

Tabel 2.4: DGBC, 2012

BREEAM-NL kwalificatie

Sterren Score

PASS ★ ≥ 30%GOOD ★★ ≥ 45%VERY GOOD ★★★ ≥ 55%EXCELLENT ★★★★ ≥ 70%OUTSTANDING ★★★★★ ≥ 85%

Assessor

Opdracht-gever

Bouwteam/ projectteam

Expert

ontwerp en bouwproces

DGBC

ingevulde assesment

Fig. 2.6: Illustratie professionals

(DGBC, 2011a, p. 14). De assessor is een onafhankelijke, gekwalificeerde en bij DGBC geregistreerde beoordelaar die werkzaam is voor een Licentie houdende Organisatie. De assessor kan zich laten ondersteunen door een expert bij het verzamelen van bewijsmateriaal, maar is te allen tijde eindverantwoordelijk voor het beoordelingsrapport op basis waarvan DGBC vaststelt of een certificaat kan worden verleend (DGBC, 2011a, p. 7).

ScoreDe credits die worden behaald, worden omgezet in een score. Deze score wordt uiteindelijk vertaald naar een definitieve BREEAM-NL kwalificatie, die wordt vermeld op het BREEAM-NL certificaat. BREEAM-NL hanteert vijf kwalificaties: Pass, Good, Very Good, Exellent en Outstanding. Voor de kwalificatie Outstanding zijn aanvullende eisen verplicht, die worden aangegeven bij de beschrijving van de credits (DGBC, 2011a, p. 25). Elke categorie heeft een bepaalde weging in de BREEAM-NL score. De zwaarstwegende categorie is Energie. Hierna komen Gezondheid en Comfort, Management, Materialen, Transport, Afval, Water, Landgebruik en Ecologie en Vervuiling (DGBC, 2011a, p. 26). Een voorbeeld. In het geval van de categorie management kunnen in totaal veertien punten worden behaald. Als tijdens een project tien punten worden gescoord, is de categoriescore 10/14= 71 procent. Omdat de weging twaalf procent is, wordt de bijdrage van management aan de totaalscore: 71 procent x 12 procent= 8,5 procent. Bovendien is het mogelijk om aanvullende punten te behalen door middel van innovaties die de duurzaamheidprestatie van een gebouw vergroten. Deze zogeheten ‘innovatie-punten’ komen bovenop de prestaties die momenteel in BREEAM-NL worden gewaardeerd. Voor elk toegekend innovatie-punt kan één procent aan de totaalscore worden toegevoegd, met een maximum van tien procent. De kwalificatie PASS is hierbij van belang (DGBC, 2011a, p. 60).

CertificatenAf te geven BREEAM-NL certificaten voor opgeleverde gebouwen vormen een momentopname en hebben in principe een onbeperkte geldigheid. Dit geldt echter niet voor de tijdelijke BREEAM-NL certificaten voor de ontwerpfase, die vervallen bij de oplevering van het gebouw (DGBC, 2011a, p. 13). Alle BREEAM projecten in Nederland, ook wel assessments genoemd, moeten met de BREEAM-NL beoordelingsrichtlijnen worden uitgevoerd, dus niet met bijvoorbeeld BREEAM International of BREEAM Europe. Deze overeenkomst hebben DGBC en BRE gesloten (DGBC, 2011a, p. 13). Een gebouw wordt integraal beoordeeld op vier elementen: bouwkundige elementen (tussenvloeren, gevels, dak, ramen en draagstructuur), installaties (verlichting, verwarming, koeling en ventilatie), afwerking (binnenwanden, vloerafwerking, et cetera) en het bij het gebouw horende terrein (bouwkavel) (DGBC, 2011a, p. 13).

Bij het voorlopige BREEAM-NL certificaat zijn de eisen van belang die in de ontwerpfase de duurzaamheidambities van het gebouw vertegenwoordigen. De beoordeling in deze fase vertegenwoordigt dus niet de definitieve BREEAM-NL beoordeling van het gebouw dat opgeleverd oftewel in gebruik genomen wordt. Van belang is dat het ontwerpproces, oftewel het ‘Definitief Ontwerp’, vergevorderd is. Dit

Categorie CodeManagement MANGezondheid HEAEnergie ENETransport TRAWater WATMaterialen MATAfval WSTLandgebruik & Ecologie LEVervuiling POL

Tabel 2.3: DGBC, 2012

Page 54: Download onderzoek

54Masterscriptie

betekent dat voldoende onderbouwend bewijsmateriaal aanwezig moet zijn om een goede beoordeling mogelijk te maken. Bewust wordt deze beoordeling niet eerder in het proces uitgevoerd omdat er op dat moment nog te grote onzekerheden zijn, waardoor het risico dat er verschillen optreden tussen ontwerp en oplevering toeneemt. Een bijkomend vitaal punt is dat uitvoerende partijen dan te vroeg in het proces worden ‘gedwongen’ keuzes te maken, die juist beter later kunnen worden gemaakt. Het is echter wel essentieel om BREEAM-NL vroegtijdig in het proces te betrekken, om zolater een goede beoordeling haalbaar te maken; dus bij voorkeur al in de ‘Initiatieffase’, het ‘Schetsontwerp’ of het ‘Voorlopig Ontwerp’. Voor de opdrachtgever is het ook van groot belang dat de kwaliteit van het bewijsmateriaal van het ontwerpcertificaat goed en duidelijk is voor de uitvoerende partij, zodat het risico op falen in de uitvoering wordt geminimaliseerd (DGBC, 2011a, p. 14). Bij het definitieve certificaat gaat het om de duurzaamheidsprestaties van het gebouw zoals dat na de oplevering in gebruik wordt genomen.

Proces BREEAM-NLEen BREEAM-NL project start bij het registreren van dit project in de assessmenttool. Dit is een softwaretool waarmee gebouwen worden geregistreerd voor de beoordeling. Hiermee kan ook het beoordelingsrapport worden samengesteld. DGBC behandelt uitsluitend rapporten die via deze tool zijn aangeleverd en objecten die via deze tool zijn geregistreerd (DGBC, 2011a, p. 33). Door de DGBC wordt voor de registratie een tarief in rekening gebracht DGBC (DGBC, 2011c). Een volledig BREEAM-NL assessment vindt in hoofdlijnen als volgt plaats (DGBC, 2011c):• Het project wordt gekoppeld aan een specifiek en uniek

geïdentificeerd versienummer van de Beoordelingsrichtlijn (BRL); • Het project bereidt het assessmentrapport voor; • Een Geregistreerd Assessor voert kwaliteitscontrole uit en stelt de

score vast; • DGBC voert steekproefsgewijze controles uit om de kwaliteit van

het werk van de assessor te controleren; • Na voltooiing wordt er een certificaat afgegeven.

Omdat BREEAM-NL een ontwerpcertificaat en een oplevercertificaat heeft, kan het proces in twee delen opgesplitst worden, namelijk een ontwerp- en opleverdeel. De credits die van toepassing zijn op de bouwplaats en dus ook invloed hebben op het proces, zijn de categorieën Management, Afval en Materiaal. Hieronder worden deze credits toegelicht. De uitgebreide toelichting hiervan vindt plaats in hoofdstuk 3.

Categorie ManagementMAN 2 Bouwplaats en omgevingHet doel van deze credit is het stimuleren van het verantwoord beheren van de bouwplaats en de invloed hiervan op de omgeving (DGBC, 2011a, p. 41). Hierbij kunnen twee punten worden behaald als de geleverde bewijsvoering aantoont dat er is toegezegd om te voldoen aan of verder te gaan dan de actuele praktijkrichtlijnen voor bouwplaatsbeheer, zoals het zorgen voor een veilige toegang. Checklist A2 is van toepassing op deze credit.

DGBC Assessor Expert/ klant

ToekennenRegistraties

Facturatie

Kwaliteits-borging

Goedgekeurd?

Certificeren

producerenassesment

rapport

assessmentregistratie

Verzameleninformatie

Ontvangstcertificaat

Assessmentvolgende fase

12

N

Fig. 2.7: BREEAM-NL proces (DGBC, 2012)

Page 55: Download onderzoek

55Başak Karabulut

MAN 3 Milieu impact bouwplaatsHet doel van de credit is het stimuleren van bouwplaatsen die vanuit milieuoogpunt op een verantwoorde wijze worden beheerd in termen van milieubewust materiaalgebruik, beperking van energiegebruik en beperking van vervuiling (DGBC, 2011a, p. 43). In totaal kunnen er vier punten worden behaald door minimaal tachtig procent van het hout op de bouwplaats op een duurzaam verantwoorde manier te produceren en tenminste honderd procent op een legale wijze. Daarnaast kan door middel van het aantonen van bepaalde onderdelen, zoals het bewaken en rapporteren van CO2-uitstoot veroorzaakt door activiteiten op de bouwplaats, een aantal punten worden gescoord, variërend van één tot drie. Checklist A3 is hier van toepassing.

Categorie AfvalWST 1 Afvalmanagement op de bouwplaatsHet doel van de credit is het bevorderen van efficiënt grondstofgebruik door zinvol en effectief afvalmanagement op de bouwplaats (DGBC, 2011a, p. 271). In totaal kunnen er drie punten worden verdiend. De aangeleverde bewijsvoering moet aantonen dat de aannemer zich ertoe verplicht, of dat de opdrachtgever zich ertoe verplicht dit van de aannemer te eisen, het afval op de bouwplaats te minimaliseren.

Categorie MateriaalMAT 5 Onderbouwde herkomst van materialenHet doel van deze credit is het stimuleren van de toepassing van materialen met een onderbouwde/verantwoorde herkomst in de hoofdbouwdelen (DGBC, 2011a, p. 255). Maximaal kunnen er vier punten worden behaald. De bewijsvoering moet aantonen dat minimaal tachtig volumeprocent van de gebruikte materialen in elk van de hoofdbouwdelen een onderbouwde/verantwoorde herkomst heeft. De nauw omschreven doelstellingen die opgenomen zijn in de duurzaamheidsverslagen, zoals de vermindering van CO2-uitstoot en afval, wekken de verwachtingen dat deze duidelijk en helder worden gecommuniceerd in de richting van bijvoorbeeld de projectleider, de uitvoerder en de werkvoorbereider, en dat men er ook intensief mee bezig is op de bouwplaats.

BREEAM-NL heeft naast de projectleider, uitvoerder, werkvoorbereider en voorman in het reguliere bouwproces een expert nodig om de bewijsmaterialen te verzamelen en het BREEAM-NL proces te begeleiden. Ook is de BREEAM-NL assessor nodig voor de beoordelingen van de bewijsmaterialen. BREEAM-NL heeft veel eisen waaraan moet worden voldaan en veel bewijsmaterialen die ten behoeve hiervan moeten worden vergaard. Te denken valt bijvoorbeeld aan de registratie van alle vervoersbewegingen van, naar en op de bouwplaats. Dit is een specifieke eis die bij een regulier bouwproces niet wordt gevraagd. Bovendien wordt een BREEAM-NL certificaat overgedragen na de opleverfase, terwijl bij een regulier proces überhaupt geen sprake is van een certificaat. BREEAM-NL lijkt anders gezegd soms een enorme drempel te zijn die overwonnen dient te worden, een hoge berg die moet worden beklommen. Deze indrukken worden getoetst aan de hand van interviews met aannemers. Hierin zijn de positieve en negatieve ervaringen met BREEAM-NL onderzocht.

“Certificering is niet iets voor eeuwig”

Stefan van Uffelen, directeur Dutch Green Building Council

Page 56: Download onderzoek

56Masterscriptie

Actor Bedrijf Functie Project

Paul Zonneveld Duurzaamheids-coach Expert en assessor BREEAM-NL Verschillende, waaronder Venco Campus

te Eersel

Thomas Heye Boele & van Eesteren Kwaliteitsmede-werker Duurzaamheid

Schneider Electric Hoofddorp, Sonion Hoofddorp

Hans van Hauwe Heijmans/ Burgers-Ergon Expert Enexis Venlo en Maastricht

Stefan van Uffelen DGBC Directeur -

Activiteit Bedrijf Functie Project

Expertmeeting

Van Wijnen Oost, BrinkGroep, Schoder Vastgoed, Architectenbureau v.d. Ven, P&H Adviseurs, IA Groep, Aarde Werk, Geveke Bouw, Volantis, van Delft Groep, Cordeel Nederland, Nelissen adviseurs, DGMR

BREEAM-NL experts en assessoren

Venco campus te Eersel, Project Distributiecentrum Hitachi Data Systems te Zaltbommel, Project Vitens,Project Rabobank te Boxmeer,Project Park Phi te Enschede,Project Hoofdkantoor ODIN Groep,Project De Schoppe Winterswijk,Project APM Terminals,Project Siemens Hengelo,Rabobank Geldrop,Project nieuw kantoor Cordeal,Project Villa Flora

Training BREEAM-NL expert nieuwbouw DGBC - -

Bezochte BREEAM-NL projecten

Venco Campus Eersel UtiliteitsbouwDanone Utrecht Utiliteitsbouw

Tabel 2.5: Geïnterviewden

Page 57: Download onderzoek

57Başak Karabulut

Fig. 2.8: Categorie met de meeste meningen

2.3 Positieve en negatieve ervaringen van aannemers met BREEAM-NLIn deze paragraaf wordt de vraag beantwoord: ‘Wat zijn de positieve en negatieve ervaringen van aannemers met BREEAM-NL?’. Om te beginnen zijn hiervoor de aannemers Heijmans, BAM en Boele & van Eesteren geïnterviewd. Ten tweede zijn hierin de algemene ervaringen van de professionals die betrokken waren bij de Monarch I verwerkt. Ten derde is deelgenomen aan een meeting die georganiseerd is door de duurzaamheidscoach Paul Zonneveld, waarbij verschillende deskundigen betrokken waren. Tijdens deze meeting is er een rondleiding gehouden op het BREEAM-NL project De Venco Campus. Bovendien is het BREEAM-NL project Danone in Utrecht bezocht. Daar is een rondleiding gegeven door de projectleider en uitvoerder. Tenslotte is een BREEAM-NL training bijgewoond (tabel 2.5.) Allereerst worden de resultaten toegelicht van de interviews, waarna enige conclusies worden getrokken. Vervolgens worden de opvallende onderwerpen tijdens de projectbezoeken toegelicht.

Toelichting resultatenEr is een veelvoud aan meningen geventileerd over BREEAM-NL, van uiterst globaal tot zeer specifiek. In tabel 2.6 zijn de constateringen van BREEAM-NL in het uitvoeringsproces opgenomen. Achter deze constateringen staan getallen die het aantal meningen omschrijven. In totaal zijn er 123 meningen waargenomen. De meeste (25 procent) hadden betrekking op het proces (figuur 2.8). hierna volgen in kwantitatief opzicht de meningen over Energie (24 procent) en Management (21 procent). Alvorens de conclusie voor het voetlicht zal worden gebracht, in paragraaf 2.3, zal nu aan de hand van de negen BREEAM-NL categorieën toelichting worden gegeven op de constateringen betreffende een aantal praktijkvoorbeelden.

ManagementVanuit de credit Management op de bouwplaats (MAN 2) wordt ten eerste geëist dat veiligheidsregels in alle culturen die aanwezig zijn ook gearticuleerd dienen te worden. De aannemers vinden de publicatie van deze veiligheidsregels en berichten echter hinderlijk, omdat er altijd veel culturen aanwezig zijn op de bouwplaats. De aannemer vindt dit overbodig omdat het veel tijd kost. Verder is vanuit BREEAM-NL voor de credit MAN 2 een checklist (A2) opgesteld waaraan de aannemers zich kunnen houden tijdens de uitvoeringsfase. Echter, de BREEAM-NL expert van de Monarch I meende dat deze checklist niet makkelijk uitvoerbaar was. Voor de credit MAN 2 zijn in totaal 46 projecten met een score van boven de nul ingediend bij de DGBC. Deze credit is in 54 procent van de projecten toegepast. De gemiddelde score is 1,64 van de twee te behalen punten.

Vanuit de credit Milieu impact op de bouwplaats (MAN 3) worden verschillende eisen gesteld waarmee de aannemers moeite hebben. Ten eerste wordt geëist dat de bouwplaats vochtig moet worden gehouden (paragraaf 3.2). De aannemers doen dit wanneer het bouwterrein van puingrond is, door het bouwterrein te sproeien met water. Aannemers vinden dit evenwel geen structurele oplossing in de zomer omdat het bouwterrein dan permanent vochtig moet worden gehouden. Ten tweede worden kilometerregistraties geëist. De hoofduitvoerder van de Monarch I geeft aan dat dit voor leveranciers veel tijd, energie en geld kost omdat dit een handeling is die ze normaliter niet verrichten. Verder

Page 58: Download onderzoek

58Masterscriptie

geven aannemers aan dat de evaluatie van de milieu-impact veel tijd kost en dus veel geld. Voor de credit MAN 3 zijn er in totaal 46 projecten met een score van boven de nul ingediend bij de DGBC. Deze credit is in 93 procent van de projecten toegepast. De gemiddelde score is 3,16 van de 2 te verdienen punten.

De credit Consultatie (MAN 6) is een keuze-credit. Het gaat hierbij primair om dat relevante belanghebbenden worden betrokken bij het ontwerpproces. Experts geven echter aan dat er geen vorm is van een medegebruiker. Dikwijls denkt men dat meepraten al voldoende is. Daarom wordt er vaak niet naar hun mening gevraagd, terwijl dit juist wel zeer relevant is. Wat verder ter sprake kwam, is dat tijdens de Monarch I een energieopwekkende bouwlift is toegepast, maar dat deze lift geen BREEAM-NL punten verdiende aangezien er geen eisen hieromtrent bestaan. Verder kwam naar voren dat er vanuit BREEAM-NL niet wordt beoordeeld op vervoersbewegingen. Zij dienen slechts te worden geregistreerd. De kwaliteitsmedewerker van Boele & van Eesteren gaf aan dat in een project vaak de bouwplanning harder is dan de bouwmethodiek, en dat het aantal vervoersbewegingen er niet toe doet.

AfvalBREEAM-NL wordt gezien als een positieve stimulans om afval te scheiden en het zorgt voor goede meetbaarheid in het gehele proces. De credit Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) wordt voor de aannemer Boele & van Eesteren als gemakkelijk ervaren, omdat men zelf hiermee al bezig was voordat BREEAM-NL in het vizier kwam. Zonneveld zegt: ‘BREEAM-NL heeft heeft invloed op afval dat erover nagedacht wordt. De prikkel van BREEAM is niet sterk op dit punt, omdat aannemers zonder BREEAM ook afval scheiden mede omdat het anders teveel geld kost.’ Representanten van afvalverwerker Sita hebben aangegeven dat zij al diensten verleenden op het niveau van BREEAM-NL. Voor hen voegt het systeem maar bitter weinig toe. “Het exact uitvoeren van BREEAM-NL kan leiden tot meer CO2-uitstoot, omdat je aan de registratie eis moet voldoen van de credit Mileu-impact op de bouwplaats (MAN 3). Dan zouden we voor een bak naar de Monarch I op en neer gaan rijden, terwijl ook andere projecten meegenomen kunnen worden”, aldus de heer Van Doorn. Verder wordt expliciet aangegeven dat de busjes van purschuim, papier en chemisch afval niet zijn opgenomen in de lijst van afvalgroepen, terwijl dit nu juist belangrijke groepen zijn. Voor de credit WST 1 zijn er in totaal 46 projecten met een score van boven de nul ingediend bij de DGBC. Deze credit is in 35 procent van de projecten toegepast. De gemiddelde score is 2,63 van de drie te behalen punten. De credit WST 2 is in 11 procent van de projecten toegepast, waarbij gemiddeld alle te scoren punten (één) werden behaald.

GezondheidBij de Monarch I werd in de uitvoeringsfase duidelijk dat de luchtschachten groter moesten worden gemaakt ten behoeve van de credit Natuurlijke ventilatie (HEA 7). Hiermee was evenwel geen rekening gehouden in de ontwerpfase. De aanpassing ging gepaard met een forse extra investering. Verder wordt vanuit BREEAM-NL voor de credit Vluchtige organische verbindingen (HEA 9) gevraagd dat er

Page 59: Download onderzoek

59Başak Karabulut

aangetoond wordt dat, voor elk toegepast bouw- of afwerkingsmateriaal, een goede en gezonder kwaliteit van de binnenlucht wordt bereikt doordat de gebruikte afwerkings- en bouwmaterialen een lage emissie van schadelijk ‘vluchtige organische verbindingen’ kennen. Hiervoor moet als bewijsmateriaal een kopie worden aangeleverd van de door de fabrikant of leverancier aangeleverde specificaties. Dit wordt ervaren als een lastige administratieve klus.

WaterDe vier liter toiletspoeling wil men liever niet in de uitvoeringsfase toepassen omdat de klant dit vaak niet wil vanwege de stank en verstoppingen die dit veroorzaakt.

EnergieVoor de credit Toepassing van duurzame energie (ENE 5) is de ervaring dat veel terugkoppeling over de toepassingen moet plaatsvinden naar de aannemer omdat het bestemmingsplan ervoor kan zorgen dat de toepassingen niet kunnen worden uitgevoerd. De credit ENE 8 (verantwoording liften) wordt als onlogisch ervaren, omdat het voor kan komen dat met spoed een type lift wordt geselecteerd en niet de verantwoording daarvan op papier wordt vastgelegd. Dat wordt als vervelend ervaren; er kunnen geen punten mee gescoord worden. In het geval van de Monarch I was een energie opleverende lift toegepast waarvoor geen punten werden toegekend omdat hierover geen eisen stonden in de BREEAM-NL beoordelingsrichtlijn. Voor de credit Minimalisatie luchtinfiltratie laad-/losplatforms (ENE 6) moet een luchtdoorlatendheidsmeting worden uitgevoerd. Dit is echter moeilijk te realiseren in de zomer, omdat het drukverschil tussen binnen en buiten te klein is.

De interpretatieverschillen tussen de expert en de assessor zijn groot omdat bepaalde definities in de beoordelingsrichtlijn van BREEAM-NL niet helder zijn. Bij het project Enexis is bijvoorbeeld het volgende interpretatieverschil ontstaan. Vanuit BREEAM-NL wordt gevraagd apparatuur op de bouwplaats te zetten om brandstof of olielekkage op te vangen. Op deze bouwplaats staan hoogwerkers die voor problemen kunnen zorgen. De aannemer zelf vult de brandstof niet bij maar dat doet Shell. Er zijn absorptiekorrels beschikbaar gesteld, mocht er een olielekkage plaatsvinden. De assessor adviseert om een crashkar te plaatsen om bijvoorbeeld olie op te vangen als een hydrauliekslang ‘knalt’. Echter, als er in de hydroliek een lekkage plaatsvindt, zal dat resulteren in een lang, smal oliespoor. Dit spoor is betrekkelijk eenvoudig, namelijk met een sponsje, te verwijderen. Bij het project La Facade in ‘s-Hertogenbosch is deze eis niet vanuit de assessor gesteld. De eisen van de assessor kunnen dus verschillen. Daarnaast vond men het bij de Monarch I overdreven dat men werd ‘verplicht’ om een WKO installatie toe te passen om aan de EPC norm te voldoen.

Vanuit BREEAM-NL wordt een beter koudemiddel geëist, hoewel de systemen in tegenstelling tot in Engeland en Amerika thermisch gesloten zijn. In Nederland zijn er slechtere koudemiddelen, maar er zijn wel betere koelmachines. Daarnaast is binnen de Nederlandse systemen de kans dat er een pakking ontploft relatief klein. Ook wordt gevraagd om gas te detecteren, terwijl in een thermisch gesloten systeem geen gas kan worden gedetecteerd. Het lijkt er sterk op dat BREEAM-NL op deze punten onvoldoende is aangepast aan de Nederlandse omstandigheden.

Page 60: Download onderzoek

60Masterscriptie

MaterialenDe materialen credits zijn vaak niet te halen en geven conflicten met de credits van gezondheid. Ook wordt de credit Onderbouwde herkomst van materialen (MAT 5) als lastig ervaren, vooral met betrekking tot leveranciers. In het project De Monarch I zijn de schaduwprijzen wel berekend maar is er uiteindelijk niks mee gedaan.

ProcesVoordat men het project gaat registreren, kan er geheel kosteloos een indicatieve score voor BREEAM-NL worden berekend. Het wordt prettig geacht om een interne of externe expert in te zetten om het proces soepel te laten verlopen. Dit betekent wel extra mankracht. Er wordt niet altijd gekozen voor een ontwerpcertificaat, mogelijk uit financieel oogpunt. Dit kan uiteindelijk problemen teweegbrengen in de uitvoeringsfase. BREEAM-NL heeft impact op het tijdspad: er moeten veel bewijsvoeringen getoond worden. Van Uffelen: ‘BREEAM-NL dwingt samenwerking af’. Aannemers hebben tijdens de aanbesteding vaak niet in de gaten wat BREEAM-NL inhoudt. Vanwege deze nog ontbrekende kennis wordt vaak intern één persoon aangewezen om BREEAM-NL te implementeren. De duurzaamheidscoach Paul Zonneveld legt uit dat opdrachtgevers vaak zeggen dat ze een BREEAM excellent willen terwijl ze niet goed weten wat dit precies inhoudt en hoe realistisch dit is. Deze ambitie wordt op het bord van de aannemer gegooid en zij moeten het maar oplossen zonder te weten wat ze moeten oplossen, aldus Zonneveld. Boele & van Eesteren selecteert zijn onderaannemers op duurzaamheid. De credits die moeten worden uitgevoerd door de onderaannemer worden opgenomen in het contract om problemen te voorkomen. Thomas Heye zegt: ‘Het belletje moet nog blijven rinkelen bij ze.’ Van Uffelen: ‘BREEAM-NL is nodig omdat er momenteel een vertrouwenscrisis is: de kwaliteit die gevraagd wordt kan niet geborgd worden. Het is nodig dat duurzaamheid, zakelijk, concreet en bespreekbaar gemaakt wordt.’

Aan alle credits in BREEAM-NL zijn bewijsvoeringen gekoppeld. Alles moet vastgelegd worden op papier en door middel van foto’s. Daarnaast zijn er voor de experts en assessoren geen standaard formats aanwezig in de BRL. Voor veel experts is dit vervelend. Dat er geen standaard formats beschikbaar zijn voor de bewijsvoeringen wordt echter ook als positief ervaren. Zo wordt men gestimuleerd om na te denken over duurzaamheid en wordt het geen invuloefening.

Het toepassen van het ontwerpcertificaat zorgt ervoor dat er wordt nagedacht over BREEAM-NL in de ontwerpfase, zodat dit ook kan worden verwerkt in bijvoorbeeld bestektekeningen. Het kan echter voorkomen dat niet alle informatie kan worden vastgelegd in de ontwerpfase, hetgeen kan leiden tot problemen. Extra tijd moet worden geïnvesteerd om deze gegevens te verzamelen. De keuze om het ontwerpcertificaat niet toe te passen, zorgt ook voor een risico, namelijk dat in de uitvoeringsfase beslissingen moeten worden genomen die minder duurzaam kunnen blijken en dus de kwaliteit verminderen. Tenslotte werd tijdens de gesprekken met de projectleider en uitvoerder van het BREEAM-NL project Danone in Utrecht duidelijk dat ze zonder BREEAM-NL niet zo intensief met duurzaamheid bezig zijn en dat ze de toegevoegde waarde er niet van inzien. Het wordt dus toegepast omdat de opdrachtgever

Page 61: Download onderzoek

61Başak Karabulut

het eist. De duurzaamheidscoach Zonneveld zegt: ‘Sommige aannemers hebben niet in de gaten dat duurzaamheid en dus ook BREEAM-NL zo van belang is. Veel aannemers willen niet veranderen en zullen ook niet veranderen. Deze groep gaat gewoon afvallen.’Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het besef van het belang van duurzaamheid niet voldoende aanwezig is.

2.4 ConclusieIn dit hoofdstuk is onderzocht, zowel in de theorie als de praktijk, wat BREEAM-NL voor het uitvoeringsproces betekent. Het meest opvallende is dat er een verschil waarneembaar is tussen beleid en praktijk, een gat tussen wat in de duurzaamheidsverslagen staat en wat de mensen op de bouw daar praktisch mee kunnen. Zij zijn hiervan wel op de hoogte, maar er wordt een gebrek ervaren aan praktisch toepasbare tools. Op basis van de interviews kan worden geconcludeerd dat het BREEAM-NL ontwerpcertificaat noodzakelijk wordt geacht door de projectleiders, omdat het een betere garantie geeft op de te halen credits in de uitvoeringsfase. Des te vreemder is dat BREEAM-NL veel te weinig in duurzaamheidsverslagen wordt opgenomen, waardoor de vertaalslag helemaal niet meer te maken is. De consequentie hiervan is dat de uitvoerende partijen in een project zelf kennis van BREEAM-NL moeten ontwikkelen. Dit is lastig, want zij beginnen immers op forse achterstand. Verder mag op basis van de verkregen data en de meerderheid van interviews worden geconcludeerd dat BREEAM-NL extra tijd en energie kost bij het uitvoeringsproces.

De verwachting dat een BREEAM-NL expert nodig is om het proces soepel te laten verlopen, wordt bevestigd door de interviews. Alle bewijsmaterialen voor BREEAM-NL dienen verzameld en gecoördineerd te worden. De expert kan tijdens de uitvoering van het project intern, vanuit de aannemer, of vanuit een externe partij worden ingezet. Hij draagt de bewijsmaterialen over aan een BREEAM-NL assessor, die een beoordeling uitvoert. In de praktijk blijkt dat de beslissingen die zijn genomen in de ontwerpfase, kunnen veranderen in de uitvoeringsfase. Het betreft dikwijls aanpassingen aan het gebouw. De consequentie hiervan is niet zelden dat de desbetreffende BREEAM-NL credit niet behaald kan worden. Zelfs kan er een risico ontstaan met betrekking tot de overall score. De interpretatieverschillen tussen de BREEAM-NL expert en de BREEAM-NL assessor over bepaalde definities in de beoordelingsrichtlijn van BREEAM-NL kunnen groot zijn. Verder is er geen gemeenschappelijke mening over standaard formats. Enerzijds vinden mensen dat deze formats niet onderling moet worden gedeeld omdat dan het risico kan ontstaan dat er afgevinkt gaat worden. Anderzijds vinden mensen het juist handig om standaard formats te delen omdat dan niet elke keer weer het wiel opnieuw behoeft te worden uitgevonden. Aannemers ontwikkelen ideeën om duurzaam te zijn op de bouwplaats, buiten BREEAM-NL om. Hiervoor kunnen echter geen punten worden gescoord, aangezien het hier geen BREEAM-NL eisen betreft. Dit heeft een demotiverende uitwerking.

Enthousiasme is belangrijk om de credits van BREEAM-NL te behalen.

Organisatie

Duurzame kwaliteit

Page 62: Download onderzoek

Tabel 2.6: Constateringen deel b - analyse van verschillende aannemers en professionals van de Monarch I

BREEAM-NL PROCES Constateringen

Energie Materialen ProcesGeld Een ontwerpcertificaat maakt het makkelijk voor de

uitvoeringsfase. Het verlaagd de risico (2)

Doordat er geen standard formats zijn moet het wiel iedere keer opnieuw uitgevonden worden (13)

Organisa-tie

ENE 5: Bestemmingsplan forceert het toepassen van bijvoorbeeld zonnepa-nelen en windmolens (13)

De samenwerking expert en assessor lopen goed (2)

Motivatie is belangrijk op de bouwplaats. Belangrijkste motor is de uitvoerder (2+projectbezoeken)

Tijd Een ontwerpcertificaat maakt het makkelijk voor de uitvoeringsfase. Het verlaagd de risico (2)

Doordat er geen standard formats zijn moet het wiel iedere keer opnieuw uitgevonden worden (13)

Informa-tie

ENE 26: De luchtdoorlatendheidsme-ting is moeilijk te meten vanwege de overdruk die aanwezig moet zijn (14)

De credtis voor materialen zijn lastig te halen (14)

Geen standard formats voor bewijsvoeringen is goed, want anders wordt het een invuloefening (2)

Het ontstaan van interpretatieverschillen tijdens de uitvoeringsfase tussen de expert en assessor (1)

Doordat er geen standard formats zijn moet het wiel iedere keer opnieuw uitgevonden worden (13)

BREEAM-NL is extra werk (4)

Duurzame kwaliteit

Door aan de EPC norm te voldoen ontkomt men niet aan het toepassen van een WKO installatie door BREEAM-NL. Er moeten alternatieven mogelijk gemaakt worden (3)

Een ontwerpcertificaat maakt het makkelijk voor de uitvoe-ringsfase. Het verlaagd de risico (2)

Geen standard formats voor bewijsvoeringen is goed, want anders wordt het een invuloefening (2)

Doordat er geen standard formats zijn moet het wiel iedere keer opnieuw uitgevonden worden (13)

BREEAM-NL voegt weinig toe. De afvalverwerker levert al diensverlening op dat niveau (2)

Aannemers gooien afval liever op een hoop (2)

Mensen kunnen het zien als papieren tijger (2)

De waarde van BREEAM-NL wordt niet gezien. Alleen dat het voor een kwalitatief hoger gebouw zorgt (Project Danone)

Uit de interviews is gebleken dat niet iedere stakeholder dezelfde doelen nastreeft en dat het tijd kost om enthousiasme te ontwikkelen. Aannemers die geen enthousiasme voor BREEAM-NL aan de dag leggen, zullen waarschijnlijk afvallen.

De eis om afval te scheiden op de bouwplaats ervaren de aannemers als een positieve stimulans en een eis die goed haalbaar is. Verder blijkt uit de interviews dat het scheiden van busjes purschuim, papier en chemisch afval niet in de beoordelingsrichtlijn is opgenomen, terwijl dit relevante stromen zijn die als minimumstandaard kunnen worden ingevoerd. Daarnaast kan uit de gegevens van de DGBC geconcludeerd worden dat de eisen Management op de bouwplaats (MAN 2) en Milieu impact op de bouwplaats (MAN 3) frequenter worden toegepast dan de eisen Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) en Gebruik van secundair materiaal (WST 2).

62

Tijd

Informatie

Geld

Page 63: Download onderzoek

BREEAM-NL PROCES Constateringen

Management Afval Gezondheid WaterGeld Credit MAN 2: Publicatie van de

veiligheidsregels en berichten in meerdere talen is hinderlijk (2)

Credit WST 1 is makkelijk haal-baar voor projecten Danone en De Monarch I. Voor het project Danone zijn in totaal 11 afvalstromen aanwezig op de bouwplaats.

Credit HEA 9 is een lastige administratieve klus (1)

Credit MAN 2: wordt voor 54% toegepast op projecten. De score is gemiddeld 1,64 van de 2 punten (DGBC)

Credit WST is makkelijk haalbaar (1)

Credit MAN 3: sproeien van het bouwterrein is geen structurele oplossing (3)

Credit MAN 3: Kilometerregistratie voor leveranciers en afvalverwerkers kosten veel tijd, energie en geld (1)

Credit MAN 3: Evaluatie milieu impact kostte veel tijd (2)

Credit WST 1: wordt voor 35% toegepast op projecten. De score is gemiddeld 2,63 van de 3 punten (DGBC)

Credit MAN 3: wordt voor 93% toegepast op projecten. De score is gemiddeld 3,16 van de 4 punten (DGBC)

Credit WST 2: wordt voor 11% toegepast op projecten. De score is gemiddeld 1 van 1 punt. (DGBC)

Organisa-tie

Een goed samenwerkend team is belangrijk. De uitvoerder is hierin de spin in het web (project Danone)

Tijd Credit MAN 2: Publicatie van de veiligheidsregels en berichten in meerdere talen is hinderlijk (2)

Credit WST is makkelijk haalbaar (1)

Credit HEA 9 is een lastige admi-nistratieve klus (1)

Credit MAN 3: sproeien van het bouwterrein is geen structurele oplossing (3)

Voor het project Danone is afval gescheiden op de werkplek en vervolgens in afvalcontainers op de bouwplaats.

Credit MAN 3: Kilometerregistratie voor leveranciers en afvalverwerkers kosten veel tijd, energie en geld (1)

Credit MAN 3: Evaluatie milieu impact kostte veel tijd (2)

Informa-tie

Credit MAN 2: Checlist A2 is niet makkelijk uitvoerbaar (1)

De afvalstromen papier, chemsch afval en busjes purschuim zijn vaak van toepassing. In de beoordelingsrichtlijn worden deze echter niet genoemd in de lijst (2)

Sommige aspecten zoals HEA 7 zijn bij De Monarch I over het hoofd gezien in de ontwerpfase (3)

Credit WAT 1: toiletspoeling van 4 liter is een obstakel; voornamelijk de stank en de verstoppingen (15)

Credit MAN 6: Er is geen vorm van een medegebruiker. Men denkt dat meepraten tijdens de bestemmingsplanprocedure genoeg is. Er wordt dus vaak niet naar hun mening gevraagd (13)

Credit HEA 9 is een lastige admi-nistratieve klus (1)

Energieopwekkende bouwlift levert geen punten op wat een tekortkoming is van BREEAM-NL (3)

Duurzame kwaliteit

Energieopwekkende lift levert geen punten op wat een tekortkoming is van BREEAM-NL (3)

BREEAM-NL zorgt dat er nage-dacht wordt over afval (2)

Credit WAT 1: toiletspoeling van 4 liter is een obstakel; voornamelijk de stank en de verstoppingen (15)Credit MAN 3: Er wordt niet

beoordeeld op het aantal vervoersbewegingen (1)

Tabel 2.6: Constateringen deel a - analyse van verschillende aannemers en professionals van de Monarch I

63

Page 64: Download onderzoek

De Venco Groep is een familiebedrijf bestaande uit een aantal kleinere, innovatieve bedrijven. Alle zijn actief in de pluimveesector. Het betreft hier een wereldwijde aanbieder van innovatieve en welzijnsvriendelijke systemen voor huisvesting van pluimvee. Het bedrijf is bekroond met drie sterren voor het Beter Leven-kenmerk van de Dierenbescherming. De Venco campus is gevestigd in Eersel.

Op 8 juni 2012 is er een expertmeeting belegd door Paul Zonneveld, tevens de assessor van dit project, op de bouwlocatie van de Venco Campus. Hier werden de knelpunten van BREEAM-NL met verschillende ervaringsdeskundigen aan de orde gesteld. Verder is een rondleiding gegeven op de bouwplaats en zijn opvallende aspecten besproken. De volgende partijen waren hierbij aanwezig:

• Schroder Vastgoed;• P&H adviseurs;• Architectenbureau van de Ven;• Hitachi Data Systems;• IA Groep;• Nelissen Adviseurs;• Nieman Raadgevende adviseurs;• Stichting Raadgevende adviseurs;• Stichting Aarde-werk;• Witteveen en Bos-advies en ingenieursbureau;• Van Brink Groep;• Van Wijnen Projectontwikkeling Oost;• Paul Zonneveld.

Tijdens dit project zijn twee experts ingezet. De eerste expert is Ad van de Ven. Hij heeft een bouwkundige achtergrond. De tweede expert is Mariëlle van Hest. Zij heeft geen bouwkundige achtergrond en draagt zorg voor het administratieve gedeelte. Beiden hebben niet eerder ervaring opgedaan met BREEAM-NL. Wel is Ad van de Ven sinds 1992 al bezig geweest met duurzaamheid. De opdrachtgever wilde een nieuwe huisvesting in de vorm van een ei. Op deze vorm is het gebouw ook gebaseerd. Het heeft een totale oppervlakte van 30.000 vierkante meter. Daarnaast was de methodiek ‘Slim bouwen’ een belangrijk uitgangspunt, een ecologische invalshoek van Duurzaam Bouwen. De heer Van de Ven heeft BREEAM-NL voorgesteld aan de opdrachtgever. Het is uiteindelijk ook ingevoerd. De ambities van dit gebouw liggen heel hoog. Het gaat om een energieneutraal gebouw. Alle gebruikte energie wordt door het gebouw zelf opgewekt. Het doel van dit project is om BREEAM-NL excellent te behalen. Volgens de heer Van de Ven is BREEAM-NL heel handig maar mag het ‘allemaal wel wat praktischer’.

Iedere werknemer heeft een pas waarmee in en uitgecheckt moet worden, zodat alles digitaal geregistreerd kan worden. De bouwplaats was georganiseerd en opgeruimd. Het afval werd op de bouwplaats gescheiden in 6 afvalcontainers met naambordjes. Een afvalmanager was hiermee belast. Het viel op dat bij de ingang de parkeerplaatsen bezet waren en er voor bezoekers weinig tot geen plek was. Wel was er voldoende ruimte voor de containers. De materialen stonden in dozen opgeslagen in het gebouw. Wekelijks is de bouw geïnspecteerd in het kader van veiligheid en gezondheid.

BREEAM-NL ProjectVenco Campus

Fig. 2.9: Afvalgroepen bouwplaats Venco Campus

Fig. 2.10: Afvalgroepen bouwplaats Venco Campus

Fig. 2.11: In- en uitchecken op de bouwplaats voor BREEAM-NL registraties

64

Fig. 2.12: Ontwerp (Vencocampus.com, 2012)

Masterscriptie

Page 65: Download onderzoek

BREEAM-NL ProjectDanoneBAM Utiliteitsbouw realiseert het nieuwe R&D center voor Baby and Medical Division van Danone in Utrecht. Het projectteam streeft naar een BREEAM-NL Excellent normering. De locatie van het innovatiecentrum van Danone is het universiteitscentrum De Uithof in Utrecht. Het project bestaat uit kantoren, een proeffabriek en laboratoriumruimte van ongeveer 20.000 vierkante meter, met een ondergrondse parkeergelegenheid.

Het BREEAM-NL project is bezocht op 18 september 2012. Na een gesprek met de projectleider en uitvoerder werd het duidelijk dat BREEAM-NL wel een positieve bijdrage heeft, vooral voor aannemers die duurzaamheid nog niet vanuit zichzelf toepassen. De projectleider en uitvoerder deden dit al en geven aan dat dit ook sterk afhankelijk is van het uitvoeringsteam.

Afval wordt gescheiden op de bouwplaats in afvalcontainers en levert volgens de uitvoerder en projectleider geld op. Voor de elf aanwezige afvalgroepen is geen afvalmanager ingezet. Alle afvalcontainers staan buiten op de bouwplaats, direct naast de bouwkeet. Zo kan goed worden gecontroleerd of afval daadwerkelijk goed gescheiden wordt.

De bouwplaats was erg klein, met weinig tot geen ruimte voor vrachtwagens. Feitelijk kan er niet meer dan één vrachtwagen op de bouwplaats aanwezig zijn voor de aanvoer van materialen.

Uitvoerder en projectleider hebben hiervoor niet met BREEAM-NL gewerkt. Ze wisten niet wat het inhield. Naast de reguliere uitvoerdersvergaderingen worden BREEAM-NL vergaderingen bijeengeroepen. De materialencredit is niet haalbaar, ook vanwege de schaduwprijzen. Vanuit BREEAM-NL wordt er bijvoorbeeld naar 95 procent gerecycled aluminium gevraagd.

Volgens uitvoerder en projectleider zal BREEAM-NL altijd nodig zijn, omdat ze dan weten waar ze aan toe zijn. Het levert een kwalitatief duurzamer gebouw op. De projectleider: ‘zonder BREEAM-NL zullen we er niet zo intensief mee bezig zijn’.

Fig. 2.13: Bouwplaats Danone

Fig. 2.14: Afvalcontainers Danone

Fig. 2.15: Bouwplaats Danone

65Başak Karabulut

Page 66: Download onderzoek
Page 67: Download onderzoek

03 BREEAM-NL De Monarch I

Page 68: Download onderzoek

68Masterscriptie

Dit hoofdstuk richt zich op het certificeringssysteem BREEAM-NL waarbij, de onderdelen afval, logistiek en transport onder de loep worden genomen. De deelvraag gekoppeld aan dit hoofdstuk is: ‘Op welke onderdelen van afval, logistiek en transport is verbetering nodig om het proces in BREEAM-NL te optimaliseren?’. In de eerste paragraaf staat de vraag ‘Wat betekenen afval, logistiek en transport in de milieubeleidsplannen?’ centraal. Hierna zal een antwoord worden gezocht op de vraag ‘Wat zijn de eisen vanuit BREEAM-NL?’. Tenslotte zal in de derde paragraaf de aandacht uitgaan naar de positieve en negatieve praktijkervaringen van aannemers.

3.1 Afval, logistiek en transport vanuit het milieubeleidVoordat wordt ingegaan op de BREEAM-NL betreffende de aspecten afval, logistiek en transport, is het van belang om informatie te verschaffen vanuit het milieubeleid. Zo is er een Landelijk afvalbeheersplan (2009-2021), ook wel het LAP genoemd, ingevoerd in 2009, waarin het afvalbeleid voor zes jaar wordt beschreven met een doorkijk naar 2021. In dit plan worden afvalstoffen omschreven als ‘alle stoffen, preparaten of andere producten […], waarvan de houder zich ontdoet, wil ontdoen of moet ontdoen’ (Ministerie van VROM, 2012). De beleidsdoelen met betrekking tot afval zijn (Milieuloket, 2012b): • Het stimuleren van preventie van afvalstoffen (totaal afvalaanbod

niet meer dan 68 Mton in 2015 en 73 Mton in 2021);• Het verhogen van het aandeel nuttige toepassing van afvalstoffen

naar 85 procent in 2015;• Het verhogen van het aandeel nuttige toepassing van huishoudelijk

afval naar 60 procent in 2015;• Het tot nul reduceren van het storten van brandbaar afval in 2021;• Het reduceren van 20 procent milieudruk in 2015 voor zeven

specifiek geselecteerde afvalstromen.

Hoe afval het beste verwerkt kan worden, staat uitgelegd in de Ladder van Lansink. Er zijn drie opties, beginnend bij de meest milieuvriendelijke verwerking en eindigend bij de meest milieubelastende verwerking. Ten eerste kan het ontstaan van afval worden voorkomen. Ten tweede kan afval worden hergebruikt door het als grondstof terug te brengen in producten en materialen en toe te passen als brandstof. Ten derde kan afval worden verwijderd, door het te verbranden of storten. De drie opties vanuit de Ladder van Lansink zijn (Koning, A):1. Preventie van afval (hoogste prioriteit):

a. Voorkomen van ontstaan van afval;b. Ontwerpen producten met het oog op afvalpreventie en

nuttige toepassing.2. Zo hoogwaardig mogelijk hergebruik:

a. Door producthergebruik;b. Door materiaalhergebruik;c. Toepassen als brandstof.

3. Verwijderen (minst gewenste oplossing):a. Verbranden;b. Storten/ lozen.

Tijdens de bouw, renovatie of sloop bij gebouwen komen als afval bouw- en sloopafval vrij. Bouw- en sloopafval zijn alle soorten afval die

03 BREEAM-NL

Fig. 3.1: Ladder van Lansink (recybem.nl, 2012)

Page 69: Download onderzoek

69Başak Karabulut

tijdens de bouw ontstaan en die men niet wil of kan scheiden. Het kan hier gaan om: hout, steen, keramiek, beton, zand, metaal en chemisch afval (Rijksoverheid, 2012). Er kan tijdens een project ook voor worden gekozen om het afval op te slaan. Dit betekent het tijdelijk bewaren van afvalstoffen zonder verwerkingsbehandelingen. In de eerste LAP werd dit gezien als een extra schakel in de beheerketen. Daardoor werd het beoordeeld als inefficiënt en als een potentieel obstakel voor inzicht in de handhaafbaarheid van de keten. In de huidige LAP (2009-2021) kan er echter een vergunning worden verleend voor het opslaan van afvalstoffen (LAP, 2010, p. 153). Dit is van belang als men tijdens een bouwproject zonder bouwplaats een tijdelijk opslagplaats wil toepassen voor materiaal en afval.

Bovendien moeten deze afvalstoffen worden getransporteerd naar een andere locatie. De materialen die nodig zijn voor het desbetreffende bouwwerk dienen eveneens getransporteerd te worden naar de bouwplaats. Dit worden horizontale transporten genoemd. Er zijn ook verticale transporten op de bouw, oftewel de transporten via de lift of trappen. In de LAP 2009-2021 wordt aanbevolen onnodige transporthandelingen rondom afvalstoffen te vermijden. Op de bouwplaats vindt regelmatig transport plaats van de fabrikant/leverancier naar de bouwplaats, niet zelden met verschillende tussenstops bij verschillende fabrikanten om producten op te halen en te brengen naar een locatie (Glavinch, 2008, p. 134).

Tijdens een rondleiding bij afvalverwerker Sita in Rotterdam werd het helder dat het afval op de bouwplaats kan worden gescheiden, maar dat er ook voor kan worden gekozen om dit nadrukkelijk niet te doen. In het laatste geval wordt alles in één container verzameld, waarna de afvalverwerker het afval scheidt. Wanneer in de voorfase het afval al op de bouwplaats wordt gescheiden, dan scheidt de afvalverwerker het verder en zorgt ervoor dat het afval wordt gerecycled. De afvalverwerker is dus intensief bezig om de gehele keten te sluiten.

Tenslotte zal de term ‘retourlogistiek’ worden toegelicht, omdat dit een vorm is die bij de methode SBL van toepassing is. Bij SBL wordt door UTS, de logistieke dienstverlener, materiaal vervoerd naar de bouwplaats, en direct het afval meegenomen en tijdelijk opgeslagen bij een UTS vestiging. De Wet milieubeheer (hierna Wm) kent het begrip retourlogistiek niet, maar in de praktijk is het wel een vaak voorkomend begrip (LAP, 2010). Wanneer er echter geen sprake is van vervoer voor een derde partij, vallen de transporthandelingen niet onder het begrip vervoeren zoals dat in de Wet milieubeheer wordt gehanteerd. De bestemming van het transport speelt bij de beoordeling geen rol. Het mag bijvoorbeeld zowel worden meegenomen naar een andere locatie van de eigen onderneming als rechtstreeks naar een afvalverwerkende inrichting worden gebracht, op voorwaarde dat hierdoor geen overtreding plaatsvindt van andere regelgeving. Het eigendom van de afvalstoffen moet dan wel bij de onderneming liggen – anders is er toch sprake van vervoer voor een derde partij. Ook is er geen sprake van vervoer zoals dat onder het vervoersverbod van artikel 10.55 Wm wordt verboden, wanneer het gaat om een transport zonder een direct of indirecte vergoeding. Het verrekenen van de kosten voor het transport in andere kosten wordt gezien als indirecte vergoeding (LAP, 2010, p. 142). UTS beschikt echter over de benodigde papieren om afval van derden te vervoeren.

Fig. 3.2: Bouw- en sloopafval Sita Rotterdam (Sita, 2011)

Page 70: Download onderzoek

70Masterscriptie

3.2 Afval, logistiek en transport vanuit BREEAM-NLVanuit BREEAM-NL zijn eisen opgesteld voor afval, logistiek en transport op de bouwplaats. De credits die van toepassing zijn op deze drie aspecten zullen hieronder toegelicht worden. Dit zijn de credits MAN 2 (bouwplaats en omgeving), MAN 3 (milieu impact bouwplaats), WST 1 (afvalmanagement op de bouwplaats) en WST 2 (gebruik van secundair materiaal).

Credit MAN 2: Bouwplaats en omgevingVoor deze credit kunnen twee punten worden gescoord:1. Waar de geleverde bewijsvoering aantoont dat er is toegezegd om

te voldoen aan actuele praktijkrichtlijnen voor bouwplaatsbeheer;1. Waar de geleverde bewijsvoering aantoont dat er is toegezegd om

verder te gaan dan actuele praktijkrichtlijnen voor bouwplaatsbeheer.

Bij de bewijsmaterialen die van belang zijn voor de opleverfase moet worden gedacht aan:1. Een kopie van het Bewuste Bouwers certificaat en de score per sub

onderdeel; OF2. Een kopie van het rapport waarin is aangetoond dat de aannemer

zich heeft gehouden aan Checklist A2.

Voor credit MAN 2 is vanuit de DGBC een checklist A2 opgesteld. Deze checklist is een hulpmiddel voor aannemers om op een veilige en passende manier toegang te bieden op en rond de bouwplaats. De eisen die van toepassing zijn voor afval, logistiek en transport zijn:A. Een geschikte en veilige toegang tot de bouwplaats wordt verstrekt,

waarbij ten minste wordt voldaan aan de volgende criteria:I. Een openbaar vervoer knooppunt met een gemiddelde

frequentie van onder de dertig minuten op 500 meter afstand. Dit moet worden bewezen door middel van een tijdsschema en plattegrond met de hoeveelheid meters.

II. Goede verlichting en geschikt hekwerk en effen wegoppervlak bij de toegang van de bouwplaats. Alle toegangen moeten schoon en moddervrij zijn. Ook moeten de steigers omheind zijn en/of ’s nachts goed verlicht zijn. Dit bewijs zal dit ter plekke door de assessor worden geïnspecteerd.

C. In- en uitgang van de bouwplaats zijn duidelijk met bewegwijzering vanaf elk mogelijke toevoersroute aangegeven voor leveringen en bezoekers. Ook dit bewijs zal ter plekke door de assessor worden beoordeeld.I. Indien een bouwplaats ernstige verstoppingen veroorzaakt,

dient een leveringspunt aanwezig te zijn op enig afstand van de bouwplaats. Leveringen kunnen dan worden gedaan met kleine voertuigen. Als bewijs moeten de procedures ter plekke bekeken worden.

Credit MAN 3: Milieu-impact bouwplaatsVoor deze credit kunnen maximaal vier punten gescoord worden:1. Ten minste tachtig procent van het hout voor de bouwplaats is op

een (duurzaam) verantwoorde manier geproduceerd en ten minste honderd procent is op een legale manier geproduceerd;

Page 71: Download onderzoek

71Başak Karabulut

1. Waar de geleverde bewijsvoering aantoont dat twee of meer onderdelen uit onderstaande lijst zijn behaald; OF

2. Waar de geleverde bewijsvoering aantoont dat vier of meer onderdelen uit onderstaande lijst zijn behaald; OF

3. Waar de geleverde bewijsvoering aantoont dat zes of meer onderdelen uit onderstaande lijst zijn behaald.

De bewijsmaterialen die van belang zijn voor de opleverfase:• Een kopie van het rapport waarin (voor zover relevant) zaken zoals

CO2 emissies, leveringen op de bouwplaats en waterverbruik op de bouwplaats zijn bewaakt en geregistreerd;

• Doelstellingen voor water- en energieverbruik op de bouwplaats;• Kopieën van gedocumenteerde procedures die op de bouwplaats

zijn gebruikt voor het managen van vervuiling volgens de methoden van de actuele praktijkrichtlijnen;

• Een brief van de hoofdaannemer met daarin de bevestiging dat er procedures voor het beheersen en verminderen van vervuiling zijn geïmplementeerd. Daarnaast de naam en functie van degene die gedurende het project verantwoordelijk was voor het bewaken en beheersen van de impact op de bouwplaats.

• Een kopie van het certificaat van het bouwplaat hout;• Indien er gebruik is gemaakt van niet gecertificeerd bouwplaatshout,

moet er een beschikking of een schriftelijke bevestiging van de leverancier(s) gegeven worden. Hierin moet komen te staan dat al het hout is betrokken van een lokale herkomstplek en geen enkele van de gebruikte houtsoorten staat vermeld als bedreigende soort.

Checklist A3: De technische checklist A3 is evenals checklist A2 een hulpmiddel voor aannemers, waarin de criteria-eisen helder worden weergegeven. De volgende eisen zijn van toepassing op afval, logistiek en transport (DGBC, 2011):A. Bewaken van, rapporteren over en doelen stellen voor de CO2-

uitstoot voortkomend uit het energieverbruik door de activiteiten op de bouwplaats (DGBC, 2011).I. Maandelijkse metingen van het energiegebruik zullen worden

uitgevoerd/zijn uitgevoerd en op de bouwplaats gepubliceerd (DGBC, 2011).

II. Ten aanzien van het bewaken van het energieverbruik dient minimaal het volgende te worden gedaan: regelmatig opnemen meterstanden, analyses maken van de meterstand ten opzichte van de doelstellingen en meterstanden en doelstellingen grafisch weergeven en publiceren op de informatieborden op de bouwplaats (DGBC, 2011).

III. Iemand benoemen die verantwoordelijk is voor het bewaken en verzamelen van de gegevens (DGBC, 2011).

B. Bewaken van en rapporteren over de CO2 of energie die het gevolg is van commercieel vervoer van en naar de bouwplaats (DGBC, 2011).

I. Een bewakingssysteem op de bouwplaats wordt/is van kracht om leveringen te bewaken en bij te houden. Dit systeem registreert: het aantal leveringen, de wijze van vervoer en de afgelegde kilometers van alle leveringen (DGBC, 2011).

II. Iemand benoemen die verantwoordelijk is voor het bewaken en verzamelen van de gegevens (DGBC, 2011).

Page 72: Download onderzoek

72Masterscriptie

Opmerkingen (DGBC, 2011):• Wanneer een levering speciaal voor de bouwplaats plaatsvindt,

moet er een schattig van de totaal afgelegde afstand worden gemaakt. Dat wil zeggen de route heen en terug: van het punt van oorsprong naar de locatie en terug naar het punt van oorsprong (DGBC, 2011).

• Wanneer een levering aan de bouwplaats onderdeel is van meerdere levering op een route, moet het getal dat wordt opgeschreven als reisafstand, de afstand naar de bouwplaats zijn vanuit de daaraan voorafgaande levering plus de afstand tot de volgende leveringen (DGBC, 2011).

• Deze informatie kan in dit geval worden gebruikt om een schattig te maken van het totale aantal kilogram CO2 voor het project. BREEAM vereist niet dat deze informatie wordt geconverteerd naar CO2, maar de informatie moet beschikbaar komen voor het project- en bouwplaats managementteam/de leveranciers om referentiepunten te kunnen vaststellen en de toekomstige besluitvorming in te richten op een verbetering van de efficiëntie van vervoer van en naar een bouwplaat. Als het projectteam deze informatie wenst te converteren naar CO2 -uitstoot zijn er aan het eind van deze checklist tabellen beschikbaar waarmee dat kan worden gedaan (DGBC, 2011).

D. Het toepassen van best-practice maatregelen ter voorkoming van luchtvervuiling (door stof) voortkomend uit de activiteiten van de bouwplaats (DGBC, 2011):I. Bij droog weer de bouwplaats regelmatig bevochtigen.II. Afvalcontainers afdekken.

F. De hoofdaannemer werkt met milieuvriendelijk materialenbeleid, dat geldt voor de aanschaf van bouwmaterialen die op de bouwplaats gebruikt gaan worden (DGBC, 2011):I. Gebruik van verantwoord ingekocht materiaal.II. Hergebruik van materiaal.III. Gebruik van materiaal dat goed gerecycled kan worden.IV. Afval tot een minimum beperken en recyclen.

Credit WST 1: Afvalmanagement op de bouwplaatsEr kunnen drie punten worden toegekend (DGBC, 2011):1. Waar de geleverde bewijsvoering aantoont dat de aannemer zich

ertoe verplicht, of de opdrachtgever zich ertoe verplicht dit van de aannemer te eisen, het afval op de bouwplaats te minimaliseren.a. Formuleren van passende doelen met betrekking tot de

hoeveelheid vrijkomend en niet gevaarlijk (afval)materialen in tonnen.

b. Instellen van procedures om het vrijkomen van afvalmateriaal te minimaliseren, afgestemd op de gestelde doelen.

c. Toezicht houden op de hoeveelheid vrijkomend afvalmateriaal en de doelen worden ten minste één keer per twee weken beoordeeld.

d. Een persoon aanwijzen door het ontwerp-/terreinmanagementteam om bovenstaande te implementeren.

e. Aannemer is VCA-gecertificeerd.

Page 73: Download onderzoek

73Başak Karabulut

Fig. 3.2: Minimaal 4 van deze afvalstromen moeten gedefinieerd zijn voor BREEAM-NL

De bewijsmaterialen voor dit punt voor de opleverfase zijn:• Een kopie van het contract waarin de procedures voor het

minimaliseren van bouwafval zijn vastgelegd;• Een kopie van het VCA-certificaat van de aannemer;• Een monitoringsverslag of -rapport waarin het volgende wordt

bevestigd; » De monitoringsacties die door de aangewezen verantwoordelijke

persoon worden uitgevoerd; » De totale hoeveelheid bouwafval die ontstaat door het

bouwproject; » Een vergelijking van de totale hoeveelheid bouwafval ten

opzichte van de gestelde doelen.

2. Waar, in aanvulling op het bovenstaande, de geleverde bewijsvoering aantoont dat het afval op de bouwplaats wordt gescheiden in verschillende afvalstromen.a. Er zijn procedure ingesteld om afvalmateriaal op de bouwplaats

of extern (door erkende afvalinzamelaar/-verwerker) te sorteren in hoofdgroepen. Er zijn ten minste vier groepen gedefinieerd: houtafval, steenachtige materialen, metaal, kunststof, glas, snoeiafval, gips, isolatiemateriaal.

b. De afvalinzamelaar/-verwerker is VCA-gecertificeerd.

• De bewijsmaterialen voor dit punt voor de opleverfase zijn:• Bewijs (zoals hierboven omschreven) dat aan het eerste punt wordt

voldaan;• Een monitoringsverslag of -rapport waarin de hoeveelheid en het

aandeel van het afval per afvalstroom wordt bevestigd;• Een kopie van het VCA-certificaat van de afvalinzamelaar/-verwerker.

3. Waar, in aanvulling op het bovenstaande, de geleverde bewijsvoering aantoont dat tachtig procent van het recyclebare bouwmateriaal wordt hergebruikt of gerecycled.a. Een significant deel van de recyclebare afvalmaterialen is niet

naar de eindverwerking gebracht. Minimaal 80% in gewicht van het recyclebaar afvalmateriaal moet hergebruikt zijn in het bouwproject of hergebruikt zijn bij een ander bouwproject of hergebruikt worden op een andere manier door verantwoorde inname en recycling door de leverancier of door gecertificeerd recyclebedrijf;

b. De aannemer en de afvalinzamelaar/-verwerker beschikken over een ISO 9001- en 14001- certificering.

• De bewijsmaterialen voor dit punt voor de opleverfase zijn:Bewijs (zoals hierboven omschreven) dat aan het eerste punt wordt voldaan;

• Te overleggen: » Een monitoringsverslag of monitoringsrapport waarin per

afvalstroom de hoeveelheid en het aandeel van het afval dat is hergebruikt, gerecycled of gestort, wordt bevestigd;

» Ontdoenings- en stortbewijzen van de afvalinzamelaar/- verwerker waarmee voornoemde hoeveelheden en aandelen

Page 74: Download onderzoek

74Masterscriptie

worden onderbouwd. » Een kopie van de ISO 9001- en 14001 certificaten van de

aannemer en de afvalinzamelaar/-verwerker.

• Indien de bovengenoemde drie punten zijn behaald, kunnen innovatiepunten gescoord worden:Voor de start van de bouwfase zijn minimaal zes op de bouwplaats te sorteren hoofdgroepen gedefinieerd.

• De zes op de bouwplaats te sorteren hoofdgroepen moeten worden gecontroleerd in de bouwfase.

Credit WST 2: Gebruik van secundair materiaalEr kan één punt worden toegekend (DGBC, 2011):1. Waar de geleverde bewijsvoering aantoont dat er een significante

hoeveelheid gerecycled of herbruikbaar toeslagmateriaal wordt gebruikt in hoogwaardige toepassingen.b. De hoeveelheid bruikbaar of gerecycled toeslagmateriaal

is meer dan 25 procent (in gewicht of volume) van de totale hoeveelheid hoogwaardig toeslagmateriaal voor het gebouw. Dit materiaal is:

i. Verkregen van de bouwplaats zelf;ii. Verkregen van een afvalverwerker binnen dertig kilometer

van de bouwplaats (de bron van het toeslagmateriaal moet komen van afval uit bouw, sloop of afgravingen (inclusief wegenbouw);

iii. Verkregen als bij- of restproduct van een niet-bouw gerelateerde postindustriële of post-consumenten bijproductenbron.

De bewijsmaterialen die van belang zijn voor de opleverfase:• Materiaalstaten en berekeningen van de constructeur waarin

gewichten of volumes zijn bepaald van de gebruikte totale hoeveelheden toeslagmaterialen, gerecyclede of secundaire toeslagmaterialen, navolgende documentatie van derden, afleverbonnen of vrachtdocumenten van alle gerecyclede en secundaire toeslagstoffen waarmee de herkomst wordt van bevestigd van de gerecyclede en secundaire toeslagstoffen;

Daarnaast kan extra bewijsmateriaal of onderstaande bewijsmaterialen worden aangeleverd in plaats van de reeds vermelde.• Een schriftelijke verklaring van de leverancier van de toeslagstoffen/

het beton waarin wordt bevestigd dat de geleverde en toegepaste toeslagstoffen afkomstig zijn uit recycling of uit secundaire bron en de herkomst van gerecyclede en secundaire toeslagstoffen.

3.3 Positieve en negatieve ervaringen van aannemers De Monarch IDe Monarch is een project bestaande uit vier kantoortorens. Het bevat in totaal circa 85.000 vierkante meter kantoorruimte en bestaat uit drie nieuwe ontwikkelingen en een bestaand gebouw dat volledig wordt gerenoveerd. Het gebouw telt inclusief de kelder vijftien bouwlagen en de parkeergarage met een parkeerrepresentatie van 182 is dubbeldeks Fig. 3.3: De Monarch I tijdens de bouw (BAM, 2011)

Page 75: Download onderzoek

75Başak Karabulut

(BAM, 2011). De Monarch I ligt op de zogenoemde Monarchlocatie binnen het Beatrixkwartier. Dit is een binnenstedelijk zakendistrict aan de Utrechtsebaan in Den Haag (De Architect, 2012). De Monarch I is het eerste deelplan van De Monarch en is inmiddels opgeleverd. Het is een herontwikkeling en uitbreiding van een bestaand kantoorpand1 uit de jaren 19601 (De Monarch.nl, 2012). Het bestaande gebouw is volledig gestript tot de constructie, vervolgens uitgebreid, en tenslotte omhuld met een nieuwe gevel (De Architect, 2012).

Ontwikkelingsmaatschappij De Monarch is een Joint Venture van Provast en ASR Vastgoed Ontwikkeling (BAM, 2011). Het ontwerp is van KCAP Architects & Planners en is gerealiseerd door BAM Utiliteitsbouw uit Den Haag. Vanuit Provast en vanuit BAM was er een BREEAM-NL expert ingezet. Daarnaast was vanuit C2N Bouwmanagement de assessor actief. Tijdens dit project zijn LEAN sessies toegepast, om efficiënter te werken en de samenwerking te versterken. De duurzame voorbeelden die zijn toegepast, zijn warmte- koude opslag, een energiezuinige lift waarbij de vrijgekomen energie werd teruggewonnen en Landgoed en Ecologie heeft voor de huisvesting van de slechtvalk en gierzwaluwen gezorgd (BAM, 2011). Tijdens dit project is de BRL 2010 versie 2.0 toegepast, alsmede de bouworganisatievorm Engineering en Build. Dit is een geïntegreerde bouw-organisatievorm.

Toelichting resultatenOmdat dit onderzoek zich richt op de uitvoeringsfase zijn verschillende professionals geïnterviewd die bij dit project betrokken waren, te weten: de projectleider, hoofduitvoerder, werkvoorbereider beton, hoofd productie en BREEAM-NL expert van BAM. Daarnaast zijn de projectmanager en de key-accountmanager van afvalverwerker Sita geïnterviewd en is er deelgenomen aan een uitgebreide rondleiding. Bovendien is een intern overleg bijgewoond waarbij de DGBC, de ontwikkelaar Provast en BAM aanwezig waren. Deze informatie is opgenomen in een matrix met daarin de positieve en negatieve ervaring en vervolgens verwerkt als constateringen in GOTIK (geld, organisatie, tijd, informatie en kwaliteit). Hieronder wordt een toelichting gegeven aan de hand van de aspecten afval, logistiek en transport, waarin de link zal worden gelegd met GOTIK.

AfvalHet scheiden van afval op de bouwplaats resulteert in minder kosten. Volgens Van Doorn (Sita, 2012) scheelt het voor elke percentage scheiden van afval op de bouwplaats ongeveer 0,7 procent in kosten. ‘Gelet op onze bedrijfsvoering, zijn LEED en BREEAM-NL inmiddels verouderde concepten in het denken. Bizar is dat we voor BREEAM moeten verdedigen dat men beleid van ons wilt zien dat wij zo min mogelijk storten. Terwijl wij minder storten dan een paar promille; minder dan een procent. Alles wat wij inzamelen zullen wij inzetten als secundaire grondstof of eventueel als brandstof.’, aldus Van Doorn. Ook is een bouwplaatsadviseur ingezet specifiek voor het goed managen van het afval. De werkvoorbereider, uitvoerder en projectleider zijn het er met elkaar over eens dat het afval reeds op de bouwplaats gescheiden dient te worden. Ze zijn het er ook over eens dat het scheiden van afval door een afvalverwerker gemakkelijker is en dat het scheiden op de bouwplaats meer tijd kost.

1 het voormalige VNO-NCW-kantoor uit circa (1965)

Fig. 3.5: Afvalcontainers op de bouwplaats (BAM, 2011)

Fig. 3.4: De Monarch I (BAM, 2011)

Page 76: Download onderzoek

76Masterscriptie

Dit omdat er een ‘sjouwer’ moeten worden ingezet om het afval af te voeren naar de desbetreffende container. De hoofduitvoerder Jan van der Hoeven zegt: ‘Afval scheiden op de bouwplaats is voordeliger. Maar de energie die wordt gestoken in het afval scheiden op de bouwplaats is niet voordeliger.’ Ook kwam naar voren dat, vanwege hoge tijdsdruk, de onderaannemers moeite hebben afval goed te scheiden op de bouwplaats. De projectleider Jeroen Patijn zegt: ‘Om afval goed te laten scheiden moet je scherp blijven, vooral bij de onderaannemers in de eindfase want het gaat soms verkeerd.’De eisen over afval in de BREEAM-NL beoordelingsrichtlijn (BRL) vond men vreemd (paragraaf 3.2). Ten eerste was het afdekken van de containers een discussiepunt. Het was onduidelijk of de containers gedurende de dag moesten worden afgedekt of aan het einde van de dag, wanneer men klaar was met de werkzaamheden. Vervolgens spreekt de BRL, MAN 3 over het minimaal beperken van afval. De onduidelijkheid zit vooral hierin, namelijk dat het minimum niet nader wordt gedefinieerd. Op de bouwplaats is het afval gescheiden in zes afvalgroepen in afvalcontainers. De doelstellingen die vooraf zijn opgesteld, zijn behaald, en er is voor deze credit (WST 1) honderd procent gescoord. Sita heeft iedere twee weken statistieken van de hoeveelheid afval overhandigd aan BAM. Dit was ook een BREEAM-NL eis. Voor de credit WST 1 zijn tonnage afval en aantal ritten bijgehouden. De doelstelling was 58,13 tonnage afval en er is 44.092 tonnage afval geproduceerd. De tonnage afval per afvalstroom met de daarbij horende ritten tussen januari 2011 en januari 2012 waren:

• Bedrijfsafval: 2,73 tonnage afval in 16 ritten• BSA gemengd: 362,42 tonnage afval in 1221 ritten• Gips: 19,14 tonnage afval in 7 ritten• ?: 80,22 tonnage afval in 122 ritten• Papier: 1,60 tonnage afval in 2 ritten• Puin: 22,94 tonnage afval 5 ritten

Voor het recyclen van het gesloopte beton konden echter geen punten worden gescoord. De opdrachtgever eiste een KOMO certificaat voor het gerecyclede beton, maar dat kon de leverancier niet afgeven omdat het percentage van gerecycled beton te hoog werd en de kwaliteit van het beton niet kon worden gegarandeerd.

De Monarch I

Actor Bedrijf FunctieRia Bonefaas BAM BREEAM-NL expertJeroen Patijn BAM ProjectleiderJan van der Hoeven BAM HoofduitvoerderJeroen Dunnebacke BAM Hoofd productie Regio Den haagWijnan van Triet BAM Werkvoorbereider betonMarcel van der Sluijs Sita Bouwplaatsmanager en

projectmanagerHenk-Jan van Doorn Sita Key account-manager corporate sales

Daarnaast zijn verschillende documenten bekeken over de Monarch I (tekeningen, overeenkomst, programma van eisen, bestek)

Tabel. 3.1: Geïnterviewden de Monarch I

Fig. 3.6: Duidelijke bebording (BAM, 2011)

Page 77: Download onderzoek

77Başak Karabulut

Logistiek en transportVanuit BREEAM-NL wordt gevraagd om kilometerregistraties van alle vervoersbewegingen. Het kostte BAM extra tijd om de onderaannemers en leveranciers hierover te informeren. Voor afvalverwerker Sita was dit een onaangename verassing omdat de route van de transporteur niet vaststaat en elk in principe moment kan veranderen (Van Doorn, 2012). ‘Van ons kun je een perfecte ecologische footprint krijgen van al onze activiteiten die we doen. Maar het is een zinloze handeling om dit op het niveau van de moleculen, per bakje te gaan uitrekenen’, aldus Van Doorn. Ook zegt Van der Sluijs (Sita, 2012): ‘We hebben wel een planning, maar die is nooit 100 procent waterdicht, er kan veel veranderen tussendoor. Per project kunnen wij het aantal kilogram afval en wat de CO2 uitstoot is aangeven en daarin zitten de kilometers verwerkt.’ Van iedere maand zijn aantal kilometers en totale CO2-uitstoot bijhouden in een Excel bestand. In totaal is 4409 kilogram CO2-uitstoot geproduceerd. Opvallend is dat in de maanden juli en oktober respectievelijk 7557 kilogram CO2 en 10195 kilogram CO2 is geproduceerd. Gemiddeld is er 374 kilogram CO2 vrijgekomen (4409/12). In totaal is er door BAM ten behoeve van BREEAM-NL zo’n 3.500 uur extra besteed, voornamelijk aan de bewijsvoering en om onduidelijkheden in de BRL uit de weg te ruimen, zoals inlichten van personeel en het creëren van enthousiasme. Debet hieraan is dat het voor alle professionals van BAM de eerste keer was dat ze BREEAM-NL hebben toegepast. Ook bleek uit de interviews dat er weinig aandacht was besteed aan het logistieke plan, hetgeen uiteindelijk zorgde voor een drukte van jewelste op de bouwplaats. Er ontstonden lange wachttijden bij de verticale transporten. Patijn, projectleider: ‘We hebben een logistiek plan gemaakt, uiteindelijk hebben we daar veel te weinig tijd aan besteed. Dat heeft wel geleid tot drukte op de bouwplaats. Het had allemaal veel strakker gekund.’Ook de gescheiden transportzones die BREEAM-NL vereist, worden als onduidelijk gezien. Op welke manier dienen deze zones van elkaar gescheiden te worden? Verder kwam aan bod dat de beoordelingsrichtlijn weinig tot niets zegt over binnenstedelijke project met een kleine of geen bouwplaats. In de beoordelingsrichtlijn staat: indien een bouwplaats ernstige verstoppingen veroorzaakt, dient een leveringspunt aanwezig te zijn op enig afstand van de bouwplaats. Leveringen kunnen dan worden gedaan met kleine voertuigen. Als bewijs moeten de procedures ter plekke bekeken worden. Aannemers willen een duurzame richting ingestuurd worden om zo uit te komen bij een aanpak die het mogelijk maakt om binnenstedelijke projecten meer georganiseerd te doen verlopen. De projectleider heeft dit nadrukkelijk als verbeterpunt aangemerkt. De BREEAM-NL expert, projectleider en hoofduitvoerder hadden ook moeite om in eerste instantie al het personeel goed te informeren. In de loop van het project werden de medewerkers op de bouw steeds enthousiaster en gingen zij voor de volle honderd procent voor BREEAM-NL.

ProcesVolgens de aannemers is het nuttig voor de sturing van het BREEAM-NL proces om tijdens dit proces een interne expert te activeren. De assessor was erg kritisch, maar werd uiteindelijk als positief ervaren mede omdat hierdoor BREEAM-NL Excellent is behaald. De projectleider heeft voor aanvang van het project de verantwoordelijkheden opgenomen in een

Fig. 3.7: Nat houden van rijrichting tijdens harde wind en droogte (BAM, 2011)

Fig. 3.8: Kwartzuiger voor de credit MAN 2 en MAN 3 (BAM, 2011)

Page 78: Download onderzoek

matrix. Hierin waren de credits uitgewerkt die van toepassing waren, inclusief de uitgebreide takenverdeling en de hoeveelheid tijd. De matrix vormde volgens de projectleider een goede basis voor de start van het project en is ook gebruikt als contract. Dankzij de uitgebreide takenverdeling was het mogelijk om achteraf de tijden per credit te beoordelen.

Tijdens het gehele uitvoeringsproces werden alle documenten via ‘Docstream’ gecommuniceerd. Dit vonden alle professionals positief. Verder vindt men dat BREEAM-NL een positieve impact heeft op het proces. Het zorgt namelijk voor een intensievere samenwerking en men gaat voor hetzelfde doel: BREEAM-NL Excellent. De documenten en interviews maakten inzichtelijk dat BREEAM-NL wordt vermeld bij algemeenheden in het contract. Dit zorgt volgens de uitvoerende partij voor aanzienlijke onduidelijkheden.

3.4 ConclusieIn dit hoofdstuk is onderzocht, zowel in theorie als praktijk, wat BREEAM-NL voor het uitvoeringsproces betekent van het project de Monarch I in Den Haag.

Het is voor de aannemers van kardinaal belang om alle verantwoordelijkheden per credit uit te werken. Dit zorgt voor structuur en helderheid. Op basis van de verkregen data en de meerderheid van interviews mag worden geconcludeerd dat BREEAM-NL extra tijd en energie kost bij het uitvoeringsproces. Bij het project De Monarch I is in totaal 3.500 uur extra tijd besteed aan BREEAM-NL, vooral door de interpretatieverschillen van credits, het verzamelen van bewijsmaterialen, het inlichten van het personeel en het creëren van enthousiasme. De meningen over de registraties van afval, kilometers en transportbewegingen zijn sterk verdeeld. De bewijsmaterialen zijn iedere twee weken bijgehouden. Maar vanwege de tijd en energie die hierin moet worden gestoken, wordt dit niet als prettig ervaren.

De credit WST 1 (afvalmanagement op de bouwplaats) is gemakkelijk haalbaar. Bij het project De Monarch I was De uitvoerende partij al bezig met het scheiden van afval op de bouwplaats omdat dit minder geld kost. Bepaalde BREEAM-NL eisen voor de credits WST 1 en WST 2 zijn onduidelijk en dienen te worden aangescherpt. De meerderheid van de geïnterviewden vond de credit WST 2, waarbij het afval gerecycled en teruggebracht moet worden in hetzelfde bouwwerk of andere bouwwerk, moeilijk realiseerbaar.

Tenslotte is het is nog niet duidelijk hoe BREEAM-NL binnenstedelijke projecten gaat beoordelen die niet over een ruime bouwplaats beschikken. Hieraan zijn vanuit de beoordelingsrichtlijn lichte eisen verbonden. De uitvoerende partij zou hieromtrent meer helderheid willen zien.

Organistie

Tijd

Informatie

Duurzame kwaliteit

74

Geld

Masterscriptie

Page 79: Download onderzoek

Tabel 3.2: Constateringen BREEAM-NL Algemeen

75

BREEAM-NL De Monarch IConstatering

Afval Logistiek en transport ProcesGeld Afval scheiden op de bouwplaats

kost veel tijd (3)Veel onderdelen waren ingekocht. Met terugwerkende kracht moesten de bewijsvoeringen geregeld worden wat veel tijd kostte (1)

Er moet enorm veel werk verzet worden om aan credits te voldoen (arbeidsinten-sief). Er is 3500 extra tijd besteed aan BREEAM-NL dan gepland (5)

credit WST 2: De aantoonbaarheid van recycling was moeilijk omdat aangetoond moest worden dat het in dezelfde gebouw of andere gebouw terug moest komen (2)

Vermelding van algemeenheden in het contract vergroot de onduidelijkheid (2)

Organisatie Contractueel vanuit BREEAM-NL niet mogelijk om onderaannemers zelf verantwoordelijk te stellen om afval zelf te scheiden en te verwerken (1)

Portier registreerde de kilometers en CO2- uitstoot (2)

De assessoren staan niet op één lijn (1)

Geen controle op de bouwplaats of afvalcontainers goed gebruikt worden (2)

De taken en verantwoordelijkheden waren goed verdeeld (2)

Weinig aandacht aan logistiek plan besteed, wat voor drukte op de bouwplaats zorgde (1)

Het kostte veel tijd om de gedachtegan-gen van het uitvoerend personeel op een lijn te zetten (2)

Veel onderdelen waren ingekocht. Met terugwerkende kracht moesten de bewijsvoeringen geregeld worden wat veel tijd kostte (1)

De inzet van een interne BREEAM-NL expert is belangrijk (2)

Tijd De aantoonbaarheid van recycling was moeilijk omdat aangetoond moest worden dat het in dezelfde gebouw of andere gebouw terug moest komen (2)

Tijd gaat boven volle vrachtwagens (1) De taken en verantwoordelijkheden waren goed verdeeld (2)

Dagelijks is Sita met een laadkraan naar de Monarch I gegaan om een afvalstroom in zijn totaliteit mee te nemen (2)

Er moet enorm veel werk verzet worden om aan credits te voldoen (arbeidsinten-sief). Er is 3500 extra tijd besteed aan BREEAM-NL dan gepland (5)

Afval scheiden op de bouwplaats kost veel tijd (3)

Veel wachttijden bij de verticale trans-porten (bouwlift) (1)

Iedere twee weken werd informatie met betrekking tot afval verkregen van de afvalverwerker (2)

Informatie De aantoonbaarheid van recycling was moeilijk omdat aangetoond moest worden dat het in hetzelfde gebouw of andere gebouw terug moest komen (2)

Kilometerregistratie is waardeloos (2) Vermelding van algemeenheden in het contract vergroot de onduidelijkheid (2)

De eis ‘afdekken van containers’ in de BRL is onduidelijk (4)

De eis: verplichte ‘gescheiden trans-portzones’ is onduidelijk (1)

Duurzame kwaliteit

Er zijn 6 containers geplaatst voor WST 1 (1)

Weinig aandacht aan logistiek plan besteed, wat voor drukte op de bouwplaats zorgde (1)

De bouwplaats had schoner gekund (1)

Geen controle op de bouwplaats of afvalcontainers goed gebruikt worden (2)

Veel onderdelen waren ingekocht. Met terugwerkende kracht moesten de bewijsvoeringen geregeld worden wat veel tijd kostte (1)Geen beloning voor asbestsanering

(1)

Veel verpakkingsmateriaal is veel afval. Dit moet en kan verminderd worden (1)

Het ‘minimum beperken van afval’ in de BRL is onduidelijk (1)

Başak Karabulut

Page 80: Download onderzoek
Page 81: Download onderzoek

04 Smart Building Logistics Laan van Meerdervoort Groene Toren

Page 82: Download onderzoek

82Masterscriptie

04 Smart Building LogisticsDit hoofdstuk richt zich op Smart Building Logistics. De deelvraag gekoppeld aan dit hoofdstuk luidt: ‘Op welke onderdelen van afval, logistiek en transport is verbetering nodig om het proces in Smart Building Logistics te optimaliseren?’. Om deze vraag te beantwoorden, zal allereerst worden toegelicht hoe SBL is ontwikkeld. Hierna worden de kenmerken ervan onder de loep genomen. Tenslotte zullen de positieve en negatieve praktijkervaringen van aannemers worden toegelicht.

4.1 Ontwikkeling SBLZoals reeds in hoofdstuk 1 is beschreven, vormt transport volgens Pronk het knelpunt bij uitstek in het bouwproces. Te late of incomplete leveringen van materialen zorgen voor grote vertragingen en een grotere frequentie van vervoersstromen naar de bouwplaats (Van Amstel, 2012). Pronk en Van der Heijden van UTS Nederland hebben daarom samen de methode SBL ontwikkeld. Het eerste pilotproject waarin deze methode werd toegepast was het project Laan van Meerdervoort in Den Haag. Het project verliep goed. Er is een overall kostenverlaging van de bouwkosten met ongeveer drie tot vijf procent gerealiseerd. Het transport voor de aanvoer van bouwmaterialen en afvoer van bouwafval is met negentig trailerladingen verminderd ten opzichte van de gestelde doelen (TNO, 2012). Dit motiveerde om verder te gaan. Ook de Groene Toren in Den Haag zijn uitgevoerd met behulp van SBL. Inmiddels is SBL geïmplementeerd in zijn vijf projecten, te weten: Rabobank in Utrecht, C&A in Den Haag, Groene Toren in Den Haag, Laan van Meerdervoort in Den Haag en het Haags popcentrum. De enorme kracht van deze methode is dat het niet in de studeerkamer is ontworpen, maar vanuit de praktijk.

4.2 Kenmerken SBLSBL is dus een logistieke methode voor de afbouwfase in het uitvoeringsproces. Voordat wordt ingegaan op de kenmerken ervan, is het relevant om te beseffen hoe an sich transport verloopt en welke route de materialen moeten afleggen om op de bouwplaats te komen. SBR (2012 b) heeft een procesboom samengesteld waarin de levenscyclus van de hoeveelheid vierkante meter product toegepast in een bouwwerk is weergegeven (figuur 4.1). De hoofdfase in dit proces zijn:• Proces;• Productiefase;• Transportfase;• Bouwfase;• Gebruiksfase;• Sloopfase;• Verwerkingsfase.Opvallend is dat bij het gehele proces transport nodig is en dat bij de productiefase, bouwfase, gebruiksfase en sloopfase afvalstromen of restmaterialen vrijkomen die weer hergebruikt, verwerkt of verbrand worden, waarvoor ook weer transporten nodig zijn. Er gaat dus materiaal verloren tijdens de aanvoer, opslag en het bouwen zelf. Het precieze verlies is sterk afhankelijk van de toepassing, de bouwplaats en de zorgvuldigheid van handelen (SBK, 2010). De percentages van de materialen die verloren gaan op de bouwplaatsen, tijdens transporten, en door beschadiging en weersinvloeden (SBK, 2010) zijn de volgende:

Fig. 4.1: Opslagplaats SBL stellingen in UTS Abbink

Fig. 4.2: SBL schematisch weergegeven

Page 83: Download onderzoek

83Başak Karabulut

• Prefab producten: vijf procent• In-situ producten (producten die op maar op de bouwplaats

gemaakt worden zoals metselstenen): tien procent• Hulp- en afwerkingsmaterialen (kitten, lijmen en verven): vijftien

procentDe categorie van hulp en afwerkingsmaterialen scoort het hoogst omdat na verloop van tijd de restanten onbruikbaar worden. Ook blijft veel materiaal achter in de verpakkingen of op de applicatiemiddelen (SBK, 2010). Een project valt of staat dus met transport. Daarnaast gaan tijdens transporten ook materialen verloren.

• SBL is een methode waarbij er een HUB wordt geplaatst tussen de productiefase en de bouwfase (figuur 4.3). Meer specifiek zien de kenmerken hiervan er als volgt uit (thewikiofsmartbuildinglogistics.nl):

• Materialen en afval worden opgeslagen in een UTS vestiging;• ust-In-Time delivery op de werkplaats;• Ketenintegraties in de bouwketen;• Afval wordt gescheiden in afvalbakken op de werkplek;• Materialen worden geleverd op de werkplek, wat tijdswinst geeft

voor de aannemer;• Het zorgt voor 40 procent minder transportbewegingen;• Het heeft een recycling graad van 95 procent;• Minder CO2-uitstoot.

Voorwaarde voor het toepassen van dit concept door aannemers en onderaannemers is de gemeenschappelijke werkplanning, zoals vastgesteld door aannemer en onderaannemers voorafgaand aan de daadwerkelijke bouwwerkzaamheden. Daartoe wordt de Lean Six Sigma methodiek gehanteerd. Uit deze aanpak volgt een gedetailleerd werkplan en een transportplanning voor UTS Nederland. De aannemer en onderaannemers blijven zelf in charge wat betreft de inkoop en bestelling van bouwmaterialen bij de toeleveranciers, waarbij deze laatste partij veel meer ruimte krijgt voor het optimaliseren van productiebatches, van het gebruik van verpakkingsmaterialen en van de beladingsgraad van het transport. Voor de aannemer en onderaannemers resulteert dit in aanzienlijke besparingen in bouwtijd en een hogere effectiviteit van bouwwerkzaamheden. De juiste bouwmaterialen worden door UTS in de juiste hoeveelheid en op tijd klaargezet op de bouwlocatie Nederland (TNO, 2012).

De bouwmaterialen worden op een overslaglocaties van UTS Nederland ‘transportgereed’ klaargezet op het moment dat dit wordt aangegeven vanuit de bouwlocatie. De materialen staan opgeslagen in paletstellingen, containers of losse vierkante meters als het materiaal niet in containers past. De toeleveranciers leveren op de overslaglocatie van UTS Nederland en kunnen hierdoor ook hun beladingsgraad optimaliseren (TNO, 2012). Pronk legt in Afval (2011) uit dat vanuit een UTS vestiging om de drie tot vier dagen de benodigdheden naar de locatie worden gebracht. Op de terugweg wordt het afval meegenomen. Op de bouwlocatie wordt het afval gescheiden en mobiel gemaakt. Vervolgens wordt het verwerkt op de UTS vestiging in een speciaal daarvoor opgezette milieustraat (Afval, 2011). Bijkomend voordeel voor de toeleveranciers is dat ze niet

Fig. 4.3: Procesboom met de levenscyclus van x m2 product, toegepast in een bouwwerk (SBR, 2012)

Page 84: Download onderzoek

84Masterscriptie

meer naar de vaak moeilijk bereikbare bouwlocaties in de binnenstad hoeven te rijden en daarmee transporttijd en kosten besparen (TNO, 2012). De afvalbedrijven merken echter de gevolgen hiervan, omdat ze door dit concept niet meer welkom zijn op de bouwlocatie. De heer Pronk ziet hierin juist voordelen voor de afvalbedrijven, doordat dezelfde hoeveelheid afval keurig wordt aangeboden in bakken en op een betere locatie, namelijk een UTS vestiging. Bovendien worden de afvalgroepen schoner aangeleverd. Ook hoeven de transporteurs de binnenstad niet in te rijden, de bouwplaats op te rijden met pasjes en toegangscontroles en hoeven ze niet stil te staan in de spits (Afval, 2011). Op de overslaglocatie van UTS Nederland vindt een vroegtijdige controle plaats van de geleverde bouwmaterialen op juiste materialen en hoeveelheden. Dit voorkomt verassingen op het laatste ogenblik (TNO, 2012). André van Herk, algemeen directeur UTS Nederland geeft aan dat de zendingen eveneens op aantal, specificaties en eventuele schade worden gecontroleerd. Als er iets niet correct is, wordt hierop onmiddellijk geanticipeerd (Oerlemans, 2011). De materialen voor de bouwplaats worden buiten de spitstijd bezorgd, dus vroeg in de ochtend, tussen 7:00 en 8:00 uur, en ’s avonds laat, tussen 17:00 en 22:00 uur. Volgens TNO (2012) is de combinatie van aanvoer van bouwmaterialen en retourvracht van bouwafval in één transportrit uniek in dit concept. Daarmee kunnen onnodige lege transportkilometers bespaard worden en is de bouwplaats zelf opgeruimder, beter toegankelijk en veiliger. Voor de aannemers en onderaannemers betekent dit een vermindering van logistieke handelingen op de bouwplaats en een focus op hun corebusiness, het bouwen (TNO, 2012). De logistiek en de transportbewegingen op de bouwplaats worden dus efficiënter door gebruikmaking van SBL.

Laan van MeerdervoortActor Bedrijf Functie

Chris Pronk BAM PrijectleiderErwin Vermeulen BAM WerkvoorbereiderLeen Stigter BAM/ UTS UitvoerderLodewijk Bosscher UTS Facilitair managerMark Rijsdijk SBR Vloeren en

Interieur B.V.Directeur

Marco van Berger Desso vloeren Projectleider duurzaamheid

Tabel. 4.1: Geïnterviewden

In verschillende artikelen worden uitspraken gedaan over SBL. Zo wordt gesteld dat SBL een proces is waarin veiligheid, milieu, efficiëntie en kwaliteit zij aan zij oprukken. En dat deze manier van werken in veel gevallen voor een versnelde realisatie van bouwprojecten zorgt (Van Stijn, 2011). Ook wordt beweerd dat het zorgt voor efficiëntere logistiek in de hele bouwketen en dat er minder frustraties bij vakmensen en opzichters ontstaan (Oerlemans, 2011). Kortom, SBL brengt een geïntegreerde samenwerking teweeg en zorgt ervoor dat er goed wordt nagedacht over afval, logistiek en transport voordat een project start. Hoe worden materialen geleverd? Hoe kan afval worden gescheiden, en gerecycled? Hoe gaan logistiek en transport verlopen? Door deze belangrijke vragen ruim voor de start van een project te beantwoorden, wordt de kans op verrassingen geminimaliseerd. Samen met de onderaannemers draagt de hoofdaannemers zorg voor een uitgebreid

“UTS heeft een CO2 neutraal programma en dat betekent dat alle afgelegde kilometers met de vrachtwagens het CO2 uitstoot wordt gecompenseerd. ”

Lodewijk Bosscher, Facilitair Manager UTS Nederland

“Er is heel veel weerstand om af te wijken van de normale wijze voor afvoer van tapijtafval.”

Marco van Bergen, Projectleider Duurzaaamheid; DESSO

Page 85: Download onderzoek

85Başak Karabulut

logistiek plan waarin de precieze hoeveelheid materialen staan toegelicht. Dit betekent dat die hoeveelheid materiaal wordt ingekocht die nodig is. Zo wordt de kans op restanten verkleind. Ook zorgt de hoofdaannemer ervoor dat in een vroeg stadium wordt overlegd met de producent, zodat het product kan worden teruggebracht als grondstof, in plaats van de afvoer over te laten aan de afvalverwerker. In de transportfase worden de materialen van de leveranciers in grote hoeveelheden (honderd procent beladingsgraad) vervoerd naar de HUB, waar het voor een lange periode wordt opgeslagen. Dit betekent dat materialen niet overbodig op de bouwplaats staan en nauwelijks worden aangetast door weersomstandigheden. Tenslotte is het belangrijkste dat de afvalstromen die verwerkt worden tijdens de constructie gebouw terug worden meegenomen door de logistieke dienstverlener naar de HUB, hetgeen de hoeveelheid transportbewegingen reduceert.

4.3 Positieve en negatieve ervaringen van aannemers met SBL In deze paragraaf zullen de positieve en negatieve ervaringen van aannemers bij de casus Laan van Meerdervoort en de Groene Toren worden besproken.

Casus Laan van Meerdervoort te Den HaagDit project betreft de herontwikkeling van een voormalige huishoudschool en voormalig politiebureau waarbij AM optrad als opdrachtgever, onderdeel van Koninklijke BAM Groep. Het was een pilotproject waarin SBL is toegepast. De voormalige huishoudschool en het politiebureau werden herontwikkeld in een appartementengebouw met 10 appartementen, 2 stadswoningen en een praktijkruimte. Duurzaamheid was hierbij een integraal onderdeel van het project. De renovatie- en verbouwingswerkzaamheden zijn uitgevoerd door BAM HABO (AM.nl, 2011). Bij het begintraject van dit project, voordat SBL werd toegepast, stonden de straten zo vol dat er niet meer in kon worden gereden. Ook was het meenemen van het afval naar UTS hierin nog niet opgenomen. UTS zorgde er wel voor dat het afval van de werkplek naar de aanwezige containers op de bouwplaats werd gebracht. Dus SBL is toegepast tot aan de containers. Het heeft geresulteerd in een vermindering van het transport met negentig trailerladingen. De afstemming waar en op welk moment welke materialen moeten komen is gecoördineerd door BAM in LEAN sessies waarbij UTS een LEAN partner is. Voor deze case zijn 6 mensen geïnterviewd, waarvan één interview van internet is gebruik omdat op het laatste moment het interview was afgezegd.

Toelichting resultatenAfvalDe LEAN sessies zorgden ervoor dat er intensief kon worden overlegd over de vraag hoe afval gescheiden ging worden. Dit is uiteindelijk gedaan in afvalbakken op de werkplek. SBL is toegepast van de werkplek naar de bouwplaats, omdat het afvoeren van het afval naar de SBL locatie pas later in het beeld kwam. De afvalverwerker heeft al het afval dus direct vanaf de bouwplaats getransporteerd.

“Aannemers denken traditioneel: “Wat we niet nodig hebben gooien we weg.”

Chris Pronk, Adjunct Directeur BAM HABO b.v.

Fig. 4.4: Project Laan van Meerdervoort (architektenkombinatie.nl, 2012)

Page 86: Download onderzoek

86Masterscriptie

SBL Laan van MeerdervoortConstatering

Afval Logistiek en transport ProcesGeld Het loodgietersbedrijf had 2 man in-

gezet, normaal gesproken worden 2 man extra ingezet om spullen te halen en te brengen (1)

Organisatie Afvalverwerking ging op traditionele manier, omdat SBL er later bijkwam (1)

Toepassing van Lean sessies zorgde voor uitgebreide overleg (2)

Positiviteit onder de werknemers (2)

Mensen kunnen meteen aan de slag op de bouwplaats (2)

Schone en opgeruimde bouwplaats en werkplek (2)

Onderaannemers bestelden zelf de materialen (1)

De onderaannemer SBR Vloeren had weinig met SBL te maken gehad (1)

Het materiaal werd soms op de ver-keerde plek gezet (1)

Producten werden iedere keer door iemand anders gebracht vanuit UTS en dit zorgde voor verwarring (2)

Er werd niet altijd Just in Time geleverd, wanwege filevorming door ongeluk (1)

Materiaalkennis van UTS was onvol-doende (2)

Tijd Aanvoer is afvoer (3) Er is een uitgebreide werkplan gemaakt (2)

Leveringen zijn gedaan buiten de spits; tussen 06:30-06:45 uur (3)

Het loodgietersbedrijf had 2 man in-gezet, normaal gesproken worden 2 man extra ingezet om spullen te halen en te brengen (1)

Materiaalkennis van UTS was onvol-doende (2)

Informatie Totaal 44092 tonnage afval geproduceerd. De doelstelling was 58,13 tonnage (bewijsmateriaal WST 1)

Pick order lijst was handig (2) Materiaalkennis van UTS was onvol-doende (2)Totaal 44092 kg CO2 geproduceerd

(Bewijsmateriaal MAN 3)

Duurzame kwaliteit

3 afvalbakken toegepast op de werk-plek (karton, papier, gemixt) (1)

Logistieke lijn is directer (1) Schone en opgeruimde bouwplaats en werkplek (2)

Kwaliteitscontrole is gedaan bij UTS (2)

Er waren geen overbodige vrachtwa-gens (1)

Tabel 4.2: Project Laan van Meerdervoort

Logistiek en transportSBL zorgt ervoor dat er geen ‘sjouwers’ hoeven te worden ingezet en door de UTS HUB zijn er geen overbodige vrachtwagens nodig. Dit scheelt in zowel tijd als kosten, en resulteert in een duurzamere kwaliteit. De leveringen van de UTS HUB naar het project vonden buiten de spits plaats, tot 6:45 uur. De materialen werden op de aangegeven zone op de werkplek neergezet en het afval werd direct meegenomen. Belangrijk hierbij is dat de vrachtwagens voor de aanvoer en afvoer honderd procent beladen waren. Dit was organisatorisch erg overzichtelijk en bespaarde tijd. De werknemers op de bouw konden direct aan de slag. Wat verder naar voren kwam tijdens de interviews was dat de materialen in enkele gevallen op de verkeerde verdieping stonden of dat het afval op de verkeerde zone stond. Dit kwam doordat de leveringen vanuit UTS iedere keer weer door iemand anders werden gedaan. Ook

Fig. 4.5: Vrachtwagen van de HUB naar de bouwplaats (afvalonline.nl, 2012)

Page 87: Download onderzoek

87Başak Karabulut

kwam het wel eens voor dat niet Just in Time kon worden geleverd, vanwege een file of ongeluk. Dit zorgde ervoor dat de bouw tot stilstand kwam. Ondanks dat de logistiek en het transport organisatorisch aardig goed verliepen, kunnen deze processen in de toekomst verder worden verbeterd door een vaste UTS ploeg in te zetten. De communicatie zal dan beter verlopen. Materialen en afval zullen daarenboven in de goede zone worden geplaatst.

ProcesDe werknemers op de bouwplaats waren erg positief over dit concept en vonden het fijn dat ze direct aan de slag konden, en dat de bouwplaats schoon en georganiseerd was. Een negatieve ervaring was dat de elektricien tijdens het project afhaakte door zijn materialen direct naar de bouwplaats te brengen in plaats van de UTS HUB. De elektricien was van mening dat als de spullen naar UTS werden gebracht, hij dan zijn financiële verantwoording kwijt zou zijn. Het blijkt dat SBL toch voor een bepaalde angst en onzekerheid kan zorgen, waardoor onderaannemers ervoor kiezen anders te handelen.

Conclusie casusOmdat SBL tijdens de uitvoering van start is gegaan, heeft de afvalverwerker het afval direct getransporteerd en gerecycled. Het afval werd gescheiden in afvalbakken en werd vervolgens gedeponeerd in afvalcontainers op de bouwplaats. De LEAN sessies waarborgden intensief overleg en maakten een uitgebreide planning realiseerbaar. Ondanks dat de materialen op de verkeerde zones werden geplaatst of het afval op de verkeerde zone stond, vonden de geïnterviewden de methode SBL fijn om mee te werken. De leveringen werden namelijk buiten de spits verricht, waarop indien nodig direct aangestuurd kon worden. De materialen werden in de desbetreffende zone op de werkplek gezet (figuur 4.6).

Fig. 4.6: Zones (BAM, 2012)

Page 88: Download onderzoek

88Masterscriptie

Tabel 4.3: Project Post NL toren

SBL Groen TorenConstatering

Afval Logistiek en transport ProcesGeld Oude sanitair en tegels werden

eerste schoongemaakt bij UTS Ab-bink en gingen vervolgens naar de producent voor recycling (1)

Aanvoer = afvoer (retourlogistiek) (3) Er is 100% meerwerk gerealiseerd in dezelfde tijd, wat uniek is (2)Het stukje zorg en risico wordt bij de

onderaannemers weggehaald (2)

Organisatie UTS Abbink was de opslagplaats voor materiaal en afval (3)

De LEAN methodiek is toegepast voor een uitgebreide planning en dat werkte goed (3)

De vakman kon puur zijn vak uitvoeren (2)

Afval is gescheiden op de bouw-plaats in afvalbakken en vervolgens in afvalcontainers bij UTS Abbink (2)

Het stukje zorg en risico wordt bij de onderaannemers weggehaald (2)

Producten werden elke keer door ie-mand anders gebracht, dus was er geen overzicht over de verantwoordelijkheid (1)Duidelijke afspraken gemaakt voor

sorteringen van afval op de bouw-plaats (1)

Soms werden spullen niet afgevoerd, stonden materialen op de verkeerde plek en werden verkeerde materialen geleverd (4)

Tijd De zones voor aanvoer van materi-aal en afvoer van afval op de bouw-plaats/ werkplek werden duidelijk aangegeven (3)

De leveringen waren buiten de spits: 19:00-23:00 uur. Het was daarom moeilijk om bij te sturen (3)

Er is 100% meerwerk gerealiseerd in dezelfde tijd, wat uniek is (2)

Het was een logistieke winst omdat 24 palets in plaats van 4 palets per keer vervoerd konden worden door Desso (1)

De vakman kon puur zijn vak uitvoeren (2)

Soms was het ruim van te voren plannen met onderaannemers lastig (1)

Informatie De LEAN methodiek is toegepast voor een uitgebreide planning en dat werkte goed (3)

De kennis van UTS over bouwmaterialen was nog schaars dat voor de problemen zorgde (2)

UTS kreeg de bestellingen door van de werkvoorbereider van de BAM in plaats van verschillende onderaan-nemers (1)

Als communicatiemiddel werd ‘Docstream’ gebruikt (1)

Aanvoer = afvoer (retourlogistiek) (3)

UTS communiceerde met de afvalverwerkers (1)

Pick order lijst was handig (1)

Duurzame kwaliteit

Vloertegels zijn gerecycled en teruggebracht als grondstof door Desso (3)

Het was een logistieke winst omdat 24 palets in plaats van 4 palets per keer vervoerd konden worden door Desso (1)

Het zorgde voor een georganiseerde bouwplaats (2)

Oude sanitair en tegels werden eerste schoongemaakt bij UTS Abbink en ging vervolgens naar de producent voor recycling (1)

Page 89: Download onderzoek

89Başak Karabulut

Casus de Groene Toren te Den HaagDit project betreft het bestaande kantoorgebouw de Groene Toren gelegen in Den Haag met negentien etages. Het is in eigendom van ING-Real Estate en wordt geheel verhuurd aan Post NL. Concreet betreft het een bruto oppervlakte van ongeveer 30.000 vierkante meter. Het werk omvat de bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden ten behoeve van de modernisering van het kantoor. Onderdeel van de renovatie waren het geschikt maken van het gebouw voor meer werkplekken en de upgrading van een G-energielabel naar een C-label (BAM, 2012). De bouwplaats van dit project was het bouwwerk zelf. Iedere twee weken werd met een nieuwe etage gestart en iedere etage had acht weken bouwtijd. Dus de renovaties vonden telkens op vier etages tegelijk plaats en de rest van de etages waren in gebruik door de huurder. Tijdens verschillende interviews werd duidelijk dat er ongeveer 1.000 mensen het pand waren gehuisvest. Voordat het project startte zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de vraag hoe afval gescheiden ging worden en is er een logistiek plan opgesteld over de transportbewegingen naar UTS Abbink en van UTS Abbink naar de bouwplaats en terug.

Toelichting resultatenAfvalAfval werd gescheiden op de bouwplaats in afvalbakken in bepaalde zones. Elke dag was er een levering van UTS Abbink aan het project, waarbij de afvalbakken mee teruggenomen werden. Deze werkwijze wordt ook wel retourlogistiek genoemd. Het bespaart veel tijd. Het afval werd op UTS Abbink gesorteerd in afvalcontainers. Ook de componenten werden bij UTS uit elkaar gehaald en in de desbetreffende container geplaatst. Afval werd teruggebracht tot grondstof. Een voorbeeld hiervan is het porselein van de sloop. Dit werd schoongemaakt op UTS Abbink en vervolgens gerecycled bij de producent. Een ander voorbeeld zijn de bestaande tapijttegels in het gebouw van Desso. Deze zijn verwijderd en opgeslagen bij UTS Abbink. Uiteindelijk heeft het bedrijf Desso tijdens een nieuwe levering de oude tapijttegels mee teruggenomen. Helaas kon het verpakkingsmateriaal van de tapijttegels niet worden weggelaten in verband met het risico van kwaliteitsvermindering tijdens opslag bij UTS. Tenslotte zijn er in het gebouw 600 houten deuren gesloopt. Met eigenaren van hoogovens is er een contract afgesloten waarin staat dat zij de deuren verwerken om hun ketels te stoken en energie op te wekken. Dit zijn verschillende voorbeelden van het terugbrengen van afval tot grondstof.

Logistiek en transportZoals reeds aangegeven, werden er LEAN sessies op touw gezet. Er waren algemene LEAN sessies die voor de start van het project zijn georganiseerd. Daarnaast zijn tijdens de bouw iedere dag LEAN sessies op de bouwplaats gehouden van ongeveer vijftien minuten lang. Iedereen kon hier zijn verhaal doen en de taken van die dag konden worden besproken. Uit de interviews werd duidelijk dat het in het begin nog moeizaam ging met de onderaannemers. Dit omdat veel detailinformatie van onderaannemers werd verwacht om nauwkeurig in te kunnen plannen. De hoofdaannemer was tijdens dit project bereid om vooraf te betalen voor de grote hoeveelheid inkoop van

Fig. 4.7: de Groene toren dhnc.nl, 2012)

Fig. 4.8: Opslag in de loods (HUB)

Page 90: Download onderzoek

90Masterscriptie

materialen, omdat deze bedragen voor de onderaannemer te groot zouden kunnen zijn. Deze grote zorgde ervoor dat de kosten omlaag schoten. De hoeveelheden konden ook gemakkelijk opgeslagen worden bij UTS Abbink. Bij een regulier project wordt niet direct in grote hoeveelheden ingekocht. Volgens de uitvoerder wordt in het geval van SBL het transportrisico bij de onderaannemer weggehaald en komt het terecht bij de hoofdaannemer, dit gebeurt wel in overleg met de onderaannemer. De werkvoorbereider van de hoofdaannemer communiceerde met de leveranciers en speelde dit door naar de dossierbeheerder van UTS. De horizontale transportbewegingen vonden ’s avonds na de spits plaats. De materialen werden op de werkplek in de desbetreffende zones geplaatst. De verticale transporten vonden plaats via de twee interne liften. Een voordeel hiervan is dat de vakman direct kan starten met zijn werkzaamheden. Informatie - zoals de wekelijkse bestellijsten - werd uitgewisseld via Docstream. Ook is er een logistieke winst behaald doordat bijvoorbeeld de tapijttegels in één keer met 24 pallets konden worden vervoerd naar UTS, in plaats van met vier pallets per keer direct naar de bouwplaats. Daarom heeft dit project honderd procent meerwerk kunnen realiseren zonder enige vorm van vertraging. De sleutel tot dit succes is het intensief overleg dat heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de start van het project. Tijdens de interviews werd duidelijk dat ook bij dit project de materialen soms op de verkeerde plek werden gezet. Dit aspect verliep dus organisatorisch gezien niet geheel op rolletjes, hetgeen tijd kostte.

ProcesHet was een opgeruimde en georganiseerde bouwplaats. De onderaannemer SBR Vloeren had graag meer controle gehad op de geleverde materialen door zijn eigen personeel om het proces nog gestroomlijnder te laten verlopen. SBR Vloeren gaf aan dat er wel eens miscommunicatie plaatsvond met UTS omdat er geen vaste UTS kracht werd ingezet. Het proces kan dus nog soepeler verlopen door alerter te zijn en intensiever te overleggen.

Conclusie casusDe algemene LEAN sessie en de sessies die dagelijks op de bouwplaats zijn gehouden, werden door de professionals als positief gezien omdat er op deze manier goed gecommuniceerd wordt en eventuele problemen dagelijks besproken kunnen worden. Ook de leveringen van materialen op de werkplek in de desbetreffende zone en het direct retour transporteren van het afval door UTS werden als positief aangemerkt. Zo konden de werknemers direct aan de slag en lekte er geen tijd weg door het onnodig verplaatsen van materialen. De overeenkomsten die vooraf werden afgesloten, bijvoorbeeld met Desso, werden ook positief gezien. De tapijttegels werden teruggebracht tot grondstof. En werden nieuwe leveringen gecombineerd met de afvoer van de oude tapijttegels die opgeslagen stonden bij UTS. Kortom, door SBL kon er honderd procent meerwerk worden gerealiseerd in hetzelfde tijdsbestek – een werkelijk uniek resultaat.

Fig. 4.9: Loods (HUB)

Page 91: Download onderzoek

91Başak Karabulut

4.5 ConclusieIn dit hoofdstuk is onderzocht, niet alleen in theorie maar ook in de praktijk, of SBL op de onderdelen afval, logistiek en transport verbetering behoeft aan de hand van de casussen Laan van Meerdervoort en de Groene Toren in Den Haag.

De interviews staan de conclusie toe dat SBL een positieve bijdrage levert aan de logistiek en de organisatie op de bouwplaats in de voorbereidingsfase. Alles wijst erop dat werknemers het fijn vinden dat ze onmiddellijk aan de slag kunnen en niet eerst met materiaal hoeven te sjouwen. Uit de interviews mag worden geconcludeerd dat het vooraf overleggen met de producent om het materiaal van een bestaand gebouw te recyclen en dat vast te leggen als erg positief werd ervaren. Normaliter wordt deze verantwoordelijkheid gelegd bij onderaannemer en afvalverwerker. Ook het opstellen van een uitgebreid logistiek plan met behulp van LEAN sessies had een niet te onderschatten positieve bijdrage. Alle transporten verliepen georganiseerd. Wel kostte het in het begin moeite om de onderaannemers enthousiast te krijgen. De communicatie tussen de verschillende partijen verliep goed. De werkvoorbereider van de hoofdaannemer was het aanspreekpunt voor de onderaannemers en de logistieke dienstverlener. De logistieke deinsverlener communiceerde met met de leveranciers. Alle informatie werd online gedeeld via ‘Docstream’. De meerderheid van de geïnterviewden heeft aangegeven dat het personeel van de logistieke dienstverlener iedere keer uit andere werknemers bestond. De consequentie hiervan was dat het materiaal wel eens op de verkeerde verdieping en in de verkeerde zone werd geplaatst, hetgeen uiteindelijk leidde tot tijdverlies. Verder waren de geïnterviewden de mening toegedaan dat kennis over bouwmaterialen niet voldoende aanwezig was bij de logistieke dienstverlener. Dit had tot gevolg dat verkeerde materialen werden geleverd. Verder waren de meningen verdeeld over het feit dat bepaalde taken door de hoofdaannemer uit handen van de onderaannemers werd genomen. Deze taak, de inkoop van materialen, worden normaliter uitgevoerd door onderaannemers. SBL zorgt ervoor dat de hoofdaannemer in goed overleg met de onderaannemer, een grote hoeveelheid materiaal kan inkopen en deze taak dan overneemt als de onderaannemer de handelingen niet kan uitvoeren. De onderaannemers kunnen zich dan concentreren op de uitvoering van het werk. De consequentie hiervan is dat onderaannemers een bepaalde angst ontwikkelen voor SBL en er eventueel voor kiezen om niet mee te gaan in SBL.

Het merendeel van de geïnterviewden vindt de bouwplaats georganiseerd en opgeruimd en hebben de uitvoerende partijen het scheiden van afval op de bouwplaats in bakken als positief ervaren.

Organistie

Duurzame kwaliteit

Tijd

Informatie

Geld

Page 92: Download onderzoek
Page 93: Download onderzoek

05 BREEAM-NL ÉN SBL

Page 94: Download onderzoek

94Masterscriptie

05 BREEAM-NL ÉN SBL In dit hoofdstuk wordt de deelvraag ‘Hoe kan SBL een bijdrage leveren aan het oplossen van één of meerdere punten van BREEAM-NL?’, beantwoord. Voor de beantwoording van deze vraag was het aanvankelijk de intentie om het project de Monarch II te observeren - het eerste project waarin BREEAM-NL in combinatie met SBL zal worden toegepast. Tijdens mijn onderzoek werd echter al snel duidelijk dat deze observering niet te rijmen viel met de tijdsplanning van deze scriptie. Daarom is deze deelvraag beantwoord op basis van resultaten van de twee voorgaande hoofdstukken. Om te beginnen worden de SBL aspecten die een raakvlak hebben met BREEAM-NL toegelicht. Vervolgens wordt aandacht geschonken aan de bijdrage van SBL aan het proces BREEAM-NL, specifiek met betrekking tot de aspecten afval, logistiek en transport in de uitvoeringsfase. Tenslotte wordt toegelicht op welke wijze SBL een bijdrage kan leveren aan het gehele bouwproces.

5.1 Raakvlak SBL met BREEAM-NLMet behulp van de resultaten uit de hoofdstukken 3 en 4 wordt een antwoord geformuleerd op de vraag: ‘Welke aspecten van SBL hebben een raakvlak met de credits van BREEAM-NL?’. Analyses van BREEAM-NL en SBL zijn samengebracht. Vervolgens is bepaald waar de gebreken in BREEAM-NL zitten die door SBL kunnen worden opgevuld. Dit om BREEAM-NL werkbaarder en toegankelijker te maken voor aannemers, onderaannemers en leveranciers. Om de raakvlakken te bepalen is er een schema voor BREEAM-NL en een schema SBL ontwikkeld (figuren 5.1 en 5.2). Bij figuur 5,1, waarin BREEAM-NL wordt getoond, valt op dat de hoofdaannemer in de voorbereiding opdracht geeft aan de onderaannemers en dat de onderaannemer contacten legt met de leverancier voor de inkoop van materialen. De materialen worden door leveranciers ofp roducenten geleverd op de bouwplaats. Dit gaat altijd in afstemming en overleg met de uitvoerder op de bouwplaats. Tijdpad en hoeveelheid worden dus op dat moment bepaald, waardoor de bouwplaats ongeorganiseerd kan zijn. De leveranciers hebben dikwijls meerdere adressen waar ze de materialen leveren en gaan met een lege vrachtwagen terug. Vanuit BREEAM-NL moeten deze vervoersstromen worden geregistreerd. Verder wordt vanuit BREEAM-NL in dezen aangegeven dat afval gescheiden dient te worden op de bouwplaats, minimaal in vier groepen. De containers worden op afroep van de uitvoerder meegenomen door de afvalverwerker, die het verder verwerkt. De afvalverwerker heeft dikwijls eveneens meerdere adressen. In figuur 5.2 wordt verder aangegeven waar de toevoeging van SBL ligt, en dat is het middenstuk: de HUB. Dit is het centrale punt waar alles wordt verzameld en van waaruit de verdere distributie plaatsvindt.

De aspecten waarmee beide een raakvlak hebben, zijn:

Kilometerregistratie: BREEAM-NL vraagt registraties van de gemaakte kilometers in credit MAN 3. Het raakvlak met SBL is dat deze registratie is geïntegreerd in SBL. De logistieke dienstverlener en de afvalverwerker dragen zorg voor het vastleggen en beheren van deze gegevens. Normaliter zouden hoofdaannemer en afvalverwerker hiervoor verantwoordelijk zijn.

Page 95: Download onderzoek

95Başak Karabulut

Registratie voor hoeveelheid afval: BREEAM-NL vraagt vanuit credit WST 1 om de totale hoeveelheid afval gemaakt voor het desbetreffende bouwproject. Ook wordt de vraag opgeworpen of de gestelde doelen daadwerkelijk zijn behaald maar er wordt hierop niet beoordeeld. Het raakvlak met SBL is dat deze handelingen zijn geïntegreerd in SBL. De logistieke dienstverlener en de afvalverwerker verzorgen het vastleggen en beheren van deze gegevens. Normaliter behoorden deze activiteiten tot het takenpakket van de hoofdaannemer en afvalverwerker.

Afval scheiden op de bouwplaats: BREEAM-NL vraagt voor de credit Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) om minimaal vier afvalgroepen op de bouwplaats. Een innovatiepunt kan worden gescoord indien er sprake is van zes afvalgroepen op de bouwplaats. Het raakvlak met SBL hierin is dat SBL zorgt dat afval wordt gescheiden op de bouwplaats en dagelijks wordt opgehaald door de logistieke dienstverlener, die de materialen aflevert. Het afval wordt verder gescheiden op de HUB. Dit zorgt ervoor dat aannemers en onderaannemers bewust omgaan met afval. Er worden zones vastgesteld en de bouwplaats is opgeruimd. Daarnaast wordt een oplossing geboden voor binnenstedelijke projecten, die niet in BREEAM-NL zijn meegenomen.

Recyclen: BREEAM-NL vraagt voor credit WST 1 dat tachtig procent van het recyclebare bouwmateriaal wordt hergebruikt of gerecycled. Ook wordt voor checklist A3, van de credit Milieu-impact op de bouwplaats (MAN 3) gevraagd om het afval tot een minimum te beperken en te recyclen. De raakvlakken met SBL hierin zijn de LEAN sessies, die ervoor zorgen dat goed wordt nagedacht over recycling van materialen en afval alvorens contact te leggen met producenten. Daarnaast zorgt de logistiek dienstverlener ervoor dat het afval wordt meegenomen naar de HUB, om het afval vervolgens verder te scheiden in containers, de componenten los te maken en het sanitair schoon te maken. Hierna wordt het meegenomen door een afvalverwerker of door een producent voor de recycling van het afval. De producent kan dit ook direct meenemen als hij materialen levert.

Kortom, er zijn de nodige raakvlakken tussen BREEAM-NL en SBL. In de volgende paragraaf wordt de bijdrage van SBL aan BREEAM-NL uitgewerkt.

5.2 Bijdrage SBL aan BREEAM-NLIn deze paragraaf wordt de vraag ‘Hoe kan SBL een bijdrage leveren aan het proces van BREEAM-NL m?’ beantwoord. Dit zal wederom gebeuren aan de hand van de gegevens uit de hoofdstukken 3 en 4.

De geanalyseerde data staan de conclusie toe dat SBL een bijdrage levert aan logistiek en transport, allereerst omdat voorafgaand hieraan een gedetailleerd logistiek plan wordt opgesteld in intensief overleg tussen hoofdaannemer, logistieke dienstverlener en onderaannemers. Dit plan heeft als voordeel dat uiteindelijk tijd wordt gewonnen en geld bespaard. De tweede bijdrage wordt geleverd door de vestiging van de logistieke dienstverlener als opslagplaats (HUB) te gebruiken voor alle

Page 96: Download onderzoek

96Masterscriptie

materialen die in grote hoeveelheden worden ingekocht, en door vanaf deze opslagplaats dagelijks leveringen te doen aan de bouwplaats. Dit is vooral toepasselijk bij de afbouwfase van binnenstedelijke nieuwbouw- of renovatieprojecten waar geen of slechts weinig bouwplaats voorhanden is. SBL zorgt ervoor dat de aanvoer van nieuwe materialen goed gecombineerd kan worden met de afvoer van afval. Het afval kan vervolgens bij de HUB worden opgeslagen totdat er een volume is bereikt dat met de volle honderd procent beladingsgraad kan worden meegenomen door de afvalverwerker of producent. Ten derde geeft SBL een bijdrage door efficiënte inkoop van materialen, doordat in de voorbereidingen intensief overleg plaatsvindt met hoofdaannemer, logistiek dienstverlener en onderaannemers. Zo worden een overschot aan materialen en uiteindelijk afval gereduceerd. Ten vierde worden de verticale transporten efficiënter omdat materialen vroeg in de ochtend of laat in de avond, dus buiten de spits, op de werkplek worden geleverd. Bij de start van de bouw kan men onmiddellijk aan de slag zonder lange wachttijden bij de liften. Kortom, de bouwplaats is georganiseerder en schoner. Dus kan op basis hiervan geconcludeerd worden dat SBL het proces verduurzaamd.

Ook geeft SBL een bijdrage aan afval door dit afval op de werkplek te scheiden in bakken. Dit betekent dat de werknemer het afval niet in één container op de bouwplaats deponeert. Tijdens de levering van materialen vanuit de vestiging van de logistieke dienstverlener worden de afvalbakken op de werkplek opgehaald en gesorteerd in afvalcontainers op de vestiging van de logistieke dienstverlener. Naast het sorteren worden componenten van elkaar losgehaald en wordt het sanitair schoongemaakt voordat het wordt meegenomen door de afvalverwerker of producent. De verandering in dit proces is dat tijdens de leveringen van het materiaal door de producent, ook direct het afval die de producent kan hergebruiken wordt meegenomen. SBL zorgt er voor dat het direct door de producent meegenomen kan worden dan eerst het afvalverwekingsproces in te gaan van de afvalverwerker. Dit zijn minder handelingen die getroffen moeten worden en zorgt voor minder CO2-uitstoot. Kijkende naar het proces betekent het dat SBL bijdrage geeft in het bevorderen in het afvalverwekingsproces.

5.3 Bijdrage SBL aan gehele bouwprocesIn deze paragraaf wordt de vraag ‘Op welke manier kan SBL een bijdrage leveren aan het gehele bouwproces?’ beantwoord, opnieuw gebruikmakend van de gegevens uit de twee vorige hoofdstukken.

De bouwsector levert een grote bijdrage aan de milieuproblemen in Nederland. SBL zorgt voor minder CO2-uitstoot omdat er aanzienlijk minder vervoersbewegingen zijn in het logistiek proces van het bouwproces door de toepassing van de HUB. De logistiek loopt efficiënter en georganiseerder. Met alle betrokken partijen wordt een uitgebreid logistiek plan opgesteld. De bijdrage wordt dus gevormd door logistiek en transport van materialen en afval, en de organisatie hiervan. Omdat dit relevante onderwerpen zijn in het bouwproces, is de impact hiervan groot.

Page 97: Download onderzoek

Voorbereiding

Afvalverwerker

Levert geld op

Kost geld

Registraties

CO2 beleid

Kost Tijd

Communicatie

BREEAM-NL in de uitvoeringsfase

Hergebruik als materiaal+ product

Verbranden, lozenLadder van Lansink

Leverancier/producent

Grondstof producentVoorkomen van afval

Credit MAN 2Credit MAN 3

Credit WST 1 Minimaal 4 afvalgroepenCredit WST 2 Gebruik secundaire materialen

Hergebruik als materiaal + productLadder van Lansink

Hergebruik als brandstofLadder van Lansink

Verbranden + Lozen

Onderaannemer

Hoofdaannemer

Energie uit afval

Heenvracht

Retourvracht

Bouwplaats BREEAM-NL project

Geen uitgebreidlogistiek plan

Ongeorganiseerd

Lange wachttijden verticale transport

Grondstof

@1 ...2 ...3 ...

Order gevenFotomateriaal

Adressen

Afvalcontainers

@1 ...2 ...3 ...

Adressen

€€

Geen 100%beladingsgraad

Lege vrachtwagen

Sjouwers

CO2

Niet gewenste stroom

CO2

CO2

CO2

CO2

CO2CO2

CO2

CO2

CO2 uitstoot

Verminderd CO2 uitstoot

97

BREEAM-NL processchema

Page 98: Download onderzoek

AfvalverwerkerSBL in de uitvoeringsfase - AFBOUWFASE

Verbranden, lozenLadder van Lansink

Leverancier/producent

Grondstof producentVoorkomen van afval

Hergebruik als materiaal + productLadder van Lansink

Hergebruik als brandstofLadder van Lansink

Onderaannemer

Bouwplaats

Grondstof

@1 ...2 ...3 ...

Adressen

100% beladen Lege vrachtwagen

HUBLogistiek dienstverlener

Afvalcontainers

Afvalbakken

Zones materiaalen afval

Veiligheid

Geen sjouwers

Direct aan de slag

Georganiseerd

JITGeen langewachttijden

Opslag in stellingen

€Afval schoonmakenComponenten

scheiden

Kwaliteitscontrole

Logistiek dienstverlener

Hoofdaannemer

Pick order lijst

@1 ...2 ...3 ...

Adressen

Uitgebreidlogistiek plan

LEAN sessies

Hoofdaannemer

In 1 keer grote inkoop(genoeg)

Voorbereiding

Afval retourProducent

Afval retourProducent

100% beladen

Levert geld op

Kost geld

Registraties

CO2 beleid

Kost Tijd

Communicatie

Hergebruik als materiaal+ product

Verbranden + Lozen

Energie uit afvalHeenvracht

Retourvracht

Order geven

Fotomateriaal

€€Niet gewenste stroom

CO2

CO2

CO2 uitstoot

Verminderd CO2 uitstoot

Aanvoer=Afvoer

CO2

CO2

CO2

CO2

CO2

CO2

CO2CO2

!

CO2€

€ €

80% 20%

98

Page 99: Download onderzoek

99Başak Karabulut

5.4 ConclusieIn dit hoofdstuk is onderzocht wat de raakvlakken van SBL en BREEAM-NL zijn, wat de bijdrage van SBL is aan BREEAM-NL en aan het gehele bouwproces. SBL kan op meerdere punten een bijdrage leveren aan BREEAM-NL. Dit argument zal verder op de volgorde van de BREEAM-NL credits worden toegelicht.

Credit Management op de bouwplaats (MAN 2): De checklist (A2), die bij deze credit hoort, vraagt om een leveringspunt op enige afstand van de bouwplaats indien de bouwplaats ernstige verstoppingen veroorzaakt. BREEAM-NL geeft aan dat leveringen in dat geval met kleine voertuigen gedaan kunnen worden. SBL levert hier een bijdrage aan, omdat SBL een opslagplaats heeft voor alle materialen (HUB). Deze worden vervolgens met kleine voertuigen naar de bouwplaats getransporteerd. Een bijkomend voordeel is dat SBL goed van toepassing is op binnenstedelijke projecten waar geen bouwplaats voorhanden is. De materialen worden op de werkplek afgeleverd in de desbetreffende zone. Ook het afval wordt dagelijks in deze zone gezet, waarna de logistieke dienstverlener tijdens de leveringen het afval onmiddellijk kan meenemen.

Credit Milieu impact op de bouwplaats (MAN 3): De Checklist (A3), die bij deze credit hoort, vraagt om verschillende registraties: CO2-uitstoot, aantal leveringen, de wijze van vervoer en de afgelegde kilometers van alle leveringen. SBL kan op alle aspecten een bijdrage leveren, omdat de logistieke dienstverlener bij SBL de vervoersbewegingen minimaliseert en alle registraties van de HUB naar de bouwplaats bijhoudt.

Credit Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) en Gebruik van secundair materiaal (WST 2): Voor deze credits worden wederom registraties gevraagd. Ten eerste gaat het hier om de hoeveelheid afval die is geproduceerd en de vraag of de gestelde doelen zijn behaald. Ten tweede wordt om minimaal vier afvalgroepen gevraagd en kan een innovatiepunt gescoord worden indien er zes afvalgroepen zijn. Ten derde wordt gevraagd het afval tot een minimum te beperken en te recyclen. Bovendien wordt gevraagd om tachtig procent van het recyclebare bouwmateriaal te hergebruiken of te recyclen. De bijdrage van SBL is dat afval wordt gescheiden op de bouwplaats in verschillende bakken op de desbetreffende zone. Door de logistiek dienstverlener die het afval vervoert naar de HUB wordt het afval verder gescheiden in containers, de componenten worden los gemaakt en het sanitair wordt schoongemaakt. Vervolgens wordt dit vervoerd naar producenten en afvalverwerker. Dit betekent dat een hoog percentage kan worden gerecycled. Een concreet percentage kan echter niet worden genoemd, omdat hierover geen gegevens beschikbaar zijn.

Kortom, SBL zorgt voor de verduurzaming van het proces betreffende afval, logistiek en transport, omdat de HUB zorgt voor een efficiënter proces betreffende logistiek en afvalverwerking.

Page 100: Download onderzoek
Page 101: Download onderzoek

06 Nieuwe credits voor BREEAM-NL

Page 102: Download onderzoek

102Masterscriptie

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek toegelicht. Deze resultaten betreffen een aangepaste credit van BREEAM-NL en een nieuw ontwikkelde credit. Op 2 oktober 2012 zijn deze producten getoetst tijdens een expertmeeting. In de eerste paragraaf worden de uitkomsten van deze meeting belicht. Vervolgens wordt de aangepaste credit toegelicht. In de laatste paragraaf, tenslotte, wordt de nieuw ontwikkelde credit uitgewerkt.

6.1 Toetsing van de productenDe producten die zijn ontwikkeld, zijn eerst getoetst door middel van een expertmeeting op 2 oktober 2012. De volgende deskundigen hebben door hun aanwezigheid en inbreng deze bijeenkomst tot een succes gemaakt:• Chris Pronk (Adjunct directeur, BAM HABO);• Jan van der Hoeven (Uitvoerder, BAM Utiliteitsbouw);• Marc van der Heijden (Adjunct directeur, UTS Nederland);• Robin de Bruyn (Facilitair manager, UTS Nederland);• Gert Greeve (JuBi);• Edwin van Noort (projectmanager, Dutch Green Building Council)

De BREEAM-NL credits zorgen ervoor dat extra aandacht uitgaat naar de aspecten afval, logistiek en transport. Toegankelijke eisen werden opgesteld. Alle professionals waren van mening dat de aangepaste BREEAM-NL credit en de nieuw ontwikkelde credit, ondanks dat er meer bewijsmateriaal geleverd moet worden, het BREEAM-NL proces gemakkelijker maakt. De bewijsmaterialen die geleverd moeten worden zijn documenten waar nu niet genoeg aandacht aan wordt besteed door aannemers. Het is dus van belang wel de nodige aandacht aan te besteden en het zorgt er ook voor dat tenslotte punten voor BREEAM-NL gescoord kunnen worden. Alle professionals waren het er over eens dat logistiek van ontzettend groot belang is: daarmee valt of staat een bouwwerk.

De voorname punten die ter sprake zijn gekomen tijdens de expertmeeting met betrekking tot de credit WST 1 luiden:• De afvalgroepen moeten zoveel mogelijk aansluiten op de

afvalgroepen van de afvalverwerker;• Het is nodig om een scheiding te maken tussen sloopafval

en nieuwbouw afval. De afvalstromen kunnen namelijk sterk verschillen;

• Toevoegen van de afvalgroep: chemisch afval;

De voorname punten betreffende de nieuw ontwikkelde credit MAN 14 zijn:• Het begrip “verhuizer” aanpassen in “logistiek dienstverlener”;• De scheiding van de ruwbouwfase en de afbouwfase duidelijk

maken. Smart Building Logistics is toegespitst op de afbouwfase. Een HUB toepassen bij de ruwbouwfase kan inefficiënt zijn;

• Als eis wordt omschreven: niet rijden tijdens de spits. Dit moet duidelijker worden uitgewerkt. Daarbij: is dit ook van toepassing van de HUB naar de bouwplaats, of ook van de leverancier naar de HUB?;

06 Nieuwe credits voor BREEAM-NL

Page 103: Download onderzoek

103Başak Karabulut

• Bouwplaats 1 en 2 definiëren als HUB en bouwplaats;• De term beladingsgraad moet goed worden gespecificeerd. De

situatie dat een leverancier voor tachtig procent beladen naar de bouwplaats gaat voor een doosje schroeven moet voorkomen worden;

• Het toelichten van mogelijke HUB locaties;• Belangrijk is om te omschrijven welke materialen aangeleverd

moeten worden om aan de crediteis SBL te voldoen. Dit betekent bijvoorbeeld een SBL beoordelingsrichtlijn.

6.2 Aanpassing credit WST 1; afvalmanagement op de bouwplaatsDe eerste aanbeveling voor de praktijk is een aanpassing van een bestaande credit betreffende afval: WST 1 (afvalmanagement op de bouwplaats). Het betreft hier het scheiden van afval op de bouwplaats in specifieke afvalgroepen en de recycling van afval. De eerste wijziging is de minimum eis van het aantal afvalgroepen. Tijdens interviews en projectbezoeken werd duidelijk dat er situaties zijn waarin de aannemer duidelijk werkt met meer afvalgroepen, maar hiervoor niet wordt beloond. Ten tweede zijn er twee veel voorkomende afvalgroepen toegevoegd. Ten derde wordt het bevorderd om afval te scheiden in bakken op de bouwplaats en vervolgens te deponeren in een container. Zo kan het scheiden van afval beter worden gemanaged. De toevoegingen of wijzigingen zijn dikgedrukt.

WST 1 (Afvalmanagement op de bouwplaats)Toevoeging/ wijziging criteria eisen; tweede punt:1. Punt 1 is behaald.2. Er zijn procedures ingesteld om afvalmateriaal op de bouwplaats of

extern (door een erkende afvalinzamelaar/-verwerker) te sorteren in hoofdgroepen. Er zijn ten minste 4 afvalgroepen gedefinieerd, waarvan twee afvalgroepen verplicht zijn:• Papier• Bussen Pur schuim

De afvalgroepen waaruit een keuze gemaakt kan worden:• Houtafval• Steenachtige materialen• Metaal• Kunststof• Glas• Snoeiafval• Gips• Isolatiemateriaal• Chemisch afval3. Afval wordt gescheiden op de werkplek in afvalbakken en wordt

vervolgens gescheiden in afvalcontainers gedeponeerd.4. De afvalinzamelaar/-verwerker of indien van toepassing een

logistiek dienstverlener is VCA gecertificeerd.

Page 104: Download onderzoek

104Masterscriptie

Toevoeging/ wijziging criteria eisen; derde punt:1. Punt 2 is behaald2. Een significant deel van de recyclebare afvalmaterialen is niet naar

de eindverwerking gebracht. Minimaal 80% in gewicht van het recyclebaar afvalmateriaal moet:

• Hergebruikt zijn in het bouwproject; OF• Hergebruikt zijn in een andere bouwproject; OF• Hergebruikt worden op een andere manier door verantwoorde

inname en recycling door de leverancier of door een gecertificeerd recyclebedrijf.

3. De aannemer, afvalinzamelaar/-verwerker of indien van toepassing de logistiek dienstverlener beschikken over een ISO 9001 en 14001 certificaat.

6.3 Nieuwe creditDe tweede aanbeveling voor de praktijk is een nieuwe credit: MAN 14 Logistiek en transport van, naar en op de bouwplaats. Aspecten over transport worden in de credit MAN 3 (milieu-impact op de bouwplaats) geregeld, zoals vervoersbewegingen en CO2 registraties. Deze worden uit betreffende credit verwijderd en verwerkt in de nieuwe credit MAN 14. Dit betekent dat slecht één credit gericht is op de logistiek van de bouw. Het doel van deze nieuwe credit is het verantwoord beheren van de logistiek en het transport van en naar de bouwplaats en de invloed hiervan op de omgeving. Hierin is de SBL methode opgenomen, waarbij de aannemers de mogelijkheid hebben om punten te behalen door veel aandacht te besteden aan logistiek en transport. Het is belangrijk dat MAN 14 verplicht wordt gesteld vanwege de grote bijdrage aan de milieuproblematiek. Daarnaast kan automatisch een punt worden gescoord voor WST 1 wanneer er punten worden gescoord voor MAN 14, omdat SBL zorgt voor scheiding van afval op de bouwplaats en de recycling van afval.

MAN 14 Logistiek en transport op de bouwplaatsDoel van de creditHet verantwoord beheren van de logistiek en het transport van, naar en op de bouwplaats en zijn invloed op de omgeving.

CreditcriteriaEr kunnen maximaal 3 punten als volgt toegekend worden:1. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont dat er een uitgebreid

logistiek plan is opgesteld.2. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont waarom de HUB

van toepassing is en daadwerkelijk ook wordt toegepast in de afbouwfase.

1. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont waarom de HUB niet van toepassing kan zijn in de afbouwfase.

Eisen ontwerpfase1. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont dat er een uitgebreid logistiek plan is opgesteld.Het eerste punt is een verplichte eis die gescoord moet worden om de nog 2 of 1 punt extra te kunnen scoren. De eisen die gelden voor de ontwerpfase zijn:

Page 105: Download onderzoek

105Başak Karabulut

1. Een apart uitgebreid logistiek rapport wordt opgesteld met daarin het plan van aanpak wat betreft de logistiek in het bouwproces en hoe de horizontale en verticale transporten geregeld gaan worden.

2. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont waarom de HUB van toepassing is en daadwerkelijk ook wordt toegepast in de afbouwfase.Er kunnen 2 punten extra gescoord worden, indien de volgende punten gewaarborgd worden:1. De toepassing van Smart Building Logistics wordt vermeld in het

plan met daarin alle aspecten zoals bij punt 2 is weergegeven. Dan wordt het punt automatisch toegekend.

OF2. Een uitgebreid logistiek plan wordt opgesteld. In dit plan moet

komen te staan:• Waarom een HUB wordt toegepast;• De locatie van de HUB ten opzichte van het project en verantwoording

van deze locatie;• De doelstelling om van de totaal benodigde hoeveelheid materiaal,

tenminste 80% in één keer bij de leverancier te bestellen.;• Doelstelling van de CO2-uitstoot en hoe dit te waarborgen;• Doelstelling opstellen van het aantal vervoersbewegingen en hoe

deze te minimaliseren;• Minimale beladingsgraad per vrachtwagen 80% en over alle

vrachtwagens tenminste 85%.• Doelstelling om aanvoer en afvoer te koppelen;• Verantwoording op welke tijden materiaal en afval vervoerd worden;• Doelstelling om de leveringen op de werkplek te doen.

3. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont waarom de HUB niet van toepassing kan zijn in de afbouwfase.

Er kan 1 punt extra gescoord worden, indien de volgende punten gewaarborgd worden:1. Het eerste punt is toegekend.2. Een uitgebreid logistiek plan wordt opgesteld. In dit plan moet

komen te staan:• De verantwoording waarom de HUB niet wordt toegepast;• Doelstelling om vervoersbewegingen en CO2-uitstoot te

verminderen;• De verantwoording hoe vervoersbewegingen en CO2-uitstoot

verminderd zullen worden;• Minimale beladingsgraad per vrachtwagen 80% en over alle

vrachtwagens tenminste 85%;• De doelstelling om van de totaal benodigde hoeveelheid materiaal,

tenminste 80% in één keer bij de leverancier te bestellen;• Doelstelling van de CO2-uitstoot en hoe dit te waarborgen;

Eisen opleverfase1. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont dat er een uitgebreid logistiek plan is opgesteld.Het eerste punt is een verplichte eis die gescoord moet worden om de nog 2 of 1 punt extra te kunnen scoren. De eisen die gelden voor de ontwerpfase zijn:1. Een apart uitgebreid logistiek rapport wordt opgesteld met daarin

de doelstellingen en bewijsmateriaal.

Page 106: Download onderzoek

106Masterscriptie

2. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont waarom de HUB van toepassing is en daadwerkelijk ook wordt toegepast in de afbouwfase.Er kunnen 2 punten extra gescoord worden, indien de volgende punten gewaarborgd worden:1. Bewijs (zoals hierboven omschreven) dat aan de eerste credit wordt

voldaan.2. Bewijs dat Smart Building Logistics is toegepast aan de hand van de

beoordelingsrichtlijn.OF3. Een uitgebreid logistiek rapport met daarin:• Bewijs waarom een HUB wordt toegepast en de mogelijke HUB

locaties;• Bewijs van de locatie van de HUB ten opzichte van het project en

verantwoording van deze locatie;• Bewijs dat van de totaal benodigde hoeveelheid per

materiaalonderdeel, tenminste 80% in één keer bij de leverancier is besteld;

• Bewijs van de doelstelling van de CO2-uitstoot en hoe deze is gewaarborgd;

• Bewijs van de doelstelling en het aantal van de vervoersbewegingen;• Bewijs dat de minimale beladingsgraad per vrachtwagen tenminste

80% was en over alle vrachtwagens tenminste 85%. Ritten met meerdere adressen is toegestaan. Dit percentage moet bepaald worden door het volume van de vrachtwagen (m3) op te meten en het volume van het materiaal op te meten (m3).

• Bewijs dat aanvoer en afvoer is gekoppeld door de registraties van de kilometers en vervoersbewegingen.;

• Bewijs op welke tijden materiaal en afval vervoerd zijn en of de opgestelde doelstellingen zijn behaald;

• Bewijs dat de materialen op de werkplek zijn geplaats en afval van de werkplek is meegenomen door middel van beeldmateriaal.

• Een kopie van de overeenkomst met de logistiek dienstverlener dat materiaal en afval tijdens de afbouwfase opgeslagen wordt op de HUB.

• VCA-certificering en ISO 14001 moet behaald zijn door de logistieke dienstverlener.

3. Wanneer de geleverde bewijsvoering aantoont waarom de HUB niet van toepassing kan zijn in de afbouwfase.Er kan 1 punt extra gescoord worden, indien de volgende punten gewaarborgd worden:1. Bewijs (zoals hierboven omschreven) dat aan de eerste credit wordt

voldaan.2. Een uitgebreid logistiek rapport met daarin:• De verantwoording waarom de HUB niet wordt toegepast door

mogelijke HUB locatie aan te geven en waarom hier niet voor wordt gekozen;

• Bewijs van de doelstelling van de CO2-uitstoot en hoe deze is gewaarborgd;

• Bewijs van de doelstelling van het aantal vervoersbewegingen;• Bewijs dat de minimale beladingsgraad per vrachtwagen tenminste

80% was en over alle vrachtwagens tenminste 85%. Ritten met meerdere adressen is toegestaan. Dit percentage moet bepaald worden door het volume van de vrachtwagen (m3) op te meten en

Page 107: Download onderzoek

107Başak Karabulut

het volume van het materiaal op te meten (m3). • Bewijs dat van de totaal benodigde hoeveelheid per

materiaalonderdeel, tenminste 80% in één keer bij de leverancier is besteld;

• VCA-certificering en ISO 14001 moet behaald zijn door de logistieke dienstverlener.

Er zijn geen aanvullingen op de criteria-eisen.

De credit is toepasbaar voor de volgende gebouwtypen in de afbouwfase:• Kantoren• Retail• Industriële gebouwen• Scholen• Woningen

DefinitiesHUB Een opslag- distributiecentrum.

BouwplaatsDe bouwplaats van het bouwproject of het bouwproject zelf dat dient als bouwplaats.

LogistiekBeheersingsproces van goederen- en informatiebewegingen.

TransportHet transporteren of getransporteerd worden van goederen. Dit kan verticaal en horizontaal transport zijn.

Buiten de spitsTransportbewegingen vóór 6:45 en tussen 20:00-23:00 uur.

BinnenstedelijkBouwprojecten binnen de bebouwde kom die weinig tot geen bouwplaats hebben.

Smart Building LogisticsDit is een logistieke methode waar alle materialen eerst opgeslagen worden op HUB en vervolgens getransporteerd wordt naar de bouwplaats. Deze transportbewegingen hebben een 100% beladingsgraad en vinden buiten de spits plaats. Daarnaast wordt het aanvoer van materiaal gecombineerd met afvoer van afval (ook wel retourlogistiek genoemd). Deze methode vindt plaats tijdens de afbouwfase en de leveringen worden tot en met de werkplek gedaan, zodat de medewerkers direct aan de slag kunnen.

Aanvullende informatieGeen.

Referentieshttp://thewikiofsmartbuildinglogistics.nl

Page 108: Download onderzoek
Page 109: Download onderzoek

07 Conclusies & Aanbevelingen

Page 110: Download onderzoek

110Masterscriptie

Dit hoofdstuk richt zich op de conclusies en aanbevelingen. In de eerste paragraaf wordt antwoord gegeven op de hoofd en deelvragen waarna de conclusie aan de orde komt. Tot slot worden aanbevelingen gedaan voor aannemers, leveranciers, producenten, BREEAM-NL en SBL.

7.1 ConclusiesDe centrale onderzoeksvraag is: Wat zijn de consequenties van het certificeringssysteem BREEAM-NL in de uitvoeringsfase met betrekking tot afval, logistiek en transport en hoe kan SBL dit proces optimaliseren?

Uit dit onderzoek blijkt dat de eisen die worden gesteld door bijvoorbeeld het beleid en BREEAM-NL moeilijk toepasbaar zijn in de praktijk. Sommige eisen die BREEAM-NL stelt zijn voor uitvoerende partijen moeilijk realiseerbaar en kosten veel tijd. Dit komt mede doordat BREEAM-NL nog nieuw is en aannemers hier nog onvoldoende bekend mee zijn. Daarom kan geconcludeerd worden dat er een discrepantie is tussen beleid en praktijk en dat dit geminimaliseerd dient te worden.

Aannemers stellen ieder jaar nieuwe duurzaamheidsdoelstellingen op, zoals de CO2-prestatieladder en de minimalisering van de hoeveelheid afval. Toch blijkt dat, ondanks de doelstellingen die aannemers hebben, BREEAM-NL nodig is voor aannemers om consequent duurzaam te zijn. Dus een kwalitatief hoogwaardig gebouw te realiseren door te voldoen aan de eisen die BREEAM-NL stelt en een duurzaam proces te leiden. Dit resulteert in meer tijdsbesteding aan BREEAM-NL, omdat de benodigde bewijslast gevraagd wordt. Hoe vaker echter BREEAM-NL toegepast zal worden, hoe eenvoudiger het zal gaan. Er kan een moment komen dat duurzaamheid zodanig geïntegreerd is bij de uitvoerende partijen, dat BREEAM-NL niet meer nodig zal zijn. Maar of dit punt bereikt zal worden is een vraag waar niemand vooralsnog antwoord op kan geven.

Logistiek en transport van, naar en op de bouwplaats worden niet belangrijk genoeg geacht door BREEAM-NL. De eisen met betrekking tot logistiek en transport zitten als het ware verborgen in de credit MAN 3 (milieu-impact op de bouwplaats), terwijl logistiek en transport een belangrijke bijdrage leveren aan de milieuproblemen in Nederland.

In de gesprekken met uitvoerende partijen kwam de kreet ‘meten is weten’ vaak naar voren. Het werd duidelijk dat uitvoerende partijen, ondanks de vele gestelde eisen en tijdsbesteding aan BREEAM-NL, het toch als prettig ervaren om het toe te passen en het biedt hun een houvast gedurende het gehele bouwproces. Daarom zullen door specifieke eisen te stellen aan afval, logistiek en transport vanuit BREEAM-NL uitvoerende partijen geprikkeld worden om dit daadwerkelijk ook toe te passen. Door een uitgebreid logistiek plan vanuit BREEAM-NL te eisen, afvalstromen zoveel mogelijk aan te sluiten op de afvalgroepen van de afvalverwerker, zal de drempel van BREEAM-NL voor de aannemer verlaagd worden. Dus er worden meer eisen gesteld die de aannemers bewuster maken, net iets verder laten gaan dan wat ze normaliter doen en waar ze uiteindelijk ook punten mee kunnen verdienen. Er wordt dus extra bewijsmateriaal gevraagd voor logistiek en transport. Maar tijdens de expertmeeting werd duidelijk dat dit niet als belemmering gezien zal

07 Conclusies en aanbevelingen

Page 111: Download onderzoek

111Başak Karabulut

worden. De reden hierachter is dat logistiek en transport als belangrijk wordt gezien en hier meer aandacht aan besteed moet worden. De uitspraak die hierover vaak naar voren kwam: een bouwwerk valt of staat met logistiek en transport.

Er worden steeds meer binnenstedelijke projecten ontwikkeld en herontwikkeld, wat betekent dat bouwplaatsen kleiner zijn of dat er überhaupt geen bouwplaats is. Dat heeft als gevolg dat afvalcontainers niet op de bouwplaats kunnen staan, alles door de afvalverwerker gedaan moet worden en geen punten gescoord kan worden voor BREEAM-NL. Die eist namelijk dat afval gescheiden moet worden op de bouwplaats. De uitvoerende partijen zijn dan genoodzaakt om een HUB toe te passen, zoals bij de methode Smart Building Logistics.

Tijdens de uitvoeringsfase van een BREEAM-NL bouwproject worden registraties bijgehouden en uiteindelijk vergeleken met de doelstellingen die geformuleerd zijn aan de start van het project. Dit is van toepassing op alle BREEAM-NL bouwprojecten. Bij SBL worden doelstellingen opgesteld voor het aantal vervoersbewegingen en wordt aan het eind van het project bepaald of aan deze doelstelling is voldaan, net al bij BREEAM-NL. Het is algemeen bekend dat SBL voor minder vervoersbewegingen zorgt en er ook kleinere voertuigen toegepast worden, hetgeen resulteert in minder CO2-uitstoot. Dit is de algemene redenatie. Het enige gegeven echter is dat het project Laan van Meerdervoort 90 trailerladingen minder had dan de vooraf opgestelde doelstelling. Dit kan niet gebruik worden als een kwantitatief gegeven. Daarvoor zijn meer gegevens nodig, zoals de trailerladingen van projecten zonder de toepassing van SBL, met de toepassing van SBL en de vergelijkingen van deze gegevens.

De uitvoeringsfase is de fase waarin alle toepassingen van BREEAM-NL al zijn vastgesteld om een kwalitatief hoogwaardig en duurzaam gebouw op te leveren. Gedurende deze fase, kunnen niet veel veranderingen plaatsvinden/ worden doorgevoerd. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat SBL geen bijdrage levert aan een kwalitatief hoogwaardiger gebouw. Waar SBL wel voor zorgt is procesinnovatie voor afval, logistiek en transport. Met name doordat er intensiever overleg plaatsvindt tussen hoofdaannemer, onderaannemers en logistieke dienstverlener en er gezamenlijk, door middel van LEAN sessies, gedetailleerde planningen en bestellijsten worden opgesteld. BREEAM-NL stimuleert om niet een te grote hoeveelheid materiaal in te laten kopen, omdat dit weer afval wordt. SBL zorgt voor het optimaal inkopen van materiaal, dus niet meer kopen dan nodig is. Dit resulteert dan in minder afval. Bovendien maakt SBL het mogelijk dat afval direct afgevoerd wordt door de producent voor recycling, in plaats van eerst naar de afvalverwerker en dan pas naar de producent te gaan. Daarom is uit deze redenatie te concluderen dat SBL een verduurzaming is van de afvalverwerking, logistiek en transport.

SBL is goed toepasbaar voor renovatieprojecten én nieuwbouwprojecten. Gezien het feit dat er momenteel veel renovatieprojecten zijn en minder nieuwbouwprojecten, is het van belang dat SBL breed toepasbaar kan worden. Om de toepasbaarheid voor andere aannemers mogelijk te maken, is het raadzaam voor de BAM, een tool voor SBL te ontwikkelen.

Page 112: Download onderzoek

112Masterscriptie

Conclusies van onderzoeksvragenDeelvraag 1: Wat zijn de consequentie van BREEAM-NL voor het uitvoeringsproces?Het meest opvallende is dat er een verschil waarneembaar is tussen beleid en praktijk, een gat tussen wat in de duurzaamheidsverslagen staat en wat de mensen op de bouw daar praktisch mee kunnen. Zij zijn hiervan wel op de hoogte, maar er wordt een gebrek ervaren aan praktisch toepasbare tools. Op basis van de interviews kan worden geconcludeerd dat het BREEAM-NL ontwerpcertificaat noodzakelijk wordt geacht door de projectleiders, omdat het een betere garantie geeft op de te halen credits in de uitvoeringsfase. Des te vreemder is dat BREEAM-NL veel te weinig in duurzaamheidsverslagen wordt opgenomen, waardoor de vertaalslag helemaal niet meer te maken is. De consequentie hiervan is dat de uitvoerende partijen in een project zelf kennis van BREEAM-NL moeten ontwikkelen. Aan de ene kant is dit lastig. Zij beginnen immers op forse achterstand. Aan de andere kant brengt dit soms ook positieve gevolgen teweeg. Verder mag op basis van de verkregen data en de meerderheid van interviews worden geconcludeerd dat BREEAM-NL extra tijd en energie kost bij het uitvoeringsproces.

De verwachting dat een BREEAM-NL expert nodig is om het proces soepel te laten verlopen, wordt bevestigd door de interviews. Alle bewijsmaterialen voor BREEAM-NL dienen verzameld en gecoördineerd te worden. De expert kan tijdens de uitvoering van het project intern, vanuit de aannemer, of vanuit een externe partij worden ingezet. Hij draagt de bewijsmaterialen over aan een BREEAM-NL assessor, die een beoordeling uitvoert. In de praktijk blijkt dat de beslissingen die zijn genomen in de ontwerpfase, kunnen veranderen in de uitvoeringsfase. Het betreft dikwijls aanpassingen aan het gebouw. De consequentie hiervan is niet zelden dat de desbetreffende BREEAM-NL credit niet behaald kan worden. Zelfs kan er een risico ontstaan met betrekking tot de overall score.

De interpretatieverschillen tussen de BREEAM-NL expert en de BREEAM-NL assessor over bepaalde definities in de beoordelingsrichtlijn van BREEAM-NL kunnen groot zijn. Verder is er geen gemeenschappelijke mening over standaard formats. Enerzijds vinden mensen dat deze formats niet onderling moet worden gedeeld omdat dan het risico kan ontstaan dat er afgevinkt gaat worden. Anderzijds vinden mensen het juist handig om standaard formats te delen omdat dan niet elke keer weer het wiel opnieuw behoeft te worden uitgevonden. Aannemers ontwikkelen ideeën om duurzaam te zijn op de bouwplaats, buiten BREEAM-NL om. Hiervoor kunnen echter geen punten worden gescoord, aangezien het hier geen BREEAM-NL eisen betreft. Dit heeft een demotiverende uitwerking.

Enthousiasme is belangrijk om de credits van BREEAM-NL te behalen. Uit de interviews is gebleken dat niet iedereen dezelfde doelen nastreeft en dat het tijd kost om enthousiasme te ontwikkelen. Aannemers die geen enthousiasme voor BREEAM-NL aan de dag leggen, zullen waarschijnlijk afvallen.

Page 113: Download onderzoek

113Başak Karabulut

De eis om afval te scheiden op de bouwplaats ervaren de aannemers als een positieve stimulans en een eis die goed haalbaar is. Verder blijkt uit de interviews dat het scheiden van busjes purschuim, papier en chemisch afval niet in de beoordelingsrichtlijn is opgenomen, terwijl dit relevante stromen zijn die als minimumstandaard kunnen worden ingevoerd. Daarnaast kan uit de gegevens van de DGBC geconcludeerd worden dat de eisen Management op de bouwplaats (MAN 2) en Milieu impact op de bouwplaats (MAN 3) frequenter worden toegepast dan de eisen Afvalmanagement op de bouwplaats (WST 1) en Gebruik van secundair materiaal. (WST 2) De credit Gebruik van secundair materiaal wordt het minst vaak toegepast.

Deelvraag 2: Op welke onderdelen van afval, logistiek en transport zijn er verbeteringen nodig om het proces in BREEAM-NL te optimaliseren?Het is voor de aannemers van kardinaal belang om alle verantwoordelijkheden per credit uit te werken. Dit zorgt voor structuur en helderheid. Op basis van de verkregen data en de meerderheid van interviews mag worden geconcludeerd dat BREEAM-NL extra tijd en energie kost bij het uitvoeringsproces. Bij het project De Monarch I heeft de aangetrokken expert in totaal 3.500 uur extra tijd besteed aan BREEAM-NL, waarbij vooral veel energie is gaan zitten in het inlichten van het personeel en het creëren van enthousiasme. De meningen over de registraties van afval, kilometers en transportbewegingen zijn sterk verdeeld. De bewijsmaterialen zijn iedere twee weken bijgehouden. Maar vanwege de tijd en energie die hierin moet worden gestoken, wordt dit niet als prettig ervaren.

De credit WST 1 (afvalmanagement op de bouwplaats) is gemakkelijk haalbaar. Bij het project De Monarch I was De uitvoerende partij al bezig met het scheiden van afval op de bouwplaats omdat dit minder geld kost. Bepaalde BREEAM-NL eisen voor de credits WST 1 en WST 2 zijn onduidelijk en dienen te worden aangescherpt. De meerderheid van de geïnterviewden vond de credit WST 2, waarbij het afval gerecycled en teruggebracht moet worden in hetzelfde bouwwerk of andere bouwwerk, moeilijk realiseerbaar.

Tenslotte is het is nog niet duidelijk hoe BREEAM-NL binnenstedelijke projecten gaat beoordelen die niet over een ruime bouwplaats beschikken. Hieraan zijn vanuit de beoordelingsrichtlijn lichte eisen verbonden. De uitvoerende partij zou hieromtrent meer helderheid willen zien.

Deelvraag 3: Op welke onderdelen van afval, logistiek en transport zijn er verbeteringen nodig om het proces in Smart Building Logistics te optimaliseren?De interviews staan de conclusie toe dat SBL een positieve bijdrage levert aan de logistiek en de organisatie op de bouwplaats. Alles wijst erop dat werknemers het fijn vinden dat ze onmiddellijk aan de slag kunnen en niet eerst met materiaal hoeven te sjouwen. Uit de interviews mag worden geconcludeerd dat het vooraf overleggen met

Page 114: Download onderzoek

114Masterscriptie

de producent om het materiaal van een bestaand gebouw te recyclen en dat vast te leggen als erg positief werd ervaren. Normaliter wordt deze verantwoordelijkheid gelegd bij onderaannemer en afvalverwerker. Ook het opstellen van een uitgebreid logistiek plan met behulp van LEAN sessies had een niet te onderschatten positieve bijdrage. Alle transporten verliepen georganiseerd. Wel kostte het in het begin moeite om de onderaannemers enthousiast te krijgen. De communicatie tussen de verschillende partijen verliep goed. De werkvoorbereider van de hoofdaannemer was het aanspreekpunt voor de onderaannemers en de logistieke dienstverlener. Deze communiceerden met de leveranciers. Alle informatie werd online gedeeld via ‘Docstream’. De meerderheid van de geïnterviewden heeft aangegeven dat het personeel van de logistieke dienstverlener iedere keer uit andere werknemers bestond. De consequentie hiervan was dat het materiaal wel eens op de verkeerde verdieping en in de verkeerde zone werd geplaatst, hetgeen uiteindelijk leidde tot tijdverlies. Verder waren de geïnterviewden de mening toegedaan dat kennis over bouwmaterialen niet voldoende aanwezig was bij de logistieke dienstverlener. Dit had tot gevolg dat verkeerde materialen werden geleverd. Verder waren de meningen verdeeld over het feit dat bepaalde taken door de hoofdaannemer uit handen van de onderaannemers werd genomen. Deze taak, de inkoop van materialen, worden normaliter uitgevoerd door onderaannemers. SBL zorgt ervoor dat de hoofdaannemer in goed overleg met de onderaannemer, een grote hoeveelheid materiaal kan inkopen en deze taak dan overneemt als de onderaannemer de handelingen niet kan uitvoeren. De onderaannemers kunnen zich dan concentreren op de uitvoering van het werk. De consequentie hiervan is dat onderaannemers een bepaalde angst ontwikkelen voor SBL en er eventueel voor kiezen om niet mee te gaan in SBL.

Het merendeel van de geïnterviewden vindt de bouwplaats georganiseerd en opgeruimd en hebben de uitvoerende partijen het scheiden van afval op de bouwplaats in bakken als positief ervaren.

Deelvraag 4: Hoe kan SBL bijdragen aan het oplossen van één of meerdere punten van BREEAM-NL?SBL kan op meerdere punten een bijdrage leveren aan BREEAM-NL. Dit argument zal verder op de volgorde van de BREEAM-NL credits worden toegelicht.

Credit Management op de bouwplaats (MAN 2): De checklist (A2), die bij deze credit hoort, vraagt om een leveringspunt op enige afstand van de bouwplaats indien de bouwplaats ernstige verstoppingen veroorzaakt. BREEAM-NL geeft aan dat leveringen in dat geval met kleine voertuigen gedaan kunnen worden. SBL levert hier een bijdrage aan, omdat SBL een opslagplaats heeft voor alle materialen (HUB). Deze worden vervolgens met kleine voertuigen naar de bouwplaats getransporteerd. Een bijkomend voordeel is dat SBL goed van toepassing is op binnenstedelijke projecten waar geen bouwplaats voorhanden is. De materialen worden op de werkplek afgeleverd in de desbetreffende zone. Ook het afval wordt dagelijks in deze zone gezet, waarna de logistieke dienstverlener tijdens de leveringen het afval onmiddellijk kan meenemen.

Credit Milieu impact op de bouwplaats (MAN 3): De Checklist (A3), die

Page 115: Download onderzoek

115Başak Karabulut

bij deze credit hoort, vraagt om verschillende registraties: CO2-uitstoot, aantal leveringen, de wijze van vervoer en de afgelegde kilometers van alle leveringen. SBL kan op alle aspecten een bijdrage leveren, omdat de logistieke dienstverlener bij SBL de vervoersbewegingen minimaliseert en alle registraties van de HUB naar de bouwplaats bijhoudt.

Credit Afvalmanagement op de bouwplaats en gebruik van secundair materiaal (WST 1 en 2): Voor deze credits worden wederom registraties gevraagd. Ten eerste gaat het hier om de hoeveelheid afval die is geproduceerd en de vraag of de gestelde doelen zijn behaald. Ten tweede wordt om minimaal vier afvalgroepen gevraagd en kan een innovatiepunt gescoord worden indien er zes afvalgroepen zijn. Ten derde wordt gevraagd het afval tot een minimum te beperken en te recyclen. Bovendien wordt gevraagd om tachtig procent van het recyclebare bouwmateriaal te hergebruiken of te recyclen. De bijdrage van SBL is dat afval wordt gescheiden op de bouwplaats in verschillende bakken op de desbetreffende zone. Door de logistiek dienstverlener die het afval vervoert naar de HUB wordt het afval verder gescheiden in containers, de componenten worden los gemaakt en het sanitair wordt schoongemaakt. Vervolgens wordt dit vervoerd naar producenten en afvalverwerker. Dit betekent dat een hoog percentage kan worden gerecycled. Een concreet percentage kan echter niet worden genoemd, omdat hierover geen gegevens beschikbaar zijn.

Kortom, SBL zorgt voor de verduurzaming van het proces betreffende afval, logistiek en transport, omdat de HUB zorgt voor een efficiënter proces betreffende logistiek en afvalverwerking.

7.2 AanbevelingenHet doel van dit onderzoek is om het BREEAM-NL bouwproces voor aannemers, onderaannemers en leveranciers soepeler te laten verlopen. Op basis van het onderzoek kunnen aanbevelingen gedaan worden aan deze partijen en de methoden BREEAM-NL en Smart Building Logistics.

Aanbevelingen voor aannemersOm het BREEAM-NL bouwproces soepeler te laten verlopen voor aannemers is het belangrijk dat het ontwerpcertificaat van BREEAM-NL wordt toegepast om risico’s in de uitvoeringsfase en voor de aannemer te verkleinen. Uit onderzoek blijkt dat niet alle werknemers van de aannemers op de hoogte zijn van BREEAM-NL, terwijl het momenteel leidend op de markt is. Daarom is aan te bevelen dat meer aandacht besteed wordt aan BREEAM-NL. Dit kan geschieden door een hoofdstuk op te nemen over de ervaringen met BREEAM-NL in de duurzaamheidsverslagen, die elk jaar opgesteld worden door de aannemers. Daarnaast is het noodzakelijk om enthousiasme met elkaar te delen en elkaar te stimuleren. Dit zorgt voor een goede gezamenlijke doelstelling en ook een goede samenwerking naar een BREEAM-NL certificaat. Ook is het belangrijk dat een aannemer bij elk BREEAM-NL project een BREEAM-NL expert inzet om het proces soepeler te laten verlopen. Dit wordt namelijk in de praktijk als belangrijk geacht. Tot slot is het noodzakelijk voor de aannemers om, buiten het BREEAM-NL certificaat, een uitgebreid logistiek plan op te stellen en aandacht te besteden aan transporten in de bouw. Aanbevelingen voor leveranciers en producentenOok leveranciers en producenten hebben bijgedragen aan het

Page 116: Download onderzoek

116Masterscriptie

BREEAM-NL proces. Zij hebben voornamelijk de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen en leveren van materialen. Zij kunnen ervoor zorgen dat minder afval wordt geproduceerd door herbruikbare verpakkingsmateriaal te ontwikkelen.

Aanbevelingen voor BREEAM-NLHet gat tussen het beleid en de praktijk is duidelijk aanwezig. Om dit gat kleiner te maken is het raadzaam dat aanpassingen worden getroffen in BREEAM-NL. Ten eerste is het van belang om meer aandacht te besteden aan logistiek en transport van, naar en op de bouwplaats. BREEAM-NL besteed namelijk te weinig aandacht aan dit aspect. Door een nieuwe credit te ontwikkelen, credit MAN 14 (logistiek en transport, van, naar en op de bouwplaats) zal BREEAM-NL voor aannemers, leveranciers en producenten soepeler verlopen. Hierin moeten dan ook de aspecten over logistiek en transport op de bouwplaats die in de bestaande credit MAN 3 (Milieu impact op de bouwplaats) staan, verwerkt worden. Ten tweede is de aanbeveling credit WST 1 (afvalmanagement op de bouwplaats) aan te passen om het gebruiksvriendelijker te maken voor aannemers door de mogelijkheid te geven om meer afvalstromen toe te voegen. Tot slot is de aanbeveling om definities aan te scherpen in de beoordelingsrichtlijn van BREEAM-NL.

Aanbevelingen voor Smart Building LogisticsVoor het optimaliseren van het proces van SBL zijn er verschillende aanbevelingen. Ten eerste is het aan te bevelen dat de logistieke dienstverlener met ploegendiensten werkt. Dus dat vaste ploegen ingezet worden op projecten en dat de ochtend- en avond- ploegen om de twee maanden gewisseld worden, zodat de alertheid behouden blijft. Ten tweede is het aan te bevelen dat er een werknemer wordt ingezet met een bouwkundig achtergrond om misverstanden door gebrek aan materialenkennis te voorkomen. Om goed mee te gaan in BREEAM-NL is het belangrijk om vervoersbewegingen, kilometers, soort vervoer en CO2-uitstoot consequent en op alle trajecten te registreren.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoekMet dit onderzoek is de basis gelegd voor duurzaamheid in de uitvoeringsfase. Tijdens het proces werd duidelijk dat weinig onderzoek is gedaan naar duurzaamheid in de uitvoeringsfase in Nederland. Er is wel internationale literatuur beschikbaar, maar het ontbreken van Nederlandse literatuur is toch een groot gemis. Ook vanuit de TU Delft zou het goed zijn om meer aandacht te besteden aan de uitvoeringsfase, door studenten te stimuleren hier meer onderzoek naar te doen. Er is nog veel verder te onderzoek wat betreft de uitvoeringsfase, zoals onderzoek naar hoe aannemers gestimuleerd kunnen worden in hun gedrag/ motivatie om duurzaam te zijn, onderzoek naar hoe duurzaamheid geïntegreerd kan worden bij aannemers zodat een certificeringssysteem niet nodig is en onderzoek naar afvalverwerking in de bouw.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoekAls verdere verdieping op dit onderzoek is het aan te bevelen onderzoek te doen naar de volgende onderwerpen:

Page 117: Download onderzoek

117Başak Karabulut

Een vervolgonderzoek op de bijdrage van SBL aan BREEAM-NLIn het project de Monarch II wordt BREEAM-NL én SBL toegepast door de BAM. Een onderzoek naar de daadwerkelijke samenwerking door middel van observatie tijdens de afbouw is interessant. Dan kan in de praktijk getoetst worden of de twee systemen daadwerkelijk een goed te koppelen zijn.

Onderzoek naar ambities en motivaties van de aannemer Het blijkt dat ambities en motivaties belangrijk zijn en dat dit ervoor kan zorgen dat duurzaamheid toegankelijker wordt. Daarom is het relevant om te onderzoeken hoe aannemers gestimuleerd kunnen worden in hun gedrag/motivatie om duurzaam te zijn.

Onderzoek naar wanneer de aannemer betrokken moet worden bij een BREEAM-NL bouwprocesHet was opvallend tijdens dit onderzoek dat hoe vroeg de aannemer ook bij het proces werd betrokken, het eigenlijk altijd te laat was. Daarom is het relevant om te onderzoeken wanneer de aannemer het beste betrokken moet worden bij het BREEAM-NL proces bij traditionele en geïntegreerde contractvormen.

Onderzoek naar afval in de bouwEn kan een specifiek onderzoek gedaan worden naar afval in de bouw, door verschillende afvalverwerkingsbedrijven, sloopbedrijven en aannemers te interviewen. Zo kan de relevantie van afvalscheiding op de bouwplaats helder worden en worden de specifieke gedachtegangen van de uitvoerende partijen in kaart gebracht.

Onderzoek naar de ontwikkeling van een tool voor Smart Building LogisticsHet blijkt belangrijk dat een beoordelingsrichtlijn voor Smart Building Logistics aanwezig is om het toepasbaar te maken voor iedere aannemer. Daarom is het ontwikkelen van een tool voor SBL een manier op het toegankelijker te maken.

Onderzoek naar vervoersbewegingen en CO2-uitstoot van Smart Buil-ding LogisticsEen kwantitatief onderzoek naar de vervoerbewegingen en CO2-uitstoot van SBL om te beoordelen of SBL daadwerkelijk voor duurzaamheid zorgt.

Onderzoek naar het minimaliseren van het verschil tussen beleid vs. praktijkUit dit onderzoek wordt duidelijk dat er een gat zit tussen het beleid en de praktijk. Onderzoek naar het minimaliseren van dit verschil zal een toegevoegde waarde hebben voor verschillende partijen.

Page 118: Download onderzoek
Page 119: Download onderzoek

08 Epiloog

Page 120: Download onderzoek

120Masterscriptie

In de epiloog wordt teruggekeken naar de resultaten van het onderzoek en de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd.

Dit onderzoek is in drie fases ten uitvoer gebracht. De eerste fase betrof het theoretische kader waarin achtergrondinformatie is verzameld van het beleid vanuit de overheid en de aannemerij, BREEAM-NL en SBL. De tweede fase valt binnen het empirisch proces waarin kwalitatief onderzoek is gedaan door middel van interviews en observaties. Hierin is onderzocht wat de positieve en negatieve ervaringen zijn van uitvoerende partijen in de uitvoeringsfase met betrekking tot afval, logistiek en transport tijdens de toepassing van BREEAM-NL en SBL. Verschillende partijen zijn hiervoor geïnterviewd: projectleiders, uitvoerders, werkvoorbereiders en onderaannemers. Daarnaast zijn BREEAM-NL bouwprojecten bezocht die in uitvoering waren en is een rondleiding gegeven door de afvalverwerker Sita waarin het gehele afvalverwerkingsproces is toegelicht. Analyses van BREEAM-NL en SBL zijn samengebracht en verwerkt in constateringen. In de derde en laatste fase hebben deze constateringen geleid tot nieuwe credits voor BREEAM-NL en zijn uiteindelijk getoetst door een expertmeeting, waaruit conclusies zijn getrokken.

Het theoretische kader was belangrijk voor dit onderzoek, omdat dit als referentie diende voor de praktijk. Het maakte het mogelijk om de constateringen af te zetten tegen het theoretische kader en het verschil tussen beleid en praktijk vast te stellen. Tijdens dit proces werd duidelijk dat weinig onderzoek is gedaan naar duurzaamheid in de uitvoeringsfase in Nederland. Er is wel internationale literatuur beschikbaar, maar het ontbreken van Nederlandse literatuur is toch een groot gemis. Ook vanuit de TU Delft zou het goed zijn om meer aandacht te besteden aan de uitvoeringsfase, door studenten te stimuleren hier meer onderzoek naar te doen.

Voor de tweede fase: het kwalitatieve onderzoek, zijn andere mogelijkheden te bedenken. In dit onderzoek zijn diverse personen uit de praktijk geïnterviewd over diverse aspecten. De constateringen zijn omgezet naar nieuwe credits voor BREEAM-NL, die zijn getoetst met een expertmeeting, waar deze verbeterpunten intensief zijn besproken. Een variant hierop is het toepassen van een kwalitatief onderzoek: de constateringen verwerken in een enquête en terugkoppelen aan de geïnterviewden. De kwaliteit van dit onderzoek is echter de toespitsing op de praktijk, waar de realisatie van het gebouw daadwerkelijk plaatsvindt. De expertmeeting is daarom een goede toetsing, aangezien de uitvoerende partijen wel de gelegenheid krijgen om hierover te discussiëren, iets wat een enquête niet toelaat. De Dutch Green Building Council en de BAM waren erg transparant en hebben kwantitatieve gegevens vrijgegeven zoals de meeste toegepaste credits en de hoeveelheid CO2-uitstoot van het project de Monarch I. SBL stond echter nog in de kinderschoenen, waardoor niet alle gegevens beschikbaar waren om een kwantitatieve vergelijking waar te maken.

Reflecterend op het afstudeerproces was het motiverend dat de geïnterviewden erg enthousiast waren om hun verhaal te kunnen doen over BREAAM-NL of SBL. En vanuit de DGBC en BAM was er alle ruimte om informatie te verkrijgen en te gebruiken in dit onderzoek. Voordat

08 Epiloog

Page 121: Download onderzoek

121Başak Karabulut

de cases werden geanalyseerd zijn drie verschillende aannemers geïnterviewd om een algemeen beeld te vormen over de consequenties van BREEAM-NL voor het uitvoeringsproces. Terugkijkend op deze gesprekken was het erg positief en rijk aan informatie. Een goede toevoeging hierop zijn interviews met verschillende onderaannemers die met BREEAM-NL gewerkt hebben. De interviews verliepen soepel, mede door de semi-gestructureerdheid ervan. Voor de interviews zijn namelijk specifieke vragen opgesteld met een doorgang naar het brede perspectief om het certificeringssysteem BREEAM-NL en SBL ook te begrijpen. Dit heeft voor een verdieping in concrete aspecten gezorgd. De verschillende ervaringen van uitvoerende partijen maakte het soms moeilijk om de antwoorden met elkaar te combineren en om te zetten naar constateringen. De intentie was om de constateringen van de combinatie BREEAM-NL én SBL te toetsen door het project de Monarch II te observeren, waarin beide worden toegepast. Halverwege het afstudeerproces werd duidelijk dat dit niet mogelijk was, omdat de afbouwfase, waarin dan SBL wordt toegepast, buiten het tijdsbestek van het onderzoek viel. Dit is opgevangen door de constateringen van BREEAM-NL en SBL te combineren en uiteindelijk te toetsen door middel van een expertmeeting. De andere drie cases die zijn onderzocht waren vrij vroeg in het project vastgesteld en zorgde voor geen enkele belemmering voor het proces.

Indien de DGBC het resultaat van het onderzoek implementeert in de nieuwe BRL voor BREEAM-NL, dan zal dit een toegevoegde waarde hebben voor aannemers. Uitvoerende partijen zitten in een fase waarin eisen nodig zijn om duurzaam te werken. Daarom zullen de punten die momenteel een belemmering vormen blijven bestaan, indien de DGBC hier geen verandering in kan brengen. De BRL wordt ieder jaar vernieuwd en verbeterd en het zou goed zijn om deze ieder jaar te toetsen bij aannemers. Daarnaast is het belangrijk om de problemen die aannemers hebben ervaren bespreekbaar te maken, zodat de DGBC daar rekening mee kan houden in de nieuwe BRL.

Page 122: Download onderzoek

122Masterscriptie

Page 123: Download onderzoek

09 Literatuur

Page 124: Download onderzoek

124Masterscriptie

09 LiteratuurAfbouwbox (2012) Minder wachten, sneller bouwen, [online] beschikbaar via: http://www.afbouwbox.nl/.

AfvalOnline (2008), ‘Logistiek en Bouwplaats bij één partij’, 31 oktober 2011: p 15, Utrecht, Uitgeverij Noordhoek.

Agentschap, (2011a), Ketenaanpak bouw- en sloopafval, [online] beschikbaar via: http://www.agentschapnl.nl/onderwerp/ketenaanpak-bouw-en-sloopafval.

Agentschap, (2011b) Rapport GPR-gebouw, [online] beschikbaar via: http://www.agentschapnl.nl/content/rapport-gpr-gebouw.

Agentschap, (2012), Afvalcijfers: Geproduceerd afval in Nederland, [online] beschikbaar via: http://www.agentschapnl.nl/onderwerp/afvalcijfers-geproduceerd-afval-nederland.

AM (2011), AM start transformatie monumentale panden aan Laan van Meerdervoort Den Haag, [online] beschikbaar via: http://www.am.nl/actueel/news&id=396.

Ballast Nedam, (2011), ‘Jaarverslag 2010’, [online] beschikbaar via: http://jaarverslag.info/annualreports/ballastnedam.

Baarda, D.B., De Goede, M.P.M., Teunissen, J. (2001), ‘Kwalitatief onderzoek’, Wolters-Noordhoff bv, Groningen.

Baarda, D.B., De Goede, M.P.M., Van der Meer-Middelburg, A.G.E. (1998), ‘Open interviewen’, Educatieve Partners Nederland bv, Houten.

BAM (2011) ‘duurzaamheidsverslag 2011’, [online] beschikbaar via: http://www.bam.nl/duurzaam/duurzaamheidsverslag-2011.

BAM (2011), ‘De Monarch behaalt BREEAM excellent ontwerpcertificaat voor herontwikkeling de Monarch I’, [online] beschikbaar via: http://www.bam.nl/pers/persberichten/de-monarch-behaalt-breeam-excellent-ontwerpcertificaat-voor-herontwikkeling-de-mo.

BAM, UTS (2011), ‘Smart Building Logistics’, videofilm, Den Haag.

BAM (2012), Project de Groene Toren – Den Haag, projectomschrijving BAM, Den Haag.

Bewuste bouwers (2012) ‘Bewuste bouwers en BREEAM-NL’, [online] beschikbaar via: http://www.bewustebouwers.nl/bewuste_bouwers/stichting_bewuste_bouwers.

Bouwend Nederland (2011), ‘Aandachtspunten Duurzaamheid’, [online] beschikbaar via: http://www.bouwendnederland.nl/web/speerpunten/duurzaamheid/pages/default.aspx.

Chao-Duivis, M.A.B., Van den Berg, M.A.M.C., Bergman, A.G., (2010) ‘Bouwrecht in kort bestek’, Instituut voor bouwrecht, ’s-Gravenhave.

Compendium (2010), ‘Milieudruk doelgroep Verkeer en vervoer: een overzicht’, [online] beschikbaar via: www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0126-Inleiding-milieudruk-verkeer-en-vervoer.html?i=15-103

Cobouw (2011) ‘Bouwlogistiek 3.0’, Den Haag: 26 oktober 2011.

Page 125: Download onderzoek

125Başak Karabulut

Dansen, M. (2009) ‘Hoge duurzaamheidsambities’, Master thesis Technische universiteit Delft, Delft.

De Architect (2012), ‘Monarch I in Den Haag’, [online] beschikbaar via: http://www.dearchitect.nl/projecten/2012/12/kantoorgebouw-den-haag-kcap/kantoorgebouw-den-haag-kcap.html.

De Boer, T., (2011) ‘Maak duurzame keuzes meetbaar’, Den Haag, Cobouw: 16 februari 2011.

De Lange, P. (2012), ‘Winst uit logistieke frustratie’, Cobouw, Den Haag: 28 maart 2012.

De Monarch (2012), ‘Monarch I’, [online] beschikbaar via: http://www.demonarch.nl/Vier-City-Offices/Monarch-I/.

De Nie, S. (2011), ‘Ambities voor duurzaam bouwen’, Master thesis Technische universiteit Delft, Delft.

DGBC (2011a), ‘BREEAM-NL 2011, versie 1.0 augustus 2011, [online] beschikbaar via: http://www.dgbc.nl (zoek op downloads).

DGBC (2011b), ‘Wat doet DGBC’, [online] beschikbaar via: http://www.dgbc.nl/wat_doet_dgbc/wat_doet_dgbc.

Duurzaambedrijfsleven (2011), ‘Bouwsector: duurzaam bouwen binnen 5 jaar extraatje naar noodzaak’, [online] beschikbaar via: http://www.duurzaambedrijfsleven.nl/bouwsector-duurzaam-bouwen-binnen-5-jaar-van-extraatje-naar-noodzaak/.

Dura Vermeer (2011), ‘Duurzaamheidsverslag 2010’, [online] beschikbaar via: http://www.duravermeer.nl/nieuws/artikel/697/publicatie_duurzaamheidsverslag_2010.

Europese Unie (2012), ‘Klimaatbescherming’, [online] beschikbaar via: http://www. europa.eu/pol/clim/index_nl.htm.

Fijneman,J. (2011) ‘Resultaten aanbestedingsanalyse 2010’, [online] beschikbaar via: Aanbestedingsinstituut: http:// www.aanbestedingsintituut.nl/ (tabblad overzicht statistieken).

Frank Oort (2012), ‘Duurzaamheid is geen rocket science’, Den Haag, Cobouw: 17 januari 2012.

FSC Nederland (2011), ‘FSC gecertificeerde aannemers’, [online] beschikbaar via: http://www.goedhoutdatabase.nl/Website/Companies.aspx.

Geraedts, R.P., Wamelink, J.W.F. (2010), ‘Inleiding Bouwmanagement’, H1: Het bouwproces, TU Delft, VSSD Delft.

Geraedts, R.P. (2010), ‘Inleiding Bouwmanagement’, H5: Projectorganisatie en samenwerking, TU Delft, VSSD Delft.

Glavinch, T.E. (2008), ‘Contractor’s Guide to Green Building Construction’, John Willey & Sons, New Jersey: 2008.

Heijmans (2011), ‘Duurzaamheidsverslag 2011’, [online] beschikbaar via: http://www.heijmans.nl/MVO/Duurzaamheid/Duurzaamheidsverslag.

Jahromi, K.N. (2011), ‘Visies & ambities als bouwstenen voor hoogwaardig duurzaam bouwen’, Technische universiteit Delft, Delft

Page 126: Download onderzoek

126Masterscriptie

Koninklijke BAM groep nv. (2011), ‘Duurzaamheidsverslag 2010’, [online] beschikbaar via: http://www.bam.nl/duurzaam/duurzaamheidsverslag-2010.

Koning, A. Z. R. (2011) ‘Praktijkgids Milieuregelgeving in het bouwproces’, Instituut voor bouwrecht.

Kor, R., Wijnen, G. (2000), ‘50 checklists for project and programme managers’, Gower England.

Kranenburg, L. (2011) ‘Duurzaamheid binnen vijf jaar geen selling point meer’, [online] beschikbaar via: http://www.bouwkennis.nl/database.

Kult, M. (2011), ‘In praktijk vaak fout bij overheidsprojecten’, Den Haag, Cobouw: 6 april 2011.

LAP (2010), ‘Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021: naar een materiaalketenbeleid’, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Levy, S.M. (2006), ‘Project management in construction’, Uitgever McGraw-Hill.

Lente Akkoord (2012), ‘Ambities lente akkoord’, [online] beschikbaar via: http://www.lente-akkoord.nl/kennis/wat-is-het-lente-akkoord/.

Lichtenberg, J. (2010), ‘Paradox: materiaalbesparing, een Europaduppie voor een beter milieu’, BouwIQ: 15 december 2010, p. 42.

Lousberg, I.H.M.J. (2010), ‘Inleiding Bouwmanagement’, H2: Bouwmanagement, TU Delft, VSSD Delft.

Maref, R., (2011) ‘Just in Time’ in de Nederlandse bouwsector, Master thesis Technische universiteit TU Delft, Delft.

Merrienboer, S. (2011), ‘Innovatie vereist op binnenstedelijke logistiek, [online] beschikbaar via: http://www.logistiek.nl/dossierartikelen/did13448-Innovatie_vereist_in_binnenstedelijke_bouwlogistiek.html.

Milieuloket (2011a), ‘Doelgroep bouw’, [online] beschikbaar via: http://www.milieuloket.nl/9353000/1/j9vvhurbs7rzkq9/vhurdyxq5fvn.

Milieuloket (2011b), ‘Afvalverwerking’, [online] beschikbaar via: http://www.milieuloket.nl/9353000/1/j9vvhurbs7rzkq9/vhurdyxq2n7u.

Ministerie van Volkshuisvesting, ‘Ruimtelijke ordening en Milieubeheer (2010)’, Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021, Den Haag.

Ministerie van VROM (2012), ‘Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021’, online] beschikbaar via:http://www.lap2.nl/sn_documents/downloads/99%20LAP-archief/06%20LAP1_DerdeWijziging(2007)/LAP1_beleidskader(compleet)_tw3(2007).pdf.

Mullink, B. (2011), ‘Bedrijven slecht voorbereid op grondstoffenschaarste’, Den Haag, Cobouw: 28 september 2011.

MVO Nederland (2011a), ‘Wat is milieu?’, [online] beschikbaar via: http://www.mvonederland.nl/thema/milieu.

Page 127: Download onderzoek

127Başak Karabulut

MVO Nederland (2012b), ‘Wat is MVO?’, [online] beschikbaar via: http://www.mvonederland.nl/content/pagina/wat-mvo.

MVO Nederland (2012c), ‘Bouw, waarom MVO?’, [online] beschikbaar via: http://www.mvonederland.nl/content/bedrijfstak-beschrijving/bouw.

Navabifard, J.K. (2011), ‘Visie en ambities als bouwstenen voor hoogwaardig duurzaam bouwen’ (diss. TU Delft), Delft: 2011.

Neprom (2009), ‘BREEAM maakt duurzaamheid meetbaar’, [online] beschikbaar via: http://www.neprom.nl/viewer/file.aspx?FileInfoID=488.

Oerlemans, H., (2011), ‘Revolutie in bouwsector met Smart Building Logistics, Profiel december 2011, p 4- 6.

Oort, F., (2012), ‘Duurzaamheid is geen rocket science’, Den Haag, Cobouw,: 14 januari 2012.

Planbureau voor Leefomgeving, (2009), ‘Afval, 2012-2021’, [online] beschikbaar via: http://www.pbl.nl/publicaties/2009/realisatie-milieudoelen/indicator32.

Pronk, (2012) interview 27 april 2012, Den Haag.

Rietdijk, M., (2011), ‘Kiezen voor duurzame kwaliteit’, Master thesis Technische universiteit Delft, Delft.

Rijksoverheid (2012), ‘Recyclen van afval’, [online] beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/afval/recycling-van-afval.

Rijksoverheid (2012a), ‘Wat is de EPC?’, [online] beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/energiebesparing/vraag-en-antwoord/wat-is-de-energieprestatiecoefficient-epc.html.

Rijksoverheid (2012b), ‘Wat is duurzaam bouwen en verbouwen?’ [online] beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/energiebesparing/vraag-en-antwoord/wat-is-duurzaam-bouwen-en-verbouwen.html.

Rijksoverheid (2012c), ‘De historische ontwikkeling van het EU-milieubeleid’, [online] beschikbaar via: http://www.eu-milieubeleid.nl/ch03.html.

Rogaar, M., (2011), ‘Het programmeren van duurzaamheid’, Master thesis Technische universiteit Delft, Delft.

SBK (2011), ‘Bepalingsmethode Milieuprestatie gebouwen GWW-werken’, Rijswijk.

SBR (2006), ‘Haal het beste uit de bouw! Handleiding voor bouwopdrachtgevers’, p.37

PSIBouw (2005), ‘Overwegingen bij uitbestedingsstrategieën’, p.16.

SBR (2012), Infoblad 381 – ‘Verantwoordelijkheid voor het bouwbedrijf’, [online] beschikbaar via: http://www.sbr.nl/producten/infobladen/verantwoordelijkheden-voor-het-bouwbedrijf.

SBR (2012), ‘Bepaling van de milieuprestatie van gebouwen (epc)’, september 2012, Rotterdam.

Schmidt, D., (2011) ‘Bouwlogistiek 3.0’, Den Haag, Cobouw,: 26 oktober 2011.

Page 128: Download onderzoek

128Masterscriptie

TNO, (2012) ‘Aan de slag met samenwerking in de logistiek’, TNO, p 40-41.

USDGBC (2012), ‘What LEED is’, [online] beschikbaar via: http://www.pbl.nl/publicaties/2009/realisatie-milieudoelen/indicator32.

Van Doorn, A., (2012), ‘Het duurzame ontwerpproject’, Uitgeverij SUN, Amsterdam 2012.

Van Doorn, A., (2004), ‘Ontwerp/ proces’, Uitgeverij SUN, Amsterdam 2004.

Verschuren, P., Doorewaard, H. (2007), ‘Het ontwerpen van een onderzoek’, Lemma bv, Utrecht.

Van Amstel, W.P., ‘Bouwlogistiek: innovatie met Smart Building Logistics’, [online] beschikbaar via: http://www.delaatstemeter.nl/kennisnetwerken/bouwlogistiek-innovatie-met-smart-building-logistics/.

Van Belzen, T., (2011), ‘Bouwers misbruiken subsidies’, Den Haag, Cobouw: 8 april 2011. P. 1.

Van Belzen, T., (2011) ‘Villa Flora onder vuur, Den Haag, Cobouw: 9 april 2011.

Van Driel. A. (2012) ‘Duurzaamheid de maatstaf van rendementsverbetering van vastgoed’, online beschikbaar via: http://www.grontmij.nl/MediaCenter/Documents/Artikel%20Duurzaamheid%20de%20maatstaf%20voor%20rendementsverbetering%20van%20vastgoed.Ad%20van%20Driel%20(PDF,%202,7%20MB).pdf.

Van Ruyven, M., (2008), ‘Win win in duurzame bouw. Rotterdam’, Royal Haskoning.

Van Stijn, A., (2011), ‘Groener en goedkoper bouwen’, Logistiek en techniek.

Van Velden, F., (2010) ‘Duurzaam slopen is goedkoper’, Den Haag, Cobouw: 6 december 2010.

Van der Woerdt, I.,(2011), ‘Inbrengen van duurzaamheid in het ontwerpproces’ (diss. TU Delft), Delft: 2011.

Zwaga, J., (2010), ‘Bouwbedrijven laten afvalscheiding vaak sloffen’, Den Haag, Cobouw: 07 december 2010.

Page 129: Download onderzoek
Page 130: Download onderzoek

© 2012 Başak Karabulut