Dossier 'Wel op weg?' 2015

100
Rapport 2015 I Dienst welzijn - Steunpunt sociale planning WEL OP WEG? Een analyse van het welzijnsaanbod

description

Een analyse van het welzijnsaanbod in Vlaams-Brabant Dossier 'Wel op weg?' 2015 Voor de vierde keer maakt het steunpunt sociale planning een stand van zaken op van het aanbod op het vlak van welzijn in Vlaams-Brabant. In 2006 bleek reeds dat er een groot structureel tekort was aan welzijnsvoorzieningen in verschillende sectoren, vooral in de regio Halle-Vilvoorde. Het dossier geeft de spreiding van het aanbod over de vijf provincies en Brussel, en voor Vlaams-Brabant ook over de twee arrondissementen, voor de volgende sectoren: Algemeen welzijnswerk Crisisopvang voor volwassenen, kinderen en jongeren Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning Kinderopvang Bijzondere jeugdzorg Ouderenzorg en thuiszorg Voorzieningen voor personen met een handicap Centra voor geestelijke gezondheidszorg Via getuigenissen kom je te weten wat de impact is van het tekort aan mensen, aan middelen en aan plaatsen op de werking van voorzieningen, en op de hulp en ondersteu

Transcript of Dossier 'Wel op weg?' 2015

Page 1: Dossier 'Wel op weg?' 2015

Rapport 2015 I Dienst welzijn - Steunpunt sociale planning

WEL OP WEG?Een analyse van het welzijnsaanbod

Page 2: Dossier 'Wel op weg?' 2015

2

Page 3: Dossier 'Wel op weg?' 2015

3

Voor de vierde keer reeds wordt door de provincie een stand van zaken opgemaakt van het aanbod in de verschillende welzijnssectoren in de provincie Vlaams-Brabant. In 2006 gaven we voor het eerst dit totaalbeeld, met als voornaamste bevinding dat er een groot structureel tekort was aan welzijns-voorzieningen in verschillende sectoren, vooral in de regio Halle-Vilvoorde. We wezen op de verant-woordelijkheden van alle actoren hierin: de Vlaam-se overheid, als erkennende en subsidiërende over-heid, de provincie en de lokale besturen die een ondersteunend impulsbeleid kunnen voeren, en de welzijnssectoren zelf, die via betere samenwerking en het nemen van initiatieven kunnen bijdragen aan een inhaaloperatie. De rapporten van 2009 en 2012 gaven aan dat er weliswaar inspanningen werden gedaan, maar dat die niet in alle sectoren tot de verhoopte gelijkschakeling met de rest van Vlaanderen hebben geleid.

Tweemaal, in 2009 en 2014, wordt de achterstand in Halle-Vilvoorde expliciet vernoemd in het re-geerakkoord van de Vlaamse Regering. In het re-geerakkoord van 2014-2019 vinden we volgende drie passages terug:

‘We voeren een sterk beleid voor het leefbaar en groen houden van de 19 gemeenten van de Vlaamse Rand, en bij uitbreiding de gemeenten van de ruime Rand-regio, die geconfronteerd wor-den met ontnederlandsing , internationalisering en verstedelijkingsdruk met gevolgen voor de grond- en woonprijzen, mobiliteitsproblemen, bijzondere noden op het vlak van onderwijs, kinderopvang, sociale - en welzijnsvoorzieningen, enz.’ …

‘In het geïntegreerd beleid voor de inwoners van de Vlaamse Rand worden de inspanningen verder gezet op het vlak van onderwijs, arbeidsbemid-deling en trajectbegeleiding van werkzoekenden,

taalonderwijs, versterking van aanbod van wel-zijns- en gezondheidsvoorzieningen.’ …

‘We pakken de achterstand aan die de Vlaamse Rand heeft inzake welzijns- en gezondheidsaan-bod. Met een nieuw instrument ‘Vlabzorginvest’ zorgen we ervoor dat gronden om nieuwe zorgini-tiatieven te realiseren beschikbaar komen, en het nodige kapitaal kan vrijgemaakt worden.’

In deze publicatie zetten we alvast alle gegevens over het aanbod in de verschillende welzijnssec-toren nog eens op een rij. Door de versnippering over de verschillende administraties van de Vlaam-se Gemeenschap, is het immers niet eenvoudig een algemeen beeld te krijgen van de situatie, en tot een integrale aanpak en structurele beleids-maatregelen te komen.

We houden het echter niet bij tabellen en kaarten, maar willen de lezer een impressie geven van de impact die het tekort aan mensen, aan middelen, aan plaatsen heeft op de werking van voorzienin-gen, en op de hulp en ondersteuning die zij aan cliënten kunnen bieden. Voorzieningen en cliënten blijven niet bij de pakken zitten, maar zoeken vaak zelf naar creatieve oplossingen.

De provincie van haar kant gaat aan de slag met de signalen die het werkveld uitstuurt. We geven daarom telkens enkele voorbeelden van initiatie-ven in de verschillende sectoren.

Monique SwinnenGedeputeerde voor welzijnProvincie Vlaams-Brabant

We pakken de ach-terstand aan die Vlaams-Brabant heeft inzake wel-zijns- en gezond-heidsaanbod

VOORWOORD

Page 4: Dossier 'Wel op weg?' 2015

4

LEESWIJZER

In een eerste hoofdstuk geven we een aantal kenmerken van de provincie Vlaams-Brabant, als achtergrond voor de aan-bodgegevens die we verder overlopen. In dit rapport bespre-ken we achtereenvolgens 9 welzijnssectoren: het algemeen welzijnswerk en de crisisopvang, de Bijzondere Jeugdbij-stand, de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning, de voorzieningen voor personen met een handicap, de Cen-tra voor Geestelijke Gezondheidszorg, de ouderen- en thuis-zorg en de kinderopvang. Telkens vergelijken we het aanbod in Vlaams-Brabant met dat van de andere vier provincies en Brussel. Voor Vlaams-Brabant bekijken we ook de verdeling over de twee arrondissementen: Halle-Vilvoorde en Leuven.

Naast de getuigenissen die een beter beeld geven van de situatie op het terrein, geven we aan welke beleidsmaatre-gelen door de provincie werden genomen om tegemoet te komen aan de bestaande noden in de verschillende welzijns-sectoren.

BRUSSELNORM

Wanneer we de situatie in Brussel vergelijken met die van de Vlaamse provincies zetten we het aanbod telkens uit op 30% van de Brusselse bevolking. De ‘Brusselnorm’ bepaalt immers dat 30% van de Brusselse bevolking tot de doelgroep van de Vlaamse Gemeenschap behoort

INDEX OM DE EVOLUTIE WEER TE GEVEN

We bekijken telkens welke evolutie er heeft plaatsgevonden tussen de meest recente meting en de eerste keer dat we dit overzicht hebben opgemaakt: in 2006. In verschillende tabel-len gebruiken we een index om de toename of afname van het aanbod in de loop van de jaren aan te duiden. Daarvoor delen we het aantal plaatsen van het meest recente jaar door het aantal plaatsen in het vergelijkingsjaar in het verleden en vermenigvuldigen dit met 100. Een index van 100 betekent dus dat er geen toename of afname is geweest. Een index van 110 geeft dan bijvoorbeeld aan dat het aanbod in de beschouwde periode met 10% is toegenomen en een index van 95 dat het aanbod met 5% is afgenomen.

BRONNEN

De bron voor de bevolkingscijfers in dit rapport is telkens ADSEI, FOD Economie. Andere bronnen worden vermeld bij de cijfers.

Page 5: Dossier 'Wel op weg?' 2015

5

INHOUDSTAFEL

Voorwoord 5

1. Vlaams-Brabant in een oogopslag 6

2. Centra voor algemeen welzijnswerk 12

3. Crisishulpverlening 20

4. Bijzondere Jeugdbijstand 24

5. Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning 32

6. Personen met een handicap 36

7. Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg 45

8. Ouderenzorg 50

9. Thuiszorg 62

10. Kinderopvang 68

11. Andere sectoren 84

12. Naar Brussel dan maar? 88

13. De achterstand aangepakt 90

14. Meten is weten 94

15. Algemeen besluit 96

Page 6: Dossier 'Wel op weg?' 2015

6

Als achtergrond voor de cijfers over het welzijnsaanbod bekijken we eerst enkele indicatoren die een beeld geven van de bevolking en haar situatie in de provincie Vlaams-Brabant. Onderstaande kaarten geven niet alleen de verschillen weer tussen de gemeenten in Vlaams-Brabant zelf, maar laten ook een vergelijking toe met de situatie in de rest van het Vlaams Gewest en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT IN EEN OOGOPSLAG

1

Page 7: Dossier 'Wel op weg?' 2015

7

STEDELIJK EN LANDELIJK

Het aantal inwoners per hectare geeft een beeld van de verstedelijking. Op Kaart 1 komen de grote steden (Brussel, Antwerpen, Gent) naar voor, evenals enkele regionale steden zoals Oostende en Leuven. Maar ook een aantal gemeenten in de rand rond Brussel hebben een erg hoge bevolkingsdichtheid. Vooral Wemmel, Vilvoorde, Kraainem en Wezembeek-Oppem zijn op-vallend. In Vlaams-Brabant valt, buiten Leuven en de rand rond Brussel, Liedekerke op als een dichtbevolk-te gemeente. Het Pajottenland en het Hageland zijn twee landelijke regio’s. Ook ten zuiden van Leuven is de bevolkingsdichtheid laag, waarbij Huldenberg op-valt als erg dunbevolkt.

KAART 1 I BEVOLKINGDICHTHEID (2015)

01 Provincie Vlaams-Brabant in een oogopslag

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: FOD Economie, AD Statistiek

Aantal inwoners per hectare18,1 - 40,4

10,6 - 18,05,6 - 10,53,1 - 5,5

0,5 - 3,0Vlaams-Brabant: 5,6Vlaams Gewest: 5,1Brussels Gewest: 91,5

Antwerpen

Leuven

Hasselt

Brugge

Gent

(Brussel: 20,5 - 329,4)

Page 8: Dossier 'Wel op weg?' 2015

8

JONG & OUD

In heel wat Brusselse gemeenten en in de Vlaamse Rand wonen heel veel jongeren. Kaart 2 toont het aandeel jongeren van 0 tot 17 jaar op de bevolking. Tegelijkertijd zijn er relatief weinig ouderen in de meeste Brusselse gemeenten, evenals in Vilvoorde, Machelen en Zaventem (kaart 3). In het Hageland zijn er relatief weinig jongeren en relatief veel oude-ren. Dit is erg opvallend in gemeenten als Aarschot, Scherpenheuvel-Zichem en Tienen. In Leuven wonen veel jongvolwassenen, maar weinig kinderen en ook weinig 65-plussers. In de gemeenten rond Leuven zijn er wel heel veel jongeren: wanneer de Leuvense jong-volwassenen kinderen krijgen, trekken ze immers vaak naar die randgemeenten.

BEVOLKING VAN NIET BELGISCHE HERKOMST

Brussel trekt als hoofdstad van België en van Euro-pa, met veel internationale instellingen en bedrijven, zeer veel mensen aan van verschillende nationaliteiten (kaart 4). Afhankelijk van hun socio-economische sta-tus vestigen ze zich in het welgestelde zuidoostelijke gedeelte van Brussel en de aansluitende residentiële gemeenten in de Rand, of in armere wijken die vooral gelegen zijn langs het kanaal, van Halle over Sint-Pie-ters-Leeuw tot Vilvoorde en Machelen. Het aandeel personen met een niet-Belgische herkomst stijgt nog steeds in de regio. Ook Leuven is een aantrekkings-pool, vooral voor mensen die niet uit de EU afkomstig zijn. Ook in andere Vlaamse steden is dat het geval. In de grensgemeenten van de provincies Antwerpen en Limburg vinden we veel Nederlanders.

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: FOD Economie, AD Statistiek

% van de bevolking

22,0 - 25,120,5 - 21,919,0 - 20,417,5 - 18,9

11,1 - 17,4Vlaams-Brabant: 20,4Vlaams Gewest: 19,4Brussels Gewest: 22,8

Antwerpen

Leuven

Hasselt

Brugge

Gent

(Brussel: 22,0 - 28,5)

KAART 2 I AANDEEL JONGEREN 0-17 JAAR (2015)

In de randgemeenten van Brussel en Leuven zijn er veel jongeren: wanneer jongvolwasse-nen kinderen krijgen, trekken ze immers vaak naar de randgemeenten.

Page 9: Dossier 'Wel op weg?' 2015

9

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: FOD Economie, AD Statistiek

% van de bevolking

23,6 - 35,320,6 - 23,518,6 - 20,517,6 - 18,5

14,8 - 17,5Vlaams-Brabant: 18,6Vlaams Gewest: 19,3Brussels Gewest: 13,2

Antwerpen

Leuven

Hasselt

Brugge

Gent

(Brussel: 7,6 - 17,5)

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: KSZ AM&SB

% van de bevolking

33,3 - 67,221,3 - 33,212,3 - 21,26,3 - 12,2

3,2 - 6,2Vlaams-Brabant: 21,2Vlaams Gewest: 19,2Brussels Gewest: 68,9

Antwerpen

Leuven

Hasselt

Brugge

Gent

(Brussel: 40,4 - 89,0)

KAART 3 I AANDEEL OUDEREN 65+ (2015)

KAART 4 I BEVOLKING VAN NIET-BELGISCHE HERKOMST (2014)

01 Provincie Vlaams-Brabant in een oogopslag

Page 10: Dossier 'Wel op weg?' 2015

10

ARM & RIJK

Kaart 5 geeft voor de 0-64-jarigen en kaart 6 voor de 65-plussers het aandeel van de bevolking met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. Zij krijgen deze tegemoetkoming omwille van een laag inkomen. Bij de leeftijdsgroep jonger dan 65 jaar vinden we deze groep vooral terug in de (grote) steden. Algemeen zijn er in Vlaams-Brabant relatief weinig mensen met een verhoogde tegemoetkoming, namelijk 6,5% van de bevolking, tegenover 9,3% in Vlaanderen. Toch zijn er een aantal uitzon-deringen: Vilvoorde, Machelen, Leuven, Tienen, Diest en Asse.

Ouderen (65+) met een verhoogde tegemoetkoming vinden we, in tegenstelling tot de vorige groep, meer terug in plattelandsregio’s, zoals in Zuid-West-Vlaanderen en in Zuid-Limburg. Ook in het Hageland hebben enkele gemeenten hoge aandelen.

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: Voorkeursregeling: Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) Bevolking: FOD Economie, AD Statistiek

% van de 0-64 jarigen

12,0 - 21,79,0 - 11,96,5 - 8,94,5 - 6,4

2,7 - 4,4Vlaams-Brabant: 6,5Vlaams Gewest: 9,3Brussels Gewest: 25,5*

Antwerpen

Leuven

Hasselt

Brugge

Gent

* De cijfers van de Brusselse gemeenten dateren van 2012.

(Brussel: 12,0 - 42,2)

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: Voorkeursregeling: Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) Bevolking: FOD Economie, AD Statistiek

% van de 65-plussers40,1 - 76,934,1 - 40,0

28,1 - 34,022,1 - 28,0

8,3 - 22,0Vlaams-Brabant: 22,1Vlaams Gewest: 28,8Brussels Gewest: 32,1*

Antwerpen

Leuven

Hasselt

Brugge

Gent

* De cijfers van de Brusselse gemeenten dateren van 2012.

KAART 5 I VERHOOGDE TEGEMOETKOMING 0-64 JAAR (2014)

KAART 6 I VERHOOGDE TEGEMOETKOMING 65-PLUSSERS (2014)

Page 11: Dossier 'Wel op weg?' 2015

11

01 Provincie Vlaams-Brabant in een oogopslag

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: FOD Economie, AD Statistiek

Mediaanprijs

265.001 - 360.000230.001 - 265.000

200.001 - 230.000175.001 - 200.000

113.000 - 175.000Vlaams-Brabant: 230.000Vlaams Gewest: 200.000Brussels Gewest: 315.000

Antwerpen

Leuven

Hasselt

Brugge

Gent

(Brussel: 265.001 - 465.000)

KAART 7 I MEDIAAN VERKOOPPRIJS VAN DE GEWONE WOONHUIZEN (2014)

BESLUITVlaams-Brabant is een erg heterogene provincie. Algemeen is er een grote welvaart, maar toch zijn er gemeenten met heel wat lage inkomens. Dit geldt voor een aantal steden en verstedelijk-te gemeenten in de rand, vooral in het noorden (Vilvoorde, Machelen), maar ook voor een aantal kleine steden en plattelandsgemeenten in het Hageland.

De rand heeft een erg jonge, internationale be-volking, terwijl het omgekeerde geldt voor het Hageland. De armoede in de stedelijke gebieden situeert zich eerder bij de actieve bevolking en hun kinderen, terwijl ze op het platteland vooral de ouderen treft. Leuven trekt als centrumstad

veel alleenwonenden en jongvolwassenen aan, maar ook mensen met een laag inkomen. Ho-gere inkomens, veelal gezinnen met kinderen, trekken vaak naar de randgemeenten.

Leuven is de enige centrumstad in Vlaams-Bra-bant. Nochtans omvat de ruime rand rond Brus-sel wel een aantal erg dichtbevolkte kleine ste-den (Halle, Vilvoorde, Zaventem, Asse) en een aantal andere sterk verstedelijkte gemeenten. Leuven, maar vooral Brussel en de Rand, trekken mensen aan uit heel de wereld. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de samenstelling van de bevolking, maar zorgt ook voor een grote druk op de woning- en grondprijzen.

WONINGPRIJZEN

Op kaart 7 zien we zeer hoge woningprijzen in Brussel en in de ruime rand, evenals in Leuven en haar randgemeenten. Dit geldt ook voor gemeenten met veel inwoners met een laag inkomen, zoals Vilvoorde. Enkel in het Hageland blijven de prijzen onder het Vlaamse gemiddelde. De prijzen kennen nog steeds een op-waartse trend.

Page 12: Dossier 'Wel op weg?' 2015

12

CENTRA VOOR ALGEMEEN WELZIJNSWERK

2

Page 13: Dossier 'Wel op weg?' 2015

13

REORGANISATIE

Sinds 1 januari 2014 zijn er nog 11 regionale Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) erkend in Vlaanderen en Brussel1. De schaalvergroting moet leiden tot een verminde-ring van de ongelijkheden in het hulpverleningsaanbod, de grootte en de kwaliteit van de verschillende CAW’s. In elke zorgregio moet een basisaanbod worden uitgebouwd. In elke CAW-regio moeten ook alle opdrachten, wat betreft preven-tie, onthaal en begeleiding, vervuld worden.

Voor Vlaams-Brabant betekende de schaalvergroting een fusie van CAW regio Leuven en CAW Hageland tot CAW Oost-Brabant enerzijds, en een fusie van CAW Delta en CAW Regio Vilvoorde tot CAW Halle-Vilvoorde anderzijds. De Oost-Vlaamse gemeenten die tot het werkingsgebied van Delta hoorden (Ninove, Denderleeuw en Haaltert), wer-den overgedragen aan CAW Oost-Vlaanderen. De zorgregio Tervuren kwam volledig onder de werking van CAW Hal-le-Vilvoorde te liggen, terwijl Tervuren zelf voordien bij CAW regio Leuven hoorde. Ook in deze zorgregio moet een volle-dige werking worden uitgebouwd. Een aantal diensten die voorheen niet werden aangeboden in Halle-Vilvoorde, zoals slachtofferhulp, moesten worden ingericht.

02 Centra voor Algemeen Welzijnswerk

Diest

Tienen

Asse

Halle

Leuven

Herne

Landen

AarschotZemst

Gooik

Linter

Meise

Dilbeek

Overijse

Lubbeek

Herent

Lennik

ZoutleeuwBierbeek

Haacht

Kortenaken

Bertem

Holsbeek

Beersel

Ternat

Tielt-Winge

Geetbets

Rotselaar

Tervuren

Pepingen

Merchtem

Huldenberg

Bekkevoort

Londerzeel

Bever

Grimbergen

Kortenberg

Opwijk

Boutersem

Galmaarden

Glabbeek

Zaventem

Hoegaarden

Tremelo

KampenhoutVilvoorde

Roosdaal

Hoeilaart

Oud-Heverlee

Affligem

Sint-Pieters-Leeuw

KeerbergenScherpenheuvel-Zichem

Steenokkerzeel

Begijnendijk

Boortmeerbeek

Machelen

Sint-Genesius-Rode

Wemmel

Liedekerke

Kapelle-op-den-Bos

Kraainem

Linkebeek

Wezembeek-Oppem

Drogenbos

Kaart: Steunpunt sociale planning

Halle-Vilvoorde Oost-Brabant

Kleinstedelijke zorgregio's

KAART 8 I WERKINGSGEBIEDEN CAW’S VLAAMS-BRABANT

1 Schaalvergroting opgelegd in het Decreet van 25 mei 2012 tot wijziging van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk.

De schaalvergroting moet leiden tot een vermindering van de ongelijkheden in het hulpverlenings-aanbod, de grootte en de kwaliteit van de verschillende CAW’s.

Page 14: Dossier 'Wel op weg?' 2015

14

20062006

per inwoner2015

2015 per inwoner

Index 2006-2015(2006 = 100)

Antwerpen 15.587.256 9,23 23.165.325 12,78 148,6

Limburg 5.812.050 7,13 8.939.861 10,39 153,8

Oost-Vlaanderen 11.894.682 8,56 18.718.854 12,67 157,4

West-Vlaanderen 11.826.598 10,36 17.122.319 14,52 144,8

Vlaams-Brabant 7.116.113 6,82 11.545.257 10,36 162,2

CAW Oost-Brabant- Regio Leuven- Hageland

3.765.2721.152.594

13,75 5,61

6.902.895 14,17 140,4

CAW Halle-Vilvoorde- Regio Vilvoorde- Delta*

520.6331.677.615

2,444,77

4.642.362 7,40 211,2

Brussel 3.968.535 11,8 5.576.413 15,82 140,5

Vlaanderen 52.236.699 8,59 79.491.616 12,34 152,2

* cijfers 2006: CAW Zenne en Zoniën bij CAW Delta gerekend Bron: Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, afdeling Welzijn en Samenleving

TABEL 1 I ENVELOPPEFINANCIERING (IN EURO) VAN DE CAW’S

FIGUUR 1 I CAW: BUDGET (IN EURO) PER 10.000 INWONERS (2015)

Page 15: Dossier 'Wel op weg?' 2015

15

02 Centra voor Algemeen Welzijnswerk

HULPVERLENING VOOR IEDERE BURGER

‘‘Iedere burger, onafhankelijk van zijn of haar woonplaats, met om het even welke vraag of probleem moet een beroep kunnen doen op een aanbod aan hulp- en dienstverlening op de eerste lijn’. Zo stond het in februari 2012 nog in de omzendbrief2 van Vlaams minister Jo Vandeurzen. Bij de vorige analyses bleek tel-kens dat CAW Delta, CAW regio Vilvoorde en CAW Hageland er amper in slaagden een basiswerking uit te bouwen, omwille van de frappant lagere subsidie-enveloppe voor deze regio’s ten opzichte van andere regio’s in Vlaanderen.

Tabel 1 geeft de cijfers voor de enveloppefi nanciering van de CAW’s, per provincie en voor de twee Vlaams-Brabantse CAW’s apart. Het totaal bedrag voor de CAW’s in Vlaanderen nam toe met 52% tussen 2006 en 2015. Er werd duidelijk een extra inspanning gedaan voor de regio Halle-Vilvoorde. Het totaal bedrag voor CAW Halle-Vilvoorde steeg met 111% ten opzich-te van de samengetelde bedragen van de CAW’s Delta, Zenne en Zoniën en Regio Vilvoorde in 2006. Wanneer we echter het bedrag uitzetten op het aantal inwoners in de regio, dan komt CAW Halle-Vilvoorde slechts aan een budget van 7,40 euro per inwoner, terwijl dit gemiddeld voor Vlaanderen 12,34 euro be-draagt. Vlaams-Brabant als geheel komt zo aan een envelop-pe per inwoner van 10,36 euro, een stuk lager dan de andere provincies.

Aangezien de enveloppefi nanciering in belangrijke mate besteed wordt aan personeel, nam ook de personeelsbezetting van de Vlaamse CAW’s toe. Er was een stijging van het aantal VTE met 17,5% tussen 2006 en 2015. Onze provincie volgt deze evolu-tie met 19,9%. CAW Halle-Vilvoorde kende een grotere stijging dan dit Vlaamse gemiddelde, namelijk 37%, ondanks het feit dat er in de loop van 2013 nog 6 personeelsleden van CAW Delta overgedragen werden aan CAW Oost-Vlaanderen, aange-zien de werking niet langer over gemeenten in Oost-Vlaanderen loopt. De overdracht werd gedeeltelijk gecompenseerd door een toename met 4,5 VTE voor het crisisopvangcentrum Haven 21.

Uitgezet op de bevolking (aantal VTE per 10.000 inwoners) zien we dat de provincie Vlaams-Brabant in totaal op hetzelfde niveau zit als de provincie Limburg, met 1,6 VTE per 10.000 inwoners. Dit is echter een stuk onder het Vlaamse gemiddelde van 1,9. Bovendien is het verschil tussen de beide CAW’s in Vlaams-Brabant wel groot: 2,1 VTE per 10.000 inwoners in CAW Oost-Brabant en slechts 1,1 in CAW Halle-Vilvoorde. Van de 104 personeelsleden van CAW Oost-Brabant zijn er echter 10 VTE die ingezet worden in de 2 ge-vangenissen van Leuven. Deze zijn niet inzetbaar over alle inwoners van de regio.

Iedere burger, onafhankelijk van zijn of haar woon-plaats, met om het even welke vraag of probleem moet een beroep kunnen doen op een aanbod aan hulp- en dienst-verlening op de eerste lijn.

>>>

2 Omzendbrief betreffende de reorganisatie van het algemeen welzijnswerk (1 februari 2012)

Page 16: Dossier 'Wel op weg?' 2015

16

Cijfers op basis van de bevolking zeggen uiteraard niets over het profiel van deze inwoners achter de cijfers, hun kwetsbaarheid in een aantal levensdomeinen als inkomen, wonen, opleiding, etnische af-komst, psychische of relationele kwetsbaarheid, schokkende gebeurtenissen, plegers- en slachtoffers, zelfredzaamheid… Zo zien we in het Hageland (Oost-Brabant) veel kwetsbare ouderen (alleenstaand, laag inkomen) en personen met een handicap, terwijl in de rand rond Brussel een hoog aandeel van de bevolking van niet-Belgische afkomst is en er veel alleenstaande ouders wonen.

FIGUUR 2 I CAW: VTE PER 10.000 INWONERS (2015)

20062006 op

10.000 inw.2015

2015 op 10.000 inw.

Index 2006-2015(2006 = 100)

Antwerpen 303,1 1,79 347,3 1,92 114,6

Limburg 117,2 1,44 135,5 1,58 115,7

Oost-Vlaanderen 229,8 1,65 283,8 1,92 123,5

West-Vlaanderen 227,5 1,99 260,5 2,21 114,5

Vlaams-Brabant 145,5 1,39 174,5 1,57 119,9

CAW Oost-Brabant- Regio Leuven- Hageland

72,2522,25

2,64 1,08

104,4 2,14 110,5

CAW Halle-Vilvoorde- Regio Vilvoorde- Delta*

12,039,0

0,561,11

70,1 1,12 137,4

Brussel 74,0 2,42 85,0 2,41 114,8

Vlaams Gewest (excl. Brussel)

1.023,0 1,68 1.201,5 1,86 117,5

* cijfers 2006: CAW Zenne en Zoniën bij CAW Delta gerekend

TABEL 2 I VOLTIJDSE EQUIVALENTEN (VTE) BIJ DE CAW’S

>>>

Page 17: Dossier 'Wel op weg?' 2015

17

02 Centra voor Algemeen Welzijnswerk

OORMERKEN EN OPDRACHTEN

De extra middelen die worden toegekend aan de CAW’s worden steeds vaker gekoppeld aan bijkomen-de opdrachten of criteria. Enkele voorbeelden van ‘geoormerkte’ middelen voor CAW OOST-BRABANT zijn:

1 VTE exclusief voor preventieve woonbege-leiding (criterium: minimum 27 begeleidingen op jaarbasis)

0,7 VTE exclusief voor begeleid zelfstandig wonen voor jongeren en jongvolwassenen met een vermoeden van een handicap (criterium: op elk moment 8 begeleidingen lopen)

1,2 VTE exclusief voor de hulplijn 1712 voor Vlaams-Brabant en Brussel

10 VTE exclusief voor het welzijnswerk in de 2 gevangenissen van Leuven.

Ook voor CAW HALLE-VILVOORDE zijn er geoormerk-te middelen:

3,8 VTE exclusief voor het crisismeldpunt Integrale Jeugdhulp Vlaams-Brabant

2,61 VTE exclusief voor preventieve woonbe-geleiding (criterium: 27 begeleidingen per VTE per jaar)

0,7 VTE exclusief voor begeleid zelfstandig wonen voor jongeren en jongvolwassenen met een vermoeden van een handicap (criterium: op elk moment 8 begeleidingen lopen)

Middelen voor de uitbouw van slachtofferhulp.

Omdat de bijkomende middelen enkel ingezet kun-nen worden voor specifi eke opdrachten bieden ze geen oplossing voor de structurele onderbezetting. Naast het oormerken van middelen zijn er extra op-drachten ten gevolge van de vernieuwingen in de zorg en netwerking, zoals online-, chat-, en emailhulpver-lening, de netwerking in het kader van de vermaat-schappelijking van de geestelijke gezondheidszorg (art.107), Integrale Jeugdhulp en de coördinatie van het BIZ-project voor Vlaams-Brabant (Budget In Zicht). Dit vraagt veel van de organisatie en de medewerkers op het vlak van administratie, overleg, groter bereik van mensen en hogere intensiteit van begeleidingen en trajectbegeleiding.

Door de historiek van de enveloppefi nanciering, de tendens om te oormerken en de bijkomende of ver-anderende opdrachten is het voor de CAW’s moeilijk om de basiswerking in elke zorgregio verder uit te bouwen.

Door de historiek van de enveloppefinancie-ring, de tendens om te oormerken en de bijko-mende of veranderen-de opdrachten is het voor de CAW’s moeilijk om de basiswerking in elke zorgregio verder uit te bouwen.

Page 18: Dossier 'Wel op weg?' 2015

1818

WIM DECOODT I CAW HALLE-VILVOORDE

Hoewel sommige werkingen meer en meer nodig zijn, zijn we toch verplicht om hier en daar af te bouwen, bij-voorbeeld op ouderschaps- en scheidingsbemiddeling. De caseload neemt steeds toe, de contexten worden moeilijker en tegelijk blijft het aantal aanmeldingen stij-gen. Medewerkers staan onder druk en we zien meer burn-outs. Als reactie op de druk gaan medewerkers vragen van cliënten zo snel mogelijk proberen op te los-sen, in plaats van dieper te graven en te zoeken naar achterliggende problemen.

Om het personeel te beschermen tegen de druk wordt er overwogen om permanentie-uren te verminderen, onthaalpunten af te bouwen (Meise, Merchtem), geen outreach toe te passen… De drempel voor cliënten zal daardoor verhogen.

De onthaalfunctie wordt steeds sterker binnen het CAW, onder andere door Integrale Jeugdhulp, het is bij uitstek een toegangspoort voor mensen die hulp zoe-ken. Maar de meest kwetsbare doelgroep kan je niet doorverwijzen naar de private hulp, bijvoorbeeld naar een psycholoog. En omdat de onthaalstroom zo groot is geworden, ontstaan er wachtlijsten bij de begeleidin-gen. Ook bij de geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) is er een wachtlijst. Maar soms kan je mensen echt niet laten wachten op hulp. Je moet dan verder werken via overbruggingshulp. Daardoor neemt echter de wacht-lijst toe voor mensen die bij het CAW zelf op de beste plaats zitten.

BERT LAMBEIR I CAW OOST-BRABANT

We zijn genoodzaakt een aantal keuzes te maken. Zo werd beslist om zoveel mogelijk in te zetten in de zorgregio’s Tienen, Diest en Leuven, en voorlopig minder in de zorgregio Aarschot, omdat het niet mo-gelijk was in 4 zorgregio’s minimaal aan de kwaliteitsin-dicatoren voor onthaal te beantwoorden. In het Sociaal Huis van Aarschot wordt een beperkt aanbod onthaal en begeleiding aangeboden.

Daarnaast werd de voortrekkersrol in Zorgnetwerk Lan-den beëindigd en het onthaal en begeleidingsaanbod in regio Haacht omgebouwd, via een samenwerkings-overeenkomst met de OCMW’s van Haacht, Kampen-hout, Keerbergen en Tremelo en CGG Passant. Zowel in Landen als in de regio Haacht wordt er met vrijwilligers gewerkt, die deel uitmaken van het CAW, zodat de werkorganisatie, coaching en intervisie gegarandeerd wordt. We blijven er wel naar streven om ook in Aar-schot een volwaardig welzijnsaanbod voor jongeren en volwassenen uit te bouwen.

Als reactie op de druk gaan medewerkersvragen van cliënten zo snel mogelijk proberen op te lossen, in plaats van dieper te graven en te zoeken naar achterlig-gende problemen.

We zijn genoodzaakt een aantal keuzes te maken omdat het an-ders niet mogelijk is in vier zorgregio’s aan de kwaliteitsvereisten te beantwoorden.

Page 19: Dossier 'Wel op weg?' 2015

19

EDWARD I CLIENT CAW HALLE-VILVOORDE

Ik kwam vroeger regelmatig langs bij het inloop-centrum. Daar hing een gezellige sfeer en voelde ik me echt welkom. Ik ben niet echt een prater, maar daar kon ik wel mijn ei kwijt. In de groep, wanneer die niet te groot was. Soms praatte ik met G, een hulpverleenster van ‘boven’. Die kwam af en toe bij ons zitten om te zien hoe het ging. Vaak merkte ze aan mij dat ik me niet 100% ok voelde. Dan nam ze me opzij en maak-te ze tijd om naar mij te luisteren. Alleen voor mij. Ik kom niet vaak meer naar het inloopcentrum. Het is daar veel te druk de laatste paar jaren. Ie-dereen is zo luid. G heeft me nog gecontacteerd om te vragen of ik met haar wilde babbelen. Ik wou dat wel, maar dan moest ik twee à drie we-ken op voorhand een afspraak inplannen. Dat is moeilijk voor mij. Wanneer ik haar probeer te bellen om eens te babbelen, dan is ze vaak niet bereikbaar. Altijd in gesprek of overleg. Ik mis onze babbels. Ik mis dat iemand naar me luistert. Ik mis mijn plaatsje in de groep.

Wanneer we dan toch eens samen zitten om te praten, dan voelt dat niet hetzelfde als vroe-ger. Vroeger stelde G dieperliggende vragen. Nu helpt ze me nog steeds heel goed, maar op-pervlakkiger. Ik merk dat ze weinig tijd voor me heeft. Ze helpt me met het probleem dat ik op dat moment heb. Vroeger stonden we bij alles stil en kwamen we zo soms tot dingen waar ik ervoor nooit bewust aan gedacht had.

Van kennissen heb ik gehoord dat er wel meteen naar hun verhaal geluisterd wordt. Maar eens ze hun verhaal hebben kunnen doen, komen ze op een wachtlijst terecht. Overgang van onthaal naar begeleiding noemen ze dat dan. Dan haken veel mensen al wel eens af. Ik ook. Dan denk ik: zitten zoveel mensen met iets in de knoop? Hun problemen zullen wel erger zijn dan de mijne. Laat hen maar voorgaan.

02 Centra voor Algemeen Welzijnswerk

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:• Tot en met 2013 ontving elk CAW van de

provincie een extra betoelaging voor de inloopcentra en voor de versterking van de reguliere werking. In 2014 werden deze subsidies overgenomen door Vlaanderen.

• CAW Halle-Vilvoorde ontving investe-ringssubsidies voor de aankoop van een pand in Vilvoorde, als onderdeel van de sociale campus Vilvoorde, en voor de vestiging in de sociale campus te Halle.

• CAW Oost-Brabant kreeg een investe-ringssubsidie voor de aankoop van een vestiging in Aarschot.

• De CAW’s werden ondersteund bij de uitvoering van hun armoedebeleid, schuldhulpverlening, het opmaken van omgevingsanalyses enz.

• Jaarlijks worden vernieuwende projec-ten van de CAW’s betoelaagd.

Ik denk dikwijls: Hun problemen zullen wel erger zijn dan de mijne. Laat hen maar voorgaan.

Page 20: Dossier 'Wel op weg?' 2015

20

CRISISHULP- VERLENING

3

Page 21: Dossier 'Wel op weg?' 2015

21

CRISISOPVANG VOOR VOLWASSENEN

In Vlaams-Brabant is de opvangcapaciteit voor vol-wassenen in een crisissituatie beperkt. Er zijn twee crisisopvangcentra van de CAW’s: Haven 21 in Halle en het crisisopvangcentrum in Leuven. De meeste OCMW’s hebben mogelijkheden om mensen tijdelijk onder te brengen, in nood- of transitwoningen of el-ders. Daarnaast zijn er nog enkele kleinschalige private initiatieven, zoals de 6 appartementen en studio’s van welzijnsschakel ’t Sleutelke in Kampenhout. Voor een aantal doelgroepen is er een specifiek aanbod van re-sidentiële crisishulp: personen met een handicap, ou-deren, personen met psychische problemen en/of een afhankelijkheidsproblematiek. Vluchthuizen zijn er en-kel in het arrondissement Leuven (Leuven en Diest), samen voor 28 personen. Ook de mogelijkheden voor

winteropvang zijn zeer beperkt in Vlaams-Brabant: er zijn 11 bedden in Leuven en sinds kort 10 bedden in Vilvoorde.

Tabel 3 geeft het aantal bedden en VTE in de door Vlaanderen erkende crisisopvangcentra van de CAW’s (1 januari 2014). Haven 21 van CAW Halle-Vilvoor-de biedt 18 bedden en het crisisopvangcentrum van CAW Oost-Brabant heeft 16 bedden ter beschikking. Het crisisopvangcentrum Haven 21 werd tot 2008 vol-ledig gefinancierd door de provincie, vandaar dat er in 2006 nog geen erkende bedden waren in Halle-Vil-voorde. In 2014 komen zowel het aantal bedden als het aantal personeelsleden (VTE) bijna aan de Vlaamse gemiddelden hiervoor. De provincies Limburg en Ant-werpen hebben een groter aanbod.

03 Crisishulpverlening

Bron: Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Afdeling Welzijn en Samenleving

TABEL 3 I CAW AANBOD AAN CRISISOPVANG (BEDDEN EN VTE)

FIGUUR 3 I CRISISOPVANG CAW’S: BEDDEN EN VTE PER 100.000 INWONERS (2014)

Aantal VTE 2006

Aantal VTE 2014

Aantal VTE 2014 op

100.000 inw.

Aantal bedden

2006

Aantal bedden

2014

Aantal bed-den 2014 op 100.000 inw.

Antwerpen 12,94 23,79 1,3 88 92 5,1

Limburg 4,48 19,52 2,3 85 66 7,7

Oost-Vlaanderen 8,04 19,24 1,3 25 22 1,5

West-Vlaanderen 9,97 10,38 0,9 28 20 1,7

Vlaams-Brabant 6,16 12,95 1,2 14 34 3,1

- CAW Oost-Brabant 6,16 6,00 1,2 14 16 3,2

- CAW Halle-Vilvoorde 0 6,95 1,1 0 18 2,9

Vlaams Gewest 41,59 85,88 1,3 240 234 3,7

Page 22: Dossier 'Wel op weg?' 2015

22

De doorstroming vanuit crisisopvang blijft een groot probleem in Vlaams-Brabant. Enerzijds is er een ge-brek aan betaalbare huisvesting en anderzijds zijn er geen opvanginitiatieven voor een langere termijn. Cli-enten moeten daardoor vaak worden doorverwezen naar opvang in andere regio’s, wat de begeleiding be-moeilijkt en mensen verwijdert uit hun bekende om-geving en sociaal netwerk.

CRISISHULPVERLENING VOOR MINDERJARIGEN

Voorzieningen uit de jeugdhulp vormen een netwerk om de crisishulp voor kinderen en jongeren te organi-seren. Het crisismeldpunt voor Vlaams-Brabant wordt door CAW Halle-Vilvoorde georganiseerd vanuit het crisisteam van Haven 21.

Het meldpunt is permanent bereikbaar en kan indien nodig interventie (onmiddellijke hulp aan huis of op de dienst gedurende drie dagen), begeleiding (inten-sieve begeleiding van maximum 28 dagen) en opvang (7 dagen) inschakelen. Deze verschillende vormen van crisishulpverlening worden opgenomen door voorzie-ningen uit de verschillende sectoren die betrokken zijn bij integrale jeugdhulp.

Bij de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteu-ning (CKG) kan men terecht voor zowel interventie, begeleiding als opvang. De Centra voor Algemeen Welzijnswerk bieden voor-namelijk vraagverheldering en bemiddeling.

Binnen de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) is er Crisis-hulp aan Huis (CAH), die in Vlaams-Brabant bestaat uit vzw Cocon in Vilvoorde (48 plaatsen voor bege-leidingen in Halle-Vilvoorde) en vzw Sporen in Leuven (48 plaatsen). Verder zijn er binnen de BJB mogelijk-heden zoals mobiele crisishulpverlening (interventie en begeleiding), contextbegeleiding, crisisverblijf en crisisopvang in de pleegzorg.

Voorzieningen in de sector personen met een handi-cap kunnen voor bepaalde doelgroepen crisisbegelei-ding en crisisopvang aanbieden.

De Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg kunnen ingeschakeld worden voor probleemverkenning, diag-nostiek en behandeling. Verschillende van deze secto-ren komen verder nog aan bod in dit rapport.

Het meldpunt is per-manent bereikbaar en kan indien nodig inter-ventie, begeleiding en opvang inschakelen.

Page 23: Dossier 'Wel op weg?' 2015

23

SHARI ROBIJNS I CAW HALLE-VILVOORDE

Omdat er gebrek is aan andere vormen van opvang in de regio, zoals een vluchthuis of opvang voor alleen-staande dakloze mannen, komen in het crisisopvang-centrum verschillende problematieken bij elkaar. Dat zorgt vaak voor incidenten tussen de groepen onder-ling. We hebben hier vooral cliënten met een woon-problematiek, die dus dakloos worden, jongeren, bij wie vaak een drugsproblematiek speelt, en mensen met een problematiek van intra-familiaal geweld. Soms moeten mensen dan ook doorverwezen worden over de regiogrenzen heen. Maar die regiogrenzen worden meer en meer bewaakt.

We zouden meer in netwerken moeten samenwerken. We proberen wel samen te werken met andere dien-sten, zoals de PAAZ-afdelingen (Psychiatrische Afdeling in een Algemeen Ziekenhuis) en de drugshulpverlening. Maar uiteindelijk functioneren we los van elkaar. We zouden beter naar elkaar moeten kunnen doorverwij-zen. We hebben daarom nu een werkgroep crisis in Halle-Vilvoorde. In 2015-2016 leggen we in deze werk-groep sterk de nadruk op die samenwerking.

De crisisopvang voor volwassenen zou beter in een ge-moduleerd kader gegoten worden, zoals dat ook bij de jongeren in Integrale Jeugdhulp is gebeurd. Die modu-lering vergt een reorganisatie. Naast het meldpunt Inte-grale Jeugdhulp, dat in ons crisiscentrum is gevestigd, en een consultfunctie, werken wij nu bij de volwassenen ook al met een interventiemodule. Dat kan enerzijds am-bulant, dan werken we drie dagen intensief met de cliënt op kantoor, of anderzijds residentieel, eveneens voor drie intensieve dagen. De bedoeling is tijdens die drie dagen een trajectplan op te stellen: wat neemt de cliënt op zich en wat doen wij? Eventueel kan de cliënt daarna nog twee weken opgevangen worden of wordt hij doorver-wezen naar andere hulpverlening. Door te differentiëren kunnen we beter op hulpvragen inspelen.

We zouden meer in net-werken moeten samen-werken. We proberen dat wel, maar uiteindelijk functioneren we los van elkaar.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:• CAW Oost-Brabant kreeg investerings-

subsidies voor Halte 51 (residentiële opvang van jongvolwassenen)

• De provincie gaf subsidies aan de crisisopvang in de vluchthuizen van Leuven en Diest, om meer in te kunnen zetten op nazorg.

• Van 2000 tot 2008 fi nancierde de provincie volledig het crisisopvang-centrum Haven 21 in Halle. Na enkele overgangsjaren waarin Vlaanderen het centrum gedeeltelijk subsidieerde, wordt het sinds 2013 volledig gesubsidieerd door Vlaanderen en beheerd door CAW Halle-Vilvoorde.

• Van 2011 tot 2013 ondersteunde de provincie de voeselverdeling (aan-vullend aan de voedselbank) en sociale restaurants in Vlaams-Brabant

• In 2009 kende de provincie een subsidie toe aan de voorzieningen die plaatsen ter beschikking stelden voor het crisisnet-werk van IJH.

03 Crisishulpverlening

Page 24: Dossier 'Wel op weg?' 2015

24

BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND

4Het aanbod in de Bijzondere Jeugdbijstand is zowel in Brussel als in Vlaams-Brabant, en dan vooral in Halle-Vilvoorde, zeer beperkt.

Page 25: Dossier 'Wel op weg?' 2015

25

SITUATIE TOT 2012

Tot en met 2012 werden de voorzieningen in de Bij-zondere Jeugdbijstand onderverdeeld in de volgende werkvormen: begeleidingstehuizen, dagcentra, be-geleid zelfstandig wonen, gezinstehuizen, onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra en thuisbegeleidings-diensten.

Er was in Halle-Vilvoorde, gezien op het aantal jonge-ren, vooral een tekort in de residentiële voorzieningen: de begeleidings- en gezinstehuizen. Er waren in 2012 namelijk 6 plaatsen per 10.000 jongeren, terwijl dit gemiddeld in Vlaanderen op 24,8 per 10.000 jonge-ren lag. Wel is het zo dat men bij een plaatsing van een jongere niet gebonden is aan de voorzieningen in de regio. In sommige (gespecialiseerde) voorzieningen komen de cliënten dan ook vanuit heel Vlaanderen.Daarnaast zou er bij de interpretatie ook rekening moeten gehouden worden met de bezettingsgraad en met de uitstroom uit de voorzieningen, gegevens waarover we op dit moment niet beschikken.

Bij andere voorzieningen en diensten spelen deze fac-toren veel minder een rol: thuisbegeleiding gebeurt vanuit een dienst in de regio, en een jongere kan niet naar een dagcentrum aan de andere kant van het land. Bij de thuisbegeleidingsdiensten zagen we in Halle-Vil-voorde een positieve evolutie: van 64 plaatsen in 2009 naar 184 plaatsen in 2012. Toch was ook het aan-deel plaatsen thuisbegeleiding per 10.000 jongeren in Vlaams-Brabant in 2012 het laagst van alle provincies (11,1 tegenover 15,6 in Vlaanderen). Ook bij de dag-centra, onthaal en oriëntatie en begeleid zelfstandig wonen hinkte de provincie Vlaams-Brabant, en vooral dan het arrondissement Halle-Vilvoorde, achterop.

In het totaal van het aantal plaatsen in de Bijzondere Jeugdbijstand kwam Halle-Vilvoorde op 26 plaatsen per 10.000 jongeren en Leuven op 36,5, terwijl de andere provincies allemaal meer dan 50 plaatsen per 10.000 jongeren hadden.

04 Bijzondere Jeugdbijstand

Antw

erpen

Oost-Vlaanderen

West-Vlaanderen

Limburg

Vlaams-Brabant

Vlaanderen zonder Brussel

Halle-Vilvoorde

Leuven

Brussel

begeleidingstehuizen 23,5 27,2 35,3 27,3 11,9 24,8 6,0 19,9 11,4

gezinstehuizen 0,0 0,2 0,0 0,0 0,4 0,1 0,0 1,1 0,0

onthaal en oriëntatie 3,6 2,7 2,8 2,5 1,6 2,7 1,6 1,7 1,6

dagcentra 5,1 4,1 7,7 6,4 2,9 5,1 1,7 4,5 2,6

thuisbegeleidingsdiensten 19,4 14,6 16,7 13,5 11,1 15,6 14,3 6,8 10,5

begeleid zelfstandig wonen 5,0 2,5 3,0 4,0 2,5 3,5 2,5 2,6 4,2

TOTAAL 56,5 51,3 65,5 53,6 30,0 51,7 26,0 36,5 30,2

TABEL 4 I AANTAL PLAATSEN PER WERKVORM IN DE BJB PER 10.000 JONGEREN (01/01/2012)

Bron: Agentschap Jongerenwelzijn

Page 26: Dossier 'Wel op weg?' 2015

26

FIGUUR 4 I AANTAL PLAATSEN PER MODULE IN DE BJB (01/01/2014)

TABEL 5 I AANTAL PLAATSEN PER MODULE IN DE BJB (01/01/2014) PER 10.000 JONGEREN (01/01/2014)

Antw

erpen

Oost-Vlaanderen

West-Vlaanderen

Limburg

Vlaams-Brabant

Vlaanderen zonder Brussel

Halle-Vilvoorde

Leuven

Brussel

Verblijf 22,3 24,1 34,0 26,2 11,2 23,2 1,8 24,4 14,9

Dagbegeleiding 5,0 4,1 7,4 7,0 1,9 4,9 0,9 3,3 3,8

Enkel contextbegeleiding 21,9 16,6 19,2 21,6 11,4 18,3 7,3 17,1 11,2

Totaal contextbegeleiding 49,2 44,8 60,7 54,7 24,5 46,4 10,0 44,8 29,9

Autonoom Wonen 7,0 5,2 6,0 5,9 3,6 5,6 2,6 5,1 4,3

OOOC Verblijf 2,5 2,1 2,1 2,0 1,0 2,0 1,1 1,0 1,0

Enkel OOOC Onderzoek 1,0 0,5 0,7 0,7 0,8 0,8 0,7 1,1 0,5

Totaal OOOC 3,4 2,6 2,7 2,7 1,9 2,7 1,8 2,0 1,5

TOTAAL 59,6 52,9 69,5 63,3 30,0 54,8 14,3 51,9 35,7

Bron: Agentschap Jongerenwelzijn

Page 27: Dossier 'Wel op weg?' 2015

27

HET EXPERIMENTEEL MODULAIR KADER

In de loop van 2013 werden, in het kader van de im-plementatie van de Integrale Jeugdhulp, alle werk-vormen omgezet naar ‘modules’. De opstart van het Experimenteel Modulair Kader (EMK) zorgde voor grote veranderingen in het hulpverleningslandschap. Zo werden de residentiele plaatsen omgezet naar verblijfs- en contextmodules (thuisbegeleiding). Het Agentschap Jongerenwelzijn bezorgde daarom de cij-fers van 01/01/2014, op een moment dat voor alle werkvormen de overschakeling naar modules was af-gerond.

Tussen 2012 en 2014 vonden er tegelijk een aantal fu-sies van voorzieningen plaats, zodat er verschuivingen kunnen zijn in de cijfers, zonder dat dit betekent dat er plaatsen van de ene provincie of van het ene arrondis-sement naar het andere zijn gegaan. Zo fusioneerde Malpertuus (Kampenhout, dus Halle-Vilvoorde) met twee voorzieningen uit arrondissement Leuven tot Combo, met zetel in Leuven en worden deze plaatsen nu dus gerekend bij het arrondissement Leuven. De plaatsen worden ook per voorziening gegeven en niet per afdeling, zodat de plaatsen van Tonuso in Asse bij Brussel worden gerekend en de afdelingen van Sint-Vincentius in Aarschot, Scherpenheuvel-Zichem en Diest bij Limburg (Zelem).

In totaal zijn er in Vlaanderen (zonder Brussel) in 2014 (Tabel 5) in de Bijzondere Jeugdbijstand 437 plaatsen en begeleidingen meer dan in 2012. Daarvan zijn er echter slechts 8 in Vlaams-Brabant bijgekomen. In Brussel kwamen er in dezelfde periode 52 plaatsen bij.

Het aantal plaatsen verblijf (2014) nam in alle pro-vincies lichtjes af ten opzichte van de aantallen in de vroegere begeleidingstehuizen en gezinstehuizen (2012), behalve in Brussel. Binnen Vlaams-Brabant zien we een verschuiving van Halle-Vilvoorde naar Leuven, wat in Halle-Vilvoorde een aandeel geeft van 1,8 plaatsen per 10.000 jongeren, terwijl het gemid-delde in Vlaanderen 23,3 is.

Bij dagbegeleiding blijft de provincie Vlaams-Brabant eveneens helemaal achter op de andere provincies, met slechts 43 plaatsen of 1,9 per 10.000 jongeren, terwijl het gemiddeld in Vlaanderen 4,9 per 10.000 jongeren is. In beide arrondissementen is er een afna-me van het aantal plaatsen dagbegeleiding vergele-ken met het aantal plaatsen in de dagcentra in 2012.

In de andere provincies is er op dit vlak ongeveer een status quo.

De plaatsen bij de thuisbegeleidingsdiensten vinden we in het modulesysteem terug onder ‘enkel contextbege-leiding’3. Ten opzichte van de andere provincies is de groei op dit gebied kleiner in Vlaams-Brabant. Er zijn in totaal in de provincie 257 plaatsen, bijna 100 minder dan de volgende provincie, namelijk Limburg. Er zijn slechts 11,5 begeleidingsplaatsen per 10.000 jongeren, waar-van het grootste deel in het arrondissement Leuven, ten opzichte van 18,3 in Vlaanderen.

Voor autonoom wonen (in 2012 nog begeleid zelf-standig wonen) kwamen er op Vlaams niveau 272 plaatsen bij, waarvan 26 in Vlaams-Brabant, terwijl de provincie ook op dit gebied al een achterstand had. Voor de onthaal-, oriëntatie- en observatiecen-tra (OOOC) blijft de globale situatie vergelijkbaar met 2012, maar vooral voor OOOC-verblijf4 is er een sterke achterstand in Vlaams-Brabant.

De toch wel zeer lage cijfers in Halle-Vilvoorde wor-den niet gecompenseerd door een hoger aanbod in Brussel. In tegendeel, ook Brussel zit voor elk van de modules onder het Vlaamse cijfer als we de gegevens uitzetten op 30% van het aantal jongeren dat in Brus-sel woont.

3 Bij verblijf en dagbegeleiding is eveneens telkens contextbegeleiding inbegrepen.4 Bij OOOC-verblijf is OOOC-onderzoek inbegrepen.

Het aantal plaatsen verblijf (2014) nam in alle provincies lichtjes af ten opzichte van de aantallen in de vroegere begeleidingstehuizen en gezinstehuizen (2012), behalve in Brussel.

04 Bijzondere Jeugdbijstand

>>>

Page 28: Dossier 'Wel op weg?' 2015

28

FIGUUR 5 I BJB PLAATSEN PER MODULE PER 10.000 JONGEREN (01/01/2014)

Daarnaast worden ook heel wat jongeren begeleid of opgevangen buiten de sector jeugdzorg, zoals in voorzieningen erkend door Kind en Gezin of door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, of in psychiatrische ziekenhuizen. Maar ook in deze sectoren is het aanbod in de regio Halle-Vilvoorde niet sterk uitge-bouwd.

In 2012 werd het decreet op de pleegzorg goedgekeurd waardoor op 1 januari 2014 de regionale diensten voor pleegzorg van start konden gaan. In 2013 kreeg Vlaams-Brabant een erkenning van 15 plaatsen voor een Centrum voor Integrale gezinszorg (CIG), dat ze moet delen met Oost-Vlaanderen. Sinds 2014 worden de CIG erkend en gefinancierd door het Agentschap Jongerenwelzijn.

Op 1 maart 2014 trad het decreet Integrale Jeugdhulp in wer-king. 30% van de niet-rechtstreeks toegankelijk jeugdhulp moet rechtstreeks toegankelijk worden. Dit gebeurt o.a. in de contextbe-geleidingen en door 200 bijkomende ‘krachtgerichte, kortdurende context-begeleidingen’. In 2015 volgen nog 60 laagintensieve con-textbegeleidingen, maar alleen voor Antwerpen en Oost-Vlaanderen.

>>>

Page 29: Dossier 'Wel op weg?' 2015

29

AN SPRANGERS I CENTRUM VOOR JEUGDHULP TONUSO

Het CLB meldt een 14-jarig meisje aan met een hard-nekkige spijbelproblematiek. We stellen een zéér pro-blematische opvoedingssituatie vast bij haar thuis. Het gaat om een alleenstaande moeder met 2 kinderen die erg geïsoleerd leeft, in een zwaar vervuilde woning. Ze heeft zo goed als geen fi nanciën, dus is er gebrek aan gezonde voeding. De oudste dochter leeft zo goed als op straat, waardoor ze heel moeilijk bereikbaar is voor de begeleiders. Onze grootste verbazing is dat in deze situatie nog nooit een hulpverlener een voet heeft bin-nengezet sinds de 5 jaren dat dit gezin in deze gemeen-te woont.

Het tekort aan makkelijk bereikbaar en gekend hulpaanbod, draagt er toe bij dat we dergelijke gezins-situaties niet of te laat opmerken. Laat staan dat deze gezinnen zelf de weg vinden naar een beperkt jeugd-hulpaanbod. Men zegt vaak dat ‘aanbod meer vragen creëert’, maar dat moeten we volgens mij omzetten in ‘aanbod maakt de vragen meer zichtbaar’ en verhoogt de kans dat mensen tijdig antwoorden vinden.

Een meisje wordt aangemeld voor crisisopvang. Omdat er een bed vrij is, wordt de afdeling verplicht haar op te nemen, ook al kunnen ze niet de passende hulp bie-den, ook al brengt een nieuwe opname makkelijk een bestaande groep uit evenwicht en is het examenperio-de. Het meisje staat ’s nachts, onder invloed van drugs, luid schreeuwend op het dak, en stelt voor zichzelf en

andere jongeren bedreigend en onveilig gedrag. De be-geleiders zijn erg ongerust, doen wat ze kunnen maar een ‘tijdelijke’ opvang maakt het moeilijk om impact te hebben, want de jongere is zich van die tijdelijkheid goed bewust.

Een tekort aan aanbod maakt ook dat we zelden het ‘goede’ antwoord kunnen geven op wat gezinnen en jongeren nodig hebben. Door het tekort aan verblijfs-mogelijkheden in onze regio escaleren problemen va-ker en ontstaan zo meer crisissituaties. Complexe pro-blemen vragen dat we verschillende deskundigheden in 1 gezin kunnen inzetten. Zo is er een grote nood aan kinderpsychiatrisch aanbod en ondersteuning. Maar ook de geestelijke gezondheidszorg heeft een zéér be-perkt aanbod naar jongeren in deze regio.

Samen met andere partners gaan we op zoek naar op-lossingen. We bundelen de krachten met voorzienin-gen uit verschillende sectoren om in de regio dagbeste-dingsprojecten op te starten. De Netwerken Leerrecht voorzien een aanbod voor jongeren met een behoefte aan een alternatief ‘lerende’ omgeving. We ontwikke-len een hulpprogramma voor gezinnen met een echt-scheiding in confl ict. We brengen de deskundigheid van psychiatrie in om bij moeilijke problemen verder te kunnen begeleiden zodat de continuïteit in een zorgrelatie vergroot. Maar… er is een limiet. We kun-nen al deze initiatieven niet blijven erbij doen, met steeds hetzelfde aantal mensen.

Men zegt vaak dat ‘aan-bod meer vragen cre-eert’, maar dat moeten we volgens mij omzet-ten in ‘aanbod maakt de vragen meer zichtbaar’ en verhoogt de kans dat mensen tijdig antwoor-den vinden.

04 Bijzondere Jeugdbijstand

Page 30: Dossier 'Wel op weg?' 2015

30

ELISKA DOUWEN I OUDERSWERKING BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND VLAAMS-BRABANT

Het erkennen dat je hulp nodig hebt, is niet altijd mak-kelijk. Het vragen van hulp is dat evenmin! Eens de be-slissing genomen om hulp te zoeken, is het vinden van hulp ook geen evidente zaak: waar kan je terecht voor welke hulp?

Veel diensten zijn niet gekend bij ouders. Ouders zijn zeker vragende partij naar een duidelijk en eenvoudig overzicht van het hulpverleningslandschap. Ouders zet-ten in de eerste plaats de stap naar hulp waarmee ze vertrouwd zijn en waarmee ze goede ervaringen heb-ben. Wat heb je aan laagdrempelige hulpverlening als je de diensten niet eens vlot kan bereiken? Veel dien-sten zijn gelegen in centra, in de dorpen is er te weinig. Ook de te lange wachtlijsten en de lastige openingsu-ren (veel diensten zijn alleen geopend tijdens kantoor-uren) worden als een struikelblok ervaren.

Om deze en andere ervaringen van ouders te vertalen naar het beleid, zijn we gestart met de ouderswerking Vlaams-Brabant. We brengen ouders uit verschillende voorzieningen samen, en geven de signalen door aan Integrale Jeugdhulp.

Ook de te lange wacht-lijsten en de lastige openingsuren worden als een struikelblok ervaren.

Page 31: Dossier 'Wel op weg?' 2015

31

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:• Sinds 2006 financiert de provincie extra plaatsen

voor time-out en dagbesteding voor jongeren. Dit zijn kleinschalige projecten, ingebouwd in een voorziening, op maat van de behoeften aan time-out en dagbesteding.

• De Netwerken Leerrecht krijgen middelen om jongeren die voorlopig geen perspectief hebben op school, te oriënteren en te begeleiden naar de voor hen meest geschikte leerplekken of om naar een alternatieve oplossing te zoeken.

• De Ouderswerking Vlaams-Brabant (enerzijds ondersteuning van ouderswerkingen en anderzijds ondersteuning van inspraak en participatie van ou-ders met kinderen in de BJB) wordt betoelaagd.

• De provincie geeft investeringssubsidies aan voorzieningen BJB voor aankoop of renova-tie van hun infrastructuur.

• De provincie faciliteert de beide Overleg-platforms Bijzondere Jeugdbijstand en hun werkgroepen, het Intersectoraal Regionaal Over-leg Jeugdhulp (IJH), het netwerk LINK (samenwer-king rond psychologische en psychiatrische proble-matieken i.s.m. BJB, sector voor personen met een handicap en geestelijke gezondheidszorg).

• Vernieuwende projecten worden ondersteund.

04 Bijzondere Jeugdbijstand

Page 32: Dossier 'Wel op weg?' 2015

32

CENTRA VOOR KINDERZORG EN GEZINSONDERSTEUNING

5

Page 33: Dossier 'Wel op weg?' 2015

33

In Vlaams-Brabant zijn er slechts 3 Centra voor Kin-derzorg en Gezinsondersteuning (CKG) werkzaam: De Schommel (Scherpenheuvel-Zichem, Tienen en Leuven), De Kleine Parachute (Vilvoorde) en Sloeber-nest (Beersel).

Voor de CKG’s is er sinds 2013 een nieuwe modulaire regelgeving5. Er zijn vier werkvormen: mobiele bege-leiding, ambulante training, ambulante opvang en re-sidentiële opvang. Deze bestaan nog eens uit verschil-lende typemodules, die onderling verschillen in duur, frequentie en intensiteit.

Een CKG krijgt jaarlijks een subsidie-enveloppe (ge-baseerd op de vroegere enveloppe, die uitging van de capaciteit), waarvan het merendeel moet worden vastgelegd voor de typemodules die door het CKG dat jaar worden aangeboden. Het aanbod van bepaalde trainingen en begeleidingen van een CKG kan elk jaar wijzigen.

Bovendien voeren de CKG’s niet altijd alle mobiele begeleidingen of trainingen uit waarvoor ze bij het begin van het jaar subsidies krijgen (subsidies worden dan teruggevorderd), of ze voeren er net meer uit. De capaciteit van de residentiële opvang kan niet zomaar worden gewijzigd, zodat de opvangplaatsen gegaran-deerd blijven. Een vergelijking met voorgaande jaren is dus moeilijk.

05 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning

In Vlaams-Brabant zijn er slechts drie Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning werkzaam.

5 Besluit van de Vlaamse Regering inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning van 9 november 2012; en Ministerieel besluit betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning van 21 december 2012

Page 34: Dossier 'Wel op weg?' 2015

34

FIGUUR 6 I CAPACITEIT VAN DE CKG’S PER 10.000 KINDEREN VAN 0-12 JAAR (2014)

TABEL 6 I CAPACITEIT VAN DE CKG’S (2014)

Ambulant (dag)

Ambulant per 10.000 kinderen van

0-12 jaar

Residentieel(dag en nacht)

Residentieel per 10.000 kinderen van

0-12 jaar

Antwerpen 22 0,83 195 7,39

Limburg 12 1,04 48 4,16

Oost-Vlaanderen 26 1,25 113 5,43

West-Vlaanderen 24 1,58 52 3,42

Vlaams-Brabant 12 0,74 31 1,91

- Halle-Vilvoorde 12 1,27 7 0,74

- Leuven 0 0,00 24 3,51

Brussels Gewest 0 0,00 12 0,59

Vlaams Gewest(zonder brussel)

96 1,06 439 4,87

Bron: Kind en Gezin, preventieve gezinsondersteuning

Bron: Kind en Gezin, preventieve gezinsondersteuning

Page 35: Dossier 'Wel op weg?' 2015

35

De cijfers uit het dossier ‘Investeren in welzijn 2006-2012’, voor de periode van 2006 tot 2011 toonden een grote achterstand van Vlaams-Brabant ten op-zichte van de andere provincies. Op 31/12/2011 be-droeg de capaciteit van de CKG’s per 10.000 kinderen van 0-12 jaar in Vlaams-Brabant 8,6, terwijl dit gemid-deld in Vlaanderen 16,6 bedroeg. Het arrondissement Leuven had op 31/12/2011 14,7 plaatsen (residenti-eel, ambulant en mobiel) per 10.000 kinderen, terwijl Halle-Vilvoorde slechts een capaciteit had van 4,0 plaatsen per 10.000 kinderen.

Wanneer we de cijfers van 2014 bekijken, zien we vooral voor de residentiële opvang een grote achter-stand in Vlaams-Brabant, met 1,9 residentiële opvang-plaatsen per 10.000 kinderen van 0-12 jaar, ten op-zichte van een Vlaamse gemiddelde van 4,9 plaatsen per 10.000 kinderen. Dit wordt niet gecompenseerd via het ambulante aanbod (dagopvang), want ook daar heeft de provincie Vlaams-Brabant het kleinste aanbod: 0,7 plaatsen per 10.000 kinderen van 0-12 jaar. Het gemiddelde voor het Vlaamse Gewest is bij het ambulante aanbod 1,1. Ook kunnen kinderen uit Vlaams-Brabant niet zomaar in Brussel terecht, aange-zien er daar geen ambulante plaatsen zijn en slechts 12 residentiële plaatsen.

Voor het residentiële aanbod, dat bestaat uit crisisop-vang, zeer korte residentiële opvang en lange residen-tiële plaatsen, is er vooral een tekort in Halle-Vilvoor-de, terwijl er geen ambulante opvang (of dagopvang) is in het arrondissement Leuven.

Alhoewel we in het vorige overzicht (Dossier investe-ren in welzijn 2006-2012) reeds meldden dat er, meer dan in andere provincies, een toename was van het aantal plaatsen in de provincie Vlaams-Brabant tussen 2009 en 2011, zien we dat de achterstand ten op-zichte van de andere provincies ook op dit vlak blijft bestaan.

Ook kunnen kinderen uit Vlaams-Brabant niet zomaar in Brussel terecht, aangezien er daar geen ambulante plaatsen zijn en slechts 12 resi-dentiële plaatsen.

05 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning

Page 36: Dossier 'Wel op weg?' 2015

36

PERSONEN MET EEN HANDICAP

6

Page 37: Dossier 'Wel op weg?' 2015

37

VOORAFNAME VOOR HISTORISCHE ACHTERSTAND

In het budget voor de jaarlijkse uitbreidingen in de sector personen met een handicap was er telkens een voorafname van 10% die werd verdeeld onder de provincie Antwerpen en de provincie Vlaams-Brabant samen met Brussel. Deze voorafname kwam er als antwoord op de historische achterstand in deze beide regio’s. In tabel 7 wordt het overzicht opgenomen van de laatste zes jaar, waarbij in 2010 en 2011 nog (zoals toen reeds enkele jaren in voege) voor deze verdeling tussen de twee regio’s het aantal wachtenden met een dringende vraag werd genomen als uitgangspunt. Sinds 2012 worden hiervoor de bevolkingsaantallen gebruikt.

De overige 90% van het uitbreidingsbudget werd voor 80% verdeeld op basis van het bevolkingsaantal6 en voor 20% op basis van het aantal dringende zorg-vragen op de Centrale Registratie van de Zorgvragen (CRZ). Het gebrek aan doorverwijzers en detectiemo-gelijkheden (bijvoorbeeld bij VDAB), en het slechts beperkt uitgebouwde en daardoor relatief onbekende aanbod leidt er in de regio Halle-Vilvoorde echter toe dat er slechts een klein aantal vragen op de CRZ wordt geregistreerd.

Het effect van de voorafname wordt dus tenietgedaan door de lagere fi nanciering omwille van het lage aan-tal registraties op de CRZ. Het gevolg is dat er in de praktijk wat Vlaams-Brabant en Brussel betreft geen inhaaloperatie gebeurt ten opzichte van de andere provincies, terwijl dit in Antwerpen wel het geval is7. Mocht er geen correctie zijn voor historische achter-stand, dan zou de kloof met de andere provincies jaar-lijks nog groeien.

Tabel 7 toont de bedragen van de voorafname voor de regio’s Vlaams-Brabant en Brussel en Antwerpen. Sinds voor de verdeling tussen beide regio’s de bevol-kingscijfers worden gebruikt (2012) is het bedrag voor de inhaalbeweging substantieel verhoogd.

06 Personen met een handicap

TABEL 7 I BEDRAGEN VOORAFNAME VOOR HISTORISCHE ACHTERSTAND (IN EURO)

Mocht er geen correctie zijn voor historische achterstand, dan zou de kloof met de andere provincies jaarlijks nog groeien.

Jaar Vlaams-Brabant en Brussel Antwerpen

2010 320.440 707.510

2011 478.087 1.167.213

2012 1.048.100 1.301.900

2013 942.532 1.170.768

2014 752.076 934.192

2015 1.670.213 2.074.660

TOTAAL 5.211.448 7.356.243

6 Voor Brussel wordt rekening gehouden met de vastgelegde norm van 30% van de bevolking die tot de doelgroep behoort van de Vlaamse Gemeenschap.7 Op basis van gegevens van het VAPH berekende het Coördinatiepunt Handicap van de provincie Antwerpen dat, indien het investeringsritme van de voorbije 2 jaar wordt aangehouden, het nog 16 jaar zal duren voor Antwerpen de kloof met de andere provincies helemaal heeft gedicht.

Bron: VAPH (omzendbrieven uitbreidingsbeleid)

Page 38: Dossier 'Wel op weg?' 2015

38

ProvincieTotaal subsidiebedrag VAPH

(in euro)subsidiebedrag/ inwoner

(in euro)

Antwerpen 335.385.281,96 188,22

Limburg 192.433.146,00 226,55

Oost-Vlaanderen 295.880.284,76 203,39

Vlaams-Brabant en Brussel 214.310.760,24 149,20

West-Vlaanderen 271.029.050,15 231,65

Totaal 1.309.149.651,94 195,62

Bron: VAPH: berekening voor de permanente cel van 26/09/2013 (de kostprijs is berekend volgens het aantal erkende plaatsen aan de gemiddelde jaarkostprijs (zie UB 2013) en het voorziene budget)

Bron: VAPH, omzendbrieven uitbreidingsbeleid

TABEL 8 I TOTAAL SUBSIDIEBEDRAG VAPH ONDERSTEUNINGSVORMEN PER PROVINCIE PER INWONER OP JAARBASIS (2013)

TABEL 9 I VERGELIJKING TUSSEN TOTAAL BUDGET IN UITBREIDINGSBELEID (UB) 2010-2015 TOEGEKEND PER REGIO EN BEVOLKINGSAANTAL

ProvincieTotaal budget UB

periode 2010-2015 (in euro)

% van het totaal budget

Inwonersaantal% van het totaal inwoners-aantal

Antwerpen 38.415.730 30,6 1.802.719 26,7

Limburg 15.025.176 12,0 856.280 12,7

Oost-Vlaanderen 24.809.692 19,7 1.468.932 21,7

Vlaams-Brabant en Brussel 27.377.248 21,8 1.456.312 21,5

West-Vlaanderen 20.049.071 16,0 1.175.508 17,4

Totaal Vlaanderen en Brussel

125.676.916 100,0 6.759.751 100,0

De berekening van het totale subsidiebedrag van alle VAPH-ondersteuningsvormen per provincie per inwo-ner op jaarbasis (die rekening houdt met de kostprijs per plaats in de verschillende zorgvormen), toont dui-delijk aan dat er nog steeds een stuk minder midde-len gaan naar de provincie Vlaams-Brabant en Brussel (Tabel 8). Ook hier doet het tekort zich vooral voor in de regio Halle-Vilvoorde. In totaal is er een tekort van 66,4 miljoen euro t.o.v. het Vlaamse gemiddelde.

In Tabel 9 wordt het aandeel van het toegekende uit-breidingsbudget van elke provincie of regio vergeleken met het bevolkingsaandeel van die provincie of regio. Vlaams-Brabant en Brussel nemen in beide gevallen ongeveer 22% van het aandeel in. Voor Antwerpen is

er wel een verschil tussen beide aandelen: het budget neemt 4% meer in dan het inwonersaantal. Daar is er dus wel degelijk een inhaaloperatie.

De Vlaamse Regering deelde eind 2014 mee dat er ook voor 2016 t.e.m. 2019 middelen voor VAPH-uit-breidingsbeleid worden voorzien. Als provincie pleiten we ervoor om in de verdeling van dit budget, conform aan het Regeerakkoord, de inhaalbeweging verder te zetten.

Page 39: Dossier 'Wel op weg?' 2015

39

06 Personen met een handicap

VRAAGGESTUURDE ZORG

Sinds 2012 is er vanuit de overheid meer ingezet op vraaggestuurde zorg door de toekenning van een groot stuk van het uitbreidingsbeleid in de vorm van persoonsvolgende convenanten of een persoonlijk assistentiebudget (PAB). De toekenning van de con-venanten waarmee een persoon met een handicap zijn ondersteuning kan inkopen bij een VAPH-erkende voorziening, evenals de toekenning van het PAB, ge-beuren op basis van criteria waardoor de prioriteit van de vraag wordt bepaald. Alleen maakt de wijze van toekenning van convenanten dat het budget nu niet meer aan een voorziening wordt toegekend in een be-paalde regio, maar aan de persoon die zijn regio van oplossing zelf kiest. Daarom is een vergelijking tussen provincies met cijfers over de uitbreidingen sinds 2012 moeilijker. Onderstaande gegevens zijn dan ook geba-seerd op de erkenningen per provincie op datum van 30/06/2014 (convenanten en PAB niet meegerekend) 8.

De reorganisatie van de sector, van een financiering van het aanbod naar een persoonsvolgend budget, zal de achterstand niet oplossen. Indien er plaatsen naar persoonsvolgende budgetten worden omgezet, zullen er hierdoor jaarlijks eveneens minder middelen opnieuw beschikbaar komen indien het aanbod in de regio kleiner is.

VERGELIJKING VAN DE VERSCHILLENDE ZORGVORMEN

Het arrondissement Halle-Vilvoorde heeft een grote achterstand in het aantal plaatsen tehuis niet-wer-kenden (nursing en bezigheidstehuis) per 10.000 inwoners t.o.v. het Vlaamse gemiddelde (Figuur 9). Een convenant voor een nursingplaats staat voor een budget van bijna 70.000 euro. Dus met de voorafna-me voor de achterstand van 1.670.213 euro kunnen bijvoorbeeld 23 convenanten voor een nursingplaats worden toegekend. Gezien de grootte van de achter-stand voor bepaalde zorgvormen zoals nursing, blijft er nog een groot verschil ten opzichte van het Vlaam-se gemiddelde.

Er is zeker nog nood aan een inhaalbeweging voor be-paalde zorgvormen, vooral voor minderjarigen, waar het aanbod van internaten en vooral dit van semi-in-ternaten onvoldoende uitgebouwd is (Figuur 7). Maar sinds de start van Integrale Jeugdhulp, wordt het aan-bod voor minderjarigen uitgedrukt in modules. Omdat dit moeilijk vergelijkbaar wordt, is het aanbod hier nog uitgedrukt in de traditionele zorgvormen.

Sinds januari 2015 wordt het aanbod voor volwas-senen aangeboden binnen het regelluwe kader van FAM (Flexibel Aanbod Meerderjarigen), maar voor dit overzicht nemen we nog de indeling in zorgvormen. Bij de voorzieningen voor meerderjarigen met een handicap zijn er vooral tekorten op het vlak van tehuis niet-werkenden en dagcentra (Figuur 8). Verder is er bijna geen kortopvang in het arrondissement Leuven.

8 Het budget voor convenanten en PAB is wel mee opgenomen in de tabel met het jaarlijks budget uitbreidingsbeleid 2010-2015 (Tabel 9).

Page 40: Dossier 'Wel op weg?' 2015

40

FIGUUR 8 I ERKENNINGEN AMBULANTE EN SEMI-RESIDENTIELE ZORGVORMEN PER 10.000 INWONERS (30/06/2014)

FIGUUR 7 I ERKENNINGEN SEMI- EN INTERNAAT VOOR MINDERJARIGEN PER 10.000 INWONERS (30/06/2014)

Bron: VAPH

Bron: VAPH

Page 41: Dossier 'Wel op weg?' 2015

41

FIGUUR 9 I ERKENNINGEN RESIDENTIELE ZORGVORMEN PER 10.000 INWONERS (30/06/2014)

06 Personen met een handicap

Bron: VAPH

Page 42: Dossier 'Wel op weg?' 2015

4242

LUC I CLIËNT VAN DE KERSELAAR

Luc heeft een lichte verstandelijke handicap en woont al jaren zelfstandig in de dorpskern. Hij wordt in zijn zelfstandig wonen ondersteund door een dienst voor begeleid wonen, thuisverpleging en gezinshulp. Drie dagen in de week geniet hij met volle teugen van het activiteitenaanbod van een dagcentrum.

Een ongelukkige val zorgt voor een gebroken schouder en enkele ernstige kneuzingen. De revalidatie verloopt veel moeilijker dan voorspeld en maakt het zelfstandig wonen voor Luc niet meer mogelijk. Luc heeft nood aan intensieve zorg. Voor een aantal weken kan Luc komen logeren in een woongroep van De Kerselaar. Hij blijft naar zijn vertrouwd dagcentrum gaan.

Na twee maanden is Luc helemaal de oude en kan hij terug zelfstandig gaan wonen in zijn eigen huis. Vóór 2014 had De Kerselaar dit zorgaanbod niet en was Luc in het kader van een noodsituatie waarschijnlijk defi ni-tief in een residentiële setting opgenomen.

HANS VAN HASSEL I DE KERSELAAR

Tot en met 2013 beschikte De Kerselaar over een er-kenning voor het organiseren van residentiële zorg aan 50 volwassen personen met een handicap. Deze capa-citeit is veel te mager voor de regio die De Kerselaar be-dient. In het dagcentrum De Berken in Overijse wach-ten veel gebruikers al jaren op een residentiële plaats. En in de scholen voor buitengewoon onderwijs blijven leerlingen uit de Druivenstreek, bij gebrek aan opvang- en ondersteuningsmogelijkheden, enkele jaren langer omdat De Berken en De Kerselaar reeds ver boven hun capaciteit diensten verlenen.

Voor de Druivenstreek werd de beleidswijziging van de Vlaamse Regering een opportuniteit. Het toekennen van een zorgbudget aan de meest dringende zorgvra-gers maakt dat acute vragen van personen met een handicap plots wel perspectief krijgen. In samenwer-king met andere welzijnsorganisaties uit de streek kun-nen we nu zorg organiseren voor personen met een persoonsvolgende convenant. En als voorziening met een Flexibel Aanbod voor Meerderjarigen (FAM) is het gemakkelijker om echt op maat te werken. Daardoor kunnen we nu een aantal logeerkamers aanbieden voor de tijdelijke opvang van volwassenen met een handicap.

In samenwerking met andere welzijnsorga-nisaties uit de streek kunnen we nu zorg organiseren voor perso-nen met een persoons-volgende convenant.

Had de val van Luc plaatsgevonden voor 2014 dan was hij waar-schijnlijk definitief in een residentiële set-ting opgenomen.

Page 43: Dossier 'Wel op weg?' 2015

43

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:• De provincie geeft investeringssubsidies aan

voorzieningen die een infrastructuur aanko-pen, verbouwen of een nieuwbouw realiseren. Wan-neer er aanbod op een nieuwe locatie wordt georga-niseerd, biedt de provincie bovendien een éénmalige impulssubsidie.

• De provincie ondersteunt Transkript vzw met een subsidie voor de inrichting van een nieuwe inleesstudio.

• De provincie ondersteunde ’t Alternatief, Open Therapeuticum Leuven en Bindkracht als ver-nieuwende projecten. Het zijn initiatieven waarbij ouders of particulieren zelf een oplossing creëren voor de ondersteuning van personen met een handicap.

• Het gratis 0800-infonummer werd van 2008 tot 2014 door de provincie gefinancierd. Dit nummer is er voor mensen uit Halle-Vilvoorde die op zoek zijn naar informatie over het aanbod aan dienstverlening en financiële tegemoetkomingen voor personen met een handicap. Met deze infolijn heeft de provincie Vlaams-Brabant het aanbod rond wonen, werken, vrijetijdsbesteding en zorg voor personen met een handicap beter bekend gemaakt. Dit zou moeten leiden tot een betere detectie en registratie van de zorgvragen. In de periode 2008-2014 waren er 3.796 oproepen.

• De provincie organiseert sinds 2006 het Coördina-tiepunt Handicap, deels met personeelssubsi-die van de Vlaamse overheid. Het Coördinatiepunt Handicap heeft als opdracht de logistieke en inhoude-lijke ondersteuning van de partners in het Regionaal Overlegnetwerk Gehandicaptenzorg. Voorafgaand aan het Coördinatiepunt Handicap organiseerde de provincie sinds 1999 de Centrale Wachtlijstwerking (CWL), waarbij de zorgvragen van personen in een databank geregistreerd werden in functie van zorgbe-middeling voor het vinden van een open plaats. Na-dien werd deze databank geïntegreerd in een Vlaamse databank en werd de zorgbemiddeling opgenomen binnen de werking van het Coördinatiepunt Handicap.

06 Personen met een handicap

Page 44: Dossier 'Wel op weg?' 2015

44

CENTRA VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

7

Page 45: Dossier 'Wel op weg?' 2015

45

07 Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg

INHAALBEWEGING STAGNEERT

In het vorige regeerakkoord (15/07/2009) werd aan-gegeven dat er voor de CGG’s die met hun capaciteit onder het Vlaamse gemiddelde liggen bijzondere aan-dacht zou uitgaan. Dit heeft inderdaad voor een toe-name gezorgd van het aantal VTE dat door Vlaande-ren wordt gesubsidieerd: van 88 in 2006, tot bijna 119 in 2012. Wanneer we dit uitzetten op de bevolking, dan kwam Vlaams-Brabant in 2012 voor deze Vlaam-se enveloppe aan 1,08 VTE per 10.000 inwoners, wat slechts weinig lager was dan de provincies Oost- en West-Vlaanderen en Antwerpen. Gemiddeld was het aantal VTE per 10.000 inwoners in 2012 1,15.

Voor 2013 en 2014 zien we echter dat het aantal VTE in alle provincies is blijven toenemen, uitgezon-derd in Vlaams-Brabant. Van 118,64 VTE in 2012 ging het naar 111,71 VTE in 2014. Per 10.000 inwoners zien we een daling van 1,08 in 2012 naar 1,01 in 2014. Het Vlaamse gemiddelde bedraagt voor 2014 1,16. Drie provincies hebben waarden rond dit ge-middelde, namelijk Antwerpen, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen. De provincie Limburg heeft 1,31 VTE per 10.000 inwoners.

Wanneer we niet enkel naar de Vlaamse subsidie-en-veloppe, maar naar de totale fi nanciering kijken (an-dere middelen, zoals die in het kader van projecten, inbegrepen), dan zien we dezelfde evolutie. Het ver-schil met de andere provincies was in 2006 nog gro-ter dan wanneer we enkel de Vlaamse enveloppe in rekening brengen, met slechts 0,96 VTE per 10.000 inwoners tegenover 1,25 gemiddeld in Vlaanderen.

In 2011 en 2012 kwam de provincie Vlaams-Brabant met telkens 1,37 VTE per 10.000 inwoners bijna aan het Vlaamse gemiddelde van 1,41 in 2011 en 1,43 in 2012. Het Vlaamse gemiddelde is echter nog verder gestegen naar 1,48 in 2013 en 1,47 in 2014, terwijl het aanbod in de provincie Vlaams-Brabant verkleinde naar 1,34 VTE per 10.000 inwoners in 2013 en 1,30 in 2014. Daarmee komt Vlaams-Brabant terug op de laatste plaats van de provincies terecht. Ook in de an-dere provincies zien we dat laatste jaar een stagne-ring, maar tussen 2012 en 2013 kenden zij eerst nog een stijging in plaats van een daling. Ook in absolute aantallen zien we dat het om een daling gaat: van 150,2 VTE in 2012 naar 143,6 in 2014.

Navraag bij de CGG’s leert dat een aantal projecten zijn stopgezet, en dat de mogelijkheden om nieuwe projecten gesubsidieerd te krijgen via de provincie of de gemeenten sterk zijn afgenomen. Een aantal pro-jecten zijn overgenomen door partners. Omdat de personeelskosten en de logistieke kosten stijgen en de inkomsten dalen (onder andere door het nieuwe tarie-venbesluit) moet er wel teruggeschroefd worden. De werkingskosten worden sinds een paar jaar niet meer geïndexeerd. Ook in 2015 worden er nog besparingen op de enveloppes doorgevoerd.

VERDELING PER ARRONDISSEMENT

Op basis van de verdeling van de personeelsinzet van de Vlaams-Brabantse CGG’s, kunnen we ook de cijfers apart bekijken voor de twee Vlaams-Brabantse arron-dissementen. Figuur 11 toont dat de achterstand, uit-gezet op het aantal inwoners, zich vooral voordoet in het arrondissement Halle-Vilvoorde.

Een aantal projec-ten zijn stopgezet en de mogelijkheid om nieuwe projecten ge-subsidieerd te krijgen via de provincie of de gemeenten zijn sterk afgenomen.

Page 46: Dossier 'Wel op weg?' 2015

46

FIGUUR 10 I CGG EVOLUTIE AANTAL VTE PER 10.000 INWONERS (VLAAMSE EN TOTALE ENVELOPPE)

FIGUUR 11 I CGG: AANTAL VTE VLAAMSE ENVELOPPE PER 10.000 INWONERS (2014)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

Bron: Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid en verdeling VTE Vlaamse-Brabantse CGG’s

Page 47: Dossier 'Wel op weg?' 2015

47

07 Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg

DIRK NISSEN I NETWERKCOÖRDINATOR ART. 107 ARR. LEUVEN EN ZORGREGIO TERVUREN

Voor cliënten in de geestelijke gezondheidszorg is het vinden van een betaalbare woonst waar ze na een re-sidentiële behandeling kunnen begeleid worden een groot probleem, dat zelfs nog toeneemt. De wachtlijs-ten van de sociale huisvestingsmaatschappijen en soci-ale verhuurkantoren zijn welbekend, evenals de hoge huurprijzen voor eengezinswoningen. Het in 2014 gewijzigde kaderbesluit sociale huur voor-ziet een versnelde toegang tot de sociale huisvesting voor o.a. daklozen en mensen met een psychiatrische problematiek. We moeten echter vaststellen dat het om zeer beperkte aantallen gaat. Voor de sociale huisves-tingsmaatschappij Dijledal in Leuven met zijn om en bij de 3000 woningen gaat het concreet over 10 versnelde toewijzingen per jaar, waarvan er een drietal zijn be-stemd voor mensen met psychiatrische problemen.

Dit zorgt ervoor dat cliënten soms langer dan nodig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijven. Ook binnen beschut wonen is het soms moeilijk om cliënten te mo-tiveren naar zelfstandig wonen, omdat de woonkos-ten dan sterk zouden stijgen. Hier bestaat het gevaar van het oneigenlijke gebruik van een gespecialiseerde GGZ-voorziening. Ten slotte blijven mensen met psychi-sche problemen soms noodgedwongen bij hun familie wonen, terwijl duidelijk is dat dat voor alle betrokkenen een erg belastende situatie is.

Elke voorziening investeert zeer veel tijd in het zoeken en vinden van een geschikte woning voor cliënten die klaar zijn om zelfstandig te gaan wonen onder begelei-ding, met als gevolg dat medewerkers van verschillende voorzieningen elkaar tegenkomen bij de bezichtiging van woningen voor hun respectievelijke cliënten.

Elke voorziening inves-teert zeer veel tijd in het zoeken en vinden van een geschikte wo-ning voor cliënten dieklaar zijn om zelfstandig te gaan wonen onder begeleiding.

Page 48: Dossier 'Wel op weg?' 2015

4848

NICO DE FAUW I CGG PASSANT

Ons werkingsgebied gaat over heel de provincie. De aard van de aanmeldingen is overal gelijklopend, ook qua problematiek. Wat je wel merkt is dat er in regio Halle toch meer kansarmoede is, waardoor er meer aanklampende zorg nodig is, en dat er ook meer cul-tuursensitieve zorg nodig is. Het verschil tussen beide arrondissementen situeert zich vooral in het aantal mogelijke professionele partners. Het hulpverlenings-landschap in Halle-Vilvoorde is veel minder dicht, zeker het residentieel aanbod. Daardoor is het moeilijker om mensen door te verwijzen, de gepaste (vervolg)zorg te vinden…

Tot op heden konden we in PassAnt onze personeels-bezetting behouden. Er zijn echter minder middelen, omwille van projecten die minder of niet meer gefi -nancierd worden, de werkingskosten in de enveloppe-fi nanciering die gedaald zijn, het nieuwe tariefbesluit, toenemende anciënniteit… We zullen ook de komende tijd een krimp zien op vlak van inzet van personeel.

We blijven wel zoeken naar middelen om nieuwe projecten te kunnen opstarten, of bestaande te con-tinueren, bijvoorbeeld cofi nanciering, meedingen naar ‘prijzen’. Verder gaan we volop inzetten op online hulp-verlening (videoconsult, online behandelmodules…).

Daarnaast is het belangrijk als CGG om te werken aan een positieve beeldvorming naar buiten toe, om te in-noveren, om aanwezig te zijn op diverse beleidsniveaus en in de media. Momenteel is het nog net te vaak als-of we alleen geassocieerd worden met ‘wachtlijsten’. In die zin zijn we ook niet aantrekkelijk genoeg om in te investeren. Het is belangrijk om onze troeven, die er meer dan voldoende zijn, ook onze therapeuten die elke dag keihard werken, beter naar voor te brengen. We kiezen er voor om positief offensief te reageren, ons ondernemerschap te tonen en niet aan de klaag-muur te staan.

Momenteel is het nog net te vaak alsof we alleen geassocieerd worden met ‘wachtlijs-ten’. In die zin zijn we ook niet aantrekkelijk genoeg om in te inves-teren. Het is belangrijk om onze troeven beter naar voor te brengen.

Page 49: Dossier 'Wel op weg?' 2015

49

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

• De provincie ondersteunde de geestelijke ge-zondheidszorg door projecten te financieren die bijdroegen aan de ontwikkeling van de nieuwe netwerken geestelijke gezond-heidszorg n.a.v. artikel 107: bv. Patiënt in Beeld bij Wijkgezondheidscentrum Ridderbuurt, Con-sultdesk voor eerstelijnswerkers bij CGG Passant, netwerkondersteuning door het Vlaams-Brabants platform voor geestelijke gezondheidszorg Vlabo vzw.

• CGG Ahasverus heeft in Halle-Vilvoorde kunnen experimenteren met het idee van een ‘Herstela-cademie’, dankzij een subsidie als vernieuwend project. Een idee dat nu kan uitgerold worden naar arrondissement Leuven en andere regio’s.

07 Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg

Page 50: Dossier 'Wel op weg?' 2015

50

OUDERENZORG8

Page 51: Dossier 'Wel op weg?' 2015

51

08 Ouderenzorg

PROGRAMMATIE EN VERGUNNINGEN

In de ouderenzorg bekijken we het aanbod van woon-zorgcentra (de vroegere rusthuizen), de servicefl ats en assistentiewoningen, de centra voor kortverblijf en de dagverzorgingscentra. Het aanbod in deze sectoren wordt uitgezet tegenover de behoefteraming of de programmatie die jaarlijks opgemaakt wordt door het Agentschap Zorg en Gezondheid, op basis van de be-volkingsprojecties.

Het bestaande of gerealiseerde aanbod bestaat tel-kens uit het aantal plaatsen of woongelegenheden die erkend zijn of waarvan de erkenning ‘in onderzoek’ is. Daarnaast zijn er woongelegenheden die reeds vergund zijn. Na het afl everen van een vergunning duurt het gemiddeld 5 jaar vooraleer een plaats of woongelegenheid er daadwerkelijk is. Tot slot zijn er de plaatsen of woongelegenheden waarvoor een ont-vankelijke aanvraag is ingediend, maar die nog geen vergunning hebben gekregen.

Bij het toekennen van een voorafgaande vergunning worden dus zowel de bestaande plaatsen of woonge-legenheden als de vergunde en voorafgaand vergun-de afgetrokken van de programmatie om te beslissen of er nog ruimte is voor extra plaatsen of woongele-genheden. In de tabellen die volgen maken we een onderscheid tussen de gerealiseerde plaatsen (erkend of erkenning in onderzoek) en de geplande plaatsen (vergund of met ontvankelijke aanvraag).

Na het afleveren van een vergunning duurt het gemiddeld 5 jaar vooraleer een plaats of woongelegenheid er daadwerkelijk is.

Page 52: Dossier 'Wel op weg?' 2015

52

ProgrammatieGerealiseerde

woon- eenheden

Gerealiseerde en geplande

woon- eenheden

% Gerealiseerde

wooneenheden op

programmatie

% Gerealiseerde en geplande

wooneenheden op

programmatie

Index 2006-2015

(2006 = 100)

Antwerpen 26.196 20.536 24.706 78,4 94,3 115,6

Limburg 11.959 7.789 10.761 65,1 90,0 150,7

Oost-Vlaanderen 22.286 18.284 20.928 82,0 93,9 111,7

West-Vlaanderen 20.896 15.128 19.972 72,4 95,6 107,7

Vlaams Brabant 16.257 11.874 15.294 73,0 94,1 126,1

- Arr. Halle-Vilvoorde 8.741 6.218 8.137 71,1 93,1 123,3

- Arr. Leuven 7.516 5.656 7.157 75,3 95,2 129,5

Brussels Gewest 1.209 459 1.297 38,0 107,3 195,3

Vlaams Gewest (zonder Brussel)

97.594 73.611 91.661 75,4 93,9 117,3

TABEL 10 I WOONZORGCENTRA (01/01/2015)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 12 I WOONZORGCENTRA: AANBOD OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2015)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

Page 53: Dossier 'Wel op weg?' 2015

53

08 Ouderenzorg

WOONZORGCENTRA

Wat de woonzorgcentra betreft, zien we in de provin-cie Vlaams-Brabant slechts een klein verschil met het Vlaamse gemiddelde als we kijken naar het aantal ge-realiseerde woongelegenheden (erkend of erkenning in onderzoek) ten opzichte van de programmatie. In de provincie Limburg zien we op dit gebied een grotere achterstand. Wanneer we ook de geplande wooneen-heden in rekening brengen, zien we dat alle provincies aan ongeveer 95% van de programmatie zullen ko-men, uitgezonderd Limburg, dat de kloof wel gedeelte-lijk dichtrijdt (90%).

In Brussel zien we dat slechts 38% van de door de Vlaamse Gemeenschap9 geprogrammeerde plaatsen zijn gerealiseerd, maar met de geplande plaatsen er-bij, zou Brussel zelfs op 107% van de programmatie komen. Ten opzichte van 2006 zien we naast Limburg ook een sterke toename in Vlaams-Brabant: het aantal bedden steeg in de periode 2006-2015 met 26%.

9 Het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap is in Brussel erg beperkt (ongeveer 2%). De Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie heeft heel veel rusthuisbedden, gevolgd door de Franse Gemeenschapscommissie.

Page 54: Dossier 'Wel op weg?' 2015

54

ProgrammatieGerealiseerde

woon- eenheden

Gerealiseerde en geplande

woon- eenheden

% Gerealiseerde

wooneenheden op

programmatie

% Gerealiseerde en geplande

wooneenheden op

programmatie

Antwerpen 9.107 4.955 9.098 54,4 99,9

Limburg 4.452 1.715 4.313 38,5 96,9

Oost-Vlaanderen 7.561 4.192 8.114 55,4 107,3

West-Vlaanderen 6.920 3.555 7.072 51,4 102,2

Vlaams Brabant 5.601 2.247 5.759 40,1 102,8

- Arr. Halle-Vilvoorde 3.046 1.331 3.123 43,7 102,5

- Arr. Leuven 2.555 916 2.636 35,9 103,2

Vlaams Gewest 33.641 16.664 34.356 49,5 102,1

TABEL 11 I ASSISTENTIEWONINGEN: REALISATIES T.O.V. DE PROGRAMMATIE (01/01/2013)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

TABEL 12 I ASSISTENTIEWONINGEN: REALISATIES T.O.V. BEVOLKING 65+ (01/01/2015)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

Gerealiseerde wooneenheden

Geplandewooneenheden

Gerealiseerd per 1.000

65+

Gerealiseerd en gepland

per 1.000 65+

Index 2006-2015 (2006=100)

Antwerpen 6.060 3.357 18,3 28,4 158,0

Limburg 1.969 2.583 12,8 29,5 191,9

Oost-Vlaanderen 4.436 4.247 16,1 31,4 129,7

West-Vlaanderen 4.045 3.315 15,8 28,7 139,0

Vlaams Brabant 2.669 3.483 13,1 30,2 169,7

- Arr. Halle-Vilvoorde 1.558 1.892 14,0 31,0 180,3

- Arr. Leuven 1.111 1.591 12,0 29,1 156,7

Brussels Gewest 32 161 0,7 4,2 100,0

Vlaams Gewest(zonder Brussel)

19.179 16.985 15,7 29,6 150,2

Page 55: Dossier 'Wel op weg?' 2015

55

ASSISTENTIEWONINGEN

In het besluit van 12 oktober 2012 betreffende de groepen van assistentiewoningen werd bepaald dat de groepen van assistentiewoningen de serviceflats zou-den vervangen vanaf 1 januari 2013. Er worden sinds-dien geen programmatiecijfers meer vastgelegd. Tabel

11 geeft de cijfers voor 2013, zodat toch een verge-lijking gemaakt kan worden met de toenmalige pro-grammatiecijfers.

We zien dat Vlaams-Brabant met 40% van de pro-grammatie gerealiseerd, in 2013 toch een stuk onder het Vlaamse gemiddelde bleef (50%). Limburg had nog een lager percentage (39%). De andere provincies hadden reeds meer dan de helft gerealiseerd. Een heel aantal projecten stonden nog op stapel, want als we de geplande wooneenheden meetellen, dan kwamen alle provincies aan 100% of meer van de programmatie, behalve de provincie Limburg (97%). Vlaams-Brabant zou dan een iets hoger cijfer hebben dan het Vlaamse gemiddelde (102%).

Om toch een vergelijking te maken voor de meest recente cijfers, zetten we de aantallen assistentiewo-ningen van 1/1/2015 uit op de bevolking van 65 jaar of ouder (tabel 12). Voor de bestaande assistentiewo-ningen hebben de provincies Limburg (12,8 per 1.000 65-plussers) en Vlaams-Brabant (13,1 per 1.000) de laagste aandelen. Indien we ook de geplande woon-eenheden meetellen, dan komen de cijfers van de ver-schillende provincies kort bij elkaar. Gemiddeld zijn er in het Vlaamse Gewest dan een 30 assistentiewoningen per 1.000 65-plussers. Net als bij de woonzorgcentra is het aandeel assistentiewoningen van de Vlaamse Ge-meenschap in Brussel zeer klein10.

Als we het huidige aanbod vergelijken met dat van 2006, dan zien we dat er in Limburg een stijging was met 92%. In Vlaams-Brabant was de toename van het aantal wooneenheden met 70% eveneens een stuk hoger dan gemiddeld in Vlaanderen (plus 50%). In Brussel waren er in 2006 ook 32 plaatsen.

FIGUUR 13 I ASSISTENTIEWONINGEN: AANBOD OP DE BEVOLKING 65+ (01/01/2015)

08 Ouderenzorg

10 Zie ook Steunpunt sociale planning (2014) Dossier wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel www.vlaamsbrabant.be/dossierwisselwerking

Page 56: Dossier 'Wel op weg?' 2015

56

Programmatie Gerealiseerde plaatsen

Gerealiseerde en geplande

plaatsen

% Gerealiseerde

plaatsen

% Gerealiseerde en geplande

plaatsen

Index2006-2013

(2006 = 100)

Antwerpen 797 419 695 52,6 87,2 146,0

Limburg 380 294 394 77,4 103,7 167,0

Oost-Vlaanderen 677 466 679 68,8 100,3 227,3

West-Vlaanderen 648 599 759 92,4 117,1 127,4

Vlaams Brabant 517 256 397 49,5 76,8 275,3

- Arr. Halle-Vilvoorde 279 153 221 54,8 79,2 382,5

- Arr. Leuven 238 103 176 43,3 73,9 194,3

Brussels Gewest 114 35 75 30,7 65,8 -

Vlaams Gewest(zonder Brussel)

3.019 2.034 2.924 67,4 96,9 165,2

TABEL 13 I DAGVERZORGINGSCENTRA: AANTAL PLAATSEN (01/01/2013)

FIGUUR 14 I DAGVERZORGINGSCENTRA: AANTAL PLAATSEN OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2013)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

Page 57: Dossier 'Wel op weg?' 2015

57

DAGVERZORGINGSCENTRA

De realisaties van de plaatsen dagverzorging zijn be-schikbaar tot en met 2013. Daarna zijn er enkel cijfers beschikbaar over het aantal centra, niet meer over het aantal plaatsen. Het aantal cliënten dat tegelijk kan worden opgevangen is afhankelijk van de beschikbare oppervlakte in het centrum.

De evolutie van het aantal plaatsen kunnen we dus slechts weergeven tot 2013. Toen bengelde de provin-cie Vlaams-Brabant, en dan vooral het arrondissement Leuven, achteraan op het gebied van aantal gerealiseer-de plaatsen in de centra voor dagverzorgingscentra, met 50% van de programmatienorm. Ook wanneer de plaatsen in geplande voorzieningen worden in re-kening gebracht, bleef dit tekort bestaan. Ten opzichte van 2006 waren er nochtans in Vlaams-Brabant reeds heel wat plaatsen bijgekomen: Het aantal in 2013 be-droeg 275% van het aanbod in 2006, een toename met 175% dus. De gemiddelde toename in Vlaanderen was ‘slechts’ 65%.

Sinds 1 januari 2013 kunnen ook erkende diensten voor gezinszorg een dagcentrum uitbaten. Een CADO (Collectieve Autonome Dagopvang) neemt net als een gewoon dagverzorgingscentrum de opvang en zorg even over van de mantelzorgers of thuisdiensten. De zorg wordt er verleend door personeel van de dienst gezinszorg en aanvullende thuiszorg.

08 Ouderenzorg

Sinds 1 januari 2013 kunnen ook erkende diensten voor gezins-zorg een dagcentrum uitbaten. Een CADO (Collectieve Autonome Dagopvang) neemt net als een gewoon dag-verzorgingscentrum de opvang en zorg even over van de mantelzor-gers of thuisdiensten.

Page 58: Dossier 'Wel op weg?' 2015

58

Program-matie

Gerea-liseerd

gewoon

Gerea-liseerd CADO

Gepland gewoon

Gepland CADO

Totaal gereali-seerd

% totaal

gereali-seerd

% totaal ge-realiseerd

en gepland

Antwerpen 85 35 9 22 9 44 51,8 88,2

Limburg 47 25 6 9 4 31 66,0 93,6

Oost-Vlaanderen 77 41 8 27 3 49 63,6 102,6

West-Vlaanderen 74 52 4 21 3 56 75,7 108,1

Vlaams Brabant 67 27 8 7 8 35 52,2 74,6

- Arr. Halle-Vilvoorde 35 14 3 3 3 17 48,6 65,7

- Arr. Leuven 32 13 5 4 5 18 56,3 84,4

Brussels Gewest 19 2 0 5 1 2 10,5 42,1

Vlaams Gewest(zonder Brussel)

350 180 35 86 27 215 61,4 93,7

TABEL 14 I DAGVERZORGINGSCENTRA: AANTAL VOORZIENINGEN (01/01/2015)

FIGUUR 15 I DAGVERZORGINGSCENTRA: AANTAL VOORZIENINGEN OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2015)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

Page 59: Dossier 'Wel op weg?' 2015

59

Wat het aantal centra betreft op 1 januari 2015, zien we dat in Vlaanderen (zonder Brussel) 61% van de programmatie is ingevuld. In Vlaams-Brabant zijn er 35 dagverzorgingscentra erkend, waarvan 8 CADO’s vanuit de diensten voor gezinszorg. Dit is iets meer dan de helft van het geprogrammeerde aantal van 67. Daarnaast zijn er nog 15 dagverzorgingscentra gepland. Indien we enkel de reeds bestaande dagver-zorgingscentra meenemen, dan blijven Antwerpen en Vlaams-Brabant wat achterop ten opzichte van de an-dere provincies. Tellen we er ook de geplande centra bij, dan blijft Vlaams-Brabant steken bij 75% van de pro-grammatie, terwijl de provincie Antwerpen aan 88% komt en Oost- en West-Vlaanderen zelfs meer dan 100% van de programmatie zouden ingevuld hebben. Het arrondissement Halle-Vilvoorde heeft een lagere in-vulling van de programmatie dan het arrondissement Leuven.

Er zijn verder in Vlaanderen vijf dagverzorgingscentra voor palliatieve verzorging erkend, waarvan er twee in de provincie Antwerpen en twee in de provincie West-Vlaanderen. In Vlaams-Brabant is er het Palliatief Dagcentrum Topaz in Wemmel.

08 Ouderenzorg

Indien we enkel de reeds bestaande dagverzorgingscen-tra meenemen, dan blijven Antwerpen en Vlaams-Brabant wat achterop ten op-zichte van de andere provincies

Page 60: Dossier 'Wel op weg?' 2015

60

KORTVERBLIJF

Ten opzichte van het geprogrammeerde aantal plaatsen heeft de provincie Limburg het kleinst aandeel erkende plaatsen kortverblijf, met 52,1%. Vlaams-Brabant komt daar net bovenuit met 54,1% van de programmatie in-gevuld. Ook Antwerpen heeft minder dan 60%, terwijl Oost- en West-Vlaanderen respectievelijk aan 80,4% en 76,4% zitten. Indien ook de vergunde plaatsen in aanmerking genomen worden (voorafgaand vergund

of ontvankelijke aanvraag), dan komen deze laatste provincies aan een invulling van 100% van de program-matie. De provincie Antwerpen komt in dit geval aan 96% ingevuld, terwijl Limburg en Vlaams-Brabant lager dan 90% uitkomen. Vergeleken met 2006 is er wel een grote vooruitgang geweest. De provincies Limburg en Vlaams-Brabant kenden de hoogste stijging, want daar was in 2006 nog maar 12 à 13% van de programma-tie gerealiseerd, ten opzichte van ongeveer 30% in de andere provincies.

ProgrammatieGerealiseerde

plaatsenGeplande plaatsen

% Gerealiseer-de plaatsen

%Gerealiseer-

de en geplan-de plaatsen

Index 2006-2015 (2006=100)

Antwerpen 820 442 313 57,6 95,7 233,9

Limburg 390 195 136 52,1 86,9 541,7

Oost-Vlaanderen 689 543 135 80,4 100,0 312,1

West-Vlaanderen 653 486 153 76,4 99,8 250,5

Vlaams Brabant 508 275 165 54,1 86,6 491,1

- Arr. Halle-Vilvoorde 276 163 76 59,1 87,2 388,1

- Arr. Leuven 232 112 89 48,3 85,7 800,0

Brussels Gewest 508 10 29 8,8 34,5 -

Vlaams Gewest(zonder Brussel)

3.173 1.951 931 63,4 92,8 300,6

TABEL 15 I CENTRA VOOR KORTVERBLIJF (01/01/2015)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 16 I CENTRA VOOR KORTVERBLIJF: AANBOD OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2015)

Page 61: Dossier 'Wel op weg?' 2015

61

08 Ouderenzorg

FRANS THEYS I OUDERENZORG SINT-ALEXIUS TIENENDoor de, terechte, verhoogde inzet op thuiszorg wordt een opname in een woonzorgcentrum meer en meer uitgesteld. De gemiddelde instapleeftijd in Sint-Alexius is nu al 86 jaar en de gemiddelde verblijfsduur ander-half jaar. Gevolg is dat de bewoners een zwaar zorgpro-fi el hebben (fysiek, psychiatrisch, cognitief), wat meer specialisatie vraagt bij personeel. We merken ook een tekort aan plaatsen in de dagverzorging (voor zwaarde-re profi elen) en aan plaatsen kortverblijf, die de thuis-zorg ondersteunen. Bij mensen die lang thuis blijven is het moeilijk de totaalzorg te organiseren die ze nodig hebben.

Er dient daarom nog meer samenwerking en overleg te komen binnen de thuiszorg en met de woonzorg-centra. De woonzorgnetwerken die in het woonzorg-decreet zijn voorzien kunnen hier een antwoord op bieden maar dan moet de Vlaamse overheid er ook concreet werk van maken, liefst zonder te veel regels en rekening houdend met de verschillen tussen de regio’s.

We startten het project ‘Intersectorale samenwerking ouderen met een beperking en/of handicap’. Steeds meer mensen met een handicap worden oud en de sector ‘handicap’ heeft weinig ervaring met de ouder wordende bewoners. Omgekeerd heeft de sector ‘ou-deren’ weinig ervaring met oudere personen met een handicap. In dit project vormen we een netwerk waarin de partners samen ervaringen opdoen en hun expertise delen.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

• Via het investeringsreglement dagopvan-ginitiatieven voor ouderen zorgt de provincie voor nieuwe CADO’s (Collectieve Autonome Dagopvang). Ook het vervoer van personen naar de nieuwe opvangvor-men wordt door de provincie betoelaagd. Verder waren er projectsubsidies voor dagbestedingsprojecten en voor het pal-liatieve dagcentrum Topaz.

• Het project van Sint-Alexius Tienen i.v.m. de expertise-uitwisseling en -versterking tussen de sectoren ouderen en handicap, werd ondersteund als vernieuwend project, net als het zorgprogramma jongde-mentie van Centra voor Dagverzorging De Bezelaer en De Wijnstok in Leuven. Zij bieden dagopvang specifi ek voor jong-de-menterenden, waarmee ze tegemoetko-men aan een hiaat in de zorg.

• Om nieuwe zorgvormen zoals CADO’s en dagverzorging beter bekend te maken organiseerde de provincie samen met de verschillende betrokken actoren een be-kendmakingscampagne via diverse materialen (folder, placemats, een youtu-be-fi lmpje) en mediakanalen.

• Tot 2013 gaf de provincie ook subsidies voor het steunpunt in Halle-Vilvoorde van expertisecentrum dementie Memo (Leuven).

Door de, terechte, ver-hoogde inzet op thuis-zorg wordt een opname in een woonzorgcen-trum meer en meeruitgesteld.

Page 62: Dossier 'Wel op weg?' 2015

62

THUISZORG9Voor de thuiszorg bekijken we de gepresteerde uren gezinszorg van de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg (DGAT), en de gerealiseerde lokale dienstencentra. Net als bij de ouderenvoorzieningen vergelijken we met de ge-programmeerde uren en centra, die uitgaan van de behoeften op basis van de bevolkingsprojecties.

Page 63: Dossier 'Wel op weg?' 2015

63

09 Thuiszorg

GEZINSZORG

Bij de uren gezinszorg gepresteerd door de DGAT zien we dat Vlaams-Brabant het laagste percentage van de provincies heeft, namelijk 67%. Gemiddeld is het cij-fer 77% voor Vlaanderen. Er is een heel groot verschil tussen de twee Vlaams-Brabantse arrondissementen. In het arrondissement Halle-Vilvoorde wordt nog net niet de helft van de geprogrammeerde uren daadwerkelijk gepresteerd, terwijl dit in Leuven bijna 90% is.

Vergelijken we met 2009, dan zien we in alle pro-vincies een ongeveer even grote stijging: tussen 5 en 10% toename van het aantal gerealiseerde uren. In Halle-Vilvoorde is de index niet hoger dan elders, wat wil zeggen dat er geen inhaalbeweging van de ach-terstand gaande is.

Geprogrammeerde uren

Gerealiseerde uren

% gerealiseerde uren

Index2009*-2014(2009=100)

Antwerpen 5.764.158 4.417.661 76,6 110,1

Limburg 2.603.250 2.163.567 83,1 108,1

Oost-Vlaanderen 4.817.373 3.716.434 77,1 107,5

West-Vlaanderen 4.364.464 3.546.772 81,3 104,9

Vlaams Brabant 3.558.737 2.394.405 67,3 108,8

- Arr. Halle-Vilvoorde 1.933.747 965.535 49,9 108,8

- Arr. Leuven 1.624.990 1.428.870 87,9 108,8

Brussels Gewest 902.042 152.251 19,8 -

Vlaams Gewest(zonder Brussel)

21.107.982 16.254.729 77,0 108,0

TABEL 16 I UREN GEZINSZORG (IN 2014)

* Cijfers vóór 2009 zijn niet vergelijkbaarBron: Agentschap Zorg en gezondheid

Bron: Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 17 I GEZINSZORG: GEREALISEERDE UREN OP DE PROGRAMMATIE (IN 2014)

Page 64: Dossier 'Wel op weg?' 2015

64

Geprogram-meerde centra

Gerealiseerde centra

Geplande centra

% gerealiseerde

centra

% gerealiseerde en geplande

centra

Index 2009-2014 (2009= 100)

Antwerpen 156 69 20 44,2 57,1 121,1

Limburg 82 26 8 31,7 41,5 123,8

Oost-Vlaanderen 134 32 18 23,9 37,3 133,3

West-Vlaanderen 109 44 22 40,4 60,6 115,8

Vlaams Brabant 105 25 10 23,8 33,3 125,0

- Arr. Halle-Vilvoorde 58 12 4 20,7 27,6 133,3

- Arr. Leuven 47 13 6 27,7 40,4 118,2

Brussels Gewest 24 13 1 54,2 58,3 -

Vlaams Gewest(zonder Brussel)

586 196 78 33,4 46,8 122,5

TABEL 17 I LOKALE DIENSTENCENTRA (2014)

FIGUUR 18 I LOKALE DIENSTENCENTRA: AANBOD OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2014)

Bron: Agentschap Zorg en gezondheid

Page 65: Dossier 'Wel op weg?' 2015

65

LOKALE DIENSTENCENTRA

Ook wat de invulling van de programmatie van de lokale dienstencentra betreft, heeft Vlaams-Brabant het laagst aandeel erkende centra, met 23,8% van de programmatie ingevuld. Inclusief de voorafgaan-delijk vergunde centra komt Vlaams-Brabant net aan een derde van de programmatienorm. Halle-Vilvoorde heeft steeds een lager aandeel dan het arrondisse-ment Leuven. Antwerpen en Oost-Vlaanderen zijn op dit vlak het best uitgerust, met meer dan 40% van de programmatie reeds erkend en rond 60% ingevuld als ook de vergunde centra inbegrepen worden.

Ook op dit gebied is er weinig evolutie in de verhou-dingen tussen de provincies. In Halle-Vilvoorde was er weliswaar een stijging van het aanbod van 33%, maar in Vlaanderen nam het aanbod ook gemiddeld toe met 23%.

ANDERE ORGANISATIES IN DE THUISZORGNaast deze vormen van thuiszorg zijn er ook volgende diensten, met hun bijhorende programmatienormen:

Diensten voor logistieke hulp: maximaal 2 per ge-meente

Diensten voor oppashulp

Diensten voor gastopvang: programmacijfer 6 voor Vlaanderen, er zijn er 3 erkend waarvan er twee een werking hebben in Vlaams-Brabant

Diensten voor thuisverpleging: maximum 250 erkende diensten

Regionale dienstencentra: programmatiecijfers per arrondissement, bijna overal volledig ingevuld

Diensten voor maatschappelijk werk van het zie-kenfonds

Verenigingen van gebruikers en mantelzorgers: programmatiecijfer vastgelegd op 6 voor Vlaan-deren, volledig ingevuld en actief in Vlaams-Bra-bant.

De nachtzorgprojecten in Halle-Vilvoorde en Leuven, georganiseerd in samenwerking tussen thuiszorgdien-sten en woonzorgcentra, werden tot 31 december 2014 gefinancierd door het RIZIV in het kader van zorgvernieuwingsprojecten. Tot 31 december 2016 is er nu een tijdelijke financiering door de Vlaamse over-heid, in afwachting van een structurele inbedding.

Er zijn in Vlaanderen 15 gebiedsdekkende netwer-ken palliatieve zorg erkend en gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, die elk een samenwerking uitbouwen met een palliatie-ve thuiszorgequipe. Deze equipes worden erkend en opgevolgd door het RIZIV. Zij ondersteunen de palliatieve zorg aan patiënten in hun thuismilieu. In Vlaams-Brabant gaat het over de palliatieve thuis-zorgequipes van Palliatief Netwerk Arrondissement Leuven PANAL vzw en Forum Palliatieve Zorg Brus-sel-Halle-Vilvoorde. De netwerken ontvangen jaar-lijks een forfaitaire subsidie voor een bepaald aantal begeleidingen. Het bedrag van deze ‘gesloten enve-loppe’ volstaat echter helemaal niet om de kosten te dekken van alle aangevraagde begeleidingen.

09 Thuiszorg

Page 66: Dossier 'Wel op weg?' 2015

6666

HARLINDE EXELMANS, MARLEEN ROMBAUT,

BART TIREZ I FAMILIEHULP

Er is een stijgende vraag naar thuisondersteuning omwille van de toenemende vergrijzing en de dalen-de ligduur in ziekenhuizen. Maar in Halle-Vilvoorde is het moeilijk om voldoende geschikt zorgpersoneel te vinden. Hierdoor is het voor de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg moeilijk om bijkomende capa-citeit te creëren. Anderzijds moet er in de sector be-spaard worden. Het urencontingent gezinszorg wordt verminderd ten opzichte van 2014. Daarnaast moeten we de taken ‘uitzuiveren’: verzorgenden moeten meer worden ingezet in doelgerichte zorgverlening, en niet louter als huishoudhulp. We zullen gezinszorg dus va-ker gaan combineren met poetsdienst of professionele oppashulp. Daardoor zullen sommige cliënten meer zorgverleners krijgen, en sommige ook kortere hulp-beurten. Meer nog dan voorheen moeten we priorite-ren tussen de zorgvragers. In bepaalde periodes zullen de intensiteit en de frequentie van de zorgverlening tot een minimum worden beperkt.

Om de beschikbare middelen meer effi ciënt in te zet-ten ontwikkelen de DGAT een meer gedifferentieerd aanbod, met bijvoorbeeld nachtzorg, professionele oppashulp, kleinschalige dagopvanginitiatieven. We moeten ons ook organiseren op een meer fl exibe-

le zorgverlening en op de nood aan continuïteit aan zorg op verschillende momenten van de dag en op alle weekdagen.

Om tegemoet te komen aan het streven naar een meer integraal zorgaanbod, werken we steeds meer samen met andere zorgactoren, in het kader van Integrale Jeugdhulp, preventieve gezinsondersteuning en de Huizen van het Kind, zorgvernieuwing in de sectoren personen met een handicap, Geestelijke Gezondheids-zorg en ouderenzorg.

Het volgen van deze beleidsevoluties vergt van de DGAT capaciteit en middelen voor:

opleiding van medewerkers

uitbouwen van diverse intersectorale samenwerkin-gen

uitwisselen van gegevens onder zorgactoren en ICT-ondersteuning daarvan (gegevensdeling via elek-tronisch zorgdossier)

zorgafstemmend overleg onder hulp- en zorgverle-ners

de organisatie van een meer fl exibele en continue zorgverlening en ondersteuning.

Het is moeilijk om voldoende geschikt zorgpersoneel te vin-den in deze regio. Hierdoor is het voor de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg niet mogelijk om bijkomende capa-citeit te creëren.

Page 67: Dossier 'Wel op weg?' 2015

67

PATRICIA WAUTERS I GERIATRISCH DAGZIEKEN-HUIS VAN ZIEKENHUIS SINT-MARIA IN HALLE

We hebben een raamakkoord uitgewerkt dat de onder-linge samenwerking tussen eerstelijnsdiensten en het ziekenhuis moet regelen. Hierin zijn afspraken opgeno-men rond medicatie, opname en ontslagopname. Hier worden ook dokters bij betrokken. Schrijnende situaties komen immers pas vaak aan het licht in het ziekenhuis. Bovendien werken de verschillende thuiszorgorganisa-ties vaak naast elkaar door. INITIATIEVEN VAN DE

PROVINCIE:

• De provincie gaf investeringssubsidies voor nieuwe lokale dienstencentra.

• Sinds 2007 investeert de provincie in het elektronisch zorgplan dat de commu-nicatie tussen zorgverleners bevordert.

• De provincie ondersteunt het overleg-platform thuis- en mantelzorg en gaf subsidies aan mantelzorgprojecten.

• Een voorbeeld van een vernieuwend project in de thuiszorg dat werd onder-steund is dat van het Zilverpunt in Vilvoor-de, waarbij het centrale contactpunt de ‘Zilverlingen’ werd uitgebouwd voor vrij-willigerswerk in de thuiszorg. Bedoeling is deze vrijwilligers een warme thuisbasis te bieden én de spil te zijn voor doorverwij-zing in het lokaal thuiszorgnetwerk.

• De opleiding polyvalent verzorgen-den (2009-2011-2012-2013) werd door de provincie gesubsidieerd.

• De palliatieve netwerken PANAL vzw in arrondissement Leuven en vzw Forum Palliatieve Zorg in arrondissement Hal-le-Vilvoorde ontvangen middelen om aan de vraag naar palliatieve zorg te kunnen voldoen. Ook het palliatieve dagcentrum Topaz ontving extra steun om aan de vraag te kunnen voldoen.

09 Thuiszorg

Page 68: Dossier 'Wel op weg?' 2015

68

KINDEROPVANG10

Page 69: Dossier 'Wel op weg?' 2015

69

10 Kiinderopvang

OPVANG VAN BABY’S EN PEUTERS

Sinds 1 april 2014 is het nieuwe decreet op de kinder-opvang van baby’s en peuters in werking getreden11. Dit bracht de hele kinderopvangsector in volle veran-dering. Voor onze vergelijking van het aantal plaatsen heeft dit echter weinig gevolgen.

De ‘Barcelonanorm’ zegt dat 33% van de kinderen jon-ger dan 3 jaar toegang moet hebben tot kinderopvang. Vlaanderen legt zichzelf echter op tegen 2020 voor de helft van de kinderen opvangplaatsen aan te bie-den. Omdat niet elk kind gedurende 5 volle dagen per week gebruik maakt van kinderopvang, hanteert Kind en Gezin voor het berekenen van de opvangcapaciteit per 100 kinderen een ‘kindplaatsratio’ van 1,29, wat wil zeggen dat 1 plaats in de opvang voor baby’s en peuters gemiddeld door 1,29 kinderen gebruikt wordt. De totale opvangcapaciteit in Vlaanderen overstijgt met 53,1% (zie Tabel 18) dus niet enkel de Barcelonanorm, maar ook reeds de doelstelling voor 2020.

Er is geen globaal tekort in Vlaams-Brabant wat be-treft de opvang van baby’s en peuters (0-2 jaar), en ook niet in de afzonderlijke arrondissementen. Wel is er ook op dit gebied een groot verschil tussen de beide arrondissementen, wat betreft het aantal plaatsen per 100 kinderen (Tabel 18). Ook zien we dat tussen 2006 en 2015 het aantal plaatsen gegroeid is met een derde in de provincies Antwerpen, Limburg en Oost-Vlaan-deren, en zelfs met 50% in de provincie West-Vlaan-deren. In Vlaams-Brabant was er slechts een toename met 22% in dezelfde periode.

Of het aanbod voldoende is uitgebouwd is echter niet enkel afhankelijk van het aantal kinderen. De nood aan kinderopvang hangt onder andere ook af van de werkzaamheidsgraad (vooral bij vrouwen), het aantal tewerkstellingsplaatsen en de mogelijkheden om een beroep te doen op het informele netwerk (bijvoor-beeld de grootouders die de kinderen opvangen). In Vlaams-Brabant is de werkzaamheidsgraad hoog. Om-dat sommige ouders eerder gebruik maken van kinder-opvang nabij hun plaats van tewerkstelling, heeft het hoge aantal tewerkstellingsplaatsen in Vlaams-Brabant, en vooral in de rand rond Brussel, eveneens een aanzui-gend effect. Vlaams-Brabant is daarnaast een regio met een zeer hoog migratiesaldo, waardoor jonge ouders minder vaak een beroep kunnen doen op het informele netwerk, van grootouders of andere familieleden, voor de opvang van de kinderen.

11 Meer informatie: www.kindengezin.be/kinderopvang

De ‘Barcelonanorm’ zegt dat 33% van de kinderen jonger dan 3 jaar toegang moet hebben tot kin-deropvang. Vlaanderen legt zichzelf echter op tegen 2020 voor de helft van de kinderen opvang-plaatsen aan te bieden.

Page 70: Dossier 'Wel op weg?' 2015

70

2006aantal

plaatsen

2006plaatsen per 100 kinderen

2015aantal

plaatsen

2015plaatsen per 100 kinderen

2015 Opvangcapaciteit* per 100 kinderen

Index 2006-2015 (2006=100)

Antwerpen 17.024 31,0 22.895 36,5 47,1 134,5

Limburg 6.739 28,1 9.215 35,3 45,6 136,7

Oost-Vlaanderen 15.610 35,4 20.863 44,2 57,0 133,7

West-Vlaanderen 11.176 34,2 16.846 49,6 64,0 150,7

Vlaams Brabant 12.191 36,6 14.925 41,8 54,0 122,4

- Arr. Halle-Vilvoorde 6.212 33,9 7.477 36,9 47,6 120,4

- Arr. Leuven 5.979 39,9 7.449 48,3 62,4 124,6

Brussel - - 7.094 43,9 56,7 -

Vlaams Gewest(zonder Brussel)

62.740 33,2 84.744 41,2 53,1 135,1

TABEL 18 I AANTAL OPVANGPLAATSEN VOOR BABY’S EN PEUTERS (0-2 JAAR)

*De opvangcapaciteit houdt rekening met een kindplaatsratio van 1,29 Bron: Kind en Gezin

FIGUUR 19 I KINDEROPVANGPLAATSEN PER 100 KINDEREN VAN 0-2 JAAR (2015)

Page 71: Dossier 'Wel op weg?' 2015

71

Dat een groot aanbod niet altijd volstaat voor de bestaande nood aan kinderopvang, zien we bij stad Leuven. In Leuven zijn er meer dan 50 voorschool-se opvangplaatsen per 100 baby’s en peuters. In de Stadsmonitor van 2014 werden in de 13 centrum-steden opnieuw de inwoners bevraagd over hun te-vredenheid over het aanbod aan kinderopvang in de buurt12. In Leuven is slechts 43,7% hierover tevreden, het laagste aandeel van alle centrumsteden. 31% is ontevreden of zeer ontevreden. Ook hier speelt vooral de hoge werkzaamheidsgraad en de afwezigheid van een informeel opvangnetwerk een rol.

Op Kaart 9 met de spreiding van de kinderopvang over Vlaams-Brabant zien we verder dat er in het arrondissement Halle-Vilvoorde, en dan vooral in de rand rond Brussel, heel wat gemeenten zijn met een beperkt aantal plaatsen, zeker indien het wordt uitge-zet op het aantal kinderen van 0 tot 2 jaar. Ook in het centrale Hageland zijn er enkele gemeenten met een klein aanbod voor het aantal kinderen dat er woont.

NEDERLANDS

Sinds 1 april 2014 moeten alle kinderopvanginitia-tieven die een vergunning hebben of aanvragen bij Kind en Gezin minstens één kinderbegeleider en een verantwoordelijke hebben met een actieve kennis van het Nederlands. Ook al zijn er overgangsmaatregelen voorzien, toch blijft de vrees dat een aantal Franstali-ge voorzieningen in de rand de deuren zullen moeten sluiten. De deadline was eind 2014, maar de transitie is nog lopende. Kind en Gezin volgt dit van nabij op.

10 Kinderopvang

KAART 9 I KINDEROPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS IN VLAAMS-BRABANT (2015)

Diest

Tienen

Asse

Halle

Leuven

Herne

Landen

Aarschot

Zemst

Gooik

Linter

Meise

Dilbeek

Overijse

Lubbeek

Herent

Lennik

Zoutleeuw

Bierbeek

Haacht

Kortenaken

Bertem

Holsbeek

Beersel

Ternat

Tielt-Winge

Geetbets

Rotselaar

Tervuren

Pepingen

Merchtem

Huldenberg

Bekkevoort

Londerzeel

Bever

Grimbergen

Kortenberg

Opwijk

Boutersem

Galmaarden

Glabbeek

Zaventem

Hoegaarden

Tremelo

KampenhoutVilvoorde

Roosdaal

Hoeilaart

Oud-Heverlee

Affligem

Sint-Pieters-Leeuw

Keerbergen

Scherpenheuvel-Zichem

Steenokkerzeel

Begijnendijk

Boortmeerbeek

Machelen

Sint-Genesius-

Rode

Wemmel

Liedekerke

Kapelle-op-den-

Bos

Kraainem

Linkebeek

Wezembeek-Oppem

Drogenbos

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: Kind en Gezin

Plaatsen per 100 kinderen van 0-256,1 - 124,7

46,1 - 56,0

39,1 - 46,0

30,1 - 39,0

14,3 - 30,0

2006aantal

plaatsen

2006plaatsen per 100 kinderen

2015aantal

plaatsen

2015plaatsen per 100 kinderen

2015 Opvangcapaciteit* per 100 kinderen

Index 2006-2015 (2006=100)

Antwerpen 17.024 31,0 22.895 36,5 47,1 134,5

Limburg 6.739 28,1 9.215 35,3 45,6 136,7

Oost-Vlaanderen 15.610 35,4 20.863 44,2 57,0 133,7

West-Vlaanderen 11.176 34,2 16.846 49,6 64,0 150,7

Vlaams Brabant 12.191 36,6 14.925 41,8 54,0 122,4

- Arr. Halle-Vilvoorde 6.212 33,9 7.477 36,9 47,6 120,4

- Arr. Leuven 5.979 39,9 7.449 48,3 62,4 124,6

Brussel - - 7.094 43,9 56,7 -

Vlaams Gewest(zonder Brussel)

62.740 33,2 84.744 41,2 53,1 135,1

12 Meer informatie: http://www.stadsmonitor.be/gezinnen-in-de-stad/voorschoolse-kinderopvang-gezinsfocus

Page 72: Dossier 'Wel op weg?' 2015

72

2006Aantal

plaatsen

2006Plaatsen per

100 kinderen van 3-11 jaar

2015 Aantal

plaatsen

2015Plaatsen per 100 kinderen van 3-11 jaar

2015Index

2006-2015 (2006=100)

Antwerpen 6.471 3,9 9.584 5,2 148,1

Limburg 5.067 6,6 7.986 9,8 157,6

Oost-Vlaanderen 5.911 4,4 8.132 5,5 137,6

West-Vlaanderen 4.622 4,3 7.246 6,8 156,8

Vlaams Brabant 4.861 4,6 5.781 5,0 118,9

- Arr. Halle-Vilvoorde 1.738 2,8 2.213 3,3 127,3

- Arr. Leuven 3.123 7,0 3.568 7,4 114,2

Brussels Gewest - - 2.295 5,5 -

Vlaams Gewest 26.932 4,6 38.729 6,1 143,8

TABEL 19 I PLAATSEN BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG

Bron: Kind en Gezin

FIGUUR 20 I PLAATSEN BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG PER 100 KINDEREN VAN 3 TOT 11 JAAR (2015)

Page 73: Dossier 'Wel op weg?' 2015

73

BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG

Op het gebied van buitenschoolse kinderopvang is er wel een probleem. Voornamelijk het arrondissement Halle-Vilvoorde heeft veel minder door Kind en Ge-zin erkende plaatsen buitenschoolse kinderopvang. Terwijl in de andere provincies het aantal plaatsen per 100 kinderen gestaag is toegenomen tussen 2006 en 2014, is dit bovendien in de provincie Vlaams-Brabant constant gebleven, zowel in het arrondissement Leu-ven als in Halle-Vilvoorde.

Het aantal erkende plaatsen is slechts met een 300-tal gestegen in deze periode, wat veel minder is dan in de andere provincies, waar er telkens 1.500 à 2.000 er-kende plaatsen zijn bijgekomen. Het voorbije jaar was er in heel Vlaanderen nog een sterke toename van

het aantal plaatsen, maar ook nu weer het minst in Vlaams-Brabant: 625 plaatsen meer dan begin 2014. In totaal zien we over de periode 2006-2015 een toe-name in Vlaams-Brabant van slechts 19%, wat veel minder is dan in de andere provincies.

Kaart 10 toont de verspreiding van de plaatsen bui-tenschoolse kinderopvang in Vlaams-Brabant. Daarop is duidelijk te zien dat er vooral in de Rand en in het Pajottenland heel wat gemeenten zijn met weinig of geen buitenschoolse kinderopvanginitiatieven met at-test van toezicht of erkenning door Kind en Gezin.

KAART 10 I BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG IN VLAAMS-BRABANT (2015)

Diest

Tienen

Asse

Halle

Leuven

Herne

Landen

Aarschot

Zemst

Gooik

Linter

Meise

Dilbeek

Overijse

Lubbeek

Herent

Lennik

Zoutleeuw

Bierbeek

Haacht

Kortenaken

Bertem

Holsbeek

Beersel

Ternat

Tielt-Winge

Geetbets

Rotselaar

Tervuren

Pepingen

Merchtem

Huldenberg

Bekkevoort

Londerzeel

Bever

Grimbergen

Kortenberg

Opwijk

Boutersem

Galmaarden

Glabbeek

Zaventem

Hoegaarden

Tremelo

KampenhoutVilvoorde

Roosdaal

Hoeilaart

Oud-Heverlee

Affligem

Sint-Pieters-Leeuw

Keerbergen

Scherpenheuvel-Zichem

Steenokkerzeel

Begijnendijk

Boortmeerbeek

Machelen

Sint-Genesius-

Rode

Wemmel

Liedekerke

Kapelle-op-den-

Bos

Kraainem

Linkebeek

Wezembeek-Oppem

Drogenbos

Kaart: Steunpunt sociale planning

Plaatsen per 100 kinderen van 3-1114,1 - 67,4

7,1 - 14,0

4,1 - 7,0

2,1 - 4,0

0,1 - 2,0

Terwijl in de andere provincies het aantal plaatsen per 100 kin-deren gestaag is toegenomen tussen 2006 en 2014, is dit in de provincie Vlaams-Brabant constant gebleven, zowel in het arrondissement Leuven als in Halle-Vilvoorde.

10 Kinderopvang

Page 74: Dossier 'Wel op weg?' 2015

74

FIGUUR 22 I AANDEEL GEZINSOPVANG OP TOTAAL AANTAL PLAATSEN BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

FIGUUR 21 I AANDEEL GEZINSOPVANG OP TOTAAL AANTAL PLAATSEN VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

Page 75: Dossier 'Wel op weg?' 2015

75

GEZINS- EN GROEPSOPVANG

Kind en Gezin maakt een onderscheid tussen locaties gezinsopvang, locaties groepsopvang en locaties waar een aantal kinderbegeleiders gezinsopvang samen-werken. De gezinsopvang zijn de vroegere onthaalou-ders, zowel de zelfstandige als degene die zijn aange-sloten bij een dienst voor onthaalouders. Er worden maximum 8 kinderen opgevangen. Bij groepsopvang worden er minimum 9 kinderen opgevangen in loka-len die specifi ek voor de opvang zijn ingericht. Voor de opvang van baby’s en peuters gaat het om de vroege-re zelfstandige en erkende kinderdagverblijven.

Figuur 21 toont het aandeel van de gezinsopvang in het totaal van de plaatsen voorschoolse kinderop-vang. Vlaams-Brabant is de enige provincie waar dit aandeel minder is dan 30%. In Brussel is dit aandeel nog veel lager.

Op Figuur 22 zien we het aandeel plaatsen gezinsop-vang in de buitenschoolse kinderopvang. Deze aan-delen liggen veel lager dan bij de opvang van baby’s en peuters. Ook hier heeft Vlaams-Brabant het laagste aandeel van de provincies. In Brussel is er geen ge-zinsopvang in de buitenschoolse opvang.

10 Kinderopvang

De gezinsopvang zijn de onthaalouders, zelfstan-dig of aangesloten bij een dienst.

Page 76: Dossier 'Wel op weg?' 2015

76

KINDEROPVANG MET INKOMENSTARIEF

Opvanglocaties met inkomenstarief (IKT) zijn locaties waar gezinnen voor de opvang van hun kind een prijs betalen volgens het inkomen. Figuur 23 toont het aan-deel van deze opvangplaatsen met een inkomensge-relateerd tarief op het totaal van de opvangplaatsen voor baby’s en peuters. Buiten Brussel heeft ook hier Vlaams-Brabant het laagste cijfer: met 68% is het de

enige provincie die minder dan 70% opvangplaatsen met inkomenstarief heeft.

Op Kaart 11 zien we dat in de Rand rond Brussel ver-houdingsgewijs minder plaatsen met inkomenstarief zijn dan elders in de provincie. Dit is niet enkel het geval in de meer residentiële gemeenten in de zuid-oostrand, maar ook ten noorden van Brussel, zoals in Wemmel, Grimbergen en Vilvoorde.

KAART 11 I AANTAL KINDEROPVANGPLAATSEN VOOR BABY’S EN PEUTERS NAAR INKOMENSTARIEF (2015)

Diest

Tienen

Asse

Halle

Leuven

Herne

Landen

Aarschot

Zemst

Gooik

Linter

Meise

Dilbeek

Overijse

Lubbeek

Herent

Lennik

Zoutleeuw

Bierbeek

Haacht

Kortenaken

Bertem

Holsbeek

Beersel

Ternat

Tielt-Winge

Geetbets

Rotselaar

Tervuren

Pepingen

Merchtem

Huldenberg

Bekkevoort

Londerzeel

Bever

Grimbergen

Kortenberg

Opwijk

Boutersem

Galmaarden

Glabbeek

Zaventem

Hoegaarden

Tremelo

KampenhoutVilvoorde

Roosdaal

Hoeilaart

Oud-Heverlee

Affligem

Sint-Pieters-Leeuw

Keerbergen

Scherpenheuvel-Zichem

Steenokkerzeel

Begijnendijk

Boortmeerbeek

Machelen

Sint-Genesius-

Rode

Wemmel

Liedekerke

Kapelle-op-den-

Bos

Kraainem

Linkebeek

Wezembeek-Oppem

Drogenbos

Kaart: Steunpunt sociale planningBron data: Kind en Gezin

Aantal plaatsen

500

IKT

Geen IKT

FIGUUR 23 I AANDEEL INKOMENSGERELATEERDE PLAATSEN OP TOTAAL AANTAL PLAATSEN VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

Page 77: Dossier 'Wel op weg?' 2015

77

10 Kinderopvang

FIGUUR 24 I FLEXIBELE URENPAKKETTEN OPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

FLEXIBELE URENPAKKETTEN

Sommige kinderopvanginitiatieven bieden opvang aan op vroege (voor 7 uur) of late (na 18 uur) uren of in het weekend, voor ouders die niet werken vol-gens de kantooruren. Kind en Gezin kent hiervoor een subsidie flexibele opvang toe, aan gezinsopvang met inkomenstarief en aan groepsopvang met enkel de basissubsidie (dit zijn de vroegere zelfstandige kin-derdagverblijven). Omdat deze prestatiegerichte sub-sidies niet in een aanbod uit te drukken zijn, kunnen we ze moeilijk vergelijken. Aan de organisatoren van kinderopvang met inkomenstarief kunnen flexibele urenpakketten worden toegekend (gesubsidieerde ex-tra openingsuren), hiervoor is een vergelijking tussen de provincies en regio’s wel mogelijk.

De provincie Antwerpen heeft zeer weinig flexibe-le urenpakketten: slechts 83 of 1,3 per 1.000 baby’s en peuters in de provincie. Ook ten opzichte van het aantal plaatsen kinderopvang heeft deze provincie het laagste aandeel. In Vlaams-Brabant zijn er 106 flexibe-le urenpakketten, of 3,0 per 1.000 kinderen van 0 tot 2 jaar en 7,1 per 1.000 plaatsen kinderopvang voor baby’s en peuters. Tabel 20 geeft de verdeling van de urenpakketten in Vlaams-Brabant over de zorgregio’s. De kleinere zorgregio’s Tervuren en Aarschot hebben geen flexibele opvanguren. De grote zorgregio Leuven heeft 35 urenpakketten en de andere zorgregio’s tus-sen de 10 en de 18.

TABEL 20 I AANTAL URENPAKKETTEN FLEXIBELE OPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

Zorgregio Aantal urenpakketten

Aarschot 0

Diest 10

Tienen 14

Leuven 35

Tervuren 0

Halle 15

Asse 14

Vilvoorde 18

Vlaams-Brabant 106

Page 78: Dossier 'Wel op weg?' 2015

78

In de buitenschoolse opvang zijn er geen flexibele urenpakketten in het Brussels Gewest. In Vlaams-Bra-bant zijn er 34 urenpakketten, wat minder is dan in de andere provincies, waar er tussen 46 (Oost-Vlaan-deren) en 50 (Limburg) urenpakketten buitenschoolse opvang zijn.

Binnen Vlaams-Brabant vinden we de meeste uren in de zorgregio Leuven (12). Ook in de zorgregio’s Halle, Tienen, Vilvoorde en Asse vinden zijn er flexibele op-vanguren.

ZorgregioAantal

urenpakketten

Aarschot 0

Diest 0

Tienen 7

Leuven 12

Tervuren 0

Halle 9

Asse 2

Vilvoorde 4

Vlaams-Brabant 34

TABEL 21 I AANTAL URENPAKKETTEN FLEXIBELE BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

FIGUUR 25 I FLEXIBELE URENPAKKETTEN BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

Page 79: Dossier 'Wel op weg?' 2015

79

ZorgregioAantal

urenpakketten

Aarschot 1

Diest 0

Tienen 0

Leuven 14

Tervuren 0

Halle 0

Asse 4

Vilvoorde 1

Vlaams-Brabant 20

TABEL 22 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE OPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

INCLUSIEVE OPVANG

Inclusieve kinderopvang is de opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte tezamen met kinde-ren zonder specifieke zorgbehoefte. Een kinderopvan-ginitiatief dat een kind met specifieke zorgbehoefte wil opvangen kan hiervoor subsidies toegekend krij-gen en zich laten begeleiden door een Centrum In-clusieve Kinderopvang. Vlaams-Brabant heeft drie regionale centra in Halle, Vilvoorde en Leuven. Naast deze subsidies voor de opvang van individuele kinde-ren met een specifieke zorgbehoefte, zijn er ook struc-turele plaatsen voor inclusieve kinderopvang voor op-vanglocaties die aanpassingen hebben gedaan om op een structurele manier intensieve zorgen te bieden13.

In totaal zijn er in Vlaanderen 129 structurele plaatsen inclusieve opvang voor baby’s en peuters. Uitgezet op het aantal kinderen dat in de provincie woont en op het totaal aantal kinderopvangplaatsen, heeft telkens de provincie Antwerpen het laagste aandeel hiervan, met slechts 14 plaatsen. Limburg heeft 10 plaatsen, maar telt minder kinderen en kinderopvangplaatsen. Op de derde plaats komt Vlaams-Brabant, met in to-taal 20 plaatsen. De provincies Oost- en West-Vlaan-deren hebben respectievelijk 42 en 40 plaatsen struc-turele inclusieve opvang. In Brussel zijn er 3 plaatsen. Binnen Vlaams-Brabant zijn deze structurele plaatsen inclusieve kinderopvang niet evenredig verdeeld over de zorgregio’s. Leuven heeft 14 plaatsen, Asse 4 en de zorgregio’s Aarschot en Vilvoorde hebben er elk 1.

FIGUUR 26 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE OPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

13 Meer informatie: http://www.kindengezin.be/img/subsidie-inclusieve-opvang.pdf

10 Kinderopvang

Page 80: Dossier 'Wel op weg?' 2015

80

Wat de buitenschoolse opvang betreft zijn er in Vlaan-deren 93 structurele plaatsen inclusieve opvang. De provincie Vlaams-Brabant heeft 19 plaatsen, wat ge-middeld is ten opzichte van het aantal kinderen dat er woont (1,6 per 10.000 kinderen), maar hoog is ten opzichte van het aantal plaatsen buitenschoolse kinderopvang (3,3 op 1.000 plaatsen buitenschool-se opvang), omdat dit er weinig zijn vergeleken met sommige andere provincies. Ten opzichte van het aan-tal kinderen heeft Oost-Vlaanderen het minst aantal plaatsen: 1,2 op 10.000 kinderen. In Brussel zijn er geen structurele plaatsen inclusieve buitenschoolse kinderopvang.

In drie van de Vlaams-Brabantse zorgregio’s zijn er structurele plaatsen inclusieve opvang: Asse (12), Leu-ven (4) en Tienen (3).

ZorgregioAantal

urenpakketten

Aarschot 0

Diest 0

Tienen 3

Leuven 4

Tervuren 0

Halle 0

Asse 12

Vilvoorde 0

Vlaams-Brabant 19

TABEL 21 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

FIGUUR 27 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

Page 81: Dossier 'Wel op weg?' 2015

81

ZorgregioAantal

urenpakketten

Aarschot 0

Diest 0

Tienen 3

Leuven 4

Tervuren 0

Halle 0

Asse 12

Vilvoorde 0

Vlaams-Brabant 19

TABEL 21 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

10 Kinderopvang

SYLVIA AMAND I INFANO VZWBinnen onze IBO’s (Initiatieven Buitenschoolse Opvang), ook wel gekend onder de naam ‘Maantjes’, brengen jaarlijks een heleboel jonge kinderen van 2,5 tot en met 12 jaar er een stukje of bijna hun gehele vakantie door. Uit de laatste aantallencijfers blijkt dat er een groeiende interesse is in de IBO’s. De IBO’s zijn zo georganiseerd dat een fl exibele opvang mogelijk is. Zo komen we te-gemoet aan de noden en behoeften van de ouders in deze complexe samenleving, waarbij het niet meer on-gewoon is dat beide gezinspartners uit huis gaan wer-ken en vaak onregelmatige werkuren hebben. We kunnen maar een beperkt aantal kinderen in de IBO’s opvangen. Dat houdt tevens in dat er niet meer kinderen opgevangen kunnen worden dan wettelijk is toegelaten. Als organisator van de buitenschoolse kinderopvang kunnen we beamen dat er nood is aan bijkomende gesubsidieerde opvang van dit type. In de recent opgestarte opvang in Zaventem was de vraag naar vakantie-opvang zo hoog dat we bijna wekelijks kinderen moesten weigeren.

De initiële doelstelling, om op kwalitatieve wijze betaal-bare kinderopvang aan te bieden die tegemoet komt aan de behoeften van alle ouders binnen de gemeen-ten en steden, mag niet uit het oog verloren worden! Er zou daarbij vooral betaalbare opvang moeten aan-geboden worden aan de alleenstaande ouder en de sociaal zwakkere in onze maatschappij.

Als organisator van de buitenschoolse kin-deropvang kunnen we beamen dat er nood is aan bijkomende gesub-sidieerde opvang van dit type.

Page 82: Dossier 'Wel op weg?' 2015

82

YANNICK MEYS I LOKET KINDEROPVANG STAD LEUVEN

In Leuven is de vraag naar kinderopvang altijd groot geweest. Veel studenten vestigen zich in Leuven, som-migen van hen zijn van buitenlandse afkomst, veel moeders werken. Deze nieuwe Leuvenaars kunnen niet terugvallen op hun netwerk voor kinderopvang. Omdat er veel vraag was, schreven toekomstige ouders zich in op de wachtlijst van meerdere kinderdagverblijven te-gelijk. Maar ze schreven zich niet altijd uit als ze een plaats gevonden hadden, waardoor de wachtlijsten on-betrouwbaar en inaccuraat werden.

Zo vonden sommige ouders geen plaats, terwijl elders plaatsen niet ingevuld geraakten. Een centraal systeem was nodig. In 2012 heeft de stad Leuven daarom het loket Kinderopvang opgericht. Het loket beheert een online registratiesysteem van alle erkende kinderop-vanginitiatieven in het Leuvense. Toekomstige ouders melden zich bij het begin van de zwangerschap aan op deze unieke wachtlijst. Vraag en aanbod worden op el-kaar afgestemd en er zijn geen dubbele inschrijvingen meer. Het loket beantwoordt ook vragen van ouders over kinderopvang, levert attesten af en heeft een apart programma om kwetsbare gezinnen te helpen in hun zoektocht naar opvang. Ondanks de betere match tus-sen vraag en aanbod, vinden sommige ouders tot hun wanhoop toch geen plekje.

Op de noodlijst staan nog steeds mensen wiens baby binnen de 50 dagen naar de kinderopvang moet maar die nog geen plekje gevonden hebben. Hier zijn meer-dere redenen voor: sommige ouders zijn zich niet be-wust van het belang om hun opvangvraag vroegtijdig te melden, sommigen zijn pas naar Leuven verhuisd, er zijn weinig tot geen nieuwe opvanginitiatieven bijgeko-men de laatste jaren, en sommige bestaande initiatie-ven stopten om fi nanciële redenen.

Op de noodlijst staan nog steeds mensen wiens baby binnen de 50 dagen naar de kin-deropvang moet maar die nog geen plekje gevonden hebben.

Page 83: Dossier 'Wel op weg?' 2015

83

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

• Erkende kinderdagverblijven en initiatieven buiten-schoolse kinderopvang kunnen beroep doen op het provinciale investeringsreglement. De creatie van bijkomende plaatsen voor kinderopvang of van een nieuwe locatie komen in aanmerking voor een éénmalige impulssubsidie.

• De centra voor inclusieve kinderopvang en de opvangvoorzieningen met inclusieve plaatsen in Vlaams-Brabant kregen van de provincie een startsubsidie toegekend. Drie organisatoren die instaan voor vakantieopvang, dagopvang en naschoolse opvang voor kinderen met een spe-cifieke zorgbehoefte kregen eveneens een subsidie toegekend.

• Ter vergroening van de buitenruimten van de kin-deropvang ondersteunde de provincie tal van pro-jecten en publiceerde ze een boek met praktijk-voorbeelden (Vitamine G) en een fotoboek (Vitamine Gerealiseerd) van de buitenruimten die in de kinderopvang gerealiseerd werden dankzij de projectsubsidie.

• Het project Tatertaal voor de kinderopvang en voor ouders zet in op taalstimulering voor (meertali-ge) baby’s, peuters en hun ouders.

10 Kinderopvang

Page 84: Dossier 'Wel op weg?' 2015

84

ANDERE SECTOREN11De achterstellingsproblemen strekken zich niet enkel uit binnen de in deze publi-catie besproken welzijnssectoren, maar doen zich eveneens voor in belendende sectoren, zoals in verschillende geledingen van de gezondheidszorg, de arbeids-bemiddelingsdiensten (VDAB) en de sociale economie. Dit maakt dat er niet al-leen geen compensatie is van de tekorten in de welzijnssectoren in belendende sectoren in de regio, maar ook dat de doorverwijzing vanuit deze sectoren niet optimaal kan verlopen, en dat heel wat mensen met een hulpvraag in de kou blijven staan.

Page 85: Dossier 'Wel op weg?' 2015

85

11 Andere sectoren

SOCIALE ECONOMIE

Over de sociale economie in Halle-Vilvoorde schreef RESOC Halle-Vilvoorde een nota die de nood aan een inhaalbeweging aantoont . Net als in de welzijnssec-toren, duiden ze op een discrepantie tussen de regio’s m.b.t. de personeelsverdeling, de objectieven, het aan-bod bij uitvoerende partners en tewerkstellingsplaatsen bij sociale economie-organisaties. Zo heeft de provincie Vlaams-Brabant het kleinst aantal arbeidszorgmede-werkers van de vijf provincies. In Halle-Vilvoorde zijn er slechts 5 arbeidszorginitiatieven. Steunpunt Groene Zorg geeft aan dat er in de Vlaamse Rand slechts een beperkt aanbod is aan zorgboerderijen.

Voor langdurig werkzoekenden met ernstige medi-sche, mentale, psychische en psychiatrische problemen bestaan er activeringsbegeleidingen. De begeleidingen worden uitgevoerd door partners uit welzijn (CGG’s en psychiatrische instellingen) en werk (VDAB en GTB). In Halle-Vilvoorde volgden de voorbije vijf jaar slechts een beperkt aantal personen een activeringsbegeleiding. Omwille van de grote groep anderstalige werkzoeken-den en het gebrek aan detectiecentra worden er in Hal-le-Vilvoorde bovendien slechts weinig werkzoekenden met een arbeidshandicap gedetecteerd.

14 NOTA RESOC Halle-Vilvoorde: De nood aan een inhaalbeweging van de sociale economie in Halle-Vilvoorde: Kansen bieden aan iedereen.

De provincie Vlaams-Brabant heeft het kleinst aantal arbeidszorg-medewerkers van de vijf provincies.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

• De provincie voorziet een jaarlijks bedrag ter ondersteuning van de sector van de sociale economie:

- het reglement ter ondersteuning van sociale economie bedrijven

- het reglement dat voorziet in de ondersteuning van extra plaatsen arbeidszorg

- professionalisering en samenwerking met GTB.

Page 86: Dossier 'Wel op weg?' 2015

86

HUIZEN VAN HET KIND Bij de eerste infosessies rond de oprichting van de Hui-zen van het Kind werd duidelijk dat de subsidie afhan-kelijk zou zijn van het aantal minderjarigen in de ge-meente en de kansarmoede-index van Kind en Gezin. Hierdoor zouden gemeenten in de Rand, waar deze indicator om verschillende redenen een vertekend beeld geeft van de reële situatie, mogelijk subsidies mislopen. Kind en Gezin nam nadien maatregelen om hieraan tegemoet te komen. Ondertussen erkende Kind en Gezin in Vlaams-Brabant 22 Huizen van het Kind, en subsidieert er daarvan 15.

KWETSBARE JONGEREN IN HET JEUGDWERK

Bij het toekennen van subsidies in verschillende be-leidsdomeinen wordt al te vaak geen rekening gehou-den met de specifi eke situatie van de Rand. Zo verlo-ren 5 Vlaams-Brabantse gemeenten voor de periode 2014-2019 subsidies voor de bevordering van de par-ticipatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties. De mogelijk-heid om de subsidie aan te vragen was afhankelijk van 7 indicatoren, die de kwetsbaarheid van de jongeren per gemeente moesten aantonen. De gekozen indica-toren gaven echter voornamelijk in de gemeenten in de Rand geen goed beeld van de werkelijkheid, onder andere door onderregistratie (bijvoorbeeld bij Kind en Gezin en in het Nederlandstalige onderwijs) en een hoog migratiecijfer bij jonge gezinnen en jongvolwas-senen. Nochtans is er wel degelijk nood aan onder-steuning voor kwetsbare kinderen en jongeren in een aantal steden en gemeenten in Halle-Vilvoorde, waar men vaak geconfronteerd wordt met grootstedelijke problematieken.

Ondertussen erken-de Kind en Gezin in Vlaams-Brabant 22 Huizen van het Kind, en subsidieert er daarvan 15.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

• De in Vlaams-Brabant erkende Huizen van het Kind ontvingen een opstartsubsidie en een mini-materialenbank. Ze wor-den inhoudelijk en fi nancieel ondersteund en om de maand samen gebracht om hun gezamenlijk netwerk te versterken.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

• Het steunpunt sociale planning ver-zamelt gegevens over kwetsbaarheid en geeft ondersteuning bij het correct gebruik van indicatoren die kansarmoe-de kunnen meten. In het kader van de subsidie voor kwetsbare jongeren in het jeugdwerk stelde het steunpunt een nota op die aantoont waar de statistiek op de loop gaat met de realiteit in de regio Halle-Vilvoorde.

Page 87: Dossier 'Wel op weg?' 2015

87

ZORGJOBS De zorgsector kampt al jaren met een tekort aan werknemers, zoals verpleegkundigen, verzorgenden en begeleiders in de kinderopvang. Met de toene-mende vergrijzing en het grote aantal zorgverleners dat in de komende periode op pensioen gaat, zal dit tekort enkel toenemen. In Halle-Vilvoorde geven voor-al diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg aan onvoldoende verzorgenden te vinden om het urencontingent gezinszorg te realiseren.

Het kleine aanbod aan voorzieningen op het vlak van welzijn en gezondheid weerspiegelt zich ook in de tewerkstelling in deze sectoren. Halle-Vilvoorde telt na het arrondissement Diksmuide het laagst aantal arbeidsplaatsen in de gezondheidszorg ten opzichte van de bevolking op arbeidsleeftijd. Ook op het vlak van maatschappelijke dienstverlening (ouderenzorg, thuiszorg, sector personen met een handicap, kinder-opvang, jeugdzorg…) staat Halle-Vilvoorde tweede laatste gerangschikt, na het arrondissement Tongeren dit keer.

11 Andere sectoren

Met de toenemende vergrijzing en het grote aantal zorgverleners dat in de komende periode op pensioen gaat, zal dit tekort enkel toenemen.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

De provincie steunt de inspanningen van de Vlaamse overheid om mensen toe te leiden naar de zorgsector via de volgende acties:

• Speciale editie WEL.magazine om leerlingen warm te maken voor een zorgberoep, met getui-genissen en alle voordelen van een zorgberoep op een rijtje

• Provinciaal Overleg Zorgberoepen: sector-overschrijdend overleg met partners uit het on-derwijsveld, de zorgsector en socio-economische organisaties met als doel acties op te zetten om zorgberoepen te promoten, zoals zorgbeurzen, de speciale WEL-editie, de regionale organisatie van inleefmomenten.

Page 88: Dossier 'Wel op weg?' 2015

88

NAAR BRUSSEL DAN MAAR?

12

Page 89: Dossier 'Wel op weg?' 2015

89

12 Naar Brussel dan maar

Tussen Vlaams-Brabant en het Brussels Hoofdstede-lijk Gewest is er een sterke wisselwerking, dat bleek ook uit de gegevens die het steunpunt sociale plan-ning hierover heeft verzameld15. Netto zijn er veel verhuisbewegingen van Brussel naar Vlaams-Brabant, en omgekeerd zijn er grote werk- en schoolpendel-stromen vanuit Vlaams-Brabant naar Brussel. Heel wat inwoners van Vlaams-Brabant behouden nauwe banden met Brussel. Tegelijkertijd is er het tekort aan voorzieningen in Vlaams-Brabant in de welzijnssecto-ren. Kunnen we er dan vanuit gaan dat inwoners van Halle-Vilvoorde wel gebruik zullen maken van het wel-zijnsaanbod dat in Brussel aanwezig is? Uit de analyse van de gegevens die ter beschikking waren blijkt alles-zins dat de stroom van Vlaams-Brabant naar Brussel ook in de welzijnssector groter is dan de omgekeerde beweging.

Voor de kinderopvang gaan er bijna 1.200 kinderen uit Vlaams-Brabant naar een Brussels kinderopvanginitia-tief met een vergunning van Kind en Gezin. Kinderen in een opvanginitiatief dat geattesteerd wordt door ONE, de tegenhanger van de Franse Gemeenschap, worden hier nog niet bijgeteld. Tegelijk maken er minder dan 200 kinderen de omgekeerde beweging. Ook in het al-gemeen welzijnswerk zijn er meer Vlaams-Brabanders bij het cliënteel van de Brusselse CAW’s dan Brusselaars binnen de Vlaams-Brabantse CAW’s.

Het aanbod in Brussel is echter voor verschillende welzijnssectoren even weinig uitgebouwd als dat van Halle-Vilvoorde. In de kinderopvang zien we dat het Franstalige en Nederlandstalige aanbod samen amper

aan de Barcelonanorm komt van opvang voor 33% van de 0-2-jarigen. Weinig aanbod in de welzijnssec-tor voldoet aan de ‘Brusselsnorm’, die zegt dat 30% van de bevolking tot de doelgroep van de Vlaamse Gemeenschap behoort. Vooral in de sector voor per-sonen met een handicap, de Bijzondere Jeugdbijstand en de ouderensector is het (Vlaamse) aanbod in Brus-sel erg klein.

Bovendien evolueert men in verschillende sectoren naar een strakkere afbakening van het werkingsge-bied. Bij de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG’s) worden cliënten van buiten het werkingsge-bied al langer doorverwezen naar het CGG in wiens werkingsgebied ze wonen (tenzij er een reden is om dit niet te doen). Nu voor de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) geldt dat in elke zorgregio een basisaanbod van de dienstverlening moet worden ge-realiseerd, wordt dit principe ook bij de CAW’s steeds meer toegepast. Cliënten uit Halle-Vilvoorde kunnen daardoor steeds minder terecht in de Brusselse en Oost-Vlaamse CAW’s. Omdat sommige hulpverle-ningsvormen ontbreken of heel weinig uitgebouwd zijn in Halle-Vilvoorde (vooral residentiële opvang), kan dit voor cliënten echt wel een probleem zijn.

15 Steunpunt sociale planning (2014), Dossier wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel, Leuven. www.vlaamsbrabant.be/dossier-wisselwerking

Heel wat inwoners van Vlaams-Brabant behouden nauwe banden met Brussel. Tegelijkertijd is er het tekort aan voorzie-ningen in Vlaams-Brabant in de welzijnssectoren. Het aanbod in Brussel is echter voor verschillende welzijnssectoren even weinig uitgebouwd als dat van Halle-Vilvoorde.

Page 90: Dossier 'Wel op weg?' 2015

90

DE ACHTERSTAND AANGEPAKT

13

Page 91: Dossier 'Wel op weg?' 2015

91

13 De achterstand aangepakt

15 Steunpunt sociale planning (2014), Dossier wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel, Leuven. www.vlaamsbrabant.be/dossierwisselwerking

BEA PATERNOT I DIENST GELIJKE KANSEN EN ONDERWIJS, STAD HALLE

De vraag in de welzijnssector blijft hier vele malen gro-ter dan het aanbod en dat aanbod zit heel erg verspreid over de volledige regio. De organisaties blijven relatief klein en versnipperd, en nieuwe initiatieven hebben het niet gemakkelijk, wegens de hoge grond- en huizen-prijzen.

Op een sociale campus heb je schaalvoordelen doordat je onthaal, administratieve taken en ontvangst- en ver-gaderruimtes kunt delen. De organisaties zijn duidelijker zichtbaar op een centrale plaats dicht bij de mensen, en samenwerken wordt makkelijker omdat ze fysiek op dezelfde plaats zitten. Er is zeker interesse, al zijn er nu nog verschillende organisaties niet ingestapt omdat we voor de eerste campus alleen ruimte verkochten en niet verhuurden. In een volgende fase zal worden onder-zocht of huren tot de mogelijkheden behoort.

Op een sociale campus heb je schaalvoorde-len doordat je onthaal, administratieve taken en ontvangst- en verga-derruimtes kunt delen.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

• Begin 2010 lanceerde de dienst welzijn van de provincie een oproep naar partners uit de verschillende welzijnssectoren om huisvestings- en infrastructuurnoden van wel-zijnsvoorzieningen in kaart te brengen, en te polsen naar de in-teresse voor de idee van een sociale campus. Meer dan 59 organisaties uit 4 regio’s Haacht/Tildonk, Vilvoor-de, Dilbeek/Asse en Halle reageer-den op de oproep. Dit resulteerde in de aanduiding van 4 trekkers of initiatiefnemers: Immo Kwaliteits-fonds vzw voor de campus Tildonk in Haacht, Stad Vilvoorde / CAW Vilvoorde voor de campus Vilvoorde, OCMW Dilbeek voor de campus in Dilbeek en Stad Halle voor de cam-pus in Halle.

• De provincie gaf elk project een op-startsubsidie voor de (complexe) voorbereiding, en per project ook een investeringssubsidie: in de pe-riode 2010–2014 werd een bedrag van 2.537.000 euro toegekend aan infrastructuursubsidies en 120.000 euro voor de ondersteunende bege-leiding van de campussen.

• In juni 2010 werd met ondersteuning van de provincie een subsidiedossier ingediend bij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Elke campus werd een sub-sidie van 275.000 euro toegezegd.

SOCIALE CAMPUSSEN Een sociale campus is een plaats waar verschillende sociale en welzijnsdiensten kunnen worden geclus-terd. De sociale campussen bieden voldoende ruimte voor organisaties die anders zelf op zoek moeten gaan naar kleinere, versnipperde en dure accommodaties.

Page 92: Dossier 'Wel op weg?' 2015

92

VLABZORGINVEST

Het Vlaams regeerakkoord maakt melding van een nieuw instrument, namelijk ‘Vlabzorginvest’, als middel om de historische achterstand op vlak van welzijns- en gezondheidsvoorzieningen in de Vlaam-se Rand weg te werken. Via Vlabzorginvest zouden gronden voor nieuwe zorginitiatieven moeten worden beschikbaar gesteld en het nodige kapitaal worden vrijgemaakt.

Sinds 1992 bestaat reeds Vlabinvest, het Agentschap voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant, dat woonprojecten realiseert met een sociaal karakter. Vlabinvest verhuurt of verkoopt woningen en gronden aan bewoners uit het werkgebied, die zelf geen grond of woning in eigendom hebben en met een inkomen onder een bepaalde grens. De provincie Vlaams-Bra-bant heeft de bevoegdheid voor het voeren van een specifi ek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant, vandaar dat Vlabinvest werd opgericht als een auto-noom provinciebedrijf.

Mits aanpassingen, zou de werking van Vlabzorgin-vest aan die van Vlabinvest kunnen worden toege-voegd.

Ook wat de fi nanciële middelen betreft, die door de Vlaamse Regering ter beschikking zouden worden ge-steld, is er nog geen duidelijkheid. De jaarlijkse dotatie aan Vlabinvest bedraagt ongeveer 1 miljoen, voor zo-wel de werking als de aankoop van gronden en pan-den. De impulssubsidies die door de provincie worden toegekend om het aanbod op het vlak van welzijn te versterken, zouden kunnen worden geheroriënteerd naar Vlabzorginvest16. De middelen zouden kunnen worden gebruikt als opstartsubsidies of impulssubsi-dies voor organisaties die initiatief nemen in de regio.

‘Vlabzorginvest’, dient als middel om de histo-rische achterstand op vlak van welzijns- en ge-zondheidsvoorzieningen in de Vlaamse Rand weg te werken.

16 Het Vlaams regeerakkoord bepaalt immers ook dat de provincies niet langer persoonsgebonden bevoegdheden mogen uitoefenen.

Page 93: Dossier 'Wel op weg?' 2015

93

13 De achterstand aangepakt

TOEKOMSTFORUM HALLE-VILVOORDE

De burgemeesters van de 35 gemeenten van Halle-Vil-voorde hebben begin 2015 het “Toekomstforum Hal-le-Vilvoorde” opgericht. Ze willen daarmee doelstellin-gen van bovengemeentelijk belang verwezenlijken die de kwaliteit van het leven voor de meer dan 600.000 inwoners van Halle-Vilvoorde verhogen op het vlak van werken, studeren, mobiliteit, cultuur, taal, e.a. Via overleg en coördinatie willen ze de uitvoering van het Toekomstplan Halle-Vilvoorde faciliteren, en dit uitgaand van het Charter Halle-Vilvoorde en de Ver-klaring van de Burgemeesters. Centraal in de uitbouw van het Toekomstforum staan de themawerkgroepen, waaronder ook de werkgroep ‘Welzijn en Zorg’.

Via het “Toekomst-forum Halle-Vilvoorde” willen 35 burgemeesters de kwaliteit van het leven voor de inwoners van Halle-Vilvoorde ver-hogen.

Page 94: Dossier 'Wel op weg?' 2015

94

METEN IS WETEN14

Page 95: Dossier 'Wel op weg?' 2015

95

14 Meten is weten

Het is niet makkelijk om de globale omvang van de achterstand in een regio in kaart te brengen. De ver-snippering op Vlaams niveau zorgt ervoor dat de te-korten slechts fragmentarisch worden opgemerkt. Recente cijfers zijn niet altijd makkelijk te verkrijgen en soms zijn de gegevens moeilijk vergelijkbaar.

Een andere recente ontwikkeling is dat het in verschil-lende sectoren steeds moeilijker wordt om de grootte van het aanbod in kaart te brengen of in vergelijkbare cijfers uit te drukken, en dan zeker de regionale sprei-ding van dat aanbod.

Fusieoperaties en enveloppefinanciering zorgen er-voor dat vaak niet meteen duidelijk is waar welke middelen worden ingezet. We zien dit zowel in de sector van het algemeen welzijnswerk als die van de Bijzondere Jeugdbijstand. In deze laatste sector gaan de middelen naar de voorziening, die er in de verschil-lende vestigingen modules mee kan uitbouwen.

In de sector voor personen met een handicap zorgt de persoonsvolgende financiering ervoor dat er steeds minder vanuit het voorzieningenaanbod wordt ge-dacht. Geen slechte evolutie, maar wel moeilijk om in kaart te brengen of in elke regio wel een basisaanbod van verschillende zorgvormen is uitgebouwd. Als we daarnaast zien dat de aanwezigheid van een aanbod in een regio ook de vraag aantrekt (onbekend is onbe-mind), en in verschillende regio’s nu al bepaalde zorg-vormen ontbreken, dan is het de vraag hoe dit in de toekomst gemonitord zal worden.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE:

• Contactgegevens en gedetailleerde en over-zichtelijke informatie over de welzijnsorgani-saties in Vlaanderen en Brussel zijn te vinden in de vernieuwde Sociale Kaart, een website van de vijf provincies en de Vlaamse Gemeen-schapscommissie. Cliënten kunnen anoniem op zoek gaan naar een organisatie die een antwoord kan bieden op een hulpvraag. Hulp-verleners gebruiken de sociale kaart om door te verwijzen. Ze kunnen een profiel aanmaken en/of fiche-eigenaar worden van een eigen or-ganisatiefiche. Door organisaties uit het wel-zijnsveld actief te betrekken blijven de gege-vens actueel en volledig. Voor lokale besturen geeft de Sociale Kaart een overzicht van alle welzijnsactoren die actief zijn in een gemeente. www.desocialekaart.be

• Het steunpunt sociale planning monitort

het aanbod van welzijnsvoorzieningen. Het steunpunt levert daarnaast instrumenten (gegevens, kaarten, omgevingsanalyses, on-derzoeksrapporten...) ter ondersteuning van een planmatig en doeltreffend beleid, zowel voor lokale besturen, als voor welzijnsvoor-zieningen en andere middenveldorganisaties. Het steunpunt sociale planning situeert zich op het kruispunt tussen het werkveld van de verschillende welzijnssectoren en dat van an-dere overheidsniveaus, zoals de verschillende Vlaamse departementen en agentschappen en de lokale besturen. Het steunpunt is daar-door goed op de hoogte van regionale en lo-kale situaties en problemen, die de verschillen-de (Vlaamse) beleidsdomeinen overschrijden.

Page 96: Dossier 'Wel op weg?' 2015

96

ALGEMEENBESLUIT

15

Page 97: Dossier 'Wel op weg?' 2015

97

15 Algemeen besluit

Net als in 2006, 2009 en 2012 zetten we het aan-bod in 9 welzijnssectoren naast elkaar voor de 5 provincies en Brussel. Binnen Vlaams-Brabant be-kijken we de spreiding over de arrondissementen Halle-Vilvoorde en Leuven. We willen zo nagaan of de structurele achterstand in het welzijnsaan-bod van Vlaams-Brabant, en vooral Halle-Vilvoor-de, verkleind is. Een overzicht van de belangrijkste bevindingen:

In het Algemeen Welzijnswerk leidt de reor-ganisatie tot meer regionale spreiding: alle op-drachten moeten worden gerealiseerd in elke regio. Tegelijk worden verschillen binnen regio’s ‘uitgemiddeld’ waardoor de achterstand minder zichtbaar wordt, bijvoorbeeld bij het Hageland, dat opgaat binnen het grote CAW Oost-Brabant. Voor de regio Halle-Vilvoorde werd weliswaar een inhaalbeweging ingezet, maar toch komt CAW Halle-Vilvoorde slechts aan een budget van 7,40 euro per inwoner, terwijl dit gemiddeld voor Vlaanderen 12,34 euro bedraagt. Boven-dien blijft het omwille van het ‘oormerken’ van middelen (koppelen aan specifi eke opdrachten en/of criteria), bijkomende en veranderende op-drachten, moeilijk om een basiswerking in elke zorgregio uit te bouwen.

Sinds de subsidiëring van het crisisopvangcen-trum Haven 21 in Halle volledig is overgenomen door de Vlaamse Gemeenschap, is het aanbod in de crisishulpverlening evenwichtiger verdeeld. Wel ontbreken andere vormen van opvang in de regio Halle-Vilvoorde, zoals een vluchthuis en opvang voor alleenstaande daklozen. Ook zou de crisishulpverlening meer moeten worden

georganiseerd in een gemoduleerd kader, ver-gelijkbaar met dat van Integrale Jeugdhulp. De sector ervaart tevens meer nood aan samenwer-king met andere sectoren. Omwille van de hoge woningprijzen is het niet evident huisvesting te vinden voor cliënten, terwijl hier meestal de hoogste nood aan is.

In de Bijzondere Jeugdbijstand zien we een positieve evolutie in het aantal plaatsen voor thuisbegeleiding. Desondanks blijft het aanbod in de BJB in Vlaams-Brabant, en dan vooral in het arrondissement Halle-Vilvoorde, onder-maats. Per 10.000 jongeren zijn er slechts 30 plaatsen of modules in de BJB in Vlaams-Bra-bant. In Vlaanderen zijn er gemiddeld 55 plaat-sen per 10.000 jongeren. Vooral in de modules contextbegeleiding (verblijf, dagbegeleiding en enkel contextbegeleiding) blijft de kloof tussen Vlaams-Brabant en de andere provincies groot. Nochtans zijn er onder de jonge bevolking van de noordrand van Brussel (Vilvoorde, Machelen, Asse…) heel wat kwetsbare kinderen en jonge-ren, net als in Leuven, Tienen en Diest.

Voor de Centra voor Kinderzorg en Gezin-sondersteuning zien we vooral in het re-sidentiële aanbod een grote achterstand in Vlaams-Brabant (2 plaatsen per 10.000 kinderen in Vlaams-Brabant, tegenover 5 in Vlaanderen), ook weer vooral in Halle-Vilvoorde. Dit wordt niet gecompenseerd met het ambulante aan-bod aangezien ook dat kleiner is dan in andere provincies. Het residentiële tekort is er vooral in Halle-Vilvoorde, het ambulante (dagopvang) in het arrondissement Leuven.

Voor de regio Halle-Vil-voorde werd weliswaar een inhaalbeweging inge-zet, maar toch komt CAW Halle-Vilvoorde slechts aan een budget van 7,40 euro per inwoner.

Per 10.000 jongeren zijn er slechts 30 plaatsen of modules in de BJB in Vlaams-Brabant. In Vlaanderen zijn er gemiddeld 55 plaatsen per 10.000 jongeren..

>>>

Page 98: Dossier 'Wel op weg?' 2015

98

Ondanks de voorafname van 10% van het uit-breidingsbudget voor de sector personen met een handicap, wordt de historische achterstand in Vlaams-Brabant maar niet ingehaald. Het to-tale subsidiebedrag van de VAPH-ondersteuning bedraagt per inwoner op jaarbasis 150 euro in Vlaams-Brabant en bijna 200 euro gemiddeld in Vlaanderen. Belangrijkste reden is het kleine aantal zorgvragen dat in Halle-Vilvoorde wordt geregistreerd. Verschillende oorzaken zijn hier-voor aan te duiden: beperkt en daardoor ook onbekend aanbod, gebrek aan doorverwijzers en detectiemogelijkheden, diversiteit van de be-volking, zowel qua herkomst als qua taal… In Halle-Vilvoorde is er vooral een tekort aan plaat-sen in de tehuizen niet-werkenden (nursing en bezigheidstehuis). De hele provincie heeft bedui-dend minder aanbod voor minderjarigen (inter-naten en semi-internaten). Het arrondissement Leuven heeft slechts 1 plaats kortopvang.

Tot en met 2012 zien we in de sector van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg een inhaalbeweging in de provincie Vlaams-Bra-bant. Besparingsrondes van de laatste jaren hebben deze trend weer teniet gedaan, zodat Vlaams-Brabant het minst aantal VTE heeft per 10.000 inwoners. Ook in deze sector gaat het vooral om een achterstand in het arrondisse-ment Halle-Vilvoorde.

Wat de ouderenzorg betreft, zien we dat woonzorgcentra en assistentiewoningen in Vlaams-Brabant beter uitgebouwd zijn dan in Limburg. Bij de dagverzorgingscentra is er een inhaalbeweging gemaakt, maar er zijn wel min-der geplande centra (voorlopig vergund of met ontvankelijke aanvraag) dan in andere provin-cies. Ook wat kortverblijf betreft is er een gro-te vooruitgang in Vlaams-Brabant ten opzichte van 2006. Samen met Limburg sluit de provincie Vlaams-Brabant nu aan bij de Vlaamse cijfers.

Op het gebied van de thuiszorg wordt in Hal-le-Vilvoorde slechts 50% van de geprogram-meerde uren in de gezinszorg en aanvullende thuiszorg gerealiseerd. Gemiddeld in Vlaanderen is dit 77%. Ook zijn er weinig lokale diensten-centra in de provincie, met slechts een vierde van de programmatie ingevuld, en weinig geplande centra in het vooruitzicht.

Algemeen zijn er in Vlaams-Brabant niet minder kinderopvangplaatsen voor baby’s en peuters dan elders in Vlaanderen, maar we zien wel dat het groeiritme lager is dan in andere provincies. Meer in detail zien we een laag aanbod per 100 kinderen in een heel aantal randgemeenten en in enkele gemeenten van het Hageland. Ook wanneer het aandeel plaatsen hoog is, ervaren ouders in de praktijk toch een tekort, omdat er een hoge werkzaamheidsgraad is, veel tewerk-stellingsplaatsen zijn, en omwille van het hoge aantal migraties, waardoor ouders minder een beroep kunnen doen op het informele netwerk van grootouders en andere familieleden voor de opvang van de kinderen. De provincie telt ook minder opvanginitiatieven met inkomen-starief (prijs afhankelijk van het inkomen van de ouders). In de buitenschoolse kinderopvang zien we een zeer beperkt aantal door Kind en Gezin erkende plaatsen in het arrondissement Halle-Vilvoorde. Ten opzichte van 2006 nam het aantal erkende plaatsen bovendien minder toe dan in andere provincies, vooral in de Rand

>>>

Op het gebied van de thuiszorg wordt in Halle-Vilvoorde slechts 50% van de geprogrammeerde uren in de gezinszorg en aanvullende thuiszorg gerealiseerd.

Page 99: Dossier 'Wel op weg?' 2015

99

15 Algemeen besluit

Wil de Vlaamse overheid effectief werk maken van een inhaalbeweging dan moet er een meer regio-nale benadering en differentiatie komen.

De provincie droeg alvast haar steentje bij om de kloof met de andere provincies te verkleinen, door allereerst de achterstand in kaart te brengen over verschillende welzijns-sectoren heen. Het steunpunt sociale planning ondersteunt met gegevens en analyses de welzijnsvoorzieningen, de lokale besturen én de Vlaamse overheid bij een integrale beleids-planning. Via de netwerken waarin de dienst welzijn van de provincie participeert houden de medewerkers de vinger aan de pols, en faciliteren zij (inter)sectorale samenwerkings-verbanden en projecten. Het ter beschikking stellen van de gegevens van alle voorzieningen op het vlak van welzijn en gezondheid in de Sociale Kaart, en de organisatie van vorming zoals de sessies ‘sociale plattegrond’ helpen organisaties om elkaars werking te leren ken-nen, gerichter door te verwijzen, beter in te spelen op nieuwe ontwikkelingen... Het pro-vinciale impulsbeleid ondersteunde nieuwe én vernieuwende initiatieven in verschillende welzijnssectoren. Met de oprichting van soci-ale campussen nam de provincie het initiatief om de huisvesting van welzijnsvoorzieningen te verbeteren.

Uit dit overzicht van het aanbod in de ver-schillende welzijnssectoren blijkt echter dat er helaas niets substantieel veranderd is aan de verhoudingen uit de eerste meting in 2006, ondanks de beloftevolle verklaringen in de twee laatste regeerakkoorden van de Vlaamse Regering. Inspanningen die eerder werden gedaan, worden soms zelfs in vol-gende besparingsrondes weer teniet gedaan. Een aantal oorzaken voor de achterstand zijn natuurlijk niet op enkele jaren tijd uit de weg geruimd. Het vinden van verzorgenden en eerstelijnswerkers is er niet eenvoudiger op geworden. In sommige sectoren zijn er in de regio Halle-Vilvoorde weinig initiatiefnemers.

Het blijft moeilijker om de zorgvragen te cap-teren bij mensen met een migratie-achter-grond… De woningprijzen zijn in de provin-cie de afgelopen jaren enkel nog gestegen, zodat zowel de inplanting of de uitbreiding van voorzieningen, het vinden van huisvesting voor zwakkere groepen de doorstroming naar de reguliere huisvestingsmarkt vanuit voorzie-ningen in het gedrang komen.

Ook valt het op dat er bij de toekenning van subsidies of het erkennen van nieuwe initiatie-ven (denken we maar aan de Huizen van het Kind), nog steeds weinig of geen rekening gehouden wordt met het specifi eke karak-ter van de Rand. Hoewel deze regio sterk ver-stedelijkt en zeer divers is, en zelfs te maken krijgt met grootstedelijke problematieken, is er bovendien geen erkende centrumstad met het daaraan verbonden aangepaste beleid en extra ondersteuning.

Het Vlaamse beleid wordt over Vlaande-ren heen ongeveer gelijk uitgerold. Wil de Vlaamse overheid effectief werk maken van een inhaalbeweging dan moet er een meer regionale benadering en differentiatie ko-men. In de Beleidsnota 2014-2019 van Vlaams minister van Welzijn Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen wordt reeds aangehaald dat er naast ontschotting en afstemming meer aan-dacht moet zijn voor de regionale specifi teit. ‘Vlabzorginvest’ kan, als instrument om de achterstand op vlak van welzijns- en gezond-heidsvoorzieningen in de Vlaamse Rand weg te werken, een goede stap zijn in deze rich-ting, maar er is nog veel onduidelijkheid over de uitwerking. Vanuit de provincie blijven we alleszins pleiten voor een inhaalbeweging, zo-dat eengoed gespreid, voor iedere inwoner van Vlaanderen toegankelijk aanbod mogelijk wordt.

Page 100: Dossier 'Wel op weg?' 2015

100

MEER INFOwww.vlaamsbrabant.be/investereninwelzijn

Steunpunt sociale planning Dienst Welzijn

Provincieplein 1 - 3010 LeuvenTel. 016-26 77 87 - [email protected]

www.vlaamsbrabant.be/socialeplanning

Beleidsverantwoordelijkegedeputeerde Monique Swinnen

tel. 016-26 70 57 [email protected]

D/2015/8495/10