Doodzaak magazine
Transcript of Doodzaak magazine
DO
OD
ZA
AK
Ee
n u
itga
ve
va
n h
et
Ce
ntr
um
vo
or
Th
an
ato
logi
e,
Ra
db
ou
d U
niv
ers
ite
it N
ijm
ege
n
|
20
14
VAN DE REDACTIE
Er is geen cultuur ter wereld die niets doet met haar doden. Maar
wat betekent dat eigenlijk voor Nederland? Hoewel het taboe op
het spreken over de dood gaandeweg verdwijnt, spreken we maar
zelden over haar culturele en religieuze uitingen. Aan de dood lijkt
vooral een ethisch en medisch verhaal gekoppeld te zijn. Hij wordt
vaak verbonden met discussies over euthanasie en de palliatieve
zorg. Moeten we euthanasie toestaan en zo ja, onder welke voorwaar-
den? En wat is een goede dood? Daarnaast krijgt de dood een podium
wanneer hij op onverwachte en massale wijze het leven van mensen
binnendringt. Recentelijk nog, naar aanleiding van de tragische vlieg-
tuigramp in Oekraïne. Maar wat zegt dit over de manieren waarop wij
betekenis geven aan de dood? U en ik, concreet, in ons eigen leven?
Hoe verbeelden en verwoorden wij hem?
De omgang met de dood is dynamisch en divers. Daarom kan het een
ontoegankelijk onderwerp zijn. Tegelijkertijd maakt deze diversiteit
het juist ook interessant. De dood laat de creativiteit en rijkdom van
tradities zien. Het kan de meest fundamentele waarden van mensen
aan het licht brengen. Dit magazine besteedt vanuit verschillende re-
ligieuze en culturele perspectieven aandacht aan de dood. Soms zijn
deze perspectieven in Nederland minder zichtbaar, maar ook van-
daag de dag helpen religie en cultuur mensen vorm te geven aan het
verlies van een dierbare, of aan de eigen sterfelijkheid.
Joodse, christelijke, islamitische, hindoeïstische en boeddhistische
visies op dood, sterven en rouw komen aan bod. Daarnaast is er aan-
dacht voor veranderingen in de beleving van de dood, in het bijzon-
der voor de ontkerkelijking in Nederland. Wat is er eigenlijk typisch
Nederlands aan onze omgang met de dood? En: wat hebben religie en
dood met elkaar te maken? Door korte artikelen en interviews met
experts komen deze thema’s ter sprake.
Natuurlijk kunnen in dit magazine nooit alle aspecten van het om-
gaan met de dood aan bod komen. Daarom vindt u vooral ook tips en
referenties, zodat u zich kunt verdiepen in thema’s die u belangrijk of
inspirerend vindt. We hebben een ruime collectie boeken, websites,
tentoonstellingen en films opgenomen. Zowel met een serieuze als
een luchtige toon.
Wij hopen dat de verhalen van alle auteurs duidelijk maken hoe ver-
schillend mensen met de dood omgaan, en hoe betekenisvol culture-
le en religieuze achtergronden kunnen zijn. Bovenal hopen wij dat dit
magazine u verrast en raakt. Voor nu wensen wij u veel leesplezier!
Brenda Mathijssen
Colofon
Dit is een uitgave van het Centrum voor Thanatologie,
Radboud Universiteit Nijmegen. DOODZAAK is een
populair-wetenschappelijk magazine bedoeld voor
mensen die werkzaam zijn op het gebied van dood,
sterven en rouw.
DOODZAAK is onderdeel van het valoristieproject van
Brenda Mathijssen en mede mogelijk gemaakt door de
Graduate School for the Humanities,
Radboud Universiteit Nijmegen.
Eindredactie
Brenda Mathijssen
Fotografie
Claudia Venhorst
Met bijdragen van
Brenda Mathijssen, Claudia Venhorst, Eric Venbrux,
Thomas Quartier, Peter Nissen, Paul van der Velde,
Ria van den Brandt, Sasja Martel, Studio 000.
Adres
Centrum voor Thanatologie
Erasmuslaan 1
Postbus 9103
6500 HD Nijmegen
www.ru.nl/ct
DDZK.NL
©2014 Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming
worden overgenomen of vermenigvuldigd.
ISBN 978-90-823099-0-4
3
INTERVIEW
met Studio 000
P. 32
HIERNAMAALS
of hiernumaals?
P. 36
DOOD IN BEELD
continuing bonds
P. 40
GELEEFDE RELIGIEwat de dood doet met mensen
wat mensen doen met de dood
P. 42
MOEDER
een gedicht
P. 45
MOSLIM RITUELEN ROND DE DOOD
voorschrift en praktijk
P. 46
RITUEELBEGELEIDING
ervaringen rond
de niet-kerkelijke uitvaart
P. 52
WOORDEN VINDEN
spreken op en rond het sterfbed
P. 56
LEZEN & KIJKEN
boeken, tijdschriften, films
P. 60
CENTRUM VOOR THANATOLOGIE
thanatologie?
P. 6
ROUWRITUELEN
tussen traditie en innovatie
P. 8
STERK ALS DE DOOD
in gesprek met Sasja Martel over sterven
en rouw binnen het jodendom
P. 12
EEN BLIJVENDE RUSTPLAATS
spiritualiteit als kader
voor dodenherdenking
P. 18
INTERVIEW
met Eric Venbrux
P. 22
DOOD IN BEELD
voor wat het waard is
P. 24
HINDOES EN BOEDDHISTEN
sterven en dood
P. 26
INTERVIEW
met Paul van der Velde
P. 28
CREMATIE
het lichaam als symbool van voortbestaan
P. 30
4 5DDZK.NL MAGAZINE
CENTRUM VOOR THANATOLOGIE: Thomas Quartier, Eric Venbrux, Peter Nissen, Paul van de Velde, Ria van den Brandt, Frans Jespers, Claudia Venhorst, Brenda Mathijssen, Anne Kjaersgaard.
6 7DDZK.NL MAGAZINE
CENTRUM VOOR THANATOLOGIERADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN
Thanatologie is de wetenschappelijke studie van de omgang met en
voorstellingen over sterven, dood en rouw. Aan het Centrum voor
Thanatologie zijn onderzoekers verbonden uit verschillende disci-
plines, waaronder antropologie, ethiek, psychologie, religieweten-
schappen en geschiedenis. Deze gevarieerde onderzoeksgroep
verricht multidisciplinair onderzoek naar persoonlijke, sociale en
culturele aspecten van sterven, dood en rouw. Bijzondere aandacht
gaat uit naar dodenriten en de religieuze dimensies van de omgang
met dood en sterven.
De Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen –
Radboud Universiteit Nijmegen – heeft op dit terrein expertise in
huis met betrekking tot religies als islam, christendom, jodendom,
hindoeïsme, boeddhisme en verschillende inheemse religies. Tege-
lijkertijd is er een sterke onderzoeksbelangstelling in niet-geïnstitu-
tionaliseerde religies en noties van (non)religiositeit of seculariteit.
Op basis van het wetenschappelijk onderzoek vindt uitwisseling
plaats met een maatschappelijk en professioneel publiek. Boven-
dien wil het centrum internationaal een rol spelen door uitwisselin-
gen met wetenschappers elders en het verrichten van onderzoek in
uiteenlopende delen van de wereld.
Aan het begin van de 21ste eeuw staat de wijze waarop met de dood
wordt omgegaan opnieuw sterk in de belangstelling. Deze belang-
stelling komt zowel op het maatschappelijke vlak als in de weten-
schap tot uitdrukking. In verschillende landen zijn dan ook weten-
schappelijke centra ontstaan die zich richten op de thanatologie.
Het Centrum voor Thanatologie heeft zich tot doel gesteld deze rol
voor Nederland te vervullen.
THANATOLOGIE?
De benaming thanatologie is afgeleid van Thanatos die in de Griekse
mythologie de dood personifieerde. Het was de Rus Ilya Mechnikov,
microbioloog en Nobelprijswinnaar, die in 1901 de term thanatolo-
gie introduceerde voor het terrein van studie dat zich bezighoudt
met de omgang met de dood. Vanaf de jaren zeventig van de twin-
tigste eeuw kwam het studieveld van de thanatologie tot bloei in
de academische wereld, waarbij de aandacht vooral gericht was op
de ongemakkelijke omgang met de dood zoals dat in brede kring
ervaren werd.
R O
U W
ROUWRITUELEN:TUSSEN TRADITIE
EN INNOVATIE
Uitvaarten in Nederland krijgen
steeds vaker het karakter van een
‘persoonlijke uitvaart’. We hebben
het niet langer over ‘dodenrituelen’
maar over ‘rouwrituelen’, alsof het
in de eerste plaats om de verwerking
van het verlies door de nabestaanden
gaat. Het begeleiden van de overlede-
ne naar een andere wereld verdwijnt
naar de achtergrond. Er is een grote
creativiteit ontstaan in rituelen rond
de dood. De heropleving van deze
rituelen in de afgelopen decennia
maakt echter ook duidelijk dat men-
sen het einde van het leven niet bete-
kenisloos willen laten.
PSYCHOLOGISERING VAN DE DOOD
In de jaren zestig en zeventig van de
vorige eeuw waren rituelen rond de
dood eenvormig en hadden ze een
nuchter en zakelijk karakter. Hoewel
ze pasten bij een attitude gericht op
de doelmatigheid van het leven, wer-
den ze door mensen als ouderwets en
te formeel van aard ervaren. Ritue-
len rond de dood leken hun langste
tijd te hebben gehad. Maar niets is
minder waar. In de jaren 90 ontstond
een ‘rituele explosie’. Het ritueel werd
herontdekt en kwam midden in de
samenleving te staan. Via deze weg
zijn we inmiddels in een nieuwe pe-
riode beland. Een tijdvak waarin de
psychologisering van de dood cen-
traal staat. Waar in oude religieuze
rituelen de nadruk op het lot van de
ziel van de overledene lag, gaat het te-
genwoordig in de eerste plaats om de
gemoedstoestand van de rouwenden.
Het traditionele hiernamaals legt het
af tegen de herinnering, waarin we
onze dierbaren levend proberen te
houden. We gedenken de overleden
persoon. Vandaar dat nieuwe rituelen
rond de dood zo’n persoonlijk karak-
ter krijgen. Maar wat behelzen deze
nieuwe rituelen?
“We gedenken de overleden persoon. Vandaar dat ‘nieuwe’
rituelen rond de dood zo’n persoonlijk karakter krijgen”
RITUELE CREATIVITEIT
Nieuwe rituelen worden gekenmerkt
door hun creatieve karakter. Mensen
zoeken naar rituele vormen die pas-
sen bij het eigen bestaan en de eigen
identiteit. Bovendien speelt de plaats
die de overledene daarin had, of nog
steeds heeft, een belangrijke rol.
Ondanks, of misschien wel dankzij, de ontkerkelijking hebben mensen in Nederland een grote behoefte aan rituelen rond de dood.
In toenemende mate gaat het daarbij vooral om de gemoedstoestand van nabestaanden en veel minder om het lot van de ziel van de
overledene. Ook worden rouwrituelen steeds persoonlijker. Hoe ziet dit spanningsveld tussen traditie en innovatie eruit?
8 9DDZK.NL MAGAZINE
Traditionele, collectieve rituelen lijken minder ge-
schikt om persoonlijke elementen tot uitdrukking te
laten komen. Omdat zij uit vaststaande vormen be-
staan, is er minder ruimte voor creativiteit. En dat is
nodig voor deze persoonlijke rouwrituelen. Het feno-
meen van ritueelbegeleiders, die tegenwoordig men-
sen begeleiden bij het vormgeven van de uitvaart,
past in deze trend. Samen met de familie worden er
rituelen op maat gemaakt. Verderop in dit magazine
kunt u meer lezen over deze ritueelbegeleiders.
Niet alleen rond de afscheidsceremonie, maar ook
thuis komen we persoonlijke rituelen tegen. Denk
bijvoorbeeld aan de huisaltaartjes die in veel Neder-
landse huiskamers staan. Onderzoek heeft laten zien
dat ruim 30% van de Nederlanders een gedenkplek
in huis heeft. Deze altaartjes helpen mensen hun do-
den te herdenken. Er liggen vaak persoonlijke voor-
werpen van de overledene en er staan foto’s, kaarsen
en bloemen op de plek. De gedenkplekken creëren
daarnaast ruimte om – persoonlijk – met de overle-
den dierbare(n) te communiceren. Mensen spreken
bijvoorbeeld tot de overledene, ontbijten samen of
groeten hem of haar wanneer men de kamer bin-
nenloopt. Ook kunnen schijnbare toevalligheden als
invloed van de overledene worden gezien. Een lamp
knippert, of iemand voelt een zachte bries in huis ter-
wijl toch alle ramen en deuren dicht zijn.
Sommige elementen van deze rituelen spelen ook op
traditionele begraafplaatsen een rol. De kaarsen en
bloemen die we in persoonlijke rituelen zien hebben
zo ook ergens een traditionele kant. Dit geldt overi-
gens ook andersom. Op traditionele begraafplaat-
sen zien we persoonlijke elementen, bijvoorbeeld
de lievelingsbloemen van oma. Bovendien kunnen
al deze persoonlijke praktijken weer tot nieuwe
tradities leiden.
TUSSEN TRADITIE EN INNOVATIE
Op de huidige huisaltaartjes zijn relatief weinig ex-
pliciet religieuze symbolen en voorwerpen zichtbaar.
Dit betekent echter niet dat elke religieuze dimen-
sie is verdwenen uit rituelen rond de dood. Mensen
communiceren met de doden, wat suggereert dat ze
zich voorstellingen maken van een voortleven na
de dood. Misschien zorgt rituele creativiteit ervoor
dat mensen een vorm van traditie vinden die goed
bij hen past. En wellicht geeft de beleving in nieuwe
rituelen aan welke (religieuze) voorstellingen tegen-
woordig belangrijk zijn voor mensen.
Overigens bestaan er wel degelijk niet-traditione-
le en niet-religieuze rituelen, vooral ook rondom de
dood. Sommige mensen vinden er berusting in dat
het leven eindig is. Dat er niets is na de dood. Kunste-
naars ontwikkelen soms rituelen die niet direct met
andere rituelen verbonden zijn. En veel rituelen wor-
den bewust buiten elke religieuze horizon geplaatst.
Echter, geen kunstenaar zal ontkennen dat kunst al-
tijd onderdeel is van een bredere context. En iedere
deelnemer aan een seculier rouwritueel zal ervaren
dat je het niveau van het louter zichtbare overstijgt
wanneer je een dode in je herinnering in leven houdt.
Dat geldt des te meer in gevallen waarin bijvoorbeeld
de verjaardag van de overledene postuum wordt
gevierd.
“De kaarsen en bloemen die we in persoonlijke rituelen zien, hebben zo
ook ergens een traditionele kant”
NIEUWE RITUELEN OF HERONTDEK-KING VAN OUDE RITUELEN?
Een andere manier om nieuwe rituelen rond de dood
te begrijpen is als herontdekking van oude rituelen.
Betekent dit dan dat alles reeds eerder vertoond is?
Nee, maar nieuwe rituelen krijgen een plek in het
bestaande repertoire van mensen en zijn vaak geba-
seerd op oude bronnen.
Een mooi voorbeeld is de recente dag van nationale
rouw, die werd afgekondigd naar aanleiding van het
tragische vliegtuigongeluk in Oekraïne. De dag van
nationale rouw werd beschouwd als herontdekt fe-
nomeen en had diverse nieuwe rituele elementen.
Zo werd er geen minuut stilte gehouden op een vast
tijdstip, zoals gebruikelijk, maar op het moment dat
de vliegtuigen landden. Ook de stille tochten die ge-
houden werden voor de slachtoffers van de ramp zijn
een voorbeeld van een fenomeen dat de laatste ja-
ren in opkomst is. Toch is de traditie van het samen
lopen voor een bepaald doel veel ouder. Denk aan
processies, maar ook aan politieke demonstraties. De
hedendaagse stille tochten hebben wel een nieuwe,
eigen dimensie: ze zijn meestal eenmalig en er neemt
geen van tevoren afgebakende groep mensen aan
deel. Een stille tocht kun je dus zien als een oud ritu-
eel dat op een nieuwe manier is herontdekt.
HERDENKINGSAVONDEN
Een ander goed voorbeeld op het snijvlak van oud en
nieuw is de trend van de afgelopen jaren om niet-ker-
kelijke Allerzielen-vieringen op Nederlandse be-
graafplaatsen te houden. Deze herdenkingsavonden
voor de overledenen, jaarlijks rond 2 november, wor-
den vaak door kunstenaars vorm gegeven. Met fak-
kels worden begraafplaatsen verlicht en bezoekers
worden uitgenodigd de graven van hun dierbaren op
geheel eigen wijze te versieren. Recent zien we dat
herdenkingsavonden voor de overledenen nog vaker
plaatsvinden. Verschillende rouwcentra, begraaf-
plaatsen en particulieren organiseren herdenkings-
avonden voor nabestaanden van overledenen die
het afgelopen jaar gestorven zijn. Ook is er sinds 15
jaar het fenomeen Wereldlichtjesdag, begin decem-
ber, waar stil wordt gestaan bij alle overleden kinde-
ren. Dit soort herdenkingsavonden voor de doden
spreken de emoties van mensen aan: opnieuw een
signaal voor psychologisering van de dood.
“Rituelen moeten aan de ene kant volledig recht doen aan
de leefwereld van mensen, maar tegelijk ook houvast bieden.
Ze moeten een kader creëren waar mensen op terug kunnen vallen”
PERSOONLIJKE UITVAARTEN IN EEN GEMEENSCHAP?
Bij dit soort gelegenheden worden oude tradities (on-
der meer uit de rooms-katholieke kerk) herontdekt
en in een nieuw jasje gestoken. Mensen geven op ei-
gen wijze invulling aan zo’n herdenkingsavond en de
vanzelfsprekende traditioneel-religieuze kaders zijn
weggevallen. Dat betekent echter niet dat er geen
traditioneel religieus repertoire meer bestaat. Ook bij
persoonlijke dodenherdenking maakt men zich vaak
voorstellingen van het hiernamaals, zo blijkt uit on-
derzoek. Oude vormen spelen dus opnieuw een rol,
alleen staan ze nu vooral in het teken van de rouw
van de nabestaande. Zijn of haar gemoedstoestand
staat centraal.
Naast de sterke trend tot individualisering, voelen
mensen zich bij dergelijke bijeenkomsten wel sterk
met elkaar verbonden. Dit gevoel van verbonden-
heid is belangrijk voor mensen. De gemeenschappe-
lijkheid die de traditionele rituele- of geloofsgemeen-
schap kenmerkte, is door het individualisme dus niet
verdwenen. Misschien is er juist sprake van een nieu-
we vorm van collectiviteit: een collectief individu-
alisme waarin mensen hun eigen weg kunnen gaan,
maar wel opgenomen in een gemeenschap voor de
duur van de betreffende gelegenheid.
Zoals rituele creativiteit zich nooit in het luchtledi-
ge voltrekt, is ook bij de herontdekking van rituelen
een fascinerende spanning terug te vinden: rituelen
moeten aan de ene kant volledig recht doen aan de
leefwereld van mensen, maar tegelijk ook houvast
bieden. Ze moeten een kader creëren waar mensen
op terug kunnen vallen. Die spanning maakt de idee
van herontdekking wellicht aantrekkelijk voor huidi-
ge deelnemers aan rituelen. Enerzijds hoeven zij het
wiel niet helemaal opnieuw uit te vinden, anderzijds
hoeven ze niet een vaststaande orde te volgen.
Referenties
Deze tekst is een bewerking van een eerder artikel
van Eric Venbrux en Thomas Quartier: ‘Origineel
Rouwen’ uit: De Dood Leeft! (2011). Een eenmalige
uitgave van het Tropenmuseum en KIT publishers.
De tekst is met toestemming geplaatst. De voor-
beelden zijn aangevuld met actueel onderzoek van
Brenda Mathijssen.
10 11DDZK.NL MAGAZINE
INTE
RV
IEW
SASJ
A M
AR
TEL
STERK ALS DE DOOD
IN GESPREK OVER STERVEN EN ROUW BINNEN HET JODENDOM
U studeerde Judaïca in Amsterdam en
Jeruzalem en bent al sinds uw studie
bezig met sterven en rouw binnen de
joodse traditie. Vanwaar uw interesse in
dit thema?
Mijn interesse voor sterven en rouw
heeft ten diepste te maken met mijn
nieuwsgierigheid naar de zin van het lev-
en. Al toen ik heel jong was betwijfelde ik
het bestaan van de hemel waar een God
zit die mensen laat doodgaan en er dan
vanuit gaat dat de nabestaanden dit be-
grijpen ‘omdat God het heeft gewild’ en
hier dan ook nog troost uit putten. Dat
heeft mij niet losgelaten en deze vraag
begeleidt mij nog steeds. Waar halen
mensen troost vandaan als een gelief-
de overlijdt? Toen ik aan mijn doctor-
aal studie begon, bestudeerde ik al de
oudste teksten in de Joodse traditie die
iets zeggen over rouw binnen de Joodse
gemeenschap.
U schreef het boek ‘Sterk als de dood.
Sterven en rouw in joods perspectief’.
Waarom en voor wie heeft u dit boek
geschreven?
Het boek was een vervolg op mijn doc-
toraalscriptie in 1983. Mijn scriptie had in
feite hetzelfde onderwerp als mijn boek
maar minder uitgewerkt. Eerst zou ik
gaan promoveren op dit thema en dan
met name hoe de Tweede Generatie (kin-
deren van slachtoffers Tweede Wereld
Oorlog) omgaat met de pijn en het ver-
driet van hun ouders. Maar ik woonde
destijds in Israël en werkte 6 dagen in de
week, kreeg kinderen en er bleef geen
tijd over voor studie, laat staan promotie.
Pas toen ik iets meer tijd kreeg overwoog
ik het promoveren opnieuw maar zag er
vanaf. Ik ambieerde niet de academische
wereld omdat ik meer een mens van de
praktijk ben. Wat ik wel graag wilde was
een boek schrijven dat over dit thema
zou gaan, voor iedereen toegankelijk:
joods, niet-joods, professionals, leken.
Kortom iedereen die iets wil weten over
hoe men omgaat in het Jodendom met
sterven en rouw. Het bleek een succes
want sinds het boek uit is in 2004 zijn er
veel exemplaren verkocht en ben ik re-
gelmatig op pad voor een lezing over dit
onderwerp. Ik denk dat het komt omdat
het boek wetenschappelijk verantwoord
en toch toegankelijk is geschreven, naar
de mensen toe.
Op donderdagmiddag 2 oktober, de dag voor Jom Kipoer, bezoek ik het Joods Hospice Immanuel, tegenover de ingang van het Amsterdamse Bos. Ik heb een gesprek met Sasja Martel over sterven en rouw in joods perspectief. Na een hartelijke ontvangst door één van de vrijwilligers neem ik plaats in de woonkamer: een warme ruimte, volledig ingericht naar de behoeften van de bewoners. Wanneer je goed kijkt, zie je dat het huis doordrongen is van de rijke Joodse traditie. Ik kijk de koosjere keuken in en aan mijn rechterzijde is een ruime serre, geschikt om een loofhut te plaatsen voor het Loofhutten-feest. Terwijl ik wacht, besef ik hoezeer de Joodse traditie het alledaagse leven vormgeeft. Maar hoe zit dat met sterven, dood en rouw?
12 13DDZK.NL MAGAZINE
“Mijn interesse voor sterven en rouw
heeft ten diepste te maken met
mijn nieuwsgierigheid naar de
zin van het leven”
Hoe zou u het Jodendom omschrijven?
Het Jodendom is een levenshouding. Het is geen ge-
loof, meer een traditie waarin een gemeenschap van
mensen zich verbonden weet aan God en een aantal
regels. Het mooie van het Jodendom is dat er geen
hiërarchie is en de mens zelf verantwoordelijk is en
blijft voor zijn daden. Iedereen die een joodse moe-
der heeft of joods wordt is joods. Hoe hij of zij dit zelf
invult is niet van belang.
Wat is er bijzonder aan de joodse visie op sterven en
rouw?
De visie op sterven en rouw is zo bijzonder omdat het
Jodendom uitgaat van het leven. De dood hoort bij
het leven. Zolang een mens leeft, leeft hij en houdt hij
zich niet bezig met de dood. Hij mag de dood ook niet
opzoeken. Nee, laat hem het leven zoeken tot het mo-
ment van sterven. Pas dan moet er ruimte gemaakt
worden voor de dood. Dan moeten ook alle obstakels
die het sterven in de weg kunnen staan (zoals pijn,
lawaai, aan- of afwezigheid van mensen, geuren, pro-
blemen) uit de weg geruimd worden zodat de ster-
vende het leven kan loslaten. Rouwen gebeurt pas na
de begrafenis die vaak binnen 24 uur plaatsvindt. Bij
dit hele proces van sterven en rouw is de Joodse ge-
meenschap betrokken. Het is niet iets van de familie
alleen. De gemeenschap verliest ook iemand.
De joodse traditie biedt een schat aan riten en regels
voor het omgaan met de dood. Waarom zijn riten en
regels belangrijk? Kunt u een voorbeeld geven uit de
praktijk?
In elke cultuur bestaan rituelen. Voor een menselijke
samenleving zijn zij onmisbaar. Een ritueel is een vas-
te opeenvolging van symbolische handelingen. De
uitvoering van de handelingen vindt plaats volgens
bepaalde (onuitgesproken) regels en in een bepaalde
volgorde. In de rituelen zijn onzichtbare dimensies
aanwezig, zoals religieuze opvattingen, waarden, ge-
voelens. Sommige dingen worden nu eenmaal beter
uitgedrukt in symbolen dan in woorden. De rituele
gebeurtenis zelf is dan ook vaak belangrijker dan de
interpretatie ervan. Een ritueel heeft een structure-
rend effect. Het is een middel om orde en evenwicht
te scheppen in het leven van individuen en gemeen-
schappen.
Een ritueel kan ook gedrag en emoties reguleren bij
bijvoorbeeld dood en verlies. Mensen die een ver-
lies hebben geleden, worden via rituelen weer ver-
bonden met de gemeenschap. Zo worden ze uit hun
isolement gehaald. Het doel van een ritueel is het
inprenten van een nieuwe werkelijkheid zodat deze
onontkoombaar is.
Een mooi voorbeeld is het ritueel van het scheuren
wat men aanvankelijk deed direct na het overlijden,
maar vandaag de dag doet net voor de begrafenis.
Men scheurt ritueel zijn bovenkleding voor de bloed-
verwanten zoals genoemd in Leviticus. Het ritueel
scheuren is wel echt scheuren maar moet volgens be-
paalde regels gebeuren en op een specifieke plaats.
Met dit ritueel komt het verscheurde verdriet naar
buiten middels een simpel maar heel emotioneel ri-
tueel. Men komt immers niet met zijn oude kleding
naar de begrafenis. En repareren naderhand? Ho-
maar…. Men loopt bovendien een week lang (in de
rouwweek) rond in deze verscheurde kleding, om
zijn verscheurdheid te ervaren en de gemeenschap
te laten zien dat hij een rouwende is.
“De visie op sterven en rouw
is zo bijzonder omdat het
Jodendom uitgaat van het leven”
Volgens de joodse regelgeving is een stervend mens
in alle opzichten een levende. Wat betekent dat?
Volgens de joodse regelgeving (halacha) is een ster-
vend mens (gosees) in alle opzichten een levende,
met dezelfde rechten en plichten, ook in het uur
van zijn dood. Zo kan een gosees zelfs nog een echt-
scheidingsbrief (get) aan zijn vrouw geven. Zolang
een mens ademt, leeft hij, is hij deel van het leven en
behoort hij toe aan deze wereld. Daarom is het ver-
boden de begrafenis te regelen zolang de stervende
nog leeft. ‘Een beetje dood’ of ‘een beetje levend’ kent
men niet in de joodse traditie.
De gemeenschap is erg belangrijk in het Jodendom.
Waarom?
De betekenis van de enkeling ligt in de absolute on-
vervangbaarheid én de geheel unieke bijdrage van
de enkeling aan de gemeenschap. In dit licht begrijpt
men de uitspraak: Wie één mens redt, redt de gehele
wereld. Elk mens staat voor de gemeenschap als ge-
heel, die zonder zijn unieke bijdrage de vervulling
van haar bestemming zou missen. Andersom staat de
gemeenschap borg voor de uitzonderlijke opdracht
van iedere enkeling en zij heeft de taak de enkeling
bij zijn opdracht te helpen omwille van het geheel.
Het klinkt misschien heel raar maar de gemeenschap
lijkt soms een grotere bindende factor dan God. Je
vindt er steun en toeverlaat en natuurlijk ook de
nodige sociale controle, maar dat moet je maar op
de koop toenemen. Zeker als je in een kleine joodse
gemeenschap woont.
Heeft de gemeenschap ook een bijzondere rol rond
het overlijden? Hoe ziet die rol eruit?
De gemeenschap speelt een grote rol. Zo helpt men
vaak bij het waken en het uitspreken van het Sjeimes
gebed tot men de laatste adem heeft uitgeblazen.
Daarna wordt het lichaam ritueel gewassen, gekleed
en gekist door een groep vrijwilligers uit de gemeen-
schap, de chevre kadiesja genoemd. Ook de begra-
fenis wordt uitgevoerd door de gemeenschap en op
iedereen rust in feite de plicht de dode te begraven.
In de rouwweek – de sjiwwe genoemd – komt de ge-
meenschap de rouwende troosten in het rouwhuis.
Niet zozeer met woorden, maar vooral met aanwezig
zijn, eten brengen en ondersteuning.
Waarom is een joodse uitvaart ook belangrijk voor
seculiere joden?
Joden willen graag joods begraven worden omdat
men op een joodse begraafplaats eeuwige rust heeft,
iets wat geboden is in onze traditie. Of je nu seculier
of religieus leeft: er zijn een aantal momenten in het
leven die men viert of volgt volgens de joodse regels.
Niet zozeer vanwege de inhoud maar vooral vanwege
de traditie, de cultuur.
Vanaf het moment van overlijden tot na de begrafenis
is de familie van de overledene in een staat van ver-
driet (aninoet). Wat betekent dat voor de familieleden
in de praktijk?
In deze uren – want de begrafenis heeft vaak binnen
24 uur plaats – van emoties en verdriet hoeft de fa-
milie zich met niets anders bezig te houden dan met
het organiseren van de begrafenis. Concreet bete-
kent dit dat men zich niet bezig houdt met religieuze
verplichtingen, met het uiterlijk, geen seksuele ge-
meenschap heeft, geen vlees of wijn nuttigt en niet
de overledene mag aanschouwen.
“Het mooiste ritueel rond het overlijden
vind ik het bezoek van de gemeenschap
aan het rouwhuis. Soms zijn dat
honderden mensen, die zich
om je heen vergaren,
en als een warme deken zijn”
Na het overlijden schakelt men het Joods Begrafenis-
wezen in. Kunt u daar iets over vertellen? Wat doen
zij?
Zij halen de overledene op en brengen hem naar een
ruimte waar de overledene wordt gewassen, gekleed
en gekist door de chevra kadiesja. Het Joods Begrafe-
niswezen regelt ook de begrafenis.
Wanneer begint de periode van rouw in het joden-
dom?
De periode van rouw begint zodra de overledene be-
graven is, dus op de begraafplaats zelf begint de rouw
en dus ook het troosten door de gemeenschap.
Wat vindt u het mooiste ritueel rond de dood in het
Jodendom en waarom?
Het mooiste ritueel rond het overlijden vind ik het
bezoek van de gemeenschap aan het rouwhuis. Soms
zijn dat honderden mensen, die zich om je heen ver-
garen, en als een warme deken zijn. De rouwenden
praten echt niet met al die mensen, maar ze komen,
dag in dag uit. Tot de rouwdagen voorbij zijn en de
rouwenden stukje bij beetje weer de draad van het
leven kunnen oppakken.
Wat zijn de do’s en dont’s rond een Joodse uitvaart?
Bloemen breng je niet mee naar een joodse begrafe-
nis. Mannen bedekken hun hoofd met een keppel en
vrouwen vaak met een hoed (althans als ze getrouwd
zijn en het een orthodoxe begrafenis is). Iedereen
helpt mee met een paar scheppen zand de overlede-
ne te begraven. De schep zet men weer neer en geeft
men niet door aan een ander. Voor de overledene be-
graven is, troost men de rouwende familie niet. Dit
gebeurt pas erna. Eerst eten de rouwenden een stuk
brood en ei in de aula van de begraafplaats. Ze doen
hun leren schoeisel uit en doen niet-leren schoenen
aan.
14 15DDZK.NL MAGAZINE
In Nederland bestaat een hernieuwde belangstelling
voor rituelen rond sterven, begraven en rouw. Wat
zouden we van de Joodse traditie en gebruiken kun-
nen leren?
Dat rituelen niet zomaar overdraagbaar zijn. Ritue-
len zijn geslepen, ingeslepen gewoontes die horen
bij een gemeenschap. Rituelen zijn het behoud van
een gemeenschap en zodra deze niet meer bestaan
of uitgevoerd worden, voelt men zich bedreigd in het
bestaan.
“Rituelen dragen bij aan het behoud van
een gemeenschap. Zonder rituelen
voelt men zich bedreigd in het bestaan”
Ziet u andersom ook typisch Nederlandse dingen te-
rug in joodse uitvaarten?
In Nederland eet men brood en ei na de begrafenis.
Dit is niet zo andere landen. Elk land heeft zo zijn ei-
gen gewoontes die men haalt uit het land waar men
woont. Zo is boterkoek een typisch joods Nederland-
se lekkernij.
Referenties
Wilt u meer weten over sterven en rouw in joods
perspectief? En bent u benieuwd naar Sasja Martel
en het Joods Hospice Immanuel? Lees meer in ‘Sterk
als de dood. Sterven en rouw in joods perspectief
(2004)’, bezoek www.joodshospiceimmanuel.nl, of
bekijk de uitzending van Sasja Martel in Het Vermoe-
den (IKON). Mailen kan ook: [email protected]
Het interview werd afgenomen door Brenda Mathijs-
sen.
PH
OTO
. Jo
od
se r
ou
wsl
uie
rs, d
iasp
ora
co
lle
ctie
Isr
aë
l m
use
um
16 17DDZK.NL MAGAZINE
INZ
EG
EN
ING
UR
NE
NG
ED
EN
KPA
RK
. fo
to:
JOO
P V
AN
RE
EK
EN
18 19DDZK.NL MAGAZINE
EEN BLIJVENDE RUSTPLAATS
SPIRITUALITEIT ALS KADER VOOR DODENHERDENKING
In mei 2014 werd in de bossen rond de
benedictijnenabdij Sint Willibrord in Doe-
tinchem, ook bekend als Slangenburg, een
urnengedenkpark geopend. De monniken
bieden, onder leiding van de verantwoorde-
lijke Stichting, de mogelijkheid om dicht bij
de abdij begraven te worden. Wat maakt deze
plek bijzonder, en wat zegt dat over de oude
spiritualiteit van de monniken als kader voor
hedendaagse dodenherdenking?
Thomas Quartier, medeoprichter van het Cen-
trum voor Thanatologie en oblaat van de ab-
dij, belicht deze vraag vanuit spiritueel per-
spectief.
De combinatie is uniek: midden in de natuur-
lijke omgeving van de bossen van het oude
landgoed Slangenburg én in de nabijheid van
de Willibrordsabdij in Doetinchem kunnen
mensen hun laatste rust vinden. Het is een blij-
vende rustplaats, want de graven worden niet
na een bepaalde periode geruimd. Het biedt
een natuurlijke inbedding van leven, dood en
de hoop op een goede bestemming voor ieder
mens. De omgeving van de abdij biedt daar een
spiritueel kader voor: leven en dood horen bij
elkaar. Dat past bij de levenshouding van de
monniken en de velen die de abdij opzoeken.
Wie daar een plek voor zichzelf of zijn dierba-
ren vindt, deelt in die houding, welke achter-
grond hij of zij ook moge hebben, religieus of
niet-religieus. Men kiest voor de duurzaamheid
van het leven die ook na de dood doorgaat.
OPGENOMEN ZIJN
Waarom een urnengedenkpark bij een klooster?
Omdat de natuur en de hoop op een goede bestem-
ming recht doen aan ieders individueel bestaan. Hier
gaat het niet om een onpersoonlijk modeverschijn-
sel en ook niet om zich aan het aardse leven vast te
klampen. Nee, hier wordt ieder mens opgenomen
in een natuurlijk en spiritueel geheel. Het prachtige
bos biedt de mogelijkheid om terug te keren naar de
kringloop van de natuur. Men kiest een plek onder
een boom, een zwerfkei kan aanduiden: hier heeft
iemand zijn bestemming gevonden. Die bestemming
wordt bewaakt door de mensen die dag in dag uit in
de abdij bij elkaar komen en de doden herdenken.
VERBONDEN BLIJVEN
In de benedictijnse traditie van de Willibrordsabdij
gaat het erom dat we met de doden verbonden blij-
ven, dat ze in goede handen zijn. Al vanaf de Middel-
eeuwen zochten mensen daarom graag abdijen op
om het eigen leven en dat van hun dierbaren vertrou-
wensvol een blijvende plek te geven. Ook in de huidi-
ge tijd leeft dat verlangen: verbonden blijven over de
grens van de dood heen, zo weten we uit onderzoek
vanuit ons centrum. Daarvoor is aan de ene kant een
eigentijdse vorm nodig, maar ook een traditie waar
men in kan stappen. Het begraven in de natuur is een
nieuwe ontwikkeling die steeds vaker gekozen wordt.
Het sluit aan bij een tijdperk van nieuw ecologisch
bewustzijn en biedt een alternatief voor graven die
snel weer verdwijnen.
WELKOM ZIJN
Iedereen is welkom in de schaduw van de abdij: de-
gene die de prachtige omgeving als zinvolle plaats
ervaart, degene die de gebeden van de monniken
en de vele anderen op prijs stelt en ook degene die
niet weet wat de bestemming van het leven is maar
wel een plek van openheid wenst. Die openheid
komt door het bos tot uitdrukking, door het leven in
de abdij en ook door mensen die voor het urnenge-
denkpark kiezen. Dat men daar welkom is, past bij
de benedictijnse spiritualiteit én bij de behoefte van
mensen in onze huidige tijd als ze met de dood ge-
confronteerd worden.
SPIRITUALITEIT EN DODENHERDENKING
Het voorbeeld van het urnengedenkpark laat zien
hoe spiritualiteit een kader kan bieden om met de ei-
gen dood of het verlies van een dierbare om te gaan.
Men hoeft niet uit het niets een vorm te vinden, maar
er is wel alle ruimte voor de eigen verlangens en ge-
voelens. Het is te hopen dat er meer van dit soort
symbolische plekken ontstaan die een vorm bieden,
maar wellicht ook inspiratie voor hen die een hele
andere vorm prefereren. Men dient zich gesteund te
voelen in de eigen keuzes. Want om na te denken hoe
men de grens van de dood kan overschrijden, daar-
voor moet je opgenomen zijn, verbonden blijven en
je welkom voelen. Daarin te bemiddelen is een van
de taken voor ons centrum en voor velen die werken
met mensen die een verlies moeten verwerken. Bo-
vendien is het een uitnodiging om stil te staan bij de
dood – vanuit een zinvol kader.
Referenties
Wilt u meer weten over het urnengedenkpark? Of
over de benedictijnenabdij in Doetinchem? Bezoek
dan:
www.willibrords-abbey.nl
www.urnengedenkparken.nl
20 21DDZK.NL MAGAZINE
INTE
RV
IEW
U bent hoogleraar Vergelijkende godsdienst-
wetenschap en directeur van het Centrum
voor Thanatologie. Al meer dan 20 jaar
houdt u zich bezig met de dood, rituelen en
religie. Vanwaar die fascinatie voor het thema?
Dodenriten onthullen wat mensen drijft, wat voor
hun belangrijk is in het leven. Ik vind het enorm ver-
rijkend om te zien hoe mensen van uiteenlopende
culturele en religieuze achtergrond op hun eigen
wijze met het algemeen menselijke probleem van de
dood omgaan. Uit de vergelijking komen de mense-
lijke mogelijkheden naar voren om ons leven in te
richten en betekenis te geven. Deze kennis en inzich-
ten kunnen ons helpen bij belangrijke vragen, zoals
Wat is een goed leven? en Hoe moeten wij leven?
Waarom is het Centrum voor Thanatologie ontstaan?
De ontkerkelijking heeft niets afgedaan aan de be-
hoefte aan rituelen rond de dood. Het valt ons moei-
lijk de dood betekenisloos te laten. Ook zijn voor ve-
len de overleden dierbaren niet echt weg, zoals tot
uitdrukking komt in geritualiseerde praktijken in het
alledaagse leven. Zulke handelingen en de daarmee
verbonden voorstellingen die de grens tussen leven
en dood overschrijden vertellen ons veel over de
manier waarop mensen nog religieus zijn. Als reli-
giewetenschappers zijn we in eerste instantie in de
geleefde religie of religiositeit van gewone stervelin-
gen geïnteresseerd. De dood geldt al in de klassieke
literatuur als bron van religie, vandaar dat we voor
deze invalshoek gekozen hebben. In de studie van
dood en religie komen verschillende disciplines sa-
men. In het centrum bundelen we onze krachten op
het gebied van onderzoek met de focus op dood, ri-
tueel en religiositeit of spiritualiteit. Tevens dient het
centrum om dit onderzoek verder te ontwikkelen en
van nut te maken in samenspraak met maatschap-
pelijke partners.
Wat kan wetenschappelijk onderzoek volgens u be-
tekenen voor de uitvaartpraktijk?
Het biedt inzichten en informatie, met name van ge-
bruikerszijde en over nieuwe ontwikkelingen (ook in
internationaal perspectief), voor een betere dienst-
ER
IC V
EN
BR
UX
verlening. Het kan ook overzicht geven en een re-
flectie bieden op de funeraire cultuur en de religio-
siteit of spiritualiteit van de clientèle waarvoor het
professionals in de praktijk vaak aan tijd ontbreekt.
U bent veel bezig met grafcultuur. Wat kunnen we
leren van begraafplaatsen?
Ze weerspiegelen sociale verhoudingen, religieuze voorstellingen en aspiraties van de betrokken men-sen over tijd. En natuurlijk zeggen ze veel over hoe de levenden zich tot de doden verhouden.
U heeft veel onderzoek gedaan naar praktijken rond de dood bij de Aborigines. Wat heeft u daarvan geleerd met het oog op de Nederlandse situatie?
Dat de “persoonlijke uitvaart” die hier de laatste de-
cennia in zwang gekomen is al lang door Aborigines
wordt gepraktiseerd, zij het ingebed in een traditio-
neel kader dat houvast biedt en individuen met het
collectief verbindt. Met het oog op de Nederlandse
situatie is met name het management van emoties
in de praktijken rond de dood door Australische
Aborigines iets waar we nog veel van kunnen leren.
DODENRITEN ONTHULLEN WAT MENSEN DRIJFT,
WAT VOOR HUN BELANGRIJK IS IN HET LEVEN
22 23DDZK.NL MAGAZINE
24 25DDZK.NL MAGAZINE
VOOR WAT HET WAARD IS
Gefascineerd ben ik door de talloze bloemen, kaarsen, engelen en vlinders die hun
weg vinden naar onze begraafplaatsen. Ze geven aandacht en genegenheid aan
onze dierbare overledenen, markeren hun graven en zijn stille tekenen van graf-
bezoek. Zo maken we massaproducten uniek en is hun waarde niet langer in geld
uit te drukken.
De foto’s zijn onderdeel van het lopende fotografieproject Dood in Beeld van
Claudia Venhorst.
STERVEN EN DOOD BIJ HINDOES EN BOEDDHISTEN
“TIJDENS EEN UITVAART OF CREMATIE WORDT WEL EENS UIT DE BHAGAVAD GITA OF UIT HET TIBETAANS DODENBOEK GELEZEN”
Azië is de bakermat van het hindoeïsme en het boed-dhisme, twee van de grote religies van de mensheid. Omdat de tradities van beide religies zo oud zijn en het hindoeïsme en het boeddhisme in zeer veel landen in Azië – en tegenwoordig ook daarbuiten – worden aanget-roffen, is er sprake van een enorme vormenrijkdom. Ook bestaan er forse verschillen in religieuze beleving. Denk-beelden en rituelen kunnen van regio tot regio, maar ook van groep tot groep, sterk verschillen.
In Nederland krijgen we steeds vaker met hindoeïsme en boed-
dhisme te maken. Enerzijds doordat de Nederlandse samen-
leving multicultureler wordt en anderzijds doordat steeds
meer Nederlanders zich tot het gedachtegoed uit deze religies
aangetrokken voelen. Het boeddhisme, met name het Tibet-
aans boeddhisme en ook Zen, breiden zich op dit moment snel
uit in het Westen. Er zijn heel wat mindfulness trainingen die
van oorsprong uit het Boeddhisme stammen. Tegenwoordig is
er in Nederland ook boeddhistische stervensbegeleiding. Het
is dan ook niet meer uitzonderlijk dat er tijdens een uitvaart
of crematie een stukje uit de (hindoe) Bhagavad Gita of uit het
Tibetaans dodenboek wordt gelezen.
Wie zijn hindoe en boeddhist in Nederland?
In Nederland zijn twee grote groepen hindoes aanwezig: 1) de
Hindoestanen die in de jaren 70 vanuit Suriname naar Neder-
land zijn gekomen; en 2) Nederlanders die met hindoe medi-
tatie of yoga et cetera bezig zijn. Sommigen van hen beschou-
wen zichzelf als hindoe. Er zijn ook nog wat Tamils die vanaf
halverwege de jaren 80 vanuit Sri Lanka naar Nederland zijn
gekomen. Daarnaast is er een groep hindoes uit India aanwezig.
Boeddhisten in Nederland zijn van heel diverse origine. Er is
wel een duidelijk verschil tussen Nederlanders die zich tot
het Boeddhisme bekeerd hebben, en boeddhisten die uit Azië
afkomstig zijn. Bekeerlingen hangen vaak het Thais boed-
dhisme aan, een vorm van Tibetaans boeddhisme of Zenboed-
dhisme.
Wat is de dood in de ogen van een hindoe?
De meeste hindoes beschouwen de dood als een
overgang van de ene bestaansvorm naar de andere.
Al naar gelang het door hen verzamelde positieve en
negatieve karma zal er een wedergeboorte plaatsvin-
den. Er zijn vele mythen die het bestaan van de dood
verklaren. Veel hindoes vinden dat de god van de
dood is geboren om te voorkomen dat het universum
te vol zou raken met levende wezens. Troost voor het
verlies van geliefden wordt gezocht in het fenomeen
tijd: de tijd bestaat om het leed veroorzaakt door de
dood te verzachten en te vergeten.
Er zijn ook voorstellingen als zou het universum een
speelplaats van de goden zijn waarin zij spelen als
jonge kinderen, of waar een kosmische dans wordt
opgevoerd. God heeft volgens deze voorstellingen de
wereld zelfs speciaal geschapen voor zijn spel of zijn
dans met de zielen. Net als kinderen vernielen ook
goden echter weleens hun speelgoed of ‘laten zij het
lijden’. De dood bestaat dan als onderdeel van het
spel of van de dans van de godheid, net zoals het ge-
hele universum bestaat tot vermaak van de goden.
De godheid heeft echter ook de macht het karma van
de wezens af te snijden en hen te verlossen van het
aardse lijden, ingegeven door genade (anugraha).
“DE TIJD BESTAAT OM HET LEED VEROORZAAKT DOOR DE DOOD TE VERZACHTEN EN TE VERGETEN”
Bovendien, zo zeggen veel hindoes, is er in de wereld
voortzetting van traditie nodig (santana). Het is zeker
niet zo dat met de dood het hele bestaan ophoudt.
In sommige filosofische tradities van het hindoeïsme
wordt het lichaam vergeleken met een jas die men af-
legt zodra deze is versleten om vervolgens een nieu-
we jas aan te trekken.
De stadia van de dood in het Boeddhisme
In de boeddhistische filosofie is de dood onderdeel
van de twaalf stadia van de zogenoemde paticcasam-
uppada, de ‘geconditioneerde herkomst’, ook wel
‘afhankelijke afkomst’ genoemd. ‘Spirituele onwe-
tendheid’ (conditie 1) leidt tot ‘elementaire impulsen’
(conditie 2). Deze leidt tot ‘bewustzijn’ (conditie 3),
die leidt tot ‘naam en vorm’ {conditie 4). Deze leidt
tot het hebben van de ‘zintuigen’ (conditie 5). die
weer leiden tot ‘contact’ (conditie6). ‘Contact’ leidt
tot ‘voelen’ (conditie 7), dat weer leidt tot ‘verlangen’
(conditie 8). ‘Verlangen’ leidt tot ‘toe-eigenen’ (condi-
tie 9), hetgeen weer leidt tot ‘ontstaan’(conditie 10).
Deze leidt tot wedergeboorte (conditie 11) die leidt tot
‘ouder worden en sterven’.
“DE DOOD IS EEN VAN DE ERGSTE VORMEN VAN LEED EN HET LICHAAM GELDT IN HET BOEDDHISME ALS EEN EXTREME ILLUSTRATIE VAN HET OVERAL AANWEZIGE VERVAL ”
De dood is een van de ergste vormen van leed (duk-
kha). Siddhartha Gautama besloot uiteindelijk de
verlichting te gaan zoeken na vier belangrijke ge-
beurtenissen in zijn leven en één van die gebeur-
tenissen was het zien van een gestorven mens. Het
lichaam geldt in het boeddhisme als een extreme
illustratie van het overal aanwezige verval. Er zijn
meditatie-oefeningen waarbij men zich concentreert
op een uiteenvallend lijk. Sommige kloosters hebben
een skelet en monniken mediteren aan de hand van
dit skelet op het verval en het niet-duratieve karak-
ter van elke bestaansvorm. In Tibet, Nepal en Mon-
golië bestaat hiernaast ook nog onder monniken van
het vajrayana boeddhisme de praktijk rituele object-
en maken van menselijke skeletdelen, vaak zelfs van
bekenden.
Referenties
Deze tekst is een bewerking en actualisering van del-
en uit eerdere artikelen van Paul van der Velde:
Velde, P. van der (2000). Uitvaart en rouwrituelen
bij hindoes en boeddhisten. In J. van der Bout (Ed.),
Sterven, uitvaart en rouw III, 2 (pp. III 1.2.-1-III 1.2-12).
Maarssen: Elseviers.
Velde, P. van der (2000). Sterven en dood in theolo-
gische zin bij hindoeïsme en boeddhisme. In J. van
der Bout (Ed.), Sterven, uitvaart en rouw I, 2 (pp. I.2.2-
1-I.2.2-28). Maarssen: Elseviers.
26 27DDZK.NL MAGAZINE
INTE
RV
IEW
PAU
L VA
N D
ER
VE
LDE
Ubent hoogleraar Aziatische Religies aan de
Radboud Universiteit Nijmegen. Vanwaar
die fascinatie voor hindoeïsme en boed-
dhisme?
Die fascinatie ontstond al toen ik heel jong was. Ik
kom niet uit een familie met een Aziatische achter-
grond, maar in je jeugd kom je soms onverwacht iets
tegen waarvan je denkt: ‘daar moet ik meer van we-
ten!’. In mijn geval betrof dat met name afbeeldin-
gen van Aziatische kunst. Die vormentaal raakte me
heel diep.
U hebt veel onderzoek gedaan naar ‘Westers’ boed-
dhisme en hindoeïsme. Hoe verschillen hindoeïsme
en boeddhisme in Azië van hindoeïsme en boeddhis-
me in Nederland?
In Azië is er heel veel wat mensen vanuit hun tradi-
tie doen, gewoon omdat het hoort. In Nederland heb
je natuurlijk veel te maken met bekeerlingen en die
moeten zich soms verdedigen tegenover vrienden
en familie. Vandaar dat ze vaak heel precies weten
waarom ze iets doen zoals ze het doen. Maar ook
traditionele hindoes en boeddhisten worden hier
nogal eens geconfronteerd met vragen van buiten-
staanders. Dat zijn vragen die ze in Azië nooit zou-
den horen. Je ziet ook dat bepaalde onderdelen van
hindoeïsme en boeddhisme die in Azië heel gewoon
zijn hier verdwijnen of minder belangrijk worden.
Dat geldt bijvoorbeeld voor het Indiase kastenstel-
sel. Tegelijk vind je hier in Nederland ook nogal eens
de vraag of boeddhisme bijvoorbeeld wel een ‘reli-
gie’ is of niet en van hindoeïsme zegt men dan vaak
dat het geen religie zou zijn maar een ‘way of living’.
Is dat verschil ook zichtbaar in de omgang met de
dood? En kunt u daar een voorbeeld van geven?
De meeste hindoes en boeddhisten geloven in reïn-
carnatie. Dat betekent dat de grote zaken van het le-
ven niet eenmalig zijn. Opvallend is wel dat hindoes
en boeddhisten weinig over reïncarnatie praten,
maar het is er impliciet wel.
Waarom hebben hindoes en boeddhisten een voorkeur voor cremeren
ten opzichte van begraven?
De meeste hindoes cremeren hun doden, hoewel er ook mensen zijn
die niet gecremeerd worden, zoals asceten, mensen die door slangen-
beten sterven, vrouwen die in het kraambed sterven en hele jonge
kinderen. Eigenlijk hopen veel hindoes via de crematie in de wereld
van de onsterfelijke voorouders te belanden. Veel boeddhisten cre-
meren hun doden omdat de Boeddha ook gecremeerd zou zijn. Het
gaat dan echt om navolging. Toch zijn er binnen het boeddhisme ook
heel andere gebruiken, zo worden in Tibet de lijken van de overlede-
nen aan gieren gevoerd bij de zogenaamde ‘luchtbegrafenis’. Het kan
dus per land nogal verschillen.
Reïncarnatie is in Azië een culturele vanzelfsprekendheid. Geldt dat ook voor boeddhisten en/ of hindoes in Nederland?
Voor veel Aziatische hindoes en boeddhisten is reïncarnatie vanzelf-sprekend, maar er zijn uitzonderingen. Bekeerde westerlingen gelo-ven lang niet allemaal in reïncarnatie. Je komt voorstellingen rond reïncarnatie ook nogal eens tegen onder ‘new agers’ en westerse eso-terici, antroposofen en theosofen bijvoorbeeld.
Wie regelt de uitvaart van een hindoe en/of boeddhist?
Dat kan per land nogal verschillen. Meestal regelt de familie dit in overleg met priesters of monniken. In Nederland moesten er in de jaren ’70 en ’80 allerlei speciale crematoria worden gebouwd omdat de crematies bij hindoes en boeddhisten verschillen van de westerse crematies. Ook zie je dat er in Nederland nu nieuwe rituelen worden ontwikkeld door hindoes en boeddhisten.
Wat zijn de do’s en dont’s rond een hindoeïstische en boeddhistische uitvaart ?
Bij beide geldt dat je echt heel erg gevoelig moet zijn voor rituele fouten. Traditionele Aziaten zullen de fouten die je als uitvaartonder-nemer maakt niet snel benoemen, maar ze zijn er soms wel. Je kunt er soms gewoon naar vragen. Je moet ook niet vreemd opkijken als zaken opeens heel anders gaan dan afgesproken. Dat soort improvi-saties is de ritualistiek van Azië nogal eigen.
DE DO’S EN DONT’S BIJ EEN HINDOEÏSTISCHE EN
BOEDDHISTISCHE UITVAART
28 29DDZK.NL MAGAZINE
30 31DDZK.NL MAGAZINE
CREMATIE HET LICHAAM ALS SYMBOOL VAN VOORTBESTAAN
In de huidige uitvaartcultuur is een hernieuwde aandacht voor het lichaam
zichtbaar. De keuze tussen cremeren en begraven leeft onder mensen.
Vooral de toename van het aantal crematies roept vragen op over de rol van
het lichaam en heeft de weg geopend voor ritualiseringen van nabestaanden
zelf en van professionals in uitvaartondernemingen.
Wat doet deze nieuwe vorm van lijkbezorging met voorstellingen en duidin-
gen van een leven na de dood?
Rond de dood is men, zoals gedurende het leven, veelal bezig met
het voortbestaan van de individuele identiteit. De ritualiserin-
gen rond asbestemming laten zien dat mensen (al dan niet sym-
bolisch) bezig zijn met een blijvende aanwezigheid van overleden
dierbaren. Dit voortbestaan is niet puur immanent of seculier. Het
heeft ook een transcenderend karakter. Na een crematie kan de as
van de overledene een voortleven van de overledene garanderen
in het hier en nu. Het letterlijke lichaam, met al zijn attributen, is
vergaan. Echter, in ervaringen en betekenissen van nabestaanden
zien we dat de as niet alleen symbool staat voor iemand, maar
ook (letterlijk) deel is van iemand (Heessels et al.). De handelingen
rondom het asobject drukken een voortgaande band uit met de
overledene.
Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal van Jeroen. Jeroen was
pas 56 toen hij overleed aan de gevolgen van kanker. Zeker zijn
laatste levensjaar was zwaar. Fysiek voelde hij zich vaak gebroken.
Omdat hij ontzettend van reizen hield, koos zijn familie ervoor
om zijn as uit te strooien in Italië. Samen gingen ze op reis. Bij zee
strooide ze hem uit. Belangrijk was dat ze hem volledig uitstrooide
zodat hij niet langer gebroken was, zoals tijdens de ziekte, maar
zodat hij weer heel was.
Het kan soms zelfs lijken of het asobject bezield is. De relatie met
de as is zeer fysiek. Praktijken rond urnen en asobjecten, zoals
sieraden of tatoeages, bewerkstelligen continuïteit tussen het
lichaam van de overledene en het lichaam van de nabestaande. De
urn wordt aangeraakt, gekust, meegenomen naar het park; de sie-
raden worden op het lichaam gedragen; en de as wordt één met
het getatoeëerde lichaam van nabestaanden. Daarmee blijft een
notie van lichamelijkheid bestaan, die specifiek gerelateerd is aan
de resten van het dode lichaam. Ritualiseringen en asverstrooi-
ing voltooien de crematie niet alleen, maar drukken bij uitstek
een hoop uit. Het lichaam wordt na de crematie in nieuwe vorm
verwelkomd door nabestaanden. Er is sprake van een letterlijk
voort¬leven van lichamelijkheid. Kunnen we dit opvatten als een
leven na de dood in het ‘hiernumaals’?
Referenties
Heessels, M., Poots, F., Venbrux, E. (2012) ‘In touch with the deceased:
animate objects and human ashes’, Material Religion 8, 466–489.
Mathijssen, B. (2014). ‘Eschatologische hoop: Moderne doodsbe-
leving en theologie in dialoog. Nederlands Theologisch Tijdschrift
(NTT), 68(1), 132-150.
Voorbeelden zijn gebaseerd op een kwalitatief interview met een
nabestaande, uit het onderzoek van Brenda Mathijssen.
INTE
RV
IEW
STU
DIO
00
0W
ies Harmeling en Sander Buijs zijn bei-
den interieurarchitect. In 2012 zijn zij
Studio 000 begonnen. Hun ambitie?
In kaart brengen hoe de architectuur
van crematoria beter kan aansluiten bij de rouwbele-
ving van mensen. Een gesprek.
Hoe is Studio 000 ontstaan?
Studio 000 is ontstaan in 2012 en genoemd naar
het lokaal van de verdiepende masteropleiding
(Towards Spatial Identity, HKU) die we beiden in juni
van dat jaar afrondden. Dit mastertraject heeft ons
geïnspireerd om op een onderzoekende manier te
werk te gaan. Daarbij streven we naar een optima-
le verbinding tussen functie, mens en ruimte. Hier-
in staat de gebruiker altijd centraal. Met de kennis
en ervaring in gebruikersonderzoek die we in de
master hebben opgedaan willen we eigen ontwerp-
methodes ontwikkelen die draagvlak creëren tussen
de eindgebruiker en het ruimtelijke ontwerp.
Studio 000 wil ontwerpuitgangspunten creëren voor
ruimtes in crematoria. Waar komt de interesse voor
crematoria vandaan?
Aanleiding voor het starten van dit onderzoeks-
project is de behoefte om ruimtelijke oplossingen
te ontwikkelen voor urgente maatschappelijke
thema’s. We hebben opgemerkt dat de positie van
cremeren binnen de samenleving is veranderd wat
betreft frequentie en behoefte aan persoonlijke
invulling. Hier horen ook andere rituelen en rouw-
beleving bij. Wij zijn er van overtuigd dat – om aan
de behoefte te blijven voldoen – architectuur moet
meebewegen met maatschappelijke veranderingen.
Deze behoefte laat zich vertalen in een verschui-
ving van functioneel ontwerpen naar zingevend ont-
werpen. Een uitermate geschikt onderwerp om het
toevoegen van beleving en zingeving aan (binnen)
ruimtes te verkennen binnen een verdiepend interi-
eur architectonisch kader.
Jullie zijn interieurarchitecten, maar jullie zijn niet
alleen geïnteresseerd in vormgeving. Juist de belev-
ing van ruimte is ook belangrijk. Waarom?
Wij geloven dat er een discrepantie is ontstaan tus-
sen de behoefte aan persoonlijke uitvaarten in een
crematorium en het aanbod van architectuur en in-
richting van crematoria in Nederland.
32 33DDZK.NL MAGAZINE
INTE
RV
IEW
STU
DIO
00
0 Functionele en logistieke keuzes zijn overwegend leidend geweest in
de opbouw en aankleding van crematoria. Alle emoties moeten in een
strak tijdschema passen, wat vaak bepalend is voor de routing en bele-
ving van het gebouw. Daarnaast constateren we een sterke benadering
vanuit architectonisch denken en vormgeven. Dat levert doorgaans
betere ruimtes op, maar er wordt (nog) te weinig gedacht en ontworpen
vanuit de menselijke beleving. Het interieur is vaak een resultaat van
de architectuur. Over de helende werking en ondersteunende kwa-
liteit van licht, materiaal en vorm in het interieur is op het gebied van
verlies en rouwverwerking nog weinig bekend. Dit is echter essentiële
kennis die nodig is voor het ontwerpen van betere (afscheids)ruimtes.
Op jullie website verzamelen jullie allerlei knipsels over de dood. Wat
kunnen jullie daar van leren?
De knipsels tonen aan dat de dood ‘leeft’. De uitvaartbranche is een
sector in transitie en de hoeveelheid artikelen over alternatieve uit-
vaarttrajecten, nieuwe crematoria en behoefte aan eigen rituelen
leert ons dat de uitvaartwereld een veld is waar ruimte voor persoon-
lijke invulling en ondersteunende beleving urgent is. Ons onderzoek
speelt hier gericht op in.
Wat heeft de uitvaartpraktijk aan jullie onderzoeksproject?
Onze ambitie is om toekomstbestendige architectonische uitgangs-
punten te articuleren die de ruimtelijke kwaliteit van crematoria in
relatie tot de beleving kunnen versterken. Als eindproduct willen we
een manual ontwikkelen die handvatten aanreikt met betrekking tot
het verbeteren van afscheidsruimtes op fysiologische, ruimtelijke en
psychologische aspecten. Hierin zullen richtlijnen, innovatieve con-
cepten en typologieën worden omschreven en zal inzichtelijk wor-
den gemaakt welke ruimtelijke elementen kunnen bijdragen aan de
rouwbeleving. Focus ligt hierbij op het genereren van kennis voor de
vakgemeenschap, zodat de verworven kennis breed ingezet kan wor-
den bij het (her)ontwikkelen van crematoria in Nederland.
Referenties
Wilt u meer weten over Studio 000 en op de hoogte blijven van het
onderzoeksproject over architectuur in crematoria? Bezoek dan:
www.ruimtevoorbeleving.nl
34 35DDZK.NL MAGAZINE
HIE
RN
AM
AA
LS OF HIERNUMAALS?
De idee dat de dood door iets overstegen
wordt, is vandaag de dag duidelijk zichtbaar
onder deelnemers aan uitvaarten. De Brit-
se theoloog en antropoloog Douglas Davies
beschrijft dat onze stijl van leven onze om-
gang met de dood beïnvloedt. Het is daar-
om niet verassend dat we een nadruk op
de individuele doodsbeleving zien, ook als
het gaat om hiernamaalsvoorstellingen. Het
gaat tegenwoordig vaak over de vraag: ‘Wat
gebeurt er met een individuele persoon na
de dood?’ Deze vraag wordt op diverse ma-
nieren beantwoord. Traditionele voorstel-
lingen hebben voor veel mensen minder
betekenis gekregen. Ideeën zoals hemel, hel,
verrijzenis of opstanding zijn voor sommige
mensen moeilijker te verstaan. Dat bete-
kent echter niet dat het geloof in een hier-
namaals of leven na de dood verdwijnt. In
verhalen en praktijken van nabestaanden
zien we dat er op allerlei manieren een band
met de overledene blijft bestaan, zowel op
immanente als transcendente wijze. Zowel
in het hier en nu, als op een manier die de
mens overstijgt.
MANIEREN VAN VOORTBE-STAAN: ANTROPOLOGISCH,
PSYCHOLOGISCH & RELIGIEUS
Individuen kunnen op verschillende manie-
ren voortleven na de dood. Een onderscheid
dat ons wat anders laat kijken naar het idee
van het hiernamaals, is een onderscheid
gemaakt door Thomas Quartier. Hij diffe-
rentieert diverse dimensies, waaronder een
antropologische, psychologische en religieu-
ze dimensie. Deze dimensies laten zien hoe
overleden dierbaren betrokken blijven bij
de wereld van nabestaanden.
De eerste dimensie is de antropologische
dimensie van voortleven. Dit refereert naar
het idee dat er een connectie is tussen de
wereld van de levenden en de doden. Op het
moment van overlijden gaan nabestaanden
van een leven met hun dierbare naar een
leven zonder hun dierbare. Anderzijds gaat
de overledene van de wereld van de leven-
den naar het rijk der doden. Het feit dat de
uitvaart een beeld of hoop uitdrukt over de
plaats waar de overledene nu is, zorgt er-
voor dat mensen een connectie maken tus-
sen de wereld van de levenden en de doden.
Uitvaartrituelen creëren zo een band tussen
die twee werelden.
“Uitvaartrituelen creëren een band tussen de wereld van de levenden en de doden”
Een ander idee binnen deze antropologi-
sche dimensie is het idee van voorouders.
Een overleden persoon kan onderdeel wor-
den van de cultus van voorouderverering
en kan de wereld van de levenden beïnvloe-
Hoewel Nederland een grote afname kent van religieuze betrokkenheid en de daarmee verbonden traditionele riten en geloofsvoorstellingen rond de dood, is
het hiernamaals een belangrijk thema in de praktijk van hedendaagse rouw- rituelen. Het speelt niet alleen een rol in de afscheidsdienst, maar bijvoorbeeld ook
rond de verzorging en lijkbezorging van de overledene. Wat bedoelen we eigenlijk met hiernamaals? En wat voor een voorstellingen over
een leven na de dood bestaan er in Nederland?
36 37DDZK.NL MAGAZINE
den. Dit klinkt misschien wat abstract, maar het ziet
er in de praktijk erg concreet uit: opa wordt bijvoor-
beeld gevraagd om steun te geven bij het maken van
een toets. Dankzij hem heeft iemand de kracht om te
studeren en een voldoende te halen. Ook andersom
zien we contact tussen levenden en doden: de klein-
zoon geeft de voetbaluitslagen door aan opa, want
die wilde graag weten hoe het WK zou aflopen.
De tweede dimensie is de psychologische dimensie
van voortleven. In het aangezicht van de dood heb-
ben mensen de behoefte om continuïteit te creëren.
Mensen hebben de behoefte om deel uit te maken
van iets dat groter is dan de mens zelf. De Amerikaan-
se psychiater Robert Lifton noemt dit ‘symbolische
onsterfelijkheid’. Mensen kunnen in die zin dus op
symbolische wijze voortleven. Deze vorm van ‘hier-
namaals’ impliceert geen religieuze of kerkelijke bin-
ding, maar sluit het ook niet uit. Een vorm van sym-
bolische onsterfelijkheid is biologisch voortleven. We
leven voort via ons nageslacht: kinderen of kleinkin-
deren die karaktereigenschappen meenemen, een
wens in vervulling laten gaan of gebruik maken van
de levenslessen van de overledene. Daarnaast kan
een overledene voortleven in zijn of haar creatie-
ve nalatenschap: boeken, kunst, een bedrijf, relaties
met anderen. Een derde manier is een transcendente
vorm van voortleven. Dit kan religieuze connotaties
hebben, die we straks verder zullen bespreken, maar
dit kan ook gaan om de cycli van de natuur. Dat de
overledene wordt opgenomen in de kringloop van
het leven bijvoorbeeld. Of het gaat om het idee dat
de overledene deze wereld van plaats en tijd over-
stijgt.
“In het aangezicht van de dood hebben mensen de behoefte
om continuïteit te creëren. Om deel uit te maken van iets
dat groter is dan henzelf”
Een voorbeeld van symbolische onsterfelijkheid
dat regelmatig terugkomt in de uitvaartpraktijk is
het persoonlijk symbool, dat kenmerken van de
overledene verbindt met de hoop op een trans-
cenderende bestaanswijze. Dit kan allerlei vormen
krijgen. In onderzoek kwam het voorbeeld naar vo-
ren van een schoenmaker met drie kinderen. Om-
dat hij schoenmaker was en omdat hij altijd voor
zijn vak had geleefd, werd de schoenleest het sym-
bool van voortbestaan. De kinderen waren op de
leest van vader geschoeid en zouden dit meenemen
in hun verdere leven. Het individuele leven van
de overledene werd zo verbonden met cultureel
herkenbare noties van voortleven.
De derde dimensie van individueel voortleven is van
religieuze aard. Religieuze tradities, zoals het Chris-
tendom, de Islam of het Jodendom, worden vaak als
monolithische godsdiensten gezien, met daarbij ho-
rende uniforme en statische geloofsvoorstellingen
over het hiernamaals. Niets is echter minder waar.
Tussen en binnen verschillende religies bestaat een
diversiteit aan opvattingen over het leven na de
dood. Wel kunnen we hier grofweg twee lijnen in
onderscheiden. De eerste opvatting houdt in dat het
menselijk lichaam een omhulsel is van een eeuwig
principe. Na het overlijden vergaat het lichaam, maar
blijft de kern van de mens bestaan. Een persoon kan
bijvoorbeeld in een nieuwe vorm herboren worden.
We zien dit onder andere terug in Aziatische religies.
Ook sluit het idee van de ziel hierbij aan.
“Tussen en binnen verschillende religies bestaat een diversiteit aan opvattingen
over het leven na de dood”
Volgens de tweede opvatting blijft de persoon als
geheel bestaan na de dood: zowel lichaam als geest.
Dit is een opvatting die we bijvoorbeeld in profe-
tische godsdiensten zien: Jodendom, Christendom
en Islam. Het geloof in een lichamelijke wederop-
standing aan het einde der tijden is hierbij belang-
rijk. Daarom is voor moslims en joden de eeuwige
grafrust fundamenteel en is cremeren verboden. Dat
de meeste Turkse en Marokkaanse moslims gerepa-
trieerd worden, heeft onder andere te maken met
het feit dat Nederland geen eeuwige grafrust kent.
Ook binnen het Christendom speelt de lichamelijke
wederopstanding een grote rol. Het leven, de dood
en het opstaan uit de dood van Jezus zijn daarbij be-
langrijk. Voor de meeste christenen is cremeren van-
daan de dag geen probleem meer.
Binnen en tussen religieuze tradities bestaat geen
eenduidigheid over wat er precies na de dood ge-
beurt. Ook niet in religieuze teksten, zoals de Bijbel.
Wat mensen in de praktijk geloven of doen is bo-
vendien altijd aangepast aan de context – aan het
land, vrienden, opvoeding enzovoorts. De religieuze
voorschriften sluiten daarom nooit naadloos aan bij
wat mensen doen en geloven in de praktijk. Er wordt
altijd een vertaalslag gemaakt.
Referenties
Mathijssen, B. (2014). ‘Eschatologische hoop: Moderne
doodsbeleving en theologie in dialoog. Nederlands Theo-
logisch Tijdschrift (NTT), 68(1), 132-150.
Quartier, T. (2009). ‘Eschatology’, in C. Bryant, D. Peck
(red.), Encyclopedia of Death & the Human Experience.
Los Angeles enz., 416-420.
Voorbeelden zijn gebaseerd op een kwalitatief interview
met een nabestaande, uit het onderzoek van Brenda Ma-
thijssen.
38 39DDZK.NL MAGAZINE
40 41DDZK.NL MAGAZINE
CONTINUING BONDS
Op elke begraafplaats zijn ze wel te vinden, graven van kinderen die al meer dan
vijftig jaar geleden het leven hebben gelaten. Een bloemetje, een paar gekleurde
autootjes, een verregend beertje - ze laten zien dat iemand nog steeds aan ze denkt.
De foto’s zijn onderdeel van het lopende fotografieproject Dood in Beeld van
Claudia Venhorst.
GEL
EEFD
E R
ELIG
IE GELEEFDE RELIGIEWAT DOOD DOET MET MENSEN
WAT MENSEN DOEN MET DE DOOD
Reageren op de dood, dat is wat mensen uit-
voerig doen door middel van symbolen, ver-
halen, rituelen en tradities. Religies leveren
hier van oudsher kaders voor. Er zijn zelfs
theorieën waarin de bestaansgrond van reli-
gie gezocht wordt in de omgang met de dood.
Het is in ieder geval zo dat beide onderzoeks-
velden, studie naar de dood en studie naar re-
ligie, elkaar wederzijds versterken, ook in tij-
den van secularisatie. De relatie tussen deze
onderzoeksvelden verschaft ons waardevolle
inzichten die ook zeer bruikbaar zijn in de
uitvaartpraktijk.
In ons onderzoek naar dood en sterven kij-
ken wij vooral naar wat mensen doen en naar
de betekenis die ze aan hun handelen geven.
We bestuderen de ‘geleefde religie’ – de er-
varingen, de dagelijkse praktijk van gewone
mensen en niet in de eerste plaats dat wat
religieuze systemen voorschrijven. Anders
gezegd, kijken we naar hoe mensen zich tot
die religieuze voorschriften verhouden. Re-
ligieuze voorschriften, hoe eenduidig ook,
krijgen altijd vorm in een bepaalde context
waardoor de praktijk van regels per definitie
overal anders is.
Er is altijd sprake van rituele creativiteit,
zowel binnen als buiten expliciet religieuze
kaders. Het is een dynamiek die gemakkelijk
over het hoofd wordt gezien, maar die zeker
in de huidige rituele praktijk rond de dood
een belangrijke rol speelt. Er wordt altijd een
vertaalslag gemaakt naar de concrete leef-
wereld van mensen. Die vertaalslag kan be-
trekking hebben op een religieus voorschrift,
maar ook op een kader of beeld dat van te-
voren bedacht is door een uitvaartleider, ri-
tueelbegeleider of expert. Het beeld van re-
ligie, maar ook van secularisatie, als uniform
concept gaat daarom lang niet altijd op. On-
afhankelijk van kerkelijke of niet-kerkelijke
betrokkenheid, willen mensen de dood niet
symbolisch ongedefinieerd laten. De volgen-
de casussen illustreren de dynamiek op het
gebied van religie en seculariteit die we daar-
in aantreffen.
WATER DAT EEUWIG STROOMT
Enige tijd geleden hadden we een interview
met een ritueelbegeleider. Hij vertelde over
zijn werk, en om te illustreren hoe dat in el-
kaar zat, las hij een gedeelte van een uitvaart
van een vrouw voor die op 87 jarige leeftijd
was overleden. Laten we haar Anna noemen.
Samen met de kinderen had hij de uitvaart
geschreven. Specifiek was verzocht om een
niet-kerkelijk afscheid in de aula van het
crematorium, waarin de overledene centraal
stond.
Gedurende de dienst vertelde de ritueelbege-
leider over haar leven, met name over de zor-
gen voor haar gezin. Na een inleiding werden
de kleinkinderen uitgenodigd om kaarsjes
aan te steken rond de kist.
Religie en de dood onderhouden een interessante relatie. Interessant omdat rondom de dood mensen uitdrukking geven aan wat er voor
hen werkelijk toe doet. We kunnen de dood niet negeren en moeten er simpelweg op reageren.
42 43DDZK.NL MAGAZINE
De ritueelbegeleider zei het volgende:
“Haar stem zullen jullie nooit meer horen, maar wel
kunnen jullie teren op vele mooie herinneringen aan
haar. Op haar kist staan zeven waxine lichtjes. Zeven
is een oneindig getal. En elk vlammetje staat symbool
voor het goede dat Anna betekent heeft voor ande-
ren. En door die nu aan te steken, danken jullie haar
daar voor.”
Er wordt hier veel aandacht besteedt aan de herinne-
ring aan Anna, en de kleinkinderen danken haar voor
het goede dat ze in haar leven gedaan heeft. Tot zover
verloopt de uitvaart in de lijn der verwachting. De
herinnering aan Anna staat centraal. Echter, aan het
einde van de bijeenkomst komt er een andere hoop
tot uitdrukking in de dienst. Wanneer we afscheid ne-
men van Anna, wordt het volgende gezegd:
“En om dat verlangen naar eeuwig leven te onder-
steunen, neem ik nu een roos, symbool van liefde en
van hoop. En besprenkel ik haar lichaam met water.
Water is een symbool van leven. Maar ook en vooral
van het verlangen naar eeuwig leven. Ik besprenkel
het lichaam van [Anna] nu met water. Ik spreek de
hoop uit dat zij, net zoals water, eeuwig stroomt, dat
zij voor altijd gelukkig is, verenigd met haar vrede.”
In deze uitspraak komt een transcendent verlangen
tot uitdrukking. Het gaat over een hiernamaals, over
een eeuwig leven. En over de hoop dat ze in dat le-
ven gelukkig is. Daarnaast is de vorm waarin deze
wens wordt uitgedrukt interessant. De symboliek is
namelijk doordrongen van bekende culturele, reli-
gieuze kaders. We zien het beeld van water dat eeu-
wig stroomt en de besprenkeling van het lichaam,
terwijl deze uitvaart uitdrukkelijk niets met ‘religie’
van doen heeft. We willen hier niet beweren dat dit
eigenlijk religieus is. Wel willen we laten zien dat het
niet altijd duidelijk is. Dat mensen dingen op ver-
schillende wijze interpreteren. Dat mensen bepaalde
beelden kiezen omwille van verschillende motieven:
water als symbool van de doop, een roos omdat het
een lievelingsbloem is, of een besprenkeling omdat
dat bij vader ook gebeurde. Al deze dynamiek neemt
niet weg dat mensen op zoek gaan naar een diepere
laag van betekenis; en herkenbare woorden en geba-
ren om dat uit te drukken. Voor zij die werkzaam zijn
op het gebied van sterven, dood en rouw, is het ons
inziens belangrijk gevoel voor te hebben voor nuan-
ces die aanwezig zijn in de praktijk.
MET EEN MOTOR DE KERK IN
Zoals wij een voorstelling hebben van gangbare woor-
den, handelingen en symbolen in een niet-kerkelijke
uitvaart, zo hebben we dat ook van een kerkelijke
viering. Bij de opening van een katholieke afscheids-
dienst bijvoorbeeld, hebben we een bepaald beeld
voor ogen. Een beeld dat ook sterk door religieuze
voorschriften is bepaald. We stellen ons bijvoorbeeld
voor dat de overledene wordt binnengedragen, deel
uitmakend van de geloofsgemeenschap. We horen
gezang, denken aan kaarsen rond de baar, aan een
paaskaars en zien de paarse kleuren.
De werkelijkheid is natuurlijk ook hier genuanceer-
der dan dat. Wij willen u een extreem, maar ontroe-
rend voorbeeld geven van een vertaalslag die in de
praktijk gemaakt werd. Een priester vertelde het vol-
gende verhaal:
“Van een collega hoorde ik dat er een jongen was
gestorven bij een motorongeluk. Samen met de pas-
tor werd besloten te openen met het geluid van een
ronkende motor. De pastor twijfelde of hij dit moest
doen, maar heeft het toch gedaan en hij vertelde me
zelf: er ging zoveel emotie door de mensen en ook
door mij heen, dat het een heilige ervaring was. Daar
had geen requiem tegenaan gekund. Het ging door
merg en been.”
In dit geval drukt niet de religieuze rite de diepste
emoties en waarden uit, maar een persoonlijk ritueel
element dat paste bij de overledene en bij diens ma-
nier van overlijden. Deze persoonlijke connotatie, die
veel emoties teweeg bracht, was niet het enige ken-
merk van de motor. De motor werd zodanig als sym-
bool ingezet, dat het een nog groter raamwerk bood.
Er werd gesproken over heiligheid, afgeleid van het
idee dat de motor hem heilig was. En de motor werd
gebruikt als symbool van de samenleving. De motor
kreeg zo verschillende betekenissen.
In eerste instantie zouden we dit niet verwachten in
een kerkelijke uitvaart, of specifieker in een katholie-
ke mis. Dit voorbeeld laat wederom zien dat er een
vertaalslag wordt gemaakt in de praktijk. De rituele
creativiteit doet daarbij niets af aan het geloof van
mensen. Sterker nog, het geeft vooral ruimte aan de
ervaring van nabestaanden.
Referenties
Dit artikel is gebaseerd op onderzoek van Claudia
Venhorst en Brenda Mathijssen. MO
EDER
RIA
VA
N D
EN
BR
AN
DT.
P
IMP
ELP
AA
RS
EN
. G
ED
ICH
TE
N.
Ro
erm
on
d: A
rs B
V.
Moeder
Ze was een broos vogeltjeluisterend
naar de merels buiten.
Met gebroken vleugeltjesvloog ze verder,
verder dan de merels.
En van heel hoogen van heel diep
overal hoor ik haar fluiten.
44 45DDZK.NL MAGAZINE
MOSLIM RITUELEN ROND DE DOODVOORSCHRIFT EN PRAKTIJK
“INZICHTEN DIE NODIG ZIJN VOOR UITVAARTZORG OP MAAT”
Claudia Venhorst deed de afgelopen jaren onderzoek naar moslim uitvaartrituelen (de rituele wassing van de doden in het bijzonder) in Nederland. Bewust koos ze voor on-derzoek in het Limburgse Venlo, een locatie buiten de grootstedelijke context van de Randstad. Een kleinere gemeente kent haar eigen praktijk en uitdagingen om-dat hier kleine moslimgemeenschappen met zeer diverse achtergronden aangewezen zijn op elkaar, maar ook op faciliteiten van de grotere groepen. Het is een context die ondanks een wijdverbreide praktijk in onderzoek nogal eens onderbelicht blijft.
PH
OTO
. Is
lam
itsi
che
be
gra
afp
laa
ts V
en
lo
In Nederland leven naar schatting 950.000 moslims, die vaak
te gemakkelijk als één groep worden gezien. Het gaat om vrou-
wen, mannen en kinderen die weliswaar islam als religie de-
len maar tegelijkertijd uiteenlopende achtergronden hebben.
Er zijn verschillen in migratiegeschiedenis, herkomst en erva-
ring en is er naast nieuwkomers ook sprake van een tweede
en derde generatie moslims, geboren en getogen in Nederland.
Diversiteit van Nederlandse moslimgemeenschappen kent zo-
wel religieuze als sociale dimensies die allemaal van invloed
zijn op hoe rituelen rond sterven en dood worden uitgevoerd
en beleefd.
De islam voorziet in tamelijk heldere en gedetailleerde voor-
schriften waar het de uitvaart betreft. Maar omdat een rituele
praxis altijd in een bepaalde context plaatsheeft, is er ondanks
eenduidige regels per definitie sprake van een diverse praktijk.
Dergelijke discrepanties tussen voorschrift en praktijk werken
verwarrend en zijn niet altijd eenvoudig te voorspellen en te
duiden. Dat maakt ook dat in dit artikel geen kant en klare
uitkomsten worden geboden, geen onwrikbare lijstjes van wat
te doen en hoe te participeren. Wel worden stappen gezet om
diversiteit te ontrafelen en worden vragen opgeworpen. Dat is
een eerste en cruciale stap om inzichten te verwerven in de
omgang met de dood van moslims in Nederland. Inzichten die
nodig zijn om te kunnen komen tot uitvaartzorg op maat.
46 47DDZK.NL MAGAZINE
WAT IS ISLAM? WIE ZIJN MOSLIMS?
In een Nederlands ziekenhuis komt een Afghaanse man
vrij plotseling te overlijden. Zijn vrouw en (bijna) volwas-
sen dochters zijn er behoorlijk van ondersteboven. Bij
alle emoties die bij een overlijden komen kijken, ontstaat
er ook een lichte paniek over de te volgen procedure. Ze
weten weliswaar in grote lijnen wat er moet gebeuren;
zoals de rituele wassing en de begrafenis, maar in Af-
ghanistan is de organisatie en uitvoering ervan vooral
een mannenaangelegenheid. Na het doorlopen van de
asielprocedure heeft het gezin een aantal jaar geleden
een woning toegewezen gekregen in Venlo. Aan het be-
zoeken van een van de Turkse of Marokkaanse moskee-
en in de stad zijn ze nooit toegekomen waardoor ze ook
geen onderdeel uitmaken van een grotere islamitische
gemeenschap in Venlo. Ze hebben in hun directe omge-
ving niemand om op terug te vallen als het gaat om re-
gels en mogelijkheden rond dit overlijden. Professionals
houden afstand omdat hen is geleerd dat ‘moslims alles
zelf doen’. Uiteindelijk is dat ook hier het geval, familie-
leden elders in Nederland spreken hun netwerk aan om
de overledene op de juiste manier op zijn laatste reis te
begeleiden.
Het niet altijd eenvoudig om bruikbare informatie te
vergaren over islam en de regels en gebruiken rond
het sterven en dood. Literatuur rond het onderwerp
lijkt sterk gericht op islam als een religie van unifor-
me regels en voorschriften. Inleidingen over de reli-
gie zijn bijna zonder uitzondering opgebouwd rond
de bekende vijf zuilen en de islamitische wetgeving.
De rituele praxis rond de dood wordt veelal slechts
aangestipt waardoor een eenzijdig en wat simplis-
tisch beeld ontstaat. Een beter inzicht is pas mogelijk
als behalve aan de islamitische regelgeving –dat wat
door religieuze autoriteiten wordt voorgeschreven-
er ook aandacht is voor de concrete praxis rond ster-
ven en begraven.
Onderliggende vragen die daarbij spelen zijn: wat
is islam? en wie zijn moslims? De eerste vraag heeft
vooral betrekking op dat wat in de religie is voorge-
schreven, in het geval van de islam te vinden in de
Koran, de hadith (overleveringen) en islamitische
wetgeving . Het antwoord op de tweede vraag is ech-
ter veel minder eenduidig. Er is in de praktijk geen
sprake van één moslimgemeenschap, ook al wordt er
vaak wel naar verwezen; niet in de laatste plaats door
moslims zelf. De praktijk laat zien dat ondanks op het
eerste gezicht vrij eenduidige regels, er sprake is van
een diverse praktijk die gevoed door een diversiteit
aan moslims en een verscheidenheid aan contexten.
Er is sprake van een interessante dynamiek tussen is-
lam en moslims die onderzoek naar rituelen tevens
complex maakt.
DIVERSITEIT: MOSLIMS IN NEDERLAND,
MOSLIMS IN VENLO
In een woonkamer verzamelen zich eens per maand een
groepje vrouwen om samen de Koran te bestuderen en
te bespreken. Het is een bont gezelschap in uiterlijke
verschijning (behoudend gekleed of juist in uitbundige
kleuren, al dan niet met hoofddoek), zeer verschillende
persoonlijkheden (van onwrikbare vroomheid tot op-
rechte twijfel) en uiteenlopende etnische achtergronden
(o.a. Nederlandse bekeerling, Turks, Marokkaans, Egyp-
tisch, Somalisch, Surinaams). In het Nederlands praten
en discussiëren de vrouwen over uiteenlopende onder-
werpen uit de Koran. Een bezoek van de vrouw die de
rituele wassing van de doden coördineert in de lokale
Marokkaanse moskee maakt de tongen goed los. De
dood is geen gemakkelijk onderwerp maar de beschrij-
ving van een concreet ritueel maakt het gemakkelijker
om er over te praten. Al snel blijkt dat hoewel het ritueel
in grote lijnen overeenkomt, er verschillende gebruiken
bestaan die gepassioneerd als echt islamitische worden
beschreven terwijl ze door anderen als bijgeloof worden
afgedaan. De gemoederen lopen hoog op omdat ieder-
een zich realiseert dat we eigenlijk weinig weten en velen
geen duidelijke traditie of gemeenschap hebben waarop
men vanzelfsprekend kan terugvallen.
We kunnen ruwweg vier fasen onderscheiden waarin
moslims zich in Nederland hebben gevestigd. Aller-
eerst zijn het kleine groepen moslims uit Indonesië
en Suriname die naar Nederland komen in het kader
van de dekolonisatie. Het aantal moslims groeit sterk
met de komst van arbeidsmigranten uit Turkije, Ma-
rokko en Tunesië vanaf de jaren 1960. Vanaf 1974 zijn
het voornamelijk de vrouwen en kinderen van deze
arbeidsmigranten die zich in Nederland vestigen. La-
ter, met name vanaf de jaren negentig, zijn het mos-
lims uit landen als voormalig Joegoslavië, Irak, Iran,
Afghanistan en Somalië die onder druk van politieke
omstandigheden hun toevlucht tot Nederland zoe-
ken.
De eenzijdige aandacht voor getalsmatig de grootste
groepen, moslims van Turkse en Marokkaanse origine
(70% van de moslims in Nederland), verhult de diver-
siteit die binnen de Nederlandse moslim gemeen-
schap een gegeven is.
Een verscheidenheid die verschillende aspecten
kent. Door de recentere instroom van islamitische
asielzoekers, vluchtelingen, studenten, arbeidsmi-
granten en migratie ten behoeve van gezinsvorming
is er sprake van een zeer grote culturele en etnische
diversiteit. Ook verschillende migratie ervaringen
hebben een impact; het maakt bijvoorbeeld nogal
wat uit of iemand als alleenstaande vluchteling in
Nederland is of in het kader van gezinshereniging.
Naast nieuwkomers is er ook sprake van een tweede
en derde generatie moslims, geboren en getogen in
Nederland, die volop deel uitmaken van de samenle-
ving. En is er een kleine groep autochtone bekeerlin-
gen. Er worden huwelijken gesloten die islamitische
en niet-islamitische partners en families met elkaar
verbinden. De islambeleving van diverse moslims in
Nederland wordt onder andere bepaald door tradi-
ties in de herkomstlanden maar zijn ook door migra-
tie beïnvloed. De omstandigheden (sociaal, religieus,
economisch en politiek) in Nederland zijn ook van
invloed. Wat betekent het concreet voor de manier
waarop rituelen worden uitgevoerd en beleefd? Hier-
voor zoomen we in op de rite van de lijkwassing, een
centraal uitvaartritueel dat ongeacht waar de overle-
dene wordt begraven (hier of in land van herkomst)
in Nederland plaatsheeft.
DE LIJKWASSING: RITUELE ORDE EN PRAKTIJK
De wassing moet worden geleid door een moslim die
bekend is met de regels. In principe wordt een overle-
den man gewassen door mannen en een vrouw door
vrouwen. Een vrouw mag tevens haar echtgenoot
wassen en ook een kind kan door volwassenen van
een andere sekse gewassen worden. De lijkwassing
volgens islamitische wetgeving voltrekt zich in gro-
te lijnen als volgt (er zijn kleine verschillen per wet-
school). Allereerst worden alle onzuiverheden van
het lichaam gewassen. Het is aanbevolen de wudu
(kleine wassing zoals die ook voor het gebed wordt
gedaan) te verrichten waarbij de handen en armen
tot de ellenboog, voeten, gezicht nek en oren worden
gewassen alvorens de ghusl (grote wassing) te begin-
nen. Het gehele lichaam dient een oneven aantal
keren gewassen te worden, meestal drie keer maar
wanneer nodig vijf of zeven maal. Het water voor
de wassing kan worden aangelengd met reukwater,
kruiden, rozenwater, lotus of kamfer. Na de laatste
wassing wordt het lichaam afgedroogd en worden de
lichaamsholten afgesloten met watten. Vervolgens
word het lichaam in eenvoudige witte katoenen doe-
ken gewikkeld – voor de man drie en voor de vrouw
vijf – wat de gelijkheid van allen tegenover God sym-
boliseert. Tijdens het ritueel wordt de overleden
dierbare met de grootst mogelijke zorg behandeld
daar men sterk geloofd dat hij of zij in deze fase zich
nog bewust is – kan horen en voelen - van wat er ge-
beurd. De wassing maakt dat de overledene in reine
staat voor God kan verschijnen. De zeer gedetailleer-
de beschrijvingen over hoe en door wie de rituele
lijkwassing moet worden uitgevoerd treffen we in de
zogenaamde fiqh -islamitische jurisprudentie – lite-
ratuur. In Nederland vinden de meeste rituele was-
singen plaats in algemene mortuaria en rouwcentra,
in ziekenhuizen en soms in een moskee of specifieke
islamitische bewassingsruimten. Hoewel de directe
familie de eerstaangewezen zijn om de wassing uit te
voeren, zijn veelal ook meer ervaren wassers betrok-
ken (bijvoorbeeld via een lokale moskee). Het ritueel
reinigen van de doden wordt gezien als een van de
collectieve plichten (fard kifâya) van de moslimge-
meenschap.
Wat opvalt in de beschikbare literatuur is de sterke
nadruk op de structuur van het ritueel – wat, wan-
neer te doen – en op de fysieke aspecten. De voor
stervenden en betrokkenen ook zo belangrijke spiri-
tuele aspecten, de betekenis van de rituelen, krijgen
nauwelijks aandacht. In de volgende beschrijvin-
gen zien we hoe nabestaanden de voorgeschreven
lijkwassing vormgeven in de specifieke context waar-
in zij zich bevinden.
Een jonge Somalische weduwe vertelt hoe haar man eer-
der dit jaar onverwacht is gestorven. Het was een grote
shock voor haar en hun vier kinderen – twee jongens
en twee meisjes in de leeftijd van vier tot veertien. Het
was voor het eerst dat ze iemand van zo nabij hadden
verloren. Via de Nederlandse uitvaartverzekering re-
gelde een uitvaartverzorger (niet specifiek islamitisch)
de financiële en praktische zaken, voor het organiseren
van de islamitische rituelen namen ze zelf het voor-
touw. Familie en vrienden kwamen samen in het lokale
mortuarium om afscheid te nemen. De kinderen en de
weduwe deden dat door een voor een drie bakjes wa-
ter te gieten over hun dode vader en echtgenoot die op
dat moment onder een doek lag opgebaard. Zijn gezicht
werd vrijgemaakt en de kinderen kusten hun vader voor
een laatste keer. Toen kwam de imam van een loka-
le Marokkaanse moskee om de rituele wassing te doen
waarbij de broers van de overleden man assisteerden.
Daarna werd de overledene, gewikkeld in de lijkwade,
in een kist naar de moskee gebracht waar het speciale
begrafenisgebed werd gedaan door alle aanwezigen.
48 49DDZK.NL MAGAZINE
Aansluitend werd het lichaam naar de islamitische be-
graafplaats gebracht en daar in het bijzijn van mannelij-
ke familieleden, bekenden en nieuwsgierige moskeebe-
zoekers begraven.
De rituele wassing wordt volgens de voorschriften
uitgevoerd maar we zien ook dat de familie toevoegt
aan het formele ritueel zodat iedereen, ongeacht
gender, leeftijd en zonder specialistische kennis in
staat wordt gesteld, afscheid te nemen. We zien hoe
in het uitvoeren van de zogenaamde rituele orde, een
dynamische en diverse praktijk vorm krijgt. Ritue-
len – ook binnen een institutionele religie – worden
voortdurend opnieuw uitgevonden en getransfor-
meerd. De plaats van de wassing – bijvoorbeeld de
privé setting van het mortuarium - maakt ook dat er
meer ruimte is voor flexibiliteit en voor het uitvoeren
van meer persoonlijke en culturele riten:
Tijdens verblijf in Damascus voor haar studie Arabisch,
ontmoet de Nederlandse Rianne de Syrische man waar-
mee ze later zal trouwen. In Nederland krijgen ze hun
eerste kind dat na een kort ziekbed komt te overlijden.
De man zoekt houvast in een strikte naleving van de is-
lamitische regels en belt voortdurend met zijn familie
in Syrië omdat hij zich in Nederland door niet-moslims
voelt omringd.
Rianne bekeerde zich voor haar huwelijk tot de islam en
is regelvast maar voelt ook de behoefte van haar ouders
om bij het afscheid van hun kleindochter betrokken te
worden. Via een vriendin van de korangroep wordt ie-
mand geregeld die ervaring heeft met de rituele wassing
en deze stelt ook voor de (niet-islamitische) ouders van
Rianne erbij te betrekken. Het ritueel biedt de betrokke-
nen een intieme manier van afscheid nemen. Deze was-
ser neemt de leiding en stuurt Rianne, haar man en ou-
ders aan. De islamitische begrafenis, een meer openbare
aangelegenheid, liet veel minder ruimte voor niet-mos-
lims en vrouwen om afscheid te nemen.
De confrontatie met de dood in een ‘vreemde’ con-
text brengt veel onzekerheden met zich mee. En ook
al hebben ook kleine moslimgroepen hun eigen orga-
nisaties, zij zijn voor een aantal faciliteiten, zoals een
moskee of begraafplaats op andere moslimgroepe-
ringen aangewezen. Met name buiten de grote steden
doet zich geregeld de situatie voor dat de lijkwassers
(noodgedwongen) tot een andere geloofsrichting of
cultuur behoren dan de overledene, wat gemakkelijk
tot conflicten leidt. Deze brengen aan de oppervlakte
wat voor de betrokkenen van cruciaal belang is, maar
wat anders dan in zulke situaties onuitgesproken
blijft. Ze brengen ons op het spoor welke gebruiken
en geloofsopvattingen voor de diverse moslims van
uiteenlopende achtergrond er het meest toe doen.
De vraag die zich onmiddellijk opwerpt is: hoe flexi-
bel kan men omgaan met de regels voor de rituele
wassing en wie of wat is daarin bepalend?
BEWUST WORDEN VAN DIVERSITEIT: EEN VERKENNINGEN VOOR
PROFESSIONALS
Moslim (migranten) van verschillende achtergron-
den brengen hun rituelen naar nieuwe contexten en
rituelen worden aan nieuwe omstandigheden aange-
past. En ook al presenteert de islam een heldere ritu-
ele orde die toepasbaar lijkt onder alle omstandighe-
den, laat de rituele praktijk zien dat zij zeer divers en
flexibel is. Ook is er in de praktijk geen sprake van
één moslimgemeenschap. Zo delen bijvoorbeeld de
Somaliërs en de Turkse moslims in Venlo hetzelfde
geloof, maar zijn er ook grote verschillen: behalve
een ander land/continent van origine en eigen tradi-
ties verschillen ook hun gemeenschappen in grootte
en demografische samenstelling, zijn er andere mi-
gratiemotieven en ervaringen, en zijn er (ook binnen
de verschillende gemeenschappen) verschillen in
betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving. Der-
gelijke sociale aspecten zijn van invloed op vormge-
ving, uitvoering en beleving van islamitische rituelen
in het algemeen en rituelen rond de dood in het bij-
zonder.
Inzicht in diversiteit geeft toegang tot een meer reëel
beeld van moslims in Nederland en kan kan profes-
sionals (o.a. in de uitvaartzorg) op weg helpen hun
betrokkenheid bij deze groepen werkbaar te maken.
Hiervoor is het belangrijk de heterodoxe praktijk te
bezien en je niet te beperken tot de uniforme regels
van de orthodoxie of de grootstedelijke context. Het
is daarvoor zeer behulpzaam om de diverse moslim-
gemeenschappen in de eigen omgeving eens in kaart
te brengen en niet enkel je licht opsteken bij de grote
lokale gemeenschappen en hun moskeeorganisaties.
Door beschikbaar te zijn als breed georiënteerde ge-
sprekspartners kan men waar nodig een bemiddelen-
de of faciliterende rol vervullen. Terughoudendheid
is gepast waar het moslims betreft die rond overlij-
den ‘alles zelf doen’; anderen zijn wellicht meer ge-
baat bij een houding waarin de professional meer ac-
tief aftast welke ondersteuning gewenst is.
Referenties
Referenties
Venhorst, C. (2013). Muslims Ritualising Death in the
Netherlands. Death Rites in a Small Town Context. Mün-
ster: LIT Verlag.
Venhorst, C., Quartier, T., Nissen, P., & Venbrux, E. (2013).
Islamic ritual experts in a migration context. Motivation
and authority in the ritual cleansing of the deceased.
Mortality.
Venhorst, C. (2012). Islamic Death Rituals in a Small Town
Context in the Netherlands: Explorations of a Common
Praxis for Professionals. Omega-Journal of Death and
Dying, 65 (1), 1-10.
50 51DDZK.NL MAGAZINE
RIT
UEE
LBEG
ELEI
DIN
G RITUEELBEGELEIDINGERVARINGEN ROND DE
NIET-KERKELIJKE UITVAART
Dit betekent echter niet dat het ritueel mar-
keren van afscheid minder belangrijk wordt.
Sterker nog, juist rond overgangsmomenten
in het leven hebben mensen behoefte aan
rituele kaders. Tegen deze achtergrond heeft
de ritueelbegeleiding zich de afgelopen twee
decennia ontwikkeld. Ritueelbegeleiders
bieden vorm, inhoud en begeleiding rond de
uitvaart, die aansluiten bij de overledene en
diens nabestaanden. Maar hoe gaat dat in
zijn werk? Op welke manier komen ritueel-
begeleiders bij nabestaanden terecht? Hoe
persoonlijk zijn de uitvaarten van ritueelbe-
geleiders? En hoe verhouden zij zich tot hu-
manistische uitvaartbegeleiders?
Rondom het overlijden voorzien ritueelbege-
leiders in de behoeften van een grote groep
mensen. De belangrijkste taak die zij hebben,
is het creëren van een veelbetekenend af-
scheid voor de betrokkenen. In interviews
en gesprekken met ritueelbegeleiders kwam
naar voren dat zij de uitvaart in samenspraak
met de familie vormgeven en een diepere
laag van betekenis in de dienst brengen. De
uitdaging voor de ritueelbegeleider ligt pre-
cies hier: de uitvaart zo vorm te geven dat
de familie afscheid kan nemen, zich betrok-
ken en herkend voelt en verder kan groeien
in het rouwproces. Het is ook hier dat het
onderscheid tussen ritueelbegeleiding en
uitvaartverzorging zichtbaar wordt. Waar
de uitvaartverzorger de familie begeleidt en
eventueel kort kan spreken in de viering, bij-
voorbeeld in een welkomstwoord, richt de ri-
tueelbegeleider zich puur op de inhoud. “Het
vatten van een heel leven in 45 minuten, dat
is een vak apart”, zo werd verteld. Natuurlijk
is het verschil soms minder duidelijk. Ook
ritueelbegeleiders zijn een aanspreekpunt
voor de familie en er zijn uitvaarten waar ook
uitvaartverzorgers of –leiders voorgaan. Het
merendeel van hen zal echter geen volledige
dienst schrijven, geïnspireerd op het leven
van de overledene en diens nabestaanden.
“HET VATTEN VAN EEN HEEL LEVEN IN 45 MINUTEN, DAT IS EEN VAK APART”
Hoewel veel ritueelbegeleiders zelfstandig
zijn, werken zij nauw samen met uitvaartcen-
tra. Dit is van uiterst belang om de uitvaart
goed te laten verlopen. Niet alleen praktisch:
de invloed van de samenwerking gaat veel
verder. Ritueelbegeleiders verkennen het
referentiekader van nabestaanden om tot
een goede uitvaart te komen, maar voor de
ritueelbegeleider bij de familie is, worden de
wensen van de nabestaanden reeds bezien
door de uitvaartverzorger die een ritueelbe-
geleider zoekt ‘die past bij de familie’. Uit de
interviews blijkt dat deze keuze gebaseerd
wordt op 1) het gevoel bij een ritueelbege-
leider, 2) het gevoel bij een familie, 3) het ka-
Het verlangen om de uitvaart persoonlijk in te vullen is toegenomen onder Nederlanders en onderzoek heeft laten zien dat het kerkelijk
ritueel minder aansluiting vindt bij het levensgevoel van mensen. Het ooit zo vanzelfsprekende verhaal van de christelijke traditie wordt niet
langer door iedereen gekend
52 53DDZK.NL MAGAZINE
rakter en de achtergrond van de ritueelbegeleider, 4)
eerdere samenwerking en 5) financiële gronden. In
werkelijkheid kan dat er vrij pragmatisch uitzien: ‘Wil
de familie geen poespas, dan bellen we Sarah.’ ‘Simo-
ne kan goed met suïcides overweg en bovendien gun
ik het haar meer dan Jos.’ Of: ‘Peter is te duur.’ Goede
communicatie tussen ritueelbegeleiders en uitvaart-
verzorgers, en bekendheid van ritueelbegeleiders bij
uitvaartverzorgers, helpt niet alleen bij het kiezen
van de juiste persoon bij de juiste familie, maar be-
invloedt ook of je als ritueelbegeleider ingezet wordt.
Dit impliceert dat het voor beide groepen belangrijk
is zich bewust te zijn van eigen voorkeuren en kwa-
liteiten, en zichtbaar te zijn zodat men weet wat ie-
mand in huis heeft.
DÈ RITUEELBEGELEIDER BESTAAT NIET
In de gesprekken met ritueelbegeleiders werd al snel
duidelijk dat het werk van ritueelbegeleiders zeer di-
vers is. Niet alleen kent de rol die zij vervullen vele di-
mensies, ook onderling is een scala aan verschillen en
overeenkomsten zichtbaar in werkwijze en overtui-
ging. We hebben zojuist al een voorbeeld genoemd:
de een is ‘gespecialiseerd in suïcides’, de ander kan
goed met kinderen overweg. De een gebruikt chris-
telijke kaders, de ander vertrekt vanuit een holistisch
perspectief. Daarnaast heeft niet iedere familie de-
zelfde behoeften. Waar de een op zoek is naar een
duidelijke leider, heeft de ander een gesprekpartner
nodig die de familie ondersteunt in het vormgeven
van de dienst. Bovendien verschillen opvattingen
van ritueelbegeleiders over wat de taak van ritueel
begeleiding is: stellen we ons tot doel om ‘slechts’ de
dienst vorm te geven? Of ligt de nadruk ook op het
begeleiden van nabestaanden gedurende de week
voor en/of weken na de uitvaart?
“De uitvaartverzorger kiest een ritueelbegeleider die past bij de familie”
In de voorbereiding van de uitvaart vindt een wissel-
werking tussen ritueelbegeleiders en nabestaanden
plaats. In dialoog met de familie komen zij de wen-
sen en het referentiekader van de betrokkenen op
het spoor. Dit gebeurt niet alleen wanneer de familie
het verhaal van de overledene vertelt, maar ook wan-
neer rituele elementen en rollen worden besproken.
Met name de betekenis van iemands leven wordt als
belangrijk ervaren. Zowel voor het rouwproces van
nabestaanden, als voor de herkenbaarheid van de
viering. Alle aanwezigen hebben een relatie met de
overledene en het merendeel kent zijn of haar per-
soonlijkheid. Men probeert hier recht aan te doen. Dit
gebeurt op diverse manieren: via culturele kaders,
religieuze kaders, persoonlijke anekdotes, relationele
verbanden en/of een persoonlijk symbool. Men refe-
reert zowel aan het leven van de overledene, als aan
thema’s zoals geloof, hoop, liefde, voortleven en de
natuur. Men gaat op zoek naar gemeenschappelijke
delers voor de aanwezigen.
“Met name de betekenis van iemand ‘s leven wordt als belangrijk ervaren. Zowel voor het rouwproces van nabestaanden, als voor de
herkenbaarheid van de uitvaart”
Aan de hand van deze concepten wordt niet slechts
betekenis, maar ook structuur gecreëerd in de uit-
vaart. De viering kan bijvoorbeeld aan een thema
worden opgehangen: denk aan de schoenleest van
vader of het borduurwerk van oma. Verhalen uit het
leven van de overledene creëren sociale verbanden
in de ceremonie: ‘Dat hebben wij als kleinkinderen
samen voor opa gedaan’. Daarnaast krijgen ideeën
van hoop en voortleven bij voorkeur plaats aan het
einde van de ceremonie, om de nabestaanden iets
mee te geven richting de toekomst. Ook wordt er
– gebaseerd op de wensen van de familie – zeggen-
schap voor nabestaanden gecreëerd. Zij kunnen naar
behoefte die rol vervullen bij het afscheid. Dat kan
liggen in het dragen van de kist, het aansteken van
kaarsen, het lezen van gedichten of teksten, maar
ook in het schrijven van een tekst die door de ritu-
eelbegeleider voorgelezen wordt. Actieve deelname
van de familie wordt als waardevol beschouwd, om-
dat mensen op die manier iets kunnen doen voor de
overledene en omdat zij zich zo mogen onderdompe-
len in het grotere raamwerk van de dienst.
HOE PERSOONLIJK IS EEN NIET-KERKELIJKE UITVAART?
Hoewel men vertrekt vanuit het verhaal van nabe-
staanden, nemen ritueelbegeleiders ook eigen over-
tuigingen mee in het werk. Het is niet voor niets dat
bij de één geloof een belangrijke rol speelt, terwijl dat
bij de ander uitdrukkelijk niet gebeurt.
Bovendien kiezen nabestaanden en uitvaartverzor-
gers een ritueelbegeleider vaak juist vanwege zijn of
haar specifieke overtuigen. Acceptatie van en inzicht
in overtuigingen kan leiden tot beantwoording aan
de ideeënwereld van nabestaanden en zo de kwali-
teit van de uitvaart ten goede komen. De keuze van
een uitvaartverzorger voor een specifieke ritueelbe-
geleider bepaalt in grote mate hoe de uitvaart eruit
komt te zien. Het is voor uitvaartverzorgers daarom
belangrijk te weten welke ritueelbegeleiders in de re-
gio werkzaam zijn, en er over te denken waarom je
een ritueelbegeleider aanbeveelt bij een familie of
juist niet.
IS ER EEN VERSCHIL TUSSEN EEN HUMANISTISCH UITVAARTBEGELEIDER
EN RITUEELBEGELEIDER?
Al geruime tijd, sinds ca. 1920, bestaat er nog een
groep niet-kerkelijke uitvaartbegeleiders, namelijk
de Humanistische Uitvaartbegeleiding. Deze vorm
van uitvaartbegeleiding is ontstaan als alternatief
naast kerkelijke uitvaartbegeleiding, en gedurende
lange tijd waren zij de enige groep die in deze behoef-
te kon voorzien. De werkwijze van humanistische
uitvaartbegeleiders komt in de praktijk in grote mate
overeen met ritueelbegeleiding. Er is veel ruimte
voor persoonlijke elementen en inbreng van de fami-
lie. In verschillende regio’s in Nederland wordt veel
gebruik gemaakt van deze groep uitvaartbegeleiders,
maar waarin onderscheiden zij zich qua inhoud van
ritueelbegeleiders?
“Een keuze voor een humanistische uitvaart is niet hetzelfde als een keuze voor een
persoonlijke uitvaart”
Humanistische uitvaartbegeleiders, zoals ook reli-
gieuze begeleiders, baseren zich op een specifieke
levensbeschouwelijke achtergrond. Ze werken van-
uit het humanistisch gedachtegoed. Iedereen kan
van de diensten gebruik maken, ook wanneer je zelf
geen humanist bent, maar de humanistische levens-
beschouwing ligt ten grondslag aan de invulling van
de uitvaart. Zoals men bij een christelijke uitvaart
bewust ruimte creëert voor een hogere macht, kiest
men bij een humanistische uitvaart bewust voor het
centraal stellen van de mens. Hier horen opvattin-
gen bij over thema’s zoals een waardig levenseinde,
euthanasie en geloof. Een keuze voor een humanis-
tische uitvaart is niet hetzelfde als een keuze voor
een persoonlijke uitvaart, maar een keuze voor een
uitvaart die gebaseerd is op een bepaalde levensbe-
schouwelijke grondslag.
Referenties
Deze tekst is gebaseerd op onderzoek van Brenda
Mathijssen.
54 55DDZK.NL MAGAZINE
WOORDEN VINDEN: SPREKEN OP EN ROND
HET STERFBED
De laatste woorden van een mens zijn ultieme woorden. Er kan immers niets meer op volgen. In deze bijdrage laten Peter Nissen en Brenda Ma-thijssen zien dat nabestaanden – vandaag de dag, maar ook in de ge-schiedenis – grote waarde hechten aan datgene wat door dierbaren en door henzelf op en rond het sterfbed gezegd en gedaan wordt. De vraag is echter, of er tegenwoordig nog wel een repertoire van woorden en gebaren bestaat dat mensen rond het sterfbed kan helpen.
Al sinds de dood in 399 vóór Christus van de Griekse filosoof Socrates wordt
grote betekenis toegekend aan laatste woorden op en rond het sterfbed. Deze
woorden, maar ook rituelen en gebaren, maken de dood voor de stervende en
diens omgeving tot een beheersbaar gebeuren. Wat er op en rond het sterfbed
gebeurt, leert ons bovendien iets over de houding van mensen tegenover het
leven; en die houding wordt beïnvloed door bestaande gebruiken en tradities.
Ultieme woorden zeggen daarom niet alleen iets over de individuele sterven-
de, maar ook iets over de cultuur van de stervende en zijn omgeving. Hoe heeft
het spreken rond het sterfbed zich ontwikkeld in de geschiedenis? En welke
woorden kunnen we vandaag de dag gebruiken om te spreken rond sterven
en dood?
MIDDELEEUWSE REPERTOIRES ROND HET STERFBED
Gedurende de middeleeuwen heeft zich in de christelijke wereld een ritualise-
ring van het sterven en daarmee ook van woorden en gebeden rond het sterf-
bed voltrokken. Met ‘ritualisering’ bedoelen we dat er een vast repertoire van
gebeden ontstond waaruit op en rond het sterfbed kon worden geput. De ge-
beden en handelingen rond het sterfbed kregen zo een herkenbare structuur
en een gedeelde betekenis.
Deze structuur en betekenis was met name gericht op de omstanders, de nabe-
staanden. In het rituele repertoire van gebeden rond het sterfbed was de ster-
vende vaak ‘slechts’ de luisterende partij. Woorden en gebeden hadden hoofd-
zakelijk betekenis voor degenen die achterbleven. Ze boden hen niet alleen
houvast in de periode van sterven, maar maakten hen bovendien vertrouwd
met de dood, ook met de eigen toekomstige dood. Om dat te ondersteunen,
maakte men tevens gebruik van voorwerpen en gebaren, zoals kaarsen of de
Bijbel.
BE
ELD
. T
rost
du
rch
De
mu
t, M
eis
ter
E.S
., ci
rca
14
50
56 57DDZK.NL MAGAZINE
In de traditie van het spreken rond het sterfbed is
door de eeuwen heen echter wel iets veranderd.
Na een periode waarin men vertrouwd was met de
dood en relatief ontspannen met het sterven omging
– door Philippe Ariès ook wel de periode van de ge-
temde dood genoemd – kondigde zich vanaf de late
middeleeuwen een nieuwe periode aan. Er kwam een
tijd waarin de dood gepersonaliseerd en geïndividu-
aliseerd werd. Doodsangst speelde daarbij een grote
rol. De dood werd ‘mijn dood’. Laatste woorden wer-
den een uitdrukking van individualiteit.
VAN VERTROUWD TOT SCHROOMVOL SPEKEN
De rol van het individu bleef belangrijk in de om-
gang met de dood (ook vandaag de dag zien we dat
nog duidelijk terug), maar de vertrouwdheid met de
dood die zich in de zojuist genoemde fasen voordeed,
verdween. Vanaf het einde van de 18e eeuw werd
de dood verbannen uit het publieke leven. Begraaf-
plaatsen verdwenen uit het centrum van de stad,
naar de rand van de samenleving. Daar, buiten de
bebouwde kom, werden later ook mortuaria en cre-
matoria gevestigd.
Door de medicalisering van het sterven en de pro-
fessionalisering van de zorg, in de 19e en vooral 20e
eeuw, werd ook het sterven zelf teruggedrongen uit
de publieke sfeer. Het sterven was niet langer zicht-
baar, en ook het spreken rond het sterfbed verstom-
de. De functie van het spreken rond het sterfbed was
niet langer duidelijk. Zowel de gedeelde woorden, die
voor een grote groep mensen herkenbaar waren, als
de vermeend unieke woorden verdwenen.
SPREKEN NA STILTE
Sinds enkele decennia doet zich in de westerse we-
reld een verandering voor in de omgang met de dood.
Vanaf de jaren ‘60 en ‘70 waren invloedrijke, kritische
geluiden te horen over het verhullen van de dood
door mensen als Elisabeth Kübler-Ross en Ivan Il-
lich. Tegenwoordig wordt het taboe op spreken over
de dood gaandeweg geslecht en de dood keert terug
in het publieke leven. Er is een groeiende behoefte
aan ritualiteit rond sterven, dood en rouw. Maar wel-
ke woorden kunnen we daar vandaag de dag voor
gebruiken? Na de periode van schroomvol spreken
zijn veel mensen niet langer vertrouwd met klassieke
woorden op en rond het sterfbed. Bovendien weten
we niet zoveel meer zeker en durven we het al hele-
maal niet hardop uit te spreken. Toch hebben men-
sen, in het bijzonder nabestaanden, behoefte aan
laatste woorden. Er wordt gezocht naar een nieuwe
taal. Er wordt gezocht naar woorden en handelingen
rond het sterfbed met een herkenbare structuur en
betekenis.
ZOEKEN NAAR NIEUWE WOORDEN EN GEBAREN
In het zoeken naar nieuwe taal, gebaren en handelin-
gen, is er ruimte voor een nieuw repertoire van woor-
den en teksten die de nabestaanden en de stervende
te hulp kunnen komen. Dit kan op verschillende ma-
nieren vorm krijgen. Er kunnen bijvoorbeeld nieuwe
bloemlezingen gemaakt worden van teksten rond
de dood. Daarbij hoeven we niet alles opnieuw uit te
vinden. Juist niet. We kunnen putten uit het rijke cul-
turele en religieuze erfgoed dat reeds bestaat. Bloem-
lezingen kunnen de eigen, zelf geschreven teksten
aanvullen. En nieuwe collecties kunnen er voor zor-
gen dat we het repertoire van rituele woorden kun-
nen overdragen aan anderen. Zo kunnen collecties
ontstaan die pastores, geestelijk verzorgers en ande-
ren rond het sterfbed (en daarna) kunnen helpen.
Een voorbeeld vormen de bloemlezingen van ge-
dichten. Rond de dood willen mensen misschien ho-
pen, geloven of getroost worden. Gedichten kunnen
daarbij helpen. Gedichten kunnen woorden geven
aan onze basisemoties. Emoties die ons in het aan-
gezicht van de dood kunnen overvallen. Een recent
voorbeeld van zo’n bloemlezing is De dood de baas,
van theoloog Harry Kuitert (2007). Daarin laat Kui-
tert dichters aan het woord, maar hij laat ook zien
wat hem zelf raakt in de gedichten. Er zijn natuurlijk
meerdere poëtische bloemlezingen waarin u inspira-
tie op kunt doen. Bijvoorbeeld in Lang leve de Dood,
van Gerrit Komrij (2003), of in het herdrukte Groot
Verzenboek van Jozef Deleu (2009), die een groot
gedeelte aan het thema ‘Eenzaamheid, Ziekte, Dood’
wijdt.
OPZOEK BIJ NABESTAANDEN ZELF
Niet alleen uitvaart-professionals en dichters kunnen
bloemlezingen maken en teksten schrijven die kun-
nen helpen rond sterven en dood. Ook nabestaanden
verzamelen vaak woorden die zin geven aan de emo-
ties die rond overlijden een rol kunnen spelen. Zowel
op als rond het sterfbed, als rond de uitvaart en daar-
na. Mensen vertellen regelmatig dat ze “een mapje
met allemaal mooie teksten hebben”. Soms worden
de teksten opgezocht naar aanleiding van een ziekte
of overlijden, maar ze worden vaak ook al geduren-
de het leven verzameld. Woorden van een auteur die
iemand raken, een gedicht dat een belangrijke rol ge-
speeld heeft tijdens het leven, of een lied dat precies
verwoordt hoe men zich voelt.
Zo vertelde een man tijdens een interview, om een
voorbeeld te geven, dat hij en zijn broer muziek uit-
zochten naar aanleiding van het overlijden van hun
vader. Vader had een oorlogsverleden en er werd een
nummer van Schindler’s List gedraaid. Eén zin ging
door merg en been: “Allein einsam sind wie immer”.
Allerlei periodes uit het leven werden in die zin, in
dat nummer samengevat: tijden van oorlog, ziekte en
rouw. Ook maanden na de uitvaart verbeeldden deze
woorden de diverse emoties die een rol speelden.
Naast dit nummer had meneer nog andere teksten
verzameld die de dood verbeeldden. Dit verzamelen
en schrijven, in combinatie met het houvast van be-
staande woorden, was voor hem van grote betekenis.
Het verzamelen van bloemlezingen hoeft dus hele-
maal niet beperkt te worden tot mensen die werk-
zaam zijn op het gebied van sterven, dood en rouw.
Ook anderen – stervenden, nabestaanden, u en wij -
kunnen collecties verzamelen die uitdrukking geven
aan emoties op en rond het sterfbed. En we kunnen
putten uit collecties die ons aangereikt worden. Het
maken en lezen van dergelijke verzamelingen kan
mensen helpen uitdrukking te geven aan emoties op
en rond het sterfbed; en daarna.
Referenties
Ariès, Ph. (1974). Western Attitudes toward Death,
London: John Hopkins University Press.
Deleu, J. (2009). Groot Verzenboek. 555 gedichten
over leven, liefde en dood. (herdruk, 14 editie). Lan-
noo: Podium.
Komrij, G. (2003). Lang leve de dood. Een bloemlezing
in honderd en enige gedichten. Amsterdam: De be-
zige bij.
Kuitert, H. (2007). De dood de baas. Gedichten belicht
voor je begrafenis. Kampen: Ten Have.
Nissen, P. (2014). Stamelen aan de grens. Bidden op en
rond het sterfbed. Handelingen 41:2, 19-28.
Nissen, P. (2004). Overgave aan de Levende. Cultuur-
historische notities over het omgaan met de dood.
Speling 56:4, 15-26.
58 59DDZK.NL MAGAZINE
60 61DDZK.NL MAGAZINE
LEZEN & KIJKEN
Interessante boeken, tijdschriften, films en documentaires
rond sterven, dood en zingeving.
Boeken
Changing European Death Ways
Eric Venbrux, Thomas Quartier, Claudia Venhorst,
Brenda Mathijssen (red.). 2013.
Dit volume brengt Europese manieren van de omgang
met de dood in beeld. Het eerste deel presenteert stu-
dies waarin verschillende aspecten van de dood on-
derzocht worden op een conceptueel niveau. In het
tweede deel worden verschillende Europese samen-
levingen vergeleken op nationaal niveau, terwijl in
het laatste deel religieuze overtuigingen, attitudes en
praktijken aan bod komen. Zo biedt dit boek een ka-
der voor een diepgaande vergelijkende dialoog over
sterven, dood en rouw.
Rituele creativiteit. Actuele veranderingen in de
uitvaart- en rouwcultuur in Nederland
Eric Venbrux, Meike Heessels & Sophie Bolt (red.).
2008.
De ontkerkelijking ten spijt blijken we in Nederland
maar moeilijk zonder ritueel afscheid te kunnen ne-
men van onze doden. Rituele creativiteit biedt inzicht
in de manieren waarop professionals en nabestaan-
den de laatste eer invullen. De feitelijke vormgeving
van rituelen blijkt nog helemaal niet zo eenvoudig.
Death and Religion in a Changing World
Kathleen Garces-Foley (red.). 2006.
Deze uitgebreide studie op het gebied van religie en
dood geeft een unieke kijk op de manieren waarop re-
ligieuze mensen de dood benaderen in de eenentwin-
tigste eeuw. Het boek bespreekt traditionele voorstel-
lingen en praktijken rond de dood; en omvat nieuwe,
opkomende sociale en religieuze fenomenen, zoals
openbare heiligdommen, de rol van de media en spiri-
tuele rouwverwerking.
Vaarwel. Verschuivingen in vormgeving en duiding van
uitvaartrituelen
Louis van Tongeren (red.). 2007.
De vele rituele verschijningsvormen rondom dood
en uitvaart zijn niet alleen expressies van de manier
waarop wij met de dood omgaan, maar ze geven ook
inzicht in de wijze waarop wij de dood betekenis ge-
ven. Deze bundel belicht deze aspecten rond uitvaart
en uitvaartrituelen vanuit historisch, maatschappelijk
en pastoraal gezichtspunt.
Thanatos. De geschiedenis van de laatste eer
H.L. Kok. 2005.
Niets hoort zo bij het leven als de dood. Henk Kok han-
delt over dood en uitvaart in verleden en heden, en de
gebruiken en tradities daaromheen. De dood wordt
vanuit verschillende perspectieven belicht: zowel cul-
tuurhistorisch, kunstzinnig als religieus.
Rituelen in Overvloed. Een kritische bezinning op de
plaats en de gestalte van het christelijke ritueel in
onze cultuur
Gerard Lukken. 1999.
In dit boek verkent de auteur de plaats van het chris-
telijke ritueel te midden van de huidige overvloed
aan rituelen in de hedendaagse cultuur. Hij spoort de
eigen karakteristieken van het ritueel op, geeft aan
welke verschuivingen er zijn opgetreden, en probeert
de identiteit van de onderscheiden rituelen nader te
bepalen.
Religion. The basics
Malory Nye. 2004.
Dit boekje geeft een goede introductie op religie en
de hedendaagse cultuur. Dankzij de vele casestudies
is het zeer toegankelijk.
Handboek Religie in Nederland
M. ter Borg, E. Borgman (et al.). 2008.
Dit handboek geeft een breed overzicht van de reli-
gieuze en levensbeschouwelijke stand van zaken in
de Nederlandse samenleving. Het bespreekt en duidt
veranderingen in de rollen van organisaties, media
en de individuele burger, informeert over tendensen
en geeft de nodige feiten.
Religiestress. Hoe je te bevrijden van deze eigentijdse
kwelgeest?
Tom Mikkers. 2012.
Religie veroorzaakt stress in Nederland, bij geloven en
niet-gelovigen. Hoe komt dat?
Een geschiedenis van God
Karen Armstrong. 2009.
De idee van één goddelijk wezen bestaat al vierduizend
jaar. In dit boek onderzoekt Karen Armstrong de ont-
wikkeling van deze idee in het Jodendom, het Chris-
tendom en de Islam. Het boek gaat over de God waar
mensen in geloven. Haar eigen ideeën komen duidelijk
naar voren in het boek. Dat maakt het controversieel
en interessant.
Dood. En Dan?
Stemmen uit de Bijbel, echo’s in onze cultuur
Wim Weren. 2010.
Vragen rond de dood vormen het hart van elke cul-
tuur en elke religie. Confrontaties met de dood en
reflecties hierop geven een scherper zicht op wat het
leven is. In dit boek spreekt theoloog Wim Weren over
beelden van de dood en van wat daarna misschien
nog komt. In het bijzonder komen Bijbelse beelden
over dood en hiernamaals aan bod.
Sterven is doodeenvoudig, iedereen kan het
Wim Brands in gesprek met René Gude. 2014.
De Denker des Vaderlands, René Gude, is stervende.
Juist nu de dood voor de deur staat, blijken filosofi-
sche vaardigheden handig om de gemoedsrust te be-
waren. Als je goed over de inrichting van je leven hebt
nagedacht, hoef je op het eind niet nog van alles goed
te maken. En wat het sterven zelf betreft: dat moet
toch tamelijk eenvoudig zijn. Tot nu toe is het ieder-
een gelukt.
Heidegger and a Hippo Walk Through Those Pearly
Gates. Using philosophy (and jokes!) to explore life,
death, the afterlife and everything in between
Thomas Catchcart & Daniel Klein. 2009.
Een filosofische en humoristische zoektocht naar ant-
woorden op vragen over leven, dood en een leven na
de dood. Een klein boekje, met grote ideeën. Hilarisch
en accuraat.
Present-Day Spiritualities. Contrasts and Overlaps
Elisabeth Hense, Frans Jespers & Peter Nissen. 2014.
Veel vormen van hedendaagse westerse spiritualiteit
leveren een bijdrage aan het welzijn van mensen, ter-
wijl andere vormen kritiek hebben opgeroepen. De
bestudering van deze verschillende vormen wordt be-
moeilijkt door voortdurend uiteenlopende praktijken
en ideeën. De auteurs van dit volume vertegenwoor-
digen een multidisciplinaire aanpak en kunnen op die
manier diverse nieuwe vormen van spiritualiteit ana-
lyseren. Bijvoorbeeld in een religieuze context, maar
ook in populair gebruik, organisaties en ondernemin-
gen, (alternatieve) gezondheidszorg en kunstwerken.
Liturgische Spiritualiteit. Benedictijnse impulsen
Thomas Quartier. 2013.
Dit boek onderneemt een zoektocht in de benedic-
tijnse traditie, een verkenning van het veld van de
liturgie en de spiritualiteit, en brengt hedendaagse
ervaringen in gesprek met de Regel van Benedictus
en andere bronnen. Wat heeft spiritualiteit met het
leven te maken? Hoe uit zich dat in kunst en cultuur?
En wat is de betekenis van liturgische spiritualiteit
voor de omgang met sterfelijkheid, stervenden en do-
den? Een leerzaam boek voor mensen die vanuit pro-
fessioneel of persoonlijk perspectief geïnteresseerd
zijn in spiritualiteit en liturgie.
Religie voor Atheïsten
Alain de Botton. 2012.
In dit boek betoogt Alain de Botton dat de seculiere
samenleving veel kan leren van religies als het gaat
om zaken als gemeenschapszin, ethiek, onderwijs en
kunst. Religie voor atheïsten zet de dogmatische kan-
ten van religies overboord, waarna er enkele aspecten
uit gefilterd worden die troostrijk kunnen zijn voor de
sceptische hedendaagse mens.
62 63DDZK.NL MAGAZINE
Sterk als de dood. Sterven en rouw in Joods perspec-
tief
Sasja Martel. 2005.
Sterk als de Dood geeft een uitgebreid overzicht van
de joodse traditie met betrekking tot sterven en rouw.
Naast een omschrijving van de rituelen en gebruiken
worden een aantal thema’s — zoals mensbeeld, herle-
ving der doden, solidariteit, menselijke waardigheid,
troost - uitgewerkt die aan de basis liggen van deze
joodse visie. Het laat zien dat de traditie nog steeds
actuele inzichten en antwoorden biedt voor iedereen
die worstelt met vragen rond euthanasie, stervensbe-
geleiding, verlies en rouwverwerking.
Het Jodendom
A. van der Heide. 2001.
Op een toegankelijke wijze wordt een beschrijving ge-
geven van de joodse godsdienst, zoals die zich in een
lange geschiedenis heeft ontwikkeld en in de huidige
tijd wordt beleefd en geleefd. Na de geschiedenis van
het joodse volk volgt een overzicht van de belangrijk-
ste joodse geschriften (Bijbel, Talmud, Midrash, Zohar)
en de belangrijkste godsdienstige voorstellingen (Ha-
lacha, Kabbala, Messianisme). Een apart hoofdstuk is
gewijd aan joodse feesten, rituelen en gebruiken.
Muslims Ritualising Death in the Netherlands: Death
Rites in a Small Town Context
Claudia Venhorst. 2013.
Sterven in een ‘vreemde’ omgeving is een bijzonder
intens gebeuren dat de betrokkenen (de stervende,
de naasten en de zorgprofessionals) op velerlei gebied
uitdaagt. De dood laat onverbloemd zien welke ge-
bruiken en geloofsopvattingen voor moslims van uit-
eenlopende achtergrond, er het meest toe doen. Met
name in een klein stedelijke context als Venlo, waar
migratieachtergrond en diversiteit sterk hun stempel
drukken. Moslims staan voor de uitdaging hun ritueel
repertoire te overdenken en opnieuw uit te vinden.
Deze studie geeft waardevolle inzichten in de geleef-
de religie van moslims in Nederland.
In het Huis van de Islam
Henk Driessen. 2011.
Dit is een breed opgezette inleiding in alle belangrijke
facetten van de Islam, geschreven vanuit een histo-
risch en sociaalwetenschappelijk perspectief.
Islam in het dagelijks leven
Marjo Buitelaar. 2006.
Antropologe Marjo Buitelaar woonde langdurig in
bij families in Marokko en onderhield contacten met
Marokkanen in Nederland om inzicht te krijgen in
de wijze waarop Marokkanen religie en cultuur in de
praktijk van alledag met elkaar verweven. Op leven-
dige wijze gaat Buitelaar in op enkele basisprincipes
van de islam en de manier waarop deze principes hun
weerslag hebben op aspecten van het persoonlijk le-
ven zoals lichaamsverzorging, ziekte en gezondheid,
liefde en seksualiteit.
Aan de Ganges in Twente. Onderhandelen over vorm-
geving van hindoe-dodenrituelen in Nederland
Anne Swhajor, Meike Heessels, Paul van der Velde,
Eric Venbrux. 2010.
In de Nederlandse uitvaartcultuur is veel mogelijk.
Toch staan groepen migranten voor uitdagingen, in
het bijzonder wanneer zij geconfronteerd worden met
de dood. Dit artikel analyseert de creatieve manieren
waarop hindoes, evenals specialisten en Nederlandse
begrafenis professionals, omgaan met de mogelijkhe-
den en beperkingen van de Nederlandse context.
Uitvaart en rouwrituelen bij hindoes en boeddhisten
Paul van der Velde. 2000. In J. van der Bout (red.),
Sterven, uitvaart en rouw.
In het hindoeïsme en boeddhisme voeren nabestaan-
den een groot aantal verschillende en uitgebreide
rituelen uit rond overlijden, begrafenis en crematie.
Deze bijdrage behandelt de belangrijkste rituelen, die
van groep tot groep kunnen verschillen, en de wijze
waarop de rituelen in Nederland worden toegepast.
Sterven en dood in theologische zin bij hindoeïsme en
boeddhisme
Paul van der Velde. 2000. In J. van der Bout (red.),
Sterven, uitvaart en rouw.
Hindoeïsme en boeddhisme kennen een grote ver-
scheidenheid van vormen en religieuze beleving. Dit
artikel bespreek een aantal belangrijke geloofsvoor-
stellingen, zoals karma en wedergeboorte. Daarnaast
komt de vraag aan bod wat ‘dood’ eigenlijk is, in de
ogen van een hindoe of boeddhist.
tijdschriften en themanummers
De Dood Leeft. Handelingen, tijdschrift voor prakti-
sche theologie en religiewetenschap
H.ans Schilderman & Nienke Fortuin (red.). 2014.
In dit nummer van Handelingen bespreken enkele au-
teurs het ‘levende doodsbewustzijn’. Het gaat daarbij
niet altijd over de rouw bij nabestaanden, maar juist
ook over de zingeving aan het leven op het moment
dat de dood zich aandient, zij het in de vorm van een
terminale ziekte, een hoge leeftijd of een voorgeno-
men keuze om het leven te verlaten.
Dood en Troost
Nederlands Theologisch Tijdschrift
Eric Venbrux & Christoph Jedan (red.). 2014.
In recent onderzoek naar het thema ‘dood’ blijft
het thema ‘troost’ onderbelicht. Komt dit voort uit
wantrouwen ten opzichte van een proces waarin
men iets ontvangt en niet de regie heeft? Hoe vonden
mensen in het verleden troost? En waarin vinden
mensen nu nog troost?
Dit dubbele themanummer van het Nederlands The-
ologisch Tijdschrift verkent de complexe samenhang
van dood en troost vanuit theologisch, filosofisch en
godsdienstwetenschappelijk perspectief.
Speling. Tijdschrift voor bezinning
Dit tijdschrift belicht al ruim 60 jaar diverse actuele
thema’s rond spiritualiteit, zoals: sport, stilte en so-
ciale media. Op een geaarde, bijdetijdse manier.
Mortality
Wetenschappelijk tijdschrift, Taylor & Francis.
Dit wetenschappelijke tijdschrift stelt de interdisci-
plinaire studie van dood en sterven centraal.
Death Studies
Wetenschappelijk tijdschrift, Routledge.
Dit wetenschappelijke tijdschrift richt zich op dood
en rouw.
De laatste woorden van liefde. Boeddhistische lessen
over het leven en de dood
Joan Halifax. 2014.
Waarom wachten we tot we stervende zijn voordat
we onderzoeken wat het kan betekenen om in vol be-
wustzijn te sterven? Een vraag van Joan Halifax, pio-
nier op het gebied van stervensbegeleiding. Zij presen-
teert inzichten praktische lessen met oefeningenover
het sterfproces. Het boek is een inspiratiebron bij de
zorg voor stervenden, voor wie zelf oog in oog staat
met de dood, of voor wie dieper inzcht wil krijgen in
de omvormende kracht van het sterven.
De Dood De Baas
Harry Kuitert. 2007.
Verrassend genoeg schreef theoloog Harry Kuitert nu
geen boek over God of Jezus, maar over dichters en de
dood. Hij laat hen aan het woord over het enige wat
we zeker weten in ons leven: dat het ophoudt. Kuitert
citeert en bespreekt gedichten die hem lief zijn. Het is
geen somber, maar een vrolijk boek geworden.
Lang Leve De Dood
Een bloemlezing in honderd en enige gedichten
Gerrit Komrij. 2003.
De vergankelijkheid is voor dichters uit alle tijden
een onuitputtelijke inspiratiebron, die in de loop der
eeuwen een onoverzienbare hoeveelheid poëzie op-
leverde. In ‘Lang leve de dood’ verzamelde Komrij de
mooiste, krachtigste, troostrijkste en ook vermakelijk-
ste vanitas-gedichten, van Gerrit Achterberg tot Jean
Pierre Rawie, van M. Vasalis tot Remco Campert, Van
P.C.Hooft tot Menno Wigman.
Groot verzenboek
555 gedichten over leven, liefde en dood
Jozef Deleu. Heruitgave 2009.
Deze bloemlezing, met gedichten uit de 20e en 21e
eeuw, begeleidt de lezer bij de grote momenten van
het leven, van wieg tot graf: zwangerschap, geboorte,
familie, liefde, samenleven, huwelijk, vriendschap, het
verdriet om wat niet is geweest, de vragen die onbe-
antwoord blijven, eenzaamheid, angst, ziekte en dood.
Zowel ervaren poëziekenners als jonge liefhebbers
kunnen er inspiratie, inzicht, troost en verdieping uit
putten.
64 65DDZK.NL MAGAZINE
film, docu & televisie
A will for the woods
Documentaire. 2014. Amy Browne, Jeremy Kaplan,
Tony Hale, Brian Wilson. Met muziek van T. Griffin.
Wat als onze laatste daad een geschenk aan de pla-
neet zou kunnen zijn? Muzikant, psychiater en danser
Clark Wang bereidt zijn eigen groene begrafenis voor
in deze meeslepende documentaire
Life itself
Documentaire. 2014. Steve James. Met onder ande-
re: Roger Ebert, Chaz Ebert, Gene Siskel. Muziek van
Joshua Abrams.
Wanneer filmrecensent Gene Siskel erachter komt dat
hij een hersentumor heeft, houdt hij dit geheim voor
iedereen, behalve voor zijn naaste familie. Vrienden
en collega’s zijn dan ook met stomheid geslagen wan-
neer hij overlijdt. Zelfs zijn tv-partner, Roger Erbert,
was niet op de hoogte van de omvang van de ziekte.
Deze documentaire laat het leven en de carrière zien
van film criticus Roger Egbert. Het thema dood vormt
een rode draad in de docu, maar zoals de titel al zegt,
gaat het vooral over het leven zelf.
Dying
Documentaire. 1998. Michael Roemer.
Gedurende een periode van twee jaar wordt in beeld
gebracht hoe ieder mens leeft en sterft. De film focust
op 3 mensen met terminale kanker. Vooral de indivi-
duen, met hun persoonlijke ervaringen en behoeften,
komen aan bod.
Departures
Speelfilm. 2009. Yogiro Takita.
is een ontroerend melodrama over de jonge werkloze
cellist Daigo, die met zijn vrouw terugkeert naar zijn
geboortestad op het platteland en daar werkt vindt
bij een uitvaartondernemer. Na aanvankelijke weer-
zin wordt Daigo zich via zijn leermeester bewust van
de bijzondere betekenis en waarde van een traditio-
neel Japans afscheidsritueel dat je alleen nog maar
op het Japanse platteland aantreft: het afleggen en
kisten van de overledene in de aanwezigheid van de
nabestaanden volgens aloud Shintoïstisch gebruik.
Het wordt een heftige initiatie voor Daigo, niet alleen
in een mooie, liefdevolle en respectvolle omgang met
de doden, maar ook in zijn eigen onverwerkte rouw.
When I Die: A two week conversation
Documentaire. 2012. Philip Gould.
Lord Gould is gediagnosticeerd met slokdarmkanker
2008. In de zomer van 2011 zou hij nog drie maanden
te leven hebben. In de laatste dagen van zijn leven
maken hij en zijn familie een korte documentaire.
Hierin gaat hij op zoek naar zin en betekenis, in wat hij
“The Death Zone” noemt.
Forever
Documentaire. 2006. Heddy Honigmann.
We volgen de bezoekers op de begraafplaats Pè-
re-Lachaise. De Parijse begraafplaats, onder andere
bekend door het graf van Proust. Gaandeweg wordt
zichtbaar en voelbaar hoe de begraafplaats niet al-
leen een laatste rustplaats is voor de doden, maar
vooral een plek waar de levenden vrede en zelfs inspi-
ratie kunnen vinden.
Dood voor Beginners
Serie IKON EO. 2014.
Achtdelige documentaireserie over de kunst van het
sterven. We gaan allemaal dood, maar wat weten we
eigenlijk van sterven, afscheid nemen, rouwen en het
leven na de dood? Zijn we er bang voor of verlangen
we ernaar? En kunnen we het leren?
Herinnering aan een trieste dageraad
Documentaire. 2014. Ramón Gieling.
Op 8 juni 1998 stapt de twintigjarige Ricco op zijn mo-
tor voor een ‘rondje om’. Hij komt niet meer thuis. Via
intieme getuigenissen van familie en vrienden, wordt
een portret geschetst van de overleden zoon. Ricco’s
leven en dood worden vanuit verschillende perspec-
tieven belicht: de vader, de moeder, de zus, de vriend,
de man die hem het laatst heeft gezien. Zijn dood die
het gezin aanvankelijk machteloos achterliet, biedt na
verloop van tijd troost. Kan de dood van een geliefde
verdieping brengen?
Ode aan de doden
KRO (reeks).
‘Voor wie steek jij een kaarsje op?’ In de week van Al-
lerzielen herdenkt de KRO de doden van het afgelo-
pen jaar. Familieleden, vrienden en collega’s brengen
een eerbetoon aan bijzondere bekende en onbekende
Nederlanders die het afgelopen jaar overleden zijn.
Sterven in Nederland
Aflevering Tegenlicht. 2007. Eugene Paashuis, Henne-
ke Hagen, Miriam Bos.
Ongeveer de helft van de mensen die in ons land
overlijden, sterft na een medisch besluit. Nergens
ter wereld zijn de dilemma’s rond de dood zo open-
lijk bespreekbaar als in Nederland. Maar dit maakt de
vragen niet minder beladen. Tegenlicht volgt de on-
derhandelingen tussen de arts, familie en patiënt in
verpleeghuis Tabitha in Amsterdam.
De Goede Dood
Film en toneel. 2012. Wannie de Wijn en Jeroen van
den Berg. Met onder andere: Huub Stapel, Wilbert
Gieske, Peter Tuinman.
Bernhard heeft terminale longkanker en heeft zijn
huisarts (tevens huisvriend) Robert bereid gevonden
euthanasie uit te voeren. Er bestaan bij hem, en bij de
familie, echter twijfels over het uitvoeren van eutha-
nasie.
Nederland van Boven
Serie VPRO. 2013, 2014.
Nederland van Boven laat ons land zien vanuit een
spectaculair perspectief. Door middel van indrukwek-
kende luchtbeelden en portretten van mensen op de
grond wordt in beeld gebracht wie we zijn hoe de tijd
ons land verandert en veranderd heeft. Aflevering
3 brengt ‘de dood’ in beeld. Hoe ziet onze zoektocht
naar nalatenschap en zingeving eruit nu we steeds
verder ontkerkelijken?
Simon
Speelfilm. 2004. Eddy Terstall. Met onder andere:
Cees Geel, Marcel Hensema, Nadja Hüpscher.
De vriendschap tussen de Amsterdamse hetero hasj-
dealer Simon, en zijn homoseksuele vriend en tand-
heelkunde student Camiel wordt op de proef gesteld
tijdens een vakantie in Thailand. Ze verliezen elkaar
uit het oog. Als ze elkaar na 12 jaar weer tegenkomen
blijkt Simon ernstig ziek.
God’s waiting room
Documentaire. 2007. Heenan Bhatti.
Een briljante documentaire over een islamitische uit-
vaartonderneming in Londen. Door persoonlijke, ont-
roerende verhalen van een aantal begrafenissen in
beeld te brengen, laat deze film het reilen en zeilen
rond islamitische begrafenissen zien. De spanning tus-
sen voorschrift en praktijk speelt een grote rol.
After Life
Film. 1998. Hirokazu Koreeda.
After Life, is gesitueerd in een oud pakhuis, dat dienst
doet als tussenstation tussen hemel en aarde. Mensen
die in het tussenstation aankomen, krijgen te horen
dat ze zojuist zijn overleden. Zij verblijven een week-
lang op deze locatie, en worden gevraagd om binnen
drie dagen hun meest dierbare herinnering te kiezen.
Tegelijkertijd zullen alle andere herinneringen weg-
vallen: alleen leven met de dierbaarste herinnering
die men heeft.
Ngat is dead
Documentaire. 2009. Christian Suhr, Ton Otto.
Wat doen antropologen wanneer zij participeren in de
culturele tradities die ze bestuderen? Deze film volgt
de Nederlandse antropoloog Ton Otto, die door een
familie op Baluan in Papoea-Nieuw-Guinea is opge-
nomen. Als gevolg van de dood van zijn adoptievader
wordt hij geacht deel te nemen aan de uitvaart cere-
monies, waarvan de vorm en de inhoud door verschil-
lende groepen familieleden op gepassioneerde wijze
worden betwist. Gedurende de lange onderhandelin-
gen, leert Ton de tradities en hun dynamiek kennen.
De film maakt deel uit van langdurig veldonderzoek,
waarbij film maken onderdeel is geworden van de
permanente dialoog en uitwisseling tussen de eiland-
bewoners en de antropoloog.
DoodQuote
Het taboe op spreken over sterven en dood lijkt in Nederland langzaamaan geslecht. Dat
is ook nodig daar we geacht worden de regie over leven en sterven zo lang mogelijk in
eigen hand te houden. Nadenken en praten over de laatste levensfase wordt vooral actief
gestimuleerd wanneer iemand oud of ernstig ziek is, en is sterk gericht op hoe te sterven.
Gesprekken over de dood krijgen dan voornamelijk vorm rond medische en ethische
vraagstukken; er moet bijvoorbeeld gesproken worden over palliatieve zorg en de mo-
gelijkheid tot euthanasie. Het zijn noodzakelijke en onvermijdelijke overwegingen maar
het zorgt er ook voor dat het denken over de eigen dood en die van een dierbare naaste
een sterk medisch, juridisch en vaak ook financieel karakter krijgt. Ook al is de dood een
universeel gegeven, de manier waarop we er mee omgaan is divers en veranderlijk, zeker
wanneer vaste (religieuze) kaders wegvallen. Die diversiteit en dynamiek maakt de dood
voor velen een ongrijpbaar en ingewikkeld onderwerp.
Het foto-project ‘Sta Eens Stil Bij De Dood’ wil laten zien hoe er over dood wordt gedacht
en daarmee eens stilstaan bij de dood stimuleren. Het komende jaar reizen we door Ne-
derland om DoodQuotes te verzamelen en te verbeelden – om zo te komen tot een moza-
iek van gedachten rond de dood.
www.staeensstilbijdedood.nl
WWW.DDZK.NL
DDZK.NL
Centrum voor ThanatologieRadboud Universiteit Nijmegen