DOK I Samenvatting KCM

40
Plato en Aristoteles Plato – De staat, boek X De Staat = boek over ideale staat. Socrates en andere filosofen zijn in dialoog over hoe de ideale staat eruit ziet. In die ideale staat hebben filosofen de leiding (beschikken over grootste ratio). In ideale staat doet iedereen waar hij/zij het beste in is. Goed zijn in filosoferen is volgens Plato: goed weten hoe de wereld in elkaar zit. Wereld bestaat uit: 1. Ideeën. (weten) 2. Wiskundige vormen. (begrijpen) 3. Materiële dingen. (vinden) 4. Afbeeldingen. (vermoeden) 1.Er zijn “drie soorten bedden”. Welke? 1 e = het idee van het bed (=werkelijkheid) (hoogste waarheid, bed dat door God wordt gemaakt/is bedacht) 2 e = het bestaande bed, voorstelling van het bed want werkelijkheid zoals wij die kennen is afleiding van de werkelijkheid (bed dat door timmerman wordt gemaakt, hij geeft een vorm aan het idee: hij maakt het idee na) 3 e = Nabootsing van het bestaande bed. (bed gemaakt door schilder) 2. Plato wijst de nabootsende kunst om twee redenen af. Welke? 1. Nabootsende kunst is nooit de werkelijkheid. Het leert je niks over het ideale bed (ieder niveau brengt eigen vorm van kennis met zich mee). Het is onze taak om de hoogste kennis te verwerven (kennis van het weten). Als je afbeeldt gaat je nog een stap terug: kennis is immoreel. Kunstenaar weet niet, hij vermoedt alleen maar. 2. Kunst bevindt zich als zijnsvorm op een lager niveau. - Dus Plato wijst het af om: kennis en zijnsbeeld (minderwaardige vorm van kennis en zijn). - Kunst = weerspiegeling van het imperfecte bed. Aristoteles, Over poëzie Tekst Aristoteles: onderzoek naar tragedie. Hij heeft daar een bep. methode voor: hij kijkt naar hoe zit het in elkaar (ontleding) en welk doel heeft het? Circulair ze verklaren elkaar. 3. Op pagina 37 lezen we: “door medeleven en vrees bewerkstelligt [de tragedie] de zuivering van dit soort ervaringen”. Leg uit wat Aristoteles hiermee bedoelt. Doordat mensen een tragedie aanschouwen, ondergaan ze een bepaalde ervaring, dan hoeven ze het zelf niet meer mee te maken om te weten hoe te moeten reageren. En je voelt je opgelucht: je last is

description

Denken over Kunst I samenvatting.

Transcript of DOK I Samenvatting KCM

Page 1: DOK I Samenvatting KCM

Plato en Aristoteles

Plato – De staat, boek X

De Staat = boek over ideale staat. Socrates en andere filosofen zijn in dialoog over hoe de ideale staat eruit ziet.In die ideale staat hebben filosofen de leiding (beschikken over grootste ratio). In ideale staat doet iedereen waar hij/zij het beste in is. Goed zijn in filosoferen is volgens Plato: goed weten hoe de wereld in elkaar zit. Wereld bestaat uit:1. Ideeën. (weten)2. Wiskundige vormen. (begrijpen)3. Materiële dingen. (vinden)4. Afbeeldingen. (vermoeden)

1.Er zijn “drie soorten bedden”. Welke?1e = het idee van het bed (=werkelijkheid) (hoogste waarheid, bed dat door God wordt gemaakt/is bedacht)2e = het bestaande bed, voorstelling van het bed want werkelijkheid zoals wij die kennen is afleiding van de werkelijkheid (bed dat door timmerman wordt gemaakt, hij geeft een vorm aan het idee: hij maakt het idee na)3e = Nabootsing van het bestaande bed. (bed gemaakt door schilder)

2. Plato wijst de nabootsende kunst om twee redenen af. Welke?1. Nabootsende kunst is nooit de werkelijkheid. Het leert je niks over het ideale bed (ieder niveau brengt eigen vorm van kennis met zich mee). Het is onze taak om de hoogste kennis te verwerven (kennis van het weten). Als je afbeeldt gaat je nog een stap terug: kennis is immoreel. Kunstenaar weet niet, hij vermoedt alleen maar.2. Kunst bevindt zich als zijnsvorm op een lager niveau. - Dus Plato wijst het af om: kennis en zijnsbeeld (minderwaardige vorm van kennis en zijn).- Kunst = weerspiegeling van het imperfecte bed.

Aristoteles, Over poëzie

Tekst Aristoteles: onderzoek naar tragedie. Hij heeft daar een bep. methode voor: hij kijkt naar hoe zit het in elkaar (ontleding) en welk doel heeft het? Circulair ze verklaren elkaar.

3. Op pagina 37 lezen we: “door medeleven en vrees bewerkstelligt [de tragedie] de zuivering van dit soort ervaringen”. Leg uit wat Aristoteles hiermee bedoelt.Doordat mensen een tragedie aanschouwen, ondergaan ze een bepaalde ervaring, dan hoeven ze het zelf niet meer mee te maken om te weten hoe te moeten reageren. En je voelt je opgelucht: je last is verlicht, je angst en medelijden is opgelost daarna.- We nemen kennis op van die emoties + de emoties worden uitgedreven want die emoties zijn in hun ruwe vorm te heftig (in tragedies werden die emoties overdreven). Daarom wijst Plato juist de tragedie af: wat wij normaal immoreel vinden mag in de tragedie wel.

Aristoteles: Twee doelen van tragedie: lering (educatief: hoe zou je je moeten gedragen) en vermaak of 1 doel: zuivering (verlichting: je weet meer)

4. Plato heeft het over “nabootsing”. Aristoteles over “uitbeelding”. Wat is het verschil? Plato bedoelt met nabootsen dat iets wordt nagebootst wat (al) niet de werkelijkheid is. De nabootsing van de (zogenaamde) werkelijkheid ís dus niet de werkelijkheid. Aristoteles’ uitbeelding gaat wél over de werkelijkheid. Hij ziet de uitbeelding (in bijvoorbeeld tragedies) als uitbeeldingen

Page 2: DOK I Samenvatting KCM

van de werkelijkheid. Het verschil is dan ook dat de nabootsingen van Plato een schijnwerkelijkheid weergeeft en dat de uitbeeldingen van Aristoteles wel de werkelijkheid weergeeft.

Mimesis = ook representatie. Lijkt op de werkelijkheid.taal is geen mimetische werkelijkheid want het woord ‘’boom’’ lijkt niet op een boom.

Plato: de beste afbeelding is een afbeelding waarin je niet meer kan zien dat het een afbeelding is (dan valt afbeelding samen met hogere werkelijkheid).

Aristoteles: kunst is bij hem niet alleen maar het kopiëren maar het ontstaat ook door creatieve daad. Vorm kunstwerk centraal. Kunst is vertaling van de werkelijkheid.

Plato: idealistisch: een ideale werkelijkheid voorbij de materiële werkelijkheid.Aristoteles: materiële werkelijkheid is dé werkelijkheid. Beste kunstwerk bij Aristoteles juist niet dé werkelijkheid precies weergeven. Als kunst dé werkelijkheid wordt dan is het niet meer stijlvol en dat is bij Aristoteles belangrijk.

KantHCWat is schoonheid ipv wat is kunst was de hoofdvraag.

Kant gaat uit van subject en object.Subject: dat wat (iets anders) kan kennen (mens)Object: Dat wat gekend wordt

Kant probeert grens ratio-empirie op te lossen.

Rond de 18e eeuw komt er steeds meer discussie over criteria waaraan kunst moet voldoen om schoon genoemd te worden. Baumgarten gaf hier de term ‘esthetica’ (schoonheidsleer) aan. Voor deze criteria kwam er een nieuwe terminologie op, waarvan de belangrijkste zijn: smaak (gevoel voor schoonheid), schoon(harmonie), subliem(niet harmonieus) en autonomie.-Kant pikt al deze termen op en geeft ze een plaats in zijn esthetische systeem.- Wat hier ook mee samenhangt is dat vragen naar schoonheid en kunst een eigen domein/positie krijgen. Kunst heeft zijn eigen autonome gebied in de samenleving. Het schone kreeg een heel eigen positie in de filosofie en wordt los van het goede en het ware gezien, wat als eerst bij Kant te zien is.

Kant’s esthetica: spanning oplossen tussen kennisleer en ethiek. Dit moest het schoonheidsoordeel oplossen. Deze zou tegelijkertijd het waarheidsoordeel met het ethische oordeel met elkaar verbinden.

Kant onderscheid verschillende soorten oordelen:

1. Oordeel m.b.t. denkvermogen- kennisoordelen: waar of onwaar- morele oordelen: goed of slecht

2. Oordeel m.b.t. gevoel- smaakoordelen: mooi of lelijk- smaakoordelen: aangenaam of onaangenaam

Het smaakoordeel gaat over het gevoel dat een subject heeft: vind jij het mooi of niet?/wat voor gevoel heb jij erbij? gevoel van lust of onlust, welbehagen (Wohlgefallen) of onbehagen.

Page 3: DOK I Samenvatting KCM

Hoe komt dat gevoel tot stand? Dit legt Kant uit aan de hand van 4 gezichtspunten:Het oordeel over het schone is:1. Belangeloos2. algemeen geldig, zonder begrip3. doelmatig zonder doel4. noodzakelijk, sensus communis

1. BelangeloosHet smaakoordeel over het schone is altijd belangeloos. Het gaat niet over het object, maar over het gevoel dat je bij het object hebt. ‘Smaak is het oordeelsvermogen over een voorstellingswijze zonder enig belang.’ Autonoom schoonheidsoordeel dus (geen belang bij het wel/niet bestaan van het object. Dit in tegenstelling tot plezier in het goede + plezier in het aangename beide dingen hebben allebei belang bij het daadwerkelijk bestaan van het object. (Bijv. als je trek hebt en zin hebt in een broodje kaas is het van belang dat deze er ook is, anders kun je niet zeggen dat het lekker/aangenaam is.)

2. Algemeen geldig, zonder begripJe moet algemeen geldigheid claimen voor je oordeel over het schone, maar wat mooi/niet mooi is kan niet exact op begrip worden gebracht. Het smaakoordeel over het schone is zowel subjectief als objectief en vereist algemene instemming. Het vergt enige reflectie om verschillende elementen tot een samenhangend geheel te komen en tot een oordeel uiteindelijk. Je gaat er vanuit dat iedereen tot hetzelfde oordeel komt (niet ‘ik vind dat mooi’ maar ‘moet je kijken hoe mooi dat is’). Je gaat er vanuit dat je eigen subjectieve gevoel algemeen geldig (objectief) is. Dit noemt Kant subjectieve algemeenheid.- Dit in tegenstelling tot kennisoordeel: objectief begrip wat algemeen geldig is en het aangename: persoonlijk, gebaseerd op zintuigelijke gewaarwording dus subjectief.

3. Esthetisch oordeel is doelmatig zonder doel

Een oordeel is altijd doelmatig. Bij kennis en ethiek zijn oordelen altijd doelgericht: aan regels gebonden.

Esthetisch smaakoordeel. Je hebt wel reflectie en doelgerichtheid maar er komt geen eindoordeel uit waarvan je kan vaststellen dat het voor iedereen geldt. Het blijft dus deels subjectief. Er zijn geen vooraf gegeven regels, geen vooraf gegeven doel maar wel een zekere reflectie waarin je op zoekt bent naar de juiste regels om vast te kunnen stellen of iets mooi of niet mooi is. Dit noemt Kant vrije verbeeldingskracht.

Dus het esthetisch smaakoordeel zoekt eenheid en samenhang.

Er is geen sprake van bepalende oordeelskracht maar wel reflexieve oordeelskracht.

Kant: ‘schoonheid is de vorm van de doelmatigheid van een object, in zoverre de schoonheid zonder voorstelling van een doel in dat object wordt waargenomen.’

4. Noodzakelijk, sensus communis (algemene instelling)Als iets algemeen geldig is, moet het ook rationeel aan te tonen zijn dat het algemeen geldig is. Het esthetisch smaakoordeel is ook op zoek naar zo’n noodzakelijkheid en universele geldigheid, maar het wordt nooit helemaal gevonden. Het esthetisch smaakoordeel maakt dus aanspraak op algemene instelling.

Kant: ‘schoon is wat zonder begrip als object van een noodzakelijk welbehagen gekend wordt.’

Page 4: DOK I Samenvatting KCM

KennisleerKants kennisleer gaat uit van de subject – object tegenstelling. Die tegenstelling probeert Kant te overwinnen (tussen ratio en empirie).

Rationalisten en empiristen zeggen: er is sprake van ware kennis als het beeld in je hoofd exact overeenkomt met hoe je het in de werkelijkheid ziet. Kant ziet hierin een probleem. Hij zegt dat die kennis geen weerspiegeling is van de werkelijkheid buiten ons maar een productie/constructie. Het object los van zichzelf (‘ding an sich’) is volgens Kant namelijk niet kenbaar.

Volgens Kant is het van belang om eerst uit te zoeken hoe kennis tot stand komt. Het gaat om de vraag hoe iets in ons bewustzijn verschijnt in Kants kennisleer. Het begint met de zintuigelijke gewaarwording die al geordende is volgens een bepaald kader van tijd en ruimte. Tijd en ruimte zelf kun je niet waarnemen. Bewustzijn construeert de samenhang van de zintuiglijke gewaarwording. Vervolgens worden die verschillende gewaarwordingen samen genomen. Dat doet de verbeeldingskracht. Vervolgens ordent het verstand dit weer d.m.v. categorieën (F van flesje). Denkvormen van het verstand niet toepasbaar zonder zintuigelijke gegevens.

Er zijn 3 principes die eenheid geven aan ons kennen: god, de ziel en de wereld. De wereld is noodzakelijk geordend. - De eenheid van de ziel

Werkcollege

1a. Om welke reden is Kants esthetica niet zozeer een kunsttheorie? Leg in je antwoord ook duidelijk uit wat Hammermeister volgens jullie met de termen ‘philosophical aesthetics’ en ‘theory of art’ bedoelt. Kants esthetica gaat voornamelijk uit van de schoonheid van de natuur. Hij heeft het over schoonheid in natuurlijke objecten en onze ervaring van het sublieme

Kant schrijft geen kunsttheorie voor, maar een theorie over esthetiek (schoonheidservaring). Geen theorie, maar een verkenning om te oordelen of iets schoon is. Kant onderzoekt esthetische oordelen.Theorie = model van de werkelijkheid waarin de werkelijkheid zo versimpeld wordt dat het in een theorie past. Kunsttheorie = versimpeld antwoord op de vraag “wat is kunst?” en “hoe geven wij betekenis aan kunst?”. Een theory of art is theorie van de kunst: hoe kunnen we kennis over kunst krijgen? Kant ontkent dat: ‘’ er is geen kennis over kunst/het schone mogelijk omdat schoonheid volgens Kant geen cognitieve dimensie heeft. Schoonheid gaat niet over waar/onwaar.

1b. Als Kants esthetica geen ‘theory of art’ is, wat is deze dan wel?Het is een theorie van oordelen. Geen kunsttheorie omdat het niet een antwoord is op de vraag: wat is kunst? Maar hoe we oordelen dus. Waarom is het een esthetisch oordeel en hoe onderscheid zich dat van de andere oordelen staat centraal.

2. Hoe onderscheidt Kant in het eerste gezichtspunt de oordelen over het aangename, over het schone en over het goede? Kant noemt het eerste gezichtspunt ‘belangeloos’. Hiermee bedoelt Kant dat bij een schoonheidsoordeel of een esthetisch oordeel het niet van belang is of het betreffende object ook daadwerkelijk bestaat. Het gaat niet over het object, maar over het gevoel dat je bij het object hebt.- De overeenkomsten tussen het aangename, het schone en het goede zijn: ze roepen allemaal een

Page 5: DOK I Samenvatting KCM

gevoel van welbehagen op. Maar bij het aangename en schone is er belang bij het bestaan van het object. - Verschil: alleen het schone brengt geen belang met zich mee.

3. Hoe onderscheidt Kant in het tweede gezichtspunt de oordelen over het aangename, over het schone en over het goede? Tweede gezichtspunt = esthetisch oordeel is algemeen geldig, zonder begrip.

Je moet algemeen geldigheid claimen voor je oordeel over het schone, maar wat mooi/niet mooi is kan niet exact op begrip worden gebracht. Het smaakoordeel over het schone is zowel subjectief als objectief en vereist algemene instemming. Het vergt enige reflectie om verschillende elementen tot een samenhangend geheel te komen en tot een oordeel uiteindelijk. Je gaat er vanuit dat iedereen tot hetzelfde oordeel komt (niet ‘ik vind dat mooi’ maar ‘moet je kijken hoe mooi dat is’). Je gaat er vanuit dat je eigen subjectieve gevoel algemeen geldig (objectief) is. Dit noemt Kant subjectieve algemeenheid.- Dit in tegenstelling tot kennisoordeel: objectief begrip wat algemeen geldig is en het aangename: persoonlijk, gebaseerd op zintuigelijke gewaarwording dus subjectief.

Overeenkomst tussen het schone en het aangename: beide oordelen zijn subjectief maar het verschil hierbij is dat het schone universeel/algemeen geldig is en het aangename niet.

Overeenkomst tussen het schone en het goede: het oordeel is universeel/algemeen geldig maar het verschil hierbij is dat het schone geen begrip is, maar een kwestie van vorm.

Schone: er is geen sprake van begrip: je kunt niet zeggen waarom.kant: alleen wat begrepen wordt kan universeel geldig zijn. Maar toch claimt het schone ook universele geldigheid.

4. Waarom moet volgens Kant in het smaakoordeel de beoordeling van het object aan het gevoel van welbehagen voorafgaan? (met andere woorden: waarom mag een gevoel van welbehagen NIET aan het smaakoordeel voorafgaan?)Een gevoel van welbehagen brengt belang met zich mee belang dat heb object er is. Je mag geen belang hebben bij het schoonheidsoordeel. Op het moment dat je eerst begint met het gevoel van welbehagen heb je er een belang bij.

- Schoonheidsoordeel is volgens Kant: beoordeling van de vorm (en niet kleur ofzo)

5a. Wat bedoelt Kant met ‘het sublieme’?Kant spreekt van twee soorten van het sublieme, namelijk het mathematische sublieme (oneindigheid) en het dynamisch sublieme (grote natuurlijke kracht). Het sublieme is volgens Kant groots en overweldigend, zonder harmonie. Het sublieme is een combinatie van angst en genoegen; het is tegelijk fascinerend en beangstigend. Het sublieme is overweldigend, en wordt vaak in een adem genoemd met dingen die wij overweldigend vinden, bijvoorbeeld een tropische storm, een gigantisch gebouw, ons idee van God. Dit zijn zaken die wij niet kunnen bevatten. Het is te groots en onbegrijpelijk voor ons.

WC:Het sublieme is onbevatbaar. Het besef dat iets veel groter is dan onszelf brengt ons in aanraking met het sublieme. Bijvoorbeeld het getal pi. - Confrontatie met chaos, oneindigheid, vormeloosheid. - Het sublieme kan niet afgebeeld worden, slechts alleen aangeduid worden.

Page 6: DOK I Samenvatting KCM

- Het is volgens Kant niet de confrontatie met het sublieme waar je van geniet, maar het besef dat jij als mens wel vormt hebt, eindig bent en niet bent overgeleverd aan het sublieme.

5b. Waarin verschilt volgens Kant het sublieme van het schone?Schone: doelmatigheid = kwestie van het verstand (KANT SPREEKT ZICHZELF HIER TEGEN). Of iets schoon is of niet is een kwestie van verstand omdat het via de zintuigen binnenkomt. Kant zegt dit omdat hij rede en verstand wil samenvoegen. Rede: dingen die we niet met zintuigen kunnen waarnemen. Bijv. deze stoel groeit aan een boom= onredelijk. Verstand: komt via zintuigen binnen. Bijv. dit is een stoel. Het sublieme kan alleen maar aangeduid worden: het is onbevatbaar. Dus rede. En schoonheid = verstand.

Ander antwoord: Kant zei dat het verstand niets met de schoonheid te maken heeft. Rede = weten zonder waarnemen. Het sublieme gaat dus over de rede. Hoe weten we dat iets schoon is? Door onze verbeelding. Van het sublieme kunnen we alleen zeggen dat iets groots kan zijn, je kan het alleen beredeneren

HC: Er zijn geen sublieme objecten, alleen ideeën zijn subliem- ordening door verbeeldingskracht schiet tekort, verbeeldingskracht richt zich op de rede

6. Wat is volgens Kant de rol van het genie bij het maken van kunst? ‘’ genius’’ was geest: geïnspireerd. Iemand die de geest kreeg. Genius was geest die je vanaf je geboorte meekreeg. Geest die ons eigen ideeën gaf: originele, nieuwe ideeën.

De ideeën van het genie zijn origineel en niet gevormd door kennis van buitenaf. Een genie moet zich houden aan zijn eigen regels, maar ook vaardigheden ontwikkelen, anders is zijn uiteindelijke product onzin. Alleen door het genie ontstaan nieuwe vormen, en alleen het genie kan het onduidbare duiden. Omdat genie iets geïnspireerds maakt, iets nieuws wordt je geconfronteerd met de dingen die er niet zijn (het sublieme).- Je hoeft geen genie te zijn om goede kunst te maken (als je alleen vaardigheden hebt), maar wel om geïnspireerde kunst te maken.

Schiller

Romantiek- Visie op de geschiedenis: men houdt vast aan het idee van vooruitgang maar kijkt op een andere manier terug. Men kijkt naar traditie. Romantici kijken veel positiever tegen geschiedenis en traditie aan. - Organisme: men ziet de werkelijkheid meer als een levend geheel: ‘het geheel is meer dan de som der delen’- Analytische houding uit de Verlichting moet meer een samenhang zijn.- Bildung: vorming van het individu maar ook samenhang als geheel.- Men is op zoek naar het absolute. Hierbij doet men een stap verder dan Kant. Romantici probeerden namelijk alles te begrijpen (het absolute), ze proberen de werkelijkheid als geheel te begrijpen, terwijl Kant zei dat niet alles te begrijpen was. - Kunst werd steeds filosofischer. Kunstfilosofie werd het belangrijkste onderdeel van de filosofie. Kunst gaat steeds meer een positie van religie innemen

Page 7: DOK I Samenvatting KCM

- Romantici ontwikkelen geen filosofisch systeem maar verwijzen naar fragmenten die op het absolute wijzen.- Ironie: het absolute moet je nastreven, maar tegelijkertijd moet je ook inzien dat het niet gaat lukken.

SchillerReactie op Franse Revolutie en op Kants Kritik der Urteilskraft

Mens gedreven door Triebe, drijfveren: - stofdrift: van nature aangeboren en nodig om in leven te blijven. Leidt er wel toe dat mensen moeten samenleven en samenwerken. Maar als iedereen alleen maar de eigen driften volgt ontstaat er een spanning/ruzie. Daarom ontstond de 2e drift. -lichaam, gevoel, begeerte- vormdrift: Regels die we aan onszelf opleggen om natuurlijk aangeboren driften in goede banen te leiden/in toom te houden. - redelijkheid, zedelijkheid.

Tegenstelling: aan de ene kant zijn er dus lichamelijke behoeften, aan de andere kant zijn er behoeften om deze lichamelijke behoeften te onderdrukken aan de hand van opgelegde regels.

Door deze tegenstelling ontstaan er 2 soorten samenlevingen:

1. Notstaat: allereerste/primitieve vormen van samenleven waar het recht van de sterkste geldt (vrij).

2. Vernunftstaat: samenleving met morele, rationele regels die voor iedereen gelden en die nodig zijn (niet vrij).

De stofdrift en de vormdrift vormen de tweespalt van de mens.De Notstaat en de Vernunftstaat vormen de tweespalt van de samenlevingBeide soorten samenleving werken niet, er moet een andere manier zijn om deze tweespalt te overwinnen door Bildung en kunst. Hiervoor is ook een derde drift nodig:

Speeldrift: vrijheid is een belangrijk element in het spelen. Tegelijkertijd is er geen spel zonder regels. Regels bakenen af wat het spel inhoudt, daarbinnen kun je je eigen strategie vormen. Geen spel zonder regels, en geen spel zonder vrijheid. Alle deelnemers spreken samen de regels af.

De behoefte om te spelen heeft de mens ook. Schiller legt eerst de verschillende soorten spel uit:

1. Fysieke spel : Behoefte om zich te uiten (voorbeeld: de brullende leeuw). Het spel heeft een doel op zichzelf; het spel is autonoom. Dit geldt ook voor het fysieke spel van de leeuw: hij brult omdat hij er zin in heeft, niet voor een bepaald doel. Het spel wordt steeds vrijer en vrijer:

2. Vrij spel van de verbeeldingskracht : Is gericht op schoonheid. Kenmerkend voor het spel van de kunst is dat je volledig vrij bent; iets maken gewoon omdat je het mooi vind. Nog een stap verder: hoogte spel zit hem in de mens die zichzelf vormt:

3. Spel van het vormen : De mens gaat zichzelf vormen en ontwikkelen. Schoonheid wordt gekenmerkt door harmonie. Schoonheid is precies wat mensen in harmonie bij elkaar brengt. Zo wordt de mens zelf ook mooi (mooi leven).

-Deze ontwikkeling van het spel leidt tot de esthetische opvoeding van de mens.- De mens moet zichzelf kunnen ontwikkelen in vrijheid, maar hiervoor moet men op zoek gaan naar de regels.- Schoonheid en liefde brengt tot verzoening/harmonie. - Schiller neemt de opvatting van Kant over dat schoonheid en harmonie samen gaan, maar dat je

Page 8: DOK I Samenvatting KCM

hiervoor de regels te weten moet komen. Schiller vindt dat de mens vrij moet zijn. Kant had het over interpretatie/schoonheid van de natuur, Schiller heeft het over de kunst zelf.

Samengevat dus: De stofdrift roept de vormdrift op. Die twee roepen een tegenstelling op, die zorgen dat je de regels op moet zoeken om tot verzoening te komen (om de tweespalt te overbruggen). Dit is de speeldrift. Dit leidt uiteindelijk tot een esthetische samenleving.-‘Zoals liefde de tegenstelling man <-> vrouw kan oplossen, zo kan schoonheid de tegenstelling tussen machtsverhoudingen oplossen’- Alleen smaak brengt harmonie in de maatschappij.

- Hammermeister: elitaire opvatting: is alleen realiseerbaar in hoogstaande kringen (elite).

De autonomie van het spel is heel belangrijk, net als de autonomie van de kunstenaar. Het idee van de kunstenaar als genie is een Romantisch idee. Het genie ontwikkelt beetje bij beetje de regels van schoonheid. Het kunstwerk zelf moet ook als autonoom worden gezien. Het kunstwerk vormt de wereld op zichzelf. Regels moet je leren begrijpen om het kunstwerk te kunnen begrijpen.

Zo kan autonome kunst dus bijdragen aan een ideale samenleving (utopie). Kunst helpt ons schoonheid en harmonie te ontwikkelen harmonieuze samenleving.Paradox: zo dient kunst het doel een ideale harmonieuze samenleving te ontwikkelen (kunst heeft zo een politieke betekenis). Schiller vindt dat kunst vrij moet zijn van politiek, daardoor kan het juist bijdragen aan een ideale samenleving. Zodra het in kunst teveel om politiek draait, gaat de authenticiteit van kunst verloren. Kunst moet volledig gericht zijn op schoonheid .

Werkcollege

1. Wat is Schillers antwoord op Plato?Plato zag kunst als nabootsende kunst. Kunst was volgens hem twee stappen verwijderd van de werkelijkheid: een representatie van de representatie van de werkelijkheid. Schiller nam hierover een ander standpunt in: hij vond dat kunst de werkelijkheid wel kan weergeven en mensen kan bevrijden van een amorele staat: ‘‘Humanity has lost its dignity, but art has rescued and preserve it in significant stone; truth lives in the midst of deception, and from the copy the original will once again be restored’’ (Hammermeister, 50).

Overeenkomsten: Plato was een idealist: we leven een gemankeerde kopie van de ideale werkelijkheid. Schiller was ook een idealist. Ze hebben het allebei over een ideale staat.Verschillen: Volgens Plato is er nooit een ideale staat geweest. Schiller heeft het over een historische ontwikkeling, Plato niet. Plato heeft een cyclisch beeld van tijd (alles wat geweest is komt weer terug. Geen ontwikkeling) en Schiller heeft een lineair tijdsbeeld die gaat naar een eindpunt. Ook kant ging NIET uit van historische ontwikkeling.Schiller: ideale staat bereikt door kunst, want kunst is de weergave van de ideale staat. Kunst geeft het ideaal weer, ook al is het schijn (vind Plato ook), maar in de schijn verschijnt juist het ideaal (Plato). - Het gaat om de esthetische vorm van kunst volgens Schiller (HARMONIE): niet om wát er wordt afgebeeld maar hóé.

2. Wat is een belangrijk verschil tussen de esthetische ervaring bij Schiller en bij Kant?Bij Kant kan het sublieme alleen maar aangeduid worden, bij Schiller is kunst onderdeel van het sublieme. Je kunt delen van het sublieme zien in kunst. Daarom zegt Schiller dat schoonheid in het object zelf zit. Schoonheid is namelijk autonoom. Iets wat autonoom is is objectief (doel in zichzelf) máár je moet er wel voor openstaan (bildung). Kant: Het zit in de mens zelf.

Page 9: DOK I Samenvatting KCM

Bildung is essentieel onderdeel van Schiller omdat kunst ons iets geeft wat ons ten volste mens maakt. Kant: het ding op zich blijft onbekend (we kunnen de dingen zoals ze zijn niet kennen, alleen maar kennis over het kennen zelf). Het verschil ik tegenover de rest van de wereld kan nooit opgeheven worden. Bij Schiller kan dit wel bij een esthetische ervaring. Subject + object bij elkaar (liefde). Dan verdwijnt het verschil: object-subject verschil wordt opgeheven (ware liefde). Daarmee bedoelt hij harmonie: bij harmonie kunnen er geen kloven zijn (minnaar + beminde wordt samen 1). - Een esthetische ervaring is dus dingen kennen zoals ze zijn. Bron van objectieve kennis.

3. Volgens Schiller leefde hij in donkere tijden. Wat is de rol die kunst volgens Schiller kan spelen bij het verbeteren van de situatie?Samenleving was egoïstisch kwam door individuen die alleen maar eigen nutten benutten. Komt door kloof deel (individu) en geheel (groep) (door specialisatie arbeid). Schiller: mens ontwikkelt maar heel weinig vaardigheden (specialisatie). In staat waarin iedereen gelijk is heef ieder een goed beeld van de samenleving (iedereen kan alles). - Mens nu: geen goed beeld van samenleving. Omdat kunst verschil object – subject opheft schept het een eenheid. Kunst brengt harmonie in de samenleving (deel-geheel verdwijnt).‘’ Kunst heelt de wond die de mens zichzelf heeft aangebracht’’.

4. Geef in je eigen woorden weer wat de ‘driftenleer’ van Friedrich Schiller behelst.

Volgens Schiller zijn er drie driften: (1) de stofdrift, (2) de vormdrift en (3) de speeldrift.

De stofdrift zijn driften die aangeboren zijn, ook wel behoeften van het lichaam. Deze driften zijn nodig om in leven te blijven. Dit leidt er toe dat mensen moeten samenwerken/samenleven, waardoor de vormdrift ontstaat. De vormdrift is een soort redelijkheid of vermogen om na te denken. Aan de hand van opgelegde regels probeert men de aangeboren behoeften te onderdrukken. Regels zijn volgens Schiller dus nodig om de aangeboren driften in goede banen te leiden.

Je hebt dus aan de ene kant behoeften, en aan de andere kant behoeften om deze behoeften te onderdrukken. Dit is zoals op dit op het college werd genoemd een ‘tweespalt van de mens’. Om deze tweespalt te overwinnen is er een derde drift nodig: de speeldrift. Dit is de drift waarin de stofdrift en vormdrift ‘samenwerken’: ‘geen spel zonder regels (dus de vormdrift), en geen spel zonder vrijheid (dus de stofdrift)’.

Bij iedere drift hoort bep. fase in de ontwikkeling van de mens bij een bep. spel

Drift fase spelStofdrift (overheerst eerst) Materiële Spel van het verbrassen. (Spel

van vrije invallen/ vrije vormVormdrift (overheerst daarna) Ethische Spel gericht op vorm (komt

voort uit wens om kunst vorm te geven)

Speldrift Esthetische Vrije spel

1e fase: In kunst maakt de mens voor het eerst kennis met regels. Spelt leidt tot verlangen naar vorm2e fase: Spel leidt tot drang naar vrijheid (te veel regels)3e fase: Vrije spel verbindt spel 1e fase met spel 2e fase

Page 10: DOK I Samenvatting KCM

4b. Welke consequenties heeft deze driftenleer voor zijn kunstfilosofie?

Schillers driftenleer is in eerste plaats geen kunstfilosofie. Schillers kunsttheorie: bij Schiller is kunst in vrijheid in vorm gevat. Die kunsttheorie speelt vooral een rol in zijn bredere beschouwing van de mens/menselijke psyche en menselijk gedrag in de samenleving. Schillers kunsttheorie is vooral een antwoord op waarom de mens door gaat naar de volgende fasen.- Aanraking met kunst = bildung volgens Schiller Bij iedere drift hoort een samenlevingsvorm, die elkaar opvolgen in de geschiedenis.

Bij de stofdrift hoort de Notstaat (dynamische staat). - Mensen samenleven uit egoïsme (noodzakelijk voor behoeftes)

Bij de vormdrift hoort de Vernunftstaat (ethische staat). - Samenleven onder dwang

Bij de speldrift hoort de esthetische staat.

In de tweede fase (Vernunftstaat) is er een samenleving door dwang (men wordt gedwongen samen te leven en zich aan banden te leggen zodat niet langer het recht van de sterkste geldt). Maar die morele wetten moeten aan de mens opgelegd worden, dit doet de mens niet uit zichzelf. Die morele wetten komen door de behoefte aan orde. In geen van de samenlevingen is volgens Schiller sprake van een echt sociaal leven, omdat in de eerste fase het individu centraal staat, in de tweede fase staat de mens als soort centraal (behoefte geheel boven behoefte individu). Pas in de derde fase is de mens als individu én als soort. Dit kan volgens Schiller door het spel. Want in het spel hou je je uit vrije wil aan de regels. Vooral in het spel van de vrije verbeeldingskracht worden vrijheid in stofdrift en vormdrift met elkaar verbonden. Dus de materiële vorming van driften wordt niet meer van boven opgelegd maar door het individu zelf in vrijheid ontwikkeld. - Het is dus een spel om het spel. (l’art pour l’art) Autonoom.

5. Wat zijn volgens Schiller verschillen tussen het esthetische spel en het niet-esthetische spel? Niet-esthetisch: fysiek. Komt voort uit noodzaak. Er is dwang van de overvloed: de overvloed dwingt ons om te spelen. Voorbeeld: leeuw brult (teveel aan energie) omdat hij er behoefte aan heeft. Die leeuw heeft teveel energie wat hem dwingt te brullen. Het heeft geen doel maar je doet het niet uit vrije wil. Maar als je denkt: ik ga vandaag een mooi schilderij maken, is dat volgens Schiller niet door dwang maar uit vrije wil (= dus esthetische spel). Het esthetische spel is het vrije spel. In het esthetische spel vinden we de schijn. Schoonheid is de weergave van vrijheid, en dat is ook het objectieve deel van het kunstwerk waar Schiller het over heeft. De schoonheid zit in het kunstwerk.

6. Uit hoofdstuk 3 van Hammermeister blijkt duidelijk dat kunst bij Schiller een belangrijke ethische rol heeft. Welke rol is dat?Doel Bildung(esthetische opvoeding): streven naar een ideale samenleving. Kunst is daarvoor geschikt omdat kunst een deel van het absolute in zich draagt want kunst is autonoom (geen doel buiten zichzelf). Daardoor is het niet aangetast dor de mislukte maatschappij. Kunst kan een maatschappelijk functie vervullen doordat het geen maatschappelijke functie heeft. Kunst kan ons helpen doordat het autonoom is, want als het niet autonoom zou zijn zou het deel uitmaken van het probleem. Kunst is autonoom omdat de kunstenaar iets universeels uitdrukt in contemporaine vorm. Schiller zegt dus eigenlijk dat de vorm van een kunstwerk historisch is bepaald, maar dat de inhoud van kunst tijdloos/universeel is. Kunst kan dus de ‘wond genezen’.

Page 11: DOK I Samenvatting KCM

Schelling

ROMANTIEK IDEALISME Een belangrijk verschil tussen de Romantici en Idealisten is dat het bij de Romantici altijd eerst een kwestie van dichters/componisten/kunstenaars was die daarna over filosofie gaan nadenken, terwijl Idealisten echte filosofen/systeembouwers, en ze zijn erg geïnteresseerd in kunst omdat dat een belangrijke rol speelt in hun systeem. Maar het verschil is dat het filosofen zijn die over kunst nadenken. Ze reageerden vooral op Kant. In aansluiting bij Kant:-kennis is constructie-voortbouwend op Ideeënvoorbij de grenzen van Kant: -Van tegenstellingen naar absolute eenheid -kritiek op ‘Ding an sich’

- Idealisme: gehele werkelijkheid moet gezien worden als uitdrukking van Ideeën/van iets goddelijks of absoluuts. We moeten op zoek naar een absoluut geheel. Alles is kenbaar, de absolute werkelijkheid moet gekend worden- Kants idee dat het object een ‘ding an sich’ was, waren de Idealisten tegen. Idealisten willen de tegenstellingen van Kant achter zich laten en op zoek gaan naar de absolute werkelijkheid (absolute eenheid).

SchellingSchelling is op zoek naar een absoluut eenheidspunt/identiteitspunt van de filosofie. Dit kun je god noemen, maar dit kun je ook de werkelijkheid noemen: het geheel/universum. De eenheid is de werkelijkheid zelf . Natuur (oer-energie) als eenheid van subject en object: de natuur kun je zien als een oer-energie die je zowel als subject als object terugvind. Dit zijn allemaal woorden voor de werkelijkheid als geheel, het absolute.- Het absolute punt waarin alles samenkomt is alleen kenbaar als je het één keer ziet, het moet in één keer intuïtief gezien worden

Het absolute is niet in begrippen uit te drukken. Elk begrip is al een bepaling van iets/een afbakening: dit is het, en dit is het niet. Je geeft dus precies de grenzen aan wat het is en niet is. Maar dan heb je het niet meer over het geheel. Het geheel/absolute is namelijk zonder grenzen, waardoor het niet onder woorden te brengen is. Zoals Schelling zou zeggen: het absolute is unbedingt. Vandaar dat je het geheel intuïtief moet zien. Dat kan dus niet echt onder woorden worden gebracht. Dus het begrip is begrensd, en het absolute is onbegrensd. - Het absolute kan alleen worden gekend in bijzondere vormen die (symbolisch) verwijzen naar het geheel. - Het absolute is kenbaar in de kunst, want in kunst gaat het om het geheelEen kunstwerk moet je dus weer zien als onderdeel van het geheel. Het is juist de kunst die symboliseert omdat in kunst het bewuste en onbewuste samengaan. Daarom staat kunst op een hoger vlak dan de filosofie.

vanaf 1802: kunst en filosofie samen uitdrukking van het absolute- kunst symboliseert en filosofie interpreteert: de kunst kan het absolute uitdrukken, maar heeft de filosofie nodig om te interpreteren.- samen vormen ze de reële en ideële uitdrukking van het absolute

Door kunst te interpreteren kan filosofie begrip krijgen van het geheel. - Kunst en filosofie krijgen een soort absolute status. Dat wat eerst was toebehouden aan de religie wordt nu uitgedrukt in kunst en filosofie. Die nieuwe uitdrukking noemt hij nieuwe mythologie.

Page 12: DOK I Samenvatting KCM

Kunstfilosofie moet uiteindelijk een nieuwe mythologie vormen waarin de werkelijkheid als geheel wordt begrepen.

Werkcollege1. Wat bedoelt Hammermeister als hij het heeft over kunst als een “medium for cognition”? Hoe is kunst bij Schelling zo’n medium?Schelling verzet zich (net zoals Schiller) tegen de notie dat cognitie iets is voor de geest en niet van het lichaam (dus via zintuigen volgens hun wél kennis). (Kant zei: kennis zit alleen maar in de geest).

Volgens Schelling is kennis van het absolute alleen maar te verkrijgen via kunst. Échte kennis was alleen maar via de zintuigen (lichaam) te verkrijgen. En alleen kennis van het absolute is objectieve kennis.Absolute kennis is kennis die het zintuiglijke overstijgt (transcendentale kennis), maar dat lokaliseert hij niet zoals Kant bij de geest. Het is alleen in symbolen te bevatten, en die symbolen vinden we in kunst.

Niet iedereen is in staat om die absolute objectieve kennis te hebben, en kunst helpt het volk die kennis vorm te geven in mythen en via mythen wordt die kennis overgebracht op het volk. Een mythe is namelijk een intuïtieve verklaring van hoe de wereld in elkaar zit. Dus objectieve kennis wordt intuïtieve kennis (het absolute wordt een mythe zodat het volk het begrijpt).

2. Wat is het antwoord van Schelling op Plato? Zoals God de wereld schiep, zo schept een kunstenaar een kunstwerk: beide handelingen waaruit uit het niets, iets ontstaat. - Inzicht in (het scheppen) van kunst is inzicht in de schepping omdat er een structurele overeenkomst is tussen die twee.- kunst is dus een kennismaking met het Goddelijke: de ideale werkelijkheid (het ABSOLUTE bij Schelling). Beide gaan uit van een ideale werkelijkheid, bij Plato heet dat de wereld der Ideeën, bij Schelling heet dat het absolute. Het absolute bij Schelling is datgene dat niets nodig heeft behalve zichzelf (dit is ook terug te zien bij Hegel). Het absolute is dus volledig autonoom, het is namelijk niet afhankelijk van het materiële. Dit betekent dat het absolute het enige is waar sprake is van vrijheid. Het absolute vertegenwoordigd vrijheid volgens Schelling.

Alleen in het absolute is er sprake van vrijheid (omdat het niks anders nodig heeft dan zichzelf).De materiële werkelijkheid bestaat uit tegenstellingen: iets is iets omdat het niet het ander is. In het absolute worden alle tegenstellingen opgeheven. Daarom is het absolute dé waarheid.

3. “Alleen het geheel is mooi” (p. 88). Leg uit.In kunst gaat het om het geheel absolute. Je moet het geheel in één keer intuïtief zien en niet in fragmenten. Dat geheel zie je niet maar het zit wel in het kunstwerk. Kunst maakt mogelijk om het absolute te zien Deze wordt niet afgebeeld maar zit wel in het geheel. (vergelijk: Kant zegt dit ook, maar Schiller kijkt naar de zintuigelijke ervaring als onderdeel van

de esthetische ervaring. Kant kijkt niet naar de zintuigelijke ervaring.

1 geheel kunstwerk is onderdeel van dé kunst en dé kunst laat het absolute zien. Bijv. schoonheidservaring van 1 werk laat schoonheidservaring van dé kunst zien en daarom in aanraking met het absolute.

Page 13: DOK I Samenvatting KCM

4. Wat is volgens Schelling de rol van de kunsttheorie voor de filosofie? Filosofie: oneindige, absolute.Kunsttheorie: bepaling, afkadering.

Baumgarten: wat perfect is, is schoon. Schelling: kunst is schoon en tot stand gekomen door schepping. Kunst is een monade = deel van het geheel die alle eigenschappen van het geheel in zich heeft. Dus kunst is een deel van het absolute die alle eigenschappen van het absolute in zich heeft. Kennis over het kunstwerk is dan kennis over het absolute. Filosofie is volgens Schelling het zoeken naar de waarheid zoals die manifesteert in de kunst. Iedere afzonderlijke filosofie is onderdeel van zoektocht in het gebied van die filosofie. Theorie is volgens Schelling praktische kennis (geen grote abstracte kennis). Omdat kunstwerken monades zijn kan kennis van kunst leiden tot kennis van het absolute. Alleen filosofie van de kunst kan inzicht geven in absolute. - Als je verstand hebt van hoe kunst in elkaar zit (kunsttheorie), heb je inzicht in monade en daardoor filosofisch inzicht (= ware kennis)

Hegel

De geest is het absolute. De werkelijkheid moet rationeel geordend zijn, anders zouden we daar geen kennis van kunnen vormen. De werkelijkheid is de uitdrukking van een Idee. Dat Idee moet je nooit alleen maar zien als gedachte, maar het is de gedachte én de verwerkelijking van die gedachte (principe en verwerkelijking). Een Idee is pas waardevol als je er ook zelf naar handelt en er van overtuigd bent dat het waar en juist is. De werkelijkheid zelf is de verwerkelijking van een Idee. Een Idee is dus niet alleen abstract, het moet ook concreet zijn.

Kennis is kennis van de zaken zelf. Het ding op zichzelf buiten de kennis bestaat niet: geen Ding an sich. De werkelijkheid zelf moet begrepen kunnen worden. Kennis is altijd kennis van de werkelijkheid zelf.Het idee van het Ding an sich spreekt zichzelf tegen volgens Hegel. Kant maakt onderscheid tussen het kenbare en het onkenbare. Maar alleen al door te zeggen dat iets er niet is, dan ken je het volgens Hegel al op zekere hoogte. Op het moment dat je het over het onkenbare hebt dan verwijs je er al naar en ken je het dus al op zekere hoogte. Ware kennis, laat zich dus niet begrenzen. Ware kennis, is volgens Hegel dus kennis van het geheel. Ware kennis moet uiteindelijk wel kennis van het absolute zijn.

Deze manier van denken noemt Hegel dialectiek: door te zeggen wat iets wel is, geef je tegelijkertijd ook aan wat iets niet is. Dialectiek is ontwikkeling van kennis door tegenstellingen heen.

These (stelling), antithese (tegenstelling), synthese (samenstelling). Je hebt een stelling: die hangt samen met een tegenstelling. Vervolgens op een hoger niveau kan die tegenstelling worden opgeheven. De verschillende stellingen die de tegenstelling vormen gaan samen in een samenstelling. Al het kennen, ontwikkelt zich volgens Hegel op deze manier: door tegenstellingen heen, zodat je uiteindelijk bij het absolute uitkomt.

Dialectiek was ook al bij Schiller: stof – vorm – spel. De stofdrift riep zijn eigen tegenstelling op, namelijk

Page 14: DOK I Samenvatting KCM

de vorm, waarin de stof beheerst moest worden. Die tegenstelling wordt overwonnen in de Speldrift, waarbij je naar eigen vrije wil je eigen vorm vindt om je driften uiteindelijk te kunnen uiten/talenten te kunnen ontwikkelen enz.

- Dit leidt uiteindelijk tot een Aufhebung volgens Hegel: 1. De tegenstelling tussen these en antithese wordt opgeheven. Het opheffen van de tegenstelling. 2. Iets wordt bewaard. Wat namelijk van waarde was in beide tegenstellingen wordt opgenomen in een hoger begrip.3. Uiteindelijk wordt het begrip verheven tot een hoger niveau. Dus verheffing tot een hoger niveau. -Deze ontwikkeling ziet Hegel in het denken en in de werkelijkheid zelf. - Je hebt een bepaling die staat op zichzelf, die moet zich veruiterlijken en vervolgens weer geïnterpreteerd/verinnerlijkt geworden: an sich – für sich – an und für sich.

De werkelijkheid zelf ontwikkelt zich op rationele wijze door tegenstellingen heen. Anders gezegd: volgens Hegel verzoent de rede alle tegenstellingen. De werkelijkheid is zelfverwerkelijking van de geest. Zelfverwerkelijking heeft een einddoel. Dat punt vindt Hegel aan het einde van de geschiedenis. Uiteindelijk is dit einddoel volgens Hegel zelfinzicht: vrijheid en rationaliteit. Vrijheid en rationaliteit impliceren elkaar: Het idee van vrijheid is volgens Hegel pas iets waard als het uitgedrukt kan worden. Een echt vrij leven kan je pas leiden als je naar je eigen opvattingen kan leven.- De ontwikkeling van de geest is dus doelgericht.

De manier waarop de dialectiek zich ontwikkelt door de geschiedenis heen:1. Subjectieve geest (geest an sich) ontwikkeling van zelfbewustzijn.2. Objectieve geest ontwikkeling van staat en samenleving3. Absolute geest ontwikkeling van blijvende absolute waarden en kennis- het niveau van de absolute geest kent ook weer 3 verschillende niveaus: a. Kunst: zintuiglijke uitdrukking van de Idee b. Religie: Aanschouwelijke voorstelling van de Idee (niet echt meer zintuigelijk). c. Filosofie: begrip, absoluut zelf-inzicht

- Kunst is het schijnen van de idee. - Kunst is de uitdrukking van de absolute geest in zintuiglijk waarneembare vorm.- Kunst is de uitdrukking van de tijdgeest en van wat de tijdgeest overstijgt. - In de kunst zelf kun je een historische ontwikkeling zien. Het is dus eigenlijk een kunstgeschiedenis.

Kunstgeschiedenis: Eerst symbolische kunst (materie). Daarna klassieke kunst (combinatie van materie en vorm) en als laatste Romantische kunst (vorm belangrijker dan materie). Romantische kunst is hoogste punt dat de kunst kan bereiken in haar historische ontwikkeling. De hele geschiedenis is dus gericht op een eindpunt dat wordt uitgedrukt in een kunstzinnige vorm. Daarna is er nog maar 1 stap verder mogelijk en dat is de filosofie. De ontwikkeling van geschiedenis is dubbel: 1. Samengaan van vorm en materie = hoogste 2. Kunst opgaan in filosofie = hoogste (in de romantische poëzie heeft de kunst haar hoogste punt bereikt)Het einde van de kunst zien we dus wanneer de Romantische poëzie zijn hoogste punt heeft bereikt. De kunst gaat dan over in filosofie. Hier is het hoogste punt van zelfinzicht. Voor de kunst betekent dit dat de kunst haar wereldhistorische rol heeft vervuld: het einde van de kunst. ‘De kunst behoort, wat haar hoogste bepaling aangaat, tot het verleden’ kunst is niet meer nodig om uit te drukken waar het om gaat. De filosofie heeft dit overgenomen. -Kunsten kunnen zich nog verder ontwikkelen, maar haar wereldhistorische betekenis is voorbij.

Werkcollege

Page 15: DOK I Samenvatting KCM

3. Hoe verhoudt kunst zich tot de “spirit” (Geist) die zo’n belangrijke rol speelt in Hegels filosofische systeem?Volgens Hegel gaat de ontwikkeling van de wereldgeschiedenis recht omhoog (lineair). Steeds hogere vorm van ontwikkeling (teleologische ontwikkeling: naar een doel toe).

Geschiedenis begint bij Schiller bij stofdrift (materiële), bij Hegel ook.Volgens Hegel is het eindpunt van de geschiedenis bereikt in de absolute geest (dus van materiële wereld naar absolute geest). Bij Hegel is de absolute geest bereikt / in het denken van Hegel is de absolute geest tot uitdrukking gekomen. - Het doel van de ontwikkeling was dus: steeds zuiverde vorm van absolute geest. Bij hem was die zuivere absolute geest er dus (= geest die zichzelf denkt, zonder het zintuigelijke. Het reflectieve denken: het denken over het denken. Geest die zich los heeft gemaakt van het materiële). - Voor mensen is het moeilijk voorbij het materiële te denken. Kunst is 1e kennismaking met absolute, los van het materiële.

4. De argumenten van Hegel tegen mimesis die Hammermeister op pagina 96 noemt lijken op die van Plato. Toch is er een verschil. Waar zit dat verschil in?Hegel is een echte idealist (in tegenstelling tot Schiller + Schelling: Rom): je moet voorbij de materieele werkelijkheid komen.

Verschil met Plato in waardering voor kunst. Volgens Hegel is kunst niet alleen mimesis maar ook kennismaking met het absolute omdat kunst ervaring van eenheid geeft. Tegenstellingen in kunst worden opgeheven. Kunst geeft ons dus totaliteitservaringen: in kunst ervaren we de eenheid van het absolute (die zien we in materiële werkelijkheid over het hoofd).

5. Wat is volgens Hegel de hoogste taak van de kunst?hoogste taak van de kunst is de materiële wereld overstijgen (transcenderen). Kunst laat ons het absolute beleven (lichamelijk daardoor is kunst niet de HOOGSTE vorm). - Kunst is zintuigelijk en eindig: kan nooit absolute geest zijn, maar kunst is wel product van de menselijk geest en duidt op zuivere gedachte die tot absolute geest duidt. (turkennederlands). - Kunst is 1e stadium op weg naar absolute geest.

Absolute bij Hegel representeert vrijheid van de materiële wereld: in het denken ben je vrij. Voor Hegel was religie een vorm van vrijheid omdat in religie het absolute voorgesteld wordt (alweer een stukje van materiële/zintuigelijke werkelijkheid af), dus al meer vrijheid dan kunst. Nóg meer vrijheid in filosofie: filosofie denkt het absolute. Dus, fases in ontwikkeling: kunst (beleven, zintuigelijk) Religie(voorstellen, verwijst naar iets zintuiglijks)Filosofie (denken, niet zintuigelijk)

6. Wat bedoelt Hegel met de bewering dat de kunst tot het verleden behoort?Er wordt nog steeds wel kunst gemaakt, maar helpt niet meer mee naar het einddoel. Einddoel: zuivere, onafhankelijke geest (absolute geest): bereikt in filosofie: zelfbewustwording (denken over het denken). Hegel beweert dat hij zelfbewustwording van de filosofie tot stand heeft gebracht. - Hegel gaat uit van teleologische ontwikkeling: naar einddoel toe. (taak vd kunst = meewerken naar het einddoel toe. Die taak wordt overgenomen door de filosofie).

Probleem hegel: waar is de filosofie gebleven? 1e fase absolute geest: kunst hoogste vorm van het absolute, 2e: religie, 3e: filosofie. Hegel werkt vanuit verschillende kunstvormen naar filosofie: steeds minder zintuigelijk.

Page 16: DOK I Samenvatting KCM

HeideggerDe tekst van Heidegger gaat over wat volgens hem wezenlijk is aan kunst. In een nogal duistere stijl beschrijft hij het kunstwerk als ding, als werk en hoe er waarheid in verschijnt. Het in de reader opgenomen fragment bespreekt de verhouding tussen ding en werk. Vaak ontwikkelt Heidegger een eigen terminologie die enigszins ouderwets aandoet. Met Zeug bijvoorbeeld, hier vertaald als tuig, bedoelt hij zoiets als werktuig

Heidegger werkt met de begrippen onthulling en verhulling. Wanneer een object aan ons verschijnt is nooit het gehele object te zien, doordat onze visie wordt beïnvloedt door allerlei zaken van buitenaf (vooroordelen, verwachtingen, de situatie, de tijd, de plaats). Stel dat je een hamer kast wilt timmeren, en je ziet een hamer liggen, dan zie je die hamer als werktuig. Maar wanneer je bloedlinke ruzie hebt met je buurman en je ziet diezelfde hamer liggen, kun je het opeens als een moordwapen zien (het onthult zich als moordwapen). Het aspect van de hamer als werktuig wordt op dat moment verhult. Hier vinden verhulling en onthulling dus tegelijk plaats.Relatie ding en werk : ding kan alleen getoond worden in het werk, in plaats van als tuig. Je ziet het (zuivere)‘zijn’ (zoals het is), niet het doel (zoals je het gebruikt).Toepassing van de wereld en aarde hierin : een ding verschijnt in de wereld (welt is hier zingeving, samenhang waarin de dingen zich voordoen), maar die wereld gaat altijd ergens vanuit, heeft altijd een eigen ‘voorselectie’. De interpretatie hangt dus af van het geheel, is afhankelijk van de wereld. Hoewel de mens interpreteert, zijn wij ook een mens-in-de-wereld. Wij zijn daarom ook eindig, wij staan daar niet boven (dit is het zijnsverstaan). - de dingen verschijnen als mogelijkheden, in een wereld (HC)

Er is een strijd tussen de aarde en de wereld: de aarde is dat wat verhuld wordt. De hoofdvraag van Heidegger is: ‘Wat is zijn?’ Die vraag is volgens hem nooit op de juiste manier gesteld (dit noemt hij zijnsvergetelheid), men vroeg ‘Wat is een ding?’ Heidegger was niet overtuigd van een rationele ordening en een absolute (onbewogen beweger).Fenomenologie: ‘Hoe verschijnen de dingen aan ons?’ Volgens Heidegger is het verschijnen van dingen niet rationeel te begrijpen (vorhanden), maar verschijnen de dingen als gebruiksvoorwerpen (zuhanden), zonder dat je erbij nadenkt, zonder reflectie. Volgens Heidegger laat de kunst niet alleen iets verschijnen, het laat ook het verschijnen zelf zien. (- de mens is een interpreterend wezen,laat de dingen verschijnen. De kunst laat dit verschijnen zelf zien)Allereerst ontsluit het een wereld. Voorbeeld: Van Goghs Schoenen. Van Gogh laat hiermee schoenen zien, maar tegelijkertijd opent het ook de wereld van het boerenleven. Hier wordt duidelijk wat de rol van de schoenen is. Het kunstwerk werkt hier.Tegelijkertijd toont het kunstwerk ook het verschijnen zelf.Vergelijking Schelling/Heidegger : vinden allebei dat kunst de waarheid toont, op een andere manier dan filosofie en wetenschap.Heidegger geloof echter niet, zoals Schelling, in een hoger Idee, maar gaat uit van het zjn.

Voor Heidegger is kunst een zintuiglijke ervaring. Je geniet van de compositie, harmonie, etc. Daarnaast zet kunst je ook aan het denken. Deze dichotomie wordt verenigd omdat kunst esthetisch is, het is gemaakt door een mens. Het gemaakte karakter maakt dat we het in relatie met onszelf zien, je kunt je ertoe verhouden. Kunst benadrukt hier dat we onderdeel zijn van een groter geheel (idee van Schiller). Kunst laat de dingen zien zoals ze zijn, en ordent zo de werkelijkheid. Kunst ontdekt, het is het in de waarheid stellen van het werk.Self-transcendence: dit is de eigenschap waarmee de mens zich kan ontwikkelen naar de allerbeste

Page 17: DOK I Samenvatting KCM

kwaliteiten die hij heeft. Hij kan hierbij dus boven zichzelf uitstijgen.Volgens Heidegger zijn we iets verloren in de moderne tijd. We voelen ons niet echt meer deel van het geheel, er is een kloof. Wat verbindt de mens met zijn omgeving? Volgens Heidegger is dit handwerk, het bewerken van de wereld. Dit directe contact met de omgeving is verdwenen, we ervaren dingen alleen nog als iets functioneels, maar hiermee raken we de band met deze dingen kwijt.De teloorgang van onze band met de natuur wordt gecompenseerd doordat het geen functie geeft. Het is bewerken om het bewerken zelf.Het gaat bij Heidegger om de toeschouwer, niet om de kunstenaar. Ook is het een ervaring, geen rationele bezigheid. We bouwen bij kunst een wereld waarin we onszelf kunnen zijn, waar we onze eigen weg bepalen. Door de intimiteit tussen het werk en de toeschouwer kunnen we boven onszelf uitstijgen.

Werkcollege1. Wat wil Hammermeister illustreren met het gedicht van Wallace Stevens op pagina 180? Kunst voor Heidegger: aangename zintuigelijke ervaring. Als we kunst waarnemen genieten we , want kunst is mooi (harmonie en orde). Het is een ervaring waarbij alles op z’n plek valt (alle verhoudingen kloppen in zijn geheel). - Je neemt waar en op dat moment is alles in harmonie met elkaar. In het kunstwerk wordt de harmonie aangebracht en daardoor verschijnt de harmonie ook. - Kunst zet je aan het denken + aan het voelen. Dus zowel mimetisch als expressief. Doordat kunst esthetisch is maakt het het voelen en denken intenser. Omdat kunst gemaakt is intensiveert het. Het gemaakt van kunst maakt dat kunst iets anders doet dan alleen aanzetten tot reflectie. We zien kunstwerken in relatie tot onszelf: we moeten ons ertoe verhouden. Kunst benadrukt dat je bent wat je bent omdat je deel bent van het grote geheel. Omdat we in wereld leven moeten we onszelf een houding aannemen tegenover de rest vd wereld: kunstwerk traint esthetische houding. Kunstwerk maakt ook rest van de wereld esthetisch want de rest (omgeving) gaat zich verhouden t.o.v. het kunstwerk. Kunstwerk schept dus verhoudingen.

Geconfronteerd met het kunstwerk gaan we de hele wereld esthetisch ervaren (wereld ín kunstwerk en wereld waar het kunstwerk zich in bevindt). Die verhoudingen maken dat er een wereld is. Wereld lijkt zich te ordenen vanwege het kunstwerk. Kunst zorgt ervoor dat de omstandigheden zo zijn dat je de wereld kunt zien (vergelijk bioscoopzaal: lichten uit, daardoor licht de wereld vd film op).

Gedicht: pot schept orde, daardoor ‘’verduistert’’ de chaos. Kunst laat waarheid van de dingen zien. Zijnskenmerk van het ding: de dingen kunnen niet gekend worden wat verborgen is in kunst wordt ontsloten en daardoor wordt er iets anders verborgen. - Het verborgene zelf wordt naar voren gehaald in het werk. Het verbergen zelf is wat de dingen tot dingen maakt.

1b. Op wat voor manier is dit gedicht daar dan een goed voorbeeld van?Door het plaatsen van de pot zou orde/harmonie gevestigd worden. Jij als kijker ziet het (de wildernis verdwijnt niet, maar jij als kijker ziet orde in de chaos door de orde vd pot). Door de orde van de pot ontstaat er orde in tenessee (pot is gemaakt: kunst). - Door de harmonie te zien (ontsluiten) zie je de chaos niet meer (verbergen). Voordat de pot er was zag je alleen chaos maar de harmonie was er al wel (maar dan verborgen).

2. Wat wordt er bedoeld met “self-transcendence”?Voorbij het individu gaan, boven jezelf uitstijgen (en daardoor jezelf ontwikkelen).

Hoe brengt een mens verbinding tot stand met zijn omgeving (het geheel)? Door de omgeving te gaan bewerken (huizen, landbouw, handwerk, gedichten maken). Transcendentie ontstaat door

Page 18: DOK I Samenvatting KCM

authentiek contact met de dingen om je heen.

2b. Welke rol speelt kunst daar bij?Grenzen worden verlegd: je stijgt boven jezelf uit. De authentieke ervaring is verloren gegaan, maar door kunst wordt deze teloorgang weer gecompenseerd. In kunstwerk bouwen we een wereld waarin we thuis kunnen zijn. - Geen kunstwerk zonder toeschouwer en geen toeschouwer zonder kunst. Door het te aanschouwen vershaffen we toegang tot het werk intieme relatie met het werk.

3. Wat is de relatie tussen “aarde” en “wereld” bij Heidegger?Relatie aarde-wereld = strijd. Strijd wordt door het kunstwerk zichtbaar. gedicht: pot staat voor het kunstwerk (harmonie/orde/schoonheid). In de weerschijn van de pot: wereld van harmonie pot laat die wereld oplichten. Maar pot omsluit die wereld niet alleen, maat plaatst die wereld van harmonie ook op aarde heel tenessee wordt die wereld, heel tenessee komt tevoorschijn door het plaatsen van de pot.

Dus: wereld is onthullen en aarde is verhullen. Wereld ontsluit zich eerst en door wilde te zijn creëert het de mogelijkheid voor het scheppen van orde.Aarde is datgene waardoor de wereld verduistert wordt. Moment van nog-niet-gerealiseerde wereld. Totaal van mogelijke werelden. - Je kunt alleen maar onthullen als je iets anders verhult. Wereld kan verschijnen doordat de aarde haar doorgaans niet laat verschijnen.

4. Wat is de relatie tussen “ding” en “werk”?Ding: een ding verbergt iets. We kunnen er niets over kennen. We weten dat we er niets over kunnen kennen. Nauwelijks te ervaren: omdat we allemaal de wereld zien als wat is het doel. We maken de dingen automatisch tuigen. We zijn voortdurend bezig dingen te bestempelen als (on)bruikbaar. - Alleen in het werk kunnen we het ding als ding ervaren.

4b. Hoe illustreert Heidegger dit verschil aan de hand van het schilderij van Van Gogh? Leg in je eigen woorden uitKenmerk ding: het onttrekt zich aan onze waarneming. Je moet niet forceren om toegang te krijgen tot het ding. Tuig: staat dichter bij ons dan ding. vgogh: schilderij dringt door in tuig zijn van het tuig: betrouwbaarheid van het tuig: je kunt in de schoenen lopen. Daardoor is het ding dus het verborgene. Door te reflecteren over de schoenen besef je je dat het tuig/de schoenen betrouwbaar zijn. Ze moeten een wezenskenmerk hebben.Het ding hoeft niet nuttig te zijn. Ervaring dat je beseft dat er een groter geheel is dan jezelf (je weet van het ding dat je het ding niet kunt kennen).

5. Wat is “de waarheid van het zijnde”? Waarheid = iets is onverborgen, een handeling, een proces van ontdekken (het ‘zijn’ wordt ontdekt).

Schilderij: toont ons de onverborgenheid van het zijn. Het laat ons zien dat kunst de waarheid laat geschieden. Het stelt de waarheid in het werk: kunst onthult wat doorgaans verborgen blijft (ding zijn van het ding).

Gadamer

Page 19: DOK I Samenvatting KCM

Gadamer staat voor een traditie in interpretaties. Onbevooroordeeld interpreteren bestaat niet, zowel vanaf de kant van degene die interpreteert als van het kunstwerk zelf. Zo kun je een tekst niet lezen (bijv. Oedipus), zonder daarbij te denken aan alle voorgaande interpretaties die door de tijd gegeven zijn aan de tekst (bijv. die van Freud parallel met puberteit). Dit heet horizonversmelting (de horizon van het kunstwerk combineert met de achtergrond van de interpreet). Hierdoor bestaat het kunstwerk in zijn interpretaties.Gadamer gaat uit van een spel. Dialoog.

Volgens Gadamer gaat kunst altijd ergens over, het heeft altijd een bepaalde ‘aboutness’ (abstracte kunst gaat over vorm). Kunst representeert orde (tegen Plato in, eens met Kant). Kunst is geen afbeelding van de werkelijkheid, maar een ervaring ervan (niet van de kunstenaar, maar van de toeschouwer), eentje van orde en harmonie (dit sluit aan bij mimesis van Pythagoras).Gadamer verzet zich tegen de strijd van vorm en inhoud. Kunst heeft een maatschappelijke functie: het maakt ontmoetingen mogelijk. Op die manier zie je eigen wereld in een nieuw licht zien waardoor je er kritischer over bent.De esthetische ervaring is een interpretatie. Daarom is het een cognitief proces, geen zintuiglijke. Het gaat Gadamer niet alleen om de interpretatie, het kunstwerk moet ook uitgevoerd worden (door de toeschouwer), het moet gebeuren.

Werkcollege1. Wat is mimesis bij Gadamer?Gadamer liet zich inspireren door Pytagoriers, maar zei niet hetzelfde. Gadamer: kunst gaat over ervaring van de werkelijkheid als ordelijk en harmonieus. Mimesis ligt bij toeschouwer en niet bij kunstenaar. Mimesis is een ervaring van orde en harmonie.

2. Waarom moet volgens Gadamer de esthetiek opgaan in de hermeneutiek?KUT.

3. Wat is de “evocatieve functie van een verhaal”?De esthetische vorm roept een wereld op . Kunstwerk moet steeds geactualiseerd worden omdat het kunstwerk niet is. - Vergelijking kerst: steeds hetzelfde feest, maar iedere keer een unieke gebeurtenis>- Zelfde met kunst: steeds opnieuw interpreteren.

Benjamin

Neomarxist, beïnvloedt door marxisme (kunst als ideologie of als kritische spiegel).

Benjamin gaat uit van een cultische/religieuze waarde van een kunstwerk, hierdoor zijn ze uniek. Ze spelen alleen die rol binnen die context. Dit noemt hij de aura, het bepaald de authenticiteit. De aura is het ‘hier en nu’ van het kunstwerk, de betekenis die het in het hier en nu heeft. Het is zowel dichtbij als ver van ons af, want terwijl je het alleen van dichtbij kunt waarnemen, is er tegelijkertijd iets goddelijks aan. Beelden verliezen hun uniciteit door reproductie, er is sprake van ‘onttovering’. Van oorsprong is kunst niet autonoom, maar in dienst van een cult of religie. Daarvoor moet er ook sprake zijn van een unieke, en daardoor rituele/religieuze, gebeurtenis. Zo kan het afwezige aanwezig gemaakt worden. Door reproductie wordt het kunstwerk bevrijdt van zijn eigen aura. Dit betreurt Benjamin aan de ene kant, aan de andere kant is hij blij dat het leidt tot een grotere toegankelijkheid van het kunstwerk voor het publiek. Ook vindt hij dat de aura als opium voor het

Page 20: DOK I Samenvatting KCM

volk was, en is daarom positief over het verdwijnen van de aura. Er is hier een parallel met de overgang van theater naar film, omdat de acteur zijn ‘hier en nu’ verliest. Ook is er geen sprake meer van autonome kunst, omdat film geen uiting van één kunstenaar is. Het moet ook een massaproduct zijn (wegens de hoeveelheid werk en geld die er in zit), en daarom ook een product voor de massa.De tentoonstellingswaarde verdrijft dus de cultuswaarde. Hier gaat de kunst van een religieuze naar een maatschappelijke betekenis en van de elite naar de massa. Men wil dichtbij een kunstwerk zijn, zowel de elite als de massa. Omdat de massa zo groot is, vereist dit reproduceerbaarheid. De mogelijkheid daartoe en de maatschappelijke vraag openen samen de politieke functie van kunst. Kunst kan ons politiek bewust maken, doordat het ons het onrecht van de samenleving toont (film doet dit goed, de aard van de film leidt tot shockeffecten). Het kan de samenleving blootleggen. Verder ziet Benjamin dat de technologische ontwikkelingen zowel gebruikt als misbruikt kunnen worden.

1. Wat bedoelt Benjamin als hij zegt dat de sociale functie van kunst is veranderd van ritueel naar politiek?De oorspronkelijke functie van kunst is volgens Benjamin maatschappelijk of religieus. Kunst is dan dus niet autonoom, het staat in dienst van de cultus. Dat veronderstelt een uniciteit en aanwezigheid van het kunstwerk – die verloren gaan als het kunstwerk reproduceerbaar wordt. Dat leidt tot een onttovering, die voor Benjamin uiteindelijk positief is: die bevrijdt het werk van de cultus. Dat ligt ook aan maatschappelijke ontwikkelingen: De moderne massa’s willen dicht bij het kunstwerk zijn. Dat was vroeger alleen voorbehouden aan de elite. Hierdoor wordt het vermenigvuldigen van kunst noodzakelijk. Dit alles opent de weg voor een politieke functie voor kunst.

Benjamin zegt dat film de vervreemding binnen de kapitalistische maatschappij (van natuur en jezelf) kan tegengaan, door mensen te doordringen van de onderdrukking in de maatschappij. Film maakt de massa’s politiek bewust.Traditionele kunst doet dat niet. De traditionele kunstvormen vragen om rustige contemplatie en beelden de wereld af als een afgerond geheel (denk aan de lijst die om een schildrij heen zit). Zo sust het mensen in slaap.Film is het tegenovergestelde. Dit komt door de technische kant van film (mediumspecifieke aspecten zoals inzoomen, montage, stills, vertraging): film laat de wereld niet continue, gefragmenteerd. Dit is politiek, het je bewust worden van het feit dat de maatschappij niet helemaal rond is, dat er iets mist.. Film dringt door in het weefsel van de maatschappij. Film toont de dingen anders dan we gewend zijn: we leven in een verziekte maatschappij en het is noodzakelijk in opstand te komen.

2. Wat is Benjamins reactie op het verlies van de aura van het kunstwerk?Aura: het hier en nu van het kunstwerk. Doordat je het kunstwerk aan kunt raken dwingt het respect af. Voorbeeld van aura: tentoonstelling met dia’s. Als je door wilt naar de volgende dia moet je de huidige vernietigen.- Authenticiteit en echtheid wordt doorbroken door reproduceerbaarheid. Benjamin: negatief want historische ervaring verloren, maar positief want democratisering vd kunst.

Als kunstwerk aura bezit, brengt het ontzag en verering met zich mee. Doordat kunstwerk zo dichtbij is dat je de kunst kunt aanraken, wordt het ontastbaar. Door zich bloot te stellen aan mogelijke aanraking, wordt het magisch en ontastbaar. Dus dan moet het wel goddelijk zijn. Religieuze kunst wordt dus mogelijk gemaakt door het aura: het hier en nu van het kunstwerk. Die religieuze functie van kunst leeft voort in autonome kunst, met zijn mythe van het genie. Dat is1 een soort van voortzetting van het aura (dit is eigenlijk ook een soort cultus; het museum als tempel, waar we in stille aanbidding van het kunstwerk geacht worden te staan).

Page 21: DOK I Samenvatting KCM

De reproduceerbaarheid van kunst bevrijdt de kunst van deze mythe van het genie, van de cultus.Kritiek van Benjamin is dat de elite eerst als enige de opdracht kon geven en kunstwerken kon kopen, de massa niet: kunst reflecteerde dus in de eerste plaats de smaak van de onderdrukkers. Door reproduceerbaarheid wordt dit teniet gedaan. Dit leidt tot een democratisering van het kunstwerk.

6. Wat is het verschil tussen het acteren van de theateracteur en het acteren van de filmacteur volgens Benjamin?Acteur verliest aura: hier en nu van de theateracteur filmacteur: niet fysiek aanwezig. Acteur kan prestaties niet meer aanpassen aan publiek. - Film = vervreemding: er staat iets tussen acteur en publiek in (camera).

Benjamin vind het niet erg dat aura verdwijnt: aura sust mensen in slaap, maar de mens moet wakker geschud worden ( kan door vervreemding, net zoals bij literatuur).

De acteerprestatie wordt letterlijk onttoverd. In toneel vindt het acteren plaats in het hier en nu. De acteur kan zijn of haar acteerprestatie aanpassen aan de reacties van het publiek. Een filmacteur heeft geen zeggenschap over wat het publiek uiteindelijk te zien krijgt: dat doet de cameraman en degene die de film uiteindelijk monteert. Daardoor is de filmacteur van het eindproduct vervreemdt. Ondanks dat aura dus eigenlijk verdwijnt bij film, wordt toch door Hollywood getracht dit op te wekken: de sterrencultus is een poging om het aura te bewaren. Benjamin vindt de verdwijning van aura, dus ook in acteren, echter goed. Die maakt een filmindustrie die gericht is op het wakker schudden van de massa’s mogelijk.

7. Wat zijn de twee belangrijkste accenten die in de receptie van kunstwerken gelegd kunnen worden? Welke historische ontwikkeling schetst Benjamin met betrekking tot deze accenten?Kunst gaat van cultuswaarde naar tentoonstellingswaarde. Tentoonstellingswaarde verdringt cultuswaarde (cultuswaarde hielt kunst in het verborgene, niet iedereen kon het zien, kunst was ondoordringbaar en mysterieus). Kunstwerk wordt van mystieke macht beroofd door technische reproduceerbaarheid. Van mythos naar logos je kunt het bevatten.

Dit wordt voor het eerst bereikt in de fotografie. In eerste instantie is fotografie nog gericht op aura. Voorbeeld: bij portretfotografie maakt het beeld de afwezige dierbaren aanwezig, zoals het afgodsbeeld de god aanwezig maakt. Dit idee verdwijnt al snel: de foto dringt overal door in ons dagelijks leven, in de krant, in magazines, etc.

Dan komt film als tweede hoogtepunt. Film maakt een einde aan autonome kunst, omdat het geen uitdrukking is van de individuele kunstenaar (geen persoonlijke expressie). Film is noodgedwongen een massaproduct: het moet aan de smaak van de massa voldoen (ook door kosten). Film is automatisch revolutionair, omdat voor het eerst in de geschiedenis de smaak van de massa, in plaats van die van de elite, serieus genomen wordt.

Adorno

De verlichting slaat om in haar tegendeel (van vrij object naar object van technische beheersing). De manier om dit te bestrijden is door de natuur te kennen. Het unieke gaat verloren door wetenschap, hier wordt de werkelijkheid versimpeld. Er ontstaat een verregaande gelijkschakeling met de illusie van vrijheid. Dit is de nieuwe opium voor het volk: de cultuurindustrie (denk aan reclames die ons vertellen dat we kunnen kiezen en vrij zijn, maar tegelijkertijd vertellen wat we moeten kopen, of protestsongs die beluisterd worden, waardoor de Vietnam-oorlog niet stopt).Kunst kan hierbij tot een uitweg dienen.

Page 22: DOK I Samenvatting KCM

Autonome kunst- is een uitdrukking van de idee van een vrije samenleving, kan hierbij een politieke betekenis hebben.Overdreven politieke kunst wordt echter vaak omgedraaid, zoals bijvoorbeeld de vernieuwende Van Gogh die nu overal op terug te vinden is, en is daarom niet echt autonoom. Autonome kunst staat juist zo ver mogelijk van de samenleving af, en is op die manier een uitweg. Kunst moet in haar vorm maatschappijkritisch zijn. Monade: een kunstwerk in zichzelf, maar is wel in harmonie met de natuurwetten en andere monades. Kunst heeft een dubbele maatschappelijke betekenis; het is aan de ene kant een uitdrukking van ongelijkheid, maar tegelijkertijd ook een geluksbelofte voor de toekomst.Historische ontwikkelingen van kunst volgens Adorno:18e/19e eeuw -> burgerlijke kunst: Beethoven: streeft ideaal na.20e eeuw: cultuurindustrie -> jazz, Hollywood: streeft vooruitgang na.Autonome kunst -> Kafka, Schönberg: steeds meer vervreemd, minder toegankelijk. Dit is ook nodig als het maatschappijkritisch wil zijn.Kunst moet wakker schudden door het feit dat het atonaal is. Aangename kunst is bedrog, er is geen harmonie. Kunst heeft hier dus een Bildungsideaal, maar niet zoals Schiller het bedoelde. Dit is de theory of fragmentation: mensen zijn kunst als geheel, maar Adorno ziet het als fragmentatie en als een representatie van de samenleving. Kunst is een praxis van de tegenstand. Het is nabootsing, in de vorm/stijl, niet in de inhoud, van de sociale werkelijkheid. Daarmee is het een monade van de maatschappij. Kunst doet ons verlangen naar een utopie, maar niet door die af te beelden (zo was Avatar, met een opstand die eindigt met een happy end, bedrog, dit noemt hij pockets of revolution, revolutie voor 2,5 uur). Door disharmonie te laten zien, is harmonie later mogelijk. Vals bewustzijn: onderdrukking die zich voordoet als vrije keuze, en daarom ook omarmt wordt.Georchestreerde vorm van verzet: Che Guevara-posters. Je hebt alleen een gevoel van verzet, maar het is gewoon een onderdeel van het systeem.Elk systeem is onderdrukkend. Het systeem is effectief omdat het ons het idee van harmonie geeft. Grote kunstenaars kopiëren de stijl van de samenleving, maar ontmaskeren dat die stijl fout is. Door dissonanten worden we bewust van de interne tegenstrijdigheden van de samenleving.

Werkcollege

3. Wat is de “theory of fragmentation” van Adorno?Kunst is geen geheel. Laat juist zien dat de samenleving geen geheel is door de dissonanten. Adorno: echte kunst moet een gevoel van disharmonie brengen. Kunst laat werkelijkheid zien zoals ‘ie is die samenleving is tegenstrijdig. Kunst maakt ons bewust van die continue straat. Kunst ontkracht de mythe dat we in de beste van alle denkbare werelden leven. Zijn theory of fragmentation: echte kunst geeft plaats aan het afwijkende om te laten zien dat er altijd dissonantie is. Kunst laat zien dat er geen orde en harmonie is. Kunst moet choqueren (vervreemden barthes jeuj!)Kunst laat dit zien door zijn stijl. De stijl van het kunstwerk toont de verscheurdheid, het gefragmenteerde van de samenleving. Kunst die harmonieus is, is volgens Adorno vorm van bedrog; we leven namelijk niet in een harmonieuze samenleving. Echte kunst geeft plaats aan het niet-identieke, de dissonant. Het doet dat door te choqueren. Kunst choqueert door tegen de verwachtingen in te gaan. Kunstenaars hanteren een stijl die tegen de verwachting ingaat. Kunst confronteert. We worden doordrongen dat er iets loos is, dat we niet in de beste van alle werelden leven. Dus door de stijl, niet door wat afgebeeld of weergegeven wordt.

Je kunt Adorno’s theorie niet los zien van de geschiedenis van de Holocaust. Veel van zijn familie is overleden in deze periode. Daardoor was Adorno doordrongen van de noodzaak van een samenleving waarin mensen anders, niet-identiek mogen zijn.Veel van de denkers die we tot nu toe behandeld

Page 23: DOK I Samenvatting KCM

hebben, prezen kunst om zijn vermogen orde en harmonie te creëren. Zij zagen het kunstwerk als een harmonieus geheel. Adorno zegt dat iedere poging om harmonie te creëren, gevaarlijk is. Het onderdrukt namelijk het niet-identieke.

4. Op wat voor manier is kunst een ‘sociaal feit’ volgens Adorno?Kunst is een sociaal feit omdat het mimetisch is. Adorno bedoelt met mimetisch dat kunst de samenleving nabootst, niet in inhoud of vorm, maar in stijl. Het is dus de sociale werkelijkheid die afgebeeld wordt en ontmaskerd wordt als dissonant. Geen nabootsing in inhoud, geen nabootsing in vorm, maar in stijl. Voorbeeld: Rotterdam als industriële havenstad. Volgens Adorno zou het dus niet vreemd zijn dat ze daar veel techno luisteren, omdat dit het industriële ritme van het leven in die stad nabootst. Kunstwerk is een monade (deel van het geheel) van de samenleving, door de stijl. (Stijl is het opleggen van regels aan het materiaal)

5. Wat is de utopische functie van kunst volgens Adorno?Het kunstwerk laat de sociale werkelijkheid zien zoals die is. Omdat kunst dit doet, omdat deze werkelijkheid een werkelijkheid van onderdrukking en vervreemding is, gaan we verlangen naar een sociale werkelijkheid waarin we verzoend zijn: verzoend met onszelf en met de natuur. Kunst doet dat niet door harmonie te creëren (verschil Adorno met andere denkers!). Dat zou mensen doen geloven dat de wereld goed is (of: erger nog, harmonieus gemaakt moet worden door het niet-identieke uit te stoten – zie nazi-Duitsland als een voorbeeld van de gevaarlijke gevolgen hiervan). Adorno spreekt dus over een utopie, maar dit zit niet in het afgebeelde. Verzoening bestaat alleen in kunstwerken die niets verzoenen. Ze laten de maatschappij zien zoals de maatschappij is, zodat je gaat verlangen naar dat wat er niet is. De stijl van het kunstwerk is onverzoend, gefragmenteerd, kapot. Door de confrontatie hiermee, merkt de toeschouwer de vervreemding van zichzelf op. Kunst moet hard zijn als wat is en geweldloos als wat niet is, aldus Adorno: het kunstwerk laat de werkelijkheid zien als gewelddadig (want onderdrukkend) maar belooft ons een werkelijkheid waarin geen geweld meer zal zijn

8. Wat is de verhouding tussen muzikale productiekrachten en productieverhoudingen?Adorno gaat uit van historisch materialisme als model van de samenleving (model van Marx). Dit houdt in dat er twee lagen zijn: de bovenbouw (religie, kunst, alle producten van de menselijke geest) en de onderbouw (sociale verhoudingen en productiekrachten). De bovenbouw is dus een bepaalde ideologie, een denken dat de sociale verhoudingen en productiekrachten voorstelt als natuurlijk, onmogelijk te veranderen. De bovenbouw weerspiegelt de onderbouw. Volgens het klassieke Marxisme is kunst onderdeel van die bovenbouw – van de onderdrukkende ideologie. Wie kunst bestudeert, bestudeert dus de processen die ons onderdrukken.De Frankfurter Schule (waar Adorno en Benjamin lid van waren) is neomarxistisch. Volgens hen weerspiegelt kunst niet alleen de onderbouw, maar houdt ook de belofte in dat er een andere, betere samenleving is. Kunst kan dus politiek worden: een verzet tegen de bestaande maatschappelijke verhoudingen.Nu moet je het voorstellen m.b.t. muzikale productiekrachten: leden van orkest, instrumenten etc. behoren tot onderbouw. Ook de stijl! Die stijl kan recht tegen de productieverhoudingen in gaan, om te laten zien dat de productieverhoudingen slecht zijn.

9. Op pagina 41 heeft Adorno het over het “muzikale valse bewustzijn van de reproducerenden”. Leg uit wat hij hier mee bedoelt.Vals bewustzijn zijn keuzes die ons door de maatschappij opgelegd zijn, waarvan we denken dat het onze eigen keuzes zijn. Zo werken we mee aan onze eigen onderdrukking.Hoe kunnen we dit doorbreken, als dit eigenlijk onoverkomelijk is?

Page 24: DOK I Samenvatting KCM

Zogenaamde revolutionaire kunst is geen oplossing: of deze kunst wordt deel van het systeem (houdt volk rustig). Gebeurt dit met muziek, dan is er spraken van een muzikaal vals bewustzijn. Tweede mogelijkheid is dat het succesvol is. Dan gebeurt er niks anders dan dat het ene systeem door het andere ingenomen wordt. Kunstwerken kopiëren de stijl van de samenleving, ook de dissonantie. Ze maken bewust van de dissonantie. Je beseft je dat dit een maatschappij is van onderdrukking en ongelijkheid. Grote kunst onthult, cultuurindustrie dekt toe.

LyotardLyotard stuitte op het idee van fragmentatie die hoorde bij een postmoderne tijdgeest toen hij overzicht van ontwikkelingen binnen de wetenschap wilde schrijven. Kenmerkend voor de moderne tijd: rationaliteit en vrijheid zijn sturende gedachten, dit werd ingevuld door de werkelijkheid te zien als één geheel. De postmoderne tijd gaat er vanuit dat dit op meerdere manier ingevuld kan worden, en is dan ook het einde van de grote verhalen. Mensen die dit wel denken zin gevaarlijk. (overeenkomst Adorno: totale visies leiden tot totalitaire regimes (alomvattende beheersing van de samenleving)).Rol van bildung hierin: talenten moeten allemaal in harmonieuze samenhang ontwikkeld worden, zodat individuen zich kunnen tot een autonoom individu, en de samenleving tot een autonome samenleving. Dit is het ideaal van de maakbaarheid van de samenleving (Schiller). Lyotard verzet zich tegen het ideale van Hegel (alles wat redelijk is, is werkelijk, en andersom): onze kennis heeft grenzen.Lyotard zag filosofie in de kunst. Hij zag belang in de avant-garde kunst: die was vernieuwend en zocht steeds naar het onbepaalde. Het sublieme (dat wat ons begrip te boven gaat, daar waar onze kennis wordt overschreden) kan worden uitgedrukt in de kunst. Lyotard noemt dit de sublieme ervaring van een onbepaald hier en nu. Wat gebeurt er? Een ervaring van plaats en tijd dat in een systematisch geheel van vooruitgang past. Er is hier dus een herinterpretatie van de avant-garde: geen vooruitgang (zoals avant-garde bekend stond) maar een kritische ondervraging van vooruitgang.Volgens Lyotard heeft alles een modern en een postmodern moment. Het moderne moment verzoent, en gaat er vanuit dat er één waarheid te vinden is. Het postmoderne moment laat ons zien dat er geen geheel is. Ze volgen elkaar constant op, want nadat je chaos hebt herkent (postmodern) wil je er orde in aanbrengen (modern). Het sublieme en het postmoderne gaan hier dus hand in hand, ze tonen allebei de disharmonie van de samenleving.Vergelijking Kant over sublieme: het sublieme had voor Kant pas waarde wanneer als je het kon ontstijgen. Voor Lyotard was het wel waardevol omdat het het schijnidee van het geheel kon bestrijden.

Werkcollege

Het fragment van Lyotard bevat de eerste bladzijden van een artikel over de geschiedenis van ‘het sublieme’. Hij probeert hierin te omschrijven wat het sublieme is dat hij vindt in de schilderijen van Barnett Newman

1.Lyotard wil “het sublieme”, dat we nog kennen van Kant, een andere betekenis geven. Welke en waarin verschilt hij in dezen van Kant?Kant zag het sublieme als iets oneindigs en bovennatuurlijks wat niet te ervaren is in het dagelijks leven maar wel in de kunst. Lyotard ziet het sublieme niet als iets oneindigs en bovennatuurlijks. Het sublieme zit volgens hem in het ‘hier en nu’. De vraag naar ‘gebeurt er iets?’ is volgens hem het sublieme.

Lyotard is een van de meeste belangrijke post-modernistische filosofie. Postmodernisme wordt gekenmerkt door het einde van de grote verhalen. De onmogelijkheid van het soort opvatting die we

Page 25: DOK I Samenvatting KCM

bij Hegel en Danto tegenkwamen. Lyotard zegt dat de meest succesvolle grote verhalen de wereld verklaren vanuit de toekomst. Ze zijn dus teleologisch, ze werken naar een eind toe. Een groot verhaal functioneert dus als een mythe.Kunst moet geen nieuwe mythe bieden, maar juist mythe doorbreken. Kunst moet zicht tegen de grote verhalen verzetten. Niet door zelf een niet groot verhaal te creëren, maar juist door te laten zien dat er altijd interne tegenstrijdigheden zijn. Doordat kunst de kleine verhalen laat zien, bied het weerstand tegen de consensus van de grote verhalen. Harmonieuze samenlevingen zijn helemaal niet harmonieus, volgens Lyotard. Alleen het niet harmonieuze is echt harmonieus. Kunst geeft geen ervaring van schoonheid en harmonie. Kunst laat voelen dat er nooit een geheel zal zijn, en dat het geheel nooit te bevatten zal zijn, omdat het tegenstrijdig is.Lyotard zegt: echt, oprecht samenleven, is erkennen dat je de ander nooit zult kennen. Je kunt pas iemand kennen als de ander gelijk aan je is, wat niet mogelijk is, omdat je dat zelf bent. Kunst is een training in het feit dat er geen eenheid en gelijkvormigheid is, zodat we niet met dwang die gelijkvormigheid gaan opleggen. Lyotard zegt dat alle kunst een moderne en een postmoderne fase heeft. In de moderne fase denken de mensen te weten hoe de wereld in elkaar steekt. Moderne kunst verzoent dus en geeft troost. Het postmodernisme laat juist zien dat die samenhang er niet is. Het geen plezier, het geeft een combinatie van pijn en genot. Lyotard heeft het over een negatieve esthetiek. Kunst laat zien dat er dingen zijn die niet uitgebeeld kunnen worden.

2. “[D]eze agitatie is alleen mogelijk voor zover er iets te bepalen blijft dat nog niet was bepaald” (p. 95). Leg uit.Het sublieme valt niet onder het denken en het uitleggen van het denken van anderen, omdat het sublieme niet bepaald is en elke keer opnieuw moet worden bepaald, wat mogelijk is door de kunst. ‘Het denken richt er zich op wat overgeleverd is, het tracht erover te reflecteren en het te overwinnen. Het probeert te bepalen wat al gedacht, geschreven, geschilderd en gesocialiseerd is, om vast te stellen wat het niet is geweest’ (Lyotard, 95).

Als iets aan een geheel aangeboden kan worden, kan het nooit de waarheid zijn. Er zijn alleen fragmenten die op verschillende manieren gecombineerd kunnen worden. Kunst kan dan ook geen betekenis geven, want iedere betekenis die het zou geven zou een schijnbetekenis zijn. Er moet dus altijd gezocht worden naar die betekenis. Kunst spoort je aan om op zoek te gaan naar die betekenis, maar tegelijkertijd geeft het ook aan dat je die betekenis nooit kunt vinden.

DantoDanto: sprak over het einde van de kunst, naar aanleiding van de Brillo-dozen van Warhol. Waarom was dit kunst? Omdat dit zo gepresenteerd, en erkend werd. Het lag dus niet aan het kunstwerk zelf, maar door de filosofie erachter. Kunst gaat volgens Danto voornamelijk nog over de vraag ‘wat is kunst?’. Hierdoor kan alles kunst zijn. Er is niks meer dat kunst onderscheidt van andere dingen, behalve de theorie. Op dat moment is er dus ook geen vernieuwing meer mogelijk, dus het einde van de kunst.Parallel met Hegel: kunst is in een historisch kader te zien, en is, toen het zijn taak heeft volbracht, overgegaan in de filosofie.Volgens Danto begint de kunstgeschiedenis in de 18e eeuw, omdat daar de autonome kunst onstaat (dus niet de klassieke oudheid, daar had het een andere functie), eindigt het met Warhol. Kunst wordt hier kunstfilosofie. Dit is ook het einde van de avant-garde, omdat er geen vooruitgang meer mogelijk is.In de expressietheorie staat de zender en zijn boodschap centraal. Voor Danto is de verdienste hiervan dat kunst een gevoelskwestie in plaats van een rationele kwestie wordt, tegelijkertijd wijst hij

Page 26: DOK I Samenvatting KCM

het ook af , omdat een kunstenaar moet weten waar hij inde geschiedenis staat voordat hij kunst maakt. De expressietheorie gaat dus uit van een voortdurende stroom van nieuwe stijlen, terwijl Danto een eindpunt ziet waarna er geen nieuwe stijlen meer mogelijk zijn.Verschil begrip sublieme met Kant: Kant zag het sublieme als iets oneindigs wat wij normaal gesproken niet konden ervaren, dat wij kunnen ervaren door middel van een kunstwerk. Kant zag kunst als een manier om een schijn te krijgen van een ‘ding an sich’, wat zonder kunst niet te ervaren was. Lyotard ziet het sublieme echter als niet als iets bovennatuurlijks. Voor Lyoatard betekent het sublieme ervaring van een gebeurtenis in het ‘hier en nu’. Hij ziet het sublieme als een sublieme ervaring van een onbepaald hier en nu. Dit onbepaalde is hier dus niet iets uit een andere wereld of een andere tijd, maar dat wat er gebeurt op het moment dat je een kunstwerk ervaart, op dat moment zelf en die plaats zelf. Kunst laat zien dat de grote verhalen tegenstrijdigheden ontkent, en ze glad strijkt (hierbij ontkracht het ook de eigenheid van subgroepen), en dat er eigenlijk alleen maar kleine verhalen zijn. Vergelijkbaar met Adorno: kunst moet dissonanten laten zien, laten zien dat de samenleving geen geheel is. Het heeft geen schoonheidservaring. John Cage 4’33: het einde van kunst, kun je nog verder vernieuwen dan stilte als muziek ervaren?Danto: Brillobox van Warhol, niet meer te onderscheiden van andere boxen. Alles kan dus kunst worden genoemd.Marchel Duchamps Urinoir: een willekeurig banaal object, is kunt omdat het in een museum geplaatst werd.Kunstwerken zijn nu zo vrij dat ze niet eens meer tot kunst gerekend hoeft te worden. De waardering ‘dit is kunst’ voegt niks meer toe. De kunst had altijd een historische betekenis, totdat alles kunst kan zijn en het nier meer duidelijk is wat kunst is. En er een groot domein van vrije expressie is ontwikkeld

WerkcollegeDanto gebruikt de gedachten van Hegel over het ‘einde van de kunst’ als inspiratiebron bij het denken over ontwikkelingen in de kunstgeschiedenis in de tweede helft van de 20e eeuw. Let daarom goed op de verschillen en overeenkomsten tussen beider opvattingen over het ‘einde van de kunst’

[A] Op basis waarvan constateert Danto dat de kunst ten einde is gekomen? Danto constateert dat bij de laatste kunstproducten het werk zelf tot nul nadert, terwijl de theorie tot oneindig nadert (dus de theorie over kunst gaat de essentie van het kunstwerk zelf overheersen). Daardoor is er volgens Danto niets meer behalve theorie, en is wat er van kunst overblijft puur denken over zichzelf. Naar aanleiding van deze gedachtes zegt Danto: ‘Als een visie als deze ook mar enigermate aannemelijk is, kunnen we inderdaad veronderstellend at de kunst ten einde is gekomen’ (Danto, 163).

Er is een einde aan de kunst gekomen omdat er geen vooruitgang meer is. Volgens Danto begint de kunst in de 18e eeuw, omdat er toen voor het eerst op een bepaalde manier over kunst geschreven werd. Kunst was voor die tijd niet als kunst waardevol, maar waardevol om andere redenen (religieuze waarde bijv.). Vanaf de 18e eeuw is kunst autonoom, en dat was voorheen ongebruikelijk. Kunst eindigt volgens Danto op het moment dat alles kunst kan zijn. Alles wordt esthetisch. Eerst was alleen het esthetische kunst, en nu wordt alles esthetisch. Het is niet langer mogelijk om vooruitgang te boeken in de kunst. Kunst is dan dus kunstfilosofie geworden. Kunst is opgegaan in het denken over kunst. Het denken over kunst is zelf kunst geworden.

[B] Noem overeenkomsten en verschillen tussen de argumenten die Danto en Hegel geven voor het ‘einde van de kunst’.

Page 27: DOK I Samenvatting KCM

Een overeenkomst tussen Danto en Hegel is dat bij beide denkers het ‘einde van de kunst’ niet betekent dat er helemaal geen kunst meer gemaakt wordt.

Daarnaast gaan beide er vanuit dat met het einde van de kunst, de kunst als historisch moment (Hegel) of de historische rol van kunst (Danto) ook ten einde is gekomen.

Hegel heeft het over het werken naar een einddoel, en dat kunst daar een belangrijke rol in speelt. Kunst heeft een belangrijke rol gespeeld in de wereldgeschiedenis. Danto daarentegen heeft het niet over het toewerken van kunst naar een einddoel. Volgens Danto is kunst op een gegeven moment niets meer dan theorie, en dat de kunst alleen nog maar over zichzelf denkt, maar het einddoel waar Hegel het over heeft noemt hij dus niet.

De belangrijkste overeenkomst tussen Danto en Hegel is dat bij beide eerst kunst is en dan filosofie. Bij Hegel wordt de taak overgenomen door de filosofie terwijl bij Danto kunst zelf filosofie wordt.

Hegel zegt dat kunst vervangen wordt door filosofie, en Danto zegt dat kunst opgaat in filosofie.

3. [A] Wat is volgens Danto de verdienste van de expressietheorie? [Omschrijf in je antwoord op deze vraag ook duidelijk en in eigen woorden wat hij volgens jullie onder de expressietheorie verstaat.] Onder de expressietheorie verstaat Danto dat kunst beschouwd kan worden als ‘expressie of als het communiceren van gevoelens’ (Danto, 157). De kunstenaar brengt zijn of haar gevoelens dus over in het kunstwerk op het publiek. De verdienste van de expressietheorie is volgens Danto dat zij de kunst benadert als natuurlijke soort, wel met oppervlakkige variaties. En de expressietheorie behandelt de vraag die al eeuwen gesteld wordt en omstreden is: wat is kunst?

De verdienste van de expressietheorie van kunst is dat ze op een uniforme manier alles verklaart. De expressietheorie van kunst is dat kunst een uitdrukking is, ten opzichte van iets, in een bepaalde stijl. Kunst is uitdrukking. De expressietheorie verklaart kunst op zo’n manier kunt verklaren hoe je kunst op een natuurlijke manier kunt evolueren.

[B] Zijn jullie het met Danto eens voor wat betreft deze verdienste?Wij zijn het met Danto eens dat kunst kunst wordt door de expressie van de kunstenaar hierin. We zijn het met Danto eens dat de expressietheorie de kunst benadert als natuurlijke soort, omdat gevoelens ook natuurlijk zijn, maar we zijn het ook met Danto eens dat er een negatieve kant aan de expressietheorie zit, namelijk dat het maar één benadering is van kunst. Het kan dus ook eenzijdig en soms oppervlakkig zijn.

4. Wat is het verband tussen de manier waarop we kunst definiëren en de manier waarop we de geschiedenis van de kunst beschouwen volgens Danto?De manier waarop we kunst definiëren volgens Danto is aan de hand van de expressietheorie. De manier waarop we de geschiedenis van de kunst beschouwen hebben we niet uit de tekst van Danto kunnen halen en we snappen het ook niet helemaal. Vandaar dat we geen volledig antwoord op deze vraag kunnen hebben geven.

Danto zegt dat we iets alleen als kunst kunnen herkennen, we het kunst kunnen noemen. We kunnen het alleen kunst noemen,als we weten wat kunst is. De kunstgeschiedenis bepaalt dus wat kunst is. Een kunstenaar kan alleen kunst maken als hij/zij uitgaat van de kunstfilosofie. Een kunstenaar heeft ook historisch besef nodig. De kunstenaar moet dan niet de fout maken dat hij iets maakt in een stijl die al geweest is. De opvatting van hoe verschillende stijlen elkaar opvolgen en waarom, bepaalt onze kunstopvatting.

Page 28: DOK I Samenvatting KCM

Andersom geldt dit ook. Je kunstopvatting bepaalt hoe je de opeenvolging van de verschillende stijlen verklaart. Bij een kunstopvatting hoort een bepaald model van de geschiedenis. Danto zegt: de manier waarop we naar kunst kijken, is historisch bepaald. We zien niet alleen maar vorm, maar we zien kunst, en kunst is meer dan alleen maar vorm. Geschiedenig en interpretatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet alleen de manier waarop we kunst zien, maar de kunstwerken zijn ook verbonden met een bepaald tijdperk waar ze uit komen. Kunst vloeit voort uit de interpretatie die in een bepaalde tijd hoort.

5. Wat bedoelt Danto met een kunsthistorisch model waarvan “het narratieve voorbeeld de Bildungsroman is”?Bij de Bildungsroman gaat het om de persoonlijke ontwikkeling en vooruitgang van het hoofdpersonage, die het hoogtepunt bereikt wanneer hij tot zelfinzicht komt: ‘de roman van de persoonlijke karakterontwikkeling die zijn hoogtepunt bereikt in het moment waarop het zelf tot zelfinzicht komt’ (Danto, 161). Bij kunst moet het volgens Danto ook hierom draaien. Kunst moet zich ontwikkelen zodat het uiteindelijk tot zelfinzicht komt en zelfbewust wordt. Hiermee zou het een antwoord op de vraag geven ‘wat is kunst?’, omdat kunst tot zelfinzicht komt en dus kan inzien waar het kunstwerk om draait.

Kunst is zich bewust geworden van wat kunst is, en welke plek het in de samenleving heeft, hetzelfde als de personages in het Bildungsroman