Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

8
U kunt ook bijgaande bon uitprinten en ingevuld opsturen naar: Abonnementenadministratie De Levende Natuur, Antwoordnummer 134 6700 VB Wageningen. Tel. 0317 - 46 64 39 [email protected] U kunt zich abonneren via onze website ik wil graag een abonnement op De Levende Natuur naam: _____________________________________________________________ adres: _____________________________________________________________ postcode: ____________ woonplaats: _______________________________________ e-mail: ________________________________ tel.: __________________________ Ik machtig De Levende Natuur om het totale aangekruiste bedrag van mijn rekening af te schrijven: bank/giro: _____________________________________________________________ datum: ___________________ handtekening: Graag aankruisen: proefabonnement 9,90 (drie nummers) particulier 29,50 (NL + B) – overige landen 35,- instelling/bedrijf 50,- student/promovendus 9,90* * (max. vier jaar; graag kopie college- of PhD kaart bijvoegen) Na vier jaar gaat dit abonnement automatisch over in een regulier abonnement. De prijsontwikkeling kan het stichtingsbestuur dwingen de tarieven aan te passen. Tevens bent u gerechtigd om uw bank opdracht te geven het bedrag binnen 30 dagen terug te boeken. JA www.delevendenatuur.nl Hierna volgend artikel is afkomstig uit: Doelstelling van ’De Levende Natuur’ Het informeren over ontwikkelingen in onderzoek, beheer en beleid op het gebied van natuurbehoud en natuur- beheer, die van belang zijn voor Nederland en België. De artikelen zijn vooral gebaseerd op eigen ecologisch onderzoek, ervaring of waarneming van de auteurs. De Levende Natuur verschijnt 6x per jaar, waaronder tenminste 1 themanummer. Meer informatie op: www.delevendenatuur.nl

Transcript of Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

Page 1: Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

U kunt ook bijgaande bon uitprintenen ingevuld opsturen naar:

AbonnementenadministratieDe Levende Natuur,

Antwoordnummer 1346700 VB Wageningen.

Tel. 0317 - 46 64 [email protected]

U kunt zichabonneren via

onze website

ik wil graag een abonnement op De Levende Natuur

naam: _____________________________________________________________

adres: _____________________________________________________________

postcode: ____________ woonplaats: _______________________________________

e-mail: ________________________________ tel.: __________________________

Ik machtig De Levende Natuur om het totale aangekruiste bedragvan mijn rekening af te schrijven:

bank/giro: _____________________________________________________________

datum: ___________________ handtekening:

Graag aankruisen:

proefabonnement – € 9,90 (drie nummers)

particulier – € 29,50 (NL + B) – overige landen € 35,-

instelling/bedrijf – € 50,-

student/promovendus – € 9,90* * (max. vier jaar; graag kopie college- of PhD kaart bijvoegen)

Na vier jaar gaat dit abonnement automatisch over in een regulier abonnement.

De prijsontwikkeling kan het stichtingsbestuur dwingen de tarieven aan te passen.

Tevens bent u gerechtigd om uw bank opdracht te geven het bedrag binnen 30 dagen terug te boeken.

JAwww.delevendenatuur.nl

Hierna volgend artikel is afkomstig uit:

Doelstelling van ’De Levende Natuur’ Het informeren over ontwikkelingen

in onderzoek, beheer en beleid op het gebied van natuurbehoud en natuur-

beheer, die van belang zijn voor Nederland en België.

De artikelen zijn vooral gebaseerd op eigen ecologisch onderzoek, ervaring

of waarneming van de auteurs. De Levende Natuur verschijnt 6x per jaar,

waaronder tenminste 1 themanummer. Meer informatie op:

www.delevendenatuur.nl

Page 2: Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

120 | De Levende Natuur - jaargang 114 - nummer 4

Natuurontwikkeling op voormalige land-bouwgronden vindt vooral plaats in hetkader van de inrichting van de EcologischeHoofdstructuur (EHS). In totaal gaat hetom een gebied van circa 750.000 hectare,waarvan circa 171.000 hectare op de kaartstaat als Nieuwe Natuur. Begin 2012 wascirca 53.000 hectare aan Nieuwe Natuuringericht (Interprovinciaal Overleg, 2012).In het regeerakkoord van het kabinetRutte-Asscher is opgenomen dat de EHS,inclusief verbindingszones, wordt gereali-seerd. Er wordt echter meer tijd voor geno-men waardoor er jaarlijks minder financiëlemiddelen ter beschikking zijn. Het efficiënten effectief inzetten van het budget blijftdan ook essentieel om kwalitatief hoog-waardige natuur kansen te bieden.

Overmaat aan voedingsstoffenAls gevolg van het intensieve gebruik zijnvoormalige landbouwgronden vaak sterkverrijkt met nutriënten. Ammonium wordtgenitrificeerd en het gevormde mobielenitraat spoelt grotendeels uit naar hetgrond- en oppervlaktewater. Fosfaat bindtechter sterk aan calcium en ijzer, bijvoor-beeld op locaties met calcium- en ijzerrijkkwelwater, waardoor het weinig mobiel isen ophoopt in de bodem-toplaag (Lamerset al., 2005). Daarnaast kan fosfaat bindenaan organische stof en kleideeltjes. Doorbinding (adsorptie) in de bodem spoeltfosfaat niet of nauwelijks uit. Op plaatsenwaar de bodem rijk is aan ijzer en calciumblijft de fosfaatbeschikbaarheid voor plan-ten relatief laag (fig. 1). De diepte van het

fosfaatfront wordt met name bepaald doorhet bodemtype, de bodemchemie, hetgrondgebruik en de fosforgift in het ver-leden. De dikte van de P-rijke bodemlaagis niet op het oog te bepalen, en dus nietper definitie gelijk aan de dikte van debouwvoor.Onder droge omstandigheden blijft demate van verruiging beperkt maar gaatGestreepte witbol (Holcus lanatus) vaakdomineren. Echter, zodra de fosforrijketoplaag natter wordt, treden interne eutro-fiëringsprocessen op en vindt fosfaatmobi-lisatie plaats waardoor de mate van verrui-ging toeneemt (Smolders et al., 2006).Vernatting kan bijvoorbeeld plaatsvindenals gevolg van hydrologische maatregelen,zoals het dempen of dichten van drainage-sloten. Maar vernatting kan ook geleidelijkoptreden, doordat greppels niet meer wor-den onderhouden en langzaam dicht-groeien. In combinatie met verzuring, alsgevolg van de bemesting in het verledenen het ontbreken van een onderhouds-bekalking, leidt vernatting tot een bekendmaar ongewenst beeld: een ruigtevegetatiemet massale ontwikkeling van Pitrus (Jun-cus effusus) of Liesgras (Glyceria maxima).Bij inundatie treedt veelal forse algenbloeiof kroosontwikkeling op.Aangezien de stikstofdepositie in Neder-land (20-30 kg per hectare per jaar) nogaltijd hoger is dan het kritische depositie-niveau van voedselarme natuurtypen (<10-20 kg per hectare per jaar; Bobbink etal., 2010) is het sturen op stikstoflimitatiegeen reële optie bij de omvorming vanvoormalige landbouwgronden naar soor-tenrijke voedselarmere natuur. Dit betekentdat gestuurd moet worden op fosfaat-limitatie.

Op zoek naar kansenHet is bij natuurontwikkelingsprojectenvan belang inzicht te hebben in het ver-loop van de Olsen-P en totaal-P concentra-tie in het bodemprofiel en de ruimtelijkevariatie hiervan. Wanneer bijvoorbeeld nietde volledige fosforrijke toplaag wordt ver-wijderd, treedt alsnog massale pitrusont-wikkeling en/of algenbloei op (foto 1). De

Van landbouw naar natuur:gericht op zoek naar kansen!

Mark van MullekomEsther LucassenMaaike WeijtersHilde TomassenRoland BobbinkFons Smolders

De omvorming van voedselrijke landbouwgronden naar voedselarme, soortenrijke

natuur kan op verschillende manieren plaatsvinden. Door middel van een bodem-

chemisch vooronderzoek kan de effectiviteit van verschillende methoden om het

fosfor af te voeren (verschralen of ontgronden) in kaart worden gebracht. Daarnaast

worden de natuurpotenties en de noodzaak van aanvullende herstelmaatregelen

duidelijk. Met dit inzicht kunnen bij de gebiedsinrichting weloverwogen keuzes wor-

den gemaakt waardoor de kansen op een succesvolle natuurontwikkeling toenemen.

Op welke manier kunnen de potenties van voormalige landbouwgebieden zo optimaal

mogelijk worden benut? Gericht op zoek naar kansen!

Fig. 1. Correlatie tussen de som van de totaal calcium en ijzer concentratie en de fractie voorplanten beschikbaar P (Olsen-P/totaal-P) in bodems uit het beekdal van de Drentse Aa.

0,3 -

0,2 -

0,1 -

0,0 -0 250 500 750 1000 1250 1500

totaal-(Ca+Fe)(mmol kg-1)

Olsen-P/totaal-P (mol mol-1)

y = 1,3983x-0,5735

R2 = 0,8788

Page 3: Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

De Levende Natuur - juli 2013 | 121

kans op verruiging wordt vaak versterktdoordat de maaiveldverlaging, als gevolgvan ontgronden, leidt tot nattere omstan-digheden en daarmee tot P-mobilisatie.Inzicht in het functioneren van het gebiedèn de bodemchemie is dan ook vereistom de juiste keuzes voor inrichtingsmaat-regelen te kunnen maken.Bij de voorbereiding van een natuurontwik-kelingproject wordt steeds vaker gebruikgemaakt van een landschapsecologischesysteemanalyse (LESA). Door middel vaneen oriënterend veldonderzoek en eenbureaustudie worden de ontstaans-geschiedenis, de actuele toestand (onderandere de mate van verstoring) en denatuurpotenties van een gebied in kaartgebracht. Een LESA maakt het ook moge-lijk om een veel gerichter bemonsterings-plan op te stellen, waardoor op specifiekelocaties en dieptes de bodemchemiegemeten kan worden.De kosten van een bodemchemisch voor-onderzoek, waarbij zowel de verschralings-duur als de ontgrondingsdiepte en denatuurpotenties in kaart worden gebracht(kader 1), zijn vaak relatief beperkt. Zekerwanneer deze worden afgezet tegen dekosten van het totale project. De kans op

een succesvolle gebiedsinrichting is des tegroter, wat ook met het oog op het maat-schappelijk draagvlak voor natuurontwikke-ling belangrijk is.

Maaien en afvoerenOm voormalige landbouwgronden om tekunnen vormen tot voedselarme natuurmoet het fosforoverschot aanzienlijk wor-den gereduceerd. Verschraling kan bijvoor-beeld plaatsvinden door middel van eentraditioneel beheer van maaien en afvoerenvan het maaisel. Dit gaat tevens de ontwik-keling van bomen en struwelen tegen. Degemiddelde afvoer ligt rond de 10 kg P perhectare per jaar (Sival & Chardon, 2004).Het duurt echter vaak vele tientallen jarentot meer dan honderd jaar, voordat de P-concentraties in de bovenste 30 cm van debodem voldoende zijn verlaagd.Op basis van de Olsen-P en totaal-P con-centratie kunnen aan de hand van debeoogde streefconcentratie per bodemlaaghet fosforoverschot en de verschralings-duur worden berekend. Op deze manierwordt voor een beheerder duidelijk opwelke termijn schrale natuur kan wordenontwikkeld middels een beheer van maaienen afvoeren. In veel gevallen zal de ontwik-

keling van een kruidenrijk grasland hethoogst haalbare zijn. Er zijn echter ook uit-zonderingen bekend, al zijn dit vooral gras-landen die in het verleden relatief extensiefzijn gebruikt, niet zijn gediepploegd en/ofonder invloed staan van grondwater.

UitmijnenDoor middel van uitmijnen (foto 2) kanhet verschralingsproces met een factor vierworden versneld. De gemiddelde afvoerbedraagt 40 kg P per hectare per jaar(Sival & Chardon, 2004). Uitmijnen is hetonttrekken van fosfaat aan de bodem viaeen specifiek gewas, waarbij het productie-peil van het gewas bewust hoog wordtgehouden. Dit kan door gericht kaliumen/of stikstof bij te mesten. In Nederlandheeft vooral het Louis Bolk Instituut veeltoegepast onderzoek verricht en ervaringopgedaan met uitmijnen in de praktijk(Timmermans & van Eekeren, 2012; vanEekeren et al., 2007). Uitmijnen kan hetbeste plaatsvinden met behulp van eengrasklavermengsel of met de bestaandezode (grasland/weiland). Met snijmaïs,aardappelen en granen kan de bodem,vooral in het laatste stadium, onvoldoendeverschraald worden voor de ontwikkelingvan voedselarme natuur (Sival & Chardon,2004).Bij uitmijnen met grasklaver wordt eenhoogproductieve grasklaver op een perceel

Foto 1. Pitrusontwikkeling en algenbloei ten gevolge van het onvolledig verwijderenvan de fosforrijke toplaag. Na ontgronding bleek de Olsen-P concentratie van de

toplaag circa 2000 µmol per liter bodem en daarmee (fors) hoger dan de Olsen-Pstreefconcentratie van 300 µmol per liter bodem (foto: Mark van Mullekom).

Page 4: Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

ingezaaid. De klaver, die als stikstofbronfungeert, heeft een hoog eiwitgehalte waar-door het grasklavermaaisel zeer geschikt isals veevoer. Om de P-afvoer optimaal tehouden is kalibemesting noodzakelijk.De kosten voor een pachtende veehouderbedragen, in vergelijking met eenzelfdehoeveelheid aangekocht ruwvoer, circa 250euro per hectare per jaar.Uitmijnen met behulp van de bestaandezode behoort eveneens tot de mogelijk-heden. Voorwaarde is dat de zode eenbehoorlijk aandeel aan productieve soortenheeft. Er is hierbij echter ook een (inten-sieve) stikstofbemesting nodig in gevalklaver in de zode ontbreekt. Dit brengtextra kosten met zich mee. Aan de handvan specifieke analyses kan een concreetbemestingsadvies worden opgesteld. HetK-getal (de kaliumvoorraad) en het stik-stofleverend vermogen van de bodem zijnhierbij essentieel. Daarnaast wordt de ras-keuze van de Rode en/of Witte klaver eneen eventueel bekalkingsadvies vermeldom de bodem-pH te optimaliseren.Vooral zand- en kleibodems zijn geschiktom uit te mijnen. Op venige grondenwordt geadviseerd verschralingsbeheermiddels maaien en afvoeren voort te zet-ten. Belangrijk is verder dat de percelendraineren en een groot deel van het jaarbegaanbaar zijn om uitmijnen in de prak-tijk mogelijk te maken. Het nemen vanhydrologische herstelmaatregelen moethierdoor vaak worden uitgesteld. Bij hogergelegen inzijggebieden speelt dit geen rol,waardoor dit soort terreinen geschikter zijn

Kader 1. Bodemanalyses: inzicht in P-concentraties en natuurpotenties

Omdat planten wortelen in een bepaald bodemvolume is het realistisch omnutriëntenconcentraties uit te drukken per liter verse bodem. Hierdoor kunnentevens concentraties in verschillende bodemtypen met elkaar worden vergeleken.Een veenbodem heeft bijvoorbeeld een veel lager soortelijk gewicht dan een zand-of kleibodem.

Voor het meten van de fosfaatbeschikbaarheid zijn diverse methoden beschikbaar.Een goede maat is de Olsen-P concentratie van de bodem. Uit onderzoek vanGilbert et al. (2009) bleek dat Olsen-P de meest geschikte indicator is voor deconcentratie plantenbeschikbaar fosfaat in soortenrijke graslanden. Bovendien isde Olsen-P concentratie een internationaal algemeen bekende en veel toegepastemethode om de P-beschikbaarheid van bodems te bepalen. De Olsen-P concentra-tie kan worden bepaald aan de hand van een bicarbonaat-extractie van de bodem(Olsen et al., 1954). Uit kasexperimenten (Smolders et al., 2008) en veldwaar-nemingen (van Mullekom et al., 2009) blijkt dat de Pitrusbedekking fors toeneemtbij een Olsen-P concentratie boven de 250-350 µmol per liter verse bodem. Voorsoortenrijke vegetatietypen van voedselarme gronden (soortenrijke heiden of natteschraallanden) ligt de Olsen-P concentratie van de bodem meestal onder of ronddit niveau.

IJzerrijke bodems en kleibodems zijn van nature vaak relatief rijk aan totaal-P.Dergelijke bodems binden namelijk zeer goed fosfaat. Aangezien kleibodems nietalleen veel fosfaat binden maar ook immobiliseren, kan op dit soort P-rijke bodemsde P-beschikbaarheid toch relatief laag blijven. Op dit soort bodems komen vooralde wat minder schrale graslandtypen als dotterbloemhooilanden, glanshaverhooi-landen en kamgrasweiden tot ontwikkeling. Voor dit soort vegetatietypen kan eenOlsen-P grenswaarde worden gehanteerd van 500-1000 µmol per liter versebodem.

De Olsen-P concentratie ligt in de toplaag van landbouwgronden meestal verboven de vereiste niveaus. Soms worden zelfs concentraties gemeten die meerdan drie keer zo hoog zijn dan optimaal vereist voor een maïsakker!

Naast de Olsen-P concentratie is de totale fosforconcentratie in de bodem vanbelang. Deze is indicatief voor de hoeveelheid fosfaat die potentieel nog beschik-baar kan komen. Deze kan bepaald worden door een bodemdestructie met salpe-terzuur en waterstofperoxide uit te voeren. In het destruaat kunnen tevens de ijzer-,aluminium-, calcium- en zwavelconcentratie gemeten worden. Dit levert belangrijkeaanvullende informatie op voor het inschatten van de risico’s op P-mobilisatie alsgevolg van interne eutrofiëringsprocessen en het in kaart brengen van de natuur-potenties. De totale calciumconcentratie, uitgedrukt per liter bodemvolume, blijktin de praktijk ook indicatief te zijn voor de basentoestand (zuurbufferend vermogen)van de bodem en het natuurtype (Smolders et al., 2011). In verzuurde of verzu-ringsgevoelige gebieden (totaal calcium <20 mmol per liter bodem) kan door mid-del van een aanvullende zout- en/of waterextractie de mate van buffering specifie-ker worden onderzocht. Dit zijn onder andere de bodem-pH en concentraties‘uitwisselbaar’ calcium, magnesium en aluminium. Op basis hiervan kan nog beterworden bepaald welk vegetatietype tot ontwikkeling kan komen (bijvoorbeeld eenzure heide, soortenrijke heide of heischraal grasland).

Tevens kan een bekalkingsadvies worden opgesteld voor het herstellen van debodembuffering op locaties waarvoor dit gewenst blijkt te zijn. De ammonium-en nitraatconcentraties geven een beeld van de hoeveelheid beschikbaar stikstof.Met behulp van een referentiedataset van streefwaarden voor de verschillendenatuurtypen kan, in combinatie met chemische analyses van het bodemprofiel,snel duidelijk worden welke natuurtypen tot ontwikkeling kunnen komen.

Foto 2. Uitmijnen van voormalige landbouwbodem inhet Hengstven met behulp van een grasklaver mengsel

(foto: Bart Timmermans).

122 | De Levende Natuur - jaargang 114 - nummer 4

Page 5: Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

De Levende Natuur - juli 2013 | 123

om uit te mijnen dan laagtes in het land-schap.Uitmijnen van de toplaag van een voor-malig landbouwgebied vereist een lange-termijn. Het voorkomt echter wel dat erafgegraven hoeft te worden, zodat denatuurlijke morfologie (indien nog aan-wezig) behouden kan blijven. Vanwege deglobale worteldiepte van planten is ver-schraling van de bovenste 30 cm mogelijk.

Op plekken waar de bodem tot groterediepte verrijkt is met fosfor, kan fosfaat-nalevering richting de verschraalde bodem-laag optreden wanneer de grondwater-invloed in het maaiveld wordt verhoogd.Dit kan leiden tot een verrijking van detoplaag en daarmee tot verruiging. Onderijzer- en calciumrijke omstandigheden blijfthet risico hierop beperkt .

OntgrondenBij ontgronden wordt de met fosfor ver-rijkte toplaag afgegraven (foto 3) waardoorsnel de gewenste verschraling wordt gerea-liseerd en snel succes kan worden geboekt.Ontgronden is een relatief kostbare maat-regel. Wanneer een afzetmarkt kan wordengevonden, kunnen de kosten beperkt blijven.Doordat een minder intensief maaibeheernodig is, zijn de beheerkosten na ontgron-ding doorgaans lager. Een bijkomend voor-deel is dat het maaiveld wordt verlaagd enhierdoor dichter bij het grondwater komt.Het is belangrijk om door middel vanbodemanalyses de vereiste ontgrondings-diepte vast te stellen. Dit voorkomt tegen-vallende en ongewenste ontwikkelingen nahet uitvoeren (foto 1). Uit de bodemanaly-ses wordt tevens duidelijk of een combina-

tie van een beperkte ontgronding en aan-vullend verschralingsbeheer (bijvoorbeelduitmijnen) een reëel alternatief vormt.Wanneer blijkt dat de bodem tot op grotediepte verrijkt is met fosfor, is ontgrondenminder geschikt en dient gezocht te wor-den naar alternatieven zoals het bijstellenvan de beoogde natuurdoelen.

Alternatieve beheermethodenInzet van grazers in weiden en halfopenlandschappen voorkomt het dichtgroeienvan vegetaties waardoor variatie in hetgebied aanwezig blijft. De netto afvoer vannutriënten (verschraling) door middel vanbegrazen is echter zeer beperkt. Begrazenvan natte terreinen waarin zich Pitrus heeftgevestigd, heeft zelfs vaak een averechtseffect, omdat de meeste grazers nauwelijksPitrus eten. Het gevolg van veel vormenvan begrazing is vaak een verdere toenamevan de dominantie van Pitrus (Kemmers etal., 2004). Ook het effect van het opbren-gen van een fosfaatbinder als Phoslock(met lantaan verrijkte benthonietklei) isontoereikend om de fosfaatbeschikbaar-heid op voormalige landbouwgronden teverlagen (Geurts et al., 2011). Toedienenvan Phoslock bleek niet beter te werkendan het toedienen van bijvoorbeeld kalk,terwijl de kosten vele malen hoger lagen.Foto 3. Ontgrondingswerkzaamheden in de Grashut (Weerterbos) (foto: Sjors de Kort).

Page 6: Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

Kader 2. Een praktijkvoorbeeld: de verlengde Bemelerberg

Op een voormalig agrarisch grasland op de verlengde Bemelerberg in Zuid-Lim-burg, werd door ontgronden (10-40 cm) de plantbeschikbare P concentratie ver-laagd van circa 1400 naar 500 µmol per liter bodem. Doel hierbij was om tot deontwikkeling van een soortenrijk hellingschraalland te komen. In het vijfde jaar nade ontgronding bleek dit tot een toename van plantensoorten te hebben geleid.Het betrof echter vooral algemene grassen en ruderale soorten. In combinatie methet aanbrengen van vers maaisel (van de Berghofweide) is daarentegen een prach-tig hellingschraalland tot ontwikkeling gekomen met veel kenmerkende soorten alsRuige leeuwentand (Leontodon hispidus L.), Kleine ratelaar (Rhinanthus minor),Harige ratelaar (Rhinanthus alectorolophus), Geelhartje (Linum catharticum) enBevertje (Briza media) (foto 4 en fig. 2; van Noordwijk et al., in druk). Het aanbren-gen van maaisel, in combinatie met een ontgronding of bezanding, bleek ook bijeen kleinschaliger veldexperiment in het Hierdense beekdal succesvol (van Mulle-kom et al., 2009).

Foto 4. Succesvolle natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden: eensoortenrijk hellingschraalland op de Verlengde Bemelerberg na het afgravenvan de fosforrijke toplaag en het opbrengen van maaisel (foto: Nina Smits).

Momenteel lopen er experimenten met hetopbrengen van P-arm ijzerslib, een afval-product dat bij de drinkwaterwinning vrij-komt, als mogelijke fosfaatbinder.

Hydrologie en kwaliteit van het grondwaterHet herstel van de bodemchemische con-dities is niet altijd toereikend voor ontwik-keling van schrale soortenrijke natuur.Wanneer de ontwikkeling van grondwater-afhankelijke natuurdoeltypen wordt nage-streefd is het voor de gewenste vegetatie-ontwikkeling essentieel dat de hydrologiein orde is. Dit is niet alleen van belangvoor de vochttoestand, maar ook voor debasenvoorziening van de bodem. Wanneergrondwater uittreedt of nabij maaiveldkomt, wordt een bodem vanuit de perma-nent verzadigde laag voldoende aangerijktmet basen waardoor verzuring wordt voor-komen. Naast bufferstoffen kan, met namedoor grondwater dat weinig nitraat bevat,ook ijzer worden aangevoerd waardoorextra fosfaatbinding wordt gerealiseerd.Het is belangrijk dat voldoende doorstro-ming plaatsvindt. Permanent natte situa-ties dienen te worden voorkomen, metname wanneer het grondwater tevens rijkis aan sulfaat. Dit kan leiden tot P-mobili-satie als gevolg van interne eutrofiërings-processen (Smolders et al., 2006). Dit kanworden voorkomen door het hanteren vanwisselende waterstanden waarbij de top-laag droogvalt in de zomermaanden en debodem door oxidatie wordt opgeladen metvrij ijzer. In verdroogde terreinen, waar hetnemen van hydrologische maatregelen nietmogelijk is doordat andere maatschappe-lijke belangen spelen in de omgeving (o.a.landbouw, infrastructuur), kan door ont-gronden het grondwater toch dichter nabijhet maaiveld komen. Het is wel belangrijkin de gaten te houden dat ontgronden nietjuist leidt tot verdroging in aangrenzendegoed ontwikkelde natuurterreinen.

BekalkingDe toplaag van pleistocene zandgrondenis door het voormalig landbouwkundiggebruik en de daarmee gepaard gaandeonderhoudsbekalking vaak verrijkt met cal-cium. Ontgronding verwijdert vaak juistdeze laag. Door bemesting in het verledenen gepaard gaande uitspoeling van zurenis de bodemlaag die na ontgronding aanhet oppervlak komt vaak verzuurd. Voordeze relatief kalkarme gronden is vaak eeneenmalige lichte bekalking met ongeveer2000 kilogram Dolokal (een mengsel vanmet name calcium- en magnesiumcarbo-

Fig 2. Aantal soorten vaatplan-ten, inclusief Rode lijstsoorten,aanwezig in experimentele plotsop de verlengde Bemelerberg inhet vijfde jaar na de start van debehandelingen: niet ontgronden

(Controle), Ontgronden enOntgronden in combinatie met

aanbrengen van maaisel.Gemiddelde en standaard errorzijn gegeven (n=6). Data Nina

Smits, Alterra (bron: van Noord-wijk et al., in druk).

40 -

35 -

30 -

25 -

20 -

15 -

10 -

5 -

0 -

Aantal soorten vaatplanten

Ontgrond+maaisel

Rode lijstsoortenAlgemene soorten

Controle Ontgrond

124 | De Levende Natuur - jaargang 114 - nummer 4

Page 7: Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

De Levende Natuur - juli 2013 | 125

naat) per hectare gewenst om verzuring inde toekomst te voorkomen. Door het opla-den van het bodemadsorptiecomplexwordt de basenverzadiging weer hersteld.Dit voorkomt mobilisatie van aluminiumen accumulatie van stikstof in de bodemen zal daarmee een positief effect hebbenop de soortenrijkdom in matig zure enzwakgebufferde systemen. Bekalking leidttevens tot een betere fosfaatbinding(Smolders et al., 2008).

DoelsoortenOp voormalige landbouwgronden is vande oorspronkelijke zaadbank meestal nietsmeer over (Bekker et al., 1996). De reste-rende zaadbank wordt vaak gedomineerddoor algemene grassen, ruderale en ruigte-soorten met een hoge zaadproductie. Deherintroductie van soorten uit referentiege-bieden vormt een mogelijke oplossingvoor de problematische vestiging van doel-soorten. Het voorkomt tevens dat alge-mene soorten de beschikbare vestigings-plaatsen innemen. Herintroductie is echtereen gevoelig onderwerp (Loeb & Weijters,dit nummer).Wanneer een beheerder kiest voor herin-troductie van soorten na ontgronding, kandit idealiter door 1m2 vers verzameld maai-sel of plagsel uit referentieterreinen over 1-2 m2 bodem te verspreiden. Wanneer ditniet mogelijk is, kan het maaisel in kleinereover het gebied verspreide zones wordenopgebracht. Wanneer vers plagsel wordt

opgebracht, worden ook direct mycorrhiza-schimmels geïntroduceerd. Deze zijn vanbelang bij de opname van nutriëntenonder voedselarme omstandigheden.Daarnaast beschermen ze de kiemlingentegen verdroging. In kader 2 is een veld-experiment beschreven waarin de effectenvan het wel en niet opbrengen van maai-sel, na ontgronding, op de vegetatieont-wikkeling zijn onderzocht.Ook na het bereiken van de gewensteverschraling, door middel van maaien enafvoeren of uitmijnen, kan herintroductieworden overwogen. Voor het creëren vanvestigingsplaatsen in de dichte zode isfrezen of plaggen een geschikte maatregel.De abiotische omstandigheden zullen, na

Fig. 3. Schematisch overzicht van het gericht onderzoeken van natuurontwikkelingsmogelijkhedenop voormalige landbouwgronden. Voor het plangebied worden de doelen vastgesteld en wordt

een bemonsteringsplan opgesteld. Het uitvoeren van een landschapsecologische systeemanalyse(LESA) vormt hierbij een toegevoegde waarde. De keuze voor de analyses (per locatie) wordt

mede bepaald door het beoogde doel van het onderzoek. Voor een beeld van de verschralings-duur (zowel uitmijnen als maaien en afvoeren), de ontgrondingsdiepte en de natuurpotentie(s)

per locatie volstaan de basis-analyses: een Olsen-extractie en destructie (kader 1). In zure totzwak gebufferde systemen wordt een zout- en/of waterextractie aanbevolen (kader 1). Voor eenpraktisch uitmijnadvies zijn eveneens aanvullende analyses vereist (zie ‘uitmijnen’). Met behulpvan referentiedata en literatuur worden de analyseresultaten geïnterpreteerd. Hieruit blijkt welkelocaties wel en niet kansrijk zijn voor de beoogde natuurontwikkeling. Op niet-kansrijke locaties

kan de beoogde ontwikkeling worden bijgesteld naar een lager ambitieniveau. Dure inrichtings- ofbeheermaatregelen hebben op deze locaties niet de voorkeur. Het inrichtingsbudget kan hierdoor

efficiënt en effectief worden besteed op kansrijke locaties. Voor het realiseren van de beoogdenatuurdoelen kunnen, met behulp van de informatie die het vooronderzoek heeft opgeleverd, wel-

overwogen keuzes worden gemaakt voor de wijze waarop het P-overschot wordt gereduceerd.Aanvullende inrichtingsmaatregelen kunnen, indien noodzakelijk en/of gewenst, de kansen op

een succesvol natuurontwikkelingsproject vergroten.

herintroductie, in zeer sterke mate bepalenwelke soorten zich uitbreiden en perma-nent vestigen in het gebied. Andere soor-ten zullen niet kiemen of na kieming eninitiële vestiging na een paar jaar weerverdwijnen, simpelweg omdat ze er nietthuishoren: het milieu selecteert!

Herstel zoveel mogelijk oplandschapsschaalBij voorkeur worden er bij de gebieds-inrichting maatregelen genomen op land-schapsschaal. Vaak liggen bijvoorbeelddennenbossen in het inzijggebied. Vroegerwaren dit vaak heidevelden maar deze zijnaan het begin van de vorige eeuw omge-vormd tot dennenbos ten behoeve van de

Plangebied

Doelen

Bemonsteringsplan

Analyses

Doeltype realiserenDoeltype aanpassen

WEL kansrijkNIET kansrijk

Natuurpotenties en Advies

Basis: Olsen-extractie & destructie

Aanvullend 1: zout-/waterextractie

Aanvullend 2: uitmijnen in de praktijk

Verschralen

Ontgronden

Maaien & afvoeren

Uitmijnen

Combinatie

Hydrologie?

Herintroductie?

Bekalking?

Referenties

LESA

Literatuur

Aanvullendeinrichtingsmaatregelen

Page 8: Doelstelling van ’De Levende Natuur ...

126 | De Levende Natuur - jaargang 114 - nummer 4

productie van mijnhout. Deze bossenhebben nu een sterk verdrogende werkingvanwege de interceptie van regenwater envangen bovendien relatief veel atmosfe-risch stikstof in. Omvorming van soorten-arm dennenbos naar heide kan dus leidentot herstel van de grondwaterkwantiteiten -kwaliteit. Helaas wordt het denken inoplossingen op landschapsschaal sterkbepaald door de beperkte mogelijkhedenvan grondverwervingen en/of tegenstrij-dige maatschappelijke belangen in eengebied. Dit betekent echter niet dat het secherstellen van standplaatscondities zinloosis en geen prachtige natuur kan opleveren.

SyntheseDoor middel van enkele relatief eenvou-dige bodemchemische metingen kan,vooral in combinatie met kennis van dehydrologie en de kwaliteit van het grond-water, duidelijk worden welke natuuront-wikkelingspotenties een gebied heeft en opwelke manier deze kunnen worden benut.Op basis van de berekende verschralings-duren (van zowel uitmijnen als maaien enafvoeren), de vastgestelde ontgrondings-diepte, de natuurpotenties en de vereisteaanvullende inrichtingsmaatregelen kun-nen bij de gebiedsinrichting weloverwogenkeuzes worden gemaakt (fig. 3) voor eenoptimale besteding van het beschikbareinrichtingsbudget. Bij de voorbereidingvan een natuurontwikkelingsproject is hetdaarom aan te bevelen een landschaps-ecologische systeemanalyse (LESA) uit te(laten) voeren. Op deze manier kunnen denatuurpotenties van voormalige landbouw-gronden optimaal worden benut.

LiteratuurBekker, R.M., J.H.J. Schaminée, J.P. Bakker &K. Thompson, 1996. Seed bank characteristicsof Dutch plant communities. Acta BotanicaNeerlandica 47: 15-26.Bobbink, R., H. Tomassen, M. Weijters &J.-P. Hettelingh, 2010. Revisie en update vankritische N-depositiewaarden voor Europesenatuur. De Levende Natuur 111 (6): 254-258.Eekeren, N.J.M. van, G. Iepema, F.W. Smeding,2007. Natuurherstel in grasland door klaveren kalibemesting. De Levende Natuur 108 (1):27-31.Geurts, J.J.M., P.A.G. van de Wouw,A.J.P. Smolders, J.G.M. Roelofs & L.P.M.Lamers, 2011. Ecological restoration onformer agricultural soils: Feasibility of insitu phosphate fixation as an alternative totop soil removal. Ecological Engineering 37:1620–1629.

Gilbert, J., D. Gowing & H. Wallace, 2009.Available soil phosphorus in semi-naturalgrasslands: Assessment methods and commu-nity tolerances. Biological Conservation 142(5): 1074-1083.Interprovinciaal Overleg, 2012. Natuurmetingop Kaart. Peildatum 1-1-2012. De voortgangvan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS);verwerving, inrichting en beheer. Opdracht-gever: Interprovinciaal Overleg en provincies.Uitvoering: Dienst Landelijk Gebied en DienstRegelingen i.s.m. Staatsbosbeheer.Kemmers, R.H., B. Beltman, A.P. Grootjans,A.J.M. Jansen, G. Kooijman & P.C. Schipper,2004. Voorkomen en bestrijden van Pitrus-dominantie in natte schraallanden. RapportAlterra, Wageningen.Lamers, L., E. Lucassen, F. Smolders &J. Roelofs, 2005. Fosfaat als adder onder grasbij ‘nieuwe natte natuur’. H2O 38 (17): 28-30.Mullekom, M. van, F. Smolders, E. Brouwer,W. Geraedts & J. Roelofs, 2009. Herstel vanschraalgraslanden in het Hierdense beekdal.Vakblad Natuur Bos Landschap 6: 2-7.Noordwijk, C.G.E. van, M.J. Weijters,N.A.C. Smits, R. Bobbink, A.T. Kuiters,E. Verbaarschot, R. Versluijs, J. Kuper,W. Floor-Zwart, H.P.J. Huiskes & H. Siepel,in druk. Uitbreiding en herstel van Zuid-Limburgse hellingschraallanden. Eindrapport2e fase O+BN onderzoek.Olsen, S.R., C.V. Cole, F.S. Watanabe &L.A. Dean, 1954. Estimation of availablephosphorus in soils by extraction with sodiumbicarbonate. USDA Circular 939: 1-19. Gov.Printing Office, Washington D.C.Sival, F.P. & W.J. Chardon, 2004. Natuur-ontwikkeling op fosfaatverzadigde gronden:fosfaatonttrekking door een gewas. Rapport1090, Alterra Wageningen.Smolders, A.J.P., L.P.M. Lamers, E.C.H.E.T.Lucassen, G. van der Velde & J.G.M. Roelofs,2006. Internal eutrophication: 'How it worksand what to do about it' - a review. Chemistryand Ecology 22: 93-111.Smolders, A.J.P., E.C.H.E.T. Lucassen, M. vander Aalst, L.P.M. Lamers & J.G.M. Roelofs,2008. Decreasing the abundance of Juncuseffusus on former agricultural lands with non-calcareous sandy soils: possible effects ofliming and soil removal. Restoration Ecology16: 240-248.Smolders, F., J. Roelofs & E. Lucassen, 2011.Goede grond voor natuur - Abiotische bodem-condities sturen vegetatieontwikkeling innatuurgebieden. Bodem 2: 11-13.Timmermans, B & N. van Eekeren, 2012. Uit-mijnen: het bodemfosfaatgehalte verlagen metgrasklaver en kalibemesting. Vakblad NatuurBos & Landschap 1: 12-15.

SummaryRe-creation of nature on former arable lands:a targeted search for chances!The transformation of ex-agricultural landsinto low productive biodiverse dry and wetsemi-natural grasslands and heathlands in TheNetherlands only turned to be successful incase phosphorus (P)-limited conditions canbe achieved in the soil top-layer. Due to manyyears of heavy fertilization, the (deeper) soilhas often become strongly enriched withnutrients. Without reduction of excessive phos-phorus, dominant monotonous growth of Hol-cus lanatus (dry soil) and Juncus effusus (moistto wet soil) mostly occurs on abandoned agri-cultural lands. By mowing or mining, in com-bination with biomass removal, a reductionin the total P concentration of the topsoil canmostly only be realized on the longer term. Incontrast, top soil removal turned to be a veryeffective measure to achieve nutrient poor con-ditions in the soil top-layer on the short term.The Olsen-P concentration, in combination withthe total-P concentration in the soil, is a strongindicator for the potential growth of J. effususand the species-richness that will develop onabandoned agricultural lands. Therefore analysisof these parameters in depth gradients can givea quick and accurate indication of the depth atwhich P availability is sufficiently low and thetime it takes to reach sufficiently low P concen-trations through mowing or mining (with orwithout partial soil removal). In addition,analyses of the total calcium concentration inthe soil give accurate knowledge on the type ofnutrient poor nature that can develop under dryto wet conditions. Field experiments showedthat improving the soil property by only loweringthe phosphorus availability, does not always leadto success. Additional information on the hydro-logy and groundwater quality is required. Alsoadditional measures are often needed, includingrestoration of the hydrology (removal of formerdrainage ditches), lime application to undo soilacidification, and re-introduction of plant spe-cies (in the absence of a vital seed bank and/ordonor site in the neighbourhood).

Drs M. van Mullekom, Dr. E.C.H.E.T. Lucassen,Drs. M.J. Weijters, Dr. H.B.M. Tomassen,Dr. R. Bobbink & Dr. A.J.P. SmoldersOnderzoekcentrum B-WAREToernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen

[email protected]@[email protected]@[email protected]@b-ware.eu