Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

177

Transcript of Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Page 1: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 2: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 3: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Lelystad

Warande fase 1

bestemmingsplan

identificatie planstatus projectnummer: datum: status:

242.13188.00 24-06-2008 voorontwerp 27-03-2009 ontwerp opdrachtleider: 24-11-2009 vastgesteld ir. G.J.G. Bokelman

RBOI - Rotterdam bvDelftsestraat 17a

Postbus 1503000 AD Rotterdamtelefoon (010) 413 06 20E-mail: [email protected]

gecerti ceerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000 aangesloten bij:

R.0

08/0

3

Page 4: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

RBOI-Rotterdam bvNiets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk eenopenbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.

c

Page 5: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 6: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 7: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Inhoud van de toelichting

1. Inleiding blz. 3 1.1. Aanleiding en doel 3 1.2. Ligging plangebied 3 1.3. Vigerende regelingen 5 1.4. Voortraject 5 1.5. Planfasering 5 1.6. Planproces en procedure 6 1.7. Leeswijzer 6

2. Huidige situatie 9 2.1. Functionele analyse 9 2.2. Verkeer 9 2.3. Milieu 10 2.4. Waterhuishouding 11 2.5. Natuur 12 2.6. Landschap en cultuurhistorie 12

3. Planuitgangspunten 17 3.1. Opgave 17 3.2. Structuur 19 3.3. Programma 23

4. Kader 31 4.1. Beleid 31 4.2. MER Woningbouwlocatie Lelystad-Zuid 35 4.3. Verkeersgeluid 36 4.4. Milieu 41

4.4.1. Bedrijven in het plangebied 41 4.4.2. Industrielawaai 43 4.4.3. Bodemkwaliteit 44 4.4.4. Luchtkwaliteit 44 4.4.5. Externe veiligheid 46 4.4.6. Duurzaamheid 49

4.5. Waterhuishouding 49 4.6. Natuur 52 4.7. Landschap en archeologie 59

5. Planbeschrijving 61 5.1. Planvorm 61 5.2. Bestemmingen 62 5.3. Handhaving 66

6. Uitvoerbaarheid 69 6.1. Flexibiliteit en fasering 69 6.2. Economische uitvoerbaarheid 69 6.3. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 70 6.4. Wettelijk vooroverleg 70

Bijlagen:

1. Beleidskader. 2. Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfs-

activiteiten "functiemenging". 3. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten. 4. Commentaarnota inspraak en overleg voorontwerpbestemmingsplan. 5. Verantwoording groepsrisico.

Page 8: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 9: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

1. Inleiding

1.1. Aanleiding en doel

In 1967 vestigden de eerste bewoners zich in Lelystad. Aanvankelijk werd uitgegaan van een stad met een beperkte omvang. In 1976 kreeg Lelystad de opdracht om minimaal 1.500 woningen per jaar te bouwen, en uit te groeien tot een stad van 100.000 tot 125.000 inwoners in het jaar 2000. Lelystad werd aangewezen als groeikern voor de opvang voor het noordelijk deel van de Randstad, met name Amsterdam. Lelystad groeide dan ook in een fors tempo: van 10.000 inwoners in 1973 tot 50.000 inwoners in 1982. De ontwikkeling van Al-mere en de hernieuwde aandacht voor woningbouw in de grote steden (met name Amster-dam), maakten het Lelystad echter onmogelijk de groeitaak in het voorgestane tempo af te ronden. In de periode vanaf het midden van de jaren tachtig tot halverwege de jaren negen-tig werd nauwelijks nieuwbouw gepleegd. In deze periode is Lelystad in financiële problemen geraakt, doordat het aantal inwoners te laag was om de gerealiseerde openbare voorzienin-gen te onderhouden. Om een levensvatbare stad te zijn, moet Lelystad op korte termijn groeien tot 80.000 inwoners. Dit streven vraagt om de bouw van een groot aantal woningen in Lelystad. Een belangrijke locatie voor deze woningbouw is Lelystad-Zuid, bekend onder de naam "Warande". In het in 2005 vastgestelde structuurplan Lelystad 2015 wordt verwacht dat het inwoner-aantal van 80.000 inwoners omstreeks 2015 wordt bereikt. Na het bereiken van dit inwo-nertal is er geen groeidoelstelling meer, maar ligt de opgave in een kwaliteitsslag. Bij deze kwaliteitsslag hoort een meer compleet voorzieningenniveau en een meer compleet kwanti-tatief en kwalitatief woon- en werkmilieu. Hiervoor is een inwonertal van ongeveer 100.000 in de toekomst aan te bevelen. Het stedelijk gebied van Lelystad, inclusief het zuidelijke stadsdeel Warande, biedt hier voldoende ruimte voor. De plannen voor Warande richten zich op het realiseren van ruim 8.300 woningen met bijbe-horende maatschappelijke voorzieningen en detailhandel. Er is ook ruimte voor een aantal andere functies gepland: de reeds gevestigde grootschalige perifere detailhandel, leisure en overige passende bedrijfsmatige activiteiten. Het voorliggende plan gaat uit van de stedenbouwkundige opzet zoals neergelegd in "Wa-rande, Ontwikkelingsplan voor Lelystad-Zuid", vastgesteld door de gemeenteraad op 28 augustus 2003. Het plan is globaal van opzet, om flexibiliteit in de planuitvoering over langere termijn mogelijk te maken. De essentie van het Ontwikkelingsplan is echter in dit bestemmingsplan verankerd. 1.2. Ligging plangebied

Het gebied Warande is gelegen aan de zuidkant van Lelystad. Het wordt aan de noordzijde begrensd door de Larserdreef, de Landstrekenwijk en de Waterwijk. Aan de noordwestzijde ligt het industrieterrein Noordersluis. Aan de zuidwestzijde ligt het bosgebied de "Hollandse Hout" en de Lage Dwarsvaart. Aan de zuidoostkant ligt de rijksweg A6 en het bedrijventer-rein Flevopoort. Figuur 1 geeft het plangebied in zijn omgeving weer.

Page 10: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 11: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inleiding 5

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

1.3. Vigerende regelingen

Op het plangebied zijn verschillende bestemmingsplannen van toepassing: - bestemmingsplan Lelystad-Haven (27-12-1979); - bestemmingsplan Havendiep-Zuid, deelplan 1 (23-01-1997); - bestemmingsplan Penitentiaire inrichting Lelystad (20-12-1993); - bestemmingsplan Lelystad-Zuid I (7-10-1986); - bestemmingsplan Lelystad-Zuid II (7-10-1986). De plannen Lelystad-Zuid I en II bestemmen het grootste deel van het plangebied als "Uit te werken woondoeleinden". Van de in deze bestemmingsplannen neergelegde bestemmingen is de bestemming "bos" langs de Lage Dwarsvaart gerealiseerd. De gemeente houdt in de vi-gerende bestemmingsplannen Lelystad-Zuid I en II voor het eerst rekening met de ontwik-keling van woningbouw in het plangebied. 1.4. Voortraject

Op basis van het "Masterplan Versnelde Groei" (1996), de "Visie op een uitzonderlijke stad" (1997), en het "Structuurplan Lelystad 2015" (2005), is geconstateerd dat Lelystad, om een levensvatbare stad te zijn, in een korte periode (± 10 jaar) moet groeien met 20.000 inwo-ners tot 80.000 inwoners en met 14.000 arbeidsplaatsen tot 32.000 arbeidsplaatsen. Om deze groei mogelijk te maken, is bouwen op grootschalige woningbouwlocaties noodzakelijk. Op 9 december 1999 heeft de gemeenteraad daarom voor Lelystad-Zuid een structuurvisie vastgesteld waarin het gebied als woongebied werd gekenmerkt. In het Omgevingsplan Fle-voland van 2000 en met name in het bijgaande milieueffectrapport, is daarbij geconstateerd dat de locatie Warande geschikt is voor de ontwikkeling als woningbouwlocatie op de korte termijn. Op basis van het MER, verschillende deelstudies en stedenbouwkundige visievor-ming, is het document "Warande, Ontwikkelingsplan voor Lelystad-Zuid" (2003) opgesteld, waarin de invulling van de Warande definitief is uitgewerkt. Ook het recente Omgevingsplan Flevoland 2006 gaat uit van de ontwikkeling van Warande, zoals onder andere blijkt uit de beleidskaart waarop de begrenzing van het stedelijk gebied tot 2015 staat. Inmiddels is ook een nieuw MER voor Lelystad Warande1) afgerond, dat sa-men met dit bestemmingsplan in procedure zal worden gebracht. In dit MER worden ver-schillende inrichtingsalternatieven voor Warande afgewogen. 1.5. Planfasering

Een belangrijk criterium bij de realisatie van circa 8.300 woningen in de Warande is de voortgang van de compensatiemaatregelen voor het foerageergebied voor kiekendieven dat nu bij de Warande is gelegen. Het is op grond van de Natuurbeschermingswet niet toege-staan foerageergebied tot woongebied te ontwikkelen zonder dat compensatie elders gereali-seerd is, omdat dit de instandhoudingsdoelstelling van de Kiekendief in gevaar brengt. De fasering van de Warande is hierop afgestemd en als eerste wordt dan ook woningbouw in het noordwestelijk deel van het plangebied gerealiseerd dat niet tot het foerageergebied be-hoort. De plankaart van Warande fase 1 gaat uit van de ontwikkeling voor circa 4.000 woningen. De grens van de plankaart is hierbij de grens van het foerageergebied van de kiekendieven. De toelichting van dit bestemmingsplan en de MER Warande gaat echter niet alleen over fase 1, maar over de gehele planontwikkeling van de Warande, waarbij re-kening wordt gehouden met de planuitvoering over een lange termijn van de tweede fase. Naast de fasering in het plan wordt in het plangebied Warande fase 1 onderscheid gemaakt in vijf deelgebieden die grotendeels liggen ten westen van de spoorlijn en deels overeenko-men met de plangrens van fase 1. Deelgebied 1 is vervolgens weer onderverdeeld in de deelplannen 1, 2 en 3. De fasering van de Warande en de deelgebieden zijn weergegeven in figuur 2.

1) Witteveen+Bos: Milieueffectrapportage woningbouwlocatie Warande, 14 januari 2008.

Page 12: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inleiding 6

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

1.6. Planproces en procedure

De totale planningstermijn van de Warande strekt zich uit over een periode van ten minste 15 jaar. De meest toegepaste bestemmingsplanmethode in de gemeente Lelystad, een glo-baal eindplan, is dan niet het meest geëigende instrument, omdat een dergelijke planvorm slechts een globalisering van een momentopname is. Daarom heeft dit bestemmingsplan voor de Warande grotendeels de vorm van een globaal nader uit te werken plan. De reden hiervoor is dat de regierol van de gemeente in de ontwikkelingsfase en in de fase van de in-richting en het beheer van de openbare ruimte gegarandeerd is. De plicht tot uitwerken is bovendien een garantie dat gebieden na realisatie worden voorzien van een adequate regel-geving die ook in de beheerperiode voldoet. Verder kan, gelet op de totale looptijd van de Warande, met deze planvorm flexibeler worden ingespeeld op maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen en op de wensen van gega-digden en ontwikkelaars. Omdat over de inrichting van deelplan 1 binnen deelgebied 1 reeds verregaande duidelijk-heid bestaat, heeft het bestemmingsplan hier wel de vorm van een eindplan. Het bestemmingsplan vormt het juridisch kader voor de beoogde ontwikkelingen in de Wa-rande, zoals beschreven in het Ontwikkelingsplan en andere relevante documenten. Het be-stemmingsplan is afgestemd op het recent afgeronde MER dat gelijktijdig de inspraak- en overlegprocedure zal doorlopen. 1.7. Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 is een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de toekomstige situatie, de structuur en het programma voor de Warande. In hoofdstuk 4 wordt het kader voor het opstellen van dit bestemmingsplan behandeld. In dit hoofdstuk wordt eerst een samenvatting van het vige-rend beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau gegeven, en worden de randvoor-waarden die dit beleid stelt aan de ontwikkeling van de Warande beschreven. De resultaten van de onderzoeken op het gebied van milieu, water, ecologie, archeologie en verkeer, die uitgevoerd zijn ten behoeve van de beoogde ontwikkeling van de Warande, zijn beschreven in paragraaf 2 van dit hoofdstuk. Ook de relevante wet- en regelgeving komt per onderzoek aan bod. Een belangrijk onderzoek is in dit kader de MER Woningbouwlocatie Warande van Witteveen+Bos, 14 januari 2008. De gekozen planvorm en de gehanteerde bestemmingen komen in hoofdstuk 5 aan de orde. Hoofdstuk 6 richt zich op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de be-oogde ontwikkelingen en worden ten slotte de overlegpartners ex artikel 3.1.1 Bro benoemd. In deze toelichting is gebruikgemaakt van (teksten en figuren uit) het MER Woningbouwloca-tie Warande, en Warande, Ontwikkelingsplan voor Lelystad-Zuid (KCAP/gemeente Lelystad, augustus 2003).

Page 13: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inleiding 7

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Page 14: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 15: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

2. Huidige situatie

2.1. Functionele analyse

Na de drooglegging in de jaren '60 is het plangebied gebruikt als landbouwgrond, bos en water. Het terrein wordt voornamelijk voor agrarische doeleinden benut. Daarnaast bevinden er zich anno 2003 binnen het plangebied een penitentiaire inrichting, een biomassacentrale, een centrum voor perifere detailhandel, een justitiële jeugdinrichting, een hoofdrioolgemaal, een gemeentelijk gronddepot, een gronddepot van Rijkswaterstaat en er loopt een spoorlijn door het gebied. De belendende terreinen zijn in gebruik als bos, weg en bedrijventerrein (zie figuur 3). Het grootste gedeelte van de grond is eigendom van de Staat der Nederlanden. Daarnaast is een gedeelte in handen van de gemeente en Staatsbosbeheer. De rest van de grond is ver-deeld over verschillende andere partijen. 2.2. Verkeer

Ontsluitingsstructuur autoverkeer Het plangebied wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten door de Larserdreef. De Lar-serdreef is bovendien de belangrijkste hoofdontsluitingsweg van Lelystad. De Larserdreef heeft een directe aansluiting op de A6 (aansluiting Lelystad). De A6 ontsluit Lelystad richting de Randstad en het noordoosten van het land. Het profiel van de Larserdreef kent twee rij-stroken voor het verkeer in beide rijrichtingen. De wettelijke maximumsnelheid bedraagt 70 km/h. Op de Larserdreef komt tijdens spitsuren regelmatig congestie voor. De kruispun-ten met de Middendreef en de Zuigerplasdreef zijn als turborotondes aangelegd. Dit komt de doorstroming van het verkeer ten goede. Vanaf de Larserdreef wordt het plangebied thans via de Buizerdweg en de Torenvalkweg ont-sloten. Deze wegen hebben een ontsluitende functie voor het achterliggende buitengebied (de Hollandse Hout, bezoekerscentrum Oostvaardersplassen). In de praktijk wordt de route via de Knardijk en de Buizerdweg ook gebruikt door sluipverkeer tussen de Oostvaardersdijk (N701) en de Larserdreef/Westerdreef. In tabel 2.1 zijn de huidige verkeersintensiteiten op deze wegen opgenomen. Tabel 2.1 Verkeersintensiteiten plangebied huidige situatie

weg(vak) intensiteiten motorvoertui-gen tijdens avondspitsuur

motorvoertuigen per et-maal*

Larserdreef, tussen - Oostranddreef en Zuigerplas-

dreef - Zuigerplasdreef en Middendreef - Middendreef en Westerdreef

2.750-3.500 1.300

900

27.500-35.000 13.000 9.000

Torenvalkdreef 36 360

Buizerdweg 90 900

* Indicatie op basis van avondspitsuur.

Page 16: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Huidige situatie 10

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Ontsluiting fietsverkeer Langs de Larserdreef is aan de zuidzijde een vrijliggend fietspad aanwezig tussen de Oost-randdreef en de toegang van de penitentiaire inrichting. Langs het overige deel van de Lar-serdreef zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig en is fietsen niet toegestaan. Langs het Ha-vendiep en gedeeltelijk langs de Buizerdweg zijn ook vrijliggende fietspaden aanwezig. Deze staan in verbinding met de recreatieve langzaam verkeersroute aan de westzijde van de Lage Dwarsvaart. Verder kunnen de fietsers gebruikmaken van de Torenvalkweg. Hier zijn geen aparte fietsvoorzieningen aanwezig. Het plangebied wordt momenteel vanaf de Larser-dreef op vier punten ontsloten naar de stad, te weten via de Westerdreef, de Oostranddreef, de fietsbrug over de Larserdreef tussen de Middendreef en de Zuigerplasdreef en de fiets-tunnel onder de Larserdreef in het verlengde van de Torenvalkweg. Ontsluiting openbaar vervoer De spoorverbinding Lelystad-Weesp, de zogenaamde Flevolijn, loopt dwars door het plange-bied. Anticiperend op de ontwikkeling van de Warande is centraal in het plangebied een sta-tion in ruwbouw zichtbaar. Ook heeft in dit kader de spoordijk reeds acht onderdoorgangen in het plangebied, waarvan er vier specifiek zijn bedoeld voor langzaam verkeer. Over de Larserdreef rijdt op het deel tot de Zuigerplasdreef streekvervoer en op het deel tussen de Zuigerplasdreef en de toegang tot de penitentiaire inrichting rijdt stadsvervoer. Hier wordt ook de Landstrekenwijk per openbaar vervoer ontsloten. Op het overige deel van de Larser-dreef rijdt geen openbaar vervoer. 2.3. Milieu

In deze paragraaf wordt de huidige milieusituatie met betrekking tot bedrijvigheid, bodem-kwaliteit, kabels en leidingen, externe veiligheid en luchtkwaliteit beschreven. Bedrijvigheid

In het plangebied zijn de volgende bedrijven voor milieu relevant: - de biomassacentrale; - de penitentiaire inrichting Lelystad (PIL); - een justitiële jeugdinrichting (JJI); - een agrarisch bedrijf; In de directe omgeving van het plangebied zijn de volgende bedrijfssituaties van belang: - een motorbrandstoffenverkooppunt met lpg ten noordoosten van de Larserdreef, en een

motorbrandstoffenverkooppunt met lpg ten zuidwesten van de Larserdreef; - een bedrijvenstrook met bedrijfshallen aan de Larserdreef/Ketelmeerstraat; - de bedrijventerreinen Flevopoort, Middendreef en Noordersluis. Een aantal van deze bedrijven heeft een belemmeringzone of milieuhinderzone ten opzichte van gevoelige bestemmingen. In hoofdstuk 5 zijn deze milieuhinderzones beschreven. Bodemkwaliteit

Uit historisch bodemonderzoek blijkt dat het terrein voornamelijk is gebruikt voor agrarische doeleinden. Op een aantal locaties zijn licht verhoogde waarden van diverse stoffen aange-troffen. De gevonden gehalten leveren geen gevaar op voor de volksgezondheid. Kabels en leidingen In het gebied liggen diverse kabels en leidingen. De bestaande kabels en leidingen liggen daar voor enkele al in gebruik zijnde deelgebieden, voor de aanwezige bedrijven en instellin-gen en voor bestaande bebouwde kavels langs de Buizerdweg en de Torenvalkweg. Boven-dien is de Buizerdweg een route voor nutsvoorzieningen voor gebieden buiten het plangebied en voor interlokale telecommunicatieverbindingen. Externe veiligheid Railverkeer In de huidige situatie rijden over de Flevolijn tussen Weesp en Lelystad geen goederentrei-nen. De gevolgen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn zijn in kaart gebracht. Voor het plaatsgebonden risico (PR) geldt een bebouwingsvrije contour van 30 m uit het hart van de spoorlijn. Deze is in de planregels verwerkt.

Page 17: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Huidige situatie 11

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Scheepvaart De Lage Vaart en de Lage Dwarsvaart worden gebruikt door beroepsvaart. De scheepvaart is met name gericht op het industrieterrein Oostervaart. Uit hoofdstuk 4.4.5 blijkt dat deze vaarwegen voor wat betreft externe veiligheid voor dit plan niet relevant zijn. 2.4. Waterhuishouding

Het plangebied ligt direct ten zuiden van het stedelijk gebied van Lelystad en bestaat mo-menteel uit grasland en akkers. De grenzen van het plangebied worden aan de noordzijde gevormd door de N302 langs het stedelijk gebied van Lelystad. Aan de noordwestzijde wordt het plangebied begrensd door het Havendiep, aan de westzijde door de Lage Dwarsvaart en aan de zuidwestzijde door het bosgebied Hollandse Hout. De zuidoostgrens wordt gevormd door de Lage Vaart en het bedrijventerrein Flevopoort. Bodem

De maaiveldhoogte ligt op ongeveer NAP -4,4 m. Het oostelijke deel van het plangebied is in het verleden opgehoogd tot circa NAP -3,7 m. Oorspronkelijk lag het maaiveld hoger, door zettingen in de bovenste klei- en veenhoudende laag is de maaiveldhoogte gedaald. De bodem bestaat uit een holocene deklaag van slecht doorlatend kleiig materiaal vermengd met veen, de dikte varieert van enkele meters tot maximaal 10 m. In het uiterste noord-westen van het plangebied komt aan de onderzijde van de deklaag zeer slecht doorlatend basisveen voor. Onder de deklaag bevindt zich het fijne zand van de Formatie van Twente met direct daaronder een circa 7 m dik pakket van matig fijn tot matig grof rivierzand (For-matie van Kreftenheye). Onder het eerste watervoerende pakket bevindt zich een dunne kleilaag, behorende tot de Eemformatie. Onder deze kleilaag bevindt zich het tweede water-voerende pakket bestaande uit grof rivierzand behorende bij de Formaties van Urk, Enschede en Harderwijk. Hieronder liggen de mariene zandlagen van de Formatie van Maasluis, die het derde watervoerende pakket vormen. De slecht doorlatende laag die zich doorgaans tussen het tweede en derde watervoerende pakket bevindt, ontbreekt in de regio. Om die reden kunnen het tweede en derde watervoerende pakket in het plangebied als één geheel worden beschouwd. Onder de Formaties van Maassluis bevindt zich de slecht doorlatende Formatie van Oosterhout, bestaande uit klei en leem met fijn zand. Grondwater

In het gehele plangebied geldt grondwatertrap VI. Dit vertaalt zich in een gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 0,4 m en 0,8 m beneden het maaiveld, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 m en 1,2 m beneden het maaiveld. De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket bedraagt circa NAP -5,6 m. Onder invloed van de relatief hoge waterpeilen in het Markermeer en het IJsselmeer en de lagere waterpeilen binnendijks, stroomt grondwater van deze meren naar het plangebied. In het Markermeer en IJsselmeer infiltreert het water in de bodem waarna dit water in het plangebied als kwel naar het drainagesysteem en het oppervlaktewater stroomt. In het plan-gebied is toch sprake van een neutrale situatie betreffende kwel en infiltratie, aangezien af-hankelijk van seizoensinvloeden sprake is van kwel of infiltratie. Kwel treedt met name op ter plaatse van kavelsloten en vaarten. In het oostelijke deel van het plangebied is de ho-locene deklaag relatief dun, daardoor is het aannemelijk dat de Lage Vaart de deklaag door-snijdt. Om die reden zal de stijghoogte van het grondwater lokaal worden beïnvloed door het polderpeil in de omgeving; de kwel zal hier het grootst zijn. Het grondwater in het plangebied is brak (circa 1200 mg/l chloride). Verder is van belang met betrekking tot het grondwater in het eerste watervoerende pakket dat de concentratie ijzer en nutriënten relatief hoog is (totaal fosfaat gemiddeld 0,25 mg/l en totaal stikstof ge-middeld 2,2 mg/l). In het grondwater komt periodiek een sterke verhoging van arseen voor, deze aanwezigheid heeft een natuurlijke oorsprong. Het arseen is niet problematisch zolang er geen direct contact is tussen mensen, dieren en planten en het grondwater in het eerste watervoerende pakket. In het grondwater komen ten slotte ook relatief veel bestrijdingsmid-delen voor. Het grondwater in en rond het plangebied wordt niet gebruikt voor drinkwater-voorziening. Oppervlaktewater

De waterhuishouding in Flevoland wordt gekenmerkt door het onderscheid in een systeem met relatief hoge peilen (NAP -5,2 m) en een systeem met relatief lage peilen (NAP -6,2 m).

Page 18: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Huidige situatie 12

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Het plangebied behoort tot de zogenaamde lage afdeling. De afwatering van het plangebied verloopt onder vrij verval via kavelsloten en vaste (overlaat)stuwen naar de Lage Vaart en via de Torenvalk Tocht naar de Lage Dwarsvaart. In de Lage Vaart en de Lage Dwarsvaart wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,2 m. Aan de zuidkant van Lelystad komen het hoge en lage watersysteem bij elkaar, hier wordt het overtollige water met het gemaal Blocq van Kuffeler uitgeslagen op het Markermeer. Ook bij Ketelhaven komen beide watersystemen bij elkaar, hier slaat gemaal Colijn het water uit op het Ketelmeer. Daarnaast kan het overtollige water via de Lage Dwarsvaart worden uitgeslagen door het gemaal Wortman. Inlaat van water vindt binnen het plangebied praktisch niet plaats, in specifieke gevallen is dit echter wel mogelijk voor de doorspoeling van de watergangen. De Lage Vaart en de Lage Dwarsvaart worden ook gebruikt voor de scheepvaart. Het zuide-lijke deel van de Torenvalk Tocht wordt aangeduid als water met bijzondere ecologische waarden. Het noordelijke deel van de Torenvalk Tocht wordt aangeduid als agrarisch water. De waterkwaliteit van het oppervlaktewater is over het algemeen voldoende. Ten opzichte van de MTR-normering is sprake van twee probleemstoffen; chloride en totaal fosfor. De overschrijdingen zijn een gevold van de natuurlijk verhoogde achtergrondgehalten in het grondwater (aangevoerd door kwel). De waterbodem van de Lage Vaart en de Lage Dwars-vaart wordt aangeduid met klasse II (matig verontreinigd) vanwege het PAK-gehalte. In paragraaf 4.5 wordt aangegeven hoe water in het stedenbouwkundige plan nader is uit-gewerkt. 2.5. Natuur

In het plangebied is een deel van het natuurkerngebied de Hollandse Hout gelegen, het be-treft de bosstrook langs de Lage Dwarsvaart. Buiten het plangebied zijn drie natuurkernge-bieden aanwezig die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), te weten de Oost-vaardersplassen, het Markermeer en de Hollandse Hout. De Oostvaardersplassen en Mar-kermeer zijn tevens aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogel-richtlijn. De Lage Vaart vormt de zuidoostrand van het plangebied, en vormt de as van de te ontwikkelen ecologische verbindingszone Oostvaardersplassen/de Hollandse Hout-Roggebot-zand (Dronten). Ten zuidwesten van Lelystad zijn de Hollandse Hout en de Oostvaardersplassen gelegen, die min of meer een aaneengesloten geheel vormen en als kerngebieden in de Ecologische Hoofdstructuur staan aangegeven. De Oostvaardersplassen zijn tevens aangewezen als staatsnatuurmonument en speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. De Oostvaardersplassen hebben vooral betekenis als broed- en foerageergebied en pleister-plaats voor moerasvogels, de Hollandse Hout vooral voor bos- en struweelvogels. De gebie-den worden gescheiden door de Knardijk. Aan de noordwestzijde van Lelystad ligt het Markermeer. Ook dit gebied vormt een kernge-bied uit de Ecologische Hoofdstructuur en is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. Het Markermeer maakt onderdeel uit van het IJsselmeerge-bied, het belangrijkste zoetwaterwetland van Noordwest-Europa en van internationaal belang als overwinteringsgebied voor diverse soorten watervogels, waaronder nonnetje, toppereend, kuifeend en tafeleend. Tussen het Markermeer en het plangebied is het Bovenwater gesitu-eerd, dat in de winter van belang is als rust- en foerageergebied voor watervogels. Tussen de bossen van de Oostvaardersplassen/de Hollandse Hout en het Roggebotzand (Dronten) zal een ecologische verbindingszone uit het Omgevingsplan worden ontwikkeld. Deze toekomstige bosverbinding is gesitueerd langs de Lage Vaart, die ten dele de zuidoost-grens van het plangebied vormt. 2.6. Landschap en cultuurhistorie

Landschap

Ontstaanswijze Oostelijk Flevoland is de vierde van de droogmakerijen in het voormalige Zuiderzeegebied, het belendende Zuidelijk Flevoland is de vijfde en laatste. Deze polders geven uitdrukking

Page 19: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Huidige situatie 13

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

aan het "gemaakte landschap", dat kenmerkend is voor het Nederlandse cultuurlandschap. De polder Oostelijk Flevoland viel in 1957 droog; het landschap van het plangebied is dan ook voor alles een jong landschap. Het landschap van Oostelijk Flevoland is niet, zoals vele cultuurlandschappen, "ontstaan" in een lange reeks van transformaties, maar is het directe resultaat van een reeks ontwerpprocessen. Daarin zijn drie stappen te onderscheiden. De eerste is de droogmaking zelf, die de buitenvorm van de polder heeft opgeleverd, als-mede de positionering van de toekomstige stad aan het Oostvaardersdiep. De tweede is de ontginning; deze heeft de landbouwkundige indeling tot gevolg gehad. In deze stap zijn ori-ëntatie en belijning van de poldersloten en -wegen bepaald. De derde stap is die van de ver-stedelijking. Van aanvang af was het uitgangspunt, dat het plangebied deel zou gaan uitma-ken van het stedelijk gebied van Lelystad. De plannen voor het gebied ten zuiden van Lelystad zijn overigens niet van begin af eenslui-dend geweest. Het plangebied was wel steeds reserveruimte voor een groeiende stad, maar de eerste verstedelijkingsplannen waren gericht op industrie. Daarbij is achtereenvolgens een aantal verschillende tracés voor de Lage Vaart en de Lage Dwarsvaart geprojecteerd. Ook de wegverbinding die thans Larserdreef heet heeft in het ontwerpstadium verschillende tracés gehad. Het tracé van de huidige Lage Dwarsvaart en het Havendiep is bepaald met het oog op een industriële ontwikkeling die slechts ten dele heeft plaatsgevonden. In 1986 is het plangebied in de bestemmingsplannen Lelystad-Zuid I en II aangewezen voor woningbouw. De belangrijkste structuurlijnen van het plangebied (Lage Vaart, Lage Dwars-vaart, Larserdreef, spoorlijn) waren toen al bepaald. Het komt erop neer dat op de matrix van de verschillende blokken van de landbouwpolders een stedenbouwkundige ontwikkeling is geprojecteerd, die weliswaar de lijnvoering van de polder als basis heeft genomen, maar daarvan om redenen van stadsontwikkeling afweek. Het huidige agrarische landschap is het resultaat van interim-gebruik. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de aanwezigheid van slechts één boerderij in een gebied van circa 750 ha. Omgeving

Omdat het plangebied grotendeels visueel open is, wordt het landschapsbeeld voor een be-langrijk deel bepaald door de omgeving. Het plangebied is omgeven door vier verschillende landschappen, die elk op eigen wijze zijn voortgekomen uit transformatie van een soortgelijk (of hetzelfde) grondpatroon als wat in het plangebied kan worden aangetroffen. Dit is het landbouwkundige ontginningspatroon, dat hierboven als de tweede stap in het ontstaan van het plangebied is omschreven. Dit patroon is in het plangebied geordend op een noordwest-zuidoost oriëntatie. Dat geldt ook voor de landschappen ten zuiden en ten oosten van het plangebied. Ten noorden van het plangebied (voor een klein deel in het plangebied, omge-ving Buizerdweg) is het landbouwkundige ontginningspatroon geordend op een noord-zuid-oriëntatie. De volgende landschappen liggen in de omgeving van het plangebied. Eén van de grote ontsluitingswegen, de Larserdreef, vormt de noordgrens van het plange-bied. Tevens is dit de zuidgrens van het noord-zuidgeoriënteerde polderblok van Lelystad. Deze weg heeft een breed profiel met boombeplanting. Aan de noordzijde van de Larserdreef liggen verschillende functies, zoals een bedrijvenstrook en woonwijken. Aan de zuidkant zijn, te midden van agrarisch gebied, de Penitentiaire Inrichting Lelystad (PIL), de justitiële jeugdinrichting, de biomassacentrale en het detailhandelscluster Pallazzo gelegen, alsmede enige vrijstaande bebouwing. Ten zuiden van het plangebied, en eraan grenzend met een strakke bosrand, ligt de Hol-landse Hout, een jong, gevarieerd opgebouwd bosgebied. De Hollandse Hout wordt begrensd door de Lage Dwarsvaart. Tussen deze vaart en het akkerland van het plangebied ligt een bosstrook van 180 tot 200 m breed. De oriëntatie van de bosstructuur komt overeen met die van het plangebied. Ten westen van het plangebied ligt de recreatieplas 't Bovenwater, aan de noordzijde waar-van ook gewoond wordt. Ruimtelijk heeft deze plas enige relatie met het IJsselmeer en de Oostvaardersplassen; functioneel niet. De oriëntatie van dit gebied komt op hoofdlijnen overeen met die van het plangebied, maar is vrijwel onherkenbaar gemaakt. Ten oosten van het plangebied ligt de grote open agrarische polder en een natuurpark. Tus-sen het plangebied en deze ruimte liggen bedrijfsterreinen (ter weerszijden van de Lage Vaart), een hoogspanningslijn en de snelweg A6. Het landschap van de agrarische open pol-

Page 20: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Huidige situatie 14

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

der is in beginsel hetzelfde als dat van het plangebied, met die uitzondering, dat in de agra-rische open polder wel, en in het studiegebied vrijwel geen boerderijen staan. De landschappen ten noorden en ten zuiden van het plangebied zijn functioneel zeer ver-schillend (stad vs. bos; oriëntatie gebaseerd op verschillende richtingen). Ruimtelijk komen zij overeen in de zin dat beide landschappen ruimtelijk verdicht zijn. Deze twee landschap-pen positioneren het plangebied als functionele tussenschakel. De landschappen ten westen en ten oosten van het plangebied zijn functioneel eveneens zeer verschillend (recreatie vs. bedrijven); ruimtelijk komen zij enigszins overeen. Ook deze twee landschappen positioneren het plangebied als tussenschakel. Het oriëntatie-verschil tussen het polderblok van het plangebied en het polderblok van Lelystad werkt door in het plangebied. Huidige situatie Van het landschap in het plangebied zijn de volgende structurele kenmerken (zie figuur 4) van betekenis: - oriëntatie van het raster; - de maatvoering; - bosranden. De verkaveling van het plangebied heeft als eenheid een kavelmaat van circa 470 x 1.100 m. De kavels zijn in een rechthoekig verband geordend, de oriëntatie van dit verband is noord-west-zuidoost. De "ideale" ordening van weg-kavel-poldertocht-kavel-weg is ook in het plan-gebied toegepast. De zuidoostelijke poldertocht is echter zeer breed uitgevoerd en doet dienst als vaarroute voor binnenschepen (Lage Vaart). Opmerkelijk is dat in het plangebied (totaal circa 750 ha) uitsluitend aan de Buizerdweg enige agrarische bebouwing is gesitu-eerd. Dit hangt samen met het feit dat het agrarische gebruik (van aanvang af) als een voorlopige functie wordt uitgeoefend. Aan de westzijde van de Buizerdweg is de rechthoekige ordening en\of vaste maatvoering afwezig. Hier is een soort hybride van de twee bepalende oriëntaties in en om het plangebied toegepast. De rechtlijnigheid van de polderordening wordt doorsneden dan wel begrensd door drie af-wijkende richtingen. Dit zijn: - de spoorlijn, die in het zuiden in de polderoriëntatie van het plangebied begint en een

bocht maakt (om terecht te komen in het grid van Lelystad); - de Larserdreef, die in het oosten in de polderoriëntatie van het plangebied begint en

eveneens afbuigt naar de belijning van Lelystad (het was de bedoeling dat deze dreef nabij het Oostvaardersdiep weer op een van de lijnen van het poldergrid van het plan-gebied zou terechtkomen, maar deze "wissel" is nimmer voltooid);

- de Lage Dwarsvaart, die in het oosten de polderoriëntatie volgt en aan de westzijde van het plangebied naar het noorden afbuigt.

Als gevolg hiervan heeft het plangebied in het zuiden en in het oosten nog duidelijk de ken-merken van de oorspronkelijke agrarische polder, en nemen in het westelijk en noordelijk deel van het plangebied andere richtingen de overhand. Bepalend voor de ruimtebeleving van het plangebied (in het licht van toekomstige verstedelijking) zijn de lange rechte bos-randen van de Hollandse Hout en het bos aan de Larserdreef. Het landschap van het plangebied wordt hoofdzakelijk gevormd door (open) akkers. De we-gen zijn op een aantal plaatsen beplant, ook de randen van de zandophoging en het voorma-lige slibdepot worden door beplanting geaccentueerd. In het gebied komen daardoor ver-schillende typen groenelementen voor: bos, houtwallen en windsingels, laanbeplanting en erf- en kavelbeplanting. Er was één locatie met bos in het plangebied. Aan de Larserdreef lag een bosgebied op de locatie van de slibvang van het voormalige zanddepot. De aanplant bestond uit populier en wilg en was gerealiseerd onder de subsidieregeling "snelgroeiend bos". De bomen dienden verplicht gekapt te worden na een periode van 15 jaar, dit is in 2008/2009 gebeurd. Tussen de zuidwestelijke grens van het plangebied en de Lage Dwarsvaart ligt een bosstrook van 180 tot 200 m breed. Deze boszone is in eigendom en beheer bij Staatsbosbeheer en bestaat uit percelen van voornamelijk loofhoutsoorten met enkele percelen naaldhout. De zone is door het Ministerie van LNV aangewezen als kerngebied in de ecologische hoofdstructuur en opgenomen in het provinciaal Omgevingsplan. Deze boszone is van grote ecologische en landschappelijke waarde.

Page 21: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Huidige situatie 15

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Houtwallen en windsingels komen als landschappelijk element binnen het gehele gebied voor en spelen een grote rol in de beleving van de ruimtelijke geleding van het gebied. In de meest zuidelijke punt van het plangebied ligt een boskamer, bestaande uit een 30 m brede houtwal met een grote variatie aan duurzame boomsoorten van een goede kwaliteit. De boskamer is in beheer bij Staatsbosbeheer en valt onder de boswet, waardoor er een herplantplicht op rust. De landschappelijke en ecologische kwaliteit van de houtwal zijn groot. Langs de Larserdreef in het noorden van het gebied is in de tweede helft van de jaren '70 een houtwal ingeplant welke deels door dunning in latere jaren is omgevormd tot een duurzame opstand van zomereik. De overgebleven bomen zijn van goede kwaliteit. Ter weerszijden van de spoorlijn die het gebied doorsnijdt, markeren windsingels met populieren de zandophoging. Parallel daaraan markeren houtwallen van populier de zichtlijnen vanuit het stationsplatform. Deze groenelementen zijn aangelegd als snelgroeiend bos en zijn van een matige kwaliteit, mede door bacteriekankeraantasting. De landschappelijke kwaliteit wordt in belangrijke mate bepaald door de compartimenterende werking van de bomenrijen. Verduurzaming en versterking van deze kwaliteit kan bereikt worden door na de verplichte kap de populieren te vervangen door een variatie van duurzame soorten. Laanbeplanting komt in principe langs alle wegen in het gebied voor. De beplanting langs de Buizerdweg bestaat uit populieren. De oprit naar de fietsbrug over de Lage Dwarsvaart wordt begeleid en geaccentueerd door een sleedoornhaag. Langs het Havendiep en het Woonha-venpad staat een rij populieren welke geplant zijn als snelgroeiend bos. De "landtong" op de plek waar de Lage Dwarsvaart en het Havendiep samenkomen, is in 1986 tijdens de boom-feestdag beplant met walnoten die inmiddels een behoorlijk formaat hebben gekregen. Cultuurhistorie De Hollandse droogmakerij Oostelijk Flevoland is de vierde in de reeks van polders in het IJsselmeer, de voormalige Zui-derzee. Met de voorgaande drie (polder Andijk, Wieringermeer en Noordoostpolder) is erva-ring met indeling en inrichting opgedaan, die in het ontwerp van Oostelijk Flevoland herijkt en gemoderniseerd tot uitdrukking is gebracht. In die zin heeft Oostelijk Flevoland een grote cultuurhistorische betekenis als representant van aan een bepaalde periode gerelateerde, in zeer zuivere vorm tot uitdrukking gebrachte stedenbouw, landschapsarchitectuur en cul-tuurtechniek. Monumenten

De polder is te jong om monumenten in de zin van de Monumentenwet te kunnen herbergen. Cultuurhistorische objecten In het plangebied is de aanwezigheid van een scheepswrak (nummer 46, aanduiding AMK 20G-010) vastgesteld. Dit wrak ligt in de rand van het bosgebied aan de Larserdreef en wordt omgeven door een zone van 15 m breed, waarin geen werken mogen worden uitge-voerd. Bodemarchief Het plangebied bevat, volgens het Provinciaal Omgevingsplan, geen archeologische (ver-wachtings)waarden. Wel zijn in Flevoland bewoningssporen aangetroffen uit het Mesolithicum en het Neolithicum, enkele duizenden jaren geleden. Deze liggen in het algemeen onder de mariene afzettingen waarin de bodem van Flevoland gevormd is, op bijzondere plekken in het toenmalige landschap. Dat waren de toppen en de flanken van dekzandruggen en de oe-vers van kreken en rivieren. Op grond van een reconstructie van dit landschap zijn de plek-ken aan te wijzen waar jachtkampen en andere sporen uit de bovengenoemde perioden ver-wacht kunnen worden. Eén zo'n gebied ligt direct ten oosten van de A6. In dit gebied is de verwachting van aanwezigheid van archeologische sporen relatief hooggespannen. Voor het plangebied is de verwachting minimaal.

Page 22: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 23: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

3. Planuitgangspunten

3.1. Opgave

De Warande zal een belangrijke rol spelen bij het bereiken van een inwonertal van Lelystad van 80.000 inwoners. Inherent aan de ambitie tot groeien is dat een groot deel van de toe-komstige bewoners van buiten Lelystad moet komen. Dat vraagt om een aantrekkelijk woongebied. Mensen die in hun huidige omgeving niet de kwaliteit kunnen vinden om hun wensen te realiseren, moeten dat in de Warande wel kunnen. Met enerzijds het gevoel van het buiten wonen door de ruime kavels, het vele groen en de natuur in de directe omgeving zoals de Hollandse Hout en de Oostvaardersplassen. Maar anderzijds ook alle stedelijke voorzieningen en de Randstad op bereikbare afstand. De Warande moet ruimte en vrijheid bieden voor individuele woonwensen van mensen met een brede en een smalle beurs; een groene en veilige omgeving met een ruime keuze aan woningen en woonmilieus. Bij het ontwerpen van de hoofdstructuur van de Warande is uitgegaan van de volgende prin-cipes: - de Warande is een overgangsgebied tussen de bestaande stad en de Hollandse Hout

met als hoofdfuncties wonen, groen, bos en water; - de bestaande structuren in het gebied worden zoveel mogelijk intact gelaten, dit geldt

zowel voor bestaande groenelementen langs de Buizerdweg en Torenvalkweg en het aangeplante bos, als het bestaande landschappelijke gridpatroon.

Randvoorwaarden Vanuit deze principes is een aantal randvoorwaarden vastgelegd, die leidend zijn bij de tot-standkoming van de voorgenomen plannen. Deze randvoorwaarden hebben betrekking op: - flexibiliteit; - concurrentie; - fasering; - duurzaamheid. ad a. Het programma geeft een streefbeeld voor de eindsituatie in de Warande, beredeneerd vanuit de huidige marktsituatie. Het is derhalve geen harde blauwdruk, flexibiliteit naar de ontwikkeling in de markt is het uitgangspunt. Binnen de geplande verdeling van de verschil-lende woonmilieus zijn verschuivingen mogelijk. Ook moet het voorzieningenpakket "van kleur kunnen verschieten" als marktontwikkelingen hierom vragen. ad b. Concurrentie met de bestaande stad dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Uit-gangspunt is dat een fors deel van de toekomstige bewoners van de Warande van buiten Lelystad zal komen. De Warande speelt echter een belangrijke rol voor de lokale woning-vraag zolang dat op andere nieuwbouwlocaties in de bestaande stad onvoldoende plaats vindt. Daarmee wordt er eveneens gebouwd voor de doorstroming op de lokale woning-markt. ad c. De Warande zal gefaseerd worden gerealiseerd. Elke fase moet een afgerond geheel vormen, zodat bij stagnatie of vertraging geen onafgemaakte wijk overblijft. De indeling is zodanig dat afgeronde eenheden (buurten) ontstaan. De grenzen vallen doorgaans samen met de hoofdwaterstructuur. Tevens is de spoorlijn een bepalende grens. Mocht de ontwik-keling tijdelijk stagneren, dan vormt het water een "natuurlijke" begrenzing die borg staat

Page 24: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 25: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 19

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

voor de waterbeheersing binnen het gebied en kan zelfstandig functioneren als woongebied. De fasering van de deelgebieden is zo gekozen dat voor de ontsluiting zo lang mogelijk de bestaande hoofdinfrastructuur wordt benut. ad d. Het beoordelingskader voor de duurzaamheidsaspecten refereert enerzijds aan het overheidsbeleid en anderzijds aan de wensen en eisen vanuit de omgeving. De duurzaam-heidsaspecten zijn onder meer verwerkt in de MER Woningbouwlocatie Warande van Witte-veen+Bos. In het Ontwikkelingsplan voor de Warande wordt de duurzaamheid benaderd vanuit vier structuurbepalende thema's: water en bodem; ecologie, landschap en groen; verkeer en vervoer; energie. 3.2. Structuur

Landschap

De Warande ligt op de overgang van stad naar natuur, en van land naar water. De stad: de Landstrekenwijk, de Campus en het bedrijventerrein Flevopoort. De natuur: het Markermeer, de Oostvaardersplassen en de Hollandse Hout. Het land: de landbouwpolder. Het water: het Markermeer. Het raamwerk voor de Warande is ontstaan door het patroon van de Hollandse Hout te spie-gelen en als basis te nemen. Daardoor ontstaat een continu groen landschap tussen de Oostvaardersplassen en Lelystad met graduele verschillen. In dit landschap wisselen open en gesloten landschap en bebouwd gebied van uiteenlopende signatuur elkaar af (zie figuur 5). Lanen De basis van het landschap wordt gevormd door een raster van lanen. De lanen vormen het hoofdstramien van de ruimtelijke structuur. Het lanenraster is een onderverdeling van de be-staande polderverkaveling. De lanen lopen in het plangebied van rand tot rand, soms onder-broken door het spoor, het centrum, een plas of andere structuren. Zij verbinden de Wa-rande met de stad en de omliggende natuur. Binnen de Warande verbinden zij de deelgebie-den en de parkbossen. Elke laan heeft zijn eigen boomsoort. Deze geeft een laan een eigen karakter en ondersteunt de continuïteit. Binnen het lineaire en continue karakter is een laan opgebouwd uit verschillende profielen. Al naar gelang de omgeving (bos, wonen, water) en de verkeersfunctie (rijden, fietsen, wandelen) verandert het profiel en daarmee de sfeer en het karakter. Vaarten en plassen Een tweede drager van het landschap wordt gevormd door de vaarten en de plassen. Het water in het plangebied heeft een hogere kwaliteit dan de omringende poldervaarten, en wordt daarmee dan ook niet in verbinding gebracht. Twee lange, haaks op elkaar staande waterlopen verbinden de twee grote plassen. Zij creëren zicht door de hele lengte van het gebied, en maken daarmee de schaal van de Warande beleefbaar. Tevens bieden de vaarten en plassen condities voor het woonprogramma, variërend van wonen op het water tot wonen op de oever en wonen aan de vaart. De waterlopen zijn recht, net als die van de polder, en hebben groene taluds. In contrast hierop wordt één watergang (door de Campus) op een na-dere wijze ingericht. Het profiel hiervan varieert van smal tot breed water en van steil tot flauw verlopende oevers. Water met een stedelijk karakter (kaden) bevindt zich in het cen-trumgebied. Het water is (voor kleine vaartuigen) grotendeels doorvaarbaar en beschaats-baar. Bruggen zijn daarop aangepast. In het deelgebied "De Waterkop" wordt het polderpeil aangehouden en kan een rechtstreekse verbinding met het omringende water gemaakt wor-den. Grotere vaartuigen kunnen dit gebied bereiken. Hiermee is De Waterkop een bijzonder gebied met de mogelijkheid voor het ontwikkelen van speciale woningtypen en woonmilieus. Parkbos en woonbossen In de Warande wordt circa 85 ha openbaar bos aangeplant, op een aantal grote percelen die als een lappendeken in het woongebied zijn geprojecteerd. Dit zogenaamde "parkbos" geeft de woongebieden identiteit, fluitende vogels, uitloop, schaduw en intimiteit. In het parkbos kunnen zowel op korte als op lange termijn functies vanuit de omringende woongebieden worden ingebracht. Een vrij natuurlijke inrichting is uitgangspunt. De bossen verschillen on-derling in karakter en sfeer met contrasten als: gesloten-transparant, nat-droog, vlak-reliëf en door beplantingskeuze en recreatief gebruik. De groene sfeer wordt in de Warande overi-

Page 26: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 20

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

gens niet alleen door beplanting in openbaar gebied gerealiseerd, maar voor een belangrijk deel ook door groen op uitgegeven gebied in de vorm van woonbossen. Woonbossen ont-staan door aanplant van bomen op aaneengesloten particuliere kavels en gebieden in collec-tief eigendom. In combinatie met het openbare groen ontstaat zo de sfeer van "wonen in een bos". Elk van de woonmilieus die in de Warande voorkomen zal deels als woonbos worden gerealiseerd. De manier waarop dit gebeurt, is afhankelijk van het type woonmilieu. De woonbossen zijn zo gesitueerd dat zij als uitlopers van, en schakels tussen de parkbossen fungeren. Er ontstaat zo een aaneengesloten bosstructuur. Bijzondere gebieden Binnen het basislandschap ligt een aantal specifieke gebieden en thematische zones. Deze gebieden hebben elk een bijzondere sfeer en karakter. Deze gebieden zijn: - het Centrum met het NS-station en voorzieningen als hart van het nieuwe woongebied; - de Campus met geclusterde bedrijvigheid en woningen die de ruimtelijke verbinding

tussen de bestaande stad en het Stadshart vormt; - een aantal Kantoorvilla's, kleinere kantoren die als villa's aan de lanen van de hoofd-

structuur zijn gesitueerd; - de Waterkop, een specifiek gebied met als thema water; - een vijftal "monumenten", bijzondere locaties waarin de buurtvoorzieningen zijn onder-

gebracht. Centrum

Het Centrum ligt in het hart van de Warande, ter weerszijden van de spoordijk. Het gebied is ongeveer 35 ha groot. Voor het centrumgebied bestaan concrete gedachten over de ruimte-lijke uitwerking. Het station Lelystad-Zuid kan de schakel vormen tussen beide delen van het centrum. Het noordwestelijke deel heeft een centraal plein met grote bomen. Het zuidooste-lijk deel krijgt een waterrijk karakter. Het Centrum is gescheiden van de omliggende woon-wijken door een groen/blauwe band, een singel met een parkachtige karakter waarin scho-len, voorzieningen, winkels, station en gestapelde woningen zijn gesitueerd. De bestaande bomenstroken worden in deze band opgenomen. Daarbinnen wordt een "stratenstadje" ont-wikkeld, dat door een hogere dichtheid intiemer van karakter is dan de omringende woonge-bieden. De bebouwing is georganiseerd in blokken. De bebouwing aan de ring en aan het lint is hoger en meer aaneengesloten in de rooilijn (3-4 lagen) terwijl de tussenstraatjes lager zijn (2 tot 3 lagen) en de rooilijn maximaal 2 m kan verspringen om ruimte te geven voor kleine voortuinen. In het Centrum vinden we onder andere winkels, onderwijsinstellingen, zorgvoorzieningen en atelierruimtes. Daarnaast worden ongeveer 1.150 woningen gereali-seerd. Het grootste deel van de voorzieningen bevindt zich in het noordwestelijk deel. Hier bevinden zich twee supermarkten, detailhandel, een clusterschool, een sporthal, een zwem-bad, ouderenvoorzieningen en diverse culturele voorzieningen. Omdat heel de Warande over een lange periode zal worden ontwikkeld, moet het nieuwe Centrum flexibel kunnen groeien. Vooral voor de winkels en de voorzieningen is dit van essentieel belang, omdat deze een kri-tische massa aan inwoners nodig hebben om te kunnen functioneren. Daarom wordt de sin-gel ingezet als reservering voor deze functies. Ook het toekomstige station bevindt zich in deze singel. Naarmate de Warande zich verder ontwikkelt, vult ook de singel zich. Onder specifieke condities worden groen en blauw uitgewisseld voor rood. Door de losse gebouwen in de ring zal de groene kwaliteit ook in de toekomst gegarandeerd blijven. Campus

De Campuszone, die zich langs de spoorlijn in de bestaande stad uitstrekt tussen Stadshart en Larserdreef, wordt doorgezet in de Warande. De Campus vormt daarmee de verbindende schakel tussen het Stadshart en het nieuwe Centrum. De Campus is gelegen tussen de Zui-gerplasdreef en Middendreef, wordt over de Larserdreef doorgetrokken en krijgt een beëindi-ging tegen het noordelijk deel van het nieuwe centrum. De Campus heeft een groene en parkachtige atmosfeer. De bebouwing bestaat uit grotere clusters die als objecten in een parklandschap staan. Binnen de clusters is een menging van functies mogelijk. De Campus heeft door de geconcentreerde bebouwing een relatief lage bebouwingsdichtheid. Het groen buiten de clusters kan hierdoor een openbaar karakter krijgen. De (openbare) ruimte binnen de clusters is daarentegen intiem. Door de Campus slingert een waterloop. Deze waterloop verbindt de watersystemen in de Warande. De vormgeving van de waterloop is informeel en onregelmatig, in tegenstelling tot het overige water in Warande. De oevers hebben een weelderige begroeiing. De clusters in de Campus zijn geschikt voor mengvormen van wonen en werken. Zij kunnen echter ook met alleen wonen of alleen werken worden ingevuld. Het woningbouwprogramma voor de

Page 27: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 21

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Campus voorziet in compacte wooncomplexen in het groen. Deze kunnen worden gemengd met verschillende soorten van economische activiteiten. In de Campuszone is ruimte voor zakelijke dienstverlening. De kantoorruimte worden gerealiseerd in gebouwen van maximaal vier tot vijf bouwlagen. Daarnaast kan gedacht worden aan nieuwe initiatieven, zowel in maatschappelijke sfeer als op commerciële basis. Ook is hier ruimte voor het vestigen van een HBO-instelling. Wanneer het station Lelystad-Zuid wordt geopend, biedt de directe om-geving van het station mogelijkheden voor kantoorruimte. Er wordt getracht om in het be-treffende gebied een bedrijfsverzamelgebouw te ontwikkelen. Kantoorvilla's Langs de Larserdreef, nabij de entree van het bedrijventerrein Flevopoort, is ruimte gecre-ëerd voor kleinere solitaire kantoren. Deze locatie kan een mengeling worden van de zake-lijke activiteiten die voortvloeien uit de fysieke nabijheid van een woonwijk, de A6, de bedrij-venterreinen Flevopoort en Larserpoort en het Stadshart. De locatie ligt in of nabij stedelijk gebied (in verband met "business-to-consumer"-relaties), heeft een goede bereikbaarheid en openbaar vervoervoorzieningen. Bovendien kan deze locatie als binnenstedelijke zichtlocatie worden aangemerkt. Het kantoorvillamilieu bestaat uit kleinere kantoren die als villa's aan de lanen van de hoofdstructuur zijn gesitueerd. Dit sluit aan op het achtergelegen woonmilieu met grote kavels, waarmee menging plaats kan vinden. Op deze manier ontstaat een luxe sfeer van villawijken. Uitgegaan wordt van laagbouw (twee- tot vierlaags) in een omgeving met water en groen. Om het groene en luxueuze karakter te waarborgen, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de parkeeroplossingen van de kantoorvilla's. Voor het kan-toorprogramma wordt uitgegaan van eenheden tussen de 500 en 2.000 m², met een totaal maximum van 90.000 m². Om het kantoorvillamilieu te realiseren, zijn richtlijnen gegeven voor ontsluiting, kavelgroottes, rooilijnen, gevelbreedtes en parkeeroplossingen. Er wordt uitgegaan van 50 m diepe kavels, de breedte is variabel tussen de 20 en 60 m. De bebou-wingsbreedte is maximaal 50% van de kavelbreedte. De rooilijn varieert tussen de 5 en 15 m. Parkeren geschiedt op maaiveld of onder de bebouwing, afhankelijk van de grootte van de footprint en de positie van de bebouwing. Het is de bedoeling dat er kavels kunnen worden "uitgeruild" met de naastgelegen woonmilieus tot een maximum van 30% van de be-schikbare oppervlakte. Door de 50 m diepe kavels van de kantoorvilla's kan met grote en kleinere vrijstaande woningen worden gemengd. Ook in de tijd gezien kunnen wonen en werken elkaar afwisselen. Daarom is het belangrijk dat in de ruimtelijke structuur en archi-tectuur van de bebouwing hiermee rekening wordt gehouden. Voor het deel direct aan de Larserdreef is de woonfunctie in principe niet mogelijk, tenzij op enigerlei wijze de geluids-hinder van de Larserdreef wordt tegengegaan. Waterkop De Waterkop is het driehoekige gebied in het uiterste noordwestelijke deel van het plange-bied dat aan twee zijden wordt begrensd door water. De zuidelijke begrenzing wordt ge-vormd door de doorgetrokken Westerdreef. Kenmerk voor de Waterkop is de aanwezigheid van water in de vorm van havens, die in open verbinding staan met de aangrenzende pol-dervaarten, de Lage Dwarsvaart en het Havendiep. Hierdoor kunnen grotere schepen rechtstreeks het gebied in komen. Er worden woningen rondom de havens gesitueerd. De vorm waarin dit wordt gerealiseerd kan bij de uitwerking worden bepaald. De havens vallen in principe binnen dit uit te geven gebied. De Waterkop is niet van een speciaal woonmilieu voorzien. De reguliere woonmilieus die zich ook elders in de Warande bevinden, kunnen hier binnen het thema water worden uitgewerkt. Monumenten De monumenten zijn de plaatsen in de Warande waar de buurtvoorzieningen liggen. Zij heb-ben een belangrijke maatschappelijke functie als ontmoetingsplek. Het landschapsontwerp geeft vorm aan de functie van openbare ontmoetingsplek. De monumenten zijn strategisch geplaatst, goed bereikbaar, en voorzien een deelgebied van oriëntatie en identiteit. Voor de beeldkwaliteit van de bebouwing worden per monument eisen opgesteld die recht doen aan hun belang voor de buurt. In de materialisatie van de openbare ruimte wordt, als een "echo", gerefereerd aan het centrum van de Warande. De monumenten met hun wijkvoor-zieningen hebben, net als het centrum, een grote uitstraling op hun omgeving. Door de si-tuering van scholen ontstaan intensief gebruikte plekken.

Page 28: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 29: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 23

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

3.3. Programma

Wonen In het woningbouwprogramma voor de Warande staan "wervingskracht" en "diversiteit" cen-traal. Vanuit deze twee begrippen zijn kansrijke woonconcepten gedefinieerd, die passen in de mogelijkheden van het gebied. Om tot deze woonconcepten te komen is een aantal voor de Warande relevante trends in stedenbouw en landschapsarchitectuur op een rij gezet: traditie en traditionalisme Vanuit een behoefte aan originaliteit, karakter en sfeer wordt teruggegrepen op tradities. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het kopiëren van jaren dertig wijken. Ook het neo-traditionalisme is hier een voorbeeld van. Hierbij horen kleinschaligheid, geborgenheid en gezelligheid. aansluiten op en contrasteren met het landschap Er bestaat een groeiende behoefte aan oorspronkelijkheid en karakter. Originele landschap-pelijke elementen als waterlopen en bomenrijen worden daarom niet genegeerd maar zoveel mogelijk bewaard. De woonbuurten sluiten erbij aan. quasi-organisch

Er is een aantal mogelijkheden om de indruk weg te nemen dat een woonwijk grootschalig gepland en gerealiseerd is, en het idee te wekken dat deze woning voor woning gegroeid is. Naast elkaar gelegen woningen kunnen allen een verschillend ontwerp hebben en er kunnen volwassen bomen in de wijk gebracht worden. Ook kan in de totstandkoming van een wijk bewust ruimte opengelaten worden, om in een later stadium uitgegeven te worden, of via particulier opdrachtgeverschap ingevuld te worden. meer ruimte, luxe en vrijheid De vraag naar luxe en kwaliteit stijgt sneller dan het aanbod. Nieuwbouw van hoge kwaliteit heeft dus in principe een goede concurrentiepositie. Hiermee samen hangt een grotere be-hoefte aan vrijheid bij de klant, door het ontwikkelen van een eigen kavel of door keuzemo-gelijkheden binnen en tussen woningtypen. thematisch-recreatief wonen De trend van thematisch-recreatief wonen is in Nederland nog niet zo sterk, maar wel in op-komst. Voorbeelden hiervan zijn golfparken, jachthavens en bungalowparken. Hierbij kan een globaal woonprogramma rond een thema geformuleerd worden. Deze trends vormen de achtergrond bij de keuze voor en invulling van verschillende woon-milieus in de Warande. De onderscheiden woonmilieus kunnen aan de hand van een aantal kenmerken getypeerd worden. Het gaat hierbij zowel om kenmerken die samenhangen met het woonmilieu (onder andere kavelgrootte, dichtheid, omvang) als de woning (onder andere bouwhoogte, parkeernorm, erfafscheiding). In de Warande komen in totaal circa 8.300 woningen, verdeeld over zeven woonmilieus (zie figuur 6): Vrijheid zonder zorgen", "Vrijheid binnen marges", "Klassiek suburbaan", "Thema-tisch-recreatief wonen", "Woongemeenschap nieuwe stijl", "Campuswonen" en "Watervilla's". De woonmilieus "Woongemeenschap nieuwe stijl", "Campuswonen" en "Watervilla's" zijn ge-bonden aan een specifiek gebied in het plangebied. De overige woonmilieus komen verspreid over het landschap voor. Bij het samenstellen van dit woonpalet binnen de landschappelijke structuur is gezocht naar versterkende combinaties van woonmilieu en ruimtelijke dragers. De stedenbouwkundige structuur kent lanen, vaarten, plassen en daartussen de interieurs. Over het totale plan bezien komt elke combinatie van een woonmilieu met één van deze structuurdragers voor. Dit heeft tot gevolg dat elk woonmilieu in zijn uitwerking eigen ruim-telijke accenten in de woonomgeving kent. Dit vergroot de diversiteit in het woonaanbod op buurtniveau. Langs de lanen heeft het extraverte karakter de overhand terwijl in de interi-eurs meer introverte woonbuurten kunnen ontstaan. Langs de lanen en de hoofdwegen wis-selen de verschillende woonmilieus elkaar af. Zo is langs de hoofdwegenstructuur van de Markerdreef (voorlopige, niet-officiële benaming), Verlengde Westerdreef en Larserdreef be-wust gekozen voor het etaleren van alle woonmilieus zodat de diversiteit van het plangebied zichtbaar is.

Page 30: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 24

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Ook langs de vaarten is gekozen voor een afwisseling van woonmilieus. Naast een gevarieerd aanbod aan woningtypologieën wordt ook verschillend omgegaan met de oevers: of ze vor-men een onderdeel van de openbare ruimte, of ze zijn een verlengstuk van privétuinen. Naast deze vorm van wonen aan het water, zijn de waterwoningen en eilandwoningen een unieke aanvulling, zowel in de waterpartijen als in de vaarten. Het thematisch-recreatieve milieu biedt ruimte voor een grote variëteit aan initiatieven van uiteenlopende omvang. Het woonbos vraagt om een eigen ontwerp- en ontwikkelingsstrategie. Alle woonmilieus buiten het Centrum, de Campus en de Waterkop komen voor in combinatie met woonbos. Vooral de woonmilieus met kleinere kavels en hogere dichtheden vragen daarbij om een doordachte aanpak in ontwerp en beheer. Een groot deel van de bosbeplanting zal immers gerealiseerd worden op privéterrein. Dat kunnen afzonderlijke kavels zijn, maar ook collec-tieve gebieden in gemeenschappelijk eigendom en beheer, al dan niet met een (semi)openbaar karakter. Er bestaan hiervoor drie modellen: - model diepe achtertuin: in dit model zijn de woningen zodanig geplaatst dat diepe ach-

tertuinen ontstaan. Hierdoor kan op een deel bosaanplant worden voorzien, waardoor op de aaneengesloten kavels een doorlopende bosstrook ontstaat. De voortuinen kun-nen collectief worden aangelegd en onderhouden. Gedacht wordt aan voornamelijk gras met verspreid staande bomen. Enkele aangebrachte glooiingen geven een eigen accent aan dit woonbosconcept;

- model de hof: in dit model wordt het woonbos vooral gevormd door een vrij breed openbaar of collectief middengebied, waarbij een zekere monumentaliteit ontstaat. Dit middengebied kan het karakter hebben van een landschappelijke brink of van een bin-nenhof met gras, strak geschoren hagen en fruitbomen;

- model het park: dit model geeft een groot collectief gebied weer met een los landschap-pelijk karakter. Dit gebied kan privé zijn, maar ook (semi)openbaar. De woningen zijn geschakeld, eventueel gestapeld. Het parkeren vindt centraal plaats. De woningen wor-den middels voetpaden ontsloten. Het landschappelijk wonen zal hier sterk worden er-varen, waarbij eigen tuinen niet of in beperkte mate voorkomen.

Deze modellen kunnen voorkomen in verschillende omvang en combinaties. De woonbossen zijn zo gesitueerd dat zij als uitlopers van, en schakels tussen de parkbossen fungeren. Er ontstaat zo een aaneengesloten bosstructuur. Rond grootschalig groen (parkbos) liggen overwegend woonmilieus met een hogere dicht-heid. Hierdoor heeft het grootschalig groen een waardevolle functie als recreatief uitloopge-bied waardoor de woonkwaliteit in de aangrenzende gebieden toeneemt. In de gemeente Lelystad is vastgesteld dat voor nieuwe woongebieden wordt uitgegaan van het Kwaliteitsstructuurplan (KSP) en het Politiekeurmerk Veilig Wonen. In het politiekeur-merk wordt ook rekening gehouden met de sociale veiligheid. Het Ontwikkelingsplan is door de Politie Flevoland District Noord op aspecten van het politiekeurmerk getoetst. Aan de hand van de meest relevante eisen op het gebied van verkaveling en stedenbouwkundige maatregelen biedt het Ontwikkelingsplan goede mogelijkheden om het politiekeurmerk in de verdere ontwikkeling mee te nemen. Voorzieningen De voorzieningen in de Warande zijn vooral bedoeld voor de wijk zelf. Wel kan het zijn dat sportvoorzieningen, cultuurvoorzieningen en zorgvoorzieningen naast het wijkkarakter te-vens een stedelijke functie krijgen. Winkels en een aantal maatschappelijke voorzieningen krijgen hun plaats in het centrum. Deze voorzieningen zijn optimaal ontsloten voor fietsers, autoverkeer en openbaar vervoer. In het centrum ligt ook het station. Buiten dit centrum is een vijftal locaties aangewezen voor voorzieningen op buurt- en wijkniveau. In de Warande zijn vijf clusterscholen gepland. In deze clustervoorzieningen kunnen scholen van meerdere denominaties onderdak vinden. Daarnaast worden de clustervoorzieningen aangevuld met diverse typen andere voorzieningen, al naar gelang de behoefte. Dat betekent dat flexibel bouwen als uitgangspunt dient te worden gehanteerd. De voorzieningen liggen verspreid in de wijk, waardoor een school of sportvoorziening altijd in de buurt is. Voor de zorgvoorzie-ningen wordt gestreefd naar twee "pleinen" waar de zorgvoorzieningen en diensten worden aangeboden die aansluiten bij de behoeften van de bewoners. Deze voorzieningenclusters vormen ontmoetings- en herkenningspunten van een deelgebied. Ze zijn aantrekkelijk gelegen aan groen en water in de directe nabijheid van de wat dichtere woonmilieus.

Page 31: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 25

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

In het toekomstig te ontwikkelen stedelijk gebied de Warande wordt niet alleen gestreefd naar een duurzaam beheer van water en groen, maar ook van civiele kunstwerken als brug-gen en tunnels. Civiele kunstwerken bevinden zich voor een groot deel ter plaatse van krui-singen met waterwegen en autowegen. In de hoofdstructuur van het gebied zijn of komen circa 80 civiele kunstwerken. Afhankelijk van het type bewoners en hun gezinssituatie, is er in meer of mindere mate be-hoefte aan speelruimte. De openbare speelruimte zou idealiter dan ook mee kunnen groeien door van flexibele inrichtingssystemen gebruik te maken. Er moet dan creatief worden om-gegaan met deze ruimte om toch invulling te kunnen geven aan de diverse functies die er een plaats dienen te krijgen (wegen, paden, parkeren, groen, speelvoorzieningen etc.). Er is gekeken naar combinatie van functies in de openbare ruimte zoals het gebruiken van het groen en pleinen als informele speelruimte. In bepaalde delen van het gebied is relatief wei-nig openbare ruimte. Dit betekent dat de informele speelruimte een belangrijke rol zal moe-ten gaan vervullen als speelvoorziening voor de kinderen in deze wijk. Voor alle soorten speelruimte geldt dat zij aan de randvoorwaarden uit het beleidsplan "Ruimte voor de Jeugd" moeten voldoen. Deze randvoorwaarden worden voor de Warande verder uitgewerkt. Daarbij wordt als kwantitatieve indicatie aangehouden: - speelplaatsen voor 0-8 jarigen; - speelplaatsen voor 8-12 jarigen; - speel-/ontmoetingsplaatsen voor 12-18 jarigen. Bedrijvigheid Binnen de Warande is ruimte gereserveerd voor specifieke vormen van bedrijvigheid. Deze ruimte bevindt zich hoofdzakelijk aan de zijde van de Larserdreef. Dicht bij de aansluiting van de Larserdreef op de A6 ligt een locatie voor een kantoorvillamilieu. Hier kunnen kleinere kantooreenheden met grotere woningen worden gemengd. Er wordt uitgegaan van 76.000 m² bvo kantoorruimte in kantoorvilla's en 44.000 m² bvo in de Campuszone. Achter het grootschalige detailhandelscentrum Pallazzo en aan de hoofdtoegangsweg naar het nieuwe centrum is de justitiële jeugdinrichting gelegen. Aan de oostzijde van Pallazzo wordt ruimte gereserveerd voor uitbreiding van de grootschalige detailhandelsfuncties. Rond de spoorlijn bij de biomassacentrale en de penitentiaire inrichting Lelystad liggen enkele mid-delgrote locaties. Hier bestaat een mogelijkheid om leisure onder te brengen. In de tussen-gelegen Campus bestaat de mogelijkheid om wonen en werken in clustervorm te mengen. Daarnaast zullen er verspreid over het gebied een beperkt aantal woon-werkeenheden wor-den gerealiseerd. Verkeer Ontsluitingsstructuur autoverkeer Bij het ontwerp van het verkeer- en vervoerstelsel van de Warande is uitgegaan van de prin-cipes "Duurzaam Veilig" en "Vervoerprestatie op Locatie". Voor de Warande is een studie uit-gevoerd naar Vervoerprestatie op locatie (VPL). In deze studie zijn de gevolgen van de in-richting van de Warande beschouwd voor het energieverbruik door verkeer. Door de inrich-ting van het gebied worden langzaam verkeer en openbaar vervoer bevorderd en wordt elke vervoerwijze optimaal gebruikt voor de afstand/verplaatsing waar deze de meeste voordelen biedt. Uit de conclusies en aanbevelingen van de VPL-studie blijkt dat: - doorgaande verbindingen leiden tot een hoger energieverbruik; - goede fietsverbindingen richting Lelystad-Centrum van groot belang zijn; - het centrumgebied van de Warande via ontsluitingswegen bereikbaar wordt met de

auto, zonder dat er doorgaande routes ontstaan (inprikkers); - kwalitatief hoogwaardige fietsverbindingen tussen de Warande, het centrum van Lely-

stad en het vliegveld van belang zijn; - de aanleg van duidelijke fietsverbindingen binnen de Warande van belang is; - prioriteit moet worden gegeven aan langzaam verkeer door ervoor te zorgen dat binnen

een woonwijk dezelfde verplaatsing per auto langer is dan per fiets; - veel aandacht nodig is voor parkeervoorzieningen.

Page 32: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 33: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 27

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

In de totstandkoming van de verkeersstructuur is het principe van "omgekeerd ontwerpen" gehanteerd, waarbij als eerste ruimte toegekend wordt aan de voetganger, vervolgens de fietser, openbaar vervoer en tot slot de auto. Op basis van bovengenoemde uitgangspunten is het "inprikkermodel" gekozen voor de verkeersstructuur. Daardoor doorsnijden wegen voor gemotoriseerd verkeer het plangebied zo min mogelijk. Door deze benadering is vol-daan aan een zo laag mogelijk energieverbruik als gevolg van verkeer conform de VPL-stu-die. Het netwerk voor gemotoriseerd verkeer moet een vlotte interne en externe bereikbaarheid garanderen, en tegelijkertijd doorgaand verkeer in de wijk voorkomen. Om de huidige afwik-kelingsproblemen op de Larserdreef, die door de groei van Lelystad en het verkeer naar ver-wachting in de toekomst nog zullen toenemen, het hoofd te kunnen bieden, zijn verschil-lende oplossingen opgenomen. Deze zijn een verbetering van de bestaande aansluiting op de A6 en de aanleg van een extra aansluiting ten zuiden van de Warande. De realisatie hiervan wordt, voor zover binnen het plangebied gelegen, mogelijk gemaakt. Om een ontsluiting via doodlopende wegen te voorkomen, zijn de inprikkers omgevormd tot lussen. Doorgaand gemotoriseerd verkeer door het gebied blijft daarbij onmogelijk. Binnen het wegennet wordt een onderscheid gemaakt in verkeersgebied en verblijfsgebied. Binnen het verkeersgebied bestaan: - gebiedsontsluitingswegen 2x2 rijbanen, 70 km/h (Markerdreef, Larserdreef en Ver-

lengde Westerdreef als belangrijkste hoofdaansluiting vanaf het Rijkswegennet); - wijkontsluitingsweg 2x1 rijbaan, 50 km/h (Verlengde Middendreef en Verlengde Zuiger-

plasdreef); - wijkontsluitingswegen 50 km/h. Binnen het verblijfsgebied bestaan erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h (zie figuur 7). Met behulp van een verkeersmodel is een prognose van de te verwachten verkeersintensi-teiten in 2010 en 2025 opgesteld. In dit model is rekening gehouden met de te verwachten wegenstructuur, ruimtelijke ontwikkelingen in de woningbouw, kantoorlocaties en bedrij-venterreinen in heel Lelystad. Hierbij is uitgegaan van een hypothetische realisatie van de Warande in 2025. Als calamiteitenontsluiting zijn "doorsteken" aangebracht, die alleen door hulpdiensten, of in combinatie met openbaar vervoer gebruikt kunnen worden. Ontsluiting fietsverkeer Binnen de toekomstige gewenste fietsstructuur van de Warande worden vier niveaus onder-scheiden: regionaal; stedelijk; wijk; buurt. Op regionaal niveau worden de doorgaande (utilitaire) en recreatieve fietsroutes onderschei-den die de regio en recreatieve gebieden met Lelystad verbinden. Fietsroutes op stedelijk ni-veau hebben ook een doorgaande functie en verbinden de woongebieden met de belangrijk-ste bestemmingen (zoals het centrum, het Lelycentre, de scholen voor het voortgezet on-derwijs, het ziekenhuis, het station en de verzorgingstehuizen in Lelystad). De fietsstructuur op wijkniveau heeft een verdelende functie en verzorgt de relatie tussen de woongebieden en de belangrijkste bestemmingen (zoals wijkcentra, basisscholen) binnen de wijk. De wijk-routes verbinden tevens de wijk met een doorgaande route. Op buurtniveau hebben fiets-routes een ontsluitende functie en verbinden de woongebieden met de wijkroutes. De hoofdfietsstructuur heeft niet alleen een functie voor het fietsverkeer, maar vormt ook een van de dragers van de ruimtelijke structuur van het gebied. De hoofdstructuur bestaat geheel uit fietspaden met een eigen tracé, en bepaalt in belangrijke mate de situering van woon-werkverkeer gerelateerde voorzieningen, zoals kinderdagverblijven, stallingvoorzienin-gen en haltes van openbaar vervoer. Het netwerk van stedelijke fietsroutes in de Warande bestaat, naast de routes die behoren tot de hoofdstructuur, uit een groot aantal fietspaden langs de gebiedsontsluitingswegen (50 km/h). Bij de inrichting van de fietsinfrastructuur wordt uitgegaan van de volgende aandachtspun-ten:

Page 34: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 28

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

- ruimtelijk structurerend en gekoppeld aan openbaar vervoer (stallingvoorzieningen) en voorzieningen;

- bebouwing, groen, enzovoort wordt zodanig gesitueerd dat deze bescherming biedt te-gen wind en neerslag uit de overheersende windrichting;

- voorrang voor fietsverkeer op de hoofdfietsroutes binnen de wijk; - oversteken van routes voor het gemotoriseerde verkeer komen slechts incidenteel voor.

Waar dit gebeurt wordt door middel van verhoogde oversteekplaatsen (in drempel) ge-waakt voor de veiligheid van de fietsers;

- oversteken over de hoofdinfrastructuur van het gemotoriseerde verkeer (gebiedsont-sluitingswegen) zijn bij 70 km/h-wegen ongelijkvloers;

- voor het comfort van de fietser wordt op de hoofdfietsroutes zoveel mogelijk asfaltver-harding toegepast.

Ontsluiting openbaar vervoer Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de plannen is steeds geweest dat NS-station Lelystad-Zuid enkele jaren na de start van de realisering van het plan wordt geopend. Op basis van het haalbaarheidsonderzoek door Holland Railconsult (februari 2003), is de algemene conclu-sie echter dat het station Lelystad-Zuid op basis van het stedenbouwkundige plan en de ge-stelde eisen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, in aanmerking komt voor een aanvraag bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat tot de opening en realisatie van een nieuw station. Naast een aansluiting op het openbaar vervoer per spoor wordt voor de Warande ingezet op een ontsluiting van de wijk per bus. Hierbij zijn de relaties tussen Larserpoort en het NS-sta-tion Lelystad-Zuid en de verbinding tussen de nieuwe wijk en het Stadshart het meest kans-rijk. Uitgangspunt is dat aangesloten wordt op het stelsel van stads- en regionale lijnen. Voor het deel ten westen van de spoorlijn wordt gedacht aan een nieuwe stadslijn. Voor het deel ten oosten van de spoorlijn wordt gedacht aan een interlokale buslijn die het Stadshart via de Warande verbindt met de bedrijventerreinen Flevopoort en Larserpoort en het vliegveld. Deze verbinding kan mogelijk in de toekomst op een alternatieve (hoogwaardiger) wijze worden uitgevoerd. In nieuwe wijken als de Warande wordt de bus al vanaf het begin in de wijk geaccommodeerd. De bus wordt logisch en rechtstreeks dóór de wijk geleid op een ma-nier die de negatieve invloed op leefbaarheid en verkeersveiligheid in de wijk beperkt. Dit betekent concreet: geen dure en slecht inpasbare busbanen, maar wel verbinden van interne wegen met bijvoorbeeld een bussluis zodat de bus een rechtstreekse route kan rijden en te-vens dicht bij de mensen kan komen. In de Warande zal op een groot deel van de wegen het 30 km/h-regime gelden. In verband met de maximale rijsnelheid en hiermee samenhan-gende inrichting op deze wegen wordt extra aandacht besteed aan de inpassing van busrou-tes in de wijk. Dit houdt ondermeer in dat: - bij de inpassing van snelheidsremmende voorzieningen rekening gehouden wordt met

de aanwezigheid van de bus in de straat (accent op asverschuivingen, bochten en aan-gepaste verkeersdrempels);

- haltelocaties worden ingepast in het stedenbouwkundig ontwerp, bijvoorbeeld door deze te situeren waar in de woonomgeving ruimte is vrijgelaten voor groen of nabij kruis-punten met routes voor langzaam verkeer.

De bus moet worden gezien als onderdeel in een keten van verplaatsingen. Om die reden worden bij bushalten stallingsvoorzieningen voor de fiets gesitueerd, waar bus- en fietsrou-tes elkaar kruisen. Parkeren Uitgangspunt voor wat betreft het parkeren in de Warande is het creëren van voldoende par-keergelegenheid waarbij de geparkeerde voertuigen zo weinig mogelijk het straatbeeld be-palen. Het parkeren wordt daarom zo veel mogelijk gecentreerd op parkeerterreinen gelegen tussen de woonblokken of op parkeerplaatsen op eigen terrein naast de woning. De loopaf-stand tussen de woning en de parkeergelegenheid dient beperkt te zijn (circa 50 m bij straatparkeren). Alle functies die in het Centrum zijn gesitueerd, moeten in hun eigen parkeerbehoefte voor-zien. Dit betekent dat deze parkeerplaatsen op uitgegeven terrein dienen te worden gereali-seerd. Hiervoor gelden de landelijke normen zoals opgenomen in de Aanbevelingen voor ver-keersvoorzieningen in de bebouwde kom. Bezoekersparkeren wordt in de straten opgelost. Daarnaast is in de profielen ter plaatse van het voorzieningencentrum een strook gereser-veerd ten behoeve van een ruime hoeveelheid dwarsparkeren. Deze strook wordt hoofdzake-lijk groen ingeplant, maar kan daar waar nodig worden voorzien van parkeerpockets. Ter

Page 35: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 29

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

plaatse van station Lelystad-Zuid kan in deze strook park & ride worden gerealiseerd. Voor het winkelcentrum wordt onderzocht of parkeren in garages haalbaar is.

Page 36: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planuitgangspunten 30

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Page 37: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

4. Kader

4.1. Beleid

In dit hoofdstuk wordt beknopt het voor de Warande relevante ruimtelijk beleid uiteengezet. Hierbij worden voor drie bestuurslagen (Rijk, provincie, gemeente) de volgende thema's be-handeld: - ruimtelijke ordening; - wonen; - voorzieningen; - bedrijvigheid; - verkeer; - milieu; - water; - natuur; - landschap en cultuurhistorie. Doel van het hoofdstuk is een kader te scheppen voor de beoogde ontwikkelingen in het plangebied. Hierbij is niet alleen van belang of de ontwikkelingen in het vigerend beleid pas-sen, maar ook welke randvoorwaarden dit beleid aan de ontwikkelingen stelt. Een uitgebreid beschreven beleidskader, met een samenvatting van de relevante beleidsdocumenten voor de Warande is opgenomen in bijlage 1. Vigerend beleid Ruimtelijke ordening De doorgroei van Lelystad tot 80.000 inwoners, waar de ontwikkeling van de Warande in belangrijke mate toe bijdraagt, wordt door rijk, provincie en gemeente onderschreven. Ver-sterking van de variatie in woon- en werkmilieus is vanuit het rijksbeleid een belangrijk uit-gangspunt. Vanuit het provinciaal beleid wordt het belang van een goede afstemming van inwonertal, verbindingen, voorzieningenniveau, werkgelegenheid en inkomensvorming bena-drukt, waarbij behoud van een goede kwaliteit van milieu, water, natuur en landschap voor-waarde is. De gemeente heeft als streefbeeld een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te zijn, met een sterke sociale en economische structuur. Een differentiatie van de woning-voorraad, met aandacht voor nieuwe woonvormen, is gewenst. Wonen In het rijksbeleid is vergroting van het particulier opdrachtgeverschap een belangrijke doel-stelling. Wat betreft woonmilieus wordt gesteld dat er tegemoetgekomen dient te worden aan groene woonwensen, er bestaat namelijk een tekort aan groene woonmilieus. Andere relevante kernopgaven zijn het scheppen van kansen voor mensen in kwetsbare posities en het bevorderen van wonen en zorg op maat. Wat betreft woningbouw is het provinciaal be-leid gericht op een gevarieerd aanbod van woonmilieus, waar mogelijk in combinatie met een hoge woningdichtheid. Het beleid van de gemeente is erop gericht een meer evenwichtig woningaanbod te realiseren. De woningbouw op uitleglocaties moet een aanvulling bieden op bestaande wijken, maar mag niet concurrerend zijn. Voor de uitleggebieden is nieuwe in-stroom van bewoners daarom essentieel. Met name woonwensen die elders in (west) Neder-land niet kunnen worden vervuld, bieden voor Lelystad een mogelijkheid. Lelystad is vooral kansrijk als het zich richt op de vraag naar landelijk wonen, dat wil zeggen ruim, vrij en aan de rand van de stad. De belangrijkste aandachtspunten van beleid ten aanzien van nieuw-bouwlocaties zijn in streefcijfers vastgelegd, en komen neer op realisering van:

Page 38: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 32

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

- 650 woningen per jaar (950 per jaar in planning in verband met uitval en planvertra-ging);

- 250 woningen (koop en huur) in het sociale segment per jaar; op grote nieuwbouwloca-ties 15 tot 35%;

- 110 geschikte woningen per jaar voor mensen met een zorgbehoefte; - ten minste 30% van de woningen levensloopbestendig; - 30% particulier opdrachtgeverschap (2007-2013). Voorzieningen Bij het ontwerp van nieuwe woonwijken, zoals de Warande, moet in een vroeg stadium reke-ning worden gehouden met de bouw van scholen en sociale en culturele voorzieningen. Daarbij moet er met name op worden gelet dat de voorzieningen goed en veilig bereikbaar zijn, zowel wat betreft verkeersveiligheid als sociale veiligheid. Ook de bereikbaarheid met het openbaar vervoer verdient de nodige aandacht. Verder streeft de provincie naar de ont-wikkeling of verbetering van recreatieve infrastructuur in de woonomgeving. De Warande is gelegen in een recreatieconcentratiegebied. Versterking van het horeca- en leisure-aanbod is in het gemeentelijk beleid van belang. Voor detailhandel in de Warande gaat de voorkeur uit naar de realisatie van één centrum, een "buurtwinkelcentrum+", gericht op dagelijkse goe-deren, met een uiteindelijke omvang van 4.000 - 7.000 m² verkoopvloeroppervlak. Het cen-trum moet centraal in het directe marktgebied gerealiseerd worden, met goede aan- en af-voerwegen. Voor de zorgvoorzieningen wordt gestreefd naar twee "pleinen" waar de zorg-voorzieningen en diensten worden aangeboden die aansluiten bij de behoeften van de bewo-ners. Het reeds in Warande gerealiseerde grootschalige detailhandelscentrum Pallazzo is gelegen ten zuiden van de Larserdreef tussen de Torenvalkweg en de Valkendreef. Langs de A6, di-rect ten oosten van het Pallazzo-gebied, dient nog meer ruimte te worden gereserveerd ten behoeve van sport- en recreatie gerelateerde voorzieningen en kantoren. Bedrijvigheid Versterking van de regionaal-economische structuur is een belangrijke rijksdoelstelling die uiting moet krijgen in uit te voeren ontwikkelingsplannen. Lelystad maakt deel uit van een nationale economische ontwikkelingsas tussen de Randstad en Noord-Nederland via Flevo-land. In het provinciaal beleid wordt de wens uitgesproken van de beschikbaarheid van een strategische voorraad aan bedrijventerreinen. Verkeer Het rijks- en provinciaal beleid richt zich op de beperking van de groei van de automobiliteit, het bereikbaar houden van de economische centra en het vergroten van de verkeersveilig-heid en leefbaarheid. Voor de beperking van de automobiliteit vormt de uitbreiding en ver-betering van fietsroutes en openbaar vervoer een belangrijk aandachtspunt. Het provinciaal beleid voorziet de aanleg van een – op de Flevospoorlijn aansluitende – railverbinding naar de Luchthaven Lelystad, de bedrijventerreinen Larserpoort en Flevopoort en naar een toe-komstig station in de Warande. Verder kan de ontwikkeling van de Warande op termijn wor-den ondersteund met een hoogwaardige openbaarvervoerverbinding. Daarnaast ziet de pro-vincie vervoer over water als een mogelijkheid. In de Warande is op de omgevingsplankaart ruimte voor de aansluiting op de A6 gereserveerd. Milieu

Het beleid op de verschillende niveaus heeft als hoofddoelstelling het bereiken van duurzame ontwikkeling. De hoofdlijnen van het rijks- en provinciaal beleid zijn: - ketenbeheer; - energie-extensivering; - kwaliteitsbevordering. Bij de inrichting en beheer van nieuwe woningbouwlocaties moet volgens de provincie reke-ning worden gehouden met een aantal elementen: - infrastructuur, ov-ontsluiting en overige verkeerskundige aspecten; - energievoorziening en -verbruik; - afvalverwijderingsstructuur; - watervoorziening en waterverbruik, waterhuishoudkundige aspecten (watertoets); - verstoring door stank, geluid, risico; - compact bouwen; - materiaalgebruik (kwaliteit en kwantiteit); - keuze voor een rioleringssysteem;

Page 39: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 33

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

- natuur in de stedelijke omgeving. Water Het rijksbeleid is gericht op de ontwikkeling van duurzame stedelijke watersystemen. Dit betekent meer zelfvoorzienende stedelijke watersystemen (water zoveel mogelijk vasthou-den), de (ruimtelijke) potenties en kwaliteiten van stedelijk water benutten, en extra aan-dacht voor waterkwaliteit, riolering en afkoppelen. Wat betreft waterkwaliteit wordt de MTR-waarde (MTR = maximaal toelaatbaar risico) nagestreefd. De provincie stelt dat bij de inrichting van stedelijke uitbreidingen rekening moet worden ge-houden met de bijzondere kwaliteit van wateren, zoals natuur- en bosgebieden en ecologi-sche verbindingen, met als uitgangspunt het "standstill-beginsel". Voor watersystemen streeft de provincie naar het in stand houden van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee verantwoord gebruik van water blijft gegarandeerd. De provincie bevordert daarbij extra waterberging. Door het Rijk, de provincie en de gemeente worden de volgende beleidsuitgangspunten ge-hanteerd: - kaderrichtlijn water; - nat bestuursakkoord water; - gemeentelijk waterplan; - provinciaal omgevingsplan. Natuur

Hoofddoelstelling van het rijksbeleid is behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving. In de omgeving van het plangebied zijn enkele kerngebieden van de Ecologische Hoofd-structuur (EHS) gesitueerd (de Oostvaardersplassen en de Hollandse Hout), terwijl de Lage Vaart een ecologische verbindingszone vormt. Het plangebied is in het provinciaal beleid aangeduid als te ontwikkelen integratiegebied voor stedelijke ecologie. De provincie streeft bij nieuwe stedelijke uitbreidingen naar inpassing van bestaande landschappelijke en ecolo-gische structuren en elementen. Landschap en cultuurhistorie In het provinciaal beleid wordt aangegeven dat de verdere ontwikkeling van de ruimtelijke hoofdstructuur dient aan te sluiten bij de huidige structuur en het ruimtelijk beeld van het landschap. Hierbij wordt door de provincie het cascoconcept gehanteerd, waarin een schei-ding is gemaakt in functies met een verschillende ontwikkelingstijd. Voor de inrichting bete-kent het cascoconcept: - scheiding van functies met een lange en korte ontwikkelingsduur; - bundeling van functies met een lange ontwikkelingstijd met het oog op ruimtelijke

stabiliteit; - afstemming op systeemkenmerken van het landschap, zoals bodem, reliëf en water-

huishouding. Er wordt gestreefd naar integratie van groenstructuren met een aquatisch netwerk. De Lage Vaart is als hoofdstructuurlijn aangegeven. Voor de stedelijke ontwikkeling streeft de provin-cie naar inpassing in het stedelijk raamwerk en aansluiting op de huidige massa's. Zowel vanuit het oogpunt van vormgeving als uit het oogpunt van stadsecologie en recreatie streeft de provincie bij nieuwe stedelijke uitbreidingen naar inpassing van bestaande landschappe-lijke en ecologische structuren en elementen. Het landschapsbeleid van de provincie is erop gericht dat de ontwikkeling van grootschalige groenstructuren, zoals nieuwe bos- en natuur-gebieden: - bij voorkeur een aanvulling is op de landschappelijke hoofdstructuur; - een versterking/aanvulling vormt op de huidige bos- en natuurgebieden; - gebeurt in aansluiting op bestaande en nieuw te ontwikkelen stedelijke gebieden. Het rijksbeleid ten aanzien van archeologie is gericht op het behoud van het archeologisch bodemarchief. De gehanteerde uitgangspunten zijn: - archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); - in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; - de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Page 40: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 34

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Tabel 4.1 Bouwstenen voor het MMA

thema mitigerende en ecologische maatregelen

bodem - door kruipruimteloos te bouwen is een iets kleinere drooglegging van mogelijk; hierdoor wordt de hoeveelheid op te brengen grond verkleind met circa 20%;

- beperking van het risico op bodemverontreiniging is mogelijk door onder an-dere voorlichting aan bewoners en bedrijven (tijdens de bouw- en gebruiks-fase), het inrichten van autowasplaatsen in de woongebieden en het achter-wege laten van het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij het groenbeheer.

oppervlaktewater - de waterkwaliteit kan worden verbeterd door een deel van het watersysteem of de oevers te laten begroeien met helofyten (bijvoorbeeld riet);

- het percentage natuurvriendelijke oevers kan worden vergroot; - verhoging van de hoeveelheid waterberging in het plangebied.

natuur - aanleg broedwanden voor oeverzwaluwen in rustige delen van nieuwe water-partijen;

- aanbieden alternatieve (kunstmatige) nestlocaties voor onder andere gierzwa-luw, vleermuizen, huismus;

- aanleg natuurvriendelijke oevers; - beperken bevaarbaarheid watergangen; - geen aanlegsteigers plaatsen; - zoveel mogelijk inheems plantsoen; - ecologisch beheer zoveel als mogelijk.

mobiliteit - verbetering van de doorstroming door kruispunten in te richten met intelligente verkeerslichten;

- door het bouwen in hogere dichtheden nabij het NS station, de aanleg van P& R-voorzieningen en de realisatie van woon/werk eenheden in de centrum-zone zal de haalbaarheid van het NS station toenemen.

geluid - toepassen van geluidsreducerend asfalt op de drukste wegen; - geluidsscherm langs de Flevolijn verhogen; - geluidsreducerende maatregelen bij bedrijven.

luchtkwaliteit - verbetering van de doorstroming door kruispunten in te richten met intelligente verkeerslichten;

- aanleg groene bufferzones of schermen langs de drukste wegen. externe veiligheid - bebouwing op een grotere afstand aanleggen ten opzichte van de Flevolijn;

- tegengaan risicovolle activiteiten in de wijk; - maatregelen treffen die effecten verkleinen.

sociale veiligheid - realisatie van woon/werk eenheden nabij het stationsgebied; - inrichting van groene weiden aan weerszijden van fiets- en wandelroutes, met

name in het zuidelijke deel van het plangebied. energie - toepassen duurzame energie. Tabel 4.2 Optimalisatie voorkeursalternatief met mitigerende en ecologische maat-

regelen

bodem - beperking van het risico op bodemverontreiniging is mogelijk door onder an-dere voorlichting aan bewoners en bedrijven (tijdens de bouw- en gebruiks-fase), het inrichten van autowasplaatsen in de woongebieden en het achter-wege laten van het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij het groenbeheer.

oppervlaktewater - een deel van het watersysteem of de oevers zullen waar mogelijk worden be-groeid met helofyten (bijvoorbeeld riet);

- toepassen natuurvriendelijke oevers. natuur - aanleg broedwanden voor oeverzwaluwen in rustige delen van nieuwe water-

partijen; - aanbieden alternatieve (kunstmatige) nestlocaties voor onder andere de gier-

zwaluw, vleermuis en huismus; - aanleg natuurvriendelijke oevers; - zoveel mogelijk inheems plantsoen toepassen; - ecologisch beheer zoveel als mogelijk.

mobiliteit - verbetering van de doorstroming door kruispunten in te richten met intelli-gente verkeerslichten.

geluid - toepassen van geluidsreducerend asfalt langs de drukste wegen. luchtkwaliteit - verbetering van de doorstroming door kruispunten in te richten met intelli-

gente verkeerslichten. externe veiligheid - maatregelen treffen die effecten verkleinen;

- tegengaan van risicovolle activiteiten in de wijk. energie - toepassen van duurzame energie.

Page 41: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 35

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

4.2. MER Woningbouwlocatie Lelystad-Zuid

Opzet van het MER Een wettelijke eis aan een milieueffectrapport is dat naast de voorgenomen activiteit een aantal alternatieven wordt beschreven. In het MER is naast het nulalternatief een drietal al-ternatieven onderzocht: - Warande met NS station en 8.320 woningen; - Warande met busvoorziening en 8.320 woningen; - Warande met circa 4.000 woningen. Warande met NS-station en 8.320 woningen Het alternatief met het NS-station en 8.320 woningen is het door de initiatiefnemer voorge-stelde plan voor de realisatie van de woningbouwlocatie de Warande. Dit alternatief vindt zijn grondslag in de Structuurvisie Lelystad- Zuid, waarin de gemeente Lelystad haar plannen voor de ruimtelijke inrichting van de woningbouwlocatie heeft neergelegd. Het plan is globaal van opzet, om flexibiliteit in de planuitvoering over langere termijn mogelijk te maken. Warande met busvoorziening en 8.320 woningen Indien blijkt dat het realiseren van een NS-station op enig moment niet haalbaar is, zal in het centrumgebied van Warande een busvoorziening worden gerealiseerd. Het alternatief met busvoorziening is alleen afwijkend wat betreft de inrichting van de stationslocatie. Warande met circa 4.000 woningen Deze variant omvat de Warande fase 1, waarbinnen circa 4.000 woningen worden gereali-seerd. Het NS-station is geen onderdeel van deze variant. In het MER zijn de milieueffecten van deze verschillende varianten onderzocht en vergele-ken. Op basis van hiervan zijn het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) en het Voorkeur-salternatief (VKA) opgesteld. Meest Milieuvriendelijke Alternatief Het meest milieuvriendelijke alternatief is het alternatief met circa 4.000 woningen. Om te komen tot een verdere optimalisatie van dit alternatief wordt een aantal mitigerende en ecologische maatregelen beschreven. In tabel 4.1 zijn de maatregelen in het MER weergege-ven. Voorkeursalternatief (VKA) Het voorkeursalternatief zoals beschreven in het Ontwikkelingsplan Warande zal verder wor-den geoptimaliseerd door het overnemen van mitigerende en ecologische maatregelen uit het MMA. In het voorliggende bestemmingsplan is het VKA voor de ruimtelijke inrichting juri-disch-planologisch vastgelegd. Vanuit milieuoogpunt is het wenselijk dat het VKA is geba-seerd op het MMA. Echter daar waar hoge kosten gemaakt moeten worden om extra maat-regelen te nemen die niet direct gerelateerd zijn aan de doelstellingen van het project, of waar andere argumenten een rol spelen die niet hebben meegespeeld in de afweging om tot het MMA te komen, kan het voorkeursalternatief afwijken van het meest milieuvriendelijk alternatief. De maatregelen die zijn overgenomen uit het MMA zijn weergegeven in tabel 4.2. Aanbevelingen van de Commissie voor de milieueffectrapportage De Commissie voor de milieueffectrapportage (Cie m.e.r.) heeft een positief advies uitgege-ven over de essentiële informatie van de MER Warande. Voor het vervolgtraject geeft de commissie een aantal aanbevelingen. Natuur - aanbevelingen Commissie voor de m.e.r. De Commissie adviseert de mogelijkheden te onderzoeken om de aanvliegroute ter hoogte van het Villapark Lelystad te verbreden, bijvoorbeeld door het terugzetten van het bos in de noordoostpunt van het Hollandse Hout. Het bos, de Hollandse Hout, is in eigendom en beheer bij Staatsbosbeheer. Dit bos is een belangrijk recreatief uitloopgebied voor Lelystad en in het bijzonder voor de nieuwe bewo-ners van Warande. Kap van een deel van het bos zorgt voor een beperking van de recrea-tieve waarde. Tevens zorgt de zichtbaarheid van de recreanten een extra belemmering voor de foeragerende kiekendieven. Daarnaast dient een goede vliegroute voor vleermuizen ge-

Page 42: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 36

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

handhaafd te worden van de Hollandse Hout naar Lelystad en de nieuwe wijk in het bijzon-der. Alle vleermuizen genieten Europese bescherming. Het huidige bouwbesluit zorgt ervoor dat een ecologisch evenwicht in nieuwbouwwijken nauwelijks meer kan ontstaan; nagenoeg alle mogelijkheden voor predatoren op insecten om in de nieuwe woningen te overleven wordt ze ontnomen. Om (insecten)plagen te voorkomen, is het van het grootste belang om verbindingen te handhaven waarlangs onder andere vleermuizen zich kunnen verplaatsen vanuit natuurgebieden naar de nieuwe wijken. Verwij-deren van het bos is daarom om ecologische redenen ongewenst, al zou het mogelijk een (geringe) bijdrage kunnen leveren aan de soortbescherming van de kiekendieven. Verkeer - aanbevelingen Commissie voor de m.e.r. De Commissie adviseert bij de verdere uitwerking van het plan rekening te houden met de kleinschaliger vorm van ontsluiting van langzaam vervoer die voor bushaltes passend is. In het ontwikkelingsplan is de fietshoofdstructuur vastgelegd. Voetgangersverbindingen en fietsverbindingen op buurtniveau staan niet in het ontwikkelingsplan, maar worden bij de nadere invulling van deelgebieden en deelplannen nader ingevuld. Waar dat nodig is voor de ontsluiting van bushaltes, zullen bij deze nadere invulling verbindingen voor langzaam ver-keer worden toegevoegd. Energie - aanbevelingen Commissie voor de m.e.r. De Commissie adviseert het bevoegd gezag in het licht van het regeringsbeleid zijn am-bities voor EPC en EPL te motiveren. Ten tijde van het opstellen van de energieambities voor Warande (2003) bedroeg de Epc van de woningen nog 1,0. Op dat moment was er nog geen sprake van een klimaatakkoord waarin aanzienlijk verscherpte eisen uit voort zouden komen. De EPL-ambitie van 7,5 komt daaruit voort. Deze ambitie is in 2004 vastgelegd in de Nota Klimaatbeleid, die ten grondslag ligt aan alle bouwprojecten in Lelystad. Als er gedurende de ontwikkeling van Warande rede-nen zijn om de energieambities aan te scherpen, dan zal daar onderzoek naar worden ge-daan. De Commissie adviseert om de realisatiemogelijkheden van het concept op basis van mini-warmte-krachtkoppelingsinstallaties verder te onderzoeken. Zij adviseert de keuzemogelijk-heden van een verwarmingssysteem voor Warande ruimer te zien dan de drie genoemde mogelijkheden. Voor het verwarmingssysteem van de energie-infrastructuur is de systeemkeuze vrijgelaten aan de markt. Inmiddels is uit de aanbesteding Essent als contractpartij naar voren geko-men. Zij bieden een warmtenet aan, gevoed met warmte afkomstig van de verbranding van biogas. In principe is iedereen verplicht daar op aan te sluiten. Water - aanbevelingen Commissie voor de m.e.r. De Commissie adviseert het toetsen van de waterkwaliteit aan de ecologische doelen en normen per gebiedsdeel (N, P en Cl) in een evaluatieprogramma op te nemen en mogelijke mitigerende maatregelen te benoemen mocht de waterkwaliteit tegenvallen. De doelstellingen op het gebied van waterkwaliteit en ecologie worden getoetst aan de hand van het monitoringsplan van het stedelijk waterplan. Ook het gebied Warande zal hierin op-genomen worden. 4.3. Verkeersgeluid

Geluid Binnen het plangebied komen de volgende geluidstypen in beeld als het gaat om geluidshin-der en wettelijke bepalingen: - geluid van wegverkeer; - geluid van railverkeer; - geluid van bedrijven. Alvorens de kenmerken en praktische uitwerking van deze geluidssoorten te omschrijven, volgt eerst een globaal beeld van het gebied en een karakterisering op basis van geluid (zie figuur 8).

Page 43: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 37

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

In het oostelijk deel zijn de verkeersgeluiden van Larserdreef (hoge verkeersintensiteit) en de snelweg A6. In het midden van het gebied is geluid van railverkeer. In het zuiden mar-keert de Markerdreef de overgang naar bosgebied en in het noorden ligt de Larserdreef. In het westen is er alleen nog geluid van de Markerdreef en de Verlengde Westerdreef. De doel-stellingen ten aanzien van (voorkoming van) geluidsoverlast kunnen gebiedsgewijs omschre-ven worden als: - oost: weinig tot geen maatregelen vanwege de aanwezige bronnen, een hoger geluids-

niveau accepteren en geen of weinig woningbouw, bij woningbouw afstand houden, laag ambitieniveau;

- midden: mogelijke maatregelen afwegen, doch in het centrumgebied een iets hoger ge-luidsniveau toelaatbaar achten vanwege de functies van het centrum, gemiddeld ambi-tieniveau;

- west en zuidwest (Markerdreef): hier is een stiller gebied en een overgang (Marker-dreef) naar een stil gebied, de Hollandse Hout; alle mogelijke maatregelen afwegen en zoveel mogelijk toepassen; hoog ambitieniveau.

Op meso- of wijkniveau zijn er stille binnengebieden. Deze binnengebieden zijn een gevolg van het ontwerp met hoofdwegen rondom het gebied en zogeheten "inprikkers" (lokale in-valswegen) die na enkele honderden meters vertakken en een lage verkeersintensiteit ken-nen, gekoppeld aan een 30 km/h-rijsnelheid. Op microniveau tenslotte kan per verkaveling gekeken worden naar de geluidsbelaste zijde en geluidsluwe zijde. Uitgangspunt hierbij is dat de geluidsbelaste zijde minimaal volgens het As Low As Reasonable Achievable (ALARA)-principe is, dat willen zeggen zo laag als redelijkerwijs mogelijk. Wegverkeer In en rondom het plangebied bevinden zich vijf hoofdwegen. Dit zijn: - de Westerdreef; - de Verlengde Westerdreef; - de Markerdreef; - de Verlengde Oostranddreef; - de Larserdreef. Het wegverkeer veroorzaakt geluidshinder. Dit wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). De dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. De geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, waaronder woningen, mag in principe niet meer be-dragen dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Alle wegen, behalve wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h en woonerven, zijn vol-gens de Wet geluidhinder (Wgh) gezoneerd. Dit houdt in dat er binnen de zone akoestisch onderzoek noodzakelijk is, indien er geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van de ligging en het aantal rijstroken van een weg. Binnenstedelijk gelegen wegen met maximaal twee rijstroken hebben een zonebreedte van 200 m aan weerszijden van de weg. Buitenstedelijk gelegen wegen met maximaal twee rijstroken hebben een zonebreedte van 250 m aan weerszijden van de weg. Voor buitenste-delijk gelegen wegen met vier rijstroken (bijvoorbeeld een deel van de Larserdreef en de A6) geldt een geluidszone van 400 m. Indien wegen binnenstedelijk zijn gelegen en vier rijstro-ken hebben, geldt een geluidszone van 350 m. Dit geldt niet voor auto(snel)wegen, omdat die in het kader van de Wgh altijd aan normen voor buitenstedelijk gebied worden getoetst. Kachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder (Wgh) mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een lagere snelheid dan 70 km/h geldt een reductie van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of hoger geldt een reductie van 2 dB. Bij de genoemde geluidsbelastingen in de rapportage is deze reductie toegepast.

Page 44: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 45: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 39

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Indien de geluidsbelasting aan de gevel hoger is dan deze voorkeursgrenswaarde en ge-luidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwa-ren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard, kan het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. Hierbij mag de geluidsbelasting aan de gevel de uiterste grenswaarde echter niet overschrijden. De uiterste grenswaarde van nieuwe woningen bedraagt op basis van de Wgh 63 dB in bin-nenstedelijke situaties, 53 dB in buitenstedelijke situaties en 58 dB in buitenstedelijke situa-ties indien er sprake is van vervangende nieuwbouw. Voor vervangende nieuwbouw in bin-nenstedelijke situaties geldt een uiterste grenswaarde van 68 dB. De gemeente Lelystad heeft een eigen geluidsbeleid ontwikkeld1). Hierin wordt voor wegver-keer een uiterste grenswaarde van 53 dB (in plaats van 63 dB) in binnenstedelijke situaties aanvaardbaar geacht. Bij de inrichting van het plangebied is de ligging van de contouren van de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en de uiterste grenswaarde (53 dB) maatgevend. De doelstelling op basis van het gemeentelijk geluidsbeleid is dat bij maximaal 10% van de woningen in het gehele bouwplan een hogere waarde is toegestaan. Op basis van het akoes-tisch onderzoek kan gesteld worden dat, zonder het treffen van maatregelen om de geluids-belasting te reduceren, een groter aandeel woningen een hogere grenswaarde behoeft. Er zullen echter maatregelen worden getroffen om de geluidsbelasting te reduceren. Op de Verlengde Westerdreef, Markerdreef en Larserdreef-West wordt geluidsreducerend asfalt toegepast. Op de gebiedsontsluitingswegen binnen het woongebied wordt steenmastiek as-falt toegepast. Verder wordt in het kader van geluidsreductie op de overige wegen binnen het plangebied dicht asfaltbeton toegepast. Een andere maatregel die genomen wordt is het aanleggen van aarden wallen van 1,2 tot 1,5 m hoog langs de Verlengde Westerdreef, Mar-kerdreef en Larserdreef-West. Als gevolg van deze maatregelen is het mogelijk het percen-tage hogere waarden te reduceren tot 10% van het aantal woningen. Verder is bij elke wo-ning een geluidsluwe gevel vereist en gegarandeerd. In het Akoestisch onderzoek2) van de gemeente Lelystad zijn geluidscontouren uitgevoerd door middel van de Standaard Rekenmethode II (SRM II) volgens het Reken- en meetvoor-schrift geluidhinder 2006. In tabel 4.3 zijn de vrijeveldcontouren per weg weergegeven voor de maatgevende 48- en 53 dB-contour. Hierbij is rekening gehouden met de hierboven ge-noemde maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting. Omdat diverse wegvakken ver-schillende dwarsprofielen kennen, is hier in het akoestisch onderzoek onderscheid in ge-maakt. De berekende contouren zijn berekend voor het jaar 2015, inclusief correctie ex arti-kel 110g Wgh. Tabel 4.3 Geluidscontouren gezoneerde wegen

weg in jaar 2015 53 dB 48 dB

afstand in meters t.o.v. wegas

Westerdreef 65 107

Verlengde Westerdreef

noordelijk deel

- oostkant 42 93

- westkant 50 88

zuidelijk deel

- oostkant 38 82

- westkant 45 79

Markerdreef

- profiel H1 (4,5 m) 59 74

- profiel H1 (7,5 m) 65 87

- profiel H2 40 53

- profiel H3 49 66

1) Geluid in Lelystad, hogere grenswaarden en zonebeheer, januari 2007.

2) Gemeente Lelystad: Akoestisch onderzoek wegverkeer plangebied Lelystad Warande, maart 2007.

Page 46: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 40

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

weg in jaar 2015 53 dB 48 dB

afstand in meters t.o.v. wegas

- profiel H4 - -

- profiel H5 61 84

- profiel H6 41 53

- profiel H7 90 132

Heralaan

- zuidelijk deel 17 35

- middendeel 23 45

Larserdreef west

- ter hoogte van Delfland (4,5 m) 55 97

- ter hoogte van Delfland (7,5 m) 63 110

- ter hoogte van P.I.L. (4,5 m) 65 110

- ter hoogte van P.I.L. (7,5 m) 72 123

Larserdreef oost 168 290

rijksweg A6 214 368

Omdat de geluidsbelasting na het treffen van geluidsreducerende maatregelen zoals hiervoor is aangegeven bij circa 10% van de woningen de voorkeursgrenswaarde overschrijdt en maatregelen om de geluidsbelasting verder te reduceren niet mogelijk zijn of op overwe-gende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappe-lijke of financiële aard stuiten, zal het college van burgemeester en wethouders van de ge-meente Lelystad hogere waarden vast te stellen. Het Besluit hogere grenswaarden is vast-gelegd in de rapportage "Ontwerpbesluit hogere grenswaarden voor spoorweggeluid en ver-keersgeluid Plangebied Warande", gemeente Lelystad, december 2007. Railverkeer In het plangebied vormt het railverkeer een belangrijke geluidsbron. Voor het spoortraject dat door het plangebied voert geldt een wettelijke onderzoekszone van 500 m. Binnen deze onderzoekszone dient in het kader van de Wet geluidhinder onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevel van de te realiseren geluidsgevoelige bestemmingen (onder andere woningen). De Wet geluidhinder noemt voor railverkeer een voorkeurswaarde van 55 dB aan de gevel. De wettelijk maximale waarde bedraagt volgens de Wgh 68 dB. Het gemeentelijk geluidsbeleid van de gemeente Lelystad stelt echter 58 dB voor spoorweglawaai als uiterste grenswaarde in woongebieden en 61 dB als uiterste grenswaarde in centrumge-bieden. Derhalve zijn de contouren van de voorkeursgrenswaarde (55 dB) en de uiterste grenswaarde (58 dB respectievelijk 61 dB) relevant. Zonder maatregelen zou de geluidscontour van 55 dB op maximaal 500 m uit de spoorlijn komen te liggen. In het akoestisch rapport van M+P1) is beschreven welke maatregelen genomen moeten worden om de geluidscontouren terug te dringen richting de spoorlijn. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd op basis van de Standaard Rekenmethode II (SRM II) volgens het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. In het akoestisch onderzoek is gerekend met schermen van 3,2 m hoog ter plaatse van het centrumgebied en het zuiden van het plan en 1,1 m hoog ter plaatse van het noordelijk deel. Rond het station zijn woningen op 50 m afstand van het spoor geprojecteerd. In dit gebied is uitgegaan van woningen boven winkels, vanaf de tweede bouwlaag. Hiervoor geldt een ge-luidsbelasting van 57 dB tot 59 dB op de tweede en derde bouwlaag en een maximale belas-ting van 61 dB op de vierde bouwlaag. De uiterste grenswaarde voor woningen in centrum-gebieden (61 dB) wordt derhalve niet overschreden. Voor de overige geluidsgevoelige bestemmingen in het overige deel van het plangebied wordt een afstand van 70 m uit het hart van het spoor aangehouden. Op de begane grond wordt de voorkeurswaarde van 55 dB niet overschreden. Op de tweede bouwlaag varieert de etmaalwaarde van 52 tot 54 dB. De etmaalwaarde van de geluidsbelasting op de derde bouwlaag in het zuidelijk deel van het plangebied bedraagt 56 dB. De geluidsbelasting ver-schilt hier echter plaatselijk. Dit is het gevolg van een afwijkende bovenbouwconstructie van de spoorlijn.

1) M+P: Akoestisch onderzoek geluidsbelasting vanwege railverkeer, september 2009.

Page 47: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 41

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Op een afstand van 120 m uit de spoorlijn overschrijdt de geluidsbelasting in het noordelijke deel van de locatie alleen op de derde bouwlaag met 57 dB de voorkeursgrenswaarde. Op de tweede bouwlaag bedraagt de geluidsbelasting 55 dB. Cumulatie Op basis van het akoestisch onderzoek dat uitgevoerd is ten behoeve van het Ontwerpbesluit hogere grenswaarden, wordt gesteld dat er geen onacceptabele toename van de geluidsbe-lasting is ten gevolge van cumulatie. Op locaties waar wel een hoge toename wordt geprog-nosticeerd, worden geen geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Derhalve wordt ge-steld dat cumulatie de hogere grenswaardeprocedure niet in de weg staat. Conclusie Er worden maatregelen getroffen om de geluidsbelasting te reduceren zoals het toepassen van geluidsreducerende wegdekverharding, het verlagen van de maximumsnelheid of het toepassen van schermen en aarden wallen. Hierdoor wordt ten gevolge van wegverkeersla-waai het aantal te ontheffen woningen gereduceerd tot 10% van het totaal aantal woningen. Aangezien het akoestisch klimaat aanvaardbaar wordt geacht en de uiterste grenswaarde ten gevolge van wegverkeerslawaai niet wordt overschreden en verdere maatregelen om de ge-luidsbelasting te reduceren op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeers-kundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard stuiten, zal het college van bur-gemeester en wethouders van de gemeente Lelystad hogere waarden vaststellen. Voor spoorweglawaai wordt volgens het akoestisch onderzoek (M+P, september 2009) vol-daan aan het gemeentelijk geluidsbeleid en wordt de uiterste grenswaarde van 61 dB niet overschreden. Verder kan worden gesteld dat cumulatie niet leidt tot een onacceptabele toename van de geluidsbelasting. 4.4. Milieu

4.4.1. Bedrijven in het plangebied Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" Binnen de GD1 - U en de GD2 - U-bestemming worden bedrijven mogelijk gemaakt. Door ei-sen te stellen aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten, wordt ernaar gestreefd de mili-eubelasting voor de gevoelige functies in de omgeving (zoals woningen) zoveel mogelijk te beperken. Vanwege het gemengde karakter van deze gebieden en het feit dat binnen deze bestemming ook gevoelige functies worden mogelijk gemaakt (woningen en/of maatschap-pelijke functies) wordt in het onderhavige bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" uit 2007 (zie bijlage 2 in de toelichting). Om de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen, wordt hierbij niet uitge-gaan van aan te houden afstanden, maar van de mate waarin activiteiten toelaatbaar zijn naast of onmiddellijk boven de woonbebouwing. Toelaatbaarheid Binnen de bestemming GD1 - U en GD2 - U worden bedrijven uit categorie A, B1 en B2 van de SvB "functiemenging" algemeen toelaatbaar geacht. Bedrijven uit categorie A en B1 zijn direct naast, op of onder woningen algemeen toelaatbaar. Activiteiten uit categorie B2 zijn functies die kunnen worden uitgeoefend mits zij bouwkundig zijn gescheiden van woningen of andere gevoelige functies. De uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie hoeft niet in alle gevallen onaan-vaardbaar te zijn. De lijst geeft namelijk een globale inschatting van de mate van hinder van bedrijven. Het komt met name voor dat een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke wijze van bedrijfsvoering, minder hinder veroor-zaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de betreffende activiteit een ontheffing worden verleend (passende maatregelen worden in der-gelijke gevallen geregeld via de vergunning in het kader van onder meer de Wet milieube-heer). Voor een verdere toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2.

Page 48: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 42

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Bedrijven en voorzieningen in de omgeving In de directe nabijheid van het plangebied is een aantal bedrijventerreinen gelegen die in-vloed hebben op het plangebied. In het MER wordt aandacht besteed aan deze bedrijven en aan de aan te houden afstanden tot gevoelige functies zoals woningen: - ten noorden van het plangebied bevindt zich aan de Laserdreef/Ketelmeerstraat een be-

drijvenstrook met bedrijfshallen; deze bedrijfshallen hebben volgens de VNG-notitie "Bedrijven en Milieuzonering (2007)" een richtafstand van 50 m;

- ten noordwesten van het plangebied is het gezoneerde industrieterrein Noordersluis ge-situeerd; de vigerende (oude) geluidszone van dit terrein ligt gedeeltelijk over het plan-gebied; in de paragraaf industrielawaai wordt aandacht besteed aan dit bedrijventer-rein;

- bij de zonering van het nieuwe bedrijventerrein Flevopoort is reeds (gedeeltelijk) reke-ning gehouden met de woningbouwlocatie de Warande; voor de bedrijven gelegen aan noordzijde geldt een toelaatbaarheid van categorie 2 (richtafstand 30 m) en categorie 3 (richtafstand 50-100 m); voor gevoelige bestemmingen (woningen) wordt een afstand van 100 m aangehouden;

- aan de zuidkant van de Larserdreef is een motorbrandstofverkooppunt met lpg gelegen, en daar tegenover ligt eveneens een tankstation met lpg; op basis van de geluidsvoor-schriften dient een afstand van 100 m aangehouden te worden.

Biomassacentrale Aan de Larserdreef (ter plaatse van de rotonde met de Middendreef) en ten oosten van de spoorlijn is de biomassacentrale van de gemeente Lelystad gelegen. De biomassacentrale heeft een geluidshinderzone van 200 m en een voorkeursafstand voor woningbouw op 250 m uit de erfgrens. Dit bedrijf kent volgens de VNG-notitie "Bedrijven en Milieuzonering (2007)" een richtafstand van 300 m vanuit de grens van de inrichting. Voor geurhinder geldt een richtafstand van 100 m. Woningbouw vindt op circa 350 m van de biomassacentrale plaats. Hierdoor wordt voldaan aan de bovengenoemde afstanden. Hoofdrioolgemaal

Binnen het plangebied zal een hoofdrioolgemaal worden gerealiseerd. Voor dit gemaal geldt op basis van de VNG-notitie "Bedrijven en Milieuzonering (2007)" een richtafstand van 30 m tot gevoelige functies, zoals woningen. Horeca

In het plangebied is ter plaatse van het centrumgebied horeca mogelijk. Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van omliggende woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat horecavoorzieningen op de ge-wenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsac-tiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hin-derlijkheid. Er is vooral gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Voor een nadere toelichting op de regeling van horecavoorzieningen met de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 3. Binnen het centrumgebied wordt enige horeca wenselijk geacht. Het gaat om eetgelegenhe-den zoals snackbar, shoarma/grillroom en een café, bar of biljartcentrum. In het centrumge-bied wordt horeca uit de categorieën 1 en 2 van de SvH toelaatbaar geacht. Voor echte uit-gangsgelegenheden is in dit centrum geen plaats. Binnen de detailhandelsbestemmingen en verkeersbestemming (station) wordt horeca uit categorie 1 van SvH toegestaan, ten behoeve van eetgelegenheden. In de overige bestemmingen wordt geen horeca mogelijk gemaakt. 4.4.2. Industrielawaai Normstelling en beleid Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtin-gen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorza-ken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen vroeger ook wel "A-inrichtingen" genoemd worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in be-stemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrie-terrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Page 49: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 43

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Nieuwe woningen mogen in principe binnen een geluidszone alleen worden gebouwd indien de geluidsbelasting niet meer bedraagt dan 50 dB(A) ("voorkeursgrenswaarde"). In bepaalde gevallen kan het college van burgemeester en wethouders echter een hogere grenswaarde vaststellen. Voorwaarde hiervoor is dat de toepassing van maatregelen, gericht op het te-rugdringen van de gevelbelasting, onvoldoende doeltreffend zal zijn, of overwegende be-zwaren ontmoet van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard. Op grond van de Wgh kan bij de normale industrieterreinen een Verzoek tot hogere grenswaarden worden gedaan tot maximaal 55 dB(A) ("uiterste grenswaarde") voor woningen en 60 dB(A) voor onderwijsgebouwen. Onderzoek Ten noorden van het plangebied is het gezoneerde industrieterrein Noordersluis gelegen. De vigerende (oude) geluidszone van Noordersluis ligt gedeeltelijk over het plangebied. De ge-luidszone is opgenomen op de plankaart. Binnen de zonegrens worden via een uit te werken bestemming woningen mogelijk gemaakt. Zodoende dient te worden onderzocht of de voor-keursgrenswaarde (50 dB(A)) ter plaatse van woningen wordt overschreden. Op dit moment wordt via herziening van het bestemmingsplan Noordersluis gewerkt aan het verleggen van de zonegrens van het industrieterrein. In dat kader is akoestisch onderzoek uitgevoerd1). Uit het onderzoek blijkt dat de contour van 50 dB(A) nauwelijks binnen het plangebied is gelegen, zie figuur 9. Middels een specifieke aanduiding op de plankaart wordt in de Warande de realisatie van woningen en geluidgevoelige objecten binnen de 50 dB(A)-contour uitgesloten, zodoende voldoen alle geprojecteerde woningen aan de voorkeurs-grenswaarde van 50 dB(A).

Figuur 9 Ligging van de 50 dB(A)-contour

Door geen woningen binnen de 50 dB(A)-contour toe te staan, worden bedrijven niet in hun huidige bedrijfsvoering beperkt. Bij de bepaling van de 50 dB(A)-contour is overigens reke-ning gehouden met de eventuele opvulling van lege kavels binnen het industrieterrein. Zo-doende hebben bedrijven ook nog een aantal groeimogelijkheden zonder dat de voorkeurs-grenswaarde wordt overschreden.

1) Gemeente Lelystad, UPDATE Akoestisch rapport bestemmingsplan Geluidszone Noordersluis 2008, 10 januari 2008.

Page 50: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 44

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Conclusie De woningen binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Noordersluis vol-doen aan de voorkeursgrenswaarde. Zodoende hoeven voor het industrielawaai geen hogere grenswaarden te worden vastgesteld. Doordat de zonegrens op korte termijn (waarschijnlijk voor realisatie van woningen) dichter bij het industrieterrein komt te liggen, blijft ook in de toekomst een goed woon- en leefklimaat geborgd. 4.4.3. Bodemkwaliteit Normstelling en beleid De kwaliteit van de bodem dient bij nieuwe ontwikkelingen geschikt te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle be-stemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek en conclusie Door de gemeente Lelystad is in de periode november 2001/januari 2002 een historisch bo-demonderzoek uitgevoerd. Op het grootste deel van de locatie hebben geen bodembedrei-gende activiteiten plaatsgevonden zoals op- en overslag van bodembedreigende stoffen of lozingen van afvalwater. Ook hebben er geen bodembedreigende installaties zoals tanks, werkplaatsen, wasplaatsen of afleverpunten gestaan. Op basis van de gegevens uit het his-torisch onderzoek is te verwachten dat de bodem geschikt is voor het toekomstige gebruik. Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1). Er is daarbij binnen het plangebied een aantal lichte bodemverontreinigingen aangetroffen. De gehaltes zijn dusdanig laag, dat deze geen bedreiging voor mens of milieu vormen. De bodemkwaliteit binnen het plangebied staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. 4.4.4. Luchtkwaliteit Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de in de Wet milieubeheer (Wm) geïntegreerde Wet luchtkwaliteit (hierna: Wlk). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldi-oxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdi-oxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighe-denwet. Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig vanaf

stikstofdioxide (NO2)

jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ 2010

fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ 2005

24-uurgemiddelde concentratie maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 μg/m³

2005

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en

bijbehorende Meetregeling).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uit-oefenen indien: - de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaar-

den (lid 1 onder a);

1) Grondslag BV, Verkennend bodemonderzoek uitbreidingsproject Warande te Lelystad (2007).

Page 51: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 45

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefe-ning van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);

- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);

- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concen-tratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);

- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samen-werkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestem-mingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens re-kening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek In het MER is de realisatie van het plan getoetst aan de grenswaarden uit het op dat moment vigerende Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk). Inmiddels is de Wlk in werking getreden en is een recentere versie van het CAR II-programma beschikbaar (versie 7.0). Om deze redenen zijn de in het kader van het MER uitgevoerde berekeningen geactualiseerd. De berekeningen zijn uitgevoerd voor het alternatief Warande + NS-station. Er is gekozen voor een aantal maatgevende wegvakken. Daarbij is met name de verkeersintensiteit bepalend. De twee wegvakken met de hoogste verkeersintensiteit zijn de Larserdreef 3-4 en de Larserdreef 4-A6. Daarnaast is de Westerdreef doorgerekend, die door de aanwezigheid van aaneengesloten bomenrijen mogelijk een maatgevende uitkomst zou kunnen genereren. Wanneer direct langs deze wegen wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk, geldt dit ook voor de wegen met lagere verkeersintensiteiten. In tabel 4.5 zijn de resultaten van de berekening van de luchtkwaliteit weergegeven voor de prognosejaren 2010 en 20251). Op basis van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit (2007) is de bijdrage van zeezout afgetrokken van de berekende waarden voor fijn stof. Tabel 4.5 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit

weg stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in

µg/m³)

fijn stof (PM10) jaargemiddelde

(in µg/m³)*

fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde

(aantal overschrijdin-gen per jaar)*

2010

Westerdreef 21,2 19,2 8

Larserdreef 3-4 24,5 19,6 9

Larserdreef 4-A6 26,1 20,3 10

2025

Westerdreef 15,5 17,5 5

Larserdreef 3-4 17,4 17,9 5

Larserdreef 4-A6 18,2 18,4 6

* Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof.

Uit de resultaten blijkt dat in alle onderzochte situaties ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden (tabel 4.4) voor stikstofdioxide en fijn stof. Het bestemmingsplan leidt niet tot een overschrijding van grenswaarden. Aangezien direct langs de drukste ontsluitende wegen wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk, zal dit binnen het hele plangebied het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een lo-catie verder van de weg ligt.

1) Voor het jaartal 2025 is gerekend met de verkeersintensiteiten voor 2025 en de emissiefactoren van 2020.

Emissiefactoren voor 2025 zijn niet beschikbaar in versie 7.0 van het CAR II-programma.

Page 52: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 46

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Conclusie De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goed ruimtelijke ordening.

4.4.5. Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: - bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; - vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsge-bonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stof-fen, indien hij onafgebroken1) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoeras. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang over-lijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheids-beleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaard-baar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2). Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoor-dingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veilig-heidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatie-waarde. Vervoer In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staats-courant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht.3) Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Onderzoek

In het MER wordt een overzicht gegeven van de risicovolle activiteiten in (de omgeving van) het plangebied. 1) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. 2) Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden

afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en win-kels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

3) De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).

Page 53: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 47

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Inrichtingen

In de directe nabijheid van het plangebied zijn de volgende risicovolle inrichtingen gesitu-eerd: - lpg-tankstation, BP, Ketelmeerstraat 220 (bevoegd gezag gemeente Lelystad); - lpg-tankstation, Shell, Larserdreef 698 (bevoegd gezag gemeente Lelystad); - Brave en Wichers, Apolloweg 8 een vuurwerkopslag van maximaal 10.000 kg; - Niverpack, Artemisweg 111 (meng-, afvul- en verpakkingswerkzaamheden). Aan de zuidzijde van de Larserdreef en aan de overzijde van deze weg is net buiten het plangebied een tweetal motorbrandstoffenverkooppunten met verkoop van lpg gelegen. Der-gelijke inrichtingen vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De jaar-lijkse doorzet van lpg is bepalend voor de grootte van de risicocontouren rond deze tanksta-tions. Deze afstanden zijn vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor bestaande situaties ter plaatse van lpg-tankstations is het Revi per 1 juli 2007 gewij-zigd. Voor nieuwe situaties gelden nog steeds de oude afstanden. Uitgaande van een maxi-male jaarlijkse doorzet van 1.500 m³ per jaar, dient voor beide stations te worden uitgegaan van een PR-contour van 110 m vanaf het vulpunt en een invloedsgebied voor het GR dat reikt tot een afstand van 150 m vanaf het vulpunt. Een klein gedeelte van het plangebied (kantoorvilla's/woonbos) valt binnen het invloedsge-bied (150 m) van het lpg-tankstation aan de Ketelmeerstraat 220. Het GR als gevolg van dit lpg-tankstation dient derhalve inzichtelijk te worden gemaakt. Uit de informatie uit het MER blijkt dat de oriënterende waarde van het GR naar verwachting niet wordt overschreden. Wanneer in het uitwerkingsplan bebouwing wordt mogelijk gemaakt binnen het invloedsge-bied, dient de toename van het GR in het kader van dat plan te worden verantwoord. Daarbij spelen aspecten als zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid een rol. Er zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd binnen het invloedsgebied van het lpg-tankstation aan de Larserdreef 698. Het GR hoeft derhalve niet nader inzichtelijk te wor-den gemaakt. Voor Brave en Wichers geldt dat maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk mag worden opgeslagen. Het Vuurwerkbesluit stelt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een be-stemmingsplan de veiligheidsafstanden (als genoemd in het Vuurwerkbesluit) in acht moet nemen. Bij een inrichting waarin maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, dient op grond van het Vuurwerkbesluit vanaf de bewaarplaats en de bufferbewaar-plaats in voorwaartse richting tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object een veiligheidsaf-stand van ten minste 8 m te worden aangehouden. Niverpack heeft een PR 10-6-contour die binnen de grenzen van de kavel van het bedrijf ligt. In de omgeving van Niverpack zullen geen functies worden gerealiseerd die kunnen leiden tot een overschrijding van de oriënterende waarde van het GR.

Vervoer over de weg In de nabijheid van het plangebied zijn de N302 en de A6 gesitueerd, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is geen sprake van een PR 10-6-contour. Uit een indica-tieve berekening van het GR langs de N302 ten behoeve van het MER blijkt dat de realisatie van de Warande niet leidt tot een overschrijding van de oriënterende waarde voor het GR. Dezelfde uitkomst blijkt uit een GR-berekening van Royal Haskoning1). Omdat op korte af-stand van de N302 woningen direct worden mogelijk gemaakt, is de regionale brandweer om een advies gevraagd ten aanzien van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Voor dit advies wordt verwezen naar bijlage 5. Met de bovengenoemde risicoberekeningen en het advies van de brandweer is invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht. Vervoer over het water Over de Lage Vaart en de Lage Dwarsvaart vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland zijn deze vaarwegen niet beschouwd, omdat de genoemde vaarwegen geen hoofdvaarwegen zijn. Er zijn derhalve geen exacte gegevens over de risicocontouren beschikbaar. Van de in de Risicoatlas beschouwde hoofdvaarwegen is slechts langs enkele kilometervakken van het Amsterdam-Rijnkanaal, het Lekkanaal en de 1) Royal Haskoning risicoberekeningen spoor en weg bestemmingsplan "Warande", 9V1656.01/N0002/Nijm, d.d.

19 maart 2009.

Page 54: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 48

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Oude Maas een 10-6 PR-contour berekend die tot op de oever reikt. De 10-6 PR-contour die het meest ver landinwaarts ligt, is gevonden langs de Oude Maas. In dat geval ligt de 10-6 PR–contour 10 m op afstand van de oever. Van de in de Risicoatlas beschouwde hoofdvaar-wegen langs de Nieuwe Maas is voor enkele kilometervakken een waarde van het GR bere-kend dat hoger ligt dan 10% van de oriënterende waarde. Langs andere hoofdvaarwegen is geen GR berekend. Aangezien de locatie op ruime afstand ligt van de Lage Vaart en Lage Dwarsvaart, en de verwachte omvang van het transport van gevaarlijke stoffen door deze wateren lager is dan over de Oude Maas en de Nieuwe Maas, wordt in de huidige en toekomstige situatie geen extern veiligheidsknelpunt voorzien. De vaarwegen zijn daarom voor wat betreft de externe veiligheid voor dit plan niet relevant. Vervoer over het spoor In de huidige situatie rijden over de Flevolijn tussen Weesp en Lelystad geen goederentrei-nen: er worden nu dus geen gevaarlijke stoffen over het spoor vervoerd. Als relevante ont-wikkeling voor externe veiligheid is het toekomstig transport van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn van belang. Bij de voorbereiding van de Hanzelijn zijn bestuurlijke afspraken ge-maakt die zijn vastgelegd in het document "Intentieafspraken Verstedelijking tot 2010 pro-vincie Flevoland" ondertekend door de ministers van VROM, LNV, V en W, EZ, Financiën en GSB, de provincie Flevoland, de gemeenten Almere en Lelystad. In deze intentieverklaring is een tweetal bestuurlijke afspraken gemaakt met betrekking tot het aspect Externe Veiligheid langs de Hanzelijn: - langs het gehele tracé van de toekomstige Hanzelijn wordt een zone van 30 m langs het

spoor in acht genomen waarbinnen geen bebouwing plaatsvindt; - het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn mag geen belemmeringen ver-

oorzaken ten aanzien van het GR voor ruimtelijke ontwikkelingen. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn zijn verschillende risicosituaties mogelijk. Vooral bij structureel medegebruik door goederentreinen is de realisatie van de Hanzelijn een ontwikkeling waarmee rekening moet worden gehouden. Afhankelijk van de omvang van de goederenstroom is het effect kleiner of groter. Bij het SMG-scenario (Structureel Medegebruik door Goederentreinen) is sprake van een sig-nificant PR. Aan beide zijden van de spoorbaan ligt de grenswaarde voor het PR (de 10-6 PR-contour) op 26 m van het buitenste spoor. Vanwege het PR is bouwen binnen deze contour, laat staan boven het spoor, niet meer mogelijk als het spoorvervoer gevaarlijke stoffen gaat omvatten. In het onderhavige bestemmingsplan is een afstand van 30 m tot het spoor ge-waarborgd. Naar de toename van het GR is onderzoek uitgevoerd door Royal Haskoning. Uit de risico-berekeningen blijkt dat het GR, bij een maximaal vervoerscenario en bij volledige ontwikke-ling van het plangebied, nog ruimschoots onder de oriënterende waarde is gelegen (minder dan 0,1 keer de oriënterende waarde). Zodoende vormt het GR geen knelpunt voor het voor-liggende bestemmingsplan. Teneinde de situatie ten aanzien van het GR verder te optimali-seren heeft de regionale brandweer een advies afgegeven ten aanzien van de aspecten zelf-redzaamheid en bestrijdbaarheid. De risicoberekening van Royal Haskoning en het advies van de regionale brandweer is opgenomen in bijlage 5. Kabels en leidingen In het gebied ligt een aantal kabels en leidingen. Voor nieuwe ontwikkelingen zijn alleen de planologisch relevante leidingen van belang. In het plangebied is een gasleiding met een diameter van 110 mm aanwezig. Deze leiding kruist de Larserdreef ter hoogte van de biomassacentrale. Voor dergelijke leidingen geldt op basis van het vigerend beleid een bebouwingsafstand van 4 m en een toetsingsafstand van 20 m. In de regels van het bestemmingsplan is een zakelijk rechtstrook van 4 m vastgelegd. Voor leidingen met hogedruk aardgas zijn de risiconormen opgenomen in de circulaire Zone-ring langs hogedruk aardgastransportleidingen". Rekening moet worden gehouden met een aandachtsgebied van 200 m waarin een minimale bebouwingsafstand en een toetsings-afstand geldt. Onder de toetsingsafstand wordt verstaan de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan. Het streven dient erop gericht te zijn ten minste de toetsingsafstand aan te houden van de leiding tot woonbebouwing of een bijzonder object. Planologische,

Page 55: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 49

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

technische en economische belangen kunnen tot een kleinere afstand leiden. In die gevallen dient de minimale bebouwingsafstand te worden aangehouden. Momenteel wordt de circulaire Zonering langs hogedruk aardgasleidingen herzien. Hierbij worden ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw bekeken. VROM adviseert reke-ning te houden met deze nieuwe regelgeving. De vaststelling van nieuwe afstanden is mo-menteel nog niet afgerond. Derhalve vigeert momenteel nog de bestaande circulaire. Lelystad Airport Ten zuidoosten van de planlocatie ligt Lelystad Airport. De PR 10-6-contouren liggen niet over het plangebied. Ook is het plangebied voor fase 1 van de Warande in zijn geheel buiten het invloedsgebied voor het GR gelegen. Binnen het plangebied gelden hoogtebeperkingen als gevolg van het nabijgelegen vliegveld. In het meest oostelijke deel van het plangebied mag bebouwing maximaal 45 m hoog zijn. In de rest van het plangebied bedraagt de maximale hoogte 145 m. In het bestemmingsplan wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt die deze hoogtes overschrijdt. 4.4.6. Duurzaamheid Duurzaam bouwen is een belangrijk uitgangspunt in de planvorming. Om de kansen voor een duurzame ontwikkeling goed in beeld te brengen, heeft BOOM-Duijvesteijn de "Duurzaam-heidsvisie Lelystad-Zuid" (1999) opgesteld. Vier structuurbepalende thema's hebben hier-voor als uitgangspunt gediend, namelijk: - water en bodem; - ecologie, landschap en groen; - verkeer en vervoer; - energie. Vervolgens zijn deze thema's geïntegreerd met het wonen of aan elkaar gekoppeld, waaruit de uitgangspunten voor het gehele plangebied zijn gekomen. Deze duurzame uitgangspun-ten zijn meegenomen en verder uitgewerkt binnen de daartoe behorende deelaspecten. 4.5. Waterhuishouding

Algemeen

In het toekomstig te ontwikkelen stedelijk gebied Lelystad Warande wordt gestreefd naar een duurzaam waterbeheer. Omdat de inrichting van het watersysteem en de waterketen grote gevolgen hebben voor zowel de stad zelf als voor het omliggende gebied, is door invul-ling te geven aan het proces van de watertoets het waterbeheer vroegtijdig betrokken in het stedenbouwkundig ontwerp. Beleid

Voor de gehele gemeente Lelystad is een waterplan (Haskoning, april 2002) opgesteld. Dit plan bevat de vertaling van het gewenste waterbeheer ("watervisie") naar inrichtingsmaatre-gelen op hoofdlijnen. Bij het opstellen van het waterplan is rekening gehouden met het vi-gerend beleid in de Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van V&W), de startovereen-komst "Waterbeleid 21e eeuw", de "Handreiking watertoets" (Ministerie van VROM), het Pro-vinciaal Omgevingsplan (Provincie Flevoland) en het Waterbeheersplan 2002-2005 "Water in beweging" (Waterschap Zuiderzeeland). Basisprincipes van dit beleid zijn: meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd. Dit is in Waterbeleid 21e eeuw geconcludeerd in de twee drietrapsstrategieën voor: 1. waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren); 2. waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

Page 56: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 50

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Overleg met Waterschap Overeenkomstig de doelstelling en het proces van de "Watertoets", is overleg gevoerd met het Waterschap Zuiderzeeland, die voor het plangebied verantwoordelijk is voor zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteit en voor de waterkeringen. Tijdens verschillende over-legmomenten zijn de algemene normen en eisen van het Waterschap besproken en zijn de (gebieds)specifieke uitgangspunten ten aanzien van de inrichting van het watersysteem vastgesteld. Over het nieuw aan te leggen watersysteem is met hen overeenstemming be-reikt. Voor nog openstaande vragen zullen na vaststelling van het bestemmingsplan, tijdens de voorbereidingen van de uitvoering, (aanvullende) onderzoeken en berekeningen worden uitgevoerd om eventuele tekortkomingen in het reeds aangegeven watersysteem aan te vullen. Het bestemmingsplan biedt voldoende mogelijkheden om extra water aan te leggen. Indien uit geactualiseerde berekeningen nodig blijkt dat nog extra waterberging nodig is, dan kan dit binnen het bestemmingsplan worden gerealiseerd. Ook kunnen maatregelen in de reeds aangewezen bestemming Water worden uitgevoerd om eventuele extra benodigde berging te realiseren. Omdat het totale plan in deelplannen wordt uitgevoerd, die qua tijd ver uit elkaar kunnen liggen, zal per deelplan een Keurontheffing worden aangevraagd, waarbij via vooroverleg de uitgangspunten voor het aan te leggen watersysteem aan de orde zullen komen. Watersysteem Water in de Warande is een structuurelement voor een leefbaar milieu, een hoge belevings-waarde en ruime recreatiemogelijkheden. In het inrichtingsplan is een zelfstandig gesloten watersysteem aangegeven welke bestaat uit een aantal vaarten en plassen. De uitwisseling van water met het omringende watersysteem wordt zoveel mogelijk beperkt. In de eerste fase kunnen waterlopen nog niet volledig worden aangelegd. De gemeente zal, om proble-men met de waterkwaliteit, zoals in doodlopende watergangen te voorkomen, in overleg tre-den met het Waterschap en de mogelijke oplossingen bespreken en, indien noodzakelijk, uit-voeren. Peilbeheer

Vrijwel in het gehele plangebied Warande wordt een (hoger) natuurlijk peilbeheer toegepast. Het toekomstig peil kan variëren tussen NAP -5,5 m en NAP -5,2 m (gekoppeld aan beweeg-bare overlaten). Door het vaststellen van het laagste peil wordt de negatieve beïnvloeding van de oppervlaktewaterkwaliteit door kwel voorkomen. Daarnaast wordt door het voeren van een natuurlijk peilbeheer de benodigde inlaathoeveelheid van gebiedsvreemd water be-perkt en wordt de ecologie van het watersysteem versterkt. Ten aanzien van de peilovergangen tussen de spoorsloot en de hoofdwatergangen is nadere afstemming nodig. Bezien zal worden of de peilovergangen tussen beide wateren kunnen worden gerealiseerd, dan wel dat het peil van de spoorsloot gelijk kan worden aan dat van het hoofdwatersysteem. Indien dit laatste niet mogelijk is, zullen ten behoeve van het peil-besluit de vereiste maatregelen worden getroffen. De Waterkop (noordzijde) en de zuidelijke strook van Staatsbosbeheer zullen waterstaatkun-dig gekoppeld worden aan het regiem van de Lage Dwars Vaart (streefpeil NAP -6,2 m). In deze gebieden wordt rekening gehouden met mogelijke peilstijgingen in de Lage Dwars Vaart eens per 100 jaar tot NAP -4,8 m. Voor de spoorsloot van het spoor Lelystad-Almere geldt een peil dat gelijk is aan het polder-peil van NAP -6,2 m. De gemeente zal in overleg gaan met de spoorwegbeheerder (ProRail) om te bespreken of aanpassing van dit peil tot het streefpeil van Warande mogelijk is. Indien niet, dan zullen maatregelen getroffen worden om het peilverschil in stand te houden. Dit zal in overleg met het Waterschap plaatsvinden. Watergangen en oevers De bodem van de watergangen komt te liggen op maximaal NAP -6,75 m. Daarmee wordt op het diepste punt een minimumwaterdiepte gegarandeerd van 1,25 m. Daarmee wordt gevaar voor opbressen zoveel mogelijk voorkomen. Dit zal in de ontwerpfase met berekeningen worden aangetoond. Indien er gevaar blijkt te zijn, zullen aanvullende maatregelen worden getroffen om opbressen te voorkomen. Voor een goed functioneren van vijvers en grote(re) waterpartijen wordt een maximale bo-demdiepte gehanteerd van NAP -7 m, zodat een waterdiepte van ten minste 1,5 m is te realiseren.

Page 57: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 51

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

De vaarten hebben een breedte op de waterlijn bij de laagste waterstand van 12 tot 22 m met een bodembreedte variërend van 2 tot 12 m. De vaarten en plassen zijn allen bevaar-baar voor kleine bootjes, zoals roeiboten, kano's en lokaal (op de vijvers) ook voor surfplan-ken en optimisten. De oevers worden natuurvriendelijk ingericht met taluds variërend van 1:4 tot 1:8. Bij taluds die steiler zijn dan 1:5 is een 5 m brede strook noodzakelijk om het onderhoud te kunnen uitvoeren. Bij watergangen smaller dan 15 m is een strook aan één zijde voldoende. Bij een grotere breedte op de waterlijn is een dergelijke strook aan twee zijden gewenst. Waterkwaliteit ecologie De inrichting van het watersysteem is erop gericht een goede ecologische waterkwaliteit te verkrijgen. Het vasthouden van goed (regen)water en de aanleg van natuurvriendelijke oe-vers zijn, in combinatie met het natuurlijk peilbeheer, een voorwaarde voor de ontwikkeling en in stand houden van een waardevol ecologisch watersysteem. De aanwezigheid van on-dergedoken waterplanten is voor dit systeem van groot belang omdat de waterplanten zor-gen voor de benodigde waterkwaliteit en levensomstandigheden voor diverse andere water-organismen. Het watersysteem zal dan ook zo worden ingericht dat voldoende vestigingsmo-gelijkheden voor ondergedoken waterplanten aanwezig zijn. Waterafvoer, wateraanvoer en circulatie Het overtollige (regen)water wordt onder vrij verval afgevoerd via beweegbare (over-laat)stuwen naar de Lage Dwars Vaart. Ten einde de kwaliteit van het oppervlaktewater in het plangebied te verbeteren in situaties van stilstaand water, wordt in het watersysteem een circulatiepomp aangelegd. De afwateringsstructuur van het bosgebied in de Waterkop wordt afgestemd op de nieuwe (peil)situatie. De afvoercapaciteit van de wegsloot langs de Larserdreef is tevens aandachts-punt. Deze wordt, indien nodig, aangepast aan de toename van de afvoer uit het gebied. Zonder inlaat van water zou het peil in droge perioden dalen tot NAP -6,1 m. Aangezien het uitgangspunt voor het minimumpeil ligt op NAP -5,5 m, dient in droge perioden water te worden ingelaten. Hiervoor is in eerste instantie gedacht aan een aansluiting op de zeilplas het Bovenwater. Het Bovenwater wordt middels een hevelconstructie voorzien van water uit het Markermeer. Bij bepaling van de benodigde capaciteit van de hevel is het benodigde suppletiewater voor Warande meegenomen. Momenteel worden, in opdracht van Waterschap Zuiderzeeland, de mogelijke effecten van water uit het Markermeer op de waterkwaliteit in het Bovenwater nader onderzocht. Indien de verwachtte effecten dermate groot zijn dat de doelstellingen voor de waterkwaliteit in het Bovenwater niet kunnen worden gehaald, of dat de kwaliteit van het Bovenwater onvoldoende van kwaliteit blijkt te zijn om als aanvoerwater voor Waranda te dienen, dan zal in overleg met het Waterschap worden gezocht naar alter-natieven. Die alternatieven zijn vooralsnog water pompen uit de Lage Dwars Vaart of uit de Lage Vaart. Nadeel van water uit de polder lijkt vooralsnog het hoge chloride gehalte en de aanwezige nutriënten. De gemeente zal in gezamenlijk overleg met het Waterschap tot een definitieve keuze komen. Als tijdelijke oplossing kan water uit de Torenvalktocht worden op-gepompt om het watertekort aan te zuiveren. Water in de Waterkop en met name grote waterpartijen zorgen voor extra kwel in dit deel van het plan. In de eerste fase zullen deze watergangen nog niet worden aangelegd. Er zal extra onderzoek worden uitgevoerd om de benodigde maatregelen te nemen tegen deze kwel. Dat onderzoek zal in een latere fase worden uitgevoerd. Kunstwerken Ter plaatse van kruisingen met infrastructuur worden bruggen aangelegd. Riolering en afkoppelen Het plangebied wordt voorzien van een gescheiden rioolstelsel. De droogweerafvoer wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie ten noordwesten van het plangebied. Het regenwater wordt afgevoerd naar open water waarbij het minder schone regenwater (onder andere van wegen met een intensiteit van meer dan 1.000 voertuigen per dag) separaat wordt behandeld (lokale zuivering/infiltratie) en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Veiligheid (inundatie) In relatie tot de veiligheidsnormen (inundatie) voor regionale watersystemen is de benodigde berging van het oppervlaktewater bepaald in de startfase van het plan. Het watersysteem

Page 58: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 52

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

(vaarten en vijvers) in het plangebied heeft een oppervlakte van circa 7%. De bergingscapa-citeit van het watersysteem is berekend volgens de in de startfase (circa 2.000) geldende uitgangspunten. De afvoernorm die voor het watersysteem van de Waranda geldt is 1,5 l/sec/ha. Om te controleren of het systeem voldoet aan de huidige uitgangspunten van de klimaatsontwikkeling zullen extra bergingsberekeningen worden gemaakt. Indien de hui-dige te voorziene watergangen, die expliciet de bestemming Water hebben, onvoldoende berging opleveren, kan in de gebieden met bestemming Groen, Wonen en Bos ook water worden aangelegd. De omschrijving van deze bestemmingen biedt die ruimte. Daarmee is alle extra noodzakelijk aan te leggen water in verband met een bergingsbehoefte te realise-ren. Grondwater Het toekomstig maaiveld wordt opgehoogd naar circa NAP -3,8 m (na zetting), waarmee de drooglegging in het plangebied minimaal 1,4 m bedraagt bij streefpeil. Door het opzetten van het oppervlaktewaterpeil van NAP -6,2 m naar een streefpeil van NAP -5,2 m tot NAP -5,5 m treedt vrijwel overal rond het plangebied een verhoging van de stijghoogte op van maximaal 0,2 m. Omdat de verhogingen van de grondwaterpeilen beperkt zijn en omdat in de omliggende woon- en landbouwgebieden overal drainage is aangelegd, worden geen (grond)wateroverlastproblemen verwacht. Waterkwaliteit Maatregelen in de wijk zullen moeten voorkomen dat verontreinigingen in het open water geraken. Deze maatregelen zullen zowel materiaalvoorschriften in de bouw betreffen als het voorkomen dat verontreinigingen via de verharding in het water belanden. Hierbij kan wor-den gedacht aan infiltratiebermen, wadi's en waar niet anders mogelijk afvoeren naar het vuilwaterriool. Communicatie

Middels een uitgebreide voorlichting worden de toekomstige gebruikers in de Warande fase 1 op de hoogte gebracht van de werking van het watersysteem in het gebied en de mogelijke beperkingen die daar uit voortvloeien. Nadere uitwerking plan De detaillering van het plan zal geschieden in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland, waarbij onder meer het beheer en onderhoud van het watersysteem nader zal worden uitge-werkt. 4.6. Natuur

In en rond het plangebied zijn natuurwaarden aanwezig die onderstaand worden beschreven, met bijzondere aandacht voor de dier- (en plant)soorten die een beschermde status genieten ingevolge de Flora- en faunawet. De beschrijving is gebaseerd op het rapport van Oranjewoud1) en op het MER Woningbouw-locatie Warande (W+B, 2008). Voor het beoordelen van de effecten voor natuur is onder-scheid gemaakt tussen de effecten in het plangebied Warande en in de wijdere omgeving van het plangebied, namelijk het studiegebied (externe werking). Het studiegebied omvat zowel het plangebied Warande als enkele beschermde en niet-beschermde gebieden in de directe omgeving van Warande. Vanwege de nabijheid van het Natura 2000-gebied Oost-vaardersplassen is een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van Warande als foerageergebied door kiekendieven broedend in de Oostvaardersplassen. De resultaten van deze studie zijn meegenomen, evenals de aanbevelingen voor mitigerende en compense-rende maatregelen.

Huidige ecologische waarden Algemeen

Het plangebied ligt aan de rand van het bebouwde gebied van Lelystad en bestaat voor het grootste deel uit akkers op zeeklei. In het plangebied bevinden zich enkele boscomplexen en enkele moerascomplexen. Verder komen enkele percelen ruig open grasland voor. Het ge-bied wordt doorsneden door enkele watergangen en het treinspoor naar Lelystad.

1) Oranjewoud: Natuurwaarden Lelystad-Zuid, september 2004.

Page 59: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 53

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Beschermde gebieden Rondom het plangebied zijn verschillende natuurgebieden aanwezig die onderdeel uitmaken van Natura 2000 en/of de Ecologische Hoofdstructuur. Het betreft het Markermeer, het IJs-selmeer, het Bovenwater, de Oostvaardersplassen, de Hollandse Hout en een tweetal verbin-dingszones. De ecologisch relevante kenmerken van deze gebieden zijn als volgt: 1. Markermeer

Het Markermeer maakt onderdeel uit van het IJsselmeergebied en is, evenals het Oostvaar-dersplassengebied, van een internationale betekenis. Het Markermeer kwalificeert zich als Natura 2000-gebied vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen van de aalscholver, smient, krakeend, tafeleend, toppereend, nonnetje, meerkoet en visdief, die het gebied benutten als overwinteringgebied, ruigebied en/of rustplaats. Het gebied behoort te-vens tot de vijf belangrijkste pleisterplaatsen voor het nonnetje en de zwarte stern. 2. IJsselmeer Het IJsselmeer (inclusief de Friese IJsselmeerkust) kwalificeert als Natura 2000-gebied van-wege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen van fuut, aalscholver, lepelaar, kleine zwaan, kleine rietgans, kolgans, grauwe gans, brandgans, smient, krakeend, slobeend, tafeleend, kuifeend, toppereend, nonnetje, grote zaagbek, grutto, wulp, zwarte stern en visdief die het gebied benutten als broedgebied, overwinteringgebied, ruigebied en/of rustplaats. Het gebied kwalificeert ook omdat het tot één van de vijf belangrijkste ge-bieden voor porseleinhoen en visdief (broedvogels), nonnetje, kemphaan, reuzenstern, dwergmeeuw (sinds 1 mei 2004) en zwarte stern (niet-broedvogels) in Nederland behoort.

Vogelrichtlijngebied 3. Bovenwater Het Bovenwater heeft in de zomermaanden vooral een recreatieve functie, maar in de win-termaanden kan het gebied grote aantallen watervogels herbergen. Met name kuifeend en tafeleend zijn in grote getale aanwezig. Andere watervogelsoorten betreffen fuut, nonnetje, grote zaagbek, wintertaling, slobeend, wilde eend, krakeend en meerkoet. De rietoevers van het Bovenwater vormen het broedgebied van onder andere waterral, rietgors en kleine kare-kiet. In de winter worden hier regelmatig in Nederland vrij zeldzame soorten als roerdomp en baardmannetje waargenomen. Het gebied is niet beschermd. 4. Hollandse Hout De Hollandse Hout vormt een nagenoeg aaneengesloten bosgebied en bezit de status van kerngebied uit de Ecologische Hoofdstructuur. Het bos heeft een recreatieve, ecologische en productiefunctie. Een gedeelte van het bos is ingericht als bosreservaat. Populier, wilg, es, esdoorn en zomereik zijn de meest voorkomende boomsoorten. De ondergroei is kenmer

156-498

156-499

156-500

156-501

157-498

157-499

157-500

157-501

158-498

158-499

158-500

158-501

159-498

159-499

159-500

159-501

160-498

160-499

160-500

160-501

© Topografische Dienst, Emmen© Topografische Dienst, Emmen© Topografische Dienst, Emmen© Topografische Dienst, Emmen© Topografische Dienst, Emmen

5 4

6

1

3

Page 60: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 61: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 55

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

kend voor voedselrijke situaties, met soorten als gewone braam, grote brandnetel en harig wilgenroosje. Naar verwachting zal de Hollandse Hout zich ontwikkelen tot droog essen-ie-penbos. In het bos bevinden zich op diverse locaties poelen en plassen die betekenis hebben voor amfibieën. 5. Bosstrook Lage Dwarsvaart De strook ten oosten van de Lage Dwarsvaart is begrensd als "overige EHS". Gebieden die vallen onder "overige EHS" zijn gebieden met minder waardevolle natuur en worden aange-geven als "minder belangrijk voor de natuur binnen de EHS". Om de bosgebieden van de Oostvaardersplassen en de Hollandse Hout te verbinden met het Roggebotzand zal een eco-logische verbindingszone worden gerealiseerd langs de Lage Vaart. Deze verbindingszone zal bestaan uit een bosmilieu met weinig open ruimten en water. Een aaneengesloten bosmilieu vergroot de kans dat de (relatief lange) afstand ook door kleine bosgebonden diersoorten wordt overbrugd. Verspreid langs de verbindingszone dienen grotere boselementen te worden gerealiseerd (zogenaamde stapstenen), die als tijdelijk leefgebied kunnen fungeren. 6. Oostvaardersplassen De Oostvaardersplassen zijn aangewezen als Natura 2000-gebied (speciale beschermings-zone uit de Europese Vogelrichtlijn). Vooral voor overwinterende vogels, maar ook voor broedvogels, zijn deze gebieden van internationaal belang. De Oostvaardersplassen hebben zich sinds 1968 ontwikkeld tot een natuurgebied van internationaal formaat (staatsnatuur-monument, kerngebied Ecologische Hoofdstructuur, Wetland van internationale betekenis en speciale beschermingszone Vogelrichtlijn). Het 5.500 ha grote gebied bestaat voor twee-derde uit moeraslandschap, dat zich onder invloed van waterpeilbeheer en begrazing door ganzen heeft ontwikkeld tot een mozaïek van open water, rietvelden en slikvelden met pio-nierbegroeiingen. Het overige deel van het gebied vormt een randzone om het moeras en bestaat uit een open tot halfopen landschap met onder andere riet- en wilgenruigten en gra-zige vegetaties. Aan de oostzijde ligt een besloten bosgebied. De Oostvaardersplassen is een broedgebied voor de bruine en blauwe kiekendief. Voor beide soorten zijn voorstellen voor de instandhoudingdoelstellingen opgesteld waarvan de proce-dure Natuurbeschermingswet (NB-wet) nog loopt. De kiekendieven broeden en foerageren in de Oostvaardersplassen, maar een groot deel van hun foerageergebied ligt ook daarbuiten, namelijk in de omringende akkerbouwgebieden, waaronder ook de Warande (zie figuur 10). In deze akkerbouwgebieden jagen de kiekendieven voornamelijk op muizen. Voorstellen voor de instandhoudingsdoelstellingen bruine en blauwe kiekendief in de Oostvaardersplassen

A081 Bruine kiekendief Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten

minste 40 paren. Toelichting Al snel na het ontstaan van het gebied vestigden zich bruine kiekendieven. De eerste

volledige census dateert van 1983 toen 64 paren werden geteld. Daarna bleef het aantal paren tot in de 90-er jaren boven de 50 paren (maximaal 70 in 1989) om vervolgens op een wat lager niveau te stabiliseren (37-50 paren). Gemiddeld werden in de periode 1999-2003 44 paren vastgesteld. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie.

A082 Blauwe kiekendief Doel Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een

populatie van ten minste 4 paren. Toelichting In 1973 vestigde de blauwe kiekendief zich in het gebied. Het aantal paren nam geleide-

lijk toe tot een maximum van 17 paren in 1984. Daarna nam het aantal paren weer af. In begin 90-er jaren broedden jaarlijks nog circa 10 paren. In de periode 1999-2003 jaarlijks 3-5. Het is de laatste reguliere broedplaats op het Nederlandse vasteland en daarmee van zeer groot belang voor deze in een zeer ongunstige staat van instandhou-ding verkerende broedvogelsoort. Het gebied, inclusief de in de omgeving aanwezige mogelijkheden om te foerageren, is van groot belang als voorpost voor herstel van de populaties in andere moerasgebieden in laag Nederland. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie.

Page 62: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 56

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Bruine kiekendief ♀ Blauwe kiekendief ♂

Beschermde soorten Planten De Lage Vaart en Lage Dwarsvaart hebben momenteel een beperkte ecologische waarde als gevolg van de matige waterkwaliteit (voedselrijk, vrij hoog chloridegehalte) en scheepvaart (golfslag). Watervegetaties ontbreken vrijwel geheel, terwijl de oevervegetaties pas op het droge deel van de oever tot ontwikkeling komen. Vaatplanten die hier veelvuldig aanwezig zijn betreffen riet, haagwinde, grote brandnetel, harig wilgenroosje en akkermelkdistel. Achter deze zone is aan de oostzijde van de Lage Dwarsvaart een brede beplantingszone aanwezig, die onderdeel uitmaakt van De Hollandse Hout. Naast zeer algemene soorten zijn twee licht beschermde soorten (categorie 1) in het plangebied aangetroffen, namelijk aarda-ker en brede wespenorchis. Ook deze soorten komen algemeen voor en vallen onder het lichtste beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Vogels In het plangebied zijn tijdens inventarisaties 49 soorten aangetroffen. De waargenomen broedvogels betreffen voor het grootste deel algemeen voorkomende soorten. In het pro-jectgebied zijn 5 Rode Lijstsoorten aangetroffen: kerkuil, kwartelkoning, oeverzwaluw, rood-borsttapuit en rietzanger. Daarnaast is de blauwborst opgenomen in de bijlagen van de Vo-gelrichtlijn. De oeverzwaluwkolonie ten oosten van de Buizerdweg betreft één van de groot-ste kolonies van zuidelijk Flevoland. Ook zijn er enkele kleinere kolonies aangetroffen op plaatsen waar een onbegroeide aarden wal aanwezig was. Wanneer dergelijke wanden tij-dens de bouwwerkzaamheden aanwezig zijn, valt te verwachten dat de zwaluwen hier in trachten te nestelen. Verder vormt de Warande een belangrijk foerageergebied voor bruine en blauwe kiekendie-ven die broeden in de Oostvaardersplassen, alsmede voor verschillende soorten overwinte-rende ganzen en zwanen. De belangrijkste voedselbronnen zijn op de akkers aanwezige oogstresten en wintergewassen. Met name de wilde zwaan, toendrarietgans, kolgans, grauwe gans en brandgans zijn in redelijke aantallen vertegenwoordigd. Daarnaast worden met regelmaat kleine aantallen kleine zwaan en knobbelzwaan waargenomen. De pleiste-rende vogels gebruiken de Oostvaardersplassen als slaapplaats. Zoogdieren Het plangebied vormt naar verwachting het leefgebied van aardmuis, bosmuis, bosspitsmuis, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, haas, hermelijn, huisspitsmuis, konijn, mol, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Boommarter en bever zijn aan de randen van het plangebied waargenomen, maar het betreft waarschijnlijk zwervende individuen. De enige zwaar beschermde soort die van het plangebied gebruik maakt is de gewone dwergvleermuis. Vermoedelijk bevindt zich een kolonie in het stationsgebouw van het NS-station Warande. Hoewel zwaar beschermd komt deze soort in Nederland vrij algemeen voor. Amfibieën en reptielen Naast algemene soorten als bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en middel-ste groene kikker is de zwaar beschermde soort (Bijlage VI Habitatrichtlijn) rugstreeppad in het plangebied aangetroffen. In de omgeving van Warande komen relatief veel rugstreep-padden voor. Dit komt met name door de ontwikkelingen in dit gebied, die een pionier als de rugstreeppad aantrekken. De populatie rugstreeppadden in Warande betreft dan ook geen geïsoleerde populatie. Voor de rugstreeppad is een ontheffing verleend in het kader van de Flora- en faunawet.

Page 63: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 57

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Ringslangen maken mogelijk gebruik van het plangebied. Het Oostvaardersveld ten zuid-westen van het plangebied is het enige bekende reproductiegebied in oostelijk en zuidelijk Flevoland. Insecten Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De beschermde insectensoorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plange-bied voldoet hier niet aan. Wel zijn enkele soorten libellen vermeld uit de Rode Lijst waarge-nomen. In de tabel 4.5 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar ver-wachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.5 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw ontheffingsregeling Ffw

categorie 1 categorie 2 categorie 3

aardakker, brede wespenorchis, aardmuis, bosmuis, bosspitsmuis, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, haas, hermelijn, huisspitsmuis, konijn, mol, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat, gewone pad, bruine en groene kikker en kleine watersalamander

alle soorten inheemse vogels

gewone dwergvleermuis, das, bever

Effecten op beschermde gebieden IJsselmeer en Markermeer De aanleg van het woongebied Warande heeft geen effecten op de natuurgebieden IJssel-meer en Markermeer omdat de soorten uit dit gebied niet of slechts beperkt gebruikmaken van het plangebied. Hollandse Hout en verbindingszones Delen van de bosstrook ten noordoosten van de Lage Dwarsvaart, worden ingericht als na-tuurbos met minimale mogelijkheden voor recreatie door aanleg van smalle onverharde paadjes. De komst van een woongebied zal in eerste instantie een negatief effect hebben voor de migrerende fauna in het gebied. Echter, omdat er ecopassages en bosstroken langs de ecologische verbindingszone (EVZ) worden aangelegd, zal het effect van versnippering minimaal zijn. Het plangebied zal veranderen van agrarisch gebied in stedelijk gebied. Het plan voorziet in een uitgebreide interne ecologische structuur, waarin de Hollandse Hout wordt verbonden met bestaand en te realiseren bos in het plangebied. Deze verbindingen worden vormgegeven door lijnvormige groenelementen en watergangen met natuurvriende-lijke oevers. Op deze manier kunnen natuurwaarden uit de Hollandse Hout, die ook in een parkachtige omgeving leven, worden geïntegreerd in het plangebied. Daarnaast worden er faunapassages en bosstroken langs de EVZ gelegd. De realisering van het woongebied zal daarentegen leiden tot een toename van het recreatief medegebruik van het bosgebied waardoor mogelijk sprake zal zijn van enige verstoring. Oostvaardersplassen De realisering van het woongebied zal geen directe effecten hebben op het Natura 2000-ge-bied Oostvaardersplassen. Effecten als areaalverlies, versnippering, verontreiniging of ver-storing zijn niet aan de orde. Een belangrijk indirect effect is echter het verlies van foera-geergebied voor ganzen en voor de bruine en blauwe kiekendief. Het verdwijnen van foerageergebied voor ganzen is een indirect negatief extern effect op de Oostvaardersplassen doch dit effect is niet significant. Voor dit effect dient een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd. Het effect op de kiekendieven is ernstiger: uit onderzoek (Altenburg en Wymenga, 2006) is gebleken dat de kiekendieven vooral foerageren in het gebied ten oosten van de spoorlijn en in het Westerkwartier. Realisering van het gehele woongebied zal leiden tot het verlies van foerageergebied voor twee paren blauwe en vijf paren bruine kiekendieven. Ten aanzien van de populaties in de Oostvaardersplassen betekent dit een significant negatief effect op een Natura 2000-gebied. Vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet kan dan alleen plaatsvinden indien kan worden aangetoond dat: - er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang; - er geen minder schadelijke alternatieven beschikbaar zijn;

Page 64: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 58

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

- alle aangerichte ecologische schade afdoende en voorafgaand aan de ingreep worden gecompenseerd.

Met name de eerste voorwaarde zal voor onoverkomelijke problemen zorgen aangezien conform de Natuurbeschermingswet dwingende redenen van groot openbaar belang alleen betrekking kunnen hebben op ingrepen ten behoeve van de volksgezondheid, veiligheid of ingrepen met belangrijk positieve gevolgen voor het milieu. De aanleg van een nieuw woon-gebied voldoet hier dus niet aan. Mitigerende maatregelen Besloten is derhalve om vooralsnog de belangrijkste foerageergebieden voor de kiekendieven geheel te ontzien en ook de vliegroutes tussen broed- en foerageergebied te beschermen. Concreet betekent dit dat (na overleg met provincie, gemeente Almere en Staatsbosbeheer) de volgende mitigerende maatregelen worden getroffen: - tussen 2009 en 2013 wordt uitsluitend gebouwd in deelgebied 1, waar de kiekendieven

niet foerageren of passeren op weg naar hun foerageergebied; - de landbouwgronden buiten deelgebied 1, die vrijwel geheel in eigendom zijn Domeinen

en in pacht bij de Stichting Beheer en Exploitatie Reservegronden Flevoland (ERF), wor-den zodanig ingezaaid (luzerne en/of zomergraan) en beheerd, dat een optimaal foera-geergebied voor kiekendieven ontstaat (in casu een groot aantal veldmuizen wordt ge-produceerd); tot 2016 wordt niet ten oosten van de spoorlijn gebouwd waarmee het be-staande kiekendievenfoerageergebied gehandhaafd blijft;

- in 2009 moet het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen gereed zijn; hierin wordt ook een definitieve oplossing voor het kiekendievenfoerageergebied opgenomen;

- de kiekendievenpopulaties worden jaarlijks gemonitord. In het MER worden extra voorwaarden gesteld om de aanvliegroute vanuit de Oostvaarders-plassen via de Zeilpas en de noordzijde van de Hollandse Hout veilig te stellen. De drie extra voorwaarden zijn: - aan de noordoostzijde van De Hollandse Hout (op de grens met de woonwijk) wordt een

sloot aangelegd van ten minste 3 m breed. De vrijkomende grond wordt gebruikt voor het opwerpen van een grondwal van circa 3 m hoog. Sloot en grondwal moeten voor-komen dat er verstoring plaatsvindt vanaf de woonwijk richting de vliegroute van de kiekendief;

- op de grens van de aan te leggen woonwijk en het foerageergebied van de kiekendief komt geen ontsluitingsweg;

- er wordt op toegezien dat de aanvliegroute niet wordt gebruikt door recreërende mensen.

Het terrein onder de aanvliegroute is dus enkel toegankelijk voor beheerders en gebruikers van de functies langs de Buizerdweg en de Uilenweg. Met inachtneming van deze maatregelen is er geen negatief effect op de Oostvaardersplas-sen en behoeft alleen voor de tijdelijke verstoring tijdens de aanlegwerkzaamheden een ver-gunning in het kader van de Natuurbeschermingswet aangevraagd te worden. Dit versto-ringseffect is mede door de bovengenoemde maatregelen niet significant zodat de benodigde vergunning in alle redelijkheid kan worden verwacht.

Effecten op beschermde soorten De ontwikkeling van het woongebied zal leiden tot al dan niet tijdelijke vernietiging en/of verstoring van het leefgebied van vrijwel alle aanwezige beschermde soorten planten, zoog-dieren, vogels, reptielen en het landbiotoop van amfibieën. Een groeiplaats van de aardaker (een soort uit categorie 1) wordt vernietigd, het overgrote deel van de standplaatsen blijft behouden. De brede wespenorchis zal op twee van de vijf standplaatsen vernietigd worden, deze soort is echter in Lelystad zeer algemeen. Voor soorten van open leefgebieden (haas, veldmuis, roodborsttapuit, rietzanger) is het bi-otoopverlies blijvend. Soorten van bossen, struwelen en water kunnen zich in de nieuw te ontwikkelen groen- en waterstructuur structuur hervestigen. vaste verblijfplaatsen van vleermuizen worden niet aangetast. Verstoring van de nachtelijk foeragerende vleermuizen tijdens de aanlegwerkzaamheden is niet aannemelijk. Het nieuwe woongebied en vooral de nieuwe groen- en waterstructuur zal een aantrekkelijk foerageergebied gaan vormen voor deze soorten.

Page 65: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 59

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Eventueel aanwezige ringslangen, dassen en bevers betreffen incidentele, foeragerende exemplaren. Vaste rust- verblijfs- en voortplantingplaatsen zijn in het plangebied niet aan-wezig, zodat er geen sprake is van strijdigheid met de Flora- en faunawet. Voor de rugstreeppad geldt dat bij aantasting van het leefgebied van deze zwaar be-schermde soort ontheffing aangevraagd dient te worden bij het Ministerie van LNV. Voor deze soort is inmiddels ontheffing verkregen. Tevens zijn aan deze ontheffing voorwaarden verbonden (ontheffingformulier nr. FF75C/2004/1058A) die dienen te worden nageleefd en de werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd, zoals beschreven in het bij de ontheffings-aanvraag gevoegde projectplan. Na de grondwerkzaamheden zal het gebied tijdelijk weer een potentieel leefgebied vormen voor de rugstreeppad, die juist voorkomt op zanderige, schaars begroeide bodems in de nabijheid van enig water, kenmerken waar nieuwbouwloca-ties vaak aan voldoen. Het is derhalve van belang dat de werkzaamheden op elkaar aanslui-ten, zodat deze eventueel reeds aanwezige soort zich niet verder over het gebied kan ver-spreiden. Mitigerende maatregelen De volgende mitigerende maatregelen worden door de gemeente Lelystad voorgesteld: - de oeverzwaluw wordt voor het gebied behouden door in de natuuroever van de grote

waterpartij een kunstmatige oeverzwaluwenwand op te nemen; - voor de rietzanger wordt voldoende biotoop overgehouden langs het fietspad langs de

Lage Vaart en langs de bosstrook langs de Lange Dwarsvaart; - voor de roodborsttapuit wordt voldoende biotoop overgehouden in het parkbos A3 ten

zuiden van de Larserdreef; - als gevolg van de hoge vogelwaarden en het biotoop van vlinders, libellen en bijzondere

plantensoorten, worden de volgende structuren zoveel mogelijk behouden: . houtwal langs Larserdreef met bijbehorende sloot en moerasgebiedje; . bosstrook behorende bij de Hollandse Hout langs de Lage Dwarsvaart; . Torenvalktocht met bijbehorende oeverzones; . ruige talud van de spoordijk en een deel van de ruige/natte teen van het talud (als

daarvoor ruimte is, worden in deze strook poelen gegraven); . voor deze stroken en de ecologische zones in Lelystad-Zuid wordt een beheerplan

opgesteld; - bouwrijp maken, starten buiten het broedseizoen; - gefaseerd bouwrijp maken; alleen ter plaatse van wegen en woningen de grond opho-

gen; - de ecologische structuren (als "vluchtplek" voor de huidige bewoners) zoveel mogelijk

voorafgaand inrichten aan kappen van bosjes en dempen van sloten; dit wordt onder de aandacht gebracht van de "technische werkgroep";

- te rooien bomen en struiken tijdelijk als takken/stobbenwal opwerpen, zodat vluchtende dieren naar de ecologische structuren geleid worden;

- de vijf faunapassages aanleggen; - verkeersslachtoffers langs de Markerdreef (ligt vlak langs de bosstrook van de Hol-

landse Hout) monitoren en zo nodig geleidende maatregelen nemen; - aanleg van natuurvriendelijke oevers in de Lage Dwarsvaart (onder andere voor de be-

ver) voorstellen aan de provincie Flevoland; - bij de aanleg van nieuwe waterpartijen zoveel mogelijk rekening houden met de

biotoopeisen van amfibieën en libellen; - het leefgebied van de rugstreeppad dat verloren gaat, dient (conform de door het Minis-

terie van LNV verleende ontheffing) gecompenseerd te worden In de vorm van een tweetal nieuwe leefgebieden (onderaan de helling in het noorden van het plangebied en langs de spoordijk); voorafgaande aan de werkzaamheden dienen aanwezige rug-streeppadden te worden opgespoord en te worden verplaatst naar een geschikt biotoop waar geen werkzaamheden plaatsvinden.

4.7. Landschap en archeologie

Het bestaande landschap, het raster van lanen en vaarten, bossen en plassen, vormt de hoofdstructuur van de voorgenomen planontwikkeling in de Warande. Het landschap van de Warande is uitvoerig aan de orde geweest in hoofdstuk 2.

Page 66: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Kader 60

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

In 1998 heeft het parlement het Verdrag van Valletta (Malta) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed geratificeerd. De implementatie van het Verdrag van Malta zal leiden tot een herziening van de Monumentenwet. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de herziene Monumentenwet, is het rekening houden met de cultuurhistorische waarden (waar-onder archeologische en aardkundige) als essentieel element opgenomen in het provinciale Omgevingsplan. Dat houdt in dat de provincie van mening is dat bij planprocedures reeds nu rekening wordt gehouden met het archeologisch erfgoed in de bodem door tijdig expertise bij het planproces te betrekken. In 2002 heeft Vestigia op basis van bureauonderzoek een advies opgesteld inzake het be-houd en bescherming van eventuele aanwezige archeologische waarden in de Warande. In het kader van het bureauonderzoek is vastgesteld dat de aanwezigheid van prehistorische archeologische waarden in de zuidoosthoek van het plangebied relatief hoog dient te worden ingeschat. Voor andere delen van het plangebied is die verwachting veel lager. Voorgesteld is dan ook om een selectief vervolgonderzoek op bepaalde locaties te laten uitvoeren om vast te stellen of de archeologische verwachting voor het gebied ook gestaafd kan worden. In mei 2007 is het definitieve rapport1) over archeologie afgerond. Uit de conclusies en aan-bevelingen in dit rapport blijkt dat er slecht één scheepswrak in het plangebied is gelegen. Het betreft het wrak in deelgebied 1 nabij de Larserdreef. De locatie van dit scheepswrak wordt beschermd door hier een groenbestemming op te leggen met een aanduiding archeo-logische waarden. Het scheepswrak wordt hiermee voldoende beschermd tegen eventueel schadelijke ontwikkelingen als gevolg van bouwwerkzaamheden. Verder wordt geconcludeerd dat er voor wat betreft historische vindplaatsen geen nader on-derzoek noodzakelijk is. Wel bestaat er de plicht zoals aangegeven in de Monumentenwet om archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag.

1) Karterend booronderzoek Lelystad-Zuid, gemeente Lelystad, VESTIGIA Archeologie en cultuurhistorie. Rapport nr.

V374 definitief 2.0, Amersfoort 22 mei 2007.

Page 67: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

5. Planbeschrijving

Het plan strekt tot de realisering van een nieuwe woningbouwlocatie met een omvang van circa 4.000 woningen plus voorzieningen. Daarmee is het in belangrijke mate een op ontwik-kelingen gericht plan. In beleidsmatig opzicht is het streven gericht op het ontwikkelen van een woongebied met een relatief lage woningdichtheid. De nadruk voor de woningbouw ligt op het wonen in het groen. In de hoofdstukken hiervoor is de voor het plangebied gewenste toekomstige ontwikkeling beschreven en zijn de resultaten van de verrichte onderzoeken vermeld. In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze de toekomstige situatie in juridische zin wordt mogelijk ge-maakt (planvorm) en hoe de uitgangspunten voor het gewenste eindbeeld zijn vertaald in de verschillende bestemmingen. 5.1. Planvorm

Het bestemmingsplan bestaat uit twee delen die zich onderscheiden in planvorm. Eén en an-der hangt samen met de fasering. Het eerste gebied in het noordelijke deel van het plange-bied (deelgebied 1, deelplan 1) maakt de eerste woningbouw in de Warande mogelijk door directe bestemmingen (zonder uitwerkingsregels of wijzigingsbevoegdheid). De bestemmingen op de tweede kaart bestaan zowel uit directe als indirecte, uit te werken bestemmingen. De uit te werken bestemmingen voorzien zowel in woningbouw als in ge-mengde en centrumdoeleinden. Het college van burgemeester en wethouders is evenwel verplicht de betrokken bestemmingen nader – in gedetailleerde vorm – uit te werken, vol-gens de in het bestemmingsplan opgenomen uitwerkingsregels. Zolang deze uitwerkings-plannen niet in werking zijn getreden, kunnen geen bouwvergunningen worden verleend (met uitzondering van binnenplanse anticipatie). Het uitwerkingsplan zelf krijgt de vorm van een gedetailleerd bestemmingsplan en doorloopt een totstandkomingsprocedure met in be-grip van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen, zoals in dit bestemmingsplan (het moederplan) en de wet zijn voorgeschreven. Voor de aantallen woningen in het plangebied geldt het volgende.

gebied in bestemmingsplan aantal woningen

eerste deelgebied, deelplan 1 (directe bestemmingen) 555

wonen - uit te werken bestemming 2.253

overige uit te werken bestemmingen C1-U, C2-U en GD2-U 1.091

waterwoningen 40

eilandwoningen 100 totaal 4.039

In dit bestemmingsplan is op verschillende wijze de voor de uitwerking belangrijke hoofdlij-nen van de toekomstige ontwikkeling vastgelegd. Uitgaande van het Ontwikkelingsplan voor Warande is een globale vlakverdeling te maken van de verschillende in het gebied voorko-mende functies en bebouwingsdichtheid. Binnen een groot aantal van deze vlakken is een menging van functies mogelijk. In andere vlakken volstaat één enkele functie. Dit is mede afhankelijk van de betekenis van deze functie in het Ontwikkelingsplan als ruimtelijk struc-turerend element.

Page 68: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planbeschrijving 62

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

In dit bestemmingsplan is voor de te ontwikkelen gebieden onderscheid gemaakt in een aantal uit te werken bestemmingen en een aantal rechtstreekse (niet uit te werken) be-stemmingen. De uit te werken bestemmingen betreffen: Wonen - Uit te werken bestemming (W - U), Centrum-1 en -2 - Uit te werken bestemming (C1 - U en C2 - U) en Gemengd-1 en -2 - Uit te werken bestemming (G1 - U en G2 - U). Uitgangspunt hierbij is dat belangrijke ruimtelijk-structurerende elementen (waterlopen, wegen en routes) zoveel mogelijk aan de hand van de plankaart inzichtelijk zijn, en voor het overige, voor zover het niet mogelijk is de structurerende elementen op de plankaart vast te leggen, de hoofdlijnen van de toekom-stige ontwikkeling in de regels op te nemen. Enkele van deze structurerende elementen hebben de vorm van rechtstreekse, niet nader uit te werken bestemmingen. Dit betreft de waterstructuur en de bosstructuur. Een aantal structurerende elementen zijn terug te vinden als aanduiding in de uit te werken bestem-mingen. Dit betreft de (hoofd)wegen, de lanen, het woonbos en het oppervlaktewater. De bestaande functies aan de Larserdreef zijn eveneens ondergebracht in rechtstreekse be-stemmingen (Bedrijf, Maatschappelijk - Justitieel en Detailhandel - Volumineuze detailhan-del). Voor deze bestemmingen is de regeling tevens een eindregeling. Voor de in het plangebied aanwezige planologisch relevante gasleiding is voorzien in een dubbelbestemming, die prioritair is ten opzichte van de onderliggende (uit te werken of rechtstreekse) bestemming. Met deze juridische constructie wordt zeker gesteld dat de aan de leiding verbonden belangen worden betrokken bij vergunningverlening voor bouwen of werken op deze gronden. Opbouw van de regels De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsre-gels, algemene regels en overgangs- en slotregels. In de inleidende regels zijn de begrippen en de wijze van meten vastgelegd. In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn de bouwregels en specifieke gebruiksregels voor de diverse bestemmingen vastgelegd. Het gaat zowel om directe als indirecte (uit te werken) bestemmingen en dubbelbestemmingen (leidingen, ar-cheologie). In de algemene regels zijn de voor het plan geldende wijzigings- en ontheffings-bevoegdheden vastgelegd, waaronder tevens de binnenplanse anticipatieregeling in verband met de uitwerkingsplannen. Ook de algemeen voor het plan in acht te nemen afstandsma-ten, hoogtematen, aantallen woningen, oppervlakten van functies en parkeernormen zijn in dit hoofdstuk vastgelegd. Voor een goed begrip van het tweede hoofdstuk, bestemmingen, is het van belang tevens de algemene regels in het derde hoofdstuk te raadplegen. In het vier-de en laatste hoofdstuk zijn de straf- en overgangsregels vastgelegd. 5.2. Bestemmingen

Hierna worden de belangrijkste bestemmingen toegelicht. Penitentiaire Inrichting Lelystad (PIL) en Justitiële Jeugdinrichting (JJI)

Het vigerende bestemmingsplan regelt voor de PIL een bouwhoogte van maximaal 20 m en een bebouwingspercentage van 40% op het gehele terrein van de inrichting. De JJI is gerea-liseerd met behulp van een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. Op grond van de bouwvergunning is 16% van het bestemmingsvlak bebouwd met gebouwen. De gronden voor beide locaties zijn bestemd voor Maatschappelijk - Justitieel. Voor de PIL geldt een bouwhoogte van 20 m en een bebouwingspercentage van 100% voor het op de plankaart aangeduide bouwvlak. Voor de JJI geldt een bouwhoogte van 12 m en een bebou-wingspercentage van 85%. Hierdoor hebben beide voorzieningen binnen het terrein de mogelijkheid tot verdichting. Pallazzo (centrum grootschalige detailhandel) Deze gronden zijn bestemd met de bestemming Detailhandel - Volumineuze detailhandel (DH - VDH). Pallazzo eerste en tweede fase zijn gerealiseerd met behulp van een vrijstellingspro-cedure op basis van artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. Op grond van de verleende vrijstellingen zal 38% van het bestemmingsvlak met gebouwen worden be-bouwd. De bouwhoogte bedraagt 9 m, met de mogelijkheid om voor een beperkt oppervlak een afwijkende bouwhoogte van 16 m te hanteren.

Page 69: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planbeschrijving 63

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Op basis hiervan geldt voor deze gronden de bestemming Detailhandel - Volumineuze detail-handel met een bouwhoogte van 9 m en een bebouwingspercentage van (afgerond) 40%. De bedrijfsvloeroppervlakte van een detailhandelsbedrijf dient ten minste 800 m² te bedragen. Biomassacentrale De Biomassacentrale is gerealiseerd met behulp van een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. Er is ook een rioolgebouw gereali-seerd naast de biomassacentrale. De desbetreffende gronden hebben de bestemming Bedrijf met de aanduiding biomassacentrale (bc). Op basis van de bouwvergunning kan een gebouw met een bouwhoogte van 12 m (inclusief schoorsteen) worden gerealiseerd en kan 30% van het bestemmingsvlak met gebouwen worden bebouwd. Op basis hiervan geldt voor deze gronden de bestemming Bedrijf met de aanduiding Biomas-sacentrale (bc) met een bouwhoogte van 12 m en een bebouwingspercentage van (afgerond) 30%. Bos De gronden met deze bestemming zijn met name bedoeld voor parkbossen en groenvoorzie-ningen en voor het behoud en versterking van de landschaps- en natuurwaarde. Binnen de bestemming zijn ook dagrecreatieve voorzieningen mogelijk zoals bijvoorbeeld een kinder-boerderij. Het is daarnaast de bedoeling dat in het elk parkbos een jongerenontmoetings-plaats gerealiseerd kan worden. Dit is in de bouwregels mogelijk gemaakt. Op de plankaart zijn ter plaatse van de aanduiding "ketelhuis" (k) tevens maximaal twee ketelhuizen mogelijk ten behoeve van de energievoorziening in de Warande. De bouwhoogte van gebouwen (exclusief schoorsteen) bedraagt maximaal 12 m. De regeling bevat voorts een aantal bepalingen om verkeers- en verblijfsdoeleinden mede binnen de bestemming Bos onder te brengen, zonder dat daarmee het groene karakter te zeer wordt verstoord. Gemengd-1 De bestemming Gemengd-1 is toegekend aan een cluster van gebouwen in deelgebied 1, deelplan 1. Naast het wonen zijn hier verschillende functies toelaatbaar zoals atelierruimte, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. De bedrijfsoppervlakte van deze functies anders dan het wonen is in de regels gelimiteerd omdat de woonfunctie de be-langrijkste functie dient te blijven. Gemengd-2 Ten behoeve van de eerste woningbouwlocatie in de Warande wordt in een gebied aan de Buizerdweg een aantal voorzieningen mogelijk gemaakt. Binnen een aantal jaar zal hier in ieder geval een supermarkt van circa 2.000 m² bvo en naar keuze van de aanbieder een voorlichtingscentrum, een medisch centrum (met ten minste een huisartsenpraktijk, een tandartsenpraktijk en fysiotherapie), een kinderopvang, fitnesscentrum of broedplaats voor kunstenaars, worden gerealiseerd. Om dit mogelijk te maken, is de bestemming Gemengd-2 voor dit gebied opgenomen. Groen

De bestemming Groen is gegeven aan het toekomstige beeld- of structuurbepalend groen in deelgebied 1, deelplan 1. Het gaat dan om gronden die in gebruik zullen zijn als park, plant-soenen, bermen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden. Ter plaatse van het in het plangebied aanwezige scheepswrak is op de plankaart de aandui-ding "archeologische waarden" opgenomen. In de bouwregels is de bescherming van de ar-cheologische waarde van het scheepswrak geregeld. Naast het bestemmingplan is het scheepswrak tevens beschermd via de Wet op de archeologische monumentenzorg. Verkeer - Railverkeer De bestaande spoorlijn is onder de bestemming Verkeer - Railverkeer gebracht. Binnen de bestemming is voorzien in een regeling voor het station met detailhandelsvoorzieningen van beperkte omvang (kiosken), kruisende wegen, lanen en watergangen. Voor de bouwregels is van belang dat sinds 1 juli 2004 de bij een spoorlijn behorende bouw-werken, geen gebouwen zijnde, (seinpalen, bovenleiding en dergelijke) bouwvergunningvrij zijn. Voor deze bouwwerken is dan ook geen regeling in dit bestemmingsplan opgenomen.

Page 70: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planbeschrijving 64

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Verkeer Slechts een zeer beperkt deel van de toekomstige verkeersstructuur heeft de specifieke be-stemming Verkeer gekregen. Het betreft de Valkendreef in het verlengde van de Zuigerplas-dreef. De overige verkeersvoorzieningen zijn voorzien in de uit te werken bestemmingen, met de mogelijkheid om in de rechtstreekse bestemmingen Water en Bos ook voorzieningen te tref-fen voor verkeers- en verblijfsdoeleinden. Verkeer - Verblijfsgebied Binnen deelgebied 1, deelplan 1 is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. Daar waar het openbaar gebied binnen het woongebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nuts-voorzieningen en fiets- en voetpaden. Water De gronden met de bestemming Water zijn uiteraard primair bedoeld voor oppervlaktewater. Ook hier is echter in een regeling voorzien om verkeers- en verblijfsdoeleinden mede binnen de bestemming onder te brengen. Ter plaatse van de aanduiding "waterwoningen" is het mogelijk om door middel van een wijzigingsbevoegdheid waterwoningen mogelijk te maken. Wonen

De bestemming Wonen is toegekend aan de toekomstige woningen in de Warande binnen deelgebied 1, deelplan 1. Hier zullen circa 555 woningen worden gerealiseerd. Er is onder-scheid gemaakt naar verschillende woningtypen (1 t/m 6). De woningtypen onderscheiden zich door de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor hoofdgebouwen. Het betreft: de lig-ging van het hoofdgebouw, het maximale bebouwingspercentage, de afstand tot de zijde-lingse perceelsgrenzen, de plaatsing van de stallingsgarage en aan-, uit- en bijgebouwen in relatie tot respectievelijk de voorste perceelsgrens en de voorgevel van het hoofdgebouw. Tevens zijn per woningtype verschillende parkeernormen van kracht ten behoeve van het parkeren op eigen terrein. Bij de entreezone, de ontsluitingsweg van de wijk vanaf de Larserdreef, is in de regels een appartementengebouw aanduiding (gs), mogelijk gemaakt. Bebouwingsgrenzen

Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar het hoofdge-bouw (de woning zelf) dient te worden gepositioneerd door bebouwingsgrenzen op de plan-kaart op te nemen. De voorgevel mag alleen worden gebouwd in of achter deze bebouwings-grens. De bebouwingsgrens geeft de hoofdoriëntatie van de hoofdgebouwen aan. De bebou-wingsregeling bevat verder bepalingen met betrekking tot de afstand tot de zijdelingse per-ceelsgrens, bebouwingspercentage en bouwhoogte van hoofdgebouwen. De bebouwingsgrens mag niet door gebouwen en overkappingen worden overschreden, ten-zij hiervoor ontheffing wordt verleend. Deze kan onder voorwaarden worden verleend voor overkappingen (carports) en erkers van de voorgevel van hoofdgebouwen. Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten Om een gevarieerd woongebied te creëren waar ruimte is voor meerdere activiteiten, wordt menging met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voorgestaan. Het uitgangspunt is dat zogenaamde vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, waarvoor geen mel-ding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningbesluit milieubeheer geldt, zonder meer vanuit de woning kunnen worden uitgeoefend, mits de woonfunctie ge-handhaafd blijft. Er wordt van uitgegaan dat dit het geval is bij een gebruik van ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, tot ten hoogste 50 m² voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en 100 m² voor aan-huis-verbonden beroepen. Erfbebouwing De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en voor de bouw van bijgebouwen. Het gezamenlijk grondoppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50 m² bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel 500 m² of minder bedraagt. De gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot

Page 71: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planbeschrijving 65

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

een maximum van 100 m² bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt. Aan- en uitbouwen worden minimaal 3 m achter de voorgevel dan wel de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan van het hoofdgebouw gebouwd. Aan de achterzijde van het hoofdge-bouw mogen aan- en uitbouwen tot maximaal 4 m achter de achtergevel worden gebouwd. Om te voorkomen dat vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen door middel van aan- en uitbouwen aan elkaar geschakeld worden, is in de bouwregels de bepaling opgenomen dat voor aan- en uitbouwen dezelfde regels met betrekking tot de afstand ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens gelden als voor hoofdgebouwen. Voor aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw geldt per woningtype een minimumafstand ten opzichte van de achterste perceelsgrens. Voor stallingsgarages is per woningtype een aparte afstand tot de voorste perceelsgrens op-genomen. Deze regeling komt voort uit het beeldkwaliteitsplan en is afgeleid van de hoe-veelheid parkeerplaatsen waarin op eigen terrein dient te voorzien. Tot slot is een regeling opgenomen voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ontheffing bouwregels In de bouwregels is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om de gezamenlijke opper-vlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw te vergroten indien dit wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) mindervalide(n). Tevens is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor erkers en overkappingen (carports) aan de voorgevel van het hoofdgebouw en voor de op de kaart aangegeven bebouwings-grens. Bijzondere gebruiksverboden Als verbod is opgenomen zelfstandige bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Daarnaast is het verboden een gebouw groter dan 12 m² te gebruiken als die-renverblijf. Tot slot is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten ge-bruiken voor seksinrichtingen. Uit werken bestemmingen Wonen - Uit te werken bestemming

De gronden met de bestemming "Wonen - Uit te werken bestemming" (W - U) zijn bestemd voor de bouw van circa 2.250 woningen en de bij de ontwikkeling van een woongebied be-horende voorzieningen waaronder maatschappelijke voorzieningen (scholen, sportfaciliteiten, gezondheidscentra, etc.) culturele voorzieningen en overige infrastructuur (wegen, groen, water, speelvoorzieningen, etc.). Deze gronden omvatten daarmee een groot deel van de voor woningbouw bestemde gronden in het plan. De bestemming "Wonen - Uit te werken bestemming" is opgebouwd rondom een aantal in het Ontwikkelingsplan vastgelegde hoofdlijnen voor de toekomstige inrichting van het ge-bied. Enerzijds betreft het hier belangrijke landschappelijke en stedenbouwkundige structu-ren: de vaarten, de lanen, de plassen, het woonbos en de interieurs. Anderzijds betreft het hier belangrijke kaders voor het woningbouwprogramma als zodanig: de woonmilieus. In het gebied mogen woningen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 bouwlagen. Voor een beperkt gedeelte van het gebied (10%) geldt dat gebouwen mogen worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 8 bouwlagen. Daarnaast is voor het gebied ten zuiden van deelgebied 1, deelplan 1 de aanduiding "eilandwonen" opgenomen. Hier mogen, na uitwerking, eilandwoningen worden gebouwd en bijbehorende voorzieningen waaronder horeca, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen: het "Indische dorp". Binnen de bestemming Wonen - Uit te werken bestemming ligt een aantal structurerende elementen; het betreft de hoofdwegen, lanen, zones aan vaarten en plassen. De ligging hier-van kan aan de hand van de plankaart worden bepaald. Voor de hoofdwegen en de wegen is een marge (uitwerkingszone) van respectievelijk 30 en 15 m aangehouden waarbinnen de weg uiteindelijk dient te worden geprojecteerd. Vanwege het belang van de lanen voor de stedenbouwkundige structuur van het gebied is deze marge bij lanen niet aanwezig. Voor wat betreft de afstanden van de woningen tot de (hoofd)wegen is het bepaalde in artikel 22 (algemene bepaling in verband met de uit te wer-

Page 72: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planbeschrijving 66

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

ken bestemmingen) van belang. In dit artikel is onder meer geregeld dat de afstand van ge-luidsgevoelige objecten tot akoestisch relevante hoofdwegen ten minste een bepaald aantal meters dient te bedragen. De locaties voor de buurtvoorzieningen zijn met een aanduiding op de plankaart vastgelegd. Binnen het vlak met de aanduiding buurtvoorziening (bv) wordt een "marktplein" voor de buurt gerealiseerd. Dit is een multifunctionele accommodatie waarin de verschillende part-ners ruimtes waar mogelijk delen en waar door samenwerking een vraaggestuurd aanbod op het gebied van onderwijs, opvang, tijd enz. ontwikkeld en uitgevoerd wordt voor de ver-schillende doelgroepen in de wijk. Tevens zal een wijkgezondheidscentrum worden gereali-seerd als onderdeel van dit marktplein. In deze voorziening zijn huisartsen, apotheek, maat-schappelijk werk en andere vorm van zorg onder één dak gebracht. Daarnaast is het denk-baar dat er andere gemengde functies zoals atelierruimten, dienstverlening, kantoren, woonwerkunits en (startende) bedrijven in dit gebied worden gerealiseerd. Binnen de buurt-voorziening is het vanuit het oogpunt van de leefbaarheid, woonwensen en sociale veiligheid wenselijk om genoeg woningen te realiseren. Woningen mogen de buurtfuncties echter niet verdringen, om die reden wordt bij het maken van het uitwerkingsplan gevraagd naar een onderzoek waaruit blijkt dat de wijzigingen geen onomkeerbare inbreuk maakt op het nood-zakelijke voorzieningenniveau. Centrum-1 en -2 - Uit te werken bestemming Deze beide uit te werken bestemmingen betreffen de centrale voorzieningen in het plan. Binnen deze bestemmingen kunnen woningen, detailhandel, horeca en maatschappelijke doeleinden worden gerealiseerd. De bestemming Centrum 2 - Uit te werken bestemming vormt (deels) een schil rond het echte centrumgebied (Centrum I - Uit te werken bestem-ming). In C2 - U zullen vrijstaande hoofdgebouwen worden gerealiseerd, waarmee dit gebied een overgang vormt van het dichter bebouwde centrum naar de diverse woongebieden. De horecabedrijvigheid is gekoppeld aan een maximum toelaatbare categorie (categorie 1 en 2) op basis van de Staat van Horeca-activiteiten. Gemengd-1 en -2 - Uit te werken bestemming Voor de voorzieningen en bedrijvigheid ten noordoosten van het centrum zijn de bestemmin-gen Gemengd-1 en -2 - Uit te werken bestemming voorzien. Belangrijk verschil tussen beide bestemmingen is het gegeven dat in de doeleinden van Gemengd-2 ook wonen (het "Cam-puswonen") mogelijk is. In Gemengd-1 is dit niet het geval. Binnen GD1 - U en GD2 - U zijn ook kantoren, bedrijven, sport- en recreatie gerelateerde voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Voor de bedrijven is een milieuzonering uitgewerkt in de vorm van de maximaal toelaatbare categorieën op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functie-menging" (categorie A, B1 en B2). Binnen Gemengd-1 - Uit te werken bestemming is ter plaatste van de aanduiding ketelhuis (k) maximaal 2 ketelhuizen mogelijk ten behoeve van de energievoorziening van Warande. Dit betreft een alternatieve locatie aan de oostzijde van het spoor. De bouwhoogte van ge-bouwen bedraagt maximaal 12 m (exclusief schoorsteen). Dubbelbestemmingen

Voor de in het plan aanwezige planologisch relevante leiding is een dubbelbestemming opge-nomen. Deze is prioritair ten opzichte van de andere voor deze gronden geldende bestem-mingen (de secundaire bestemmingen). Het verlenen van bouwvergunning ten behoeve van deze secundaire bestemmingen is alleen mogelijk na het verlenen van ontheffing. Door deze regeling worden de aan de leiding verbonden belangen betrokken bij het verlenen van bouw-vergunningen. Voorts geldt voor deze gronden een aanlegvergunningenstelsel voor werk-zaamheden en werken, geen bouwwerken zijnde, waarbij de grond wordt beroerd. De aan-legvergunningplichtige activiteiten zijn specifiek omschreven in de regels. Door dit vergun-ningenstelsel wordt zeker gesteld dat de belangen, verbonden aan de leiding worden beoor-deeld. 5.3. Handhaving

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is verwoord in het Handhavingsprogramma 2006-2011. In de beleidsnota beschrijft de gemeente onder meer de werkwijze, de intensiteit en de prio-ritering voor de handhavingstaken.

Page 73: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Planbeschrijving 67

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de regels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. De planregels bevatten een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. Een aantal vormen van gebruik wor-den specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. De uit te werken bestemmingen leiden uiteindelijk tot een of meerdere (gedetailleerde) uit-werkingsplannen. In de praktijk worden deze opgesteld parallel aan de totstandkoming van de stedenbouwkundige bebouwingsplannen van buurten of gebieden. Deze gedetailleerde plannen bieden de bouwplantoetser houvast bij de toetsing van bouwaanvragen. Er geldt een voorlopig bouwverbod totdat voor het desbetreffende deelgebied een uitwer-kingsplan in werking is getreden. Onder voorwaarden kan ontheffing worden verleend van dit bouwverbod. De rechtstreekse (niet uit te werken) bestemmingen in dit plan zijn voldoende duidelijk, con-creet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de bouwvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft Bouw- en Woningtoezicht hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt een handha-vingstraject ingezet.

Page 74: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 75: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

6. Uitvoerbaarheid

6.1. Flexibiliteit en fasering

Flexibiliteit is een belangrijke randvoorwaarde bij de totstandkoming van de wijk Warande. De stedenbouwkundige opzet en bijbehorend programma, zoals omschreven in Warande, Ontwikkelingsplan voor Lelystad-Zuid (2003) en gehanteerd in dit bestemmingsplan, zijn een streefbeeld, geen blauwdruk. Deze flexibiliteit wordt door de gekozen planvorm globaal, nader uit te werken mogelijk gemaakt. Er zijn echter ook grenzen aan de mogelijkheden om opzet en programma aan te passen. Deze grenzen worden enerzijds gesteld door prakti-sche beperkingen, anderzijds door juridische verplichtingen. Praktische beperkingen worden bijvoorbeeld gevormd door de milieu- en geluidscontouren van in en rond het plangebied aanwezige bedrijven en wegen. Ook het in het plangebied aanwezige te behouden scheepswrak vormt een beperking van de flexibiliteit. In de on-derzoeken gericht op geluid, milieu, water, natuur en archeologie, die uitgevoerd zijn in het kader van het Ontwikkelingsplan, het MER en dit bestemmingsplan, is uitgegaan van de rea-lisatie van het huidige programma. Bij een fundamentele aanpassing van het programma zullen de gevolgen voor deze thema's in beeld moeten worden gebracht. De realisatie van de Warande zal gefaseerd plaatsvinden. Het bestemmingsplan maakt de eerste woningbouw (deelgebied 1, deelplan 1) in de Warande op korte termijn mogelijk door direct bouwrecht (bestemmingen zonder uitwerkingsregels of wijzigingsbevoegdheid). Het gedeelte van het plangebied dat is voorzien van uit te werken bestemmingen zal pas worden ontwikkeld nadat het college van burgemeester en wethouders de betrokken be-stemmingen nader – in gedetailleerde vorm – uit hebben gewerkt, volgens de in het be-stemmingsplan opgenomen uitwerkingsregels (artikel 3.6 Wro). Zolang deze uitwerkings-plannen niet in werking zijn getreden, kunnen geen bouwvergunningen worden verleend (met uitzondering van binnenplanse anticipatie). 6.2. Economische uitvoerbaarheid

Voor het betreffende plangebied is het niet nodig een exploitatieplan vast te stellen. Het ver-haal van kosten van de grondexploitatie is anderszins verzekerd, namelijk via gronduitgifte door de gemeente. Uit de financiële haalbaarheid van de Warande fase 1 blijkt dat de kosten en baten elkaar nominaal gezien in evenwicht houden. Hieronder is een overzicht weergegeven (prijspeil 01-01-2009) van de kosten en opbrengsten en het exploitatiesaldo voor Warande fase 1. kosten

verwerving € 58.100.000

sloopkosten € 500.000

bodemonderzoek en sanering € 400.000

bouwrijp maken, terreinafwerking, groenaanleg, micro milieu en kunstwerken € 60.000.000

planvoorbereiding en toezicht € 19.700.000

Page 76: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Uitvoerbaarheid 70

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

kosten

hoofdplanstructuur € 39.700.000

onderhoud lange termijn € 1.000.000

rente en algemene kosten € 4.200.000

bovenwijkse voorzieningen € 12.800.000

onvoorzien € 3.400.000

subtotaal € 199.800.000

opbrengsten

woningen € 193.500.000

commerciële voorzieningen € 10.200.000

niet-commerciële voorzieningen € 2.400.000

subtotaal € 206.100.000

exploitatiesaldo € 6.300.000

6.3. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De inspraakprocedure als bedoeld in de "Inspraakverordening Lelystad" is gestart door be-kendmaking in de Flevopost van 23 juli 2008 van het voornemen van de gemeenteraad het bestemmingsplan Warande fase 1 vast te stellen. Het voorontwerpbestemmingsplan, het milieueffectrapport en het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage hebben van 28 juli 2008 t/m 8 september 2008 ter inzage gelegen in het Infocentrum in de hal van het stadhuis. Tevens konden de betreffende stuk-ken worden ingezien op de gemeentelijke website. Binnen deze termijn van zes weken bestond voor ingezetenen en belanghebbenden de mo-gelijkheid een schriftelijke of mondelinge inspraakreactie op dit beleidsvoornemen in te die-nen. Binnen de termijn zijn 4 reacties ontvangen. Buiten de termijn van terinzageligging is op 9 september 2008 per e-mail 1 inspraakreactie ontvangen. Hoewel indiener geen feiten of omstandigheden aanvoert die het één dag te laat indienen van de reactie zou kunnen recht-vaardigen, is deze reactie toch in de beantwoording meegenomen. De ingekomen inspraakreacties en de beantwoording zijn opgenomen zijn bijlage 4. 6.4. Wettelijk vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan de volgende instanties gezonden: 1. provincie Flevoland; 2. VROM-Inspectie Regio Noord-West; 3. ProRail; 4. Gastransport Services District Noord/Gasunie; 5. Nederlandse Spoorwegen/NS Reizigers; 6. Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap Zuiderzeeland; 7. Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland; 8. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; 9. Brandweer Lelystad; 10. Rijkswaterstaat IJsselmeergebied; 11. Regionale directie Domeinen IJsselmeerpolders; 12. Ministerie van Economische Zaken; Regio Noord-West; 13. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten; 14. Staatsbosbeheer, Regio Oost; 15. Vitens; 16. NUON; 17. Connexxion.

Page 77: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Uitvoerbaarheid 71

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

De instanties 4 en 5 hebben te kennen gegeven geen opmerkingen op het voorontwerpbe-stemmingsplan te hebben. De VROM-Inspectie heeft de reacties van alle betrokken rijksdien-sten (instanties 10, 11, 12 en 13) in één gecoördineerde rijksreactie verwoord. Van de in-stanties 14, 15, 16 en 17 is geen reactie ontvangen. De ingekomen overlegreacties en de beantwoording zijn opgenomen in bijlage 4.

Page 78: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 79: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 80: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 81: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Bijlage

1. Beleidskader

B1.1. Rijksbeleid Ruimtelijke ordening Nota Ruimte (2006) In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de interna-tionale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en langs hoofdverbindingsassen. Lelystad ligt aan een hoofdverbindingsas. Deze hoofdverbindingsassen voor spoor, weg en water zijn opgenomen in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur en zijn als "ruggengraat" in belangrijke mate structurerend voor verstedelijking en economische activiteiten. Woon- en werkmilieus In de Nota Ruimte wordt een tekort op de woningmarkt gesignaleerd die vooral kwalitatief van aard is: de woningvoorraad sluit niet overal aan op de groeiende verscheidenheid van woonwensen. Er wordt in alle regio's een groeiende vraag naar ruim en groen wonen met la-gere dichtheden en grote kavels geconstateerd. Vooral in de steden in het westen, waaron-der Lelystad, neemt de vraag naar duurdere koopwoningen en bijzondere woonmilieus toe. Benutting van bestaand bebouwd gebied geniet de voorkeur boven nieuwe uitbreidingen. Locatiebeleid Het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen (ABC-locatiebeleid) en het locatiebeleid voor Perifere en Grootschalige Detailhandelsvestiging (PDV/GDV-beleid) worden vervangen door een integraal locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen. De doelstellingen van het nieuwe locatiebeleid zijn economische ontwikkelingsmogelijkheden, bereikbaarheid en leef-baarheid. . Wonen Nota Mensen, Wensen, Wonen (Wonen in de 21e eeuw) (2000)

In december 2000 is de nieuwe Nota Wonen van VROM verschenen: "Mensen, Wensen, Wo-nen" (Wonen in de 21e eeuw). Van huisvesten naar wonen; van volkshuisvestingsbeleid naar woonbeleid, dat is in het kort de omslag die het rijksbeleid voor het wonen op dit moment doormaakt. Kwaliteit en keuzevrijheid worden beschouwd als sleutelbegrippen in het woon-beleid van nu en de nabije toekomst. Drie principes staan daarbij centraal: 1. vergroten van de keuzevrijheid van de burger; 2. aandacht voor maatschappelijke waarden; 3. een betrokken overheid en een beheerste marktwerking. Waar de Nota "Volkshuisvesting in de jaren negentig" (Nota Heerma) inzette op decentrali-satie en verzelfstandiging van het beleid naar gemeenten en woningcorporaties, gaat de Nota Wonen een stap verder door nu de burger centraal te stellen. In de Nota Wonen zijn vijf kernopgaven geformuleerd: 1. vergroten van de zeggenschap over woning en woonomgeving; 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities; 3. bevorderen van wonen en zorg op maat; 4. verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit (ambities stedelijke vernieuwing);

Page 82: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 2

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

5. tegemoet komen aan de groene woonwensen (in verband met de grote belangstelling om ruim en groen te wonen).

In het kader van een omslag naar een meer vraaggestuurde benadering wordt aandacht ge-vraagd voor particulier opdrachtgeverschap (onder meer particuliere kaveluitgifte). Hierbij wordt als streven aangehouden dat vanaf 2005 een derde van de woningen vanuit particulier opdrachtgeverschap gebouwd moeten worden. Over het gemeentelijk woonbeleid wordt in de Nota Wonen gesteld dat het integraler moet worden: woonbeleid is meer dan een goed be-heer van een betaalbare voorraad. Voor de vitaliteit van steden en dorpen is het van belang dat meer verbindingen worden gelegd met sociaal beleid, milieu- en verkeers- en vervoer-beleid en dat woonbeleid wordt gevoerd voor alle huidige en toekomstige bewoners van de gemeente. Daarnaast zal het vraagstuk van de regionale woonmilieudifferentiatie en de mate waarin daarover intergemeentelijke afstemming wordt bereikt, zwaarder in de Ontwikke-lingsplannen worden meegenomen. De kwaliteit van het wonen wordt niet alleen bepaald door de woning, maar in belangrijke mate ook door het woonmilieu: de omgeving waar de woning staat. In de huidige situatie is er in Nederland in het algemeen sprake van een tekort aan centrumstedelijke milieus, aan groenstedelijke milieus en iets minder aan echt landelijk wonen. In buitencentrum milieus (met name die van na de oorlog) dreigen overschotten te ontstaan. Verkeer Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit is op 24 september 2004 door de ministerraad vastgesteld. Hierin wordt het ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt en wordt het verkeers- en vervoerbeleid beschreven voor de komende decennia. Centraal staat dat mobi-liteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaar-heid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeers-systeem binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en kwa-liteit van de leefomgeving. Het handhaven en waar mogelijk verbeteren van de bereikbaar-heid zal gepaard moeten gaan met het verbeteren van de leefbaarheid. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Belangrijk aandachtpunt blijft het terugdringen van het gebruik van de auto, met name op de korte ritten, door het (verder) ontwikkelen en aantrekkelijk maken van het vervoer per fiets en openbaar vervoer. Terugdringen van gebruik van de auto is noodzakelijk voor zowel het bereikbaar behouden van de economische centra als voor de verbetering van de leef-baarheid. Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2007 (MIT 2007) De kwaliteit, capaciteit en flexibiliteit van de spoorverbinding tussen de noordvleugel van de Randstad en het noorden en noordoosten schiet tekort, mede in relatie tot de economische ontwikkeling van Flevoland en het noorden en noordoosten van het land. Daarnaast is een oplossing noodzakelijk voor de afwikkeling van het goederenvervoer tussen de Randstad en het noorden. Oplossing voor dit probleem vormt de Hanzelijn, een treinverbinding tussen Lelystad en Zwolle, geschikt voor snelheden tot 200 km/h. De spoorlijn is, met de bijbeho-rende maatregelen ten aanzien van geluid en veiligheid, geschikt voor het personen- en goe-derenvervoer. In 2006 is de realisatie van de Hanzelijn gestart, oplevering wordt in 2012 verwacht. Milieu Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001) Het NMP4 heeft als hoofddoelstelling het bereiken van duurzame ontwikkeling en kent als beleidshorizon het jaar 2030. In het NMP zijn beleidsintensiveringen verwoord. De hoofdlij-nen voor het beleid zijn: - ketenbeheer, waaronder grondstoffenextensivering, sluiten van kringlopen, voorkomen

van restafvalstromen, verminderen van restemissies; - energie-extensivering: besparing op ruimteverwarming, verhogen van het aandeel

duurzame energie, inzet van alternatieve energiebronnen, verlaging van de energie-in-houd van gebouwen en energieverbruik als gevolg van de locatiekeuze;

- kwaliteitsbevordering; kwaliteitsverhoging van de gebouwde omgeving, van de gebou-wen en van de bouwmaterialen.

Page 83: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 3

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Water De Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1998)

Het landelijk beleid op het gebied van waterbeheer is beschreven in De Vierde Nota Water-huishouding (NW4). Het streefbeeld van de nota is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Integraal waterbeheer blijft de strategie van het waterbeleid. Met name duurzaam stedelijk waterbeheer verdient de aandacht. Dit bete-kent meer zelfvoorzienende stedelijke watersystemen, potenties van stedelijk water meer benutten, en extra aandacht voor waterkwaliteit, riolering en afkoppelen. Natuur, landschap en cultuurhistorie Structuurschema Groene Ruimte (1993) In het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) is het compensatiebeginsel opgenomen. Dit beginsel geldt indien er door een voorgenomen activiteit natuur- en landschapswaarden, bossen of onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) worden aangetast of verloren gaan. In de omgeving van het plangebied zijn enkele kerngebieden van de EHS gesitueerd (de Oostvaardersplassen en de Hollandse Hout), terwijl de Lage Vaart een ecologische ver-bindingszone vormt. Het compensatiebeginsel houdt in dat ingrepen alleen zijn toegestaan vanwege een zwaarwegend maatschappelijk belang en bij gebrek aan alternatieve mogelijk-heden. Natuurgebied en/of landschapselementen van een vergelijkbare kwaliteit en opper-vlak moet in voorkomende gevallen op alternatieve plaatsen worden teruggebracht. In het SGR zijn de Oostvaardersplassen aangewezen als Staatsnatuurmonument. Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw, "natuur voor mensen, mensen voor natuur" (2000) De Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw, "natuur voor mensen, mensen voor na-tuur" vervangt integraal de vier groene nota's Natuurbeleidsplan, Nota landschap, Bosbe-leidsplan en Strategisch Plan van Aanpak Biodiversiteit. Deze nota beoogt het bestaande natuurbeleid een kwaliteitsimpuls te geven. Hoofddoelstelling van het beleid is behoud, her-stel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving. Dit wordt vertaald in drie afgeleide beleidsdoelen: - de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur met kracht voortzetten en op onderde-

len versterken; sterker inzetten op de natte onderdelen en op verbetering van de ruimtelijke samenhang en de milieukwaliteit;

- versterking van de landschappelijke identiteit en kwaliteit; uitbouwen van het beleid met betrekking tot groen om de stad; sterke inzet op meervoudig ruimtegebruik en een ontwikkelingsgerichte landschapsaanpak;

- stevige inzet op behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Wat betreft natuur wordt ingezet op: - harmonisatie en vereenvoudiging van het beschermingsbeleid (Vogel- en Habitatricht-

lijn); - de ruimtelijke samenhang en het functioneren van de EHS zal worden versterkt door

waar mogelijk slimmer te begrenzen en door de realisering van groene verbindingen tussen natuurgebieden;

- extra impuls van de natte natuur; - het soortenbeleid. Wat betreft landschap wordt gekozen voor een offensievere aanpak: - er wordt steviger ingezet op een ontwikkelings- en ontwerpgerichte landschapsstrate-

gie; - landschapskwaliteit dient expliciet mee inzet te worden van ruimtelijke keuzes die ge-

maakt worden (in plaats van een instrument om gemaakte keuzes in te passen); - ruimtelijke ontwikkelingen worden consequent getoetst op kwaliteit; - het agrarisch cultuurlandschap krijgt door middel van groenblauwe dooradering een ste-

vige opknapbeurt, onder meer door boeren te belonen voor de productie van landschap. Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 okto-ber 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habita-

trichtlijn;

Page 84: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 4

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. Bij de voorbereiding van de het project moet worden onderzocht of de Natuurbeschermings-wet 1998 de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbe-schermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Als vogelrichtlijngebied vallen de Oostvaardersplassen onder de Natuurbeschermingswet en onder het zware beschermingsregime.

Flora- en faunawet (2002)

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de be-scherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Deze wet vervangt di-verse wetten die betrekking hadden op de bescherming van dier- en plantensoorten. Tegelij-kertijd wordt met deze wet voldaan aan Europese en andere internationale verplichtingen in-zake soortenbescherming, zoals de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en het Verdrag van Bern. De Flora- en faunawet kent geen afstemmingsbepalingen met de Wet op de Ruimtelijke Or-dening. Dit neemt niet weg dat er een belangrijke samenhang bestaat tussen ruimtelijk rele-vante besluiten en de door de Flora- en faunawet beoogde bescherming van soorten. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom ze-kerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en fauna-wet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Indien be-kend is dat (leefgebieden van) beschermde dier- en plantensoorten in het onderzoeksgebied aanwezig zijn die mogelijk kunnen worden aangetast dan is een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet vereist voordat de ingreep wordt uitgevoerd. In de onderbouwing van het ruimtelijk besluit zal eventueel in overleg met vertegenwoordigers van het Ministerie van LNV een doorkijk moeten worden geboden op de uitkomst van een ontheffingsprocedure bij het Ministerie van LNV. De vraag dient te worden beantwoord of de gunstige staat van in-standhouding van de soorten niet in het geding is. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van beschermde soorten en van hun voortplantings-, vaste rust- of verblijfs-plaats. Als er sprake zal zijn van aantasting is het uitvoeren van een dergelijke activiteit al-leen toegestaan met een ontheffing van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visse-rij. Indien sprake is van aantasting van broedvogels geldt dat werkzaamheden ten tijde van het broedseizoen (maart tot eind juli) verboden zijn. Voor de mogelijkheid van het verlenen van de ontheffing is van belang dat in de Flora- en faunawet onderscheid is gemaakt in twee categorieën van de te beschermen soorten: de ex-tra beschermde soorten (alle broedvogels en dier- en plantensoorten die staan vermeld in bijlage lV van de Habitatrichtlijn) en de overige beschermde soorten. Voor de extra beschermde soorten gelden zware criteria voor verlening van ontheffing: - er mag geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de

soort; - er moeten alternatieven worden onderzocht voor de in het geding zijnde activiteit en/of

er moet worden voorzien in mitigatie of compensatie met het oog op de soorten; - er zijn voor de activiteit redenen van volksgezondheid, openbare veiligheid en/of dwin-

gende redenen van groot openbaar belang in het geding (aantonen van "zwaarwegend maatschappelijk belang").

Voor de overige beschermde soorten kan door LNV ontheffing worden verleend als geen af-breuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Het gaat hier om veel voorkomende soorten, zoals de egel, haas, konijn, mol en gewone pad.

Page 85: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 5

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

B1.2. Provinciaal beleid Ruimtelijke ordening Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006) In dit plan is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Water-huishoudingsplan en Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan. In de afgelopen decennia heeft de provincie Flevoland zich stormachtig ontwikkeld. Nieuwe steden en dorpen zijn verrezen op de voormalige zeebodem, met aantrekkelijke woongebie-den en moderne bedrijventerreinen. Daar omheen ligt een gebied met een hoogwaardig agrarisch productiemilieu. De aanvankelijk monotone populierenbossen langs de randmeren hebben zich in hoog tempo ontwikkeld tot waardevolle natuur en aantrekkelijke recreatiege-bieden. Maar de snelle ontwikkeling heeft ook een schaduwzijde. De werkgelegenheid kan het hoge tempo van de bevolkingsgroei niet volgen. Omdat het aantal verbindingen met het vaste land beperkt is, leidt de grote uitgaande pendel dagelijks tot steeds meer files. Verbetering van de bereikbaarheid van Flevoland is essentieel voor de verdere economische en ruimte-lijke ontwikkeling. Het voorzieningenniveau blijft achter bij de hoeveelheid inwoners: te wei-nig zorgvoorzieningen, te weinig politieagenten, te weinig onderwijsinstellingen, te weinig uitgaansgelegenheden. Hoewel de ontwikkeling van dit voorzieningenniveau ook snel gaat, wordt de achterstand nog niet ingelopen. De jonge provincie Flevoland en haar zes gemeenten hebben geen eigen kapitaal kunnen op-bouwen om de problemen zelf te kunnen oplossen. Mede dankzij subsidies van de Europese Unie is Flevoland al jarenlang koploper op het gebied van economische groei. De subsidies worden echter afgebouwd. Vanwege de specifieke omstandigheden, zoals de jonge natuur, een afwijkende bevolkingsopbouw, samenstelling van de woningvoorraad en groei, past Fle-voland over het algemeen niet goed in de reguliere nationale subsidieregelingen. Daarom moet Flevoland veelal op eigen kracht en via innovatief werken de ontwikkelingen gestalte geven. Het doel van het verstedelijkingsbeleid in het omgevingsplan is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fy-sieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de steden en kernen te bundelen waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het be-staande bebouwde gebied. Dit ondersteunt tevens de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten. De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groenblauwe hoofdstructuur. Wonen Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006)

Een goede woonkwaliteit voor iedereen is het uitgangspunt. Naast de woning zelf is daarbij ook de woonomgeving belangrijk. Het gaat om kwaliteiten als voorzieningen, groenstructu-ren, recreatiemogelijkheden, veiligheid en een schone omgeving. De kwaliteit van het wonen is een belangrijke concurrentiefactor tussen regio's. In de afgelo-pen decennia is er in Flevoland te weinig gedifferentieerd gebouwd. De nadruk heeft altijd gelegen op ruime eengezinswoningen. Hierbij moet tevens rekening gehouden met de speci-fieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoor-raad daar onvoldoende aan tegemoet komt. Vanuit regionaal oogpunt is van belang dat de centrale positie van Lelystad op het kruispunt van de noordelijke ontwikkelingsas en de west-oost-as Alkmaar-Zwolle versterkt wordt. Lely-stad kan zich op termijn ontwikkelen tot een stad met meer dan 120.000 inwoners. De be-schikbare ruimte voor stedelijke ontwikkeling moet dan zorgvuldig worden benut. Lelystad kan zich verder ontwikkeling tot een aantrekkelijke stad door de ontwikkeling van de Wa-rande, de herstructurering binnen het bebouwde gebied en de ontwikkeling van een water-front

Page 86: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 6

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Voorzieningen Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006)

Het beleid is gericht op een voorzieningenpatroon welke wordt gecreëerd en in stand wordt gehouden dat naar omvang, samenstelling en ruimtelijke spreiding aansluit bij de behoeften van de bevolking. Voorzieningen op het gebied van cultuur, onderwijs en sport verhogen niet alleen de kwaliteit van het bestaan, maar leveren ook een bijdrage aan de versterking van de sociale samenhang. Voorzieningen dienen bij voorkeur op korte afstand van inwoners beschikbaar te zijn. Als dit niet mogelijk is, moeten ze goed bereikbaar zijn, ook voor minder mobiele bevolkingsgroe-pen. Bedrijvigheid Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006) In Oost en Zuid Flevoland worden de komende jaren omvangrijke bedrijventerreinen ge-pland. Daarnaast dient afstemming plaats te vinden met de noordvleugel. De ruimtelijke re-servering van werklocaties moet zodanig zijn dat de door de provincie beoogde werkgele-genheid geaccommodeerd kan worden. Tijdig herstructureren van bestaande bedrijventerrei-nen draagt bij aan zorgvuldig ruimtegebruik en voorkomt onnodige extra uitleglocaties. Verkeer Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006) De noordelijke ontwikkelingsas langs de A6 moet maximaal ondersteund worden door capa-citeitsuitbreidingen van weg en openbaar vervoer. Hiervoor zijn nu al ruimtelijke reserverin-gen noodzakelijk, zoals voor verbreding van de A6 en voor nieuwe aansluitingen. Ter ver-sterking van de west-oostas wordt in aanvulling op de aanleg van de Hanzelijn de N23 tus-sen Lelystad en Dronten gerealiseerd. Ook moet rekening gehouden worden met reserveringen voor uitbreiding van spoorlijnen en hoogwaardig openbaar vervoer. Het openbaar vervoer moet inwoners en bezoekers zoveel mogelijk in staat stellen gebruik te maken van voorzieningen en deel te nemen aan maat-schappelijke activiteiten. De openbaarvervoerverbinding met Amsterdam moet verbeterd worden door aanleg van de IJmeerlijn en op middellange termijn (voor 2020) capaciteitsuit-breiding van de Flevolijn. De provincie ziet de ontwikkeling van luchthaven Lelystad als een belangrijke kans voor regi-onaal economische structuurversterking. De ontwikkelingsmogelijkheden van luchthaven Le-lystad zijn in grote mate afhankelijk van de besluiten die het Rijk neemt over de verdere groei van Schiphol en de mogelijke opvangfunctie voor Lelystad die daaruit volgt. Nota mobiliteit Flevoland (2006) Goede verbindingen tussen Flevoland en de omgeving zijn nodig om Flevoland nog meer deel te laten uitmaken van de stedelijke netwerken die voor Flevoland van belang zijn, zoals de noordvleugel en de Netwerkstad Zwolle-Kampen. Aansluiting bij deze netwerken is vooral van belang om ruimtelijk-economische redenen. De provincie streeft naar een bereikbaar Flevoland voor iedereen. Dat betekent dat er vol-doende wegen moeten zijn, waarop het verkeer vlot en veilig kan rijden. Iedereen moet zich snel en veilig kunnen verplaatsen, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid. Bij aanleg, beheer en onderhoud aan de infrastructuur wordt gekozen voor een veilige inrich-ting. Nieuwe infrastructuur wordt zoveel mogelijk gebundeld met bestaande infrastructuur. Doorsnijding van woon- en natuurgebieden wordt voorkomen. Bij beheer en onderhoud wor-den bestaande knelpunten met de ecologische hoofdstructuur zoveel mogelijk weggewerkt. Vernieuwingen in de verkeersinfrastructuur en netwerken zijn gericht op een duurzame eco-nomische ontwikkeling van Flevoland. Rond 2012 zal de nieuwe woonwijk Lelystad Zuid zover ontwikkeld zijn, dat er voldoende rei-zigers zijn om een nieuw station in Lelystad Zuid te openen. Andere belangrijke infrastruc-turele ontwikkelingen zijn de spoorlijn Hanzelijn tussen Lelystad-Dronten-Zwolle-Kampen en de aanleg van de N23 tussen Dronten en Lelystad. Milieu Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006) In het Omgevingsplan worden integrale afwegingen gemaakt met het oog op duurzaam pro-vinciaal beleid. In de komende decennia worden vier belangrijke onderwerpen benoemd waar nog verandering nodig is om naar een duurzame samenleving te kunnen groeien: de op fos-siele brandstoffen ingerichte energievoorziening, de vervulling van de mobiliteitsbehoefte, de

Page 87: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 7

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

agrarische productie en de biodiversiteit. Flevoland kent ook in de toekomst door haar groot-schalige woongebieden en bedrijventerreinen goede kansen voor een hoge duurzaamhei-dambitie voor de leefbaarheidaspecten geluid en externe veiligheid, maar ook de milieuas-pecten energie/klimaat en duurzaam bouwen. De provincie Flevoland heeft een verantwoordelijkheid om de effecten van de klimaatveran-dering te beperken, maar ook om erop te anticiperen. De provincie wil de emissies die sa-menhangen met het fossiele energiegebruik (CO2) verminderen door stimulering van beper-king van het energiegebruik, de opwekking van duurzame energie en het schoon en efficiënt produceren van energie. Voor de korte termijn is extra energiebesparing het meest efficiënt. Duurzame stedenbouw richt zich op het realiseren van een hoogwaardige woonkwaliteit die gepaard gaat met het voorkomen of beperken van belasting van water en milieu. De provin-cie zal duurzame (steden)bouw bevorderen, in het bijzonder gericht op een efficiënte en duurzame energievoorziening, het integreren van wateropgaven in de verstedelijkingsopgave en het beperken van het gebruik en het stimuleren van hergebruik van grondstoffen. Water Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006) Voor oppervlaktewater, grondwater en waterbodem worden de normen van de Vierde Nota Waterhuishouding aangehouden, tenzij deze niet kunnen worden gerealiseerd als gevolg van natuurlijke omstandigheden. De provincie Flevoland streeft naar aantrekkelijk, toegankelijk, veilig en schoon water in woongebieden, met een diversiteit aan waterplanten en -dieren en betrouwbare gebruiksmogelijkheden. In enkele stedelijke gebieden, waaronder Lelystad, zijn er goede kansen voor een waterrijke inrichting. Bij de toekomstige inrichting en ontwikkeling van het bebouwde gebied moet re-kening gehouden worden met de normering voor wateroverlast, zodat ook dan het water-systeem op orde blijft. Bij de planning, inrichting en vernieuwing van stedelijk gebied moet rekening worden gehouden met de kenmerken van de watersystemen. Water van goede kwaliteit moet in de wijk worden vastgehouden, waarbij een zelfvoorzienend en gesloten watersysteem mogelijk is. Wateroverlast mag niet worden afgewenteld op andere gebieden. Natuurvriendelijke oevers zijn belangrijk voor een goede waterkwaliteit en functioneren vaak als ecologische verbindingen. Ze kunnen ook een bijdrage leveren aan het vasthouden en bergen van water. De provincie wil bij het realiseren hiervan prioriteit geven aan gebieden waar de goede waterkwaliteit behouden of verder ontwikkeld moet worden. Natuur, landschap en cultuurhistorie Omgevingsplan Provincie Flevoland (2006) In Flevoland behoren de Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur, inclusief de nog te realiseren robuuste ecologische ver-binding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe. De omvang van de groengebieden is in veel gevallen aanzienlijk, de toegankelijkheid en di-versiteit kan nog verbeterd worden. Binnen het natuurbeleid wil de provincie verder werken aan kennisvergroting over de aanwezigheid van strikt beschermde soorten en een werkwijze ontwikkelen waarmee gebiedsontwikkeling en natuurontwikkeling elkaar niet in de weg zit-ten.

B1.3. Gemeentelijk beleid Ruimtelijke ordening Structuurvisie Lelystad (1992)

In de Structuurvisie Lelystad wordt als uitgangspunt genomen dat Lelystad doorgroeit naar een inwonertal van 80.000. Lelystad-Zuid is in eerste instantie genoemd als geschikte uit-breidingslocatie voor recreatie. Woningbouw wordt in deze visie genoemd als mogelijke lan-gere termijn ontwikkeling voor Lelystad-Zuid.

Masterplan Versnelde Groei (1996) Het Masterplan is het resultaat van een heroriëntatie op de ontwikkelingsdoelstellingen van de gemeente Lelystad. Het plan beschrijft speerpunten om van Lelystad een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te maken met een sterke sociale en economische structuur. Om dit streefbeeld te realiseren, heeft de gemeente gekozen voor een versneld proces van verste-

Page 88: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 8

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

delijking, sociaaleconomische ontwikkeling en stedelijke vernieuwing. Als woningbouwlocatie wordt de Warande in het masterplan niet genoemd, er zijn nieuwe woningen voorzien in Ha-vendiep-Zuid, Lelystad-Haven, de kuststrook en Waterwijk-Oost. Visie op een uitzonderlijke stad (1997) Als inspiratiebron voor de ruimtelijke ontwikkeling van Lelystad is in 1997 een toekomstbeeld voor Lelystad verwoord in "Visie op een uitzonderlijke stad". Op grond van kernkwaliteiten en zwakke kanten van de stad geeft de visie aan waar kansen van de stad liggen. In de visie staat dat Lelystad op middellange termijn kan uitgroeien tot een op een eilandenstructuur gebaseerd woon-werk-verblijfgebied, dat contrasteert met de polder en het IJsselmeer. Een differentiatie van de woningvoorraad, met aandacht voor nieuwe woonvormen is gewenst. Structuurvisie Lelystad-Zuid (1999) Met de Structuurvisie wordt een belangrijke stap gezet naar een verantwoorde inrichting van Lelystad- Zuid. De doelstelling is om het gebied een eigen identiteit met een gezichtsbepa-lende kwaliteit te geven. Gezien de onzekerheden in de invulling van de programmering en de tijd, is een visie ontwikkeld waarin de bandbreedtes en de karakteristieken van het gebied zijn aangegeven. In de Structuurvisie is de visie uitgewerkt tot een formele en functionele structuur gerelateerd aan ruimtelijke- en programmatische beelden, kritische dichtheden, differentiatie en menging van programmatypen en schaalaspecten als korrelgrootte en maaswijdte. De kaders waarbinnen de Structuurvisie is gevormd zijn het Markermeer, de Oostvaarders-plassen, het Hollandse Hout, het centrum van Lelystad, de A6 en concrete randvoorwaarden (programma voor bedrijventerreinen, wegverbindingen reserveringen, de gevangenis, de spoorlijn en het station). De visie beoogt een "cultuurlandschap" waarbij het gespiegelde patroon van het Hollandse Hout dient als basis van bewerking voor de structuur van het ge-bied Lelystad-Zuid. Kwaliteitsstructuurplan (2002) In het Kwaliteitsstructuurplan (KSP) voor de openbare ruimte zijn afspraken over de kwaliteit van inrichting en onderhoud van de openbare ruimte vastgelegd. Belangrijk onderdeel van het KSP is een Beleidsplan Openbare Ruimte (BOR). In het BOR wordt de visie op de openbare ruimte verwoord, en de actuele situatie met betrekking tot de kwaliteit van de openbare ruimte en eventuele knelpunten daarin duidelijk gemaakt. Voor de gewenste kwaliteit van gebieden en objecten zijn maatlatten en referentiebeelden opgesteld die dienen als een realistische bandbreedte van de na te streven kwaliteit van de openbare ruimte. Om de kwaliteitsnorm van de verschillende wijken te bepalen is een gebiedsindeling van Le-lystad gemaakt. De kwaliteitsnorm van een gebied is afhankelijk van de functie, schaal, structuur, dichtheid en mate van representativiteit. In het KSP zijn tien deelgebieden onder-scheiden waarvoor een bepaalde kwaliteitsnorm geldt: Stadshart en kustzone, Subcentra, Bedrijventerreinen, Grote groengebieden buiten de stad, (Groen)gebieden in de stad + Cam-puszone, Wonen, Thematisch wonen, Hoofdwegennet, Hoofdfietsnet en Polderwegen. Warande, ontwikkelingsplan voor Lelystad-Zuid (2003)

Het ontwikkelingsplan voor de Warande is de basis voor de verdere uitwerking en concreti-sering van ambities en beelden van het gebied Lelystad-Zuid zoals die zijn vastgelegd in de Structuurvisie. Om de groeidoelstelling waar te maken, zal een groot deel van de toekom-stige bewoners van buiten Lelystad moeten komen. Dat vraagt om wervende en aantrekke-lijke woonmilieus, natuurgebieden in de omgeving en stedelijke voorzieningen op bereikbare afstand. Het ontwikkelingsplan voor de Warande is een plan dat de basiskwaliteiten vastlegt en waarborgt en nader uitwerkt aan de hand van de volgende onderwerpen: landschap, pro-gramma, verkeer, beeldkwaliteit, milieu en duurzaamheid, exploitatie en beheer. Structuurplan Lelystad 2015 (2005)

Op 7 april 2005 is het structuurplan Lelystad 2015 vastgesteld. Hierin wordt aangegeven dat, na het bereiken van het inwonertal van 80.000 inwoners omstreeks 2015, er geen groeidoel-stelling meer is. De opgave ligt in een kwaliteitsslag. Bij deze kwaliteitsslag hoort een meer compleet voorzieningenniveau en een meer compleet kwantitatief en kwalitatief woon- en werkmilieu. Hiervoor is een inwonertal van ongeveer 100.000 en een werkgelegenheid van 40.000 arbeidsplaatsen in de toekomst aan te bevelen. Het stedelijk gebied van Lelystad, in-clusief het zuidelijke stadsdeel Warande, biedt hier voldoende ruimte voor.

Page 89: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 9

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Wonen Lelystad, visie op wonen (2001)

Hoofddoelstelling van Lelystad zoals verwoord in de visie op Wonen is "zich ontwikkelen tot een veelzijdige woonplaats voor een gedifferentieerde bevolking". Door de korte historie van de stad is het woningaanbod vrij eenzijdig opgebouwd; veel rijtjeswoningen, veel sociale huur. Het beleid van de gemeente is erop gericht een meer evenwichtig aanbod te realise-ren. Daarbij wordt ingezet op twee sporen: - aanpassen van woningvoorraad in bestaande woonwijken door herstructurering en in-

breiding; - het ontwikkelen van nieuwbouwlocaties. Voor de bestaande wijken worden herstructureringsplannen opgezet. In de praktijk betekent dit meestal dat de woningdichtheid toeneemt. Inbreidingslocaties worden zoveel mogelijk benut. De woningbouw op uitleglocaties moet een aanvulling bieden op bestaande wijken, maar mag niet concurrerend zijn. Voorkomen moet worden dat door nieuwbouw in de bestaande stad leegstand ontstaat. Voor de uitleggebieden is nieuwe instroom van bewoners daarom essentieel. Met name woonwensen die elders in (west) Nederland niet kunnen worden ver-vuld, bieden voor Lelystad een mogelijkheid. Uit de Visie op Wonen blijkt dat Lelystad vooral kansrijk is als het zich richt op de vraag naar landelijk wonen, dat wil zeggen ruim, vrij en aan de rand van de stad. Koersnotitie Stedelijke ontwikkeling 2007-2011 (2007) Voor geheel Lelystad is een nieuwbouwnotitie opgesteld voor wonen, werken, detailhandel en recreatie. De groeiambitie van de gemeente wordt vastgesteld op 650 woningen per jaar. Een uitgangspunt is wel dat kapitaalkrachtige huishouders van buiten Lelystad worden aan-getrokken, om het sociaaleconomische draagvlak van de gemeente te vergroten. Andere belangrijke doelgroepen zijn ouderen, starters en de primaire groep (huishoudens met een laag inkomen). De belangrijkste randvoorwaarden zijn in streefcijfers vastgelegd: - 1.850 woningen in het sociale segment (huur en koop) 2007-2013: 250 per jaar; - 1.000 geschikte woningen voor mensen met een zorgbehoefte 2007-2015: 110 per jaar; - grote kavels voor eengezinswoningen: 30% van het totaal: 195 per jaar; - levensloopbestendig: 30% van het totaal: 195 per jaar. Om wonen en werken meer in evenwicht te brengen is werkgelegenheid nodig. Het streven is om de bestaande sectoren vast te houden en nieuwe bedrijven, met name kennisintensie-vere bedrijvigheid, toerisme en logistiek een kans bieden. Essentieel voor de langere termijn is de doorontwikkeling van Lelystad Airport. Voor de detailhandel en recreatie is een trend gezet dat Lelystad in beeld is als vestigings-plaats voor grote toeristische trekpleisters en voor leisurebranche. Voorzieningen Detailhandelsnota Lelystad (2001)

In de Detailhandelsnota Lelystad wordt voor de Warande uitgegaan van een winkelconcen-tratie voor de eigen bewoners. Twee varanten zijn mogelijk, een volwaardig winkelcentrum of twee kleinere buurtsteunpunten. De voorkeur gaat uit naar de realisatie van één centrum, een "buurtwinkelcentrum+", gericht op dagelijkse goederen. Als uiteindelijke omvang is 4.000 - 7.000 m² vvo haalbaar. Het centrum moet centraal in het directe marktgebied gerealiseerd worden, met goede aan- en afvoerwegen. Voor Pallazzo wordt, bij een bevolkingsgroei naar 70.000 inwoners, een uit-breidingsruimte van 15.000 m² vvo verantwoord geacht, verdeeld over woninginrichting (3.500 m² vvo), keukens en sanitair (2.300 m² vvo), tuincentrum (6.000 m² vvo), fietsen en autoaccessoires (1.725 m² vvo) en horeca/leisure (1.725 m² vvo).

Page 90: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 10

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Zorgvisie Warande (2008) De Warande wordt een deel van Lelystad en het doel is dan om een "gewone wijk" te worden met een optimaal zorgaanbod voor de toekomstige bewoners van de Warande. Dat wil zeg-gen dat de zorg in Warande niet wezenlijk afwijkt van de zorg in heel Lelystad. De stedelijke zorgvisie is gebaseerd op een aantal uitgangspunten: - de gebruiker en diens vraag staan centraal: basisvoorzieningen voor algemeen gebruik

en voorzieningen voor specifieke zorgvragers; - zorg en welzijn zijn wijkgericht: bevorderen van de sociale samenhang op wijkniveau en

is op individueel niveau gericht op welbevinden en zelfredzaamheid; - afhankelijkheid van zorg wordt zoveel mogelijk voorkomen door gerichte preventie; - bewoners kunnen zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de door henzelf zelf gewenste

woonsituatie of kunnen zelfstandig gaan wonen in de nabijheid van zorg; - voorzieningen zijn dicht bij de eigen woonsituatie beschikbaar en toegankelijk; - voor zorgvragers is voldoende variatie in aanbod, er is keuzemogelijkheid; - aantrekkelijke vestigingsplaats voor zorgprofessionals en zorgvoorzieningen. Deze visie wordt vormgegeven in het "zorg- en welzijnsplein" zodat de voorzieningen in de Warande in elkaars nabijheid gelegen zijn. Het streven is twee "Pleinen" te realiseren. Deze kunnen verschillen in omvang en samenstelling. De voorzieningen op de Pleinen zijn geclus-terd naar: - buurtcentrum: informatiepunt, centrum voor ontmoeting en activiteiten; - dienstencentrum en zorgstation: voorzieningen voor mensen die langdurige zorg nodig

hebben (zorgafhankelijke ouderen, mensen met beperkingen, langdurige psychiatrische zorg);

- gezondheidscentrum: algemene voorzieningen zoals huisarts, apotheek, fysiotherapie, thuiszorg en verloskundige zorg;

- centrum voor jeugd en gezin: jeugdgezondheidszorg, de op jeugd en jongeren gerichte preventie en een fysiek herkenbaar aanspraakpunt voor jeugdzorg en jeugdhulpverle-ning.

In de directe nabijheid van de Pleinen is tevens een Brede School aanwezig, Deze omvat naast de basisschool een kinderopvang, een buitenschoolse opvang en vrijetijdsvoorzie-

ningen voor jeugd en jongeren. Verkeer Uitwerking Parkeerbeleidsplan (2000) In de Uitwerking Parkeerbeleidsplan wordt het in de nota parkeerbeleid geformuleerde beleid nader geconcretiseerd. Naast de doelen met betrekking tot parkeren, wordt in het parkeer-beleidsplan ingegaan op parkeercijfers die voor de verschillende voorzieningen benodigd zijn en komen fiscalisering en parkeertarieven aan de orde. In de Uitwerking zijn parkeernormen omschreven voor uiteenlopende (centrum)functies en verschillende woningtypen. Milieu Milieubeleidsplan Lelystad: Stad in balans 2006- 2010 (2006)

Het gemeentelijk milieubeleidsplan geeft een samenhangend kader voor de milieuthema's en de milieuambities van Lelystad. Speerpunten voor het nieuwe milieubeleid zijn: - behouden en versterken van de kernkwaliteiten van Lelystad: groen en blauwe stad,

met rust en ruimte; - schoner rijden: toepassen van schoner rijden en geluidsreducerende maatregelen tref-

fen aan woningen en wegen; - de potentiële aanwezigheid van asbest in de bovengrond in beeld brengen; - gemeentelijke gebouwen worden voorzien van groene stroom: de gemeente vervult een

voorbeeldfunctie op het gebied van het milieu; - geen vliegroutes (meer) boven de stad. De visie op het ruimtelijke- en milieubeleid is gericht op een complete, aantrekkelijke stad, waarin mensen prettig wonen en zich thuis voelen. Het milieubeleid kan een belangrijke bij-drage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit bij de uitwerking van bestemmingsplannen en con-crete projecten. Het streefbeeld is om de kenmerkende woon- en werkomgeving van Lely-stad te behouden en voor een deel te versterken. De doelstellingen zijn: - behouden en versterken van groen en water; - behouden van ruimte en rust tegen acceptabele kosten; - respectvol omgaan met groen in de wijk.

Page 91: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 11

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Water Gemeentelijk Waterplan (2002)

Het Waterplan voor Lelystad bevat de vertaling van het gewenste waterbeheer (de zoge-naamde visie) naar concrete inrichtingsmaatregelen op hoofdlijnen. Bij het opstellen is reke-ning gehouden met het beleid op verschillende niveaus. Speerpunten uit dit beleid zijn: meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd. Dit resulteert in twee drietrapsstrategieën voor: - waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren); - waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

Page 92: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Bijlage

2 Toelichting op de aanpak van

milieuzonering met behulp van de

Staat van Bedrijfsactiviteiten

"functiemenging"

B2.1. Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met

behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is ge-bruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en be-drijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk rele-vante milieuaspecten van belang: - geluid; - geur; - stof; - gevaar (met name brand- en explosiegevaar). Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

B2.2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemen-ging"

Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" (SvB "functiemenging") is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). De SvB "functiemenging" wordt gehanteerd in gebieden waar bedrij-ven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of an-dere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in der-gelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor derge-lijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB "functiemenging") bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria. Functiemengingsgebieden In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB "functiemenging" toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan: - stadscentra, dorpskernen en winkelcentra; - horecaconcentratiegebieden; - zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen; - (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwe-zig of gewenst is de SvB "functiemenging" worden toegepast.

Page 93: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 2 2

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Kenmerken van de activiteiten De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om: - kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid; - bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs al-

leen in de dagperiode plaatsvindt; - activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB "functiemenging". Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast: - In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de

Staat. In de SvB "functiemenging" zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan1). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien no-dig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan gere-geld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet voorkomen maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij, bouwinstallatie en elektrotechnische installatie.

- In de SvB "functiemenging" is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan bleek het onder-scheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmer-ken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.

Categorie-indeling

Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van ge-bieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemen-gingsgebieden. De SvB "functiemenging" hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met spe-cifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet. In de SvB "func-tiemenging" zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrek-kende werking (zoals aangegeven onder het kopje "Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsac-tiviteiten met behulp van milieuzonering") in de categorisering opgenomen. Categorie A

Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afge-scheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voorname-lijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende wer-king een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

1) De voorbeeldstaat "functiemenging" van de VNG-publicatie omvat alle denkbare hinderlijke functies, waaronder,

naast bedrijven, ook horeca, kantoren, en dienstverlening.

Page 94: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 2 3

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

B2.3. Flexibiliteit De SvB "functiemenging" blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB "functie-menging" is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burge-meester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een ontheffing kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB "functiemenging" is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet worden aan-getoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk-wijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbe-treffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB "functiemenging" niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een onthef-fing kan toestaan. Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving verge-lijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Voor de concrete toetsing van een verzoek om ontheffing wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. SBI 93/SvB f okt. 2007

Page 95: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

Bijlage

3 Toelichting op de Staat van Horeca-

activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee sa-menhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactivi-teiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkhe-den om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabe-drijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: - geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; - (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/

parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimte-lijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: - indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; - onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; - uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het

algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het al-gemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de ba-siszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruik-bare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de ge-gevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante crite-ria: - de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke ope-

ningstijden1); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit hore-cabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;

- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoe-kers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn

geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts

1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het

functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.

Page 96: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 3 2

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwe-

lijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in ver-band met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;

1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restau-

rants, grotere hotels, McDrives e.d. 2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en

die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaat-baar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detail-handel en voorzieningen.

3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn ge-opend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke be-drijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdge-bonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende arti-kel van de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk be-drijf via een ontheffing één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat ontheffing tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting ge-lijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een ontheffing worden verleend.

Page 97: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Bijlage

4 Commentaarnota inspraak en overleg voorontwerpbestem-

mingsplan

Samenvatting overleg- en inspraakreacties voorontwerpbestemmingsplan Warande fase 1

INSPRAAKREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

1. Medezeggenschapsraad OBS de Tjotter, Buizerdweg 4, 8245 AA, Lelystad Indiener geeft aan dat de basisschool de Tjotter is ge-legen in de nabijgelegen Landstrekenwijk. Inspreker geeft aan dat de Tjotter nagenoeg aan de maximale capaciteit zit en dat de dependance gelegen in de Warande als tijdelijke opvang nog maar vier jaar be-staat. Indiener uit haar zorgen over een tweetal sce-nario's: ­ de ontwikkeling van nieuwe basisscholen en nieuw-

bouwwoningen geen gelijke tred lopen; ­ als er geen alternatieve locatie is voor de depen-

dance is de indiener verplicht deze 200 leerlingen in de al overvolle basisscholen te huisvesten, aan-gezien de dependance over vier jaar gesloten zal worden.

In het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP) is opge-nomen dat in 2009 een aantal noodlokalen worden ge-bouwd, vooruitlopend op het realiseren van de (eerste) permanente clustervoorziening Warande. De nieuwe leer-lingenprognoses, op te stellen aan de hand van de telda-tumgegevens van 1 oktober 2008 én de actuele woning-bouwplanning Warande zullen moeten uitwijzen om hoeveel noodlokalen het gaat en wanneer en waar deze noodlokalen er moeten staan. De voorbereiding voor de bouw van de Warande-noodloka-len en de eerste clustervoorziening (inclusief drie scholen met in totaal 26 lokalen, drie speellokalen en één of twee gymnastieklokalen is reeds gestart. De gemeente is zich bewust dat het eerste clustergebouw er tijdig moet staan, juist omdat Tjotter-buiten dan weg moet. Een tijdelijke leerlingenstroom Warande naar Land-strekenwijk moet voorkomen worden. Het gewenste beeld is dat door de bouw van de clusterschool Warande de druk op de scholen in de Landstrekenwijk af neemt. De gemeente adviseert dat op langere termijn ook een

Geen aanpassing.

Page 98: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 2

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

INSPRAAKREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

tweede clustervoorziening Warande te bouwen. Indiener wenst op de hoogte te worden gehouden en is bereid mee te denken over oplossingen.

Indiener zal op de hoogte worden gehouden van de verdere procedure.

Conclusie: de inspraakreactie leidt niet tot aanpassing.

2. Vogel- en Natuurwacht Zuid Flevoland, Lijzijde 25, 1316 VG Almere Indiener spreekt haar bezorgdheid uit over de aan-vliegroutes van de kiekendieven. De voorgestelde mi-tigerende maatregelen zijn volgens indiener niet af-doende. Het plaatsen van een wilgenscherm alleen is niet voldoende om de functionaliteit van de aanvlieg-routes duurzaam te waarborgen. Dit omdat er wordt uitgegaan van een open zone met een breedte van 500 m. Om invloed van randverstoring bij een derge-lijke kwetsbare breedte uit te sluiten, pleit zij voor en-kele voorwaarden, te weten: ­ een sloot aan de noordoostelijke zijde met een

breedte van minimaal 3 m met een aarden wal van 3 m;

­ geen ontsluitingsweg tussen woonwijk en het kie-kendievenfoerageergebied;

­ maatregelen opdat het terrein onder de aanvlieg-route niet toegankelijk is voor mensen;

­ indiener verzoekt gemeente deze maatregelen op te nemen naast of in plaats van het wilgenscherm en onderschrijft verder de maatregelen zoals om-schreven in paragraaf 4.6.

De maatregelen uit het MER (pagina 67) zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

De plantoelichting is aange-past.

Indiener is bereid tot het geven van een toelichting en verzoekt de gemeente een kopie te zenden van de schriftelijke reactie.

Van de schriftelijke reactie zal een afschrift worden gezon-den naar Baroniestraat 12, 1333 TK te Almere.

Geen aanpassing.

Conclusie: de inspraakreactie leidt tot aanpassing.

3. S. Boks en K.G. Luursema, Hollandse Hout 366, 8244 GR Lelystad Indiener stelt dat fase 1 niet voorziet in een school voor basisonderwijs. Gezien de huidige druk op het bestaande basisonderwijs (de Tjotter, de Schakel en de Tjalk) in de nabijheid van de nieuw te bouwen wij-ken fase 1 wordt verzocht een school in het plan op te

Zie reactie bij 1. Geen aanpassing.

Page 99: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 3

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

INSPRAAKREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

nemen. Daarmee samenhangend verzoekt de indiener reke-ning te houden met het feit dat nieuwbouwwijken vaak jonge gezinnen trekt en dat daarom een school in het plan opgenomen dient te worden. Volgens indiener kan op die wijze goed onderwijs in en rond de Warande worden gegarandeerd. De indiener vraagt aan de gemeente een kinderboer-derij met educatief recreatief karakter te overwegen. Volgens de indiener biedt de nieuwbouw in de Wa-rande de gemeente Lelystad een kans om naast wonen ook een nieuw educatief recreatief centrum in te rich-ten.

Binnen de bestemming "Bos" zijn dagrecreatieve voorzie-ningen toegestaan. Hieronder valt dus ook een kinderboer-derij, dit is in de plantoelichting verduidelijkt.

Geen aanpassing.

Conclusie: de inspraakreactie leidt niet tot aanpassing.

4. SBH Architecten + Adviseurs, namens stichting De Reeve, stichting Triade en stichting Rentray, Jaarbinnensingel 1, Postbus 471, 6800 AL Arnhem

Het voorontwerpbestemmingsplan is niet in overeen-stemming met het gevoerde overleg tussen gemeente, Stichting de Reeve, Stichting Triade en Stichting Ren-tray. Verzocht wordt het voorontwerp zodanig aan te passen dat de beoogde bouwplannen gerealiseerd kunnen worden.

Het voorontwerpbestemmingsplan sluit niet aan op de plannen van de stichting de Reeve en Rentray. De plan-kaart zal worden aangepast, zodanig dat de bouwplannen gerealiseerd kunnen worden. De hoofdstructuur van het Ontwikkelingsplan Warande (fietsroute, watersysteem, parkbossen, bebouwing) is hierbij leidend.

De plankaart is aangepast.

Conclusie: De inspraakreactie leidt tot aanpassing.

5. Kinderopvang De Boefjes, Mw. A. Boef, Hollandse Hout 223, 8244 GJ Lelystad

Indiener vraagt zich af welke maatschappelijke bedrij-ven zich waar gaan vestigen. Indiener is namelijk al enige tijd in gesprek om een kinderdagverblijf te reali-seren in Lelystad. Indiener heeft zich reeds aangemeld om een kinderdagverblijf te kunnen realiseren bij de basisschool aan de Buizerdweg, maar staat open voor eventuele vrije kavels om een zelfstandige organisatie op te kunnen richten. Indiener verneemt graag wat de mogelijkheden zijn voor haar binnen Warande.

De gemeente is bezig met het invullen van de eerste MFA (marktplaats voor de buurt) in Warande. Hierin zal onder andere basisonderwijs en kinderopvang gehuisvest worden. Binnenkort zullen geïnteresseerde aanbieders bericht ont-vangen over deze MFA. Ook de indiener krijgt de mogelijk-heid om een plan voor dit project in te dienen. Een kinderdagverblijf valt binnen maatschappelijke voor-zieningen. In het gebied Warande fase 1 zijn deze voorzie-ningen opgenomen binnen de bestemming Gemengd-1 en Gemengd-2 en daarnaast is deze functie ook mogelijk bin-nen Centrum-1 en -2.

Geen aanpassing.

Conclusie: de inspraakreactie leidt niet tot aanpassing.

Page 100: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 4

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

1. Provincie Flevoland, afdeling Ruimte, Wonen en Natuur, Postbus 55, 8200 AB Lelystad

Provinciaal beleid Verzocht wordt het relevante beleidskader uit het Om-gevingsplan op te nemen in paragraaf 4.1 (pagina 31) van de toelichting.

Een samenvatting van het Omgevingsplan is opgenomen in bijlage 1.2. In paragraaf 4.1 zijn de beleidspunten per thema verwerkt, waarin tevens beleidsuitgangspunten van het Omgevingsplan zijn opgenomen.

De plantoelichting is aange-past.

Op pagina 47 wordt verwezen naar de Beleidsregel Watertoets Flevoland (2005). Deze beleidsregel is door Gedeputeerde Staten op 17 juni 2008 ingetrokken.

De beleidsregel Watertoets Flevoland (2005) is wegge-haald.

De plantoelichting is aange-past.

Geluid De geluidszone op de plankaart is niet de geldende vastgestelde geluidszone (zoals op pagina 41 toelich-ting wordt gesteld), maar de nieuwe geluidszone uit het ontwerpbestemmingsplan Geluidszone Noorder-sluis 2008. De genoemde geluidszone is in de toelichting ook niet juist. Indien de nieuwe geluidszone niet is vastgesteld voordat het bestemmingsplan Warande wordt vastge-steld, moet van de geldende geluidszone worden uit-gegaan.

De opmerking is niet correct. De geldende geluidszone-grens is in het bestemmingsplan Warande opgenomen. Een nieuwe geluidszone, die overigens veel gunstiger voor het nieuwe woongebied uit zal komen, is nog niet in werking getreden.

Geen aanpassing.

Op pagina 40 wordt aangegeven dat er maatregelen moeten worden getroffen om de geluidsbelasting van het railverkeer te reduceren, maar niet is aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen.

Voor de te treffen maatregelen wordt verwezen naar het akoestisch rapport M+P: Akoestisch onderzoek geluidsbe-lasting vanwege railverkeer, december 2007. Deze zijn daarin opgenomen.

Geen aanpassing.

Luchtkwaliteit In het NSL zijn de luchtkwaliteitseffecten van het plan niet voldoende beschreven. Daarom blijft het noodza-kelijk om een gedegen luchtkwaliteitberekening op te nemen in het bestemmingsplan. Uit het MER Woning-bouwlocatie Warande kan hiervoor relevante informa-tie worden gehaald.

Een geactualiseerde paragraaf over de luchtkwaliteit is alsnog opgenomen.

De plantoelichting is aange-past.

Externe veiligheid

Uit de toelichting blijkt niet of gewerkt is met de nieuwe afstanden voor lpg-installaties of nog met de oude afstanden vanuit Bevi.

In de oorspronkelijke toelichting is gewerkt met de oude afstanden. Deze afstanden zijn aangepast naar de Regeling externe veiligheid inrichtingen 2007.

De plantoelichting is aange-past.

Ter hoogte van de biomassacentrale aan de Larser-dreef is een gasleiding aanwezig. Indien deze leiding relevant is voor het bestemmingsplan dient deze ook te worden meegenomen in het verdere MER-traject.

Deze gasleiding was reeds opgenomen op de plankaart, in de regels en in toelichting van het bestemmingsplan.

Geen aanpassing.

Page 101: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 5

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

Bij de verantwoording van het GR dienen alle rele-vante externe veiligheidsonderdelen te worden mee-genomen en dient waar nodig een risicoanalyse te worden uitgevoerd. De provincie raadt aan de brand-weer hier ook vroegtijdig bij te betrekken.

Zie reactie bij VROM. Geen aanpassing.

In toelichting ontbreekt informatie over obstakelvrije zone luchthaven.

Voor de Warande gelden hoogtebeperkingen als gevolg van de aanvliegroutes van het vliegveld. De minimale beperking bedraagt 45 m in het zuidoostelijk deel van Warande, tot een maximumbeperking van 145 m in het noordwestelijk deel. Het bestemmingsplan maakt geen bouwwerken mo-gelijk van die hoogten. De hoogtebeperkingen vormen daarmee geen beperking voor de ontwikkeling volgens het bestemmingsplan. Deze informatie is opgenomen in de toe-lichting in hoofdstuk 4.4.5.

De plantoelichting is aange-past.

Natuur Bij brief van 23 mei 2008 is aangegeven dat voor bouwrijp maken van deelplan 1 van deelgebied 1 sig-nificant negatieve effecten zijn uitgesloten en nega-tieve effecten voldoende kunnen worden gemitigeerd. Voor het bouwrijp maken van de rest van fase 1 heeft deze beoordeling nog niet plaatsgevonden. Een proce-dure in het kader van artikel 19j Nb-wet is ook nog niet doorlopen.

Middels de maatregelen (MER pagina 67) is het foerageer-gebied veiliggesteld. De op kaart (MER pagina 65) vastge-legde terreinen zijn gereserveerd als foerageergebied voor kiekendieven; dit betreft de benodigde 300 ha. Middels monitoring (MER pagina 125) wordt de populatieontwikke-ling en foerageergedrag van de kiekendieven gecontro-leerd. In 2008 heeft een eerste monitoring plaatsgevonden. Eventuele extra beschermingsmaatregelen zullen getroffen worden, indien een negatief effect gesignaleerd wordt.

Geen aanpassing.

Indiener verzoekt de drie aanvullende maatregelen met betrekking tot de aanvliegroutes van de kieken-dief uit het rapport van Altenburg en Wymenga uit 2006 in het bestemmingsplan op te nemen. Op pagina 55 van de toelichting wordt hier naar verwezen, maar de maatregelen zijn zelf nog niet opgenomen.

De maatregelen uit MER (pagina 67) zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

De plantoelichting is aange-past.

In de brief van 23 mei 2008 is tevens verzocht om voorafgaande aan ontwikkeling deelplan 2 inzicht te geven in de wijze waarop duurzame veiligstelling foe-rageergebied (ook ter vervanging van verlies deelplan 1 van fase 1) wordt geregeld. In de toelichting is hier niets over terug te vinden.

Middels de maatregelen (MER pagina 67) is het foerageer-gebied veiliggesteld. De op kaart (MER pagina 65) vastge-legde terreinen zijn gereserveerd als foerageergebied voor kiekendieven; dit betreft de benodigde 300 ha. Middels monitoring (MER pagina 125) wordt de populatieontwikke-ling en foerageergedrag van de kiekendieven gecontro-leerd. In 2008 heeft een eerste monitoring plaatsgevonden. Eventuele extra beschermingsmaatregelen zullen getroffen worden.

Geen aanpassing

Verzocht wordt in de toelichting in beeld te brengen welke beschermde soorten planten of dieren zich in het plangebied bevinden en waarom er wel of geen

Zie pagina 60 van de MER. Ontheffing voor rugstreeppad (Bufo calamita) is aangevraagd en verkregen. Voor de ove-rige soorten is een ontheffing of niet vereist of is het een te

Geen aanpassing.

Page 102: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 6

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is aangevraagd.

vroeg stadium om een ontheffing aan te vragen of te vroeg om een uitspraak te kunnen doen over populatieontwikke-ling of te vroeg om nieuw vestiging van soorten vast te kunnen stellen.

In het kader van de procedure ex artikel 19j Nb-wet wordt verzocht (ten minste) een inrichtingsplan voor de aanleg van het compensatiegebied voor de rug-streeppad te overleggen.

Artikel 19j Nb-wet regelt de bescherming van gebieden in het kader van de gebiedsbescherming Vogel- en Habitat-richtlijn. Een ontheffing is verkregen in het kader van ver-storing van de rugstreeppad en verplaatsing van het leef-gebied in het kader van artikel 75 Flora- en faunawet. De compensatie en onderzoek wordt dus geregeld in de Flora- en faunawet en niet in artikel 19j Nb-wet. Het overleggen van de tekeningen heeft overigens geen nut; de compensatiegebieden zijn al gerealiseerd en een monitoring voor de periode van vijf jaar is gestart.

Geen aanpassing.

Verzocht wordt alsnog een (separaat) onderzoek te doen naar de geschiktheid en het gebruik van het plangebied door vleermuizen.

Vermoedelijk bevinden zich dwergvleermuizen ter plaatse van de stationslocatie (MER pagina 60). Bij eventueel inge-bruikname van de stationslocatie zal onderzoek en eventu-eel ontheffing aangevraagd worden voor de aldaar geves-tigde populatie dwergvleermuizen.

Geen aanpassing.

Uit MER blijkt dat de kerkuil een vaste verblijfplaats heeft bij het spoorviaduct. Deze verblijfplaats is beschermd en mag niet zonder ontheffing op basis van de Flora- en faunawet worden aangetast.

Bij ontwikkeling van deze locatie zal hier een ontheffing voor aangevraagd worden, indien uit monitoring blijkt dat het een vaste verblijfplaats betreft.

Geen aanpassing.

Ten overvloede wordt erop gewezen dat voor de reali-satie van fase 2 het "nee, tenzij"-regime en de saldo-benadering in het Omgevingsplan Flevoland 2006 van toepassing is.

Hiervoor verwijzen we naar pagina 72 van het MER-rap-port.

Geen aanpassing.

In de toelichting (pagina 56) wordt aangegeven dat in het beheerplan Oostvaardersplassen een definitieve oplossing voor de foerageergebieden van de kiekendief gevonden moet worden. Deze oplossing dient echter ook voor de realisatie van fase 2 zeker te zijn gesteld.

In het beheerplan dient aangegeven te worden op welke wijze de instandhoudingsdoelen gehaald zullen worden. De beheerder heeft geen invloed op de omringende gebieden. De omringende gebieden zijn wettelijk verplicht de externe negatieve werking dusdanig te beperken in de huidige si-tuatie, zodat de huidige conceptinstandhoudingsdoelen re-delijkerwijs gehaald kunnen worden.

Geen aanpassing.

Regels In artikel 8.1 sub d is de grond ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" uitsluitend be-stemd voor de bescherming van archeologische waar-den. Op pagina 58 van de toelichting staat echter dat de locatie van het scheepswrak wordt beschermd door middel van een groenbestemming met een archeolo-

De toelichting is nu in overeenstemming gebracht met de planregels.

De plantoelichting is aange-past.

Page 103: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 7

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

gische dubbelbestemming. De provincie is van mening dat met het woord "uitsluitend" in de regels de be-scherming van de archeologische waarden voldoende zeker is gesteld. Tekst toelichting aanpassen aan re-gels. De omschrijving in artikel 8.2 sub c geeft de indruk van een limitatieve opsomming, terwijl dit wellicht niet bedoeld is. Verzocht wordt op te nemen dat er geen werkzaamheden mogen worden uitgevoerd die schade toebrengen aan de archeologische waarden (zoals bo-demverstorende werkzaamheden, ophoging en grond-waterspiegelveranderingen).

Artikel 8.2 sub c is aangepast. De planregels zijn aangepast.

In de artikelen 15.4, 16.4, 17.4 en 19.4 is een termijn van terinzageligging voorgeschreven van vier weken voor een ontwerpuitwerkingsplan. Verzocht wordt deze termijn, conform artikel 18.4, te stellen op zes weken.

De termijn van de terinzagelegging zal worden aangepast in de genoemde planregels.

De planregels zijn aangepast.

Conclusie: de overlegreactie leidt tot aanpassing.

2. VROM-Inspectie, Regio Noord West, Overheden Noord Holland, Postbus 1006, 2001 BA, Haarlem Met het oog op het beleidsvoornemen Airport Lelystad uit te breiden is het de vraag of dat geen invloed zal hebben op het GR.

De PR 10-6-contour is bepaald op basis van de PKB. De uit-breiding van het vliegveld maakt daarmee onderdeel uit van de contour. Deze contour valt niet over het plangebied. Het gebied waarvoor het GR verantwoord moet worden, ligt tussen de PR 10-6 en de PR 10-8-contour. Ook deze contour ligt niet over het plangebied. Een GR verantwoording is daarom niet noodzakelijk.

Geen aanpassing.

Voor de uitbreiding van Airport Lelystad is een MER-procedure opgestart. De hiervoor opgestelde startnoti-tie heeft ter inzage gelegen. Geadviseerd wordt de actuele stand van zaken van de MER-procedure op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan.

In het MER Warande is opgenomen dat voor de planvor-ming van Warande fase 2 hier wel rekening mee gehouden dient te worden. Voor Warande fase 2 zou in ieder geval de dan actuele stand van zaken worden opgenomen. Warande fase 1 is gelegen buiten het invloedsgebied voor het GR. Daarnaast leiden ook de hoogtebeperking niet tot knelpunten. De startnotitie biedt geen informatie die rele-vant is in het kader van het voorliggende bestemmings-plan.

Geen aanpassing.

Page 104: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 8

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

In de samenvatting van de MER is opgemerkt dat de toename van het GR bij lpg-station Ketelmeerstraat 220 zal worden verantwoord in het uitwerkingsplan voor het betreffende deelgebied van het bestem-mingsplan. De inspectie gaat ervan uit dat dan invul-ling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht .

Bij bebouwing in het uitwerkingsplan zal de toename van het GR verantwoord worden.

Geen aanpassing.

Op de Flevolijn vindt nog geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Na de totstandkoming van de Hanzelijn zal dit echter drastisch veranderen. In de toelichting wordt uitgegaan van onderzoek dat verricht is in 2001, terwijl de nog geldende Circulaire risiconormering ver-voer gevaarlijke stoffen dateert van 2004. De Inspec-tie vraagt zich af in hoeverre de onderzoeksresultaten nog actueel zijn.

Voor de verantwoording van het GR wordt verwezen naar bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt bij de voorbereiding van de Hanzelijn: Intentieafspraken Verstedelijking tot 2010 provincie Flevo-land In 2002 is het document "Intentieafspraken Verstedelijking tot 2010 provincie Flevoland" ondertekend door de minis-ters van VROM, LNV, V en W, EZ, Financiën en GSB, de provincie Flevoland, de gemeenten Almere en Lelystad. In deze intentieverklaring is een tweetal bestuurlijke afspra-ken gemaakt met betrekking tot het aspect Externe Veilig-heid langs de Hanzelijn: Afspraak 1: plaatsgebonden risico Langs het gehele tracé van de toekomstige Hanzelijn wordt een zone van 30 m langs het spoor in acht genomen waar-binnen geen bebouwing plaatsvindt. Afspraak 2: groepsrisico Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn mag geen belemmeringen veroorzaken ten aanzien van het GR voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Geen aanpassing.

Geadviseerd wordt om advies te vragen bij de brand-weer over de verantwoording van het GR bij het ver-voer over het spoor.

In het kader van de verantwoording van het GR is advies gevraagd aan de regionale brandweer. Verwezen wordt naar bijlage 5.

De plantoelichting is aange-past.

Geadviseerd wordt om de PR 10-6-contour van het ver-voer per spoor op te nemen op de plankaart.

De PR 10-6-contouren van de verschillende risicobronnen van het vervoer over de weg en het spoor worden niet op-genomen op de plankaart, omdat deze binnen de planpe-riode kunnen veranderen als gevolg van gewijzigde regel-geving of gewijzigde risicosituaties. In het bestemmings-plan is gewaarborgd dat binnen de PR 10-6-contouren van de relevante risicobronnen geen (beperkt)kwetsbare ob-jecten worden gerealiseerd.

Geen aanpassing

Page 105: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 9

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

Geadviseerd wordt om het ontwerp af te stemmen met het ontwerpbestemmingsplan Hanzelijn.

Ten aanzien van het GR geldt dat het Ministerie van Ver-keer en Waterstaat, op basis van de hiervoor genoemde intentieafspraken, heeft aangegeven dat zij voor de inge-bruikname van het Hanzelijn zodanige maatregelen treft dat de oriëntatiewaarde van het GR niet zal worden over-schreden. In 2012 (voor aanvang van het vervoer van ge-vaarlijke stoffen over de Hanzelijn) wordt door de ge-meente getoetst of deze maatregelen ook daadwerkelijk zijn getroffen en of daadwerkelijk geen sprake is van het overschrijden van de oriëntatiewaarde van het GR.

Geen aanpassing.

In paragraaf 4.4.3 van de toelichting wordt de conclu-sie getrokken dat geen overschrijding plaatsvindt van de grenswaarden zoals die gesteld zijn in het Blk 2005. In de toelichting is aangegeven dat de inmiddels vigerende Wlk geen gevolgen heeft voor de onder-zoeksresultaten. De inspectie verzoekt deze resultaten op te nemen in (een bijlage) het bestemmingsplan.

Een geactualiseerde paragraaf over de luchtkwaliteit is als-nog opgenomen.

De plantoelichting is aange-past.

Aangeven voor zover nodig en in hoeverre er (con-crete) compenserende maatregelen worden genomen op basis van Ministeriële regeling projectsaldering 2007 of op basis van als het Nationaal Samenwer-kingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) indien deze in werking treedt.

Aangezien in alle onderzochte situaties wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof, zijn geen compenserende maatregelen noodzakelijk

Geen aanpassing.

Conclusie: de overlegreactie leidt tot aanpassing.

3. ProRail, Infraprojecten GJZ, Postbus 2038, 3500 GA, Utrecht Indiener vindt het goed dat aandacht wordt geschon-ken aan een nieuw station, maar geeft aan dat daar een aantal aspecten bij komen kijken die tot nu toe niet goed kunnen worden overzien. - Zijn er genoeg gebruikers om het station daadwer-

kelijk op te nemen in de dienstregeling? - Is in dat geval de stedenbouwkundige situatie van

Warande voldoende gericht op het toekomstige station?

- Is de capaciteit van de spoorlijn voldoende om ter plaatse een station te openen nu er in het kader van de vervoercorridor Schiphol-Amsterdam-Al-mere-Lelystad sprake is van intensivering van de spoorlijn?

Deze overlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen. Geen aanpassing.

Page 106: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 10

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

Moet een nieuw extra station wellicht direct 4-spo-rig worden?

In het kader van dit vooroverleg is het nu nog niet mogelijk deze vragen te beantwoorden. Fase 1 speelt zich op wat grotere afstand af. Dit geeft tijd om naar de bovengenoemde vragen te kijken en daar wellicht nog in de planopzet op te reageren. Aangezien de toelichting het gehele gebied Warande beslaat, wordt verzocht de geluidssituatie rond het spoor concreter te maken.

In het akoestisch rapport van M+P: Akoestisch onderzoek geluidsbelasting vanwege railverkeer, december 2007 is de geluidsbelasting ten gevolge van spoorweglawaai in het ge-hele plangebied inzichtelijk gemaakt. In bijlage A van het akoestisch onderzoek is in figuur 3 de ligging van de ont-vangerpunten weergegeven. Hieruit blijkt dat voor het ge-hele plangebied in een zone rond het spoor akoestisch on-derzoek is verricht.

Geen aanpassing.

De uitgangspunten van het akoestisch onderzoek zijn niet duidelijk, omdat het in de toelichting op pagina 40 genoemde rapport van M+P december 2007 niet is bijgevoegd. Verzocht wordt dit alsnog te doen en te-vens concreter te zijn voor wat betreft de maatregelen en het verlenen van de hogere waarden spoorweg-lawaai in het bestemmingsplan, waarbij het onder an-dere gaat om het woongebied en het centrumgebied.

Het akoestisch rapport van M+P: Akoestisch onderzoek geluidsbelasting vanwege railverkeer, december 2007 zal ter beschikking worden gesteld.

Geen aanpassing.

Ten aanzien van het woongebied geeft indiener aan dat de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 55 dB in woongebieden wordt overschreden. In-diener merkt op dat de hogere waarden door burge-meester en wethouders van Lelystad vastgesteld die-nen te worden.

De gemeente Lelystad heeft in januari 2008 een ontwerp-besluit hogere waarden voor het hele plangebied opgesteld. Deze hogere waarden dienen in het kader van het ontwerp-bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders te worden vastgesteld.

Geen aanpassing.

Ten aanzien van het centrumgebied woongebied geeft indiener aan dat de overschrijding van de voorkeurs-grenswaarde van 61 dB in centrumgebieden wordt overschreden. Indiener merkt op dat de hogere waar-den door burgemeester en wethouders van Lelystad vastgesteld dienen te worden.

De gemeente Lelystad heeft in januari 2008 een ontwerp-besluit hogere waarden voor het hele plangebied opgesteld. Deze hogere waarden dienen in het kader van het ontwerp-bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders te worden vastgesteld.

Geen aanpassing.

Voor het centrumgebied dienen nog nadere maat-regelen te worden getroffen ter reductie van de ge-meentelijke (uiterste) grenswaarde van 61 dB. Uit het voorontwerp blijkt niet op welke wijze hierin wordt voorzien. Indiener wil graag vernemen hoe de nadere maatregelen zijn ingevuld.

In het akoestisch onderzoek van M+P is de geluidsbelasting ten gevolge van spoorweglawaai in het gehele plangebied inzichtelijk gemaakt. Op enkele punten overschrijdt de ge-luidsbelasting de gemeentelijke uiterste grenswaarde van 61 dB. In het genoemde rapport zijn maatregelen beschre-ven, waardoor de geluidsbelasting gereduceerd wordt en de

Geen aanpassing.

Page 107: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 11

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

uiterste grenswaarde niet overschreden worden. Externe veiligheid, vervoer op het spoor Over de spoorweg vindt in de toekomst vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. - Indiener verzoekt daarin aan te sluiten bij hetgeen

in Tracébesluit Hanzelijn 2003 is gesteld ten aan-zien van vervoer van gevaarlijk stoffen.

- Voor het PR geldt een bebouwingsvrije contour van 30 m uit het hart van de spoorlijn. Deze dient aan-gehouden te worden en dit dient ook in de toelich-ting en plankaart te worden opgenomen.

- Dit voorkomt opmerkingen als in de toelichting op pagina 46 waarin staat vermeld dat indien dichter bij het spoor wordt gebouwd er aanvullende bere-keningen worden uitgevoerd.

Zie reactie bij VROM. De gevolgen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn zijn bekend. In het bestemmingsplan is in de planregels een bepaling opgenomen die belet dat binnen een afstand van 30 m uit het hart van de spoorlijn kan worden gebouwd.

Geen aanpassing. Geen aanpassing.

Ten aanzien van het GR acht indiener de opmerkingen op pagina 46 van de toelichting erg vaag. Naar haar mening sluit de toelichting niet aan op de gestelde ei-sen voor de afwegingen uit de Circulaire risiconorme-ring vervoer gevaarlijke stoffen van augustus 2004. Indiener verzoekt daarin alsnog te voorzien.

Zie reactie bij VROM.

Geen aanpassing.

Tevens wordt verwezen naar de zienswijze van de in-diener van 22 juli 2008 met kenmerk het GJ21489-52120724576 op het bestemmingsplan Hanzelijn waarin de indiener uitgebreid is ingegaan op het as-pect externe veiligheid en de vertaling van de ge-meente daarvan.

Deze overlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen. Geen aanpassing.

Conclusie: De overlegreactie leidt niet tot aanpassing.

4. NV Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA, Groningen Het voorontwerpbestemmingsplan is getoetst aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van VROM. Op grond van deze toetsing is de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de lei-dingen valt en dat daardoor de leidingen geen invloed hebben op de verdere planvorming.

Deze mededeling wordt ter kennisgeving aangenomen.

Geen aanpassing.

Conclusie: de overlegreactie leidt niet tot aanpassing.

Page 108: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 12

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

5. NS Reizigers, Bedrijfs- en Productontwikkeling, Hoofdgebouw IV, kamer 17.k.33, Postbus 2025, 3500 HA Utrecht In het kader van overleg ex artikel 3.1.1 Bro ziet NS-Reizigers geen aanleiding tot het maken van opmer-kingen en dankt zij de gemeente voor het op de hoogte houden van voor de NS ruimtelijk relevante plannen binnen de gemeente.

Deze mededeling wordt ter kennisgeving aangenomen.

Geen aanpassing.

Conclusie: De overlegreactie leidt niet tot aanpassing.

6. Waterschap Zuiderzeeland, de heer C.H. van Dam, Postbus 229, 8200 AE Lelystad Algemeen Indiener geeft aan dat in het voorliggende vooront-werpbestemmingsplan fase 1 de nieuwe inzichten over de inrichting van het watersysteem ten opzichte van die uit de waterparagraaf 2005 nog niet verwerkt zijn. Daarbij doelt indiener op het in te stellen peil en de benodigde waterberging.

De opzet van het nieuwe watersysteem is thans verwerkt in de waterparagraaf, hierbij is ook het juiste in te stellen peil vermeld, alsmede de benodigde waterberging.

De plantoelichting is aange-past.

Peil Geadviseerd wordt om een hoger minimumpeil van NAP -5,5 m aan te houden, in plaats van het in het voorontwerp genoemde minimumpeil van NAP -5,7 m. Zo wordt opbarsten van de waterbodem (opbressen) voorkomen (Geo Delft; advies bouwrijp maken De Warande, deelplan 1) en komt het beoogde peil te lig-gen tussen NAP -5,2 m en -5,5 m. Met dit flexibele peil van 0,3 m kan het goede water zo lang mogelijk in het plangebied worden vast gehouden.

De nieuwe inzichten met betrekking tot waterpeilen en waterberging in Warande zijn nu in de toelichting van het bestemmingsplan verwerkt. Het te hanteren peil wordt NAP -5,2 m tot NAP -5,5 m met een maximale diepte voor de watergangen van NAP -6,75 m.

De plantoelichting is aange-past.

Inrichting en beheer van de watergangen Geadviseerd wordt om vast te houden aan het uit-gangspunt dat de oevers een natuurvriendelijke in-richting dienen te krijgen met taluds variërend van 1:4 tot 1:8. Hierbij is het van belang dat 50-75% van het natte profiel een voldoende begroeid areaal onderge-doken vegetatie kan krijgen. Met deze uitgangspunten kan een volwaardige oever- en onderwatervegetatie ontstaan. Verder wordt aangegeven dat de indiener voor het be-heer van de watergangen 5 m naast de watergangen nodig heeft om machinaal onderhoud te kunnen ple-gen. Deze ruimte is mede afhankelijk van de steilte

De informatie over werkruimte voor het (ecologische) be-heer kan achterwege blijven aangezien ruimte voor een brede helling is opgenomen in het bestemmingsplan.

Geen aanpassing.

Page 109: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 13

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

van het talud. Wanneer deze namelijk flauwer of gelijk is aan 1:5 dan is voor de begaanbaarheid geen extra ruimte nodig. Bodemdiepte/aanvullende maatregelen Geadviseerd wordt om de waterbodem van de grach-ten aan te leggen op NAP -6,75 m in plaats van NAP -7 m om het opbressen van de waterbodem tegen te gaan. Voor de vijvers wordt een minimale waterdiepte van 1,5 m geadviseerd met het oog op een goed ecolo-gisch functioneren.

Het advies van het Waterschap wordt opgevolgd; waterbo-dem op maximaal NAP -6,75 m diepte. Voor vijvers wordt een minimale diepte van 1,5 m aange-houden, bij een bodem op NAP -7 m. Het voorstel was om op plaatsen waar problemen zouden kunnen ontstaan maatregelen nemen. Door het voorstel van het Waterschap te volgen, lijken die maatregelen niet meer nodig. Hoewel in het vervolg van de overlegreactie toch wordt gewezen op het feit dat tegen opbressen moge-lijk maatregelen moeten worden genomen.

De plantoelichting is aange-past.

Geadviseerd wordt om onderzoek uit te voeren naar de bodemopbouw en de benodigde maatregelen uit te laten voeren. Dit voor de locaties waar ondanks de peilinstellingen en aan te houden waterdiepte, gevaar voor opbressen of wegzijging dreigt.

Het voorgestelde onderzoek naar de bodemopbouw is uit-gevoerd. Op basis daarvan zijn maatregelen genoemd. In-dien nodig kan dit (aanvullend) onderzoek plaatsvinden. Hierover zal eventueel overleg met het Waterschap nodig zijn.

Geen aanpassing.

Waterberging De uitgangspunten voor de waterberging zijn niet meer conform het uitgangspunt van het Omgevings-plan Flevoland. Uitgangspunten in dit plan zijn de af-voer uit het stedelijke gebied van 1,5 l/s/ha eens per 100 jaar (in de waterparagraaf staat 1,5 l/s/ha eens per jaar) en het belang van dat er geen groter water-oppervlak wordt aangelegd dan waterhuishoudkundig noodzakelijk. Geadviseerd wordt om een nieuwe berekening uit voeren voor de benodigde waterberging. Voor het be-palen van de uitgangspunten denkt indiener graag mee.

Een overschrijding van een afvoer eens per 100 jaar vraagt om een grotere bergingscapaciteit dan als dit eens per jaar mag gebeuren. Hier stelt het Waterschap voor om nadere berekeningen te laten uitvoeren. De gemeente stelt voor dit voorstel over te nemen en in overleg met het Waterschap de uitgangspunten te bepalen.

Geen aanpassing

Aanvoer van water Geadviseerd wordt om met de gemeente de voors en tegens van verschillende aanvoermogelijkheden op-nieuw te bezien. Mogelijkheden zijn vanuit het Boven-water of vanuit de Lage Vaart.

De gemeente kan zich vooralsnog niet vinden in het voor-stel van het Waterschap om de aanvoer van water voor Warande (tijdelijk) uit de Lage (Dwars) Vaart te halen. De kwaliteit laat nog te wensen over. Er bevinden zich naast veel nutriënten ook veel chloriden in. Met name de chlori-den zal, ook na de aanvoer van elders, nog lange tijd zijn invloed laten gelden. Daarom is het goed om ook op dit

Geen aanpassing.

Page 110: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 14

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

punt met het Waterschap te overleggen en via de voors en tegens een definitieve keuze te maken. De gemeente wil in elk geval de aanvoer vanuit het Bovenwater niet loslaten. De problematiek van de blauwalg in het Bovenwater kan mogelijk óf opgelost óf omzeild worden. De mogelijke keu-zes in alternatieven zijn onderwerp van nader onderzoek en zullen besproken worden met het Waterschap.

Watersysteem en fasering In figuur 9 is het watersysteem voor het gehele plan aangegeven. Op grond van Warande 1 adviseert indie-ner het volgende. - De dubbele watergang in het midden van het plan

en direct ten zuiden van het doorstroomgemaal is op de plankaart niet opgenomen. Mogelijk ontstaat door het achterwege laten te weinig waterberging in het watersysteem. Anderzijds kan deze water-gang een probleem vormen voor de waterkwaliteit.

Het voorstel van de indiener is om in overleg te be-zien of deze watergang nodig is.

Door de voorgestelde waterbergingsberekening uit te voe-ren kunnen gemaakte keuzes opnieuw beoordeeld worden en zo tot een beter watersysteem leiden. Met name het potentiële probleem voor de waterkwaliteit van de dubbele watergang kan in dit verband worden onderzocht en be-sproken met het Waterschap. De dubbele watergang afkomstig uit het Ontwikkelingsplan wordt niet uitgevoerd in verband met de potentiële water-kwaliteitsproblemen.

Geen aanpassing.

- Voor de waterkwaliteit dienen de doodlopende wa-tergangen in de Waterkop te worden voorkomen. Deze watergangen zijn niet in het plangebied gele-gen van Warande fase 1, maar de benodigde aan-passing van de watergangen heeft mogelijk gevol-gen voor het deel van de Waterkop dat wel in Wa-rande fase 1 ligt. Indiener stelt voor om een door-stroombaar watersysteem in de Waterkop aan te leggen en te bezien of het watersysteem van fase 1 daarvoor moet worden aangepast.

De waterkop wordt mogelijk anders uitgevoerd dan op deze tekening is te zien. De Waterkop zal waterstaatkundig ge-koppeld worden aan het regime van de Lage Dwarsvaart.

Geen aanpassing.

- De Torenvalktocht krijgt een verhoogd peil van NAP -5,6 m dat losstaat van het overige peilgebied. Het is indiener niet duidelijk of een aansluiting is bedoeld op de bermsloot van de Larserringweg, dan wel op het NAP -6,2 m peil van het water van de Landstrekenwijk. Ook is het niet duidelijk hoe de afvoer naar de Lage Vaart plaatsvindt.

Indiener verzoekt daarover overleg te hebben met de gemeente.

In praktische zin vraagt zij aandacht voor het ver-wijderen van eventueel aanwezige bagger in de

De kaart is mogelijk niet duidelijk ter aanzien van de To-renvalktocht. Een verhoogd peil zal toch ook in een peilbe-sluit moeten worden verwerkt. De gemeente stelt voor om het voorstel van het Waterschap te volgen en een geza-menlijk overleg te plannen over dit onderwerp.

Geen aanpassing.

Page 111: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 15

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

huidige Torenvalktocht. - Door het opknippen van het totale plangebied Wa-

rande ontstaan een groot aantal dode einden aan de watergangen. Indiener verzoekt hiervoor een oplossing te vinden. Graag denkt indiener hier over mee.

Het Waterschap vraag terecht aandacht voor de tijdelijke dode armen die ontstaan als slechts een deel (fase 1) wordt uitgevoerd. Hier zal de gemeente in de uitvoeringsfase (het ontwerp van de woonwijk en bijvoorbeeld riolering) aan-dacht aan moeten geven. Ook dit is een punt dat in geza-menlijk overleg met het Waterschap verder kan worden uitgewerkt.

Geen aanpassing.

- Indiener gaat ervan uit dat de functie van het ge-bied dat niet tot fase 1 behoort nog ongewijzigd blijft. Voor de bestaande functie dient de water-huishouding van dat gebied ongewijzigd te blijven. Voor het opstellen van het peilbesluit zal dit onder andere een belangrijk aandachtspunt zijn.

Ook de situatie tijdens fase 1 in het overige deel van Wa-rande verdient aandacht. Er mogen ook hier onder andere geen dode einden ontstaan.

Geen aanpassing.

- Dwars door het gebied loopt de spoorlijn met eigen bermsloten en een eigen peil. Indiener vraagt ge-meente aandacht te schenken voor de kruising van deze bermsloten met het nieuwe watersysteem van de Warande. Een overleg met de NS is daarbij van belang.

Voor wat betreft de watergangen langs de spoorlijn is overleg met NS/ProRail noodzakelijk.

Geen aanpassing.

Stuwen - Geadviseerd wordt om beweegbare stuwen in

plaats van vaste stuwen aan te leggen. Dit om het watersysteem optimaal te late functioneren en om te kunnen anticiperen op extreme omstandighe-den.

Deze opmerking van het Waterschap is terecht. Er wordt een flexibel peilbeheer nagestreefd, met onder andere zo-mer en winterpeil. Dit is alleen te realiseren met beweeg-bare stuwen.

De plantoelichting is aange-past.

Conclusie: de overlegreactie leidt tot aanpassing. 7. Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoand, Het Ravelijn 1, 8233 BR Lelystad Om de groei van Lelystad Airport mogelijk te maken, acht zij het van belang dat er een aftakking komt van het spoor richting Lelystad Airport. Graag ziet de in-diener dit terug in de uitwerking van fase 2.

Een tweede aftakking van het spoor is geen onderdeel van deze procedure en daarmee niet ontvankelijk. De overleg-reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Geen aanpassing.

Voor wat betreft de ontsluiting van de wijk wordt in de toelichting aangegeven dat de druk op de Larserdreef na realisatie van het gehele plan groot zal zijn. Vol-gens de indiener is het creëren van afslag Lelystad- Zuid onmisbaar als fase 2 wordt uitwerkt. Deze ont-wikkeling wordt graag teruggezien in de uitwerking van fase 2.

Daar wordt rekening mee gehouden, Warande fase 1 belet eventuele aansluiting Lelystad Zuid op A6 niet, maakt geen deel uit van de procedure. De overlegreactie wordt ter ken-nisgeving aangenomen.

Geen aanpassing.

Page 112: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 16

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

Regels Het in artikel 14.5 opgenomen verbod om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken voor aan-huis-ge-bonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige acti-viteiten acht zij niet ruimtelijk relevant. De indiener stelt voor dit toe te staan, mits dit gebeurt binnen de gestelde grenzen. Vanuit het oogpunt van uitstraling, overlast en verkeersaantrekkende werking is volgens de indiener geen verschil tussen beide typen bedrijvig-heid. De indiener verzoekt dan ook deze toe te staan tot een maximale omvang van 100 m² in artikel 14.5.1.

In dit bestemmingsplan is de standaard beleidsregel aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten opgenomen, die ook in een aantal recente her-zieningen van bestemmingsplannen is toegepast. In ver-band met een uniforme uitvoering van deze regeling in Le-lystad is de regeling niet aangepast. Hiermee wordt voorkomen dat er zelfstandige bedrijvigheid ontstaat die geen binding heeft met het woongebruik van het perceel. Met andere woorden: kavelsplitsing en "losse" bedrijfjes in een woonwijk wordt zo voorkomen.

Geen aanpassing.

Met betrekking tot de buurtvoorzieningen in artikel 15, verzoekt de indiener toe te voegen dat detailhandel niet is toegestaan of zoals horeca ondergeschikt dient te zijn aan de hoofdfunctie met een maximaal aantal vierkante meters.

Detailhandel is niet toegestaan. Het betreft immers maat-schappelijke voorzieningen. Detailhandel behoort hier niet toe en staat ook niet vernoemt als behorende tot.

Geen aanpassing.

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten ontbreekt een ves-tigingsmogelijkheid voor ondernemers in de ambulante handel als plek om hun bedrijf te huisvesten. De indie-ner verzoekt om ambulante handel op te nemen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

De vestigingslocatie van ambulante handel valt onder een reguliere bedrijfsbestemming (opslag goederen) of een beroep-aan-huis (afhankelijk van het gebruik van de goe-deren van de handelaar). Ambulante handel hoeft derhalve niet te worden opgenomen in de Staat van Bedrijfsactivi-teiten. Daarnaast is het voornemen van de gemeente om een spe-cifiek standplaatsenbeleid te formuleren voor de hele stad.

Geen aanpassing.

Conclusie: de overlegreactie leidt niet tot aanpassing.

8. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Directie Regionale Zaken, Vestiging West, Postbus 19143, 3501 DC Utrecht Indiener verzoekt de drie aanvullende maatregelen met betrekking tot de aanvliegroutes van de kieken-dief uit het rapport van Altenburg en Wymenga uit 2006 in het bestemmingsplan op te nemen. Op blad-zijde 55 van de toelichting wordt hier naar verwezen, maar de maatregelen zijn zelf nog niet opgenomen.

De maatregelen uit MER (pagina 67) zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

De plantoelichting is aange-past.

Het op 4 september 2008 in Provinciale Staten aange-nomen voorstel voor de verordening over het Oost-vaarderwold biedt wel een integrale oplossing voor de compensatie van foerageergebieden van de kiekendief. Verzocht wordt deze oplossing in het bestemmingsplan op te nemen, zodat voor de volgende fase van Wa-

Het Oostvaarderswold biedt niet zonder meer een oplossing voor de huidige, in Warande foeragerende, broedparen kie-kendieven uit de Oostvaardersplassen. De afstand tussen het broed- en het foerageergebied wordt te groot. Er zijn andere, dichterbijgelegen, landbouwgronden die meer als foerageergebied in aanmerking komen. Dit zal in het be-

Geen aanpassing.

Page 113: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 17

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

rande het bestemmingsplan in dit opzicht duidelijkheid biedt.

heerplan Oostvaardersplassen tot uitdrukking moeten ko-men.

Uit het MER blijkt dat er bij de realisatie van 8.320 woningen sprake is van negatieve effecten voor de EHS. LNV verzoekt de gemeente het "nee, tenzij re-gime" en de saldobenadering zoals opgenomen in het Omgevingsplan Flevoland 2006 op te nemen en uit te werken.

Zie de ecologische maatregelen voor effecten op de EHS op de pagina's 71 en 72 van de MER.

Geen aanpassing.

Verzocht wordt in de toelichting in beeld te brengen welke beschermde soorten planten of dieren zich in het plangebied bevinden en waarom er wel of geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is aangevraagd.

Zie pagina 60 van de MER. Ontheffing voor rugstreeppad (Bufo calamita) is aangevraagd en verkregen. Voor de ove-rige soorten is een ontheffing of niet vereist of is het een te vroeg stadium om een ontheffing aan te vragen of te vroeg om een uitspraak te kunnen doen over populatieontwikke-ling of te vroeg om nieuw vestiging van soorten vast te kunnen stellen.

Geen aanpassing.

De indiener wijst erop dat de artikel 19j Nb-wet proce-dure nog niet is doorlopen voor het bestemmingsplan. Hierbij gaat het onder meer om de inrichting van het compensatiegebied voor de rugstreeppad en om on-derzoek naar het voorkomen van en maatregelen voor de bever, ringslang, vleermuizen en de kerkuil.

Artikel 19j Nb-wet regelt de bescherming van gebieden in het kader van de gebiedsbescherming Vogel- en Habitat-richtlijn. Een ontheffing is verkregen in het kader van ver-storing van de rugstreeppad en verplaatsing van het leef-gebied in het kader van artikel 75 Flora- en faunawet. De compensatie en onderzoek wordt dus geregeld in de Flora- en faunawet en niet in artikel 19j Nb-wet. De compensatiegebieden ten behoeve van de rugstreeppad zijn al gerealiseerd en een monitoring voor de periode van vijf jaar is gestart. Middels monitoring van het gebied zal nagegaan worden of de stationslocatie een vaste verblijf-plaats is voor dwergvleermuizen en kerkuil. Indien nodig zal te zijner tijd een ontheffing aangevraagd worden.

Geen aanpassing.

Conclusie: de overlegreactie leidt tot aanpassing. 9. Brandweer Ondanks de doorsteken wordt gevreesd dat er knel-punten zullen gaan ontstaan in de bereikbaarheid voor de brandweer. De ontwerpmaten (lanen) zijn krap, het is een groot gebied en de aanrijdtijd (binnen 8 minu-ten na melding aanwezig) zal voor delen van Warande onder druk staan. In hoeverre rekening is gehouden met de handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid en de uit-

Het stedenbouwkundig plan voor deelplan 1 voldoet aan de eisen met betrekking tot bochtstralen, wegprofielen en der-gelijke. Het stedenbouwkundig ontwerp voor deelgebied 1 is in 2007 besproken met de brandweer. De opmerkingen met betrekking tot de profielbreedten zijn daarna verwerkt. Op 23 oktober 2008 is het stedenbouwkundig plan voor deelplan 1 en de diverse wegprofielen voor het eerste deel-

Geen aanpassing.

Page 114: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 4 18

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

OVERLEGREACTIE BEANTWOORDING GEVOLG

gangspunten uit de Nota Mobiliteit Lelystad is niet dui-delijk.

gebied besproken in de Ambtelijke Verkeer Commissie. Op hoofdlijnen is men akkoord met het plan. Zaken met betrekking tot de bereikbaarheid van de Hoven, plaatsing van de brandkranen e.d. worden meegenomen in de ge-meentelijke terreininrichtingsplannen. De bestemming Ver-keer - Verblijfsgebied (V - VB) biedt hiervoor voldoende mogelijkheden.

Voor de lpg-stations worden afstanden gehanteerd uit het REVI 2004, terwijl in 2007 een wijziging op het REVI is vastgesteld. De PR 10-6-contour is hierin gewij-zigd. De afstand wordt hiermee 40 m vanaf het vul-punt in plaats van de nu gehanteerde 110 m.

De toelichting is in overeenstemming gebracht met de Re-geling externe veiligheid inrichtingen 2007 met een PR-contour van 110 m en een GR-contour van 150 m.

De plantoelichting is aange-past.

De prognose is dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen er geen chloor wordt vervoerd. De zinsnede "de groei van het GR vooral veroorzaakt wordt door het vervoer van brandbare gassen, met name chloor" kan verwijderd worden.

De zinsnede "met name chloor" is verwijderd.

De plantoelichting is aange-past.

De verandering van het GR moet verantwoord worden vanuit de locaties: vliegveld, vervoer gevaarlijke stof-fen over de weg en via Hanzelijn, aardgasleiding. Dit wordt in een volgende fase geschoven. Dan moet for-meel advies worden gegeven door de regionale brandweer.

De GR-verantwoording is formeel ter advisering voorgelegd aan de regionale brandweer (waarschijnlijk per 1 januari 2009 over gegaan in Veiligheidsregio Flevoland). Overigens is het plangebied gelegen buiten het invloedsgebied van het vliegveld De verantwoording van het GR heeft plaatsgevonden, ver-wezen wordt naar bijlage 5.

De plantoelichting is aange-past.

Regels: In de regels is wel afstand opgenomen voor bouwen van kwetsbare functies ten opzichte van de spoorbaan. Er zijn geen afstanden opgenomen voor bouwen vanaf de N302 terwijl GR daar ook groeit.

Voor de N302 is geen sprake van een PR 10-6-contour bui-ten de weg. Dit betekent dat op korte afstand van de weg in principe nieuwe bebouwing mogelijk is, mits er een ver-antwoording van het GR plaatsvindt. De verantwoording van het GR heeft plaatsgevonden, ver-wezen wordt naar bijlage 5.

De plantoelichting is aange-past.

Conclusie: de overlegreactie leidt tot aanpassing.

Page 115: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Bijlage

5 Verantwoording groepsrisico

5.1. Royal Haskoning: risicobeoordeling

Page 116: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm

1/10

������������ �������

� � ��

����������

Notitie Aan : De heer W. Stinissen (gemeente Lelystad) Van : Mevrouw L. Rombouts (Royal Haskoning) Datum : 19 maart 2009 Kopie : Mevrouw I. Kuppen (Royal Haskoning) Onze referentie : 9V1656.01/N0002/Nijm Betreft : Risicoberekeningen spoor en weg

bestemmingsplan ‘Warande’ Inleiding De gemeente Lelystad is voornemens het gebied ten zuiden van de N302 te herontwikkelen. Op dit moment is dit een landelijk gebied, in de toekomst zullen hier kantoren en woningen gerealiseerd worden. Specificaties van deze herontwikkeling zijn beschreven in het ontwerpbestemmingsplan ‘Warande fase 1’. De realisatie van dit plan heeft invloed op het groepsrisico dat veroorzaakt wordt door het transport van gevaarlijke stoffen over de N302. Daarnaast heeft dit tevens invloed op het groepsrisico dat veroorzaakt wordt door het transport van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn. Elke toename van het groepsrisico dient door het bevoegd gezag te worden verantwoord (o.m. in verband met een adequate rampenbestrijding). De toename van het groepsrisico dient kwantitatief te worden bepaald. Dit betekent dat zowel ten aanzien van het wegvervoer als ten aanzien van het spoorvervoer een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) moet worden uitgevoerd. In kwantitatieve risicoanalyses wordt gebruik gemaakt van twee begrippen: • Het plaatsgebonden risico (PR): Dit geeft de kans aan dat iemand die voortdurend op een

bepaalde plaats onbeschermd zou verblijven, ten gevolge van enig ongewoon voorval bij een bepaalde activiteit om het leven komt.

• Het groepsrisico (GR): Dit geeft de kans weer dat een bepaalde groep mensen door de effecten van een activiteit dodelijk wordt getroffen. Het groepsrisico wordt grafisch weergegeven als zogenaamde fN-curve, waarbij de kans (f) wordt uitgezet tegen het mogelijke aantal doden (N) en is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid in de omgeving van de inrichting.

De gemeente Lelystad wenst inzicht te hebben in het groepsrisico in dit gebied, met name het gebied rondom de kruising van de N302 met de Hanzelijn. In het kader hiervan is middels een QRA inzichtelijk gemaakt welke invloed het plangebied ‘De Warande’ heeft op het groepsrisico, zowel voor het transport van gevaarlijke stoffen over de N302 als over de Hanzelijn.

Page 117: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 2/10

Uitgangspunten Aanwezige personen in de omgeving In tabel 1 is een overzicht opgenomen met een inschatting van aanwezige personen in de omgeving van de kruising Hanzelijn/N302. Tabel 2 geeft een overzicht van de gehanteerde aantallen in het plangebied ‘De Warande’. Deze aantallen zijn vastgesteld in overleg met de gemeente Lelystad. Voor de berekening van het groepsrisico in de huidige situatie zijn de personendichtheden gebruikt, zoals opgenomen in tabel 1. Voor de toekomstige situatie zijn hieraan de persoonsdichtheden uit tabel 2 toegevoegd. Tabel 1 Aanwezige personen in de omgeving, huidige situatie

Omschrijving1 Personen dag

(8.00 tot 18.30)

Personen nacht

(18.30 tot 8.00) Toelichting

A. Woonbevolking noord/westzijde N302 2.1502 4.300 Opgave gemeente Lelystad

B. Gevangenis 320 320 Opgave gemeente Lelystad

C. Biomassacentrale 2 0 Opgave gemeente Lelystad

D. Kantoor zuiderpoort 1000 0 PGS1, deel 6 (groot kantoor)

F. Justitiele Jeugdinrichting Rentray 260 260 Opgave gemeente Lelystad

G. Kantoor noordzijde N302 100 0 PGS1, deel 6 (middelgroot kantoor)

H. Kantoor noordzijde N302 100 0 PGS1, deel 6 (middelgroot kantoor)

I. Kantoren Grietenij 100 0 PGS1, deel 6 (middelgroot kantoor)

J. Kantoren Middendreef 10 0 PGS1, deel 6 (klein kantoor)

K. Kantoren Middendreef 20 0 PGS1, deel 6 (klein kantoor – 2 stuks)

L. Kantoren 10 0 PGS1, deel 6 (klein kantoor)

M. Kantoren 100 0 PGS1, deel 6 (middelgroot kantoor)

N. Woonbevolking noord/westzijde N302 2.7002 5.400 Opgave gemeente Lelystad

O. Woonbevolking noord/oostzijde N302 4.3502 8.700 Opgave gemeente Lelystad P. Woonbevolking noord/oostzijde N302 3.4002 6.800 Opgave gemeente Lelystad

1. Zie tevens bijgevoegde kaart;

2. Conform de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ [1] is een factor 0,5 toegepast voor de dagpopulatie. Tabel 2 Aanwezige personen in de omgeving, toekomstige situatie

Omschrijving1 Personen dag

(8.00 tot 18.30)

Personen nacht

(18.30 tot 8.00) Toelichting

GD1-U 80 pers./ha 0 Handreiking verantwoording GR (Industriegebied hoog)

GD2-U 80 pers./ha 0 Handreiking verantwoording GR (Industriegebied hoog)

W 35 pers./ha2 70 pers./ha Handreiking verantwoording GR (drukke woonwijk)

W 42 pers.2 84 pers. Opgave gemeente Lelystad: 35 appartementen en PGS 1, deel 6:

2,4 personen per woning

1. Zie tevens bijgevoegde kaart;

2. Conform de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ [1] is een factor 0,5 toegepast voor de dagpopulatie.

Page 118: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 3/10

Transportintensiteiten N302 Als basis voor de vervoerscijfers voor de huidige situatie, worden de tellingen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gehanteerd[2]. In 2005 zijn tellingen uitgevoerd op het traject ‘N302 / N307 (Markerwaarddijk / Houtribweg) - N302 / N309 (Laserdreef / Oostranddreef)’. Het resultaat van deze telgegevens is weergegeven in tabel 3. Uit deze tellingen blijkt dat enkel LF1 (bijvoorbeeld dieselolie) over de N302 getransporteerd wordt. Voor het toekomstscenario worden de huidige vervoersgegevens geëxtrapoleerd conform de prognoses van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Deze prognose is gebaseerd op ‘Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007’ [3]. In onderstaande tabel 3 zijn de transportintensiteiten over de verschillende jaren weergegeven. Tabel 3 Vervoersgegevens gevaarlijke stoffen N3021

LF1 – brandbare vloeistof

(bijv. dieselolie)

20082 361

20203 415 1. Jaarintensiteiten per wegvak, enkel weergave van vervoerde stoffen; 2. Gebaseerd op tellingen in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat [2]; 3. Prognose op basis van scenario ‘global economy’ [3]; 15% groei LF.

Transportintensiteiten Hanzelijn Ten aanzien van intensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn is gebruik gemaakt van de transportintensiteiten zoals vermeld in tabel 4. Tabel 4 Transportintensiteiten Hanzelijn

Aantal wagens per jaar Stofcategorie Beschrijving

Huidige situatie [7] Toekomstige situatie1 [4]

A Brandbare gassen 0 1.430

B2 Giftige gassen 0 910

B3 Zeer giftige gassen 0 0

C3 Zeer brandbare vloeistoffen 0 5.620

D3 Acrylnitril 0 1.110

D4 Zeer giftige stiffen 0 180

1.Uitgegaan is van het ‘maximum-scenario transit’. Op dit traject zijn overigens geen verschillen tussen het beschreven

‘minimum-scenario transit’ en het ‘maximum-scenario transit’.

Page 119: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 4/10

Onderzochte scenario’s Om de invloed van het plangebied ‘De Warande’ op het groepsrisico van het vervoer van gevaarlijke stoffen op de spoorlijn en de N302 te bepalen zijn (met het modelleringsprogramma RBM-II [5]) de volgende situaties onderzocht: A. Huidige situatie: Hierin is het plangebied ‘De Warande‘ niet gerealiseerd. B. Autonome ontwikkeling: Hierin is het plangebied ‘De Warande’ eveneens nog niet

gerealiseerd, maar wordt wel rekening gehouden met een mogelijke verhoging van transportintensiteiten op de N302 en de Hanzelijn in de toekomst.

C. Toekomstige situatie: Hierin is het plangebied ‘De Warande’ gerealiseerd en is rekening gehouden met een mogelijke verhoging van transportintensiteiten op de N302 en de Hanzelijn.

Resultaten Groepsrisico N302 In onderstaande figuur 1 is het groepsrisico van de N302 ter hoogte van de kruising van de spoorlijn met de N302 grafisch weergegeven. Uit de berekeningen voor zowel de huidige situatie, autonome ontwikkeling als de toekomstige situatie blijkt dat het berekende GR te verwaarlozen is (lager dan dimensies van de grafiek). Figuur 1 Groepsrisico N302 huidige situatie, autonome ontwikkeling en toekomstige situatie

Legenda:

Groene arcering: Het groepsrisico is lager dan 0.1 x de oriëntatiewaarde

Gele arcering: Het groepsrisico ligt tussen 0.1 en 1 x de oriëntatiewaarde

Roze arcering: Het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde

Stippellijn: Oriëntatiewaarde

Groene lijn: Groepsrisico van de totale route

Page 120: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 5/10

Groepsrisico Hanzelijn In onderstaande figuren 2 en is het groepsrisico in de autonome ontwikkeling en in de toekomstige situatie van de Hanzelijn ter hoogte van de kruising van de spoorlijn met de N302 grafisch weergegeven. In de huidige situatie vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn plaats, derhalve is het groepsrisico niet bepaald. Figuur 2 Groepsrisico Hanzelijn autonome ontwikkeling

Figuur 2 Groepsrisico Hanzelijn toekomstige situatie

Legenda:

Groene arcering: Het groepsrisico is lager dan 0.1 x de oriëntatiewaarde

Gele arcering: Het groepsrisico ligt tussen 0.1 en 1 x de oriëntatiewaarde

Roze arcering: Het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde

Stippellijn: Oriëntatiewaarde

Groene lijn: Groepsrisico van de totale route

Page 121: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 6/10

Toetsing aan Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen Ten aanzien van het groepsrisico vermeldt de circulaire [6] dat de norm slechts een oriëntatiewaarde betreft. Een incident met 10 of meer doden mag slechts met een kans van één op de honderdduizend per jaar voorkomen (10-4) terwijl een ongeval met 100 of meer doden slechts met een kans van één op de tien miljoen jaar (10-6) mag voorkomen. Op basis van het berekende groepsrisico en de omvang ten opzichte van de oriëntatiewaarde, kan het Wm-bevoegd gezag een verantwoording van het groepsrisico opstellen. Groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N302 Uit figuur 1 blijkt dat voor zowel de huidige situatie als de autonome ontwikkeling en de toekomstige situatie het groepsrisico verwaarloosbaar is. Geen van de scenario’s overschrijdt dus de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn Uit figuur 2 en 3 blijkt dat zowel de autonome ontwikkeling als de toekomstige situatie de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet overschrijden. Tevens blijven alle situaties onder de grens van 0,1x de oriëntatiewaarde. Consequenties voor de voorgenomen ontwikkeling Gezien het voorafgaande zijn er vanwege de externe veiligheid ten gevolge het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn en de N302 géén consequenties voor de realisatie van het plangebied ‘De Warande’.

Page 122: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 7/10

Conclusie De gemeente Lelystad is voornemens het plangebied ‘De Warande’ in te richten met woningen en kantoren. In de nabijheid van deze locatie vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen via de N302 en de Hanzelijn. Het ontwikkelen van dit plangebied kan effect hebben op het groepsrisico van beide transportroutes. In onderhavige studie is inzichtelijk gemaakt welke invloed dit plangebied heeft op het groepsrisico van deze twee activiteiten. Dit heeft geresulteerd in de volgende conclusies: Transport van gevaarlijke stoffen via de Hanzelijn • Het plangebied ‘De Warande’ heeft geen significante nadelige invloed op het groepsrisico

van het transport van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn(ter hoogte van de N302). • Door de realisatie van het plangebied ‘De Warande’ wordt de oriëntatiewaarde van het

groepsrisico van de Hanzelijn (ter hoogte van de N302) niet overschreden. • Door de realisatie van het plangebied ‘De Warande’ wordt de grens van 0,1 x

oriëntatiewaarde van het groepsrisico van de Hanzelijn (ter hoogte van de N302) niet overschreden.

Transport van gevaarlijke stoffen via de N302 • Het plangebied ‘De Warande’ heeft geen significante nadelige invloed op het groepsrisico

van het transport van gevaarlijke stoffen over de N302 (ter hoogte van de Hanzelijn). • Door de realisatie van het plangebied ‘De Warande’ wordt de oriëntatiewaarde van het

groepsrisico van de N302 (ter hoogte van de Hanzelijn) niet overschreden. • Door de realisatie van het plangebied ‘De Warande’ wordt de grens van 0,1 x de

oriëntatiewaarde van het groepsrisico van de N302 (ter hoogte van de Hanzelijn) niet overschreden.

Page 123: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 8/10

Referenties [1] Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico versie 1.0, Ministerie van VROM,

november 2007; [2] Tellingen & telmethodiek vervoer gevaarlijke stoffen op de weg (inclusief evaluatie) 2005-

2008, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, 2008; [3] Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007, Ministerie van

Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, 29 mei 2007; [4] ProRail Spoorontwikkeling, Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor – Een

verwachting voor de middellange termijn, rapport 20581237 v3, 26 september 2007; [5] Ministerie van Verkeer en Waterstaat & AVIV, RBM II, versie 1.3.0 build 247, 30 oktober

2008; [6] Ministerie van V&W, Ministerie van VROM & Ministerie van BZ&K, Circulaire

Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen; [7] ProRail Capaciteitsplanning, mondeling overleg 18 maart 2009.

Page 124: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 9/10

Bijlage 1 Onze referentie: 9V1656.01/N0002/Nijm Datum: 19 maart 2009

Page 125: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 126: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

19 maart 2009 9V1656.01/N0002/Nijm 10/10

Bijlage 2 Onze referentie: 9V1656.01/N0002/Nijm Datum: 19 maart 2009

Page 127: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 128: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 5 2

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

5.2. Advies regionale Bandweer

Onderwerp: herontwikkeling plangebied Warande Geacht bestuur, Bijgaand stem ik in met de inrichting van bestemmingsplan Warande direct rondom de Hanzelijn met dien verstande dat nota genomen wordt van onderstaande opmerkingen en aanbevelingen. Voor wat betreft de overige delen van het bestemmingsplan Warande zie ik graag de overige benodigde gegevens tegemoet. Aanleiding advies regionale brandweer Het gebied ten zuiden van de N302 wordt herontwikkeld. Gelet op de risicobronnen en de te verwachten verdichting van de bevolkingspopulatie is op basis van het “Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen”(BEVI) en de “Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen” ter ondersteuning van de bestuurlijke besluitvorming een kwantitatieve risicoanalyse vereist en een advies van de regionale brandweer betreffende de over het groepsrisico, en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, waarbij inbegrepen de zelfredzaamheid van burger en ondernemer. Beeld De gegevens bestuderend geeft aan dat in combinatie met de herontwikkeling er een tweetal vervoersassen, gasleiding en 2 LPG-tankstations mogelijk aanleiding geven tot het bepalen van het groepsrisico (QRA) en de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van ramp en zwaar ongeval te overwegen. Het gaat hier om het gevaarlijke stoffen vervoer over de Hanzelijn en de N302, de gasleiding naar de biocentrale en de LPG tankstations gelegen aan de Larserdreef. De QRA beperkt zich tot vervoer over de Hanzelijn en de N302 en laat de beoordeling over de invloed van de gasleiding en LPG-tankstations binnen het invloedsgebied, voor zover dat ligt binnen het plangebied Warande, open. In het plangebied liggen zowel kwetsbare als beperkt kwetsbare objecten. Kaderstelling brandweeradvies Het advies beperkt zich tot het invloedsgebied ter weerszijden van de Hanzelijn en de N302 voorzover dit is gelegen in het plangebied Warande. Wat niet meegenomen wordt is het invloedsgebied van de LPG-stations aan de Larserdreef. Het brandweeradvies omvat 2 veiligheidsvelden waar het bevoegd gezag een taak heeft. De risicobeheersing en de crisisbeheersing. Alhoewel beide in elkaar grijpen kunnen de maatregelen in beide velden van verschillende aard zijn. In de risicobeheersing wordt gestreefd naar vermindering van kans op en de effecten van de mogelijke ongevallen met gevaarlijke stoffen door een verantwoorde inrichting van de ruimtelijke omgeving, toepassen van een verantwoord milieubeheer en een goede voorlichting aan burger en ondernemer. In de crisisbeheersing wordt gestreefd naar een realistische beeldvorming van te verwachten ongeval- en rampenscenario’s op grond waarvan de mogelijke bestrijding van ongeval en ramp wordt uitgewerkt en voorbereid. Dit geldt ook voor de informatieverstrekking aan de burger tijdens een incident. Beoordeling: Op basis van de transportfrequentie en de aard van de stoffen over de N302 bestaat er een beperkte kans op een ongeval met brandbare vloeistoffen die zich qua effect beperken tot de N302. Op basis van de transportfrequentie en de aard van de stoffen over de Hanzelijn zijn de 2 ongevalscenario’s met de grootste effecten een ongeval met brandbare gassen (LPG) met als

Page 129: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 5 3

242.13188.00 Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg

effecten een Bleve of de ontsteking van een brandbare gaswolk en een ongeval met als effect een giftige gaswolk. Een incident met de eerder genoemde gasleiding komt overeen met de ontsteking van een gaswolk. De voornoemde effecten zullen volgens de ontwikkelde scenario’s leiden tot slachtoffers (Bleve en toxische wolk) en schade (Bleve) binnen de invloedsgebieden die zich van honderden meters (Bleve) tot enkele kilometers (toxische wolk) kunnen uitstrekken. Landelijk uitgangspunt is dat risico’s onvermijdelijk zijn maar acceptabel zijn mits er voldoende veiligheidsmaatregelen zijn genomen en burger en overheid zich hebben voorbereid. Vastgesteld is dat de kans op deze incidenten laag is, conform de uitgewerkte QRA’s, en kan worden ingestemd met de bebouwing rondom de vervoersassen mogelijk. Daarbij is wel aandacht en uitvoering gewenst aan mogelijke veiligheidsmaatregelen en de voorbereiding op de mogelijke incidenten. Conclusie:

In het gebied liggen al kwetsbare gebouwen nabij de spoorlijn en de N 302 waar in verband met het toekomstige goederenvervoer over de Hanzelijn de mogelijke veiligheidsmaatregelen nadere aandacht vragen

Het gebied is nog niet ingericht, dit geeft mogelijkheden voor het plaatsen van (beperkt) kwetsbare objecten met veel personen (zoals kinderdagverblijven/ziekenhuizen) ten opzichte van de risicobronnen moeten

Het gebied biedt voldoende ontvluchtingmogelijkheden om bij een incident op een willekeurig punt van de vervoersassen de effecten te ontwijken

Het gebied biedt voldoende mogelijkheden om preparatief in te spelen op de benodigde inzetmogelijkheden van de overheid

De kans op maximale effecten door incidenten met gevaarlijke stoffen kan worden beperkt door de goederentreinen in de bebouwde kom door te laten rijden en pas te laten stoppen in dunbevolkte gebieden

De voorbereiding op incidenten met gevaarlijke stoffen op de Hanzelijn wordt onderkend en eind dit jaar opgenomen (verwachting dat goederentransport Hanzelijn eind 2012 begint)

De informatie aan burger en ondernemer over het voorgenomen goederentransport maar is nog niet op de risico’s afgestemd Aanbevelingen

Voor wat betreft de gevangenis, Rentray en winkelcentrum Palazzo dienen de gemeente met de hulpdiensten te onderzoeken welke mogelijke maatregelen kunnen worden uitgevoerd om de veiligheid te optimaliseren in geval van een incident met gevaarlijke stoffen op de N302 of de Hanzelijn

Het plaatsen van (beperkt) kwetsbare objecten met veel personen op een zo groot mogelijke afstand van de Hanzelijn verkleint de effecten van slachtoffers.

Het betrekken van de brandweer bij de ontwikkeling en inrichting van het gebied draagt bij om de preparatieve mogelijkheden ten behoeve van veilige ontruiming van een gebied optimaal in te bedden

Het betrekken van de brandweer bij de ontwikkeling en inrichting van het gebied draagt bij om de preparatieve mogelijkheden ten behoeve van incidentbestrijding optimaal in te bedden

Stel een stopverbod in voor goederentreinen binnen de bebouwde kom van Lelystad. Buiten de bebouwde kom kunnen locaties worden aangewezen waar treinen in geval van een incident kunnen stoppen.

De voorbereiding op ongevallen met gevaarlijke stoffen dient door de Veiligheidsregio Flevoland in samenwerking met de gemeente te worden voorbereid en uitgevoerd voor 1012

Het verdient aanbeveling om de informatie aan burger en ondernemer over risico’s voor 2012 te realiseren

Om de zelfredzaamheid van burger en ondernemer te vergroten kunnen alarmeringssystemen worden ingezet zoals de WAS-sirene (waarschuwings- en Alarmeringssysteem), sms-alert of het gebruik van de regionale omroep bij calamiteiten. Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben dan kunt u zich wenden tot de heer J.F.M. Lohmeijer of mevrouw H. Schippers van mijn dienst Hoogachtend, G. Spruit Commandant Brandweer Flevoland

Page 130: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 131: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 132: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 133: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Inhoud van de regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels blz. 3 Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Wijze van meten 7

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 9 Artikel 3 Bedrijf 9 Artikel 4 Bos 9 Artikel 5 Detailhandel - Volumineuze detailhandel 10 Artikel 6 Gemengd-1 11 Artikel 7 Gemengd-2 14 Artikel 8 Groen 14 Artikel 9 Maatschappelijk - Justitieel 15 Artikel 10 Verkeer 15 Artikel 11 Verkeer - Railverkeer 16 Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied 16 Artikel 13 Water 17 Artikel 14 Wonen 18 Artikel 15 Wonen - Uit te werken bestemming 21 Artikel 16 Centrum-1 - Uit te werken bestemming 23 Artikel 17 Centrum-2 - Uit te werken bestemming 24 Artikel 18 Gemengd-1 - Uit te werken bestemming 25 Artikel 19 Gemengd-2 - Uit te werken bestemming 27 Artikel 20 Leiding - gas 28

Hoofdstuk 3 Algemene regels 29 Artikel 21 Antidubbeltelregel 29 Artikel 22 Algemene regels in verband met de uit te werken bestemmingen 30 Artikel 23 Algemene regels met betrekking tot het bouwen 31 Artikel 24 Algemene ontheffingsbevoegdheden 32 Artikel 25 Algemene wijzigingsregels 33 Artikel 26 Werking wettelijke regelingen 33

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 35 Artikel 27 Overgangsrecht 35 Artikel 28 Slotregel 35 Bijlagen: 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". 2. Staat van Horeca-activiteiten. 3. Lijst van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Page 134: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inhoud van de regels 2

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Page 135: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1. plan het bestemmingsplan Warande fase 1 van de gemeente Lelystad. 1.2. de plankaart de plankaart van het bestemmingsplan Warande fase 1, bestaande uit 2 kaartbladen. 1.3. aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.4. aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.5. aan-huis-verbonden beroep de in bijlage 3 genoemde dienstverlenende beroepen, die in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.6. archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende over-blijfselen uit oude tijden. 1.7. bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.8. bebouwingsgrens een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven lijn, welke door bebouwing naar de wegzijde en naar de zijdelingse perceelsgrens toe niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan, welke lijn tevens dient als hoofdoriëntatie voor hoofdgebouwen. 1.9. bedrijf een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen. 1.10. bedrijfsvloeroppervlak (bvo) de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.11. bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.12. bestemmingsvlak een vlak met eenzelfde bestemming. 1.13. Bevi-inrichtingen bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Page 136: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inleidende regels 4

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

1.14. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergro-ten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veran-deren en het vergroten van een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 van de Woningwet. 1.15. bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.16. bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor de toegekende functies geschikt of geschikt te maken is. 1.17. bouwmarkt een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt bedrijfsvloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmateria-len en/of doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden. 1.18. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar be-horende bebouwing is toegelaten. 1.19. bouwperceelsgrens de grens van een bouwperceel 1.20. bouwvlak een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak. 1.21. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij di-rect hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.22. bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.23. dagrecreatie niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie. 1.24. detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en le-veren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.25. detailhandel in volumineuze goederen detailhandel in de volgende categorieën: - detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; - detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, moto-

ren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en ma-terialen;

- tuincentra; - grootschalige meubelbedrijven, al dan niet in ondergeschikte mate in combinatie

met woninginrichting en stoffering; - bouwmarkten. 1.26. dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt ge-staan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, make-laarskantoren, bankfilialen en internet- en belwinkels.

Page 137: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inleidende regels 5

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

1.27. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.28. geluidshinderlijke inrichtingen bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieu-beheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.29. hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het be-langrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.30. horecabedrijf een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten: - het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken; - het exploiteren van zaalaccommodatie; - het verstrekken van nachtverblijf. 1.31. kampeermiddelen niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee ge-lijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. 1.32. kantoor voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architecto-nisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.33. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten de in bijlage 3 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij het woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij: a. het uiterlijk van de desbetreffende woning niet wordt aangetast; b. er geen reclameobjecten worden aangebracht; c. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de

woning, met dien verstande dat sprake mag zijn van maximaal 2 werkplekken; d. het niet gaat om vormen van horeca; e. er geen onevenredige verkeers- en of parkeeroverlast mag ontstaan voor het omlig-

gende woongebied; f. het gaat niet om bedrijven waarvoor een milieuvergunning of meldingsplicht nodig is; g. er geen detailhandel mag plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in goederen

die ter plaatse worden geproduceerd, bewerkt of hersteld. 1.34. kunstobject een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten. 1.35. maatschappelijke voorzieningen (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, recreatie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren. 1.36. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceer-stations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor tele-communicatie. 1.37. onderbouw een gedeelte van een gebouw afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen. 1.38. overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

Page 138: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inleidende regels 6

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

1.39. peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte

van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.40. praktijkruimte een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeu-tisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. 1.41. reclameobjecten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van re-clamedoeleinden. 1.42. seksinrichting het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele hande-lingen. 1.43. Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" die van deze regels deel uitmaakt. 1.44. Staat van Horeca-activiteiten de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt. 1.45. stallingsgarage aanbouw of bijgebouw bedoeld voor het parkeren van een of meer motorvoertuigen welke aan één zijde tot op de erfgrens mag worden gebouwd. 1.46. verkoopvloeroppervlak (vvo) de oppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten. 1.47. woning een (deel van een) gebouw bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. 1.48. woonbuurt een woonbuurt is het geheel van woonmilieus en individuele woningen. 1.49. woonmilieu een woonmilieu is het geheel van woningkenmerken en omgevingskenmerken op basis van fysieke en sociale elementen, waarmee een gebied zich onderscheidt van andere gebieden. 1.50. woon-werkwoningen een woning waarin wonen plaats vindt gecombineerd met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, uit categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactivi-teiten, daaronder begrepen het gebruik ten behoeve van ateliers, kantoren, dienstverlening, showrooms en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat horeca en detailhan-del niet zijn toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefe-ning van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. 1.51. zijerf gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen. 1.52. zolder een constructie op de bovenste bouwlaag van een gebouw, welke over een oppervlakte van minder dan tweederde deel van het grondoppervlak van dat gebouw tevens een voor men-sen toegankelijke ruimte vormt. 1.53. zonegrens industrielawaai de zonegrens industrielawaai, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.

Page 139: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inleidende regels 7

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1. afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceels-grenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. 2.2. bouwhoogte van een antenne-installatie a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste

punt van de (schotel)antenne-installatie; b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen

de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel/anten-ne-installatie.

2.3. bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4. breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheids-muren. 2.5. goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daar-mee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6. inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.7. oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.8. vloeroppervlakte de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Page 140: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Inleidende regels 8

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Page 141: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1. Bestemmingsomschrijving De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "biomassacentrale": een biomassacentrale; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzienin-

gen en laad- en losvoorzieningen; c. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan. 3.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd; b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte; c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de

plankaart aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel. Artikel 4 Bos

4.1. Bestemmingsomschrijving De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. parkbossen en grootschalig groen; b. dagrecreatieve voorzieningen; c. ter plaatse van de aanduiding "ketelhuis": maximaal twee ketelhuizen ten behoeve van

de energievoorziening; d. ter plaatse van de aanduiding "lanen" voor een (ongelijkvloerse) verkeersverbinding

met een breedte van ten hoogste 18 m en ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, inclu-sief voet- en fietspaden;

e. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "ontsluiting ten behoeve van langzaam verkeer" tevens voor een (ongelijkvloerse) doorgaande fietsverbinding met een breedte van ten minste 3 m;

f. alsmede bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, ver-hardingen ten behoeve van lokaal verkeer, geluidswerende voorzieningen, speelvoor-zieningen, water, kunstobjecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen.

4.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. voor gebouwen en overkappingen geldt een bouwhoogte van ten hoogste 4 m en een

bebouwingspercentage per bestemmingsvlak van ten hoogste 5%; b. binnen elk parkbos kan één Jongeren ontmoetingsplek worden gebouwd ten behoeve

van jongeren met bijbehorende voorzieningen; c. de bouwhoogte van een Jongeren ontmoetingsplek bedraagt ten hoogste 3 m; d. de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "ketelhuis" bedraagt ten

hoogste 600 m²; e. de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "ketelhuis" bedraagt ten

hoogste 12 m.

Page 142: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 10

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 5 Detailhandel - Volumineuze detailhandel

5.1. Bestemmingsomschrijving De voor Detailhandel - Volumineuze detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen, met per bedrijf een bedrijfsvloerop-

pervlak van ten minste 800 m²; b. parkeervoorzieningen; c. ter plaatse van de aanduiding "horeca": één horecavestiging behorend tot categorie 1

van de Staat van Horeca-activiteiten; alsmede bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, verhardingen, groen- en speelvoorzieningen, water, kunstobjecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen. 5.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de op de plan-

kaart aangegeven bouwhoogte; c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de

plankaart aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; d. ter plaatse van de aanduiding "afwijkende bouwhoogte" mag in afwijking van de bouw-

hoogte op de plankaart een oppervlak van ten hoogste 105 m² worden bebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 16 m;

e. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-ste 1 m;

f. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; g. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 m; h. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 30 m; i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste

3 m.

Page 143: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 11

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 6 Gemengd-1

6.1. Bestemmingsomschrijving De voor Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen en in samenhang met het wonen voor de uitoefening van aan-huis-verbon-

den beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 5 en 33, waarbij geldt dat het aantal woningen binnen de bestemmingen Gemengd-1 en Wonen tezamen ten hoogste 555 bedraagt;

b. atelierruimte, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen met een ge-zamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 350 m²;

c. alsmede bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoorzie-ningen, fiets- en voetpaden, verhardingen, groen- en speelvoorzieningen, water, kunst-objecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen.

met dien verstande dat: d. ter plaatse van de aanduiding "woningtype 5", per woning de gronden in ieder geval zijn

bestemd voor ten minste 1 parkeerplaats per woning; e. ter plaatse van de aanduiding "woningtype 6" per woning de gronden in ieder geval zijn

bestemd voor ten minste 2 parkeerplaatsen per woning. 6.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 6.2.1. Hoofdgebouwen a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven bouwhoogte; b. de goothoogte bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goothoogte; c. de voorgevel wordt alleen gebouwd in of achter de bebouwingsgrens; d. verder geldt het volgende:

1. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens bedraagt ten minste de in tabel 6.1 aangegeven afstand;

2. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan het in tabel 6.1 aange-geven bebouwingspercentage;

3. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste de in tabel 6.1 aangegeven afstand;

Tabel 6.1

woningtype afstand hoofdge-bouw en aan- of uitbouwen ten opzichte van de achterste per-

ceelsgrens

maximale bebouwings-percentage

hoofdgebouw

afstand hoofdgebouw en aan- en uitbouwen tot de zijdelingse perceelsgren-

zen

afstand stallingsga-rage tot voorste perceelsgrens

5 minimaal 7 m 40% 0 m minimaal 6 m 6 minimaal 7 m 30% - vrijstaand: minimaal

3 m aan beide zijden - twee-onder-een-kap:

3 m aan één zijde

minimaal 11 m

e. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding" wordt het hoofdgebouw voorzien van:

1. een kap waarbij geldt dat bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer dan 15 m be-draagt en;

2. een teruggelegen dakopbouw waarbij geldt dat deze ten minste 2,5 m achter de voorgevel wordt gebouwd en waarbij de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 13 m.

6.2.2. Stallingsgarages a. stallingsgarages mogen aan één zijde van het hoofdgebouw worden gebouwd; b. de afstand van de stallingsgarage tot de voorste perceelgrens bedraagt ten minste de in

tabel 6.1 aangegeven afstand; c. stallingsgarages mogen op een afstand van 3 m achter de voorgevel van het hoofdge-

bouw worden gebouwd; d. stallingsgarages mogen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.

Page 144: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 12

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

6.2.3. Bijgebouwen, niet zijnde stallingsgarages a. bijgebouwen, niet zijnde stallingsgarages, worden ten minste 3 m achter de voorgevel

van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gebouwd; b. bijgebouwen, niet zijnde stallingsgarages, mogen in de zijdelingse perceelgrenzen wor-

den gebouwd indien zij achter de stallingsgarage worden gebouwd. 6.2.4. Aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw Voor aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt dat: a. zij worden gebouwd in of achter de bebouwingsgrens; b. zij worden gebouwd tussen de zijgevels van het hoofdgebouw; c. de diepte van de aan- of uitbouw ten hoogste 2 m bedraagt; d. de breedte van de aan- of uitbouw ten hoogste de helft van de breedte van de voorge-

vel van het hoofdgebouw bedraagt. 6.2.5. Aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw Voor aan- en uitbouwen, niet zijnde stallingsgarages, aan de zijgevels van het hoofdgebouw geldt dat: a. de aan- of uitbouw ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw wordt ge-

bouwd; b. de in tabel 6.1 aangegeven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in acht wordt geno-

men. 6.2.6. Aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw Voor aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw geldt dat: a. de afstand van de aan- of uitbouw tot de achterste perceelsgrens ten minste de in tabel

6.1 aangegeven afstand bedraagt; b. de diepte van de aan- of uitbouw ten hoogste 4 m bedraagt. 6.2.7. Overige bouwregels a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdge-

bouw zal voldoen aan de volgende regels: 1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 50 m² indien de oppervlakte van

een bouwperceel 500 m² of minder bedraagt; 2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 10% van de oppervlakte van het

bouwperceel tot een maximum van 100 m², indien de oppervlakte van een bouwper-ceel meer dan 500 m² bedraagt;

3. de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven bedraagt ten hoogste 12 m²; b. de goothoogte van een aan- of uitbouw bedraagt ten hoogste 3,5 m; c. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 3 m; d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw aan de voorgevel van het hoofdgebouw be-

draagt ten hoogste 3,5 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw elders bedraagt ten hoogste 5 m; f. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 5 m. 6.2.8. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de bebouwingsgrens niet meer dan

1 m en achter deze bebouwingsgrens niet meer dan 2 m; b. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt niet meer dan 6 m; c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer

dan 3 m.

Page 145: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 13

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

6.3. Ontheffing van de bouwregels 6.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijk-heden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.7 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 m², mits: a. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een)

mindervalide(n); b. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aange-

toond middels een daartoe strekkende verklaring van het Centraal Indicatie-orgaan voor de Zorg.

6.3.2. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.4 sub a en toestaan dat erkers en overkappingen worden gebouwd voor de be-bouwingsgrens, mits de afstand van de erker of overkapping tot de voorste perceelsgrens ten minste 1,5 m bedraagt. 6.3.3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1 voor het verschuiven van de aanduidingsgrenzen met ten hoogste 25%, mits zulks noodzakelijk is voor een technisch betere realisering van bouwwerken of indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt van belang is. 6.4. Specifieke procedureregel Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffingen als bedoeld in lid 6.3 is de volgende procedure van toepassing: a. burgemeester en wethouders leggen het ontwerpbesluit met de daarop betrekking heb-

bende stukken voor een periode van twee weken ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer-

dere dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de ge-bruikelijke wijze, bekend;

c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing.

6.5. Specifieke gebruiksregels 6.5.1. Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten Een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit is enkel toegestaan, indien de omvang van de functie niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofd-gebouw beslaat inclusief eventuele aan- en uitbouwen tot een maximum van 50 m² voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en 100 m² voor aan-huis-verbonden beroepen. De-tailhandel is niet toegestaan. 6.5.2. Bijzondere gebruiksverboden a. het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige wo-

ning of als afhankelijke woonruimte, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige be-drijfsmatige activiteiten;

b. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor seksinrichtingen;

c. het is verboden een gebouw groter dan 12 m² te gebruiken als dierenverblijf.

Page 146: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 14

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 7 Gemengd-2

7.1. Bestemmingsomschrijving De voor Gemengd-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel met een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 2.000 m²; b. dienstverlening; c. medische voorzieningen; d. maatschappelijke voorzieningen; e. informatiecentrum; f. broedplaats voor kunst en creativiteit; g. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten; h. ten hoogste één uitkijktoren; i. een entreeportaal; j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, fiets- en voetpaden,

verhardingen, groen- en speelvoorzieningen, water, kunstobjecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen;

k. parkeervoorzieningen. 7.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de op de plan-

kaart aangegeven bouwhoogte; c. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-

ste 1 m; d. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; e. de bouwhoogte van een uitkijktoren bedraagt ten hoogste 16 m; f. de bouwhoogte van een entreeportaal bedraagt ten hoogste 8 m; g. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 m; h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste

3 m. Artikel 8 Groen

8.1. Bestemmingsomschrijving De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden; b. nutsvoorzieningen; c. ter plaatse van de aanduiding "parkeren": tevens voor ongebouwde parkeervoorzienin-

gen; d. ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden": uitsluitend de bescherming

van archeologische waarden. 8.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-

bouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" mag niet worden gebouwd; d. in afwijking van het bepaalde in lid 8.2.b mogen kunstobjecten, kunstuitingen, speeltoe-

stellen en lichtmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 16 m worden gebouwd. 8.3. Specifieke gebruiksregels Ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" mogen: a. geen bodemverstorende werkzaamheden, ophoogwerkzaamheden en werkzaamheden

die grondwaterspiegelveranderingen tot gevolg hebben worden uitgevoerd; b. geen verhardingen, kabels en leidingen, waterpartijen, diepwortelende beplanting en

riolering worden aangelegd.

Page 147: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 15

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 9 Maatschappelijk - Justitieel

9.1. Bestemmingsomschrijving De voor Maatschappelijk - Justitieel aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een justitiële inrichting; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, fiets- en voetpaden,

parkeervoorzieningen, verhardingen, groen- en speelvoorzieningen, water, kunstobjec-ten, kunstwerken en nutsvoorzieningen.

9.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak; b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de op de plan-

kaart aangegeven bouwhoogte; c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de

plankaart aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 30 m; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste

5 m. Artikel 10 Verkeer

10.1. Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken (opstelstroken en busstroken daar-

onder niet begrepen); b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (brom)fiets- en voetpaden, lang-

zaamverkeertunnels, bruggen, geluidswerende voorzieningen, kunstwerken, kunstob-jecten, nutsvoorzieningen, groen, water, reclameobjecten en parkeervoorzieningen.

10.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 m; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeers-

regeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Page 148: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 16

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

11.1. Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen; b. ter plaatse van de aanduiding "station" tevens voor een station met de daarbij beho-

rende voorzieningen, waaronder ten hoogste één horecavestiging behorend tot catego-rie 1 uit de Staat van Horeca-activiteiten en detailhandel, en waarbij geldt dat de bruto-vloeroppervlakte per detailhandelsvestiging ten hoogste 100 m² bedraagt;

c. ter plaatse van de aanduiding "wegen" tevens voor een (ongelijkvloerse) verkeersver-binding met een breedte van ten hoogste 30 m en ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

d. ter plaatse van de aanduiding "lanen" tevens voor een (ongelijkvloerse) verkeersverbin-ding met een breedte van ten hoogste 18 m en ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, inclusief voet- en fietspaden;

e. ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting ten behoeve van langzaam verkeer" tevens voor een (ongelijkvloerse) doorgaande fietsverbinding met een breedte van ten minste 3 m;

f. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" tevens voor wateraanvoer- en afvoer, waterberging en verkeer te water;

g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, geluidswe-rende voorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

11.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" dient de vrije doorvaarthoogte, geme-

ten vanaf het waterpeil, ten behoeve van het bepaalde in lid 11.1 sub f ten minste 1,8 m te bedragen;

b. de vrije doorrijhoogte ten dienste van de wegen, lanen en langzaamverkeersverbindin-gen dient ten minste 4,6 m te bedragen;

c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeers-regeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1. Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de

aangrenzende bestemmingen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, (brom)fiets- en voetpa-

den, geluidswerende voorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groen, water, reclameobjecten en parkeervoorzieningen.

12.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 12.2.1. Gebouwen Gebouwen mogen alleen worden gebouwd ten algemene nutte, zoals abri's en telefooncellen en ten behoeve van nutsvoorzieningen, mits: a. de oppervlakte niet meer dan 30 m² bedraagt; b. de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt. 12.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 6 m; b. de bouwhoogte van reclameobjecten bedraagt niet meer dan 4 m; c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet ten behoeve van

verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding of wegverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Page 149: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 17

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 13 Water

13.1. Bestemmingsomschrijving De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water; b. verkeer te water; c. het behouden en/of herstel en/of ontwikkeling van de actuele en potentiële landschaps-

en natuurwaarden; d. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "wegen" in ieder geval

voor een(ongelijkvloerse) verkeersverbinding met een breedte van ten hoogste 30 m en ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

e. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "lanen" tevens voor een (ongelijkvloerse) verkeersverbinding met een breedte van ten hoogste 18 m en ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, inclusief voet- en fietspaden;

f. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "ontsluiting ten behoeve van langzaam verkeer" tevens voor een (ongelijkvloerse) doorgaande fietsverbinding met een breedte van ten minste 3 m;

alsmede voor de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, duikers, keermuren voor de waterbeheersing, steigers, groenvoorzieningen, kunstwerken ten be-hoeve van de wateraan- en afvoer, de waterberging en sierwater en nutsvoorzieningen. 13.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-

bouwd; b. de bouwhoogte van bruggen bedraagt ten hoogste 6 m; c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste

3 m. 13.3. Wijzigingsbevoegdheid waterwoningen Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van wa-terwoningen binnen de bestemming water, met dien verstande dat: - ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding "waterwoningen" woningen mo-

gen worden gebouwd, waarbij geldt dat: 1. de inhoud van de woningen per woning ten hoogste 650 m³ mag bedragen; 2. de woningen mogen steeds aan slechts één van beide oevers worden gebouwd; tus-

sen woningen aan verschillende oevers van dezelfde vaart dient steeds een zone van 50 m te worden aangehouden waarbinnen beide oevers onbebouwd blijven;

3. de waterwoning beslaat ten hoogste 35 % van de totale breedte van de betreffende vaart.

Page 150: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 18

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 14 Wonen

14.1. Bestemmingsomschrijving De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen en in samenhang met het wonen voor de uitoefening van aan-huis-verbon-

den beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 5 en 33, waarbij geldt dat het aantal woningen binnen de bestemmingen Gemengd-1 en Wonen tezamen ten hoogste 555 bedraagt;

b. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld": voor gestapelde woningen; c. ter plaatse van de aanduiding "parkeren": tevens voor parkeervoorzieningen; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzie-

ningen en parkeervoorzieningen; met dien verstande dat: e. ten plaatse van de aanduiding "woningtype 1" per woning de gronden in ieder geval zijn

bestemd voor ten minste 1 parkeerplaats per woning; f. ter plaatse van de aanduiding "woningtype 4" per woning de gronden in ieder geval zijn

bestemd voor ten minste 1,5-1,8 parkeerplaatsen per woning; g. ter plaatse van de aanduiding "woningtype 3" en "woningtype 6" per woning de gronden

in ieder geval zijn bestemd voor ten minste 2 parkeerplaatsen per woning. 14.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 14.2.1. Hoofdgebouwen a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven bouwhoogte; b. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 24 m

over 50% van het uitgeefbaar gebied; c. de goothoogte bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goothoogte; d. de voorgevel wordt alleen gebouwd in of achter de bebouwingsgrens; e. per op de plankaart aangeduid woningtype geldt:

1. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens bedraagt ten minste de in tabel 14.1 aangegeven afstand;

2. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan het in tabel 14.1 aan-gegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;

3. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste de in tabel 14.1 aangegeven afstand;

Tabel 14.1

woningtype afstand hoofdge-bouw en aan- en uitbouwen ten opzichte van de achterste per-

ceelsgrens

maximale bebouwings-percentage

hoofdgebouw

afstand hoofdgebouw en aan- en uitbouwen tot de zijdelingse perceelsgren-

zen

afstand stallingsga-rage tot voorste perceelsgrens

1 0 m 75% 0 m minimaal 6 m 2 vervallen vervallen vervallen vervallen 3 0 m 60% 0 m minimaal 6 m 4 0 m 30% vrijstaand: minimaal 3 m

aan beide zijden twee-onder-een-kap: 3 m aan één zijde

minimaal 6 m

5 minimaal 6 m 45% 0 m minimaal 6 m 6 minimaal 7 m 30% vrijstaand: minimaal 3 m

aan beide zijden twee-onder-een-kap: 3 m aan één zijde

minimaal 11 m

Page 151: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 19

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

14.2.2. Stallingsgarages a. stallingsgarages mogen aan één zijde van het hoofdgebouw worden gebouwd; b. de afstand van de stallingsgarage tot de voorste perceelgrens bedraagt ten minste de in

tabel 14.1 aangegeven afstand; c. stallingsgarages mogen op een afstand van 3 m achter de voorgevel van het hoofd-

gebouw worden gebouwd; d. stallingsgarages mogen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. 14.2.3. Bijgebouwen, niet zijnde stallingsgarages a. bijgebouwen, niet zijnde stallingsgarages, worden ten minste 3 m achter de voorgevel

van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gebouwd; b. bijgebouwen, niet zijnde stallingsgarages, mogen in de zijdelingse perceelgrenzen wor-

den gebouwd indien zij achter de stallingsgarage worden gebouwd. 14.2.4. Aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw Voor aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt dat: a. zij worden gebouwd in of achter de bebouwingsgrens; b. zij worden gebouwd tussen de zijgevels van het hoofdgebouw; c. de diepte van de aan- of uitbouw ten hoogste 2 m bedraagt; d. de breedte van de aan- of uitbouw ten hoogste de helft van de breedte van de voorge-

vel van het hoofdgebouw bedraagt. 14.2.5. Aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw Voor aan- en uitbouwen, niet zijnde stallingsgarages, aan de zijgevels van het hoofdgebouw geldt dat: a. de aan- of uitbouw ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw wordt ge-

bouwd; b. de in tabel 14.1 aangegeven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in acht wordt

genomen. 14.2.6. Aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw Voor aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw geldt dat: a. de afstand van de aan- of uitbouw tot de achterste perceelsgrens ten minste de in tabel

14.1 aangegeven afstand bedraagt; b. de diepte van de aan- of uitbouw ten hoogste 4 m bedraagt. 14.2.7. Overige bouwregels a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdge-

bouw zal voldoen aan de volgende regels: 1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 50 m² indien de oppervlakte van

een bouwperceel 500 m² of minder bedraagt; 2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 10% van de oppervlakte van het

bouwperceel tot een maximum van 100 m², indien de oppervlakte van een bouwper-ceel meer dan 500 m² bedraagt;

3. de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven bedraagt ten hoogste 12 m²; b. de goothoogte van een aan- of uitbouw bedraagt ten hoogste 3,5 m; c. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 3 m; d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw aan de voorgevel van het hoofdgebouw be-

draagt ten hoogste 3,5 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw elders bedraagt ten hoogste 5 m; f. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 5 m. 14.2.8. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. overkappingen worden gebouwd achter de bebouwingsgrens; b. de oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 25 m²; c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m; d. overkappingen worden plat afgedekt; e. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de bebouwingsgrens niet meer dan

1 m en achter deze bebouwingsgrens niet meer dan 2 m; f. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt niet meer dan 6 m; g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer

dan 3 m.

Page 152: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 20

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

14.3. Ontheffing van de bouwregels 14.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijk-heden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 14.2.7 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 m², mits: a. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een)

mindervalide(n); b. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aange-

toond middels een daartoe strekkende verklaring van het Centraal Indicatie-orgaan voor de Zorg.

14.3.2. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 14.2.4 sub a en toestaan dat erkers en overkappingen worden gebouwd voor de be-bouwingsgrens, mits de afstand van de erker of overkapping tot de voorste perceelsgrens ten minste 1,5 m bedraagt. 14.3.3. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 14.2.5 sub a en b en toestaan dat erkers worden gerealiseerd binnen de in sub a en b genoemde maten, mits de afstand van de erker tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,5 m bedraagt. 14.3.4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 14.1 voor het verschuiven van de aanduidingsgrenzen met ten hoogste 25%, mits zulks noodzakelijk is voor een technisch betere realisering van bouwwerken of indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt van belang is. 14.4. Specifieke procedureregel Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffingen als bedoeld in lid 14.3 is de volgende procedure van toepassing: a. burgemeester en wethouders leggen het ontwerpbesluit met de daarop betrekking heb-

bende stukken voor een periode van twee weken ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer-

dere dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de ge-bruikelijke wijze, bekend;

c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing.

14.5. Specifieke gebruiksregels 14.5.1. Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten Een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit is enkel toegestaan, indien de omvang van de functie niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofd-gebouw beslaat inclusief eventuele aan- en uitbouwen tot een maximum van 50 m² voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en 100 m² voor aan-huis-verbonden beroepen. De-tailhandel is niet toegestaan. 14.5.2. Bijzondere gebruiksverboden a. het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige wo-

ning of als afhankelijke woonruimte, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige be-drijfsmatige activiteiten;

b. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor seksinrichtingen;

c. het is verboden een gebouw groter dan 12 m² te gebruiken als dierenverblijf.

Page 153: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 21

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 15 Wonen - Uit te werken bestemming

15.1. Bestemmingsomschrijving De voor Wonen - Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen en in samenhang met het wonen voor de uitoefening van aan-huis-verbonden

beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 5 en 33, voor ten hoogste 2.253 woningen met de bijbehorende voor- en andere tuinen;

b. maatschappelijke voorzieningen, waaronder sport en recreatieve voorzieningen met on-dergeschikte horeca;

c. verkeer en verblijf; d. groenvoorzieningen en water; alsmede bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, fiets- en voetpaden, verhardingen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen. 15.2. Uitwerkingsregels 15.2.1. Burgemeester en wethouders werken de in lid 15.1 genoemde bestemming nader uit met inachtneming van artikel 22 en de volgende regels: 15.2.2. Algemeen Het referentiekader voor de ruimtelijke inrichting van de gronden met de in lid 15.1 ge-noemde bestemming wordt als volgt omschreven: a. de ruimtelijke dragers van het woongebied worden gevormd door de lanen, vaarten als

lijnvormige elementen en de plassen, interieurs als vlakvormige elementen; daarnaast kunnen drie ruimtelijke eenheden of schaalniveaus worden onderkend;

b. de woonbuurten onderling zijn in ruimtelijk opzicht gescheiden door de lanen en vaar-ten, of grenzen aan de grootschalige groenvoorzieningen met de bestemming Bos;

c. de inrichting van het woongebied in het noordwestelijk deel van het plangebied (de wa-terkop) wordt gekenmerkt door het water in de vorm van havenbekkens die in open verbinding staan met de Lage Dwarsvaart en het Havendiep;

d. ter plaatse van de aanduiding "zonder woningen en geluidgevoelige objecten" mogen geen woningen en geluidgevoelige objecten worden gebouwd.

15.2.3. Woningen De bouwhoogte van woningen bedraagt ten hoogste 4 bouwlagen. 15.2.4. In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.3 geldt dat voor ten hoogste 10% van het met gebouwen te bebouwen oppervlak mag worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 8 bouwlagen. 15.2.5. Eilandwonen Ter plaatse van de aanduiding "eilandwonen" worden eilandwoningen gebouwd, met dien verstande dat: a. uitsluitend de volgende functies zijn toegestaan:

- het wonen en in samenhang met het wonen voor de uitoefening van aan-huis-ver-bonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 5 en 33;

- horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten; - detailhandel; - maatschappelijke voorzieningen;

b. de wateroppervlakte bedraagt ten minste 25%; c. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van horeca, detailhandel en maatschappelijke

voorzieningen bedraagt ten hoogste 600 m²; d. in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.3 mag ten hoogste 15% van het aantal eiland-

woningen worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 6 bouwlagen; e. er worden minimaal twee eilanden gerealiseerd, waarbij rekening wordt gehouden met

de zichtlijnen vanuit de omgeving; f. parkeervoorzieningen mogen (semi)verdiept worden gebouwd.

Page 154: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 22

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

15.2.6. Verkeersinfrastructuur De verkeersinfrastructuur wordt uitgewerkt als een raamwerk van hoofdwegen, wegen, lanen en langzaamverkeersverbindingen met inachtneming van de volgende regels: a. ter plaatse van de aanduiding "hoofdwegen" wordt een doorgaande verkeersverbinding

geprojecteerd met een breedte van ten hoogste 60 m en ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, inclusief (brom)fietspaden;

b. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "wegen" worden verkeersverbindingen naar het centrumgebied geprojecteerd met een breedte van ten hoogste 30 m en ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

c. ter plaatse van de aanduiding "lanen" worden wegen geprojecteerd ter ontsluiting van de woonbuurten met een breedte van ten hoogste 18 m en ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

d. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "ontsluiting ten behoeve van langzaam verkeer" wordt een doorgaande fietsverbinding geprojecteerd met een breedte van ten minste 3 m.

15.2.7. Water Ter plaatse van de aanduiding "oppervlaktewater" wordt ten minste 3% van de oppervlakte van de gronden met deze aanduiding gereserveerd voor water dat in open verbinding staat met de Lage Dwarsvaart en het Havendiep. 15.2.8. Buurtvoorzieningen Ter plaatse van de aanduiding "buurtvoorzieningen" worden maatschappelijke voorzieningen geprojecteerd. Tot de maatschappelijke voorzieningen behoren: a. scholen; b. sportvoorzieningen; c. kinderdagverblijven; d. wijkcentra; e. culturele voorzieningen; f. (para) medische en welzijnsvoorzieningen; g. atelierruimte; h. dienstverlening; i. kantoren; j. woningen; k. woon-werkunits; l. (startende) bedrijven uit ten hoogste categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactivi-

teiten "functiemenging". 15.2.9. Bij de voorzieningen bedoeld in lid 15.2.8 sub b en d is daaraan ondergeschikte ho-reca toegestaan onder de volgende voorwaarden: a. ten hoogste horecabedrijven uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten zijn

toegestaan; b. de oppervlakte mag ten hoogste 150 m² per vestiging bedragen. 15.2.10. Burgemeester en wethouders mogen de gronden met de aanduiding buurtvoorzie-ningen uitwerken ten behoeve van woningen of kantoren indien uit onderzoek naar de bevol-kingsopbouw/groei is gebleken dat deze uitwerking geen onomkeerbare inbreuk maakt op het noodzakelijke voorzieningenniveau binnen het plangebied. 15.3. Voorlopig bouwverbod Op de gronden als bedoeld in lid 15.1 mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een zodanig plan ge-stelde eisen. 15.4. Ontheffing voorlopig bouwverbod Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 15.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verant-woorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor gemaakt ontwerp, met inachtneming van het volgende: - belanghebbenden worden gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld tegen het

ontwerpuitwerkingsplan schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar te maken.

Page 155: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 23

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 16 Centrum-1 - Uit te werken bestemming

16.1. Bestemmingsomschrijving De voor Centrum-1 - Uit werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen en in samenhang met het wonen voor de uitoefening van aan-huis-verbonden

beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 5 en 33;

b. detailhandel en dienstverlening; c. maatschappelijke voorzieningen; d. horeca, behorende tot categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; e. verkeer en verblijf; f. groenvoorzieningen en water; alsmede bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, fiets- en voetpaden, verhardingen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen. 16.2. Uitwerkingsregels Burgemeester en wethouders werken de in lid 16.1 genoemde bestemming nader uit met in-achtneming van artikel 22 en de volgende regels: a. gebouwen worden in ten hoogste vier bouwlagen gebouwd; b. de bouwhoogte van de begane grondlaag is ten minste 3,6 m; c. gebouwen worden in bouwblokken gebouwd, waarbij gebouwen aan ten minste twee

zijden van het bouwblok en voor zover grenzend aan of gelegen evenwijdig aan de be-stemming Centrum-2-Uit te werken bestemming, een aaneengesloten rooilijn dienen te vormen; aan de overige zijde van de bouwblokken, de tussenstraatjes, mogen voor de gebouwen voortuinen aanwezig zijn met een diepte van ten hoogste 2 m;

d. aan de binnenzijden van de bouwblokken worden woningen of groen geprojecteerd, met de daarbij behorende parkeer- en andere voorzieningen;

e. in het openbaar gebied worden grachten, pleintjes en overige verblijfsvoorzieningen ge-projecteerd;

16.3. Voorlopig bouwverbod Op de gronden als bedoeld in lid 16.1 mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een zodanig plan ge-stelde eisen. 16.4. Ontheffing voorlopig bouwverbod Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verant-woorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor gemaakt ontwerp, met in achtneming van het volgende: - belanghebbenden worden gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld tegen het

ontwerpuitwerkingsplan schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar te maken.

Page 156: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 24

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 17 Centrum-2 - Uit te werken bestemming

17.1. Bestemmingsomschrijving De voor Centrum-2 - Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen en in samenhang met het wonen voor de uitoefening van aan-huis-verbonden

beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 5 en 33;

b. detailhandel en dienstverlening; c. maatschappelijke voorzieningen; d. horeca, behorend tot categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; e. verkeer en verblijf; f. groenvoorzieningen en water; alsmede bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, fiets- en voetpaden, verhardingen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen. 17.2. Uitwerkingsregels Burgemeester en wethouders werken de in lid 17.1 genoemde bestemming nader uit met in-achtneming artikel 22 en de volgende regels: 17.2.1. Algemeen a. gebouwen worden uitsluitend vrijstaand gebouwd; b. de afstand van gebouwen tot de voorste en achterste perceelsgrenzen dient ten minste

20 m te bedragen; c. woningen mogen gestapeld worden gebouwd; d. de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 4 bouwlagen bedragen; e. de hoogte van de begane grondlaag is ten minste 3,6 m; f. voor zover de gronden behorende bij een hoofdgebouw niet worden bebouwd, dienen

de gronden te worden ingericht met groenvoorzieningen en (sier)water. 17.2.2. Maatschappelijke voorzieningen Tot de maatschappelijke voorzieningen behoren in elk geval een bibliotheek en (para)medische voorzieningen en een zwembad. 17.2.3. Verkeersinfrastructuur a. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "wegen" worden ver-

keersverbindingen naar het centrumgebied geprojecteerd met een breedte van ten hoogste 30 m en ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

b. ter plaatse van de aanduiding "lanen" worden wegen naar het centrumgebied geprojec-teerd met een breedte van ten hoogste 18 m en ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

c. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "ontsluiting ten behoeve van langzaam verkeer" wordt een doorgaande fietsverbinding geprojecteerd met een breedte van ten minste 3 m.

17.3. Voorlopig bouwverbod Op de gronden als bedoeld in lid 17.1 mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een zodanig plan ge-stelde eisen. 17.4. Ontheffing voorlopig bouwverbod Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 17.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verant-woorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor gemaakt ontwerp, met in achtneming van het volgende: - belanghebbenden worden gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld tegen het

ontwerpuitwerkingsplan schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar te maken.

Page 157: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 25

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 18 Gemengd-1 - Uit te werken bestemming

18.1. Bestemmingsomschrijving De voor Gemengd-1 - Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren, met een oppervlakte van 500 m² tot 2.000 m² per vestiging; het gezamenlijk

oppervlak dient ten hoogste 90.000 m² te bedragen; b. maatschappelijke voorzieningen; c. sport- en recreatie gerelateerde voorzieningen; d. ter plaatse van de aanduiding "ketelhuis": maximaal twee ketelhuizen ten behoeve van

de energievoorziening; e. buitensportaccommodaties; f. bedrijven behorende tot categorie A, B1 en B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

"functiemenging"; g. verkeer en verblijf; h. groenvoorzieningen en water; alsmede voor de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoor-zieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, kunstwerken ten behoeve van de wateraan- en afvoer, de waterberging en sierwater, en nutsvoorzieningen. 18.2. Uitwerkingsregels Burgemeester en wethouders werken de in lid 18.1 genoemde bestemming nader uit met in-achtneming van artikel 22 en de volgende regels: 18.2.1. Gebouwen a. op de gronden worden uitsluitend hoofdgebouwen en andere bouwwerken geen gebou-

wen zijnde, gebouwd; b. de hoogte van gebouwen bedraagt ten minste 2 bouwlagen en mag ten hoogste 4

bouwlagen bedragen; c. de hoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "ketelhuis" bedraagt ten hoog-

ste 12 m; d. de diepte van bouwpercelen bedraagt ten minste 50 m; e. de breedte van de bouwpercelen bedraagt ten minste 20 en ten hoogste 60 m; f. ten hoogste 50% van de breedte van het bouwperceel mag worden bebouwd met ge-

bouwen; g. de afstand van gebouwen tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m ten

hoogste 15 m; h. parkeervoorzieningen worden geprojecteerd op eigen terrein en worden in samenhang

gesitueerd met het gebouw; i. het uitwerkingsplan kan de regel bevatten dat Burgemeester en wethouders nadere ei-

sen kunnen stellen omtrent de situering van gebouwen ten behoeve van de inpassing van parkeervoorzieningen in relatie tot de situering van groenvoorzieningen en ruimte-lijke uitstraling vanuit het openbaar gebied.

18.2.2. Verkeersinfrastructuur a. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "wegen" worden

verkeersverbindingen naar het centrumgebied geprojecteerd met een breedte van ten hoogste 30 m en ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

b. ter plaatse van de aanduiding "lanen" worden wegen geprojecteerd ter ontsluiting van de woonbuurten met een breedte van ten hoogste 18 m en ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

c. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "ontsluiting ten behoeve van langzaam verkeer" wordt een doorgaande fietsverbinding geprojecteerd met een breedte van ten minste 3 m.

18.2.3. Lpg-vulpunt Binnen het gebied met de aanduidingsgrens "GR contour" dient rekening te worden gehou-den met het geldende groepsrisico van het lpg-vulpunt.

Page 158: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 26

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

18.3. Voorlopig bouwverbod Op de gronden als bedoeld in lid 18.1 mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een zodanig plan ge-stelde eisen. 18.4. Ontheffing voorlopig bouwverbod Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verant-woorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor gemaakt ontwerp, met in achtneming van het volgende: - belanghebbenden worden gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld tegen het

ontwerpuitwerkingsplan schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar te maken.

Page 159: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 27

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 19 Gemengd-2 - Uit te werken bestemming

19.1. Bestemmingsomschrijving De voor Gemengd-2 - Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven behorende tot categorie A, B1 en B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

"functiemenging"; b. maatschappelijke voorzieningen; c. kantoren; d. sport- en recreatie gerelateerde voorzieningen; e. buitensportaccommodaties; f. wonen en in samenhang met het wonen voor aan-huis-verbonden beroepen en klein-

schalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 5 en 33; g. verkeer en verblijf; h. groenvoorzieningen en water; alsmede voor de bij deze bestemming doeleinden behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, kunstwerken ten behoeve van de wateraan- en afvoer, de waterberging en sierwater, en nutsvoorzieningen. 19.2. Uitwerkingsregels Burgemeester en wethouders werken de in lid 19.1 genoemde bestemming nader uit met in-achtneming van artikel 22 en de volgende regels: 19.2.1. Gebouwen a. met het oog op het projecteren van grote aaneengesloten groenvoorzieningen worden

clusters van bebouwing geprojecteerd; b. binnen de bebouwingsclusters worden kleinschalige groenvoorzieningen gesitueerd; c. woningen mogen zowel vrijstaand, aaneengesloten en gestapeld worden gebouwd; d. de hoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 bouwlagen. 19.2.2. Verkeersinfrastructuur a. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "wegen" worden ver-

keersverbindingen naar het centrumgebied geprojecteerd met een breedte van ten hoogste 30 m en ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, inclusief eventuele voet- en fietspaden;

b. ter plaatse of binnen een afstand van 60 m van de aanduiding "ontsluiting ten behoeve van langzaam verkeer" wordt een doorgaande fietsverbinding geprojecteerd met een breedte van ten minste 3 m.

19.2.3. OV-baan Ter plaatse van de aanduiding "ov-baan" wordt een verbinding ten behoeve van het open-baar vervoer geprojecteerd. 19.3. Voorlopig bouwverbod Op de gronden als bedoeld in lid 19.1 mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een zodanig plan ge-stelde eisen. 19.4. Ontheffing voorlopig bouwverbod Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 19.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verant-woorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor gemaakt ontwerp, met in achtneming van het volgende: - belanghebbenden worden gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld tegen het

ontwerpuitwerkingsplan schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar te maken.

Page 160: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bestemmingsregels 28

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 20 Leiding - gas

20.1. Bestemmingsomschrijving De voor Leiding - gas aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorko-mende bestemming(en) binnen een afstand van 4 m medebestemd voor een aardgastrans-portleiding met een diameter van ten hoogste 110 mm en een druk van ten hoogste 8 bar. 20.2. Bouwregels a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 20.1 bedoeld, uit-

sluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag met in-achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande funde-ring.

20.3. Ontheffing bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.2 van dit artikel. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende Bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactivi-teiten niet onevenredig wordt geschaad. 20.4. Aanlegregels 20.4.1. Aanlegverbod zonder vergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - gas in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhar-

dingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is

aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installa-ties of apparatuur;

d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 20.4.2. Uitzondering op aanlegverbod Het verbod van lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend,

zoals in lid 20.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning. 20.4.3. Voorwaarden voor aanlegvergunning Aanlegvergunning wordt verleend, voor zover het leidingbelang door de werken of werk-zaamheden niet onevenredig wordt geschaad.

Page 161: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Page 162: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Algemene regels 30

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 22 Algemene regels in verband met de uit te werken bestemmingen

22.1. Toelaatbare aantallen en oppervlakten Het toelaatbare aantal woningen, oppervlakten maatschappelijke voorzieningen (exclusief penitentiaire inrichtingen), detailhandel en kantoren, mag binnen de uit te werken bestem-mingen niet meer bedragen, dan de in tabel 22.1 genoemde aantallen en oppervlakten. Tabel 22.1

functies wonen maatschappelijke doeleinden

detailhandel kantoren

totalen 3.344 woningen 51.560 m² 5.865 m² 90.000 m² Algemene uitwerkingsregel in verband met parkeren Burgemeester en wethouders werken de in de artikelen 15 t/m 19 genoemde uit te werken bestemmingen uit met inachtneming van de volgende regel: - in het plangebied gelden de in tabel 22.2 (parkeernorm per woning) en tabel 22.3 (par-

keernorm naar functie) opgenomen parkeernormen. Tabel 22.2

type prijsklasse parkeernorm woning duur ≥ 225.000 2 woning midden < 225.000 < 150.000 1,8 woning goedkoop ≤ 150.000 1,6 Tabel 22.3

functie parkeernorm (parkeerplaatsen) - maatschappelijke doeleinden - sport en recreatieve doeleinden

- scholen: 0,5 per lokaal + 0,5 per arbeidsplaats - gezondheidszorg: 0,25 per 100 m² bvo + 0,4 per arbeids-

plaats - sociaal cultureel: 1 per 100 m² bvo - sporthal: 3 per 100 m² bvo - sportvelden: 20 per ha netto terrein - clubaccommodatie en dergelijke: 2 per 100 m² bvo

detailhandel 3,5 per 100 m² bvo + 0,4 per arbeidsplaats bedrijven 0,25 per 100 m² bvo + 0,4 per arbeidsplaats horeca 2 per 100 m² bvo 22.2. Afstemming externe veiligheid Binnen een afstand van 30 m aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanuit het hart van de spoorlijn, worden geen kwetsbare functies, waaronder wonen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en detailhandel geprojecteerd. 22.3. Afstemming Wet geluidhinder 22.3.1. Binnen een afstand van 70 m aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanuit het hart van de spoorlijn, mogen geen geluidsgevoelige objecten worden geprojecteerd. 22.3.2. Burgemeester en wethouders werken de in de artikelen 15 t/m 19 genoemde be-stemmingen zodanig uit, dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op de ge-vels van de woningen en andere geluidsgevoelige objecten ten hoogste 48 dB bedraagt. On-verminderd het bepaalde in het plan worden geluidsgevoelige objecten slechts gebouwd in-dien voldaan kan worden aan de vanwege de Wet geluidhinder gestelde voorwaarden.

Page 163: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Algemene regels 31

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 23 Algemene regels met betrekking tot het bouwen

23.1. Bestaande maten 23.1.1. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehou-den. 23.1.2. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedra-gen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aange-houden. 23.1.3. In geval van herbouw is het bepaalde in de leden 23.1.1 en 23.1.2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. 23.2. Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingba-

nen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;

b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

23.3. Ondergronds bouwen Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels: a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de

bestemming gebouwen toelaatbaar zijn; b. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;

Page 164: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Algemene regels 32

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 24 Algemene ontheffingsbevoegdheden

24.1. Burgemeester en wethouders kunnen tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds ontheffing kan worden verleend ontheffing verlenen van de regels van het plan en van re-gels in uitwerkingsplannen op grond van dit plan voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% voor gebouwen

en ten hoogste 20% voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. afwijkingen van aantallen (waaronder aantallen woningen) met ten hoogste 10%; c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van

belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de over-schrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

d. de bouw van kunstobjecten voor zover deze kunstobjecten bijdragen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;

e. de bouw van nutsgebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een opper-vlak van ten hoogste 50 m².

24.2. Ontheffing op grond van lid 24.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig af-breuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmo-gelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. Ontheffingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" 24.3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan en van het bepaalde in uitwerkingsplannen op grond van dit plan teneinde: a. bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar,

indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de alge-meen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";

b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omge-ving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfs-activiteiten "functiemenging" waarbij geldt dat Bevi-inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

Ontheffingsbevoegdheid Lijst van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten 24.4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 1 lid 33 teneinde kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet voorkomen in de Lijst van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover de activiteit naar aard en in-vloed op de omgeving gelijk te stellen is met wel op de genoemde lijst voorkomende activi-teiten.

Page 165: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Algemene regels 33

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

25.1. Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen om aanpassin-gen van de bestemmingsgrenzen mogelijk te maken, indien dit noodzakelijk is voor de reali-sering van het bestemmingsplan, met dien verstande dat: a. de overschrijdingen echter niet meer dan 30 m mogen bedragen; b. het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot of verkleind. 25.2. Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling bestemmingen Bos en Water met uit te

werken bestemmingen Burgemeester en wethouders zijn uit het oogpunt van stedenbouwkundige kwaliteit en land-schappelijke inpassing bevoegd om: a. per bestemmingsvlak ten hoogste 20% van de gronden met de bestemming Water te

wijzigen in de bestemming Bos, Wonen - Uit te werken bestemming, Centrum-1 en 2 - Uit te werken bestemming en Gemengd-2 - Uit te werken bestemming;

b. per bestemmingsvlak ten hoogste 20% van de gronden met de bestemming Bos te wij-zigen in de bestemming Water, Wonen - Uit te werken bestemming, Centrum-1 en 2 - Uit te werken bestemming en Gemengd-2 - Uit te werken bestemming;

met dien verstande dat: c. voor zover de gronden door de ligging van de bestemmingsvlakken een aaneengesloten

water- en/of bosgebied vormen, wijziging niet tot gevolg mag hebben dat het bosgebied en/of water niet langer een aaneengesloten gebied vormen/vormt;

d. voor wat betreft de wijziging van de bestemming Bos, de belangen van natuur en land-schap niet onevenredig worden geschaad;

e. voor wat betreft de wijziging van de bestemming Water de belangen van het waterbe-heer niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 26 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Page 166: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Algemene regels 34

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Page 167: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 168: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Overgangs- en slotregels 36

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Page 169: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 170: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande
Page 171: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

behorende bij de regels van het bestemmingsplan Warande fase 1 van de gemeente Lelystad Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" - niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd

o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar

Page 172: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 2

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

SBI-CODE OMSCHRIJVING

n

um

mer

CA

TEG

OR

IE

01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW

014 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:

014 1 - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² B1

014 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B1

15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN

151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:

151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B2

1552 1 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B1

1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2.500 kg meel/week B1

1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:

1584 1 - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B1

1584 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B1 1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke

B1

17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL

174, 175 Vervaardiging van textielwaren B2

176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B2

18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT

181 Vervaardiging kleding van leer B2

20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE

203, 204, 205 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²

B2

205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B1

22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA

2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B1

2223 A Grafische afwerking A

2223 B Binderijen B1

2224 Grafische reproductie en zetten B1

2225 Overige grafische activiteiten B1

223 Reproductiebedrijven opgenomen media A

24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN

2442 0 Farmaceutische productenfabrieken:

2442 2 - verbandmiddelenfabrieken B1

26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN

2612 Glas-in-lood-zetterij B1

2615 Glasbewerkingsbedrijven B2

262, 263 0 Aardewerkfabrieken:

262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B1

267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:

267 2 - indien p.o. < 2.000 m² B2

2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B2

28 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)

281 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² B2

Page 173: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 3

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

SBI-CODE OMSCHRIJVING

n

um

mer

CA

TEG

OR

IE

284 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² B2

2852 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² B2

287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² B2

30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS

30 A Kantoormachines- en computerfabrieken B1

33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN

33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke B

36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.

361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² A

362 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke B1

363 Muziekinstrumentenfabrieken B1

3661.1 Sociale werkvoorziening B1

40 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER

40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:

40 C1 - < 10 MVA B1

40 D0 Gasdistributiebedrijven:

40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A A

40 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C B1

40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:

40 E2 - blokverwarming B1

41 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER

41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:

41 B1 - < 1 MW B1

45 - BOUWNIJVERHEID

45 3 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² B1

453 Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij) B1

453 2 Elektrotechnische installatie B1

50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS 501, 502, 504

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij)

B1

5020.4 B Autobeklederijen A

5020.5 Autowasserijen B1

503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B1

51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING

5134 Groothandel in dranken C

5135 Groothandel in tabaksproducten C

5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk C

5137 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen C

514 Groothandel in overige consumentenartikelen C

5148.7 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:

5148.7 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B1

5153 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:

5153 1 - algemeen C

5153 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1

Page 174: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Bijlage 1 4

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

SBI-CODE OMSCHRIJVING

n

um

mer

CA

TEG

OR

IE

5153.4 4 Zand en grind:

5153.4 6 - indien b.o. < 200 m² B1

5154 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:

5154 1 - algemeen C

5154 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1

5156 Groothandel in overige intermediaire goederen C

5162 2 Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid

C

5162 Groothandel in machines en apparaten, opp < 2000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid

B1

517 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) C

52 - REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN

527 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) A

60 - VERVOER OVER LAND

6022 Taxibedrijven B1

6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C

603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B1

63 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER

6321 3 Caravanstalling B1

64 - POST EN TELECOMMUNICATIE

641 Post- en koeriersdiensten C

71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN

711 Personenautoverhuurbedrijven B2

712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) C

713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C

72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE

72 A Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke A

72 B Switchhouses B1

73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK

732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A

74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING

7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C

7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke A

90 MILIEUDIENSTVERLENING

9001 B Rioolgemalen B1

93 - OVERIGE DIENSTVERLENING

9301.3 A Wasverzendinrichtingen B1 SBI 93/SvB f okt. 2007

Page 175: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Bijlage 2. Staat van Horeca-activiteiten

Categorie I "lichte horeca" Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral ver-strekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca

- automatiek; - broodjeszaak; - cafetaria; - croissanterie; - koffiebar; - lunchroom; - ijssalon; - snackbar; - tearoom; - traiteur.

1b. Overige lichte horeca

- bistro; - restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); - hotel.

1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;

- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives). Categorie 2 "middelzware horeca" Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aan-zienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: - bar; - bierhuis; - biljartcentrum; - café; - proeflokaal; - shoarma/grillroom; - zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevene-

menten). Categorie 3 "zware horeca" Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: - dancing; - discotheek; - nachtclub; - partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.

Page 176: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

242.13188.00

Bijlage 3. Lijst van aan-huis-verbonden beroe-pen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Aan-huis-verbonden beroepen Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder: - individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer,

voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts enz. Advies en ontwerpbureaus, waaronder: - reclame ontwerp; - grafisch ontwerp; - architect. (Zakelijke) dienstverlening, waaronder: - notaris; - advocaat; - accountant; - assurantie-/verzekeringsbemiddeling; - exploitatie en handel in onroerende zaken. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten - kledingmakerij; - (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf. Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals: - schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van

bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf. Reparatiebedrijfjes ten behoeve van particulieren, zoals: - schoen-/lederwarenreparatiebedrijf; - uurwerkreparatiebedrijf; - goud- en zilverwerkreparatiebedrijf; - reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen; - reparatie van muziekinstrumenten. In ieder geval zijn auto- en motorreparatiebedrijven uitgezonderd. Overige dienstverlening, zoals: - kappersbedrijf; - schoonheidssalon. Onderwijs, zoals: - autorijschool; - naaicursus; - computercursus. In ieder geval zijn bij onderwijs werkplaatsen en laboratoria uitgezonderd.

Page 177: Documenten-Bestemmingsplannen-Toelichting en Regels Warande