DOCENT IS NIET MEDIAWIJZER DAN ZIJN LEERLING · 3. CONCLUSIE Er is weinig verschil in het bezit van...

1
3. CONCLUSIE Er is weinig verschil in het bezit van digitale apparatuur tussen jongeren en hun onderwijsgevenden. De jongeren gebruiken deze apparaten wel anders: ze zijn actiever op sociale media. Dat blijkt vooral bij media die een meer besloten karakter hebben zoals Snapchat en Instagram. Ze ontvangen daar aanzienlijk meer berichten op dan de volwassenen en bekijken ook vaker films en tv-programma’s. Kennelijk zijn jongeren handiger in het gebruik van digitale apparaten. In bepaald opzicht zijn ze ook mediawijzer: ze hebben vaker een filter voor hun internettoegang en leggen eerder hun telefoon aan de kant als ze geconcentreerd moeten werken. Maar docenten ervaren duidelijk minder moeite om te stoppen met mediagebruik en versturen zelden een bericht tijdens een kerkdienst. MEDIAWIJSHEID VAN LEERLINGEN EN ONDERWIJSMEDEWERKERS. IS DE ONDERWIJSMEDEWERKER ZICH ONLINE OOK BEWUST VAN ZIJN ROL VAN IDENTIFICATIEFIGUUR? 84% Voordat ik een bericht plaats op sociale media plaats, denk ik eerst na hoe dit op anderen over- komt. 13% Sociale media inzetten biedt een kans om jon- geren te laten zien wie je als docent/onderwijsme- dewerker echt bent. 64% Het online (privé)gedrag van onderwijsmedewer- kers moet volledig in lijn zijn met de schoolbe- leidslijn. 15% Mijn leidinggevende spreekt mij aan op mijn gedrag op sociale media. 92% Een docent/onderwijs- medewerker moet niet met het privéleven te koop lopen via sociale media. 27% Een docent/onderwijs- medewerker die actief participeert in sociale media ondergraaft zijn/haar gezagspositie. 28% Een docent/onderwijsme- dewerker kan niet op soci- ale media aanwezig zijn zonder zelf ook informatie te delen; ook daar is hij/zij immers een voorbeeld. 61% 65% 13% 30% 22% 53% 14% 22% 10% 37% 62% 68% 42% 49% 3% 24% 48% 23% 84% 64% Filtering vaste aansluiting Filtering mo- biele aanslui- ting Moeilijk om te stoppen met sociale media Vooraf bepa- len hoeveel tijd online wordt door- gebracht. Moeilijk kunnen con- centreren door berich- ten via smart- phone Telefoon weg- leggen of pro- gramma’s weg- klikken bij ge- concentreerd werken. Smartphone gebruik op zondag Smartphone gebruik tijdens kerk- dienst Half uur voor het slapen, stoppen met het gebruik van device. Voorafgaand aan plaatsing bericht, na- denken hoe dit overkomt op anderen. 2. METHODE Kwantitatief onderzoek uitgevoerd in 2016, onder 3100 leerlingen en 673 onderwijs- medewerkers (onderwijsondersteunend personeel, instructeurs/onderwijsassisten- ten en docenten). De enquête is gehouden op elf protestants-christelijke en reforma- torische scholen voor voortgezet onderwijs of mbo/hbo. ONDERWIJSMEDEWERKERS GEBRUIKEN LAPTOP EN PC, JONGERE ZIT OP DE SMARTPHONE. LEERLINGEN KIJKEN MEER FILMS EN TV-PROGRAMMA’S DAN ONDERWIJSMEDEWERKERS. 61% 74% 54% 13% 85% 37% 52% 18% 71% 85% Gezamenlijke computer Onderwijsmedewerkers Jongeren Eigen computer Laptop Tablet Smartphone JONGERE ZIT OP SNAPCHAT EN INSTAGRAM, DOCENT E-MAILT NOG. E-mail 99 53 Facebook 30 44 Pinterest 3 4 Skype 1 4 Sms 8 12 Snapchat 1 25 Twitter 5 4 Whatsapp 69 85 YouTube 21 49 Instagram 4 35 Facetime 1 1 Percentage mensen dat aangeeft een van deze sociale media (vrijwel) dagelijks te gebruiken. 0 uur minder dan 1 uur 1-3 uur 4-10 uur 11-20 uur 20-40 uur 6% 25% 33% 24% 9% 3% 6% 36% 35% 18% 5% 0% JONGEREN STUREN VEEL MEER BERICHTEN DAN ONDERWIJSMEDEWERKERS. Geen enkele Hooguit 5 per dag Tussen de 5 en 20 per dag Tussen de 20 en 50 per dag, dat is 1 of 2 per uur Tussen de 50 en 100 per dag, dat is tussen de 2 en 5 per uur Tussen de 5 en 20 per uur Tussen de 20 en 50 per uur Tussen de 50 en 100 per uur Meer dan 100 per uur 0% 1% 7% 8% 38% 12% 31% 14% 13% 18% 5% 16% 3% 15% 2% 11% 1% 5% DOCENT IS NIET MEDIAWIJZER DAN ZIJN LEERLING Jeroen (K.) van der Laan en Steef (S.M.) de Bruijn Lectoraat Nieuwe media in vorming en opvoeding Driestar hogeschool, Gouda Het lectoraat wil een bijdrage leveren aan het verantwoord en verstandig omgaan met nieuwe media. De aandacht richt zich op drie terreinen: leraarschap, vorming en leiderschap. Centrale vraag daarbij is steeds: ‘Wat is een verantwoorde plaats voor nieuwe media?’ Voor de drie terreinen waar het lectoraat zich mee bezighoudt, gelden verschillende opdrachten: 1. CENTRALE VRAAG Op welke wijze gebruiken onderwijsmedewerkers en hun leerlingen (sociale) media? Leiderschap: Inzicht krijgen in factoren die bepalend zijn voor de positie van gezagsdragers in het nieuwemedialandschap. Vorming: Handvatten bieden aan on- derwijsgevenden, opvoeders, ambts- dragers en ouders voor goede keuzes op het vlak van mediaopvoeding. Leraarschap: Inzicht krijgen in de invloed van nieuwe media op het onderwijsleerproces: op de didactiek, op de over te dragen stof, op de leerling en op de leraar en op hun pedagogische relatie.

Transcript of DOCENT IS NIET MEDIAWIJZER DAN ZIJN LEERLING · 3. CONCLUSIE Er is weinig verschil in het bezit van...

Page 1: DOCENT IS NIET MEDIAWIJZER DAN ZIJN LEERLING · 3. CONCLUSIE Er is weinig verschil in het bezit van digitale apparatuur tussen jongeren en hun onderwijsgevenden. De jongeren gebruiken

3. CONCLUSIEEr is weinig verschil in het bezit van digitale apparatuur tussen jongeren en hun onderwijsgevenden. De jongeren gebruiken deze apparaten wel anders: ze zijn actiever op sociale media. Dat blijkt vooral bij media die een meer besloten karakter hebben zoals Snapchat en Instagram. Ze ontvangen daar aanzienlijk meer berichten op dan de volwassenen en bekijken ook vaker films en tv-programma’s. Kennelijk zijn jongeren handiger in het gebruik van digitale apparaten. In bepaald opzicht zijn ze ook mediawijzer: ze hebben vaker een filter voor hun internettoegang en leggen eerder hun telefoon aan de kant als ze geconcentreerd moeten werken. Maar docenten ervaren duidelijk minder moeite om te stoppen met mediagebruik en versturen zelden een bericht tijdens een kerkdienst.

MEDIAWIJSHEID VAN LEERLINGEN EN ONDERWIJSMEDEWERKERS.

IS DE ONDERWIJSMEDEWERKER ZICH ONLINE OOK BEWUST VAN ZIJN ROL VAN IDENTIFICATIEFIGUUR?

84%

Voordat ik een bericht plaats op sociale media plaats, denk ik eerst na

hoe dit op anderen over-komt.

13%

Sociale media inzetten biedt een kans om jon-

geren te laten zien wie je als docent/onderwijsme-dewerker echt bent.

64%

Het online (privé)gedrag van onderwijsmedewer-kers moet volledig in lijn

zijn met de schoolbe-leidslijn.

15%

Mijn leidinggevende spreekt mij aan op mijn

gedrag op sociale media.

92%

Een docent/onderwijs-medewerker moet niet met het privéleven te

koop lopen via sociale media.

27%

Een docent/onderwijs-medewerker die actief participeert in sociale

media ondergraaft zijn/haar gezagspositie.

28%

Een docent/onderwijsme-dewerker kan niet op soci-

ale media aanwezig zijn zonder zelf ook informatie te delen; ook daar is hij/zij

immers een voorbeeld.

61%

65%

13%

30%

22%

53%

14%

22%

10%

37%

62%

68%

42%

49%

3%

24%

48%

23%

84%

64%

Filtering vaste aansluiting

Filtering mo-biele aanslui-

ting

Moeilijk om te stoppen met

sociale media

Vooraf bepa-len hoeveel tijd online

wordt door-gebracht.

Moeilijk kunnen con-

centreren door berich-

ten via smart-phone

Telefoon weg-leggen of pro-

gramma’s weg-klikken bij ge-concentreerd

werken.

Smartphone gebruik op

zondag

Smartphone gebruik

tijdens kerk-dienst

Half uur voor het slapen,

stoppen met het gebruik van device.

Voorafgaand aan plaatsing bericht, na-denken hoe dit overkomt op anderen.

2. METHODEKwantitatief onderzoek uitgevoerd in 2016, onder 3100 leerlingen en 673 onderwijs-medewerkers (onderwijsondersteunend personeel, instructeurs/onderwijsassisten-ten en docenten). De enquête is gehouden op elf protestants-christelijke en reforma-torische scholen voor voortgezet onderwijs of mbo/hbo.

ONDERWIJSMEDEWERKERS GEBRUIKEN LAPTOP EN PC, JONGERE ZIT OP DE SMARTPHONE.

LEERLINGEN KIJKEN MEER FILMS EN TV-PROGRAMMA’S DAN ONDERWIJSMEDEWERKERS.

61%74%

54%13%

85%37%

52%18%

71%85%

Gezamenlijke computer

OnderwijsmedewerkersJongeren

Eigen computer

Laptop

Tablet

Smartphone

JONGERE ZIT OP SNAPCHAT EN INSTAGRAM, DOCENT E-MAILT NOG.

E-mail

99 53Facebook

30 44

Pinterest

3 4Skype

1 4Sms

8 12Snapchat

1 25Twitter

5 4Whatsapp

69 85YouTube

21 49

Instagram

4 35

Facetime

1 1

Percentage mensen dat aangeeft een van deze sociale media (vrijwel) dagelijks te gebruiken.

0 uur

minder dan 1 uur

1-3 uur

4-10 uur

11-20 uur

20-40 uur

6%

25%

33%

24%

9%

3%

6%

36%

35%

18%

5%

0%

JONGEREN STUREN VEEL MEER BERICHTEN DAN ONDERWIJSMEDEWERKERS.

Geen enkele

Hooguit 5 per dag

Tussen de 5 en 20 per

dag

Tussen de 20 en 50 per dag,

dat is 1 of 2 per uur

Tussen de 50 en 100 per dag, dat is tussen de 2 en 5 per uur

Tussen de 5 en 20 per

uur

Tussen de 20 en 50 per uur

Tussen de 50 en 100 per uur

Meer dan 100 per uur

0%1%

7% 8%

38%

12%

31%

14% 13%

18%

5%

16%

3%

15%

2%

11%

1%5%

DOCENT IS NIET MEDIAWIJZER DAN ZIJN LEERLINGJeroen (K.) van der Laan en Steef (S.M.) de Bruijn Lectoraat Nieuwe media in vorming en opvoedingDriestar hogeschool, Gouda

Het lectoraat wil een bijdrage leveren aan het verantwoord en verstandig omgaan met nieuwe media. De aandacht richt zich op drie terreinen: leraarschap, vorming en leiderschap. Centrale vraag daarbij is steeds: ‘Wat is een verantwoorde plaats voor nieuwe media?’Voor de drie terreinen waar het lectoraat zich mee bezighoudt, gelden verschillende opdrachten:

1. CENTRALE VRAAGOp welke wijze gebruiken onderwijsmedewerkers en hun leerlingen (sociale) media?

Leiderschap: Inzicht krijgen in factoren die bepalend zijn voor de positie van gezagsdragers in het nieuwemedialandschap.

Vorming: Handvatten bieden aan on-derwijsgevenden, opvoeders, ambts-dragers en ouders voor goede keuzes op het vlak van mediaopvoeding.

Leraarschap: Inzicht krijgen in de invloed van nieuwe media op het onderwijsleerproces: op de didactiek, op de over te dragen stof, op de leerling en op de leraar en op hun pedagogische relatie.