DM nummer 1

36
1 Digitaal magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie, nummer 1, 1 februari 2012 Sportgeneeskunde geeft begrijpelijke en betrouwbare informatie Voorwoord.........................................2 Nieuws ......................................................................................................................................................3 Boeken......................................................................................................................................................7 Hoe maak je atletiek op school zo aantrekkelijk mogelijk?, Bijscholing ...................................................8 Zon-don, Column ....................................................................................................................................11 Goede voornemens?!, Wandeltraining ...................................................................................................12 Blessurepreventie: denk en werk als een instructeur, Sportmedisch.....................................................14 De belevingswereld van het kind centraal, Aan het woord ....................................................................17 Jongeren warm laten lopen voor atletiek, Jeugdatletiek ........................................................................20 Uit de andere bladen ..............................................................................................................................22 Ambitie bindt cursisten, De aanpak ........................................................................................................23 Nieuws van de afdeling opleidingen, Opleidingen..................................................................................25 THOR, sportwerkgever van het jaar!, Atletiekwerk ................................................................................26 Hoe houd jij jezelf fysiek in conditie?, De kwestie ..................................................................................28 Hoe leert mijn atleet techniek het best (te) gebruiken?, Voor u gelezen en beoordeeld .......................31 Circuittrainingen: uitdagingen in de meerkamp, Oefenstof ....................................................................34 Geef je mening! Sinds zes jaar ontvangen gelicentieerde trainers vier maal per jaar het ‘Digitale Magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie’. Ter verbetering van het magazine neemt de redactie graag kennis van de mening van de lezers: hoe wordt het magazine gelezen, doe je iets met de informatie en op welke onderdelen kan het magazine verbeterd worden. Om de respons zo groot mogelijk te maken bestookt de redactie je in een aantal opeenvolgende magazines met een beperkt aantal vragen. Met de uitkomst willen we veranderingen doorvoeren zodat het Magazine optimaal blijft aansluiten bij de doelgroep: loop- en atletiektrainers met een licentie. Wie zijn mening geeft maakt kans op leuke prijzen. Colofon Het Digitaal magazine voor Licentiehouders, uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over zaken binnen hun vakgebied. 'Het licentiesysteem is be- doeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een zogenaamde digitale 'Nieuws- flits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Een wordversie van het Digitaal Magazine is op te vragen via [email protected] . Magazine nummer 2/2012 verschijnt 1 mei. Redactie Hoofd- en eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland, [email protected] , www.steun.biz, 024-3566601. Redactie: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Hannie Huber, Ton de Kort, Clemens Vollebergh. Overige medewerkers aan dit magazine: Danny de Beer (VSG), Alida van de Kolk, Yvonne Bontekoning, Ronald Veldman (WOS) Medewerker kaderontwikkeling Atletiekunie: Melanie Schüttler. Opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen en suggesties voor De Kwestie mailt u aan: [email protected] . Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen dit magazine per mail. Eventuele veranderingen van het e-mailadres graag doorgegeven aan: [email protected] .

Transcript of DM nummer 1

Page 1: DM nummer 1

1

Digitaal magazine voor licentiehouders van de Atlet iekunie, nummer 1, 1 februari 2012

Sportgeneeskunde geeft begrijpelijke en betrouwbare informatie Voorwoord.........................................2

Nieuws ......................................................................................................................................................3

Boeken......................................................................................................................................................7

Hoe maak je atletiek op school zo aantrekkelijk mogelijk?, Bijscholing ...................................................8

Zon-don, Column ....................................................................................................................................11

Goede voornemens?!, Wandeltraining ...................................................................................................12

Blessurepreventie: denk en werk als een instructeur, Sportmedisch.....................................................14

De belevingswereld van het kind centraal, Aan het woord ....................................................................17

Jongeren warm laten lopen voor atletiek, Jeugdatletiek ........................................................................20

Uit de andere bladen ..............................................................................................................................22

Ambitie bindt cursisten, De aanpak ........................................................................................................23

Nieuws van de afdeling opleidingen, Opleidingen..................................................................................25

THOR, sportwerkgever van het jaar!, Atletiekwerk ................................................................................26

Hoe houd jij jezelf fysiek in conditie?, De kwestie ..................................................................................28

Hoe leert mijn atleet techniek het best (te) gebruiken?, Voor u gelezen en beoordeeld .......................31

Circuittrainingen: uitdagingen in de meerkamp, Oefenstof ....................................................................34

Geef je mening! Sinds zes jaar ontvangen gelicentieerde trainers vier maal per jaar het ‘Digitale Magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie’. Ter verbetering van het magazine neemt de redactie graag kennis van de mening van de lezers: hoe wordt het magazine gelezen, doe je iets met de informatie en op welke onderdelen kan het magazine verbeterd worden. Om de respons zo groot mogelijk te maken bestookt de redactie je in een aantal opeenvolgende magazines met een beperkt aantal vragen. Met de uitkomst willen we veranderingen doorvoeren zodat het Magazine optimaal blijft aansluiten bij de doelgroep: loop- en atletiektrainers met een licentie. Wie zijn mening geeft maakt kans op leuke prijzen.

Colofon Het Digitaal magazine voor Licentiehouders, uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over zaken binnen hun vakgebied. 'Het licentiesysteem is be-doeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een zogenaamde digitale 'Nieuws-flits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Een wordversie van het Digitaal Magazine is op te vragen via [email protected]. Magazine nummer 2/2012 verschijnt 1 mei. Redactie Hoofd- en eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland, [email protected], www.steun.biz, 024-3566601. Redactie: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Hannie Huber, Ton de Kort, Clemens Vollebergh. Overige medewerkers aan dit magazine: Danny de Beer (VSG), Alida van de Kolk, Yvonne Bontekoning, Ronald Veldman (WOS) Medewerker kaderontwikkeling Atletiekunie: Melanie Schüttler. Opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen en suggesties voor De Kwestie mailt u aan: [email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen dit magazine per mail. Eventuele veranderingen van het e-mailadres graag doorgegeven aan: [email protected].

Page 2: DM nummer 1

2

VOORWOORD

Sportgeneeskunde geeft begrijpelijke en

betrouwbare informatie 'Help! Ik heb al een tijd lang last aan de buitenkant van mijn knie. In het begin kon ik nog wel hard-lopen, maar de laatste tijd moet ik zelfs trainingen overslaan. Ik ben al bij de huisarts geweest, maar die komt er niet uit. Ik weet niet meer wat te doen. Kunt u mij helpen. ' Een van de vele vragen die wij via [email protected] ontvangen van sporters die niet meer weten wat te doen met hun blessure/pijntje. Sporters weten vaak slecht waar ze informatie kunnen vinden en trainers verwijzen niet altijd effectief door. Blessurepreventie gaat pas leven als er al een blessure is. Bovendien zijn sporters, bonden én trainers erg competitiegericht, en hebben zulke onderwerpen bij de sportmedische begeleiding geen prioriteit. Sportgeneeskunde Nederland heeft daarom een methodiek uitgewerkt om onderzoeksresultaten te vertalen naar direct bruikbare informatie en middelen voor sporters: Kennistransfer Sportgezondheids-zorg (KTS). Uitgangspunt van KTS is te denken vanuit de sporter. Die staat centraal. Er zijn KTS- groepen gevormd, zoals voor hardlopen, met minimaal één sporter en daaromheen trainers, onder-zoekers, professionals en organisaties die geïnteresseerd zijn in een bepaald onderwerp. Er worden verbindingen gelegd tussen kennis uit de wetenschap en ervaring uit de praktijk. Deze kennis wordt verspreid. Op deze manier ontvangt de sporter begrijpelijke en betrouwbare informatie. In Digitaal magazine nummer 4/2011 schreef sportarts Arjan Kokshoorn al uitvoerig over KTS-hard-lopen. KTS hardlopen is nu bezig met een artikel over pijntjes: wat moet een beginnend hardloper daarmee? Dit artikel wordt binnenkort gepresenteerd. Naast het KTS hardlopen zijn er ook twee Twitterspreekuren speciaal voor hardlopers georganiseerd. Tijdens het Twitterspreekuur krijgen hardlopers de gelegenheid sportmedische vragen te stellen aan de sportarts. In de twee uren die nu geweest zijn, zijn ruim 60 vragen gesteld. Dat de sportarts er is voor alleen topsporters is dus een misvatting. Iedereen kan profiteren van de sportmedische kennis van een sportarts! Artikelen van het KTS-hardlopen worden onder meer gepubliceerd op www.sportzorg.nl. Hebt u vra-gen over hardlopen en gezondheid dan kunt u deze stellen via [email protected]. Als eerste op de hoogte van het volgende Twitterspreekuur? Volg Sportzorg dan via Twitter!Twitter.com/Sportzorg. Trainers zegt het voort aan uw atleten! Sportgeneeskunde Nederland

Page 3: DM nummer 1

3

NIEUWS

Joggen beter dan wandelen Een rustig rondje joggen is minder vermoeiend dan flink door wandelen. Daarbij is het volgens weten-schappers van de North Caroline State University ook beter voor de spieren. De onderzoekers conclu-deerden dat bij hardlopen op een snelheid van ongeveer 7 kilometer per uur de kuitspieren efficiënter werken dan bij stevig doorwandelen. Deze efficiënte beweging zorgt er voor dat er vanuit de spier meer energie vrijkomt, waardoor het uithoudingsvermogen toeneemt. Met behulp van ultrasoon geluid scanden de onderzoekers de spieren van proefpersonen op een loopband. De deelnemers liepen op verschillende snelheden. Hieruit bleek dat de grote kuitspier en de achillespees zich aanpasten aan de snelheid. Volgens de onderzoekers werkt de spier dus eigenlijk hetzelfde als een koppeling in een auto: het maakt het mogelijk om door te schakelen naar een andere versnelling. Volgens onderzoeker Gregory Sawicki verklaren deze resultaten ook waarom snelwandelen niet zo heel populair is. 'De spieren werken niet efficiënt genoeg om te kunnen snelwandelen. Vandaar dat het lichaam overgaat op hardlopen om de efficiëntie en het comfort te vergroten. Op die manier wordt energie uitgespaard.' www.nu.nl, 9 januari 2012 Medische problemen bij Start to Run Van de deelnemers aan een Start to Run-programma heeft 56,8% minstens één medisch probleem in de loop van de trainingsperiode, in 77% van de gevallen veroorzaakt door het lopen zelf. Deze proble-men zijn in hoofdzaak locomotorisch, gelokaliseerd in de onderste ledematen, maar ook ander proble-men worden gemeld. Dit blijkt uit een Belgische studie. Aan het begin van de training stelt elke deelnemer zich een persoonlijk doel: een bepaalde afstand lopen, conditie verbeteren, vermageren. Alle respondenten die hun doel niet bereiken, geven aan dat de oorzaak hiervan geheel of gedeeltelijk medisch is. De onderzoekers pleiten voor medische begeleiding in de periode van de looptraining, zodat blessures voorkomen worden of in een vroegtijdig stadium ontdekt en aangepakt worden zodat de blessures niet verergeren. Een interventiestudie wordt geadviseerd om na te gaan of de kans het einddoel te bereiken belangrijk toeneemt wanneer er geen medische problemen optreden. Medische problemen bij Start to Run loopprogramma, in: Sport & Geneeskunde, 5/2011, 6-112. Exit-systeem beschikbaar voor verenigingen Sinds eind 2011 beschikken verenigingen over een exit-systeem voor leden die het lidmaatschap hebben beëindigd. Met dit systeem kan achterhaald worden waarom leden de vereniging hebben ver-laten. Hoe werkt het? Ex-leden ontvangen een e-mailbericht met daarin een link naar een enquête. Hierin zijn vragen opgenomen als ‘Wat is (zijn) uw reden(en) om te stoppen met het lidmaatschap? en ‘Waarom bent u ooit begonnen met atletiek of hardlopen?’ De resultaten van de enquêtes zijn direct in te zien door de vereniging. Het systeem wordt interessant als meer ex-leden de enquête invullen. Als blijkt dat de motieven het lidmaatschap te beëindigen bij veel ex-leden hetzelfde zijn, kan de vere-niging daar op inspelen. Ook de Atletiekunie kan de statistische gegevens inzien. Hiermee wil men mogelijke landelijke trends signaleren, waarop het ondersteuningsaanbod van de Atletiekunie dan kan worden aangepast. Het systeem is beschikbaar via de portal Mijn Atletiek. De secretarissen van alle atletiekverenigingen en loopgroepen hebben bericht gehad dat het systeem beschikbaar is. Meer informatie met een duidelijke handleiding is te vinden op www.atletiekunie.nl onder Wedstrijdatletiek. Marathon kan riskant zijn voor hart

Trainen voor extreme duursporten, zoals een marathon, kan het hart beschadigen. Dit schrijven onderzoekers in het European Heart Journal. Veertig atleten die in training waren voor een zware wedstrijd, zoals een triatlon, werden voor en na de wedstrijd onderzocht. Op MRI-scans waren bij bijna alle atleten veranderingen aan de hartspier te zien. Hun harten waren van vorm veranderd. Het rech-ter ventrikel was vergroot en werkte minder goed dan in de weken voorafgaan aan de wedstrijd. Een week na de wedstrijd waren de meesten weer hersteld. Vijf mensen hadden blijvende afwijkingen, die hartproblemen zoals hartritmestoornissen kunnen veroorzaken. De onderzoekers benadrukken dat duursporten niet ongezond zijn. Bij de meeste atleten zorgt een combinatie van de juiste training en voldoende herstel juist voor een betere functie van de hartspier. De gezondheidsvoordelen van bewe-ging zijn voldoende bewezen. Omdat dit onderzoek onder een kleine groep uitgevoerd is en niet naar andere factoren gekeken is, is er nader onderzoek nodig. www.gezondheidsnet.nl, 7 december 2011

Page 4: DM nummer 1

4

Klein risico op hartstilstand bij marathon De kans dat je hart stopt tijdens een halve of hele marathon is heel klein. Dat meldt The New England Journal of Medicine. Aaron Baggish, cardioloog bij de Boston Marathon, analyseerde gegevens van deelnemers aan halve en hele marathons tussen 1 januari 2000 en 31 mei 2010. In die 10 jaar liepen er bijna 11 miljoen mensen zo’n lange afstand. Van deze lopers kregen er 59 een hartstilstand, dat wil zeggen 1 op de 184.000. Bij deelnemers aan een hele marathon (42 kilometer en 195 meter) kwam vaker een hartstilstand voor dan bij de halve marathon, namelijk 40 tegenover 19. In 86 procent van de gevallen ging het om een mannelijke hardloper. De hartstilstanden kwamen het vaakst voor in het laatste kwart van de loop. Van de 59 hartstilstanden waren er 42 fataal. Dit sterftecijfer is lager dan bij hartproblemen die zich thuis of op een afgelegen plek voordoen. Volgens Baggish is de overlevings-kans tijdens een loopevenement groter omdat daar medische hulp en omstanders aanwezig zijn die reanimatie kunnen toepassen. Baggish had van 31 van de 59 patiënten voldoende medische informa-tie om de oorzaak van hun hartstilstand te achterhalen. Een abnormaal verdikte hartspier was meestal de doodsoorzaak. Bij degenen die de hartstilstand overleefden was een hartziekte vaak het probleem. 'Het lijkt of het aantal mensen dat overlijdt tijdens het hardlopen toeneemt, maar het aantal overlede-nen is alleen maar gestegen omdat er steeds meer lopers zijn. Lange afstanden lopen is een gezonde sport. Hardlopen beschermt je echter niet helemaal tegen hart- en vaatziekten. Iedereen die begint met lange afstanden lopen zou zijn eventuele risico’s moeten bespreken met de huisarts', aldus Baggish. www.nu.nl, 12 januari 2012

'Spiervermoeidheid zit in het hoofd' Vermoeide spieren worden niet alleen beïnvloed door de lichamelijke conditie. Motivatie en wilskracht spelen ook een rol. De rol van de hersenen lijkt zelfs groter dan gedacht. Een onderzoeksteam van de University of Zurich en ETH Zurich heeft verschillende neurale processen ontdekt die verantwoordelijk zijn voor verminderde spieractiviteit door vermoeidheid. De onderzoekers concludeerden onder meer dat na verdoving van het ruggenmerg, de remming door spiervermoeidheid beduidend minder werd. De hersenen en de spieren kunnen dan namelijk niet meer met elkaar communiceren. Daarnaast heb-ben de onderzoekers met behulp van een MRI-scan, hersengebieden in kaart gebracht waar duidelijk meer hersenactiviteit was vlak voordat de spieren niet meer konden functioneren door vermoeidheid. De betrokken hersengebieden zijn ook actief bij gevoelens van pijn en honger. In een laatste studie concludeerde het onderzoeksteam dat de insula (een hersengedeelte gelegen achter de slaapkwab) een belangrijke rol speelt in de remming van spieractiviteit. Naarmate de vermoeidheid verder toe-neemt wordt de communicatie tussen de spieren en de insula intensiever, waardoor uiteindelijk de spieren geremd worden. 'Deze resultaten laten zien dat het neurale systeem niet alleen de hersenen informeert, maar ook betrokken is bij het reguleren van de beweging', vertelt onderzoeker Lea Hilty. Volgens de onderzoekers bieden de resultaten niet alleen uitkomst voor het tegengaan van spierver-moeidheid, maar ook voor verschillende spieraandoeningen. www.gezondheidsnet.nl, 6 december 2011

Zware training maakt vatbaar voor griep Bewegen is gezond. Maar door regelmatig zwaar te trainen heb je juist een grotere kans op luchtweg-infecties zoals griep en verkoudheid. Dat blijkt uit onderzoek van de Britse biochemicus Mike Gleeson. Mensen die weinig bewegen en veel op de bank hangen krijgen gemiddeld twee of drie keer per jaar griep of een zware verkoudheid. Door dagelijks een stevige wandeling te maken of op een andere ma-nier in beweging te komen kun je de kans op luchtweginfecties met een derde verkleinen, is uit onder-zoek gebleken. Duurtraining - als het voorbereiden op en lopen van een marathon of een zwaar trai-ningsschema in de sportschool - maakt je juist vatbaarder voor luchtweginfecties, stelt Gleeson. Hij ontdekte dat atleten in de paar weken voor en na het lopen van een marathon twee tot zes keer zo-veel kans hebben op griep of een zware verkoudheid dan mensen die het wat rustiger aan doen. Li-chaamsbeweging heeft invloed op de werking van het afweersysteem. En dan met name op de wer-king van NK-cellen, die een belangrijke rol spelen in de strijd tegen virusinfecties. NK-cellen herken-nen de lichaamscellen die door een virus geïnfecteerd zijn en zetten deze aan tot zelfmoord. Een da-gelijkse, stevige wandeling stimuleert de werking van zulke NK-cellen. Maar duurtraining betekent een hoop stress voor het lichaam en daardoor wordt de werking van NK-cellen juist afgeremd. Naast li-chaamsbeweging bepalen bepaalde zaken als genetische aanleg, dieet en hoeveelheid slaap, hoe vatbaar je bent voor virusinfecties. Maar om verkoudheid en griep zoveel mogelijk buiten de deur te houden kun je het beste niet te hard trainen, meent Gleeson. Science Dailey

Page 5: DM nummer 1

5

Kwart van de welvaartsziekten veroorzaakt door leef stijl Een vierde van de welvaartsziekten komt door leefstijl. In 40 procent van de kankergevallen blijkt leefstijl zelfs de oorzaak. Door de leefstijl aan te pakken blijft de zorg betaalbaar en kunnen meer men-sen meedoen aan betaald en onbetaald werk; dit geldt het meest voor mensen met een lage op-leiding. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) pleit voor een krachtiger gezondheidsbe-leid. Er zijn al diverse goede initiatieven van gemeenten en verzekeraars, ook met goede resultaten. De GGD en diverse andere gemeentelijke sectoren werken daar dan aan mee. De RVZ pleit voor een preventiefonds, waaruit doortimmerde plannen voor preventie van verzekeraars en gemeenten gefi-nancierd kunnen worden. Een professionele GGD hoort daarbij. Ook moeten gemeenten en verzeke-raars goed inzicht verwerven waar, in welke buurt of wijk, aanpak van ongezondheid het hardst nodig is. Daarvoor moeten ze informatie uitwisselen. Duidelijkheid van de minister over het nut van gezonde leefstijl en gezonde omstandigheden vindt de RVZ van groot belang: tabaksvoorlichting op scholen door de GGD werkt veel beter als de minister ook bepaalt dat de schoolpleinen rookvrij moeten zijn; strengere regels bij de bescherming tegen te veel zout in ons dagelijkse voedsel; gezondheidsbe-scherming voor de jeugd; ook de burger, die terecht wordt aangesproken op de eigen verantwoorde-lijkheid, is niet altijd in de gelegenheid een gezonde keuze te maken. www.rvz.net, 13 december 2011 Nederlanders bewegen minder en zitten teveel De gemiddelde Nederlander beweegt minder en zit meer. Dit blijkt uit een eerste analyse van de voorlopige resultaten van het Nationaal Beweeg Onderzoek. Bovendien lijkt er sprake van een trend dat bij een toenemend overgewicht het beweeggedrag afneemt en de persoon zijn eigen gezondheid, fitheid en energieniveau steeds lager beoordeelt. Ook de motivatie (meer) te bewegen lijkt lager naar-mate het overgewicht toeneemt. In 2010 zat de gemiddelde Nederlander op een werkdag 6,3 uur en op een vrije dag 4,5 uur. Dit is in 2011 toegenomen. Langdurig zitten kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid. Mensen met overgewicht zitten meer; een extra factor die bijdraagt aan een kwetsbare gezondheid. Met het Nationaal Beweeg Onderzoek willen de initiatiefnemers, EFAA en Be-wegenismedicijn.nl, de schijf van 3 onder de aandacht brengen van de Nederlandse bevolking en dan met name de mantelzorg, reguliere zorg, opvoeders (ouders), leerkrachten ofwel iedereen die met kin-deren en jeugd te maken heeft (waaronder atletiektrainers). Deze mensen hebben namelijk de meeste invloed op de leefstijl en het beweeggedrag van de aankomende generatie. Voor het onderzoek dat startte in 2011 en doorloopt tot oktober 2013 werden de gegevens van 4200 Nederlanders meegenomen. Dit voorjaar wordt de eerste rapportage gepresenteerd. Persbericht NBO, 9 januari 2012 6e InnoSportLab voor voeding, fysiologie en prestat iemonitoring In het voorjaar van 2012 verrijst op Nationaal Sportcentrum Papendal het nieuwste InnoSportLab. Het lab richt zich op de thema’s voeding, fysiologie en prestatiemonitoring en wordt gefinancierd door InnoSportNL, NOC*NSF, de Atletiekunie, de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (KNWU) en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het InnoSportLab Papendal is ontwikkeld in nauwe sa-menwerking met de afdeling Topsport van NOC*NSF. Dit is het eerste lab dat zich specifiek richt op voeding en fysiologie, naast presentatiemonitoring. Na labs in Eindhoven (zwemmen, sport en be-weeg), Heerenveen (schaatsen), ’s-Hertogenbosch (gymnastische sporten) en Den Haag (zeilen) richt het zesde InnoSportLab op Papendal zich niet op één specifieke sport, maar op de ‘Papendal-spor-ten’, zoals atletiek, wielrennen, handbal, tafeltennis en rolstoelbasketbal. www.sportknowhowxl.nl, 15 december 2011, meer informatie: www.innosport.nl/nl/InnoSportLabs Rotterdamse Wandelsport Vereniging neemt deel aan V ia Vierdaagse De Rotterdamse Wandelsport Vereniging neemt dit jaar deel aan het landelijke programma Via Vier-daagse. Dit training- en begeleidingsprogramma van KNBLO Wandelsportorganisatie Nederland, stoomt debutanten klaar voor de Vierdaagse te Nijmegen. De afgelopen jaren bleek dat met een be-tere voorbereiding een hoger percentage Via Vierdaagse deelnemers de finish bereikt dan andere de-butanten. Voor leden van RWV ligt het percentage nog beter. Bij RWV hebben Via Vierdaagse deel-nemers beschikking over een eigen wandelbegeleider voor persoonlijke begeleiding. De wandelbege-leider kan bijvoorbeeld beoordelen of de wandelaar in het juiste tempo loopt en adviseert bij een goede persoonlijke trainingsopbouw. Voor specifieke vragen over onderwerpen zoals voeding kunnen de deelnemers ook terecht bij een deskundig begeleidingsteam op www.viavierdaagse.nl. www.NISB.nl, 22 december 2011

Page 6: DM nummer 1

6

Verdeling aantal licentiehouders Er zijn per eind december 2011 1914 licentiehouders, verdeeld over verschillende niveaus. Op 1 ja-nuari 2010 waren dit er 1917 en in 2006 1430. Door de nieuwe opleidingsstructuur zijn verschuivingen in de licenties moeilijker vergelijkbaar. De licentiebenamingen zonder niveau zijn de licenties behaald in de oude opleidingsstructuur. Licentie Aantal Niveau 3 licentie Aantal Atletiektrainer 196 Atletiektrainer 196 Atletiektrainer 3 5 Atletiektrainer 3 5 Jeugdatletiekleider 220 Jeugdatletiekleider 220 Trainer Loopgroepen 862 Trainer Loopgroepen 862 Trainer Nordic Walking 158 Trainer Nordic Walking 158 Trainer Sportief Wandelen 140 Nordic Walkingtrainer 3 4 Veteranentrainer 47 Trainer Sportief Wandelen 140 Allround Wandelsportinstructeur 3 1 Wandeltrainer 3 1 Trainer MiLa 82 Allround Wandelsportinstructeur 3 1 Trainer Sprint/Horden 27 Juniorenatletiektrainer 3 7 Trainer Springen 14 Looptrainer 3 151 Trainer Steeple Chase 29 Pupillenatletiektrainer 3 12 Trainer Coach B 169 Trainer Werpen 8 Werptrainer 4 1 Trainer krachttraining 13 Trainer Mentale Begeleiding/ Talentontwikkeling

24

Topsportcoaching 39 Docent topcoach 5 2 Juniorenatletiektrainer 3 7 Looptrainer 3 151 MiLa trainer 4 6 Nordic Walkingtrainer 3 4 Pupillen Atletiektrainer 3 12 Topcoach 5 1

Niveau 4 licentie Aantal Niveau 5 licentie Aantal Trainer MiLa 82 Topsportcoaching 39 MiLa trainer 4 6 Topcoach 5 1 Trainer Werpen 8 Werptrainer 4 1 Veteranentrainer 47 Trainer Sprint/Horden 27 Trainer Springen 14 Trainer Steeple Chase 29 Trainer Coach B 169 Trainer Krachttraining 13 Trainer Mentale Begeleiding/ Talentontwikkeling

24

Afdeling Opleidingen Atletiekunie

THOR sportwerkgever van het jaar Uit handen van René van den Burg, directeur van Werkgevers Organisatie in de Sport (WOS), ontvingen de bestuurders van de Roosendaalse atletiek en recreatiesportvereniging THOR op donderdag 26 januari de prijs voor beste sportwerkgever van 2011. (Zie uitgebreid verslag verderop in dit magazine). Van links naar rechts: John Vissers, secretaris, Ronny Weemaes, vice voorzitter, Yvonne Langen, verenigingsmanager en Jos Smits, penningmeester.

Page 7: DM nummer 1

7

BOEKEN De recent verschenen boeken in deze rubriek zijn mo gelijk interessant voor atletiektrainers. Het vermelden van deze boeken betreft geen waardeoo rdeel van de redactie of de Atletiekunie. Iconen van de lange afstand: Amper veertig jaar geleden vroeg het gezaghebbende Franse sport-blad L’Equipe zich af wat het geheim was van de Leuvense en bij uitbreiding Belgische school van af-standslopers. Het is nooit ontdekt, niet door L’ Equipe, niet door andere experts. Het kransje wereld-toppers op de lange afstand in die dagen was indrukwekkend. Gaston Roelants, Miel Puttemans, Karel Lismont en anderen stapelden de records, titels en medailles op, Magda Ilands was een pionier

in de vrouwenmarathon, Vincent Rousseau was de eerste blanke Keniaan. Ook Nederland liet zich trouwens gelden, met Jos Hermens en Gerard Nijboer. Iconen van de lange afstand gaat over leven en werk van twaalf markante figu-ren uit Noord en Zuid, over hun achtergrond, dagelijks trainingsarbeid, over stil-le voldoening en diepe wonden, en over marathonloper Aureel Vanden-driessche die om vier uur in de ochtend rond de keukentafel liep. Iconen van de lange afstand Auteur: Ivan Sonck Uitgeverij: Linkeroever uitgevers ISBN: 9789057204180 Prijs: € 19,95

Beter presteren met hardlopen: Met dit boek kun je net een stapje meer bereiken met hardlopen. Langere afstanden hardlopen, je gemiddelde snelheid verhogen en je hardlooptechniek verbeteren. Experts informeren je over de juiste loophouding, geven mentale ondersteuning en voedingstips. En

sta je er, door de ondersteuning van experts, niet alleen voor. Beter presteren met hardlopen, 160 pagina's Auteurs: Tommaso Bernabei en Paul Cowcher (red) Uitgeverij: Tirion Sport/Linkeroever uitgevers ISBN: 9789043902731 Prijs: €16,95 Prijsvraag: Een myosine dwarsverbinding hecht zich aan een actinefi-lament, waarna de myosinekop omslaat en de twee filamenten over el-kaar heen worden getrokken. Hoe noemen we deze theorie die de spierwerking verklaart? De eerste vijf goede inzenders op deze vraag ontvangen het boek. Stuur de oplossing met je naam en adresge-gevens naar [email protected].

Krachttraining: Krachttraining, een anatomische benadering is wereldwijd een bestseller. In het boek wordt op een heldere en precieze manier ingegaan op de beweging van de spieren tijdens kracht-training. Elke oefening wordt weergegeven in een tekening waarop alle actieve spieren duidelijk zijn

aangegeven. Aan de hand van deze oefeningen kan zowel de begin-nende als de gevorderde sporter een passende training opbouwen. Deze herziene editie behandelt bovendien de meest voorkomende blessures die optreden bij zware krachttraining en helpt het mogelijke problemen in een vroeg stadium te signaleren. Daarnaast geeft het vele rek- en strek-oefeningen. Krachttraining, een anatomische benadering. Herziene en uitgebreide editie 2011, 192 pagina's Auteur: Frédéric Delavier Uitgeverij: Forte Uitgevers ISBN: 9789058779083 Prijs: € 24.95

Page 8: DM nummer 1

8

BIJSCHOLING Atletiek en Onderwijs

Hoe maak je atletiek op school zo aantrekkelijk mogelijk? Clemens Vollebergh Atletiek op school moet anders worden ingevuld dan atletiek op de vereniging. Maar hoe maak je atletiek op school zo aantrekkelijk mogelijk? Bi jscholingsdocent Bart Raijmakers stelde deze vraag aan tien combinatiefunctionarissen die half n ovember 2011 naar de accommodatie van VAV Veenendaal waren gekomen. Combinatiefuntionarissen, in dienst van een atletiekvereniging, school of gemeente, coördineren spor-tieve activiteiten. De bijscholing Onderwijs en Atletiek en de speciaal ontwikkelde lessenmap Atletiek en Onderwijs, ondersteunt de combinatiefunctionaris bij het promoten van atletieklessen onder alle be-trokkenen en, belangrijker nog, met behulp hiervan een atletiekaanbod te creëren waarmee de jeugd in het basis- voortgezet en speciaal onderwijs op een plezierige manier kennis maakt met de moeder aller sporten.

Atletiek op school en vereniging 'Atletiek is niet altijd leuk' houdt Bart zijn 'leerlingen' voor. 'Kinderen moeten vaak lang wachten voor ze mogen springen of werpen. Ze vinden atletiek soms moeilijk, je wordt er moe van en het is confron-terend: je krijgt een tijd, afstand of hoogte voor je prestatie en iedereen kijkt. Als je rekening houdt met deze mogelijke nadelen dan lukt het je beter atletiek aantrekkelijk aan te bieden.' Atletiek in de lessen LO op school Atletiek op de v ereniging

Brede doelstelling Doel is vooral het verbeteren van prestaties

Grotere groepen (28-32) Kleinere groepen

Verplichte aanwezigheid in de les Bewuste keuze atleet

Grote niveauverschillen Geringe niveauverschillen

'Atletiek is soms moeilijk, je wordt er moe van en het is confronterend’.

Atletiek en onderwijs Atletiekverenigingen worden vaak gevraagd voor het verzorgen van (een serie) kennismakingslessen op school, een bijdrage te leveren aan een sportdag of lessen in de buitenschoolse opvang voor hun rekening te nemen. De lessenmap Atletiek en Onderwijs met kaarten waarop de oefenvormen en ma-terialen beschreven zijn, ondersteunt daarbij. Een belangrijk uitgangspunt bij de map is dat de essen-tie van atletiek zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Lopen, springen en werpen zijn de basisbewe-gingen. Kinderen vinden een wedstrijdelement wel degelijk leuk en willen graag dat hun prestaties ge-meten worden. Dat hoeft niet in centimeters of seconden, maar kan ook met behulp van een vak waar-in het kind werpt, een lijn waar het finisht enz. Daarnaast gaat het om speels prestatieve atletiek. Door de fantasie van kinderen te prikkelen, te zorgen voor variatie, betrokkenheid en een beroep te doen op spontaniteit, blijft het speelse karakter behouden. In de voorbeeldlessen staan de behoeften en de be-levingswereld van het kind zoveel mogelijk centraal. Denk daarbij aan het opdoen van nieuwe erva-ringen, leren, presteren, erkenning en waardering, liefde en geborgenheid, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid en de behoefte aan een gezonde lichaamsbeleving en -beweging. Tevens sluiten de

Page 9: DM nummer 1

9

voorbeelden in de map zoveel mogelijk aan bij de onderwijsdoelstellingen. Zo zijn er veel lesvormen waarbij in groepjes wordt gewerkt. Op die manier leveren de leerlingen een gezamenlijke prestatie en worden zij uitgedaagd bij een aantal onderdelen de betreffende specialist naar voren te schuiven.

'Breng geluksfactoren in of risicofactoren;

Dan is er beleving voor iedereen.'

Bart: 'Bovendien biedt de keuze voor groepjes de mogelijkheid leerlingen zelfstandig aan het werk te zetten. Leerkrachten schrikken daar vaak voor terug, maar leerlingen zijn heel goed in staat zelf iets in gang te houden. We geven ze vaak teveel informatie of zijn zelf actiever dan de kinderen. Zoek de oplossing daarom in de organisatievorm en differentieer zodat elk kind mee kan doen op zijn eigen niveau: pas het materiaal aan en zorg dat er een mogelijkheid tot scoren is. Breng geluksfactoren in of risicofactoren. Dan is er beleving voor iedereen.'

Groepsmeerkamp Maar genoeg gepraat: Bart neemt de groep mee naar buiten zodat de deelnemers zelf ervaren hoe een les eruit kan zien. Ze moeten in een rechte lijn werpen met ballen (goede oplossing als de vereni-ging geen fietsbanden heeft) springen en sprinten. Eerst proeven ze aan een simpele oefenvorm, zoals met z’n drieën sprinten over een lengte van dertig meter. En telkens vraagt Bart: 'Hoe kun je het leuker maken, spannender, uitdagender?' En al snel komen de antwoorden: de winnaars van de sprints tegen elkaar laten lopen, starten vanuit verschillende posities, lopen met handicap enzovoorts. Hierna kwam de groepsmeerkamp aan bod. De willekeurige teams moeten hierbij in drie minuten zoveel mogelijk punten scoren: dobbelsteenloop, zonespringen en dobbelstoten.

'Hoe kun je het leuker maken, spannender, uitdagend er’? Toelichting impuls Om sport en onderwijs meer en beter met elkaar in contact te brengen is er sinds 2007 een stimule-ringsregeling Impuls brede scholen, sport en cultuur. Daarmee wil de overheid sportverenigingen ver-sterken met het oog op hun maatschappelijke functie en de inzet van sport bevorderen voor het on-derwijs, de naschoolse opvang en de wijk. Over vier jaar moet circa 10% van de sportverenigingen zodanig ‘sterk’ zijn dat zij behalve het bedienen van de eigen leden, zich ook richten op het onder-wijs, de naschoolse opvang, de wijk en/of op de (vaak kwetsbare) doelgroepen die in verhouding minder aan sport deelnemen. De Atletiekunie is één van de negentien bonden die deelnemen aan het project Sportaanbod voor het onderwijs. Daarmee wil ze jongeren meer laten sporten en bewe-gen, door het realiseren van een goede samenwerking tussen sport en onderwijs. De Atletiekunie heeft als doelstelling dat 85 verenigingen schoolactief zijn. Dat betekent concreet dat 85 atletiekvere-nigingen voor minimaal 20 uur op jaarbasis een sportaanbod voor het onderwijs verzorgen. Hiervan dient minimaal een kwart voor, tijdens of direct aansluitend op de schooltijden plaats te vinden.

Ervaringen De combinatiefunctionarissen zijn enthousiast over de meerkampvorm. Ze concluderen dat de aange-reikte spelvormen niet alleen geschikt zijn voor kinderen, maar ook bij bepaalde groepen volwassenen in de smaak vallen. Ook beperkt het gebruik zich niet tot het onderwijs maar leent het zich voor toe-passing binnen de vereniging. Bas van Ormondt (28) werkzaam als combinatiefunctionaris bij atletiekvereniging Phanos in Amsterdam, is bijzonder te spreken over de bijscholing: 'Dit was voor mij nuttiger dan de andere cursussen die ik gevolgd heb', laat hij weten. 'Ik ga deze stof zeker met veel enthousiasme overbrengen op de trainers.' De map met de vele voorbeelden voor speel- en oefenvor-men ziet Bas als een goede ondersteuning richting trainers en het onderwijs. Lisette van de Kieft (25) is combinatiefunctionaris in dienst van de gemeente Soest. 'Op sportpark de Bosstraat stimuleer ik

Page 10: DM nummer 1

10

zes verenigingen samen te werken met het onderwijs. De atletiekvereniging is heel schoolminded, ze doen met alle projecten mee. Dat is heel plezierig voor mij en omdat ik zelf geen atletiekachtergrond heb is een bijscholing als deze een fijne ondersteuning. Het is goed als combinatiefunctionaris de ver-schillen te ervaren tussen atletiek op de vereniging en atletiek op school.' Stappenplan Omdat veel verenigingen niet schoolactief zijn, is in de lessenmap ook een 'Stappenplan school-gaande vereniging' opgenomen. Met het doorlopen van dit stappenplan krijgt de vereniging een goed beeld of ze al in staat is 'schoolgaand' te worden en zo ja hoe ze dat dan moet aanpakken. Een goed voorbeeld komt van atletiekvereniging Phoenix in Utrecht. Zij bedacht de Kipla'bak, een grote bakfiets vol met speelse en echte atletiekmaterialen. De bak is genoemd naar topatlete Lornah Kiplagat, die kansarme meisjes in Kenia een kans geeft. Met die filosofie in het achterhoofd brengt Phoenix kans-arme kinderen in achterstandswijken in contact met atletiek. Met de bakfiets rijden trainers van de club naar een speeltuin of buurt en doen daar met de kinderen aan atletiek. Basisscholen mogen de Kipla'bak gratis lenen om atletiek op het schoolplein aan te bieden. De verenigingsmanager organi-seert de 'verhuur'. De Kipla'bak is ook ingezet bij de Sport Experience en op enkele schoolsportdagen.

Vervolg In Veenendaal was de aftrap van de bijscholing die vanaf nu in het hele land zal worden verzorgd, al dan niet op aanvraag. Ze zijn bedoeld voor trainers van atletiekverenigingen en combinatie-functionarissen.

De bijscholing voor de laatste groep wordt naar aanleiding van de ervaringen van afgelopen week waarschijnlijk nog aangepast. De map is (gratis) verstuurd naar alle verenigingen met een jeugdaf-deling om ze te ondersteunen bij het actief worden op scholen. De map is nu, voor iedereen, te koop in de atletiekshop via de website van de Atletiek-unie, www.atletiekunie.nl/atletiekshop: zie ook het artikel over Jeugdatletiekprojecten.

Wil je de bijscholing atletiek en onderwijs aanvragen voor je vereniging en de omgeving, neem dan contact op met [email protected] Op www.atletiekunie.nl/opleidingen zie je de reeds ge-plande bijscholingen atletiek en onderwijs.

Clemens Vollebergh is hoofdredacteur van het Digitaal Magazine.

Page 11: DM nummer 1

11

COLUMN

Zon-don Het is 2012. Dat is een schrikkeljaar. Leuk voor al diegenen die op 29 februari jarig zijn. Maar wanneer het jaartal door vier gedeeld kan worden, is het óók een Olympisch jaar. En de Olympische Spelen zijn dit jaar in London. Lekker dichtbij, hoor ik u denken. En dat is ook zo. Op het moment dat ik deze column schrijf, vertoeft een groot gedeelte van de Nederlandse baanatletiektop in Zuid-Afrika. Op trainingsstage. In de zon. Lekker ver weg, hoor ik u weer denken. En dat is ook zo. Foto’s en berichten in Facebook-profielen bevestigen het beeld dat het leven daar goed is. Maar toch… Hoe langer ik er over nadenk, hoe méér ik tot de conclusie kom dat onze lopers, werpers en springers (M/V) helemaal niet in Zuid-Afrika zouden moeten zitten. Of aan de Algarve. Of in Spanje. Of in welk ander warm oord dan ook. Nee, ze zouden gewoon hier in Nederland moeten zijn. Vooropgesteld: ik misgun niemand een paar weken in de zon, om samen met trainer, coach en andere toppers aan conditie, inhoud en vorm te werken. Alleen… die Olympische Spelen zijn van 27 juli tot 12 augustus toch écht in London. De hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk. Een land waar het klimaat op zijn allerbest te kenmerken valt als ‘zoals bij ons, maar dan slechter’. En dan… wordt zo’n trainingsstage in de zon ineens een stuk minder relevant. Want wat heb je eraan om in januari lekker je rondjes, worpen of sprongen in de blakerende zon te maken, als je straks op het Olympisch strijdtoneel uit je hemd waait of regent? Wat heeft het voor zin om je sprintjes in Stellenbosch te maken met een lekker zuchtje in de rug, in korte tight en met ontbloot bovenlijf, wan-neer je straks in London regen tegen en wind tegen hebt? Als er na de Spelen van 1928 in ons eigen Amsterdam één evenement is waar wij als Nederlanders een voordeel uit de omstandigheden moeten kunnen halen, dan zijn het de Spelen van London. Dus ik zou tegen al die potentiële Olympiagangers willen zeggen: blijf lekker in eigen land. Train in de regen, train in de storm, train voor mijn part in een oud-Hollandse windtunnel. En bereid je zo optimaal voor op London. Zelfs het links rijden kun je hier uitstekend oefenen. En laat het volgende een – wel-licht schrale – troost zijn: in 2016 zijn de Spelen in… Rio! Ton de Kort

Page 12: DM nummer 1

12

WANDELTRAINING Een stap in de goede richting van 2012

Goede voornemens!? Hannie Huber Vorig jaar werd hier en daar gewaarschuwd voor een strenge en koude winter. Een mooie prog-nose voor de gemiddelde wandelaar, mooie heldere da gen, prachtige landschappen door vorst of sneeuw, warme kleding en natte neuzen. Helaas he eft de winter zich nog niet laten zien. In plaats van het verwachte weer, worden wij getraktee rd op ‘natte’ neerslag. Dus toch de regen-kleding erbij en onder het motto: 'er zijn verschil lende soorten geschikt weer om in te wan-delen, waarvan dit regenweer er één van!' gaan we g ewoon door. In dit eerste nummer van 2012 wil ik het hebben over de wandeltraining ter v oorbereiding op andere activiteiten (bijvoorbeeld op de wintersport). Verder wil ik het hebben over de verschillen in niveau binnen een wandelgroep en hoe daarmee om te gaan. Allround Wandel Instructeur 2012 In maart 2012 wordt een aantal opleidingen verzorgd voor de toekomstige AWI 2 en 3. Op de locaties CIOS Heerenveen (voorlichtingsbijeenkomst op 4 februari) en CIOS Sittard wordt een opleiding aan-geboden. Afhankelijk van animo en beschikbare materialen en middelen wordt de haalbaarheid be-keken van een AWI-opleiding in Arnhem. Voor meer informatie kun je contact opnemen met Bram Janssen, 024-3655573, [email protected], of kijk op www.wandeltrainer.nl. Wandelprogramma 2012 De Jaargids Landelijk Wandelprogramma 2012 is verschenen. Met dit naslagwerk beschik je over hét overzicht van wandeltochten in Nederland. In een handzaam formaat, zodat je altijd de nodige wandeltochtinformatie bij de hand hebt. Leden van de KNBLO-NL ontvangen de jaargids automatisch. Andere geïnteresseerden kunnen hem bestellen via: www.landelijkwandelprogramma.nl/bestellen of raadplegen via www.landelijkwandelprogramma.nl/wandelagenda. Wandelen in de sneeuw Door de aanhoudende sneeuwval in de Alpen werd bij mij op-nieuw de aandacht gevestigd op het onderdeel sneeuwwande-len. Door de zachte winter tot nog toe, heeft de kans zich hierop in Nederland nog niet voorgedaan. Maar voor degenen die zich daaraan willen wagen bij onze oosterburen, of er zelfs een ritje naar de Alpen voor over hebben raad ik aan het internet op te gaan (bijvoorbeeld www.sneeuwwandelen.com). Wandeltraining ter voorbereiding op... Men gaat wandelen omdat men beter wil worden in de wandelsport, toch? De meeste deelnemers sluiten zich aan bij een wandelgroep omdat ze willen wandelen. De motivatie is vaak verschillend, maar uiteindelijk nemen mensen deel aan een bepaalde sport omdat zij die sport willen beoefenen. Moet/kun je als wandeltrainer rekening houden met andere activiteiten van de deelnemers? Kun je dat überhaupt? Als je rekening houdt met de ‘nevenactiviteiten', benadeel je de deelnemers die geen of andere nevenactiviteiten hebben? Ter verduidelijking: in de wintermaanden gaan verschillende men-sen (dus ook deelnemers van je wandelgroep) op wintersport. De vraag die voortvloeit uit de voor-gaande is, moet ik als trainer mijn oefenstof daarop aanpassen? Ik doe dat wel en licht dit met een voorbeeld toe dat past bij het seizoen. De eerste vraag is in mijn geval met ja beantwoord. Die keus is persoonlijk voor de trainer, maar natuurlijk ook afhankelijk van je wandelgroep (samenstelling, interes-ses, leeftijd, enzovoort). Het gaat erom dat je een soort bundeling maakt van overeenkomsten tussen de mogelijke andere activiteiten van de deelnemers buiten het wandelen. In het voorbeeld van winter-activiteiten richt ik mij op de wintersporten en ga na wat deze aan overeenkomsten hebben. Ik ben uit-gegaan van de volgende activiteiten: skiën, snowboarden, schaatsen, langlaufen, sneeuwwandelen en/of wandelen in de sneeuw. Als gemeenschappelijke noemer van al deze activiteiten (die je niet het

Page 13: DM nummer 1

13

hele jaar door beoefend en dus minder in getraind bent) is de belasting op de benen, met name de bovenbenen. Als trainer wil ik de belastbaarheid van de genoemde spieren vergroten. Maar, zul je als lezer denken, een beetje wandelaar heeft door het wandelen al getrainde benen, is het nodig daar extra aandacht aan te schenken naar aanleiding van de wintersport? Dat een wandelaar door het wandelen voordeel heeft, ook als het gaat om de wintersport, staat als een paal boven water, maar dat de genoemde activiteiten een zwaardere (vaak statisch van aard) belasting geeft zal nie-mand ontkennen. Door tijdens de wandeltraining de aandacht te richten op belastbaarheid in relatie tot de wintersport ontstaat een win-win situatie. Degenen die aan een bepaalde wintersport meedoen hebben er specifiek baat bij en degenen die niet op wintersport gaan ondervinden er geen nadeel van. Verder vind ik dat je met meer variatie in de oefenstof positief inspeelt op de gemoedstoestand van de deelnemers in combinatie met de tijd van het jaar. Het vergroten van de belastbaarheid draagt ook bij aan een betere algemene spierbelastbaarheid tijdens het wandelen.

‘Als trainer wil ik de belastbaarheid van de spiere n vergroten’ Ik differentieer, differentieer jij? Voor mij zit de grootste uitdaging tijdens het lesgeven of het geven van een training in het omgaan met de verschillen die ik tegenkom in de groep waaraan ik les geef. In de praktijk blijkt dat je zelden met een groep te maken krijgt die in kennis en kunde op hetzelfde niveau (homogene groep) zitten. De meeste herkennen het beeld wel van een wandelgroep met deelnemers die gedreven zijn en er voor willen gaan, en de deelnemers die voor de gezelligheid en wat beweging komen (heterogene groep). Hoe ga je hiermee om? In deze alinea zal ik een aantal handvatten bieden om daarmee om te gaan. Wat is differentiëren eigenlijk? Het is een vorm van training, waarbij de deelnemers op hetzelfde ogenblik een andere trainingsbelasting ondergaan: in werktempo, leerstof, werkniveau en werkvorm.

Differentiëren: deelnemers ondergaan op hetzelfde o genblik andere

belasting: in werktempo, leerstof, werkniveau en we rkvorm. Het blijkt dat je als trainer diverse mogelijkheden kunt benutten om iedere deelnemer aan zijn trekken te laten komen. Veelal heb je tijdens de wandeltraining te maken met differentiatie naar werkniveau en naar werkvorm. Ik licht het met een aantal voorbeelden toe. Dat er deelnemers zijn die sneller lopen dan anderen is een gegeven. Een manier dit praktische te hanteren in de training is een aantal omlo-pen in te richten in je training, met andere woorden een rondje van 100, 200 en 300 meter. Iedere deelnemer past dezelfde oefening/techniek toe, maar je differentieert naar aanleiding van het niveau van de deelnemer. Een andere manier is de deelnemers per tweetal te laten lopen in tegengestelde richting (ook weer een omloop, bijvoorbeeld 400 meter). Op het moment dat de deelnemers elkaar te-gen komen maken ze rechtsomkeert en lopen terug. De snelle wandelaar overbrugt meer meters en zal ook bij het teruglopen wederom meer meters maken. Een differentiatie naar werkvorm komt vaker voor dan men denkt, bijvoorbeeld bij de deelnemer die wegens lichamelijke klachten bepaalde oefe-ningen niet kan. Hiervoor zul je als trainer een alternatief moeten verzinnen. Het lijkt duidelijk dat je in één training met alle verschillen moet omgaan om iedere deelnemer tevreden te stellen, zowel naar kennis als naar kunde. Hannie Huber (39) is getrouwd en trotse moeder van 4 kinderen. Daar-naast is zij parttime docente Lichamelijk Opvoeding op Scholen Ge-meenschap de Rooi Pannen te Tilburg. Verder is zij actief binnen de sectie wandelen van Atletiek Vereniging Weert, vooral met het Nordic Walking. In 2010 richtte zij Many Moves – Beweging in Sport op en ging de samen-werking aan met KNBLO-nl aan. Uit deze samenwerking is de opleiding Allround Wandelsportinstructeur 2 en 3 vorm gegeven en uitgedragen. Daarnaast nam Hannie deel aan de ontwikkeling van de Wandelsportbege-leider 1 opleiding.

Page 14: DM nummer 1

14

SPORTMEDISCH

Bewegingsanalyse, looptechniek, rompstabiliteit

Blessurepreventie: denk en werk als een instructeur Yvonne Bontekoning Hardlopen is een populaire sport in Nederland, die jaarlijks door ongeveer 1,4 miljoen Neder-landers wordt beoefend. Het is ook een sport die ve el blessures veroorzaakt. Jaarlijks lopen hardlopers 420.000 blessures op. Hardlopen is daarm ee de sport met het grootste aantal bles-sures. Ongeveer de helft van de blessures is geleid elijk ontstaan en bijna een derde van de blessures is een herhaling van een oude blessure 1. Dit is in tegenspraak met wat nog al eens wordt gedacht: 'hardlopen is een natuurlijke (vanze lfsprekende) beweging die iedereen kan. Je koopt een paar goede loopschoenen, neemt een hardlo opschema en je gaat.' Ik plaats in dit artikel een paar kanttekeningen bi j de eenvoud van hardlopen. Veel hardlopers en trainers vergeten dat hardlopen een technische sport is die moet worden aange-leerd. Net als tennis, schaatsen en golf. Mijn stelling is dan ook dat we als looptrainers in eerste plaats hardloopinstructeurs moeten zijn om blessures te voorkomen. Instructie geven betekent een lesplan maken, leerdoelen formuleren en methodische stappen aanbrengen in je oefenstof. Hiervoor heb je inzicht nodig in de bewegingsketen tijdens het hardlopen en weten wat de elementen van een blessu-repreventieve looptechniek zijn. Haklanders De laatste 10-15 jaar is veel sportmedisch wetenschappelijk onderzoek naar de biomechanica van het hardlopen gedaan. Daardoor is er meer bekend over de relatie tussen looptechniek en blessurepre-ventie. Zo blijkt onder meer dat haklanders en lopers met gebrekkige rompstabiliteit blessuregevoelig zijn2. Op basis van analyses van de looptechniek waarbij op blote voeten wordt hardgelopen (barefootrunning, natural running) en bij toppers, kunnen de volgende kenmerken van een blessurepreventieve looptechniek worden onderscheiden:

1. Actieve armzwaai 2. Romphouding 3. Pasfrequentie - 170-180 passen per minuut 4. Heup- en kniestrekking 5. Hak-bil beweging in afzet- en vroege zwaaifase 6. Knieheffing 7. Vlakke voetplaatsing (middenvoet of voorvoet) – dit is eigenlijk het resultaat van punt 1 – 6.

Blessure preventieve looptechniek3

1 Consument en Veiligheid/27-04-2009 6 2 Die Laufbibel, M. Marquardt, C. von Loeffelholz en B. Gustafson, Spomedis, Hamburg, 2007 3 Natural running – the simple path to stronger, healthier running, Danny Abshire, Boulder Colorado, lopress, 2010; Knee pain – prevention & treatment; Peak Performance, P2P Publishing LtD, 2007 Running injuries – prevention and treatment; Peak Performance, P2P Publishing LtD, 2008 Hip and Groin Injuries- prevention and treatment; Peak Performance, P2P Publishing LtD, 2009

Heupstrekking Knieheffing

Hak-bil beweging

Vlakke voetlanding Actieve armzwaai

Page 15: DM nummer 1

15

Waarom zijn haklanders blessuregevoeliger? Een haklander landt met zijn lichaamszwaartepunt ver achter het steunvlak van de voet (zie foto hieronder). Dit heeft drie grote nadelen:

1. Onderzoek heeft uitgewezen dat haklanders verkeerde (schuif)krachten op de wervels van de lage rug te verwerken krijgen. De natuurlijke demping van het lichaam (door spieren en pezen) wordt onvoldoende benut. Bij een landing met het lichaamszwaarte- punt boven het steunvlak van de voet, worden de krachten beter doorgegeven en vangen de spiertjes rondom de wervelkolom de impact van het landen goed op.

2. Haklanders hebben grotere kans op overmatig proneren. In feite werkt de haklanding (samen met hakhoogte van een gangbare hardloopschoen) als een hefboomwerking. Spieren die voor de stabiliteit van de voet moeten zorgen zijn minder actief.

3. Haklanders verliezen veel snelheid, omdat zij het lichaam eerst tot boven het steunvlak moeten 'trekken'. Dit gaat gepaard met het inbuigen van knie en heup. Vervolgens moet het lichaam om snelheid te behouden met veel kuitkracht weer vooruit geholpen worden (strekking van knie en heup). In combinatie met afgezwakte kracht van de bilspieren, wat bij veel hardlopers het geval is omdat ze een zittend bestaan hebben, geeft dit achillespees- en kuitklachten.

Bij natural running wordt met een vlakke (middenvoet) geland waarbij het lichaamszwaartepunt vrijwel direct boven het steunvlak van de voet zit. Echter, lopen met deze looptechniek moet wel geleidelijk worden opgebouwd. Het is goed je als trainer te realiseren dat de loper hierbij in feite weer even een beginner is. Het lichaam moet de tijd krijgen de spieren en pezen die bedoeld zijn voor de natuurlijke demping een bijdrage te laten leveren aan de techniek. Ook vraagt deze 'natuurlijke' manier van lopen meer looptechniek. De loper moet zich daarvan bewust zijn. Als hardlooptrainer kun je bij dit proces van meerwaarde zijn. Met aanwijzingen, correcties en gerichte oefeningen voor techniek, kracht en rompstabiliteit kun je je lopers beter maken en beschermen voor veel voorkomende blessures. Rompstabiliteit Sommige techniekelementen, zoals heupstrekking, hak-bil beweging in afzetfase en knie-inzet kunnen pas technisch goed worden uitgevoerd als aan de voorwaarde van rompstabiliteit en lenigheid is vol-daan. Door onze huidige leefstijl waarbij we vanaf jonge leeftijd al veel zitten, raken veel spieren ver-kort (onder meer heupbuiger en bovenbeenspieren) en andere (bil- en buikspieren) verliezen aan kracht, omdat ze nauwelijks worden gebruikt. Een paar uur hardlopen per week gaat dit niet tegen. Naast het conditionele aspect moet er dus ook aan

kracht- en rompstabiliteitstraining worden gedaan. De romp is het verbindingsstuk tussen armen en benen en moet tevens zorgen voor een vaste basis van waaruit de armen en benen snel, krachtig en soe-pel kunnen bewegen. Een goede rompsta-biliteit is dus belangrijk om looptechnisch goed en blessurepreventief te kunnen lo-pen. Zonder vaste basis ontstaan allerlei bijbewegingen in de romp/heupen die af-breuk doen aan de loopefficiëntie met bles-sures als gevolg. (De foto’s hiernaast tonen voorbeelden van hardlopers met een zeer gebrekkige rompstabiliteit; Bron: De Lopende Zaak, 2012).

Vergelijk de beweging van armen en benen aan een sterke romp versus een slappe romp, met een koord met gewicht aan een boomstam versus een koord met gewicht aan een dunne beweeglijke

Page 16: DM nummer 1

16

twijg. In het eerste geval zwaait het koord met gewicht keurig in dezelfde baan heen en weer. In het tweede geval zwaait en draait het koord met gewicht alle kanten op. Bij een gebrekkige rompstabiliteit kunnen blessures in de gehele bewegingsketen optreden. Blessures tijdens of na het hardlopen die hiermee samen hangen zijn: pijn in de lage rug, de liezen, de hamstring, buitenzijde heupen, de knie, (buitenzijde) kuiten, pijn in de achillespezen. Zijn de heupen, billen en romp niet stabiel (niet krachtig genoeg) dan moet elders in de keten harder worden gewerkt ter compensatie. Dit gaat tot een be-paalde mate goed. Maar als het mis gaat (de emmer vol is) kunnen hardnekkige blessures ontstaan. Methodische aanpak Om jouw lopers en loopsters voor blessures te behoeden zul je methodisch te werk moeten gaan bij het leren en verbeteren van de juiste looptechniek, en bij het opbouwen en behouden van voldoende en functionele rompstabiliteit. Voor beginnersgroepen kun je een lesplan schrijven op basis van leerdoelen. Leerdoelen voor een blessure preventieve aanpak zijn:

• Aanleren looptechnische elementen 1 t/m 7 zoals hierboven genoemd. Hiervoor moet je oefenstof uitwerken waarmee je de lopers leert en laat voelen wat goed is en wat niet. Oefeningen die het foute accentueren kunnen heel leerzaam zijn. (Zie ook het artikel over motorisch leren van Jan Heusinkveld).

• Aanleren basis rompstabiliteitsoefeningen. (Zie http://ferwerteriisclub.nl/2009/10/rompstabiliteit-en-basisstabiliteitsoefeningen/). Een tech-nische correcte uitvoering van rompstabiliteitsoefeningen is essentieel. Je wilt ten slotte de juiste spiergroepen trainen. Kennis van de functionele anatomie (spiergebruik) van het hard-lopen en de rompstabiliteitsoefeningen is hiervoor gewenst.

• Aanleren van loopscholingsoefeningen die een transfer leggen van de opgedane kracht- en stabiliteit naar (onderdelen van) de loopbeweging.

• Aanleren trainen met trainingszones (hartslagzones) en verstandig opbouwen van hardloop-conditie.

Kleine groepen De boodschap in beginnerscursussen moet zijn dat hardlopen een technische discipline is die moet worden aangeleerd en dat uit meer bestaat dan 'gewoon' hardlopen. Zowel techniek als rompstabiliteit zijn belangrijk om minder gevoelig voor blessures te zijn. Het spreekt vanzelf dat beginnersgroepen niet te groot mogen zijn (max. 10 personen) om daadwerkelijk te kunnen instrueren en vooral ook te corrigeren. Verder moet de hardloopinstructeur goed kunnen observeren en analyseren. Wat betreft gevorderde loopgroepen wil ik hardlooptrainers uitdagen kritisch naar hun opzet van de loopscholing (looptechniek) en circuittraining (kracht- en rompstabiliteit) te kijken. In dit gedeelte van de training moet de hardlooptrainer even instructeur zijn en methodisch te werk gaan. Vraag jezelf af of het leer-doel van jouw loopscholing voor jou en jouw lopers duidelijk is. Welk aspect van de looptechniek geef je aandacht in de loopscholing? Wat wil je verbeteren en de lopers duidelijk maken/laten voelen? Welke oefeningen en in welke volgorde kunnen hieraan bijdragen? Kun je jouw lopers looptechnisch observeren, analysen en corrigeren? Wat hebben jouw lopers nodig aan rompstabiliteitstraining? Volgens de literatuur dient een 10 km loper minimaal 2x per week, 10-20 minuten bezig te zijn met rompstabiliteitstraining. Hoe kun je dit in jouw trainingen integreren? Tot slot Ik hoop dat dit artikel je prikkelt en leergierig maakt om meer te leren over een goede loopbiomecha-nica en het toepassen van oefeningen in de trainingen. Ik ben gevraagd door de Atletiekunie een bij-scholing van een dag over dit onderwerp te schrijven. Deze bijscholing gaat voorjaar 2012 van start. (Wil je deze bijscholing graag binnen jouw eigen vereniging organiseren? Kijk dan op de website www.atletiekunie.nl/opleidingen). Graag wil ik met deze bijscholing een deel van mijn kennis en ervaring aan hardlooptrainers overdragen met als doelen verdieping in de loopbeweging en minder geblesseerde hardlopers. In mijn praktijk voor Sportpodologie en Bewegingsanalyse consulteren veel hardlopers mij in verband met een chronische hardloopblessure. Met een uitgebreide videoanalyse leg ik de loopbeweging aan vier kanten op video vast. De loper loopt hierbij in onderbroek en met diverse markeringen op het lichaam op een loopband, zodat duidelijk zichtbaar is welke bewegingen de loper met blote voet en met hardloopschoenen aan maakt. Aan de hand van de beelden laat ik de loper zien waar het mis gaat in de biomechanica, waardoor een blessure in stand wordt gehouden of verergert. Na dit inzicht leg ik uit hoe het effectiever en minder blessuregevoelig kan en laat ik de loper vooral oefenen om fouten in de looptechniek te verbeteren. Yvonne Bontekoning, De Lopende Zaak: praktijk voor Sportpodologie en Bewegingsanalyse, Gouda

Page 17: DM nummer 1

17

AAN HET WOORD

Pupillenwedstrijden nieuwe stijl

'De belevingswereld van het kind centraal' Clemens Vollebergh Het aantal pupillen bij atletiekverenigingen neemt af en ook de wedstrijddeelname loopt terug. Met 'Pupillenwedstrijden nieuwe stijl' wil de Atlet iekunie deze ontwikkeling graag een halt toe roepen. Projectleider Xander Koesen over de beweegreden, onderbouwing en inhoud van deze nieuwe opzet. 'De Atletiekunie vindt het belangrijk dat deze vernieuwing gedragen wordt door verenigingen, wed-strijdorganisaties én trainers. Want een nieuwe wedstrijdopzet heeft natuurlijk ook gevolgen voor de trainingsinhoud. Daarover wil de Atletiekunie graag met trainers in discussie. Meer en intensiever bewegen 'Pupillenwedstrijden zijn op een aantal punten aangepast aan deze jonge doelgroep, maar nog niet voldoende: Pupillen staan tijdens de wedstrijden teveel stil, wedstrijden duren te lang en sluiten onvol-doende aan op de belevingswereld van kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar. Daarom willen we wedstrijden voor pupillen aantrekkelijker maken: het zijn nu eenmaal geen miniatuurvolwassenen. An-derzijds moeten de wedstrijden, atleten de uitdaging geven om gedurende de pupillenjaren veelzijdige, steeds specifiekere (atletiek)vaardigheden te ontwikkelen om zodoende steeds hoger, sneller en verder te springen, te lopen en te werpen.'

'...veelzijdige, steeds specifiekere atletiekvaardi gheden ontwikkelen' Experts In 2010 werd een werkgroep opgericht om de huidige pupillenwedstrijden eens kritisch te bekijken. Dit team van experts schreef een plan om de pupillenwedstrijden meer aan te laten sluiten bij de ken-merken en ontwikkeling van kinderen. Daarbij werd goed gekeken naar een aantal maatschappelijke trends waar ook atletiekverenigingen mee te maken hebben. Kinderen zijn soms lid van meerdere sportverenigingen, maar zitten bijvoorbeeld ook op muziekles en om daar allemaal op tijd te zijn rijden hun ouders af en aan. Maar ook de verenigingen en wedstrijdorganisaties doen vaak een beroep op

Page 18: DM nummer 1

18

veel vrijwilligers. Omdat dit veel tijd kost schrikken mensen er soms voor terug om hun spaarzame vrije tijd op te offeren voor een dag jureren. Al deze zaken zijn meegenomen in het plan, dat aansluit bij de Meerjarenopleidingsplannen van de Atletiekunie. Daarbij werd ook gekeken naar de sterke punten van diverse toonaangevende atletieklanden. Uitgangspunten Het concept pupillenwedstrijden nieuwe stijl is een aantal keer als pilot uitgevoerd en op basis hiervan bijgesteld. Xander: 'Het concept is nu gereed en daarom treden we ermee naar buiten.' De nieuwe opzet kent een vijftal uitgangspunten: Atletiekecht : hoger, verder, sneller!

• Behouden van de essentie van atletiek • Bewegingsprincipes uit atletiek behouden • Meten in (centi)meters en (tienden van) seconden

Succesbeleving : plezier staat voorop!

• Gebruik maken van aangepaste materialen • Uitdagende vormen

Veelzijdig : lopen, werpen en springen in allerlei situaties

• Opbouw in vormen die aansluit bij de ontwikkeling van het kind

• Veilig, uitnodigend en het leggen van een goede (veelzijdige) basis

Intensief : weinig wachten, veel atletiek!

• 8 onderdelen in 3 uur • Meerdere pogingen per onderdeel • Meerdere situaties naast elkaar

Teams

• Iedereen levert een bijdrage aan de teamprestatie • Iedere deelnemer een diploma met zijn prestaties • Bokalen voor de beste teams

Xander vult aan: 'Het sporten in teamverband is van belang bij de beleving van wedstrijden. Wanneer je dit op de juiste manier organiseert is dat ook in de atletiek heel goed mogelijk. Door het sociale aspect bij het leveren van een teamprestatie voelen kinderen zich meer thuis bij de atletiekvereniging. Die binding is belangrijk want daardoor is de kans groter dat ze lid blijven en later mogelijk zelfs ook iets voor de club gaan doen. Bovendien sluit de nieuwe opzet in zijn geheel beter aan bij de bele-vingswereld en mogelijkheden van het kind, waarbij we bovendien tot uiting brengen dat de minipupil atletiek heel anders beleeft dan de A2-pupil. De succesbeleving van jongere kinderen ligt meer in het doen: ze vinden het leuk hard te rennen, ver te springen of te werpen. Oudere kinderen kijken al meer naar het resultaat en hun 'concurrentie'. Door gewogen didactische en programmatische keuzes willen we ervoor zorgen dat de atletiekbeoefening van A2-pupillen naadloos aansluit bij de D-junioren':

1. Variatie en opbouw in atletiekechte onderdelen

• Principe van atletiek blijft behouden: verder, hoger, sneller • Van grondvormen van bewegingen naar specifieke vaardigheden • Van aangepast naar specifiek materiaal (veilig, laagdrempelig) • Van eenvoudige regels naar atletiekreglement

2. Van beleven en ervaren naar presteren

• Nadruk van 'hier-en-nu'-beleving voor mini’s, naar vergelijken/competitie/PR’s voor de A-pupillen

• Strijden in teams

3. Van begeleid bewegen naar individueel sporten

• Teams onder begeleiding van trainers/ouders. Zij krijgen een meer actieve rol • Flexibiliteit en opbouw in regels. Van soepel (mini / C-pupil) naar strak (A2 pupil)

Page 19: DM nummer 1

19

'Het sporten in teamverband is van belang

bij de beleving van wedstrijden.'

De praktijk 'Kinderen willen het liefst actief zijn en als elke poging van elk kind tot op de centimeter nauwkeurig gemeten wordt, moeten ze lang wacht tot ze nog een keer mogen springen of werpen. Daarom wer-ken we met het meten in iets andere eenheden. Om een voorbeeld te noemen. Door gebruik te maken van speciaal ontwikkelde meetlatten en meetmatten wordt er bij de B-pupillen bij het verspringen niet op de cm nauwkeurig, maar op de 5-cm nauwkeurig gemeten. In één oogopslag is zo door de jury/ begeleiding de afstand af te lezen. Zo kunnen er meer pogingen in dezelfde tijd plaatsvinden. Ook is er op deze manier minder jury nodig en wordt het jureren aantrekkelijker. Daarnaast zijn er nieuwe materialen ontwikkeld. Zo wordt er bijvoorbeeld geworpen met een Vortexbal. Een fraai alternatief om de werpvaardigheid te ontwikkelen voor het speerwerpen.' Uitgangspunt is dat een wedstrijd niet langer duurt dan drie uur. Teams van 6 tot 11 pupillen komen in actie in drie categorieën: mini/c-pupillen, B-pupillen en A-pupillen. Er wordt gewerkt met een roulatiesysteem: meerdere rondes die een aantal minuten duren. Zo kan een wedstrijd bestaan uit acht onderdelen:

1. Keerpuntestafette 2. Hordelopen 3. Vortexbal werpen 4. Hoogspringen 5. Sprint 6. Medicinebalstoten/kogelstoten 7. Verspringen 8. Hindernisduurloop

'Kinderen willen het liefst actief zijn' Xander: 'Met het laatste onderdeel wijken we bewust af van de 'regels' op de atletiekbaan. Je kunt op de baan lopen, maar ook op het gras, of buiten de atletiekbaan, door een sloot, over een hindernis enzovoorts. Met de hindernisduur-loop sluit je dus prima aan bij de behoefte van kinderen de omgeving te zien als een speelplaats vol mogelijkheden.' 'De 33 trainers en WOC-leden die vrijdag 16 december tijdens de eerste bijeenkomst kennismaakten met de opzet van Pupillenwedstrijden nieuwe stijl waren unaniem enthousiast over de nieuwe opzet' laat Xander weten. 'Daarmee is een eerste belangrijke stap gezet in het creëren van draagvlak.' Meer informatie via www.jeugdatletiek.nl of via Xander Koesen op het bondsbureau van de Atletiekunie: [email protected], 026-4834800. Clemens Vollebergh is hoofdredacteur van het Digitaal Magazine.

Page 20: DM nummer 1

20

JEUGDATLETIEK

Jongeren warm laten lopen voor atletiek Sinds de zomer van 2011 zet de afdeling jeugdatleti ek van de Atletiekunie drie nieuwe projec-ten in, om jongeren kennis te laten maken en warm t e laten lopen voor atletiek. Wij willen deze projecten graag nog even bij je introduceren. Athletics Arena. Dit is een grote opblaasbare arena, waarin kinderen tussen 6 en 18 allerlei atletiekonderdelen kunnen doen. De onderdelen zijn op een uitdagende wijze voor kin-deren uitgezet. Bijvoorbeeld het meten van de snelheid tijdens het werpen en een video-analyse van het hoogspringen. Athletics Arena kan op veel plaatsen worden ingezet: voor een sportdag op school, voor kennismaken met de atletiek op een marktplein of tijdens het jubileumfeest van de atletiekvereniging. Verschillende organisaties als een atletiekvereniging, school, gemeente etc. kunnen de Arena inhuren. Kinderen kunnen tegen elkaar strijden in de ‘Battle’, met een scorekaart allerlei onderdelen beleven in de ‘Experience’ of met de ‘Training en Fun’ (specifiek voor de atleten die in een vereniging) meedoen. Als je wilt zien hoe Athletics Arena eruit ziet, neem dan een kijkje op: www.athleticsarena.nl.

Page 21: DM nummer 1

21

Sport@school. Een lespakket voor docenten van de groepen 5 t/m 8 uit het basisonderwijs. Met thema’s als gezondheid, sportiviteit en fair play is er in het pakket aandacht voor verschillende sporten. Atletiek komt ook aan bod. Het is een compleet pakket voor de docent. Voor hem of haar zijn lessen uitgewerkt met daarbij opdrachten voor de leerlingen. Er wordt gebruik gemaakt van video’s, praatpalen, theorielessen en sportlessen. Sport@school is een hulpmiddel in de samenwerking tussen scholen en de atletiekvereniging. In het pakket zijn namelijk ook atletieklessen verwerkt. Deze lessen kan de plaatselijke atletiekvereniging geven. Sport@school is kosteloos. Je bestelt het lespakket door je aan te melden op http://www.klassetv.nl/lespakket/sportschool. Lessenmap atletiek en onderwijs: Deze lessenmap bevat een stappenplan voor verenigingen die met scholen willen samenwerken, algemene informatie over het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs, informatie over het bewegingsonderwijs, atletieklessen, voorbeelden van schoolatletiekdagen en instructiekaarten. Tevens is een handleiding met tips opgenomen voor de om-gang met kinderen met een handicap. Op onze www.jeugdatletiek.nl kun je een aantal voor-beeldlessen bekijken en is er een verwijzing naar de atletiekshop om de lessenmap aan te schaffen, http://www.atletiekunie.nl/atletiekshop.

Ook is er bij deze lessenmap een bijscholing ontwikkeld. Een verslag van de eerste bijscholing lees je elders in dit magazine. Deelnemers leren de uitgangspunten van de map kennen en ze maken kennis met de mogelijkheden ervan. De uitgangspunten worden zowel theoretisch als praktisch toegelicht. Er wordt bijvoorbeeld uitgelegd dat kennis van de verschillende groepen belangrijk is. Er is namelijk verschil tussen kinderen in de atletiektraining en kinderen op school. Ook de leeftijd en de beleving kunnen verschillen. Hoe kun je kinderen uitdagen tot een bepaalde beweging? Hoe kun je de verschillende onderdelen van de atletiek veelzijdig aanbieden? Vaak is het makkelijker en leuker om aan te passen dan we denken.

Wil je de bijscholing atletiek en onderwijs aanvragen voor je vereniging en de omgeving? Neem dan contact op met [email protected]. Op www.atletiekunie.nl/opleidingen zie je de reeds geplande bijscholingen atletiek en onderwijs. Neem voor meer informatie over Athletics Arena, Sport@school of de Lessenmap contact op met: [email protected].

Page 22: DM nummer 1

22

UIT DE ANDERE BLADEN

Jan Heusinkveld

Hieronder vind je een selectie van relevante artike len die onlangs verschenen in diverse trai-nersgerelateerde bladen. Bij interesse kun je de we bsite raadplegen.

Leistungssport 6/2011 september 2011 www.dosb.de

• Online-Daten bank Leistungssport-Archiv. Verheugend nieuws: Leistungssport stelt artikelen ouder dan 2 jaar vrij download-baar (voor zover de auteur toestemming heeft verleend). Zie www.dosb.de of www.leistungssport.net of www.philippka.de.

• Aktuelles in Kürze. Overzichten van Prof. Dr. Arnd Krüger, zelf vroeger een topatleet, over chronobiologie (circadiaan ritme) en hoe je na zware inspanning de energievoorraad in lever en spier zo snel mogelijk kunt aanvullen. Beide zeer lezenswaard. Blz. 39-40. In dezelfde rubriek een recensie van het boek G. Schnabel, H.-D. Harre und J. Krug (Hrsg.)

• Trainingslehre & Trainingswissenschaft, 2. Auflage 2011, Aachen, Meyer & Meyer. Een zeer uitgebreide beschrijving van dit boek, dat volgens de woorden van de recensie een must is voor iedereen die in deze wereld meer kennis wil opdoen. Blz. 41-43.

• Meier: Rumpfstabilisation mit dem Slacktrainer. Door instabiele basis beter scoren, onder meer op het gebied van core-stability, met veel foto-voorbeelden. Toelichting met een voorbeeld van 'Slacktrainer'. Dit kent men bijvoorbeeld in het turnen waar leggers van de brug, vervangen zijn door touwen/kabels, waardoor je de oefeningen op een instabiele basis doet Blz. 52-55.

Sportgericht 6/2011 jrg 65 www.sport-gericht.nl

• Smit, A. & L. van der Vleuten: Het kwantificeren en sturen van de trainingsbelasting. 'Opti-male' verdeling van intensiteit bij duursporttraining (deel 2). Met de intensiteitsverdeling in 3 zones (zone 1 = onder de aërobe drempel, zone 2 = tussen aërobe en anaërobe drempel, zone 3 = boven anaërobe drempel) wordt aan de hand van literatuuronderzoek bekeken of er een optimale verdeling over de drie zones bestaat. Wat ontbreekt (niet alleen in dit artikel maar in alle geraadpleegde en andere artikelen) is een plan dat een duursporter op de lange termijn naar diens maximale mogelijkheden brengt. Blz. 7-11.

• Burgerhout, W.: Dick Swaab en de fitrace naar de dood. Goed onderbouwd artikel dat de onhoudbaarheid van veel van Swaabs uitspraken aantoont. Blz.12-15.

• Damkat, G.: Reserves in het discuswerpen (deel 2). Biedt werptrainers en andere trainers, die met krachttraining te maken hebben, leerzame inzichten in opbouw en periodisering. Blz. 16-20.

• Beek, P.: Nieuwe praktisch relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het belang van random variaties in de uitvoering (deel 5). Dit gaat over differentieel leren: de keus tussen altijd hetzelfde doen opdat/zodat het bewegingsideaal steeds beter 'ingeslepen' raakt, of is variatie in de uitvoeringswijze de aangewezen weg om de optimale bewegingstechniek te bereiken. Blz. 30-35.

Sport & Geneeskunde 5/december 2011 www.sportgenees kunde.nl

• Nijs, Jo: De stabilisatietrainer zijn dood is de pijntherapeut zijn brood (voorwoord). Kern: core-stability training kan zinloos zijn als de (eventueel zelfs alleen nog maar dreigende) pijn door weefselschade niet eerst is verholpen,. Blz. 3-4.

• Dooms T., J.L. Gielen, D. Vissers, L. Dossche, J. Roeykens: Medische problemen bij Start to run loopprogramma. Beschrijving van problemen bij een groep voornamelijk onervaren lopers m/v die de Belgische versie van het 'Start to run' loopprogramma volgden, met nogal wat blessures tot gevolg. Opmerkelijk is de opmerking 'men gaat ervan uit dat iedereen in staat is om dit trainingsprogramma te volgen'. Niet dus. Blz. 6-13 (Zie ook de nieuwsrubriek in dit magazine).

• Linschoten van R.: Acute pijn aan de achillespees. Interessante case-studies, omdat het aan-toont dat de pees van de plantaris (een dunne spier aan de binnenzijde van het onderbeen) de oorzaak kan zijn, en dat die pees, die zich heel dicht bij de 'echte' achillespees bevindt, zich veel beter/sneller herstelt. Blz. 24-26.

Page 23: DM nummer 1

23

DE AANPAK De Combi 4 opleiding

Ambitie bindt cursisten Betty Hofmeijer In oktober 2010 startte de Atletiek Unie met de eer ste zogenaamde Combi niveau 4 opleiding. Betty Hofmeijer spreekt met één van de cursisten: m eerkamptrainer Niels Alofsen, die uiterlijk in juni de opleiding hoopt af te ronden. De Combi niveau 4 opleiding is een combinatie van vier niveau 4 opleidingen, namelijk voor het wer-pen, het springen, de midden-lange afstand en sprint/horden, allemaal opvolgers van de oude specia-lisatie opleidingen (specialisatie werpen, springen, mila en sprint/horden). De combi zit hem in de ge-zamenlijke start van cursisten in bijeenkomsten met een meer algemeen karakter, zoals die over men-tale begeleiding of fysiologie. Daarna gaan de deelnemers verder met bijeenkomsten voor hun eigen specialisatie of volgen – in het geval van de meerkamp – zoveel mogelijk alle specialisaties. Niels is samen met collega trainer Janet Hulshof, die de opleiding ook doet, trainer van een ambi-tieuze meerkampgroep bij GAC in Hilversum. Profiel combi-4 cursist Niels Alofsen Naam: Niels Alofsen Heeft wat met atletiek sinds: 1989 (als B-pupil gestart met atletiek) Gevolgde trainersopleidingen: JAL - AT - Trainer-coach B (2002) Vereniging(en): GAC Hilversum & AV Startbaan Over de atleten en de begeleiding: begeleidt bij GAC de selectie meerkampers/springers (in samen-werking met collega-trainer Janet Hulshof). Dit zijn allemaal atleten die 4 tot 8x per week trainen. Alle atleten nemen deel aan Nederlandse kampioenschappen en hebben de ambitie als senior zo goed mogelijk te presteren. Bekende atleten uit deze trainingsgroep zijn onder andere sprinter/springer A-junior Tom Roetman en senior meerkamper Paul Groen. Niels is fulltime actief als atletiektrainer (en opleider) bij GAC Hilversum en geeft verder 1x per week training aan een polsstokhoog springgroep bij AV Startbaan. Ambitie als trainer: Wil de kwaliteiten ontwikkelen om een atleet te kunnen coachen naar Olympische medailles. Andere atletiekactiviteiten : Is bij GAC Hilversum verantwoordelijk voor de opleiding van de wedstrijd-, jeugd- en recreatiesport-trainers. Voor een vereniging met 200+ trainers is dat een pittige uitdaging! :) In gesprek met Niels komen de verschillende items in een relatie tot de opleiding aan bod. Als eerste, wat zijn belangrijkste overweging is om de Combi 4-opleiding te gaan doen. Niels heeft als trainer-coach het doel atleten op het allerhoogste (Olympische) niveau te trainen en coachen. Daarom is het een must zichzelf te blijven ontwikkelen. Hij omschrijft het volgen van de opleiding als het zichzelf weer opnieuw uitvinden: 'Het is funest om met de ambities die ik heb ook maar enigszins te vervallen in het geven van trainingen op de 'automatische piloot'. Het is erg belangrijk bij voortduring scherp en kritisch te blijven. Ik zie de opleiding dan ook als een manier mezelf in mijn doelstelling te onder-steunen en te stimuleren.'

'Het is funest om met de ambities die ik heb ook ma ar enigszins te

vervallen in het geven van trainingen op de automat ische piloot.' Mix van cursisten Hoe heeft Niels de mix van cursisten ervaren die zich – in tegenstelling tot hijzelf – met slechts één specifieke discipline bezig houden in aanvang van de opleiding? Niels: ‘Aanvankelijk had ik het idee dat het verschil tussen de meerkamptrainer en de specialist goed merkbaar zou zijn, maar ik kwam al

Page 24: DM nummer 1

24

gauw tot de conclusie dat dit in de praktijk er eigenlijk niet toe deed. Enerzijds doordat meerdere trainers op meerdere disciplines of ook met de meerkamp actief bleken te zijn, anderzijds ook omdat een andere, gemeenschappelijke factor, het hebben van ambitie, een veel grotere rol speelde. De meeste cursisten bleken de opleiding namelijk vanuit deze invalshoek te zijn gestart. Een ieder is zeer gedreven met atleten en de atletiekdiscipline waardoor men elkaar hierop al snel vond. Dit betekende tevens dat het onderscheid naar discipline er juist helemaal niet meer toe deed. Ambitie dus als gemeenschappelijke deler!’ De impact van de opleiding op de trainingspraktijk Heeft het volgen van de opleiding bij Niels indirect of direct tot een andere opstelling of bijstelling van de trainingsaanpak geleid? Niels hierover: 'Ja, op een aantal punten is dat zonder meer het geval. Zo hebben mijn collega-trainer en ik direct na het volgen van de workshop fysiologie een extra vervolgbij-eenkomst aangevraagd. We wilden vanuit het gegeven dat het in de meerkamp essentieel is je trainingstijd zo effectief mogelijk te gebruiken, graag nog meer weten over items als 'herstel', 'kracht' en het goed periodiseren daarvan en 'het trainen van het uithoudingsvermogen'. Dat wat we meekregen over onder andere dit laatste, heeft er toe geleid dat we veel minder algemeen loopwerk doen. We werken tegenwoordig veel meer met de afsluitende 1500m en 800m als uitgangspunt. De loopopdrachten die we doen zijn aan deze afstanden gerelateerd en het ontwikkelen van het tempogevoel neemt daarbij een belangrijke plaats in. Verder staat de atleet nog meer centraal; er zijn meer individuele gesprekken en we leggen daarover resultaten ook zwart op wit vast. Dat vergroot zo-wel bij de atleet als de trainer de toewijding en het commitment met de vastgestelde doelen'. Aanvul-lend meldt Niels dat hij niet alleen ontwikkelingen in de trainingspraktijk ervaart maar ook bij zichzelf als trainer. 'De opleiding heeft me persoonlijk een soort van bevestiging en vertrouwen gegeven dat wat ik wil bereiken als trainer-coach ook kan. Dat geeft me nog meer drive om er voor te gaan.' Brede opzet Niels vindt het erg positief dat de opleiding zo breed van opzet is. Hij heeft echter nog wel wat wensen en verbeterpunten waarmee naar zijn idee de cursus nog beter uit de verf kan komen. Bijvoorbeeld meer aandacht voor het aspect 'samenwerking/contact tussen trainers'. Het lijkt hem goed als bonds-coaches op dit punt een rol zouden krijgen. 'Oude' en 'nieuwe' trainers bij elkaar brengen om zo-doende werkwijzen en visies op gezette tijden met elkaar uit te wisselen en aan kennisoverdracht te doen. Nu gaat, heel zwart wit gezegd, de trainer na de opleiding weer als een soort van eenling verder. Met regelmaat elkaar zien en vooral spreken stimuleert! Een andere wens van Niels is de leerwensen van de cursisten meer te betrekken bij de samenstelling van de inhoud van de workshops. Deze wensen kunnen bijvoorbeeld door een enquête in beeld gebracht worden. Ook is hij van mening dat de workshops beter kunnen aansluiten bij de zogenaamde proeve van bekwaamheid of andersom, de proeve van bekwaamheid beter afstemmen op de inhoud van de workshop. Het lijken nu aparte eenheden in plaats van samenhangend. Tevens heeft hij een workshop gemist over het aan-dachtsveld Beleid, terwijl er op dit terrein voor de cursist wel opdrachten liggen evenals het gebruik van video-techniek. In deze tijd van technologie een onmisbaar hulpmiddel in de begeleiding van atleten. Tot slot spreken we over de uitkomsten van de enquête naar het totale opleidingssysteem, dat de Atletiek Unie hield onder verenigingen. Zo houdt men bij toekomstig te starten opleidingen rekening met de volgende aspecten:

• het geven van training nog duidelijker op de voorgrond • overzichtelijker en gemakkelijker inrichting van de elektronische leeromgeving • stagebezoek van de opleiders aan de cursist zodat deze ook binnen de vereniging begeleid

kunnen worden Niels bedank ik last but not least voor zijn inbreng! Hij wil zijn ervaringen graag delen met trainers die ook plannen hebben de combi 4-opleiding te starten. Via 06-41375275 is hij daarvoor bereikbaar. Een nieuwe combi 4-opleiding start in het najaar 2012. Informatie, onder meer over de noodzakelijke intake is te vinden op de opleidingenpagina van de Atletiekunie; www.atletiekunie.nl/opleidingen. Betty Hofmeijer is regiotrainer Horden AtletiekUnie/Atletiekschool Aventus/Hortas.

Page 25: DM nummer 1

25

OPLEIDINGEN

Nieuws van de afdeling opleidingen Plannen voor 2012 Een team van opleiders en medewerkers van de afdeling opleidingen is druk bezig de opleidingen van de Atletiekunie te optimaliseren. Zodra er concrete opleidingen zijn opgeleverd en de informatie hierover vast ligt, delen wij dit nieuws zeker met jullie. Het uitgangspunt voor de inhoud van de opleiding blijft het training geven. Daarnaast moet de opleiding laagdrempeliger zijn dan het huidige aanbod. Voor zowel niveau 2 als niveau 3 betekent dit dat de PvB’s 2.3 Assisteren bij een activiteit, PvB 3.3 Organiseren van een activiteit en PvB 3.4 Aansturen van kader optioneel worden. Dit betekent dat de cursist zich hiervoor niet MOET kwalificeren. Ben jij als trainer wel bezig met het aansturen van as-sistent trainers of regel je wel veel activiteiten of evenementen, dan raden wij natuurlijk wel aan om de opdrachten hiervoor te doen zodat je diploma wordt aangevuld met deze competenties. De oplei-dingen voor assistent trainers voor de baanatletiek en het lopen kunnen door verenigingen zelf worden georganiseerd. De Atletiekunie ontwikkelt hiervoor een toolkit bestaande uit een advies voor het traject, opdrachtenboekje, PowerPoint presentaties, docentenhandleiding en certificaten voor de deelnemers. Deze 3-daagse opleiding met opdrachten wordt niet afgesloten met een toets of een Proeve van Bekwaamheid. Wel heeft de opleider (opleider Atletiekunie, praktijkbegeleider of gediplomeerde trainer) een eindgesprek met elke cursist. Vanuit de Atletiekunie wordt er voor elke cursist een certificaat uitgereikt. Zodra de toolkit helemaal gereed is wordt bij een viertal verenigingen een pilot gehouden. Wij hopen de komende weken de informatie over deze opleiding en de 'vernieuwde' opleidingen op niveau 3 en niveau 4 te kunnen verspreiden aan verenigingen, trainers, opleiders, praktijkbegeleiders en bestuurders. Wij willen de opleiding op niveau 2 graag lanceren tijdens het Atletiekcongres op 24 maart 2012. Houd onze website in de gaten voor meer nieuws over de 'nieuwe' opleidingen, of neem contact op met onze afdeling. Gekwalificeerde opleiders van de Atletiekunie Met trots presenteren wij onze gekwalificeerde opleiders. Als Expert hebben zich gekwalificeerd: Christijn Hesselink, Henk Rams, Janneke Metzemaekers, Jos Smits en Michael Snijders. Als Leer-coach: Irma van Gils, Janneke Metzemaekers en Jos Smits. Als PvB-Beoordelaar: Irma van Gils en Janneke Metzemaekers. Samenwerking ALO Amsterdam en Landstede Sport en Be wegen In 2011 is een tweetal opleidingen op niveau 3 gestart bij de ALO in Amsterdam en Landstede Zwolle. Er zijn momenteel 12 studenten van de ALO druk bezig hun portfolio te vullen om zo de kwalificatie tot Juniorenatletiektrainer 3 te behalen. Op Landstede zijn 12 Sport en Bewegen studenten bezig zich te kwalificeren tot Looptrainer 3. De Atletiekunie is erg te spreken over de samenwerking met onderwijs, de vereniging of loopgroep van de uitstromende trainers van deze opleidingen. De atletiekvereniging of loopgroep krijgt hiervoor aanwas door opgeleide trainers via de Atletiekunie en via het onderwijs. Wil je meer weten over de samenwerking met het onderwijs, of wil jij ook een samenwerking opzetten met de Atletiekunie voor het opleiden van trainers? Neem dan contact op met Margot Kouwenberg. Wandeltrainersdag 10 maart 2012 Zaterdag 10 maart 2012 vind de 2de WandelTrainersDag plaats (organisatie Atletiekunie en KNBLO Wandelsportorganisatie Nederland (KNBLO-NL). Inschrijven kan op: www.wandeltrainersdag.nl. Inschrijving Atletiekcongres geopend De Atletiekunie houdt op 24 maart het Atletiekcongres voor trainers én bestuurders (voorheen bekend als de Dag van de Baanatletiek). De inschrijving hiervoor is geopend. Een nieuwe naam, maar de opzet blijft gelijk: opnieuw op Papendal wordt er een programma aangeboden ter bevordering van de (baan)atletiek in Nederland. Tijdens plenaire sessies en maar liefst 24 verschillende workshops worden trainers en bestuurders op de hoogte gebracht van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de baanatletiek, en zullen zij tips mee terug naar de vereniging nemen om er direct mee aan de slag te gaan. Meer informatie over en het complete aanbod van dit congres kun je vinden op onze webpagina: www.atletiekcongres.nl. Op deze site kun je je ook inschrijven. Margot Kouwenberg, [email protected].

Page 26: DM nummer 1

26

ATLETIEKWERK

THOR sportwerkgever van het jaar! Ronald Veldman Atletiek- en recreatievereniging THOR uit Roosendaa l is uitgeroepen tot Sportwerkgever van het jaar 2011. Dat is een felicitatie waard! Het bi jzondere aan deze verkiezing was dat - in tegen-stelling tot de twee eerdere edities - de winnaar w erd bepaald door de bezoekers van sport-werkgever.nl. THOR is daarmee gekozen door bestuurs leden van andere sportverenigingen en mensen die veelvuldig voor en met sportverenigingen werken. Met de verkiezing tot sportwerkgever van het jaar 2011 volgt a.r.s.v. THOR een andere atletiekvereni-ging op, namelijk Phoenix uit Utrecht. Ook bij de eerste verkiezing tot sportwerkgever van het jaar was al een atletiekvereniging betrokken. De allereerste winnaar was namelijk Stichting De Schroef uit Drunen, een samenwerkingsverband waarin onder meer atletiekvereniging Dak betrokken is. Er kan dus met recht gezegd worden dat atletiekverenigingen zich op het gebied van werkgeverschap van hun goede kant laten zien. Om uitgeroepen te worden tot sportwerkgever van het jaar moest THOR eerst verkozen worden tot sportwerkgever van de maand. Dit betreft een vaste rubriek op www.sportwerkgever.nl, waarmee de WOS wil laten zien dat er talrijke voorbeelden van sportverenigingen zijn die op één of meerdere onderdelen van het werkgeverschap de zaken goed op orde hebben en daarmee als inspiratie dienen voor andere sportverenigingen. Goed werkgeverschap Wat is goed werkgeverschap eigenlijk? Voor de Werkgevers in de Sport (WOS), de organisatie achter sportwerkgever.nl, is dat goed te zorgen voor iedereen die voor de vereniging werkt. Het gaat er om dat op een goede manier wordt omgegaan met vrijwilligers en daarnaast met de werknemer(s) en/of zelfstandige(n). Hebben de medewerkers plezier en ontwikkelen ze zich, dan heeft de gehele sport-vereniging daar profijt van. Antwoord op maatschappelijke ontwikkelingen THOR werd uitgeroepen tot sportwerkgever van de maand maart, omdat THOR een vereniging is met maar liefst 400 actieve vrijwilligers en een verenigingsmanager. Daarnaast huurt zij combinatiefunctio-narissen in. Sinds 2005 kent de vereniging een officieel vrijwilligersbeleid waarbij centraal staat dat vrijwilligers zich gewaardeerd voelen en zich met plezier voor de vereniging inzetten. De vrijwilligerscoördinatie wordt aangestuurd door de verenigingsmanager. John Vissers, secretaris van THOR, reageert verheugd op de uitverkiezing tot sportwerkgever van het jaar. Vissers: ‘Het klinkt als een cliché maar vrijwilligers zijn voor ons de kurk waar de vereniging op drijft. Belangrijke kernpunten voor THOR zijn waardering en communicatie. Zo vindt er elke twee jaar een vrijwilligersfeest plaats en krijgen barmedewerkers bijvoorbeeld een kaartje als ze jarig zijn. Som-mige vrijwilligers binnen de vereniging ontvangen een onkostenvergoeding en een aantal wordt in de gelegenheid gesteld op kosten van de club cursussen te volgen ter ondersteuning van de werk-zaamheden bij de club, denk aan trainerscursussen. Het motto daarbij is dat dit aan de leden moet kunnen worden uitgelegd én verantwoord.’ Vissers vervolgt: ‘We leggen de vrijwilliger behoorlijk in de watten, maar stellen ook met elke vrijwilliger een contract op met wederzijdse afspraken.’ Met ruim 1800 leden is THOR één van de grotere sportverenigingen in Roosendaal. Vissers: ‘Daar-mee hebben we, vind ik, een voorbeeldfunctie. Deze uitverkiezen draagt bij aan een positieve uit-straling en bewijst dat een goede organisatie ervoor zorgt dat je als vereniging antwoord hebt op maatschappelijke ontwikkelingen. Met onze gemotiveerde vrijwilligers - van barmedewerkers tot en met de trainers- creëren we een aanbod voor verschillende doelgroepen, zoals meervoudig gehandi-capten, wandelaars, gymnasten, ouderen, enz. De verkiezing tot Sportwerkgever van het jaar is geen moment voor THOR om tevreden achterover te leunen: ‘Deze waardering stimuleert tot nieuwe initiatieven. Een van de speerpunten in ons actuele beleid is onder meer het realiseren van een optimale sociale veiligheid. Een sportvereniging is immers een samenleving in het klein waarin iedereen van uiteenlopende pluimage en met een persoonlijke achtergrond, zich op zijn gemak moet voelen. Dat is geen vanzelfsprekendheid maar moet je zichtbaar maken voor je huidige en toekomstige leden’, aldus Vissers. (tekst Clemens Vollebergh).

Page 27: DM nummer 1

27

‘Wij hebben werk gemaakt van vrijwilligersbeleid’ Arbeidsvoorwaarden De vereniging koos bewust voor het op een goede manier regelen van de arbeidsvoorwaarden van de verenigingsmanager. Op de arbeidsovereenkomst is daarom de CAO Sport van toepassing verklaard, er is een duidelijke taakomschrijving opgesteld en jaarlijks wordt een functionerings- en beoordelings-gesprek gevoerd. De vereniging enthousiasmeert ook de jongere leden actief trainer te worden. De club kijkt wie talent heeft en het leuk vindt zich daarmee bezig te houden. Dit jaar heeft de jeugdaf-deling maar liefst twaalf jeugdtrainers en tien assistent-jeugdtrainers binnen de gelederen, die bijna allemaal uit de eigen jeugd voortkomen. Genomineerden Van alle sportwerkgevers van de maand in 2011 werd THOR samen met de Utrechtse Rugby Club en de Elburger Volleybalvereniging door de WOS voorgedragen voor de verkiezing tot Sportwerkgever van het jaar. Deze drie verenigingen onderscheiden zich in de ogen van WOS, elk op eigen wijze, het meest in hun beleid naar al hun medewerkers. Aan de bezoekers van sportwerkgever.nl is vervolgens via de website gevraagd hun stem uit te brengen. Dat is veelvuldig gedaan, waarbij THOR uiteindelijk maar liefst 76 procent van de stemmen binnenhaalde. Een terechte winnaar dus! Sportwerkgeverscan Op donderdag 26 januari reikte René van den Burg, directeur van de WOS, de bijbehorende cheque aan het bestuur van THOR uit tijdens een feestelijke bijeenkomst op de clubaccommodatie. Geheel in lijn met het karakter van de verkiezing tot Sportwerkgever van jaar is THOR in de gelegenheid gesteld het werkgeverschap binnen de eigen vereniging naar een nog hoger niveau te brengen. Dit gebeurt aan de hand van de SportwerkgeverScan, waarmee elke sportvereniging zelf in kaart kan brengen welke onderdelen van het werkgeverschap goed, minder goed en slecht binnen de vereniging zijn ge-regeld. Aan de hand van de resultaten kan de vereniging zelf bepalen op welke onderdelen zij de des-kundigheid van de WOS en Randstad wil inzetten om het werkgeverschap beter in te vullen. Inspiratie Met de rubriek sportwerkgever van de maand, de verkiezing tot sportwerkgever van het jaar, de helpdesk op www.sportwerkgever.nl en het geven van workshops leert de WOS ook veel over de informatiebehoefte van bestuurders van sportverenigingen. Aan de hand van de verkregen informatie verbetert de WOS modellen, regelingen en instrumenten op de website. Afgelopen jaar heeft dit onder meer geresulteerd in een uitgebreid artikel over vrijwilligersvergoedingen en een tool om de vergoe-dingen per vrijwilliger in kaart te brengen. Ook is de informatievoorziening over de werkkostenregeling aanzienlijk uitgebreid en verbeterd. Samenwerkingsverband Hoewel de verkiezing tot sportwerkgever van het jaar aangeeft dat atletiekverenigingen goed proberen te zorgen voor hun medewerkers, zijn er nog veel verbeterpunten op het gebied van werkgeverschap. Om atletiekverenigingen ook te kunnen voorzien in goede en deskundige ondersteuning sloten de At-letiekunie en de WOS een samenwerkingsovereenkomst. Dit houdt kort gezegd in dat de informatie-voorziening op het gebied van werkgeverschap aan de verenigingen wordt verbeterd en dat de vereni-gingen daarnaast gebruik kunnen maken van de helpdesk van sportwerkgever.nl. In de komende periode wordt de wijze waarop deze samenwerking wordt ingevuld nader uitgewerkt. Ronald Veldman is beleidsadviseur WOS

Page 28: DM nummer 1

28

DE KWESTIE

Wekelijks geef je (meerdere keren) training aan

een groep. Hoe houd jij jezelf fysiek in

conditie? De groep traint met mij mee 'Hoe ik mezelf in conditie houd als trainster? Eenvoudig: ik geef driemaal training in de week en feite-lijk zijn dat mijn eigen trainingen en mag men met mij meedoen. De aandacht voor anderen gaat wel iets af van wat ik zelf doe, maar het mag nooit veel worden.'

Weia Reinboud (61), Hellas, Utrecht. Zij geeft wekelijkst twee trainingen hoogspringen en hoogsprintechniek aan serieuze atleten van C1 t/m 61 jaar ('dat ben ik'). Niveau V<23 1.75 en V60 wereldrecord als besten. Daarnaast geeft zij, zoals ze het zelf noemt, nog een rommeltraining vanaf C2, tevens de korte looptraining van de hoogspringers. Met de groep mee en krachttraining 'Ik houd mijzelf in conditie door gewoon met de groepen mee te lopen. Daarmee ervaar je ook je eigen training (reflectie!). Voor wat extra conditie doe ik krachttraining bij een fitnesscentrum. Dan heb je, indien nodig, wat extra om er een bij de kladden te kunnen grijpen of te reanimeren.'

Richard van den Haak, trainer AV Veluwe. Eigen conditieniveau serieus nemen 'Sinds een aantal jaren geef ik meerdere malen per week looptraining. In het begin lachte ik om het idee dat mijn eigen conditie achteruit zou gaan. Ik trainde toen ook nog zelf bij een looptrainer. Maar na verloop van tijd (de extra training kwam te vervallen) is mijn conditie overduidelijk slechter geworden. Maar heel geleidelijk probeer ik het tij te keren;

• De oefeningen en loopscholing doe ik voor, maar doe ik ook mee. • Ik een baantraining; dan loop ik mee in en mee uit. Ik sta wel op een vaste plaats tijdens de

kern, maar loop ook verschillende rondes mee, of loop tegengesteld. • Tijdens een training op de weg of in het bos, is het moeilijker. Als trainer hoor je vooral de

achtersten in de gaten te houden. En daar blijf je dan ook bij (behoudens af en toe mee-trekken met een sprint).

• Eenmaal per week loop ik een duurloop. De groepsleden mogen meelopen, profiteren dan meteen van de opbouw naar een halve marathon, maar ze weten dat ik dit voor mijzelf doe, het is geen officiële training.

Toch is het zuur dat ik trainer werd vanwege mijn enthousiasme over het hardlopen, maar hier uitein-delijk zelf op moet inleveren. Ik ben er van overtuigd dat mijn conditie weer beter wordt, maar dit kost veel tijd.'

Brigitte Kapiteijn, looptrainer DJA Zundert en Sprint Breda. Goede modus in het geven van training en het onderh ouden van de eigen conditie 'Ik geef vier keer per week training op de atletiekvereniging, op dinsdag en donderdag. Eerst de MiLa-jongeren, en direct aansluitend de senioren. Daarnaast geef ik aan enkele mensen persoonlijke looptraining en begeleid ik enkele bedrijventeams. Ik geef dus zo'n 5 tot 7 trainingen per week. Met de bedrijven en de persoonlijke trainingen loop ik zelf mee, en als de training in de buurt is loop ik naar de trainingen toe. Bij mijn MiLa-atleten sta ik langs de kant. Alleen op minder sterk bezette donderdag-avond train ik zelf mee met mijn seniorengroep. Ik pas nog net binnen de doelstellingen mee te mogen lopen in mijn groep, dat wil zeggen sub-38 op de tien km. Die training is dan ook mijn enige training per week waarin ik stevige tempo's kan lopen. Omdat ik graag aan de start sta van marathons en ultralopen probeer ik in het weekend de tijd te nemen voor een lange duurloop. maar nu in het

Page 29: DM nummer 1

29

crossseizoen en straks in het baanseizoen ben ik ook bij de wedstrijden te vinden waar de MiLa-jeugd aan de start staat. Ik merk wel dat zij het wel leuk vinden als de trainer meeloopt in een van de nummers op de baan of als Master in de cross.' Schematisch trainen zit er niet meer in, maar met veel meelopen met particulieren en bedrijven (vaak relatief langzaam), met het in- en uitlopen en de talloze keren dat ik de oefeningen voor doe loop ik toch een tamelijk evenwichtig programma met één echte snelheidstraining en geregeld een cross of baanwedstrijdje. Ik heb gemerkt dat ik de laatste jaren mijn draai daarin heb kunnen vinden en zelf af en toe een interessante wedstrijd kan lopen. Als pacer in de trainingslopen van onze club voor de ma-rathon van Rotterdam (met extra kilometers door het heen en weer lopen naar en van de AV) kan ik mij toch elk jaar weer voorbereiden op een ultraloop tijdens het Paasweekend (Zestig van Texel of 50 mijl Jan Knippenberg Memorial). Mijn eigen programma is echter altijd ondergeschikt aan het geven van trainingen. Vanaf het moment dat ik onze ambitieuze MiLa-atleten ging trainen besloot ik geen doelen te stellen in mijn eigen loop-programma. Dat gaf veel rust. Nu, een paar jaar later, heb ik een goede modus gevonden in het geven van trainingen en het onderhouden van mijn eigen conditie.

Mark de Boer, (43), trainer Mila jeugd en senioren CAV Energie, Barendrecht. Coördinator NL ultraloopselectie, www.running.nu. Lopen en krachtoefeningen 'Ik doe vaak rek- en strekoefeningen tijdens het opstaan. Soms zet ik 's morgens de TV aan en doe wat oefeningen met Olga Commandeur. Om mijn bovenlijf te trainen gebruik ik een roei-apparaat (thuis). Na het een of het ander smaakt de koffie toch lekkerder dan als ik niets doe. Ook maak ik gebruik van triggerpointmassage om wat spanning in mijn spieren weg te krijgen. Ik let op mijn eten en bereid me geestelijk voor op de training. Ik lees regelmatig over trainen en bewegen en blessures zodat ik goed weet wat wel en niet kan. Ik geef driemaal per week training (1,5 uur per training) aan fit-trimmers (10-12 km/uur). Dit is al een redelijke inspanning om mijzelf fit te houden. Ten eerste doe ik alles voor en mee. Laat de snelste hun gang gaan en controleer de groep. Mijn eigen loopvermogen en -capaciteit ligt iets hoger als dat van de groep. Omdat het hier om vaak ongetrainde mensen gaat, doen we regelmatig stabiliteit-, lenigheid- en coördinatieoefeningen. (En zoals ik al zei, doe ik alles voor). Na mijn opleiding als conditietrainer (bij Toine van de Goolberg) integreer ik in mijn loop-trainingen ook de kracht- en snelheidscomponent (Rehaboom). Deze combinatie (Kracht, Snelheid en Uithoudingsvermogen) levert veel meer op dan het lopen met een te hoge intensiteit, wat een hoog blessurerisico heeft. Naast lopen doe ik krachtoefeningen (geschikt voor mijn lopers) die met name de hele keten trainen. Dus niet op fitness-apparaten en dergelijke. Voor de snelheid zijn spelcombinaties tijdens de training de juiste elementen die we doen. Het belangrijkste is een goed gedoseerde variatie van de drie bovengenoemde elementen.'

Alfons Goossens, 65 jaar, AV Prins Hendrik, Vught.

Zelf trainen 'Ik ben naast trainer bij onze atletiekvereniging ook nog actief atleet. Ik loop zelf 4 keer per week en doe dan ook nog één core stability training elke week. Ik ben nu juist 50 jaar geworden en hoop dit nog even vol te houden. Ik voel me er in ieder geval erg goed bij.'

Jacky Luitwieler, trainingscoördinator junioren, Dynamica, Vlissingen. Zelf lopen en sociale contacten onderhouden Ik geef meerdere keren per week looptraining en wandeltraining. Mijn manier fysiek zelf in conditie te blijven: op de dagen dat ik geen training geef, loop ik voor mij zelf. Ik werk nog 2 dagen in de week en ga daar bijvoorbeeld soms lopend heen en lopend terug. Op mijn vrije dag loop ik vaak met een vriendin. Je moet ook je sociale contacten onderhouden,nietwaar? Onze hardloopgroep bestaat ge-middeld uit ongeveer 30 mensen met verschillende niveaus en leeftijden. Om deze mensen allemaal goed te kunnen begeleiden is mijn streven in ieder geval om met iedereen gesproken en gerend te hebben, dus ook dan loop ik nog heel wat heen en weer.'

Magriet Taselaar-Vegter (50), looptrainster Loopgroep-Kameleon, Uithuizen. Eigen conditie van groot belang 'Naast het verzorgen van de groepstrainingen train ik nog minimaal tweemaal voor mijzelf waarvan eenmaal een variatie, die elke keer verschilt en één van de oefeningen bevat die ik aan de groep voorleg. Doel is dat je zelf de (loop, kracht-core-stability ed.) oefeningen zo perfect mogelijk kunt

Page 30: DM nummer 1

30

voordoen en uitvoeren, je nieuwe oefeningen beoordeeld op hun toegankelijkheid, op makkelijke of moeilijke toepasbaarheid, dat je weet waar de risico´s zich kunnen voordoen en hoe zwaar de belasting voor elke individuele leerling kan zijn. De eigen conditie is daarbij van groot belang omdat de belangrijke voorbeeldfunctie van de trainer(ster) een geweldige stimulator is. Zeker voor de oudere trainers onder ons.'

Dick Suer (73), onder andere Start to Run en veel bedrijfs- en internationale groepstrainingen. Huidige woonplaats Spanje (2 loopgroepen en personele begeleiding van hart- en fysiotherapie patiënten).

Training slim inrichten Door een training slim in te richten is er vaak mogelijkheid om (delen van) de training mee te doen. Zolang het belang van de atleten voorop blijft staan en zolang je als trainer het overzicht behoudt, maakt het niet uit of je op een afstandje toekijkt of dat je je tussen de atleten begeeft en zelf ook dingen (mee)doet. Zelf op andere tijdstippen trainen of thuis oefeningen doen is ook een optie, afhankelijk van de thuissituatie.

Michael Snijders, sprinttrainer NSAV ’t Haasje.

Meelopen en kracht trainen Ik houd mijzelf in conditie door gewoon met de groepen mee te lopen. Daarmee ervaar je ook je eigen training (reflectie!). Voor wat extra conditie doe ik krachttraining bij een fitnesscentrum. Dan heb je, indien nodig, wat extra conditie om er een bij de kladden te kunnen grijpen of te reanimeren. Richard van den Haak, trainer AV Veluwe.

Krachttraining Een vraag die zeker op zijn plaats is. Ik ervaar dat ik er zelf vaak bekaaid vanaf kom wanneer ik met een groep ga trainen. Vooral daar waar het gaat om specifieke zaken als niveaumetingen of ander kort werk waarbij het belangrijk is dat de atleten duidelijk worden geïnformeerd over hun prestaties. Eveneens is het geven van trainingen aan beginners een activiteit die op conditioneel gebied vaak weinig bijdraagt aan je eigen opbouw. In de praktijk streef ik er naar om minimaal 1 keer per week aan krachttraining te doen en 1 keer per week ga ik voor mezelf trainen, wat meestal een tempotraining is. Tot voor kort deed ik dit vaak binnen mijn werk – was beroepsmilitair – waarbij het onderhouden van je fysieke fitheid een deel is van je werk. Nu ik met FLO (functioneel leeftijd ontslag) ben, merk ik dat ik bewuster met mijn vrije tijd moet leren omgaan want de extra trainingen schieten er wel een beetje bij in.

Ad van Heijst, looptrainer No-Limits, Bladel.

Nieuwe kwestie:

'Samenwerken met collegatrainers is een must.

Hoe geef jij dat handen en voeten?' Onze vraag:

Wat is jouw mening en wat zijn jouw argumenten? Mail je reactie (in maximaal 200 woorden) naar [email protected] en doe dat vóór 20 april 2012. Vermeld je naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie kan bijdragen inkorten.

Page 31: DM nummer 1

31

VOOR U GELEZEN EN BEOORDEELD Elke beweging wijkt min of meer af van het ideaalbeeld en is dus altijd, of nooit, fout.

Hoe leert mijn atleet techniek het best (te) gebruiken? (Deel A). Jan Heusinkveld De laatste jaren gebeurt er veel op het gebied van techniektraining. Daarbij worden wij over-voerd met begrippen die elkaar soms overlappen, en die problemen als: hoe leer ik een bewe-ging het beste aan en hoe kan ik het geleerde ook o nder druk toepassen vanuit diverse hoeken bekijken. Ongeveer zoals je, als je een aantal ball en ziet, het kunt hebben over de kleur van de ballen, de grootte, het gewicht, de stroefheid van het oppervlak, enzovoort. Nu kun je kleuren, grootte, en gewicht makkelijk uit elkaar houden. Me t de nieuwe inzichten bij het aanleren en gebruiken van bewegingen is dat veel moeilijker. Di t artikel poogt structuur te bieden. Om het verhaal goed te kunnen volgen is het nodig eerst twee andere zaken te belichten.

1. Geen enkele beweging is gelijk aan de vorige of aan de volgende. Dat geldt voor elke hardlooppas, elke worp, elke sprong.

2. Het lichaam is niet met ‘bewegen’, maar met het doel (doelgericht) bezig. Ad 1. Elke beweging is anders Het ideaal is dat elke pas, sprong of worp perfect is en dus altijd hetzelfde. Jammer genoeg is dat niet zo. Letterlijk elke pas, sprong of worp is anders dan de vorige en anders dan de volgende. Elke bewe-ging is het resultaat van een heleboel handelingen van het lichaam, dat probeert er het beste van te maken. Het lichaam corrigeert continu, omdat het verloop iedere keer anders is, en niet helemaal per-fect. En bij ‘het beste ervan maken’ hoort ook: het zo economisch mogelijk laten verlopen van de be-weging. Elke beweging zit dus vol afwijkingen van het ideaalbeeld en is dus altijd fout. Je kunt ook zeggen: ‘fout’ bestaat niet; het gaat altijd over grotere of kleinere afwijkingen van het ideaalbeeld. Ad 2. Bewegen is gericht op het einddoel Op 21 december 2010 was op Nederland 2 een documentaire te zien waarin onder anderen professor Harold Bekkering, cognitief psycholoog aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, vertelde over expe-rimenten die in Duitsland zijn gedaan. De belangrijkste conclusie was, dat de hersenen zich richten op het einddoel en niet op de beweging. Alleen als er geen doel werd omschreven, richtte de aandacht zich op de beweging zelf. De daarop gebaseerde theorie heet de doelgerichte imitatie-theorie. En voor het leren van een beweging geldt: hoe zinvoller het doel wordt ervaren, hoe groter het leereffect. Drie hoofdonderdelen Met deze kennis is het makkelijker de nieuwe inzichten te begrijpen. Je kunt die nieuwe inzichten verdelen in drie hoofdonderdelen:

1. Variatie/differentieel leren. Kort samengevat: niet meer heel vaak precies hetzelfde doen, maar heel veel afwisselen.

2. Expliciet en impliciet leren. Kort samengevat: niet meer expliciet leren (het geven van directe aanwijzingen zoals knie hoog, elleboog onder de kogel), maar impliciet leren (het geven van indirecte aanwijzingen zoals: doe alsof je over een sloot moet springen, loop alsof je een kat bent die een prooi besluipt).

3. Interne en externe focus. Kort samengevat: niet meer interne focus (letten op hoe je iets doet: ‘ik voelde me zo goed, dat ik nog op mijn techniek kon letten’), maar externe focus (letten op andere dingen zoals trek de grond onder je door, loop ik tactisch goed).

In de delen 1 t/m 3 wordt op elk van de drie hoofdonderdelen dieper ingegaan. De andere nieuwe begrippen Het mooie is dat je aan deze drie kapstokken ook de meest gebruikte overige begrippen kunt ophangen:

Page 32: DM nummer 1

32

• Metafoor, analogie-leren, imitatie en beeldspraak. Er zijn verschillen, maar in dit artikel kunnen wij ze samenvoegen onder het woord beeld(spraak). ‘De mens is een wolf’, ‘je loopt als een krant’, ‘doe alsof je een frisbee weggooit’, ‘loop katachtig’, ‘druk je neus door de tegenwind’, dat zijn een paar voorbeelden. Het wijst zich vanzelf. En het grote voordeel is: iets nieuws leren gaat het makkelijkst als je voortbouwt op iets dat je al weet! En dat kan die beeldspraak zijn.

• De afleidingsmanoeuvre. Dat wil zeggen: de atleet aan iets anders laten denken. Een paar voorbeelden: geef iemand opdracht tijdens het uitvoeren van een oefening uit te gaan van het getal 193 en daar telkens 17 van af te trekken: 193 minus 17 is 176, 176 minus 17 is 159, 159 minus…, enzovoorts. Of bewegen op het ritme van een muziekstuk (wordt wel toegepast bij parkinson-patiënten). Of iemand die herstellende is van een blessure, op een dienblad een paar koppen koffie laten wegbrengen.

• ‘Foutloos’ leren. Daarbij richt je de trainingsomgeving zó in, dat de sporter geen fout kan maken. Het meest bekende voorbeeld is ‘putten’ bij de golfsport. Dat is de hopelijk laatste ‘slag’ die je nodig hebt om het balletje in de hole te krijgen. Om dat foutloos te kunnen leg je de bal eerst heel dicht bij de hole. Naarmate het beter gaat maak je die afstand groter. Bij de atletiek kun je overigens het beste uitgaan van de uitspraak ‘fouten bestaan niet’. Het gaat altijd om ‘kleinere of grotere afwijkingen van de ideale beweging’.

• ‘Landschappelijke aanwijzing’. Dit is bij atletiek niet zo makkelijk in de vorm van een voorbeeld weer te geven. Bij het leren fietsen zou je kunnen zeggen: ‘kijk waar je naar toe gaat’, in plaats van ‘met je handen je stuur recht houden’.

• Vrijheidsgraden. Je kunt dat vertalen als ‘hoeveel richtingen en houdingen kun je op’. Als je op de legpress zit, heb je maar één vrijheidsgraad: je kunt de plank waar je voeten tegen rusten, meer of minder ver wegduwen. Bij lopen, springen en werpen daarentegen heb je heel veel vrijheidsgraden: de romphouding, de mate van kniehef, de manier waarop je je armen beweegt, enzovoorts. Als je een atleet een complexe beweging moet aanleren, moet die beweging niet in deelbewegingen worden uiteen gerafeld, maar moet het aantal vrijheidsgraden worden beperkt. Als je een hordeloper wilt leren om niet over de horde te springen (het lichaamszwaartepunt is dan veel hoger dan nodig), kun je een hoepel of een stuk hout boven de horde houden en zeggen: ‘je moet door die hoepel, of ‘je mag die stok niet raken’.

• Contextuele interferentie effect. De kern hiervan is, dat je heel vaak moet afwisselen met oefe-ningen om een groot leereffect te krijgen. Dus niet heel vaak achter elkaar alleen maar de skipping, maar doe een paar skippings, een paar loopsprongen, een paar kaatssprongen, een paar hinken. Daarna kun je opnieuw beginnen met die serie, maar dan in een andere volgorde. Overigens is mij niet duidelijk, of het moet gaan om ver uit elkaar liggende oefeningen (zodat ze elkaar niet bijten), of dat ze ook heel dicht tegen elkaar aan mogen liggen.

• Lichamelijke aanwijzing. Dat is eigenlijk het belangrijkste onderdeel van expliciet leren. Je zegt iets over de manier waarop je het lichaam, of een deel ervan, moet houden of bewegen: heup hoog, nek lang, elleboog naar buiten, enz.

Tot zover de opsomming van een aantal belangrijke andere begrippen. Soms gaan ze min of meer in elkaar over. Waar mogelijk zullen deze begrippen in de hoofdonderdelen worden verwerkt. Onderdeel 1: Variatie in differentieel leren Vroeger was het ‘monotoon drillen’. Misschien hebt u het ook wel eens gelezen, of het waar is weet ik niet: bij beroemde tennisscholen in de USA word je gedrild alsof je militair bent en overgeleverd aan de sergeant die je klaarstoomt. Urenlang dezelfde beweging/slag oefenen is meer regel, dan uitzondering. Daar zit dan voor ons Nederlanders ook vaak nog als boodschap achter: ‘kijk, dat doen ze dáár wel, wij Nederlanders zijn daarvoor niet te porren’. Met soms nog als extra vervolg: ‘daarom zijn zij zo veel beter dan wij’. Van monotoon drillen naar variatie en differentieel leren. In het tennisvoorbeeld was er sprake van het heel vaak oefenen van dezelfde beweging onder dezelfde omstandigheden. Om een voorbeeld te geven dat misschien niet reëel is maar wel goed is voor de uitleg: sla een uur lang de bal tegen een egale, gladde muur, terwijl ook de grond egaal en glad is. Daar tegenover kun je je een ander scenario voorstellen. Het gaat weer over het tegen een muur slaan van een tennisbal. Maar nu is de muur niet glad en egaal maar oneffen, zo ongeveer als

Page 33: DM nummer 1

33

de muur van een huis er uit ziet. De ondergrond is ook niet glad en egaal maar oneffen, bijv. half verhard. Dat maakt er een heel andere training van. Differentieel leren ‘leert beter’. Er is dus veel meer variatie. Welnu: door deze variatie leert het lichaam beter. Het lichaam wordt namelijk gedwongen bij elke slag te corrigeren voor de oneffenheden die de tennisbal tegen de muur of op de grond tegenkomt. Het lichaam moet bij elke slag zoeken naar de ideale return. Daardoor ontwikkelt de techniek zich veel beter en wordt deze ook efficiënter. In plaats van het woord ‘variatie’ mag je ook de woorden ‘differentieel leren’ gebruiken. Het lijkt misschien nog wel op ‘drillen’, maar door de grote variatie ervaar je dat niet/nauwelijks. Als kanttekening: het aantal onderzoeken en de kwaliteit ervan is beperkt, en ze concentreerden zich met name op beginners. Onderzoek naar het effect bij topsporters is er nog nauwelijks. Differentieel leren, hoe doe je dat ? Er is een aantal aangrijpingspunten om differentieel leren structureel aan te pakken:

• Je kunt de oefening telkens iets anders doen. Niet altijd dezelfde skipping, maar hoge en lage frequentie, normale, lage of hoge voorwaartse snelheid, enz. Het betekent wel dat de oefen-stof veel breder wordt en voor de trainer moeilijker, maar je mag er van uitgaan dat de atleet dat op prijs stelt. Vaak worden de schommelingen (hoe groot zijn de verschillen die je laat uit-voeren) in de loop van de voorbereidingsperioden minder.

• Je kunt een aantal oefeningen kiezen en dat in willekeurige volgorde, maar elke keer anders, achter elkaar uitvoeren.

• Je kunt de omstandigheden rondom de oefening veranderen. Voor zover het over lopen gaat: zoek niet alleen mooie vlakke wegen/paden, maar ga ook lopen op ongelijke paden met kuilen in het wegdek en/of boomwortels. Loop op hoog gras of heide en doe bijv. ook loopscholingsoefeningen op zo’n ondergrond. Je traint hiermee ook nog de proprioceptie: het vermogen bliksemsnel te reageren als je bijv. toch onverwacht in een kuil stapt. Eigenlijk is de cross/veldloop ook een vorm van differentieel leren. Ook daarbij moet het lichaam vrijwel elke pas extra corrigeren, omdat de omgeving en de ondergrond daartoe dwingen. Daarop door-denkend mis je bij het schaatsen op prachtige indoorbanen veel natuurlijke mogelijkheden voor differentieel leren.

Van de ‘andere nieuwe begrippen’ speelt met name het contextuele interferentie effect een rol bij va-riatie/differentieel leren. Balsport is vrijwel altijd differentieel leren In een interview in het dagblad Tubantia (14 november 2011) zegt voetballer Wesley Sneijder: 'de trainingen van het Nederlands elftal zijn vaak eindeloze herhalingen, daar ben ik blij mee. We passen en trappen nu met een tempo van 120 km per uur, perfect uitgevoerd. Het gaat tien keer sneller dan twee jaar geleden'. Tot zover het citaat. In eerste instantie denk je: ‘wat loopt voetbal, zelfs aan de top, achter’. Daarna realiseer je je, dat dat misschien helemaal fout gedacht is, ook bekeken vanuit de differentieel leren hoek. Immers: bij zo’n voetbaloefening is elke situatie anders, de wijze van aanspe-len, de snelheid, de richting waarin de bal gaat en nog tig andere dingen. Het is eigenlijk een perfect voorbeeld van praktisch differentieel leren. Soms kan het wél beter. Een voetballer die elke dag op hetzelfde doel gaat ‘afwerken’, heeft elke dag met dezelfde achtergrond etc. te maken. In de praktijk blijkt variatie hierin de perfectie (dat wil zeggen, dat je onder alle omstandigheden doel treft) vergroot. In het volgende digitale magazine tref je deel B aan. Daarin wordt je ook uitgenodigd de vaderlandse atletiek te verrijken met eigen ideeën over oefenvormen, metaforen, enz. Mocht je aan de hand van de hierboven genoemde punten al ideeën hebben: die zijn van harte welkom. Mail deze naar: [email protected]. Ze worden dan samengevoegd met eventuele reacties op het vervolg van dit artikel, en gepubliceerd in Digitaal Magazine nummer 3 dat op 1 september verschijnt. Graag inzenden uiterlijk 1 augustus 2012. Jan Heusinkveld (1938), loopverslaafd na het zien van de eerste sub-4 minute-mile op 6 mei 1954, volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan was, bijna vanaf de aftrap, be-trokken bij het opzetten van de TLG-cursus (huidige LT3). Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de ma-rathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiek-vereniging Kronos.

Page 34: DM nummer 1

34

OEFENSTOF Uitdaging in de (meerkamp) training

Circuittrainingen Alida van de Kolk Het maken, bedenken en schrijven van een training b lijft een leuke uitdaging. Hoe houd ik mijn atleten enthousiast en mijn trainingen functioneel. Meer dan 8 jaar geef ik training aan een gemêleerde groep B, A junioren en Senioren meerkamp atletiek. Graag laat ik jullie kennis maken met de circuitvormen die ik dikwijls gebruik. Een circuittraining heeft tal van voordelen. Het is een toegankelijke trainingsvorm voor allerlei atleten en vooral bij grote groepen erg praktisch. In de winterperiode een uitkomst om bijvoorbeeld een zaaltraining te vullen en een goede voorbereiding op het wedstrijd (outdoor) seizoen. Circuittrainingen zijn ook in thema’s toe te passen, zodat de meerkamponderdelen gevarieerd aan bod komen. Er zijn veel variaties van een circuittraining te maken, maar deze moet passen in het schema van de atleten. Vanaf september (einde competities en clubkampioenschappen) voeg ik regelmatig een circuittraining in het schema t/m februari, om vervolgens daarna weer te focussen op het outdoor wedstrijdseizoen. Ritme en kracht In mijn trainingen gebruik ik veel ritme- en krachtelementen en ook het werken op muziek vind ik erg prettig. In mijn dagelijks leven ben ik sportinstructrice op een sportcentrum en daar komt het geven van lessen op muziek vandaan. Mijn werk op het sportcentrum en het geven van atletiek zijn een mooie combinatie en vullen elkaar aan. Door op muziek te werken, merk ik dat ritmegevoel, souplesse /lenigheid en coördinatie toenemen bij de atleten. Daarnaast kan muziek voor een goede sfeer zorgen. Uiteraard afgestemd op de doelgroep. Uiteraard besef ik dat niet iedereen in de positie is om muziek te gebruiken, onderstaande voorbeeldtrainingen zijn ook heel goed zonder muziek te doen: Combinatie Kracht– Cardio training Even aantal stations Min. 12/14

Oneven stations : krachtoefeningen bestaande uit oefeningen voor het gehele spierkorset.

• buik ( bijvv. sit-ups, recht en/of schuin op een matje/gras) • rug (bijv. buikligging en bal tegen een muur stoten) • armen (bijv. opdrukken (push up)/biceps met gewichtjes/triceps

dippen) • billen (bijv. squaten) • benen ( bijv. hurkzit tegen de muur en vasthouden)

Even stations: cardio-oefeningen bestaande uit: • skippings • sprintjes • schaatssprongen • touwtje springen • kaatsen • steppen etc.

Tijdsduur 1 minuut werken – 1 minuut rust en doordraaien of 2 minuten werken – 2 minuten rust en doordraaien

Tweetallen Het werken met tweetallen is praktisch om zo de rust te creëren (de een doet de oefening de ander herstelt). Daarnaast kunnen atleten elkaar corrigeren, stimuleren en een evt. scorekaart invullen.

Organisatie Terwijl de atleten aan het warmlopen zijn, zet ik een circuit neer. Ik zorg dat elk station op een kaart beschreven staat met tekst en meestal een voorbeeldplaatje. Voordat we starten met een circuit, loop ik deze eerst met de hele groep door. Zorg voor een stopwatch en eventueel een fluit om de minuten aan te geven. Als ik circuittraining buiten doe dan gebruik ik de binnenbaan, Aanloopruimte bij hoogspringbakken en evt. stukje gras.

Page 35: DM nummer 1

35

Per tweetal rouleren langs de stations. Stations duidelijk aangeven. Extra dimensie Leuk!

Een circuit in een cyclus herhalen (3 of 4 weken) en de score noteren op een scorekaart. Kijken of er vooruitgang bij een bepaalde oefening zit en de vorm van de dag bepalen. Per doelgroep een circuitkampioen vaststellen.

Combinatie Sprongkracht (hoog/ver) – terugkerende C ardio training. Aantal stations Oneven stations : sprong krachtoefeningen bestaande uit specifieke

oefeningen voor het hoog/ver springen. Bijvoorbeeld:

• kikkersprongen • kaatsen op of van een kast deel • hinken • wisselsprong • jump squats

Even stations : cardio-oefeningen die zich steeds herhalen. Bijvoorbeeld: sprintjes over 10 meter (heen sprint-terug dribbel), 20 meter en 30 meter of slalom loop, evt. tegen heuvel op, door (zand) verspringbak heen etc.

Tijdsduur 1 minuut werken – 1 minuut rust en doordraaien of 2 minuten werken – 2 minuten rust en doordraaien

Tweetallen – extra dimensie

Het werken met tweetallen. Het werken met viertallen, zodat er bij de Cardio-oefeningen ook tegenstand is.

Organisatie Idem. Combinatie Kracht – Tempotrainingen Organisatie Na een uitgebreide warming-up, rekken en strekken en loopscholing waarbij

in ieder geval wat versnellingsloopjes cq. Technieklopen aanbod komen. Opstarten met het doen van 3 circuitstations. We hebben er 12 uitgezet en per drie- of viertal zoek je een station op om daarna door te draaien. We ne-men 1 minuut rust tussen de stations door. Na het uitvoeren van 3 stations met de hele groep tempolopen. Voorbeeld: • met drietallen 9x 30 meter estafette • of 3 x 300 meter Vervolgens doorgaan met de volgende 3 circuitstations • met drietallen 6 x 60 meter estafette • of 4x 200 meter Weer uitvoeren van 3 stations en dan evt. laatste serie tempo’s • met 3 tallen 3 x 90 meter estafette • of 5 x 100 meter

Tijdsduur Per station werken we minimaal 2 minuten Tweetallen Het werken met tweetallen of viertallen waarbij de circuitvormen gelijktijdig

worden uitgevoerd. Doordraaien is 1 minuut rust. Aantal stations Afhankelijk van de tijd tussen de 12 – 15 stations.

Nog een leuke vorm van meerkamp circuittraining: diverse werp/stoot onderdelen van de meerkamp stoppen in de (even) stations. Haal een onderdeel uit elkaar en zet ze in een circuitvorm neer. Een voorbeeld: Bij het kogelstoten, het 'aanglijden' verwerken in een station. Het volgende station met medicineballen laten stoten tegen een muur of naar elkaar. Het volgend station opspringen (evt. met gewicht) etc. Om de snelheid te benadrukken zet je op de oneven stations kort sprintwerk. Vliegende startjes, tegen heuveltjes op laten sprinten. Etc.

Page 36: DM nummer 1

36

Circuit vorm (gedaan in eigen groep B/A Junioren-Se nioren Meerkamp). 'Sprong' kracht/ tempo Circuit Station 1: Skipping met weerstand met een (binnen) fietsband. (De andere persoon houdt de fietsband vast of de band bevestigen aan hek of steeplebalk). Station 2: Statische hurkzit (squathouding) leunen tegen een muur. (Zitten op een onzichtbare stoel). Station 3: Zijwaartse sprintjes van pilon naar pilon. Zijwaarts verplaatsen. (Blijf laag, evt. bij pilon omhoog springen/kaatsen. Tempo: pendel estafette 3 of 5 tallen: 6 X 30 meter. Station 4: Touwtje springen: Afzetten met twee voeten. (Kaatsen,knieën gebogen houden). Station 5: Wisselsprong: over de streep heen. Knieën blijven licht gebogen. (Armen tegengesteld actief meenemen, evt. met bal in de handen en armen gestrekt voorhouden. Station 6: Kaats/kikkersprongen: van pilon naar pilon kikkersprongen maken. (Landen op twee voeten en knieën niet over de tenen heen) Tempo: pendel estafette 3 of 5 tallen: 6 X 60 meter. Station 7: Sprintjes voorwaarts naar pilon en achterwaarts terug tot pilon. Station 8: Stoepranden op een step: om en om met de voeten de step aantikken. (Trap bij een clubhuis). Station 9: Medicinebal sprong: tik de grond aan met de bal en spring omhoog en tik weer een doel aan. Tempo: pendel estafette 3 of 5 tallen: 6 X 90 meter. Station 10: Hinken van pilon tot pilon. Heenweg op rechts en terug op links. (Begin rustig en als het kan, maak dan hoge hinken als hink-stap-sprong). Station 11: Jump op en af van de step. (Aan beide zijde van de step voet plaatsen en gelijktijdig springen op de step. Station 12: Schaatssprong van pilon tot pilon. (Evt. aangeven met pilonnen). Tempo: pendel estafette 3 of 5 tallen: 6 X 120 meter. Station 13: Speeddribbel op de plaats (Evt. met voeten verder uit elkaar. Station 14: Squat sprong (Spring diep in spreidstand, veer drie tellen en sluit actief). Uitdribbelen minimaal 3 ronden Uitdaging Er zijn talloze mogelijkheden voor een circuittraining. Mijn oefenstof bedenk ik zelf. Ik zoek vaak oefenstof op internet (buitenlandse atletieksites, bijv. volleybaltrainingen 'sprongkracht', American football 'sprinttraining', weerstandtraining) en daarnaast put ik uit een aantal jaren ervaring vanuit het Sportcentrum. De beleving van de atleet vind ik erg belangrijk. Als ik merk dat iets niet lekker loopt, dan pas ik dit aan en vraag aan de atleten hoe iets aanvoelt of wat er anders moet. Ik merk dat de atleten van uitdagingen houden en dat inspireert mij de uitdaging daar op in te spelen. Alida van de Kolk, eigenaresse Sportcentrum Iedema te Harderwijk, hoofdtrainster Baanatletiek AV Athlos te Harderwijk