Dimensie 3 nr. 2011/4 (september-oktober 2011) · Rondslingerende mijnen en clusterbommen maken...

32
HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING dimensie Nr 4 / 2011 • TWEEMAANDELIJKS SEPTEMBER-OKTOBER 2011 • P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X Ontwikkelings- werkers Gisteren, vandaag en morgen HONGERSNOOD IN OOST-AFRIKA GELD MAAKT NIET GELUKKIG DE HORROR VAN CLUSTERMUNITIE © Illustratie : Serge Dehaes

Transcript of Dimensie 3 nr. 2011/4 (september-oktober 2011) · Rondslingerende mijnen en clusterbommen maken...

HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHEONTWIKKELINGSSAMENWERKING

dimensie

Nr 4 / 2011 • TWEEMAANDELIJKS SEPTEMBER-OKTOBER 2011 • P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X

Ontwikkelings-werkersGisteren, vandaagen morgen

HONGERSNOOD

IN OOST-AFRIKA

GELD MAAKT

NIET GELUKKIG

DE HORROR

VAN

CLUSTERMUNITIE

© Illu

str

atie :

Serg

e D

ehaes

18/19/20 >

War on hunger24/25 >

EuropeAidunieke gesprekspartner voor de Europese ontwikkelingssamenwerking

25 > Waar cluster-munitie ligt, is geen mens veilig

7 Zich engageren voor ontwikkelings-samenwerking

13 Europese ontwikkelingswerkers: mensen zoals iedereen

21 Geld maakt niet gelukkig

29 Hand in hand met verpleegsters uit Congo

30 Puntkomma

32 7.000.000.000

Wees zelf de

verandering die

je in de wereld

wil zien

MAHATMA GANDHI

Gratis abonnementOp www.dimensie-3.be

of per mail [email protected]

OverzichtSEPTEMBER-OKTOBER 2011

> ONTWIKKELINGSWERKERS

DOSSIER

Gisteren, vandaag en morgen

2 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

edit

oria

al

3dimensie

© Illustratie : Serge Dehaes

Tweemaandelijks

tijdschrift uitgegeven

door de Directie-Generaal

Ontwikkelingssamenwerking

(DGD)

Redactie:

DGD - DIRECTIE SENSIBILISE-

RINGSPROGRAMMA'S

Karmelietenstraat, 15

B-1000 Brussel

Tel. +32 (0)2 501 48 81

Fax +32 (0)2 501 45 44

E-mail : [email protected]

www.diplomatie.be • www.dg-d.be

Redactiesecretariaat:

Elise Pirsoul, Jean-Michel Corhay,

Chris Simoens, Thomas Hiergens

Layout en productie:

www.mwp.be

De artikels geven niet noodzakelijk het

offi ciële standpunt weer van DGD of

van de Belgische regering. Overname

van de artikels is toegestaan mits

bronvermelding en een kopie voor de

redactie.

Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om

de 2 maanden, behalve in de zomer.

Gedrukt op 100% gerecycleerd papier.

Abonnement:

Gratis in België en in het buitenland.

Terwijl miljoenen mensen de voorbije decennia uit de armoede klommen, groeit de kloof tussen rijk en arm. Daarom engageren zich ook vandaag veel mensen voor het Zuiden. Maar wie is en wat doet de

‘ontwikkelingswerker’ anno 2011? En hoe kan iemand zich van hieruit inzetten voor die verre landen? Dimensie 3 laat hen op u los, de ontwikkelingswerkers van gisteren, vandaag en morgen. Allen werken ze, beroepshalve of niet, aan een rechtvaardiger wereld. Laat u inspireren om zelf de handen uit de mouwen te steken. En meteen krijgt u een idee van de lange weg die de hulpsector in 50 jaar heeft afgelegd.

Een pak van die hulpverleners is nu uitgerukt naar Oost-Afrika. Daar grijpt de ergste hongersnood van de laatste twintig jaar plaats. Meer dan 12 miljoen mensen hebben nood aan humanitaire hulp, 440.000 vluchtelingen overspoelden al de veelbesproken tentenkampen van Dadaab in Kenia. Reden te over om u aan te sporen geld te schenken aan een humanitaire hulporganisatie. We vroegen ons af wat er precies gebeurt met de donaties en zochten een antwoord bij Jan Weuts, noodhulpcoördinator van Caritas International.

En terwijl Oost-Afrika om geld bedelt, preekt alleman besparingen. Het onheil op de fi nanciële markten lijkt niet meteen te wijken. Dat verhoogt de druk op beleidsmakers om strakker de hand op de knip te houden, zo ook bij de Europese Commissie. Om méér te doen met minder, fusioneerde de Commissie twee van haar grote hulpdepartementen tot één enkele structuur: EuropeAid. We peilden met Klaus Rudischhauser, directeur kwaliteit en impact, en Europees parlementariër Louis Michel naar het waarom van de fusie.

Niet alleen in het recente Libische confl ict werd clustermunitie ingezet tegen een opstandige bevolking. Rondslingerende mijnen en clusterbommen maken wereldwijd nog dagelijks burgerslachtoffers, geheel onnodig en soms decennia na het beëindigen van de strijd. Vol ongeloof luisterde Dimensie 3 naar Hildegarde Vansintjan, advocacy offi cer van Handicap International.

Misschien moeten we wel naar een andere opvatting van vooruitgang. Wat maakt ons nu echt gelukkig? In het Westen domineert de economische prestatie - het bnp - als indicator van vooruitgang. De inheemse volkeren van Latijns-Amerika en de Caraïben diepen echter het voorouderlijke buen vivir op. Of hoe we goed kunnen (samen)leven.

DE REDACTIE

Laat u inspireren

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 3

Tijdens mijn adolescentie wist ik al dat

ik les wilde geven in andere landen. Mijn

echtgenoot deelde het verlangen om andere landen

te ontdekken. Toen hij in ‘71 in Kinshasa werk vond

in de privésector, ben ik hem gevolgd. Ik kon er in

een school aan de slag als leerkracht (‘Technisch

assistente van de Congolese regering’). In ‘72 kreeg

ik het statuut van ontwikkelingswerkster. Na mei ‘68

koesterden we het ideaal om solidair te zijn met de

Afrikanen, die we als onze gelijken beschouwden.

Ouderen zeiden dat we het niet zouden volhouden. In werkelijkheid ver-

schilde de job van leerkracht Frans in Congo niet veel van die in België,

behalve dat het in Congo gemakkelijker was. De studenten waren er immers

bijzonder gemotiveerd en gedisciplineerd. Ik had wel geluk met de school: ze

werd op een degelijke manier geleid en had het in materieel opzicht vrij goed.

Nadien werkte ik bij het Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking (ABOS)

in Brussel, op sensibiliseringsacties voor Noord-Zuidsolidariteit in scholen.

Ik vond altijd dat het geen zin had Europese leer-

krachten naar Congo te sturen, aangezien Congo-

lezen even bekwaam zijn. Jammer genoeg lagen

de lonen er zeer laag, als ze al werden uitbetaald.

Welnu, ieder persoon, ongeacht zijn culturele achter-

grond, zal zijn werk pas goed doen als hij voldoende

gemotiveerd is en als de materiële omstandigheden

volstaan om een fatsoenlijk leven te leiden en het

beroep deftig uit te oefenen. Onze hulp heeft veel tijd

verspild met technische bijstand in plaats van zich

toe te leggen op de programmering, wat veel nuttiger zou zijn geweest.

Momenteel werkt mijn zoon, die een deel van zijn jeugd in Congo doorbracht,

ook als expat internationale samenwerking. Toen hij me zei dat hij zou ver-

trekken, was ik heel blij voor hem en tegelijk droevig omdat ik mijn kleinkin-

deren niet vaak meer zou. Gelukkig zijn de huidige communicatiemiddelen

(internet, skype, telefoon) veel effi ciënter dan in mijn tijd!

EP

Ontwikkelingssamenwerking is door de jaren heen sterk geëvolueerd. De missionaris was

misschien wel de eerste ontwikkelingswerker. In de prille jaren van de offi ciële ontwikke-

lingssamenwerking stuurden Westerse overheden, multilaterale organisaties en ngo’s hun

experten uit. Het Westen dacht het Zuiden te moeten tonen hoe het moest. Ze gaven les en

leidden mensen op tot landbouwkundige, arts, ingenieur… Of ze bouwden ziekenhuizen,

scholen, irrigatie en wegen, kortom infrastructuur. Dat heette toen ‘technische hulp’.

Onze hulp heeft veel tijd verspild met technische bijstand in plaats van zich toe te leggen op de programmering, wat veel nuttiger zou zijn geweest.

Ontwikkelingswerkers

Les geven in CongoAnne gaf les in Congo (Kinshasa) van 1971 tot 1978. Een vorm van technische bijstand die nu verdwenen is. Ook al is de ontwikkelingssamenwerking veranderd, opvolging blijft verzekerd.

4 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

E en stedenband haalde Guido naar de sector. Mechelen had projecten lopen in haar zuster-stad Andahuaylas in Peru. Men

bouwde er een cultureel centrum, een ‘cinema’ zeg maar, en er was een vis-teelt- en een bosbouwproject. En iemand moest de zaken opvolgen. “Men verkoos een ingenieur land- of bosbouw en ik had het geluk dat het een Mechelaar moest zijn. ‘Maak er iets moois van’, was zowat de boodschap bij mijn vertrek.”

Niet zonder gevaarUiteindelijk was de jonge ontwikkelings-werker vijf jaar aan de slag in Andahu-aylas. In ‘82 werd het er echter te gevaar-lijk. Mechelen heeft toen zijn mensen weggehaald. Het Lichtend Pad, of het Sen-dero Luminoso, een maoïstische guerril-labeweging, ging in die tijd ondergronds en pleegde geregeld bomaanslagen. “Ik heb enkele van die senderistas gekend, in de streek wist iedereen wie ze waren. Begin jaren ‘80 bezocht ik hen zelfs in de gevange-nis in Lima.”Op dat moment startte de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een pro-gramma voor de ontsluiting en het

duurzaam beheer van het regenwoud in Peru. Guido verhuisde van het Andesge-bergte naar het tropisch regenwoud. De ontwikkelingswerkers leefden en brousse, in een bosbouwkamp. In het weekend bliezen ze uit in Pucallpa, de dichtstbij-zijnde stad.

On a donné!“Ik bleef er tot in ‘89. Toen werd het ons weer ‘te warm onder de voeten’, nu door een andere guerrillabeweging. Er waren regelmatig bomaanslagen, zelfs in Lima.” Uit veiligheidsoverwegingen ging het kantoor van de Belgische Ontwikkelings-samenwerking in Peru tussen ‘90 en ‘98 dicht. Vooral de expats die er met hun gezin verbleven, hadden het moeilijk met de veiligheidssituatie. “Velen vertrokken. Er heerste een drieste vorm van volksjus-titie. Mensen werden koudweg gelyncht op straat. Soms zag je lijken langs de weg.”Daarna ging Guido nog op post in Guate-mala, Bolivia en Ecuador. In ‘97 werd het tijd om te onthechten. Na vele jaren wordt het moeilijk om afstand te nemen van de lan-den en de mensen waarmee men samen-werkt. Men moet echter de belangen van het eigen land of de eigen organisatie kun-nen blijven verdedigen, niet die van een ander. Hetzelfde geldt voor diplomaten. “Na 20 jaar Latijns-Amerika ben ik nooit meer op post vertrokken. On a donné!”

Vroeger en nu“Ontwikkelingsprogramma’s maken nu meer gebruik van de ministeries en instel-lingen van het partnerland. We schrijven ons in in de plannen van de regering.” Guido

vindt het een goede zaak dat het nu veel meer hún ontwikkelingsprogramma’s zijn, niet de onze. Projecten die buiten het offi -cieel kader vallen, dat kan niet meer. Als men de zaken wil bestendigen op lange termijn, is dat belangrijk. Die link met de centrale administraties was vroeger min-der aanwezig.En ook de ngo’s zijn anders gaan wer-ken. “Ze hebben zich gespecialiseerd. Vroeger deden veel ngo’s eender wat. Neem nu de stedenband toen ik begon in ‘77. Visteelt, bosbouw, onderwijs, gezond-heidscentra, een cultureel centrum… zeer diverse zaken allemaal. Dat is nu gedaan.” Men kan onmogelijk alles (goed) doen. Specialisatie verhoogt de kwaliteit van de hulp. Ook, de lokale ngo’s in Latijns-Amerika hebben de capaciteit om veel zelf te doen. De civiele samenleving is er goed georganiseerd. Ontwikkelingssa-menwerking zet dus steeds vaker lokale mensen in.Ontwikkeling komt er niet dankzij het ont-wikkelingswerk. Maar de sector kan wel waardevolle impulsen gegeven. “We moe-ten afstand kunnen nemen”, besluit Guido. “Want eenmaal het loopt, kunnen ze het zelf wel bolwerken.”

TH

We moeten afstand kunnen nemen. Want eenmaal het loopt, kunnen ze het zelf wel bolwerken.

Vandaag schrijven we

ons in in de plannen

van de regering.

“Maak er iets moois van”, was de boodschapHij moest meermaals uitwijken naar veiliger oorden, want op

het terrein was het vaak te onveilig. Guido, ontwikkelingswer-

ker bij de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, boogt op

20 jaar terreinervaring in Latijns-Amerika. We blikken terug

op hoe het allemaal begon en wat er sindsdien is veranderd.

© D

GD

/Th

. H

ierg

en

s

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 5

ONTWIKKELINGSWERKERS

N og niet zo lang geleden hoorden vele Belgen voor het eerst over Afrika vertel-len door een teruggekeerde

missionaris. Bracht hij de Afrikanen God, de beschaving of ontwikkeling? Was hij weldoener, bekeerder of beschaver? Dom Rik laat meteen verstaan dat het reli-gieuze en zijn roeping als monnik steeds de belangrijkste drijfveer was.

Je brengt God niet“Met drie monniken uit Affl igem waren we, en na 4 jaar trad een eerste zwarte monnik in. Op de 2.000 hectare grote missiepost leefden 325 gezinnen, onge-veer 3.000 mensen, allemaal zwarten. De mensen leefden er graag, ze betaalden er minder pacht dan aan het stamhoofd.In het klooster had ik mijn handen vol, vooreerst met een dagelijkse misviering. Daar kwamen vooral grootmoeders op af. Tijdens de zondagsmis zat de kerk nokvol. Mijn preek hield ik in het Sesuthu, en de mis verliep op z’n Afrikaans, met veel zang, animatie en dans. Dat heb ik bij mijn terugkeer nog het meest gemist, dat er in Belgische misvieringen geen animatie of kindergezangen zijn.De eerste missionarissen banden al wat heidens was, en dat was fout. Je brengt God niet, want die is er al! Je moet je kunnen inleven in hun gebruiken. Het religieuze was voor hen liefst zeer tast-baar, met veel wijwater, het inzegenen van de huizen, het assenkruis dat liefst zo dik mogelijk werd aangebracht. . Al

ben ik nooit helemaal in hun begrip van God, of Modimo zoals zij het zeggen, kunnen doordringen. Ze zijn verbonden met al hun overledenen, met geesten, met Modimo.

Brood delen en vermenigvuldigen

Offi cieel was ik in Zuid-Afrika als leraar. We breidden de bestaande basisschool uit met een secundaire school en een kindercrèche. Je moet het geld echter niet enkel in gebouwen of land steken, maar ook in de mensen die willen stude-ren. Ik had altijd veel bewondering voor hun inzet. Een van de oud-studenten die we hielpen met een studiebeurs, heeft nu zijn advocatenbureau in Pretoria.Je moet niet preken voor hongerige mensen, zij luisteren toch niet. Daarom hielpen we hen in hun dagelijks brood te voorzien en het land te bewerken. We installeerden ook een aantal boorputten, en in 1986 slaagden we erin elektriciteit naar de missie te brengen. De aansluiting was technisch nogal complex, zodat het enkel in de betere huizen lukte. Bewo-ners van rieten hutten bleven olielampen en kaarsen gebruiken.

Bij mijn afscheid heb ik hen bedankt. Want ze hadden me in 25 jaar meer geleerd dan ik hen had kunnen geven. Hun solidariteit was geweldig. Als er brood is, delen ze het met iemand die geen heeft. Bij een sterfgeval vangt de familie de weeskinderen op. Het dorp was één familie, men wist steeds alles van iedereen.Met nu wel 11 zwarte monniken, is de toekomst verzekerd. Ze hebben inkom-sten dankzij een eigen schrijnwerkerij en een plantage van cactusvijgen of prickle pear. Jaarlijks organiseren we in Affl igem een missie-eetmaal waarmee we vooral de zusters steunen van het klooster nabij de missiepost.Ik heb missionering aan den lijve onder-vonden: hoe je terug van nul begint, onder een boom de mis leest, je bijna letterlijk brood vermenigvuldigt. Ik hoop dat ze het nu zelf gaan doen, en bid dat ze ooit hun eigen zwarte heilige Sint-Bene-dictus mogen hebben.”

RVV

Goed leven onder de kromstafMissionarissen, ze zijn met steeds minder. Dom Rik, abt

van de Benedictijnenabdij van Affl igem, was van 1974 tot

1999 missionaris in Noord-Transvaal, Zuid-Afrika. Hij hielp

er mee het klooster Subiaco heroprichten, in het zwarte

homeland Lebowa.

Ze hebben me in 25 jaar

meer geleerd dan ik hen heb

kunnen geven.

Je brengt God niet, want die is er al!

6 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

ONTWIKKELINGSWERKERS

A lleen wat geld geven voor een noodhulpactie ten gunste van landen die worden geteisterd door droogte of een kind aan

het andere eind van de wereld sponsoren, schenkt je niet meteen voldoening. Je zou liever een concrete bijdrage leveren aan de strijd tegen de armoede en je kennis ten dienste stellen van een humanitair engagement. Ontwikkelingssamenwer-king kan je helpen je nobelste plannen te verwezenlijken en een buitengewone beroepservaring op te doen.Wie als ontwikkelingswerker aan de slag wil, heeft echter meer nodig dan idealen en goede wil. Ontwikkelingssamenwer-king stelt vandaag de dag hogere eisen: professionele kennis en werkervaring zijn doorslaggevend.

Een solide bagageDiploma’s zoals ingenieur, econoom of budgetbeheer lenen zich goed tot het ontwikkelingsveld. Zijn ook zeer gegeerd: artsen, verpleegkundigen, apothekers, landbouwdeskundigen, voedingsdeskun-digen, leerkrachten, juristen, deskundigen op het gebied van politieke wetenschap-pen, onderwijs, arbeid, et cetera.Een belangrijke troef voor een ontwikke-lingswerker is uiteraard de talenkennis. Nagenoeg 40% van de ontwikkelings-werkers wordt ingezet in Latijns-Amerika (waar kennis van Spaans of Portugees is vereist), meer dan 45% in Afrika en 15% in Azië (waar je vaak Engels en Frans nodig hebt, en de talen die ter plaatse worden gesproken).

En al enige werkervaringOm aangeworven te worden door inter-nationale instellingen of ngo’s, moet je enige ervaring op het terrein kunnen aantonen. Die ervaring kan je via tal van mogelijkheden opdoen bij verenigingen

en organisaties, zoals vrijwilligerswerk in bouwkampen in het Zuiden (zie getuige-nissen op pagina 9, 14, 16 en 17).

Met een degelijke voorbereiding en wat bijscholing kan je je al onderscheiden van de vele andere kandidaten. Het is immers zo dat wie als ontwikkelingswerker aan de slag wil, eerst een opleiding in ont-wikkelingssamenwerking moet volgen.

Daarvoor organiseren diverse instellingen en ngo’s informatie- en opleidingspro-gramma’s. Acodev en Coprogram orga-niseren informatiesessies, Iteco verstrekt opleidingen. BTC heeft een zeer toe-gankelijke Infocyclus over internationale samenwerking.Wie meer wil vernemen over hoe actief aan ontwikkelingssamenwerking te doen, kan de brochure Aan ontwikkelingssa-menwerking doen downloaden op onze site. De brochure bevat een uitvoerige opsomming van de tewerkstellingsmoge-lijkheden in de partnerlanden, maar ook in België – bijvoorbeeld door te sensibi-liseren voor ontwikkelingssamenwerking, het werkterrein van een groot aantal ngo’s.

JEAN-MICHEL CORHAY

Hoe verder je vordert met je studies, hoe meer belangstelling je krijgt voor de actualiteit en

de ontwikkelingen in de wereld. De soms heftige gedachtewisselingen met anderen komen

steeds uit op de vraag die je al een tijdje bezig houdt: hoe kun je het leven als volwassene

dat voor je ligt zinvol invullen? Hoe kun je op doordachte wijze richting geven aan je leven

in overeenstemming met je doelen en idealen?

ENGAGERENvoor ontwikkelingssamenwerking

ONLINEwww.dg-d.be > werken in de

ontwikkelingssamenwerking

© D

GD

/J-M

Co

rhay

ZICH

Wie als

ontwikkelingswerker

aan de slag wil, heeft

meer nodig dan

idealen en goede wil.

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 7

ONTWIKKELINGSWERKERS

Ontwikkelingswerkers

Volgens de idee dat mensen best zelf hun eigen ontwikkelingsproces uittekenen, zoals

vooropgesteld door de Verklaring van Parijs, geeft de hulpsector vandaag het werk steeds

vaker in handen van het Zuiden. In het ontwikkelingsland verblijven nog slechts enkele

expats om het werk op te volgen en contacten te onderhouden met plaatselijke overheden

en lokale ontwikkelingspartners. Het zijn de attachés op de ambassade, de BTC-experten,

de ngo- en VN-medewerkers, etc. Ook mensen die beroepshalve geen uitstaans hebben

met het Zuiden, zetten zich in: bij Oxfam Wereldwinkels, via een eigen solidariteitsinitiatief

(de zogenaamde 4de pijler), als ondernemer…

“Men vraagt me

waarom ik nog in

de hulpsector werk”Toen ze haar masterstudie beëindigde aan de Universiteit Hasselt, keerde Huong terug naar Vietnam - ondertussen een middeninkomenland geworden - met de ambitie bij te dragen aan ‘s lands toekomst. Hoe ze dat precies zou waarmaken, werd pas duidelijk toen ze in 2004 lokale attaché internationale samenwerking werd op de Belgische ambassade in Hanoi. Huong vertelt.

In 2005 kwam met het Nieuwe Hulpparadigma de focus van de

ontwikkelingssector te liggen op principes zoals eigenaarschap

en gedeelde verantwoordelijkheid. Doordat ik verantwoorde-

lijk was voor budgetsteun in de onderwijssector, kon ik ervaren hoe men

deze principes toepaste. Bij budgetsteun injecteert men ontwikkelingsgeld

rechtstreeks in het budget van een overheid. De aanpak ervan is alleszins

anders dan bij bilaterale projecten. Sectorale budgetsteun vergt niet alleen

een grondige kennis van de sector, de instellingen en het beleid, maar vereist

ook de kunst samen te werken met zowel overheden als ontwikkelingsorga-

nisaties. Het meest waardevolle resultaat van de budgetsteun was niet wat

op papier werd behaald, dan wel de veranderde houding van de ontwikke-

lingspartners op de hulp. Eigenaarschap en gedeelde verantwoordelijkheid

kunnen pas echt gedijen als alle partners elkaar als gelijke beschouwen.

Ik denk dat deze les geldig blijft voor het nieuwe samenwerkingsprogramma

tussen België en Vietnam (2011-2015), ondanks dat onderwijs er geen pri-

oritaire sector meer van is. Vietnam is een middeninkomenland geworden.

Dat zal de klassieke verhouding tussen donor en ontvanger vervangen door

een partnerschap tussen gelijken. Het is bijgevolg belangrijk de institutionele

capaciteit en human resources van Vietnam te versterken. Daarom zal de

Belgische Ontwikkelingssamenwerking de volgende 4 jaar 12 miljoen inves-

teren in een programma ter ontwikkeling van de Vietnamese capaciteit. Wat

me nu uitdaagt, is hoe zo’n programma vorm te geven zodat het voldoet aan

de noden van het land.

In 7 jaar tijd deed Vietnam een grote sprong voorwaarts in zijn ontwikkelings-

proces. Men vraagt me soms waarom ik alsnog in de hulpsector aan de slag

ben, vele collega’s zijn ondertussen overgestapt naar de privésector. Ik denk

dat er nog grote uitdagen schuilen in het tegelijk bestendigen van de econo-

mische groei en aanhouden van de inspanningen voor armoedebestrijding.”

TH

Huong: “Het meest waardevolle resultaat van

de budgetsteun was niet wat op papier werd

behaald, dan wel de veranderde houding van de

ontwikkelingspartners op de hulp.”

8 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

I n het begin was het vooral ‘mee-draaien’, bijleren en terreinbezoe-ken afl eggen. Door het grote ver-loop van personeel werd ik al snel

een ancien met een pak verantwoorde-lijkheden. Zo organiseerde ik een expo waarbij 100 kopers en 100 producenten van groenten en fruit elkaar ontmoetten. De kopers waren hoofdzakelijk Rwan-dese handelaars, hotels en restaurants geïnteresseerd in kwaliteitsproducten en contracten afsluiten. Bij de producenten had je vooral coöperatieven waarvan de gezamenlijke productie zo goed als mogelijk voldeed aan de totale vraag van de 100 kopers. “Dit initiatief moet zich in de toekomst herhalen”, klonk het bij de deelnemers. Positieve reacties als deze maken dit werk zo geweldig. Iedereen wil toch een baan die motiveert? Werken aan zaken die aansluiten bij je idealen geeft je veel voldoening.Mijn doel is om boeren zelfstandiger, sterker en trotser te maken. We helpen leiders van coöperatieven met bedrijfs-analyse en marketing. Zo kunnen ze bij-voorbeeld onder betere voorwaarden verkopen als ze zich op bepaalde pro-ducten toespitsen. Ook informeren we boeren over het grote prijsverschil tus-sen stad en platteland. Het kan hen doen concluderen dat ze beter zelf de verkoop van hun producten organiseren, waar-door ze betere prijzen kunnen bedingen dan deze die ze krijgen van tussenhan-delaren. Een hoger inkomen maakt hen

minder afhankelijk van hulp, en laat hen toe zelf te beslissen aan wie, waar en hoeveel ze verkopen.Er ligt echter nog veel werk op de plank rond proactiviteit en initiatief. De Rwan-dezen beseffen maar al te goed dat ze nood hebben aan initiatief om competitief te kunnen worden. Er wordt dan ook aan gewerkt om innovators te stimuleren en leiders te helpen groeien. Op de werk-vloer blijft het echter moeilijk. De lijn tus-sen ‘mogelijkheden aanreiken’ en ‘iets in de plaats doen van anderen’ is fl interdun. Je neemt initiatieven en pakt dingen aan op een manier die je logisch lijkt, en hoopt dat men je voorbeeld overneemt. Maar soms wordt dan van je verwacht dat jij dat initiatief verder draagt. Blijven proberen en geduld hebben is de boodschap.

Niet alles is echter rozengeur en mane-schijn. In dit vak werk je met mensen uit een verschillende cultuur, en dat brengt moeilijkheden met zich mee. Al mijn col-lega’s zijn Rwandese ambtenaren, op een projectleider na: die is Belg. Je werkt dus in een omgeving die sterk verschilt

van deze waarin je bent grootgebracht. Dat vergt een groot aanpassings- en inlevingsvermogen.Een van de verschillen die mij opvielen is het gebruik van taal: belangrijker dan een weergave van de feiten is de functie van het gesproken woord in de relatie met je gesprekspartner. Een Rwandees gezegde luidt: Akari mu nda y’ingoma kamenywa n’umwiru na nyirayo. Letterlijk: “wat zich in de buik van de trom bevindt, is enkel gekend door de drummer en de eigenaar”. In mensentaal: “enkel hij die spreekt, kent de ware betekenis van zijn woorden”. Als ontwikkelingswerker voelt Rwanda aan als een sterk gelaagde omgeving. Je neemt bepaalde lagen waar, maar beseft dat er nog lagen zijn waar je soms een vermoeden, maar dik-wijls geen benul van hebt.”

TH

Mensen sterker maken

Twee jaar terug ging Ruben aan de slag in een project van

de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Rwanda. Bij

de Rwanda Horticulture Development Authority (RHODA)

ondersteunde hij als Junior Assistent de marketing en

commercialisering van de tuinbouwsector. “Mensen

zelfstandiger, sterker en trotser maken” is zowat zijn

leidmotief. Echter, soms staan cultuurverschillen een vlotte

samenwerking in de weg.

Ruben Baert op de markt van Kamembe, een dorp in Zuidwest Rwanda, samen

met een verkoopster van groenten en fruit en een enquêteur die informatie

verzamelt over marktprijzen en producthoeveelheden.

JUNIOR-

PROGRAMMA:

Een eerste ervaring in de

ontwikkelingssamenwerking

Je hebt belangstelling voor ontwikkelingsthema’s en

je wil je talent inzetten in het Zuiden? Het JUNIOR-

PROGRAMMA werd in 2006 opgericht om jongeren

de kans te geven een eerste beroepservaring op te

doen in ontwikkelingssamenwerking. Onder bege-

leiding van een coach werk je als Junior Assistent

rechtstreeks mee aan een project van de Belgische

Ontwikkelingssamenwerking.

De Rwandese bevolking sensibiliseren voor hygiëne,

kringloopcentra oprichten in Kinshasa om vervuiling

te bestrijden en tegelijkertijd banen te scheppen,

producenten in Peru helpen om afzetmarkten

te vinden… Je merkt het, er zijn bijna evenveel

activiteiten als Junior Assistenten, en dat binnen

verschillende sectoren: onderwijs, gezondheidszorg,

basisinfrastructuur, landbouw, goed bestuur… De

functies binnen een project kunnen sterk verschillen.

Vast staat dat het een unieke ervaring wordt.

Alle info over het JUNIORPROGRAMMA op www.

btcctb.org

Als ontwikkelingswerker weet je dat er zaken zijn waar je soms een vermoeden, maar dikwijls geen benul van hebt.

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 9

ONTWIKKELINGSWERKERS

Zuster Suzy voelt zich in de eerste plaats zúster van alle kleinen

die lijden en worstelen om deftig te kunnen leven. En ze wil vooral

‘mensen graag zien’. “Zelf graag gezien worden, maakt me zo gelukkig, dat

ik dat geluk met anderen wil delen”, zegt ze. Haar geloof is heel belangrijk

voor haar. “Voor mij is er maar één God en hij houdt van alle mensen”,

benadrukt ze. “Een zieke geneest zoveel beter als je hem liefdevol benadert.”

Maar sterft ‘de missionaris als ontwikkelingswerker’

niet stilaan uit? “De missionaris op zich misschien wel.

Maar heeft niet iedereen een missie? Of leeft u voor

zichzelf? Wordt het leven niet veel boeiender als we aan

onze missie beantwoorden?”

Zuster Suzy heeft veel waardering voor ontwikkelings-

werk anno 2011, maar maakt toch enige bedenkingen.

“Ik vind het jammer dat men de projecten vaak te vroeg

stillegt. En soms heb ik het gevoel dat de economische voordelen van de gever

belangrijker zijn dan de levensomstandigheden van de mensen in het Zuiden.

Men moet meer rekening houden met de basis: verlangen ze echt wat men

voorstelt? En hen dan ook degelijk begeleiden.” Op 30 jaar tijd heeft ze in Mali

heel wat zien verbeteren. Ze blijft geloven in een Afrika dat zichzelf kan bered-

deren, op voorwaarde dat het Noorden eerlijk samenwerkt.

Hoe kijkt ze naar België, na al die jaren ver van huis?

“Men zou er de dingen meer moeten relativeren. Van

hier uit lijken al die politieke problemen zo belachelijk.

Ik mis vooral de familie en de vrienden. Zo zijn de

Fifala-mensen echte vrienden geworden. We denken,

delen, werken, lachen, wenen soms samen. Allemaal

vanuit de sterke ervaring iets zinvols te doen voor

kwetsbare mensen.” CS

Heeft niet iedereen een missie? Of leeft u voor zichzelf ?

Hoe is Fifala ontstaan? Voorzitter Anny: “In 2003 trokken we met

zes vriendinnen op reis naar Mali. In Koutienso maakten we ken-

nis met de Vlaamse zuster Suzy, de drijvende kracht van een

gezondheidscentrum. De moeilijke omstandigheden waarin ze werkte, lieten

ons niet meer los. Terug in België besloten we haar te helpen.”

Op een volgende reis sleurde elke deelnemer 20 kg extra bagage mee met

medicamenten, medisch materiaal en schoolgerief. In 2005 stuurde de

vriendengroep zelfs een heuse container naar Mali. Anny: “Stilaan voelden

we de nood om op een meer gestructureerde manier projecten te ondersteu-

nen. Vooral dan voor de vorming van jongeren en vrouwen en de verbetering

van hun gezondheid. Daarom richtten we in 2006 Fifala op.” Fifala is de

naam van de rieten waaiertjes waarmee men zich in Mali wat koelte toewuift.

Om fondsen in te zamelen organiseert de vzw onder meer markten met

producten uit Mali, barbecues en wandelingen. Ze rijft ook subsidies bin-

nen van gemeentes en de provincie Limburg. Door een projectrekening te

openen bij de Koning Boudewijnstichting kan ze fi scale attesten geven voor

giften. Fifala wil niet geïsoleerd bezig zijn. “Onze projecten zijn ingebed in

de onderwijs- en gezondheidsorganisatie van het land. En met zuster Suzy

hebben we een verantwoordelijke ter plaatse die ons helpt met de keuze van

de projecten. We hebben ook goede contacten met de lokale overheden.”

Anny ziet veel resultaten van hun steun in Mali. Vooral over de hulp aan

schooldirecteur Adama vertelt ze graag. “Directeur Adama bouwde met de

lokale dorpsgemeenschap drie nieuwe klaslokalen. Maar voor de afwerking

(dak, ramen, deuren) klopte hij aan bij zuster Suzy, die zijn vraag naar ons

doorspeelde. We zamelden vlot de nodige 4.600 euro in. Toen we daarna

Koutienso bezochten, wilde de hele gemeenteraad ons ontmoeten. We wer-

den overladen met dankbetuigingen. En met drie kippen. Maar die hebben

we in de kippenren van het gezondheidscentrum gelaten.”

CS

www.fi fala.be • www.4depijler.be

Kwetsbare mensen graag zienAls kind van 4 al wilde Suzy als verpleegster in Latijns-Amerika werken. Want in de parochie hoorde ze het verhaal van een christelijke arbeider die naar Bolivia trok. Het lot deed haar in 1981 als zuster Suzy in Mali belanden. Ze is er verantwoordelijk voor een gezondheidscentrum, gericht op opvoeding rond gezondheid en hygiëne, moeder-kindzorg en aidsbehandeling.

Frisse lucht voor MaliFifala is een typisch 4depijlerinitiatief zoals we er de laatste jaren meer zien in België: een enthousiaste vriendengroep vindt zich in de ondersteuning van een project in het Zuiden.

10 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

Waarom heb je voor België

gekozen? En wat vind je van ons

land?

De Master milieubeheer in Aarlen was de meest pertinente opleiding voor mijn werk. Het was dan ook vrij logisch dat ik voor België koos. Ik amuseer me hier best, ook al heb ik nog maar weinig kunnen bezoeken. Veel problemen heb ik niet gehad bij mijn aankomst. Ik pas me aan; aan de voeding, de koude, de omgangsvormen…

Hoe belangrijk is de opleiding voor

je loopbaan en voor je land?

Zeer belangrijk. We leren veel nieuwe tools. Vooral op het vlak van statistiek heb ik heel wat opgestoken. Ook het Geografi sch Informatiesysteem (GIS) is uiterst nuttig. We hebben dit nodig om al onze gegevens op te slaan en in kaart te brengen.

Wat zijn volgens jou de

belangrijkste verschillen tussen

België en Madagaskar?

Ik vind het hier vooral net. Bij ons is het zeer stoffi g, en onze wagens produceren veel uitlaatgassen. Hoewel, ik was ook in Japan, en daar is het nog een heel stuk netter. Op sociaal vlak lijkt het me hier eerder ‘ieder voor zich’. Maar goed, het gaat wel.

Hoe valt de groep mee?

Oh, er is een heel aangename sfeer! In de groep zitten hoofdzakelijk Afrikanen, maar toch ook mensen van Peru en Haïti, en zelfs twee Belgen. Als vrouw ben ik wel in de minderheid. Er zijn maar vier vrouwen in een groep van 24.

Je werkt op een milieudienst. Maar

zijn de mensen in Madagaskar wel

bekommerd om het milieu?

Ja, toch wel. Maar ze hebben de middelen niet, ze hebben geen keuze. Om te overle-ven hebben ze het bos nu eenmaal nodig. En ze moeten hun land bewerken, ook al degraderen ze hierdoor de bodem.

CS

“De Masteropleiding milieubeheer was de meest pertinente opleiding voor mijn werk”

Zo Elia werkt in Madagaskar op het Ministerie voor

Leefmilieu. Ze is er vormingsverantwoordelijke aan het

Centrum voor Vorming, Studie en Onderzoek van de

Bosbouw. Met een beurs studeert ze milieubeheer in Aarlen

(Universiteit Luik).

BEURZEN VOOR

HET ZUIDENSinds jaren al fi nanciert de Belgische Ont-

wikkelingssamenwerking studie- en stage-

beurzen via de universiteiten (CIUF-CUD en

VLIR-UOS). Daarmee kunnen mensen uit

ontwikkelingslanden in België opleidingen

volgen die afgestemd zijn op de noden van

hun land. Op die manier wordt ter plaatse

expertise opgebouwd.

www.cud.be• www.vliruos.be

Op sociaal vlak lijkt het me hier eerder 'ieder voor zich'. Maar goed, het gaat wel.

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 11

ONTWIKKELINGSWERKERSONTWIKKELINGSWERKERS©

 DG

D/D

. A

rdele

an

Met zijn bedrijf - een producent van fl exibele

verpakkingen voor de voedingsindustrie -

ondersteunt hij Nouvelle Nutrition Niger, een

programma van Aquadev dat ondervoeding bestrijdt in

Niger. Michel koos voor dit programma omdat het hem

inhoudelijk sterk aanspreekt. Het lot van de vrouwen ligt

hem nauw aan het hart: “Afrikaanse vrouwen hebben het

moeilijk. Ze moeten in barre omstandigheden overleven en zorg dragen voor

hun gezin zonder enige hulp.” Met de giften van Bastin & Co bouwt Aquadev

graanschuren waar voorraden worden bewaard, om te kunnen aanwenden

bij voedselschaarste. De vrouwen beheren de schuren en zien toe op de

eerlijke verdeling van het graan.

Wat is zijn motivatie? “Ik zie het als een morele verplichting om iets te bete-

kenen voor mensen die het minder goed hebben, om iets terug te doen voor

de maatschappij, zonder daar direct of indirect iets voor terug te krijgen. Het

Noorden mag het Zuiden niet loslaten.”

Voor zaakvoerder Dirk (Terre Bleue, kleding en

schoenen) betekent ondernemen een bijdrage

leveren tot een betere maatschappij, ook in

ontwikkelingslanden. “Als ondernemer vind ik

ondernemerschap in het Zuiden stimuleren een

stuk van de oplossing”, stelt hij.

Voor hun bijdrage aan het Zuiden maken beide ondernemers dankbaar

gebruik van het Corporate Funding Programme. Dat netwerk maakt de brug

tussen ngo’s en de bedrijfswereld. De ngo’s leren van de bedrijfsleiders bij

over zaakvoeren, terwijl de bedrijfsleiders iets opsteken van de waarden en

principes die de ngo’s hanteren en van hoe ze in moeilijke omstandigheden

toch kunnen werken.

CS

Van 1986 tot 1988 werkte ik voor PROTOS in Haïti. Het was toen

nog een kleine organisatie van een 10-tal mensen die heel vriend-

schappelijk met elkaar omgingen. Alles verliep informeel, ook de

contacten met onze fi nancierders. We maakten gewoon een eenvoudig verslag.

Vandaag hebben we 67 werknemers, van wie 16 in het hoofdkwartier in

Gent. Dat is al een heus bedrijf. Administratie, boekhouding, personeels-

beheer…, alles verloopt gestructureerd. De fi nancierders (overheden en

bedrijven) willen, beduidend meer dan vroeger, precies weten wat er met

hun geld gebeurt. Terecht.

Op het terrein hebben we regionale ondersteuningscellen, geleid door een

ontwikkelingswerker van bij ons. Zo’n cel begeleidt lokale partners en volgt

projecten op. Vanuit Gent sturen we de ondersteuningscellen aan. Zo gaan

we na of ze de beleidslijnen van PROTOS volgen. Werken ze rechtstreeks

met de bouwheren, dus met de eigenaars van de waterwerken (gemeentes,

boerengroepen)? Beperken ze zich tot onze expertise en werken ze voor aan-

vullende expertise samen met partners? Dergelijke zaken. Het contact met het

terrein is dus vrij indirect, al gaan we af en toe ter plaatse kijken.

Voor de ondersteuningscellen zoekt PROTOS in de eerste plaats lokale men-

sen, een belangrijk verschil met vroeger. Pas als we die niet vinden, gaan we

op zoek in België, of in Europa. Naast Belgen werken bij ons ook Nederlan-

ders, een Fransman en een Italiaanse. Als ‘water-ngo’ hebben we nu eenmaal

gespecialiseerde mensen nodig die je niet altijd in België vindt.

En dat is nog een verschil. Vroeger kon je als pas afgestudeerde, zonder erva-

ring, gemakkelijk als vrijwilliger aan de slag in een ontwikkelingsproject. Dat is

nu anders, zeker bij PROTOS. Het Zuiden vraagt expertise. Maar in ondersteu-

ningscellen met voldoende mensen bieden we soms een plaats aan voor een

‘junior ontwikkelingswerker’. Die kan zich geleidelijk inwerken.”

CS

Ondernemerschap stimuleren in het Zuiden is een stuk van de oplossing.

www.cfp.be

Ondernemers mogen het

Zuiden niet loslatenAls 14-jarige reisde Michel door de Sahel met een Ford van 1919. De tocht liet een diepe indruk bij hem na. Hij maakte kennis met Afrikaanse culturen en met moeilijke levensomstandigheden. Vandaag, als gedelegeerd bestuurder van Bastin & Co, is hij het Zuiden niet vergeten.

“We zoeken in de eerste

plaats lokale mensen”Dirk is hoofd Zuiddienst van PROTOS, een ngo gespecialiseerd in water. Hoe gaat de ngo te werk? En wat is het verschil met vroeger?

12 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

ONTWIKKELINGSWERKERS

I k werk met een ontwikkelingswerk-ster die twee keer meer verdient dan ik, terwijl ik haar baas ben. Ze weet niet meer dan ik en is zich daar ook

van bewust”, zegt met een tikkeltje spijt in de stem een verantwoordelijke van een overheidsinstelling die steun krijgt van de ontwikkelde landen. Ontwikkelingswerkers zijn beter betaald dan hun lokale mede-werkers. Sommigen onder hen worden al snel gepromoveerd tot deskundige, ook al hebben ze maar een graduaatdiploma van technicus. Over de al dan niet bewezen deskundigheid van ontwikkelingswerkers worden zelfs onschuldige grapjes gemaakt. “Op het hoogtepunt van de crisis kregen ontwikkelingswerkers die hulp verleenden aan ontheemden de bijnaam ‘yaka’ omdat ze telkens aan de patiënt zegden: je moet alleen veel water drinken, je moet alleen dit of dat doen” (waarbij “yaka” komt van de foneti-sche woordspeling in het Frans: il n’y a qu’à boire de l’eau, il n’y a qu’à faire ceci ou cela), herinnert journalist P.N. zich.Maar ontwikkelingswerkers worden niet alleen neergezet als karikaturen, ze staan ook aangeschreven als ijverig en bekwaam. “Ik weet niet hoeveel ze verdienen, maar ik vind ze heel deskundig en bekwaam. Burun-dese offi cieren zouden niet in staat zijn om ons de opleiding te geven die zij ons geven”, stelde in juli jongstleden een kapitein van het Burundese leger, toen hij het had over de Europese militaire ontwikkelingswerkers.

Het andere gezicht van de ontwikkelingswerker

In hun vrije tijd hebben ontwikkelingswer-kers weinig contact met de Burundezen. Slechts een veeleer welstellende minder-heid Burundezen, de ‘Happy few’, gaat buiten het werk met ontwikkelingswerkers om. “Dat ontwikkelingswerkers doorgaans weinig contact hebben met de Burundezen”,

zegt Nestor Miburo, een student, “is voor-namelijk te wijten aan de culturele en de taalbarrières.” Sommige Europeanen pro-beren contact te leggen door de nationale taal, het Kirundi, aan te leren. Zo schreef een jonge Belgische bij haar terugkeer uit vakantie aan haar collega’s een lange brief in het Kirundi, waarin ze uiting gaf aan haar vreugde terug aan het werk te kunnen.“Ontwikkelingswerkers zijn mensen zoals iedereen, die meeleven met het geluk of de tegenslag van hun Burundese collega’s. Ze gaan in op de uitnodiging voor een huwe-lijksfeest, een joggingclub, een weekend, enz.”, zegt een BTC-kaderlid. Als ontspan-ning brengen ze een bezoek aan de trendy bars in de hoofdstad Bujumbura, of in andere steden.In het algemeen ervaren de Burundezen van de kant van ontwikkelingswerkers niet de minste neerbuigendheid, niet op het werk en ook niet daarbuiten. “Op het werk wordt de hië-rarchie weliswaar gerespec-teerd maar personen van

hetzelfde niveau tutoyeren elkaar en gaan vriendschappelijk met elkaar om, ongeacht de afkomst”, zegt Anaclet N., die vroeger als chauffeur voor een Duitse ngo gewerkt heeft. De expats nemen enige terughou-dendheid in acht en vermijden het met de Burundezen over gevoelige onderwerpen te hebben, zoals etnie, godsdienst, kritiek op de overheid.In het binnenland, op het platteland, wor-den ontwikkelingswerkers wel als anders beschouwd. Dorpelingen verbazen zich over hen en drijven de spot met ontwikke-lingswerkers die als toeristen op zoek gaan naar exotische landschappen. “Ze bewon-deren de heuvels, nemen vaak foto’s van de koeien op de heuvels, de bomen, het uitzicht, enz.”, zegt André Sinkoma, een dorpoudste die in een gemeente 60 km ten zuiden van

Bujumbura woont.

SILVÈRE

HICUBURUNDI

Infosud Belgique

In Burundi worden ontwikkelingswerkers beschouwd als bekwame werknemers met een

riant loon, met wie de plaatselijke bevolking wel in contact komt maar niet echt kent. Met

de jaren en ondanks de culturele verschillen, zijn de contacten tussen de Burundezen en

de expats, die voor hen gewoon buitenlanders zijn, hartelijker geworden.

mensen zoals iedereen

EUROPESE ONTWIKKELINGSWERKERS :

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 13

ONTWIKKELINGSWERKERS

© 4

bp

.co

m

Ontwikkelingswerkers

In de toekomst zal het werk bijna volledig in handen komen te liggen van plaatselijke mensen.

Het Zuiden zet steeds vaker eigen ontwikkelingsorganisatie op. Lokale initiatieven bloeien. In

de geïndustrialiseerde landen blijven echter mensen nodig die zich durven engageren voor een

solidaire wereld. Jongeren kunnen via verschillende kanalen ervaring opdoen: reisstudiebeur-

zen, het UN-Volunteerprogramma, de Internationale Civiele Dienst, de gemeente… De idee dat

we in eigen land veel kunnen bijdragen aan een rechtvaardiger wereld, dringt stilaan tot ons door.

Tijdens mijn master Bevolkings- en ontwikkelingswetenschappen,

had ik al interesse in internationale betrekkingen. Er werd veel

gesproken over West-Afrika. Dit alles gaf me zin om de streek met

mijn eigen ogen te zien en mijn theoretische opleiding uit te breiden met een

persoonlijke ervaring, te meer omdat ik in België in een multiculturele omge-

ving wilde werken. Ik had als studente al deelgenomen aan ‘bouwkampen’ in

Europa en ik was dol op de sfeer die daar heerste. Ik wendde mij dus tot de

ICD, die mij voorstelde voor zijn partnervereniging ASTOVOT in Togo te werken.

Het ‘veldwerk’ hield in dat ik kleuterleidsters elke dag een handje toestak,

nadien gaf ik les Frans, geschiedenis en aardrijkskunde. Ik verbleef bij een

Togolese gastfamilie. Daardoor werd ik volledig ondergedompeld in de cultuur

en had ik weinig contact met westerlingen. Tussen mij en mijn gastfamilie ont-

stond een hechte band. Zo vond ik de menselijke dimensie waarnaar ik op zoek

was. Nu kan ik stemmen en gezichten plakken op het beeld dat ik van Afrika

heb. De enkele vooroordelen die ik nog had, zijn weggevallen. Ik was bang voor

de confrontatie met de armoede, maar ik heb er niets van ondervonden. Wel

heb ik mensen ontmoet die soms, net zoals wij, met problemen kampen en

hard werken. Als ik de stereotype verhalen over de luie Afrikaan hoor, denk ik

terug aan mijn gastfamilie die elke dag om 5u ’s ochtends opstaat en zeg dat

ook met zoveel woorden.

Ik voel mij nu sneller betrokken bij wat er in West-Afrika gebeurt, omdat ik er

mensen ken die me nauw aan het hart liggen. En ik wil me blijven inzetten.

Want ook van hieruit kunnen we iets ondernemen. Zo maak ik deel uit van de

Noord-Zuidgroep van de ICD die werkt rond internationale solidariteit. Dat is

mijn manier om een steentje bij te dragen. Zonder naar het buitenland te trek-

ken kan je je ook hier inzetten via het verenigingsleven, je politieke keuzes, je

consumptiepatroon, gesprekken met anderen…”

EP

www.scibelgium.com

Eerste kennismaking

met AfrikaAmandine (29) werkt als kinderanimatrice in een Brussels museum. Voor haar eerste kennismaking met Afrika werkte ze anderhalve maand in Togo als vrijwilligster voor de Internationale Civiele Dienst (ICD).

14 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

I n de jaren ‘70 heb ik op het platte-land in Kenia als kind aan den lijve ondervonden wat armoede is”, zegt ze. “Zo ontstond het verlangen een

verschil te maken.” Ze blikt tevreden terug op wat ze al bereikt heeft. Zo hebben 2000 boeren – vrouwen, mannen, jonge-ren – nu toegang tot zaden, meststoffen, toestellen en gewasbeschermingsmidde-len, tegen een aanvaardbare prijs.

Natuurlijk is het niet gemakkelijk. “De dor-pen zijn moeilijk te bereiken. Er zijn nauwe-lijks wegen in het heuvelachtig gebied. Een degelijke wagen is dan ook een hoge, maar onmisbare investeringskost. Bovendien zijn de mensen in die afgelegen gebieden zeer sceptisch en weinig enthousiast, door jarenlange armoede en vervreemding. Het is dan ook moeilijk hen te overtuigen van nieuwe landbouwsystemen. Ten slotte blijft het lastig om alles wat we willen doen te

betalen: opleidingen en verwerking van de oogst tot producten met een meerwaarde.”De fondsen voor haar organisatie haalt ze onder meer van de boeren zelf. Ze staan een percentage af van de meeropbrengst die ze dankzij Emeden behaalden.Over de noden van haar land heeft ze een uitgesproken mening. “We moeten ons focussen op de kleine boeren. Door hen te organiseren en vaardigheden aan te leren kan hun landbouw een agrobusiness wor-den die meespeelt in de nationale econo-mie. Door hun grote aantallen kunnen ze op die manier weerwerk bieden tegen de grote landeigenaars.” Want de ongelijke verdeling van het land (en de welvaart) is volgens haar een kernprobleem. Deze ongelijkheid is een koloniale erfenis, maar vandaag heeft een kleine Keniaanse elite enorme terreinen land in handen. Daar-naast is er ook een politieke elite die vaak vooral uit is op eigen gewin.Of ontwikkelingssamenwerking in de toekomst nog nodig zal zijn, is moeilijk te zeggen, vindt ze. “Het Zuiden mag in elk geval niet afhankelijk worden van de hulp. En het Noorden moet samenwerken met de armen in het Zuiden. Samenwerking via

de regeringen van het Zuiden heeft nooit de gewenste impact gehad. Het Noorden moet manieren zoeken om direct met de basis, de grassroots te werken, en zo duur-zaamheid en onafhankelijkheid creëren.”De ontwikkelingswerkers uit het Noor-den hebben volgens Everlyne veel goeds gedaan. Maar het mankeert aan duur-zaamheid en onafhankelijkheid. Voor een deel wijt ze dit aan de vooroordelen en het wereldbeeld van de ontwikkelings-werkers. “De meesten hebben de ontwik-kelingsproblemen van het Zuiden niet goed begrepen. En een verkeerde diagnose leidt tot een verkeerde behandeling. Zo gaat veel geld verloren.” Ze geeft het voorbeeld van het recente Free Primary Education Fund. “Het was een ramp, door de hebzucht van de regering, maar ook door een onzorgvul-dige analyse van de situatie door de donor. Het resultaat was overbevolkte klassen en een gebrek aan leraren en lesmateriaal.”De wereld beleeft moeilijke tijden. Hoe moet het verder, Everlyne? “Een win-winrelatie scheppen tussen Noord en Zuid, en iedereen gelijk behandelen, daar ligt de toekomst.”

CS

Everlyne richtte in 2010

haar eigen ngo op: Emeden.

Ze wil van kleine boeren

ondernemers maken die

duurzaam landbouwen.

“Een win-winsituatie scheppen tussen Noord en Zuid, en iedereen gelijk behandelen, daar ligt de toekomst.”

Het Noorden moet manieren zoeken om direct met de grassroots te werken.

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 15

ONTWIKKELINGSWERKERS

Op de boerderijen word je, als jonge, vrouwe-

lijke arts, niet overal met open armen ontvangen.

Maar een vriendelijk woord in het Amhaars doet wonderen.

Trouwens, als jonge ‘experte’ wilde ik niet vertellen ‘hoe het

moet’, hooguit ‘hoe het anders kan’. Daarom luisterde ik

eerst naar het verhaal van de boeren, pas dan onderzochten we samen de

dieren. Enkel na veelvuldig overleg kwam ik tot een advies. Ook de Ethiopiërs

hebben immers hun kennis. Zo gebruiken ze geneeskrachtige planten tegen

de ziektes van het vee. Het Westen kan hen wel een betere toegang geven tot

medisch materiaal en wetenschappelijke gegevensbanken. Maar uiteindelijk is

de kunst de kennis uit beide culturen ten volle te benutten.

Ik raad studenten absoluut aan om werkervaring op te doen in een ontwik-

kelingsland. Het moet wel vrijwillig zijn, geen verplichting. En studenten mogen

niet naar een ontwikkelingsland trekken met de

opvatting ‘ze eens te gaan helpen’. De boeren die

ik heb ontmoet, en Afrika in het algemeen, zijn

niet hulpeloos. Maar we kunnen wel onze ervaring

delen en zelf bijleren.

In België probeer ik zoveel mogelijk mensen warm te maken om over de grenzen

heen te kijken: met een blog en met informatiesessies. Wat ik vooral uit wil dra-

gen is dat wij allen één enkele familie zijn en dat de vijf continenten niet meer

zijn dan de vijf vingers aan een hand. Ik blijf ook verder denken hoe ik mijn vak,

medisch en wetenschappelijk, tot nut kan stellen van onze planeet. Want wat

een individu realiseert, heeft wel degelijk impact op het grote geheel.”

CS

Mijn post versterkt de decentralisatie: de voorbije jaren heeft de Viet-

namese overheid veel macht naar de provincies overgeheveld, maar

lokale overheden waren hier niet altijd klaar voor. Daarom ondersteunt UNICEF

interventies om provinciale ambtenaren op te leiden en om lokaal sociaal beleid

‘kindvriendelijker’ te maken.

Concreet peil ik vooral naar de noden van de provincies (wat is de situatie op

het terrein?), bereid ik programma’s voor (wat kan UNICEF doen om deze te

verbeteren?) en ontwikkel ik strategieën voor ons engagement op decentraal

niveau (waar willen we ons op richten in de toekomst?). Ik reis regelmatig naar

de provincies om te overleggen met de lokale overheden.

Daarnaast maak ik tijd vrij voor andere ‘vrijwilligersactiviteiten’. Zo heb ik samen

met een groep VN-medewerkers zopas een strategie uitgedokterd om de VN in

Vietnam milieuvriendelijker te maken. Als je hier komt wonen, valt snel op dat in

de razendsnelle ontwikkeling van dit land ecologische duurzaamheid niet altijd

hoog op de prioriteitenlijst staat. Met onze campagne Greening the One UN

in Vietnam willen we dat de VN een voorbeeldrol speelt. We werken daarvoor

samen met het Wereld Natuur Fonds (WWF). Binnenkort starten we diverse acti-

viteiten, van serieus (aankoopbeleid herzien, vliegtuigkilometers terugschroe-

ven) tot ludiek (fi lmmiddagen, vegetarische lunches).

Waarom ik dit doe? Ik wou me al lang engageren binnen de ontwikkelings-

sector. Alleen is het moeilijk om terreinervaring op te doen, wat toch nood-

zakelijk is om te weten of dit type job je echt ligt. Het UNV-programma blijkt

daarvoor een ideaal kanaal, en mijn ervaring hier valt dan ook reuze mee.

Bovendien vind ik het ontzettend interessant om in Vietnam voor de VN te

werken, omdat het een pilootland is van de interne hervorming Delivering as

One en het me toelaat om de VN, een steeds belangrijker speler in de sector,

van binnenuit te leren kennen1.” ES

De vijf continenten zijn niet meer dan de vijf vingers aan één hand.

www.unv.org

1 Delivering as One of One UN : Pilootproject om de diverse VN-instellingen

beter op elkaar af te stemmen.

Kennis vergaren

uit Noord én ZuidDierenartsstudente Anne trok twee keer voor drie maand naar Ethiopië met een reisbeurs van de universitaire ontwikkelingssamenwerking (VLIR-UOS). Ze bestudeerde er hoe runderen reageren op alternatieve voederplanten.

Werken aan een kind-

en milieuvriendelijker VietnamSinds februari 2011 is Ewout actief als vrijwilliger voor de Verenigde Naties (UN Volunteer of UNV) in het landenkantoor van UNICEF in Hanoi, Vietnam.

16 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

A ls voorzitter van de Poperingse GROS bereidt ze de vergade-ringen voor, zoekt ze activi-teiten, speurt ze naar projec-

ten die de GROS eventueel kan steunen, wakkert ze de interesse aan voor het Zui-den, steunt ze de ledenorganisaties en is ze de contactpersoon voor burgers die

vrijwilligerswerk willen doen. Een hele boterham voor de 23-jarige jongedame.Haar grootste drijfveer is de Poperingen-aren sensibiliseren voor het Zuiden. “Ik vind het enorm belangrijk dat het Wes-ten niet onverschillig staat tegenover wat elders gebeurt, mede veroorzaakt door ons gedrag. Maar niet iedereen hoeft er dag en nacht mee bezig te zijn, er zijn genoeg andere kopzorgen.”Een concreet doel heeft Karen nog niet voor ogen, maar ze weet nu al dat ze graag een verschil zou maken. “Ik hoef de wereld niet te veranderen, maar meebouwen aan een rechtvaardigere wereld is toch al iets.”Daarvoor wil ze gerust op het terrein gaan werken of de mensen in het Westen sensi-biliseren. Onomwonden: “De rest van mijn leven wil ik me engageren voor het Zuiden.”

Werken met mensen uit andere culturen is niet makkelijk. Ze leven op een ander ritme, zijn anders ingesteld, hebben andere ver-wachtingen. Men moet geduld hebben en bereid zijn zich aan te passen. Het vergt heel wat energie. Maar Karen vindt het immens verrijkend om ondergedompeld te worden in een andere levensstijl.De manier waarop ze zich wil inzetten voor ontwikkelingssamenwerking, baart Karen zorgen. De vraag ‘helpt de hulp?’houdt haar dag en nacht bezig. “Ik wil zoveel mogelijk verschillende aspecten van ontwikkelingssamenwerking leren kennen, om er de beste uit te halen. Wat zeker beter kan, is de onderlinge samenwerking tussen organisaties, landen en experts.”

TH

“Ik hoef de wereld niet te veranderen, maar meebouwen aan een rechtvaardigere wereld is toch al iets.”

Karen is dit jaar voorzitter geworden van de Poperingse GROS, de Gemeentelijke

Raad voor Ontwikkelingssamenwerking. Ze studeerde Afrikaanse Talen en Culturen,

en Internationale Politiek met focus op het Zuiden. Haar vrije tijd gaat op aan haar

engagement.

We mogen niet onverschillig staan tegenover wat elders gebeurt, maar niet iedereen hoeft er dag en nacht mee bezig te zijn.

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 17

ONTWIKKELINGSWERKERS

WARHUNGER

Sinds juli zamelt het Consortium 1212 geld in voor de hongersnood

in Oost-Afrika. Maar wat gebeurt er met het geld? Jan Weuts,

noodhulpcoördinator van Caritas International, geeft tekst en uitleg.

V oor ik inga op wat we met het geld doen, eerst een woordje over de situatie in Somalië”, begint Jan Weuts. “Somalië

gaat al 20 jaar gebukt onder een confl ict en het is te simplistisch om enkel Al-Shabaab, een extremistische moslimmilitie, met de vinger te wijzen. Het confl ict is in de eerste

plaats tribaal gekruid. Somalië is een com-plexe samenleving van clans, subclans en zelfs subsubclans. Al-Shabaab is verre van een homogeen blok.”In haar strijd tegen de extremisten heeft de VS een wet uitgevaardigd die nefast is gebleken voor de hulp, meer bepaald in de gebieden onder controle van oppo-santen tegen de voorlopige regering. Een hulporganisatie die er wil werken, moet voor een Amerikaans gerechtshof aantonen dat haar hulp niet bij terro-risten terechtkomt. Het Wereldvoedsel-programma (WFP) heeft onder andere daarom zijn algemene voedselhulp in Zuid-Somalië moeten opschorten sinds januari 2010.

Zuid-SomaliëElk lid van het consortium besteedt het ingezamelde geld binnen zijn internatio-nale netwerk. Caritas Kenya bijvoorbeeld lijst haar noden op en stuurt een emer-gency appeal naar het hoofdkwartier in Rome. Daarop vraagt het hoofdkwartier aan de andere afdelingen om Caritas Kenya bij te staan.“Het geld voor de hongersnood in Oost-Afrika wordt op drie plaatsen ingezet”, zegt Weuts. “Vooreerst is er Centraal en Zuid-Somalië, het zwaarst getroffen gebied. De

helft van de kinderen jonger dan 5 jaar is er ondervoed, een kwart van hen is zwaar ondervoed, dus op sterven na dood. De ngo’s hebben er, samen met de plaatselijke gemeenschap, hun levensreddende acti-viteiten uitgebreid: ziekenzorg (mazelen, cholera), water en sanitatie, en aanvullende voeding voor kinderen.”Jammer genoeg kan deze ‘aanvullende voeding voor kinderen’ geen oplossing bieden zolang de ‘algemene voedselbe-deling voor iedereen’ geblokkeerd is: die povere rantsoenen voor kindjes moeten immers gedeeld worden met de rest van de familie. Andere organisaties, zoals het Internationale Rode Kruis, moeten deze taak nu overnemen van het Wereldvoed-selprogramma. “Algemene voedselbede-ling vergt een enorme hoeveelheid voed-sel: hele schepen in plaats van containers. Daarom kunnen enkel de grote organisa-ties dat aan.”Maar hoe doe je dat, hulp bieden in een gebied gecontroleerd door krijgsheren of ‘war lords’ ? Weuts: “Er valt te onderhande-len met de war lords. We gebruiken argu-menten als: onze hulp is in feite ‘zakat’ (de islamitische plicht om armen te helpen); wij komen met geld van onze bevolking, niet van de regering; het is ook nadelig voor u als de bevolking in uw gebied uitsterft, etc.

ON

“Enkel de grote organisaties kunnen algemene

voedselbedeling aan.”

© D

GD

/D.

Ard

ele

an

18 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

HUMANITAIRE HULP

En dan dwingen we ook af dat ze in ruil voor de hulp, op onze voorwaarden, onze veilig-heid garanderen. Het is juist de war on ter-ror die de war lords zo achterdochtig heeft gemaakt. Ze vrezen nu dat elke hulpverle-ner een spion is die erop uit is een drone(onbemande raket) op hen af te vuren.”

KampenEen tweede werkplek zijn de kampen met Somalische vluchtelingen in Kenia en Ethi-opië, gecoördineerd door de VN-Vluch-telingenorganisatie UNHCR. Voor zaken waar ze zelf niet voor kan instaan, zoals extra voedsel, water en gezondheidszorg in de kampen, doet UNHCR een beroep op ngo’s. Maar ze is wel afhankelijk van de overheden en die willen niet altijd mee. Zo aarzelt de Keniaanse overheid om toe te staan nieuwe kampen te openen. Noch-tans is de dagelijkse toevloed van vluch-telingen enorm. De veelbesproken vluch-telingenkampen in Dadaab (Kenia) zijn overbevolkt en de mensen stromen ook toe op plaatsen waar geen kampen zijn.

Heeft de internationale gemeenschap te laat gereageerd? “Caritas heeft onmid-dellijk ingespeeld op het uitblijven van de regen. Maar niemand heeft de leeg-loop van Zuid-Somalië voorzien nadat de algemene voedselbedeling er werd stopgezet.”

HerdersHet is niet enkel kommer en kwel in Soma-lië. Zo kampen ook Kenia en Ethiopië met voedselschaarste, maar daar proberen de hulporganisaties grootschalige voedsel-bedelingen te vermijden. Hoewel minder dramatisch dan in Zuid-Somalië, zijn de ondervoedingcijfers kritisch: 18-20%, in sommige gebieden tot 30%.

200 km

© n

aar

OC

HA

/Relie

fweb

Niemand heeft de

leegloop van Zuid-

Somalië voorzien

nadat de algemene

voedselbedeling er

werd stopgezet.

(Situatie 9 augustus 2011)

SOEDAN

ETHIOPIË

KENIA

SOMALIË

DJIBOUTI

ERITREA

OEGANDA

TANZANIA

ZUID-

SOEDAN

Onthaalcentrum

Mogadishu

Nairobi

Dadaab

Dollo Ado

Addis-Abada

Djibouti

3,7 miljoen

4,6 miljoen

146.600

3,2 miljoen

554.585

238.423

19.110

Gebied met beperkte toegang

XX Totaal aantal vluchtelingen

XX Totaal aantal inlandse hulpbehoevenden

Vluchtelingenkamp

Classifi catie voedselonzekerheid

Geen of minimaal

Stress

Crisis

Noodsituatie

Catastrofe/hongersnood

(Situatie 9 gugusustus 201111)atie 9 au9 auguui uuguttuatie atie ttttuatie

12,4 MILJOENmensen hebben

humanitaire hulp nodig

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 19

In de getroffen gebieden leven vooral herders. Het is er zeer droog, hoewel er toch elk jaar een kort en een lang regen-seizoen is. Dit jaar echter zijn de regens uit-gebleven. Als het te droog wordt, migreren de herders met hun vee naar gebieden waar nog gras of waterputten zijn.“Hier is het vaak zinvoller om hooi te geven voor het vee dan voedsel voor de men-sen. Het vee is immers het voedsel (melk

en vlees) voor deze mensen. Een andere maatregel is het vee opkopen, zelfs al is het vel over been. De mensen kunnen dan met het geld zelf lokaal voedsel kopen. De gekochte koeien worden geslacht of tijdelijk verplaatst naar gebieden met graasland.Om voldoende water te hebben, diepen we waterputten uit of rusten we ze beter uit: pompen herstellen, brandstof voor-zien, etc., maar waar nodig moeten we

met vrachtwagens water aanvoeren. Met mobiele medische eenheden volgen we de gezondheid op: verkoudheden, diarree…”

Vervolgens zijn er sedentaire boeren met kleinvee. Voor hen is het van belang dat ze hun boterham kunnen blijven verdie-nen met hun landbouw. “Daarom verdelen we meststoffen en zaaigoed, en leggen we waterreservoirs en irrigatiesystemen aan. We stellen nu vast dat de korte en lange regenperiode ineenvloeien tot één seizoen. Daarop moeten we inspelen, bijvoorbeeld met sorghumvariëteiten die sneller vol-groeid zijn.”

CHRIS SIMOENS

BELGIË REAGEERTDe Belgische Ontwikkelingssamenwerking maakte snel geld vrij voor de slachtoffers,

in totaal al 9,05 miljoen euro. Eerst trok ze 4 miljoen euro extra noodhulp uit voor het

Wereldvoedselprogramma (WFP) en de Landbouw en Voedselorganisatie (FAO). Een tweede

bedrag van 1,05 miljoen euro ging naar UNHAS, de Dienst voor Humanitair Luchttransport

van de Verenigde Naties. Aangezien de noodhulpverlening met een geldtekort blijft

kampen, heeft België beslist nog eens 4 miljoen euro uit te trekken. Dat geld zal gaan naar

humanitaire ngo’s of multilaterale organisaties actief in de regio.

Deze 9 miljoen komen bovenop de bijna 30 miljoen euro die in 2011 aan verschillende, in

Oost-Afrika aanwezige, internationale organisaties werden gestort, in het kader van de

zogenaamde ‘core funding’ (fi nanciering van de algemene budgetten van humanitaire

organisaties om een effi ciënte werkorganisatie mogelijk te maken) of van fl exibele fondsen.

Het Consortium 1212 of het Belgisch Consortium voor Noodhulpsituaties groepeert

5 hulporganisaties die samen geld inzamelen bij rampen: Caritas International, Oxfam Solidari-

teit, Handicap International, Dokters van de Wereld en Unicef België. Artsen zonder Grenzen en

het Rode Kruis maken geen deel uit van het consortium.

Vrouwen rennen naar de voedselbedeling

in Badbado, een kamp voor ontheemden in

Mogadishu. De soldaten van de voorlopige

regering van Somalië slagen er niet in de massa

in toom te houden.

De helft van de

kinderen jonger dan

5 jaar is ondervoed.©

UN

Pho

to/S

tuart

Price

20 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

HUMANITAIRE HULP

BNP, HDI, BNG en Buen Vivir

BRUTO NATIONAAL GELUK

I n juni 2011 legde Bhutan een nieuwe resolutie voor aan de Verenigde Naties om van ‘geluk’ het 9e Millen-

niumdoel (MDG) te maken. Dat de VN hoogstwaarschijnlijk niet willen weten van een 9e Millenniumdoel neemt niet weg dat New York het concept ‘geluk’ als ultieme doel en als alternatieve wel-zijnsindex ernstig neemt. Vooral nu, na de Millenniumtop van september 2010,

wordt nagedacht over de periode na de Millenniumdoelen. De VN vragen zich af hoe men de berekening van menselijke ontwikkeling kan verbeteren na 2015, deadline voor de Millenniumdoelen.Intussen wisselen landen hierover ver-der van gedachten. Sommige lidstaten van de VN vinden het begrip ‘geluk’ te vaag en geven de voorkeur aan ‘welzijn’, wat echter niet hetzelfde betekent. Beide

begrippen worden dus naast elkaar gebruikt. Lang niet iedereen is immers de mening toegedaan dat het bruto nati-onaal product (bnp) als indicator van economische groei de enige en/of beste parameter is om de verbetering van de levensstandaard aan te geven. Het bnp meet vooruitgang voornamelijk in mone-taire termen. Het houdt rekening met alle uitgaven, ook militaire uitgaven

Geld maakt

Wat is ‘geluk’ precies? Hoe bereken je dat? Nu de fi nanciële crisis zich andermaal laat

voelen, kan men zich afvragen of het aangewezen is zich enkel en alleen te laten leiden

door economische rijkdom, het bruto nationaal product dus. Armen in het Zuiden hebben

er immers weinig aan. Dergelijke enge visie op het maatschappelijk welzijn werd al vaker in

vraag gesteld en er zijn reeds tal van – nieuwe en traditionele – alternatieven voorhanden.

Voor de berekening van het welzijn hanteren ontwikkelingsdeskundigen de human

development index, terwijl het Himalayastaatje Bhutan het ‘bruto nationaal geluk’ heeft

ingeschreven in zijn grondwet en de Amerindianen van oudsher spreken over ‘buen vivir’.

niet gelukkig

© S

imo

njp

TRENDS

DE MENSELIJKE ONTWIKKELINGSINDEX

BNP MAAKT DE PLANEET NIET GELUKKIG

en uitgaven die door grote ram-pen worden veroorzaakt. Met andere woorden, een dodelijke orkaan zoals Katrina kan aanleiding geven tot een groei van het bnp! Het koortsachtig naja-gen van economische prestatie-indexen maakt politici blind voor maatschappe-lijke uitwassen (sociale ongelijkheden) en uitwassen op economisch en milieu-gebied. Voor de Commissie Stiglitz, naar de befaamde econoom en nobelprijs-winnaar Joseph Stiglitz, is het hoogtijd dat onze statistieken meer aandacht besteden aan het meten van het welzijn van de bevolking.Bhutan, het Himalayastaatje geklemd tussen China en India, hanteerde reeds in 1972 de ‘bng-index’ (bruto nationaal

geluk) om het welzijn van zijn inwoners te meten, terwijl de meeste regeringen zich laten leiden door het bnp. De bng-index stoelt op 4 dimensies van duur-zame ontwikkeling: een verantwoorde groei en economische ontwikkeling, het behoud en de bevordering van de Bhu-tanese cultuur, de bescherming van het milieu en een verantwoordelijk, goed bestuur. Volgens de eigen rangschikking bekleedt het kleine bergkoninkrijk de 8e plaats wereldwijd.‘Geluk’ zal in september hoe dan ook zwaar doorwegen in de gesprekken bin-nen de VN en in 2012 het voorwerp uit-maken van een rapport… Gelukkig maar!

ELISE PIRSOUL

De Menselijke ontwikkelingsindex (Human Development Index, afge-

kort HDI) is een composietindex die in 1990 door het VN-Ontwikke-

lingsprogramma (UNDP) in het leven werd geroepen om het men-

selijk ontwikkelingsniveau van alle landen in de wereld te evalueren. De HDI

stoelt op drie grote pijlers: de levensverwachting, het onderwijsniveau en de

levensstandaard.

Het bnp per inwoner, dat alleen rekening houdt met de economische produc-

tie, vertoont grote verschillen met de HDI. Deze index werd in 1990 ontwik-

keld door de Indiase econoom Amartya Sen en de Pakistaanse econoom

Mahbub ul Haq. Volgens de index is ontwikkeling veeleer een proces waarin

mensen hun keuzemogelijkheden uitbreiden dan enkel en alleen een stijging

van het nationaal inkomen. De GDI (Gender-related Development Index) is

afgeleid van de HDI en houdt rekening met de genderverschillen ofwel de

verschillende leefsituatie van mannen en vrouwen in een bepaald land.

In zijn laatste rapport hanteert UNDP een nieuwe index om armoede te meten:

de Multidimensionale armoede-index (Multidimensional Poverty Index, afge-

kort MPI). Er worden verschillende aspecten in gewogen: gezondheidszorg,

onderwijs, veiligheid, lokale diensten, politieke vrijheden, enz.

www.hdr.undp.org/reports www.happyplanetindex.org

© s

imo

njp

(de 3 componenten:: ecologische voetafdruk, levensverwachting en graad van geluk van de bevolking)

2 componenten slecht, of de ecologische voetafdruk dramatisch

2 componenten goed, 1 middelmatig

1 component goed, 2 middelmatig

2 componenten goed of middelmatig, 1 slecht

3 componenten middelmatig1.000 - 0 $

30.000 + $

30.000 - 12.000 $

12.000 - 3.500 $

3.500 - 1.000 $

HPIHappy Planet IndexBruto nationaal product

BNP

22 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

Het begrip, dat als een nieuw ont-wikkelingsparadigma naar voren wordt geschoven, stamt uit de

voorouderlijke tradities van de autochtone of inheemse volkeren, erkend als de oor-spronkelijke bewoners van Latijns-Ame-rika en de Caraïben.Sumaq Kawsay en Suma Qamaña: buen vivir in de Andestalen Quechua en Aymara. Het is tweeledig in de zin dat Vivir Bien en Buen Vivir staan voor een leven vol vervul-ling dat materieel en spiritueel in balans is. Vivir Bien, zoals men het in Ecuador gebruikt, betekent dat jij en je buur in even goede omstandigheden leven en dat geen van beiden streeft naar meer. In Bolivia spreekt men van Buen vivir (of Buen Convivir), waarin een gemeenschapsidee vervat zit. De idee van een maatschappij die ervoor zorgt dat iedereen het goed heeft en in harmonie samenleeft met de omgeving.

Er is stilaan een verschuiving merkbaar van het ‘beter willen leven’ dat veeleer deel uitmaakt van het Westerse wereldbeeld, naar het buen vivir, dat voortvloeit uit het kosmische wereldbeeld (cosmovision) van de inheemse volkeren. Evenwicht versus grenzeloze groei, gemeenschap versus individu. Het in Australië gangbare levens-motto, “Live simply so that others may sim-ply live” is een pragmatische invulling van het begrip Buen Vivir / Vivir bien, waarin de natuur (het milieu) een vaste waarde is en waardoor de natuur ook rechten krijgt toe-gewezen, een begrip waarin complemen-tariteit in de plaats treedt van solidariteit.Plaatselijke regeringen die vanuit dit begrip werken, staan voor grote uitda-gingen. Ze moeten rekening houden met inheemse volkeren die met luide stem respect vragen voor hun culturele eigen-heid en hun rechten als individu en als gemeenschap. Deze rechten zijn trouwens

al vastgelegd in onder meer een aantal internationale verdragen (ILO-verdrag 169) en in de VN-verklaring over de rech-ten van inheemse volkeren van 2009. Dat deze volkeren dit begrip aanhangen, betekent niet dat ze willen terugkeren naar hun vroegere levenswijze of dat ze elke technologische vooruitgang afwijzen. Het betekent dat ze hun gemeenschappelijke wijsheid willen benutten als stramien voor een gezonde, evenwichtige levensstijl, in evenwicht met de natuur - de Madre Tierra - waarvan de mens deel uitmaakt.

Op het gebied van mensenrechten, eco-nomie, klimaatverandering en onderwijs moet Buen Vivir ook aan de basis liggen van een aantal indicatoren die niet in cen-ten uit te drukken zijn. En hier wringt het schoentje nu net, want in de praktijk heb-ben de regeringen die het concept van Buen Vivir hebben onderschreven nog maar weinig vooruitgang geboekt.België is wel al een engagement aange-gaan. In 2009 trok het twee miljoen euro uit voor het Fonds voor de Ontwikkeling van de Inheemse Volkeren van Latijns-Amerika en de Caraïben, het zgn. Fondo Indígena. Dit regionale programma ondersteunt een dertigtal kleinschalige projecten die duurzaam en milieuvriendelijk zijn en die op initiatief van de autochtone lokale gemeenschappen worden opgezet. Het zijn stuk voor stuk originele en op zich-zelf staande projecten (toerisme bij de inheemse gemeenschappen, landbouw, klimaatverandering, geneeskrachtige planten…), die één punt gemeen hebben: het begrip Buen Vivir / Vivir Bien uitdragen.

VALDI FISCHER

ONLINEwww.fondoindigena.org

Zuid-Amerika herontdekt stilaan het begrip Buen Vivir /

Vivir Bien, wat zoveel betekent als ‘goed (samen)leven’. Het

werd verankerd in de nieuwe grondwet van Bolivia (2009) en

Ecuador (2008).

GOED LEVEN IN ZUID-AMERIKA

Familiefoto in het gebied van de Cabécar, een inheems volk in Costa Rica.

Van beleidswoorden naar beleidsdaden…

Een maatschappij

die ervoor zorgt dat

iedereen het goed

heeft en in harmonie

is met de omgeving.

© V

ald

i F

ischer, 2

010

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 23

TRENDS

Waarom deze samenvoeging?

Welke zijn de voordelen?

Er zijn twee redenen. Vooreerst, de amb-tenaren in de voormalige DG’s belast met de politieke betrekkingen zijn nu tewerk-gesteld bij de Europese dienst voor Extern Optreden (EDEO). Het was dan ook logisch dat de diensten die zich bezighouden met ontwikkeling en samenwerking werden ondergebracht in één DG. Zodoende is er binnen de Europese Commissie maar één aanspreekpunt meer voor ontwikkelingsvraagstuk-ken en de hulp aan het Zuiden. De tweede reden is de grotere doeltref-fendheid. Sommigen zullen zich nog herinneren dat de voormalige DG DEV was toegespitst op de ACP-lan-den (Afrika, Caribisch Gebied, Stille Oceaan). De nieuwe DG werkt voort-aan samen met alle ontwikkelingslan-den en die van het EU-nabuurschap.

Is deze verandering er

gekomen op vraag van de

lidstaten of is ze het resultaat

van een interne denkoefening?

Onze denkoefening stoelde op een interne logica die resulteerde in een samenvoeging van de diensten die binnen de Commissie belast zijn met ontwikkeling. Daarmee is de nieuwe EuropeAid een logisch en doeltref-fend tegengewicht voor de EDEO. Met andere woorden, we volgen een-zelfde logica zoals vele lidstaten: een ministerie van buitenlandse zaken (EDEO) en een ministerie van ontwik-kelingssamenwerking (EuropeAid).

Hoe verloopt de dagelijkse

samenwerking tussen EuropeAid

en de EDEO?

Goed. In de eerste plaats omdat we samen-werken met onze voormalige collega’s. Vervolgens zijn er zeer duidelijke wettek-sten die de samenwerking regelen. Neem

nu de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan. Er dienden banden te worden aangeknoopt met de autoriteiten van het land en er moest een ontwikkelingsprogramma wor-den opgezet, wat nieuw was voor Soedan. Aangezien het land de Overeenkomst van Cotonou niet heeft bekrachtigd, kwam het

niet in aanmerking voor fi nanciële steun uit het Europees Ontwik-kelingsfonds. Zuid-Soedan daar-entegen wou meteen toetreden tot de overeenkomst. De EDEO en EuropeAid hebben dan een hulpprogramma opgestart. De EDEO vervulde daarbij de rol van coördinator en integreerde ontwikkeling in het extern beleid ten aanzien van Zuid-Soedan. De Commissie voorzag in humanitaire hulp en een nieuw ontwikkelingsprogramma.

Welke impact heeft deze

samenvoeging op het

budget?

We mogen niet vergeten dat de lidstaten inspanningen leve-ren om tegen 2015 0,7 % van het bruto nationaal product aan ontwikkelingshulp te besteden. Aangezien het Europees gemid-delde nu rond 0,40 % ligt, is het belangrijk dat de lidstaten hun hulp nog verder opvoeren, ondanks de moeilijke budget-taire context. Op initiatief van commissaris Piebalgs, besloot de Commissie deze gemeenschap-

pelijke inspanningen te steunen in

De Europese Commissie spreekt sinds januari 2011 met één stem over

ontwikkelingsvraagstukken en haar hulp aan het Zuiden. Twee voormalige directoraten-

generaal werden samengevoegd tot één: EuropeAid Development and Cooperation,

kortweg EuropeAid. Dimensie 3 vroeg Klaus Rudischhauser, directeur Kwaliteit en Impact,

naar het belang van de samensmelting en de eerste stappen van het nieuwe EuropeAid.

UNIEKE GESPREKSPARTNER VOOR DE EUROPESE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

EuropeAid

“De nieuwe EuropeAid is een logisch en doeltreffend

tegengewicht voor de Europese Dienst voor Extern Optreden.”

© D

GD

/ D

. A

rdele

an

24 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

ONLINEwww.ec.europa.eu/europeaid

haar volgend meerjarig fi nancieringsplan (2014-2020) door de budgetten voor Euro-pese hulp en voor de ontwikkeling van derde landen op te voeren. Deze budget-verhoging geldt niet voor de organisatie, wel integendeel. Door de samensmelting hebben we synergieën kunnen creëren en bezuinigd op personeel. In de toekomst zullen we meer hulpprojecten uitvoeren met minder personeel. Willen we dat ons geld goed wordt besteed en dat onze ont-wikkelingshulp resultaten boekt, dan is een goede opvolging van het grootste belang; Geen makkelijke opdracht! We zullen het ook in moeilijke landen met minder perso-neel moeten doen. Dit is een nieuwe uit-daging voor de Commissie die net zoals alle andere Europese administraties moet snoeien in haar administratief budget.

Hoe heeft het personeel zich op

deze nieuwe uitdaging voorbereid?

We proberen een nieuwe teamgeest te kweken en de banden tussen de diensten opnieuw aan te halen. Iedereen moet zich daarvoor inspannen. We lanceerden een nieuw intern communicatieprogramma met debatten, teambuildings en andere initiatieven. Ook voor de delegaties wer-den gerichte acties op touw gezet. Met ongeveer 4.300 personeelsleden, 1.300 in het hoofdkantoor en 3.000 bij de dele-gaties, is EuropeAid de grootste dienst van de Commissie. Hieruit blijkt hoeveel belang de EU hecht aan haar ontwikke-lingsbeleid en aan de fi nanciële middelen die hiervoor worden uitgetrokken (met een bijdrage van 53 miljard euro offi ciële ontwikkelingshulp in 2010 is de Europese Unie de grootste donor wereldwijd, nvdr).

MARTINE WARCK

Reactie van Louis Michel,ex-commissaris Ontwikkelingssamenwerking en co-president van de Paritaire Parlementaire

Vergadering ACP-EU

In de toekomst

zullen we meer

hulpprojecten

uitvoeren met

minder personeel.

Wat vindt u van de nieuwe

structuur van EuropeAid?

De fusie is een goede zaak omdat de

planning en de uitvoering van het ontwik-

kelingsbeleid nu in één directoraat zijn

ondergebracht. De samenhangende res-

pons van de EU naar aanleiding van de

aardbeving in Haïti, het standpunt van de

EU op de Millenniumtop in New York of op

de EU-Afrika-top en de EU-Azië-top, zijn

maar een paar voorbeelden van dit gun-

stig effect.

Het directoraat ACP is niet

meer. Een goede zaak?

Ontwikkelingsvraagstukken komen hoe

langer hoe meer buiten het ACP-EU-stra-

mien aan bod (ACP = Africa, Caribbean,

Pacifi c). Verder worden de betrekkingen

tussen de ACP-landen, de groeilanden

(China, India, Brazilië) en de niet-over-

heidsdonoren (grote privéfondsen) inten-

siever. Ik zie dat niet als concurrentie maar

als een gezonde wedijver.

Het einde van de bevoorrechte relatie die

al 35 jaar bestaat tussen de ACP-landen

en de EU, is nog lang niet in zicht. Het

Akkoord van Cotonou is een bijzonder

volledig akkoord. Het gaat niet alleen

over ontwikkelingsvraagstukken, maar

ziet ontwikkeling ook als een hefboom

om de ACP-landen te laten uitgroeien tot

volwaardige actoren op het internationale

toneel. Ik wil hier overigens het uitzonder-

lijke werk huldigen van Dr. Mohammed

Ibn Chambas, secretaris-generaal van de

ACP-groep.

Het is hoe dan ook een feit dat het ACP-

EU-partnerschap niet los staat van ver-

anderingen en dat het op zoek moet naar

nieuwe onderwerpen van gemeenschap-

pelijk belang zoals de omvang van de

steun, de naleving van verbintenissen, de

doeltreffendheid van de hulp, energie, de

voedselcrisis. De ACP-landen moeten ook

aansluiting zoeken met het Middellandse

Zeegebied, Zuid-Afrika en Latijns-Amerika

en Azië.

Over 9 jaar loopt het Akkoord van Cotonou

af. Het is nu tijd om de betrekkingen tus-

sen beide partijen te herzien.

Wat verwacht u van

EuropeAid?

Het zou mooi zijn als de Commissie, via

EuropeAid, op internationaal niveau wordt

erkend als voortrekker in ontwikkelings-

vraagstukken. Momenteel lijkt haar han-

delingsbevoegdheid veeleer beperkt. Het

mag evenmin zo zijn dat door de verster-

king van de vier geografi sche diensten,

EuropeAid uitgroeit tot een uitvoerend

superagentschap waardoor zijn deskun-

digheid voor het uittekenen van beleidslij-

nen op de achtergrond raakt. De Commis-

sie heeft al heel wat politieke initiatieven op

haar actief staan, maar ze moet ook deze

vier diensten nog meer middelen en ken-

nis aanreiken. Alleen zo kan ze in mondiale

fora de plaats bekleden die haar toekomt,

overeenstemmend met het bedrag van de

ontwikkelingshulp dat ze spendeert. Euro-

peAid moet niet alleen het grootste maar

ook het beste ontwikkelingsagentschap

ter wereld zijn.

EuropeAid moet het beste ontwik-kelingsagentschap ter wereld worden.

© U

nio

n E

uro

péen

ne

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 25

EUROPESE UNIE

Tijdens de jongste oorlogen

in Afghanistan en Irak werden

massaal clusterbommen gedropt.

Hoe komt het dat men die wapens

in de 21ste eeuw nog steeds blijft

gebruiken?

Meer dan honderd staten, Handicap International (HI) en de Coalitie tegen Clustermunitie vinden dat clustermuni-tie niet past in het militaire arsenaal van de 21ste eeuw. Daarom scharen ze zich

achter de Conventie inzake clustermu-nitie van 2008. Ze verbiedt het gebruik, de productie, het opslaan en de transfer van clustermunitie en gebiedt de vernie-tiging van stocks, het ruimen van cluster-munitie en het ondersteunen van slachtof-fers. De slachtoffers tonen met hun leven en hun getuigenis aan hoe onmenselijk deze wapens zijn. Wanneer Kadhafi of een land als Thailand anno 2011 cluster-munitie inzet, reageren zij met ongeloof.

Hoe belemmeren clustermunitie

en landmijnen de ontwikkeling van

een land?

Op de eerste plaats is er het verlies en leed van de vele getroffen gemeen-schappen, meestal in afgelegen en arme streken. Clustermunitie maakt hen nog armer. Kijk naar Laos, het meest getrof-fen land. Wekelijks vallen er nog slacht-offers van de clustermunitie die dateert van de oorlog in Vietnam. Ik ontmoette er

Clusterbommen en landmijnen leiden tot vreselijke toestanden, bijna altijd bij onschuldige

burgers. Wachtend tot iemand erop trapt of ze opraapt, zijn het echte terreurwapens. Daarbij

verminken ze niet alleen mensen, maar hele bevolkingsgroepen. Vol ongeloof vroeg Dimensie

3 Hildegarde Vansintjan, advocacy offi cer van Handicap International, naar het waarom van de

gemene munitie.

Slachtoffers verbannen gemene killer naar eeuwige jachtvelden

IS GEEN MENS VEILIG

Het ontmijningsteam van

Handicap International

had meer dan drie uur

nodig om deze bom,

vlakbij een dorp in Laos,

onschadelijk te maken en

naar de vernietigingsplaats

te brengen.

WAAR

CLUSTERMUNITIE LIGT,

WAAR

CLUSTERMUNITIE LIGT,

26 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

families die zo arm zijn dat ze hun kin-deren uitsturen om in het bos bamboe-scheuten op te graven, ook al kennen ze het gevaar. Wanneer we hen willen aanleren om groenten te kweken in een eigen tuintje, moeten we eerst de grond

ontmijnen. Waar clustermunitie ligt, is geen mens veilig: niet om te werken, naar school te gaan, te bouwen of wegen aan te leggen. Het verlamt hele streken en volkeren.

In 2006 was België het eerste land

ter wereld dat clusterbommen

verbood. Zo ook voor landmijnen

in 1996. Brussel speelt dus een

voortrekkersrol. Hoe komt dat?

Het is een reden om trots te zijn op ons land. Onze politici zijn gevoelig voor ontwapening, vrede en mensenrechten. HI heeft altijd gezegd dat het meer gaat om mensen dan om wapens. De kracht van ons middenveld en zijn goede con-tacten met het parlement heeft ook

meegespeeld. Na een persconferentie van HI, Netwerk Vlaanderen e.a., werd in de senaat prompt een wetsvoorstel inge-diend voor een verbod op die munitie. Het parlement plaatste het welzijn van de burgers boven elk ander argument. Toen een landmijnslachtoffer in het parlement kwam pleiten voor een verbod op clus-termunitie, kon je een speld horen vallen. De overtuigingskracht van de slachtof-fers was enorm. Omdat zij de beste pleit-bezorgers zijn van een verbod, bracht HI België hen samen in een groep om ook internationaal te gaan lobbyen. Het wer-den de Ban Advocates. In 2008 kregen ze tijdens de ondertekeningsconferentie van de Conventie inzake clustermunitie in Oslo een staande ovatie.

Ik ontmoette families die zo arm zijn dat ze hun kinderen uitsturen om in het bos bamboescheuten op te graven, ook al kennen ze het gevaar.

© T

im D

irven

, L

ao

s

Een clusterbom valt in de lucht uiteen

in vele kleine bommen, submunitie.

Het geografi sch bereik van de bom is

dus groot. Hierdoor worden - zonder

onderscheid - militaire doelwitten én

burgers getroffen. Bovendien ontploft niet

alle submunitie meteen, zodat ze vele

jaren blijft liggen, totdat ze plots ontploft

bij aanraking. Slachtoffers zijn vaak boeren

en spelende kinderen. Volgens Handicap

International zijn 98% van alle bevestigde

slachtoffers van clustermunitie burgers.

Een landmijn ontploft bij ‘aanraking’

of druk. Een sensor registreert dat

de mijn met iets in contact komt.

Antipersoonsmijnen worden vlak onder

de grond begraven en ontploffen als er

een persoon overheen loopt. Doel is het

slachtoffer te verminken maar niet te

doden. Antivoertuigmijnen gaan pas af als

er iets overheen gaat dat zwaarder is dan

een paar honderd kilo, zoals een auto of

een tank.

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 27

VEILIGHEID

• Februari 2005:

HI roept op tot een verbod

op clustermunitie

• Juni 2006:

België verbiedt als eerste

land clustermunitie

• November 2006:

HI publiceert rapport Fatal Footprint:

98% van de slachtoffers van

clustermunitie zijn burgers

• Februari 2007:

Conferentie in Oslo over clustermunitie

• September 2007:

HI lanceert het project Ban Advocates

• Mei 2008:

Onderhandelingsconferentie in

Dublin over clustermunitie

• December 2008:

Ondertekeningsconferentie in

Oslo over clustermunitie

• Augustus 2009:

Conventie inzake clustermunitie

treedt in werking

• November 2010:

Eerste rapport van de Cluster

Munition Monitor

• September 2011:

Tweede bijeenkomst van

Verdragspartijen in Beiroet, Libanon

HET OSLO-

PROCES VOOR DE

CONVENTIE INZAKE

CLUSTERMUNITIE

Sept

ede

gspVe

Twe

dra

O

O

IN

U

E

DE

AK

TI

R

Z

NI

Niet alle landen willen

meestappen in de strijd tegen

landmijnen en clustermunitie.

Wie zijn de slechte leerlingen en

waarom?

Kadhafi gebruikte mijnen en clustermuni-tie, maar de Libische rebellen engageer-den zich om af te zien van clustermunitie. Dat een land als Thailand clustermunitie inzet tijdens een grensconfl ict tegen Cam-bodja is erg verontrustend. Staten die zich bedreigd voelen zeggen vaak dat ze geen clustermunitie zullen gebruiken als ze niet worden aangevallen, maar ze komen er niet toe de munitie uit hun militaire arse-naal te bannen. Zo bijvoorbeeld sommige landen in Oost-Europa, want ze weten dat de Russische Federatie clustermunitie heeft en openlijk zegt die nodig te hebben. Ook grootmachten als de VS en China blij-ven zweren bij clustermunitie. Ze zijn zich bewust van de vernietigende impact op mensen, maar willen ze toch niet helemaal verbieden. Dat is onaanvaardbaar.

Elk land moet stap voor stap en uiteinde-lijk voorgoed afstappen van clustermuni-tie. Onder Obama heeft de VS een eerste stap gezet door het transport te beper-ken. We hopen dat de VS spoedig zal toetreden tot het landmijnenverdrag om nadien ook af te zien van clustermunitie.

Besteden onze politici er nog

genoeg aandacht aan?

In België blijven ze zich inzetten voor de uitvoering van de conventies, in het bijzon-der door ontmijning en het steunen van slachtoffers. België verstevigt nog altijd zijn engagement. We hopen dat de mid-delen beschikbaar zullen blijven. Bij het grote publiek is de aandacht inderdaad wat afgenomen, maar ze wordt helaas tel-kens weer wakker geschud bij gebruik, zoals nu in Libië. HI is daar onmiddellijk de bevolking gaan waarschuwen voor mijnen. En het kan niet genoeg worden herhaald: slachtoffers blijven hun leven lang aandacht vragen, maar krijgen niet altijd de steun waar ze recht op hebben. HI heeft in vele landen rehabilitatiecentra, waar slachtoffers van mijnen en cluster-munitie terecht kunnen. Ze hebben nood aan medische zorg en rehabilitatie, maar ook aan psychologische begeleiding, werk, een waardige plaats in de samen-leving en inspraak bij slachtofferonder-steuning. Ons netwerk werkt niet alleen op het terrein. We proberen voortdurend staten te overtuigen toe te treden tot de

verdragen, ze om te zetten in de praktijk en vooral de slachtoffers nog effi ciënter te ondersteunen.

Stel dat landmijnen en

clustermunitie volledig verdwijnen

uit het mondiaal militair arsenaal.

Is de strijd van Handicap

International dan gestreden?

Neen, want zolang er munitie ligt, moeten we het ruimen en zal HI blijven waarschu-wen voor de gevaren. Bovenal zullen de vele slachtoffers nog hun hele leven moe-ten kunnen rekenen op ondersteuning. HI wil handicaps voorkomen waar moge-lijk en heeft daarom ook aandacht voor geweld door andere wapens, verkeers-veiligheid, de gezondheid van moeder en kind, de zorg voor zwangere moeders, enz. HI wil ook dat de Conventie voor de Rechten van Personen met een Handicap in de praktijk wordt omgezet. De strijd zal nooit gestreden zijn.

THOMAS HIERGENS

Ban advocate Aynalem Zenebe (18) verloor een been toen een clusterbom haar school in Mek’ele,

Noord-Ethiopië, in vuur en vlam zettev. Ook haar broer en twee zussen raakten gewond. “Thuis

spreken we niet meer over die bewuste dag. We worden er liever niet aan herinnerd.”

Toen een landmijnslachtoffer in het parlement kwam pleiten voor een verbod op clustermunitie, kon je een speld horen vallen.

© Gaël Turine / Handicap International

28 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

VEILIGHEID

HAND IN HANDmet verpleegsters uit Congo

Zeven jaar geleden stapte het Sint-Vincentiusziekenhuis

Deinze in Memisa’s project Ziekenhuis voor Ziekenhuis.

Het ging een partnerschap aan met het ziekenhuis in

Kasongo-Lunda in DR Congo. Hoofdvroedvrouw Sabine

getuigt over hoe ze met volle overgave richting geeft aan de

samenwerking tussen beide ziekenhuizen.

Wie ?Sabine Van De Vyver,

hoofdvroedvrouw Sint-

Vincentiusziekenhuis Deinze

Wat ?stapt mee in Ziekenhuis

voor Ziekenhuis van

ngo Memisa

Waarom ?om de zorg in het ziekenhuis

van Kasongo-Lunda in

DR Congo te verbeteren

H et was een jeugddroom om ooit iets t e kunnen doen in een ont-wikkelingsland. Ik moest dan ook niet lang nadenken om mijn

schouders onder dit project te zetten. Van meet af aan was het duidelijk dat de betrok-kenheid van alle lagen binnen het zieken-huis essentieel was, wilden we dit project laten groeien.Ons partnerziekenhuis in Kasongo-Lunda werd pas echt tastbaar toen ik op inleefreis ging naar Congo. Dankzij een getuigenis recht uit mijn hart, voelde iedereen, van de directie tot de verpleegkundigen en de mensen uit de onderhoudsploeg, zich betrokken bij het wel en wee van onze col-lega’s in Kasongo-Lunda.Onze eerste acties kregen vorm. Het des-sertenbuffet, waarvoor elke afdeling één dag verantwoordelijk was, werd een krach-tig middel om de collega’s bij het project te betrekken. Doorheen het ziekenhuis hin-gen we foto’s van Kasongo-Lunda op. De betrokkenheid met Kasongo-Lunda had een plaats gekregen in het hart van vele medewerkers. Een golf van solidariteit trok door ons ziekenhuis.Begin 2011 lanceerden we een ‘fata mor-gana’. We gingen met een promotiefi lmpje langs op teamvergaderingen en bij het directiecomité, en we verspreidden het via intranet.

We installeerden spinningfi etsen en probeer-den de kilometers tussen onze twee zieken-huizen te overbruggen. Dankzij de gespierde kuiten van artsen, directie, vroedvrouwen, verpleegkundigen en andere medewerkers, maar ook met de héél belangrijke steun van het gemeentebestuur, OCMW-raadsleden, brandweer en politie, vond ons project grote weerklank in Deinze. Zelfs een heel bejaar-dentehuis sprong solidair mee op de fi ets. Zo reden we samen met gemak tot in Congo, zelfs bijna heen en terug.

Natuurlijk zijn er mensen die onze hulp een druppel op een hete plaat vinden. Soms denk ik dat ze niet helemaal onge-lijk hebben, maar diep vanbinnen weet ik dat de vrijwillige inzet van velen vaak leven of dood betekent voor de zieken in Kasongo-Lunda. Ik blijf er in geloven dat het beekje van solidariteit dat ontstaan is, mag uitgroeien tot een kabbelende stroom ver buiten onze grenzen!

In mei 2011 trok ik met Memisa en mede-werkers uit andere Belgische ziekenhuizen opnieuw naar Congo. Ik kwam terug met een rugzak vol schrijnende verhalen, maar ook met tekenen van hoop.Schrijnend is het beeld van de verlos-kamer waar het bloed uit Muheka’s buik gutst. Door een baarmoederruptuur vocht de 16-jarige vrouw voor haar leven. Of de wenende Malewa, een 4-jarige peuter die werd behandeld voor malaria. Ze lag er subcomateus in een ziekenzaal met nog tientallen andere ‘zieke’ kinderen.Maar er was hoop als ik ontroerd merkte dat spuiten en naalden niet meer naast maar in de vuilbak liggen, dat een vroedvrouw lief-devol haar hand op die van de jonge moe-der ‘in arbeid’ legt en er niet meer bovenop kruipt om de baby eruit te duwen, dat ver-pleegkundigen enthousiast meedoen met mijn workshop rond handhygiëne.Natuurlijk kan nog veel veranderen, maar die kleine tekenen van hoop zijn zo ongelo-felijk hartverwarmend dat ze me de kracht geven om te blijven getuigen, te blijven geloven dat dit partnerschap geen druppel op een hete plaat is, maar het begin kan zijn van zaad dat gaat kiemen.

© S

. Van

de V

ijver

ONLINEwww.memisa.be

Diep vanbinnen weet ik dat de vrijwillige inzet van velen vaak leven of dood betekent voor de zieken in Kasongo-Lunda.

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 29

OP STAP MET

Puntkomma

Aanpassing organisatiestructuurDe aanpassing van de organisatiestructuur is noodza-kelijk omdat BTC de kwaliteit van zijn dienstverlening wil blijven verbeteren. De herstructurering is ook nodig omdat de middelen voor de bilaterale samenwerking, de budgetten per land en per project explosief gegroeid zijn en ook in de toekomst zullen blijven groeien. Via res-ponsabilisering, decentralisatie en interdepartementale samenwerking wil BTC zijn professionele expertise optimaal inzetten.

Verantwoordelijkheid naar de partnerHet nieuwe hulpparadigma legt de nadruk op eigenaar-schap en afstemming op de lokale systemen van de begun-stigde landen. BTC schreef een vademecum over ‘nationale uit-voering’ van projecten, waarbij de verantwoordelijkheid voor het fi nanciële beheer en de overheidsopdrachten aan de part-ner wordt toevertrouwd na een uitgebreide capaciteitsanalyse en mits periodieke audits. De toepassing van dat systeem leidt er toe dat BTC steeds minder directe greep en invloed heeft op het uitvoeringstempo en de bestedingsgraad van de pro-gramma’s en projecten.

Fraude en corruptieFraude en corruptie zijn in de sector van de ontwikkelingssa-menwerking blijvende aandachtspunten. BTC stelde in 2010 een actieplan op waarin sensibilisering, preventie, controle en sanctionering van fraude en corruptie worden gecombineerd. Een belangrijk wapen in de strijd tegen fraude en corruptie is transparante communicatie. Daarom publiceert BTC een lijst met de fraudegevallen van het afgelopen jaar.

publiceert zijn jaarverslag 2010Voor het derde jaar op rij stelt BTC, het uit-

voerend agentschap van de Belgische Ont-

wikkelingssamenwerking, zijn jaarverslag op

in de vorm van een duurzaamheidsverslag.

BTC concentreerde zich in 2010 op drie grote

acties: de aanpassing van de organisatie-

structuur, de grotere verantwoordelijkheid

van de lokale partners bij de uitvoering van

de samenwerkingsprogramma’s en het actie-

plan voor de strijd tegen fraude en corruptie.

Download het BTC-jaarverslag 2010 opwww.btcctb.org

BTC

30 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3

Sinds maart 2011 trekt een grote

cholera-epidemie westwaarts

door DR Congo. Het ministerie

van gezondheid spreekt van

een ramp op nationale schaal

en vraagt om hulp. De Belgische

Ontwikkelingssamenwerking

maakt 43.000 euro vrij via het

noodfonds voor rampen van het

Rode Kruis en de Rode Halve

Maan. Dat moet de epidemie

helpen terugdringen.

S inds 10 jaar wordt DR Congo

geteisterd door cholera-epide-

mieën. Meestal brak de ziekte

uit in Oost-Congo, in de provincies

Zuid-Kivu en Katanga, maar nu woedt

ze vooral in West-Congo. De cholera-

epidemie brak uit in maart in Kisangani

(1402 gevallen, 70 doden) en ver-

spreidt zich westwaarts via de Congo-

stroom naar Bandundu, Equateur en

Kinshasa. Daar trof de ziekte begin juli

al respectievelijk 1223 personen (66

doden), 525 personen (44 doden) en

35 personen (6 doden).

Het Rode Kruis en de Rode Halve

Maan verlenen hulp aan de slachtof-

fers van de epidemie. Het gros van de

acties is erop gericht de verdere ver-

spreiding van de ziekte te voorkomen.

Met gerichte informatiecampagnes en

de ontsmetting van boten, publieke

gebouwen en huizen van geïnfecteerde

personen probeert men de ramp terug

te dringen. In een reusachtig en moei-

lijk doordringbaar land als DR Congo

is een dergelijke epidemie bestrijden

geen sinecure.

De Belgische Ontwikkelingssamenwer-

king heeft beslist 43.000 euro vrij te

maken in het kader van het DREF, het

noodfonds van de Internationale Fede-

ratie van Rode Kruis- en Rode Halve

Maanverenigingen voor hulpoperaties

bij rampen.

Belgische Ontwikkelings-samenwerking

bestrijdt

CHOLERA-

UITBRAAK IN

DR CONGO

Jaarverslagvan de Belgische

Ontwikkelingssamenwerking

H et eerste deel van het verslag schetst de grote dossiers, tendensen en verande-ringen waarbinnen de belangrijkste activiteiten van de Belgische Ontwikkelings-samenwerking in 2010 plaatsvonden. Wat was de specifi eke bijdrage van België op de Millenniumtop in New York? Welke punten heeft België op de internationale

agenda gezet in het kader van het EU-voorzitterschap? Op welke manier leert de Belgische Ontwikkelingssamenwerking uit evaluaties en kennisplatformen?Het tweede deel gaat specifi ek in op de acht Millenniumdoelen. Na een korte schets van de mondiale stand van zaken, beschrijft het verslag per Millenniumdoel de inspanningen van Bel-gië op dat vlak. Zwart op wit bewijzen en berekenen in welke mate België heeft bijgedragen tot een specifi ek Millenniumdoel is niet realistisch. Daarom wil dit verslag het Belgische aandeel aantonen via een exemplarische, niet-exhaustieve aanpak, die een reëel inzicht biedt in de werking en resultaten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking..

Het verslag is een samengaan van twee verslagen: het jaarverslag

van DGD en de jaarlijkse rapportage aan het Parlement over de

Belgische bijdrage aan het behalen van de Millenniumdoelen.

Het Jaarverslag 2010 is gratis beschikbaar in het Nederlands, Frans en Engels. Bestellen kan via [email protected]

of downloaden op www.dg-d.be

dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 31

Nog voor het einde van dit

jaar zal de wereldbevolking

de kaap van 7 miljard

mensen overschrijden.

In 1999 werd de grens

van 6 miljard mensen

overschreden.

H et zal volgens onderzoe-kers nog eens veertien jaar duren alvorens we met 8 miljard zijn. Daarna zou de

groei afvlakken en omstreeks 2100 sta-biliseren op 9 à 10 miljard.

De huidige groei is vooral toe te schrij-ven aan Afrika, waar vrouwen gemid-deld bijna vijf kinderen krijgen. China heeft het hoogste inwonertal, met 1,33 miljard mensen. India, waar nu 1,17 mil-jard mensen wonen, zal naar verwach-ting zijn buurland inhalen in de loop van de komende decennia.

Om de aarde leefbaar te houden, zul-len we hoe dan ook ons consumptie-patroon moeten aanpassen. Vandaag al rijden 1 miljard auto’s op onze wegen.

© f

arm

3 -

fl ickr

DGD - DIRECTIE-GENERAAL

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel

Tel. +32 (0)2 501 48 81 • Fax +32 (0)2 501 45 44

E-mail : [email protected]

www.diplomatie.be • www.dg-d.be