Dimensie 3 nr. 2004/1 (januari-februari 2004)TWEEMAANDELIJKS - JANUARI/FEBRUARI 2004 1 HET BLAD VAN...

16
Bureau de dépôt Bruxelles X DGOS DGOS Directie –Generaal Ontwikkelingssamenwerking FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Directie –Generaal Ontwikkelingssamenwerking FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 18 partner- landen voor de bilaterale samenwerking DIMENSIE 3 HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING TWEEMAANDELIJKS - JANUARI/FEBRUARI 2004 1 Aids, de kanker van de ontwikkelings- landen Kinderhandel: kinderen van de rekening Afgiftekantoor Brussel X Verantw. Uitg.: Martine Van Dooren, Karmelietenstraat 15 – B-1000 Brussel P308613

Transcript of Dimensie 3 nr. 2004/1 (januari-februari 2004)TWEEMAANDELIJKS - JANUARI/FEBRUARI 2004 1 HET BLAD VAN...

  • Bur

    eau

    de d

    épô

    t B

    ruxe

    lles

    X

    DGOSDGOS Directie –Generaal OntwikkelingssamenwerkingFEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKINGDirectie –Generaal OntwikkelingssamenwerkingFEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

    18 partner-landen voor

    de bilateralesamenwerking

    D I M E N S I E3HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKINGTWEEMAANDELIJKS - JANUARI/FEBRUARI 2004 1

    Aids, de kanker van deontwikkelings-

    landen

    Kinderhandel:kinderen

    van de rekening

    Afg

    iftek

    anto

    or

    Bru

    ssel

    X

    Verantw. Uitg.: Martine Van Dooren, Karmelietenstraat 15 – B-1000 Brussel

    P308613

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 2

    In dit nummer

    18 partnerlanden voor de bilaterale samenwerking

    D I M E N S I E3

    18 partnerlanden 2voor de bilaterale samenwerking

    Aids, 4de kanker van de ontwikkelingslanden

    Onderlinge ziekteverzekeringen 6in West-Afrika solidariteit, voorzorg en gezondheidszorg

    Kinderhandel: 10kinderen van de rekening

    Zuidkaap: 13De Afrikaanse film in de kijker Een regisseur, een festival,een audiovisueel project…

    Millenniumdoelstellingen ! 16VN lanceren campagne in Europa

    Foto omslag : © Novo Mundo / Dakar

    Dimensie 3 – DGOS – 01/2004

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 3

    18 Partnerlanden

    • de impact en de zichtbaarheid van de Belgische samenwer-king;

    • de kwaliteit van de portefeuille aan ontwikkingsprojecten;• de kwaliteit van de dialoog met het betrokken land ;• de kwaliteit van de coördinatie met de andere donors.

    Met Bangladesh, Ethiopië, Ivoorkust, Burkina Faso, Cambodja, Laosen de Southern African Development Community (SADC) wordtde bilaterale samenwerking stopgezet, met respect voor de eerderaangegane verbintenissen met deze landen.

    Het feit dat deze zes landen en regionale organisatie niet meerbehoren tot de partnerlanden van de directe bilaterale samenwer-king sluit evenwel niet uit dat ze in aanmerking kunnen komen voor

    andere hulpkanalen, zoals bijvoorbeeld noodhulp, initi-atieven van conflictpreventie, multilaterale of indirec-te samenwerkingsinitiatieven.

    Met dit concentratiebeleid sluit België aan bij deinternationale tendens die ook merkbaar is bijandere donorlanden zoals Nederland,Denemarken enz. Deze politiek heeft tot doel deefficiëntie en de impact van de bilaterale ontwik-kelingssamenwerking te verbeteren en in debetrokken landen beter het verschil te kunnenmaken op het terrein. De hoofddoelstelling, name-lijk de armoedebestrijding op duurzame wijze,

    blijft hierbij prioritair.

    De herziening van de lijst van de prioritaire partnerlanden voorde bilaterale samenwerking is een beslissing van de ganse regering in voorafgaand overleg met alle met het buitenlandbetrokken departementen. ■

    p voorstel van Marc Verwilghen, minister vanOntwikkelingssamenwerking,keurde de ministerraad van7 november 2003 een ontwerp van koninklijk besluitgoed rond de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

    Bij de keuze van de 18 partnerlanden werduitgegaan van

    • de huidige lijst van partnerlanden,• de absolute prioriteit die in het regeerakkoord wordt gege-

    ven aan Centraal-Afrika, meer bepaald Congo, Rwanda enBurundi die door genocide en oorlog tot de armste gebiedenin de wereld behoren;

    • de armoedegraad in de betrokken landen (HumanDevelopment Index van UNDP)

    • de wenselijkheid om in elk continent waar onzeontwikkelingssamenwerking momenteel actief isaanwezig te blijven;

    • de wenselijkheid om te komen tot een reëleconcentratie van de beschikbare middelen

    De selectie van de prioritaire landen is gebaseerd op dewet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internatio-nale samenwerking en een evaluatie van onze samenwer-king met de 25 partnerlanden over de laatste 5 jaren,door de diensten van de Directie-generaal Ontwikkelings-samenwerking.

    Bij deze evaluatie werd bijzondere aan-dacht geschonken aan :

    • de omvang van onze samenwerking met de betrokken landen;• ons aandeel in de totale bilaterale hulp aan het land;• de ervaring bij het identificeren, formuleren en uitvoeren van

    projecten;

    1. Democratische Republiek Congo 2. Rwanda 3. Burundi 4. Uganda 5. Tanzania 6. Zuid-Afrika

    7. Mozambique 8. Palestina 9. Marokko

    10. Algerije 11. Benin 12. Niger

    13. Senegal 14. Mali 15. Vietnam 16. Peru 17. Ecuador 18. Bolivia

    Armoede-bestrijding

    op duurzamewijze blijft

    prioritair.

    De Belgische bilaterale samenwerking zal zich voortaan toespitsten op de volgende18 landen:

    Het regeerakkoord van 10 juli 2003 voorziet dat “het aantal concentratielanden teruggebracht zal

    worden van 25 tot hoogstens 18”. Dit dient bij te dragen tot een grotere concentratie van de

    beschikbare middelen voor de bilaterale ontwikkelingssamenwerking.

    O

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 4

    Aids

    lke vorm van ontwikkelingssamenwerking zonderde strijd tegen aids als speerpunt is dan ookgedoemd om te mislukken. Daarom is het voor mijeen absolute prioriteit die gestalte zal krijgen op

    drie vlakken: meer middelen; nauwere samenwerking metUNAIDS en proberen het verschil te maken in een aantal prio-ritaire landen (bv. in Centraal-Afrika).

    Wat betekent dit concreet? Om te beginnen zal onze bijdrage aanhet ‘Global Fund against HIV/AIDS,TBC and Malaria’ tijdens dezelegislatuur zeer aanzienlijk opgetrokken worden. Het streefdoel isambitieus: een verdubbeling van onze bijdrage, die sinds de oprich-ting van het fonds in 2001, jaarlijks 5,9 miljoen euro bedraagt.

    De keuze van het Global Fund is een zeer bewuste keuze en kadertin de politiek dat financiële middelen die worden gebruikt voorontwikkelingssamenwerking moeten worden aangewend doororganisaties die werken met transparante structuren. Ten tweededient de doelstelling aan te sluiten bij onze eigen prioriteiten envooral die van onze partnerlanden. In de selectie van de program-ma’s die in aanmerking komen voor financiering gebruikt hetGlobal Fund criteria die perfect aansluiten bij prioriteiten van deBelgische ontwikkelingssamenwerking met een sleutelrol vooronze partnerlanden. Dat laatste is van wezenlijk belang. Zij zullenimmers instaan voor het indienen van projectdossiers. Op diemanier laat België als donorland daadwerkelijk blijken dat partner-landen niet worden beschouwd als minderwaardige maar als gelijk-waardige partners.

    Uiteraard moeten de programma’s ingeschakeld zijn in het natio-nale beleid, en werken via de bestaande gezondheidssystemen. Ermoet een evenwicht bestaan tussen behandeling en preventie, eneen resultaatgericht beheer van de fondsen is cruciaal. Daarom zul-len additionele middelen vrijgemaakt worden voor die program-

    Aids,de kanker van de ontwiAids is een ramp. Niet alleen in de rijke landen. Maar daar wordt aids vooral als een gezond-

    heidsprobleem beschouwd. De verbeterde behandeling zorgt ervoor dat steeds minder hiv-geïn-

    fecteerden daadwerkelijk aids krijgen. Door deze verbeterde situatie verliezen we te vaak uit het

    oog dat de razendsnelle verspreiding van hiv/aids in een groot aantal ontwikkelingslanden onge-

    stoord verder woekert. Aids is daar niet alleen een ziekte maar tevens een ontwikkelingspro-

    bleem met implicaties in alle sectoren van het maatschappelijk en economisch leven. De ziekte

    tast niet alleen de relaties mannen en vrouwen aan maar creëert ook een probleem op het vlak

    van veiligheid.

    Afrika bezuiden de Sahara breekt in 2003 alweer het wereldrecordmet 26,6 miljoen besmette personen waaronder 5,3 miljoen alleenal in Zuid-Afrika. In dit land is onlangs een antriretroviraal programma gestart in de openbare gezondheidssector.

    E

    © W

    HO

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 5

    Aids

    ma’s die in de vorige fase de beste resultaten hebben gerealiseerd.Het warm water moet dus niet opnieuw worden uitgevonden.Maar de concrete keuze van projecten op het terrein is in handenvan onze partnerlanden.

    De inspanning van de internationale gemeenschap inzake aids-pro-gramma’s is de laatste jaren fors gestegen, en zal onder impuls vanhet Global Fund en andere internationale initiatieven de volgendejaren ongetwijfeld nog verder groeien. Om die grotere toevloedvan programma’s op een effectieve en coherente manier te kunnenaanwenden, is een bijkomende investering nodig in de capaciteitvan nationale gezondheidsministeries en lokale gezondheidsdien-sten. Deze investering dient om de bijdragen van de internationalegemeenschap te coördineren en in te schakelen in coherentenationale programma’s, en om deze programma’s te beheren, op tevolgen en te evalueren. Ik wil via UNAIDS bijdragen tot die capa-citeitsversterking en betere coherentie.

    In dat kader zal er een bijkomende enveloppe worden vrijge-maakt voor UNAIDS om de coördinatie, het beheer en de opvol-ging van aids-programma’s in onze prioritaire partnerlanden teondersteunen, bovenop deze huidige bijdrage die 2,5 miljoeneuro bedraagt (3,83% van het UNAIDS-budget). Dit moet hetpartnerland ook in staat stellen betere dossiers voor te leggenaan het Global Fund of andere internationale initiatieven. Ookhier moeten we ervoor zorgen dat onze partnerlanden over denodige know-how beschikken om als gelijkwaardige partner tekunnen werken met het donorland.

    In een aantal prioritaire partnerlanden, bv. inCentraal-Afrika, zullen we in samenwerking metUNAIDS, nagaan waar de grootste tekorten zijn, enonze programma’s daarop richten. In die landen waarBelgië behoort tot de grootste donors in de gezond-heidssector, willen we ook onze verantwoordelijkheidopnemen om de coördinatie en coherentie tussen dedonors te versterken. Indien het partnerland daaromvraagt, kan België in deze coördinatie een rol van lea-ding donor opnemen.

    Het kan niet de bedoeling zijn dat de bijkomendemiddelen blijven hangen op het niveau van nationalestructuren. De middelen moeten de plaatselijkegemeenschappen en lokale gezondheidsstructurenbereiken. De uitdaging is om de toegang van individu-ele gezinnen, mannen en vrouwen, adolescenten, totpreventiediensten en tot behandeling te vergroten.Het heeft geen zin om over lage prijzen te onderhan-

    delen met de geneesmiddelenindustrie, indien het gezondheids-systeem niet de capaciteit heeft om de geneesmiddelen te verde-len en om patiënten op te volgen, of indien de armste bevolkings-groepen géén toegang hebben tot het systeem. Dit wordt mijnbelangrijkste aandachtspunt in de aids-programma’s die we zullenondersteunen.

    Ten slotte zullen we in onze samenwerking ook meer middelenvrijmaken voor de opvang van weeskinderen ten gevolge van aids,en de specifieke problemen van adolescenten inzake toegang totreproductieve gezondheidszorg en aids-programma’s. Tot opheden lijkt de internationale gemeenschap mijns inziens daarvoorte weinig middelen te hebben vrijgemaakt.

    Acties op het terrein moeten gesteund zijn op dege-lijk wetenschappelijk onderzoek en research. Op ditvlak heeft België zonder twijfel een aantal troeven,zowel in het Instituut voor Tropische Geneeskunde,verscheidene universitaire centra, als in de privé-sector.België speelt reeds een belangrijke voortrekkersrolmet dr. Peter Piot.Vanuit ontwikkelingssamenwerkingzullen we de research ook verder blijven ondersteu-nen door een versterking van onze programma’s metde betrokken instellingen en het werken aan public-private partnerships. ■

    Marc VerwilghenMinister van Ontwikkelingssamenwerking

    Noot: de ontwerp-beleidsnota van DGOS over aids kon u inzien opwww.dgos.be Het definitief document zal de basis vormen voor hetBelgisch beleid terzake, en dit zowel voor de actoren op het terrein alsvoor de autoriteiten van de partnerlanden, de internationale instellin-gen en voor het publiek.Via een webforum op de DGOS-site kreeg hetpubliek de kans om te reageren op de ontwerp-beleidsnota. Die web-discussie was een primeur voor DGOS.

    ikkelingslanden

    ‘Met 3 miljoen mensen die aan aids bezweken, en 5 miljoen

    die besmet werden is 2003 het somberste jaar in de geschie-

    denis van de epidemie’, meldt het rapport ‘Aids Epidemic

    Update 2003’ van UNAIDS en de Wereldgezondheids-

    organisatie (WHO). Wereldwijd zijn er nu meer dan 40 mil-

    joen seropositieven. Tegen 2020 zal de ziekte meer doden

    hebben gemaakt dan de twee wereldoorlogen van de 20ste

    eeuw bij elkaar. ‘Onze huidige globale inspanningen tegen de

    epidemie blijven volkomen ontoereikend’, constateert

    Dr.Peter Piot,hoofd van UNAIDS.‘De strijd tegen aids staat op

    een keerpunt’, zegt het rapport. ‘Ofwel stellen we ons tevre-

    den met kleine vooruitgangen hier en daar. Ofwel proberen

    we de epidemie met alle middelen te bestrijden, met onze

    kennis en ons engagement’. WHO en haar partners heeft

    inmiddels een globale strategie ontwikkeld, het zogenaamde

    ‘3 x 5’ plan om de antiretrovirale behandelingen tegen 2005

    toegankelijk te maken voor 3 miljoen personen.MDW

    Voor de aids-

    weeskinderenin Afrika moethet ergste nog

    komen.Vandaag zijn

    er reeds 11 miljoen,

    in 2010 zullen ze met 20 miljoen

    zijn.

  • Op 9 oktober 2003 organiseerde de Belgische Raffeisenstichting vzw (BRS) in samenwerking met het

    Centrum voor Sociale Economie (Universiteit van Luik), het Hoger Instituut voor de Arbeid

    (KULeuven),de Belgische Technische Coöperatie (BTC) en DGOS een seminarie in het Egmontpaleis

    in Brussel.Aan het seminarie namen niet alleen mensen uit de politieke en universitaire wereld deel,

    maar ook vertegenwoordigers van ngo’s en privé-verzekeringsmaatschappijen. Het had als doel les-

    sen te trekken uit de Belgische ervaringen met onderlinge ziekteverzekeringen in de ontwikkelings-

    landen, in het bijzonder in West-Afrika.

    DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 6

    Onderlinge ziekteverzekeringen

    Toegang tot gezondheidszorg Al decennialang beschouwen regeringen in heel de wereld toegang totgezondheidszorg als een individueel basisrecht.Toch zijn vandaag nogaltijd miljoenen mensen uitgesloten van de gezondheidszorg, vooral in

    Onderlinge ziekteverzekeringenin West-Afrika solidariteit, voorzorg en gezondheidszorg

    Afrika. In deze regio hebben de onafhankelijk geworden Staten zichertoe verbonden het zorgaanbod te verbeteren, onder meer dooriedereen nagenoeg gratis toegang te bieden tot de gezondheidsinfra-structuur en zich daarbij te baseren op het model van de verzorgings-

    © Novo Mundo / Senegal

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 7

    Onderlinge ziekteverzekeringen

    staat dat de industrielanden hanteren. Deze pogingen om een westerssysteem te kopiëren, bleken algauw onhaalbaar, want ze hielden geenrekening met de zware druk op de overheidsfinanciën van deze landen.

    Toen bleek dat een door de Staat georganiseerde gezondheidszorgfaalde, lanceerden de Wereldgezondheidsorganisatie en UNICEF het“Bamako-initiatief ”, dat als doel had « de hele bevolking toegang te bie-den tot basisgezondheidszorg en het vertrouwen van de gebruikers in degezondheidsdiensten te herstellen ». Daartoe werden lokale comitésopgericht voor het beheer van de gezondheidscentra. Deze nieuwebeleidsmaatregelen maakten de zorg toegankelijker, onder meerdankzij de uitbouw van privé-structuren. De rechtstreekse facture-ring aan de patiënten vormde echter een obstakel voor het grootstedeel van de bevolking, dat tot dan toe geen enkele georganiseerdesociale bescherming genoot (dat was het voorrecht van de ambte-naren en van sommige werknemers uit de formele privé-sector).

    Vandaar rijst de essentiële vraag: hoe kan er een collectieve oplossingaangeboden worden voor financiering en toegang tot kwaliteitszorg bui-ten een overheidssysteem om? Door de toegang tot gezondheidszorgte organiseren op collectieve basis, zijn de onderlinge ziekteverze-keringen in de ontwikkelingslanden één van de meest veelbeloven-de manieren om die vraag te beantwoorden. Hun opdracht is dui-delijk: het ziekterisico “mutualiseren” tussen hun leden.

    De werking van de onderlinge ziekteverzekeringen Onderlinge ziekteverzekeringen zijn privé-organisaties (vaak onder-steund door ngo’s of mutualistische bewegingen uit het Noorden) diebinnen een regio of een beroepsgroep zoveel mogelijk mensen pro-beren te verzamelen om het ziekterisico te delen. Dat betekent con-creet dat, wie zich vrijwillig aansluit bij een onderlinge ziekteverzeke-ring, in ruil voor een regelmatige (jaarlijkse of maandelijkse) bijdrage,die voor iedereen dezelfde is, de waarborg krijgt dat de gezondheids-kosten die zijn familie tijdens het jaar oploopt, gedekt worden (waar-bij het terugbetalingspercentage en de dekkingen uiteenlopen).

    Er zijn twee mogelijkheden: ofwel wordt de onderlinge ziektever-zekering opgericht door de zorgverstrekkers, ofwel wordt zeopgericht en beheerd door de aangesloten patiënten en gaat hetinitiatief dus uit van de vraagzijde. In het tweede geval fungeert deonderlinge ziekteverzekering als tussenschakel tussen de zorgver-strekker en het lid, en kunnen er “contracten” gesloten wordentussen de onderlinge ziekteverzekering en een zorgcentrum,waardoor de leden gunsttarieven genieten.

    Twee basiskenmerken onderscheiden de onderlinge ziekteverzeke-ringen van een klassiek privé-verzekeringssysteem. Enerzijds stre-ven deze organisaties geen winst na, maar dienstverlening aan degemeenschap (toegang tot gezondheidszorg). Het eventuele surpluswordt geherinvesteerd in diensten aan de leden (uitbreiding van degedekte zorg, verhoging van het terugbetalingspercentage, investe-ring in de organisatie, …).Anderzijds is hun interne werking geba-seerd op de actieve participatie van de leden, op basis van de regel“één persoon - één stem”. Door dit democratische beheer houdende onderlinge ziekteverzekeringen zich niet alleen bezig met de

    collectieve organisatie van de toegang tot gezondheidszorg, maardragen ze ook bij tot de sociale ontwikkeling van de regio.

    De belangrijkste hinderpalen Ondanks het potentieel van deze solidaire organisaties zijn er ontegen-sprekelijk bepaalde hinderpalen die de onderlinge ziekteverzekeringenafremmen in hun ontwikkeling. In de eerste plaats veroorzaakt de wer-king van de onderlinge ziekteverzekeringen op basis van een verze-keringsmodel problemen die zich voordoen bij alle verzekeringssy-stemen, zoals overconsumptie in de gezondheidszorg (zowel bij dezorgverstrekkers als bij de patiënten), kosteninflatie (de premies diein het begin van het jaar worden betaald,zijn te laag in vergelijking metde uitgaven in dezelfde periode) en fraude (bij de leden, de niet-ledenen de zorgverstrekkers). De eigen context van de ontwikkelingslan-den brengt evenwel drie specifieke problemen mee.

    Ten eerste , bepaalt het solidariteitsbeginsel dat de leden van eenonderlinge ziekteverzekering die in goede gezondheid verkeren,mee de gezondheidszorg van de zieke leden betalen. Gezien dedagelijkse strijd die ze moeten voeren om te overleven, begrijpende armen echter niet waarom ze regelmatig zouden moeten beta-len voor diensten waarvan ze in de loop van het jaar misschiengeen gebruik zullen maken. Voorzorg inzake gezondheid maakt geendeel uit van hun cultuur. Dat verklaart gedeeltelijk de aanzienlijke

    achterstand bij de betaling van de lidmaatschapsbijdragen (wat hetvoortbestaan van de organisatie in gevaar brengt).

    Ten tweede, zijn diegenen die willen toetreden tot een onderlingeziekteverzekering, vaak ook diegenen met het grootste ziekterisi-co, voorzover toetreding niet verplicht is. De mutualisering van derisico’s kan echter alleen werken als het aantal “gezonde” ledenvoldoende hoog is. In dat opzicht bemoeilijkt de aids-epidemie inde ontwikkelingslanden (vooral dan in Afrika) de situatie nog.

    Ten derde, kan de geringe dekking van de onderlinge ziekteverze-keringen verklaard worden door het negatieve imago van de geor-ganiseerde gezondheidszorg. De bevolking heeft geen vertrouwenin de zorgverstrekkers: ze verwijt hun vooral gebrek aan professio-

    Dispensarium van Banfora in Burkina Faso.

    © N

    ovo

    Mun

    do/B

    urki

    na F

    aso

  • DGOS voert via de diverse samenwerkingskanalen

    acties uit ter ondersteuning van de onderlinge ziekte-

    verzekeringen. We kunnen hiervan onmogelijk een vol-

    ledig overzicht geven. Bovendien zijn een aantal inter-

    venties geïntegreerd in grotere programma’s waarbij de

    steun aan de onderlinge ziekteverzekeringen deel

    uitmaakt van een grootschaliger programma voor de

    algemene versterking van de institutionele, financiële

    en/of organisatorische capaciteiten.

    ➞ Directe bilaterale samenwerking

    • Steun aan Benin bij de oprichting en ontwikkeling van

    sociale zekerheidskassen voor de informele sector in

    Cotonou en Parakou.

    • In Guinee: steun aan een onderlinge ziekteverzekering

    via het Tegenwaardefonds.

    • In Laos heeft het SSO-project (Social Security Office)

    betrekking op de capaciteitsversterking van een

    onderling ziekteverzekeringssysteem voor de loon-

    trekkenden uit de overheidssector, met een mogelijke

    uitbreiding naar de privé-sector.

    ➞ Indirecte bilaterale samenwerking

    De interventies zijn hier het werk van Belgische ngo’s en

    hun lokale partners. Enkele voorbeelden:

    • FCD-Solidarité Socialiste: in Burkina Faso, met steun

    aan ASMADE (Association Songui Manegré/Aide au

    Développement Endogène, Inheemse Ontwikkelings-

    hulp) en Promo-Femmes, en in Senegal, met de lokale

    partner APROFES (Association pour la Promotion de

    la Femme Sénégalaise, Vereniging voor de Promotie

    van de Senegalese Vrouw).

    • Wereldsolidariteit/Solidarité Mondiale: uitbouw van de

    onderlinge ziekteverzekeringen in Gitega (Burundi);

    onderlinge financiering in de gezondheidszones van het

    zuiden in de Democratische Republiek Congo (DRC).

    • Louvain Développement: betere toegang tot gezond-

    heidszorg voor de plattelandsbevolking in de Beninse

    provincie Mono en in Togo.

    • En verder: de ondersteuningsprogramma’s voor

    onderlinge systemen van MEMISA en CDI Bwamanda

    in de DRC en Mauritanië, en de ngo FOS in El

    Salvador, Honduras en Nicaragua.

    ➞ Multilaterale samenwerking

    Het STEP-programma (Strategieën en Technieken tegen

    Sociale Uitsluiting en Armoede) van het IAB (Internationaal

    Arbeidsbureau) heeft als doel de sociale ontwikkeling te

    bevorderen om bij te dragen tot de strijd tegen armoede

    en sociale uitsluiting, en helpt mee om de cohesie en de

    sociale bescherming te versterken. STEP organiseert die

    activiteiten in de vijf continenten. Daarbij ligt de nadruk

    vooral op microverzekering.We onderstrepen dat België,

    de voorloper van dit programma eind jaren 90, zijn bijdra-

    ge aan STEP in belangrijke mate voortzet.

    ➞ Belgisch Overlevingsfonds

    Momenteel lopen er drie programma’s. Het eerste wordt

    uitgevoerd door Wereldsolidariteit en omvat de verster-

    king van de mutualistische systemen in vijf West-

    Afrikaanse landen: Mali, Burkina Faso, Benin, Senegal en

    Ivoorkust, via hun partners PROMUSAF (Programme

    d’Appui aux Mutuelles de santé en Afrique de l’Ouest,

    Ondersteuningsprogramma voor de Onderlinge

    Ziekteverzekeringen in West-Afrika) en PARESOC

    (Programme Afrique d’Economie Sociale,Afrika-program-

    ma voor Sociale Economie). Het tweede is een initiatief

    van Louvain Développement en is een programma voor

    de geïntegreerde bestrijding van voedselonzekerheid in

    twee gemeenten in Atokara (Benin) dat een luik ’ziekte-

    verzekering’ omvat. Het derde dat onlangs goedgekeurd

    werd is bestemd voor vier gemeenten in de Burundese

    provincie Ngozy.

    ➞ Steun aan wetenschappelijke instellingen

    Voor 2004 is beleidsondersteunend onderzoek gepland

    over het thema “Lutte contre la pauvreté et HIV/SIDA:

    rôle des Institutions de Microfinance et des

    Organisations Mutuelliste de Santé” (Strijd tegen armoe-

    de en hiv/aids: rol van de microfinancieringsinstellingen en

    de onderlinge ziekteverzekeringen), een studie van het

    Hoger Instituut voor de Arbeid in Leuven.

    DGOS ondersteunt eveneens het onderzoeksprogramma

    van het Instituut voor Tropische Geneeskunde in

    Antwerpen: ‘Access to care’: toegang tot basisgezond-

    heidszorg in de ontwikkelingslanden. ■

    Charles Tollenaere (DGOS)

    DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 8

    Onderlinge ziekteverzekeringen

    De interventies van DGOS in ziekteverzekering

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 9

    Onderlinge ziekteverzekeringen

    nalisme en vindt het contact tussen de patiëntenen het verzorgend personeel onpersoonlijk. Demotivatie van individuen om zich aan te sluiten bijeen onderlinge ziekteverzekering hangt dus ook afvan de kwaliteit van de zorg waartoe dat lidmaat-schap toegang biedt.

    De toekomst Dankzij de groei van de onderlinge ziekteverzekerin-gen in de ontwikkelingslanden krijgen steeds meermensen gemakkelijker toegang tot kwaliteitszorg.Omdit systeem van mutualistische sociale bescherming teveralgemenen en te systematiseren, moet echter nogeen lange weg afgelegd worden. Na een dag van zeerintense debatten tekenden de deelnemers aan hetseminarie in Brussel twee denksporen uit voor de toe-komst van de onderlinge ziekteverzekeringen in deontwikkelingslanden.

    In de eerste plaats, zijn de onderlinge ziekteverzeke-ringen en de microfinancieringssystemen geroepenom naar elkaar toe te groeien en zich gezamenlijk te ontwikkelen, aan-gezien ze elkaar aanvullen in de strijd tegen armoede en sociale uitslui-ting. Het feit dat ze heel wat gemeenschappelijke punten hebben, zalhun integratie binnen eenzelfde systeem vergemakkelijken (internewerking op democratische basis, gemeenschapsbeheer, coöperatievegeest,…).Zo zijn er met name in West-Afrika “gemengde” organisatiesaan het groeien die een ziekteverzekering combineren met microfinan-cieringsdiensten. De positieve effecten van beide diensten kunnen

    elkaar versterken. Een voorbeeld: als kredietnemerszich kunnen aansluiten bij een onderlinge ziektever-zekering krijgen ze niet alleen een betere toegang totgezondheidszorg, maar zijn ze ook beter in staat omhun leningen af te betalen bij een microfinancierings-instelling, wat die instelling meteen ook duurzamermaakt. Omgekeerd kan steun aan de productieacti-viteiten van de leden via microkrediet hun inkomstendoen stijgen én tegelijk regelmatiger maken,waardoorze gemakkelijker hun bijdragen kunnen betalen.

    Ten tweede, kunnen de onderlinge ziekteverzekerin-gen alleen overleven en zich ontwikkelen als ze aan-gepast zijn aan de specifieke lokale context, en datzowel op politiek,economisch en sociaal als op tech-nisch vlak. Gewoon het mutualistische model van deindustrielanden kopiëren, zou gedoemd zijn tot mis-lukken. Ontmoetingen zoals die in Brussel afgelopenoktober zijn essentieel om ervoor te zorgen dat allebetrokkenen ervaringen kunnen uitwisselen en hunkinderen een toekomst kunnen bieden. ■

    Catherine DavisterCentrum voor Sociale Economie – Universiteit van Luik

    (*) BRS vzw ondersteunt arme mensen in ontwikkelingslanden die het heft in eigenhanden nemen om te bouwen aan een beter leven en aan een toekomst voor hun kin-deren. Hiertoe versterkt ze lokale initiatieven rond sparen, kredietverlening en verze-keren volgens coöperatieve principes.Voor BRS staat de groei naar zelfstandigheid vandeze activiteiten centraal. Info: Philipssite 5 bus 10, 3001 Leuven.Tel. + 32 (0) 16 86 5677. E-mail : [email protected] ; website : www..brs-vzw.be

    De armen begrijpen niet altijd waarom ze regelmatig

    moeten betalen voor diensten

    waarvan ze misschien niet direct

    gebruik zullenmaken.

    © Novo Mundo/Dakar

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 10

    Kinderhandel

    et woord ‘kinderhandel’ duidt op het verhandelenvan kinderen van de ene plaats naar de andere, in heteigen land of over de landsgrenzen heen, met debedoeling het kind op een bepaalde manier uit te bui-

    ten. Meestal groeien de slachtoffers in streken met weinig per-spectief op en worden ze met valse beloftes, een opleiding of beterwerk, door particulieren of malafide bemiddelingsbureaus geron-seld. Eenmaal ter bestemming, komen ze in de huisnijverheid, deprostitutie of de landarbeid terecht. Vaak moeten ze werkdagenvan meer dan 16 uur maken, dit 7 dagen op 7, krijgenze haast niet te eten, en worden ze geslagen, verne-derd en seksueel misbruikt. Zonder geld en papierenbeschouwt de politie hen als illegalen en criminelen,en zo raken ze volkomen afhankelijk van de bordeel-of landeigenaars aan wie ze verkocht zijn. Een vicieu-ze cirkel waaruit het moeilijk ontsnappen is.

    Omdat het om iets clandestiens gaat, is het moeilijkom accurate gegevens te verzamelen, maar naarschatting worden wereldwijd jaarlijks 1,2 miljoen kin-deren slachtoffer.Vooral in West- en Centraal Afrikais het fenomeen manifest. In Benin, één van de arm-ste landen van het continent, heeft veel te maken metde zogenaamde ‘Vidomègon’-traditie. Het is gebrui-kelijk dat ouders hun kinderen aan de goede zorgenvan een familielid overdragen dat in de hoofdstad ofeen rijker buurland woont, zodat het kind toegang tot degelijk

    onderwijs heeft. De familieleden beloven het kind naar school testuren en het een deeltijds baantje te bezorgen, waarvan het kindeen stukje kost en inwoon betaalt en een stukje naar huis stuurt.Kinderhandelaars weten dat en misbruiken deze gewoonte doorde ouders betrouwbare aanbiedingen voor te spiegelen. Met debeste bedoelingen geven de voogden het kind mee, waarna hetveelal als slaaf op de cacaoplantages van Ivoorkust eindigt en ernooit meer wat van vernomen wordt.

    Een ander veelvoorkomend probleem in Afrika zijn dekindsoldaten. Ze worden steeds meer bij conflicteningezet en vormen één van de ergste vormen van kinder-handel. Onder dwang worden de slachtoffers bij gewa-pende troepen in hun land of een buurland ingelijfd endienen ze als verkenners, spionnen, dragers, koks,soldaten en seksslaven. Ook Zuid-Oost Azië is geenonbelangrijke markt voor de kinderhandel. Jongemeisjes, maar ook jongens worden uit Mekong-landenzoals Laos, Cambodja en Viëtnam als prostituées enbruiden naar Thailand en China (waar kinderen 30%van de prostituées uitmaken) versast. Soms komen zeook in West-Europa en de VS als illegale adoptiekin-deren terecht. In Latijns-Amerika zijn dan weerGuatemala en Mexico bekende draaischijven voor dekinderhandel tussen Centraal- en Noord-Amerika.Maar ook in Peru, Bolivia, Argentinië, Chili en Brazilië

    zijn criminele kinderhandelnetwerken actief.

    Kinderhandel:kinderen van de rekeningArt. 27 van het Kinderrechtenverdrag is formeel: kinderen hebben recht op een waardig leven waar-

    bij hun lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling gesteund

    wordt.Toch ziet voor zo’n 1,2 miljoen kinderen de realiteit er helemaal anders uit. Ze worden door

    misdadige mensenhandelaars weggehaald uit hun vertrouwde omgeving en verkocht als huishoud-

    hulpje, land- of fabrieksarbeider, kindsoldaat, adoptiekind of prostitué(e). Een problematiek die de

    laatste jaren alsmaar meer aandacht krijgt en waartegen dringend de strijd op internationaal vlak

    moet worden aangebonden, zoals duidelijk werd op de internationale conferentie over kinderhan-

    del die Unicef, de Nederlandstalige Vrouwenraad en de Commissie Vrouwen en Ontwikkeling op 24

    oktober 2003 in het Egmontpaleis in Brussel organiseerde.

    Kinderhandelis, samen metde wapen- endrugshandel,één van de

    meest lucratieve

    vormen vangeorganiseerde

    misdaad

    H

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 11

    Kinderhandel

    Armoede, onderwijs en de vrije marktInmiddels is kinderhandel, samen met de wapen- en drugshandel,één van de meest lucratieve vormen van georganiseerde misdaad.Dat het een groeiende sector is, staat niet op zichzelf. De eersteoorzaak van deze problematiekligt voor de hand, maar is verrevan makkelijk aan te pakken:armoede. Hoe armer een familie,hoe groter het risico om in deklauwen van kinderhandelaars tevallen.Voor een gezin met weingmiddelen betekenen de inko-mens van de kinderen een grootverschil en vaak is er geen andere keus dan de kinderen uit wer-ken te sturen. De ouders denken bijvoorbeeld dat ze voor hun kindeen baantje in een restaurant of een hotel bemachtigd hebben,maar in werkelijkheid belandt het in de prostitutie.

    Een ander aspect is onderwijs. De meeste slachtoffers zijn nooitnaar school geweest of hebben vroegtijdig afgehaakt, waardoor zeeen makkelijke prooi zijn. Niet alleen missen ze de fysiekebescherming van de schoolmuren, ze zijn tegelijk minder op de

    hoogte van de gevaren dan hunleeftijdsgenoten die door hunleerkrachten gesensibiliseerdworden.

    En dan is er nog het marktdenkendat alsmaar dominanter wordt.’Meer en meer is en wordt alleskoopwaar, ook mensen en kinderen’,

    stelt Freddy De Pauw, ex Standaard journalist en schrijver van hetboek ‘Handel in Mensen’ (*).Waar vraag is , is aanbod ’En als de wet-ten van vraag en aanbod boven alle andere wetten staan, worden kinde-ren ook koopwaar. Kinderen hebben een prijs op de markt, soms slechts

    ’En als de wetten van vraag en aanbod boven alle

    andere wetten staan, worden kinderen ook

    koopwaar. Kinderen hebben een prijs op de markt,

    soms slechts die van een tv-toestel’. Freddy De Pauw

    Frank De Winne, ESA-astronaut, ambassadeur van Unicef België en peter van de campagne, op bezoek in Benin

    © Unicef / E. Chr.Ahounou

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 12

    Kinderhandel

    die van een tv-toestel’. Volgens hem zou het ideaal zijn om op hetniveau van deze push factoren in het land van herkomst zelf in te grij-pen. ’Maar daar hebben we weinig vat op. Vooral niet in bijvoorbeeldAfrikaanse landen, waar corruptie vaak welig tiert, een groot deel van debevolking in slechte omstandigheden leeft en – heel belangrijk – geenzicht op beterschap heeft.Dan is ongeveer alles beter dan in het land vanherkomst te blijven’.

    DrempelverlagingComplex probleem om aan te pakken dus,de kinderhandel in de DerdeWereld. Maar dat betekent nietdat er niets gedaan kan wor-den. Concreet moet erop het niveau van destatus van het kind,in format iever -strekking en debestraffing van dekinderhandelaarsgewerkt worden.Wat dat eerstebetreft, er is eenwijziging van dementaliteit nodigdat kinderen eigen-dommen of objectenzijn. Zo’n zienswijze ver-laagt namelijk de drempel omze te verhandelen. Natuurlijk, dit iseen werk van lange adem,maar via onderwijs en de mediakunnen heel wat stappen in de goeie richting gezet wor-den.Wanneer meer middelen vrijgemaakt worden om deinfrastructuur van het plaatselijk onderwijs uit te bouwenen meer kinderen gealfabetiseerd worden, zullen ze min-der snel in de handen van kinderhandelaars vallen. Eengoed voorbeeld is het systeem van ‘dada’s’ dat in sommigeAfrikaanse landen wordt toegepast en gesteund doorUnicef . Omdat vooral meisjes wegens hun lagere culture-le status in patriarchale systemen weinig kans op onderwijsmaken en vaker slachtoffer zijn,worden oudere meisjes totmeter benoemd om de jongeren onder hun hoede tenemen, hen motiveren en te helpen met hun huiswerk.Als tweede element is informatie heel belangrijk.Niet alleenop school kunnen kinderen over hun rechten leren,ook delokale media kunnen een grote rol spelen. Openheid is hetsleutelwoord. Via tv-programma’s, radio-campagnes enstripverhalen leren kinderen over hun rechten, en worden ouders, leer-krachten, politie en douaniers zich bewuster van de gevaren en kunnenze mogelijke tekenen van kinderhandel tijdig opsporen.

    ActieNaast deze preventieve maatregelen, moeten de handelaars meerkans maken om bestraft te worden.Via bilaterale overeenkomstenzou dit internationaal aangepakt kunnen worden. Dat wil zeggendat de wetgeving en de juridische procedures van verschillendelanden op vlak van kinderhandel op mekaar moeten afgestemd

    worden. Unicef bevorderde al dergelijke akkoorden tussen Mali enIvoorkust, en Thailand en Cambodja. In de risicolanden zelf zijntelefonische hulplijnen en een speciale politie-afdeling die zich methet onderscheppen en opvangen van de slachtoffers bezighoudt,erg nuttig. En ten slotte zijn acties om de slachtoffers te begelei-den een must. In Benin zorgt het AASSEE (Association d’ActionsSociales pour la Sourvie et Epanouissement de l’Enfant) in samen-werking met Unicef daarvoor. Frank De Winne, ESA-astronaut envrijwillig ambassadeur van Unicef België, bezocht een tijdje gele-den het centrum en was getuige van de inspanningen om de kin-

    deren te verzorgen, en psycho-sociale bijstand, een oplei-

    ding en begeleide repa-triëring te verlenen,

    zodat ze weer eennormaal levenkunnen opbou-wen en geentweede keerslachtoffer wor-den. Hoewel ditproject met zijn

    acht medewer-kers in een land

    met zo’n 30.000kindslaven misschien

    een druppel op een heteplaat is, is het zeker een

    waardevol voorbeeld van broodno-dige toekomstige pistes. Om die te kunnen realise-ren, is samenwerking over de verschillende lands-grenzen aangewezen.

    Welke rol België kan spelen? Minister Verwilghenbenadrukt het belang van de samenwerking met departnerlanden. Hij wil dat België een voortrekkersrolspeelt in gezamenlijke acties om tot een effectiefbeleid te komen dat een wezenlijk verschil uitmaakt.De eerste stap daartoe is meer landen aanzetten omde internationale kinderrechtenverdragen te onderte-kenen en te ratificeren. Want op wettelijk vlak heeftde wereld enkele belangrijk instrumenten in handen:het verdrag inzake de Rechten van het Kind,Conventie nr. 182 van de InternationaleArbeidsorganisatie in verband met de ergste vormenvan kinderarbeid, het Protocol van Palermo over

    georganiseerde misdaad. Alleen zijn die tot dusver grotendeelsdode letter gebleven. Zodra dat euvel verholpen is, kunnen inter-nationale, nationale en regionale actieplannen uitgewerkt wordendie op hun beurt weer naar verdere lokale initiatieven vertaaldworden en is beterschap in zicht. ■

    Sarina Wijnen(*) Uitgeverij Davidsfonds/Leuven

    Er is een wijziging vande mentaliteit

    nodig dat kinderen

    eigendommenof objecten

    zijn.

    Info:www.unicef.be/kinderhandel

    Transitland

    Land van bestemming

    Land van herkomst

    Land van bestemmingen herkomst

    Bron : Unicef

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 13

    Zuidkaap

    “Hommage à Ousmane Sembene” in het kader van

    Africalia2 was een eerbetoon aan de vader van de Afrikaanse

    film. Een unieke gelegenheid om sommige van zijn films te

    bekijken die nog nooit eerder waren uitgebracht in België.

    De Senegalees Ousmane Sembene is nochtans de eerste

    Afrikaanse regisseur die kwaliteitsfilms maakte voor

    Afrikanen. Film is voor hem een echte leerschool voor het

    volk. Een gesprek met een kleurrijk personage…

    Romanschrijver, dichter, regisseur en vakbondsmilitant Hij belandde bij de film via de literatuur en bij de literatuur via zijnengagement als vakbondsmilitant. Ousmane Sembene wordt albeschouwd als vader van de Afrikaanse realistische roman wanneerhij films begint te maken, in de hoop op die manier beter zijn doel-

    De Afrikaanse film in de kijker Een regisseur, een festival, een audiovisueel project…

    Het is algemeen geweten dat niet-commerciële films het heel moeilijk hebben om ingang te vinden opeen cultuurmarkt die gedomineerd wordt door Noord-Amerikaanse producties. Dat geldt voor kleineEuropese producties, maar nog meer voor de Afrikaanse film.Als massakunst is film nochtans een uit-stekende manier om een identiteit uit te drukken of om een buitenlands publiek te laten kennismakenmet een voor de meesten onder ons toch nog weinig bekend continent.ultuur is een vector voor duurzame ontwikkeling1.Vandaar dat DGOS helpt om films uit ontwikke-lingslanden te promoten, te verspreiden en te ontdekken.Hier volgt een kleine verkenningstocht die ons laat kennismaken met een groot Senegalese regisseur,filmfestivals en een audiovisueel project. Zo vernemen we dat voor Ousmane Sembene “film een leerschool is” en hoe grote filmfesti-vals in België films uit het Zuidenhelpen om door te breken in hetbuitenland. En we volgen het tv-project van een groepBurkinese vrouwen die via dekracht van het beeld de bevolking willensensibiliseren voorvrouwenthema’s.

    1 Het akkoord van Cotonou van juni 2002 bepaalt dat cultuur een bevoorrechte vec-tor is van een duurzame en menselijke ontwikkelingssamenwerking.

    2 Gedurende de hele maand september 2003 organiseerde Africalia in België ver-schillende filmevenementen, in samenwerking met het Koninklijk Filmarchief vanBelgië, om via film alle facetten van het Afrikaanse continent te belichten.

    3 Met werken als Docker noir (1956) en Les bouts de bois de Dieu (1960)

    Film is een leerschoolOusmane Sembene

    “ ”©

    DG

    OS

    / D

    .Ard

    elea

    n

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 14

    Zuidkaap

    publiek te bereiken: de Afrikanen. Tijdens zijn schitte-rende loopbaan als regisseur vergeet hij nooit zijn moti-vatie als vakbondsmilitant, die dateert uit de tijd toen hijnog dokwerker was in Marseille. Het beeld blijft in deeerste plaats een krachtig educatief instrument en eenmotor voor verandering.Alle onderwerpen die hij ver-filmt, roepen de kijker op tot bewustwording. Tot zijnfavoriete thema’s behoren: de corrupte Afrikaansemachthebbers, de misdaden van het kolonialisme en deemancipatie van de Afrikaanse vrouw.

    Hij wordt vandaag beschouwd als de vader van deAfrikaanse film.Aan hem danken we immers de eersteechte West-Afrikaanse langspeelfilm: La noirede…(1966, prijs Jean Vigo) en prenten als Mandabi(Het mandaat, 1968), Ceddo (1976) enz. Ondanks zijn80 jaar heeft “de oudste onder de oudgedienden”,zoals hij zichzelf graag noemt, nog altijd een scherpetong.We stelden hem enkele vragen.

    Ousmane Sembene, waarom verkiest u film boven litera-tuur en theater? Ik heb films gemaakt en toneelstukken geschreven, maar met films kunje nu eenmaal gemakkelijker rondreizen: je kunt ze in elk dorp verto-nen. Ik ben militant, en via de film kan ik zoveel mogelijk Afrikanenbereiken en hun inzicht bieden in hun situatie. Daarom trek ik met mijnfilms van dorp tot dorp. Ze lokken reactie uit bij de bevolking en zijn

    bedoeld om in hun geheugen geprent te blijven en hen opte roepen tot een diepgaand gewetensonderzoek, veeleerdan om een snelle reactie uit te lokken; ik ben immersgeen voorstander van onbeheerst dynamisme. Afrikaheeft nood aan beelden die het zelf gemaakt heeft enook zelf verwerkt.

    Maar vindt u het niet ook belangrijk datwesterlingen beelden van Afrika kunnen ziendie gemaakt zijn door het Afrikaanse volk zelf? Natuurlijk, en onze nauwste bondgenoot daarbij is Europa.Franssprekend Afrika en Europa zijn met elkaar getrouwd,maar wij worden bedrogen - en zullen elkaar om beurtenblijven bedriegen.

    U wilt dingen veranderen, maar waarom bentu dan regisseur geworden en geen politicus? Wilt u mij soms dood? Ik ben niet in de wieg gelegd omaan politiek te doen. Ik heb geen ambities om chef te wor-den; bovendien is politiek bij ons vaak synoniem van

    oplichterij. Met mijn films voed ik het publiek op een positievere manierop. De meeste Afrikanen zijn ongeletterd, dus moeten we hun geschie-denis en tradities mondeling doorgeven. Film is nu net een samenvattingvan de geschiedenis. Film is een leerschool.

    U schopt de mensen liever een geweten? Ja, maar ik kan u verzekeren: het is geen makkie…

    Festival :een forum geven aan onbekende filmtradities In Brugge, Leuven,Turnhout, Gent, Brussel en Namen hebben elk jaar filmfestivals plaats die ruime aandacht besteden aan

    de Afrikaanse film. Die is te weinig bekend, door gebrek aan middelen, verspreidingsmogelijkheden en … distributeurs.

    Vandaar dat de festivals belangrijk zijn voor de toekomst van miskende filmtradities: ze laten het publiek niet alleen ken-

    nismaken met nog nooit eerder vertoonde films, maar bieden ook filmprofessionals de kans om elkaar te ontmoeten en

    nieuwe markten te veroveren. Cinema Novo organiseert elk jaar in Brugge een festival dat uitsluitend gewijd is aan films

    uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Het internationale festival van de Franstalige film in Namen geeft prioriteit aan

    Franstalige Afrikaanse films. DGOS steunt er sinds twee jaar onder meer het project “Femmimage”, waarvan de prota-

    gonisten vijf Burkinese vrouwen zijn, stuk voor stuk filmprofessionals.

    Als vrouwen zich op de film storten… Regisseuses, monteuses, vrouwen, moeders van kroostrijke gezin-nen én Afrikanen: een veeleer zeldzame cocktail. Om vrouwen tehelpen die, net als zij, een plaats proberen te veroveren in de film-wereld, richtten ze de UNAFIB4 op, een vereniging van vrouwen dieberoepshalve te maken hebben met de Burkinese film. DGOS enhet festival van Namen wilden hun de kans bieden om extraberoepservaring op te doen via het project “Femmimage”.

    De delegatie van “Femmimage” was vorig jaar in Namen om eentv-serie te schrijven met een vrouwelijk hoofdpersonage. Ze volg-den diverse workshops om hen onder meer vertrouwd te makenmet het scenarioschrijven, want dit domein is in Afrika nog altijdvaak het voorrecht van mannen. Dit jaar keren ze terug met deeerste beelden van de casting en de decors. De serie, “Chantou”genaamd, moet een ruim vrouwelijk publiek bereiken inFranssprekend Afrika. Ze behandelt thema’s zoals de rechten en de

    De meesteAfrikanen zijn

    ongeletterd, dusmoeten we hungeschiedenis entradities monde-ling doorgeven.Film is nu neteen samenvat-

    ting van degeschiedenis.Film is een leerschool.

  • DIMENSIE 3 • DGOS • 01/2004 15

    Zuidkaap

    participatie van vrouwen in de samenleving, verminking en in hetbijzonder besnijdenis. Op die manier hopen de maaksters hetpubliek bewust te maken van de problemen van de Afrikaansevrouwen.We ontmoetten hen en stelden hun vragen over hun vak,hun verwachtingen en hun dagelijks leven als vrouw.

    Is het moeilijk voor een vrouw om zich een plaatsje teveroveren onder de “filmzon” in Burkina Faso? Hebt udaarover al kritiek moeten incasseren? Vrouwen bekleden een steeds belangrijker plaats in de media, maar wemoeten toegeven dat dit in het begin niet evident was.Allereerst is het eenveeleisend vak.We hadden tijd nodig om onze echtgenoot dui-delijk te maken dat we af en toe ‘s avonds laat thuiskomen.Nu begrijpen ze ons en bewonderen ze zelfs onze moed. Deomgeving blijft echter druk uitoefenen. Meestal is het immersde vrouw die als eerste thuiskomt om het eten klaar temaken en voor de kinderen te zorgen. In Afrika moet devrouw zich in de eerste plaats bezighouden met haar gezin.Ze mag werken, op voorwaarde dat haar job haar gezinsle-ven niet schaadt. In ons beroep valt dat echter niet mee.Er is een flinke dosis moed en karakter nodig om het alsvrouw te maken in dit milieu.We zijn op enorm veel vooroor-delen gebotst. Zo werden we “vrouwen van lichte zeden”genoemd omdat we een veeleisend en typisch mannelijkberoep uitoefenen en we soms pas ’s avonds laat thuiskomen.

    Maar hebt u die moeilijkheden kunnen overwinnen? Ja, want uiteindelijk hebben ze ingezien dat we geen “vrouwen van lich-te zeden” zijn, maar integendeel voorbeeldvrouwen. Zelfs voor mannendie in het vak zitten, was het niet makkelijk om dat te begrijpen.We heb-ben de mannen moeten overtreffen om aanvaard te worden.

    In welke mate zijn film en televisie volgens u een doeltref-fend communicatiemiddel? Televisie bereikt heel de bevolking in de steden en op het platteland.Bewijs:als we op het scherm komen, spreekt ’s anderendaags iedereen ons daar-op aan.Het beeld heeft een heel sterke communicatiekracht, vooral op het

    platteland, waar het grootste deel van de bevolking analfabeet is. De men-sen hebben het soms moeilijk om elkaar te begrijpen doordat ze verschil-lende talen spreken, maar de beeldtaal is een universele taal die iedereenverstaat. Het beeld is ons sensibiliseringswapen.We maken documentairesover vrouwenthema’s. Na de vertoning praten we met de toeschouwers,en op die manier vangen we heel interessante reacties op.

    Bent u erin geslaagd om boodschappen te verspreidenover de problemen van vrouwen? Ja, en ik denk hier aan één van onze documentaires die echt heel posi-tief onthaald werd bij de bevolking. De film gaat over identiteitspapieren:

    sommige vrouwen mogen niet gaan stemmen omdat zegeen identiteitspapieren hebben. Vandaar dat we nietalleen vrouwen, maar ook en vooral mannen erop moetenwijzen dat vrouwen wettelijk gezien stemrecht hebben enaan de nodige papieren moeten geraken. Ze willenimmers graag gaan stemmen, maar ze kennen hun rech-ten niet.

    Na deze documentaire zijn vrouwen uit de meest afgele-gen dorpen een identiteitskaart gaan vragen. Terloops:vroeger was de onwetendheid in sommige families zogroot dat alleen de man een identiteitskaart had en hij, alshij ging stemmen, zei dat hij voor zijn drie vrouwen kwam!Dat bewijst duidelijk dat zowel mannen als vrouwen moe-ten worden gesensibiliseerd voor dit soort thema’s.

    Welke boodschap wilt u in enkele woorden meegeven aanvrouwen? We willen hun duidelijk maken dat ze uit de armoede moeten gerakenen dat het tijd is dat ze hun stem laten horen, want zij hebben eenbelangrijke rol te spelen in de opbouw van de samenleving. ■

    Elise Pisoul

    4 Union Nationale des Femmes Professionnelles de l’Image du Burkina, een verenigingdie alle filmberoepen verenigt, van regisseuses en monteuses tot schminksters.

    Met onze films

    proberen we de vrouwen

    op hun rechten

    te wijzen

    Een delegatie van ‘Femmimage’ op het filmfestival van Namen in 2003.

    © DGOS / E. Pirsoul

  • eze verklaring van EvelineHerfkens, bijzonder vertegen-woordiger van de VN-secreta-ris-generaal voor de opvolging

    van de Millenniumontwikkelingsdoelstellingen(MDG) en voormalig Nederlands ministervan Ontwikkelingssamenwerking, zet de toonvan de campagne die de VN in 2003 lanceer-den.« De doelstellingen zijn wel degelijk haalbaar.Wat ontbreekt, is de politieke wil om ze een cen-trale plaats te geven in het lokale, nationale eninternationale beleid », zegt ze. Of deMillenniumverklaring die 189 VN-lidstaten in2000 ondertekenden, tegen 2015 wordtgerealiseerd,hangt immers grotendeels af vande goede wil van de landen.Met de concreteuitvoering van die doelstellingen - honger enarmoede bestrijden en onderwijs, gezond-heid, het statuut van vrouwen en milieuzorgverbeteren - is het maar pover gesteld. Als erniet sneller vooruitgang wordt geboekt, zalgeen enkele van de Millenniumdoelstellingen kunnen worden verwezen-lijkt.Vandaar dat de VN een mondiale campagne lanceren, om de Statendie de Millenniumverklaring hebben ondertekend, eraan te herinnerendat ze hun verbintenissen moeten nakomen.

    « No excuse 2015 »Centraal in de Europese campagne, waarvan de slogan luidt «No excuse 2015 », staat de 8ste doelstelling inzake de verant-

    woordelijkheden van de rijke landen:financiële steun en wijzigingen van hetbeleid inzake schuldverlichting en vanhet economische en handelsbeleid. Dezedoelstelling is essentieel om de armelanden te ondersteunen in hun eigeninspanningen om de zeven eerste doel-stellingen te bereiken.

    Italië geeft startschotDeze acht doelstellingen en een reeksberoemde citaten illustreerden de achtkleurrijke poorten, een soort van ijzerentotems en wimpels die zich langs het eind-traject bevonden van de Vredesmars vanPerugia naar Assisi (zie foto’s). Italië wasnamelijk één van de eerste landen waar, inoktober 2003, de internationale VN-cam-pagne over de MDG werd gevoerd. Dezowat 250.000 mensen die mee opstaptenin de Vredesmars liepen allemaal onder de

    kleurrijke poorten, van de 1ste tot de 8ste doelstelling. Aan beidezijden stonden infostands opgesteld van de civiele maatschappij envan de VN. Dit evenement luidde de eerste fase in van de campag-ne, die wordt uitgebreid tot heel Europa. België doet uiteraard ookmee want DGOS plant voor 2004 een sensibiliseringscampagnevoor de MDG. Wordt vervolgd! ■

    Elise Pirsoul

    D I M E N S I E3

    Tweemaandelijks tijdschrift van de Directie-Generaal

    Ontwikkelingssamenwerking(DGOS)

    Verantwoordelijke uitgever:Martine Van DoorenDirecteur-generaal

    Karmelietenstraat 25 B-1000 Brussel

    Redactie:DGOS- Directie Sensibiliseringsprogramma’s

    Karmelietenstraat 15 B-1000 BrusselTel.: 02/519 08 81Fax: 02/519 05 44

    E-mail: [email protected]

    Layout en productie:www.inextremis.be

    De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer

    van DGOS of van de Belgische regering.Overname van de artikels is

    toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie.

    Abonnement:gratis in België en in het buitenland

    Gedrukt op kringlooppapier

    « Onze generatie kan de armoede uitroeien, en wij mogen die kans niet laten voorbijgaan »

    Millenniumdoelstellingen! VN lanceren campagne in Europa

    D

    © D

    GO

    S /

    E.Pi

    rsou

    Dar

    io O

    rlan

    di