Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw. Hoe goed zijn ...

68
Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw ] Hoe goed zijn mbo’ers toegerust? Ingrid Christoffels en Paul Steehouder

Transcript of Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw. Hoe goed zijn ...

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw]Hoe goed zijn mboers toegerust?

    Ingrid Christoffels en Paul Steehouder

  • C o l o f o n

    Titel Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw

    Hoe goed zijn mboers toegerust?

    Auteurs Ingrid Christoffels en Paul Steehouder

    Datum Oktober 2015

    Ontwerp Design Crew

    ISBN/EAN 978-94-6052-092-1

    Bestellen Via [email protected] o.v.v. bestelnummer A00769 / ecbo.15-221

    Expertisecentrum Beroepsonderwijs T 073 687 25 00

    Postbus 1585 [email protected]

    5200 BP s-Hertogenbosch www.ecbo.nl

    ecbo 2015

    Overname van teksten, resultaten en ideen uit deze publicatie is vrij toegestaan, mits met bronvermelding.

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 3

    Woord vooraf 5

    1 Achtergrond van het onderzoek 9

    1.1 Aandacht voor 21ste-eeuwse vaardigheden 9

    1.2 Welke 21ste-eeuwse vaardigheden? 10

    1.3 Probleemoplossend vermogen en digitale vaardigheden 11

    1.4 Digitaal problemen oplossen in relatie tot taal- en rekenvaardigheid 12

    1.5 Meten van digitaal problemen oplossen in PIAAC 13

    1.6 Relatie met andere publicaties 16

    2 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen 19

    2.1 Hoe doen Nederlandse (jong)volwassenen het vergeleken met 19

    andere landen?

    2.2 Digitaal problemen oplossen in het mbo vergeleken met andere 26

    onderwijssectoren

    2.3 Verschillen in achtergrond 29

    2.4 Samenhang digitaal problemen oplossen, rekenvaardigheid en 34

    taalvaardigheid

    3 Samenvatting en discussie 39

    Geraadpleegde literatuur 45

    Bijlage 1 Vaardigheden en vaardigheidsniveaus 49

    Bijlage 2 Regressietabellen 55

    Bijlage 3 Relatie tussen digitaal problemen oplossen, taal en rekenen 59

    Bijlage 4 Aanvullende analyses 61

    Gebruikte afkortingen 65

    Inhoudsopgave

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 5

    Het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) werkt aan een project om het niveau van

    kernvaardigheden in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in kaart te brengen. Het gaat

    daarbij om rekenvaardigheid, taalvaardigheid en digitaal problemen oplossen. Een actueel

    onderwerp in het licht van de invoering van de referentieniveaus en de centrale examinering

    van taal en rekenen in het mbo. Reden voor de invoering van taal en rekenen is het veronder-

    stelde te lage niveau van mboers op deze vaardigheidsgebieden. Objectieve gegevens over

    de volle breedte van het beroepsonderwijs zijn echter beperkt. Toch heeft de invoering geleid

    tot vragen en discussie: de eisen zouden voor sommige groepen te hoog zijn, niet altijd even

    relevant voor de beroepspraktijk en het zou kunnen leiden tot toename van het aantal on-

    gediplomeerde schoolverlaters.

    Ze weten niks of ze kunnen niks is een van de vele ongefundeerde uitspraken die je vaak

    hoort over leerlingen en studenten. Anderen spreken van een onderwijsramp omdat het mbo

    mensen zou afleveren die steeds minder weten. Een discussie verloopt veel vruchtbaarder als

    er deugdelijke feiten onder liggen. Wat zeggen de feiten eigenlijk? Daarover gaat dit rapport.

    Het meten van kernvaardigheden (ook wel aangeduid als basisvaardigheden) is een belangrijke

    onderzoekstraditie binnen ecbo. In 2013 werd PIAAC afgerond: Programme for the International

    Assessment of Adult Competencies. Eerder werkte ecbo mee aan IALS (International Adult

    Literacy Survey) en ALL (Adult Literacy and Life Skills Survey). Kern van deze onderzoeken is

    na te gaan hoe het staat met het niveau van taalvaardigheid, rekenvaardigheid en probleem-

    oplossend vermogen van volwassenen. Deze vaardigheden zijn belangrijke voorwaarden voor

    deelname aan de arbeidsmarkt en volwaardige maatschappelijke participatie. De resultaten

    zijn onder meer gerapporteerd in de ecbo-publicatie PIAAC: Kernvaardigheden voor werk en

    leven (Buisman, Allen, Fouarge, Houtkoop & Van der Velden, 2013).

    Binnen het ecbo-project Kernvaardigheden in het mbo verscheen eind 2014 de publicatie

    Rekenniveaus op het mbo (Buisman, 2014). Binnenkort verschijnt een publicatie over Taal-

    niveaus in het mbo (Groot, Houtkoop, Steehouder & Buisman, 2015). In de publicatie Digitaal

    problemen oplossen in de 21ste eeuw concentreren we ons op het niveau van probleem-

    Woord vooraf

  • ecbo6

    oplossend vermogen binnen het mbo. In PIAAC is probleemoplossend vermogen gemeten in

    een digitale context. Deze vaardigheid wordt in verschillende modellen beschouwd als een

    belangrijke 21ste-eeuwse vaardigheid. Over het belang van 21ste-eeuwse vaardigheden voor

    het mbo en de inpassing hiervan in het onderwijs leven nog veel vragen: welke 21ste-eeuwse

    vaardigheden zijn voor het mbo belangrijk, hoe borg je ze in het onderwijs en wat is de samen-

    hang met kernvaardigheden als taal en rekenen?

    Dit rapport levert op basis van PIAAC-data een feitelijke basis voor verdere discussie door

    niveaus van digitaal problemen oplossen uitgebreid in kaart te brengen, ook in internationaal

    perspectief en in samenhang met niveaus van taal- en rekenvaardigheid.

    Prof. dr. Rob Martens

    Wetenschappelijk directeur Expertisecentrum Beroepsonderwijs

    Woord vooraf

  • HOOFDSTUK

    01

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 9

    Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) heeft als taak studenten voor te bereiden op de arbeids-

    markt, de samenleving en het vervolgonderwijs. Een uitdaging daarbij is dat arbeidsmarkt en

    samenleving snel en ingrijpend veranderen. Productie wordt in toenemende mate uitbesteed

    aan robots en lagelonenlanden, waardoor westerse landen zichzelf sterker (moeten) profileren

    als kenniseconomie. Routinematige handelingen staan zodoende minder centraal, terwijl ook

    globalisering en technologisering zorgen voor een verschuiving van benodigde vaardigheden.

    Voorbeelden van vaardigheden die belangrijker lijken te worden zijn kritisch denkvermogen,

    creativiteit, sociaal-culturele vaardigheden, probleemoplossend vermogen en ict-vaardigheden.

    Hoewel deze vaardigheden niet allemaal nieuw zijn, worden ze vaak omschreven als 21ste-

    eeuwse vaardigheden.

    1.1 Aandacht voor 21ste-eeuwse vaardighedenDe laatste tien jaar hebben 21ste-eeuwse vaardigheden steeds meer aandacht gekregen. Behalve

    fundamentele vraagstukken (bijvoorbeeld: hoe hangen de vaardigheden onderling samen?),

    spelen er ook praktische vraagstukken voor het onderwijs. Vragen die hierbij gesteld worden,

    zijn: welke vaardigheden staan centraal en hoe kunnen deze een plek hebben in het onderwijs

    (Onderwijsraad, 2014)?

    In het mbo gaat de discussie over de vraag hoe het onderwijs kan bijdragen aan versterking

    van het verdienvermogen van de Nederlandse economie in de 21ste eeuw en de impact hiervan

    op de curricula, de didactiek en de professionalisering van docenten (Onderwijsraad, 2014).

    (Jong)volwassenen zijn opgegroeid met een mobieltje in de hand, terwijl voor sommige

    docenten ict-vaardigheden niet vanzelfsprekend zijn. In steeds meer mbo-instellingen worden

    21ste-eeuwse vaardigheden opgenomen in het onderwijsbeleid. Komende jaren zal daar handen

    en voeten aan gegeven worden.

    Achtergrond van het onderzoek

  • ecbo10

    1.2 Welke 21ste-eeuwse vaardigheden?Voogt en Pareja Roblin (2010) hebben een aantal bestaande modellen van 21ste-eeuwse

    vaardigheden geanalyseerd. De resultaten daarvan heeft Kennisnet vertaald naar een model

    (zie figuur 1.1).

    Figuur 1.1 De vaardigheden voor de 21e eeuw, zoals geconceptualiseerd door Kennisnet

    Onderwijsin de

    21e eeuw

    Probleem-oplossendvermogen

    Sociale enculturele

    vaardigheden

    CommunicerenIct-

    geletterdheid

    Samenwerken

    Kritisch denken Creativiteit

    Kernvakken

    Leve

    n - b

    etro

    kken

    We

    rken - ondernemend Leren - nieuw

    sgierigTaal & Rekenen

    Bron: www.kennisnet.nl

    In het model van Kennisnet zijn taal en rekenen centraal in het midden geplaatst. Deze vaardig-

    heden worden beschouwd als kernvaardigheden, de basis voor de ontwikkeling van hogere

    cognitieve vaardigheden. Naast vaardigheden als kritisch denken, creativiteit en sociale culturele

    vaardigheden zijn probleemoplossend vermogen en ict-geletterdheid benoemd als belangrijke

    21ste-eeuwse vaardigheden. In andere modellen over 21ste-eeuwse vaardigheden wordt naar

    vaardigheden van dezelfde strekking verwezen, al verschillen de termen soms en komt de

    Hoofdstuk 01 Achtergrond van het onderzoek

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 11

    betekenis niet altijd exact overeen. (Zie voor een overzicht van 21ste-eeuwse vaardigheden

    ook Christoffels & Baay, in voorbereiding).

    Een eerste verkenning naar 21ste-eeuwse vaardigheden in het mbo is in 2014 uitgevoerd (Petit &

    Verheijen, 2015). Deze verkenning richt zich op twee vaardigheden: kritisch denken en sociaal-

    culturele vaardigheden. Er is onderzocht welk belang beleidsmakers en docenten hechten aan

    deze vaardigheden en hoeveel aandacht het onderwijs ervoor heeft. Uit het onderzoek blijkt

    dat bestuurders vinden dat aandacht voor deze vaardigheden verankerd zijn in de kwalificatie-

    eisen en dat docenten ruimte zien om deze vaardigheden beter in te bedden in het onderwijs.

    Daarin zijn ze zoekend naar aanknopingspunten.

    Conceptueel is nog onvoldoende duidelijk welke 21ste-eeuwse vaardigheden van belang zijn

    voor toekomstige beroepsbeoefenaren en welke vaardigheden in het mbo ontwikkeld zouden

    moeten worden. Ook is onduidelijk hoe deze vaardigheden onderling samenhangen en wat

    de relatie is met taal- en rekenvaardigheid. Deze publicatie geeft hiervoor een aanzet.1

    1.3 Probleemoplossend vermogen en digitale vaardighedenDit rapport beschrijft onderzoek naar twee vaardigheden die in diverse publicaties worden

    genoemd als onderdeel van de 21ste-eeuwse vaardigheden: probleemoplossend vermogen en

    digitale vaardigheden. In het model van Kennisnet wordt de term ict-geletterdheid gebruikt.

    In dit onderzoek richten we ons op de combinatie van probleemoplossend vermogen en digitale

    vaardigheden. Daarvoor gebruiken we de term digitaal problemen oplossen (DPO). Met digitaal

    problemen oplossen doelen we op het vermogen om digitale technologie en communicatie-

    middelen te gebruiken om informatie te verkrijgen en te beoordelen, met anderen te commu-

    niceren en praktische taken te verrichten. Het gaat dus om de vaardigheid om problemen op

    te lossen voor persoonlijke, werk gerelateerde en maatschappelijke doelen, door passende doelen

    en plannen te formuleren, informatie te zoeken en te gebruiken met behulp van computers

    en computernetwerken.

    In figuur 1.2 (ontleend aan de Organisation for Economic Co-operation and Development; OECD,

    2009) worden de drie elementen van digitaal problemen oplossen in samenhang met elkaar

    gepresenteerd.

    1 In 2015 voert ecbo nader onderzoek uit. Conceptueel worden 21ste-eeuwse vaardigheden verder uitgediept. Verder komen praktische vragen aan de orde, zoals de mate waarin vaardigheden nu terugkomen in het curriculum. Ook worden voorbeelden uit de onderwijspraktijk onderzocht.

  • ecbo12

    Figuur 1.2 Dimensies van de vaardigheid digitaal problemen oplossen

    ProbleemdimensiesSituaties of taken met een intrinsieke

    complexiteit, die richting geven

    aan het oplossen van een probleem

    Technologische dimensiesTechnologie: de apparaten, de

    applicaties en functionaliteiten waar-

    mee het probleem wordt opgelost

    Cognitieve dimensiesDe mentale structuren en

    processen waarmee een persoon

    problemen oplost

    In het model worden cognitieve, technologische en probleemdimensies onderscheiden. Daar

    wordt het volgende onder verstaan:

    Cognitieve dimensies: doelen stellen, monitoren van voortgang, plannen en zelforganisatie,

    informatie verzamelen, evalueren en gebruiken.

    Technologische dimensies: ict-apparaten (laptop) bedienen, en het gebruik en toepassen

    van softwareapplicaties (e-mail, webbrowser, spreadsheet), commandos (tekstboxen,

    kopiren, knippen, plakken, sorteren en vinden), en representaties (dat wil zeggen tekst,

    geluid, videos).

    Probleemdimensies: het probleem of de taak bevat een doel, een context en heeft een

    intrinsieke complexiteit (er is een aantal stappen nodig om tot een oplossing te komen en

    er is een aantal alternatieven mogelijk).

    1.4 Digitaal problemen oplossen in relatie tot taal- en rekenvaardigheidZowel in het model van 21ste-eeuwse vaardigheden van Kennisnet (paragraaf 1.2) als in het

    model van de OECD (paragraaf 1.3), wordt digitaal problemen oplossen beschouwd als een

    hogere cognitieve vaardigheid. Deze vaardigheid staat niet op zichzelf. Conceptueel is er samen-

    hang tussen taalvaardigheid, rekenvaardigheid en digitaal problemen oplossen. Hoe sterk deze

    vaardigheden samenhangen en of taal- en/of rekenvaardigheid de basis is voor de ontwikkeling van

    digitaal problemen oplossen, is een van de vragen die we in deze publicatie willen beantwoorden.

    Hoofdstuk 01 Achtergrond van het onderzoek

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 13

    In dit onderzoek willen we de volgende vragen beantwoorden:

    Hoe presteren (jong)volwassenen in Nederland op digitaal problemen oplossen in vergelijking

    met andere landen?

    Zijn er verschillen tussen groepen binnen het mbo en hoe presteren mboers in vergelijking

    met mensen die een havo/vwo-achtergrond hebben?

    Wat is de onderlinge samenhang tussen taalvaardigheid, rekenvaardigheid en digitaal

    problemen oplossen en hoe sterk is deze samenhang? Is taal- en/of rekenvaardigheid de

    basis voor digitaal problemen oplossen?

    1.5 Meten van digitaal problemen oplossen in PIAACOm digitaal problemen oplossen voor het mbo in kaart te brengen, maken we gebruik van de

    data van het internationaal vergelijkend onderzoek PIAAC (Programme for the International

    Assessment of Adult Competencies). PIAAC is afgenomen onder 16- tot en met 65-jarigen in

    24 landen. Er zijn drie vaardigheden gemeten in dit onderzoek, namelijk taalvaardigheid (meer

    precies: leesvaardigheid), rekenvaardigheid en digitaal problemen oplossen. In bijlage 1 is

    een beschrijving opgenomen van de gemeten vaardigheden. Niet alle bij het PIAAC-onderzoek

    aangesloten landen hebben deelgenomen aan de vragen over digitaal problemen oplossen.2

    In Nederland namen ruim 5.000 respondenten deel aan het PIAAC-onderzoek. Het Centraal

    Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft een representatieve steekproef getrokken uit de gemeen-

    telijke basisadministratie onder (jong)volwassenen en volwassenen van 16 tot en met 65 jaar.

    Het responspercentage bedroeg 51%. Doordat de gegevens zijn gewogen, vormen ze een

    representatief beeld van de potentile Nederlandse beroepsbevolking.

    In het PIAAC-onderzoek wordt digitaal problemen oplossen gemeten aan de hand van een

    cognitieve test die digitaal is afgenomen. Deze test voor probleemoplossend vermogen in digitale

    omgevingen bestond uit 14 verschillende taken die verdeeld waren over verschillende cognitieve,

    technologische en probleemdimensies.3

    Daarnaast is er in het PIAAC-onderzoek ook een uitgebreide achtergrondvragenlijst afgenomen

    die informatie verschaft over opleidingsniveau en deelname aan leven lang leren, de positie

    op de arbeidsmarkt en maatschappelijke participatie.

    Digitaal problemen oplossen is niet bij elke deelnemer in het PIAAC-onderzoek gemeten.

    Sommige respondenten hadden geen of onvoldoende ict-vaardigheden om de taken en

    opdrachten uit de test digitaal uit te voeren. Bij respondenten die in de achtergrondvragen-

    2 Metingen van taal- en rekenvaardigheden zijn beschikbaar voor 24 landen; metingen van digitaal problemen oplossen zijn beschikbaar voor 21 landen (Buisman e.a., 2013).

    3 Zie voor een (engelstalig) voorbeeld van een testitem problemen oplossen: http://www.oecd.org/site/piaac/Problem%20Solving%20in%20TRE%20Sample%20Items.pdf.

  • ecbo14

    lijst hadden aangegeven niet ict-vaardig te zijn, zijn vervolgtesten met betrekking tot com-

    puterkennis en digitaal problemen oplossen niet afgenomen. Bij de overige respondenten is

    hun knoppenvaardigheid gemeten door middel van een korte ict-test. Ook naar aanleiding

    hiervan konden respondenten uitvallen. Ten slotte konden respondenten daarna nog aange-

    ven dat ze de test toch liever op papier deden (in verband met computerangst).

    Niveaus

    In PIAAC worden de testresultaten weergegeven op een schaal van 0 tot 500. Om een inschat-

    ting te kunnen maken van de betekenis van de orde van grootte van een verschil in scorepunten

    kan de volgende vuistregel behulpzaam zijn; voor de gehele beroepsbevolking geldt dat per

    opleidingsjaar de gemiddelde score voor problemen oplossen toeneemt met 9,3 punten. Het

    verschil tussen middelbaar beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs (gecorrigeerd voor

    leeftijd, geslacht, etniciteit en arbeidsmarktstatus) bedraagt voor problemen oplossen 33

    punten (Buisman e.a., 2013).

    Hoofdstuk 01 Achtergrond van het onderzoek

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 15

    Deze schaal is vervolgens onderverdeeld in een aantal niveaus die staan voor toenemende

    cognitieve complexiteit. In de analyses is onder niveau 1 een niveau toegevoegd: niveau

  • ecbo16

    Tabel 1.2 Samenstelling van de respondentengroep (v)mbo: hoogst voltooide opleidingsniveau, 16-34-jarigen

    16-34 jaar Waarvan ten tijde van het onderzoek onderwijs volgend

    Vmbo en mbo 1 283 160

    Mbo 2, 3 en 4 452 140

    Totaal 735 300

    1.6 Relatie met andere publicatiesDeze publicatie staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een reeks over kernvaardighe-

    den van mboers. Eerder verscheen Rekenniveaus op het mbo (Buisman, 2014); binnenkort

    verschijnt de publicatie Taalniveaus op het mbo (Groot, Houtkoop, Steehouder & Buisman, in

    druk). Alle drie de publicaties zijn gebaseerd op analyses van het internationale PIAAC-

    onderzoek. Nederlandse mboers worden langs de internationale meetlat gelegd en er is

    gekeken naar verschillen tussen onderwijssectoren, geslacht, etniciteit, beroepssectoren en

    indien mogelijk naar ontwikkelingen in de tijd.

    De rapporten over rekenvaardigheid en taalvaardigheid tonen aan dat Nederlandse mboers

    internationaal goed presteren op deze vaardigheden. Nederland behoort tot de hoogst preste-

    rende landen. In Nederland zijn de verschillen tussen mbo en algemeen vormend onderwijs

    (havo/vwo) wel groter dan in de meeste andere landen. Ook blijkt dat er binnen het mbo

    grote verschillen zijn in niveaus van taal- en rekenvaardigheid. We zien aan de ene kant een

    relatief hoog percentage mboers die beschouwd kunnen worden als excellente rekenaars

    en heel goede lezers; aan de andere kant zien we een groep die op rekenvaardigheid en

    taalvaardigheid juist heel laag scoort.

    Hoofdstuk 01 Achtergrond van het onderzoek

  • HOOFDSTUK

    02

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 19

    In dit hoofdstuk gaan we nader in op niveaus van digitaal problemen oplossen, onder (jong)-

    volwassenen in Nederland in het algemeen en met een mbo-opleiding in het bijzonder. We

    vergelijken het niveau van digitaal problemen oplossen in Nederland met andere landen, en

    brengen binnen Nederland verschillen tussen groepen, zoals tussen mannen en vrouwen en

    tussen mensen met een bol-opleiding (beroepsopleidende leerweg) en een bbl-opleiding

    (beroepsbegeleidende leerweg) in kaart. Ook ict-gebruik en leerstrategien van mboers komen

    aan bod. Tot slot gaan we in op de samenhang tussen rekenvaardigheid, taalvaardigheid

    en digitaal problemen oplossen.

    2.1 Hoe doen Nederlandse (jong)volwassenen het vergeleken met andere landen? In deze paragraaf vergelijken we de niveaus van digitaal problemen oplossen in verschil-

    lende landen.

    In sommige landen kwam het vaker voor dan in andere landen dat bij respondenten digitaal

    problemen oplossen niet gemeten kon worden, bijvoorbeeld omdat zij niet over voldoende

    ict-vaardigheden beschikken. Bij de afgevallen deelnemers kunnen veel respondenten zitten

    die minder goed zijn in problemen oplossen. Bij deze landen kan daardoor een iets te positief

    beeld ontstaan over het gemiddelde vaardigheidsniveau van de beroepsbevolking. In Nederland

    is het percentage deelname onder alle (jong)volwassenen relatief hoog (93,5%, zie figuur 2.1).

    Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • ecbo20

    0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

    Figuur 2.1 Gemiddelde percentage dat heeft deelgenomen aan de test digitaal problemen oplossen, 16-34-jarigen

    Finland

    Nederland

    Duitsland

    Zweden

    Zuid-Korea

    Tsjechi

    Canada

    Verenigd Koninkrijk

    Estland

    Noorwegen

    Denemarken

    Vlaanderen

    Oostenrijk

    Rusland

    Verenigde Staten

    Ierland

    Slowakije

    Polen

    Japan

    Geen computerervaring Onvoldoende operationele ict-ervaring

    Weinig computer ervaring en computerangst

    Meegedaan aan DPO-test

    Digitaal problemen oplossen vraagt om meer dan knoppenkennis. Men moet ook in staat zijn

    de juiste informatie op te zoeken en kunnen omgaan met verschillende softwareprogrammas,

    zoals tekstverwerkingsprogrammas. De aanspraak van de maatschappij op digitale vaardig-

    heden neemt toe. In Nederland komen kinderen meestal op school al in aanraking met computers.

    Het is dan ook geen verrassing dat er in Nederland nagenoeg geen (jong)volwassenen zijn

    die aangeven dat ze nooit met computers in aanraking zijn geweest (0,3%, zie figuur 2.1).

    Nederland hoort daarbij tot de landen waar het grootste percentage (jong)volwassen over ten

    minste enige computervaardigheid beschikt (6,5% van de Nederlandse (jong)volwassenen

    heeft om verschillende redenen niet meegedaan met de test voor problemen oplossen).

    Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 21

    Opvallend is dat een land als Japan juist een relatief groot uitvalpercentage kent (24,6%),

    vooral door een relatief grote groep die onervaren is of computerangst heeft. Dat betekent

    dus dat bijna 1 op de 4 jongeren in Japan niet mee heeft gedaan met de test.

    In de eerste analyse van digitaal problemen oplossen kijken we naar Nederlandse (jong)-

    volwassenen in internationaal vergelijkend perspectief. Figuur 2.2 laat zien hoe zij presteren

    ten opzichte van (jong)volwassenen in andere landen. Nederland scoort significant4 hoger

    dan het OECD-gemiddelde. In de ranglijst staat Nederland op de vierde plaats. Deze vierde

    plaats deelt Nederland met zes andere landen omdat het verschil te klein is om statistisch

    onderscheid te kunnen maken tussen Nederland en deze landen. Finland en Japan vormen

    samen de top. Daarbij maken we de kanttekening dat er in Japan een relatief groot aantal

    respondenten is, die niet hebben meegedaan aan de test voor digitaal problemen oplossen.

    4 Indien wordt gesproken over significantie is getoetst met p < 0.05.

  • ecbo22

    265 270 275 280 285 290 295 300 305 310

    Figuur 2.2 Vergelijking tussen landen van digitaal problemen oplossen, gemiddelde scores, 16-34-jarigen

    Finland

    Zweden

    Japan

    Nederland

    Noorwegen

    Zuid-Korea

    Vlaanderen

    Denemarken

    Tsjechi

    Oostenrijk

    Duitsland

    Australi

    OECD-gemiddelde

    Estland

    Canada

    Engeland

    Slowakije

    Verenigde Staten

    Rusland

    Ierland

    Polen

    Geen significante verschillen Scoort significant hoger dan Nederland Scoort significant lager dan Nederland

    Vervolgens hebben we gekeken naar de laagst en de hoogst presenterende respondenten.

    Bij de laagst presenterende respondenten gaat het om mensen die onder niveau 1 presteren

    (laag niveau van digitaal problemen oplossen). Daarnaast geven we de bovenkant van de

    schaalverdeling weer: het percentage respondenten met niveau 3 (hoog niveau van problemen

    oplossen). Figuur 2.3 en figuur 2.4 geven de resultaten van deze vergelijking weer.

    Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 23

    0 5 10 15 20 25

    Figuur 2.3 Percentage dat lager dan niveau 1 scoort per land, 16-34-jarigen

    Rusland

    VerenigdeStaten

    Polen

    Ierland

    Canada

    VerenigdKoninkrijk

    Slowakije

    Estland

    Duitsland

    OECD-gemiddelde

    Tsjechi

    Australi

    Vlaanderen

    Oostenrijk

    Denemarken

    Noorwegen

    Nederland

    Japan

    Finland

    Zweden

    Zuid-Korea

    Geen significante verschillen Scoort significant hoger dan Nederland Scoort significant lager dan Nederland

    Uit figuur 2.3 blijkt dat van de Nederlandse (jong)volwassenen ongeveer 7% onder niveau 1 scoort.

    Deze mensen hebben minder dan een basaal niveau van digitaal problemen oplossen. Dit zijn uite-

    raard alleen respondenten die wel met de test digitaal problemen oplossen hebben meegedaan.

    Nederland hoort bij de vijf landen met het laagste percentage 16-34-jarigen die onder niveau 1 scoren.

    Wat betreft het aantal (jong)volwassenen met een hoog niveau van digitaal problemen oplossen

    scoort Nederland significant hoger dan het OECD-gemiddelde. Er zijn echter geen grote

  • ecbo24

    verschillen met een groot deel van de andere landen in deze vergelijking. Alleen Japan scoort

    significant hoger.

    0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

    Figuur 2.4 Gemiddeld percentage dat op niveau 3 scoort per land, 16-34-jarigen

    Japan

    Zweden

    Finland

    Nederland

    Tsjechi

    Vlaanderen

    Duitsland

    Denemarken

    Canada

    Australi

    Noorwegen

    OECD-gemiddelde

    Polen

    Estland

    Australi

    VerenigdKoninkrijk

    Rusland

    VerenigdeStaten

    Slowakije

    Zuid-Korea

    Ierland

    Geen significante verschillen Scoort significant hoger dan Nederland Scoort significant lager dan Nederland

    Naast het gemiddelde niveau per land is het ook interessant om te kijken hoe de vaardigheid

    is verdeeld in de verschillende landen. Hoe hoog presteren de excellente probleemoplossers

    en hoe laag de zwakkere probleemoplossers vergeleken met andere landen? Om de spreiding

    Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 25

    de verdeling van de vaardigheid van digitaal problemen oplossen te onderzoeken, is

    gekeken naar Nederland en de drie landen die net als Nederland zowel aan de onderkant

    (percentage (jong)volwassenen met een laag niveau van digitaal problemen oplossen) als aan

    de bovenkant (percentage (jong)volwassenen met een hoog niveau van digitaal problemen

    oplossen) goed presteren op digitale vaardigheden: Japan, Finland en Zweden (figuur 2.5).

    Ter vergelijking is ook het internationale gemiddelde opgenomen. Als we kijken naar de boven-

    kant en de onderkant van de verdeling (het 1e, 5e, 95e en 99e percentiel), dan valt op dat

    Finland beter scoort dan de andere landen aan de onderkant van de verdeling. De laagst

    scorende 1% van de bevolking in Finland scoort 15,4 punten beter dan Nederland. Bij de

    hoogst presenterende 1% valt Japan in positieve zin op (4,8 punten hoger).

    De verschillen tussen deze vier landen (Nederland, Japan, Finland en Zweden) zijn niet uit-

    gesproken groot. In het bijzonder voor de grootste groep van gemiddeld scorende deelnemers

    zijn internationaal geen uitgesproken verschillen te zien met de andere landen in de vergelijking.

    De voornaamste verschillen tussen de landen zijn zichtbaar bij de uitgesproken laag of hoog

    presenterende deelnemers. In het algemeen kan Nederland, ook in vergelijking met de hoogst

    presterende landen goed meekomen.

    Figuur 2.5 Spreiding van digitale vaardigheden, percentielscores van Nederland vergeleken met Finland, Japan en Zweden

    1e 5e 10e 25e 50e 75e 95e90e 99e450

    Finland Nederland

    400

    350

    300

    250

    200

    150

    Zweden OECD-gemiddeldeJapan

  • ecbo26

    Samenvattend kunnen we zeggen dat Nederlandse (jong)volwassenen vergeleken met andere

    landen goed presteren als het gaat om digitaal problemen oplossen. Nederlandse (jong)

    volwassenen staan op de vierde plaats van de 21 landen waar digitaal problemen oplossen

    gemeten is.

    2.2 Digitaal problemen oplossen in het mbo vergeleken met andere onderwijs- sectorenHoe staat het met de verdeling van de vaardigheden over verschillende groepen Nederlandse

    (jong)volwassenen? Zien we een groot verschil tussen (jong)volwassenen uit verschillende

    onderwijssectoren?

    Figuur 2.6 toont het gemiddelde in digitale vaardigheid per onderwijssector onder (jong)-

    volwassenen van 16 tot en met 34 jaar. Het gaat om voltooide opleidingen.

    Figuur 2.6 Gemiddelde niveau van digitaal problemen oplossen per onderwijssector, 16-34-jarigen

    340

    Mbo 2, 3, 4 Havo Vwo Hbo WoVmbo/mbo 1

    320

    300

    280

    260

    240

    In figuur 2.6 zien we een toename van het niveau van digitaal problemen oplossen vanaf vmbo

    naar vwo. Het verschil in gemiddelde niveau tussen mbo en havo is goed te zien. Opvallend

    zijn de lagere gemiddelde niveaus bij respondenten met een hbo- en wo-achtergrond in ver-

    gelijking met respondenten met een vwo-achtergrond.

    We kunnen ook kijken naar de aansluiting binnen de verschillende onderwijssectoren in

    Nederland. In tabel 2.1 worden de gemiddelde scores tussen onderwijssectoren met elkaar

    vergeleken. De verschillen tussen mbo en havo zijn groot maar ook verschillen tussen havo

    en vwo zijn significant. Wat betreft het verschil tussen havo en mbo moet worden opgemerkt

    dat alleen mbo 4 voor het hbo kwalificeert. Mogelijk is het verschil met leerlingen van mbo 4

    kleiner. In de PIAAC-database kunnen deze groepen helaas niet afzonderlijk worden bekeken.

    Verder valt op dat er in de hoogste opleidingsniveaus niet of nauwelijks sprake is van een toename

    van het niveau van digitaal problemen oplossen. (Jong)volwassenen die het hbo of wo hebben

    afgerond kunnen in ongeveer dezelfde mate digitaal problemen oplossen.

    Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 27

    Overigens loopt de gemiddelde leeftijd per sector in de steekproef op (van 20,0 jaar op het

    vmbo/mbo 1; 26,3 op het mbo, tot 28,0 op het wo). Het ligt voor de hand dat binnen de

    groep van (jong)volwassenen de oudere respondenten sowieso beter zijn in digitaal proble-

    men oplossen, vanwege hun leeftijdsvoorsprong. Een deel van deze verschillen blijkt inder-

    daad te verklaren uit verschillen in gemiddelde leeftijd in de sectoren.5

    Tabel 2.1 Gemiddelde score digitaal problemen oplossen per onderwijssector

    Vmbo Mbo 2, 3, 4 Verschil

    281,9 289,3 7,4*

    Mbo 2, 3, 4 Havo Verschil

    289,3 310,6 21,3*

    Havo Vwo Verschil

    310,6 329,0 18,4*

    Havo Hbo Verschil

    310,6 316,9 6,3

    Vwo Wo Verschil

    329,0 326,0 -3,0

    *= significant (p

  • ecbo28

    Figuur 2.7 Percentage 16-34-jarigen dat op verschillende niveaus van digitaal problemen oplossen scoort per onderwijssector (mbo 2, 3, 4 samengenomen)

    100%

    Vmbo/mbo 1 Mbo 2, 3, 4 Havo Vwo Hbo Wo

    Niveau

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 29

    oplossen hebben (niveau 1), terwijl bij de sectoren Economie en Techniek meer respondenten

    op een gemiddeld (niveau 2) niveau scoren.

    Figuur 2.9 Niveau van digitaal problemen oplossen in verschillende beroepssectoren, 16-34-jarigen

    60%

    Economie Zorg & welzijn Techniek Landbouw

    50%

    40%

    30%

    20%

    10%

    0%

    Niveau

  • ecbo30

    Ook tussen autochtone en allochtone respondenten zijn er verschillen. Autochtone deelnemers

    hebben in alle onderwijssectoren een significant hoger niveau van digitaal problemen oplossen

    (gemiddeld over sectoren: 288,1) dan allochtonen (gemiddeld 18,3 lager). Het verschil is het

    meest uitgesproken op het hbo, waar het verschil 37 punten bedraagt. Voor het mbo is het

    verschil 22 punten.

    0 50 100 150 200 250 300 350

    Figuur 2.11 Gemiddelde scores digitaal problemen oplossen naar etniciteit (16-34-jarigen)

    Vmbo/mbo 1

    Havo/vwo

    Mbo 2, 3, 4

    Hbo

    Wo

    Allochtoon Autochtoon

    Computergebruik

    Uit onderzoek (Van Deursen & Van Dijk, 2008) blijkt dat hoogopgeleiden computers op een

    andere manier gebruiken dan laagopgeleiden. Voor lager opgeleiden is computer- en internet-

    gebruik meer consumptief dan functioneel. Het is met name gericht op vermaak: chatten en

    downloaden, en minder op het vinden van informatie, communicatie of gebruik maken van

    diensten. Er zijn dus verschillen in gebruikersprofielen. Wat is het gebruikersprofiel van de

    mbo-opgeleiden?

    Alle deelnemers in de hier onderzochte groep van (v)mboers geven aan ooit wel eens een

    computer gebruikt te hebben. Hoe ervaren zijn mboers in verschillende vormen van computer-

    gebruik?

    In figuur 2.12 is computer- en internetgebruik weergegeven voor mbo 2, 3 en 4. Welke

    activiteiten worden op internet ontplooid en hoe frequent? In de figuur is voor verschillende

    activiteiten weergegeven welk percentage mboers de activiteit nooit, regelmatig (meer of minder

    dan 1 keer per week) of juist elke dag gebruikt. Voor mboers hoort de computer bij het dagelijks

    leven; dat blijkt vooral uit dat maar heel weinig respondenten zeggen nooit te e-mailen (minder

    dan 1%). Ook internetbankieren en het online zoeken van informatie is omarmd; slechts

    rond de 4% van de mbo-respondenten zegt nooit gebruik te maken van internetbankieren.

    Daarnaast gebruiken ze regelmatig een tekstverwerkingsprogramma. Programmeren doen

    deze (jong)volwassenen zelden; ook maken zij niet al te vaak gebruik van spreadsheets en

    Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 31

    online chatten.6 Er is desalniettemin wel degelijk functioneel gebruik van ict onder mboers

    (e-mail, internetbankieren).

    Figuur 2.12 Frequentie van gebruik van ict-vaardigheden in het dagelijkse leven, 16-34-jarigen

    Chatten

    Programmeren

    E-mailen

    Internetbankieren

    Online informatie zoeken Tekstverwerken

    Spreadsheet gebruiken

    Nooit Minder dan 1x per week Ten minste 1x per week Iedere dag

    100%

    80%

    60%

    40%

    20%

    0%

    Welke vaardigheden gebruiken de respondenten op het werk? Deze vraag heeft 61,3% van de

    respondenten beantwoord (ongeveer een derde van de respondenten zat nog op school ten

    tijde van de meting). In figuur 2.13 worden de percentages weergegeven van de mate van ict-

    gebruik op het werk op verschillende domeinen. Hier zien we een iets ander beeld dan bij

    thuisgebruik. Zowel tekstverwerken als online informatie zoeken worden regelmatig gedaan door

    de meeste respondenten. De helft van deze groep maakt ook veel gebruik van e-mail op het

    werk. Er is ook een grote groep die geen of weinig gebruik maakt van de computer op het werk.

    6 De vraag was In hoe verre zult u in het dagelijks leven gewoonlijk deelnemen aan directe discussies op het internet, bijvoorbeeld online conferenties of chatsessies. Vermoedelijk maken de respondenten meer gebruik van sociale media per telefoon zoals sms en Whatsapp.

  • ecbo32

    Figuur 2.13 Frequentie van gebruik van ict-vaardigheden op het werk, 16-34-jarigen

    Chatten

    Programmeren

    E-mailen

    Internetbankieren

    Online informatie zoeken Tekstverwerken

    Spreadsheet gebruiken

    Nooit Minder dan 1x per week Ten minste 1x per week Iedere dag

    100%

    80%

    60%

    40%

    20%

    0%

    Al met al zien we dat mboers zowel thuis als op het werk heel regelmatig de computer ge-

    bruiken. Bijna alle mboers maken gebruik van e-mail, zoeken dingen online op of gebruiken

    internetbankieren. Op het werk is er onder de mboers ook een groep die geen computer

    gebruikt in zijn dagelijkse werkzaamheden.

    Leerstrategien

    In het PIAAC-onderzoek zijn vragen over leerstrategien opgenomen, omdat deze belangrijk

    zijn om je hele leven goed te blijven leren (OECD, 2013). De vragen geven een indicatie van

    leergierigheid (Buisman e.a., 2013).

    Wellicht hebben de respondenten met hoge en lage niveaus van digitaal problemen oplossen

    andere attitudes ten opzichte van dagelijkse uitdagingen en leermogelijkheden.

    Verschillen de leerstrategien van mboers met een gemiddeld tot hoog niveau van digitaal

    problemen oplossen van die van mboers met een laag niveau van digitaal problemen oplossen?

    We maken een onderscheid tussen respondenten met een vaardigheidsniveau van 1 of kleiner

    (54,6%) en van 2 of groter (45,4%).

    De vragen in het onderzoek gaan over de manier waarop men omgaat met problemen en taken.

    Daarvoor zijn vijf vaardigheden/houdingen voorgelegd aan de respondenten. Gevraagd is naar

    de mate waarin men graag dingen uitzoekt en nieuwe informatie integreert met bestaande kennis.

    De figuren 2.14 tot en met 2.18 laten zien in welke mate verschillende leerstrategien worden

    gebruikt door de respondenten. Het blijkt dat mboers die hoger scoren op digitaal problemen

    oplossen in hogere mate leerstrategien en -houdingen gebruiken in het dagelijkse leven. Onder

    de mboers met een laag niveau van digitale vaardigheden geeft al gauw ruim 10% aan nooit

    Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 33

    gebruik te maken van de gevraagde strategie. De enige uitzondering hierop is de vraag of men

    wel eens nieuwe informatie opzoekt als iets niet wordt begrepen. Dat doen vrijwel alle mboers.

    0 10 20 30 40 50 60

    Figuur 2.14 Ik zoek graag moeilijke dingen tot de bodem uit.

    In zeer hoge mate

    In enige mate

    In hoge mate

    Een heel kleinbeetje

    Helemaal niet

    Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen

    0 10 20 30 40 50 60

    Figuur 2.15 Wanneer ik iets nieuws tegenkom, probeer ik het in verband te brengen met wat ik al weet.

    In zeer hoge mate

    In enige mate

    In hoge mate

    Een heel kleinbeetje

    Helemaal niet

    Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen

    0 10 20 30 40 50 60

    Figuur 2.16 Als ik iets niet begrijp, zoek ik naar extra informatie om het duidelijker te maken.

    In zeer hoge mate

    In enige mate

    In hoge mate

    Een heel kleinbeetje

    Helemaal niet

    Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen

  • ecbo34

    0 10 20 30 40 50 60

    Figuur 2.17 Ik zoek graag uit hoe verschillende ideen bij elkaar passen.

    In zeer hoge mate

    In enige mate

    In hoge mate

    Een heel kleinbeetje

    Helemaal niet

    Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen

    0 10 20 30 40 50 60

    Figuur 2.18 Wanneer ik hoor of lees over nieuwe ideen, probeer ik ze in verband te brengen met levensechtesituaties waarop ze van toepassing kunnen zijn.

    In zeer hoge mate

    In enige mate

    In hoge mate

    Een heel kleinbeetje

    Helemaal niet

    Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen

    Het blijkt dat respondenten die hoger scoren op digitaal problemen oplossen ook meer leer-

    strategien gebruiken. Zij zullen vaker in dagelijkse situaties leren (informeel leren) en hun

    vaardigheden daarmee trainen.

    De resultaten laten ook zien dat een deel van de mboers nauwelijks leerstrategien gebruikt.

    Aangezien er bewijs is dat leerstrategien benvloed kunnen worden door onderwijs lijkt meer

    aandacht voor leerstrategien in het curriculum wenselijk. Als het gebruik van deze strategien

    zou toenemen, zou dit uiteindelijk het niveau van probleemoplossend vermogen en andere

    vaardigheden kunnen vergroten.

    2.4 Samenhang digitaal problemen oplossen, rekenvaardigheid en taalvaardigheidIn het PIAAC-onderzoek zijn taalvaardigheid en rekenvaardigheid gemeten naast digitaal

    problemen oplossen. Wat is de relatie is tussen deze drie vaardigheden? Het figuur van 21ste-

    eeuwse vaardigheden van Kennisnet, dat we in hoofdstuk 1 hebben opgenomen, veronderstelt

    Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 35

    dat taal en rekenen kernvaardigheden zijn die aan de basis liggen van hogere orde vaardig-

    heden, zoals digitaal problemen oplossen. Dat impliceert dat als het niveau van taal en/of rekenen

    omhoog gaat, ook het niveau van digitaal probleem oplossen stijgt. Het impliceert ook dat een

    stijging van het niveau van digitaal problemen oplossen niet noodzakelijkerwijs leidt tot een

    stijging van het niveau van taal en rekenen. Uit onderstaande analyses blijkt echter dat alle

    drie de vaardigheden min of meer op gelijke voet staan: iedere vaardigheid is deels uit de

    andere twee te voorspellen.

    Respondenten die goed zijn in digitaal problemen oplossen, zijn ook goed in taalvaardigheid en

    rekenvaardigheid. Figuur 2.19 laat zien dat mboers met een lager niveau van digitaal problemen

    oplossen, ook lager scoren op taal- en rekenvaardigheid en omgekeerd: hoe hoger het niveau

    van digitaal probleem oplossen, hoe hoger de score op taal- en rekenvaardigheid.7

    Figuur 2.19 Het niveau van taalvaardigheid en rekenvaardigheid van respondenten met een lager en hoger niveau van digitaal problemen oplossen, 16-34-jarigen

    350

    Taalvaardigheid Rekenvaardigheid

    300

    250

    200

    Laag niveau digitaal problemen oplossen Hoog niveau digitaal problemen oplossen

    Er is een sterke samenhang tussen de vaardigheden. Zowel de correlatie tussen taalvaardig-

    heid en digitaal problemen oplossen als tussen rekenvaardigheid en digitaal problemen oplos-

    sen, is sterk te noemen.8 Dit wil zeggen dat ook uit deze correlaties blijkt dat mboers die hoog

    op digitaal problemen oplossen scoren ook goed zijn in taal- en rekentaken (zie bijlage 3 voor

    grafieken waarin de vaardigheden zijn uitgezet ten opzichte van elkaar in een puntenwolk).

    Overigens is ook tussen taalvaardigheid en rekenvaardigheid de correlatie hoog.9 Dit beeld

    onder (jong)volwassenen in het beroepsonderwijs komt overigens redelijk overeen met wat

    we zien onder de hele beroepsbevolking (Buisman e.a., 2013). Daar vinden we in Nederland

    7 Beide verschillen zijn statistisch significant.8 Respectievelijk, r = 0,76 en r = 0,71.9 r = 0,82.

  • ecbo36

    ook een sterke samenhang tussen de vaardigheden. Dus we zien hiermee dat reken- en

    taalvaardigheden en digitaal problemen oplossen onderling samenhangen. Het is echter nog

    onduidelijk welk aandeel ieder van de vaardigheden heeft in het voorspellen van het niveau

    van digitaal problemen oplossen.

    Wat is de invloed van taal en rekenen op digitaal problemen oplossen? Kunnen we het niveau

    van digitaal problemen oplossen voorspellen op basis van de andere twee gemeten vaardig-

    heden? Met behulp van regressiemodellen is de relatie tussen de drie vaardigheden verder

    onderzocht. We bekijken eerst de bijdrage van taal en rekenen op digitaal problemen oplossen.

    Deze bijdrage blijkt significant: beide variabelen hebben dus uniek voorspellend vermogen

    in het model dat in totaal 60% van de variantie verklaart.10 Met andere woorden, verschillen

    tussen respondenten in zowel taal als rekenen kunnen ieder een substantieel deel van de

    verschillen tussen respondenten in digitaal problemen oplossen verklaren. Het is dus inderdaad

    zo dat betere rekenvaardigheden en taalvaardigheden apart bijdragen aan een beter vermogen

    problemen op te lossen in een digitale omgeving.

    Het idee dat digitaal problemen oplossen een hogere orde-vaardigheid is, en taal en rekenen

    basisvaardigheden, zou ondersteund worden als blijkt dat het niveau van digitaal problemen

    oplossen niets voorspelt over het niveau van taal dan wel rekenen. Theoretisch zouden we dus

    kunnen verwachten dat de mate van vaardigheid om digitaal problemen op te lossen geen

    duidelijke bijdrage levert aan taal of rekenen. Als we kijken naar het effect van digitaal problemen

    oplossen op de taal en rekenvaardigheid, blijkt echter wel een significante eigen bijdrage.

    Dus als we digitaal problemen oplossen en taalvaardigheid gebruiken om rekenvaardigheid

    te verklaren blijkt dat digitaal problemen oplossen, net als taalvaardigheid een significante

    bijdrage heeft op rekenvaardigheid.11 Als we digitaal problemen oplossen naast rekenen gebruiken

    om taalvaardigheid te verklaren, dan zien we ook hier onafhankelijke bijdragen aan taalvaardig-

    heid.12 Deze drie analyses tezamen geven aan dat de drie vaardigheden op gelijke voet staan,

    ieder heeft een unieke bijdrage aan de andere en is niet weg te nemen door een van de andere

    vaardigheden. Bijlage 4 illustreert het patroon tussen de vaardigheden ook met behulp van

    andere analyses.

    Samengevat komt uit de analyses naar voren dat de drie vaardigheden sterk aan elkaar zijn

    gerelateerd. Deelnemers die laag scoren op de ene vaardigheid presteren ook minder goed op

    de andere vaardigheden.

    We zijn nagegaan in hoeverre taal- en rekenvaardigheden bijdragen aan digitaal problemen

    oplossen. Dit blijkt het geval voor zowel taal- als rekenvaardigheden, waarbij de rol van taal-

    vaardigheid iets groter is dan die van rekenvaardigheid.

    10 R2 = 0,60.11 R2 = 0,68.12 R2 = 0,72.

    Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 37

    Ten slotte is er ook een redelijk grote overlap tussen taal en rekenen, ze meten voor een deel

    dezelfde onderliggende vaardigheid. Dit kan te maken hebben met het feit dat een goed taal-

    begrip van belang is voor het lezen en begrijpen van rekenopdrachten.

    Het gevonden patroon is in overeenstemming met het idee dat verbetering van taalvaardigheid

    en rekenvaardigheid bij zouden kunnen bijdragen aan digitaal problemen oplossen. Andersom

    zou het zelfs zo kunnen zijn dat het stimuleren van digitaal problemen oplossen helpt bij taal-

    en rekenvaardigheid. Het gegeven dat dat vaardigheden samenhangen en uit elkaar te voor-

    spellen geeft hierover overigens geen zekerheid (die kan niet gegeven worden met de huidige

    dataset). Vervolgonderzoek naar de toename van vaardigheid kan inzicht geven in oorzakelijke

    verbanden. Het zou waardevol zijn om (in bijvoorbeeld een interventiestudie) na te gaan of

    het verbeteren van digitale vaardigheden inderdaad gebruikt kan worden om taal of rekenen

    te verbeteren.

  • HOOFDSTUK

    03

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 39

    Op basis van secundaire analyses van PIAAC-data is onderzocht hoe Nederlandse (jong)volwas-

    senen tussen de 16 en 34 jaar presteren op digitaal problemen oplossen in vergelijking met

    andere landen. Er is gekeken naar verschillen tussen (jong)volwassenen met een mbo-achter-

    grond en met een havo/vwo-achtergrond. Daarnaast is de onderlinge samenhang tussen

    taalvaardigheid, rekenvaardigheid en digitaal problemen oplossen onderzocht.

    Uit internationaal het onderzoek blijkt dat Nederlandse 16-34-jarigen een hoge gemiddelde score

    in digitaal problemen oplossen hebben ten opzichte van andere deelnemende landen. Verder

    zijn er in Nederland in vergelijking met andere landen nagenoeg geen (jong)volwassenen die

    nooit in aanraking geweest zijn met computers.

    Naast de gemiddeld gezien goede prestaties zien we ook grote verschillen tussen groepen.

    Vrouwen blijven achter bij de prestaties op digitaal problemen oplossen ten opzichte van

    mannen. Dat geldt ook voor de prestaties van allochtone (jong)volwassenen ten opzichte van

    autochtone (jong)volwassenen.

    In het onderzoek zijn analyses van PIAAC-data gerapporteerd voor de hele groep 16-34-jarigen.

    Daarnaast is een aantal specifieke analyses uitgevoerd, die gericht zijn op Nederlandse (jong)-

    volwassenen met een mbo-achtergrond. In grote lijnen zien we gelijke patronen bij de hele groep

    16-34-jarigen en de groep met een mbo-achtergrond. Wel zien we dat (jong)volwassenen met

    een havo/vwo-opleiding gemiddeld hoger scoren op digitaal problemen oplossen dan (jong)-

    volwassenen met een mbo-opleiding.

    Onder mboers is een relatief grote groep met een laag niveau van digitaal problemen oplossen.

    Daarnaast is een kleine groep met een hoog niveau van digitaal problemen oplossen. Op basis

    van de PIAAC-data konden in de analyses geen vergelijkingen gemaakt worden tussen respon-

    denten met een mbo 2-, mbo 3- en mbo 4-achtergrond.

    We hebben gekeken naar de samenhang tussen digitaal problemen oplossen en andere

    attitudes en vaardigheden die respondenten gebruiken bij het omgaan met en oplossen van

    vraagstukken die zij in het dagelijks leven tegenkomen. Uit het onderzoek blijkt dat respon-

    Samenvatting en discussie

  • ecbo40

    denten die hoger scoren op digitaal problemen oplossen vaker leerstrategien toepassen in

    het dagelijkse leven. Kennelijk doen respondenten die beter zijn in het digitaal oplossen van

    problemen, het ook beter in het echte niet-digitale leven.

    Ten slotte hebben we gekeken naar de samenhang tussen taalvaardigheid, rekenvaardigheid

    en digitaal problemen oplossen. In de literatuur wordt een dergelijke relatie verondersteld.

    Uit de analyses blijkt dat hoe hoger het niveau van taalvaardigheid en rekenvaardigheid, hoe

    hoger het niveau van digitaal problemen oplossen. Andersom geldt het ook: hoe hoger het

    niveau van digitaal problemen oplossen, hoe hoger het taal- en rekenniveau.

    De analyses laten zien dat taalvaardigheid en rekenvaardigheid prestaties op digitaal problemen

    oplossen deels kunnen verklaren. Dit geeft een indicatie dat taalvaardigheid en rekenvaardig-

    heid bijdragen aan het vermogen om digitaal problemen op te lossen. Daarnaast zou het zelfs

    zo kunnen zijn dat digitaal problemen oplossen bij kan dragen aan de ontwikkeling van taal-

    en rekenvaardigheid. Het kan waardevol zijn in vervolgonderzoek deze relatie nader te onder-

    zoeken.

    Discussie

    Het belang van digitaal problemen oplossen als 21ste-eeuwse vaardigheid is evident. Het voort-

    gezet onderwijs heeft de discussie over 21ste-eeuwse vaardigheden en de gevolgen voor de

    curricula, de didactiek en de professionalisering van de docenten voortvarend opgepakt.

    Ook in het mbo zetten steeds meer instellingen zich actief in op de ontwikkeling van een meer

    eigentijdse digitale didactiek en is er toenemende aandacht voor 21ste-eeuwse vaardig-

    heden. Minister van Onderwijs Jet Bussemaker benadrukt het belang van 21ste-eeuwse

    vaardigheden. In haar toespraak bij MBO City 2014 (24 november 2014) sprak zij over het

    belang van astronautenskills, die nodig zijn voor het vakmanschap van de toekomst. Opleiden

    voor traditioneel vakmanschap is volgens haar niet voldoende. Het gaat erom mboers op

    te leiden door kennis, vaardigheden n persoonlijke ontwikkeling (hoofd, hand en hart) te

    combineren. Dat is nodig om mensen op te leiden voor beroepen in de 21ste eeuw.

    De resultaten van het onderzoek naar digitaal problemen oplossen onder mbo-opgeleide (jong)-

    volwassenen kan richting geven aan het zoekproces van docenten om 21ste-eeuwse vaardig-

    heden meer en beter te verankeren in het onderwijs.

    In de herziene kwalificatiedossiers zijn veel van deze vakoverstijgende vaardigheden als

    kwalificatie-eisen opgenomen. Daarbij gaat het onder meer om digitale vaardigheden en

    probleemoplossende vaardigheden, die veelal een beroep doen op hogere cognitieve vermogens

    van de studenten.

    Hoofdstuk 03 Samenvatting en discussie

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 41

    De PIAAC-analyses van digitaal problemen oplossen laten zien dat een deel van de mboers

    relatief laag presteert op deze vaardigheden. Als het de ambitie van het mbo is om studenten

    goed toe te rusten voor de beroepen in de 21ste eeuw zal in het onderwijs extra en meer

    expliciete aandacht nodig zijn voor deze vaardigheden.

    Een apart curriculum voor deze vaardigheden lijkt niet een voor de hand liggende oplossing om

    de ontwikkeling ervan te borgen in het onderwijs. Digitaal problemen oplossen is een vak-

    overstijgende vaardigheid die binnen bestaande en nieuwe curricula voor beroepsgerichte en

    generieke vakken ontwikkeld kan worden. Extra aandacht voor digitaal problemen oplossen

    als vakoverstijgende vaardigheid is denkbaar in de didactiek van de beroepsgerichte n generieke

    vakken. Daarbij kan gedacht worden aan:

    Meer uitdagende, complexe opdrachten, projecten en taken die een beroep doen op

    cognitieve structuren en processen waarmee problemen opgelost kunnen worden.

    Inzet en gebruik van digitale technologie bij het uitvoeren van taken en oplossen van

    problemen, verdergaand dan het dagelijks gebruik van computers en internettoepassingen.

    Meer aandacht voor activerende didactiek, blended learning, met afwisseling van leren op

    school, het toepassen van vaardigheden in (projecten in) de beroepspraktijk.

    Meer en betere afwisseling van groepsleren, individueel leren met ict-ondersteuning en

    leren met begeleiding van docenten.

    Betere aansluiting van het onderwijs op de verschillende niveaus in taalvaardigheid, reken-

    vaardigheid en digitaal problemen oplossen tussen studenten onderling door maatwerk en

    (intern) differentiren, zowel in opdrachten en taken, instructie, als in feedback geven en

    beoordelen.

    Naarmate er hogere niveaus en complexere vormen van taal- en rekenvaardigheden gevraagd

    worden, wordt het beroep op probleemoplossend vermogen voor deze taken ook groter. Dit zou

    kunnen betekenen dat aandacht die besteed wordt aan problemen oplossen in het onderwijs,

    ook ten goede kan komen aan prestaties op taal- en rekentaken. Het is zelfs niet uit te sluiten

    dat het juist belangrijk is deze generieke vaardigheid te ontwikkelen omdat het de bottleneck

    kan blijken te zijn voor sommige (groepen) studenten om tot een hoger taal- of rekenniveau

    te komen. Nader onderzoek kan uitwijzen hoe de vaardigheden samenhangen en het beste

    gestimuleerd kunnen worden in de ontwikkeling.

    Studenten begeleiden bij en uitdagen tot ontwikkeling van hogere orde vaardigheden betekent

    dat het mbo niet beperkt kan blijven tot het opleiden voor het traditionele vakmanschap. Het

    vraagt meer en expliciete aandacht voor vakoverstijgende vaardigheden die nodig zijn voor

    het vakmanschap van de 21ste eeuw. Daarvoor lijkt samenwerking met het regionaal bedrijfs-

    leven/werkveld een cruciale factor. Via docentenstages in het bedrijfsleven en wederzijdse

    kennisuitwisseling tussen bedrijven en mbo-instellingen kan scherper in beeld komen welke

    21ste-eeuwse vaardigheden van mbo-studenten gevraagd worden.

  • ecbo42

    Vanwege het toenemend belang van 21ste-eeuwse vaardigheden worden er nieuwe en andere

    eisen gesteld aan het vakmanschap en de professionaliteit van de docenten, zowel wat betreft

    het eigen niveau van probleemoplossende vaardigheden als wat betreft het didactisch repertoire.

    Het is onvermijdelijk dat dit in bij- en nascholing van docenten en in de curricula van de leraren-

    opleidingen een plek moet krijgen.

    Hoofdstuk 03 Samenvatting en discussie

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 45

    Baay, P., Buisman, M. & Houtkoop, W. (2015). Laaggeletterden: achterblijvers in de digitale

    wereld? Vaardigheden van burgers en aanpassingen door overheden. Den Haag:

    Stichting Lezen en Schrijven.

    Buisman, M., Allen, J., Fouarge, D., Houtkoop, W. & Velden, R. van der (2013). PIAAC:

    Kernvaardigheden voor werk en leven. Resultaten van de Nederlandse Survey 2012.

    s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

    Buisman, M. (2014). Rekenniveaus op het mbo: Nederlandse jongeren langs de internationale

    meetlat. s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

    Christoffels, I. & Baay, P. (in voorbereiding). De toekomst begint vandaag: 21ste-eeuwse

    vaardigheden in het beroepsonderwijs. s-Hertogenbosch: Expertisecentrum

    Beroepsonderwijs.

    Deursen, A.J.A.M. van & Dijk, J.A.G.M. van (2008). Digitale vaardigheden van Nederlandse

    burgers. Een prestatiemeting van operationele, formele, informatie en strategische

    vaardigheden bij het gebruik van overheidswebsites. Enschede: Universiteit Twente.

    Eimers, T., Keppels, E. & Jager, A. (2010). De bbl als leerweg voor volwassenen; Een kwantitatieve

    analyse van deelnemers van 23 jaar en ouder in de beroepsbegeleidende leerweg

    in het mbo. s-Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

    Groot, A., Houtkoop, W., Steehouder, P. & Buisman, M. (in druk). Taalniveaus op het mbo:

    De leesvaardigheid van Nederlandse mboers in (inter)nationaal perspectief.

    s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

    Kennisnet: www.kennisnet.nl.

    Onderwijsraad (2014). Een eigentijds curriculum. Advies. Den Haag: Onderwijsraad.

    Geraadpleegde literatuur

  • ecbo46

    OECD (2009). PIAAC problem solving in technology-rich environments: a conceptual framework.

    OECD Education Working Paper no 36. EDU/WKP(2009)15. By PIAAC Expert Group

    on Problem Solving in Technology-Rich Environments.

    OECD (2013). Technical Report of the Survey of Adult Skills (PIAAC). Pre-publication copy.

    Geraadpleegd via http://www.oecd.org/site/piaac/_Technical%20Report_17OCT13.pdf.

    Petit, R. & Verheijen, E. (2015). Toegerust voor de toekomst: Aandacht voor kritische denk-

    vaardigheden en sociaal-culturele vaardigheden in het mbo. s-Hertogenbosch:

    Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

    Voogt, J. & Pareja Roblin, N. (2010). 21st Century Skills. Discussienota. Enschede: Universiteit

    Twente.

    Geraadpleegde literatuur

  • B I J L A G E

    01

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 49

    PIAAC meet door middel van een test de mate waarin (jong)volwassenen een aantal vaardig-

    heden beheersen: taalvaardigheid, rekenvaardigheid en probleemoplossend vermogen in

    digitale omgevingen (digitaal problemen oplossen). Het gaat om functionele vaardigheden:

    het begrijpen en gebruiken van informatie die men in het dagelijks leven tegenkomt. We noemen

    dit kernvaardigheden, vaardigheden die noodzakelijk zijn om optimaal deel te nemen aan de

    arbeidsmarkt, onderwijs en scholing en het sociale en maatschappelijke leven.

    Tabel B1.1 geeft voor de drie vaardigheidsgebieden (taal, rekenen, digitaal problemen oplossen)

    de definities, de inhoud van de vaardigheden, de cognitieve strategien waarmee taken kunnen

    worden uitgevoerd en de context waarbinnen dat gebeurt.

    In tabel B1.2 zijn de schaalwaarden voor digitaal problemen oplossen weergegeven. Per niveau

    is het OECD-gemiddelde vermeld: het percentage van de beroepsbevolking (16-65 jaar) van

    alle deelnemende landen, dat op dat niveau scoorde.

    Vaardigheden en vaardigheidsniveaus

  • ecbo50

    Tabel B1.1 Overzicht van de vaardigheden in PIAAC

    Taalvaardigheid Rekenvaardigheid Probleemoplossend vermogen in een digitale omgeving

    Definitie Het gebruiken van geschreven informatie om te functioneren in de maatschappij, de eigen doelen te verwezenlijken en de eigen kennis en mogelijk- heden te ontwikkelen. Taal- vaardigheid omvat een reeks van vaardigheden. Van het begrijpen van geschreven woorden en zinnen tot het interpreteren en evalueren van complexe teksten. Informatie over de vaardigheden van volwassenen met een laag beheersingsniveau wordt verkregen door een toets van taalcomponenten waarin gekeken wordt naar woordenschat, zinsbegrip en het ver-mogen om vloeiend te lezen.

    Het vermogen om mathematische informatie en ideen te gebruiken, te interpreteren en te delen om zo om te gaan met wiskundige eisen in uiteenlopende situaties. De rekenvaardigheden zijn in PIAAC gericht op het beheersen van een situatie of het oplossen van een probleem in een realistische context, door te reageren op mathematische inhouden/informatie/ideen die op verschillende manieren worden weer-gegeven.

    Het vermogen om digitale technologie en communicatie-middelen te gebruiken om informatie te verkrijgen en te evalueren, met anderen te communiceren en prak-tische taken te verrichten. Probleemoplossend vermogen richt zich op de vaardigheden om problemen op te lossen voor persoonlijke, werkgerelateerde en maat-schappelijke doelen, door passende doelen en plannen te formuleren, informatie te zoeken en te gebruiken door computers en computernetwerken.

    Inhoud Verschillende soorten tekst die worden gekenmerktdoor het medium gedrukt of digitaal en het format: Continue of prozateksten (zoals verhalen en

    krantenartikelen) Discontinue of geconcentreerde tekstsoorten (zoals

    advertenties en tabellen) Gemengde teksten Meerdere teksten (multiple texts)

    Mathematische inhouden, informatie en ideen: Hoeveelheid en getal Dimensie en vorm Patroon, relaties en verandering Gegevens en toeval

    Weergaves van mathematische informatie: Voorwerpen en afbeeldingen Getallen en symbolen Visuele weergaves, bijvoorbeeld diagrammen,

    kaarten, grafieken, tabellen Teksten Digitale weergaves

    Digitale omgevingen: Hardware apparaten Software webbrowsers, tekstverwerkingsprogrammas,

    spreadsheets Commandos en functies Visuele weergave van

    teksten, plaatjes, video

    Probleemoplossingstaken: Intrinsieke complexiteit Explicitering van de

    probleemformulering

    Cognitieve strategien Toegankelijk maken en identificeren Integreren en interpreteren door tekstdelen met

    elkaar te verbinden Evalueren en reflecteren

    Identificeren, lokaliseren of toegang krijgen tot Handelen en gebruiken: ordenen, tellen, schatten,

    berekenen, meten, modelleren Interpreteren, evalueren

    en analyseren Communiceren

    Doelen stellen en voortgang monitoren Plannen Informatie verkrijgen en

    evalueren Informatie gebruiken

    Context Werk Persoonlijk Maatschappij en gemeenschap Onderwijs en scholing

    Werk Persoonlijk Maatschappij en gemeenschap Onderwijs en scholing

    Werk Persoonlijk Maatschappij en gemeenschap Onderwijs en scholing

    Bron: Buisman e.a., 2013, p. 18-19.

    Bijlage 01 Vaardigheden en vaardigheidsniveaus

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 51

    Tabel B1.1 Overzicht van de vaardigheden in PIAAC

    Taalvaardigheid Rekenvaardigheid Probleemoplossend vermogen in een digitale omgeving

    Definitie Het gebruiken van geschreven informatie om te functioneren in de maatschappij, de eigen doelen te verwezenlijken en de eigen kennis en mogelijk- heden te ontwikkelen. Taal- vaardigheid omvat een reeks van vaardigheden. Van het begrijpen van geschreven woorden en zinnen tot het interpreteren en evalueren van complexe teksten. Informatie over de vaardigheden van volwassenen met een laag beheersingsniveau wordt verkregen door een toets van taalcomponenten waarin gekeken wordt naar woordenschat, zinsbegrip en het ver-mogen om vloeiend te lezen.

    Het vermogen om mathematische informatie en ideen te gebruiken, te interpreteren en te delen om zo om te gaan met wiskundige eisen in uiteenlopende situaties. De rekenvaardigheden zijn in PIAAC gericht op het beheersen van een situatie of het oplossen van een probleem in een realistische context, door te reageren op mathematische inhouden/informatie/ideen die op verschillende manieren worden weer-gegeven.

    Het vermogen om digitale technologie en communicatie-middelen te gebruiken om informatie te verkrijgen en te evalueren, met anderen te communiceren en prak-tische taken te verrichten. Probleemoplossend vermogen richt zich op de vaardigheden om problemen op te lossen voor persoonlijke, werkgerelateerde en maat-schappelijke doelen, door passende doelen en plannen te formuleren, informatie te zoeken en te gebruiken door computers en computernetwerken.

    Inhoud Verschillende soorten tekst die worden gekenmerktdoor het medium gedrukt of digitaal en het format: Continue of prozateksten (zoals verhalen en

    krantenartikelen) Discontinue of geconcentreerde tekstsoorten (zoals

    advertenties en tabellen) Gemengde teksten Meerdere teksten (multiple texts)

    Mathematische inhouden, informatie en ideen: Hoeveelheid en getal Dimensie en vorm Patroon, relaties en verandering Gegevens en toeval

    Weergaves van mathematische informatie: Voorwerpen en afbeeldingen Getallen en symbolen Visuele weergaves, bijvoorbeeld diagrammen,

    kaarten, grafieken, tabellen Teksten Digitale weergaves

    Digitale omgevingen: Hardware apparaten Software webbrowsers, tekstverwerkingsprogrammas,

    spreadsheets Commandos en functies Visuele weergave van

    teksten, plaatjes, video

    Probleemoplossingstaken: Intrinsieke complexiteit Explicitering van de

    probleemformulering

    Cognitieve strategien Toegankelijk maken en identificeren Integreren en interpreteren door tekstdelen met

    elkaar te verbinden Evalueren en reflecteren

    Identificeren, lokaliseren of toegang krijgen tot Handelen en gebruiken: ordenen, tellen, schatten,

    berekenen, meten, modelleren Interpreteren, evalueren

    en analyseren Communiceren

    Doelen stellen en voortgang monitoren Plannen Informatie verkrijgen en

    evalueren Informatie gebruiken

    Context Werk Persoonlijk Maatschappij en gemeenschap Onderwijs en scholing

    Werk Persoonlijk Maatschappij en gemeenschap Onderwijs en scholing

    Werk Persoonlijk Maatschappij en gemeenschap Onderwijs en scholing

    Bron: Buisman e.a., 2013, p. 18-19.

  • ecbo52

    Tabel B1.2 Beschrijving van de vaardigheidsniveaus voor probleemoplossend vermogen in digitale omgevingen

    Niveau Schaalwaarde Percentage volwassenen op elk niveau, OECD-gemiddelde

    Soort taken die op elk vaardigheidsniveau succesvol worden uitgevoerd

    Geen computer-ervaring

    N.v.t. 8% Volwassenen in deze categorie rapporteerden geen eerdere computerervaring en deden daarom de papieren versie van de test, die niet de vaardigheid probleem oplossen omvatte.

    Konden ICT kerntaken niet

    N.v.t. 4,9% Volwassenen in deze categorie hadden wel eerdere computerervaring, maar zakten voor de ict-kerntest, die basale computervaardigheden meet, zoals het gebruiken van een muis of het bladeren in een webpagina. Zij namen daarom de papieren versie van de test, die niet de vaardigheid probleem oplossen omvatte.

    Kozen ervoor om niet aan de computerversie van de test deel te nemen

    N.v.t. 9,9% Volwassenen in deze categorie kozen bewust voor de papieren versie, ook al hadden ze enige computer-ervaring ze werden om die reden niet getest op hun probleemoplossend vermogen.

    < Niveau 1 Lager dan 241 punten 12,3% Taken zijn gebaseerd op helder gedefinieerde problemen die vragen om het gebruik van n functie binnen een algemene interface om aan n expliciet criterium te voldoen, zonder te redeneren of informatie te transformeren. Er zijn weinig stappen nodig en er worden geen subdoelen gegenereerd.

    Niveau 1 241 - 290 29,4% Op dit niveau vragen de taken om het gebruik van algemeen gangbare technologische toepassingen, zoals e-mail of een webbrowser. Er is weinig navigatie nodig om de informatie of commandos te vinden die nodig zijn voor de oplossing van het probleem. Het probleem kan worden opgelost, los van het begrip van de respondent en het gebruik van specifieke tools en functies. De taken omvatten weinig stappen en een minimum aantal operators. Op cognitief niveau kan de respondent het doel eenvoudig afleiden uit de for-mulering van de taak. Het oplossen van het probleem vraagt om het toepassen van expliciete criteria en er worden weinig eisen gesteld aan de monitoring van het proces. Het identificeren van de inhoud en operators vindt plaats door simpele vergelijking. Alleen eenvoudige redeneertaken zoals het toewijzen van items aan categorien zijn vereist; informatie hoeft niet gecontrasteerd of gentegreerd te worden.

    Niveau 2 291 - 340 28,2% Op dit niveau vragen taken om de toepassing van generieke en meer specifieke technologische toepas-singen. Zo moet de respondent soms gebruikmaken van een onbekend online formulier. Enige navigatie langs paginas en toepassingen is nodig. Het gebruiken van tools bijvoorbeeld een sorteerfunctie kan de oplossing van het probleem vergemakkelijken. De taakmoet worden voldaan, expliciet. Er worden hogere eisen aan de monitoring van het proces gesteld. Onverwachte uitkomsten of impasses kunnen voorkomen. De taak kan het evalueren van de relevantie van een set items omvatten om afleiders al dan niet te kunnen negeren. Enige integratie en inferentile redeneringen kunnen nodig zijn.

    Niveau 3 Hoger dan 340 5,8% Taken op dit niveau vragen om het gebruik van generieke en meer specifieke technologische toepassingen. Enige navigatie langs paginas en toepassingen is nodig om het probleem op te lossen. Het gebruik van tools is noodzakelijk voor het werken naar de oplossing. De taak kan meerdere stappen en operators omvatten. Het doel van het probleem kan door de respondent worden gedefinieerd en de criteria waaraan moet worden voldaan, kunnen al dan niet expliciet zijn. Er worden hoge eisen aan de monitoring gesteld. Onverwachte uitkomsten en impasses komen meestal voor. De taak kan het nodig maken om de relevantie en betrouwbaarheid van informatie te evalueren, om afleiders al dan niet te kunnen negeren. Er is veel integratie en inferentieel redeneren nodig.

    Bron: Buisman e.a., 2013, p. 226-277.

    Bijlage 01 Vaardigheden en vaardigheidsniveaus

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 53

    Tabel B1.2 Beschrijving van de vaardigheidsniveaus voor probleemoplossend vermogen in digitale omgevingen

    Niveau Schaalwaarde Percentage volwassenen op elk niveau, OECD-gemiddelde

    Soort taken die op elk vaardigheidsniveau succesvol worden uitgevoerd

    Geen computer-ervaring

    N.v.t. 8% Volwassenen in deze categorie rapporteerden geen eerdere computerervaring en deden daarom de papieren versie van de test, die niet de vaardigheid probleem oplossen omvatte.

    Konden ICT kerntaken niet

    N.v.t. 4,9% Volwassenen in deze categorie hadden wel eerdere computerervaring, maar zakten voor de ict-kerntest, die basale computervaardigheden meet, zoals het gebruiken van een muis of het bladeren in een webpagina. Zij namen daarom de papieren versie van de test, die niet de vaardigheid probleem oplossen omvatte.

    Kozen ervoor om niet aan de computerversie van de test deel te nemen

    N.v.t. 9,9% Volwassenen in deze categorie kozen bewust voor de papieren versie, ook al hadden ze enige computer-ervaring ze werden om die reden niet getest op hun probleemoplossend vermogen.

    < Niveau 1 Lager dan 241 punten 12,3% Taken zijn gebaseerd op helder gedefinieerde problemen die vragen om het gebruik van n functie binnen een algemene interface om aan n expliciet criterium te voldoen, zonder te redeneren of informatie te transformeren. Er zijn weinig stappen nodig en er worden geen subdoelen gegenereerd.

    Niveau 1 241 - 290 29,4% Op dit niveau vragen de taken om het gebruik van algemeen gangbare technologische toepassingen, zoals e-mail of een webbrowser. Er is weinig navigatie nodig om de informatie of commandos te vinden die nodig zijn voor de oplossing van het probleem. Het probleem kan worden opgelost, los van het begrip van de respondent en het gebruik van specifieke tools en functies. De taken omvatten weinig stappen en een minimum aantal operators. Op cognitief niveau kan de respondent het doel eenvoudig afleiden uit de for-mulering van de taak. Het oplossen van het probleem vraagt om het toepassen van expliciete criteria en er worden weinig eisen gesteld aan de monitoring van het proces. Het identificeren van de inhoud en operators vindt plaats door simpele vergelijking. Alleen eenvoudige redeneertaken zoals het toewijzen van items aan categorien zijn vereist; informatie hoeft niet gecontrasteerd of gentegreerd te worden.

    Niveau 2 291 - 340 28,2% Op dit niveau vragen taken om de toepassing van generieke en meer specifieke technologische toepas-singen. Zo moet de respondent soms gebruikmaken van een onbekend online formulier. Enige navigatie langs paginas en toepassingen is nodig. Het gebruiken van tools bijvoorbeeld een sorteerfunctie kan de oplossing van het probleem vergemakkelijken. De taakmoet worden voldaan, expliciet. Er worden hogere eisen aan de monitoring van het proces gesteld. Onverwachte uitkomsten of impasses kunnen voorkomen. De taak kan het evalueren van de relevantie van een set items omvatten om afleiders al dan niet te kunnen negeren. Enige integratie en inferentile redeneringen kunnen nodig zijn.

    Niveau 3 Hoger dan 340 5,8% Taken op dit niveau vragen om het gebruik van generieke en meer specifieke technologische toepassingen. Enige navigatie langs paginas en toepassingen is nodig om het probleem op te lossen. Het gebruik van tools is noodzakelijk voor het werken naar de oplossing. De taak kan meerdere stappen en operators omvatten. Het doel van het probleem kan door de respondent worden gedefinieerd en de criteria waaraan moet worden voldaan, kunnen al dan niet expliciet zijn. Er worden hoge eisen aan de monitoring gesteld. Onverwachte uitkomsten en impasses komen meestal voor. De taak kan het nodig maken om de relevantie en betrouwbaarheid van informatie te evalueren, om afleiders al dan niet te kunnen negeren. Er is veel integratie en inferentieel redeneren nodig.

    Bron: Buisman e.a., 2013, p. 226-277.

  • B I J L A G E

    02

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 55

    Tabel B2.1 Digitaal problemen oplossen (leeftijd, onderwijsniveau)

    Variabele b b (SE)

    Constante 291,15 5,32

    Leeftijd -1,14* 0,22

    Onderwijsniveau 10,08* 0,66

    * p

  • ecbo56

    Bijlage 02 Regressietabellen

    Tabel B2.4 Taal (digitaal problemen oplossen, rekenen)

    Variabele b b (SE)

    Constante 33,90 8,35

    Digitaal problemen oplossen 0,38* 0,04

    Rekenen 0,51* 0,04

    * p

  • B I J L A G E

    03

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 59

    Relatie tussen digitaal problemen oplossen, taal en rekenen

    Figuur B3.1 Scores op taal ten opzichte van digitaal problemen oplossen*

    400

    350

    300

    250

    200

    150

    100

    Taal150 200 250 300 350 400

    Pro

    blee

    m o

    plos

    sen

    Figuur B3.2 Scores op rekenen ten opzichte van digitaal problemen oplossen*

    400

    350

    300

    250

    200

    150

    100

    Rekenen150 200 250 300 350 400

    Pro

    blee

    m o

    plos

    sen

    * Voor figuur B3.1 en B3.2 is 1 van 10 plausible values weergegeven.

  • B I J L A G E

    04

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 61

    Aanvullende analyses

    Samenhang tussen de vaardigheden

    Het patroon tussen de vaardigheden kan weergegeven worden met behulp van zogenoemde

    partile correlaties (zie figuur B4.1). Deze geven de unieke onafhankelijke relatie tussen de

    vaardigheden weer. We kunnen de partile correlaties interpreteren als de sterkte van de relatie

    tussen twee vaardigheden gegeven de andere vaardigheid (dat wil zeggen conditioneel).

    Gegeven rekenen, is de partile correlatie tussen taal en digitaal problemen oplossen 0,45.

    De relatie tussen rekenen en digitaal problemen oplossen, gegeven taal is slechts 0,26. De

    relatie tussen taal en digitaal problemen oplossen is dus significant sterker dan die tussen

    rekenen en digitaal problemen oplossen. Hieruit blijkt dat de bijdrage van taal aan digitaal

    problemen oplossengroter is dan de bijdrage van rekenen. Uit de analyses wordt ook duidelijk

    dat de overlap tussen taal en rekenen redelijk groot is (0,60). Dit duidt erop dat de uniciteit

    van deze twee vaardigheden niet al te groot kan zijn. De taal- en rekentaken in PIAAC meten

    voor een deel dezelfde onderliggende vaardigheid.

    Figuur B4.1 De relatie tussen digitaal problemen oplossen en rekenen en taal*

    Problemenoplossen

    Taal

    Rekenen

    0,26 (0,71)

    0,60 (0,82)

    0,45 (0,76)

    * De getallen geven een benadering van partile correlaties De correlaties staan tussen haakjes.

  • ecbo62

    Ten slotte gaan we nog na of de relatie tussen taalvaardigheid en rekenvaardigheid en digitaal

    problemen oplossen benvloed wordt door andere factoren, namelijk leeftijd, geslacht en

    etniciteit (zie bijlage 2). Uit de analyse blijkt dat, ook als is gecontroleerd op deze variabelen,

    de voorspellende waarde van rekenvaardigheid en taalvaardigheid op digitaal problemen

    oplossen significant is.

    Bijlage 04 Aanvullende analyses

  • Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw Hoe goed zijn mboers toegerust?

    ecbo 65

    Gebruikte afkortingen

    ALL Adult Literacy and Life Skills Survey

    Bbl Beroepsbegeleidende leerweg

    Bol Beroepsopleidende leerweg

    CBS Centraal Bureau voor de Statistiek

    DPO Digitaal problemen oplossen

    Ecbo Expertisecentrum Beroepsonderwijs

    Havo Hoger algemeen voortgezet onderwijs

    Hbo Hoger beroepsonderwijs

    IALS International Adult Literacy Survey

    Ict Informatie- en communicatietechnologie

    Mbo Middelbaar beroepsonderwijs

    OECD Organisation voor Economic Co-operation and Development

    PIAAC Programme for the International Assessment of Adult Competencies

    Po Primair onderwijs

    Vmbo Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

    Vwo Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

    Wo Wetenschappelijk onderwijs

  • ecbo66

  • s-Hertogenbosch | Postbus 1585 | 5200 BP s-Hertogenbosch | T 073 687 25 00

    www.ecbo.nl

    Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuwHoe goed zijn mboers toegerust?

    Het middelbaar beroepsonderwijs heeft als taak studenten voor te bereiden op arbeidsmarkt, samenleving en vervolgonderwijs. Een uitdaging daarbij is dat de arbeidsmarkt en samen-leving snel en ingrijpend veranderen. Hiermee veranderen ook de vaardigheden, vaak omschreven als 21ste-eeuwse vaardigheden, die nodig zijn om goed te kunnen functioneren op de arbeidsmarkt en in de samenleving in de toekomst.

    Deze publicatie richt zich op de 21ste-eeuwse vaardigheid digitaal problemen oplossen bij (jong)volwassenen in het algemeen, en binnen het mbo in het bijzonder. Met behulp van het PIAAC-onderzoek, internationaal vergelijkend onderzoek naar taal- en rekenvaardig-heden en probleemoplossend vermogen, is gekeken hoe Nederland presteert op digitaal problemen oplossen in vergelijking met andere landen, hoe mboers op dit vlak presteren in vergelijking met havisten en vwoers, en of er verschillen zijn tussen groepen binnen het mbo. Daarnaast kijken de onderzoekers naar de onderlinge samenhang tussen taalvaardig-heid, rekenvaardigheid en digitaal problemen oplossen.

    Het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) ontwikkelt, verzamelt en verspreidt weten-

    schappelijke en praktijkgerichte kennis over het beroepsonderwijs. Resultaten van onderzoek

    delen wij met het bve-veld: via workshops, publicaties en lezingen. Zo willen wij een bijdrage

    leveren aan de kennisinfrastructuur van de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.