LESPLAN (DA-model uit Geerligs)

LESONDERWERP: describir a personas/ personen beschrijven

Naam leerkracht / student (LK): Carolina DiazKlas/dag /uur: Keddag Datum:

Wer: studie en werk 4BLesnummer: 10

Naam schoolIB: Mborijnland

Naam school: MboRijnlandType onderwijs: EntreeNaam WB:

Tekstboek hfd /pag: Werkboek hfd / pag: Docentenhandleiding:

Algemeen lesdoel/doelen (voor de ll):

- Je leert over leestekens: aanhalingsteken, Uitroepteken, enkele aanhalingsteken, hoofdletter en punt.

De leerlingen zijn onderverdeeld in drie niveaus. Onder 1f, 1f en 2f. Deze les is bedoeld voor leerlingen onder 1f. Het niveau in de Nederlandse taal is laag. Ze zijn leerlingen van buitenlandse afkomst. In de klas zitten er leerlingen die sneller leren dan andere of die dit al beheersen. Daarom wordt er hier aandacht aan besteedt zodat degene die dit al beheersen zich niet vervelen. Dit is de 10e les al in deze groep. Er zijn verschillende grammaticale onderwerpen al behandeld, zoals werkwoorden, teksten, e-mail, etc.

Persoonlijk leerdoel (doel voor de student ( LK) in observeerbaar gedrag):Ik wil leren mijn klassenmanagement te verbeteren.

Tijd Concrete leerdoelen + beheersingsvorm

Leerstof (in telegramstijl)

Didactische aanpak

Start van de les

10 Introductie Uitleg studiewijzer - Vragen wat ze tot nu toe

hebben gedaan, - Hebben ze boeken bij zich?- Wat hebben ze vorige les

geleerd?Leestekens? Wat zijn dat?

Wat kun je noemen?

Kern van de les20 min

20 min

+ 10 min

- Je leert over leestekens: aanhalingsteken,

uitroepteken, enkele aanhalingsteken, hoofdletter en punt.

- Je leert over leestekens: aanhalingsteken,

Uitroepteken, enkele aanhalingsteken, hoofdletter en punt.

- Je leert over leestekens: aanhalingsteken,

Uitroepteken, enkele aanhalingsteken, hoofdletter en punt.

Leerlingen lezen mee in de pp om te begrijpen waarom je een leesteken gebruik.

Je begint met de eerst leestekens: de docent stel deze vraag aan de leerlingen: wanneer gebruik je “ ” , ‘`, !?

De docent legt het uit. De docent begint met de uitleg over de‘!’. Hij laat de leerlingen de zin in de Powerpoint lezen. Vervolgens laat hij een voorbeeld zien.

Daarna verteld de docent wanneer worden de “ “ gebruikt en laat een voorbeeld zien en vervolgens legt hij uit wanneer de ‘ ` wordt gebruikt en laat wederom een voorbeeld zien.

Vervolgens legt de docent uit wanneer de hoofdletters worden gebruikt en stel de vraag: Wanneer gebruik je een hoofdletter?Als de leerlingen dat niet weten, legt de docent dit uit en stel de vragen die in de PP staan.

Als de uitleg klaar is, worden de leerlingen verdeeld in groepen. De zwakke leerlingen en de sterkere leerlingen. Dan krijgen zij opdrachten. De zwakkere leerlingen werken in duo’s en de sterkere leerlingen individueel.

De leerlingen die sterker zijn in de

30 min

-----------

25 min

- Je leert over leestekens: aanhalingsteken,

Uitroepteken, enkele aanhalingsteken, hoofdletter en punt.

Nederlandse taal krijgen andere opdrachten dan de zwakkere leerlingen. Hiermee wordt gedifferentieerd in niveau van door middel van de opdrachten.

De opdrachten die gemaakt worden zijn opdracht 1, 2, 3 en 4. Opdracht 1, 2 en 3 zijn voor alle leerlingen.Zwakkere leerlingen maken opdrachten 1, 2 en 3 in duo’s. Opdracht 4 is bedoeld voor de leerlingen die sterk zijn in de Nederlandse taal.

----------------------------------------------------Als de leerlingen de opdrachten af hebben, laat de leerlingen de antwoorden zien en bespreken zij samen de antwoorden.

Afsluiting van de les

5 minuten

Terugkoppeling KlassikaalDe docent stel de vragen klassikaal en de leerlingen geven antwoord

De docent vraagt Wanneer worden de aanhalingstekens gebruikt? Wanneer wordt het enkele aanhalingsteken gebruikt? Wanneer wordt het uitroepteken gebruikt? Wanneer worden de hoofdletter en punt gebruikt?

Lesmateriaal

Deze opdracht is bedoeld voor iedereen. Zwakkere leerlingen kunnen in duo’s aan de opdracht werken.

Opdracht 1: aanhalingstekens

Zet de aanhalingstekens op de juiste plek. Greetje is mijn beste vriendin. Ze geeft me vaak goede raad. Luister eens, zei ze. Wil je echt verkering met die jongen?Graag, zei ik.Dan heb ik een goede raad voor je.Ik ben benieuwd, zei ik.Je moet doen of hij niet bestaat. En dat werkt?Jongens vinden het leuk als meisjes hen niet zien staan.Was dat echt goede raad? Als zijn vrienden hem dezelfde raad geven, ziet hij mij ook niet staan, zei ik. Dan krijgen we toch nooit verkering?

Antwoorden (De docent laat de antwoorden zien nadat de leerlingen de opdrachten hebben gemaakt)

Greetje is mijn beste vriendin. Ze geeft me vaak goede raad. ‘Luister eens’, zei ze. ‘Wil je echt verkering met die jongen?’‘Graag’, zei ik.‘Dan heb ik een goede raad voor je.’‘Ik ben benieuwd’, zei ik.‘Je moet doen of hij niet bestaat.’ ‘En dat werkt?’‘Jongens vinden het leuk als meisjes hen niet zien staan.’Was dat echt goede raad? ‘Als zijn vrienden hem dezelfde raad geven, ziet hij mij ook niet staan’, zei ik. ‘Dan krijgen we toch nooit verkering?’

Opdracht 2: hoofdletter en punt kees vraagt of piet komt voetballen vandaag kan piet niet hij gaat met de trein naar utrecht hij gaat snoep kopen snoep uit utrecht is heel lekker snoep

we noemen het utrechts snoepkees houdt meer van snoep uit tilburgdat noemen ze brabants snoepmaar om helemaal met de trein van breda naar tilburg te gaan voor een zakje brabants snoep?dat doet een zuinige nederlander niet

Antwoorden (De docent laat de antwoorden zien nadat de leerlingen de opdrachten hebben gemaakt)

Kees vraagt of Piet komt voetballen. Vandaag kan Piet niet. Hij gaat met de trein naar Utrecht. Hij gaat snoep kopen. Snoep uit Utrecht is heel lekker. We noemen het Utrechts snoep.Kees houdt meer van snoep uit Tilburg.Dat noemen ze Brabants snoep.Maar om helemaal met de trein van Breda naar Tilburg te gaan. Voor een zakje Brabants snoep?Dat doet een zuinige Nederlander niet.

Opdracht 3: Uitroepteken, vraagteken en punt. Wil je weten wat er is gebeurdDe juf was het zatZe hield een toespraakAl die fouten in jullie toetsHeeft nou niemand alles goedGaan jullie volgend jaar naar de middelbareAl vlug was ze weer wat kalmerZe keek nog eens naar de toetsenZe werd vuurroodOepsDe verkeerde nakijk gebruikt

Antwoorden (De docent laat de antwoorden zien nadat de leerlingen de opdrachten hebben gemaakt)

Wil je weten wat er is gebeurd?De juf was het zat.Ze hield een toespraak.Al die fouten in jullie toets!Heeft nou niemand alles goed?Gaan jullie volgend jaar naar de middelbare?Al vlug was ze weer wat kalmer.Ze keek nog eens naar de toetsen.Ze werd vuurrood!Oeps!!!De verkeerde nakijk gebruikt!

Deze opdracht is alleen voor leerlingen die sterk zijn in de taal en de bovenstaande opdrachten te makkelijk vonden. (Onder niveau 1f)

Opdracht 4: Leestekens Vul de leestekens in en kleur alle letters die met een hoofdletter geschreven moeten worden. De leeuw en de muis

heel lang geleden woonde er in een ver land een machtige leeuw eens toen hij uitgeput van het jagen en van de hitte was ging hij terug naar zijn hol en viel daar in een diepe slaap terwijl hij sliep kwam er een muis voorbij die in gedachten verzonken niet oplette waar ze naar toeliep en zò in het hol van de leeuw terechtkwam haar kleine oogjes raakten langzamerhand gewend aan het donker ze werden steeds groter en groter want daar voor haar lag het meest gevreesde wezen dat ze ooit had gezien een ogenblik stond ze van schrik vastgenageld aan de grond toen sprong ze in paniek naar de deur daardoor struikelde de muis over de neus van de leeuw die wakker werd de geschrokken muis deed verwoede pogingen weg te komen maar de grote klauw van de leeuw kwam boven op haar terecht ze dacht stellig dat haar laatste uurtje geslagen had en het is waar de leeuw zou haar onmiddellijk verslonden hebben als de muis haar spraak niet had teruggevonden spaar me hoogheid pleitte ze ik heb u per ongeluk beledigd uw klauw is tè voornaam om hem te bezoedelen met het bloed van een zò onbeduidende prooi de grote leeuw keek peinzend naar de muis en overwoog wat hij moest doen hij zei niets toen terwijl de muis lag te trillen beurde de leeuw zijn klauw op en liet hij zijn nietige gevangene vrij de muis, die bijna niet kon geloven dat ze zoveel geluk had rende weg zonder achterom te kijken zij vluchtte zo snel ze kon het bos in niet lang daarna was de leeuw weer eens aan het jagen in het bos per ongeluk liep hij daarbij in een val die daar geplaatst was door een paar jagers hij worstelde wanhopig om uit het net dat hem verstrikte te komen maar het was vergeefs bang en zonder hoop vrij te komen sloeg hij zo'n machtig gebrul uit dat het overal in het bos te horen was de muis hoorde het gebrul héél in de verte en begon vlug te rennen om de oorsprong ervan te ontdekken eindelijk op een open plek in het bos vond ze de gevangen leeuw die ze herkende als dezelfde die haar leven had gespaard en die haar vrij had gelaten zonder veel omslag en zonder angst begon de muis te knagen aan de touwen die de leeuw stevig vastgebonden hielden in een ogenblikje hadden de scherpe tanden van de muis het net verscheurd en het edele dier was bevrijd uit zijn gevangenschap

Gebruikte bronnen:

1. http://oefenplein.nl/taal/87-leestekens

2. https://docs.google.com/document/d/1XF25ce170MnJyo6ciloruwXnuLvYLwpkVI-B2ViZoww/edit#