Deskundige 29072013

2
Eind juli 2013 is er, op verzoek van de rechtbank Rotterdam, een deskundigenbericht opgesteld in een brandschadekwestie tussen een gedupeerde en de schadeverzekeraar London Schadeverzekeringen. In het rapport wordt antwoord gegeven op de volgende, door de rechtbank geformuleerde, vragen: 1. Kunt u uw visie geven op de door de onderzoeker van Gorissen & Van der Zande gehanteerde onderzoeksmethode? Bij de beantwoording van deze vraag dient u met name acht te slaan op de opvatting van Krantz & Polak Resolve ten aanzien van de door Gorissen & Van der Zande onderzoeks- methode? 2. In hoeverre is uw antwoord op bovenstaande vraag van invloed op de door de onderzoeker van Gorissen & Van der Zande getrokken conclusies ten aanzien van de mogelijke oorzaken van de brand? Onder het kopje „inhoudelijke kwaliteit van het onderzoek‟ beoordeeld de deskundige: “in het rapport van Gorissen & Van der Zande wordt niet aangegeven welke onderzoeksmethode gebruikt is”/ de deskundige heeft aan de wetenschappelijke methode, volgens NFPA 921, als leidraad te gebruiken om het onderzoek van Gorissen & Van der Zande inhoudelijk te kunnen toetsen (door Krantz & Polak Resolve werd in haar kritiek onevenredig- veen aandacht besteedt aan het niet hanteren van de NFPA 921). De NFPA 921 is geen verplichtte norm in Nederland om brand en brandoorzaken te onderzoeken. Door de Amerikaanse norm te lenen ontstaat een onderzoek wat door geïnteresseerde derde(n) dusdanig transparant wordt dat zij de methode, maar belangrijker nog, de conclusies van het onderzoek kunnen beoordelen. De deskundige merkt op dat het ontbreekt in het rapport aan een eenvoudige schets van de plattegrond en ook de posities van waaruit de foto‟s zijn genomen. Ook bekritiseerd de deskundige dat Gorissen & Van der Zande een mening mengt in het rapport, die niet is gebaseerd op harde feiten. Eveneens deelt de deskundige (de reeds door Krantz & Polak Resolve geventileerde kritiek) dat er bij Gorissen & Van der Zande geen verschil blijkt te bestaan tussen het verzamelen van informatie en het analyseren van deze informatie. Zo wordt een gevonden spoor “vertaald” naar een mogelijk brandverloop. Opvallend is dat een analyse direct wordt omgezet in harde conclusies, die vervolgens niet onderbouwd worden door feiten. Opvallend is deze gang van zaken als Gorissen & Van der Zande een lichte brandschade in de badkamer beschrijft en vervolgens “concludeert” dat dit een separate brandhaard is en er ook nog eens wordt gesteld dat deze brandhaard de bedoeling had om het houten dakbeschot te doen ontbranden. Nog opvallender is dat de “constatering” van gescheiden brandhaarden als fundering dient dat er sprake is van brandstichting. De deskundige hekelt het feit dat dit slechts als

Transcript of Deskundige 29072013

Page 1: Deskundige 29072013

Eind juli 2013 is er, op verzoek van de rechtbank Rotterdam, een

deskundigenbericht opgesteld in een brandschadekwestie tussen een gedupeerde

en de schadeverzekeraar London Schadeverzekeringen.

In het rapport wordt antwoord gegeven op de volgende, door de rechtbank

geformuleerde, vragen:

1. Kunt u uw visie geven op de door de onderzoeker van Gorissen & Van der

Zande gehanteerde onderzoeksmethode? Bij de beantwoording van deze

vraag dient u met name acht te slaan op de opvatting van Krantz & Polak

Resolve ten aanzien van de door Gorissen & Van der Zande onderzoeks-

methode?

2. In hoeverre is uw antwoord op bovenstaande vraag van invloed op de door de

onderzoeker van Gorissen & Van der Zande getrokken conclusies ten aanzien

van de mogelijke oorzaken van de brand?

Onder het kopje „inhoudelijke kwaliteit van het onderzoek‟ beoordeeld de

deskundige: “in het rapport van Gorissen & Van der Zande wordt niet aangegeven

welke onderzoeksmethode gebruikt is”/ de deskundige heeft aan de

wetenschappelijke methode, volgens NFPA 921, als leidraad te gebruiken om het

onderzoek van Gorissen & Van der Zande inhoudelijk te kunnen toetsen (door

Krantz & Polak Resolve werd in haar kritiek –onevenredig- veen aandacht besteedt

aan het niet hanteren van de NFPA 921). De NFPA 921 is geen verplichtte norm in

Nederland om brand en brandoorzaken te onderzoeken. Door de Amerikaanse norm

te lenen ontstaat een onderzoek wat door geïnteresseerde derde(n) dusdanig

transparant wordt dat zij de methode, maar belangrijker nog, de conclusies van

het onderzoek kunnen beoordelen.

De deskundige merkt op dat het ontbreekt in het rapport aan een eenvoudige

schets van de plattegrond en ook de posities van waaruit de foto‟s zijn genomen.

Ook bekritiseerd de deskundige dat Gorissen & Van der Zande een mening mengt

in het rapport, die niet is gebaseerd op harde feiten. Eveneens deelt de deskundige

(de reeds door Krantz & Polak Resolve geventileerde kritiek) dat er bij Gorissen &

Van der Zande geen verschil blijkt te bestaan tussen het verzamelen van

informatie en het analyseren van deze informatie. Zo wordt een gevonden spoor

“vertaald” naar een mogelijk brandverloop. Opvallend is dat een analyse direct

wordt omgezet in harde conclusies, die vervolgens niet onderbouwd worden door

feiten. Opvallend is deze gang van zaken als Gorissen & Van der Zande een lichte

brandschade in de badkamer beschrijft en vervolgens “concludeert” dat dit een

separate brandhaard is en er ook nog eens wordt gesteld dat deze brandhaard de

bedoeling had om het houten dakbeschot te doen ontbranden. Nog opvallender is

dat de “constatering” van gescheiden brandhaarden als fundering dient dat er

sprake is van brandstichting. De deskundige hekelt het feit dat dit slechts als

Page 2: Deskundige 29072013

hypothese gesteld had moeten worden en dat deze hypothese, in het rapport van

Gorissen & Van der Zande , niet wordt bevestigd.

Ronduit schokkend vindt de deskundige de constatering van Gorissen & Van der

Zande dat een grillig patroon van aantasting van de vloer “karakteristiek is voor

het gebruik van een vloeibaar brandversnellend middel”. De deskundige vervolgt

het rapport met de opmerking “terecht stelt Krantz & Polak Resolve dat dit onjuist

is”. Ter toelichting, reeds meer dan 10 jaar wordt dankzij de NFPA 921,

gewaarschuwd voor de mythe, die bij onvoldoende of slecht opgeleide, maar zich

overigens zeer ervaren noemende brandexperts, nog leeft: een grillige

inbrandingspatroon op de vloer wijst altijd op brandstichting met gebruikmaking

van een brandversnellend middel. In commentaren op deze mythe wordt in breed

verband gesproken over: “sprookjes en zelfs oude-wijven-praat”. De deskundige

die door de rechtbank werd benoemd, rapporteert in zijn concept onomwonden:

“de onderzoeker trekt te snel conclusies en overweegt onvoldoende andere

oorzaken van de aangetroffen sporen”.

De rechtbankdeskundige verzucht regelmatig dat gedetailleerde foto‟s en

beschrijvingen ontbreken. Daarboven valt het deze deskundige op dat het voor

derde(n) onmogelijk is om een beeld te krijgen van het verloop van de brand en de

wijze waarop de aangetroffen sporen ontstaan kunnen zijn.

Eén opmerkelijk feit, die illustratief is, voor het opmerkelijke kritische gehalte is

het volgende: Gorissen & Van der Zande merken op dat: “er een positieve

indicatie verkregen werd bij het zoeken naar brandversnellende middelen”. Zo‟n

opmerking moet, volgens de gerechtelijke deskundige als suggestief afgedaan

worden. Immers de voor dit soort onderzoek gebruikte detectieapparatuur

detecteert geen brandversnellende middelen maar koolwaterstoffen die ook

voorkomen in verbrandingsproducten na een brand. ten overvloede meldt de

onderzoeker nog dat op betrouwbaarheid, het onderzoek van Gorissen & Van der

Zande onvoldoende scoort.

Qua beantwoording van de vragen stelt de gerechtelijke deskundige zich op het

standpunt dat opzet (van brandstichting) niet is aangetoond.