DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste...

66
DEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1 ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1 ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent ACC

Transcript of DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste...

Page 1: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

DEONTOLOGIE

Voordracht van zaterdag 16 februari 2008

Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar

Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

ACC

Page 2: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

Inhoudsopgave Inleiding .................................................................................................................... 3 1 Het instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) ................... 3 2 Opdracht van het IAB .......................................................................................... 4 Deel I: Structuur en organisatie van het Instituut van de Accountants en de

Belastingconsulenten................................................................................. 6 1 De Algemene Vergadering .................................................................................. 6 2 De Raad .............................................................................................................. 7 3 De stagecommissie (KB 8 april 2003) ................................................................. 8 4 De Tuchtcommissie ........................................................................................... 10 5 De Commissie van Beroep................................................................................ 10 6 De Commissie van Toezicht en Begeleiding ..................................................... 11 7 De Consultatieve Commissie van Beroepsverenigingen ................................... 12 8 De Commissie Interne Accountants .................................................................. 12 9 De Commissie Belastingconsulenten................................................................ 13 10 De Arbitragecommissie ..................................................................................... 13 11 De Verzoeningscommissie ................................................................................ 15 Deel II: Plichtenleer van de Accountant en de Belastingconsulent................... 16 Hoofdstuk I – Algemene bepalingen ........................................................................ 18 Hoofdstuk II – De tuchtprocedure ............................................................................ 21 Hoofdstuk III – Onafhankelijkheid ............................................................................ 24 Hoofdstuk IV – Uitvoering van de opdrachten.......................................................... 32 Hoofdstuk V – Samenwerkingsverbanden ............................................................... 36 Hoofdstuk VI – Betrekkingen met confraters............................................................ 47 Hoofdstuk VII – Betrekkingen met de cliënten ......................................................... 49 Hoofdstuk VIII – Ereloon van de externe Accountant .............................................. 53 Hoofdstuk IX – Publiciteitsverbod ............................................................................ 54 Hoofdstuk X – Beroepsdiscretieplicht en het beroepsgeheim.................................. 56 Hoofdstuk XI – Permanente beroepsopleiding................................................ ……..59 Hoofdstuk XII – Meldingsplicht van de externe accountant en externe belastingconsulent ...................................................................................... 60

Page 3: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

Inleiding 1 Het instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

(IAB) Beroepsbeoefenaars actief in de domeinen van de accountancy en belastingmateries hebben zich gemanifesteerd lang voor er van enige reglementering sprake was. Velen onder hen hebben zich georganiseerd in beroepsverenigingen en het zijn deze verenigingen die door hun streven voor een deel aan de grondslag liggen van de wettelijke erkenning van de titels van accountant en belastingconsulent. Op 21 februari 1985 werd de wet tot hervorming van het bedrijfsrevisoraat (BS 28 februari 1985) goedgekeurd. Hierin werd de oprichting van het Instituut der Accountants vastgelegd en de titel van accountant wettelijk beschermd. In deze wet (Art 78) werden de werkzaamheden van de accountant omschreven. In uitvoering van deze wet verschenen achtereenvolgens: • Het KB van 2 maart 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van

het Instituut der Accountants (B.S., 3 maart 1989); • Het KB van 20 april 1990 betreffende de stage van de kandidaat-

accountants. (B.S., 26 april 1990). Vervangen door het KB van 8 april 2003 (B.S., 6 juni 2003) betreffende het toelatingsexamen, stage en het bekwaamheidsexamen van accountant en / of belastingconsulent;

• Het KB van 20 april 1990 houdende vaststelling van het programma en de

voorwaarden voor het bekwaamheidsexamen van accountant. (B.S., 26 april 1990);

• Het KB van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer

der accountants (B.S., 31 maart 1998). Ondertussen werden ook diverse initiatieven genomen tot wettelijke erkenning van de titel van belastingsconsulent. Deze hebben uiteindelijk geleid tot de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. (B.S., 11 mei 1999), waarin de wet van 21 februari 1985 herschreven werd en waarin tevens de wettelijke erkenning en bescherming van de titel van belastingconsulent vastgelegd werd. Het Instituut der Accountants werd het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten en de leden zijn opgenomen op het tableau van accountants en/of belastingconsulenten volgens de hoedanigheid die zij verworven hebben. Gelijktijdig werd de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht van accountants en belastingconsulent vastgesteld (B.S., 11 mei 1999).

3

Page 4: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

Aanvullend en in uitvoering van de wet werden volgende Koninklijke Besluiten genomen: • Het KB van 4 mei 1999 betreffende de inwerkingtreding van de wet van 22

april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen en de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (B.S., 29 juni 1999);

• Het KB van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de

belastingconsulenten (B.S., 29 juni 1999). In navolging op deze nieuwe toestand werd het Koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende het toelatingsexamen, stage, en het bekwaamheidsexamen van accountant en / of belastingconsulent afgekondigd (B.S., 6 juni 2003). Alsnog dienen de koninklijke besluiten op de deontologie en het huishoudelijk reglement herzien te worden. Daartoe werd binnen het Instituut een bijzondere werkgroep opgericht. 2 Opdracht van het IAB De essentie van de opdracht van het Instituut werd vastgelegd in art 3 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen: “Het Instituut heeft als opdracht toe te zien op de opleiding en de permanente organisatie van een korps van specialisten te verzekeren die bekwaam zijn om de functies van accountant en belastingconsulent uit te oefenen, waarvan het Instituut de organisatie kan controleren en bijsturen, met alle noodzakelijke waarborgen qua bekwaamheid, onafhankelijkheid en professionele rechtschapenheid. Het Instituut ziet er eveneens op toe dat de aan zijn leden toevertrouwde opdrachten behoorlijk worden uitgevoerd.” Alle aspecten die hierna aan bod komen en besproken worden hebben als eerste grondslag bovenstaand artikel. Gaande van de wetgeving over de organisatie, huishoudelijk reglement en stage tot de plichtenleer. De bedoeling van deze uiteenzetting is enerzijds om stagiair-accountant en stagiair-belastingconsulent te laten kennis maken met de structuur en de organisatie van het Instituut, en anderzijds via de plichtenleer de gedragsregels toe te lichten. Hiermee samenhangend wordt ook de tuchtreglementering uiteengezet gezien de bepaling van art. 4 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen: “Stagiairs zijn geen lid van het Instituut maar staan wel onder zijn toezicht en zijn tuchtbevoegdheid.”

4

Page 5: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

HET INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN ______________________________________ ALG. VERGADERING DEPARTEMENTEN

RAAD

U.C.

HOGE RAAD VOOR DE ECONOMISCHE BEROEPEN

TUCHTCOMMISSSIE COMMISSIE VAN BEROEP

ARBITRAGECOMMISSIE VERZOENINGSCOMMISSIE

INTERNATIONALE ORGANISATIES FEE - IFAC - CFE - IIN - FIDEF BELGISCH-NEDERLANDSE GESPREKSGROEP

IAB - IBR NIVRA - NOVAA

STAGE OPLEIDING COMMUNICATIE BEROEPSTECNIEKEN BEGELEIDING EN TOEZICHT PUBLICATIE EN MIDDELEN TER ONDERSTEUNING

STAGECOMMISSIE COMMISSIE VAN TOEZICHT EN BEGELEIDING CONS. COMM. BEROEPSVER. COMMISSIE INTERNE ACCOUNTANTS COMMISSIE BELASTINGCONSULENTEN INTER-INSTITUTENCOMITE

GEMENGDE COMMISSIES IAB-IBR

5

Page 6: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

Deel I: Structuur en organisatie van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten De in de tekst vermelde verwijzingen refereren naar de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (WBFB), de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht van accountants en belastingconsulenten (WBAB) en het Koninklijk Besluit van 2 maart 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut der Accountants (KBHR). 1 De Algemene Vergadering Art. 8 en 9 WBFB en Art 16 tot 25 KBHR Samenstelling:

• alle leden die natuurlijke personen zijn; • de stagiairs kunnen deelnemen aan de Algemene Vergadering met

raadgevende stem. Bevoegdheden:

• kiest de voorzitter, de ondervoorzitter, de commissarissen en de andere leden van de raad;

• aanvaardt of weigert giften en legaten ten voordeel van het Instituut; • staat de vervreemding of verpanding van zijn onroerende goederen toe; • keurt de jaarrekening en de begroting goed; • geeft de Raad kwijting voor zijn beheer; • beraadslaagt over alle onderwerpen waarvoor de wet en de reglementen

haar bevoegdheid verlenen; • neemt via adviezen, voorstellen of aanbevelingen aan de Raad, kennis

van alle onderwerpen die het Instituut aanbelangen en die haar regelmatig zijn voorgelegd.

Beslissingen:

• worden genomen bij meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden.

Stemmen:

• elk lid heeft recht op één stem; • schriftelijke volmacht kan gegeven worden door een lid aan een ander lid; • elk lid mag ten hoogste twee volmachten houden.

Jaarlijkse Algemene Vergadering:

• op een zaterdag in de tweede helft van april.

6

Page 7: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

7

2 De Raad1 Art. 10 tot 14 WBFB en Art. 26 tot 41 KBHR Samenstelling:

• een voorzitter • een ondervoorzitter

o beiden rechtsreeks verkozen door de Algemene Vergadering, o behorend tot een verschillende taalgroep, o een van beide moet de hoedanigheid hebben van accountant, o de andere moet de hoedanigheid hebben van belastingconsulent, o het mandaat kan één maal vernieuwd worden;

• twaalf raadsleden (6N – 6F) o hun mandaat is vernieuwbaar, o ¼ moet ingeschreven zijn op de lijst die het minste aantal leden

telt. Duur van het mandaat: 3 jaar Secretarissen:

• een Nederlandstalige en Franstalige secretaris worden aangesteld door de Raad onder zijn leden;

• een van beiden wordt tevens door de Raad aangeduid de functie van penningmeester waar te nemen.

Uitvoerend Comité:

• krijgt het dagelijks bestuur van het Instituut toevertrouwd door de Raad; • bestaat uit:

o een voorzitter, o een ondervoorzitter, o en de beide secretarissen.

De Raad:

• vertegenwoordigt het Instituut in rechte, als eiser en als verweerder; • staat in voor de werking van het Instituut; • bezit alle bestuurs- en beschikkingsbevoegdheden, behalve die welke

hem bij wet of bij reglement ontnomen zijn.

1 Artikel 10 e.v. van de Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor de accountants

en de belastingconsulenten en artikel 26 tot 41 van het koninklijk besluit van 2 maart 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut der Accountants.

Page 8: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

8

3 De stagecommissie2 (KB van 8 april 20033) Bevoegdheden4 De stagecommissie beschikt inzonderheid over de volgende bevoegdheden:

• Het toelatingsexamen organiseren; • De stageovereenkomsten onderzoeken en goedkeuren; • Aan de Raad de toelating tot de stage voorstellen, daarbij aanduidend, in

geval van inkorting van stageduur, tot welk stagejaar de stagiair kan worden toegelaten;

• De lijst van de stagiairs opmaken en deze bijhouden; • Toezicht houden op het goed verloop van de stage en onderzoeken van

de stagedagboeken en de aantekening en inlichtingen aangaande de beroepsactiviteit van de stagiairs;

• De opleiding, gegeven door de stagemeester, volgen en de nodige richtlijnen geven indien zij de verstrekte opleiding onvoldoende vindt;

• De aan de stagiairs opgelegde praktijkoefeningen organiseren en leiden; • Jaarlijks voor de stagiairs op het einde van elk stagejaar tussentijdse

proeven organiseren teneinde de verworven beroepsvorming te evalueren;

• Het bekwaamheidsexamen organiseren; • In voorkomend geval in individuele gevallen vastgesteld door dit besluit de

verlenging of verkorting van de stageduur of de opschorting ervan beslissen. Behoudens tegenstrijdige bepaling kan een beroep tegen deze beslissingen ingesteld worden bij de Raad;

• In voorkomend geval, aan de Raad in individuele gevallen de schrapping voorstellen om andere dan tuchtrechtelijke redenen;

• Ingeval er een geschil ontstaat tussen de stagemeester en de stagiair, de partijen horen om bemiddelend op te treden;

• Aan de Raad, ambtshalve of op diens aanvraag, advies verstrekken over alle aangelegenheden betreffende de stage en de stagiairs;

• In voorkomend geval, aan de stagiairs die er zelf om vragen en die praktische ervaring missen of die niet geslaagd zouden zijn in de tussentijdse proeven, na overleg met de stagemeester, bijkomende taken opleggen ter vervolmaking van hun praktijkopleiding.

De stagecommissie beschikt, in de uitoefening van haar opdracht, over de ruimste middelen wat betreft toezicht en controle. Zij kan met name alle nuttige inlichtingen inwinnen, de stagiairs en de stagemeesters verzoeken voor haar te verschijnen en zich de vereiste bescheiden doen overleggen. Zij kan haar recht van toezicht en controle aan één of meerdere van haar leden opdragen, die over hun opdracht verslag zullen uitbrengen bij de stagecommissie.

2 Artikel 10 van het KB van 8 april 2003 betreffende het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen van accountants en/of belastingconsulenten. 3 Het KB van 8 april 2003 betreffende het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen van accountants en/of belastingconsulenten. 4 Artikel 9 van het KB van 8 april 2003 betreffende het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen van accountants en/of belastingconsulenten.

Page 9: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

9

Samenstelling5

e stagecommissie telt twaalf effectieve leden.

e voorzitter, de vice-voorzitter en de andere leden van stagecommissie worden

lle leden van de stagecommissie moeten lid zijn van het Instituut.

e helft van de leden moet Nederlandstalig zijn, de andere helft Franstalig. ende

e helft van de Franstalige en de helft van de Nederlandstalige leden moeten

e stagecommissie telt ten minste twee leden van de Raad.

dien de voorzitter Franstalig is, moet de ondervoorzitter Nederlandstalig zijn en

§

e stagecommissie duidt onder haar effectieve leden een Franstalige en een

nder dezelfde voorwaarden als bepaald in § 1, wijst de Raad ook vijf

ssie bijwonen

D Ddoor de Raad voor een hernieuwbare termijn van drie jaar aangewezen op de eerste zitting volgend op de algemene vergadering, die de nieuwe Raad kiest. A DEén van de leden van de stagecommissie moet beschikken over een voldokennis van de Duitse taal. Dingeschreven zijn op de lijst, bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van de wet, die het minst aantal leden telt. Ten minste één Franstalig en één Nederlandstalig lid moet docent zijn aan een universiteit, aan een inrichting voor hoger onderwijs van universitair niveau of aan een inrichting voor hoger economisch onderwijs van het korte type of van één cyclus. D Inindien de voorzitter Nederlandstalig is, moet de ondervoorzitter Franstalig zijn. Ten minste één van hen moet ingeschreven zijn op de lijst, bedoeld in artikel 5, 1, eerste lid, van de wet, die het minste leden telt. DNederlandstalige secretaris aan. ONederlandstalige en vijf Franstalige plaatsvervangende leden aan. Het plaatsvervangende lid mag de vergaderingen van stagecommimaar is slechts stemgerechtigd wanneer hij een effectief lid vervangt.

5 Artikel 10 van het KB van 8 april 2003 betreffende het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen van accountants en/of belastingconsulenten.

Page 10: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

10

4 De Tuchtcommissie6 Bevoegdheden: eerste aanleg inzake tuchtaangelegenheden Twee kamers: een Nederlandstalige en een Franstalige

• samenstelling: o voorzitter: rechter in de rechtbank van koophandel, o leden: twee leden aangeduid door de Raad met dezelfde

hoedanigheid als het tuchtrechtelijke vervolgde lid; • voor elk effectief lid wordt een plaatsvervanger benoemd; • de magistraten worden benoemd door de Koning op voordracht van de

minister van justitie; • de leden worden benoemd voor een periode van 6 jaar, vernieuwbaar.

5 De Commissie van Beroep7 Bevoegdheden:

• hoger beroep tegen beslissingen van de tuchtcommissie • beroep tegen beslissingen van de Raad.

Twee kamers : een Nederlandstalige en een Franstalige

• samenstelling : o voorzitter, raadsheer in het hof van beroep of rechter in de

Rechtbank van Koophandel of rechter in een arbeidsrechtbank, o twee leden aangewezen door de Algemene Vergadering

met dezelfde hoedanigheid als het tuchtrechtelijk vervolgde lid; • voor elk effectief lid wordt een plaatsvervangend lid aangeduid; • de magistraten worden benoemd door de Koning op voordracht van de

minister van justitie; • de leden worden verkozen door de Algemene Vergadering voor een

termijn van 6 jaar, vernieuwbaar.

6 Artikel 3 van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht van accountants en belastingconsulenten. 7 Artikel 7 van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht van accountants en belastingconsulenten.

Page 11: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

11

6 De Commissie van Toezicht en Begeleiding Opgericht in het kader van de uitoefening van het toezicht op de uitvoering van de opdrachten toevertrouwd aan de accountants. In de eerste plaats gaat het hier om het nazicht van de verslagen opgesteld naar aanleiding van de bijzondere mandaten toegekend aan de externe accountant door de wet. Het gaat hier om volgende opdrachten:

• Uitgifte van aandelen zonder nominale waarde onder de fractiewaarde (art. 582 W. Venn.);

• De beperking van het voorkeurrecht (art. 595 W. Venn.);

• De omzetting van een CVOHA in een CVBA (art. 436 § 2 en 777 W.

Venn.);

• De omzetting van vennootschappen – algemeen (art. 777 W. Venn.);

• De fusie van vennootschappen door overneming (art. 695 W. Venn.);

• of door oprichting van een nieuwe vennootschap (art. 708 W. Venn.);

• De splitsing van vennootschappen door overneming (art. 731 W. Venn.) of door oprichting van een nieuwe vennootschap (art. 746 W. Venn.);

• Voorstel tot ontbinding van vennootschappen (art. 181 W. Venn.).

Het is aan deze verslagen, opgesteld door externe accountants, dat de Commissie bijzondere aandacht schenkt. De accountants zijn er immers toe gehouden ieder bijzonder verslag (= verslag in uitvoering van een bijzondere opdracht) aan de Commissie over te maken, en dit binnen de 14 dagen na de definitieve versie (in voege sinds 01.01.1998). Afhankelijk van de taal waarin de verslagen zijn opgesteld, buigen één of twee leden van de betrokken kamer zich over het dossier. Tijdens de plenaire zitting van elke kamer delen de leden hun opmerkingen en een voorstel van conclusie mee.

Ieder commissielid evalueert bijgevolg de verslagen teneinde de kwaliteit van het werk van de betrokken confrater(s) te bewaken, en na te gaan of de normen die op de opdracht betrekking hebben werden nageleefd. Enerzijds heeft de Gemengde Commissie Bijzondere Opdrachten IAB-IBR8 immers algemene controlenormen opgesteld, waaraan elk bijzonder verslag moet worden getoetst. Voor bepaalde bijzondere opdrachten heeft deze gemengde Commissie bovendien specifieke normen uitgewerkt. De normen werden goedgekeurd door de respectievelijke Raden van de twee Instituten en voor goedkeuring overgemaakt aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.

8 IBR is de afkorting van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.

Page 12: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

De rol van de Commissie van Toezicht en Begeleiding past in het algemeen kader van de rol die de wetgever aan het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten heeft toevertrouwd, namelijk de kwaliteit van een korps van vakspecialisten bewaken. Het is dus mogelijk dat een collega wordt opgeroepen met zijn controledossier om de commissieleden meer informatie te verstrekken over de opdracht. Ook de opstelling van een eerste verslag kan leiden tot een oproeping, zodat de Commissie kan reageren ingeval de manier waarop de opdracht van de confrater is vervuld, bepaalde verbeteringen zou vragen. De Raad kan ook andere toezichtfuncties delegeren aan de Commissie van Toezicht. De commissie bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer. De leden worden benoemd door de Raad voor een termijn van 3 jaar, vernieuwbaar. De werking van de beide kamers wordt gecoördineerd door een Algemeen Coördinator. 7 De Consultatieve Commissie van Beroepsverenigingen Van bij de aanvang heeft het Instituut de band met de beroepsverenigingen willen behouden, temeer daar zij een groot aantal leden groeperen en tevens instaan voor een belangrijk deel van de permanente vorming. Daartoe werd de Consultatieve Commissie van Beroepsverenigingen opgericht met als eerste leden de verenigingen die hun deelname hadden aangevraagd en dat verkregen hebben bij beslissing van de Raad. Nu worden bijkomende leden aanvaard door de Commissie zelf die daartoe criteria heeft uitgewerkt. Het Commissie heeft zich tot doel gesteld :

• Advies verlenen en voorstellen doen aan de Raad in de zin van art. 7 § 3 van de wet van 22 april 1999 (WBFB);

• Besprekingen en overleg voeren over alle domeinen die in verband staan met het beroep van accountant en belastingconsulent of met de werking van het Instituut;

• Overleg bewerkstelligen tussen de beroepsverenigingen in verband met hun werking, hun leden of de uitoefening van hun beroep;

• De bevoorrechte schakel zijn tussen de Raad en de beroepsverenigingen. 8 De Commissie Interne Accountants De Commissie van interne Accountants heeft tot doel:

• Bijdragen tot een nauwe band tussen Instituut en de interne accountants;

12

Page 13: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

13

• Nauw opvolgen van administratieve en organisatorische technieken en methodes in functie van snel veranderende accountancy en hierover communiceren met de interne accountants;

• Het creëren van een added value door verhoging van de technische kennis.

De commissie zorgde reeds voor enkele studies die gepubliceerd werden in de publicaties van het IAB. Daarenboven hebben leden van deze commissie meegewerkt aan de vertaling van sleutelwoorden uit de IAS-normen naar het Nederlands. 9 De commissie belastingconsulenten De Commissie Belastingconsulenten werd opgericht in september 2004 en werd onder meer belast met de redactie van een voorontwerp van KB dat het reglement van plichtenleer voor de accountants en de belastingconsulenten vaststelt, en het bestaande KB van 1 maart 1998 tot vaststelling van reglement van plichtenleer zal opheffen en vervangen. In de schoot van de Commissie Belastingconsulenten werden nog 2 werkgroepen opgericht:

• In 2005 werd een aparte werkgroep opgericht “IAS/IFRS – fiscaliteit”. Deze werkgroep onderzoekt de fiscale implicaties/distorsies van een eventuele invoering van de IAS/IFRS-normen in het Belgisch boekhoudrecht. De conclusies van deze werkgroep werden intussen gepubliceerd in 4 speciale bijlagen van het kwartaaltijdschrift Accountancy & Tax van het IAB;

• In 2006 werd een aparte werkgroep opgericht met als doel de evolutie van de witwaswetgeving9 op te volgen en het voorbereiden van een studiedag van het IAB rond de toepassing van de witwaswetgeving.

10 De Arbitragecommissie De navolgende tekst werd overgenomen uit het Jaarverslag 1990 van het Instituut (blz. 92 tot 96). De oplossing van de talrijke geschillen die kunnen rijzen tussen de accountant en zijn cliënt behoren niet noodzakelijk tot de bevoegdheid van de Tuchtcommissie. Om te vermijden dat deze laatste overbelast wordt, heeft het IDAC (nu IAB), beslist een Arbitrage commissie op te richten. De geschillen worden dus onderzocht door een Commissie die daartoe speciaal

9 Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van gelden en de financiering van terrorisme.

Page 14: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

werd opgericht en die als opdracht heeft op snelle en deskundige wijze op te treden. De arbitrage heeft altijd bestaan, maar gelet op de snelle uitbreiding van de economische en commerciële werksfeer waarmede wij thans geconfronteerd worden, wint het belang van een arbitrageformule steeds meer veld. Blijkbaar zijn de traditionele rechtsinstanties niet opgewassen tegen een dergelijke uitbreiding die noodgedwongen leidt tot een groter aantal conflicten van allerlei aard die op hun beurt een steeds grotere achterstand in de behandeling veroorzaken. De grote principes die aan de arbitrage regeling ten grondslag liggen, zijn uitgewerkt in de “Europese Arbitrageovereenkomst” opgesteld te Straatsburg in 1966 en zijn op 4/7/1972 in het Gerechtelijk Wetboek opgenomen. De arbitrageregeling biedt anderzijds de drie volgende grote voordelen:

• de duur van de rechtspleging: de arbitrageprocedure is snel en heeft niet te lijden onder de loodzware administratieve formaliteiten die vaak de traditionele rechtspleging kenmerken. Aangezien het enige doel erin bestaat betwistingen tussen accountants en/of belastingconsulenten, en klanten met betrekking tot erelonen op te lossen is de procedure eenvoudig en heel wat soepeler;

• de kosten: de procedure is volledig kosteloos en het is duidelijk dat

degenen die er een beroep op doen een niet onaardige besparing verwezenlijken in vergelijking met de normale kosten (gerechtsdeurwaarder, advocaten, inschrijving op de rol, rechtsplegingvergoedingen) die een rechtszaak meebrengt en die – het hoeft geen verder betoog – meer dan én rechtszoekende afschrikt;

• discretie: aangezien de geschillen zo discreet mogelijk worden opgelost

en binnen het Instituut volledig vertrouwelijk worden behandeld, zullen de partijen er belang bij hebben de arbitrage formule te kiezen die hun de mogelijkheid biedt hun geschillen op te lossen zonder dat zulks gevolgen heeft voor hun reputatie als beroepsbeoefenaar.

De partijen mogen zich evenwel laten bijstaan door een advocaat die hen voor de Arbitragecommissie zal vertegenwoordigen wanneer zij van oordeel zijn dat zij op die manier kunnen verdedigd worden. De Arbitragekamer bestaat uit 3 scheidsrechters, die door de Raad van het IAB worden aangewezen. Die scheidsrechters zijn : – een magistraat die tevens voorzitter is – een magistraat of een advocaat – een accountant of een belastingconsulent

14

Page 15: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

De Arbitragekamer beslecht alle geschillen betreffende de staat van kosten en ereloon van de IAB-leden bij wijze van definitieve uitspraak in laatste aanleg en zonder proceskosten, alsook de geschillen waarbij de partijen om de arbitrage van het IAB verzoeken. Even de nadruk leggen op het feit dat de uitspraak van de Arbitragekamer definitief is, d.w.z. dat er geen mogelijkheid tot hoger beroep open staat. 11 De Verzoeningscommissie Tekst overgenomen uit het Jaarverslag 1990 van het Instituut (blz. 1999). De Raad van het IDAC (nu IAB) heeft in 1990 besloten de Verzoeningscommissie op ter richten met het oog op het oplossen van geschillen tussen confraters onderling m.a.w. om tot een verzoening te komen. Dit om te vermijden dat elk dergelijk geschil onmiddellijk aanleiding zou geven tot verwijzing naar de Tuchtcommissie. De Commissie bestaat uit één magistraat en één accountant of één belastingconsulent. In een eventuele vervanging wordt voorzien door de Voorzitter van het IAB. De Verzoeningscommissie treedt op wanneer tussen een confraters een probleem rijst inzake de overname van een dossier, een slechte verstandhouding in geval van samenwerking, enz. Wanneer geen verzoening kan bewerkstelligd worden, maakt de Verzoeningscommissie een verslag op om over te maken aan de Raad van het IAB, die het dossier bij de Tuchtcommissie aanhangig maakt. Naast de hiervoor aangehaalde commissies kan de Raad steeds bijkomende commissies oprichten van tijdelijke of van permanente aard.

15

Page 16: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

16

Deel II : Plichtenleer van de Accountant en de Belastingconsulent Hoewel het reglement van plichtenleer eerst wettelijk vastgelegd werd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van de plichtenleer der accountants, werden reeds eerder door het Instituut regels en normen uitgevaardigd die van toepassing waren op de leden. Er werd toen reeds rekening mee gehouden bij tuchtrechtspraak en uitspraken van andere rechtbanken. Aldus vinden we bepalingen van deontologie terug in :

• de wet van 22 april betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen; • de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor de

accountants en de belastingconsulenten; • het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van de plichtenleer

der accountants; • het koninklijk besluit van 8 april 200310 (voorbeelden: opsomming

tuchtstraffen, verbod overname cliënteel stagemeester, …); • de publicaties van het Instituut:

o IAB-info (tweewekelijks); o Accountancy & Tax : - opvolger van de Belgische Accountant

(trimestrieel); o “Vademecum van de accountant en de belastingconsulent”

(uitgave IAB, 2004), te consulteren op de website van het IAB. De toepassing van deze regels worden in de praktijk getoetst door de tuchtrechtspraak en de beoordeling door rechtbanken. Een interessante analyse van het tuchtrecht en de tuchtrechtspraak werd gepubliceerd door prof. Bernard TILLEMAN in “LIBER AMICORUM RAYMOND KROCKAERT- Het Accountancyberoep in volle expansie” – Brussel – Uitgave Instituut der Accountants, 1998, blz 311-393. Een geactualiseerde versie van deze bijdrage verscheen in “De Belgische Accountant” – Nummer 3 – 1998 – blz. 18-55. Het Vademecum van de Accountant en de Belastingconsulent (IAB, uitgave 2004) is het basisdocument waar alle wetgeving, besluitvorming en commentaar omtrent het beroep opgenomen is. Dit werk is consulteerbaar op de website van het IAB. Een nieuwe bijgewerkte uitgave van de toepasselijke wetgeving zal verschijnen in de loop van 2008.

10 Koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen van accountants en/of belastingconsulenten (B.S., 6 juni 2003).

Page 17: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

17

Het voornoemde KB van 1 maart 1998 dat werd uitgevaardigd op grond van art. 88 van de wet van 21 februari 1985, blijft na de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen van toepassing, zolang het niet wordt gewijzigd op basis van deze nieuwe wet11. Een aangepast KB, dat rekening houdt met de wettelijke erkenning en de specificiteit van het beroep van belastingconsulent, dient nog uitgevaardigd te worden12.

De volgende bepalingen van het KB van 1 maart 1998 zijn alleszins mutatis mutandis ook (geheel of gedeeltelijk) toepasselijk op de belastingconsulenten: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 14, 15, 16 , 19, 20, 21, 22, 23, 24 (zonder voorwerp), 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33. Aan de hand van de indeling van het voornoemde KB wordt hierna de plichtenleer uiteengezet.

11 Zie artikel 55, § 1, al. 2, van de wet 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. 12 De Commissie Belastingconsulenten van het IAB werd belast om een voorstel van koninklijk besluit tot vaststelling van het reglement van plichtenleer voor de accountants en de belastingconsulenten uit te werken en deze Commissie legde in 2007 een ontwerp voor aan de Raad van het Instituut.

Page 18: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

18

Hoofdstuk I – Algemene bepalingen KB 1 maart 199813 – Art. 1-4 Algemene bepalingen Artikel 1 “Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de wet: de wet van 21 februari 1985 tot hervorming van het

bedrijfsrevisoraat; 2° het Instituut: het Instituut der Accountants, opgericht bij artikel 83 van de wet; 3° de Raad: de Raad van het Instituut, bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van het instituut der Bedrijfsrevisoren, zoals toepasselijk verklaard door artikel 89 van de wet; 4° de accountant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon ingeschreven op één der lijsten zoals bedoeld in artikel 75 van de wet; 5° de externe accountant: de accountant ingeschreven in het register der externe accountants, bedoeld in artikelen 79 en 80 van de wet; 6° monopolieopdracht: opdracht die door de wet of op grond daarvan exclusief toevertrouwd wordt aan een externe accountant of aan een externe accountant en een bedrijfsrevisor; 7° samenwerkingsverband: elke vorm van samenwerking of vereniging met het oog op de uitoefening van het accountantsberoep samen met de andere accountants of met personen die een ander beroep uitvoeren. Aan deze begripsomschrijving van samenwerkingsverband wordt in elk geval vermoed te beantwoorden, elke overeenkomst die het recht inhoudt een gemeenschappelijke benaming te gebruiken of eraan te refereren, of die een verbintenis tot wederkerige aanbeveling omvat.” Artikel 2 “De accountant is ertoe gehouden de wettelijke en reglementaire bepalingen alsmede de gebruikelijke controlenormen van het Instituut na te leven. Al naar gelang de omstandigheden zal hij eveneens rekening houden met de aanbevelingen van de Raad van het Instituut.” Artikel 3 “De accountant is ertoe gehouden elke handeling of houding te vermijden die in strijd is met de waardigheid, de rechtschapenheid of de kiesheid, of die onverenigbaar is met de eerbied verschuldigd aan zijn confraters of met de onafhankelijkheid die de uitoefening van een vrij beroep kenmerkt.” Artikel 4 “Teneinde de uitvoering van de door artikel 84 van de wet van het Instituut toegekende opdracht mogelijk te maken, is de accountant ertoe gehouden in te gaan op elk verzoek om informatie, op elk uitdrukkelijk bevel en elke uitnodiging die hem gericht wordt door de Raad of door één van haar afgevaardigden, en dit binnen de door de Raad gestelde termijn van minstens één maand. Indien de accountant de in vorige alinea opgelegde termijn niet respecteert, kan de Raad de zaak aanhangig maken bij de Tuchtcommissie.”

13 Het KB van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants.

Page 19: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

19

REGELGEVING EN GEVOLGEN 1. Verplichting tot het betalen van het lidgeld14:

• het lidgeld wordt jaarlijks bepaald door de Algemene Vergadering; • verhoging indien niet betaald voor ingebrekestelling; • bij niet-betaling: verwijzing naar de Tuchtcommissie; • niet-betaling = tekortkoming aan de beroepsverplichtingen15.

2. Informatieaanvragen door het Instituut16

• elke aanvraag om informatie dient beantwoord te worden; • het kan zowel omtrent administratieve informatie gaan als om informatie

omtrent de werkzaamheden; • laattijdigheid of niet beantwoorden wordt beschouwd als een tekortkoming

van de waardigheid die de beroepsbeoefenaar verschuldigd is ten overstaan van het Instituut. Het niet beantwoorden van vragen verhindert het Instituut zijn wettelijke opdracht te vervullen;

• telefonisch antwoord volstaat niet; • het uitstellen van antwoorden of het zoeken van uitvluchten om een zaak

te laten aanslepen kan een verzwarende omstandigheid uitmaken; • de toon van de brieven moet waardig en welvoeglijk zijn. Gebrek van

respect t.a.v. het Instituut kan op zich een deontologische tekortkoming zijn;

• de informatie die verstrekt wordt moet correct zijn. 3. Spontane melding aan het Instituut In een aantal specifieke gevallen dient spontaan melding gedaan te worden aan het Instituut. (zie ook Vademecum blz 639-640). Het gaat om de volgende gevallen: a. wijziging van de hoedanigheid De leden van het Instituut, die sommige van de in artikel 34 en 38 van de WBFB vermelde werkzaamheden uitoefenen, op exclusieve wijze, in hoofdzaak of in bijkomende orde, buiten het kader van een arbeidsovereenkomst of een door de overheid bezoldigde betrekking dienen zich te laten inschrijven op de lijst van de externe beroepsbeoefenaars. 14 Artikel 10 van het KB van 2 maart 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het IDAC. 15 Artikel 4, 1° van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor de accountants en

de belastingconsulenten. 16 Artikel 4 en 20 van het KB van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants en art. 30 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.

Page 20: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

20

Dit is belangrijk omwille van volgende redenen: • ledenbijdrage; • verzekering beroepsaansprakelijkheid (zie verder).

b. wijziging van adres Het Instituut houdt de ledenlijst bij. De beroepsbeoefenaar moet zorgen dat de gegevens waarover het Instituut beschikt accuraat en actueel zijn. c. melding van procedures De beroepsbeoefenaar is ertoe gehouden het Instituut in te lichten omtrent de gerechtelijke, tucht- of bestuursrechtelijke procedures die tegen hem ingesteld zijn. Procureurs bij de hoven van Beroep lichten het Instituut in over strafvorderingen, strafvervolgingen of uitspraken gedaan ten laste van leden van het Instituut. Niettemin blijft de spontane aangifte verplicht voor elke procedure. Het feit of het vermoeden dat het Instituut reeds op een andere wijze in kennis is gesteld van het geding dat tegen de accountant wordt gevoerd, zoals de rechtstreekse mededeling ervan door de tegenpartij aan het Instituut, ontslaat het lid niet van deze deontologische verplichting17. Ongeacht de aard van de zaak, de rechtsgang of het oordeel, kan de Raad van het Instituut een zaak aanhangig maken bij de Tuchtcommissie. d. melding van samenwerkingsverbanden (zie verder) Het gaat hier zowel om het laten erkennen van de vennootschap waarin men het beroep uitoefent, als om het vooraf voorleggen van elk samenwerkingsverband waartoe men het initiatief genomen heeft. Deze materie wordt verder behandeld. e. de commissaris van opschorting Accountants die worden aangesteld als commissaris van opschorting, dienen binnen de 30 dagen na de aanstelling het document van de aanstelling over te maken aan het Instituut, samen met een beknopte omschrijving van de opdracht.

17 Tuchtcommissie IAB 27 juni 2003, onuitg.

Page 21: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

21

Hoofdstuk II – De tuchtprocedure KB van 1 maart 1998 – Art. 5 tot 8 Artikel 5 “Ingeval van tuchtonderzoek lastens een accountant, is deze ertoe gehouden zijn medewerking te verlenen aan de persoon die door de Raad belast werd met het onderzoek. Deze persoon brengt verslag uit bij de Raad maar neemt niet deel aan zijn bespreking.” Artikel 6 “Wanneer bij de Raad van het Instituut een klacht betreffende een accountant wordt ingediend, dan deelt de Raad aan de klager het gemotiveerd resultaat van zijn onderzoek mee.” Artikel 7 “Het verslag van de Raad van het Instituut aan de Tuchtcommissie kan een uitdrukkelijke vraag bevatten om tijdens de debatten van de vermelde Commissie of, in voorkomend geval, van de Commissie van Beroep te worden gehoord. In dit geval zal de Raad één van zijn leden als vertegenwoordiger aanduiden. Dit lid moet op elke zitting worden uitgenodigd. Hij kan vergezeld zijn door een advocaat. De Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep kunnen aan de Raad van het Instituut ten allen tijde vragen om een aanvullend verslag, teneinde de feiten uit het oorspronkelijk verslag te verduidelijken. Wanneer het verslag van de Raad zijn oorsprong vindt in een klacht, kunnen de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep beslissen om de aanklager persoonlijk te horen. Artikel 8 “De accountant brengt elke beslissing van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep, die in kracht van gewijsde is gegaan en die een schorsing van meer dan één maand bevat, ter kennis van de ondernemingen en instellingen die op hem een beroep doen tijdens de periode van schorsing.” Verwijzingen naar de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht van de accountants en de belastingconsulenten (WBAB) 1. Artikel 4, WBAB: gevallen waarin een tuchtvordering kan worden ingesteld: “Tuchtstraffen kunnen worden opgelegd aan accountants en belastingconsulenten 1° die in uitoefening van hun opdrachten als accountant en belastingconsulent, tekort gekomen zijn aan hun beroepsverplichtingen; 2° die de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep ten grondslag liggen, hebben geschonden; 3° die de rechten van de Schatkist manifest schenden of misbruik maken van de

fiscale procedures bij de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 38 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.”18

18 Voorbeelden: “het bij herhaling verwaarlozen van de verplichtingen tegenover de fiscus, het overbelasten van de diensten met ongegronde bezwaarschriften, zijn toevlucht nemen tot kunstgrepen en methodes die een normale toepassing van de belastingwetten verijdelen, en meer in het bijzonder met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, actief meewerken aan inbreuken op de belastingwetten of die organiseren” (zie memorie van toelichting bij de wet).

Page 22: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

22

2. Wie kan klacht indienen? Artikel 5, § 2, WBAB

• de procureurs-generaal bij de kamer van beroep; • de minister van financiën, m.b.t. de activiteiten bedoeld in art. 38 van de

WBFB; • elke belanghebbende; • de Hoge Raad voor de economische beroepen kan klacht indienen, zelfs

rechtstreeks bij de Tuchtcommissie. 3. Tuchtorganen In eerste aanleg: de Tuchtcommissie In beroep: de Commissie van beroep Voorziening in cassatie: het Hof van Cassatie In cassatie worden de feiten niet meer opnieuw onderzocht. Het Hof gaat na of de procedures opgevolgd werden en of de beslissing in rechte toelaatbaar is. Indien het Hof van Cassatie een beslissing vernietigt dan gaat de zaak terug naar de Commissie van beroep, anders samengesteld dan bij de eerste uitspraak in beroep. 4. Mogelijke sancties19 a. waarschuwing b. berisping c. verbod om bepaalde activiteiten nog te aanvaarden of verder te zetten d. schorsing van ten hoogste 1 jaar e. schrapping 5. De eigenlijke procedure a. De inleiding

• Een procedure kan opgestart worden: o naar aanleiding van een klacht, o of ambtshalve door de Raad.

Uitzondering: Artikel 54, §3 van de wet van 22 april 1999 bepaalt dat de Hoge Raad voor de Economische Beroepen rechtstreeks, d.w.z. zonder tussenkomst van de Raad van het IAB, een klacht kan indienen bij de Tuchtcommissie tegen een accountant of een belastingconsulent. De Tuchtcommissie informeert de Hoge Raad over het gevolg dat zij heeft gegeven aan de klacht.

• Een vooronderzoek wordt gevoerd door de Raad die daarover een

verslag opmaakt;

19 Art. 5 van de Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor de accountants en de

belastingconsulenten.

Page 23: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

23

• In het kader van het vooronderzoek kan de Raad alle informatie opvragen. De Raad kan een van zijn leden belasten met een onderzoek en de verslaggeving. Het lid tegen wie het onderzoek gevoerd wordt is volledige medewerking verschuldigd;

• Het volledige dossier wordt na onderzoeken en verslaggeving voorgelegd aan de Raad;

• Bij beslissing om een tuchtprocedure aanhangig te maken moet duidelijk blijken dat het gaat om een beslissing van de Raad;

• De tuchtinstantie kan enkel oordelen over de door de Raad aangehaalde tekortkomingen of ten laste gelegde feiten, die opgenomen zijn in het verslag van de Raad;

• Tijdens de behandeling behoudt de Raad de bevoegdheid om de klacht in te trekken, indien hij oordeelt dat er tegen het lid onvoldoende bezwaren bestaan.

b. De oproeping en behandeling

• Oproeping: uitnodiging om te verschijnen per aangetekende brief minimum 30 dagen voor de zitting (Tuchtcommissie) of 15 dagen voor de zitting (Commissie van beroep);

• Recht op inzage van het dossier dat alle stukken moet bevatten; • Verweer : schriftelijk, of mondeling tijdens de zitting; • Best persoonlijk verschijnen. Bijstand van advocaat of een confrater is

mogelijk; • De mogelijkheid bestaat dat de Raad eveneens kan gehoord worden20. In

voorkomend geval zal één van de leden van de Raad – al dan niet bijgestaan door een advocaat - aangeduid worden om de Raad te vertegenwoordigen;

• De zittingen zijn openbaar, tenzij: o het betrokken lid behandeling achter gesloten deuren vraagt; dit

moet vrijwillig en ondubbelzinnig gebeuren, o een openbare procedure gevaar oplevert voor de goede zeden, de

openbare orde, de nationale veiligheid, het belang van minderjarigen, de bescherming van het privé-leven, of de geheimhoudingsplicht bedoeld in art. 458 Sw. melding maken van de openbaarheid in de beslissing;

• De beslissing moet met redenen omkleed zijn; • Wraking: in het belang van de onpartijdigheid heeft het betrokken lid een

recht van wraking in de gevallen bepaald bij artikel 828 Ger.W.; • Administratieve bijstand van de diensten van het Instituut doet geen

afbreuk aan de onpartijdigheid; • Interpretatie bevoegdheid over de gebruikte omschrijvingen “waardigheid,

rechtschapenheid, kiesheid21”; redelijkheid is de norm; • Enkel de voorgeschreven sancties (zie hoger) kunnen opgelegd worden; • Straftoemeting met uitstel blijkbaar mogelijk;

20 Artikel 7 van het KB van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants. 21 Artikel 3 van het KB van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants.

Page 24: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

24

• Straftoemeting houdt soms rekening met verzachtende en verzwarende omstandigheden.

c. Uitwissing en eerherstel22:

• Minder zware tuchtstraffen dan de schorsing worden na het verstrijken van een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de definitieve beslissing waarbij een tuchtstraf werd uitgesproken, uitgewist, op voorwaarde dat intussen geen schorsing of een nieuwe sanctie uitgesproken werd;

• In de andere gevallen kan een aanvraag om eerherstel ingediend worden bij de Commissie van beroep onder volgende voorwaarden:

o een termijn van vijf jaar is verlopen sedert de datum van de definitieve beslissing waarbij de tuchtstraf werd opgelopen,

o indien de tuchtstraf het gevolg was van een strafrechtelijke veroordeling moet eerst daarvoor eerherstel verleend zijn,

o indien reeds dergelijke aanvraag afgewezen werd moet er opnieuw twee jaar verlopen zijn om een nieuwe aanvraag te kunnen doen;

• De uitwissing of het eerherstel stelt voor de toekomst alle gevolgen buiten werking die voortvloeiden uit de sanctie.

Hoofdstuk III – Onafhankelijkheid KB 1 maart 1998 – Art. 9 tot 15 Artikel 9 “De externe accountant moet een opdracht weigeren, of ervan afzien de uitvoering van dergelijk opdracht voort te zetten, zodra hij het bestaan vaststelt van invloeden, feiten of banden die zijn onafhankelijkheid, zijn wils- of beoordelingsvrijheid, of zijn onpartijdigheid kunnen aantasten. Hij dient eveneens te waken over de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid en de wils- en beoordelingsvrijheid van zijn medewerkers en van de persoon waarop hij een beroep doet. Het eerste lid geldt eveneens voor de accountant die zijn werkzaamheden uitoefent in het raam van een arbeidsovereenkomst of van een door de overheid bezoldigde betrekking, onverminderd zijn verplichting te handelen volgens de bevelen en de instructies die hem worden gegeven door zijn werkgever. In geval van onverenigbaarheid tussen de instructies van zijn werkgever en de deontologische regels, heeft de accountant die zijn werkzaamheden uitoefent in het kader van een arbeidsovereenkomst of van een door de overheid bezoldigde betrekking, de plicht in overleg met zij werkgever voor dit probleem een oplossing na te streven die in overeenstemming is met de deontologische regels. Als dergelijke oplossing niet kan gevonden worden, dient hij dit probleem voor te leggen aan de Voorzitter van het Instituut of zijn afgevaardigde.”

22 Artikel 5, § 6, van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten.

Page 25: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

Artikel 10 “De externe accountant mag geen monopolieopdracht aanvaarden in een onderneming waarin hijzelf of zijn echtgenoot, of beide, of een bloed- of aanverwant tot in de tweede graad één van de volgende posities bekleden: voornaamste aandeelhouder van de vennootschap of eigenaar van de onderneming, bestuurder zaakvoerder of afgevaardigde van het dagelijks bestuur van de vennootschap of van een vennootschap waar zij als verbonden onderneming van afhangt, bediende of zelfstandige beroepsbeoefenaar die een betekenisvolle invloed uitoefent op het opstellen van de jaarrekening van de vennootschap of van en vennootschap waar zij als verbonden onderneming van afhangt. Deze regel is van toepassing op alle vennoten in een vennootschap van accountants. De personeelsleden, stagiairs en andere medewerkers van de accountant, die belast zijn met de uitvoering van een monopolieopdracht, mogen niet ingeschakeld worden wanneer deze opdracht verricht wordt ten behoeve van vennootschappen waarin zij zelf, hun echtgenoot of hun bloed- en aanverwanten tot de tweede graad functies uitoefenen in de zin van het eerste lid.” Artikel 11 “Het is de externe accountant verboden om, rechtstreeks of onrechtstreeks, een opdracht, een functie of een mandaat te aanvaarden of voort te zetten wanneer de uitoefening daarvan hem in een positie van belangenconflict dreigt te plaatsen die van aard is het onafhankelijke oordeel dat hij moet uitbrengen in het gedrang te brengen. Hij moet zijn cliënt onmiddellijk daarvan op de hoogte brengen en erop toezien dat elke maatregel genomen wordt, opdat de belangen van de cliënt gevrijwaard zouden worden. Dit beginsel is van toepassing op de accountant, op de vennootschap of de vereniging waarvan hij deel uitmaakt, op zijn vennoten en zijn vaste medewerkers.” Artikel 12 “In elk attest of verslag, opgesteld door een externe accountant in uitvoering van een monopolieopdracht, moet vermeld worden of de accountant al dan niet andere prestaties levert of heeft geleverd voor rekening van de betrokken onderneming, de vereniging, de vennootschap of de onderneming verbonden met de betrokken vereniging of vennootschap, voor de periode waarop zijn verslag of zijn attest betrekking heeft.” Artikel 13 “§ 1. De externe accountant mag geen controleopdracht over de jaarrekening of ander

boekhoudkundige bescheiden van een onderneming aanvaarden wanneer hij, hetzij in functie van bestuurder of zaakvoerder, hetzij een verantwoordelijkheid in leiding met een belangrijke invloed op de boekhouddienst in de onderneming of in een verbonden onderneming beoefent of minder dan twee jaar geleden heeft uitgeoefend. De verbodsbepaling geldt eveneens voor de vennootschap van accountants waarvan hij deel uitmaakt en voor de vennoten van dergelijke vennootschap. Een medewerker van een externe accountant of van een vennootschap van accountants, die zich in dergelijke positie zou bevinden, mag niet bij de controlewerkzaamheden betrokken worden.

§ 2. De externe accountant, belast met de controle op de jaarrekening of andere boekhoudkundige bescheiden van de onderneming, mag geen andere functie, mandaat of opdracht aanvaarden die hem ertoe zouden brengen zich in te laten met het beheer of de onderneming te vertegenwoordigen in welke hoedanigheid dan ook, met uitzondering van de vertegenwoordiging van deze in fiscale zaken. Deze regel is van toepassing op zijn vaste medewerkers en op zijn stagiairs.

25

Page 26: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

§ 3. Wanneer de personen met wie de externe accountant een overeenkomst van

vereniging of van beroepsmatige samenwerking heeft afgesloten een functie, mandaat of opdracht van welke aard dan ook uitoefenen waarvan het voorwerp gebeurlijk door de externe accountant moet worden gecontroleerd in het kader van zijn controleopdracht, dan zal hij nagaan of de aard en de omvang van die diensten zijn eigen onafhankelijkheid niet in het gedrang brengen. De bepaling doelt ook op iedere activiteit van het voeren van een boekhouding dit wil zeggen de boekhoudkundige verrichtingen die gaan tot het opstellen van de rekeningenbalans na inventaris.”

Artikel 14 “De externe accountants mogen hun activiteit niet derwijze beperken dat hun beroepsinkomsten uitsluitend afhankelijk zijn, of van een zeer beperkt aantal onderscheiden opdrachten of functies, of van opdrachten en functies die concreet alle afhankelijk zijn van één enkele belangengroep of van éénzelfde gezag.” Artikel 15 “Het is de externe accountant verboden in een onderneming waar hij een opdracht uitvoert, of in een daarmee verbonden onderneming, een andere taak, mandaat of opdracht te aanvaarden, die van aard zou zijn de onafhankelijke uitoefening van zijn opdracht in het gedrang te brengen.” WBFB 22 april 1999 – Art. 3, 28, §2 en 31 Artikel 3 Het Instituut heeft als opdracht toe te zien op de opleiding en de permanente organisatie van een korps van specialisten te verzekeren die bekwaam zijn om de functies van accountant en belastingconsulent uit te oefenen, waarvan het Instituut de organisatie kan controleren en bijsturen, met alle noodzakelijke waarborgen qua bekwaamheid, onafhankelijkheid en professionele rechtschapenheid. ….. Artikel 28, § 2, 2° De Raad legt de technische en deontologische normen en aanbevelingen vast voor de uitoefening van de betrokken functie. §1 ….. §2 Hij ziet er bovendien op toe dat externe accountants en externe belastingconsulenten: 1° … 2° zich met de nodige zorg en volledig onafhankeliik kwijten van de hun toevertrouwde opdrachten; 3° … Artikel 31 Externe accountants en externe belastingconsulenten: 1° mogen zonder de voorafgaande en steeds herroepbare toelating van het Instituut geen commercieel bedrijf of een taak van bestuurder of zaakvoerder uitoefenen in handelsvennootschappen of vennootschappen met handelsvorm die niet zijn opgericht onder houders met dezelfde hoedanigheid of onder houders van verschillende hoedanigheden, tenzij zij door een rechtbank hiermee worden belast;

26

Page 27: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

2° mogen geen werkzaamheden uitoefenen die onverenigbaar zijn met de waardigheid of onafhankelijkheid van hun functie.

REGELGEVING EN GEVOLGEN Externe leden: • elke commerciële activiteit die de geestelijke onafhankelijkheid van de

accountant zou benadelen, is onverenigbaar met de hoedanigheid van extern lid van het Instituut;

• nominatief genoemd: o verzekeringsmakelaar of –agent, o makelaar of agent in krediet- en beleggingsverrichtingen, o activiteiten die behoren tot het beroep van vastgoedmakelaar

• is wel toegestaan: o syndicus tot een gebouw waarvan hijzelf mede-eigenaar is (zowel

kantoren als woongelegenheid) 1. Geen inschrijving in het “handelsregister”, nu de kruispuntbank

ondernemingen, zonder voorafgaande toestemming van de Raad 2. Geen bestuursmandaat in een commerciële of burgerlijke vennootschap met

winstoogmerk, zonder voorafgaande toestemming van de Raad. Art. 31 van WBFB laat toe aan de Raad om afwijkingen op dit wettelijke

verbod toe te staan. Er moet steeds een voorafgaande vraag tot toestemming gedaan worden. In

principe wordt het steeds in uitzonderlijke gevallen toegestaan en dan nog voor een beperkte periode.

De toestemming houdt in dat men de commerciële activiteiten gebonden aan

de toegestane functie of mandaat mag uitoefenen. Uitzondering geldt voor een mandaat dat voortvloeit uit een rechterlijke

beslissing. 3. Uitzondering: mandaat van onafhankelijk of externe bestuurder/zaakvoerder

De externe accountant en de externe belastingconsulent zijn, gelet op hun professionele vaardigheden, de beroepsbeoefenaars bij uitstek om de opdracht van onafhankelijke of externe bestuurder te vervullen. Bovendien zijn zij door strenge onafhankelijkheidsvereisten omgeven, zodat zij steeds gehouden zijn tot een objectieve benadering. Men mag hierbij niet uit het oog verliezen dat de beroepen van accountant en belastingconsulent worden gereglementeerd met het oog op de bescherming van het algemeen belang, zodat zij steeds het vennootschapsbelang voor ogen moeten houden bij het nemen van hun beslissingen. Het is dan ook vanuit deze optiek dat de Raad van het Instituut een aantal objectieve criteria heeft vastgelegd, waaraan iedere aanvraag tot het bekleden van een

27

Page 28: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

28

mandaat van onafhankelijke of externe bestuurder/zaakvoerder zal worden getoetst23.

Deze criteria zijn de volgende: Zowel de externe accountant, als de externe belastingconsulent kan een

aanvraag richten aan het Instituut met het oog op het verkrijgen van de toestemming om een mandaat te bekleden van onafhankelijke bestuurder (in de zin van de code-Lippens of van artikel 524 W.Venn.) en/of van externe bestuurder (in de zin van de code-Buysse). Deze mogelijkheid vloeit rechtstreeks voort uit artikel 31 van de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.

Plicht om vooraf na te gaan of het opnemen van een dergelijk mandaat zijn onafhankelijkheid niet in het gedrang brengt. De kandidaat onafhankelijk bestuurder dient erover te waken dat hij handelt in overeenstemming met zijn deontologische verplichtingen inzake onafhankelijkheid (in het bijzonder de artikelen 9, 11, 13, § 2 en 15 KB van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants). Ter vrijwaring van zijn onafhankelijkheid mag de externe accountant of de externe belastingconsulent die een mandaat van onafhankelijke of externe bestuurder wenst op te nemen onder meer: 1° geen stemrechten aanhouden in de betrokken vennootschap of een daarmee verbonden vennootschap of persoon in de zin van artikel 11 W.Venn.; 2° geen echtgenoot of persoon met wie hij wettelijk samenwoont of bloed- of aanverwanten tot de tweede graad hebben die, in de betrokken vennootschap of in een daarmee verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in artikel 11 W.Venn., stemrechten aanhoudt of een mandaat van bestuurder, zaakvoerder, lid van het directiecomité, dagelijks bestuurder of kaderlid uitoefent, dan wel als zelfstandig beroepsbeoefenaar een betekenisvolle invloed uitoefent op het houden van de boeken of op het opstellen van de jaarrekening; 3° in de periode van twee jaar die voorafgaat aan het bekleden van het bestuursmandaat geen opdracht hebben uitgeoefend in de betrokken vennootschap of een daarmee verbonden vennootschap of persoon in de zin van artikel 11 W.Venn.

Het lid moet een attest voorleggen waaruit blijkt dat hij (in geval van een examen met succes) een vormingsopleiding heeft gevolgd voor bestuurders bij een officiële of een gespecialiseerde instantie, dan wel aantonen dat hij over voldoende bekwaamheden en ervaring beschikt om een mandaat van onafhankelijke of externe bestuurder op te nemen;

De externe accountant of de externe belastingconsulent kan enkel een

bestuursmandaat opnemen indien zijn burgerlijke aansprakelijkheid hiertoe is verzekerd met een polis die voorafgaandelijk is goedgekeurd door de Raad van het Instituut;

Men mag tegelijkertijd maximaal vijf mandaten van onafhankelijke of externe

bestuurder opnemen;

In geval van hernieuwing van het bestuursmandaat: opnieuw de voorafgaande toestemming van het Instituut solliciteren;

23 R. VAN BOVEN, “De accountant en de belastingconsulent als “onafhankelijke” of “externe” bestuurder”, Accountancy & Tax, 2007/1, blz. 21 e.v.

Page 29: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

29

In geval van beëindiging van het bestuursmandaat: een kopie overmaken van de bekendmaking ervan in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.

4. Zetel van een vennootschap-cliënt De Raad heeft het verbod om de zetel van een vennootschap-cliënt te vestigen op het adres van de accountant of belastingconsulent opgeheven. Niettemin moet aangeraden worden in deze het voorzichtigheidsprincipe te handhaven en de toepassing te beperken tot uitzonderlijke gevallen24. Onderzoeken en inbeslagnames ten laste van deze vennootschappen

kunnen zeer onaangename gevolgen met zich mee brengen. 5. Uitvoeren van wettelijke opdrachten in het kader van het W. Venn.

De externe accountant die een controleverslag opstelt mag niet de gewoonlijke raadgever zijn van de vennootschap waarvoor het verslag moet worden opgesteld.

De beroepsbeoefenaar mag geen geregelde opdrachten, andere dan controleopdrachten, hebben uitgevoerd in de vennootschap tijdens de twee voorafgaande jaren en mag dat ook niet doen tijdens de twee daarop volgende jaren.

6. Erkenning professionele vennootschappen: de vennootschap waarbinnen

een accountant of belastingconsulent zijn beroep uitoefent moet erkend zijn door het IAB (zie verder onder samenwerkingsverbanden).

Bijgevolg is het een accountant en/of belastingconsulent niet toegestaan het beroep van accountant en/of belastingconsulent uit te oefenen langs een niet door het IAB erkende fiduciaire vennootschap.

7. Belangenconflict in hoofde van de externe accountant of belastingconsulent (art. 11, KB van 1 maart 1998)

• Verbod om in dergelijk geval een opdracht, een functie of een mandaat te aanvaarden of voort te zetten, indien het belangenconflict van aard is het onafhankelijk oordeel dat hij moet uitbrengen in het gedrang te brengen;

• Verplichting om onmiddellijk de cliënt op hoogte te brengen van het belangenconflict;

24 In dit verband past het te verwijzen naar de Parlementaire Vraag van de heer Ludo Van Campenhout van 28 mei 2004 (N.) aan de vice-eerste minister en minister van Financiën. Vr. en Antw., Kamer, 2003-2004, nr. 45, blz. 6893-6897.

Page 30: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

• Dit beginsel is van toepassing op de externe accountant en/of belastingconsulent, zijn vennootschap, zijn vennoten en zijn vaste medewerkers.

8. De interne accountant en de onafhankelijkheid Zie daaromtrent Jaarverslag IDAC 1990 – blz. 210-211

“3. De interne accountant en de onafhankelijkheid. Is de ondergeschikte band die zo kenmerkend is voor de arbeidsovereenkomst, onverenigbaar met de voorschriften van artikelen 84 en 91 van de wet van 21februari 1985 die de accountant verplichten om met de grootste bekwaamheid, onafhankelijkheid en rechtschapenheid te handelen?

Onafhankelijkheid van de accountant

Volgens de wet van 3 juli 1978 is de arbeidsovereenkomst voor bediende die overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt, tegen loon, onder gezag van een werkgever in hoofdzaak intellectuele arbeid te verrichten. Welnu, de onafhankelijkheid van de accountant is een verplichting die bij wet is vastgelegd, een regel in algemeen belang, - wij zouden haast durven zeggen, een beginsel van openbare orde (zie in die zin Barthélémy, J., “Le contrat de travail porte-t-il atteinte à l’indépendance du professionel libéral?”, Economie et Comptabilité 1990, 25). Juridische ondergeschiktheid Het ondergeschikte tussen de arbeidsovereenkomst enerzijds en het mandaat en de aanneming van werk anderzijds, situeert zich in de juridische ondergeschiktheid en niet in de economische zelfstandigheid. Er werd gevonnist dat de inning van een vaste bezoldiging niet noodzakelijk het bestaan van een juridische ondergeschiktheid inhoudt (Arbrb. Charleroi, 1 maart 1990, T.S.R., juli 1990, 216). De aard van deze juridische ondergeschiktheid hangt bovendien grotendeels af van de uitgeoefende beroepswerkzaamheden en van hiërarchische positie binnen de onderneming. De onafhankelijkheid van de “interne” accountant valt te situeren binnen het kader van een juridische ondergeschiktheid die geconditioneerd wordt door een technische autonomie. De onafhankelijkheid waarvan sprake is in artikelen 84 en 91 van de wet van 21 februari 1985 is dus een technische onafhankelijkheid die zeker niet onverenigbaar is met het bestaan van een ondergeschikt verband. Dit principe werd trouwens bevestigd door het Franse Hof van Cassatie in een arrest van 19 november 1986 (geciteerd door J. Barthélémy, o.c. p. 27). Deze technische zelfstandigheid kan echter pas doeltreffend werken indien de door de overheid betaalde of bezoldigde accountant een gewetensclausule kan inroepen waardoor hij een werk kan weigeren dat in strijd is met de deontologische regels. Bij gebrek aan een uitdrukkelijke wettekst, menen wij dat de “interne” accountant de artikelen 84 en 91, die toch een principe van openbare orde uitdrukken, mag inroepen om, wanneer hij ingevolge zijn weigering om een werk uit te voeren dat niet strookt met de vereisten van rechtschapenheid ontslagen wordt, de rechter te

30

Page 31: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

doen vaststellen dat de verbreking van het contract ten laste van de werkgever gelegd moet worden, of meer nog, om een beslissing te bekomen die de nietigheid van het ontslag vaststelt. En de wetgever?

Niettemin blijft het wenselijk dat de wetgever zou tussenkomen om de “interne” accountant efficiënter te beschermen ingeval er een conflict ontstaat tussen zijn technische en zijn juridische onafhankelijkheid. Deze tussenkomst kan eigenlijk herleid worden tot een wilsuiting van de wetgever, ertoe strekkend de doeltreffende toepassing van een wet die hij zelf gestemd heeft, te waarborgen.”

31

Page 32: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

Hoofdstuk IV – Uitvoering van de opdrachten KB 1 maart 1998 – Art. 16 tot 19 Artikel 16 “De accountant moet steeds al zijn opdrachten gewetensvol en met de vereiste zorg uitvoeren. Voor iedere monopolieopdracht die hem wordt toevertrouwd moet de externe accountant schriftelijk aantekening houden of doen houden van de aard van de door hem of zijn medewerkers verrichte werkzaamheden zodat een getrouwe weergave van de uitvoering van de opdracht kan verkregen worden. De externe accountant die alleen werkt of in vereniging of in vennootschap dient zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid te verzekeren overeenkomstig de richtlijnen van de Raad. De werkdocumenten dienen door de externe accountant die de opdracht heeft uitgevoerd te worden bewaard gedurende een periode van vijf jaar, vanaf de datum van het verslag dat op basis van de werkdocumenten werd opgesteld.” Artikel 17 “Bij de uitvoering van zijn monopolieopdrachten kan de externe accountant zich enkel laten bijstaan door een andere accountant, door zijn stagiairs of door zijn vaste medewerkers. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, schriftelijk behoorlijk gemotiveerd, kan hij geen essentiële elementen van een monopolieopdracht overdragen. Daarnaast kan de externe accountant binnen de grenzen bepaald door de gebruikelijke controlenormen en onder zijn eigen verantwoordelijkheid: 1° een beroep doen op de medewerking van een andere accountant of van een persoon die in het buitenland een hoedanigheid bezit die als gelijkwaardig erkend is met deze van accountant; 2° een beroep doen op de diensten van een onafhankelijk deskundige uit een andere discipline, indien zijn onderzoek dit vereist; 3° beslissen over het gebruik dat hij zou kunnen maken van sommige onderzoeken uitgevoerd door het personeel van de gecontroleerde vennootschap.” Artikel 18 “Elke verklaring, certificering of verslag over boekhoudkundige staten van ondernemingen moet worden ondertekend door een externe accountant, natuurlijke persoon, die in voorkomend geval optreedt als vertegenwoordiger van een vennootschap of vereniging van accountants. De externe accountant die de verantwoordelijkheid opneemt een verklaring, een certificering of een verslag af te leveren moet in eigen naam tekenen met vermelding van zijn functie. Wanneer een externe accountant, lid van een accountantsvennootschap, in eigen naam een opdracht wordt toevertrouwd, dan kan hij niet tekenen in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de vennootschap.

32

Page 33: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

33

Ingeval van overmacht kan de externe accountant zijn bevoegdheid om te tekenen aan een andere externe accountant delegeren.” Artikel 19 “De accountant die zijn beroep uitoefent in het kader van een arbeidsovereenkomst of van een door de overheid bezoldigde functie dient persoonlijk de regels van plichtenleer na te leven. Een externe accountant die een andere accountant tewerkstelt is ertoe gehouden deze in de mogelijkheid te stellen het beroep overeenkomstig de regels van plichtenleer uit te oefenen.” WBFB 22 april 1999 – Art. 28, §1 en 2, art. 31 tot 33 Artikel 28 §1 Overeenkomstig artikel 28 van de wet 22 april 1999 ziet de Raad erop toe dat de leden de hun toevertrouwde opdrachten behoorlijk uitvoeren. In het bijzonder ziet hij erop toe dat alle leden hun beroepskennis permanent bijwerken.

….

§2 Hij ziet er bovendien op toe dat externe accountants en externe belastingconsulenten25 :

1° vooraleer een opdracht te aanvaarden, beschikken over de nodige bekwaamheid, medewerking en tijd om deze opdracht behoorlijk uit te voeren;

2° zich met de nodige zorg en volledig onafhankelijk kwijten van de hun toevertrouwde opdrachten;

3° geen opdrachten aanvaarden onder voorwaarden die een objectieve uitvoering daarvan in het gedrang zou kunnen brengen;

4° geen werkzaamheden uitoefenen die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van de functie.

Te dien einde kan de Raad: 1° van de leden de voorlegging eisen van elke informatie, van elke verantwoording en van elk stuk, en meer in het bijzonder van hun werkschema en nota’s. 2° bij de leden een onderzoek laten instellen naar hun werkmethodes en hun organisatie alsmede naar de zorg waarmee en de wijze waarop zij hun opdracht uitvoeren. Artikel 33 Externe accountants en externe belastingconsulenten zijn overeenkomstig het gemeen recht aansprakelijk voor de uitoefening van hun professionele opdracht. Het is hen verboden om zich aan deze verantwoordelijkheid te onttrekken, zelfs gedeeltelijk, door een bijzondere overeenkomst. Zij zijn verplicht zich voor hun

25 Artikel 28, §2 wet van 22 april 1999.

Page 34: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

34

burgerlijke aansprakelijkheid te verzekeren met een polis die is goedgekeurd door de Raad van het Instituut. R

EGELGEVING EN GEVOLGEN

. Verplichte verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid26

Overeenkomstig artikel 33 van de wet van 22 april 1999 zijn EXTERNE

Het exoneratieverbod en de verzekeringsplicht gelden voor:

t vermelding van alle

die onder

Praktisch:

verzekeraar naar keuze. Polis ter goedkeuring voorleggen aan

ing tot de collectieve polis onderschreven door het Instituut

1

accountants en EXTERNE belastingconsulenten overeenkomstig het gemeen recht aansprakelijk voor de uitoefening van hun professionele opdracht. Het is hen verboden om zich aan deze verantwoordelijkheid te onttrekken, zelfs gedeeltelijk, door een bijzondere overeenkomst. Zij zijn verplicht zich voor hun beroepsaansprakelijkheid te verzekeren met een polis die is goedgekeurd door de Raad van het Instituut.

• externe accountants en belastingconsulenten;27 • de door het IAB erkende vennootschappen (me

interne en externe accountants en belastingconsulenten die deel uitmaken van de vennootschap als zaakvoerders/bestuurders, medewerkers of werknemers die onder de polis vallen);

• stagiair-accountants en stagiair-belastingconsulentenzelfstandig statuut (in hoofd- of bijberoep) de werkzaamheden uitoefenen bedoeld in de artikelen 34 en/of 38 van de wet van 22 april 1999.

• ofwelhet Instituut;

• ofwel toetred

26 Artikel 33 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. 27 Let wel: belangrijke recente evolutie: De bedrijfsrevisoren zijn aansprakelijk, overeenkomstig het gemeen recht, voor de uitoefening van de opdrachten, hen toevertrouwd door of krachtens de wet. Ingevolge het artikel 9bis van de wet van 23 december 2005, houdende diverse bepalingen werd de gemeenrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijfsrevisoren – behoudens bij een overtreding gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schade - beperkt tot een bedrag van drie miljoen euro voor de uitoefening van een van deze opdrachten bij een andere persoon dan een genoteerde vennootschap, verhoogd tot twaalf miljoen euro voor de uitoefening van een van deze opdrachten bij een genoteerde vennootschap. Het is de bedrijfsrevisoren verboden zich aan deze aansprakelijkheid, zelfs gedeeltelijk, door een bijzondere overeenkomst te onttrekken. Het is hun geoorloofd hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid te laten dekken door een door de Raad van het Instituut goedgekeurd verzekeringscontract. De bepalingen bedoeld in het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op de opdrachten die door of krachtens de wet toevertrouwd worden aan de commissaris of, bij gebrek aan een commissaris, aan een bedrijfsrevisor of aan een accountant, inclusief de gevallen waarbij deze opdrachten worden uitgeoefend door een accountant. ».

Page 35: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

35

DE POLIS VOORGESTELD DOOR HET INSTITUUT

e hoedanigheid verkregen van Accountant

en/of Belastingconsulent en ingeschreven zijn in het overeenkomstig

pen of verenigingen die de hoedanigheid hebben van

Accountant of Belastingconsulent (= erkende vennootschappen);

nt of Belastingconsulent die zijn ingeschreven op de lijst van de stagiairs en

o lichamelijke schade, an derden,

n, in de uitoefening van het beroep van

indiscreties, …

stukken, minuten, …

• Extra d … tijdens of ter gelegenheid van

e uitoefening van hun beroepsbedrijvigheid en wettelijke opdrachten

ren of vernietigde dossiers;

die voorvloeit uit activiteiten vreemd aan het beroep van

Accountant en/of Belastingconsulent

Wie is na toetreding verzekerd?

• natuurlijke personen die d

extern register;

• de vennootschap

• de natuurlijke personen kandidaten tot het beroep van Accounta

die hoofdzakelijk of bijkomend als zelfstandige activiteiten uitoefenen zoals vermeld in de artikelen 34 en 38 van de wet van 22 april 1999 WBFB.

Voorwerp van verzekering en voorgestelde risico’s

• Contractuele en extra-contractuele aansprakelijkheid voor:

o materiële schade of immateriële schade of nadeel awaaronder hun klanteAccountant en/of Belastingconsulent, hetzij door hun eigen daad, hetzij door de daad van hun medewerkers – vaste of tijdelijke, al dan niet in de hoedanigheid van vennoot-, van hun stagiairs, van hun personeelsleden of, in het algemeen, van alle personen waarvoor zij verantwoordelijk zijn en voortspruitend uit:

– nalatigheid, vergetelheid, laattijdigheid, onjuistheid,

– verlies, diefstal, beschadiging of verdwijning, om welke oorzaak ook van

– diefstal, malversatie, verduistering, oplichting of misbrik van vertrouwen, …

-contractuele aansprakelijkheidals Accountant en/of Belastingconsulent;

• Kosten van wedersamenstelling van verlo

• Kosten gemaakt om schade te beperken.

Uitgesloten

• Schade

Page 36: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

36

• Schade die voortvloeit uit schadegevallen waarin de verzekerden gehandeld hebben als zaakvoerder, sterkmaker, curator van faillissementen, gerechtelijk sekwester, uitvoerder van testamenten,

• Schade uit betwisting van erelonen;

• Gerechtelijke, disciplinaire of transactionele geldboeten.

De leden – externe accountant – die een door de vennootschappenwet

bestuurder, vereffenaar of als bedrijfsrevisor;

• Opzettelijke daad of zware fout;

2. Toezicht op de uitvoering van de opdrachten

opgelegd, openbaar te maken controleverslag opstellen dienen een kopie ervan over te maken aan het Instituut.

tekend zijn door een extern accountant natuurlijk ersoon die optreedt voor de vennootschap.

iervoor).

e.

Ho

B 1 maart 1998 – Art. 20 tot 21

rtikel 20 oeten het Instituut inlichten over de

amenwerkingsverbanden die zij in het kader van hun beroepsuitoefening hebben , en dit overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 52 en 53 van het

t zo spoedig mogelijk elke statutenwijziging of

Dit verslag moet overgemaakt worden binnen de vijftien dagen na de neerlegging ter griffie. Wordt de opdracht uitgevoerd door een erkende vennootschap dan moet het verslag steeds onderp Het nazicht van deze verslagen werd door de Raad gedelegeerd aan de Commissie van toezicht en begeleiding (zie h Het niet naleven van de algemene en bijzondere controlenormen kan aanleiding geven tot verwijzing naar de Tuchtcommissi

De commissie van toezicht kan ook belast worden met andere onderzoeken in verband met de uitvoering van opdrachten.

De beroepsbeoefenaar moet volledige medewerking verlenen.

ofdstuk V – Samenwerkingsverbanden

K A“De externe accountants msaangegaankoninklijk besluit van 2 maart 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut. Indien de samenwerking in het kader van een vennootschap of een vereniging gebeurt, moet de accountant ervoor zorgen dat deze door het Instituut erkend wordt. De vennootschap of vereniging dien

Page 37: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

37

verandering van de samenstelling van de bestuursorganen mee te delen aan het

eerde lijst te zenden met vermelding van de naam, voornaam, beroep en ationaliteit van de zaakvoerder, bestuurders en vennoten van de vennootschap of van

waardig erkende titel voeren, een vereniging of en vennootschap oprichten, wanneer deze tot doel heeft het in gemeenschap brengen

een gedeelte der kosten die verband houden met hun beroepsuitoefening, en

teerd is;

° t innen der honoraria voor

° ppelijk benaming door de vennoten. Het

die gemachtigd is om in

°

vennootschap of vereniging

n tot in e tweede graad. De accountant mag in het raam van zijn beroepsactiviteit als

nder de door de Koning bepaalde voorwaarden verleent het Instituut op verzoek de

° elke burgerlijke professionele vennootschap, bedoeld in artikel 41, §1, 2°, met persoonlijkheid opgericht naar Belgisch recht.”

Instituut. Alle externe accountants die in het kader van hun beroepsuitoefening een samenwerkingsverband hebben aangegaan, dienen jaarlijks aan het Instituut een geactualisnde vereniging waarvan zij deel uitmaken, evenals van de omvang van hun participatie in voormelde vennootschap of vereniging.” Artikel 21 “De externe accountant mag samen met andere personen die niet de titel van accountant of een in het buitenland gelijkevan alle of wanneer aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° de vennootschap of vereniging mag slechts worden opgericht met personen wier beroep van intellectuele en dienstverlenende aard is, en op voorwaarde dat het gaat om een beroep dat in ten minste één der landen van de Europese Gemeenschap georganiseerd en gereglemen2° de vennootschap of vereniging mag noch in eigen naam, noch in naam van één der leden, noch op enige andere wijze, een functie, mandaat of opdracht uitoefenen die behoort tot de beroepsactiviteit der leden. 3 de vennootschap mag niet worden belast met he opdrachten behorend tot de beroepsactiviteiten der leden; 4 onder de voorwaarden door de Raad bepaald, mag de overeenkomst een clausule bevatten over het gebruik van de maatscha gebruik van de maatschappelijk benaming door de vennoten mag geen aanleiding geven tot een nadelige verwarring met een vennootschap eigen naam het beroep van haar leden uit te oefenen; 5 iedere andere voorwaarde door de Raad bepaald met het oog op het vrijwaren van de onafhankelijkheid van de accountant in de uitoefening van zijn opdracht. Mits toestemming van de Raad mag de accountant ook eenoprichten die tot doel heeft een deel of het geheel van de kosten verbonden aan het beroep in gemeenschap te brengen met verwanten of aangetrouwde familielededaccountant niet verwijzen naar de naam van die vennootschap. De voorwaarden gesteld in de eerst alinea, 1°, 2°, 3° en 5° zijn van overeenkomstige toepassing.” Ter zake gelden eveneens de volgende wettelijke bepalingen. A. Art. 20-1° en art. 41 en 42 van de wet van 22 april 1999 WBFB Artikel 20 “Ohoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent aan: 1 rechts Artikel 41 “§ 1 Een accountant en/of belastingconsulent mag zich verenigen met andere leden met

Page 38: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

38

dezelfde hoedanigheid of met andere personen die in het buitenland een

2° of daarmee verenigbare werkzaamheden gezamenlijk uit te n.

§2 Wanneer een accountant of belastingconsulent zich wenst te verenigen met een

persoon die in het buitenland een hoedanigheid bezit die door de Koning als

functie van accountant

2° lgië niet zouden worden toegelaten voor accountants of

Artikel 4

nder een of meer accountants of belastingconsulenten en andere personen die al dan van het Instituut, maar die niet dezelfde hoedanigheid hebben, noch een in

an 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de ccountants en de Belastingconsulenten

1 In uitvoering van de artikelen 20, 1°, en 42 van de wet, verleent het Instituut op ek de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent aan elke

° ot ccountant en/of belastingconsulent, zoals omschreven in de

taire vennootschap op aandelen, moeten haar aandelen op naam zijn;

en

hoedanigheid bezitten die door de Koning met toepassing van internationale verdragen waarbij België partij is of op grond van wederkerigheid, als gelijkwaardig is erkend, om:

1° alle of een gedeelte van hun functiegebonden kosten in gemeenschap te brengen,

of opdrachtenoefene

gelijkwaardig is erkend met de hoedanigheid van, respectievelijk, accountant of belastingconsulent met toepassing van internationale verdragen waarbij België partij is of op grond van wederkerigheid, dan is hiervoor de voorafgaande en steeds herroepbare toelating van de Raad van het Instituut vereist:

1° indien deze persoon krachtens zijn nationaal statuut gemachtigd is opdrachten uit te voeren die in België niet verenigbaar zijn met de of belastingconsulent; indien deze vereniging is opgericht in een rechtsvorm, met een statuut of onder voorwaarden die in Bebelastingconsulenten.”

2 “Oniet lid zijnhet buitenland verworven hoedanigheid die door de Koning als gelijkwaardig erkend is, mag geen enkele vennootschap worden opgericht, met het oog op gemeenschappelijke uitoefening van beroepsactiviteiten of het in gemeenschap brengen van alle of een gedeelte van beroepsgebonden kosten, tenzij met de voorafgaande en steeds herroepbare toelating van de Raad van het Instituut, en mits de door de Koning gestelde voorwaarden worden nageleefd.” B. Art. 6 tot 11 van het KB vA Artikel 6 “§ verzo burgerlijke professionele vennootschap opgericht naar Belgisch recht die een aanvraag hiertoe indient bij het Instituut en die tot doel heeft diensten te verlenen die behoren tot de functie van accountant en/of belastingconsulent, zoals omschreven in de artikelen 34 en 38 van de wet, en die voldoet aan de volgende voorwaarden: 1 haar doel en bedrijf moet beperkt zijn tot het verlenen van diensten die behoren t de functie van a artikelen 34 en 38 van de wet en tot het uitoefenen van hiermee verenigbare werkzaamheden; 2° zij moet opgericht zijn in de vorm van een handelsvennootschap naar Belgisch recht; 3° indien zijn is opgericht in de vorm van een naamloze vennootschap of een commandi4° de vennoten moeten lid zijn van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten of personen die in het buitenland een hoedanigheid bezitt

Page 39: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

39

die als gelijkwaardig met die van accountant of belastingconsulent in België wordt erkend; 5 de meerderheid der aandelen alsook de meerderheid der stemrechten waarover de vennoten beschikken,

° moet in het bezit zijn van accountants en/of

° ccountants en Belastingconsulenten;

2 oering van artikel 60, §2 van de wet, verleent het stituut, op verzoek, de hoedanigheid van belastingconsulent aan elke vennootschap

1 In uitvoering van de artikelen 21 en 42 van de wet, verleent het Instituut op verzoek edanigheid van accountant en/of belastingconsulent aan elke vennootschap

ls

len, moeten haar aandelen op naam zijn;

5°e Accountants en

6° e belastingconsulenten mogen op geen enkele wijze

7°ele aard

§ 2 In ring van artikel 60, §2 van de wet, verleent het

Instituut, op verzoek, de hoedanigheid van belastingconsulent aan elke

belastingconsulenten die lid zijn van het Instituut der Accountants en de Belastingconsulenten; een minderheid mag in het bezit zijn van personen die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die als gelijkwaardig met die van accountant of belastingconsulent in België wordt erkend; 6 de zaakvoerders en bestuurders moeten natuurlijke personen zijn. De meerderheid van hen moet lid zijn van het Instituut van de A7° zij mag geen deelnemingen bezitten in andere vennootschappen dan van uitsluitend professionele aard § In afwijking van §1 en in uitvIndie voldoet aan de voorwaarden bedoeld in §1, 1°, 2°,, 3° en 6° en dit voor een termijn van 18 maanden vanaf de inwerkingtreding van de wet, om de in het 4°, 5° en 7° van §1 bedoelde voorwaarden na te leven.” Artikel 7 “§ de ho opgericht binnen een vennootschappengroep of een beroepsgroepering, of door een of meerdere ondernemingen, en waarvan het maatschappelijk doel erin bestaat, diensten te verlenen als bedoeld in artikelen 34 en 38 van de wet, aan de ondernemingen van de groep, aan de ondernemingen aangesloten bij de beroepsgroepering, aan haar vennoten of, voor wat betreft diensten bedoeld in artikel 38 van de wet, aan derden, en die aan de volgende voorwaarden voldoet:

1° haar doel en bedrijf moeten beperkt zijn tot het verlenen van diensten die behoren tot de functie van accountant en/of belastingconsulent, zoaomschreven in de artikelen 34 en 38 van de wet en tot het uitoefenen van hiermee vergelijkbare werkzaamheden; zij moet opgericht zijn in de vorm van een vennootschap naar Belgisch recht met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid;

3° indien zij is opgericht in de vorm van een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op aande

4° de aandelen, alsook de meerderheid der stemrechten waarover de vennoten beschikken, moeten in bezit zijn van accountants en/of belastingconsulenten, leden van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten of van vennootschappen van de groep of van de beroepsgroepering;

de bestuurders en zaakvoerders moeten natuurlijke personen zijn; de meerderheid onder hen moet lid zijn van het Instituut van dBelastingconsulenten; de bestuurders of zaakvoerders die niet persoonlijk lid zijn van het Instituut van de Accountants en dinterveniëren in de uitoefening van de functie van accountant of belastingconsulent;

zij mag geen deelnemingen bezitten in andere vennootschappen dan van uitsluitend profession

afwijking van §1 en in uitvoe vennootschap die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in §1, 1°, 2°, 3°, 5° en 6° en dit voor een termijn van 18 maanden vanaf de inwerkingtreding van de wet, om de in het 4° en 7° van §1 bedoelde voorwaarden na te leven.”

Page 40: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

40

Artikel 8 “§ 1 In uitvoering van de artikelen 20, 3°, 21, tweede lid en 42 van de wet, verleent het

uut op verzoek de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent aan

2° zijn;

eschikken, moet in het bezit zijn van accountants en/of

4° e Accountants en de

5° eer er zijn, tenminste één van hen, moet lid zijn van het

6° nigheid bezitten die

§ 2 In a , §2 van de wet, verleent het

Instituut, op verzoek, de hoedanigheid van belastingconsulent aan elke

e toetredingsaanvragen ingediend ter uitvoering van de artikelen 6 tot 8 moeten, et een overeenkomstig artikel 10 aangelegde dossier, aan het Instituut worden

et dossier moet het volgende bevatten:

tuten van de vennootschap, de identiteit van haar vennoten en het aantal an haar zaakvoerders of bestuurders evenals

ding, zal zijn tot het volbrengen van

Instit elke vennootschap opgericht naar buitenlands recht die in het buitenland een hoedanigheid heeft die als gelijkwaardig wordt erkend met die van accountant en/of belastingconsulent, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoet:

1° haar doel en bedrijf moet beperkt zijn tot het verlenen van diensten die behoren tot de functie van accountant en/of belastingconsulent, zoals omschreven in de artikelen 34 en 38 van de wet en tot het uitoefenen van hiermee verenigbare werkzaamheden; indien zij is opgericht in de vorm van een kapitaalvennootschap moeten haar aandelen op naam

3° de meerderheid der aandelen, alsook de meerderheid der stemrechten waarover de vennoten bbelastingconsulenten, leden van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten; een minderheid mag in bezit zijn van personen die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die als gelijkwaardig met die van accountant of belastingconsulent in België wordt erkend; de zaakvoerders en bestuurders moeten natuurlijke personen zijn; de meerderheid onder hen moet lid zijn van het Instituut van dBelastingconsulenten; de persoon aangesteld voor het beheer van de Belgische vestiging van de vennootschap of, zo mInstituut van de Accountants en de Belastingconsulenten; de bestuurders of zaakvoerders die geen lid zijn van het Instituut van de Accountants en Belastingconsulenten en die geen hoedagelijkwaardig is met die van accountant en/of belastingconsulent in België, mogen op geen enkele wijze interveniëren in de uitoefening van de functie van accountant en/of belastingconsulent in België.

fwijking van §1 en in uitvoering van artikel 60 vennootschap die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in §1, 1°, 2°, 4°, 5° en 6° en dit voor een termijn van 18 maanden vanaf de inwerkingtreding van de wet, om de in het 3° van §1 bedoelde voorwaarden na te leven.” Artikel 9 “Dsamen mgericht.” Artikel 10“H1° de sta aandelen in ieders bezit, de identiteit v haar jaarrekening over de laatste vijf boekjaren of sedert haar oprichting zo sindsdien nog geen vijf jaren zijn verlopen; 2° de nauwkeurige omschrijving van haar bedrijf en het bewijs of de beslissing dat dit bedrijf beperkt is of, in geval van toetre opdrachten die behoren tot de functie van accountant en/of belastingconsulent zoals bedoeld in artikelen 34 en 38 van de wet en tot het uitoefenen van hiermee verenigbare werkzaamheden;

Page 41: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

3° het bewijs dat de voorwaarden zijn nageleefd waaraan de vennootschap, de zaakvoerder, bestuurders of vennoten krachtens de artikelen 6 tot 8 moeten voldoen;

4° een nauwkeurige omschrijving van de organisatie en de werking van de vennootschap, de medewerkers waarop zij kan rekenen, de werkmethodes en interne systemen voor kwaliteitscontrole die zij heeft uitgevoerd;

5° alle gegevens die toelaten na te gaan of de bepalingen van artikel 31 van de wet worden in acht genomen; 6° in het geval bedoeld in artikel 7 van dit besluit, de samenstelling van de kring van vennootschappen, van de ondernemingen aangesloten bij de beroepsgroepering of van de vennoten waaraan diensten die behoren tot de functie van accountant en/of belastingconsulent worden of zullen worden verstrekt. De Raad mag van de vennootschap eisen dat zij haar dossier vervolledigt door overlegging van alle stukken of gegevens die nodig zijn om zich over de toetredingsaanvraag te kunnen uitspreken. Hij kan beslissen om de vertegenwoordigers van de vennootschap te horen op dag en uur die hij vaststelt.” Artikel 11 “Voor de toepassing van de artikelen 6 en 8 van dit besluit, worden geacht een hoedanigheid te bezitten die gelijkwaardig is met die van accountant en/of belastingconsulent in België, natuurlijke personen die niet in België woonachtig zijn, evenals vennootschapen die zijn opgericht volgens buitenlands recht, en in hun land een aldaar gelijkwaardige en wettelijk erkende hoedanigheid hebben verworven voor accountantswerkzaamheden of voor de controle van vennootschapsjaarrekeningen, in zover deze hoedanigheid beantwoordt aan de voorwaarden van de richtlijn 84/253/EEG van 10 april 1984 inzake de toelating van personen belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden en – voor wat betreft de functie van belastingconsulent – aan de wet.” C. Art. 52 en 53 van het KB van 2 maart 1989 – Huishoudelijk Reglement Artikel 52 “Wordt beschouwd als samenwerkingsverbanden in de zin van artikel 81, §2 van de wet, elke vorm van samenwerking of vereniging met het oog op de gemeenschappelijke uitoefening van het beroep van accountant met andere accountants of met personen die een ander beroep uitoefenen.” Artikel 53 “§ 1 De externe accountant licht de Raad in over zijn samenwerkingsverband bij een aangetekende brief, gericht aan de zetel van het Instituut, ten laatste één maand na overeenkomst van vereniging of het aangaan van de samenwerking. § 2 Hij voegt bij zijn brief een kopie van de overeenkomst van vereniging of samenwerking of een kopie van de briefwisseling die aan de overeenkomst vorm gegeven heeft. Indien de overeenkomst waarvan sprake is mondeling gesloten is, voegt hij bij zijn brief en omstandige beschrijving van het voorwerp van de bij de overeenkomst van samenwerking of vereniging betrokken partijen. § 3 Indien de samenwerking in het kader van een vennootschap gebeurt, maakt de accountant aan het Instituut de statuten over, de akte tot wijziging van de statuten evenals de benoemingen, ontslag en afzetting van de leden van de bestuursorganen.”

41

Page 42: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

42

REGELGEVING EN GEVOLGEN 1. Melding: elk samenwerkingsverband moet gemeld worden aan het Instituut. Indien het gaat om de beroepsuitoefening moet de vennootschap erkend worden. Indien het gaat om een andere samenwerkingsvorm dan moet voorafgaande toestemming verkregen worden. 2. Elke wijziging inzake een erkende vennootschap of een ander samenwerkingsverband moet zonder uitstel ter kennis worden gebracht van het Instituut. 3. De professionele vennootschap

De eigenlijke professionele vennootschap is deze waarin (externe) accountants en/of (externe) belastingconsulenten hun beroepswerkzaamheid inbrengen en de honoraria volstrekt delen. De vennoten oefenen hun beroep uit in naam en voor rekening van de vennootschap, zodat de baten van hun activiteit in gemeenschap vallen. Het doel van de vennootschap bestaat derhalve in de uitoefening van het beroep van accountant en/of belastingconsulent zelf.28 Modelstatuten zijn beschikbaar op de website van het IAB. De hoedanigheid van de vennoten/aandeelhouders en zaakvoerders/ bestuurders: Vennoot of aandeelhouder: Artikel 6 van het KB van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten bepaalt met betrekking tot de professionele vennootschap naar Belgisch recht (art. 20, 1° wet van 22 april 1999) dat een meerderheid van de aandelen in het bezit moet zijn van leden van het Instituut en dat een minderheid in het bezit mag zijn van personen met een buitenlandse hoedanigheid die equivalent is aan die van accountant en/of belastingconsulent. De stagiair-accountant en/of belastingconsulent kan bijgevolg in beginsel geen aandeelhouder of vennoot zijn van een professionele vennootschap. De hoedanigheid van lid van het IAB wordt hem immers pas toegekend na het beëindigen van de stageperiode en na het slagen voor een

28 K. GEENS, “Waarom associëren?”, in G. FRANCOIS en K. DEKETELAERE (eds.), De uitoefening van een vrij beroep in vennootschapsvorm, Leuven, Acco, 1997, p. 17; R. VAN BOVEN, “De bevoegdheden voor de oprcihting van een professionele vennootschap”, in De oprichting van vennootschappen en de opstartfase van ondernemingen, Brugge, Die Keure, 2003, p. 412, nr. 1.

Page 43: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

43

bekwaamheidsexamen29. In de praktijk staat de Raad van het Instituut wel toe dat de stagiair-accountant of –belastingconsulent een deelneming aanhoudt in een professionele vennootschap. Deze toelating is afhankelijk van drie voorwaarden, nl.: 1° de stagiair mag enkel een minderheidsparticipatie aanhouden in de

professionele vennootschap (max. 24,9 % in het kapitaal van de vennootschap);

2° de stagiair-accountant mag in deze hoedanigheid enkel opdrachten van boekhouder uitoefenen30; wat mijns inziens impliceert dat hij tevens deze van belastingconsulent mag uitoefenen;

3° de stagiair verbindt er zich toe om zijn toestand te regulariseren door deel te nemen aan het bekwaamheidsexamen voor accountant of belastingconsulent.

Professionele vennootschap met leden van het BIBF? Uit de erkenningsvoorwaarden van professionele vennootschappen kan men afleiden dat erkende boekhouders fiscalisten geen vennoot mogen worden van een professionele vennootschap van accountants en/of belastingconsulenten.

Zaakvoerder of bestuurder:

Wat de hoedanigheid van de bestuurders en de zaakvoerders betreft, stipuleert artikel 6 van het K.B. van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten met betrekking tot de professionele vennootschap naar Belgisch recht letterlijk dat de meerderheid onder hen lid moet zijn van het IAB. Artikel 6 voorziet echter niet in een uitdrukkelijke regeling voor de “minderheid” van de bestuurders of zaakvoerders. Volgens de Raad van het IAB moet artikel 6,§1, 6° van het KB betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten samen worden gelezen met artikel 6, §1, 5° van hetzelfde KB. Bijgevolg mag de minderheid van de bestuurders of zaakvoerders enkel een hoedanigheid bezitten die als gelijkwaardig met die van accountant of belastingconsulent in België wordt erkend. Enkel accountants of belastingconsulenten die zijn ingeschreven op de deellijst van de externe accountants kunnen optreden als zaakvoerder of bestuurder van een professionele vennootschap31. (Beslissing Raad van 6 oktober 2003). Interne leden kunnen bijgevolg geen bestuursmandaat uitoefenen.

De stagiair-accountant en/of belastingconsulent kan in beginsel geen bestuurder of zaakvoerder zijn van een professionele vennootschap. In de

29 Artikel 36 KB van 8 april 2003 betreffende het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen van accountant en/of belastingconsulent. 30 Dit zonder te zijn ingeschreven op het tableau van het BIBF. Zij mogen wel niet de titel van boekhouder voeren. 31 Beslissing van de Raad van het IAB d.d. 6 oktober 2003.

Page 44: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

44

praktijk staat de Raad van het Instituut wel toe dat de stagiair-accountant of –belastingconsulent een bestuursmandaat bekleedt in een professionele vennootschap. Deze toelating is afhankelijk van twee voorwaarden, nl.: 1° de stagiair-accountant mag in deze hoedanigheid enkel opdrachten van

boekhouder uitoefenen; 2° de stagiair verbindt er zich toe om zijn toestand te regulariseren door deel

te nemen aan het bekwaamheidsexamen voor accountant of belastingconsulent.

Een rechtspersoon als zaakvoerder of bestuurder?

De deontologie schrijft voor dat alle zaakvoerders en bestuurders van een professionele vennootschap natuurlijke personen moeten zijn 32. De voormelde verplichting werd ingegeven door het verbod voor deze beroepsbeoefenaars om hun aansprakelijkheid te beperken.

Het zou al te gemakkelijk zijn om dit verbod te omzeilen, door het mandaat van bestuurder/zaakvoerder te laten waarnemen door een rechtspersoon. Op die manier wordt immers de aansprakelijkheid van de bestuurder(-rechtspersoon) beperkt tot het patrimonium van de rechtspersoon(-bestuurder). Door de invoering van het artikel 61, §2 in het Wetboek van vennootschappen heeft de voorgaande regel evenwel geen bestaansreden meer. De rechtspersoon die als bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap wordt aangewezen, moet immers een vaste vertegenwoordiger-natuurlijke persoon aanduiden. Deze vaste vertegenwoordiger moet aan dezelfde voorwaarden voldoen, en is burgerrechtelijk en strafrechtelijk aansprakelijk alsof hij de betrokken opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou volbrengen. De vaste vertegenwoordiger kan derhalve zijn aansprakelijkheid niet beperken. Deze vaststelling brengt de Minister ertoe te besluiten dat een (buitenlandse) professionele vennootschap van accountants en/of belastingconsulenten een rechtspersoon mag aanduiden als bestuurder of zaakvoerder, voorzover deze laatste overeenkomstig artikel 61, §2 W. Venn. een vaste vertegenwoordiger-natuurlijke persoon benoemt die de bestuursopdracht uitoefent in naam en voor rekening van deze rechtspersoon33.

Deelnemingen van de professionele vennootschap?

Een professionele vennootschap naar Belgisch recht mag overeenkomstig art. 6, §1, 7° van het KB van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten geen andere deelnemingen bezitten dan van uitsluitend professionele aard.

32 Artikel 6, § 1, 6° van het KB van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten. 33 Vr. en Antw. Kamer 2005-2006, 19 december 2005, 18698 (Vr. nr. 372 HOVE).

Page 45: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

45

Onder de woorden "vennootschap van uitsluitend professionele aard" wordt verstaan: 1) een andere professionele vennootschap van accountants en/of belastingconsulenten erkend op grond van de artikelen 6, 7 of 8 van het KB van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten; 2) een middelenvennootschap opgericht onder hetzij leden van het Instituut (accountants en belastingconsulenten), eventueel samen met verwanten en aangetrouwde familieleden tot in de tweede graad, hetzij tussen enerzijds leden van het Instituut of personen die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die equivalent is aan die van accountant of belastingconsulent en anderzijds beoefenaars van een ander intellectueel en dienstverlenend beroep dat gereglementeerd en georganiseerd is in ten minste 1 land van de EG (art. 21 K.B. van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants, B.S. 31 maart 1998).

Wat de laatste hypothese betreft heeft de Raad van het Instituut tot op heden aan de leden van het IAB enkel de toelating verleend om een interprofessionele middelenvennootschap op te richten met bedrijfsrevisoren en met advocaten van van Franse Orde van Advocaten van de Balie te Brussel (inzake advocaten: overeenkomst gesloten op 7 april 2003 3) wat de participatie in een interprofessionele vennootschap betreft: een professionele vennootschap kan volgens de huidige stand van de wetgeving enkel participeren in een interprofessionele professionele vennootschap van accountants en belastingconsulenten.

Andere samenwerkingsvormen in het kader van een interprofessionele vennootschap zijn op basis van de bestaande wetgeving op heden niet toegestaan.

4. De middelenvennootschap

De middelenvennootschap heeft geen ander doel dan de beroepsuitoefening van haar vennoten te ondersteunen. De middelenvennootschap oefent bijgevolg niet het vrije beroep zelf uit. Het zijn immers de vennoten die in eigen naam en voor eigen rekening hun beroep uitoefenen, maar hierin technisch, materieel (en voor wat betreft personeel) ondersteund worden door de vennootschap.34

Professionele middelenvennootschap: Professionele middelenvennootschappen, d.w.z. deze opgericht tussen accountants en/of belastingconsulenten, moeten niet worden erkend door het Instituut. Wel moet de accountant en/of belastingconsulent die in deze

34 H. OLIVIER, “Le phénomène associatif dans la profession de réviseur d’entreprises”, in R. DE VALKENEER en P. DEHAN, L’exercice en société des professions libérales, Brussel, Bruylant, 1989, p. 116.

Page 46: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

46

vennootschap een bestuursmandaat wenst uit te oefenen, daartoe voorafgaandelijk de toestemming vragen aan het Instituut35. De interprofessionele middelenvennootschap:

Begrip: De interprofessionele middelenvennootschap is deze die beroepsuitoefening in diverse sectoren van het vrije beroep ondersteunt36.

Erkenningsvoorwaarden:

Artikel 42 van de wet van 22 april 1999 stipuleert dat men een interprofessionele middelenvennootschap kan oprichten, mits de door de Koning gestelde voorwaarden worden nageleefd. Tot op heden werd geen koninklijk besluit dienaangaande uitgevaardigd. Dit betekent dat het KB van 1 maart 1998 nog steeds toepassing vindt op accountants en/of belastingconsulenten die wensen deel te nemen aan (de oprichting van) een interprofessionele middelenvennootschap. Toegestaan zijn:

De interprofessionele middelenvennootschap met de Balie van Brussel (Franstalig)

Overeenkomst gesloten bij beslissing van de Raad van 7/4/2002:

• geen gezamenlijke beroepsuitoefening; • mits voorafgaande toestemming (beide beroepsactiviteiten) kan een

vennootschap opgericht worden die tot doel heeft om middelen samen te brengen. Het motief kan vb. zijn een kostenbesparing.

Interprofessionele middelenvennootschap met bedrijfsrevisoren

De Raad van het IAB meent dat de bedrijfsrevisor tegemoet komt aan de voormelde vereisten en verleent dan ook automatisch haar toestemming met het oog op het aangaan van een middelenvennootschap met deze beroepsbeoefenaars.

Andere interprofessionele middelenvennootschappen zijn op heden niet mogelijk.

35 Artikel 31, 1° wet van 22 april 1999. 36 H. OLIVIER, “Le phénomène associatif dans la profession de réviseur d’entreprises”, l.c., p. 118; R. VAN BOVEN, “De bevoegdheden voor de oprcihting van een professionele vennootschap”, in De oprichting van vennootschappen en de opstartfase van ondernemingen, Brugge, Die Keure, 2003, p. 430, nr. 57.

Page 47: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

Hoofdstuk VI – Betrekkingen met confraters KB 1 maart 1998 – Art. 22 tot 25 Artikel 22 “De accountants zijn gehouden tot wederzijdse hulp en hoffelijkheid. Zij moeten zich onthouden van elke houding of handeling die een confrater schade kan berokkenen. Wanneer een lid van het Instituut het werk of de verklaring van een ander lid zou kunnen in opspraak brengen, moet hij voor zover het beroepsgeheim zich daar niet tegen verzet:

- hem onmiddellijk op de hoogte brengen van de punten waarover er een meningsverschil bestaat;

- oordeelkundig tewerk gaan en eventueel andere adviezen inwinnen.” Artikel 23 “Vooraleer een opdracht te aanvaarden, moet de externe accountant, die een opdracht van een confrater of een boekhouder overneemt, de volgende regels in acht nemen: 1° hij moet zijn voorganger schriftelijk, bij voorkeur aangetekend, in kennis stellen van de overname van de opdracht, zelfs indien de opvolging niet onmiddellijk is gebeurd; 2° indien de voorganger niet werd betaald voor zijn prestaties, dient hij bij de cliënt aan te dringen op de betaling van de honoraria van zijn voorganger. De voorganger zal onverwijld alle documenten, eigendom van de cliënt, alsmede deze die kaderen in de wederzijdse hulp en hoffelijkheid ter beschikking stellen van de cliënt of van zijn opvolgende confrater. Hij is gehouden hiervan een gedetailleerde en gedagtekende inventaris in twee exemplaren op te stellen, die door alle betrokken partijen ondertekend wordt.” Artikel 24 “Met instemming van beide partijen kan een geschil tussen externe accountants voorgelegd worden aan een verzoeningscommissie opgericht binnen het Instituut.” Artikel 25 “Vóór hij een mandaat of een opdracht aanvaardt, moet de externe accountant bij de onderneming of de betrokken instelling nagaan of een andere externe accountant in de loop van de voorafgaande twaalf maanden belast is of werd met een opdracht bij dezelfde onderneming. Telkens een externe accountant werkzaamheden verricht in een vennootschap of organisme waar een andere externe accountant een opdracht uitoefent, kan hij zijn werkzaamheden ter plaatse slechts verrichten na deze laatste, bij voorkeur schriftelijk, op de hoogte te hebben gebracht van zijn tussenkomst. Deze regel is toepasselijk ongeacht het voorwerp van de opdracht, ook op een opdracht als gerechtelijk deskundige, maar onverminderd de rechtsregels die terzake gelden.”

47

Page 48: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

REGELGEVING EN GEVOLGEN 1. Overname van een dossier van een confrater De overnemende confrater richt zich schriftelijk tot zijn voorganger om te

melden dat hij het dossier overneemt. Tevens vraagt hij zijn confrater of alle erelonen betaald zijn. Mocht dit niet het geval zijn dan zal hij aandringen op een betaling door de

cliënt. Mocht er een betwisting bestaan over nog openstaande erelonen dan kan hij

adviseren om een beroep te doen op de arbitrage. Bij overdracht van dossiers tussen IAB-leden en BIBF-leden gelden dezelfde

regels. Bij overdracht tussen IAB-leden en IBR-leden gelden eveneens dezelfde regels.

2. Indien men een confrater wil dagvaarden dan moet men vooraf toestemming

vragen aan de Raad. 3. Het is strijdig met de waardigheid van de accountant wanneer men cliënteel

van andere confraters (al dan niet vroegere werkgevers) poogt af te werven. 4. Overeenkomsten tussen accountants dienen ter goeder trouw nageleefd te

worden. Aldus ook het betalen van een overeengekomen overnameprijs voor cliënteel.

5. Niet-concurrentie clausule tussen een stagiair en zijn stagemeester :

Artikel 22, 2°, K.B. van 8 april 2003 betreffende het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen van de accountant en/of de belastingconsulent, bepaalt dat “de stagiair zich ertoe verbindt om zich met loyauteit aan de stage te wijden, het beroepsgeheim te eerbiedigen, en de beroepsbelangen van de stagemeester tijdens de stage niet te schaden. De stagiair gaat de verbintenis aan om gedurende drie jaar, volgend op het einde van de stageovereenkomst geen rechtstreeks of onrechtstreeks cliënteel over te nemen van de stagemeester zonder diens schriftelijke toestemming” ;

48

Page 49: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

49

Hoofdstuk VII – Betrekkingen met de cliënten KB van 1 maart 1999 –Art. 26 Artikel 26 “De externe accountant is ertoe gehouden alle boeken en bescheiden die toebehoren aan zijn cliënt onverwijld uit handen te geven, wanneer deze erom verzoekt.”

REGELGEVING EN GEVOLGEN 1. De contractuele betrekkingen met de cliënt. Zie ook in extenso : jaarverslag IDAC – 1989 – 92-113

Kenmerken van de vrije beroepen van de beroepen van Accountant en Belastingconsulent, in het bijzonder:

• de vrije keuze van de beroepsbeoefenaar door de cliënt; • de mogelijkheid voor de Accountant en/of de belastingconsulent de

opdracht waartoe hij verzocht wordt al of niet te aanvaarden. De betrekkingen die aldus ontstaan zijn intuiti-personae betrekkingen die een vertrouwensband veronderstellen die onmisbaar is om in wederzijds vertrouwen de opdracht uit te voeren en de daartoe noodzakelijke inlichtingen te verschaffen.

Het Instituut meent dat het sterk aan te bevelen is een contract op te stellen tussen partijen omdat dat de kwaliteit van de geboden diensten en het wederzijdse vertrouwen tussen partijen kan bevorderen.

Aard van de overeenkomst Het gaat om een overeenkomst waardoor:

• de beroepsbeoefenaar zich verplicht een bepaalde prestatie te verrichten onder zijn verantwoordelijkheid en op zelfstandige wijze;

• de cliënt de verplichting op zich neemt een bepaalde prijs te betalen. Juridisch wordt deze overeenkomst omschreven als:

• een ‘verhuur van diensten’ of een ‘aannemingsovereenkomst; • of als ‘lastgevingsovereenkomst’ waarop de regels van het burgerlijk

recht van toepassing zijn. Verhuur van diensten of aannemingsovereenkomst:

De aannemingsovereenkomst kan worden omschreven als de overeenkomst waarbij een persoon zich ertoe verbindt tegen betaling van een prijs, in volledige onafhankelijkheid, doch zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid, een bepaald intellectueel of stoffelijk werk voor een ander te verrichten door het stellen van materiële handelingen37.

37 Cass. Fr. 19 februari 1968, D. 1968, p. 393; W. GOOSSENS, Aanneming van werk: Het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, p. 3.

Page 50: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

50

Kenmerken van de aannemingsovereenkomst

• De beroepsbeoefenaar heeft de verplichting om het werk uit te voeren

volgens de voorwaarden en binnen de termijn die overeengekomen zijn;

• De aannemingsovereenkomst neemt een einde met het overlijden, de onbekwaamverklaring en het faillissement38 van de aannemer (beroepsbeoefenaar) en de opdrachtgever (cliënt), dan wel door de opzegging vanwege de opdrachtgever (cliënt)39 40;

• De beroepsbeoefenaar moet instaan voor het risico van de keuze van zijn vervanger of van zijn medewerkers. In die zin betreft het een overeenkomst “intuitu personae”;

• In de praktijk kan de beroepsbeoefenaar ruimschoots gebruikmaken van die mogelijkheid aangezien hij er zich niet toe verbonden heeft strikt persoonlijk in te staan voor de materiële uitvoering van de opdracht;

• De cliënt moet de Accountant en/of de belastingconsulent alle gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn om de opdracht goed te kunnen uitvoeren en hij dient het overeengekomen ereloon te betalen.

Het aanbod dient uit te gaan van de cliënt, gezien het de Accountant verboden is zijn diensten aan te bieden.

Lastgevingsovereenkomst

De lastgevingsovereenkomst is het contract waarbij een persoon (lastgever) een andere persoon (lasthebber) belast met het verrichten van een rechtshandeling voor zijn rekening en zijn naam, en deze dit aanvaardt41.

Wanneer de accountant/belastingconsulent ermee belast wordt om zijn cliënt te vertegenwoordigen, dan is er veelal sprake van een lastgevingsovereenkomst.

Uit de overeenkomst van lastgeving dient duidelijk te blijken wat het toepassingsgebied van de lastgeving behelst, om rechtszekerheid te bieden aan de betrokken partijen.

Tegenover derden is de lastgever is verantwoordelijk wanneer de lasthebber niet, slecht of verkeerd uitvoert wat hij moest doen De lastgever moet de lasthebber ook schadeloos stellen voor de geleden verliezen die deze ter

38 Enkel in bepaalde gevallen, zie W. GOOSSENS, Aanneming van werk: Het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, p. 1167-1168. 39 Artikel 1794 B.W. 40 W. GOOSSENS, Aanneming van werk: Het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, p. 1029-1171. 41 Y. MERCHIERS, Bijzondere Overeenkomsten, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1995, p. 271; B. TILLEMAN, Lastgeving, reeks A.P.R., Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1997, p. 3.

Page 51: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

51

gelegenheid van de uitvoering van zijn opdracht geleden heeft, indien hem geen onvoorzichtigheid te wijten is42. Tegenover derden wordt de lastgeving bewezen door de volmacht. Aangezien het consualisme (de loutere wilsovereenstemming) de regel is terzake van de lastgeving, kan zij tot stand komen bij geschrift, mondeling of zelfs stilzwijgend. In dit laatste geval kan zij blijken uit de uitvoering van het mandaat. Men doet er best aan de overeenkomst op geschrift te stellen met het oog op latere bewijsvoering43.

De lasthebber dient rekening af te leggen aan de cliënt over de uitvoering van zijn opdrachten. Vandaar is het noodzakelijk nauwgezet alle stukken bij te houden van de werkzaamheden die gediend hebben voor de uitvoering van de lastgeving. Het bijhouden van de werkdocumenten waaruit de prestaties blijken alsook de vermelding van de stappen die ondernomen zijn tot volbrenging van de lastgeving is belangrijk omdat zij in geval van betwisting het bewijs kunnen leveren van het correct uitvoeren van de lastgeving.

Gemengde overeenkomst Vaak zal het zo zijn dat de accountant en/of belastingconsulent voor zijn cliënt een taak uitvoert die tezelfdertijd aspecten van huur van diensten en van lastgeving impliceert44. Denken wij hierbij aan de activiteit van de belastingconsulent, waarbij bvb. de aangifte van de cliënt wordt opgesteld, doch de beroepsbeoefenaar tezelfdertijd overeenkomstig artikel 305 W.I.B. van zijn cliënt de volmacht krijgt om de aangifte in te dienen45. Het contract dient dan ontleed te worden als een gemengde overeenkomst met als bestanddelen, enerzijds aspecten van de contracten van aanneming van werk en anderzijds van lastgeving.

2. Het retentierecht46 Er is een algemeen verbod van retentierecht op volgende documenten:

• de bewijsstukken van de cliënt (facturen, contracten, ontvangstbewijzen;

• creditnota’s, vennootschapsdocumenten); • alle documenten die de continuïteit van de werkzaamheden moeten

garanderen (vb. afschrijvingstabellen); • de wettelijke boeken;

42 Artikel 2000 B.W. 43 Cass. 25 januari 1949, Pas. 1949, I, p. 78; B. TILLEMAN, Lastgeving, reeks A.P.R., Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1997, p. 78. 44 W. GOOSSENS, Aanneming van werk: Het gemeenrechtelijk dienstencontract, Brugge, Die Keure, 2003, p. 160. 45 J. BONTE, “De accountant in fiscale materies”, HOR 1990, Afl. 15, p. 47-59. 46 Artikels 23 en 26 van het KB van 1 maart 1998 betreffende het reglement van plichtenleer der accountants.

Page 52: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

• inventarisboek, jaarrekeningen; • alle boekhoudkundige dagboeken, historieken, loonstaten; • de kopieën van fiscale aangiften met bijlagen, getekend door de cliënt

of zijn mandataris. Worden niet geacht te vallen onder het verbod op retentierecht:

• ontwerp van jaarrekeningen (let op: Rb Gent 20/2/96 vonniste dat ook hierop het retentieverbod van toepassing is!!);

• ontwerp van jaarverslagen; • ontwerp van notulen, van algemene vergaderingen; • ontwerp van fiscale aangiften.

Vooraleer sprake is van retentierecht dient een redelijke termijn voor overhandiging in acht genomen, echter rekening houdend met de omstandigheden.

3. Niet-betaling van de erelonen Bij niet-betaling van de erelonen kan de accountant of belastingconsulent zijn opdracht stopzetten. Hij moet daarbij vermijden dat de cliënt daar schadelijke gevolgen van ondervindt op korte termijn. Bij niet-betaling van de honoraria kan overgegaan worden tot gerechtelijke invordering onder volgende voorwaarden:

• de betwiste ereloonnota’s zijn overgemaakt aan de cliënt voordat deze klacht heeft neergelegd bij één van de diensten van het Instituut.

• de accountant of belastingconsulent is van mening dat zijn erelonen

volkomen gerechtvaardigd zijn.

• hij heeft de gebruikelijke herinneringsbrieven verstuurd.

• hij oefent geen enkel retentierecht uit. De accountant of belastingconsulent die zijn erelonen gerechtelijk invordert moet het Instituut onmiddellijk op de hoogte stellen. Het Instituut beveelt zijn leden aan een provisie te vragen op het ereloon. 4. Opdrachtbrief

Het Instituut beveelt zijn leden aan om een schriftelijke overeenkomst (opdrachtbrief) te maken met de cliënt waarin de specificatie van de verplichtingen van de partijen opgenomen is. Noteer dat in dergelijke overeenkomst geen bepalingen mogen opgenomen zijn die de beroepsaansprakelijkheid beperken. Een opdrachtbrief is steeds verplicht bij het aannemen van een bijzonder mandaat.

52

Page 53: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

53

Hoofdstuk VIII – Ereloon van de externe Accountant KB 1 maart 1998 – Art. 27 tot 29 Artikel 27 “De externe accountant mag, zowel tegenover een cliënt als tegenover een confrater, alleen aanspraak maken op het ereloon en de vergoeding der kosten voor de door hem of zijn medewerkers uitgevoerde opdrachten, met uitsluiting van elke andere rechtstreekse of onrechtstreekse vergoeding, tenzij het zou gaan om een vergoeding wegens de verbreking van de overeenkomst.” Artikel 28 “Het bedrag van het ereloon van de accountant moet vastgesteld worden in functie van de aard, het belang, de complexiteit, de omvang en de reikwijdte van de opdracht, daarbij rekening houdend met de verantwoordelijkheid die de accountant op zich neemt en met zijn bijzondere kwalificaties. Het aanrekenen van niet verantwoord lage of hoge erelonen, is strijdig met het beginsel van de waardigheid van het beroep.” Artikel 29 “Het is de externe accountant verboden om op enigerlei wijze commissie- of makelaarslonen of weldadig voordeel toe te kennen of te ontvangen dat verband houdt met hun opdrachten.”

REGELGEVING EN GEVOLGEN 1. Het ereloon moet vastgesteld worden in functie van de aard, het belang, de complexiteit, de omvang en de reikwijdte van de opdracht. De verantwoordelijkheid die de accountant en/of belastingconsulent op zich

neemt en zijn kwalificaties kunnen eveneens bepalend zijn47. 2. Commissie- en makelaarslonen Geen commissielonen voor tussenkomst in transacties van een andere partij met een cliënt48 3. Tariefvorming is vrij. Er worden geen criteria vastgesteld om erelonen te bepalen. Er worden geen minimumtarieven opgelegd.

Bepaalde beroepsverenigingen werken aanbevolen minimum-richttarieven uit voor hun leden. Dit kan slechts vrijblijvend zijn.

47 Artikel 28 van het KB van 1 maart 1998 betreffende het reglement van plichtenleer der accountants. 48 Artikel 29 van het KB van 1 maart 1998 betreffende het reglement van plichtenleer der accountants.

Page 54: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

54

4. In principe geen verbrekingsvergoeding bij het opzeggen of verbreken van een opdracht. Vergoeding kan slechts gevraagd worden voor geleverde prestaties.

Wel staat de Raad de leden toe om van de cliënten die hen verlaten de betaling te vorderen van administratieve kosten van beheer of organisatie, die echter niet mogen verward worden met bijkomende erelonen voor niet-uitgevoerde prestaties (aanbeveling van de Raad van 8 juni 1998).

5. Geen beperking van de activiteit tot enkele opdrachtgevers omdat dan het gevaar bestaat dat de onafhankelijkheid in het gedrang komt49. 6. De accountant of belastingconsulent die zijn erelonen gerechtelijk invordert

moet het Instituut onmiddellijk op de hoogte stellen (zie hoger). Hoofdstuk IX – Publiciteitsverbod Kb 1 maart 1998 – Art. 30-31 Artikel 30 “Ronseling en dienstaanbod zijn verboden. Het is de accountant verboden om rechtstreeks of onrechtstreeks meerdere al dan niet verbonden diensten, waaronder een monopolieopdracht, aan te bieden. De vergoeding voor een monopolieopdracht mag in geen enkel opzicht afhankelijk zijn van andere diensten die door de accountant, of door een persoon met wie een beroepsmatig samenwerkingsverband bestaat, worden verstrekt in dezelfde onderneming of in een verbonden onderneming.” Artikel 31 “De accountant mag in het openbaar objectieve informatie over zijn kantoor mededelen, voorzover hij voor de leden van het beroep gepaste discretie niet in het gedrang brengt. In geen geval mag verwezen worden naar al dan niet vergelijkende gegevens inzake tarieven of kwaliteit. Welke media er ook gebruikt worden, zijn de reclametechnieken, die niet tot doel hebben de objectieve informatie te verschaffen, niet in overeenstemming met de plichtenleer. Onafgezien van de verslagen die moeten bekendgemaakt worden in toepassing van de wet, mag de accountant in het openbaar of in brochures geen gewag maken van de naam van één van zijn cliënten. In uitzonderlijke gevallen kan van deze regel worden afgeweken met toestemming van de cliënt, alsmede van de Voorzitter van het Instituut.”

REGELGEVING EN GEVOLGEN 1. In zijn betrekking met derden mag de accountant geen gewag maken van ambten of mandaten die hij bekleedt of bekleed heeft in de schoot van het Instituut of van beroepsorganismen wanneer dit tot doel heeft accountantsopdrachten te verwerven. 49 Artikel 14 van het KB van 1 maart 1998 betreffende het reglement van plichtenleer der accountants.

Page 55: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

55

2. Ronseling en dienstaanbod blijven verboden. 3. De objectieve informatie moet rekening houden met de waardigheid van het beroep. 4. Gratis advies of verminderde tarieven als lokmiddel zijn niet toegelaten. 5. Ingevolge de Europese regelgeving inzake vrije mededinging werden de

regels inzake reclame versoepeld. De Raad van het IAB en deze van het IBR en het BIBF hebben in dat licht concrete richtlijnen inzake publiciteit voor de economische beroepsbeoefenaars gepubliceerd in een tekst met gemeenschappelijke richtlijnen. Deze tekst werd op 3 februari 2003 goedgekeurd door de Raad van het IAB. De tekst houdt eveneens rekening met de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame50. De integrale tekst hiervan bevindt zich op de website van het IAB. Uit de tekst van deze nota rond publiciteit kunnen volgende krachtlijnen worden afgeleid:

Het in het openbaar meedelen van objectieve informatie over zijn kantoor is dus in principe toegelaten, en dit ongeacht het medium.

Evenwel worden volgende restricties opgelegd : 1. de voor de leden van het beroep gepaste discretie dient in acht te worden

genomen; 2. er mag niet worden verwezen naar al dan niet vergelijkende gegevens

inzake tarieven of kwaliteit; let op: dit mag nu wel: (zie supra, zeer restrictief);

3. reclametechnieken, die niet tot doel hebben objectieve informatie te verschaffen zijn niet toegelaten;

4. er mag in het openbaar of in brochures geen gewag worden gemaakt van de naam van cliënten.

Vergelijkende reclame ?

Gezien de stringente voorwaarden opgelegd door de voornoemde Wet van 1 augustus 2002 en gezien het bijzondere karakter en de verscheidenheid van de diensten van de economische beroepen, zijn de Instituten de mening toegedaan dat de geleverde diensten van accountants en belastingconsulenten, die nauw verbonden zijn met de dienstverlenende persoon, nauwelijks te vergelijken zijn.

Algemene slotopmerking inzake publiciteit: Een scherpe aflijning is in bepaalde gevallen moeilijk. De interpretatie zal later blijken uit de toetsing aan de tuchtrechtspraak.

50 Voluit: Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen.

Page 56: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

Hoofdstuk X – Beroepsdiscretieplicht en het beroepsgeheim KB 1 maart 1998 – Art. 32 Artikel 32 “Onverminderd de voor de externe accountant geldende wettelijke bepalingen betreffende het beroepsgeheim, is iedere accountant, ongeacht zijn statuut, gehouden tot naleving van zijn beroepsdiscretieplicht. Deze discretieplicht omvat de verplichting tot geheimhouding van gegeven die hem uitdrukkelijk of stilzwijgend in zijn hoedanigheid als accountant werden toevertrouwd en van de feiten met een vertrouwelijk karakter die hij in de uitoefening van zijn beroep zelf heeft vastgesteld. Er kan de accountant geen inbreuk op de tuchtvoorschriften inzake beroepsdiscretieplicht ten laste gelegd worden: - wanneer hij geroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen; - wanneer de wet hem tot mededeling van gegevens verplicht; - in de uitoefening van zijn recht van verdediging in tuchtaangelegenheden; - wanneer hij, met het oog op de behartiging van de deontologische regelen, en na alle interne middelen bij zijn werkgever te hebben uitgepunt, vertrouwelijke gegevens van zijn werkgever aan de Raad meedeelt; - wanneer en in de mate waarin hij, betreffende aangelegenheden die zijn opdrachtgever persoonlijk aanbelangen, door deze laatste uitdrukkelijk van zijn discretieplicht ontslagen werd. Indien de accountant vertrouwelijke informatie deelt met zijn stagiairs en andere medewerkers, moet hij erop toezien dat zij het vertrouwelijk karakter daarvan eerbiedigen.” Art. 58 van de wet van 22 april 1999 (WBAB) luidt als volgt: Artikel 58 “Wie zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid toeeigent van accountant of belastingconsulent, of wie de artikelen 16, 17, 18 en 37 overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van €5 tot €25. De artikelen 10, 12 en 13 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn van toepassing op de erkende boekhouders en op de erkende boekhouders-fiscalisten. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op externe accountants, externe belastingconsulenten, externe boekhouders, erkende boekhouders-fiscalisten, stagiairs en de personen voor wie zij instaan. Rechtspersonen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe hun organen en aangestelden, krachtens dit artikel zijn veroordeeld. Hoofdstuk VII van het Eerste Boek van het Strafwetboek, evenals artikel 85 van hetzelfde wetboek, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in de voorgaande leden.”

56

Page 57: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

57

REGELGEVING EN GEVOLGEN Beroepsdiscretieplicht:

De discretieplicht omvat de verplichting tot geheimhouding van gegevens die aan de accountant of de belastingconsulent uitdrukkelijk of stilzwijgend in zijn hoedanigheid van accountant of belastingconsulent werden toevertrouwd, alsook van de feiten met een vertrouwelijk karakter die hij in de uitoefening van zijn beroep heeft vastgesteld51.

De discretieplicht is van toepassing op iedere accountant en/of belastingconsulent, ongeacht zijn statuut. Deze verplichting geldt dus, in tegenstelling tot de plicht tot eerbiediging van het beroepsgeheim (zie infra, p 102 e.v.), voor externe én interne accountants en/of belastingconsulenten.

Indien de accountant en/of belastingconsulent vertrouwelijke informatie deelt met zijn stagiairs en andere medewerkers, moet hij erop toezien dat zij het vertrouwelijk karakter daarvan eerbiedigen. Voor de gevallen waarin de accountant of de belastingconsulent geen inbreuk op de beroepsdiscretieplicht kan ten laste worden gelegd: zie art. 32 van het KB van 1 maart 1998. Beroepsgeheim: van toepassing op externe leden, hun stagiairs en de personen voor wie zij instaan. 1. Art. 458 van het Strafwetboek stelt: “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd en deze bekend maken buiten het geval dat zij geroepen zijn om in rechte getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met gevangenis van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van €2,5 tot €12,5.” Dit artikel maakt deel uit van het Belgisch Strafwetboek van 1867 en bleef sindsdien ongewijzigd. Gans de juridische problematiek omtrent het beroepsgeheim is opgebouwd rond de bepalingen van dit artikel. Door de vermelding “… en alle andere personen …” werd interpretatie door de rechtbanken naar andere beroepen toe opengelaten, zoals advocaten en notarissen.

In het geval van de externe accountants en de belastingconsulenten is het de vermelding van art. 458 in de specifieke wet van 22 april 1999 die het beroepsgeheim oplegt.

51 Artikel 32, lid 2 KB van 1 maart 1998.

Page 58: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

58

2. Schending van het beroepsgeheim kan naast de strafrechterlijke sancties, ook aanleiding geven tot burgerlijke sancties (o.a. schadevergoeding) of tot tuchtrechterlijke maatregelen. 3 Om strafrechterlijke aansprakelijk te worden gesteld, moeten alle constitutieve elementen van het misdrijf aanwezig zijn:

• de mededeling van een vertrouwelijk gegeven aan gelijk welke derde; • de mededeling moet betrekking hebben op het beroepsgeheim; • het moreel element, namelijk de bedoeling om de wet te overtreden,

moet aanwezig zijn; • de mededeling moet bovendien gebeuren door toedoen van een

persoon aan wie wegens zijn beroep geheimen werden toevertrouwd; • bovendien mag de mededeling niet vallen onder één van de

uitzonderingsgevallen (zie art. 32 hierboven en punt 7 hierna). 5. Het beroepsgeheim is niet beperkt in de tijd. Het blijft bestaan wanneer de gemeenschappelijke beroepsrelaties een einde hebben genomen of wanneer een opdracht uitgevoerd is. 6. Het beroepsgeheim geldt voor alle documenten die tussen de accountant en/of belastingconsulent en zijn cliënt worden uitgewisseld, en in het bijzonder voor de briefwisseling, alsook voor de bijlagen bij deze brieven en voor alle vertrouwelijke nota’s van de beroepsbeoefenaar.

7. Artikel 458 Sw. voorziet in twee uitzonderingen, nl.:

1. de geheimen moeten bekend gemaakt worden wanneer de wet de drager daartoe verplicht;

2. de geheimen mogen, maar moeten niet, bekend gemaakt worden wanneer de drager ervan geroepen wordt om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen. In dit laatste geval mag hij echter ook zwijgen: het gaat om een vrije keuze. In het eerste geval daarentegen gaat het om een verplichting tot bekendmaking.

Een voorbeeld terzake de eerste uitzondering is de aangifteverplichting in het kader van de anti-witwaswetgeving, die van toepassing is op externe accountants en belastingconsulenten. (zie infra). Volgens een recente evolutie in de rechtsleer is de titularis van het beroepsgeheim is niet alleen ontheven van zijn geheimhoudingsplicht in de gevallen die uitdrukkelijk door de wet zijn voorzien (art. 458 Sw.), maar ook als hij algemene rechtsbeginselen met kracht van wet kan inroepen, zoals 3. het recht van verdediging van de beroepsbeoefenaar 4. en de noodtoestand52

52 J. VAN DROOGBROECK, “Bijstand van het IAB bij een huiszoeking en inbeslagneming op het kantoor van een accountant of een belastingconsulent”, Accountancy & Tax, nr. 4/2005, p. 26

Page 59: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

8. Beroepsgeheim tegenover fiscus: zie art. 334 – WIB 1992:

“Wanneer een krachtens de artikelen 315, eerste en tweede lid, 315bis, eerste tot derde lid, 316 en 322 tot 324 aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden, verzoekt de administratie om tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid, opdat deze zou oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim”.

Indien het beroepsgeheim ingeroepen wordt, verzoekt de fiscus bijgevolg om de tussenkomst van de tuchtoverheid.

Indien de tuchtoverheid het standpunt van de beroepsbeoefenaar bevestigt, kan de administratie zich daar enkel bij neerleggen.

Volgens haar eigen commentaar, dient de controleur de belastbare basis dan te bepalen aan de hand van andere onderzoeks- en bewijsmiddelen.

Indien de tuchtoverheid hem geen gelijk geeft en de beroepsbeoefenaar toch weigert te antwoorden, riskeert hij een sanctie (wegens weigering te getuigen, artikel 452 WIB). Het beroepsgeheim kan niet worden ingeroepen voor het bepalen van de eigen fiscale toestand.

9. Zie ook hieromtrent

‘Codex van de accountant en de belastingconsulent’ – Vademecum – deel 6 – Hfdst. 11

Hoofdstuk XI – Permanente beroepsopleiding KB 1 maart 1998 – Art. 33 Artikel 33 “De accountants moeten jaarlijks een minimum aantal uren besteden aan werkzaamheden die bijdragen tot de verbetering van hun vakkennis, overeenkomstig de normen vastgelegd door de Raad. Dit aantal uren mag niet minder bedragen dan 30.”

REGELGEVING EN GEVOLGEN 1. Ingevolge beslissing van de Raad van 7 september 1998 werd een nieuwe norm voor de permanente vorming uitgevaardigd.

• Het aantal uren werd van 30 op 40 gebracht

59

Page 60: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

60

• 30 uur externe vorming minimum • Niet meer dan 10 uur interne vorming of zelfstudie.

Er moet een evenwicht nagestreefd worden tussen de verschillende gebieden van de opleiding.

2. Het jaarlijks verslag moet worden opgestuurd aan het Instituut. De bewijsstukken dienen bijgehouden te worden. Op vraag van het Instituut moeten zij voorgelegd worden. 3. Het niet voldoen aan de vereiste van permanente vorming is een verzwarende omstandigheid bij de beoordeling van tuchtzaken. Hoofdstuk XII – Meldingsplicht van de externe accountant en externe belastingconsulent Zie “Vademecum van de Accountant en de Belastingconsulent – deel 6 – Hoofdstuk 8 – blz 641 en volgende”. Zie ook “www.cfi.be” voor een volledige informatie en documentatie. De wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme werd ook van toepassing gesteld op de externe accountants en externe belastingconsulenten (art 2bis – 4° van de wet). Hierna genoemd “de anti-witwaswet”. Dit artikel 2bis, 4° van de anti-witwaswet bepaalt: “Voor zover zij daarin uitdrukkelijk voorzien, zijn de bepalingen van deze wet eveneens van toepassing op de hiernavermelde personen:… 1° … … 4° de natuurlijke personen of rechtspersonen ingeschreven op de lijst van de externe accountants en op de lijst van de externe accountants als bedoeld in artikel 5, §1 van de wet van 22 april 1999 betreffende boekhoudkundige en fiscale beroepen,…” De wet van 11 januari 1993 werd gewijzigd

bij wet van 12 januari 2004; en bij de Programmawet van 27 april 200753. Door deze wet werd de

meldingsplicht uitgebreid inzake ernstige en georganiseerde fraude, door de invoering van een nieuw artikel 14quinquies in de voornoemde anti-witwaswet van 11 januari 1993.

Teneinde de beoordelen of een vermoede fiscale fraude ook inderdaad “ernstig” of “georganiseerd” is, werden er intussen een aantal “indicatoren” vastgelegd in

53 B.S., 8 mei 2007

Page 61: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

61

het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 199354 . Zie meer hierover hierna. De hiernavolgende tekst houdt rekening met deze wijzigingen. Verplichtingen voor de externe accountants en externe belastingconsulenten: A. Identificatieplicht

De beroepsbeoefenaar dient zijn cliënt en de lasthebbers van deze cliënt te identificeren en hun identiteit te controleren. Deze identificatie verloopt aan de hand van een bewijsstuk, zoals bijvoorbeeld een identiteitskaart, een paspoort, publicaties in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, enz .... , waarvan een kopie wordt gemaakt op papier of op een elektronische drager.

De volgende gegevens worden gecontroleerd: voor fysieke personen: naam, voornaam en adres; voor rechtspersonen en trusts: de benaming, de zetel, de bestuurders en

de kennis van de bepalingen omtrent de bevoegdheid verbintenissen aan te gaan voor de rechtpersoon of trust;

het voorwerp en de verwachte aard van de zakenrelatie;

Deze verplichting geldt in de volgende gevallen: bij het aanknopen van een zakenrelatie waardoor de betrokkene gewone

cliënten worden; in geval de cliënt wenst over te gaan tot het uitvoeren van:

o hetzij een verrichting voor een bedrag van 10 000 EUR (of hoger), ongeacht of zij wordt uitgevoerd in één of meer verscheidene verrichtingen waartussen een verband blijkt te bestaan;

o hetzij een verrichting voor een bedrag 10 000 EUR (of lager) als wordt vermoed dat het gaat om witwassen van geld of om financiering van terrorisme;

o hetzij een geldtransfert in de zin van artikel 139bis van de Wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs.

bij twijfel omtrent de waarachtigheid of de juistheid van de identificatiegegevens over een bestaande cliënt.

Er moet bovendien worden overgegaan tot identificatie van de persoon of personen voor wier rekening de verrichting wordt uitgevoerd. Dit houdt in het identificeren en het nemen van alle redelijke identificeren en alle redelijke maatregelen nemen om hun identiteit te controleren. Het betreft hier de identificatie van de zgn. “werkelijke begunstigde”.

54 koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 14quinquies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. B.S., 13 juni 2007.

Page 62: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

62

Deze verplichting geldt in de volgende gevallen:

in geval van twijfel over de vraag of de cliënten handelen voor eigen rekening of in geval van zekerheid dat ze niet voor eigen rekening handelen (“stromannen”);

wanneer de cliënt een rechtspersoon of trust55 is. Wanneer de cliënt een rechtspersoon of trust is moeten de maatregelen de identificatie inhouden van de natuurlijke personen die de cliënt in laatste instantie bezitten of controleren.56 Wanneer de cliënt of de houder van de controleparticipatie een beursgenoteerde vennootschap is, moeten haar aandeelhouders niet worden geïdentificeerd en moet hun identiteit echter niet worden nagegaan. B. Bewaarplicht De stukken aan de hand waarvan de identificatie of vereenzelviging gebeurd moeten bewaard worden tot vijf jaar na het beëindigen van de zakenrelatie met de cliënt. De identificatie, bewijsstukken en registratie van transacties of verrichting moeten bewaard blijven tot 5 jaar na de transactie of verrichting. De registratie van bewijsstukken en identificaties moeten toelaten om de verrichtingen te kunnen reconstrueren. C. Waakzaamheidsplicht

De beroepsbeoefenaar moet een bestendige waakzaamheid aan de dag leggen ten aanzien van zijn zakenrelatie en een aandachtig onderzoek verzekeren van de uitgevoerde verrichtingen om zich ervan te vergewissen dat deze stroken met de kennis die hij heeft van zijn cliënt, van diens commerciële activiteiten, van zijn risicoprofiel, en indien nodig van de herkomst van zijn fondsen.

Wanneer de beroepsbeoefenaars deze verplichting niet kunnen nakomen mogen ze geen zakenrelatie aanknopen of mogen ze een bestaande relatie niet langer in stand houden. Ze doen eventueel een melding aan de CFI. D. Meldingsplicht Wanneer een externe accountant en / of belastingconsulent in de uitoefening van zijn beroep feiten vaststelt waarvan hij weet dat ze verband houden met het witwassen van geld of het bewijs kunnen inhouden voor het witwassen van geld, brengt hij dit onmiddellijk ter kennis van de CFI.

55 De rechtsfiguur “trust” komt niet voor in de Belgische rechtsorde. 56 In de voorbereidende werken van de Wet van 12 januari 2004 wordt voor het begrip “controle” verwezen naar art. 5 en art. 9 Wetboek van Vennootschappen.

Page 63: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

63

Deze verplichting staat centraal in het zogenaamde preventieve luik van de anti-witwaswetgeving. Sedert de wet van 11 januari 2004 geldt de meldingsplicht in geval van gewoon vermoeden. Dit betekent dat de meldingsplicht geldt ingeval de beroepsbeoefenaar in de uitoefening van zijn beroep feiten vaststelt waarvan hij weet of vermoedt dat ze verband houden met het witwassen van geld of de financiering van het terrorisme. In de praktijk moet de mededeling gebeuren vooraleer de verrichting uitgevoerd wordt, maar de mededeling verhindert de uitvoering niet. In geval er onmogelijkheid is om de mededeling vooraf te doen, dient ze te gebeuren onmiddellijk na de uitvoering ervan. Enkel melding voor witwasoperaties limitatief opgesomd in de Wet van 11 januari 1993. De beroepsbeoefenaar moet enkel witwasoperaties melden die verband houden met de onderliggende misdrijven die limitatief zijn opgesomd in de Wet van 11 januari 1993, zoals oplichting, beursdelicten, faillissementsmisdrijven, illegale drughandel, misbruik van vennootschapsgoederen, ernstige en georganiseerde fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang aangewend worden, enz.. Enkel voor “ernstige en georganiseerde fiscale fraude, gewone fiscale fraude niet geviseerd Voor fiscale fraude geldt er een meldingsplicht voor de “ernstige en georganiseerde fiscale fraude”, zoals bvb. btw-carrousels. De gewone fiscale fraude wordt niet geviseerd door de anti-witwaswetgeving. De wetgever heeft de meldingsplicht voor het witwassen van geld afkomstig van de “ernstige en georganiseerde fiscale fraude” op een bijzondere wijze geregeld57. Ter verduidelijking van het begrip “ernstige en georganiseerde fiscale fraude” heeft hij de Koning opgedragen om een lijst op te stellen met witwasindicatoren. Dit KB58, het zogenaamde “indicatoren-KB” verscheen op 13 juni 2006 in het Belgisch Staatsblad en trad op 1 september 2007 in werking.

Deze informatieverstrekking moet gebeuren ongeacht de hoogte van het betrokken bedrag en zelfs wanneer hij geweigerd zou hebben de taak te volbrengen, of nog indien de vastgestelde feiten reeds zijn meegedeeld aan de gerechtelijke autoriteiten.

De melding moet worden gedaan vóór de transactie wordt uitgevoerd, zo mogelijk met vermelding van de termijn waarbinnen deze moet worden uitgevoerd of onmiddellijk erna, met opgave van de reden waarom de informatie niet vóór de uitvoering van de transactie kon worden verstrekt. In dringende gevallen mag de informatieverstrekking telefonisch gebeuren. Maar ze moet

57 Art. 14quinquies Anti-witwaswet 58 KB van 3 juni 2007 tot uitvoering van artikel 14quinquies van de Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

Page 64: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

64

achteraf onmiddellijk per fax, of bij gebrek daaraan op enige andere schriftelijke wijze, worden bevestigd. Men mag de klant niet “tippen” over de melding: tipping off verbod

De accountant of belastingconsulent en zijn werknemers mogen in geen geval ter kennis brengen van de betrokken cliënt of van derden dat informatie werd meegedeeld aan de CFI en dat een opsporingsonderzoek wegens witwassen van geld aan de gang is (het zogenaamde “tipping off verbod”)59. Na de melding kan de CFI eisen dat de melder binnen de door haar bepaalde termijn alle bijkomende informatie meedeelt die zij nuttig acht voor de vervulling van haar opdracht60. Geen burgerlijke, straf- of tuchtvordering mogelijk tegen de melder

Op te merken valt dat geen enkele burgerlijke rechtsvordering, straf- of tuchtvordering kan worden ingesteld en geen enkele professionele sanctie kan worden uitgesproken tegen de boekhoudkundige en/of fiscale beroepsbeoefenaar en zijn werknemers wegens een te goeder trouw aan de CFI verstrekte inlichting (immuniteit melder)61. Interpretatie van het voornoemde “indicatoren-KB”: bijvoeglijke of autonome interpretatie ? Er bestaan twee tegengestelde opvattingen in de rechtsleer over de draagwijdte van dit zogenaamde indicatoren-KB: de zogenaamde “bijvoeglijke” en de “autonome” interpretatie. Volgens de “bijvoeglijke interpretatie”, die wordt verdedigd door bepaalde fiscale advocaten (CLAES en GOYVAERTS)62 is de bij K.B van 3 juni 2007 vastgestelde lijst met witwasindicatoren niets meer is dan een louter hulpmiddel voor de beroepsbeoefenaar dat hem toelaat om na te gaan of een concreet feit al dan niet verband houdt met het witwassen van geld verkregen via ernstige en georganiseerde fiscale fraude. De loutere vaststelling van één van de op de lijst voorkomende indicatoren volstaat op zich niet om een melding aan de CFI te rechtvaardigen. De beroepsbeoefenaar moet altijd in concreto nagaan of de feiten die hij heeft vastgesteld verband houden met het witwassen van geld afkomstig van ernstige en georganiseerde fiscale fraude. Zij verwerpen de zogenaamde autonome interpretatie. Deze interpretatie houdt in dat de loutere vaststelling van één van de op de lijst voorkomende indicatoren op zich een melding aan de CFI rechtvaardigt. De beroepsbeoefenaar moet dus volgens deze interpretatie niet meer in concreto onderzoeken of de vastgestelde

59 Art. 19 Anti-witwaswet 60 Art. 15, § 1 Anti-witwaswet. 61 Art. 20 Anti-witwaswet 62 Zie G. GOYVAERTS, « De meldingsplicht wegens ernstige en georganiseerde fiscale fraude en de symbiose met de fiscale regularisatie », T.F.R. 2007, 542 e.v., A. CLAES, « De fiscaal adviseur en de preventieve en repressieve antiwitwaswetgeving », T. Fin. R. 2007, nr. 81. Zie ook J. HAVERALS, “Nouvel arrêté royal en matière de blanchiment de capitaux et de financement du terrorisme”, C & FP 2007, 212.

Page 65: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

65

indicator al dan niet verband houdt met het witwassen van geld afkomstig van ernstige en georganiseerde fiscale fraude. Op 17 oktober zette de minister van Justitie de bijvoeglijke interpretatie op de helling ? Het antwoord van de minister van Justitie63 op een recente mondelinge parlementaire vraag zet de bijvoeglijke interpretatie mogelijks op de helling. De minister verklaarde dat er zijns inziens “weinig twijfel over (kan) bestaan dat de aanwezigheid van één van de indicatoren opgesomd in het KB van 27 april 2007 (lees: KB van 3 juni 2007) moet worden beschouwd al een wettelijk vermoeden dat het een feit of verrichting betreft die verband kan houden met het witwassen van geld in de zin van de preventieve witwaswet en waarvoor men dus een melding moet doen aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking”. Het standpunt van de minister druist in tegen de rechtsleer die de “bijvoeglijke interpretatie” aanhangt (CLAES64 en GOYVAERTS). Andere rechtsleer sluit zich aan bij het standpunt van de minister (DESTERBECK)65 Het IAB sloot zich aanvankelijk aan bij de “bijvoeglijke interpretatie” maar beraadt zich na de publicatie van de geciteerde parlementaire vraag samen met de andere beroepsinstituten van de erkende boekhouders(-fiscalisten) en bedrijfsrevisoren (BIBF en IBR) over de exacte draagwijdte van het art. 14quinquies Wet van 11 januari 1993 en het indicatoren-KB. Het standpunt van de minister van Financiën, die samen met de minister van Justitie bevoegd is voor de toepassing van de wet van 11 januari 1993, is niet bekend. In gevallen die vallen onder deze meldingsplicht en in het meedelen van informatie erover kan nooit het beroepsgeheim ingeroepen worden. E. Opleidingsplicht 66 Daarnaast is de accountant of belastingconsulent verplicht alle passende maatregelen te nemen om de werknemers en vertegenwoordigers van zijn kantoor de geviseerde verrichtingen te leren herkennen en vertrouwd te maken met de verplichtingen van deze wet via speciale opleidingsprogramma’s. 63 Vraag nr. 107 van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Justitie, Commissie voor de Justitie, Kamer van Volksvertegenwoordigers, 2007-2008, CRIV 52 COM 013, 1-2. 64 Zijn reactie op het standpunt van de minister : zie A. CLAES, “Witwassen en fiscale fraude: het indicatoren-KB dan toch autonoom te interpreteren ?”, Accountancy & fiscaliteit 2007, afl. 36, 3-4. 65 F. DESTERBECK, “Aanwezigheid van fraude-indicator moet steeds aan CFI gemeld worden”, Fisc. Act. 2007, afl. 37, 1-3 en F. DESTERBECK, “De nieuwe regeling inzake het witwassen en fiscale fraude”, (noot onder Corr. Hasselt 4 april 2007), T.F.R. 2007, 856. 66 Art. 9 Anti-witwaswet

Page 66: DEONTOLOGIEDEONTOLOGIE Voordracht van zaterdag 16 februari 2008 Stagiairs-accountants – 1ste stagejaar Stagiairs-belastingconsulenten – 1ste stagejaar Jos DE BLAY Accountant-belastingconsulent

66

F. Bijdrageplicht De personen of ondernemingen onderworpen aan de meldingsplicht betalen een bijdrage voor de financiering van de C.F.I. Voor de externe accountants en / of belastingconsulenten wordt de bijdrage geïnd, samen met het lidgeld door het Instituut. BIBLIOGRAFIE Boeken en tijdschriften

D E BLAY, J., “Regels van de plichtenleer van accountants en belastingconsulenten”, Fiscaal Compendium, Uitgave Kluwer.

DEVLOO, R., “De aansprakelijkheid van de accountant en de belastingconsulent, nieuwe aspecten”, De Belgische accountant & Belastingconsulent, uitgave IAB, deel 1 en deel 2, 4/1999 en 1/2000.

DHAENE, L., « Bestuur en aandeelhouderschap van erkende professionele

vennootschappen», IAB-INFO 2004, nr. 4.

TILLEMAN, B., “Het Tuchtrecht van het IDAC : een overzicht van de rechtspraak”, in X. (ed.), Liber Amicorum Raymond Krockaert – Het accountancyberoep in volle expansie, Brussel, Uitgave Instituut der Accountants, 1998, 311-393 en in De Belgische Accountant 1998, nr. 2, p. 18-55.

VAN BOVEN, R., “De vrije beroepsbeoefenaar en de professionele vennootschap”, Not. Fisc. M. 2003, p. 121-175.