Dennis Waite - Een Introductie Tot Advaita

download Dennis Waite - Een Introductie Tot Advaita

of 83

description

Wie ben je? Wat gebeurt er wanneer je sterft? Is er een God? Is de kosmos geschapen? Advaita is een leer met een traditie van duizenden jaren die komt met heel redelijke antwoorden op al dergelijke vragen. Deze onontbeerlijke inleiding van Dennis Waite, schrijver van talloze boeken over het onderwerp, zal aantonen waarom deze zo succesvol is. Dennis Waite volgt de advaita-richting al meer dan vijfentwintig jaar en heeft een van de meest bezochte en gerespecteerde websites over het onderwerp. Hij beschrijft in Een introductie tot advaita de klassieke advaita zoals die eeuwen lang volgens de orthodoxe traditie wordt doorgegeven, met als lichtende voorbeelden Sri Ramana Maharshi en Nisargadatta Maharaj. Aan de vele westerse advaitaleraren heeft hij geen boodschap. Hij woont in het Engelse Bournemouth.

Transcript of Dennis Waite - Een Introductie Tot Advaita

  • Een introductie tot advaita

  • Dennis Waite 2011 Oorspronkelijke titel: Advaita made easy Oorspronkelijke uitgave: 0-Books 2012, een onderdeel van John Hunt Publishing Ltd. Laurel House, Station Approach, New Alresford Hampshire, S024 9JH, Unired Kingdom. Nederlandse uitgave: Samsara Uitgeverij bv 2014 Vertaling: Prema van Harte Omslagontwerp: Erik Th: ww.erikthedesign.com Lay-out: Studio 28, Hillegom

    ISBN: 978-94-91411-21-2 I NUR 728

    Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd worden zonder schriftelijke toestemming van: Samsara Uitgeverij bv Herengracht 341, 1016 AZ Amsterdam ww.samsarabooks.com

    1. Wat is advaita? Inleiding Betekenis Oorsprong

    Inhoud

    Wt zegt dit inzicht? Terminologie

    2. Hoe horen we te handelen? Verlangen, handeling en resultaten Karma en rei'ncarnatie Levensdoelen Vrije wil

    9

    19

  • 3. Wat is echt en wat is illusie? 29 8. Hoe word ik verlicht? 89 'Wlken versus dromen 'Wgen' naar verlichting Mithya 'Wlt te doen om verlichting te bereiken Adhyasa Voorbereiding 'Niveaus van werkelijkheid' Drie stadia van leren Maya ]ivanmukti

    4. Waarom is Zelfkennis zo belangrijk? 57 9. Waarom is traditionele advaita zo krachtig? 109 Een rekenkundig voorbeeld

    5. Ben ik alleen dit lichaam en deze geest? 65 Het omhulselmodel Onderscheid tussen de zieruk en het geziene

    6. W ie ben ik? 69 Arundhati logica ]ivas Methode van mede-aanwezigheid en mede-af Ishvara wezigheid Brahman Wie ben ik? 10. Welke verschillende benaderingen zijn er? 121 Gereflec bewustzijn Categorien van ondercht

    Verlichting 7. Is het universum geschapen? 81 Conclusie

    Schepping Toeschrijving en herroeping Wat moet je lezen om meer te weten te komen? 133 Verschillende theorien over de schepping Probleem van taal Verklarende woordenlijst 145 Geen schepping

  • 1 Wat is advaita:

    Inleiding Wanneer iemand me vraagt wat ik doe zijn de mees

    ten aanvankelijk genteresseerd wanneer ik zeg dat ik schrijver ben, maar zodra ze vragen welk soort boeken ik schrijf en ik zeg dat ze ga over een Indiase filosofie die advaita heet, stellen ze meestal geen vragen meer. Als ze het wel doen, geeft een poging om da in enkele zinnen antwoord op te geven waarschijnlijk de indruk dat ik een zonderling ben die de hippiecultuur nooit ontgroeid is.

    Dit is heel jamer en de indruk is helemaal verkeerd (ik ben nooit een hippie geweest). De leer van advaita is enige duizenden jaren oud en een beproefde

    9

  • methode om te ontdekken wat je zelf bent en wat de wereld is. En de realisatie van de fundamentele waarheid die daarin wordt gegeven reduceert iedere andere overweging tot algehele onbeduidendheid.

    Ik heb nu verscheidene boeken over het onderwerp geschreven, maar de meeste van mijn familieleden en vrienden nemen niet de moeite om ze te lezen. Er is dus duidelijk behoefte aan een beknopt boek dat het wezenlijke antwoord geeft op die vraag: 'Wat is advaira?', zonder teveel inspanning van de lezer te vragen. Dit is dat boek.

    Betekenis Het woord advaita komt uit het Sanskriet (aan het eind van het boek vind je een verklarende woordenlijst met een korte definitie van alle Sanskriet woorden); 'dvaita' betekent 'dualiteit' en het voorzetsel ' voor een Sanskriet woord is een ontkenning. 'Advaita' berekent dus 'niet dualiteit'. Dit boek wu daarom heel dun kunnen zijn. Het wu kunnen bestaan uit n enkele zin: 'In werkelijkheid zijn er geen twee dingen.' Het probleem is dat een dergelijke zin de vraag niet bevredigend zou beantwoorden. Dat komt doordar een dergelijke uitspraak duidelijk in strijd is met al onze ervaring - we weten dat er heel veel dingen zijn! En al besef je dit mis-

    10

    schien nog nier, al onze ontevredenheid en ongelukkigheid komt voor uit ons op een vergissing berustende geloof in dualiteit. We weten dar we een groot deel van de tijd niet gelukkig zijn; we weten dat we gaan sterven. Enwvoort.

    En als ik je eenvoudigweg wu vertellen dat je je vergist, dat je deze dingen niet 'weet'; dar je hele ervaring slechts iets zegt over hoe zaken eruit zien, zou je die mogelijkheid waarschijnlijk niet eens overwegen. Daarom dient dit alles op een simpele manier maar geleidelijk, stap voor stap, uitgelegd re worden. Als je met de logische redenering van elke stap instemt, dan ben je ook verplicht de eindconclusie serieus te overwegen.

    Oorsprong Je kunt advaita beter zien als een leermethode dan als een filosofie, al is het, formeel gesproken, een van de richtingen van een van de zes takken van de hindoe filosofie. Deze speciale tak met de naam Utrara Mimansa ontleent zijn leer aan het laatste deel van de omvangrijke verzameling geschriften die de Veda's heet. Deze bevatten de Upanishads, die het voornaamste bronmateriaal voor advaita vormen. Er zijn nog twee belangrijke bronnen, die beide eigenlijk ook op de Upanishads gebaseerd zijn. De ene heet

    11

  • de Bhagavad Gita, zelf onderdeel van een veel groter, beroemd epos dat de Mahabharata heet. De andere is een filosofische tekst, de Brahmasoetra, die bedoeld is om twijfels en bezwaren tegen wat er in de andere twee wordt gezegd weg te nemen. Strikt nauwkeurig gezegd z.ijn de Veda's zelf een 'bron van kennis' die je nergens anders uit kunt halen. Om echt te kunnen begrijpen wat ze ons vertellen hebben we echter een leraar nodig die de methode om ze te interpreteren weer van zijn leraar heeft geleerd.

    Het klassieke geloof is dat de kennis die dor de Veda's wordt overgedragen in dezelfde tijd is ontstaan als de schepping zelf en het was zeker zo dat de woorden zelf mondding van leraar op leerling zijn doorgegeven, lang voordat het geschreven woord de overhand kreeg. Er bestaat nog steeds een ingewikkelde officile procedure om de woorden op zo'n manier uit het hoofd te leren dat vergissing vermeden wordt. Dus zegt men dat de kennis 'geopenbaarde' kennis is, niet van menselijke oorsprong. In het westen hebben wij blijkbaar het idee dat we kennis uit het verleden voortdurend moeten ontwikkelen en verfijnen of hem ten minste aan onze eigen tijd of maatschappij moeten aanpassen. Voor mensen die advaita onderwijzen en bestuderen is het doel om het intact te houden. Waarom? Omdat wij

    12

    daardoor onze eigen aard en die van de werkelijkheid kunnen verwezenlijken en kunnen herkennen dat we volmaakt en compleet zijn.

    En dit is cruciaal voor het begrip van het onderricht. De geschriften zijn geen bron van informatie of kennis in de z.in warin je dat van een tekstboek over chemie zou kunnen zeggen. Juist gehanteerd door een leraar hebben de woorden de functie dat ze ons onmiddellijke herkenning verschaffen van onze eigen aard en die van de werkelijkheid. Dit is geen louter intellectuele kennis; het vernietigt de onwetendheid over het zelf

    De non-duale interpretatie van de geschriften werd gesystematiseerd door onbetwistbaar een van de grootste filosofen ooit - Shankara, tussen de achtste en negende eeuw n. Chr .. Hij schreef commentaren op de voornaamste Upanishads, de Bhagavad Gita en de Brahrnasoetra en schreef ook een aantal op z.ichzelf staande teksten om aspecten van de leer uit te leggen. Hij reisde door heel India, versloeg alle aanhangers van andere filosofische richtingen in een rationeel debat en richtte centra voor onderricht op die ook nu nog bestaan. En dit alles had hij al bereikt toen hij stierf, op de leeftijd van twee-en-dertig jaar.

    Strikt genomen hoort eigenlijk alleen de leer zoals door Shankara uitgelegd 'advaita vedanta' genoemd te

    13

  • worden. Andere flosofen hebben in de eeuwen na zijn dood in verschillende gradaties veranderingen aangebracht en dit betekent dar er uiteenlopende interpretaties bestaan. Dit boek heeft de bedoeling het inzicht volgens Shankara weer te geven.

    Wat zegt dit inzicht? We ervaren onszelf heden ren dage als afzonderlijke personen in een wereld van objecten. Ondanks de schijnbare dualiteit die we ervaren is de werkelijkheid volgens advaira non-duaal. Deze non-duale werkelijkheid wordt Brahman genoemd. We hebben trouwens wel het gevoel dat we iets anders zijn dan ons lichaam of onze geest. Advaita noemt ons wezenlijke zelf, dat lichaam en geest overstijgt, de Atrnan. En her leen dar deze Atrnan Brahman is, die non-duaal is.

    Er is een veel geciteerde zin die Shankara's leer rou samenvatten. Deze luidt:

    14

    Brahman satyam, jaganmithyA, jlvo brahmaiva nAparah (Shankara sprak Sanskriet en dit is het equivalent van die zin in romeinse letters. Vertaald, betekent her: 'Brahman is de werkelijkheid; de wereld is op zich nier werkelijk; her individuele zelf verschilt niet van Brahman.'

    Het zal u deugd doen dar dit verderop allemaal wordt uitgelegd!

    Er zijn andere non-duale richtingen in de oosterse filosofie, wals zen, het taosme en dwgchen. Zelfs het christendom, de islam en het joodse geloof hebben alle hun non-duale vertakgen. Maar traditionele advaita is uniek omdat het een benadering van de werkelijkheid heeft op twee niveaus. Terwijl veel richtingen vanaf het begin, wanneer dit duidelijk tegen de intutie indruist, een non-duaal inzicht proberen op te leggen, accepteert advaita dat we onze ervaringen waarnemen en begrijpen als dualistisch en laat het onderricht op dar punt beginnen.

    (De verschillen russen her traditionele onderricht van advaira en andere, meer recente varianten zullen hopelijk duidelijker worden tegen her eind van dit boek. Kort gezegd vereist de traditionele leer mentale voorbereiding en maakt gebruik van de vedantische geschriften als bronmareriaal, hoewel dit door een erkende leraar op een methodische en gestructureerde manier 'ontvouwd' moet worden. Bij hedendaags westers 'satsang' -onderricht wordt beweerd dar dit allemaal nier nodig is, hergeen de reden is waarom her niet w goed werkt, als het al iets doet!}

    15

  • Terminologie Om heel precies te zijn {en het is een van de doelstellingen van dit boek om u het juiste beeld te geven, in plaats van al die andere boeken op de markt die u waarschijnlijk op het verkeerde spoor brengen), moet ik het eigenlijk hebben over 'advaita vedanta', in plaats van alleen maar 'advaira'. 'Vedanta' is een zelfstandig naamwoord dat slaat op de woorden of het onderricht dat aan her eind {Sanskriet 'anra') van de Veda's staat, oftewel van de Upanishads. Advaita is een bijvoeglijk naamwoord dat de aard van dat onderricht omschrijft. Er zijn andere filosofische richtingen die uit deze schriftteksten een dualistische of gemengde boodschap extraheren, maar 'advaita vedanta' geeft aan dat de inhoud van de boodschap is dat de aard van de werkelijkheid 'advaita'- non-duaal is. Er zijn tegenwoordig ook veel leraren die het woord advaita bezigen, terwijl wat ze onderwijzen duidelijk niet ontleend is aan de woorden van de Upanishads, die in de handen van een deskundige leraar een geestelijk voorbereide leerling gegarandeerd naar verlichting leiden.

    In dit boek gebruik ik het woord 'advaita' enigszins losjes, omdat dit in het westen gebruikelijk is geworden. Ik zal bijvoorbeeld uitdrukkingen gebruiken als 'advaita leen' of 'volgens advaita'. In beide gevallen zou

    16

    ik strikt genomen 'advaita vedanta' moeten zeggen, als zijnde die variant van vedanta die de werkelijkheid opvat als non-duaal.

    17

  • 2 Hoe horen we te handelen:

    Verlangen, handeling en resultaten Het leven is een eindeloze kringloop van verlangens gevolgd door handelingen die weer gevolgd worden door (meestal teleurstellende) resultaten (omdat we te veel verwachten). Het is een kringloop omdat we, als we het begeerde doel eenmaal bereikt hebben, het oude verlangen gauw vervangen door een nieuw en het proces van voren af aan begint. We dachten dat we gelukkig zouden zijn wanneer we kregen wat we meenden te willen - en dat is inderdaad vaak het geval. Maar helaas duurt het niet -altijd blijkt dat we ons vergist hebben in de uiteindelijke waarde ervan.

    19

  • Waarom doen we dit? Omdat we het gevoel hebben dat we op de een of andere manier beperkt zijn en het begeerde object ons compleet zal maken. Dit is van toepassing op alle verlangens, van het meest basale tot het hoogst gegrepene. Maar er is slechts n verlangen dat, eenmaal bevredigd, ons de vervulg zal brengen die we zoeken en dat is het realiseren van onze ware aard. Dat komt doordat realisatie de ontdekking met zich meebrengt dat we eigenlijk onbegrensd zijn. We zijn al compleet.

    De Bhagavad Gita vertelt ons dat het denken over objecten tot gehechtheid leidt en we ze dan ook willen hebben. Als we hierin gedwarsboomd worden, worden we boos. Die boosheid gaat over in waanideen, verwardheid en verlies van redelijkheid- dan zijn we verloren.

    Advaita onderkent het bestaan van een vorm van morele wet die in het universum aan het werk is. Deze wordt 'dharma' genoemd (maar dit is een omvangrijk onderwerp dat ik in dit boek niet wil aansnijden). Het effect hiervan is dat we 'verdiensten' verwerven wanneer onze daden in overstemming zijn met dharma;

    . ( .

    ' wanneer ze er tegemn ga, verwerven we mmpunten . Als algemene regel zouden we dus kunnen zeggen dat daden die de maatschappij, anderen, het milieu, enzo-

    20

    voort helpen, verdienste opleveren, terwijl daden die anderen of onszelf schaden minpunten opleveren. Als het motief overeenstemt met deze instelling, kunnen we bevrediging of schuldgevoel vermijden en eenvoudig alles wat er gebeurt aanvaarden.

    Al onze handelingen zullen onvermijdelijk op enig moment in de toekomst gevolgen hebben, aangezien er een oorzaak-gevolgrelatie is, net zoals bij de naruurwetten van actie en reactie. Dit is eenvoudig te begrijpen op het grove niveau. Als je er bijvoorbeeld een losbandige en bourgondische leefstijl op na houdt, geniet je nu misschien, maar ga je daar in je latere leven spijt van krijgen als het lichaam protesteert. Maar dharma geldt ook voor de subtiele wereld van gedachten en drijfveren.

    Karma en rencarnatie

    Dit is dus de theorie van 'karma'. Karma is eigenlijk een ander woord voor de wet van oorzaak en gevolg. We weten, als we hitte toevoeren aan een ketel koud water, dat dit ten slotte zal koken en in stoom zal veranderen. Als we ergens tegenaan schoppen kan het in de lucht vliegen of kunnen we onze teen bezeren, afhankelijk van de inertie ervan- maar er zal een effect zijn. De wet van karma luidt dat alles wat we doen een effect zal

    21

  • hebben; misschien niet meteen maar uiteindelijk wel, zelfs in een volgend leven. En de wet geldt voor al onze daden, niet alleen voor de fysieke.

    Het valt ons vaak op hoe sommige mensen zich niet om anderen bekommeren, grote sommen geld aan zichzelf besteden zonder dat ze (naar onze mening) er echt iets voor gedaan hebben om het te verdienen. En tegelijkertijd zien we hoe sommigen hun leven wijden aan het dienen van anderen en toch zelf in betrekkelijke armoede leven. En we stellen de vraag: 'Wat is hier rechtvaardig aan?'

    Maar houd alsjeblieft in gedachten, voordat je de volgende paragraaf leest, dat wat ik zo ga zeggen niet de definitieve leer van advaita is. Als je het idee van goden en rencarnatie dus niet kunt onderschrijven, maak je daar dan niet druk over. Lees gewoon verder! Het duurt even voordat het hele plaatje duidelijk wordt.

    Het basisonderricht van advaita leert dat deze plusen minpunten in de loop van ons leven vergaard worden - deze 'punten' heten karms of sanskars, en hoewel ze misschien niet in dit leven vrucht dragen (zodat de slechte mensen hun verdiende loon krijgen), gebeurt dat uiteindelijk wel, aangezien rencarnatie onderdeel is van de leer. Dit betekent dat we geboren worden in een situatie die past bij een onderafdeling van ons verzamelde

    22

    karma. Als we in een vorig leven (dat niet het onmiddellijk hieraan voorafgaande hoeft te zijn) heel slecht zijn geweest, kan dit met zich meebrengen dat we als een lagere levensvorm worden geboren, als kakrlak bijvoorbeeld. Het woord voor het paket aan situaties die we in dit leven tegenkomen - of ze nu de oorzaak zijn van geluk of het tegenovergestelde - is prarabdha. De menselijke gedaante is niet helemaal de hoogste, aangezien er ook goddelijke wezens in hemelse rijken zijn. Maar zij is verreweg de belangrijkste, aangezien ze de enige gedaante is waarin men uit deze kringloop van geboorte en dood, die 'samsar heet, kan ontsnappen.

    Levensdoelen Ontsnapping uit samsara, de 'eeuwige cirkel van geboorte en dood', wordt bereikt door 'verlicht' te worden. Hierover zal verderop meer gezegd worden, maar kort gezegd betekent dit het herkennen van jouw ware aard en die van de werkelijkheid (d.w.z. non-duaal zijn). Als dit bereikt is, leef je de rest van je leven tot het einde (waardoor je de samsara die de oorzaak was van dit leven opheft) maar word je niet meer opnieuw geboren. Dit lijkt misschien niet bepaald aantrekkelijk, maar daaraan zitten nogal wat meer aspecten, zoals je zo meteen zult zien.

    23

  • Daarom worden de doelen in het menselijk leven verdeeld in vier delen door de traditionele advaita:

    24

    1. Het eerste van deze doelen houdt verband met de basale levensbenodigdheden en de middelen om ze te verkrijgen. Tot we die hebben zullen we nooit denken aan het zoeken naar verlichting!

    2. Het tweede doel heeft te maken met bevrediging van persoonlijke verlangens, hetzij grove of verfijnde - het verkrijgen van die dingen die mij genot bezorgen.

    3. Als ik mijn eigen behoeften eenmaal bevredigd heb, dan kan ik pas aan anderen gaan denken. Als lid van de maatschappij heb ik verantwoordelijkheden binnen de gemeenschap en daarbuiten. We kunnen dit zien als een serie concentrische cirkels, met mij als het middelpunt en het menselijk ras aan de buitenste rand en met een afnemende belangrijkheid naarmate we ons meer naar bulten bewegen.

    Zoals hierboven vermeld, winnen we pluspunten als gevolg van goede daden, wdat dergelijke activiteiten, in zekere zin uiteindelijk ook mijzelf

    ten goede komen, in die zin dat een verzameling van goed sanskara mijn vooruitzichten voor het volgende leven zal verbeteren.

    4. Enkele mensen beseffen ten slotte dat het najagen van de hierboven genoemde doelen uiteindelijk onbevredigend is. Het huis wordt bouwvallig; kleren worden gerafeld en vol gaten; de tevredenheid na een goede maaltijd verandert al gauw weer in honger. De vervulling van deze basale behoeften is een eeuwig doorgaand proces. Evenzo duurt het genot dat volgt op een bevredigd verlangen altijd kort. En hoeveel mensen we ook helpen, ontelbare anderen verkeren nog steeds in nood. Wat we uiteindelijk wensen is vrij te zijn van elke vorm van behoefte, altijd. Dit is het ultieme doel - het heet 'moksha'.

    Vrijewil Altijd wanneer we over handeling praten is het onvermijdelijk dat we uitkomen bij het onderwerp van vrije wil. We weten allemaal dat het voelt alsof we (ten minste enige) vrijheid van keuze hebben, maar wat heeft advaita hierover te zeggen?

    25

  • Ik kan er langzaam van weglopen en zien dat ze verder weg raken. Als ik de kamer uit ga, kan ik ernaar kijken voordat ik de deur dicht doe en dan zijn ze er nog steeds. Ik kan vervolgens het huis helemaal verlaten; de monitor en het toetsenbord zijn nergens te zien. Maar, wanneer ik terugkom, zijn ze er; precies (hopelijk!) zoals ik ze heb achtergelaten. Hoe is het in enig opzicht zinvol om te zeggen dat 'mijn wezenlijke Zelf ' en de 'wezenlijke' aard van het toetsenbord 'een en hetzelfde' zijn?

    Waken versus dromen En manier om hiernaar te kijken, en om te zien dat het misschien niet zo bespottelijk is, is om je dromen erbij te betrekken. Je hebt dromen waarin je een heel ander leven leidt, waarin je omgaat met mensen die waarschijnlijk niet bestaan, plaatsen bezoekt waar je in je waakbestaan nooit bent geweest en dingen doet die je normaliter waarschijnlijk nooit in je hoofd zou halen. Toch twijfel je hier niet aan als je droomt- je neemt het voor waar aan. Pas als je weer wakker bent besef je dat alles een product van je verbeelding was.

    Maar dromen zijn niet te vergelijken met de dagelijkse werkelijkheid, wu je kunnen zeggen. En je zou argumenten kunnen aanvoeren waarom dit w is - en

    30

    die kunnen op het eerste gezicht volstrekt redelijk lijken. Enkele van zulke argumenten zijn:

    1. Dromen zijn niet realistisch, als je ze nader beschouwt. Er gebeuren dingen in die onlogisch zijn en tegen de natuurwetten ingaan. Je kunt bijvoorbeeld in seconden naar een ander land reizen. (Maar wanneer je wakker wordt, merk je dat je nog steeds in je bed ligt.) Alle fantastische dingen die je ziet, ook veel die in de werkelijkheid niet eens rouden kunnen bestaan, zitten in je hoofd (en je hoofd is niet groot genoeg om ze te bevatten).

    Maar dit zijn observaties vanuit het standpunt van iemand die wakker is, nadat hij uit de droom ontwaakt is. Je moet wel begrijpen dat niet de mens die wakker is de droomervaring heeft. Het 'waak-ego' en het 'droomego' moeten als twee verschillende ego's beschouwd worden. Voor de dromer zijn 'alleen' de droomobjecten echt; de zogenaamde 'echte objecten van de waaktoestand' bestaan niet eens. De tijd gaat in de droom 'echt' voorbij en de beweging vindt plaats in 'echte' ruimte.

    Misschien moet je behoorlijk lang over het bovenstaande argument nadenken. We zijn w gewend te

    31

  • denken dat die wereld van het waakbestaan 'werkelijk' en de droomwereld 'onwerkelijk' is, dat we misschien in eerste instantie het idee van een droom-ego niet aanvaarden. Je moet jezelf steeds opnieuw tot het besef brengen dat het 'waak-ego' alles vaststelt en dit oordeel hee&. Maar je weet ook dat dit 'waak-ego' er niet is in de droom!

    2. We proberen de onwerkelijkbeid van dromen vaak op deze manier te rationaliseren, door te stellen dat 'het zich allemaal in je hoofd afspeelt'. Dingen in de 'echte' (d.w.z. waak-) wereld bestaan onafhankelijk van ons en andere mensen kunnen ze ook zien. Het is duidelijk (en misschien gelukkig maar) dat andere mensen niet zien wat er in mijn dromen gebeurt.

    Maar dit is weer het kijken naar de situatie vanuit de waarneming van wie wakker is. Vanuit zijn gezichtspunt bevindt de droom zich inderdaad 'in' zijn hoofd. Maar vanuit de waarneming van de dromer, is de droomwereld heel erg 'buiten'. Inderdaad, de dromer droomt helemaal niet, vanuit zijn standpunt bekeken; hij is zeer wakker. In theorie zou de dromer in de droom kunnen ga slapen, en een droom van de tweede orde kunnen

    32

    hebben. Wanneer hij daaruit wakker wordt in de eerste droom, is dit geheel analoog aan de gewone dromer als hij wakker wordt. Hoe weten we, wanneer we 's morgens echt wakker worden, dat het niet is in een droom van de derde orde? Wat we als 'buiten' zien, hoe& helemaal niet echt te zijn.

    Een andere manier om hiernaar te kijken wu zijn dat je stelt dat onze droomwereld slechts 'subjectief is, terwijl de waakwereld 'objectief ' is. Andere mensen kunnen mijn computer en toetsenbord zien, als ik de kamer heb verlaten. Maar dat helpt niet, aangezien de 'andere mensen' in mijn droom ook mijn droom-computer nog kunnen zien wanneer ik er niet ben. Dat de droom-computer en -mensen onderdeel zijn van een 'subjectieve' wereld besef ik pas nadat ik ontwaakt ben.

    3. Je kunt iets pas echt 'doen' wanneer je wakker bent; wat je doet heeft dan een echte 'uitwerking'. Wat je in je dromen schijnbaar doet hee& geen enkele uitwerking.

    Maar daarmee verwar je het 'waak' -ego weer met de 'dromer'. De dromer heeft misschien ontzettend veel dorst, bijvoorbeeld. Het echte lichaam van de wakkere

    33

  • 36

    festeerde, non-duale werkelijkheid, dan geloof ik heel beslist wel in God.'

    Het potlood vloog over het papier en legde her antwoord vast ren behoeve van de lezers van het magazine, maar, terwijl de woorden botsten met ideen in haar geheugen, werd her gemis aan een heldere oplossing van haar vragen weerspiegeld in een roenemende uitdrukking van verwarring op haar gezicht.

    Hij registreerde dit met mededogen en stak zijn hand naar haar uit. 'Geef me eens een vel papier van je schrijfblok.'

    Ze keek op, mond iets open, terwijl ze zich afvroeg waarom hij dat in hemelsnaam nodig zou kunnen hebben. Maar ze draaide het blok om, scheurde voorzichtig het onderste vel af en legde her in zijn uitgestrekte hand. Hij wendde zich om naar de tafel rechts van hem en begon het stuk papier netjes te vouwen en nog eens te vouwen. Na een paar ogenblikken draaide hij zich weer om en, voordat ze tijd had om te zien wat hij had gedaan, hield hij her papier omhoog en gooide het de lucht in. Het steeg snel omhoog en cirkelde gracieus door de kamer voordat her vat verloor en plotseling met de punt tegen een

    sausfles op de eettafel tot stilstand kwam. 'Zou je her hier kunnen brengen, denk je?' vroeg hij.

    'Wat hebben we hier, volgens jou?' vroeg hij toen ze het hem overhandigde.

    'Het is een papieren vliegtuig,' antwoordde ze, met iets van een vraag in haar stem, aangezien het antwoord zo voor de hand lag dat ze her gevoel had dat hij een ander doel in gedachten had.

    'Echt waar?' antwoordde hij en in een oogwenk verfrommelde hij her ding en gooide het met een geoefende, bovenarmse beweging moeiteloos in een grote boog, van waaruit het net voor de prullenmand in de hoek van de kamer neerviel. 'En nu?' vroeg hij.

    'Nu is her een verfrommeld stuk papier,' zei ze, zonder enige twijfel in haar stem, deze keer.

    'Kun je het alsjeblieft terugbrengen,' ging hij door. Ze deed het, terwijl ze zich afvroeg of her typerend was voor een dergelijk interview om de sessie te besteden aan het jagen op stukjes papier, zoals een hond achter een stok aan rent. Hij pakte de bal aan en vouwde hem voorzichtig open, spreidde hem uit op de tafel en veegde hem een paar keer glad met zijn hand voordat hij hem teruggaf aan haar. 'En nu is het gewoon weer een

    37

  • 38

    vel papier,' zei hij, 'al ben ik bang dat het nu een beetje verkreukeld is!'

    Hij keek ha aan, verwachtte blijkbaar enig teken van begrip, zo niet een echte openbaring, maar er kwam niets. Hij keek de kamer rond en een ogenblik later stond hij op, liep naar het raam en nam een roos uit een va die op de vensterbank stond. Terwijl hij terugliep naar zijn stoel, hield hij haar de roos voor en vroeg: 'Wat is dit?'

    Ze geneerde zich steeds meer, aangezien het duidelijk was dat hij iets fundamenteels probeerde uit te leggen, wat zij niet begreep. Als het dat niet was, was hij gek of provoceerde hij haar expres. Geen van beide leek waarschijnlijk, want hij bleef kalm en open en op de een of andere manier intens aanwezig. 'Het is een bloem,' antwoordde ze ten slotte.

    Vervolgens nam hij behoedzaam een bloemblaadje tussen duim en wijsvinger en plukte het. Hij keek haar aan en zei: 'En nu?' Ze antwoordde niet, al leek hij dit keer niet echt een antwoord te verwachten. Hij ging door met de bloemblaadjes een voor een uit te trekken tot er geen meer over was, terwijl hij haar na elke keer aankeek. Ten slotte trok hij de overblijvende onderdelen

    van het bloemhoofd van de steel af en liet ze op de grond vallen, zodat de naakte steel overbleef, die hij naar haar uitstak. 'Waar is de bloem nu?', vroeg hij. Toen hij geen antwoord kreeg, bukte hij en raapte alle bloemblaadjes op, die hij daarna op zijn open handpalm liet zien. 'Is dit een bloem?', vroeg hij.

    Ze schudde langzaam het hoofd. 'Het was alleen een bloem toen alle bloemblaadjes en de andere delen nog aan de steel zaten.'

    'Goed!', zei hij waarderend. 'Bloem is de naam die we die bepaalde samenstelling van alle onderdelen geven. Zodra we haar hebben verdeeld in de samenstellende delen, houdt de bloem op te bestaan. Maar was er ooit een feitelijk, afzonderlijk iets dat 'bloem' heet? Al het materiaal dat de oorspronkelijke vorm uitmaakt is er nog steeds in deze onderdelen in mijn hand.

    'Het papieren vliegtuig is een nog eenvoudiger voorbeeld. Er was toch nooit een vliegtuig? En ik bedoel niet dat het maar speelgoed was. Er was alleen maar papier. In het begin had het papier de vorm van een vlak vel om op te schrijven. Toen vouwde ik het op verschillende manieren zodat het een aerodynamische vorm aannam die

    39

  • 40

    langzaam door de lucht kon vliegen. Toen verfrommelde ik het; de bal-vorm kon nauwkeuriger gegooid worden. 'Vliegtuig' en 'bal' waren namen die verband hielden met bepaalde vormen van het papier, maar steeds was papier het enige dat er eigenlijk ooit was.

    Een dergelijke analyse nu is van toepassing op elk 'ding' dat je maar bedenkt. Kijk naar die tafel da en deze stoel waarop je zit. Waar zijn ze van gemaakt? Waarschijnlijk zul je zeggen dat het houten stoelen zijn.'

    Hij keek haar vragend aan en ze knikte, terwijl ze tegelijkertijd wist dat hij haar zou regenspreken.

    'Jawel, ze zijn zeker van hout gemaakt, maar dat betekent nier dar het houren stoelen zijn! Integendeel, ik zou zeggen dar dit waarop je zit eigenlijk stoelig hout is, en dar ding da is tafelig hout. Wat zeg jij daarvan?'

    'U bedoelt dar her ding dar wij 'stoel' noemen maar een naam is die wij aan het hout geven wanneer het die bepaalde vorm heeft en voor dat bepaalde doel wordt gebruikt?', vroeg ze. Er glooide een inzicht in haar.

    'Precies! Ik had her zelf niet beter kunnen formuleren. Her is heel goed mogelijk dar ik een zak vol stukken hout heb die op verschillende manieren in elkaar gevoegd kunnen worden, zodat ik ze de ene keer samenstel tot iets om op te zitten en de andere keer tor iets om eren op te zetten enzovoort. We geven de verschillende vormen afzonderlijke namen en we vergeten dat het ALLEEN MMR namen en vormen zijn en geen aparte en gescheiden dingen.

    Kijk- hier heb je een appel,' zei hij terwijl hij er een uit een kom op tafel pakte en hem terloops van de ene hand in de andere gooide voordat hij hem voor haar omhoog hield om te bekijken. 'Hij is rond, of beter gezegd, bolvormig; hij is roodachtig van kleur en hij ruikt' - hij snuffelde eraan - 'fruitig. Als ik er in zou bijten, zou ik hem ongetwijfeld sappig en zoet vinden.

    Al deze kwalificaties - rond, rood, fruitig, sappig, zoet- zijn bijvoeglijke naamwoorden die het zelfstandig naamwoord 'appel' beschrijven. Of laat ik zeggen, om meer advaitische termen te bezigen, dar de 'appel' het 'substantief ' is - het ogenschijnlijke, echte, afzonderlijk bestaande ding - en dat alle andere woorden 'eigenschap-

    41

  • 42

    pen' van de appel zijn - louter bijkomende kenmerken van het ding zelf. Volg je me nog?'

    Ze knikte aarzelend, maar, na even nadenken, overtuigder.

    'Maar stel dat ik deze analyse had uitgevoerd met de roos waar we een ogenblik terug naar keken. Ik had kunnen zeggen dat ze rood, teer, geurig, doornig enzovoort was. En we zouden hebben opgemerkt dat dat alemaal slechts bijkomende kenmerken waren en dat het feitelijk bestaande ding, het substantief, de roos was. Maar toen zagen we daarna dat de roos helemaal niet werkelijk bestond. Ze was maar een samenstel van bloemblaadjes en kelkblaadjes enzovoort- ik ben helaas geen botanicus! Op dezelfde manier zouden we kunnen zeggen dat de appel bestaat uit zaden en vlees en schil. We zijn misschien niet in staat om van deze dingen bij elkaar een andere vorm te maken dan een appel, maar de natuur kan dat wel.

    Als je aan een wetenschapper vraagt wat een appel tot appel maakt, zal hij je waarschijnlijk vertellen dat het de specifeke samenstelling van nucleotiden in het DNA of RNA van de cellen is. Er zijn veel verschillende appelsoorten en elke

    soort heeft een kleine variatie in de chromosomen en daardoor verschillen de soorten van elkaar. Als je iemand wilt uitleggen wat het verschil is tussen een Bramley en een Granny Smith, zeg je waarschijnlijk iets als 'de Bramley is groot en groen, wordt voornamelijk gebruikt om mee te koken en smaakt vrij zuur, terwijl de Granny Smith ook groen is, maar meestal veel kleiner en zoeter. Maar dit zijn allemaal bijvoeglijke naamwoorden en bijkomende kenmerken. Wat in werkelijkheid het verschil maakt is de fysieke samenstelling van de celkernen.

    Maar als we kijken naar een chromosoom of een streng DNA, kijken we dan eigenlijk naar een op zichzelf staand, afzonderlijk iets? Als je er van heel dichtbij, door een elektronmicroscoop naar kijkt, zie je dat DNA is samengesteld uit vier basiseenheden, gerangschikt in paren in een lange spiraalvormige keten. En elk van deze eenheden is op zijn beurt samengesteld uit atomen van koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof, ook weer gerangschikt op een zeer specifeke manier. Dus ook dat zijn geen afzonderlijke, op-zichzelfstaande dingen; het zijn namen voor bepaalde vormen van andere, meer fundamentele dingen.

    43

  • 44

    En zo komen we bij de atomen - zelfs de oude Grieken dachten dat alles bestond uit atomen. Zijn dit de beslissende 'substantieven' waarbij alle ogenschijnlijke dingen in de wereld slechts bijkomende kenmerken zijn? Nou, helaas niet. De wetenschap weet al een hele tijd dat atomen voornamelijk bestaan uit lege ruimte waarin elektronen om een centrale kern van protonen en neutronen ronddraaien. En de wetenschap weet iets minder lang dat deze deeltjes, wa men eens dacht dat ze fundamenreel waren, zelf geen vaste, op zichzelf staande dingen zijn maar f samengesteld zijn uit nog kleinere deeltjes f bestaan in de vorm van golven, die slechts een waarschijnlijkheid van bestaan hebben, op veel verschillende punten in de ruimte.

    Nog recenter beweerde de wetenschap dat alle verschillende deeltjes zelf bestaan uit verschillende combinaties van slechts een paar deeltjes, quarks geheten, en dat dit de uiteindelijk bestaande dingen zijn. Maar ze zijn nog niet ver genoeg gevorderd. Het zit eenvoudig namelijk zo, dat elk 'ding' uiteindelijk slechts een bijkomend kenmerk is, een naam en vorm die aan een meer fundamenteel substantief is gegeven. We maken

    de fout te denken dat er werkelijk een rafel is, terwijl er eigenlijk alleen maar hout is. We maken de fout te denken dat er echt hout is, terwijl er in feite slechts cellulose en suikers en eiwitten zijn. We maken de fout te denken dat er eiwit is, terwijl dit slechts een bepaalde combinatie van atomen is. Uiteindelijk wordt ingezien dat alles in het universum slechts naam en vorm van n substantief is.'

    De journaliste was als versteend; ze zat niet helemaal met open mond, maar haar porlood had al enige tijd niet bewogen. Ten slotte vroeg ze met zachte stem: 'Maar war is dan mijn plaats in dit alles?'

    '0', antwoordde hij, 'dat hangt weer af van wat je met het woord 'ik' bedoelt. Wie je denkt dat je bent - 'Sarah' - is in wezen niet anders dan de tafel en de stoel. Jij bent eenvoudig naam en vorm, over de non-duale werkelijkheid heen gelegd. Wie je werkelijk bent echter ... enfin, dar is heel anders- jij bent die non-duale werkelijkheid. Weet je, in laatste instantie zijn er geen twee dingen; er is slechts non-dualiteit. Dat is de waarheid; dat is advaita.'

    45

  • In deze voorbeelden wordt van elk object, dat aanvankelijk als op zichzelf staand werd gezien, ontdekt dat het slechts een 'afhankelijke' werkelijkheid heeft. De rafel is in eigenlijk alleen maar een vorm van hout; het hout is eigenlijk alleen een vorm van cellulose, wat een specifiek moleculaire samenstelling van koolstof, waterstof, zuurstof enzovoort is. Alles in her universum (en her universum zelf ) heeft slechts 'afhankelijke' werkelijkheid; niets is 'op zich echt'. Er is in onze taal geen woord om dit idee te beschrijven, zodat we gedwongen zijn onze toevlucht te nemen tot het Sanskriet woord. Het woord voor iets (wat dan ook) dat op zich niet echt is, is 'mithy. Ons woord 'mythe' stamt hier waarschijnlijk van af, hoewel de betekenis niet helemaal hetzelfde is.

    Maar natuurlijk zijn tafels en mensen niet 'onwerkelijk'. Hoewel ze 'op zich niet echt' zijn, is iets eraan onbetwistbaar echt; er 'bestaat' iets. Deze uiteindelijke werkelijkheid wordt in advaita Brahman genoemd. We noemen het in onze taal vaak 'bewustzijn'. En dat is ook wat we uiteindelijk zijn. Lichaam en geest zijn slechts tijdelijke vormen - mithya; bewustzijn is eeuwig - de enige werkelijkheid.

    Een andere manier om hiernaar te kijken is dat we her probleem eigenlijk zelf in het leven roepen door

    46

    onze gewoonte alles te 'benoemen'. Een alledaags voorbeeld is misschien de beslissing om een deel van de aarde dat hoger is dan het omliggende land 'berg' te noemen. Dit is natuurlijk heel nuttig wanneer we iemand de weg willen wijzen, maar juist dit benoemen roept kennelijk iets 'aparts' in her leven en in werkelijkheid is dat niet zo. Een ander algemeen voorbeeld dat in advaita wordt gebruikt is de 'golf ' en de 'oceaan'. We noemen het plaatselijke deel dat over onze voeren spoelt aan het strand een 'golf ' en de grote massa die continenten van elkaar scheidt 'oceaan' maar beide zijn altijd alleen maar water. Zelfs een regendruppel is hetzelfde water op zijn weg van de oceaan terug naar de ocea via wolken en rivieren. En het lichaam van een mens is slechts een mengsel van organische en anorganische elementen in het proces van stof tot stof, via voedsel en levend weefsel.

    Het klassieke voorbeeld dat in de geschriften wordt gebruikt is dat van goud en sieraden - ringen, kettingen en armbanden. Er is in feite niet zoiets als een 'ring' - dit is alleen maar een naam die we aan die specifieke vorm van goud geven. Als je me niet gelooft, houd dan de ring en geeft mij het goud! Een ander voorbeeld uit de geschriften is dat van potten van klei. Natuurlijk heeft de pot nut vanuit gebruiksstandpunt. Het is ge-

    47

  • makkelijk om je hete koffie in te bewaren terwijl je zit te wachten tot het genoeg is afgekoeld om te drinken. Een bonk klei zou daar natuurlijk niet voor kunnen dienen. Maar toch was de pot klei, voordat er een pot van gemaakt werd; het wordt weer klei als het gebroken is en weggegooid; ook nu is het niets anders dan klei. 'Pot' is slechts een 'naam' die we die bepaalde 'vorm van klei' geven - we hadden er net zo goed een platte schijf van kunnen maken en het een 'bord' noemen. 'Pot' als iets op zich heeft geen werkelijkheid - het is mithya. Evenzo is alles Brahman en daardoor werkelijkheid; maar iets zien en benoemen (als op zich zelf staand) is mithya.

    In deze voorbeelden zijn alle verschillende potten dus mithya; de klei zelf is de werkelijkheid, satyam. Ringen, armbanden en kettingen zijn mithya; het goud is satyam. De wereld en alles en iedereen er in zijn mithya; Brahman is satyam. Mithya is voorbijgaand, afhankelijk, alleen maar naam en vorm; saryam is eeuwige, onafhankelijke, vormloze werkelijkheid.

    Adyasa Er is wat advaita betreft eigenlijk maar n probleem in het leven en dat is dat we er niet in slagen dingen te zien zoals ze werkelijk zijn. We geloven, ten onrechte,

    48

    dat ieder van ons een afzonderlijk individu is, die leeft in een wereld van los van elkaar staande objecten (die het meestal op ons voorzien hebben!). Advaita zegt ons, in tegenstelling tot onze waarneming en opvoeding (alsook ons 'gezond verstand') dat er geen afzonderlijke wereld of andere mensen bestaan. Zij zegt ons dat we echt verwarren met schijn, dat we geloven dat we beperkt zijn, terwijl we in feite onbegrensd zijn. Ons hele doel in het leven is, ook al beseffen we het niet, om onszelf te verlossen van deze ingebeelde beperkingen en onbegrensd te 'worden'. (Natuurlijk kunnen we in werkelijkheid niet onbegrensd worden, omdat we dat al zijn! Wat we eigenlijk willen, als we het maar wisten, is de kmnis verwerven dat we al onbegrensd zijn.) Deze verwarring of 'het door elkaar halen' van werkelijk en mithya, iets dat mithya is 'over' de non-duale werkelijkheid 'leggen' is de reden waarom we ons in deze akelige toestand bevinden dat we geloven dat we beperkt en onvolledig zijn, dat we de een of andere onechte vervolmaking willen bereiken door bezit of starus te verwerven.

    Er is een klassieke metafoor hiervoor in de advaita traditie: die van het touw en de slang. In gedeeltelijke duisternis, waarin we niet goed kunnen zien, stuiten we op een opgerold touw en zien dit voor een slang

    49

  • aan. Dientengevolge ervaren we alle symptomen die we zouden hebben als het een echte slang was - transpireren, angstig zijn enzovoort. Als we een lantaarn op de veronderstelde slang richten, beseffen we dat het slechts touw is en dat al onze zorgen ongegrond waren.

    Deze slang heeft geen enkele werkelijkheid - het is slechts een beeld dat onze herinnering ons voortovert en dat over het stuk touw heen gelegd wordt. We verwarren het echte touw met de onechte slang, halen ze door elkaar en ondergaan de gevolgen. De reden voor de vergissing is onze gedeeltelijke onwetendheid. In totale duisternis zouden we niets zien en zou er geen probleem zijn. Bij zonlicht zouden we het touw onmiddellijk herkennen en ook dan zou er geen probleem zijn. Het is de mix van gedeeltelijke kennis (er is daar 'iets') en gedeeltelijke onwetendheid (ik weet niet wat het is) die zorgt dat we bang zijn.

    Ook wat betreft de wereld, andere objecten en zelfs onszelf hebben we een gedeeltelijke onwetendheid. Ik weet dat er iets is - en ik noem het bijvoorbeeld 'wereld' - maar ik weet niet echt wat het is. Ik verwar de echte Brahman met de mithya wereld en draag daarvan de gevolgen.

    Deze onbedoelde daad van het 'door elkaar halen' of verwarren wat echt en wat mirhya is wordt 'adhya-

    50

    sa' genoemd. Ook hiervoor is geen equivalent in onze taal, maar het is een van de belangrijkste begrippen in advaita. Je zult dus het Sanskriet woord moeten leren!

    Adhyasa zelf is niet hetzelfde als 'onwetendheid', maar het komt voort uit onwetendheid. We denken dat we een slang zien omdat onze geest ons dit beeld voortoven wanneer het aanwezige licht ons verhindert goed te zien. We denken dat we een beperkt individu zijn in een in wezen vijandige wereld omdat onze onwetendheid van het Zelf ons laat denken dat we lichaam en geest zijn, in plaats van het bewustzijn dat lichaam en geest tijdelijk bezielt.

    Het proces van ontdekken dat onze zienswijze verkeerd is, en beseffen hoe alles 'feitelijk' is, wordt 'sublatie' [oplossing in een hogere eenheid] genoemd. Op zeker moment denk ik dat het ding op de grond vr mij een slang is en handel dienovereenkomstig - ik zorg ervoor dat ik mijn mobiel bij me heb zodat ik een ambulance kan bellen; ik kijk om me heen of ik een grote stok zie enzovoort. Terwijl ik aarzelend dichterbij kom en er misschien een steen naar gooi, besef ik plotseling dat het maar een stuk touw is. De 'slang' lost zich onmiddellijk op en ik loop door langs her touw, zonder verdere bekommernis.

    51

  • Zo verschaft advaita ook de Zelf-kennis waardoor ik besef dat de wereld alleen maar Brahman is en dat ik Brahman ben. Er is geen dualiteit en geen noodzaak enige berorgdheid te koesteren over 'mijn leven' en 'mijn dood'.

    'Niveaus van werkelijkheid, Het doel van advaita is ons af te leren de schijnbare wereld om ons heen als de werkelijkheid te aanvaarden; ons te doen realiseren dat dit alles slechts schijnbare naam en vorm is van een werkelijkheid die non-duaal is. Maar gegeven het feit dat we beginnen met vast te geloven dat de wereld echt is, moet advaita haar onderricht beginnen vanaf dit niveau van (wan) begrip. De empirische wereld wordt vyavahara genoemd, dat letterlijk 'handeling, praktijk of doen' betekent; het is de wereld van 'transacties'. (Er bestaat ook het niveau van droom of verbeelding, wain alle transacties onwerkelijk zijn. We kunnen wel een eenhoorn in onze droom zien, maar bij het wakker worden onderkennen we dat roiets in werkelijkheid niet bestaat- dit niveau van 'werkelijkheid' [of 'on werkelijkheid'] wordt pratibhasa genoemd. Dit noem ik voor de volledigheid, maar je kunt het meteen vergeten!)

    Absolute werkelijkheid wordt paramartha genoemd, en daarin kunnen er geen transacties bestaan omdat er

    52

    geen handelende persoon, geen handeling en geen object is waarom het zou kunnen ga. In een beroemd gebed in de geschriften wordt de Heer gevraagd: 'Leid ons van het onwerkelijke naar het werkelijke; van duisternis naar licht; van dood naar onsterfelijkheid'. Verlichting is de paradigmasprong van inzicht die dit tot stand brengt.

    Maar er is natuurlijk veel ruimte voor verwarring wat dit betreft! Telkens wanneer er een uitspraak wordt gedaan in advaita, moeten we de vraag stellen of deze wordt gedaan vanuit het empirische niveau van vyavahara of (als of ) vanuit het niveau van absolute werkelijkheid, paramartha. Oe moet hierin voorzichtig zijn, omdat je natuurlijk eigenlijk geen enkele uitspraak kunt doen in paramartha, omdat de werkelijkheid nonduaal is.) Veel westerse leraren halen deze niveaus door elkaar, omdat ze het onderscheid niet erkennen, rodat het nauwelijks verwonderlijk is dat veel zoekers in het westen advaita niet echt begrijpen!

    Wat is er uiteindelijk dan werkelijk? Welnu, we hebben vastgesteld dat de objecten in de wereld (en de wereld zelf) mithya zijn - ze hebben slechts afhankelijke werkelijkheid. Elk gegeven ding is slechts naam en vorm van iets dat fundamenteler is. Het rou ook beschouwd kunnen worden als afhankelijk van mij, de kenner. Als

    53

  • schept zoals een Hlm op een bioscoopscherm. Op het individuele niveau bestaat een versluierende kracht genaamd avarana, die de onwetendheid in het leven roept die ons verhinden de waarheid te zien. Deze individuele onwetendheid wordt avidya genoemd. Advaita spreekt dus meestal over dit onderwerp door te verwijzen naar maya, in de zin van de projecterende kracht, wanneer het gaat over de 'illusie' van de schepping. En we zeggen avidya wanneer we praten over de individuele onwetendheid die het gevolg is van de versluierende kracht.

    In werkelijkheid bestaat er alleen naam en vorm van de non-duale Brahman; de verschijning van de wereld is nu juist dat - een verschijning. Maya is mithya. Maar de wereld is op ervaringsniveau nog steeds echt. Zelfs als je de waarheid van dit alles eenmaal hebt ervaren, zal de wereld als verschijning doorgaan; net zoals je weet dat de aarde om de zon draait, maar toch de zonsopgang en zonsondergang ziet en gebruik maakt van deze 'gebeurtenissen' in je dagelijkse leven.

    56

    4 Waarom is Zelfkennis

    zo belangrijk:

    In een van de tien beroemdste Upanishads (Mundaka 1.1.3) wordt de vraag gesteld: Wat is dat ene waardoor we, als we het eenmaal kennen, in feite alles kennen? Op het eerste gezicht lijkt dit misschien op de zen-koans die hoofdbrekende vragen stellen waarop geen antwoord is. Maar advaita doet da niet aan en later wordt ons verteld (2.2.12) dat 'dit alles (de wereld) alleen Brahman is'. En Brahman is ( 1.1.6.) 'dat wat niet het object is van zintuiglijke waarneming, niet geboren is, geen eigenschappen heeft, eeuwig is en alles doordringend, en de oorzaak is van alle wezens.' En de Chandogya Upanishad stelt in de allerbelangrijkste uitspraak van de hele advaita: 'Jij bent Dat'.

    57

  • Waarneming - Informatie verkregen door middel van de vijf zintuigorganen: op dit moment zie je bijvoorbeeld dit boek voor je liggen. Deductie - Het klassieke voorbeeld is dat je in het verleden hebt waargenomen dat wanneer je rook ziet, er altijd iets brandt. Daarom ma je de gevolgtrekking dat er een vuur moet zijn wanneer je rook ziet op de top van een heuvel in de verte. Getuigenis - Wanneer je iets niet rechtstreeks zelf kunt verifren, is het gebruikelijk een betrouwbaar iemand op zijn woord te geloven, of dit nu een vriend is die je vertelt dat een wederzijdse kennis net getrouwd is of een krant die je vertelt dat er wjuist een vulka aan de andere kant van de wereld tot uitbarsting is gekomen.

    Alle kennis die we verwerven gaat over dingen (waarvan sommige 'subtiel' kunnen zijn, natuurlijk, zoals ideen.) En, wals we net in het vorige hoofdstuk hebben gezien, zijn 'dingen' mitya. Zodat alles wat we zeggen te weten alleen verwijst naar eigenschappen en niet naar de fundamentele werkelijkheid. We kunnen inderdaad alleen categorien, eigenschappen, handelingen of relaties waarnemen of erover denken

    60

    of spreken. Aangezien de fundamentele werkelijkheid geen van deze heeft, kunnen we er helemaal niet rechtstreeks over spreken.

    Bovendien gaat wereldlijke kennis altijd over een subject 'Ik' die iets over een object weet, dat iets anders is dan ik. Zelf-kennis lijkt hier niet op, omdat subject en object dezelfde zijn. De gebruikelijke middelen om kennis te krijgen zijn dus van geen enkel nut. Daarom kan de wetenschap ons nooit iets vertellen over de aard van bewustzijn.

    Hoe kunnen we dan berhaupt kennis vergaren over de 'fundamentele werkelijkheid'? Welnu, er is al in het vorige hoofdstuk besproken dat deze werkelijkheid in feite het Bewustzijn is dat wij zijn. Dus zou niets in zekere zin gemakkelijker zijn om te ontdekken, aangezien ik die werkelijkheid ben.

    Zo lijkt het tenminste ... Helaas is er een klein probleem; wij zijn onwetend van deze waarheid en leggen daar een verkeerde opvatting van wie-wij-zijn overheen- zoals: 'ik ben dit lichaam, dat geboren is en zal sterven'. Wat er bijgevolg nodig is, is iemand die deze verwarring doorzien heeft en de ware aard van de werkelijkheid rechtstreeks begrepen heeft, om ons alles op een redelijke en logische manier uit te leggen, wdat we het ten slotte zelf kunnen zien.

    61

  • En daarom kan Vedanta deze kennis openbaren, door te fungeren als een 'spiegel' waarin we de 'reflectie' van onszelf kunnen herkennen. Dit is een aspect van 'getuigenis'. Er is een beroemd verhaal dat deze noodzaak van een leraar of goeroe illustreert:

    Tien mannen steken een rivier over die buiten zijn oevers is getreden en verliezen de grond onder hun voeten. Ze zwemmen naar de overkant en verzamelen zich weer. Wanneer ze het aantal overlevenden tellen, zijn het er nog maar negen en ze betreuren het verlies van die ene. Een passerende monnik hoort hun verhalen en beseft hun vergissing. Hij raakt elke man aan terwijl hij hen telt en toont zo aan dat alle tien aanwezig zijn. Elke man had bij het tellen vergeten zichzelf mee te rekenen. Op dezelfde manier vergeet ieder van ons zijn ware zelf, tot de leraar hem daar op wijst. In de context van het verhaal is kennis onmiddellijk daar als de monnik de laatste man aanraakt en zegt: 'U bent de tiende.'

    Aanvankelijk zullen we heftig protesteren tegen al deze ideen - tenslotte kunnen we de slang zien en weten we dat het een giftige is! We zouden idealiter dus iemand

    62

    moeten vinden in wiens integriteit we volledig vertrouwen hebben; iemand bij wie we onze huidige overtuigingen tijdelijk kunnen opschorten en naar wie we met een open geest kunnen luisteren. Zo iemand wordt een 'goeroe' genoemd. Bij afwezigheid van toegang tot een goeroe (en er zijn er niet veel in het westen die echt bevoegd zijn- zie het hoofdstuk over 'Onderricht geven'), moeten we vertrouwen op geschreven materiaal. En de uiteindelijke autoriteit is het in het eerste hoofdstuk genoemde geschrift.

    En hier duikt dat zozeer verguisde woord 'geloof ' op. Stel dat een vriend, op wiens woord je volledig vertrouwt je iets vertelt, maar dat je dit niet zelf kunt verifiren. Je twijfelt niet aan je vriends eerlijkheid of oprechtheid. Op zijn slechtst zou je kunnen denken dat hij zelf misleid is. Wat betreft de Vedanta-geschriften, de waarheid daarvan wordt al duizenden jaren door wijzen steeds opnieuw bevestigd.

    Daarom, minder emotionerend dan het woord 'geloof', zouden we 'vertrouwen' in de leraren kunnen zeggen en 'eerbied' voor de geschriften, en de bewezen waarde hiervan door de eeuwen heen. Tot het moment waarop we zelf de waarheid realiseren, moeten we erop vertrouwen dat zij die ons voorgegaan zijn, die in dezelfde situatie verkeerden als wij en die erin slaagden

    63

  • dat het lichaam dat we in de ouderdom hebben hemelsbreed verschilt van wat we als baby hadden, geloven we waarschijnlijk toch dat we de geest zijn. En we geloven waarschijnlijk dat de geest een aspect is van het fysieke brein. Tenslotte weten we dat het gedrag en de mentale vermogens van iemand met hersenbeschadiging ingrijpend veranderen. Inderdaad kunnen we het gevoel krijgen dat een familielid dat bijvoorbeeld Alzheimer krijgt, in feite heel iemand anders wordt.

    Godsdiensten venellen ons misschien dat wie-wijwerkelijk-zijn een onsterfelijke 'ziel' is die slechts tijdelijk in dit sterfelijke lichaam huist; dat we voorbestemd zijn voor hemel of hel, afhankelijk van of we overtuigd zijn van deze geloven en de mate waarin we ons aan hun regels houden. Maar voor de meeste mensen blijft dit een zwakke hoop in plaats van zeker weten. En misschien voelt de meerderheid dat hun bestaan en het daarmee verbonden gewaarzijn zal eindigen met de dood van dit huidige lichaam. Maar advaita vertelt ons dat we in werkelijkheid het 'bewustzijn' zijn door het 'licht' waarvan het stoffelijke lichaam en de subtiele geest kunnen functioneren.

    Op een niveau buiten het louter fysieke neigen we er vaak toe ons te identificeren met de rollen die we spelen. Zo zouden sommigen bijvoorbeeld kunnen

    66

    beweren: 'Ik ben bankier' (of zouden dit misschien slechts onder dwang toegeven ... ) Of, in de context van het gezin, zou iemand kunnen zeggen: 'Ik ben moeder.' Maar het feit alleen al dat dit contextueel is laat zien dat men iets dergelijks niet echt kan 'zijn.' Zelfs als je zeer gehecht bent aan de baan die je hebt, en deze veel meer betekent dan alleen maar geld verdienen, houd je niet op te bestaan wanneer je met pensioen gaat. En al ben je misschien 'moeder' van je kinderen, je bent ook dochter van je ouders en waarschijnlijk 'vrouw' van je man.

    Deze neiging zich te 'identificeren' met iets in de schijnbare schepping wordt geassocieerd met een bepaald aspect van de geest in advaita. Dit wordt 'ahankara' genoemd; de woordenboekdefinitie van dit Sanskriet woord is 'het maken van het zelf.' Het betekent eenvoudig het zeggen van 'ik ben X' of'ik ben Y' en dit echt geloven; d.w.z. je identificeren met iets anders en daardoor jezelf onjuist definiren. Het kan gelijkgesteld worden met het ego in westerse terminologie en dat is niet wat je werkelijk bent. Je bent noch het lichaam noch de geest noch het ego. Je bent zelfs geen persoon. Je wu deze laatste term beter als de 'person kunnen begrijpen - een vals masker dat iemand draagt om de buitenwereld te presenteren.

    67

  • Mensen worden geboren, worden oud en sterven ten slotte. Of ze vervolgens opnieuw in een ander lichaam weer geboren worden is iets dat je best mag betwijfelen, maar de (redelijke) principes achter karma en rencarnatie zijn al besproken in het hoofdstuk over handeling. Advaita verwijst naar de 'jiva', die in het lichaam woont en na de dood verhuist. (wees je ervan bewust dat alle levende wezens, ook planten, een jiva 'bevatten' ofwel, misschien beter gezegd, jiva's zijn.)

    Volgens advaita zal het proces van wedergeboorte doorgaan tot dat moment waarop kennis van de ware aard van het Zelf is verkregen. Bij het spreken over een 'individu' wordt iemands 'ware zelf de Atman genoemd. Voor een mens bestaat de mogelijkheid de waarheid hiervan te realiseren. Helaas heeft de geest de natuurlijke neiging dit 'ik' gelijk te stellen met het inerte stoffelijke lichaam, de geest en de rollen zoals in het vorige hoofdstuk beschreven. Wanneer ik zeg: 'Ik ben bewust' en 'Ik besta', is de 'ik' de Atman, hoewel de gedachte zelf wordt geassocieerd met de geest en het brein van een individu. De persoon zal sterven, maar 'ik' niet.

    En zoals al in het begin van dit boek werd gesteld, is de Atman Brahman. Hieruit vloeit voort, zo je nog steeds enige twijfels mocht hebben, dat mijn 'ik' en

    70

    jouw 'ik'- ja, het 'ik' van alles- hetzelfde is. Inderdaad is er alleen 'ik', dat de naam en vorm van alles aanneemt.

    lshvara Wanneer ik droom tovert mijn geest een hele wereld tevoorschijn, vol bergen en steden, en mensen die schijnbaar met hun eigen zaken bezig zijn. Voor de duur van de droom lijkt alles net zo echt als de wereld van het waakbestaan. Ik (de jiva) tovert de 'echte' wereld natuurlijk niet op dezelfde manier tevoorschijn. Advaita schrijft deze functie toe aan Ishvara, die zich manifesteert als de totale wereld van dualiteit en van die dualiteit is de non-duale werkelijkheid, Brahman, de feitelijke essentie. Ishvara bezit de kracht van maya, zoals eerder beschreven, dat de illusionaire wereld schept.

    Evenals aan de wereld met zijn miljarden levensvormen en ogenschijnlijk los van elkaar staande objecten een empirische werkelijkheid is verleend, zo geldt dat ook voor de vele goden die de werking van het universum zouden beheersen. Zo zijn er goden voor de zon en de maan, voor wind en vuur, voor kennis en voorspoed. Het idee hierachter is dat we, wat we ook doen, ons dagelijks werk of persoonlijke bezigheden, het bestaan van een hoger principe dat de waarheid achter de ver-

    71

  • schijning vertegenwoordigt kunnen erkennen. Er zijn, zo wordt gezegd, vele goden in het hindoesme, doch maar n God. Elk daarvan is een aspect van lshvara, die uiteindelijk de hele show beheerst. Denk erom, dat wil niet zeggen dat de goden imaginair zijn, een louter fantasievol idee, deel van een ingewikkeld godsdienstig systeem voortgekomen uit een oorspronkelijke, onwetenschappelijke onwetendheid. De goden zijn net zo werkelijk als de jivs. Maar in laatste instantie zijn ook zij mithya.

    Brahman Met verwijzing naar de metafoor van golf en oceaan, is de naam die aan water is gegeven, als tegengesteld aan golf of oceaan, Brahman. Brahman is de basis van alles; de enige werkelijkheid, eeuwig en onbegrensd. Elk ogenschijnlijk ding is slechts naam en vorm van Brahman.

    Wie ben ik? De meeste lezers zullen wel gehoord hebben van Ramana Maharshi, die in de dertiger jaren van de vorige eeuw onderricht gaE Hij is in her bijzonder bekend geworden door zijn 'methode' om zoekers aan te bevelen zelfonderzoek te doen door zich herhaaldelijk de vraag

    72

    'wie ben ik?' te stellen. Mijn idee is dat dit niet letterlijk moet worden genomen - alleen die vraag stellen zonder de leiding van geschriften of een leraar zal waarschijnlijk leiden tot niets. Maar het antwoord op de vraag, wanneer die eindelijk komt, is het antwoord op alles! Want natuwlijk ben 'ik' alles!

    En deze laatste uitspraak is het soort uitspraak dat bij mensen heel veel verwarring veroorzaakt wanneer zij in contact komen met advaita. We hebben in het vorige hoofdstuk al gezien hoe we ons identificeren met ons lichaam, onze geest en de rollen die we spelen in het leven. Een van de lesmethoden van advaita houdt zich bezig met de drie verschillende ervaringstoestanden die de geest elke dag doormaakt: wakker zijn, dromen en in diepe slaap verkeren. In het westen beschouwen we onszelf als de 'wakkere mens.' We erkennen dat er een droomstaat is waarin allerlei ongewone dingen gebeuren, maar we geloven dat deze slechts het product zijn van een geest die op dat moment niet door een 'ik' wordt geleid. En natuurlijk is er een staat van diepe slaap, maar we denken dat de 'ik' daarin geheel afwezig is.

    Maar de insteek van advaita is een heel andere. Wie we werkelijk zijn is de Arman. In de waaktoestand wordt het bewustzijn naar de (grove) buitenwereld ge-

    73

  • spiegel zelf niets doet, zelf geen licht heeft, wordt hij de bron van licht doordat hij het licht van de zon weerkaatst, die wel zelf licht heeft. Zo krijgen wij natuurlijk ook het maanlicht waarmee we 's nachts kunnen zien, wanneer er maan is en de hemel wolkenloos.

    De parallel is nu te maken met onze eigen inerte uitrusting en het Bewustzijn. Brahrnan is het equivalent van de zon, de enige ware 'bron' van Bewustzijn. Brahrnan 'verlicht' het instrument geest, dat op zich geen bron van Bewustzijn is. Maar krachtens deze verlichting is de geest in staat het Bewustzijn via de zintuigen in de 'kamer' van de wereld te reflecteren en zich gewaar te worden van de objecten daarin (met inbegrip van het lichaam-geestorganisme zelf ) en erop te reageren. De geest 'kent', niet de Atrnan. De Atrnan is dat waardoor alles gekend wordt, net zoals de zon datgene is waardoor alles gezien wordt - de zon zelf ziet niet.

    En verder registreren we een object dat we zien (d.w.z. zijn naam, vorm en eigenschappen) maar denken zelden dat dit slechts mogelijk is omdat er licht van een externe bron op valt. Op soortgelijke wijze, wat betreft ons feitelijke gewaijn van objecten of onze eigen lichaam en geest, registreren we dat we ons van iets gewaar zijn, maar niet datgene waardoor we gewaar zijn, d.w.z. de Atman zelf. Als ik eenmaal heb onder-

    76

    kend dat mijn gevoel, dat ik een gewaar, bewust wezen ben, ontstaat doordat Bewustzijn weerspiegeld wordt in mijn {onafhankelijk) inerte geest, kan ik ook onderkennen dat hetzelfde Bewustzijn dat zich weerspiegelt in andere zelfstandig inerte geesten de indruk geeft van andere mensen.

    De jiva is de reflectie van Bewustzijn in een bepaald lichaam-geestorganisme. Elk mens is daarom anders, omdat hij afhankelijk is van dat bepaalde lichaamgeestorganisme (dat voortkomt uit de karms van vorige levens), net zoals de manier waarop de zon in een spiegel wordt gereflecteerd afhankelijk is van het type spiegel. Een vuile spiegel resulteert in een onduidelijke reflectie; een vervormende spiegel geeft een vervormd beeld enzovoort. Het 'oorspronkelijke Bewustzijn' is totaal onberoerd, zoals de zon onberoerd is door het karakter van zijn reflectie. Het 'oorspronkelijke Bewustzijn' (Brahman) is geen actor of genieter. Het is subtieler dan ruimte, die overal is, onberoerd door de beweging van de objecten erin.

    Derhalve, om terug te komen op het 'Wie ben ik? ' van Ramana Maharshi, geloven we aanvankelijk dat we het ego zijn, maar beseffen we ten slotte dat ik Bewustzijn zelf ben, wa de reflectie de anderszins inerte geest 'doet oplichten.' Op het empirische niveau

    77

  • van verschijning (vyavahAra) zijn we gescheiden individuen, maar op het niveau van absolute werkelijkheid (paramArtha), zijn we Bewustzijn of Brahman zelf Zonder het Bewustzijn is de geest inert. Zolang we gedentificeerd blijven met de reflectie, geloven we dat we sterfelijk en begrensd zijn omdat we geloven dat ons bestaan afhankelijk is van het lichaam-geestorganisme. Zodra we beseffen dar we het oorspronkelijke Bewustzijn zijn, herkennen we dat we eeuwig en voor altijd vrij zijn. En zolang we de twee door elkaar halen, blijven we in verwarring!

    De geschriften vertellen ons dar het Zelf niet handelt. Dit lijkt op het eerste gezicht vrij onverklaarbaar, maar, om door te gaan op de uitleg hierboven, valt nu te begrijpen dat deze uitspraak waar is - vanuit het standpunt van absolute werkelijkheid. Maar op het empirische niveau is er niets anders dat een handeling in werking kan stellen dan Bewustzijn. Het is dit 'weerspiegelde Bewustzijn' dat opereert via het instrument geest dat in feite handelt, oftewel de 'ik' waarvan we normaliter aannemen dat we die zijn. We kunnen dus zeggen dat ik zowel een 'actor' als 'genieter' van handeling ben, vanuit het empirische standpunt. Maar ik ben noch 'actor', noch 'genieter' vanuit het standpunt van absolute werkelijkheid. Om dit kort te zeggen ongeveer

    78

    zoals de Upanishads iets uitleggen: Bewustzijn is geen 'actor', maar er is geen actor buiren het Bewustzijn, op dezelfde manier als waarop water geen golf is, maar de golf niets anders dan water is.

    En n laatste punt om op te letten als je de uitleg hierboven hebt gevolgd is dit: werkelijkheid is non-duaal, dus het is niet logisch om te spreken van een 'bewustzijn' en een 'gereflecteerd bewustzijn'! Je moet dus altijd in gedachten houden (excuses voor de herhaling, maar het is heel belangrijk) dat al deze verklaringen slechts tussentijds gelden, om tot Zelfkennis te komen. Uiteindelijk zijn ze mirhya. Het is als de polsstok die je gebruikt om je lichaam naar het niveau van de balk re brengen bij polsstokhoogspringen. Als je over de balk wilt springen moet je de stok loslaten!

    79

  • per zijn. Daarom moet er ook, aangezien de wereld om ons heen een grote complexiteit laat zien en alle verschillende functies toch samenwerken met schoonheid en doelmatigheid, een intelligentie achter deze schepping zijn.

    De flosofie maakt verschil tussen de 'intelligente oorzaak' zoals hier omschreven en de 'materile oorza.' Als voorbeeld, voor een houten tafel of stoel is de timmerman de intelligente oorzak (de complicaties van hedendaagse meubels die je zelf in elkaar moet zetten terzijde). Maar de materile oorzaak van beide (te weten tafel en stoel - niet timmerman) is hout. Advaita is onder alle filosofen uniek met de bewering dat God (of, volgens de leer, Ishvara) zowel de materile als de intelligente oorzaak is. Dit volgt uit de eerdere discussies over 'mithy, aangezien we hebben gezien dat Brahman (d.w.z. Ishvara ,vanuit het perspectief van vyavahara) van alles het uiteindelijke substraat of de onderliggende werkelijkheid is.

    Natuurlijk zou je, als je echt alert bent, op dit punt kunnen vragen hoe er berhaupt een schepping kan zijn, aangezien dit juist in tegenspraak lijkt met de basis van de uitspraak door advaita: 'Er zijn geen twee dingen.' En daar zou je gelijk in hebben! Hopelijk zal dit hoofdstuk dergelijke kwesties oplossen!

    82

    Toeschrijving en herroeping Allereerst is het nodig om een van de fundamentele aspecten van de leer van advaita te noemen, namelijk het gebruik iets te brengen als waar en het dan later af te zwakken - toe te schrijven en te herroepen. De technische term hiervoor is 'adhyaropa- apavada.' Dit betekent in essentie dat wat je eerst verteld hebt misschien feitelijk niet volkomen waar is! Het is de intentie van de leraar om een zoeker op zijn huidige niveau van inzicht aan te spreken. Als vergelijking het volgende: Stel je iemand voor die wiskunde wil leren. Het zou weinig zin hebben hem differentiaalrekenen te leren als hij nog algebra moest leren, en algebra zou van weinig waarde zijn voor iemand die nog niet eens op elementair niveau kon rekenen.

    Let op, dit betekent niet dat je niet kunt vertrouwen op wat de leraar je vertelt! Veel leraren zullen je zelfs vanaf het begin het einddoel vertellen, ook al begrijp je hoogstwachijnlijk niet waarom ze dat doen. Wat ze daarna zullen doen is echter beginnen bij het begin, met behulp van eenvoudig rekenen! Het heeft geen zin ongeduldig te zijn. Je moet het stap voor stap doen. Geduld is inderdaad een van de mentale vereisten om advaita te bestuderen.

    Er zijn bijvoorbeeld verscheidene verslagen in de Upanishads over hoe de wereld door God is geschapen.

    83

  • Daarin wordt altijd een gestaag vorderend scheppingsproces vanuit basisdementen beschreven, maar de verschillende verhalen lopen in de details zeer uiteen. De scepticus kan dit gemakkelijk als argument gebruiken om te wijzen op de inconsequenties in de geschriften. Maar ze zijn niet bedoeld om letterlijk genomen te worden. Op een simplistisch niveau kunnen ze ongeveer zo worden beschouwd als de situatie waarin je tegen een jong kind zegt dat hij 'door de ooievaar is gebracht', in plaats van dat je een beschrijving probeert te geven van conceptie, groei in de baarmoeder en geboorte. Het voldoet voorlopig, tot hij klaar is voor een meer ingewikkelde uideg.

    Verschillende theorien over de schepping Om verder te gaan met de evoluerende verklaring voor de schepping: omdat advaita zich bedient van deze methodiek van verklaringen geven die passen bij het begripsniveau van de leerling, ligt het ook in de lijn dat ze gebruik zou maken van theorien die andere flosofische richtingen verschaffen. En dat doet ze ook! De volgende belangrijke verklaring die wordt gegeven is die door de Sankhya filosofen wordt gebruikt. Het heet 'satkarya vada' en dit betekent de theorie (vada) dat het gevolg (karya) al bestaat (sat). Vaker wordt er gezegd

    84

    dat het gevolg al bestaat in de oorzaak; de metafoor die frequent wordt gebruikt om dit uit te leggen is die van de beelden van Michelangelo. Hij zou altijd hebben beweerd dat hij zijn beelden niet werkelijk schiep, maar dat hij het marmer er afbeitelde om te openbaren wat er al onder zat.

    Zo zagen Sankya (en Yoga) filosofen de schepping voor zich; een andere naam die ze gebruikten was 'transformatie.' De ongemanifesteerde natuur werd 'getransformeerd' tot de mensen en objecten die we in de wereld om heen ons zien.

    Twee andere richtingen, de Nyaya en de Vaisheshika filosofie waren de tegenovergestelde mening toegedaan, namelijk dat er niet al een gevolg in de oorzaak bestond maar nieuw werd geschapen door de werkzame oorzaak (bijv. Michelangelo). En advaita laat (uiteindelijk) zien hoe elk van deze theorien de andere met succes tegenspreekt en dat geen van alle daarom houdbaar zijn. De eerste staat gelijk aan zeggen dat iets dat reeds bestaat geboren kan worden. De tweede zegt feitelijk dat iets uit niets kan komen. Bijvoorbeeld, het weghakken van het marmer zou ook een volledig functionerende Aston Martin kunnen openbaren. (En dit argument geldt evenzeer voor de Big Bang theorie, natuurlijk. Hoe zou de schepping uit het niets kunnen voortkomen? Dit

    85

  • zou op zijn minst de wet van behoud van massa/energie tegenspreken.)

    Deze analyse leidt tot de meer geacheveerde verklaring van wat vivarta vada wordt genoemd - de theorie dat her gevolg slechts een schijnbare transformatie is. Her argument is dar de verwarring ontstaat door de ta. We geven iets voor het gemak een naam en, als gevolg van voortdurend gebruik, nemen we als vanzelfsprekend aan dat het woord verwijst naar een afzonderlijk bestaand iets. De klassieke voorbeelden die in de geschriften worden gecireerd zijn pot-van-klei en goud-ring-armband enzovoort. Wanneer de pottenbakker een pot maakt uit een klomp klei, heeft het resulterende object duidelijk een nieuwe functie. Her kan vloeistof bevatten zodat we het kunnen gebruiken om uit te drinken, bijvoorbeeld. Maar we vergeren al gauw dat de pot zelf niets nieuws is. In het begin was het eenvoudig een klomp klei. Nu is het klei in een nuttiger vorm. Als we her breken is her nog steeds klei, zij het nu in stukken die zelf weinig nut hebben. Het is nooit iets anders dan klei.

    Probleem van ta De Chandogya Upanishad ( 6.1.4 - 6) zegt dar elk product alleen maar een nieuw woord is: 'net zoals door

    86

    een enkele klodder klei alles wat van klei gemaakt is bekend zou worden, want alle verandering is ma een naam gebaseerd op woorden en alleen de klei is echt ... ' En ditzelfde argument geldt voor alles. Elk gegeven object is, zoals we eerder gehoord hebben, slechts mithya; de werkelijkheid ervan is altijd alleen Brahman. Het schijnbare verschil is uiteindelijk slechts afhankelijk van woorden. Het maken van de pot verandert slechts de vorm van de klei en geeft het een nieuwe naam.

    Evenzo is het enige dat er gebeurt wanneer de wereld en de jiva tot leven komen, dat Brahman nieuwe vormen aanneemt en nieuwe namen krijgt die erbij passen. Maar daarvoor, tijdens en daarna is her enige dat er in werkelijkheid bestaat Brahman.

    Geen schepping En dat brengt ons tot de uiteindelijke verklaring voor de schepping, wanneer alle vorige, voorlopige theorien herroepen zijn. Deze is eenvoudigweg dat er nooit een schepping is geweest. Dit wordt ajati vada genoemd -de theorie van het 'ongeboren' zijn. Als de wereld noch kan bestaan noch niet kan bestaan vr de schepping, is de enige logische conclusie dat er nooit een schepping is geweest. Dit is de bewering van Gaudapada, van wie verondersteld wordt dat hij de leraar van Shanka-

    87

  • 92

    behoort tot de filosofie van yoga (die een dualistische Hlosofie is) en niet tot advaita, maar de disciplines overlappen elkaar vaak en werden hoog aangeslagen door Shankara. Sommige worden hierna kort geschetst. Het directe pad- dit is de filosofie wals genterpreteerd door de wijze Armananda Krishna Menon; zij poogt de noodzaak om de leer van de geschriften te begrijpen te vermijden om in plaats daarvan rechtstreeks naar de eigen ervaring te kijken en te laren zien dat die, indien juist geanalyseerd, tot de realisatie leidt dat er geen dualisme bij betrokken is. Zelfonderzoek - dit is het proces dat wordt aanbevolen door de moderne wijze Ramana Maharshi, die de wekers die bij hem kwamen vaak opdroeg zichzelf herhaaldelijk de vraag te stellen: 'Wie ben ik?', daarbij onderkennend dat elk door het verstand gegeven antwoord uiteindelijk ontoereikend was. Er is feitelijk geen indicatie dat het ooit zijn bedoeling was dat dit proces alleen al zou leiden tot verlichting. Het wu eerder beschouwd moeten worden als een element van de jnana yoga zelf.

    Satsang westerse stijl - dit is de term die van toepassing is op de meeste hedendaagse leraren in het westen die de wereld rondreizen en korte bijeenkomsten, en misschien cursussen met verblijf van een weekend of een week houden. Ze beginnen soms door over een aspect van advaita te praten maar meestal beantwoorden ze eenvoudigweg willekeurige vragen uit het publiek die, vaker wel dan niet, over persoonlijke problemen gaan in plaats van algemene vragen over de nonduale leer. Neo-advaita - veel hedendaagse westerse leraren beweren nu dat er helemaal geen weg kan zijn, aangezien er om te beginnen al geen zoeker is! Helaas is de onwetende zoeker hiermee helemaal niet geholpen, hoewel her uiteindelijk misschien waar is. Zolang als de weker zichzelf beschouwt als een individu dat lijdt, is het van essentieel belang dat hij een werkzaam pad volgt om die onwetendheid ren slotte op te heffen.

    Van traditionele advaita wu gezegd kunnen worden dat ze aspecten van al deze richtingen belichaamt, zelfs neo-advaita (aangezien daarin enkele overeenkomsten met de leer van Gaudapada aanwezig zijn, bijvoor-

    93

  • beeld, al zijn de meeste neo-advaitisten zich er waschijnlijk niet van bewust). Zoals we al gezien hebben vormt de karma-theorie een fundamenteel element van de leer. We moeten handelen, en handelingen zullen noodzakelijkerwijs gevolgen hebben. En alles wat we doen hoort gedaan te worden in een geest van eerbied voor de waarheid. Tot we dit zelf beseffen, hoort er een gepaste eerbied voor de goeroe te zijn. Dit is het bhaktielement. J nana yoga is naruurlijk de ingang tot alles. In zekere zin is het de enige benadering die gaat werken; al het andere is aanvullend. Alleen kennis kan onwetendheid wegnemen. Om de geest in een geschikte staat te brengen om die kennis te kunnen verwerven, zijn er bepaalde mentale disciplines nodig. Dan komt raja yoga om de hoek kijken. Traditioneel onderricht omvat methoden die onze overtuigingen over wie we zijn onderzoeken en laten zien dat we niet zijn wat we dachten te zijn - hierin zitten elementen van het directe pad en van zelfonderzoek. Ten slotte openbaren de geschriften dat er nooit sprake is geweest van een schepping, dat er in werkelijkheid geen individuen zijn, en dat het daarom zonder betekenis is om het te hebben over de mogelijkheid dat dergelijke individuen verlicht worden -'ik' ben al vrij. Maar er wordt niet verwacht dat deze boodschap wordt begrepen tot in een later stadium.

    94

    Aanvankelijk geloven we vast en zeker dat we afzonderlijke personen zijn en daarom als wdanig behandeld moeten worden.

    Wat te doen om verlichting te bereiken Een van de vragen die wekers het vaakst stellen luidt, begrijpelijkerwijs, als volgt: 'Wat moet ik doen om verlichting te bereiken?' En het verontrustende antwoord dat je hun wu moeten geven als je volkomen eerlijk was, is dat je niets kunt doen. 'Doen' gaat om iets veranderen - van A naar B gaan; iets verkrijgen dat je nu niet hebt; scheppen, veranderen, bereiken, uitvoeren enwvoort. Met een sterke metafoor wordt uitgelegd waom dit w is: Een dame ontdekt dat ze haar ketting heeft verloren, toen ze terugkeerde van een bewek aan een vriendin aan wie ze de ketting had laten zien. Ze beseft dat ze hem daar moet hebben laten liggen en rent de straat op, de hele weg terug naar het huis van haar vriendin, maar die wees haar erop dat de ketting al die tijd om haar hals hing. Interessant is de vraag of ze terug moest ga naar haar vriendin om de ketting te kunnen vinden.

    Ze had de ketting al, dat is duidelijk, maar even duidelijk is het dat ze niet wist dat ze hem had. En dit is het cruciale punt van de metafoor. We zijn al vrij maar

    95

  • altijd mogelijk is, moet de geest geoefend worden om met zulke omstandigheden te kunnen omgaan. We moeten de helderheid en zelfbeheersing hebben die nodig is om te kunnen focussen op wat echt belangrijk is en om irrelevante zaken die van buiten komen te kunnen uitfuteren. En we moeten in staat zijn te onderkennen welke activiteiten ons naar ons uiteindelijke doel zullen leiden (d.w.z. zelfkennis te krijgen) en welke ons ervan af zullen houden. Voor dit alles is zowel zelfbeheersing als concentratie nodig. Het zou beschouwd kunnen worden als zuinig omgaan met onze energie (zodat die beschikbaar is om te streven naar wat echt belangrijk is en niet versnipperd wordt in onbenulligheden) en deze op een beheerste en effcinte wijze sturen.

    In combinatie hiermee moeten we geduldig zijn wanneer zich obstakels voordoen, en de kracht hebben ermee om te ga. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom religies zaken aanbevelen zoals vasten en pelgrimage, om op die manier onze weerstand tegen ontbering op te bouwen en te voorkomen dat onze vastberadenheid afZwakt.

    Als we de geschriften lezen of, zo mogelijk, een ervaren leraar ze ons horen voorlezen en de betekenis ervan dan zorgvuldig horen uitleggen, zullen we twee bepaal-

    102

    de kenmerken nodig hebben, namelijk vertrouwen en concentratie.

    Vertrouwen in de leraar en eerbied voor de geschriften is genoemd in hoofdstuk vier. Er wordt je nooit gevraagd iets te aanvaarden dat tegen de rede in gaat of tegen je eigen ervaring of zintuigen. Zoals we zullen zien, verloopt het leerproces in drie stadia; aan het eind ervan zul je je zelf direct bewust zijn van de waarheid. Maar dit heeft tijd nodig. Hoeveel, dat hangt af van de bereidheid van de leerling.

    Concentratie is het vermogen je aandacht te richten en afeiding te vermijden. In onze tijd lijkt dit een vaardigheid te zijn die minder algemeen voorkomt. Zeker, documentaires op tv verwachten blijkbaar, als een vanzelfsprekendheid, dat kijkers niet in staat zullen zijn iets in zich op te nemen als de inhoudt niet in hapklare brokken wordt gepresenteerd, ondersteund door gecomputeriseerde tekeningen en muziek. Entweet en de geest moet overschakelen op iets anders.

    4. Verlangen naar bevrijding Dit is de drijvende kracht achter al het bovenstaande. Dit is wat populair gezegd je hoofd in de bek van de tijger leggen wordt genoemd {eenmaal erin, komt het er niet meer uit). Het moet het enige belangrijke ding

    103

  • De betekenis moet door een vaardige leraar 'ontvouwd' worden met behulp van de prakriya's uit de Upanishads.

    Een rekenkundig voorbeeld Een eenvoudig voorbeeld uit de rekenkunde illustreert wat een prakriya kan zijn. Stel dat een kind getallen kan herkennen en gebruiken om mee te tellen, maar nog niet is ingewijd in het rekenen. De onderwijzer legt het kind de volgende vergelijking voor en legt uit dat de twee kanten van het isgelijkteken herzelfde zijn:

    5+7=3x4

    Het kind ziet de getallen en tekens en redeneert als volgt: De linkerkant bevat de getallen 5 en 7 en het teken '+', waarvan hij de betekenis nog niet begrijpt. De rechterkant bevat twee totaal verschillende getallen,

    3 en 4, samen met een geheel ander teken 'x', dat hij misschien wel herkent als letter. De twee kanten van het '='-teken verschillen, zo redeneert hij, duidelijk helemaal van elkaar. Hoe kunt u in hemelsnaam beweren dat ze gelijk zijn?

    De leraar vraagt het kind vervolgens om deze bedenkingen voor een ogenblik helemaal terzijde te schui-

    110

    ven. Hij legt de betekenis van het '+'-teken uit en laat zien hoe de wiskundige werkwijze van optellen werkt; daarna laat hij zien dat je, als je de linkerkant behandelt als een optelsom, kunt uitrekenen dat het 'antwoord' '12' is.

    Later, als afzonderlijke oefening, vraagt hij het kind om naar de rechterkant te kijken en legt hij het principe van vermenigvuldiging uit. Ten slotte kan het kind uitrekenen dat de uitkomst van de rechterkant' 12' is.

    Nu is er verder geen uitleg nodig. Dat de twee kanten van de vergelijking hetzelfde zijn blijkt zonneklaar.

    Nu kunnen we dus terugkeren naar de bewering 'Jij bent Dat (non-duale werkelijkheid).' Je verkeert nu in dezelfde positie als het kind dat met de rekenkundige vergelijking geconfronteerd werd. Je weet dat je een afgescheiden, lijdend individu ('arme ik') bent, slechts korte tijd hier en voorbestemd om maar al te gauw tot stof weder te keren. Je weet dat het leven 'eenzaam, arm, akelig, wreed en kort' is, zoals Thomas Hobbes stelde. Het 'geheel' is oneindig, eeuwig, alwetend, almachtig enzovoort. Wat kan er meer van elkaar verschillen en hoe kunnen we een dergelijke ongehoorde bewering ook maar dulden?

    Net zoals het kind wordt ons gevraagd dergelijke overtuigingen opzij te schuiven, aangezien eraan vast-

    111

  • dit sterven zal overleven. Dit is de identificatie met het vitale omhulsel.

    De volgende laag is het mentale omhulsel dat bestaat uit het denken en de organen van waarneming. De functie van dit deel van de mentale make-up is om te bemiddelen tussen het lichaam en de 'buitenwereld', in tegenstelling tot het intellect. Het intellect is de hogere faculteit van geest, verantwoordelijk voor het kunnen maken van onderscheid, herkennen van waarheid of leugen, echt of onecht, zonder toevlucht te nemen tot alledaagse bezigheden als denken en zich herinneren. Het weet in stilte, zonder te hoeven denken.

    Het laatste omhulsel wordt het 'gelukzaligheids'omhulsel genoemd. Sommige lezers die mediteren zijn wellicht zo gelukkig geweest om momenten van de diepste vrede en stilte te ervaren, wanneer de geest volkomen afwezig is en er een gevoel van diepe tevredenheid kan zijn. Je zou kunnen denken dat dit de staat van realisatie is waar we naar streven, als die maar aangehouden kon worden. Maar hij duurt voor de meesten van ons gewoonlijk slechts een paar minuten, al hebben Indiase asceten de reputatie veel langer in een dergelijke staat te verkeren. Maar dit is toch nog alleen maar een omhulsel, zij het misschien een begeerlijke en gelukzalige. We observeren het nog

    114

    steeds en daarom kan het niet de staat van realisatie zijn.

    Wat we waarlijk zijn is dus het 'Echte Zelf' of eenvoudig 'Zelf ' met hoofdletter 'Z'. Maar door identificatie met de verschillende lagen of omhulsels, wordt dit Zelf verduisterd. Het is als water in een gekleurde glazen fes. Het water lijkt de kleur van het glas aan te nemen, maar zelf is het kleurloos.

    Onderscheid tusen de ziende en het geziene We hebben in een eerder hoofdstuk gekeken naar de intellectuele oefening om wat we aanvankelijk misschien dachten te zijn te onderscheiden van wie we werkelijk zijn. Welbekend is dat een van de Upanishads een paragraaf bevat waarin voor dit doel de uitdrukking 'neti, neti' (niet dit, niet dit) wordt gebruikt. Deze vorm van differentiatie heet 'onderscheid russen het Zelf en het niet-Zelf.' Praktisch gesproken, als we onderkennen dat ik, het subject, niet dit lichaam, deze geest enzovoort kan zijn omdat ik het zie als een object, dan is dat een voorbeeld van 'onderscheid tussen de ziende en het geziene.'

    De oefening heeft twee aspecten. Ten eerste verwerpt men de waargenomen objecten of het lichaam-geestorganisme als 'niet ik.' Ten tweede onderkent men dat

    115

  • er iets is dat door al deze ervaringen onveranderlijk en aanwezig blijft, namelijk 'ik' de getuige. Het lichaam bijvoorbeeld wordt oud en sterft- maar 'ik' blijf hetzelfde.

    Arundhati logica Een andere methode die hier gebruikt wordt is er een die onze aandacht op steeds subtielere niveaus richt, wdat we, al begrijpen we aanvankelijk misschien niet wat er met Atman bedoeld wordt, dat op het laatst wel doen.

    Het wordt 1\rundhati logica' genoemd, naar de Indiase naam voor de ster Alcor in het sterrenbeeld Ursa Major (de Grote Beer of Ploeg). Het is een van de duidelijkste voorbeelden van de onderwijsmethode in advaita.

    Bij huwelijksplechtigheden in India wordt de bruid op de ster gewezen als voorbeeld om te volgen, aangezien de ster 'gewijd' is aan de begeleidende ster Mizar of Vasishta (Arundhati was de vrouw van Vasishta). Omdat de ster nauwelijks zichtbaar is, moet het oog er geleidelijk naartoe geleid worden. Zo wu je het sterrenbeeld eerst kunnen lokaliseren door naar de maan te verwijzen. Vervolgens kan de aandacht naar de heldere ster geleid worden die bij de staart van de Grote Beer staat. Ten slotte is er een begeleidende ster die er slechts elf minuten van verwijderd en van de vierde grootte is,

    116

    die alleen te zien is voor mensen met een uitzonderlijk goed gezichtsVermogen. Dit is Arundhati.

    Op dezelfde manier wijst de Taittirlya Upanishad in dit omhulselmodel eerst naar het licha als de Atman, maar geeft dan aan dat de vitale energie subtieler is en dat het lichaam tenslotte slechts voedsel is. Op deze manier wordt de leerling door opeenvolgende niveaus geleid tot hij in staat is zijn eerdere verkeerde identificatie te onderkennen en zijn wezenlijke aard te begrijpen.

    Het is ook een voorbeeld van de voornaamste methode in advaita - adhyaropa-apavada, gentroduceerd in het hoofdstuk over 'wereld.' Eerst wordt ons verteld dat we het lichaam zijn. Hiervan wordt dan aangetoond dat het een verkeerde superpositie is, te wijten aan onwetendheid, en wordt die verklaring teruggenomen. Daarna wordt gezegd dat we de levenskracht, prana, zijn. Ook dat blijkt weer verkeerd te zijn en wordt verworpen. En w verder, tot we ten slotte begrijpen dat we de Atman wel moeten zijn.

    Shankara geeft als commentaar bij het model: 'De individuele ziel, hoewel intrinsiek niets anders dan Brahman, identificeert zich nog steeds met, en ra gehecht aan, de omhulsels die van voedsel enwvoort gemaakt zijn, en die zijn uitwendig, beperkt en bestaan uit de subtiele elementen.' En hij verwijst naar het ver-

    117

  • haal van de Tiende Man dar ik eerder vertelde. Op dezelfde manier aanvaardt de individuele ziel, onder de illusie van onwetendheid die gekenmerkt wordt door her niet zien van zijn eigen ware aard als Brahman, de uitwendige nier-Zelven, zoals her lichaam dar bestaat uit voedsel, als het Zelf, en begint daardoor te denken: 'Ik ben niets anders dan die niet-Zelven die bestaan uit voedsel enzovoort.'

    In de praktijk identificeren we ons natuurlijk niet bewust met het omhulsel zelf, ma met een of meer kenmerken ervan. Zo beweren we bijvoorbeeld: 'ik ben stom', en identificeren ons zodoende met de geest of het intellect. Het Zelf wordt nooit echt met deze kenmerken of de omhulsels zelf geassocieerd om dat alleen her Zelf echt is - de rest is rnirhya. Doordat sommige leraren dit nier begrijpen stellen ze dat we ons moeren 'bevrijden van de geest' of 'her ego' moeten 'vernietigen' teneinde realisatie re bereiken. Dat is net zo iets als zeggen dar we de slang moeten doden om her stuk rouw te ontdekken.

    De methode van mede-aanwezigheid en mede-afwezigheid Ten slotte is dit model ook een voorbeeld van de methode van mede-aanwezigheid en mede-afwezigheid

    118

    (anvaya-vyatireka). Het fysieke lichaam is afwezig in de droomstaat, alhoewel 'ik' in beide staren aanwezig ben. Daarom ben ik niet het lichaam. Het subtiele lichaam is evenzo afwezig in de diepe slaap, hoewel 'ik' blijf. Daarom kan ik ook niet her virale, mentale of intellectuele omhulsel zijn. Uiteindelijk verdwijnt onwetendheid (re vergelijken met het gelukzaligheidsomhulsel) in de staar van samadhi (een verheven meditatieve staar, waarvan wordt beweerd dat hij het ultieme doel is in de yoga filosofie.) zodat ik ook dit omhulsel nier kan zijn.

    In werkelijkheid ben ik de Arman, aanwezig in alle drie staten, die de zogenoemde hulsels ziet. Het zijn slechts bedekkingen in de mate dar ik, door onwetendheid, mijzelf aanzie voor iets anders dan Atman. Ik zeg: 'Ik ben dik,' 'Ik ben oud' enzovoort, omdat ik mezelf aanzie voor het fysieke lichaam. Daarom fungeert het lichaam in feite als een 'bedekking' van mijn ware aard. Maar dit zijn kenmerken van het lichaam, nier mijn Zelf. De Arman heeft zelf geen van deze kenmerken; en dat geldt ook voor de andere omhulsels.

    Het belangrijkste om re beseffen, waarschuwt Swami Dayananda (waarschijnlijk de grootste levende leraar van advaita ten tijde van dit sc