DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

78
DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN OMZETTING IN KAPITAAL Aantal woorden: 19.073 Sylvie Brusselle Stamnummer : 01307653 Promotor: Prof. dr. Bertel De Groote Co-promotor: Sarah Van Brée Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master of Science in de Handelswetenschappen Academiejaar: 2016 - 2017

Transcript of DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

Page 1: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

DE WAARDERING VAN HET

VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN OMZETTING

IN KAPITAAL

Aantal woorden: 19.073

Sylvie Brusselle Stamnummer : 01307653

Promotor: Prof. dr. Bertel De Groote

Co-promotor: Sarah Van Brée

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master of Science in de Handelswetenschappen

Academiejaar: 2016 - 2017

Page 2: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …
Page 3: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ

EEN OMZETTING IN KAPITAAL

Aantal woorden: 19.073

Sylvie Brusselle Stamnummer : 01307653

Promotor: Prof. dr. Bertel De Groote

Co-promotor: Sarah Van Brée

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master of Science in de Handelswetenschappen

Academiejaar: 2016 - 2017

Page 4: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

IV

Page 5: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

V

VERTROUWELIJKHEIDSCLAUSULE

NO PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef niet mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden.

Naam student: Sylvie Brusselle

Page 6: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

VI

WOORD VOORAF

Het schrijven van een dankwoord maakt mij wat melancholisch. Het maakt des te duidelijker dat het einde

van mijn studententijd in zicht is. Het einde van een fantastische periode die ik beleefd heb aan de

Universiteit Gent, maar ook in de stad Gent. Ik kreeg er de kansen mij zowel op intellectueel als persoonlijk

vlak te ontwikkelen en mij te ontplooien tot wie ik nu ben. Samen met mijn medestudenten, waarvan

sommigen vrienden voor het leven, hebben we vier jaar lang toegeleefd naar dit naderend einde. De

afgelopen vier jaar gingen ook niet zonder slag of stoot. Vaak stonden we voor hete vuren, maar het is

steeds gelukt die te doorstaan en nu kunnen we met een lach hierop terugblikken.

Er wordt verwacht dat dit werk, die u hoogstwaarschijnlijk zo meteen zal lezen, de kers op de taart van mijn

opleiding vormt. Ik heb er dan ook alles aan gedaan om deze verwachtingen zo goed mogelijk in te lossen.

Ging dit zonder slag of stoot? Neen. Het was lastig, ik had het onderschat en het zal nooit echt af zijn. Kon

ik dit alleen realiseren? Neen. Daarom uit ik graag een woord van dank aan verschillende personen. Eerst

en vooral wil ik mijn vader bedanken. Niet alleen om mij de kans te geven deze opleiding te laten volgen,

maar ook om mijn urenlange klaagtirades steeds opnieuw aan te horen en toch dat positieve in mij dan nog

aan te wakkeren. Zonder mijn vader was dit alles nooit gelukt. Daarnaast bedank ik ook graag mevrouw

Sarah Van Brée om mij zo goed te begeleiden tijdens deze masterproef. Uw feedback gaf mij moed. Als

laatste dien ik ook mijn vrienden te bedanken. Zij waren er tijdens de opleiding, tijdens het schrijven van

deze masterproef en straks zullen we hier ook samen ‘een goeien’ op drinken.

Bedankt!

Page 7: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

VII

Inhoud 1 Inleiding ............................................................................................................................... 1

2 Het vruchtgebruik uit de doeken ......................................................................................... 2

2.1 Begrip vruchtgebruik ................................................................................................... 2

2.2 Erfrecht langstlevende echtgenote en wettelijk samenwonende partner ................. 3

2.2.1 Langstlevende echtgenote ................................................................................... 3

2.2.2 Wettelijk samenwonende .................................................................................... 4

3 Mogelijkheden tot omzetting van het vruchtgebruik ......................................................... 5

4 Een waarde kleven op het vruchtgebruik ............................................................................ 9

4.1 Vroeger, voor 22 mei 2014 .......................................................................................... 9

4.2 Een vage regeling met moeilijkheden ....................................................................... 12

4.3 Aangeboden oplossing: wet 22 mei 2014 ................................................................. 14

4.3.1 Doelen ................................................................................................................ 15

4.3.2 Voordelen ........................................................................................................... 17

4.3.3 Verloop ............................................................................................................... 18

4.4 Invoeging van nieuw art. 624/1 BW .......................................................................... 19

4.5 De verschillende componenten van de wettelijke waarderingsmethode ................ 20

4.5.1 Verkoopwaarde .................................................................................................. 20

4.5.2 Levensverwachting ............................................................................................. 23

4.5.3 Waarderingsdatum............................................................................................. 25

4.5.4 Een paragraaf vergeten? .................................................................................... 27

4.6 Eenvoudige toepassing met nieuwe omzettingstabellen ......................................... 28

4.7 Nood aan de wet van 19 juni 2016 ............................................................................ 30

4.8 Kritische kijk lijkt noodzakelijk ................................................................................... 31

5 Van het wetboek naar de praktijk ..................................................................................... 38

5.1 Een minnelijke schikking treffen................................................................................ 38

5.1.1 Methode wetboek successierechten en registratierechten .............................. 39

5.1.2 Waarderingsmethode Ledoux ............................................................................ 40

5.1.3 Waarderingsmethode e-notariaat ..................................................................... 42

5.1.4 Waarderingsmethode Schryvers ........................................................................ 42

5.1.5 Waarderingsmethode Levie ............................................................................... 44

5.1.6 Waarderingsmethode Jaumain .......................................................................... 45

5.1.7 Waarderingsmethode Taymans en Grégoire ..................................................... 46

Page 8: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

VIII

5.1.8 Waarderingsmethode De Wulf .......................................................................... 47

5.1.9 Besluit naar mening van E. Adriaens .................................................................. 49

5.2 Algemene synthese van de mogelijke omzettingsmethoden ................................... 49

5.3 Vergelijking tussen het resultaat van de wettelijke omzetting en de methoden

binnen de minnelijke schikking ............................................................................................. 53

5.4 Notarissen aan het woord ......................................................................................... 54

6 Besluit ................................................................................................................................ 55

7 Geraadpleegde bronnen ...................................................................................................... X

7.1 Wetgeving .................................................................................................................... X

7.2 Rechtspraak ................................................................................................................ XI

7.3 Rechtsleer ................................................................................................................... XI

7.3.1 Handboeken ........................................................................................................ XI

7.3.2 Tijdschriften ........................................................................................................ XII

7.4 Andere bronnen ........................................................................................................ XIII

8 Bijlages ............................................................................................................................... XV

8.1 Bijlage 1 – wettelijke omzettingstabel ...................................................................... XV

8.2 Bijlage 2 – Wettelijke omzettingstabel vergelijkend over drie jaren heen .............. XVI

8.3 Bijlage 3 – fiscale omzettingstabel volgens art. 2.7.3.3.2 VCF .................................. XX

Page 9: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

IX

AFKORTINGENLIJST

BE Blote eigendom

BW Burgerlijk Wetboek

Ger. W. Gerechtelijk Wetboek

NIS Nationaal Instituut voor Statistiek

OLO’s Obligations Lineaire(s) Obligaties; Belgische

staatsleningen

VCF Vlaamse Codex Fiscaliteit

VE Volle eigendom

VG Vruchtgebruik

Page 10: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

1

1 INLEIDING

Momenteel ligt de gemiddelde levensverwachting voor mannen en vrouwen respectievelijk op 78,55 en

83,16 jaar in België1. Een gemiddelde masterstudent met wat geluk in het leven, heeft dus makkelijk nog

50 jaar om alles van ons bestaan te ontdekken. Dat we nog een heel leven voor de boeg hebben, wil niet

zeggen dat het erfrecht ons koud laat. Uiteraard gaat het erfrecht veel verder dan ‘ontvangen’ en een

eventueel testament voorzien. Ons Burgerlijk Wetboek regelt het ganse erfrecht. Dit is zeer ruim: wie zijn

de afstammelingen, wat moet elke afstammelingen minimum ontvangen, op welke manieren en in

hoeverre kunnen personen beslissen wie een deel van zijn erfenis ontvangt, …

Alles omtrent het erfrecht staat in ons Burgerlijk Wetboek (code Napoléon) die dateert uit 1804. Er kan

gesteld worden dat deze regelgeving al niet meer van de jongste is. Daarom worden jaarlijks vele

aanpassingen aangebracht. Onze samenleving is niet meer te vergelijken met deze van meer dan 2 eeuwen

geleden. Tegenwoordig zullen mensen veel minder snel in het huwelijksbootje stappen en zijn

echtscheidingen geen uitzonderingen meer. Ook samengestelde gezinnen komen veel vaker voor. Dit

maakt snel duidelijk dat het erfrecht niet kan achterblijven en zich hieraan moet aanpassen. Volgens

Michiels is er nood aan meer beschikkingsvrijheid over de erfenis en minder conflictuele regels2.

De hervormingen van het erfrecht worden al langer dan vandaag besproken. Het erfrecht heeft nood aan

modernisatie, “Het erfrecht werd nooit aangepast aan de maatschappelijke evoluties waardoor het

systeem niet meer overeenkomst met onze huidige vormen van samenleven” , aldus minister Turtelboom3.

Minister Annemie Turtelboom, voormalig minister van Justitie, heeft de onderhandelingen hieromtrent

eind 2012 begonnen en deze worden verdergezet door huidig minister van Justitie, Koen Geens. Specifiek

gaat het om een werkgroep bestaande uit politici, academici en vertegenwoordigers van het notariaat en

de advocatuur die hier maandelijks voor bijeenkomen. Momenteel is er een wetsvoorstel van 25 januari

2017 die een parlementaire onderhandeling zal ondergaan in 2017. Het gaat om 74 nieuwe artikelen die

men wil invoegen in ons Burgerlijk Wetboek4.

De eerste hervormingen van het erfrecht werden verwezenlijkt door minister Turtelboom. Één van deze

hervormingen voorziet een wettelijke omzettingstabel voor het vruchtgebruik bij een omzetting in kapitaal.

1 Statistieken omtrent sterfte, levensverwachting en doodsoorzaken in België in 2015. Consulteerbaar op: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/bevolking/sterfte_leven/tafels/. 2 D. MICHIELS, ‘Het nieuwe erfrecht’, KU Leuven, Presentatie op basis van wetsvoorstel van 27/01/2017. 3 A. TURTELBOOM, ‘Erfrecht wordt gemoderniseerd’, artikel 15 januari 2015. Consulteerbaar op: http://annemieturtelboom.be/minister-van-justitie-annemie-turtelboom-moderniseert-het-erfrecht/. 4 D. MICHIELS, ‘Het nieuwe erfrecht’, KU Leuven, Presentatie op basis van wetsvoorstel van 27/01/2017.

Page 11: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

2

Nu lijkt dit op het eerste zicht een iets minder relevant onderwerp in tegenstelling tot thema’s als

erfenissprongen, erfelijke onwaardigheid, erfenisovereenkomsten, het beschikkingsrecht, …

Desalniettemin valt er over de waardering van het vruchtgebruik heel wat te zeggen. In het wetsontwerp

hieromtrent haalt minister Turtelboom het belang aan van de omzetting van het vruchtgebruik in kapitaal.

“Een dergelijke omzetting wordt, gelet op het toenemend aantal nieuw samengestelde gezinnen, waarbij

de erfgenamen die de blote eigendom verwerven steeds vaker niet de natuurlijke kinderen zijn van de

langstlevende die het vruchtgebruik geniet, steeds belangrijker”5. Verder deelt de minister mee dat ze er

van overtuigd is dat door de invoering van het wetsontwerp een aantal nutteloze discussies vermeden

zullen worden en dit er zal toe bijdragen dat er in families en de samenleving meer vrede wordt

gehandhaafd.

In dit werk wordt uitvoerig nagegaan of deze doelstelling van minister Turtelboom is bereikt. Om dit te

onderzoeken, wordt vooreerst dieper ingegaan op het concept vruchtgebruik. Daarna zal de problematiek

rond de omzetting van het vruchtgebruik besproken worden en hoe het wetsontwerp van minister

Turtelboom hier een, al dan niet, goede oplossing op biedt. Uiteindelijk resulteerde dit wetsontwerp in art.

745sexies, §3 BW. Het uiteindelijke doel van dit werk is dan ook een kritische blik werpen op dit nieuwe

artikel.

2 HET VRUCHTGEBRUIK UIT DE DOEKEN

2.1 BEGRIP VRUCHTGEBRUIK

1 Het vruchtgebruik is “Het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te

hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden” (art. 578 BW).

Het vruchtgebruik wordt gevestigd “door de wet of door de wil van de mens” (art. 579 BW) en dit “zuiver

en eenvoudig, of voor bepaalde tijd, of onder een voorwaarde” (art. 580 BW) en “op alle soorten van

roerende of onroerende goederen” (art. 581 BW). Met andere woorden, het begrip vruchtgebruik wordt in

ons Burgerlijk Wetboek samengevat in vier korte artikelen6.

2 De vruchtgebruiker, de persoon die het zakelijk genotsrecht over een zaak bezit, heeft het recht het goed

te gebruiken en de vruchten ervan te behouden. Dit alles gebeurt onder de verplichting om de zaak zelf in

5 Wetsontwerp houdende invoeging van artikel 624/1 in het Burgerlijk Wetboek en tot wijziging van artikel 745sexies van het Burgerlijk Wetboek teneinde de regels vast te leggen voor de waardering van het vruchtgebruik in geval van omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl. St. Kamer 2013-2014, 53-3451/003, 3. 6 CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 7.

Page 12: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

3

stand te houden. Naast de vruchtgebruiker is er de blote eigenaar. Deze persoon heeft enkel het

beschikkingsrecht over de zaak waarbij hij de rechten van de vruchtgebruiker dient te respecteren7.

Wanneer iemand zowel de vruchtgebruiker als de blote eigenaar is van een goed, dan wordt er niet meer

gesproken over beide rechten, maar wordt deze de volle eigenaar. Dan is men in bezit van de volle

eigendom van het goed.

3 Het vruchtgebruik en de blote eigendom zijn rechten van verschillende aard. Dit is de reden dat er geen

sprake kan zijn van onverdeeldheid tussen beiden partijen. Er kan dus geen uitonverdeeldheidtreding

plaatsvinden8.

4 Daarentegen kan er wel een omzetting van het vruchtgebruik plaatsvinden. Dit betekent dat het

vruchtgebruik beëindigd wordt en de vruchtgebruiker volle eigenaar wordt ofwel dat de blote eigenaar de

volle eigendom verkrijgt9. De mogelijkheden omtrent de omzetting van het vruchtgebruik in volle eigendom

worden later in dit werk aangehaald.

2.2 ERFRECHT LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE EN WETTELIJK SAMENWONENDE PARTNER

5 Sinds 14 mei 1981 is de langstlevende echtgenote10 een volwaardige erfgename en is zij een deelgenoot

in de vereffening en verdeling van de nalatenschap. Ook de langstlevende wettelijk samenwonende partner

heeft bij invoering van de wet van 28 maart 2007 rechten in de nalatenschap van de vooroverleden partner.

Welke rechten beiden langstlevenden nu precies toekomen, wordt hierna besproken.

2.2.1 LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE

6 Art. 731 BW bepaalt dat de nalatenschap van de overledene onder andere toekomt aan de langstlevende

echtgenote die noch uit het echt, noch van tafel en bed gescheiden is. Daarnaast moet de langstlevende

ook voldoen aan de algemene vereisten van erfbekwaamheid. Wat wil zeggen dat zij nog in leven moet zijn

bij het openvallen van de nalatenschap en niet onwaardig is11. Verder voorziet art. 745septies BW dat de

langstlevende echtgenote geheel of gedeeltelijk van haar erfdeel kan worden uitgesloten indien ze geheel

of gedeeltelijk ontzet is uit het gezag over de kinderen uit het huwelijk met de vooroverledene12.

7 A. RENIERS, “Waardering van vruchtgebruik: ‘zeer technisch en weinig sexy’”, Notariaat 2015, afl. 8, 1. 8 Ibid., 2. 9 Art. 745quater, §1 BW. 10 In dit werk zal steeds verwezen worden naar langstlevende echtgenote. Uiteraard kan dit evengoed de echtgenoot zijn. Deze keuze werd gemaakt om het werk vlotter te laten lezen. 11 R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek burgerlijk recht. 4: Huwelijksstelsels, erfrecht, giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 290 292-293. 12 Art. 745septies, §1 BW.

Page 13: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

4

7 De langstlevende echtgenote kan opkomen samen met verschillende andere erfgenamen. Er wordt een

onderscheid gemaakt tussen een opkomst met (a) afstammelingen van de vooroverledene, (b) andere

bloedverwanten dan deze in (a) bedoeld, (c) zonder bloedverwanten.

8 Art. 745bis, §1, lid 1 BW stelt dat wanneer we ons in geval (a) bevinden, de langstlevende echtgenote het

vruchtgebruik over de ganse nalatenschap toekomt. De afstammelingen zullen dan de blote eigendom

ontvangen. Wanneer de langstlevende opkomt met anderen, geval (b), beschrijft lid 2 van hetzelfde artikel

dat zij een grotere erfaanspraak heeft. Ze ontvangt de volle eigendom over de nalatenschap van de eerst

overledene in het huwelijksvermogen en het vruchtgebruik op het eigen vermogen van de overleden

echtgenoot. Als de langstlevende opkomt zonder bloedverwanten, geval (c), zal zij alles in volle eigendom

erven.13

9 Bijkomend zorgt art. 745octies, §3 BW er expliciet voor dat de langstlevende het recht heeft op de huur

van het onroerend goed dat voor het overlijden diende als gemeenschappelijke woonplaats voor het gezin

en het vruchtgebruik op de aanwezige huisraad. Deze worden als de preferentiële goederen beschouwd.

Het vruchtgebruik op deze preferentiële goederen kan enkel en alleen maar omgezet worden met

toestemming van de langstlevende echtgenote14.

2.2.2 WETTELIJK SAMENWONENDE

10 Zoals eerder vermeld, heeft de wettelijk samenwonende ook een, eerder beperkt, erfrecht. Hierbij

maakt het niet uit met wie de langstlevende partner tot de nalatenschap komt15.

11 De rechten van de wettelijk samenwonende worden geregeld en toegekend in het Burgerlijk Wetboek16.

Concreet wil dit zeggen dat de langstlevende wettelijk samenwonende partner het vruchtgebruik erft van

de gemeenschappelijke verblijfplaats en de daarin aanwezige inboedel. Net zoals bij de langstlevende

echtgenote, kan dit vruchtgebruik enkel worden omgezet met toestemming van de langstlevende wettelijk

samenwonende partner. Een groot verschil met het erfrecht van de langstlevende echtgenote is echter dat

de wettelijk samenwonende partner geen reservatair erfrecht heeft. Het is dus mogelijk dat de

langstlevende wettelijk samenwonende partner van zijn beperkt erfrecht wordt ontzegd door testament.

13 R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE., Beginselen erfrecht, Brugge, Die Keure, 2013, 114-120. 14 Art. 745quater, §4 BW. 15 R. DEKKERS en H. CASMAN, Handboek burgerlijk recht. 4: Huwelijksstelsels, erfrecht, giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 104. 16 Wet van 28 maart 2007 betreffende de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende en wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, BS 8 mei 2007.

Page 14: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

5

3 MOGELIJKHEDEN TOT OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK

12 De wetgever zorgt ervoor dat de langstlevende echtgenote en de eigenaar van de blote eigendom in een

gedwongen relatie terechtkomen. De opsplitsing in blote eigendom en vruchtgebruik kan voor vele

conflicten zorgen bij de erfgenamen. In de rechtspraak blijkt dat deze opsplitsing bij een verstoorde relatie

tussen vruchtgebruiker en blote eigenaar moeilijkheden met zich meebrengt in verband met de bijdragen

van beide partijen in de kosten van de met vruchtgebruik belaste goederen17. Anders dan bij het

conventioneel vruchtgebruik hebben de erfgenamen er niet voor gekozen om in deze ‘cohabitation’ terecht

te komen. Daarom voorziet de wetgever een soepelere ‘uittredingsregime’ bij het erfrechtelijk

vruchtgebruik18. Er zijn verschillende mogelijkheden om uit deze verhouding te treden.

13 Ten eerste kan het vruchtgebruik teniet gaan door de gemeenschappelijke gronden die omschreven

staan in art. 617-618 BW. Voorbeelden hiervan zijn het verstrijken van de tijd waarvoor het vruchtgebruik

verleend was, de dood van de vruchtgebruiker, het geheel tenietgaan van de zaak waarop het vruchtgebruik

is gevestigd,…19 Ten tweede door de specifieke beëindigingsvormen zoals omschreven in art. 745quater

BW20. Op deze specifieke beëindigingsvormen wordt hieronder dieper ingegaan.

14 De omzetting van het vruchtgebruik in volle eigendom kan op verschillende manieren gebeuren. Zo kan

het vruchtgebruik worden omgezet in volle eigendom door de betaling van een:

- gewaarborgde en geïndexeerde rente;

- een som geld (kapitaal);

- of doordat één of meerdere andere goederen in volle eigendom worden gegeven21.

15 De omzetting in een som geld is de meest voorkomende vorm22. Dit werk zal zich dan ook vooral focussen

op de omzetting in kapitaal en hoe deze waardering dient te gebeuren.

16 Het erfrechtelijk vruchtgebruik kan éénzijdig door ofwel de vruchtgebruiker, ofwel de blote eigenaar

afgedwongen worden in welbepaalde gevallen. Deze worden hierna besproken. Hiervoor kunnen de

partijen opteren voor een minnelijke schikking of wanneer er geen akkoord bereikt kan worden, een

17 Antwerpen (3e k.) 8 april 2015, T. Not. 2015, 364. 18 R. BARBAIX en A.-L. VERBEKE., Beginselen erfrecht, Brugge, Die Keure, 2013, 120. 19 Art. 617 BW. 20 N. LABEEUW, “Nieuwe waarderingsregels voor omzetting vruchtgebruik”, NNK 2014 afl. 4, 26-27. 21 Art. 745quater, §1 BW. 22 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1.

Page 15: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

6

gerechtelijke procedure zoals omschreven in art. 1207-1225 Ger.W. Dan komt het de notaris-vereffenaar

toe om de omzetting concreet invulling te geven23. Dit wil zeggen, een waarderingsmethode bepalen om

de waarde van het vruchtgebruik vast te stellen. Dit op de wijze die het hof op vordering van minstens één

partij bepaalt. De keuze van de wijze van omzetting van het vruchtgebruik, hiermee wordt bedoeld de keuze

tussen een omzetting in volle eigendom, kapitaal of gewaarborgde en geïndexeerde rente, komt verplicht

toe aan de houder van het vruchtgebruik die de omzetting vordert24.

17 Het voorgaande standpunt wordt bevestigd in het arrest van het hof van beroep te Gent op 15 januari

201525: J.V., in dit arrest de langstlevende echtgenote die de omzetting van het vruchtgebruik vordert,

preciseerde de wijze van de omzetting van het vruchtgebruik niet. Dit is nu net het pijnpunt, want het hof

kan de wijze van omzetting niet vrij bepalen door het beschikkingsbeginsel. De keuze van de wijze van

omzetting komt verplicht toe aan de houder van het vruchtgebruik die de omzetting vordert. Bij gebreke

aan een (eventueel impliciete) keuze, moet de rechter de vordering afwijzen op straffe van beslissing ultra

petitia26. Het hof heeft dan ook de vordering van J.V. onvolkomen verklaard en moeten afwijzen.

18 Over dit beschikkingsbeginsel is niet iedereen het eens. Reniers stelt in vraag of de wijze van de

omzetting al dan niet meteen moet bepaald worden door de eisende partij en wanneer dit niet gebeurt, de

vordering dan moet worden afgewezen. Volgens het hierboven besproken arrest, moet de wijze

gepreciseerd zijn. Reniers is van mening dat dit voor kritiek vatbaar is. Volgens haar zou een omzetting het

best gebeuren wanneer het in eerste plaats duidelijk is om welke goederen het gaat. Ten tweede lijkt haar

dat de beste oplossing pas kan gevonden worden als al de mogelijkheden openblijven. Indien de eisende

partij op voorhand al moet bepalen op welke wijze de omzetting dient te gebeuren, zou dit een afbreuk

doen aan de ruime appreciatiebevoegdheid van de familierechtbank27.

19 In het arrest van het hof van beroep te Brussel op 17 februari 200928, staat een gelijkaardige

problematiek beschreven. In het arrest eist de zoon de omzetting van het erfrechtelijk vruchtgebruik op

een appartement aan zee waarvan hij de blote eigenaar is en zijn moeder de vruchtgebruikster. De

appelante, in deze zaak de moeder, haalde aan dat de omzetting niet mogelijk was doordat de wijze van de

23 C. DE BUSSCHERE, “De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot “, RW 2010-2011, afl. 4, 130. 24 Gent (11e k.) 15 januari 2015, RW 2015-2016, 1348. 25 Gent (11e k.) 15 januari 2015, RW 2016-2017, 137 en Gent (11e k.) 15 januari 2015, RW 2015-2016, 1348. 26 W. Pintens e.a., Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 797-798. 27 A. RENIERS, “Omzetting vruchtgebruik: moet vooraf de keuze gemaakt worden op welke manier dit zal gebeuren?”, RABG 2016, afl. 4, 323. 28 Brussel (1e k.) 17 februari 2009, T. Not. 2009, 314.

Page 16: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

7

omzetting niet was aangegeven door de geïntimeerde. Op dit argument is de rechtbank niet ingegaan,

doordat de eerste rechter in een tussenvonnis wel degelijk de wijze had bepaald. Het arrest haalt aan dat

de wijze niet eens hoefde bepaald te zijn. De rechtbank zou de zaak kunnen doorverwijzen naar een notaris

die dan de meest adequate wijze van omzetting kon voorstellen. Deze vermelding het arrest sluit aan bij de

mening van Reniers en gaat in tegen het beschikkingsbeginsel waarbij de wijze van op voorhand bepaald

moet zijn om de vordering toegankelijk te maken.

20 Ik merk hier een tegenstrijdigheid op in de rechtspraak. Moet de wijze van omzetting nu op voorhand

bepaald worden, of niet? Ik sluit mij aan bij het arrest van 17 februari 2009 en dus ook bij de mening van

Reniers. Wanneer er een gerechtelijke procedure gestart wordt, heeft de rechter een dubbele taak29. Eerst

moet hij namelijk afwegen of de omzetting moet doorgaan, en vervolgens zal hij het vruchtgebruik

waarderen aan de hand van een waarderingsmethode. Deze taken wijzen op een grote

appreciatiebevoegdheid van de rechter. Hij is dus degene die bepaalt of er een omzetting mogelijk zal zijn.

Indien er een omzetting mogelijk is, moeten de verdere goederen in de nalatenschap gepreciseerd worden

en daarna kan men overgaan tot de bepaling van de wijze van de omzetting. Het lijkt mij voorbarig om op

voorhand al de wijze te preciseren wanneer nog niet zeker is of er wel een omzetting wordt toegestaan.

21 Er moet, zoals eerder aangehaald, een onderscheid gemaakt worden tussen het conventioneel

vruchtgebruik, zoals het vruchtgebruik verkregen door schenkingen onder levenden of van een derde

gekocht30 en het vruchtgebruik door erfrecht. Enkel het vruchtgebruik door erfrecht van de langstlevende

echtgenote of wettelijk samenwonende kan worden omgezet aan de hand van een gerechtelijke

procedure31.

22 Volgens art. 745quater, §1 BW kan de vruchtgebruiker of blote eigenaar eenzijdig de gehele of

gedeeltelijk omzetting van het vruchtgebruik vorderen. Art. 745quater BW maakt nog een verder

onderscheid. Wanneer de langstlevende echtgenote opkomt samen met afstammelingen van de erflater,

kunnen zij op ieder moment de omzetting vorderen (§1). Dit in tegenstelling tot wanneer de langstlevende

met anderen dan afstammelingen tot de nalatenschap komt. In dat geval zal enkel de omzetting van het

vruchtgebruik door de langstlevende echtgenote gevorderd kunnen worden binnen de vijf jaar na het

29 Antwerpen (3e k.) 8 april 2015, T. Not. 2015, 361. 30 A. RENIERS, “Omzetting vruchtgebruik: moet vooraf de keuze gemaakt worden op welke manier dit zal gebeuren?”, RABG 2016 afl. 4, 319. 31 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.Not. 2015, 292.

Page 17: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

8

openvallen van de nalatenschap (§2). Op dit tweede geval kan de rechter een uitzondering maken wanneer

hij dit billijk acht. Dan kan de omzetting van het vruchtgebruik eventueel na de vijfjarige periode toegekend

worden32.

23 Een toepassing van de uitzondering besproken in art. 745quater, §2 BW is het arrest van het hof van

beroep te gent van 17 september 2015.33 Het gaat om een hofstede waarbij de blote eigendom toebehoort

aan andere personen dan bedoeld in art. 745quater, §1 BW. De langstlevende echtgenote stelt de vordering

in voor de omzetting van het vruchtgebruik van de hofstede in een som geld. Deze vordering wordt na de

periode van vijf jaar (art. 745quater, §2 BW) na het openvallen van de nalatenschap ingesteld. Uiteindelijk

wordt de vordering alsnog toelaatbaar verklaard door volgende redenen: ten eerste waren er aanzienlijke

spanningen tussen de weduwe die vruchtgebruiker was en de blote eigenaars, ten tweede had de hofstede

een sterk verouderd karakter, ten derde was er een noodzaak aan structurele herstellingen en renovatie

en ten vierde had de weduwe te beperkte mogelijkheden om de nodige kosten te dragen. Met deze

redenen, is er op de vordering ingegaan en werd de waarde van het vruchtgebruik bepaald aan de hand

van oud art. 745sexies, §3 BW. Dit doordat de vordering dateert van voor 25 januari 2015 (infra nr. 20).

24 Verder zorgt art. 745quater, §2 BW er ook voor dat de langstlevende-vruchtgebruiker de afkoop van de

blote eigendom kan eisen wanneer ze niet samen opkomt met afstammelingen van de overledene34. Op

deze manier kan ze eisen dat de blote eigendom van de gezinswoning en huisraad wordt overgedragen aan

haar tegen de betaling van een som geld35 wanneer deze toehoort aan anderen dan afstammelingen van

de overledene.

25 In tegenstelling tot het erfrechtelijk vruchtgebruik kan de omzetting van het conventioneel

vruchtgebruik niet eenzijdig worden afgedwongen. Hiervoor moeten beide partijen tot een akkoord komen.

De partijen moeten hier zelf tot een overeenkomst komen over de modaliteiten van de omzetting. Daarbij

worden ze niet gebonden door de waarderingsmethode beschreven in art. 745sexies, §3 BW, die later dit

32 D. VAN LAERE en A. VEIRMAN, “De vernieuwde regelgeving over de waardering bij omzetting van het vruchtgebruik” in R., BARBAIX en N., CARETTE (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 187. 33 Gent (11e k.) 17 september 2015, T.Not. 2015, 670. 34 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2013 afl. 2, 46. 35 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.Not. 2015, 293.

Page 18: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

9

werk besproken wordt36. Bij de omzetting in het geval van art. 745quater, §1 BW kan vanaf 25 januari 2015

gebruik gemaakt worden van de waarderingsmethode beschreven in art. 745sexies, §3 BW.

26 Deze methode dient enkel en alleen maar toegepast te worden voor zover de partijen geen andere

berekeningswijze overeengekomen zijn37. Dit wordt zo aangenomen in de rechtsleer, maar Peulinckx-Coene

maakt hier een bedenking bij. Zij stelt de vraag of bij een gerechtelijke omzetting steeds verplicht gebruik

gemaakt moet worden van de wettelijke waarderingsmethode, en of er een mogelijkheid is deze aan de

kant te schuiven.

27 Peulinckx-Coene merkt op dat het artikel niet aanvangt met ‘Tenzij partijen anders overeenkomen’,

waardoor volgens haar bij een loutere lezing van het artikel twijfel zou kunnen ontstaan. Men zou ervan uit

kunnen gaan dat, wanneer een gerechtelijke procedure is aangevat, men enkel en alleen het

waarderingsmoment onderling kan overeenkomen. Dat zou niet stroken met de traditionele visie dat bij

een gerechtelijke omzetting de partijen enkel de elementen kunnen voorleggen waarover betwistingen

bestaan38. Volgens de traditionele visie is het dus mogelijk om de wettelijke methode aan de kant te

schuiven wanneer geen betwistingen bestaan rond de waarderingsmethode. Maar hoe evident is het dat

wanneer partijen die al een gerechtelijke procedure hebben aangevat, een akkoord bereiken over de te

hanteren omzettingsmethode?

4 EEN WAARDE KLEVEN OP HET VRUCHTGEBRUIK

4.1 VROEGER, VOOR 22 MEI 2014

28 Tot 22 mei 2014, werd de gerechtelijke omzetting van het levenslang vruchtgebruik geregeld door oud

art. 745sexies BW. Wanneer er een gerechtelijke omzetting plaatsvindt, bepaalt het artikel dat: ‘Het

vruchtgebruik wordt berekend volgens de waarde op de dag van de omzetting. Bij die waardering wordt

onder meer en naargelang van de omstandigheden rekening gehouden met de waarde en de opbrengst van

de goederen, eraan verbonden schulden en lasten en de vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker’39.

36 R. BARBAIX, “Enkele vragen over de waardering van het vruchtgebruik na de wet van 22 mei 2014” in E. ALOFS, H. CASMAN en A. VAN DEN BOSSCHE, Liber amicorum H. Michielsens, 187. 37 A. RENIERS, “Waardering van vruchtgebruik: ‘zeer technisch en weinig sexy’”, Notariaat 2015, afl. 8, 5. 38 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.Not. 2015, 319. 39 Art. 745sexies, §3 BW.

Page 19: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

10

Concreet hield dit in dat de rechter een notaris aanwees die de omzetting regelde. De procedure van deze

omzetting staat beschreven in art. 1207-1225 Ger.W..

29 Oud art. 745sexies, §3 BW bepaalt dat het vruchtgebruik berekend moet worden aan de hand van enkele

criteria. De rechter, of beter gezegd de aangewezen notaris, wordt niet gebonden door deze criteria en de

opsomming van deze criteria is ook niet limitatief. De opsomming houdt dus louter voorbeelden in40.

Daarnaast laat de wetgever ook na welke criteria doorslaggevend is. Met andere woorden, de opgegeven

criteria zijn niet meer dan wat grote lijnen waar de rechter rekening mee kan houden. Blijkbaar was men

zich bewust van deze vage criteria bij het invoeren van dit artikel. In het verslag Cooreman staat immers

dat: ‘De rechtsleer, de rechtspraak en de notariële praktijk zullen ongetwijfeld een aantal concrete regels

uitwerken’41.

In het arrest van het hof van beroep te Brussel op 17 februari 200942, wordt duidelijk dat deze vage

omschrijving tot discussiepunten kan leiden. In het arrest zal de appelante aanhalen dat de waardebepaling

van het goed, uitgevoerd door een deskundige schatter, niet correct is doordat enkel rekening werd

gehouden met de waarde van het goed en niet met alle criteria die opgesomd staan in oud art. 745sexies,

§3 BW. In het arrest zal de rechter erop wijzen dat de wetgever in het artikel niet verplicht is om rekening

te houden met alle vier de criteria. Er was in de zaak dan ook geen reden om over te gaan tot een nieuwe

schatting.

30 In oud art. 745sexies, §3 BW worden niet veel concrete wettelijke criteria meegegeven voor de

waardering van het vruchtgebruik. Wat wel duidelijk vermeld staat is het tijdstip. De waardering dient te

gebeuren op de dag van de omzetting. De dag waarop het vonnis van de gerechtelijke omzetting definitief

wordt, zal de dag van omzetting zijn43.

31 Verder moet men rekening houden met de opbrengst, dit zou het belangrijkste criterium zijn. Maar uit

de rechtsleer wordt snel duidelijk dat dit begrip zich niet zo eenvoudig laat vertalen in de praktijk (zie infra

moeilijkheden). Verschillende waarderingsmethoden die zich hebben ontwikkeld in de rechtsleer,

gebruiken verschillende manieren om de opbrengst te bepalen. Voor sommigen is de actuele waarde het

uitgangspunt, anderen gaan uit van een potentiële opbrengst met een reëel karakter (bijvoorbeeld een op

40 W. Pintens (ed.), Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, 2010, 787. 41 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2013 afl. 2, 48. 42 Brussel (1e k.) 17 februari 2009, T. Not. 2009, 316. 43 A.L. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS, (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 69.

Page 20: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

11

til zijnde verkoop van de goederen of aankomende verhoging van de huurprijs). Ook kan er geopteerd

worden voor de abstracte potentiële opbrengst, dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij de

waarderingsmethode van Ledoux (zie infra nr. 123)44.

In het arrest van het hof van beroep te Gent op 10 september 200945, wordt de methode Ledoux gebruikt.

Daarbij werd rekening gehouden met de potentiële opbrengst, de meest recente sterftetafels en de waarde

van de om te zetten goederen. Het argument van de tegenpartij was hierbij dat er geen opbrengstwaarde

in rekening gebracht kon worden, daar het onroerend goed niet verhuurd of bewoond werd. Dit argument

werd verworpen omdat het gaat om de realistische potentiële opbrengst. Er dient gekeken te worden naar

de opbrengst in het geval het goed toch verhuurd zou worden.

32 Naast de opbrengst van het goed, moet de waarde van het goed bepaald worden. Een goed dat geen

opbrengst genereert, is immers niet waardeloos. Dus bij goederen die geen reële netto-opbrengst hebben,

of deze verwaarloosbaar laag zijn, zal men best kijken naar de waarde van dat goed. Vaak wordt dan de

venale waarde van het goed geschat op moment van de omzetting46.

33 De vermoedelijke levensduur is ook een criteria waar rekening mee gehouden moet worden bij de

waardering van het vruchtgebruik. Concreet stoot men hier op 3 moeilijkheden. De eerste vraag is welke

sterftetabel men moet hanteren. Ten tweede kan men zich afvragen of er een onderscheid moet gemaakt

worden naar geslacht. Zo ja, is dit verenigbaar met het gelijkheidsbeginsel? Ten derde rijst de vraag of de

leeftijd in volle jaren of al dan niet in jaren, maanden en dagen moet worden weergegeven47.

34 De vage omschrijving in art. 745sexies, §3 BW zorgt ervoor dat de rechtsleer zijn eigen

waarderingsmethoden gaat ontwikkelen. Concreet zijn er 7 forfaitaire formules die vaak terugkeren in de

literatuur. De methode van het e-noriaat, Ledoux, Schryvers, Levie-Levie, Taymans en Grégoire, Jaumain,

De Wulf en de rudimentaire methoden zoals omschreven in het wetboek Successie- en Registratierechten48.

44 J.L. LEDOUX en M. DENUIT, “Capitalisation de l’usufruit. ‘Tables Ledoux’ 2007”, RNB 2007, 185, nr. 29. 45 Gent (3e k.) 10 september 2009, TGR-TWR 2009, 290-292. 46 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2013 afl. 2, 58. 47 E. ADRIAENS en A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1487. 48 E. ADRIAENS en A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1487.

Page 21: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

12

Geen enkele van deze methoden kan veralgemeend worden49. Later dit werk zullen deze methoden

uitgebreid toegelicht worden en vergeleken.

4.2 EEN VAGE REGELING MET MOEILIJKHEDEN

35 De wetgever heeft dus een compromis gemaakt tussen de kinderen en de langstlevende echtgenote.

Het systeem waarbij de langstlevende echtgenote het vruchtgebruik over de goederen ontvangt en

kinderen de blote eigendom, werkt naar behoren bij de meeste gezinnen50.

36 Toch stuiten we met dit systeem, de opsplitsing tussen vruchtgebruik en blote eigendom, in de huidige

samenleving op meer en meer problemen. Vooral wanneer de vruchtgebruiker in samenloop komt met

niet-gemeenschappelijke kinderen. Deze situatie, waarbij de vruchtgebruiker samen opkomt met de

kinderen uit een vorige relatie van de overledene, zijn dan ook veel talrijker geworden in vergelijking met

vroeger. In de jaren 80 was dit veel minder het geval. De wettelijk bepaalde verhouding,

vruchtgebruik/blote eigendom, loopt niet altijd even vlot tussen deze partijen51.

37 De opsplitsing tussen het vruchtgebruik en de blote eigendom brengt ook nog een ander probleem met

zich mee. Het wordt beschouwd als ‘anti-economisch’52. Het goed wordt beheerd door twee verschillende

partijen waardoor de met vruchtgebruik bezwaarde goederen geïmmobiliseerd worden. Wanneer er

daarbij spanningen zijn tussen beide partijen, kan dit zorgen voor problemen wat betreft de bijdragen in

kosten van goederen53. Dit kan eventueel ten nadele gaan van de economische waarde van de goederen.

38 De criteria waarmee rekening gehouden moest worden bij de waardering van het vruchtgebruik volgens

oud art. 745sexies, §3 BW beoogden een billijke waardering van het vruchtgebruik. Volgens het verslag

Cooreman54 betekent dit een waardering die zowel de rechten van de vruchtgebruiker als de rechten van

de blote eigenaars respecteert. Na 30 jaar toepassen van deze richtlijnen blijkt dat deze te vaag zijn. Deze

vaagheid is dan ook een bron van ruzie.

49 Vergelijkende studie: E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 235-274. 50 E. ADRIAENS en A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1485. 51 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1. 52 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1. 53 Antwerpen (3e k.) 8 april 2015, T. Not. 2015, 364. 54 Verslag Cooreman namens de Commissie voor de Justitie over het ontwerp van wet tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Parl.St. Senaat 1980-81, nr. 600/2, 26.

Page 22: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

13

39 Swennen deelt in de toelichting van zijn wetsontwerp enkele voorbeelden van moeilijkheden mee. Zo

zou er eensgezindheid zijn dat er bij de waardering van het vruchtgebruik rekening moet worden gehouden

met het netto-inkomen, wat wil zeggen na aftrek van financiële en burgerlijke lasten. Maar daar wringt het

schoentje. Met welk type belastingen moeten we rekening houden? Daarnaast is er discussie over het soort

inkomen. Moet men kiezen voor het potentieel inkomen of het werkelijk inkomen? Het lijkt Swennen

idealiter het werkelijk inkomen na te streven, maar hij haalt aan dat dit een onmogelijke zaak is. Het is

vooral moeilijk de werkelijke netto-opbrengst te bepalen op volledige nalatenschappen waarin

verschillende goederen zitten met andere rendementen en lasten. Wanneer we zomaar rekening zouden

houden met goederen die hoog renderen en met een hoge levensverwachting, zou de kapitalisatiewaarde

hoger kunnen zijn dan de waarde van de volle eigendom55.

40 Daarnaast zorgt het werkelijk inkomen voor een probleem bij goederen die niets opbrengen. Betekent

dit dan dat het vruchtgebruik geen enkele waarde meer heeft? Er bestaan bijvoorbeeld goederen met een

negatieve opbrengst. We denken maar aan een oldtimer die niet verkocht wordt. Daar zijn geen

opbrengsten van en komen enkel lasten bij kijken. Hoe zal men zulke goederen dan waarderen56?

Naar mijn mening zou er idealiter rekening gehouden moeten worden met de realistische potentiële

opbrengst. Op het eerste zicht lijkt het, zoals Swennen aanhaalt, het best om de reële opbrengsten in

rekening te brengen. Maar doordat een goed waarbij de rechten opgedeeld zijn in vruchtgebruik en blote

eigendom niet altijd in de beste omstandigheden wordt beheerd, ik denk daarbij terug aan het arrest

omtrent de vervallen hofstede die hierboven besproken werd, zou dit volgens mij een vertekend beeld

kunnen geven van de opbrengsten.

41 Naast het inkomen, zijn er nog vele andere parameters waar discussies kunnen rond ontstaan. Voor de

waardering moet men een actualiseringspercentage bepalen, de levensverwachting van de

vruchtgebruiker, de normale verkoopwaarde van het goed, …57 Het gebrek aan een vaste en eenduidige

methode zorgt voor vele verschillende uitkomsten bij de waardering van het vruchtgebruik. Daardoor zal

55 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 293. 56 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2013 afl. 2, 58. 57 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1.

Page 23: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

14

de waardering ook sterk afhangen van het gerechtelijk arrondissement en/of de instrumenterende notaris

die instaat voor de omzetting58.

42 Een veranderende maatschappij en al deze onduidelijkheden zorgen voor heel wat discussies en ruzies,

wat onder andere een onnodig lang aanslepend conflict tot gevolg kan hebben. Daarnaast zijn zulke

betwistingen nefast voor de familievrede59. Het staat vast dat erfenissen zorgen voor een indrukwekkend

aantal ruzies. Zo heeft 40%, , in een onderzoek gepubliceerd in De Tijd, van de ondervraagde personen die

een erfenis ontving te maken gehad met ruzie over de erfenis. Daarbij leidden die ruzies in 60% van de

gevallen tot blijvende verbreking van familiebanden60. Het wetsvoorstel Swennen onderbouwt grondig de

pijnpunten van het huidig systeem en belicht op deze manier de noodzaak aan verandering.

43 Volgens notaris van Hoestenberghe61 moet men deze moeilijkheden relativeren. Een gerechtelijke

omzetting van het vruchtgebruik komt in de praktijk niet vaak voor doordat de partijen bij de notaris vaak

al een minnelijke schikking kunnen treffen. Ook de omzetting van dergelijk erfrechtelijk vruchtgebruik

zonder verkoop van het onroerend goed, is geen dagelijkse kost op een doorsnee notariskantoor.

Notariskantoren komen vaker in contact met situaties waarbij een goed verkocht wordt, en het

vruchtgebruik en de blote eigendom niet in handen zijn van één dezelfde persoon. Ook notaris Lommée

bevestigt dat een gerechtelijke procedure vaak niet de waarderingsmethode als discussiepunt heeft.

4.3 AANGEBODEN OPLOSSING: WET 22 MEI 2014

44 De wet van 22 mei 2014 voorziet onder andere een wijziging in art. 745sexies,§3 BW. Voortaan luidt

deze als volgt:

Ҥ 3. De minister van Justitie bepaalt voor de omzetting van het vruchtgebruik twee

omzettingstabellen: een voor mannen en een voor vrouwen.

Deze omzettingstabellen bepalen de waarde van het vruchtgebruik als een percentage van de

normale verkoopwaarde van de goederen onderworpen aan het vruchtgebruik, rekening houdend

met:

- de gemiddelde rentevoet over de laatste twee jaar van de lineaire obligaties waarvan de maturiteit

gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. De rentevoet die overeenstemt met de

hoogste maturiteit wordt toegepast wanneer de levensverwachting deze maturiteit overschrijdt. Deze

rentevoet wordt toegepast na aftrek van de roerende voorheffing. De bij het opstellen van de

omzettingstabellen in aanmerking te nemen rentevoet mag evenwel niet lager zijn dan 1 % per jaar.

58 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2013 afl. 2, 49. 59 M. COENE en A. VERBEKE, Comm.Erf., Art. 745sexies, 2008, afl. 34, 119, nr. 54. 60 Enquête bijlage De Tijd – Netto 9 juni 2007 61 Informatie verkregen via gesprek met Notaris Van Hoestenberghe en Notaris Lommée.

Page 24: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

15

De periode van twee jaar loopt vanaf 1 mei van het tweede aan de bekendmaking van de

omzettingstabellen voorafgaande jaar tot 30 april van het jaar van de bekendmaking van die tabellen;

- de Belgische prospectieve sterftetafels die jaarlijks worden gepubliceerd door het Federaal

Planbureau.

Tenzij partijen anders zijn overeengekomen gebeurt de waardering van het vruchtgebruik op basis

van de omzettingstabellen, de verkoopwaarde van de goederen en de leeftijd van de vruchtgebruiker

op de datum van de indiening van het in § 2 bedoelde verzoekschrift.

De waarde van het vruchtgebruik verstrekt door de omzettingstabellen is gelijk aan het verschil

tussen de waarde van de volle eigendom en de waarde van de blote eigendom. De waarde van de

blote eigendom is gelijk aan een breuk waarvan de teller gelijk is aan de waarde van de volle

eigendom; de noemer is gelijk aan één te vermeerderen met de rentevoet, deze som zijnde verheven

tot de macht die gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. De levensverwachting

uitgedrukt in jaren, de rentevoet uitgedrukt in procent, en de waarde van het vruchtgebruik uitgedrukt

in procent van de waarde van de volle eigendom, bevatten twee decimalen.

De vruchtgebruiker behoudt het vruchtgebruik van de goederen tot op het ogenblik dat de

kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik hem effectief is betaald.

Tot dat ogenblik brengt deze som geen intresten op in het voordeel van de vruchtgebruiker,

behalve indien de vruchtgebruiker na de definitieve vaststelling van de kapitalisatiewaarde van zijn

vruchtgebruik beslist om afstand te doen van het genot van de zaak. In dit geval zal aan de

vruchtgebruiker een intrest verschuldigd zijn gelijk aan de wettelijke intrest vanaf het ogenblik waarop

deze aan de blote eigenaar, bij aangetekende zending of deurwaardersexploot, bevestigt dat hij

afstand heeft gedaan van het genot van de zaak en hij de blote eigenaar in gebreke stelt tot het

betalen van deze intrest.

Wanneer evenwel omwille van de gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker zijn verwachte

levensduur manifest lager is dan deze van de statistische tabellen, kan de rechter hetzij de omzetting

weigeren, hetzij de toepassing van de omzettingstabellen uitsluiten en andere

omzettingsvoorwaarden bepalen.

De minister van Justitie bepaalt jaarlijks op 1 juli de in het eerste lid bedoelde omzettingstabellen.

Bij deze gelegenheid houdt hij rekening met de in het tweede en derde lid vermelde parameters en

met de voorstellen van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, na kennis te hebben

genomen van de resultaten van de werkzaamheden geleverd door het Federaal Planbureau en het

Instituut voor actuarissen in België.

De omzettingstabellen worden ieder jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Naast de

leeftijd van de vruchtgebruiker vermelden deze tabellen diens levensverwachting evenals de

overeenkomstige rentevoet en waarde van het vruchtgebruik.”

45 Deze wet trad in werking op 25 januari 2015. Voor welke verzoeken tot gerechtelijke omzetting dit

gevolgen heeft, wordt hierna besproken. Voor de volledigheid moet erop gewezen worden dat partijen

steeds een andere waarderingsmethode kunnen overeenkomen.

4.3.1 DOELEN

46 Eerder werd verwezen naar de moeilijkheden en pijnpunten omtrent de omzetting en waardering van

het vruchtgebruik in kapitaal. De wet Swennen beoogt hier een oplossing voor te bieden. Het wetvoorstel

Page 25: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

16

streeft een verbetering aan te brengen en meer zekerheid te bieden bij het deblokkeren van de gedwongen

opsplitsing vruchtgebruik/blote eigendom62.

47 Het nieuw art. 745sexies, §3 BW moet een einde maken aan de oeverloze discussies en

rechtsonzekerheid bij de omzetting van het levenslang vruchtgebruik in kapitaal. Wanneer een

gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik diende te gebeuren, was het onzeker welke

waarderingsmethode de rechter zou hanteren en kon men bijgevolg zeer moeilijk inschatten wat de

uitkomst van de waardering zou zijn63. Door de jaren heen heeft de praktijk immers verschillende

omzettingstabellen ontwikkeld die tot zeer verschillende uitkomsten kunnen leiden64.

In het arrest van het hof van beroep te Gent op 10 september 200965, blijkt duidelijk dat verschillende

waarderingsmethoden kunnen leiden tot een heel andere waardering van het vruchtgebruik. In het arrest

wenst de eiseres, de langstlevende echtgenote die het vruchtgebruik bezit, gebruik te maken van de

tabellen Ledoux. Deze zouden in haar geval leiden tot een waardering van het vruchtgebruik van 42.8% van

de waarde van de volle eigendom. De verweerders, de blote eigenaars van het goed, willen beroep doen

op de waarderingsmethode zoals omschreven in het wetboek Successierechten. Deze methode zorgt

ervoor dat het vruchtgebruik 15% van de waarde van de volle eigendom zou zijn.

48 Volgens Reniers is deze ingreep geen ‘overbodige luxe’. Doordat het suppletief recht is, zijn de partijen

niet gebonden en weten ze wat de uitkomst zal zijn wanneer ze niet tot een akkoord komen. Volgens

Reniers zal dit de rechtszekerheid vermoedelijk ten goede komen66. Dit is dan ook het ultieme doel van de

wet Swennen. Komaf maken met de onduidelijke wetgeving van art. 745sexies,§3 BW en zorgen voor een

constante, rechtlijnige en eenvormige reglementering67.

49 Sommige auteurs spreken zelfs over een happy end voor de modernisering van het familiaal

vermogensrecht bij het wetsvoorstel tot wijziging van art. 745sexies, §3 BW en de invoeging van art. 624/1

BW. Het wetsvoorstel werd op de valreep goedgekeurd door het parlement en daar mogen we gelukkig om

zijn volgens hen68. Niet iedereen is van deze mening. Mevrouw S. Smeyers laat in het commissieverslag op

62 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1. 63 RENIERS, A., “Waardering van vruchtgebruik: ‘zeer technisch en weinig sexy’”, Notariaat 2015, afl. 8, 4. 64 K. BOONE en H. JACOBS, “Modernisering van het familiaal vermogensrecht: een gemiste kans?”, T. Fam. 2014, afl. 5, 103. 65 Gent (3e k.) 10 september 2009, TGR-TWR 2009, 291. 66 RENIERS, A., “Waardering van vruchtgebruik: ‘zeer technisch en weinig sexy’”, Notariaat 2015, afl. 8, 5. 67 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1. 68 K. BOONE en H. JACOBS, “Modernisering van het familiaal vermogensrecht: een gemiste kans?”, T. Fam 2014, afl. 5, 103.

Page 26: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

17

31 maart 2014 weten dat ze de snelheid waarmee deze problematiek werd afgehandeld, betreurt. Volgens

haar was een grondiger debat nodig. Het nieuwe wetsvoorstel bevat nog veel onduidelijkheden en zou dus

nog steeds tot heel wat discussies en problemen kunnen leiden69.

50 Zoals eerder vermeld is deze wet Swennen suppletief recht. Enkel bij een gebrek aan akkoord tussen de

partijen zal de rechter teruggrijpen naar de gepubliceerde omzettingstabellen70. Hierop bestaat één

uitzondering, namelijk in het geval dat de verwachte levensduur van de vruchtgebruiker door

gezondheidsredenen veel lager is dan die in de statistische tabellen. Deze uitzondering is volgens Swennen

nodig om blijvend tot billijke resultaten te komen.

4.3.2 VOORDELEN

51 De moeilijkheden die gepaard gingen met oud art. 745sexies BW zijn uitvoerig hiervoor besproken. Ook

het doel van de wet Swennen werd duidelijk, maar heeft de invoering van een wettelijk

waarderingsmechanisme nog andere voordelen?

52 Het nieuw art. 745sexies, §3 BW kan niet alleen zorgen voor een grote toegevoegde waarde in de

gerechtelijke procedure, maar ook in de minnelijke regeling.

53 Enerzijds kunnen de wettelijke criteria ervoor zorgen dat de gesprekken en de onderhandelingen over

de omzetting van het vruchtgebruik en de waardering vlotter verlopen. Anderzijds wordt de

voorspelbaarheid van de mogelijke uitkomsten bevorderd. Zo wordt de onderhandelingscontext

duidelijker. De partijen kunnen immers preciezer de omzetting in rechte voorspellen71.

54 Door de invoering van een wettelijke waarderingsregel, kan men nog een andere problematiek

aanpakken. Namelijk het geval wanneer een vruchtgebruiker en blote eigenaar samen een goed verkopen

zonder voorafgaandelijk een akkoord te sluiten over de onderlinge verdeling van de prijs. In dat geval kan

met ook de nieuwe wettelijke waarderingsmethode toepassen72. Deze toepassing vertaalt zich door art.

624/1 BW toe te voegen in ons Burgerlijk Wetboek.

69 Parl. St. Kamer 2013-2014, 53 3451/003. 70 Art. 1, MB 1 juli 2016 betreffende de bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, §3 BW, BS 7 juli 2016. 71 E. ADRIAENS en A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 97. 72 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1.

Page 27: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

18

4.3.3 VERLOOP

55 Op 13 mei 2008 dient senator Swennen een eerste wetsvoorstel in tot aanvulling van oud art. 745sexies

BW met een vijfde paragraaf. Deze zou ervoor moeten zorgen dat de koning jaarlijks de regels kan bepalen

voor de omzetting van het vruchtgebruik. Zijn motieven hebben we eerder aangehaald73. Dit voorstel

draaide uiteindelijk op niets uit.

56 Op 13 november 2013 kwam er een meer uitgebreide versie van het wetsvoorstel. De senator heeft zich

gebaseerd op een synthese van professor Verstraete74 tot het formuleren van enkele richtsnoeren uit de

rechtsleer. Hij is er zich van bewust dat het vruchtgebruik niet neutraal kan gewaardeerd worden. In het

verslag van de plenaire vergadering van de Senaat, waar dit voorstel werd besproken, haalt Swennen aan

dat elk criterium bij de waardebepaling een keuze inhoudt. Hij wil met zijn voorstel graag een aanzet geven

en de bereikte consensus over de verschillende criteria is niet per sé ideaal. Hiervan is hij zich ook bewust.

De uiteindelijke criteria worden later in dit werk uitvoerig besproken. Het wetsontwerp werd in de senaat

en de kamer behandeld. In de kamer moest men de paradoxale keuze maken tussen enerzijds één

sterftetabel of twee sterftetabellen, hetzij één voor de mannen en één voor de vrouwen. Beide opties

hadden het risico als discriminatoir beschouwd te worden door het Grondwettelijk Hof. Uiteindelijk is er

gekozen voor twee aparte tabellen75.

57 De nieuwe regels zijn van toepassing op elk verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik vanaf het

moment dat de nieuwe wet inwerking trad. Het is daarbij irrelevant na te gaan wanneer het vruchtgebruik

is ontstaan. In principe is dit 10 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de

omzettingstabellen bedoeld in art. 745sexies, §3 BW (art. 5 van de wet van 22 mei 2014). Dit is met andere

woorden op 25 januari 2015. Er wordt toepassing van gemaakt voor elk verzoekschrift die ingediend is vanaf

25 januari 201576.

73 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) tot aanvulling van artikel 745sexies van het Burgerlijk Wetboek om de Koning te machtigen jaarlijks de regels te bepalen voor de omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl. St. Senaat 2007-08, nr. 4-748/1. 74 Professor Johan Verstraerte, erenotaris en emeritus hoogleraar 75 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1, 7. Zie ook de aanhef van het MB 22 december 2014, BS 15 januari 2015. 76 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 291.

Page 28: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

19

4.4 INVOEGING VAN NIEUW ART. 624/1 BW

58 Een andere problematiek die de wetgever wou aanpakken met deze nieuwe wet, is de verdeling van de

prijs bij de verkoop van een goed door de vruchtgebruiker en de blote eigenaar samen. Dit in het specifieke

geval waarbij de partijen geen onderlinge verdeelsleutel zijn overeengekomen over de prijs. Het

vruchtgebruik moet ook hier gewaardeerd worden 77.

59 Art. 624/1 BW biedt vanaf 4 februari 2015 hiervoor een oplossing. Het artikel verklaart dat: ‘Tenzij

partijen anders zijn overeengekomen, wordt de gekapitaliseerde waarde van een levenslang vruchtgebruik

of een blote eigendom bezwaard met een levenslang vruchtgebruik berekend overeenkomstig artikel

745sexies, § 3 BW’78. Het is duidelijk dat het artikel geldt voor alle situaties waarbij het levenslang

vruchtgebruik wordt omgezet in kapitaal. Het gaat dus ruimer dan louter de verkoop van met vruchtgebruik

bezwaarde goederen.

60 Het artikel lijkt op het eerste zicht een logische oplossing voor het probleem die hierboven werd

aangehaald. In principe breidt art. 624/1 BW het toepassingsgebied van art. 745sexies, §3 BW uit. Maar

beide artikelen komen in verschillende juridische situaties voor. Art. 624/1 BW bevindt zich onder de

algemene regelingen omtrent het vruchtgebruik. Het is dus van toepassing op elk levenslang vruchtgebruik,

ongeacht de oorsprong ervan.

61 De wet van 24 mei 2014 veranderde niets aan de bestaande omzettingsregels. Het is nog steeds zo dat

het conventioneel vruchtgebruik in principe niet gerechtelijke omzetbaar is. Zo kan de ene partij van een

verkocht met vruchtgebruik belast goed, niet eenzijdig de omzetting er van eisen en daarvoor een

verzoekschrift indienen.

62 De wetgever had de bedoeling met art. 624/1 BW om de waarderingsmethode van art. 745sexies, §3

BW de algemene regel te maken. Op deze manier wordt de waarderingsregel losgekoppeld van het erfrecht

van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende. Volgens Peulinckx-Coene was het dus

logischer geweest deze algemene waarderingsmethode op te nemen in art. 624/1 BW en in art. 745sexies,

§3 BW te verwijzen naar art. 624/1 BW. Door dit niet te doen, stoot de rechtsleer op heel wat vragen rond

de praktische toepassing van het artikel.

77 E. ADRIAENS en A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1496. 78 Art. 624/1 BW.

Page 29: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

20

63 Naar mijn mening heeft Peulinckx-Coene hier gelijk in, want wanneer men art. 624/1 BW toepast, en

dus art. 745sexies, §3 BW gaat toepassen op elk levenslang vruchtgebruik moet men eerst alert zijn dat de

wettelijke waarderingsmethode enkel toepasbaar is bij de waardering van het vruchtgebruik bij een

gerechtelijke omzetting. Daarbij is de waarderingsdatum de datum van indiening van het verzoekschrift. Er

moet gewezen worden dat enkel bij een erfrechtelijk of daarmee gelijkgesteld vruchtgebruik een

gerechtelijke omzetting mogelijk is. Is er dan nog wel een toepassing van het artikel mogelijk? Er wordt

immers ook niet gesproken over een alternatieve waarderingsdatum in het artikel en een datum van

indiening van verzoekschrift is niet aan de orde79.

64 Peulinckx-Coene komt hiermee tot de conclusie dat het art. 624/1 BW onbruikbaar blijkt en dus een

nutteloze toevoeging was. Verder kunnen partijen zelf kiezen om alsnog gebruik te maken van art.

745sexies, §3 BW, want ze hebben steeds contractvrijheid.

4.5 DE VERSCHILLENDE COMPONENTEN VAN DE WETTELIJKE WAARDERINGSMETHODE

65 Art. 745sexies, §3 B.W. beschrijft de principes van de omzettingstabellen die gebruikt worden bij de

nieuwe wettelijke waarderingsmethode bij gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik. Er zijn enkele

frappante, niet onbetwiste, nieuwe uitgangen bij deze nieuwe regeling. Ten eerste wordt er gewerkt met

een dwingende waarderingsregel waarbij er slechts twee parameters gebruikt worden, namelijk de

verwachte opbrengst en de levensverwachting van de vruchtgebruiker. Ten tweede is de

waarderingsdatum niet langer het moment van effectieve omzetting, maar het moment dat het

verzoekschrift tot omzetting werd ingediend80. Hieronder wordt dieper ingegaan op deze aanpassingen,

maar ook de andere, nieuwe uitgangspunten.

4.5.1 VERKOOPWAARDE

66 Het vruchtgebruik wordt gezien als een percentage van de verkoopwaarde van het goed in volle

eigendom. Er wordt vanuit gegaan dat de som van het vruchtgebruik en de blote eigendom de volle

eigendom vormt81. Het is dus onmogelijk dat de waarde van het vruchtgebruik meer is dan deze van de

volle eigendom. In de praktijk zijn er wel voorbeelden denkbaar waarbij de gecumuleerde vruchten van het

79 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 312-315. 80 R., BARBAIX, “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2014” in BARBAIX, R., CARETTE, N. (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 32. 81 A. VERBEKE, o.c., in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 64-69.

Page 30: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

21

goed de waarde van de volle eigendom overstijgen82. De waardering van het vruchtgebruik kan hierdoor

sterk afwijken van de economische realiteit. Desondanks heeft de wetgever toch de keuze gemaakt het

uitgangspunt te volgen waarbij vruchtgebruik + blote eigendom = volle eigendom.

67 Hoe deze verkoopwaarde bepaald moet worden, staat niet expliciet beschreven in het artikel. Er dient

gekeken te worden naar de marktwaarde van de volle eigendom van het goed. De marktwaarde lijkt een

zeer vaag begrip83. Hiervoor zou allicht gekeken moeten worden naar de waarde bij een vrijwillige

verkoop84. De verkoopwaarde van de goederen moet dan vastgelegd worden op datum van indiening van

het verzoekschrift tot omzetting85. De wetgever verwijst enkel naar ‘de normale verkoopwaarde’86. Het lijkt

niet altijd even gemakkelijk om voor elk goed de normale verkoopwaarde bij vrijwillige verkoop te bepalen.

Hoe zal dit in de praktijk verlopen bij de omzetting van het vruchtgebruik op een gegeerd schilderij of ander

antiek stuk? De bepaling van de verkoopwaarde kan dus opnieuw leiden tot heel wat discussie en een bron

van conflicten vormen.

68 In de praktijk zullen notarissen dit probleem anticiperen door de verkoopwaarde te laten bepalen door

erkende, onafhankelijke schatters of landmeters87. Er is ook een mogelijkheid dat de notaris zelf een

schatting maakt van het goed. Door zijn kennis en expertise zal hij vaak een goed beeld hebben van de

verkoopwaarde, zeker wanneer het gaat om vastgoed in de buurt. Wanneer de partijen hiermee niet

akkoord zijn, kunnen zij nog steeds zelf een schatter naar voor brengen. De partijen moeten rekening

houden dat dit uiteraard tijd en geld kost88.

69 Wanneer de verkoopwaarde vastligt, wordt ervan uit gegaan dat deze opbrengst herbelegd wordt zoals

een bonus pater familias dit zou doen. Dit voor de resterende levensduur van de vruchtgebruiker89. Er wordt

hiervoor gekeken naar de opbrengsten van de gemiddelde netto lineaire obligaties (OLO’s). Het is een

gemiddelde omdat het gaat om de gemiddelde rentevoet over de laatste twee jaar met een looptijd die

82 D. VAN LAERE en A. VEIRMAN, “De vernieuwde regelgeving over de waardering bij omzetting van het vruchtgebruik” in R., BARBAIX en N., CARETTE (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 197. 83 E. ADRIAENS, A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1490. 84 D. STERCKX, “La valorisation légale de l’usufruit viager”, JT 2014, 562. 85 N. LABEEUW, “Nieuwe waarderingsregels voor omzetting vruchtgebruik”, NNK 2014 afl. 4, 26-27. 86 Art. 745sexies, §3 87 Informatie verkregen via gesprek met notaris van Hoestenberghe. 88 Informatie verkregen via gesprek met notaris Lommée 89 D. VAN LAERE en A. VEIRMAN, “De vernieuwde regelgeving over de waardering bij omzetting van het vruchtgebruik” in R., BARBAIX en N., CARETTE (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 192.

Page 31: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

22

gelijk is aan deze van de levensverwachting van de vruchtgebruiker90. De netto-inkomsten worden

verkregen door voorafgaandelijke aftrek van de roerende voorheffing 91. Er wordt gebruik gemaakt van de

gemiddelde OLO-rentevoet omdat ze wordt aanzien als de hoogst stabiele rentevoet, maar dit uitgangspunt

staat de laatste jaren onder vuur. De historisch lage rentevoeten zorgen ervoor dat de gemiddelde OLO-

opbrengsten zeer laag zijn92. De invoering van de wet van 16 juni 2016, wat de berekening van de waarde

van het vruchtgebruik betreft, is onder andere op dit probleem een reactie (zie infra nr. 92).

70 De maturiteit van de kapitalisatierentevoet dient overeen te komen met de levensverwachting van de

vruchtgebruiker. Wanneer de levensverwachting hoger ligt dan de maturiteit van de rentevoeten, kijkt men

naar de hoogste maturiteit93. Dit lijkt mij nadelig voor zeer jonge vruchtgebruikers. Wanneer de resterende

levensduur van de vruchtgebruiker hoger is dan 30 jaar, zal toch rekening gehouden worden met de

rentevoet met de hoogste maturiteit, namelijk die van de OLO op 30 jaar. Dit zorgt ervoor dat er met

eenzelfde rentevoet wordt rekening gehouden, ook al heeft de vruchtgebruiker een hogere

levensverwachting. Daarbij rekening houdende dat hoe hoger de maturiteit van de OLO, hoe hoger de

rentevoet zal zijn.

71 Om de opbrengst van het vruchtgebruik te bepalen, wordt er enkel rekening gehouden met de netto

gemiddelde rentevoet van de OLO’s. Dit is het uniforme criterium voor elk vruchtgebruik, ongeacht waarop

deze gevestigd is94. Er moet dus de vraag gesteld worden in hoeverre dit de werkelijkheid nog weergeeft.

De regeling kan voordeling zijn voor de vruchtgebruiker wanneer de goederen weinig of geen opbrengsten

genereren. Aan de ander kant kan ze zeer nadelig zijn voor de vruchtgebruiker wanneer de goederen een

hogere opbrengst genereren dan het wettelijk bepaald rendement95. Moet het vruchtgebruik op een

verhuurd huis hetzelfde worden gewaardeerd als deze op een kostbaar schilderij wanneer de

verkoopwaarde gelijk is? Zorgen deze goederen voor dezelfde opbrengsten? De nieuwe wet heeft het

90 Ibid., 193. 91 Wetsvoorstel (G. SWENNEN) c.s., Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1, 8. 92 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 290-334, 221. 93 Ibid., 296. 94 R. BARBAIX, “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2014” in in BARBAIX, R., CARETTE, N. (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 33. 95 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 290-334, 300.

Page 32: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

23

voordeel dat de opbrengst op een relatief eenvoudige manier kan worden bepaald, maar dit kan naar mijn

mening leiden tot resultaten die ver van de realiteit staan.

4.5.2 LEVENSVERWACHTING

72 De resterende levensduur van de vruchtgebruiker is een cruciaal element in het bepalen van de waarde

van het vruchtgebruik. Al heeft het bepalen van de levensverwachting van een persoon veel mee van

waarzeggerij, toch doet de wetgever een poging deze zo goed mogelijk te voorspellen. Jaarlijks worden

prospectieve sterftetafels gepubliceerd door het Belgisch Federaal Planbureau96.

73 De keuze voor prospectieve sterftetafels lijkt evident. Dit wordt ook bevestigd door de keuze van de

wetgever. Een retro perspectieve of stationaire sterftetabel zou niet overeenstemmen met de

werkelijkheid. Zulke sterftetabellen zouden ervanuit gaan dat de levensverwachtingen constant blijven. Bij

een prospectieve tabel volgt men wel de wetenschappelijk aangetoonde stijgende evolutie van de

levensverwachtingen.97

74 Er wordt een onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, dit resulteert in twee tabellen. Deze

tabellen worden jaarlijks opnieuw gepubliceerd zodat de verwachtingen overeenkomen met de

economische en maatschappelijke evolutie98. De keuze voor twee aparte sterftetabellen was niet evident.

Senator Guy Swennen stelde één gemeenschappelijke omzettingstabel voor, uit vrees voor een

veroordeling van het Grondwettelijk Hof. In 2011 had het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld

dat een aparte berekening volgens geslacht voor verzekeringspremies, een schending was van het

gelijkheidsbeginsel99. Maar tijdens een bespreking van de Kamercommissie voor Justitie werd benadrukt

dat het objectief vaststaat dat vrouwen hogere levensverwachtingen hebben dan mannen100.

Welke leeftijd heeft de vruchtgebruiker precies? Volgens art. 745sexies, §3 BW is de leeftijd op moment

van indiening van het verzoekschrift tot omzetting van toepassing. Deze datum komt overeen met de datum

van de bepaling van de verkoopwaarde van het goed.

96 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 290-334, 297. 97 J. SCHRYVERS “De berekeningsparameters voor de omzetting van het vruchtgebruik”, T.Not. 2007, 642. 98 D. VAN LAERE en A. VEIRMAN, “De vernieuwde regelgeving over de waardering bij omzetting van het vruchtgebruik” in R., BARBAIX en N., CARETTE (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 194. 99 HvJ 1 maart 2011, nr. C-236/09 en GwH 18 juni 2009, nr. 4530. 100 Parl.St. Kamer 2013-2014, 53 3451/003, 6 e.v.

Page 33: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

24

75 Bij de bepaling van de leeftijd wordt niet gewerkt met de exacte leeftijd, maar met ronde jaartallen. Dit

zorgt voor minder nauwkeurige resultaten. De wetgever geeft daarbij nergens mee hoe de leeftijd moet

worden afgerond101. De rechtspraak zal aantonen hoe dit in de praktijk wordt ingevuld. Peulinckx-Coene

beschrijft in haar werk dat er een afronding naar onderen toe is. Wat betekent dat zolang de volgende

verjaardag niet bereikt is, er rekening gehouden wordt met de huidige leeftijd. Hierdoor kan het interessant

zijn om het moment van indiening van het verzoekschrift tot omzetting af te stemmen op de verjaardag

van de vruchtgebruiker. Zo is er een groot verschil in de waardering tussen dat van bijvoorbeeld een

tachtigjarige of dat van een tachtigjarige min één dag. Elke verjaardag van de vruchtgebruiker doet de

waarde van het vruchtgebruik dalen. Men dient het verzoekschrift dus beter zo vroeg mogelijk in102.

76 Art. 745sexies, §3 BW bevat een uitzondering wanneer blijkt dat de verwachte levensduur significant

onder de waarden in de statistische tabellen ligt. In de parlementaire voorbereidingen staat dat ‘de

objectieve voorwaarde is dat het overlijdensrisico op korte termijn moet kunnen worden aangetoond’. Door

deze uitzondering kan de rechter ervoor kiezen geen gebruik te maken van de omzettingstabellen en een

alternatieve methode hanteren103. Deze uitzondering lijkt vanzelfsprekend, maar in de praktijk zal dit

waarschijnlijk niet makkelijk toepasbaar zijn.

77 Wat is een manifest lagere levensverwachting en wie zal die vaststellen? Wat precies manifest is, staat

nergens omschreven. Indien er wel duidelijk omschreven zou staan wat manifest is, is er nog steeds sprake

van een bewijsproblematiek. De rechter mag immers niet nagaan wat de verwachte levensverwachting van

de persoon in kwestie is. Dit valt niet te rijmen met het privéleven van de persoon of het beroepsgeheim

van de behandelende arts volgens Peulinckx-Coene104.

78 Deze bepaling lijkt mij goed bedoeld door de wetgever, maar de toepassing ervan in de praktijk lijkt

eerder onrealistisch. Wanneer de rechter toch beslist de wettelijke waarderingsmethode naast zich neer te

leggen, met welke criteria dient hij dan rekening te houden? Een alternatieve waarderingsmethode, wat

101 Art. 745sexies, §3 BW. 102 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 301. 103 Hand. Senaat 2013-14, 5-143, 27 februari 2014, 45. 104 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 302.

Page 34: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

25

betekent dit precies? Dan komen we terug bij het discussiepunt van eerder en biedt de nieuwe wettelijke

waarderingsmethode geen oplossing.

4.5.3 WAARDERINGSDATUM

79 Een grote verandering in het nieuw art. 745sexies, §3 BW is de waarderingsdatum. Zoals eerder

beschreven, valt het moment van waardering niet langer op het moment van omzetting van het

vruchtgebruik, maar wanneer het verzoekschrift tot omzetting wordt ingediend. Er staat wel uitdrukkelijk

beschreven dat de partijen onderling een andere waarderingsdatum kunnen overeenkomen (art. 745sexies,

§3, tweede streepje BW). Of een alternatieve datum overeenkomen, wanneer men al in een gerechtelijke

procedure verzeild is geraakt, een haalbaar iets is, is nog maar de vraag.105

80 De datum van indiening van het verzoekschrift tot omzetting van het vruchtgebruik blijkt niet steeds het

ideale waarderingsmoment. Vaak duurt een omzettingsprocedure behoorlijk lang en kan het enkele jaren

aanslepen106. De nadelen hiervan kunnen aanzienlijk zijn, terwijl deze belangrijke wijziging nergens wordt

gemotiveerd.

81 Enerzijds wordt er geen rekening gehouden met de waarde schommelingen van bijvoorbeeld de

verkoopwaarde of kapitalisatierente tussen het moment van waardering en het moment van werkelijke

omzetting107. Tussen beide data kunnen soms meerdere jaren verstreken zijn waardoor de waardering van

het vruchtgebruik allang niet meer accuraat is.

82 Anderzijds zorgt deze retroactieve waarderingsdatum voor een dubbel genot van de vruchten voor de

vruchtgebruiker tussen het moment van indiening van het verzoekschrift en wanneer hij de

kapitalisatiewaarde ontvangt. Het recht op genot van de vruchten loopt immers gewoon door totdat de

werkelijke omzetting plaatsvindt108. Het gevolg hiervan is dat er geen intrest betaald moet worden op de

kapitalisatiewaarde. Het kan ook anders. De vruchtgebruiker heeft de mogelijkheid definitief afstand te

doen van het vruchtgebruik na het bepalen van de kapitalisatiewaarde. Dan wordt de wettelijke intrest

105 Ibid. 304. 106 D., VAN LAERE en A., VEIRMAN, “De vernieuwde regelgeving over de waardering bij omzetting van het vruchtgebruik” in R., BARBAIX en N., CARETTE (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 195. 107 C. JAUMAIN, “Wettelijke waardering van het vruchtgebruik. Wet van 22 mei 2014 (BS 13 juni 2014): een helaas onvoltooide maar gelukkig niet-dwingende wet”, niet gepubliceerd, consulteerbaar op: www.christian-jaumain.be, nr. 5. 108 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 290-334, 306.

Page 35: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

26

betaald aan de vruchtgebruiker tot op het moment dat de effectieve betaling van de kapitalisatiewaarde

plaatsvindt. De intrest begint te lopen nadat de afstand van het vruchtgebruik bevestigd is aan de hand van

een deurwaardersexploot of aangetekende brief109. In de rechtsleer is hierop kritiek, volgende vragen

komen hierbij naar boven: Wat is afstand doen van het vruchtgebruik? Wanneer is het genot weg van de

goederen? Hoe gaat dit praktisch in zijn werk? Volstaat het dat de huurder van de goederen het huurgeld

stort aan de blote eigenaar?110

83 Dit nieuwe tijdstip van waardering kan verder ook leiden tot speculatie voor goederen waarbij er een

waardevermindering mogelijk is tussen beide tijdstippen111. Gebeurtenissen na de waarderingsdatum

worden immers ook niet meer in rekening gebracht. Een wijziging in één van de parameters (verwachte

levensduur, kapitalisatierente of verkoopwaarde) zal geen invloed meer hebben. Het kan er enkel voor

zorgen dat de rechter niet meer overgaat tot een omzetting van het vruchtgebruik112.

84 Het lijkt erop dat de wetgever deze nadelen niet voorzag, want er is nergens een verantwoording voor

de wijziging van de waarderingsdatum. Een mogelijke verklaring voor de wijziging van deze datum volgens

Peulinckx-Coene is dat op deze manier de indiener van het verzoekschrift op voorhand al weet welke

waarde er aan het vruchtgebruik toegekend zal worden, wanneer het tot een omzetting komt113.

De verklaring die Peulinckx-Coene geeft, lijkt logisch en zorgt naar mijn mening ook voor meer

rechtszekerheid. Dit was duidelijk ook het doel was van de invoering van dit nieuwe artikel. Wanneer één

van de partijen de omzetting van de het vruchtgebruik eist, weet hij echter wat de uitkomst zal zijn wanneer

hij kiest voor een gerechtelijke procedure. Maar dit kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben.

Wat als de eiser van de omzetting de vruchtgebruiker is, en de waarde van het goed tussen het moment

van indiening van het verzoekschrift en de omzetting van het vruchtgebruik gevoelig stijgt? Dan zal het

vruchtgebruik lager gewaardeerd zijn dan de eigenlijke waarde op het moment van omzetting. Dit zorgt

109 Hand. Senaat 2013-14, 5-143, 27 februari 2014, 45. 110 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 307. 111 E. ADRIAENS, A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1497. 112 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 305. 113 Ibid., 304.

Page 36: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

27

voor een benadeling van de vruchtgebruiker. De verandering van waarderingsdatum lijkt mij niet ideaal en

was misschien beter ook niet gewijzigd ten opzichte van de vorige versie van het artikel.

85 Instant veroudering, zoals omschreven in art 745quinquies §3 BW, blijft op dezelfde manier berekend

worden zoals voorheen. Bij het gebruik van deze nieuwe omzettingstabellen, wordt het effect hiervan

vergroot. De langstlevende zal immers een veel lagere fictieve levensverwachting hebben. Deze

levensverwachting is dan lager dan de hoogste maturiteit van de OLO-rentevoeten waardoor de toe te

passen rentevoet verlaagt114.

4.5.4 EEN PARAGRAAF VERGETEN?

86 Art. 745sexies, §4 BW wordt opgegeven bij de wetswijziging van 22 mei 2014. Deze luidde als volgt: ‘De

omzetting van het vruchtgebruik heeft geen terugwerkende kracht, evenmin als de toewijzing van de

goederen bedoeld in art. 745quater, §4 BW’. De opzegging van dit artikel wordt nergens gemotiveerd. Het

artikel diende als afschaffing van de retroactiviteit die voor 1981 bestond. Beoogt de wetgever hiermee een

herinvoering van deze retroactiviteit? Verschillende auteurs interpreteren dit als een herinvoering van de

retroactiviteit van de omzettingsverrichting. Als dit de bedoeling zou geweest zijn van de wetgever, dan is

het onduidelijk of de omzetting terugwerkt tot op het moment van het openvallen van de nalatenschap of

tot aan de dag van het verzoek tot omzetting. Adriaens opteert voor de interpretatie van de terugwerkende

kracht tot op de dag van het verzoek, dit is immers consistent met de vervroeging van de

waarderingsdatum115.

87 Als dit zo zou zijn en er is retroactiviteit tot op de dag van indiening van het verzoekschrift, blijven er nog

enkele belangrijke vragen over. Wat zijn nu precies de gevolgen van handelingen die door de

vruchtgebruiker zijn gesteld voor de omzetting, maar na de indiening van het verzoekschrift? Is er dan een

mogelijkheid om de nietigheid van deze handelingen in te roepen en in hoeverre is er een systeem van

derdenbescherming116?

114 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 325. 115 E. ADRIAENS en A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1495. 116 C. JAUMAIN, “Wettelijke waardering van het vruchtgebruik. Wet van 22 mei 2014 (BS 13 juni 2014): een helaas onvoltooide maar gelukkig niet-dwingende wet”, niet gepubliceerd, consulteerbaar op: www.christian-jaumain.be, nr. 5.

Page 37: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

28

88 Volgens Peulinckx-Coene is de opheffing van deze non-retroactiviteit wellicht te verklaren doordat het

moment van de berekening van de waarde van het vruchtgebruik terug gebracht is op datum van indiening

van het verzoekschrift. De waardering is teruggebracht in de tijd en dus gebaseerd op gegevens in het

verleden, maar de uitwerking van de omzetting, het effectieve einde aan de opsplitsing

vruchtgebruiker/blote eigenaar, volgt pas op het moment van de betaling van de kapitalisatiewaarde. De

rechtshandeling werkt niet met terugwerkende kracht, maar baseert zich enkel op gegevens in het

verleden117.

89 Verder volgend op de redenering van Peulinckx-Coene, ging de wetgever er misschien vanuit dat er

sowieso geen sprake kan zijn van retroactiviteit doordat er in art. 745sexies, §3 BW verwezen wordt naar

de dag van het verzoekschrift. Op deze manier kan er volgens mij geen twijfel bestaan en zou art. 745sexies,

§4 BW bijgevolg een overbodige bepaling zijn. Of dit nu de reden is of er een andere reden voor bestaat,

blijft nog maar de vraag.

4.6 EENVOUDIGE TOEPASSING MET NIEUWE OMZETTINGSTABELLEN

90 In art. 745sexies, §3 BW wordt verwezen naar de omzettingstabellen. De toepassing van het artikel zorgt

voor volgende formule:

b𝑙𝑜𝑡𝑒 𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛𝑑𝑜𝑚 =𝑣𝑜𝑙𝑙𝑒 𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛𝑑𝑜𝑚

(1 + 𝑛𝑒𝑡𝑡𝑜 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒𝑣𝑜𝑒𝑡)𝑙𝑒𝑣𝑒𝑛𝑠𝑣𝑒𝑟𝑤𝑎𝑐ℎ𝑡𝑖𝑛𝑔 𝑣𝑟𝑢𝑐ℎ𝑡𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑒𝑟

91 Deze formule is afkomstig van actuaris Jaumain en staat bekend als de Jaumain-formule118. De gebruikte

parameters in de formule werden hierboven al uitvoerig toegelicht. Omdat de toepassing van de formule

in de praktijk niet zo snel werkt, kan er gebruik gemaakt worden van de omzettingstabellen.

92 Bij de voorbereidingen van de wet van 22 mei 2014 werd het KFBN119 gemandateerd om na te gaan of

er één of meerdere aanvaardbare kapitalisatietafels kunnen worden opgemaakt en overgedragen worden

aan de commissie Justitie. De keuze voor het KFBN is voor de hand liggend, want zij zijn het nauwst

betrokken bij de omzetting van het vruchtgebruik en kennen best de evoluties in de praktijk120. Dit leidde

117 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 308. 118 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 297. 119 KFBN: Koninklijke federatie van het Belgisch Notariaat 120 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2013 afl. 2, 50.

Page 38: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

29

ertoe dat er nu jaarlijks op 1 juli door de minister van Justitie omzettingstabellen worden vastgesteld,

waarbij hij rekening houdt met de voorstellen van het KFBN (art. 745sexies, §3, 8e lid BW).

93 Op 15 januari 2015 werden de eerste omzettingstabellen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het

gaat om één omzettingstabel, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen. In de

eerste kolom staat de mogelijke leeftijd van de vruchtgebruiker (0-120 jaar). In de volgende kolommen

wordt een onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen121.

94 Jaarlijks op 1 juli worden de omzettingstabellen opnieuw vastgesteld door de minister van Justitie.

Nergens in het artikel staat duidelijk vermeld wanneer de nieuwe tabellen van toepassing zijn. Moet de

algemene regel toegepast worden, dat wil zeggen tien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad?

Wat moet er gebeuren wanneer de vorige tabellen pas later werden gepubliceerd? Het is niet duidelijk of

de tabellen dan een jaar van toepassing blijven of dat de nieuwe tabellen tien dagen na publicatie direct in

werking treden. Het omgekeerde is ook mogelijk. Het geval waarbij er na één jaar nog geen nieuwe tabellen

werden gepubliceerd. Zijn de verouderde tabellen dan nog steeds van toepassing? Het artikel had hier wat

specifieker in mogen zijn122.

95 Dat de tabellen slechts jaarlijks worden bekendgemaakt, kan vragen oproepen. Het interval van een jaar

kan als te ruim en te statistisch worden aanzien. In de periode van een jaar kunnen zich veel verandering

voordoen. In de parlementaire voorbereidingen is geopteerd voor een digitaal systeem met een

maandelijkse aanpassing van de tabellen, maar deze mogelijkheid werd niet gevolgd123.

96 Adriaens en Verbeke geven in hun werk een praktische toepassing van de omzettingstabellen. Het

voorbeeld wordt hier hernomen. Een onroerend goed met huisraad wordt geschat op 100 000 euro in volle

eigendom. De vruchtgebruikster is een vrouw van 80 jaar. Volgens de tabellen: levensverwachting is 9,48

(kolom Egx (1)) en de rentevoet 1,78% (kolom I (2)). De omrekeningskoers van het vruchtgebruik is dan

121 De eerste omzettingstabellen: MB 22 december 2014 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, BS 15 januari 2015 (zie bijlage 1) De meest recente omzettingstabellen: MB 1 juli 2016 betreffende de bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, §3 BW, BS 7 juli 2016. 122 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 298. 123 E. ADRIAENS, A.-L. VERBEKE, “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1496. En Parl.St. Senaat 2013-2014, 5-2338/3, 5.

Page 39: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

30

15,40% (kolom Txconv. (3))124. Met andere woorden, het vruchtgebruik is 15,40% van de waarde van het

goed in volle eigendom.

4.7 NOOD AAN DE WET VAN 19 JUNI 2016

97 Er zijn twee correcties gepubliceerd door de federale regering. De eerste zorgt ervoor dat de rentevoet

niet negatief kan worden bij een lage levensverwachting aan de hand van een minimumrente. De tweede

correctie zorgt voor verduidelijking van de tweejarige termijn waarover men in art. 745sexies, §3 BW

spreekt.

98 Eerst en vooral zorgt de federale regering voor een minimumrente. De omzettingstabellen die jaarlijks

gepubliceerd worden voor de berekening van de waarde van het vruchtgebruik volgens de wettelijke

methode omschreven in art. 745sexies, §3 BW maken gebruik van de gemiddelde rentevoet over de laatste

twee jaar van de OLO’s met een looptijd die gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. Door

de lage tot soms negatieve rentevoeten, kan de gemiddelde rentevoet ook negatief uitvallen. Dit zou in de

praktijk betekenen dat de vruchtgebruiker moet bijbetalen voor een omzetting van het vruchtgebruik in

kapitaal125. Zulke situaties moeten zonder twijfel vermeden worden. Het is dan ook ondenkbaar dat er moet

bijbetaald worden om een recht af te staan. De wetgever heeft dan ook een minimumrentevoet ingevoerd

van 1% per jaar. Deze rentevoet is volgens de memorie van toelichting een netto rentevoet. Dit komt

overeen met de rentevoeten op OLO-basis126.

99 De tweede aanpassing zorgt voor een verduidelijking van art. 745sexies, §3,eerste lid, eerste streepje

BW: ‘de gemiddelde rentevoet over de laatste twee jaar van de lineaire obligaties waarvan de maturiteit

gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker’. Wat bedoelt men met ‘over twee jaar’? Zijn dit

de voorbije twee kalenderjaren of zijn dit de twee jaren voor de goedkeuring van de omzettingstabellen?

De wetgever bepaalt dat de twee jaren lopen van 1 mei van het tweede jaar dat voorafgaat aan de

bekendmaking van de tabellen tot en met 30 april van het jaar van de bekendmaking van de meest recente

omzettingstabellen127. Op 7 juli 2016 werden de meest recente tabellen bekendgemaakt. Dit betekent dus

dat men voor de gemiddelde OLO- rentevoet rekening hield met de rentevoeten van 1 mei 2014 tot en met

30 april 2016.

124 Ibid.,1492. 125 X., “Correctie op omzetting vruchtgebruik bij lage levensverwachting”, Notariaat 2016, afl. 14, 7. 126 Ibid., 7. 127 X., “Correctie op omzetting vruchtgebruik bij lage levensverwachting”, Notariaat 2016, afl. 14, 8.

Page 40: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

31

4.8 KRITISCHE KIJK LIJKT NOODZAKELIJK

100 Vanaf 25 januari 2015 wordt door de nieuwe regeling van art. 745sexies, §3 BW niet langer rekening

gehouden met de verschillende parameters die de wetgever opsomde. Dit zorgde ervoor dat men voor de

waardering rekening kon houden met alle omstandigheden. Door de invoering van het nieuwe artikel is dit

nu niet meer mogelijk. De wetgever heeft geopteerd voor uniforme waarderingsregels waarbij de

gehanteerde parameters volledig geobjectiveerd zijn128. Dit roept de nodige vragen op en ook de rechtsleer

heeft hier een kritische kijk.

101 Door de invoering van de nieuwe regeling is er sprake van twee waarderingsmethoden. Aan de ene

kant wordt het vruchtgebruik gewaardeerd voor de aangifte van de nalatenschap en aan de andere kant

wordt ze gewaardeerd voor de omzettingsverrichting129. Er is geen mogelijkheid ingebouwd waarbij de

wettelijke methode gehanteerd kan worden voor de fiscale aangifte. Bij de fiscale aangifte wordt gebruik

gemaakt van de verouderde waarderingsmethode van het wetboek Successierechten en, zoals eerder

aangehaald, zal de waardering bij de gerechtelijke omzetting gebeuren volgens de methode omschreven in

art. 745sexies, §3 BW. Dit kan vragen oproepen130. Waarom voorziet de wetgever in beide gevallen een

andere waarderingsmethode? Dient de waarde van het vruchtgebruik niet gelijk te zijn? Het doel van de

waardering van het vruchtgebruik zou naar mijn mening geen invloed mogen hebben op de

waarderingsmethode. De invoering van de nieuwe wettelijke waarderingsmethode was misschien een

opportuniteit voor de wetgever om hier een mouw aan te passen en de zaken op elkaar af te stemmen.

102 De methode beschreven in art. 745sexies, §3 BW is in principe enkel van toepassing bij een

gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik. De vraag rest dan nog of de methode ook gehanteerd kan

worden bij de minnelijke schikking. Volgens Peulinckx-Coene kan de methode bij een omzetting in der

minne niet gehanteerd worden en enkel dienen als een drukkingsmiddel tijdens de onderhandelingen. De

notaris kan geen gebruik maken van de wettelijke waarderingsmethode omdat hij daartoe te weinig

houvast heeft. Hij beschikt immers niet over een datum van indiening van het verzoekschrift.

103 Welke rol kan de nieuwe wettelijke waarderingsmethode dan wel spelen bij de omzetting van het

vruchtgebruik in der minne? Wanneer de partijen die de omzetting wensen bij de notaris komen, moet de

notaris samen met hen een keuze maken over de waarderingsmethode die ze zullen hanteren. Het

128 R., BARBAIX, “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2014” in in BARBAIX, R., CARETTE, N. (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 32-33. 129 RENIERS, A., “Waardering van vruchtgebruik: ‘zeer technisch en weinig sexy’”, Notariaat 2015, afl. 8, 4 130 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2013 afl. 2, 58.

Page 41: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

32

hoofddoel is in dat geval om tot een akkoord te komen. Hierbij dringt zich een ethische vraag op. Is het

hierbij nodig dat de notaris de partijen inlicht over de methode die gehanteerd zal worden bij de

gerechtelijke omzetting? Het is niet zo moeilijk in te beelden dat dit de onderhandelingen voor de omzetting

van het vruchtgebruik bemoeilijkt. De wettelijke methode zal steeds een ander resultaat geven dan de

methoden die bij de minnelijke schikking worden gehanteerd. Dit betekent dat één partij steeds voordeel

zal halen uit de gerechtelijke omzetting. De notaris staat met andere woorden voor een moeilijke

evenwichtsoefening. Aan de ene kant is het zijn doel om de partijen tot een overeenkomst te brengen en

hen in te lichten over alle mogelijkheden, dus ook de gerechtelijke procedure met de wettelijke

waarderingsmethode. Aan de andere kant is er kans dat de partij die voordeel haalt uit de wettelijke

methode, een verzoekschrift indient. Er zijn wel enkele argumenten om een gerechtelijke procedure af te

raden. Men kan steeds een verzoek tot gerechtelijke omzetting indienen, maar dit betekent niet dat de

rechter steeds de omzetting zal toelaten. Verder kost een gerechtelijke procedure behoorlijk wat tijd,

inspanningen en geld131.

104 In de onderhandelingscontext zal notaris Van Hoestenberghe132 steeds de optie voor de wettelijke

waarderingsmethode voorleggen aan zijn cliënten en ook het resultaat daarvan meedelen. Dit leidt er

volgens hem toe dat men niet snel nog een gerechtelijke procedure zal aanvatten omdat de uitkomst

gekend is, en het vaak veel geld en energie kost. Naar zijn ervaring kan er vaak gewoon een minnelijke

schikking getroffen worden.

105 Peulinckx-Coene haalt in haar werk aan dat de nieuwe wettelijke waarderingsmethode geen toepassing

kan vinden in de praktijk (zie supra nr. 102). Jaumain haalt hierbij nog een beperking van de

waarderingsmethode aan, namelijk dat het enkel van toepassing is op het eenhoofdig levenslang

vruchtgebruik. Maar volgens hem wordt daar in de praktijk geen rekening mee gehouden. De

waarderingsmethode zou ook in andere gevallen gebruikt worden. De reden hiervoor is volgens hem het

gemakzucht van de deskundigen. Het gebruik van de wettelijke methode in andere gevallen dan bij

eenhoofdig levenslang vruchtgebruik zou volgens hem ten koste van de billijke waardering van het

vruchtgebruik gaan133.

131 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 320. 132 Informatie verkregen door gesprek met notaris Van Hoestenberghe 133 C. JAUMAIN, “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. NOT 2017 afl. 1, 14-15.

Page 42: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

33

106 De langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende ontvangt na overlijden van de partner het

vruchtgebruik over de ganse nalatenschap. Waarschijnlijk wou de wetgever in 1981 de langstlevende

echtgenote, en dan ook in de 2007 de wettelijk samenwonende, behoorlijk voorzien achter laten. Gaat dit

idee met de nieuwe waarderingsmethode verloren? Zowel Peulinckx-Coene als Schryvers zijn van mening

dat de wet Swennen gezorgd heeft voor een stap achteruit voor de langstlevende echtgenote en de

wettelijk samenwonende134. Schryvers stelt dat de wetgever blind is voor het werkelijk rendement van het

met vruchtgebruik belaste goed, waardoor het vruchtgebruik lager gewaardeerd wordt en dit resulteert in

een stap achteruit in het erfrecht van de langstlevende. Ook Peulinckx-Coene is van deze mening. Daarbij

wijst ze nog op de dwingende band die de wetgever voorziet met de financiële markten. Door de intresten

te koppelen aan de OLO-rente, zal dit in de huidige economie vooral in het nadeel spelen van oudere

weduwes135 of personen waar de instantveroudering van toepassing is136. Uiteindelijk leidt dit tot een

systematische daling van de waarde van het vruchtgebruik. Eventuele negatieve rentevoeten zouden ertoe

leiden dat de vruchtgebruiker zou moeten bijbetalen voor de omzetting van het vruchtgebruik in kapitaal

en dus niets zelf ontvangt, maar dat zij wel successierechten ofwel erfbelastingen moeten betalen137.

107 Zoals senator Swennen zelf aanhaalde, brengt het uitwerken van een wettelijke waarderingsmethode

veel keuzes met zich mee. Voor elke gehanteerde parameter moet een knoop doorgehakt worden. Dit zorgt

uiteraard voor respons in de rechtsleer.

108 Voor de berekening van de opbrengst van het vruchtgebruik maakt de wettelijke waarderingsmethode

gebruik van de OLO-rentevoeten over een periode van twee jaar. In eerste instantie werd geen rekening

gehouden met de evolutie van deze markten. Dat terwijl bij de stemming van de wet, de financiële markten

door een moeilijke periode gingen en de intresten uitzonderlijk laag waren. Begin 2014 kwam er een

ineenstorting van de rentevoeten en dit met een blijvende daling tot midden 2015, wanneer er opnieuw

een heropleving was138. Er kan dus heel wat gezegd worden over de keuze van de wetgever om op dat

moment toch voor deze rentevoeten te kiezen. Hadden ze niet beter naar een alternatief gezocht?

134 www.tafelschryvers.be en M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake

de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 298. 135 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 332. 136 Art. 745quinquies, §3 BW. 137 C., JAUMAIN, “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. NOT 2017 afl. 1, 4 138 C., JAUMAIN, “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. NOT 2017 afl. 1, 4.

Page 43: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

34

109 Kan er vanuit gegaan worden dat een goed huisvader het kapitaal dat hij ontvangt bij de omzetting van

het vruchtgebruik zal investeren in OLO’s die zulke lage rendementen genereren? Vanuit verschillende

hoeken kwam de raadgeving om rekening te houden met de gemiddelde rentevoeten over een langere

periode dan twee jaar, maar daar heeft de wetgever geen rekening mee gehouden. Volgens Peulinckx-

Coene hadden ze het wetsvoorstel in de ijskast moeten stoppen vanaf het moment dat duidelijk werd dat

de financiële markten nog meer ongekende evoluties doormaakten139. Er is immers een groot verschil in

grootorde tussen de OLO-rentevoeten en de rendementen van goederen die een stabiele opbrengst

genereren waarin de vruchtgebruiker zijn kapitaal na omzetting kan in investeren. Een voorbeeld van

goederen die een stabiele opbrengst genereren is vastgoed140.

110 Op voorgaande problemen heeft de wetgever een oplossing proberen te formuleren. Maar ook de wet

van 19 juni 2016, die een baremische minimumrente invoerde, lijkt niet voldoende te zijn. Een

minimumrendement van 1% zou aanvaardbaar zijn volgens Jaumain voor goederen die weinig of geen

opbrengsten genereren. Maar dit rendement is geen referentie voor bijvoorbeeld een onroerend goed die

maandelijks huurinkomsten genereert, waardoor het vruchtgebruik sterk ondergewaardeerd zal zijn.

Jaumain geeft in zijn werk hier een praktisch voorbeeld om de problematiek beter aan te duiden. Het

voorbeeld wordt hieronder kort overgenomen:141

Stel dat een dame van 80 jaar het vruchtgebruik bezit over een goed. Haar levensverwachting zou dan 9.76

jaar zijn, de bijhorende rente is 1%. De wettelijke waarde van het vruchtgebruik zou in dat geval gelijk zijn

aan 9.25% van de volle eigendom van het goed.

Stel dat het goed een huurinkomen van 625 euro genereert en dus 2.5% per jaar bedraagt (hierbij gaat het

om een woning ter waarde van 300 000 euro), zou de billijke waarde van het vruchtgebruik 21.41% van de

waarde van de volle eigendom zijn. Dit percentage werd bekomen door de levensverwachting van 9.76 jaar

en het jaarlijks rendement van 2.5% in te vullen in de wettelijke waarderingsformule142 (zie supra nr. 90).

111 Het is duidelijk dat de vruchtgebruiker een aanzienlijk nadeel ervaart, zoals eerder aangegeven in dit

werk. Er zijn al meerdere pogingen ondernomen om een oplossing voor dit probleem te vinden, maar

139 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 290-334, 333. 140 C., JAUMAIN, “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. NOT 2017 afl. 1, 4 141 Art. 1, MB 1 juli 2016 betreffende de bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, §3 BW, BS 7 juli 2016. 142 C. JAUMAIN, “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. NOT 2017 afl. 1, 7.

Page 44: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

35

zonder resultaat. Zo werd op 31 mei en 16 juni 2016 een amendement ingediend door de heer B. Brotcorne.

Beide werden ze verworpen143. Mevrouw Matz stelde over het probleem ook een parlementaire vraag144

aan de minister van Justitie, maar deze werd negatief beantwoord.

112 Een andere keuze die de wetgever in 2014 diende te maken, was die van hoe nu juist het goed

gewaardeerd moet worden. De wet Swennen heeft er voor gekozen om bij de waardering van het

vruchtgebruik van het goed geen rekening te houden met de aard van het goed. Het enige waarmee men

rekening houdt, is de verkoopwaarde. Daarop wordt dan een forfaitaire rentevoet toegepast volgens de

leeftijd van de vruchtgebruiker. Deze rentevoet, die onder andere gebaseerd is op de OLO-rentevoet,

vinden we terug in de omzettingstabel en houdt enkel rekening met de roerende voorheffing. Er wordt

geen rekening gehouden met eventuele andere lasten of werkelijke opbrengsten die het goed genereert145.

Kunnen we zomaar elk goed op dezelfde manier waarderen? Moet er geen verschil gemaakt worden tussen

goederen die een lage en goederen die een hoge opbrengst genereren?

113 Is het doel van deze wet, zoals uitvoering hierboven omschreven, uiteindelijk bereikt? Kan men nu

stellen dat er een rechtlijnige, eenvormige en constante reglementering aanwezig is bij de waardering van

het vruchtgebruik die zorgt voor meer rechtszekerheid? Peulinckx-Coene vindt van niet. Zij stelt zich vele

vragen bij de keuzes die de wetgever maakte. Daarnaast lijkt de nieuwe waarderingsmethode allesbehalve

rechtlijnig. Enerzijds opteert de wetgever voor actuele omzettingstabellen die jaarlijks worden

gepubliceerd, maar daarnaast gebruikt men de datum van indiening van het verzoekschrift als

waarderingsdatum. De omzettingstabellen die dan gehanteerd worden, kunnen op deze manier in de

praktijk sterk verouderd zijn146. Hierdoor bekomt men een verouderde waardering, hoewel het erop lijkt

dat de wetgever een actuele waardering beoogde door de omzettingstabellen jaarlijks te laten publiceren.

Verder wijst Peulinckx-Coene erop dat één enkele regeling die van toepassing is op een zeer groot aantal

goederen en zeer diverse situaties, moeilijk billijk te noemen is. In de rechtsleer leest men dat de nieuwe

143 Parl. St. 54-1825/003 en 54-1825/003. 144 Vr. en Antw. Commissie voor Justitie, Vr. nr. 5741, 7 oktober 2015 (V. MATZ) 145 D. STERCKX, “La valorisation légale de l’usufruit viager”, JT 2014, 562. 146 M. PEULINCKX-COENE, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.NOT 2015, 329.

Page 45: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

36

wettelijke waarderingsmethode voor een groter gevoel van rechtvaardigheid moet zorgen, maar dat komt

niet zo over. De methode zou zijn voeling met de realiteit zijn verloren147.

114 Ik volg volledig de redenering van Peulinckx-Coene omtrent de mogelijke verouderde waardering

wanneer het om een lange gerechtelijke procedure gaat. Soms kan een procedure jaren tijd vergen en is de

vruchtgebruiker al wat ouder, zijn de rentevoeten gewijzigd en kan ook de waarde van het goed al

veranderd zijn. In dit opzicht lijkt de methode niet billijk. Aan de andere kant vind ik één methode in alle

gevallen wel zorgen voor meer rechtvaardigheid. Er kan geen discussie meer plaatsvinden omdat het zou

gaan om een ‘slechte’ methode of omdat de aangewezen notaris een methode gebruikt die in het voordeel

van één van beide partijen speelt.

Zo verwijt de appellant in het arrest van 17 februari 2009 van het Hof van Beroep te Gent148, dat de techniek

gebruikt door de boedelnotaris voor het bepalen van de waarde van het vruchtgebruik, niet alleen duister

maar ook niet correct was. De aangewende methode werd niet verworpen door de rechter, maar zulke

discussies zullen vermeden worden door de invoering van een uniforme waarderingsmethode.

115 Volgens Jaumain heeft de wetgever heel wat kansen laten liggen. De wetgever had de ineenstorting

van de rentevoeten als kans moeten beschouwen om een manier te vinden om het vruchtgebruik op een

billijkere manier te waarderen. Ook had Jaumain graag twee correcties zien gebeuren. Ten eerste mocht

art. 745sexies, §4 BW niet geschrapt worden. Het vruchtgebruik mag immers geen terugwerkende kracht

hebben volgens hem. Ten tweede zou de datum van waardering de datum van omzetting moeten zijn en

niet de datum van indiening van het verzoekschrift149. Zijn opmerkingen kunnen we volledig volgen. De

schrapping van art. 745sexies, §4 BW ging zonder slag of stoot en er werden ook geen vragen gesteld

hierover in de kamer. Toch kan ik de schrapping van de paragraaf volgen, zoals eerder aangehaald. Het

komt op ons eerder over als een nalatigheid, waarbij het niet de bedoeling was van de wetgever om het

vruchtgebruik een terugwerkende kracht te bezorgen, maar door de invoering van nieuwe artikel lijkt

duidelijk dat er geen retroactiviteit kan spelen. Als waarderingsdatum de datum van omzetting nemen, lijkt

ons billijker. Zo bekomen de partijen die de omzetting vragen een veel actuelere waardering.

147 D. VAN LAERE en A. VEIRMAN, “De vernieuwde regelgeving over de waardering bij omzetting van het vruchtgebruik” in R., BARBAIX en N., CARETTE (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 199. 148 Brussel (1e k.) 17 februari 2009, T. Not. 2009, 318. 149 C. JAUMAIN, “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. NOT 2017 afl. 1, 13.

Page 46: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

37

116 Ook mevrouw S. Smeyers, lid van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, geeft duidelijk

haar ongenoegen weer in de zitting op 31 maart 2014. Volgens haar is het opzet om meer rechtszekerheid

te creëren niet bereikt. Zij vond een grondiger onderzoek noodzakelijk. Notarissen en andere actoren

dienen gehoord te worden over hoe de problematiek nu in de praktijk wordt geregeld. Dit zou moeten

bijdragen tot een billijkere waarderingsmethode. Ook zij trekt de keuzes die wetgever maakte in het nieuwe

art. 745sexies, §3 BW in twijfel. Daarnaast maakte ze een opmerking over de intresten die verschuldigd zijn

aan de vruchtgebruiker wanneer de omzetting wordt bevestigd. Daarvoor moet men de blote eigenaar in

gebreke stellen aan de hand van een deurwaardersexploot of aangetekend schrijven. Mevrouw Smeyers

stelt dat dit agressief kan overkomen bij de tegenpartij waardoor nieuwe conflicten kunnen ontstaan. En

was het opzet van deze regeling niet juist om zulke zaken te vermijden? Vervolgens stelt ze zich ook vragen

bij de woorden “manifest lagere levensverwachting” in art. 745sexies, §3 BW. Wat is manifest en wie zal

hierover oordelen? Dit kan heel wat discussies met zich meebrengen. Als laatste zou ze van de minister

graag meer uitleg ontvangen over de keuze om de leeftijd van de vruchtgebruiker af te ronden op het jaar.

Er zou ook geopteerd kunnen worden om rekening te houden met de precieze leeftijd. Dit zou volgens

Jaumain voor een verschil van 8% in de waardering van het vruchtgebruik kunnen zorgen150. Een

verantwoording voor deze keuze vinden we niet meteen terug.

De opmerkingen van Mevrouw Smeyers, zijn naar mijn mening correct. Al lijkt de bemerking in verband met

de intresten wat ver gezocht. Er is inderdaad een mogelijkheid ingebouwd om intresten te ontvangen in

plaats van de vruchten van het vruchtgebruik in de periode voor de werkelijke omzetting, maar na het

indienen van het verzoekschrift. Indien men al in een gerechtelijke procedure verwikkeld zit, wil dit in de

meeste gevallen al wijzen op een minder goede verstandhouding tussen de partijen. Een aangetekend

schrijven om de blote eigenaar in te lichten dat hij de vruchten reeds kan ontvangen, indien hij een intrest

betaalt aan de vruchtgebruiker, lijkt mij niet direct agressief. Dit kan nu eenmaal de keuze zijn van de

vruchtgebruiker.

117 Niet elke auteur beschouwt het de nieuwe wettelijke waarderingsmethode als gefaald. Zo laat

Schryvers zich positief uit over de wet Swennen. Hij haalt hierbij aan dat er niet uit het oog mag verloren

worden dat het om aanvullende wetgeving gaat. Het is enkel van toepassing wanneer partijen niet tot een

overeenkomst komen. Ook Reniers wijst op het suppletieve karakter van de wet151.

150 Parl. St. Kamer 2013-2014, 53 3451/003, 6. 151 RENIERS, A., “Waardering van vruchtgebruik: ‘zeer technisch en weinig sexy’”, Notariaat 2015, afl. 8, p.4

Page 47: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

38

118 Notaris Van Hoestenberghe152 is ervan overtuigd dat dit een goed principe is. Alleen stelt hij zich vragen

bij de jaarlijkse publicatie van de tabellen. Enerzijds zorgt dit voor actuele cijfers, maar anderzijds merkt hij

de grote verschillen in waardering op in de, tot nu toe, 3 opeenvolgende gepubliceerde omzettingstabellen.

Wat de verklaring hiervoor is, is niet meteen duidelijk. De intrest is immers niet zo sterk gedaald. Doordat

de waarden zo verschillend zijn van jaar tot jaar en de publicatie jaarlijks gebeurt, is het soms moeilijk te

bepalen welke tabellen van welk jaar gebruikt moeten worden als de onderhandelingen over twee jaren

heen lopen. Zoals Peulinckx-Coene opmerkt, de waarderingsdatum is in de context van de minnelijke

schikking niet bepaald. Naar de mening van notaris Van Hoestenberghe zouden de omzettingstabellen

stabieler moeten zijn. Een oplossing hiervoor is een publicatie om de twee jaar bijvoorbeeld.

Volgens notaris Lommée is dit een goed systeem waar nood aan was. Al had hij het systeem graag dwingend

gezien. Nu wordt de notaris op geen enkele manier gebonden tot het gebruik ervan en hoe meer keuzes

men openlaat, hoe meer dit kan leiden tot discussies153.

5 VAN HET WETBOEK NAAR DE PRAKTIJK

5.1 EEN MINNELIJKE SCHIKKING TREFFEN

119 In vele gevallen is de wet van 14 mei 2014, die voor de invoering van de wettelijke waarderingsmethode

zorgt, niet van toepassing. Het art. 745sexies, §3 BW is aanvullend recht. Partijen kunnen steeds onderling

overeenkomen een andere methode toe te passen. Welke methoden en technieken heeft men in de

praktijk voor de toepassing van art. 745quater BW en dus voor de omzetting van het erfrechtelijk

vruchtgebruik in volle eigendom of voor de afkoop van het blote eigendom154?

120 Toch lijkt de wettelijke waarderingsmethode beschreven in art. 745sexies, §3 BW geen overbodige

methode. Op deze manier kunnen onderhandelingen vergemakkelijkt worden doordat op voorhand

duidelijk is wat het resultaat in rechte zou zijn. Men heeft de mogelijkheid te onderhandelen in de schaduw

van het recht155. Gebeurt dit ook zo in de praktijk?

152 Informatie verkregen via gesprek met notaris Van Hoestenberghe 153 Informatie verkregen via het gesprek met notaris Lommée. 154 ADRIAENS, E. (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 235. 155 R.H. MNOOKIN en L. KORNHAUSER, “Bargaining in the shadow of the law: The case of divorce”, Yale law journal 1978-1979, 950-997.

Page 48: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

39

121 De rechtspraktijk heeft zelf haar waarderingsmethoden ontwikkeld na de wet van 1981. De notaris of

de raadgever zal dan nagaan welke methode het meest geschikt is voor de partijen of welke methode de

voorkeur krijgt156. De uitkomst van de waardering zal zeer sterk afhangen van de gekozen methode.

122 Het is de bedoeling om een duidelijk beeld te vormen van de acht meest gebruikte methoden om

daarna na te gaan wat het effect van de invoering van de wettelijke waarderingsmethode is op het gebruik

van deze methoden in de praktijk.

5.1.1 METHODE WETBOEK SUCCESSIERECHTEN EN REGISTRATIERECHTEN

WETBOEK SUCCESSIERECHTEN

123 Deze waarderingsmethode staat omschreven in het oud Wetboek Successierechten of art 2.7.3.3.2 van

het VCF en is dus ook de fiscale waarderingsmethode. Bij deze methode vertrekt men van de

verkoopwaarde in volle eigendom. De waarderingsdatum voor de verkoopwaarde is de dag van omzetting.

Daarnaast gaat men uit van een forfaitaire opbrengst van het vruchtgebruik van 4% die vermenigvuldigd

wordt met een coëfficiënt. Deze coëfficiënt wordt bepaald in functie van de vermoedelijke levensduur en

de algemeen geldende discontovoet. Een opsplitsing tussen mannen en vrouwen wordt niet gemaakt. Er is

een coëfficiënt per 10 jaar voor de vruchtgebruikers die jonger zijn dan 50 jaar en per 5 jaar voor

vruchtgebruikers die ouder zijn dan 50 jaar157.

De formule gaat als volgt:

f𝑜𝑟𝑓𝑎𝑖𝑡𝑎𝑖𝑟𝑒 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 v𝑟𝑢𝑐ℎ𝑡𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 = 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑣𝑜𝑙𝑙𝑒 𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛𝑑𝑜𝑚 ∗ 4% ∗ 𝑐𝑜ë𝑓𝑓𝑖𝑐𝑖ë𝑛𝑡158

124 Deze omzettingsmethode is sterk verouderd. Zo wordt er voor 40 jarige dezelfde coëfficiënten gebruikt

als voor iemand van een vijftig jaar159.

WETBOEK REGISTRATIERECHTEN

125 Hier worden opnieuw dezelfde coëfficiënten gebruikt als bij de methode uit het oud Wetboek

Successierechten. Ook de verkoopwaarde wordt overgenomen. Voor de opbrengst van het vruchtgebruik

zal men kijken naar de bruto reële opbrengst van de goederen en niet langer de forfaitaire 4% hanteren

156 J.L. LEDOUX en M. DENUIT, “le juriste et le mathématicien” in E. ALOFS e.a. (ed.), Liber Amicorum Hélène Casman, Antwerpen, Intersentia, 2013, (311) 318. 157 ADRIAENS, E. (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, (235) 237. 158 Art. 2.7.3.3.2 VCF 159 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 238.

Page 49: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

40

zoals hierboven. Er zijn twee beperkingen opgelegd bij deze berekeningswijze. Ten eerste mag de waarde

van het vruchtgebruik maximaal 4/5 van de volle eigendom zijn en ten tweede is deze methode enkel

bruikbaar bij onroerende goederen160.

De formule gaat als volgt:

f𝑜𝑟𝑓𝑎𝑖𝑡𝑎𝑖𝑟𝑒 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑣𝑟𝑢𝑐ℎ𝑡𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 (𝑚𝑎𝑥. 80%)

= w𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑣𝑜𝑙𝑙𝑒 𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛𝑑𝑜𝑚 ∗ 𝑏𝑟𝑢𝑡𝑜 𝑟𝑒ëe𝑙 𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡 ∗ 𝑐𝑜ë𝑓𝑓𝑖𝑐𝑖ë𝑛𝑡161

126 Deze forfaitaire methoden zijn zoals eerder vermeld sterk verouderd. Ze houden geen rekening met

enkele basiselementen. Geen opsplitsing wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen, de leeftijd wordt zeer

ruim bekeken (iemand 20 jaar zal dezelfde coëfficiënt hebben als iemand van 29 jaar), de methode hanteert

de levensverwachtingen uit 1880-1890, maar houdt er geen rekening mee dat deze op de dag van vandaag

veel hoger liggen162,… In de rechtsleer worden deze methoden dan ook aanzien als verouderd en weinig

realistisch.

127 De methode zorgt ervoor dat het vruchtgebruik sowieso laag wordt gewaardeerd. Dit is niet altijd

negatief. Soms kunnen vruchtgebruikers als bedoeling hebben het vruchtgebruik zo laag mogelijk te

waarderen. Zo kunnen de blote eigenaars door weinig te geven toch volle eigenaar worden van het goed163.

5.1.2 WAARDERINGSMETHODE LEDOUX

128 In de tabellen van notaris Ledoux wordt er een opsplitsing gemaakt naar geslacht en

levensverwachting164.

Daarnaast maken de tabellen Ledoux gebruik van de lijfrente in tegenstelling tot een zekere rente. Deze

rente is niet star en zal variëren in functie van de sterfteprobabiliteit165. De werking van deze tabellen is

relatief eenvoudig. In de juiste tabel, er wordt immers onderscheid gemaakt tussen beide geslachten, gaat

men enerzijds op zoek naar de correcte leeftijd van de vruchtgebruiker en anderzijds de gewenste

intrestvoet. De coëfficiënt die men bekomt bepaalt het kapitaal dat je ter beschikking dient te stellen aan

160 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 238. 161 Ibid., 239. 162 Ibid., 240. 163 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDT, De langstlevende echtgenoot, Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 180. 164 J.L. LEDOUX en M. DENUIT, “Capitalisitation de l’usufruit. ‘Tables Ledoux’ 2011“, RNB 2007, nr. 22. 165 C. DE WULF, “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en die kapitalisatie van het vruchtgebruik” in Rechtskroniek voor het notariaat, deel 10, Brugge, Die Keure, 2007, 82.

Page 50: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

41

de persoon om een jaarlijkse rente van één euro te kunnen uitbetalen. Deze coëfficiënt moet

vermenigvuldigd worden met de maandelijkse rendementsvoet van het goed waarop het vruchtgebruik

betrekking heeft166. Ledoux kiest hier voor de potentiële opbrengst in plaats van de reële opbrengst. Deze

keuze heeft verschillende voordelen zoals het immuun zijn voor constante fluctuaties in de opbrengst.

Daarnaast houdt deze methode dan ook geen rekening met eventuele buitensporige opbrengsten, of

periodes waar het goed geen opbrengsten genereert167.

De concrete berekeningsformule gaat als volgt:

O𝑚𝑧𝑒𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙

= 𝑔𝑒𝑤𝑒𝑛𝑠𝑡𝑒 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑠𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡

∗ 𝑐𝑜ë𝑓𝑓𝑖𝑐𝑖𝑒𝑛𝑡 (𝑧𝑖𝑒 𝑡𝑎𝑏𝑒𝑙 𝑣𝑜𝑙𝑔𝑒𝑛𝑠 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑 𝑒𝑛 𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡𝑠𝑣𝑜𝑒𝑡)

∗ 12 (𝑜𝑚 1 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡𝑒 𝑏𝑒𝑘𝑜𝑚𝑒𝑛)168

𝑂𝑚𝑧e𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙

𝑉𝑒𝑛𝑎𝑙𝑒 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑉𝐸= 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡𝑎𝑔𝑒 𝑣𝑟𝑢𝑐ℎ𝑡𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘

129 Deze methode is minder interessant voor jonge vruchtgebruikers, meer bepaald voor personen die de

50-jarige leeftijd nog niet bereikt hebben. In deze gevallen verwijst Ledoux naar de prospectieve tabellen169.

Prospectieve tabellen houden rekening met het feit dat de toekomstige levensverwachtingen hoger zullen

liggen. Stationaire sterftetafels gaan ervanuit dat de levensverwachtingen op hetzelfde niveau blijven170.

Gebruik maken van stationaire sterftetabellen is dan logischerwijze nadelig voor jonge vruchtgebruikers.

Hun levensverwachting zal lager liggen dan bij prospectieve tabellen waardoor het vruchtgebruik lager zal

gewaardeerd worden.

130 Daarnaast wordt er maar één forfaitaire rentevoet gebruikt, dit gaat tegen de ratio legis van het verslag

Cooreman in. Deze forfaitaire aanpak zorgt voor veelvuldige opmerkingen in de rechtsleer171. Wel zijn de

tabellen Ledoux op basis van de meest recente sterftetabellen zoals gesuggereerd in het verslag172.

166 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 245. 167 J.L. LEDOUX en M. DENUIT, “Capitalisitation de l’usufruit. ‘Tables Ledoux’ 2011“, RNB 2007, nr. 4-5. 168 C., JAUMAIN, “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. NOT 2017 afl. 1, 12. 169 Ibid., nr. 26. 170 J. SCHRYVERS, “La conversion de l’usufruit de conjoint survivant”, JT 2006, 38. 171 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 248. 172 Verslag Cooreman namens de Commissie voor de Justitie over het ontwerp van wet tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Parl.St. Senaat 1980-81, nr. 600/2, 26.

Page 51: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

42

Uiteindelijk ziet men dit als een verfijnde forfaitaire methode. Een sterk punt van deze tabellen is het

eenvoudig gebruik ervan. De methode kreeg door de jaren heen veel aanhangers173.

5.1.3 WAARDERINGSMETHODE E-NOTARIAAT

De methode van het e-notariaat werd opgesteld door het KFBN. Hier draait het vooral om de

overlevingskansen en minder om de beleggingsmogelijkheden bij de berekening174.

131 Men heeft volgende gegevens nodig bij deze methode: waarde van het goed in volle eigendom, leeftijd

van de vruchtgebruiker en de rentevoet175. Recent kunnen notarissen kiezen tussen een rentevoet van 4%

of van 2,75%. Vroeger gold enkel deze van 4%. Daar is men van afgestapt door de gewijzigde economische

conjunctuur. Een rentevoet van 4% is nu nog zelden haalbaar176.

132 Voor de levensverwachting gebruikt de methode de niet-gecorrigeerde tafels van ex-NIS 2003. Door

het gebruik van deze verouderde tafels moet de methode aan accuraatheid inboeten. Deze zijn ruim 10 jaar

verouderd terwijl de levensverwachtingen blijven toenemen. Hoewel de keuze voor een rentevoet van

2.75% niet zo verfijnd is als de coëfficiënten in de tabellen van professoren zoals Levie, Ledoux of De Wulf,

zou de waarde van het vruchtgebruik wel een goede benadering zijn177.

De berekening gaat hier als volgt:

O𝑚𝑧𝑒𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙

= 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑣𝑜𝑙𝑙𝑒 𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛𝑑𝑜𝑚 (𝑜𝑝 𝑑𝑎𝑔 𝑣𝑎𝑛 𝑜𝑚𝑧𝑒𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔)

∗ re𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡𝑠𝑣𝑜𝑒𝑡 (2.75% 𝑜𝑓 4%) ∗ 𝑐𝑜ë𝑓𝑓𝑖𝑐𝑖ë𝑛𝑡 𝑣𝑜𝑙𝑔𝑒𝑛𝑠 𝑑𝑒 𝑡𝑎𝑓𝑒𝑙𝑠 (𝑁𝐼𝑆 2003)

5.1.4 WAARDERINGSMETHODE SCHRYVERS

133 Professor Schryvers kiest in tegenstelling tot professor Ledoux voor prospectieve sterftetabellen. Hij

hecht veel belang aan de bescherming van de vruchtgebruiker en zal om dit te bereiken dan ook geen

gebruik maken van een willekeurig rendement. Het rendement moet exact overeenkomen met de reële

173 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 247. 174 W. DE VOGELAERE, Waardering vruchtgebruik, tekst naar aanleiding van de studiedag voor notariële medewerkers, 8 oktober 2009, 12. 175 Ibid., 12. 176 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 250. 177 J.L. LEDOUX, “Bibliographie”, RNB 2010, 392.

Page 52: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

43

opbrengst van het vruchtgebruik. Dit heeft als gevolg dat bij de waardebepaling van het vruchtgebruik er

een onderscheid moet gemaakt worden tussen de verschillende goederen178.

134 Met het reëel netto rendement bedoelt men het bruto rendement van het vruchtgebruik na aftrek van

de voorheffingen en te verwachten inflatie. Als kapitalisatievoet gebruikt Schryvers de netto OLO

rentevoet179. Daarnaast kiest Schryvers voor de mediaan levensduur in tegenstelling tot bijvoorbeeld

Ledoux die kiest voor de gemiddelde levensduur. Dit zal uiteraard invloed hebben op de uitkomst, maar de

kapitalisatievoet en de geschatte opbrengst zijn nog steeds van hoger belang180. Ook voor de

kapitalisatievoet wijkt Schrijvers af van vele andere auteurs. Hij opteert niet voor een kapitalisatievoet die

gelijk is aan het rendement. Dit zou volgens hem zorgen voor een onderwaardering van het vruchtgebruik.

Hij zal gebruik maken van vaste annuïteiten. Dit kan volgens sommigen leiden tot stelselmatige

overwaardering van het vruchtgebruik181.

135 Schryvers volgt de meerderheidsopvatting niet waarbij de som van het vruchtgebruik en de blote

eigendom gelijk dient te zijn aan de waarde van de volle eigendom van het goed. Wanneer de waardering

van het vruchtgebruik hoger is dan die van de volle eigendom, is dit volgens Schryvers geen fout in de

berekening. De oorzaak zal hoogstwaarschijnlijk te vinden zijn in het feit dat het een jonge vruchtgebruiker

is (hoge levensverwachting) in combinatie met een lage rentevoet182. De auteur houdt met deze mening

geen rekening dat het vruchtgebruik wordt stopgezet en daarbij vergoed wordt183.

Berekening volgens Schryvers:

O𝑚𝑧𝑒𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙

= 𝑅𝑒ë𝑙𝑒 𝑗𝑎𝑎𝑟𝑙𝑖𝑗𝑘𝑠𝑒 𝑛𝑒𝑡𝑡𝑜 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡

∗ 𝑣𝑎𝑠𝑡𝑒 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒 𝑐𝑜ë𝑓𝑓𝑖𝑐𝑖ë𝑛𝑡 (𝑖𝑓𝑣 𝑑𝑒 𝑔𝑒𝑘𝑜𝑧𝑒𝑛 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒𝑣𝑜𝑒𝑡 𝑒𝑛 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑)

Deze methode wordt als complex aanschouwd, waardoor er maar weinig toepassing is in de praktijk184.

178 J. SCHRYVERS, “berekeningsparameters voor de omzetting van het vruchtgebruik”, T. NOT 2007, 645. 179 J. RUYSSEVELDT, “De waardering van het vruchtgebruik: vergelijkende studie”, Notamus 2005/3, 39. 180 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 257. 181 C. JAUMAIN, “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een synthesemethode.”, http://www.christianjaumain.be/pdf/FULLN.pdf, 3. 182 J. RUYSSEVELDT, “De waardering van het vruchtgebruik: vergelijkende studie”, Notamus 2005/3, 39. 183 M. COENE en A. VERBEKE, in Comm. Erf., art. 745sexies, 65. 184 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 256.

Page 53: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

44

5.1.5 WAARDERINGSMETHODE LEVIE

136 Deze methode werd tot stand gebracht door vader en zoon Levie. Op voorhand waarschuwen ze de

gebruiker al dat het vruchtgebruik hiermee zeer hoog gewaardeerd kan worden. Zo is het mogelijk dat de

waarde van het vruchtgebruik tot 70% hoger ligt bij deze methode dan bij de methode van Ledoux185.

137 Vader en zoon geven een brede keuze aan de gebruikers van hun methode. Ze hebben zowel stationaire

als prospectieve sterftetafels. Om de opbrengst te bepalen van het vruchtgebruik pleiten ze ervoor om de

opbrengst goed per goed afzonderlijk te berekenen. Vader en zoon Levie opteren voor de normale netto-

opbrengst. Dit kan de reële opbrengst, of de normaal te verwachten opbrengst. Een forfaitaire

rendementsvoet zorgt voor een te groot onevenwicht volgens hen186. Als kapitalisatievoet kiezen zij voor

het rendement van een lineaire obligatielening van 12 jaar187.

138 Als enigen besteden zij extra aandacht aan goederen met een zeer lage of geen opbrengst. Voor

goederen zonder rendement wijken ze af van hun standpunt en kiezen ze toch voor de gemiddelde OLO-

rentevoet188.

139 Zoals eerder aangehaald bestaat de kans bij deze waarderingsmethode dat de som van de waarde van

het vruchtgebruik en de blote eigendom de waarde van de volle eigendom overstijgt. Toch houden ze zich

aan het postulaat waarbij VG + BE = VE. Als oplossing hiervoor zullen ze de waarde van het vruchtgebruik

dan begrenzen189.

Berekeningswijze:

O𝑚𝑧𝑒𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙

= 𝑁𝑜𝑟𝑚𝑎𝑙𝑒 𝑛𝑒𝑡𝑡𝑜 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 (𝑚. 𝑢. 𝑣. 𝑂𝐿𝑂 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒𝑣𝑜𝑒𝑡 𝑏𝑖𝑗 𝑔𝑜𝑒𝑑𝑒𝑟𝑒𝑛 𝑧𝑜𝑛𝑑𝑒𝑟 𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡)

∗ 𝑎𝑐𝑡𝑢𝑎𝑙𝑖𝑠𝑎𝑡𝑖𝑒𝑣𝑜𝑒𝑡 𝑣𝑜𝑙𝑔𝑒𝑛𝑠 𝑡𝑎𝑏𝑒𝑙 (𝑖𝑛𝑑𝑖𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑔𝑜𝑒𝑑 𝑜𝑛𝑑𝑒𝑟ℎ𝑒𝑣𝑖𝑔 𝑖𝑠 𝑎𝑎𝑛 𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔, 2,5%, 𝑧𝑜𝑛𝑖𝑒𝑡 4%)

185 G. LEVIE en F. LEVIE, Tables de mortalisté pour l’indemnisation des accidents de droit commun et les calculs de l’usufruit, Brussel, Bruylant, 2009,65. 186 G. LEVIE, C. LEVIE en F. LEVIE, Methode voor de omzetting van het vruchtgebruik en de berekening van de lijfrente op grond van de sterftetafels 1995-1997, Brussel, Bruylant, 1999, 34. 187 G. LEVIE en F. LEVIE, Tables de mortalisté pour l’indemnisation des accidents de droit commun et les calculs de l’usufruit, Brussel, Bruylant, 2009,79-80 188 G. LEVIE en F. LEVIE, Tables de mortalisté pour l’indemnisation des accidents de droit commun et les calculs de l’usufruit, Brussel, Bruylant, 2009,79-80. 189 G. LEVIE, C. LEVIE en F. LEVIE, Methode voor de omzetting van het vruchtgebruik en de berekening van de lijfrente op grond van de sterftetafels 1995-1997, Brussel, Bruylant, 1999, 150.

Page 54: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

45

140 Ook deze methode kent niet veel bijval in het omzettingscontentieux. Een mogelijke verklaring is

eventueel het gebrek aan recente kapitalisatietafels. Het duurde 10 jaar voordat er in 2009 nieuwe tafels

werden gepubliceerd. Een groot pluspunt is dat de auteurs extra aandacht besteden aan rendementloze

goederen190.

5.1.6 WAARDERINGSMETHODE JAUMAIN

141 Jaumain werkt met de meest recente sterftetafels waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar

geslacht. Wanneer men geen rekening houdt met de stijgende levensverwachtingen, die door controles

worden bevestigd, zou men de waarde van het vruchtgebruik onderwaarderen. Jaumain geeft dan ook de

voorkeur aan prospectieve sterftetafels, maar biedt eveneens stationaire tafels aan191.

142 Jaumain kiest voor de lijfrente in plaats van een zekere rente omdat op deze manier geen afbreuk wordt

gedaan aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. Als kapitalisatievoet kiest hij eveneens voor de

risicoloze rentevoet, namelijk de OLO-rentevoet die overeenstemt met de verwachte levensduur van de

vruchtgebruiker. Meer bepaald maakt hij gebruik van de netto rentevoet, dit wil zeggen na aftrek van de

inflatievoet, bankkosten en roerende voorheffingen. Omdat deze parameters vaak veranderen is de

waarderingsdatum van cruciaal belang. Hij zal geen rekening houden met de inkomsten van het goed zoals

sommige andere auteurs, maar met de waarde van het goed in volle eigendom. Zo zal hij gebruik maken

van de venale waarde van het goed op het moment dat het wordt omgezet. Hij maakt wel een uitzondering

voor goederen met een zekere opbrengst waarbij het vruchtgebruik van korte duur is192.

De berekening volgens Jaumain:

O𝑚𝑧𝑒𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙

= 𝑣𝑒𝑛𝑎𝑙𝑒 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑉𝐸 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑔𝑜𝑒𝑑

∗ 𝑟𝑖𝑠𝑐𝑜𝑙𝑜𝑧𝑒 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒𝑣𝑜𝑒𝑡 𝑚𝑒𝑡 𝑙𝑜𝑜𝑝𝑡𝑖𝑗𝑑 𝑔𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘 𝑎𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑔𝑒𝑚𝑖𝑑d𝑒𝑙𝑑𝑒 𝑑𝑢𝑢𝑟 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑣𝑟𝑢𝑐ℎ𝑡𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘

∗ 𝑙𝑒𝑣𝑒𝑛𝑠𝑙𝑎𝑛𝑔𝑒 𝑎𝑛𝑛𝑢ï𝑡𝑒𝑖𝑡 𝑏𝑒𝑟𝑒𝑘𝑒𝑛𝑑 𝑡𝑒𝑔𝑒𝑛 𝑑𝑒 𝑂𝐿𝑂 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒𝑣𝑜𝑒𝑡 𝑚𝑒𝑡 𝑔𝑒𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑑𝑒 𝑑𝑢𝑢𝑟 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑣𝑟𝑢𝑐ℎ𝑡𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘

Ook deze berekeningsmethode kent weinig toepassingen in de praktijk193.

190 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 261. 191 C. JAUMAIN, La capitalisation des dommages et intérêts en droit commun, Anthémis, Louvain-La-Neuve, 2009, 110-114. 192 C. JAUMAIN www.christian-jaumain.be, 3-8. 193 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 264.

Page 55: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

46

5.1.7 WAARDERINGSMETHODE TAYMANS EN GRÉGOIRE

143 Taymans en Grégoire hebben dezelfde mening als Schryvers. Ook zij streven een volledige gelijkheid

van de rechten van beide partijen na en dus naar een omzettingskapitaal die equivalent is aan de waarde

van het vruchtgebruik. Deze gelijkheid moet zowel voor als na de omzetting er zijn. In tegenstelling tot

Schryvers, vinden zij de potentiële marktwaarde een goed vertrekpunt194.

144 Zij opteren niet voor een forfaitaire rendementsvoet voor alle goederen, maar kiezen voor 3 soorten

rendementsgoederen met elk een eigen rendementsvoet. Een forfaitair rendement van 2.5% voor

goederen met een zwak rendement, 3.75% voor goederen met een normaal rendement en 4.5% voor

goederen met een hoog rendement195. Hier is De Wulf niet voor te vinden. Art. 745sexies, §3 BW stelt

immers dat zowel de opbrengst als de waarde van het om te zetten goed parameters zijn om het

omzettingskapitaal te bepalen. Deze methode zou volgens hem teveel gericht zijn op de feitelijke situatie,

en te weinig rekening houden met hoe het omzettingskapitaal wordt aangewend na de omzetting. In wat

zal de vruchtgebruiker het kapitaal investeren? Er wordt dus te weinig rekening gehouden met de

economische waarde van het goed196.

145 Ook zij gaan voor een actualisatievoet van 4%. Zij volgen de redenering van Ledoux waarbij gesteld

wordt dat de actualisatievoet nooit lager kan zijn dan de rendementsvoet197. Wanneer de rendementsvoet

dus stijgt, zal automatisch de actualisatievoet even hoog zijn198.

146 De auteurs vinden dat het gerechtigd is voor de blote eigenaars om de levensverwachting van de

vruchtgebruiker medisch te laten onderzoeken199. Zo kan de levensverwachting van de vruchtgebruiker

anders gewaardeerd worden dan de voorspellingen in de recentste sterftetafels. Dit lijkt mij iets om

vraagtekens bij te plaatsen. Kunnen we zomaar iemands levensverwachting voorspellen? We dienen ook

op te merken dat de sterftetafels die Taymans en Grégoire gebruiken, overeenkomen met de recentste

194 J.F. TAYMANS en M. GREGOIRE, “L’estimation de l’usufruit successoral du conjoint survivant” in J.L. RENCHON en F. TAINMOINT, Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004, 109-110,114-115,123,143. 195 Ibid., 102,120-128,143-146. 196 C. DE WULF, “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en de kapitalisatie van het vruchtgebruik” in Rechtskroniek voor het notariaat deel 10, Brugge, die Keure, 2007, 83-84, nr. 103 en 86. 197 Ibid., 139 en 145. 198 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 266. 199 J.F. TAYMANS en M. GREGOIRE, “L’estimation de l’usufruit successoral du conjoint survivant” in J.L. RENCHON en F. TAINMOINT, Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004, 136-137,144 en 147.

Page 56: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

47

sterftetafels van de FOD Financiën (ex-NIS), maar enkel de pare leeftijden van 50-80 hebben overgenomen

en de levensverwachtingen van 85 tot 90 jaar200.

De berekeningswijze:

% waarde van de volle eigendom die overeenstemt met het vruchtgebruik = % in de tabel die

overeenkomt met volgende parameters:

- venale waarde van het goed

- kapitalisatievoet (4% of hoger indien de rendementsvoet hoger is)

- Rendementsvoet (2.5%, 3.75% of 4.5%)

147 Deze methode is forfaitair, maar toch verfijnd. Ook de toepassing ervan is niet complex. Er kwam

commentaar op deze methode van De Wulf: ‘Deze werkwijze houdt m.i. te veel rekening met de feitelijke

toestand van de goederen op het ogenblik van de omzetting en besteedt te weinig aandacht aan hun venale

waarde en de mogelijkheid om deze op een andere wijze te beleggen’201. Daarnaast is de keuze voor pare,

oudere leeftijden wat vreemd. Daardoor zal het vruchtgebruik voor oudere vruchtgebruikers veel minder

nauwkeurig zijn202.

5.1.8 WAARDERINGSMETHODE DE WULF

148 De Wulf zijn mening staat lijnrecht tegenover dat van Taymans en Grégoire. Hij is ervan overtuigd dat

de gezondheidstoestand van een persoon geheel behoort tot de privacy van de betrokkene

vruchtgebruiker. Hij zal dus niet afwijken van de periodieke sterftetafels die gepubliceerd worden door het

FOD Financiën. In uitzonderingsgevallen, waar het duidelijk is dat de vruchtgebruiker een sterk afwijkende

levensverwachting heeft, raadt hij aan te werken met een omzetting aan de hand van lijfrente203.

149 Om het omzettingskapitaal te bepalen, grijpt De Wulf terug naar de venale waarde van de om te zetten

goederen. Daarop past hij een prospectieve rente toe die zo het netto jaarlijks rendement bepaalt. Dit komt

dan overeen met de potentiële opbrengst van het goed. Hierbij neemt De Wulf een duidelijk standpunt in.

200 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 266. 201 C. DEWULF, “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en de kapitalisatie van het vruchtgebruik” in Rechtskroniek voor het notariaat deel 10, Brugge, die Keure, 2007, 83, nr. 103. 202 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 269. 203 C. DE WULF, “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en de kapitalisatie van het vruchtgebruik” in Rechtskroniek voor het notariaat deel 10, Brugge, die Keure, 2007, 83, 87, 91, 92, 94.

Page 57: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

48

Wanneer een (bijna) rendementloos goed wordt omgezet kan men geen rekening houden met de

opbrengst van het goed op dat moment. Men weet immers niet waarin de opbrengst van de omzetting

geïnvesteerd zal worden. Door rekening te houden met de lage opbrengst van het om te zetten goed, gaat

men de waarde van het vruchtgebruik onderwaarderen en vice versa204. Hier kan ik De Wulf in volgen,

maar is de bedoeling van de omzetting van het vruchtgebruik niet juist dat de waarde van het vruchtgebruik

de waarde van het recht reflecteert? Met andere woorden, dat wanneer het vruchtgebruik van een goed

met hoge inkomsten, ook resulteert in een hoger omzettingskapitaal?

150 Praktisch pleit hij voor de gemiddelde rentevoet van de OLO-leningen op het ogenblik van de omzetting

en waarbij de looptijd overeenstemt met de levensverwachting van de vruchtgebruiker. Het gaat om het

gebruik van de netto-rente, dus na aftrek van voorheffingen205. Daarnaast kan men ook steeds kiezen voor

een kapitalisatie aan de hand van de reële netto-opbrengst. Dan vormt de rendementsvoet een verhouding

tussen de venale waarde van het goed en de netto reële opbrengst206. Hier staat De Wulf niet volledig

achter, daar de netto reële opbrengst zeer moeilijk te bepalen is.

151 De actualisatie- of kapitalisatievoet mag volgens hem niet te sterk afwijken van de rendementsvoet.

Daarom streeft hij naar een kapitalisatievoet die gelijk is aan de rendementsvoet. Wanneer er kapitalisatie

is op basis van de reële opbrengst, is dit moeilijker maar moet men toch proberen de gelijkheid na te

streven207.

Berekeningsformule:

V𝑒𝑛𝑎𝑙𝑒 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑔𝑜𝑒𝑑 ∗ 𝑛𝑒𝑡𝑡𝑜 𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡𝑠𝑣𝑜𝑒𝑡 (𝑂𝐿𝑂 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒)

= 𝑝𝑜𝑡𝑒𝑛𝑡𝑖ë𝑙𝑒 𝑗𝑎𝑎𝑟𝑙𝑖𝑗𝑘𝑠𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡

∗ 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒 𝑐𝑜ë𝑓𝑓𝑖𝑐𝑖ë𝑛𝑡 (𝑖𝑛 𝑓𝑢𝑛𝑐𝑡𝑖𝑒 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒𝑣𝑜𝑒𝑡 𝑒𝑛 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑)

= 𝑜𝑚𝑧𝑒𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙

204 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 272. 205 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 270-271. 206 C. DE WULF, “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en de kapitalisatie van het vruchtgebruik” in Rechtskroniek voor het notariaat deel 10, Brugge, die Keure, 2007, 88-90. 207 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 270.

Page 58: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

49

5.1.9 BESLUIT NAAR MENING VAN E. ADRIAENS

152 Binnen het kader van de minnelijke omzetting van het vruchtgebruik, krijgt geen enkele methode in de

praktijk een uitgesproken voorkeur. De keuze is sterk situatie gebonden en dus niet te veralgemenen.

De in rekening te brengen opbrengst kan een doorslaggevend element zijn voor de waardebepaling van het

vruchtgebruik en dus ook in de keuze van de methode. E. Adriaens komt tot volgende conclusies:

153 Wanneer het om te zetten goed een hoog rendement heeft, en men dit wil weerspiegelen in het

omzettingskapitaal, kiest men best voor een methode die gebruik maakt van de reële opbrengst. Dan kiest

men best voor de methode van het Wetboek Registratierechten of de methode van Levie of Schryvers. Bij

forfaitaire methoden kan men best nagaan wat het hoogst is, de reële opbrengst of het forfait. Ook bij

methoden met een potentiële opbrengst (zoals de methode van Jaumain en De Wulf), wordt best nagegaan

wat het hoogst is, de potentiële of de reële opbrengst.

154 Als de goederen die dienen omgezet te worden heel diverse rendementen hebben, kan de methode

van Taymans en Grégoire een oplossing bieden. Bij hen zal immers gewerkt worden met drie

rendementsvoeten. Ook de methode van Levie kan dan eventueel interessant zijn. Zij combineren zowel

het reële als het potentiële rendement.

155 Verder zullen de methoden van Ledoux en Levie sowieso zorgen voor een hoge waardering van het

vruchtgebruik. Daarentegen zullen de methoden van de Wetboeken Successie- en Registratierechten een

lagere uitkomst genereren. Men kan voor deze laatste methoden kiezen wanneer er een omzetting wordt

gedaan waarbij de blote eigenaar nog zeer jong is.

156 Uiteindelijk zorgt elke methode voor een ander resultaat. E. Adriaens suggereert naar alle auteurs van

waarderingsmethoden toe om een online softwareapplicatie te ontwikkelen waardoor de uitkomst van de

waardering van elke methode sneller vergeleken kan worden208.

5.2 ALGEMENE SYNTHESE VAN DE MOGELIJKE OMZETTINGSMETHODEN

157 Alle verschillende waarderingsmethoden die hierboven beschreven werden, kunnen op het eerste zicht

als gelijkaardig overkomen. Toch kan men twee pistes onderscheiden. Enerzijds is er de mogelijkheid te

vertrekken van de waarde van het goed in volle eigendom. Daarop wordt een, al dan niet forfaitaire,

rentevoet toegepast om de opbrengst te bepalen. Die opbrengst wordt vervolgens vermenigvuldigd met

208 E. ADRIAENS (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 272-274.

Page 59: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

50

een coëfficiënt die afhangt van de gebruikte sterftetafels en kapitalisatievoeten. Op deze manier wordt de

opbrengst verdisconteert naar het moment van omzetting. Anderzijds kan men vertrekken van het inkomen

van het goed, hierop opnieuw een coëfficiënt toepassen om zo het omzettingskapitaal te bepalen en deze

eventueel te begrenzen om ervoor te zorgen dat de som van de waarde van het vruchtgebruik en de blote

eigendom de waarde van de volle eigendom niet overschrijdt.

158 Als verduidelijking wordt hierna een tabel ingevoegd met de verschillende parameters die elke

methode hanteert.

Page 60: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

51

Vertrek waarde volle

eigendom?

Opbrengst Kapitalisatievoet Sterftetabel Opmerkingen

Wetboek

Successierechten

Verkoopwaarde volle

eigendom

Forfaitaire opbrengst

4%

levensverwachting

per 10 jaar, jonger dan

50

Per 5 jaar, ouder dan 50

Levensverwachting is

sterk verouderd. Geen

opsplitsing naar

geslacht. Gebaseerd op

de levensverwachtingen

eind 19e eeuw.

8% VG vanaf 80 jaar.

Wetboek

Registratierechten

Verkoopwaarde volle

eigendom

Bruto reële opbrengst

Idem wetboek

Successierechten.

Enkel bij onroerende

goederen

VG maximaal 4/5 van

de VE

Ledoux Verkoopwaarde volle

eigendom

Potentiële opbrengst

van het goed.

Nog steeds forfaitair,

maar verfijnder

(rendementsvoeten

tussen 1.5% en 3.5%)

Coëfficiënt aan de hand

van lijfrente

Kapitalisatievoet gelijk aan de rendementsvoet

Actuele

levensverwachting via

stationaire sterftetabel

Opsplitsing naar

geslacht

Prospectieve tafels zijn

beter bij een VG onder

de 50 jaar.

e-notariaat Verkoopwaarde volle

eigendom

Forfaitaire opbrengst

4% of 2.75%

Coëfficiënt aan de hand

van de

levensverwachting in

2003

Gelijkaardig aan fiscale

waarderingsmethode,

maar realistischere

opbrengst en iets

recentere

levensverwachtingen

(nog steeds verouderd)

Schryvers Netto reële opbrengst

per goed

OLO rentevoet volgens

leeftijd

Prospectieve

levensverwachtingen

aan de hand van

mediaan

levensverwachting

Het VG kan meer zijn

dan de waarde van de

VE Algemeen een hoge

waardering

Page 61: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

52

Complexe toepassing

Levie Reëel of normaal te

verwachten opbrengst

per goed

Goederen met een lage

opbrengst tegen

gemiddelde netto OLO-

rentevoet

Kapitalisatievoet OLO-

rentevoet op 12 jaar

Zowel stationaire als

prospectieve

sterftetafels

Hoge waardering in het

algemeen

Vruchtgebruik wordt

begrensd op 90% van

de waarde van de volle

eigendom209

Jaumain Verkoopwaarde volle

eigendom

Forfaitaire potentiële

opbrengst

Kapitalisatievoet OLO-

rentevoet volgens

leeftijd

Op basis van lijfrente

Prospectieve en

stationaire sterftetafels

Taymans en

Grégoire

Potentiële marktwaarde

van volle eigendom

3 forfaitaire rentevoeten:

- 2.5% - 3.75% - 4.5%

Kapitalisatievoet is gelijk

aan de rendementsvoet

Levensverwachting

laten schatten door

medische onderzoek is

mogelijk

Mogelijkheid tot gebruik

tabel: pare leeftijden,

behalve bij oudere

leeftijden

De Wulf Verkoopwaarde volle

eigendom

Opbrengst volgens de

gemiddelde OLO-

rentevoet gelijk aan

levensverwachting

Kapitalisatievoet gelijk

aan de rendementsvoet

Veel overeenkomsten

met Ledoux

209 G. LEVIE, C. LEVIE en F. LEVIE, Methode voor de omzetting van het vruchtgebruik en de berekening van de lijfrente op grond van de sterftetafels 1995-1997, Brussel, Bruylant, 1999, 150.

Page 62: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

53

159 Het belang van de kapitalisatievoet mag niet onderschat worden. Deze moet zodanig worden

bepaald dat de vruchtgebruiker met het ontvangen omzettingskapitaal een opbrengst kan genereren

die gelijkwaardig is met de vruchten van het vruchtgebruik die is omgezet. Het is de bedoeling dat de

vruchtgebruiker zeker is van dit inkomen, daarom is de OLO-rentevoet hiervoor dan ook volgens

verschillende auteurs, zoals hierboven beschreven, een ideale kapitalisatievoet.

160 Zoals eerder vermeld, kan de waardering gebaseerd worden op het inkomen van het goed ofwel

de waarde van het goed. Daarbij kan opgemerkt worden dat een kleinere waarderingsvoet leidt tot

een grotere waarde van het vruchtgebruik wanneer men vertrekt vanuit het inkomen van het goed.

Dit is logisch, want indien de intrest kleiner is, zal meer kapitaal nodig zijn om dezelfde rente uit te

keren. Wanneer de berekening vertrekt vanuit de waarde van het goed, dan zal een lagere

waarderingsvoet leiden tot een lagere waarde van het vruchtgebruik. Hier is de waarde van het

vruchtgebruik evenredig met de rentevoet210.

161 Wanneer de partijen een hoge waardering van het vruchtgebruik wensen, lijkt de methode

Schryvers het meest geschikt. Enerzijds vertrekt hij van vaste annuïteiten wat er voor zorgt dat deze

auteur kwalificeert dat de aldus verkregen waarde ‘wettig’ is waardoor de verkregen levenslange

annuïteit zorgt voor een overwaardering211. Anderzijds wordt gebruik gemaakt van de netto reële

rentevoet, deze versterkt de overwaardering wanneer het gaat om een goed met inkomsten die hoger

zijn dan de opbrengsten die worden voorzien in de forfaitaire methoden.

5.3 VERGELIJKING TUSSEN HET RESULTAAT VAN DE WETTELIJKE OMZETTING EN DE METHODEN BINNEN DE

MINNELIJKE SCHIKKING

162 Het is duidelijk dat het vruchtgebruik op een tal van manieren kan gewaardeerd worden bij de

omzetting in kapitaal. Het lijkt dan ook interessant om de waarde van het vruchtgebruik, bepaald aan

de hand van de wettelijke methode, te vergelijken met het resultaat die men bekomt via de

expertisetabellen. Jaumain heeft hierrond een vergelijking opgemaakt212.

163 Hierbij zal hij de wettelijke tabellen vergelijken met deze van Jaumain, Ledoux, Schryvers en de

methode gebruikt in de wetboeken Successie- en Registratierechten. In zijn vergelijking maakt hij niet

enkel gebruik van de huidige wettelijke omzettingstabel, maar gaat hij eveneens een projectie maken

210 C. JAUMAIN, “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een synthesemethode.”, http://www.christianjaumain.be/pdf/FULLN.pdf, 2-5. 211 C. JAUMAIN, “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een synthesemethode.”, http://www.christianjaumain.be/pdf/FULLN.pdf, 3. 212 C. JAUMAIN, “Wettelijke omzettingstabellen van het vruchtgebruik: actualiteit en vooruitzichten, vergelijking met expertisemodellen”, T. Not. 2015, 184.

Page 63: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

54

voor de jaren 2015-2016 en 2016-2017. Voor een uitgebreide vergelijking tussen de verschillende

methoden verwijzen naar het werk van Jaumain213.

164 Uit de vergelijking kan afgeleid worden dat de resultaten van de expertisetabellen dicht bij elkaar

aanleunen. Zo schommelen de waarden van het vruchtgebruik bij een vrouw van 80 jaar rond de 18%

van de volle eigendom. Bij de wettelijke methode liggen de waarden veel lager. Namelijk 15.4% in

2014, 13.2% in 2015-2016 en 11.2% in 2016-2017214. Verder houdt men bij de wettelijke waardering

enkel rekening met de ‘waarde’ van het goed, maar niet met het inkomen. Zo zal een vruchtgebruikster

van 80 jaar met een onroerend goed waarvan het inkomen 2,5% van de waarde van het goed is, maar

4 jaar ‘vergoed’ worden doordat de waarde van het vruchtgebruik slechts 11,2% is. Een vrouw van 80

jaar heeft een levensverwachting van ongeveer 10 jaar, daarbij zou dan logischerwijs het vruchtgebruik

als volgt gewaardeerd moeten worden: 2,5% (de geïndexeerde jaarlijkse huurwaarde van het goed) *

10 (jaar) = 25%. De verwachte wettelijke waarde is amper de helft hiervan215.

165 De expertisetabellen geven wel de mogelijkheid om rekening te houden met het inkomen van het

goed. Dit resulteert in een veel hogere waardering van het vruchtgebruik. In vergelijking met het

voorbeeld van hierboven, liggen de waarderingen volgens de auteurs Ledoux, Jaumain en Schryvers

tussen de 22% en 24%. Hieraan zijn twee voorwaarden gekoppeld om de verschillende methoden te

kunnen vergelijken. Enerzijds moet er bij elke methode rekening gehouden worden met hetzelfde

inkomen, namelijk 2,5% van de waarde van het goed in ons voorbeeld. Anderzijds dienen ze dezelfde

rentevoet te hanteren216. Dit zijn onmiddellijk al veel hogere waarderingen van het vruchtgebruik dan

bij de wettelijke methode en lijken in deze situatie veel billijker.

5.4 NOTARISSEN AAN HET WOORD

166 Wanneer er een omzetting van het vruchtgebruik zonder verkoop dient te gebeuren, zal notaris

Van Hoestenberghe217 de motieven van zijn cliënten nagaan. Vaak gaat het om een oudere,

langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende, die het vruchtgebruik laat omzetten ten gunste

van haar kinderen. Het doel is meestal dat het vruchtgebruik zo laag mogelijk gewaardeerd wordt.

Vroeger greep hij hiervoor naar de fiscale waarderingsmethode, zoals omschreven in de VCF . Het was

algemeen bekend dat deze tabel het vruchtgebruik laag waardeerde. Het vruchtgebruik bij een 80-

jarige is dan 8% van de volle eigendom. Bij de invoering van de wettelijke waarderingsmethode is dit

213 Ibid., p.186. 214 Ibid., p.185. 215 Alle cijfers komen uit de tabellen die terug te vinden zijn in: C. JAUMAIN, “Wettelijke omzettingstabellen van het vruchtgebruik: actualiteit en vooruitzichten, vergelijking met expertisemodellen”, T. Not. 2015, 185-186. 216 C. JAUMAIN, “Wettelijke omzettingstabellen van het vruchtgebruik: actualiteit en vooruitzichten, vergelijking met expertisemodellen”, T. Not. 2015, 186. 217 Informatie verkregen via gesprek met notaris Van Hoestenberghe

Page 64: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

55

veranderd. Bij de publicatie van de eerste wettelijke omzettingstabellen waardeerde de fiscale

methode218 nog steeds het vruchtgebruik het laagst. Bij de publicatie van de tabellen in 2016, is dit niet

langer het geval. Door de drie jaren heen, is de waarde van het vruchtgebruik volgens de wettelijke

omzettingstabellen sterk gedaald. Het gevolg hiervan is dat momenteel de wettelijke

waarderingsmethode het laagst waardeert219.

167 Notaris Lommée hanteert zijn eigen methode voor de waardering van het vruchtgebruik. Eerst

berekent hij de waarde van het vruchtgebruik volgens de wettelijke methode, daarna volgens de fiscale

methode. Vervolgens neemt hij van beide uitkomsten het gemiddelde. Een van de redenen hiervoor is

dat het louter gebruik van de fiscale methode geen correct resultaat geeft doordat de tabellen

verouderd zijn. Een combinatie van beide methode leidt tot een consensus van wettelijk aangereikte

methoden. Wanneer de partijen toch wensen over te gaan tot een gerechtelijke procedure voor de

waardering, wijst notaris Lommée hen erop dat de beslissing van de rechter over de waardering

bindend is. Er is dan geen ruimte meer voor discussie. Het voordeel van een waardering bij de notaris

is dat de partijen nog de mogelijkheid hebben om te onderhandelen. Volgens hem worden de

alternatieve methoden die besproken worden in de rechtsleer, in de praktijk niet vaak gehanteerd.

Een waardering van het vruchtgebruik gebeurt eerder aan de hand van een vergelijking van

gelijkaardige goederen in de omgeving. Dan gaat men bijvoorbeeld kijken naar huizen in de omgeving

die dezelfde kenmerken hebben en nagaan voor welke prijs die verkocht zijn en welke opbrengsten ze

genereren. Voor uitzonderlijke eigendommen die men niet vaak in de verkoop tegenkomt,

bijvoorbeeld een kasteel, zou men wel kunnen teruggrijpen naar deze alternatieve methoden, want

dan heeft men ook geen referentie. Uiteindelijk zouden alle verschillende waarderingsmethoden

volgens notaris Lommée niet leiden tot zeer grote, frappante verschillen in waardering220.

6 BESLUIT

168 De wetgever had ongetwijfeld de bedoeling een goed compromis te sluiten tussen de

langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende en eventueel andere afstammelingen. De

praktijk leert dat de nalatenschap vaak wordt opgedeeld in vruchtgebruik en blote eigendom tussen

de langstlevende ouder en de kinderen. Zoals alles evolueert ook onze maatschappij en is deze zeker

niet meer hetzelfde als pakweg 30 jaar geleden. Samengestelde gezinnen zijn geen uitzondering meer

waardoor de opsplitsing van het vruchtgebruik en de blote eigendom niet altijd een evidentie is tussen

bijvoorbeeld stiefouder en stiefkinderen. Op het eerste zicht lijkt ook dat geen probleem. De wetgever

heeft immers een omzettingsregeling voorzien in het Burgerlijk Wetboek. Hoe de omzetting van het

218 Bijlage 3: Fiscale omzettingstabel zoals omschreven in art. 2.7.3.3.2 VCF 219 Bijlage 2: Wettelijke omzettingstabel zoals omschreven in art. 745sexies, §3 BW 220 Informatie verkregen aan de hand van een gesprek met notaris Lommée

Page 65: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

56

vruchtgebruik precies dient te gebeuren, staat omschreven in art. 745sexies, §3 BW. Maar het is nu

juist dat artikel dat als te vaag werd omschreven in de rechtsleer en ook de rechtspraak toont aan dat

hier heel wat discussie rond kan ontstaan. Het artikel is geen omschrijving van een concrete

waarderingsmethode, maar somt enkel enkele criteria op waarmee rekening gehouden moet worden.

Het lijkt mij niet meer dan logisch dat hier reactie op gekomen is, gezien de vaagheid van het artikel

en de nood aan duidelijkere omzettingsregels bij een veranderde sociale maatschappij.

169 Om het probleem op te lossen, zijn er in de praktijk verschillende methoden ontstaan. Om en nabij

zie ik 3 categorieën waarin de methoden kunnen worden opgedeeld. Eerst en vooral de methoden

omschreven de oude wetboeken Registratie- en Successierechten. Ten tweede de methoden

vertrekkend vanaf de waarde van het om te zetten goed en ten derde degene die vertrekken vanaf de

opbrengst of inkomen van het goed. Elke methode heeft zijn voor- en nadelen. De eerste categorie

kan ruwweg als sterk verouderd en robuust beschouwd worden. De tweede categorie gaat uit van de

waarde waarbij de verkoopwaarde van het goed geschat dient te worden en het bekomen kapitaal dan

belegd kan worden tegen een bepaalde rentevoet. De derde komt op hetzelfde neer als de tweede

categorie, maar zal dan vertrekken van de opbrengst van het vruchtgebruik.

170 Een definitieve oplossing kwam er op het voorstel van senator Swennen. Hierdoor is een nieuw

art. 745sexies, §3 BW gestemd waarin een wettelijke waarderingsmethode bij gerechtelijke omzetting

wordt gepreciseerd. Dat deze methode van aanvullend recht is, vind ik een goede keuze. Ik zou het

niet billijk vinden wanneer partijen het eens zijn dat bijvoorbeeld de vruchtgebruiker maar een laag

omzettingskapitaal wenst, toch verplicht gebruik moeten maken van deze wettelijke methode

wanneer een andere methode een lagere waarderingsuitkomst heeft.

171 De wettelijke methode vertrekt eveneens van de waarde van het goed in volle eigendom en zou

dus in de tweede categorie thuishoren. Dit lijkt mij een goed vertrekpunt. Het is immers moeilijk om

de opbrengsten van een goed te voorspellen over een periode van 20 jaar, wanneer de vruchtgebruiker

nog een te verwachten levensduur van 20 jaar heeft. De wettelijke methode koppelt de OLO-

rentevoeten aan de te hanteren rentevoet. Ook in deze keuze kan ik mij vinden. Het moet immers gaan

om een levenslange risicoloze rentevoet. Al moet hier opgemerkt worden dat deze keuze onder druk

staat. De OLO-rentevoeten zijn sterk gedaald de laatste jaren. Sommige auteurs reageren hier kritisch

op en vinden de keuze dan ook niet verantwoord in deze economische tijden. In dit standpunt kan ik

mij zeker vinden, want het komt zeer onbillijk over wanneer ervanuit zou gegaan worden dat goederen

een negatieve opbrengst genereren. Dan stel ik mij enkel de vraag op welke rentevoet de wetgever

zich wel diende te baseren om tot billijkere resultaten te komen. De reële rentevoet van een goed lijkt

Page 66: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

57

een goed alternatief, maar het is zeer onpraktisch om van elk goed afzonderlijk de reële rentevoet te

bepalen bij de omzetting van het vruchtgebruik op een ganse nalatenschap.

172 Eerst en vooral lijkt het erop dat de praktijk, meer bepaald notarissen, en sommige auteurs die in

dit werk werden aangehaald, een wettelijke waarderingsmethode meer dan wenselijk vonden.

Uiteraard zorgt het voor meer rechtszekerheid, in de minnelijke omzetting kan er aangehaald worden

wat het resultaat zou zijn bij een gerechtelijke omzetting. Al zou de wetgever iets alerter mogen

geweest zijn bij bepaalde keuzes. De grootste struikelblok is naar mijn mening de waarderingsdatum.

Deze is gewijzigd van de dag van de omzetting naar de dag waarop het verzoekschrift werd ingediend.

De bezwaren hieromtrent zijn in dit werk al uitvoerig aan bod gekomen, maar het blijft moeilijk de

wettelijke waarderingsmethode actueel te noemen op deze manier.

173 Er kan besloten worden dat er wel effectief nood was aan een wettelijke waarderingsmethode en

dat dit dus een goede keuze was van onze wetgever. Elke parameter in deze methode hield een

cruciale keuze in omtrent de uitkomst van de waardering. De variabelen zoals de waarderingsdatum

en de te hanteren rentevoet hadden misschien iets meer aandacht moeten krijgen. Verder maak ik uit

de gesprekken met notarissen op dat de theorie soms ver van de realiteit staat. Notarissen zullen vaak

de wettelijke methode zoals deze van in art. 745sexies, §3 BW vergelijken met deze van in de VCF.

Ergens lijkt mij dit ook logisch, dat er teruggegrepen wordt naar methoden die vastgelegd zijn in de

wet. Deze zijn immers wettelijk ‘goedgekeurd’. Andere waarderingsmethoden zijn niet altijd even

praktisch in gebruik en zeker wanneer er geen software bestaat om de zaken snel uit te rekenen. Buiten

enkele rekenbladen, heb ik zelf geen programma gevonden die alle bestaande waarderingsmethoden

met elkaar vergelijken. Als dit wenselijk zou zijn in de praktijk, lijkt mij dit een interessante toepassing.

174 Als laatste hangt ook hier, zoals bij vele zaken, alles af van de intenties van de

omzettingshandeling. Om op de vraag te antwoorden of de nieuwe wettelijke waarderingsmethode

een goede en billijke methode is, moet er eerst nagegaan worden wat de bedoeling is van de partijen.

Wanneer de partijen overeenkomen en het doel is om bijvoorbeeld de volle eigendom van de

goederen over te dragen aan de kinderen die de blote eigenaars zijn, aan een zo laag mogelijke prijs,

dan kan de notaris opteren voor de methode die het laagst waardeert. Dat zal vermoedelijk niet in alle

gevallen de wettelijke waarderingsmethode zijn zoals omschreven in art. 745sexies, §3 BW. Wanneer

de partijen zich in een conflictsituatie bevinden, en de waarderingsmethode moet leiden tot

gerechtigheid, komt het erop aan dat het vruchtgebruik zo billijk mogelijk wordt gewaardeerd. Meer

bepaald volgens wat de werkelijke waarde van het recht zou zijn in de toekomst voor zolang de

vruchtgebruiker nog leeft. En daar knelt het schoentje. Hoe kan men tot een gerechtvaardigde

Page 67: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

58

waardering komen wanneer men zich hiervoor moet baseren op toekomstige, onvoorspelbare

variabelen?

Noch de wetgever, noch rechtsgeleerden kunnen in de toekomst kijken. Een waarderingsmethode is,

en zal dus steeds wat weg hebben van waarzeggerij.

Page 68: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

X

7 GERAADPLEEGDE BRONNEN

7.1 WETGEVING

SENSU STRICTU

Burgerlijk Wetboek 21 maart 1804, BS 3 september 1807.

Gerechtelijk Wetboek 10 oktober 1967, BS 31 oktober 1967.

Vlaamse Codex Fiscaliteit 13 december 2013, BS 23 december 2013.

MB 22 december 2014 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in

artikel 745sexies, § 3 van het Burgerlijk Wetboek, BS 15 januari 2015.

MB 1 juli 2015 betreffende de bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld

in artikel 745sexies, §3 BW, BS 9 juli 2015 (ed. 2).

MB 1 juli 2016 betreffende de bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld

in artikel 745sexies, §3 BW, BS 7 juli 2016.

SENSU LATO

Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de berekening van de waarde van het

vruchtgebruik betreft, Parl. St. Kamer 2015-2016, 54-1825/003.

Vr. en Antw. Commissie voor Justitie, Vr. nr. 5741, 7 oktober 2015 (V. MATZ).

Hand. Senaat 2013-14, 5-143, 27 februari 2014.

Wetsontwerp houdende invoeging van artikel 624/1 in het Burgerlijk Wetboek en tot wijziging van

artikel 745sexies van het Burgerlijk Wetboek teneinde de regels vast te leggen voor de waardering van

het vruchtgebruik in geval van omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en

van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl. St. Kamer 2013-2014, 53-3451/003.

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 745sexies van het Burgerlijk Wetboek teneinde de regels vast te

leggen voor de waardering van het vruchtgebruik in geval van omzetting van het vruchtgebruik van de

langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende, en houdende invoeging

vanartikel 624/1 in het Burgerlijk Wetboek, Parl.St. Kamer 2013-2014, 5-2338/3

Wetsvoorstel (G. SWENNEN), Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1.

Wetsvoorstel (G. SWENNEN) tot aanvulling van artikel 745sexies van het Burgerlijk Wetboek om de

Koning te machtigen jaarlijks de regels te bepalen voor de omzetting van het vruchtgebruik van de

Page 69: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XI

langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl. St. Senaat 2007-

2008, nr. 4-748/1.

Verslag Cooreman namens de Commissie voor de Justitie over het ontwerp van wet tot wijziging van

het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Parl.St. Senaat 1980-81, nr. 600/2, 26.

7.2 RECHTSPRAAK

HvJ 1 maart 2011, nr. C-236/09

GwH 18 juni 2009, nr. 4530.

Gent (11e k.) 17 september 2015, T.Not. 2015, 670.

Antwerpen (3e k.) 8 april 2015, T. Not. 2015, 361-368.

Gent (11e k.) 15 januari 2015, RW 2016-17, 137

Gent (11e k.) 15 januari 2015, RW 2015-16, 1348.

Gent (3e k.) 10 september 2009, TGR-TWR 2009, 290-292.

Brussel (1e k.) 17 februari 2009, T. Not. 2009, 311-319.

7.3 RECHTSLEER

7.3.1 HANDBOEKEN

ADRIAENS, E. (eds.), “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden

gewaardeerd?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2013, Antwerpen, Insertia, 2013, 402 p.

BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-L., Beginselen erfrecht, Brugge, Die Keure, 2013, 312 p.

BARBAIX, R., “Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2014” in BARBAIX, R., CARETTE, N.

(eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen, Insertia, 2015, 330 p.

BARBAIX, R., “Enkele vragen over de waardering van het vruchtgebruik na de wet van 22 mei 2014”

in ALOFS, E., CASMAN, H. en VAN DEN BOSSCHE, A., Liber amicorum H. Michielsens, Mechelen,

Wolters Kluwer, 2015, 834 p.

CARLIER, P. en VERHEYDEN, K., Vruchtgebruik, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 260 p.

CASMAN, H. en VASTERSAVENDT, A., De langstlevende echtgenoot, Erfrechtelijke en

huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 254 p.

DE WULF, C., “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot en die kapitalisatie van het vruchtgebruik” in Rechtskroniek voor het notariaat, deel 10,

Brugge, Die Keure, 2007, 299 p.

Page 70: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XII

DEKKERS, R. en CASMAN, H., Handboek burgerlijk recht. 4: Huwelijksstelsels, erfrecht, giften,

Antwerpen, Intersentia, 2010, 290 p.

JAUMAIN, C., La capitalisation des dommages et intérêts en droit commun, Anthémis, Louvain-La-

Neuve, 2009, 145 p.

LEDOUX, J.L. en DENUIT, M., “le juriste et le mathématicien” in E. ALOFS e.a. (ed.), Liber Amicorum

Hélène Casman, Antwerpen, Intersentia, 2013, 550 p.

LEVIE, G. en LEVIE, F., Tables de mortalité pour l'indemnisation des accidents de droit commun et les

calculs de l’usufruit, Brussel, Bruylant, 2009, 208 p.

LEVIE, C., LEVIE, G. en LEVIE, F., Methode voor de omzetting van het vruchtgebruik en de berekening

van de lijfrente op grond van de sterftetafels 1995-1997, Brussel, Bruylant, 1999, 211 p.

PINTENS, W., DECLERCK C. en VANWINCKELEN, K., Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge,

Die Keure, 2015, 466 p.

TAYMANS, J.F. en GREGOIRE, M., “L’estimation de l’usufruit successoral du conjoint survivant” in

RENCHON, J.L. en TAINMOINT, F., Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004,

372 p.

VAN LAERE, D. en VEIRMAN, A., “De vernieuwde regelgeving over de waardering bij omzetting van het

vruchtgebruik” in BARBAIX, R. en CARETTE N. (eds.), Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen,

Insertia, 2015, 330 p.

VERBEKE, A.L., “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in PINTENS, W. (ed.), De vereffening

van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 262 p.

7.3.2 TIJDSCHRIFTEN

ADRIAENS, E. en VERBEKE, A.-L., “De nieuwe wettelijke waarderingsmethode voor de gerechtelijke

omzetting van vruchtgebruik in een som geld”, RW 2015-2016, 1483-1505.

ADRIAENS, E., “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van

vruchtgebruik”, TEP 2013, afl. 2, 45-67.

BOONE, K. en JACOBS, H., “Modernisering van het familiaal vermogensrecht: een gemiste kans?”, T.

Fam. 2014, afl. 5, 102-2013.

COENE, M. en VERBEKE, A., “Commentaar bij art. 745sexies B.W.”, OEST. 2008, afl. 34, 95-119.

Page 71: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XIII

DE BUSSCHERE, C., “De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de

gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot “, RW 2010-2011, 130-

143.

JAUMAIN, C., “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. Not. 2017, 3-16.

JAUMAIN, C., “Wettelijke omzettingstabellen van het vruchtgebruik: actualiteit en vooruitzichten,

vergelijking met expertisemodellen”, T. Not. 2015, 184-187.

LABEEUW, N., “Nieuwe waarderingsregels voor omzetting vruchtgebruik”, NNK 2014, afl. 4, 26-27.

LEDOUX, J.L., “Bibliographie”, RNB 2010, 392-395.

LEDOUX, J.L. en DENUIT, M., “Capitalisitation de l’usufruit. ‘Tables Ledoux’ 2011“, RNB 2007, 174-

191.

MNOOKIN, R.H. en KORNHAUSER, L., “Bargaining in the shadow of the law: The case of divorce”,

Yale law journal 1978-1979, 950-997.

PEULINCKX-COENE, M., “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van

levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenote of wettelijk samenwonende”, T.Not. 2015, 290-334.

RENIERS, A., “Omzetting vruchtgebruik: moet vooraf de keuze gemaakt worden op welke manier dit

zal gebeuren?”, RABG 2016, afl. 4, 319-323.

RENIERS, A., “Waardering van vruchtgebruik: ‘zeer technisch en weinig sexy’”, Notariaat 2015, afl. 8,

1-5.

RUYSSEVELDT, J., “De waardering van het vruchtgebruik: vergelijkende studie”, Notamus 2005/3, 35-

44.

SCHRYVERS, J., “De berekeningsparameters voor de omzetting van het vruchtgebruik”, T.Not. 2007,

641-651.

SCHRYVERS, J., “La conversion de l’usufruit de conjoint survivant”, JT 2006, 37-42.

STERCKX, D., “La valorisation légale de l’usufruit viager”, JT 2014, 561-563.

X., “Correctie op omzetting vruchtgebruik bij lage levensverwachting”, Notariaat 2016, afl. 14, 7-8.

7.4 ANDERE BRONNEN

Enquête bijlage De Tijd – Netto 9 juni 2007

Page 72: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XIV

JAUMAIN, C., “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een synthesemethode.”,

http://www.christianjaumain.be/pdf/FULLN.pdf, 1-20.

JAUMAIN, C., www.christian-jaumain.be

MICHIELS, D., ‘Het nieuwe erfrecht’, KU Leuven, Presentatie op basis van wetsvoorstel van 27/01/2017.

Statistieken omtrent sterfte, levensverwachting en doodsoorzaken in België in 2015. Consulteerbaar

op: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/bevolking/sterfte_leven/tafels/

SCHRYVERS, J., www.tafelschryvers.be

TURTELBOOM, A., ‘Erfrecht wordt gemoderniseerd’, artikel 15 januari 2015. Consulteerbaar op:

http://annemieturtelboom.be/minister-van-justitie-annemie-turtelboom-moderniseert-het-erfrecht/

Page 73: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XV

8 BIJLAGES

8.1 BIJLAGE 1 – WETTELIJKE OMZETTINGSTABEL221

221 MB 22 december 2014 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, BS 15 januari 2015.

Page 74: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XVI

8.2 BIJLAGE 2 – WETTELIJKE OMZETTINGSTABEL VERGELIJKEND OVER DRIE JAREN HEEN222

Tabellen

Man Vrouw

Leeftijd 2014 2015 2016 Leeftijd 2014 2015 2016

0 89,01 83,59 71,80 0 89,56 84,21 72,49

1 88,72 83,23 71,37 1 89,28 83,87 72,08

2 88,40 82,85 70,92 2 88,99 83,51 71,65

3 88,08 82,46 70,46 3 88,69 83,15 71,22

4 87,74 82,06 69,99 4 88,38 82,77 70,77

5 87,40 81,65 69,51 5 88,06 82,39 70,32

6 87,04 81,23 69,02 6 87,74 82,00 69,86

7 86,67 80,80 68,53 7 87,40 81,60 69,40

8 86,29 80,35 68,02 8 87,06 81,19 68,92

9 85,90 79,90 67,51 9 86,70 80,77 68,44

10 85,50 79,43 66,99 10 86,33 80,34 67,95

11 85,09 78,96 66,46 11 85,96 79,90 67,45

12 84,66 78,47 65,91 12 85,57 79,45 66,94

13 84,23 77,97 65,36 13 85,18 78,98 66,43

14 83,78 77,46 64,81 14 84,77 78,52 65,90

15 83,32 76,94 64,24 15 84,35 78,03 65,37

16 82,84 76,40 63,66 16 83,92 77,54 64,83

17 82,36 75,86 63,08 17 83,48 77,04 64,29

18 81,86 75,31 62,49 18 83,03 76,53 63,74

19 81,35 74,74 61,89 19 82,56 76,01 63,17

20 80,83 74,16 61,29 20 82,08 75,48 62,60

21 80,29 73,58 60,67 21 81,59 74,93 62,02

22 79,75 72,98 60,05 22 81,09 74,37 61,43

23 79,18 72,36 59,42 23 80,57 73,80 60,84

24 78,60 71,74 58,78 24 80,04 73,22 60,22

25 78,01 71,10 58,13 25 79,49 72,62 59,61

26 77,39 70,44 57,46 26 78,93 72,01 58,99

27 76,76 69,76 56,79 27 78,35 71,38 58,35

28 76,11 69,08 56,11 28 77,76 70,75 57,70

29 75,45 68,38 55,41 29 77,15 70,09 57,04

30 74,76 67,65 54,70 30 76,52 69,43 56,38

222 Tabel gebaseerd op: MB 22 december 2014 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, BS 15 januari 2015. MB 1 juli 2015 betreffende de bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, §3 BW, BS 9 juli 2015 (ed. 2). MB 1 juli 2016 betreffende de bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, §3 BW, BS 7 juli 2016.

Page 75: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XVII

31 74,06 66,92 53,98 31 75,88 68,75 55,70

32 73,33 66,16 53,25 32 75,22 68,05 55,01

33 72,58 65,39 52,51 33 74,54 67,34 54,32

34 71,81 64,60 51,75 34 73,85 66,61 53,61

35 71,02 63,79 50,99 35 73,13 65,87 52,90

36 70,20 62,97 50,21 36 72,40 65,12 52,17

37 69,37 62,13 49,42 37 71,65 64,34 51,43

38 68,52 61,27 48,62 38 70,87 63,55 50,69

39 67,64 60,39 47,80 39 70,08 62,76 49,93

40 66,74 59,49 46,98 40 69,28 61,94 49,16

41 65,82 58,58 46,15 41 68,45 61,10 48,39

42 64,88 57,65 45,31 42 67,60 60,25 47,60

43 63,92 56,70 44,45 43 66,73 59,39 46,81

44 62,93 55,74 43,59 44 65,85 58,50 46,00

45 61,92 54,75 42,72 45 64,94 57,60 45,19

46 60,90 53,75 41,83 46 64,02 56,69 44,37

47 59,85 52,74 40,94 47 63,07 55,77 43,54

48 58,78 51,71 40,05 48 62,11 54,83 42,71

49 57,69 50,67 39,14 49 61,13 53,88 41,86

50 56,59 49,62 38,23 50 60,14 52,92 41,02

51 55,47 48,55 37,31 51 59,12 51,94 40,16

52 54,33 47,47 36,40 52 58,08 50,94 39,30

53 53,18 46,39 35,48 53 57,02 49,94 38,43

54 52,00 45,28 34,56 54 55,95 48,91 37,55

55 50,81 44,02 33,44 55 54,85 47,87 36,67

56 49,47 42,75 32,51 56 53,74 46,82 35,78

57 48,12 41,48 31,41 57 52,59 45,76 34,88

58 46,75 40,05 30,31 58 51,43 44,52 33,79

59 45,38 38,62 29,04 59 50,11 43,27 32,87

60 43,86 37,19 27,96 60 48,89 42,01 31,78

61 42,44 35,78 26,72 61 47,54 40,72 30,67

62 40,90 34,36 25,48 62 46,01 39,29 29,58

63 39,35 32,94 24,11 63 44,60 37,85 28,30

64 37,80 31,53 22,91 64 43,05 36,41 27,21

65 36,35 30,13 21,59 65 41,61 34,95 25,78

66 34,78 28,72 20,44 66 40,02 33,50 24,55

67 33,22 27,21 19,17 67 38,42 31,91 23,32

68 31,66 25,84 17,93 68 36,82 30,48 21,96

69 30,11 24,49 16,73 69 35,33 29,03 20,62

70 28,48 23,05 15,56 70 33,72 27,60 19,31

71 26,76 21,63 14,43 71 32,10 26,18 18,18

Page 76: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XVIII

72 24,98 20,13 13,22 72 30,49 24,65 16,79

73 23,25 18,59 12,07 73 28,78 23,27 15,59

74 21,40 17,00 11,41 74 26,99 21,67 14,42

75 19,52 15,40 10,75 75 25,13 20,12 13,05

76 17,65 13,70 10,11 76 23,14 18,41 11,98

77 15,82 12,11 9,49 77 21,22 16,78 11,27

78 14,08 10,63 8,88 78 19,29 15,03 10,58

79 12,38 9,09 8,30 79 17,29 13,31 9,91

80 10,88 7,76 7,74 80 15,40 11,61 9,25

81 9,43 6,60 7,20 81 13,49 10,04 8,63

82 8,23 5,56 6,69 82 11,80 8,52 8,03

83 7,13 4,74 6,21 83 10,23 7,21 7,45

84 6,08 3,94 5,75 84 8,87 6,01 6,90

85 5,18 3,28 5,32 85 7,63 5,07 6,37

86 4,38 2,75 4,93 86 6,57 4,23 5,89

87 3,66 2,22 4,56 87 5,55 3,53 5,44

88 3,02 1,81 4,21 88 4,71 2,91 5,01

89 2,49 1,43 3,88 89 3,90 2,37 4,63

90 2,02 1,14 3,59 90 3,24 1,93 4,26

91 1,68 0,92 3,31 91 2,69 1,54 3,93

92 1,38 0,73 3,06 92 2,20 1,24 3,63

93 1,17 0,59 2,83 93 1,84 0,98 3,35

94 0,99 0,50 2,63 94 1,48 0,78 3,10

95 0,85 0,42 2,45 95 1,23 0,63 2,86

96 0,73 0,34 2,26 96 1,03 0,51 2,64

97 0,61 0,27 2,11 97 0,86 0,42 2,44

98 0,54 0,23 1,95 98 0,73 0,34 2,24

99 0,46 0,20 1,81 99 0,61 0,27 2,08

100 0,40 0,17 1,69 100 0,51 0,23 1,91

101 0,34 0,14 1,57 101 0,43 0,20 1,77

102 0,30 0,12 1,46 102 0,37 0,15 1,63

103 0,25 0,11 1,36 103 0,31 0,14 1,50

104 0,22 0,09 1,27 104 0,27 0,11 1,39

105 0,20 0,07 1,18 105 0,22 0,09 1,29

106 0,17 0,07 1,10 106 0,19 0,07 1,19

107 0,15 0,05 1,03 107 0,16 0,07 1,10

108 0,13 0,05 0,96 108 0,14 0,05 1,02

109 0,11 0,04 0,90 109 0,12 0,05 0,94

110 0,10 0,03 0,84 110 0,10 0,04 0,88

111 0,08 0,03 0,79 111 0,08 0,03 0,82

112 0,08 0,03 0,74 112 0,08 0,03 0,76

Page 77: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XIX

113 0,07 0,02 0,69 113 0,07 0,02 0,71

114 0,06 0,02 0,65 114 0,06 0,02 0,66

115 0,05 0,02 0,62 115 0,05 0,02 0,62

116 0,05 0,02 0,60 116 0,05 0,02 0,60

117 0,04 0,02 0,57 117 0,04 0,02 0,57

118 0,04 0,02 0,54 118 0,04 0,02 0,54

119 0,04 0,02 0,52 119 0,04 0,02 0,52

120 0,00 0,00 0,17 120 0,00 0,00 0,17

Page 78: DE WAARDERING VAN HET VRUCHTGEBRUIK BIJ EEN …

XX

8.3 BIJLAGE 3 – FISCALE OMZETTINGSTABEL VOLGENS ART. 2.7.3.3.2 VCF

Leeftijdscoëfficiënt

Leeftijd van degene op het hoofd

van wie de rente gevestigd is, in jaar

% waarde vruchtgebruik van de volle eigendom

18 ≤ 20 72%

17 > 20-30 68%

16 > 30-40 64%

14 > 40-50 56%

13 > 50-55 52%

11 > 55-60 44%

9,5 > 60-65 38%

8 > 65-70 32%

6 > 70-75 24%

4 > 75-80 16%

2 > 80 8%