De Vliegenmepper 20

28
Jaargang 20, nr. 1 mei 2011 De Vliegenmepper Contactorgaan van de Sectie Diptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging

Transcript of De Vliegenmepper 20

Page 1: De Vliegenmepper 20

Jaargang 20, nr. 1 mei 2011

De Vliegenmepper

Contactorgaan van de Sectie Diptera van de

Nederlandse Entomologische Vereniging

Page 2: De Vliegenmepper 20

De Vliegenmepper is het contactblad van de Sectie Dipteravan de Nederlandse Entomologische Vereniging enverschijnt twee keer per jaar.

Sectie DipteraDe sectie heeft als doel het bevorderen van de studie vande Diptera in het Nederlandse taalgebied. Hierin vervultDe Vliegenmepper een belangrijke functie.

Het bestuurVoorzitter en bijeenkomsten: Aat Barendregt, Bijschoterweg 22 3781 LP [email protected]: André van Eck, Korte Hoefstraat 30, 5046 DB TILBURG, tel: +31 (0) 13 5445037 / +31 (0) 6 41014259, email: [email protected]: Paul Beuk, Lemoen 37 , 6245 PG EIJSDEN, [email protected]: !7,50 per jaar over te maken op ING5621403 t.n.v. Penningmeester Sectie Diptera te Eijsden,onder vermelding van: lidmaatschap Sectie DipteraDipteraweekeinden: André van Eck (adres zie boven)LidmaatschapIedereen, ook niet-NEV-leden, kan lid worden van de Sec-tie Diptera, opgave bij de secretaris. Alle leden van desectie krijgen automatisch de Vliegenmepper toegestuurd.Redactie VliegenmepperLaurens van der Leij, Onderwijsboulevard 162, 5223 DH‘s-HERTOGENBOSCH, tel: +31 (0) 6 51048179, email: [email protected]é van Eck, Korte Hoefstraat 30, 5046 DB TILBURG, tel: +31 (0) 13 5445037 / +31 (0) 6 41014259, email: [email protected] van der Linden, W. Alexanderplein 18, 5271 AR SINTMICHIELSGESTEL, tel: +31 (0) 73 5516335, email: [email protected]: zie Laurens van der Leij.

Aanwijzingen voor de auteursKopij indien digitaal aangeleverd bij voorkeur als plattetekst of niet opgemaakt Worddocument. Eventueel kaneen document met de gewenste opmaak toegevoegd wor-den. Eventuele afbeeldingen graag als separaat bestandaanleveren in drukkwaliteit (minimaal 300 dpi).

De Vliegenmepper wordt internationaal gelezen. Indieneen auteur een Engelstalige samenvatting bij het artikelwenst dient hij/zij deze zelf aan te leveren. De redactiekan hierbij ondersteuning bieden.

Deze aflevering kan ook gedownload worden via:http://www.nev.nl/diptera/Foto's en afbeeldingen zijn dan in kleur te zien en af tedrukken.Op dit adres zijn ook alle oude nummers te downloaden.Foto's voorplaat: Reinoud van den Broek, Laphria flavamet prooi Coccinella septempunctata

InhoudsopgaveColofonDe Vliegenmepper, jaargang 20 nr. 1ISSN-nummer:1338-3178

Agenda:Diptera weekend 2011 te Goes: 10 t/m 13 junigezamenlijk initiatief van SectieDiptera en insektenwerkgroepZeeland.

Zie bijgevoegd convo

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 2

2 Inhoudsopgave23

AgendaEen populatie Eumerus sabulonum(Diptera, Syrphidae) in de Schoorlseduinen

5

10

12

24

Hybomitra tropica (Diptera, Tabani-dae) in ons landPeteina erinaceus (Tachinidae) toch(weer?) inheemsRoofvliegen (Diptera: Asilidae) van deRegte Heide

Criorhina roulette in Limburg

25

28

Notulen Dipteradag 29 januari 2011

Convo dipteraweekend

Adres- en emailwijzingen:

Niet alleen doorgeven aan de se-

cretaris van de NEV (indien NEV-

lid) maar ook aan de secretaris.

Contributie

Graag, indien nog niet voldaan, decontributie voor 2011 te voldoen.Voor gegevens zie colofon.

Page 3: De Vliegenmepper 20

Tijdens een excursie op 15 augustus 2009van de sectie Hymenoptera van de Neder-landse Entomologische Vereniging in hetnoordelijk gedeelte van de Schoorlse Dui-nen (Noord-Holland), is naast enkele leukeaculeaten ook een bijzondere zweefvlieggevangen.Het gaat om Eumerus sabulonum (Fallén,1817) waarvan geen recente waarnemingenuit het binnenland en verder alleen uit deduinen van Walcheren en Terschelling be-kend zijn.

Biotoop

De soort is aangetroffen in een gebied watDe Zandkuil wordt genoemd en dat is hetook: ongeveer 10 à 15 meter diep en meteen diameter van ongeveer 150 meter. Aande noordkant (dus op het zuiden gelegen)ligt door recreatieve activiteiten een zonemet kaal zand. Deze gaat naar het westenen zuiden over in een zone met minder be-treding en betreft een zeer ijle heischralevegetatie die weer overgaat in heide metbosopslag. De Zandkuil heeft hierdoor veelgradienten.De meeste exemplaren zijn in de ijle hei-

Een populatie Eumerus sabulonum (Diptera,Syrphidae) in de Schoorlse duinen

Kees Goudsmits

schrale vegetatie gevonden. Deze bestondvoornamelijk uit Struisgras (Agrostis spec.)met daartussen veel Zandblauwtje (Jasionemontana).

Gedrag

Er zijn alleen mannetjes waargenomen. Zevlogen vaak laag en “zoekend” boven hetzand tussen de vegetatie door en samenmet hun habitus deden ze enigszins denkenaan Bloedbijtjes (Sphecodes spec.). Meestalzaten ze gewoon op het zand, maar somswerden ze ook fouragerend gezien op Zand-blauwtje. Een enkeling is ook fouragerendop Zandblauwtje op het stuk met heide ge-vonden.

Aantal en andere soorten

Een paar mannetjes zijn verzameld endaarnaast ongeveer vijf tijdelijk gevangen,en samen met de waargenomen exempla-ren kwam ik tot een schatting van in totaalcirca 30 mannetjes. Andere zweefvliegendie op deze plek gevangen werden en ver-meldenswaard zijn, betreffen 16 exempla-

Foto 1: Open, zandige vegetatie in De Zandkuil in de Schoorlse Duinen: vindplaats van Eumerus sabu-lonum op 15-08-2009 (Foto: Raymond Broersma).

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 3

Page 4: De Vliegenmepper 20

foto en André van Eck voor enkele opmer-kingen.

Literatuur

Nieuwenhuijsen, (Hans), Erik van der Spek,Aart van den Berg, Peter Megens & KeesGoudsmits, 2010. Verslag excursie Schoorl-se Duinen 15 augustus 2009. NieuwsbriefSectie Hymenoptera NEV nummer 31 april2010.

Reemer, M., W. Renema, W. van Steenis,Th. Zeegers, A. Barendregt, J.T. Smit, M.P.van Veen, J. van Steenis, L.J.J.M. van derLeij, 2009. De Nederlandse Zweefvliegen(Diptera: Syrphidae). Nederlandse Fauna 8.Leiden. Nationaal Natuurhistorisch MuseumNaturalis, knnv Uitgeverij, European Inver-tebrate Survey-Nederland.

Peeters, T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit1999. Voorlopige atlas van de Nederlandsebijen (Apidae). EIS-Nederland, Leiden.

Peeters, T.M.J.& M. Reemer 2003. Bedreig-de en verdwenen bijen in Nederland (Api-dae s.l.). Basisrapport met voorstel voor deRode lijst. –European Invertebrate Survey –Nederland, Leiden.

ren Pelecocera tricincta Meigen, 1822 eneen man en vrouw Chamaesyrphus lusitani-cus Mik, 1898. Verder werd in De Zandkuileen vrouwtje Andrena argentata (Hymenop-tera, Apidae) gevangen.

Discussie

Ondanks dat ook de omgeving werd be-zocht is Eumerus sabulonum alleen in DeZandkuil aangetroffen, dat geldt ook voorC. lusitanicus en de meeste P. tricinctaevenals voor de meeste soorten aculeaten.De combinatie van beschutting, betreding,gradiënten , vegetatiestructuur en bloem-rijkheid lijken te zorgen voor veel biodiver-siteit (Nieuwenhuijsen et al, 2010). Wellichtis dit effect die dag versterkt doordat hetvrij bewolkt weer was, waarbij een stevigewind stond. Ook in de omgeving van DeZandkuil stonden vegetaties met Zand-blauwtje, maar het stond er minder be-schut en/of stond in een minder ijle vegeta-tie (minder zand).Andrena argentata staat als bedreigd op deRode Lijst (Peeters & Reemer, 2003) en isnet als Eumerus sabulonum in het binnen-land sterk achteruit gegaan en komt nogvoor op enkele stuifzanden en met namedus in de duinen. E. sabulonum geldt alssterk bedreigd en is nu dus weer gevondenin de vastelandsduinen (Peeters et al,1999). In Engeland, Denemarken, Noorwe-gen en Nederland is de soort vrijwel be-perkt tot de kustduinen. In zuidelijk Europais hij wijder verbreid en ook in Nederlandkwam hij tot 1989 voor op de Sint Pieters-berg (Reemer et al, 2009). E. sabulonumlijkt een warmteminnende soort te zijn dienet als zijn waardplant (Zandblauwtje) eenzekere mate van dynamiek (betreding en/ofverstuiving) nodig heeft.

Toekomst

Anderhalve week na het bezoek aan deSchoorlse Duinen werd een groot deel vanhet gebied getroffen door brand. De Zand-kuil werd gespaard. Het zal moeten blijkenof zo'n grootschalige dynamiek in de vormvan een duinbrand deze bijzondere zweef-vlieg nieuwe kansen biedt. Wellicht kunnende projecten die hier en daar in Nederlanduitgevoerd worden om weer stuivende dui-nen te creëren op termijn gunstig zijn voorde soort. Misschien dat met gericht zoekenin de nazomer in de duinen nog meer popu-laties gevonden kunnen worden.

Met dank aan Raymond Broersma voor de

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 4

Page 5: De Vliegenmepper 20

Inleiding

Hybomitra tropica (Linnaeus, 1758) is nogmaar kort uit ons land bekend. Zeegers envan Haaren (2000) melden de soort voorhet eerst uit ons land. Het herkennen vande soort is niet eenvoudig. In deze bijdragegeven we nieuwe waarnemingen uit hetnoorden van ons land en bespreken wij deherkenning van de soort.

Waarnemingen

Tot dusver waren drie exemplaren gemelduit ons land. Zeegers en Van Haaren (2000)meldden de soort nieuw voor ons land opgrond van de volgende twee exemplaren uitde provincie Drenthe:1 ♀ Uffelte, 13.vi.19921 ♀ Bargerveen, 29.v.1999

Zeegers (2005) voegde daaraan een exem-plaar uit Groningen toe:1 ♀ Sellingen, 2.vi.2002

Hieraan kunnen we drie waarnemingen toe-voegen, uit de provincies Overijssel enFriesland:

1♀ IJhorst, 18.vi.1986, op pink (leg & colJ. Prijs)2♂ Aekingerzand bij Appelscha, 10.v.2009,foto’s C. Zonneveld.1♂ Overijssel, Weerselo, Voltherbroek [LD59-05], 21-28.v.1990, leg M.J. Delfos exmalaise val (col. Zeegers).

Daarmee is de soort nu bekend uit alle vijfprovincies in het noordoosten van ons land.

Het exemplaar van IJhorst werd door JoopPrijs gevangen op een pink, als bijvangstvan een intensieve studie die hij destijdsverrichtte naar Muscidae op vee. Meer is erniet over deze vangst bekend. Met terug-werkende kracht is het nu het oudst beken-de exemplaar uit ons land.

Twee mannetjes werden door Cor Zonne-veld aangetroffen en gefotografeerd in devroege ochtend van 10 mei 2009 bij mooiweer op het Aekingerzand. De mannetjeswaren actief in een zweefbalts (fig. 1-4) opzo’n 30 tot 50 centimeter boven de grond,ten opzichte van elkaar waren ze duidelijkterritoriaal. Hij vond de dieren aan de handvan het zoemgeluid.

Hybomitra tropica (Diptera, Tabanidae) in ons land

Theo Zeegers

Figuren 1-2: Mannetje Hybomitra tropica in zweefbalts, Aekingerzand10.v.2009 (C. Zonneveld).

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 5

Page 6: De Vliegenmepper 20

De mannetjes stonden te zweven boven eencirkelvormig grasveldje in een struikheide-gebied, niet ver van een struweelrand (fig.5-6).

Figuren 3-4: Mannetje Hybomitra tropica rustend na zweefbalts, Aekingerzand 10.v.2009 (C.Zonneveld).

Figuur 5: Habitat Hybomitra tropica, Aekingerzand,10.v.2009 (C. Zonneveld)

Figuur 6: Excate locatie zweefbalts Hybomitra tropica, Aekinger-zand, 10.v.2009 (C. Zonneveld)

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 6

Page 7: De Vliegenmepper 20

Naar aanleiding van de foto’s van Zonneveldwerd duidelijk dat het mannetje van Volther-broek, dat al jarenlang als montana/tropicaapart stond, wel degelijk tropica betrof.

Herkenning

Hybomitra tropica is jarenlang verward metHybomitra lundbecki Lyneborg, 1959 en inhet bijzonder Hybomitra montana (Meigen,1820). De soort staat tussen beide ander ge-noemde soorten in. Lyneborg (1959) was deeerste die tropica goed karakteriseerde (alstuxeni). Kenmerkend voor tropica is degoudgele beharing op het achterlijf (herinne-rend aan distinguenda (Verrall, 1909)), zwar-te beharing ontbreekt geheel of is sterk gere-duceerd. Bij montana is de lichtkleurige be-haring grijzig. Het derde antennelid is basaalrood en apicaal verdonkerd met een matigsterke dorsale tand. Dit is intermediair tussenmontana (grotendeels zwart, dorsale tandzwak) en lundbecki (grotendeels rood, dorsa-le tand sterk).Zeegers en Van Haaren (2000) voegen debreedte van de donkere middenstreep overhet achterlijf toe als kenmerk: deze is duide-lijk smaller dan één-derde van de tergiet-

breedte bij tropica; ongeveer één-derde vande tergietbreedte bij montana. Dit laatste be-treft vrouwtjes: Zeegers en Van Haaren(2000) kenden het mannetje van tropica niet.

Het exemplaar uit IJhorst viel op door de bij-zonder sterk verdikte palpen (fig. 7), zo sterkzelfs, dat zij doen denken aan die van lurida(Fallén, 1817) en nitidifrons (Szilady, 1914).Het IJhorst-exemplaar verschilt hiervan direktdoor de geheel bestoven subcallus, de glan-zende onderste callus en het ontbreken vanzwarte beharing op de oranje zijvlekken ophet achterlijf. Hybomitra tropica heeft door-gaans, net als de andere soorten van de mon-tana-groep, slanke palpen (fig 8-9). De varie-teit met de verdikte palpen is door Leclercq enFrench (1966) beschreven als een apartesoort: bryanensis, op grond van één enkeleexemplaar. Ježek (1980) onderzocht de ver-schillen met montana en lundbecki, maarmerkwaardigerwijs niet met tropica. De struc-turele en kleurkenmerken wijzen erop dat hethier een variatie van tropica betreft. Het over-lappen van de verspreiding van bryanensis entropica ondersteunt deze conclusie. Bryanensiswordt dan wat ons betreft ook tegenwoordigterecht beschouwd als synoniem van tropica(Chvála, 1988).

Figuren 7-9: Kop in zijaanzicht van vrouwtjes Hybomitra. 7: tropica bryanensis (exemplaar IJhorst); 8:tropica typisch; 9: montana. (foto's Theo Zeegers)

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 7

Page 8: De Vliegenmepper 20

De figuren 3-4 van het mannetje van Aekin-gerzand tonen dat de donkere middenstreepover het achterlijf bij het mannetje van tropi-ca nog smaller is dan bij het vrouwtje, metname op het derde tergiet: ongeveer één-vijfde van de tergietbreedte. Kenmerkend isde vorm van de vlek op tergiet 3, deze is dui-delijk smaller dan die op tergiet 4 en is aande top taps toelopend, waardoor de donkeremiddenstreep op de tergietrand tussen seg-ment 3 en 4 onderbroken lijkt. Bij het man-netje van montana kan de middenstreep netzo smal zijn, maar deze is overal van min enmeer gelijke breedte en is niet schijnbaar on-derbroken. Het verschil in kleur van het der-de antennelid tussen beide soorten werkt ookvoor de mannetjes, maar het achterlijf vanhet mannetje van Voltherbroek is anders danbij de vrouwtjes uitgebreid zwart behaard.Dat mannetje had ook dikkere palpen danmannetjes montana. De bovenste facetogenzijn, anders dan Lyneborg (1959) en Chválaet al (1972) stellen, wel degelijk vergroot,vergelijkbaar als bij montana.

Baltsgedrag

Binnen het genus Hybomitra is territorialezweefbalts bekend van distinguenda, lund-becki, muehlfeldi (Brauer, 1880) (Zeegers enVan Haaren, 2000) en arpadi (Szilady, 1923)(Zeegers, 2002). Van algemene soorten alsbimaculata (Macquart, 1826) en ciureai (Sé-guy, 1937) is nooit een zweefbalts waargeno-men en ook van montana is een zweefbaltsniet bekend. Tegen die achtergrond is hetvoorkomen van een volhardende territorialezweefbalts bij tropica verrassend te noemen.

De waargenomen hoogte komt overeen metdie van arpadi en muehlfeldi (obs. Zeegers),distinguenda (Stubbs & Drake, 2001) enlundbecki (obs. Zeegers) staan vaak wat ho-ger boven de grond.

Verspreiding en vliegtijd

Alle waarnemingen van tropica komen uit hetnoordoosten van ons land (figuur 10). Ditsluit aan bij de verspreiding in Europa: tropi-ca ontbreekt in west-Europa. In Denemarkenkomt de soort vrijwel uitsluitend in het oos-ten voor en wordt in het westen vervangendoor montana (Lyneborg, 1959).De vliegtijd in ons land is kort en vroeg inhet voorjaar (naar Tabanidae-maatstaven):van half mei tot en met half juni. Er is weinigoverlap met de later vliegende montana (fi-guur 11): half juni – eind augustus met eenenkel exemplaar van begin juni, piek begin –eind juli. De vliegtijd van tropica overlapt welgrotendeels met die van lundbecki.Opvallend is dat alle waarnemingen van Hy-bomitra tropica van recente datum zijn, datwil zeggen van na 1985. Van Hybomitramontana zijn er ongeveer evenveel waarne-mingen tot en met 1985 als na 1985: 30 om27. Dit verschil over de jaren tussen tropicaen montana is duidelijk significant (p <0,02). Dit suggereert dat tropica een relatiefnieuwe aanwinst zou kunnen zijn voor onzefauna. Alternatieve hypothese zou kunnenzijn dat het oosten van ons land vroeger nietof veel minder in juni bezocht werd. Dit lijktweersproken te worden door een zestal uitjuni gedateerde waarnemingen van Hybomi-tra lundbecki uit oost-Nederland.

Figuur 10: Verspreiding van Hybomitra tropica in Nederland.

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 8

Page 9: De Vliegenmepper 20

Dankwoord

Veel dank aan Cor Zonneveld voor het be-schikbaar stellen van de veldfoto’s en het ge-ven van allerlei achtergrondsinformatie overzijn waarneming op het Aekingerzand. JoopPrijs stelde zijn collectie ter controle beschik-baar.

Literatuur

Chvála, M., 1998. Tabanidae. In: Catalogueof Palaearctic Diptera 5: 97-170.

Chvála, M., L. Lyneborg & J. Moucha, 1972.The Horse Flies of Europe (Diptera,Tabanidae). Entomological Society ofCopenhagen.

Ježek, J., 1980. Hybomitra bryanensis Lecl.& French (Diptera, Tabanidae) aus derTschechoslowakei. Acta faunisticaentomologica musei nationalis Pragae16(181): 19-22.

Leclercq, M. & French, 1966. Bull. Annsl.Soc. R. ent. Belg 102 : 265-268.

Lyneborg, J., 1959. A revision of the Danishspecies of Hybomitra End. (Dipt., Tabanidae),with description of five new species.Entomologiske Meddedelser 29: 78-150.

Stubbs, A & M. Drake, 2001. British Sol-dierflies and their allies. British Entomologicaland Natural History Society.

Zeegers, Th. & T. Van Haaren, 2000. Dazenen Dazenlarven. WetenschappelijkeMededeling 225, Koninklijke NederlandseNatuurhistorische Vereniging.

Zeegers, Th., 2002. Een nieuwe daas voorNederland: Hybomitra arpadi (Diptera: Taba-nidae). Nederlandse Faunistische Mededelin-gen 16: 81-84.

Zeegers, Th., 2005. Rariteitjes: Hybomitratropica. Vliegenmepper 14(1): 33.

Figuur 11: Vliegtijddiagram (aantal waarnemingen per decade) voor Hybomitra tropica enmontana.

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 9

Page 10: De Vliegenmepper 20

cialia) (foto 3). Binnen dit tribus is Peteinadirekt te herkennen aan de open topcel (ge-sloten in alle andere genera) en aan het to-taal ontbreken van de acrostichaalborstelsop het borststuk (foto 1).

Het genus Peteina herbergt in Europaslechts één soort. De sexuele dimorphie isopvallend klein, waardoor mannetje envrouwtje heel sterk op elkaar lijken. Beken-de gastheren behoren alle tot de Uiltjes (Le-pidoptera: Noctuidea). Op het eerste gezicht zou Peteina erinaceusverward kunnen worden met de eveneensglimmend zwarte en veel talrijkere Zopho-myia temula (Scopoli, 1763). Deze heeftevenwel duidelijk oranjegele vleugelbasis eneen minder cylindrisch achterlijf. Ook ont-breken de borstels op de parafacialia.

Recente waarnemingen

Hedy fotografeerde Peteina erinaceus eenaantal keren in de omgeving van Zeist:

1 copula op 24 juni 2007 (foto 4)1 exemplaar op 12 juli 2007 (foto 3)1 exemplaar op 22 juni 2009 (foto 2)1 exemplaar op 7 juli 2009 (foto 1)

Abstract

Peteina erinaceus (Tachinidae) indigenous inThe Netherlands (again?).Several specimens of this rare Tachinidwere photographed in the vicinity of Zeist.The species was considered extinct fromThe Netherlands.

Inleiding

Deze winter werd ik wakker geschud dooreen serie prachtige foto’s van Hedy opwww.diptera.info van de sluipvlieg Peteinaerinaceus (Fabricius, 1794). Deze soort wasal jarenlang niet meer in ons land waarge-nomen. In deze bijdrage bespreek ik deherkenning van de soort en de oude ennieuwe waarnemingen.

Herkenning

Peteina erinaceus is een glimmend zwartesluipvlieg met een opvallend langgerekt,haast cylindrisch achterlijf (foto’s 1-2). Devleugels zijn helder met een verdonkerdevoorrand. De soort behoort tot het tribusWagneriini, dat gekenmerkt wordt door eenrij sterke borstels over de wangen (parafa-

Peteina erinaceus (Tachinidae) toch (weer?)inheems

Theo Zeegers

Foto 1-2: Peteina erinaceus in de omgeving van Zeist. 1-2: dorsaal (Foto’s: Hedy Jansen)

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 10

Page 11: De Vliegenmepper 20

Oude waarnemingen

Uit ons land waren tot dusver slechts zeswaarnemingen bekend, deels onvollediggedocumenteerd (Zeegers, 1998a). Hetoudst bekende exemplaar is uit het middenvan de 19e eeuw van De Bilt (Van der Wulp& De Meijere, 1898), zeer dicht bij de nieu-we vindplaats. Dit exemplaar is helaas ver-loren gegaan maar ongetwijfeld juist gede-termineerd. Het meest recente exemplaarwas tot dusver een exemplaar uit 1939.Zeegers (1998b) rekende Peteina erina-ceus tot de zeven uit ons land verdwenensoorten. Of de soort echt uitgestorven ge-weest is en nu weer teruggekeerd is, of al-leen maar herontdekt, blijft een openvraag. Duidelijk lijkt wel dat er rond Zeisteen populatie voorkomt.

Peteina erinaceus komt voor in Midden- enNoord-Europa (Tschorsnig et al., 2010).Ook in de ons omringende landen is Petei-na erinaceus een zeldzaamheid. Tschorsnig(in litt.) meldt dat de laatste vondst uitDuitsland meer dan tien jaar oud is. Naarhet noorden en oosten toe is de soort mo-gelijk minder zeldzaam. Het recente exem-plaar in mijn collectie komt uit Oost-Polen(Białowieża).

Literatuur

Tschorsnig, H.-P., Bergström, C., Cerretti,P., Hubenov, Z., Raper, C., van derWeyer, G., Vanhara, J., Zeegers, Th.& Ziegler, J., 2010. Fauna Europaea:Tachinidae. Fauna Europaea version2.3, http://www.faunaeur.org

Wulp, F.M. van der & Meijere, J.C.H. de,1898. Nieuwe naamlijst van Neder-landsche Diptera. Tijdschrift voorEntomologie, Supplement 41: 76-89.

Zeegers, Th., 1998a. An annotated check-list of the Dutch tachinid flies (Dip-tera: Tachinidae). EntomologischeBerichten 59: 16-200.

Zeegers, Th., 1998b. On the Tachinidae ofThe Netherlands. In: Fourth Inter-national Congress of Dipterology,Abstracts Volume (J.W. Ismay ed):258-259.

Foto 3-4: Peteina erinaceus in de omgeving van Zeist. 3: lateraal, 4: copula (Foto’s: Hedy Jansen)

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 11

Page 12: De Vliegenmepper 20

Roofvliegen (Diptera: Asilidae) van de RegteHeide

Inleiding

Op eigen initiatief is er tussen 18 maart en15 september 2010 een gerichte inventarisa-tie van roofvliegen uitgevoerd op de RegteHeide en in enkele aanliggende gebieden.

De keuze voor de Regte Heide is niet wille-keurig, het is een populair natuurgebied tenzuidwesten van Goirle en karakteristiek voorde zandgronden van Noord-Brabant. Ik hebhet gebied de laatste 15 jaar intensief be-zocht. De Regte Heide ligt op een dekzan-drug die de waterscheiding vormt tussen deOude Leij in het westen en de PoppelscheLeij in het oosten. Aan de zuidzijde gaat dehei, ongeveer 250 ha groot, over in de voor-malige Gemeentebossen van Goirle, hoofdza-kelijk bestaande uit naaldbos. Typische be-

Reinoud van den Broek

woners van het gebied zijn o.a. Wulp, Nacht-zwaluw, Bont dikkopje en Gentiaanblauwtje.Het totale gebied, dat in bezit is van het Bra-bants Landschap, is 849 ha groot, inclusiefhet Riels laag, het Riels Hoefke, LandgoedNieuwkerk en Landgoed Het Ooijevaarsnest.Deze laatste twee gebieden zijn niet meege-nomen in het onderzoek. Vooral de overgangvan de hei naar het dal van de Oude Leij, hetRiels Laag, is interessant want een nauwe-lijks gestoord gradiënt. Ook aan de oostzijdeis er, in mindere mate en meer verstoord,sprake van een dergelijk gradiënt van droognaar nat (Bakker & Caspers 2007). De aardvan het gebied levert dus een scala aan habi-tats voor roofvliegen op. Voor een overzichts-kaart van het gebied zie figuur 1.Uit het boek 'De roofvliegen van Nederland'van Mark van Veen uit 1996, waarin alle toten met 1994 bekende gegevens zijn ver-

Figuur 1: Overzichtskaart Regte Heide met vanglocaties. Bron overzichtskaart: Brabants Landschap

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 12

Page 13: De Vliegenmepper 20

werkt, bleek dat er slechts negen soortenwaren vastgesteld voor het 10km-hok (utm-grid) waarin de Regte Heide ligt. Gezien deaard van alleen al dat gebied leek dat on-waarschijnlijk. In het boek wordt ook aange-geven dat er in Noordoost-Nederland enNoord-Brabant geen enkel gebied is waarmeer dan 18 soorten zijn vastgesteld. Aange-geven wordt dat het een gevolg van onder-bemonstering zou kunnen zijn. Het feit datvan de negen soorten er slechts twee uit deonderfamilie der Asilinae komen geeft m.i.aan dat dit hier ook het geval is. Ik heb deindruk dat de negen soorten bijvangsten be-treffen. Uiteraard spelen beheer en tijd ookeen rol; er kan in 16 jaar immers het nodigeveranderen.

Van 30 juni tot in oktober 2009 heb ik hetgebied vrij intensief bezocht, waarbij ik meop roofvliegen concentreerde. Die periodekan worden gekenmerkt als een eerste ver-kenning. De verzamelde data bestaat voor-namelijk uit foto’s en dagboekaantekeningen.Hierbij moet opgemerkt worden dat van eenreeks Asilidae de vliegtijd reeds voorbij was.In die periode heb ik negen soorten vastge-steld waarvan er zeven niet eerder voor het10km-hok waren vastgesteld. De negen

soorten zijn met een asteriks aangegeven intabel 1. De vraag rees of er dan niet nogmeer soorten in het gebied zouden kunnenvoorkomen die niet eerder waren vastgesteldmaar ook of de soorten die wel waren vast-gesteld ook in het onderzoeksgebied voor-kwamen. Om daar een antwoord op te krij-gen is het gebied van eind maart tot halfseptember 2010 intensief bezocht; daarmeezijn de vliegperioden van de Nederlandse Asi-lidae wel gedekt.

Methode

Op basis van een eenvoudige analyse van debekende verspreidingsgegevens van de Ne-derlandse roofvliegen (Van Veen, 1996) ende verschillende typen habitat aanwezig inhet gebied konden er tussen de 17 en 22soorten worden verwacht. Dat zijn de negenreeds in het verleden vastgestelde soortenmet daaraan toegevoegd acht meer algeme-ne en vijf zeldzame(re) soorten waarvoorvoldoende geschikt habitat aanwezig is endie bekend zijn uit andere delen van Brabant(tabel 1). Hoewel Antipalus varipes (Meigen)en Pamponerus germanicus (Linnaeus) ookwel in Brabant zijn vastgesteld zijn ze niet inde lijst opgenomen omdat de waarnemingen

1.2.

Reeds in verleden vastgestelde soorten (Van Veen, 1996)Dioctria atricapilla MeigenDioctria cothurnata Meigen *

3.4.5.6.

Dioctria hyalipennis (Fabricius)Dioctria oelandica (Linnaeus)Dioctria rufipes (De Geer)Lasiopogon cinctus (Fabricius)

7.8.9.

Laphria flava (Linnaeus)Machimus (Tolmerus) atricapillus (Fallén) *Neoitamus cyanurus (Loew)Algemene soorten waarvoor voldoende habitat aanwezig en die bekendzijn uit andere delen van Noord-Brabant (Van Veen, 1996)

10.11.12.13.

Leptogaster cylindrica (De Geer) *Dioctria linearis (Fabricius)Choerades marginatus (Linnaeus) *Asilus crabroniformis Linnaeus *

14.15.16.17.

Dysmachus trigonus (Meigen)*Eutolmus rufibarbis (Meigen)*Machimus (Tolmerus) cingulatus (Fabricius)*Philonicus albiceps (Meigen)*

18.19.20.

Zeldzame(re) soorten waarvoor voldoende geschikt habitat aanwezig endie wel uit andere delen van Noord-Brabant bekend zijn (Van Veen, 1996)Leptogaster guttiventris ZetterstedtChoerades gilvus (Linnaeus)Paritamus (Neomochtherus) geniculatus (Meigen)

21.22.

Tabel 1: Lijst van aangetroffen en te verwachten soorten roofvliegen in het onderzoeksgebied.

Neomochtherus pallipes (Meigen)Rhadiurgus variabilis (Zetterstedt)

* = In 2009 vastgesteld tussen 30 juni en begin oktober.

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 13

Page 14: De Vliegenmepper 20

of te oud zijn of te ver van het onderzoeks-gebied zijn gedaan (Van Veen, 1996). Na hetonderzoek vond ik wel drie exemplaren vanP. germanicus die in Midden-Brabant warengevangen in de collectie van het Natuurmu-seum Brabant. Daaronder zat een exemplaardat in 2002 in een malaiseval was gevangenin de Kaaistoep, drie kilometer ten noordenvan het gebied.

Primaire doel was het vaststellen van zo veelmogelijk soorten en daarom is er in 2010soortspecifiek gezocht van eind maart tothalf september, waarmee de vliegtijden vande Nederlandse Asilidae zijn gedekt. Een der-gelijke aanpak is in het geval van de Asilidaegoed mogelijk gezien het beperkte aantalsoorten. Tijdens de vliegtijd van een soortwerd geschikte habitat intensief bezocht. Ui-teraard speelden factoren als het weer eenrol alsook beschikbare tijd en niet in de laat-ste plaats ervaring. Van zoveel mogelijksoorten zijn exemplaren gevangen met insec-tennet en daarnaast zijn er veel foto’s ge-maakt. Vrijwel alle waarnemingen zijn terug

te vinden op de website waarneming.nl, metprecieze locatie en meestal met foto’s. Hetdetermineren is gedaan met behulp van desleutels in Van Veen (1996), Van der Goot(1985) en Engel (1930). Algemene informa-tie is, naast reeds genoemde werken, ge-haald uit Hull (1962) en de websites van FritzGeller-Grimm en Danny Wolff.

Locaties

Een zestal locaties zal apart worden bespro-ken daar deze zeer intensief zijn bezocht,omdat er op relatief korte afstand veel ge-schikte habitat voorhanden is voor verschil-lende soorten en daarnaast goed toegankelijk(Tabel 2). Deze locaties waren niet van te vo-ren bepaald maar ontstonden gedurende hetonderzoek. Uiteraard moesten de locatiesverschillende typen habitat vertegenwoordi-gen. Omdat het waarnemen van een soort opéén enkele plek weinig zegt over het voorko-men ervan, zijn er zoveel mogelijk waarne-mingen genoteerd verspreid over het gebiedom zo een bevestiging van voorkomen te

Nr. Rd Type Omschrijving1.

2.

130.0-391.8

131.0-390.7

Voormaligweiland

Pad in loof-bos

Op de overgang van heide naar beekdal (Riels Laag)aan de westzijde van het gebied. Sterk verruigd wei-land met op zuiden geëxponeerde Zomereikenbosrandmet ondergroei van Amerikaanse vogelkers. Langs debosrand loopt een zanderige strook. Op het weilandstaan o.a. Akkerdistel, Grote brandnetel, Boeren-wormkruid, Jakobskruiskruid, Sint Janskruid, Kaar-denbol, Grassen, BraamGelegen aan oostzijde, grofweg oost-west georiën-teerd. Weinig betreden en begroeid met grassen.Kruidenrijke bermen met o.a. Grote brandnetel, Ko-ninginnenkruid, Akkerdistel, Braam. Geflankeerd doorEikenbos (Zowel Amerikaanse- als Zomereik).

3.

4.

5.

129.7-391.2

130.6-390.1

Droge heide

Braakliggendterrein (Wil-dakker)

129.3-389.2 Kapvlakte inLariksperceel

Westelijk deel van de heide dat wordt beweid metkoeien en enkele jaren geleden geplagd. Opslag vanBerk, Struikheide en Pijpestro. Aan oostzijde gelegen in de Krombeemden. Oorspron-kelijke stallen gesloopt, ingezaaid met kruiden en o.a.Zonnebloem en Koolzaad. Ook begroeid met o.a. Ak-kerdistel, langs randen veel Grote brandnetel en an-dere kruiden. Nog deels onbegroeide heel zanderigestroken. Aan noord- en oostzijde geflankeerd doorweiland in het zuiden door een golfbaan. Aan westzij-de begrensd door Nieuwkerkse dijk.

Aan zuidzijde gelegen in de naaldbossen van de Halvemaan. Geflankeerd door brede zandpaden aan zuid-en westzijde. Opslag van o.a. Brem, Berk, Den, Pijpe-stro en Struikheide.

6. (zie figuur 3)

Tabel 2.: Hoofdlocaties in het onderzoeksgebied

128.8-390.2 Kapvlakte inGrove den-nenperceel

Gelegen in het Riels hoefke aan de westzijde van hetgebied. Tamelijk oud Grove dennenperceel met kap-vlakte. Opslag van o.a. Pijpestro, Berk, Den en Struik-heide.

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 14

Page 15: De Vliegenmepper 20

verkrijgen en een indruk van de verspreiding.Hiervoor werden tussenstops gemaakt en zoontstonden er secundaire locaties verspreidover het gebied die hier niet nader zullenworden toegelicht. Zie hiervoorwaarneming.nl.

Onderzoeksdagen

Het onderzoek is uitgevoerd naast mijn regu-liere werk en dus afhankelijk van het aantalvrije dagen dat ik kon inzetten. Omdat Asili-dae warmteminnend zijn speelde daarbij ookhet weer een rol in mijn keuze voor bepaaldedagen.In tabel 3 is te zien hoe vaak het gebied isbezocht en op welke locaties de nadruk lag.

Resultaat

Van de oorspronkelijke lijst van 22 soorten(zie tabel 1) zijn er 19 aangetroffen (bijlage1). Alle in het verleden vastgestelde alsmedede toegevoegde algemene soorten zijn aan-getroffen. Van de vijf zeldzame(re) zijn ertwee aangetroffen. Grote verrassing was devondst van Machimus arthriticus. Deze soortwas tot dit jaar niet eerder in Noord-Brabantvastgesteld en daarom niet opgenomen in delijst (tabel 1). Het totaal aantal soorten isdus 20 geworden. Dioctria linearis, Choera-des gilvus en Rhadiurgus variabilis zijn welwaargenomen en gefotografeerd, maar nietgevangen. Om een indruk van verspreidingen voorkomen van een soort in het gebied teverkrijgen is het totaal aantal individuen vaneen soort en het totaal aantal verschillendelocaties waar een soort is waargenomen, op-genomen in bijlage 1.

MaandMaart

Aantal dagen2

LocatieGehele gebied

AprilMeiJuniJuli

37

Idem en 1.Idem en 1, 2, 5

1513

Idem en 1, 2, 3, 5, 6Idem en 2, 3, 4, 5,6

AugustusSeptember

Tabel 3. Aantal bezoeken per maand

52

Idem en 1, 3, 4, 5Idem en 1, 3, 4

Conclusie

Aantal soorten

Uit het resultaat valt op te maken dat er in2010 minstens 20 soorten roofvliegen aan-wezig zijn geweest in het gebied. Dat is meerdan de helft van de 39 bekende soorten uitNederland. Alle reeds vastgestelde en de toe-gevoegde algemene soorten van de lijst zijnaangetroffen. Daarnaast zijn twee van de vijfzeldzame soorten gevonden en, onverwacht,Machimus arthriticus. Opvallend vind ik hetontbreken van Leptogaster guttiventris. Desoort is wel bekend uit de Kaaistoep, hemels-breed 3 km noordelijker (collectie Natuurmu-seum Brabant). Wellicht is deze soort nogover het hoofd gezien. De Regte Heide isgeen uitzonderlijk gebied. Op de zandgron-den van Brabant zijn veel meer van dergelij-ke gebieden. Te denken valt daarbij aan deKampina, de Strabrechtse Heide, OirschotseHeide, Pannenhoef, de Loonse en Drunenseduinen en zo verder. Ik heb het vermoedendat daar vergelijkbare resultaten zullen wor-den behaald bij een op Asilidae gerichte in-ventarisatie en dat er weinig tot niet speci-fiek naar roofvliegen is gezocht in Brabant.

Indruk van voorkomen en verspreidingbinnen het gebied

Per soort is in bijlage 1 het totaal aantalwaargenomen individuen alsook het aantalvindplaatsen opgenomen om zo een indrukvan voorkomen en verspreiding over het ge-bied te krijgen. Er moet worden aangenomendat er op de hoofdlocaties dubbeltellingenhebben plaatsgevonden. Ondanks dat kan uittabel 4 worden opgemaakt dat er van de 20soorten een aantal als algemeen tot zeer al-gemeen mag worden bestempeld en aantalschaars tot zeer schaars. Van twee soorten isslechts één exemplaar aangetroffen: Dioctrialinearis en Rhadiurgus variabilis (R. variabilisis weliswaar twee keer gezien maar dit be-treft zeer waarschijnlijk hetzelfde exemplaar;beide mannetjes hadden een mijt op de rech-terflank van het abdomen en zijn op noggeen twee meter van elkaar gevonden op lo-catie 5). Hier moet opgemerkt worden dat ikna de vondst van R. variabilis intensief hebgezocht naar meer exemplaren van deze

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 15

Page 16: De Vliegenmepper 20

soort en dat ik nauwelijks gericht heb ge-zocht naar D. linearis.

Bijzondere soorten

Machimus arthriticus (Zeller)Machimus arthriticus (figuur 2) is op drie ver-schillende locaties in het gebied aangetrof-fen. Op locatie 4, een wildakker, zijn exem-plaren aangetroffen op het zand en in krui-den, op een kapvlakte in het Riels Hoefke isde soort op het zand, in jonge dennen en opbraam aangetroffen en op locatie 6 (figuur3), ook een kapvlakte in het Riels Hoefke, iseen exemplaar aangetroffen op een Berken-blad. De vondst is bijzonder omdat de soort nieteerder was gevonden in Brabant en daaromniet opgenomen in de lijst van te verwachtensoorten. De soort is in dezelfde periode ookten noorden van Tilburg aangetroffen in na-tuurgebied Huis ter Heide (waarneming.nl,2010). Een opmerking waard is de waarne-ming van de soort in België net ten zuiden

van Turnhout (waarnemingen.be, 2010). Hetbekende verspreidingsgebied van de soort inNederland ligt ongeveer 100 km dan tennoordoosten van het gebied. De soort is wel-licht haar areaal aan het uitbreiden of is alsgevolg van een andere oorzaak in behoorlijkeaantallen in deze contreien terechtgekomen.De windgegevens van station 350 (Gilze-Rij-en) geven aan dat er vanaf 14 juni t/m 17juni een stevige NO wind heeft gestaan (hetJournaal van 14 06 2010 geeft aan wind-kracht 4 uit NO voor 15 en 16 juni; bron:KNMI). De eerste waarneming wordt gedaanop 3 juli. Zouden de dieren in die periodedeze kant kunnen zijn uitgewaaid? Onder-zoek in de komende jaren zal moeten uitwij-zen of er sprake is geweest van eenmaligevondsten of dat de soort zich daadwerkelijkheeft gevestigd in Midden Brabant.

Figuur 2: vrouwtje Machimus arthriticusFoto: Reinoud van den Broek

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 16

Page 17: De Vliegenmepper 20

Choerades gilvus (Linnaeus) (figuur 4)De soort is op twee plaatsen aangetroffen, inde buurt van locatie 5 en op locatie 6. Op dielaatste plaats trof ik zelfs vier exemplaren te-gelijk aan waardoor ik de indruk kreeg dat desoort vrij algemeen aanwezig zou kunnenzijn. Het vreemde - en frustrerende - wasechter dat bij herhaald bezoek aan die en

Figuur 3: Regte Heide, locatie 6Foto: Reinoud van den Broek

Figuur 4: Regte Heide, locatie 6Foto: Reinoud van den Broek

vergelijkbare plekken ik geen enkel exem-plaar meer heb waargenomen. Alle exempla-ren zijn waargenomen op dode stammen enstronken of tegen stammen van levende den-nen, vergelijkbaar met de uitkijkposten vanLaphria flava.

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 17

Page 18: De Vliegenmepper 20

Figuur 5: Rhadiurgus variabilis Foto: Reinoud van den Broek

Rhadiurgus variabilis (Zetterstedt)Er is één enkel mannetje (figuur 5) aange-troffen op locatie 5, op resten van een dikketak en op een stronk. Dit gebeurde twee da-gen achter elkaar op vrijwel dezelfde plaatsen het betrof zeer waarschijnlijk hetzelfdeexemplaar. Op die locatie heb ik in dezelfdeperiode meerdere grauwe roofvliegen waar-genomen op stronken die ik door het fellezonlicht niet allemaal goed genoeg heb ge-zien of gevangen om ze op naam te kunnenbrengen. Degenen die wel betrapt werdenbleken allemaal Dysmachus trigonus, maardie zaten weer op de grond of vlak daarbij enniet op dood hout, kleine stokjes en takjesdaargelaten.

Overige soorten

Leptogaster cylindrica (De Geer)Er zijn behoorlijk wat exemplaren waargeno-men maar slechts op twee verschillende loca-ties, waarbij op een locatie slechts éénexemplaar is waargenomen. In 2009 heb ikde soort op een met Jakobskruiskruid over-woekerd weiland in het Riels Laag in behoor-lijk aantal aangetroffen. Behalve op locatie 1heb ik niet naar de soort gezocht in 2010. Ikheb het vermoeden dat de soort op meerverruigde weilanden zal worden aangetrof-fen.

Dioctria atricapilla MeigenBuiten de heide is de soort op allerlei grazigeplekken in het gebied aangetroffen, zelfs opkapvlaktes in het naaldbos. Op een akkermet opkomend graan van ongeveer 20 cm

hoog is de soort in enorm aantal (100>) ge-zien.

Dioctria cothurnata MeigenMet uitzondering van de heide is de soortvrijwel overal waar genoeg kruiden en gras-sen staan aangetroffen, zowel in naald- alsloofbos alsook op met kruiden en distels be-groeide plekken op weilanden. Ook in 2009 isde soort verspreid over het gebied waargeno-men.

Dioctria hyalipennis (Fabricius)Deze in Nederland wijdverbreide soort is ookin het gebied goed vertegenwoordigd. Vaakaangetroffen op braam, brandnetel en kleinebomen, meestal op ietwat beschutte enbeschaduwde plekken langs bosranden enpaden. Een nogal afwijkende waarnemingbetrof de vondst op locatie 6, waar de soorteen net ontsproten berkje als uitkijkpost haduitgekozen. Leuk was de bevestiging datdeze Dioctria ook niet vliegende prooienvangt; zo fotografeerde ik een exemplaar dateen spinnetje had gevangen.

Dioctria linearis FabriciusDe soort is schaars in het gebied. Habitat,bos met wat vochtige en leemachtige bodem,zoals beschreven in “De Roofvliegen van Ne-derland” (Van Veen, 1996) is weinig in hetgebied te vinden. Locatie 2, waar de soort isaangetroffen, voldoet hieraan redelijk. Er zijnnog enkele andere plekken in het gebied metvochtig schaduwrijk bos of struweel maar dieheb ik nauwelijks bezocht.

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 18

Page 19: De Vliegenmepper 20

Locatie 1 (figuur 6) voldoet deels ook aan deomschrijving en is vaak bezocht maar desoort is er nog niet gezien.

Dioctria oelandica (Linnaeus)Deze grote en opvallende bladrover is in hetgebied vooral aangetroffen langs bosranden,houtwallen en braamstruweel. Vaak op Zo-mereik, Amerikaanse vogelkers, braam maarook op brandnetel. Op de plaatsen waar ik zeaantrof vaak met meerdere tegelijk.Eenmaal heb ik D. oelandica een kruipendeprooi zien aanvallen. Het beest liet zich alseen roofvogeltje vallen in het gras op eendaar kruipend kevertje.

Dioctria rufipes (De Geer)De soort lijkt schaars te zijn in het gebied.Aangetroffen op locatie 1 op Amerikaansevogelkers en op locatie 2 op Grote brandne-tel. De soort zou een voorkeur voor watvochtige bodems hebben (Van Veen, 1996),dit verklaart wellicht de schaarste.

Lasiopogon cinctus (Fabricius)Vanwege het kleine formaat en het onopval-lende gedrag is het diertje lastig te vinden.Vrij algemeen aanwezig in het gebied. Desoort is aangetroffen op allerlei zanderigeplekken en plekjes verspreid over het gehelegebied. Mannetjes werden meestal waarge-

Figuur 6: Regte Heide, locatie 1Foto: Reinoud van den Broek

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 19

Page 20: De Vliegenmepper 20

nomen op uitkijkposten laag bij de grond, zo-als stammetjes, takken, bankjes, hekken envlonders. Vrouwtjes waren lastiger te vinden,meestal op zanderige spaarzaam begroeideplekken.

Choerades marginata (Linnaeus)Deze kleine Choerades heeft net als Dioctrialinearis en D. rufipes een voorkeur voor eenwat vochtige bodem (Van Veen, 1996). Tochlijkt ze niet zo schaars als genoemde soor-ten. Vooral aangetroffen op els en braam,een enkele keer op Zomereik.

Opmerking: Inmiddels is de soort in Europa opgesplitst inChoerades marginata (Linnaeus) en Choera-des femorata (Meigen). De status van C. fe-morata is in Nederland voor zover ik weetniet onderzocht. De exemplaren die zijn ge-vangen in het gebied voldoen volledig aan deomschrijving van C. femorata. De mannetjeshebben zilverwit haar boven de middenknob-bel en het eerste antennesegment is 3,5 tot4 keer zo lang als het tweede segment. Bij C.marginata moet het haar boven de midden-knobbel geel zijn en het eerste antenneseg-ment is slechts ongeveer 2 maal zo lang alshet tweede bij mannetjes en 3 maal zo langbij vrouwtjes. Bij het vrouwtje is de beharing

van de basis van de costa zowel dorsaal alsventraal zwart, terwijl bij C. marginata hethaar ventraal geel moet zijn (Geller-Grimm &Smart, 1998.)

Laphria flava (Linnaeus)Deze forse, ietwat op een hommel lijkende,soort is kenmerkend voor de grotere naald-houtpercelen van het gebied en kan daar opallerlei zonbeschenen stukken hout, palen,bankjes en boomstammen worden aangetrof-fen. De soort is ook een enkele keer op heideaangetroffen maar dan vlakbij de bosrand.Bij dit dier behoorden de prooien vrijwel zon-der uitzondering tot de orde der Coleoptera(zie ook figuur 7). In de “Roofvliegen van Ne-derland” worden met name grote vliegen endazen als prooi genoemd (Van Veen, 1996).

Asilus crabroniformis LinnaeusDeze opvallende grote soort kan als kenmer-kend worden beschouwd voor de heide en dedroge weilanden, zeker daar waar deze be-weid worden. Op locatie 3 kan de soort inhoge dichtheid worden aangetroffen. Slechtseenmaal waargenomen in het bos op locatie6. Grootste exemplaar dat is gevangen meet30mm.

Figuur 7: Laphria flava met Coccinella septempunctata als prooiFoto: Reinoud van den Broek

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 20

Page 21: De Vliegenmepper 20

Samenvatting

In 2010 is er tussen 1 april en 15 septembereen op roofvliegen gerichte inventarisatie uit-gevoerd op de Regte Heide en enkele aanlig-gende gebieden. De inventarisatie heeftplaatsgevonden op eigen initiatief. Doel washet vaststellen van zoveel mogelijk soortenen om een indruk te krijgen van hun ver-spreiding. Volgens de beschikbare gegevenswaren er in het 10 km-hok (UTM-grid) waarinhet onderzochte gebied ligt slechts negensoorten roofvliegen vastgesteld (Van Veen,1996). Gezien de aard van het gebied leekdat onwaarschijnlijk. Het lage aantal soortenis waarschijnlijk het gevolg van onderbemon-stering. Volgens dezelfde gegevens zouden erin de omliggende 10-kilometerhokken nogandere soorten voorkomen waarvoor ook inhet onderzochte gebied voldoende geschikthabitat voorhanden is. Op basis van een eenvoudige analyse kondener tussen de 17 en 22 soorten worden ver-wacht. Het aantal van 17 was gebaseerd opsoorten die reeds bekend waren uit het be-treffende 10 km-hok aangevuld met algeme-ne soorten bekend uit andere delen vanNoord-Brabant en waarvoor voldoende be-schikbare habitat aanwezig is (Van Veen,1996). Verder zijn nog vijf zeldzame soortenaan die lijst toegevoegd die in het verledenwel in Noord-Brabant zijn aangetroffen enwaarvoor geschikte habitat aanwezig is endaarom mogelijk toch aangetroffen kondenworden (Van Veen, 1996). Uiteindelijk zijn er 20 soorten vastgesteldwaarvan 17 ook verzameld. Onder de 20aangetroffen soorten bevinden zich drie zeld-zame soorten: Machimus arthriticus, Rha-diurgus variabilis en Choerades gilvus. M.arthriticus is op drie verschillende locaties inhet gebied aangetroffen. De vondst is bijzon-der omdat deze soort niet eerder in Brabantwas waargenomen en daarom niet opgeno-men in de oorspronkelijke lijst van de te ver-wachten soorten. Opmerkelijk is wel dat desoort in 2010 ook in het natuurgebied Huister Heide, net ten noorden van Tilburg, isaangetroffen. Het bekende en dichtstbijzijndeverspreidingsgebied van de soort in Neder-land ligt ruim 100 km ten noordoosten vanhet onderzoeksgebied (Van Veen, 1996,waarneming.nl). De soort is haar versprei-dingsgebied aan het uitbreiden of er is eenandere oorzaak voor de verschijning van desoort in Midden-Brabant. Mogelijk heeft dewind een rol gespeeld, van 14 tot 17 juni

Dysmachus trigonus (Meigen)Dysmachus trigonus is algemeen aan te tref-fen over het hele gebied op zonbeschenen,zanderige plekken met over het algemeenspaarzame lage begroeiing, zeer vergelijk-baar met de keuze van Lasiopogon cinctus.Meestal dicht bij de grond op takjes en dorbladafval, heistruikjes en in grassen.

Eutolmus rufibarbis (Meigen)Deze zwartpotige en forse roofvlieg is alge-meen aan te treffen over het gehele gebiedlangs bosranden en paden, daar waar hogerekruiden, grassen en lage struiken als braamoverheersen maar ook in verruigde weilan-den en op graanakkers. Op locatie 5, eenkapvlakte in naaldbos, zat de soort op berk-jes en dennetjes.

Machimus (Tolmerus) atricapillus (Fallen) De soort is op meer dan 14 locaties aange-troffen. Het is overal bijzonder algemeen,aan te treffen op vrijwel alle denkbare zonbe-schenen plekken. Gezien op stammen, krui-den, blaadjes van struiken en bomen innaald- en loofbos, op de heide.

Machimus (Tolmerus) cingulatus (Fabrici-us)Ook deze soort is in het gehele gebied aan tetreffen, maar minder algemeen dan de voor-gaande soort. De soort lijkt zich vaak dichtbij de grond op te houden, op of in de buurtvan grasjes, takjes en lagere kruiden. Hetdiertje lijkt ook een voorkeur te hebben vooropen terrein, hoewel ik de soort in 2010 nietop de heide zelf heb aangetroffen in tegen-stelling tot 2009.

Neoitamus cyanurus (Loew)De soort is verspreid over het gebiedaanwezig. Aangetroffen op braam, vogelkers,eik maar ook brandnetel. In naaldbos zijneen paar geïsoleerde eiken blijkbaarvoldoende voor aanwezigheid.

Philonicus albiceps (Meigen)Philonicus albiceps is vrijwel overal op zande-rige plaatsen aangetroffen, met name op debrede zonbeschenen paden met los zand opde heide en in het bos. Vaak samen met dezandloopkever Cicindela hybrida L. aan tetreffen op de paden en op de heide vaak sa-men met Asilus crabroniformis.

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 21

Page 22: De Vliegenmepper 20

Dankwoord

Van het Brabants Landschap: Hans Schepvoor het verlenen van toestemming om inhet gebied beestjes te mogen vangen. Wimde Jong voor het koud klinken van mijn ket-ting, redder in nood. Sandra van Loon voorde kaart van de Regte Heide. Rob Voermansvoor het kritisch meelezen. En natuurlijk Lau-rens van der Leij en André van Eck voor va-nallesennogwat.

Literatuur

Bakker, V. & Caspers, T. 2007. Brabant in deBan van Buiten. Stichting Het NoordbrabantsLandschap, Haaren.Engel, E.O. 1930. Aus Lindner, Die Fliegender Palaearktischen Region 24. Asilidae. E.Schweitzerbart’sche VerlagsbuchhandlungStuttgart.Geller-Grimm, F. & M. J. Smart. 1998. Provi-sional key to the Central European species ofthe genus Choerades Walker. – Online on theInternet: http://www.geller-grimm.de/choerade.htmHull, F.M. 1962. Robber Flies of the World.Bul. 224 part 1&2. Smithsonian InstitutionWashington.Van der Goot, V.S. 1985. Snavelvliegen(Rhagionidae), Roofvliegen (Asilidae) enaanverwante families van Noordwest-Europa.Wetenschappelijke Mededelingen 171. KNNV,Utrecht.Van Veen, M.P. 1996. De Roofvliegen van Ne-derland. Wetenschappelijke Mededelingen216. KNNV, Utrecht.

Auteur:Reinoud van den BroekMariastraat 125038 SK [email protected]+31-624702765

heeft er een matige wind (4 bft) gestaan uitnoordoostelijke richting (bron: KNMI).

Summary

Between the 1st of March and the 15th Sep-tember 2010 an inventory of the Asilidae hasbeen executed in the natural area of the“Regte Heide” and some adjacent sites justsouth-west of the village Goirle in theNetherlands. The objective was to establishthe number of species present and to get animpression of their distribution and abundan-ce. The survey was both initiated and execu-ted by the author.According to the available data (Van Veen,1996) only nine species of Asilidae are knownto the area of investigation. Considering thecharacter of the area that seemed unlikely.This low number of species is probably theresult of under sampling (Van Veen, 1996). Based on a simple analysis of the availablehabitat and the known distribution of theDutch robber flies one could expect between17 to 22 species. Added to the 9 species al-ready established were eight common speci-es known from other areas in the province ofBrabant and for which sufficient habitat isavailable (Van Veen, 1996). Furthermore fiverare species for the Netherlands were addedthat met the aforementioned criteria (VanVeen, 1996). In the end 20 species were found amongwhich three rare species in the Netherlandsnamely: Machimus arthriticus, Rhadiurgusvariabilis and Choerades gilva. All in all 17species specimens were collected. The estab-lishment of M. arthriticus is remarkable be-cause the species has never been recordedbefore in the province of Noord-Brabant andhence not added to the original list of 22. Itsnearest and main area of distribution in theNetherlands is located about 100 km to thenortheast in the provinces of Drenthe, Over-ijssel and Gelderland. Noteworthy is the factthat this species has also been established atalmost the same time in the natural reserveHuis ter Heide, just north of Tilburg andabout 10 km north of the Regte Heide(waarneming.nl, 2010). It seems that M.arthriticus has expanded its range of distri-bution in the Netherlands but there couldalso be another cause: two weeks before thefirst sighting of the species on July 3rd, a ra-ther strong NE wind (4 Bft) has been blowingfrom June 14 to 17 (souce: KNMI).

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 22

Page 23: De Vliegenmepper 20

Soort

Data

Loc. 1

Loc. 2

Loc. 3

Loc. 4

Loc. 5

Loc. 6

Ov.

To

t. ex.

To

t. loc.

Co

ll.

Lepogaster cylindrica(De Geer) 18/vi-24/vii 60> 1 61> 2

♂/♀3/1

Dioctria atricapilla Meigen

D. cothurnata MeigenD. hyalipennis (Fabricius)D. linearis (Fabricius)

22/v-18/vi12/vi-27/vii

102

02/vi- 09/vii20/vi

315>121

1 124>/43/3

1 5/5

135>20>

65

211

81

2/21/12/2

D. oelandica (Linnaeus)D. rufipes (De Geer)Lasiopogon cinctus (Fa-bricius)Choerades gilvus (Lin-naeus)

05/v-18/vi22/v-07/vi

28>1

23/iv-24/v

13/vi-29/vi

6

C. marginatus (= marginata cffemorata) (Linnaeus)Laphria flava (Linnaeus)Asilus crabroniformis Lin-naeus

16vi-30/vii 1

24/v-27/vii

29/vi-18/ix 1

1

1

1

23>

5

8/3

4

6/5

1

36>2

42

13

5

7

2

4/3

19

1

9/6

6/6

6 5

33

31>

8

9

1/40/1

1/1

2/1

3/2

1/3

Dysmachus trigonus(Meigen)Eutolmus rufibarbis (Mei-gen)Machimus arthriticus(Zeller)M. (Tolmerus) atricapillus(Fallén)

24/v-18/vii

20/vi-04/ix

5

5

03/vii-29/vii

09/vii-22/ix 99>

M. (Tolmerus) cingulatus(Fabricius)Neoitamus cyanurus(Loew)Philonicus albiceps(Meigen)Rhadiurgus variabilis(Zetterstedt)

14/vii-04/ix

02/vi-22/vii

6

2

29/vi-18/ix

12&13/vi

1

7

1 2

9

15

6

3

27

1

3

13> 2

9 1

2?

Tot. sp.

Toelichting bij bijlage 1Data = Uiterste waarnemingen van de soort 2010.

15

Loc. = Beschreven hoofdlocaties en het aantal waargenomen exemplaren.Ov. = Aantal waargenomen exemplaren op overige locaties/Aantal verschillende locaties.Tot. ex = Totaal aantal waargenomen exemplaren van een soort.Tot. Loc. = Totaal aan verschillende locaties waar de soort is waargenomen.

8 4 4 8

29/6

15>/9

1

12

3/1

24>/9

49

42>

8

13

7

165>

3

14>

1 3/3

10/7

5 6>/6

25>

13

7

9

25>

2?

11>

1

1/1

1/1

1/4

5/3

2/3

1/1

1/1

8 17 20 17

Coll. = Verzamelde exemplaren opgenomen in collectie auteur.Tot. sp. = Totaal aan verschillende waargenomen soorten per locatie in het hele gebied.> = Meer maar niet gedocumenteerd.? = Vermoedelijke dubbeltelling.

Bijlage 1: Resultaten waarnemingen in 2010

Page 24: De Vliegenmepper 20

Afgelopen maand april, tijdens een bezoekaan het Limburgse land, waren er opvallendveel Criorhina's te vinden.

Op 17 april in het Bunderbos waren driesoorten aanwezig, namelijk C. berberina, C.floccosa en C. ranunculi. Een vrouwtje C.floccosa was te vinden op de voet van eenHaagbeuk (Carpinus betulus). Een drietalmannetjes zweefden rond een bloeiendeVeldesdoorn (Acer campestre).Van C. ranunculi zijn in totaal zes exempla-ren aangetroffen, vijf vrouwtjes en een man-netje, allen aan de voeten van bomen. Op-merkelijk is de waarneming van een vrouwtjedat met ei-afzet bezig was op de voet vaneen populier (Populus sp.). Een andere dameverscheen ten tonele. Zodra deze werd be-merkt door de eileggende mevrouw gingdeze de nieuwkomer inspecteren. Het resul-teerde erin dat beide beesten centimetersvan elkaar af zweefden met de koppen rich-ting elkaar. Dat duurde zo’n tien seconden.De nieuwkomer werd verjaagd door er fron-taal tegenaan te vliegen. Deze koos het ha-zenpad en de eileg werd hervat.

Eileg van C. ranunculi is waargenomen opdrie soorten bomen: populier (Populus sp.),linde (Tilia sp.) en esdoorn (Acer sp.). Bij delinde werden eitjes niet alleen afgezet op de

Criorhina roulette in Limburg

Elias de Bree

bast maar ook op een uitgedroogde wortel-kluit (zie foto 1). Opmerkelijk is dat de popu-lier waarop eitjes werden afgezet geheel ge-zond was. Er was geen enkele rottingsholtete bespeuren. Het mannetje C. ranunculizweefde voor de voet van een berk (Betulasp.) die eveneens geheel gezond leek.

Een bezoek aan de Sint-Pietersberg op 24april leverde twee soorten Criorhina op, na-melijk de soorten C. pachymera en C. ranun-culi. Een vrouwtje C. ranunculi was bezig ei-tjes af te zetten op een dikke esdoorn. Hettweede vrouwtje is waargenomen vliegendrondom de voet van een beuk (Fagus sp.).Het derde exemplaar zweefde langs een beu-kenstam omhoog. Ook van C. pachymera zijntwee exemplaren waargenomen. Een manne-tje bewaakte een territorium op de voet vaneen esdoorn. Na hier verjaagd te zijn doornieuwsgierige entomologen werd een Es(Fraxinus excelsior) uitgekozen. Een vrouwtjeC. pachymera is zoekend rondom de voet vaneen beuk gevonden.

Opmerkelijk genoeg waren alle bomen hierzonder (zichtbare) rottingsholte aan de voet.Alleen de esdoorn waarop C. ranunculi eitjesafzette had op drie meter hoogte een rot-tingsholte in de stam.

Figuur 1: eileg van Criorhina ranunculi op wortels van linde (Tilia spec.)Foto: Sandra Lamberts

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 24

Page 25: De Vliegenmepper 20

Locatie: ZMA (voor de laatste keer), aanwe-zigen: Aat Barendregt, André van Eck, PaulBeuk, Menno Reemer, Wouter van Steenis, N.Willemse, J.A. van Erkelens, Pjotr Ooster-broek, Jaap vd Linden, Kees Goudsmits, Ge-rard Penneards, JanWillem van Zuijlen, Ruudvd Weele, M. Van Veen, Cor Zonneveld, Lie-kele Sijstermans, Herman de Jong Laurensvan der Ley, Theo Zeegers, Jan Velterop, BenBrugge.

Opening door de voorzitter 11.11uur, metdank aan Theo Zeegers voor voorzitterschapvorige keer.

Algemene mededelingen: Verhinderd voor de vergadering hebben zichgemeld: Joop Prijs, Leendert-Jan van de Enten John Smit. Afgelopen jaar zijn Karl vander Vlies en Jan Delfos overleden.

Redactie Vliegenmepper:Bij monde van Laurens van der Leij, namensJaap en André. Laatstverschenen Vliegenmepper was inkleur, maar dit was een buitenkansje dat dedrukker bood zonder meerkosten. De afgelopen jaren is er achterstand ont-staan in het indienen van de declaraties van-wege de Vliegenmepper door Laurens; dezeachterstand is het afgelopen jaar wegge-werkt. De drietallige redactie wordt opnieuwverkozen.

Penningmeester: (Zie ook zijn verslag als bijlage bij deze notu-len). Paul Beuk steekt de hand in eigen boezem,mbt het achterlopen van zijn administratie,de scheefgroei in de coördinatie met zijn me-debestuursleden en in de kwestie van deachterstallige contributies van een groot aan-tal leden. Daarvoor geeft hij een aantal per-soonlijke redenen aan. Het werken aan eenopgeschoond financiëel overzicht en dito le-denbestand, zoals opgedragen door de voor-gaande ALV, heeft in 2010 vertraging opgelo-pen, maar is vooral sinds november in vollegang. Hierbij zal ook intensiever samenge-werkt gaan worden met de secretaris, zodater synchronisatie ontstaat tussen ieders ad-ministratie.Mbt de betaling van contributies, wijst hij opde eigen verantwoordelijkheid van het lid.Gezien het achterstallige beheer, wordt de

vraag gesteld wat nog redelijk is om terug tevorderen. Daarover wordt na uitgebreide dis-cussie het volgende afgesproken: -> terugvordering geschiedt in redelijkheid/overleg. Initiatief tot dit overleg met de pen-ningmeester zal wel van het lid moeten ko-men. De wéttelijke grens ligt op het recht opterugvordering tot 3 jaar terug. Lid heeft hetrecht dit te eisen van de penningmeester,maar van lid wordt gevraagd zich terdege be-wust te zijn van de eigen verantwoordelijk-heid.-> penningmeester zal een actueel overzichtvan de financiën presenteren, en wel binnen3 maanden na deze ALV (dus uiterlijk 29 april2011). Het financiëel overzicht zal 2010 ende op dat moment nog openstaande vorde-ringen bestrijken. Dit financiëel overzicht zalaan de leden worden gepresenteerd op dewebsite www.sectie-diptera.nl. Overige afspraken, in samenwerking metvoorzitter en secretaris:-> penningmeester zal, ism secretaris, eengeschoonde ledenlijst (gedateerd 31-12-2010) samenstellen, voorzien van actueleNAW-gegevens. -> er zal beleid worden ontwikkeld om tevoorkomen dat we in de toekomst weer metdergelijke achterstanden in de administratiete maken krijgen. Het bestuur is hiervoorverantwoordelijk.

Dan is er een voorstel van Ben Brugge, waar-in hij pleit voor het aftreden van de penning-meester, volgend op het afleveren van de ac-tuele overzichten (zie boven). André geeftdaarbij aan dat het bestuur als geheel hieringefaald heeft, en dan zou dus het hele be-stuur dienen af te treden. Uitgebreide discus-sie volgt. Na stemming neemt de ALV ditvoorstel niet over. Wel wordt afgesproken datPaul zijn werk af kan maken als volwaardiglid van het bestuur, en dus ook onvoorwaar-delijk mandaat krijgt van de ALV. Het bestuurzal voor de volgende ALV op zoek gaan naaréén of meerdere tegenkandidaten voor dehuidige penningmeester, danwel één ofmeerdere kandidaten, mocht Paul zich voorde volgende termijn niet meer beschikbaarstellen.

Ben Brugge komt met het voorstel een kas-commissie in te stellen. Na enige discussie wordt dit voorstel terstemming gebracht, waarbij een ruime meer-

Notulen Dipteradag 29 januari 2011

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 25

Page 26: De Vliegenmepper 20

derheid tegen dit voorstel stemt. De pen-ningmeester zal op de volgende vergaderingde administratie meenemen zodat ieder dezekan controleren.

Theo Zeegers brengt discussie over de be-groting voor 2011 in gang. De Sectie be-schikt nu over een goede financiële positie endito batig saldo. Afgesproken wordt dat, na-dat bekend is hoe de Sectie er exact voorstaat, het bestuur met een voorstel zal ko-men hoe om te gaan met dit overschot. Hetstreven is dit niet te groot te laten zijn, maarmeer in overeenstemming te brengen met in-komsten- en uitgavenpatroon. Dit voorstel kan opgesteld worden na een op-roep (in de Vlieg; AvE) aan de leden om metideeën te komen waaraan dit (dan ook in eenconcreet bedrag vastgestelde) overschot tebesteden.

Secretaris ad interim: (wegens langduring verblijf in het buitenlandvan John Smit)André van Eck heeft zich, na de overdrachtvan gegevens door John Smit, gericht op hetup-to-date krijgen van de ledenlijst. E.e.a. insamenwerking met collega-redactielid Lau-rens en de penningmeester. Vindt dat zijn werk nog niet af is en wil ditniet graag terug overdragen aan John die,naar het schijnt, kort na zijn terugkeer inapril wederom een reis voor ogen heeft (me-dedeling Menno). Vraagt nu de volle mandaatvan de ledenvergadering, om secretaris tekunnen zijn. Dit mandaat wordt hem ver-leend, waardoor de secretaris nog slechtsmet John in overleg hoeft te treden.

Voorzitter: Aat Barendregt stelt zich herkiesbaar alsvoorzitter en dit wordt door de ALV dankbaaraanvaard.

Dipteraweekend 10-13 juni 2011:Datum (10-13 juni) en onderkomen liggenvast, een fraai scoutinggebouw in Goes. Het weekend is in samenwerking met deZeeuwse insektenwerkgroep, Zeeuws Land-schap en Natuurmonumenten (cq. Woutervan Steenis). Er zal gezamenlijk een pro-gramma worden opgesteld met voorstellenvoor excursiegebieden en de vergunningenzullen worden geregeld. E.e.a. dient hetZeeuwse project om te komen tot twee uit-gaven over de Diptera van Zeeland, in de se-rie Fauna Zeelandia.

Dipteraweekend 2012: De voorzitter vraagt wie het dipteraweekendin 2012 wil organiseren. Nadat het een paarjaar geleden door tijdgebrek niet door kongaan, wil Gerard Pennards dit nu graag doen. Dan volgt een opmerking uit de zaal (Joke enPjotr) of dit weekend niet eens in het najaargeorganiseerd zou kunnen worden. Hier zijnwel oren naar, doch men wil ook graag hetvoorjaarsweekend behouden. Er zijn eendrietal voorkeurslokaties gekozen, t.w. Zuid-Limburg, Texel en Gaasterland. Besloten wordt om de mogelijkheid van hetnajaarsweekend open te houden. Dan volgteen stemming om de voorkeursgebieden,waaruit de volgende voorkeur blijkt:Dipteraweekend voorjaar: locatie Zuid-Lim-burgDipteraweekend najaar: locatie Texel ofGaasterland. Het voorjaarsweekend 2012 wordt dus doorGerard georganiseerd. Wie het mogelijke na-jaarsweekend voor zijn/haar rekening neemtis nog niet zeker (Joke?; AvE).

Aan het eind worden Ben Brugge en Hermande Jong met een fles goeie Port bedankt voorhun jaarlijkse hulp en gastvrijheid aan deSectie Diptera. En dat dit de laatste keer opdeze locatie zal zijn gezien de verhuizing vande collectie naar Leiden.

Notulen, aldus uitgewerkt 07-02-2011André van Ecksecretaris

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 26

Page 27: De Vliegenmepper 20

BIJLAGE: VERSLAG PENNINGMEESTER

Verslag Penningmeester Sectie Diptera tot enmet 2010

Het financieel overzicht over de jaren 2005-2010 is 24 januari j.l. naar jullie toegestuurd.Hieruit blijkt dat de Sectie financieel gezondis.

Het beeld van een langzaam toenemend sal-do over de jaren heen is enigszins vertekend.Zowel aan de kant van de inkomsten als vande uitgaven is over de jaren heen een ach-terstand geweest. Enerzijds door het feit dater vaak niet actief werd gewerkt aan het in-nen van achterstallige contributies, ander-zijds omdat diverse declaraties zeer laat wer-den ingediend. De achterstallige declaratieszijn afgelopen jaar ingediend en uitbetaald,het innen van het grootste deel van de ach-terstallige contributies heeft de afgelopen an-derhalve maand plaats gevonden.

Het feit dat de inning van de contributies zoveel achterstand heeft opgelopen kan vooralworden geschreven op mijn conto als pen-ningmeester. Mijn streven was steeds om deachterstanden in één keer aan te pakkendoor alle personen met betalingsachterstandtegelijk aan te schrijven. Het lukte mij tel-kenmale niet om dit volledig af te rondenomdat ik mijn persoonlijke prioriteiten eldersmoest leggen. Ten tijde van de Dipteradagvorig jaar was de voorbereiding wederom ge-start, maar kon ik dit niet voor de dag zelfafronden. De planning was toen om dit bijhet Dipteraweekend wel afgerond te hebben.Ik werd echter door de actualiteit ingehaaldomdat ik in een drukke periode op het werkook moest verhuizen naar het zuiden van hetland. Uiteindelijk kon ik in november de voor-bereiding hervatten en in december en beginjanuari zijn de betalingsherinneringen ver-stuurd.

Hoewel het innen van de contributie de ver-antwoordelijkheid is van de penningmeester,evenals leden aan een eventuele achterstalli-ge contributie te herinneren, wil ik toch ookwijzen op de eigen verantwoordelijkheid vanleden om aan hun contributie te denken. DeSectie is te klein om gebruik te kunnen ma-ken van acceptgiro’s, te groot om achter alleleden aan te gaan bellen of schrijven. In dehuidige situatie zijn er geen obstakels meerom leden jaarlijks op eenvoudige manier aanhun contributie te herinneren.

Het opzetten van een elektronische systeem,waarmee leden hun betalingssaldo kunnencontroleren en hun contactgegevens zelfkunnen wijzigen, is een van de redenen ge-weest waardoor eerder gecoördineerde acti-viteiten voor het innen van achterstalligecontributie steeds vertraging opliepen. Diver-se gegevens dienden handmatig gekoppelden gecontroleerd te worden. Geen excuus,wel een reden.

Op http://www.sectie-diptera.nl zijn nu allecontributiebetalingen verwerkt en kunnen le-den van de Sectie Diptera hun betalingsover-zicht bekijken, inclusief hun eventuele beta-lingssaldo. Om dit te kunnen zien dient menwel in te loggen. Iedereen die dit bericht ont-vangt zou een account moeten hebben dat isgekoppeld aan zijn of haar e-mailadres. Metdit e-mailadres kan een wachtwoord wordenopgevraagd om in te loggen (http://www.sectie-diptera.nl/lostpassword.php) . Inhet bericht met het wachtwoord staan de ge-bruikersnaam (de naam waarmee je aange-schreven wordt) en een automatische gege-nereerd wachtwoord, dat je zelf op een latermoment kunt wijzigen. Na inloggen is jeabonnementsstatus te bekijken op http://www.sectie-diptera.nl/infusions/subscrip-tions_panel/subscriptions.php. Je kunt daarook je contactgegevens voor de Sectie Dipte-ra aanpassen.

Met het huidige systeem is het eenvoudig decontributiebetalingen en adresgegevens bij tehouden. Hierdoor wordt voorkomen dat desecretaris en penningmeester verschillendelidgegevens in hun administratie hebben, zo-als in het verleden meermaals is gebeurd.Ook kan voor verzending van de aankondi-gingen en Vliegenmeppers worden beschiktover één actueel adressenbestand.

Nu het geautomatiseerde systeem draait enhet overzicht weer compleet op orde is, benik nog steeds bereid om de financiën van deSectie Diptera de komende jaren te blijvenbeheren, met de belofte dat er jaarlijks eenduidelijk financieel overzicht bekend zal wor-den gemaakt vóór de Dipteradag.

Met vriendelijke groet,Paul Beuk

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 27

Page 28: De Vliegenmepper 20

Diptera weekend 2011: 10 t/m 13 junigezamenlijk initiatief van Sectie Diptera en insektenwerkgroep Zeeland

GOES

Na het uitstel van een jaar - we mochten ons vorig jaar uitleven op voormalig VliegbasisSoesterberg - is het dan nu de beurt aan Zeeland. In het bijzonder Goes en wijde omgeving. In Zeeland wordt momenteel hard gewerkt aan een nieuw deel in de serie 'Fauna Zeelandi-ae', en de insektenwerkgroep van Zeeland heeft ons gevraagd of wij hieraan ons steentje bijwillen dragen. In het verleden, om precies te zijn in 2005 en 1998, zijn wij aleens neerge-streken in respectievelijk Goedereede en Zeeuws-Vlaanderen.

Zodoende is er een fraai en ruim onderkomen in Goes gevonden om alle mensen te herber-gen. Prachtig gelegen aan een grote plas met avondzon, met veel ruimte zowel in als om hetgebouw. Kampvuur, barbecuen... geen probleem.

Wouter van Steenis, Lucien Calle en Chiel Jacobusse zullen gezamenlijk zorgen voor eenmooi en gevariëerd excursieprogramma.

Voor vangtenten zijn er mogelijkheden bij het scoutinggebouw zelf. Mensen die elders eenvangtent willen plaatsen worden verzocht van tevoren even contact opnemen met Woutervan Steenis (tel. 0346-264671; [email protected]) of Lucien Calle (tel. 0115-617416;[email protected]).

Adres gebouw scouting “Frans Naerebout” te Goes:Het onderkomen heet 'De Baak', te Oosterschans 2 in Goes (zie ook www.fransnaerebout.nl). Dit is, vanaf station Goes komend, aan de noordkant van het centrum, over de Houtkaderichting het Goese Meer. Aan het eind van de Houtkade steek je links een onverharde weg in(staat een bordje 'Houtkade' ipv Oosterschans). In de eerste bocht ligt, rechts achter eenhek en enigszins verdekt, ons ongewoon fraaie onderkomen.

Kampkosten: richtprijs: ! 10,- p.p.p.n. plus wat we gezamenlijk zo versnaperen. Vrijdagavond eten we op eigen gelegenheid. Mensen die liever thuis slapen betalen ! 8,- perdeelnamedag, plus wat ze zoal mee-eten.

Tent/camper/caravan: het is zeer goed mogelijk om deze hier te plaatsen, er is een mooien groot veld om het gebouw. Dit ontslaat echter niemand van het voldoen van de kampkos-ten.

Hoe kom je er? Met de huidige internetmogelijkheden kan ieder dat zelf bepalen. Mocht je toch vragen heb-ben, vraag dan André. Er is een goede treinverbinding met Goes. We zullen ons best doen zo vroeg mogelijk aanwezig te zijn, maar in elk geval vrijdag vanaf18.00u. Neem indien gewenst contact op met André. Auto: kom je met de auto: deze kan op het terrein geparkeerd worden, laat wel even wetenals je voor het hek staat indien dat gesloten is.

Meenemen: Geld. Bord/mok/bestek. Vaatdoek. Toiletspullen.Er zijn geen bedden! Maar je kunt alles meenemen wat maar enigszins aan je comfortbehoef-tes tegemoetkomt, dus: slaapzak en matje/luchtbed/stretcher/ matras/stapelbed, persoonlijkgerief, je insectenspullen, binoc, lampje, verrekijker, telescoop, taart, voetbal enz. Wie lampjes gebruikt: neem liefst zelf een verlengsnoer mee. Er zijn prima werktafels.

Er is een keuken met uitstekende inventaris aanwezig.

Opgeven:Uiterlijk op 6 juni, zodat we de juiste inkopen kunnen doen!Meld je daarvoor aan bij André van Eck. Bij voorkeur per email: [email protected]: 0031 (0)13-5445037 / mobiel: 0031 (0)6-41014259

De Vliegenmepper (2011, nummer 1) 28