De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

32
De verpleegkundige in de geriatrie hbo Redactie: Saskia Danen Ton Vermeij

description

Deel 3 van de nieuwe serie basisboeken voor verpleegkundigen in opleiding. Deze serie van ThiemeMeulenhoff sluit naadloos aan bij de Body of Knowledge and Skills, vastgesteld in 2011 door het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde. De studenten verwerven door deze boeken de gedegen kennisbasis waarvan al bij het stagelopen verwacht wordt dat ze erover beschikken.

Transcript of De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Page 1: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

De verpleegkundige in de geriatrie

De verpleegkundige in de geriatrie

De verpleegkundige in de geriatrie Parate vakkennis is voor een goede verpleegkundige beroepsuitoefening van wezenlijk belang. De nieuwe boekenreeks van TM-Zorg biedt verpleegkundigen in opleiding de kennisbasis waarvan al bij stages verwacht wordt dat ze erover beschikken. De inhoud van deze basisboeken sluit aan bij de Body of Knowledge and Skills van het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde. Elk boek bevat drie onderdelen:* Compacte introductie van de zorgsetting.* Uitgebreide aandacht voor de verpleegkundige: positie, taken, verpleegproces,

coördinatie van zorg, kwaliteitszorg, verpleegkundige aandachtsgebieden. * Beschrijving van verschillende patiëntcategorieën. Het accent ligt op de directe

zorgverlening. De student krijgt uitgebreide medische en gedragswetenschappelijke kennis aangereikt, gevolgd door een beschrijving van het verpleegkundig handelen.De inhoud is evidence-based en put uit landelijke richtlijnen en zorgprogramma’s. Hoofdstukken worden afgesloten met opdrachten voor verdieping of verbreding van de stof. Bijvoorbeeld een kwaliteitszorgopdracht, een opdracht tot klinisch redeneren bij een casus, een argumentatieopdracht of een opdracht tot beantwoording van een PICO-vraag.

In 2030 is een kwart van de Nederlandse bevolking ouder dan 65 jaar. Hoewel veel ouderen nog in goede gezondheid leven, komt er ook een steeds grotere groep kwetsbare ouderen. Zij hebben lichamelijke, psychische en sociale problemen. Vroegtijdige herkenning van (vaak atypische) gezondheidsproblemen, het bieden van de juiste ondersteuning en zo nodig ingrijpen is van belang om erger te voorkomen. Dit vergt kennis van het normale verouderingsproces en kennis van de wijze waarop gezondheids-problemen zich kunnen uiten bij ouderen. Dit boek behandelt de kenmerken van veroudering en veel voorkomende gezondheids-problemen bij geriatrische zorgvragers. Daarnaast komen de verschillende facetten van de geriatrie en de maatschappelijke ontwikkelingen binnen de ouderenzorg aan de orde.

ThiemeMeulenhoff Zorg bestaat uit ThiemeMeulenhoff Zorg Basisboeken, Traject V&V, i-care fl ex, Verpleegtechniek in Beeld, InCasu en een reeks onder steunende uitgaven (Anatomie & Fysiologie, Basisboek Pathologie etc.). Kijk voor meer informatie op www.thiememeulenhoff.nl/zorg

hbo

hbo

Redactie: Saskia DanenTon Vermeij

01-HBO zorgboekenGeriatrie.indd 1 09-03-12 12:14

Page 2: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

2

Colofon

AuteursSietske BoerSaskia DanenLiesbeth van GemertFreek GillissenWilma PoelstraAnnelies SchepersPaulien TazelaarArjen Tilro

Inhoudelijke redactieSaskia DanenTon Vermeij

OntwerpBinnenwerk: DeltaHage, Den Haag

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs,

Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs

Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:

www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16

ISBN 978 90 06 95256 8

Eerste druk, eerste oplage, 2012

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een

geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij

elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande

schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet

j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen

te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130

KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloem-

lezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever

te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het

onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen.

Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de

uitgever wenden.

Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw

voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

1201706_binnenwerk.indd 2 18-04-12 08:50

Page 3: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

3

Inhoud

Woord vooraf 6

Oriëntatie op de zorgcategorie 9

De zorgcategorie 121.1 Ouderdom 131.2 Beeldvorming 131.3 Mensen worden ouder 161.4 Veroudering 181.5 Zorgvragers 221.6 Kenmerken van de geriatrische zorgvrager 251.7 Gezondheidsproblemen 301.8 Het verleden en de invloed hiervan op het leven van ouderen 30Ouderenzorg in Nederland 382.1 Vergrijzing zet door 392.2 Sociale, economische en maatschappelijke positie van ouderen 412.3 Overheidsbeleid 462.4 Welzijn, wonen en zorg voor ouderen 542.5 Extramurale voorzieningen 592.6 Transmurale zorg en ketenzorg 602.7 Intramurale zorg 61Historisch perspectief 723.1 Ouderenzorg tot 1950 733.2 Na 1940, geriatrie in Nederland 773.3 Einde van het intramurale tijdperk 82De verpleegkundige 864.1 Beroepsdeelprofiel 874.2 Competenties 884.3 Verpleegkundige functies 964.4 Benaderingswijzen 974.5 Transmurale verpleegkundige zorg 1004.6 Ethiek 101Verpleegkundige aandachtsgebieden, strategieën en interventies 1045.1 Uitgangspunten 1055.2 Verpleegkundige aandachtspunten en interventies 1085.3 Verpleegkundige strategieën 114

Deel 1

1

2

3

4

5

1201706_binnenwerk.indd 3 18-04-12 08:50

Page 4: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

4

Het verpleegproces 1186.1 Het verzamelen van gegevens 1196.2 Verpleegkundige diagnostiek 1316.3 Zorgresultaten 1336.4 Verpleegkundige interventies 1366.5 Preventieve zorg 1376.6 Het verpleegplan 139Coördinatie en kwaliteitszorg 1427.1 Continuïteit waarborgen 1437.2 Kwaliteitszorg 154

Categorieën van zorgvragers 159

Verplegen van zorgvragers met problemen in de houding, beweging en mobiliteit 1601.1 Houding, beweging en mobiliteit 1611.2 Verstoringen in het bewegen en/of zich verplaatsen 1671.3 Verhoogd risico op vallen 171Verwerkingsopdracht 182Verplegen van zorgvragers met beperkingen door visus- en/of gehoorstoornissen 1842.1 Functie van de zintuigen 1852.2 Het gezichtsvermogen van de oudere zorgvrager in Nederland 1852.3 Gehoor en gehoorstoornissen in Nederland 201Verwerkingsopdracht 208Verplegen van zorgvragers met incontinentie 2103.1 Incontinentie 2113.2 Last hebben van urine-incontinentie 2123.3 Behandeling van incontinentie bij ouderen 2183.4 Verpleegkundige zorg 2203.5 Evaluatie 2273.6 Fecale incontinentie en diarree 2273.7 Incontinentiemateriaal 230Verwerkingsopdrachten 234Verplegen van zorgvragers met voedingsproblemen 2364.1 Voeding en normale veroudering 2374.2 Voedingsproblemen bij ouderen 2374.3 Herkennen en benoemen van voedingsproblemen 2444.4 Verpleegkundige diagnoses en interventies 248Verwerkingsopdracht 258

6

7

Deel 2

1

2

3

4

1201706_binnenwerk.indd 4 18-04-12 08:50

Page 5: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

5

Verplegen van zorgvragers met dementie 2605.1 Feiten en cijfers 2615.2 Kenmerken en symptomen 2625.3 Vormen van dementie 2635.4 Dementiezorg in Nederland 2665.5 Algemene aandachtspunten in de zorg en behandeling 2685.6 Benaderingswijzen 2705.7 Verpleegkundige zorg 274Verwerkingsopdracht 281Verplegen van zorgvragers met depressie 2826.1 Depressieve stoornis 2836.2 Oorzaken van depressie 2906.3 Behandeling 2936.4 Verpleegkundige zorg 2936.5 Vervulde en onvervulde behoeften 305Verwerkingsopdracht 307Verplegen van patiënten met een delier 3107.1 Definitie 3117.2 Kenmerken en symptomen 3127.3 Oorzaken en gevolgen 3157.4 Vroegtijdige herkenning 3167.5 Diagnostiek 3197.6 Behandeling 320Verwerkingsopdracht 327Het levenseinde, palliatieve en terminale zorg 3288.1 Palliatieve zorg, terminale zorg en palliatief-terminale zorg 3308.2 Een gewenst levenseinde 3388.3 Verpleegkundige bijdrage aan palliatief-terminale zorg 341Verwerkingsopdracht 348

Literatuur 349

Verklarende woordenlijst 359

Register 367

5

6

7

8

1201706_binnenwerk.indd 5 18-04-12 08:50

Page 6: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

6

Woord vooraf

Je hebt een opleiding gekozen voor een geweldig en fascinerend beroep: verpleegkundige. Je zult te maken krijgen met ontzettend veel mensen, die in talloze opzichten van elkaar verschillen. Je gaat ze helpen, ondersteunen, verzorgen bij allerlei aandoeningen. Eerst ontwikkel je algemene kennis over alle categorieën van patiënten en cliënten, daarna ga je je richten op specifieke categorieën.

In het in maart 2012 gepresenteerde Beroepsprofiel verpleegkundige zijn verschillende ontwikkelingen geschetst in de maatschappij en in de verpleegkundige beroepsuitoefening. Wat daarin opvalt zijn de tegenstellingen. Deze bijvoorbeeld: de zorg wordt steeds meer persoonsgericht, maar tegelijkertijd ook zakelijker en meer gestandaardiseerd. Verpleegkun-digen richten zich op de behoeften en vragen van de individuele patiënt, maar moeten ook zo efficiënt mogelijk werken, de kosten in de hand houden en gebruik maken van weten-schap.Nog een tegenstelling: van een verpleegkundige wordt zowel generalistische als specialisti-sche kennis en vaardigheid verwacht. In alle settings is behoefte aan verpleegkundigen die veel weten over alles, maar ook aan verpleegkundigen die de diepte in gaan met specifieke expertise, bijvoorbeeld op het gebied van oncologie, neonatologie, diabetes of forensische psychiatrie.In het beroepsprofiel wordt ook duidelijk dat taakverschuiving van arts naar verpleeg-kundig specialist - naar verpleegkundige - naar zorgkundige door blijft gaan. De oude domeingrenzen vervagen en verpleegkundigen focussen zich steeds meer op de complexe zorgsituaties.

Dit alles betekent dat verpleegkundigen een zeer brede kennis- en vaardigheidsbasis moe-ten bezitten. Bovendien moeten zij evidence-based kunnen leren en werken. De in 2011 door het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde ontwikkelde Body of Knowledge and Skills benadrukt dat nog eens.

ThiemeMeulenhoff heeft een serie studieboeken ontwikkeld die daar naadloos op aansluit:De verpleegkundige in het ziekenhuis 1 – over het verplegen van volwassenen in het ziekenhuisDe verpleegkundige in het ziekenhuis 2 – over obstetrie en het verplegen van kinderen en jongerenDe verpleegkundige in de geriatrieDe verpleegkundige in de geestelijke gezondheidszorgDe verpleegkundige in de zorg voor chronisch zieken

Deze boeken bieden de gedegen kennisbasis waarvan vaak al bij het stagelopen verwacht wordt dat je erover beschikt. Een belangrijk kenmerk van de boeken is dat steeds ingegaan wordt op beide kanten van de eerder geschetste tegenstellingen: persoonsgerichtheid en

1201706_binnenwerk.indd 6 18-04-12 08:50

Page 7: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

7

standaardisering. Dit is een kenmerk van evidence-based werken: je maakt gebruik van het beste beschikbare bewijs en van de in je instelling beschikbare expertise, maar je richt je ook op de persoon van de patiënt. Je raadpleegt richtlijnen en protocollen, maar kunt er in individuele gevallen op een verantwoorde manier van afwijken.

Elk boek bevat twee delen:Deel 1: een compacte introductie van de zorgsetting en de verpleegkundige. Hiermee krijg je inzicht in de zorgcategorie en de positie en taken van de verpleegkundige, het verpleeg-proces, de coördinatie en de zorg voor kwaliteit.Deel 2: hoofdstukken met uitgebreide beschrijvingen van verschillende categorieën van patiënten. In dit deel ligt het accent op de directe zorgverlening.

De inhoud van de hoofdstukken is volledig evidence-based en put uit actuele landelijke richtlijnen en zorgprogramma’s. Van deel 2 wordt elk hoofdstuk afgesloten met een of meer opdrachten ter verdieping of verbreding. Bijvoorbeeld een kwaliteitszorgopdracht, een opdracht tot klinisch redeneren bij een casus, een argumentatieopdracht of een opdracht tot beantwoording van een PICO-vraag.

De verpleegkundige in de geriatrieDe groep kwetsbare ouderen met lichamelijke, psychische en sociale problemen wordt steeds groter. Vroegtijdige herkenning van (vaak atypische) gezondheidsproblemen, het bieden van de juiste ondersteuning en zo nodig ingrijpen is van groot belang om erger te voorkomen. Dit vergt kennis van het normale verouderingsproces en kennis van de wijze waarop gezondheidsproblemen zich kunnen uiten bij ouderen.Dit boek behandelt de kenmerken van veroudering en veelvoorkomende gezondheidspro-blemen bij geriatrische zorgvragers. Daarnaast komen de verschillende facetten van de geriatrie en de maatschappelijke ontwikkelingen binnen de ouderenzorg aan de orde.

Wij wensen je veel succes bij je opleiding en loopbaan als verpleegkundige.

1201706_binnenwerk.indd 7 18-04-12 08:50

Page 8: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

9Deel 1

Deel 1

Deel 1 van dit boek is bedoeld ter oriëntatie op de zorgcategorie geriatrische zorgvragers. Zij vormen een groep met complexe zorgvragen, die je in alle verschillende settings en soorten zorginstellingen tegen kunt komen. De complexiteit van zorgvragen komt voort uit het feit dat er altijd sprake is van comorbiditeit. Vaak treedt er een combinatie op van somatische, psychische en sociale problemen. Draagkracht en draaglast raken bij geriatrische zorgvragers gemakkelijk uit evenwicht. Zij hebben veel minder mogelijkheden om een door ziekte toegenomen draaglast op te vangen dan jongere volwassenen. Dit maakt de oudere tot een erg kwetsbare zorgvrager. Er is de laatste jaren steeds meer interesse voor de groep kwetsbare ouderen. Dit blijkt onder andere uit het rapport Kwetsbare ouderen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Den Haag, 2011), en uit het thema kwetsbare ouderen in het VMS Veiligheidsprogramma, waar 93 Nederlandse ziekenhuizen aan meedoen. Voor oudere zorgvragers is in Nederland veel geregeld op het gebied van zorg en welzijn. Geriatrische zorgvragers vormen een van de grootste groepen die een beroep doen op de thuiszorg en op de verpleeghuiszorg. Daarnaast zijn er natuurlijk de verzorgingshuizen en woonzorgcomplexen. Ook de psychiatrie heeft verschillende intramurale en ambu-lante voorzieningen voor oudere cliënten. En tot slot zijn er de afdelingen geriatrie in de algemene ziekenhuizen. Zoals gezegd, er is veel geregeld op het gebied van zorg. Maar is het genoeg? Mensen in Nederland worden ouder en er komen steeds meer ouderen bij: de zogenaamde dubbele vergrijzing. De ‘gezonde jaren’ van de oudere nemen weliswaar toe, maar hoe dan ook, de zorg voor ouderen zal de komende jaren steeds grotere vormen aannemen.

Oriëntatie op de zorgcategorie

1201706_binnenwerk.indd 9 18-04-12 08:50

Page 9: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 110

In deel 1 wordt tevens uitgebreid stilgestaan bij de verpleegkundige in de geriatrie. De rollen die verpleegkundigen vervullen, lopen zeer uiteen. Op de afdeling geriatrie van het algemeen ziekenhuis en in de ouderenpsychiatrie is de verpleegkundige vooral zorgverlener en regisseur. Als eerstverantwoordelijk verpleegkundige ben je van opname tot ontslag verantwoordelijk voor de totale zorg voor een aantal geriatrische zorgvragers. Je bent dan verantwoordelijk voor de planning, de coördinatie en de uitvoering van de zorg. Je onder-steunt de zorgvrager persoonlijk. In de thuiszorg ligt het accent veelal op het coördineren van de zorg die door meerdere disciplines geleverd wordt. En in het verpleeghuis heb je al gauw een leidinggevende, coachende rol en stuur je verzorgenden aan. In welke setting ook, alle facetten van de verpleegkundige beroepsuitoefening komen in de verpleging van geriatrische zorgvragers aan bod. Deze zorg brengt enkele belangrijke uitdagingen met zich mee. Neem alleen al het grote leeftijdsverschil tussen jou en de zorgvrager. Die zorgvrager heeft dingen meegemaakt die jij alleen uit de geschiedenisles op de middelbare school kent. De invloed van die gebeurtenissen, zoals de Tweede Wereldoorlog, die daarvan nog steeds op de zorgvrager uitgaat, vergt heel wat van je inlevingsvermogen.

1201706_binnenwerk.indd 10 18-04-12 08:50

Page 10: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 112

1 De zorgcategorie

Dit hoofdstuk gaat over het verouderingsproces en oud zijn. Eerst komt de beeldvorming over ouderen aan de orde. Waarom is kennis hierover belangrijk en waardoor wordt beeld-vorming bepaald? Vervolgens komen de specifieke kenmerken van ouderen aan bod die het gevolg zijn van de normale veroudering en volgt een overzicht van de problemen van geriatrische zorgvragers. Tot slot wordt kort ingegaan op een aantal belangrijke gebeurte-nissen en ontwikkelingen uit het verleden en de invloed hiervan op het leven van ouderen. Dit is belangrijk om je in te kunnen leven in hun belevingswereld.

1201706_binnenwerk.indd 12 18-04-12 08:50

Page 11: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 1 13

1.1 Ouderdom

Volgens het Van Dale woordenboek betekent ouderdom: ‘de tijd dat iemand geleefd heeft’ en ‘zij die een hoge leeftijd hebben’. Er is geen scherpe grens aan te geven wanneer we spreken over ouderdom. De overheid hanteert vaak 65 als leeftijdsgrens. Denk hierbij aan de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de pensioengerechtigde leeftijd. Lid van een oude-renbond kun je al worden op je 55e. Een veelgebruikte indeling is:

senioren, ook wel jonge ouderen genoemd, 55 tot en met 74 jaar;bejaarden, 75 tot en met 82 jaar;hoogbejaarden, 83 jaar en ouder. Deze steeds groter wordende groep wordt ook wel de oldest old, de oudsten onder de ouderen genoemd.

Of je iemand oud vindt, hangt voor een groot deel af van je eigen leeftijd. Als je zelf nog geen 20 jaar bent, is 65 heel oud. Mensen die zelf 65 zijn, vinden vaak 80 jaar pas oud. De vraag wat oud is, hangt dus samen met de beeldvorming rondom ouderdom.

1.2 Beeldvorming

Bij beeldvorming kennen mensen eigenschappen, kwaliteiten en behoeften toe aan andere personen. De kloof tussen werkelijkheid en beeldvorming is groot. Een onvolledig beeld van de werkelijkheid heet een stereotype. Een negatief stereotype leidt tot een negatieve hou-ding ten opzichte van een bepaalde groep mensen, zoals ouderen. Je houding ten opzichte van ouderen wordt dus in belangrijke mate bepaald door de beeldvorming over ouderen. Het is dus zinvol stil te staan bij meningen en stereotypen die over ouderen bestaan. Maar in de eerste plaats is het goed na te gaan wat je eigen houding ten opzichte van ouderen is. Wat zijn jouw waarden en normen als het gaat om ouderen en hoe zit het met jouw kennis over ouderen? Stel jezelf bijvoorbeeld de vraag hoeveel oude mensen je kent. Vind je deze mensen oud? Vinden ze van zichzelf dat ze oud zijn? Zijn ze actief of passief? Hoe beleven deze ouderen het ouder worden?

1.2.1 Beeldvorming door de jaren heenHoe mensen over ouderen denken, is afhankelijk van het land of werelddeel waar ze wonen en van de maatschappelijke ontwikkelingen daar. Zo worden ouderen in oosterse landen met ontzag en respect behandeld. In de westerse cultuur zijn de meningen over ouderdom verdeeld. In onze westerse cultuur schrijven wij enerzijds wijsheid aan ouderdom toe, terwijl we anderzijds bij ouderdom een beeld van lichamelijke en geestelijke aftakeling hebben.In Nederland wordt ouderdom sinds de zestiende eeuw zowel bespot als vereerd. De stere-otiepe gedachten van tegenwoordig vinden hun oorsprong in die tijd, bijvoorbeeld:

de oude man die als raadgever zijn mening geeft over de toestand in de wereld;de oude vrouw die begripvol is, maar ook bemoeizuchtig kan zijn.

oldest old

1201706_binnenwerk.indd 13 18-04-12 08:50

Page 12: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 114

Sinds het begin van de vorige eeuw is het aantal ouderen in onze maatschappij sterk gegroeid. Veroudering werd toen gezien als een onbeïnvloedbaar proces van achteruitgang. Hierdoor ontstond het beeld van de oudere als een afhankelijk en hulpbehoevend persoon. Gedurende de jaren vijftig groeit het beeld dat ouderen een ‘last’ zijn voor de samenleving. Steeds meer ouderen verhuizen naar een verzorgingshuis of verpleeghuis.In de jaren zestig verandert de mening over de positie van ouderen. Men vindt dat ouderen deel uitmaken van de maatschappij en niet langer in een uitzonderingspositie moeten wor-den geplaatst. Het beeld uit de jaren vijftig dat ouderen een last zijn voor de samenleving, ziet men in de jaren zestig als discriminatie. Gelijke behandeling wordt steeds belangrijker. Ouderen mogen meepraten over hun positie. Er worden praatgroepen opgericht en ouderen doen actief mee in de politiek.Aan het eind van de twintigste eeuw is het beeld dat de maatschappij van ouderen heeft tweeledig. Aan de ene kant wordt het beeld bepaald door de vergrijzingsproblematiek. In de media is regelmatig te lezen wat de prognose voor de toekomst is en wat de gevolgen zijn voor de pensioenregelingen en het gebruik en de kosten van gezondheidszorg. Aan de andere kant bestaat het beeld van de actieve ouderen. Een grote groep zal langer actief blijven in het werk of als vrijwilliger. Mede door de huidige welvaart en door de goede pensioenregelingen ontstaat er een positief beeld over ouderdom. De laatste levensfase wordt gezien als een laatste uitdaging. Zo laten reclames voor verzekeringen actieve oudere echtparen zien, die volop genieten van hun oude dag door zich uit te leven in een gemeen-schappelijke hobby als fietsen en tuinieren.

1.2.2 Beeldvorming en taalgebruikHet taalgebruik is ook een goede indicator voor de beeldvorming over ouderen. Onze taal is doorspekt met uitdrukkingen waaruit waarden en normen blijken. Aan de woorden die je kiest, liggen denkbeelden ten grondslag. Vroeger werd er bijvoorbeeld gesproken over bejaarden, grijsaards en oude lieden. Wat mildere benamingen zijn 55- of 65-plussers en senioren of ouderen. Uit een onderzoek door het tijdschrift ‘Onze Taal’ (Jansen, 2004) naar leeftijdsaanduidingen blijkt dat er veel benamingen zijn voor 60- tot 80-jarigen en 80-plussers. Wat ook opvalt, is dat er meer negatieve dan positieve benamingen gevonden worden. Negatief zijn bijvoorbeeld: grijze golf, grijze plaag, spataderbrigade, rollatorbrigade. Voorbeelden van positieve benamingen zijn: drie-keer-20’er, de jeugd van vroeger, licht-bejaarde, senior-bejaarde.

1.2.3 Beeldvorming bij ouderenHet beeld dat ouderen van zichzelf hebben, is positiever dan het beeld dat er over het algemeen in de maatschappij bestaat. Uit onderzoeken blijkt dat veel ouderen zich niet oud voelen. In stereotypen als hulpbehoevend, traag en passief herkent de actieve oudere zichzelf niet. Dit betekent dat hij zich ook niet tot de categorie ouderen rekent. Het bekende gezegde ‘je bent zo oud als je je voelt’ geldt dus ook voor ouderen. De oudere krijgt een negatiever zelfbeeld naarmate hij hulpbehoevender wordt. Als de lichamelijke gebreken toenemen, gaan ouderen zich wel tot de categorie ouderen rekenen. Ouderen worden

vergrijzings-

problematiek

1201706_binnenwerk.indd 14 18-04-12 08:50

Page 13: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 1 15

uiteraard zelf ook beïnvloed door meningen in de maatschappij. Zij behoren immers tot die zelfde maatschappij.

Bang voor ouderdom

Nederlanders zijn onterecht bang voor de ouderdom. Ze overschatten hoe vaak oude mensen eenzaam en bedlegerig zijn en onderschatten hoe vaak 65-plussers zelfstandig wonen en seks hebben. Dit blijkt uit een enquête via internet die de Volkskrant met de Vrije Universiteit heeft gehouden in het kader van de Boeken-week 2008, waarin ouderdom centraal staat. Bron: Enquête Ouderen: De feiten: De onderzoeksresultaten op een rij, Ad Bergsma, gepubliceerd op 08 maart 2008.

1.2.4 Beeldvorming en werkers in de gezondheidszorgBeeldvorming is bepalend voor het contact met ouderen. Stereotypen – positief of negatief – zijn hierbij richtinggevend. Als je bijvoorbeeld van mening bent dat ouderen van hun oude dag mogen genieten, zul je als verpleegkundige minder snel het belang ervan inzien om de oudere zorgvrager te stimuleren tot bewegen. De communicatie tussen verpleegkundigen en ouderen kan behoorlijk worden belemmerd als die verpleegkundigen negatieve opvattin-gen hebben over ouderen. Als je het idee hebt dat alle ouderen zeuren, zul je het als lastig gedrag opvatten wanneer een oudere op een verpleegafdeling veel belt.Het beeld van ouderen dat je als werker in de gezondheidszorg hebt, kan gekleurd worden door het beroep dat je uitoefent. Als je als verpleegkundige in een verpleeghuis werkt en altijd te maken hebt met kwetsbare ouderen, kun je de indruk krijgen dat alle ouderen hulpbehoevend zijn. Dit terwijl de meeste ouderen nog zelfstandig wonen en weinig hulp nodig hebben.Mensen die cursussen voor ouderen organiseren hebben waarschijnlijk een heel ander beeld. Zij denken aan actieve, vitale mensen die nooit te oud zijn om te leren.Gelukkig zijn verpleegkundigen en verzorgenden positiever gaan denken over ouderen, wat zichtbaar wordt in patiëntgericht gedrag. Hierbij wordt de communicatie afgestemd op de doelgroep door de juiste woordkeuze, gezichtsuitdrukking, stemklank en praattempo.Het is belangrijk dat je weet hoe jij tegen ouderen aankijkt. Zoals uit bovenstaande voorbeelden blijkt, beïnvloedt het beeld dat je als verpleegkundige van ouderen hebt onder meer de communicatie tijdens je werk. Professioneel werken vereist een open houding, waarbij je zo neutraal mogelijk observeert. Dit houdt in dat je je zo min mogelijk laat leiden door stereotypen en vooronderstellingen.

1201706_binnenwerk.indd 15 18-04-12 08:50

Page 14: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 116

1.3 Mensen worden ouder

Mensen worden steeds ouder. Dit komt doordat vanaf het midden van de negentiende eeuw de levensverwachting van mensen is toegenomen. Dit betekent dat mensen op steeds latere leeftijd sterven. De toegenomen levensverwachting komt onder andere door:

het inzicht in het ontstaan van ziekteverwekkers;de ontwikkeling van de geneeskunde;de verbetering van de levensstandaard;wetenschappelijk onderzoek.

1.3.1 Inzicht in het ontstaan van ziekteverwekkersVroeger was het niet vanzelfsprekend hygiënische maatregelen te treffen om infecties te voorkomen. Er was geen inzicht in het ontstaan van ziekteverwekkers. Dit kunnen we ons tegenwoordig maar moeilijk voorstellen. Het nemen van hygiënische maatregelen als het wassen van de handen, om besmetting te voorkomen, is zo normaal dat wij misschien wel denken dat dit altijd bestaan heeft. Dit inzicht is echter pas gekomen na de ontdekking van micro-organismen.

In het midden van de negentiende eeuw deed de Oos-tenrijkse arts Semmelweis een belangrijke ontdekking. Hij merkte op dat in het ziekenhuis waar hij werkte veel vrouwen na hun bevalling overleden aan de ‘kraamvrou-wenkoorts’. Op één afdeling was de sterfte zo hoog, dat het hem opviel. Hij onderzocht hoe dit kwam. Op de afde-ling met de hoge sterfte werkten veel leerling-artsen. Deze studenten verrichtten naast bevallingen ook veel lijkschou-wingen om de anatomie van de mens te leren kennen. Tus-sen de verschillende werkzaamheden door namen zij geen hygiënische maatregelen, zoals het wassen van de handen. Op grond hiervan concludeerde Semmelweis dat de koorts van de kraamvrouwen werd veroorzaakt door besmetting. Infecties ontstonden door bacteriën die werden overge-bracht door de artsen in opleiding. De sterfte daalde toen de artsen voorafgaand aan een bevalling grondig hun han-den reinigden.

Belangrijke wetenschappers als Louis Pasteur ontdekten rond 1870 dat micro-organismen, met name bacteriën, belangrijke verwekkers van infectieziekten waren. Wel wist men al langer dat sommige ziekten erg besmettelijk waren en dat er epidemieën konden ontstaan.

Voorbeeld

1201706_binnenwerk.indd 16 18-04-12 08:50

Page 15: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 1 17

Hele gezinnen stierven in de middeleeuwen immers aan de gevolgen van ernstige en besmettelijke ziekten als de pest.Door de kennis over infectieziekten konden mensen maatregelen treffen om besmetting te voorkomen. Het verbeteren van de hygiëne in het leven van mensen heeft voor een belang-rijk deel bijgedragen aan de stijging van de levensverwachting. Er werd riolering aangelegd en goede sanitaire voorzieningen gebouwd met de bedoeling schoon drinkwater te schei-den van vervuild water. Mensen namen voor zichzelf ook meer hygiënische maatregelen. Middelen als zeep werden niet meer alleen uit cosmetisch oogpunt gebruikt, bijvoorbeeld om je te ontdoen van een nare lichaamslucht, maar ook ter voorkoming van besmetting.

1.3.2 Ontwikkeling van de geneeskundeNa de ontdekking van de micro-organismen is de ontwikkeling van de geneeskunde in een stroomversnelling gekomen. Aan het begin van de vorig eeuw is het eerste antibioticum ontwikkeld, de penicilline. Deze maakte een einde aan het tot dan toe vaak dodelijke ka-rakter van infectieziekten. Longontsteking, tuberculose, difterie en maagbloedingen konden vanaf die tijd worden behandeld. De geneeskunde kon vanaf dat ogenblik werkelijk iets betekenen voor mensen en zich verder ontwikkelen.Vanaf het midden van de negentiende eeuw werden technische hulpmiddelen steeds belangrijker in de geneeskunde, zowel bij de diagnostiek als op het gebied van de therapie en de instandhouding van levensfuncties. Op dit moment is de westerse gezondheidszorg geheel afhankelijk van de technische systemen. Vrijwel alle nieuwe diagnostische en the-rapeutische successen vloeien voort uit (medisch-)technologische innovaties. Bij nagenoeg elke medische diagnose zijn beeldvormingstechnieken als echografie en MRI- of CT-scans standaard geworden. Binnen de medisch-therapeutische interventies zijn technieken als radiotherapie, dialyse, hartkatheterisatie voorbeelden waar de technologie bepalend is voor het succes.

1.3.3 Verbetering van de levensstandaardNaast de ontwikkeling van de geneeskunde heeft de verbetering van de levensstandaard een positieve invloed gehad op de levensverwachting van mensen. Ondervoeding was vroeger in Nederland, met name bij kinderen, een van de belangrijkste doodsoorzaken. Er heerste onder het volk veel armoede en hierdoor konden mensen onvoldoende aan ge-zonde producten komen. We weten nu dat gezonde voeding mensen tegen allerlei ziekten en kwalen beschermt. Tegenwoordig behoort Nederland al jaren tot de meest welvarende landen van de wereld. Maar misschien gaat het ons wel te goed. Door de overdaad aan voeding eten we vaak te veel en te vet. Hierdoor ontstaan welvaartsziekten, zoals hart- en vaatziekten en diabetes. In Nederland zijn deze ziekten dan ook doodsoorzaak nummer één.

1.3.4 Wetenschappelijk onderzoekDe kennis die door wetenschappelijk onderzoek is ontwikkeld, heeft zonder twijfel een bijdrage geleverd aan het verhogen van de levensverwachting van mensen. Wetenschap-

1201706_binnenwerk.indd 17 18-04-12 08:50

Page 16: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 118

pelijk onderzoek biedt verklaringen over het ontstaan en voorkomen van ziekten. Ook levert het kennis om medische en farmacologische behandelingen te verbeteren. De sociale wetenschappen bestuderen onder meer het gedrag van mensen. Deze studies hebben een substantiële bijdrage geleverd aan de kennis over gezond versus niet gezond gedrag. Voorbeelden hiervan zijn de talloze onderzoeken die gedaan zijn naar gevolgen van roken, bewegen en gezond eten. Sinds enkele tientallen jaren wordt er ook steeds meer wetenschappelijk onderzoek verricht specifiek over ouderen en ouderdom. In Nederland is er inmiddels een aantal succesvolle studies uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is de prospectieve studie die bekend staat als de ‘Leiden 85 plus studie’. Deze studie houdt zich onder andere bezig met thema ‘succesvol ouder worden’. Het levert specifieke kennis en inzichten op over onder meer welbevinden, psychologische en sociale factoren bij ouderen boven de 85 jaar (Bootsma et al, 2004).

1.4 Veroudering

Met het stijgen van de levensverwachting en de ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg neemt ook het aantal gezonde jaren toe. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, gaat ouderdom niet per definitie gepaard met ziekte, eenzaamheid en gebreken. Uit onderzoek blijkt dat het grootste deel van het leven na 65 jaar zonder lichamelijke beperkingen is.Met het ouder worden verandert wel de aard van het ziek worden. Vaak is dan sprake van een combinatie van meer dan één (chronische) aandoening. Het is niet altijd de ziekte zelf die de oorzaak is van de problemen, maar de bijkomende beperkingen. Van de 80-plussers is bijvoorbeeld een derde slecht ter been en een op de vijf kan zichzelf niet verzorgen (Tim-mermans & Woittiez, 2004).

Ouderen die ziek zijn, hoeven niet per se beperkt te zijn in hun functioneren. De helft van de zelfstandig wonende Nederlandse ouderen leeft met één of meer chronische ziekten. Toch ervaart twee derde van de zelfstandig wonende ouderen geen lichamelijke beperkingen, en voelt meer dan de helft zich gezond. Dit blijkt uit het rapport ‘Gezond ouder worden in Nederland’, een overzicht van het RIVM van de gezondheid en preventie bij zelfstandig wonende ouderen (www.rivm.nl, 06-04-2011).

Bij ouderen treedt een aantal onomkeerbare veranderingen in hun lichaam op. Deze veranderingen worden samengevat onder de noemer ‘veroudering’. Ze treden spontaan op en nemen toe naarmate je ouder wordt. Veroudering begint eigenlijk al op het moment dat je geboren wordt. Vanaf dat moment vinden er immers allerlei veranderingen plaats en word je elke dag een dagje ouder. In de geneeskunde wordt pas van veroudering gesproken als het gaat om blijvende veranderingen bij volwassenen. Het gaat om onder andere de volgende veranderingen:

1201706_binnenwerk.indd 18 18-04-12 08:50

Page 17: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 1 19

endogene en exogene veranderingen;achteruitgang van de organen;achteruitgang van de zintuigen;verminderde hormoonproductie;veranderingen in de cognitieve functies;veranderingen in de mobiliteit.

1.4.1 Endogene en exogene veranderingenBij ieder mens treedt een aantal veranderingen op bij het ouder worden. Hierbij moet je onderscheid maken tussen endogene veranderingen en exogene veranderingen.Endogene veranderingen zijn veranderingen van binnenuit. Een voorbeeld van een endo-gene verandering is grijs worden. Of en wanneer iemand grijs wordt, is van tevoren niet te zeggen, dit is voor iedereen anders. Vaak zie je wel dat grijs worden familiair is. Andere voorbeelden van veranderingen van binnenuit zijn:

ouderdomsdoofheid;ouderdomsverziendheid;staar;botontkalking (osteoporose);het dunner worden van de huid.

Onder exogene verouderingsveranderingen worden verschijnselen verstaan die het gevolg zijn van schadelijke invloeden van buitenaf. Hierbij moet je denken aan iemands leefwijze, zoals:

voeding;stress;roken;lichamelijke conditie;milieu-invloeden.

Het is mogelijk dat een aantal endogene verschijnselen in de toekomst toch exogeen blijkt te zijn. Zo werd vroeger gedacht dat het krijgen van rimpels een gevolg was van natuur-lijke veroudering. Nu staat vast dat, naast natuurlijke veroudering, zonlicht ook een grote invloed heeft op rimpelvorming.Vaak worden ouderdomsverschijnselen veroorzaakt door een combinatie van factoren, die zowel van binnenuit als van buitenaf komen. Aderverkalking is bijvoorbeeld een aan-doening die in bepaalde families veel voorkomt (endogeen) en verergert door verkeerde voedingsgewoonten, zoals te vet eten (exogeen).

1.4.2 Achteruitgang van de organenVeroudering gaat gepaard met een achteruitgang van vrijwel alle organen. Dit komt door een vermindering van het aantal cellen en door toename van het aantal beschadigde cellen, waardoor communicatie tussen de cellen afneemt. De afname van de orgaanfunctie heeft

endogene verandering

exogene verandering

1201706_binnenwerk.indd 19 18-04-12 08:50

Page 18: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 120

meestal geen invloed op het functioneren van het lichaam tijdens normale dagelijkse activi-teiten, maar wel bij inspanning zoals hardlopen of tennissen.

Vermindering van het aantal cellenOuderen hebben minder cellen dan jongvolwassenen. Deze vermindering uit zich in een afname van het gewicht van organen, ook wel atrofie genoemd. Het normale weefsel verdwijnt of wordt vervangen door bindweefsel. Atrofie is onder meer te constateren in de nieren, de hersenen en het bot. Ook het skelet en de spieren worden lichter, wat verklaart waarom oudere mensen krimpen.

Toename beschadigde cellen en afname communicatie tussen de cellen Omdat cellen beschadigd raken door endogene en exogene veranderingen, verloopt de communicatie tussen de cellen langzamer. Hierdoor gaat het herstel van lichaamsfuncties bij ouderen trager dan bij jongvolwassenen. Je zou kunnen zeggen dat hoe ouder iemand wordt, hoe moeilijker het is voor de cellen om zich aan te passen aan de omgeving. Het inwendige evenwicht, ook wel homeostase genoemd, is sneller uit balans. Denk hierbij aan de lichaamstemperatuur bij koorts. Het lichaam van een oudere heeft over het algemeen meer tijd nodig om de koorts te bestrijden dan het lichaam van een jongere. Ook bij een wisseling in bloedsuikers duurt het bij een oudere langer voor er weer een normale waarde is bereikt.Hierdoor hebben oudere mensen een verhoogd risico op het ontstaan van ziekten en andere stoornissen en een grotere sterftekans.

Samenvatting van de belang-

rijkste lichamelijke veranderin-

gen bij ouderen

atrofie

homeostase

1201706_binnenwerk.indd 20 18-04-12 08:50

Page 19: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 1 21

1.4.3 Achteruitgang van de zintuigenEen van de eerste verschijnselen waaraan mensen merken dat ze ouder worden, is dat de zintuigen minder goed werken. Vanaf het 40e levensjaar kan het gezichtsvermogen minder worden, dit valt meestal het eerst op bij het lezen. Naast moeite met scherp zien hebben 60-jarigen bijvoorbeeld drie keer zoveel licht nodig als 20-jarigen om te lezen. Behalve het gezichtsvermogen wordt ook het gehoor minder en hebben mensen meer moeite met het bewaren van hun evenwicht.Iets wat minder bekend is, is dat met het ouder worden ook de tastzin, de smaak en de reuk afnemen. Het gevaar van verminderde tastzin is dat iemand zich brandt aan heet water of een kachel, omdat hij te laat voelt dat iets te heet is. De achteruitgang van smaak lijkt samen te hangen met een verminderd reukvermogen en kan verklaren waarom veel oudere mensen minder eetlust hebben. Het eten ‘smaakt’ hen niet meer zoals vroeger. Dit komt doordat het aantal smaakpapillen achter op de tong minder wordt. Men vermoedt dat tussen het 30e en 75e levensjaar tweederde van de smaakpapillen verloren gaat. Smaken die je het langst proeft, zijn zout en zuur.

1.4.4 Verminderde hormoonproductieEen ander, minder bekend kenmerk van veroudering is de verminderde hormoonproductie. De werking van de schildklier neemt af, waardoor ouderen over het algemeen wat trager en minder oplettend worden. Daarnaast heeft de veranderende hormoonhuishouding gevolgen voor de botmassa. Botontkalking (osteoporose) is een normaal verouderingsverschijnsel bij zowel mannen als vrouwen. Maar bij vrouwen komt botontkalking in een stroomversnel-ling als ze in de overgang komen. Dit komt doordat de hoeveelheid vrouwelijke hormonen (oestrogeen) vermindert. Omdat vrouwen minder botmassa hebben dan mannen, heeft de botontkalking bij hen een grotere invloed op de stevigheid van de botten. Hierdoor hebben zij een verhoogde kans op botbreuken.

1.4.5 Veranderingen in de cognitieve functiesNaast de hiervoor genoemde lichamelijke gevolgen, veranderen met het ouder worden ook de cognitieve functies. Cognitieve functies zijn processen in de hersenen die het denken, spreken, onthouden, waarnemen en oplossen van problemen mogelijk maken. Bij ouderen kost het verwerken van informatie meer moeite en tijd. Dit verklaart waarom leren steeds moeilijker wordt naarmate je ouder wordt. Wanneer je een ‘gezonde’ oudere echter meer tijd geeft, zal hij de informatie net zo goed verwerken als een jongere.Naast het vermogen om dingen te leren, verminderen ook het reactie-, concentratie- en aanpassingsvermogen. Dit is bijvoorbeeld te merken in het verkeer. Voor sommige ouderen is het drukke verkeer tijdens de spits nauwelijks te volgen. Een ander bekend probleem bij veel ouderen is een vermindering van het kortetermijngeheugen. Dit wil zeggen dat ze dingen die pas geleden gebeurd zijn niet onthouden, terwijl gebeurtenissen uit het verleden nog vers in het geheugen liggen. Als er in grote mate sprake is van vermindering van het kortetermijngeheugen, kan er sprake zijn van dementie.

-

osteoporose

1201706_binnenwerk.indd 21 18-04-12 08:50

Page 20: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 122

1.4.6 Veranderingen in de mobiliteitOuder worden gaat vaak gepaard met veranderingen in de mobiliteit. Onder mobiliteit verstaan we de mogelijkheden die iemand heeft om zich te bewegen en het gebruik dat hij daarvan maakt. De oudere kan zich niet meer zo gemakkelijk bewegen als toen hij jonger was. Hij wordt wat langzamer en slechter ter been. Ook uit bed komen en opstaan uit een stoel gaan moeilijker. Doordat de conditie minder is, gaat het afleggen van lange afstanden niet meer. Ook hier bevestigen uitzonderingen de regel, want er zijn nog zeventigplussers die de marathon lopen.

1.5 Zorgvragers

Dé oudere bestaat niet. Daarvoor zijn de verschillen binnen de groep ouderen te groot. Ook de groep ouderen die een beroep doet op de gezondheidszorg is geen homogene groep. Binnen de groep oudere zorgvragers kan een onderverdeling gemaakt worden in:

de vitale oudere;de pregeriatrische zorgvrager;de geriatrische zorgvrager;de psychogeriatrische zorgvrager.

De vitale oudereMevrouw De Jong uit het voorbeeld is een vitale oudere. Zij gaat voor een medische behan-deling naar het ziekenhuis, maar ze heeft slechts één probleem: haar galstenen. Hier heeft zij, ondanks haar leeftijd, geen specifieke ‘geriatrische zorg’ voor nodig.

Mevrouw De Jong is 76 jaar. Ze woont samen met haar zus en geniet van het leven. Ze is nooit ziek geweest, maar sinds het weekend heeft ze vreselijke pijn onder in haar buik. Mevrouw De Jong wordt opgenomen in het zieken-huis voor een kijkoperatie. Tijdens de operatie blijkt dat zij galstenen heeft die verwijderd moeten worden.

De pregeriatrische zorgvragerMeneer Veenstra in het volgende voorbeeld is een kwetsbare oudere voor wie preventieve maatregelen nodig zijn om de thuissituatie niet te laten escaleren. Hij was door de hulp van zijn echtgenote nog relatief gezond en zelfstandig. Door de ingrijpende gebeurtenis van het overlijden van zijn vrouw bestaat echter de kans dat hij uit zijn (al wankele) evenwicht raakt en daardoor allerlei problemen krijgt.

Voorbeeld

1201706_binnenwerk.indd 22 18-04-12 08:50

Page 21: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 1 23

Meneer Veenstra is 79 jaar. Hij woont samen met zijn vrouw in een serviceflat. Hij is al jaren astmapatiënt. Sinds hij vo-rig jaar een longontsteking heeft gehad, loopt hij te kwak-kelen. Langzamerhand heeft zijn echtgenote allerlei taken van hem overgenomen. Begin dit jaar overlijdt zijn vrouw plotseling.

De geriatrische zorgvragerHet is niet makkelijk om een eensluidende definitie van de geriatrische zorgvrager te geven. De term ‘geriatrische zorgvrager’ wordt gereserveerd voor de oudere zorgvrager met complexe ziekteproblemen als gevolg van stoornissen in lichamelijke, geestelijke en sociale functies. Vaak zijn er verschillende ziekten tegelijk aanwezig, die op een ingewikkelde manier in elkaar grijpen. Een belangrijk kenmerk is dat de zorgvrager daardoor zijn zelfstan-digheid verliest en (meer) hulp nodig heeft. Deze samenhangende problematiek kan niet los worden gezien van de omgeving van de zorgvrager. De zorgvrager is vaak al geruime tijd aangewezen op hulp van familieleden. Het kan dan ook zijn dat de zorgvraag niet van de zorgvrager zelf komt, maar van zijn naasten. Het komt voor dat de partner of de kinderen van de zorgvrager al lange tijd mantelzorg verlenen en hier op een gegeven moment pro-fessionele hulp bij nodig hebben. Niet alleen de zorgvrager, maar ook zijn naasten hebben behoefte aan zorg en begeleiding. Het instandhouden van dit natuurlijke ondersteunings-systeem, de mantelzorg, is een belangrijk aandachtspunt in de zorg voor de geriatrische zorgvrager. Het streven is namelijk dat de zorgvrager na verloop van tijd terugkeert naar de thuissituatie.

Mevrouw Van Dijk is 82 jaar. Haar huisarts verwijst haar door naar de polikliniek van de afdeling geriatrie. Mevrouw Van Dijk is altijd een ‘nette’ dame geweest die veel tijd aan haar uiterlijk besteedde. Ook haar huis zag er altijd schoon en opgeruimd uit. Haar schoondochter vertelt dat het huis sinds drie weken steeds rommeliger wordt en dat haar schoonmoeder ook zichzelf lijkt te verwaarlozen. Ze eet slecht en komt haast de deur niet uit. Mevrouw Van Dijk kan zelf niet aangeven of ze klachten heeft. De huisarts heeft wel een blaasontsteking geconstateerd en de schoon-dochter zegt dat ze thuis gevallen is.

Zoals je ziet, is niet iedere zieke oudere zomaar een geriatrische zorgvrager. Wel kan iedere oudere (tijdelijk) een geriatrische zorgvrager worden. Naar schatting is 5% van de mensen

Voorbeeld

Voorbeeld

1201706_binnenwerk.indd 23 18-04-12 08:50

Page 22: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

159Deel 2

Categorieën van zorgvragers

Deel 2

In deel 2 vind je acht hoofdstukken over wat we noemen categorieën van zorgvragers. In elk hoofdstuk staat een gezondheidsprobleem centraal, zoals incontinentie, dementie en zintuigproblemen. Maar daar moet direct een kanttekening bij worden gemaakt: als er door een oudere een beroep op jou als verpleegkundige gedaan wordt, zal het zelden iemand zijn met maar één zo’n probleem. Zoals je in deel 1 hebt kunnen lezen, heb je vrijwel altijd te maken met comorbiditeit. Dat betekent dat je bij het lezen van de hoofdstukken in deel 2 altijd in je achterhoofd moet houden dat er meestal meer aan de hand is dan alleen wat er in het hoofdstuk staat. Elk hoofdstuk begint met een beschrijving van de aandoeningen, de oorza(a)k(en), de samenhang met de leeftijd, de diagnostiek en de behandeling. Vervolgens wordt ingegaan op de verpleegkundige zorg. Elk hoofdstuk eindigt met een verwerkingsopdracht, die je kunt doen om je de materie eigen te maken, en/of deze te koppelen aan andere kennis of vaardigheden. Het zijn competentiegerichte opdrachten, ook in déze betekenis: ze doen een beroep op eigenschappen die hbo-verpleegkundigen in de praktijk nodig hebben, zoals initiatief nemen, keuzes kunnen maken, zelfstandig functioneren en verantwoordelijkheid voor je handelen kunnen en durven nemen bij cliënten met complexe problematiek of in gecompliceerde omstandigheden, veelal in nauwe samenwerking met een multidisciplinair team. De meeste van deze opdrachten kun je zowel individueel, in tweetallen als met een groep uitvoeren.

1201706_binnenwerk.indd 159 18-04-12 08:50

Page 23: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 2160

1 Verplegen van zorgvragers met problemen in de houding, beweging en mobiliteit

Problemen met het bewegingsapparaat komen bij ouderen zo vaak voor dat het vaak als normaal wordt beschouwd. Dat mobiliteitsproblemen veel voorkomen bij ouderen wil echter nog niet zeggen dat alle ouderen zich moeizaam bewegen.Uit de rapportage ‘Ouderen’ van het Sociaal Cultureel Planbureau (2001) blijkt dat het vóórkomen van motorische beperkingen sterk toeneemt met het vorderen van de leeftijd. Zo is de helft van de zelfstandig wonende ouderen van 75 tot en met 84 jaar matig of ernstig beperkt in het doen van de huishouding. Van de 85-plussers ondervindt driekwart hierbij beperkingen. Bij het uitvoeren van de persoonlijke verzorging heeft ruim de helft van de hoogbejaarden (85+) matige of ernstige beperkingen. Bij het lopen ondervindt 20% van de ouderen in de leeftijd van 75 tot 84 jaar en driekwart van de 85-plussers matige of ernstige beperkingen. Deze cijfers bevestigen de bevindingen uit de literatuur, dat ouderen naar verhouding het vaakst last hebben van motorische beperkingen.Het rapport Grijswaarden, Monitor ouderenbeleid uit 2008 van het Sociaal Cultureel Planbureau (C. van Campen, 2008) laat zien dat in 2003 maar liefst een kwart van de 75-plussers en één op de elf 65-74-jarigen inactief was. Inactiviteit wordt in dit rapport gedefinieerd als: ‘geen enkele dag in de week voldoende lichamelijk actief zijn (Ooijendijk et al. 2007; Wendel-Vos et al. 2007). Dit hoofdstuk behandelt de problemen die ouderen kunnen ervaren op het gebied van houding, beweging en mobiliteit. Na een inleidende paragraaf over de werking van en de veranderingen in het bewegingsapparaat als gevolg van het ouder worden komen achter-eenvolgens ‘verstoringen in het bewegen en/of zich verplaatsen’ en ‘verhoogd risico op vallen’ aan de orde.

1201706_binnenwerk.indd 160 18-04-12 08:50

Page 24: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 2 161

1.1 Houding, beweging en mobiliteit

Bij ouderen zie je vaak een achteruitgang in de mobiliteit. Onder mobiliteit verstaan we de mogelijkheden die iemand heeft om zich te bewegen en het gebruik dat iemand daarvan maakt. Aandoeningen van de botten, gewrichten en spieren en van het zenuwstelsel – kortom, van het bewegingsapparaat – kunnen de mobiliteit beperken. Een verminderde mobiliteit kan echter ook het gevolg zijn van inactiviteit of somberheid. Door een sombere stemming heeft iemand niet de puf om iets te ondernemen. Hoe langer iemand thuis blijft en niets doet, hoe moeilijker het wordt om weer actie te ondernemen. Het komt ook voor dat mensen uit angst inactief en immobiel worden. Denk hierbij aan de angst om de deur uit te gaan vanwege toenemende criminaliteit of door het wegvallen van de partner. Het verrichten van activiteiten en het kunnen bewegen zijn belangrijk voor de kwaliteit van het leven. Dit blijkt wel uit de veranderingen die kunnen optreden in iemands psychisch welbe-vinden of sociale leven door een verminderde mobiliteit of (blijvende) afhankelijkheid.In hoeverre ouderen last hebben van veranderingen in houding, beweging en mobiliteit loopt sterk uiteen. De een heeft alleen moeite met het lopen van grote afstanden en gebruikt daarom buiten een loophulpmiddel. De ander heeft vooral moeite met het doen van twee dingen tegelijk, zoals het tegelijkertijd gaan zitten en op het horloge kijken of complexe handelingen, zoals aardappelen schillen, koffiezetten en traplopen.

1.1.1 Gevolgen van verouderingDoor normale veroudering van het lichaam, die bij ieder mens optreedt, vindt er een aantal veranderingen plaats. Door atrofie, het kleiner worden van de spieren, vermindert de spierkracht. Ook de soepelheid waarmee bewegingen worden uitgevoerd wordt minder ten gevolge van spieratrofie in combinatie met veranderingen in de zenuwen. De botten en gewrichten slijten als gevolg van osteoporose (botontkalking) en atrofie. Hierdoor worden reflexen trager en neemt de motorische behendigheid af. Ouder worden gaat meestal ge-paard met een afname van de reserves en een vermindering van het uithoudingsvermogen. Ook het evenwichtsorgaan veroudert. Hierdoor wordt de stabalans minder. De stabalans is het evenwicht dat nodig is om goed te kunnen staan. Sommige ouderen zijn onvoldoende in staat een goede houding aan te nemen of hun houding te corrigeren. De zorgvrager lijkt om te vallen als hij loopt of staat. Problemen in de stabalans kunnen leiden tot duizelig-heid en een verhoogd risico op vallen. Tot slot wordt de trainbaarheid minder, vooral na het tachtigste levensjaar wordt het steeds moeilijker om bepaalde handelingen of bewegingen opnieuw te trainen. Al met al kun je dus zeggen dat ouder worden gepaard gaat met trager worden. Het verrichten van activiteiten gaat minder snel dan voorheen. Dit hoeft echter niet altijd een probleem te zijn, omdat ouderen over het algemeen ook meer tijd hebben om activiteiten uit te voeren. Daarnaast zijn veel ouderen heel handig in het bedenken van oplossingen, waardoor ze handelingen kunnen blijven uitvoeren.Naast de normale veroudering ontstaan lichamelijke beperkingen voornamelijk als gevolg van chronische ziekten. Aandoeningen van het bewegingsapparaat (reuma, artrose, hernia), dementie en beroerte blijken de meest invaliderende ziekten. Maar ook kanker en stoornis-

stabalans

1201706_binnenwerk.indd 161 18-04-12 08:50

Page 25: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 2162

sen in het gezichtsvermogen kunnen ernstige lichamelijke beperkingen tot gevolg hebben. De achteruitgang in lichamelijk functioneren is echter het grootst als er sprake is van twee of meer chronische aandoeningen (comorbiditeit).Ook de gevolgen van psychische stoornissen blijken ingrijpend. Ze leiden vaak tot cogni-tieve en lichamelijke beperkingen en tasten het welbevinden en sociaal functioneren sterk aan. Ouderen kunnen in een neerwaartse spiraal terechtkomen door de combinatie van gezondheidsproblemen en sociale problemen die daardoor ontstaan.

1.1.2 Veelvoorkomende problemen bij ouderenDeze paragraaf geeft een beschrijving van veelvoorkomende problemen bij de geriatrische zorgvragers op het gebied van houding, beweging en mobiliteit. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:

vallen;duizeligheid;bewegingsarmoede en bewegingsdrang.

Deze problemen zijn voor verpleegkundigen belangrijke aanwijzingen dat de zorgvrager problemen op het gebied van zijn mobiliteit heeft en dat verder onderzoek nodig is.

VallenVallen is de belangrijkste oorzaak van fataal en niet-fataal letsel bij ouderen boven de 65 jaar. Volgens de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) zijn letsels ten gevolge van een valpartij de derde belangrijkste oorzaak van ongezonde levensjaren bij ouderen (Universiteit Maastricht, 2011). Vallen is ook een groot maatschappelijk probleem. De kosten voor de gezondheidszorg ten gevolge van valincidenten zijn hoog en hangen sterk samen met de valfrequentie en de ernst van de letsels.Volgens de ‘Richtlijn preventie valincidenten bij ouderen’ (2004) van de Nederlandse vereniging voor klinische geriatrie valt één op de drie thuiswonende ouderen en de helft van de verpleeghuisbewoners minstens eenmaal per jaar. Enkele andere feiten die in deze richtlijn worden genoemd, zijn:

in Nederland moeten jaarlijks 89.000 senioren van 55 jaar en ouder worden behandeld op de afdeling spoedeisende hulp (SEH) als gevolg van een val in en om het huis;bijna 70% van de zelfstandig wonenden ondervindt lichamelijke gevolgen van de laatste val;van de ouderen die vallen, heeft 6% ernstig letsel, zoals een fractuur;bijna een kwart (23,5%) maakt gebruik van de gezondheidszorg (huisarts, fysiothera-peut, opname in ziekenhuis of verpleeghuis);als gevolg van de val krijgt 17,2% medische behandeling;bijna eenderde van de ouderen rapporteert een afname in het lichamelijk functioneren als gevolg van de laatste val;als gevolg van een val is 17% van de ouderen sociaal minder actief en 15% lichamelijk minder actief. Uiteindelijk kan dit zelfs leiden tot verlies van zelfstandigheid.

1201706_binnenwerk.indd 162 18-04-12 08:50

Page 26: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 2 163

Uit het rapport ‘Kerncijfers valongevallen bij ouderen (2004)’ van Consument en Veiligheid vinden naar schatting per jaar 200.000 valincidenten plaats in Nederlandse verzorgings-huizen. Van deze valongelukken resulteert 6-10% in letsel. Dit betreft tussen de 12.000 en 20.000 valongelukken met letsel, waarvan er circa 3.600 in het ziekenhuis terechtkomen. Het jaarlijkse aantal valincidenten bij 65-plussers bedraagt hiermee meer dan 1 miljoen per jaar in Nederland. Het grootste risico lopen echter de zelfstandig wonende, kwetsbare ouderen: het risico op een behandeling op de eerste hulp na een valongeval is maar liefst 1 op 22 voor deze groep ouderen.Vallen is een complex probleem en wordt meestal veroorzaakt door een combinatie van factoren. Volgens de literatuur zijn intrinsieke valrisicofactoren, dat wil zeggen lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen, de belangrijkste oorzaak van valincidenten (CBO, 2004).

DuizeligheidDuizeligheid kan mensen bang en onzeker maken. De angst om te vallen speelt hierin mee. Dit geldt zeker als iemand al eens gevallen is. Duizeligheid kan veroorzaakt worden door:

hartaandoeningen;verkeerd ademhalen (hyperventilatie);visusklachten;de bijwerking van bepaalde medicijnen.

Duizeligheid is een subjectief gegeven, dat wil zeggen dat de zorgvrager de duizeligheid uit. Voor jou als verpleegkundige is het moeilijk de klacht te objectiveren. Toch is het belangrijk om klachten over duizeligheid serieus te nemen en de zorgvrager hierbij te begeleiden. Duizeligheid is medisch gezien moeilijk te behandelen. Uitleg geven en vooral preventieve maatregelen nemen zijn van belang. Hierbij kun je denken aan: handgrepen bij het toilet, goede verlichting, even op de rand van het bed of de stoel blijven zitten alvorens op te staan en hulp bij het opstaan.

Bewegingsarmoede en bewegingsdrangVeelvoorkomende problemen bij psychogeriatrische zorgvragers op het gebied van de mobi-liteit zijn bewegingsarmoede en bewegingsdrang.Bewegingsarmoede zie je vooral bij ernstig demente zorgvragers. Zij bewegen zich nauwe-lijks meer. Ze zitten of liggen lange tijd in dezelfde houding en kunnen daardoor contractu-ren ontwikkelen. Dit maakt de dagelijkse verzorging moeilijk, zowel voor de zorgvrager als de verpleegkundige.Bewegingsdrang zie je behalve bij zorgvragers met dementie ook bij zorgvragers met een delier. Het kan ook een uiting of symptoom zijn van andere aandoeningen, zoals inconti-nentie en obstipatie. De zorgvrager kan zijn klacht niet verbaal uiten en wordt onrustig. Dit komt tot uiting in bewegingsdrang: de zorgvrager kan niet stil blijven zitten en loopt de hele dag heen en weer, op zoek naar het toilet. Een andere veelvoorkomende vorm van bewegingsdrang is het herhalen van een bepaalde handeling.

1201706_binnenwerk.indd 163 18-04-12 08:50

Page 27: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 2164

1.1.3 ComplicatiesAls ouderen in een situatie belanden waardoor ze plotseling minder mobiel of inactief worden, bijvoorbeeld omdat ze door griep of een fractuur het bed moeten houden, merken ze dat de achteruitgang in soepelheid en conditie erg hard gaat. Daarnaast kunnen ze last krijgen van aandoeningen die veroorzaakt worden door of in sterke mate samenhangen met verminderde mobiliteit. Hierbij moet je denken aan:

spieratrofie;verstijven van de gewrichten;osteoporose;oedeem;trombose;verwondingen door vallen;decubitus;incontinentie;obstipatie;slapeloosheid.

Osteoporose betekent ‘poreus bot’. Het is een chronische aandoening van het bot, waar-door de sterkte van het bot vermindert. Botweefsel wordt voortdurend afgebroken en weer opnieuw aangemaakt. Tussen het 45ste en 50ste jaar neemt zowel bij mannen als vrouwen de botmassa af. Bij vrouwen gaat dit botverlies echter tijdens de menopauze ineens een stuk sneller. Dit komt door de afname van het hormoon oestrogeen. Het brozer worden van de botten gaat vaak samen met een afname van spierkracht, lenigheid en behendigheid. De kans op vallen en botbreuken neemt hierdoor toe. Een ander veelvoorkomend verschijnsel bij osteoporose is het inzakken van de ruggenwervels. Zonder behandeling kunnen mensen hierdoor 10 tot 15 centimeter kleiner worden. Ingezakte ruggenwervels kunnen tot veel pijn en ernstige functiestoornissen leiden. Osteoporose is niet te genezen, maar kan wel afgeremd worden. Gezonde voeding met calcium (zuivelproducten) en vitamine D (daglicht) en regelmatig bewegen zijn hierbij belangrijk. Het effect van bewegen wordt duidelijk als je kijkt naar mensen die lang in bed liggen. Binnen een halfjaar kunnen ze, door niet bewe-gen, 30% bot verliezen. Daarnaast is regelmatig bewegen ook goed voor de spierkracht, de lenigheid en het uithoudingsvermogen.

1.1.4 Gevolgen van verminderde mobiliteitBeperkingen in de mobiliteit en complicaties kunnen hun weerslag hebben op de zelfred-zaamheid. Basale handelingen als wassen, aankleden, eten en naar het toilet gaan, lukken in eerste instantie nog wel. Problemen treden bijvoorbeeld het eerst op in de verzorging van het gebit en de nagels, het innemen van medicijnen en het verschonen van kleding. Ook de variatie in het voedingspatroon laat soms te wensen over ten gevolge van beper-kingen in de algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl) en de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (hdl).

1201706_binnenwerk.indd 164 18-04-12 08:50

Page 28: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 2 165

Achteruitgang in de mobiliteit bezorgt veel ouderen ook onzekerheid over de toekomst. Ze zijn bang afhankelijk te worden van anderen of vinden het moeilijk om hulp te vragen.

‘Mijn man en ik gingen vroeger altijd samen op pad. Maar nu hij overleden is, kom ik niet zo ver meer. Ik loop niet zo snel en mijn ogen zijn slecht. Alleen met de trein durf ik niet, als ik de weg niet ken, kan ik me slecht oriënteren. Mijn kinderen helpen wel, hoor. Als ik naar het ziekenhuis moet, gaat mijn dochter altijd mee. Maar ja, als ik naar een vriendin wil of zo, dan vind ik het vervelend om een beroep op haar te doen.’

Het minder worden van de mobiliteit kan gevolgen hebben voor het handhaven van sociale contacten. Iemand die altijd heel actief is geweest en veel bij anderen op bezoek ging, komt na een gebroken heup in een afhankelijke positie. Als de kennissen niet naar hem komen, kan het contact verminderen, wat uiteindelijk kan leiden tot sociaal isolement en vereenzaming.

1.1.5 Verpleegkundige zorgOm problemen op het gebied van de mobiliteit bij de zorgvrager te signaleren, is observatie onmisbaar. Het is belangrijk dat de observatie plaatsvindt wanneer de zorgvrager dit niet in de gaten heeft. Want als je aankondigt dat je wilt zien hoe de zorgvrager zich beweegt, kan hij extra goed zijn best doen, zodat er geen betrouwbaar beeld ontstaat. De zorgvrager kan bijvoorbeeld geobserveerd worden terwijl je de zorgvrager vraagt een stukje met je mee te lopen. Zo is veel informatie te verkrijgen over de manier waarop hij zich beweegt, hoe hij opstaat en gaat zitten (soepel en symmetrisch of met veel inspanning), hoe zijn stabalans en looppatroon zijn en of er sprake is van angstgevoelens of gevoelens van onzekerheid. Daarnaast is het van belang te observeren of de zorgvrager gebruikmaakt van een loop-hulpmiddel en hoe hij dit doet. Om het functioneren van de zorgvrager op het gebied van de mobiliteit vast te stellen kun je, naast observatie, de zorgvrager en/of zijn naasten een aantal vragen stellen.

Voorbeeld

1201706_binnenwerk.indd 165 18-04-12 08:50

Page 29: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

Deel 2166

Verpleegkundige anamnesevragen bij problemen met houding, beweging en mobiliteit

Vragen over: Vragen

De voorgeschiedenis Hoe lang bestaan de mobiliteitsklachten al?Hoe is het verloop van de klachten?Is er een gebeurtenis te noemen als mogelijke aanlei-ding/oorzaak? Denk hierbij aan een operatie, pijn op een bepaalde plaats, een ongeval, een slecht even-wicht, verminderde conditie, gebrek aan motivatie.Is er al eerder hulp gezocht?

Het activiteitenpatroon Hoe vaak beweegt de zorgvrager? Is dat binnenshuis, buitenshuis?Kan de zorgvrager:

traplopen;zelf boodschappen doen;autorijden;fietsen?

Functionele mogelijkheden Is de zorgvrager slecht ter been?Kan de zorgvrager:

opstaan uit een stoel;zich omdraaien in bed;voor zichzelf zorgen (wassen, aankleden, zijn eten verzorgen en nuttigen);zelfstandig naar het toilet?

Omgevingsfactoren Zijn er obstakels die de mobiliteit beperken?Hoe groot is de afstand die de zorgvrager moet afleggen om bijvoorbeeld naar het toilet te gaan of boodschappen te doen?Heeft de zorgvrager de beschikking over hulp en hulpmiddelen?Zijn er aanpassingen gedaan in huis (traplift, drem-pels weg)?

Zintuiglijke mogelijkheden Heeft de zorgvrager beperkingen met betrekking tot de visus of de communicatie?

Cognitieve functioneren Weet de zorgvrager hoe hij bepaalde handelingen uit moet voeren (apraxie)?Kan de zorgvrager de weg vinden?

Het is tevens van belang in kaart te brengen wat de gewenste mate van mobiliteit voor de zorgvrager is. Als iemand zijn hele leven al niet veel bewogen heeft, is het niet reëel om te

1201706_binnenwerk.indd 166 18-04-12 08:50

Page 30: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

359Verklarende woordenlijst

Verklarende woordenlijst

aanleunwoning Zelfstandige woonvorm die gebruikmaakt van voorzieningen van naburige instelling.

acuut optredende Delier.verwardheid

afakie Afwezigheid van de ooglens, waardoor het oog niet meer in staat is om binnenvallende lichtstralen te breken.

alarmmat Matje dat op de matras van een bed of op de zitting van een stoel kan worden gelegd. Aan de alarmmat zit een kastje met een eigen alarmsignaal of een aansluiting voor op het bellensysteem van de verpleging. De alarmmat kan gebruikt worden om de behoeften en gewoonten van de zorgvrager in kaart te brengen. Elke keer als de zorgvrager op wil staan of uit bed wil komen, gaat er een alarm af.

ambulante Psychiatrische hulp aan ouderen in de thuissituatie.hulpverlening ouderen

antipsychoticum Middel tegen psychose.

apathie Een toestand bij dementie waarin iedere vorm van initiatief verdwenen is.

apraxie Het onvermogen om gerichte handelingen uit te voeren.

aspiratiepneumonie Longontsteking door verslikken.

aspireren van Voeding komt in de luchtwegen terecht.voeding

atrofie Involutie. Vermindering van het gewicht van organen.

atypisch symptoom Symptoom van ziekte uit zich op een andere manier dan gebruikelijk is.

centraal zien Het zien van details.

comorbiditeit Veel aandoeningen naast elkaar, zowel op lichamelijk als psychisch gebied.

copingstrategie De manier waarop iemand moeilijkheden het hoofd biedt en zichzelf weet te redden.

crisisinterventie Vorm van ambulante hulpverlening, waarbij hulp wordt geboden in een crisissituatie.

1201706_binnenwerk.indd 359 18-04-12 08:50

Page 31: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo

360

dagschommeling ‘s Morgens is de verlaagde stemming het ergst; de stemming wordt in de loop van de dag beter.

driegeneratiegezin Gezinssituatie waarbij grootouders, ouders en kinderen in een gezin samenwonen.

elektroconvulsieve Therapievorm waarbij onder narcose door middel van elektroden op beide slapen eentherapie (ECT) elektrische schok wordt toegediend, waardoor een epileptische aanval wordt opgewekt.

elektrolyten- Regulatie van verschillende elektrolytenconcentraties in het bloed door veranderde opname, huishouding uitscheidingen door uitwisseling met andere elektrolyten.

empowerment Iemand in staat stellen eigenmachtig te beslissen en te handelen. Ook methodieken gericht op individuen, groepen of organisaties om zelfvertrouwen, zelfbewustzijn en positief zelf-beeld te vergroten.

endogene Verandering van binnenuit.verandering

eupraxie Vermogen tot het kunnen uitvoeren van handelingen. Bij dementerenden treedt apraxie op, dat is het onvermogen tot uitvoeren van handelingen.

exogene verandering Verandering van buitenaf.

fixatiemiddel Met fixatie wordt bedoeld dat je een zorgvrager in zijn bewegingsvrijheid beperkt. Dat kan in bed door middel van een Zweedse band of in een stoel door middel van een band of door een blad voor de stoel te plaatsen die het onmogelijk maakt om uit de stoel te stap-pen. Deze middelen hebben ernstige consequenties voor de zorgvrager en mogen daarom niet zomaar gebruikt worden. Het besluit tot fixatie moet altijd genomen worden in overleg tussen arts, verpleegkundigen, zorgvrager en diens familie. In een aantal zorginstellingen (psychiatrische ziekenhuizen en verpleeghuizen) is er ook de wettelijke verplichting iedere vorm van vrijheidsbeperking te melden bij de Inspectie voor flankerend bed Geen perma-nente opname, de zorgvrager kan hier aansterken voordat hij naar de thuissituatie terug gaat.

flankerend bed Geen permanente opname, de zorgvrager kan hier aansterken voordat hij naar de thuissitu-atie teruggaat.

functionele reserve Het orgaan kan uitval van functies (grotendeels) zelf compenseren.

gasthuis De voorloper van de ziekenhuizen en oudeliedenhuizen in de middeleeuwen.

geriatric giant ‘Geriatrische reus’: probleem dat bij veel geriatrische zorgvragers voorkomt.

Verklarende woordenlijst

1201706_binnenwerk.indd 360 18-04-12 08:50

Page 32: De verpleegkundige in de geriatrie Basisboek hbo