De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

32
De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens een gewichtsverliesprogramma 16 januari 2012 Hogeschool van Amsterdam Nicolien Broersen & Astrid Bobeldijk Bacheloropleiding Voeding & Diëtetiek Hogeschool van Amsterdam Nummer afstudeerproject: 2012100 (A) Afstudeerbedrijf: Voedingslab (Hogeschool van Amsterdam) in samenwerking met Vialente (diëtistenpraktijk), ManualFysion (fysiotherapiepraktijk), ClubWest (sportschool) en Danone Research.

Transcript of De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

Page 1: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

De verandering in kwaliteit

van leven van obese

ouderen tijdens een

gewichtsverliesprogramma

16 januari 2012 Hogeschool van Amsterdam

Nicolien Broersen & Astrid Bobeldijk

Bacheloropleiding Voeding & Diëtetiek Hogeschool van Amsterdam

Nummer afstudeerproject: 2012100 (A)

Afstudeerbedrijf: Voedingslab (Hogeschool van Amsterdam) in

samenwerking met Vialente (diëtistenpraktijk),

ManualFysion (fysiotherapiepraktijk), ClubWest

(sportschool) en Danone Research.

Page 2: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

De verandering in kwaliteit

van leven van obese

ouderen tijdens een

gewichtsverliesprogramma

Auteurs:

Nicolien Broersen Astrid Bobeldijk

Scholeksterstraat 27 Snaarmanslaan 38 1873 HM Groet 1815 SH Alkmaar

Nummer afstudeerproject: 2012100 (A)

Opdrachtgever: Lector gewichtsmanagement, Dr. ir. Peter J.M. Weijs, in samenwerking

met Danone Research

Praktijkbegeleiders: Suzanne van der Plas en Tarana Haarsma

Docentbegeleider: Ir. Amely M. Verreijen

Page 3: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

Voorwoord

In deze scriptie leest u de beschrijving van het onderzoek waar we met veel plezier aan

hebben meegewerkt. Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van ons afstudeerproject

van de bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam.

Deze studie zou niet zo goed zijn verlopen zonder Tarana Haarsma, die het onderzoek in

goede banen heeft geleid. Ook zijn we erg blij met het onderzoeksteam van fase II: Joni

Beintema, Marlou Lasschuijt, Marleen Hobijn, Floor Hogenboom, Marlot Wijers en Iris

Bras. Dankzij onze goede samenwerking is het onderzoek soepel verlopen en hebben we

een gezellige tijd gehad. Ook Suzanne van der Plas zorgde voor gezelligheid en was

onmisbaar wanneer één van de meetapparaten weigerde mee te werken.

We willen onze docentbegeleider, Amely Verreijen, bedanken voor haar fijne begeleiding

en gerichte feedback waar we erg veel aan hebben gehad. Ook willen we Peter Weijs

bedanken voor zijn hulp en kritische blik.

Nicolien Broersen & Astrid Bobeldijk

Januari 2012

Page 4: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

Samenvatting

Achtergrond: De prevalentie van ouderen met obesitas in Nederland stijgt. Tijdens het

ouder worden, verliezen ouderen spiermassa en kracht. Als dit gepaard gaat met

obesitas, kan dit zorgen voor lichamelijk disfunctioneren, morbiditeit en mortaliteit. De

huidige richtlijn voor het behandelen van volwassenen met overgewicht is niet gericht op

het behouden van spiermassa bij ouderen. De combinatie eiwitinname en sporten lijkt

een gunstig effect te hebben op de spiereiwitsynthese. Naar aanleiding van deze

resultaten is The Muscle Preservation Study opgezet: een studie waarin obese ouderen

gedurende 13 weken gaan afvallen met behulp van een laag calorisch dieet en

krachttraining. In deze scriptie wordt gekeken naar het effect op de kwaliteit van leven

van de obese ouderen tijdens het volgen van het gewichtsverliesprogramma.

Methode: Er zijn 75 ouderen gescreend die voldeden aan de inclusiecriteria. Deze

personen volgden 13 weken een afvalprogramma waarbij ze een dieet volgden, drie keer

per week aan krachttraining deden en per week tien keer het studieproduct in de vorm

van shakes moesten innemen. De ouderen ondergingen in week 0, 7 en 13 metingen

waarbij hun lichaamssamenstelling werd gemeten en fysieke testen werden afgenomen.

De deelnemers moesten bij elk van deze metingen de RAND-36 gezondheidstoestand-

vragenlijst inleveren. In totaal hadden 36 personen de vragenlijst ingevuld bij de

baseline- en eindmeting. Aan de hand van deze vragenlijst werd in deze scriptie de

kwaliteit van leven van de ouderen geëvalueerd. Daarnaast is met behulp van de 400

meter wandeltest en de stoeltest het fysiek functioneren van de ouderen geëvalueerd.

Resultaten: De 36 obese ouderen zijn significant gewicht verloren. Het gemiddelde ±

SD gewichtsverlies was -3,7 ± 3,1 kg. Ook de BMI van de deelnemers is significant

verlaagd. Het percentage vetmassa is significant afgenomen (-2,3 ± 4,1%), net zoals het

aantal kg vetmassa (- 3,6 ± 4,3 kg). Het percentage vetvrije massa is significant

gestegen (2,2 ± 4,2%). De kwaliteit van leven van de deelnemers is niet significant

gestegen, op één dimensie na. De deelnemers beoordeelden hun gezondheid in het

algemeen, in vergelijking met een jaar geleden, significant beter. Bij de rest van de

dimensies is geen verschil gevonden. De fysieke testen zijn bij de eindmeting verbeterd;

de deelnemers hadden minder tijd nodig om de testen te voltooien. De tijden van de

stoeltest en de 400 meter wandeltest zijn significant gedaald.

Conclusie: De conclusie van dit onderzoek is dat de kwaliteit van leven van de

deelnemers niet significant is verbeterd (op één dimensie na), ondanks dat hun

lichaamssamenstelling gunstig is verbeterd. De fysieke testen zijn wel sneller afgelegd.

Trefwoorden: kwaliteit van leven, RAND-36, obese ouderen, gewichtsverlies.

Page 5: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

Inhoudsopgave

1. Inleiding 5

1.1 Aanleiding en probleemstelling 5

1.2 Literatuurachtergrond en hypothese 6

2. Methoden 10

2.1 De doelgroep 10

2.2 De onderzoeksopzet 11

2.3 De metingen 13

2.4 Statistiek 14

3. Resultaten 15

3.1 Kenmerken deelnemers bij de baselinemeting 15

3.2 Verschillen tussen de baselinemeting en eindmeting 16

4. Discussie 20

5. Conclusie 23

Literatuurlijst 24

Bijlagen

Bijlage I De RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst

Bijlage II Tabel: Gemiddelden en standaarddeviaties van de referentie,

schaalscores vergeleken met de resultaten van de RAND-36 van de

deelnemers bij de baselinemeting en eindmeting.

Page 6: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

5

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en probleemstelling

De prevalentie van ouderen met obesitas in Nederland stijgt. Meer dan 15% van de

mensen boven de 65 jaar hebben obesitas.1 De verwachting is dat er in Nederland steeds

meer oudere mensen bij komen, de zogenaamde vergrijzing. Van alle inwoners (ruim 16

miljoen mensen) zijn er bijna 2,5 miljoen ouderen (65+). Volgens de Nationale

bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek zal in 2040 bijna 26%

van de inwoners van Nederland 65+ zijn. Dit houdt in dat er in 2040 4,5 miljoen ouderen

zijn.2,3 Dit betekent dat, als het percentage ouderen met obesitas hetzelfde blijft, in 2040

ongeveer 675.000 ouderen met obesitas zijn.

Wat gebeurt er als deze obese ouderen af gaan vallen? Gewichtsverlies bij ouderen

versnelt de spierafbraak en dat kan ervoor zorgen dat het lichamelijk functioneren daalt.

Ouderen met obesitas zijn gebaat bij gewichtsverlies als ze zo min mogelijk spiermassa

verliezen. Een hoge inname van eiwit (1,5 gram per kilogram lichaamsgewicht)

stimuleert de aanmaak van spiereiwit en lijkt de vetvrije massa te behouden tijdens het

afvallen.4,5,6

Er is op dit moment een richtlijn voor het behandelen van volwassenen met obesitas. Dit

document van het Centraal Begeleidingsorgaan (CBO) wordt echter niet toegespitst op

ouderen; het is gericht op volwassenen in het algemeen. Deze richtlijn uit 2008 houdt

geen rekening met het feit dat het bij ouderen erg van belang is dat hun spiermassa

wordt behouden. In de overwegingen van de huidige richtlijn wordt er meegenomen dat

onoordeelkundig afvallen bij ouderen gevaar oplevert door het afnemen van de

spiermassa. Dit kan leiden tot conditie- en krachtverlies. Bij een gerichte aanpak kan wel

een verbetering van de gezondheidstoestand optreden.7 Daarom is het van belang dat de

richtlijn voor het behandelen van obesitas meer toegespitst wordt op ouderen. Er zou in

het huidige document een apart hoofdstuk gewijd kunnen worden aan het behandelen

van obese ouderen, met specifiek aandacht voor spierbehoud.

Een verschijnsel dat steeds meer voorkomt is sarcopene obesitas. Sarcopene obesitas

kan omschreven worden als een combinatie van obesitas, lichamelijke inactiviteit en

verminderde spiermassa of kracht bij oudere mensen. Deze mensen hebben te maken

met leeftijdgerelateerde veranderingen in de samenstelling van het lichaam; het verlies

van spiermassa en kracht tijdens het ouder worden. Dit proces wordt sarcopenie

genoemd. Bij ouderen versterken obesitas en sarcopenie de effecten op het lichamelijk

disfunctioneren, de morbiditeit en de mortaliteit. Met de leeftijd stijgt ook de prevalentie

van sarcopenie en sarcopene obesitas.8,9 Mede hierom is het belangrijk dat de spiermassa

van ouderen blijft behouden.

Naar aanleiding van de resultaten van verscheidene onderzoeken is in 2011 The Muscle

Preservation Study opgezet door Danone Research, in samenwerking met het

Voedingslab (Hogeschool van Amsterdam), Vialente (diëtistenpraktijk), ManualFysion

(fysiotherapiepraktijk) en ClubWest (sportschool). Deze spierbehoudstudie onderzoekt of

extra eiwitinname en krachttraining invloed heeft op het behouden van de spiermassa

van de ouderen. De uitkomsten van dit onderzoek zouden bij kunnen dragen aan de

ontwikkeling van de richtlijn voor het behandelen van obesitas bij ouderen.

De combinatie eiwitinname en sporten blijkt een gunstig effect te hebben op de

spiereiwitsynthese.10,11 De deelnemers krijgen tijdens de studie drie keer per week

krachttraining, dus dat heeft naar verwachting een gunstig effect op het spierbehoud

doordat de afname van spiermassa hierdoor kan verminderen.

Page 7: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

6

Al deze aspecten kunnen invloed hebben op de kwaliteit van leven van de ouderen.

Kwaliteit van leven kan op meerdere aspecten worden beoordeeld, zoals sociaal

functioneren en vitaliteit. Deze scriptie bekijkt het effect van het volgen van een

gewichtsverliesprogramma op de kwaliteit van leven van de ouderen. Naar dit effect is

nog weinig onderzoek gedaan, terwijl het wel relevant is. Het behouden van vetvrije

massa is belangrijk en het behouden van kracht misschien nog wel meer. Fysiek

functioneren, een dimensie voor het beoordelen van de kwaliteit van leven, is ook erg

van belang voor ouderen. De probleemstelling is als volgt:

‘Wat is de invloed van een gewichtsverliesprogramma op de kwaliteit van leven van

obese ouderen?’

1.2 Literatuurachtergrond en hypothese

Voor het opstellen van de hypothese bij de gestelde probleemstelling is in de literatuur

gezocht naar studies die onderzoek doen naar het effect van afvallen op de kwaliteit van

leven. In deze paragraaf worden de studies beschreven en wordt een hypothese

geformuleerd.

Allereerst is het relevant om uit te leggen uit welke dimensies de kwaliteit van leven

bestaat. Deze wordt bij volwassenen meestal getoetst met de RAND-36

gezondheidstoestandvragenlijst of met de Short Form Healthy Survey vragenlijst (SF-36

vragenlijst). Deze vragenlijsten beslaan het hele terrein van gezondheid en zijn niet

gericht op specifieke ziektes. De vragenlijsten zijn bijna identiek; de RAND-36 is de

Nederlandse versie van de Engelse SF-36 vragenlijst. De wijze van score verschilt wel

iets. 12,13

De vragenlijsten bestaan uit 36 vragen, onderverdeeld in meerdere dimensies. De

dimensies waarop wordt beoordeeld, zijn:

- Fysiek functioneren (10 items);

- Sociaal functioneren (2 items);

- Mentale gezondheid (5 items);

- Vitaliteit (4 items);

- Pijn (2 items);

- Rolbeperkingen door fysiek probleem (4 items);

- Rolbeperkingen door emotioneel probleem (3 items);

- Algemene gezondheidsbeleving (5 items);

- Gezondheidsverandering (1 item).

Per dimensie worden de scores opgeteld en getransformeerd naar een schaal van 0 tot

100. Een hogere score staat voor een betere gezondheidstoestand. Deze dimensies

kunnen worden onderverdeeld in 2 componenten, namelijk het fysieke component en het

mentale component. De dimensies worden gewogen opgeteld. De gewichten die hiervoor

worden gebruikt, zijn gebaseerd op een regressievergelijking die in een Amerikaanse

populatie is gemaakt. Er zijn nog geen Nederlandse getallen bekend.14

Een gegeven dat invloed heeft op met name het fysiek functioneren is dat obese

personen de neiging hebben om minder lichamelijk actief te zijn en dit zou kunnen

bijdragen aan een verminderde spierkracht. Dit kan invloed hebben op verschillende

dimensies van de kwaliteit van leven.15

Er is in de literatuur gekeken naar resultaten van onderzoeken die het effect van

gewichtsverlies op de kwaliteit van leven onderzochten. In tabel 1 staat een overzicht

van deze onderzoeken en hieronder worden deze onderzoeken toegelicht.

Verschillende onderzoeken hebben de kwaliteit van leven van ouderen en/of volwassenen

onderzocht wanneer zij overgewicht of obesitas hebben en mee hebben gedaan aan een

Page 8: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

7

programma om gewicht te verliezen. Uit een studie van Pan et al.16 is gebleken dat

obesitas bij ouderen kan leiden tot een verminderde kwaliteit van leven, die verbeterd

kan worden door een interventie zoals een training of een dieet. In deze studie vonden

ze significante verbeteringen binnen de verschillende dimensies (fysieke domein,

psychologische domein, sociale relaties en omgeving) van de gezondheidsgerelateerde

kwaliteit van leven.

Uit een andere studie, van Villareal et al.17 waar fysieke testen werden uitgevoerd binnen

verschillende groepen (controlegroep, dieetgroep, trainingsgroep, dieet-trainingsgroep),

is gebleken dat een combinatie van gewichtsverlies met training een verbetering laat zien

in het fysieke functioneren bij oudere mensen. De onderzoeksgroep bestond uit ouderen

van 65 jaar of ouder met obesitas. Deze studie lijkt het meest op de Muscle Preservation

Study. De gemiddelde score op de fysieke testen bij de meting van een half jaar en een

jaar na de baselinemeting waren verbeterd in alle groepen. De dieet-trainingsgroep, in

vergelijking met de dieetgroep of de trainingsgroep is het sterkst verbeterd. De

combinatie dieet en training bleek dus positief voor de fysieke gesteldheid van de

deelnemers. Fysiek functioneren is een onderdeel van de kwaliteit van leven. In deze

studie werd dus alleen gekeken naar het fysiek functioneren en niet naar de andere

onderdelen van de kwaliteit van leven.

Fontaine et al.18 hebben gekeken naar de kwaliteit van leven aan het begin, eind en een

jaar na een gewichtsverliesprogramma van 13 weken. De deelnemers waren tussen de

21 en 45 jaar en hebben licht tot matig overgewicht of obesitas (10-25 kg boven hun

ideale gewicht). De verbetering op de kwaliteit van leven die meteen werd waargenomen

na de behandeling werden alleen gehandhaafd na één jaar op de aspecten ‘algemene

gezondheid’ en ‘vitaliteit’. Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat een behandeling

met gewichtsverlies de kwaliteit van leven verbetert en dat ten minste enkele van deze

voordelen worden gehandhaafd na één jaar. Er waren bij de meting na één jaar

significante verbeteringen geconstateerd op het gebied van gewicht, fysiek functioneren,

algemene gezondheid, vitaliteit, geestelijke gezondheid en rolbeperkingen door fysieke

problemen. Significante verschillen van de nulmeting tot de follow-up zijn geconstateerd

bij gewicht, algemene gezondheid en vitaliteit.

De studie van Kolotkin et al.19 heeft veranderingen in de kwaliteit van leven van obese

patiënten bekeken in relatie tot gewichtsverlies. De kwaliteit van leven werd beoordeeld

bij de intake en een jaar na follow-up. Er werd gemeten wat de invloed van het gewicht

was op de kwaliteit van leven, met behulp van de Impact of Weight on Quality of Life

vragenlijst (IWQOL-vragenlijst). Alle vijf de schalen van de IWQOL-vragenlijst en de

totale score toonden statistisch significante verbeteringen ten opzichte van de periode

van één jaar. Voor de totale score en voor drie van de vijf IWQOL-schalen (fysieke

functioneren, zelfvertrouwen en seksuele leven) is er een relatie gevonden tussen

gewichtsverlies en veranderingen op het gebied van de kwaliteit van leven. Er is een

significant verband tussen het percentage gewichtsverlies voor alle schalen van de

vragenlijst. Dit houdt in dat de kwaliteit van leven steeg, naarmate de deelnemers meer

gewicht verloren. Fysieke functie en zelfvertrouwen werden het sterkst positief beïnvloed

door gewichtsverlies.

In een onderzoek naar sarcopene obesitas zijn meer dan 3.000 personen in de

leeftijdscategorie van 70-79 jaar onderzocht. Deze studie laat zien dat gewone,

dagelijkse activiteit een belangrijke determinant is van het lichamelijk functioneren.

Obesitas komt twee tot drie keer vaker voor bij oudere mensen die minder dan 30

minuten per dag lopen in vergelijking met degenen die een hoger niveau van regelmatige

activiteit hebben. Bovendien hangt een laag niveau van beweging sterk samen met

verminderde prestaties in de activiteiten van het dagelijks leven. Ouderen die op hoge

intensiteit trainen waardoor vetmassa afneemt en spiermassa toeneemt, presteren beter

tijdens de activiteiten van het dagelijks leven. 20

Page 9: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

8

Het op korte termijn uitoefenen van interventies bij ouderen heeft voordelen, waaronder

het toenemen van vetvrije massa en het verminderen van vetmassa. Ook de tailleomtrek

neemt af, net zoals de insulineresistentie en bloeddruk. 21,22,23

Gewichtsverlies veroorzaakt door regelmatig trainen is ook in verband gebracht met het

verbeteren van het lichamelijk functioneren van kwetsbare ouderen. 24

Uit deze verschillende studies blijkt dat bij een gewichtsverliesprogramma met een

training en een dieet de kwaliteit van leven kan verbeteren.

Op basis van bovenstaande studies is de hypothese dat de kwaliteit van leven van de

obese ouderen zal toenemen door aan een gewichtsverliesprogramma deel te nemen.

In deze scriptie wordt eerst beschreven hoe de studie is ingericht door de

onderzoeksgroep en de methoden te beschrijven. Vervolgens wordt er gekeken naar de

resultaten en veranderingen van de RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst en de

andere metingen (lichaamssamenstelling en fysieke testen) die hiermee een verband

kunnen hebben. Hierna komt de discussie, waarbij er kritisch wordt gekeken naar de

resultaten. Tenslotte wordt er een conclusie getrokken en worden er aanbevelingen voor

de praktijk gedaan.

Page 10: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

9

Tabel 1. Uitkomsten van studies naar het effect van gewichtsverlies op de kwaliteit van leven (KvL).

Referentie Deelnemers Soort

gewichtsverlies-

programma

KvL

gemeten

met:

Gewichtsverlies (kg)

Kwaliteit van leven

Gemiddeld SD Onderdeel Gemiddeld (verandering in

score)

SD

Pan HJ, et al.

(2011)16 38 deelnemers

20-65 jaar

Dieetadvies en

trainingsprogramma

12 weken

WHOQOL-

BREF*

6.9 5.2 Tevredenheid nu +7.3 14.6† Tevredenheid voor gewichtstoename

+0.5 12.0

D1 Fysiek +0.7 1.7† D2 psychologisch +0.9 1.7† D3 Sociale relatie +0.7 1.4† D4 Omgeving +0.5 1.2†

Villareal DT, et al.

(2011)17 107 deelnemers

≥ 65 jaar

Dieet en trainingsgroep,

controle groep, dieet-

/trainingsgroep

52 weken

SF-36 Controle groep 0.1 3.5 Fysiek Mentaal

-4.1

-0.5

10.2

10.5 Dieet groep

9.7 5.4 Fysiek Mentaal

+8.4†

+4.6

10.1†

12.0 Training groep 0.5 3.6 Fysiek

Mentaal +5.7

+5.6

8.0

18.3 Dieet&training 3.8 3.8 Fysiek

Mentaal +8.6†

+3.3

9.3†

9.9

Fontaine KR, et

al. (2004)18 32 deelnemers

21-45 jaar

Laag calorisch dieet,

trainingsprogramma,

cognitieve gedrags-

therapie

13 weken

SF-36 9.6% 14.9 Fysiek +10.8% 6.7† Psychologisch +17.7% 12.3† Lichamelijke pijn +4.7% 14 Alg. gezondheid +19.7% 11.8† Vitaliteit +41.1% 14.6†

Sociale functie +7.6% 15.4

Emotioneel +7.4% 27.9 Ment. gezondheid +8.2% 11.8†

Kolotkin L, et al.

(2001)19 161 deelnemers

35-54 jaar

Dieetadvies en

trainingsprogramma

52 weken

IWQOL-

Lite**

20.2 NB ***

Fysiek functie +17.9† 6.0†

Eigenwaarde +11.3† 5.1† Seksuele leven +6.3† 3.0†

Openbare angst +6.9† 2.8† Werk +5.3† 2.1†

IWQOL totaal +47.6† 16.1†

*WHQOL-BREF: Taiwanese versie van de HDRQOL, score van de domeinen loopt van 4-20 en de score van de tevredenheid loopt van 0-100

** IWQOL-Lite: Impact of weight on Quality of Life vragenlijst

*** NB = niet bekend

† = Significant

Page 11: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

10

2. Methoden

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de omschrijving van de doelgroep is (inclusie- en

exclusiecriteria) en wordt de methode van het onderzoek toegelicht. Ook de metingen die

tijdens deze studie worden onderzocht zullen nader worden toegelicht.

2.1 De doelgroep (inclusie en exclusie)

De onderzoeksgroep bestond uit obese ouderen. De inclusiecriteria voor de doelgroep

van The Muscle Preservation Study zag er als volgt uit:

- De deelnemers zijn tussen de 55 en 85 jaar;

- De vrouwen menstrueren niet meer;

- De BMI is >30 of >28 met een buikomtrek >88 cm (vrouwen), >102 cm

(mannen);

- De deelnemers zijn bereid om het toestemmingsformulier te tekenen;

- De deelnemers zijn bereid om een dieetadvies te volgen, om deel te nemen aan

de onderzoeken, om elke dag het studieproduct (de shakes) te nemen, om het

hele programma af te ronden en ze kunnen de vragenlijsten invullen;

- De deelnemers zijn door de fysiotherapeut lichamelijk fit bevonden om veilig deel

te kunnen nemen aan het trainingsprogramma.

Als de personen aan deze criteria voldoen, kunnen zij meedoen aan het onderzoek.

De exclusiecriteria voor de onderzoeksgroep ziet er als volgt uit:

- De deelnemer heeft de afgelopen vijf jaar te maken gehad met kwaadaardige

aandoeningen, behalve adequaat behandelde prostaatkanker zonder bewijs van

uitzaaiingen, gelokaliseerde blaaskanker, baarmoederhalskanker, borstkanker of

niet-melanome huidkanker;

- De deelnemer is bekend (geweest) met nierfalen, leverfalen, anemie en/of

chronische ontstekingen;

- De deelnemer heeft de volgende medicatie: corticosteroïden, immunosuppressiva

en/of insuline;

- De deelnemer heeft binnen de afgelopen 3 maanden aan een afvaldieet

deelgenomen, eiwitbevattende voedingssupplementen genomen, meegedaan aan

trainingen of alcohol of drugs misbruikt;

- De deelnemer neemt dagelijks meer dan 10 microgram vitamine D en/of meer

dan 500 milligram calcium aan supplementen;

- De deelnemer is allergisch voor melk en melkproducten of heeft galactosemie;

- De onderzoeker is onzeker of de deelnemer in staat is om het onderzoek te

volgen;

- De deelnemer doet mee aan een andere studie gelijktijdig of binnen vier weken

voor het starten van deze studie.

Als de personen aan één of meerdere van deze criteria voldeden, konden zij niet

deelnemen aan het onderzoek. De personen werden dus geïncludeerd wanneer zij aan

alle inclusiecriteria voldeden en aan geen van de exclusiecriteria.

Het onderzoek is goedgekeurd door de Medisch Ethische Toetscommissie (METc) en is in

samenwerking met VU Medisch Centrum. De deelnemers gaven vrijwillig toestemming

door het toestemmingsformulier te ondertekenen. Zij mochten altijd stoppen met

deelname aan het onderzoek.

Page 12: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

11

2.2 De onderzoeksopzet

Hoe wordt er gewerkt tijdens deze studie? Hieronder wordt stap voor stap beschreven

hoe de deelnemers zijn geworven en welke stappen de deelnemers tijdens de studie

ondergaan.

De deelnemers zijn geworven door middel van het verspreiden van flyers in flats,

buurthuizen, apotheken, artsenpraktijken en supermarkten in verschillende wijken in

Amsterdam, zoals Osdorp en Slotervaart. Ook had er een oproep in twee regionale

kranten gestaan, namelijk GaSet en Westerpost. De deelnemers konden reageren door te

mailen of te bellen en vervolgens werd er een telefonische pre-screening afgenomen om

te bepalen of degene geschikt was voor het onderzoek. Als de potentiële deelnemer

voldeed aan de criteria, werd er een afspraak gemaakt voor een screening in het

Voedingslab aan de Hogeschool van Amsterdam.

De deelnemers volgden een afvalprogramma van 13 weken, waarbij ze drie keer per

week krachttraining kregen en een laag calorisch dieet volgden, waarbij ze tien shakes

per week moesten drinken. Eén keer in de twee weken volgden ze een voedingsles. De

deelnemers vulden meerdere vragenlijsten in, waaronder de RAND-36 vragenlijst

waarvan de gegevens in deze scriptie worden onderzocht. In week 0, 7 en 13 vinden er

metingen plaats om de lichaamssamenstelling te meten.

Het doel van de studie was het onderzoeken van het effect van eiwitsupplement op het

behoud van spiermassa tijdens een 13 weken durend afvalprogramma in combinatie met

training en een laag calorisch dieet bij 55+ in vergelijking met een controle groep.

In figuur 1 is te zien hoe het programma er schematisch uit ziet.

De screening (visit 0)

Tijdens deze screening werden er algemene vragen gesteld, een aantal antropometrische

metingen gedaan en werd het toestemmingsformulier ondertekend. Deze algemene

vragen gingen over leeftijd, geslacht, leefsituatie, rookgedrag, alcoholconsumptie,

medische geschiedenis en gebruik van voedingssupplementen. Ook werd er een Dietary

History afgenomen, dus werd er globaal genoteerd wat degene over het algemeen eet en

drinkt op een dag.

Page 13: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

12

Vervolgens werden er afspraken gepland voor de aankomende weken: visit 1, 2 en 3 (in

week 0, 7 en 13) en de introductieles van de fysiotherapeut met de bijbehorende

beenkrachtmeting. De deelnemer kreeg bij de screening formulieren mee om bij visit 1

ingevuld mee te nemen: 3-daags eetdagboekje, 3-daags beweegdagboekje en de RAND-

36 gezondheidstoestandvragenlijst (kwaliteit van leven).

De baselinemeting (visit 1, week 0)

De baselinemeting vond minimaal 3 dagen en maximaal 4 weken na de screening plaats.

Dit was een bezoek van 2 uur aan het Voedingslab. De deelnemer diende nuchter te zijn

tijdens het onderzoek (5 uur van tevoren de laatste voeding genomen, tot 1 uur voor de

meting alleen water gedronken). Tijdens deze meting werd er nagevraagd of er

veranderingen waren in de medische geschiedenis en werden de vitale functies

(bloeddruk en hartslag) gemeten. De deelnemer onderging verschillende metingen.

Tijdens de bio-impedantiemetingen werd de lichaamssamenstelling gemeten.

Hierbij zijn de INVENTUM 820 BG (BIA), Bodyscout bio-impedantie spectrometer (BIS,

van Fresenius-Kabi) en Tanita BC-418MA personenweegschaal gebruikt. De Bodpod (LMI)

meet ook de lichaamssamenstelling, alleen gebeurde dit niet via een elektrische

wisselstroom zoals bij de bio-impedantiemetingen, maar via luchtverplaatsing. Ook is het

rustmetabolisme gemeten met de Vmax Encore (Viasys) indirecte calorimeter.

Tussendoor werd ook de buikomtrek, armomtrek en huidplooi gemeten. Vervolgens

onderging de deelnemer fysieke tests om het lichamelijk functioneren te meten en

werden de vragenlijsten ingenomen. Aan het einde van de visit nam de deelnemer, onder

toeziend oog van één van de onderzoekers, het eerste studieproduct. Het studieproduct

werd door middel van randomisatie toegewezen aan de deelnemer. Ook kreeg de

deelnemer 2 dozen studieproducten (de shakes) en 2 shakebekers mee naar huis.

Tevens kreeg de deelnemer nieuwe vragenlijsten mee: 3-daags eetdagboekje, 3-daags

beweegdagboekje, RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst (kwaliteit van leven),

productinnamekalender, voedingssupplementen smaak beoordelingslijst en een

trainingsbeoordelingslijst. Deze dienden bij de tussenmeting ingevuld ingeleverd te

worden.

De tussenmeting (visit 2, week 7)

De tussenmeting vond plaats tussen 6 en 8 weken na de baselinemeting.

De tussenmeting was een bezoek van 2 uur aan het Voedingslab. Hierbij werden dezelfde

metingen verricht als bij de baselinemeting, behalve het meten van het rustmetabolisme.

De deelnemer diende dus ook weer nuchter de metingen te ondergaan. De ingevulde

vragenlijsten werden ingenomen en de deelnemer kreeg dezelfde formulieren weer mee,

die bij de eindmeting ingevuld ingeleverd dienden te worden.

De eindmeting (visit 3, week 13)

De eindmeting vond plaats tussen 12 en 14 weken na de baselinemeting.

De eindmeting was een bezoek van 2 uur aan het Voedingslab. Tijdens deze visit werden

weer dezelfde metingen verricht als bij de baselinemeting, zodat de resultaten

uiteindelijk met elkaar vergeleken konden worden. De vragenlijsten werden weer

ingenomen.

Als er gezondheidsrisico’s waren voor de deelnemer, kon er worden besloten dat de

deelnemer moest stoppen met het programma.

Page 14: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

13

2.3 De metingen

De metingen die worden verwerkt in het beantwoorden van de hoofdvraag zijn:

Lichaamssamenstelling:

- Vetvrije massa (Bodpod) (kg, % van lichaamsgewicht)

- Vetmassa (Bodpod) (kg, % van lichaamsgewicht)

- Lichaamsgewicht (kg)

- Body Mass Index (kg/m2)

De Bodpod25 meet de lichaamssamenstelling met behulp van luchtverplaatsing, waarmee

van het gehele lichaam de samenstelling vetpercentage, vetmassa en vetvrije massa

werd gemeten. De deelnemers droegen hierbij strak zittende kleding en een badmuts.

De Bodpod meet het volume van het lichaam. In combinatie met het gewicht werd de

dichtheid van het lichaam berekend. De dichtheid werd in de formule van Siri verwerkt

en hieruit werd het vetpercentage bepaald. De Siri-formule (1961) bepaalde het

vetpercentage met de volgende formule: vet% = 495 / dichtheid-450.26,27

Aan de hand van het gewicht en de lengte van de persoon kon de Body Mass Index (BMI)

worden berekend.

Fysiek functioneren

- 400 meter wandeltest

- Stoeltest

Bij de 400 meter wandeltest liep de deelnemer een parcours van 20 meter tien keer heen

en weer. Het parcours diende op een normale wandelsnelheid te worden afgelegd, zodat

de deelnemer de test 400 meter kon volhouden. De tijd werd opgenomen.

Bij de stoeltest nam de deelnemer plaats op de stoel. De eerst keer werd er aan de

deelnemer gevraagd of hij/zij een keer wilde opstaan en of dit veilig voelde om vijf keer

zo snel mogelijk te herhalen. Wanneer de deelnemer dit bevestigde, kon de test

beginnen. De deelnemer diende zo snel mogelijk vijf keer op te staan van de stoel en

weer te gaan zitten met de armen gekruist over de borst.

Dagelijks leven

- Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven: RAND-36 gezondheidstoestand-

vragenlijst

Om het antwoord op de hoofdvraag te onderzoeken, werd gebruik gemaakt van de

RAND-36 vragenlijst (zie bijlage I). De resultaten van de ingevulde vragenlijsten werden

in verband gebracht met de andere metingen die hierboven zijn beschreven. Op die

manier kon er worden bekeken wat voor invloed de metingen hadden op de kwaliteit van

leven van de obese ouderen. De hoogste score die te behalen viel is 100 en de laagste 0.

Hoe hoger de score, des te hoger de kwaliteit van leven is. De dimensies van de kwaliteit

van leven zijn fysiek functioneren, sociaal functioneren, mentale gezondheid, vitaliteit,

pijn, rolbeperkingen door fysiek probleem, rolbeperkingen door emotioneel probleem,

algemene gezondheidsbeleving en gezondheidsverandering.12

Page 15: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

14

2.4 Statistiek

De data werd in PASW 18.0 Software (SPSS Inc., Chicago, IL, USA) geanalyseerd. Om de

verschillen binnen de groep te berekenen is gebruik gemaakt van de paired-samples t-

test. De samenhang tussen de variabelen is ook in SPSS berekend.

Bij het berekenen van de resultaten van de verschillende leeftijdscategorieën (zie bijlage

II) is gebruik gemaakt van de one samples t-test.

Voor het analyseren van de vragen van de RAND-36 vragenlijst is gebruik gemaakt van

de Wilcoxon Signed Ranks Test, om te zien of de deelnemers in week 13 positiever,

hetzelfde of negatiever hebben gescoord per vraag. Er is voor deze test gekozen omdat

deze vragen niet normaal verdeeld zijn in verband met de meerdere

antwoordcategorieën waaruit de deelnemers moesten kiezen.

Voor alle uitkomsten gold dat de resultaten als significant verschillend worden beschouwd

als de p-waarde kleiner dan 0,05 is.

Page 16: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

15

3. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de kenmerken van de onderzoeksgroep bij de baselinemeting

uitgewerkt en wordt het effect van de interventie op de kwaliteit van leven (RAND-36

vragenlijst), het gewicht en BMI in kaart gebracht.

3.1 Kenmerken deelnemers bij de baselinemeting

De onderzoeksgroep bestond uit 56 mensen, waarvan 37 vrouwen en 19 mannen. Dit

waren de deelnemers van fase I en II. Dit betekent dat 66% van de groep bestond uit

vrouwen en 44% uit mannen. In totaal hebben 43 personen het onderzoek afgerond, dus

er zijn 13 personen uitgevallen. Hiervoor zijn verschillende redenen opgegeven, zoals

gezondheidsproblemen, de motivatie niet meer kunnen opbrengen of lichamelijke

klachten.

Er zijn van 2 personen geen gegevens meegenomen omdat deze onbetrouwbaar waren.

Eén deelnemer is wel door de screening gekomen, maar door een meetfout bleek dat hij

eigenlijk niet tot de inclusiecriteria behoorde (te kleine buikomvang). Bij de andere

deelnemer is bij de screening de lengte gebruikt van de telefonische screening en deze

kwam niet overeen met de werkelijke lengte. De gegevens van deze mannen werden niet

meegenomen in deze scriptie.

In figuur 2 is het verloop van de deelnemers van de studie te zien.

De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 63,2 ± 6,0 jaar. De jongste deelnemer

was 55 jaar en de oudste 78 jaar. In tabel 2 zijn de kenmerken van de deelnemers bij de

baselinemeting te zien.

Page 17: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

16

Tabel 2. Kenmerken deelnemers bij de baselinemeting

Mannen

(N=13)

Gemiddelde ± SD

Vrouwen

(N=23)

Gemiddelde ± SD

Totaal groep

(N=36)

Gemiddelde ± SD

Leeftijd (jaren) 66,1 ± 7,1 62,6 ± 5,4 63,8 ± 6,2

Gewicht (kg) 102,7 ± 11,2 87,3 ± 9,8 92,9 ± 12,6

BMI (kg/m²) 33,8 ± 2,7 32,5 ± 3,8 33,0 ± 3,5

Vetpercentage * 36,4 ± 3,7 48,1 ± 4,4 43,9 ± 7,0

Percentage vetvrije massa * 63,5 ± 3,7 52,0 ± 4,4 56,0 ± 6,9 *N =12 mannen en 22 vrouwen, i.v.m. claustrofobie

In de resultaten werden ook de tijden van de fysieke testen meegenomen. De

gemiddelde tijd bij baselinemeting van de stoeltest, waarbij de deelnemers 5 keer zo snel

mogelijk moesten gaan zitten en staan, was 12,3 ± 3,8 seconden. De gemiddelde tijd

van de 400 meter looptest was 4:57 ± 0:43 minuten. De stoeltest is afgenomen bij 35

deelnemers, omdat één persoon jicht aan zijn teen had. De 400 meter wandeltest is

afgenomen bij 34 personen omdat dezelfde persoon jicht aan zijn teen had en er was een

deelneemster die met een stok liep en slecht ter been was.

3.2 Verschillen tussen de baselinemeting en eindmeting

In totaal hebben 36 personen de RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst ingevuld bij

de baseline- en eindmeting. Deze resultaten werden met elkaar vergeleken (tabel 3).

Hoe hoger de scores, des te hoger de kwaliteit van leven is.

De lichaamssamenstelling is gemeten bij 34 personen, omdat 2 personen niet in de

Bodpod wilden in verband met claustrofobie. We bekijken van 36 personen de resultaten,

zodat we het verband kunnen bekijken met de antwoorden op de RAND-36 vragenlijst.

Tijdens de studie zijn er 13 personen uitgevallen. Zij zijn gestopt met deelname en

hebben dus geen eindmeting gehad en hebben de RAND-36 vragenlijst hierbij niet

ingeleverd. Er zijn voor 5 personen verschillende verklaringen waarom de vragenlijst niet

was ingeleverd, waaronder dat de lijst kwijt was geraakt of was vergeten. En, zoals

hierboven al is vermeld, worden van 2 deelnemers de gegevens niet meegenomen in

verband met onbetrouwbare meetgegevens.

Lichaamsgewicht en lichaamssamenstelling

Het lichaamsgewicht van de deelnemers is significant afgenomen, wat inhoudt dat de

deelnemers zijn afgevallen. De BMI van de deelnemers is significant gedaald. De

hoeveelheid vetvrije massa (kg en %) en de hoeveelheid vetmassa (%) zijn ook

significant verlaagd. De hoeveelheid vetmassa (kg) is niet significant veranderd.

Gemiddeld zijn de deelnemers 3,9 ± 3,0% lichaamsgewicht verloren. De mannen zijn

gemiddeld 5,6 ± 2,7% lichaamsgewicht verloren en de vrouwen 2,9 ± 2,8%.

Page 18: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

17

Tabel 3. Effect van gewichtsverliesprogramma op lichaamsgewicht, RAND-36 score en fysieke testen.

Baselinemeting Week 0 (N=36) Gemiddelde ± SD

Eindmeting Week 13 (N=36) Gemiddelde ± SD

Verschil week 0 en 13 Gemiddelde ± SD

Verschil P-waarde

Leeftijd (jaren) Gewicht (kg) BMI (kg/m²) Vetmassa (kg) * Vetmassa (%) * Vetvrije massa (kg) * Vetvrije massa (%) *

RAND-36

Fysiek functioneren Sociaal functioneren Rolbeperkingen (fysiek) Rolbeperkingen (emotioneel) Mentale gezondheid Vitaliteit

Pijn Algemene gezondheidsbeleving Gezondheidsverandering Fysieke component Mentale component Stoeltest (sec)**

400 meter wandeltest (min)***

63,8 ± 6,2 92,9 ± 12,6 33,0 ± 3,5 40,2 ± 6,8 43,9 ± 7,0 51,9 ± 10,5 56,0 ± 6,9

80,0 ± 17,7 84,7 ± 19,9 79,2 ± 35,1 80,6 ± 36,8 72,3 ± 15,8 61,9 ± 16,4

75,4 ± 20,3 64,5 ± 12,6 51,4 ± 18,8 48,0 ± 6,8 48,9 ± 10,2 12,7 ± 3,8

4:57 ± 0:43

89,2 ± 11,4 31,5 ± 3,3 36,7 ± 9,0 41,7 ± 9,3 51,5 ± 11,0 58,2 ± 9,4

82,3 ± 17,7 82,3 ± 19,5 70,8 ± 39,0 77,8 ± 35,6 76,8 ± 13,8 64,9 ± 15,1

76,6 ± 25,8 65,8 ± 16,5 67,4 ± 24,5 47,5 ± 8,8 50,1 ± 7,2 -1,3 ± 3,6

-0:13 ± 0:26

-3,7 ± 3,1 -1,5 ± 1,1 - 3,6 ± 4,3 -2,3 ± 4,1 -0,3 ± 3,2 2,2 ± 4,2

2,3 ± 12,7 -2,4 ± 20,0 -8,3 ± 47,8 -2,8 ± 37,7 4,4 ± 14,9 2,9 ± 19,9

1,2 ± 16,3 1,3 ± 17,1 16,0 ± 26,8 -0,5 ± 7,3 1,2 ± 10,0 11,4 ± 3,0

4:44 ± 0:33

<0,001† <0,001† <0,001† 0,003† 0,542 0,006†

0,291 0,471 0,303 0,661 0,082 0,386

0,663 0,647 0,001† 0,699 0,478 0,046†

0,006†

† Significant, P=<0,05.

* N= 34 i.v.m. claustrofobie ** N= 35 *** N = 34

RAND-36 gezondheidstoestandvragenlijst

Zoals te zien in tabel 3 is er één significant verschil bij de scores van de RAND-36

vragenlijst van de baseline- en eindmeting. Dit betekent dat de kwaliteit van leven van

de deelnemers niet is gestegen of gedaald tijdens deelname aan het

gewichtsverliesprogramma, behalve de dimensie gezondheidsverandering. Deze dimensie

is significant gestegen, wat positief is. Voor de rest van de dimensies is er geen verschil

gevonden.

De score van de RAND-36 vragenlijst kan worden verdeeld onder twee hoofddimensies,

namelijk het fysieke component en het mentale component. Deze componenten werden

berekend met behulp van de 8 dimensies. Deze componenten zijn niet significant

veranderd.

In week 0, dus bij de baselinemeting, heeft niemand bij vraag 1 aangegeven dat zijn of

haar algemene gezondheid uitstekend was. 80,6% van de deelnemers beoordeelde deze

vraag als goed of hoger. 86% van de deelnemers beoordeelde deze vraag bij de

eindmeting als goed of hoger. Eén persoon beoordeelde zijn of haar algemene

gezondheid als uitstekend.

Vraag 2, die vroeg hoe de deelnemers hun gezondheid in het algemeen zouden

beoordelen in vergelijking met een jaar geleden, is in week 13 door 18 personen

positiever beantwoord dan in week 0 (p=0,002). De dimensie gezondheidsverandering,

die gekoppeld was aan deze vraag, was dan ook significant gestegen.

Page 19: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

18

Bij vraag 3 zijn twee significante verschillen gevonden. Bij de eindmeting scoorden de

deelnemers significant verschillend op twee subvragen van de vraag: ‘Wordt u door uw

gezondheid op dit moment beperkt bij deze bezigheden?’ Het ging hier om de subvragen

‘een paar trappen oplopen’ (p=0,035) en ‘100 meter lopen’ (p=0,046). De subvraag over

100 meter lopen is significant negatiever beantwoord en de subvraag over een paar

trappen oplopen is positiever beantwoord. Deze vraag hoort bij de dimensie fysiek

functioneren.

De antwoorden op vraag 4 zijn vaker negatief dan positief beantwoord bij de eindmeting,

in vergelijking met de baselinemeting. Deze vraag gaat over problemen bij werk of

andere dagelijkse bezigheden ten gevolge van de lichamelijke gezondheid (de dimensie

rolbeperking door fysiek probleem). Bij de beginmeting beoordeelden 77,8% van de

deelnemers deze vraag positief. Bij de eindmeting was dit 70,1%. Dit verschil was niet

significant.

Bij de antwoorden van vraag 5 was geen significant verschil te zien tussen week 0 en 13.

Deze vraag behoorde tot de dimensie rolbeperking door emotioneel probleem.

Bij de vragen 6, 7, 8, 10 en 11 zijn geen significante verschillen gevonden tussen de

begin- en eindmeting. Vraag 6 en 10 omvatten de dimensie sociaal functioneren en vraag

7 en 8 de dimensie pijn. Vraag 11 hoort, samen met vraag 1, bij de dimensie algemene

gezondheidsbeleving.

Bij vraag 9 was er wel een significant verschil gevonden, namelijk bij de vraag: ‘Hoe

vaak gedurende de afgelopen 4 weken voelde u zich erg zenuwachtig?’ (p=0,004). Deze

vraag was significant positiever beantwoord, dus de deelnemers waren minder vaak erg

zenuwachtig.

In het figuur 2A is de samenhang te zien tussen verandering in het mentale component

en de verandering in gewicht. In figuur 2B is de samenhang te zien tussen verandering in

het fysieke component en de verandering in gewicht. Zoals te zien aan de

correlatiewaarden zijn de verschillen niet significant, dus is er geen verband gevonden.

Het grootste deel van de onderzoeksgroep was tussen de 0 en de 6 kilo afgevallen, met 3

uitschieters die meer zijn afgevallen.

Figuur 2A. Correlatie mentale component en gewicht Figuur 2B. Correlatie fysieke component en gewicht

Page 20: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

19

Fysieke testen

Bij de fysieke testen is er een significante verbetering gemeten bij de stoeltest (p=

0,046) en de 400 meter wandeltest (p=0,006). De deelnemers hebben hier beter op

gescoord; zij hadden minder tijd nodig voor de testen.

Er is gekeken naar de samenhang tussen de wandelsnelheid van de 400 meter test en de

hoeveelheid vetvrije massa. Er is geen samenhang tussen deze twee variabelen

(r=-0,29 met een significantie van 0,876). Vervolgens is er gekeken naar de samenhang

tussen de wandelsnelheid van de 400 meter test en de hoeveelheid vetmassa. Hier is ook

geen verband tussen de variabelen gevonden. Ook is er geen significant verband

gevonden tussen de wandelsnelheid en het gewichtsverlies.

Met dezelfde variabelen voor de lichaamssamenstelling is er gekeken naar samenhang

met de tijd van de stoeltest. Bij geen van de variabelen is een significante correlatie

gevonden met de stoeltest.

Page 21: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

20

4. Discussie

De resultaten laten zien dat de kwaliteit van leven van de obese ouderen die deelnemen

aan het gewichtsverliesprogramma niet significant verandert. Dit komt niet overeen met

de hypothese die vooraf was vastgesteld, waarbij werd verwacht dat de kwaliteit van

leven zou verbeteren. Deze hypothese was gesteld naar aanleiding van de resultaten van

de beschreven onderzoeken, waarbij de kwaliteit van leven (gedeeltelijk) wel zijn

gestegen. Onze deelnemers beoordelen hun gezondheid in het algemeen, in vergelijking

met een jaar geleden, wel significant beter.

Meerdere studies laten zien dat de kwaliteit van leven, of bepaalde dimensies van de

kwaliteit van leven, van de deelnemers verbetert door deel te nemen aan een

gewichtsverliesprogramma. Wel moet worden gezegd dat de meeste studies gebruik

maken van een controlegroep, waarmee de interventiegroep kan worden vergeleken. Bij

onze studie maken we geen gebruik van een controlegroep. Als we hier wel gebruik van

zouden maken, zouden we wellicht beter kunnen zien welke invloed deelname aan het

gewichtsverliesprogramma heeft op de ouderen, in vergelijking met personen die niet

deelnemen. De vraag is ook of de kwaliteit van leven van de controlegroep gelijk blijft, of

juist achteruit gaat? Dat zou interessant zijn om te onderzoeken.

De studies die hieronder worden beschreven, tonen aan dat de kwaliteit van leven van

ouderen wel kan verbeteren tijdens deelname aan een gewichtsverliesprogramma.

In een studie van Villareal et al.28 wordt het effect van gewichtsverlies en sporten bij

fragiele obese ouderen onderzocht. Volgens de onderzoekers is het belangrijkste doel van

de studie dat het fysiek functioneren van de ouderen wordt verbeterd. Er is een

vergelijkbaar onderzoek gedaan als de Muscle Preservation Study, maar dan met een

controlegroep en behandelingsgroep. De behandelingsgroep kreeg 6 maanden wekelijks

gedragstherapie en 3 keer in de week training. Deze groep is 8,2 ± 5,7 kg afgevallen en

bij de controlegroep is het lichaamsgewicht constant gebleven. De kwaliteit van leven is

gemeten aan de hand van de SF-36 vragenlijst. Bij alle dimensies, behalve sociaal

functioneren, mentale gezondheid en rolbeperkingen door emotioneel probleem is de

kwaliteit van leven in de behandelingsgroep hoger dan in de controlegroep.

Blissmer et al.29 deden onderzoek naar de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven

van obese ouderen die 6 maanden training, voedingslessen en gedragstherapie kregen.

De kwaliteit van leven is gemeten aan de hand van de SF-36 vragenlijst. De deelnemers

kwamen na 12 en 24 maanden terug voor een follow-up assessment. Aan het begin van

de studie scoorden de deelnemers lager dan de Amerikaanse leeftijdspecifieke

populatienorm op de dimensies lichamelijke pijn, vitaliteit en mentale gezondheid. Over

het algemeen scoorden deze deelnemers redelijk hoog bij de baselinemeting, vergeleken

met de populatienorm. Na 6 maanden is er een stijging te zien bij fysiek functioneren,

algemene gezondheid, vitaliteit en de subschalen van de mentale gezondheid van de SF-

36 vragenlijst. Na 24 maanden bleven de meeste verbeteringen gehandhaafd, ondanks

wat gewichtstoename. Deze studie is langer dan onze studie. Misschien dat de duur van

het programma effect heeft op de resultaten van ons onderzoek. Hoe zou de kwaliteit

van leven zijn na een paar maanden? Een follow-up zou interessant kunnen zijn.

Kaukua et al.30 hebben onderzoek gedaan naar de kwaliteit van leven van obese ouderen

die zich aan een laag calorisch dieet hielden en gedragstherapie kregen. De deelnemers

kregen 10 weken een laag calorisch dieet voorgeschreven en gedurende 4 maanden

gedragstherapie. Deze kernelementen van deze gedragstherapie waren verandering van

voeding, beweging, zelfmonitoring, cognitieve herstructurering en terugvalpreventie. Na

2 jaar volgde een follow-up. De RAND-36 vragenlijst werd gebruikt in deze studie. De

minimale BMI voor deelname was 35 kg/m². Het gemiddelde ± SD gewichtsverlies was

12,5 ± 5,6% aan het einde van de therapie. Na 4 maanden zijn alle dimensies van de

kwaliteit van leven gestegen. De grootste stijging was te zien bij fysiek functioneren. Na

Page 22: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

21

een jaar zijn de scores van fysiek functioneren, lichamelijke pijn en algemene gezondheid

nog steeds hoger dan bij de baselinemeting, maar de verschillen zijn niet allemaal meer

significant. Het gemiddelde ± SD gewichtsverlies na een jaar was 6,0 ± 7,1%. Na 2 jaar

was alleen fysiek functioneren nog significant gestegen ten opzichte van de

baselinemeting. Het gemiddelde ± SD gewichtsverlies was 2,6 ± 7,5%. Bij de andere

dimensies zijn geen verschillen te zien in vergelijking met de resultaten van de

baselinemeting. De vraag is of de gedragstherapie invloed heeft op de resultaten. Als de

deelnemers van ons onderzoek ook gedragstherapie zouden krijgen, zou hun kwaliteit

van leven dan stijgen?

In een ander onderzoek van Kaukua et al.31 is onderzoek gedaan naar de kwaliteit van

leven van obese mannen met een BMI van 35 kg/m² of hoger. De opzet van de studie is

precies hetzelfde als de hierboven beschreven studie30. Zes maanden na de interventie

werd er een follow-up gedaan. Het gewicht van de controlegroep was stabiel gebleven en

de interventiegroep was gemiddeld 17,0 ± 7,4% gewicht verloren na de 4 maanden. Bij

de follow-up was dit 13,9 ± 7,8%. Tijdens de behandeling was geen enkele dimensie van

de kwaliteit van leven significant veranderd, maar waren er wel verbeteringen te zien bij

de algemene gezondheid, lichamelijke pijn, mentale gezondheid, rolbeperking

(emotioneel probleem) en vitaliteit. Aan het einde van de follow-up bleven de dimensies

fysiek en sociaal functioneren verbeterd. Deze resultaten van de kwaliteit van leven

komen gedeeltelijk overeen met onze resultaten; er is wel verbetering te zien, maar dit is

niet significant.

Deze studies tonen aan dat in het ene onderzoek de kwaliteit van leven wel verbetert en

bij de ander niet. In de onderzoeken zijn de dimensies niet altijd significant verhoogd,

maar sommigen toch verbeterd, wat ook in onze analyse bij verschillende dimensies het

geval is.

Wat een verklaring zou kunnen zijn voor het feit dat de kwaliteit van leven van onze

deelnemers niet significant is toegenomen, is dat de deelnemers niet zoveel zijn

afgevallen (3,9 ± 3,0 % van hun lichaamsgewicht). In de vergelijkbare studies die

hierboven zijn vermeld, zijn deze aantallen groter en zijn de deelnemers dus meer

gewicht verloren. Dit kan zeker invloed hebben op de beoordeling van de kwaliteit van

leven.

Een aantal vragen hebben slechter gescoord, omdat de belasting voor de deelnemers

redelijk hoog was en de ouderen hebben aangegeven dat ze minder tijd konden besteden

aan werk of andere bezigheden. Ook konden ze hun werk of bezigheden niet zo

zorgvuldig doen als ze gewend waren en gaven ze aan minder te hebben bereikt.

De resultaten van de RAND-36 vragenlijst vergeleken met de referentie

In tabel 4 (bijlage II) zijn de resultaten van de RAND-36 vragenlijst van de deelnemers

te zien in vergelijking met de referentiewaarde12. De deelnemers zijn verdeeld in

leeftijdscategorieën, net zoals is gedaan in de handleiding van de vragenlijst. Door de

uitkomsten van de deelnemers te vergelijken met een referentie, zijn we op zoek gegaan

naar een reden waarom de kwaliteit niet is gestegen. Ook kunnen we hierin zien hoe de

kwaliteit van leven bij de baselinemeting is beoordeeld.

Deze tabel laat zien dat de jongste groep deelnemers op de dimensie fysiek functioneren

bij de beginmeting al significant hoger scoorden dan de referentie (p=0,004). De

dimensie vitaliteit is bij de baselinemeting significant lager beoordeeld dan de referentie

(p=0,046).

Bij de eindmeting zijn er 3 dimensies significant verschillend met de referentie: fysiek

functioneren (p=0,001), sociaal functioneren (p=0,031) en gezondheidsverandering

(p=0,010). Dit toont aan dat de deelnemers significant anders scoorden dan de

Page 23: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

22

referentie, wat voor dimensies fysiek functioneren en gezondheidsverandering positief

was en voor de dimensie sociaal functioneren negatief.

Bij de groep van 65-75 jaar is er geen significant verschil bij de baselinemeting in

vergelijking tot de referentie. Bij de eindmeting is er één significant verschil gevonden,

namelijk bij de dimensie gezondheidsverandering (p=0,018). De deelnemers hebben

significant hoger gescoord dan de referentiewaarde.

Hoe kunnen deze scores verklaard worden? De verbetering van het fysiek functioneren,

dat te zien is bij de groep van 55-64 jaar, zou toegeschreven kunnen worden aan de

training die de deelnemers krijgen. Door de krachttraining zouden de deelnemers in het

dagelijks leven beter kunnen functioneren. Het gaat hier om activiteiten zoals

boodschappen dragen, trappen lopen en fietsen.

Het verslechteren van de dimensie sociaal functioneren in de jongste groep toont aan dat

de deelnemers meer belemmerd zijn in hun sociale activiteiten door hun lichamelijke

gezondheid of emotionele problemen dan de referentiegroep. Een eventuele verklaring

hiervoor zou kunnen zijn dat het gewichtsverliesprogramma erg intensief voor de

deelnemers was. Het programma vroeg veel tijd en inzet van de ouderen, waardoor ze

hier veel mee bezig waren en hierdoor minder ruimte hadden voor sociale contacten.

Door de krachttraining kunnen de deelnemers last hebben van spierpijn of een blessure,

waardoor ze minder goed in hun vel zitten. Bij sommige ouderen verliep het afvallen

moeizaam, wat zou kunnen zorgen voor emotionele moeilijkheden.

De verbetering van de dimensie gezondheidsverandering bij de eindmeting in allebei de

leeftijdscategorieën zou verklaard kunnen worden door het fitter worden door deelname

aan het gewichtsverliesprogramma.

Sterke en zwakke punten van het onderzoek

Gezien de beperkte omvang van de onderzoeksgroep, kunnen er geen harde conclusies

worden getrokken. De resultaten zijn wel verkregen met een gevalideerde vragenlijst

tijdens een wetenschappelijk onderzoek, maar er zijn toch aardig wat non-respons

gevallen en de gegevens kunnen niet worden vergeleken met een controlegroep. De duur

van het studieprogramma is redelijk kort, in vergelijking met andere onderzoeken. Als de

studie langer zou duren, zouden de deelnemers misschien meer bereikt kunnen hebben.

De studie heeft geen follow-up, waardoor het effect op langere termijn niet kan worden

gemeten.

Toch is het opvallend dat maar één dimensie van de kwaliteit van leven significant is

verbeterd, waardoor kan worden gesteld dat de kwaliteit van leven van de obese ouderen

niet is gestegen tijdens deelname aan het gewichtsverliesprogramma. Hier kunnen

conclusies uit getrokken worden; als we willen dat de kwaliteit van leven verbetert, dan

moet er iets veranderen aan het programma.

Page 24: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

23

5. Conclusie

De conclusie van dit onderzoek naar de kwaliteit van leven van obese ouderen is dat de

deelnemers wel significant in gewicht zijn afgenomen (p=<0,001), maar dat hun

kwaliteit van leven niet significant verbeterd is, op één dimensie na. De BMI van de

deelnemers is significant gedaald (p=<0,001), net zoals het aantal kg vetmassa

(p=<0,001), percentage vetmassa (p=0,03) en het percentage vetvrije massa

(p=0,006). De deelnemers beoordeelden hun gezondheid in het algemeen, in vergelijking

met een jaar geleden, significant beter (p=0,001).

Naar aanleiding van deze conclusie, kunnen er aanbevelingen worden gedaan voor de

beroepspraktijk. Verder onderzoek, met een controlegroep en eventueel een follow-up,

kan interessante resultaten opleveren. In dit verdere onderzoek zou rekening moeten

worden gehouden met de programmabelasting voor de deelnemers, zodat zij genoeg tijd

hebben voor hun dagelijkse bezigheden. Als er verder onderzoek wordt gedaan, is het

van belang dat de onderzoekspopulatie groot is en dat de RAND-36 vragenlijst wordt

toegelicht, voordat de deelnemers deze invullen. Ook zou er nagedacht kunnen worden

over de duur van het programma, dit zou ook van invloed kunnen zijn op de resultaten.

Wat in meerdere onderzoeken is toegepast, is gedragstherapie. De resultaten van deze

onderzoeken laten zien dat de kwaliteit van leven hierdoor (gedeeltelijk) verbeterd. 28,29,30 Daarom zou gedragstherapie een aanbeveling zijn voor verder onderzoek.

Dit onderzoek vraagt om een vervolgonderzoek, zodat de kwaliteit van leven van obese

ouderen die deelnemen aan een gewichtsverliesprogramma geoptimaliseerd kan worden.

Wat kan de diëtist hiermee?

Naast het evalueren van het gewicht en de lichaamssamenstelling is het van belang dat

de kracht en het fysiek functioneren van de ouderen wordt gemeten zodat het niet

achteruit gaat. Het is van belang dat er rekening wordt gehouden met de sociale

activiteiten van de oudere cliënten, dus het programma moet niet te belastend zijn. De

begeleiding kan ook een belangrijke factor zijn, zodat de ouderen de juiste voeding

kiezen, meer en blijven bewegen en worden voorbereid op een eventuele terugval.

Persoonlijke aandacht is voor deze doelgroep belangrijk.

Over de duur van de begeleiding moet ook worden nagedacht; des te langer de

begeleiding, des te meer resultaat?

Page 25: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

24

Literatuurlijst

1. Zelfgerapporteerde medische consumptie, gezondheid en levensstijl [database op

Internet]. Centraal Bureau voor de Statistiek. 2008. Beschikbaar via:

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=03799&D1=267-271&D2=0-

17&D3=0&D4=a&VW=T>

2. Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bevolking. Vergrijzing. Wat zijn de belangrijkste

verwachtingen voor de toekomst? 2011. Beschikbaar via:

http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/vergrijzing/toekomst/

3. Centraal Bureau voor de Statistiek. Thema’s. Bevolking. Publicaties. Artikelen en

persberichten. 2010. Regionale prognose 2009-2040: vergrijzing en omslag van groei

naar krimp. Beschikbaar via: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/52ED5DC2-A6CB-414A-

8C35-D3E963B36DA4/0/2009k4b15p35art.pdf

4. Wolfe RR, Miller SL, Miller KB. Optimal protein intake in the elderly. Clinical Nutrition

2008 Oct;27(5):675-84.

5. Evans WJ. Protein nutrition, exercise and aging. Journal of The American College of

Nutrition 2004 Dec;23 (6 Suppl):601S-9S.

6. Paddon-Jones D, Westman E, Mattes RD, Wolfe RR, Astrup A, Westerterp-Plantenga M.

Protein, weight management, and satiety. Journal of The American College of Nutrition

2008 May;87(5):1558S-61S.

7. Richtlijn Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen

[database op Internet]. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. 2008. P.86-87.

Beschikbaar via: http://www.cbo.nl/Downloads/307/rl_obesitas_08.pdf

8. Stenholm S, Harris TB, Rantanen T, et al. Sarcopenic obesity: definition, cause and

consequences. Current opinion in clinical nutrition and metabolic care 2008 Nov;

11(6):693-700.

9. Zamboni M, Mazzali G, Fantin F, et al. Sarcopenic obesity: a new category of obesity in

the elderly. Nutrition, Metabolism, and cardiovascular diseases: NMCD 2008 Jun;

18(5):388-95.

10. Timmerman KL, Volpi E. Amino acid metabolism and regulatory effects in aging.

Current opinion in clinical nutrition and metabolic care 2008 Jan;11(1):45-9.

11. Koopman R, Saris WH, Wagenmakers AJ, van Loon LJ. Nutritional interventions to

promote post-exercise muscle protein synthesis. Sports Medicine 2007;37(10):895-906.

12. Zee, van der, K, Sanderman, R. Het meten van de algemene gezondheidstoestand

met de RAND – 36. Een handleiding. 1993. Beschikbaar via:

http://www.rug.nl/gradschoolshare/research_tools/assessment_tools/RAND-

36_handleiding.pdf

13.Nationaal Kompas Volksgezondheid. Gezondheid en ziekte. Functioneren en kwaliteit

van leven. Kwaliteit van leven. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. Drie

instrumenten voor de kwaliteit van leven. 2011. Beschikbaar via:

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-

leven/kwaliteit-van-leven/drie-instrumenten-voor-de-kwaliteit-van-leven/#nwid_1

14. Scoring RAND-36 of SF-36. 2002. Beschikbaar via: http://www.kmin-

vumc.nl/images/upload/File/Scoring%20RAND-36-versie%202010.sps

15. Duvigneaud N, Matton L, Wijndaele K, et al. Relationship of obesity with physical

activity, aerobic fitness and muscle strength in Flemish adults. The journal of sports

medicine and physical fitness 2008;48:201-210.

16. Pan HJ, Cole BM, Geliebter A. The benefits of body weight loss on health-related

quality of life. Journal of the Chinese Medical Association 2011 Apr;74(4):169-75.

17. Villareal DT, Chode S, Parimi N, et al. Weight loss, exercise, or both and physical

function in obese older adults. The New England Journal of

Medicine 2011 Mar;31;364(13):1218-29.

18. Fontaine KR, Barofsky I, Bartlett SJ, et all. Weight loss and health-related qualitye of

life: results at 1-year follow-up. Eating Behaviors 2004 Jan;5(1):85-8.

19. Kolotkin RL, Ross D, Crosby, G. The relationship between health-related quality of life

and weight loss. Obesity research 2001;9,564-571.

Page 26: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

25

20. Di Francesco V, Zamboni M, Zoico E, et al. Relationships between leisure-time

physical activity, obesity and disability in elderly men. Aging clinical and experimental

research 2005;17(3):201-6.

21.Villareal DT, Miller BV, 3rd, Banks M, et al. Effect of lifestyle intervention on metabolic

coronary heart disease risk factors in obes older adults. American Journal of Clinical

Nutrition 2006;84(6):1317-23.

22.Tsuzuku S, Kajioka T, Endo H, et al. Favorable effects of non-instrumental resistance

training on fat distribution and metabolic profiles in healthy elderly people. The European

Physical Journal Applied Physics 2007;99(5):549-55.

23.Verney J, Kadi F, Saafi MA, et al. Combined lower body endurance and upper body

resistance training improves performance and health parameters in healthy active

elderly. European Journal of Applied Physiology. 2006 Jun;97(3):288-97. 24. Villareal DT, Banks M, Sinacore DR, et al. Effect of weight loss and exercise on frailty

in obese older adults. Archives of Internal Medicine 2006;166(8):860-6.

25. Cosmed. Pulmonary Function Equipment. Products. Body composition. Gold Standard

(BOD POD GS). 2012. Beschikbaar via:

http://www.cosmed.com/index.php?option=com_content&view=article&id=1262&Itemid

=310&lang=en

26. Rowett Institute of Nutrition and Health. Eduweb. Body composition. 2012.

Beschikbaar via: http://www.rowett.ac.uk/edu_web/sec_pup/body_comp.pdf

27. Siri, W. E. Body composition from fluid spaces and density: analysis of methods.

Nutrition 1993 Sep-Oct;9(5):480-91; discussion 480,492.

28. Villareal DT, Banks MD, Sinacore DNS, et al. Effect of weight loss and exercise on

frailty in obese older adults. Archives of Internal Medicine 2006;166:860-866.

29. Blissmer B, Riebe D, Dye G, et al. Health-related quality of life following a clinical

weight loss intervention among overweight and obese adults: intervention and 24 month

follow-up effects. Health Qual Life Outcomes 2006 Jul;17;4:43.

30. Kaukua J, Pekkarinen T, Sane T, et al. Health-related quality of life in obese

outpatients losing weight with very-low-energy diet and behaviour modification – a 2-y

follow-up study. International Journal of Obesity 2003;27,1233-1241.

31.Kaukua J, Pekkarinen T, Sane T and Mustajoki P. Health-related quality of life in WHO

Class II-III obese men losing weight with very-low-energy diet and behavior

modification: a randomized clinical trial. International Journal of Obesity 2002;26,487-

495.

Page 27: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

Bijlagen

BIJLAGE I

RAND-36 vragenlijst:

Page 28: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens
Page 29: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens
Page 30: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens
Page 31: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens
Page 32: De verandering in kwaliteit van leven van obese ouderen tijdens

BIJLAGE II

Tabel 4. Gemiddelden en standaarddeviaties van de referentie, schaalscores vergeleken met de resultaten van de RAND-36 van de deelnemers bij de baselinemeting en eindmeting.

55-64 jaar

N =140

Referentie 12

Gemiddelde ± SD

55-64 jaar N = 20 Baseline Gemiddelde ± SD

P- waarde

55-64 jaar N = 20 Eindmeting Gemiddelde ± SD

P- waarde

Fysiek functioneren 72,2 ± 24,4 83,2 ± 15,2 0,004† 86,0 ± 16,2 0,001† Sociaal functioneren 86,6 ± 21,4 77,5 ±23,5 0,100 74,4 ± 23,5 0,031† Rolbeperkingen (fysiek probleem) 76,5 ± 38,1 75,0 ± 34,4 0,848 75,0 ± 33,4 0,843 Rolbeperkingen (emotioneel probleem) 90,1 ± 24,5 81,7 ± 33,3 0,271 81,7 ± 27,5 0,187 Mentale gezondheid 77,1 ± 18,7 71,2 ± 15,1 0,097 72,0 ± 13,1 0,098 Vitaliteit 67,0 ± 21,3 61,3 ± 12,0 0,046† 64,3 ± 13,9 0,387 Pijn 74,7 ± 25,0 64,7 ± 25,5 0,095 70,6 ± 34,4 0,601 Algemene gezondheidsbeleving 64,4 ± 22,2 62,3 ± 15,4 0,539 65,3 ± 18,4 0,838 Gezondheidsverandering 48,7 ± 15,4 53,8 ± 20,3 0,280 66,3 ± 27,2 0,010†

65-75 jaar

N = 118

Referentie 12

Gemiddelde ± SD

65-75 jaar N = 15 Baseline Gemiddelde ± SD

P- waarde

65-75 jaar N = 15 Eindmeting Gemiddelde ± SD

P- waarde

Fysiek functioneren 66,7 ± 26,0 75,0 ± 20,9 0,162 77,7 ± 24,4 0,103 Sociaal functioneren 83,2 ± 23,7 84,2 ± 18,6 0,843 81,7 ±21,6 0,787 Rolbeperkingen (fysiek probleem) 69,1 ± 42,5 85,0 ± 29,6 0,056 75,0 ± 36,6 0,542 Rolbeperkingen (emotioneel probleem) 82,9 ± 33,8 82,2 ± 37,5 0,945 75,6 ± 42,7 0,516 Mentale gezondheid 75,9 ± 17,3 72,0 ± 16,8 0,385 78,1 ± 15,8 0,594 Vitaliteit 64,2 ± 22,0 63,0 ± 19,0 0,810 63,0 ± 16,9 0,787 Pijn 74,8 ± 28,0 76,6 ± 22,9 0,765 70,0 ± 27,1 0,499 Algemene gezondheidsbeleving 60,1 ± 23,9 63,3 ± 12,6 0,338 63,3 ± 16,2 0,453 Gezondheidsverandering 46,8 ± 20,5 43,3 ± 17,6 0,458 65,0 ± 26,4 0,018†

† = Significant, p=<0,05.