De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

178
DE TOEKOMST BEGINT VANDAAG! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024 Directie HRM Nationale Politie

description

 

Transcript of De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

Page 1: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

De toekomst begint vanDaag!Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

Directie HRM Nationale Politie

Page 2: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024
Page 3: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

inhoudsopgave

Voorwoord ............................................................................................................ 3

Ten geleide ........................................................................................................... 5

De papers in drie delen ........................................................................................ 7

Deel 1 Trends & ontwikkelingen ...................................................................... 17

1. Internationaal politiewerk in Nederland .............................................. 18

Prof. dr. mr. Hans Nelen

2. Economische ontwikkelingen en criminaliteit in Nederland ............... 34

Dr. Ben Vollaard

3. Geestelijke gezondheidzorg en maatschappelijke ondersteuning in

tijden van bezuinigingen: wat zijn de gevolgen voor de politie? ...... 48

Drs. Maarten Davelaar e.a.

Deel 2 Het Politievak ......................................................................................... 67

4. Nationale Politie, Dilemma’s voor de politie in maatschappij 3.0 ....... 68

Gevraagd: ‘de gevorderde diender’

Prof. dr. Henri Beunders

5. Vertrouwen in de politie ....................................................................... 88

Prof. dr. Pieter Winsemius e.a.

6. Hoe regel je ruimte? Over het belang en de betekenis van ruimte

voor politieprofessionals (in de Nationale Politie) ............................. 104

Prof. dr. Mirko Noordegraaf

Page 4: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

Deel 3 Politieorganisatie & politiemedewerkers ........................................... 121

7. Relevantie van onzekerheden op de externe arbeidsmarkt voor

de strategische personeelsplanning van de Nationale Politie ........... 122

Dr. Frank Cörvers

8. Hoe de politie vitaal, eigentijds en aantrekkelijk voor alle

generaties kan zijn .............................................................................. 140

Dr. Aart C. Bontekoning

9. De politieorganisatie als flexibele organisatie ................................... 152

Dr. Anneke Goudswaard e.a.

Over de auteurs ................................................................................................ 173

Page 5: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

5

voorwoord

Met veel genoegen bied ik u deze bundel papers aan. Het zijn negen waar-

devolle artikelen van evenzoveel wetenschappers, geschreven op uitnodi-

ging van de Nationale Politie. De papers helpen ons bij onze verkenning

van de toekomst. Er is immers veel gaande. Een belangrijke vraag die ons

bezighoudt is: welk type politiemedewerker heeft de Nationale Politie in de

toekomst nodig? Politiewerk is en blijft tenslotte mensenwerk.

De waarde van deze papers is vooral dat de wetenschappers ons nieuwe ken-

nis, adviezen en informatie geven waarmee wij direct aan de slag kunnen.

Kennis over de betekenis van specifieke ontwikkelingen op het politie-

werk, zoals de verwachte toename van het aantal kwetsbare groepen in de

samenleving, de beperkte invloed van de economie op de criminaliteit en

de complexere analyses die voor internationaal opsporingswerk nodig zijn.

Adviezen om te zorgen voor de ‘gevorderde diender’ die zijn weg weet in de

fysieke én virtuele wereld, die het vertrouwen van de burger heeft en zijn

ruimte vindt in het werken met standaarden. Informatie over de ontwikke-

lingen op de arbeidsmarkt, de verwachtingen van generaties en een schets

van de politieorganisatie als flexibele organisatie.

Kortom, u heeft een rijke oogst in handen. Ik wens u veel inspiratie!

Leon Kuijs

Kwartiermaker / beoogd directeur

Bureau Kwartiermaker Nationale Politie i.o.

Page 6: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

6

Page 7: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

7

ten geleide

We leven in een dynamische, snelle fase. Grenzen vallen weg. Iedereen is

overal bereikbaar. Nieuws verspreidt zich in hoog tempo via internet en

social media. De bevolking vergrijst. Er is sprake van een wereldcrisis door

handel in derivaten, de euro staat onder druk. Zomaar enkele voorbeelden

van invloeden die ons leven veranderen.

Wat betekenen al deze veranderingen voor het werk van de politie nu en

in de toekomst? Wordt het politievak complexer? Aan welke eisen moet de

politiemedewerker van de toekomst voldoen? En hoe groot is de vraag naar

politiemedewerkers voor de verschillende politieprocessen? Ofwel, om welke

aantallen gaat het? Antwoorden op deze vragen zijn nodig om te zorgen

dat de Nationale Politie nu en straks over voldoende goed toegeruste mede-

werkers beschikt. Alle reden dus om vanuit HRM aan de slag te gaan met de

ontwikkeling van een strategische personeelsprognose voor de Nationale

Politie.

Onder de noemer ‘Het Politievak in 2020 – 2024’ zijn we begonnen en heb-

ben we een eerste stap gezet: de uitwerking van een visie op het politievak

en de kwaliteiten die nodig zijn om dit vak goed te kunnen vervullen. De

uitkomst is beschreven in het document ‘De toekomst begint vandaag! 16

richtingaanwijzers voor de strategische personeelsprognose van de Nationale

Politie. De volgende stap is het opstellen van de strategische personeelsprog-

nose zelf.

We hebben verschillende werkwijzen gevolgd om de ontwikkelingen in de

maatschappij en in het politievak in kaart te brengen. We hebben expert-

meetings georganiseerd en interviews gehouden met politiemedewerkers,

vertegenwoordigers van organisaties in het veiligheidsdomein en andere

stakeholders. Ook hebben we negen befaamde wetenschappers gevraagd

om een item voor ons uit te diepen.

Page 8: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

8

We zijn zeer verheugd dat zij hiertoe bereid zijn geweest. Hun bijdragen

vindt u in deze bundel. Waardevolle adviezen waarmee we in het vervolg

van het proces ons voordeel mee gaan doen.

Dineke Oldenhof

Kwartiermaker HRM Nationale Politie

Bureau Kwartiermaker Nationale Politie i.o.

Page 9: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

9

De papers in drie delen

De negen papers gaan over thema’s die te maken hebben met

de ontwikkeling van de strategische personeelsprognose. We

hebben ze verdeeld in drie groepen: trends & ontwikkelingen,

het politievak en politieorganisatie & politiemedewerkers.

Deel I Trends & ontwikkelingen

Trends en ontwikkelingen staan centraal in de eerste drie papers. Wat is de

invloed van de internationale ontwikkelingen op het politiewerk? Zal de

economische crisis tot meer criminaliteit leiden? En welke gevolgen kan dit

hebben voor de zwakkeren in onze maatschappij?

Deel II Het politievak

In de tweede serie papers staan ontwikkelingen in het politievak centraal. De

eerste paper gaat over vertrouwen en verbinding. Hoe kan de politie in onze

pluriforme, complexe samenleving in verbinding blijven staan met de ver-

schillende bevolkingsgroepen en met hen een duurzame relatie opbouwen?

De tweede paper gaat over de dilemma’s waarmee de politie te maken krijgt

door de opmars van internet en de social media. De derde paper gaat over

de vraag: wat betekent professionele ruimte voor een politiemedewerker?

Deel III Politieorganisatie & politiemedewerkers

De derde serie papers gaat over de politiemedewerkers en de politieorgani-

satie. Met welke ontwikkelingen op de arbeidsmarkt moeten we rekening

houden? Wat verwachten toekomstige medewerkers van het werken bij de

politie en wat is een flexibele politieorganisatie?

De volledige papers zijn te vinden vanaf pagina 17. Een korte samenvatting

van elk paper vindt op de volgende pagina’s.

Page 10: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

10

De papers in het kort

i trends & ontwikkelingen

Paper 1: Internationaal politiewerk in Nederland

Prof. dr. mr. Hans Nelen

Er zijn complexe analyses nodig om georganiseerde criminali-

teit internationaal op te sporen

Hoe ontwikkelt de Nederlandse politie zich in Europa als het gaat om de

aanpak van de georganiseerde criminaliteit? En wat betekent dit voor

de kwaliteiten van politiemedewerkers? Daarover gaat de eerste paper

van professor Nelen van de Universiteit Maastricht. Nelen laat zien dat de

criminele samenwerkingsverbanden geen duurzame, piramidale organisa-

ties zijn, maar meer de kenmerken hebben van een netwerkorganisatie.

Vanwege deze wijze van organiseren en het grensoverschrijdende karakter

van de georganiseerde criminaliteit pleit hij ervoor dat ook in internationaal

verband concepten als nodal governance en informatie-gestuurde opsporing

worden ingevuld. Zijn pleidooi is belangrijk voor informatiemedewerkers

en rechercheurs. Het veronderstelt bijvoorbeeld een bredere basisken-

nis van geld-goederen-mensen-en informatiestromen. Welke bewegingen

zijn gangbaar en welke wijken af van reguliere handelspatronen? Steeds

vaker zullen data uit verschillende informatiebronnen aan elkaar moeten

worden geknoopt. Dit vraagt van analisten de vaardigheid om aan de hand

van – bij voorkeur wetenschappelijk onderbouwde – hypotheses verschil-

lende datasystemen te bevragen. Nelen pleit verder voor een grotere rol van

financiële en forensische experts bij het bepalen van de strategie en tactiek

in opsporingsonderzoeken. Tenslotte wijst Nelen op de ontwikkelingen in

cyberspace waardoor de aard en verschijningsvormen van de georganiseerde

criminaliteit zullen veranderen. Ook hierop zal de Nationale Politie moeten

inspelen, stelt Nelen.

Page 11: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

11

Paper 2: Economische ontwikkelingen en criminaliteit

in Nederland

Dr. Ben Vollaard

Politieke keuzes zijn meer bepalend voor het politiewerk dan

de economische situatie

Is er een relatie tussen economische ontwikkelingen en de criminaliteit? En

zo, ja welke invloed heeft de economische situatie dan op criminaliteit? Vol-

laard, universitair docent aan de economische faculteit Universiteit Tilburg,

legt uit dat er inderdaad een relatie tussen economie en criminaliteit kan

bestaan. Dat wil zeggen: als je ervan uitgaat dat illegaal gedrag een keuze

is en niet het resultaat is van ingeboren en vroeg aangeleerde eigenschap-

pen. Empirisch onderzoek waarin is aangetoond dat illegaal gedrag sterk van

de omgeving afhangt en dat veel mensen weinig principieel zijn, onder-

steunt het economische perspectief. Vraag is vervolgens: leidt economische

tegenspoed tot meer criminaliteit? Het antwoord op deze vraag is niet zo

eenvoudig. Vollaard vertelt dat er eigenlijk alleen bewijs is voor een lichte

toename van veel voorkomende criminaliteit, met name diefstal. Het gaat

om diefstal die voornamelijk door jonge mannen wordt gepleegd en waarbij

sprake is van dalende lonen voor laagbetaald werk. Als het gaat om de wit-

teboordencriminaliteit en georganiseerde misdaad is er geen bewijs. Er zijn

voorbeelden dat deze vormen van criminaliteit bij economische tegenwind

toenemen, maar er zijn ook voorbeelden van het tegendeel, aldus Vollaard.

Wel verwacht hij dat de aanpak van witteboordencriminaliteit een grotere

politieke prioriteit krijgt in tijden van economische crisis. Ook op het gebied

van de georganiseerde criminaliteit is de politiek meer bepalend voor het

werk van de politie dan de economische situatie.

Page 12: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

12

Paper 3: Geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijk

ondersteuning in tijden van bezuinigingen: wat zijn

de gevolgen voor de politie?

Drs. Maarten Davelaar e.a.

Meer kwetsbare burgers betekent meer politiecapaciteit

Onze maatschappij is een complexe netwerkmaatschappij. Wat betekent dit

voor de zwakke groepen in onze samenleving?

Maarten Davelaar en collega’s van het Hilde Verwey-Jonkerinstituut

beantwoorden deze vraag in de derde paper. Ze geven een schets van een

vergrijzende netwerksamenleving waarin het voor kwetsbare groepen moei-

lijk overleven is. Kwetsbare groepen kunnen het tempo van de maatschap-

pelijke ontwikkelingen en van het dagelijks leven moeilijk bijhouden. Het

aantal kwetsbare mensen neemt bovendien toe. Zo is het aantal ouderen,

laagopgeleiden en werklozen die niet of nauwelijks participeren verdubbeld

naar zo’n vier procent van de bevolking. Door de internationale migratie

ontstaat ook een groter potentieel aan kwetsbare burgers. Voor de politie

zijn deze ontwikkelingen goed merkbaar. Geschat wordt dat twintig tot

dertig procent van het politiewerk GGZ-gerelateerd is. In deze sector spelen

zich ontwikkelingen af die energie van de politieorganisatie blijven vragen,

zoals de nieuwe drempels om de groei van de GGZ te remmen, waardoor

GGZ-gerelateerde incidenten zullen blijven toenemen. De auteurs noemen

specifieke risicogroepen die op de middellange termijn aandacht van de

politie en haar partners zullen vragen: buurtbewoners met psychiatrische

problematiek, dak- en thuislozen, verslaafden, licht verstandelijk gehandi-

capten, en solistische dreigers. De politie zal extra capaciteit moeten inzetten

op haar signalerende en adviserende functie en nog meer moeten investeren

in samenwerking met de GGZ en andere partijen.

Page 13: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

13

ii Het Politievak

Paper 4: Dilemma’s voor de politie in maatschappij 3.0.

Gevraagd: ‘de gevorderde diender’

Prof. dr. Henri Beunders

Een moderne diender is zichtbaar op internet en op straat

Wat betekenen social media en internet voor het politiewerk? Die vraag

beantwoordt professor Beunders van de Erasmus Universiteit in deze vierde

paper. Een van de boodschappen die hij geeft, is dat het politiewerk de laat-

ste decennia weliswaar sterk is beïnvloed door technologische uitvindingen,

maar dat de kern van het politiewerk niet is veranderd. Politiewerk gaat om

de mens. En de natuur van de mens verandert niet of nauwelijks. Wij heb-

ben nu dezelfde angsten en verlangens als de eerste Homo Sapiens. Wij zijn

holbewoners. Telkens als er een conflict is tussen onze primitieve verlangens

en de moderne technologie zullen die primitieve verlangens het winnen. Als

we de keuze hebben tussen high tech en high touch zullen we altijd kiezen

voor high touch. Voor de politie moet daarom de mens als ‘oermens’ het

uitgangspunt blijven. Wel is natuurlijk de maatschappelijke context aan het

veranderen. Nu al is duidelijk dat het werk van de politie in de multicultu-

rele, hoogtechnologische consumptiemaatschappij complexer en moeilijker

is dan vroeger. Elke agent moet een ‘gevorderde diender’ worden. In digitaal

opzicht, maar niet minder in communicatief opzicht op straat. Elke agent

moet kennis hebben van de eerste beginselen van programmeren om de

beschikbare software goed te kunnen gebruiken. Een gevorderde diender

neemt deel aan de ‘community’, deelt zoveel mogelijk data met de burgers

en spreekt verkeerde of racistische informatie tegen. Hij zet de technologie

in om efficiënter te werken, maar blijft present in de fysieke ruimte. Als

ordehandhaver én als communicator.

Page 14: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

14

Paper 5: Vertrouwen in burgers

Prof. dr. Pieter Winsemius e.a.

Investeer in nieuwe vormen van binding met burgers

Hoe kan de politie in verbinding blijven met burgers? In deze vijfde paper

stelt Winsemius van de WRR dat er een stevige basis is voor burgerbetrok-

kenheid. Wel is een gedifferentieerde aanpak nodig. Daarbij is het belangrijk

dat de politie op zoek gaat naar sleutelfiguren in een wijk of buurt die in

staat zijn hun achterban mee te nemen en de verbinding te leggen met de

politie en andere instellingen. Bij groepen minder toegeruste burgers kun-

nen deze sleutelfiguren ontbreken en in die gevallen ligt er een belangrijke

rol voor buurtagenten, aldus Winsemius. Zij zullen het evenwicht moeten

vinden tussen steunen en loslaten. Om de wisselwerking tussen burgers en

‘dienders’ nog meer te versterken, is het nodig om te investeren in nieuwe

vormen van binding. Winsemius geeft vier vormen van binding. De eerste

vorm is: eigen kracht door samenbinding. Frontlijnsturing en de eigen kracht

van de gemeenschap zijn het uitgangspunt waarbij de politie solide in de

gemeenschap is verankerd. Scherp houden door dwarsbinding is de tweede

vorm. Het gaat hier om allerlei vormen van informatie-uitwisseling en nieu-

we ideeën die kunnen worden ingebracht. Vervolgens komt tegenbinding

aan de orde: burgers die elkaar niet kennen en alleen gezamenlijk belang

hebben bij een civiele – ‘fatsoenlijke’ – omgang. Zij creëren in de toevallige

ontmoeting nieuwe spelregels en gaan elkaar als ‘vertrouwde vreemden’

zien. Tenslotte is er de bovenbinding waarbij beleidsmakers en politici open-

staan voor de inbreng van de frontlinie.

Page 15: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

15

Paper 6: Hoe regel je ruimte?

Prof. dr. Mirko Noordegraaf

Ontwikkel samen met de politieprofessionals handige

standaarden

Hoe kan binnen een grootschalige organisatie als de Nationale Politie zoveel

mogelijk ruimte op de werkvloer worden gerealiseerd? Professor Noor-

degraaf van de Universiteit Utrecht geeft in deze zesde paper antwoord

op deze vraag. Het beeld van de autonome professional wekt verkeerde

verwachtingen, stelt Noordegraaf. Geen enkele professional is immers vrij

en autonoom. Integendeel, ‘echte’ professionals zoals artsen werken juist

effectief dankzij een gebrek aan ruimte. Zij werken op basis van standaarden

die door de beroepsgroep zelf zijn gemaakt en zij kennen de richtlijnen voor

het handelen in specifieke gevallen. Ook voor politiemedewerkers is het

belangrijk dat zij gestandaardiseerd werken. Het maakt hun werk niet alleen

mogelijk, maar legitimeert het ook. Bovendien is het politiewerk vaak com-

plex en zijn technische en ethische richtlijnen nodig. Tenslotte is er de con-

text van de rechtstaat van waaruit standaarden voortkomen. Het gaat om

het creëren van leefbare en werkbare standaarden, aldus Noordegraaf. Juist

omdat politieagenten in veeleisende en tegenwerkende contexten werken

die hun professionaliteit onder druk zetten. Zijn advies: zorg dat politiepro-

fessionals zich mede-eigenaar voelen van standaarden. Zorg dat standaarden

ook voor hen betekenis hebben. Zo moet bijvoorbeeld duidelijk zijn waarom

een bepaalde registratie nodig is en wat ermee gebeurt. Tenslotte moeten

standaarden ook praktisch hanteerbaar zijn. Dit veronderstelt een goede

samenwerking tussen managers en professionals.

Page 16: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

16

iii Politieorganisatie & politiemedewerkers

Paper 7: Relevantie van onzekerheden op de externe arbeids-

markt voor de strategische personeelsplanning van de

Nationale Politie

Dr. Frank Cörvers

De vraag naar personeel is bijna niet te voorspellen

Met welke ontwikkelingen op de arbeidsmarkt moeten we rekening houden?

Die vraag beantwoordt Cörvers, onderzoeker bij het Researchcentrum voor

Onderwijs en Arbeidsmarkt. Hij laat zien dat het aandeel jongeren dat in de

toekomst de arbeidsmarkt betreedt, daalt en dat het opleidingsniveau toe-

neemt. Tegelijkertijd neemt ook de vraag naar hoger opgeleiden toe. Cörvers

relativeert het belang en het nut van deze prognoses door erop te wijzen dat

het erg moeilijk is om te bepalen wat de precieze ‘vraag’ naar personeel is. Zo

is bijvoorbeeld de vraag naar politiemedewerkers afhankelijk van de politieke

keuzes en prioriteiten. Nog moeilijker is het om iets te zeggen over de toe-

komstige vraag naar politiemedewerkers. Cörvers somt een reeks keuzes op die

hierop van invloed zijn. Worden bijvoorbeeld taken uitbesteed of afgestoten?

Kan er meer gebruik worden gemaakt van ICT? Is hiervoor specifieke expertise

nodig? Deze en andere vragen bepalen de behoefte aan politiemedewerkers,

in omvang en in samenstelling. Kortom keuzes van het politiemanagement

hebben invloed op hoe de vraag naar politiepersoneel zich ontwikkelt. Om

adequaat in te spelen op de onzekerheden op de arbeidsmarkt en de politieke

keuzes adviseert hij een flexibele inrichting van de werving van politieperso-

neel, door bijvoorbeeld meer beloningsdifferentiatie tussen specialismen toe te

laten. Hierdoor worden schaarse specialisten beter beloond. Ook een flexibeler

opleidings- en carrièremodel en verschillende contractvormen zijn mogelijkhe-

den om goed in te kunnen spelen op de vraag naar personeel.

Page 17: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

17

Paper 8: Hoe de politie vitaal, eigentijds en aantrekkelijk voor

alle generaties kan zijn

Dr. Aart C. Bontekoning

Wees je bewust van de verschillen tussen generaties

Wat verwachten toekomstige medewerkers van het werken bij de politie?

Uitgangspunt in de achtste paper van Bontekoning is dat een organisatie bij

de tijd, vitaal en aantrekkelijk blijft als elkaar opvolgende generaties hun

evolutionaire werk doen. Elke generatie reageert als vanzelf op wat niet-

vitaal is. Wat wel vitaal is, nemen opvolgende generaties van de vorige over.

Het tempo en de kwaliteit van deze evolutionaire ontwikkelingen worden

bepaald door de aanwezigheid van de informele leiders in een generatie en

door steun van en interactie met de leiders van andere generaties. Bonteko-

ning geeft een schets van de kenmerken van de vijf generaties. De heldere

digi-generatie (2000-2015) die nu opgroeit en waarvan de eerste mensen in

2020 de politieorganisatie zullen betreden. Generatie Y (1985-2000) op zoek

naar creatieve ruimte en authenticiteit. De pragmatische generatie (1970-

1985) die zich voorbereidt op het leiderschap in de volgende levensfase.

Generatie X (1955-1970) die nu klaarstaat om het leiderschap van de protest-

generatie over te nemen. En tenslotte de protestgeneratie (1940-1955) die

vitaler en actiever is dan de vorige generatie senioren. Bewustwording van

de verschillen tussen generaties is een eerste stap om elkaars krachten beter

te kunnen benutten. Belangrijk is om te achterhalen wat bij iedere generatie

de meeste energie opwekt. Hoe kun je deze inzetten bij het vormgeven van

een nieuwe politie? Onder regie van generatie X kunnen informele leiders

van elke generatie in dit bewustwordingsproces een centrale rol krijgen.

Page 18: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

18

Paper 9: De politieorganisatie als flexibele organisatie

Dr. Anneke Goudswaard e.a.

Laat basisteams zelf het werk organiseren

Flexibiliteit is een belangrijke voorwaarde voor veel organisaties om in te

kunnen spelen op de veranderingen in de maatschappij. Dit geldt natuur-

lijk ook voor de politieorganisatie. Hoe kan de politieorganisatie dit doen?

Goudswaard van TNO geeft twee modellen waarop de politieorganisatie

flexibiliteit kan organiseren. Met het eerste model rekt zij ons denken op

door een organisatie te schetsen waarin gekozen is voor maximale flexibili-

teit. Deze vorm heeft voor de politie praktische en fundamentele bezwaren

en heeft het gevaar in zich dat haar integriteit wordt aangetast. Daarom

zet zij er een tweede model naast. In dit model presenteert zij een mix van

organisatorische en personele flexibiliteit. Organisatorische flexibiliteit kan

bijvoorbeeld worden bereikt als de basisteams de mogelijkheid krijgen om

het werk zelf te organiseren en als er ruimte is om snel te schakelen. Perso-

nele flexibiliteit gaat over medewerkers die breed inzetbaar zijn en worden

uitgedaagd in hun professionele autonomie. Om de flexteams optimaal in

te zetten, adviseert Goudswaard een nieuwe vorm van capaciteitsmanage-

ment waarbij de inzet van deze flexteams wordt bekeken in samenhang

met de organisatie van de werktijden in de basisteams. Hier passen vormen

van individueel roosteren bij waarbij medewerkers zelf een goed evenwicht

vinden tussen de taken die moeten worden gedaan, het moment waarop en

hun eigen belangen. Tenslotte kunnen ook flexibele contracten een bijdrage

leveren aan een flexibele organisatie.

Page 19: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

19

Deel 1 trends & ontwikkelingen

1. Internationaal politiewerk in Nederland

Prof. dr. mr. Hans Nelen

2. Economische ontwikkelingen en criminaliteit in Nederland

Dr. Ben Vollaard

3. Geestelijke gezondheidzorg en maatschappelijke ondersteu-

ning in tijden van bezuinigingen: wat zijn de gevolgen voor

de politie?

Drs. Maarten Davelaar e.a.

Page 20: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

20

Prof. dr. mr. Hans Nelen,

hoogleraar criminologie verbonden aan de faculteit rechtsgeleerdh

eid van Maastricht University.

Page 21: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

1 Ook kan gewezen worden op de rapporten die tot stand zijn gekomen in het kader van het Nationaal Dreigingsbeeld Zware of Georganiseerde Criminaliteit (KLPD/DNRI, 2004; KLPD/IPOL, 2008)

21

1. internationaal politiewerk in nederlandProf. dr. mr. Hans Nelen, Faculteit rechtsgeleerd-heid van Maastricht University.

1. Introductie

Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw staat de bestrij-

ding van georganiseerde criminaliteit in Nederland hoog op de agenda

van de politiek, de opsporingsinstanties, ‘justitie’, het bestuur en andere

relevante maatschappelijke partners. Niet toevallig is ook de wetenschappe-

lijke aandacht voor dit fenomeen de afgelopen twee decennia met sprongen

toegenomen, getuige onder andere de rapportages van de onderzoeksgroep

Fijnaut in het kader van de parlementaire enquête opsporingsmethoden

(Fijnaut e.a.,1996) en die van de onderzoeksgroep van het WODC/EUR in

het kader van de monitor georganiseerde criminaliteit (Kleemans e.a., 1998

en 2002; Van de Bunt e.a., 2007). 1 Al deze rapportages draaien in essen-

tie om vier hoofdvragen: de wie-vraag (hoe zien de criminele samenwer-

kingsverbanden eruit?), de wat-vraag (welke criminele activiteiten worden

ontplooid?), de hoe-vraag (welke modi operandi worden gebruikt en hoe

schermen de netwerken zich af?) en de hoeveel-vraag (hoeveel wederrech-

telijk verkregen voordeel wordt gegenereerd en hoe en waarin wordt dat

geïnvesteerd?). Goed beschouwd zijn we in de afgelopen twintig jaar vooral

over de eerste drie vragen veel wijzer geworden. Niet alleen dankzij de

bovengenoemde onderzoeksrapportages, maar ook dankzij tal van andere

publicaties die in de afgelopen decennia aan het thema georganiseerde

criminaliteit zijn gewijd. Over de laatste onderzoeksvraag – waar blijft het

geld? – weten we het minste, al wordt langzamerhand ook het veld van de

criminele investeringen en het witwassen van wederrechtelijk verkregen

voordeel voorzichtig verkend.

Page 22: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

22

De wetenschappelijke kennisaccumulatie heeft er niet alleen toe geleid dat

we het fenomeen georganiseerde criminaliteit beter kunnen doorgronden

en duiden maar ook dat gepaster op dit probleem wordt gereageerd. Wat

het laatste betreft kan onder andere gewezen worden op het inzicht dat bij

de bestrijding en indamming van georganiseerde criminaliteit niet uitslui-

tend politie en justitie betrokken moeten zijn, maar dat ook een beroep

moet worden gedaan op allerhande andere (publieke en private) partners.

Niettemin vervult ook bij wat tegenwoordig wordt aangeduid als de geïn-

tegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit de politie onverkort een

sleutelrol. De auteur van dit paper heeft zich op verzoek van de opdrachtge-

ver gebogen over de volgende vragen:

Hoe ontwikkelt de positie van de Nederlandse politie in Europa zich als het

gaat om de aanpak van de internationaal georganiseerde criminaliteit?

Welke kwaliteiten hebben de politiemedewerkers nodig om die positie van

de Nederlandse politie waar te maken en een effectieve bijdrage te leveren

aan de aanpak van de internationaal georganiseerde criminaliteit?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden wordt allereerst het zoeklicht

gezet op het te bestrijden fenomeen. Op basis van de afgelopen decen-

nia verschenen studies wordt beknopt uiteengezet wat we weten over de

organisatie en werkwijze van criminele organisaties en welke ontwikkelin-

gen op dat terrein te verwachten zijn. Vervolgens wordt een schets gege-

ven van de positie van de Nederlandse politie in relatie tot de Europese en

internationale samenwerkingspartners bij de aanpak van de internationaal

georganiseerde misdaad. Tot slot wordt ingegaan op de kennis, vaardighe-

den en kwaliteiten waarover politiemedewerkers dienen te beschikken om

de toegevoegde waarde van de Nederlandse politie bij de bestrijding van

de internationale georganiseerde criminaliteit te vergroten. Vanwege de

beperkte omvang van dit paper worden de verschillende aspecten slechts op

hoofdlijnen behandeld.

Page 23: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

23

2. Ontwikkelingen in de organisatie en werkwijze van

criminele samenwerkingsverbanden

2.1. Wijze van organisatie

Er is inmiddels voldoende empirisch bewijs voorhanden om de hypothese

te onderbouwen dat georganiseerde criminaliteit, zoals zich dat in het

grootste deel van Europa manifesteert, niet – of slechts in uitzonderingsge-

vallen – voldoet aan het beeld van duurzame, piramidale organisaties met

een strenge hiërarchie, een duidelijke taakverdeling, een gedragscode en

een intern sanctiesysteem. De wijze van organiseren laat zich beter beschrij-

ven als criminal networking. Spapens (2006) heeft in zijn proefschrift helder

uiteengezet hoe uit ‘vijvers’ van potentiële delictplegers specifieke criminele

samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan. Binnen die reservoirs kunnen

vier functietypen worden onderscheiden: organisatoren, financiers, hulp-

krachten en dienstverleners. Om tot concrete samenwerking te komen is het

noodzakelijk dat de leden van het netwerk onderling verbonden zijn door

informatierelaties. Zodra een aantal leden van het criminele netwerk deel

gaat nemen aan de uitvoering van criminele bedrijfsprocessen is er sprake

van een crimineel samenwerkingsverband (Spapens, 2006). De samenwer-

king krijgt veelal gestalte langs de lijn van sociale relaties en vertrouwen

(trust) speelt daarbinnen een crucial rol. Ondanks dat er geen sprake is van

een piramidale opbouw bestaan in dergelijke criminele samenwerkingsver-

banden wel degelijk hiërarchische verhoudingen of - met een beter woord

- afhankelijkheidsrelaties. De betrokkenen vervullen binnen een crimineel

samenwerkingsverband verschillende rollen. Om over de grenzen heen

te kunnen opereren zijn bijvoorbeeld personen nodig die in staat zijn om

(sociale en geografische) afstanden te overbruggen en contacten te leggen

met relevante derden. Deze spinnen in het criminele web worden in de

rapportages van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit aangeduid als

‘bruggenbouwers’ (Kleemans e.a., 2002; Van de Bunt e.a., 2007). De zoge-

naamde ‘facilitators’ verrichten hun activiteiten vaak in de periferie van de

criminele samenwerkingsverbanden, maar vormen in het grotere netwerk

Page 24: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

24

wel degelijk knooppunten. Zij verlenen hun diensten soms aan meerdere

criminele samenwerkingsverbanden. Documentenvervalsers, transporteurs,

BV-makelaars, geldwisselaars en financiële adviseurs zijn hier voorbeelden

van (Kleemans e.a., 2002).

2.2. De aard van de criminele activiteiten

De beschikbare wetenschappelijke publicaties maken duidelijk dat georga-

niseerde criminaliteit in Nederland zich vooral manifesteert in de vorm van

smokkel van mensen (mensenhandel, mensensmokkel), van verboden waar,

zoals drugs, wapens en gestolen auto’s, en in de vorm van illegale grensover-

schrijdende handelingen, zoals ondergronds bankieren en het ontduiken van

heffingen en accijnzen. Het transitkarakter van de georganiseerde crimina-

liteit in Nederland wordt in vrijwel alle publicaties benadrukt. De aange-

troffen criminele samenwerkingsverbanden zijn er niet primair op gericht

zich te vestigen in de economische en politieke instellingen van de Neder-

landse samenleving of zich te manifesteren als een alternatieve overheid

in bepaalde bedrijfstakken of regio’s. Plegers van georganiseerde misdaad

liften eerder mee op bestaande goederen- en geldstromen in Nederland dan

dat zij zelf onderdelen van de infrastructuur in bijvoorbeeld de transport- en

financiële sector onder controle houden. Wel worden dergelijke bedrijfs-

takken gebruikt om misdrijven te kunnen plegen of te kunnen verheimelij-

ken en om misdaadgelden te besteden. De vastgoedsector is daarvan een

goed voorbeeld. Het ‘Klim-op’-onderzoek van de FIOD naar grootschalige

malversaties in deze sector heeft duidelijk gemaakt dat bij bestudering van

criminaliteitsgevoelige branches niet het beperkte blikveld moet worden

gekozen van een ‘ongerepte bovenwereld’ die bezoedeld dreigt te raken

door elementen uit ‘de onderwereld’. Veeleer moet worden ingezoomd

op de gelegenheidsstructuur en -cultuur die malafide praktijken mogelijk

maken. Deze zienswijze, geïnspireerd door de in de criminologie welbe-

kende gelegenheidsbenadering, heeft in de Nederlandse setting geleid tot

de preventieve en bestuurlijke aanpak en de introductie van tal van nieuwe

concepten, zoals het ‘barrièremodel’, ‘tegenhouden’ en ‘ondermijning’.

Page 25: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

25

De implicatie van de onderzoeksbevinding dat Nederland zowel voor legale

als voor illegale doeleiden wordt gebruikt als doorvoerland is dat de politie

geacht wordt veel energie te steken in het bemoeilijken van het laatste. De

andere lidstaten in de Europese Unie verwachten van ons land dat er aan-

toonbaar inspanningen worden verricht om grensoverschrijdende criminali-

teit te beteugelen, zelfs als het om delictvormen gaat die in onze prioriteits-

stelling niet hoog scoren. Ook in dit opzicht staat de politie er overigens niet

alleen voor, want diverse partners, zoals de Douane, Koninklijke Marechaus-

see, bijzondere opsporingsdiensten – maar ook toezichthoudende instanties

en private partijen – dragen een steentje bij aan deze geïntegreerde aanpak

van georganiseerde smokkel.

2.3 Criminele bedrijfsprocessen

Criminele bedrijfsprocessen kunnen in de regel worden opgeknipt in verschil-

lende logistieke deelprocessen die van betekenis zijn voor respectievelijk de

goederenstroom, de informatiestroom en de geldstroom (Spapens, 2006).

Binnen die deelprocessen kunnen, afhankelijk van een specifieke sociale

context, verschillende bedrijfsmiddelen – waaronder geweld en corruptie –

worden aangewend. Het duiden van de sociale context is van belang, want

criminele activiteiten worden nimmer gepleegd in een maatschappelijk

vacuüm.2 In verschillende boeken en rapporten die betrekking hebben op de

georganiseerde criminaliteit is gewezen op de symbiotische relatie met de

maatschappelijke omgeving. Drugshandelaren hebben de maatschappelijke

omgeving bijvoorbeeld in meer dan één opzicht nodig om hun illegale acti-

viteiten voor te bereiden, uit te voeren en om het wederrechtelijk verkregen

vermogen wit te wassen. Maar vanuit diezelfde omgeving komen onvermij-

delijk ook tegenkrachten op gang om de illegale activiteiten in de kiem te

smoren, dan wel te beëindigen. Het laatste krijgt in het bijzonder gestalte in

2 Waar in de ene situatie het omkopen van ambtenaren bijvoorbeeld een onmisbaar onderdeel is van de logistiek van het bedrijfsproces, zal dat in een ander geval niet nodig zijn. Het is bijvoorbeeld allesbehalve toeval dat er slechts een betrekkelijk gering aantal gevallen van corruptie in de Rotterdamse haven wordt aangetroffen. Zolang het mogelijk is om zonder omkoping van douaniers hoeveelheden drugs in- en door te voeren, zullen criminele ondernemers niet naar dit bedrijfsmiddel grijpen.

Page 26: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

26

de vorm van een opsporingsonderzoek.

De politie neemt in haar strategische positionering in toenemende mate het

netwerkkarakter van de samenleving als uitgangspunt. In het licht van de

hierboven vermelde stromen en knooppunten ligt die nodale oriëntatie van

de politie ook voor de hand. Bekkers e.a. (2006) hebben aandacht gevraagd

voor de gelaagdheid van knooppunten. De eerste laag wordt gevormd

door de ICT-infrastructuur. De tweede door geografische knooppunten en

centra (‘hubs and nodes’). Amsterdam is bijvoorbeeld één van de financiële

centra van Europa – en mede om die reden ook een aantrekkelijke crimi-

nele marktplaats (Huisman e.a., 2003) – terwijl de haven van Rotterdam niet

alleen een fysiek knooppunt van goederenstromen maar ook een knooppunt

van logistieke informatiestromen is. De derde laag wordt gevormd door een

bepaalde elite, die toegang heeft tot deze ruimte van stromen en de kennis

en informatie die daar worden aangeboden ook gebruikt ter ondersteuning

van de eigen belangen en posities. Voor criminele organisaties is het van

belang om toegang te krijgen of deel uit te gaan maken van deze elite en

de instituties van de elite; onder andere met het oog op het witwassen van

crimineel geld (Bekkers e.a., 2006).

Inzicht in deze knooppunten dient niet alleen gebaseerd te zijn op een

statisch beeld van een dergelijk knooppunt, maar moet voortdurend gevoed

worden door up-to-date informatie uit verschillende – dus ook niet-politi-

ele – bronnen. Dit stelt hoge eisen aan de kwaliteit en legitimiteit van de

informatievoorziening. Behalve een betrouwbare en goed afgeschermde

infrastructuur wordt van de betrokken misdaadanalisten verwacht dat zij uit

verschillende invalshoeken en disciplines naar een knooppunt kunnen kijken.

Op basis van criminaliteitsbeeldanalyses worden opsporingsactiviteiten geïni-

tieerd die niet alleen gericht zijn op het opsporen van strafbare feiten en

vervolgen van de betrokken verdachten maar ook op het verstoren van het

criminele netwerk en het interveniëren in criminele bedrijfsprocessen. Het

arsenaal aan interventiemogelijkheden waarover de politie in dat verband

beschikt is nu al bijzonder uitgebreid – variërend van het periodiek volgen

Page 27: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

27

van potentiële daders, de inzet van uiteenlopende bevoegdheden op grond

van de wet BOB, het inbeslagnemen van goederen, geld, of luxe goederen,

het zaaien van onrust in een crimineel netwerk etc. etc. – en zal vanwege

de technologische vooruitgang alleen maar groter worden. Daar staat

tegenover dat verdergaande globalisering van de economie en technologi-

sche innovatie ook criminelen beter in staat zullen stellen om hun modus

operandi aan te passen, hun criminele activiteiten te maskeren en/of nieuwe

criminele activiteiten aan de dag te leggen. Eén van de uitdagingen die de

Nederlandse politie de komende jaren te wachten staat is om bijtijds op

deze nieuwe ontwikkelingen te anticiperen. Dat betekent onder andere dat

de door de politie gehanteerde beïnvloedingsmechanismen niet eenzijdig

zijn gericht op het criminele bedrijfsproces – en daarbinnen vooral op de

goederen- en mensenstroom – van een specifiek crimineel samenwerkings-

verband. Het blikveld zal moeten worden verruimd en meer aandacht zal

uit moeten gaan naar de criminogene factoren en omstandigheden die het

plegen van georganiseerde criminaliteit binnen bepaalde sectoren faciliteren

en bevorderen.

3. De positie van de Nederlandse politie in internationaal

perspectief

3.1 Schaalvergroting en het risico van teloorgang van

informele netwerken

In Nederland zijn op centraal niveau de structurele voorwaarden gecreëerd

om gegevensuitwisseling en internationale samenwerking soepel te laten

verlopen. De komst van de Nationale Politie zal vermoedelijk weinig veran-

dering brengen in de positie en rol die de Nationale Recherche en IPOL nu

al vervullen in het internationale verkeer. Ook de Internationale Rechtshulp-

centra (IRC’s) waarin de politie en het OM samenwerken bij de afhandeling

van rechtshulpverzoeken zullen naar verwachting blijven bestaan. Alle tien

regionale eenheden (en parketten) krijgen naar verluidt de beschikking over

een IRC.

Page 28: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

28

Grensoverschrijdende politiesamenwerking kan echter niet alleen bestaan

bij de gratie van centrale voorzieningen. Integendeel: het succes van

grensoverschrijdende initiatieven berust veelal op wederzijds vertrouwen

en situationele logica (Den Boer, 2007). Tegen de achtergrond dat georgani-

seerde criminaliteit geworteld is in een specifiek lokale context is het zaak

dat – in het bijzonder in de grensstreek – de lijnen tussen politiekorpsen en

daarbinnen werkzame functionarissen kort zijn. Informele netwerken zijn

van oudsher de katalysator en smeerolie voor internationale samenwerking.

Geautomatiseerde informatiesystemen hebben er weliswaar toe bijgedragen

dat gemakkelijker langs digitale weg over en weer basispolitieinformatie

kan worden opgevraagd, maar voor andere, verdergaande vormen van

samenwerking is het opbouwen en instandhouden van een relatienetwerk

nog steeds onontbeerlijk. Vanuit België en Duitsland wordt in dit opzicht

met enige zorg gekeken naar de mogelijke gevolgen van de ontwikke-

ling in Nederland in de richting van een Nationale Politie (Nelen e.a., 2012

forthcoming). Men is vooral bezorgd dat schaalvergroting aan Nederlandse

zijde de één-op-één contacten zal bemoeilijken. Ervaringen in het verleden

hebben geleerd dat reorganisaties een zware wissel kunnen trekken op de

opgebouwde netwerken en samenwerkingsrelaties. Het is zaak hieraan bij

de implementatie van de Nationale Politie voldoende aandacht te besteden

en bij de inrichting van de nieuwe organisatie ook voldoende oog te hebben

voor de wensen en behoeften van de buitenlandse partners.

3.2 Meer responsiviteit

De Nederlandse politie staat in internationaal perspectief te boek als een

professionele organisatie. Binnen Europa weten de specialistische eenhe-

den binnen de verschillende recherchediensten, zoals de CIE, technische

recherche, arrestatie- en observatieteams, elkaar in de regel ook goed te

vinden. Daarnaast heeft de inrichting van voorzieningen op het terrein van

de uitwisseling van politie-politie-informatie en het bieden van rechtshulp

– de al genoemde IRC’s – de internationale politiesamenwerking bevorderd.

Tegenover deze positieve aspecten staat echter ook een aantal factoren en

Page 29: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

29

omstandigheden dat het functioneren van de Nederlandse politie in het

buitenland bemoeilijkt. In de eerste plaats betreft dat de criminele poli-

tiek die door de Nederlandse overheid op een aantal terreinen – drugs,

prostitutie etc. – wordt gevolgd waarvoor in andere landen onvoldoende

begrip bestaat. De Nederlandse politie kan negatieve beeldvorming op dit

punt slechts in beperkte mate beïnvloeden. Een belangrijker obstakel voor

internationale politiesamenwerking vloeit echter voort uit het feit dat de

organisaties en managementstrategieën van de recherchediensten in ver-

schillende landen niet goed op elkaar aansluiten (Spapens en Fijnaut, 2005;

Nelen e.a., 2012, forthcoming). De structuur die in Nederland door middel

van prioritering, weegploegen en projectmatig werken in het recherchewerk

is aangebracht 3 zorgt in andere Europese landen – België voorop – al jaren

voor irritatie en frustratie. Terecht of onterecht heeft in een aantal landen

de overtuiging postgevat dat de Nederlandse politie onvoldoende capaciteit

vrijmaakt voor zaken die in andere landen belangrijk worden geacht. Daar-

door zouden rechtshulpverzoeken uit andere landen bijvoorbeeld te lang op

afhandeling blijven liggen of niet de behandeling krijgen die ze verdienen.

Om in internationaal verband intensieve samenwerking te realiseren is

onderkenning van wederzijdse afhankelijkheid een cruciale factor. Partijen

moeten zich realiseren dat ze met soortgelijke criminaliteitsproblemen wor-

den geconfronteerd en dat het toegevoegde waarde heeft om daartegen

gemeenschappelijk op te trekken. Een belangrijk bijkomend aspect is dat de

overtuiging bestaat dat de kosten en baten van de samenwerking eerlijk zijn

verdeeld over de partijen. Geen van de partijen moet het idee hebben dat er

vooral inspanningen worden verricht ten behoeve van anderen en dat daar

weinig eigen baten tegenover staan. De Nederlandse politie zal gezien de

negatieve beeldvorming die op dit punt over haar functioneren bestaat extra

haar best moeten doen om in de richting van de buitenlandse collega’s meer

sensitiviteit aan de dag te leggen en zich meer rekenschap te geven van de

wensen en behoeften die aan de andere kant van de grens bestaan. Dat ver-

3 Het in Nederland vigerende opportunitieitsbeginsel maakt dit projectmatig werken ook mogelijk. In landen waarin het legaliteitsbeginsel leidend is - zoals Duitsland – is het selecteren van zaken aanmerkelijk moeilijker.

Page 30: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

30

onderstelt in de eerste plaats een heldere uitleg van de keuzen die worden

gemaakt. De nadruk zal evenwel op meer moeten liggen dan uitsluitend op

communicatie. Want ondanks de overtuiging onder leidinggevenden van

recherchediensten dat zij zich veel inspanning getroosten om over het keu-

zeproces klare wijn te schenken in de richting van de collega’s over de grens,

lijkt men in het buitenland niet altijd ontvankelijk voor deze uitleg. De stu-

die van Vermeulen en Van Damme (2010) naar de Nederlandse afhandeling

van Belgische rechtshulpverzoeken laat klip-en-klaar zien dat men vanuit het

buitenland niet alleen woorden maar daden verwacht. Dat betekent onder

andere dat bij de inschatting in een weegploeg van de ernst van de overlast

die door een crimineel samenwerkings-verband wordt veroorzaakt niet uit-

sluitend door een Nederlandse bril naar de materie gekeken wordt maar dat

ook rekening wordt gehouden met de opvattingen die daarover in de buur-

landen bestaan. Door een responsievere opstelling worden de vooruitzich-

ten van ‘winst’ voor de buitenlandse partners explicieter gemaakt, hetgeen

uiteindelijk aan beide zijden van de grens tot een win-winsituatie zal leiden.

Dit impliceert uiteraard de aanwezigheid van voldoende capaciteit. Bij de

toebedeling van middelen in het kader van de vorming van de Nationale

Politie moet hiermee, meer dan nu het geval is, rekening worden gehouden.

3.3 Niet te ver voor de muziek uit

In Nederland is de aanpak van georganiseerde criminaliteit geïnspireerd

door concepten als intelligence led policing, nodal policing en nodal

governance. De Engelse terminologie verraadt al dat deze concepten van

Angelsaksische oosprong zijn. Afgezien van het Verenigd Koninkrijk heeft in

Europees verband deze manier van denken echter nog lang niet overal wor-

tel geschoten. Onderkend moet worden dat grensoverschrijdende politiesa-

menwerking nog steeds overwegend een reactief karakter heeft. Verzoeken

om ondersteuning gaan in de regel uit in opsporingsonderzoeken die al in

een ander land zijn gestart. Dit gegeven laat onverlet dat de in de vorige

paragraaf beschreven organisatieverbanden en bedrijfsprocessen van geor-

ganiseerde criminaliteit ook in internationaal verband schreeuwen om een

Page 31: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

31

meer op het model van Informatie gestuurde opsporing geënte werkwijze.

Nederland moet zijn voortrekkersrol op het terrein van de nodale oriëntatie

dan ook trachten te benutten door buitenlandse partners te overtuigen van

de toegevoegde waarde van het concept, maar moet tegelijkertijd waken

niet te ver voor de muziek uit te marcheren. Ter illustratie van de even-

wichtskunst die in dit opzicht van de Nederlandse politie wordt verwacht kan

gewezen worden op de programmatische aanpak van ernstige criminaliteit.

Met deze term wordt gedoeld op een aanpak waarin een fenomeen zowel

op lokaal, regionaal niveau als op landelijk en waar nodig internationaal

niveau wordt aangepakt en waarin alle betrokken partijen in onderlinge

samenhang een werkwijze ontwikkelen waarbij zowel de bestuurlijke, de

strafrechtelijke als de internationale aspecten voldoende aan bod komen. De

programmatische aanpak wordt toegepast in zogenoemde proeftuinen. Dit

zijn leeromgevingen waar politie en OM niet alleen opsporen met inno-

vatieve opsporingsmethoden, maar ook andere partners betrekken bij het

bestrijden van het criminaliteitsprobleem. Inmiddels is het startschot gege-

ven voor de oprichting van tien Regionale Informatie- en Expertise Centra

(RIEC’s). Deze fungeren als informatieknooppunt tussen verschillende bij de

geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit betrokken instanties,

zoals de politie, het OM, de belastingdienst, de FIOD, de Inspectie SZW en

het bestuur. Dit type samenwerking mag in Nederland de afgelopen jaren

gemeengoed zijn geworden, maar in Europees verband zijn dergelijke allian-

ties met niet-politiële partners nog allesbehalve vanzelfsprekend. De Euregio

Maas-Rijn wordt vaak aangehaald als schoolvoorbeeld van grensoverschrij-

dende politiesamenwerking, maar in het Duitse en Belgische deel van deze

regio is een dergelijke geïntegreerde aanpak bijvoorbeeld onbekend – en

vanwege juridische barrières is informatieuitwisseling op de schaal zoals dat

in Nederland plaatsvindt ook niet mogelijk. Tegelijkertijd moet worden vast-

gesteld dat in sommige Belgische zones met toenemende interesse naar de

in Nederland ontwikkelde bestuurlijke aanpak wordt gekeken. Exemplarisch

voor die belangstelling is het besluit in het voorjaar van 2012 van de Belgi-

sche gemeente Genk om de mogelijkheden te verkennen van een bestuurlij-

ke aanpak van georganiseerde criminaliteit – en daarbij ondersteund wordt

Page 32: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

32

door het Nederlands-Limburgse RIEC. Op dit knooppunt vinden dus in een

bepaald deel van de Euregio Nederlandse en Belgische partijen elkaar, maar

het is zeker niet gezegd dat deze vorm van samenwerking zonder meer ook

in andere deelgebieden van Europa kan worden geïntroduceerd.

De uitdaging zal de komende jaren zijn om de betrokken nationale en inter-

nationale partners om de tafel te krijgen en hen per knooppunt of stroom

in samenspraak te laten bepalen welke rol ieder kan en wil innemen met

betrekking tot de invulling van de specifieke nodale oriëntatie die men in

gedachten heeft. Wie is bijvoorbeeld de regisseur van de handhavingsactivi-

teiten rondom een bepaald knooppunt? Wil men zelf het voortouw nemen

of de regie overlaten aan een politiedienst of opsporingsorganisatie aan de

andere kant van de grens? En dienen er partners te worden gezocht buiten

de sfeer van de strafrechtelijke rechtshandhaving?

4. Kennis en vaardigheden

Het verder uitrollen van concepten als nodal governance en intelligence led

policing in nationaal en internationaal verband veronderstelt dat bepaalde

competenties en vaardigheden van de politiefunctionarissen die met deze

concepten moeten werken worden aangescherpt. In de sfeer van criminali-

teitsbeeldanalyses bijvoorbeeld mag van analisten worden verwacht dat zij

beschikken over gedegen vakinhoudelijke kennis van knooppunten en de

bewegingen en stromen die daar plaats vinden. Dergelijke analyses doen

een beroep op een bredere kennisbasis dan in het verleden het geval was.

Voor het detecteren, doorgronden en duiden van geld-goederen-mensen- en

informatiestromen in een bepaalde markt is het noodzakelijk dat de analis-

ten weten welke bewegingen gangbaar zijn in die markt en welke afwijken

van reguliere handelspatronen. Een aspect dat in dat verband extra aandacht

behoeft betreft de financiële kant van georganiseerde criminaliteit. Hoewel

aan het financieel rechercheren meer aandacht lijkt te worden besteed dan

een decennium geleden het geval was, spitst die aandacht zich nog steeds

te veel toe op het sluitstuk van de aanpak van georganiseerde criminaliteit,

Page 33: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

33

het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel. In de strategische en

operationele sfeer wordt onvoldoende onderkend dat het voor de inrichting

en sturing van opsporingsonderzoeken uitermate relevant is om al in een zo

vroeg mogelijk stadium te beschikken over financiële informatie en – in het

verlengde daarvan – om financieel deskundigen een zwaardere stempel te

laten drukken op de te volgen strategie en tactiek (Nelen, 2010). Datzelfde

geldt – afhankelijk van het type criminaliteit – ook voor de invloed van

andere (forensische) experts.

Een andere implicatie van de nodale oriëntatie is dat in de sfeer van infor-

matieverzameling, verwerking en analyse in toenemende mate gewerkt zal

worden met gegevens die uit meer en verscheidene bronnen afkomstig zijn.

Met het aan elkaar knopen van steeds meer datasets wordt de vraag steeds

urgenter hoe uit de brei van gegevens waardevolle intelligence kan worden

afgeleid. Het bevragen van datasystemen aan de hand van – bij voorkeur

wetenschappelijk onderbouwde – hypotheses zal alleen maar belangrijker

worden.

Tenslotte is het met het oog op de toekomst onontkoombaar om ook even

stil te staan bij de ontwikkelingen in cyberspace. Niet alleen zullen deze

ontwikkelingen hun schaduw werpen over de aard en verschijningsvormen

van georganiseerde criminaliteit – nieuwe vormen zullen het licht zien,

modus operandi worden gewijzigd etc. – maar ook zullen zij uitdagingen en

problemen met zich mee brengen voor de bestrijding en preventie daarvan.

Een belangrijk aspect bij de inrichting van de Nationale Politie is dat er op

alle niveaus – regionaal, nationaal en internationaal – adequaat kan worden

ingespeeld op criminele groepen die zich bewegen in een digitale omgeving

en misbruik maken van de mogelijkheden die deze omgeving biedt. Daarbij

zal de discussie zich niet moeten verengen tot instrumentele vragen rondom

effectiviteit en efficiency. Minstens zo belangrijk zal in de toekomst de vraag

zijn aan welke grenzen de politie in een digitaal onbegrensde wereld gebon-

den is en moet zijn. Die normatieve discussie moet niet buiten de politie om

gevoerd worden. Zij dient daar ook zelf stelling in te nemen.

Page 34: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

34

5. Tot slot

De maatschappelijke omgeving waarin de politie opereert en de vormen van

criminaliteit waarmee zij wordt geconfronteerd, zijn de afgelopen decen-

nia ingrijpend gewijzigd. Met de hulp van de wetenschap is de kennis over

de te bestrijden fenomenen aanmerkelijk toegenomen en is ook de aanpak

van een aantal nieuwe impulsen voorzien. Ook heeft zich op het terrein

van de rechtshandhaving een aantal nieuwe spelers aangediend. De politie

laat zich in haar managementstrategie in toenemende mate leiden door

de nodale oriëntatie en informatiegeleide opsporing c.q. politiezorg. Deze

denkrichtingen zijn in grote delen van de wereld nog niet in dezelfde mate

omarmd als in Nederland het geval is. In deze bijdrage is uiteengezet dat dit

gegeven voor het politiewerk in internationaal verband een risico maar ook

een uitdaging inhoudt. Indien de Nederlandse politie in staat is om de lijnen

richting de buitenlandse collega’s kort te houden, voldoende sensitiviteit

aan de dag weet te leggen ten aanzien van hun wensen en behoeften en de

benodigde kennis en vaardigheden in de organisatie weet te borgen, zullen

de uitdagingen groter zijn dan de afbreukrisico’s.

Literatuur

- Bekkers, V., van Sluis, A., Siep, P. (2006) De nodale oriëntatie van de Neder-

landse politie: over crimininaliteitsbestrijding in de netwerksamenleving.

Bouwstenen voor een beleidstheorie. Erasmus Universiteit Rotterdam: Rot-

terdam.

- Boer, M.G.W. den (2007). Internationale politiesamenwerking. In: Fijnaut,

C.J.C.F., Muller, E.R., Rosenthal, U., Torre, E.J. van der (red.). Politie; Studies

over haar werking en organisatie. Deventer: Kluwer.

- Bunt, H.G. van de, E. Kleemans (2007) Georganiseerde criminaliteit in

Nederland: Derde rapportage op basis van de WODC-monitor. Den Haag:

WODC.

- Fijnaut, C.J.C.F., F. Bovenkerk, G. Bruinsma, H.G. van de Bunt (1996), Eind-

Page 35: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

35

rapport onderzoeksgroep Fijnaut, in: Enquêtecommissie Opsporingsmetho-

den, Inzake Opsporing, bijlage VII. Den Haag: SDU.

- Huisman, W., Huikeshoven, M., Bunt, H.G. van de (2003). Marktplaats

Amsterdam. Op zoek naar de zwakste schakel in de logistiek van criminele

processen aan de hand van Amsterdamse rechercheonderzoeken. Den

Haag: Boom Juridische uitgevers.

- Kleemans, E.R., E.A.I.M. van den Berg, H.G. van de Bunt (1998). Georga-

niseerde criminaliteit in Nederland, Rapportage op basis van de WODC-

monitor, Onderzoek en beleid 198, Den Haag: ministerie van Justitie,

WODC.

- Kleemans, E.R., M.E.I. Brienen, H.G. van de Bunt (2002). Georganiseerde

criminaliteit in Nederland, Tweede rapportage op basis van de WODC-

monitor. Den Haag: ministerie van Justitie, WODC.

- KLPD/DNRI (2004), Nationaal dreigingsbeeld zware of georganiseerde cri-

minaliteit. Zoetermeer: Korps Landelijke Politiediensten / Dienst Nationale

Recherche Informatie.

- KLPD/IPOL (2008), Nationaal dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit.

2008. Zoetermeer: Korps Landelijke Politiediensten / Dienst IPOL.

- Nelen, H. (2010). Opsporing en recherche; enkele overpeinzingen. In: E.R.

Muller, J.P. van der Leun, M. Moerings, P. van Calster, Criminaliteit, Alphen

aan den Rijn: Kluwer, pp. 581-595.

- Nelen, H., Peters, M & Vanderhallen, M. (2012, forthcoming). Recher-

chesamenwerking in de Euregio Maas-Rijn: Knooppunten, knelpunten en

kansen. Apeldoorn: Politie & Wetenschap.

- Spapens, T. & Fijnaut, C. (2005). Criminaliteit en rechtshandhaving in de

Euregio Maas-Rijn. Deel 1. De problemen van transnationale (georgani-

seerde) criminaliteit en de grensoverschrijdenden politiële, justitiële en

bestuurlijke samenwerking. Antwerpen: Intersentia.

- Spapens, T. (2006). Interactie tussen criminaliteit en opsporing. De gevol-

gen van opsporingsactiviteiten voor de organisatie en afscherming van

XTC-productie en –handel in Nederland. Antwerpen-Oxford: Intersentia.

- Vermeulen, G. & Damme, Y. van (2010). Nederlandse afhandeling van Bel-

gische rechtshulpverzoeken, Antwerpen/Apeldoorn/Portland: Maklu.

Page 36: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

36

Dr. Ben Vollaard, universitair docent aan de economische faculteit van de Universiteit Tilburg.

Page 37: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

37

2. economische ontwikkelingen en criminaliteit in nederlandDr. Ben Vollaard, Economische faculteit van de Universiteit Tilburg.

De belangrijkste uitkomsten van deze analyse laten zich als volgt samenvat-

ten:

(1) De economische vooruitzichten voor de komende tien jaar zijn ongunstig

– onder meer vanwege de hoge kosten van de eurocrisis – maar tegelijk

zeer onzeker.

(2) Een economische neergang kan zowel een opstuwend als een drukkend

effect hebben op de criminaliteit (en vice versa).

(a) Voor de veelvoorkomende criminaliteit die voornamelijk gepleegd wordt

door jonge mannen bestaat bewijs voor een licht opstuwend effect van

economische tegenwind op diefstal. Dit geldt vooral een ongunstige ont-

wikkeling van lonen voor laagbetaald werk. Voor geweld bestaat geen

bewijs voor een soortgelijke relatie.

(b) Wat betreft witteboordencriminaliteit laat onderzoek geen generalisa-

ties toe over de relatie met de economische cyclus. Voorbeelden waarin

witteboordencriminaliteit afneemt bij een economische neergang zijn

er te over, wat logisch is aangezien deze vorm van criminaliteit integraal

onderdeel is van economische bedrijvigheid, maar tegenvoorbeelden zijn

er ook.

(c) Tenslotte: het effect van de economie op de georganiseerde misdaad is

onbekend.

(3) Als de economische tegenwind aanhoudt, wat onzeker is, dan kan

hierdoor de criminaliteit dus zowel toe- of afnemen. Daar komt bij dat

de economische ontwikkeling maar één van de vele factoren is die de

criminaliteitstrend beïnvloedt. Van een zinnige voorspelling van de crimi-

naliteitstrend kan daarom geen sprake zijn.

Page 38: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

38

(4) Politieke prioriteiten lijken belangrijker voor het werk van de politie dan

de trend in het aantal delicten, vooral wat betreft witteboordencrimi-

naliteit en georganiseerde misdaad. Politieke prioriteiten staan echter

niet geheel los van de economie. In tijden van economische crisis – en

zeker nu die voor een deel het gevolg is van laakbaar, dan wel crimineel

gedrag van mensen werkzaam in de financiële sector – krijgt de aanpak

van witteboordencriminaliteit grotere politieke prioriteit. Als bankiers,

financieel adviseurs, accountants en ondernemers niet langer als helden

maar als boeven worden gezien, zal naar verwachting de hoeveelheid

werk van de politie op het terrein van de witteboordencriminaliteit toe-

nemen.

1. Introductie

Nederland bevindt zich in een economische crisis. Deze crisis houdt al vijf jaar

aan. De kredietcrisis resulteerde in een eerste dip in groei van het BBP in het

vierde kwartaal van 2008. Na aanvankelijk herstel volgde in de tweede helft

van 2011 een nieuwe conjuncturele neergang, waarvan het dieptepunt nu

pas lijkt bereikt. De CBS-index van het consumentenvertrouwen is de laatste

tien jaar niet zo laag geweest als begin zomer 2012. De werkloosheid is

opgelopen van een kleine 4 procent in 2008 tot ruim 6 procent nu.

De economische vooruitzichten van het Centraal Planbureau (CPB) zijn

somber. De verwachting is dat de werkloosheid verder zal oplopen en de

consumptie verder zal dalen als gevolg van hogere pensioenpremies, lagere

pensioenuitkeringen, restrictief overheidsbeleid en daling van de huizenprij-

zen. In de meest recente raming van juni 2012 voorziet het CPB lage econo-

mische groei tot 2017 (Centraal Planbureau, 2012).

De toekomst van Nederland is onlosmakelijk verbonden met die van Europa.

Scenariostudies van het CPB laten zien dat verdere groei van de welvaart in

Page 39: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

39

Nederland op de lange termijn sterk afhangt van de mate waarin EU-lidsta-

ten in staat en bereid zijn samen te werken en hun publieke sector te her-

vormen (Huizinga en Smid, 2004: 36). De ontwikkelingen binnen de EU staan

onder grote druk vanwege de continue dreiging van het uiteenvallen van

het eurogebied. Het oplossen van de eurocrisis gaat hoe dan ook gepaard

met enorme kosten voor zowel de belastingbetaler als de financiële sector.

De economische tegenwind lijkt slecht nieuws te bieden voor de politie.

Algemeen wordt gedacht dat een hogere werkloosheid en een ongunstige

loonontwikkeling leiden tot meer criminaliteit. In deze bijdrage ga ik in op

de vraag of dit inderdaad het geval is. In lijn met de strategische personeels-

prognose van de politie richt ik mij op de periode tot 2020-2024.

Allereerst ga ik in op de vraag van het waarom van een relatie tussen econo-

mie en criminaliteit. Vervolgens bespreek ik wat bekend is vanuit onderzoek

op dit terrein over de invloed van de economie op de criminaliteit en vice

versa. Ik sluit af met een aantal conclusies.

2. Waarom een relatie tussen economische ontwikkelingen

en criminaliteit?

2.1 Crimineel gedrag als keuze in het hier en nu

Dat economische ontwikkelingen illegaal gedrag in het hier en nu kunnen

beïnvloeden is niet voor iedereen triviaal. Daarvoor moeten we namelijk

aannemen dat illegaal gedrag een keuze is en niet een gegeven voorkeur. De

meeste criminologen zien crimineel gedrag vooraleerst als het resultaat van

ingeboren en vroeg aangeleerde persoonlijke eigenschappen. Denk aan de

verkeerde genen, drinkende moeders en slaande vaders. Als economie al een

rol speelt, dan is het vooral die van ‘vormende factor’. Het is dan logisch om

over ‘criminelen’ te spreken: dat zijn mensen met sterke criminele neigingen.

Hier tegenover staat het economische perspectief. Hierin is criminaliteit het

Page 40: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

40

resultaat van een interactie in het hier en nu tussen een individu en zijn

of haar omgeving. Die omgeving biedt gelegenheid tot crimineel gedrag,

maar ook beperkingen. Crimineel gedrag is geen moeten, het is meer een

gelegenheid te baat nemen. Natuurlijk helpt het niet als iemand een rot-

jeugd heeft gehad, maar wie crimineel gedrag daaruit verklaart vergeet dat

voorkeuren niet alles bepalen. Om het simpel te zeggen: ik kan een voorkeur

hebben om er agressief op los te slaan, toch doe ik dat niet. Mensen hande-

len onder beperkingen.

Kortom, criminaliteit is het resultaat van een interactie tussen de wensen van

een dader en de mogelijkheden en beperkingen van zijn omgeving, niet het

resultaat van iemands jeugdervaringen.

2.2 Iedereen een potentiële crimineel

Vanuit het economische perspectief op criminaliteit is iedereen, van vuilnis-

man tot minister-president, een potentiële crimineel. In welke mate mensen

crimineel zijn, hangt vooral af van de omgeving waarin iemand zich bevindt.

Plaats een individu in een omgeving waar legaal gedrag beloond wordt en

illegaal gedrag weinig tot niets oplevert, dan is de persoon niet crimineel.

Plaats hetzelfde individu in een omgeving waar het omgekeerde geldt, dan

is die persoon wel crimineel. Persoonlijke voorkeuren spelen een onderge-

schikte rol. Om een voorbeeld te geven: het declareren van een niet-zakelijk

diner door de burgemeester heeft meer te maken met de mogelijkheden

hiervoor in het hier en nu dan met zijn jeugd. Sommige criminologen kun-

nen deze notie overigens volledig onderschrijven, zo laat dit citaat uit een

essay van Edwin Sutherland zien:

“The assumption that an offender must have some such pathological dis-

tortion of the intellect or the emotions seems to be absurd (…), and if it is

absurd regarding the crimes of businessmen, it is equally absurd regarding

the crimes of persons in the lower economic class.” (Sutherland, 2009: 70)

Page 41: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

41

Met andere woorden: wie van zichzelf denkt weinig tot geen criminele

neigingen te hebben, zou zich wel eens kunnen vergissen. Het zijn misschien

meer de omstandigheden waarin men zich bevindt dan de voorkeur om zich

aan de wet te houden. Empirisch onderzoek laat zien dat illegaal gedrag

sterk van de omgeving afhangt, en dat veel mensen dus weinig principieel

zijn (Dur en Vollaard, 2012).

2.3 Van scooterdiefstal tot knoeien met

derdengeldenrekeningen

Het keuzeperspectief op illegaal gedrag biedt een brede kijk op criminali-

teit. Het omvat alle vormen van het overtreden van de wet door iedereen.

Voor bijvoorbeeld een rederij is het illegaal lozen van olie op de Noordzee

interessant (een uitdaging voor het KLPD Unit Noordzee), voor een notaris

knoeien met derdengeldenrekeningen (een uitdaging voor de Dienst Nati-

onale Recherche) en voor een hangjongere het stelen van een scooter (een

uitdaging voor onder meer de lokale politie).

Het debat over criminaliteit richt zich sterk op diefstal-, gewelds- en drugsde-

licten gepleegd door voornamelijk jonge, laagopgeleide mannen. De discus-

sie over de relatie tussen de stand van de economie en de criminaliteit is daar

geen uitzondering op (zie bijvoorbeeld Mustard, 2010). Het gaat al snel over

een stijging van woninginbraken in tijden van economische crisis – niet over

de vraag hoe belastingontduiking, overtreding van milieuwetten, uitkerings-

fraude, enz. zich verhouden tot de stand van de economie.

Deze beperkte kijk heeft wellicht te maken met het feit dat delicten als

woninginbraak, straatroof, enz.van oudsher goed gemeten worden. Zonder

goede gegevens is het moeilijk onderzoek te doen – en zonder cijfers kan

een politicus geen punt maken van het feit dat een of andere vorm van

criminaliteit stijgt. Kortom, wat niet gemeten wordt, bestaat niet. Dit argu-

ment begint langzaam te vervallen getuige bijvoorbeeld het uitgebreide

cijfermateriaal over een brede verzameling overtredingen in de jaarlijkse

Page 42: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

42

publicatie ‘Criminaliteit en Rechtshandhaving’ van het Centraal Bureau voor

de Statistiek en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie-centrum

van het Ministerie van Justitie (Kalidien et al. 2011, vooral tabellen bij hoofd-

stukken 8 en 10). Angstgevoelens zijn een mogelijke, diepere oorzaak van

deze beperkte kijk op criminaliteit. Crimineel gedrag van jonge mannen die

inbreken, drugs dealen en een oma van haar tas beroven boezemt wellicht

meer angst in dan crimineel gedrag van advocaten, ondernemers, notaris-

sen en burgemeesters. De maatschappelijke schade van het criminele gedrag

van de laatste groep is naar alle waarschijnlijkheid veel groter dan van de

eerste groep (Sutherland, 1949), maar dat is niet waar het publiek primair op

aanslaat.

De politie heeft natuurlijk te maken met politieke prioriteiten als jeugdcri-

minaliteit, maar het taken-pakket is veel breder. Sommige vormen van crimi-

naliteit zijn de verantwoordelijkheid van andere diensten, denk bijvoorbeeld

aan uitkeringsfraude en illegale prijsafspraken, maar het takenpakket is zo

breed, dat we het in een analyse van de relatie tussen economie en criminali-

teit noodzakelijkerwijs breed moeten zien.

3. Te verwachten effecten op de criminaliteit

Nu het duidelijk is waarom een relatie tussen de stand van de economie en

criminaliteit kán bestaan, is een logische vervolgvraag wat de mechanismen

zijn achter deze relatie. Een wijdverbreide gedachte is dat economische

tegenspoed meer criminaliteit betekent en vice versa, maar dat is onjuist. De

relatie ligt niet zo eenvoudig, en is soms omgekeerd.

3.1 Tijdshorizon

Om inzicht te krijgen in de relatie tussen economie en criminaliteit is aller-

eerst de tijdshorizon belangrijk. De strategische personeelsprognose van

de politie kijkt ongeveer 10 jaar vooruit. Voor een econoom die ramingen

Page 43: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

43

maakt is dat de lange termijn, maar in zo’n tijdsbestek zijn veranderingen in

de welvaart en de economische structuur beperkt. Denk maar eens wat er in

de afgelopen tien jaar, dus sinds 2002, economisch gezien veranderd is. Aan

de ene kant is dat veel, gezien de totaal onverwachte kredietcrisis en eurocri-

sis. Maar het BBP per hoofd van de bevolking, een veel gebruikte indicator

voor het welvaartsniveau, is in deze tien jaar weinig veranderd (een stijging

van minder dan tien procent, gecorrigeerd voor inflatie). De inkomenson-

gelijkheid in Nederland is al sinds eind jaren zeventig relatief laag, en is de

laatste tien jaar goeddeels ongewijzigd gebleven (Centraal Bureau voor de

Statistiek, 2012). Structureel lijkt de Nederlandse economie gezond – de

financiële sector daargelaten (De Vos, 2012).

Voor de strategische personeelsprognose gaat het daarom om beperkte

schommelingen in economische grootheden (op de lange termijn betekent

meer welvaart meer criminaliteit, omdat welvaart gelegenheid tot crimina-

liteit schept. Zie Van Dijk, 2008). Belangrijkste variabelen zijn de groei van

het BBP, de ontwikkeling van de reële lonen, de inkomensongelijkheid en de

werkloosheid. Natuurlijk is het mogelijk dat relatief beperkte economische

ontwikkelingen grote gevolgen hebben voor de criminaliteit, daar gaan we

nu op in.

3.2 Theorie vs. empirisch bewijs voor relatie economie-

criminaliteit

Hieronder geef ik voor verschillende vormen van criminaliteit aan welke

mechanismen steken achter de relatie economie-criminaliteit en wat voor

empirisch bewijs er bestaat voor deze relatie.

Veelvoorkomende criminaliteit (criminaliteit voornamelijk gepleegd door

jonge, laagopgeleide mannen)

Het gaat hier om diefstal-, gewelds- en drugsdelicten als woninginbraak,

autokraak, mishandeling, straathandel in verdovende middelen, enz.,

kortom, ‘de criminaliteit’ in de volksmond. Lagere lonen en minder werkge-

Page 44: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

44

legenheid kunnen legale activiteiten minder lonend maken ten opzichte van

illegale activiteiten (Ehrlich, 1973). Vanuit deze theorie leidt economische

tegenspoed tot meer criminaliteit. Dit is het zogenoemde motivationele

aspect. Hoe rationeel mensen in de praktijk handelen is nog maar de vraag.

De vertaling van beloningsverschillen naar illegale activiteiten is zeker niet

een-op-een. Onderzoek heeft meerdere malen laten zien dat crimineel

gedrag in de praktijk niet loont (Wilson en Abrahamse, 1992; Levitt en

Venkatesh, 2000; Reilly et al., 2012). Naast het motivationele aspect bestaat

er het gelegenheidsaspect. Mensen die minder uren op werk zitten, zien

wellicht sneller criminele mogelijkheden buiten het werk, zoals diefstal,

vandalisme en geweld (ervan uitgaande dat het niveau van criminaliteit op

het werk lager is dan criminaliteit buiten het werk, wat is te verwachten

gegeven het over het algemeen hoger niveau van toezicht op het werk).

Het gelegenheidsaspect heeft echter twee kanten, zoals Felson en Boba

(2010) betogen. Zo zijn mensen zonder werk vaker thuis, waardoor de moge-

lijkheden tot woninginbraak afnemen. Daarnaast kan een lager besteedbaar

inkomen als gevolg van economische tegenwind resulteren in minder uit-

gaan en minder drankconsumptie, waardoor de criminaliteit daalt in plaats

van stijgt.

Economische tegenspoed in de legale sector hoeft natuurlijk niet altijd de

beloning van illegale activiteiten vergeleken met die van legale activiteiten

te vergroten. Het is het mogelijk dat het rendement op sommige illegale

activiteiten meebeweegt met het rendement op legale activiteiten. Tegen-

wind in de legale economie gaat dan samen met tegenwind in illegale acti-

viteiten en vice versa. Om een voorbeeld te geven: de koperdiefstal nam toe

toen wereldwijde economische groei de prijzen van grondstoffen in de jaren

tot de crisis opjoeg. Politie Haaglanden gaf aan dat de diefstal van goud en

zilver om dezelfde reden toenam (persoonlijke communicatie, januari 2012).

Deze vormen van diefstal hangen dus positief samen met de economische

cyclus.

Lange tijd bestond geen overtuigend empirisch bewijs voor een relatie tus-

sen economische ontwikkelingen en het aantal diefstal- en geweldsdelicten.

Page 45: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

45

De laatste tien jaar zijn dankzij methodologische vernieuwingen betrouw-

baarder studies verricht. Die laten wel een ongunstig effect van economische

tegenwind zien voor diefstal, niet voor geweld (Mustard, 2010). De effecten

op diefstal blijken zich, weinig verrassend, te concentreren onder jonge,

laagopgeleide mannen. Het effect van veranderingen in de lonen voor laag-

betaalde arbeid blijkt groter dan dat van werkloosheid. Een mogelijke reden

is dat meer structurele veranderingen in de beloning voor legale arbeid

een groter verschil maken dan korte termijn fluctuaties in de werkloosheid.

Omdat criminaliteit een sterk lokale component heeft, blijkt de relatie tussen

economie en criminaliteit tussen gebieden te verschillen (ibid.). Gemiddeld

genomen is de relatie niet sterk: 1 procent meer werkloosheid zou resulteren

in grofweg 1 procent meer vermogenscriminaliteit (Levitt, 2004: 170).

Witteboordencriminaliteit

Witteboordencriminaliteit is zeer veelsoortig. De relatie tussen economie

en criminaliteit zal afhangen van het type delict. Zo zal het aantal geval-

len van faillisementsfraude naar verwachting negatief samenhangen met

de economische cyclus, simpelweg omdat faillisementen meer voorkomen

bij economische tegenwind. Het aantal milieudelicten door bedrijven zal

daarentegen naar verwachting positief gerelateerd zijn aan de mate van

economische activiteit. Bijvoorbeeld: minder scheepvaart op de Noordzee

tijdens de huidige economische crisis betekent ook minder illegale lozingen.

Hetzelfde kan gelden voor fraude. Minder vastgoedtransacties betekent

bijvoorbeeld minder mogelijkheden voor fraude door notarissen. Ook lijkt de

druk op frauduleuze praktijken in de financiële sector en op het knoeien met

boekhoudingen toe te nemen in hoogconjuctuur. Het volgende citaat van

Alan Greenspan, oud-voorzitter van het stelsel van centrale banken in de VS,

is instructief:

“An infectious greed seemed to grip much of our business community (…). It

is not that humans have become any more greedy than in generations past.

Page 46: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

46

It is that avenues to express greed have grown so enormously.” (Alan Green-

span, 2002, hoorzitting voor het congres).

Voorbeelden waarin witteboordencriminaliteit afneemt bij economische

tegenspoed zijn er te over, maar voorbeelden van het tegendeel zijn er ook.

Generalisaties zijn niet goed mogelijk. Voor zover mij bekend bestaat er

geen systematisch en methodologisch betrouwbaar empirisch onderzoek

naar de samenhang van witteboordencriminaliteit en de economische cyclus.

Het geven van een schatting van het aantal delicten is al een grote uitda-

ging, laat staan het verklaren van de trend in het aantal delicten.

Duidelijk is wel dat dat de aanpak van witteboordencriminaliteit grotere

politieke prioriteit krijgt door een economische crisis. Dat viel Edwin Suther-

land al op na de crisis van de jaren dertig (Sutherland, 1949). Hetzelfde gold

na het knappen van de internet-boomen de schandalen die toen naar buiten

kwamen (Gobert en Punch, 2006). Het is te verwachten dat dit opnieuw het

geval is na de kredietcrisis – vooral omdat laakbaar en mogelijk crimineel

gedrag van mensen werkzaam in de financiële sector een van de oorzaken is

van de crisis.

Georganiseerde criminaliteit

De georganiseerde criminaliteit lijkt wat losser te staan van de legale econo-

mische bedrijvigheid dan de witteboordencriminaliteit. Opnieuw zijn zowel

voorbeelden te noemen van een positieve als een negatieve relatie met de

economische cyclus. Mensensmokkel neemt wellicht af gedurende een eco-

nomische neergang: de omvang van migratiestromen hangt sterk samen met

de stand van de economie in het bestemmingsland (Borjas, 1999). De vraag

naar drugs kan zowel positief als negatief samenhangen met schommelin-

gen in economische activiteit. Voor drugs als uitvlucht is de relatie wellicht

negatief, voor prestatiebevorderende drugs als cocaïne en uitgaansdrugs als

xtc is de relatie wellicht positief. Empirisch onderzoek op dit terrein is heel

beperkt, en voor zover mij bekend richt zich dat niet op de relatie met de

Page 47: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

47

economische conjunctuurbeweging. Kortom, hoe de aard en omvang van de

georganiseerde misdaad samenhangt met economische ontwikkelingen is

onbekend.

4. Conclusies

De relatie tussen de economische conjunctuur en de criminaliteit is veel com-

plexer dan vaak gedacht. Het is niet zo dat een economische neergang meer

criminaliteit betekent. Voor een dergelijke relatie bestaat alleen bewijs voor

vermogensdelicten gepleegd door jonge, vaak laagopgeleide mannen. Deze

relatie is bovendien niet sterk. Een economische neergang kan net zo goed

geen duidelijk effect hebben op criminaliteit – dit geldt bijvoorbeeld veel-

voorkomende geweldsdelicten – als een drukkend effect op de criminaliteit:

denk bijvoorbeeld aan milieudelicten gepleegd door bedrijven.

Een inschatting doen hoe bij de huidige economische tegenwind, die naar

verwachting nog een aantal jaren aanhoudt, de criminaliteit zich ontwikkelt,

is daarmee onmogelijk. Daar komt bij dat de ramingen van de economische

ontwikkeling zelf al zeer onzeker zijn – en nu in het bijzonder gegeven de

onduidelijkheid over het verdere verloop van de eurocrisis.

Inschattingen van de ontwikkeling in de criminaliteit zijn sowieso van

beperkte relevantie voor het werk van de politie, omdat politieke prioritei-

ten het werk wellicht meer bepalen dan het volume en type delicten. Dit

geldt met name voor de aanpak van de witteboordencriminaliteit en de

georganiseerde misdaad. Politieke prioriteiten staan echter niet geheel los

van de economische cyclus. In tijden van economische crisis – en zeker nu die

voor een deel het gevolg is van laakbaar, dan wel crimineel gedrag van men-

sen werkzaam in de financiële sector – krijgt de aanpak van witteboorden-

criminaliteit grotere politieke prioriteit. Als bankiers, financieel adviseurs,

accountants en ondernemers niet langer als helden maar als boeven worden

gezien, zal naar verwachting de werkdruk van de politie op het terrein van

de witteboordencriminaliteit toenemen.

Page 48: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

48

Referenties

- Borjas, George J., 1999, The economic analysis of immigration,

in:OrleyAshenfelter en David Card (red.), Handbook of Labor Economics,

Elsevier, Amsterdam, 1697-1760.

- Centraal Bureau voor de Statistiek, 2012, Welvaart in Nederland, Den

Haag.

- Centraal Planbureau, 2012, Juniraming 2012, Den Haag.

- Dijk, Jan van, 2008, The world of crime: breaking the silence on problems

of security, justice and development across the world, Sage, Thousand

Oaks (CA).

- Dur, Robert en Ben Vollaard, 2012, The power of a bad example. A field

experiment in household garbage disposal, Tinbergen Institute working

paper, Rotterdam/Tilburg.

- Ehrlich, Isaac, 1973, Participation in Illegitimate Activities: A Theoretical

and EmpiricalInvestigation, Journal of Political Economy, 81 (3), 521-565.

- Felson, Marcus en Rachel Boba, 2010, Crime and Everyday Life, 4th edition,

Sage, Los Angeles.

- Gobert, James en Maurice Punch, 2006, Because they can: motivations and

intent of white-collar criminals, in: Henry Pontell en Gilbert Geis (red.),

International Handbook of White-Collar Crime and Corporate Crime, Sprin-

ger, New York, 98-122.

- Huizinga, Free en Bert Smid, 2004, Vier vergezichten op Nederland,

Koninklijke De Swart.

- Kalidien, S. en N.E. de Heer-de Lange (red.), 2011, Criminaliteit en rechts-

handhaving 2010. Ontwikkelingen en samenhangen, Reeks Onderzoek en

beleid nr. 298, CBS/WODC, Den Haag.

- Levitt, Steven en SudhirVenkatesh, 2000, An economic analysis of a drug-

selling gang’s finances, The Quarterly Journal of Economics, 20, 755-789.

- Levitt, Steven, 2004, Understanding why crime fell in the 1990s, Journal of

Economic Perspectives, 18(1), 163-190.

- Mustard, David, 2010, How do labor markets affect crime? New evidence

on an old puzzle, in: Bruce Benson and Paul Zimmerman (eds.), Handbook

Page 49: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

49

on the Economics of Crime, Edward Elgar Publishing, New York.

- Reilly, Barry, Neil Rickman en Robert Witt, 2012, Robbing banks: crime does

pay – but not very much, Significance, 9(3), 17-21.

- Sutherland, Edwin, 1949, White Collar Crime, Dryden Press, New York.

- Sutherland, Edwin, 2009, Crime of Corporations, in: Gilbert Geis (red.),

White-collar criminal. The offender in business and the professions, Trans-

action Publishers, New Brunswick (NJ), 57-70.

- Vos, Aart de, 2012, Nederland puissant rijk maar gierig als een oude vrek,

MeJudice.

- Wilson, James Q. en Allan Abrahamse, 1992, Does crime pay?,Justice Quar-

terly, 9(3), 359-377.

Page 50: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

50

Maarten Davelaar,

Onderzoeker, verbonden aan het Hilde Verwey-Jonkerinstituut.

Foto: Christiaan Krouwels, Utrecht

Page 51: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

51

3. geestelijke gezondheidzorg en maatschappe-lijke ondersteuning in tijden van bezuinigin-gen: wat zijn de gevolgen voor de politie?Maarten Davelaar, Inge Bakker, Ron van Wonde-ren, Hans Boutellier, Hilde Verwey-Jonkerinstituut

Dit essay verkent maatschappelijke ontwikkelingen vanuit het perspectief

van de geestelijke volksgezondheid in relatie tot de veiligheid van bur-

gers. Met welke risico’s en risicogroepen krijgt de politie in de toekomst te

maken? Onze verkenning start met een beschrijving van de uitgangssituatie:

de huidige complexe netwerkmaatschappij en de gevolgen daarvan voor

burgers en politie. Vervolgens gaan wij dieper in op ontwikkelingen in de

geestelijke gezondheidszorg die de komende jaren de agenda zullen bepa-

len. Daarna besteden we aandacht aan een aantal belangrijke risicogroepen

waarbij psychische problemen spelen: dak- en thuislozen, verslaafden, licht

verstandelijk gehandicapten en solistische dreigers. We sluiten af met enige

conclusies voor de oriëntatie van de politieorganisatie.

1. Een vergrijzende netwerkmaatschappij in tijden van

economische crisis

We leven in een complexe netwerkmaatschappij (Boutellier, 2007) en wor-

den belaagd door economische crises en vergrijzing van de bevolking. Die

netwerkmaatschappij is het resultaat is van grote processen: SCP directeur

Schnabel (2004) vatte ze eerder samen als: individualisering, informalisering,

internationalisering, intensivering en informatisering. De samenleving is op

vele vlakken pluriformer geworden. Het belang van collectieve identiteiten

en grote gemeenschappen is afgenomen. Burgers nemen deel aan velerlei

netwerken die bepalend zijn voor hun identiteit.

De gevolgen van individualisering voor sociale relaties kunnen worden

opgevat als een ‘gelijktijdig toenemende sociale afstand en sociale nabijheid’

Page 52: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

52

(Van der Veen, 2004). Mensen zijn enerzijds onderling minder afhankelijk

van elkaar en van de traditionele instituties. Anderzijds neemt de afhanke-

lijkheid van anderen ook weer toe; we moeten het hebben van omvattende

productienetwerken en de arrangementen van de moderne verzorgings-

staat. Tegelijkertijd zijn mensen assertiever geworden in het vormgeven van

het eigen leven. Zij streven naar behoud en ontwikkeling van hun eigen

identiteit en willen hun leven zelf in de hand hebben. De geïntensiveerde

vrijheidsbeleving leidt regelmatig tot normoverschrijding (Boutellier 2007).

De intensivering van het samenleven vergroot ook de kans op uitsluiting.

Kwetsbare burgers kunnen het tempo van de maatschappelijke ontwik-

kelingen, maar ook van het dagelijks leven nauwelijks bijhouden. Het zelf

actief plannen van je leven vereist cognitieve en sociale capaciteiten die niet

iedereen bezit (Schnabel, 2004).

Nederland kent veel ongelijkheden in de mogelijkheden van burgers om hun

individuele ambities en belangen te realiseren (Bijl, 2012). Toegang hebben

tot en gebruik kunnen maken van de verschillende vormen van sociaal, cultu-

reel en financieel kapitaal zijn bepalend voor de kwaliteit van leven. Tussen

mensen met een hoge opleiding en degenen met een lager onderwijsniveau

bestaan aanzienlijke verschillen (Bijl, 2012, Bovens, 2012).1 Het SCP stelt dat

deze verschillen hardnekkig zijn en waarschuwt ervoor dat door de verslech-

terde economische vooruitzichten extra aandacht geboden is voor kwetsbare

groepen (Bijl, 2012). In Nederland zijn er groepen mensen die niet of nauwe-

lijks participeren en weinig tot geen sociaal netwerk hebben. Het gaat vooral

om ouderen, laagopgeleiden en werklozen. Deze groep is de laatste jaren

verdubbeld naar zo’n vier procent van de bevolking (Bijl, 2012).

Bovendien kan een samenleving met een grote diversiteit aan normatieve

kaders, leefstijlen en opvattingen mensen ook in andere opzichten onzeker

maken. Sommigen zijn ontvankelijk voor ‘grote verhalen’ die op alles een

helder antwoord geven, wat radicalisering en extremisme in de hand kan

1 Zo leven hoogopgeleiden gemiddeld zeven jaar langer dan laagopgeleiden en heb-ben de laatstgenoemdem ook een tweemaal grotere kans op een psychische stoornis dan hoger opgeleiden.

Page 53: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

53

werken (Van den Bos, Loseman en Doosje, 2009). Daarenboven is er met

de internationale migratie een groter potentieel ontstaan van kwetsbare

burgers.

We leven kortom in een hectische tijd, met veel keuzestress en druk tot

presteren. Mensen die in een rustige, gestructureerde omgeving goed func-

tioneren, kunnen in die omstandigheden psychisch in de war raken (RMO

2007). Meer dan veertig procent van de Nederlanders krijgt in zijn leven te

maken met een psychische stoornis. Daaronder vallen bijvoorbeeld depres-

sie, ADHD, angststoornissen, schizofrenie en dementie. De meeste mensen

zoeken hulp voor hun aandoening, maar slechts een vijfde bezoekt de

geestelijke gezondheidszorg (GGZ). In 2009 vond een miljoen behandelingen

plaats in de tweedelijns ggz, inclusief verslavings- en forensische zorg. Het

beroep op de GGZ is met 87% gegroeid sinds 2001 (GGZ Nederland, 2010). In

de Nederlandse Jeugdinrichtingen neemt de psychiatrische problematiek toe

(Slobogin, 2006; Doreleijers, 2004). Huiselijk geweld is ook een veel voorko-

mend maatschappelijk probleem waar ggz-problematiek vaak een duidelijke

rol speelt (zie o.a. Lünnemann & Bruinsma, 2004; Ferwerda, 2008, 2009).

Tegelijk moet worden geconstateerd dat de complexe samenleving een rela-

tief onmachtige nationale overheid kent (Boutellier, 2007, Castells, 2000). Zij

heeft het moeilijk bij het laten gelden van gezag. Daar komt bij dat proble-

men op het terrein van de openbare orde vaak ook een ‘zorg’ kant hebben.

In de loop der jaren heeft de politie steeds meer te maken gekregen met

mensen met (ernstige) psychische problemen, in de verlening van noodhulp

en als handhaver van de openbare orde (twee van de drie kerntaken van

de politie). Geschat wordt dat tussen de twintig en dertig procent van het

politiewerk ggz-gerelateerd is. De toename van psychisch zwakkeren die in

een ambulante setting verblijven, een toename van zorgmijders en bezuini-

gingen op de geestelijke gezondheidszorg zullen leiden tot meer incidenten,

zo verwacht de Amsterdamse Korpschef Pieter-Jaap Aalbersberg (Politie

Amsterdam-Amstelland, 2012). Politie en ggz hebben – overigens niet voor

het eerst – initiatieven genomen om de samenwerking te versterken.

Page 54: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

54

2. Ontwikkelingen rond de geestelijke volksgezondheid en

maatschappelijke ondersteuning

We zagen hierboven dat het beroep op de tweedelijns ggz (inclusief de

verslavings- en forensische zorg) enorm is gestegen. Veel cliënten hiervan

(42%) ontvangen een korte behandeling.2 De politie heeft relatief vaak te

maken met mensen die ernstige psychische problemen hebben. De groep

patiënten met Ernstige Psychische Aandoeningen (EPA) wordt door de Raad

voor Volksgezondheid en Zorg op 160.000 – 180.000 patiënten geschat. Deze

groep mensen ontvangt vaak langdurig zorg en verblijft ook regelmatig in

een ggz-voorziening, bijvoorbeeld in beschermde woonvoorzieningen in

een wijk (GGZ Nederland, 2010). We lichten enkele cruciale ontwikkelingen

nader toe.

2.1. Groei zorgvraag en grenzen aan de toegankelijkheid

De toename van het aantal behandelingen wordt grotendeels toegeschreven

aan het normaler worden van het zoeken van hulp en betere toegankelijk-

heid van deze zorg. Toch is kennelijk ook sprake van (steeds weer nieuwe)

aanwas van verwarden, zorgmijders en anderen. Daarnaast speelt een ande-

re attitude bij de burgers een rol: overlast wordt minder getolereerd, en bur-

gers hebben geleerd de buren minder met rust te laten: problemen (huiselijk

geweld, vereenzaming, vervuiling) worden eerder gemeld, ook of juist bij

de politie. Een andere verklaring is dat de interculturalisatie van de ggz nog

een grote slag behoeft. Binnen migrantengemeenschappen is sprake van een

lage ‘consumptie’ van ggz-hulp, terwijl de problematiek er vaak aanzienlijk is

(zie o.a. Rijkschroeff et al. 2003). De blijvende aanwas van nieuwe zorgmij-

ders (zoals vereenzamende ouderen) én nieuwe drempels om de groei van

de ggz te remmen3, zorgen ervoor dat ggz-gerelateerde incidenten waarbij

in eerste instantie de politie in beeld komt, zullen blijven toenemen.

2 Dit is een behandeling die minder dan drie maanden duurt.3 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geestelijke-gezondheidszorg/vergoeding-

van-ggz

Page 55: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

55

2.2. Vermaatschappelijking

Van het streven naar vermaatschappelijking van de zorg is al langere tijd

sprake. Vanuit het oogpunt van de kwaliteit van leven van de patiënten

werd het van belang geacht om mensen niet meer in instituties (‘gekkenpa-

viljoens in het groen’) onder te brengen, maar in kleinschalige woonvoor-

zieningen in gewone wijken, omgeven met de juiste zorg en begeleiding.

Meer recentelijk kwam daar het argument bij dat het bieden van ambulante

zorg ook een bijdrage zou kunnen leveren aan het beheersen van de kosten.

Opmerkelijk genoeg is tussen 2002 en 2012 het aantal bedden in de ggz ver-

der toegenomen. De-institutionalisering heeft tot dusverre minder plaatsge-

vonden dan in landen als Engeland en Denemarken. Wanneer we ambulante

zorg aan huis beschouwen als een eerste stap en bredere maatschappelijke

ondersteuning als een tweede stap naar sociale inclusie, dan loopt Nederland

niet voorop (Van Hoof et al., 2011). Mogelijke alternatieven voor ‘bedden’

variëren in de mate waarin een beroep wordt gedaan op professionele

zorg en informele zorg en steun, van vrijwilligers (maatjes, buddy’s) of van

buurtgenoten, familie en vrienden. Een tussenvorm – kleinschalig wonen

met lichtere en zwaardere vormen van begeleiding – wordt geboden door

de instellingen voor Beschermd en Begeleid wonen. Het blijkt dat het aantal

beschermd wonende cliënten tussen 2006 – 2009 met 45% is toegenomen.4

Maar met name deze categorie ligt om financiële redenen onder vuur en de

overheid streeft naar ‘uitplaatsing’ van mensen met de lichtste zorgzwaarte-

pakketten. 5

In juni 2012 sloot minister Schippers (VWS) een akkoord met zorgaanbieders,

beroepsverenigingen, zorgverzekeraars en cliënten- en familieorganisaties

over de toekomst van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Kwaliteit en

betaalbaarheid staan voorop. De zorg wordt voortaan zo dicht mogelijk om

de patiënt georganiseerd, door een omslag van klinisch naar ambulant, van

4 Het gaat om een toename van 5548 naar 8061 cliënten.5 http://www.socialevraagstukken.nl/site/2012/07/26/waanvoorstelling-zelfstandig-

wonen-voor-psychiatrische-patient/

Page 56: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

56

tweede lijn naar eerste lijn, van eerste lijn naar huisarts en van huisarts naar

meer zelfmanagement.

2.3. Beveiliging en behandeling

Een volgende belangrijke trend is de verschuiving naar nadruk op zwaardere

problematiek in de ggz. De ggz kan een verplichtend karakter aannemen: er

bestaat forensische ggz en er is de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatri-

sche ziekenhuizen (Wet Bopz). Er ligt een wetsvoorstel zorg en dwang voor

mensen met een verstandelijke beperking of met dementie; en een wetvoor-

stel verplichte geestelijke gezondheidszorg dat zich richt op de sector geeste-

lijke gezondheidszorg.6 De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg verwacht

dat de nieuwe wetgeving zal leiden tot andere patiënten in de ggz: meer

delictplegers, meer verplichte ggz en meer ‘zorgwekkende zorgmijders’.

Voor een succesvolle invoering beveelt de Raad aan dat de ggz prioriteit

legt bij deze patiënten met een zware problematiek. Dat moet echter niet

in gesloten klinieken maar door inzet op ‘verdergaande ambulantisering’.7

De opbrengsten moeten liggen op het vlak van meer veiligheid (door goede

nazorg minder recidive) en betere behandeling van patiënten door niet

langer het delict maar de stoornis als aangrijpingspunt te nemen en mensen

naar werken en zelfstandig wonen te begeleiden. Binnen het kader van de

vermaatschappelijkte ggz groeit daarmee de groep strafrechtelijk relevante

gevallen in een ambulante setting.

2.4. Zwaartepunt bij lokale afstemming

Bovenstaande ontwikkelingen vragen om samenwerking op het snijvlak van

ggz en de veiligheidsketen, woningcorporaties, maatschappelijke opvang

en zorgvoorzieningen. Door de voortzettende decentralisatie hebben de

gemeenten een steeds grotere rol in de organisatie daarvan. De ggz heeft

6 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geestelijke-gezondheidszorg/vraag-en-antwoord/wanneer-mag-iemand-gedwongen-worden-opgenomen-in-een-psychiatri-sche-instelling.html

7 Dit dient te geschieden door forse toename van de inzet van FACT (Functie Assertive Community Treatment) teams: het bieden van multidisciplinaire bemoeizorg.

Page 57: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

57

zich tot dusverre deels kunnen onttrekken aan regievoering door de lokale

overheid, maar dat zal gaan veranderen. De rol van de gemeente neemt

toe met de overdracht van landelijke voorzieningen uit het zorgstelsel naar

het lokale niveau in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

(Wmo). Dat zal onherroepelijk leiden tot een grotere invloed op de ggz:

lokale overheden zullen op samenwerking aansturen (ketens) en dit ook

kunnen afdwingen door een grote financiële invloed.

Deze beknopte verkenning van de ontwikkelingen in de geestelijke gezond-

heidszorg wijst samenvattend op een aantal trends die energie van de poli-

tieorganisatie zullen blijven vragen:

• Groeizorgvraagengrenzenaandetoegankelijkheidvandezorg.

• Vermaatschappelijkingvandezorg.

• Verbindingvan‘justitie’en‘zorg’.

• Lokalesamenwerking.

3. Risicogroepen uitgelicht

We bespreken hieronder een aantal specifieke risicogroepen waarbij psy-

chische problemen een grote rol spelen en die op de middellange termijn in

termen van noodhulp en het waarborgen van de veiligheid aandacht zullen

vergen van de politie en haar partners in de samenleving.

Buurtbewoners met psychiatrische problematiek: zorgmijders en begeleid

wonenden

De aanwezigheid in een buurt van bewoners met psychiatrische problema-

tiek kan leiden tot spanningen. Deze bewoners geven relatief vaak overlast,

zoals geluidsoverlast en vervuiling. De overlast kan leiden tot spanningen

omdat de overlast vaak langdurig is en de overlastveroorzakers niet of slecht

aanspreekbaar zijn. Ze worden vergroot doordat er geen of weinig contact

is tussen overlastgevers en hun buren, vaak vanwege angst, onzekerheid en

onwetendheid van beide kanten (Broekhuizen & Van Wonderen, 2012). Het

Page 58: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

58

is niet altijd duidelijk wie de eerst aangewezene is om een geconstateerd

probleem aan te pakken: woningcorporaties, zorg- en hulpverleningsin-

stanties, de politie of de gemeente (Van Marissing en De Meere, 2011)? De

vraag blijft onder welke voorwaarden het zelfstandig wonen van psychiatri-

sche patiënten positief uitpakt voor patiënt en samenleving (Verplanke en

Duyvendak, 2010). Rond kleinschalige woonvoorzieningen zijn de problemen

in de regel minder. Ervaringen uit bijvoorbeeld Utrecht wijzen er op dat

met goede beheersafspraken en contact met omwonenden de overlast en

daarmee het beroep op politie, klein kan zijn. Steden als Rotterdam werken

inmiddels met een systeem dat een evenwichtige verspreiding van (woon)

voorzieningen over de wijken bevordert.

Dak- en thuislozen

Het profiel van daklozen wordt steeds diverser: meer families, meer vrou-

wen, meer jongeren, veel mensen nieuwe migranten (Davelaar en Kerstens,

2012). De traditionele clochard sterft uit. Veel dak- en thuisloze personen

kampen tevens met verslavingsproblemen en hebben psychische klachten

(Van Straaten et al., 2012, Snoek et al., 2008, Davelaar et al., 2005). Sinds de

invoering van het Plan van Aanpak Maatschappelijke opvang 2006 – 2013

(Tweede Kamer, 2005-2006), in de praktijk ook gericht op cliënten van de

verslavingszorg en ggz, is er veel veranderd in de benadering van dak- en

thuislozen.8 Binnen dat Plan werken de G4, het Rijk en aanbieders van zorg

en opvang aan de leefsituatie van mensen die dak- of thuisloos zijn (of dat

dreigen te worden) vanuit twee pijlers, een persoongerichte aanpak en een

sluitende samenwerking (integrale zorgketen) (Maas en Planije, 2010; Dave-

laar et al., 2007). Het doel is om enerzijds de verloedering en overlast terug

te dringen en anderzijds huisvesting, begeleiding en zorg te verbeteren. De

aanpak laat resultaten zien: de doelgroep is van de straat gehaald (middels

een zeer stringent opjaag- en boetebeleid) en overlast en criminaliteit vanuit

de groep (verslaafde) thuislozen is duidelijk afgenomen, het aanbod van

(semi)zelfstandige woonruimte is sterk gegroeid en de begeleiding is meer

op de persoon afgestemd. Ook zijn de G4 erin geslaagd om de instroom van

8 In de G4 in 2006 geschat op 10.000 mensen.

Page 59: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

59

nieuwe daklozen door huisuitzetting of ontslag uit een zorginstelling of

detentie in te perken (Tuynman et al., 2011). De ontwikkelingen in de ove-

rige 39 centrumgemeenten met een regiofunctie laten dezelfde trends zien.

Voor de middellange termijn zijn er ook zorgen. Zijn de zeer omvangrijke

investeringen in menskracht en financiën wel vol te houden? Ook in de

voorbije vette jaren is bovendien een aantal problemen niet voldoende

getackeld, zoals de aansluiting tussen jeugdzorg en vervolg-begeleiding voor

achtienplussers (Steketee et al, 2009). Ook beschikt een meerderheid van de

daklozen nog steeds niet over dagbesteding of werk (Verwijs et al. 2012, Van

Straaten et al., 2012). En hoe moet met de sterk gegroeide groep MOE-lan-

ders die op straat belandt worden omgegaan? Daarnaast zal de groep dak-

loze (niet uitzetbare) illegalen zeker niet afnemen en door de aangescherpte

regelgeving geen beroep meer kunnen doen op de officiële ketenzorg.

Psychische problemen komen onder hen veel voor. Verder zal de vergrijzing

van de bevolking leiden tot het vaker voorkomen van een aandoening als

dementie. Of dat zal leiden tot meer verwarde ouderen op straat is moeilijk

te voorzien. Het kan zijn dat door sociaal isolement ziekten te laat worden

gesignaleerd en incidenten met ouderen toenemen. Ook is het voorstelbaar

dat oudere mensen die om sociale of financiële redenen zelf onvoldoende

steun kunnen organiseren een beroep moeten gaan doen op laagdrempelige

hulp (inloop, dagopvang, voedselbanken).

Mensen met een verslavingsprobleem

Het druggebruik in Nederland is in vergelijking met andere Europese landen

en de VS gemiddeld tot laag te noemen (met uitzondering van xtc) en het

gebruik is de laatste jaren gestabiliseerd (Van Laar en Van Ooyen-Houben,

2009; Van Laar et al., 2011). De individuele gezondheidsrisico’s zijn door het

(preventieve) zorgbeleid in Nederland redelijk beheerst, maar risicogebruik

onder kwetsbare jongeren vormt een probleem. Het gebruik van cannabis is

gestabiliseerd, maar de hulpvraag is wel groter geworden. Hoeveel mensen

problemen krijgen door veel cocaïnegebruik is niet bekend. Tot 2004 is de

hulpvraag sterk gestegen, sindsdien is deze stabiel. Alcoholgebruik blijft

Page 60: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

60

hoog. Alcohol gerelateerde opnames van kinderen en jongeren zijn tot en

met 2009 blijven stijgen (Van Laar et al., 2011).

De criminaliteit gepleegd door langdurig problematische harddruggebrui-

kers is gedaald, samenhangend met afname van criminaliteit van opiaatver-

slaafden, voor wie veel drang en dwang maatregelen zijn geïntroduceerd,

naast verstrekking van methadon en heroïne (Van Laar en Van Ooyen-Hou-

ben, 2009). De doelgroep van ‘chronische harddruggebruikende veelplegers’

velen met psychiatrische problematiek, blijkt overigens moeilijk behandel-

baar. Onderzoek laat zien dat drang- en dwangopnames met zorg meer

effect hebben dan alleen detentie, maar dat het succes daarvan afneemt met

het verstrijken van de tijd. “langdurige begeleiding en nazorg en laagdrem-

pelige voorzieningen [zijn nodig] om de criminele overlast van deze groep

terug te brengen.” (Van Laar en Van Ooyen-Houben, 2009). De samenwer-

king tussen zorgorganisaties, politie, justitie, gemeenten en penitentiaire

inrichtingen is verbeterd.

De politie zal, ondanks de positieve trends op een aantal terreinen, ook op

de middellange termijn haar handen vol hebben aan de gevolgen van versla-

vingen op een aantal terreinen:

• risicoopterugvalbijchronische(dakloze)harddruggebruikers(veelple-

gers).

• onvoldoendezichtopgebruikondergroepenkwetsbareallochtonen.

• risicovolhard-ensoftdruggebruikonderjongeren9.

• risicovolalcoholgebruik,metnameonderjeugdigen.

Licht verstandelijk gehandicapte jongeren (LVG)

Professionals in wijken hebben zorgen over specifieke groepen jongeren. In

het jongerenwerk is de focus de afgelopen jaren verschoven van inloop naar

talentontwikkeling. Jongeren die ‘niets willen’ of alleen behoefte hebben

aan ontmoeting, worden minder bereikt. Wijkprofessionals vrezen dat deze

9 Zoals de stijgende lijn in incidenten met gebruik van GHB: aantal slachtoffers bij spoedeisende eerst hulp is tussen 2003 -2009 verzesvoudigd tot circa 1200 gevallen (Van Laar et al., 2011).

Page 61: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

61

groep tussen wal en schip valt (Broekhuizen en Van Wonderen, 2012). Deze

jongeren zijn vaak wel ‘streetwise’ en proberen daarmee hun beperkingen

te camoufleren, maar hebben voor het overige beperkingen, waardoor ze

minder makkelijk aansluiting vinden op het aanbod van jongerenwerk. Dat

kan gevolgen hebben voor de sfeer op straat. De LVG-problematiek is een

specifieke risicofactor voor overlast, criminaliteit en spanningen in de buurt.

Deze jongeren kunnen zich roekeloos gedragen en zijn moeilijk op hun

gedrag aanspreekbaar, zowel door bewoners als professionals.10

LVG-jongeren zijn in het jeugdstrafrecht sterk oververtegenwoordigd

geraakt. Veel LVG’ers krijgen te laat en te weinig ondersteuning; lage intel-

ligentie en gebrek aan sociaal en emotioneel aanpassingsvermogen maken

hen kwetsbaar voor beïnvloeding, zorgen voor frustraties en een lage

eigenwaarde. Zij zoeken hun zelfrespect op straat en belanden zo uitein-

delijk in het justitiële circuit. LVG-jongeren noch hun ouders roepen tijdig

hulp in (Teeuwen, 2012). In tegenstelling tot eerdere decennia, toen LVG’ers

als patiënt en dus als ‘ongelijken’ werden bejegend, zijn zij nu meer zelf

verantwoordelijk voor hun keuzes. Het streven om verstandelijk gehandicap-

ten zoveel mogelijk als ‘normale’ mensen te bejegenen, leidt voor sommige

groepen tot problemen. De helft van de onderzochte LVG’ers krijgt met het

opleggen van een jeugdreclasseringsmaatregel pas zijn eerste hulpverle-

ning en ondersteuning. Behandelmethodes zijn onvoldoende uitgekristal-

liseerd en er is weinig bekend rond in- en uitstroom van deze jongeren in

de zorg. Ook in het justitiële circuit worden ze in eerste instantie net als alle

jongeren bejegend, zonder dat er voldoende rekening wordt gehouden met

hun verstandelijke vermogens. Nogal wat jongeren moeten eerst recidive-

ren (recidive is overigens hoog) alvorens er een persoonlijkheidsonderzoek

wordt afgenomen waarmee hun licht verstandelijke beperking kan worden

herkend. Een strafrechtelijke interventie werkt belemmerend voor resociali-

satie: menig jongere wordt na het delict van zijn school, stage of werkplek

verwijderd of slaagt er niet in na een jeugdreclasseringsmaatregel een stage

of werkplek te bemachtigen (Teeuwen, 2012).

10 Onder veelplegers en dak- en thuislozen komt ook veel LVG-problematiek voor.

Page 62: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

62

Solistische dreigers

Recente gebeurtenissen laten zien dat gewelddadige eenlingen een bedrei-

ging vormen voor de veiligheid én het veiligheidsgevoel in onze samenleving.

Voorbeelden zijn Karst T., Volkert van der G., Tristan van der V. en Mohammed

B. Gewelddadige eenlingen zijn ‘gekend’ en ‘ongekend’. Gekende – in potentie

gewelddadige – eenlingen zijn vaak personen met psychologische of psychia-

trische problematiek. Vaak zijn zij obsessief gericht op een bepaalde zaak of

publieke persoon. Van deze eenlingen gaan meestal signalen uit, waardoor ze

over het algemeen bekend zijn bij de politie. Ongekende gewelddadige eenlin-

gen zijn personen die uit frustratie met, of afkeer van onze samenleving geweld

kunnen plegen. Zoals tegen politici, bepaalde bevolkingsgroepen of andere

representanten van ‘wat mis is’ in onze maatschappij. De dreiging van onge-

kende eenlingen lijkt te zijn toegenomen. Over de achtergronden van deze

ontwikkeling is nog weinig bekend. Mogelijk is er een relatie met de steeds

verder doorzettende individualisering en de opkomst van internet (anonieme

uitwisseling met gelijkgestemden, bron van kennis en motivatie). Dit laatste zal

vooral spelen bij ongekende potentieel gewelddadige eenlingen met ideologi-

sche motieven en systeemhaters. Deze ongekende eenlingen kunnen een geïso-

leerd radicaliseringsproces doorlopen waarbij ze buiten het zicht blijven door

zich niet publiek te uiten en op internet sporen te voorkomen. Hiernaast zijn er

ook individuen die we als ‘impulsdader’ kunnen beschouwen. Bij de ggz maar

ook in het jongerenwerk en bij scholen leven vragen over potentieel gevaarlijke

eenlingen: hoe zijn ze te herkennen, hoe ga je er mee om?

Solistische dreigers gebruiken niet per se geweld. Onderzoek wijst uit dat solisti-

sche dreigers geclassificeerd kunnen worden in vier categorieën, op basis van de

typologie van hun bedreigingen, achtergronden, motivatie en andere karakte-

ristieken, en dat een interventiestrategie kan worden ontworpen voor elke van

de typen dreigers. Voor één categorie kan een gesprek met de politie afdoende

zijn om de bedreigingen te doen stoppen, terwijl anderen psychiatrische behan-

deling nodig hebben (De Groot et al., 2010).11

11 Zie ook http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2010/ 07/01/meer-zicht-op-solistische-dreigers.html. Via verschillende onderzoeken wordt gewerkt aan de ontwikkeling van risico taxatie instrumenten, zie o.a.: http://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/risicotaxatiemodellen-solistische-dreigers.aspx

Page 63: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

63

4. Conclusie

Kijken naar de toekomst is vooral ook het bekijken van het verleden. Dat

geldt voor elke scenariostudie, maar met de huidige economische crisis zou

sprake kunnen zijn van een radicalisering van de problematiek. Het feit

dat veel zekerheden uit het (nabije) verleden (zoals een zekere, stabiele

economische groei, de ruimte voor stijging van de zorgconsumptie) op losse

schroeven zijn komen te staan en de politieke situatie in Nederland momen-

teel relatief instabiel is, maakt het moeilijk om de ontwikkelingen op middel-

lange termijn in te schatten.

We leven in een vergrijzende netwerksamenleving. Deze netwerksamen-

leving is open, met alle consequenties van dien. Zij trekt of creëert nieuwe

kwetsbaarheid. Het netwerkkarakter maakt in toenemende mate dat

mensen zich verbinden aan dezelfde soort mensen (‘ons kent ons’). Daar-

mee creëert ze nieuwe vormen van uitsluiting, individueel isolement en

radicalisering. Door de toenemende druk vallen mensen buiten de boot. De

vergrijzende netwerkmaatschappij gaat in crisistijd gepaard aan afnemende

zorg door bezuinigingen. Gegeven de verantwoordelijkheid van de politie

voor de openbare orde (en de daarin verdisconteerde noodzaak om hulp en

bijstand te verlenen in crisissituaties) betekent deze combinatie onherroepe-

lijk dat een grotere druk zal ontstaan op de politie.

We signaleren een aantal trends die ook op de middellange termijn proble-

matisch zullen blijven: vermaatschappelijking van de zorg; de verbinding

van ‘justitie’ en ‘zorg’; de onvoldoende toegankelijkheid van de zorg voor

minderheden; het grotere beroep op vroeg-signalisering en aanpakken

achter de voordeur. Daarbij hebben we met name aandacht gevraagd voor

psychiatrische problematiek in buurten, dak- en thuislozen, verslaafden,

LVB’ers en solistische dreigers.

De politie moet zich tijdig op bezinnen op haar functie in deze ontwikkeling:

extra capaciteit inzetten op haar signalerende en adviserende functie; een

groter beroep doen op de ggz en andere handhavers zoals stadstoezicht.

Page 64: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

64

Dat betekent dat de politie (nog) meer moet investeren in samenwerking

met andere partijen voor afstemming en overdracht. Samenwerking op het

snijvlak van ggz en andere maatschappelijke actoren, de veiligheidsketen,

woningcorporaties, opvang en zorgvoorzieningen is van doorslaggevend

belang, maar vraagt tegelijkertijd veel energie en tijd, die ten koste zal gaan

van andere (strafrechtelijke) taken.

Met de groeiende invloed van de gemeentelijke overheden op het brede

terrein van zorg en ondersteuning en daarmee van variatie in lokale samen-

werking, zal daarbij het weten te vinden van elkaar alleen maar in belang

toenemen. Toch is daarbij ook een nadrukkelijk appel op de ggz aangewe-

zen. In dat verband spraken we eerder van ‘doktoren aan disciplinering’

(Lünnemann en Boutellier, 2007). De ggz beroept zich terecht op het belang

van goede geestelijke gezondheidszorg ter voorkoming of verergering van

verlies aan kwaliteit van het dagelijks leven van mensen, productiviteits-

verlies van werknemers en dergelijke (sectorrapport ggz, 2010), maar moet

zich meer bewust worden van de overige maatschappelijke opbrengsten van

haar werk – bijvoorbeeld op het terrein van het samenleven in wijken en

vermindering van overlast. Dat is evenwel niet eenvoudig te realiseren: de

ggz-praktijk die is gericht op mensen die een ernstige bedreiging voor ande-

ren vormen of volharden in anti-sociaal of ernstig overlastgevend gedrag

laat zien dat de behandeling van deze mensen vaak met lage slagingskansen

gepaard gaat. Is het appel om meer te ‘dokteren aan disciplinering’, kortom,

verenigbaar met de wens om te komen tot lichtere, goedkopere en meer

ambulante ggz?

Page 65: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

65

5. Referenties

- Bijl, R. (2012) Slotbeschouwing. Donkere wolken op komst? In: Bijl, R.,

Boelhouwer, J., Cloin, M., & Pommer, E. (red) De sociale staat va Nederland

2011. Den Haag: SCP.

- Bos, K. van den, Loseman, A. & Doosje, B.J. (2009). Waarom jongeren

radicaliseren en sympathie krijgen voor terrorisme: onrechtvaardigheid,

onzekerheid en onrecht voor bepaalde groepen. WODC: Ministerie van

Justitie.

- Bovens, M. ( 2012) Opleiding als scheidslijn van oude en nieuwe maat-

schappelijke breukvlakken. Eerste oratie prof.dr. J.A.A. van Doorn wissel-

leerstoel/Van Doornlezing 2012. Rotterdam: Erasmus Universiteit.

- Boutellier, H., & Lünnemann, K. (2007). Dokteren aan disciplinering: Noties

achter straf en zorg bij mensen met een psychische of psychiatrische

stoornis die crimineel gedrag vertonen. In: Raad voor Maatschappelijke

Ontwikkeling RMO. Straf en zorg: een paar apart: Passende interventies bij

delictplegers met psychische en psychiatrische problemen (pp. 87-118). Den

Haag: RMO.

- Boutellier, J.C.J. (2007). Nodale orde: Veiligheid en burgerschap in een

netwerksamenleving: Oratie. Amsterdam: Vrije Universiteit, Faculteit der

Sociale Wetenschappen.

- Boutellier, H. (2011). De improvisatiemaatschappij. Over de sociale orde-

ning van een onbegrensde wereld. Den Haag: Boom Lemma.

- Broekhuizen, J. & R. van Wonderen (2012). Samenleven met verschillen.

Signaleren van spanningen en versterken van vertrouwen in Amsterdamse

buurten. Amsterdam/Utrecht: Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek

en Statistiek / Verwey-Jonker Instituut.

- Castells, M. (2000). The rise of the network society. Hoboken NJ: Wiley-

Blackwell.

- Davelaar, M., Nederland, T., Wentink, M., & Woerds, S. ter (2005). Aan de

slag in de rafelrand: Werk en activering voor daklozen en verslaafden.

Assen: Koninklijke Van Gorcum.

Page 66: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

66

- Davelaar, M., Dongen, M.-C. van, & Rijkschroeff, R., & Flikweert, M. (2007).

Van de straat aan het werk: Dagbesteding en activering voor dak- en thuis-

lozen in Rotterdam. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

- Davelaar, M., & Verwijs, R. (2012). Participatie en werk in de opvang, in:

Sociaal Bestek, 74(6-7), 10-12.

- Dijk, S. van A. Knispel, J. Nuijen (2011). GGZ in tabellen 2010. Utrecht:

Trimbos Instituut.

- Dorelijers, Th.A.H. (2004), Te gek voor woorden? Een biopsychosociale

benadering van jeugddelinquentie (Diesrede). Amsterdam: De Raat en De

Vries.

- Ferweda, H. (2008). Huiselijk geweld gemeten: Cijfers 2007: Vierde meting

op basis van landelijke politiecijfers. Arnhem: Advies- en Onderzoeksgroep

Beke.

- Ferwerda, H. (2009). Huiselijk geweld gemeten: Cijfers 2008. Arnhem:

Advies- en Onderzoeksgroep Beke.

- Hoof, F. van et al, (2011). Ambulante zorg en maatschappelijke ondersteu-

ning voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Een vergelijking

van nationaal beleid en zorgstelsels in Nederland, Engeland en Denemar-

ken. Trendrapportage GGZ 2011, Utrecht: Trimbos Instituut.

- Groot, I.N.J. de, Drost, L. F., & Boutellier, J.C.J. (2010). Bedreigers van poli-

tici: Risico’s en interventiemogelijkheden. Den Haag: Nationaal Coördina-

tor Terrorismebestrijding.

- GGZ Nederland (2010). Zorg op waarde geschat. Update. Sectorrapport

ggz 2010. Amersfoort: GGZ Nederland.

- Laar, M. van et al. (2011). Nationale Drug Monitor. Jaarbericht 2010.

Utrecht: Trimbos-instituut.

- Laar, M. van & Ooyen-Houben, M. (red.). (2009). Evaluatie van het Neder-

landse drugsbeleid. Utrecht/Den Haag: Trimbos-instituut/WODC.

- Lünnemann K.D., & Bruinsma, M. (2005). Geweld binnen en buiten: Aard,

omvang en daders van huiselijk en publiek geweld in Nederland (WODC /

Onderzoek en beleid). Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

- Maas, M. & Planije, M. (2010). Monitor Plan van Aanpak Maatschappelijke

Opvang. Utrecht: Trimbos-instituut.

Page 67: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

67

- Marissing, E. van & F. de Meere (2011), 'Uiteindelijk is het allemaal maat-

werk'. Evaluatie Actieplan Aanpak Woonoverlast Rotterdam. Utrecht:

Verwey-Jonker Instituut.

- Politie Amsterdam-Amstelland (2012). Nieuwjaarsspeech korpschef

Aalbersberg, persbijeenkomst 3 januari 2012. Beschikbaar op het World

Wide Web: http://www.politie-amsterdam-mstelland.nl/files/downloads/

Nieuwjaarsspeech_3jan2012.pdf.

- Politie/GGZ Nederland (2011). Convenant Politie-GGZ. Den Haag: Raad van

Korpschefs/GGZ-Nederland.

- Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2007), Straf en zorg: een paar

apart: Passende interventies bij delictplegers met psychische en psychiatri-

sche problemen. Den Haag: RMO.

- Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2012). Stoornis en delict. Foren-

sische en verplichte geestelijke gezondheidszorg vormen een keten. Den

Haag: RVZ.

- Rijkschroeff, R., Duyvendak, J.W. & Pels, T. (m.m.v. Veldboer, L., Swinnen,

H., Tabibian, N., Mak, J., Boonstra, N., Veenman, J. et al.,). in Onderzoek

integratiebeleid. Bronnenonderzoek Verwey-Jonker Instituut. T.K. 28689,

nr. 11 (2003-2004), 3-522.

- Schnabel, P. (red.)(2004). Individualisering en sociale integratie. Den Haag:

SCP.

- Slobogin, C. (2006). Minding Justice. Laws that deprive people with mental

disability and liberty. Harvard University Press.

- Snoek, A., Poel, A. van der, Mheen, D. van de (IVO), Boutellier, H., Dave-

laar, M., Klein, M. van der, Rijkschroeff, R. (Verwey-Jonker Instituut) (2008).

State-of-the-art-onderzoek. Prestatievelden 7-9 van de Wmo ('kwetsbare

burgers'). Utrecht/Rotterdam: Verwey-Jonker Instituut/IVO.

- Steketee, M., Vandenbroucke, M., & Rijkschroeff, R. (met medewerking

van Drost, L., Braam, H, & Tierolf, B.) (2009). (Jeugd)zorg houdt niet op bij

18 jaar. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

- Straaten, B. van, Laan, J. van der., Schrijvers, C., Boersma, S., Maas, M.,

Wolf, J. & Mheen, D. van de, (2012). Profiel van daklozen in de vier grote

steden. Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen

Page 68: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

68

in de vier grote steden (Coda-G4). Rotterdam / Nijmegen: IVO / UMC St.

Radboud.

- Teeuwen, M. (2012). Verraderlijk gewoon. Licht verstandelijk gehandicapte

jongeren, hun wererd en hun plaats in het strafrecht. Amsterdam: SWP.

- Tuynman M., Planije, M. & Place, C. (2011). Monitor Plan van Aanpak Maat-

schappelijke Opvang 2010. Rapportage 2010: Amsterdam, Rotterdam, Den

Haag en Utrecht. Utrecht: Trimbos-Instituut.

- Tweede Kamer 29325, nr. 8 (2005-2006 ). Maatschappelijke opvang (Plan

van aanpak G4). Brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Wel-

zijn en Sport.

- Veen, R. van der. (2004). Individualisering en beleid. Tussen minimale staat

en controlestaat. In Schnabel, P. (red.) Individualisering en sociale integra-

tie. Den Haag: SCP.

- Verplanke, L. & J.W. Duyvendak (2010), Onder de mensen? Over het

zelfstandig wonen van psychiatrische patiënten en mensen met een ver-

standelijke beperking. Den Haag/Amsterdam: Nicis Institute/Amsterdam

University Press.

- Verwijs, R., Davelaar, M., & Hermens, F. (2012). Resultaten Nulmeting

Participatie & Werk in de opvang 2011: Opvanginstellingen van de Fede-

ratie Opvang (factsheet en achtergrond-informatie). Utrecht/ Amersfoort:

Verwey-Jonker Instituut / Federatie Opvang.

Page 69: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

69

Deel 2 Het Politievak

4. Nationale Politie, Dilemma’s voor de politie in

maatschappij 3.0

Gevraagd: ‘de gevorderde diender’

Prof. dr. Henri Beunders

5. Vertrouwen in de politie

Prof. dr. Pieter Winsemius e.a.

6. Hoe regel je ruimte? Over het belang en de betekenis van

ruimte voor politieprofessionals (in de Nationale Politie)

Prof. dr. Mirko Noordegraaf

Page 70: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

70

Prof.dr. Henri Beunders,

hoogleraar Geschiedenis van Maatschappij, Media en Cultuur aan de Erasmus Universiteit

Page 71: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

71

4. nationale Politie Dilemma’s voor de politie in maatschappij 3.0 gevraagd: ‘de gevorderde diender’

Prof.dr. Henri Beunders, Erasmus Universiteit

1. Inleiding

Er heerst door internet, wederom, een technologisch fetisjisme. Eens werd

atoomenergie als de oplossing van alle problemen van de mensheid gezien.

Sinds een paar decennia beschouwen gelovigen in de ‘nieuwe media’ inter-

net, en alle bijbehorende mobiele communicatiemiddelen, als hét ultieme

Zwitserse zakmes waarmee alle dagelijkse klusjes kunnen worden geklaard.

Het politiewerk is in de vorige eeuw sterk beïnvloed door de technologische

uitvindingen, van vingerafdrukken tot auto’s en mobilofoons. Gelovigen in

technologie denken altijd aan het gemak voor het heden en zien de moge-

lijke schaduwzijden niet. De mode van nu is de uitspraak: ‘De techniek is het

antwoord!’. De beste reactie is: ‘Ok, maar wat was de vraag ook al weer?’

Om de betekenis van de ‘nieuwe media’ voor het politiewerk – en de beno-

digde vaardigheden van de toekomstige politiemensen - te kunnen schetsen,

is het daarom nodig te beginnen met de aard van de mens, vervolgens te

schetsen wat de sociale factoren zijn die mensen aanzetten tot crimineel

gedrag. Om tot slot in te gaan op de mogelijkheden die de techniek de

politie biedt in haar oeroude taken en ook in haar, door de veranderde

maatschappelijke situatie ingegeven, nieuwe taken, zoals preventie, keten-

overleg, bestrijding van cybercrime en hate crime slachtofferhulp en wat dies

meer zij.

Page 72: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

72

Brave New World

Ver in de toekomst kijken is gemakkelijk. Morgen is moeilijker. Immers, of

morgen de stroom uitvalt of een terroristische aanslag plaatsvindt, wie zal

het zeggen.

Sommige auteurs als Fukuyama voorspellen dat we over tien, twintig of iets

meer jaren in een ‘postmenselijke’ wereld zullen leven. Drugs en medicijnen

zullen zo geraffineerd zijn geworden dat niemand meer ongelukkig hoeft te

zijn. Dankzij het gnoom-project zullen we ‘killers’ door ons lichaam kunnen

laten gaan, om de ziekmakende cellen die nu bijvoorbeeld tot Alzheimer

leiden te vernietigen. Er zullen louter geplande maatwerk-baby’s geboren

worden. Als we een nieuw hart nodig hebben laten we er een groeien in een

varken of een koe. Ja, volgens de Amerikaanse futuroloog Kaku zullen we

binnen een halve eeuw onsterfelijk kunnen worden.

De afgelopen halve eeuw waren twee science-fictionverhalen dominant in

ons denken over de toekomst. Het ene was Brave New World van Aldous

Huxley uit 1932, het andere 1984 van George Orwell uit 1949. Huxley voor-

spelde dat de democratische regeringen een zachte tirannie zouden gaan

uitoefenen. Ze zouden de mensen alle pillen en goederen geven waarmee

ze zich zouden kunnen vermaken in een soort hedonistisch consumptief

utopia. Orwell daarentegen dacht, onder invloed van Hitler en Stalin, dat

ook in het Westen de naoorlogse regeringen de vorm zouden aannemen van

een tirannieke Big Brother. Die zou op drie pilaren rusten: geestdodende

propaganda, censuur en bewaking. Elke beweging van de onderdanen zou

worden geregistreerd.

Tijdens de Koude Oorlog was Orwell het populairst in het Westen, sinds de

val van De Muur en het ongebreidelde consumptiekapitalisme dat er op

volgde is Huxley’s visie dominant geworden. Orwell’s Big Brother is immers

al geheel en al uitgekomen. De machthebber kan nu elke beweging van

de burgers vastleggen met behulp van hun eigen mobiele telefoon, via de

Page 73: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

73

creditcard elke aankoop, elk bezocht hotel of pretpark, elk stuk tolweg, elk

bezoek aan een openbare ruimte zoals supermarkt of dorpsplein dankzij de

gesloten televisiecircuits (cctv). De burger is nu dus volledig overgeleverd aan

een soort Super Big Brother.

Edoch, Orwell heeft slechts ten dele gelijk gekregen. Immers, de burger

kan zélf nu ook alles filmen. De internetbril is er al, binnenkort hoeven we

maar met onze ogen te knipperen of we zijn online en delen met de hele

mensheid wat we zien. Hackers dringen door tot in de diepste geheimen van

de macht, namens zichzelf of als wreker van de burgers die geloven dat de

machthebbers van alles te verbergen hebben.

Zo is Orwell’s bespieden geen eenrichtingsverkeer meer, maar verloopt dit in

een kring. Aangezien nu bijna de hele mensheid een mobiele telefoon heeft

en is aangesloten op internet moeten we concluderen dat de op gemak en

vertier uit zijnde burgers niet veel geven om hun privacy, en dat de praktijk

in het heden dus meer een mix is geworden van Orwell en Huxley.

Dat is het lot van bijna alle utopieën en dystopieën: ze bevatten een kern

van waarheid maar de werkelijkheid van morgen is toch weer anders. Wie

denkt nu geheel te kunnen overzien hoe ons leven en onze leefomgeving er

in 2026 zullen uitzien, zou nog eens de science-fictionfilm Metropolis van de

Duitse regisseur Fritz Lang uit 1927 moeten bekijken. Die film speelt zich af

in 2026. In ‘de ‘onderwereld’ leven ‘de handen’ – de arbeiders – als slaven. In

de ‘bovenwereld’ vliegen de welgestelde ‘hoofdwerkers’ in privévliegtuig-

jes tussen de wolkenkrabbers door van penthouse naar penthouse. Maar

ze gaan nog wel gekleed in driedelig zwart met hoge hoed, en roken een

sigaar, iets wat in New York intussen is verboden in de parken, en binnenkort

misschien zelfs thuis.

Page 74: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

74

Totale Transparantie

Voor de Nationale Politie is natuurlijk de vraag van wezenlijk belang hoe het

staat met de ontwikkelingen in de relatie overheid-burger in deze 21e eeuw

vol instant-communicatie en biotechnologische revoluties. Het idee is dat de

overheid door de politieke emancipatie van de burger en door zijn soms zelfs

superieure positie op het terrein van de communicatie het onderspit aan het

delven is.

Niets is minder waar. Die miljoenen Amerikaanse diplomatentelegrammen

die Wikileaks afgelopen jaren op internet zette, onthulden in feite weinig

tot helemaal niets, behalve dat de hedendaagse diplomaten als nieuws naar

hun baas in Washington sturen wat ze in de krant hebben gelezen. Met de

komst van die zogenaamde Totale Transparantie zou een einde gekomen

zijn aan de oeroude bewapeningswedloop tussen politie en criminelen. Wie

dit gelooft, gelooft alles. De hardcore Hooligans communiceren al lang niet

meer via internet om plek en tijdstip van de volgende veldslag af te spreken.

Criminelen gebruiken voor elk telefoongesprek een andere sim-kaart. Diplo-

maten, wellicht de staatslieden ook, zullen elkaar binnenkort misschien wel

weer op een verlaten landweggetje, in een Turks stoombad of in Davos, ont-

moeten, boodschappen overbrengend die ze uit het hoofd hebben geleerd.

Toch zijn er enkele conclusies die scherpzinnige schrijvers als Fukuyama, Kaku

en Eco met elkaar delen over de volgende communicatie- en biotechnolo-

gische revoluties. De eerste is dat we toch niet goed kunnen weten hoe de

maatschappij er over decennia zal uitzien. Het kan zijn dat de ‘post-men-

selijke wereld’ er een wordt die veel hiërarchischer en competitiever is dan

de huidige, en vol sociale conflicten. Het kan er ook een worden waarin het

idee van een ‘gemeenschappelijke mensheid’ verloren is gegaan omdat we

zozeer met menselijke genen in de weer zijn gegaan dat we niet langer een

idee hebben wat een menselijk wezen eigenlijk nog ís. Het kan ook zijn dat

we dan inderdaad leven in het soort zachte tirannie uit Huxley’s Heerlijke

Nieuwe Wereld, waarin iedereen gezond en gelukkig is maar vergeten is wat

Page 75: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

75

de betekenis van hoop, angst en strijd is.

Waar sommige filosofen die over de toekomst nadenken, zoals Fukuyama en

Sloterdijk, op aandringen is dat de macht van de staat gebruikt moet gaan

worden om de ontwikkelingen op het gebied van de biothechnologie te

reguleren. En experts op het gebied van internet, zoals Morozov, bepleiten

veel meer democratische controle op het gebruik van al die hightech-soft-

ware door commerciële bedrijven, en zeker door de politie.

De politiek zal dus veel belangrijker worden dan in de tijd van deregule-

ring van de afgelopen paar decennia het geval was. De discussie over de te

hoge kosten van medicijnen voor bepaalde zeldzame ziekten is hiervan een

voorbode. De uitsluiting van internet in Frankrijk van illegale download-

recidivisten een andere.

De staat zal meer dan nu het geval is zijn macht weer opeisen. De Nationale

Politie past in deze ontwikkeling. Hoe de politie dit in de praktijk zal moeten

gaan doen is vers twee. Alleen door repressie? Of door samenwerking met

de burgers waar het kan, en alleen repressie waar het moet?

Het holbewonersprincipe

Eerst zullen we moeten terugkeren naar de kern van waar het in het politie-

werk om gaat: de mens. Want bij al die revoluties in het mens-zijn die ons

nog te wachten staan, staat één ding bij alle experts buiten kijf: de mens is

nu nog dezelfde als de eerste moderne mens van 100.000 jaar geleden.

Techniek verandert elke dag, maar de natuur van de mens verandert nauwe-

lijks of niet: we verschillen genetisch nu eenmaal niet zo veel van die eerste

Homo Sapiens, en hebben dus dezelfde angsten en verlangens. Futuroloog

Michio Kaku noemt dit het holbewonersprincipe: ‘Telkens als er tussen de

moderne technologie en de verlangens van onze primitieve voorouders een

conflict ontstaat, zullen die primitieve verlangens het altijd winnen’. Zo ont-

moeten we elkaar liever in levende lijve, zodat we elkaars verborgen emoties

Page 76: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

76

– en dus verborgen bedoelingen – kunnen lezen. Zo kijken wij graag naar

achtervolgingen op tv – jagers als we nog zijn – maar worden we zenuwach-

tig als we zelf langer dan vier seconden worden gadegeslagen. Zo is er wel

veel cybertoerisme, kijkend naar die mega flatscreens thuis aan de muur,

maar gaan we nog liever zelf naar die piramide of waar ook. Zo is YouTube

razend populair, maar live-concerten, festivals en andere happenings bui-

tenshuis niet minder.

Er is dus een voortdurende wedijver tussen high tech en high touch. Eigenlijk

willen we allebei, maar als we de keus hebben kiezen we high touch boven

high tech. Want uiteindelijk zijn en blijven we liever fysiek dan virtueel.

Ofwel, alle gadgets waarmee we ons nu permanent omhangen en als een

moderne Nikkelen Nelis door het leven gaan, laat onverlet dat we nog altijd

mens willen zijn. En dit betekent dat we ook in de komende tijd last zullen

hebben van ‘het menselijk tekort’: we kunnen goede dingen doen, maar ook

slechte.

Vandaar dat het in deze ontkerkelijkte tijden geen kwaad kan te beseffen

dat de kerk ooit de Tien Geboden heeft geformuleerd om de mensen op het

juist pad te houden. En ook nog de Zeven Hoofdzonden die de aanloop kun-

nen vormen naar de harde zonden als moord en diefstal, te weten: hoog-

moed, hebzucht, lust, nijd, onmatigheid, woede en gemakzucht. Tegenover

deze hoofdzonden zette de kerk ooit de Zeven Deugden: voorzichtigheid,

rechtvaardigheid, gematigdheid, moed, geloof, hoop, naastenliefde. Het

zou geen kwaad kunnen als de politie de huidige slogan van Waakzaam en

Dienstbaar zou aanvullen met deze Zeven Deugden, als richtinggevend voor

de ethische protocollen die er steeds meer worden gemaakt, uit oprechte

overtuiging of als preventief verweer tegen die Totale Transparantie van dat

glazen huis waarin de politie tegenwoordig moet opereren.

Het is dus raadzaam dat de Nationale Politie bij haar inrichtingsplannen deze

‘oermens’ als uitgangspunt blijft nemen, en niet de koptelefoon-zombies

die we nu al zo veel op straat zien, en die als ‘bewijs’ zouden kunnen gelden

Page 77: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

77

dat Brave New World werkelijkheid is geworden. Het beschavingsvernis is,

zoals psychiater Theodore Dalrymple niet nalaat te benadrukken, en blijft

flinterdun.

De misdaad op straat is ook weinig veranderd in de geschiedenis van de

politie, ja, van de mensheid. Mensen hebben altijd met elkaar gevochten,

elkaars eigendommen gestolen, alcohol en drugs misbruikt en zich periodiek

ondergedompeld in asociaal gedrag. Tezamen vormt dit alles zo’n beetje de

kern van het werk van de agent op straat of van de M.E. bij grootscheepse

manifestaties. Maar niemand zal ontkennen dat de maatschappelijke context

– inclusief die communicatierevoluties – aan het veranderen is.

De veranderende maatschappelijke context van het politiewerk

In Brave New World was individualisme taboe: ‘iedereen behoort aan ieder-

een’ was in dit hedonistische utopia het motto. De kern van de huidige en

toekomstige samenleving is dan ook niet onderwijs maar entertainment,

vermaak, roddel. De sociale netwerken, waarvan tien jaar geleden niemand

had voorspeld dat die zo’n fenomenale ontwikkeling zouden doormaken,

worden voornamelijk gebruikt voor amusement. En voor roddel, wat net

als bij de stammen van heel lang geleden, een levensvoorwaarde is gewor-

den in deze 21e eeuw. Voor het overleven is snel informatie verbreiden van

essentieel belang, vooral over de leiders. Wie vroeger bij zijn stamgenoten

uit de gratie viel, verloor vaak de mogelijkheid om zijn genen door te geven.

En omgekeerd geldt dit natuurlijk ook voor de leiders, die willen weten wat

er onder ‘het volk’ leeft.

Maar deze instant-communicatie hoort wel bij een hoogtechnologische wel-

vaartstaat, waarin iedereen zich al die iPads, iPods en iPhones kan permit-

teren in de illusie dat het leven dan nog aangenamer wordt. En die illusie

kan wel eens snel verstoord worden door de harde werkelijkheid van de

veranderende maatschappelijke omstandigheden. Daarmee verandert ook

Page 78: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

78

de aard en omvang van de criminaliteit.

Misdaad is een karakter- en opvoedingsprobleem, maar ook een maatschap-

pelijk probleem. Zaken als werkloosheid, gezondheid en onderwijs hebben

hier grote invloed op. En de demografische ontwikkelingen eveneens. Het

grootste effect op de misdaad op straat hebben werkloosheid en armoede,

en misbruik van drugs en alcohol. De oorzaken van deze factoren vallen

goeddeels of geheel buiten de reikwijdte van de politie, die er wel voor is

om de gevolgen ervan te bestrijden. Disciplinering van de mensen, en zeker

van de massa, zal een toenemende politieke eis worden, waarbij de politie

de uitvoerder zal zijn, al dan niet met behulp van de ‘bestuursmacht’ van de

overheid, door bijvoorbeeld rookcafés of ‘zuipketen’ te sluiten.

De veranderingen waarmee de politie de komende jaren meer en meer

rekening zal moeten houden zijn demografisch en sociaal-cultureel van aard.

Nu al is duidelijk dat het politiewerk in een multiculturele, hoogtechnolo-

gische consumptiemaatschappij complexer en dus moeilijker is dan vroeger.

Tegelijkertijd moet de angst voor woede-explosies in bepaalde buurten of

uitgaansgelegenheden niet worden overdreven. Grootschalige onlusten

zoals in Los Angeles in 1991, Hoek van Holland in 2009 of Engeland in 2011

komen slechts om de zoveel jaar voor. Waarbij het overigens goed is te

weten dat niet de Britse politie maar de Britse krant The Guardian via data-

mining onder blogs de rellen in Engeland voorspelde.

Kleinschalige oproeren en vechtpartijen zijn echter aan de orde van de dag.

En te verwachten is dat kleine criminaliteit zal toenemen. Waarom? Omdat

de (gevoelde) kwetsbaarheid van burgers zal toenemen, en dus de eis aan de

politie dat elke verstoring van hun Brave New World met harde hand moet

worden bestreden. Bij de groeiende kwetsbaarheid moeten we wel onder-

scheid maken in lichamelijke, financiële en sociale kwetsbaarheid.

Neem de demografische veranderingen. Het aantal 65-plussers zal, zo

voorspelde een rapport van Justitie in 2006, in 2035 van 14% tot 23% van

de totale bevolking toenemen, tot circa 4 miljoen. De vergrijzing leidt tot

Page 79: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

79

groeiende angst en gevoelens van onveiligheid en tot meer sociale afzonde-

ring. Veel mensen zullen weinig of geen broers en zussen hebben en weinig

of geen kinderen. Dit bevordert het gevoel van kwetsbaarheid, en zal leiden

tot groeiende (over)gevoeligheid voor elke vorm van asociaal gedrag van

medeburgers.

De vergrijzing heeft een neerwaarts effect op criminaliteit: de ouderen

blijven meer binnen en er gaan minder mensen volgestouwd met pillen naar

de disco. Een opwaarts effect is te verwachten als gevolg van de stijging van

het aantal niet-Westerse imigranten in de leeftijd van 15 tot 30 jaar, aldus

Justitie. Maar bij deze voorspellingen is het wel goed op te merken dat

criminaliteit in het algemeen sneller en sterker door beleid is te beïnvloeden

dan de demografie, en dat de voorspellende waarde van het laatste dus niet

zo groot is.

Zeker is dat een laag inkomen ook het gevoel van kwetsbaarheid vergroot.

Experts verwachten dat de huidige economische crisis vele jaren zal voort-

duren, zoals deze in Japan ook al decennia duurt. Dit betekent groeiende

werkloosheid, groeiende armoede, groeiende kloof tussen rijk en arm, en

dus meer kleine misdaad.

De ervaring in Amerika leert dat de multiculturele samenleving een gese-

gregeerde samenleving is. Alleen op het werk en in de (nieuwe) media is

er contact tussen iedereen, maar niet in de woonwijken zelf. Nederland zal

dus een archipel worden van gemeenschappen die zoveel mogelijk tijd van

hun leven in eigen kring willen doorbrengen: ‘gated communities’ voor de

welgestelden, ‘probleemwijken’ voor de armen. We spreken anno 2012 nog

niet van ‘no-go areas’, maar al wel van ‘niet zo veilige wijken’.

Deze segregatie zal betekenen dat elke gemeenschap – conform de nu al

gesignaleerde behoefte aan meer autarkie zoals op het gebied van stroom-

opwekking – haar eigen veiligheid zal willen organiseren, al dan niet met

behulp van de politie. De politie in Wassenaar zal dus nog meer portier en

Page 80: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

80

nog minder ordehandhaver worden, terwijl in armere wijken zoals in de

Haagse Schilderswijk het omgekeerde het geval zal worden.

Deze ontwikkeling naar ‘Archipel Nederland’ zal ook betekenen dat de

huidige tendens om meer vrijwilligers in te zetten bij het politiewerk zal

doorzetten, ook mogelijk gemaakt door de vergrijzing. En de toenemende

overbelasting van de politie zal leiden tot het uitbesteden van meer taken,

ook die in de opsporing, wat dankzij de toenemende opleiding van de bevol-

king en de toename in de computergerelateerde criminaliteit ook gemakke-

lijk uit te besteden is. Elk ICT-bedrijfje kan een gestolen laptop traceren, en

deze resultaten aan de politie doorgeven.

Community Policing

De vraag is wat er in de gefragmenteerde samenleving, in die archipel, over-

blijft van het idee van een Nationale Politie. Het doel van het politiewerk

is de wet eerlijk en stevig toe te passen om misdaad te voorkomen; om hen

die de wet overtreden te vervolgen en te laten berechten; om de openbare

orde te handhaven; om de gemeenschap te beschermen, te helpen en gerust

te stellen en bij al deze activiteiten te werk te gaan met integriteit, gezond

verstand en gezond oordeel.

Maar de diverse gemeenschappen zullen steeds meer inspraak willen hebben

in het politiewerk in de buurt, en deze ‘community policing’. Dit ‘gemeen-

schapsgericht politiewerk’ zal dus meer en meer de normen en waarden

moeten afdwingen welke die buurt van belang vindt. De nationale norm

zal vooral afgedwongen worden in de publieke ruimte tussen die zich

afsluitende buurten, en in de virtuele wereld van internet via de policing of

communities..

Zowel de ontwikkeling naar ‘community policing’ als ‘policing of communi-

ties’ betekent een eerherstel van het adagium waarmee de Britse politicus

Robert Peel bijna twee eeuwen geleden de politie oprichtte: ‘The Public are

Page 81: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

81

the Police and the Police are the Public’. Dat wil zeggen: ‘De politiemensen

zijn slechts leden van het publiek die worden betaald om alle aandacht te

besteden aan de plichten die elke burger heeft in het belang van het welzijn

van de gemeenschap’.

De vraag of die ‘robuuste basisteams’ in die steeds afgeslotener wordende

gemeenschappen niet vooral een sociaal werker wordt, een verbinder tussen

alle schakels van de ketenzorg, en aldus zijn per definitie niet-gelijkwaardige

positie als politiefunctionaris zal verliezen, is eenvoudig te beantwoorden. Al

dat ketenoverleg, al dat sociale buurtwerk, al dat proactieve preventiewerk

om burenruzies en huiselijk geweld te voorkomen of tijdig in te dammen,

dat ís vooral sociaal werk. Het zal afhangen van het karakter van de poli-

tiefunctionaris hoeveel respect hij/zij weet af te dwingen. En daarbij, het

monopolie op geweld blijft bij de politie en wordt zelfs uitgebreid met het

toenemende gebruik van de ‘bestuursmacht’ in samenwerking met de lokale

overheden.

De sociale media zullen op buurtniveau een steeds grotere rol gaan spelen:

webcams, wiki’s, skype, digitale buurtkranten, en sensoren ter beveiliging

of alarm, enzovoorts. Ook al wordt de buurtagent of –regisseur (nog) niet

gekozen, hij/zij zal misschien niet de digitale spin in het web dienen te wor-

den maar wel het toeziend oog en de helpende hand. Én degene die de kno-

pen doorhakt. Daarover zal meer verantwoording moeten worden afgelegd,

met behoud van de gehoorzaamheid aan de eisen van de eigen hiërarchie en

de wettelijke regels.

Maar zeker is dat op buurt- en wijkniveau de politie een groeiende rol zal

moeten spelen, al was het maar omdat in het bestaande ketenoverleg steeds

duidelijker wordt dat er sprake is van vaak verlammende strijdige deelbe-

langen. De politie kan daarentegen meer de belangen van de bevolking

behartigen, met behulp van sociale media, en met behulp van theorieën en

methoden als The Wisdom of Crowds. Inspraak en het verkrijgen van oplos-

singen voor bepaalde problemen kunnen digitaal worden voorgelegd aan

de burgers, en fysiek kunnen zij de diverse oplossingen bespreken en er over

Page 82: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

82

stemmen. Horizontalisering met behoud van de verticale positie voor de

politie dus.

Sociale media

Internet en het mobiele telefoonverkeer lijken een chaos, maar de controle

erover is kipsimpel. In het gewone internetgebruik is er sprake van een

enorme sociale stuwkracht naar het sociaal acceptabele. De primaire functie

van internet – informatie verkrijgen en delen – past geheel in de weliswaar

steeds bonter lijkende maar in feite steeds burgerlijker, angstiger en confor-

mistischer wordende maatschappij. De angst voor internet komt voort uit de

aanwezigheid van zo veel cybercrime door enkele individuen.

Maar de opsporing hiervan is door de revolutionaire ontwikkelingen op het

gebied van computercapaciteit (virtualisatie) én software, steeds eenvoudi-

ger. Facebook en Google registreren voor commerciële doelen al onze bewe-

gingen op internet: als u hierin geïnteresseerd bent, dan misschien ook in

dit. En zoals Morozov heeft beschreven, Facebook geeft het soms al aan de

politie door als er verdachte dingen gebeuren onder haar gebruikers, zoals

een volwassen man die permanent met dertienjarige meisjes chat.

Aan de huidige anonimiteit van veel internetters komt langzaam maar zeker

een einde. Ook hier claimt de staat zijn macht terug, via internationale

wetgeving die auteursrechten beschermt, via nationale wetgeving op het

gebied van hate crime enzovoort. Steeds meer commerciële sites eisen van

de gebruiker dat deze zich kenbaar maakt.

Het probleem voor de politie is dat zij met technieken als datamining wel

allerlei openbare blogs en Facebook-sites kan scannen, maar dat zij niet -

zoals Google wel kan - alle bewegingen van computergebruikers kan trace-

ren zoals welke pagina’s iemand bezoekt, en wat hij/zij zelf aan het doen is

op de eigen computer. Maar ook hier is er een groeiende druk op bedrijven

Page 83: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

83

om huisregels in te stellen, zodat de overheid/politie via een omweg de

burgers kan disciplineren. Iedereen, ook de grootste criminelen en andere

wetsovertreders zoals de verspreiders van kinderporno of hatecrime, zijn

immers afhankelijk van de techniek.

De kwestie van de sociale media met betrekking tot de opsporing is tech-

nisch gesproken dus steeds minder moeilijk. Er is allerlei software, zoals

GreenDam, die de overheid in staat stelt om alle blogs, chats, ja elk contact

dat via de computer verloopt, te scannen. Ook op kleur. Is er te veel roze?

Dat duidt op porno, en hup het scherm zegt tegen die gebruiker: ‘deze pagi-

na is niet langer beschikbaar’. En die politieke activisten, zoals van Occupy?

Hoe meer activisten met elkaar verbonden zijn, hoe gemakkelijker het is om

hen te volgen. Als er door hen vaak naar één site gelinkt wordt, hoeft de

politie die site niet eens te bezoeken om die uit te lucht te halen.

Crowdsourcing, big data, algoritmen, het heeft al geleid tot ‘predictive

policing’, zoals de politie van Los Angeles inmiddels met succes toepast. Daar

voert men in het verleden gepleegde misdaden in een buurt in, en allerlei

andere gegevens over buurten en mensen, en kan aldus voorspellen waar

de volgende inbraak waarschijnlijk zal plaatsvinden. Daar wordt dan meer

gepatrouilleerd. Resultaat: tien tot dertig procent minder misdrijven in die

buurt.

De ontwikkelingen van de afgelopen tijd om de burgers in te schakelen bij

de opsporing, via sms alerts en Burgernet, geven aan dat de overgrote meer-

derheid van de bevolking gaarne bereid is samen te werken bij het oplossen

van misdrijven en het veilig maken van de leefomgeving.

De politie kan digitaal wel veel meer doen dan alleen het vragen om gerich-

te informatie over verdwenen meisjes en gestolen scooters. Het inschakelen

van burgers bij het oplossen van ‘cold cases’, waar jaren geleden mee werd

gestart, kan op bredere manier worden voortgezet.

Page 84: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

84

Niet te veel vertrouwen op computers

Omdat internet steeds meer gestandaardiseerd én doorzoekbaar wordt,

meer onderhevig zal worden aan de nationale en Europese wetgeving, en

omdat internet het gewone communicatiemiddel voor de meeste mensen

wordt, is het verwachten dat criminelen, politieke activisten en andere

onaangepasten er minder gebruik van zullen maken. Gevoegd bij de gecon-

stateerde behoefte van de mens om elkaar fysiek te ontmoeten en al dan

niet ‘uit de bol’ te gaan, is het daarom noodzakelijk dat de politie meer

present is in de publieke ruimte. Dit om meer redenen.

Het gevaar is dat de politie te zeer gaat vertrouwen op computerinformatie.

Het gevaar is ook dat de nieuwe technologie niet wordt gebruikt om het

aloude politiewerk efficiënter aan te pakken, maar dat de werkwijze van de

agent wordt aangepast aan de nieuwe technologie. De politie kan nu met

een druk op de knop weten of de auto die voor hen rijdt gestolen is. Resul-

taat: meer verdachten worden opgepakt. Maar het voorkomen van burenge-

weld door het tijdig met beide partijen te gaan praten kan nauwelijks door

internet worden gepresteerd. Hooguit kan de geregistreerde geschiedenis

van beide buren met een druk op de knop tevoorschijn worden getoverd.

De gegroeide noodzaak tot samenwerking met allerlei instellingen – scholen,

clubs, gezinnen, middenstand, jeugdzorg, gemeente en andere instellingen

die als sleutelorganisaties worden gezien bij het bestrijden van misdaad en

sociale problemen – vereist naast digitaal contact ook fysieke aanwezigheid.

Alleen zo kan de politie er voor zorgen dat knopen worden doorgehakt,

en dat duidelijk is wie verantwoordelijk is. De politie kan de hiërarchie in

dit ketenoverleg handhaven door de informatievoorsprong die ze door de

digitalisering en de sociale media kan opbouwen.

De meerderheid van het politiewerk omvat niet het achtervolgen en arreste-

ren van misdadigers, maar gaat over het dagelijkse contact met gewone bur-

gers. Voor de controlerende taak op internet heeft het KLPD de afgelopen

Page 85: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

85

tijd al honderden, veelal jonge, mensen in dienst genomen. Het beschikbaar

stellen van deze informatie aan de korpsen, districten en basisteams zal

opgelost kunnen worden dankzij de razendsnel toenemende computerca-

paciteit met behulp van virtualisatie computers. De ICT van de Nederlandse

politie geldt nu als een regelrechte ramp, maar binnen enige jaren kan de

hele benodigde computercapaciteit van de Nationale Politie in één kamer

opgeslagen worden, met in elk korps dezelfde capaciteit.

Wat betreft de censuur: dat wordt maakwerk. De censoren zullen zo veel

over ons weten dat ze uiteindelijk geautomatiseerde beslissingen kunnen

nemen over elk individu, en elk individu in een bepaalde context. Net zoals

het politiewerk in de buurt ook maakwerk wordt, overeenkomstig de aard

en de verlangens van de buurt.

Het politiewerk in de publieke ruimte zal op twee poten gestoeld moeten

worden, die van krachtige ordehandhaver en van communicator. Het is

bekend dat de aanwezigheid van veel M.E. soms eerder escalerend werkt

dan geweldverminderend. Niettemin lijkt het toenemende geweld in de

uitgaansgebieden te vragen om een steviger aanpak, in elk geval als mid-

del dat achter de hand wordt gehouden. Zoals in de trein de conducteur

heel beleefd de reizigers bejegent, maar bij de eerste de beste onbeleefde

opmerking of weigering een kaartje te tonen zijn mobilofoon pakt zodat de

herdershonden klaar staan op het volgende station.

Conclusies

De wereld van internet wordt dankzij verbeterde technologie en strengere

wetgeving steeds minder een anarchistische jungle. In de fysieke wereld

op straat gebeurt, net als vroeger, het fysieke geweld en de criminaliteit.

Maar de eis tot disciplinering van het gedrag in zowel de virtuele als fysieke

publieke ruimte wordt luider, en hier zal meer van de politie verwacht wor-

den.

Page 86: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

86

De kleine criminaliteit zal door de aanhoudende economische crisis omvang-

rijker worden, terwijl door de groeiende overgevoeligheid van de vergrijzen-

de bevolking asociaal gedrag meer en meer centraal zal komen te staan.

De sociale media zijn voor de informatie-uitwisseling en opsporing van toe-

nemend belang, en worden de kern van de buurtactiviteiten met de chef van

de basisteams als coach, als ‘toeziend voogd’, als bemiddelaar en uiteindelijk

als scheidsrechter.

In het algemeen maakt internet de zwakken zwakker en de sterken sterker.

Maar de toenemende rol van vermaak, en de afname van samenhang en

normen en waarden in de maatschappij zelf, zal blijvend de verwording

bevorderen van Internet tot Spinternet: vol Spin en Propaganda. Hypes,

hysterie en complot denken lijken vaker voort te komen dan vroeger.

Immers, alles kan bewezen worden met informatie van het net. In tijden van

crisis kan daarbij elk beeld van een wildplassende of wat al te hardhandig

arresterende agent leiden tot een buurtrel met geweld.

Al deze ontwikkelingen in de huidige informatie- en entertainmentwereld

nopen tot drastische verandering van de expertise van de politie, dat wil

zeggen in de verhouding tussen onderwijs, training en ervaring. Of deze

nieuwe functie-indeling zo precies zal moeten worden gerealiseerd als in het

advies ‘Schakelen in verantwoordelijkheid’ van de Politieonderwijsraad is

neergelegd, dient te gebeuren, is de vraag. Te veel specialismen versterkt de

bureaucratisering.

De ontwikkeling naar ‘information war rooms’ bij de korpsen is hier en daar

al in gang gezet, het KLPD heeft al een enorme dienst voor de bestrijding

van cybercrime. Zo zal het ‘predictive policing’ op basis van big data onge-

twijfeld een grote vlucht gaan nemen, en de komst van de Nationale Politie

zal dit ook sneller mogelijk maken. Niettemin, gewaakt dient te worden voor

technologisch fetisjisme.

Page 87: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

87

Om de kosten en schaduwzijden van de technologische informatie- en com-

municatierevolutie niet uit het oog te verliezen is en blijft het zaak uit te

gaan van de bijna onveranderlijke mens in een veranderlijke maatschappij.

En dan is het goed altijd het ‘holbewonersprincipe’ in het achterhoofd te

houden.

Intussen liggen drastische veranderingen in de taken van de politie voor de

hand. De groei van de particuliere beveiligingsindustrie zal zijn evenknie

vinden in de outsourcing van meer taken, ook in de opsporing, door de

politie. En in meer betrokkenheid van de burgers bij het verwezenlijken van

een veilige en gezonde leefomgeving. Het aantal vrijwilligers dat de politie

zal bijstaan in bepaalde taken – buurtwacht, assistentie bij service aan het

publiek, de administratie en de telefoondienst en dergelijke – zal toenemen.

De vergrijzing zal dit ook mogelijk maken.

Hoewel specialisme op het gebied van softwaretechnieken niet te vermij-

den is, moet gewaakt worden voor een fragmentatie in de functies binnen

de Nationale Politie. Het opleidingsniveau binnen de gehele politie moet

omhoog, al was het maar omdat dit nu achterblijft bij het gemiddelde oplei-

dingsniveau van de burger. Iedereen kan nu permanent filmen en filmpjes

maken, ook de doorsnee politieman/vrouw. Maar de digitale wereld vereist

steeds meer dat iedereen, burger en agent, ook de beginselen kent van

programmeren. Alleen dan kan de agent de beschikbare software gebruiken

om zijn/haar in de werkelijkheid opgedane ervaring ook in te kunnen voeren

met de gewenste resultaten.

Dit betekent dat elke agent ‘een gevorderde diender’ moet worden, in

digitaal opzicht maar niet minder in communicatief opzicht op straat in de

multiculturele samenleving.

Wat betreft het delen van informatie door de politie ten slotte dit. De politie

is berucht in het willen afschermen van haar informatie en bronnen, terwijl

ze altijd graag wil putten uit de gemeenschappelijke bronnen van informa-

Page 88: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

88

tie. De omslag in dit denken begint met een omslag in het denken over de

rol van de politie in de samenleving. Als Peel’s adagium – ‘The Public are the

Police and the Police are the Public’ – regel wordt, zal de overtuiging volgen

dat burgerij en politie in de meeste gevallen een en dezelfde opvatting en

belang hebben: een veilige en gezonde omgeving. Vanuit die opvatting is

het maar een kleine stap naar de nu reeds her en der bestaande digitale

buurtkranten waarop alle mogelijke informatie over de ‘community’ gezet

kan worden. Dat wordt ook de plaats waar de politie aan kan deelnemen,

en verkeerde of racistische informatie kan tegenspreken of verwijderen. De

democratische legitimatie vereist dat de politie zo veel mogelijk data deelt

met het publiek. De effectiviteit vereist dat eveneens.

Te veel specialisaties binnen de Nationale Politie staan haaks op het idee van

internet: delen is verdienen. Te veel specialisatie zal leiden tot het afscher-

men van informatie van andere afdelingen binnen de organisatie. Als ‘de

gevorderde diender’ zowel toegang heeft tot de informatie uit de eigen

computers, en er zelf ook zonder moeite informatie aan kan toevoegen, dan

zal de agent niet alleen echt de beloofde autonomie verkrijgen, maar ook

effectief zijn taken kunnen vervullen. Dat deze interne openheid van infor-

matie niet zonder protocollisering en registratie kan, dat is duidelijk.

Literatuur:

- Beunders, Henri en Erwin Muller (2009, 2e ed.) Politie en Media. Feiten,

fictie en imagopolitiek. Den Haag: Reed Business.

- Beunders, Henri, Bram van Dijk e.a. (2011). Politie en Publiek. Een onder-

zoek naar de communicatievormen tussen burgers en blauw. Den Haag:

Reed Business.

- Beunders, Henri (2011) De burger als bondgenoot. Over de noodzaak van

radicale interactie tussen elite, bestuur en volk. Achtste ROB-lezing. Den

Haag; Raad voor Openbaar Bestuur.

- Dalrymple, Theodore (2004) Leven aan de onderkant. Het systeem dat de

Page 89: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

89

onderklasse in stand houdt. Utrecht: Spectrum

- Dinten, W.L. van e.a. (2011) ‘Omdat de samenleving er aan toe is’. Naar

een lokaal contextgedreven, regionaal en landelijk systeemgedreven

Nederlandse Nationale Politie. Wijk bij Duurstede: Bascole.

- Edwards, Charles (2005) Changing Policing Theories for 21st Century Socie-

ties. Sydney: The Federation Press.

- Eco, Umberto, Het creëern van de vijand. Gelegenheidsgeschriften. (2012)

Amsterdam: Balans.

- Fukuyama, Francis (2002) Our Posthuman Future. Consequences of the

Biotechnology Revolution. New York: Farrar, Straus and Giroux.

- Hoff, Ronald van den (2011) Society 3.0. A smart, simple, sustainable &

sharing society. Een boek voor wereldmensen. Z.p.: Stichting Society 3.0.

- Justitiële verkenningen 3/06 (2006) Demografische ontwikkelingen. Den

Haag: Boom.

- Kaku, Michio (2011) Reis naar de toekomst. Het leven in het jaar 2100.

Amsterdam: NwA’dam.

- Morozov, Evgeny (2011) The Net Delusion. How not to Liberate the World.

London: Penguin.

- Morozov, Evgeny (2012), ‘En wat als Facebook u zo maar aangeeft?’. In:

NRC Handelsblad, 4/5 augustus 2012. Opinie en Debat.

- Muller, E.R., H. Ferwerda e.a. (2011) Ordeverstoringen en groepsgeweld

bij evenementen en grootschalige gebeurtenissen. Den Haag: COT/Bureau

Beke/Politieacademie.

- Nijhof, Wim (red.) (2011) Schakelen in verantwoordelijkheid. Beroepen van

de politie herijkt. Politie Onderwijsraad.

- Pratt, John e.a. (eds.) (2005) The New Punitiveness. Trends, Theories, Per-

spectives. Uffculme: Willan Publishing.

- Ratcliffe, Jerry (2008) Intelligence-Led Policing. Uffculme: Willan

Publishing.

- Rogers, Colin e.a. (2011) Police Work. Principles and Practices. London/New

York: Routledge.

- Sloterdijk, Peter (2000) Regels voor het mensenpark. Kroniek van een

debat. Amsterdam: Boom.

Page 90: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

90

Pieter Winsemius,

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid

Page 91: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

91

5. vertrouwen in de politiePieter Winsemius, Annemarth Idenburg en Marijke Rem, WRR

Burgers hebben een hoge pet op van de politie; de enigen die dat niet

geloven zijn naar het voorkomt de politiemensen zelf. Ook uit recent veld-

onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)

bleek dat de politie onze beste vriend is.1 In kleine dorpen en grote steden,

in voorstands- en achterstandsbuurten: waar wij kwamen werd steeds beves-

tigd dat burgers een groot belang hechten aan veiligheid en dat de politie

– vooral in de gedaante van de wijkagent – een centraal en breed gewaar-

deerd anker in de eigen leefomgeving vormt. Dat gezegd zijnde is de vraag:

hoe kan de politie een nog betere vriend worden en biedt de invoering van

een Nationale Politie daar voldoende mogelijkheden toe in onze huidige

samenleving?

Want die samenleving is aan snelle veranderingen onderhevig. Door maat-

schappelijke verdichting en versnelling neemt het aantal verbindingen tussen

min of meer gescheiden gemeenschappen snel toe. De ‘vernetwerking’ van

de samenleving gaat gepaard met een hoge mate van onvoorspelbaarheid

en onbeheersbaarheid. Voor buitenstaanders zijn netwerken bovendien

vrijwel niet te doorgronden: wie een netwerk wil zien, moet zich ermee ver-

binden. Waar overheden en maatschappelijk instellingen (scholen, wooncor-

poraties, zorginstellingen, welzijnswerk) zich steeds meer op afstand hebben

gezet van (groepen) burgers, zullen zij in de netwerksamenleving juist de

verbinding moeten zoeken. Speciaal hun frontlijnwerkers zijn in staat om

in directe wisselwerking met (groepen) burgers oplossingen te vinden voor

alledaagse vraagstukken in een nabije leefomgeving.

1 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2005) Vertrouwen in de buurt; (2008) Onzekere veiligheid. Verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid; (2009) Vertrouwen in de school. Over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren; en (2012) Ver-trouwen in burgers, Amsterdam: Amsterdam University Press.

Page 92: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

92

Het is tegen deze achtergrond dat wij op basis van onze onderzoeken en dat

van anderen in binnen- en buitenland2 een aantal aanbevelingen formuleren

die naar onze verwachting de Nationale Politie in staat stellen een rol van

betekenis te spelen in de complexe, vernetwerkte samenleving en ‘een nog

betere vriend’ te worden. In de volgende tekstblokken gaan wij achtereen-

volgens in op het (a) benutten van de betrokkenheid van burgers, (b) inves-

teren in nieuwe, of op zijn minst sterk gewijzigde, vormen van wisselwerking

tussen burgers maar ook met politie, en (c) uitdragen van een nieuw verhaal

dat kan resulteren in de noodzakelijke cultuuromslag binnen de politieor-

ganisatie en onder beleidsmakers (politici en ambtenaren) op nationaal en

lokaal niveau.

1. Benut betrokkenheid van burgers

Bijna onveranderlijk getuigen politiemensen van hoog tot laag in ons veld-

werk van het belang van een grotere burgerbetrokkenheid bij het verbe-

teren van de openbare veiligheid. De politie heeft burgers nodig voor het

doen van meldingen en aangiften en is in de opsporing sterk afhankelijk van

informatie van burgers; een groot deel – volgens sommige bronnen meer

dan negentig procent – van alle opgeloste zaken komt tot stand op ‘voorzet’

van burgers. Buurtpreventie-initiatieven krijgen op veel plaatsen actieve

ondersteuning vanuit districtsbureaus. Een aantal districten, Limburg-Noord

bijvoorbeeld, geeft dienders een grotere professionele ruimte om het veilig-

heidsbeleid in te kleuren binnen ‘hun’ territoir. Door een grotere zelfred-

zaamheid van burgers kan de politie-inzet ook worden beperkt.

WRR-onderzoek laat zien dat er een stevige basis is voor burgerbetrokken-

heid. Wanneer een uitdaging past bij hun behoeften en toerusting, zijn

burgers bereid en in staat tot een grote en effectieve inzet, ook op het

2 Zie bijvoorbeeld Terpstra, J. (2008) Wijkagenten en hun dagelijks werk. Een onderzoek naar de uitvoering van gebiedsgebonden politiewerk, Den Haag: Reed Business; Brink, G. van den (2010) Empathie & handhaving, Apeldoorn: Politieaca-demie; en Fung, A. (2004) Empowered participation. Reinventing urban democracy, Princeton: Princeton University Press.

Page 93: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

93

gebied van veiligheid. Zoals meer gedetailleerd besproken in Vertrouwen

in burgers3, vereist het denken vanuit burgers en frontlijnwerkers een

gedifferentieerde aanpak. Niet alle burgers en hun leefomgevingen zijn

gelijk. Beleidsmakers dienen zich daarom te richten op het ‘sterk maken’

van sleutelfiguren in een bepaalde omgeving: trekkers die bereid zijn het

voortouw te nemen en verbinders die de brug kunnen slaan met overhe-

den en instellingen, waaronder de politie. Trekkers moeten in staat worden

gesteld om hun achterban mee te nemen. Zij moeten daartoe beschikken

over de vereiste informatie en in de ogen van die achterban ook successen

behalen: succes voedt dan succes. Verbinders – soms zijn het trekkers in een

dubbelrol – weten de weg te vinden als er iets moet worden losgetrokken.

Ze spreken als het ware meerdere talen en kunnen verstaan wat zowel hun

achterban als de bureaucratie van overheden en instellingen zegt. Ze kun-

nen zo nodig ook de media ‘bedienen’. Vooral binnen homogene groepen

minder toegeruste burgers ontbreken deze verbinders vaak. Het is dan

zaak om dergelijke groepen te ‘spikkelen’ door het inbrengen van externe

verbinders, vaak frontlijnwerkers. Juist op dit punt spelen buurtagenten een

uitermate belangrijke rol; zij weten op professionele wijze verbindingen te

onderhouden met sterk geïsoleerde gemeenschappen aan de onderkant van

de samenleving.

Het geheim van succesvolle verbinders is gelegen in respect voor ‘hun’

burgers. Ze moeten die burgers serieus nemen, met hun mogelijkheden en

beperkingen. En het is niet ‘u-vraagt-en-wij-draaien’: het beeld van de bur-

ger als consument moet worden doorbroken. Wie rechten heeft, heeft ook

plichten en wordt daarop op straffe van uitsluiting ‘afgerekend’. Juist het

veiligheidsgebied, met het machtsmonopolie van ‘de sterke hand’, vereist

een evenwicht tussen loslaten en steunen. (Groepen) burgers moeten, samen

met ‘hun’ politiemensen, de ruimte krijgen om aan de frontlijn inhoud te

geven aan een grotere eigen verantwoordelijkheid. Zij moeten daarvoor het

eigenaarschap ervaren, maar tegelijk ook zeker zijn van de rugdekking van

hogerhand voor hun initiatieven. Als puntje bij paaltje komt en de sterke

3 Speciaal de hoofdstukken 2 en 3.

Page 94: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

94

hand noodzakelijk is, moet bovendien de zekerheid bestaan dat de politie

nabij is en in staat is om de touwtjes in handen te nemen.

2. Investeer in ‘andere’ wisselwerking

Een andere wisselwerking tussen burgers en ‘dienders’ is alleen mogelijk als

ook de wisselwerking tussen de frontlijn en de top van de politieorganisatie

verandert en – op nog grotere afstand – tussen de frontlijn en de beleidsma-

kers op nationaal en lokaal niveau. De top down hiërarchie moet weliswaar

de kaders bepalen en in geval van nood kunnen en willen ingrijpen als ultie-

me ordebewaker en conflictbeslechter, maar dient zich ook meer te laten

sturen door de eigen frontlijn. In lijn met de aanbevelingen in Vertrouwen

in burgers vereist dat een hernieuwde inkleuring van vier vormen van bin-

ding: (a) samenbinding die het draagvlak kan vormen voor een overdracht

van verantwoordelijkheden aan burgers in hun alledaagse leefomgeving,

(b) dwarsbinding die zorg draagt voor de inbreng van nieuwe ideeën, (c)

tegenbinding die een civiele omgang – fatsoen – bevordert wanneer mensen

elkaars concurrent zijn in een gedeelde ruimte, en (d) bovenbinding die

stimuleert, maar ook een evenwichtige belangenafweging waarborgt en, zo

nodig, ‘foute’ ontwikkelingen corrigeert.

2.1. Eigen kracht door samenbinding

Indien gemotiveerde trekkers de kans krijgen om maatschappelijk initiatief

te ontplooien in een omgeving die is voorzien van de noodzakelijke interne

en/of externe verbinders, is veel mogelijk. Wel is het zaak dan te bouwen op

de grondslagen van frontlijnsturing, waarmee recent succesvol ervaring is

opgedaan in het betere buurtwerk, de thuis- en jeugdzorg en het maat-

schappelijk werk. Ook de grootschalige Big Society-aanpak van het kabinet

Cameron-Clegg4 hanteert de eigen kracht die in nagenoeg elke gemeen-

schap schuilt, als uitgangspunt. Wanneer gekwalificeerde politiemensen een

4 Blond, P. (2010) Red Tory. How Left and Right have broken Britain and how we can fix it, Londen: Faber and Faber.

Page 95: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

95

omgeving ‘in kaart’ brengen en de bestaande netwerken identificeren, is een

relatief beperkte inzet vereist om die te activeren en, waar nodig, te verster-

ken. De trekkers en hun verbinders moeten vervolgens een beroep kunnen

doen op de bijstand van professionele frontlijnteams, samengesteld uit

politiemensen en hun partners in andere instellingen. Ze moeten via die lijn

ook de zekerheid hebben dat ze in geval van overbelasting kunnen rekenen

op het acute ingrijpen van de ‘sterke hand’.

Voorwaarde is een solide verankering van de frontlijn van de politie in de

burgergemeenschappen: “We moeten weer dienders worden”, zoals een

van onze gesprekspartners het uitdrukte. Hij legde uit: solosurveillance is

bijvoorbeeld beter dan duowerk, want het levert meer contact op. Mensen

praten eerst over het weer, een tweede keer over wat probleempjes, en de

derde keer doen ze je een voorzet. “Je moet je informatie halen zoals bij een

kapper.” Bovendien is de nu gangbare gebiedsgebonden benadering niet

altijd effectief. Gemeenschappen zijn vaak niet gebiedsgebonden, maar vor-

men zich rond scholen, sportclubs, uitgaansgelegenheden, en op het internet

rond discussiesites en games. Op een aantal plaatsen wordt succesvol geëx-

perimenteerd met ‘schoolagenten’ en ‘woonwagenagenten’, en gespeciali-

seerde politiemensen slagen er ook steeds beter in om, in samenwerking met

ondernemers, de onrust in stadions te beperken en uitgaanscentra ‘veilig’ te

maken.

2.2. Scherphouden door dwarsbinding

Informatie-uitwisseling vormt de hoeksteen van veiligheidsbeleid. Het

betrekken van ‘eigenwijze’ en soms lastige mensen kan daarvoor nog veel

meer worden benut. Informatievoorziening aan burgers, bijvoorbeeld over

de (relatieve) sociale veiligheid in eigen buurt, is mondjesmaat. Dat geldt in

nog sterkere mate de fysieke veiligheid; gegevens over risicovolle situaties

over bijvoorbeeld het transport of de opslag van gevaarlijke producten

worden nauwelijks gedeeld, waardoor (groepen) burgers niet op zinvolle

wijze voor hun belangen kunnen opkomen. Informatiegaring door de politie

Page 96: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

96

is dun; er wordt nauwelijks gebruik gemaakt van de ervaringskennis (tacit

knowledge) van burgers over wonen (bijvoorbeeld verkeersonveiligheid,

dealers), werken (bijvoorbeeld fraude, winkeldiefstal), of recreëren (bijvoor-

beeld inzet van hackers bij beveiligen van websites of van ‘harde’ suppor-

terskernen om uitwassen in stadions te voorkomen). Informatie-uitwisseling

in geval van incidenten is weinig ontwikkeld; Burgernet werd bijvoorbeeld

traag ingevoerd. Maar – vooral – als er meer inzet gevraagd wordt van

burgers, moet er ook meer ruimte zijn voor hun inbreng en wensen. De

frontlijnwerkers moet zich ook – deels – laten sturen door ‘hun’ soms lastige

burgers en daarvoor weer de ruimte krijgen van hun meerderen.

Ook kunnen verstopte communicatiekanalen binnen de overheidsorga-

nisatie dwarsbinding belemmeren. Het volgens ons veldwerk essentiële

informatiesysteem dat de frontlijn koppelt aan de ‘thuisbasis’ en aan collega

frontlijnwerkers binnen andere disciplines en aan de tweede lijn, is zwak

ontwikkeld. Professionals moeten elkaar scherp houden en wanprestatie aan

de kaak stellen. Frontlijnwerkers moeten ook krachtiger aan de bel kunnen

trekken van hun meerderen of van het Openbaar Ministerie (OM). Hun

beperkte waardering voor het OM, die spreekt uit de recente e-enquête van

de Politieacademie5, moet een bron van zorg en actie zijn: is dit het gevolg

van de beperkte prioriteit voor de door hun aangebrachte zaken? Informa-

tiestromen vanaf de frontlijn richting beleidsmakers zijn op dit moment sterk

operationeel van aard; bij de grote reorganisaties van dit moment speelt de

mening van de frontlijn nauwelijks een rol. Hoewel er aanmerkelijke vorde-

ringen zijn gemaakt, is er nog een wereld te winnen.

2.3. Civiele omgang door tegenbinding

Onfatsoen in de openbare ruimte vormt een terugkerende klacht van bur-

gers. De oplossing is gelegen in de tegenbinding tussen burgers die niets met

elkaar hebben anders dan een belang bij een civiele – ‘fatsoenlijke’ – invul-

ling van hun samenleving. Uit de toevallige wisselwerking tussen individuen

5 Torre, E.J. van der, M. Gieling, M.C. Dozy en A. Akgül (2011) Op de agenda: Een survey onder wijkagenten, Apeldoorn: Politieacademie.

Page 97: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

97

ontwikkelen zich in het algemeen nieuwe spelregels die elk van de spelers

beheerst. Spelers veranderen hun gedrag zodanig dat hun kansen op overle-

ving of succes worden vergroot – door leren of evolutie. Iedere gemeenschap

kent, vaak ongeschreven, omgangsregels die pas echt duidelijk worden als

men zich er niet aan houdt.

Sluipend is het laatste decennium in het verkeersbeleid grote vooruitgang

gemaakt op dit terrein. Vroeger stonden we ’s nachts om half een stil voor

een rood verkeerslicht omdat een ambtenaar dat zo had bepaald. Nu kijken

we op een rotonde onze medeweggebruiker aan en is een handgebaar of

hoofdknikje voldoende om onze voorrang te ‘regelen’. Met een betere door-

stroming en minder schade als gevolg. Ook elders worden in de gedeelde

ruimte de spelregels voortdurend aangepast. Tijdens onze rondreis door

Nederland bestudeerden wij dergelijke een-op-een verbindingen bijvoor-

beeld in stationshallen – bij uitstek plekken zonder formele spelregels –

waar grote menigten door elkaar bewegen met slechts zelden een botsing.

Plantenbakken en speeltoestellen leiden in woonwijken tot effectievere snel-

heidsbeperking dan gebodsbordjes. Brede wegen worden versmald zonder

de klassieke bordjes om duidelijk te maken welke weggebruiker voorrang

heeft: ‘jullie zoeken het onder elkaar maar uit’.

Tegenbinding in de vorm van ‘toevallige ontmoeting’ resulteert na verloop

van tijd in een verwachting van veiligheid en zelfs geborgenheid: mensen

zien elkaar als ‘vertrouwde vreemden’. Dat proces kan worden bevorderd

door gericht, voorwaardenscheppend beleid. Diverse gemeenten maken

werk van de herinrichting van hun (speel)pleinen en voetbalstadions;

slecht verlichte parkeergarages, donkere kantoorwijken, kale pleinen en

slecht onderhouden speeltoestellen, dode garageboxen daarentegen zijn

de ‘vijanden’ van tegenbinding. Aandacht voor vandalisme is vanuit dit

oogpunt belangrijk, om de openbare ruimten ook aantrekkelijk te houden

voor die toevallige ontmoetingen. Juist frontlijnwerkers beschikken op dit

gebied over – onderbenutte – ervaringsantennes. In kwetsbare buurten

spreken (groepen) burgers – buurtwachten bijvoorbeeld – mensen aan op

Page 98: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

98

onveilig gedrag of overlast; voorwaarde is wel dat de buurtagent nabij is

in geval van nood. In de trein durven mensen medereizigers aan te spreken

op hun gedrag – eerst roken, nu bellen – omdat de conducteur nabij is. En

de conducteur heeft weer de zekerheid dat er in het geval van nood op het

volgende station ‘hulp’ is.

2.4. Steunberen door bovenbinding

Beleidsmakers, zowel binnen de politieorganisatie als politici en ambtena-

ren, moeten meer dan tevoren open staan voor inbreng van onderen af en

(groepen) burgers en frontlijnwerkers uitnodigen tot het ontwikkelen van

initiatieven. Dat verlangt, zeker in traditioneel sterk hiërarchische institu-

ties als politie en justitie, fundamenteel nieuwe vormen van bovenbinding

- richtinggevend overleg - om tot evenwichtige besluitvorming binnen de

eigen organisatie en met (groepen) burgers te kunnen komen. Beleidsmakers

kunnen niet zomaar het stuur geheel loslaten, maar dienen de kaders te

bepalen waarbinnen burgers en frontlijnwerkers zich kunnen ontplooien. Ze

moeten in geval van nood de macht hebben om in te grijpen. Repressie en

preventie dienen daarbij hand in hand te gaan. Velen, ook uit ‘onverdachte’

hoek, vrezen dat dit evenwicht bij de overgang naar een nationale politie

verder zal verschuiven6, maar belangrijker: sturende ‘bazen’ moeten sterker

dan tevoren lokaal initiatief bevorderen.

De bovenbinding moet vooral open staan voor de zorgen van burgers en

frontlijnwerkers. In kwetsbare buurten maken moeders zich zorgen over

het soort jongens dat op hun dochters afkomt. “Gaat ze uit met die jongen

met een eerlijk verdiende Fiat Punto of die met een snel verdiende Audi?”

In voorstandsbuurten gaat het om inbraken; zeven binnen een maand in

de nabije omgeving voelt niet lekker. Buurtbewoners en goed genetwerkte

frontlijnwerkers weten wat er speelt en begrijpen dat je zoiets niet met

6 Zie bijvoorbeeld Wiarda, J. en J. Vrolijk (2012) ‘Het democratisch gat in het politiebe-stel en de legitimiteit van de politie. Een opinie en een voorstel voor een Raad voor de Politie’, in Politie anno 2012, Justitiële verkenningen 5/12, Den Haag: WODC en Boom Lemma Uitgevers, blz. 63-73.

Page 99: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

99

een korte klap verhelpt. Ze zijn bereid en in staat tot actieve, jarenlange

inzet om hun problemen “niet snel maar goed aan te pakken” zoals een

allochtone Rotterdammer het uitdrukte. Maar ze moeten wel de ruimte

en noodzakelijke ondersteuning krijgen voor hun initiatieven van onderen

af. Beleidsmakers moeten zich als het ware laten verrassen door (groepen)

burgers en frontlijnwerkers. In management jargon heet dit strategische

herkenning: het herkennen en daarna versterken van inbreng die bijdraagt

tot de inkleuring van de eigen visie. Daardoor ervaren frontlijnwerkers en

beleidsmakers een gedeeld eigendom: een maatschap gebaseerd op een

gedeelde richting en op wederzijds vertrouwen. De richting wordt bepaald

door de visie en de kaders van de beleidsmakers en door de voortdurende

codificatie van de veldervaring. Het vertrouwen uit zich in de ruimte die

wordt geboden aan de frontlijn, maar wordt bepaald door de wijze waarop

de frontlijnwerkers, samen met ‘hun’ burgers en collega’s van andere instel-

lingen, die ruimte gebruiken en – vooral – door de rugdekking die zij krijgen

van hun meerderen in het geval er iets onverhoopt ‘fout’ gaat.

Zoals de gebedsruimte van de romaanse kerken overeind bleef door de

sterke steunberen die voorkwamen dat het zware dak de muren wegdruk-

ten, zo behoeft de vrije ruimte van de veiligheidsmaatschap ook stevige

institutionele steunberen. Dat geldt allereerst voor de politieorganisatie

zelf, die de bottom up aanpak moet bevorderen. Met de recente nadruk op

een Nationale Politie, top down opgebouwd uit een tiental regio’s, hebben

beleidsmakers op dit punt een grote bewijslast op zich genomen. Laat de

klassieke Weberiaanse hiërarchie voldoende ruimte voor een maatschap?

Is de afstand van beleidsmakers tot frontlijn niet te groot? Kunnen lokale

beleidsmakers nog voldoende invloed uitoefenen om te komen tot een

zinvolle, gedifferentieerde aanpak? Zijn de regio’s, met soms een groot

aantal gemeenten, niet extreem kwetsbaar ten tijde van crisis, wanneer – per

definitie – handboeken hun betekenis goeddeels verliezen en het resultaat

wordt bepaald door de improvisatie van beleidsmakers, korpschefs en burge-

meesters vooral, die elkaar blindelings kunnen vinden? Raakt de wijkaanpak

niet ver uit zicht bij een nationaal accent op zware criminaliteit of terroris-

me? Het zijn grote vragen die een doordacht antwoord behoeven.

Page 100: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

100

3. Draag het nieuwe verhaal uit

De wederzijdse loyaliteit van beleidsmakers en frontlijnwerkers vormt een

sterk fundament, de waardering van ‘de burger’ is groot. Een aantal belang-

rijke kenmerken van de huidige cultuur – de manier waarop ‘we’ dingen met

elkaar doen – blijft ook onverlet; beleidsmakers, politici voorop, en rechters

weten zich binnen de kaders van de representatieve democratie belast met

blijvende verantwoordelijkheden als formele spelregelbepaler en –bewaker

en als ultieme conflictbeslechter.

Zichtbaar zijn in een complexe samenleving en verbindingen leggen met

netwerken, verlangt echter ook dat ‘we’ sommige dingen anders gaan doen

en dat ‘we’ soms andere dingen moeten doen. De omslag van een verticale,

hiërarchische cultuur naar een meer horizontale wisselwerking met veel

meer armslag voor de inbreng van de frontlijn is ‘uitdagend’, maar ondanks

de vele aanzetten is de voortgang teleurstellend.7 De drempels voor veran-

dering blijken, zeker in de huidige beleidsomgeving, hoog:

• Dekortetermijndomineert.Dereorganisatievandepolitiestaat

bovenaan de agenda en in het veld moet worden ‘gescoord’, maar het

opbouwen van een netwerk duurt lang, na anderhalf tot twee jaar heb

je pas een positie in de wijk vertellen onze gesprekspartners in het veld.

“We roteren daarom eigenlijk te snel. Je zou toch zeker acht jaar ergens

moeten zitten.” Dat vereist, zoals in Duitsland, een ander carrièresysteem

(met inbegrip van beloningsstructuur). Maar – vooral – het korte termijn

planningssysteem, met zijn nadruk op zware criminaliteit en evenemen-

ten, legt een voortdurende druk op de buurtinbreng: “Je moet tijd jat-

ten, anders wordt het niks.”

• Velestructurenensystemenroepenvragenop.Opleidingenzijnvooral

gericht op “boeven vangen en bekeuringen schrijven” en (te) weinig op

wat burgers willen. Beginnende politiemensen komen af op sensatie en

7 Zie bijvoorbeeld Van Caem-Posch, B. (2012) Buurtregie met mate, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Page 101: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

101

“willen niet gewoon wandelen en een praatje maken”. Ze maken contact

vanuit hun bevoegdheden. Tijdsindelingen zijn te rigide - “we zijn een

8-tot-5 organisatie, na 5 uur is er maar één auto op straat”. Flexdienst

van ploegen die zelf hun werk indelen verdient nadere uitwerking. Het

computersysteem is omslachtig en onvriendelijk: “een uur buiten is twee

uur binnen”. Dienders duiken daarom weg voor aangifte, “Dat leren ze

al heel jong, op straat van hun oudere collega’s.” Ook het terugkoppe-

lingssysteem is onvoldoende. Ondernemers “moeten wel aangifte doen,

maar ervaren dat het toch geen zin heeft”, mede omdat ze zelden horen

wat ermee is gedaan. “Je krijgt daar geen tijd voor, die moet je echt

maken.”

• Eenhogedrempelisgelegenindeschurendelogica’svandefrontlijnor-

ganisatie en die van ‘hoger op’. De frontlijn, met zijn eigen behoeften en

kwaliteiten en de eveneens eigen manier van werken, voelt zich weinig

begrepen door ‘bazen’ met – kennelijk – andere behoeften en kwalitei-

ten. Dienders ervaren weinig ondersteuning van het OM, ze krijgen geen

‘gehoor’. Het OM zit nog steeds op de lijn van “geen maatschappelijke

discussie en monddood maken van professionals.” Dit wringt met de

benodigde vrije ruimte voor de frontlijn, met het bijbehorende accep-

teren van beperkte risico’s. Maar vooral de beperkte prioriteit voor de

middencriminaliteit zit dwars en is soms onuitlegbaar in de buurt. Een

voorbeeld? “Een gast rijdt in op het publiek, iedereen weet wie het is,

maar hij wordt niet aangehouden.” Ander voorbeeld: “Als ik een inval

doe in een hennepkwekerij, sleep ik alles naar buiten. De omgeving vindt

dat toppie, prima signaal: alles opgeruimd! Maar ik hoop tegelijk eigen-

lijk dat ik geen verdachten aantref, want dat veroorzaakt veel werk dat

weinig effect sorteert.”

• (Te)veelfrontlijnwerkerslijkenonzeker.Misschienishetdevreesvoor

het onbekende van de reorganisatie - je weet wat je hebt en moet

maar afwachten wat je krijgt – maar onzekerheid over de eigen cul-

tuur – de manier waarop ‘we’ dingen doen – vormt een belemmering

Page 102: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

102

voor gezamenlijk handelen. Te veel oplossingen worden gezocht via

het “structuurtje bouwen”. Wil je een betere burgerbetrokkenheid en

meer gemotiveerde dienders, dan moet je de politiebureaus inrichten

“vanaf de bodem”, vanuit de mensen op straat. Het gebeurt nu top

down: de recherche wordt gecentraliseerd, de meldkamer ook. De lokale

netwerken, met de bijbehorende kennis, verzwakken dan: “Je kan het

aantal meldingen met de helft terugbrengen als je weet dat Jantje altijd

zeurt.” De landelijke regels worden ook gedomineerd door Randstad-

situaties. Het platteland is ‘anders’, de meest nabije cel is bijvoorbeeld

drie kwartier rijden. Maar – vooral – geloven ‘ze’, daar boven, wel in ons

vakmanschap en durven ze ons op basis daarvan de ruimte te laten voor

het ‘betere’ frontlijnwerk? En zijn ze bereid dat ook in de praktijk hard

te maken?

Desalniettemin kan de gaande reorganisatie een uitstekend platform bieden

voor een verandering die verder gaat dan ingrepen in de organisatiestruc-

tuur en de bijbehorende managementsystemen van overleg en informatie.

Voor een meer uitgewerkte beschouwing, weer verwijzend naar Vertrou-

wen in burgers8, is het zaak dat de hoogste beleidsmakers uitgaan van een

zelfde, verwarmende visie. Hun nieuwe verhaal moet concurreren met al

langer bestaande verhalen die de geheugenruimte van de beoogde ontvan-

gers opvullen. Dat gaat niet zonder strijd: hoe ‘ontleren’ mensen de lessen

die hun eens begeesterden maar die vermoeid zijn geraakt en hun greep

verloren? Het nieuwe verhaal moet aangeven waar ‘we’ vandaan komen en

vooral waar we naar toe kunnen gaan. Het moet bouwen op een beperkt

aantal niet-onderhandelbare uitgangspunten die in de dagelijkse praktijk

een handvat bieden en een verbinding vormen tussen beleidsmakers en

frontlijnwerkers. Bovendien moeten zij bereid zijn dezelfde kernboodschap

duizend keer uit te dragen, elke keer dat er gelegenheid is om de sleutel-

houders voor verandering en hun superieuren te bereiken.

8 Speciaal epiloog (blz. 225-231).

Page 103: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

103

Dat vraagt veel van de vertellers. Zij moeten willen geloven in de 15/70/15

vuistregel uit de praktijk van het veranderingsmanagement. Aan elk kamp-

vuur waar een verhalenverteller probeert een publiek te begeesteren, is vijf-

tien procent van het gehoor ‘tegen’, dit vrijwel ongeacht het verhaal. Zeven-

tig procent luistert aandachtig en vertelt ‘thuis’ met warmte over de wijze

lessen, maar doet er vervolgens weinig mee: te druk met andere besognes,

komt later wel… De laatste vijftien procent echter zegt: ik weet niet precies

wat je zegt, maar ik heb het gevoel dat het is wat ikzelf ook bedoel dus

teken mij maar in. Het is bij ieder grootschalig veranderingsproces die groep

die het verschil maakt. De kunst is om deze koplopers succesvol te ‘maken’.

De misschien wel belangrijkste kwaliteit van beleidsmakers bestaat daarom

uit het bieden van rugdekking. De koplopers zijn bijna per definitie onzeker:

zij weten wel waar ze aan beginnen, maar niet waar zij eindigen. Front-

lijnwerkers moeten bijvoorbeeld durven experimenteren; wanneer hun

activiteiten niet worden gedragen door hun ‘bazen’ – hun aangiftes bijvoor-

beeld niet leiden tot vervolging – verliezen zij geloofwaardigheid bij ‘hun’

burgers en collega’s bij andere instellingen en daarmee zelfvertrouwen.

Uitvoerders binnen de middenlaag worden verondersteld mee vorm te geven

aan een gedeelde visie maar weten vaak nog onvoldoende welke kant de

‘bovenbazen’ op willen. Indien verstandige mensen niet de bijna-zekerheid

hebben van rugdekking als het – ondanks een loyale inzet – toch ‘fout’ gaat,

zullen ze een volgende keer het veilige thuisblijven prefereren. Wat is het

geheim van jullie succes vroegen wij een aantal koplopers. Zonder aarzelen

antwoordden ze: “De ruimte om dingen te doen. Je hoeft hier niet eerst om

toestemming te vragen.” Rugdekking dus? “Absoluut.”

In de vele gesprekken die wij met beleidsmakers hebben gehad, bleek steeds

weer dat nationale beleidsmakers de neiging hebben om sturing via de

frontlijn te beschouwen als het territoir van uitvoerders. Ondanks warme

woorden was de werkelijke prioriteit gering, waardoor het veld – en in het

vervolg daarvan onderzoekers en beleidsmakers – concludeerde dat ‘buurt-

Page 104: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

104

regie met mate’ verstandig zou zijn.9 Halfzwanger beleid kan echter niet tot

een werkelijke doorbraak leiden. De sleutel voor het succes van een Nationa-

le Politie is veeleer gelegen in wederzijds vertrouwen; tussen beleidsmakers

en frontlijnwerkers, tussen frontlijnwerkers en ‘hun’ burgers. Dat vertrouwen

begint aan de top: alleen hij die vertrouwen geeft, zal het krijgen.

9 Van Caem-Posch, B. (2012) Buurtregie met mate, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Page 105: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

105

Page 106: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

106

Prof.dr Mirko Noordegraaf, hoogleraar Publiek management bij het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht

Page 107: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

107

6. Hoe regel je ruimte? over het belang en de betekenis van ruimte

voor politieprofessionals (in de nationale politie)Prof.dr Mirko Noordegraaf, Universiteit Utrecht

Samenvatting

Het is verleidelijk om de ruimte van politieprofessionals te vergroten, vanuit

een gevoel dat professionals beklemd zijn geraakt door bureaucratische

kaders en verstrikt zijn geraakt in registratie- en verantwoordingsverplich-

tingen. Autonome professionals zijn geen tijd kwijt aan overbodige zaken,

ervaren geen administratieve lasten, en hebben weinig te maken met mana-

gers.

In dit essay wordt dit verlangen naar ruimte kritisch tegen het licht gehou-

den en gerelativeerd:

- de behoefte aan ruimte symboliseert vooral maatschappelijke strijd over

dienstverlening;

- dit verlangen kent ook gevaarlijke kanten, vooral omdat professioneel

werken niet over ruimte maar over beperkingen gaat;

- die beperkingen hebben te maken met standaardisatie; politieprofessio-

nals ontlenen kracht aan standaarden;

- standaarden worden alleen maar belangrijker, vanwege maatschappe-

lijke druk op politieorganisaties;

- vervolgens zal leefbare en werkbare standaardisering plaats moeten vin-

den.

Inhoudsopgave

Samenvatting

1. Inleiding

2. Het discours rond ruimte

3. Professionals en ruimte

4. Organiseren van ruimte

4.1. Sturen op eigenaarschap; wie stelt standaarden?

4.2. Sturen op betekenis; wat betekenen standaarden?

4.3. Sturen op praktische zaken; is met standaarden te werken?

5. Praktische implicaties

5.1. Bestuurders

5.2. Middenmanagers en operationeel leidinggevenden

5.3. Politieagenten

5.4. Politieacademie

6. Conclusies

Literatuur

Page 108: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

108

Doel is een evenwichtiger beeld te schetsen van een (nationale) politieorga-

nisatie met bij hedendaagse politiezorg passende standaarden die voor poli-

tieprofessionals leefbaar en werkbaar zijn. Te veel ruimte voor politieagenten

verhindert dat ze samenwerken, dat ze zorgvuldig met schaarse middelen

omgaan, dat ze aanspreekbaar zijn, dat ze protocollen navolgen en dat ze

leren van incidenten, ook om protocollen aan te passen. Voor die leefbare en

werkbare standaardisering is nodig dat:

- politieprofessionals zich mede-eigenaar voelen van standaarden;

- standaarden betekenis hebben op werkvloeren;

- standaarden praktisch hanteerbaar zijn.

Dit betekent goede verbindingen tussen organisatieniveaus en vooral tussen

managers en professionals, en het wegnemen van praktische problemen.

Het betekent ook dat politieprofessionals weerbaarder worden; dat ze het

vermogen hebben om ruimte te nemen. Een minister die ruimte ‘geeft’ aan

politieprofessionals versterkt hun professionaliteit niet, maar bevestigt een

gebrek daaraan.

1. Inleiding

De meeste publieke organisaties zijn de afgelopen jaren verscheurd geraakt.

Enerzijds moeten ze zakelijk en bedrijfsmatig gaan werken, met nadruk op

effectiviteit en efficiency, meetbare prestaties, planning & control, monitoring,

transparantie en verantwoording. Anderzijds moeten ze kwaliteit bieden, met

nadruk op leiderschap, zingeving, vertrouwen en ruimte. Enerzijds kregen

politie-organisaties klanttevredenheidmetingen, targets, concern control, CIO’s

en competenties. Anderzijds moesten vakmanschap en beroepstrots in ere

worden hersteld, en moesten politieagenten weer ruimte krijgen en bevrijd

worden uit de bureaucratische beklemming van zakelijke prestatiesystemen.

Dat laatste is onderstreept met het ‘Aanvalsplan bureaucratie’ van de minister

van V&J (2011) en met de aandacht voor ruimte voor agenten en basisteams in

Page 109: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

109

het kader van de Nationale Politie (Minister van Veiligheid & Justitie 2012).

De minister van V&J legt uit (2011a: 1):

De administratieve lasten bij de politie zijn te hoog. Het vakmanschap

wordt te veel ingeperkt. Politiemensen en burgers worden hierdoor

gehinderd. Samen met politie en het Openbaar Ministerie heb ik de

aanval geopend op de toegenomen regulering, protocollering en

administratieve lasten binnen het politievak. Met deze aanval zet ik

de tegenbeweging in. De politie gaat op vernieuwde wijze haar vak

uitoefenen. De agent moet immers niet vooral bezig zijn met papier van

achter het bureau, maar op straat en met concrete zaken. Het aanpakken

van overlast en criminaliteit en het oplossen van veiligheidsvraagstukken

moet weer centraal staan. Minder administratieve uren leidt tot meer

beschikbare uren voor het primaire, echte politiewerk op straat. Tot meer

werkplezier voor dienders. Tot meer veiligheid in de samenleving.

Bij het ‘aanvalsfront’ vakmanschap geeft hij aan wat hij van plan is (ibid.: 6):

Er komen minder regels en er komt meer eigen verantwoordelijkheid

voor de diender. Het optimaal gebruiken van de ontstane handelings-

ruimte krijgt een duidelijke plek in het initiële onderwijs en de bijscho-

ling. Politiemensen zijn autonome professionals en dienen ook als

zodanig opgeleid en getraind te worden.

Dit weerspiegelt de grote tegenstelling tussen managerisme en professio-

nalisme, die we van de afgelopen jaren kennen (bijv. Noordegraaf 2008; De

Bruijn & Noordegraaf 2010; Noordegraaf et al. 2011). In het voorjaar van

2012 bestempelde de Volkskrant deze tegenstelling in een speciaal katern

(‘F*** the manager’) zelfs als belangrijker dan maatschappelijke tegenstellin-

gen tussen autochtoon en allochtoon, of tussen hoogopgeleid en laagopge-

leid.

Ofschoon het tegenover elkaar plaatsen van autonome professionals en

beklemmende bureaucratie begrijpelijk is, is ze voor goed organiseren pro-

Page 110: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

110

blematisch. Het binaire karakter van de discussie schept verkeerde verwach-

tingen. Vooral de nadruk op ‘ruimte voor de professional’ versterkt het beeld

van de politieagent als ‘autonome professional’ (zie ook letterlijk het citaat

hierboven) en schept de verwachting dat politieprofessionals daadwerke-

lijk vrij kunnen zijn en geen bureaucratische lasten ervaren. Dat is illusoir,

gevaarlijk en niet waar te maken!

Het binaire denken maakt alledaags organiseren lastig, omdat de oplossing

al snel wordt, ‘of ruimte, of niet’. Dat is onzinnig, aangezien we best groot-

schalige verbanden kunnen organiseren, met daarbinnen kleinschaligheid en

ruimte. De vraag is dan wel, hoe precies? Daar gaat dit essay over. Hoe kun

je binnen een grootschalige organisatie (de Nationale Politie) met onvermij-

delijk zakelijkheid en bureaucratie zo veel mogelijk ruimte op werkvloeren

realiseren? Met als afgeleide vragen: wat is die ruimte dan? (paragraaf 2),

Wat is ruimte wanneer we het over professioneel handelen hebben? (para-

graaf 3), Hoe kun je dat soort ruimte organiseren? (paragraaf 4), Wat zijn de

praktische gevolgen? (paragraaf 5), Welke conclusies kunnen worden getrok-

ken? (paragraaf 6).

2. Het discours rond ruimte

De nadruk op professionele ruimte heeft een bredere strekking; het komt

voort uit politiek-maatschappelijke discussies. We moeten een aantal zaken

goed voor ogen houden, als we afgaan op degenen die het belang van

ruimte onderstrepen (zoals Van den Brink et al. 2005; Tonkens 2008; Van der

Lans 2008; Jansen et al.2009; voor overzicht, Noordegraaf 2008; De Bruijn &

Noordegraaf 2010; Van der Meulen & De Wit 2011):

- Ruimte heeft weliswaar met de professional te maken, maar gaat eigen-

lijk over de manier waarop we in publieke diensten met mensen omgaan.

Systemen zijn overgeorganiseerd, en we zijn de waarde van onderwijs,

zorg, welzijn, et cetera kwijt.

Page 111: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

111

- Ruimte is niet alleen functioneel, in de zin van regels en administratie,

maar ook een psychische, emotionele en sociale ervaring. Er is geen men-

selijke maat meer, we zijn nummers en objecten geworden.

- Voor professionals komt daar een specifieke ervaring bij, namelijk het

verlies aan vakmanschap en beroepstrots.

- Dat alles is heel maatschappelijk ingebed; het verlies aan menselijke

maat komt niet alleen door beleidsmaatregelen en schaalvergroting,

maar ook doordat we verbanden zijn kwijtgeraakt. In geglobaliseerde

en geïndividualiseerde samenlevingen hebben economische machten en

managers de zaak overgenomen.

Anders gezegd, het discours rond ruimte weerspiegelt een politiekmaat-

schappelijke en dus symbolische strijd; wat is de waarde van vakmanschap in

een door economische en managerial belangen gedomineerde wereld?

Vanuit dit maatschappelijke discours is iedere nieuwe managerial term of

economische methode verdacht. Iedere salarisverhoging voor een manager

of bestuurder, ieder nieuw registratieformat, ieder nieuw managementin-

strument, zal geduid worden als verdere verzakelijking en verdere beklem-

ming van werkvloeren. Daarom is het politiek benadrukken van ruimte,

bijvoorbeeld voor de politieprofessional, ook best wel riskant. Naarmate een

minister meer benadrukt dat iemand ruimte krijgt weet je des te meer dat

die ruimte er eigenlijk niet is. Zeggen dat je ruimte geeft maakt mensen op

werkvloeren niet zomaar sterker, maar versterkt het gevoel dat ze afhanke-

lijk zijn. De vraag is veeleer, hoe kunnen politieprofessionals in een verande-

rende politiezorg ruimte nemen?

Politiek relevant is ook hoe de beloofde ruimte ingevuld wordt. Het is

verleidelijk om de oplossing te zoeken in fenomenen als Buurtzorg, dat wil

zeggen kleine eenheden (‘cellen’) van professionals, i.c. wijkverpleegkundi-

gen, die zelf hun werk inrichten, veel tijd in de wijk voor cliënten hebben

Page 112: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

112

en niet verkokerd werken. Ook hier moet je mee oppassen. Buurtzorg is niet

direct praktisch toepasbaar, want, (a) politiezorg is meer dan wijkagenten,

(b) politiewerk is vaak gecompliceerder dan huishoudelijke hulp en thuisver-

zorging, (c) politiewerk is vaak moeilijker te plannen, (d) politiewerk vraagt

om samenwerking, over grenzen van afdelingen, organisaties en instellingen

heen, en (e) politiewerk is meer dan individuele cliëntbehandeling; het is ook

handhaving van de openbare orde, veiligheidsvergroting en versterking van

de rechtsstaat. Hoe voorkom je dat politieprofessionals individualistisch, niet

samenwerkend en weinig aanspreekbaar werken als ze ruimte krijgen?

3. Professionals en ruimte

Professionele ruimte wekt de indruk dat een goede professional à la een

Buurtzorg wijkverpleegkundige autonoom is, en dat dit positieve effecten

heeft:

- de professional-met-ruimte heeft tijd, en aandacht voor de cliënt;

- hij is in staat het geval op waarde te schatten;

- hij doet wat nodig is om het geval goed aan te pakken.

Dit is een verkeerde en misleidende voorstelling van zaken! Want geen enke-

le professional is vrij en autonoom. De eerder genoemde politieagent als

‘autonome professional’ (Minister van V&J 2011a: 6) bestaat helemaal niet.

Sterker, ‘echte’ professionals zoals artsen, advocaten en piloten werken juist

effectief dankzij een gebrek aan ruimte. Het werk van individuele profes-

sionele beroepsbeoefenaren is in vele opzichten vooral gestandaardiseerd,

waarbij de beroepsbeoefenaren gemeenschappelijk over hun standaarden

gaan.

Het is niet voor niets dat Mintzberg (1983) in zijn beroemde Structure in

Fives spreekt over de ‘professionele bureaucratie’ als hij het over organisa-

ties met/van professionals heeft. Die professionals zijn weliswaar ingebed in

organisaties, maar kennis en vaardigheden zijn georganiseerd via (jaren-

Page 113: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

113

lange) opleiding en bijscholing. Professionals leren op die manier een met

protocollen omgeven gedragsrepertoire aan dat hen in staat stelt om effec-

tieve ‘case treatment’ vorm te geven:

- Situaties doorzien; wat is er aan de hand?

- Aanpakken en interventies genereren; hoe pakken we het aan?

- Reflecteren op diagnose en aanpak; wat kunnen we hiervan leren?

Daarbij spelen niet alleen technische standaarden een rol, bijvoorbeeld rond

het hanteren van een wapen. Tevens spelen ethische standaarden; hoe ver

mag je gaan? Hoe kun je integriteit waarborgen?

Natuurlijk is hier een en ander aan af te dingen (vgl. Van der Vijver 2012;

Ringeling et al. 2011). Ten eerste is professioneel handelen nooit helemaal

te standaardiseren. Als de technische basis van een professie helemaal trans-

parant te maken is, dan is het geen professie (zie Wilensky 1964). Volgens

Schön (1983) is het kenmerkende van professioneel handelen de zoge-

noemde inference – vertaalslag – waarbij de specifieke case, of het nu een

dreigende situatie is of een patiënt, aan meer algemene inzichten, ervarin-

gen en kennis wordt gekoppeld. Dat vraagt om gevoel, ‘trial and error’ en

‘tacit knowledge’. Een professional weet wat hem of haar te doen staat, juist

als de standaarden tekort schieten.

Ten tweede handelt niet iedere professional even professioneel, ofwel

omdat de standaarden gebrekkig of omstreden zijn, ofwel omdat hij zich er

niet aan houdt. Professionals verschillen ook sterk in de mate waarin ze de

genoemde vertaalslagen kunnen maken.

Ten derde wordt het voor moderne professionals steeds moeilijker om

de eigen standaarden te definiëren en te bewaken. Door technologische

vooruitgang, verspreide kennis, toenemende ICT-mogelijkheden, en indi-

vidualisering, wordt het steeds lastiger om als politie gedeelde, heldere en

eenduidige standaarden vast te stellen. Dat wordt het meest letterlijk zicht-

baar als filmpjes van soms agressief optredende politieagenten op YouTube

Page 114: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

114

verschijnen en alles en iedereen daar oordelen over velt. Maar het is ook

zichtbaar in complexe situaties waar de politie zich voor gesteld ziet, zoals

internationale mensenhandel, cybercrime, huiselijk geweld, geweld tegen

politiemensen, of overlastgevende jongeren. Dan blijkt kennis moeilijk hard

te maken.

Los van deze relativeringen, de essentie van professioneel handelen is

gelegen in de standaarden, niet in de ruimte. Een goede professional pakt

gevallen op grond van richtlijnen en protocollen aan, en kent richtlijnen voor

het leren van gevalsbehandeling. Dit is juist bij politiezorg urgent. Ofschoon

politieagenten niet direct met artsen en advocaten te vergelijken zijn (vgl.

opnieuw Van der Vijver 2012; Ringeling et al. 2011), gestandaardiseerd

handelen is om meerdere redenen voor de politie cruciaal. Ook individuele

politieagenten handelen als het goed is gestandaardiseerd; hun individuele

kracht rust op collectieve kaders die hun werk niet alleen mogelijk maken,

maar ook legitimeren. Bovendien is politiewerk vaak complex; dat vraagt

om standaarden, in het bijzonder technische en ethische richtlijnen. Tot slot

vindt politiewerk in een context plaats die extra standaardisering oproept;

de rechtstatelijke context regelt politiewerk.

4. Organiseren van ruimte

Natuurlijk moeten professionals vrijheid ervaren en zich vertrouwd voelen

om zo goed mogelijke diensten te leveren. In die zin is autonomie relevant.

Maar het gaat om het perspectief waarmee dat wordt ingezet. Dat perspec-

tief zou niet moeten zijn, ‘politiewerk is beperkt, weg met de beperkingen,

op naar ruimte’. Het perspectief zou moeten zijn, ‘politiewerk is onvermij-

delijk beperkt, en dat is maar goed ook; binnen beperkingen kan ruimte

worden gecreëerd.’

Dat is extra cruciaal omdat politieagenten in veeleisende en tegenwerkende

contexten werken die hun professionaliteit onder druk zetten. Bezuinigin-

Page 115: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

115

gen, groeiende veiligheidsverwachtingen, maar ook fouten en incidenten in

de veiligheidssfeer, het wekt voortdurend veel beroering, en haalt definitie

van wat professioneel werken is weg bij professionals. Een recent incident

als ‘de schoppende Rotterdamse agente’ (juni 2012) laat niet alleen zien dat

het van belang is dat richtlijnen goed gevolgd worden, maar creëert ook

publieke discussie over hoe ver agenten mogen gaan. Professionals zullen

met elkaar (en met anderen) moeten bepalen wat hun werk inhoudt en dat

legitimeren.

Zelfs als de buitenwereld aantoonbaar vraagt om meer ruimte – bijvoor-

beeld: een agent staat voor een huisdeur waarachter hoorbaar huiselijk

geweld plaatsvindt, maar hij mag niet naar binnen –, ook dan geven stan-

daarden de doorslag. Op welke gronden (wanneer, hoe, et cetera) gaat de

agent naar binnen? Hoe wordt de interventie afgehandeld? Wat betekent

het geval voor latere gevallen? Met andere woorden, zijn er standaarden

om te leren en eventueel nieuwe standaarden te stellen? In plaats van de

‘bevrijding’ uit de bureaucratische beklemming, zullen organisaties vooral

beperkingen leefbaar en werkbaar moeten houden. Voor leefbare en werk-

bare standaardisering zijn de volgende handreikingen relevant (vgl. o.a.

Noordegraaf & Sterrenburg, 2009).

4.1. Sturen op eigenaarschap; wie stelt standaarden?

Wanneer standaarden worden vastgesteld, zonder betrokkenheid van

professionals in kwestie, dan zullen professionals daar weinig mee hebben.

Leef- en werkbare standaarden worden mede via en deels door professionals

vastgesteld. Bovendien zijn professionals betrokken bij de vormgeving van

de toepassing van standaarden. Het Salduz-arrest is een mooi voorbeeld van

een Europese standaard waar niet direct iets aan gedaan kan worden, maar

de politieprofessional kan betrokken worden bij het stellen van standaarden

aangaande hoe met het Salduz-arrest omgegaan kan worden. Voor natio-

nale regulering (zorgmeldingen, afname DNA, werken in ketens, bijzondere

opsporings-bevoegdheden, et cetera) geldt des te meer dat politieprofes-

Page 116: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

116

sionals betrokken moeten worden bij beleidsmatige en organisatorische

standaardisering. Dan wordt voorkomen dat politieprofessionals het gevoel

hebben dat alles ‘van boven’ en ‘van buiten’ komt (vgl. Actal 2011).

4.2. Sturen op betekenis; wat betekenen standaarden?

Standaarden moeten betekenis hebben, willen ze in het dagelijks werk

toegepast worden. Het probleem met bijvoorbeeld registraties is vaak niet

zozeer de registratieverplichting als zodanig, maar het feit dat het ondui-

delijk waar het voor is en of er wat mee gebeurt. Als zaken geregistreerd

worden om inspecties, managers of raden van toezicht tevreden te houden,

dan zullen ze vertaald moeten worden, of ze moeten worden weggehouden

van werkvloeren. Bij dat laatste is de zgn. hitteschildfunctie van managers

relevant (zoals bijv. Weggeman 2007 die beschrijft) maar alleen in het laatste

geval. ‘Managerial’ richtlijnen bijvoorbeeld aangaande ‘doorlooptijden’ kun-

nen heel wel werken, mits duidelijk is (a) wat die richtlijnen inhouden, (b)

waarom ze er zijn, en mits ze (c) een zichtbaar en herkenbaar effect hebben.

4.3. Sturen op praktische zaken; is met standaarden te

werken?

Standaarden, inclusief registratiestandaarden, kunnen prima werken, mits

ze werkbaar zijn. Bij de politie blijkt dat het gevoel van lastendruk onder

operationele politieprofessionals deels gevoed wordt door praktisch gedoe

rond de toepassing van standaarden (Actal 2011). Ten eerste geldt dat de

basisregistraties BVH en BVO veel tekortkomingen en haperingen kennen.

Zaken moeten bijvoorbeeld dubbel en/of handmatig worden ingevoerd. Dat

kost tijd en leidt tot irritaties. Ten tweede geldt dat de praktische toepas-

sing van kaders (zoals de WPG, en het Salduz-arrest) lastig hanteerbaar is. De

bepalingen zijn in de alledaagse werkpraktijk lastig toepasbaar. Ten derde

geldt dat relaties met andere organisaties, bijvoorbeeld het OM, tot veel

tijdverlies leiden, omdat zaken moeten worden gefaxt of omdat dossiers in

X-voud gekopieerd door de politie op tijd moeten worden aangeleverd.

Page 117: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

117

5. Praktische implicaties

Hoe kunnen de aspecten van leefbare en werkbare standaardisering in prak-

tijk worden gebracht? Wie moet wat daarvoor doen?

5.1. Bestuurders

Het betrekken van de organisatie bij nieuwe regels en richtlijnen is relevant,

evenals het in de gaten houden dat iedere nieuwe regel en richtlijn het

ruimtegevoel op werkvloeren zal aantasten. In het Actal (2011) rapport over

administratieve lasten voor politieprofessionals lieten we zien dat ondanks

het ‘Aanvalsplan Bureaucratie’ dat aan de voordeur is opgetuigd, via de

achterdeur allerlei ruimtebeperkende maatregelen worden genomen. Of het

nu met Salduz te maken heeft, of met de WPG.

Daar zijn vaak goede redenen voor, vragen vanuit de Kamer bijvoorbeeld,of

een incident, maar het voortdurend inspelen op politieke vragen en maat-

schappelijke incidenten creëert ‘risico-regel-reflexen’ (Trappenburg 2011)

die uitvoering steeds verder klem zetten. ‘Krachtig ingrijpen’ en ‘sneller en

hoger straffen’ beklemt politiewerk, aangezien verwachtingen rond poli-

tieoptreden zo hoog, zo niet utopisch worden (vgl. Boutellier 2006), dat de

politie daar onmogelijk aan kan voldoen.

Daarnaast is het van belang dat niet enkel op ‘ruimte’ wordt ingezet. De

organisatie kan best zelfsturender worden (zie beneden) maar standaarden

en verplichtingen blijven nodig, inclusief registratie- en verantwoordings-

verplichtingen. Het goed regelen van ICT en technologieën om zaken af te

handelen is daarbij belangrijk, als mede goede en gelijkwaardige werkrela-

ties, ook richting ketenpartners als het OM.

5.2. Middenmanagers en operationeel leidinggevenden

De grootste afstand in publieke organisaties bestaan niet zozeer tussen top

en werkvloer, maar tussen teamleiders en teamleden. Wanneer leiding-

Page 118: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

118

gevenden verkeerde termen gebruiken, zich onbetrokken tonen, er weinig

zijn, te veel afstand bewaren, dan wordt het organisatieklimaat ter plekke

aangetast. Managers die het tegenovergestelde doen, scheppen een gezond

klimaat waarin (a) ziekteverzuim en verloop laag is, (b) professionals hun

vak uitoefenen maar tevens productief zijn, en (c) professionals leren van

ervaringen.

Ofschoon de mogelijkheden van midden- en lagere managers beperkt zijn,

in publieke professionele dienstverleners is het steeds meer gebruikelijk om

met zelfsturende teams te werken. Meer grip krijgen op je werk, bijvoor-

beeld door zelf met collegae te roosteren, versterkt eigenaarschap.

5.3. Politieagenten

Veel politieprofessionals hebben eigenlijk weinig last van veel managers en

verplichtingen. Gabriel van der Brink et al. (2005) hebben laten zien dat poli-

tieprofessionals veel vrijheid hebben achter een ‘rookgordijn’ van manage-

mentinstrumenten. Maar ook politieprofessionals zullen moeten inzien dat

professionaliteit vandaag de dag verandert, en dat professioneel handelen

steeds minder solo en steeds meer verbonden is. Voor degenen die wel lasten

ervaren geldt in lijn met het voorgaande: ten eerste, ben je in staat om

de gevoelde beperkingen op waarde te schatten en te relativeren? En ten

tweede, verwacht je niet te veel dat je ruimte ‘krijgt’, terwijl je misschien ook

ruimte kunt nemen?

5.4. Politieacademie

Het politievak vraagt niet alleen om behoud van vakmanschap, maar tevens

om nieuw vakmanschap, dat minder met autonomie te maken heeft en meer

met samenwerking en verbinding (vgl. Noordegraaf 2011). En dat alles in

weerbarstiger en soms vijandiger omgevingen. Het omgaan met die omstan-

digheden vraagt om professionele weerbaarheid, niet alleen in geval van

situaties, incidenten en aanvallen op gezag, maar ook als meer algemeen

Page 119: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

119

kenmerk van professionaliteit. Voor effectief politiewerk is het niet langer

voldoende dat een professional methodisch sterk is (kent hij de richtlijnen en

technieken?) en communicatief vaardig is (kun je in lastige situaties dingen

gedaan krijgen?), maar tevens dat hij:

- veranderingen kan zien, herkennen en duiden;

- vernieuwingen kan initiëren en vormgeven;

- verbindingen kan leggen en organiseren.

Het repertoire van politieprofessionals verandert, mede via opleidingen, bij-

scholing en kennisuitwisseling. Als de politieacademie weerbaarder agenten

aflevert, dan zal de beleving van beklemming/autonomie en het gebruik van

ruimte/beperkingen veranderen.

6. Conclusies

Het voorgaande laat ten eerste zien dat we de behoefte aan meer ruimte

voor politieprofessionals heel serieus moeten nemen, maar niet te serieus.

Die behoefte past bij een politiek-maatschappelijke strijd om publieke

dienstverlening. Maar die behoefte laat tevens zien dat verandering onver-

mijdelijk is en dat het klassieke beeld van de vrije professional ten einde is.

Professioneel handelen zal op meerdere manieren herijkt moeten worden.

Verbindingen en dus beperkingen worden actueler; professionals zullen

meer moeten samenwerken. Moderne professionals hebben niet vooral

ruimte, maar zijn connected.

Ten tweede geldt dat ruimte in meer praktische zin moet passen bij de idee

van verbonden professionaliteit. Standaarden stellen professionals in staat

complex werk te doen en te legitimeren, en om grotere waarden – het

dienen van de rechtsstaat – te dienen. Zeker tegenwoordig geldt dat die

standaarden van belang zijn. De maatschappelijke marges zijn smal, en wat

professioneel is en wie dat bepaalt, dat is allemaal niet meer zo vanzelfspre-

Page 120: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

120

kend. Waar ruimte dan vooral op neer komt is of professionals op de een of

andere manier zelfsturend zijn; organiseren ze zelf grip op hun werk?

Ten derde blijkt dat het (zelf) organiseren en regelen van ruimte vooral gaat

over leefbare en werkbare standaarden:

(1) Eigenaarschap; voelen professionals zich eigenaar van standaarden?

(2) Betekenis; hebben de standaarden betekenis voor professionals?

(3) Praktische zaken; zitten er in het werk veel onhandigheden en gebre-

ken?

Als er al een aanvalsplan nodig is, dan zou het een Aanvalsplan Professionele

Politiezorg moeten zijn.

Literatuur

- Actal (2011). Armslag voor de politieprofessional. Den Haag: Actal.

- Boutellier, H. (2006). De Veiligheidsutopie. Den Haag: Boom.

- Brink, G. van den, Jansen, T., & Pessers, D. (2005). Beroeps(z)eer. Waarom

Nederland niet goed werkt, Amsterdam: Boom.

- Bruijn, H. de, & Noordegraaf, M. (2010). Professionals versus managers? De

onvermijdelijkheid van nieuwe professionele praktijken. Bestuurskunde,

19(3), 6-20.

- Jansen, M., Van den Brink, G., & Kole, J. (2009). Beroepstrots: een ongeken-

de kracht. Den Haag: Boom.

- Lans, J. van der (2008). De herovering van de werkvloer. Amsterdam/Ant-

werpen: Uitgeverij Augustus.

- Meulen, M. van der, & Wit, B.C. de (2011). Publieke managers: ficties

en feiten. In M. Noordegraaf, K. Geuijen & A.J. Meijer (red.), Handboek

publiek management (pp. 49-75). Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

- Minister van Veiligheid & Justitie (2011a). Minder regels, meer op straat.

Den Haag: Ministerie van Veiligheid & Justitie.

Page 121: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

121

- Minister van Veiligheid & Justitie (2011b). Eerste voortgangsrapportage

Actieprogramma ‘Minder regels, meer op straat’, brief aan de Tweede

Kamer, 16 december. Den Haag: Tweede Kamer der Staten-Generaal.

- Minister van Veiligheid & Justitie (2012). Samenvatting concept-inrich-

tingsplan nationale politie, brief aan de Tweede Kamer, 25 juni. Den Haag:

Tweede Kamer der Staten-Generaal.

- Mintzberg, H. (1983). Structure in Fives: Designing Effective Organizations

Englewood Cliffs: Prentice-Hall.

- Noordegraaf, M. (2008). Professioneel bestuur. Den Haag: Lemma.

- Noordegraaf, M. (2011). Risky Business. How professionals and professional

fields (must) deal with organizational issues. Organizations Studies, 32(10),

1349-1371.

- Noordegraaf, M., Geuijen, K. & Meijer, A.J. (red.) (2011). Handboek Publiek

Management. Den Haag: Boom Lemma.

- Noordegraaf, M., & Sterrenburg, J. (2009). De lasten van administratieve

lasten voor professionals. In T. Jansen, G. van den Brink & J. Kole (red.),

Beroepstrots: een ongekende kracht. Den Haag: SDU.

- Ringeling, A., Sluis, A. van, & Smit, A. (2011). De professionalisering van de

politie: Een verkennende studie als basis voor Gezag, Positie en Prestaties.

Apeldoorn: Politieacademie.

- Schön, D.A. (1983). The reflective practitioner: How professionals think in

action. New York: Basic Books.

- Tonkens, E. (2008). Mondige burgers, getemde professionals. Marktwer-

king en professionaliteit in de publieke sector. Amsterdam: Van Gennep.

- Trappenburg, M. (2011). Waarom het allemaal niet lukt. In: Tol, J.H. van,

Helsloot, I., & Mertens, F.J.H. (red.) Veiligheid boven alles? Essays over oor-

zaken en gevolgen van de risico-regelreflex (pp. 37-51). Den Haag: Boom

Lemma Uitgevers.

- Vijver, C.D. van der (2012). De professionaliteit van de politie. Apeldoorn:

Politie en Wetenschap.

- Weggeman, M. (2007). Leidinggeven aan professionals? Niet doen!. Schie-

dam: Scriptum.

- Wilensky, H.L. (1964). Professionalization of Everyone? American Journal of

Sociology, 70(2), 137-158.

Page 122: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

122

Page 123: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

123

Deel 3 Politieorganisatie &

politiemedewerkers

7. Relevantie van onzekerheden op de externe arbeidsmarkt

voor de strategische personeelsplanning van de Nationale

Politie

Dr. Frank Cörvers

8. Hoe de politie vitaal, eigentijds en aantrekkelijk voor alle

generaties kan zijn

Dr. Aart C. Bontekoning

9. De politieorganisatie als flexibele organisatie

Dr. Anneke Goudswaard e.a.

Page 124: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

124

Dr. Frank Cörvers,

Senior onderzoeker Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Universiteit Maastricht

Page 125: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

125

7. Relevantie van onzekerheden op de externe arbeidsmarkt voor de strategische personeels-planning van de nationale Politie Dr. Frank Cörvers, Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Universiteit Maastricht

De Nationale Politie wil zicht krijgen op de ontwikkelingen in het arbeids-

aanbod die van belang kunnen zijn voor haar strategische personeelsplan-

ning tot 2020-2024. De zorgen ten aanzien van de strategische personeels-

planning zijn gebaseerd op de demografische ontwikkelingen in Nederland,

waardoor er mogelijk te weinig jongeren de arbeidsmarkt zullen betreden

om de grote uittocht op te vangen die ontstaat door het vergrijsde perso-

neelsbestand binnen het openbaar bestuur en de politie. Daarnaast veran-

dert de maatschappelijk vraag naar dienstverlening door de politie, mede

ingegeven door globalisering van de criminaliteit en nieuwe regelgeving

vanuit Europa, bieden nieuwe technologieën andere en betere mogelijkhe-

den het politiewerk vorm te geven, en lijken er zowel meer hoger opgeleide

generalisten als meer specialisten op verschillende terreinen (ICT, techniek,

financiën) nodig.

Welke zijn de belangrijkste ontwikkelingen die ingrijpen op de toekom-

stige vraag naar en aanbod van politiepersoneel tot 2020-2024, waaronder

de afbakening van werkzaamheden die tot de politietaken behoren (de

maatschappelijke vraag), de internationalisering en digitalisering van het

politiewerk, de functiedifferentiatie binnen de politie, en de uitsluiting van

groepen die politiewerkzaamheden mogen verrichten (in verband met het

Nederlanderschap)?

Welke zijn, voor zover bekend, de ontwikkelingen in het relevante potenti-

ele aanbod van personen tot 2020-2024, gedifferentieerd naar opleidingsni-

veau, culturele achtergrond, leeftijd (vergrijzing / ontgroening) en geslacht?

Page 126: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

126

In welke mate zou aan de personeelsbehoefte tegemoet kunnen worden

gekomen door de inzet van personen van verschillende achtergronden qua

opleidingsniveau, geslacht en cultuur en ervaring (‘zij-instroom’), gebruik te

maken van verschillende arbeidsrelaties (vast, flexibel, zelfstandig) en varia-

ties in arbeidsvoorwaarden (salaris, baanzekerheid, ontslagrecht, etc.), en de

inschakeling van buitenlandse arbeidskrachten, inclusief de uitbesteding van

werkzaamheden?

1. Algemene ontwikkelingen in vraag en aanbod op de

Nederlandse arbeidsmarkt

In deze paragraaf worden enkele figuren getoond en besproken om enig

idee te krijgen welke de belangrijkste bevolkings- en arbeidsmarktontwikke-

lingen zijn in Nederland. In figuur 1 wordt eerst de bevolkingsontwikkeling

van elke jongere leeftijdsgroepen getoond, die min of meer overeenko-

men met respectievelijk het lager onderwijs (4-11 jarigen), het voortgezet

onderwijs (12-16 jarigen) en het vervolgonderwijs op het mbo, hbo en wo

(17-25 jarigen). Duidelijk is dat het aantal leerlingen in het lager onderwijs

tussen 2010 en 2015 daalt (’ontgroening’), en dat deze daling vertraagd in

het voortgezet en vervolgonderwijs terug te zien is. Voor de instroom in poli-

tieopleidingen is uiteraard met name de leeftijdsgroep van 17 tot 25 jaar van

belang. Van belang is dat deze groep in de jaren tussen 2000 en 2010 sterker

is gegroeid dan de komende tijd het geval zal zijn. Dit zou men derhalve als

het voorstadium van de ’ontgroening’ op de arbeidsmarkt kunnen beschou-

wen. Een daling van de omvang van deze groep vindt aan het einde van de

termijn van de strategische personeelsprognose plaats, dat wil zeggen na

2020 en iets voor 2024.

Vervolgens wordt in figuur 2 getoond wat het gevolg is van de keuze van de

opleidingen van jongeren voor het opleidingsniveau van de bevolking. Het

gaat hierbij om de bevolkingsgroep van 30 tot 34 jaar. Duidelijk is dat het

aandeel hoger opgeleiden zal toenemen, en het aandeel laag opgeleiden,

Page 127: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

127

in het bijzonder van vmbo-niveau, afneemt. Dit laatste komt zowel doordat

steeds meer jongeren kiezen voor havo in plaats van vmbo, en doordat het

aandeel voortijdig schoolverlaters zonder mbo-diploma afneemt. Op havo-,

vwo- en mbo-niveau blijft het aandeel redelijk stabiel. Tussen 1990 en 2010

zagen we echter grotere veranderingen in de toename van het aandeel

hoger opgeleiden, en de afname van het aandeel lager en middelbaar opge-

leiden.

Figuur 1 Figuur 2

Bron: OCW (Referentieraming 2011) Bron: OCW (Referentieraming 2011)

Figuur 3 laat vervolgens zien hoe de beroepsbevolking in Nederland zich

tot 2025 ontwikkelt wat betreft het aantal lager, middelbaar en hoger

opgeleiden. Het gaat hierbij om iedereen van 15 jaar en ouder die mini-

maal 1 uur per week werkt, of daarvoor beschikbaar is en actief naar werk

zoekt (internationale definitie van de beroepsbevolking). De prognoses

van het aanbod berusten derhalve niet alleen op veronderstellingen over

de bevolkingsontwikkeling en deelname aan het onderwijs, maar ook op

veronderstellingen ten aanzien van de bereidheid om te participeren op de

arbeidsmarkt.

Page 128: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

128

Vooral bij lager opgeleiden is deze participatie laag, ca. 50% als wordt geke-

ken naar werkweken van 12 uur of meer. Maar veel lager opgeleiden werken

slechts in kleine banen van minder dan 12 uur.

Ook uit figuur 3 wordt duidelijk dat het aantal hoger opleiden snel in aantal

toeneemt, ten koste van het aantal lager opgeleiden in de beroepsbevol-

king. Het aantal middelbaar opgeleiden neemt vooral aan het einde van de

prognoseperiode licht af.

Figuur 3

Het ’aanbod’ van lager, middelbaar en hoger opgeleiden

Bron: Cedefop

Omdat ook de culturele diversiteit bij de politie vaak belangrijk wordt

gevonden, is in figuur 4 de ontwikkeling van het percentage allochtonen in

de bevolking weergegeven. Dit percentage stijgt tussen 2011 en 2024 met ca.

3%-punt, van bijna 21% naar bijna 24%. De stijging komt voor twee derde

voor rekening van de niet-westerse allochtonen. Uiteraard is de stijging

onder jongeren groter dan onder de hele bevolking.

Page 129: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

129

Figuur 4

Percentage niet-westerse en westerse allochtonen in de bevolking

Bron: CBS

In figuur 5 wordt ten slotte weergegeven hoe groot de vraag naar lager,

middelbaar en hoger opgeleiden is tot 2025. Deze vraag is berekend door

prognoses op te stellen van de verwachte sectorale werkgelegenheidsgroei,

en deze te vertalen naar de werkgelegenheidsgroei naar beroep en vervol-

gens opleidingsniveau. Hier valt de sterke toename in de vraag naar hoger

opgeleiden ten kosten van de vraag naar lager opgeleiden.

Figuur 5

De ’vraag’ naar lager, middelbaar en hoger opgeleiden

Bron: Cedefop

Page 130: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

130

Als de figuren 3 en 5 naast elkaar worden gelegd, is de richting van de

ontwikkelingen hetzelfde, dat wil zeggen zowel meer vraag als aanbod bij

de hoger opgeleiden, en omgekeerd bij de lager opgeleiden. Toch lijkt het

aanbod aan hoger opgeleiden meer toe te nemen dan de vraag. Er is bij

deze prognose echter nog nauwelijks rekening gehouden met de zogenaam-

de ’upgrading’, waardoor werkgevers relatief steeds meer hoger opgeleiden

gaan vragen. Deze toename in de relatieve vraag naar hoger in plaats van

lager opgeleiden wordt gedreven door technologische en organisatorische

veranderingen, die bijvoorbeeld samengaan met een toenemende com-

plexiteit van de goederen, diensten en werkprocessen, maar ook met meer

gewenste vaardigheden verantwoordelijkheid van het personeel op de werk-

vloer. Maar het is erg moeilijk in te schatten hoe snel deze ontwikkelingen

in de toekomst zullen gaan. Daarnaast kunnen er aan de onderkant van de

arbeidsmarkt wel knelpunten in de personeelsvoorziening voor werkgevers

ontstaan, maar deze kunnen op velerlei wijzen worden opgelost. Gezien de

lage arbeidsdeelname van lager opgeleiden in Nederland (zowel in aantal als

in uren) zou een toename van de arbeidsdeelname het meest voor de hand

liggen, maar andere kanalen zoals de inzet van immigranten worden door

werkgevers ook vaak gebruikt.

2. Factoren van invloed op de vraag naar politiepersoneel

In de vorige paragraaf is de verwachte vraag naar lager, middelbaar en

hoger opgeleiden in Nederland weergeven. In deze paragraaf wordt het

belang en het nut van een dergelijke prognose enigszins gerelativeerd. Ver-

der wordt duidelijk gemaakt dat de vraag naar politiepersoneel niet alleen

afhankelijk is van de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen,

maar ook van de keuzes die de politie zelf maakt.

Page 131: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

131

Wat is ’vraag’ naar personeel?

Het vaststellen van de vraag naar personeel is geen sinecure. Heel in het

algemeen zou men kunnen stellen dat de vraag naar personeel van een

bedrijf gelijk is aan het aantal personen dat reeds in dienst is plus het aantal

openstaande vacatures. Deze vraag kan gemeten worden in personen of in

voltijdsequivalenten. Hoe meer er in deeltijd gewerkt wordt, hoe meer deze

aantallen van elkaar afwijken. Door de werkgelegenheid en de vacatures bij

elkaar op te tellen kan in theorie de personeelsbehoefte van de betreffende

organisatie worden bepaald. Toch is het niet zo eenvoudig, omdat er ver-

schillende conceptuele en methodologische problemen zijn verbonden aan

het vaststellen van de arbeidsvraag van een organisatie. Hieronder worden

er enkele genoemd.

• Dearbeidsvraagisafhankelijkvanhetloon

Op macro-economisch niveau geldt dat loonstijgingen de vraag naar

arbeid afremmen. Bij grote arbeidsmarktkrapte, bijvoorbeeld bij hoog-

conjunctuur, worden hogere loonstijgingen afgedwongen door vakbon-

den, zij het vaak met enige vertraging. Daardoor gaan de loonkosten

omhoog en zullen organisaties minder budget hebben voor het aanstel-

len van nieuw personeel. Omgekeerd kan langdurige loonmatiging een

goed instrument zijn om de werkloosheid terug te dringen, juist omdat

dan de arbeidsvraag bij organisaties wordt aangewakkerd. Voor de poli-

tieorganisatie is het van belang dat hogere loonkosten bij gelijkblijvende

financiële middelen de vraag zullen dempen, gewoonweg omdat op

korte of langere termijn de politiebegroting min of meer in balans moet

worden gebracht.

• Openstaandevacatureszijnnietperseeengoedeweerspiegelingvande

arbeidsvraag

In vervolg op het bovenstaande, kunnen organisaties vacatures hebben

openstaan die gegeven de omstandigheden op de arbeidsmarkt niet

ingevuld kunnen worden. Hoewel langdurig openstaande vacatures

Page 132: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

132

ernstige gevolgen kunnen hebben voor organisaties, kan er ook iets

anders aan de hand zijn, namelijk dat een werkgever een werknemer van

een te hoog kwalificatieniveau tegen een te laag loon wil aantrekken.

Hoewel er ogenschijnlijk arbeidsvraag is omdat er onvervulde vacatu-

res zijn, is een dergelijke arbeidsvraag wellicht nauwelijks als reëel te

beschouwen. In geval dat er bij de politie jongeren worden opgeleid

voor onvervulde vacatures, is er een reële kans dat zij spoedig zullen

vertrekken als het loon niet de waarde op de arbeidsmarkt weerspiegelt.

• Devraagnaarpolitiepersoneeliseenmaatschappelijkevraag

In tegenstelling tot veel dienstverlening in het bedrijfsleven wordt er

voor de diensten van de politie niet direct betaald, maar indirect via

de belastingen. In beginsel geldt dat hoe meer belasting er geheven

wordt, hoe meer er kan worden uitgegeven aan de dienstverlening door

de overheid, inclusief de politie. De hoogte van de belastingen wordt

bepaald via het zogenaamde budgetmechanisme, waarbij democratisch

gekozen volksvertegenwoordigers de prioriteiten en budgetten voor

de collectieve goederen vaststellen, waaronder de dienstverlening door

de politie. Dat betekent dat politieke prioriteiten de maatschappelijke

vraag naar politiediensten representeren en daarmee invloed uitoefe-

nen op de vraag naar politiepersoneel. Door de parlementsverkiezingen

kunnen andere politieke partijen het voor het zeggen krijgen, of kunnen

er simpelweg andere regeringscoalities ontstaan. Door andere politieke

prioriteiten kan de totale omvang van de vraag naar politiepersoneel

toe- of afnemen, maar kan ook de vraag naar specifieke politiediensten

verschuiven (zie bijvoorbeeld de dierenpolitie).

Voorspellingen van de vraag naar politiepersoneel

Nog moeilijker wordt het om iets te zeggen over de toekomstige vraag naar

personeel. Er gelden hier uiteraard dezelfde bedenkingen als hierboven

beschreven. Zo zal de vraag naar personeel op de Nederlandse arbeidsmarkt

sneller toenemen bij loonmatiging dan bij loonstijging. Bij loonmatiging

Page 133: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

133

in het bedrijfsleven is het voor de politie wellicht nog mogelijk om een

concurrerend salaris te bieden. Maar als er ten gevolg van tegenvallende

belastinginkomsten of hogere uitgaven aan sociale zekerheid bezuinigd

moet worden op salarissen van ambtenaren, kan dat ook voor de politie

moeilijker worden. Ook verschuivingen in de maatschappelijke opvattingen

kunnen de politieke voorkeuren van het electoraat sterk beïnvloeden. Maar

daarnaast zijn er vele andere factoren die een directe invloed hebben op

het functioneren van organisaties zoals de politie, bijvoorbeeld als het gaat

om een groter gebruik van de mogelijkheden die ICT biedt voor de politie,

waardoor er wellicht meer ICT-professionals dienen te worden aangetrok-

ken. Een indirecte invloed hebben bijvoorbeeld een toename van de kleine

criminaliteit, omdat deze kan leiden tot meer aandacht voor veiligheid op

de politieke agenda (‘meer blauw op straat’). Hieronder worden enkele fac-

toren genoemd die de vraag naar politiepersoneel beïnvloeden qua omvang

en samenstelling.

• Uitbestedingenafstotenvanbeveiligingstaken

Tekenend voor deze tijd zijn de toename van de vraag naar beveiliging

en bewaking van gebouwen en bij evenementen. Veel van deze diensten

worden uitgevoerd door particuliere organisaties, dat wil beveiligingsbe-

drijven en ook door de organisatie van een evenement zelf. Deze dien-

sten worden buiten het eerder genoemde budgetmechanisme geplaatst.

De omvang ervan wordt deel bepaald door het marktmechanisme (Is er

vraag naar een evenement gegeven de kosten inclusief de waarborgen

voor veiligheid?), waarbij er door plaatselijke overheden bijvoorbeeld

wel richtlijnen ten aanzien van de veiligheid bij evenementen kunnen

worden gesteld. Bij grote evenementen kunnen overigens ook vrijwil-

ligers worden ingezet voor de veiligheid van deelnemers, hetgeen uiter-

aard de kosten laag houdt. Uitbesteding van taken kan ook plaatsvinden

via de zogenaamde buitengewone opsporingsambtenaren. Deels kunnen

deze buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) worden ingezet om

voor gemeenten het parkeerbeleid te handhaven, waarbij men formeel

gezien geen onderdeel van de politie meer uitmaakt. Dit is nog duidelijk

Page 134: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

134

in het geval van jachtopzichters, milieu-inspecteurs en leerplichtambte-

naren, waarbij de boa afhankelijk van de bijzondere taakstelling aparte

bevoegdheden heeft, zoals het aanhouden van verdachten aanhouden

en het uitschrijven van boetes. Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld

het uitbesteden van telefonische dienstverlening door de politie aan call

centers en service en onderhoud van ICT-diensten.

• Depolitiealsafspiegelingvandesamenleving

Wat betreft de samenstelling van de politiemacht wordt vaak gesteld dat

de achtergrond van de politiemensen tot op zekere hoogte de samenle-

ving moet weerspiegelen. Er geldt natuurlijk niet alleen voor de politie

dat bij gelijke geschiktheid de voorkeur wordt gegeven aan een vrouw,

of iemand van een minderheidsgroepering. Een dergelijke wens is niet

uitsluitend gestoeld op het creëren van gelijke kansen voor verschillende

groeperingen in de maatschappij, zoals bij veel andere organisaties wel

het geval is, maar kan ook functioneel zijn om contact te leggen met bur-

gers of ze te helpen. Een vrouwelijk slachtoffer van een misdrijf wordt

wellicht liever geholpen door een vrouwelijke politieagent, en voor een

allochtone politieagent is het misschien gemakkelijker om te bemiddelen

bij een burenconflict in allochtone wijken. De vraag naar politieperso-

neel met verschillende persoonlijke en culturele achtergronden heeft

uiteraard invloed op het aanbod dat uit het beschikbare arbeidspotenti-

eel in Nederland dient te worden aangeboord.

• Meeraandachtvoorpreventie

Een typisch taak voor de politie zou kunnen zijn het voorkomen van

criminaliteit door betere voorlichting en communicatie naar de burgers.

Ook hier lijkt meer aandacht voor te zijn bij de politie, hoewel een deel

van deze taak ook door andere (semi-)overheidsorganisaties kan worden

uitgevoerd. Indien de politiek bepaalt dat de politie hier een belang-

rijke taak heeft, is het duidelijk dat een belangrijke preventietaak van

de politie ook leidt tot aanvullende taakstelling, en daarmee wellicht

ook een aanpassing in de opleiding. Wellicht dat er ook een nieuw type

Page 135: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

135

specialisten dient te worden aangetrokken, gespecialiseerd in een combi-

natie van beveiliging en communicatie met de burger.

• MeergebruikvanICTenbijzondereopsporingstechniekenbijdepolitie

Het gebruik van ICT binnen de politieorganisatie leidt tot andere taken

of andere taakverdelingen. Zo zal bijvoorbeeld de mogelijkheid van

elektronische aangiftes van slachtoffers van kleine vergrijpen de omvang

van een deel van het eenvoudige politiewerk verminderen. De uren die

daardoor vrijvallen kunnen aan andere dienstverlening worden besteed.

Dit kan leiden tot meer vraag naar hogere in plaats van lagere functies.

Ook het intensievere gebruik van cameratoezicht in plaats van of als aan-

vulling op surveillance leidt tot een andere taakverdeling bij de politie.

Het toestaan van cameratoezicht is overigens niet alleen technologisch

bepaald maar ook een politiek-maatschappelijk thema. Bij de opsporing

en recherche kunnen er vele andere technieken van toenemend belang

zijn, zoals sporenonderzoek (o.a. DNA), afluister-, ondervragings-, ach-

tervolgings- en infiltratietechnieken, etc. Hoewel het laboratoriumwerk

als grotendeels wordt uitbesteed, dient bij de politie toch expertise uit

veel van deze disciplines aanwezig te zijn. Het gaat hierbij om zowel

specialisten met bètatechnische achtergrond als om specialisten met een

sociaalpsychologische of gedragswetenschappelijke achtergrond.

• ToenamevaninternetcriminaliteitleidttothogerevraagnaarICT-en

financieel specialisten

Nieuwe technologische mogelijkheden in de maatschappij leiden tot

nieuwe dienstverlening en trekken daarmee welhaast vanzelf nieuwe

vormen van criminaliteit aan. Lijkt de pinpasfraude op zijn retour door

een betere beveiliging van bankautomaten, intussen worden burgers

geconfronteerd met steeds ingenieuzere manieren van ontvreemding

van privégegevens, inlogcodes e.d. (‘phishing’). Ook ongewenste ‘dien-

sten’ zoals het verspreiden van kinderporno, en transacties in gestolen of

verboden goederen (dieren, drugs, medicijnen, etc.) zijn gerelateerd aan

internetcriminaliteit. Omdat het internetverkeer naar verwachting alleen

Page 136: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

136

maar toeneemt, zal ook de vraag naar ICT-specialisten bij de politie toe-

nemen om de criminelen op te sporen. Bovendien hebben alle zakelijke

transacties via internet, crimineel of niet, per definitie een financiële

dimensie. Het nader onderzoeken van deze transacties vraagt om een

grotere inzet van financieel specialisten.

• Globaliseringvandecriminaliteitleidttotmeerbehoefteaaninzetvan

buitenlands personeel

Door het toegenomen belang van internet spreekt het vanzelf dat

landsgrenzen steeds minder van belang zijn. Opsporing van internatio-

nale netwerken van criminelen vereist echter veel samenwerking tussen

politiemensen van verschillende nationaliteiten. Dit geldt zeker binnen

de Europese Unie. Het is zelfs de vraag of er niet buitenlanders bij de

Nederlandse politie aangenomen dienen te worden om de opsporing te

bespoedigen. Het zou natuurlijk kunnen gaan om Duitse of Belgische

mensen, maar ook om Chinees of Oost-Europees politiepersoneel. Minder

vergaande mogelijkheden zijn uiteraard het aanstellen van allochtonen

met de gewenste buitenlandse achtergrond, of het intensiveren van de

samenwerking met buitenlandse politiemachten.

Belang van keuzes maken voor de vraag naar politiepersoneel

De veelheid van factoren en de onzekerheid omtrent hun verloop en invloed

maken dat het voorspellen van de vraag naar politiepersoneel uitermate

lastig. De vraag wordt in feite bepaald door de keuzes die men wil maken.

‘Men’ slaat hier ten eerste op de maatschappij en de politiek wat betreft de

aandacht voor bepaalde politietaken en de reservering van een deel van de

rijksbegroting voor de uitvoering. Er is onzekerheid over de toekenning van

de financiële middelen, die voor een belangrijk deel worden bepaald door

de politieke prioriteiten van een nieuw kabinet. ‘Men’ slaat ook op het poli-

tiemanagement, dat keuzes moet maken over hoe de uitvoering van taken

het best ter hand kan worden genomen. Wil men deels uitbesteden, functies

splitsen, taken anders verdelen, investeren in specialisten of generalisten,

Page 137: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

137

gebruik maken van nieuwe ICT-technieken en opsporingstechnieken, exper-

tise landelijk of regionaal organiseren? Al deze keuzes hebben invloed op

hoe de vraag naar politiepersoneel zich de komende jaren ontwikkelt. Het

gaat hierbij niet alleen om de omvang van de politiemacht, maar ook om de

samenstelling qua opleidingsniveau en -richting, leeftijd, geslacht, culturele

achtergrond, etc.

Een belangrijk verschil met het bedrijfsleven is dat ondernemingen vaak

door de marktomstandigheden en de conjunctuur gedwongen worden tot

product- en procesvernieuwingen, reorganisaties, saneringen en als gevolg

daarvan het aantrekken, afstoten of opleiden van andersoortig personeel.

Als ondernemingen de verkeerde keuzes maken, zijn ze niet langer concur-

rerend en verdwijnen ze. Bij de politie is dit laatste niet mogelijk. Er zijn bij

de politie meer mogelijkheden om zelf de organisatievorm te bepalen dan in

het bedrijfsleven, zoals bij ook veel andere overheidsorganisaties het geval

is. Daarmee wordt de vraag naar personeel meer autonoom bepaald. Maar

men is wel vaak overgeleverd aan allerlei veranderingen in de regelgeving

en aan de grilligheid van politieke keuzes. Uiteraard kan men bij de werving

ook worden geconfronteerd met algehele krapte op de arbeidsmarkt ten

gevolge van bijvoorbeeld een ´booming´ economie, waardoor de werving

van politiepersoneel wordt bemoeilijkt.

3. Hoe kan het aanbod aan de vraag naar politiepersoneel

tegemoet komen?

In deze paragraaf wordt besproken op welke wijze de politie in de jaren

tot 2024 te werk kan gaan bij de rekrutering van personeel. Er zijn zoals

hiervoor aangegeven vele factoren die invloed hebben op de vraag naar per-

soneel, maar het is mede de politie zelf die de vraag bepaalt door keuzes te

maken. Toch zijn er vele onzekerheden in de maatschappelijke ontwikkelin-

gen en de politieke verhoudingen, en deze lijken de afgelopen jaren alleen

maar verder te zijn toegenomen. Een toename van deze onzekerheden

Page 138: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

138

vraagt om een structurele oplossing bij de werving van personeel door de

politie. Een toename van de onzekerheden zou een rechtvaardiging kunnen

zijn om de flexibiliteit bij de werving van personeel te vergroten.

Daarnaast spelen ook de conjuncturele ontwikkelingen een rol bij de invul-

ling van vacatures voor bepaalde jaren. In sommige jaren zal dat moeilijker

gaan dan in andere, afhankelijk van de economische situatie. In het bedrijfs-

leven worden loonstijgingen over het algemeen sneller doorgevoerd dan bij

overheden als er schaarste aan personeel is. Het bedrijfsleven is mede daar-

door flexibeler bij het aantrekken van personeel op het moment dat er grote

arbeidsmarktkrapte ontstaat. Op dit moment valt de arbeidsmarktkrapte

op dit moment mee, maar algemeen wordt verwacht dat deze de komende

jaren sterk toeneemt door de uitstroom van oudere werkenden (´vergrij-

zing´) en de stagnatie in de groei van het aantal jongeren dat instroomt

op de arbeidsmarkt (´ontgroening´). Het is echter moeilijk te voorspellen

wanneer de relatieve overvloed op de arbeidsmarkt omslaat in krapte. Ook

deze onzekerheid vraagt om een flexibele inrichting van de werving van

politiepersoneel.

Welke antwoord dient de politieorganisatie te geven op de

toename in de onzekerheden?

In het algemeen is het van belang dat de politieorganisatie meer vrijheids-

graden creëert bij de rekrutering van personeel. Dat zou meer flexibiliteit

moeten creëren bij de werving, waardoor er sneller en beter kan worden

ingespeeld op de ontwikkeling waarmee men geconfronteerd wordt. Hieron-

der worden enkele suggesties gegeven om de vrijheidsgraden bij de werving

van politiepersoneel te vergroten.

• Meerbeloningsdifferentiatietussenspecialismen

Zoals aangegeven zal er waarschijnlijk een meer diverse vraag optreden

naar politiepersoneel wat betreft opleiding en ervaring, en daaraan

gerelateerde leeftijd en kennis en vaardigheden. Dit vraagt om meer

Page 139: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

139

mogelijkheden voor de politie om de beloning bij het aantrekken van

gekwalificeerde generalisten en specialisten te kunnen aanpassen aan de

geldende omstandigheden op de arbeidsmarkt. Zo zullen specialismen

die schaars zijn beter beloond moeten kunnen worden dan specialismen

waarvoor dat in mindere mate geldt, bijvoorbeeld door middel van (tij-

delijke) arbeidsmarkttoeslagen.

• Flexibeleropleidingsmodelmetgezamenlijkeveiligheidsopleidingenen

certificaten

Op dit moment worden de opleidingen door de politieorganisatie zelf

verzorgd. Toegelaten worden tot een opleiding betekent meestal ook

een baan bij de politie (vgl. ook voormalige ´in-service´ opleidingen in de

zorg). Een nadeel hiervan is dat de arbeidsmarkt voor de politie tamelijk

gesloten wordt gehouden. De opleiding is immers alleen voorbehouden

aan degenen die daadwerkelijk bij de politie in dienst zijn. Door de poli-

tieopleiding onder te brengen bij reguliere ROC-opleidingen gericht op

beveiliging en hulpverlening (o.a. opleiding voor beveiliging, brandweer,

boa´s, etc.) zou er een groter potentieel aanbod van jongeren kunnen

worden gecreëerd dat in aanmerking komt voor een baan bij de politie.

Er zou ook met certificaten worden gewerkt die recht geven op selectie

bij de politie (vgl. ook het ´civiele effect´ in de advocatuur). Jongeren

kunnen, nadat zij eerst elders hebben gewerkt en ervaring opgedaan,

ook verderop in hun carrière een baan bij de politie krijgen zonder

dat daarvoor eerst een volledige opleiding dient te worden gevolgd.

Zijinstroom van personeel zou daardoor gemakkelijker kunnen worden

gemaakt. Verder kan er gedacht aan het afgeven van certificaten die

toegang geven tot de politie aan opleidingen die wat verder afstaan

van de politie, zoals technische opleidingen (opsporingstechnieken), ICT-

opleidingen, opleidingen voor forensisch onderzoek, etc.

• Flexibelercarrièremodel

Om beter in te kunnen spelen op de vraag naar personeel kan de politie

ook een andere carrièremodel introduceren. Een voorbeeld hiervan is

Page 140: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

140

het zogenaamde flexibel personeelssysteem (FPS) van het Ministerie van

Defensie, ingevoerd per 1 januari 2011. In essentie gaat het hier om een

piramidemodel, met aan de basis veel jongere krachten, en een smallere

top naarmate de militaire rang stijgt. In het FPS zullen militairen bij

een opeenvolging van enkele langdurige contracten in de laatste stap

uitstromen voor hun 42e levensjaar. Er kunnen, afhankelijk van het soort

functie bij de krijgsmacht, drie rangen van ca. 8 jaar worden doorlopen.

Daarna volgt in principe een permanente aanstelling. Bij tussentijdse uit-

trede volgt een intensief outplacementtraject. De beslissing om iemand

in permanente dienst te nemen is afhankelijk van zowel de kwalitei-

ten van de betreffende medewerker als de personele vraag binnen de

organisatie. Er kan echter bij de politie over geheel andere modellen

worden nagedacht, die echter meer flexibiliteit moeten bieden dan het

huidige model met levenslange contracten. Ook zou hierin een mogelijk-

heid voor de eerder genoemde zijinstroom geschapen kunnen worden.

De bedoeling van een dergelijk model zou moeten zijn dat er bewuster

wordt met de carrières van het menselijk kapitaal bij de politie dan in het

huidige systeem, meer wordt geïnvesteerd in dit kapitaal door werkgever

en werknemer en flexibeler kan worden ingespeeld op veranderingen in

de vraag (qua omvang en samenstelling) naar politiepersoneel.

• Verschillendecontractvormenendienstverbanden

Er zou bij de politie meer kunnen worden gewerkt met zeer diverse groe-

pen uit de beroepsbevolking die een deel van de taken voor de politie op

zich kunnen nemen. Men kan hierbij denken aan meer ervaren krachten

die als zzp´ers of tijdelijke arbeidskracht specialistische taken of projecten

op zich nemen. Het kan hierbij ook om gespecialiseerde oudere arbeids-

krachten, al dan niet met recente politieachtergrond. Ook de inzet van

buitenlanders op tijdelijke basis zou hierbij een mogelijkheid kunnen

zijn. Daarnaast kunnen er ook functies worden geschapen voor burgers

die al dan niet voor een vergoeding bepaalde taken in de beveiliging of

signalering op zich nemen, en daarvoor ook bepaalde deelcertificaten in

een politieopleiding kunnen halen (vgl. certificaat badmeester, of trai-

Page 141: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

141

ning voor gebruik van AED-defibrillatoren). Ook hiervoor kan gekeken

worden naar heel verschillende groepen in de samenleving (schoolgaan-

de jongeren, allochtonen, gepensioneerden, etc.).

Page 142: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

142

Aart C. Bontekoning,

organisatiepsycholoog en generatie-

expert

Page 143: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

143

8. Hoe de politie vitaal, eigentijds en aantrekke-lijk voor alle generaties kan zijn.Aart C. Bontekoning, organisatiepsycholoog en generatie-expert

Inleidend

De inhoud van deze paper is gebaseerd op generatie-actieonderzoek1 in

een honderdtal Nederlandse organisaties en in Brazilië en op internationaal

literatuuronderzoek.

Het generatie-concept is geënt op een natuurwet, namelijk dat het werk en

het organiseren van het werk vanuit een organisatie zelf evolueert via elkaar

in een levensfase opvolgende generaties. Verschillen tussen generaties zijn

daarvoor bedoeld. Een organisatie blijft bij de tijd, vitaal en energiek - en

aantrekkelijk (!) -als elkaar opvolgende generaties hun evolutionaire werk

(kunnen) doen.

Er vormen zich om de 15 jaar nieuwe generaties junioren, medioren, leiders

en senioren. Dat zijn de hoofdrolspelers in dit evolutionaire proces met als

doel verouderde sociale patronen, die niet meer bijdragen aan de kwalitatie-

ve ontwikkeling van het werkleven te vervangen door vitale. Ervan uitgaan-

de dat sociaal vaardig zijn een kerncompetentie is in het politievak, raakt dit

proces ook direct de kwaliteit van het dagelijkse politiewerk.

Generaties volgen elkaar op in een levensfase in een biologisch ritme van

15 jaar. De huidige generatiewisseling begon in 2000, de volgende begint in

2015. De evolutionaire effecten in de cultuur zijn halverwege die wisseling

1 Zie voor de wetenschappelijke onderbouwing: - Generaties in Organisaties (proefschrift, Bontekoning, 2007; te downloaden via www.aartbontekoning.com)

- Het Generatieraadsel, ontdek de kracht van generaties (Bontekoning, 2010). - Generaties! Werk in uitvoering; hoe alle generaties onze (werk)cultuur veranderen

(Bontekoning, 2012)

Page 144: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

144

toenemend waarneembaar, van de huidige wisseling dus tussen 2007 en

2022. Onder cultuur wordt verstaan: de gedeelde sociale patronen die de

(werk)intelligentie van een organisatie vormen, waaronder manieren van

denken, leiden en samenwerken, communiceren en leren.

Een generatie vormt zichzelf vanuit haar instinctieve reactie op wat niet-

vitaal is in de omringende cultuur. Die reactie manifesteert zich generatie

kenmerkend in nieuwe vitale sociale patronen. Wat wel vitaal is nemen

opvolgende generaties van de vorige over.

Het tempo en de kwaliteit van deze evolutionaire ontwikkelingen worden

bepaald door:

a) de aanwezigheid van de informele leiders van een generatie

b) de steun van en interactie met (de informele leiders van) andere genera-

ties.

Dit proces loopt niet altijd en overal vanzelf goed. Dat is waarneembaar in

dalende werkenergie en vitaliteit en toenemende spanningen of apathie. Als

het wel goed gaat gebeurt het tegenovergestelde. Interventies kunnen een

neerwaartse spiraal omkeren.

Als een nieuwe generatie haar evolutionaire werk niet verricht hebben alle

generaties last van de dalende vitaliteit. De jongste is er het gevoeligst voor.

Mijn onderzoek toont aan dat tegenwerking door andere generaties vrijwel

nooit bewust optreedt, maar meestal onbewust en zelfs ongewild.

Page 145: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

145

De nieuwe generaties in hun levensfase.

Per generatie worden de belangrijkste ontwikkelingen geschetst en moge-

lijkheden om de krachten van die generatie beter te benutten. Mogelijkhe-

den om de gezonde interactie tussen generaties te stimuleren volgen aan

het eind.

De heldere digi-generatie (2000-2015), een nieuwe generatie

kinderen

Deze generatie vormt tussen 2000 en 2015 een nieuwe generatie kinderen

en tussen 2015 en 2030 een nieuwe generatie junioren. De eerste lichtingen

van deze generatie zullen rond 2020 de politie betreden. Op basis van voor-

lopig onderzoek worden enkele contouren geschetst.

Ze hebben pragmatische ouders die bewust voor kinderen kiezen en deze

heel bewust opvoeden; ouders die veel goed willen doen, van eigen carrière

tot opvoeden. Netwerkende ouders die opvoedingsvragen interactief delen

met generatiegenoten. Belangrijke vragen zijn ‘hoe grenzen te stellen’ en

‘hoe kinderen te leren kiezen en consequent te zijn’. Ouders die doende en

lerende ontdekken wat wel en niet werkt, die hun kinderen bewust maken

van hun leefomgeving en wat ze daarin kunnen doen en waar ze goed in

zijn.

Bij het samenwerken met deze kinderen valt op dat ze helder en breed

waarnemen, er ontgaat ze niet veel en al die informatie verwerken ze

razendsnel. Ze zijn heel helder in wat ze belangrijk vinden, zonder dat op

te dringen. Werken veel in groepen, zitten al vroeg in sociale netwerken, en

zijn zich, al rond hun 10e jaar, heel bewust van het groepsproces en wat een

onderwijzer daarin wel of niet zou moeten doen. Ze zijn vrij en toch gedisci-

plineerd en lijkt nog gelijkwaardiger om te gaan met verschillen dan Y. Veel

kinderen hebben al volle agenda’s, die regelen ze zelf.

Page 146: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

146

Al heel vroeg zijn het intensieve gebruikers van sociale media en digitale

informatie. Als ze iets niet goed doen is er direct positieve feedback, van

beeldschermpjes of van ouders. Zo vinden ze snel hun weg in games, sociale

netwerken en in het gezin. Dat geeft ze veel zelfvertrouwen.

Hoe de politie haar aantrekkelijkheid voor deze generatie (rond

2018) kan vergroten:

In de eerste plaats door de invloed van de nu aanwezige jongere genera-

ties daadwerkelijk nu te vergroten. Dan vormt zich de komende jaren een

politiecultuur die rond 2018 beter aansluit op de dan aankomende generatie

junioren.

In de tweede plaats door ervaringskennis van de binnen de politie aanwezi-

ge ‘ouders’ – gemiddeld van de pragmatische generatie – van deze generatie

kinderen rond 2018 goed te benutten bij het afstemmen van het werven en

opleiden op deze jongste generatie.

De authentieke generatie Y (1985-2000), de nieuwe generatie

junioren.

De generatie Y vormt tussen 2000 en 2015 de nieuwe generatie junioren en

tussen 2015 en 2030 de nieuwe generatie medioren. Niet eerder kreeg een

jonge generatie zoveel aandacht. Eerst thuis en nu bij hun binnenkomst in

organisaties. Nog nooit waren er zoveel publicaties over een generatie.

Gemiddeld zijn hun ouders van generatie X en die besteden tweemaal

zoveel tijd aan het opvoeden van hun kinderen dan de protestgeneratie.

Ook kwalitatief is er een verschil: X’ers voeden meer coachend op en staan

meer naast hun kinderen.

Authentiek zijn is de meest opvallende eigenschap van de huidige generatie

junioren. Ze willen afwisselend werk en vooral creatieve ruimte om zaken op

hun eigen manier aan te pakken in plaats van ‘doen zoals het hoort’. Ze wil-

len direct meedoen en gezien worden in wie ze zijn en wat ze kunnen. Hië-

Page 147: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

147

rarchie vinden ze suffig, wederzijds respect en een open positieve werksfeer

vinden ze heel belangrijk. Ze houden niet van politieke spelletjes, verborgen

agenda’s en van zaken mooier voorstellen dan ze zijn. Wanneer zij in bedrij-

ven werden geconfronteerd met ‘onecht’ - mensen die niet zichzelf durven

te zijn - en gesloten hiërarchisch gedrag, kregen veel Y junioren de neiging

om weg te lopen. Een deel is erg handig met sociale media. Kennis vinden ze

vergankelijk en is vooral om te delen.

De Y junioren hebben een opvallende klik met vitale senioren van de pro-

testgeneratie. Uit gezamenlijke verkenningen kwamen drie redenen naar

voren: 1) ze herkenden elkaars ‘vrijheidsdrang’, het zich niet willen aanpas-

sen aan de bestaande cultuur; 2) deelden gedrevenheid (passie); 3) waar-

deerden elkaars duidelijkheid. Beide generaties lijken aan te voelen dat ze

veel van elkaar kunnen leren. De mix van rijke ervaring en frisse blikken lijkt

in potentie een krachtige innovatiemotor.

Ze lijken heel zelfstandig en zelfredzaam, maar hebben veel behoefte aan

een veilige omgeving waarin ze zichzelf kunnen zijn en lijken grenzeloos,

maar willen graag dat anderen duidelijk en eerlijk hun eigen grenzen

aangeven. Dat en persoonlijke aandacht en positieve feedback van ervaren

collega’s hebben deze junioren nodig om hun eigen zinvolle weg te vinden.

De afgelopen twee jaar kwam ik deze generatie in vijf politieregio’s tegen,

onder andere in generatie-workshops. Op basis van wat ik zag, vermoed

ik sterk dat deze jongste generatie in vrijwel alle regio’s veel last heeft van

‘opgedrongen’ verouderde patronen. In sommige regio’s lijkt de situatie

zelfs ernstig, is er sprake van toenemende matheid en beginnende apathie.

Ondanks alle goede bedoelingen.

Wat de politie kan doen om de kracht van Y beter te benutten:

Generatie X (1955-1970) kan zelf de ervaringskennis die ze heeft als ouders-

van Y inventariseren en benutten om zowel de opleidingscultuur als de

politiecultuur – die kent ze ook heel goed – veel beter aan te laten sluiten

Page 148: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

148

bij Y. Zij kan de vraag wat daarvoor in de bestaande cultuur moet worden

aangepakt goed beantwoorden en zit in de juiste positie om dat te doen.

Alle ervaren collega’s kunnen de Y junioren expliciet meer creatieve ruimte

en steun geven om in het dagelijkse politiewerk zaken anders aan te pakken.

Dat levert enerzijds praktische werkinnovaties op en anderzijds kan deze

nieuwe generatie junioren zo haar creatieve vermogen verder ontwikkelen.

Daarmee kan deze generatie in de nabije toekomst een bijdrage leveren aan

het oplossen van complexe veiligheidsvraagstukken. Voor het oplossen van

taaie politievraagstukken zouden teams van vitale ervaren senioren van de

protestgeneratie (1940-1950) en frisse creatieve junioren van Y zeer geschikt

kunnen zijn.

De pragmatische generatie (1970-1985), de nieuwe generatie

medioren.

De pragmatische generatie betreedt tussen 2000 en 2015 de mediorfase. De

fase waarin ze nog jong is, maar ook al enige werklevenservaring heeft. De

fase waarin ze zich voorbereidt op het leiderschap in de volgende levensfase.

Het is de vorige generatie junioren. Rond 1994 zag ik de eerste het bedrijfs-

leven en de overheid, ook bij de politie, binnenkomen. Ze verloren vaak al

binnen enkele maanden veel frisheid en werkenergie. Dat was de aanleiding

van mijn generatie onderzoek. Vanaf hun binnenkomst wilden ze vooral

sneller, directer, concreter en interactiever communiceren en besluiten, dan

de generaties voor hen. Met steun van de ervaren generaties kunnen ze de

tijd en kosten van vergaderen tot de helft terugbrengen. Die steun kregen

ze echter niet of nauwelijks. Ze gruw(d)en van trage ‘poldervergaderingen’.

Ze willen het concrete probleem weten en dat al lerende daadwerkelijk

oplossen. De bestaande hiërarchieën ervaren ze als remmend. Bestaande

afdelings- en organisatiegrenzen ervaren ze als een belemmering om

adequaat kennis te delen en te bundelen. Eigen verantwoordelijkheid en

werken vanuit eigen kracht vinden ze belangrijk en ze willen geen managers

die voor hen denken.

Page 149: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

149

De afgelopen vijftien jaar (!), in hun juniorfase, pasten veel pragmaten zich

ongewild aan en velen lijken ‘gevangen in de bestaande cultuur’, ook binnen

de politie. Teams onafhankelijke onderzoekers signaleerden dat bij hun ana-

lyses van mijn videobeelden van deze generatie in 2006 en 2009. Generatie Y

neemt het anno 2012 ook waar en verbaast zich erover.

Vele malen verkende ik wat er nu eigenlijk met ze gebeurt. Antwoorden

waren: ‘het heeft toch geen zin om tegen de stroom in te gaan’. Of: ‘Die

oudere collega’s hebben de macht en willen dat we ons aan hen aanpas-

sen’,‘het gaat eigenlijk ongemerkt, ik was het me niet bewust’ of ‘onze tijd

komt wel’.

Daarmee lijkt - het is ook mogelijk dat ze meer tijd nodig hebben (!) - ze een

driedubbele vergissing te begaan. Het aanpassen aan verouderde manieren

van werken is slecht voor hun eigen ontwikkeling, slecht voor de organisatie

en het wordt helemaal niet gewaardeerd door de andere generaties. De

oudere generaties verwachten van deze mondige en goed opgeleide jonge-

ren dat ze eerlijk hun mond opendoen als ze het ergens niet mee eens zijn

en al helemaal niet dat ze zich ongewild aanpassen.

De pragmatische professionals bouwden wel veel kennisnetwerken, over de

grenzen van hun organisaties heen. Gevolg is een nieuwe kennis infrastruc-

tuur, waardoor kennis veel sneller kan worden gedeeld en de omloopsnel-

heid flink toeneemt. Daarbij volop gebruik makend van moderne informatie-

en communicatietechnologieën. Generatie Y bouwt daar op voort.

Wat deze generatie zelf kan doen om haar vitale kracht beter

te benutten en te ontwikkelen.

De pragmatische generatie (1970-1985) kan vanuit eigen kracht en met de

ervaring die ze nu heeft alle concrete mogelijkheden die er in hun directe

werkomgeving zijn beter benutten om het leren en het kennisdelen, verga-

deren en besluiten te versnellen en te concretiseren. De aanpak kunnen ze

Page 150: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

150

al doende en lerende zelf ontwikkelen, bijvoorbeeld door ‘best practises’ te

delen via de eigen kennisnetwerken en andere sociale media. Jong Blauw

zit al op dat spoor en lijkt hiervoor een heel geschikt leerplatvorm. Ze kan

daar actief ervaren collega’s van de oudere generaties bij betrekken die (wel)

steun willen en kunnen verlenen. Dit proces komt hoogstwaarschijnlijk pas

echt goed op gang als een MT expliciete steun duidelijk en luid uitspreekt en

ook in daden toont.

De verbindende generatie X (1955-1970) als nieuwe generatie

leiders

De generatie X vormt tussen 2000 en 2015 een nieuwe generatie leiders en

neemt het leiderschap over van de protestgeneratie.

Waar de vorige generatie leiders van de protestgeneratie vaak de houding

had van ‘wij weten heel goed wat er moet gebeuren’ en zich als hoeders wat

boven de mensen plaatsten, staan de X-leiders bij voorkeur tussen en dichtbij

mensen. Met een houding van ‘laten we vooral samen kijken wat er wel

goed gaat en daarop voortbouwen’. Anders dan de protestgeneratie richten

de X’ers zich niet op draagvlak zoeken, maar veel meer op het constructief

benutten en verbinden van verschillen. In vergelijking met hun voorgangers

zijn de X-leiders realistischer, toegankelijker, meer gericht op anderen en

op samen resultaten boeken. Ze zoekt ook meer naar een gezonde balans,

onder meer tussen inkomsten en uitgaven, inspanningen en opbrengsten,

proces en inhoud.

Een zekere bescheidenheid en onopvallendheid wordt hen door de andere

werkende generaties nogal eens verweten, maar daarin zit juist hun kracht.

Ze loopt niet zo voorop, maar vooral samen op. Bescheiden en onopvallend

is niet hetzelfde als geen invloed hebben. Eerder mag worden aangenomen

dat deze generatie effectiever wordt in het beïnvloeden van de bestaande

cultuur dan de vorige (protest)generatie.

Hun leidende invloed op de omringende cultuur werd merkbaar rond 2007

en duurt tot 2022. Tegen die tijd worden ze opgevolgd door de pragmatische

Page 151: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

151

generatie. Dan vormt X de nieuwe generatie senioren, die flink (?!) langer

wil (en moet?) doorwerken.

Wat X kan doen in de vorming van een nieuwe politie:

Onder invloed van de steeds hoger opgeleide jongste generaties groeit bij

alle generaties de behoefte om vanuit het professionele hart van de politie -

met energieke vakmensen - de nieuwe politie zelf stap voor stap verder vorm

te geven. Niet via top-downsturing, maar wel met een duidelijke regie. Niet

hiërarchisch, afstandelijk en autoritair, dat werkt averechts, maar dichtbij,

gelijkwaardig en coachend. Niet voor ze denkend, maar regisserend en

meedenkend. Niet door afhankelijkheid te vergroten, maar door de profes-

sionele zelfstandigheid te versterken. Dat wekt werkenergie en vitaliteit op

bij alle generaties.

Veel X-leiders lijken nog onbewust en ongewild gevangen te zitten in enkele

niet vitale cultuurpatronen - hiërarchisch top-down sturen, bureaucratisch

controleren, gesloten en formeel communiceren - , die hen door de vorige

generatie leiders zijn ‘opgedrongen’. Het wordt hoog tijd dat ze deze van

zich afschudden. Het is opvallend dat hun kinderen, gemiddeld van genera-

tie Y, meer tevreden zijn over het leiderschap van X thuis dan op het werk.

Als X zich op het werk meer gedraagt zoals thuis zal dat haar leiderschap

authentieker en sterker maken en zal de waardering bij alle generaties toe-

nemen. Ook binnen de politie groeit de behoefte aan nieuw leiderschap, het

type leiderschap waar X de potentiële kracht voor heeft.

De protestgeneratie (1940-1955)als nieuwe generatie vitale

senioren

De protestgeneratie vormt tussen 2000 en 2015 een nieuwe generatie seni-

oren. Veel van deze senioren zijn vitaler en actiever dan de vorige generatie

senioren en willen nog zinvol en actief meedoen, wellicht tot hun 70e jaar.

De laatste 10 jaar verdubbelde de arbeidsparticipatie van 55- tot 64-jarigen

naar 48% in 2010 (CPB) en die lijkt door te stijgen naar 60%. In veel bedrij-

Page 152: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

152

ven worstelen deze senioren met een sterk verouderd beeld van senioren:

oude mensen die niet meer willen leren en veranderen en willen stoppen

met werken.

Een deel van deze generatie lijkt een transformatie door te maken. Dat deel

laat het leiderschap los en gewoontes die pasten bij de vorige eeuw en het

poldermodel, zoals: de waarheid prediken, kennis voor zichzelf houden,

formeel opstellen, discussiëren over een abstract idee en draagvlak zoeken.

Ze ervaren zelf ook dat die verouderd zijn en het samenwerken met jongere

generaties belemmeren. Deze groep ontdekt dat de jongste generatie wil

overeenkomt met wat ze zelf willen: werken en leren vanuit eigen passie en

baas zijn over je eigen werk en tijd. Dat past bij hun behoefte om zuiniger

om te gaan met hun energie. Dit deel zoekt ook antwoord op de vraag wat

van hun opgebouwde expertise nog waard is in de toekomst. Dit ligt vaak

gevoelig en gaat soms gepaard met de angst van afgeschreven worden.

Het deel van de protestgeneratie dat op een verouderde manier blijft door-

werken, verliest de aansluiting met jongere generaties. Vooral met verzuur-

de en verstarde klagers hebben jongeren niet veel geduld. Als ze zien dat

deze ervaren professionals daar zelf uit willen komen, ontstaat er wel begrip

en steun. Ze willen dat er direct en open over gesproken kan worden.

Vrouwen van de protestgeneratie zijn gemiddeld vitaler en blijven gemak-

kelijker uit ingesleten verouderde patronen. Dat lijkt vooral te gelden voor

vrouwen die een periode niet werkten om hun kinderen op te voeden. Ze

zijn flexibel, staan meer open voor nieuwe ontwikkelingen en zijn in staat

om vastgeroeste mannelijke generatiegenoten te ‘verlossen’.

Wat de politie kan doen om de rijke ervaring van de vitale

senioren beter te benutten:

De combinatie van vitaliteit, werklevenswijsheid en veel inhoudelijke vak-

kennis biedt voor veel senioren de mogelijkheid tot super-specialiseren

en‘samenwerkend overdragen van ervaringskennis’ aan jongere generaties.

Veel senioren weten echter niet waar ze (nog) goed in zijn. Die bewustwor-

Page 153: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

153

ding actief steunen stimuleert dat ze hun rijke ervaring gaan inzetten en

door ontwikkelen. Mede daardoor kan hun werkleven zinvol worden ver-

lengd. Actieve senioren blijven langer vitaal en gezond. Daarin zit ook een

groot maatschappelijk belang.

Verstarde senioren hebben een niet te onderschatten negatieve invloed

op vooral jonge politiemensen, op de werksfeer en op de kwaliteit van

het politiewerk. Vaak wordt vergeten dat betrokken collega’s ook zelf niet

verstard of verzuurd willen zijn, ‘het overkomt ze’. De neiging om met een

steeds grotere boog om deze collega’s heen te lopen verergert de kwaal en

die kwaal veroorzaakt ook gezondheidsproblemen. Erop af gaan met respect

en met de ‘dwingende’ vraag wat ze hier zelf aan willen en kunnen doen en

een aanbod van actieve steun, is verstandiger en organisatorisch en maat-

schappelijk noodzakelijk.

Wat de politie kan doen om de samenwerking tussen de

generaties te optimaliseren:

De bewustwording van de verschillen tussen generaties is een belang-

rijke stap om beter gebruik te kunnen maken van elkaars krachten bij het

evolutionair vormgeven aan een eigentijdse en aantrekkelijke ‘nieuwe’

politie(cultuur).

Dat proces kan in de nieuwe regio’s worden gestimuleerd door met de

informele leiders van iedere generatie – de energieke professionals, die veel

invloed hebben op de cultuur én het professionele hart van de organisatie

vormen – te verkennen:

a. wat bij iedere generatie de meeste werkenergie opwekt;

b. hoe die energie kan worden ingezet bij het vormgeven aan een nieuwe

politie(cultuur);

c. welke steun nodig is om dat daadwerkelijk stap voor stap te realiseren.

De (formele) leiders van generatie X hebben de potentiële kracht om dat

proces regisserend en coachend te ondersteunen.

Page 154: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

154

Anneke GoudswaardOnderzoeker, TNO Innovation for Life

Page 155: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

155

9. De politieorganisatie als flexibele organisatieAnneke Goudswaard, Peter Oeij, Steven Dhondt en Klaas ten Have, TNO Innovation for Life

Inleiding

De deelkwartiermaker HRM van de Nationale Politie heeft de opdracht

gegeven een strategische personeelsprognose 2020 – 2024 te ontwikkelen,

die inzicht geeft in de verwachte kwalitatieve en kwantitatieve behoefte

aan politiemedewerkers. Ter voorbereiding hiervan is kennis nodig van de

maatschappelijke ontwikkelingen, de ontwikkelingen in het vak en op de

arbeidsmarkt. Om inzicht te verwerven in de maatschappelijke ontwikkelin-

gen is de vraag aan een aantal wetenschappers om een paper te schrijven

over een maatschappelijk vraagstuk dat van betekenis is voor het politievak

in de toekomst en de wijze waarop dit wordt uitgeoefend. Welke eisen stel-

len deze ontwikkelingen aan de toekomstig politiemedewerker? Dit essay is

een van deze papers met als onderwerp ‘de politieorganisatie als flexibele

organisatie’.

Flexibiliteit is een belangrijke voorwaarde van veel organisaties, of het

nu om productiebedrijven gaat of om publieke instellingen. Een flexibele

organisatie is in staat om snel en adequaat in te kunnen spelen op verande-

ringen in de omgeving, zowel op de korte termijn als op de lange termijn.

De politieorganisatie moet snel en adequaat in kunnen spelen op ontwik-

kelingen in de samenleving en in de politiek bestuurlijke context, maar ook

op technologische ontwikkelingen. Flexibilisering bij de politie is in de eerste

plaats een competentievraagstuk, het beschikken over kennis en kunde op

het juiste moment op de juiste plaats. De maatschappelijke ontwikkelingen

gaan snel en dus ook de wisselingen in de behoefte aan kennis. De politie-

organisatie moet proactief in kunnen spelen op telkens nieuwe criminali-

teitsvraagstukken en tegelijkertijd de ontwikkeling van nieuwe opsporings-

methodieken. Een flexibele organisatie is niet alleen in staat om proactief

Page 156: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

156

op deze ontwikkelingen in te spelen, maar is tevens in staat om zich nieuwe

kennis en technieken snel eigen te maken. Een belangrijke vraag is derhalve

hoe de politie zich in de toekomst wil organiseren om telkens over de juiste

up-to-date-kennis te kunnen beschikken.

Flexibilisering bij de politie is daarnaast ook een capaciteitsvraagstuk. De

aard van het werkproces bij de politie kenmerkt zich per definitie door pie-

ken en dalen, die voor een deel voorspelbaar zijn, maar voor een belangrijk

deel ook onvoorspelbaar in aard en omvang. Dit betekent dat de organisatie

de beschikbare capaciteit flexibel in moet kunnen zetten, zowel wat betreft

gevraagde kennis, als wat betreft omvang, maar ook wat betreft locatie

waar de situatie zich voordoet. Een flexibele organisatie is in staat om snel

op te kunnen schalen, indien nodig. Vanuit kostenoogpunt is het belangrijk

dat een flexibele organisatie de beschikbare capaciteit daarbij zo efficiënt

mogelijk inzet en dus voorkomt dat er op rustige momenten te veel capaci-

teit aanwezig is.

Model 1. Naar maximale flexibiliteit in de organisatie en de

arbeidsrelaties

De ultieme flexibele organisatie van 2020-2024 kan verschillende gedaantes

aannemen. Een eerste model is die van de organisatie die nog slechts bestaat

uit een zeer kleine kern van vast personeel, die vooral een regiefunctie

vervult en/of de strategie bepaalt. Dit model staat nu nog ver af van de

politieorganisatie. De politie kent van immers oudsher een bijzonder laag

percentage werknemers in flexibele contracten. Indien de definitie van werk-

nemers met flexibele contracten wordt beperkt tot tijdelijke contracten voor

bepaalde tijd, uitzendwerkers en oproep/afroepkrachten, en alleen wordt

gelet op de jaren 2008 en 2009, kent de politie het laagste percentage van

alle sectoren wat betreft het aandeel van flexibele contracten: 2,7%. Maar

stel nu dat de politieorganisatie in de toekomst wordt omgetoverd van hek-

kensluiter tot pionier: hoe ziet de ultieme flexibele organisatie er dan uit?

Voor alle uitvoerende en ondersteunende taken wordt dan samengewerkt in

Page 157: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

157

een (internationaal) netwerk met andere organisaties en/of worden externe

en/of tijdelijke medewerkers ingehuurd. Bestaande voorbeelden hiervan zijn

internationale samenwerking in de opsporing, een shared service centrum

over de organisatiegrenzen heen of de inzet van medewerkers van defen-

sie of van beveiligingsbedrijven voor specifieke taken. Ook kunnen taken

volledig worden uitbesteed, waardoor hierover zelfs geen regie meer wordt

gevoerd. Denk bijvoorbeeld aan de beveiliging van grote evenementen.

Informatietechnologie speelt in dit model een belangrijke rol in de samen-

werking tussen alle partijen en bij de dagelijkse uitvoering. Overigens kan

ook een deel van de regie worden uitbesteed aan een intermediaire organi-

satie. Een voorbeeld is een productiebedrijf dat gebruik maakt van een uit-

zendbureau voor niet alleen de werving en selectie van productiepersoneel,

maar ook voor de complete planning van de productie en voor de ontwik-

keling van het personeel. Het uitzendbureau wordt op output beoordeeld.

Een ander voorbeeld is dat van een grote bank, die alle vacatures via een

intermediair uitzet onder een groot aantal toeleveranciers van arbeid.

In de situatie van een flexibele politieorganisatie vormt de regie groep de

schakel tussen de minister, de burgemeester en de officier van justitie aan de

ene kant en de operatie aan de andere kant. Alle taken die niet tot de kern

van de politietaak (hoeven te) behoren zijn uitbesteed en behoeven geen

aandacht van de regiegroep, waardoor deze zich kan focussen op zaken die

er echt toe doen. Op ieder moment in de tijd en voor iedere specifieke vraag

kan de regiegroep beschikken over de juiste hoeveelheid uitvoerenden en

over de nieuwste kennis en methoden. De netwerkpartners en onderaanne-

mers zijn verantwoordelijk voor het up-to-date houden van deze kennis en

voor voldoende capaciteit en zullen daarvoor – in onderlinge concurrentie –

een voor de politieorganisatie aantrekkelijke prijs blijven rekenen.

In de toekomstige flexibele politieorganisatie zullen er toeleveranciers ont-

staan die zich specialiseren op specifieke deskundigheden (niche spelers) en

daarom de meest up-to-date kennis in huis kunnen hebben (bijvoorbeeld

Page 158: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

158

forensisch onderzoek). Zij zullen vooral investeren in kennis en nieuwe

technologieën.

Er zullen ook toeleveranciers zijn die zich richten op het leveren van

voldoende capaciteit, die de beschikking hebben over breed inzetbare en

geografisch flexibel inzetbare medewerkers. Te denken valt bijvoorbeeld

aan een partnerschap met vier grote beveiligingsbedrijven, waardoor piek-

behoefte relatief goedkoop ingezet kan worden. Zij zullen vooral moeten

investeren in voldoende instroom van personeel, in een optimale mix aan

contracten, waardoor ze hun (flex)krachten optimaal in kunnen zetten. Zij

zullen investeren in goed functionerende capaciteitsplanningsystemen.

Vanwege de omvang van de politieorganisatie, zal het voor de regiegroep

niet mogelijk zijn om op grote schaal zelf ‘losse’ individuen, zoals zzp’ers,

in te huren. Daarvoor zullen deze groepen zich organiseren via intermedi-

airs of detacheringsorganisaties. Met alle onderaannemers zullen resul-

taatafspraken worden gemaakt die passen bij de functie of rol die wordt

overgenomen.

We gaan er hierbij vanuit dat in ieder geval aan één voorwaarde is voldaan,

namelijk de beschikbaarheid op de markt van de gewenste specialismen en

capaciteit. Op een kleine kern personeel na wordt het werkgeverschap in dit

scenario overgedragen op derden, die verantwoordelijk zijn voor het werven

en de inzet en ontwikkeling van het personeel.

Bovenstaand model klinkt aantrekkelijk voor veel organisaties en bestuur-

ders. Het kan een lonkend perspectief zijn om zelf vooral aandacht te

kunnen besteden aan de strategie van de organisatie en het behalen van de

organisatiedoelen en de praktische uitvoering aan anderen overlaten, die op

hun resultaten kunnen worden beoordeeld (en zo nodig vervangen). Geen

energie hoeven steken in starre arbeidsverhoudingen, maar kunnen beschik-

ken over flexibele (ingehuurde) medewerkers. Geen energie hoeve steken in

plannen en organiseren, maar sturen op output en kwaliteit.

Page 159: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

159

Toch is er een aantal redenen waarom de politie dit model niet zou moeten

nastreven, maar zou moeten opteren voor een ander model van een flexi-

bele organisatie. Een model dat beter past bij de opdracht van de politieor-

ganisatie en de bedrijfsfilosofie die ten grondslag ligt aan het ontwerp voor

de Nationale Politie.

• Indeeersteplaatsisernatuurlijkde juridisch bestuurlijke context waar-

binnen de politie opereert; het geweldsmonopolie waarover de politie

beschikt en de democratische controle waaraan de politie blootstaat.

Dit vraagt om een hoge mate van integriteit en het zorgvuldig volgen

van de juiste procedures, protocollen en regels. Dit is niet een functie

die je eenvoudig kunt of wilt uitbesteden aan derden of waarvoor je

afhankelijk wilt zijn van tijdelijke inhuur. Deze context legt een rem op

het uitbesteden van veel van de politietaken. En, hoewel er wel degelijk

taken zijn die zich kunnen lenen voor uitbesteding, blijven de politietop

en de minister eindverantwoordelijk.

• Erzijnookpraktische bezwaren. Aan een dergelijke organisatie kunnen

hoge kosten zitten op het terrein van personeelsverloop, wervings- en

trainingskosten, maar ook hoge beheerskosten. En hoe stuur je een der-

gelijke organisatie aan? De politieorganisatie lijkt te complex om afhan-

kelijk te zijn van (al te veel) afstemmingsmomenten en IT-ondersteuning.

Overigens zal ook de weerstand binnen de organisatie groot zijn. De

hierboven geschetste flexibele organisatie heeft alle risico’s in zich voor

polarisatie van de arbeidsverhoudingen en segmentering tussen groepen

werkenden. Een dergelijk model past niet goed bij de positie van een

ordehandhaver en de gevraagde integriteit. De complexiteit van de poli-

tietaak vraagt ook om verantwoordelijke medewerkers die snel de juiste

beslissingen moeten kunnen nemen in crisissituaties. Ook hier passen

geen flexibele arbeidsrelaties.

• Belangrijkerdanpraktischebezwarenzijndemeerfundamentele

bezwaren, die samenhangen met de bedrijfsfilosofie. Namelijk de vraag

wat voor organisatie je wilt zijn en wat voor type werkgever hierbij past.

Page 160: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

160

In het inrichtingsplan voor de Nationale Politie (2012) staat een aantal

kernbegrippen beschreven en is een daarmee samenhangende visie op

personeelsbeleid neergelegd, met aandacht voor het vergroten van het

zelfsturend en probleemoplossend vermogen van politiemedewerkers; ze

moeten in staat zijn en in staat worden gesteld om in bijzondere situaties

af te wijken van protocollen om een veiligheidsprobleem op te lossen.

Zulk probleemoplossend vermogen gaat over de professionele ruimte

van politiemensen en hun sociale binding. De nieuwe inrichting beoogt

professionele ruimte en sociale binding te herstellen door overbodige

bureaucratie weg te nemen en te sturen op kernwaarden (integriteit,

betrouwbaarheid, moed en verbinding), en door overzichtelijke samen-

werkingsverbanden te bouwen (teams, afdelingen). In het document

‘Werkgeversvisie Politie. Een inspirerend fundament’ (2008) van het lan-

delijk programma HRM Politie, wordt een aantal maatschappelijke trends

geschetst, die hierbij aansluiten. We noemen in het bijzonder individua-

lisering, duurzaamheid, diversiteit en verwevenheid. Aansluitend bij een

alternatief model voor een flexibele organisatie, betekenen individuali-

sering en diversiteit wel ruimte bieden voor individuele ontplooiing en

individuele verschillen, wel het individu verantwoordelijkheid geven voor

de eigen loopbaan, maar niet het loslaten van werkgeversverantwoor-

delijkheid en het individu op zichzelf terug laten vallen. Duurzaamheid

en verwevenheid betekenen in deze context dat er behoefte is aan duur-

zame arbeidsrelaties bij het werken in verschillende newerken / samen-

werkingsverbanden, dat de verschillende partijen niet los van elkaar hun

taken uitvoeren, maar dat er sprake is van co-creatie en kennisdelen.

De uitdaging is enerzijds het bieden van stabiliteit en gezamenlijkheid

en tegelijkertijd individuele ruimte en flexibiliteit. De vraag is wat dit

betekent voor de arbeidsrelaties? Wil je het werkgeverschap overdragen

aan derden, wil je losse tijdelijke arbeidsrelaties, of wil je betrokken en

meedenkende medewerkers, die vanuit een stabiele context flexibel kun-

nen opereren?

Page 161: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

161

Model 2. Een goede mix van organisatorische en personele

flexibiliteit

Onze visie is dat een alternatief model van de flexibele organisatie beter

aansluit bij de context en de filosofie van de politie, een model dat uitgaat

van het vergroten van het innovatieve en zelfsturende vermogen van de

politiemedewerker en een goede kwaliteit van de arbeid waarborgt, in

termen van werkinhoud, ontwikkelmogelijkheden, maar ook in termen van

werkzekerheid. Een model dat de interne flexibiliteit versterkt.

Bij het inrichten van een flexibele organisatie komt in eerste instantie de

vraag naar de organisatiestructuur aan de orde. Hoe moet de organisatie

worden ingericht, zodanig dat de taak van de organisatie optimaal kan wor-

den uitgevoerd, er snel kan worden geschakeld en voldoende kan worden

geïnnoveerd? Hierbij staat overigens wel degelijk ook de vraag centraal over

welke taken de organisatie zelf de regie wil/moet blijven voeren en welke

taken kunnen worden uitbesteed aan derden of op welke taken kan worden

samengewerkt met derden. Een overweging voor uitbesteding kan liggen

in de noodzaak om kosten te besparen: doe je alles zelf of kun je taken

voordeliger bij anderen neerleggen en mogelijk schaalvoordelen behalen.

Een overweging kan echter ook te maken hebben met het feit dat de betref-

fende kennis en expertise bij de andere organisatie beter onderhouden kan

worden. Bij samenwerking in de keten wordt gebruik gemaakt van deskun-

digheden in meerdere organisaties en worden netwerken of samenwerkings-

verbanden opgezet om deze kennis zo goed mogelijk te bundelen.

De hierboven geschetste filosofie van de nationale politie vraagt om een

structuur, waarbij de basis van de flexibiliteit op het laagste niveau in de

organisatie wordt gelegd. Dit vraagt om voldoende regelcapaciteit in de

basisteams; het vraagt om het reduceren van complexiteit en bureaucrati-

sche regels, waardoor het individu in de basisteams de mogelijkheid krijgt

om regelproblemen snel en adequaat op te kunnen lossen en het biedt de

basisteams de ruimte om snel te kunnen schakelen, om nieuwe methoden en

technieken door te voeren en om – indien nodig – op te schalen.

Page 162: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

162

Er kan worden overwogen de ‘evaluatieve regelkring’ op het niveau van

politieprofessionals steviger in te bedden (Ten Have, 2009, Ten Have et

al, 2010). Professionals doorlopen net als in elk vak een regelkring bij het

uitvoeren van hun werk: bij deze werkuitvoering – het doen van je taken

– observeer je wat het resultaat is (waarnemen); je vergelijkt het resul-

taat met de norm waaraan het werk moet voldoen (beoordelen); indien

het werk niet voldoet aan de norm, kan men een oplossing toepassen

door het anders te doen (ingrijpen) en zo de uitvoering in overeenstem-

ming te brengen met het gewenste resultaat. Bij het herhaald doorlopen

van de regelkring bij de taken – hetgeen niet altijd heel bewust gebeurt

uiteraard – ontstaat inzicht in de wijze waarop het werk steeds goed kan

worden verricht (inzicht in het ‘gedrag van het bestuurde systeem’). Je

bouwt routine op. De evaluatieve kring gaat echter een stap verder. Deze

komt in beeld als het herhaaldelijk niet lukt aan de normen te voldoen. In

dat geval worden de normen bijgesteld door de doelen (targets, outputs)

aan te passen of de ingreepmogelijkheden te veranderen. Doelen hebben

te maken met kwantitatieve en kwalitatieve resultaten en ingreepmogelijk-

heden verwijzen naar beslissingsbevoegdheid. Een professional is iemand

die zijn of haar werk zo goed mogelijk wil doen (soms steeds beter) en die

de professionele autonomie heeft om de normen te beïnvloeden, rekening

houdend met de omstandigheden (zoals externe eisen die worden gesteld

aan resultaten).

Ten Have (2009) betoogt dat in de publieke sector op de professionele

autonomie inbreuk wordt gedaan op drie manieren. Ten eerste door col-

legiale toetsing, intervisie, feedback en samen leren.

Maar dit is een goede vorm van inbreuk, want het is een vorm van zelfre-

flectie die de professionaliteit (van de beroepsgroep) alleen maar ver-

sterkt. De tweede inbreuk komt van ‘het bestuurde systeem’ zelf, doordat

burgers en samenleving (nieuwe en extra) normen opleggen aan de politie

hoe deze zijn werk moet doen. De derde inbreuk komt van managers en

bestuurders, en van de politiek. Deze inbreuk heeft een sterk financieel

Page 163: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

163

karakter, omdat hierbij de grenzen van het politiesysteem in het geding

zijn, in termen van de kosten-baten afweging waarbinnen de politie dient

te functioneren. De politieprofessional heeft daarom te maken met externe

autonomie-claims van collega’s (wederkerig), cliënten (horizontaal) en

beslissers (verticaal) die een confrontatie met tegengestelde eisen kunnen

impliceren, voornamelijk tussen kwaliteit versus kosten. Ten Have bena-

drukt dat de horizontale en verticale autonomie-claims legitiem zijn en

dat de professional van een ‘geïsoleerde’ een ‘heteronome’ professional is

geworden, bestuurd door tal van actoren en factoren buiten zichzelf. Hij

bepleit dat professionals ruimere zeggenschap krijgen over de evaluatieve

regelkring wil waarachtig sprake kunnen zijn van professionele ruimte.

Het gedachtengoed van de sterke brede basisteams sluit hier in principe

goed op aan. Het is dan ook van belang dat dit uitgangspunt goed wordt

uitgewerkt en dat het spanningsveld tussen centrale aansturing en decen-

trale ruimte en tussen standaardisatie en zelfsturing wordt geadresseerd en

opgelost: management op basis van vertrouwen.

In aanvulling op dit organisatieontwerp, komt de vraag naar de personele

flexibiliteit aan de orde (De Leede en Goudswaard, 2008). Bij een flexibele

inzet van personeel gaat het ook om tactische vragen, zoals naar de juiste

aantal medewerkers met bepaalde competenties, en om meer operationele

vragen, waaronder die van het capaciteitsmanagement. Tevens gaat het hier

om de strategische visie van de organisatie ten aanzien van het personeels-

beleid. Hoe zorg je dat je je personele flexibiliteit zo inricht dat het niet

alleen de organisatie flexibiliteit biedt, maar ook het personeel en dat het

bijdraagt aan duurzame inzetbaarheid van het personeel?

Het inrichtingsplan Nationale Politie kent in essentie een aantal goede uit-

gangspunten voor het vergroten van de interne personele flexibiliteit. In de

eerste plaats de brede basisteams, met een integratie van taken en functio-

neel flexibele medewerkers die breed inzetbaar zijn en worden uitgedaagd

Page 164: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

164

in hun professionele autonomie. Organisaties die investeren in de functio-

nele flexibiliteit van het personeel zijn over het algemeen in staat om snel en

efficiënt te kunnen schakelen bij een veranderende vraag vanuit de markt en

kunnen snel schakelen bij onvoorziene situaties. Deze vorm van flexibiliteit

past bij uitstek bij werkprocessen die niet gestandaardiseerd zijn, met een

variatie aan producten en diensten. Dergelijke bedrijven investeren over het

algemeen ook meer in de ontwikkelmogelijkheden van het personeel en zijn

beter toegerust om nieuwe methoden en technieken in te voeren. In het

bijzonder de combinatie van het vergroten van de functionele flexibiliteit

én het versterken van de autonomie van het personeel bij de uitvoering van

hun werk, biedt ruimte voor het vergroten van het innovatievermogen én

een goede kwaliteit van de arbeid. Een van de uitdagingen van functionele

flexibiliteit is wel de vraag hoe breed inzetbaar personeel kan zijn.

Een voordeel van functionele flexibiliteit voor het individu zit vooral in de

kwaliteit van de arbeid, de afwisseling en uitdaging in het werk. Een risico

voor het individu zit in een mogelijke toename van de werkdruk (Gouds-

waard, 2003).

In de praktijk lopen organisaties, die ernaar streven om hun personeel

breder inzetbaar te krijgen, echter ook tegen een aantal uitdagingen aan.

In de eerste plaats de vraag hoeveel variatie in taken een medewerker

aankan. Dit hangt enerzijds af van de competenties en vaardigheden van

het individu. Maar anderzijds ook van de complexiteit van de taak en de

inleertijd. Bij een grote inleertijd is het belangrijk dat een medewerker de

aangeleerde vaardigheden regelmatig onderhoudt. De kunst is dan om

net zoveel mensen breed op taken inzetbaar te hebben dat ze deze ook

inderdaad regelmatig uitoefenen. Ook bij functies, waar veel impliciete

kennis in het hoofd van de medewerker aanwezig is, is het belangrijk dat

deze kennis ook voldoende wordt geborgd en overgedragen op anderen.

Als dat niet goed gebeurt, dan kan het individu onzeker worden als hem/

haar gevraagd wordt om breed inzetbaar te zijn en kan het ten koste gaan

van de kwaliteit van de taakuitvoering.

Page 165: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

165

Een andere uitdaging is om medewerkers breder inzetbaar te krijgen over de

grenzen van de teams heen. Veel organisaties zullen het wij-zij verhaal ken-

nen, wanneer men probeert om mensen op taken in andere afdelingen in te

zetten. Het is dan ook zaak om deze muren regelmatig te slechten, als is het

maar door structureel in projecten samen te werken.

Een andere uitdaging is de cultuurverandering naar bredere inzetbaarheid

en het vergroten van het zelfsturend vermogen van het zittend personeel. In

tijden van crisis is men ook in de huidige organisatie tot veel bereid, maar in

rustige perioden valt men toch al snel terug in oude manieren van werken.

Hoe krijg je personeel en management mee in een nieuwe manier van wer-

ken?

In het inrichtingsplan Nationale Politie vormen de basisteams in principe de

kern van de flexibele organisatie. Aanvullende interne personele flexibili-

teit wordt op twee manieren geregeld. Taken die specifieke hoogwaardige

kennis, vaardigheden en middelen vergen, worden vanuit het oogpunt van

efficiency landelijk belegd. De (schaarse) specialisten die hierbij horen zijn

vervolgens geografisch flexibel inzetbaar. Belangrijk hierbij is de afstem-

ming tussen deze specialisten en de basisteams. Een belangrijke uitdaging

is het vinden van een juiste verdeling van taken en overdracht van (nieuwe)

kennis. In theorie leent deze constructie zich voor een tweezijdig mobiliteits-

beleid van personeel tussen de basisteams en de landelijke eenheid, gericht

op individuele ontwikkeling en kennisoverdracht en innovatie. Het zal een

aanzienlijke uitdaging zijn om dit ook in de praktijk vorm te geven.

De samenhang en wisselwerking tussen de landelijke specialisten en de

basisteams kan op verschillende manieren worden aangepakt. Beide

groepen medewerkers kunnen via afzonderlijke kanalen worden gewor-

ven en ook als afzonderlijke eenheden worden ingezet. Een alternatief

is dat de landelijke teams direct worden geworven vanuit de basisteams,

in het kader van de loopbaan en ontwikkeling van individuen. In de

praktijk gebeurt dit momenteel ook bijvoorbeeld met onderdelen van de

Page 166: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

166

KLPD. Daarbij moet dan wel worden opgemerkt dat onderdelen van deze

specialistische functies dermate belastend zijn – fysiek, mentaal en kwa

werktijden – dat een dergelijke loopbaanstap niet ‘voor het leven’ is en de

betrokken medewerkers na verloop van tijd terugvloeien naar de basis. In

de praktijk komt dit slecht lastig van de grond.

In een nieuwe flexibele politie organisatie zou veel meer gebruik gemaakt

kunnen worden van de ervaring opgedaan door het individu in de lande-

lijke eenheid en kan een vervolgstap in de individuele ontwikkeling (na de

stap van medewerker in het basisteam naar specialist) liggen in kennis-

overdracht naar de basisteams. Medewerkers die een poos in de landelijke

eenheid hebben gewerkt kunnen vervolgens de ervaring die ze hebben in

de verschillende regio’s inzetten ten behoeve van innovatie van de proces-

sen en taakuitvoering binnen de basisteams. Daar moet dan wel structureel

ruimte voor vrij worden gemaakt.

Een andere uitdaging is het vinden van de juiste verhouding tussen de

benodigde specialistische kennis en ervaring en brede inzetbaarheid en het

vinden van de juiste omvang en de inzet van de landelijke specialisten over

de regio’s. De politieorganisatie kenmerkt zich immers door een oneindige

vraag vanuit de markt en vraagt om het maken van belangrijke keuzes en

prioritering bij de inzet.

Een tweede aanvullende maatregel in het inrichtingsplan Nationale Politie

betreft het opzetten van de zogenaamde flexteams. Om flexibel in te spelen

op incidentele capaciteitswensen die het basisteam overstijgen is op districts-

niveau voorzien in flexibele capaciteit in de vorm van flexteams, ter grootte

van ten minste 3% van de omvang van het district en met een ondergrens

van 20 medewerkers. Kerntaak van het flexteam is het probleemgericht

inzetten van capaciteit bij het ondersteunen van de basisteams, zowel bij

de opsporing als de handhaving. Of deze 3% een juist getal is zal moeten

blijken. Het is zal nog een flinke uitdaging zijn om de juiste omvang voor de

Page 167: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

167

flexteams te vinden, zodanig dat de basisteams inderdaad over extra capaci-

teit kunnen beschikken wanneer zij dat nodig hebben en de flexteams niet

overvraagd worden (of juist te weinig werk hebben). Voor de politieorgani-

satie is het belangrijk dat er een heldere keuze wordt gemaakt ten aanzien

van de uitgangspunten van de flexteams.

Ervaringen met flexteams of arbeidspools in andere organisaties laten zien

hoe belangrijk het is dat de doelstellingen voor de pool duidelijk worden

geformuleerd en helder worden gecommuniceerd. Een miscommunicatie

over doelen en uitgangspunten kan leiden tot het falen van de arbeidspool

(Koppens en Goudswaard, 1997).

Gaat het bijvoorbeeld om een mobiliteitspool, waarin medewerkers

worden geplaatst waarvoor binnen hun oude team geen plek meer is.

Het risico van een dergelijke pool kan (terecht of onterecht) zijn dat er

een bepaalde beeldvorming ontstaat, waardoor er geen vraag naar is (de

‘kneuzenpool’). Of gaat het om een loopbaanpool, waarin medewerkers

de ruimte krijgen om een buiten de muren van hun oude afdeling kunnen

kijken naar een volgende loopbaanstap.

Gaat het om een interne pool van medewerkers van de politie die breed

binnen verschillende teams inzetbaar zijn, of gaat het om een externe pool

met medewerkers die ook in andere organisaties inzetbaar zijn. Het voor-

deel van een externe pool kan zijn dat de medewerkers ook werk hebben

als er bij de politie (tijdelijk) geen werk is. De pool kan groter zijn. Nadeel

kan zijn dat de medewerkers wellicht niet op korte termijn bij die andere

organisaties losgeweekt kunnen worden als het nodig is.

Gaat het om breed inzetbare medewerkers die op alle taken kunnen inval-

len, of gaat het om medewerkers die alleen op specifieke taken inzetbaar

zijn.

Gaat het om een doorgroei mogelijkheid voor politiemedewerkers die

meer uitdaging en flexibiliteit zoeken en wordt deze medewerkers hier

Page 168: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

168

dan ook extra voor beloond? Als het gaat om een doorgroeimogelijkheid,

hoe zorg je er dan voor dat teammanagers hun beste mensen voordragen

voor het flexteam? Die willen ze immers liever niet kwijt.

Het optimaal inzetten van de flexteams vraagt ook om een nieuwe kijk op

capaciteitsmanagement binnen de politie, waarbij de inzet van deze flex-

teams in samenhang wordt bekeken met de organisatie van de werktijden

binnen de basisteams. Hoe zorg je ervoor dat de flexteams in staat zijn om

hun inzet nog enigszins vooruit te plannen? Een belangrijke vraag is hoe

werktijden meer flexibel kunnen worden georganiseerd, zodanig dat er een

betere aansluiting is met de vraag naar werk en hoe je er voor zorgt dat de

werktijden tevens aansluiten bij de wensen van het personeel (bijvoorbeeld

voor een goede balans werk-privé). In het hier geschetste model van de flexi-

bele organisatie passen vormen van individueel (of zelf) roosteren, waarbij

personeel (individueel of als team) verantwoordelijk wordt gemaakt voor

het invullen van de roosters (NCSI, 2009). Om dit te kunnen doen, zal vanuit

de organisatie heel duidelijk moeten worden gemaakt wat de capaciteitsbe-

hoefte is en is een goede vertaalslag nodig tussen de strategische planning

en de capaciteitsbehoefte. Gezien de ervaringen met capaciteitsmanagement

binnen de huidige politieorganisatie zijn er op dit punt vele uitdagingen (zie

ook Dhondt et al, 2011; Oeij et al, 2010). In de eerste plaats ten aanzien van

de strategische planning: hoe maak je het onvoorspelbare voorspelbaar en

hoe vertaal je dit naar een duidelijke capaciteitsbehoefte? En welke ruimte

krijgen medewerkers om niet alleen hun roosters aan te laten sluiten op

deze capaciteitsbehoefte, maar ook (binnen zekere marges) inspraak te heb-

ben in wanneer bepaalde taken worden uitgevoerd? Verdere uitdagingen

zitten onder meer in het vinden van een evenwicht tussen flexibiliteit en

regelmaat voor het individu, tussen individuele belangen en behoeften en

collectieve afspraken. Overigens zien we een samenhang tussen de verschil-

lende vormen van interne flexibiliteit die in de basisteams zullen worden

gevraagd. We verwachten dat medewerkers die meer zelfsturend worden

gemaakt in de uitvoering, die zelf meer regie kunnen nemen over hun inzet

Page 169: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

169

op taken, zich ook flexibeler zullen opstellen voor wat betreft hun inzet op

werktijden.

Enkele voorbeelden uit de praktijk van de politieorganisatie laten zien dat

een gesprek over meer flexibiliteit in de werktijden snel kan ontaarden in

een patstelling op basis van verworven rechten en belemmerende regels.

Zo wordt al snel geschermd met de vaste vrije dagen waar een individu

recht op heeft en wordt een efficiënte werkplanning afhankelijk gemaakt

van alle individuele wensen, maar ook van opgelegde grenzen vanuit de

arbeidstijdenwet en cao.

In gesprek over de mogelijkheden tot zelfroosteren binnen de politie

wordt duidelijk dat de ruimte tot verandering sterk afhankelijk is van de

huidige verhoudingen binnen een team, de stijl van leidinggeven en de

wijze waarop medewerkers nu al worden betrokken bij de planning van

hun werk.

Een voorbeeld is een team, waarin voor iedereen zichtbaar aan de muur

een overzicht hangt van acties en taken die in de komende periode zouden

moeten worden opgepakt. Deze acties zijn ook op het teamoverleg bespro-

ken en nut en noodzaak is helder voor alle teamleden. Op het moment dat

de leidinggevende het vervolgens aan het zelfsturende vermogen van de

teamleden overlaat wie welke taak oppakt, ontstaan vanuit het team ook

voorstellen over het tijdstip waarop deze taken het best kunnen worden

uitgevoerd. Het gesprek gaat dan niet meer over de modaliteiten maar

over de kwaliteit van het werk. En individuen blijken ineens veel flexibeler

om te kunnen gaan met hun werktijden.

Tenslotte komt dan de vraag van de flexibele contracten aan de orde: wan-

neer en onder welke condities is de inhuur van extra personeel noodzakelijk

of gewenst. Bij flexibele contracten kan het gaan om de inhuur van externe

arbeidskrachten, zoals uitzendkrachten, zzp’ers of gedetacheerden, maar

ook om het gebruik van (interne) tijdelijke contracten. Argumenten waarom

bedrijven (meer) flexibele contracten inzetten zijn divers. Zo worden flexi-

Page 170: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

170

bele contracten ingezet vanuit het oogpunt van risicobeheersing (is er op

termijn wel voldoende werk, onzekerheid over de toekomst van de organisa-

tie), vanuit het oogpunt van werving en selectie (uitbesteden van werving en

selectie aan een uitzendbureau of bij wijze van een verlengde proefperiode

gebruik van tijdelijke contracten), opvangen van pieken in de vraag (die niet

intern opgevangen kunnen worden) en voor de inzet van specialisten (die je

niet zelf in dienst kunt/wilt hebben). Een antwoord op de vraag of flexibele

contracten voor de politieorganisatie een toevoeging kunnen bieden op de

overige flexibiliteitmaatregelen, hangt af van de wijze waarop en de mate

waarin de overige maatregelen voldoende tegemoet komen aan de flexibi-

liteitbehoefte van de organisatie. Voor welke taken en functies wil/kan de

politie geen eigen deskundigheid in huis hebben, voor welke situaties vraagt

opschalen te veel extra capaciteit en is aanvulling nodig? Indien inderdaad

behoefte bestaat aan extra inhuur of inzet van flexibele contracten, dan

past het aangaan van meer duurzame samenwerkingsrelaties met flexleve-

ranciers beter bij het hier geschetste model van de flexibele organisatie, dan

het ad hoc inzetten van flexkrachten. Vanuit de uitgangspunten van goed

werkgeverschap zou de politie hierbij dan ook invulling moeten geven aan

ketenverantwoordelijkheid bij de personeelsvoorziening.

Uit onderzoek naar de kwaliteit van de arbeid voor flexkrachten blijkt

onder meer dat werknemers met een flexibel contract minder mogelijk-

heden hebben om zich te ontwikkelen en minder uitdagend werk hebben

(Smulders en Goudswaard, 2010).

Uit case studies in de flexbranche wordt duidelijk dat het aangaan van

langere termijn relaties tussen inleners van flexibele arbeid en flexleveran-

ciers kan bijdragen aan het vergroten van de flexibiliteit van het inlenende

bedrijf enerzijds en aan een betere kwaliteit van de arbeid voor flexkrach-

ten anderzijds (Goudswaard et al, 2009; De Leede en Goudswaard, 2010).

In een dergelijke samenwerkingsrelatie kunnen lange termijn afspraken

worden gemaakt over de gewenste inzet van personeel, maar kan ook aan-

dacht worden besteed aan de noodzakelijke investering in ontwikkelmoge-

lijkheden en het bieden van meer werkzekerheid voor flexkrachten.

Page 171: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

171

Tot slot

In dit essay hebben we twee modellen voor een flexibele organisatie

geschetst, waarbij duidelijk zal zijn dat het tweede model zowel onze

voorkeur geniet als – naar ons idee – het beste aansluit bij de visie van de

politie. De basis van het tweede model sluit aan bij het inrichtingsplan

voor de Nationale Politie. Tegelijkertijd staat dit model ook nog ver af van

de huidige praktijk en de noodzakelijke randvoorwaarden zijn nog zeker

geen gemeengoed. Er zijn hierboven ook heel wat uitdagingen geformu-

leerd voor de verdere praktische uitwerking van een flexibele organisatie

en voor het bereiken van de gewenste omslag in werkwijze en cultuur. Een

omslag naar een flexibele politieorganisatie, zoals hierboven beschreven

vraagt om in ieder geval om een meer strategische capaciteitsplanning: dat

wil zeggen het stellen van de juiste prioriteiten in de oneindige vraag, het

voorspelbaar maken van onvoorspelbaarheden in de vraag en een heldere

vertaling van deze vraag naar benodigde capaciteit en competenties. De

geschetste omslag vraagt daarnaast om een open samenwerking binnen de

organisatie en met andere organisaties: een optimale samenwerking tussen

teams, tussen niveaus en met externe partners. En tenslotte wordt de basis

van het model gevormd door interne flexibiliteit en berust het succes op de

uitwerking van de professionele autonomie en op management op basis van

vertrouwen.

Page 172: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

172

Bronnen

- Dhondt, S., Leede, J. de, Oeij, P.R.A., Phillipson, F., Vergeer, R., Ellens, W.,

Emmerik, M.L. van, Roijers, F., Smit-Rietveld, C.J.C. & Goudswaard, A. (juli

2011). Ruimte voor flexibilisering van arbeid? Onderzoek naar belemme-

rende effecten van sectorspecifieke arbeidstijdenregelingen op de bedrijfs-

voering en inzet van de politie. Hoofddorp: TNO.

- Goudswaard A, Brugman T, Leede J de (2008). Onderzoeksnotitie: Stra-

tegische samenwerking tussen uitzenders en inleners. In: Tijdschrift voor

Arbeidsvraagstukken 24 (4): 449-459.

- Goudswaard, A. (2003). Flexibele arbeid – duurzame arbeid? De stand van

zaken na twintig jaar flexibilisering. Proefschrift ter verkrijging van de

graad van doctor aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hoofddorp:

TNO Arbeid.

- Have, K. ten (2009). Werk als al het andere? Een bedrijfskundig essay over

de productiviteit van professionals in de publieke dienstverlening. In: T.

Jansen, G. van den Brink & J. Kole (red.), Beroepstrots. Een ongekende

kracht (pp. 336-352). Amsterdam: Boom.

- Have, K. ten, Dorenbosch, L., Moonen, H. & Oeij, P. (2010). Management

door vertrouwen: Naar zelfmanagement en innovatief gedrag. Hoofddorp:

TNO Innovationfor Life.

- Inrichtingsplan Nationale Politie (2012). Concept, 25 juni 2012, versie

1.3. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rappor-

ten/2012/06/25/inrichtingsplan-natinale-politie.html.

- Koppens, J., Goudswaard, A. (1997). Arbeidspools in Nederland: een

imago-probleem? Van kaartenbak tot structurele oplossing. In: Gids voor

Personeelsmanagement, december 1997.

- Leede, J. de & Goudswaard, A. (2008). Flexibele organisatie. Nieuwe

inzichten over de afstemming tussen strategie, personeel en proces. In: S.

Dhondt & F. Vaas (red.), Waardevol werk (pp. 215-230). Den Haag: Lemma.

- Leede J. de, Goudswaard A. Innovatie van de samenwerking tussen inle-

ners en flexleveranciers (2010). In: Vaas F, Oeij P, red. Innovatie die werkt.

Praktijkvoorbeelden van netwerk-innoveren. Hoofddorp: TNO Kwaliteit

van Leven:35-55.

Page 173: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

173

- NCSI (2009). Individueel roosteren. Kansen voor werkgevers en werkne-

mers.

- Oeij, P.R.A, Goudswaard, A., Brugman, A., Kooij-de Bode, J.M., Kwantes,

J.H. (Februari 2010). Het proces van plannen en roosteren binnen Bijzon-

dere Politiediensten. Achtergronddocument bij het onderzoek naar Bijzon-

dere Politiediensten en de Arbeidstijdenwet. Hoofddorp: TNO Kwaliteit

van Leven.

- Smulders, P. & Goudswaard, A. (2010). Werk en arbeidsvoorwaarden van

flexwerkers. ESB Economisch-Statistische Berichten, 95 (4595), 618-620.

- Werkgeversvisie Politie. Een inspirerend fundament (2008). Landelijk

Programma HRM Politie (S. Görtz, E. Schenkelaars). De Bilt: Landelijk Pro-

gramma HRM Politie.

Page 174: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

174

Page 175: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

175

over de auteurs

Henri Beunders (1953) is hoogleraar Geschiedenis van

Maatschappij, Media en Cultuur aan de Erasmus Universi-

teit, en tevens Academic Director van de Postacademische

Opleiding voor Dagbladjournalistiek (PDOJ). Sinds zijn

proefschrift in 1984 ’Weg met de Vlootwet!’ is de rode

draad door zijn vele publicaties de opwinding, en strijd,

in de samenleving over controversiële onderwerpen

zoals de relatie overheid-burger, veiligheid, vrijheid versus verplichtingen

en censuur. Hierin staat niet zelden de rol van de media centraal, al is de

onderstroom van gevoelens, ontwikkelingen en gebeurtenissen belangrijker.

Zie voor meer informatie: www.henribeunders.com

Aart Bontekoning begon in 1993 in zijn dagelijkse

praktijk als organisatiepsycholoog te experimenteren met

generaties. Rond 2000 volgde meer fundamenteel onder-

zoek en hij promoveerde in 2007 - tot nu toe als enige in

de wereld - op ‘Generaties in Organisaties, de verborgen

krachten van onze sociale evolutie’. Daarin ontwikkelde

en toetste hij zijn generatietheorie. Met zijn laatste boek

’Generaties! Werk in uitvoering’ (2012) maakt hij zijn werk toegankelijk voor

een breed publiek. Overigens begon hij zijn carrière bij de politie en werkte

daar zowel in de basis als in het management. Zie voor meer informatie:

www.generatiewerk.nl.

Frank Cörvers is in 1999 gepromoveerd op de invloed

van investeringen in onderwijs en training op de inter-

nationale concurrentiepositie van industriesectoren.

Vanaf september 2000 is hij in dienst bij het ROA, waar

hij verantwoordelijk voor het onderzoeksprogramma

Arbeidsmarktdynamiek. Binnen dit onderzoek staat de

modellering van de vraag- en aanbodontwikkelingen op

Page 176: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

176

de arbeidsmarkt centraal, hetgeen onder andere resulteert in arbeidsmarkt-

prognoses naar opleiding en beroep.

Frank Cörvers publiceerde vele onderzoeksrapporten voor opdrachtgevers

van onder andere ministeries, provincies, Europese instellingen, en onder-

wijs- en branche-organisaties. Zijn recente publicaties gaan meer over flexi-

biliteit op de arbeidsmarkt, migratie en brain drain, en de aansluiting tussen

het beroepsonderwijs en de (regionale) arbeidsmarkt.

Maarten Davelaar is verbonden aan het Verwey-Jonker

Instituut, een onafhankelijk instituut voor onderzoek

naar maatschappelijke vraagstukken, onder andere op

het terrein van sociale vitaliteit, veiligheid en participatie.

Hij verricht onderzoek naar en adviseert over het samen-

spel van burgers, maatschappelijke organisaties en de

overheid op nationaal, lokaal en buurtniveau. Daarbin-

nen hebben processen van sociale uitsluiting en de situatie van groepen in

de marge van de samenleving zijn bijzondere aandacht. Hij is onderzoeksad-

viseur voor het European Observatory on Homelessness.

Anneke Goudswaard is senior onderzoeker/adviseur

bij TNO, Innovatiegebied Arbeid. Zij is specialist op het

terrein van flexibilisering van arbeid en organisatie. In

2003 promoveerde ze op de vraag onder welke condities

flexibele arbeid kan leiden tot een duurzame inzet van

personeel. Ze geeft advies aan bedrijven en instellingen

in diverse sectoren (onder meer rijksoverheid, politie,

industrie, transportsector en uitzendbranche). Deze adviespraktijk is onder

meer gericht op het bieden van strategisch flexibiliteitadvies, op een opti-

male inzet van personeel. Verder heeft ze een jarenlange ervaring in beleids-

onderzoek en beleidsondersteuning voor nationale en Europese overheden

op het brede terrein van arbeid (arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt,

arbeidsverhoudingen).

Page 177: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

177

Hans Nelen is hoogleraar criminologie en hoofd van

de capaciteitsgroep strafrecht en criminologie van de

faculteit der rechtsgeleerdheid van de Universiteit Maas-

tricht (UM). Hij studeerde rechten en criminologie aan

de Vrije Universiteit Amsterdam. In december 1986 trad

hij in dienst van het Wetenschappelijk Onderzoek- en

Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid

en Justitie (WODC), waar hij tot september 2001 als (hoofd)onderzoeker

werkzaam was. Van 2001 t/m 2006 was Nelen als universitair hoofddocent

verbonden aan de sectie criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam.

Nelen beweegt zich qua onderzoeksactiviteiten in het bijzonder op het ter-

rein van drugs, georganiseerde criminaliteit, organisatiecriminaliteit en de

(strafrechtelijke, bestuurlijke en financiële) aanpak daarvan. Ook is hij goed

thuis op het gebied van het politie- en evaluatieonderzoek.

Mirko Noordegraaf is hoogleraar Publiek management

bij het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap

(USBO) van de Universiteit Utrecht, en tevens voorzitter

van het USBO bestuur. Hij richt zich op organisatie- en

managementvraagstukken in publieke domeinen, inclu-

sief politie, en houdt zich de laatste jaren onder meer

bezig met publieke professionals, het herijken van pro-

fessionaliteit en het organiseren van professionele dienstverlening. In 2011

redigeerde hij het Handboek publiek management (Lemma, Den Haag). Over

professionals publiceerde hij onder andere Professioneel bestuur (Lemma,

2008), hoofdstukken in de boeken Beroepstrots (2009) en het Handboek

publieke verantwoording (2009), en internationaal in tijdschriften als Organi-

zation Studies en Administration & Society.

Page 178: De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024

178

Ben Vollaard is misdaadeconoom aan de Universiteit van

Tilburg. Voor zijn komst naar Tilburg is hij in de Ver-

enigde Staten gepromoveerd en heeft hij in Nederland

gewerkt bij het Centraal Planbureau en NRC Handelsblad.

In zijn onderzoek naar de economie van het criminali-

teitsbeleid staan twee vragen centraal: werkt dit?, en:

wat kost het? Recent heeft hij onderzoek gedaan naar

de kosten en baten van inbraak- en autodiefstalpreventiebeleid, van het

langdurig opsluiten van veelplegers en van ‘meer blauw’. Samen met de

gemeente Rotterdam voert hij nu een reeks veldexperimenten uit gericht

op het verlagen van overlast. Zijn werk is gepubliceerd in internationale

toptijdschriften, waaronder The Economic Journal en The Journal of Law and

Economics.

Pieter Winsemius promoveerde in de experimentele

natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Na het

behalen van een MBA-diploma aan de Stanford Univer-

sity was hij werkzaam bij McKinsey & Company. In 1982

werd hij Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Orde-

ning en Milieubeheer in het Kabinet Lubbers I. Van 1986

tot 2002 keerde de heer Winsemius terug bij McKinsey in

Amsterdam, waar hij zich speciaal toelegde op de strategische en organisato-

rische ontwikkeling in grote organisaties. In 2003 trad hij toe tot de Weten-

schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De heer Winsemius is

voorzitter van het Sociaal Platform Rotterdam en bekleedt de leerstoel in het

management van duurzame ontwikkeling aan de Universiteit van Tilburg.

In januari 1992 ontving hij een eredoctoraat van de Technische Universiteit

Delft voor zijn bijdragen aan de ontwikkeling van milieubeleid.