DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN...

98
Academiejaar 2016-2017 DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN VLAAMSE WOONZORGCENTRA Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in het Management en Beleid van de Gezondheidszorg Door Gerrie De Haes Promotor: Prof. Dr. Johan Christiaens Begeleidster: Mevr. Melanie De Backer

Transcript of DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN...

Page 1: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

Academiejaar 2016-2017

DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN

VLAAMSE WOONZORGCENTRA

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master of Science in het Management en Beleid van de Gezondheidszorg

Door Gerrie De Haes

Promotor: Prof. Dr. Johan Christiaens

Begeleidster: Mevr. Melanie De Backer

Page 2: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit
Page 3: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

Academiejaar 2016-2017

DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN

VLAAMSE WOONZORGCENTRA

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master of Science in het Management en Beleid van de Gezondheidszorg

Door Gerrie De Haes

Promotor: Prof. Dr. Johan Christiaens

Begeleidster: Mevr. Melanie De Backer

Page 4: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

IV

Abstract

Inleiding: Woonzorgcentra in Vlaanderen kunnen verschillende juridische vormen aannemen.

Elke voorziening moet de auditbepalingen naleven volgens de eigen beheersvorm en zijn

onder bepaalde voorwaarden wettelijk verplicht een externe auditor aan te stellen.

Wetenschappelijk onderzoek naar de meerwaarde van de externe auditor in woonzorgcentra is

schaars. Deze masterproef wil bijdragen aan de kennisontwikkeling op dit vlak.

Doelstelling: Het doel van deze studie is na te gaan of de externe financiële audit in

woonzorgcentra een toegevoegde waarde inhoudt en welke audit(or) kenmerken een effect

hebben op de toegevoegde waarde van de externe financiële audit.

Methode: Voor het verzamelen van de kwantitatieve data werd gebruik gemaakt van een

online vragenlijst. Om te onderzoeken welke audit(or) kenmerken een significante invloed

hebben op de toegevoegde waarde van de externe financiële audit in woonzorgcentra, is een

meervoudige regressieanalyse uitgevoerd.

Bevindingen: Bijna 74 % van de respondent-woonzorgcentra is van mening dat de externe

audit een toegevoegde waarde heeft. De meervoudige regressieanalyse toont aan dat de

controleopdracht een positief effect heeft op de toegevoegde waarde (p = 0,020). Credibiliteit

naar derden heeft het meeste effect (p = 0,007). Bruikbaar advies blijkt geen significante

voorspeller (p = 0,089), maar vertoont wel een trend tot statistische significantie.

Conclusies: Een overgrote meerderheid van de respondent-woonzorgcentra is van mening dat

de externe financiële audit waarde toevoegt. Credibiliteit naar derden en de controleopdracht

van de externe auditor dragen significant bij aan de gepercipieerde toegevoegde waarde. Het

geven van bruikbaar advies vertoont een trend tot een significante predictor.

Aantal woorden masterproef: 17.723 (exclusief bijlagen en bibliografie)

Page 5: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

V

Inhoudstafel

Abstract .................................................................................................................................... IV

Inhoudstafel ............................................................................................................................... V

Lijst met afkortingen ............................................................................................................... VII

Woord vooraf ........................................................................................................................ VIII

Inleiding ..................................................................................................................................... 1

Deel I Literatuurstudie ............................................................................................................... 4

1 Theoretisch kader .................................................................................................................... 4

1.1 Agency-theorie ................................................................................................................. 4

1.2 Signaaltheorie ................................................................................................................... 6

1.1 Verzekeringstheorie .......................................................................................................... 7

2 Begripsafbakening ................................................................................................................... 8

2.1 Externe auditor .................................................................................................................. 8

2.1.1 Bedrijfsrevisor ........................................................................................................... 9

2.1.2 Commissaris ............................................................................................................. 10

2.2 Externe financiële audit .................................................................................................. 10

3 Toegevoegde waarde van de externe financiële audit ........................................................... 11

3.1 Controlerende functie ..................................................................................................... 11

3.1.1 Effect op kwaliteit van de financiële staten ............................................................. 11

3.1.2 Effect op schuldfinanciering, kapitaalkost en credibiliteit naar derden ................... 14

3.1.3 Effect op ondernemingscontinuïteit ......................................................................... 16

3.2 Adviserende functie ........................................................................................................ 16

3.3 Auditor competentie ....................................................................................................... 18

3.3.1 Kennis ...................................................................................................................... 18

3.3.2 Onafhankelijkheid en integriteit .............................................................................. 20

3.4 Klantoriëntatie ................................................................................................................ 23

3.5 Niet-auditdiensten ........................................................................................................... 24

4 Woonzorgcentra in Vlaanderen ............................................................................................. 26

Deel II Empirisch onderzoek .................................................................................................... 29

5 Methodologie ........................................................................................................................ 29

5.1 Onderzoekspopulatie ...................................................................................................... 29

Page 6: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

VI

5.2 Bespreking vragenlijst .................................................................................................... 29

5.3 Dataverzameling en respons ........................................................................................... 32

5.4 Ethische overwegingen ................................................................................................... 34

6 Variabelen ............................................................................................................................. 35

7 Resultaten .............................................................................................................................. 39

7.1 Profiel van de respondenten............................................................................................ 39

7.2 Data-analyse ................................................................................................................... 41

7.2.1 Factoranalyse ........................................................................................................... 41

7.2.2 Voorafgaande statistische testen .............................................................................. 43

7.2.3 Regressieanalyse ...................................................................................................... 44

8 Discussie ................................................................................................................................ 48

8.1 Heeft de externe financiële audit in woonzorgcentra een toegevoegde waarde? ........... 48

8.2 Welke audit(or) kenmerken bepalen mee de toegevoegde waarde? ............................... 49

8.2.1 Resultaten van vragenlijst ........................................................................................ 49

8.2.2 Resultaten van regressieanalyse ............................................................................... 50

9 Beperkingen en aanbevelingen .............................................................................................. 52

10 Conclusie ............................................................................................................................. 54

Literatuurlijst ............................................................................................................................... I

Bijlagen ................................................................................................................................... VII

Lijst van tabellen ............................................................................................................. XXXIV

Page 7: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

VII

Lijst met afkortingen

BHG: Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Bvba: Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Fte: Fulltime-equivalent

GAAP: Generally Accepted Accounting Principles

IBR: Instituut van de Bedrijfsrevisoren

ISA: International Standards on Auditing, internationale auditstandaarden

KB: Koninklijk Besluit

Kmo: Kleine of middelgrote onderneming

NPM: New Public Management

Nv: Naamloze vennootschap

OCMW: Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn

Or: Ondernemingsraad

Rvb: Raad van bestuur

RVT: Rust- en Verzorgingstehuis

VAZG: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

Vzw: Vereniging zonder winstoogmerk

W. Venn.: Wetboek van Vennootschappen

Page 8: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

VIII

Woord vooraf

Deze masterproef vormt de afronding van mijn opleiding Master of Science in het

Management en Beleid van de Gezondheidszorg. De combinatie van werken en het schrijven

van deze masterproef vroeg meer discipline dan ik me vooraf had kunnen voorstellen. Het

was een langdurig proces, dat tot stand kwam dankzij de hulp van vele mensen. Ik wil dan

ook graag van dit voorwoord gebruik maken om iedereen te bedanken die heeft bijgedragen

aan het eindresultaat dat nu voor u ligt.

Prof. dr. Johan Christiaens, mijn promotor, voor het aanreiken van het onderwerp van deze

masterproef. Tijdens het eerste verkennend gesprek motiveerde hij mij de eerste stappen te

zetten in het onderzoeksproces. Maar ook voor de bijzonder fijne herinneringen die ik heb aan

de lessen Non-profit accounting, waardoor ik me aangetrokken voelde tot het vakgebied. Ook

mijn begeleidster, mevrouw Melanie De Backer, wil ik van harte bedanken voor haar hulp en

constructieve feedback tijdens het lange schrijfproces van dit werk. De deskundigen die

betrokken waren bij de ontwikkeling van de vragenlijst en de respondenten die de data hebben

aangeleverd voor mijn onderzoek, bedankt! Een bijzonder woord van dank aan mijn familie

en vrienden die een lange tijd weinig op mij hebben kunnen rekenen. Maar de meeste dank

gaat naar mijn echtgenoot Gert, die me gedurende mijn studies aan de Universiteit Gent altijd

heeft bijgestaan. Hij motiveerde me mijn droom te blijven najagen. Zonder zijn hulp was dit

allemaal niet mogelijk geweest.

Tot slot, deze opleiding bracht me in contact met heel wat inspirerende mensen die mij ertoe

hebben aangezet – sommige bewust, andere onbewust – terug een carrière uit te bouwen in de

zorgsector. Ik wil ook hen daarvoor uitdrukkelijk danken.

Gerrie De Haes

Lokeren, 2 januari 2017

Page 9: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

1

Inleiding

Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam een nieuwe managementfilosofie in de

publieke en non-profitsector op gang, het “New Public Management” genoemd (Andrews &

Van de Walle, 2013; Christiaens, 2002). Deze mondiale evolutie op het vlak van accountancy,

management en audit wordt gekenmerkt door een overname van bedrijfseconomische

inzichten (Christiaens & Vanhee, 2011; Christiaens & Vanhee, 2012; Hood, 1991, 1995).

Christopher Hood introduceerde het concept als een reeks theorieën die voorschrijven hoe de

publieke sector effectiever, efficiënter en transparanter te maken (Hood, 1991). Op basis van

De Vries & Van Dam (1998) en Hood (1991, 1995), omschrijft Korsten (z.d.) het NPM als:

“Het geheel van analyses, ideeën en aanbevolen werkwijzen van bestuurskundigen en andere

wetenschappers over vernieuwing van de overheid in termen van een meer (zakelijke en)

bedrijfsmatig werken (…)” (De Vries & Van Dam, 1998; Hood, 1991, 1995 uit Korsten, z.d.,

p. 6). Oorspronkelijk bedoeld voor de overheidssector, heeft het NPM in de loop der jaren ook

ingang gevonden in de non-profitsector (Paulsen, 2006). Uitgangspunt van het gedachtengoed

was de financiële rapportering transparanter te maken en het management van de non-

profitorganisaties te moderniseren en te professionaliseren (Reheul, Van Caneghem &

Verbruggen, 2011; Verbruggen et al., 2011b). Onder invloed van het NPM gaan de

zogenoemde “3 E’s”: efficiency (doelmatigheid), effectiveness (doeltreffendheid) en economy

(zuinigheid) een belangrijke rol spelen in de non-profitsector (Christiaens & Vanhee, 2011).

Ook in de Belgische non-profitsector was deze evolutie voelbaar. Met het oog op meer

transparantie en modernisering wordt de wet van 27 juni 1921 zeer grondig hervormd door de

wet van 2 mei 2002 die de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen

zonder winstoogmerk en de stichtingen regelt (Verbruggen et al., 2011b), hierna “vzw-wet”

genoemd. Vóór de wetswijziging waren de boekhoud-, rapporterings- en auditverplichtingen

zeer beperkt. De modernisering van de vzw-wetgeving brengt hier verandering in (Christiaens

& Vanhee, 2011; Christiaens & Vanhee, 2012; Gryspeerdt & Schoonjans, 2009).

Vermogensboekhouding, managementtechnieken en interne en externe audit worden

overgenomen uit de ondernemingswereld (Verbruggen et al., 2011b). In die zin sluit de

nieuwe vzw-wet nauw aan bij de NPM-hervormingen.

Bij een financiële audit controleert een externe auditor de jaarrekening van een organisatie.

De externe audit moet zekerheid (assurance) geven over de betrouwbaarheid van de

Page 10: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

2

financiële rapportering, met andere woorden dat de informatie voldoet aan de kwaliteitseisen

van accuraatheid, juistheid en volledigheid. In het geval van de jaarrekening spreekt men over

getrouwheid of getrouw beeld (Acke et al., 2010; Christiaens & Vanhee, 2011). Verenigingen

en stichtingen zijn een belangrijke speler in de Belgische economie. Ze vertegenwoordigen

een aandeel van meer dan 5 % aan het BBP en staan in voor 11,9 % van de totale

gesalarieerde tewerkstelling in België (Vander Donckt & Rigo, 2013). Dat maakt dat er ook in

deze sector nood is aan een financiële controle om zekerheid te verschaffen over de

betrouwbaarheid van de jaarrekening (Christiaens & Vanhee, 2011). Maar, non-

profitorganisaties hebben, anders dan for-profitorganisaties, geen commerciële doelstellingen.

Voor ondernemingen zijn winstgevendheid (“profitability”) en “shareholder value” het

belangrijkste, zij hebben immers de aandeelhouders als belangrijkste belanghebbenden. In de

non-profitsector ligt de klemtoon niet op de financiële resultaten, maar op de sociaal-

maatschappelijke waarde. Deze belanghebbenden (e.g. overheid, leden, sponsoren, patiënten,

residenten) zijn minder geïnteresseerd in de financiële rapportering, wel in de dienstverlening

en de prestaties van de non-profitorganisatie. Voor hen staat “accountability”

(verantwoording) centraal (Christiaens & Vanhee, 2011). Overheden bijvoorbeeld willen dat

non-profitorganisaties rekenschap geven voor ontvangen subsidies en sponsoren willen weten

of de verstrekte middelen efficiënt, effectief en zuinig aangewend zijn. Omwille van het

verschil in benadering tussen een profit- en een non-profitjaarrekening, is het dan ook van

belang dat een externe auditor hierover voldoende kennis heeft (cf. infra, Kennis).

Sinds de jaren negentig zijn auditkantoren meer nadruk gaan leggen op het creëren van

toegevoegde waarde voor de auditklant. Dit betekent dat auditkantoren er moeten voor zorgen

dat een externe financiële audit (zinvol voor alle belanghebbenden zoals investeerders,

banken en overheden) ook zinvol (useful) is voor de auditklant zelf (Hellman, 2006). Volgens

Cosserat (2004) wordt van een externe auditor, naast een wettelijke controleopdracht van de

jaarrekening, ook verwacht diensten te leveren met een toegevoegde waarde, zoals advies op

het vlak van organisatiebeheersing, het identificeren van bedrijfsrisico’s en algemeen advies

ten behoeve van het (financieel) management. Een externe auditor die responsief is voor de

noden van de klant, en in staat is een hoogwaardige dienstverlening te leveren, draagt in

belangrijke mate bij aan klanttevredenheid (Behn, Carcello, Hermanson & Hermanson, 1997).

Een externe financiële audit die geen toegevoegde waarde oplevert, is met andere woorden

verloren tijd.

Page 11: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

3

Naar de perceptie van de externe financiële audit in de for-profitsector werd al heel wat

onderzoek gedaan (Verbruggen et al., 2011b) en ook onderzoek over de financiële

rapportering en audit in de non-profitsector komt recent in een stroomversnelling (Reheul,

Van Caneghem & Verbruggen, 2013), met name in de ziekenhuissector. Wetenschappelijk

onderzoek naar de meerwaarde van de externe financiële audit in woonzorgcentra is echter

nog schaars. Ook in België is er nog weinig onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Met mijn

onderzoek wil ik dan ook bijdragen aan de kennisontwikkeling op dit vlak. Deze masterproef

is in zekere mate gerelateerd aan het onderzoek van Verbruggen et al. (2011b). In de studie

van Verbruggen et al. (2011b) bestaat de onderzoekspopulatie uit verenigingen en stichtingen

die actief zijn in diverse sectoren, waaronder onderwijs, maatschappelijke dienstverlening en

gezondheidszorg. Daarnaast leunt mijn onderzoek ook sterk aan bij de masterproef van Kindt

(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit in de

ziekenhuissector. De huidige studie geeft een unieke kijk op de toegevoegde waarde van de

externe financiële audit in woonzorgcentra, en is in die zin vernieuwend. De doelgroep bestaat

uit de bestuurders en de directieleden van woonzorgcentra en de medewerkers met

verantwoordelijkheid op het vlak van accountancy en fiscaliteit (accountant/boekhouder).

De onderzoeksvragen waarop deze masterproef zal trachten een antwoord te vinden zijn:

1. Heeft de externe financiële audit in woonzorgcentra een toegevoegde waarde?

2. Welke audit(or) kenmerken bepalen mee de toegevoegde waarde?

De structuur van deze masterproef ziet er als volgt uit: In deel I komt de literatuurstudie,

omtrent de toegevoegde waarde van de externe financiële audit, uitgebreid aan bod. Het

theoretisch kader wordt vormgegeven en enkele relevante begrippen worden toegelicht.

Tegelijkertijd worden een aantal hypothesen ontwikkeld, met betrekking tot audit(or)

kenmerken, die mogelijks een effect hebben op de toegevoegde waarde van de externe

financiële audit. In deel II van deze masterproef, wordt het empirisch onderzoek uitgebreid

toegelicht. De hypothesen worden geoperationaliseerd, de onderzoeksmethodiek nauwkeurig

omschreven en de onderzoeksbevindingen weergegeven. Ten slotte volgt een algemene

conclusie.

Page 12: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

4

Deel I Literatuurstudie

Een groot deel van de studies die zijn opgenomen in het literatuuronderzoek, zijn

internationale for-profit studies. Alhoewel deze niet direct betrekking hebben op de Belgische

context en de non-profitsector, geven ze wel boeiende en opmerkelijke inzichten, die een

meerwaarde vormen voor dit onderzoek.

1 Theoretisch kader

In dit onderdeel wordt het kader gevormd over de theorieën die de (vrijwillige) vraag naar een

externe financiële audit verklaren. Hierna worden de agent-principaaltheorie (of agency-

theory), signaaltheorie (of information-signalling theory) en verzekeringstheorie (of deep-

pocket theory) toegelicht, omdat deze in de internationale, wetenschappelijke literatuur het

sterkst aanwezig zijn (e.g. Breesch, Hardies & De Muylder, 2012; Collis, Jarvis & Skerratt,

2004; Sarens, Reheul, Van Caneghem, De Vlaminck & Dierick, 2012; Willekens, 2008).

1.1 Agency-theorie

In de agency-theorie staat de economische relatie tussen een principaal (opdrachtgever) en

een agent (opdrachtnemer) centraal, ook agency-relatie of principaal-agentrelatie genoemd

(Jensen & Meckling, 1976; Olson, 2000). Jensen en Meckling (1976) beschrijven een agency-

relatie als: “(…) a contract under which one or more persons (the principal(s)) engage another

person (the agent) to perform some service on their behalf which involves delegating some

decision making authority to the agent.” (p. 308). Stiglitz (1987) omschrijft het als volgt: “The

principal-agent literature is concerned with how one individual, the principal (say an

employer), can design a compensation system (a contract) which motivates another

individual, his agent (say the employee), to act in the principal’s interests.” (p. 241). Anders

gezegd, in een agency-relatie krijgt een agent, aangesteld door een principaal, een mandaat

om diens belangen te behartigen en beslissingen te nemen in het belang van de principaal

(Cosserat, 2004; Eisenhardt, 1989; Jensen & Meckling, 1976; Olson, 2000; Willekens, 2008).

Om zijn opdracht te kunnen uitvoeren krijgt de agent van de principaal gezagsbevoegdheid en

gaan beide partijen een “contract” aan (Jensen & Meckling, 1976). Een voorbeeld van een

agency-relatie is een eigenaar die het dagelijks bestuur van de organisatie overlaat aan een

Page 13: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

5

manager. De manager krijgt een mandaat van de eigenaar en wordt dus verondersteld

handelingen te stellen en beslissingen te nemen in het belang van de eigenaar.

Een agency-relatie wordt gekenmerkt door moral hazard en adverse selection (Eisenhardt,

1989). Aan de basis ligt een belangentegenstelling. Zowel principaal als agent trachten hun

nut zo groot mogelijk te maken, maar het handelen van de agent zal niet noodzakelijk leiden

tot het maximale nut van de principaal (doelstellingenincongruentie). De opdrachtnemer zal

niet steeds handelen in het beste belang van de opdrachtgever, maar in eigenbelang

(Eisenhardt, 1989; Jensen & Meckling, 1976; Olson, 2000; Sarens et al., 2012; Van Puyvelde,

Caers, Du Bois & Jegers, 2012). In de wetenschappelijke literatuur wordt dit fenomeen met de

benaming agency-probleem of principaal-agentprobleem aangeduid (Eisenhardt, 1989). Als

“expert” heeft de agent immers een kennis- en informatievoorsprong (informatieasymmetrie)

waardoor het voor de opdrachtgever moeilijk of onmogelijk is om de handelingen van de

agent voldoende te controleren en dus na te gaan of de agent tegen het belang van de

principaal handelt (Eisenhardt, 1989; Olson, 2000; Stiglitz, 1987; Van Puyvelde et al., 2012;

Weets, 1999). Een agency-probleem zou dus niet bestaan, mochten alle betrokken partijen

perfect geïnformeerd zijn. Traditioneel doet een agency-relatie zich voor in relaties van

ondergeschiktheid waarbij er een scheiding is tussen ownership en control (Eeckloo, Van

Herck, Van Hulle & Vleugels, 2004; Jensen & Meckling, 1976). Het is deze scheiding die

leidt tot het principaal-agentprobleem.

Net als in for-profitorganisaties worden de meeste non-profitorganisaties gekenmerkt door

een scheiding van eigenaarschap en controle (Van Puyvelde et al., 2012). Volgens Olson

(2000) is de agency-theorie dan ook van toepassing op principaal-agentrelaties in non-

profitorganisaties. Slivinski (2002) zegt dat: “Moral hazard, opportunism, adverse selection

and other problems of asymmetric information are presumed to be common in profit-making

firms (…). There is no reason to take a different view regarding nonprofit firms (…).” (p.

186).

Het agency-probleem maakt controlemechanismen noodzakelijk (Jensen & Meckling, 1976).

De controle van de jaarrekening bijvoorbeeld, door een onafhankelijke auditor, zal de

informatieasymmetrie verkleinen en de agency-problemen beperken. Een externe financiële

audit beperkt zo het risico op resultaatsturing. De externe auditor zal bijvoorbeeld nakijken of

de voorraden die de organisatie in de jaarrekening opneemt, ook echt in de organisatie

Page 14: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

6

bestaan. Het management zou er belang bij kunnen hebben de jaarrekening op te smukken,

waardoor ze niet meer de werkelijkheid weerspiegelt (cosmetic accounting of earnings

management). Ook in de non-profitsector kan dit het geval zijn (Kilesse & Vanstapel, 2004).

1.2 Signaaltheorie

De signaaltheorie (ook informatietheorie) kan gezien worden als een onderdeel van de

agency-theorie omdat ze ook gebaseerd is op de informatiekloof die aan de basis ligt van het

agency-probleem. Stiglitz (2002) beschrijft informatieasymmetrie als volgt: “(…) different

people know different things.” (p. 469). Wanneer twee partijen (personen of organisaties)

geconfronteerd worden met verschillende informatie en onzekerheid, gaan ze de informatie

waarover ze beschikken gebruiken om conclusies te trekken over de ontbrekende informatie

(Connelly, Certo, Ireland & Reutzel, 2011). In essentie gaat de signaaltheorie om het

reduceren van de informatieasymmetrie tussen alle betrokken partijen (Spence, 2002).

In zijn artikel “The Market for “Lemons”: Quality Uncertainty and the Market Mechanism”

beschrijft Akerlof (1970) een aantal fundamentele problemen in een economische markt

waarbij kopers en verkopers niet over dezelfde informatie beschikken. Hij gebruikt de

metafoor van "lemons", waarmee hij tweedehandswagens bedoelt van bedenkelijke kwaliteit;

het zijn auto’s die na aankoop (verborgen) gebreken vertonen. Doordat de verkoper van de

tweedehandswagen over meer informatie beschikt dan de koper, zal deze laatste mogelijks

meer betalen dan de “lemon” waard is. Asymmetrische informatie is nefast voor een markt

omdat een koper niet kan oordelen over de kwaliteit van een product, met andere woorden of

een product “goed” of “slecht” is. Daardoor zal een koper alle producten op de markt als

“gemiddeld” waarderen. Door adverse selection ontstaat er marktfalen omdat de “slechte”

producten de “goede” uit de markt zullen drijven. Door het uitsturen van “signalen” kan een

verkoper ervoor zorgen dat een koper de kwaliteit, en dus de waarde, van een product juist

kan inschatten (Akerlof, 1970).

Sarens et al. (2012) passen deze theorie toe op de aandelenmarkt en spreken van

informatieasymmetrie als het management over meer bedrijfsinformatie beschikt dan

(potentiële) aandeelhouders. Door de informatiekloof zijn de kopers van aandelen

(investeerders) niet altijd op de hoogte van de kwaliteit ervan. De koper zal deze als

“gemiddeld” waarderen, wat kan resulteren in een onderwaardering van de aandelenprijs

Page 15: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

7

(Sarens et al., 2012). Ondernemingen hebben er dan ook belang bij een positief signaal te

sturen naar de buitenwereld. Het komt er dus op neer zekerheid te verschaffen aan de

aandeelhouders, zodat ze zich bij de besluitvorming kunnen baseren op juiste informatie en

een rationele keuze kunnen maken (Willekens, 2008). De financiële rapportering (waaronder

de jaarrekening) kan deze zekerheid verschaffen. Deze moet dan wel een waarheidsgetrouw

beeld geven. Een externe financiële audit (signaal) geeft deze garantie door de financiële

informatie te toetsen op kwaliteit, dus betrouwbaarheid (Connelly et al., 2011; Sarens et al.,

2012). Hoe geloofwaardiger de auditor, hoe groter de informatiezekerheid bij de investeerders

over de kwaliteit van de jaarrekening (Menon & Williams, 1991).

Informatieasymmetrie komt ook voor tussen non-profitorganisaties en hun verschillende

stakeholders die belang hebben in de organisatie, waaronder werknemers, donoren,

vrijwilligers, subsidiërende overheden, klanten, enz. Dat maakt dat er ook nood is aan

auditing in non-profitorganisaties (Gugerty, 2009). Ook in de non-profitsector is de

(vrijwillige) externe audit van de financiële rapportering een goed signaal om de goede

werking van de organisatie te benadrukken tegenover de diverse belanghebbenden (Sarens et

al., 2012).

1.3 Verzekeringstheorie

Een externe auditor heeft de verantwoordelijkheid om, bij de beoordeling van de jaarrekening,

een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen dat de financiële rapportering vrij is van een

afwijking van “materieel belang” en dus een volledig en getrouw beeld geeft van het

vermogen, de financiële toestand en de resultaten van een organisatie. Gebruikers van de

jaarrekening moeten de garantie hebben dat ze zich bij de besluitvorming baseren op correcte

en volledige financiële informatie (Van Loocke & Van Vlaenderen, 2014). De

boekhoudfraude van Lernout & Hauspie heeft aangetoond dat het ook anders kan lopen toen

bleek dat er bij de uitvoering van de auditwerkzaamheden sprake was van onzorgvuldigheid

en bedrieglijk opzet (Van den Berghe, 2010). Het aanstellen van een externe auditor geeft

derden een vorm van zekerheid omdat ze, in geval van verliezen opgelopen door een foutief

oordeel over de getrouwheid van de jaarrekening, “beschermd” zijn door de

verantwoordelijkheid van de externe auditor. Het is deze auditor aansprakelijkheid tegenover

derden die centraal staat in de deep-pocket theorie (Menon & Williams, 1991; Menon &

Williams, 1994; Sarens et al., 2012). Anders gezegd, gebruikers van de jaarrekening nemen

Page 16: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

8

investeringsbeslissingen op basis van de informatie beschikbaar in de financiële staten. Als de

onderneming doelbewust gemanipuleerde informatie rapporteert en de externe auditor na zijn

controleactiviteiten van oordeel is dat de gecontroleerde jaarrekening betrouwbaar en volledig

is, nemen investeerders beslissingen op basis van informatie die wezenlijke fouten bevat. De

gedupeerden zullen de geleden verliezen op de controlerende auditor trachten te verhalen. Op

die manier heeft de externe auditor in wezen een functie van “verzekeraar”.

2 Begripsafbakening

Om de context waarover deze masterproef handelt goed te kunnen begrijpen, volgt in dit deel

een toelichting van de belangrijkste begrippen. Eerst wordt aangegeven wat verstaan wordt

onder een externe auditor en wordt er een onderscheid gemaakt tussen een bedrijfsrevisor en

een commissaris. Vervolgens wordt ingegaan op de externe financiële audit.

2.1 Externe auditor

Een externe auditor is een onafhankelijke en onpartijdige deskundige. Hij heeft de opdracht

de jaarrekening en andere financiële overzichten van de organisatie te controleren, en een

oordeel te vormen over de getrouwheid ervan, met het doel de kwaliteit van de financiële

informatie te waarborgen (IBR, z.d.-c). Om te vermijden dat een externe auditor zijn

toegevoegde waarde verliest, zal hij zijn positie als onafhankelijke en onpartijdige

scheidsrechter moeten verzekeren (Sarens et al., 2012). Een externe auditor zal de controle

van de financiële rapportering uitvoeren volgens de International Standards on Auditing.

Volgens de ISA is de doelstelling van een externe auditor als volgt:

To obtain reasonable assurance about whether the financial statements as a whole are

free from material misstatement, whether due to fraud or error, thereby enabling the

auditor to express an opinion on whether the financial statements are prepared, in all

material respects, in accordance with an applicable financial reporting framework (…).

(Handbook of International Quality Control, Auditing, Review, Other Assurance, and

Related Services Pronouncements, 2014, p. 77)

Het is met andere woorden de verantwoordelijkheid van een externe auditor om, op basis van

de beoordeling van de jaarrekening, een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen dat de

Page 17: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

9

financiële rapportering vrij is van een afwijking van “materieel belang” en dus een volledig en

getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële toestand en de resultaten van de

organisatie (Van Loocke & Van Vlaenderen, 2014). Het begrip “materieel belang” werd door

ISA 320 (2006) als volgt gedefinieerd: “Informatie is materieel indien het weglaten of het

onjuist weergeven daarvan een invloed zou kunnen hebben op de economische beslissingen

die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen (…).” (p. 2). Gebruikers van de

jaarrekening moeten de garantie hebben dat ze zich bij de besluitvorming baseren op correcte

en volledige informatie. Dat kan alleen als een jaarrekening een correcte weergave is van de

realiteit. Het aanstellen van een externe auditor moet derden (investeerders, leveranciers,

banken, enz.) dus meer zekerheid geven over de juistheid en betrouwbaarheid van de

financiële informatie (IBR, z.d.-c). De externe auditor heeft dan ook een opdracht van

algemeen belang. Door een betere kwaliteit van de informatie beschikbaar in de

gecontroleerde publieke jaarrekening kunnen de verschillende stakeholders erop vertrouwen

en gefundeerde beslissingen nemen (Willekens, 2008).

Volgens Kilesse & Vanstapel (2004) is het takenpakket van een externe auditor in drie grote

categorieën onder te verdelen, namelijk de wettelijke permanente opdrachten (waaronder de

wettelijke controle van de jaarrekening), de wettelijke niet-permanente opdrachten

(waaronder de opstelling van een controleverslag bij fusie of splitsing) en de contractuele

opdrachten (waaronder de adviesverstrekking, zoals advies bij herstructureringen en

reorganisaties, waarderingsproblemen en fiscaal advies).

Met betrekking tot de auditwerkzaamheden kan er een onderscheid worden gemaakt tussen

een bedrijfsrevisor en een commissaris. Een korte toelichting van deze begrippen volgt

hieronder.

2.1.1 Bedrijfsrevisor

In België is het beroep en de titel van bedrijfsrevisor wettelijk beschermd. Wie dus als

bedrijfsrevisor wil werken moet eerst erkend worden door de betrokken beroepsorganisatie,

het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, opgericht op grond van de wet van 22 juli 19531.

Alleen personen ingeschreven in het openbaar register van het IBR mogen de titel dragen.

1 Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het

publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007.

Page 18: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

10

Niet elke bedrijfsrevisor vervult de functie van commissaris. Terwijl een bedrijfsrevisor een

functie of beroep uitoefent, is de rol van commissaris een mandaat in een individuele

onderneming of vzw. Naast de controleopdracht kan een bedrijfsrevisor nog andere

activiteiten uitoefenen, zolang deze activiteiten verenigbaar zijn met de revisorfunctie (o.a.

geen commerciële activiteiten uitoefenen). Het IBR heeft de belangrijke opdracht te waken

over de professionele deskundigheid, het ethisch handelen en de deontologische

verplichtingen van de bedrijfsrevisoren (IBR, z.d.-b).

2.1.2 Commissaris

Een commissaris is een bedrijfsrevisor (natuurlijke persoon of rechtspersoon) die belast is met

de wettelijke controle van de jaarrekening. Deze functie kan in België dus enkel worden

uitgeoefend door een bedrijfsrevisor. De rvb of de zaakvoerder stelt een kandidaat-

commissaris voor, maar het is de algemene vergadering die uiteindelijk de commissaris

benoemt, eventueel na advies van de or (indien van toepassing). Alleen een bedrijfsrevisor die

ingeschreven is in het openbaar register, en dus lid is van het IBR, kan als commissaris

aangesteld worden. Hij wordt benoemd voor een periode van drie jaar. Het mandaat van de

commissaris is hernieuwbaar. Zowel ondernemingen als vzw’s zijn verplicht, afhankelijk van

de groottecriteria, een commissaris te benoemen. De commissaris brengt over zijn

jaarrekeningcontrole verslag uit op de algemene vergadering (IBR, z.d.-a).

2.2 Externe financiële audit

Een externe financiële audit is een systematisch proces waarbij op een objectieve manier en

zonder beïnvloeding door enige druk, wordt nagegaan in hoeverre de financiële informatie

een getrouw beeld geeft van de organisatie, in overeenstemming met de algemeen aanvaarde

boekhoudprincipes (Christiaens & Vanhee, 2011). Het woord "audit" komt van het Latijnse

woord audire, wat “luisteren, horen” betekent (Lee & Azham, 2008). Flint (1988) omschrijft

audit als: “(…) a social control mechanism for securing accountability (…).” (Flint, 1988 uit

Higson, 2003, p. 96). Auditing is een ongewone opdracht; in die zin dat de mensen met

wie een externe auditor het meeste contact heeft gedurende het auditproces niet de primaire

begunstigden zijn. Want alhoewel de jaarrekening bestemd is voor bestuurders en

aandeelhouders werkt een externe auditor niet voor een organisatie, maar voor alle

belanghebbenden zoals investeerders, leveranciers, banken, overheden, enz. (Berger, 2009).

Page 19: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

11

3 Toegevoegde waarde van de externe financiële audit

In dit onderdeel komen de bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur over de

toegevoegde waarde van de externe financiële audit aan bod. De rol van een externe auditor

bestaat enerzijds uit een controlerende functie, de wettelijke controleopdracht vanuit

algemene vzw- of vennootschapswetgeving, en anderzijds uit een adviserende functie, naar

het management van de organisatie. Dit deel van de masterproef is volgens deze structuur

opgebouwd. Daarnaast zal dieper ingegaan worden op een aantal belangrijke audit(or)

kenmerken.

3.1 Controlerende functie

3.1.1 Effect op kwaliteit van de financiële staten

3.1.1.1 Bevindingen uit de non-profitsector

Naar aanleiding van de wijzigingen op het vlak van boekhouding, rapportering en audit (cf.

supra, Inleiding), voerden Verbruggen, Christiaens & Milis (2011a) een onderzoek bij

Belgische vzw’s, naar de kwaliteit van deze eerste neergelegde non-profitjaarrekeningen naar

nieuwe wetgeving (boekjaar 2006). Een compliance-index meet de naleving van de nieuwe

boekhoudkundige regelgeving en auditstandaarden, waarin ook de GAAP-principes vervat

zitten. De index bestaat uit 19 tests die samen negen categorieën beoordelen, waaronder de

mate van betrouwbaarheid, tijdigheid, relevantie, vergelijkbaarheid en volledigheid van de

financiële informatie. De jaarrekeningen van 895 (zeer) grote vzw’s, opgesteld volgens

volledig model, werden geanalyseerd. Uit de kwantitatieve resultaten bleek dat de gemiddelde

kwaliteit van de neergelegde jaarrekeningen hoog ligt. Gekeken naar de determinanten die de

kwaliteit van de jaarrekening bepalen, is de aanstelling van een externe auditor de meest

belangrijke. Het onderzoek toonde dus duidelijk het effect van een externe audit op de

kwaliteit van de jaarrekening, namelijk dat de kwaliteit van de beschikbare financiële

informatie hoger is als ze gecontroleerd wordt door een externe financiële auditor. Het

onderzoek van Verbruggen et al. (2011b) bevestigde deze resultaten. In deze studie, bij

Page 20: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

12

Belgische vzw’s, werden de controleverslagen2 van het boekjaar 2006 tot en met 2008

geanalyseerd; om na te gaan of de verplichte externe financiële audit een positief effect had

op de kwaliteit van de jaarrekening. Volgende conclusies werden getrokken. (1) Het aantal

beschikbare controleverslagen nam toe met 21,91 %. (2) Het aantal controleverslagen zonder

voorbehoud3 nam toe met 5,21 %. (3) Uit het onderzoek bleek dat een grote meerderheid van

de ondervraagden (i.e. 85,71 %) van mening was dat een externe financiële audit de kwaliteit

van de jaarrekening verbeterde.

3.1.1.2 Bevindingen uit de for-profitsector

In het licht van de Mededeling van 10 juli 2007, waarbij de Europese Commissie voorziet in

administratieve en boekhoudkundige vereenvoudigingsmaatregelen, met betrekking tot het

opstellen en publiceren van de jaarrekening voor de zogenoemde micro-ondernemingen, deed

Willekens (2008) een onderzoek naar de toegevoegde waarde van de externe financiële audit

in private ondernemingen in België. Het onderzoek richtte zich op twee steekproeven.

Enerzijds een ruime steekproef van kleine ondernemingen die zijn vrijgesteld van de

wettelijke verplichting om een jaarlijkse financiële audit te laten uitvoeren. De helft van deze

ondernemingen koos er voor een externe financiële audit te laten uitvoeren op vrijwillige

basis. Anderzijds een zeer grote steekproef van grote beurs- en niet-beursgenoteerde

ondernemingen, die wel een wettelijke auditverplichting hadden. Willekens (2008) kwam tot

de volgende conclusies. (1) Geauditeerde ondernemingen deden significant minder aan

earnings management, vergeleken met ondernemingen zonder audit van de jaarrekening.

Bovendien deden ondernemingen minder aan resultaatsturing, naarmate de audithoeveelheid

toenam. (2) Hetzelfde effect werd gevonden voor belastingregularisaties. Bedrijven waarbij

een externe auditor de jaarrekening controleerde, gingen eventuele belastingregularisaties

sneller rapporteren in de jaarrekening, vergeleken met ondernemingen zonder audit van de

financiële gegevens. Verder nam de rapporteringsintentie toe met de audithoeveelheid. Hoe

meer audit, hoe beter eventuele belastingregularisaties werden gerapporteerd. Beide aspecten

zijn gerelateerd aan de kwaliteit en betrouwbaarheid van de financiële rapportering. Audit en

auditintensiteit hadden dus een positief effect op de kwaliteit en betrouwbaarheid van de

2 Een controleverslag is een verslag waarin een auditor het resulaat van zijn controlewerkzaamheden noteert en

onder meer zijn oordeel over de jaarrekening geeft. 3 Een controleverslag zonder voorbehoud, geeft aan dat bij de controle van de jaarrekening door een externe

auditor, geen afwijkingen van materieel belang zijn vastgesteld en de jaarrekening een getrouw beeld geeft van

de financiële positie van de organisatie.

Page 21: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

13

jaarrekening. Ook uit het perceptieonderzoek van Sarens et al. (2012) bij Belgische kmo’s,

naar de voordelen van een externe financiële audit, bleek dat een (vrijwillige) audit de

kwaliteit van de jaarrekeninginformatie in belangrijke mate verhoogde (gemiddelde score

4,26 voor vrijwillige gebruikers op een vijfpunt-Likertschaal). Breesch et al. (2012) richtten

zich in hun studie tot (zeer) grote ondernemingen in België, die wettelijk verplicht waren een

externe auditor aan te stellen, en onderzochten wat deze zouden doen als dit niet langer een

verplichting was. Een e-survey werd verzonden naar 7.890 ondernemingen die in 2010 een

jaarrekening volgens volledig model hadden neergelegd bij de Balanscentrale van de NBB.

Met een responsgraad van 4,46 % (288 respondenten) vonden de onderzoekers aanwijzingen

dat een meerderheid (65 %) van de ondernemingen nog steeds vrijwillig een externe auditor

zou aanstellen. De belangrijkste voordelen van een externe financiële audit (en dus

onderliggende drivers voor de vrijwillige aanstelling) waren volgens de respondenten (1) een

verbetering van de geloofwaardigheid van de jaarrekening (61 %) en (2) een verbetering van

de kwaliteit van de financiële informatie (45 %).

Collis et al. (2004) hebben de vraag naar auditing onderzocht bij Britse kmo’s. De Vierde

Richtlijn (78/660/EEG) van de Europese Raad, maakt het voor Europese lidstaten mogelijk

kleine ondernemingen te ontheffen van de verplichte externe financiële audit. Het Verenigd

Koninkrijk introduceerde deze mogelijkheid in 1994. Deze achtergrond vormt de

voedingsbodem voor het survey-onderzoek bij 385 kleine ondernemingen in het Verenigd

Koninkrijk, wat overeenkwam met een responsgraad van 17 %. 63 % van de bestuurders

zouden kiezen voor een externe financiële audit op vrijwillige basis mocht de onderneming in

de toekomst vrijgesteld zijn van de verplichting. Wat aangaf dat de meerderheid van mening

was dat de voordelen van een externe financiële audit opwogen tegen de kosten. Het

standpunt van de bestuurders was onder meer gebaseerd op de overtuiging dat een

onafhankelijke financiële audit een positief effect had op de kwaliteit van de informatie in de

jaarrekening. Gebaseerd op bovenstaande bevindingen is de eerste hypothese geformuleerd:

H1: De controleopdracht van de externe auditor is een positieve predictor van de toegevoegde

waarde.

Page 22: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

14

3.1.2 Effect op schuldfinanciering, kapitaalkost en credibiliteit naar derden

3.1.2.1 Bevindingen uit de non-profitsector

Het perceptieonderzoek van Verbruggen et al. (2011b) naar het bedrijfsrevisoraat in de

Belgische non-profitsector, peilde (via een grootschalige survey) onder meer naar hoe de

audit(or) werd gepercipieerd. Op een aselecte steekproef van 1.000 verenigingen en

stichtingen namen 289 organisaties deel (responsgraad 28,9 %). Volgende resultaten met

betrekking tot de gepercipieerde voordelen werden gevonden. (1) Een meerderheid (i.e. 55,10

%) van de respondenten was van mening dat de externe financiële audit een gunstig effect had

op het verantwoorden van subsidies. (2) Daartegenover, een minderheid (i.e. 23,81 %) zag

een effect wat betreft het verwerven van donaties en schenkingen. (3) Ook wat betreft het nut

van een externe financiële audit op het vlak van het aantrekken van financieringsmiddelen bij

kredietinstellingen ging slechts 43,12 % van de respondenten akkoord. De non-profit

respondenten zagen dus eerder beperkte voordelen van de externe financiële audit op het vlak

van het aantrekken en het verantwoorden van financiële middelen. De respondenten

rapporteerden nog andere vormen van toegevoegde waarde. Grotendeels ging het om het

verschaffen van meer transparantie en geloofwaardigheid ten aanzien van derden. Zo

verwezen ze onder meer naar de signaalfunctie die een externe financiële audit heeft op het

vlak van credibiliteit en als controlemiddel (transparantie) voor interne (e.g. rvb, or) en

externe (e.g. leden, schenkers, banken, subsidiërende overheden) stakeholders.

3.1.2.2 Bevindingen uit de for-profitsector

In de agency-relatie tussen onderneming en schuldeisers komt informatieasymmetrie voor,

waardoor agency-kosten ontstaan. Kredietverstrekkers rekenen deze agency-kosten door in de

rentetarieven, zodat de onderneming een hogere prijs betaalt voor de schuldfinanciering. Een

auditor reduceert deze informatieasymmetrie. Voor ondernemingen met een hoge schuldgraad

is de externe audit van de financiële rapportering een kostenefficiënte manier om de agency-

kosten te verminderen (Sarens et al., 2012). Ook de auditkwaliteit is van belang. Een audit

van hoge kwaliteit zal de informatieasymmetrie tussen onderneming en schuldeisers sterk

verminderen (Piot, 2001). Van Caneghem & Van Campenhout (2012) stelden in hun

onderzoek bij Belgische kmo’s vast, dat de hoeveelheid en de kwaliteit van de gepubliceerde

Page 23: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

15

jaarrekeninginformatie4 een invloed hadden op de financiële structuur. Een onderneming die

meer informatie publiek beschikbaar stelde, die de jaarrekening (vrijwillig) neerlegde volgens

het volledig model, had gemakkelijker toegang tot vreemd vermogen. Dit verband was nog

sterker aanwezig voor geauditeerde jaarrekeningen. Bovendien vonden de onderzoekers dat

ondernemingen die meer uitgebreide informatie publiceerden en informatie van hogere

kwaliteit verschaften, een lagere interestkost betaalden. Ze suggereerden dan ook dat

Belgische kmo’s de kosten van externe financiering aanzienlijk konden reduceren door meer

en kwaliteitsvolle (i.e. geauditeerde) financiële informatie te publiceren. Soortgelijke

bevindingen bij Sarens et al. (2012). Voornamelijk de vrijwillige gebruikers waren van

mening dat een externe financiële audit de toegang tot leningen vereenvoudigde (gemiddelde

score 3,91 op een vijfpunt-Likertschaal) en het verkrijgen van een lagere interestkost bij

banken vergemakkelijkte (3,17). Ook Blackwell, Noland & Winters (1998) vonden bij

Amerikaanse kmo’s dat de interestkosten significant lager lagen bij geauditeerde

ondernemingen. De interestkost bij een subgroep van 70 bedrijven, gegroepeerd naar grootte,

die er vrijwillig voor kozen een externe financiële audit te laten uitvoeren, lag gemiddeld 25

basispunten5 (i.e. 0,25 %) lager dan bij niet-geauditeerde kmo’s. Deze bedrijven betaalden dus

een aanzienlijk lagere kapitaalkost. Naast bovenstaande bewijzen voor het verband tussen de

aanwezigheid van een auditor en een lagere gemiddelde interestkost, zijn er ook studies die

geen effect zien (e.g. Kim, Simunic, Stein & Yi, 2011; Willekens, 2008). Over het verband

tussen audit(kwaliteit) en de kapitaalkost van een onderneming, bestaat er in de internationale

literatuur duidelijk geen overeenstemming.

Het onderzoek van Lennox & Pittman (2011) ten slotte, bij Britse kmo’s, brengt interessante

vaststellingen aan het licht met betrekking tot de signaalfunctie van een externe financiële

audit. Het al dan niet uitvoeren van een externe audit stuurde belangrijke signalen uit naar

kredietverstrekkers. Ondernemingen die afzagen van een externe financiële audit stuurden een

negatief signaal uit, waardoor de credit rating daalde. Het tegenovergestelde was van

toepassing voor ondernemingen die er (vrijwillig) voor kozen de jaarrekening te laten

controleren door een externe auditor. Het aanstellen van een auditor wees er ook op dat de

4 De hoeveelheid aan informatie is gemeten door een vergelijking te maken tussen ondernemingen die

rapporteren volgens het volledig jaarrekeningschema en ondernemingen die rapporteren volgens het verkort

jaarrekeningschema, dus met beperkte informatie. De kwaliteit van de informatie is gemeten door een

onderscheid te maken tussen geauditeerde en niet-geauditeerde jaarrekeningen (Van Caneghem & Van

Campenhout, 2012). 5 Een basispunt is één honderdste procentpunt (= 0,01 %).

Page 24: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

16

onderneming een laag risicoprofiel had. Dit benadrukt mijns inziens het belang van de externe

financiële audit, omdat kredietverstrekker meer geneigd zullen zijn leningen te verstrekken en

een lage rente toe te staan aan ondernemingen met een hoge kredietscore en een laag

risicoprofiel. Op basis van bovenstaande bevindingen, luidt de tweede hypothese:

H2: Credibiliteit van de externe audit naar derden is een positieve predictor van de

toegevoegde waarde.

3.1.3 Effect op ondernemingscontinuïteit

Ondernemingen die de jaarrekening laten controleren door een externe auditor hebben een

lager faillisementsrisico. Tot die bevinding kwam Willekens (2008). Kleine, niet-

beursgenoteerde ondernemingen zijn financieel gezonder en hebben een grotere

overlevingskans, als ze een externe auditor aanstellen voor de wettelijke controleopdracht.

Betrouwbare financiële informatie laat een betere opsporing van ondernemingen in

moeilijkheden toe.

3.2 Adviserende functie

De externe auditor heeft een adviserende rol naar het management van de organisatie. Dit kan

gaan om het verstrekken van informatie als onderdeel van een externe financiële audit (geen

aparte opdracht en facturatie) of als een bijkomende dienstverlening (consultancy opdracht),

dus adviesverlening apart van de externe audit van de jaarrekening (Sarens et al., 2012).

Voor de controle van de jaarrekening verricht de externe auditor een analyse van het intern

risicobeheersings- en controlesysteem en de administratieve en boekhoudkundige organisatie.

Een risicobeheersings- en controlesysteem geeft inzicht in de mate waarin de operationele en

financiële doelstellingen gerealiseerd worden, de financiële overzichten betrouwbaar zijn en

de van toepassing zijnde regelgeving wordt nageleefd. Door deze analyse kan de externe

auditor bruikbaar advies geven om het intern risicobeheersings- en controlesysteem te

verbeteren. Het aanstellen van een externe auditor verbetert dus de kwaliteit van de interne

controles (Sarens et al., 2012; Verbruggen et al., 2011b). Door hun ruime kennis op het vlak

van fiscaliteit, waardering, herstructurering en reorganisatie, enz. is het inzetten van een

externe auditor een meerwaarde (Sarens et al., 2012).

Page 25: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

17

3.2.1 Bevindingen uit de non-profitsector

Verbruggen et al. (2011b) stelden vast dat (1) 73,87 % van de respondenten de management

letter een belangrijk werkinstrument vonden (gemiddelde score 3,94 op een vijfpunt-

Likertschaal) en (2) 72,65 % van de respondenten veel belang hechtten aan bruikbare

suggesties (3,98). (3) 17,49 % van de respondenten was ontevreden over het gegeven advies

in de vorm van een management letter (3,74) en (4) 12 % van de respondenten was van

mening dat de externe auditor onvoldoende aanbevelingen deed die een toegevoegde waarde

waren voor de organisatie (3,78). (5) Een voorname reden voor het switchen van auditor bleek

een gebrek aan nuttige informatie in de vorm van een management letter te zijn (3,29). De

onderzoekers suggereerden dan ook dat de externe auditor hier meer aandacht aan moest

geven. Tot slot, (6) in een open vraag vermelden 24 respondenten dat het aanreiken van

boekhoudkundig advies een meerwaarde is van een externe financiële audit.

3.2.2 Bevindingen uit de for-profitsector

Uit de studie van Sarens et al. (2012) bleek dat het verstrekken van praktisch advies

(waaronder fiscale optimalisatie, verbetering van het interne controlesysteem, interpretatie

van de jaarrekening), als onderdeel van de externe financiële audit, vaak werd gezien als een

meerwaarde. Deze dienstverlening kwam bij 55 % van de respondenten voor. Een minderheid

van de respondenten (18 %) deed beroep op een externe auditor in het kader van consultancy

opdrachten, waaronder advies bij herstructureringen en reorganisaties, waarderingsproblemen,

fiscaal advies, enz. Algemeen genomen waren de respondenten zeer tevreden over deze

dienstverlening. De onderzoekers vonden ook dat bruikbare suggesties voor het management

een toegevoegde waarde waren van de externe financiële audit. De respondenten gaven dit

item een gemiddelde score van 4,21 op een vijfpunt-Likertschaal. Hetzelfde werd gevonden in

het onderzoek van Breesch et al. (2012). Het geven van nuttig advies over de activiteiten van

de onderneming was één van de belangrijkste onderliggende drivers voor de vrijwillige

aanstelling van een externe auditor (30 %).

De management letter speelt een belangrijke rol in de algemene tevredenheid van de auditee.

Joy (2010) deed onderzoek naar de tevredenheid van de auditee over de verschillende

onderscheidende aspecten van de dienstverlening van het auditkantoor dat de laatste controle

Page 26: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

18

had uitgevoerd. Het auditkantoor met de beste algemene tevredenheidsscore was gemakkelijk

toegankelijk, goed georganiseerd en responsief op de noden van de auditee. Hoge scores ook

voor kantoren met een goede communicatie en een management letter met nuttige informatie.

Op basis van deze bevindingen wordt de derde hypothese geformuleerd:

H3: Het geven van bruikbaar advies is een positieve predictor van de toegevoegde waarde.

3.3 Auditor competentie

Met auditor competentie wordt hier bedoeld dat de auditoren met voldoende kennis van

zaken, zowel wat betreft de sector van de klant, specifieke klantkennis, als de technieken

nodig om de audit uit te voeren (vakkennis), in staat zijn onafhankelijk te handelen, volgens

algemeen aanvaarde sociale en ethische normen. Lee & Stone (1995) definieerden het begrip

“auditor competentie” als: “(…) a state of expertise sufficient to achieve explicit audit

objectives (…) based on education, training and experience.” (pp. 1171-1172). Ervaring

draagt bij aan de auditor competentie (Lee & Stone, 1995). Ervaren auditoren voeren

audittaken beter uit, hebben veel meer vakkennis en zijn bekwamer in het zelfstandig

uitvoeren van de auditopdracht. De kennis die de auditor heeft over de specifieke klant en de

sector waarin de klant actief is, alsook de technische vaardigheden van de auditor bepalen in

sterke mate de uiteindelijke kwaliteit van de uitgevoerde auditopdracht (Bonner & Lewis,

1990). Auditor competentie is de belangrijkste factor in de keuze van een externe auditor

(Addams & Allred, 2002).

3.3.1 Kennis

3.3.1.1 Bevindingen uit de non-profitsector

Gevraagd naar de motieven aangaande de auditorkeuze haalden de Belgische non-

profitrespondenten in het onderzoek van Verbruggen et al. (2011b) het belang aan van

technische- en sectorexpertise. Competentie (gemiddelde score 4,61 op een vijfpunt-

Likertschaal), nauwgezetheid (4,56) en sectorkennis (4,19) waren factoren die een prominente

rol speelden bij de auditorkeuze. Dezelfde auditorkenmerken waren belangrijk in het kader

van de tevredenheid van de geauditeerde verenigingen en stichtingen. De respondenten waren

bijzonder tevreden over de competentie (4,54) en de nauwgezetheid (4,50) van de externe

Page 27: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

19

auditor. Sectorkennis (4,25) scoorde wat minder goed, maar was een ook iets minder

belangrijk keuzecriterium. Gekeken naar de determinanten die belangrijk waren in de

beslissing om van auditkantoor te veranderen, bleek vooral een gebrek aan klantgerichtheid,

maar ook een gebrekkige sectorkennis, onvoldoende competentie en nauwgezetheid als

belangrijkste motieven naar voren te komen. De conclusies die uit het onderzoek

voortvloeien, zijn dat competentie, nauwgezetheid en sectorkennis belangrijke

aandachtspunten zijn voor een hogere klanttevredenheid en dus een toegevoegde waarde voor

de auditklant. De studie van Reheul et al. (2011) onderzocht de determinanten van

auditkantoorkeuze bij Belgische non-profitorganisaties. Kiezen ze voor een

sectorgespecialiseerd auditkantoor of een niet-sectorgespecialiseerd auditkantoor? De

belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn dat (1) non-profitorganisaties die belang

hechten aan sectorkennis voor een sectorgespecialiseerd auditkantoor kiezen, (2) non-

profitorganisaties weten welke externe auditoren sectorspecialisten zijn en welke niet, (3)

sectorspecialisten moeten investeren in sector-specifieke trainingen.

De uitgebreide kennis dat een sectorgespecialiseerd auditkantoor heeft over de professionele

omgeving van de klant en de problemen en uitdagingen waarmee de auditklant

geconfronteerd wordt, de specifieke sectorale boekhoudregels en de potentiële

misbruiksituaties, zijn een voordeel omdat ze de informatieasymmetrie tussen de organisatie

en de gebruikers van de jaarrekening reduceren. Daarom zullen organisaties met meer agency-

problemen eerder een sectorgespecialiseerd auditkantoor kiezen (Reheul et al., 2011). De aard

en de context van de non-profitsector verschilt op heel wat vlakken van deze van de for-

profitsector (Christiaens & Vanhee, 2011). Het is dan ook begrijpelijk dat non-profitklanten

de voorkeur geven aan een auditor die hun bedrijfssector begrijpt en zich wil verdiepen in hun

specifieke domein.

3.3.1.2 Bevindingen uit de for-profitsector

Stanny, Anderson & Nowak (2000) voerden een studie uit bij de klanten van een Amerikaans

auditkantoor. De persoonlijke integriteit van de externe auditor en zijn technische kennis en

sectorkennis, bleken de belangrijkste factoren te zijn in de keuze van een externe auditor

(respectievelijk een score van 4,70 en 4,40 op een vijfpunt-Likertschaal). Ook wat betreft het

behoud van de samenwerking met het huidige auditkantoor, stond technische kennis en

sectorkennis in de top vijf van de belangrijkste retentiefactoren (4,26). Het survey-onderzoek

Page 28: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

20

van Addams & Allred (2002) naar de factoren die een rol spelen bij de auditorkeuze, bij

private ondernemingen in de Verenigde Staten, sluit hierbij aan. De onderzoekers

concludeerden ook dat een gebrekkige klantkennis als één van de belangrijkste factoren geldt

in de beslissing om van auditkantoor te veranderen. Ook Beattie & Fearnley (1995)

rapporteerden in hun studie naar het belang van de kenmerken van een auditkantoor in de

auditorkeuze, gebaseerd op de antwoorden van 210 beursgenoteerde Britse bedrijven

(responsgraad 70 %), dat technische bekwaamheid van het auditkantoor en een goede kennis

van de sector de meest belangrijke keuzecriteria waren.

Een belangrijke studie naar de relatie tussen kennis en klanttevredenheid is het

perceptieonderzoek van Behn et al. (1997), bij Amerikaanse ondernemingen. Ze vonden een

sterke positieve relatie tussen klanttevredenheid en de mate waarin de auditor in een industrie

was gespecialiseerd. Ook tussen technische competentie en klanttevredenheid vonden de

onderzoekers een positieve associatie. Klanttevredenheid kan veel informatie geven over de

toegevoegde waarde van de externe audit. Om de klanttevredenheid te verbeteren, moet de

externe auditor zich verdiepen in de specifieke kenmerken van de sector (Behn et al., 1997).

Het onderzoek van Joy (2010) richtte zich naar de tevredenheid van de auditklant over de

onderscheidende kenmerken van de auditdienstverlening. Verschillende auditkantoren werden

beoordeeld. Ervaring, continuïteit in kennis, technische expertise en kennis van de industrie

van de klant dragen in belangrijke mate bij tot de klanttevredenheid. Door inzicht te

verwerven in de activiteiten van de auditklant en de sector waarin de onderneming actief is

echt te begrijpen, zal de externe auditor waarde toevoegen aan de audit. Door dus telkens

nieuwe inzichten te verkrijgen, zal de auditor steeds meer waarde toevoegen aan de audit.

3.3.2 Onafhankelijkheid en integriteit

Auditor onafhankelijkheid is een noodzakelijk element voor een geslaagde audit en wordt

door Lee & Stone (1995) gedefinieerd als: “(…) a state of mind in which the auditor conducts

the audit with integrity and honesty.” (p. 1173). Meer nog, “(…) the auditor's decision to be

dependent or independent can be made only if he is competent (…).” (p. 1171). Auditor

onafhankelijkheid is van cruciaal belang, omdat het een impact heeft op de kwaliteit van de

controleopdracht (Tepalagul & Lin, 2015). Een bekende omschrijving van “auditkwaliteit”,

waarin het aspect van auditor onafhankelijkheid sterk naar voren komt, werd gegeven door

DeAngelo (1981b):

Page 29: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

21

The quality of audit services is defined to be the market-assessed joint probability that

a given auditor will both (a) discover a breach in the client's accounting system, and

(b) report the breach. (…) The conditional probability of reporting a discovered breach

is a measure of an auditor's independence from a given client. (p. 186)

Auditkwaliteit is dus de voorwaardelijke kans dat een auditor, die fouten of inbreuken ontdekt

in het boekhoudsysteem van de auditklant, deze onregelmatigheden ook effectief zal melden.

Naarmate de economische band tussen de auditor en de geauditeerde klant groter wordt, zal

ook de afhankelijkheid van de auditor tegenover de auditklant vergroten. Als een externe

auditor niet onafhankelijk is, zal deze eventuele manipulaties in het boekhoudsysteem van de

auditklant niet rapporteren waardoor de informatieasymmetrie blijft bestaan, wat een

negatieve impact heeft op de auditkwaliteit (DeAngelo, 1981b). Binnen de context van de

externe audit wordt met audit onafhankelijkheid dus bedoeld, de mate waarin de externe

auditor in staat is onafhankelijk te handelen van de auditklant (i.e. het management van de

onderneming). Toch moeten we ook realistisch zijn. Een absolute onafhankelijkheid van de

auditklant is onmogelijk. Dit neemt niet weg dat de auditor al het mogelijke moet doen om de

onafhankelijkheid tussen auditor en auditee maximaal te maken. De Belgische wetgever helpt

de auditor daarbij en legt in het Wetboek van vennootschappen (art. 183ter, KB W. Venn.6)

een limitatieve lijst van niet-auditdiensten vast, die de onafhankelijkheidspositie van de

commissaris aantasten. De Belgische “wet corporate governance” van 2 augustus 20027 heeft

de deontologische regels in verband met de onafhankelijkheid van de commissaris strenger en

duidelijker gemaakt; en legt een aantal bepalingen op, waaronder de “cooling-off”-periode8 en

de ”one-to-one”-regel9. Ook het IBR neemt een duidelijk standpunt in over de

onafhankelijkheid van de commissaris belast met de wettelijke controleopdracht. De

commissaris moet zelf nagaan “(...) of er een financiële, zakelijke, werkrelatie of relatie van

6 Art. 183ter van het KB van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen. 7 Wet van 2 augustus 2002 houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook van de wet van 2

maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en

tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen, Belgisch Staatsblad, 22 augustus 2002, pp. 36555-

36565. 8 De “cooling-off”-periode behelst een wachttijd van twee jaar die de commissaris na afloop van zijn mandaat

moet respecteren, voordat hij een functie kan aanvaarden in een onderneming die voordien aan zijn controle was

onderworpen. 9 De “one-to-one”-regel beperkt de niet-auditdiensten die wel verenigbaar zijn met de commissarisfunctie. Deze

bepaling stelt dat de honoraria voor niet-auditdiensten niet hoger mogen zijn dan voor auditdiensten (i.e. de

wettelijke controleopdracht).

Page 30: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

22

enige andere aard bestaat tussen hemzelf, het bedrijfsrevisorenkantoor of het netwerk en de

gecontroleerde entiteit die vatbaar is voor een inbreuk op de onafhankelijkheid.” (IBR, 2007,

p. 3). Indien zijn onafhankelijkheid in het gedrang kan komen door “(...) risico’s zoals

zelfcontrole, eigenbelang, belangenbehartiging, te grote familiariteit, te verregaand

vertrouwen, of intimidatie (...)” (IBR, 2007, p. 4) dan “(...) zal hij er over waken dat er

veiligheidsmaatregelen worden toegepast om deze risico’s te beperken.” (IBR, 2007, p. 3).

Als de door de auditor ingestelde veiligheidsmaatregelen niet volstaan, “(...) mag de

bedrijfsrevisor (...) de wettelijke controle niet uitvoeren.” (IBR, 2007, p. 3).

3.3.2.1 Bevindingen uit de non-profitsector

Aspecten die verband houden met de deontologische verplichtingen en het ethisch handelen

van de externe auditor worden als erg belangrijk ervaren door de respondenten in het

onderzoek van Verbruggen et al. (2011b). Onafhankelijkheid, integriteit en objectiviteit zijn

bijzonder belangrijke criteria die de keuze voor een externe auditor bepalen.

3.3.2.2 Bevindingen uit de for-profitsector

Een externe auditor moet de principes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid respecteren.

Ze vormen de toegevoegde waarde van de externe auditor. Om te vermijden dat de auditor

zijn toegevoegde waarde verliest, zal hij zijn positie als onafhankelijke scheidsrechter moeten

verzekeren (Sarens et al., 2012). De resultaten uit het non-profitonderzoek van Verbruggen et

al. (2011b) sluiten aan bij eerder for-profitonderzoek van Stanny et al. (2000). De

persoonlijke integriteit van de externe auditor bleek het meest belangrijke criterium te zijn in

de keuze voor een externe auditor. Behn et al. (1997) vonden dat elementen gerelateerd met

beroepsethiek, zoals auditor onafhankelijk en het naleven van ethische normen, allemaal

positief geassocieerd waren met klanttevredenheid. Elementen die een hogere

klanttevredenheid gaven, hielden een toegevoegde waarde in voor de auditklant. Een recent

onderzoek van Tepalagul & Lin (2015) geeft een overzicht van het wetenschappelijk

onderzoek met betrekking tot auditor onafhankelijkheid en auditkwaliteit. Op basis van

gepubliceerde artikelen in de periode 1976-2013 in negen toonaangevende tijdschriften met

betrekking tot auditing, identificeerden de onderzoekers vier belangrijke bedreigingen voor de

onafhankelijkheid van de externe auditor, namelijk: (1) het belang van de auditklant voor de

Page 31: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

23

externe auditor (portfoliogewicht), (2) niet-auditdiensten, (3) de lengte van het auditmandaat

en (4) de auditor-klantrelatie. De vierde hypothese luidt als volgt:

H4: Auditor competentie is een positieve predictor van de toegevoegde waarde.

3.4 Klantoriëntatie

3.4.1 Bevindingen uit de non-profitsector

Tal van non-profitstudies (e.g. Gryspeerdt & Schoonjans, 2009; Verbruggen et al., 2011b)

verwijzen naar het belang van klantgerichtheid in relatie tot klanttevredenheid. Door de focus

te leggen op de noden van de klant groeit de klanttevredenheid, want Gryspeerdt &

Schoonjans (2009) vonden bij Belgische non-profitrespondenten, dat een gebrek aan

klantgerichtheid, waaronder een gebrekkige professionele relatie en een gebrek aan

persoonlijke betrokkenheid met de auditklant, één van de belangrijkste drijfveren is om van

auditor te veranderen. Ook in het onderzoek van Verbruggen et al. (2011b) kwam het belang

van klantoriëntatie in relatie tot klanttevredenheid sterk naar voren. Een eenvoudige

bereikbaarheid (gemiddelde score 4,36 op een vijfpunt-Likertschaal) en een oprechte interesse

in de belangen van de organisatie (4,31), waren audit(or) kenmerken waarover de

respondenten bijzonder tevreden waren. Met betrekking tot de motieven die de auditorkeuze

bepaalden, waren het op tijd afleveren van auditrapporten (4,47), een stabiel auditteam (4,29)

en een eenvoudige bereikbaarheid (4,29) de belangrijkste. Net als Gryspeerdt & Schoonjans

(2009) vonden ook Verbruggen et al. (2011b) dat een gebrek aan klantgerichtheid één van de

belangrijkste redenen was om de samenwerking met een extern auditkantoor stop te zetten.

Vooral desinteresse om zich te verdiepen in de organisatie van de auditklant (4,20), de klant

niet actief betrekken bij het auditproces (3,89) en een moeilijke bereikbaarheid (3,70)

kwamen als belangrijkste motieven naar voren. Verbruggen et al. (2011b) concludeerden dan

ook dat een meer klantgerichte aanpak en het actief betrekken van de klant bij het auditproces,

de tevredenheid van de auditklant sterk verhoogden.

3.4.2 Bevindingen uit de for-profitsector

Ook in de for-profitliteratuur (e.g. Behn et al., 1997; Joy, 2010; Sands & McPhail, 2003;

Stanny et al., 2000) vinden we de relatie tussen klantgerichtheid en klanttevredenheid terug.

Page 32: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

24

Behn et al. (1997) toonden de relevantie aan van een goede auditor-klantrelatie. Een goede

communicatie en persoonlijke interactie tussen auditor en auditklant droegen in belangrijke

mate bij tot de klanttevredenheid. De onderzoekers deden ook enkele suggesties om de

klanttevredenheid te verhogen. Een proactieve en persoonlijke klantbenadering geeft

vertrouwen bij de auditklant en zorgt ervoor dat de kwaliteit van de auditdienstverlening zal

toenemen. Hetzelfde geldt voor continuïteit en stabiliteit in de samenstelling van het

auditteam. Stanny et al. (2000) en Sands & McPhail (2003) stelden dat klantoriëntatie en de

auditor-klantrelatie belangrijke keuzecriteria waren bij het aanstellen van een externe auditor.

Responsief zijn voor de noden van de auditklant, een gemakkelijk toegankelijk auditteam en

een goede communicatie tussen auditor en auditee bevorderen de klanttevredenheid (Joy,

2010). Gebaseerd op bovenstaande bevindingen is de vijfde hypothese geformuleerd:

H5: Klantoriëntatie is een positieve predictor van de toegevoegde waarde.

3.5 Niet-auditdiensten

Een auditkantoor kan, naast de auditdiensten (controleopdracht), ook een aantal andere

diensten aanbieden, de zogenoemde niet-auditdiensten. Het aanbieden van deze diensten is

veelvuldig onderzocht in de wetenschappelijke literatuur. Auditors hebben een financiële

stimulans om niet-auditdiensten aan te bieden aan hun auditklanten, omdat deze

dienstverlening meer rendabel is (Tepalagul & Lin, 2015). Uit het onderzoek van DeAngelo

(1981a) blijkt dat een toenemende economische band tussen de externe auditor en de

auditklant, de auditor onafhankelijkheid in het gedrang kan brengen. Want, als de niet-

auditvergoedingen een zeer groot deel uitmaken van de totale honoraria betaald aan de

externe auditor, kan aangenomen worden dat de economische afhankelijkheid van de externe

auditor tegenover de auditklant zal vergroten (Ashbaugh, LaFond & Mayhew, 2003;

Tepalagul & Lin, 2015). Het auditkantoor wil immers deze inkomsten niet verliezen. Om die

reden legt de Belgische wetgever (art. 183ter, KB W. Venn.) zoals eerder aangehaald (cf.

supra, Onafhankelijkheid en integriteit) een limitatieve lijst van niet-auditdiensten10 vast die

onverenigbaar zijn met het mandaat van de commissaris en beperkt de “one-to-one”-regel (cf.

10 Feitelijk gaat het om de volgende onverenigbare prestaties: beslissingen nemen in de gecontroleerde

vennootschap, bijstand verlenen/deelnemen aan het opmaken van de boekhouding of jaarrekening, prestaties

omtrent financiële informatiesystemen, waardering van de jaarrekening, interne adviesverlening, verrichtingen

omtrent geschillen, deelnemen aan het recruteren van leidinggevenden.

Page 33: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

25

supra, Onafhankelijkheid en integriteit) de niet-auditdiensten die wel verenigbaar zijn met de

commissarisfunctie.

3.5.1 Bevindingen uit de non-profitsector

Bij de keuze van een auditkantoor is het voor Belgische non-profitorganisaties geen

meerwaarde indien ze bij het auditkantoor ook terecht kunnen voor niet-auditdiensten (Reheul

et al., 2011). Deze bevinding kwam ook terug in het onderzoek van Verbruggen et al.

(2011b). De Belgische non-profitrespondenten vonden deze dienstverlening weinig

belangrijk. Een mogelijke verklaring hiervoor is de perceptie dat deze prestaties de

onafhankelijkheid van de commissaris in het gedrang brengen. Verbruggen et al. (2011b)

deden ook onderzoeken naar de mate waarin verenigingen en stichtingen van deze

dienstverlening gebruik maakten. De meest voorkomende niet-auditdiensten waren fiscale

dienstverlening (belastingen, btw) (i.e. 7,32 %), boekhoudkundig advies (i.e. 6,97 %) en

sociaal-juridische dienstverlening (sociaal recht, vrijwilligersstatuut) (i.e. 4,88 %). Financieel

fraudeonderzoek (i.e. 0,35 %), dienstverlening op gebied van budgettering en planning (i.e.

1,39 %) en HR-dienstverlening (i.e. 2,44 %) kwamen zelden voor (Verbruggen et al., 2011b).

3.5.2 Bevindingen uit de for-profitsector

Of het samen aanbieden van audit- en niet-auditdiensten door dezelfde auditor leidt tot

verminderde auditor onafhankelijkheid, daarover bestaat in de for-profitliteratuur geen

eensgezindheid. Ashbaugh et al. (2003) en Svanström (2013) vonden hiervoor geen bewijs,

Svanström & Sundgren (2012) wel. Ook Sarens et al. (2012) vonden evidentie dat gebruikers

van de jaarrekening dit zo ervaarden. Svanström & Sundgren (2012) deden onderzoek in

Zweden naar de keuze van ondernemingen om gebruik te maken van de niet-auditdiensten

van de huidige auditor of een ander auditkantoor. Hieruit bleek dat ongeveer 79 % van de

kmo’s in de steekproef, die gebruik maakten van niet-auditdiensten, dit deden via de huidige

auditor en dat ze deze vorm van dienstverlening als zeer nuttig beschouwden. Kennis-

spillovers verlaagden immers de auditkosten en een grotere kennis over de klant versterkte de

band tussen de externe auditor en de auditklant, waardoor de auditor in staat was beter advies

te verlenen. Ook Svanström (2013) vond dat het samen aanbieden van audit- en niet-

auditdiensten door dezelfde auditor leidde tot kennis-spillovers. Grote ondernemingen, waar

traditioneel meer agency-problemen aanwezig zijn, deden voor niet-auditdiensten eerder

Page 34: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

26

beroep op een consultant of een ander auditkantoor. Het tegenovergestelde was waar voor

kleine ondernemingen. Ze deden voor niet-auditdiensten eerder beroep op de huidige auditor

(Sarens et al., 2012). De duur van de auditor-klantrelatie bleek positief gerelateerd aan het

aankopen van niet-auditdiensten bij de huidige auditor (Svanström & Sundgren, 2012). Op

basis van bovenstaande bevindingen, luidt de zesde hypothese:

H6: De bijkomende dienstverlening van de externe auditor is een positieve predictor van de

toegevoegde waarde.

4 Woonzorgcentra in Vlaanderen

Dit deel legt de focus op de ouderenzorgsector in Vlaanderen, in het bijzonder de

economische en wettelijke context waarin de woonzorgcentra (vroeger rusthuizen) actief zijn.

Met de zesde staatshervorming zijn heel wat bevoegdheden van de federale overheid naar de

deelstaten (gewesten en gemeenschappen) verschoven. Sinds 1 juli 2014 is het

ouderenzorgbeleid in Vlaanderen, waaronder de erkenning van de woonzorgcentra, een

bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap (VAZG). De woonzorgcentra (met of zonder

erkenning als RVT) maken deel uit van de residentiële ouderenzorg, waar ook de

dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf, assistentiewoningen (vroeger serviceflats),

centra voor herstelverblijf en dagcentra voor palliatieve verzorging, onderdeel van zijn.

Volgens cijfers van het VAZG waren er op 1 november 2016, 792 erkende

woonzorgvoorzieningen in het Vlaams Gewest (Tabel 1). Goed voor een totale erkende

capaciteit van 76.854 woongelegenheden (eenheden) in woonzorgcentra. Op basis van de

demografische kenmerken van de bevolking voorziet het VAZG een stijging in de

programmatie van het aantal woongelegenheden met ruim 30 % naar 100.281, over een

periode van vijf jaar. De vergrijzingsproblematiek, waarbij het aantal bejaarden en

hoogbejaarden sterk toeneemt, maakt dus dat deze sector, zelfs al op korte termijn,

substantieel zal groeien. Dit onderstreept het economische belang ervan.

Page 35: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

27

Tabel 1. Verdeling van het aantal erkende woonzorgcentra in het Vlaams Gewest

(exclusief BHG) per provincie op 1/11/2016

Provincie Aantal erkende woonzorgcentra %

Antwerpen 206 26,0

Limburg 94 11,9

Oost-Vlaanderen 197 24,9

Vlaams-Brabant 133 16,8

West-Vlaanderen 162 20,4

Totaal 792 100

Bron: VAZG

De Vlaamse woonzorgcentra kennen drie verschillende juridische vormen: vzw’s, openbare

besturen (OCMW’s) en private for-profit spelers. Volgens cijfers van het VAZG, zijn in het

Vlaams Gewest de vzw-woonzorgcentra de grootste spelers (i.e. 55,9 %), gevolgd door de

OCMW-woonzorgcentra (i.e. 27,8 %) en ten slotte de commerciële woonzorgcentra (i.e. 16,3

%) (Tabel 2). Het overgrote deel van de woonzorgcentra in Vlaanderen zijn dus non-

profitorganisaties, alhoewel het aantal for-profit voorzieningen toeneemt.

Tabel 2. Verdeling van het aantal erkende woonzorgcentra in het Vlaams Gewest naar

beheersvorm op 1/11/2016

Beheersvorm Aantal erkende woonzorgcentra %

Vzw 443 55,9

OCMW 220 27,8

Private for-profit 129 16,3

Totaal 792 100

Bron: VAZG

Elke organisatie moet de boekhoud-, rapporterings- en auditbepalingen naleven volgens de

eigen beheersvorm, wat maakt dat er op dit vlak heel wat verschillen zijn tussen verenigingen

Page 36: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

28

en stichtingen, openbare besturen en vennootschappen. Omdat deze masterproef handelt over

de externe financiële audit, leg ik hierna uitsluitend de focus op de auditverplichtingen.

Verenigingen en stichtingen volgen de voorschriften van de vzw-wet. Op basis van de

groottecriteria onderscheidt de vzw-wet drie groepen, ingedeeld in kleine, grote en zeer grote

vzw’s, die elk aan andere verplichtingen op het vlak van audit moeten voldoen. Art. 17, § 5

van de vzw-wet bepaalt dat zeer grote vzw’s11 verplicht zijn een externe auditor, in de functie

van commissaris, aan te stellen voor de wettelijke controle van de jaarrekening. Zeer grote

vzw’s kunnen ook beroep doen op een externe auditor niet in de functie van commissaris,

voor een bepaalde opdracht; het betreft dan een contractuele opdracht. Kleine en grote vzw’s

zijn, tenzij statutair of sectoraal verplicht, niet verplicht een commissaris te benoemen. Wel

kan door de algemene vergadering beslist worden een commissaris op vrijwillige basis aan te

stellen. Een aantal vzw’s zijn altijd verplicht, ongeacht de grootte, een externe auditor aan te

stellen (e.g. ziekenhuizen) (Christiaens & Vanhee, 2011). Sinds 1 januari 2014 is bij lokale

besturen de beleids- en beheercyclus in voege. De OCMW-jaarrekening, die bestaat uit een

beleidsnota, een financiële nota, een samenvatting van de algemene rekeningen en een

toelichting, heeft een beleidsfunctie, een evaluatiefunctie en een financiële functie. Controle

van de jaarrekening is een taak die voorbehouden is voor het Agentschap voor Binnenlands

Bestuur. De verplichting om een commissaris aan te stellen is ook van toepassing voor

vennootschappen. Het Wetboek van vennootschappen stelt dat een commissaris belast wordt

met de jaarlijkse controle van de jaarrekening en de financiële toestand van de onderneming

(art. 142, W. Venn.) en op basis van zijn controle een commissarisverslag opmaakt ten

behoeve van de algemene vergadering (art. 143, W. Venn.). De verplichting om een

commissaris te benoemen is van toepassing voor grote ondernemingen12, voor kleine

beursgenoteerde ondernemingen en kleine niet-beursgenoteerde ondernemingen die deel

uitmaken van een groep en een geconsolideerde jaarrekening opmaken (art. 141, 2° W.

Venn.). Ondernemingen die niet wettelijk verplicht zijn, kunnen toch vrijwillig een

commissaris benoemen.

11 Een vereniging is zeer groot als ze gemiddeld meer dan 100 fte werknemers in dienst heeft op jaarbasis, of als

de vereniging op het einde van het boekjaar meer dan één van de volgende criteria overschrijdt: (1) gemiddeld

50 fte werknemers in dienst; (2) balanstotaal van €3.650.000; (3) netto-omzet (exclusief btw) van €7.300.000. 12 Een onderneming is “groot” als ze op de balansdatum meer dan één van de volgende criteria overschrijdt: (1)

gemiddeld 50 fte werknemers in dienst; (2) balanstotaal van €4.500.000; (3) netto-omzet (exclusief btw) van

€9.000.000.

Page 37: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

29

Deel II Empirisch onderzoek

5 Methodologie

In dit deel wordt de onderzoeksmethodologie uitgebreid besproken en toegelicht waarom

bepaalde keuzes gemaakt zijn. Er volgt een bespreking van de onderzoekspopulatie, de

opbouw van de vragenlijst en de dataverzameling. Ten slotte volgen er enkele ethische

overwegingen.

5.1 Onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestaat uit alle Vlaamse (inclusief het BHG) woonzorgcentra die, al

dan niet vrijwillig, minstens gedurende één jaar een beroep hebben gedaan op een externe

auditor voor het uitvoeren van de financiële audit. Een actueel overzicht van alle erkende

woonzorgcentra in Vlaanderen werd bekomen via het VAZG. Na een schriftelijke vraag

ontving ik op 9 september 2016 een Excel-bestand dat de e-mailadressen bevat van 795

woonzorgcentra in het Vlaams Gewest (inclusief het BHG). Het bestand, bijgewerkt tot op 1

september 2016, bevat naast de contactgegevens (waaronder het e-mailadres) van de

verschillende woonzorgcentra onder meer ook het type beheersinstantie (juridische vorm).

Van de 795 woonzorgcentra in de lijst hebben er 220 een openbare beheersvorm

(hoofdzakelijk OCMW-woonzorgcentra, i.e. 190) en 133 een particuliere beheersvorm

(waaronder woonzorgcentra met een bvba- of nv-beheersvorm). Ten slotte komen er 442 vzw-

woonzorgcentra op de lijst voor. Na het verwijderen van dubbele e-mailadressen (i.e. 69)

werden uiteindelijk 726 e-mailadressen weerhouden in het databestand. De uiteindelijke

onderzoekspopulatie bestaat dus uit 726 woonzorgcentra. Voorzieningen in het Franstalige

landsgedeelte zijn niet opgenomen, dit om verschillen in de interpretatie van vragen en

antwoorden te voorkomen. Nadeel is dat de resultaten niet generaliseerbaar zijn voor geheel

België.

5.2 Bespreking vragenlijst

Het meetinstrument dat voor dit onderzoek werd gebruikt, is een zelfrapportage vragenlijst.

De vragenlijst werd aangemaakt via de enquêtesoftware SurveyMonkey® in september 2016.

Page 38: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

30

Een online vragenlijst maakt het mogelijk de volledige onderzoekspopulatie te bevragen.

Vertekeningen door steekproefname worden zo vermeden, wat de generaliseerbaarheid van de

onderzoeksbevindingen ten goede komt (Verbruggen et al., 2011b). Volgens Polit & Beck

(2010) hebben andere belangrijke voordelen te maken met het antwoordgedrag van de

respondenten. Het anonieme karakter van een zelfrapportage vragenlijst vermijdt bias door

sociaal wenselijke antwoorden en interviewer bias. Een gestructureerde vragenlijst verhoogt

de betrouwbaarheid van het onderzoek. Naast voordelen zijn er ook nadelen verbonden aan

een zelfrapportage vragenlijst. Een belangrijk nadeel is die van de non‐respons. Ze leveren

doorgaans de laagste responsgraad op. Onvoldoende respons maakt het moeilijk om

conclusies te trekken over de doelpopulatie door non‐respons bias (Hager, Wilson, Pollak &

Rooney, 2003). Dit probleem hangt samen met de zelfselectie van respondenten.

Respondenten kunnen immers niet gedwongen worden om deel te nemen. Meer nog, als

respondenten het gevoel hebben verplicht te moeten meewerken, kan dit leiden tot vertekende

antwoorden (Polit & Beck, 2010).

Het opbouwen van de vragenlijst was een systematisch proces dat in verschillende stappen

verliep. In een laatste fase werd de vragenlijst geëvalueerd onder de vorm van een pretest. Dit

vooronderzoek is belangrijk om de validiteit en de betrouwbaarheid te verhogen. Drie

deskundigen met diverse achtergronden beoordeelden de vragenlijst: een beheerder, een

financieel directeur en een accountant met enkele jaren ervaring in financiële audit. De

testpersonen zijn allen werkzaam voor een woonzorgcentrum en dus representatief voor het

onderzoek. Er werd gevraagd de vragenlijst te beoordelen op: (1) tijdsduur voor het invullen;

(2) begrijpbaarheid en leesbaarheid; (3) structuur en logica; en (4) volledigheid van de vragen

en antwoordcategorieën. Het testpanel suggereerde onder meer het aantal

achtergrondkenmerken beperkt te houden om de invultijd te reduceren en geen open vragen

toe te voegen, teneinde het verwerken van de gegevens te vereenvoudigen. Ook werd

aangegeven de volgorde van de vragen aan te passen voor een logische opbouw van de

vragenlijst en bepaalde vragen neutraler te formuleren om de respondenten niet te

beïnvloeden. Naar aanleiding van deze feedback zijn enkele aanpassingen aangebracht aan de

uiteindelijke vragenlijst.

De gestructureerde vragenlijst is opgebouwd rond vijf delen. Elk deel gaat over een specifiek

thema: (1) begripsafbakening en inleidende vraag; (2) vragen met betrekking tot de externe

auditor; (3) vragen met betrekking tot de financiële audit; (4) vragen met betrekking tot de

Page 39: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

31

additionele dienstverlening en (5) algemene vragen. De inleidende pagina bevat, naast de

toestemmingsverklaring, een korte uitleg over het doel en de inhoud van de vragenlijst en

algemene invulinstructies. De tweede pagina van de vragenlijst bevat de begripsafbakening en

een inleidende vraag. De begripsafbakening heeft tot doel de centrale begrippen waarrond de

vragenlijst en het onderzoek zijn opgebouwd te definiëren, zodat alle respondenten de

concepten op dezelfde manier bekijken en de inhoud voor iedereen duidelijk en

ontegensprekelijk is. De inleidende vraag gaat na of er al dan niet een financiële audit wordt

uitgevoerd door een externe auditor. Indien niet, worden de respondenten afgeleid naar de

diskwalificatiepagina. Om de invultijd beperkt te houden zijn maar vijf algemene vragen

opgenomen: leeftijd, geslacht en functie van de respondent, aangevuld met enkele kenmerken

van de zorginstelling (beheersvorm van de zorginstelling en aantal erkende

woongelegenheden). Deze variabelen hebben een louter beschrijvende functie. Elk onderdeel

start met een kort voorwoord en specifieke invulinstructies om het invullen te

vereenvoudigen. Voor een duidelijke structuur en samenhang start elk deel op een nieuwe

pagina. De vragenlijst bestaat voor het overgrote deel uit gesloten vragen. Hiervoor is

gekozen omdat gesloten vragen gemakkelijker te analyseren zijn en om de vergelijkbaarheid

van de resultaten te verzekeren. Naast dichotome vragen komen ook schaalvragen en

meerkeuzevragen voor, waaronder multiple-responsvragen. De schaalvragen bevatten

stellingen die de respondenten kunnen beantwoorden door middel van een vijfpunt-

Likertschaal, met verbale labels om de interpreteerbaarheid te verhogen, gaande van

“helemaal mee oneens” tot “helemaal mee eens” en een “neutraal” middelpunt. Volgens Polit

& Beck (2010) maakt een Likertschaal het mogelijk om moeilijk te kwantificeren gegevens te

bevragen en een nuancering in de perceptie te bekomen. De vijfpunt-Likertschaal is de meest

voorkomende antwoordschaal. Deze schaal heeft, in vergelijking met een zevenpunt-

Likertschaal, als voordeel dat respondenten minder geneigd zijn om uitersten in te vullen en is

voor respondenten eenvoudiger te begrijpen (Polit & Beck, 2010). Voor een logische opbouw

van de vragenlijst werd rekening gehouden met de volgorde van de vragen. Om de

responsgraad te verhogen heb ik ervoor gekozen de meest belangrijke vragen aan het begin

van de vragenlijst te plaatsen. De socio-demografische vragen hebben een louter descriptieve

functie en komen daarom aan het einde van de vragenlijst voor. Het risico bestaat immers dat

de respondenten naarmate de vragenlijst vordert de interesse verliezen en dan alsnog afhaken.

De inhoud en de opmaak van een vragenlijst zijn belangrijk om de responsgraad te verhogen

(Dillman, 2000). Een hoge respons is van groot belang voor een representatief beeld (Hager et

al., 2003). Daarom is ook met de volgende, door Dillman (2000) geformuleerde,

Page 40: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

32

responsverhogende maatregelen rekening gehouden: (1) de vragenlijst is zo kort mogelijk

gehouden door alleen relevante vragen te stellen; (2) er zijn geen open vragen opgenomen; (3)

de vragen zijn duidelijk geformuleerd en eenvoudig te beantwoorden; (4) er wordt eenvoudig

doorverwezen als respondenten bepaalde vragen moeten overslaan; (5) invulinstructies zijn

voorzien; (6) de lay-out is sober, overzichtelijk en zakelijk; (7) het belang van het onderzoek

voor de respondenten is aangegeven; (8) een voortgangsbalk is toegevoegd; en (9) aan de

respondenten wordt de mogelijkheid geboden een samenvatting van de

onderzoeksbevindingen te bekomen (vier respondenten geven aan een samenvatting te willen

ontvangen). Respondenten kunnen de vragenlijst eenmalig invullen zodat ook hierdoor geen

vertekening van de resultaten mogelijk is. De vragenlijst is terug te vinden als Bijlage 1.

5.3 Dataverzameling en respons

Gezien de grootte van de onderzoekspopulatie werden de respondenten gerekruteerd door

middel van een e-mail. De dataverzameling nam ongeveer vier weken in beslag en vond

plaats in oktober en november 2016. Op 8 oktober 2016 werden de 726 woonzorgcentra via e-

mail gecontacteerd met de vraag om deel te nemen aan het onderzoek. De e-mails werden

voornamelijk verzonden naar de algemene e-mailadressen van de woonzorgcentra, maar

gericht aan de directieleden en bestuurders. De rekruteringsmail vermelde dat de

geadresseerde, zo nodig, de vragenlijst kon doorsturen naar een andere persoon in de

organisatie die beter op de hoogte is van de financiële audit en bevatte een rechtstreekse link

naar de online vragenlijst. Omdat een hoge respons belangrijk is, werd veel aandacht besteed

aan een goede introductie. De e-mail bevatte een wervende onderwerpregel en het

onderzoeksopzet, alsook het belang ervan voor de respondent, werd kort omschreven. De

inhoud had een academisch karakter om de ernst van het onderzoek te benadrukken. Er werd

vermeld hoeveel tijd het invullen van de vragenlijst in beslag zou nemen. Vanuit de pretest

was duidelijk dat dit maximaal 10 minuten zou duren. Ten slotte werd de anonimiteit van de

respondent benadrukt. Van de 726 woonzorgcentra vielen er 27 af omwille van een onjuist of

verouderd e-mailadres. De initiële e-mail leverde 67 antwoorden op binnen de eerste twee

weken, waarvan 28 bruikbare (i.e. 4,0 %). Wegens deze lage respons werd op 20 oktober

2016 een eerste herinneringsmail verzonden. Deze e-mail was bedoeld als een vriendelijke

herinnering, maar doet een sterker beroep op de respondent, volgens Dillman (2000) is dit

cruciaal om de respons te verhogen. Deze herinneringsmail leverde 48 bijkomende

antwoorden op, waarvan 19 bruikbare (i.e. 2,8 %). Omdat nog geen enkel privé-

Page 41: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

33

woonzorgcentrum de vragenlijst had ingevuld, werd ook telefonisch contact genomen met de

vraag alsnog deel te nemen aan het onderzoek. Dit initiatief leverde nagenoeg geen enkel

resultaat op (cf. infra, Profiel van de respondenten). Volgens Kervin (1992) en Kittleson

(1997) zijn twee herinneringen de meest effectieve manier om de responsgraad te verhogen.

Daarom werd op 2 november 2016 een tweede herinneringsmail verzonden. Deze e-mail

kreeg een nieuw onderwerp en de inhoud leek wel op de initiële, maar dan krachtiger

geformuleerd. Deze tweede herinnering leverde 37 bijkomende antwoorden op, waarvan 14

antwoorden bruikbaar zijn (i.e. 2,0 %) (Tabel 3). De bevraging werd afgesloten op 9

november 2016, vier weken na de eerste rekruteringsmail. In lijn met de voorspelling van

Kittleson (1997) zien we dat het aantal respondenten na de herinneringen meer dan verdubbelt

(i.e. 117,8 %). De rekruteringsmails zijn terug te vinden in de bijlagen (Bijlage 2, 3 en 4).

Tabel 3. Effect van de rekruteringsmails op de bruikbare respons

Rekruteringsmail Bruikbaar %

Initiële e-mail 28 4,0

1ste herinneringsmail 19 2,8

2de herinneringsmail 14 2,0

Totaal 61 8,8

De online bevraging leverde 152 reacties op (Tabel 4). 23 respondenten hadden de vragenlijst

bekeken maar niet ingevuld (i.e. 3,3 %) en 19 respondenten hadden de vragenlijst niet

volledig ingevuld (i.e. 2,7 %). 49 respondenten (i.e. 7,0 %) werden gediskwalificeerd, ofwel

omdat ze niet akkoord waren met de toestemmingsverklaring (i.e. 0,4 %), ofwel omdat er

geen financiële audit wordt uitgevoerd door een externe auditor (i.e. 6,6 %). In totaal werden

61 bruikbare antwoorden ontvangen. De responsgraad bedraagt 21,8 %, maar de bruikbare

vragenlijsten vertegenwoordigen 8,8 % van de volledige populatie. Dit is laag maar wel in lijn

met de studie van Breesch et al. (2012) (i.e. 4,5 %).

Page 42: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

34

Tabel 4. Responsgraad van de online bevraging op 9 november 2016

Reactie Aantal %

Bekeken 23 3,3

Gediskwalificeerd 49 7,0

Onvolledig 19 2,7

Volledig 61 8,8

Totaal 152 21,8

Ondanks alle responsverhogende maatregelen, twee herinneringen via e-mail en het initiatief

om de privé-woonzorgcentra telefonisch te contacteren, bleef de repsons laag. De e-

mailadressen die werden bekomen bij het VAZG waren meestal zeer algemeen (e.g. info@...),

wat gedeeltelijk deze hoge non-respons kan verklaren. Een andere verklaring is de recente

overbevraging van de woonzorgcentra. Deze feedback ontving ik meermaals, zowel

schriftelijke als mondeling. Gezien de beperkte representativiteit door deze lage respons,

moeten de resultaten met voorbehoud geïnterpreteerd worden.

5.4 Ethische overwegingen

Het onderzoeksdossier, inclusief vragenlijst en informatieformulier voor deelnemers aan

onderzoek, werd ter goedkeuring voorgelegd aan het Ethisch Comité van het UZ Gent. Het

Comité gaf een positief advies voor de uitvoering van het onderzoeksproject en kende het

registratienummer B670201628923 toe. Zowel aan de initiële rekruteringsmail als aan beide

herinneringsmails werd het informatieformulier als bijlage toegevoegd. Alle respondenten

zijn vooraf aan hun deelname goed geïnformeerd over het doel en de inhoud van het

onderzoek. Een toestemmingsverklaring werd opgenomen in de online vragenlijst. De

respondenten dienden akkoord te gaan met deze verklaring. Pas dan konden de respondenten

de vragenlijst opstarten. De klemtoon lag vooral op het informatieformulier en op een

vrijwillige deelname. Aan de respondenten werd gevraagd of ze het informatieformulier

ontvangen, gelezen en begrepen hadden en of ze akkoord gingen met de inhoud ervan. Ook

stond vermeld dat het invullen van de online vragenlijst beschouwd werd als een bevestiging

van de vrijwillige deelname aan deze studie. Ook de anonimiteit van de respondenten en de

Page 43: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

35

vertrouwelijkheid van de gegevens kwamen aan bod. Respondenten die niet akkoord waren

met de toestemmingsverklaring werden omgeleid naar een diskwalificatiepagina.

6 Variabelen

In deze masterproef wordt onderzocht of de externe financiële audit in woonzorgcentra een

toegevoegde waarde inhoudt en welke audit(or) kenmerken de toegevoegde waarde mee

bepalen. De afhankelijke variabele, toegevoegde waarde (TOEG_WAARDE), werd direct

gemeten via de stelling: “Ik vind, algemeen genomen, dat de financiële audit een toegevoegde

waarde inhoudt voor mijn zorginstelling.”. Aan de respondenten werd gevraagd de mate van

instemming aan te geven op een vijfpunt-Likertschaal. De verklarende variabelen houden

verband met belangrijke audit(or) kenmerken, geïdentificeerd uit de studies van Breesch et al.

(2012), Reheul et al. (2011) en Verbruggen et al. (2011b), die werden bevraagd via een

vragenlijst. Wetenschappelijke evidentie voor deze eigenschappen werd in de literatuurstudie

toegelicht. Op basis van factoranalyse werden de verschillende items in de vragenlijst

samengebracht tot vijf constructen: de controlefunctie van de externe auditopdracht (CONTR),

credibiliteit van de externe audit naar derden (CRED), bruikbaar advies (ADV), auditor

competentie (COMP) en klantoriëntatie (KO). Per samengestelde onafhankelijke variabele

volgt in Tabel 5 de wijze van operationalisering. Naast de vijf samengestelde predictoren

werd nog een zesde voorspellende variabele meegenomen in de regressie, namelijk de

additionele dienstverlening (ADD) van een externe auditor. Deze variabele, rechtstreeks

bevraagd in de vragenlijst door de stelling: “Ik vind het, algemeen genomen, een meerwaarde

indien mijn zorginstelling bij een auditkantoor ook terecht kan voor niet-auditdiensten.”, kon

beantwoord worden met een vijfpunt-Likertschaal en geeft een antwoord op hypothese 6.

Page 44: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

36

Tabel 5. Operationalisering samengestelde onafhankelijke variabelen

Variabele Item Cronbach’s

Alpha

Hypothese Itemschaal Verwachte

relatie AV

Controle

(CONTR)

1. Een financiële audit heeft een positief effect op de kwaliteit

van de informatie in de jaarrekening. (KWALITEIT)

2. De externe auditor en zijn medewerkers besteden veel

aandacht aan de financiële gezondheid en continuïteit van de

zorginstelling. (FIN_GEZ_CONT)

3. De externe auditor en zijn medewerkers maken de

zorginstelling transparant. (TRANSP)

0,839 H1 Vijfpunt-

Likertschaal

+

Credibiliteit

(CRED)

1. De externe auditor en zijn medewerkers versterken het

vertrouwen tussen de zorginstelling en belanghebbende derden.

(SIGNAAL)

2. Een financiële audit heeft een positief effect op het aantrekken

van financiële middelen bij een kredietinstelling.

(AANTR_FIN_MID)

3. Een financiële audit heeft een positief effect op het aantrekken

van donaties en schenkingen. (AANTR_DON_SCH)

4. Een financiële audit heeft een positief effect op het

verantwoorden van subsidies. (AANTR_SUBS)

0,818 H2 Vijfpunt-

Likertschaal

+

Advies 1. Na afloop van de financiële audit evalueert het auditkantoor 0,794 H3 Vijfpunt- +

Page 45: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

37

(ADV) het auditproces samen met de zorginstelling. (PROCES)

2. De externe auditor en zijn medewerkers doen regelmatig

suggesties die een meerwaarde betekenen voor de zorginstelling.

(SUGGEST)

3. De externe auditor en zijn medewerkers zijn bereid om

sectorspecifieke vragen te beantwoorden. (BEREID_SECT)

4. Het auditkantoor beantwoordt eventuele additionele vragen

binnen de auditcontractprijs. (ADD_VR)

5. De externe auditor en zijn medewerkers zijn responsief voor

additionele vragen. (RESP_ADD_VR)

6. De externe auditor en zijn medewerkers stellen een

management letter op met nuttige suggesties voor de

zorginstelling. (MANA_LET)

Likertschaal

Competentie

(COMP)

1. De externe auditor en zijn medewerkers zijn deskundig.

(DESK)

2. De externe auditor en zijn medewerkers zijn voldoende

onafhankelijk. (ONAFH)

3. De externe auditor en zijn medewerkers zijn bekwaam om

sectorspecifieke vragen te beantwoorden. (BEKW_SECT)

4. De externe auditor en zijn medewerkers zijn bereid zich te

verdiepen in het reilen en zeilen van de zorginstelling.

0,835 H4 Vijfpunt-

Likertschaal

+

Page 46: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

38

(BETROK)

5. Er is sprake van continuïteit in de samenstelling van het

auditteam. (CONTINU)

Klantoriëntatie

(KO)

1. De externe auditor en zijn medewerkers houden de belangen

van de zorginstelling voor ogen. (BEL_ZI)

2. Er is voldoende persoonlijk contact tussen de externe auditor

en (de leidinggevenden van) de zorginstelling. (CONTACT)

3. Het auditteam beperkt de overlast tijdens de uitvoering van de

financiële audit in de mate van het mogelijke. (OVERLAST)

4. Het auditkantoor levert rapporten tijdig af. (TIJDIG)

5. Het auditkantoor beantwoordt vragen binnen een voor mij

aanvaardbare termijn. (BESCHIK)

6. Het auditkantoor stelt zich flexibel op bij de timing en de

planning van de auditwerkzaamheden. (FLEXIBEL)

0,838 H5 Vijfpunt-

Likertschaal

+

Page 47: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

39

7 Resultaten

Dit deel bevat een uitgebreide analyse van de bekomen resultaten uit het kwantitatief survey-

onderzoek, maar start met een profielschets van de respondenten.

7.1 Profiel van de respondenten

Een overzicht van de vragen in de vragenlijst, de namen van de variabelen en de codering in

SPSS is terug te vinden in Bijlage 5. Van de 61 woonzorgcentra in het databestand hebben er

52 de vorm van een vzw (85,3 %), acht zijn OCMW-woonzorgcentra (13,1 %) en slechts één

woonzorgcentrum is een commerciële speler (1,6 %). Een grote meerderheid (i.e. 65,6 %) van

de deelnemende woonzorgcentra heeft een erkende capaciteit van meer dan 120

woongelegenheden, vier (6,6 %) woonzorgcentra hebben minder dan 60 erkende

woongelegenheden. De respondenten waren vooral mannen (72,1 %) uit de leeftijdscategorie

tussen 41 en 60 jaar (82 %). Tabel 6 geeft een overzicht van de functies van de respondenten.

Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk.

Tabel 6. Overzicht van de functies van de respondenten

Functie Aantal antwoorden %

Algemeen directeur 26 40

Financieel directeur 25 38,5

Voorzitter rvb 1 1,5

Lid rvb 5 7,7

Accountant 1 1,5

Boekhouder 3 4,6

Andere 4 6,2

Totaal 65 100

De antwoordcategorie “andere” werd vier keer aangeduid. Het betreft de functies van

gedelegeerd bestuurder (3 antwoorden) en administratief verantwoordelijke (1 antwoord). Ik

concludeer hieruit dat de vragenlijst duidelijk de beoogde doelgroep heeft bereikt, wat

Page 48: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

40

belangrijk is in verband met de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens. Als reden om

de jaarrekening te laten controleren, werd vooral verwezen naar de vzw-wet van 2 mei 2002

die aan zeer grote vzw’s deze verplichting oplegt. Dit resultaat valt te verklaren door het

profiel van de respondenten naar beheersvorm en capaciteit (cf. supra). Het is ook

vermeldenswaard dat meer dan 22 % van de respondenten aangeeft te opteren voor een

vrijwillige audit. Deze resultaten zijn in lijn met het onderzoek van Verbruggen et al. (2011b).

Tabel 7 geeft een overzicht van de redenen voor de aanstelling van een externe auditor. Op

deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk.

Tabel 7. Overzicht van de redenen voor de aanstelling van een externe auditor

Reden Aantal antwoorden %

Verplichting vzw-wet 49 52,1

Decretale of sectoriële verplichting 10 10,6

Verplichting toezichthoudende of

subsidiërende overheid 11 11,7

Verplichting andere instantie 3 3,2

Vrijwillige keuze 21 22,4

Andere 0 0

Totaal 94 100

Een kleine minderheid (i.e. 44,3 %) van de zorginstellingen doet ook voor niet-auditdiensten

beroep op een auditkantoor. De woonzorgcentra die gebruik maken van niet-auditdiensten,

doen dit vooral via hetzelfde auditkantoor dat ook de financiële audit uitvoert (63 %) en

maken hoofdzakelijk gebruik van de niet-auditdienstverlening op het vlak van belastingen

(26,2 %) en juridisch advies (21,3 %). Aan dienstverlening op het vlak van human resource

management (6,6 %) en contacten met overheden (1,6 %) en financiële instellingen (1,6 %),

hechten de woonzorgcentra duidelijk minder belang. Een grote meerderheid (i.e. 63,9 %) is

van mening dat de onafhankelijkheid van de externe auditor niet in het gedrang komt door het

samen aanbieden van audit- en niet-auditdiensten door hetzelfde auditkantoor.

Page 49: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

41

7.2 Data-analyse

De onderzoeksgegevens werden statistisch geanalyseerd aan de hand van het

statistiekprogramma IBM SPSS Statistics 24.

7.2.1 Factoranalyse

Om orde en structuur in de data te krijgen zodat de verschillende statistische analyses vlotter

kunnen worden uitgevoerd en om de dimensionaliteit van de vragenlijst te beoordelen, werd

een principale componentenanalyse uitgevoerd met 29 variabelen. De Bartlett sphericity test

is zeer significant (p < 0,001), wat aantoont dat er correlaties aanwezig zijn tussen de

verschillende items in de vragenlijst. De waarde van de Kaiser-Meyer-Olkin test is 0,756.

Deze maat is best groter dan 0,70 (Van Maele, Deschepper, Buysse & Coorevits, z.d.), wat

hier het geval is. Beide toetsen geven aan dat de data geschikt zijn voor het uitvoeren van

factoranalyse. Vanwege een betere interpreteerbaarheid werd voor een Varimax rotatie

gekozen en dit leverde vijf factoren op met een eigenwaarde per factor groter dan één (Tabel

8). De screeplot gaf een bevestiging van de geselecteerde componenten. De vijf componenten

dragen substantieel bij en verklaren samen meer dan 66 % van de totale variantie in de items.

Items werden toegewezen aan de component waarvoor ze de hoogste factorlading hadden.

Een aantal items hadden een vergelijkbare factorlading op twee componenten. Toewijzing aan

een component gebeurde dan op basis van de inhoud van het item, dus gebaseerd op

literatuur. Er werd voldaan aan de minimumeis van drie items per component (Van Maele et

al., z.d.). Sommige items hadden voor geen enkele component een hoge lading of konden op

basis van de inhoud absoluut niet worden toegewezen aan de door de factoranalyse

geselecteerde component. Vier van de 29 stellingen werden daarom niet opgenomen in de

verdere analyses. Het gaat om volgende stellingen:

- De externe auditor en zijn medewerkers houden de belangen van de

jaarrekeninggebruikers voor ogen.

- De leden van het auditteam communiceren in een duidelijk verstaanbare taal.

- De externe auditor en zijn medewerkers hebben een positief effect op het eenvoudiger

aantrekken van medewerkers.

- De externe auditor en zijn medewerkers heffen het belangenconflict op tussen de

verschillende leidinggevenden van de zorginstelling.

Page 50: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

42

Ten slotte werden de componenten gelabeld op basis van de inhoud van de hoogst ladende

items en aan de hand van de inzichten uit de literatuur (i.e. “Controle”, “Advies”,

“Competentie”, “Credibiliteit” en “Klantoriëntatie”). Bijlage 6 geeft een overzicht van de

toewijzing van de items aan de nieuwe variabelen.

Tabel 8. Eigenwaarden en percentages verklaarde variantie voor elke component in de

factoranalyse

Component Eigenwaarde Geroteerde factoren

% Variantie % Cumulatief

1 (“CONTR”) 9,938 16,899 16,899

2 (“ADV”) 2,418 16,002 32,900

3 (“COMP”) 1,661 15,419 48,319

4 (“CRED”) 1,390 11,290 59,610

5 (“KO”) 1,142 6,586 66,195

Vervolgens werd de Cronbach’s Alpha (α) berekend voor de verschillende componenten, om

de interne consistentie (betrouwbaarheid) van de constructen na te gaan en te testen of de

verzamelde data niet verstoord zijn door “toevallige fouten” (random error). Voor een goede

betrouwbaarheid is de α-coëfficiënt best groter dan 0,70. Een waarde van 0,80 is hoog (Van

Maele et al., z.d.). De betrouwbaarheidsanalyse toont aan dat de items binnen de verschillende

componenten onderling goed samenhangen. Uit één component werd een item (DEELN_AV)

verwijderd, waardoor de α-coëfficiënt boven 0,80 uitkwam. Tabel 9 toont dat deze waarden

zeker aanvaardbaar zijn. De samenstelling van de verschillende variabelen is dus

betrouwbaar. Via het Compute commando in SPSS werden de verschillende items per

component opgeteld en naar het gemiddelde herleid. Op die manier kwam ik tot nieuwe

(onafhankelijke) variabelen (CONTR, ADV, COMP, CRED, KO). De overgebleven factoren

vertonen een goede vergelijkbaarheid met de auditor kenmerken in de voorgaande literatuur

(e.g. Breesch et al., 2012; Reheul et al., 2011; Verbruggen et al., 2011b).

Page 51: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

43

Tabel 9. Cronbach’s Alpha coëfficiënt per component

Component # Items α-coëfficiënt

1 (CONTR) 3 0,839

2 (ADV) 6 0,794

3 (COMP) 5 0,835

4 (CRED) 4 0,818

5 (KO) 6 0,838

7.2.2 Voorafgaande statistische testen

Gezien de lage respons in mijn onderzoek, stelt zich het probleem van non-respons bias. In de

literatuur wordt aangenomen dat non-respondenten zich gedragen als late-respondenten.

Daarom werd voor de afhankelijke variabele nagegaan, door middel van de Independent-

Samples t-test (Bijlage 7), of er een verschil is tussen de respondentengroep vóór en ná de

herinneringsmail. De test toont dat de gemiddelden van de twee groepen dicht bij elkaar

liggen (3,61 versus 3,64). De Levene’s test is niet significant (p = 0,748). Met andere

woorden, de varianties in beide groepen zijn voldoende gelijk. Ook op basis van de

standaarddeviaties was dit zichtbaar (0,916 versus 0,929). De t-waarde van de procedure

Equal variances assumed heeft een niet significante p-waarde (0,902). Ik concludeer dat de t-

test geen significant verschil aantoont tussen respondenten en niet-respondenten ten aanzien

van de toegevoegde waarde. De resultaten van deze studie kunnen worden gegeneraliseerd

naar de populatie, zij het nog steeds met de nodige voorzichtigheid en nuance.

Vooraf aan de regressieanalyse werd getest of de afhankelijke variabele normaal verdeeld

was, door middel van de Shapiro-Wilk test (Bijlage 8), in combinatie met een histogram en

een QQ-plot. Vooral bij kleinere steekproefaantallen is de Shapiro-Wilk test het meest

geschikt (De Moor & Van Maele, 2009). De significantie van deze test is p < 0,001, wat er op

wijst dat er kan worden getwijfeld aan de normaliteit van de data. Er is echter ook enig bewijs

van normaliteit. De W-waarde van de Shapiro-Wilk test is > 0,90. Een waarde van één

betekent een volkomen normale verdeling, de ondergrens is 0,90. Om die reden ga ik toch uit

van een normale verdeling. Grafisch wordt dit bevestigd, met behulp van een histogram en

een QQ-plot. Ook bij een kleiner aantal respondenten is een QQ-plot erg interessant. De

Page 52: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

44

punten op het QQ-plot vallen vrijwel samen op een rechte lijn. Er zijn dus ook aanwijzingen

dat de afhankelijke variabele redelijk normaal verdeeld is. Daarnaast komt mijn data niet van

een steekproef, maar van de populatie, die op zich ook niet normaal verdeeld is. Het

histogram toont geen outliers aan.

7.2.3 Regressieanalyse

Om te onderzoeken welke audit(or) kenmerken (onafhankelijke variabelen “X”) een

significante invloed hebben op de toegevoegde waarde van de externe financiële audit in

woonzorgcentra (afhankelijke variabele “Y”) werd een meervoudige regressieanalyse

uitgevoerd. Het meetniveau van mijn variabelen is ordinaal (Likertschaal), wat kan gebruikt

worden in een meervoudige lineaire regressie (De Moor & Van Maele, 2009). De Moor &

Van Maele (2009) zijn van mening dat voor een betrouwbare schatting van de

regressievergelijking, het aantal onafhankelijke variabelen in de regressie het aantal

respondenten gedeeld door 10 niet mag overschrijden. Aan deze vuistregel werd voldaan.

7.2.3.1 Regressiemodel

Het regressiemodel kan als volgt worden geschreven:

TOEG_WAARDE = α + β₁CONTR + β₂CRED + β₃ADV + β₄COMP + β₅KO + β₆ADD + ε

Waarbij:

- TOEG_WAARDE = uitkomstvariabele, namelijk Toegevoegde Waarde

- α = het intercept (constante term), de waarde van de afhankelijke variabele als er geen

voorspellende variabelen zijn opgenomen (of waarde nul)

- β = (gestandaardiseerde) regressiecoëfficiënten

- CONTR, CRED, ADV, COMP, KO, ADD = voorspellers (predictoren)

- ε = toevalsfactor (foutenterm) in de vergelijking

Op basis van deze formule, wil ik in deze masterproef, een uitspraak doen over de mate

waarin de verschillende predictoren (Controle, Credibiliteit, Advies, Competentie,

Klantoriëntatie, Additionele Dienstverlening) de uitkomstvariabele (Toegevoegde Waarde)

voorspellen.

Page 53: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

45

7.2.3.2 Voorwaarden voor regressieanalyse

Om een meervoudige regressieanalyse te kunnen uitvoeren moet aan een aantal voorwaarden

voldaan zijn. Voor de interpreteerbaarheid van de resultaten is het belangrijk dat deze

voorwaarden worden beoordeeld. Vooreerst werd door middel van de frequenties de

descriptieve statistiek van elke afzonderlijke variabele opgevraagd (Bijlage 9), die geen

outliers vertoonde. Er komen geen missing values voor.

De meervoudige regressieanalyse is een lineair model waarbij wordt aangenomen dat de

relatie tussen elke X en Y lineair is en de waarde van Y kan voorspeld worden door X. Het is

daarom noodzakelijk de relatie tussen de predictoren en de afhankelijke variabele grafisch te

bekijken door middel van een scatterplot (spreidingsdiagram). De variabelen CONTR, ADV,

COMP, CRED en KO hebben allen een rechtlijnige positieve samenhang met

TOEG_WAARDE, maar de variabele ADD (Additionele Dienstverlening) vertoont geen

lineair verband. Het verband is eerder curvilineair. Om die reden besliste ik de onafhankelijke

variabele ADD niet mee te nemen in het regressiemodel.

Ten slotte werd getest of de verschillende onafhankelijke variabelen wel voldoende

onafhankelijk zijn. De Y-variabele voorspellen op basis van predictoren die onderling sterk

correleren heeft immers geen zin omdat ze de betrouwbaarheid van de regressieanalyse

negatief beïnvloeden. Ik testte de onafhankelijke variabelen op de aanwezigheid van

multicollineariteit via de correlatiematrix en de Variance Inflation Factor. De Pearson

correlatiecoëfficiënten zijn voorgesteld in Tabel 10. Alle correlaties zijn significant op het 1

% niveau (p < 0,01).

Tabel 10. Pearson correlatiecoëfficiënten

TOEG_WAARDE CONTR ADV COMP CRED KO

CONTR 0,62 1

ADV 0,57 0,64 1

COMP 0,38 0,48 0,59 1

CRED 0,59 0,54 0,49 0,41 1

KO 0,51 0,73 0,59 0,76 0,50 1

Page 54: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

46

Een correlatiecoëfficiënt van 0,60 of hoger toont een sterke samenhang aan (Van Maele et al.,

z.d.). Deze is vooral aanwezig tussen Controle en Klantoriëntatie en tussen Competentie en

Klantoriëntatie. De variabelen die het minst met de afhankelijke variabele correleerden

werden niet meegenomen in de regressieanalyse. Daarom werden Competentie en

Klantoriëntatie uit de regressie gehaald. Ik besliste Controle en Advies te behouden omdat de

multicollineariteit tussen beide variabelen minder sterk aanwezig is (i.e. 0,64). Om zeker te

zijn dat dit een juiste keuze is werden de VIF-waarden opgevraagd. Een waarde hoger dan 10

is problematisch, een waarde lager dan drie is goed (Van Maele et al., z.d.). De hoogste VIF-

waarde is 1,94. Ook de tolerance-waarden zijn goed. Een waarde van 0,40 of lager wijst op

multicollineariteit. De laagste tolerance-waarde is 0,52. Ik besluit dat er geen probleem meer

is met multicollineariteit.

Rekening houdend met het bovenstaande ziet het definitieve regressiemodel er als volgt uit:

TOEG_WAARDE = α + β₁CONTR + β₂CRED + β₃ADV + ε

Op basis van deze regressievergelijking zijn de onderliggende voorwaarden voor een geldige

regressieanalyse vervult.

Nog drie hypothesen kunnen getest worden:

- H1: De controleopdracht (X₁) van de externe auditor is een positieve predictor van de

toegevoegde waarde.

- H2: Credibiliteit van de externe audit naar derden (X₂) is een positieve predictor van

de toegevoegde waarde.

- H3: Het geven van bruikbaar advies (X₃) is een positieve predictor van de toegevoegde

waarde.

7.2.3.3 Resultaten van regressieanalyse

Voor het invoeren van de variabelen in de multivariate regressie werd de Enter methode

gekozen, waarbij de verklarende variabelen in één keer aan de analyse werden toegevoegd.

De resultaten van de regressieanalyse zijn gepresenteerd in Tabel 11. De modeltoets toont dat

het regressiemodel significant is op het 1 % niveau (F = 19,431; p < 0,001). Het model

verklaart dus een significante proportie variantie. Minstens één van de X-variabelen heeft een

significante bijdrage tot Y. H₀ van de modeltoets (het resultaat van de regressievergelijking is

Page 55: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

47

AV

nul) kan bijgevolg verworpen worden. De adjusted R² geeft aan hoeveel van de variantie in Y

verklaard kan worden door de X-variabelen en bedraagt 0,48. Dit betekent dat 48 % van de

variantie in Toegevoegde Waarde wordt verklaard door verschillen in Controle, Credibiliteit

en Advies. De t-test laat zien dat twee audit(or) kenmerken een significant positieve bijdrage

leveren aan de toegevoegde waarde. Gekeken naar de gestandaardiseerde

regressiecoëfficiënten (β) blijkt vooral credibiliteit van de externe audit naar derden de

belangrijkste voorspeller te zijn van de toegevoegde waarde. Maar ook Controle verklaart veel

van de toegevoegde waarde van de externe auditor in woonzorgcentra. De β-coëfficiënten zijn

kleiner dan één wat nogmaals aantoont dat er geen multicollineariteit aanwezig is. De

geschatte regressiecoëfficiënten zijn dus betrouwbaar en elke predictor verklaart een uniek

stukje variantie in Y. De drie onafhankelijke variabelen worden hieronder (cf. infra,

Discussie) verder besproken.

De regressielijn ziet er nu als volgt uit:

TOEG_WAARDE = -0,634 + 0,396CONTR + 0,359CRED + 0,276ADV + ε

De variabelen waarvoor een significant verband werd gevonden, staan in het vet.

Tabel 11. Regressieresultaten

OV

TOEG_WAARDE

B Beta Sig. Tolerance VIF

(Constant) -0,634 0,229

CONTR 0,396 0,310 0,020 ** 0,515 1,943

ADV 0,276 0,216 0,089 *** 0,553 1,808

CRED 0,359 0,318 0,007 * 0,670 1,492

N

Adj. R²

p-waarde

F-waarde

61

0,48

< 0,001

19,431

* Significant op het 1 % niveau (p < 0,01)

** Significant op het 5 % niveau (p < 0,05)

*** Trend tot significantie (p < 0,1)

Page 56: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

48

8 Discussie

In dit deel worden de onderzoeksresultaten geïnterpreteerd en becommentarieerd. Vervolgens

bespreek ik in deel 9 de (methodologische) beperkingen van het empirisch onderzoek en

formuleer ik aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.

8.1 Heeft de externe financiële audit in woonzorgcentra een toegevoegde waarde?

Deze masterproef tracht onder meer een antwoord te vinden op de vraag of de externe

financiële audit in woonzorgcentra een toegevoegde waarde heeft. Om dit te onderzoeken

werden de respondenten rechtstreeks bevraagd via de stelling “Ik vind, algemeen genomen,

dat de financiële audit een toegevoegde waarde inhoudt voor mijn zorginstelling.”. Tabel 12

toont de antwoorden op deze vraag. Een overgrote meerderheid van de respondent-

woonzorgcentra is van mening dat de externe financiële audit inderdaad een meerwaarde

vormt. Bijna 74 % van de respondenten (45) gaat immers akkoord met deze stelling. Acht

respondenten (13,1 %) zijn het oneens met de stelling en nog eens acht respondenten (13,1 %)

beantwoorden de vraag op een neutrale manier. De gemiddelde score is 3,6 op een vijfpunt-

Likertschaal. Dit betekent dat de respondenten het gemiddeld eens zijn met deze stelling.

Bovendien kiest 22 % van de respondenten ervoor een externe financiële audit te laten

uitvoeren op vrijwillige basis (cf. supra, Profiel van de respondenten). Op basis van deze

resultaten concludeer ik dat, algemeen genomen, de respondenten overtuigd zijn van het nut

van de financiële audit in woonzorgcentra en dat de externe auditopdracht wel degelijk

waarde toevoegt.

Tabel 12. Toegevoegde waarde externe financiële audit

#

Oneens

(%)

Neutraal

(%)

Eens

(%) Gemiddelde

Toegevoegde waarde

voor de zorginstelling 61 13,1 13,1 73,8 3,6

Oneens = respondenten die “Helemaal mee oneens” of “Enigszins mee oneens” scoorden; Neutraal

= respondenten die “Neutraal” scoorden; Eens = respondenten die “Enigszins mee eens” of

“Helemaal mee eens” scoorden.

Page 57: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

49

8.2 Welke audit(or) kenmerken bepalen mee de toegevoegde waarde?

8.2.1 Resultaten van vragenlijst

Bijlage 10 geeft een overzicht van de (gepercipieerde) voordelen verbonden aan de financiële

auditwerkzaamheden in woonzorgcentra. Hieruit blijkt dat de kwaliteitsverbetering van de

jaarrekening door de respondent-woonzorgcentra als meest belangrijke toegevoegde waarde

wordt gezien (gemiddelde score 4,3). Meer dan 83 % van de respondenten is het eens met

deze stelling, een minderheid (i.e. 3,3 %) is het oneens. De overige respondenten (i.e. 13,1 %)

nemen een neutrale houding aan. Deze resultaten zijn volledig in lijn met het

perceptieonderzoek van Verbruggen et al. (2011b). Een hoge gemiddelde score ook voor

financiële gezondheid en continuïteit van de zorginstelling (i.e. 4,2), responsiviteit voor

additionele vragen (i.e. 4,1), signaalfunctie naar derden (i.e. 4,0) en transparantie van de

zorginstelling (i.e. 3,9). De respondenten zijn het gemiddeld eens met deze stellingen. Ik

besluit dat deze variabelen bijdragen aan de toegevoegde waarde van de externe financiële

audit in woonzorgcentra.

De respondent-woonzorgcentra zijn echter niet helemaal overtuigd van de andere mogelijke

voordelen vermeld in de vragenlijst. Meer bepaald dat een externe financiële audit een

positief effect heeft op het aantrekken van financiële middelen (gemiddelde score 3,4); het

verantwoorden van subsidies (3,0); en het aantrekken van donaties en schenkingen (2,5). 46

% van de respondenten is het eens met de stelling dat de externe auditfunctie een gunstig

effect heeft op het aantrekken van financiële middelen. Dit resultaat werd ook gevonden in de

studie van Verbruggen et al. (2011b). Voor het aantrekken van donaties en schenkingen is dit

slechts 6,5 %. De meerderheid (i.e. 50,9 %) van de respondenten staat neutraal tegenover deze

stelling en meer dan 42 % is het niet eens. Verbruggen et al. (2011b) vonden een

vergelijkbare gemiddelde score voor dit potentieel voordeel (i.e. 2,5). Daar waar in het

onderzoek van Verbruggen et al. (2011b) een meerderheid akkoord was met de stelling dat

een externe financiële audit een positief effect heeft op het verantwoorden van subsidies, is dit

in het huidige onderzoek niet het geval. Slechts 31,1 % van de respondenten zijn het eens,

42,6 % neemt een neutrale houding aan en 26,3 % is het oneens. In lijn met de conclusie van

Verbruggen et al. (2011b) zijn ook deze respondenten niet overtuigd van het voordeel van de

externe financiële audit in verband met het eenvoudiger aantrekken van financiële middelen.

Page 58: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

50

Enigszins verrassend is de lage gemiddelde score (i.e. 3,0) voor nuttig advies voor de

zorginstelling onder de vorm van een management letter. Temeer omdat omzendbrief 2014/04

(2014) van het IBR stelt dat het opmaken van een management letter verplicht is, jaarlijks

dient te gebeuren en nuttige suggesties moet bevatten aangaande tekortkomingen,

inefficiënties en inbreuken. Slechts 34,4 % van de respondenten is het eens met deze stelling,

terwijl bijna 28 % het oneens is. Een groot aantal respondenten scoort neutraal (37,7 %). Ook

de stelling “De externe auditor en zijn medewerkers heffen het belangenconflict op tussen de

verschillende leidinggevenden van de zorginstelling.” kreeg een lage gemiddelde score (i.e.

2,2). De meerderheid van de respondent-woonzorgcentra (i.e. 59,1 %) zien duidelijk niet de

meerwaarde van de externe financiële audit met het oog op het reduceren van het

belangenconflict. Slechts 9,8 % van de respondenten zien hierin wel een voordeel. Dit

resultaat valt enigszins te verklaren door het profiel van de respondenten naar beheersvorm.

Meer dan 85 % van de respondent-woonzorgcentra hebben de vorm van een vzw (cf. supra,

Profiel van de respondenten). Agency-problemen spelen minder bij vzw’s omdat er geen

aandeelhouders zijn en omwille van het lager commercieel risico. Bovendien kennen

woonzorgcentra doorgaans een horizontale organisatiestructuur met weinig hiërarchische

niveaus. De laagste gemiddelde score (i.e. 1,9) is gegeven aan het potentieel voordeel van de

externe financiële audit omtrent het aantrekken van werknemers. Geen enkele respondent is

het eens met deze stelling. Ook deze uitkomst sluit aan bij het statuut en de kenmerken van de

respondent-woonzorgcentra.

8.2.2 Resultaten van regressieanalyse

H1: De controleopdracht (X₁) van de externe auditor is een positieve predictor van de

toegevoegde waarde: aanvaard.

Deze eerste hypothese (H1), de controleopdracht van de externe auditor is een positieve

predictor van de toegevoegde waarde, veronderstelt een positief verband tussen de financiële

controleopdracht van de externe auditor en de gepercipieerde toegevoegde waarde. Met

andere woorden: de controleopdracht verhoogt de toegevoegde waarde voor de auditklant. De

controleopdracht van de externe auditor is significant op het 5 % niveau (p = 0,020) en heeft

een positieve β-waarde (0,310), waaruit volgt dat er meer dan 95 % zekerheid is (i.e. 98 %)

dat de controleopdracht een positief effect heeft op de toegevoegde waarde. Deze bevinding

bevestigt hypothese H1. Controle van de jaarrekening door een externe auditor verhoogt

Page 59: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

51

immers de kwaliteit van de jaarrekening. Volledig in lijn met de resultaten van voorgaande

studies (e.g. Verbruggen et al., 2011a; Verbruggen et al., 2011b) blijkt in het huidige

onderzoek dat een grote meerderheid van de ondervraagden (i.e. 83,6 %) van mening is dan

een externe financiële audit de kwaliteit van de jaarrekening verbetert. Deze vaststelling lijkt

misschien evident, maar door de specifieke sectorkenmerken moet de externe auditor over een

goede kennis van de sector beschikken. Ook de verscheidenheid aan sectorale

controleregelgeving maakt het er niet eenvoudiger op. Deze onduidelijkheid staat de beoogde

transparantie in de weg. Harmonisatie van deze reglementering zal de toegevoegde waarde

van de externe audit ten goede komen (Christiaens & Vanhee, 2011).

H2: Credibiliteit van de externe audit naar derden (X₂) is een positieve predictor van de

toegevoegde waarde: aanvaard.

Deze tweede hypothese (H2) test het effect van CRED op TOEG_WAARDE. De credibiliteit

van de externe audit naar derden is significant op het 1 % niveau (p = 0,007) en heeft een

positieve β-waarde (0,318), waardoor het positief effect van credibiliteit naar derden op de

toegevoegde waarde meer dan 99 % zeker is (i.e. 99,3 %). Deze predictor (CRED) heeft de

hoogste β-coëfficiënt in het regressiemodel en heeft, anders gezegd, het meeste invloed op de

afhankelijke variabele (TOEG_WAARDE). Credibiliteit naar belanghebbende derden draagt

met andere woorden zeer significant bij aan de gepercipieerde toegevoegde waarde van de

externe financiële audit. Deze bevinding bevestigt hypothese H2. De toegevoegde waarde

neemt toe als de geloofwaardigheid naar derden (signaalfunctie) wordt versterkt door de

externe financiële audit. Bevestiging voor deze uitkomst werd ook gevonden in voorgaande

studies (e.g. Breesch et al., 2012; Verbruggen et al., 2011b). De respondenten in deze studies

rapporteerden meer transparantie en geloofwaardigheid ten aanzien van derden

(signaalfunctie) als belangrijke voordelen (en dus toegevoegde waarde) van een externe

financiële audit.

H3: Het geven van bruikbaar advies (X₃) is een positieve predictor van de toegevoegde

waarde: niet aanvaard.

De derde hypothese (H3), het geven van bruikbaar advies is een positieve predictor van de

toegevoegde waarde, kan niet bevestigd worden. In het huidige onderzoek is bruikbaar advies

geen significante voorspeller van de toegevoegde waarde (p = 0,089). De kans dat een

Page 60: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

52

dergelijk effect, louter op basis van toeval, wel gevonden zou worden is te groot. Bijgevolg

kan de nulhypothese (H0), er is geen verband tussen ADV en TOEG_WAARDE, niet

verworpen worden (H0 is correct). Enigszins genuanceerd kan ik stellen dat de relatie tussen

Advies en Toegevoegde Waarde een trend tot significant effect vertoont (p < 0,1), wat

aangeeft dat deze verklarende variabele minder effect heeft, maar zeker niet genegeerd kan

worden. De β-waarde is 0,216 dus het effect op de toegevoegde waarde is positief. Op basis

van de niet significante p-waarde moet ik H3 verwerpen, maar ik besluit deze neiging tot

statistische significantie met de nodige voorzichtigheid en nuance te interpreteren als: Het

geven van bruikbaar advies vertoont een trend tot een significante predictor van de

toegevoegde waarde. Dit resultaat is enigszins verrassend. De verwachting is immers dat door

het verstrekken van nuttig advies het auditkantoor een duidelijke toegevoegde waarde levert

en als dusdanig gepercipieerd wordt door de auditklant. Hiermee samenhangend, ook in de

vragenlijst wordt door de respondent-woonzorgcentra een lage gemiddelde score (i.e. 3,0)

gegeven voor nuttig advies onder de vorm van een management letter (cf. supra). Deze

uitkomst staat in contrast met de bekomen resultaten in het onderzoek van Breesch et al.

(2012) en Verbruggen et al. (2011b). Bruikbare suggesties voor het management en de

management letter werden gerapporteerd als een meerwaarde van een externe financiële

audit. Een mogelijke verklaring voor het huidige resultaat is een type-II-fout (H0 ten onrechte

aanvaard), als gevolg van het kleine aantal respondenten. De kans op een type-II-fout hangt

immers samen met de steekproefomvang (te weinig informatie) (De Moor & Van Maele,

2009).

9 Beperkingen en aanbevelingen

Deze studie kent enkele beperkingen, waarmee dient rekening gehouden te worden bij de

interpretatie van de onderzoeksgegevens. Een eerste beperking hangt samen met de

zelfrapportage vragenlijst die voor dit onderzoek als meetinstrument werd gebruikt. De

responsgraad is vrij laag. Non‐respons bias maakt het moeilijk om conclusies te trekken over

de doelpopulatie, ook al toont de Independent-Samples t-test geen significant verschil aan

tussen respondenten en niet-respondenten. Gezien de beperkte representativiteit door deze

lage respons, moeten de resultaten met de nodige voorzichtigheid en nuance geïnterpreteerd

worden, maar ze geven wel een tendens aan. Ten tweede, als gevolg van de selectie, zijn de

resultaten niet generaliseerbaar voor geheel België. Voorzieningen in het Franstalige

landsgedeelte zijn immers niet meegenomen in het onderzoek. Ten derde valt op dat grotere

Page 61: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

53

woonzorgcentra (> 120 erkende woongelegenheden) in de respondentengroep in zekere mate

oververtegenwoordigd zijn. Mogelijks beschikken ze over meer middelen om deel te nemen

aan onderzoek en zijn ze beter bereikbaar via e-mail. Hetzelfde geldt voor vzw-

woonzorgcentra, meer dan 85 % van de respondent-woonzorgcentra hebben de vorm van een

vzw. Een mogelijke verklaring is dat private initiatiefnemers vaker deel uitmaken van een

(commerciële) groep en daardoor minder geneigd zijn deel te nemen aan onderzoek. Een

andere verklaring is de hoge werkdruk. De algemeen directeur van een commercieel

woonzorgcentrum formuleerde het als volgt: “We krijgen enorm veel vragen binnen (extra

werk) en moeten alles steeds met minder volk doen.”. Nog een beperking is dat in de

literatuurstudie veel studies zijn opgenomen die uitgevoerd werden in het buitenland en in de

for-profitsector. Dit omdat wetenschappelijk onderzoek naar de meerwaarde van de externe

financiële audit in de non-profitsector eerder beperkt is, ook in België. Dit neemt niet weg dat

de inhoud ervan relevant en interessant is en een brede kijk geeft op de context van dit

onderzoek. Gezien de schaarse wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp in

woonzorgcentra, is verder onderzoek sterk aanbevolen. Het is raadzaam deze studie te

herhalen met meer participanten, zodat meer informatie wordt verkregen en met meer

zekerheid uitspraken gedaan kunnen worden over de toegevoegde waard van de externe

financiële audit in woonzorgcentra. Dit zal de gevonden resultaten in het huidige onderzoek

niet alleen bevestigen of weerleggen, maar ook bijdragen aan de verdere kennisontwikkeling

op dit vlak. Gezien de duur van de auditor-klantrelatie in belangrijke mate bijdraagt tot

klanttevredenheid (Behn et al., 1997) en dus ook van belang is voor de perceptie van

toegevoegde waarde, strekt het tot aanbeveling om ook deze variabele mee te nemen in

toekomstig onderzoek. In de huidige studie is enkel gebruik gemaakt van een zelfrapportage

vragenlijst. Toekomstig onderzoek kan dit verbeteren door de kwantitatieve data te

combineren met kwalitatieve diepte-interviews. Dit kan meer diepgang, nieuwe inzichten en

een vollediger en betrouwbaarder beeld opleveren.

Page 62: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

54

10 Conclusie

Dit deel bevat de algemene conclusie van deze masterproef en beantwoordt de eerder

geformuleerde onderzoeksvragen.

1. Heeft de externe financiële audit in woonzorgcentra een toegevoegde waarde?

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde survey-onderzoek, bij bestuurders en

directieleden van woonzorgcentra en bij medewerkers met verantwoordelijkheid op het vlak

van accountancy en fiscaliteit, kan ik concluderen dat de respondenten, algemeen genomen,

van mening zijn dat de externe financiële audit in woonzorgcentra waarde toevoegt. 73,8 %

van de respondenten gaan akkoord met deze stelling en zijn dus overtuigd van het nut van de

externe financiële audit in woonzorgcentra. 22 % van de respondenten kiest ervoor een

externe financiële audit te laten uitvoeren op vrijwillige basis. Volgens de respondenten in het

huidige onderzoek heeft de externe financiële audit in woonzorgcentra dus wel degelijk een

toegevoegde waarde.

2. Welke audit(or) kenmerken bepalen mee de toegevoegde waarde?

Op basis van de antwoorden uit de vragenlijst zijn de belangrijkste gepercipieerde voordelen:

(1) de kwaliteitsverbetering van de jaarrekening (gemiddelde score 4,3 op een vijfpunt-

Likertschaal); (2) financiële gezondheid en continuïteit van de zorginstelling (4,2); (3)

responsiviteit voor additionele vragen (4,1); (4) signaalfunctie naar derden (4,0) en (5)

transparantie van de zorginstelling (3,9). Deze variabelen dragen dus bij aan de toegevoegde

waarde van de externe financiële audit in woonzorgcentra.

Om te onderzoeken welke audit(or) kenmerken een significante invloed hebben op de

toegevoegde waarde van de externe financiële audit in woonzorgcentra, werd een

meervoudige regressieanalyse uitgevoerd. Drie hypothesen werden getest. Twee audit(or)

kenmerken leveren een significant positieve bijdrage. Credibiliteit van de externe audit naar

derden draagt zeer significant bij aan de gepercipieerde toegevoegde waarde van de externe

financiële audit en is de belangrijkste predictor. De toegevoegde waarde neemt toe als de

geloofwaardigheid naar derden (signaalfunctie) wordt versterkt door de externe audit. Ook de

controleopdracht van de externe auditor is een significant positieve predictor en verklaart veel

Page 63: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

55

van de toegevoegde waarde van de externe financiële audit. Met andere woorden: als de

externe financiële audit de kwaliteit van de jaarrekeninginformatie verhoogt, neemt ook de

gepercipieerde toegevoegde waarde voor de auditklant toe. In het huidige onderzoek is het

geven van bruikbaar advies, enigszins verrassend, geen significante voorspeller van de

toegevoegde waarde. Vanuit de literatuur zou verwacht kunnen worden dat het auditkantoor

met het verstrekken van nuttig advies een duidelijke toegevoegde waarde levert en als

dusdanig gepercipieerd wordt door de auditklant. Het geven van bruikbaar advies vertoont

wel een trend tot een significant positieve predictor van de toegevoegde waarde, wat aangeeft

dat deze variabele minder effect heeft, maar zeker niet genegeerd kan worden.

Page 64: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

I

Literatuurlijst

Acke, L., Admiraal, M. J. P., Cleymans, D., Comhaire, P., Daelman, M., Degrave, R.,

Everaerts, H., Houyoux, N., Kindt, P., Lindemans, M., Moens, I., Nuttens, A.,

Stevens, B., Trosch, A., Van Impe, A., Kroes, D., & Willekens, M. (2010). De

bedrijfsrevisor en de niet-financiële informatie. Antwerpen: Maklu.

Addams, H. L., & Allred, A. (2002). Why the fastest-growing companies hire and fire their

auditors. The CPA Journal, 72(5), 62-63.

Agentschap Zorg en Gezondheid (z.d.). Voorzieningen per gemeente voor WZC [online

publicatie]. Opgehaald van https://www.zorg-en-

gezondheid.be/sites/default/files/external/Rapport_03_Voorzieningen_per_gemeente_

voor_WZC.pdf

Akerlof, G. A. (1970). The Market for “Lemons”: Quality Uncertainty and the Market

Mechanism. The Quarterly Journal of Economics, 84(3), 488-500.

Andrews, R., & Van de Walle, S. (2013). New Public Management and Citizens' Perceptions

of Local Service Efficiency, Responsiveness, Equity and Effectiveness. Public

Management Review, 15(5), 762-783.

Art. 183, KB van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen,

Belgisch Staatsblad, 6 februari 2001.

Ashbaugh, H., LaFond, R., & Mayhew, B. W. (2003). Do Nonaudit Services Compromise

Auditor Independence? Further Evidence. The Accounting Review, 78(3), 611-639.

Beattie, V., & Fearnley, S. (1995). The Importance of Audit Firm Characteristics and the

Drivers of Auditor Change in UK Listed Companies. Accounting and Business

Research, 25(100), 227-239.

Behn, B. K., Carcello, J. V., Hermanson, D. R., & Hermanson, R. H. (1997). The

determinants of audit client satisfaction among clients of Big 6 firms. Accounting

Horizons, 11(1), 7-24.

Berger, P. P. (IBR Berichten 17/2009). Economische en financiële crisis: de bedrijfsrevisor

heeft een rol te spelen. Opgehaald van https://www.ibr-

ire.be/nl/publicaties/afgesloten_reeksen/ibr_berichten_en_periodieke_berichten/Docu

ments/IBR%20Berichten/17-2009.pdf

Blackwell, D., Noland, T., & Winters, D. (1998). The Value of Auditor Assurance: Evidence

from Loan Pricing. Journal of Accounting Research, 36(1), 57-70.

Page 65: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

II

Bonner, S. E., & Lewis, B. L. (1990). Determinants of Auditor Expertise. Journal of

Accounting Research, 28, 1-20.

Breesch, D., Hardies, K., & De Muylder, J. (2012). The Added Value of Auditing in Belgium:

Does audit remain if no longer mandatory?. Accountancy & Bedrijfskunde, 32(9), 9-

20.

Christiaens, J. (2002). Symposium on local government accounting reforms in Europe:

introduction. Journal of Public Budgeting, Accounting & Financial Management,

14(4), 560-564.

Christiaens, J., & Vanhee, C. (2011). Handboek non-profitsector accounting. Brugge: die

Keure.

Christiaens, J., & Vanhee, C. (2012). Handboek accountancy in de publieke en non-

profitsector: accounting, financieel management en auditing. (2de druk). Brugge: die

Keure.

Collis, J., Jarvis, R., & Skerratt, L. (2004). The demand for the audit in small companies in

the UK. Accounting and Business Research, 34(2), 87-100.

Connelly, B. L., Certo, S. T., Ireland, R. D., & Reutzel, C. R. (2011). Signaling Theory: A

Review and Assessment. Journal of Management, 37(1), 39-67.

Cosserat, G. W. (2004). Modern auditing. (2nd ed.). Chichester: John Wiley & Sons.

DeAngelo, L. E. (1981a). Auditor independence, ‘low balling’, and disclosure regulation.

Journal of Accounting and Economics, 3(2), 113-127.

DeAngelo, L. E. (1981b). Auditor size and audit quality. Journal of Accounting and

Economics, 3(3), 183-199.

De Moor, G., & Van Maele, G. (2009). Inleiding tot de biomedische statistiek. Leuven: Acco.

De Vries, J., & Van Dam, M. (1998). Politiek-bestuurlijk management; een blik achter de

gouden muur. Alphen aan den Rijn: Samson.

Dillman, D. (2000). Mail and Internet Surveys. The tailored Design Method. (second edition).

New York: Wiley.

Eeckloo, K., Van Herck, G., Van Hulle, C., & Vleugels, A. (2004). From corporate

governance to hospital governance. Authority, transparency and accountability of

Belgian non-profit hospitals' board and management. Health Policy, 68(1), 1-15.

Eisenhardt, K. M. (1989). Agency theory: An assessment and review. Academy of

Management Review, 14(1), 57-74.

Flint, D. (1988). Philosophy and Principles of Auditing: An Introduction. Basingstoke:

Macmillan Education.

Page 66: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

III

Gryspeerdt, E., & Schoonjans, B. (2009). Samenwerking non-profitsector en

bedrijfsrevisoren: een comparatieve analyse [masterproef]. Gent: Universiteit Gent,

Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen, Faculteit Economie en

Bedrijfskunde.

Gugerty, M. K. (2009). Signaling Virtue: Voluntary Accountability Programs among

Nonprofit Organizations. Policy Sciences, 42(3), 243-273.

Hager, M. A., Wilson, S., Pollak, T. H., & Rooney, P. M. (2003). Response rates for mail

surveys of nonprofit organizations: A review and empirical test. Nonprofit and

Voluntary Sector Quarterly, 32(2), 252-267.

Handbook of International Quality Control, Auditing, Review, Other Assurance, and Related

Services Pronouncements. (2014, Volume I). New York: International Federation of

Accountants. Opgehaald van

https://www.ifac.org/system/files/publications/files/2014-IAASB-HANDBOOK-

VOLUME-1_0.pdf

Hellman, N. (2006). Auditor-client Interaction and Client Usefulness - A Swedish Case

Study. International Journal of Auditing, 10(2), 99-124.

Higson, A. (2003). Corporate Financial Reporting: Theory and Practice. London: Sage

Publications.

Hood, C. (1991). A Public Management for All Seasons?. Public Administration, 69(1), 3-19.

Hood, C. (1995). The “New Public Management” in the 1980s: Variations on a Theme.

Accounting, Organizations and Society, 20(2/3), 93-109.

IBR (2007, 30 augustus). Normen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren inzake bepaalde

aspecten verbonden met de onafhankelijkheid van de commissaris. Opgehaald van

https://www.ibr-

ire.be/nl/regelgeving/normen_en_aanbevelingen/normen/Documents/7357_Normen-

inzake-bepaalde-aspecten-die-verband-houden-met-de-onafhankelijkheid-van-de-

commissaris.pdf

IBR (2014, 4 september). Omzendbrief 2014/04 van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.

Opgehaald van https://www.ibr-

ire.be/nl/regelgeving/rechtsleer/omzendbrieven/Documents/2014_04_2014_09_04_o

mzendbrief_rekendecreet_en_single_audit.pdf

IBR (z.d.-a). Audit van de jaarrekening. Opgehaald van https://www.ibr-

ire.be/nl/het_beroep/de_bedrijfsrevisor/audit_van_de_jaarrekening/Pages/default.aspx

Page 67: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

IV

IBR (z.d.-b). Opdracht van het IBR. Opgehaald van https://www.ibr-

ire.be/nl/het_instituut/over_het_ibr/opdracht_van_het_ibr/Pages/default.aspx

IBR (z.d.-c). Wat is een bedrijfsrevisor?. Opgehaald van https://www.ibr-

ire.be/nl/het_beroep/de_bedrijfsrevisor/wat_is_een_bedrijfsrevisor/Pages/default.aspx

Internationale Controlestandaard (International Standaard on Auditing, ISA) 320 “Materieel

belang voor controles” (versie 29 juni 2006). Opgehaald van https://www.ibr-

ire.be/nl/regelgeving/normen_en_aanbevelingen/isas/Documents/ISA/ISA320-NL-

29juni2006.pdf

Jensen, M. C., & Meckling, W. H. (1976). Theory of the Firm: Managerial Behavior, Agency

Costs and Ownership Structure. Journal of Financial Economics, 3(4), 305-360.

Joy, P. (2010, February 25). Audit services: top to bottom. Opgehaald van

https://www.accountancyage.com/aa/feature/1809503/audit-services

Kervin, J. B. (1992). Methods for Business Research. New York: HarperCollins.

Kilesse, A., & Vanstapel, F. (2004). Externe audit in de publieke sector. Brugge: die Keure.

Kim, J.-B., Simunic, D., Stein, M., & Yi, C. (2011). Voluntary Audits and the Cost of Debt

Capital for Privately Held Firms: Korean Evidence. Contemporary Accounting

Research, 28(2), 585-615.

Kindt, L. (2015). The added value of the external audit in health care organisations

[masterproef]. Gent: Universiteit Gent, Master in het Management en beleid van de

gezondheidszorg, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen.

Kittleson, M. J. (1997). Determining Effective Follow-up of E-Mail Surveys. American

Journal of Health Behavior, 21(3), 193-196.

Korsten, A.F.A. (z.d.). New Public Management. Opgehaald van

http://www.arnokorsten.nl/PDF/Organiseren%20en%20mgmt/Nieuw%20overheidsma

nagement.pdf

Lee, T., & Stone, M. (1995). Competence and independence: the congenial twins of auditing.

Journal of Business Finance & Accounting, 1169-1177.

Lee, T.-H., & Azham, M. A. (2008). The evolution of auditing: An analysis of the historical

development. Journal of Modern Accounting and Auditing, 4(12), 1-8.

Lennox, C. S., & Pittman, J. A. (2011). Voluntary Audits versus Mandatory Audits. The

Accounting Review, 86(5), 1655-1678.

Menon, K., & Williams, D. D. (1991). Auditor Credibility and Initial Public Offerings. The

Accounting Review, 66(2), 313-332.

Page 68: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

V

Menon, K., & Williams, D. D. (1994). The Insurance Hypothesis and Market Prices. The

Accounting Review, 69(2), 327-342.

Olson, D. E. (2000). Agency Theory in the Not-for-Profit Sector: Its Role at Independent

Colleges. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 29(2), 280-296.

Paulsen, N. (2006). New public management, innovation, and the non-profit domain: New

forms of organizing and professional identity. In M. Veenswijk (Ed.), Organizing

Innovation: New Approaches to Cultural Change and Intervention in Public Sector

Organizations (pp. 15-28). Amsterdam: IOS Press.

Piot, C. (2001). Agency Costs and Audit Quality: Evidence from France. European

Accounting Review, 10(3), 461-499.

Polit, D. F., & Beck, C. T. (2010). Nursing Research: Appraising Evidence for Nursing

Practice. (seventh edition). Wolters Kluwer.

Reheul, A., Van Caneghem, T., & Verbruggen, S. (2011). Auditor Choice in the Belgian

Nonprofit Sector: a Behavioral Perspective. Proceedings of the 13CIGAR, Ghent:

Economics and Management: Conference Papers.

Reheul, A., Van Caneghem, T., & Verbruggen, S. (2013). Audit Report Lags in the Belgian

Non-Profit Sector: An Empirical Analysis. Accounting and Business Research, 43 (2),

138-158.

Sands, J., & McPhail, J. (2003). Choice criteria of listed Australian public companies for

selecting an auditor: an exploratory study. International Journal of Business Studies,

11 (1), 109-133.

Sarens, G., Reheul, A.-M., Van Caneghem, T., De Vlaminck, N., & Dierick, J. (2012). De rol

van de bedrijfsrevisor in bedrijven die niet verplicht zijn een bedrijfsrevisor aan te

stellen. Antwerpen: Maklu.

Slivinski, A. (2002). Team Incentives and Organizational Form. Journal of Public Economic

Theory, 4(2), 185-206.

Spence, M. (2002). Signaling in Retrospect and the Informational Structure of Markets.

American Economic Review, 92(3), 434-459.

Stanny, E., Anderson, S., & Nowak, L. (2000). Contributing factors in the selection and

retention of local accounting firms. The National Public Accountant, 45(4), 19-21.

Stiglitz, J. E. (1987). Principal and Agent. In J. Eatwell, M. Milgate, & P. Newman (Eds.),

The New Palgrave: A Dictionary of Economics (pp. 966-971). New York: Stockton

Press.

Page 69: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

VI

Stiglitz, J. E. (2002). Information and the Change in the Paradigm in Economics. American

Economic Review, 92(3), 460-501.

Svanström, T. (2013). Non-audit Services and Audit Quality: Evidence from Private Firms.

European Accounting Review, 22(2), 337-366.

Svanström, T., & Sundgren, S. (2012). The Demand for Non-Audit Services and Auditor-

Client Relationships: Evidence from Swedish Small and Medium-Sized Enterprises.

International Journal of Auditing, 16(1), 54-78.

Tepalagul, N., & Lin, L. (2015). Auditor Independence and Audit Quality: A Literature

Review. Journal of Accounting, Auditing & Finance, 30(1), 101–121.

Van Caneghem, T., & Van Campenhout, G. (2012). Quantity and quality of information and

SME financial structure. Small Business Economics, 39(2), 341-358.

Van den Berghe, C. (2010). Doek valt over zaak-Lernout & Hauspie. Opgehaald van

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.867158

Vander Donckt, M., & Rigo, C. (2013). Het economische gewicht van instellingen zonder

winstoogmerk in België. Koning Boudewijnstichting, NBB: Brussel

Van Loocke, T., & Van Vlaenderen, D. (2014). Praktijkgids externe controle 2014. Brussel:

Larcier.

Van Maele, G., Deschepper, E., Buysse, H. & Coorevits, P. (z.d.). Statistische

Gegevensverwerking met behulp van IBM SPSS Statistics 20. Zelzate: University

Press.

Van Puyvelde, S., Caers, R., Du Bois, C., & Jegers, M. (2012). The Governance of Nonprofit

Organizations: Integrating Agency Theory With Stakeholder and Stewardship

Theories. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 41(3), 431-451.

Verbruggen, S., Christiaens, J., & Milis, K. (2011a). Can Resource Dependence and Coercive

Isomorphism Explain Nonprofit Organizations' Compliance With Reporting

Standards?. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 40(1), 15-32.

Verbruggen, S., Reheul, A.-M., Van Caneghem, T., Dierick, J., Christiaens, J., & Vanhee, C.

(2011b). Het bedrijfsrevisoraat in de verenigingssector. Antwerpen: Maklu.

Weets, V. (1999). Who will be the new auditor?. Working paper, University of Ghent, Ghent.

Willekens, M. (2008). De toegevoegde waarde van de audit. Brugge: die Keure.

Page 70: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

VII

Bijlagen

Bijlage 1. Vragenlijst ............................................................................................................. VIII

Bijlage 2. Begeleidende mail ................................................................................................ XIX

Bijlage 3. Herinneringsmail 1 ................................................................................................ XX

Bijlage 4. Herinneringsmail 2 ............................................................................................... XXI

Bijlage 5. Vragen in vragenlijst, namen van variabelen en codering in SPSS ..................... XXII

Bijlage 6. Toewijzing van items uit vragenlijst aan nieuwe variabelen ............................. XXIX

Bijlage 7. Independent-Samples t-test ................................................................................. XXX

Bijlage 8. Shapiro-Wilk test ............................................................................................... XXXI

Bijlage 9. Descriptieve statistiek van afhankelijke en onafhankelijke variabelen ............ XXXII

Bijlage 10. Gepercipieerde voordelen externe financiële audit ...................................... XXXIII

Page 71: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

VIII

Bijlage 1. Vragenlijst

Page 72: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

IX

Page 73: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

X

Page 74: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XI

Page 75: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XII

Page 76: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XIII

Page 77: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XIV

Page 78: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XV

Page 79: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XVI

Page 80: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XVII

Page 81: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XVIII

Page 82: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XIX

Bijlage 2. Begeleidende mail

Onderwerp: Aan de directieleden en bestuurders, wetenschappelijk onderzoek, Universiteit Gent

Aan de directieleden en bestuurders

Betreft: Empirische studie over de toegevoegde waarde van de externe financiële audit in

woonzorgcentra (Universiteit Gent)

Geachte heer

Geachte mevrouw

Graag nodig ik u uit om deel te nemen aan een onderzoek naar de toegevoegde waarde van de

externe financiële audit in woonzorgcentra. Aan alle woonzorgcentra in Vlaanderen wordt

gevraagd een online vragenlijst in te vullen. De vragenlijst kan best ingevuld worden door de

bestuurders of de directieleden of door de persoon die hier het best van op de hoogte is (bv.

accountant/boekhouder). Het onderzoek staat onder de leiding van prof. dr. Johan Christiaens

(hoofddocent, Universiteit Gent), met medewerking van Gerrie De Haes (student Master in het

management en het beleid van de gezondheidszorg).

Uw deelname zal bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek rond een thema dat tot op heden nog te

weinig is bestudeerd. Wij hopen op een hoge respons zodat we de doelstellingen van het onderzoek

kunnen realiseren. Indien u van mening bent dat een andere persoon in uw organisatie beter op de

hoogte is van deze materie, dan mag u de vragenlijst doorsturen naar deze persoon.

Het invullen van deze vragenlijst zal maximum 10 minuten van uw tijd in beslag nemen. De door u

verstrekte antwoorden worden anoniem verzameld en worden uitsluitend voor dit onderzoek

gebruikt. We verzekeren u dat er vertrouwelijk met uw gegevens zal worden omgegaan. Invullen

van de vragenlijst kan tot 28 oktober 2016. Om naar de vragenlijst te gaan, klik hier, of u kunt de

link naar de vragenlijst kopiëren en plakken in de adresbalk van uw browser:

https://nl.surveymonkey.com/r/online_vragenlijst_financiele_audit_auditee_2016

Wij danken u alvast van harte voor uw medewerking.

Als u aanvullende informatie wenst over het onderzoek, kunt u contact opnemen met Gerrie De Haes

via e-mail: [email protected].

Met vriendelijke groet

Gerrie De Haes

Student Master in het management en het beleid van de gezondheidszorg, Universiteit Gent

Page 83: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XX

Bijlage 3. Herinneringsmail 1

Herinnering: Aan de directieleden en bestuurders, wetenschappelijk onderzoek, Universiteit Gent Aan de directieleden en bestuurders Betreft: Empirische studie over de externe financiële audit in woonzorgcentra Geachte heer Geachte mevrouw Kortgeleden is de Universiteit Gent een onderzoek gestart naar de rol van de bedrijfsrevisor en de externe financiële audit in woonzorgcentra. Ook aan uw organisatie werd een mail verzonden met vraag tot deelname aan het onderzoek. Op heden hebben wij nog onvoldoende (volledig ingevulde) vragenlijsten ontvangen.

Met deze herinnering verzoeken wij u vriendelijk om mee te doen aan het onderzoek. De online vragenlijst bestaat uit 15 meerkeuzevragen. Het invullen ervan neemt maximaal 10 minuten van uw tijd in beslag en kan nog tot 28 oktober 2016. Om naar de vragenlijst te gaan, klik hier, of u kunt de link naar de vragenlijst kopiëren en plakken in de adresbalk van uw browser: https://nl.surveymonkey.com/r/online_vragenlijst_financiele_audit_auditee_2016 Mocht u de vragenlijst ondertussen al volledig hebben ingevuld: dank u wel! De verstrekte antwoorden worden anoniem verzameld. Wij weten dus niet wie de vragenlijst reeds volledig heeft afgerond. U kunt deze

herinnering dan als niet verzonden beschouwen. Indien u de vragenlijst slechts gedeeltelijk heeft ingevuld, verzoeken wij u vriendelijk deze alsnog verder aan te vullen. Uw deelname zal interessante gegevens opleveren over de rol van de bedrijfsrevisor in woonzorgcentra en de onderzoeksbevindingen kunnen een belangrijke rol spelen in de verdere uitbouw van een efficiënte, effectieve,

integere en kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Alvast dank voor uw medewerking! Met vriendelijke groet Gerrie De Haes Student Master in het management en het beleid van de gezondheidszorg, Universiteit Gent

Page 84: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXI

Bijlage 4. Herinneringsmail 2

Laatste oproep: Participatie wetenschappelijk onderzoek, Universiteit Gent Aan de directieleden en bestuurders

Betreft: vragenlijst externe financiële audit in woonzorgcentra Geachte mevrouw, geachte heer Indien u nog niet de kans hebt gehad de vragenlijst (volledig) in te vullen, hoop ik u hierbij alsnog te kunnen overtuigen dit wel te doen. Uw deelname levert immers bijzonder waardevolle informatie op over de rol van de bedrijfsrevisor en de externe financiële audit in woonzorgcentra.

Mocht u de vragenlijst ondertussen al volledig hebben ingevuld: dank u wel! De verstrekte antwoorden worden anoniem verzameld. Wij weten dus niet wie de vragenlijst reeds (volledig) heeft afgerond. U kunt deze herinnering dan als niet verzonden beschouwen. Indien u de vragenlijst slechts gedeeltelijk heeft ingevuld, verzoeken wij u vriendelijk deze alsnog verder aan te vullen. Invullen kan nog tot en met 8 november 2016. Op basis van reeds volledig ingevulde vragenlijsten kan ik u garanderen dat het invullen ervan maximaal 10 minuten van uw tijd in beslag zal nemen. Om naar de vragenlijst te gaan, klik hier, of u kunt de link naar de vragenlijst kopiëren en plakken in de adresbalk van uw browser: https://nl.surveymonkey.com/r/online_vragenlijst_financiele_audit_auditee_2016 Nogmaals dank voor uw medewerking! Met vriendelijke groet

Gerrie De Haes Student Master in het management en het beleid van de gezondheidszorg Universiteit Gent

Page 85: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXII

Bijlage 5. Vragen in vragenlijst, namen van variabelen en codering in SPSS

Vraag in vragenlijst Naam van variabele Codering in SPSS

Afhankelijke variabele

Stelling toegevoegde waarde

1. Ik vind, algemeen genomen, dat

de financiële audit een

toegevoegde waarde inhoudt voor

mijn zorginstelling.

TOEG_WAARDE

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

Onafhankelijke variabelen

Stellingen controle (CONTR)

1. Een financiële audit heeft een

positief effect op de kwaliteit van

de informatie in de jaarrekening.

KWALITEIT

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

2. De externe auditor en zijn

medewerkers besteden veel

aandacht aan de financiële

gezondheid en continuïteit van de

zorginstelling.

FIN_GEZ_CONT

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

3. De externe auditor en zijn

medewerkers maken de

zorginstelling transparant.

TRANSP

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

4. De externe auditor en zijn

medewerkers heffen het

belangenconflict op tussen de

verschillende leidinggevenden van

de zorginstelling.

AGENCY_CONF *

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

Stellingen advies (ADV)

1. Na afloop van de financiële PROCES 1 = helemaal mee oneens

Page 86: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXIII

audit evalueert het auditkantoor

het auditproces samen met de

zorginstelling.

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

2. De externe auditor en zijn

medewerkers doen regelmatig

suggesties die een meerwaarde

betekenen voor de zorginstelling.

SUGGEST

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

3. De externe auditor en zijn

medewerkers zijn bereid om

sectorspecifieke vragen te

beantwoorden.

BEREID_SECT

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

4. Het auditkantoor beantwoordt

eventuele additionele vragen

binnen de auditcontractprijs.

ADD_VR

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

5. De externe auditor en zijn

medewerkers zijn responsief voor

additionele vragen.

RESP_ADD_VR

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

6. De externe auditor en zijn

medewerkers stellen een

management letter op met nuttige

suggesties voor de zorginstelling.

MANA_LET

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

Stellingen competentie (COMP)

1. De externe auditor en zijn

medewerkers zijn deskundig. DESK

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

Page 87: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXIV

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

2. De externe auditor en zijn

medewerkers zijn voldoende

onafhankelijk.

ONAFH

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

3. De externe auditor en zijn

medewerkers zijn bekwaam om

sectorspecifieke vragen te

beantwoorden.

BEKW_SECT

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

4. De externe auditor en zijn

medewerkers zijn bereid zich te

verdiepen in het reilen en zeilen

van de zorginstelling.

BETROK

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

5. Er is sprake van continuïteit in

de samenstelling van het

auditteam.

CONTINU

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

Stellingen credibiliteit (CRED)

1. De externe auditor en zijn

medewerkers versterken het

vertrouwen tussen de

zorginstelling en belanghebbende

derden.

SIGNAAL

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

2. Een financiële audit heeft een

positief effect op het aantrekken

van financiële middelen bij een

kredietinstelling.

AANTR_FIN_MID

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

Page 88: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXV

3. Een financiële audit heeft een

positief effect op het aantrekken

van donaties en schenkingen.

AANTR_DON_SCH

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

4. Een financiële audit heeft een

positief effect op het

verantwoorden van subsidies.

AANTR_SUBS

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

5. De externe auditor en zijn

medewerkers hebben een positief

effect op het eenvoudiger

aantrekken van medewerkers.

AANTR_WERKN *

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

Stellingen klantoriëntatie (KO)

1. De externe auditor en zijn

medewerkers houden de belangen

van de zorginstelling voor ogen.

BEL_ZI

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

2. Er is voldoende persoonlijk

contact tussen de externe auditor

en (de leidinggevenden van) de

zorginstelling.

CONTACT

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

3. Het auditteam beperkt de

overlast tijdens de uitvoering van

de financiële audit in de mate van

het mogelijke.

OVERLAST

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

4. Het auditkantoor levert

rapporten tijdig af. TIJDIG

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

Page 89: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXVI

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

5. Het auditkantoor beantwoordt

vragen binnen een voor mij

aanvaardbare termijn.

BESCHIK

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

6. Het auditkantoor stelt zich

flexibel op bij de timing en de

planning van de

auditwerkzaamheden.

FLEXIBEL

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

7. De externe auditor en zijn

medewerkers houden de belangen

van de jaarrekeninggebruikers

voor ogen.

BEL_GEBR *

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

8. De leden van het auditteam

communiceren in een duidelijk

verstaanbare taal.

COMMUN *

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

9. De externe auditor neemt deel

aan de algemene vergadering

waarop de jaarrekening van de

zorginstelling wordt voorgesteld.

DEELN_AV **

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

5 = helemaal mee eens

Stelling niet-auditdiensten

31. Ik vind het, algemeen

genomen, een meerwaarde indien

mijn zorginstelling bij een

auditkantoor ook terecht kan voor

ADD

1 = helemaal mee oneens

2 = enigszins mee oneens

3 = neutraal

4 = enigszins mee eens

Page 90: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXVII

niet-auditdiensten. 5 = helemaal mee eens

Achtergrondvariabelen

1. Om welke reden(en) wordt de

jaarrekening van uw zorginstelling

onderworpen aan een financiële

audit?

Multiple-responsvraag:

MR_VERPL_VZW

MR_VERPL_DEC_SEC

MR_VERPL_OVERH

MR_VERPL_AND

MR_VRIJW

MR_AND_REDEN

0 = nee

1 = ja

2. Doet uw zorginstelling ook

voor niet-auditdiensten beroep op

een auditkantoor?

GEBR_NAD 0 = nee

1 = ja

3. Voor welke niet-auditdiensten

doet uw zorginstelling beroep op

een auditkantoor?

Multiple-responsvraag:

MR_BELAST

MR_JUR_ADV

MR_HRM

MR_INT_ORG

MR_CONT_FIN

MR_CONT_OVERH

MR_BUDG_PL

MR_FOR_ACC

MR_AND_NAD

0 = nee

1 = ja

MR_AND_NAD:

0 = nee

1 = IT

2 = overname thuisverpleging

3 = toekomst mbt aangelegde

provisies

4 = planetree, belevingsaudit,

kwaliteitsaudit

5 = due diligence nieuwe

overnames

6 = bepalen

afschrijvingsperiodes

specifieke/boekhoudkundige

info

4. Doet uw zorginstelling voor

bovenstaande niet-auditdiensten

beroep op hetzelfde auditkantoor

dat ook de financiële audit

HETZ_KANT 0 = nee

1 = ja

Page 91: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXVIII

uitvoert?

5. Vindt u dat de

onafhankelijkheid van de externe

auditor in het gedrang komt door

het samen aanbieden van audit- en

niet-auditdiensten door hetzelfde

auditkantoor?

ONAFH_PROBL 0 = nee

1 = ja

6. Wat is uw huidige leeftijd? LEEFTIJD

1 = < 20 jaar

2 = 20-30 jaar

3 = 31-40 jaar

4 = 41-50 jaar

5 = 51-60 jaar

6 = > 60 jaar

7. Wat is uw geslacht? GESLACHT 1 = man

2 = vrouw

8. Wat is uw huidige functie in de

zorginstelling waarvoor u werkt?

Multiple-responsvraag:

MR_ALG_DIR

MR_FIN_DIR

MR_VOORZ_RVB

MR_LID_RVB

MR_ACCOUNT

MR_BOEKH

MR_AND_FUNC

0 = nee

1 = ja

MR_AND_FUNC:

0 = nee

1 = gedelegeerd bestuurder

2 = administratief

verantwoordelijke

9. Welke is de beheersvorm van

de zorginstelling waarvoor u

werkt?

BEHEERSVORM

1 = vzw

2 = privé-bestuur

3 = OCMW

10. Hoeveel erkende

woongelegenheden zijn er op dit

moment in de zorginstelling

waarvoor u werkt?

CAPACITEIT

1 = < 60

2 = 60-120

3 = > 120

* Na factoranalyse niet opgenomen in samengestelde variabele

** Na berekening Cronbach’s Alpha niet opgenomen in samengestelde variabele

Page 92: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXIX

Component

Item

Bijlage 6. Toewijzing van items uit vragenlijst aan nieuwe variabelen

1 2 3 4 5

“CONTR” “ADV” “COMP” “CRED” “KO”

KWALITEIT X

FIN_GEZ_CONT X

TRANSP X

PROCES X

SUGGEST X

BEREID_SECT X

ADD_VR X

RESP_ADD_VR X

MANA_LET X

DESK X

ONAFH X

BEKW_SECT X

CONTINU X

BETROK X

SIGNAAL X

AANTR_FIN_MID X

AANTR_DON_SCH X

AANTR_SUBS X

BEL_ZI X

CONTACT X

OVERLAST X

TIJDIG X

BESCHIK X

DEELN_AV X

FLEXIBEL X

Page 93: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXX

Bijlage 7. Independent-Samples t-test

TOEG_WAARDE N Gemiddelde SD

Groep 1 28 3,61 0,916

Groep 2 33 3,64 0,929

Levene’s test F = 0,104 p = 0,748

t-test for Equality of Means:

Equal variances assumed

t = -0,123

df = 59

p = 0,902

Page 94: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXXI

Bijlage 8. Shapiro-Wilk test

Statistic Df Sig.

0,904 61 < 0,001

Page 95: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXXII

Bijlage 9. Descriptieve statistiek van afhankelijke en onafhankelijke variabelen

N Min. Max. Gem. SD

TOEG_WAARDE 61 1 5 3,62 0,916

CONTR 61 2,3 5 4,13 0,756

ADV 61 1,5 5 3,59 0,756

COMP 61 2,6 5 4,24 0,689

CRED 61 1 5 3,23 0,852

KO 61 2,4 5 4,15 0,662

ADD 61 1 5 3,36 1,081

Page 96: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXXIII

Bijlage 10. Gepercipieerde voordelen externe financiële audit

#

Oneens

(%)

Neutraal

(%)

Eens

(%) Gemiddelde

Positief effect op

kwaliteit jaarrekening 61 3,3 13,1 83,6 4,3

Financiële gezondheid

en continuïteit 61 3,3 14,8 81,9 4,2

Responsief voor

additionele vragen 61 3,3 16,4 80,3 4,1

Signaalfunctie naar

derden 61 9,8 13,1 77,1 4,0

Transparantie 61 11,5 16,4 72,1 3,9

Positief effect op

aantrekken financiële

middelen

61 14,7 39,3 46,0 3,4

Positief effect op

verantwoorden van

subsidies

61 26,3 42,6 31,1 3,0

Management letter 61 27,9 37,7 34,4 3,0

Positief effect op

aantrekken donaties

en schenkingen

61 42,6 50,9 6,5 2,5

Wegvallen

belangenconflict 61 59,1 31,1 9,8 2,2

Positief effect op

aantrekken

werknemers

61 73,8 26,2 0 1,9

Oneens = respondenten die “Helemaal mee oneens” of “Enigszins mee oneens” scoorden; Neutraal

= respondenten die “Neutraal” scoorden; Eens = respondenten die “Enigszins mee eens” of

“Helemaal mee eens” scoorden.

Page 97: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit

XXXIV

Lijst van tabellen

Tabel 1. Verdeling van het aantal erkende woonzorgcentra in het Vlaams Gewest (exclusief

BHG) per provincie op 1/11/2016 ............................................................................................ 27

Tabel 2. Verdeling van het aantal erkende woonzorgcentra in het Vlaams Gewest naar

beheersvorm op 1/11/2016 ....................................................................................................... 27

Tabel 3. Effect van de rekruteringsmails op de bruikbare respons .......................................... 33

Tabel 4. Responsgraad van de online bevraging op 9 november 2016 .................................... 34

Tabel 5. Operationalisering samengestelde onafhankelijke variabele ..................................... 36

Tabel 6. Overzicht van de functies van de respondenten ......................................................... 39

Tabel 7. Overzicht van de redenen voor de aanstelling van een externe auditor ..................... 40

Tabel 8. Eigenwaarden en percentages verklaarde variantie voor elke component in de

factoranalyse ............................................................................................................................. 42

Tabel 9. Cronbach’s Alpha coëfficiënt per component ............................................................ 43

Tabel 10. Pearson correlatiecoëfficiënten ................................................................................ 45

Tabel 11. Regressieresultaten ................................................................................................... 47

Tabel 12. Toegevoegde waarde externe financiële audit ......................................................... 48

Page 98: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EXTERNE AUDIT IN ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/344/RUG01-002350344...(2015), die specifiek gericht is naar de toegevoegde waarde van externe audit