De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en...

46
De strijd om betekenissen Een discoursanalytische verkenning van de herstructurering van Nieuw Crooswijk Richard de Brabander Lectoraat Dynamiek van de stad Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam 2006

Transcript of De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en...

Page 1: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

De strijd om betekenissen

Een discoursanalytische verkenning van de herstructurering van Nieuw Crooswijk

Richard de Brabander Lectoraat Dynamiek van de stad Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam 2006

Page 2: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding: Identiteit en herstructurering / 3 1.1. Fysieke, symbolische en politieke aspect van stedelijke identiteit / 4 1.2. Herstructurering Nieuw Crooswijk / 5 1.3. Een discoursanalyse / 6 1.4. De aanpak / 10 2. De stad als symbolische ruimte / 13 2.1. Diasporische sferen / 13 2.2. De creatieve stad / 15 2.3. Overgang van moderne naar postmoderne identiteit / 17 3. Rotterdam Durft / 22 3.1. Tactische en strategisch imago / 23 3.2. Aantrekkelijk wonen / 24 3.3. Onaantrekkelijk Crooswijk / 25 4. De strijd om Nieuw Crooswijk / 29 4.1. Nieuw Crooswijk: een dorp in een stad / 30 4.2. Het fysieke aspect: de kwaliteit van de woningvoorraad / 31 4.3. Het politieke aspect: bevolkingspolitiek / 33 5. Conclusies / 39 5.1. Vooronderstellingen 5.2. Conclusies Bijlagen / 43 Bronnenlijst / 45

Page 3: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

3

1. Inleiding: identiteit en herstructurering In De staat van de stad wordt de identiteit van de stad als een van de kennisthe-ma’s genoemd. De vooronderstelling daarbij is dat iedere stad zijn eigen identiteit heeft en dat de beleving van een stad en van plekken in een stad bijdragen aan de identiteitsvorming van zijn bewoners. Vragen die hierbij worden gesteld zijn hoe deze identiteitsvorming tot stand komt en wat een stad voor mensen betekent. Deze identiteit wordt gezien als een constructie die voortdurend verandert en kan worden waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw deed Henry Mayhew al onderzoek naar de manier waarop inwoners van Londen hun stad beleven. In zijn onderzoek wordt de dynamiek van de stad gezien als het toneel van het menselijke bestaan. Steden figureren als spannende ontmoetingsplaatsen waar we kijken en bekeken worden, als plaatsen die we als de ‘onze’ beschouwen, als gevaarlijk of veilig, warm of koud. In fysiek morfologische zin mag een stad dan misschien een eigen identiteit hebben, voor verschillende mensen heeft zij een andere betekenis’2.

In Op zoek naar nieuw publiek domein ontwerpen Hajer & Reijndorp een cultu-rele geografie die de aandacht verplaatst ‘van de analyse van functionaliteit van quasi-aculturele ‘ruimten’ naar de ruimte als een stelsel van ‘plaatsen’ met voor specifieke groepen specifieke betekenissen’3. De kern van de culturele geografie bestaat in de analyse van de meerduidigheid of de ‘strijd die zich afspeelt om ver-schillende betekenissen’4. Zij spreken daarom over stedelijke ruimte in termen van publiek domein, waartoe zij dìe plaatsen rekenen ‘waar een uitwisseling tussen verschillende maatschappelijke groepen kan plaatsvinden en ook daadwerkelijk plaatsvindt’5. Zij wijzen daarbij ook op de politieke betekenis van het publieke domein. Het is de sfeer waar we de ‘ander’ tegenkomen en waar we ons tot de an-der en zijn ideeën, opvattingen en voorkeuren moeten verhouden. In deze confron-tatie met de ander gaat het niet zozeer om de ontmoeting als wel om de uitwisse-ling van ideeën, betekenissen, opvattingen, voorkeuren en gedragingen. De vragen

1 Kenniscentrum Grote Steden, De staat van de stad. Agenda Strategische Kennisthema’s Grote Steden 2003 – 2010, februari 2003. 2 Zie Brunt, L., Stad, Boom, Amsterdam, 1996, 19. 3 Hajer, M. & Reijndorp, A., Op zoek naar nieuw publiek domein, Nai, Rotterdam, 2001, 33. 4 Hajer & Reijndorp, o.c., 37. 5 Hajer & Reijndorp, o.c., 11.

Page 4: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

4

die hier gesteld worden zijn welke codes een ruimte domineren, welk gedrag moet worden getolereerd en wie van wie mag vragen om zich aan te passen.

In De stad verhaalt van de stad. Rotterdam lokale identiteit en cultuur als hulpbron wordt de identiteit van Rotterdam onderzocht aan de hand van een drietal casestudies: 1. Opzoomeren, 2. de reconstructie van de Heemraadsingel, de Kop van Zuid en Schieveste en 3. festivals als de Rotterdamse Marathon. De aandacht voor de identiteit van de stad, zo stellen Fortuin & Van der Graaf in dit rapport, is niet enkel vanuit een cultureel perspectief interessant, maar vanuit een sociaal per-spectief ook van belang. Vragen die hier aan de orde worden gesteld zijn in hoever-re problemen rond integratie en samenleven hebben te maken met identiteit, of beter gezegd met een interactie of mix van verschillende identiteiten.

1.1. Fysieke, symbolische en politieke aspect van stedelijke identiteit Identiteit wordt in de hierboven aangehaalde bronnen verbonden met drie thema’s:

- morfologische en fysieke herkenbaarheid van de stad. We kunnen een stad identificeren aan de hand van zijn gebouwen. De fysieke beteke-nis ligt ook in de kwalitatieve staat van de woning en open ruimtes;

- stad als een symbolische ruimte: niet de fysieke ruimte bepaalt de identiteit van de stedelijke ruimte, maar de betekenissen die daaraan worden gegeven;

- de symbolische ruimte als een politieke ruimte waar strijd worden ge-leverd over de betekenis of identiteit van een openbare ruimte. De vraag die hier wordt gesteld is welke betekenis andere domineert en of er ruimte is voor verschillende betekenissen

Het fysieke, symbolische en politieke aspect van stedelijke identiteit keren terug in het herstructureringsbeleid dat streeft naar een juiste mix. Spreken Fortuin & Van der Graaf van een mix dan stellen zij: ‘Eenzijdige en monotone buurten kunnen omgetoverd worden tot gewilde buurten door de juiste mix van leefstijlen. Woon-ruimte en woonomgeving worden daarbij een product met een bepaalde belevings-waarde voor specifieke doelgroepen’6.

In het WRR-rapport Sociale herovering in Amsterdam en Rotterdam wordt het doorbreken van de concentratie van sociale achterstand in bepaalde stadswijken en het realiseren van ‘in sociaal opzicht beter gemengde buurten’ gezien als de centra-

6 Fortuin & Van der Graaf, De stad verhaalt van de stad. Rotterdamse lokale identiteit en cultuur als hulpbron, Verweij-Jonker, 2006, 10 (mijn curs.).

Page 5: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

5

le doelstelling van stedelijke herstructurering.7 Een belangrijk middel daartoe is ‘het creëren van een meer gevarieerd woningbestand’. Dit wordt gerealiseerd door de sloop van een ‘aanzienlijk deel van de goedkope woningvoorraad in de betref-fende buurt en de bouw van een (meestal kleiner) aantal duurdere woningen in de wijk. Deze fysieke interventie hangt samen met sociale interventies. Naast de op-bouw van een ‘evenwichtige samenlevingsopbouw’ gaat het om het vergroten van de leefbaarheid en de veiligheid en het formuleren van gemeenschappelijke compe-tenties en gedragsregels om het alledaagse verkeer tussen bewoners te bevorderen.8 Stedelijke herstructurering houdt een ingreep in de fysieke identiteit van een stadswijk in. Deze fysieke identiteit van de stadswijk hangt samen met sociaal-economische achterstand en eenzijdigheid. Daarvoor in de plaats zou een ‘juiste mix’ moeten komen, een ‘evenwichtige samenlevingsopbouw’. Het herstructure-ringsbeleid probeert zo ook de symbolische en politieke strijd om betekenissen in een harmonie van verschillende betekenissen om te toveren. De vraag in hoeverre het herstructureringsbeleid zichzelf ziet als onderdeel van deze strijd bepaalt de verhouding tussen bewoners en gemeentebestuur. Anders gezegd, zijn burgers en bestuur gelijkwaardige partners in de strijd om betekenissen of legt het beleid be-paalde betekenis op en wijst zij daarmee andere betekenissen en identiteiten op voorhand af? Deze vraag staat centraal in dit onderzoek naar de herstructurering van Nieuw Crooswijk.

1.2. Herstructurering Nieuw Crooswijk Stedelijke herstructurering grijpt in zowel de fysieke ruimte als in de symbolisch-politieke ruimte in. Een goed voorbeeld van stedelijke herstructurering waarbij de drie aspecten van stedelijke identiteit in het geding zijn, is de herstructurering van Nieuw Crooswijk. Het verzet hiertegen door bewoners die zich hebben verenigd in de Federatie Bewonerscomités Nieuw Crooswijk (FBNC) kan worden gezien als een strijd om het behoud van het eigene van Crooswijk.

Dat tegen een wijk geheel verschillend kan worden aangekeken bewijzen de volgende twee uitspraken van een bewoonster en van wethouder Bolsius.

7 WRR, Sociale herovering in Amsterdam en Rotterdam, AUP, Amsterdam, 2005, 37. 8 Nog afgezien van de vraag wat een ‘juiste mix’ is, zetten anderen onderzoeken vraagte-kens bij de positieve effecten van menging van de wijken Zie het rapport van de WRR Sociale herovering in Amsterdam en Rotterdam, AUP, Amsterdam, 2005; Kullberg, J., De tekentafel neemt de wijk. Beloften en beperkingen in de herstructurering van buurten, SCP, Den Haag, 2006, 14.

Page 6: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

6

‘Het is geweldig om hier te wonen. Ik heb het hier ontzettend naar mijn zin. Ik ben niet van plan om dit huis uit te gaan’9.

Op de vraag waarom Crooswijk zo ingrijpend moet worden verbouwd antwoordt de toenmalig verantwoordelijk wethouder Lucas Bolsius:

‘Ik snap de emotie van de mensen die daar wonen, misschien met heel veel plezier. Die zeggen: waarom moet dit. Maar je moet het in de totaliteit van de wijk zien. Plus dat we in feite een wijk moeten opbouwen die honderd jaar mee moet’10.

Deze uitspraak van Bolsius bevestigt dat herstructureringsbeleid zich onderscheidt van eerdere stadsvernieuwingrondes11, doordat de beoogde doelen op verschillende ruimtelijke niveaus liggen. Het gaat niet alleen om een kwalitatief beter Nieuw Crooswijk, er worden ook doelen gesteld die het belang van de wijk overstijgen. De uitspraken van de bewoonster en wethouder Bolsius laten zien dat het per-spectief van bewoners enerzijds en bestuurders en beleidsmakers anderzijds enorm kan verschillen. Er bestaat een grote discrepantie tussen de ervaringen en beteke-nissen van de wijkbewoners en van de gemeente. Staan hier emotie en ratio, het individuele en het algemene belang tegenover elkaar? Is hier sprake van de erva-ring van de leek tegenover de deskundigheid van de bestuurder? Wordt het beeld van de bewoners door de harde feiten en prioriteiten ontmaskerd als een vertekend beeld? En moeten deze ‘vertekende’ beelden dan wijken voor de realiteit? Het is twijfelachtig of feit en fictie, beeld en werkelijkheid hier tegenover elkaar staan. Niet alleen bewoners, maar ook professionals, beleidsmakers en politici hebben bepaalde beelden van de stad, de wijk of buurt die hun beleid bepalen: ‘De strijd om beleid gaat niet om prioriteiten en feiten, maar om beelden en hun betekenis’12.

1.3. Een discoursanalyse Wordt de identiteit van een stad, wijk of buurt gezien als een strijd om betekenis-sen, dan zal de aandacht zich moeten richten op de wijze waarop de stad, wijk of buurt door bewoners en gemeente betekenis wordt gegeven. De aandacht in dit onderzoek richt zich daarom niet op de feiten en statistische gegevens, niet op de werkelijkheid van Nieuw Crooswijk, maar op de vraag hoe Nieuw Crooswijk

9 Uitspraak van bewoonster in Rotterdam sloopt prima woningen, RTL, 29 december 2004. 10 Uitspraak in Rotterdam sloopt prima woningen, RTL, 29 december 2004 11 Kullberg, J., o.c.,14. 12 ’t Hart & Kleiboer, 1995.

Page 7: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

7

wordt geïdentificeerd. De vraag die in dit onderzoek centraal staat is hoe de ge-meente Rotterdam de strijd om betekenissen probeert te controleren op het niveau van betekenisgeving zelf. Vooronderstelling daarbij is dat de strijd om betekenis-sen een machtsstrijd is. Het gaat niet alleen om de vraag welke betekenis bewo-ners/FBNC of de gemeente aan Nieuw Crooswijk geven, maar ook en vooral om de vraag hoe een bepaalde betekenis andere domineert en welke machtsstrategieën werkzaam zijn in zowel het opleggen als het doorbreken van dominante betekenis-sen. Het onderzoek naar deze machtsstrijd heeft de vorm van een discoursanalyse. Deze analyse gaat uit van een sociaalconstructivistische vooronderstelling dat iden-titeit een effect van betekenisgeving is. Het discours of het vertoog is constitutief voor de sociale en culturele werkelijkheid waarin we leven. Er is met andere woor-den geen objectieve werkelijkheid die onafhankelijke van het spreken erover een betekenis of identiteit van zichzelf heeft. Een discours is een netwerk van teksten en verhalen die in relatie tot elkaar betekenissen genereren en de werkelijkheid constitueren. Beleidsteksten, wetenschappelijke teksten en uitspraken van personen belichamen het discours. Voor de analyse wordt gebruik gemaakt van een tweetal, dat hier nader worden toegelicht. Het gaat hierom het onderscheid tussen cognitie-ve en sociale geslotenheid en dat van gestructureerde en ongestructureerde proble-men. Cognitieve en sociale geslotenheid – In het discours zijn mechanismen werkzaam die het discours willen controleren en de context willen afbakenen. Deze mecha-nismen zijn zelf ook van de orde van het spreken, vastgelegd in afspraken, proce-dures en voorschriften en bevoegd- en verantwoordelijkheden van sprekers. Dit impliceert dat in het discours machtsmechanismen van in- en uitsluiting werkzaam zijn.13 Schaap & Twist analyseren deze mechanismen op het niveau van beleids-vorming. Zij spreken van sociale en cognitieve geslotenheid die al dan niet bewust wordt toegepast.14 Sociale geslotenheid kan formeel en informeel plaatsvinden. Formeel worden we uitgesloten doordat bijvoorbeeld het betreden van een club lidmaatschap is vereist. Gewoonte, taalgebruik en ongeschreven regels zijn mecha-nismen die informeel sociale uitsluiting tot gevolg hebben. Cognitieve geslotenheid kan betekenen dat we iets niet kunnen (onbewust) of iets niet willen inzien (be-wust). Van belang is dat sociale en cognitieve geslotenheid interfereren. Zo kan een

13 Zie Michel Foucault, de founding father van de discoursanalyse, L’ordre du discours, Gallimard, Paris, 1971. 14 Schaap, L. & Twist, M. van, ‘Een consequent constructivistische kijk op geslotenheid in beleidsnetwerken’, in: Perspectieven 1, pp. 249-261. Ik zou liever spreken van structureel in plaats van onbewust. Uitsluiting vindt plaats op het niveau van de structuur (‘langue’ of het ‘discours’). Op het niveau van het alledaagse taalgebruik (parole), kan van bewust en de onbewust geslotenheid worden gesproken.

Page 8: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

8

bewuste cognitieve fixatie anderen al dan niet bewust sociaal uitsluiten. Sociale geslotenheid kan ertoe leiden dat bepaalde thema’s niet besproken worden.

Deze cognitieve geslotenheid traceren Schaap & Twist op het niveau van de ac-toren en op het niveau van het netwerk (het discours). Op het niveau van de actoren spelen bewuste en onbewuste strategieën om anderen buiten te sluiten of bepaalde thema’s wel of niet te willen inzien of bespreekbaar te willen maken. Daarbij kun-nen we ons van alles voorstellen. Taboes, onderlinge betrekkingsverhoudingen spelen op dit niveau een rol. Schaap & Twist wijzen erop dat een analyse op dit niveau onvoldoende is, aangezien de actoren deel zijn van een vertoog dat wordt belichaamd door beleidsteksten, rapporten van allerlei adviesorganen, media. De actoren kunnen dit geheel niet overzien en beheersen. Het discours bepaalt bewust dan wel onbewust wat wel en niet verstaan en/of begrepen wordt, wat wel of niet gezegd kan en mag worden. Ook hier wordt weer een onderscheid gemaakt tussen bewust en onbewust cognitieve en sociale netwerkgeslotenheid. Het discours of netwerk heeft tot gevolg dat bepaalde betekenissen en actoren al dan niet bewust worden buitengesloten.

Bezien we, ter verduidelijking, de uitspraak van de bewoonster en van Bolsius in het licht van het analysemodel van Schaap & Twist, dan zien we direct dat De bewoonster en Bolsius op cognitief vlak verschillende referentiekaders hanteren. Bolsius hanteert een rationele manier van denken waarin Nieuw Crooswijk beteke-nis krijgt in de ontwikkeling van de stad. De bewoonster spreekt daarentegen van-uit het hier en nu en hoe zij haar woning en buurt beleeft. Bolsius, en daarmee de politiek, sluit de emotionele uitingen uit van zijn afweging Crooswijk te herstructu-reren.

Schaap & Twist wijzen erop dat deze dichotomie tot communicatieproblemen leidt in inspraak: waar beleidsmakers spreken in procedures en risicoanalyses en veiligheidsindexen, daar geven bewoners emotioneel uiting aan de manier waarop zij zich uit hun huis voelen gedreven. Sprekend over de communicatie met bewo-ners zegt Bolsius dat er ‘een beeld’ naar voren is gekomen van wat in de wijk zou kunnen veranderen en ‘dat bij de bewoners het beeld is ontstaan’ dat het Master-plan hun plan niet meer is.15 De laatste uitspraak is veelzeggend, omdat wordt ge-suggereerd dat dit een vertekend beeld is (het is wel degelijk hun plan), een verte-kening die te maken heeft met het ‘abstractieniveau’ waarop de structuurvisie tot stand is gekomen, en waarvan de consequenties in het Masterplan zichtbaar wer-den. In het Masterplan worden er enkele woorden aan gewijd, zonder dat de bele-ving van de bewoners daarin overigens wordt erkend: ‘Het plan is tot stand geko-men met de inspanning van velen, waaronder zeker de bewoners zelf. Dat dit af en

15 Edwards, A. & Schaap, L., Burgerparticipatie in Rotterdam, Centre for Local Democra-cy, Erasmus Universiteit Rotterdam 2006, 28.

Page 9: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

9

toe met wrijving gaat is logisch: wrijving geeft immers glans, ook aan dit Master-plan’16. De manier waarop het Masterplan tot stand komt en het abstractieniveau dat daarbij wordt gehanteerd sluit cognitieve oriëntatie van bewoners uit. Of dit bewust zo is georganiseerd valt moeilijk te achterhalen. Wel is duidelijk dat dege-nen die zijn geïnterviewd zich bewust buitengesloten voelen. Omdat op abstractie-niveau het Masterplan wordt geschreven is er geen plaats voor de concrete ervarin-gen en betekenissen van bewoners zelf. Zij voelen zich niet gehoord en ervaren inspraakprocedures niet als inspraak. Een bewoonster zegt in een interview:

‘ Niks geen participatie. Je gaat een Crooswijker toch geen inspraak geven. Ze vinden overal een vergadering voor uit.’

Een vergadering wordt dus niet ervaren als een manier bewoners inspraak te geven. Gestructureerde en ongestructureerde problemen – Met het hierboven besproken onderscheid tussen cognitieve en sociale geslotenheid wordt het onderscheid tussen gestructureerde en ongestructureerde problemen verbonden. Een sociaalconstructi-vistisch perspectief betekent dat aspecten van het kennissysteem en het beleid het resultaat zijn van sociale constructies. Zowel het beleid- als het kennissysteem bevatte immers handelende actoren met overtuigingen en belangen, of, zoals we hierboven zagen, met beelden en hun betekenis.

Hoppe & Timmermans definiëren een gestructureerd probleem als een consen-sus onder betrokken actoren over waarden en de beschikbare kennis. In het geval van stedelijke herstructurering betekent dit dat beleidsmakers, gemeente, deskundi-gen en bewoners een duidelijk inzicht in en een algemene overeenstemming heb-ben over de aard van het probleem, de oplossingen en de te bereiken doelen. Bij dit type probleem bestaat ook grote zekerheid over de beschikbare kennis. De waar-den, doelen en kennis staan niet wezenlijk ter discussie. Wel kan nog verschil van mening bestaan over hoe het probleem kan of moet worden opgelost. Bij dit type probleem past een aanpak die op probleemoplossing is gericht. Een ander kenmerk is dat het probleem eenzijdig en exclusief benaderd wordt. Deze benadering heeft een gesloten karakter, waarbij de overheid behoudend het kennissysteem stuurt. Hier treden met andere woorden mechanismen van cognitieve uitsluiting in wer-king.

Bij een ongestructureerd probleem bestaat wel verschil van mening over welke waarde prioriteit heeft en grote onzekerheid over de kennis die wordt uitgewisseld. We zien dit eveneens terug in de hierboven geciteerde uitspraken van een bewoon-ster en wethouder Bolsius. Uit deze uitspraken blijkt dat er geen overeenstemming

16 Masterplan Nieuw Crooswijk, 3 februari 2005, 7.

Page 10: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

10

bestaat over waarden. Gezien vanuit een wijk die nog honderd jaar meemoet, defi-nieert Bolsius Nieuw Crooswijk als een probleemwijk. De bewoonster waardeert de wijk vanuit haar eigen ervaringen heel anders en positiever. Bij dit type pro-bleem ligt het niet voor de hand naar oplossingen te zoeken. Ongestructureerde problemen vereisen een oriëntatie op de waarden. ‘Betrokken partijen moeten eerst kunnen en willen zien om welk probleem het eigenlijk gaat en hoe het probleem zal worden gedefinieerd. Het “kunnen” en “willen” correspondeert met de onzekerheid over kennis en divergerende waarden rond het onderwerp’17. Een ongestructureerd probleem kan niet worden ‘gedefinieerd’ op basis van feiten, gestelde waarden en voorafgegeven kennis. Een definitie van een ongestructureerd probleem vereist interactie tussen alle betrokkenen. In deze interactie staan niet alleen kennisvragen centraal, maar allereerst de achterliggende waardenoriëntatie. Het kennisdomein is open en meervoudig. Er wordt niet alleen een beroep gedaan op wetenschappelijke kennis, maar ook op lekenkennis of ervaringen van, in dit geval, bewoners, waarbij inherente onzekerheden expliciet worden gemaakt.

Door dit onderscheid tussen gestructureerde en ongestructureerde problemen te koppelen aan het begrip van cognitieve en sociale geslotenheid kan inzichtelijk worden gemaakt hoe in het formuleren van het probleem machtsmechanismen werkzaam zijn, bijvoorbeeld wanneer bepaalde waarden als vanzelfsprekend boven andere worden gesteld. De definiëring van een probleem als gestructureerd kan als een strategie worden gezien om bepaalde aspecten onbespreekbaar te maken of onbesproken te laten. Het ter discussie stellen van waarden kan daarentegen wor-den beschouwd als een strategie om die cognitieve geslotenheid open te breken.

1.4. De aanpak De aandacht voor de identiteit van de stad en het proces van betekenisgeving dat daarmee samenhangt, staat niet op zichzelf en hangt onlosmakelijk samen met het idee dat de stad in de eerste plaats een symbolische ruimte is. Deze visie op de stad hangt samen met de vooronderstellingen die stellen dat de werkelijkheid een effect is van betekenisgeving. De ruimte ontleent zijn identiteit en betekenis niet aan zijn fysieke vorm, maar in relatie tot verhalen die er de ronde doen, de gebeurtenissen die zich afspelen. Ook dit rechtvaardigt een discoursanalyse van de herstructure-ring van Nieuw Crooswijk.

17 Hoppe, R. & Timmermans, A., “Kennis in beleid bij probleemoplossende en probleem-verkennende sturing”, in: Andere sturing: andere kennis nodig?,Jaarconferentie 2000, Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek,Utrecht, 2000. Zie ook Hisschemöller, M. e.a., Kennisbenutting en politieke keuze: een dilemma voor het milieu beleid?, Werkdocu-ment nr. 65., Rathenau-Instituuut, Den Haag, 1998.

Page 11: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

11

Het ‘gevecht’ om Nieuw Crooswijk wordt in dit essay geanalyseerd als een strijd om betekenissen. Om deze strijd om betekenissen nader te verkennen wordt eerst ingegaan op het idee dat de stad een symbolische ruimte is. Hiermee wordt het denken over stedelijke identiteit en stedelijke herstructurering in een breder en globaal perspectief geplaatst. Een onderzoek naar de identiteit van de stad in tijden van globalisering vereist inzicht in de complexe processen van betekenisgeving en identiteitsvorming die de stad, wijk of buurt tot een symbolische ruimte maken. Als reactie op het proces van globalisering krijgt de identiteit van een gemeenschap de vorm van lokaal verzet.18 In dit licht kan het verzet tegen de herstructurering wor-den gezien als een biopolitieke strijd: ‘een strijd over de levensvorm’, die tegelij-kertijd economisch, sociaal en cultureel is en die nieuwe openbare ruimtes en nieuwe gemeenschapsvormen creëert’19. Daarom zal de stad als symbolische ruim-te in samenhang met het proces van globalisering cultuurfilosofisch verkend wor-den (§2). Deze verkenning biedt de context waarin we de identiteit van Rotterdam als merkimago moeten plaatsen (§3).

Om deze strijd van betekenissen te analyseren wordt het discours om de her-structurering van Nieuw Crooswijk verkend. Om de machtsmechanismen daarin op te sporen wordt gebruik gemaakt van het hierboven genoemde model van cognitie-ve en sociale geslotenheid in relatie tot het begrip identiteit en het daarmee samen-hangende fysieke, symbolische en politieke aspect. Voor deze discoursanalytische verkenning zijn verschillende bronnen geraadpleegd: documenten van de gemeen-te, het Masterplan 2006, het alternatieve plan van de FBNC20 Nieuw Crooswijk. Nog nieuwer?!, nieuwsbrieven van de FBNC en de Ontwikkel Combinatie Nieuw Crooswijk (OCNC), rapporten over herstructurering, uitzendingen waarin bewo-ners en bestuurders aan het woord zijn. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met tien bewoners die actief zijn in de FBNC, met twee leden van de commissie van wijzen die de bewoners in hun verzet ondersteunen en met twee professionals. Het centrale thema van de gesprekken was de identiteit van Nieuw Crooswijk en hoe zij de herstructurering(splannen) ervaren. Deze gesprekken hadden de vorm van open interviews. Door zomin mogelijk sturing te geven aan het interview gaan de geïnterviewden alle kanten op. Op die manier ontvouwt zich het netwerk van bete-kenissen, associaties en typische uitdrukkingen waarbinnen zij spreken over het eigene en de herstructurering van Nieuw Crooswijk. In §4 wordt beschreven hoe

18 Castells, M. The Information Age. Economy, Society, Culture. Vol. II The Power of Iden-tity, Blackwell, London, 1998. 19 Hardt, M. & Negri, T., Empire. Een nieuwe wereldorde, Van Gennep, Amsterdam, 2002, 71. 20 Voor de nieuwsbrieven, uitzendingen en krantenberichten waarnaar wordt verwezen zie www.crooswijk.com.

Page 12: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

12

geïnterviewden spreken over Nieuw Crooswijk en de herstructurering van ‘hun’ wijk.

In dit onderzoek wordt de stad wordt opgevat als een symbolisch-politieke ruimte waarbinnen een strijd om betekenissen wordt gestreden. De stad heeft geen ‘eigen identiteit’ of werkelijkheid. Stedelijke identiteit is een effect van betekenisgeving. Vanuit dit perspectief wordt de herstructure-ring van Nieuw Crooswijk als een strijd om betekenissen geanalyseerd. De opvatting dat de stad een symbolische ruimte is, vooronderstelt een sociaalconstructivistische perspectief. In de lijn van dit perspectief wordt deze strijd om betekenissen discoursanalytisch verkend. Deze discours-analyse richt de aandacht op de machtsmechanismen die werkzaam zijn in de strijd om betekenissen. Daartoe wordt een tweetal begrippenparen met elkaar verbonden: 1. cognitieve en sociale geslotenheid en 2. Gestructu-reerde en ongestructureerde problemen. Dit onderzoek gaat uit van de volgende vooronderstelling: het antwoord op de vraag in hoeverre het herstructureringsbeleid wordt beschouwd als onderdeel van de symbolisch-politieke ruimte is bepalend voor de verhou-ding tussen bewoners en gemeentebestuur bepaalt. De centrale vraag is in dit onderzoek naar de herstructurering van Nieuw Crooswijk is: • Wordt op beleidsniveau de stad als een symbolisch-politieke ruimte

gezien en worden bewoners vanuit dit perspectief als gelijkwaardige gesprekspartners beschouwd?

• Zijn burgers en gemeentebestuur gelijkwaardige partners in de strijd om betekenissen of legt het gemeentebeleid bepaalde betekenissen op en wijst het daarmee andere betekenissen en identiteiten op voorhand af?

Page 13: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

13

2. De stad als symbolische ruimte Gaan we uit van de veronderstelling dat de stad een symbolische ruimte is, dan moet stedelijke identiteit worden opgevat als een moment in een dynamisch proces van betekenisgeving. Deze symbolische ruimte is niet fysiek beperkt tot een lokale plaats en doorbreekt de dialectiek tussen binnen en buiten. In de huidige ontwikke-ling van globalisering is de symbolische ruimte globaal. Globalisering werkt door in alledaagse routines en gebruiken die we lokaal waarnemen. In een ander opzicht werkt globalisering door in de noodzaak dat een stad zich wereldwijd op de kaart zet.

2.1. Diasporische sferen In Stadswijk stelt Reijndorp dat de symbolische ruimte niet alleen wordt bepaald door wat mensen vinden, hun ideeën, maar ook door wat ze doen. De symbolische ruimte wordt niet alleen gevormd door leefstijlen met alle bijbehorende artefacten, tekens en symbolen, maar door levenswijzen of de habitus van ingesleten gedra-gingen en patronen die het alledaagse leven organiseren. In de mondiale netwerk-samenleving staat deze habitus steeds meer onder druk en lost zij op in verschei-denheid van leefstijlen. Reijndorp betoogt dat ook het omgekeerde plaatsvindt: de beweging van differentiatie van leefstijlen naar nieuwe vanzelfsprekende levens-wijzen: ‘Voor de ontwikkeling van nieuwe stedelijke en landelijke woonmilieus is het veel belangrijker om na te gaan in hoeverre en op welke manier die leefstijlen de voorboden vormen van nieuwe duurzame levenswijzen. Dat betekent: meer kijken naar wat mensen doen dan naar wat ze vinden dat ze zijn, meer kijken naar gebruiken dan naar identiteiten’21. Niet het publieke domein maar het alledaagse is hier het strijdtoneel. Het alledaagse, een begrip dat hij ontleent aan de Franse filo-soof Michel de Certeau, omvat alle dagelijkse routines, maar ook alle ambities en dromen die dat alledaagse overstijgen en vormgeven.

De leefwereld beperkt zich dus niet tot de directe woonomgeving, maar bevat, zoals Reijndorp opmerkt, alle plaatsen waar we komen, inclusief de plaatsen waar we naar toe willen gaan en nog nooit zijn geweest. Het doen staat niet los van bete-kenissen, verhalen, ideeën en symbolen die daarbij horen. Dat deze ideeën, beteke-

21 Reijndorp, A., Stadswijk. Stedenbouw en dagelijks leven, NAi, Rotterdam, 2004:26.

Page 14: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

14

nissen en symbolen steeds meer globaal, wereldwijd, van aard zijn kan niet worden ontkend. De kleding van jongeren, de manier waarop ze lopen en praten met en over elkaar wordt niet (alleen) bepaald door de directe woonomgeving als wel (maar ook) door verhalen, symbolen, opvattingen zoals die door verschillende me-dia wereldwijd verspreid worden. Dit is althans het argument van de Arjun Appa-durai: ‘Because of the sheer multiplicity of the forms in which they appear (cin-ema, television, computers, and telephones) and because of the rapid way in which they move through daily life routines, electronic media provide resources for self-imagining as an everyday social project’22.

Het belang van deze inzichten ligt in het besef dat de identiteit van een stad of wijk niet langer fysiek is begrensd. De symbolische ruimte is niet lokaal, maar globaal. Naast media brengt de komst van migranten uit alle werelddelen, die zich in de stad of een wijk vestigen, nieuwe gewoonten, opvattingen en ideeën met zich mee. Zij immigreren, maar kijken via de schotel naar de televisie in hun land van herkomst. De migratie en de media markeren volgens Appadurai ‘the work of ima-gination’ dat hij nader omschrijft als een ‘space of contestation’, dus andermaal een strijdtoneel, waarop individuen en groepen het globale met hun eigen alledaagse praktijk verbinden. De dynamiek van de stad als een spanning tussen het globale en lokale speelt zich op het alledaagse niveau af. Als gevolg van nieuwe media is verbeelding niet langer voorbehouden aan een specifieke groep of een dominante cultuur, maar is het deel geworden van ‘the quotidian mental work of ordinary people in many societies’23. Of anders gezegd: verbeelding is een collectief, sociaal feit geworden en de basis van een veelheid van verbeelde werelden. Appadurai stelt dat verbeelding minder een vlucht is uit de situatie als wel een bron van han-delen, van verzet en actie. Verbeelding is voor hem niet zozeer een individuele gave als wel een collectieve ervaring. Collectieve verbeelding beperkt zich niet tot een lokale gemeenschap, maar is als gevolg van migratie en media globaal of trans-lokaal.

Appadurai legt er de nadruk op dat globalisering niet gelijkstaat met homogeni-sering of Amerikanisering. Er is ook sprake van heterogenisering via ‘subversieve microvertellingen’. De verbeelde wereld stelt mensen in staat de gevestigde beel-den in twijfel te trekken of zelfs te ondermijnen. Hij richt zich dan ook op de alle-daagse culturele praktijken in wat hij de ‘diasporische publieke sferen’ noemt. De alledaagse verandering van identiteiten door globale medianetwerken en migratie is niet alleen een cultureel feit, maar ook verbonden met politiek in de manier waarop

22 Appadurai, Modernity at Large. Cultural Dimensions of Globalization, Minnesota, Min-neapolis, 1996:4. Zie ook Castells’ begrip van ‘real virtuality’. De virtuele realiteit staat niet los van de fysiek realiteit. De ervaringen die we opdoen in en via de media werken door in hoe we de fysieke werkelijkheid ervaren. 23 Appadurai, o.c., 5.

Page 15: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

15

belangen en aspiraties in toenemende mate de grenzen van elke natiestaat overstij-gen. Deze diasporische publieke sferen zijn niet marginaal, maar ‘part of the cul-tural dynamic of urban life in most countries and continents’24. Tijdens de wereld-kampioenschappen wordt niet alleen meer gejuicht voor het Nederlandse elftal. Wint Turkije dan hoor je ook het gejuich en vooral getoeter in de straten. Het pro-ces tegen de schrijver Pamuk is niet langer een Turkse aangelegenheid en roept protesten op in Europese landen, zoals ook het verschijnen van Salman Rushdie’s The Satanic Verses in islamitische gemeenschappen in Europa heftige reacties op-riep. Andersom zien we hoe spotprenten in westerse kranten aanleiding geven tot demonstraties en rellen in islamitische landen. Het dragen van kleding die herinnert aan het land van herkomst, de opkomst van winkels waarin producten uit het land van herkomst te verkrijgen zijn, van belhuizen, videotheken - onder de veelzeg-gende naam Bollywood - en koffiehuizen kunnen worden gezien als manifestaties van het feit dat identiteiten niet meer lokaal gebonden zijn. Als symbolische ruimte is de stad globaal. De identificaties op alledaags niveau beperken zich niet tot de directe omgeving, maar strekken zich als gevolg van nieuwe media en migratie wereldwijd uit.

2.2. De creatieve stad Analoog aan de stad als symbolische ruimte ontstaat het concept van de creatieve stad. Dit concept van de creatieve stad hangt samen met of loopt parallel aan de ontwikkeling in de economie die Slavoj Žižek kernachtig samenvat als de ‘cultura-lization of the market economy’25. Cultuur is niet langer een sfeer die apart staat van de economie, maar vormt daarvan de kern. Anderen geven aan deze transfor-matie binnen de economie de naam ‘immateriële economie’(Hardt & Negri), ‘weightless economy’(Rifkin) of beleveniseconomie (Pine & Gilmore). Al deze namen wijzen op een transformatie van de economie die onlosmakelijk samenhangt met de opkomst van de informatie- en communicatietechnologie: niet de productie van materiële goederen (fysiek kapitaal) maar die van kennis, betekenissen, con-cepten, beelden en symbolen (intellectueel en cultureel kapitaal) wordt de drijven-de kracht van de economie (Rifkin 2000; Castells 1992). In het verlengde van de kenniseconomie ontstaat de creatieve economie waarin het menselijke vermogen om waarde te scheppen door nieuwe concepten en ideeën te bedenken de motor wordt van de economie.26

24 Appadurai o.c., 10. 25 Žižek, S., The Fragile Absolute, Verso, London/New York, 2000:25. 26 De termen ‘kenniseconomie’ en ‘informatiesamenleving’ worden ten onrechte veelal door elkaar gebruikt. Kenniseconomie vooronderstelt nog altijd een waarheidspositie van

Page 16: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

16

De opkomst van deze ‘nieuwe economie’ betekent niet dat er geen goederen meer worden geproduceerd, evenmin dat de productie niets kost. Het betekent wel dat de gebruikswaarde van producten ondergeschikt is aan de tekenwaarde en de belevenis die daaraan worden gehangen. Eerder dan gebruiksgoederen produceren succesvolle ondernemingen ‘brands’ (merkimago’s). Nike en Tommy Hilfiger maken geen schoenen of shirtjes, maar creëren beelden en leefstijlen. De rol van reclame verandert in deze economie van het aanprijzen van een product in het pro-duceren van een ‘image’, een merkimago en leefstijl waar de producten onderdeel van zijn: “the products that will flourish in the future will be the ones presented not as ‘commodities’ but as concepts: the brand as experience, as lifestyle’27. Staat Naomi Klein kritisch tegenover deze ‘Brand New World’, in hun bestseller over de beleveniseconomie stellen Pine & Gilmore dat fabrikanten hun producten zo moe-ten ontwerpen dat ook de belevenis van de gebruiker erdoor wordt versterkt: ‘Cre-eer een merkimago waar de nadruk ligt op de belevenis die voor de klant aan aan-koop, gebruik of eigendom van het product is verbonden’28. Zij spreken hierbij hun waardering uit voor Nike, die een merkimago ontwikkelt dat het mogelijk maakt om schoenen met een productiewaarde van een paar dollar voor een veelvoud daarvan te verkopen. De toegevoegde waarde van producten ligt in de eerste plaats niet in de materiële kwaliteit, maar in het imago van de producten. De productie van symbolen neemt aan belang toe. Dit alles geldt niet minder voor steden: ‘Wie in de Global Village zichtbaar wil blijven, zal een onderscheidende propositie moeten bieden: een bijzondere erva-ring, een palet van belevenissen waarmee de stad zich onderscheidt van andere steden. Een belevenisruimte die oorspronkelijk en niet kopieerbaar is, is een stad waartoe bepaalde mensen op een bepaald moment, of in een bepaalde periode van hun leven, zich aangetrokken voelen en waarvan ze de identiteit met hun aanwe-zigheid en gedrag mede willen gestalte geven’, aldus Berci Florian29. In het licht van de culturalisering van de economie wordt de stad ook meer en meer gezien als een culturele of symbolische ruimte. Zo stelt Richard Florida dat ‘with the decline of physical constraints on cities and communities in recent decades, creativity has become the principal driving force in growth and the development of cities, re-

waaruit informatie als juist of onjuist, waardevol of waardeloos kan worden beoordeeld. Maar de waardeoordelende positie, die met de term kennis kan worden samengevat, maakt zelf ook weer onderdeel uit van de wirwar van informatie. 27 Klein, N., No Logo, Famingo, London, 2000:21 28 Pine, B.J. & Gilmore, J.H., De beleveniseconomie. Werk is theater en elke onderneming creeert zijn eigen podium, Academic Service, Schoonhoven, 2002:37. 29 Patteeuw, V., City Branding. Image Building & Building Images, Nai, Rotterdam, 2002:21.

Page 17: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

17

gions, and nations’30. Het fysieke aspect van stedelijke identiteit wordt door Florida ondergeschikt geacht aan de symbolisch-politieke ruimte.

Florida laat zien dat in de immateriële economie een nieuwe klasse ontstaat: de creatieve klasse. In zijn bestseller The Rise of the Creative Class definieert Florida klasse als: ‘a cluster of people who have common interests and tend to think, feel and behave similarly, but these similarities are fundamentally determined by eco-nomic function’31– in dit geval het creëren van nieuwe betekenisvolle vormen. De creatieve klasse is een economische categorie en ‘its economic function both un-derpins and informs its members social, cultural and lifestyle choices’32. In relatie tot de stad heeft de creatieve economie invloed op stedelijkheid. Uitgangspunt daarbij is dat de creatieve klasse niet gaat wonen waar er werk is, maar allereerst domicilie kiest in een stad die ruimdenkend, divers en tolerant en vooral aantrekke-lijk is. Deze aantrekkelijkheid wordt gevangen in termen van open sfeer, afwijkin-gen, ontmoetingsplaatsen, bruisend nacht- en straatleven. De creatieve klasse wil een creatief decor, hanenkammen, skaters, oorringen en tatoeages en etnische di-versiteit. Steden die de creatieve klasse willen aantrekken, en in het verlengde daarvan bedrijven, zullen de stad daarom zo moeten vormgeven dat zij aantrekke-lijk wordt voor die creatieve klasse. De stad dient een omgeving te zijn waarin geëxperimenteerd kan worden en waarin men anderen kan ontmoeten met andere ideeën.

2.3. Overgang van moderne naar postmoderne identiteit Een constructivistische kijk impliceert dat de identiteit van een stad niet moet wor-den opgevat als een ruimte die met zichzelf samenvalt. Deze essentialistische be-nadering van identiteit vinden we verrassend genoeg in de uitspraak ‘I am what I am’ waarmee Reebok zijn schoeisel aan de man brengt. Identiteit is eerder een dynamisch proces dan een vaststaand gegeven.

In De stad verhaalt van de stad verdedigen Fortuin & Van der Graaf de stelling dat identiteiten, en aldus steden, stromen. We zouden ook kunnen zeggen dat stede-lijke identiteit een knooppunt is van stromen. Zo ziet Manuel Castells steden als ‘nodal centres of the new global economy’33. In het huidige tijdperk van globalise-ring komen wereldwijd allerlei stromen op gang. Immigratie-, beelden-, informatie-, geld-, afval-, verkeersstromen kruizen elkaar in de stad. Deze complexe interactie

30 Florida, R., Cities and the Creative Class, Routledge, London/New York, 2005, 1. 31 Florida, R., The Rise of the Creative Class, Basic Books, New York, 2004, 8. 32 Florida, 2004, o.c., 68. 33 Castells, M., Eurpean Cities, the Informational Society, and the Gobal Economy, CGO, Amsterdam, 1992.

Page 18: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

18

van stromen bepaalt in belangrijke mate de identiteitscrisis die Castells als een belangrijk kenmerk van stedelijke ervaring ziet: de nationale en lokale identiteiten komen op het spel te staan.

In hun constructivistische benadering gaan Fortuin & Van der Graaf ervan uit dat de identiteit van een stad niet kan worden verankerd in een objectiviteit die buiten de verhalen en het proces van betekenisgeving kan worden achterhaald. Dit wil niet zeggen dat betekenisgeving subjectief is en ieder naar willekeur betekenis aan een stad, wijk, buurt of straat kan geven. Subjectiviteit en willekeur vooronder-stellen namelijk dat we een onafhankelijke positie buiten het proces van betekenis-geving en de media, die we daarbij gebruiken, kunnen innemen. En dat is niet het geval. Integendeel, we staan er middenin, maken er deel vanuit en worden er door-gevormd. Zo stelt René Boomkens in Een drempelwereld. Moderne ervaring en stedelijke openbaarheid de moderne identiteit gelijk met de moderne ervaringswij-ze, waarvan de stad exemplarisch is.34 De moderne ervaring wordt gekenmerkt door de kansen en bedreigingen die de migrant en de provinciaal ervaart bij zijn aankomst in de onoverzichtelijke en labyrintische werkelijkheid die stad heet.35 De moderne ervaring is het paradoxale idee dat individuen hun leven in de hand kun-nen nemen en tegelijkertijd het besef dat er een onvermijdelijke maalstroom is van individuele beelden en ervaringen waarin zij zijn ondergedompeld.

Deze maalstroom is sinds de moderniteit alleen nog maar toegenomen, en wel op zo’n manier dat de hedendaagse mens zich niet meer, zoals de schipper in Edgar Allen Poe’s verhaal ‘A Descent into the Maelström’, kan laat meevoeren naar de diepte van de draaikolk om zich eruit te bevrijden. Precies deze onmogelijkheid markeert volgens Michael Hardt & Toni Negri de overgang van modern naar post-modern. Wordt de moderniteit nog gekenmerkt door een verschil tussen binnen en buiten, in de postmoderne wereld is er geen buiten meer: ‘In de postmoderne we-reld zijn alle fenomenen en krachten kunstmatig, of zoals sommigen het uitdruk-ken, deel van de geschiedenis. De moderne dialectiek van binnen en buiten is ver-vangen door een spel van gradaties en intensiteiten, van hybriditeit en kunstmatig-heid’.36 In onze samenleving worden we geconfronteerd met een radicale onzeker-heid die niet voortkomt uit een gebrek aan informatie, maar uit een exponentiele groei van informatie die niemand meer tot zich kan nemen. Waar kennis voorheen

34 Boomkens, R., De drempelwereld. Moderne ervaring en stedelijke openbaarheid, NAi, Rotterdam, 1998. Het gaat hier over de ervaring van ‘de moderniteit’, niet over wat we in de volkstaal modern noemen. Zie ook Boomkens, R., De nieuwe wanorde. Globalisering en het einde van de maakbare samenleving, Van Gennep, Amsterdam, 2006. 35 Zie voor een literaire verbeelding van deze moderne ervaring van de aankomst de roman van Eduardo Mendoza, De stad der wonderen. Kroniek van het woelige Barcelona van rond de eeuwwisseling, Rainbow Pocket, 1990. 36 Hardt & Negri, o.c., 193. Wat industrialisering voor de moderniteit heeft betekend, bete-kent nieuwe informatie en communicatietechnologie voor de postmoderniteit.

Page 19: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

19

informatie oriënteert en structureert, daar wordt zij in de huidige informatiemaat-schappij een functie van het proces van informatisering. In een informatiesamenle-ving ontbreekt een centrum dat buiten de informatiestromen om die stromen aan informatie zou kunnen regisseren. Hiermee willen zij zeggen dat er onafhankelijk van de stromen van informatie, beelden, betekenissen en interpretaties geen objec-tieve werkelijkheid bestaat waaraan wij onze interpretatie en informatie kunnen toetsen. In deze postmoderne visie zijn identiteiten, oftewel steden, kunstmatige effecten van stromen, krachten en intensiteiten die elkaar kruizen en op elkaar in-werken.37

In de moderne en postmoderne ervaring gaan twee opvattingen van identiteit schuil. De moderne ervaring vooronderstelt dat identiteit onafhankelijk van het spreken erover bestaat. Die identiteit raakt weliswaar in crisis, doordat het over-zicht verloren gaat. Maar de moderne opvatting van identiteit houdt vast aan de dialectiek van binnen en buiten. Dit impliceert dat we die onoverzichtelijkheid te boven kunnen komen en onze identiteit, onszelf, weer kunnen vinden. Deze dialec-tiek tussen binnen en buiten gaat er vanuit dat het specifieke van het algemene, het kunstmatige van het werkelijke, het subjectieve van het objectieve onderscheiden kan worden. De postmoderne opvatting impliceert daarentegen een voortdurende identititeitscrisis: stedelijk identiteit is een constructie.

Deze cultuurfilosofisch van de stad als symbolische ruimte is bedoeld als theo-retische achtergrond. Van belang is dat in relatie tot het analysekader (§ 1.3) een aantal implicaties/conclusies kan worden geformuleerd:

• de deconstructie van de dialectiek tussen binnen en buiten impliceert dat het concept en beleid van herstructurering onvermijdelijk deel uitmaakt van de symbolisch-politieke ruimte. Anders gezegd, beleidsmakers kunnen niet een positie buiten die symbolische ruimte claimen, op grond waarvan zij een herstructurering kunnen rechtvaardigheden;

• als gevolg van de globalisering zal de heterogeniteit van waarden, ideeën, beelden en symbolen in de symbolische ruimte toenemen. Dit betekent dat er ook een heterogene oriëntatie zal zijn op wonen, op openbare ruimte en hoe men zich daarin gedraagt, en op de eisen die aan woningen worden ge-steld. In de informatiseringsamenleving neemt de onzekerheid over kennis radicaal toe. Deze heterogenisering en informatisering impliceren dat het problematisch wordt overeenstemming over waarden en zekerheid over kennis te hebben. Deze ontwikkelingen maken het ten principale proble-matisch om problemen te structureren.

• het concept creatieve stad vooronderstelt het concept van een symbolisch-politieke ruimte. Een stadsbestuur dat de stad als creatieve stad wil profile-

37 Appadurai spreekt van technoscapes, Appadurai,1996, o.c., 34.

Page 20: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

20

ren zal dat ook in de verhouding tot bewoners moeten tot uiting moeten la-ten komen. Dit impliceert dat burgers als ‘medevormgevers van het pu-blieke domein’ moeten worden gezien en de gemeentelijke overheid zich niet buiten de symbolisch-politieke ruimte situeert. Een symbolisch-politieke ruimte laat zich verstaan met een pluricentrisch begrip van bur-gerschap, waarbij de burgers de vrijheid hebben om de eigen rol te kie-zen.38

In de volgende paragrafen wordt de analyse toegespitst op Rotterdam. Daarbij richt de analyse zich op de vraag hoe gemeente Rotterdam zich verhoudt tot de stad als symbolisch-politieke ruimte. Daartoe wordt allereerst in gegaan op het merkimago Rotterdam Durft (§3). Dit merkimago werkt ook door in het concept van het ‘aan-trekkelijk wonen’, dat tot uiting komt in de herstructurering van Nieuw Crooswijk. In §4 wordt het concept van het aantrekkelijk wonen en de vraag hoe de gemeente Rotterdam zich opstelt in of tegenover de symbolisch-politieke ruimte uitgewerkt in relatie tot twee thema’s die in de discussie over Nieuw Crooswijk naar voren komen: het probleem van de kwaliteit van de woning en het thema van de bevol-kingspolitiek.

De stad als een symbolische ruimte strekt zich wereldwijd uit en decon-strueert de dialectiek tussen binnen en buiten. Er is geen buiten, dat wil zeggen er is geen objectieve stedelijk identiteit die onafhankelijke van de symbolische dynamiek bestaat. Stedelijke identiteit is een effect van deze symbolische dynamiek die globaal is. Lokaal werkt zij door in de alle-daagse praktijken in een stad, wijk of buurt. Op het alledaagse niveau maken allerlei voorstellingen, dromen, verwachtingen en wensen deel uit van die symbolische ruimte. Op wat ik het bestuurlijk-economische niveau noem manifesteert de sym-bolische ruimte zich in het concept van de creatieve stad. In dit concept van de creatieve stad komt het politieke aspect van de stedelijke identiteit naar voren: ruimdenkendheid, tolerantie en diversiteit maken de stad aan-trekkelijk voor de creatieve klasse. De creatieve stad probeert het lokale antwoord te zijn op de globalisering en culturalisering van de economie. De globalisering van de symbolisch-politieke ruimte impliceert dat de

38 RMO, Verschil MakenEigen verantwoordelijkheid na de verzorgingsstaat, SWP, Am-sterdam, 2006, 66.

Page 21: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

21

overheid geen onafhankelijke positie buiten de symbolisch-politieke ruim-te voor zich kan opeisen en dat het structureren van problemen per defini-tie problematisch is. Stedelijke problemen vragen daarom om een sturing die past bij ongestructureerde problemen en interactie tussen alle betrok-kenen en verschillende vormen van kennis.

Page 22: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

22

3. Rotterdam Durft De stad opvatten als een wirwar van stromen, betekenissen, beelden, informatie, symbolen en rituelen die als het ware een eigen leven leiden, met elkaar allerlei verbindingen aangaan houdt het risico in dat iedere samenhang verdwijnt. Stadsbe-sturen proberen deze samenhang te geven door middel van een merkimago, een herkenbaar beeld waarin de stad en haar bewoners zich herkennen. De spanning tussen het globale en het lokale manifesteert zich tussen de veelheid van betekenis-sen die de dynamiek van het alledaagse stadsleven bepalen en het merkimago van de stad dat samenhang wil geven en de dynamiek van de stad wil beheersen. De specificiteit van het lokale, oftewel het belang van de ‘plaats’, is een antwoord op de globalisering van de economie die steeds minder plaatsgebonden is (space)39. In hoeverre sluit het merkimago aan bij de dynamiek van alledag? Hoe werkt het merkimago door in het beleid van de stad? Steeds meer steden profileren zich als creatieve stad om de lokale identiteit naar voren te brengen. Hier treedt een opvallende paradox op de voorgrond. De specifieke identiteit van een stad – zo deze al bestaat – impliceert dat er geen stan-daardformule bestaat die kan worden toegepast om ‘creatieve stad’ te zijn. Een stad die wordt gebouwd of vormgegeven voor de creatieve klasse wordt eenzijdig en is in tegenspraak met wat die klasse wil. Paul Rutten merkt daarom op dat de ambitie van steden om uit te groeien tot een creatieve stad in zijn tegendeel dreigt om te slaan.40 Volgens Charles Landry wordt de ‘creatieve stad’ een nietszeggende term, zeker wanneer het belangrijkste element daarvan wordt vergeten: het ruim baan geven aan creativiteit, met alle risico’s van dien.41 Het begrip ‘creatieve stad’ legt bij hem meer de nadruk op de manier waarop cultuur en creativiteit bijdragen aan oplossing voor stedelijke vraagstukken die meer omvatten dan alleen het aantrek-ken van een creatieve klasse.

39 Castells, M. (1996), The Information Age. Economy, Society, Culture. Vol. I The Rise of the Network Society, Blackwell, London. Sassen, S. (1999), Globalisering. Over mobiliteit van geld,, mensen en informatie, Van Gennep, Amsterdam. 40 Rutten, P., ‘Creativiteit, Innovatie en stedelijke ontwikkeling’, in: Frank, S. & Verhagen, E. (2005), Creativiteit en de stad. Hoe de creatieve economie de stad verandert, NAi, Rot-terdam., pp. 66- 80. 41 Charles Landry meent dat ‘the value added in cities is created less through what is manu-factured and more through intellectual capital applied to products, processes and services’. Landry, Ch., The Creative City. A Toolkit for Urban Innovators, Comedia, 2000:xiii.

Page 23: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

23

3.1. Tactisch en strategisch imago Hoe moeten we in dit licht het imago van Rotterdam Durft bezien. Met Rotterdam Durft geeft de stad zich een imago dat onmiddellijk associaties oproept met het vertrouwde ‘Geen woorden, maar daden’. Rotterdammers zijn doeners, harde wer-kers, recht voor hun raap, enigszins grof. De haven drukt in deze typische Rotter-damse kenmerken nog altijd een symbolisch stempel op de stad.42 Rotterdam Durft staat voor ambitie, veranderingsgezindheid en betrokkenheid: merkwaarden van de stad.43 Rotterdam Durf roept niet alleen associaties op met de haven, maar ook met strijd, ongebaande wegen, het zoeken van de grens, het tegen de heersende opinie ingaan, met zeggen wat je denkt en doen wat je zegt, vasthouden en doorzetten, ook in moeilijke tijden. Het vorige Rotterdams college (2002-2006) heeft zich met zijn ‘Rotterdams aanpak’ graag op dit imago laten voorstaan. Denk daarbij aan het preventief fouilleren in de Millinxbuurt en de inkomensgrens voor mensen die zich in Rotterdam willen vestigen. ‘Rotterdam zet door’ en Rotterdam als ‘sterke stad in een welvarende regio’, zoals de economische visie 202044 heet, dragen die imago beleidsmatig uit.

Op haar website stelt de gemeente dat ‘het imago van de stad iets zegt over de manier waarop mensen Rotterdam ervaren’(mijn cursivering). In deze toelichting liggen een aantal vooronderstellingen evenals onbepaalde algemeenheden besloten. Laten we deze eens nader bekijken. In de toelichting wordt niet gezegd wat de mensen ervaren, maar alleen dat het imago ‘iets zegt’ over hoe mensen Rotterdam ervaren. Het imago zegt dus niet alles over de stad Rotterdam en niets over hoe de mensen Rotterdam daadwerkelijk ervaren. Mensen kunnen ook heel andere erva-ringen van Rotterdam hebben, ervaringen die niet passen in het imago, ervaringen die ermee in strijd zijn en ervaringen die er weliswaar niet mee in strijd zijn, maar op een geheel ander vlak liggen. Voorts is onduidelijk wie die mensen zijn over wiens ervaring het imago iets zegt. Zijn deze mensen de inwoners van Rotterdam? Geboren en getogen Rotterdammers? Bezoekers? Toeristen? Toekomstige bewo-ners? Ondernemers? Congresbezoekers? Of degenen die het onmogelijk wordt gemaakt zich in Rotterdam te vestigen?

Hans Mommaas ziet het merkimago als een amalgaam van strategieën en tac-tieken van culturele reproductie. Waar strategieën geformuleerd worden vanuit algemeen en institutionele normaliteit en coherentie, daar zijn tactieken informele, gefragmenteerde en ongereguleerde vormen van culturele reproductie. Strategieën ontstaan aan de tekentafel en staan veraf van het dagelijkse leven. Bij tactieken is

42 Fortuin & Van der Graaf, 2006, o.c., 21. 43 EDBR, Rotterdam: stad van de toekomst. Sterke stad in een welvarende regio, Gemeente Rotterdam, januari 2005. 44 Ibidem.

Page 24: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

24

het precies andersom. Succesvol is een city brand wanneer zij de sentimenten en affiniteiten in en rond een stad op tactisch niveau doordringt en daaraan samenhang weet te geven. Anders gezegd, het merkimago moet aansluiten bij het eigene van de stad, dat, zo menen Fortuin & Van der Graaf in De stad verhaalt van de stad, zich ontwikkelt in de wijken en buurten zelf 45. Stedelijke merkimago’s zijn per definitie selectief, omdat zij onmogelijk alle sociaal-culturele sentimenten, ervarin-gen en affiniteiten in zich kunnen opnemen. Bovendien dienen zij voornamelijk een economisch doel en zijn zij gericht op externe kapitaal krachtige groepen. Mommaas ziet hier een aantal spanningsvelden, waarvan ik er een wil uitlichten. Omdat zij gericht zijn op meer kapitaalkrachtigen dragen city brands het gevaar in zich op het niveau van de stedelijke bevolking de ruimtelijke en sociale ongelijk-heid te bevorderen in plaats van gevoelens van verbondenheid en gemeenschappe-lijkheid te creëren. Indien het merkimago zich enkel richt op een ‘opgeschoonde croissant- en cappuccino stedelijkheid’ dan zullen delen van de stedelijke bevol-king zich verzetten ‘tegen de branding-strategie en het daarmee verbonden her-structureringsbeleid’46.

3.2. Aantrekkelijk wonen Mommaas legt de vinger op de zere plek van de herstructurering van Nieuw Crooswijk. In de manier waarop Rotterdam Durft beleidsmatig richting geeft aan het beeld van het wonen in Rotterdam wordt duidelijk dat de gemeente met haar imago niet alleen de huidige inwoners voor ogen heeft en dat het imago aansluit bij de inzichten van Florida. De gemeente Rotterdam wil met haar imago van Rotter-dam Durft ‘interessante doelgroepen’ aantrekken:

‘Een goed imago is een belangrijke voorwaarde voor de stad om interessante doelgroepen aan te trekken en aan zich te binden. Als het imago niet aantrekke-lijk is, nemen mensen Rotterdam niet mee in hun keuzeproces in welke stad ze gaan wonen, werken, ondernemen, studeren of recreëren.47

Het gebruik van het woord ‘aantrekkelijk’ is hier tamelijke dubbelzinnig: het ver-wijst zowel naar de mensen die de stad wil aantrekken als naar de bekoorlijkheid van de stad. Wat maakt een stad aantrekkelijk? De aantrekkelijkheid van de stad wordt verbonden met een pluriforme bevolking:

45 Fortuin & Van der Graaf, 2006, o.c., 5. 46 Mommaas, H., ‘City Branding. De noodzaak van sociaal-culturele doelen’, in: Patteeuw, V. (red.), City Branding. Image Building & Building Images, NAi, Rotterdam, 2002, 43. 47 http://www.obr.rotterdam.nl/rotterdamdurft (geraadpleegd 8 mei 2006)

Page 25: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

25

‘Wonen: een stad die durft vernieuwt zichzelf voortdurend. Rotterdam wil een meer pluriform samengestelde bewonerspopulatie. Op dit moment zijn vooral de hogere inkomens ondervertegenwoordigd. Het antwoord is een fors bouw-programma van luxe woningen en appartementen. Rotterdam is een aantrekke-lijke woonstad met een breed scala aan voorzieningen en mogelijkheden.48

In Rotterdam zet door wordt geconstateerd dat Rotterdam een eenzijdige op-

bouw van de woningvoorraad heeft, met veel kleine en goedkope woningen. Voor nieuwkomers is dit aantrekkelijk, maar voor hen die zich verder ontwikkelen in wat tegenwoordig hun ‘wooncarrière’ heet, is dit onaantrekkelijk. De woningen vol-doen niet aan hun woonwensen en deze mensen zullen daarom de stad uittrekken. Vooral hoge inkomensgroepen en autochtonen verlaten de stad, terwijl lage inko-mensgroepen en niet-westerse allochtonen de stad instromen. De ‘Rotterdamse aanpak’ waarbij een inkomensgrens wordt gesteld aan mensen die in Rotterdam willen komen baseert zich op deze statische cijfers, maar draagt ook uit dat Rotter-dam durft en doorzet.49 Het zoeken van de grenzen van wat wettelijk is toegestaan, het gebruik van onconventionele middelen, de confrontatie aangaan en de mouwen opstropen zijn de beleidsmatige houdingen die hierbij horen en hoe de gemeente zich naar buiten toe profileert. In Woonvisie50 die de Raad heeft vastgesteld wordt bij nieuwbouw de nadruk gelegd op dure en middeldure woningen en op de koop-sector. Met het concept van aantrekkelijk wonen richt de gemeente zich dus op een specifieke groep van toekomstige inwoners die zij wil aantrekken.

De implicatie daarvan is dat de gemeente bepaalde groepen niet in haar over-wegingen en keuzes die zij maakt meeneemt.

3.3. Onaantrekkelijk Crooswijk Met de voorgenomen herstructurering van Nieuw Crooswijk bevestigt de gemeente het imago van de stad Rotterdam Durft. Alle aspecten van het aantrekkelijk wonen vinden we terug in de onderbouwing van het genomen sloopbesluit. Nieuw Croos-wijk dient een gemengde wijk te worden: een middenklasse wijk in het hart van Rotterdam. Om deze reden wordt in het alternatieve plan, dat FBNC heeft gemaakt,

48 http://www.obr.rotterdam.nl/rotterdamdurft (geraadpleegd 8 mei 2006) 49 Rotterdam zet door. Op weg naar een stad in balans, Gemeente Rotterdam, december 2003. Zie ook COS, Staat van Rotterdam, mei 2004 voor de waardering van de fysieke infrastructuur. De woonomgeving wordt door Rotterdammers minder goed gewaardeerd dan in Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Deelgemeente Noord en Kralingen-Crooswijk scoren 6,0-7,0, waarbij het Rotterdams gemidddelde een 6,8 is.

Page 26: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

26

de herstructurering gezien als het ontwerp voor een Nieuw-Kralingen. Gelegen aan de noordkant van Rotterdam, vlakbij het centrum, het Groene Hart en het Kralingse Bos biedt de locatie Nieuw-Crooswijk alle mogelijkheden tot een aantrekkelijk gebied om te wonen voor mensen met hogere inkomens. Aantrekkelijkheid heeft te maken met hogere inkomens.

Edwards & Schaap wijzen in Burgerparticipatie in Rotterdam op een opvallend gegeven dat hier niet onbesproken mag blijven. In de aanzet tot de herstructurering van Crooswijk wordt in het kader van de Strategische Wijkaanpak die uitgaat van het potentieel van de wijk, in samenspraak met bewoners gewerkt aan een struc-tuurvisie. Op dezelfde dag dat de deelgemeente Kralingen-Crooswijk de structuur-visie als hamerstuk aanneemt, wordt in de Gemeenteraad de Woonvisie van het nieuwe college aangenomen. Het vaststellen van de Woonvisie betekent dat de Strategische Wijkaanpak wordt afgeschaft en meer ruimte geeft aan marktpartijen, dat er in principe geen terugkeergarantie is voor bewoners die moeten verhuizen en dat er ‘binnen en buiten de ruit’ alleen middeldure en dure woningen worden ge-bouwd. Hiermee wordt de ruimte die de structuurvisie nog voor bewoners open-houdt aanmerkelijk ingeperkt.51 In termen van Schaap & Twist markeert Woonvi-sie een bewuste cognitieve en sociale geslotenheid. Aantrekkelijkheid wordt het referentiekader dat andere manieren om naar de wijk te kijken uitsluit. En de socia-le geslotenheid komt tot uiting in de partijen die meepraten over de ontwikkeling van een wijk. De bewoners zelf hebben formeel inspraak, maar in feite ervaren zij dat zij niets hebben te zeggen. Een bewoner zegt in een gesprek dat ze mee moch-ten praten met het tot stand komen van de structuurvisie (de Strategische Wijkaan-pak). ‘Maar ineens sloeg het blad om. Inspraakavond. Niet dus. De wijk is verkocht aan Proper Stok’. Bezien we het afschaffen van de Strategische Wijkaanpak vanuit het onder-scheid tussen strategische en tactische vorm van culturele reproductie, dan mar-keert Woonvisie het moment waarop de strategische vorm van culturele reproductie tegenover de tactische komt te staan en niet langer aansluit bij de sociaal-culturele affiniteiten in en rondom Nieuw Crooswijk en ook andere wijken. Op bestuurlijk niveau wordt de identiteit van de stad eerder geassocieerd met het imago van de stad. Het ‘merk’ Rotterdam brengt een ideaalbeeld naar buiten, dat bij voorkeur positief is ingekleurd. De stad wordt zo voor bezoekers een consumptieartikel: ‘Niet de lokale identiteit wordt gekoesterd en gecultiveerd, maar een vermeend beeld van een universele stad’(KEI 14). Deze merknaam of dit imago staat tegen-over het eigene dat zich in het dagelijkse leven van de bewoners tactisch reprodu-ceert in verhalen, gebruiken, symbolen, leefwijzen en leefstijlen. Vooralsnog kan

50 Woonvisie vastgesteld 19 juni 51 Edwards & Schaap, 2006, o.c., 26-27.

Page 27: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

27

enkel worden geconcludeerd dat het imago Rotterdam Durft ‘iets zegt’ de manier waarop beleid wordt gemaakt, maar weinig tot niets over hoe de mensen de stad ervaren.

Plaatsen we het imago Rotterdam Durft en de invulling die daaraan met betrek-king tot het wonen wordt gegeven in een breder perspectief van de opkomst van de creatieve klasse, dan kunnen we ons moeilijk aan de indruk onttrekken dat de para-dox van de creatieve stad zich ook hier doet gelden. Het aantrekkelijk maken van een stad om groepen met hogere inkomens aan zich te binden past geheel binnen de lijn van Florida die door elke stad die zich wil profileren wordt uitgezet. Rotterdam onderscheidt zich daarin niet van andere steden. Wat Rotterdam onder de vlag van Rotterdam Durft uitdraagt als het aantrekkelijk maken van de stad, is niet geba-seerd op het ‘eigene’ van Rotterdam, maar houdt verband met het denken over stedelijke ontwikkeling waarbij cultureel en sociaal kapitaal een even belangrijke rol spelen als economische kapitaal. Het imago Rotterdam Durft kan zo worden opgevat als het wensbeeld dat richting geeft aan het beleid van de stad en aan de daadkracht waarop het college van 2002-2006 zich op liet voorstaan. Stad zonder hart, Rotterdam, stad met vele gezichten die in feite meer openheid suggereren, zowel fysiek als sociaal-cultureel passen niet binnen het collegebeleid.

Werken aan stedelijke identiteit brengt een aantal paradoxen naar voren. • Het concept creatieve stad dreigt een nietszeggende term te worden

zodra het een standaardformule wordt om steden wereldwijd op de kaart te zetten

• Het concept creatieve stad is gebaseerd op het idee van de stad als een symbolisch-politieke ruimte waar diversiteit en tolerantie en afwijking ruimte hebben. Daar zitten ook risico’s aan vast. Ook al draagt Rotter-dam Durft het imago van ongebaande en dus risicovolle wegen uit, in haar uitwerking controleert zij de culturele reproductie op tactisch ni-veau.

• Het concept aantrekkelijk wonen markeert op ambigue wijze het poli-tieke aspect van stedelijke identiteit. Voor de creatieve klasse houdt aantrekkelijkheid diversiteit en tolerantie in. Het concept van ‘aan-trekkelijk wonen’ richt zich op een pluriforme samenstelling van de bevolking door deze klasse van hogere inkomens aan te willen trek-ken. Paradoxaal genoeg wordt aantrekkelijkheid een dominant begrip, dat andere betekenissen van aantrekkelijk wonen lijkt uit te sluiten. Aantrekkelijkheid wordt verbonden met hogere inkomens, middeldure tot dure woningen.

Page 28: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

28

• Een strategisch imago richt zich niet op de huidige, maar op toekom-stige bewoners van de stad. Dit draagt het gevaar in zich de sociale ongelijkheid te vergroten in plaats van gevoelens van verbondenheid te bevorderen.

Page 29: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

29

4. De strijd om Nieuw Crooswijk Wat is de aanleiding Nieuw Crooswijk te herstructureren? In de discussie keren twee hoofdthema’s terug: een fysiek aspect van stedelijke identiteit over de al dan niet kwalitatief slechte staat van de woningvoorraad en een politiek aspect van stedelijke identiteit: de eenzijdige samengestelde bevolking van veel laaggeschool-den, uitkeringsgerechtigden, lage inkomensgroepen en minderheden. Door de ge-meente worden deze thema’s als feitelijke problemen gepresenteerd. De woningen zijn tochtig, vochtig en klein, de buitenruimte benauwd: de infrastructuur is ono-verzichtelijk met als gevolg dat men snel de weg kwijt is en een gevoel van opge-slotenheid geeft. Ook de groenvoorziening is versnipperd.52 Daarnaast wordt ge-steld dat de wijk qua bevolkingssamenstelling eenzijdig is: veel lage inkomens, veel mensen met een uitkering. Door een ingreep in de bestaande woningvoorraad en het bouwen van middeldure en dure woningen wordt gestreefd nieuwe bewoners aan te trekken.

Zowel de slechte kwaliteit van de woningvoorraad als het positieve effect van een gemengde wijk worden betwist. Niet alleen door bewoners, maar ook door deskundigen wordt betwist dat de woningvoorraad, uitgezonderd het Wandeloord-gebied, kwalitatief slecht is. Daarnaast is er discussie over het effect van gemengde wijken. Feiten lijken minder voor zichzelf te spreken dan over het algemeen wordt aangenomen. Wat de gemeente presenteert als een gestructureerd probleem, dat wil zeggen als een probleem waar overeenstemming bestaat over zowel de waarden en uitgangspunten als over de wijze waarop die waarde bepaald kan worden, is een ongestructureerd probleem. Het verzet van de FBNC kan worden gezien als een strategie om van het gestructureerde probleem een ongestructureerd probleem te maken en daarmee de cognitieve geslotenheid open te breken.

Dit onderscheid tussen gestructureerd en ongestructureerd probleem is interes-sant om machtsmechanismen die op het niveau van het vertoog over de herstructu-rering werkzaam zijn concreet te benoemen. Het gaat in de constructivistische be-nadering niet om de vraag wie gelijk heeft noch om de vraag of de uitspraken feite-lijke constateringen zijn, maar in hoeverre zij als feitelijke constatering, dat wil zeggen als niet onderhandelbare betekenissen en het eigen gelijk worden gepresen-teerd. Door een probleem als feit te presenteren en het zo te verankeren in een ob-jectieve werkelijkheid die buiten het spreken om zou bestaan, ontstaat een cogni-

52 Masterplan, 6.

Page 30: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

30

tieve geslotenheid die zichzelf als het ware ontkent: ‘het is nu eenmaal zo’, ‘we kunnen niet om de feiten heen’, ‘de feiten spreken vanzelf’. Daarmee wordt tege-lijkertijd elke strategische inzet en machtswerking van het cognitieve model ont-kend. Macht wordt dan enkel nog gesitueerd in de manier waarop het gelijk kan worden gehaald.

Het verzet tegen de herstructurering van Nieuw Crooswijk kan in het licht van het politieke aspect van stedelijke identiteit worden gezien als een strijd tegen de dominante betekenis en invulling die wordt gegeven aan het concept aantrekkelijk wonen.

4.1. Nieuw Crooswijk: dorp in een stad Hoe formuleren de geïnterviewden de identiteit van Nieuw Crooswijk? Steevast wordt Crooswijk gezien als een dorp, ‘zoals in dat liedje van Sonneveld’. Sommige geïnterviewden spreken van ‘ons dorp’. Zij zien de buurt als ‘hun’ buurt en als een plek waarover ze zelf willen beslissen wat er mee gebeurt. De herstructurering neemt die zeggenschap uit handen. Het dorp refereert in belangrijke mate aan een gemeenschapsgevoel van ‘ons kent ons’. ‘Wij zijn altijd sociaal met buren. Maken een praatje’. Erkend wordt wel dat ‘de mentaliteit is veranderd’.

‘Vroeger bracht je een warm prakkie en deed je boodschappen voor elkaar. Dat is weg. Behalve dan bij de oude bekenden. Als X ziek is dan belt ze of ik wat mee kan nemen. Of ik bel X. Loop toch naar de winkel, of ik wat mee mot ne-men. Maar het is wel minder. Er is tegenwoordig natuurlijk thuiszorg en alles’.

Het wordt minder, maar het is nog niet weg. Het dorpsgevoel wordt nog steeds gekoesterd. De geïnterviewde professionals omschrijven Crooswijkers als amicale mensen, recht door zee, grote mond, klein hartje en met realiteitszin. Ondanks dat er wordt gesproken van ‘ons dorp’ staan ze niet negatief tegenover nieuwkomers of ‘import’. Uit de interviews komt niet duidelijk naar voren dat Crooswijkers zich afsluiten en anderen bevolkingsgroepen niet welkom zijn, zolang nieuwkomers maar respect hebben voor het Crooswijk wat er is en de Crooswijkers die er nu wonen. ‘Buitenlanders voelen zich Crooswijker’, maar een van de geïnterviewden die niet oorspronkelijk uit Crooswijk komt wordt wel gecorrigeerd wanneer hij zegt Crooswijker te zijn: ‘Je bent niet in Crooswijk. geboren’. In de Nieuwsbrief van 16 juni 2004 wordt geschreven dat ‘nieuwe bewoners met hogere inkomens welkom zijn, maar niet ten koste van de huidige’. Ondanks dat het dorpsgevoel minder wordt, voelen de geïnterviewden zich intens verbonden met ‘hun Crooswijk’: ‘De ziel van Crooswijk wordt gesloopt. Je

Page 31: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

31

krijgt er Crooswijk niet voor terug’. Een ander zegt in verband met de terugkeerga-rantie:

‘Als je terugkomt, kom je terug op de plek. Maar het is jouw Crooswijk niet meer. Het grote kapitaal van Crooswijk is het sociale verband. Dat je met el-kaar op straat kunt leven, zitten op de stoep. Maar Crooswijk is niet zaligma-kend’.

De herstructurering lijkt een beeld te bevestigen dat Crooswijkers denken dat ande-ren van hun wijk hebben: ‘Crooswijk als het ondergeschoven kindje van de stad’, ‘Crooswijk wordt buitengesloten. Wie beslist van wie Crooswijk is?’. Deel uitma-kend van de deelgemeente Kralingen ‘bungelt Crooswijk erbij’: ‘Crooswijk is het stiefkindje’. Uit de interviews komt naar voren dat Crooswijkers denken dat ande-ren een negatief beeld van Crooswijk hebben. Opvallend is ook dat de onveiligheid door de geïnterviewden niet zo problematisch wordt ervaren als op grond van het onveilige beeld dat de gemeente van Crooswijk geeft mag worden aangenomen.

4.2. Het fysieke aspect: de kwaliteit van de woningvoorraad In De Havenloods van 3 februari 2005 zegt Lucas Bolsius het volgende:

‘Wel is waar dat wie nu 300 euro betaalt aan huur, straks meer moet betalen. Maar de reden is simpel. Deze mensen wonen zo goedkoop omdat de kwaliteit ver onder de maat is. De huizen zijn bouwkundig in slechte staat. Ze zijn voch-tig, tochtig, te klein en te donker. Dat kan gewoon niet meer.’

De woorden ‘Maar de reden is simpel’ en ‘Dat kan gewoon niet meer’ zijn veel-zeggend en cruciaal. De reden is simpel: de goedkope huur wordt verklaard door de slechte staat van de woningen. Deze simpele reden moeten we ook lezen in het licht van het herstructureringsbeleid dat, zoals eerder opgemerkt, is gericht op een aantrekkelijke wijk, meer kwaliteit en diversiteit van de woningvoorraad, een Crooswijkse mix en menging van inkomensgroepen. Veel woningen met lage hu-ren staan voor veel lage inkomens en veel uitkeringsgerechtigden en daarmee voor achterstand en veel problemen. En door eraan toe te voegen dat ‘dat gewoon niet meer kan’ – nog afgezien waarnaar het ‘dat’ nu precies verwijst – wordt de groot-schalige ingreep geponeerd als een onontkoombare vanzelfsprekendheid of nood-zaak in plaats van als een politieke keuze. De slechte staat van de woningen wordt met andere woorden als een objectieve werkelijkheid geponeerd die buiten beteke-

Page 32: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

32

nisgeving om zou bestaan.53 Anders gezegd: wie daar anders over denkt, moet het wel bij het verkeerde eind hebben.

Door het als een objectief en evident gegeven te presenteren, wordt het fysieke aspect van stedelijke identiteit losgemaakt van het symbolisch-politieke aspect. Het fysieke aspect is ononderhandelbaar: de fysieke staat van Crooswijk kan gewoon niet meer. Op die manier ontstaat een cognitieve geslotenheid die discussie over fysieke staat van de woningen onbespreekbaar maakt. Het is niet met zekerheid te zeggen of deze cognitieve geslotenheid bewust wordt gecreëerd. Wel kan worden geconcludeerd dat het concept van aantrekkelijk wonen de cognitieve oriëntatie van de gemeente beperkt. In het aantrekkelijk wonen schuilt een cognitieve geslo-tenheid, die de complexiteit van het vraagstuk vereenvoudigt. Vandaar dat er as-pecten naar voren worden gebracht die de wijk onaantrekkelijk maken: vochtige, tochtige en kleine huizen. Door deze constatering als ‘simpel’ te waarderen, wordt de staat van de woningen als een gestructureerd probleem gezien én impliciet de mogelijkheid ontkend daar anders over te oordelen.

Of deze cognitieve geslotenheid bewust of onbewust wordt gehanteerd kan hier niet worden geconcludeerd. Opvallend is wel dat de slechte staat van de woning als zo vanzelfsprekend wordt gezien, dat daarvan geen nadere onderbouwing wordt gegeven. Althans, zo wordt in het alternatieve plan van de FBNC opgemerkt, de slechte staat van de woningen wordt met geen enkel onderzoek onderbouwd. De SP laat wel bouwkundig onderzoek doen naar de huizen bij Klein Trapezium waar-uit blijkt dat de fundamenten in orde zijn. Een commissie van wijzen die het FBNC aan zich heeft weten te binden concluderen eveneens dat de kwaliteit van de wo-ningen een rigoureuze ingreep niet rechtvaardigt en er geen nauwkeurig onderzoek heeft plaatsgevonden.54 Met andere woorden, de slechte staat van de woningen die door de gemeente/OCNC als een feitelijke constatering is gepresenteerd wordt weersproken, niet alleen door bewoners zelf, maar ook door deskundigen.

Omdat deskundigen de slechte staat van de woningvoorraad betwisten kan het verzet van bewoners tegen de bewering dat de woning in slechte staat zijn niet zonder meer als een emotionele reactie – ontkenning – van de bewoners worden afgedaan. Door de slechte kwaliteit van de woningen aan te vechten wordt de kwa-liteit van de woningvoorraad tot een ongestructureerd probleem. De slechte staat van de woningen is geen vanzelfsprekendheid meer waarop het gemeentebestuur zich zonder meer kan beroepen. Op het niveau van de actoren wordt zo de cogni-tieve geslotenheid en machtsverschil (deskundig – ondeskundig) doorbroken. Nog

53 Hier is sprake van een cognitieve geslotenheid, die zichzelf als zodanig ontkent, omdat er wordt uitgegaan van een werkelijkheid die buiten de betekenisgeving om zou bestaan. 54 Zie brief van 1 februari 2005 gericht aan de gemeenterad van Rotterdam geschreven door prof. ing. A.F. Thoomsen, hoogleraar, Technische Universiteit Delft en ondertekend door andere architecten en stedebouwkundigen.

Page 33: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

33

weer anders gezegd: men kan zich niet meer beroepen op een objectieve staat van de woning om de kwaliteit ervan als slecht aan te duiden. De fysieke kwaliteit maakt zo onderdeel uit van het symbolische aspect van stedelijke identiteit. Door de kwaliteit van de woningvoorraad tot een ongestructureerd probleem te maken wordt tegelijkertijd de cognitieve geslotenheid aan de kant van de gemeente/OCNC opengebroken.

4.3. Het politieke aspect: bevolkingspolitiek Door het, politiek gezien, minst gevoelige argument, dat van de kwaliteit van de woning, ter discussie te stellen wordt de fysieke pijler onder de herstructurering als oneigenlijk argument ontmaskerd. De eigenlijke reden van de herstructurering wordt niet meer in de fysieke staat van de huizen gezocht, maar in wat als bevol-kingspolitiek en machtspolitiek wordt aangeduid. De slechte kwaliteit van de wo-ningen wordt als een excuus gezien. Andries Wijngaarden, architect, zegt:

‘Als ze dit willen met een leeg weiland, vooruit. Maar met een bestaande wijk. Pure verkwisting. De casco’s zijn nog goed. Dit gaat echt te ver. Ze willen ge-woon van de bewoners in Nieuw Crooswijk af’55

Hoogleraar Thomsen zegt dat het sloopbeleid niets heeft te maken met de woning-kwaliteit.

‘[…] als een corporatie het accent heeft liggen op projectontwikkeling, is een oude wijk op een vette locatie snel reden voor sloop. Dan kun je daar dure hui-zen neer zetten voor mensen met veel geld.’56

Ook het feit dat het Woningbedrijf Rotterdam (WBR) samenwerkt met particuliere projectontwikkelaars leidt volgens Wim van Es tot sloop en nieuwbouw:

‘Dat is oude troep en moet weg. Een bevolking met lage inkomens willen ze ook niet’57

Een uitspraak van voormalig wethouder Pastors bevestigt deze vermoedens. In

de Volkskrant van 15 juni 2005 zegt Pastors het volgende:

55 In De Havenloods, 3 februari 2005. 56 In De Havenloods, 3 februari 2005.

Page 34: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

34

‘Mijn voorgangers schermden met het argument dat de kwaliteit van de huizen zo slecht is. Maar dat is helemaal niet zo: Probleem is dat er steeds vaker de verkeerde mensen in zitten. Als we dit niet doen, heeft u over een paar jaar al-leen nog maar Somaliërs en Antillianen als buren, dat moeten we de mensen uitleggen. En dan mag de SP uitleggen dat ze voor een geheel zwart Rotterdam zijn.58

In de ogen van de FBNC erkent Pastors hier ‘ruiterlijk’ voor bevolkingspolitiek te zijn. Het gaat dus helemaal niet om de kwaliteit van de woningen, zo wordt gecon-cludeerd: ‘Nee, de huidige bewoners zijn niet goed genoeg om in hun wijk te blij-ven wonen’.59 Pastors: ‘Zoek eerst een baan, kom dan hier wonen. In plaats van in deze slechte wijk met ze allen bij elkaar zitten en van een uitkering gebruik te ma-ken’60. Ruiterlijk maakt duidelijk dat het verwijt of beschuldiging van bevolkings-politiek niet berust op verdachtmaking van de kant van de FBNC. Ruiterlijk duidt er hier op dat de bewoners het gelijk aan hun kant hebben: Het betekent: Zie je nu wel. Pastors zegt het zelf. We hebben gelijk. Het gaat niet om de huizen, maar om ons. In Rotterdam zet door wordt overigens niet gesproken van bevolkingspolitiek noch van ‘verkeerde mensen’ maar wel gentrification en van ‘het vasthouden en aantrekken van gewenste bewoners in probleemwijken’:

‘Ons doel is: meer stabiliteit in de probleemwijken. Dat kan langs twee lijnen: vasthouden van zittende bewoners met een positieve uitstraling op de wijk en aantrekken van bewoners die bijdragen aan het proces van gentrification’61

Er wordt uitgegaan van ‘gewenste bewoners’’. Gewenste bewoners zijn zij die bijdragen aan de gentrification van de wijk en huidige bewoners met een positieve uitstraling. En daartegenover staan ‘verkeerde mensen’, allochtonen (Somaliërs en Antillianen) en werklozen (‘Zoek eerst een baan). Neutraal geformuleerd is bevolkingspolitiek ‘het geheel van maatregelen die be-wust ten doel hebben invloed uit te oefenen op de omvang en kwaliteit van de be-volking’62. In feite maakt ieder Postbus 51-spotje deel uit van een bevolkingspoli-

57 In De Havenloods, 3 februari 2005. 58 de Volkskrant, 15 juni 2005 en Nieuwsbrief FBNC, 10 augustus 2005. 59 Nieuwsbrief FBNC 10 augustus 2005. 60 Uitzending VRT 29 december 2005. 61 Rotterdam zet door, Op weg naar een stad in balans, Rotterdam 2003, 49. 62 De bevolkingspolitiek dateert uit de 18de eeuw en is een vorm van biomacht die zich niet meer richt op de lichamen van het individu, maar op de bevolking. Voor het eerste worden statistieken gebruikt om de bevolking te organiseren en te beheren.

Page 35: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

35

tiek. Campagnes tegen het roken, overmatig alcoholgebruik en ongezond eetgedrag zijn alle gericht op de kwaliteit van de bevolking.

In de discussie rond de herstructurering van Nieuw Crooswijk krijgt de term bevolkingspolitiek een negatieve inhoud, waarbij associaties met dictatuur en de-portatie de toon zetten. In het alternatieve plan Nieuw Crooswijk nog nieuwer?! wordt expliciet de term bevolkingspolitiek gebruikt:

‘Van de nu bijna 5000 inwoners is 40% afhankelijk van een uitkering. Meer dan de helft is van allochtone afkomst. Na de verhuizingsgolf en de realisering van het Masterplan zal naar verwachting het aandeel lagere inkomens en het % allochtonen drastisch dalen. Deze ingreep noemen wij een bevolkingspolitiek die kennelijk bestuurlijk gewenst is. Men gaat hierbij voorbij aan de mogelijk-heden voor een wooncarrière in de wijk en biedt ook geen duidelijk perspectief voor de zogenaamde kansarmen elders. Het sociale statuut biedt slechts een te-rugkeergarantie voor mensen die aangewezen zijn op een sociale huurwoning en al voor 1-1-2001 in de wijk woonden. Verder zal het aanbod in de duurdere koopsector slechts voor een enkele Crooswijker weggelegd zijn’63

Het thema van de bevolkingspolitiek wordt in het alternatieve plan nog op tamelijk neutrale manier geformuleerd, door de consequenties van de herstructurering voor een groot deel van de bevolking van Nieuw Crooswijk te beschrijven. De herstruc-turering gaat gepaard met een verandering van de samenstelling van de bevolking, maar wat belangrijker is, de kansarmen wordt geen perspectief geboden. Het ont-breken van het perspectief wordt de kern van hoe de inwoners van Nieuw Croos-wijk de bevolkingspolitiek omschrijven en ervaren.

In kranten en in interviews wordt een andere toon aangeslagen dan in Nieuw Crooswijk nog nieuwer?!: ‘Dat Nero in Rome zijn gang kon gaan, is tot daar aan toe. Maar wij kennen geen dictatuur. Waarom moeten zulke mooie huizen weg?’64 Verschillende geïnterviewden spreken van deportatie. Een geïnterviewde stelt dat het WBR een afkorting is van ‘deportatie van Werklozen, Bejaarden en Risico-groepen’: ‘als ze hier de Betuwelijn hadden aangelegd, hadden ze ons zo kunnen afvoeren’. Tegen een bewoner is een kort geding aangespannen, omdat deze op zijn website de sloopplannen ‘fascistisch’ noemt en de nieuwbouwplannen vergelijkt met de bevolkingspolitiek van nazi-Duitsland en foto’s van Bolsius, en de directeu-ren van WBR en Proper Stok naast foto’s van Hitler en andere nazi-kopstukken worden geplaatst.65 Volgens de FBNC is de maker daarmee te ver gegaan. Interes-sant is hier ook de actie ‘tentenkamp voor stadsnomaden’ die op 29 december 2004

63 Nieuw Crooswijk nog nieuwer?!, 19. 64 In De Havenloods, 3 februari 2005. 65 Algemeen Dagblad, 22 juli 2005

Page 36: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

36

wordt gehouden. De FBNC is bang dat huidige Nieuw Crooswijkers ‘stadsnoma-den zullen worden: ‘Dat zijn mensen die steeds opnieuw zullen moeten verhuizen van de ene naar de andere betaalbare wijk. Steeds weer achtervolgd door een vol-gend sloopproject’66. Een bewoner zegt in een interview: ‘De hele herstructurering veroordeelt een grote groep tot een financiële onderklasse’. Een professional zegt hierover: ‘Politici zijn niet te vertrouwen. Daar worden mensen bang van’. De FBNC en de geïnterviewden spreken van bevolkingspolitiek, omdat de her-structurering een specifieke groep van kansarmen opjaagt (‘wijken voor de rijken’). In de interviews wordt deze bevolkingspolitiek in feite verbonden met een soeve-reine macht67 die zich buiten de wet stelt en bewoners behandelt als rechteloos burger (‘Nero’, ‘dictatuur’, ‘de heren hebben het voor het zeggen’). Op de vraag hoe zij zich behandeld voelen zegt een bewoonster: ‘Misdadig. Aan participatie wordt totaal voorbij gegaan’. Tussen een bewoonster (bw) en professional (P), die ik gezamenlijk interview, ontstaat de volgende dialoog:

P > ‘Er wordt laatdunkend met de bevolking omgegaan. Het is dat de Croos-wijkers sterk zijn, anders waren ze hun godvergeten gang gegaan. P > ‘Niks geen participatie. Je gaat een Crooswijker toch geen inspraak geven.’ Ze vinden overal een vergadering voor uit’ P > ‘De OCNC spreekt helemaal niet over de zittende bewoners, maar over toekomstige bewoners die we nog nooit hebben gezien’. P. (typeert de houding van gemeente/OCNC als) ‘Domheid. Opportunisme. Denk eens na. Toon compassie. Heb respect voor je kiezer en de bewoners. Zo ongelooflijk onfatsoenlijk’. BW > ‘Ze zouden eens achter de deur moeten kijken. Naar de mensen. Hoe ze leven.’ P > ‘Dat is te bedreigend. Dat is de realiteit. Wij bevestigen hun status niet.’

Misdadig, onfatsoenlijk, laatdunkend, respectloos zijn de kwalificaties die in de interviews naar voren komen en in de ogen van de geïnterviewden de bevolkings-politiek kenmerken. De strijd tegen de herstructurering is niet alleen een strijd om het behoud van de woning, maar ook een strijd om erkenning van kansarme inwo-ners van Nieuw Crooswijk, een strijd om met respect te worden behandeld, om als volwaardig te worden beschouwd en om de realiteit te erkennen van hoe mensen leven. Crooswijkers voelen zich volkomen miskend. Bij dit alles kan nog worden opgemerkt dat in het WRR-rapport Sociale hero-vering een aantal kanttekeningen bij deze wijze van herstructurering worden ge-

66 Nieuwsbrief FBNC, 6 januari 2005. 67 Soevereine macht is een machtsvorm waarbij de soeverein buiten en/of boven de wet staat.

Page 37: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

37

plaatst: recente studies wijzen uit dat huidige bewoners niet terug kunnen keren; ingrijpende herstructureringen duren vele jaren en hebben weinig effect op de be-volkingssamenstelling; het proces van stedelijke herstructurering tast de leefbaar-heid in de wijk aan. In datzelfde rapport wordt ook gewezen op de stigmatiserende werking van de voorstellen in Rotterdam.68 Het selectieve vestigingsbeleid kan worden beschouwd als een allochtonenstop en zo de tegenstelling tussen allochtoon en autochtoon versterken. Bovendien wijst het rapport erop dat aan de menging van wijken een ‘normatief idee’ ten grondslag ligt.

Ook de kwestie van een Crooswijkse mix wordt hiermee een ongestructureerd probleem. Opvallend is dat op deze thematiek onbewust, dat wil zeggen neutraal, in onderzoeken en beleidsnotities wordt gepresenteerd, maar in het debat als een bewuste vorm van cognitieve geslotenheid naar voren treedt.

In de interviews spreken Nieuw Crooswijkers over hun buurt als ‘ons dorp’. Opvallend is dat zij identiteit van Nieuw Crooswijk niet verbinden met de wereldwijde verbeelde symbolische ruimte waarover in de theorie wordt gesproken. Er komt in de interviews en nieuwsbrieven een beeld naar voren van een stedelijke identiteit waarin men welwillend staat te-genover andere opvattingen, mits deze de opvattingen van de huidige be-woners respecteren. Juist dit respect missen zij in de wijze waarop de ge-meente/OCNC de herstructurering van Nieuw Crooswijk aanpakt. Dit komt onder mee tot uiting in de wijze waarop zij de herstructurering be-stempelen als bevolkingspolitiek. Door Nieuw Crooswijkers af te schilde-ren als ‘verkeerde mensen’ krijgt het proces van gentrification in de ogen van FBNC zijn ware gezicht. In het verzet van FBNC komen twee aspecten van stedelijke identiteit naar voren: het fysieke aspect en het symbolisch-politieke aspect. De gemeente beschouwt de slechte kwaliteit van de woningvoorraad en de eenzijdige samenstelling van de bevolking als gestructureerde problemen. Door de fysieke kwaliteit van de woning en de eenzijdige samenstelling van de bevolking als een objectief gegeven voor te stellen wordt het geïsoleerd van het symbolisch-politieke aspect van stedelijke identiteit. Daarmee wordt het onbespreekbaar en ononderhandelbaar en worden bewoners buiten spel gezet De FBNC maakt van de gestructureerde problemen ongestructureerde

68 WRR, Sociale Herovering, 127/8

Page 38: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

38

problemen. De fysieke kwaliteit van de woningen is, zo geeft ook wet-houder Pastors toe, zo slechts dat zij sloop van zoveel woningen recht-vaardigt. Op grond van onderzoeken kan niet worden gezegd dat menging van wijken positieve resultaten heeft. Door gestructureerde problemen ongestructureerd te maken breekt de FBNC de cognitieve geslotenheid open.

Page 39: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

39

5. Conclusies 5.1. Vooronderstellingen In dit onderzoek is de herstructurering van Nieuw Crooswijk als een strijd om be-tekenissen geanalyseerd. Vooronderstelling bij deze benadering is dat de stad een symbolische ruimte is en dat stedelijke identiteit een effect is van interacties in die ruimte. Drie aspecten van stedelijke identiteit zijn benoemd: het fysieke, het sym-bolische en het politieke aspect. De laatste twee aspecten hangen nauw met elkaar samen. Het gaat hierbij om de vraag welke betekenissen domineren en of er ruimte is voor verschillende betekenissen. Deze strijd om betekenissen kan plaatsvinden op een plein waaraan verschillende groepen bewoners een andere betekenis geven, en dus ook andere gebruikshandelingen verbinden.

Een tweede belangrijke vooronderstelling in deze discoursanalytische verken-ning is dat een betekenis niet gebaseerd kan worden op een objectieve werkelijk-heid die buiten het netwerk van betekenissen om bestaat of gekend kan worden. Dit houdt in dat geen van de partijen zich buiten het veld betekenisgeving kan plaatsen en het eigen gelijk voor zich op kan eisen. Iedere partij maakt deel uit van de inter-acties in de symbolische ruimte. Zich aan deze ruimte en daarmee aan de strijd van betekenissen onttrekken door zich te beroepen op een objectieve werkelijkheid kan worden gezien als een machtsstrategie. Een discoursanalyse is niet enkel gericht op betekenisanalyse, maar juist op machtstrategieën die in het proces van betekenis-geving werkzaam zijn. Op grond van deze vooronderstellingen is de vraag geformuleerd in hoeverre het herstructureringsbeleid zichzelf ziet als onderdeel van de strijd om betekenissen of zich er buiten plaatst. Wordt op beleidsniveau de stad als een symbolisch-politieke ruimte gezien en worden bewoners vanuit dit perspectief als gelijkwaar-dige gesprekspartners beschouwd? 5.2. Conclusies De herstructurering van Nieuw Crooswijk staat niet op zichzelf, maar past binnen een discours over de creatieve stad en aantrekkelijk wonen. Gezien vanuit dit con-cept van aantrekkelijk wonen wordt Crooswijk zowel fysiek als qua bevolkingssa-menstelling onaantrekkelijk gevonden. De herstructurering wordt zowel fysiek als in sociaal opzicht als een noodzaak gepresenteerd, niet als een politieke keuze. De fysieke kwaliteit van de woningvoorraad als de bevolkingssamenstelling worden door de gemeente als objectieve, oftewel gestructureerde problemen gedefinieerd.

Page 40: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

40

Op deze manier plaatst de gemeente het besluit van herstructurering buiten de strijd om betekenissen en wordt het symbolisch-politieke aspect van stedelijke identiteit ontkend. Dat bewoners andere betekenissen geven aan hun wijk wordt als emotio-neel begrepen. Wethouder Bolsius begrijpt de emoties van de bewoners, maar deze emoties mogen voor hem geen rol spelen in het besluit Nieuw Crooswijk te her-structureren. Hij doet een beroep op rationaliteit: de wijk moeten we zien in de totale ontwikkeling van de stad die nog zeker 100 jaar mee moet. Hier komen een aantal tegenstellingen naar voren die doorwerken in de strijd om het eigene van Nieuw Crooswijk: emotie vs. ratio, concreet vs. abstract. Cogni-tieve geslotenheid speelt zich op het niveau van deze tegenstellingen af. Aan de rationele afweging wordt meer gewicht gehangen. Reacties van bewoners die hun wijk willen blijven worden door de gemeente als emotioneel geëtiketteerd. Door de hoge abstractie van het Masterplan ontstaat het beeld dat het plan niet meer van de bewoners is, zo constateert wethouder Bolsius ook zelf. Bolsius suggereert dat dit een verkeerd beeld is. Hier is het goed om op te merken dat in elke abstractie cog-nitieve en daarmee sociale uitsluiting optreedt. Bewoners voelen zich geïntimi-deerd of snappen gewoonweg niet waarover het gaat of denken het te snappen, maar komen later (te laat) erachter wat het plan concreet inhoudt en welke concrete gevolgen het voor hen heeft. Dit verklaart waarom geïnterviewden inspraakproce-dures en vergaderingen die door de gemeente worden georganiseerd niet als een vorm van inspraak ervaren. Stedelijke identiteit kan op strategisch en tactisch niveau worden geanalyseerd. De strategische culturele reproductie krijgt inhoud in het merkimago Rotterdam Durft en het daarmee verbonden concept van ‘aantrekkelijk wonen’. Dit concept van aantrekkelijk wonen heeft betrekking op zowel het fysieke als het symbolisch-politieke aspect van stedelijke identiteit. Deze twee aspecten komen tot uitdrukking in twee kwesties die spelen bij de herstructurering van Nieuw Crooswijk: de fysie-ke kwaliteit van de woningen en de bevolkingssamenstelling. Het aantrekkelijke wonen is niet gericht op de huidige maar op de toekomstige bewoners. De fysieke kwaliteit als de bevolkingssamenstelling worden door de gemeente als gestructu-reerde problemen gepresenteerd. De kwaliteit van de woningen wordt door de ge-meente als slecht gewaardeerd. In het licht van het concept van aantrekkelijk wo-nen is dit juist. Voor toekomstige bewoners die de gemeente wil aantrekken zullen de woningen in Nieuw Crooswijk niet voldoen. De fysieke kwaliteit dus afgemeten aan betekenissen die deze bewoners aan wonen geven. De huidige bewoners kijken daar heel anders tegenaan. Zij wonen best en hebben het prima naar hun zin. Vanuit verschillende waardenörientaties worden dus geheel verschillende beteke-nissen aan de fysieke staat van de woningen en van de buurt gegeven. De fysieke kwaliteit van woning kan daarom niet zonder meer als een gestructureerd probleem worden voorgesteld. Door de discussie over de kwaliteit van de woningen aan te

Page 41: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

41

gaan maakt de FBNC dit tot een ongestructureerd probleem en eisen in feite ruimte op voor hun waardenörientatie. Dezelfde mechanismen zien we in de kwestie van de bevolkingssamenstelling. De gemeente presenteert dit als een gestructureerd probleem, en suggereert dat er over de waarden en kennis over menging van wijken geen wezenlijke discussie meer bestaat. Dat is niet juist. Verschillende onderzoe-ken stellen wel degelijk indringende vraagtekens bij deze aanname van herstructu-rering. Ook hier geldt dat de FBNC het probleem van bevolkingssamenstelling tot een ongestructureerd probleem maakt. De gemeente voert voor de legitimatie van de herstructurering steeds een nood-zaak aan die buiten het netwerk van betekenissen ligt. De gemeente onttrekt zich zodoende aan de symbolisch-politieke ruimte. Zij ziet daarom zichzelf niet als een onderdeel van de symbolische ruimte en stelt zich als een soevereine macht op. Voor de gemeente staat vast wat het probleem is. Haar oriëntatie op het probleem van herstructurering is oplossingsgericht en gaat daarmee voorbij aan de diverge-rende waarden die in het spel zijn. Het herstructureringsbeleid lijkt niet gebaat bij het inzicht dat beleids- en kennissystemen sociale constructies zijn waarin actoren handelen die er overtuigingen en belangen op na houden. Door de problemen die aanleiding zijn tot de herstructurering van Nieuw Crooswijk als gestructureerd te beschouwen en te benaderen wordt een algemene consensus voorondersteld en wordt het niet meer nodig geacht de discussie op het niveau van waardenörientatie aan te gaan. Hier treedt cognitieve uitsluiting op: het structureren van probleem maakt dat bepaalden aspecten niet gezien kunnen of mogen worden.

Het is niet of nauwelijks na te gaan of en in hoeverre de gemeente bewust stra-tegieën van cognitieve en sociale uitsluiting hanteert. De uitspraken van Pastors zetten weliswaar kwaad bloed en bevestigen het vermoeden van bevolkingspolitiek (in de alledaagse betekenis), maar of zijn uitspraken het gemeentebeleid vertegen-woordigen is niet zeker. De sociale uitsluiting wordt door bewoners wel als een bewuste strategie ervaren, zoals heel de kwestie rond het thema bevolkingspolitiek heeft laten zien. Ook hier komt naar voren dat de gemeente zich als een soevereine macht opstelt en de politieke ruimte niet als een symbolische ruimte erkent.

Een constructivistische benadering impliceert dat de expert dan wel de politicus respectievelijk de bestuurder het alleenrecht van kennis van de stedelijke ruimte, die hij veelal meent te ontlenen aan die stedelijke ruimte als objectieve werkelijk-heid zelf, niet voor zich op kan eisen. Die kennis komt in interactie met andere tot staan en is het resultaat van betekenisprocessen. Het vertoog over Nieuw Croos-wijk wordt niet alleen geproduceerd door professionals als stedenbouwkundigen, architecten, projectontwikkelaars, maar ook door bewoners die hùn beeld van de wijk hebben. Er is weliswaar begrip voor hùn beeld, maar dat past niet in het beleid van gentrification. De FBNC weet deze als gestructureerde problemen tot onge-structureerde problemen te herformuleren. Daarbij maakt het gebruik van experts,

Page 42: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

42

wat niet betekent dat het FBNC het gelijk aan zijn zijde heeft. Het dwingt wel de gemeente naar hun te luisteren. Maar de bewoners zullen pas werkelijk worden gehoord wanneer de gemeente erkent dat Nieuw Crooswijk een ongestructureerd probleem en in de verkenning van dat probleem de ervaringen van de bewoners niet bagatelliseert en etiketteert als emotioneel, maar als kennis die in zijn soort relevant is.

Niet allen voorkomt dit dat kennis selectief en strategisch wordt gebruikt, het toont ook dat in een democratie de primaire kwaliteit van een politicus of bestuur-der ligt in de dienstbaarheid aan de burger, en niet in sterk leiderschap.

Page 43: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

43

Bijlagen

Bijlage 1: De herstructurering van Nieuw Crooswijk.

Nieuw Crooswijk is een wijk met 5000 mensen. In de jaren ’80 zijn veel woningen gerenoveerd. In Nieuw Crooswijk wonen veel eenpersoonshuishoudens. Het is een multiculturele wijk. Het inkomen ligt gemiddeld lager 10%-15% lager dan het Rot-terdams gemiddelde. Iets minder dan 50% is allochtoon. Op de veiligheidsindex scoort Nieuw Crooswijk een 5,5en wordt las bedreigd aangemerkt. Het percentage allochtonen is 60%. Rond de 14% van de beroepsbevolking is langer dan een 1 jaar werkloos. Cijfers over het gemiddelde inkomen en het percentage werklozen zijn niet voorradig op COS.69 Nieuw Crooswijk is aangewezen als herstructureringsgebied. De herstructure-ring van Nieuw Crooswijk is de grootste in Nederland. Zij behoort tot de gebieden die zijn aangewezen voor een ingrijpende herstructurering. Van de 2100 woningen worden er 1800 gesloopt. Voor de gesloopte woningen komen geen vergelijkbare woningen terug. De wijk krijgt een geheel ander uiterlijk van middeldure tot dure (koop)woningen. Eveneens wordt de buitenruimte ingrijpend veranderd. De wijk wordt volgens het Masterplan een wijk voor de middenklasse. Dit plan is ontwik-keld in het Masterplan Nieuw Crooswijk dat is vastgesteld op 3 februari 2005. De herstructurering is in handen van het OCNC, Ontwikkelingscombinatie Nieuw Crooswijk waarin projectontwikkelaar, Era BOUW en Proper Rotterdam, Woning-bedrijf Rotterdam (WBR) samen zijn gegaan. De Federatie Bewonerscomité Nieuw Crooswijk is een groep bewoners die zich tegen deze plannen teweerstellen. Zij hebben een alternatiefplan opgesteld Nieuw Crooswijk nog nieuwer?! Zij stellen dat Nieuw Crooswijk voor de huidige bewoners behouden moet blijven en verbete-ring nodig heeft. Nieuw Crooswijk is volgens het FBNC zeker niet verloederd, zoals de OCNC en de gemeente in hun ogen Nieuw Crooswijk voorstellen.

69 Cijfers zijn ontleend aan de digitale buurtinformatie van COS Rotterdam (geraadpleegd 8 december 2006)

Page 44: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

44

Bijlage 2: Het Onderzoek

Op basis van een aantal vooronderstellingen is gekozen voor een discoursanalyse Voor de analyse van het discours is gebruik gemaakt van twee begrippenkaders (zie § 1.3.). Voor deze discoursanalyse zijn de volgende bronnen geraadpleegd. • Edwards, A. & Schaap, L., (2006), Burgerparticipatie in Rotterdam, Centre for

Local Democracy, Erasmus Universiteit Rotterdam. • Gemeente Rotterdam, Rotterdam zet door. Op weg naar een stad in balans,

december 2003 • OCNC, Masterplan Nieuw Crooswijk, 3 februari 2005 • FBNC, Nieuw Crooswijk nog nieuwer?!, september 2005 • Nieuwsbrieven van het FBNC (www.crooswijk.com) • Televisieuitzendingen (www.crooswijk.com) • De volgende krantenartikelen

o Slapeloze nachten in Crooswijk, Algemeen Dagblad 31 december 2004

o We wonen hier pas drie generatie, NRC Handelsblad, 29 januari 2005

o Bewoners laten met ‘Commissie van Wijzen’ hun spierballen zien, De Ster, 1 februari 2005

o Massale sloop is verkeerde oplossing, de Havenloods 3 februari 2005

o Wijk scheidt zich af van Rotterdam, Algemeen Dagblad, 23 maart 2005

o Opknappen? Deportatie zul je bedoelen, de Volkskrant, 15 juni 2005

o Duurdere huizen in volkswijk. Nieuw Crooswijk in Rotterdam op chique, Algemeen Dagblad 16 juli 2005

o Sloopplannen fascistisch. Rotterdam-Crooswijk, Algemeen Dag-blad 22 juli 2005

o Ze slopen hier van alles, ook goede woningen, NRC Handelsblad 25 juli 2005

Daarnaast is algemene literatuur over dit onderwerp bestudeerd (zie bronnenlijst). Voorts zijn gesprekken gevoerd met in totaal 11 bewoners en 2 professionals. Van de bewoners waren er 8 actief betrokken bij het FBNC, de andere waren actief in de wijk.

Page 45: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

45

Bronnenlijst

Geraadpleegde literatuur: Appadurai, A. (1996), Modernity at Large. Cultural Dimensions of Globalization,

Minnesota, Minneapolis/London. Boomkens, R. (1998), De drempelwereld. Moderne ervaring en stedelijke open-

baarheid, NAi, Rotterdam. Boomkens, R. (2006), De nieuwe wanorde. Globalisering en het einde van de

maakbare samenleving, Van Gennep, Amsterdam Brunt, L.(1996), Stad, Boom, Amsterdam. Castells, M. (1992), European Cities, the Informational Society, and the Global

Economy, CGO, Amsterdam. Castells, M. (1996), The Information Age. Economy, Society, Culture. Vol. I The

Rise of the Network Society, Blackwell, London. Castells, M. (1998), The Information Age. Economy, Society, Culture. Vol. II The

Power of Identity, Blackwell, London. Edwards, A. & Schaap, L., (2006), Burgerparticipatie in Rotterdam, Centre for

Local Democracy, Erasmus Universiteit Rotterdam. Fortuin, K. & Van der Graaf, P., De stad verhaalt van de stad. Rotterdamse lokale

identiteit en cultuur als hulpbron, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht, 2006. Florida, R., (2004), The Rise of the Creative Class, Basic Books, New York. Florida, F. (2005), Cities and the Creative Class, Routledge, London/New York. Frank, S. & Verhagen, E. (2005), Creativiteit en de stad. Hoe de creatieve econo-

mie de stad verandert, Nai, Rotterdam. Hajer, M. & Reijndorp, A. (2001), Op zoek naar nieuw publiek domein, NAi, Rot-

terdam Hardt, M. & Negri, A. (2002), Empire Een nieuwe wereldorde, Van Gennep, Am-

sterdam. Hoppe, R. & Timmermans, A., “Kennis in beleid bij probleemoplossende en pro-

bleemverkennende sturing”, Andere sturing: andere kennis nodig?, Jaarconfe-rentie 2000, Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek,Utrecht, 2000.

KEI, De staat van de stad. Agenda Strategische Kennisthema’s Grote Steden 2003-2010, Kennis centrum Grote Steden, 2003.

Klein, N. (2000), No Logo, Flamingo, London. Kullberg, J.(2006), De tekentafel neemt de wijk. Beloften en beperkingen in de

herstructurering van buurten, SCP, Den Haag. Landry, Ch. (2000), The Creative City. A Toolkit for Urban Innovators, Come-

dia/Earthscan, London. Mommaas, H., ‘City Branding. De noodzaak van sociaal-culturele doelen’, in:

Patteeuw, V. (red.), City Branding. Image Building & Building Images, NAi,

Rotterdam, 2002, 43. Patteeuw, V. (red.) (2002), City Branding. Image Building & Building Images, Nai,

Rotterdam.

Page 46: De strijd om betekenissen - Hogeschool Inholland · waargenomen in talloze individuele en collectieve verhalen over de stad, hoewel zij daartoe niet is te herleiden.1 In de 19de eeuw

46

Pine, B.J. & Gilmore, J. H. (2002), De beleveniseconomie. Werk is theater en elke onderneming creëert zijn eigen podium, Academic Service, Schoonhoven.

Reijndorp, A. (2004), Stadswijk. Stedenbouw en dagelijks leven, Nai, Rotterdam. Rifkin, J. (2000), The Age of Access. How the Shift from Ownership to Access is

Transforming Modern Life, Penguin, London. Gemeente Rotterdam, Rotterdam zet door. Op weg naar een stad in balans, de-

cember 2003. Schaap. L. & Twist, M. van, ‘Een consequent constructivistische kijk op gesloten-

heid in beleidsnetwerken’: Perspectieven 1, pp. 249-261. Sassen, S. (1999), Globalisering. Over mobiliteit van geld,, mensen en informatie,

Van Gennep, Amsterdam. 24H>architecture, Schutterskwartier, 7 mei 2004. WRR, Sociale verovering in Amsterdam en Rotterdam, Amsterdam, 2005

(www.wrr.nl) Žižek, S. (2000), The Fragile Absolute, Verso, London/New York.