De Sneuper nummer 121, maart 2016

31
DE SNEUPER jaargang 29 nr. 1 MAART 2016 2IソFLHHO RUJDDQ YDQ GH +LVWRULVFKH 9HUHQLJLQJ 1RRUGRRVW)ULHVODQG nummer 121 losse nummers € 3,95 DETECTOR - ARCHEOLOGIE : GOUDEN RINGEN

Transcript of De Sneuper nummer 121, maart 2016

Page 1: De Sneuper nummer 121, maart 2016

DE SNEUPER

jaargang 29 nr. 1 MAART 2016

nummer 121

losse nummers € 3,95

DETECTOR - ARCHEOLOGIE :

GOUDEN RINGEN

Page 2: De Sneuper nummer 121, maart 2016

© Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de redactie worden overgenomen.

COLOFON

22

12

19

8

26

4

correspondentieuitsluitend via: Postbus 369

9100 AJ Dokkum

kopij via e-mail:

[email protected]

website www.hvnf.nl

webloghttp://sneuperdokkum.blogspot.com

De Historische Vereniging Noordoost-Friesland is een Algemeen Nut Beogende Instelling.

redactie

Warner B. Banga Dokkum

Piet de Haan Dokkum

Lisette Meindersma Burgwerd

Jacob Roep Leeuwarden

Hans Zijlstra Amsterdam

opmaakWarner B. Banga

7

FOTO OMSLAG: JOHAN POSTMA

Page 3: De Sneuper nummer 121, maart 2016

prijs losse nummers € 3,95

(exclusief porto)

negenentwintigste jaargang nr. 1

maart 2016

verschijnt in maart, juni,

september en december

in een oplage van 650 exemplaren

nummer 121

INHOUD

Quichot en Thyl zijn hier besloten,Met Jan Tamboer en Taborijn,Zelfs Roelant is hier niet verstoten:Der rechte zotten medicijn.

bovenaan een Boekkas by een Herbergier te Dockum

HISTORISCH CITAAT:

SNEUPERDE

5

6

7

8

11

12

22

4

18

19

20

26

29

30

REDACTIONEEL

LEDENNIEUWS 2016-01VAN DE BESTUURSTAFEL

HISTORIE & STREEKGESCHIEDENIS

VROEG-CHRISTELIJKE GOUDEN RINGENAKKERWOUDSTER DWARSWEGEN & PADENDRAMA IN DOKKUM: Familiedrama in 1902

GENEALOGIE & FAMILIEGESCHIEDENIS

BAKKERIJEN MEINDERSMA DEEL 1

RUBRIEKEN & COLUMNS

COLUMN: Je mutte mar hoare...VELDPOST UIT WOI: Heeren leventje in JutphaasHERALDIEK: wapen van Oostdongeradeel 2ARMVOOGDIJREKENINGEN: Gevonden op ‘t Vliet

DIGITAAL & ACTUEEL & VARIA

VIER NIEUWE INDEXEN DEEL 1INGEBOEKT: Windscheppen op AmelandDIGITAAL VERHAAL: Digitale vondsten

WARNER B. BANGAJOHANNES DIJKSTRAHAIJE TALSMA

JOHAN POSTMAJAN KOOISTRAPIET DE HAAN

SAKE MEINDERSMA

IHNO DRAGTHILDA BOUTARUDOLF J. BROERSMAPIET DE HAAN

REINDER TOLSMAJACOB ROEPHANS ZIJLSTRA

GOUDEN RING

Page 4: De Sneuper nummer 121, maart 2016

CO

LU

MN

WAAR ZIJN DIE KOUDE WINTERS? Toen ik 10 jaar werd, kreeg ik als verjaarscadeau een Elfstedentocht

aangeboden. Dat was in ’63 en die tocht werd later wel ‘de Hel van 63’ genoemd. Ik vond het echt bijzonder, ook al was het al de derde tocht

sinds ik geboren werd. Maar nu ik net 63 geworden ben, zijn er sindsdien

ook nog maar drie geweest. De echt koude winters zijn zeldzaam gewor-

den. Men zou er bijna een monument voor gaan oprichten om ze in de

herinnering te houden...

Dat is een mooi bruggetje naar de discussie over de ijsfontein, al is die

laatste voor diverse mensen een brug te ver. Ik was uitgenodigd om mijn

mening te ventileren over dit inmiddels beladen onderwerp tijdens een

avondbijeenkomst in de Refter. De wijnkelder in hotel de Abdij Van Dok-kum die deze naam draagt, heeft - als een wak in het ijs - een glazen plaat

in het plafond. Daardoorheen kan je boven je de mensen zien lopen. ‘Ge-lukkig,’ zei ik tegen kunstenaar Gerrit Breteler naast mij, ‘dragen de meeste vrouwen tegenwoordig een broek, anders keek je ze zo onder de rokken.’ ‘Nou,’ zei Breteler snedig, ‘dat valt nog behoorlijk tegen als je d’r op let.’

HET HOOFD KOEL HOUDENOndanks de afleiding boven ons slaagden we erin het hoofd koel te houden en deel te nemen aan de verhitte discussie. Want

kunstenares Birthe Leemeijer heeft nog weinig harten doen smelten voor haar plan, lijkt het. Ik denk dat ik zo’n beetje de enige

voorstander (in grote lijnen althans) van haar idee voor een ijsfontein was die avond. De eigenaren van het monumentale

pand aan de zuidkant van de Markt waren emotioneel en zeer bezorgd over de toekomst van hun bedrijf als de plannen door

zouden gaan. Met hen meerdere ondernemers daar in de buurt, waarbij de angst vooral de parkeer(on-)mogelijkheid betreft.

Ik wil de zorgen om hun broodwinning zeker niet bagatelliseren, maar van mij mogen de meeste parkeerplaatsen daar weg.

De architecten Broor Adema en Gunnar Daan vonden de gedachte fontein c.a. ook maar niks en hadden zo hun eigen ideeën.

Laatstgenoemde plaatste in diverse kranten hierover nog een ingezonden stuk en stak zijn confrater een pluim op de hoed

voor diens alternatieve plan. Wat mij opviel, was dat de door hen gebruikte argumenten zo arbitrair, zo subjectief zijn.

DOKKUM KEERPUNTHet voert hier te ver om daar op in te gaan, maar één aspect wil ik wel noe-

men. De abdijkerk die daar gestaan heeft, wordt steeds aangehaald als het

meest eigene van deze plek. Toegegeven, het was het grootste gebouw dat

ooit op de huidige Markt gestaan heeft. Maar bedenk dan wel dat het ‘maar’

een fase was van de bouwgeschiedenis op de Markt.

Vele malen unieker, als De Elfstedentocht onder de toertochten, is het feit dat

de Markt ontstaan is als een uit kwelderzoden opgebouwd platform voor het

eerste Bonifatiuskerkje (bij de aanleg ervan ontstond volgens rooms-katho-

lieke lezing spontaan een fontein). Dáár hoor ik niemand over. Doe daar dan

iets mee als je de ijsfontein niet wilt, want dat vind je nergens in Friesland

of in de wereld. Net zo min als er nog ergens een ijsfontein te vinden is. Ik

zou daar als toerist in de zomer wel een omweg voor maken om dat te zien.

Prachtig idee toch: het bevroren verleden verbeeld in de stad waar Frieslands

heidendom zijn keerpunt vond; in een moordpartij die, om uit Bilderdijks ‘t Stervensbootjen te citeren, ons ’t bloed in de aderen doet bevriezen.

4

IJZIGdoor IHNO DRAGT [email protected]

JE MUTTE MAR HOARE...

RE

DA

CT

ION

EE

L

FOTO

: J

AC

. DE

NIJ

S /

BEE

LDB

AN

K N

ATIO

NA

AL

AR

CH

IEF

PRENT DOOR C. VISSER - 1650

AAN DE STAF VAN BISSCHOP BONIFATIUS

ONTSPRINGT EEN FONTEIN

ELFSTEDENTOCHT 1963

Page 5: De Sneuper nummer 121, maart 2016

CO

LU

MN

5

RE

DA

CT

ION

EE

L

DROEVIG NIEUWSKonden we in het vorige ‘Redactioneel’ nog melden hoe blij we waren

met de komst van een nieuw redactielid en dat de redactie daarmee weer

compleet was, nog voor De Sneuper 120 met de post meeging, werden

we opgeschrikt door het verdrietige nieuws dat onze secretaris Atze Glas

plotseling overleden was. In Atze verliezen we een geduldige en vrien-

delijke medewerker, die altijd klaarstond om de handen uit de mouwen te

steken. Wij wensen zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen veel sterkte toe.

De taken binnen de redactie zijn opnieuw verdeeld en Lisette en Piet ne-

men beurtelings het redactiesecretariaat voor hun rekening. Toch kunnen

wij ook praktische hulp gebruiken, zoals bij het inpakken en versturen van

ons verenigingsblad. Leden uit Noordoost-Fryslân die bereid zijn zo nu en

dan (een keer per kwartaal) mee te helpen, kunnen zich bij ons melden.

DE SNEUPER 121Desondanks ligt weer een nieuw exemplaar van De Sneuper voor u en

daar is door de redactie weer veel tijd en energie in gestoken. Niet alleen

het verzamelen en redigeren van de kopij, de opmaak en vormgeving,

maar ook het historisch onderzoek en schrijven van de tekst van het

hoofdartikel over een familiedrama in Dokkum werd door redactieleden verzorgd. Piet de Haan is opnieuw de auteur van een

uitgebreid en rijk gedocumenteerd artikel, waarvan het tweede deel in het juni-nummer geplaatst wordt. Het drama van een

uit de hand gelopen ruzie in het Dokkum van 1902.

Een ander drama vond plaats in het jaar 754: de moord op Bonifatius. Detector-amateur-archeoloog Johan Postma geeft in

een interessant artikel zijn visie en een hypothese over de relatie tussen dat drama en de vondst van verschillende vroeg-

christelijke gouden ringen in het terpengebied van Fryslan. Regelmatig worden wij verblijd met korte, interessante artikeltjes

van Jan Kooistra, dit keer over paden en dwarswegen in Dantumadiel.

Veel Meindersma’s afkomstig van Paesens waren bakker. Over de bakkerijen Meindersma heeft Sake Meindersma een uitge-

breid genealogisch artikel gemaakt, dat eveneens in twee delen geplaatst wordt. Veel van die bakkerijen waren gevestigd in

Noordoost-Fryslân. Een artikel van opnieuw Piet de Haan moest vele vorige keren wegens ruimtegebrek terug in de kopij-

portefeuille, maar wordt nu eindelijk geplaatst: Piet dook dit keer eens in de Armvoogdijrekeningen en ontdekte daar een drama

dat zich afspeelde aan ‘t Vliet in Leeuwarden. Vandaar dat Piets aandeel aan dit nummer van De Sneuper weer optimaal is.

‘Good old’ ere-lid Reinder Tolsma liet lange tijd niet van zich horen, maar dat wil niet zeggen dat hij stil zit: van hem een bijdrage

over de vier nieuwe indexen, die met behulp van anderen - waaronder

opnieuw Piet de Haan - werden samengesteld. In dit artikel wordt uit-

gelegd wat het belang, de nadelen en de ‘bijvangsten’ van deze indexen

zijn. In dit eerste deel twee indexen Oostdongeradeel betreffende. Naast

al deze artikelen is De Sneuper 121 weer gevarieerd gevuld met vaste

rubrieken, waarvoor weer dank aan de vaste auteurs!

OPROEP VOOR NIEUW KOPIJAls uitsmijter opnieuw een dringende oproep voor nieuwe kopij! Hoe-

wel onze kopijportefeuille nog steeds redelijk gevuld is, willen we graag

een gevarieerd en afwisselend gevuld verenigingsblad blijven maken.

Dat is afhankelijk van uw bijdragen en artikelen! Veel leden doen onder-

zoek of houden zich bezig met genealogie en familieonderzoek en kun-

nen (delen van) hun onderzoek misschien publiceren in De Sneuper.

Verder bieden wij graag een platform aan (amateur-)historici die over

onze regio Noordoost-Friesland inclusief Ameland en Schiermonnikoog

willen publiceren. Wordt de volgende keer door u vervolgd?

EN VERDRIETDRAMA

door WARNER B. BANGA [email protected]

ATZE GLAS

© Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de redactie worden overgenomen.

De redactie heeft er naar gestreefd de auteurs van illustraties op de juiste wijze te vermelden, daar waar afbeeldingen niet door de schrijvers

zijn gemaakt of werden aangeleverd. Zij die menen nog rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich tot de redactie wenden.

DEZE VOORKANT SCHUIFT DOOR NAAR HET JUNI-NUMMERDEZE VOORKANT SCHUIFT DOOR NAAR HET JUN

Page 6: De Sneuper nummer 121, maart 2016

7

LE

DE

NA

DM

INIS

TR

AT

IE

BESTUURSTAFELLIEF & LEEDWat aanvankelijk een rustige periode voor onze vereniging leek, veranderde toch heel erg snel. Op 7 december 2015 overleed

ons zeer gewaardeerd redactielid Atze Glas. Atze was al weer enige jaren lid van de redactie en zorgde voor zijn eigen inbreng.

In de gezamenlijke vergaderingen zagen we hem regelmatig en schreef hij de verslagen. Bij de presentatie van onze vereniging

tijdens bijzondere evenementen deden we nooit tevergeefs een beroep op hem. Ook vanaf deze plek willen wij de familie veel

sterkte toewensen om dit verlies te kunnen dragen. Ondertussen was er als gevolg van het vertrek van Hilda Bouta uit de

redactie gewerkt aan een versterking. Hierin werd voorzien, doordat Lisette Meindersma zich beschikbaar stelde. Wij willen

haar vanaf deze plaats bijzonder welkom heten en veel succes toewensen.

WANDELING DOOR MIJN STREEKWij hopen dat het u niet is ontgaan: in november 2015 ging een aantal

bestuursleden op stap met Paul Straatsma, free-lance journalist, voor

een historische wandeltocht. Eerst rond de bolwerken en door een deel

van de binnenstad van Dokkum, daarna langs de trekweg via de steen-

fabriek naar Ee. Het was die dag erg mistig, waardoor er geen mooie

foto’s gemaakt konden worden. Dit moest dus later. Paul Straatsma was

onder de indruk van de geschiedenis van dit gebied en had ook veel

respect voor de zorg waarmee de historie in deze regio wordt bewaard.

Dat kwam zeker tot uitdrukking in het fraaie artikel dat hij schreef voor

de Leeuwarder Courant van 14 november 2015 in de serie ‘Mijn Streek’.De route staat op internet en kunt u downloaden van www.paul-

straatsma.nl

Het bestuur wil Reinder Tolsma en Tjeerd Jongsma bedanken voor hun

bijdrage, gastvrijheid en inzet bij de totstandkoming van dit artikel. Het

is bijzonder om van een buitenstaander te horen wat hij de kwaliteiten

van het gebied vindt en die blijken niet gering te zijn.

STADSWANDELING DOOR DE TIJD IN 3DNa een aantal jaren met verschillende jubilea, mijlpalen en uitgiften van boeken, stond er voor

het komend jaar niet veel op de agenda. Het bestuur heeft daarom een proces in gang gezet

om de vogelvluchtplattegrond van oud Dockum (van de kaart van Nicolaes van Geelkercken

uit 1616) in 3D te gaan maken. Zo’n 3D-techniek is wel bekend en kan door specialisten uit-

gevoerd worden, maar het verhaal of de stadswandeling door de tijd, het beschrijven van de

geschiedenis en wat er te zien is, is een heel andere uitdaging. We zijn druk bezig om contact te leggen met de reeds bestaande

organisaties in Dokkum op het gebied van historie om hen te vragen ons te helpen bij deze klus. Onze vereniging kan een deel

financieren. We zijn daarnaast op zoek naar fondsen die dit initiatief verder willen ondersteunen.

LEDENVERGADERING WESTERGEEST 16 APRILDe ledenvergadering staat weer op de agenda: op 16 april gaan we naar het dorpshuis MFC De Tredder te Westergeest, Eelke

Meinertswei 33. Inloop tussen 10.00 uur en 10.30 uur. Vervolgens, zoals gebruikelijk, de verslagen van de secretaris, penning-

meester en redactie. Om 12.30 uur hebben we een lunch met brood en soep en een kroket. Na de lunch houdt ons lid Oebele

Vries een lezing over Westergeest en daarna volgt een korte excursie naar de Ikkers.

U kunt zich voor deze dag opgeven bij onze penningmeester via: [email protected] of door te bellen met 0512 - 778708.

De kosten voor deze dag bedragen slechs € 12,50.

Ook deze keer bedanken wij de redactie en wensen u weer veel leesplezier met De Sneuper 121.

VAN DEVOORZITTER

VE

RE

NIG

ING

SN

IEU

WS door HAIJE TALSMA

oor

gezet

cken

en uit-

van de

ct te leggen met de reeds bestaande

Lidmaatschap van de vereniging

€ 15 per jaar / € 25 buitenland

IBAN: NL08 RABO 0177 8581 41

BIC: RABONL2U

t.n.v. Hist. Ver. NOF

Opzegging lidmaatschap:

uitsluitend schriftelijk voor 1 november

via postbus 369 - 9100 AJ Dokkum

voorzitter

dhr. Haije Talsma tel.: 0519 - 33 27 06

secretaris

dhr. Arjen Dijkstra tel.: 0519 - 58 96 74

penningmeester / ledenadministratie

dhr. Johannes Dijkstra tel.: 0512 - 77 87 08

e-mail ledenadministratie

[email protected]

BESTUURVERENIGINGSGEGEVENS

Page 7: De Sneuper nummer 121, maart 2016

8

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

IN FRYSLÂN

EN HUN MOGELIJKE BETEKENIS VOOR HET KERSTENINGSPROCES; EEN HYPOTHESEDe afgelopen vijftien jaar is er in het noorden van Fryslân een opmerkelijk aantal gouden ringen uit de begintijd van het Chris-

tendom (8e - 9e eeuw) gevonden. Het aantal gevonden gouden ringen bedraagt momenteel minstens acht. Van zeven ringen is

bekend dat ze in Fryslân zijn gevonden en één is dat waarschijnlijk. Van de ringen zijn vier gevonden op terpen in Westergo, twee

in vermoedelijk opgebrachte terpaarde in Oostergo, één ring is opgebaggerd uit de Ee (collectie Museum Dokkum), en het andere

exemplaar (collectie Haedecke, Duitsland) heeft als vindplaats Holland, maar gezien de vorm en datering is Fryslân aannemelijk.

Kort geleden is aan dit rijtje een gouden ring uit de collectie van het Ad-

miraliteitshuis te Dokkum toegevoegd. Die ring bevindt zich in de per-

manente tentoonstelling over Bonifatius. Hoewel tot dusver aangeduid

als ‘heidense ring’, zijn er - na onderzoek van de schrijver - sterke aanwij-

zingen dat de ring vroegchristelijk is! Het lijkt er namelijk op dat één van

de apostelen, Mattheus, afgebeeld staat op de ring, met aan weerszijden

een vogelfiguur, maar daarover later meer. Misschien zijn er meer exem-

plaren gevonden die nog niet bekend zijn. Tijd voor een inventarisatie en

mogelijke verklaring voor de aanwezigheid van deze toch spectaculaire

vondstgroep.

Gemakshalve zijn de ringen in twee groepen weergegeven, omdat deze

twee groepen onderling qua vorm uiteenlopen. Groep 1 vormt de stijl

‘Agnus Dei-ringen’ , groep 2 de stijl ‘Apostelen-ringen’.

VROEG-CHRISTELIJKE RINGEN

door JOHAN POSTMA [email protected]

‘DOKKUMER’ VROEGCHRISTELIJKE RING

OVERZICHT OVEREENKOMSTEN GOUDEN RINGEN 8 E -10 E EEUW

FOTO

: M

USE

UM

D

OKK

UM

O

VER

ZIC

HT:

JO

HA

N

POST

MA

Page 8: De Sneuper nummer 121, maart 2016

ANGELSAKSISCHE RINGENAl deze ringen hebben onderling in meerdere opzichten overeenkomsten met elkaar, zoals in onderstaande bijlage is weerge-

geven. De ringen 1, 2 en 3 hebben een aantal kenmerken die opvallende gelijkenissen vertonen. Met name de gestileerd

weergegeven ‘tekens’ zijn opvallend. Een aantal van deze tekens zijn terug te vinden in de ‘Aethelswith-ring’ uit het British

Museum (als vergelijk in tabel opgenomen), waarmee een link met de Angelsaksen gemakkelijk lijkt gemaakt. De ringen 5, 6

en 7 vertonen onderling weer grote overeenkomsten en hebben alle drie de ‘quatrofoil-vorm’, die eveneens voorkomt op de

Aethelswith-ring. Bovendien bezitten al deze ringen niëllo of waren ze hier waarschijnlijk mee ingelegd. Niëllo is een zwart tot

blauw mengsel van koper, zilver, zwavel en soms lood. Gegraveerde lijnen worden hiermee opgevuld en vormen zo een teke-

ning op een gouden of zilveren achtergrond.

Alleen ring 4 en 8 lijken enigszins afwijkend (geen niëllo of een andere tekening), maar bezitten toch qua vorm en symboliek

overeenkomsten met de andere ringen. Ring 4 heeft bijvoorbeeld een ingekerfd kruis en lijkt qua model op ring 1, ring 8 heeft

een afbeelding van één van de vier apostelen, waar ring 6 en 7 afbeeldingen hebben van alle vier de apostelen, zij het heel

gestileerd.

Wat opvalt is dat alle ringen van goud zijn en vrij eenvoudig qua uitvoering. Hoewel van de ringen met een niëllo-inleg wordt

gesuggereerd dat deze van Angelsaksische herkomst zijn, (ringen met niëllo waren een specialiteit van Angelsaksische goud-

smeden), is er een belangrijk kenmerk dat dit tegenspreekt. De ‘slordige’ manier waarop de ringen zijn gegraveerd en ingezet

met niëllo is juist on-Angelsaksisch. Wat we van deze goudsmeden kennen, is over het algemeen fraai afgewerkt, (zie bijvoor-

beeld de ‘Aethelswith’s ring’). Kennelijk werd er veel tijd en liefde in het vervaardigen van deze ringen gestoken.

PRIMITIEVE VERVAARDIGINGMoeten we hiermee dan concluderen dat

niet de Angelsaksen deze ringen hebben ver-

vaardigd, maar dat de ringen hier in Fryslân

door lokale goudsmeden zijn vervaardigd?

Waarschijnlijk niet: er zijn namelijk geen

aanwijzingen te vinden, dat er lokale Friese

goudsmeden actief waren, die producten

vervaardigden met daarin niëllo verwerkt.

Uit deze periode zijn buiten deze ringen

namelijk geen andere producten uit Fryslân

bekend waarin goud en niëllo is verwerkt. Er

kan een reden zijn dat deze ringen ‘primitief’

zijn vervaardigd. Uiteraard is dit hypothetisch,

maar voor de toch spectaculair grote groep

vroeg-christelijke ringen uit deze periode lijkt

deze theorie het onderzoeken waard. Er wa-

ren maar weinig goudsmeden die het specia-

lisme van het maken van gouden sieraden

met niëllo beheersten. In de periode rond

800 was goud zeer kostbaar. Er zijn in Fryslân

dan ook beduidend minder goudvondsten

bekend uit deze tijd, dan uit de periode rond

600. Van deze laatste periode is bekend dat

er waarschijnlijk een Fries koningshuis heeft

gezeteld in de streken rondom Wijnaldum.

Hiermee kan de aanwezigheid van een goud-

smid dan ook verklaard worden.

Als dit koningshuis er rond 800 nog was ge-

weest, was het aannemelijk dat er ook uit die

periode ‘rijke’ goudvondsten waren gedaan.

Dit is echter niet het geval, waarmee de aan-

wezigheid van een koningshuis of andere

hoge adel eigenlijk valt uit te sluiten en daar-

mee ook de aanwezigheid van een goudsmid.

9

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IStijd van monniken & ridders

Page 9: De Sneuper nummer 121, maart 2016

VEEL VRAGEN EN WEINIG ANTWOORDENWaarom dan toch de aanwezigheid van een fors aantal gouden ringen uit

die periode, ook nog met een aantal dezelfde kenmerken? En waarom zijn

deze ringen alleen gevonden in het Friese terpengebied ? Is het toeval dat

al de gevonden ringen van goud zijn en bijvoorbeeld niet van zilver? Veel

vragen en tot nu toe weinig antwoorden.

De ringen stammen allemaal uit de begintijd van het Christendom in Frys-

lân. Een roerige tijd, omdat de toenmalige bewoners hardnekkig vasthiel-

den aan hun heidense gewoonten. De veelal Angelsaksische missiona-

rissen en hun gevolg kregen te maken met veel verzet. Het bekendste

voorbeeld hiervan is uiteraard de moord op Bonifatius bij Dokkum. Het

heeft dan ook eeuwen geduurd voor de heidense Friezen waren bekeerd.

Na de verovering van Fryslân door de Franken werd de weg pas echt vrij-

gemaakt voor het bekeringswerk. De veelal Angelsaksische missionaris-

sen gingen op reis van terp naar terp om hun boodschap uit te dragen.

Werden gouden ringen met christelijke symboliek wellicht ingezet als

middel om de moeilijk te overreden Friezen aan zich te binden?

Omdat goud in die tijd zeer kostbaar was, werden lokale leiders mogelijk

‘omgekocht’. De ringen kunnen ter plaatse gemaakt zijn door een (Angel-

saksische) goudsmid die meereisde met de missionarissen. De goudsmid moest snel en primitief aan het werk, immers hij had geen

eigen atelier ter beschikking en kon geen weken bezig zijn met één ring. De verklaring voor de primitieve uitvoering, maar wel met

Angelsaksische kenmerken. Misschien was er sprake van meerdere goudsmeden; dit zou kunnen verklaren dat de ringen onderling

afwijkende kenmerken bezitten.

DE ‘DOKKUMER’ RINGRing 8, de ring uit het Admiraliteitshuis, lijkt een beetje een vreemde eend in de bijt. Hoewel het vrij

zeker is dat deze ring uit dezelfde periode stamt, zijn er gezien vorm en afwerking toch een aantal

zaken die opvallen. De overige ringen zijn vrij eenvoudig van uitvoering, eerder slordig, dan verfijnd.

Bij de ring uit Dokkum heb ik daarover mijn twijfels. De compositie van deze ring laat een hoog vakmanschap zien. Het lijkt er op dat

deze ring niet in een kort tijdsbestek gemaakt is. Het zou dus kunnen zijn dat deze ring gedragen is door iemand die het geloof bracht

in Fryslân, dus een missionaris? Bonifatius zelf misschien? In elk geval is duidelijk dat de ring uit de begintijd van het Christendom in

Fryslân komt, maar het is zeer twijfelachtig of deze door een meereizende goudsmid is vervaardigd; uitgesloten is dit niet.

De ring laat waarschijnlijk de apostel Mattheus zien, die in de oudheid vaak wordt afgebeeld als een menspersoon met vleugels, met

boven zijn hoofd een nimbus. In de afbeelding, die ook als negatief is afgebeeld, kun je duidelijk zien dat het gezicht is weergegeven

met vleugels en boven het hoofd een nimbus. Tekenen dat we te maken hebben met de apostel Mattheus. De vogels die op de

andere twee vlakken zijn weergegeven, kunnen duiden op bijvoorbeeld duiven, maar ook raven of pauwen worden gezien als vroeg-

christelijke symbolen.

CONCLUSIE OF HYPOTHESEGouden ringen als wapens in de strijd om het Christendom bij de stugge Friezen binnen te krijgen, omdat het kersteningsproces

moeizaam verliep? Een ultieme poging het Christendom definitief vaste grond onder de voeten te laten krijgen in het huidige Fryslân?

Een hypothese uiteraard, maar wellicht wel een interessante. Nader onderzoek is mijns inziens dan ook op zijn plaats, want wellicht

hebben deze gouden ringen een grote rol gespeeld in de kerstening van Fryslân. Bovendien is een aantal vragen nog niet opgelost.

Met name de vraag waarom deze ringen alleen in het Friese terpengebied voorkomen, is zeer interessant. Daar moet toch een reden

voor zijn. Hopelijk krijgt deze vondstgroep door dit artikel de aandacht die zij verdient en wordt door verder onderzoek een aantal

van deze vragen beantwoord.

10

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

AUTEUR JOHAN POSTMA IN ACTIE MET ZIJN METAALDETECTOR

BONIFATIUS BIJ DOKKUM VERMOORD

FOTO

: N

IED

ERSÄ

CH

SISC

HE

STA

ATS

UN

D U

NIV

ERIT

ÄTSB

IBLI

OTH

EK

FOTO

: J

OH

AN

PO

STM

A

BLESSUMRING

Page 10: De Sneuper nummer 121, maart 2016

OUDE KERKPADENSinds lang vervlogen tijden heeft men altijd de mogelijkheid gehad om

van de Oudeweg, thans Molenweg geheten in Murmerwoude tot de

splitsing bij de Hereweg – Achterweg in Akkerwoude, dwars naar de

Achterweg over te steken. De Voorweg is pas veel later in het midden

van de 19e eeuw doorgetrokken.

Van de oude kerkpaden werd dan ook volop gebruik gemaakt. En-

kele paden waren breder en dienden voor het vervoer van goederen,

die met paard en wagen werden vervoerd en aangevoerd. Bijna alles

ging vroeger te voet en over grote afstanden. Hierbij valt te denken

aan aardappelzoekers, die zich verhuurden om te hooien en de vele

‘reizigers’ in galanterieën. Door de eenzame tochten over zulke paden

in de nachtelijke uren zijn veel spookverhalen ontstaan; mensen zagen

er altijd en overal ‘tsjoenders’...

VIJF VERBINDINGEN NAAR DE ACHTERWEGHet eerste pad was tegenover de Haleweg en lag ter hoogte van de

Voorweg 52. Het voormalige schoolhuis en de boerderij op nummer 54

te Murmerwoude zijn gesloopt. Het pad eindigde westelijk naast wat

vroeger ‘Groot Oegema’ heette, tussen de nummers Achterweg 5 en 7.

Het tweede pad wordt in de volksmond ook wel ‘De eerste gemeente acht’ genoemd en had de ingang tussen de Voorweg nummer 100 en

102. Dit eindigde bij de Achterweg tegenover het monument ter nage-

dachtenis aan Jan Kaper en Harm Brouwer. Deze twee paden werden volop gebruikt door mensen die op de Murmerwoud-

ster, maar ook op de Akkerwoudster Hale woonden en bijvoorbeeld naar Dokkum moesten.

De derde doorgang en nog steeds bij velen in ge-

bruik, is de Kleinelaan. Het vierde pad was een zeer

smal paadje. Je moest je op het laatst door een haag

van brandnetels en stekels heen wurmen. Het lag

tussen Voorweg nummer 140 en 142 en kwam pal

tegenover de boerderij op Achterweg nummer 48 uit.

Het vijfde, vanaf de Voorweg gezien, ligt tussen

de huisnummers 160 en 162 en wordt nu ‘het Jan Geartsreedsje’ genoemd, naar Jan Gearts Hoekstra,

die er een winkeltje dreef. Vroeger werd het ‘it reed-sje njonken Jousma State’ genoemd naar de eerdere

statige boerderij, die stond op de plaats waar thans

de directeurswoning staat, tegenover de sterk ver-

ouderde melkfabriek, de woning ernaast met num-

mer 39 en het gebouw van de gemeentelijke opslag.

Dit waren de vijf voornaamste verbindingen. Later is er nog een tussen-

verbinding ontstaan, die zich nog verder naar het westen bevond. Deze

lag tussen de huisnummers Voorweg 168 en 172 vlakbij de splitsing

Achterweg - Hereweg - Voorweg.

11

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

DEZE BOERDERIJ IS IN 1968 GESLOOPT EN HIER IS NU EEN SCHOOLPLEIN

door JAN [email protected]

AKKERWOUDSTERDWARSWEGEN & PADEN

GRIETENIJKAART DANTUMADEEL EEKHOFF 1847

Page 11: De Sneuper nummer 121, maart 2016

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

12

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

FAMILIEDRAMA IN 1902 IN DOKKUMRuim honderd jaar geleden vond er in de Korte of Kleine Oosterstraat in

Dokkum een drama plaats. Slechts weinig mensen zullen hier nu nog

iets vanaf weten. Zelfs in de familie Boomsma, waarin dit betreurens-

waardige voorval plaatsvond, is het niet of slechts gedeeltelijk bekend.

In deel één een schets van de familie Boomsma en de straat waarin zij

woonden met haar bewoners van rond 1900. In deel twee een beschrij-

ving van de dramatische gebeurtenissen.

DOKKUM ROND 1900‘In de gehele stad Dokkum waren de straten rond de eeuwwisseling ge-maakt van balstenen (=kinderhoofdjes) en een smal geel ‘slecht’ (nu zeg-

gen we trottoir) van stenen’, zo schreef mevrouw Barbara Haverkamp-

Hooghiemstra in 1966 in een reeks artikelen in de Nieuwe Dockumer

Courant. Ze woonde rond 1900 als kind in de Kleine Oosterstraat en

schreef over haar eigen herinneringen en over gebeurtenissen die ze,

gezien haar leeftijd, niet zelf heeft kunnen meemaken.

‘...er was een zogenaamde armschool, met als hoofd meester Reitsma, waarop ook veel kinderen uit de achterbuurten van de stad gingen, waar de drankellende heel groot was. Verder waren er veel nette, maar arme kin-deren. Vaak vochten de jongens van de ‘burgerschool’ met deze schoffies. In het herenhuis op de hoek van het Franse steegje [nu Schoolsteeg-PdH]

was een ‘Franse’ school met twee lokalen en erachter een grote tuin, waarin we wel eens mochten spelen. In dit herenhuis woonde later het hoofd van de Muloschool. In onze straat woonde ook een schoenmaker, die meestal

‘s avonds werkte en waar de jongens graag kwamen, omdat de man zo boeiend kon vertellen. Verder was er o.a. nog een pakhuis, schilderswerkplaats, bakkerij, winkeltje en een stal met koeien. Hier vonden we ‘s winters altijd een warm plaatsje. En vaak kregen we ‘n houten nap vol melk, zo van de koe. Er was ook een paardenstal, maar daar mochten wij niet in komen. Onze buren werden allen bij de voornaam genoemd. Ouwe Guukje en Nienke Tjietske hadden voor het huis een stoep met een bleekje met een hekje er om-heen. Ze wasten mutsen voor de oorijzers en deze lagen daar te bleken. ‘k Heb vaak naar dat mutsen opmaken gekeken, een secuur werkje waarvoor veel geduld nodig was. Ze hadden een klein winkeltje en alles was griezelig schoon en netjes. In Dokkum hadden velen een bijnaam. Dan waren er Jeppe en Aaltje. Deze verkochten schapenmelk per oatsje (¼ ltr) voor de koffie en ook gewone melk voor 6 of 7 cent per liter. In het voorjaar ging Jeppe vaak er op uit om eieren te zoeken en de boer op. Hij mocht graag praten en zei: ‘Ja, weet je...’ Daarom werd hij in de volksmond ‘Jeppe-weet-je’ genoemd. Hij wist alles over vogels en de dingen in de natuur. Ze wa-ren doodarm, maar tevreden en eerlijk. Ze zijn - een dag na elkaar - van armoede gestorven; er was niets eetbaars in huis te vinden.

Ook herinner ik me buurman Richter, die soms Fries sprak, maar veelal was het hoog-Nederlands. Z’n vrouw had nogal een lange neus. Beiden werden door de kwa-jongens veel geplaagd. Het waren beste mensen. Ik mocht wel eens in hun kleine kamertje komen, waar de wand bedekt was met opgeprikte spreuken en kranten-knipsels. Ook zij waren erg arm. Ik denk dat zij moesten leven van wat zijn porren opbracht. Hij moest iedere morgen heel vroeg de mensen uit bed kloppen, zoals bakkers en kooplui. Buurvrouw Mientsje liep met de ‘bôllekorf’ voor een bakker in de stad. Met St. Nicolaas had ze in haar manden ook het zo lekkere speculaas en taaitaai. Naast dit ‘bôllerinnen’ was ze ook nog bakker. Haar man verdiende z’n geld als turfdrager en andere losse karweitjes. Het was erg stil in Dokkum. Zo nu en dan kon je wel eens een fiets tegenkomen en de paar-dentracties van enkele plaatselijke vervoersbedrijven o.a. van Luud Westra, de Jong en Boomsma...’

door PIET DE HAAN [email protected]

GROTE BREEDSTRAAT ROND 1900

BARBARA HAVERKAMP - HOOGHIEMSTRA

FOTO

BES

CH

IKBA

AR

GES

TELD

DO

OR

FRA

NS

EH

RIC

H

FOTO

: T

RESO

AR

LEE

UW

ARD

EN

DRAMA IN DOKKUMDEEL 1

Page 12: De Sneuper nummer 121, maart 2016

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

13

KARRIDEREén van de door mevrouw Haverkamp genoemde vervoerders is Bernar-

dus Boomsma die rond 1900 met zijn gezin vrijwel naast en later schuin

tegenover haar in de Kleine Oosterstraat woont.

Bernardus Boomsma, 26 jaar, voerman, zoon van Jan Bernardus Boom-

sma en Hiske Arends Zijlstra, trouwt op 26 juni 1881 in Dokkum met

Tjitske Elderhuis, dochter van Egbert Gerlofs Elderhuis en Martha Ger-

rits Luchof. Bernardus en Tjitske krijgen acht kinderen, allen in Dokkum

geboren:

Hiske 21 mei 1882

Jan 19 oktober 1883

Martha 21 januari 1885

Hinke 14 september 1887

Taetske 3 maart 1889

Egbertha 15 mei 1891

Arend 20 mei 1895

Lieuwe 20 december 1896

Zij huren na hun huwelijk eerst het hoekpand Kleine Oosterstaat – Op de Hoogte en niet lang daarna Op de Hoogte 5, waar vader

Jan B. Boomstra en zijn vrouw tot zijn overlijden op 12 december 1883 een rijtuigverhuur / karriderij / scheepsjagersbedrijf hebben.

Na het overlijden zetten Bernardus Boomsma en zijn jongere broer Gerrit (geboren 8 mei 1857) samen met moeder Hiske het

familiebedrijf voort. Broer Gerrit en zijn gezin wonen in de Kleine Oosterstraat naast de hoekwoning van Bernardus. Gerrit kan het

al gauw privé financieel niet bolwerken, maar heeft toch nog iets achter de hand. Hij heeft nog recht op het kindsdeel van zijn in

1883 overleden vader Jan Boomsma. De schuldeisers eisen echter hun geld en na een gerechtelijke boedelscheiding op 15 april

1890 volgt dan een boelgoed om zo Gerrits kindsdeel boven water te krijgen. De belangen van de twee broers en hun moeder

zijn dusdanig verstrengeld dat het op 23 juli 1890 tevens tot een boelgoed van het vervoersbedrijf lijdt. Uiteindelijk wordt Gerrit

een dag na het boelgoed toch failliet verklaard. De boelgoedlijst van toen geeft een inkijkje in de bezittingen van een Dokkumer

familie uit 1890 en geeft tevens een indruk van het rijtuigverhuur / karriderij / scheepsjagers-bedrijf van de familie Boomsma.

Wat te denken van twee tortelduiven. Zij zullen zoals gebruikelijk wel als weerprofeten in een kooitje boven de deur zitten. Als

er regen komt koeren de duiven, maar dat hindert niet, want op de boedellijst staan ook twee paraplu’s en die komen dan mooi

van pas. Een oorijzer, een kerkboek maar ook een kerkstoof voor warme voeten in de kille Hervormde kerk op de Markt staan op

de lijst. Sieraden, huishoudelijke artikelen, matten, gordijnen, gebruiksvoorwerpen en ga zo maar door. Wat het bedrijf betreft,

aan rijdend materiaal: twee omnibussen, een jachtwagen, twee barouchettes, een vigelante en twee hooiwagens. Verder drie

paarden, twee koeien, een schaap, een sik, hooi en handgereedschap. Drie paarden voor het vervoers- en scheepsjagersbedrijf

lijkt te weinig. Mogelijk heeft Benardus ‘zijn’ paarden ergens anders gestald en zo buiten het boelgoed weten te houden.

Broer Gerrit Boomsma vertrekt na het faillissement

met zijn gezin naar Oostmahorn, komt drie maan-

den later weer terug en verdwijnt dan uit beeld. Zijn

gezin blijft wel in Dokkum. Gerrit zijn laatst bekende

verblijfplaats is in 1907 opgetekend; hij is dan ver-

voerder in het Duitse Ratingen.

DE VERHUIZING Tien jaar na het boelgoed gaan de zaken blijkbaar

goed. Moeder Hiske Zijlstra is intussen overleden

en Bernardus zet het bedrijf voort. Hij en zijn vrouw

Tjitske besluiten in1900 om voor ƒ 800,- een huis met

stalling van overbuurman Jeppe-weet-je Zeilmaker

te kopen [kadaster A 1190]. De familie Zeilmaker

woont zelf in de woning ernaast [kadaster A 1191].

In mei 1901 is er een lening van ƒ 600,- à 5 % met als

schuldeister Elisabeth, de ongehuwde dochter van

kuiper Thomas Rosier uit de Gasthuisstraat.

tijd van burgers en stoommachines

HOEK OP DE HOOGTE - KLEINE OOSTERSTRAAT

VERDEKTE WAGEN

FOTO

: G

EMEE

NTE

D

ON

GER

AD

EEL

Page 13: De Sneuper nummer 121, maart 2016

14

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

LINKS RIJTUIGVERHUUR EN WONING FAMILIE BOOMSMA EN RECHTS EERSTE WONING

BRON: DOKKUM IN KADASTRAAL PERSPECTIEF - E. SMITS Azn en E. SMITS F Azn

KATALYSATOR VOOR EEN DRAMADe rentebetaling zal later een katalysator blijken te zijn voor de dramatische gebeurtenissen die twee jaar na de verhuizing

plaatsvinden. Het huis dat de Boomsma’s kopen staat recht tegenover hun eerste woning maar nu op de hoek Kleine Ooster-

straat – Oostersingel. De toegang tot de hoekwoning van Boomsma ligt aan de Oostersingel. Over de woning zelf is verder

weinig bekend. Oorspronkelijk stond er een huis met stal en wagenhuis. Na verbouw wordt het geheel opgesplitst in twee

kleine woningen en één grote. De grote woning zal later door Bernardus Boomsma worden gekocht. Jeppe-weet-je Zeilmaker

kocht in 1873 deze drie woningen voor ƒ 1024. De verbouwing en opsplitsing van het oorspronkelijke huis met stal en wagen-

huis leidt niet tot een blok van gelijke woninkjes.

De toegang tot de woning van buurman Zeilmaker b.v. gaat via een klein portaaltje dat in de nieuwe woning van Boomsma

ingebed ligt. Het portaaltje blijft daarom buiten de koop en komt bij Zeilmaker zijn pand. Het kleine zoldertje op het portaaltje

daarentegen komt wel in eigendom van Boomsma. De scheidingsmuur op de begane grond en het houten tussenschot dat

de beide zolders scheidt, zijn volgens de akte ‘massaal’ [= gezamenlijk]. Het houten tussenschot reikt echter niet hoger dan tot

de hanenbalken. Het laatste stuk, de driehoek vanaf de hanenbalken tot de nok van de zolder is dus open. Dit komt later nog

ter sprake. Gehorig en weinig privacy, dat kenmerkt dit soort woninkjes.

Op 17 juni 1901, een jaar na de verhuizing, verlaat oudste dochter Hiske het gezin voor een betrekking als dienstmeid in Leeu-

warden. Het daarop volgende jaar zal het een rampjaar voor de familie Boomsma worden. Moeder Tjitske Elderhuis raakt door

toedoen van zoon Jan verwond. Mogelijk hierdoor, maar dat is geheel niet zeker, overlijdt ze op 2 april 1902. Niet lang daarna in

mei gaat ook dochter Martha als dienstmeid naar Leeuwarden. Nu is Hinke van veertien jaar de oudste thuiswonende dochter.

Zij zal voortaan voor de huishouding moeten zorgen. Er waren voorheen in het gezin al de nodige spanningen, maar in juni

lopen de spanningen met de onberekenbare broer Jan zo hoog op dat het uiteindelijk tot een uitbarsting zal komen.

EERSTE WONING FAMILIE BOOMSMA OP HOEK KLEINE OOSTERSTRAATKADASTER 1878 OMGEVING KLEINE OOSTERSTRAAT

BRO

N:

TRE

SOA

R L

EEU

WA

RDEN

FOTO

: G

EMEE

NTE

D

ON

GER

AD

EEL

BRO

N :

HIS

TORI

A

DO

CC

UM

ENSI

S

Page 14: De Sneuper nummer 121, maart 2016

15

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

DE LEVENSLOOP VAN DE KINDEREN BOOMSMAHiske gaat in 1901 vanuit Dokkum naar Leeuwarden. Ze komt misschien

eerder, maar zeker op 24 juni 1902 terug en gaat later naar Sneek, Leeu-

warden en Spaarnedam. Trouwt in 1914 in Leiden met koetsier Paul

Lodewijks en woont daarna in Oestgeest. Gearresteerd door de Duitsers

zat ze gevangen in het zogenaamde Oranjehotel. Ze is op 13 juli 1951

overleden in Verpleegtehuis Sassenheim.

Jan speelt de hoofdrol in deel 2. Over hem later meer.

Martha gaat in mei 1902 vanuit Dokkum naar Leeuwarden. Komt terug

in Dokkum en gaat daarna als dienstbode naar Leeuwarden, Noordwijk,

Haarlem en Den Haag. Is strijkster in Leiden. Verhuist naar Apeldoorn

en gaat later naar Bakkum bij Castricum. Ze trouwt 20 januari 1942 met

Jacobus Johannes de Maas [* 2 december 1878 te Haarlem] Jacobus

Johannes woont ten tijde van het huwelijk in Haarlem en is niet in Castri-

cum ingeschreven geweest. In de periode 1943 - 1945 woont Martha in

Amsterdam en de gemeente Doniawerstal in Friesland. Na de oorlog gaat

ze weer naar Bakkum, waar ze opnieuw in de Tetbergstraat 12 woont.

In 1949 wordt het huwelijk ontbonden. Haar echtgenoot woont op dat

moment in Amsterdam. Martha verhuist dan naar de Poelven 18/be.

Zij overlijdt op 26 december 1956 in Velsen.

Hinke gaat naar Velsen, op 30 juni 1914 vanuit Velsen naar Den Haag en

al op 9 december 1914 naar Leiderdorp. Zij trouwt op 27 januari 1916

in Leiderdorp met de slager Klaas Rol. Het echtpaar woont een aantal

jaren in Ede [Gld] en gaat daarna naar Amsterdam. In de oorlog heeft

Klaas Rol clandestien geslacht en is verraden door NSB-ers. Volgens de

door de familie aangeleverde gegevens is Klaas Rol door tyfus in Aus-

chwitz omgekomen. Volgens Hinkes Amsterdamse persoonskaart is Klaas

Rol echter op 25 februari 1945 in Troisdorf [bij Keulen] overleden. Hinke

woont als weduwe in Amsterdam, maar overlijdt op 21 februari 1965 in

Wageningen. Omdat op de persoonskaart de geneesheer en de lijkschou-

wer vermeld staan, is ze waarschijnlijk in het tbc-sanatorium overleden.

Taetske trouwt in 1907 op jonge leeftijd met de si-

garenmaker Jan Bloemsma. Ze gaan dan in de Park-

steeg in Dokkum wonen. Het huwelijk wordt in 1916

ontbonden. Ze trouwt in 1918 in Beesel met Lamber-

tus [Huub] Strouken. Woonplaatsen zijn o.a. Leiden

en Merkelbeek. Samen krijgen ze twee kinderen.

Taetske overlijdt op 17 november 1972 in Goirle.

Egbertha gaat in 1902 op 11-jarige leeftijd tijdelijk

naar tante Martha Boomsma en oom Lieuwe Bosch-

ma in Sneek. In 1907 gaat ze vanuit Dokkum naar

Leeuwarden en kort daarna naar Hommerts. Komt

op 11 juni 1914 vanuit Velsen in Den Haag en gaat al

op 15 maart 1915 terug naar Velsen. Ze trouwt op 2

juni 1916 in Soest met Jacob Lub. Hij is stuurman op

de koopvaardij en zoon van een architect. Jacob Lub

overlijdt op 32-jarige leeftijd aan bloedvergiftiging

en is in Griekenland begraven. Egbertha hertrouwt

met Josephus de Roo. Ze krijgen een dochter, Jo-

sephine de Roo, geboren 1 oktober 1929. Egbertha

overlijdt op 17 februari 1970 in Leiden.

Arend gaat op 10 januari 1914 naar Leeuwarden, komt drie maanden later terug en wordt genoemd als bakkersknecht. Hij gaat

in 1915 naar Balk, maar trouwt op 2 oktober 1915 in Westdongeradeel met Gertje de Jong. Ze wonen in Terband, Leeuwarden

en gaan later naar Damwoude [ Achterweg 3 Murmerwoude] en krijgen vier kinderen, waarvan drie naar Australië emigreren.

Arend overlijdt in Dokkum op 27 maart 1970. Hij en zijn vrouw liggen begraven bij de kerk van Dantumawoude.

Lieuwe gaat op 24 oktober 1912 naar Haarlemmermeer. Komt op 29 september 1915 terug in Dokkum. Zijn beroep is dan win-

kelbediende / pakhuisknecht. In 1919 vertrekt hij naar Groningen en komt in 1920 terug in Dokkum. Hij vertrekt datzelfde jaar

naar Leiden naar de woning waar zijn oudste zuster Hiske en haar man Paul Lodewijks wonen. Hij trouwt in Leiden op 4 februari

1925 met Jannetje Ouwerkerk en is dan koetsier. Lieuwe overlijdt bij de spoorbrug de Vink in Leiden aan de kant van het Galge-

water bij een bombardement door de Engelsen. Zijn beroep is dan chauffeur.

HISKE BOOMSMA EN PAUL LODEWIJKS LIEUWE BOOMSMA

EGBERTHA BOOMSMA

FOTO

BES

CH

IKBA

AR

GES

TELD

DO

OR

JO

SEPH

INE

DE

RO

O

FOTO

‘S B

ESC

HIK

BAA

R G

ESTE

LD D

OO

R J

OSE

PHIN

E D

E R

OO

Page 15: De Sneuper nummer 121, maart 2016

16

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

ZOUTSTEEG

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

RICHTING LEIDENOpmerkelijk dat van de zeven kinderen Boomsma er zes in Leiden-Leiderdorp-Oegstgeest woonden, gewoond hebben of

daar overleden is. Misschien hielpen ze elkaar als er een betrekking in Leiden vrij kwam. Mogelijk worden ze door een oude

bekende uit Dokkum geholpen. De [mede]eigenaar en verhuurder van het pand Kleine Oosterstaat – Op de Hoogte, waar de

familie Boomsma eerst woont, is Timotheus Gosewinus Haverschmidt die eerder in Leiden studeerde en woonde. Zijn moe-

der woont voor haar overlijden in 1891 in de hoekwoning Kleine Breedstraat – Kleine Oosterstraat. In 1903, 1905 en 1906 is de

vrijgezel Haverschmidt steeds enkele maanden in Dokkum en wel in de kost bij zijn oom en tante aan de Grote Breedstraat

het huidige nummer 18. Deze Timotheus Haverschmidt moet de familie Bernardus Boomsma heel goed gekend hebben. Als

advocaat verkeert hij in Leiden en Den Haag in kringen waar veel dienstbodes hun betrekkingen vinden en heeft uiteraard de

nodige contacten in Leiden. Mogelijk zijn met zijn hulp de kinderen Boomsma in de regio Leiden terechtgekomen.

In 1928 vertrekt ook vader Bernardus Boomsma naar Leiden. Tien jaar later doet begrafenisondernemer Adam Pieter van der

Luit in Leiden aangifte van het overlijden van de 83-jarige Bernardus Boomsma op 3 december 1938 des namiddags om negen ure.

BIJROLLEN & FIGURANTEN IN DEEL 1Barbara Haverkamp-Hooghiemstra, de schrijfster

van artikelen over Dokkum in 1900.

Ze is op 18 augustus 1895 in Dokkum geboren als

dochter van timmerman Wouter Hooghiemstra

en Janke Erich. Vier zonen en één dochter telt het

gezin. De familie woont rond 1900 in de Kleine

Oosterstraat. Het huidige nummer 12 is het pakhuis/

werkplaats en het huidige nummer 10 de woning.

In 1913 verhuist het gezin een paar huizen verder

naar de Dam, het huidige nummer 8. Barbara gaat

als dienstbode naar Vaassen en trouwt later met de

weduwnaar Haverkamp uit Teuge. Ze overlijdt op

26 oktober 1970 in het verzorgingstehuis in Almen.

Barbara schrijft in 1966 in een reeks artikelen in de

Nieuwe Dockumer Courant over het Dokkum van

rond 1900. In 1966 loopt ze voor het afsluitende

artikel door de stad en constateert verpaupering:

‘...aan de Duvelshoek en de Westersingel garages en pakhuizen, het is foeilelijk... etc. etc. Dit moest ik even kwijt, het verandert er niet door, maar jammer is het...’ Commentaar van de redactie: ‘Een negatief stukje. Wij vragen ons af of door een oude bril niet het positieve kan worden gezien’. Albertus Richter woont in de Kleine Oosterstraat het huidige nummer 15, waar later de fam Bernardus Boomsma woont en na

1900 in de Gasthuisstraat. Ten tijde van zijn eerste huwelijk 1865 met Martje Terpstra is hij voerman en bij zijn tweede huwelijk

in 1883 met Klaaske Bloemsma wekker. Bij zijn overlijden in 1904 is hij van beroep morgenwekker.

Berend J. Helmens, hoofd Mulo gehuwd met Anna Bonthuis.

Buurvrouw Mientsje, die met de ‘bôllekorf’ loopt en volgens Barbara

Hooghiemstra ook soep maakt en uitdeelt in de soepkokerij aan de

Oudemansteeg. Mientsje van der Wer" - geboren in Dokkum - trouwt

op 1 augustus 1841 met Anne Hellinga. Het gezin blijft kinderloos en

woont op o.a. vijf adressen in de Kleine Oosterstraat.

Johannes Antonie Reitsma, onderwijzer in Dokkum. Trouwt op 4 no-

vember 1893 met Jantje Bakker.

Het gezin woont aan de Oranjewal op het huidige nummer 30. Hij over-

lijdt 8 april 1927 in Dokkum, waar hij en zijn vrouw beiden begraven zijn.

Elardus de Jong, geboren op Dokkum op 22 december 1860, voerman

en later ook rijtuigverhuurder. Adres na 1969: Op de Hoogte 2-4.

Jan van der Post, de schoenmaker die ‘s avonds werkt en zo mooi kan

vertellen. Geboren in Dokkum op 16 juni 1883. Hij trouwt in Monni-ken-

dam met Antje de Ruich. Het gezin van Jan woont na 1910 met Jan zijn

moeder de weduwe Jetske van Rijs in de Zoutsteeg het huidige nummer

1-2. Jan is arbeider en schoenmakersknecht. Bij de geboorteaangifte van

dochter Maretje in 1912 te Dokkum is Jan fabrieksarbeider. De aangifte

gebeurt niet door naaste buren, maar door Van Dijk en Aldert Wijnants,

die beiden schoenmaker zijn. Jan van der Post doet als fabrieksarbeider

waarschijnlijk ‘s avonds schoenreparaties voor hen. Barbara Hooghiem-

stra woont na 1913 op de hoek de Dam-Zoutsteeg en woont dan bij

hem in de straat.

JANKE ERICH WOUTER HOOGHIEMSTRA

FOTO

’S B

ESC

HIK

BAA

R G

ESTE

LD D

OO

R F

RAN

S E

HRI

CH

FOTO

: M

USE

UM

D

OKK

UM

Page 16: De Sneuper nummer 121, maart 2016

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

17

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

ISTrijntje en Tjietske Zijlstra, twee samenwonende ongehuwde zusters. Trijntje Zijlstra (roepnaam Nynke) geboren 12 septem-

ber 1833, naaister, overleden op 4 september 1901. Tjietske Zijlstra geboren 7 maart 1842, winkeliersche, overleden op 31 mei

1919. Zij wonen in de Kleine Oosterstraat op het huidige nummer 7.

Oude Guukje. Buurvrouw Guikje Kuitert, overleden op 6 juni 1902. Gehuwd met Eelke Ringnalda, meubelmaker. Zij woonde

op het tegenwoordige adres Kleine Oosterstraat 5.

Jeppe-weet-je Zeilmaker. Van beroep eerst zeilmaker, maar later koemelker. Huwelijk in 1873 op 40-jarige leeftijd met Aaltje

Eppinga. Het echtpaar blijft kinderloos. Aaltje overlijdt om 13.00 uur op 6 januari 1915. Jeppe om 14.00 uur op 12 januari 1915.

Ze overlijden dus geen dag na elkaar, zoals vermeld in het artikel ‘Dokkum rond 1900’ van mevrouw Haverkamp-Hooghiemstra.

In dit artikel wordt het echtpaar als ‘arm’ aangemerkt. Jeppe doet in de loop der jaren diverse onroerend goed aan- en verkopen.

Zo verkoopt hij zijn drie woningen in de Kleine Oosterstraat en koopt in 1907 een andere woning in dezelfde straat. De term

‘verarmd’ is beter op zijn plaats.

Rudolf [Luud] Westra. Geboren op 16 oktober 1859 in Dokkum. Voerman, woont in de Keppelstraat. Op de lijst van Dokkumer

bijnamen ‘Gosse Luut’ [ Gosse zijn zoon Luud – PdH] Hij wordt genoemd in ‘De optocht te Dokkum’ in 1918 van Thijs Jongsma:

‘...Ouwe Lud Westra met een kar met twee peerden ervoor, boven op die kar de chef van het spoor...’Thijs Jongsma, geboren op 1 april 1863 in Dokkum. In 1916 op 52-jarige leeftijd in Dokkum getrouwd met de 46-jarige Imkje

Visser en overleden op 5 december 1936 te Dokkum. Woont in de Koningstraat [anno 1969 Markt 38] Op de lijst van Dokkumer

bijnamen ‘Vuile Ties’. Is de schrijver van ‘De optocht te Dokkum’ uit 1918, waarin hij op rijm allerlei Dokkumers noemt. Barbera

Haverkamp-Hooghiemstra schrijft: ’...we hebben winters vaak een operette ingestudeerd met behulp van Ties Jongsma. Die kon het zo mooi voor doen. Eén en ander ging uit van de drankbestrijdingsbond...’ Opmerkelijk, want Thijs is dan caféhouder van de Beurs!

Timotheus Gosewinus Haverschmidt. Geboren op 16 september 1868 in Dokkum. Zoon van koopvaardijkapitein Jan Fredrik

Haverschmidt en Trijntje Timotheus Heeringa. Hij blijft ongehuwd, studeert in Leiden en is advocaat in Leiden / Oegsgeest,

Kinderdijk en ‘s-Gravenhage. Komt op 22 februari 1912 in Den Haag en verbleef daarvoor enige tijd in krankzinnigengesticht

Oud-Rosenburg in Loosduinen. Overlijdt op 13 januari 1927 in Den Haag.

GENOEMDE LOKATIES IN HET DRAMA TE DOKKUM1887 Adres 1969 - heden Bewoners / Bijzonderheden

A116 Op de Hoogte 2-4 Voorheen stal met koeien / woning Jan Boomsma en Hiske Zijlstra.

A117 Op de Hoogte 5 Familie Bernardus Boomsma 2e woning. Huizinge met paardenstal en wagenhuis.

A1492 Kleine Oosterstr [hoekw.] Eigenaar Timotheus G. Haverschmidt. Bewoner 1e woning familie Bernardus Boomsma.

A1493 Kleine Oosterstraat 14 Eigenaar Timotheus G. Haverschmidt. Huurders o.a. fam. Gerrit Jans Boomsma.

A122 Kleine Oosterstraat 12 Fam. Wouter Hooghiemstra. Pakhuis.

A123 Kleine Oosterstraat 10 Fam. Wouter Hooghiemstra. Woning.

A1009 Kleine Oosterstraat 6 Franse kostschool voor jongens. Woning hoofd van de mulo Berend J.Helmens.

A1010 Kleine Oosterstr 8 [later 12] Franse School, vanaf 1906 V(oortgezet) L(ager) O(nderwijs)-school. Later Natuurmuseum.

A1780 Kleine. Breedstraat 8 Timotheus G. Haverschmidts ouderlijk huis.

A1781 Kleine Oosterstraat 2 Armenschool K(ostloos) O(nderwijs)-school.

A1981 Grote Breedstraat 12 Eigenaar Gerrit Eelzes Kingma, bakker te Dokkum. Woning / Bakkerij.

A1982 Grote Breedstraat 10 / Kleine Oosterstraat Woning / Schilderswerkplaats.

A139 Kleine Oosterstraat 13 Eig. koopman Hendrik P. Hazenberg

Pakhuis, diverse huurders.

A140 Kleine Oosterstraat 11 Eig. koopman Hendrik P. Hazenberg

Diverse huurders, o.a. Gerrit Jans

Boomsma, Mietje Hellinga-vd Werff.

A141 Kleine Oosterstraat 9 Familie buurvrouw Mietje Hellinga-

van der Werff. Na 1906 eigenaar /

bewoner Jeppe Zeilmaker.

A142 Kleine Oosterstraat 7 Winkeltje Trijntje en Tjitske Zijlstra.

A143 Kleine Oosterstraat 5 Eelke Ringnalda en Guikje Kuitert.

A1192 Kleine Oosterstraat 15 Eigenaar Jeppe Zeilmaker. Diverse

huurders.

A1191 Kleine Oosterstraat 15 Eigenaar bewoner Jeppe Zeilmaker.

A1190 Kleine Oosterstraat 15 Eigenaar Jeppe Zeilmaker. Huurder

voor 1900 familie Albertus Richter.

Vanaf 18 december 1900 eigenaar /

bewoners familie Bern. Boomsma.

BRO

N:

TRE

SOA

R L

EEU

WA

RDEN

In dit artikel is een beschrijving gegeven van de familie Boomsma

en de straat waarin ze woonden. Er zijn in het gezin Boomsma de

nodige spanningen, maar in juni 1902 lopen de spanningen met de

onberekenbare broer Jan zo hoog op dat het uiteindelijk tot een uit-

barsting komt. Hoe dat afloopt...wordt vervolgd

Page 17: De Sneuper nummer 121, maart 2016

STATIEFOTOAls afsluiting van de basisopleiding in Den Haag werd

door een professionele fotograaf (N.S.A. Wilhelm) op

2 maart 1916 de 6 Comp. Grenadiers & Jagers barak

III Waalsdorp helemaal opgepoetst op de kiek gezet.

Jan Bouta staat op de middelste rij, de 4e van links.

EEN HEEREN LEVENTJE Hierna vertrekt Jan naar Jutphaas. Blijkbaar hebben

de soldaten ook wel enige zeggenschap over waar

ze gestationeerd zullen worden, als we zien wat Jan

schrijft:

7 maart 1916 Jutphaas: Ik kon nu over geplaatst wor-den naar Utrecht omdat ik zoo ver afwoonde, en dan is de stad beter gelegenheid te reizen, maar ik heb het niet gedaan,want het lijkt mij hier niet zoo slecht toe. In de kazerne moest ik al weer afwaschen. Wij hebben een Heeren leventje. ‘Vrouwenwerk’, zoals afwassen

en knopennaaien vindt hij maar niks.

Hierna is hij bij een ander legeronderdeel ingedeeld:

24 maart 1916: Het is hier tegenwoordig regen en sneeuw en hebben daarom niks te doen. Vanavond velddienst. Best naar den zin, goed eten en weinig te doen. 3 Bat. 4 Comp Fort Jutfaas.

Vanuit Jutphaas worden veel marsen ondernomen:

4 apr. 1916 Wij hebben vandaag weer een marschje gemaakt van 30 KM, zo’n Leeuwarder reisje, (vanuit

Nes, Westdongeradeel gerekend).

18 april 1916: Hiermede stuur ik een kiekje van het kamp waar wij wonen: de eerste loods is de cantine. De tweede is van ons. En aan weerskanten van deze twee staat er elk nog een.

28 april 1916: Morgen krijgen wij weer een marsch van 35 KM. dus als het dan wat warm is, zal het ook zweetdruppels kosten.13 mei 1916: Wij vertoeven op oogenblik hier in Amersfoort, een mooi marschje van 30 KM.

GEWEND AAN HET SOLDATENLEVENBij het fort Jutphaas moeten ze ook vaak wachtlopen of gaan ze op oefening, ook ‘s nachts.

Je merkt aan zijn kaarten dat hij aan het soldatenleven is gewend. Hij heeft het niet vaak over

andere dingen. In de loop van de zomer gaat zijn broer Wietze ook in het leger. Vanaf dan zijn

de kaarten òf aan zijn ouders òf aan zijn broer gericht. In de herfst vertrekt Jan uit Jutphaas naar

het zuiden van het land, dichter bij de grens met België, het door Duitsland bezette gebied.

wordt vervolgd

18

EEN HEEREN LEVENTJEIN JUTPHAAS

VE

LD

PO

ST

UIT

WO

I

VELDPOST VAN JAN BOUTA

door HILDA BOUTA [email protected]

1915 - 1918

HE

RA

LD

IEK

Zoals wij nu contact onderhouden via Skype, e-mail of telefoon, zo stuurde Jan Minnes Bouta precies 100 jaar geleden

trouw, tijdens zijn Mobilisatie, beschreven ansichtkaarten naar huis, die een mooi beeld geven van een Friese jongen die

in de Eerste Wereldoorlog ver van huis gestuurd werd. Veldpost van Jan Bouta uit de periode 1915 - 1918.

GROEPSFOTO 6E COMPAGNIE GRENADIERS & JAGERS BARAK III WAALSDORP

BARAKKEN JUTPHAAS IN 1916

FOTO

CO

LLEC

TIE

HIL

DA

BO

UTA

Page 18: De Sneuper nummer 121, maart 2016

GOUDEN KROONHet wapen wordt op 25 maart 1818 bevestigd met een rechte schuinbalk

in plaats van een golvende, zoals dat wel bij het wapen van de buurge-

meente gebeurde. De enigszins eigenaardige beschrijving luidt dan:

‘Van lazuur, beladen met een zilveren dwarsbalk loopende van de linker boven naar den regter beneden hoek van het schild; het schild gedekt met een gouden kroon.’ De ‘gouden kroon’ wordt op het wapendiploma afgebeeld als een kroon

van vijf bladeren. Het wapen blijft tot aan de opheffing van de gemeen-

te Oostdongerdeel in 1984 ongewijzigd.

DE VLAGIn tegenstelling tot de wapens zijn de gemeentevlaggen vrij nieuw. De meeste zijn ontstaan in het begin van de tweede helft

van de vorige eeuw. De oude vlaggen die zijn overgeleverd zijn voornamelijk van steden en enkele dorpen.

In 1938 werden ter gelegenheid van het regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina door verschillende gemeenten gelegen-

heidsvlaggen gebruikt zoals o.a. Opsterland. Deze vlag was gebaseerd op de Friese vlag met in de linkerbovenhoek het wapen

van de betreffende gemeente.wordt vervolgd

19

VE

LD

PO

ST

UIT

WO

I

HE

RA

LD

IEK

door RUDOLF J. BROERSMAtekenaar Fryske Rie foar Heraldyk

GROEN OF BLAUW?(Vorige keer ging het over het onstaan en de kleur

van het grietenijwapen). Ook de tweede bron voor

het wapen, het Wapenboek Roorda (ca 1650) geeft

groen als schildkleur. Op de grietenijkaart wordt

het wapen echter als blauw (horizontaal-gearceerd)

weergegeven, waarbij we ons dus moeten afvragen

of dat inderdaad als aanduiding voor deze kleur was

bedoeld. Deze arceringen zijn hoogstwaarschijnlijk

wel de oorzaak van de foutieve wapenkleuren van

latere afbeeldingen, omdat ze door andere teke-

naars een op een werden overgenomen.

De gedachte dat de oorspronkelijke kleur van de

wapens van de Dongeradelen zeer waarschijnlijk

groen moet zijn geweest, wordt ook nog eens ver-

sterkt door de afbeeldingen in het wapenboek van

Gerrit Hesman (rond 1700). Je mag toch aannemen

dat hij als inwoner van Dokkum op de hoogte was

van de juiste kleuren van de wapens in zijn regio. In

zijn boek hebben de schilden voor Oost- en West-

dongeradeel een gelige kleur gekregen, die echter

bedoeld is als groen. Omdat hij de kleur groen niet tot zijn beschikking had, moest hij deze zelf maken door geel en blauw te

mengen, hetgeen niet altijd even goed lukte. Dat deze inkleuring inderdaad als groen bedoeld was, valt te herleiden uit andere

wapens in dit manuscript, waarin de combinaties groen en goud (geel) voorkomen: Klant: in goud een groene schuinbalk met

zilveren vissen; Glins: in groen een zilveren klaver.

Op de grietenijkaart uit 1664 wordt het wapen ook

voor het eerst afgebeeld met een golvende linker-

schuinbalk. Wat de reden daarvoor was, is niet

duidelijk. Of dit gedaan is omdat men zich bewust

was van het feit dat de schuinbalk een riviertje moest

voorstellen of omdat het wapen nu teveel op dat

van Westergo ging lijken, blijft een raadsel. Groen en

blauw wisselen elkaar in de loop der jaren met enige

regelmaat af, evenals het wel of niet golven van de

schuinbalk, hoewel een golvende schuinbalk in de

minderheid is.

WAPEN & VLAG VAN

OOSTDONGERADEEL (2)

GRIETENIJ OOSTDONGERADEEL SCHOTANUS 1664

WAPENBOEK HESMAN: OOSTDONGERADEEL , KLANT EN GLINS

Page 19: De Sneuper nummer 121, maart 2016

VOOGDIJNa de Reformatie rond 1580 kwamen er diverse hervormingen op het

gebied van de armenzorg. Diaconieën verleenden hulp aan leden van

de kerk. Daarnaast was er de armvoogdij. Zij verleende hulp aan die-

genen die niet voor hulp door de diaconie in aanmerking kwamen. Ook

waren er voogden van gasthuizen en weeshuizen. Het beheer van de

kerkelijke goederen gebeurde door de kerkvoogdij. Op veel plaatsen

was er een nauwe samenwerking tussen de armvoogden en kerkvoog-

den. Dit leidde plaatselijk soms tot een financiële verantwoording in

één gezamenlijk rekeningboek, waarin de scheiding tussen arm- en

kerkvoogdij niet altijd duidelijk is.

MARRUM, HERFST 1719Weduwnaar Boyen Pieters woont met enkele kinderen in Marrum en

huurt daar het zogenaamde wortelland en een praam van de armvoog-

dij. Pramen waren er in diverse types. Van een klein Snikje, waarop zelfs

gewoond kan worden, tot het meer bekende type van een open bak.

Welk soort praam Boyen Pieters huurt, is niet duidelijk. Huur van een wor-

telpraam, ook wel ‘huur van een bollepraam’ zo vermelden de armvoog-

dijrekeningen. In de herfst van 1719 is hij met zijn praam op ‘t Vliet bij

Leeuwarden. De wortelpraam is echter niet met wortelen maar met turf geladen. Een kleine hypothese: Boyen Pieters verbouwt

en verhandelt wortelen. Hij gaat naar Leeuwarden en verkoopt een vracht wortelen. In Leeuwarden liggen veel turfschippers en

Boyen laadt z’n praam met turf om die in de wintertijd in Marrum vanuit het schip te kunnen verkopen. Helaas, hij zal Marrum

en z’n kinderen niet weer terug zien.

Armvoogdijrekening boekingsdatum 10 december 1719:

Aen Johannes Ypes doe Bojen Pijtters op ‘t Vliet doot gevonden is op den 22 9ber [22 september] 1719 en daar toe gedaan: een hemd een laaken, genever een mingele, vier mannen daar toe gewonnen betaalt, noch aen de vier mannen gegeven om het lijk te kisten, het doodvat bedraagt 5-0-0. Deze vermelding in de armkerkvoogdijrekening geeft veel belangrijke informatie. Datum en plaats

maar ook de prijs van de kist. Met normaliter een prijs tussen de 8-0-0 en 12-0-0 is een bedrag van 5-0-0 wel erg laag.

DE ARMVOOGDIJBoyen Pieters heeft volgens de rekeningen nooit steun van diakonie of armvoogdij gehad. Hij kon zich blijkbaar zelf redden. Toch

komt er hulpverlening door de armvoogdij want Boyen heeft in Marrum of direkte omgeving geen familie die zich om zijn kin-

deren of om zijn begrafenis kan bekommeren. Na het bericht van het overlijden van Boyen Pieters zal er daarom overleg tussen

diakenen en armvoogden van Marrum hebben plaatsgevonden, met als uitkomst dat de armvoogdij verantwoordelijk is voor de

[wees]kinderen van Boyen en voor de verdere afhandeling van zaken. Het is interessant om te zien hoe de armvoogden daarna te

werk gaan: Johannes Vros wordt naar ‘t Vliet gestuurd. Hij zorgt ervoor dat vier [buur]mannen het lijk kisten en daarvoor jenever

krijgen. Hij moet ook nagaan of er nog geld in de met turf geladen praam ligt. Na de schuite geweest om gelt te soeken. Johannes

en de vier buurmannen vinden veel geld en dat is opmerkelijk, want Boyen zal de geladen turf toch betaald hebben. Daar in aen gelt bevonden van Johannes Vres met de buiren de som van 23 car gld, 2 stuiv, 2 penn. [koopkracht 2016 € 235.-] Prijzen van

‘schuiten’ turf laten zich meestal moeilijk vergelijken, maar gezien de opbrengst van 7-2-0 [koopkracht 2014 € 71,67] van de later in

opdracht van de armvoogdij bij boelgoed verkochte turf is het wel duidelijk dat er een behoorlijke hoeveelheid turf aan boord is.

Des te vreemder de grote som geld die de mannen in de praam vinden. Terug in Marrum betaalt Johannes Vres aen een parsoon vant Vliet die Bojen Pijtters wortelpraam tot Marrum met turff heeft gebragt. Of het lichaam in de praam met turf naar Marrum

vervoerd is, valt te betwijfelen. Johannes en de vier buurmannen hadden immers lichaam en praam ook zelf wel naar Marrum

kunnen varen, daar hadden ze geen parsoon vant Vliet voor nodig. Vervoer met paard en wagen door Johannes en de buurman-

nen ligt daarom wel voor de hand, maar is toch ook weer twijfelachtig, omdat er geen huur van paard een wagen in rekening

is gebracht, wat normaliter wel gebeurde. In de tussentijd hebben de armvoogden aan Marten Jacobs opdracht gegeven om

naar Beetgum te gaan om Boieen Pijtters suster te seggen dat haar broeder verstorven waar. De kerkvoogden en armvoogden van

Marrum werken nauw samen en hebben zelfs een gezamenlijke financiële verantwoording. De kerkvoogden komen ook in

actie en doorzoeken de woning: hebben de kast tot Bojen Pijtters geopent en daar in aen gelt bevonden 38-16-0 [koopkracht 2014

€ 389,-] Dit doorzoeken van het huis en het openen van de kast gebeurt overigens pas na toestemming van de Bijsitter.

20

door PIET DE HAAN [email protected]

GEVONDEN OP HET VLIETARMVOOGDIJREKENINGEN:

Naast de diaconierekeningen van de verschillende kerkgenootschappen zijn er de kerk- en armvoogdijrekeningen.

Met behulp van aanvullingen uit andere bronnen nemen we dit keer een kijkje in een Armvoogdijrekening.

AR

MV

OO

GD

IJR

EK

EN

ING

EN

FRIESE PRAAM

AR

MV

OO

GD

IJR

EK

EN

ING

EN

Page 20: De Sneuper nummer 121, maart 2016

21

STERFHUIS & BOELGOEDDe armvoogden regelen verder de zaken rond de begrafenis:

Suip en butter en Aaltie Pijtters bakkerse ter saake geleeverde klein broot. Aan Lijsbith Fopkes ter saake diensten gedaan in ‘t sterfhuis van Bojen Pijtters. Aan Klaas Jansens wedou [Antje Sjoerds] ter saake 4 bollen butter gelevert op Bojen Pijtters leed.

Zoals gebruikelijk bij dit soort zaken wordt er, in dit geval door de armvoogdij, een boelgoed gehouden. De opbrengst zal ten

goede komen van de armvoogdij, die daarmee o.a. de ‘doodschulden’ en de verzorging kan betalen:

Aan Jacob Martens ter saake Boien Pijtters boelgoed int dorp omgeroepen 0-2-0 Aan Sijds Ennes ter saake Boojen Pijttres huisgeraden uit gedragen int boelgoed 0-4-0 Aan Akke Eelses voor de ongeleegentheit van Boojen Pijtters boelgoetAan Jochem Dirks 1-0-0 van’t schrijven in Boien Pijtters boelgoet als mede Bojens kast te beceegelen en beschrijven door orde van de bijsitter 0-14-0 en andere dienst int sterfhuis soo te samen 1-14-0 Na de bijsitter geweest 0-6-0 Ten huijse van Bojen Pijtters boelgoet gehouden, bedient, ‘t roepen 1-0-0 Verteeringe van om alles 1-4-0

WEESKINDEREN VAN BOIEN PIJTTERSMet wie en wanneer Boien Pijtters trouwde is niet

duidelijk. Verder onderzoek zal daarvoor nodig zijn.

Zeker is dat hij vijf kinderen liet dopen in de hervorm-

de kerk van Marrum en Westernijkerk:

Pijtter gedoopt op 3 juli 1701

Pijtter gedoopt op 18 juni 1702

Harmen gedoopt op 9 december 1703

Saep gedoopt op 15 maart 1708

Tjalling gedoopt op 9 oktober 1712

Pijtter en Harmen van respectievelijk 17 en 15 jaar zul-

len naar alle waarschijnlijkheid geen thuiswonende

kinderen geweest zijn, maar Tjalling van 6 jaar en

misschien Saep van 12 jaar wel. Vanaf 6 november

1719 t/m mei 1723 worden aan ene Sijtske Pijtters

kostpenningen voor ‘t weeskind Tjalling Bojens betaald.

Zijn zuster Saep woont in die periode bij Sijds Pieters in Marrum/Westernijkerk. Is het haar oom? Deze Sijds Pieters heeft ook een

dochter Saep. In deze periode zijn er wat betalingen voor medicinale diensten aan Tjalling en hij krijgt, dan 7 jaar oud, een nieuwe

hoed. Tot zover gaan de betalingen van de armvoogdij aan de kinderen.

Familienamen van de vier weeskinderen:

– Pijtter Boyens, gedoopt op 18 juni 1702, trouwt in 1735 in Marrum met Trijntje Pieters. Veel van zijn nakomelingen zullen zich

Wassenaar en Boyenga in diverse spellingsvarianten noemen.

– Harmen Boyens, gedoopt op 9 december, 1703 trouwt in 1726 in Leeuwarden met Wobbeltje Aukes. Zoon Oebele Harmens

krijgt een zoon Douwe, die bij zijn overlijden in 1841 in Lekkum van beroep kuiper is en dan Douwe Oebeles Kuiper heet.

– Saep Boyens, trouwt in 1732 in Menaldum met Sioerdt Louwrens van Berlikum. Waarschijnlijk geen kinderen uit dit huwelijk.

– Tjalling Boyens, trouwt in 1739 in Sexbierum met Trijntie Scheltis. Hij is koemelker. Zoon Boye krijgt een zoon Tjalling, die

zich later Tjalling Boyens Zondervan zou noemen.

BRONNENRekenboek der kerkvoogdij Marrum 1693-1739 Inv.nr. 99 blz 195 t/m 250.

DTB boeken en burgerlijkestand.

Met dank aan Jeannette Tigchelaar van het Fries Scheepvaart Museum Sneek voor de afbeeldingen.

AR

MV

OO

GD

IJR

EK

EN

ING

EN

tijd van pruiken en revoluties

AR

MV

OO

GD

IJR

EK

EN

ING

EN

Page 21: De Sneuper nummer 121, maart 2016

22

EEN BAKKERSFAMILIE UIT PAESENSEen bakkersfamilie uit Paesens, zo worden de Meinder(t)sma’s van Paesens wel aangeduid. Met reden. Veel Meindersma’s waren

bakker. Vaak met een eigen bakkerij. Met name in de Dongeradelen en Leeuwarden waren bakkerijen Meindersma. Het beroep

bracht sommigen tot grote welstand met een aanzienlijke bakkerij. Anderen moesten al na enkele jaren de oven doven. Aan het

einde van de negentiende eeuw verlaten ze het bakkersvak en na 1918 is er geen bakker Meindersma meer. Dit artikel geeft een

beeld van wat er nog over is en wat er herinnert aan die bakkerijen.

PAESENSPaesens is de bakermat van de bakkers Meindersma. De eerste bakker

Meindersma (de achternaam werd toen nog niet gebruikt) in Paesens is

Meindert Wiggers, geboren omstreeks 1690. Hij trouwt in 1717 met Ytje

Andries en overlijdt ongeveer in 1747. Hij is Meester Bakker en boer. Hij

wordt opgevolgd door zijn zoon Wigger Meinderts (1721-1796). Wig-

ger trouwt in 1747 met Trijntje Wijtzes en in 1751 met Berber Bokkes. De

zoon Meindert (1748-1785) uit Wiggers eerste huwelijk wordt ook bak-

ker in Paesens. Het is niet duidelijk of hij zelfstandig bakker is geweest

of knecht, wellicht bij zijn vader. Hij overlijdt eerder dan zijn vader. Ook

de oudste zoon Bokke (1754-1824) uit Wiggers tweede huwelijk wordt

vermeld als bakker in Paesens. Dat moet van korte duur zijn geweest,

want Bokke vestigt zich al in 1780 in Leeuwarden.

De jongste zoon Ernst (1770-1846) van Wigger zet de bakkerij voort tot

zijn dood in 1846. Hij wordt dan opgevolgd door zijn zoon Pieter. Ernst

trouwt in 1793 met Pietje Andries Cramerus.

Pieter Ernstes Meindersma (1804-1858) is de laatste bakker Meindersma

in Paesens. Als zijn vader Ernst Wiggers in 1846 overlijdt, komt hij van

Lioessens, waar hij ook bakker is, naar de ouderlijke bakkerij in Paesens.

Pieter trouwt in 1835 met Antje Meinsma en in 1852 met Trijntje Gaat-

zes Hofman. Hij overlijdt in Paesens in 1858. Daarna verkopen de erven

de bakkerij in 1862.

Pieters zoon Ernst (1837-1902) wordt in het Bevolkingsregister (1859-

1869) vermeld als bakkerkecht, wonende bij Durk Martens Groen in

Paesens. Groen is de tweede echtgenoot van zijn stiefmoeder Trijntje

Gaatzes Hofman. In 1873 wordt Ernst Pieters bakker in Blija. De zoon

Wigger uit Pieters tweede huwelijk wordt in 1879 bakker in Doezum.

Na 1862 is er na vier generaties geen bakkerij Meindersma meer in Pae-

sens. Het pand waarin de bakkerij was gevestigd, is er nog. De gevel is

ingrijpend veranderd.

ANJUMOp 9 augustus 1820 verkoopt Eelke Meinderts Meindersma, bakker in

Leeuwarden, een huis met bakkerij en bleek in Anjum voor ƒ 650 aan

Wigger Ernstes Meindertsma en Ynskje Sydses Douma. Het gaat om

het pand Anjum no. A 52, in de buurt. Een jaar eerder is de bakkerij vol-

gens een advertentie in Leeuwarder Courant provisioneel en finaal te

koop aangeboden. Eelke Meinderts deed veel aan strijkgeld schrijven.

Waarschijnlijk is de bakkerij toen in zijn bezit gekomen en verkocht hij

die een jaar later aan zijn neef en diens vrouw. Wigger Ernstes (1794-

1848) is een bakker van de vierde generatie Meindersma en een zoon

van Ernst Wiggers Meindersma, bakker in Paesens. Na Wigger en Ynskje

wordt hun zoon Ernst (1824-1878) bakker. Ernst blijft ongehuwd. In 1872

doen hij en zijn moeder en zuster de bakkerij over aan hun neef Harke

Bokkes Meindersma. Harke is een zoon van Bokke Ernstes Meindersma,

bakker in Oosternijkerk. Broer Ernst van Harke is getrouwd met Ynskje,

zuster van Ernst Wiggers. Harke E. Meindersma biedt in 1873 de bakkerij

te koop aan. Te aanvaarden op 12 mei 1873. Hij wordt boer in Lichtaard.

De bakkerij stond aan wat nu heet de Tsjerkestrjitte en is helemaal weg-

gebroken. Op de plek is een woonhuis gebouwd.

BAKKERIJENdoor SAKE MEINDERSMA [email protected]

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

MEINDERSMA DEEL 1

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

ISBOVEN: HUIZEN EN BAKKERIJ ERNST WIGGERS IN PAESENS

MIDDEN: VOORMALIGE BAKKERIJ MEINDERSMA IN PAESENS

ONDER: TSJERKESTRJITTE IN ANJUM, DE BAKKERIJ STOND LINKS

FOTO

’S:

SA

KE

MEI

ND

ERSM

A

BRO

N:

HIS

GIS

Page 22: De Sneuper nummer 121, maart 2016

23

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

AUGUSTINUSGADe oudste zoon Ernst (1834-1906), van Meindert Ernstes Meindersma

- bakker in Ee - en Saakje Meijer, trouwt in mei 1858 met Janke Boelings

uit Dantumawoude. Na hun huwelijk vestigen ze zich in Augustinusga.

Ze hebben daar een bakkerij. Hun zoon Tabe (1860-1921) trouwt in mei

1890 met de bakkersdochter Wijbrigje van der Wal uit Surhuisterveen.

Zijn beroep is dan bakker. Tabe Meindersma is bakker van de zesde

generatie. In mei 1914 verkopen Janke Boelings en haar zoons Tabe

en Meindert de bakkerij aan Rindert Koopmans, bakker in Driesum. In

datzelfde jaar wordt de eerste steen gelegd voor een nieuwe burger-

woning, schuin tegenover de bakkerij, door Wytze Meindersma. Tabes

beroep wordt in het bevolkingsregister veranderd van bakker in land-bouwer. Tabes zoon Wytze (1894-1980) wordt boer in Augustinusga.

Tabe woont aanvankelijk naast de bakkerij, zijn moeder blijft met haar

zoon Meindert in de bakkerij wonen tot 1914. Na 1914 woont Tabe in

het nieuw gebouwde huis, schuin tegenover de bakkerij. Na het over-

lijden van zijn moeder Wijbrigje in 1937 gaat de zoon Wytze in dat huis

wonen. Daarvoor woonde Wytze na zijn huwelijk met Anna Kempenaar

in het huis oostelijk naast de bakkerij. Het pand waarin de bakkerij was

gevestigd is er nog, nu bekend als Geawei nummer 11.

BLIJAErnst Pieters Meindersma(1837-1902) zoon van Pieter Ernstes, bakker

van de vierde generatie in Lioessens en Paesens, koopt in januari 1871

de bakkerij van Pieter Annes van der Herberg in Blija voor ƒ 2200. In mei

van dat jaar trouwt Ernst, dan bakker in Westergeest, met Antje van der

Meulen, een bakkersdochter uit Zwaagwesteinde. De bakkerij Meinder-

sma in Blija heeft maar kort bestaan. In januari 1873 verkoopt Ernst de

bakkerij voor ƒ 1800 en verlaten Ernst en Antje Blija. De volgende bakker

wordt Job Jans Tuinhof. Wigger, een halfbroer van Ernst, is korte tijd

knecht in de bakkerij. Ernst en Antje gaan naar Zwaagwesteinde en wor-

den daar ingeschreven als winkelier. Daarna wordt Ernst in de archieven

op verschillende adressen rondom Kollumerzwaag aangetroffen als

bakkersknecht of winkelier. De zoon Pieter van Ernst en Antje leert ook

het bakkersvak en is onder meer bakkersknecht in Lutkewierum. Later

wordt hij mijnwerker in Duitsland. De bakkerij in Blija stond aan de Voor-

straat en is afgebroken. Tussen de nummers 15 en 19 geeft een gat in de

straatwand de plek aan waar de bakkerij eerder was.

DOEZUM

Wigger Meindersma (1847-1930) zoon van Pieter Ernstes Meindersma

en Trijntje Gaatzes Hofman is aanvankelijk bakkersknecht op verschil-

lende plaatsen o.a bij zijn broer Ernst Pieters Meindersma in Blija. In 1879

trouwt hij met Trijntje Boelens. Ze vestigen zich in dat jaar in Doezum en

hebben daar een bakkerij. In 1883 wordt een zoon Jan geboren.

Na verloop van tijd wordt Jan bakkersknecht bij zijn vader. In 1910 trouwt

Jan met Elisabeth van der Meer. Hij is dan bakker in Doezum. Het jaar

daarvoor is zijn moeder Trijntje Boelens overleden. In mei 1918 wordt

gestopt met de bakkerij; Jan en Elisabeth gaan met hun twee kinderen

en Jans vader Wigger naar Buitenpost. Jan is daar koopman (winkelier).

De bakkerij was gevestigd aan de Provinciale Weg op wat nu nummer

111 is (samengevoegd met 109). Het huis met de oranje pannen. Het

derde raam van links was oorspronkelijk een deur. BOVEN: BURGERWONING EN BAKKERIJ R IN AUGUSTINUSGA

MIDDEN: OPEN PLEK WAAR VROEGER DE BAKKERIJ WAS IN BLIJA

ONDER: PROVINCIALE WEG DOEZUM, IN MIDDEN WAS BAKKERIJ

HET BAKKERSSTEECHJE IN PAESENS HERINNERT AAN VIER GENERATIES BAKKERSFAMILIE MEINDERSMA

FOTO

: C

OLL

ECTI

E A

NN

E V

AN

LU

NE

SA

DFO

TO’S

: S

AKE

M

EIN

DER

SMA

Page 23: De Sneuper nummer 121, maart 2016

24

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

ISEEEe heeft twee bakkerijen Meindersma gehad. In een derde bakkerij

werkte een Meinder(t)sma als knecht.

Grutte Loane (A)

In 1787 trouwt Eelke Wiggers (1761-1819) met Fetje Douwes Vlieg. Hij is

dan Meester Bakker in Ee, bakker van de derde generatie. Fetje overlijdt

in 1891, waarna Eelke in 1892 hertrouwt met Eelkjen Reinders. Hierna

stopt Eelke met bakken en wordt hij opgevolgd door zijn broer Douwe

Wiggers (1766-1844). Eelke en Douwe zijn zonen van Wigger Meinderts

uit Paesens. Bij de verdeling van de goederen van hun ouders Wigger

Meinderts en Berber Bokkes in 1803 wordt de bakkerij toegewezen aan

Douwe Wiggers. Vader Wigger Meinderts had dus zowel in Paesens als

in Ee een bakkerij.

Douwe blijft ongehuwd. Na zijn dood in 1844 wordt de bakkerij gele-

gateerd aan zijn neef Meindert Ernstes Meindersma (1802-1886), een

zoon van Douwes jongste broer Ernst en Pietje Andries Cramerus. Nadat

Meinderts is overleden wordt de bakkerij voortgezet door zijn vrouw

Saakje Meijer en de jongste zoon Gerhardus. Gerhardus (1850-1932),

getrouwd met Aafke Katsma, blijft kinderloos. In 1890 verkopen Saakje

en Gerhardus de bakkerij en is er na ruim 100 jaar geen bakker Meinder-

sma meer in Ee. Het pand waarin de bakkerij was gevestigd is er nog,

maar is geen bakkerij meer.

Tibsterwei (B)

Op 10 februari 1838 doen de erven Bote Hessels Tamboezer hun onroe-

rend goed van de hand: Een huizinge met bakkerij, de rog- en pelmolen en een pakhuis met woning. Op 10 februari 1838 wordt Meindert Ern-

stes Meindersma, bakker in Kollum, de koper voor ƒ 7584.

Meindert Ernstes Meindersma komt in 1838 vanuit Kollum naar Ee. In

1841 verkoopt Meindert Ernstes de molen en het pakhuis met woning

voor ƒ 5000 aan zijn zwager Dirk Gale Johannes Meijer en zijn zuster

Berber. De huizinge met bakkerij blijft in zijn bezit. In de verkoopakte

wordt opgenomen dat de verkopers zich verplichten de hun toebe-

horende huizinge met bakkerij staande naast de molen niet hoger op

te trekken, buiten de schoorsteen, dan tot ene hoogte van zes Nederland-sche ellen.

In 1844 krijgt hij middels een legaat de bakkerij aan de Grutte Leane van

zijn oom Douwe Wigger Meindertsma. In 1846 komt de huizinge met

bakkerij ook in bezit van Dirk Gale Johannes Meijer en Berber Meinder-

sma. Het gaat blijkbaar niet goed met de Meijers, want in 1851 wordt

door de bewindvoerder over de persoon en goederen van Dirk G(e)ale

Johannes Meijer de molen met de twee huizen verkocht. Koper is de

neef Fetze Eelkes Meindersma te Ee, een zoon van Eelke Wiggers en

Fetje Douwes Vlieg voor ƒ 9725.

Als de zoon van Fetze, Pieter Fetzes Meindersma, in 1855 trouwt, is

hij molenaar in Ee. Dat blijft hij tot 1860, daarna verhuurt Fetze Eelkes

Meindersma de molen met de woningen. De huur bedraagt ƒ 751 per

jaar, ingaande 1 mei 1860. Over een bakkerij wordt niet meer gesproken.

Die is waarschijnlijk opgehouden te bestaan. De plaats waar de molen

met de bakkerij stond, is tegenwoordig totaal veranderd.

De derde bakkerij: Lytse Loane (C)

De derde bakkerij in Ee waar een Meinder(t)sma bakt, is die van Anne

Takes van de Herberg aan de Lytse Loane. Hier werkt als bakkersknecht

Meindert Tjallings Meindertsma (1811-1844), een zoon van Tjalling

Lieuwes en een kleinzoon Lieuwe Meinderts en achterkleinzoon van

Meindert Wiggers, de eerste bakker ‘Meindersma’. Meindert Tjallings

trouwt in 1834 met Tyttje Sminia. Zij beginnen dan voor zichzelf een

bakkerij in Wierum.

Op de plaats van de bakkerij aan de Lytse Loane in Ee is tegenwoordig

een speelveldje.BOVEN: BAKKERIJ A DOUWE WIGGERS IN EE

MIDDEN: SITUATIEKAARTJE HISGIS VAN EE

MIDDEN: FOTO VAN BAKKERIJ B EN TIBSTER MOLEN UIT 1901

ONDER: BOERDERIJTJE AAN DE LYTSE LOANE

FOTO

: S

AKE

M

EIN

DER

SMA

BR

ON

: H

ISG

IS

FOTO

: C

OLL

ECTI

E W

ARN

ER B

. BA

NG

A

B

A

C

FOTO

: W

ALT

ER B

LESS

UM

/ P

RO

VIN

CIE

FRY

SLA

N

Page 24: De Sneuper nummer 121, maart 2016

25

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

HARLINGENIn Harlingen is de Meindersma-bakkerij gevestigd aan de Kleine Brede-

plaats. Daar is Sjoerd Meindersma (1872-1935) bakker sinds mei 1894. Hij

is in datzelfde jaar in Amsterdam getrouwd met Minke de Jong. Sjoerd,

bakker van de zevende generatie, is een zoon van Wigger Meindersma

en Baukje Dikkeschey. Wigger was bakker in Oudkerk en Leeuwarden,

Bij de Put 1. De bakkerij in Harlingen is eigendom van Sjoerds moeder

Baukje. In de Leeuwarder Courant adverteert Sjoerd met een brood-fab-

riek. Voordat Sjoerd naar Harlingen gaat, is hij bakkersknecht in Amster-

dam en Kollum.

In 1898 verkoopt Baukje Dikkeschey de bakkerij voor ƒ 4500 aan Tjipke

Sterkenburg. In december 1893 was die door haar gekocht voor ƒ 1917

van Wijbe Feddes Wijga, die op zijn beurt de bakkerij in 1849 kocht van

Ruurd Lourens Tuininga. Volgens Hisgis was hij in 1832 al eigenaar.

Sjoerd stopt met bakken en wordt handelsreiziger.

Het pand waar de bakkerij in was gevestigd is er nog. Tegenwoordig is

het een winkel van Kamsma Schoenen, Kleine Bredeplaats 22.

KOLLUMVan 1833 tot mei 1838 is Meindert Ernstes Meindersma bakker van de

vierde generatie in Kollum.

Begin 1838 wordt te koop aangeboden volgens een advertentie uit de

Leeuwarder Courant: eene florisante voor weinige jaren nieuw gebouwde HUIZINGE, HERBERG en BAKKERIJ, genaamd de Gouden Leeuw te Kollum.

Kastelein in 1824 in de Gouden Leeuw is Ate Wopkes van der Laan ge-

huwd met Tjitske Rinses Hayema. Volgens HisGis bezit Wopke Ates van

der Laan, bakker, het pand kadastraal Kollum sectie D nr. 389, rood om-

kaderd op het kaartje van HisGis; tegenwoordig bloemenzaak ‘Artifleur’.

LIOESSENS

Pieter Ernstes Meindersma (1805-1758) is bakker in Lioessens. Pieter

is de vierde zoon van Ernst Wiggers Meindersma en Pietje Andries

Cramerus, bakkersechtpaar in Paesens. Pieter wordt in 1831 bakker in

Lioessens. Daarvoor werkt hij bij zijn vader. Hij huurt de bakkerij van de

minderjarige kinderen van de bakker Jan Lammerts van der Wal, die in

1831 op 37-jarige leeftijd overlijdt. Hij was toen al weduwnaar. De bak-

kerij is bekend als Lioessens nummer 26, kadastraal Anjum D-192.

De zaken voor de kinderen Van der Wal worden geregeld door de broer

van hun moeder, Sjolle Alberts Douma in Lioessens. Die biedt in 1846

de bakkerij opnieuw te huur aan, voor drie jaar. Pieter gaat dan weer naar

Paesens. Hij zet daar de bakkerij van zijn vader voort, die in januari van

dat jaar is overleden. Bij de volkstelling van 1839 wordt Pieter Ernstes ver-

meld in nummer 26 met de zoon Ernst. Pieter is dan weduwnaar. Ook

staan er een knecht en twee dienstbodes, Trijntje Gaatzes Hofman en

Hielkje Gaatzes Hofman ingeschreven. In 1841 trouwt Pieter met de

oudste dienstbode Trijntje Hofman.

In deel 2 de Meindersma-bakkerijen in Leeuwarden, Morra, Oosternij-

kerk, Oudkerk, Terhorne en Wierum.

wordt vervolgd

BRONNENTresoar.nl /AlleFriezen.nl / AlleGroningers.nl / HisGis.nl / Kleinekerk-

straat.nl / Historischcentrumleeuwarden.nl / Dekrantvantoen.nl

Archieven: Gemeente Dantumadiel / Gemeente Ferwerderadiel

Gemeente Grootegast / Tresoar, notarieel en kadaster

Streekarchivaat Noodoost Friesland /

Oudheidkamer Mr Andreae, Kollum

Literatuur Over Meindersma’s en Meindertsma’s, 2e druk.

Adviezen Reinder Tolsma Oosternijkerk

BOVEN: VOORMALIGE BAKKERIJ MIDDELSTE PAND IN HARLINGEN

MIDDEN: ADVERTENTIE EN SITUATIEKAARTJE BAKKERIJ KOLLUM

MIDDEN: VOORMALIGE BAKKERIJ MIDDELSTE PAND IN LIOESSENS

ONDER: SITUATIEKAARTJE HISGIS BAKKERIJ LIOESSENS (OMKADERD)

BRO

N:

HIS

GIS

FO

TO’S

: S

AKE

M

EIN

DER

SMA

BR

ON

: LC

BR

ON

: H

ARL

ING

ENO

NLI

NE.

NL

Page 25: De Sneuper nummer 121, maart 2016

1. INDEX OP DE FLOREENKOHIEREN VAN OOSTDONGERADEELIn 1989 bestond de Friese Maatschappij van Landbouw, afdeling Oostdongeradeel, 100 jaar en bij die gelegenheid werd door

enkele leden van onze vereniging het boek ‘Pleatsen yn Eastdongeradiel’ gepubliceerd. Bij het schrijven van dat boek werden

veelvuldig de floreen-, reëel- en speciekohieren geraadpleegd en deed zich het gemis voelen van een index op die kohieren;

nu moesten steeds voor elke boerderij weer opnieuw alle kohieren worden doorgenomen. Daarom is nadien een aantal jaren

gewerkt aan een index op de floreenkohieren van alle 325 stemdragende boerderijen van de 13 dorpen van Oostdongeradeel.

Dat gebeurde toen nog op papier, maar die gegevens zijn nu verwerkt in Excel, waarbij in totaal 6083 regels ontstonden, waar-

onder 4058 unieke namen.

BELANG VAN DE FLOREENKOHIERENDe floreenkohieren geven naast de eigenaren, ge-

bruikers, naastlegers en grootte ook de belasting

weer die voor elke boerderij betaald moest worden.

Deze floreenrente gaat terug op het Register van

Aanbreng uit 1511, eigenlijk het eerste floreenkohier.

Nadat in 1640 het aan het floreenkohier gekoppelde

stemkohier opnieuw wordt vastgelegd, worden in

1698 de floreenkohieren vernieuwd en daarna ie-

dere 10 jaar aangepast. Het jaar 1808 wordt over-

geslagen, maar daarna lopen de kohieren weer door

tot 1858, het jaar waarin ook de kadastrale nummers

per boerderij worden weergegeven, waardoor loka-

lisatie van de boerderij mogelijk wordt. Via de “Ka-

dastrale en Pre-kadastrale atlas van Friesland”, deel

17 Oostdongeradeel, is dat door de Fryske Akademy,

ook weer met medewerking van enkele leden van

onze vereniging, in boekvorm uitgegeven en op in-

ternet te raadplegen via HisGis. Zo is in veel gevallen

de bezitsgeschiedenis van een boerderij van 1511

tot 1858 te volgen.

HEDENDAAGSE ONDERZOEKERSHet belang van de floreenkohieren voor de hedendaagse onderzoeker is velerlei. Omdat op de genoemde boerderijen ook het

stemrecht in dorps- en grietenijzaken rustte, kan worden nagegaan wie er in dorp en grietenij veel te zeggen had. Zo koopt

secretaris Wilhelmus Bergsma rond 1750 veel boerderijen op, waarna hij het land verkoopt en het hornleger, waarop het

stemrecht rustte, voor zichzelf houdt.

Het valt ook op dat er in veel dorpen een geregelde opvolging in eigenaren voorkomt; een vaste lijn van dezelfde eigenaren

door erfenis en verkoop is het gevolg. Een veel geziene is: Wilco van Holdinga, de weduwe Schwartzenbergh, Ernst van

Aylva, Hans Hendrik van Haersma, Sjoerd Talma, Wilhelmus Bergsma, diens weduwe, Johannes Casparus Bergsma, Petrus Adria-

nus Bergsma; zij bestrijken zo de periode 1700 - 1828. Vooral in het dorp Wetsens is dit duidelijk het geval. Genoemde personen

waren dus in dat dorp de baas, want ze hadden stemrecht in de grietenij Oostdongeradeel.

GENEALOGENVoor genealogen is ook veel uit deze index te halen, omdat de gebruikers worden genoemd. Soms is iemand te volgen op

meerdere boerderijen, een enkele keer in meerdere dorpen. Soms wordt een boerderij generaties lang door dezelfde familie

gebruikt, maar er zijn ook boerderijen, die vrijwel elke tien jaar een andere gebruiker hebben. Wie belang heeft bij de geschie-

denis van een bepaalde boerderij, heeft aan deze index een mooie ‘kapstok’ voor verder onderzoek.

26

VIER NIEUWE INDEXENdoor REINDER TOLSMA

[email protected]

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

DE PRACHTIG GERESTAUREERDE BOERDERIJ HUMALDAWEI 37 TE EE, IN HET FLOREENKOHIER BEKEND ONDER NUMMER 10,

IS NIET MEER IN GEBRUIK ALS BOERENBEDRIJF.

INLEIDINGDe laatste tijd zijn er drie nieuwe indexen beschikbaar gekomen op de website van onze vereniging, terwijl een vierde index

in opbouw is. Het aantal namen dat in die indexen voorkomt, bedraagt al meer dan 10.000 en wordt alleen nog maar groter.

In twee delen willen we u informeren over ontstaan en gebruik van die nieuwe indexen. Dit keer twee indexen Oost-

dongeradeel betreffende.

DEEL 1

FOTO

: R

EIN

DER

TO

LSM

A

Page 26: De Sneuper nummer 121, maart 2016

27

NADELEN VAN DE INDEXDe kohieren werden om de 10 jaar opgemaakt. Als ie-

mand in de tussenperiode op een boerderij zat, wordt

hij niet genoemd (de juiste jaren dat iemand op een

boerderij zat, kunnen echter gemakkelijk gevonden

worden in de reëelkohieren, die vrijwel van elk jaar be-

schikbaar zijn: nummer van stem-, floreen- en reëel-

kohier zijn in Oostdongeradeel gelijk).

Het kohier van 1808 ontbreekt en niet altijd kan het

kohier vertrouwd worden of is duidelijk wie er be-

doeld wordt. Zo worden de leden van de familie Van

Haersma op verschillende manieren aangeduid, maar

kan best dezelfde persoon bedoeld zijn: grietman

Haarsma, kapitein van Haersma, Heere Haersma, H.H.

van Haersma, enz. Soms zijn vermeldingen aantoon-

baar onjuist. Daarnaar zal verder onderzoek nodig zijn.

TOELICHTING OP HET GEBRUIKDe kolommen in de index hebben de volgende betekenis:

A Plaats

B Nummer van de boerderij

C Eigenaar (e) of gebruiker (g) of eigenaar/gebruiker (e/g) van de boerderij

D Jaren waarin deze persoon voorkomt

E De eerste keer dat de boerderij genoemd wordt, staat hier de grootte in 1640 en 1700, de floreenrente, de naam van de

boerderij, sommige toponiemen en verdere bijzonderheden. De vermelding uit het jaar 1640 komt uit het Stemkohier

BIJVANGSTBij het doornemen van de kohieren werden ook andere bijzonderheden genoteerd. Zo zijn er in totaal 165 namen van boerderij-

en opgenomen, maar ook namen van wegen en vaarten, kooien en andere naastlegers staan in de index. Er zijn daarmee nogal

wat toponiemen beschikbaar gekomen, die via de kadastrale nummers in het kohier van 1858 te lokaliseren zijn.

OP JUNIA, FLOREENKOHIER NUMMER 9 TE ANJUM, WORDT NOG VOLOP GEBOERD

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL tijd van pruiken en revoluties

A

ANJUM

C

Johan Onuphrius vrijheer toe Schwarzenberg-e/g

E

Holdinga State, groot 83 pm; in 1700 groot 119 ½

pm, waeronder 4 pm pastorie en 2 pm kerckeland, 56-22-0 %oreen, ten oosten en zuiden de wegh, ten westen de Buijren. Na 1748 worden de num-mers 1,2 en 3 allemaal onder Holdinga gerekend

B

1

D

1640

FOTO

: R

EIN

DER

TO

LSM

A

FOTO

: R

EIN

DER

TO

LSM

A

Page 27: De Sneuper nummer 121, maart 2016

2. INDEX OP DE WEESBOEKEN VAN OOSTDONGERADEELBleven er na het overlijden van de ouders minderjarige wezen over, dan werden er door het nedergerecht voogden aangewezen,

waarvan nota werd gemaakt in het autorisatieboek; van Oostdongeradeel zijn ze van 1614 tot 1810 aanwezig en van de jaren

1656 tot 1810 heeft de FAF (Freonen fan de argifen fan Fryslân) indexen gemaakt.

De benoemde voogden waren aanwezig wanneer door het gerecht een inventaris (later opgenomen in het weesboek) op-

gemaakt werd na het overlijden van de ouders. Ook als één van de ouders overleed, werd een inventaris opgemaakt om het

moeders- of vadersaandeel van de kinderen te bepalen, zeker wanneer de andere ouder wilde hertrouwen. Naast de namen

van de ouders, de kinderen (en hun leeftijd!) en de voogden (meestal een oom van moeders- of vaderskant) vindt men ook

eventueel de tweede echtgenoot en de woonplaatsen vermeld. Erg interessant is natuurlijk de beschrijving van alles wat er

op het moment van overlijden aanwezig was, vertrek voor vertrek beschreven. Soms ook wordt de verzameling ‘olde papieren’ beschreven, waarin koopakten en testamenten kunnen voorkomen.

Van Oostdongeradeel zijn deze ‘weesboeken’ bewaard gebleven van 1582 tot 1810 in maar liefst 35 delen. In sommige delen

staan (gedeeltelijke) inhoudsopgaven of indexen, maar de meeste delen zijn niet verder toegankelijk en voor 1700 ook moeilijk

leesbaar, omdat gebruik moet worden gemaakt van microfiches.

Van deze weesboeken van Oostdongeradeel worden nu indexen gemaakt, die van 1694 tot 1810 zijn al beschikbaar en aan de

andere delen wordt gewerkt. Omdat deze weesboeken in 35 delen overgeleverd zijn, is er een doorlopende index in de maak,

waarin verwezen wordt naar elk afzonderlijk deel. Daarnaast is er een Word-bestand beschikbaar waarin een korte inhoud

van elke registratie in de weesboeken wordt weergegeven. Daaruit is bijvoorbeeld op te maken welk beroep de bedoelde

personen hadden, de woonplaats, de bezittingen enz. Wie verder onderzoek wil doen, kan de bijpassende fiches raadplegen.

TOELICHTING OP HET GEBRUIKDe kolommen in de index hebben de volgende betekenis:

A Deel van de weesboeken

B Bladzijde waarop de registratie begint

C Datum waarop de inventaris is gemaakt

D Woonplaats

E De genoemde personen: -v is de vader, -m is de moeder, -k is het kind, -p is eventuele (nieuwe) partner,

-c is de curator/de voogd, -a is andere genoemde personen, -g is grootouder en -e is erfgenaam

F Eventuele andere bijzonderheden

Een volgende keer over twee indexen de stad Dokkum betreffende: Grondpachten uit de boeken van het weeshuis (1585-

1810) en Stedepachten (1630).

wordt vervolgd

28

ING

EB

OE

KT

BOER GERRIT EESGES BOTMA, GEZETEN OP DE TILBURY, POSEERT ROND 1900 MET ZIJN ‘VOLK’ VAN MELKERS, PLOEGERS EN DIENSTMEIDEN VOOR DE BOERDERIJ KLOOSTER

WEERD, FLOREENNUMMER 12 TE MORRA. AL HET VEE EN GEREEDSCHAP DAT OP DE FOTO TE ZIEN IS, KAN MEN TEGENKOMEN IN DE INVENTARISSEN IN DE WEESBOEKEN

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

FOTO

: C

OLL

ECTI

E D

OED

E D

OU

MA

Page 28: De Sneuper nummer 121, maart 2016

LANG GEKOESTERDE WENSOp zaterdag 17 oktober werd in de molen ‘De Verwachting’ op Ame-

land het boek ‘Windscheppen op Ameland’ gepresenteerd. Gedurende

enkele jaren hebben de auteurs Douwe de Boer en Warner B. Banga

aan dit boek gewerkt. Het resultaat is een rijk geïllustreerd boek over de

geschiedenis van ca. tien molens op Ameland. Deze molens stonden

niet allemaal op hetzelfde moment of op tien verschillende plaatsen,

maar verspreid over de vier dorpen op het eiland. Ook komen de mole-

naarsfamilies van d’ Oäde Pôlle uitgebreid aan de orde.

Met dit boek ging een lang gekoesterde wens van auteur De Boer in ver-

vulling. Hij wilde al langer een boek over de geschiedenis van de molens

schrijven en de samenwerking met Banga maakte dit mogelijk. Eerder

schreef Banga een boek over de geschiedenis van de molen van Burum,

waarmee hij een nationale molenprijs won. Als amateur-molinoloog heeft

hij vele gegevens van molens in Noordoost-Friesland verzameld, wat bij

de samenwerking goed van pas kwam. Douwe de Boer op zijn beurt

publiceert regelmatig over de Amelander geschiedenis en heeft zich in

het verleden actief ingezet voor de bouw van molen ‘De Verwachting’.Bijzonder detail: De Boer stamt in mannelijke lijn af van de voormalige

molenaar en kapitein Willem Hendriks de Boer; dit verklaart mede zijn

interesse voor de molens.

VRIJE HEERLIJKHEID AMELANDTot 1795 was Ameland een ‘Vrije Heerlijkheid’ en had daardoor een onafhankelijke en juridische status. In het begin van het

boek wordt kort bij deze periode stilgestaan, aangezien die bijzondere positie van het eiland ook invloed op de molens had.

Zo kochten de molenaars een octrooi van de Erf- en Vrijheer van Ameland om ‘zijn wind te mogen scheppen’. Na een korte ken-

nismaking met de bijzondere Amelander geschiedenis worden de geschiedenissen van de molens één voor één per plaats en

vanuit hun eigen perspectief beschreven. Daarbij passeren verschillende wind-, ros- en handmolens de revue.

Dit boek is niet alleen een bundeling van feiten

en jaartallen over molens en molenaars. Het bevat

ook nieuwe vondsten, zoals een gortmolen die aan

de Herenweg ( = openbare weg ) in Hollum heeft

gestaan en van de grutterij van Cornelis Hendriks

uit Hollum is een fraaie pentekening uit 1792 af-

gebeeld. Verder staan in het boek prachtige oude

kaarten van Ameland, waar verdwenen molens op

worden getoond.

Het boek heeft een mooie vormgeving en logische

indeling. Bij de molens zijn passende afbeeldingen

gezocht en van iedere molen wordt de locatie in

coördinaten, het bouwjaar en het type molen be-

schreven. Ook wordt de volgorde van de eigenaars

en molenaars van de molens schematisch weerge-

geven. Achter in het boek is een namenindex waar-

door er gericht naar personen kan worden gezocht.

Dit is erg handig voor genealogisch onderzoek.

HISTORISCH NASLAGWERK OVER MOLENSEr bestond nog geen historisch naslagwerk over alle molens op Ameland. Daarmee voorziet dit boek ruimschoots in de behoefte

van vele molenliefhebbers die meer over de molens en molenaars van Ameland te weten willen komen. De schrijvers laten met

deze publicatie duidelijk blijken zich goed in de geschiedenis van de molens en molenaars te hebben verdiept. De historie van

de molens is zeer kleurrijk en gedetailleerd in kaart gebracht. Ook is de tekst goed te volgen voor mensen met weinig kennis van

molens. Daarmee is ‘Windscheppen op Ameland’ een ‘must have’ voor iedereen met interesse voor de Amelander geschiedenis

en zijn molens. Verkrijgbaar in paperback en met hard cover via http://www.wijdemeer.nl/Fondslijst.html

29

AUTEURS WARNER B. BANGA EN DOUWE DE BOER

ING

EB

OE

KT WINDSCHEPPEN

door JACOB [email protected]

OP AMELAND

OMSLAG VAN HET BESPROKEN BOEK

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

Page 29: De Sneuper nummer 121, maart 2016

INH

OU

DS

OP

GA

VE

AD

VE

RT

EN

TIE

30

VIER GRAVEURS IN DOKKUM?Van de Dokkumer dynastie van graveurs Jacob, Anna en Fopje Folkema,

kinderen van goudsmid en plaatsnijder Jan Jacobs Folkema, zijn vele

bijzondere gravures online te vinden bij het Rijksmuseum en het British

Museum. Het Fries Museum moet nog de portretten van Jacob en Anna

in de collectie hebben, maar die zijn jammergenoeg nog niet gedigi-

taliseerd. Wel vond ik van vader Folkema een prachtige afbeelding in de

online collectie van de National Gallery of Scotland, die gedateerd is op

1674. Het toont vier graveurs ( ! ) aan een tafel. Het zou maar zo een

tafereel in Dokkum of zijn geboorteplaats Makkum kunnen zijn! Aardig

is ook om te weten dat het burgerwapen van de familie Folkema twee

hazenpootjes toont. Ook het Dokkumer zilversmedengilde en zilversmid

Paulus Sakes hadden die in het wapen. Die hazenpootjes werden ge-

bruikt om het fijne zilverslijpsel weer bij elkaar te vegen.

DE VRIJE FRIES-JAARBOEKEN & FRYSLÂNSinds een jaar zit ik ook in de redactie van jaarboek De Vrije Fries. Mijn belangrijkste taak was om samen met medewerkers

van Tresoar de website van het Koninklijk Fries Genootschap voor Geschiedenis en Cultuur te herzien. Sinds januari van dit

jaar is er dan ook een geheel nieuwe website met

vele digitale artikelen en volledige nummers van

het jaarboek (1839 t/m 2015) en tijdschrift (vanaf

2005). Dit zal nog steeds worden aangevuld en ook

gecombineerd worden met nieuws via twitter- en

blog-berichten op www.friesgenootschap.nl.

Ook de website van de Sonttolregisters online is

weer uitgebreid: nu zijn tevens doorvaarten tus-

sen 1600 en 1634 beschikbaar. Ook zag ik afvaarten

vanaf Engelsmanplaat! Men zoekt trouwens nog

vrijwilligers voor het transcriberen.

Wist u dat 2016 ook weer een Bonifatiusjaar is? In

Dorestad ofwel Wijk bij Duurstede onthullen ze dit

jaar zelfs een Bonifatiusmonument en publiceren

ze een boek.

Op http://www.newnetherlandinstitute.org/research/online-publications/ vond ik dit: De eerste schoolmeester van Nieuw

Nederland (New York) kwam uit Dokkum! In 1638 was dit Adam Roelantsen Groen, from Dockum.

Ihno Dragt van Museum Dokkum vroeg hulp bij het genealogisch ontcijferen van de letterlap van Wytske Popes uit 1751. De

familie kwam uit De Triemen-Westergeest en Oudwoude. En passant schreef Dragt ook nog een interessant boek: Dokkumer Muziekminnaars in het dramatische jaar 1787, over een Dokkumer muziekgenootschap dat bestaan heeft van omstreeks 1775

tot 1800. Een nieuwe vondst daarin was het Dokkumer stadsvaandel uit 1788 dat werd beschilderd door de Dokkumer schilder

Former van der Elst. Dat deed hij in 1758 ook al bij de vlag van schip ‘De Jonge Columba’ van Bote Suiderbaan.

Een ander boek, door ons lid Reinder H. Postma, gaat over over de bekende Jaap Broersma uit Ee: Liefde tussen Kollum en Perak. Het is een autobiografie van Broersma, waarin hij een schitterend tijdsbeeld schetst van het platteland en het boerenbedrijf rond

1930. Gebaseerd op meer dan 1000 brieven en ingesproken 78-toerenplaten van onze 90-jarige beheerder van Vlasmuseum

It Braakhok.

Vanaf oktober 2016 is er een grote tentoonstelling over Lourens Alma Tadema in het

Fries Museum. Zijn voorouders, beginnend bij Taede Taedes, kwamen uit Hallum en

Holwerd. Dokkumer kentekenbewijzen en foto’s van oude auto’s (van voor 1950) vindt u

bij Tresoar via http://kentekens.tresoar.nl/

Van weldoenster Juliana Agatha Jacoba thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg,

en haar kleurrijke man Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt vonden we portretten

terug in het MCL te Leeuwarden, afkomstig uit het Bonifatiushospitaal. Na reizen door

het Midden Oosten werd met zijn collectie het stadsmuseum van Cannes opgericht!

Tot slot: op http://www.slideshare.net/sneuperdokkum weer vele digitale publica-

ties over genealogie en geschiedenis van de regio!

DIGITALE VONDSTEN

WEBSITE- & BLOGNIEUWSdoor HANS ZIJLSTRA [email protected]

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

FOTO

: B

EELD

BA

NK

NAT

ION

AL

GA

LLER

Y O

F S

CO

TLA

ND

Page 30: De Sneuper nummer 121, maart 2016

31

INH

OU

DS

OP

GA

VE

( ONDER VOORBEHOUD )

AD

VE

RT

EN

TIE

STREEKARCHIEF NOORDOOST-FRYSLÂNHet Streekarchief (officieel Streekarchivariaat Noordoost Friesland) is een gemeenschappelijke regeling tussen de gemeenten

Dongeradeel, Ameland en Schiermonnikoog. Het Streekarchief beheert de archiefbewaarplaatsen van de drie gemeenten

in Dokkum, Ballum (Ameland) en Schiermonnikoog. In elk van de drie bewaarplaatsen worden in hoofdzaak de oude ge-

meentelijke archieven bewaard. Te Dokkum worden de archieven van de voormalige gemeenten Dokkum, Oostdongeradeel

en Westdongeradeel beheerd. In alle bewaarplaatsen worden naast deze archieven ook niet-overheidsarchieven bewaard. Dit

zijn archieven van kerken, scholen, waterschappen, allerlei soorten verengingen en stichtingen, personen en/of families.

Het Streekarchief beheert, naast de archieven, onder de noemer Historisch Informatie Centrum Noordoost-Fryslân ook een

omvangrijke collectie boeken. Een overzicht van de aanwezige archieven en collecties en de bijbehorende inventarissen en

catalogi vindt u op de website www.hicnof.nl in het menu-onderdeel Archieven en collecties. Ook beheert het Streekarchief

een grote collectie oude foto’s van o.a. de gemeente Dongeradeel. Deze worden eveneens toegankelijk gemaakt via de web-

site in het menu-onderdeel Beeldbank, samen met collecties oude foto’s uit Achtkarspelen en Ferwerderadiel.

Brokmui 62 9101 EZ Dokkum - Postbus 369 9100 AJ Dokkum - T: 0519-22 28 53 - E: [email protected]

www.hicnof.nl

VERSCHIJNT IN JUNI

WILT U UW ARTIKEL OOK IN DE SNEUPER PUBLICEREN?Neem contact op via [email protected] of stuur uw artikel naar

Postbus 369 9100 AJ Dokkum t.a.v. de redactie van de Sneuper.

DE SNEUPER 122WAT KUNT U VERWACHTEN?

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

OPENINGSTIJDEN STUDIEZAAL DOKKUM

maandag 13.30 - 17.00 uur 17.00 - 20.30 uur*

dinsdag 9.30 - 17.00 uur 17.00 - 20.30 uur*

woensdag 9.30 - 17.00 uur 17.00 - 18.00 uur*

donderdag 9.30 - 17.00 uur 17.00 - 18.00 uur*

vrijdag 9.30 - 17.00 uur 17.00 - 20.30 uur*

zaterdag 10.00 - 15.00 uur*

* studiezaal wel toegankelijk maar geen archiefstukken opvraagbaar

FOTO ZWARTWIT: HILDA BOUTA /

COLLECTIE GERRIT DE JONG

HISTORIE & STREEKGESCHIEDENIS

FAMILIEDRAMA IN 1902 IN DOKKUM DEEL 2

BEGRAFENISVERENIGING BUITEN WOUDPOORT

GENEALOGIE & FAMILIEGESCHIEDENIS

BAKKERIJEN MEINDERSMA DEEL 2

DOMINEESFAMILIE ROMAN UIT NES

RUBRIEKEN & COLUMNS

VELDPOST UIT WOI: Onbeperkte duikbootoorlogHERALDIEK: vlag van Oostdongeradeel (3)

ACTUEEL, DIGITAAL & VARIA

VIER NIEUWE INDEXEN DEEL 2

Website & blognieuws

PIET DE HAAN

YDE HAAKMA

SAKE MEINDERSMA

ARJEN DIJKSTRA

HILDA BOUTA

RUDOLF J. BROERSMA

REINDER TOLSMA

HANS ZIJLSTRA

Page 31: De Sneuper nummer 121, maart 2016

ZWART - WIT

De Buorren in Oosternijkerk in 1911