De Sneuper 117, maart 2015

35
DE DE AANNEMERSFAMILIE EGAS VAN HOLWERD SNEUPER jaargang 28 nr. 1 MAART 2015 nummer 117 losse nummers € 3,95

Transcript of De Sneuper 117, maart 2015

Page 1: De Sneuper 117, maart 2015

DE

DE AANNEMERSFAMILIE

EGAS VAN HOLWERD

SNEUPER

jaargang 28 nr. 1 MAART 2015

!"#$%&&'()*+,,-(.,-(/&(

0%12)*%1$3&(4&*&-%+%-+(5))*/))1267*%&1',-/

nummer 117

losse nummers € 3,95

Page 2: De Sneuper 117, maart 2015

© Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de redactie worden overgenomen.

COLOFON

138

18 22 24

4

correspondentieuitsluitend via: Postbus 369

9100 AJ Dokkum

kopij via e-mail:

[email protected]

website www.hvnf.nl

webloghttp://sneuperdokkum.blogspot.com

De Historische Vereniging Noordoost-Friesland is een Algemeen Nut Beogende Instelling.

redactie

Warner B. Banga Dokkum

Hilda Bouta Neerijnen

Atze Glas Gerkesklooster

Piet de Haan Dokkum

Jacob Roep Leeuwarden

Hans Zijlstra Amsterdam

opmaakWarner B. Banga

7

ACHTERGRONDFOTO OMSLAG: PIET DE HAANINZETFOTO: COLLECTIE JAN VAN DER VELDE

Page 3: De Sneuper 117, maart 2015

prijs losse nummers € 3,95

(exclusief porto)

achtentwintigste jaargang nr. 1

maart 2015

verschijnt in maart, juni,

september en december

in een oplage van 650 exemplaren

!"#$%&&'

)*+,,-

.,-(/&(

0%12)*%1$3&(

4&*&-%+%-+

5))*/))1267*%&1',-/

2&(8)99:;

nummer 117

INHOUD

Hier maakt men wielen daar vrouwen mé spinnen,om voor de mans de eerelijke kost te winnen.Doch als sy somtijds uit gaan te naayen,dan zit ik op mijn gat om wielen te draayen.

Luifelschrift op een wieldraayershuis op de Turfmarkt te Dockum

HISTORISCH CITAAT:

SNEUPERDE

5

6

7

13

16

22

24

32

8

14

4

18

19

20

21

34

REDACTIONEEL

LEDENNIEUWS 2015-01VAN DE BESTUURSTAFEL

HISTORIE & STREEKGESCHIEDENIS

SIGARENFABRIKANT PETRUS JORRITSMADE IJSHERBERG VAN OUDWOUDEHUISNUMMERING DANTUMAWOUDEETIENNE BABOIS: FRANSMAN WERD FRIESHEIN DE BRUIN EN AMELAND

GENEALOGIE & FAMILIEGESCHIEDENIS

DE FAMILIE EGAS UIT HOLWERD DEEL 1HET GELEENDE PASPOORT

RUBRIEKEN & COLUMNS

COLUMN: Je mutte mar hoare...DE KOFFER: DE KOFFER WORDT GESLOTENHERALDIEK: WAPEN EN VLAG VAN DOKKUM 3VEENHUIZEN: SIGNALEMENT MET FOTO

DIGITAAL & ACTUEEL & VARIA

INGEBOEKT: Windlust, BurumWEBNIEUWS: Virtuele reizen van Kollum tot India

WARNER B. BANGAJOHANNES DIJKSTRAHAIJE TALSMA

JAN KOOISTRAREINDER H. POSTMAHENK PLANTINGALINDA MOESANDRE STAAL

KLAAS EGASKLAAS PERA

IHNO DRAGTHILDA BOUTARUDOLF J. BROERSMAPIET DE HAAN

YVONNE TE NIJENHUISHANS ZIJLSTRA

TWEEDE LUITENANT

Page 4: De Sneuper 117, maart 2015

CO

LU

MN

MANKELYKHet is eind januari dat ik deze column schrijf en ik voel me een beetje

melancholiek, oftewel mankelyk zoals dat zo mooi in het Fries heet.

Misschien komt het doordat we net weer in een nieuw jaar zitten en

ik bovendien zojuist 62 ben geworden. De pensioendatum komt al

dreigend dichterbij en ik wil nog lang niet weg. Of doordat er juist ie-

mand uit de familie overleden is. Weliswaar oud en ziek, zonder hoop

op genezing, maar helder van geest: het zal je overkomen, denk ik dan.

Zou het te maken hebben met mijn partner, al jaren depressief? Ik ben

zo positivissimo van aard dat ik me dat eigenlijk niet kan voorstellen,

maar misschien onbewust toch?

EEN EIGEN HUISNee, ik denk dat het vooral komt omdat ik mogelijk binnenkort mijn

huis na 25 jaar zal verlaten. Want enige weken geleden ging ’s avonds

de bel en ik met wat kleingeld naar de deur. Het was echter niet een

collecte, maar een mevrouw die zei: ‘Rare vraag misschien, maar is dit huis te koop?’ Nou, ja dus, komt u binnen, want ik wil wat kleiner

gaan wonen in deze levensfase en wat wil een mens nog meer (zeker

tegenwoordig) dan dat de kopers zichzelf aanmelden? Toch gaat dat

pijn doen, want ik heb heel veel van mezelf in dat huis en grote tuin

gestoken, om het zo maar eens uit te drukken.

En waar laat ik al die spullen die ik in de loop der jaren ijverig verza-

meld heb? Ik ben nog niet zo ver heen als een kennis die zelfs moeite

heeft om stapels (nog?) niet gelezen tijdschriften weg te doen, maar

toch. Als museumman zit verzamelen én behouden me in het bloed.

Bij al mijn spullen heb ik wel een herinnering en die doe je dan in feite

ook weg.

AFSCHEIDIk vraag me wel af waarom ik er eigenlijk zo’n moeite mee heb, want na afscheid

wordt iets een stukje afgesloten geschiedenis, persoonlijke geschiedenis. Ik ben

dol op geschiedenis: ik heb het gestudeerd, ik schrijf erover en ik bezie het leven

door een geschiedenisbril. Natuurlijk ben ik niet zo’n history-nerd dat ik geen

oog heb voor het heden of de toekomst (plannen genoeg). Toch kan ik, om een

voorbeeld te noemen, de Markt in Dokkum niet zien zonder me ervan bewust te

zijn dat daar ooit een prachtige abdijkerk en een grote toren stonden. Daardoor

mist er voor mijn gevoel altijd wat aan die Markt.

Dus gek op geschiedenis, maar, realiseer ik me, dan vooral op andermans ge-

schiedenis. Want je eigen geschiedenis heeft de eigenschap steeds zwaarder te

gaan wegen. Waarmee en passant proefondervindelijk aangetoond is dat ge-

schiedenis een soortelijk gewicht heeft en dus gewichtig oftewel belangrijk is.

Ik wil, zodra mijn huis verkocht is, wel weer naar Dokkum, waar ik al eens 10 jaar

woonde ( ‘Ich bin ein Dokkumer’ ); dat me zo vertrouwd is, omdat ik de geschie-

denis ervan en van veel inwoners goed ken. Maar ik moet er niet aan denken

om daar nog veel langer te leven dan, laten we eens onbescheiden zijn, zo’n 25

jaar, totdat ik zelf geschiedenis word. Ik heb er nu al zoveel mensen gekend die

inmiddels dood zijn, dus dat worden er dan alleen maar meer.

Daar kan een man toch mankelyk van worden?

4

door IHNO DRAGT [email protected]

JE MUTTE MAR HOARE...

RE

DA

CT

ION

EE

L

19E-EEUWSE MEMENTO-MORI VOUWBRIEF

VAN DE EIGEN GESCHIEDENIS

DE LASTC

OLL

ECTI

E: M

USE

UM

DO

KKU

M

BRO

N: G

EMEE

NTE

DO

NG

ERA

DEE

L

Page 5: De Sneuper 117, maart 2015

CO

LU

MN

5

RE

DA

CT

ION

EE

L

HOE WERKT DAT MET EEN NIEUW ARTIKEL?Regelmatig roepen wij als redactie onze leden op om de resultaten

van hun genealogisch of historisch onderzoek te publiceren in ons

verenigingsblad De Sneuper. Soms benadert de redactie bewust mensen

van buiten de vereniging, waarvan wij weten dat zij professioneel of

hobbymatig bezig zijn met een interessant deel van de geschiedenis

van Noordoost-Friesland. Soms komen mensen ook naar ons toe met

een vraag of een verzoek om hulp...

Zo ook Klaas Egas uit Lisse. Hij nam in de zomer van 2013 contact op met

het streekarchief vanwege zijn onderzoek naar de familiegeschiedenis

van de familie Egas en kwam zo in contact met oud-redactielid Reinder

Tolsma, die hem hielp bij het zoeken naar genealogische gegevens

en weer in contact bracht met ons lid en Holwerd-kenner Jan van der

Velde. Gelukkig was Reinder niet te beroerd om ook nog even te vragen

of er misschien een artikeltje voor ons contactblad De Sneuper in zat...

NETTO, BRUTO OF TARRADat hebben we geweten. Klaas Egas hapte toe en kreeg vanuit de redactie Piet de Haan als ‘coach’ en begeleider toegewezen.

Binnen de redactie hebben wij namelijk afgesproken dat een ( potentiële ) auteur een begeleider krijgt toegewezen, omdat niet

alle artikelen ‘drukklaar’ worden aangeleverd. Sterker nog, regelmatig krijgen wij enige kwartierstaten of losse familiegegevens

toegestuurd met de toevoeging: ‘Maak er maar wat moois van...!’ Gelukkig had Klaas Egas een andere insteek. Er ontspon zich een mooie correspondentie tussen Piet en Klaas over de eventuele

inhoud, omvang en diepgang van het artikel: ‘Ik wil graag weten hoe breed of smal de redactie het artikel had gedacht c.q. willen hebben. Want tussen netto en bruto kun je in de ‘tarra’ ook nog selectief te werk gaan. Bijv. passage over cichoreidrogerij weglaten, wel iets over de Holwerder merke opnemen, geen verhaal over de landarbeid, wel iets over de SDAP en AJC (verbonden met mijn vader), enz.’

Schrijvers krijgen wel een aantal technische instructies, waaraan de aan te leveren kopij moet voldoen:

- lever de tekst in als een Word-document (lettergrootte 11 of 12 punt)

- schrijf uw teksten in dezelfde tijd, dus of verleden tijd of tegenwoordige tijd.

- lever Nederlandstalige teksten aan, maar Friese bijdragen zijn ook welkom (met Nederlandstalige samenvatting)

- lever foto’s en afbeeldingen in als losse jpg-bestanden (liefst 300 dpi / ongeveer 1MB)

- lever ook een Word-document aan waarin duidelijk aangegeven staat waar welke foto ongeveer moet staan

BEDANKT VOOR UW GEDULDAls het artikel klaar is, wordt het bij de eindredacteur (mijn persoon dus) ingeleverd en in de kopijportefeuille bewaard. Afhankelijk

van de omvang, de soort (streek- of familiegeschiedenis) en het thema van het artikel worden artikelen zo veel mogelijk op vol-

gorde van binnenkomst gepubliceerd. Helaas (of gelukkig?) is onze kopijportefeuille zo goed gevuld dat dit bij een kwartaalblad

soms een wachttijd van een half jaar tot een jaar op kan leveren! Een enkele keer worden auteurs daardoor ongeduldig en raken

ze gefrustreerd, want je wilt natuurlijk graag het resultaat van je inspanningen zien. Als een bijdrage eindelijk aan beurt is, wordt

deze door de eindredacteur opgemaakt en als PDF-bestand naar de schrijver gestuurd voor een laatste kritische blik en een ak-

koord voor publicatie. De bedoeling van dit redactionele artikel is niet om u af te schrikken, maar om duidelijk te maken dat er

heel wat aan de publicatie van een artikel vooraf gaat, voordat er weer zo’n mooi exemplaar van ons contactblad bij u in de

brievenbus valt. Wij zijn en blijven echter blij met al uw bijdragen en inzendingen en die bepalen ook de inhoud van ons blad!

DE SNEUPER 117In dit nummer van De Sneuper, naast het eerste deel van een drieluik over de Holwerder familie Egas door Klaas Egas, bijdragen

van Klaas Pera en Joop Claus over de linnenwever Johannes Claus, van Reinder Postma over de IJsherberg van Oudwoude,

een verzoek om informatie over de sigarenfabrikant Petrus Jorritsma van Jan Kooistra, een artikel van Henk Plantinga over het

huisnummeringsonderzoek in Dantumadiel door meester Albert Woudstra en Linda Moes over haar Franse voorvader Etienne

Babois die Fries werd. Natuurlijk zijn er weer onze vaste bijdragen en rubrieken, met helaas voor de laatste keer de koffer van

Hilda Bouta, want die gaat nu dicht. Deze bladzijde is weer vol en ook De Sneuper 117 heeft weer 4 extra pagina’s!

VOOR DE SNEUPER

‘EEN STUKJE’door WARNER B. BANGA [email protected]

© Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de redactie worden overgenomen.

De redactie heeft er naar gestreefd de auteurs van illustraties op de juiste wijze te vermelden, daar waar afbeeldingen niet door de schrijvers

zijn gemaakt of werden aangeleverd. Zij die menen nog rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich tot de redactie wenden.

HEISTELLING OP HET WAD

CO

LLEC

TIE:

JA

N V

AN

DER

VEL

DE

Page 6: De Sneuper 117, maart 2015

7

LE

DE

NA

DM

INIS

TR

AT

IEL

ED

EN

AD

MIN

IST

RA

TIE

BESTUURSTAFEL

LEDENDAG 2015 OP 25 APRIL IN HANTUMTijdens de donkere winterdagen, waarbij we geen tijd nodig hadden

voor ijs- en sneeuwpret maar alle energie konden gebruiken voor onze

hobby, zijn we ook weer gestart met de voorbereidingen voor onze

ledenvergadering. Het plan is dit jaar om naar Hantum te gaan. Bij de

presentatie van het tweede boek over de H-dorpen hebben we al even

kennis gemaakt met de faciliteiten in Hantum en die zijn uitstekend.

De historische vereniging van de dorpen Hantum, Hantumhuizen, Han-

tumeruitburen en Hiaure is bereid gevonden om ons te helpen met

de voorbereidingen en zal proberen het middagdeel van de ledendag

te verzorgen. De excursie gaat deze keer naar de Sint Annakerk van

Hantumhuizen. De zadeldaktoren van deze (voormalige) Nederlands

hervormde kerk dateert uit ca. 1200, in de 13e eeuw is de eenbeukige

kerk gebouwd. In de 18e eeuw is het koor toegevoegd. De kerk is een

voor Friesland zeldzaam voorbeeld van romanogotiek. Opvallend zijn

de tweekleurige patronen (rechthoeken en bloemmotief ) waarmee al

het pleisterwerk is beschilderd, alsmede de cirkels van siermetselwerk.

Ons lid Hilda Bouta neemt deze dag de grote koffer van tante Mathilde

mee. Die koffer is bekend van de acht artikeltjes in De Sneuper, waar-

van in dit nummer 117 het laatste zal staan. We nodigen ook graag alle

leden uit om spullen mee te nemen, zodat we weer veel informatie kun-

nen uitwisselen, maar ook kunnen ruilen. De verkoop van overtollige

boeken is eveneens toegestaan.

Onze penningmeester Johannes Dijkstra nodigt de laatste leden die hun contributie zelf

betalen en dit voor 2015 nog niet hebben overgemaakt, graag uit om dit alsnog te doen.

Door de verhuizing en vertrek uit ons bestuur van Gerard de Weger is er een vacature ont-

staan. Wij zijn druk bezig om deze plaats weer in te vullen. Uiteraard geven we de leden ook

graag de kans om kandidaten voor te dragen. Dit kan bij onze secretaris Arjen Dijkstra.

PROGRAMMA LEDENDAG HANTUM HANTUMHUIZEN10.00 tot 10.30 Inloop

10.30 tot 10.45 Opening door de voorzitter

10.45 tot 11.30 Verslag ledenvergadering 2014, jaarverslag 2014, verslag 2014 van de penningmeester, verslag kascontrole

commissie, verslag redactie en webmaster.

11.30 tot 11.45 Bestuurszaken en aanstellen nieuwe kascommissie

11.45 tot 12.00 Rondvraag

12.00 tot 13.30 Lunch en informatiemarkt

13.30 tot 14.00 Lezing over de historie van de H-dorpen

14.00 tot 15.30 Bezichtiging van de Sint Annakerk van Hantumhuizen.

De kerk staat op ca. 3 km afstand van de vergaderlocatie. Graag, indien mogelijk, carpoolen.

15.30 Afronding met een kopje koffie of thee en cake.

Let op, dit is de enige uitnodiging die u krijgt! Als u wenst deel te nemen dan vragen wij u zich aan te melden vóór 19 april bij

onze penningmeester: [email protected] De kosten voor deze dag (inclusief lunch) zijn € 15,=

Doarpshûs d’ Ald Skoalle vindt u naast de hervormde kerk van Hantum. Er is voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving.

VAN DEVOORZITTERV

ER

EN

IGIN

GS

NIE

UW

S door HAIJE TALSMA

OPROEP JIDDISH WAVES IN DOKKUMRedacteur Jacob Roep doet voor zijn opleiding onderzoek naar Joodse families die in de periode 1900 tot 1950 in Dokkum

leefden. Het onderzoek is onderdeel van het project Jiddish Waves en wordt in samenwerking met het Verzetsmuseum in

Leeuwarden en Tresoar uitgevoerd. Voor het project doen studenten van de opleiding geschiedenis van de NHL onderzoek

naar Joodse families in Friesland. Het doel van het project is om zoveel mogelijk informatie over Joden in Friesland te ver-

zamelen, zoals wat voor werk ze deden, waar ze woonden, maar ook verhalen over hun dagelijks leven.

Mocht u informatie of tips over Joodse families uit Dokkum hebben, dan kunt u dit mailen naar [email protected]

Page 7: De Sneuper 117, maart 2015

8

VAN HOLWERD deel 1

INLEIDINGVanuit Holwerd nam de heer Patroulje in 2011

contact met mij op over het ruimen van graven bij

de Nederlands-hervormde kerk. Het betrof graven

met de naam Egas en hij kon mij als nazaat traceren.

Ik kon toen afstemmen met enkele andere nazaten.

Daarvan zijn er nog wel vele, maar weinig meer met

de naam Egas. Ruim een eeuw geleden behoorden

‘Mijnheer en Mevrouw Egas’ tot de notabelen van

Holwerd. Momenteel wonen er in Holwerd geen

Egassen meer. Op zoek naar de herkomst van deze

familie-naam ontdekte ik een groot aantal verre

familieleden elders in ons land. In (Noordoost-)

Friesland was maar een klein aantal overgebleven

en die stammen allen uit Holwerd. In een serie van

drie artikelen beschrijf ik de diverse generaties in en

vanuit Holwerd.

DE KOMST VAN EGASGovert Egas vestigde zich op 11 oktober 1872 in

Holwerd, waar hij voor eigen rekening en risico

aannemer was van wegenbouw- en zeewerings-

werken (meest onderhoud en reconstructies). Voor

zover in de familie nog bekend was hij er nooit in

loondienst en had hij ook geen boerenbedrijf. Wel

had – volgens het familieverhaal – zijn vrouw een

kruidenierswinkeltje aan huis. Dat was misschien van

belang om het inkomensniveau op peil te houden,

maar het was ook ‘voor de gezelligheid’ (zei kleinzoon

Kees), want Govert was vaak veel en lang van huis

voor zijn werk. Zijn transportmiddel was in het

algemeen: de benenwagen.

Misschien is dat winkeltje pas mogelijk geworden in

1888, nadat Govert – blijkens een akte van notaris

Biense Klaaszn Ypma - een ‘woonhuis met erf’ en veel

ruimte aan de Voorstraat kocht van Gerrit Gerbens

Koopmans, graanhandelaar te Holwerd. Na 1900 had

dat pand de huisnummers 148, 151 en 182. Thans is

het Voorstraat 14, zij het dat het toenmalige pand

niet meer in dezelfde vorm bestaat.

VAN HARDINXVELD NAAR STAPHORSTGovert Egas was op 10 mei 1839 geboren in Hardinxveld (Zuid-Holland). Daar is hij opgegroeid in een dorp van griendwerkers,

hoepelmakers[1], vissers, schippers en dijkwerkers. Zijn vader was Klaas Egas, de jongste van de vijf zonen van de eerste familie

Egas in ons land. De grootvader van Govert was Antonie Eichas, die afkomstig was uit Duitsland en in Hardinxveld trouwde en een

broodbakkerij begon. Lokaal werd de naam Eichas waarschijnlijk zelden geschreven en (in dialect) uitgesproken of verstaan als

Egas. Sinds de tweede zoon van Antonie werd in het doopregister en later in de burgerlijke stand steeds de naam Egas genoteerd.

Antonie was van huis uit rooms-katholiek, maar is in Hardinxveld als Nederlands-hervormd getrouwd.

Antonies jongste zoon Klaas was aanvankelijk arbeider en later aannemer. Hij was dienstplichtige in het leger van Koning Willem I

en ging mee op de Veldtocht (1830-1831) tegen de Belgische opstand. Hij trouwde in 1834 met Cornelia Sondervan [Zondervan],

ook uit Hardinxveld. Hun eerste kind, een zoon, overleed na zeven dagen. Daarna kwamen er twee dochters en Govert. We weten

niets van de scholing van Govert, maar waarschijnlijk is die vooral praktisch geweest en gericht op het verwerven van brood op

de plank. Vermoedelijk heeft hij meegewerkt aan griendwerk, dijksonderhoud en het maken van zinkstukken in de omgeving van

Hardinxveld. Mogelijk heeft hij daar ook al eens ‘werk aangenomen’, maar hij stond ingeschreven als ‘arbeider’. In elk geval is hij

begin september 1865 vertrokken naar Meppel, omdat hij daar werk had gekregen.

DE FAMILIE EGASdoor KLAAS EGAS [email protected]

VOORSTRAAT 14 ACHTER DE LEILINDEN ZOALS HET PAND ER ROND 1900 UITZAG

KADASTRALE KAART 1887 ROODOMRANDE PERCEEL DOOR GOVERT EGAS GEKOCHT

BR

ON

: TR

ES

OA

RBR

ON

: TRE

SOA

R

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

Page 8: De Sneuper 117, maart 2015

9

ONDERAANNEMER BIJ DE SPOORWEGENEen krantenbericht uit 1864 vermeldt de voortgang van ‘de uitbakening van de spoorweg Zwolle-Leeuwarden’. Dat is het werk van landmeters.

Daarna volgt de fase van het grondwerk. Ter plaatse besloot Govert zich in

Staphorst te vestigen, dat dichter bij het werk lag. Bij de inschrijving aldaar

gaf hij ‘aannemer’ op als beroep. In de geboorteakte van zijn eerste kind

noemde hij zich ‘onderbaas bij de Staatsspoorwegen’, maar in de archieven

van de Staatsspoorwegen is hij niet terug te vinden.

Dat werk moet hebben bestaan uit het de aanleg van de nieuwe spoor-

lijn Zwolle-Leeuwarden, met name grondwerk en het verleggen van

watergangen en duikers. Die werkzaamheden werden toen uitgevoerd

ter hoogte van Staphorst, zodat hij daar woonruimte huurde. Zijn zuster

Dingena ging als huishoudster mee. Hij ontmoette daar een aardige

jonge vrouw: Aaltje Zweers [Sweers], geboren op 7 februari 1845 als

dochter van de lokale smid Gerrit Zweers. Dat gezin was Nedederlands

hervormd en haar moeder had een kruidenierswinkeltje aan huis...

WERK BIJ HOLWERD!Het stel is op 15 februari 1867 te Staphorst getrouwd en enkele weken later werd Cornelia geboren. Zus Dingena ging terug naar

Hardinxveld. Twee jaar later volgde Gerrit (maart 1869), maar hij stierf binnen een half jaar. In juli 1871 volgde weer een zoon: Klaas.

Inmiddels was het werk aan het spoor klaar. In de geboorteakte van Klaas heet Govert ‘winkelier’. Er was voor Govert als aannemer

blijkbaar geen of te weinig perspectief in die omgeving.

Maar in 1871 werd begonnen een dam door het wad aan te leggen van Holwerd naar Ameland[2]. De techniek daarvan was

gebaseerd op zinkstukken van rijshout met daarop stortsteen en basalt. Met die zinkstukken had Govert wellicht ervaring

opgedaan in Hardinxveld. Vaklui voor dat werk ontbraken in Noordoost-Friesland. Hij is misschien van dit project op de hoogte

geweest uit de krant. Hier lag blijkbaar een kans op werk! Het jonge gezin pakte zijn spullen en verhuisde. Misschien wel met de

trein naar Leeuwarden en dan met paard-en-wagen van Klaas de Kuur van het Logement ‘Amelander Veerhuis’, tevens stalhouder.

De Kuur onderhield immers een geregelde dienst met ‘de lange wein’ – een lange wagen met zitplaatsen en paardentractie - op

Leeuwarden. Het ‘Dokkumer Lokaaltsje’ was er pas vanaf 1901 en dan nog eerst alleen tot Ferwerd.

HET GEZIN IN HOLWERDGovert vond blijkens belastingkohieren van vóór 1888 een woning in het dorp, met huisnummer 74. Waar dat was, is niet meer

achterhaald. Het ondernemersrisico van een aannemer bracht uiteraard met zich mee, dat er regelmatig inschrijvingen op werken

mislukten en dat het inkomen schommelde[3]. Zo is er ook een akte van notaris Biense Klazes Ypma over de verkoop in 1889 van

een partij bomen en kaphout van Govert aan de Alewal, waarschijnlijk een restpartij van een geleverd werk aan de dijk. De op-

brengst was f 42 en de kopers moesten 10% opgeld betalen aan de notaris. Er zijn in het archief van de Leeuwarder Courant na

1880 vele vermeldingen bekend, waarin Govert zeker niet de laagste inschrijver was. Genoemd wordt onder meer het uitdiepen

van de Damwoudster vaart met het maken van een houten brug over die vaart in 1904.

Was hij een voorzichtig man, die op zeker speelde? In 1902 en 1908 belast hij zijn huis met hypotheek om geld te kunnen lenen,

waarschijnlijk voor aannemerswerk. Zulk geld kwam er dan ook weer uit, want in 1910 was het huis onbelast. In elk geval stond

het bedrijfsrisico de groei van het gezin niet in de weg: er werden nog vijf kinderen geboren.

Aaltje bracht acht kinderen ter wereld:

1. Cornelia geboren 23-3-1867 te Staphorst en overleden 15-4-1945 Leeuwarden

2. Gerrit geboren 3-3-1869 te Meppel, overleden 25-8-1872 te Staphorst, als 3-jarige

3. Klaas geboren 1-7-1871 te Staphorst en overleden 19-7-1946 te Holwerd

4. Gerrit geboren 2-11-1873 te Holwerd en overleden 18-5-1901 te Holwerd, 27 jaar

5. Aaltje geboren 23-2-1876 te Holwerd en overleden 10-2-1932 te Rotterdam

6. Jan geboren 15-3-1878 te Holwerd en overleden 13-8-1963 te Leeuwarden

7. Govert geboren 2-5-1879 te Holwerd en overleden 21-1-1957 te Haarlem

8. Antonia Adriana geboren 8-3-1882 te Holwerd en overleden 20-9-1972 te Dokkum

In de geboorteakten van de kinderen vanaf Gerrit – ingeschreven door burgemeester Jilles Klaassesz – noemt vader Govert zich

‘opzigter van werken’. In de huwelijksakte van dochter Aaltje (1901) noemt hij zich ‘aannemer van werken’.

tijd van burgers en stoommachines

KAARTJE STAPHORST E.O. 1867 MET DE NIEUWE SPOORLIJN

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

Page 9: De Sneuper 117, maart 2015

10

VOORSTRAAT HOLWERD ROND 1910

MOEKE EGASIn Holwerd was natuurlijk ook een kleine middenstand en een aantal notabelen. Govert Egas sr. werd er gezien als van de betere

stand; hij en zijn vrouw Aaltje werden aangesproken met ‘Mijnheer en Mevrouw’. Ze bewoonden (vanaf 1888) een groot pand

met bedrijfsruimte in het hart van het dorp. Thuis werd Staphorsts dialect gesproken. Moeder werd niet aangesproken met

‘Mem’, maar met ‘Moeke’. Ook nu nog is de uitdrukking Moeke Egas bekend bij oudere Holwerders. De kinderen werden in een

sfeer van zelfstandigheid en ondernemerschap opgevoed, want ze vonden elk een richting. Zoon Klaas werd in het bedrijf van

Govert sr betrokken en al in de jaren 1890 noemt ook hij zich ‘aannemer’.

Govert sr werd in 1886 ouderling van de Nederlands-hervormde kerk en als zodanig was hij daar armvoogd. Hij had dus de

verantwoordelijkheid voor de soepuitdeling. In een strenge winter eind jaren ’90 was de armoede zo groot, dat hij soep tekort

kwam. Hij verzocht het bestuur om extra middelen. Het verzoek werd afgewezen; het bestuur vond dat hij er maar een emmer

water bij moest doen! Govert sr was woedend, trok zich terug uit de kerk [4] en sloot zich aan bij de Sociaal Democratische

Arbeiders Partij (SDAP). En dat, terwijl hij een gezien werkgever was en de samenleving nog geheel volgens standen en geloofs-

richting was georganiseerd! Ook de rest van het gezin schaarde zich toen achter de SDAP.

Van het gezinsleven zijn overigens geen bijzonderheden bewaard gebleven. De kleinzoons herinnerden zich Opa Govert als

een zwijgzaam man. In de navolgende generaties was men – in elk geval de mannen – ook niet van het gezellige praten...

Wel is uit de bevolkingsregistratie af te leiden, dat er ‘commensaals’ waren, zowel voor als na Govert’s overlijden. Zij woonden

er voor een korte periode ‘en pension’ en waren onderwijzer, notarisklerk of ontvanger, dus denkelijk voor zo’n periode bij een

lokale werkgever in dienst. Zij waren vaak afkomstig uit andere delen van Nederland. Het betekende natuurlijk extra inkomsten

voor het gezin Egas.

BURGERHUIZINGE WAARIN WINKELZAAKEen maand of vijf na zijn overlijden won ‘G. Egas’ de aanbesteding van het uittrekken van 107 oude en het inheien van 100

nieuwe dijkpalen van het polderbestuur. In feite moet dit al een inschrijving van zoon Klaas zijn geweest. Vader Govert overleed

op 19 januari 1910. Volgens zijn kleinzoon Kees stierf hij aan de Spaanse griep. Dat kan echter niet, want die griep trad pas op

in 1918. Het zal dus wel door ‘de gevolgen van een griep’ (longontsteking?) zijn geweest. De nalatenschap bestond blijkens de

Memorie van Successie d.d. 4 mei 1910 uit het woonhuis/winkelpand met inhoud ter waarde van f 1.500 en f 300 contanten.

Weduwe Aaltje bleef er in wonen als winkelierster en pas na de latere verkoop kon er sprake zijn van verdeling ten gunste van

de kinderen. Toen bleek ook, dat de waarde van het pand aanzienlijk hoger was.

Op 10 januari 1919 om 19.00 uur werd Voorstraat 14,

‘een burgerhuizinge, waarin winkelzaak met pakhuis, erf, bleek en tuintje’ bij opbod verkocht in herberg ‘De

Klok’ van de erven Jacob Dijkstra. De hoogste bieder

bleek Jacob Geerts Bijlstra, grossier in lederwaren

te Leeuwarden, als gemachtigde van Geert Geurts

Bijlstra jr., postbeambte te Holwerd, voor de som

van f 4.129. De koper moest bovendien f 150 betalen

voor de overname van winkelinventaris: toonbank

met koffiemolen en verder aanbehoren, waaronder

betimmering (borden, bakjes enz.) en een ‘ijzeren hanger’. In de dertig jaar tussen 1888 en 1919 was de

waarde van Voorstraat 14 dus verdubbeld.

Aaltje Egas-Zweers kon met ongeveer f 2.000 naar

Munnikeburen verhuizen.

DE KINDEREN VLIEGEN UIT

Cornelia heeft haar basisonderwijs in Holwerd geno-

ten. Gezien de vrijzinnige opvattingen thuis zal dat

wel de Openbare Lagere School zijn geweest.

Zij heeft als jonge meid wellicht

thuis moeten helpen in het huis-

houden. In 1887 is Cornelia ver-

trokken naar Kollum en zij werd na

anderhalf jaar opnieuw in Holwerd

ingeschreven, nu als ‘modiste’. Daar-

mee noemde zij zich een gediplo-

meerd kledingnaaister. In 1890 ging

zij ook nog een half jaar naar Sneek.

OPENBARE LAGERE SCHOOL HOLWERD 1907

BRO

N: T

RESO

AR

BRO

N: J

AN

VA

N D

ER V

ELD

E

CORNELIA ‘DE MODISTE’ GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

Page 10: De Sneuper 117, maart 2015

11

MODISTE CORNELIAOp 1 april 1893 vertrok Cornelia eerst naar Ferwerd en later naar Franeker.

Misschien had zij geen zin in het huwelijk, met een rol voor haar als moe-

der en huisvrouw. Zij werkte per april 1896 als naaivrouw bij het Klaarkamp-

ster Weeshuis te Franeker, deed later een cursus (1909/’10) bij de weduwe

Hoekstra te Franeker, en adverteerde daarna als zelfstandig modiste. In

september 1901 ging ze in Hollum wonen, maar op 31 augustus 1911

keerde zij als ‘huishoudster’ vanuit Herbaijum naar Holwerd terug om in

november dat jaar te vertrekken naar Beetsterzwaag. Daarna was zij in dat

beroep werkzaam in diverse gemeenten in Friesland.

Waarschijnlijk in 1930 verhuisde zij naar het Oud St. Anthonie Gasthuis

te Leeuwarden, Wiggamagang kamer 7. Nadat zij in het huwelijk was ge-

treden met de weduwnaar Oege van der Meulen verhuisde zij begin

1931 in dat Gasthuis intern naar de Abbamagang kamer 8.

AANNEMER KLAASKlaas was, waarschijnlijk als oudste zoon, bestemd om

het bedrijf over te nemen. Van een vervolgopleiding

na de lagere school is niets bekend. Hij moest het vak

van aannemer in de praktijk leren, om te beginnen

de daarbij aan de orde zijnde uitvoerende werkzaam-

heden. Dat leidde tot een prima lichamelijke ontwik-

keling, want Klaas was voor die tijd zeer sportief. Im-

mers: eind 19e eeuw kwam sportbeoefening voor de

gewone man pas ‘in de mode’. Denk aan het baan-

brekend werk van Jaap Eden e.a.

Klaas was een geducht kaatser – zo won zijn par-

tuur het kermistoernooi 1890 in Holwerd - en hij

beoefende de turnsport. Al vrij jong werd hij de leider

(‘directeur’) van de lokale gymnastiekvereniging

‘Chariëtto’ en bleef dat vele jaren. Hij was meer dan

vijftig jaar lid. Eind 1931 kreeg hij ook de leiding van

de gymnastiekvereniging van Ternaard. Bij een brand in 1909 in huize Egas gingen helaas notulenboeken en gewonnen prijzen

verloren. In december 1946 werd Klaas Egas als gyminstructeur herdacht in de jaarvergadering van de Turnkring Leeuwarden van

het KNGV.

Klaas nam inderdaad het aannemersbedrijf over. In juni 1908 was hij de laagste inschrijver voor het uithalen van 130 oude en het

inheien van 200 nieuwe heipalen en het vernieuwen van 80 meter ‘postwerk’ voor de West-Holwerder polder, waarmee hij dat

werk verwierf voor f 1.828. We zullen in deel 2 nog zien hoe het hem verder verging.

SCHRIJNWERKER GERRITGerrit werd na de lagere school opgeleid in de houtbewerking. Hij was bij de oprichting lid van de gymnastiekvereniging

‘Chariëtto’ en blijkbaar ook sportief. Hij werd schrijnwerker, maar bij welk bedrijf hij dat vak heeft uitgeoefend is niet bekend. Vol-

gens overlevering in de familie bleek hij ‘kunstzinnig creatief’. Waarschijnlijk betekent dit, dat hij houten sier- en kunstvoorwerpen

maakte, misschien als een soort huisvlijt? In moeders winkeltje kon je tenslotte van alles verkopen! Het familieverhaal zegt ook,

dat hij een beetje mensenschuw was. In elk geval was hij niet getrouwd. Hij vertrok in april 1896 naar Medemblik en verhuisde

in februari 1899 naar Amsterdam. Per 28 december 1899 keerde hij terug in Holwerd en heette toen ‘klompenmaker’ te zijn. Hij

overleed op 27-jarige leeftijd ‘zonder beroep’ en had blijkbaar een zwakke gezondheid. Er is geen foto bewaard gebleven.

HUISVROUW AALTJEAaltje zal na de lagere school ook wel in het huishouden hebben geholpen. Ze kan ook elders dienstbode zijn geweest, waar

zij haar aanstaande man Abe Roorda Gal ontmoette, die toen ‘rijkscommies’ te Beek (Gld) was. Mogelijk was hij tot belasting-

ambtenaar opgeleid in Leeuwarden en zijn ze elkaar ergens op een jaarlijkse kermis tegen gekomen. Toen zij op 25 augustus

1901 in het huwelijk trad, heette zij ‘zonder beroep’. Was zij dan toch al die tijd bij moeder thuis gebleven? In elk geval was zij niet

uitgeschreven geweest in de burgerlijke stand.

Het stel vestigde zich per sept. 1901 in Beek, gemeente Ubbergen. Het gezin vertrok in mei 1905 naar Schiedam; in 1926

woonden ze in Den Haag en tenslotte had Abe Gal een drogistwinkel te Rotterdam. De familiebanden met Holwerd werden

zeer beperkt onderhouden; Abe was bij de neven en nichten in Holwerd e.o. bekend als ‘Oom Gal’. De overlijdensadvertentie van

Aaltje zegt: ‘overleed zeer onverwacht…’ (56 jaar). Misschien door een hersenbloeding? Ook van haar hebben wij geen foto meer.

OEGE VAN DER MEULEN EN CORNELIA EGAS

KLAAS EGAS MET BOLHOED ALS LEIDER VAN DE GYMNASTIEKVERENIGING IN MEI 1916 DE NAMEN VAN DE TURNSTERS ZIJN BEKEND. JONGENS IN ZWART: GOVERT L EN KLAASR

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

BRON: JAN VAN DER VELDE

Page 11: De Sneuper 117, maart 2015

12

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

BAKKER JANJan zocht na het basisonderwijs zijn weg in het bakkersvak. Zijn grootva-

der kwam uit een bakkersgezin en dat heeft hij misschien geweten. In elk

geval heeft hij ambitie gehad en rond zijn twintigste jaar een vakopleiding

in de praktijk gezocht. Daarvoor verhuisde hij in mei 1899 naar Franeker

en daarna naar Halfweg en Minnertsga, maar steeds keerde hij in Holwerd

terug. Jan was een goed kaatser en in de jaren 1899 t/m 1903 haalde hij

de uitslagen in de Leeuwarder Courant – o.a. als deelnemer aan de P.C. te

Franeker! Al vóór 1910 opende hij een banketbakkerszaak in Franeker en

eind augustus 1915 vestigde hij zich in Leeuwarden - Voorstreek A 354.

Later kocht hij een prominente zaak aan de Voorstreek nummer 100, voor

bijna de helft met geld van zijn schoonvader. Hier vond Jan zijn bestem-

ming en hij bemoeide zich ook met de stadsontwikkeling – al was het

maar ten behoeve van de klandizie. Als lid van een actiecomité bepleitte

hij de demping van de grachten ten behoeve van het wegverkeer. Ook

was Jan ‘accuraat en zuinig’ penningmeester van de winkeliersvereniging.

In de jaren 1919/1920 heeft zijn nicht Aaltje Egas (dochter van broer Klaas)

bij hen ingewoond, vanwaar zij naar Ameland vertrok.

Blijkens het bevolkingsregister 1922-1939 werd Jan per 1 mei 1932

handelsagent. Hij was per 1 augustus 1931 verhuisd van de Voorstreek

naar de Emmastraat. Hij zal dus de zaak (lucratief?) hebben verkocht en

een fysiek wat rustiger tweede loopbaan hebben gekozen. Jan trouwde

op 28 april 1910 te Oostdongeradeel met Antje Meirink, geboren in ‘Nieuwezijlen onder Engwierum’. Moeder Aaltje Egas-

Zweers was net weduwe geworden en heet in de akte ‘winkelierster’. Jan en Antje kregen vier kinderen: Govert, Fokeltje, Jorrit

en Gerrit Jan. Bij de begrafenis van Jan in 1963 werd gezegd dat hij in zijn laatste levensfase aan genealogie heeft gedaan, maar

de resultaten daarvan zijn blijkbaar bij het oud papier terechtgekomen. In onze familietak is er niets van bekend.

BELASTINGAMBTENAAR GOVERTGovert heeft als jongste zoon waarschijnlijk ook voortgezet onderwijs genoten. We hebben weinig informatie over hem en

er is ook geen foto bekend. Misschien heeft ook hij in Leeuwarden de opleiding tot belastingambtenaar genoten. In elk geval

verhuisde hij eind september 1897 naar Hardegarijp. Hij werd later in ’s Hertogenbosch aangesteld op het belastingkantoor

en heeft daar ook zijn gezin gevormd. Hij trouwde op 11 mei 1908 te Breda met Maria Elisabeth Parlevliet, die waarschijnlijk

katholiek was. Er kwamen drie kinderen: Govert Gerrit, Herman en Maria Christina. Het gezin kwam medio 1926 naar Haarlem,

waar Govert op 21 januari 1957 overleed.

MODISTE ANNAAntonia Adriana (geboren 8 maart 1882) werd Anna genoemd. Haar officiële naam was die van de jongste zus van haar vader.

Zij had een sterke familieband en is lang in het huishouden van moeder gebleven, hoewel ook zij blijkens het bevolkingsregister

van 1910 ‘modiste’ is geworden. Zij trouwde op haar zesendertigste in 1918 met Pieter Doekes van der Zwaag, onderwijzer te

Hijlaard, maar toen wonende in Holwerd. Op 11 februari 1919 verhuisden zij met (schoon-)moeder Aaltje Egas-Zweers naar Mun-

nikeburen. De Weduwe Egas-Zweers was toen formeel nog ‘winkelierster’. Pieter had of kreeg in Munnikeburen een betrekking en

moeder Aaltje woonde bij het jonge stel in. Zij overleed in 1932. Pieter maakte promotie, werd in 1934 benoemd in Leeuwarden

en eindigde als schoolhoofd te Warns. Na zijn dood in 1950 was Anna eenzaam en keerde zij terug naar de familie in Holwerd. Alie

Kuipers (dochter van nicht Antje Adema van Nes, Ameland – zie deel 2) herinnert zich haar als ‘een broze, lieve oude dame in het

zwart’. Anna overleed in 1972 te Dokkum.

MET DANK AANHet provinciaal archief Tresoar te Leeuwarden, het Streekarchivariaat Noordoost-Fryslan te Dokkum en Reinder Tolsma van

de Historische Vereniging Noordoost-Friesland. De Holwerder Jan van der Velde heeft mij vele (oude) afbeeldingen bezorgd en

inzage gegeven in diverse thema ’s van zijn omvangrijke archief. Ook het digitaal archief van de Leeuwarder Courant leverde

informatie op. Verder maak ik gebruik van het manuscript van Cornelis (Kees) Egas (1913-2001) met zijn levensverhaal, be-

schikbaar in het Rijksarchief te ’s Gravenhage en van informatie van twee nichtjes: Geertje Wijmenga-van Dijk en Alie Kuipers.

NOTEN[1] - Hoepels van wilgentenen werden gemaakt voor de fabricage van vaten en kuipen (verpakkingsmateriaal van hout, pas laat

in de 19e eeuw verdrongen door metaal).

[2] - Zie ook André Staal: ‘De dam van Berkhout’ in De Sneuper nr. 99. Deze dam heeft het maar een jaar of tien uitgehouden

en verloor toen de slag van de natuurkrachten. De latere veerdam is op ongeveer hetzelfde tracé aangelegd.

[3] - In het bevolkingsregister treffen we van Govert het beroep ‘opzigter’ aan, en later: ‘winkelier’. Bij zijn benoeming tot ouderling heet hij ‘gardenier’ te zijn, maar dit is de enige plek waar dat voorkomt.

[4] - In de notulenboeken van de Nederlands-hervormde Kerk van Holwerd is van deze episode niets te vinden.

Wordt vervolgd in De Sneuper 118

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

ISFO

TO:

KLA

AS

EG

AS

BAKKERIJ AAN DE VOORSTREEK 100 TE LEEUWARDEN

Page 12: De Sneuper 117, maart 2015

13

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS PETRUS JORRITSMA

SIGARENFABRIKANTdoor JAN KOOISTRA

[email protected]

EENE TABAKS / SIGARENFABRIEK In een artikel uit de Leeuwarder Courant van 13 december 1880 las ik

over ene P. Jorritsma, sigarenfabrikant uit Dokkum, ‘die winter en zomer aan een 40 tal knechten en jongens werk verschaft, ook te Murmerwoude, een uur afstands van hier, ene sigarenmakerij opgerigt, voorloopig met een 20 tal jongens boven de 12 jaren. Aldus uit de Wouden. Te hopen is dat de zaak goed zal gaan en het bedelen langzamerhand zal ophouden.’

Inmiddels is bekend waar dat sigarenfabriekje heeft gestaan dat in sep-

tember-oktober 1880 door Petrus Jorritsma is gebouwd, namelijk op

het terrein van thans Molenweg 2 in Damwoude. Bij een schrijven van

8 november 1880 aan de gemeente Dantumadeel verzocht Jorritsma

‘medewerking bij de inrichting van een sigarenfabriek, tevens ook tot het verrigten der andere werkzaamheden, in een woord wat tot eene tabaks/ sigarenfabriek behoort en het daarin plaatsen van een eest, niet groter dan een fornuis.’

OPRICHTER & BEDRIJFSLEIDERVan de oprichter van het sigarenfabriekje in Murmerwoude zijn de vol-

gende gegevens bekend: Petrus Splinterus Hendricus Jorritsma werd

geboren te Dokkum op 15 september 1841. Het gezin woonde in Mur-

merwoude vanaf 12 mei 1883 tot zijn vertrek naar Wateren op 4 mei

1890 op het adres G88, aan de huidige Voorweg nr. 84. Hij zou te Wateren

(Gron.) zijn overleden op 30 december 1915. Petrus was te Dokkum ge-

trouwd op 20 juni 1867 met Jesina Johanna Demes geboren op 2 okto-

ber 1837 te Dokkum. Zij overleed te Dokkum op 23 november 1911.

Een flink aantal jongens van de daar gelegen Hale

vond er werk. De bedrijfsleider was Hendrik Bernar-

dus Blumers die op de hoek Molenweg /De Haleweg

woonde. Hendrik Blumers was getrouwd met Aukje

Sipkes Sijtsma die op 25 september 1843 te Driesum

werd geboren en overleed op 16 februari 1932.

Blumers was heel geschikt voor zijn taak, maar over-

leed plotseling op 30 juni 1881.

MEER INFORMATIE? Zijn opvolger werd Gerardus Berends Pijper, getrouwd met (zus) Jantje

Bernardus Blumers, die minder goed met de jongens overweg kon. Jor-

ritsma en zijn personeel werden eind jaren 1880 geconfronteerd met

bedrijfssluiting. Het fabriekje heeft hierna nog enige tijd gediend als

noodwoning voor de familie Van der Wal, wiens woning door brand was

verwoest. Tot slot deed het sigarenfabriekje nog dienst voor Johannes

Gerardus Bruining, die stoelwinder van beroep was en er zogenaamde

‘russen’ droogde. Het pand werd in 1890 of 1891 afgebroken.

Nu staan er op het internet wel enige gegevens over Petrus zijn ouders,

maar niet over deze fabrikant. Mocht u meer informatie of foto’s hebben

dan ontvang ik graag een reactie via [email protected]

BRONNEN Gosse Minnema, ‘De Moarmwâldster Hale’ Koos Scherjon en eigen archief

Foto’s: Gemeentearchief Dantumadiel

PRIJSLIJST UIT 1920

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

LINKS DE LOCATIE VAN SIGARENFABRIEKJE AAN DE HALEWEG

RECHTS DE WONING AAN DE HALEWEG VANAF ANDERE KANT

IJSLIJST UIT 1920

FOTO

: G

EMEE

NTE

ARC

HIE

F D

AN

TUM

AD

IEL

Page 13: De Sneuper 117, maart 2015

14

LINNENWEVER JOHANNES FRANCISCUS CLAUSPetrus Josephus Claus is geboren op 29 januari 1749 in Bever, België.

Waarschijnlijk is hij seizoenarbeider. Hij is een zoon van Guillaume Claus

en Marie Thérèse Deschreve. Petrus overlijdt in 1810 in Galmaarden. Hij

trouwt op 31 januari 1778 in Bever met Johanna Catherina Sirjacobs,

die is geboren op 07 november 1748 in Galmaarden. Zij is een dochter

van Johannes Baptiste Sirjacobs en Maria Anna Vanderoost. Johanna

overlijdt in 1809 in Galmaarden. Binnen het gezin van Petrus Josephus

Claus en Johanna Catherina Sirjacobs worden zes kinderen geboren,

drie jongens en drie meisjes. Als zij worden gedoopt, is de vader telkens

afwezig. Twee kinderen uit dit gezin zullen later in Friesland opduiken.

Dat zijn Johannes Franciscus en Guillaume Claus.

De 20-jarige linnenwever Johannes Franciscus Claus, geboren op 27

mei 1781 te Bever, moet in 1801 gekeurd worden voor de militaire dienst.

Hij wordt goedgekeurd en moet vijf jaar dienen in het leger van Napo-

leon. In 1806 komt hij terug in Galmaarden. Zijn vader is dan werkloos. Er

zijn in Galmaarden erg veel linnenwevers; dus er wordt weinig verdiend.

Een medesoldaat komt bij Johannes langs en vertelt, dat er ook wel lin-

nenwevers in de Nederlandse gemeenten Achtkarspelen en Tietjerks-

teradeel werkzaam zijn; daar wordt meer verdiend. Hij besluit om naar

Oostermeer te verhuizen en daar aan het werk te gaan. Hij gaat daar in

de plaatselijke kazerne wonen en levert linnen af aan de commandant.

Dat komt goed van pas. De textiel kan gebruikt worden voor kleding,

maar ook voor tentdoeken.

LINNENWEVER GUILLAUME FRANCISCUS CLAUSZijn broer Guillaume, die ook linnenwever is, wordt geboren op 18

maart 1787 te Galmaarden. Hij moet in 1807 in militaire dienst. Hij vecht

vier jaar lang in het leger van Napoleon in Duitsland en Oostenrijk. Na

vier jaar krijgt hij verlof en besluit niet naar Galmaarden, maar naar Oos-

termeer te gaan. Daar noemt men hem Willem Claus.

Zijn broer Johannes is daar dan niet meer, die heeft net weer voor vier

jaar bijgetekend. Willem ontmoet in Oostermeer Aukje Halbes van der

Heide en wordt verliefd op haar. Na zeven weken van herstel en goede

voeding gaat ook hij weer in het leger. Hij moet mee op veldtocht naar

Rusland, trekt over de Berezina, maar besluit dan om te deserteren met

nog drie andere soldaten (de Groningse soldaat Harke Wristers de-

serteert daar ook en loopt terug naar Grijpskerk). Na veel omzwervingen

en ontberingen komt Willem weer terug in Oostermeer bij Aukje. Zij doet dan de huishouding bij haar opa en oma aan te

Teatswei. Zijn broer Johannes Claus is op dat moment net weer vertrokken naar Galmaarden met een verlofpas op zak. Als de

Kozakken komen, verstopt Willem zich en vlucht vervolgens naar het Belgische Galmaarden.

DAAR IS WILLEM WEER!Het is onduidelijk wat er in de tussentijd is gebeurd met zijn broer Johannes Franciscus. Wat overkomt hem op de reis van Oos-

termeer naar Galmaarden? Wordt hij overvallen door dieven? Wordt hij vermoord? Nergens is een overlijdensakte van Johannes

Franciscus Claus te vinden. Een voorbijganger vindt ergens in Noord-Brabant de verlofpas van de soldaat Johannes Franciscus

Claus. Dat document wordt naar Galmaarden gebracht. Daar is Willem intussen ook gearriveerd, maar hij voelt hij zich er toch

niet veilig, vooral niet als Napoleon weet te ontsnappen uit gevangenschap en weer een leger nodig heeft. Hij besluit terug te

gaan naar het Friese Oostermeer; dat is verder bij Frankrijk vandaan en dichter bij zijn geliefde Aukje.

Als Willem Claus weer terugkomt in Oostermeer, klautert hij over een hek, samen met een zekere Douwes. De mensen herkennen

hem daar als een Claus en zeggen: ‘Hé, daar is Willem Claus weer!’, maar hij laat het document van zijn broer Johannes Franciscus

zien als bewijs, dat ze het mis hebben. Vermoedelijk lijken ze veel op elkaar, ook al bedraagt het leeftijdsverschil toch nog zes jaar.

Hij mag weer gaan wonen bij Aukje in het huisje bij opa en oma Van der Heide. In februari 1815 wordt de baby Halbe Johannes

Claus geboren en de vader is volgens de geboorteakte: ‘Johannes Franciscus Claus’.

PASPOORT door KLAAS PERA & JOOP CLAUS [email protected]

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

ISHET GELEENDEG

EN

EA

LO

GIE

& F

AM

ILIE

GE

SC

HIE

DE

NIS

KAART BEWONERS LANGEWYK TE ROTTEVALLE IN 1824BRON: WEBSITE SAKE WAGENAAR

LINNENWEVER VINCENT VAN GOGH

Page 14: De Sneuper 117, maart 2015

15

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GE

NE

AL

OG

IE &

FA

MIL

IEG

ES

CH

IED

EN

IS

GELEENDE IDENTITEITWillem leent dus het paspoort en de identiteit van zijn overleden broer

Johannes Franciscus. In officiële stukken gebruikt Willem Claus steeds de

voornamen Johannes Franciscus. De omgeving neemt het niet zo nauw

en weet wel degelijk, dat hij eigenlijk Willem Claus heet.

In die tijd is het nogal ongewoon om samen te wonen. Willem Claus kiest

toch voor die samenlevingsvorm, omdat bij een huwelijk waarschijnlijk

zal gaan uitkomen, dat zijn identiteit niet klopt; dan zal hij maar door

de mand gaan vallen. Hij gaat dus samenwonen met zijn vriendin Aukje

Halbes van der Heide. Zij is een dochter van Halbe Tjeerds van der Heide

en Minke (Menke) Jochums.

Ze is geboren op 22 december 1792 in Oostermeer. Het stel woont zeer

waarschijnlijk aan de Teatswei. Later verhuizen ze naar de Langewyk, de

betonnen weg van Harkema naar Rottevalle. Willem Claus overlijdt in

1841 in het huis aan de Langewyk te Rottevalle, dat hij in 1824 van zijn

schoonvader heeft gekocht voor f 60. Deze kleine arbeiderswoning staat

er nog steeds.

WARE IDENTITEIT BEKEND?Uit enkele voorbeelden blijkt, dat men in Friesland Johannes’ ware identiteit wel kent:

- In 1828 koopt een zekere Nieuwenhuis een stukje land naast het huis van Willem Claus (alias Johannes Franciscus). In de

verkoopakte wordt hij WILLEM Pieters Claus genoemd!

- Die naam staat ook vermeld op de HISGIS-kaart van 1832. In dat jaar komen ambtenaren uit Buitenpost de kadastrale gegevens

opmeten. Op hisgis.nl staat bij het huisje van Claus, vlakbij café ‘It JachtXild’, dat de eigenaar is WILLEM CLOUWTS.

- Als zijn dochter Minke trouwt in 1839, staat ze in de huwelijksakte per ongeluk vermeld als Minke WILLEMS Klaus.

Willem Claus (alias Johannes Franciscus Claus) is overleden op 18 april 1841 in Harkema-Opeinde. Hij ging vóór 1815 samen-

wonen met Aukjen Halbes van der Heide. Aukjen is gedoopt op 24 februari 1793 in Oostermeer, Tietjerksteradeel. Aukjen is

overleden op 22 december 1832 in Rottevalle.

De kinderen van Willem en Aukjen zijn:

1. Halbe Johannes Claus, geboren op 19-02-1815 in Oostermeer, Tietjerksteradeel.

2. Minke Klaus, geboren op 23-12-1816 in Rottevalle, Smallingerland.

3. Sijke Johannes Claus, geboren op 20-11-1819 in Rottevalle, Smallingerland

4. Pieter Johannes Claus, geboren op 05-06-1822 in Achtkarspelen.

5. Jochum Johannes Claus, geboren op 31-12-1824 in Rottevalle, Smallingerland.

6. Hendrik Johannes Claus, geboren op 15-08-1827 in Achtkarspelen.

7. Bintje Johannes Claus, geboren op 08-09-1831 in Achtkarspelen.

tijd van pruiken en revoluties

HUIS AAN DE LANGEWYK 14 TE ROTTEVALLE

KOPIE VAN HET PASPOORT

Page 15: De Sneuper 117, maart 2015

16

HET HUISTERNOORDNaast de Mûntsewei in Veenklooster loopt een sloot.

Vroeger was die sloot veel dieper en breder en liep

hij van Fogelsanghstate in Veenklooster naar de

Trekvaart bij Huisternoord. Het was een zogenaamde

opvaart. Waar de opvaart en de Trekvaart bij elkaar

kwamen, stond een boerderij annex herberg die de

naam ‘Het Huisternoord’ droeg. Van die herberg voer

wekelijks een beurtschip op Dokkum en Leeuwar-

den. Door de opvaart kon het beurtschip bijna tot

aan het slot varen om goederen te laden en te lossen.

Wie zelf met het beurtschip naar Dokkum of Leeu-

warden wilde, kon op ‘Het Huisternoord’ instappen.

Het was een ideale plaats om elkaar te ontmoeten,

niet alleen in de zomer, maar ook in de winter. Als

het streng vroor, kon het beurtschip niet varen, maar

dan werd ‘Het Huisternoord’ een plek waar schaatsers

koek-en-zopie konden halen, de koude voeten en handen weer op konden warmen, andere schaatsers ontmoetten, de laatste

nieuwtjes uitwisselden en ga zo maar door. Van sommige pleisterplaatsen aan het water is bekend dat het ijsherbergen waren,

zoals de Froskepôle bij Leeuwarden en de IJsherberg in Dokkum.

Ook Huisternoord is een ijsherberg geweest, zoals blijkt uit een artikel in het blad ‘It Heitelân’ uit december 1940. Daarin lezen we

dat er in Friesland heel wat van deze herbergen zijn geweest. De journalist noemt ook Oudwoude: ‘Ik tink oan ‘e Galamadam-men, oan Birdaerd, oan Huisternoord by Aldwâld, oan Spoorzigt to Dokkum, oan De Thébus to Wier, oan de Headammen, oan ‘e Birgumerdaem, oan Aldskou, oan Rien, oan Grou en Wiergea, de Jirnsumersyl en oare.’

LIEFDE IN DE HERBERGRond 1830 is Johannes Tjeerds Algra de pachter van ‘Het Huisternoord’. Daarnaast is hij ook beurtschipper. Dat is een mooie

combinatie. Hij beheert zelf de herberg waar zijn passagiers kunnen wachten als ze met het schip willen reizen. Het is druk, dus

heeft hij een dienstmeisje om zijn gasten te bedienen. Ze heet Antje Douwes Boersma, komt uit Dokkum en is een leuke meid

die van een grapje houdt, maar ook van aanpakken weet.

In de winter, als de opvaart en de Trekvaart dichtgevroren zijn, rijdt Anne Sybes Starkenburg uit Veenklooster meerdere keren op

zijn schaatsen langs de herberg. Johannes Algra ziet hem vaak komen. Is Anne zo’n enorme schaatsliefhebber? Ja, dat zeker, maar

het is niet voor niks dat hij deze route maar steeds weer neemt! In de gelagkamer mag hij zo graag naar Antje kijken en even een

praatje met haar maken. Als blijkt dat de verliefdheid wederzijds is, kan Anne zijn geluk niet op. Hij vraagt Antje of ze met hem

wil trouwen en zij wil maar al te graag. In de winter van 1835 worden ze man en vrouw en gaan in Oudwoude wonen. Een jaar

later wordt hun zoon Sybe geboren. Het gaat zo goed met het gezin dat ze een huis kunnen kopen in Westergeest. Anne werkt

als koemelker. Later betrekt het gezin een boerderijtje in Oudwoude.

WEDSTRIJDDe jaren gaan voorbij, Sybe gaat naar school. Als de winter komt,

schaatst hij tegen de jongens uit zijn klas en komt steeds meer in vorm.

Daarom durft hij zich voor de hardrijderij van 2 maart 1858 in Kollum op

te geven. Het gaat hard tegen hard, wie wil niet de eerste prijs? De toe-

schouwers juichen als een plaatsgenoot wint, ze joelen als het iemand

van buiten het dorp is. Sybe schaatst geconcentreerd door; hij ziet zijn

moeder aan de zijkant en daarachter zijn vader. Die lacht en knikt naar

hem. Het geeft hem nog meer energie en als op vleugels gedragen,

schiet hij over het ijs! Sybe Starkenborg wint!

Als ze na afloop van de wedstrijd door Kollum lopen, voelt hij zich trots

en triomfantelijk. De trommen slaan, het koper blaast en bloed van Sybe

bruist onstuimig door zijn aderen: Hij heeft gewonnen! In de herberg

wordt hem met ere de prijs uitgereikt: een zilveren tabaksdoos. Daar kun

je mee thuiskomen! De premie, een zilveren horlogeketting met sleutel,

wordt door Gerben Ferwerda uit Kollum gewonnen.

DE IJSHERBERG

VAN OUDWOUDE door REINDER H. POSTMA

[email protected]

IJSHERBERG ‘HET HUISTERNOORD’

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

BRO

N: I

SGES

CH

IED

ENIS

.NL

Page 16: De Sneuper 117, maart 2015

ONGEVALHet is zondag 29 januari 1879. Sybe Starkenburg is nu 42 jaar, getrouwd

met Jeltje Klaver en vader van een leuk stel kinderen. Samen wonen ze

in het huis dat nu Foarwei 32 is. Nog steeds is Siebe een groot liefheb-

ber van sneeuw en ijs. Vannacht is er een mooi pak sneeuw gevallen. De

kinderen willen graag even naar buiten. De oudste twee jongens, Anne

en Hessel, zijn er met vrienden op uit om te schaatsen. Dat hebben ze

niet van een vreemde.

Sybe haalt de slee van zolder, kleedt zichzelf en zijn kinderen Antje van acht en Lubbert van vier goed aan. Moeder Jeltje haalt

nog snel even een lekkere warme sjaal voor de kinderen en knoopt die zorgvuldig om hun hals. Buiten willen Antje en Lubbert

op de slee. Met rode konen zitten ze te genieten als heit de slee door de sneeuw laat zwieren. Kleine Fokke van bijna 2 is nog

te klein voor dit vermaak. Hij moet binnen blijven, bij mem, maar hij staat verlangend voor het raam te kijken naar die wonder-

lijke witte wereld en de capriolen die zijn vader, broer en zus uithalen. Hij wijst met zijn kleine mollige handje: ‘Sûker?’ vraagt hij

verwonderd. Maar nee, dat witte spul is sneeuw. ‘Dat is snie’ leert zijn mem hem een nieuw woordje. In huis brandt de kachel

behaaglijk. Sybe zal net weer naar binnen gaan met de kinderen, als de oudste twee druk gebarend komen aanhollen.

‘Heit, der is in ûngelok bard, by Hústernoard,’ begint Hessel. ‘Ja, en dy man wie sa dronken as in kroade,’ vult Anne hem aan. ‘As jimme no net troch elkoar prate, mar ien foar ien en dan fertelle wat der geande is,’ kalmeert Sybe de twee jongens. ‘No, wy wiene oan it riden op de Trekfeart en doe gie de doar by Hústernoard iepen,’ vertelt Anne, de oudste van de beide, ‘en doe kaam der in man op redens nei bûten. Dat wie al nuver, want hy hie de redens binnen al ûnder. Hy stiek de Trekwei oer en soe nei de brêge. Ik tink dat er dêr nei it iis woe.’ ‘Ja, en doe glide er út; hy stie op de brêge en hâlde him beet oan de leuning, it like wol oft er duzelich waard en samar ynienen smakte er oer de leuning rjocht nei ûnderen op it iis, wol in meter as twa, trije…’ giet Hessel troch. ‘Dat heart net goed, hoe is ’t ôfrûn? en wa wie it?’ freget Sybe. ‘No dat witte we net krekt. Se ha him mei in ljedder nei boppen brocht, werom nei Hústernoard. Der lei al noch bloed op it iis en ik hearde ien sizzen dat it net bêst like, der wie ek wat stikken, de earm of ‘t skouder, ik wit net krekt. Mar wa’t it wie, koe ’k sa hurd net sjen.’ ‘Nee,’ vult Hessel aan, ‘se soene om in wein om him thús te bringen, heit moat aanst mar ris sjen, se sille hjir wol lâns komme.’ Het lijkt Sybe beter om tot die tijd eerst maar lekker weer naar binnen te gaan bij de warme kachel.

‘It wurdt tsuster, we geane yn ‘e hûs. We sille ite en dan heare we letter grif ris hoe as wat, kom!’

De afloop van dit voorval is niet bekend. Het ging om een niet met name genoemde boerenarbeider die in beschonken toestand

over de brugleuning op het ijs is gesmakt. De krant meldt dat hij ‘in hoogstbedenkelijke toestand’ naar zijn woning is vervoerd.

DE HERBERGZoon Anne Starkenburg wordt later directeur van de

zuivelfabriek. En de ijsherberg? Na 1900 heeft Pieter

Veenstra samen met Pier Bosma het beurtschip in

de vaart. Zij wonen niet op ‘Het Huisternoord’.

De herberg en de beurtdienst komen in verschillende

handen. Na de oorlog wordt het vervoer over water

langzaam maar zeker minder; het vrachtverkeer over

de weg neemt toe en in 1956 gaat het beurtschip uit

de vaart. De herberg verliest zijn horecafunctie en

wordt na verloop van tijd afgebroken.

17

LEEUWARDER COURANT 29 JANUARI 1879

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IStijd van burgers en stoommachines

LEEUWARDER COURANT2 MAART 1858

ZILVEREN TABAKSDOOSBRON: GEHEUGENVANNEDERLAND.NL

Page 17: De Sneuper 117, maart 2015

18

DE KOFFER

WORDT GESLOTEN

DE

KO

FF

ER

VA

N O

UD

TA

NT

E M

AT

HIL

DE

DE KOFFER VAN MATHILDE

MATHILDE BACH, GEBOREN BAUTA-DE JONGDit is de laatste aflevering van de serie over de koffer van mijn oudtante

Mathilde. Laten we eens kijken naar de grafsteen, die Mathilde heeft laten

maken voor het graf van haar man Ludwig Bach, toen deze in 1937 in

Hamburg overleed. Daarop staat: + Ruhestätte für + Ludwig V.ltl.Bach ~ geb.d.1.April 1867 ~ gest.d.1.februar 1937 ~ und frau ~ Mathilda Bach geb. Bauta-de Jong geb.d.22.Oktbr.1876

Er vallen een paar dingen op:

1. Rustplaats voor... en dan hun beider naam. Ze hoopte dat ze bij hem

begraven zou worden. Het is maar zeer de vraag of dat ook gebeurd is.

Mathilde heeft de laatste zes jaar in Kopenhagen gewoond in een hotel.

Dat waren meteen de oorlogsjaren. Toen zij daar in 1945 overleed was

de oorlog net afgelopen. De spoorwegen en Duitse steden waren ge-

bombardeerd. Er moesten wel belangrijker zaken geregeld worden dan

een dergelijk transport, is mijn vermoeden. Omdat ik niet weet op welk

kerkhof het graf is, kan ik daar ook niet meer achter komen.

2. Zij noemt zichzelf Mathilda Bach, geboren Bauta-de Jong. Dus zo-

wel met de achternaam van haar man Ludwig Bach, als van haar vader

Minne Bouta, alsook van haar moeder Tjeerdtje de Jong.

3. Misschien is het u opgevallen, dat ik de namen Ludwig/Ludvig en

Mathilde/Mathilda door elkaar gebruikte in mijn artikelen. Dat deden

ze zelf nl. ook! Mathilde schreef ook Bouta vaak met AU. Ook op het

graf deed ze dit, terwijl ze toch echt als Tjeerdtje Bouta met OU in het

geboorteregister van Westdongeradeel staat ingeschreven.

HOTEL HOLMENKOLLENTot slot een foto, waar deze serie eigenlijk mee begonnen is. Daarop staan

Mathilde en Ludwig in 1910 voor hotel Holmenkollen. Ik was benieuwd

of dat hotel nog bestond en ben gaan zoeken op Internet. Het bestaat

nog steeds als groot, duur superhotel hoog in de bergen met fantastisch

uitzicht op Oslo. Ik stuurde de foto op naar het hotel. Al snel kreeg ik ant-

woord, dat ze de foto en een deel van mijn e-mail graag wilden gebruiken

in een nieuwe luxe brochure van het hotel.

Zo gebeurde het, dat Mathilde en Ludwig in een hotelbrochure van 2013

staan. Deze kreeg ik toegestuurd. Hierover kwam weer een stukje op het

Weblog van de vereniging en zo ontstond het idee om meer verhalen

voor De Sneuper te schrijven over de koffer van Mathilde. Er zit nog veel

meer in, dus heb ik een keuze gemaakt van de meest in het oog spring-

ende dingen om met u te delen. Ik heb er zelf ook veel plezier aan gehad

om deze verhaaltjes te schrijven, want daardoor was ik wel gedwongen

om eens goed te kijken en alles op een rijtje te zetten.

Zo kwam de bijzondere geschiedenis van deze Friezin ook voor mij tot

leven. Door deze artikelen en de hotelbrochure is ze bekender geworden

dan enig ander familielid. Nu gaat alles terug in de koffer, ook de brochure,

en dan sluit ik deze serie en de koffer van oudtante Mathilde af.

door HILDA BOUTA [email protected]

Van mijn opa ‘s oudste zuster heb ik een grote dikleren koffer geërfd. Die zit vol met herinneringen aan haar avontuurlijke

leven. Mijn oudtante Mathilde ( geboren in Nes in 1876, overleden in Kopenhagen in 1945 ) is de hele wereld rondgereisd.

Nu is dat niets bijzonders , maar in haar tijd wel...

HE

RA

LD

IEK

Page 18: De Sneuper 117, maart 2015

DE

KO

FF

ER

VA

N O

UD

TA

NT

E M

AT

HIL

DE

HE

RA

LD

IEK

19

door RUDOLF J. BROERSMAtekenaar Fryske Rie foar Heraldyk

EENE AFTEEKENING VAN DE WAPENSNa de Franse Revolutie werd door Koning Willem I

bij soeverein besluit van 24 december 1814 aan

de Hoge Raad van Adel opdracht gegeven dat ‘alle steden, dorpen en heerlijkheden, districten en corpo-ratiën, welke voorheen of tot dusverre het gebruik van wapens gehad hebben, zullen worden opgeroepen, om eene afteekening van dezelve wapens aan den voor-noemden Raad in te zenden, ten einde daarop Onze confirmatie en registratie derzelve te erlangen’.

Op 5 januari 1815 kregen publiekrechtelijke lichamen

de oproep om voor 1 mei een afbeelding, beschrij-

ving en toelichting in te zenden van het te bevesti-

gen wapen. Dit gold ook voor het verkrijgen van een

nieuw wapen.

Na deze oproep zond burgemeester Goslings van

Dokkum op 26 februari 1815 een afbeelding van

het wapen, zoals dat ook op de gedenkpenning van

1582 voorkwam. Hij schreef daarbij nog dat het wapen voorheen bestond uit drie sterren en dat het wapen, ter nagedachtenis

van de overwinningen op de Saracenen tijdens de kruistochten in 1217, waarin de Dokkumers geen gering aandeel schenen

te hebben gehad, was vermeerderd met een kwartiermaan. Deze wetenschap ontleende hij aan De Hedendaagsche Historie of tegenwoordige Staat, deel 24, blzadzijde 261 en 262. Ook de kleuren van het wapen zal hij hieruit hebben overgenomen.

De legende van de wapenvermeerdering is te vergelijken met die van Haarlem, waar het oude wapen, met vier sterren, bij

gelegenheid van de overwinning bij Damiate werd vermeerderd met een zwaard en een kruisje. Bij besluit van de Hoge Raad

van Adel werd op 25 maart 1818 voor Dokkum het volgende wapen bevestigd:‘Van lazuur, beladen met drie sterren van goud, ge-plaatst een en twee vergezeld van boven van een omgekeerde liggende halve maan van zilver; het schild gedekt met een goude kroon’

MET VLAG & WIMPELDe oudste bron voor de vlag is het vlaggenboek van Hesman. Hij tekende hierin een vlag op

van vier horizontale banen blauw, wit, rood en geel. Zoals Sierksma stelt in zijn Nederlands vlaggenboek is het eigenaardig de kleur rood in de vlag aan te treffen, daar deze kleur in het

geheel niet in het wapen voorkomt. Doch Hesman was een Dokkumer, dus van hem mag ver-

wacht worden dat hij wist hoe de vlag van zijn stad er uit zag.

De vlag is bij raadsbesluit van 29 januari 1948 bevestigd en wapen en vlag werden na de ge-

meentelijke herindeling van 1984 als stadswapen en -vlag gevoerd.

De wimpel voor de stad Dokkum werd gelijktijdig vastgelegd met de vlag en wimpel voor de

nieuwe gemeente Dongeradeel en wel op 27 oktober 1983: ‘een vierkante broeking van blauw, waarin een witte omgekeerde wassenaar; een (split)wimpelvlucht van twee banen blauw en geel’.

WAPEN & VLAG VAN

DE STAD DOKKUM 3 BR

ON

: GEM

EEN

TE D

ON

GER

AD

EEL

BRO

N: H

ISTO

RISC

H C

ENTR

UM

LEE

UW

ARD

EN

Page 19: De Sneuper 117, maart 2015

ING

EB

OE

KT

20

SIGNALEMENT MET FOTO

VEENHUIZEN:

door PIET DE HAAN [email protected]

BO

NIF

AT

IUS

BE

EL

DE

N

STUDIEFONDS VOOR BEGAAFDE KINDERENRegelmatig worden er via Hans Zijlstra vragen aan de redactie gesteld.

Hans stuurt ze dan door naar redactieleden en leden waarvan hij weet

dat die dezelfde interesse hebben als de vraagsteller. Deze vraag kwam

op een mooie zondagmorgen binnenzweven:

Hans Zijlstra antwoordde als volgt:

Beste heer ……… ,De Maatschappij van Weldadigheid was niet zozeer een instelling voor hoogbegaafde kinderen. Misschien waren ze er wel, maar het had een taak ter heropvoeding. Ziet u de artikelen op ons blog maar eens: Ik cc enkele kenners die u mogelijk iets verder kunnen helpen, hoewel de links in de artikelen op ons blog u al een heel eind op weg kunnen helpen!

De antwoorden op de vragen werden binnen een uur gevonden en de vragensteller ontving de volgende mededeling:

Beste heer ……… ,Het goede nieuws is dat er mooie foto’s van Jongsma bewaard gebleven zijn, zie bijlagen. Het slechte nieuws is dat die gemaakt zijn, omdat hij wegens landloperij en dronkenschap in Veenhuizen terecht kwam. Ach ja, het leven is niet altijd rozengeur en maneschijn.

SIGNALEMENTKAARTEN VEENHUIZENIn de signalementkaarten van Jense Jongsma lezen we over veroordelingen voor insubordinatie en openbare dronkenschap.

Tevens twee keer veroordelingen voor landlopen en bedelen. Voor de signalementkaarten geldt dat deze zijn vervaardigd tus-

sen 1895 en 1901. Slechts een klein deel van de bevolking van Veenhuizen is derhalve gefotografeerd.

Op de Sneuperwebsite onder indexen bij: Maatschappij van Weldadigheid, Noordoost Friezen in Veenhuizen / Ommerschans

staan een groot aantal Friezen vermeld, waarvan ook signalementen en foto’s op de site van AlleDrenten.nl te vinden zijn.

Toevalstreffers op de site van Alle Drenten leverden nog de volgende treffers uit de regio met een naam en een signalement op:

Geachte archivaris of een ander die dit leest,

In de hoop dat ik dit bericht aan het goede adres zend, zou ik graag een uitleg krijgen over het volgende. In het jierboekje 1995 gevonden onder de kop ‘Maatschappij van Weldadigheid, Noordoost Friezen’ zag ik: Jense Jongsma, geboren te Dokkum 14 december 1860, zn Pieter Jongsma en Henke Kingma. Deze Pieter en Henke zijn voorouders van mijn grootmoeder. Wilt u zo vriendelijk zijn om mij uit te leggen wat de reden is waarom zij daar vermeld staan? Heeft dit eventueel ook te maken met een studiefonds voor begaafde kinderen gevestigd te Bolsward? Als kind hebben mijn ouders daar wel eens over verteld.

Uw antwoord wordt door mij zeer op prijs gesteld.

met vriendelijke groet,…………

Bakker Sjoerd geb. 27-05-1867 Hardegarijp

Dijkstra Andries geb. 24-10-1867 Hallum

Douma Pieter geb. 16-03-1845 Anjum

Elzinga Sjoerd geb. 12-02-1870 Kollum

Hoekstra Klaas geb. 22-04-1858 Hallum

Jong de Jan geb. 29-12-1841 Birdaard

Jong de Klaas geb. 05-12-1836 Hardegarijp

Veenstra Ringe geb. 10-10-1855 Surhuisterveen

Visser Thomas geb. 03-10-1859 Dokkum

Vries de Bauke geb. 26-11-1853 Dokkum

Vries de Kornelis geb. 08-09-1841 Dokkum Voor foto’s uit het Geheim register van ontslagen gevangenen 1882-1890:

http://sneuperdokkum.blogspot.nl/2008/05/crimineel-interessant.html

BRO

N: A

LLED

REN

TEN

.NL

SIGNALEMENTKAART JENSE JONGSMA

Page 20: De Sneuper 117, maart 2015

ING

EB

OE

KT

21

SA LANG AS DE WYN

door YVONNE TE [email protected]

BO

NIF

AT

IUS

BE

EL

DE

N

FAN DE WOLKENS WAAIT

DE GESCHIEDENIS VAN ‘WINDLUST’ - BURUM‘Sa lang de wyn fan de wolkens waait’, een zinsnede uit de oud-Friese

rechtspraak, met als betekenis: het zal altijd doorgaan, eeuwigdurend.

Daaraan moest ik denken bij het lezen van het in 2014 verschenen boek ‘De geschiedenis van koren- en pelmolen Windlust, Burum’ van Warner B.

Banga, bij uitstek de kenner van molens in Noordoost-Friesland.

Hij beschrijft daarin, zoals de titel al aangeeft, de molen ‘Windlust’ van

Burum en zijn geschiedenis. Deze molen lijkt eeuwig door te gaan. Al

twee keer is hij uit de as herrezen: de eerste keer na een brand in 1785 en

nu voor de tweede keer, nadat hij in april 2012 een prooi van de vlammen

werd en tot de grond toe afbrandde. Op 6 september 2014 werd de

hernieuwde molen geopend en bij die heropening werd dit schitterende

boek gepubliceerd.

Allereerst het uiterlijk: het boek is stevig ingebonden, heeft een hard

kaft, is fraai vormgegeven door Jacqueline Brauwer, is duidelijk gedrukt

en beslaat bijna 200 pagina’s. Maar dan ook nog de inhoud: het boek is

bijzonder goed gedocumenteerd en leest vlot. De auteur neemt ons

in zijn zoektocht mee naar de oudste geschiedenis van de molen, die

al begint in de middeleeuwen. Inwoners van Burum doen zaken met

omliggende kloosters; Warner heeft uit de kloosterarchieven namen

en feiten opgedoken. De eerste keer dat er in Burum sprake is van een

molen of een molenaar is al in 1552. Daarna wandelt hij met de lezer

door de proclamatieboeken, waarin koop en verkoop zijn genoteerd,

autorisatieboeken waarin testamenten worden beschreven... en zo komt

hij uiteindelijk bij de tijd van de notariële archieven en het kadastertijdperk.

WAARDEVOL DOCUMENTHet boek is in feite in drie delen te verdelen:

De oudste geschiedenis; de standerdkorenmolen van voor 1565 tot 1785, met seijl ende treijl, so die swaijt en draijt.De tijd van na 1800; de koren- en pelmolen ‘Windlust’ van 1786 tot 2012, eenen uitmuntenden en zeer beklanten molen.De huidige tijd waarin de brand en de wederopbouw van de molen centraal staat en verhalen van nog levende getuigen.

Bij het zoeken in de oude bronnen vindt Warner, geholpen door mede-onderzoekers Gerard Mast en Piet de Haan, soms alleen

een naam of melding van verkoop. Toch is het eerste deel geen droge opsomming van feiten; de schrijver plaatst de feiten in een

context, licht toe wat de bron betekent, hoe de belasting werkte of hoe het op andere plaatsen ging bij molens.

In het tweede deel legt hij bijvoorbeeld heel mooi uit hoe de molen van Burum aan zijn naam is gekomen en hoe hij uiteindelijk

het graf van een zoekgeraakte molenaar op de begraafplaats voor zijn huis ( ! ) heeft teruggevonden. We volgen de speurder dus

ook af en toe in zijn zoektocht naar details.

Het derde deel met de getuigenverhalen geeft een andere dimensie, namelijk de emoties van de betrokkenen, zoals oud-mole-

naar Gerrit Bremer, wanneer hij bij de afgebrande molen staat, waar hij een groot deel van zijn leven heeft gewerkt.

Het boek bevat kort samengevat veel genealogisch materiaal, gegevens uit diverse bronnen en orale geschiedenis. De informatie

wordt verlevendigd door het gebruik van talrijke afbeeldingen: archiefstukken, tekeningen en unieke foto’s van de molen en zijn

bewoners. De reconstructie is uitvoerig in beeld gebracht en laat zien hoe een aantal zeer betrokken mensen met grote inzet de

molen weer aan het dorp heeft teruggegeven. In dit boek van Warner B. Banga zien we een auteur aan het werk, die zich met hart

en ziel, met passie, stort op het creëren van een waardevol document. Dat de molen ‘Windlust’ van Burum opnieuw een monu-

mentstatus heeft gekregen, zou volgens ingewijden deels aan dit boek te danken zijn.

VERNUFT & VOLHARDINGOp 21 maart kreeg de auteur tijdens de algemene jaarvergadering van de Vereniging De Hollandsche Molen in Amersfoort

de jaarprijs van de stichting Molengiftenfonds voor Vernuft en Volharding toegekend; een eervolle erkenning uit de molen-

wereld, dat het boek ook daar goed ontvangen is en gewaardeerd wordt.

Windlust - Burum is uitgegeven door uitgeverij Bornmeer, kost 25 euro en is te bestellen via [email protected]

OMSLAG VAN HET BESPROKEN BOEK

Page 21: De Sneuper 117, maart 2015

22

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

VAN DANTUMAWOUDE

KOMT DIT WOL KLEAR?Jaren geleden kwam ik op het gemeentearchief te Driesum Albert

Woudstra, mijn oudonderwijzer aan de OLS te Akkerwoude en later

hoofd van de OLS te Broeksterwoude tegen. Hij vertelde mij bezig te

zijn met het schrijven van een boek over de Broek (Broeksterwoude),

De Valom, Murmerwoude en Dantumawoude. Ik vroeg hem waarom

hij Akkerwoude er niet bij deed. Het antwoord was dat hij dat graag

zou willen, doch daarvoor handen en voeten tekort kwam. Ik heb hem

toen aangeboden om de bewoning van Akkerwoude voor hem uit te

zoeken.

Meester Woudstra ging met een dermate grote precisie te werk dat ik mij

allengs begon af te vragen: ‘Komt dit wol klear?’ Op een gegeven moment

trok ik de conclusie dat ik dat niet meer zou meemaken. Albert Woudstra

waakte over zijn gegevens als een kloek die op eieren zit. Aangezien

ik zelf ook graag de beschikking over de bebouwingsgegevens van

Dantumawoude, Murmerwoude, Broeksterwoude en De Valom zou

willen hebben, ben ik zelf maar eens aan de slag gegaan.

Dantumadiel bestaat uit drie kadastrale gemeenten, t.w.: Akkerwoude

(omvattende Driesum, Wouterswoude, Damwoude, Broeksterwoude

en De Valom), Birdaard (omvattende Birdaard, Janum, Roodkerk,

Rinsumageest, Janum en Sijbrandahuis, en Veenwouden (omvattende

Veenwouden, Kuikhorne en Zwaagwesteinde). De dorpsgrenzen liepen

vroeger van Noord naar Zuid. Zo kon het gebeuren dat van Kuikhorne

vier woningen onder Akkerwoude vielen.

Op het archief van Dantumadeel liggen overzichtskaarten van alle dorpen in Dantumadeel van 1876. Die kaarten zijn ruim

1,5 meter breed en 80 cm hoog. Van Dantumawoude zie je dan dat Sectie B loopt van het Dokkumer Diep tot de Doniaweg.

Sectie C loopt vervolgens van de Doniaweg tot de Bovenweg (naar Zwaagwesteinde). Rond 1880 is het kadaster over de

‘kop’ gegaan en zijn er nieuwe Kadastrale secties gekomen en uiteraard andere kadastrale nummers.

Het probleem daarbij was dat het raadplegen van het kadaster nogal omslachtig was en je bovendien maar de beschikking

had over een overzichtskaart van 1876 op het archief van Dantumadeel. Aan de hand van de Volkstellingen 1829, 1839 en

de gezinsbladen 1850 tot 1940 alsmede de woningkaarten 1940-1963 ben ik toch maar aan de slag gegaan. Over het resul-

taat Dantumawoude was ik niet geheel tevreden. De woningen werden tot 1940 doorlopend genummerd. Pas rond 1963

is in Dantumadeel de huisnummering per straat ingevoerd. Het probleem met de doorlopende nummering was om grip te

krijgen op het pad dat daarbij gevolgd was. Bovendien week dat pad wel eens wat af.

GESLEEP MET KADASTERBOEKENWaar ik eigenlijk aandacht aan heb besteed, zijn Dantumawoude, Mur-

merwoude, Akkerwoude, de Broek en de Valom. De Broek viel vroeger

grotendeels onder Akkerwoude en Murmerwoude en een zeer klein

deel Dantumawoude. De Valom viel onder Dantumawoude en Mur-

merwoude en een stukje langs de Valomstervaar ten westen van de ‘lijn

vanaf de Auke Jansstraat’ tot het Goddeloas Tolhús onder Akkerwoude.

De aanwezigheid van een nieuwe kadastrale kaart van 1887 was al een

vooruitgang. Bovendien is de toegang op Tresoar tegenwoordig een

stuk handiger dan het voortdurende gesleep met kadasterboeken op

het archief van Dantumadeel. Het ontbreken van recentere kadastrale

overzichtskaarten van na 1887 blijft echter een gemis en zorgt voor de

nodige problemen.

HUISNUMMERING 1850-1963

door HENK PLANTINGA

Albert Woudstra is geboren op 1 september 1930 te Murmerwoude en is overleden op 1 september 2013 te Dokkum. Hij was

gedurende lange tijd lid van onze vereniging en deed o.a. onderzoek naar kadaster en geschiedenis van de dorpen Valom,

Broeksterwoude, Murmerwoude en Dantumawoude. Woudstra ging minutieus en gedegen te werk en heeft ontzettend veel

materiaal achter gelaten. Helaas heeft het jarenlange onderzoek niet tot een eindresultaat geleid.

BRO

N: T

RESO

AR

BRO

N: T

RESO

AR

KADASTERKAART 1887 SECTIE G7H1 DANTUMAWOUDE

DETAIL GRIETENIJKAART DANTUMADIEL WOPKE EEKHOFF 1849

Page 22: De Sneuper 117, maart 2015

23

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

‘LANGE JAMMER’ - TEGENWOORDIG DONIAWEG 105 DAMWÂLDPROBLEEMGEVALLEN & RODDELSEen voorbeeld van een ‘probleem geval’ is de Lange Jammer bij Dantumawoude, waar oorspronkelijk negen woningen waren,

vermoedelijk gesticht door de Burgemeester Pieter Adrianus Bergsma. Langzamerhand zijn er een aantal samengevoegd en

is stijf erachter een boerderijtje gebouwd, dat er tot mijn verrassing thans nog staat. Dat boerderijtje is ook meegegaan in de

huisnummering van de Lange Jammer. De Lange Jammer was vermoedelijk een eerste vorm van wat zou je kunnen zeggen

‘bejaardenhuisvesting’ c.q. ‘huisvesting mindervermogenden’. Ook de situatie rond de Woudweg te Dokkum is problematisch,

omdat het kadaster daar te weinig houvast biedt (te weinig eigenaren die tevens bewoner zijn).

Interessant is overigens de geschiedenis rondom de gemeentelijke herindeling met Dokkum per 1 januari 1925. Dokkum was

uit zijn jasje gegroeid en bouwde eigenlijk al in Dantumadeel (Bonifatiusbuurt). De buurgemeenten stonden niet bepaald te

springen om gebied af te staan. De trein reed bijvoorbeeld tot Aalsum

in Oostdongeradeel. Wat maakte dat voor verschil? De tram reed van

Veenwouden tot de Woudpoort tegenover café Van der Meer. Sommi-

gen dachten dat de gebiedsuitbreiding van Dokkum om de ‘bron’ ging

en spraken zelfs van een ‘katholieke samenzwering’.

Aan de Trekweg naar Dantumawoude (bij de Mearsloot) stond een tol-

huis. Moesten de mensen die ten noorden van dat tolhuis nog in Dantu-

mawoude woonden ook tol betalen als ze naar Dantumawoude of Dok-

kum gingen? Een Burgemeester van Dantumadeel, Ties Nauta woonde

bijvoorbeeld op de Hogedijken! Hij had daar zijn ‘nering’, de betonfabriek,

en om die reden schijnt de Patrimoniumbuurt gebouwd te zijn. De be-

tonfabriek van Nauta schijnt ook de betonplaten voor de weg van Broek-

sterwoude naar Roodkerk te hebben geleverd. Wat ik daar over hoor, zijn

wellicht voor een groot deel fabels of roddels.

HUISNUMMERING DANTUMAWOUDE 1850 - 1963

FOTO

: PI

ET D

E H

AA

N

Het eindresutaat van mijn onderzoek staat in een Exel overzicht op de site van onze vereniging http://www.hvnf.nl/indexen/

Het betekent echter niet dat er niets te wensen overblijft; aanvullingen en correcties zijn dan ook van harte welkom.

Veel dank is verschuldigd aan de medewerkers van het Archief van de gemeente Dantumadiel. Zij zijn, waar ze konden, altijd

zeer behulpzaam geweest.

BRO

N: T

RESO

AR

tijd van burgers en stoommachines

KADASTERKAART 1887 AKKERWOUDE VERZAMELKAART 16640A

Page 23: De Sneuper 117, maart 2015

GEBOREN IN FRANKRIJKNadat Frankrijk de Amerikaanse kolonisten te hulp schoot in de

Onafhankelijkheidsoorlog, (een oorlog tussen Groot-Brittannië en de

koloniën die later Amerika zouden worden), werd Frankrijks machtige

positie verzwakt door ernstige problemen.

In het Frankrijk van de 18e eeuw had het volk het zwaar te verduren.

Door de aanhoudende economische crisis, het groeien van sociale

tegenstellingen en onvrede onder de bevolking leidde dit tot een

groeiend verzet tegen de zittende macht. Deze onvrede werd nog extra

gevoed door de houding van het koninklijk gezin, dat er in de ogen van

de bevolking een schijnbaar zorgeloze en extravagante levensstijl op

na hield, terwijl het land honger had. De mensen moesten steeds meer

geld voor hun eten betalen, terwijl de lonen gelijk bleven.

In dit oude Frankrijk, werd Etienne Babois geboren, op 9 oktober 1784

in Montreal, Ardeche, als zoon van Jean Babois en Anne Durand. Net

als zijn broers en zussen werd hij in de Saint Marc-kerk van Montreal

katholiek gedoopt.

Op 14 juli 1789 was de bevolking het zat en met de bestorming van

de Bastille was de revolutie een feit. De monarchie werd afgeschaft en

de Eerste Franse Republiek was geboren. De Franse Revolutie verliep

met horten en stoten en kwam in 1795 tot stilstand door de succesvolle

militaire operaties in het buitenland. In 1799 greep Napoleon Bonaparte

door middel van een staatsgreep de macht en het Napoleonistische

tijdperk begon.

IN HET LEGER VAN NAPOLEON Toen Etienne Babois in 1804 twintig was geworden, moest hij de dienstplicht vervullen. Het is niet duidelijk waar hij precies

allemaal is geweest, maar hij kwam uiteindelijk met de legers van Napoleon naar Nederland en is hier gebleven.

In 1812 kreeg Etienne een oproep om te vechten in Rusland. Omdat hij pas getrouwd was, met Jacoba Johanna Bakker (1789-

1859), mocht zij mee. Etienne was toen 2e luitenant in het Franse Leger. Van die periode is een dagboek gemaakt door Jacoba,

waar echter helaas maar de helft van bewaard is gebleven. Deze bevindt zich in Frankrijk bij de heer Rensing, maar een digitale

versie is te lezen op de site Friezen-onder-Napoleon.

Hoewel slechts 75.000 Fransen het bij Austerlitz opnamen tegen 90.000 tegenstanders, bleek het militair genie van Napoleon

beslissend in de slag: door een opstelling in het dal te kiezen boven de strategisch beter gelegen hoogte, lokte hij de

Oostenrijkers naar een minder verdedigde flank, waardoor bij de hoofdmacht van de tegenstanders de aandacht verschoof. Na

te hebben afgewacht tot de hoofdmacht uitdunde, startte Napoleon in de mist zijn befaamde ‘sprong van de leeuw’. Een Franse

troepenmacht van 17.000 man bezette de hoogte en splitste zo de troepen van de tegenstander in twee delen, die vervolgens

vanaf de hoogte beide werden aangevallen. Als noodgreep wierp de Russische tsaar zijn keizerlijke garde in de strijd, die veel

schade aanrichtte, maar te laat kwam om de Fransen te verdrijven. De tsaar van Rusland en de keizer van Oostenrijk tekenen een

wapenstilstand met Napoleon. Bij de vrede van Pressburg, een paar weken later, stond Oostenrijk grondgebied in Duitsland en

Italië af aan Frankrijk. Napoleon was tevreden over het resultaat. Hij zei tegen zijn soldaten: ‘Soldaten, ik ben tevreden over u. Voor u zal het voortaan voldoende zijn te zeggen: Ik heb meegevochten bij Austerlitz, en men zal uitroepen: Daar staat een held.’

24

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

SAINTMARC DE MONTRÉAL ARDÈCHE

ETIENNE BABOIS

EEN FRANSMAN DIE FRIES WERD door LINDA MOES

[email protected]

JAARLIJKSE HERDENKING VAN SLAG BIJ AUSTERLITZ

Page 24: De Sneuper 117, maart 2015

NAAR NEDERLAND TUSSEN 1806 EN 1811In 1806 lijfde Napoleon Nederland bij het Franse Rijk in. In november

van 1806 voerde hij het Continentaal Stelsel in, dat elke handel met

Engeland verbood. Hierdoor moesten de grenzen meer bewaakt wor-

den om smokkel te voorkomen. Broer Lodewijk werd koning van Neder-

land, maar kreeg sympathie voor de Nederlanders en liet oogluikend de

handel/smokkel naar Engeland toe. Dit was Napoleon een doorn in het

oog en hij ontsloeg Lodewijk.

Bovendien stuurde Napoleon meer soldaten naar Nederland voor de

bewaking van de Nederlandse kust vanwege de oorlog met Engeland.

Middelpunt van de smokkelhandel in het noorden werd de kust van

Noordoost-Friesland. Door de vele baaien en inhammen, was dit van

oudsher een oord voor zeerovers en smokkelaars.

DOUANIERS IMPERIALESDe soldaten die de grens bewaakten, behoorden tot de Douaniers Imperiales. Om in

dienst te komen van de douaniers moest men een militaire achtergrond hebben van

minimaal zes jaar. Etienne zal dan dus ergens tussen 1810 en 1811 naar Nederland zijn

gekomen. In Dokkum was een Douaniers Bureau, dat onder andere de kustgebieden van

de Zuiderzee controleerde. Etienne was één van de soldaten die de kust moest bewaken

en kwam zo in Anjum terecht, waar toentertijd twee Franse kazernes gevestigd waren.

In verhouding was het werk van een douanier, dat Etienne nu dus deed, veel gevaarlijker

dan dat van een gewone soldaat. De kans dat een soldaat gewond zou raken of gedood

zou worden, was alleen tijdens een veldslag aanwezig. Daarnaast had hij een relatief veilig

leven tussen zijn kameraden. Een douanier kwam elke dag in een situatie waarin hij ge-

wond of gedood kon worden, in een vaak vijandige omgeving en naar verhouding vaak

in de minderheid tegenover bijvoorbeeld een bende smokkelaars. De douaniers waren

natuurlijk ook geen lieverdjes en door hun militaire achtergrond waren ze gehard en

gewend aan geweld, door wat ze hadden meegemaakt en gezien.

In het door Tine Cupido toegestuurde dagboekje Rijf-Babois wordt beschreven dat Etienne een 2e luitenant was, een sous lieutenant. Etienne was ondertussen een schermmeester en, zoals het reisverslag van zijn vrouw laat weten, tevens een goede

ruiter. Hij behoorde tot het actieve gedeelte van de douaniers, de Brigade. Etienne nam de taken van de luitenant over als

deze afwezig was. Wat hield dat eigenlijk in? Een luitenant van de Douaniers was eigenlijk een 2e Controleur. De controleur

was verantwoordelijk voor de algehele gang van zaken binnen het arrondissement, maar was ook verantwoordelijk voor de

discipline binnen de brigades. Hij hield de veranderingen bij, controleerde en legde vast of deze ook werden uitgevoerd. Hij

kon Preposes (gewone douaniers) naar voren schuiven voor bevorderingen, maar hen ook bestraffen. Etienne deed deze taken

wanneer de controleur en de luitenant afwezig waren, verder moest hij actief de kustgebieden bewaken. Dit was in het begin

het controleren van in- en uitgaande goederen, uitoefenen van ordebewaking en grensbewaking. Later kwam er het opsporen

van deserteurs en dienstweigeraars, beschermen van hoge functionarissen en legerofficieren, bewaking van krijgsgevangenen

en de steeds terugkerende militaire inzet van de brigades bij.

25

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

VOORMALIGE FRANSE KAZERNE IN ANJUM

tijd van pruiken en revoluties

FRAGMENT UIT DAGBOEKJE RIJFBABOIS

UM

DOUANIER TE PAARD

Page 25: De Sneuper 117, maart 2015

26

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

CANTINIERE VOOR DE KEIZERWas het normaal dat de luitenant de administratieve handelingen

bijhield, in de praktijk werd deze taak steeds vaker overgenomen door

de belastinginner, die zijn ronde deed over verschillende posten en soms

ook enkele dagen bleef. De schoonvader van Etienne, Jan Bakker (1764-

1832), was ook een ontvanger of belastinginner. Uit de overlijdensakte

van zijn eerste vrouw weten we dat hij in 1806 in Anjum woonde. Hij

hertrouwde later en in 1812 werd opnieuw een kind van hem gedoopt

in Anjum. Alles bij elkaar genomen zwierf Jan met zijn gezin langs het

grensgebied van Groningen en de waddenkust.

Op deze manier heeft Etienne waarschijnlijk zijn Jacoba, kortweg Coba,

ontmoet en is de vonk overgesprongen. Coba ging blijkbaar vaak met

haar vader mee en heeft zo leren schrijven en ze kon een beetje Frans,

Pools en Duits spreken.

In 1812 trouwden Etienne en Jacoba in Anjum. In het leger werden

huwelijken snel voltrokken, vaak met beider mondelinge toestemming,

en meestal werd er niet eens een akte opgemaakt. Kort na hun huwelijk

werd Etienne opgeroepen om te vechten in Rusland. Omdat ze pas

getrouwd waren, kreeg Coba toestemming om met haar man mee te

reizen naar Rusland. Door de verscherpte regels van Napoleon mochten

er per bataljon of eskadron maar vier vrouwen mee. Deze vrouwen

werden cantinière genoemd en verkochten, dus ook Coba, vaak alcohol,

zoals bier, wijn of brandy. Wanneer er een lastdier beschikbaar was, werd

er ook brood, kaas of vlees verkocht.

Onderweg en tijdens veldslagen diende een transportwagen als kantine, bij langer verblijf werd er een tent opgezet. Tijdens

veldslagen verpleegden de cantinières de gewonden en namen zij grote risico’s door in het heetst van de strijd de troepen van

drank te voorzien. Velen van hen konden met wapens omgaan en sommigen vochten zelfs mee. Na afloop van de slag stelden

zijn hun wagens beschikbaar voor vervoer van de gewonden.

VELDTOCHT NAAR RUSLAND

In 1812 was het regiment van Etienne onderdeel van de Grande Armée, dat wel het grootste leger ter wereld werd genoemd.

Napoleon wilde met dit leger Rusland innemen en onder zijn leiding trok het op naar Moskou. Op 24 juni 1812 begon de

veldtocht naar Moskou en gingen 690.000 soldaten op weg. Aanvankelijk leek de tocht nog soepel te verlopen, maar toen men

Litouwen bereikte, bleken de wegen niets meer te zijn dan zand- en modderpaden. De Franse wagens met voedsel raakten

steeds verder achterop, waardoor de soldaten genoodzaakt waren hun voedsel te verzamelen onder de plaatselijke bevolking.

Het is broeiend warm. Honderden paarden liggen langs de kant van de weg – verpestend is de stank van die kadavers – als gevolg van de hitte, de dorst, het onrijpe koren...

Dagenlang wordt gemarcheerd langs platgebrande dorpen, afgebroken bruggen en verlaten gebieden. Velen zitten, uitgeput, kreunend langs de kant van de weg.

Na dagen van hitte, droogte en versmachtende dorst is het weer plotseling omgeslagen. Wolkbreuken, regen overspoelde de colonnes. Vele wegen zijn veranderd in modderpoelen. Hevige dysenterie heeft duizenden vermoeide soldaten in hun modderige bivak op hun harde leger geworpen!

Door de extreem warme zomer en een gebrek aan sanitaire voorzieningen vormden de dorpen in de omgeving een ware

broedplaats voor allerlei ziekten en infecties. De lokale boeren hadden zich al geruime tijd niet gewassen en zaten onder de

vlooien en luizen. De meeste soldaten droegen tijdens de veldtocht steeds dezelfde kleren, waardoor de luizen zich konden

nestelen in de kleren van het slachtoffer. In de uitwerpselen van de luizen zat een bacterie die epidemische tyfus veroorzaakte.

Eén wond of schram was vaak voldoende voor de bacteriën om in het lichaam van de soldaat door te dringen. De luizeninfectie

kon zich bovendien gemakkelijk verspreiden door het gebruik van de Franse soldaten om zo dicht mogelijk bij elkaar te slapen,

vanwege een mogelijk vijandelijke aanval. Gevolg: binnen een maand waren 80.000 soldaten overleden aan de tyfus!

Eind juli gaven de Franse officieren Napoleon het advies om de campagne stil te leggen vanwege de ernstig verzwakte soldaten,

maar omdat er weinig weerstand was, negeerde hij dit advies. Het leger trok steeds verder Rusland in, met kleine gevechten en

schermutselingen. Verlaten gebieden vonden ze, maar alles was kaal en platgebrand. Dysenterie, uitputting, dorst, deserteurs en

een vijand die steeds verder bleef wijken. Waar waren de Russen?

De Fransen bezetten Witebsk. Enkele officieren vroegen de keizer om hier in winterkwartier te gaan. Er waren reeds 150.000

soldaten uitgevallen door ziekte, overlijden of desertie... De officieren wezen op de gevaren van verder trekken, maar de keizer

weigerde. Na een rustpauze en hergroepering beval Napoleon om verder te trekken: bij Smolensk zou de vijand zijn!

PAGINA UIT HET DAGBOEK VAN JACOBA BAKKER

Page 26: De Sneuper 117, maart 2015

27

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

DE SLAG BIJ SMOLENSKSmolensk, 16 augustus: Franse houwitsers beschieten de hooggelegen stad en slaan gaten in de muren. Ze zetten een stormaanval in, bloedige gevechten met de blanke bajonet beginnen. Zo gingen 17 en 18 augustus voorbij. In de gracht lagen vlak langs de muren

de lijken hoog opgestapeld. Maar plotseling zagen de Fransen tot hun ontzetting grote rookpluimen uit de stad opstijgen! Een

rode gloed verlichtte in de nacht de torens van de kerken en kloosters. Toen de Fransen de volgende dag opnieuw stormliepen,

volgde geen weerstand... De Russen hadden de stad verlaten en Smolensk brandde. Drie dagen lang lagen achtergebleven

zieken en gewonden in een hospitaal, voordat men hen ontdekte!

Bij de zware veldslag bij Smolensk op 17-18 augustus raakte Etienne gewond; zijn arm was er afgeschoten. Als je was getroffen

in een arm of been, volgde vaak al snel een amputatie. Dat gebeurde zonder gesteriliseerde instrumenten en zonder narcose.

Tenten waren vaak vol gewonden en broedplaatsen voor bacteriën. Etiennes verwondingen aan zijn arm waren zo erg, dat deze

inderdaad geamputeerd moest worden. Daarna werd Etienne ongeschikt verklaard voor het leger en mocht hij gaan waar hij

wilde. Achteraf is dat zijn geluk geweest en is hem de Slag bij Borodino en verder bespaard gebleven.

NAAR HUIS!Ze mochten dus naar huis! Etienne liet die keuze over aan Coba. Er werd druk overlegd, want, zoals Etienne aan Coba vertelde

was in Frankrijk alles rooms, maar haar vader in Friesland was ondertussen ook overleden. Uiteindelijk koos Coba voor Friesland.

Zo vertrokken ze op 8 oktober 1812 uit Polotsk terug naar Friesland, elk op een paard. ‘s Avonds arriveerden ze bij een transport

van gewonde militairen, bleven daar bivakkeren en sliepen onder de blote hemel. De tiende oktober konden ze overnachten

bij een baron die twee leeuwen had. Daar vertelden ze over hun ervaringen uit de oorlog, met in het bijzonder de Slag bij

Austerlitz. De volgende dag vertrokken ze weer. Ze kwamen door verschillende kleine dorpjes en probeerden hier en daar aan

eten en drinken te komen. De 14e oktober werd een van hun paarden gestolen, wat een lokale baron te weten kwam. Deze

ging op zoek naar de dief, wat een boer bleek te zijn. Hij gaf het paard terug, maar moest het wel bekopen met stokslagen. Van

de baron kregen Etienne en Coba een geleidebrief mee, een schriftelijke verklaring dat zij onder zijn bescherming vielen en dus

vrij konden reizen door de volgende dorpen. Deze waren allen van de baron.

De 18e oktober hielden ze een rustdag in Newstad, waar ze een lichtgewonde grenadier ontmoetten die met hen mee wilde

reizen. De volgende dag vertrokken ze vroeg, want ze wilden nu snel naar Wilnau. Coba reed voorop, daarna kwam Etienne

en wat verderop de grenadier. Ze reden een berg af, toen ze een boer aan de kant van de weg zagen zitten. Ze vroegen hem:

‘Kunnen wij iets voor je doen?’ Etienne vertrouwde het niet en zei in het Frans tegen Coba: ‘Pas goed op, deze man heeft niet veel goeds in de zin.’ Hij was nog niet uitgesproken of de boer sprong op en viel Coba aan met de bedoeling haar van het paard af te

gooien. Etienne was snel van zijn paard afgegleden en gooide een dikke stok naar Coba en riep: ‘Bate don la bouger!’ Maar Coba

smeet de stok weg en trok hard aan de teugels ondertussen roepend naar de grenadier. Toen de boer de grenadier in het zicht

kreeg, koos hij eieren voor zijn geld en vluchtte weg. Zo konden ze hun paard behouden en met de reis doorgaan. ‘s Avonds

kwamen ze aan in Wilnau en hielden daar de volgende dag een rustdag.

wordt vervolgd in De Sneuper 118

SLAG BIJ SMOLENSK DOOR ALEXANDER AVERYANOV

Page 27: De Sneuper 117, maart 2015

28

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

ISVAN WILNAU NAAR FULDADe 21e vertrokken ze uit Wilnau en arriveerden de 24e

in Kowena, waar ze hun paarden verkochten. De 26e

oktober vertokken ze per schip naar Koningsbergen.

Op het schip lagen nog 16 personen, waaronder een

officier en zijn vrouw. Allen waren hun vriendelijk

gezind. Ze keken raar op dat Coba, Etienne zelf

verpleegde, gezien de grote wond die hij had.

Op 28 oktober kwamen ze aan in Tilsit. Coba schrijft

dat ze op de brug heeft gestaan waar Napoleon de

vrede heeft gesloten met de keizerlijken. Dit was op

25 juni 1807.

De 5e november, om 12 uur, arriveerden ze in

Koningsbergen. Daar bleven ze twee dagen rusten.

De 8e november met transportwagens verder door

verschillende dorpen en plaatsen waar soms ook

Duits gesproken werd. Daar was Coba erg blij mee,

want ze vond dat Pools maar een vreemde taal.

Op 3 december kwamen ze aan in Berlijn. Daar bleven

ze dertien dagen. De 16e december vertrokken ze

weer, want het was toen zo koud dat de paarden

ijspegels aan hun bek hadden en de voerlieden (de

begeleiders van de paarden of koetsiers) twee extra

mutsen droegen onder hun hoed.

Op 20 december kwamen ze aan in Maagdenburg,

waar zij hun oude slaapkwartier opzochten. Dit was

bij een bierbrouwer. Deze mensen waren blijkbaar

vrienden, want in het dagboek wordt beschreven

dat deze mensen erg schrokken van de wond van

Etienne. Ze vertrokken de 22e december en kwamen

op woensdag de 30e december aan in Fulda. Een

grote sterke stad met een mooi burgerziekenhuis.

MET DANK AAN WILLEM IHier moest Etienne zeven weken blijven, want hij was ziek geworden.

In dit ziekenhuis, het Wilhelmhospitaal, een Landkrankenhaus, was

ook een rijke graaf die tegen de Koning van Pruisen was opgestaan en

daardoor drie jaar arrest had gekregen in dit ziekenhuis. Deze man heeft

zijn hele verhaal verteld aan Etienne en moest nog twee jaar blijven

voordat hij terug kon naar zijn heerlijkheid.

Een leuk weetje is dat dit ziekenhuis is opgericht door Wilhelm Friedrich

van Oranien, onze soeverein koning (1813-1815) en later Koning

Willem I van 1815-1840. Grappig eigenlijk dat aan deze Wilhelm Etienne

(door het oprichten van het ziekenhuis) zijn leven te danken heeft en

tegelijkertijd ook de oorzaak, met hulp van de Kozakken, dat alle Franse

soldaten later uit Friesland verjaagd zijn.

Maandag 15 februari 1813 vertrokken ze uit Fulda en kwamen een week later aan in Meyns (Mainz) aan de Rijn. Hier bleven ze

acht dagen en reisden op 2 maart, per schip, over Worms en Speir naar Landauw, waar Etienne een paspoort kreeg en beiden

een reispas. De 14e april terug naar Speir en de 15e naar Worms waar ze even bleven om op de 19e weer uit Meyns te vertrekken.

Per schip vertrokken ze naar Coblens (Koblenz) waar ze de 27e aankwamen. De 30e kwamen ze aan in Keulen en dan... dan

houdt het reisverslag op.

Uit het verslag bleek dat ze op de rivier de Rijn voeren. Als ik dit op de kaart bestudeer zijn ze hoogst waarschijnlijk doorgevaren

naar Arnhem. Arnhem was sinds 1810 de hoofdstad van het departement van de Boven-IJssel (Yssel-Supérieur). De stad lag

op de opmarsroute van het ‘leger van het Noorden’. Blijkens een toegezonden kopie van een dagboek, geschreven door een

dochter van Maria Therese Babois (Maria was de dochter van Etienne en Jacoba) heeft Jacoba in de winter van 1812-1813 het

leven geschonken aan een tweeling, die door de extreme kou niet langer dan twee dagen heeft geleefd.

VREDE VAN TILSIT 25 JUNI 1807

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

WILHELMHOSPITAAL IN FULDA

Page 28: De Sneuper 117, maart 2015

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

29

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

ISAMBULANT MARINE HOSPITAAL IN HARLINGENOp het kaartje staat de route tot Keulen van meer dan 2300 km die Eti-

enne en Jacoba hebben gelopen. In totaal hebben ze meer dan 3000

kilometer afgelegd! De plaatsnamen zijn bijna allemaal nog hetzelfde.

Uiteindelijk kwamen ze in Harlingen terecht, waar Coba op 1 september

1813 het leven schonk aan een dochtertje, Johanna. Uit de geboorteakte

blijkt dat Etienne op dat moment portier was bij het Hospitaal der Ma-

rine.

Onderzoek en navraag wijst uit dat er tot 1810 een herberg gebruikt

werd als hospitaal. Deze was vanaf 1810 weer een herberg. Vanaf dat mo-

ment had Harlingen een ambulant hospitaal. Bij navraag meldde de heer

Wingelaar, schrijver van het artikel Marine Hospitalen van 1813 tot heden,

in het Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift (NMGT, juli 2013), het

volgende:

Het feit dat de Marine in Harlingen een hospitaal heeft gehad was zeer beperkt bekend. De Marine maakte veel gebruik van schepen die uit de vaart waren genomen. Deze werden dan ingericht als hospitaal. Het woord ambulant doet vermoeden dat het schip in Harlingen naar andere schepen toeging en geen of beperkt patiënten opnam. Bewaking van de schepen was in die tijd zeker nodig. Daarom denk ik dat poortier inderdaad een be-waker van het schip betrof. Zodra het schip de loopplank uit had, werd er voor bewaking gezorgd. Komt nu ook nog voor in bijv. Egypte.

Er was in 1813 een marine hospitaal in Enkhuizen. Hier zal Harlingen toen

in verbinding mee hebben gestaan. Op 28 november 1813 kwam er een

einde aan de Franse overheersing in Harlingen. De familie Babois bleef

in Harlingen wonen tot 1815-1816, toen ze naar Ezumazijl vertrokken.

Waarschijnlijk hield toen ook het Marine Hospitaal op te bestaan in Har-

lingen.

Op de een of andere manier moet Etienne zich niet helemaal veilig heb-

ben gevoeld als Fransman in Friesland. Bij een geboorteakte of overli-

jdensakte van één van zijn kinderen geeft hij aan niet te kunnen schri-

jven, behalve bij de geboorteakte van dochtertje Grietje. In deze periode,

1816, heeft Etienne geprobeerd zijn naam te veranderen in Steven Laag-

bos, een meer Nederlandse naam (en letterlijke vertaling van Babois, bas

= laag, bois = bos), en ondertekende hij de geboorteakte met S. Laagbos.

Hij kon dus wel schrijven, maar deed dat niet.

KOOPMAN & WINKELIER IN ANJUMHelaas mocht Grietje niet oud worden, ze was maar zeven weken toen

zij op 12 april 1816 overleed in het huis van haar ouders, huis nummer

103 in Anjum. Etienne was op dat moment koopman van beroep. Kort

daarna, op 6 mei 1816, kochten Etienne en Jacoba voor f 200, huis num-

mer 196 van Theunis Klases Eintema en zijn vrouw Baukjen Lieuwes.

Het verdriet bleef hen niet bespaard toen hun dochtertje Johanna over-

leed op 27 mei 1817.

Etienne was ten tijde van het overlijden van Johanna winkelier van

beroep. Volgens het dagboekje van Rijf waren ze een aardappelhandel

begonnen. In 1818 beginnen er betere tijden voor het gezin Babois. Op

26 februari 1818 werd opnieuw een dochtertje geboren, dat de naam

Johanna zou dragen. Een paar maanden later, in juni 1818 kocht Etienne

voor f 50 een kamer, zolder en een regenbak van Jan Roelofs Dijkstra.

In de Leeuwarder Courant van 18 augustus 1819, stond een lijst van

personen, die nog geldelijke rente te goed hadden van de Republiek

Frankrijk. Deze personen moesten zich melden voor de laatste dag van

de aankomende maand september 1819. Dit kon zijn voor schadeclaims,

gemaakte kosten, pensioen etc.. In het geval van Etienne (nr. 4649) ging

het om achterstallig pensioen. Het zal wel even geduurd hebben, voor-

dat het gezin Babois het geld gekregen heeft.

ROUTEKAARTJE VAN SMOLENSK NAAR KEULEN

HANDTEKENING ETIENNE BABOIS 1819

HANDTEKENING STEVEN LAAGBOS 1816

BRO

N:

GO

OG

LE M

APS

LIQUIDATIELIJST LEEUWARDER COURANT 1819

Page 29: De Sneuper 117, maart 2015

30

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

EEN HERBERG IN EZUMAZIJLOp 13 december 1819 kregen ze een zoon, Jan Etienne. Hier ondertekende Etienne voor het eerst een geboorteakte met

zijn eigen naam. Hij was toen waarschijnlijk over zijn wantrouwen heen, maar dit was voor mij de eerste handtekening die ik

tegenkwam van Etienne Babois (zie vorige pagina).

Het gezin werd later verrijkt met de geboorte van dochtertje Maria Terese op 30 juni 1821. Op 13 april 1822 trad Etienne Babois

op als cessionaris bij de verkoop van een woning in Anjum door Diederik Hendriks Kroonstra aan Adolf Hemminga. Op 2

september 1823 werd hun tweede zoon Pieter Etienne geboren. Ze deden het goed daar in Ezumazijl. Ze kochten op 24 april

1824 een huis, bakkerij en herberg voor f 1201. Waarschijnlijk ontvingen ze het geld van het achterstallige pensioen en namen

ze hun kans waar.

Hier begonnen zij een aardappelhandel en ook een

herberg, voor de doortrekkende reizigers. Eigenlijk

een heel logisch verhaal, als men nagaat dat zij dit

in de veldtocht naar Rusland ook al deden, althans

Jacoba dan: mensen voorzien van eten en drinken.

Door het hebben van een herberg kwamen ze met

diverse mensen in aanraking. Regelmatig werd er

gebruik gemaakt van de herberg om boelgoed

te verkopen. In dorpen waren herbergen vaak de

enige openbare gelegenheden. De toekomst zal er

rooskleurig uitgezien hebben voor de Babois.

De foto hierboven (1901-1910) laat de herberg van

Ezumazijl zien. Deze is in de jaren dertig van de 20e

eeuw afgebroken vanwege het nieuw te bouwen

gemaal. Er is in Ezumazijl altijd maar één herberg

geweest en maar op één plek. Of de herberg er

honderd jaar eerder ook zo uitzag, is de vraag, maar

heel veel anders zal het wel niet zijn geweest.

PAGINA UIT HET DAGBOEK VAN JACOBA BAKKER

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HUIDIGE SITUATIE IN EZUMAZIJL

Page 30: De Sneuper 117, maart 2015

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

31

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

ISKOMMER & KWELEen direct gevolg van de overstromingen in de peri-

ode 1825-1827 was, dat allerlei ziektes uitbraken,

waaronder malaria en cholera. Ook jonge mensen

stierven massaal. Als gevolg van de ondraaglijke

stank en gebrek aan hygiëne werd ook het begraven

in de kerk voortaan verboden. Etienne en zijn gezin

doorstonden de storm goed en gingen door met

hun leven. Ze hadden wel voor hetere vuren gestaan.

In 1825 is er een tweetal vermeldingen bij de notaris.

Zo was Etienne de schuldeiser van Gerrit Foppes van

der Kooi voor een kapitaal van f 75 en verkocht hij op

30 juni 1825 een huis te Ezumazijl aan Eelke Ulbes

Buwalda voor f 140.

Maar toen veranderde alles op slag met het overli-

jden van Etienne, op 28 oktober 1825. Coba bleef

achter met vier kinderen en zwanger van de volgen-

de. Waaraan Etienne overleed weten we niet, miss-

chien één van de vele ziektes die uitbraken als gevolg

van de overstromingen. De vele ontberingen die hij

heeft doorstaan in het leger van Napoleon, zullen zijn

gezondheid ook geen goed hebben gedaan. Ik hoop

daar ooit nog een keer achter te komen...

Voor Jacoba werd het verdriet nog groter toen zij

op 5 januari 1826 beviel van een tweeling, twee

zoontjes, waarbij de eerste levenloos werd geboren

en het andere jongetje 40 uren later overleed.

Coba behield de herberg nog tot 1830. Daarna ver-

trok zij met haar kinderen naar de provincie Gron-

ingen. Tussen 1837 en 1839 vinden wij haar terug,

wonende onder Anjum, winkelierster, zoals vermeld in haar huwelijksakte, toen zij op 9 december 1839 voor de tweede keer

trouwde met Betting Alberts de Boer. Hij was een 23 jaar oudere, gepensioneerde ambtenaar. Volgens het dagboekje van Rijf-

Babois een brompot. Hierna vertrok het gezin naar Harlingen, waar Jacoba uiteindelijk overleed op 27 maart 1859, bijna 13 jaar

na Betting.

Een zeer bewogen periode is er voor mijn gevoel afgesloten met het overlijden van Etienne en Jacoba. Zeer indrukwekkend en

het laat mij zeker niet onberoerd. Etienne heeft zijn sporen nagelaten en doordat hij is gebleven, is hij de stamvader geworden

van alle Babois in Nederland. In 1947 waren er 31 personen met de achternaam Babois, in 2007 waren het 45 personen. Zoals

het kaartje laat zien, een beetje verspreid, maar hoofdzakelijk gebleven, daar waar het begonnen is, onder Anjum.

BRONNENCantinières and vivandières o.t. French Army www.cantinieres.com

Tresoar www.tresoar.nl

Project Austerlitz www.austerlitz.org

Klinikum Fulda www.klinikum-fulda.de

Meertens instituut www.meertens.knaw.nl

Douane Imperiales www.douane-napoleon.nl

Kozakken in Noordoost Friesland www.hvnf.nl

Historische bronnen Harlingen www.kleinekerkstraat.nl

Jeanine Otten www.vergetenharlingers.nl

www.hannemahuis.nl

Lieuwe Greidanus www.anjumfoto.nl

Kees Rensing 4e generatie Babois

Tine Cupido-Roos echtg. F. Cupido 4e generatie Babois

Jelley Babois 7e generatie Babois

Dhr. Wingelaar amateur-historicus en auteur artikel NMGT

Majoor Sondeijker secretaris NMGT

GEDEELTE VAN KAART MET DOORBRAKEN & OVERSTROMING IN HET NOORDEN IN 1825

VERSPREIDINGSKAARTJE FAMILIENAAM BABOIS IN 2007

Page 31: De Sneuper 117, maart 2015

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

IS

HET INGEKIMDE LANDHein de Bruin werd op 22 maart 1899 te IJlst geboren als zoon van

Gerben de Bruin en Antje Bijlsma. Toen Hein 4 jaar was, verhuisde

hij met zijn ouders naar Enkhuizen. Heins ouders begonnen daar een

winkeltje in boeken en sigaren. Daar leerde hij Trijntje Ney kennen.

Trijntje was op 21 januari 1900 te Hollum geboren als dochter van Klaas

Ney (1870-1942) en Catharina Manje (1876-1968). Ze woonde en werkte

als dienstmeisje in Enkhuizen. De laatste maanden voor haar trouwen

woonde ze te Hollum en volgens de huwelijksakte ook te Amsterdam. In

1920 was Hein vertrokken naar Amsterdam, waar hij blijkens de trouwakte

correspondent was in de moderne talen. Het huwelijk van Hein en Trijntje

werd op 8 juni 1922 te Hollum voltrokken. In Amsterdam werden hun vijf

dochters geboren.

Op Ameland wordt door De Ouwe Polle sinds jaar en dag het blad

Pôllepraat uitgegeven. In nummer 63 verscheen een artikel van M.

Zonnevylle over Hein de Bruin als schilder. Ik kende De Bruin enkel als

dichter; hij bleek dus ook te hebben geschilderd. Zijn gedichten zijn te

vinden in de bekende bundel ‘Het ingekimde land en andere gedichten.’ De gedichten ademen vaak een zwaarmoedige sfeer. Dat depressieve zal

voor Trijntje en de dochters een hele zorg zijn geweest.

Via Trijntje was er dus een link met Ameland. Vandaar een schilderij van

de kerk van Hollum. Ik realiseerde me meteen dat er, gezien de band

met het eiland, ook gedichten met Ameland als onderwerp of aanleiding

konden zijn en jawel, in Het ingekimde land vond ik het gedicht Vuurtoren.

Het gedicht begint als volgt: Slanke toren, rijzig uit het zand, schichtend naar de dagenhemel.

Tijdens het lezen van dit gedicht kwam mij meteen de Amelander vuurtoren voor de geest. Op het ex libris van De Bruin staat

echter het Enkhuizer havenlicht, inclusief het gedicht Vuurtoren afgedrukt. Dat havenlicht is een open stalen constructie. Dat lijkt

mij wel duidelijk. In de al genoemde bundel kwam ik ook het sonnet Overtocht tegen.

Overtocht

Recht door de stille plassen steekt een pad

in zee: het grijs betondek van de pier,

Vér, over bodemsop en slierten wier,

wegschietend naar de klaarten van het wad.

Aan de geteerde steiger wacht het plat,

gaspu%end pontje – tot de passagier,

de laatste van de bonte trottersslier,

in kalme overstap de reling vat, –

om, losgeslagen uit de kabelworp,

breed-ruisend weg te glijden in gewiegel

van vloedenrimpeling en ziedend zog:

eentonig, tussen praatgons en geslorp,

bekletst de boot met straaltjes motorspog

de lome deining van de waddenspiegel.

Het gaat hier duidelijk over de pier van Holwerd en een oversteek met de postboot naar Ameland. Al zoekend kwam ik er wel

achter dat in vergelijking met tijdgenoten als Willem de Mérode en Gerrit Achterberg over Hein de Bruin weinig is gepubliceerd.

Van De Bruin werden wel tien gedichten herdrukt in de bundel Opwaartsche Wegen. Deze herdruk verscheen in 1986.

Dan toch nog even terug naar het gedicht Vuurtoren uit 1932. Op het ex libris staat het havenlicht op een pier van basalt. De

vuurtoren uit het gedicht staat in het zand en aan zee. Toch de Amelander toren?

32

SCHILDERIJ VAN DE HERVORMDE KERK IN HOLLUM DOOR HEIN DE BRUIN

HEIN DE BRUIN & TRIJNTJE NEY

HEIN DE BRUIN

EN AMELAND door ANDRE STAAL

[email protected]

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

ISFOTO

’S:

ED N

IEU

WEN

HU

YS

Page 32: De Sneuper 117, maart 2015

33

Vuurtoren

Slanke toren, rijzig uit het zand

schichtend naar de dagenhemel,

eenlijke gestalte tussen het gewemel

der geringe mensen in het land;

schijnbaar ingeslapen als het morgenlicht

uitschiet over zee en aarde,

maar te avond wakker spiedend naar de

verre einders van uw vergezicht;

door de dagen goedig en gedwee,

reus, die zich gewillig laat beklimmen

voor ’t verruklijk uitzicht in de kimmen,

op ’t wijdgestrookte land en de gevoorde zee –

daags werd uw wisse aanwezigheid ons reeds vertrouwd,

en zelfs uw hoog geheimenis der nachten

werd ons langzaam gemeen: wij achten

u wel overbodig voor ons lijfsbehoud

hier in de vlakte, waar ons pad door ’t licht

der olielampen toch zo veilig ligt beschenen –

Wie over zeeën koerst, wendt naar u henen,

naar uw gelaat, zijn wachtend aangezicht –

Gòd wordt ons op het vàst land zo vertrouwd,

wij weten Hem als in gewoonte aanwezig, –

maar zwàlkend zijn wij uitziend bezig

Zijn Licht te zoeken tot ons laatst behoud.

Het gedicht verwijst zeker naar de vuurtoren bij Hollum, denk alleen maar aan de regels ‘reus, die zich gewillig laat beklimmen’ en ‘Wie over zeeën koerst, wendt naar u henen.’ De vuurtoren van Ameland vormt duidelijk de kapstok voor de inhoud van

deze regels. Het gedicht herlezend, lijkt Hein zelf wel het lijdend voorwerp; wie troost zoekt, lijdt. Over smaak valt te twisten,

maar mij lijkt het laatste gedicht poëtisch sterker dan de Overtocht. Aan een uitgebreide analyse zal ik mij bij gebrek aan

kennis echter niet wagen.

EEN ZWARE OVERSTEEKIn de strenge oorlogswinter van 1942 deed zich nog wat bijzonders voor in de familie van Hein en Trijntje. Om aan brandstof

te komen zaagde (schoon)vader Klaas Ney aan de Oosterlaan te Hollum een tak uit een boom. Klaas kwam daarbij te

vallen en overleed. Voor de begrafenis op 13 maart wilde de familie van de vaste wal naar Ameland. Vanwege het ijs in de

Waddenzee voer de postboot niet. Jan Ney, de oudste zoon en bootsman bij de scheepvaartschool aan de P. H. kade in

Amsterdam, informeerde daarom bij de Hollumer beurtschipper Gooi Visser of overlopen over het ijs ook mogelijk zou zijn.

Het antwoord was bevestigend en Gooi en zijn neef Hans de Bruin beloofden de familie van Holwerd te halen.

Op de pier van Holwerd waarschuwde Gooi dat het een zware oversteek zou worden. Enkele familieleden zagen daarom af

van de tocht. Trijntje mocht van Gooi en Hans niet mee omdat ze thuis vijf dochters had. Hein was blijkbaar thuis gebleven

om op te passen. Bijzonder was dat het jongste kleinkind, Cornelia Stender, als baby tussen de poststukken met de postslee

meeging. Cornelia was een dochter van Jan Stender en Martje Ney. Martje was een zus van Trijntje. De beurtschippers

gidsten de familieleden veilig naar het eiland.

Lezend en zoekend kwam ik nog het gedicht Comparatief tegen. Daarin is het zeewater de

metafoor voor de gedachten van Hein. Met dat water eindigt het gedicht. Hoofdletter en

accenten in deze slotregels typeren Heins zielenleven:

roerloos in de nádag schemert als het wad,-

bezinkt,- en ópblinkt in een Zonnespat.

BRONNEN Mondelinge mededelingen van Gooi Visser te Hollum.

Mondelinge en schriftelijke mededelingen van Cornelia Stender te Stiens.

Mondelinge mededelingen van A. Alberts-De Bruin te Amsterdam.

Het ingekimde land en andere gedichten door Wim Hazeu.

Mondelinge en schriftelijke mededelingen van Pieter Jan Borsch te Hollum.

De foto’s van worden met toestemming van Ed Nieuwenhuys geplaatst.

tijd van de wereldoorlogenH

IST

OR

IE &

ST

RE

EK

GE

SC

HIE

DE

NIS

HIS

TO

RIE

& S

TR

EE

KG

ES

CH

IED

EN

ISEX LIBRIS HEIN DE BRUIN

Page 33: De Sneuper 117, maart 2015

INH

OU

DS

OP

GA

VE

AD

VE

RT

EN

TIE

34

MONUMENTENROUTE & THEEBUS KOLLUMIn Kollum werd afgelopen december een Monumentenroute langs 24 historische panden geopend. Doel is de historie leefbaar te houden,

de rijksmonumenten onder de aandacht te brengen en ook om meer

bezoekers naar het centrum te trekken. Op ieder monumentaal pand is

een plaquette (overzichtsbord) bevestigd met hierop historische

informatie over het gebouw en een aanduiding van de bijzondere

eigenschappen. U kunt de historische wandelroute Kollum als pdf

downloaden via ons blog.

In het Rijksmuseum te Amsterdam zag ik een mooie porseleinen

theebus met het familiewapen van Kollumer koopman bij de VOC, Eyso

de Wendt. Op de website van ons lid Tymen Wierstra vindt u diverse

stukken porselein, zogenaamd Chine de Commande, met het wapen

van de familie De Wendt. Waarschijnlijk is het porselein aan boord

geweest van het schip Geldermalsen dat verging, maar door duikers is

teruggevonden. Deze zogenaamde Nanking Cargo is geveild en deels in

het Groninger Museum beland.

SNEUPEN IN INDIASneuper Bauke van der Pol zag zijn boek De VOC in India vertaald worden in het Engels. In de Nederlandse versie kwam ik

een Dokkumer tegen, Nicolaas Tadema, die met een rijke vrouw getrouwd was, die, evenals Tammerus Canter Visscher, een

enorm grafmonument in India kreeg. Deze Tadema, geboren in 1739, blijkt een interessant figuur, over wie ik in een komend

nummer van De Sneuper zal berichten.

Online is nu het Fries Kaartenkabinet beschikbaar. Het gaat hierbij om een website, www.frieskaartenkabinet.nl, met bijna

7.000 kaarten en bouwtekeningen uit de vijftiende tot en met de twintigste eeuw uit de collectie van Tresoar. De nadruk ligt op

materiaal uit de achttiende en negentiende eeuw. De collectie geeft een gedetailleerd en vaak verrassend beeld van de Friese

dorpen, steden en landschappen in het verleden, maar is ook voor de huidige discussie over de inrichting van openbare ruimte,

architectuur en landschap van groot belang. Het kabinet groeit naar

zo’n 10.000 kaarten in 2015. Vele prachtige oude kaarten van Ameland,

Schiermonnikoog en het overig Waddengebied kwam ik tegen! Vergeet

ook niet de Roddelboeken, ofwel Quaclappen over de periode 1527-1620

eens op de site www.Tresoar.nl te raadplegen. Het is een prachtige bron

voor Friese streekhistorie en genealogie.

Zelf heb ik de namenlijsten van de Criminele Sententies Hof van Friesland

1649-1699 gefotografeerd en via ons blog en website beschikbaar

gemaakt, zoveel mogelijk voorzien van transcripties. De namenlijsten

van de jaren 1700-1811 zijn al langer via de Indexen op www.HVNF.nl

beschikbaar. Mocht u een bekende naam tegenkomen: vraag het dossier

op en schrijf er een artikel over voor De Sneuper!

FRIESE KINDERPORTRETTENMet medelid Piet Bakker, gepromoveerd op de Friese kunstgeschiedenis

in de Gouden Eeuw, bekeek ik in Museum Martena te Franeker de

tentoonstelling over Friese kinderportretten tussen 1550 en 1800: Pjutten en Beukers. Noordoost-Friesland is vrij goed vertegenwoordigd. Een van de

meest levendige schilderijen, door Rienk Keyert, is dat van de kinderen

uit de rijke boerenfamilie Botma uit Morra. En wat te denken van het

prachtige schilderij van het jonge meisje Luts van Harinxma thoe

Slooten, afkomstig van Huize Tjessens te Waaxens in Westdongeradeel,

bij Holwerd. Helaas is van de grote hoeveelheid stinsen nauwelijks iets

bewaard gebleven. Van de ooit daarin aanwezige kunstwerken, die in

steeds grotere mate digitaal beschikbaar komen, gelukkig des te meer!

VIRTUELE REIZEN VAN KOLLUM TOT INDIA

WEBSITE- & BLOGNIEUWSdoor HANS ZIJLSTRA [email protected]

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

THEEBUS FAMILIE DE WENDT

KINDERPORTRET FAMILIE BOTMA

BRO

N:

RIJK

SMU

SEU

MFO

TO:

HA

NS

ZIJ

LSTR

A

Page 34: De Sneuper 117, maart 2015

35

INH

OU

DS

OP

GA

VE

( ONDER VOORBEHOUD )

AD

VE

RT

EN

TIE

STREEKARCHIEF NOORDOOST-FRYSLÂNHet Streekarchief (officieel Streekarchivariaat Noordoost Friesland) is een gemeenschappelijke regeling tussen de gemeenten

Dongeradeel, Ameland en Schiermonnikoog. Het Streekarchief beheert de archiefbewaarplaatsen van de drie gemeenten

in Dokkum, Ballum (Ameland) en Schiermonnikoog. In elk van de drie bewaarplaatsen worden in hoofdzaak de oude ge-

meentelijke archieven bewaard. Te Dokkum worden de archieven van de voormalige gemeenten Dokkum, Oostdongeradeel

en Westdongeradeel beheerd. In alle bewaarplaatsen worden naast deze archieven ook niet-overheidsarchieven bewaard. Dit

zijn archieven van kerken, scholen, waterschappen, allerlei soorten verengingen en stichtingen, personen en/of families.

Het Streekarchief beheert, naast de archieven, onder de noemer Historisch Informatie Centrum Noordoost-Fryslân ook een

omvangrijke collectie boeken. Een overzicht van de aanwezige archieven en collecties en de bijbehorende inventarissen en

catalogi vindt u op de website www.hicnof.nl in het menu-onderdeel Archieven en collecties. Ook beheert het Streekarchief

een grote collectie oude foto’s van o.a. de gemeente Dongeradeel. Deze worden eveneens toegankelijk gemaakt via de web-

site in het menu-onderdeel Beeldbank, samen met collecties oude foto’s uit Achtkarspelen en Ferwerderadiel.

OPENINGSTIJDEN STUDIEZAAL DOKKUM

maandag 13.30 - 17.30 uur 18.30 - 20.30 uur*

dinsdag 9.30 - 17.30 uur 18.30 - 20.30 uur

woensdag 9.30 - 17.30 uur

donderdag 9.30 - 17.30 uur

vrijdag 9.30 - 17.30 uur 18.30 - 20.30 uur*

zaterdag 10.00 - 13.00 uur

* studiezaal wel toegankelijk maar geen archiefstukken opvraagbaar

Brokmui 62 9101 EZ Dokkum - Postbus 369 9100 AJ Dokkum - T: 0519-22 28 53 - E: [email protected]

www.hicnof.nl

VERSCHIJNT IN JUNI

HISTORIE & STREEKGESCHIEDENIS

MET DE TREKSCHUIT NAAR DOKKUM

DE SPITKEET VAN HARKEMA

GENEALOGIE & FAMILIEGESCHIEDENIS

DE FAMILIE EGAS VAN HOLWERD DEEL 2

KWARTIERHERHALING

RUBRIEKEN & COLUMNS

HERALDIEK: Dorpswapens Hantumhuizen & Hiaure NIEUWE SERIE: ANSICHTEN UIT WOI

ACTUEEL, DIGITAAL & VARIA

Website & blog

BROOR S. ADEMA

JAN DE VRIES

KLAAS EGAS

MATTIE BRUINING

RUDOLF J. BROERSMA

HILDA BOUTA

HANS ZIJLSTRA

WILT U UW ARTIKEL OOK IN DE SNEUPER PUBLICEREN?Neem contact op via [email protected] of stuur uw artikel naar

Postbus 369 9100 AJ Dokkum t.a.v. de redactie van de Sneuper.

DE SNEUPER 118WAT KUNT U VERWACHTEN?

DIG

ITA

AL

& A

CT

UE

EL

Page 35: De Sneuper 117, maart 2015

ZWART - WIT

Hogebuurt in Holwert rond 1915