De revolutionaire val van de Spaanse monarchie in 1931 en de ...

21
De revolutionaire val van de Spaanse monarchie in 1931 en de breed verwelkomde Tweede Spaanse Republiek Student: Lizze Vrijsen (3663124) Cursus: OSIII: Revolutions in comparison Docent: Dhr. Behrisch Datum: 30-05-2013 Woorden: 7102

Transcript of De revolutionaire val van de Spaanse monarchie in 1931 en de ...

De revolutionaire val van de Spaanse monarchie in 1931 en de breed verwelkomde Tweede Spaanse Republiek

Student: Lizze Vrijsen (3663124)

Cursus: OSIII: Revolutions in comparison

Docent: Dhr. Behrisch

Datum: 30-05-2013

Woorden: 7102

2

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1. opkomst en ondergang van de Eerste Republiek (1868 - 1874) en de positie van de

monarch na de restauratie (1898 - 1931) 5

2. Revolutionaire situatie in aanloop naar 14 april 1931 9

3. Revolutionaire uitkomst (1931-39) 15

Conclusie 18

Bibliografie 21

3

Inleiding

Secundaire literatuur waarin de politieke en economische ontwikkeling van het

negentiende en twintigste-eeuwse Spanje wordt behandeld is doordrenkt van de woorden

‘revolutie’ en ‘revolutionair’, maar tegelijkertijd wordt deze geschiedenis bijna uitsluitend

begrepen in het licht van de komende en allesbeslissende burgeroorlog. Over elke

ontwikkeling hangt daardoor de schaduw van de burgeroorlog en beleid wordt navenant

makkelijk bestempeld als stompzinnig, als een fatale fout of dat er te langzaam

gehandeld werd. Terwijl tezelfdertijd alsmaar benadrukt wordt dat tegenstellingen die zo

diep verankerd waren als in de Spaanse samenleving lastig uit te balanceren waren.

De politieke situatie was om te beginnen reeds lange tijd uiterst onstabiel.

Gedurende de negentiende en begin twintigste eeuw kende Spanje achtereenvolgend

verschillende militaire coups of pronunciamientos, een republiek en kort daarna de

restauratie van de monarchie. Na volledige rehabilitatie van de monarchie in 1874 werd

wederom een militaire coup gepleegd in 1923, toen een regeringscrisis de kroon in

gevaar bracht. Een tijdelijke dictatuur werd ingesteld met instemming van de monarch,

waardoor de monarchie voor dat moment gered was. Naast de onstabiele politieke

situatie had Spanje sinds jaar en dag geworsteld met zijn economie en zijn toetreding tot

de orde van moderne industriële grootmachten verliep niet soepel. Dankzij de neutraliteit

van Spanje tijdens de Eerste Wereldoorlog had het een snelle groei kunnen doormaken,

omdat het optrad als leverancier voor de oorlogvoerende landen. Spanje bleef echter

achter op de andere naties en werd meegetrokken in de naoorlogse crisis.1

Vooral de economische ontwikkeling van Spanje wordt naast die van West-Europa

gelegd. De vergelijking met de rest van Europa – misschien niet altijd even duidelijk aan

de oppervlakte – is bijna altijd aanwezig in de literatuur omtrent het moderne Spanje.

Het is een geschiedenis overwegend geschreven door historici die het eens zijn met de

stelling: ‘Afrika begint achter de Pyreneeën’ of door hen die daarop reageren. De tweede

groep is fel gekant tegen deze stelling en probeert Spanje in het Europese verhaal van

moderniteit te passen door zich te concentreren op de politiek, terwijl de eerste groep

slechts naar de economie kijkt.

Dit dominante discours wordt in het bijzonder verweven met de oorsprong en

uitkomst van de Spaanse burgeroorlog, maar daardoor heeft het invloed op het begrip

van de Tweede Republiek. Zo hadden in andere Europese landen verscheidende

republieken baan moeten maken voor dictaturen. In Spanje speelde zich precies het

tegenovergestelde af: van dictatuur naar republiek.2 De ene historicus ziet Spanje als het

laatste glorieuze bolwerk tegen het fascisme en de ander als een project dat gedoemd is

1 S.G. Payne, The collapse of the Spanish republic, 1933-1936: origins of the civil war (New Haven 2006) 5. 2 M. Blinkhorn, ‘Introduction: problems of Spanish Republic, 1931-9’, in: M. Blinkhorn ed., Spain in conflict

1931-1939 (Londen 1986) 1-13, 2.

4

te mislukken.

Daarnaast geven de twee aparte visies tezamen - samengevat in de stelling:

economisch achterstallig en politiek progressief - een sterk vertekend beeld. In de

praktijk werkte het namelijk anders. Naast dat het grootste deel van de bevolking nog

altijd werkzaam was in de agrarische sector ging het in bepaalde delen van Spanje

economisch gezien wel degelijk beter dan in andere. In het zuiden, met name in

Andalusië, bestonden grote landerijen met dagarbeiders die alleen tijdens oogsttijd werk

hadden.3 In Extremadura was het zo armzalig dat veel mensen vertrokken naar Amerika

of naar de industriële gebieden in het noorden van Spanje.4 In het noorden ontstond

daaropvolgend een stedelijk proletariaat met revolutionaire potentie. In de politiek werd

deze economische verscheidenheid weerspiegeld en dit veroorzaakte schommelingen in

het beleid en extra spanningen.

Het idee dat Spanje achterop was geraakt op weg naar moderniteit is geen

moderne notie, maar gaat terug tot het midden van de negentiende eeuw. Het werd

alsmaar duidelijker en vooral nadat Spanje in 1898 zijn laatste koloniën verloor. De

Spanjaarden namen dus niet zomaar het negatieve beeld, dat de rest van Europa op hen

projecteerde over. Zij – met name de progressieven - zagen het zelf namelijk ook zo. De

progressieven in Spanje wilden hun land bij de tijd brengen door middel van snelle

hervormingen. Alle spanningen en tegenstellingen kwamen in hun volledigheid tot

uitbarsting tijdens de burgeroorlog en het is daarom logisch dat de burgeroorlog de

aandacht opeist. Deze gebeurtenis schiep duidelijkheid voor de toekomst en plaatste het

verleden in een duidelijk perspectief. Niet vergeten moet worden dat de republiek juist

met enthousiasme en optimisme onthaald en verwelkomd was. Grote hoop werd

gevestigd in de republiek, maar zij kon deze grote en vooral ook verschillende

verwachtingen niet of niet gelijk waarmaken.5

De historicus Stanley Payne noemt het begin van de Tweede Republiek quasi-

revolutionair.6 Hij bedoelt niet dat het voortkwam uit een revolutie, maar de regering

diende vanaf de grond af aan opgebouwd te worden, waardoor het iets revolutionairs

had. De historicus Shlomo Ben-Ami bestempelt de overgang als een politieke revolutie en

ook Raymond Carr spreekt van revolutie, maar hij specificeert niet wat voor een.7

Volgens Martin Blinkhorn werd de massa bij de politiek betrokken als nooit te voren,

maar werd het moeilijk gemaakt omdat er geen sociale revolutie had plaatsgevonden.8

Een pagina later schrijft hij echter dat republikeinen en socialisten een alliantie sloten om

contrarevolutionaire krachten het hoofd te bieden, dit lijkt te suggereren dat er wel een

3 S.G. Payne, The Spanish revolution (Londen 1970) 10. 4 Payne, The Spanish revolution, 10. 5 S. Ben-Ami, ‘The Republican ‘take-over’’, in: P. Preston ed., revolution and war in Spain 1931-1939 (Londen

1984) 14-34, 26. 6 Payne, The collapse of the Spanish republic, 7. 7 Ben-Ami, ‘The republican ‘take-over’’, 26. 8 Blinkhorn, ‘Introduction: problems of Spanish Republic’, 2.

5

ander soort revolutie plaatshad.9

De meningen zijn verdeeld over of het überhaupt een revolutie was en wat voor

een revolutie er plaatsvond. Volgens Payne was het geen revolutie en hij lijkt te beweren

dat de republiek vanaf het begin gedoemd was te mislukken. Hij noemt de republiek

slechts een project.10 Toch kon de republiek op veel enthousiasme rekenen toen zij

uitgeroepen werd en op grote steun rekenen met het uitbreken van de burgeroorlog en

werd zij met man en macht verdedigd. Was het einde van de monarchie in 1931 en de

instelling van een republiek met een vernieuwende politiek, die later op veel steun

rekenen kon niet revolutionair in zichzelf?

In het eerste hoofdstuk zal kort de opkomst en neergang van de Eerste republiek

(1873-74) bekeken worden en de positie van de monarchie binnen de restauratie. In

hoofdstuk twee wordt specifiek de val van de monarchie en de overgang naar de

republiek in beeld gebracht om te achterhalen of er sprake was van een revolutionaire

situatie, volgens de revolutietheorie van Charles Tilly. In hoofdstuk drie zal de nadruk

liggen op de periode na de revolutionaire situatie om - overeenkomstig de theorie van

Tilly - te kijken of er ook sprake was van een revolutionaire uitkomst. Het betoog zal

kleur krijgen door citaten uit drie kranten: La Voz, La Libertad en El Progreso van 14 april

1931 – de datum waarop het land een republiek werd.

In de woorden van de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset mag de Spaanse

burgeroorlog door iedereen onderzocht worden, mits het ontstaan ervan goed begrepen

wordt.11 Dit werkstuk tracht bij te dragen aan een beter begrip, zonder dat de gedachten

van een achterstallig of vooruitlopend Spanje een plaats in het verhaal krijgen. Tevens

zal geprobeerd worden de aandacht volledig op de overgang te vestigen en de komende

burgeroorlog zo min mogelijk te laten meewegen in de beoordeling of er sprake was van

een revolutie of niet.

1. opkomst en ondergang van de Eerste Republiek (1868 - 1874) en de positie

van de monarch na de restauratie (1898 - 1931)

In de uitgebreide literatuur over de burgeroorlog wordt kort stilgestaan bij de Eerste

Spaanse Republiek(1873-74) omdat die niets meer inhield dan een korte periode van

totale chaos in een toch al onstabiele politieke negentiende eeuw.12 Historici die

daarentegen uitsluitend de Eerste Republiek bestuderen, geven af op hen die verwijzen

naar de Eerste Republiek alleen omdat zij de Tweede behandelen.

Charles Hennessy stelt dat het republikeinse gedachtegoed dat de Eerste

Republiek mogelijk maakte de val van de republiek niet overleefde. De republiek van

9 Blinkhorn, ‘Introduction: problems of Spanish Republic , 3. 10 Payne, The collapse of the Spanish republic, 7. 11 J. Ortega y Gasset, La rebelión de las masas (Santiago de Chile 1989) 250. 12 Payne, The Spanish revolution, 16.

6

1873 was echt uniek omdat ze vooral in internationaal perspectief gezien moet worden.

In de negentiende eeuw gingen de Spanjaarden bij zichzelf te rade waarom zij achterop

lagen bij de rest van Europa. Daarnaast speelde in Europa vooral het idee dat de grootste

bedreiging vanuit het agressieve nationalisme kwam en gedacht werd als Europa

bestuurd werd door antidynastieke republieken oorlog vermeden werd.13 Sommigen

zagen in deze internationale koers de kans om Spanje te regenereren. Internationaal

kwam het plan niet van de grond, maar Spanje lukte het een republiek neer te zetten.

Hierdoor leek het politiek gezien in de voorhoede te lopen. Dit mondde echter uit in een

grote mislukking en door de totale chaos verloren de republikeinen veel aanhang en

prestige. Van de beweging als zodanig bleef ook volgens Payne weinig over, maar het

gedachtegoed en vooral de hoofdlijnen bleven levendig voortbestaan.14

De eerste republiek was het sluitstuk van de revolutie van 1868. De negentiende

eeuw is vervuld van revoluties, maar Carr stelt dat de intellectuele wortels van het

moderne Spanje te vinden zijn in deze revolutie.15 Het moderne Spanje werd vooral

gekenmerkt door twee gezichten. Deze twee gezichten staat bekend onder het begrip las

dos Españas. Aan de ene kant de progressieven die de natie wilden regenereren. Aan de

andere kant de conservatieven die - volgens het gedicht van Antonio Machado - een

Spanje vertegenwoordigden dat reeds gestorven was en niet bezig was met de toekomst.

In de literatuur lijkt verwezen te worden naar de progressieven als één groep en

oppervlakkig waren ze dat ook, omdat ze allen begaan waren met het vernieuwen van de

natie. Ze hadden eenzelfde einddoel, maar direct wordt duidelijk dat over de aanpak en

de weg daarnaar toe sterk getwijfeld werd.

De monarchie van Isabel II sloot de progressieven uit van de regering waardoor

zij onnodig gemobiliseerd werden. Hierdoor werden niet-radicale progressieven een

revolutionaire richting in vervreemd.16 De progressieve generaal Juan Prim wilde een

pronunciamiento uitvoeren, maar daar was in 1866 nog weerstand tegen door

persoonlijke rivaliteiten. Een progressieve revolutie kon echter volgens Carr alleen slagen

met steun van het leger, maar het lukte generaal Prim niet het leger tot een grote

opstand te inspireren. Daarop verlegde hij zijn aandacht naar de links georiënteerde

progressieven en democraten, ondanks dat hij progressief was, was dit eigenlijk te links

naar zijn smaak.17 De democraten en de progressieven waren op hun beurt ook niet

automatisch bondgenoten. Democraten streden vooral voor uitbreiding van het kiesrecht;

ook waren zij in eerste instantie tevreden met het idee van een monarchie en wilden

niets weten van het omvergooien van de monarchie.18 Toch hadden de groepen elkaar

13 C.A.M. Hennessy, The federal republic in Spain: Pi y Margall and the federal republican movement 1868-74

(Oxford 1962) xii. 14 Payne, The Spanish revolution, 21. 15 R. Carr, Spain 1808-1975 (Oxford 1980) 301. 16 R. Carr, ‘Liberalism and reaction, 1833-1931’, in: R. Carr ed., Spain: a history (Oxford 2000) 219. 17 Carr, Spain 1808-1975, 295. 18 Hennessy, The federal republic in Spain, 33.

7

nodig om hun eigen doeleinden te kunnen verwezenlijken, want alleen stonden ze niet

sterk genoeg en uiteindelijk komen ze door een samenloop van omstandigheden samen.

Toen Prim’s grootste rivaal stierf wist hij in 1867 toch een succesvolle

pronunciamiento uit te voeren en gaf de links georiënteerde alliantie direct weer op.

Nadat Isabella II in ballingschap ging kende Spanje een tijdelijke regering, maar omdat

de revolutie door verschillende groepen ‘gemaakt’ was, werd er nu heftig gevochten over

op welk moment de revolutie gestabiliseerd moest worden.19 Door de progressieven werd

getracht een constitutionele monarchie te creëren. De democraten waren niet tevreden

dat een paar mannen bepaalde wat er gebeurde en sommigen wilden een opstand in de

provincies uitlokken, maar die werd onderdrukt door het leger, waardoor de provinciale

democraten republikeinen werden en een federale in plaats van een unitaire republiek

voorstonden.20 Opnieuw een versplintering waardoor draagkracht voor ieder mogelijk

plan wegviel. Het land werd door generaal Prim een nieuwe koning, Amadeus I,

opgedrongen.

De republikeinen versterkten zich door dit voorval en wonnen aan aanhang;

waardoor zij na het aftreden van de kersverse monarch in 1873 op de plek waren om een

republiek in te stellen. Hoe deze ingericht diende te worden bleef vaag. De discussie

draaide vooral om twee opties: een unitaire republiek of federale republiek.21 De federale

optie werd haastig verkozen. De wens van sommige provincies om autonoom te zijn ging

ver terug. Centralisatie en staatsbouw veroorzaakten opstanden en

onafhankelijkheidsoorlogen in de zestiende en zeventiende eeuw, omdat Castilië en de

omliggende rijksdelen op een ander pad van ontwikkeling zaten. Nadat sommige

rijksdelen verloren gingen en andere vastgezet werden in een oncomfortabele eenheid

kreeg de staat een vaste geografie. Door industrialisering en modernisering die plaats

vonden in de grensgebieden van Spanje, zoals: Baskenland en Catalonië, werden

vroegere afscheidingsbewegingen weer nieuw leven ingeblazen. Opnieuw bevonden

verschillende delen zich op verschillende ontwikkelingspaden, terwijl één regering alle

delen bestuurde. Verschillende provincies en steden distantieerden zich van Madrid en

verklaarden zich autonoom, waardoor volledige chaos uitbrak.22

De scheurende eenheid van Spanje stuitte op verzet van conservatief ingestelde

groepen. Ten tijde van de eerste republiek was er één zo een groep, de Carlisten; zij

ontketenden een strijd in het noorden tegen de breuken omdat zij het land bij elkaar

wilden houden. Door deze oorlog moest de overheid haar kracht opsplitsen en daardoor

nam desintegratie juist toe.23 Zij moesten vorm zien te geven aan een versplinterende

republiek en de Carlisten bestrijden.

19 Carr, ‘Liberalism and reaction, 1833-1931’, 220. 20 Ibidem. 21 Ibidem. 22 Payne, The Spanish revolution, 21. 23 Carr, Spain 1808-1975, 333.

8

In deze korte periode wisselde de republiek meerdere malen van president met

telkens een nieuwe insteek. Tegen het einde koos president Castelar ervoor toenadering

te zoeken tot de conservatieve om te kunnen consolideren. Dit lijkt te lukken, maar nu

werd hem verweten dat hij afstand nam van ‘het principe’.24 Binnen het republikeinse

gedachtegoed was scheiding tussen kerk en staat erg belangrijk en werd simpelweg

aangeduid als ‘het principe’. Als de leider van de republiek stopt met dit na te jagen,

verliest hij de steun van de republikeinen.25 Er was veel verzet tegen scheiding tussen

kerk en staat, maar een tegemoetkoming als deze zou een republiek betekenen zonder

republikeinse ziel. Hierna werd de republiek snel ongedaan gemaakt door een militaire

coup.

De desbetreffende generaal gebruikte een retoriek van vaderlandsgetrouwheid en

wierp zich op als verdediger van het vaderland. Payne schrijft dat de republiek intense

angst, maar ook haat opriep onder de middenklasse. Er heerste het gevoel dat het land

gered moest worden van de republiek.26 Raymond Carr wijst erop dat deze ondergang

dezelfde dynamiek had als de ondergang van de tweede republiek.27

Uiteindelijk werd de revolutie teruggedraaid en de Bourbonse dynastie werd

opnieuw binnengehaald. Eigenlijk modderde de staat voort zoals voor de revolutie. De

ergste crisis van de gerestaureerde monarchie was de ramp van 1898. Spanje verloor al

haar koloniën terwijl de rest van Europa intensief aan het koloniseren was, precies een

tegengestelde ontwikkeling. Achteraf is het bijzonder dat de regering en de monarchie

deze ramp overleefden, vooral omdat overduidelijk wanbestuur het verlies mogelijk had

gemaakt.28 Er was echter in deze jaren wel protest tegen de monarchie, maar de

oppositie was verdeeld en kwam daardoor tot niets. Daarnaast bleven de problemen

onverminderd bestaan en verscherpten zich in de daaropvolgende jaren, maar de

monarchie was voor het moment volledig gerehabiliteerd en was min of meer bestand

tegen de grootste crisis. Tevens had de monarchie in theorie genoeg tijd om het

vertrouwen terug te winnen. Daartoe bleek Alfonso XIII – die als zestienjarige in 1904 op

de troon kwam - echter niet in staat, gelet het feit dat steeds nieuwe crisissen de

monarchie teisterden en dat de monarch daar inadequaat op bleef reageren.29

Zo kende zijn regering vele verschillende kabinetten die steeds weer vielen. Hij kreeg te

maken met de rampweek van 1909 - waarin kloosters en kerken werden verbrand -, een

poging tot revolutie in 1917 en uiteindelijk het dictatorschap van Miguel Primo de Rivera

vanaf 1923.

Het dictatorschap was een tijdelijke maatregel – met instemming van de koning -

24 Ibidem, 336. 25 Ibidem. 26 Payne, The Spanish revolution, 21. 27 Carr, ‘Liberalism and reaction, 1833-1931’, 220. 28 Ibidem, 225. 29 T. Echeverría, Sobre la caída de Alfonso XIII (Sevilla 1966) 497.

9

om de opstanden in Spaans Marokko neer te slaan. De eerste jaren van het dictatorschap

verliepen voorspoedig, maar historici zoals Blinkhorn en Preston zijn het erover eens dat

dit dictatorschap de natuurlijke weg naar democratie en vertegenwoordiging cru en op

een mogelijk essentieel punt onderbrak.30 Primo de Rivera wist relatief snel orde en rust

te herstellen in het protectoraat; iets wat het Spanje onder de monarchie niet gelukt

was. Het tot rust brengen van de opstandelingen - wat immers de hoofdreden was voor

het dictatorschap - bracht niet het aftreden van Primo de Rivera teweeg en zodoende

begonnen verschillende mensen onrustig te worden.

Luis Bolin schrijft in zijn memoires over Primo de Rivera dat als hij de broodnodige

steun gekregen zou hebben de monarchie gered had geweest en 1936 ook nooit had

hoeven gebeuren.31 Daarnaast had Primo de Rivera de geschiedenis in kunnen gaan als

een groots man, want hij had hervormingen doorgevoerd die de situatie verbeterden en

hij had volgens Bolin het beste met de Spanjaarden voor.32 Blinkhorn werpt op dat als de

monarchie vatbaar was geweest voor democratisering in de jaren 20 en dat tegen de

achtergrond van toegenomen welvaart, de geschiedenis er waarschijnlijk heel anders uit

zou hebben gezien.33 Dit alles is slechts speculatie en een republiek kwam er.

Voordat de eerste republiek kon worden ingesteld werd er nog gezocht naar een

opvolger voor de terugtredende koningin, maar tijdens de tweede poging in 1931 werd er

vastberaden en overtuigend vanaf het begin voor een republiek gekozen.

2. Revolutionaire situatie in aanloop naar 14 april 1931

Alonso XIII was in aanraking gekomen met tal van crises en bleek uiteindelijk niet in

staat een stabiele regering neer te zetten. De val van een monarch is een bijzondere

gebeurtenis. Bijzonder, omdat het slechts sporadisch voorkomt. Dat komt vooral omdat

in de meeste crises de schuld terechtkomt bij de ministers zodat de monarch buiten

schot blijft, maar in alle revoluties worden de doorgaans trouwe onderdanen zodanig

vervreemd dat zij weigeren hem nog langer te steunen. Daardoor wordt de oppositie

versterkt waardoor de positie van de koning verzwakt. In 1931 koos het geürbaniseerde

Spanje voor een republiek, terwijl het platteland vooral koningsgezind bleef. De koning

die in Madrid verbleef, voelde zich in het nauw gedreven en ontvluchtte de stad.34 Er

werd door de burgers van Madrid druk uitgeoefend, maar was er ook sprake van een

revolutionaire situatie volgens de revolutietheorie van Charles Tilly waardoor de

monarchie in 1931 ten val kwam?

30 Blinkhorn, ‘Introduction: problems of Spanish Republic’, 2. P. Preston, The coming of the Spanish civil war: reform, reaction and revolution in the Second Republic (Londen 1994) 38. 31 Luis Bolin, Spain: the vital years (Londen 1967) 99. 32 Luis Bolin, Spain: the vital years, 100. 33 Blinkhorn, ‘Introduction: problems of Spanish Republic’, 2. 34 Carr, ‘Liberalism and reaction, 1833-1931’, 601.

10

Tilly hanteert drie criteria waaraan voldaan moet zijn, wil er sprake zijn van een

revolutionaire situatie: de opkomst van groepen die strijden om de centrale macht, de

onwil of onmogelijkheid van de heerser om te reageren en de betrokkenheid van een

belangrijk deel van de burgers.35 Om te kunnen beoordelen of er sprake was van een

revolutionaire situatie en wat voor soort revolutie het was, moet teruggeblikt worden op

de ontwikkeling van het dictatorschap in de tweede helft van de jaren twintig. Het waren

zeer voorspoedige jaren voor Spanje. Lang werden deze herinnerd als een periode van

relatieve welvaart en volledige tewerkstelling.36 Nadat de rust was hersteld in Spaans

Marokko werd het gewenste aftreden van de dictator steeds uitgesteld.

Ook uit het leger kwamen tegengeluiden naar voren en men vroeg de koning de

dictator te verwijderen. Er werden pronunciamientos ondernomen in 1929 en 1930, maar

beide mislukten. Net als tijdens de revolutie van 1868 zouden verschillende groepen

elkaar nodig gaan hebben. Ondertussen hadden de intellectuelen zich tegen de dictator

gekeerd, vooral nadat hun collega Miguel de Unanumo in 1924 gearresteerd en daarna

in ballingschap ging. Vanuit zijn ballingschap opende hij samen met andere ballingen een

felle aanval op het regime. Toen de dictator zijn pijlen richtte op de universiteiten, sloten

de studenten zich aan bij de oppositie.37 Zij vroegen de monarch om steun, maar door

diens onvermogen of onwil om het initiatief terug te nemen, zegden deze groepen ook

hun vertrouwen in de koning op. De oppositie ging 1923 als een breuk zien waarbij de

monarch zijn verplichtingen opgaf, waardoor de soevereiniteit feitelijk terugkeerde in

handen van ‘het volk’.38 Door deze noties won een republiek als medicijn voor alles wat

verkeerd was in Spanje aan populariteit.39

Dit is een heel ander proces als ten tijde van de eerste republiek, toen moest men

nog geleidelijk naar een republiek toegroeien en kwam deze meer per ongeluk dan

weldoordacht tot stand. Dat zie je ook in de Franse revolutie. Paul Hanson stelt dat er

zich in 1791 maar weinig republikeinen bevonden onder de revolutionairen. Een republiek

werd meer als laatste redmiddel gezien.40 Zoals later in dit essay duidelijk wordt,

verwezen kranten gretig naar de Franse revolutie en omdat het republikeinse

gedachtegoed nu langere tijd in omloop was, was een republiek een aannemelijkere optie

geworden.

Ondertussen maakte de socialistische partij (PSOE) ook een belangrijke

ontwikkeling door. De PSOE was verbonden aan het dictatoriale regime van Primo de

Rivera, maar in de daaropvolgende jaren werd dit verbond een morele last.41 Leden van

35 C. Tilly, European revolutions, 1492-1992 (Oxford 1992), 10. 36 S. Ben-Ami, ‘The Republican ‘take-over’’, in: P. Preston ed., revolution and war in Spain 1931-1939 (Londen

1984) 14-34, 21. 37 Carr, ‘Liberalism and reaction, 1833-1931’, 583. 38 Ibidem, 588. 39 Ben-Ami, ‘The Republican ‘take-over’’, 20. 40 P.R. Hanson, Contesting the French revolution (Malden VS 2009) 87. 41 Preston, The coming of the Spanish civil war, 13.

11

de PSOE waren geschokt door het opportunisme aan de top. Later voegen de socialisten

zich bij de oppositie als het dictatorschap wankelt. Er waren echter ook leden die altijd al

tegen participatie waren en zij hadden hun eigen aanhang onder het proletariaat.42 Dit

‘moeilijke’ verleden was een belangrijk punt waardoor de partij verdeeld raakte.

Ondertussen groeide de socialistische vakbond Unión General de Trabajadores

(UGT) omdat het de enige vakbond was die toegestaan werd door het dictatorschap en

dus de enige optie was voor het proletariaat. De samenwerking veranderde echter niets

aan de omstandigheden van de arbeiders.43 Hierop raakten de arbeiders teleurgesteld in

de socialistische top, want de vakbondsleiders waren tevens de voormannen van de

PSOE. Rond 1928 was de tegenstand tegen het dictatorschap erg groot onder de

achterban, maar de top schaarde zich vooralsnog niet aan de zijde van de oppositie.44 In

1930 braken grote stakingen uit in het zuiden van Spanje en ook de mijnindustrie in het

noorden keerde zich tegen de samenwerking; daardoor was het onmogelijk om vast te

blijven houden aan deze koers.45 De achterban oefende zo’n grote druk uit dat de top de

oppositie in gedwongen werd. De achterban was in dit opzicht veel vooruitstrevender dan

haar vertegenwoordigers.

Ondertussen voelde Primo de Rivera aan wat komen ging en hij vroeg of de

militaire leiders hem nog steunden. De dictator was in eerste instantie bereid om de

strijd aan te gaan aangezien hij protesten rondom universiteiten ruw onderdrukte, maar

toen bleek dat hij de steun van het leger overduidelijk verloren had en daarna ook

koningssteun – een poging van Alfonso om schoon schip te maken - moest hij

terugtreden. Dit werd gevolgd door een omvangrijke en directe crisis, omdat het land

onvoldoende voorbereid was op terugkeer naar normaliteit.46 Hierop werd de onmacht

van de koning om het land naar een nieuw politiek systeem te leiden voor iedereen

duidelijk zichtbaar.

Het is evident dat het aan alle kanten gistte. De socialisten en hun achterban in

het zuiden en noorden van het land, de republikeinen, de intellectuelen en de studenten

en daarnaast ook de monarchisten raakten hun vertrouwen kwijt. Ben-Ami stelt dat het

niet alleen een anti-monarchistisch protest was, maar ook een streven naar een politiek

van participatie, in plaats van patronage. De mensen moesten betrokken worden bij de

politiek.47 Alfonso zag zelf ook dat de monarchie niet bij de tijd was, maar hij wist

volgens Tomás Echeverría niet hoe hij daar verandering in moest brengen. Tevens

schrijft hij dat de koning het land verraden had en dat hij de staat zomaar in handen had

gegeven van de revolutionairen.48 Hij voegt daaraan toe dat dit gedrag niet ingegeven

42 Ibidem, 14. 43 Ibidem, 17. 44 Ibidem, 21. 45 Ibidem, 22. 46 Carr, ‘Liberalism and reaction, 1833-1931’, 586. 47 Ben-Ami, ‘The Republican ‘take-over’’, 17. 48 T. Echeverría, Sobre la caída de Alfonso XIII (Sevilla 1966) 599.

12

werd door slechte intenties, maar dat de koning niet doorhad wat er gebeurde.49 De

monarch stond niet open voor democratisering, dat was duidelijk geworden in 1923 toen

hij de coup goedkeurde. De revolutionaire situatie werd mede veroorzaakt door het

persoonlijk falen van de koning.

Deze sfeer lokt een reactie uit in 1930. Er werd een revolutionair comité opgericht

met als doel van Spanje een republiek te maken.50 Het leger voerde in korte tijd een

tweede pronunciamiento uit, maar deze stond in dienst van het comité. Daaruit blijkt dat

er wel degelijk twee machtsblokken tegen elkaar streden. Het comité tegen de

gevestigde regering. Net als in 1929 mislukte deze poging. Door een vorm van

miscommunicatie werd alleen door twee generaals overgegaan tot de daadwerkelijke

pronunciamiento. De mislukte poging werd de generaals Galán en Hernández fataal. Ze

werden gearresteerd en snel geëxecuteerd. De troepen die de generaals versloegen

werden getransporteerd over het spoor. Het inspireren van een staking onder het

spoorwegenpersoneel was mislukt en ondanks dat Galán zich als een soort Robespierre

zag die de revolutie zou leiden, was het land er duidelijk niet klaar voor.51

Door de executie van de generaals kregen de republikeinen echter wel twee

martelaren en helden die ingezet werden om de wreedheid van de koning te

propageren.52 Posters van Gálan en Hernández kwamen overal te hangen en hun

heldenstrijd werd geromantiseerd in kranten.53 Na twee mislukte pronunciamientos werd

het langs een nieuwe weg geprobeerd of tenminste andere groepen namen het initiatief.

Payne schrijft misnoegd dat, al zit er geruime tijd tussen de eerste en tweede republiek,

nog altijd naar dezelfde oplossingen werd gegrepen om een republiek te vestigen.54 De

tijden waren echter veranderd sinds de Eerste Republiek.

Het vooruitzicht van een republiek riep felle conservatieve reacties op, zoals

beschreven wordt door Ben-Ami. De conservatieven zagen de verkiezingen als een

communistische aanval op de gevestigde orde. Op 7 april 1931 waarschuwden ze dat, als

een republiek uitgeroepen werd, dit een voorbode was van een burgeroorlog.55 Na de val

van de dictator en het treuzelende beleid van de koning gaven verschillende

monarchisten na de verkiezingen al snel toe aan de republiek, waardoor er niet echt

sprake was van een strijd voor en na het uitroepen van de republiek. Door de massale

overstap van monarchisten en conservatieven naar de republiek kreeg ze aan de ene

kant een sterke basis, omdat maatschappelijk breed geparticipeerd werd. Aan de andere

kant had ze hierdoor een zwakke basis, omdat de conservatieven andere ideeën hadden

over de inrichting van de republiek. Vooralsnog wil Ben-Ami onder de aandacht brengen

49 Echeverría, Sobre la caída de Alfonso XIII, 619. 50 Ibidem, 593. 51 Ibidem, 594. 52 La libertad, ‘romance del capitán Galán’, 15 april 1931. 53 La libertad, ‘romance del capitán Galán’, 15 april 1931. 54 Payne, The collapse of the Spanish republic, 11. 55 Ben-Ami, ‘The Republican ‘take-over’’, 22.

13

dat iedereen die claimt dat Spanje gedoemd was, omdat het land niet helemaal

republikeins was, er geen rekening mee houdt dat Spanje ook niet geheel monarchistisch

was. In zijn visie is het juist, omdat de oppositie zo sterk was dat de monarchie haar

zelfvertrouwen verloor.56 Er was een adviseur die er bij de koning voor pleitte de

verkiezingen te negeren en te vertrouwen op de achterban op het platteland, maar

Alfonso XIII koos ervoor de verkiezingsuitkomst te respecteren.

De secundaire literatuur wijst erop dat veel conservatieven meegingen in de

republiek om een sociale revolutie te voorkomen. Met andere woorden, er werd gepoogd

de revolutionaire situatie te neutraliseren. Met de toetreding van de conservatieven tot

het republikeinse kamp was er min of meer sprake van een meervoudige soevereiniteit

die volgens Tilly noodzakelijke is.

In dat opzicht is het een unieke situatie, maar ook een vreemde revolutie, wat tot

uiting kwam in hoe de republiek in 1931 precies tot stand kwam. In verkiezingen op

gemeentelijk niveau werd gekozen voor een republiek, daarmee werd zonder enige vorm

van geweld duidelijk hoe het land bestuurd wenste te worden en de republiek werd breed

en enthousiast verwelkomd. De dag nadat de republiek was uitgeroepen gingen mensen

massaal de straat op. Zo stonden er in Madrid drieduizend mensen El Himno del Riego57

te zingen voor het pand waar de republikeinse krant La Libertad gevestigd was. Ook werd

een gedicht van Luis de Tapia, dat volgens La Libertad aansloot bij de gevoelens van de

mensen, voorgedragen op centrale pleinen in Madrid.58 Opvallend is dat vooral gewezen

werd op de Franse afkomst van de koning met dichtregels als:

‘¡Cuando en fecundos olores

florecen todas las flores

menos las flores de lis!’

‘(…)[D]el pueblo se hizo enemigo y le

abandono la grey!

¡No habrá Historia que le absuelva!

¡Viva la España sin rey!’59

‘Wanneer in vruchtbare geuren

alle bloemen floreren

behalve de Franse Lelie!’

‘(…)[H]ij maakte het volk tot vijand en hij

verliet de kudde!

Geen geschiedenis zal hem vergiffenis

schenken!

Leve het Spanje zonder koning!’

In de kranten werd een revolutionair beeld geschetst. Symbolen zijn zichtbaar en

opzwepende gedichten en liederen zijn hoorbaar en de republiek heeft martelaren en

helden (Gálan en Hernández). Daarnaast spreken veel mensen zich uit voor de republiek

omdat de republikeinen steeds weer ‘de verantwoordelijkheden’ aanhalen. Hiermee wordt

een lijst van bezwaren bedoeld waarvoor het volk de koning verantwoordelijk hield: zoals

56 Ibidem. 57 Volkslied van de eerste republiek en vanaf 14 april 1931 ook van de tweede republiek. 58 La Libertad, ‘el poete del pueblo’, 15 april 1931. 59 La libertad, ‘coplas del día’, 15 april 1931 .

14

het dictatorschap vanaf 1923 en de dood van de generaals.60 Er is dus ook zoiets als een

nieuw vocabulaire.

Paul Hanson, die over de Franse revolutie schrijft, zegt dat revolutie onlosmakelijk

met geweld verbonden is, maar dat geweld niet de drijfkracht is van een revolutie. Hij

reageert daarmee op historici die zich helemaal concentreren op geweld in revoluties.61

Sommige mensen beschouwen 1931 als een Franse revolutie zonder geweld ofwel een

betere revolutie, zoals duidelijk wordt uit de volgende citaten:

‘Niet is onze republiek product van een militaire pronunciamiento – zo hadden we

het niet gewild -; niet is onze republiek het resultaat van een bloedige revolutie

[en](…) niet de vrucht van verraad. (…) Werk van het volk, gemodelleerd door het

volk, ingesteld door het volk[.]’62

‘Alles werd gerealiseerd door enthousiasme waardoor het recht gegeven werd een

republiek in Spanje te verwezenlijken en de dageraad van vrijheid, gelijkheid en

broederschap, maar zonder enige vorm van exces.’63

‘We[alle burgers] vieren de nieuwe Zon maar met gezond verstand!’ 64

Geweld was niet nodig zoals in de Franse revolutie, want op het moment dat er sprake

was van een revolutionaire situatie werd het mogelijk voor mensen om hun stem te laten

horen via verkiezingen. Enthousiasme overheerste omdat velen geloofden dat een

republiek op bijna magische wijze al hun problemen zou oplossen. Pas toen duidelijk

werd dat dit niet het geval was, werd de sfeer grimmiger. Zo is de overgang van

monarchie naar republiek overwegend een politieke revolutie met de mogelijkheid tot

sociale revolutie in de toekomst. Het was een niet volledig afgesloten aangelegenheid.

Contrarevolutionaire bewegingen werden snel ingezet, waardoor nieuwe revolutionaire

situaties ontstonden.

Er waren ook mensen die de republiek vijandig gezind bleven en geen

opportunistische draai maakten. Aan de laatste president onder koning Alfonso XIII werd

door journalisten gevraagd hoe het met de crisis stond. Daarop antwoordde Juan

Bautista Aznar hij: ‘Wat denk je 48 uur geleden was Spanje een monarchie en nu een

republiek, een grotere crisis bestaat niet’.65 De monarch was gedwongen afstand te

doen; de monarchisten hadden het weinige dat ze konden doen gedaan. Door de druk

vanuit de geürbaniseerde delen van Spanje bezweek de monarchie.

60 C.P. Boyd, ‘“Responsibilities” and the Second Republic, 1931-6’, in: M. Blinkhorn ed., Spain in conflict 1931-

1939 (Londen 1986) 14-39, 14. 61 Hanson, Contesting the French revolution, 159. 62 La Libertad, ‘el pueblo la trajo y el pueblo la defenderá’, 15 april 1931. 63 El Progreso, ‘al pueblo’ 14 april 1931. 64 El Progreso, ‘al pueblo’ 14 april 1931. 65 La voz, ‘unas palabras del jefe del gobierno que producen emoción’, 14 april 1931.

15

De echte crisis in dezen was dat er onvoldoende gereageerd werd op de behoeften

van het land, nadat het dictatoriale bewind ten einde was. De regering slaagde er na het

dictatorschap niet in de politieke toestand te normaliseren en te snel werd de overstap

gemaakt naar massapolitiek, met een negatieve onverwachte uitkomst voor de

monarchie.

3. Revolutionaire uitkomst (1931-39)

Een revolutie is pas een revolutie als de uitkomst daar ook naar is. Dit houdt in dat

degenen die voor de revolutie de macht hadden, die moesten opgeven via meervoudige

soevereiniteit ten gunste van de revolutionairen. Het resultaat is dat na de revolutie een

zichtbare machtsoverdracht plaats gevonden heeft.66 De regering mag nadien best

elementen van de oude heerserscoalitie bevatten, want dat maakt de overdracht

acceptabeler. Daarnaast stelt Tilly dat er zich vaak genoeg revolutionaire situaties

voordoen, zonder dat de uitkomst revolutionair is.67 Een revolutionaire uitkomst lijkt het

essentiële punt en het moeilijkste te realiseren in een revolutie.

In de woorden van Payne was er in het Spaanse geval sprake van een min of

meer revolutionaire uitkomst, maar geen revolutionaire situatie. In hoofdstuk 2 is

vastgesteld dat er een revolutionaire situatie heeft plaatsgevonden en in zoverre was de

val van de monarchie revolutionair. Aan de andere kant verliep de overgang niet geheel

naar wens om ook te resulteren in een succesvolle revolutie. De potentiële sociale

revolutie werd geneutraliseerd doordat de conservatieven en monarchisten van kleur

veranderden, waardoor er geen echte strijd plaatsvond tussen twee blokken, terwijl die

wel bestonden. Het grote probleem was dus dat de meervoudige soevereiniteit bestond

toen de revolutionaire situatie reeds voorbij was en dit werkte door in de revolutionaire

uitkomst. De val van de monarchie is vanuit dit opzicht slechts het begin van een grotere

revolutie die loopt van 1931 tot 1939.

De burgers waren door verkiezingen vanaf het begin betrokken, maar lieten zich

naverloop van tijd ook horen op straat, vooral toen de uitkomst van verkiezingen niet

naar wens was, wat tot nieuwe revolutionaire situaties of tegenreacties leidde. Er vond

eigenlijk meteen al een religieuze tegenreactie plaats in 1931, gevolgd door een revolutie

in 1934 en een tegenreactie en revolutie in 1936. Ondanks dat een en ander

democratisch ingekapseld was, werd er hard gevochten door de twee kampen om de

macht over de republiek in handen te krijgen en deze vorm te geven naar eigen idealen.

Daarom kan een revolutionaire uitkomst alleen tot stand komen onder de links

republikeinen.

66 Tilly, European revolutions, 1492-1992, 14. 67 Ibidem, 10.

16

Na de val van de koning leek alles mogelijk en stevende de republiek geenszins af

op een bruut einde.68 Een belangrijke factor in elke revolutie is het leger en zeker in

Spanje, waar de moderne geschiedenis getekend is door militaire ingrepen. Ook Tilly stelt

dat het bevorderlijk is als de revolutionaire coalitie een beroep kan doen op militairen

om de overgang te helpen consolideren.69

Toen het erop aankwam in 1931, kon de koning niet op het leger rekenen. Gezien

de verdeeldheid binnen het leger over republicanisme of monarchie heerste de vrees dat

men tegenover elkaar zou komen te staan als er werd ingegrepen. Daarnaast had het

dictatorschap van Primo de Rivera een negatieve indruk achtergelaten. Het leger verkoos

daarom neutraal te blijven, waardoor de tweede republiek mogelijk werd gemaakt.70 Dit

is dus ook een groep die niet geheel voor de pure republikeinse idealen de ‘kant’ van de

republiek koos. Daarom blijft de positie van het leger een lastig punt, want enerzijds had

de republiek het leger niet nodig, gezien haar democratische basis. Aan de andere kant

vormde het leger een gevaarlijke macht, bijna een onafhankelijk lichaam binnen de

staat. Daarom was het essentieel dat het leger ondergeschikt gemaakt werd aan de

regering en dat was een belangrijk principe binnen het republikeins gedachtegoed, naast

het principe van de scheiding van kerk en staat. Aan beide principes werd vastberaden

vastgehouden. De eerste week van de nieuwe regering was nog niet verstreken of er

werd een start gemaakt met de reorganisatie van het leger.71 Door deze gang van zaken

werd het officierscorps vervreemd nog voordat het leger ondergeschikt was aan de staat.

In het begin werd er volgens Ben-Ami echter vooral aangestuurd op een

gematigde republiek.72 Ondanks deze belofte en ondanks dat de republiek grote

volkssteun genoot, ontbraken twee belangrijke groepen: de boeren en de

grootgrondbezitters. De boeren vanwege de antireligieuze implicaties van het

republikeinse gedachtegoed en de grootgrondbezitters vanwege de landhervormingen.73

In eerste instantie was er ook geen sprake van zichtbare strijd, maar die barst in oktober

1931 des te heviger los, nadat de republiek is geïnstalleerd en een linkse regering

gekozen was. Hervormingen werden doorgevoerd waar de conservatieve kant niet van

gediend was. De rechtse republikeinen hadden zich verbonden aan de republiek om de

nieuwe regeringsvorm ook aannemelijk te maken voor de conservatieven. Zij namen

eigenlijk alleen deel om fundamentele hervormingen tegen te houden.74

Er bestonden zodoende sterke meningsverschillen over de republiek als geheel en

hoe de republiek vormgegeven moest worden. Dit fenomeen tekende en kenmerkte de

eerste republiek ook, maar het grote verschil was dat de tweede republiek stevigere

68 Ben-Ami, ‘The Republican ‘take-over’’, 29. 69 Tilly, European revolutions, 1492-1992, 14. 70 Ben-Ami, ‘The Republican ‘take-over’’, 24. 71 J. Casanova, The Spanish Republic and civil war (Cambridge 2010) 37. 72 Ben-Ami, ‘The Republican ‘take-over’’, 24. 73 Ibidem, 22. 74 Blinkhorn, ‘Introduction: problems of Spanish Republic’, 3.

17

wortels had omdat niet-republikeins gezinden enigszins bereid waren te participeren.

Deze verkapte monarchisten en conservatieven werden door de echte republikeinen

gebrandmerkt als ‘kameleons’.75 Dit is ook het moment waarop de notie van verraad en

achterdocht het toneel betrad.

Het conflict over de republiek komt nog beter naar voren via een afbeelding. In

afbeelding 1 is te zien dat de republiek eerst twee sprongen naar voren maakte. De

eerste staat voor de instelling van de republiek, waarna het revolutionaire comité van

1930 een tijdelijke regering vormt tot de verkiezingen van oktober 1931, als links een

overwinning behaalt. De katholieke kerk zette bijna meteen een tegenaanval in, die pas

ging liggen toen in 1933 rechts - via nieuwe verkiezingen - won. Er moesten nieuwe

verkiezingen gehouden worden, omdat het nieuwe systeem bedreigd werd zowel door

extreem links als door extreem rechts.76

Afbeelding 1: meervoudige soevereiniteit tijdens de revolutionaire uitkomst.

De antirepublikeinse, rechtse partij ging van 40 zetels in 1931 naar 200 in 1933 en links

van 250 naar ongeveer 100 zetels.77 Dat was een enorme verschuiving in korte tijd. Het

verslagen linkse kamp was uitzinnig van woede en was vooral bang dat de hervormingen

onder de komende regering teruggedraaid zouden worden.78 Tussen 1933 en 1936

werden hervormingen, die schadelijk werden bevonden teruggedraaid en er werd beloofd

dat positieve hervormingen behouden bleven.79 Deze dynamiek is tevens terug te zijn in

75 Ibidem, 5. 76 Payne, The collapse of the Spanish republic, 37. 77 Casanova, The Spanish Republic and civil war, 94. 78 Payne, The collapse of the Spanish republic, 41. 79 Ibidem, 47.

18

de gehele negentiende eeuw.

De kersverse republiek werd geconfronteerd met de problemen waar Spanje sinds

de modernisering mee te maken had. Daarnaast werd het regime geconfronteerd met

problemen waar ieder revolutionair regime op stuit. Het duurt te lang voordat het

systeem effectief in werking treedt. In de Franse revolutie duurde het te lang voordat de

constitutie geschreven werd en tijdens de Spaanse republiek kwam verandering niet snel

genoeg voor de een en was er sprake van teveel hervormingen voor de ander waardoor

extreem links en extreem rechts in verzet kwamen.

Doordat deze tweedeling in de republiek ingebakken zat en niet ongedaan werd

gemaakt door middel van een volle sociale revolutie, werd de republiek hoogst onstabiel.

Dit is precies wat zich afspeelde in de negentiende eeuw toen progressieve en

conservatieve periodes zich afwisselden. Nu - omdat de bevolking gemobiliseerd was -

had het echter grotere consequenties. Op het moment dat links aan de macht is, ligt

rechts dwars en visa versa. De werking van het democratisch systeem werd zodoende

onvoldoende gerespecteerd. Op het moment dat de revolutionaire uitkomst zou moeten

plaatsvinden, is er eigenlijk nog sprake van meervoudige soevereiniteit, weliswaar in een

democratische context, maar als men (links of rechts) de verkiezingen niet wint neemt

men zijn onvrede mee naar de straat.

De contrarevolutionairen zetten telkens een tegenaanval in waardoor er op geen

enkel moment echt sprake is van een republiek, zoals de revolutionairen die wensten. In

dit opzicht is de ware revolutionaire uitkomst het dictatorschap van generaal Franco wat

in feite inhoudt dat de revolutie mislukt is.

Conclusie

Dat de overgang van monarchie naar republiek een bijzondere gebeurtenis was ontkent

geen enkele historicus, maar betwijfeld wordt of het daadwerkelijk een revolutie was en

wat voor een revolutie. Vooral als de onderzoeker de nadruk legt op volksgeweld moet

geconcludeerd worden dat het geen revolutie was, want dat aspect was bij de overgang

volledig afwezig. In verschillende kranten werd hoe dan ook overduidelijk ingespeeld op

revolutie. Er wordt gerefereerd aan de Franse revolutie, mensen zingen en horen

gedichten aan met revolutionaire inhoud, de republikeinse vlag is een belangrijk

symbool, evenals de slachtoffers van de mislukte pronunciamiento.

Het staat wel vast dat de omstandigheden sterk verschilden van menig andere

revolutie en de revolutietheorie van Charles Tilly is zodanig toegepast dat er sprake is

van een minimale revolutie. Minimaal, omdat er potentie was voor een grote sociale

revolutie. Die grote revolutie werd niet waargemaakt in 1931, maar er vond wel een alles

transformerende verandering plaats. Er was namelijk sprake van een serieuze

19

revolutionaire situatie. Voor de verkiezingen was de druk op de monarchie vanuit

studenten, intellectuelen, arbeiders en socialisten groot en dreigend. De arbeiders waren

zelfs vooruitstrevender dan de socialistische top, waardoor de socialisten zich genoopt

zagen zich aan te sluiten bij de oppositie. Daarnaast organiseerden de republikeinse

partijen een revolutionair comité en zij bekokstoofden samen met legerofficieren een

ouderwets pronunciamiento om de macht voor de republikeinen te grijpen. Dit mislukte

omdat het land er onvoldoende klaar voor was.

Een jaar later, tijdens de verkiezingen, bleek de grote steun voor de republiek een

verrassing voor de conservatieven, maar ook voor de republikeinen zelf. Het overgrote

deel van het platteland bleef overigens de monarch steunen. Nu de massa zich

democratisch had uitgesproken was de koning aan zet om deze uitslag te respecteren. Er

waren adviseurs die alsnog adviseerden tegen een republiek. Aangezien de monarch niet

kon rekenen op steun van het leger, dat zich afzijdig hield en gezien de massa’s mensen

in Madrid die de straat op gingen om feest te vieren, koos de monarch ervoor in

ballingschap te gaan.

Het belangrijkste gegeven voor dit onderzoek is dat veel conservatieven en

monarchisten zich na de verkiezingen aansloten bij de republikeinen in plaats van verzet

te bieden om een sociale revolutie te voorkomen. Hierdoor blijft deze revolutionaire

situatie van geweld verstoken en de strijd die eigenlijk tegelijk met deze ommezwaai had

moeten plaatsvinden - om het tot een complete revolutie te maken - verplaatst zich op

de tijdlijn naar de republikeinse periode.

Er was sprake van een revolutionaire situatie die geneutraliseerd werd doordat er

geen tegenstand geboden werd, maar er waren wel twee blokken die dongen naar de

macht. De meervoudige soevereiniteit, zoals Tilly het noemt, werd opgeschort tot de

nabije toekomst, toen het tijd was voor de revolutionaire uitkomst. Zodoende werd er

hevig gevochten - in figuurlijke zin door politici en in letterlijke zin door de massa - over

wie de republiek mocht vormen toen de revolutionaire situatie reeds gepasseerd was.

Deze strijd leidt tot nieuwe revolutionaire situaties zoals in 1934 en 1936, maar ook tot

tegenbewegingen, zoals in 1931, 1933 en 1936.

Terwijl de republiek te maken kreeg met deze meervoudige soevereiniteit,

gemaskeerd door een democratisch systeem, moet er ook rekening gehouden worden

met alle problemen waar revolutionaire regimes doorgaans mee te maken krijgen. Een

nieuwe regeringsvorm moest gestalte krijgen. In de Franse revolutie bestond er in de

nieuwe regering bijvoorbeeld een sterke verdeling tussen links, maar de monarchisten

werden vanaf het begin gezien als vijanden van de revolutie en aan de kant gezet. Dit

gebeurde niet in Spanje en daardoor bestond naast de verdeeldheid binnen links ook de

verdeeldheid tussen links en rechts, waar het regime rekening mee moest houden.

Daarnaast vragen historici zich bijvoorbeeld bij de Franse revolutie af of, als er op

20

bepaalde situaties anders was gereageerd het dan mogelijk of zelfs waarschijnlijk was

dat de revolutie niet plaats zou hebben gevonden. Opvallend is dat in 1931 in Spanje een

sociale revolutie actief en succesvol vermeden werd, maar in 1934 en 1936 maakte

Spanje alsnog kennis met een sociale revolutie. In Spanje leidde uitstel niet tot afstel.

Daarom is de val van de koning het begin van een grotere revolutie die doorliep tot

1939. Terwijl de sociale revolutie werd uitgesteld, werden de tegen over elkaar staande

kampen steeds radicaler. Dat wil niet zeggen dat de republiek van het begin af aan

gedoemd was, want in 1931 was alles mogelijk. Alleen was geen van beide kampen

bereid compromissen te sluiten of de democratie daadwerkelijk te respecteren.

Meervoudige soevereiniteit in de revolutionaire uitkomst betekende dat de

revolutionaire situatie niet volledig afgesloten was en dat de revolutionaire uitkomst niet

naar wens was. Aan de ene kant was er sprake van een revolutionaire uitkomst in 1931

toen de links-republikeinen aan de macht kwamen, mits niet verder dan naar dat

moment gekeken wordt. Wordt er gekeken naar de langere termijn dan wordt duidelijk

dat de tweestrijd meegenomen was in de republiek, terwijl die eigenlijk daarvóór

uitgevochten had moeten zijn. In plaats van dat links zijn macht consolideerde verloor

het de macht. Hierdoor zette de minimale revolutie zich voort en deden zich nieuwe

situaties zich voor.

De lange termijn lijkt erop te wijzen dat de uitkomst van de revolutie het regime

van Franco was en dat is geen revolutionaire uitkomst. Onder het repressieve regime van

Franco keerden rust en stabiliteit terug in Spanje en werd het een meer gecentraliseerde,

sterke staat, maar niet van harte. Spanje werd gecentraliseerd onder een

contrarevolutionaire macht. Één doel werd wel bereikt: de natie werd geregenereerd,

hoewel dit ten koste ging van vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Kortom: er was sprake van een serieuze revolutionaire situatie in 1931 die

geneutraliseerd werd gecombineerd met een zwakke revolutionaire uitkomst na 1931,

waardoor geconstateerd moet worden dat de val van de monarch een minimale revolutie

was. Daarbij moet opgemerkt worden dat echt alle elementen aanwezig waren voor een

grote sociale revolutie. Het lijkt er alleen op dat het revolutionaire ritme of momentum

ontbrak in deze Spaanse aangelegenheid.

21

Bibliografie

Primaire bronnen

La Libertad 14 en 15 april 1931.

Luis Bolin, Spain: the vital years (Londen 1967).

El Progreso 14 april 1931.

La Voz 14 april 1931.

Secundaire literatuur

Ben-Ami, S. ‘The Republican ‘take-over’’, in: P. Preston ed., revolution and war in Spain

1931-1939 (Londen 1984) 14-34.

Blinkhorn, M. ‘Introduction: problems of Spanish Republic, 1931-9’, in: M. Blinkhorn ed.,

Spain in conflict 1931-1939 (Londen 1986) 1-13.

Boyd, C.P. ‘“Responsibilities” and the Second Republic, 1931-6’, in: M. Blinkhorn ed.,

Spain in conflict 1931-1939 (Londen 1986).

Carr, R. ‘Liberalism and reaction, 1833-1931’, in: R. Carr ed., Spain: a history (Oxford

2000).

Carr, R. Spain 1808-1975 (Oxford 1980).

Casanova, J. The Spanish Republic and civil war (Cambridge 2010).

Echeverría, T. Sobre la caída de Alfonso XIII (Sevilla 1966).

Hanson, P.R. Contesting the French revolution (Malden VS 2009).

Hennessy, C.A.M. The federal republic in Spain: Pi y Margall and the federal republican

movement 1868-74 (Oxford 1962).

Ortega y Gasset, J. La rebelión de las masas (Santiago de Chile 1989).

Payne, S.G. The collapse of the Spanish republic, 1933-1936: origins of the civil war

(New Haven 2006).

Payne, S.G. The Spanish revolution (Londen 1970).

Preston, P. The coming of the Spanish civil war: reform, reaction and revolution in the

Second Republic (Londen 1994).

Tilly, C. European revolutions, 1492-1992 (Oxford 1992).