DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP...

159
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2016-2017 DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENT Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Delphine Demets (studentennr. 01007565) Promotor: Prof. Dr. Dirk Heirbaut Commissaris: Prof. Dr. Georges Martyn

Transcript of DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP...

Page 1: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2016-2017

DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET

ONTWERP LAURENT

Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Ingediend door

Delphine Demets

(studentennr. 01007565)

Promotor: Prof. Dr. Dirk Heirbaut

Commissaris: Prof. Dr. Georges Martyn    

Page 2: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  2

DANKWOORD

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn universitaire opleiding. Ik zou graag van deze

gelegenheid gebruik maken om enkele mensen in het bijzonder te bedanken voor de hulp en

steun die zij mij geboden hebben.

Allereerst gaat mijn oprechte dank uit naar professor dr. Dirk Heirbaut, mijn promotor, voor

het aanstekelijk enthousiasme waarmee hij mij tijdens de bachelorjaren liet kennismaken met

de rechtsgeschiedenis, voor het aanreiken van dit interessante onderwerp en voor de begeleiding

tijdens het schrijven van dit eindwerk.

Een speciaal dankwoord gaat uit naar mijn ouders, die mij de kans hebben gegeven om deze

studies aan te vatten en tot een goed einde te brengen. De rechtenopleiding was voor mij, zeker

bij het begin, een proces met vallen en opstaan. Na elke val hielp mama, mijn steun en

toeverlaat, mij weer recht. Na elke teleurstelling bleef papa, mijn held, in mij geloven.

Grote dank gaat ook naar mijn lieve oma voor haar luisterend oor, en naar mijn opa, van wie ik

mijn hart voor geschiedenis heb geërfd. Beiden hebben mij onvoorwaardelijk gesteund.

Vervolgens wil ik ook mijn vijvennegentigjarige overgrootmoeder bedanken voor haar vele

aangestoken kaarsjes in de kerk.

Tot slot, maar niet in het minst, wil ik ook mijn vriend bedanken voor zijn onvoorwaardelijke

steun en al zijn begrip.

         

Page 3: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 3

INHOUDSTAFEL

DANKWOORD 2

INHOUDSOPGAVE 3 DEEL I: INLEIDING 7

1.   Situering 8

2.   Onderwerp en afbakening 10

3.   Methodiek 12

DEEL II: BIOGRAFIE 13

1.   De jeugd- en vormingsjaren van Laurent (1810-1839) 14

1.1.   Vroege passie 14

1.2.   Student en jonge filosoof 15

2.   Academische loopbaan van Laurent (1836-1882) 16

2.1.   Kersverse professor 16

2.2.   Laurents beschermheer Antoine Ernst 18

2.3.   De verdwenen professor 20

2.4.   De strijd tegen de lijfsdwang 22

2.5.   Wel decaan, geen rector 23

3.   Het gezinsleven van Laurent 24

3.1.   Familie Laurent-Tesch 24

3.2.   Familie Laurent-Callier 25

3.3.   Eeuwige weduwnaar 26

4.   Histoire de l’Humanité (1850-1870) 27

4.1.   Laurents wereldgeschiedenis 27

4.2.   De zaak Laurent-Brasseur 28

Page 4: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  4

5.   Laurent en de Gentse politiek (1863-1873) 30

5.1.   Politieke doorbraak 31

5.2.   Vriend des volks 31

5.3.   Vijand van de Vlaamse taal 33

5.4.   Afscheid van de Gentse politiek 34

6.   Laurents juridische werken in een notendop 35

6.1.   Principes de droit civil (1869-1979) 36

6.2.   Avant-projet de révision du Code Cvil (1879-1885) 38

6.3.   Droit civil international (1880-1882) 40

7.   De exegetische school 42

7.1.   Extremist van de exegese? 42

7.2.   De mythe doorgeprikt 43

8.   Laurents laatste levensjaren (1883-1887) 45

DEEL III: HET HUWELIJK 46

1.   De Code Civil van 1804 46

1.1.   Inleiding 46

1.2.   Juridisch betoog 49

§1 Theorie van de fragilitas sexus 50

§2 Geen twee kapiteins aan één schip 51

1.3.   Wederzijdse rechten en plichten 52

1.4.   Maritale macht sensu stricto 55

§1 De volgverplichting van de vrouw 56

§2 Het tuchtigingsrecht van de man 57

§3 Het controlerecht van de man 58

1.5.   Handelingsonbekwaamheid van de vrouw 60

§1 Optreden in rechte 62

§2 Het stellen van rechtshandelingen 64

A.   Niet vervreemden, verkrijgen, verbintenissen aangaan 64

B.   Het huishoudelijk mandaat 66

§3 Bijzondere bepalingen 66

§4 De sanctie 68

Page 5: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 5

2.   Het ontwerp Laurent 69

2.1.   Inleiding 69

2.2.   Juridisch betoog 71

§1 Verwerping theorie van de fragilitas sexus 71

§2 Wel twee kapiteins op één schip 73

§3 Laurents nieuwe grondbeginselen 75

2.3.   Wederzijdse rechten en plichten 77

2.4.   Afschaffing maritale macht 79

§1 Wederzijdse verplichting tot samenwonen 80

A.   De woonplaats van de vrouw is de woonplaats van de man.80

B.   De verplichting van de man om zijn vrouw te ontvangen 81

C.   Impliciete volgverplichting van de vrouw 82

§2 Geen tuchtigingsrecht 83

§3 Geen controlerecht 84

2.5.   Handelingsbekwaamheid van de vrouw 86

§1 Beginselen 86

§2 Weigering van toestemming door één van de echtgenoten 89

§3 De sanctie 90

§3 Bijzondere bepalingen 91

HOOFDSTUK IV: DE ECHTSCHEIDING 93

1.   De Code Civil van 1804 93

1.1.   Inleiding 93

1.2.   Echtscheiding wegens bepaalde feiten 97

§1 Overspel 98

§2 Gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen 100

A.   Gewelddaden en mishandelingen 101

B.   Grove beledigingen 101

§3 Veroordeling tot een infamerende straf 104

1.3.   Echtscheiding door wederzijdse toestemming 105

§1 Ratio 105

§2 Voorwaarden, procedure en gevolgen 106

Page 6: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  6

2.   Het ontwerp Laurent 109

2.1.   Inleiding 109

2.2.   Echtscheiding wegens bepaalde feiten 111

§1 Overspel 113

§2 Gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen 114

A.   Gewelddaden en mishandelingen 115

B.   Grove beledigingen 115

§3 Vrijwillige en kwaadwillige verlating 116

2.3.   Verwerping van echtscheiding door wederzijdse toestemming 119

2.4.   Feitelijke scheiding 122

§1 Ratio 122

§2 Vormen 123

A.   Feitelijke scheiding door wederzijdse toestemming 123

B.   Feitelijke scheiding uitgaande van één echtgenoot 125

DEEL V: CONCLUSIE 128  BIBLIOGRAFIE 132    BIJLAGEN 147                                    

Page 7: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 7

DEEL I: INLEIDING

IK BEN VROUW. HIER GEBOREN, ZAL IK STERVEN. NOOIT ZAL IK DE WIEKSLAG

VAN EEN HEERLIJKE REIS MIJN HORIZON DOORBREKEN. NOOIT ZAL IK WETEN VAN DE WERELD DIE VOORBIJTREKT

AAN DE ANDERE KANT VAN DE MUUR OM MIJN HUIS. IK BEN VROUW.

IK ZAL BINNEN MIJN OMHEINING BLIJVEN. DE TIJDEN DIE IN DE HERINNERING STAAN GEGRIFT,

ZAL IK NOOIT DOOR GESCHIEDENIS HERLEVEN. GEEN ENKEL WOORD SPREEKT NAMENS MIJ.

IK BEN VROUW.

CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839)

1.   Vrouwen hebben gedurende lange tijd in de schaduw van de geschiedenis

gestaan. De man heeft zich vrijwel in alle culturen eeuwenlang boven de vrouw geplaatst. Met

behulp van religie en recht – Kerk en Staat – heeft hij haar recht op vrijheid en

onafhankelijkheid de kop ingedrukt. De duizenden jaren geschiedenis van de vrouw kan dan

ook in één allesomvattend begrip omschreven worden: discriminatie.

2.   Reeds in de vroege oudheid woedde de strijd tussen de seksen. Openlijk

seksisme was alomtegenwoordig in de antieke literatuur en zette de vrouw op haar plaats.1 Zo

schreef de satirische toneeldichter Aristophanes: “Niets is erger dan een vrouw, behalve nog

een vrouw.”2 Volgens Plato en Aristoteles waren vrouwen ‘van nature minder’3, wat voor de

vrouw zowel een fysieke als geestelijke minderwaardigheid in verhouding tot de man inhield.

Deze fictie hield meer dan tweeduizend jaar stand.

3.   Meer nog, ook vandaag de dag blijft er een zeker spanningsveld tussen man en

vrouw bestaan. Het uiten van openlijk seksisme mag dan wel uit den boze zijn, het wordt

getolereerd. De toekomstige president van Verenigde Staten, Donald Trump, kan allerlei

discriminerende en seksistische opmerkingen maken, hij komt er duidelijk mee weg. De strijd

tussen de seksen is tot op heden een feit.

                                                                                                               1 G. VANDERMASSEN, Darwin voor dames: over feminisme en evolutietheorie, Amsterdam, Uitgeverij Nieuwezijds, 2005, 29. 2 J. GERLO, “De gelijkheid tussen man en vrouw en het burgerlijk wetboek”, TPR 1976, 298, nr. 3. 3 N. ARNAUD-DUC, “De tegenstrijdigheden van het recht” in G. DUBY en M. PERROT (eds.), Geschiedenis van de vrouw: de negentiende eeuw, Amsterdam, Agon, 1993, 55. (hierna: N. ARNAUD-DUC, “De tegenstrijdigheden van het recht”)

Page 8: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  8

1.   SITUERING

 

4.   Vrouwen hebben de voorbije eeuwen een hele weg afgelegd om politieke

rechten te verwerven. Het was geen verhaal met lineaire vooruitgang, maar een proces van

vallen en opstaan. Tijdens de Franse Revolutie aanvankelijk waren de opvattingen over de

vrouw aanvankelijk positief, maar tijdens het bewind van Napoleon gingen ze er weer op

achteruit.4 Waar de Franse revolutionairen de maritale macht en de vaderlijke autoriteit

ontkrachtten, keerde Napoleon ernaar terug. Vrouwen werden tot tweederangsburgers

gereduceerd. “La nature a fait de nos femmes nos esclaves”, aldus de kleine Corsicaan aan het

woord.5

5.   De Code Napoléon, ook de Code Civil genoemd, ingevoerd in 18046, steunde

met andere woorden op een fundamentele rechtsongelijkheid tussen de echtgenoten. Door in

het huwelijksbootje te stappen werd de vrouw handelingsonbekwaam en moest ze haar

echtgenoot te gehoorzamen. Hij had immers de maritale macht over de persoon van zijn vrouw.

Vermits België toen nog een deel van Frankrijk was, werd de maritale macht en de

handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw ook in ons land wettelijk vastgelegd.

6.   Toen België in 1831 onafhankelijk werd, riep het Belgisch Nationaal Congres

op om zo vlug mogelijk tot eigen nationale wetboeken ter vervanging van de napoleontische te

komen. 7 Pas in het jaar 1879 werd François Laurent door de toenmalige liberale regering belast

met een herziening van het volledig burgerlijke recht: dit mondde uit in een voorontwerp van

2411 artikelen, het zgn. Avant-projet de révision du Code Civil of gewoonweg het ontwerp

Laurent.

7.   Laurent brak in zijn voorontwerp met de traditie uit de Code Civil. Hij wou een

verregaande hervorming doorvoeren van het familierecht en introduceerde talrijke

hervormingen en hernieuwingen met een grote maatschappelijke weerslag, onder meer inzake

het statuut en het erfrecht van natuurlijke kinderen, de handelingsbekwaamheid van de gehuwde

vrouw, het toezicht van de rechtbank op de ouderlijke macht, de afschaffing van de

                                                                                                               4 D. HEIRBAUT, “De vrouwen(on)rechtsgeschiedenis van Napoleon tot vandaag: een verhaal van voortdurende vooruitgang?” in E. BREMS en L. STEVENS (eds.), Recht en Gender, Brugge, Die Keure, 2011, 27. 5 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 56. 6 België was toen nog een deel van Frankrijk, en kon het als ware niets anders dan het opgelegde burgerlijk wetboek te aanvaarden. 7 E. VAN DIEVOET, Het burgerlijk recht in België en Nederland van 1800 tot 1940: de rechtsbronnen, Antwerpen, De Sikkel, 1943, 69.

Page 9: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 9

echtscheiding door onderlinge toestemming, enz.8 Geïnspireerd door de verlichtingsidealen,

streefde hij naar gelijkheid tussen echtgenoten binnen het huwelijk. In het voorontwerp werd

de maritale macht dan ook resoluut verworpen. Dit stond recht tegenover de Code Napoléon,

waar de ideeën van gezag en maatschappelijk conservatisme telkens opdoken en waar de

traditie van man als heer en meester over zijn vrouw gehandhaafd werd.

8.   Helaas is Laurents voorontwerp nooit wet geworden. Toch was zijn arbeid niet

tevergeefs. Zijn voorgestelde hervormingen werden één voor één verwezenlijkt in de twintigste

eeuw. Zo werd de maritale macht afgeschaft door de wet van 30 april 1958. De volledige

gelijkheid tussen man en vrouw binnen het huwelijk werd pas gerealiseerd bij wet van 14 juli

1976. Als wetsontwerper was Laurent zijn tijd een eeuw vooruit.9

                                                                                                               8 G. BAERT, “François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang”, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 29. 9 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 112.

Page 10: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  10

2.   ONDERWERP EN AFBAKENING

9.   De hoofdmoot van deze masterproef is de analyse van het voorontwerp met

betrekking tot de positie van de vrouw. Het is vooreerst belangrijk om aan te geven dat deze

masterproef geen allesomvattende bespreking beoogt van de vrouwenrechten in alle takken van

het recht. Het onderwerp van dit eindwerk blijft beperkt tot een bespreking en kritische studie

van rechten en plichten ‘gehuwde vrouw’ in het voorontwerp. De ongehuwde vrouw wordt

buiten beschouwing gelaten.

10.   Dit werkstuk richt zijn onderzoekspijlen op enerzijds het huwelijk (het primair

huwelijksstelsel) (DEEL III) en anderzijds de echtscheiding (DEEL IV). Deze delen bevatten

telkens twee grote luiken: de Code Civil van 1804 en het ontwerp Laurent. Elk deel begint dus

met een schets van het geldend recht in de 19e eeuw, daarna wordt het recht in het voorontwerp

zelf besproken. De rechten en plichten van de vrouw, zoals omschreven in de Code Civil, zijn

immers onontbeerlijk om de voorgestelde hervormingen en de vooruitstrevende bepalingen in

het voorontwerp te kunnen begrijpen.

11.   Wat hield de maritale macht in? Wat gebeurde er als de gehuwde vrouw haar

echtgenoot niet gehoorzaamde? Was geweld door de echtgenoot op zijn vrouw aanvaardbaar?

Mocht de vrouw zelf haar testament opstellen? Mocht zij vervreemden, verkrijgen en

verbintenissen aangaan? Wat waren de rechtvaardigingen van de napoleontische wetgever voor

de ondergeschikte positie van de vrouw? Wat hielden die van François Laurent in voor de

gelijkheid van man en vrouw? Verwierp Laurent elke vorm van ongelijkheid tussen beide

seksen? Dit zijn enkele voorbeelden van vragen die beantwoord zullen worden in DEEL III.

12.   Volgende kwesties komen in DEEL IV aan bod: Wat als de vrouw zich schuldig

maakte aan overspel? En wat als de man een minnares had? In welke gevallen kon de

echtscheiding aangevraagd worden door de vrouw? Waarom kon een vrouw vanaf vijfenveertig

jaar geen echtscheiding meer aanvragen? En een vrouw jonger dan vijfentwintig ook niet? Kon

de vrouw ontsnappen uit de klauwen van een slechte, kwaadwillige of sadistische echtgenoot?

Was er een mogelijkheid om te hertrouwen? Was echtscheiding mogelijk op grond van het

voorontwerp? Enzovoort.

Page 11: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 11

13.   De biografie van François Laurent (DEEL II ) laat ons toe een beeld te vormen

van welk soort man hij was en hoe hij tot zijn controversiële ideeën kwam. Hij was niet alleen

een rechtsgeleerde, maar ook een historicus, hoogleraar, gemeenteraadslid en zoveel meer.

Sociaal en maatschappelijk geëngageerd, zette hij zich met hard en ziel in voor het onderwijs

en de arbeidersklasse. De klemtoon in deze biografie ligt op gebeurtenissen, stromingen of

personen die een grote invloed uitoefenden op Laurent en zijn ideologische visie. De biografie

zal een beeld vormen van welk soort man hij was, wat zijn waarden en drijfveren waren.

14.   Ten slotte wordt DEEL V nog een algemene conclusie weergegeven.

Page 12: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  12

3.   METHODIEK

15.   ‘De positie van de vrouw in het ontwerp Laurent’ is een meta-juridische

masterproef. We zoeken een antwoord op de vraag: Waarom is ‘het recht’ vandaag wat het is

en niet anders? Hiervoor zal er zowel onderzoek worden gevoerd naar de achterliggende

filosofische ideeën van François Laurent, als naar de sociale context in de negentiende eeuw.

Deze meta-juridische benadering veronderstelt een combinatie van filosofische analyse met

geschiedenis.

16.   Mijn onderzoek begon in 2014 aan met het grondig doornemen van Principes de

droit civil. Dit werk bestond uit tweeëndertig volumes tellende commentaar op de Code Civil.

In zowel binnen- als buitenland was dit gedurende lange tijd het meest gezagvolle werk. Wie

Principes meer dan oppervlakkig leest, merkt al snel dat Laurent zijn persoonlijke mening niet

onder stoelen of banken stak. Deze uitgesproken visie kwam ook tot uiting in zijn voorontwerp.

Vanzelfsprekend werd het voorontwerp, dat het onderwerp van deze masterproef vormt,

gelezen, vertaald, bestudeerd en geanalyseerd.

17.   De samenstelling van deze masterproef is voornamelijk gebaseerd op het

uitgebreide archief van François Laurent. Mijn promotor, professor dr. Dirk Heirbaut, heeft mij

verschillende bronnen ter beschikking gesteld. Naast de aangereikte bronnen werden er nog

heel wat andere relevante werken teksten geraadpleegd. Hierbij verwijs ik naar de bibliografie.

Page 13: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 13

DEEL II: BIOGRAFIE

18.   Vandaag de dag doet de naam François Laurent maar bij weinigen een belletje

rinkelen. Het is daarom interessant om eerst even stil te staan bij wie François Laurent is,

vooraleer op zijn vooruitstrevende ideeën in te gaan. De merkwaardige wetsartikelen in het

voorontwerp van Laurent weerspiegelden immers zijn persoonlijkheid. Deze persoonlijkheid

werd – naast zijn aangeboren kwaliteiten – sterk beïnvloed geweest door de sociale en politieke

omstandigheden waarin hij opgroeide. Het voorontwerp van Laurent kan immers niet begrepen

worden zonder kennis van zijn personaliteit. Zijn waarden en drijfveren zijn onlosmakelijk

verbonden aan de negentiende-eeuwse historische context.

19.   Deze schets zal ons toelaten een beeld te vormen van welk soort man hij was en

hoe hij tot zijn controversiële ideeën kwam. Het is uiteraard onmogelijk om het volledige leven

van François Laurent te behandelen. Maar enkele capita selecta kunnen het voorwerp van een

behandeling uitmaken. De klemtoon ligt op gebeurtenissen, stromingen of personen die – naar

mijn mening – van onmisbare waarde zijn om de ideologische visie van Laurent te begrijpen.

Page 14: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  14

1.   DE JEUGD- EN VORMINGSJAREN VAN LAURENT (1810-1839)

1.1. VROEGE PASSIE

20.   François Laurent werd geboren op 8 juli 1810 in het gezin Laurent-Steffen in

Luxemburg geboren.10 De Laurents behoorden tot de kleine middenstand. 11 Het welvaren van

het gezin was te danken aan het harde werk en het zuinige beheer van zijn vader, Matthias

Laurent. Die was pruikenmaker en barbier. Hij runde een drukbeklante kapperszaak met

bijhorend café in een ruim handelspand dat in eigendom was van het gezin.12 De familie Laurent

leidde een stil en bescheiden bestaan.

21.   Zijn moeder, Anne Steffen, deed het huishouden en zorgde voor Laurent en zijn

twee zussen: Elisabeth en Maria-Magdaleine.13 De jonge knaap was erg aan zijn moeder

gehecht. Van haar erfde hij zijn liefde en engagement voor de armen. Zij kon bijv. geen bedelaar

voorbijlopen zonder een aalmoes te geven.14 De vader van Laurent vertelde op zijn beurt over

de grote revolutie van vrijheid en gelijkheid, en de daaropvolgende bloedige veldslagen van

Napoleon Bonaparte. Voor deze verhalen was de tienjarige François één en al oor. Hij was een

echte boekenwurm die dol op geschiedenis was. Al van jongs af aan had hij een kritische kijk

op de wereld. Zijn ouders stuurden hem dan ook in 1819 naar het koninklijk atheneum in zijn

geboortestad.15 Hij behoorde tot de knapste leerlingen van zijn klas. In 1826 behaalde hij zijn

diploma aan de humaniora, hij was ervan overtuigd dat hij leraar zou worden. 16

22.   Verder is er over de kind- en jeugdjaren van François Laurent heel weinig

bekend. Het bescheiden gezin Laurent-Steffen kon toen niet vermoeden dat hun zoon een

internationaal gewaardeerde rechtsgeleerde zou worden.

                                                                                                               10 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)” in J. ERAUW, B. BOUCKAERT, H. BOCKEN, H. GAUS en M. STORME (eds.), Liber Memorialis François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-Scientia, 1989, 9. (hierna: G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”) 11 G. BAERT, François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 3. 12 D. GAUBLOMME, François Lauren (1810-1887), De ongelukkige liefde van een liberaal vechtjas voor de kinderen van het volk, Gent, Stadsarchief, 1987, 9. (hierna: G. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887)) 13 R. LINK, François Laurent et le Luxembourg, Luxemburg, Cercle François Laurent, 1986, 12. 14 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 9. 15 G. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 9. 16 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 11.

Page 15: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 15

1.2. STUDENT EN JONGE FILOSOOF

23.   In 1827 liet de zeventienjarige François Laurent zich inschrijven aan de

Rijksuniversiteit van Leuven om er de studies wijsbegeerte en letteren aan te vatten. De jonge

filosoof was nog steeds vastberaden om leraar te worden.17 Zijn keuze voor filosofie, toonde

dat het in zijn karakter lag om altijd tot in de kern van de zaak te willen doordringen.

24.   Aan de universiteit, waar de geest van de verlichting heerste, ging een nieuwe

wereld open voor de Luxemburger.18 Deze aan de Leuvense universiteit waaiende stroming

heeft ontegensprekelijk haar invloed gehad op het gedachtegoed van Laurent. De

propagandisten en filosofen van deze stroming waren boegbeelden voor hem. Zij bestreden

immers het misbruik van recht, en kwamen onder andere op voor de grondrechten en de

scheiding van kerk en staat. De idealen van de verlichting – geloof in de rede en vooruitgang

op het gebied onderwijs, sociale hervorming en politiek – zouden constanten worden in het

denken van Laurent.

25.   Bovendien hadden de gebeurtenissen van 1830 en de nasleep ervan een

ingrijpende weerslag op Laurents leven. Op 25 augustus 1830 brak in Brussel de Belgische

opstand uit.19 Deze burgerlijke weerstandsbeweging had tot gevolg dat de universiteiten hun

deuren sloten tot 31 december 1830. Bij de heropening van het nieuwe academiejaar op 1

januari 1831 keerde Laurent niet naar de Leuvense universiteit terug. Om onbekende redenen

maakte hij zijn studies filosofie nooit af. Hij ging daarentegen rechten studeren aan de

Rijksuniversiteit van Luik.20 Dit nieuwgekozen parcours is hoe dan ook een gelukkige

beslissing geweest voor Laurent.

                                                                                                               17 R. WARLOMONT, François Laurent, juriste, homme d’action et publiciste (1810-1887), Brussel, Office de Publicité, 1948, 6. 18 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 12. 19 W. GRAVE VAN BIJLANDT, Verhaal van het oprover te Brussel op den 25 augustus 1830 en volgende dagen, Den Haag, G. Veroloet en H.B. de Swart, 1831, 14-15. 20 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 9.

Page 16: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  16

2. ACADEMISCHE LOOPBAAN VAN LAURENT (1836-1882)

2.1. KERSVERSE PROFESSOR

26.   Op 6 juli 1833 legde Laurent de eed van advocaat af.21 Een jaar later werd hij

door Antone Ernst, de toenmalige minister van Justitie tot bureauchef aan het departement van

Justitie benoemd. Zo zette Laurent zijn eerste stappen in het ambtenarenbestaan.22 Kort daarna

werd hij reeds bevorderd tot afdelingshoofd van de dienst voor wetgeving.23 Al snel voelde

Laurent aan dat dit niet zijn ware roeping was. Hij koesterde van jongs af aan een droom om te

doceren, en hij ging deze droom weer achterna.

27.   François Laurent was maar 26 jaar toen hij als kersverse professor verscheen aan

de rechtsfaculteit in Gent.24 Opnieuw had hij zijn benoeming (bij KB 16 april 1836) te danken

aan Antoine Ernst, die een goed woordje voor hem had gedaan bij de minister van Buitenlandse

Zaken, die ook het departement onderwijs onder zijn bevoegdheid had.25 Laurent kreeg de

vakken publiek recht en het administratief recht toegewezen.26 Dit waren twee kleine

semestriële cursussen.

28.   De opkomst van studenten voor het vak publiek recht was bedroevend laag. De

verklaring hiervoor is nu niet meer denkbaar, maar in die tijd werden bepaalde belangrijke

rechtsvakken uitsluitend geëxamineerd door een in Brussel zetelende jury. De inschrijving en

het volgen van lessen aan de universiteit voor die bepaalde vakken waren niet verplicht. Als

voorbereiding op het examen leerden de studenten dan gewoon één of ander handboek van

buiten. Op die manier spaarden de studenten inschrijvingsgeld uit. Aan Laurents tweede vak

(het administratief recht) was er zelfs helemaal geen examen verbonden.27

29.   De oorzaak van de bijzonder magere opkomst voor de lessen van Laurent lag

dus niet bij hem, maar was aan het toen geldende examensysteem te wijten. Dit leidde ertoe dat

                                                                                                               21 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 16. 22 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 16. 23 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 17. 24 A.M. SIMON-VAN DER MEERSCH, “François Laurent, hoogleraar” in ERAUW, B. BOUCKAERT, H. BOCKEN, H. GAUS en M. STORME (eds.), Liber Memorialis François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-Scientia, 1989, 167. (hierna: A.M. SIMON-VAN DER MEERSCH, “François Laurent, hoogleraar”) 25 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 13. 26 A.M SIMON-VAN DER MEERSCH, “François Laurent, hoogleraar”, supra vn. 24. 27 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 13.

Page 17: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 17

Laurent al snel ontmoedigd was in de academische wereld. Na één jaar doceren zonk de moed

hem in de schoenen, maar Antoine Ernst verzocht hem om niet op te geven en zijn academische

taak verder te zetten.28

                                                                                                               28  D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 13.

Page 18: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  18

2.2. LAURENTS BESCHERMHEER ANTOINE ERNST

30.   Naar mijn mening heeft Antoine Ernst (1797-1841)29 een belangrijke rol

gespeeld in het leven van François Laurent. Tijdens zijn functie als professor zag hij al van

meet af aan de kwaliteiten van zijn leerling. Deze kwaliteiten werden erkend door tal van

benoemingen die hij te danken had aan Ernst. Toen Laurent terneergeslagen was na zijn eerste

jaar als professor, was het Ernst die hem moed insprak. Ernst bleef geloven in de pedagogische

en wetenschappelijke kwaliteiten van Laurent. Vanuit dit opzicht was Ernst als het ware de

beschermheer van Laurent.

31.   Daarnaast maakte professor Ernst met zijn bijzondere vorm van doceren een

blijvende indruk gemaakt op Laurent. Deze methode bestond niet uit een monoloog van op de

spreekstoel, maar uit een voortdurende dialoog met de studenten, waarbij de professor van zijn

spreekstoel afdaalde en zich tussen de leerlingen mengde.30 Het is een vorm van doceren die

Laurent als hoogleraar zelf toepaste en die hem typeerde. 31

32.   Tot slot heeft Laurent, ook de verknochtheid aan de letter van de wet geërfd van

zijn oud-professor.32 Antoine Ernst had rechten gestudeerd aan de Ecole de Droit de

l’Université Impériale.33 Deze Université Impériale werd opgericht in Brussel onder Napoleon,

die ernaar streefde het middelbaar en het onderwijs te stroomlijnen en onder één centraal gezag

te brengen.34 Deze staatsinstelling was belast met het onderwijs in het hele keizerrijk. De

opleiding rechten aan deze universiteit bestond dan ook uit het drillen van de principes van het

Napoleontisch Wetboek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Antoine Ernst doordrongen was

van de principes van de Code Napoléon. Laurent daarentegen, verwierp verschillende

napoleontische principes in zijn Avant-projet du révision de Code Civil, maar hij bleef wel

hartstochtelijk gehecht aan het onderscheid tussen de letter en de geest van de wet.35 In het

voorwoord van dit werk wordt de exegetische bronnenleer verwoord. 36 Net zoals zijn oud-

                                                                                                               29 A. CORDEWIENER, Organisations politiques et mieux de presse en régime censitaire: l’expérience liégeoise de 1830 à 1848, Parijs, Les Belles Lettres, 1878, 107. 30 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 47. 31 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 24. 32 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 13. 33 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 14.  34 F.-A. AULARD, Napoléon Ier et le monopole universitaire. Origines et fonctionnement de l’Université Impériale, Parijs, Librairie Armand Colin, 1911, V-VI (AVANT-PROPOS). 35 E. VAN DIEVOET, Het burgerlijk recht in België en Nederland van 1800 tot 1940: de rechtsbronnen, Antwerpen, De Sikkel, 1943, 83. 36 B. BOUCKAERT, De exegetische school: een kritische studie van de rechtsbronnen- en interpretatieleer bij de 19de eeuwse commentatoren van de Code Civil, Antwerpen, Kluwer, 1981, 62.

Page 19: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 19

professor, was Laurent een aanhanger van de leer van strikt wetspositivisme, waarbij de wet als

enige rechtsbron gold.37

33.   Uit blijvende erkentelijkheid, bracht Laurent in zijn Cours élémentaire hulde aan

zijn oud-professor Antoine Ernst en zijn broer Jean Ernst: “J’ajoute l’expression de ma

profonde gratitude pour les hommes éminents qui m’ont inspiré le respect de la loi en même

temps qu’ils m’ont enseigné les principes avec un admirable talent.”38

34.   Uiteindelijk volgde Laurent de raad van zijn oud-leermeester op en vervulde hij

zijn academische taak als professor. In september 1841 kreeg Laurent de kandidaatscursus

burgerlijk recht toegewezen. In tegenstelling tot het publiek recht en het administratief recht

was deze cursus één van de belangrijkste en drukstbevolkte cursussen aan de Gentse

rechtsfaculteit.39

                                                                                                               37 Zie daarover meer in hoofdstuk 7: de exegetische school (nr. 91-98). 38 F. LAURENT, Cours élémentaires de droit civil, I, Brussel, Bruylant-Christophe, 1887, 123. 39 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 13.

Page 20: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  20

2.3. DE VERDWENEN PROFESSOR

35.   Van 1843 tot 1847 keerde Laurent de universiteit de rug toe, hij weigerde om

gezondheidsredenen nog te doceren. In de gangen van de universiteit werd er gefluisterd dat

Laurent aan ‘une maladie cérébrale’ leed.40 Vandaag de dag zouden we spreken van een ‘burn-

out’, meer bepaald een toestand van geestelijke uitputting als gevolg van langdurige stress. Een

conflict met collega’s lag mee aan de basis van zijn gezondheidsproblemen. De andere

universiteiten spreidden de cursus burgerlijk recht over twee jaar, Laurent gaf die cursus in

slechts één jaar. Hiervoor verwees hij naar het officieel programma, en hield hij zich aldus aan

de letter van de wet. Deze werkwijze lokte veel kritiek uit bij zijn collega’s. Zij drongen erop

aan om het voorbeeld te volgen van de andere universiteiten. Laurent wilde daar echter niets

van weten en bleef bij zijn standpunt. De in de jury zetelende examinator voor dit vak, gaf zelf

zijn cursus burgerlijk recht verspreid over twee jaar. Dit bracht met zich mee dat de studenten

van Laurent weinig kans maakten om te slagen voor de examencommissie in Brussel

(ondertussen dienden alle examens te worden afgelegd voor deze jury).41 Het ontaardde

uiteindelijk in een dispuut met zijn collega’s. Laurent was voor de tweede maal teleurgesteld in

zijn academische opdracht, en besefte dat er geen directe oplossing voorhanden was. Totaal

ontmoedigd en geestelijk volledig uitgeput, besloot Laurent zich gedurende een viertal jaar uit

de academische wereld terug te trekken.

36.   Tijdens zijn afwezigheid verbleef hij in Messancy, het geboortedorp van zijn

echtgenote.42 De innerlijke rust keerde bij hem terug en hij legde zich ook toe op de

voorbereiding van Histoire de l’humanité, zijn meesterwerk43. In 1847 keerde Laurent

uiteindelijk naar de universiteit terug. Hij doceerde in de loop der jaren verscheidene vakken:

grondwettelijk recht, administratief recht, encyclopedie van het recht, geschiedkundige

inleiding tot het burgerlijk recht en de beginselen van het burgerlijk recht.44 De problematiek

waarvoor hij was weggevlucht, bleek echter nog steeds niet opgelost te zijn. Meer nog, op 1

mei 1857 werd er een wet goedgekeurd waardoor bepaalde vakken tot cours à certificat werden

gedegradeerd. 45 Dit hield in dat de studenten slechts verplicht waren tot het bijwonen van de

                                                                                                               40 G. BAERT, François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 12. 41 D. GAUBLKOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 13. 42 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 18. 43 Zie daarover meer in hoofdstuk 4: Histoire de l’Humanité (nr. 47 e.v.). 44 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 64-65. 45 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 13.

Page 21: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 21

lessen, maar dat ze ontslagen werden van het examen. De toewijding en motivatie van de

studenten voor deze vakken was bijgevolg ver te zoeken. Laurent was een felle tegenstander

van deze wet, en heeft die hardnekkig bestreden.

Page 22: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  22

2.4. DE STRIJD TEGEN DE LIJFSDWANG

37.   François Laurent heeft in de eerste twintig jaar van zijn loopbaan maar één enkel

wetenschappelijk artikel over het recht gepubliceerd: De la législation sur la contrainte par

corps (1837). Geïnspireerd door de verlichting, pleitte hij in dit wetenschappelijk artikel voor

de afschaffing van lijfsdwang.46 Dit dwangmiddel, ook wel gevangenneming wegens schulden,

was destijds voorzien in ons burgerlijk wetboek. “Die niet betaalt zijn gelletje, boet daervoor

aen zijn velletje” 47, luidde het in de volksmond.

38.   Zijn studie omtrent de afschaffing van de lijfsdwang botste echter op heel wat

kritiek. Zijn collega’s waren ervan overtuigd dat de afschaffing van dit dwangmiddel tot nog

meer wanbetalers zou leiden en dat het krediet nog meer in gevaar gebracht zou worden.

Nochtans werd dit middel in de praktijk nauwelijks toegepast.48 De schuldeiser moest immers

zelf de kosten van onderhoud van de gevangen schuldenaar dragen onder het motto van “Le

prison ne paye pas.”49 Uiteindelijk gaf de toekomst Laurent gelijk. De figuur van de lijfsdwang

werd grotendeels opgeheven ingevolge de wetten van 21 maart 1859 en 27 juli 1871. Het werd

pas volledig afgeschaft door de wet van 31 januari 198050. Het is bijna nauwelijks te vatten dat

Laurent dit reeds anderhalve eeuw eerder predikte. Hij liep vooruit op zijn tijd, en was als het

ware een visionair.51

                                                                                                               46 G. BAERT, François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 10-11. 47 T.M.C. ASSER, “Geld en vrijheid. Beschouwingen over den lijfsdwang.”, De Gids 1866, 43. 48 M. STORME, “Een revolutionaire hervorming: de dwangsom”, TPR 1980, 225. 49 D. DE FOE, La Revue, VI, Parijs, Au Bureau de la Revue Nouvelle, 1845, 418. 50 Art. 4 wet 31 januari 1980 houdende goedkeuring van de Benelux-Overeenkomst houdende eenvormige wet betreffende de dwangsom, en van de Bijlage (eenvormige wet betreffende de dwangsom), ondertekend te 's-Gravenhage op 26 november 1973, BS 20 februari 1980, 2.181. 51 F. SIMON en D. VAN DAMME, “François Laurent en de sociale kwestie: Een offensief beschavingsdefensie” in J. ERAUW, B. BOUCKAERT, H. BOCKEN, H. GAUS en M. STORME (eds.), Liber Memorialis François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-Scientia, 1989, 111. (hierna: F. SIMON en D. VAN DAMME, “François Laurent en de sociale kwestie”)

Page 23: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 23

2.5. WEL DECAAN, GEEN RECTOR

39.   Gedurende zijn carrière aan de rechtsfaculteit werd François Laurent zevenmaal

tot decaan verkozen. Door de politieke controverse rond zijn figuur werd hij echter nooit tot

rector benoemd. In 1879 wou de liberale regering overgaan tot Laurents benoeming als rector,

maar koning Leopold II weigerde het benoemingsbesluit te ondertekenen. 52

40.   Laurent heeft 46 jaar lang gedoceerd aan de Gentse rechtsfaculteit. In februari

1882 liet zijn gezondheid hem echter in de steek, waardoor hij gedwongen en ongewild de

faculteit moest te verlaten.53

                                                                                                               52 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 14. 53 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 24.

Page 24: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  24

3.   HET GEZINSLEVEN VAN LAURENT

3.1. FAMILIE LAURENT-TESCH

41.   Zes maanden na zijn benoeming tot professor stapte François Laurent in het

huwelijksbootje met de Luxemburgse Marie Rosalie Tesch.54 Zij was dochter van Jean Frederic

Tesch, notaris, en van Marie Cécile Nothombe, tante van de gewaarde staatsman Jean Baptiste

Nothombe.55 De familie Tesch-Nothombe was een respectabele familie met aanzien en

vermogen, woonachtig in Messancy. Het kersverse echtpaar vestigde zich in Gent, het gezin

leefde er rustig en teruggetrokken.

42.   Achter elke succesvolle man staat een sterke vrouw, luidt het gezegde. Bij

Rosalie en François was dat zeker het geval. Rosalie Tesch steunde haar man altijd door dik en

dun gesteund. Ze deelde het rustig en teruggetrokken bestaan van haar echtgenoot. In

tegenstelling tot haar echtgenoot, was Rosalie vroom en gelovig. Laurent respecteerde haar

godsdienstige overtuiging, ook al had hij zelf geloof en de Kerk de rug toegekeerd. 56

43.   Het gezin Laurent-Tesch telde drie kinderen: een zoon en twee dochters. De

oudste van de kinderen, Charles, werd geboren op 20 oktober 1837. Hij studeerde rechten zoals

zijn vader, en heeft het gemaakt tot raadsheer in het Hof van Cassatie. Drie jaar na de geboorte

van Charles, kwam Caroline ter wereld. In 1846 werd het gezin compleet door de geboorte van

hun jongste dochter Marie. 57

                                                                                                               54 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 17. 55 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 18. 56 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 18. 57 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 18.

Page 25: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 25

3.2. FAMILIE LAURENT-CALLIER

44.   Het was helemaal niet verwonderlijk dat de zussen Laurent respectievelijk in

1867 en 1870 met de twee zonen van Gustave Callier trouwden. Laurent en Callier waren

boezemvrienden58, collega’s en strijdgenoten. Net zoals Laurent, was Callier antiklerikaal,

liberaal en sociaal geëngageerd. Ze zetten zich samen in voor het stedelijk lager onderwijs.

Gustave Callier was een man van het volk en het volk hield van hem.59 In het huis Callier waren

vooraanstaande liberalen vriend aan huis. De appel viel niet ver van de boom, want ook

schoonzonen van Laurent deelden het liberale gedachtegoed van hun vader. De huwelijken

tussen de broers Callier en de dochters Laurent waren dan ook geen toeval. “Door de dubbele

huwelijksband waren de namen Laurent en Callier voorgoed met elkaar verbonden.”60

45.   Laurents schoonzonen hadden beiden rechten gestudeerd, en bekleedden

noemenswaardige posities. Albert Callier begon een carrière als hoogleraar en rector aan de

Gentse Rijksuniversiteit.61 Bovendien zetelde hij in het Gentse gemeenteraad en was hij

gedurende verscheidene jaren schepen in het stadsbestuur van Gent.62 Zijn broer, Hippolyte,

was volksvertegenwoordiger en stafhouder van de Orde van de Advocaten van de balie in

Gent.63 Mede dankzij de financiële en morele steun van hun schoonvader, richtten de broers in

1874 La Flandre Libérale op.64 La Flandre Libérale was een liberaal-democratisch,

antiklerikaal Gents opinieblad, dat een grote uitstraling kende.65 Aan deze krant stond Laurent

verschillende bijdragen af waarin hij zijn maatschappelijke opvatting tot uitdrukking bracht.

                                                                                                               58 J. ART en B. DHONDT, “Callier, Gustave (1819-1863)”, UGentMemorie 2016, www.ugentmemorie.be/personen/callier-gustave-1819-1863. 59 C. VAN DE VIJVER, Herinnering aan de plechtige onthulling van gedenkteeken, door het onderwijzend corps der stadsscholen, aan Gustaaf Callier opgericht, Gent, Annoot-Braeckman, 1865, 5-6. 60 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 18. 61 E. DAUGE, Notice sure la vie et les travaux d’Albert Callier, professeur à l'Université de Gand, Gent, Drukkerij Hussein, 1925, 6-8 62 J. VAN DAELE, Van Gent tot Genève: Louis Varlez (een biografie), Gent, Academia Press, 2002, 21. 63 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 20. 64 E. DAUGE, Notice sure la vie et lex travaux d’Albert Callier, professeur à l'Université de Gand, Gent, Drukkerij Hussein, 1925, 46. 65 J. VAN DAELE, Van Gent tot Genève: Louis Varlez (een biografie), Gent, Academia Press, 2002, 21-22.

Page 26: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  26

3.3. EEUWIG WEDUWNAAR

46.   Woensdag 25 april 1860 was een uiterst droevige dag voor François Laurent.

Zijn grote en enigste liefde, Rosalie overleed. ‘De liefde kent haar eigen diepte niet dan op het

uur van de scheiding’. Laurent was diepbedroefd door het overlijden van zijn vrouw. Zijn

kompaan, Gustave Callier, deed aangifte van overlijden.66 Laurent bleef weduwnaar, want hij

was ervan overtuigd dat een huwelijksverbintenis eeuwig was en dat de liefde krachtiger was

dan de dood.67 Deze gedachte bood hem troost. Het overlijden van zijn vrouw versterkte zijn

antiklerikale houding, zo meende hij dat religie geen antwoord biedt aan “l’homme qui a perdu

la moitié de son être”.68

                                                                                                               66 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 19. 67 F. LAURENT, Études sur l’histoire de l’humanité, XVII, Parijs, Librairie Internationale, 1870, 630. 68 F. LAURENT, Études sur l’histoire de l’humanité, XVII, Parijs, Librairie Internationale, 1870, 630-631.

Page 27: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 27

4. HISTOIRE DE L’HUMANITÉ (1850-1870)

4.1. LAURENTS WERELDGESCHIEDENIS

47.   Na veel jaren en veel energie waagde Laurent het om in 1850 de eerste delen van

zijn groot levenswerk, Histoire du droit des gens et des relations internationales, te publiceren.

Het waren drie corpulente boekdelen: het Oosten, Griekenland en Rome.69 In tegenstelling tot

wat de titel liet vermoeden, was het werk sterk ideologisch gekleurd.70 Dit bracht hem in het

vizier van de kerk. Laurents benadering week op veel bladzijden af van de traditionele

christelijke leer.71 Dit leidde ertoe dat de eerste drie delen van zijn werk op de Index librorum

prohibitorum terecht kwamen.72

48.   Dit weerhield Laurent er niet van om in zijn vierde deel, Le Christianisme,

openlijk de godheid van Christus te ontkennen.73 Hij maakte geen geheim meer van zijn

antikatholieke gevoelens. Bovendien had hij de naam van zijn levenswerk omgedoopt tot

Études sur Histoires de l’Humanité, omdat de inhoud eerder geschiedenisbeschouwing dan

objectieve geschiedschrijving was.

49.   Anders dan zijn eerste drie delen, waar hij op een serene wijze kritiek voerde,

evolueerden zijn vierde en latere boekdelen naar een driftig antiklerikale historiografie.74

Laurent stelde onverbloemd dat de katholieke godsdienst als een rem op de vooruitgang werkte.

De rol van de kerk en het christendom was achterhaald, en vervangen door natuurwetten.75 In

de ogen van Laurent was het christendom maar een fase in de ontwikkeling van de mensheid:

“Le Christianisme est un moment dans le développement du genre humain”76, aldus Laurent.

Het christendom is niet meer heden, maar verleden. Opnieuw bleef reactie van de kerkelijke

zijde niet uit. Bij decreet van 12 juni 1856 kreeg ook Le Christianisme, naast de eerste drie

boekdelen, een plaats op de pauselijke index.77 De bisschoppen wezen met de vinger naar de

Gentse universiteit, die beschuldigd werd van goddeloos onderwijs.

                                                                                                               69 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 25. 70 B. BOUCKART, De exegetische school: een kritische studie van de rechtsbronnen- en de interpretatieleer bij de 19e eeuwse commentatoren van de Code Civil, Antwerpen, Kluwer, 1981, 61. 71 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 21. 72 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 25-26. 73 X., Hommage à François Laurent, Gent, Press Libérale Gantoise, 1909, 7. 74 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 24. 75 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 25-26. 76 F. LAURENT, Études sur l’histoire de l’humanité, IV, Gent, L. Hebbelynck, 1855, 6. 77 M. RICHTER, Index des livres interdits; Index Librorum Prohibitorum 1600-1966, Montréal, Médiaspaul, 2002, 517.

Page 28: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  28

4.2. DE ZAAK LAURENT-BRASSEUR

50.   De gespannen situatie bereikte een hoogtepunt toen Laurents collega, professor

H. Brasseur, door vier studenten beschuldigd werd van godslastering tijdens de colleges

natuurrecht.78 Rector C. P. Serrure liet een onderzoek instellen, wat tot hevige discussies leidde

in de faculteit- en academieraad.79 De zaak Laurent-Brasseur zette eventjes de politieke wereld

van België in rep en roer, en verscherpte de politieke tegenstellingen tussen de twee

machtsblokken: de liberalen en de ultramontaanse katholieken.80

51.   Bovendien moeide de pers zich met de zaak. Zo haalde het schandaal geregeld

de voorpagina van Le Bien Public.81 Deze krant verscheen voor het eerst in oktober 1853, en

diende als spreekbuis van de Gentse ultramontanen binnen de katholieke kerk. 82 Het was een

blad met een mening, dat vaak de radicaliserende liberalen hekelde. Ook met betrekking tot de

zaak Laurent-Brasseur stak Le Bien Public haar mening niet onder stoelen of banken. Het stelde

dat de meningsvrijheid en wetenschappelijke autonomie van de hoogleraren niet onbegrensd

was en ondergeschikt moest te zijn aan het respect voor de gevoelens van de studenten.83 Meer

nog, het onderwijs aan de Gentse rijksuniversiteit moest in harmonie zijn met de katholieke

leer, omdat de overgrote meerderheid van de studenten katholiek was.84

52.   Uiteindelijk wees onderzoek uit dat de woorden van Brasseur verkeerd

geïnterpreteerd waren. Het incident werd voorgelegd aan de Kamer, de regering liet de zaak

zonder gevolg. De regering deelde de kerkelijke zienswijze niet. Er werden dus geen grenzen

gesteld aan de publicatie- en meningsvrijheid van de professoren. Dit viel niet in goede aarde

bij de bisschoppen, die met lede ogen moesten aanzien hoe de Gentse universiteit zich

ontwikkelde tot een haard van rationalisme en positivisme.85

53.   De bisschoppen, met Delebecque op kop, bleven dan ook druk uitoefenen op de

regering om de publicatie- en meningsvrijheid van professoren aan banden te leggen. Naast de

                                                                                                               78 M. VAN DIJCK, De wetenschap van de wetgever: de klassieke politieke economie en het Belgisch landbouwbeleid (1830-1884), Leuven, Leuven Universiy Press, 2008, 52. 79 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 73. 80 D. MORTIER-GAUBLOMME, “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent” in J. ERAUW, B. BOUCKAERT, H. BOCKEN, H. GAUS en M. STORME (eds.), Liber Memorialis François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-Scientia, 1989, 9. (hierna: D. MORTIER-GAUBLOMME, “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent”) 81 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 27. 82 D. MORTIER-GAUBLOMME, “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent”, supra vn. 80, 82. 83 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 23. 84 E. VOORDECKERS, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium (1667-1914), Leuven, Nauwelaerts, 1964, 91-95. 85 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 23.

Page 29: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 29

plaatsing in de pauselijke index van Laurents werk, werden er bisschoppelijke brieven

publiekelijk voorgedragen waarin het onderwijs aan de Gentse universiteit gehekeld werd.86

Hierin laakten ze de onder andere de theorieën van Brasseur, Laurent en wapenbroeder Callier,

al werden zij niet bij naam genoemd.

54.   De regering, met als eerste minister P. De Decker87, stond onder zware politieke

spanning. Als toegeving aan de druk van de ultramontanen zond de katholiek-unionistische

minister P. De Decker een omzendbrief aan de commissaris van twee rijksuniversiteiten. In

deze circulaire wees hij erop dat de professoren zich moesten onthouden van iedere

rechtstreekse aanval tegen de fundamentele beginselen van de door de wet erkende erediensten

en dit niet alleen in hun lessen, maar ook in hun publicaties.88 Bovendien had Laurent reeds

heimelijk een schriftelijke blaam gekregen van de eerste minister.89

55.   Na de verkiezingsoverwinning van de liberalen in oktober 1857 nam het kabinet

De Decker ontslag. De unionistische regering maakte plaats voor de liberale regering van

Rogier-Frère-Orban. Zij voerden een radicale secularisatiepolitiek in en trachtten resoluut de

invloed van de Kerk op de samenleving de kop in te drukken.90

56.   De hele opschudding rond de zaak Laurent-Brasseur zette zijn Histoire de

l’Humanité in de kijker. Bovendien had het ook een sterke invloed gehad op de inhoud van de

overige delen. Zijn achttiendelig literair levenswerk, waarvan de volledige publicatie over

twintig jaar verspreid was (1850-1870), groeide uit tot een mengelmoes van geschiedenis,

filosofie, theologie, morele en politieke beschouwingen.91 Laurent heeft met zijn Histoire de

l’Humanité ook naam en faam genoten tot in het buitenland.

57.   Het is een werk van blijvende waarde, ook voor onze tijd. Het is een oproep tot

wereldvrede en samenwerking tussen alle volkeren, en tegelijk ook een waarschuwing tegen

machtsmisbruik. Laurent veroordeelde scherp alle determinisme van bloed, ras en bodem.92

                                                                                                               86 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 74. 87 H. VAN DAELE, Een geschiedenis van Vlaanderen, Tielt, Lannoo Uitgeverij, 2005, 141. 88 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 28. 89 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 23. 90 J.-D. DURAND, l’Europe de la Démocratie chrétienne, Parijs, Sciences Po Les Presses, 1995, 59. 91 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 25. 92 G. BAERT, François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 13.

Page 30: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  30

5. LAURENT EN DE GENTSE POLITIEK (1863-1873)

5.1 POLITIEKE DOORBRAAK

58.   De zaak Laurent-Brasseur en de heisa over Histoire de l’Humanité zorgden

ervoor dat Laurent het boegbeeld werd van de strijd voor de gewetensvrijheid en de vrije

meningsuiting. Hij was de idealist die zijn ambt aan de universiteit op het spel had gezet. Door

de plotse dood van Gustave Callier op 9 september 1863, zocht de Liberale Associatie een

nieuwe kandidaat voor de gemeenteraad.93 Laurent was bereid om in de voetsporen van zijn

boezemvriend en strijdmakker te treden. Op 27 oktober 1863 werd Laurent voorgedragen als

kandidaat voor de Gentse gemeenteraadsverkiezingen.94

59.   Nochtans bleek de kandidatuur van een omstreden publiek figuur als Laurent

niet zo vanzelfsprekend te zijn. Zijn radicale antiklerikale en politieke opvattingen in Histoire

de l’Humanité vielen niet bij alle liberalen in goede aarde. Dat Laurent toch als

verkiezingskandidaat werd voorgedragen, moet evenwel gezien worden in de groeiende

polarisatie tussen katholieken en liberalen.95 Sinds de val van de regering De Decker in 1857

nam de katholieke-liberale strijd in felheid toe.

60.   De pers liet tijdens de verkiezingscampagne opnieuw van zich horen. Le Bien

Public pakte uit met de slogan: “l’anti-christianisme van entrer au conseil communal.”96

Laurent leek het mikpunt te zijn geworden van de katholieke tegenpropaganda, en werd vaak

als “le maniaque” bestempeld.97 De verdediging aan de liberale zijde bleef niet uit: “Sans

doute, M. Laurent a en matière de religion et même de philosophie, des idées qui ne sont pas

celles de beaucoup de libéraux.”98

61.   Het doorgedreven antiklerikalisme van één liberale kandidaat had echter de

gematigde liberale kiezers niet afgeschrikt, want de grote meerderheid van de opgekomen

kiezers stemde liberaal.99 Toch behaalde Laurent het kleinste aantal stemmen (zie bijlage 1).

                                                                                                               93 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 92. 94 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 33. 95 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 28. 96 D. MORTIER-GAUBLOMME, “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent”, supra vn. 80, 83. 97 M. REYNEBEAU, “De kiescijnsverlaging van 1848 en de politieke ontwikkeling te Gent tot 1869”, Belgisch tijdschrift voor de nieuwste geschiedenis 1980, 289. (hierna: M. REYNEBEAU, “De kiescijnsverlaging van 1848 en de politieke ontwikkeling te Gent tot 1869”) 98 M. REYNEBEAU, “De kiescijnsverlaging van 1848 en de politieke ontwikkeling te Gent tot 1869”, supra vn. 97, 83. 99 D. MORTIER-GAUBLOMME, “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent”, supra vn. 80, 86.

Page 31: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 31

5.2. VRIEND DES VOLKS

62.   Als nieuw gemeenteraadslid stortte Laurent zich onmiddellijk vol overgave op

het onderwijs en zijn gebreken. In de voetsporen van zijn overleden vriend Gustave Callier

tredend, zette Laurent de stedelijke onderwijspolitiek in Gent verder. Zo nam hij zijn functie

als lid van de Stedelijke Schoolcommissie serieus op en trok hij elke week op inspectie in de

scholen.

63.   Laurents vooruitstrevende ideeën uitten zich in zijn voorstellen aan de

gemeenteraad: oprichting van een normaalschool voor meisjes100, hogere subsidies voor het

stedelijk onderwijs en verbod van arbeid in fabrieken voor kinderen jonger dan twaalf jaar Dit

laatste opmerkelijk voorstel mondde in 1869 in een petitie van de Gentse gemeenteraad aan de

Kamer uit, waarbij men eiste om bij wet de kinderarbeid te regelen.101 Het voorstel werd echter

van de tafel geveegd op grond van “la liberté des pères de famille”.102 Het werd twintig jaar

wachten op een concrete reglementering omtrent kinderarbeid.103 Bovendien raakte de

reglementering op kinderarbeid ook het debat over de invoering van de leerplicht, iets wat

Laurent ook al had aangekaart als gemeenteraadslid. De liberalen haalden pas hun slag thuis in

1914 toen België als laatste industriële natie het verplicht lager onderwijs voor kinderen tot

veertien jaar invoerde.104

64.   De industriële revolutie en de technische vooruitgang leidde tot een verscherpte

klassentegenstellingen, iets wat Laurent ten volle besefte. In zijn optreden betreffende het

onderwijs kwam zijn sociaal engagement tot uiting. Dit engagement, dat hij van zijn moeder

had geërfd, ging echter nog verder. Hij zette zich niet alleen in voor het stedelijk onderwijs.

Ook op andere terreinen (de arbeiderswoningen, de hervorming van krankzinnigengesticht Dr.

Guislain en de weeshuizen) toonde hij zich actief. Over deze thema’s publiceerde Laurent

talrijke rapporten en grondige studies.105

65.   Uit het voorafgaande valt af te leiden dat François Laurent erg bekommerd was

om de arbeidsklasse en de sociale kwestie in Gent. Hij ontplooide zich tot volksvriend:

                                                                                                               100 Infra nr. 189. 101 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 38. 102 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 38. 103 H. VAN DAELE, Een geschiedenis van Vlaanderen, Tielt, Lannoo Uitgeverij, 2005, 151. 104 G. DENECKERE, 1900: België op het breukvlak van twee eeuwen, Tielt, Lannoo Uitgeverij, 2007, 130. 105 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 33.

Page 32: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  32

“L’amour appelle l’amour. Ce qui a causé la popularité de Laurent, c’est l’affection profonde

qu’il avait pour le peuple.”106

66.   Opmerkelijk is de visie van Laurent omtrent de oplossing voor de sociale

kwestie: de zedelijke opvoeding van de arbeidersklasse.107 Hier voorzag hij twee middelen: het

onderwijs en het sparen. Het onderwijs was volgens hem de enige kans voor de arbeider om

zich bewust te worden van zijn situatie en zich vervolgens te bevrijden van zijn ellendige

toestand.108 Laurent meende dat aalmoezen de armen vernederden en maar een tijdelijke

oplossing boden. Een loonsverhoging zou enkel leiden tot verkwisting.109 Onderwijs

daarentegen bood een blijvende oplossing voor de arbeidersklasse en liet de arbeiders toe om

bewuster te leven en hun moraal besef te versterken, zodat ze hun menselijke waardigheid

konden terugwinnen.110

67.   Laurents woorden werden omgezet in daden en hij ontplooide tal van activiteiten

op het vlak van onderwijs en volksopvoeding, met als doel materiële, intellectuele en morele

verheffing van de arbeidersklasse. Daartoe richtte Laurent verschillende

werkliedengenootschappen op.111 In deze werkmanskringen kwamen arbeiders samen om zich

toe te leggen op toneel, sport, gezonde ontspanning en naschoolse vorming. Zo organiseerde

Laurent voordrachten en kunstavonden waarop zijn twee dochters musiceerden.112 Die hielden

jonge arbeiders weg van de straat en de herbergen, en tegelijkertijd bracht men hen

spaarzaamheid bij.113 Voor de financiering van deze kringen richtte Laurent de Société Callier

op in februari 1868. De stichting werd naar zijn overleden vriend en strijdgenoot Gustave

Callier genoemd.114 Ze werkte op een systeem van solidariteit: de rijke burgerij schonk fondsen

uit liefdadigheid.115 Lees tussen de regels: liefdadigheid als een middel om het

ontvoogdingsstreven van de arbeidersklasse in handen te nemen.

                                                                                                               106 X., Hommage à François Laurent, Gent, Presse Libérale Gantoise, 1909, 11. 107 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 41 108 D. MORTIER-GAUBLOMME, “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent”, supra vn. 80, 96. 109 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 42. 110 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 35. 111 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 41. 112 G. BAERT, “François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang”, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 23. 113 M. REYNEBEAU, “De kiescijnsverlaging van 1848 en de politieke ontwikkeling te Gent tot 1869”, supra vn. 97, 299. 114 X., “Rapport sur la société Callier. Appel aux Libéraux pour la formation de sociétés ovrières”, Gent, 1870, Annoot-Braeckman, 1. 115 M. REYNEBEAU, “De kiescijnsverlaging van 1848 en de politieke ontwikkeling te Gent tot 1869”, supra vn. 97, 300.

Page 33: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 33

5.3. VIJAND VAN DE VLAAMSE TAAL

68.   Laurent nam op veel terreinen het voortouw, maar niet wat de taalstrijd betrof.

Laurent was erg gehecht aan de Franse taal, en sterk gekant tegen het Vlaams. Dit veruiterlijkte

zich in verschillende opzichten. Een eerste incident deed zich op 13 december 1869 in de

gemeenteraad voor, toen de Vlaamsgezinde Julius Vuylsteke voor het eerst in het Nederlands

het woord nam. In zijn repliek stelde Laurent, Luxemburger van origine, dat hij eveneens het

recht had om zich in zijn taal uit te drukken. Zijn repliek werd verdergezet in het Duits.116

69.   Bovendien verzette Laurent zich heftig tegen de oprichting van een Gents

beroepstoneel, waar in het Nederlands werd geacteerd.117 Tot slot uitte de anti-Vlaamse

houding van Laurent zich ook in het feit dat al zijn (juridische) werken in het Frans schreef en

publiceerde. Tot op de vandaag de dag zijn er geen Nederlandse vertalingen te vinden van de

geschriften van Laurent.118

70.   Het blijft een raadsel waarom Laurent in zijn starre anti-Vlaamse houding

volhardde. In zijn Histoire de l’Humanité, stelde Laurent dat het onderscheid tussen rassen en

talen door God gewild is.119 Totaal contradictorisch stelde hij zich op ten aanzien van de

Vlamingen: wat Laurent gunde aan vreemde volkeren, weigerde hij aan zijn eigen volk: de

Vlamingen.120

                                                                                                               116 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 33. 117 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 38-39. 118 Klein maar opmerkelijk detail: wel in het Italiaans 119 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 95. 120 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 39.

Page 34: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  34

5.4. AFSCHEID VAN DE GENTSE POLITIEK

71.   Op 26 oktober 1869 vonden opnieuw gemeenteraadsverkiezingen plaats. Die

dag werd Laurent op het nippertje in de tweede stemronde verkozen.121 Laurent vervulde

gedurende tien jaar zijn functie als gemeenteraadslid vol enthousiasme en toewijding. Toch was

hij heel wat stemmen kwijt bij de nieuwe verkiezingen. Wat is hier mogelijk een verklaring

voor? Enerzijds werd hij aan katholieke zijde al sinds jaar en dag zwart gemaakt door onder

andere de veelgelezen krant Le Bien Public. Anderzijds had Laurent in het liberale kamp ook

wat terrein verloren omdat niet alle gematigde liberalen zich nog konden vinden in zijn

opvattingen. Tot slot gunden de flaminganten hem waarschijnlijk ook geen stem, want Laurent

maakte geen geheim van zijn anti-Vlaamse ingesteldheid.

72.   Dit heeft ertoe geleid dat Laurent bij de verkiezingen in 1873 niet meer door de

liberalen op de kieslijst werd gezet.122 Wel bleef hij tot 1884 lid van de Stedelijke

Schoolcommissie, iets wat in feite in strijd was met het reglement.123 Toen Laurent uiteindelijk

zelf zijn ontslag nam als lid van de Schoolcommissie, betekende dit meteen ook het einde van

zijn rol in het Gentse politieke toneel.

                                                                                                               121 D. MORTIER-GAUBLOMME, “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent”, supra vn. 80, 102. 122 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 39. 123 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 96.

Page 35: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 35

6. LAURENTS JURIDISCHE WERKEN IN EEN NOTENDOP

73.   De juridische werken van François Laurent zagen betrekkelijk laat het licht.

Deze omvatten 32 delen van zijn Principes de droit civil, de 4 delen van zijn Cours élémentaire

de droit civil, de 6 delen van zijn Avant-project du révision du Code Civil en tot slot de 8 delen

van zijn Droit civil international. Het zou ons te ver leiden om in deze bijdrage zijn vier werken,

of 51 delen, grondig te bespreken. We beperken ons tot de essentie van volgende werken:

Principes de droit civil (1869-1879), Droit civil international (1880-1882). Vanzelfsprekend

behandelen we ook zijn revolutionair Avant-projet du Code Civil (1879-1882), omdat dit het

voorwerp uitmaakt van deze masterproef.

Page 36: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  36

6.1. PRINCIPES DE DROIT CIVIL (1869-1879)

74.   Laurent was bijna zestig jaar toen hij begon te schrijven aan zijn Principes de

droit civil. In tien jaar tijd slaagde hij er evenwel in om dit reuzenwerk, bestaande uit 32

boekdelen, te publiceren.124 Het werk bevatte een herwaardering van de napoleontische

principes, waarin hij op een voortdurende wijze het onderscheid tussen de letter en de geest van

de wet verdedigde.125,126

75.   Voor zijn studenten vatte hij zijn encyclopedisch werk in vier boekdelen samen:

Cours élémentaire de droit civil. In de inleiding van dit werk vertelde hij zijn drijfveren van

zijn werk Principes: “J’ai écrit 32 volumes pour ramener aux vrais principes de la sciences et

la pratique du droit.”127

76.   Laurents Principes bleven gedurende ruim een halve eeuw "le plus lumineux, le

plus complet et le plus fidèle commentaire”128 van de Code Civil van 1804. In zowel binnen-

als buitenland was dit het meest gezagvolle werk tot in de jaren 30 van de volgende eeuw. Toen

moest zijn werk plaats maken voor Traité élémentaire du droit civil belge van professor Henri

De Page, doordat Laurents Principes achterhaald was door de ontwikkeling van het recht.129

77.   Helaas kent elke medaille zijn keerzijde, zo ook Laurents succes. Niet alle

tijdsgenoten waren lovend over zijn werk, en hadden op verschillende punten kritiek. Net zoals

zijn Histoire de l’Humanité, uitte hij zijn antiklerikale opvattingen in verschillende delen van

zijn Principes.130 Bovendien stelde men vast dat Laurent zich op verschillende plaatsen

tegensprak. Dit is wellicht te verklaren vanuit de grote haast waarmee Laurent de tweeëndertig

lijvige delen schreef.131 Uit vele hoeken kwam er ook kritiek op zijn exegetische interpretatie-

en bronnenleer.132

78.   Het valt te betreuren dat er heel wat rechtsgeleerden waren die zijn werk niet

konden waarderen, want het was zo veel meer dan een exegetisch werkstuk vol politieke en

                                                                                                               124 E. DETOURBET, Études sur les principes de droit civil français, Amiens, Sorel, 1878, 1. 125 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 53. 126 Zie daarover meer in hoofdstuk 7: de exegetische school (nr. 91-98). 127 F. LAURENT, Cours élémentaire de droit civil, I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1887, 11. 128 E. DETOURBET, Études sur les principes de droit civil français, Amiens, Sorel, 1878, 39. 129 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 43-44. 130 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 53. 131 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 49. 132 Zie daarover meer in hoofdstuk 7: de exegetische school (nr. 91-98).

Page 37: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 37

antiklerikale beschouwingen. Het sneed de sociale en politieke problemen aan die toen de

maatschappij in beroering brachten. Laurents uiteenzettingen over het huwelijk, de positie van

de vrouw binnen dit huwelijk, de afstamming, het erfrecht en dergelijke meer toonden opnieuw

aan wat een merkwaardig man hij was: iemand die op zijn tijd vooruitliep. De idealen van de

verlichting – geloof in de rede en vooruitgang – vormen samen met het natuurrecht de

fundamenten van zijn werk. Laurent heeft bovendien de regels van de Code Napoléon, in de

geest van de verlichting, weten toe te passen op nieuwe rechtsproblemen.133

79.   De huldiging van laurent, die plaats vond op 22 november 1908, omschreef

Laurents Principes de droit civil als volgt: “Il y portait une indépendance de pensée, une

originalité vraie, qui, examinant tout et jugeant tout, ne s’inclinait devant aucune autorité.”134

Naar mijn mening kan het niet beter omschreven worden. Het is zonder meer een werk van

blijvende waarde waaruit tot op heden nog steeds wordt geciteerd.

                                                                                                               133 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 112. 134 X., Hommage à François Laurent, Gent, Presse Libérale Gantoise, 1909, 9.

Page 38: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  38

6.2. AVANT-PROJECT DE RÉVISION DU CODE CIVIL (1879-1885)

80.   In 1879 werd François Laurent door de toenmalige minister van Justitie, Jules

Bara, belast met de volledige herziening van het burgerlijk recht135 De liberale regering moest

veel vertrouwen gehad hebben in Laurent: ze vertrouwden hem een eervolle opdracht toe. Het

mondde uit in een voorontwerp van het Burgerlijk Wetboek, bestaande uit 2411 artikelen.

81.   Laurent aanvaardde deze taak onder twee voorwaarden. Als eerste voorwaarde

stelde hij dat hij geen commissie rond zich kreeg bij het opstellen van het voorontwerp. Laurent

stond er immers op dat hij alleen te werk kon gaan. Dat het werk niet meer dan een

gemoderniseerde versie van de Code Napoléon zou zijn, was zijn tweede eis.136 De liberale

regering ging akkoord.

82.   Niemand bleek er echter aan gedacht te hebben om dit nationaal wetboek ook in

het Nederlands op te stellen.137 Nederlands was nochtans de taal van de meerderheid van de

Belgen. Ging het puur om een vergeetachtige regering? Dit valt naar mijn mening te betwijfelen

omdat François Laurent allesbehalve Vlaamsgezind was. In de veronderstelling dat het gebrek

aan een in het Nederlands opgesteld wetboek inderdaad te wijten was aan de onachtzaamheid

van de regering, dan nog zou Laurent dit hoogstwaarschijnlijk nooit op eigen initiatief

rechtgezet hebben.

83.   Hoe dan ook was Laurent op veel andere terreinen wel vooruitstrevend. Zijn plan

was een verregaande hervorming van het familierecht. In zijn voorontwerp introduceerde hij

talrijke hervormingen en vernieuwingen met een grote maatschappelijke weerslag, onder meer

inzake het statuut en het erfrecht van natuurlijke kinderen, de handelingsbekwaamheid van de

gehuwde vrouw, het toezicht van de rechtbank op de ouderlijke macht, de afschaffing van de

echtscheiding door onderlinge toestemming, de gemeenschap van goederen als wettelijk

huwelijksgoederenstelsel enz.138 Laurent trok de ingenomen standpunten van in zijn Principes

de droit civil door in zijn Avant-projet. Geïnspireerd door verlichtingsidealen, streefde hij naar

gelijkheid tussen echtgenoten binnen het huwelijk en verwierp hij de maritale macht in zijn

                                                                                                               135 E. VAN DIEVOET, Het burgerlijk recht in België en Nederland van 1800 tot 1940: de rechtsbronnen, Antwerpen, De Sikkel, 1943, 69. 136 G. BAERT, “François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang”, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 29. 137 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 54. 138 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 53.

Page 39: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 39

voorontwerp. Dit stond haaks op de Code Napoléon, waar de ideeën van gezag en

maatschappelijk conservatisme telkens opdoken en waar de traditie van man als heer en meester

over zijn vrouw gehandhaafd werd.

84.   Als gevolg van de nederlaag van de liberalen bij de verkiezingen van 16 juni

1884, kwamen de katholieken aan de macht. Nog geen twee dagen later liet Charles Woeste,

de nieuwe minister van justitie, aan Laurent weten dat het voorontwerp van Laurent van tafel

was geveegd.139,140 Later dat jaar, werd een commissie aangesteld met als opdracht het

verbeteren van Code Civil. Laurents schoonbroer, de liberaal Victor Tesch, werd benoemd als

voorzitter.141

85.   Toch was Laurents arbeid niet tevergeefs. Zijn voorgestelde hervormingen

werden één voor één verwezenlijkt. Zo werd de maritale macht afgeschaft door de wet van 30

april 1958, de volledige gelijkheid tussen man en vrouw binnen het huwelijk werd pas

gerealiseerd bij wet van 14 juli 1976. Als wetsontwerper was Laurent zijn tijd een eeuw

vooruit.142

                                                                                                               139 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 57. 140 Er lagen echter veel meer redenen aan de basis, zie daarover D. HEIRBAUT, “Een hopeloze zaak. François Laurents ontwerp van burgerlijk wetboek voor België”, PM 2013, 274-277. 141 G. BAERT, “François Laurent, zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)”, supra vn. 10, 57. 142 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 112.

Page 40: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  40

6.3. DROIT CIVIL INTERNATIONAL (1880-1882)

86.   In 1880, op zeventigjarige leeftijd, pakte Laurent uit met de publicatie van Droit

civil international. Zoals de titel laat vermoeden, omvatte dit werk een uitgebreide studie over

het internationaal privaatrecht.143 Reeds in zijn Principes de droit civil besteedde Laurent veel

aandacht aan de rechten van vreemdelingen in België en de statutenleer.144 Wat hem ertoe

aangezet heeft om een volledig nieuw werk te wijden aan hetzelfde thema, is te lezen in het

voorwoord van zijn Droit civil international:

“Il y a une lacune dans mes Principes de droit civil. J’ai parlé plus longuement

de la théorie des statuts que ne l’ont fait les interprètes français du code

Napoléon; mais la matière est trop vaste et trop difficile pour qu’on puisse la

traiter dans un commentaire du code. La doctrine des statuts est devenue une

science, celle du droit international privé.”145

87.   Laurents belangstelling voor het internationaal privaatrecht valt te verklaren

vanuit het feit dat hij het statuut van vreemdeling zelf heeft ondervonden. Luxemburg was tot

1814 in handen van Frankrijk, daardoor had Laurent van bij zijn geboorte een Franse

nationaliteit. In het jaar 1814 viel Luxemburg onder het gezag van koning Willem van Oranje-

Nassau en vormde het een personele Unie met het Koninkrijk der Nederlanden. Door deze

verovering kreeg de vierjarige Laurent de Nederlandse nationaliteit. Door zijn benoeming als

bureauchef aan het Departement van Justitie in 1834, verliet Laurent Luxemburg en vestigde

hij zich in Gent en deed hij een nationaliteitsaanvraag.146 Hij kreeg de Belgische nationaliteit

pas vijf jaar later toegekend, na de ondertekening van Willem van Oranje van het Eindverdrag

met België op 19 april 1839. Het hele gedoe over zijn nationaliteit raakte hem diep, zo verklaart

hij in zijn Droit civil internationale: “Je suis une des victimes de la diplomatie… J’ai donc

quatre fois changé de nationalité, et toujours sans le vouloir ou même sans le savoir.”147 Vol

overgave legde hij zich dan ook toe op de studie van het internationaal privaatrecht.

                                                                                                               143 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 53. 144 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 115-116. 145 F. LAURENT, Droit civil international, I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1880, VII. 146 Het zgn. Verdrag der XXIV artikelen als definitieve internationale erkenning van de Belgische onafhankelijk 147 F. LAURENT, “Droit civil international”, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1880, 414.

Page 41: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 41

88.   Eerst onderzocht Laurent  de fundamentele principes die de basis vormen van het

internationaal burgerlijk recht. Dit vormde het onderwerp in het voorwoord van zijn Droit civil

international.148 Vervolgens richtte hij zijn gedetailleerd onderzoek op de regelingen uit diverse

landen die de rechtsbetrekking tussen staatsburgers en vreemdelingen beheersten.149 Hierbij

kwam hij tot de vaststelling dat er nood was aan een samenhangend en algemeen geldend

systeem van verwijzingsregels die grensoverschrijdende rechtsbetrekkingen regelden.150 In zijn

Droit civil international trachtte hij een dergelijk systeem op te bouwen, zodat rechters de

mogelijkheid hadden om wetsconflicten in grensoverschrijdende situaties op te lossen.

89.   Laurent had daarbij het ideaal van een ‘wereldburger’ voor ogen. Hij legde de

klemtoon op de rechten van het individu en niet van een volk, een natie of een gemeenschap.

Toch besefte Laurent dat dit ideaal ver van de realiteit stond. De zelfstandigheid van volkeren

was de realiteit. Meer nog, hij plaatste de nationaliteiten met hun eigen rechtssystemen in een

eschatologisch perspectief en meende dat ze tot het einde der tijden zouden blijven bestaan.151

Juist omdat nationaliteiten een eeuwig bestaan zullen hebben, moet het hele systeem van

internationaal privaatrecht steunen op het nationaliteitsbeginsel.152 “Pour qu'il y ait un droit

international privé, il faut que l'homme jouisse partout des mêmes droits, quelle que soit sa

nationalité”153, aldus Laurent.

90.   Bedreven als hij was, maakte Laurent ook deel uit van Institut du Droit

International. Het instituut, bestaande uit rechtsgeleerden en politici, was bij zijn oprichting in

1873 de eerste internationale organisatie die trachtte de principes van het internationaal recht

vast te leggen.154 De instelling, die vandaag de dag nog steeds bestaat, legde de basis voor het

Internationaal Hof van Justitie. Omdat Laurent nauwelijks de zittingen van deze genootschap

kon bijwonen, droeg hij uit ereschuld en blijvende erkenning zijn Droit civil international op

aan het Institut du Droit International, meer bepaald aan de Italiaanse voorzitter Pascal Mancini

(zie bijlage 2).155

                                                                                                               148 X., Hommage à François Laurent, Gent, Presse Libérale Gantoise, 1909, 32. 149 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 53. 150 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 117. 151 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 116. 152 G. BAERT, “François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang”, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 28-29. 153 F. LAURENT, Droit civil international, I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1880, 22. 154 B. REINALDA, Routledge History of International Organizations: from 1815 to present, Abingdon, Routledge, 2009, 60. 155 F. LAURENT, Droit civil international, I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp, 1880, VI.

Page 42: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  42

7.   DE EXEGETISCHE SCHOOL

91.   Zoals reeds vermeld, werd Laurent geacht een voorvechter te zijn van de

exegetische school in onze contreien. Hij was niet de uitvinder van de exegetische bronnen- en

interpretatieleer, maar hij drukte er wel de stempel van zijn persoonlijkheid op.156 In deze

behandeling volgt er een beknopt overzicht van Laurents liefde voor de letter van de wet. Toch

kende deze liefde zijn grenzen, en was Laurent geen blinde aanbidder van de wet.

7.1. Extremist van de exegese?

92.   Laurents werken getuigden van veel respect voor de wetgever. Zo meende

Laurent in zijn Principes de droit civil dat alleen de wetgever wetten mocht uitvaardigen. De

beslissing om een wet al of niet te veranderen, lag uitsluitend bij de wetgevende macht. Rechters

moesten de wet blindelings toepassen, zo verklaarde Laurent: “Les tribunaux ont pour mission

d’appliquer la loi.” In geen geval mochten de rechtbanken de wetten gaan interpreteren.157

“Les Codes ne laissent rien à l’arbitraire de l’interprète, celui-ci n’a plus pour mission de faire

le droit, le droit est fait.”, aldus Laurent.158 Jurisprudentie mocht geen bron van recht zijn.159

Laurent was bijzonder scherp m.b.t. de rol van de rechterlijke macht. Zo verklaarde hij dat

arresten, buiten hun innerlijke gegrondheid, geen waarde hadden.160

93.   In zijn Avant-Projet de révision du Code Civil ging Laurents respect voor de wet

zo ver, dat hij er een afzonderlijk hoofdstuk over invoerde met als titel “De l’interprétation des

lois”.161 Daarin stelde hij onder andere de artikelen 29 en 31 voor, die opnieuw getuigden van

Laurents eerbied voor de tekst van de wet:

[Art. 29 A.P.: “Quand une loi est claire, il ne faut point en éluder la lettre sous prétexte

d’en pénétrer la loi.”]

[Art. 32 A.P.: “On ne peut se prévaloir contre la loi, quand elle est claire, des

conséquences absurdes auxquelles conduit le sens littéral.”]

                                                                                                               156 E. VAN DIEVOET, Het burgerlijk recht in België en Nederland van 1800 tot 1940: de rechtsbronnen, Antwerpen, De Sikkel, 1943, 83. 157 F. LAURENT, Principes de droit civil, I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1869, 66. 158 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil, I, Brussel, Bruylant, 1939, 342. 159 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil, I, Brussel, Bruylant, 1939, 360. 160 E. VAN DIEVOET, Het burgerlijk recht in België en Nederland van 1800 tot 1940: de rechtsbronnen, Antwerpen, De Sikkel, 1943, 84. 161 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 8.

Page 43: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 43

7.2. De mythe doorgeprikt

94.   Laurent herleiden tot een blinde aanbidder van de wet, is echter een stap te ver.162

Laurent dogma’s werden gemotiveerd door te verwijzen naar de scheiding der machten. “De

rechter moet de wet volgen omdat hij zich anders op het terrein van de wetgever begeeft.”163

De wetgever spreekt via de wet in naam van het algemeen belang en het soevereine volk.164

Voor Laurent ging het dus niet zozeer om de wet zelf, maar om het algemeen belang.

95.   Bovendien meende Laurent dat professoren, in tegenstelling tot de rechters, wel

de vrijheid hadden om de wetten te bekritiseren en eventuele lacunes vast te stellen.165 Daarbij

gaf hij toe dat de wetgever niet alle gevallen kan voorzien en regelen. Meer nog, Laurent stelde

dat een rechtsgeleerde beter de wet kende dan de wetgever die de wet gemaakt had.166

96.   Liefde maakt blind luidt het gezegde, iets wat Laurents opponenten maar al te

graag aanhaalden. Zij meenden dat Laurent, als zogenaamde slaafse aanhanger van de

exegetische school, rechtspraak negeerde. Niemand minder dan Charles Faider was een van de

bijdragers aan deze mythevorming.167 Deze procureur-generaal bij het Hof van Cassatie was

één van de pioniers van de École de la libre recherche scientifique, een stroming die op gang

kwam in de laatste decennia van de 19e eeuw.168 Zij vroeg aandacht voor andere rechtsbronnen

dan de wet. Als je echter tussen de lijnen door leest, ging die aandacht vooral naar

rechtspraak.169 De school had niet enkel kritiek op de exegetische school, maar beschouwde

daarnaast ook de raadsheren van het Hof van Cassatie als heiligen.170 Gezien het feit dat Faider

zelf magistraat was bij dit Hof, is het bijgevolg niet verwonderlijk dat hij een voortrekker was

van École de la libre recherche scientifique.

97.   Toen de katholieke regering een nieuwe commissie had aangesteld om Laurent

voorontwerp ter tafel te brengen, sprak ook Faider zich hierover uit. Hij wierp op dat Laurent

                                                                                                               162 D. HEIRBAUT, “Een hopeloze zaak. François Laurents ontwerp van burgerlijk wetboek voor België”, PM 2013, 274-277. 163 D. HEIRBAUT, “François Laurent: een vreemde eend in de bijt van de Belle Epoque?” in B. DEBAENST (ed.), de Belle Epoque van het Belgisch recht (1870-1914), Brugge, Die Keure, 2016, 81. (hierna: D. HEIRBAUT, “François Laurent, een vreemde eend in de bijt”) 164 E. VAN DIEVOET, Het burgerlijk recht in België en Nederland van 1800 tot 1940: de rechtsbronnen, Antwerpen, De Sikkel, 1943, 83. 165 D. HEIRBAUT, “François Laurent, een vreemde eend in de bijt”, supra vn. 163, 81. 166 F. LAURENT, Cours élémentaire de droit civil, I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1887, 61-63. 167 D. HEIRBAUT, “Een hopeloze zaak. François Laurents ontwerp van burgerlijk wetboek voor België”, PM 2013, 275-276. 168 D. HEIRBAUT en M. E. STORME, “The historical evolution of European private law” in C. TWIGG-FLESNER (ed.), The Cambridge Companion to European Union Private Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2010, 28. 169 D. HEIRBAUT, “Een hopeloze zaak. François Laurents ontwerp van burgerlijk wetboek voor België”, PM 2013, 274-275 170 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 154.

Page 44: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  44

de rechtspraak niet implementeerde.171 Volgens Faider beantwoordde Laurents ontwerp niet

aan de maatschappelijke behoeften, omdat men te veel macht gaf aan de wetgever. De

rechtsbetrekkingen tussen de burgers zouden bijgevolg afhankelijk worden van de wisselende

politieke machtsverhoudingen.172

98.   Niets is minder waar. In zijn Principes de droit civil en ook in het commentaar

bij zijn Avant-projet verwees Laurent gestaag naar de rechtspraak.173. In dit werk komen maar

liefst 3847 Belgische arresten aan bod.174 Dit biedt ons meteen een antwoord op de vraag wat

mythe en wat realiteit was. Ook de bewering van Faider dat Laurents ontwerp niet

beantwoordde aan de maatschappelijke behoeften, is geheel in strijd met de waarheid. Laurent,

die zijn sociaal engagement geërfd had van zijn moeder, stond gekend als een man die grote

aandacht had voor wat leefde in de maatschappij.

                                                                                                               171 D. HEIRBAUT, “Een hopeloze zaak. François Laurents ontwerp van burgerlijk wetboek voor België”, PM 2013, 275. 172 C. FAIDER, “La jurisprudence progressive: La révision du Code Civil (article 139 de la constitution)”, BJ 1884, 1569. 173 D. HEIRBAUT, “François Laurent, een vreemde eend in de bijt”, supra vn. 165, 83. 174 J. LAMEERE, Laurent. Discours de rentrée, Brussel, Alliance Typographique, 1880, 10.

Page 45: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 45

8. LAURENTS LAATSTE LEVENSJAREN (1883-1887)

99.   Laurent sleet zijn laatste levensjaren omringd door zijn kinderen en

kleinkinderen. Hij woonde bij zijn dochter Marie en schoonzoon Hippolyte Callier in de

Savaanstraat in Gent.175 Toch genoot hij niet van een zorgeloze oude dag. In 1883 overleed zijn

dochter Caroline, moeder van drie jonge kinderen. Dat viel Laurent uiterst zwaar.176 Het jaar

daarop moest Laurent met lede ogen aanzien hoe de katholieken weer aan de macht kwamen in

België. Tot overmaat van ramp werd zijn voorontwerp van het Burgerlijk Wetboek verzonden

naar een commissie.

100.   De winter van 1886-1887 werd Laurent fataal.177 Op 77-jarige leeftijd overleed

hij aan de gevolgen van een ernstige longontsteking die hem al enkele weken aan het bed

gekluisterd hield.178 Er werd imposant afscheid genomen van François Laurent met een

indrukwekkende begrafenisstoet. Vooraan in de rouwstoet liepen de studenten van de

universiteit met rouwkransen en verschillende vlaggen van de studentenverenigingen. De kist

werd gedragen door twee studenten, twee onderwijzers en twee arbeiders. Achter de kist, gedekt

met de toga van Laurent, stapte de familie Laurent-Callier, gevolgd door een grote menigte met

blauwe vlaggen. 179

101.   Laurent kreeg zijn laatste rustplaats in het familiegraf van de Calliers, naast zijn

kompaan en wapenbroeder Gustave Callier180 La Flandre Libérale181 schreef: “De dood is

sterker geweest, maar heeft hem niet volledig aan ons kunnen ontrukken. Zijn werken

blijven”.182

                                                                                                               175 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 124. 176 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 124. 177 G. BAERT, “François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang”, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 31. 178 D. GAUBLOMME, François Laurent (1810-1887), supra vn. 12, 56. 179 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 126. 180 G. BAERT, “François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang”, Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 32. 181 Supra nr. 45 182 G. BAERT, “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 126.

Page 46: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  46

DEEL III: HET HUWELIJK

1. DE CODE CIVIL VAN 1804

1.1. INLEIDING

102.   In de Code Civil van 1804 werd het primair huwelijksstelsel besproken in de

artikelen 212 tot en met 226 C.C., onder het hoofdstuk ‘wederzijdse rechten en verplichtingen

van de echtgenoten’. In tegenstelling tot wat de titel laat vermoeden, was het wederzijds

karakter van de rechten en plichten van echtgenoten ver te zoeken. Maar één van de vijftien

artikelen hield expliciet een wederzijdse verbintenis in, meer bepaald artikel 212 C.C. Daarbij

dient alvast een belangrijke nuancering aangebracht te worden: zelfs de rechten en plichten die

op grond van dit artikel ‘wederzijds’ waren, waren niet noodzakelijk ‘gelijk’. Zo waren beide

echtgenoten verplicht tot wederzijdse trouw, maar toch werd de ontrouw van de vrouw veel

strenger bestraft dan die van de man. Hierop zal in hoofdstuk 1.3 worden ingegaan.

103.   Uitgaande van de ondergeschiktheid van de vrouw aan haar echtgenoot (zgn.

maritale macht)183, getuigden ook de artikelen 213 tot en met 226 van de Code Civil van een

fundamentele rechtsongelijkheid tussen man en vrouw. Door in het huwelijksbootje te stappen

kwam de vrouw onder de macht (‘in manu’) van haar echtgenoot (‘maritus’) te staan.184 In de

artikelen 213 t.e.m. 226 van de Code Civil werd zo de maritale macht geïnstitutionaliseerd, zij

het met niet zoveel woorden. Nergens stond de term ‘maritale macht’ te lezen in het

negentiende-eeuwse Burgerlijk Wetboek.185

104.   Deze maritale macht riep een reeks van ongelijkheden tussen man en vrouw in

het leven: de man koos de verblijfplaats, nam de beslissingen over het beroepsleven van zijn

vrouw, mocht haar briefwisseling controleren, hield toezicht op haar relaties en dergelijke meer.

De vrouw was handelingsonbekwaam en moest haar man te gehoorzamen. Onder invloed van

Napoleon Bonaparte, keerde de Code Civil terug naar de archaïsche opvatting van vrouwen als

                                                                                                               183 G. BAETEMAN, “Het primair huwelijksstelsel”, TPR 1978, 161. 184 J. DE WIT, Matrimonium et Divortium: huwelijk en echtscheiding ten tijde van de Romeinse Republiek, onuitg. doctoraatsproefschrift Rechten Rijksuniversiteit Groningen, 2007, 45. 185 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 425, nr. 1.

Page 47: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 47

tweederangsburgers. “La nature a fait de nos femmes nos esclaves”, aldus Napoleon tijdens de

besprekingen in de Raad van State.186

105.   De ingeroepen rechtvaardigingen van de achttiende en negentiende-eeuwse

rechtsgeleerden over de ondergeschikte positie van de vrouw kunnen gerekend worden tot de

opmerkelijkste bladzijden ooit uit de rechtsleer.187 De maritale macht berustte op volgende

pijlers: de vrouw als fragilitas sexus (‘zwakke geslacht’) en de noodzaak aan eenheid in

optreden binnen het gezin (‘geen twee kapiteins op één schip’).188 Hoofdstuk 1.2 gaat nader in

op deze twee pijlers die de kern vormden van het juridisch betoog omtrent de maritale macht.

106.   Henri De Page maakte in zijn “Traité élémentaire de droit civil belge” een

onderscheid tussen de maritale macht sensu stricto en de handelingsonbekwaamheid van de

gehuwde vrouw.189 Hetzelfde onderscheid wordt in deze masterproef gehanteerd. De maritale

macht sensu stricto omvatte de macht van de echtgenoot op de ‘persoon’ van zijn vrouw, meer

bepaald de vrouw als huishoudster en moeder en haar dagdagelijkse taken.190 De

handelingsonbekwaamheid had daarentegen betrekking op de juridische activiteit van de

gehuwde vrouw: het stellen van rechtshandelingen en het optreden in rechte.191 De maritale

macht sensu stricto en de handelingsonbekwaamheid worden respectievelijk in hoofdstuk 1.4

en hoofdstuk 1.5 van dit deel besproken.

107.   Een tweede onderscheid dat gemaakt moet worden betreft het ‘bezit’ van een

recht en de ‘uitoefening’ ervan.192 Hoewel de gehuwde vrouw drager was van rechten en

plichten, kon zij die niet zelfstandig uitoefenen en afdwingen.193 Daarvoor had ze de machtiging

van haar echtgenoot nodig.

108.   Bovendien moet er opgemerkt te worden dat de maritale macht en de

handelingsonbekwaamheid enkel van toepassing waren op de ‘gehuwde’ vrouw.194 Net zoals

de man, genoot de ongehuwde vrouw, de volle handelingsbekwaamheid.195 Wanneer een

                                                                                                               186 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 56. 187 N. ARNAUD-DUC, “De tegenstrijdigheden van het recht”, supra nr. 3 188 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1933, 640-641. 189 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1933, 638. 190 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, Deinze, Voet, 1942, 31. (hierna: A.-J. DESIMPELARE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw) 191 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1933, 638. 192 N. ARNAUD-DUC, “De tegenstrijdigheden van het recht” supra vn. 3, 55. 193 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1933, 655. 194 A. DE VOS, De gehuwde vrouw en hare behandeling door de wet, 1903, Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 5. 195 J. ROMMENS, Huiswet: de persoonlijke betrekkingen volgens het Belgisch Burgerlijk Wetboek, Gent, Siffer, 1893, 67.

Page 48: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  48

meerderjarige handelingsbekwame vrouw in het huwelijksbootje stapte, werd zij tot een

tweederangsburger gereduceerd die een plaats kreeg tussen de krankzinnigen en minderjarigen.

109.   De Code Civil was een drager van contradicties. De ‘meerderjarige ongehuwde

dochter’ die op zichzelf ging wonen, was handelingsbekwaam en kon haar rechten zelfstandig

uitoefenen. Haar ‘moeder’ daarentegen was handelingsonbekwaam en kon enkel handelen mits

machtiging van haar echtgenoot. Waarom zou een gehuwde vrouw minder bekwaam zijn dan

haar dochter? Een rechtvaardiging hiervoor werd gegeven in de Huiswet van 1893:

“Waarom heeft de wetgever zulks gewild? De reden daarvan is zeer eenvoudig

en tezelfder tijde diep gegrond. Wanneer de vrouw jong blijft, en zij haarzelfs

meester is, zij doet wat zij wil, zij gebruikt hetgeen zij bezit volgens goeddunken.

Wie zou het recht inroepen om zich hiermede te gaan bemoeien? Integendeel

wanneer zij het huwelijk aangaat is zij haarzelfs meester niet meer, zij moet aan

haren man onderhevig zijn; hetgeen zij bezit behoort haar volgens de wet niet

meer uitsluitelijk toe, het valt in gemeenschap”.

110.   Dezelfde contradictie kan doorgetrokken worden tussen weduwen en niet-

weduwen. Wanneer een echtgenoot overleed, bracht dat voor de vrouw een gunstige

verandering in haar juridische positie mee. De weduwe herwon al haar rechten, kreeg opnieuw

het beheer over het vermogen en werd weer handelingsbekwaam.196 Onder de gehuwde

vrouwen werd er gefluisterd dat er voor de vrouw niets mooier was dan weduwe worden.197

                                                                                                               196 F. VAN POPPEL, Trouwen in Nederland: een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg-20e eeuw, onuitg. doctoraatsproefschrift Geschiedenis Landbouwhogeschool Wageningen, 1992, 311. 197 K. MATTHIJS, De mateloze negentiende eeuw: bevolking, huwelijk, gezin en sociale verandering, Leuven, Leuven University Press, 2001, 208.

Page 49: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 49

1.2. JURIDISCH BETOOG

111.   De van Romeinse oorsprong patriarchale traditie bereikte één van haar

hoogtepunten in het begin van de negentiende eeuw. Het beeld van de man als gezinshoofd

werd door Napoleon Bonaparte geïnstitutionaliseerd. De Code Civil van 1804 was een

veruiterlijking van Napoleons burgeridealen die zijn patriarchale samenleving

ondersteunden.198 In dit patriarchaal stelsel stonden de begrippen ‘macht, autoriteit en controle’

centraal.199 Zoals Napoleon alleenheerser was in Frankrijk, was de echtgenoot alleenheerser in

zijn gezin. Het mannelijk gezinshoofd was de bestuurder van ‘het kleine vaderland’.200

112.   Napoleon die naar orde in de maatschappij streefde, was ervan overtuigd dat het

huwelijk als hoeksteen van de samenleving fungeerde: “Le mariage est la base de la famille,

et la famille est la base de l’Etat”.201 Napoleons overtuiging over de samenhang tussen

enerzijds de macht en controle in het gezin en anderzijds de politieke stabiliteit lag aan de basis

van heel wat familierecht in de Code Civil.202 Deze macht en die controle lag exclusief bij de

man en werd gelegitimeerd door de natuurlijke zwakheid van de vrouw (‘fragilitas sexus’) en

de noodzaak van een leidend figuur binnen het gezin (‘geen twee kapiteins op één schip’).

                                                                                                               198 A. JACOBS en M. VAN HOUTTE, “Geslachtsidentiteit: een argument bij hoedebeslissingen” in A. VAN DEN BRANDE (ed.), Identiteiten: functies en dysfuncties, Gent, Academia Press, 34. 199 K. CELIS en P. MEIER, De macht van het geslacht: gender, politiek en beleid in België, Leuven, Acco, 2006, 199. 200 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 20. 201 A. BEBEL, La femme dans le passé, le présent et l’avenirr, Parijs, Georges Carré, 1891, 5-6. 202 J.-L. HALPÉRIN, Histoire de droit privé français depuis 1804, Parijs, PUF, 1996 82.

Page 50: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  50

§1 THEORIE VAN DE FRAGILITAS SEXUS

113.   De maritale macht en de handelingsonbekwaamheid van de vrouw werden

gefundeerd door de theorie van de ‘fragilitas sexus’ of ‘imbecillitas sexus’.203 Deze theorie

vond haar oorsprong in het Romeinse recht, ze typeerde de vrouw als het zwakke geslacht

(‘fragilitas sexus muliebris’).204 Volgens Plato en Aristoteles waren vrouwen ‘van nature

minder’205. Dat hield voor de vrouw zowel een fysieke als geestelijke minderwaardigheid in

verhouding tot de man in. Deze fictie hield meer dan tweeduizend jaar stand.

114.   Ook de opstellers van het Burgerlijk Wetboek van 1804 baseerden zich op de

traditionele discriminatie van de vrouw als het zwakke geslacht.206 Op basis van het natuurrecht

werd de vrouw als een relatief en ondergeschikt wezen beschouwd. De ongelijkheid van

behandeling naar sekse werd gerechtvaardigd door de stellen dat de vrouw niet in staat was om

zichzelf te beschermen. De vrouw moest met andere woorden tegen zichzelf beschermd

worden. Het stellen van rechtshandelingen zou haar schade kunnen toebrengen. In dat opzicht

werd de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw gezien als een resultante van haar

‘beschermingsonbekwaamheid’.207

115.   Portalis, één van de opstellers van de Code Civil, verantwoordde de maritale

macht als volgt: “Nous avons cherché le gouvernement de la famille dans les indications de la

nature. L’objet du mariage est déterminé par la nature . La femme a besoin de protection parce

qu’elle est plus faible. L’homme est plus libre parce qu’il est plus force.” La différence des

deux sexes existe dans leur être, en suppose dans leurs droits et dans leurs devoirs

respectifs.”208 De verschillende behandeling tussen man en vrouw in het Burgerlijk Wetboek

van 1804 mocht volgens de opstellers niet als onrechtvaardig gezien worden, maar als ‘eigen

aan de vrouwelijke natuur’.

                                                                                                               203 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 57. 204 C. DE KONINCK, Beknopte encyclopedie van het Romeinse recht, Antwerpen, Maklu, 2000, 226. 205 N. ARNAUD-DUC, “De tegenstrijdigheden van het recht” supra vn. 3, 55. 206 N. ARNAUD-DUC, “De tegenstrijdigheden van het recht” supra vn. 3, 55. 207 G. BAETEMAN en J.-P. LAUWERS, Devoirs et droits des époux: commentaire théorique et pratique des lois du 30 avril 1958 et de la loi du 22 juin 1959, Brussel, Bruylant, 1960, 21. 208 F. PORTALIS, Discours, rapports et travaux inédits sur le Code Civil par Jean-Étienne-Marie Portalis, Parijs, Joubert, 1844, p. 24-33 en p. 204-205.

Page 51: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 51

§2 GEEN TWEE KAPITEINS OP ÉÉN SCHIP

116.   Daarnaast werd de macht van de man gelegitimeerd door de noodzaak aan een

leidend figuur binnen het huwelijk en het gezin. De handelingsonbekwaamheid en de maritale

macht sensu stricto werden verantwoord door de noodzakelijkheid van eenheid in optreden.209

Volgend citaat uit de Huiswet (1883) illustreert dit concept:

“Hoe zouden nu de belangen van het huisgezien bestierd worden, indien man en

vrouw te gelijk recht hadden er over te beschikken en te gebieden? Het ware als

een rijk met twee koningen. Daarom was het noodig aan één der beide

echtgenoten alleen het oppergezag binst het huwelijks toe te vertrouwe. Zo men

ziet, is de onbekwaamheid der getrouwde vrouw gesteund op de ware belangen

van het huisgezin in het algemeen.”210

117.   De gehuwde vrouw was gehoorzaamheid aan haar echtgenoot verplicht vanuit

het idee dat er geen twee kapiteins op één schip kunnen staan.211 Henri De Page verklaarde dit

als volgt: “Si les époux étaient juridiquement égaux, tout conflit tournerait nécessairement à la

discorde et à l’anarchie.”212 Het vestigen van volledige juridische gelijkheid tussen

echtgenoten zou de deur openen tot rivaliteit. De noodzaak van eenheid in optreden kon daarbij

niet los gezien worden van de theorie van ‘fragilitas sexus’. Waar de inferieure vrouw van

nature bescherming nodig had, was de superieure man van nature uit ‘de kapitein op het

schip’.213

                                                                                                               209 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1933, 639. 210 J. ROMMENS, Huiswet: de persoonlijke betrekkingen volgens het Belgisch Burgerlijk Wetboek, Gent, Siffer, 1893, 68. 211 K. LÜNNEMANN, “Families in conflict” in M. DE BOER en M. WIJERS (eds.), Vrouw en recht: de beweging, de mensen en de issues, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2009, 83. 212 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1933, 639. 213 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, I, Parijs, Delamotte, 1869, 639.

Page 52: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  52

1.3   WEDERZIJDSE RECHTEN EN PLICHTEN

118.   Volgens art. 212 C.C. waren de echtgenoten wederzijds verplicht tot

getrouwheid, hulp en bijstand.214 Hulp en bijstand waren twee verschillende zaken, maar ze

werden niet nader toegelicht of gedefinieerd in de wet. De rechtsleer heeft aan beide begrippen

een concrete invulling gegeven. ‘Hulp’ veronderstelde een zekere prestatie: een vergoeding in

natura of in geld, noodzakelijke zaken die nodig zijn om te leven zoals kledij, voedsel, en

onderhoud.215 ‘Bijstand’ duidde op de uiting van genegenheid en opoffering in geval van ziekte,

krankzinnigheid en dergelijke meer.216 Beide plichten hadden dus een verschillende en

duidelijke afgebakende betekenis: terwijl ‘bijstand’ op morele steun wees, duidde ‘hulp’ op

materiële en financiële steun. Met andere woorden: “le secours sort de la bourse, l’assistance

vient du cœurs” (letterlijk vertaald als ‘de hulp komt uit de portemonnee, de bijstand komt uit

het hart’).217

119.   De getrouwheidsplicht, het derde element van artikel 212 C.C, hield een verbod

in om seksuele betrekkingen te hebben met iemand anders dan de huwelijkspartner.218 Bij niet-

naleving van deze getrouwheidsplicht maakte men zich schuldig aan overspel. Het overspel

omvatte één van de drie gronden voor echtscheiding: het overspel van de vrouw (art. 229 C.C.)

en het houden van bijzit of concubine door de man (art. 230).219

120.   Hoewel de getrouwheidsplicht aan beide echtgenoten werd opgelegd, werd de

vrouw op een dubbele wijze gediscrimineerd. Allereerst was het overspel van de man slechts

strafbaar als het overspel een blijvend karakter vertoonde en zich afspeelde in de echtelijke

woning220. Overspelige vrouwen daarentegen waren strafbaar zodra zij één keer overspel

gepleegd hadden, ongeacht of dit binnen- of buitenhuis had plaatsgevonden.221 Beide

strafbaarstellingen waren meteen ook echtscheidingsgronden.

121.   Bovendien werden in de Code Pénal de overspelige vrouwen veel zwaarder

gestraft dan overspelige mannen. Het overspel van een getrouwde vrouw werd gestraft met een

                                                                                                               214 J. ROMMENS, Huiswet: de persoonlijke betrekkingen volgens het Belgisch Burgerlijk Wetboek, Gent, Siffer, 1893, 65. 215 N. ARNAUD-DUC, “De tegenstrijdigheden van het recht” supra vn. 3, 57.  216 J. ROMMENS, Huiswet: de persoonlijke betrekkingen volgens het Belgisch Burgerlijk Wetboek, Gent, Siffer, 1893, 66. 217 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, I, Parijs, Delamotte, 1869, 523. 218 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 54. 219 Zie daarover meer in DEEL IV: DE ECHTSCHEIDING 220 Echtelijke woning: d.i. de echtelijke verblijfplaats waar de man met zijn echtgenote wettig verblijft. 221 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 22.

Page 53: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 53

gevangenzetting van drie maanden tot twee jaar (art. 337 C.P.). De bestraffing van de

overspelige man bestond slechts uit een geldboete (art. 339 C.P.).222 Naast de Code Civil

hanteerde ook de Code Pénal de ongelijke behandeling.

122.   Een legitimatie voor de ongelijke bestraffing van overspel werd opnieuw

gegeven door Portalis. Hij zag het overspel van de vrouw als een groter kwaad dan het overspel

van de man: “L’infidélité de la femme suppose plus de corruption, et a des effets plus dangereux

que l’infidélité du mari”.223 De vrouw moest immers noodgedwongen het buitenechtelijke kind

in het gezin opnemen. De man daarentegen kon hieraan ontsnappen door de overspelige

kinderen bij hun biologische moeder te onderhouden. Montesquieu verklaarde:“La nature a

marqué l’infidélité des femmes par des signes certains: outre que les enfants adultérins de la

femme sont nécessairement au mari et à la charge du mari, au lieu que les enfants adultérins

du mari ne sont pas à la femme, ni à la charge de la femme.”224

123.   Bovendien verbood artikel 340 C.C. het onderzoek naar de werkelijke vader.

Napoleon meende immers dat elke poging tot weerlegging van het vaderschap de autoriteit van

het gezinshoofd ondermijnde.225 De man kon op grond van dit artikel dus ontlopen aan zijn

verantwoordelijkheid tegenover een buitenechtelijk kind, de vrouw niet.226 Omdat de

biologische vader niet opgespoord mocht worden, moest de vrouw haar buitenechtelijk kind

noodgedwongen opnemen in de echtvereniging. Dat kind viel hierdoor onder de

verantwoordelijkheid van haar echtgenoot. “Pater est, quem nuptiae demonstrant” was de

Romeinsrechtelijke uitdrukking die aangehaald werd: van elk kind dat binnen het huwelijk

geboren werd, moest worden aangenomen dat de echtgenoot de vader was.227 De enige uitweg

die de vrouw bezat om schandalen te vermijden, was het kind te vondeling leggen of in het

geheim abortus plegen.

124.   Er was één uitzondering voorzien in artikel 340 C.C. Het verbod op het

onderzoek naar vaderschap gold niet wanneer het een ‘ontvoering’ betrof.228 De ontvoering

moest wel gebeurd zijn gedurende het wettelijke tijdperk van de verwekking. De vraag naar de

                                                                                                               222 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 54. 223 F. PORTALIS, Discours, rapports et travaux inédits sur le Code Civil, Parijs, Joubert, 1844, 204-205. 224 C.-L. MONTESQUIEU, Œuvres complètes de Montesquieu: avec des notes de Dupin, Crevier, Voltaire, Mably, Servan, La Harpe etc., Parijs, Chez Lefevere, 1835, 425. 225 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 20. 226 M.-T. COENEN, D. KEYMOLEN en M. SMET, Stap voor stap: geschiedenis van de vrouwenemancipatie in België, Brussel, Kabinet van de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie, 1991, 21-22. 227 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 20. 228 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, I, Parijs, Delamotte, 1869, 73-74.

Page 54: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  54

vaststelling van vaderschap kon in dat geval door elke belanghebbende partij worden ingesteld.

De moeder werd eveneens als een belanghebbende partij beschouwd en kon dus ook de

vordering instellen.229 Dit wilde nog niet zeggen dat de verkrachter als vader aangewezen moest

worden. Volgens Napoleon moest een geldboete volstaan op grond van de Code Pénal, het kind

erkennen hoefde niet.230 Volgend citaat van rechtsgeleerde Joseph-André Rogon uit 1827

illustreert hoe sceptisch men stond ten opzichte van een mogelijke ‘ontvoering’ van de vrouw

en de daaruit vloeiende uitzonderingsregel van artikel 340 C.C.:

“De wetgever mogt niet dulden, dat eene schaamteloze moeder naar willekeur

den alleronschuldigsten een gehaat vaderschap zou kunnen aanvrijven. De man

van een eerlijk en onberispelijk gedrag behoorde beveiligd te worden tegen de

aantijgingen eener onbeschaamde vrouw en van kinderen die hem vreemd

zijn.”231

125.   Het hoofdstuk ‘wederzijdse rechten en plichten van echtgenoten’ in het

Burgerlijk Wetboek van 1803 bevat dus al van meet af aan een eerste fundamentele

ongelijkheid tussen man en vrouw. In tegenstelling tot wat artikel 212 C.C. liet vermoeden, was

er sprake van een dubbele moraal: aan de vrouw werd kuisheid opgelegd, terwijl er aan de man

een grotere seksuele vrijheid gegeven werd.232 Zelfs de rechten en plichten die wederzijds

waren, waren niet noodzakelijk gelijk.

                                                                                                               229 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, I, Parijs, Delamotte, 1869, 73. 230 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 19. 231 J.-A. ROGRON, Burgerlijk wetboek opgehelderd door deszelfs gronden en door voorbeelden, met de oplossing, onder elk artikel, van de moeijelijkheden, zoowel als van de voornaamste regtskwestien, welke de tekst oplevert, en de definitien van alle regtstermen, I, Breda, F.B. Hollingérus Pijpers, 1827, 225. (hierna: J.-A. ROGRON, Burgerlijk wetboek opgehelderd) 232 J. WEEKS, Sex, politics and society: the regulation of sexuality since 1800, Londen, Longman, 1989, 22.

Page 55: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 55

1.4   MARITALE MACHT SENSU STRICTO

126.   De maritale macht sensu stricto werd omschreven in art. 213 C.C.233 Op grond

van dit artikel was de man bescherming verschuldigd aan zijn vrouw, terwijl de vrouw hem

moest gehoorzamen. Artikel 213 C.C. hield met andere woorden linea recta een onderwerping

van de vrouw aan de macht van de man in. Zodra de vrouw in het huwelijksbootje stapte, kon

ze niet meer gaan en staan waar ze wou. Haar doen en laten werd bepaald door haar echtgenoot,

die ze moest te gehoorzamen.

127.   Portalis verantwoordde in 1803 de gehoorzaamheid als volgt: “L 'obéissance

de la femme est un hommage rendu au pouvoir qui la protége.”234 Door haar man te

gehoorzamen, bewees ze hem een eer. Het was schandelijk en beledigend voor de man als zijn

vrouw ongehoorzaam was. Daarnaast werd haar gehoorzaamheid noodzakelijk geacht opdat de

man haar ten volle zou beschermen. Volgend citaat van de Huiswet (1893) illustreerde dit: “De

vrouw is verplicht aan den man te gehoorzamen en onderhevig te zijn. Hoe zou de man anders

zijne vrouw wezenlijk kunnen beschermen en voorstaan? ’t Eene vloeit noodzakelijk uit het

ander.”235 Als de gehuwde vrouw aan de bevelen van haar echtgenoot gehoorzaamde, dan

kwam het allemaal goed. Kortom, een deugdzame echtgenote nam genoegen met ‘de glorie van

gehoorzaamheid’.236

128.   Men vond de gehoorzaamheid ook terug in artikel 214 C.C. Dit artikel bepaalde

dat de vrouw verplicht was om samen te wonen met haar man en hem overal moest volgen,

waar hij zich ook vestigde.237 Dit was de volgplicht van de vrouw tegenover haar man. Hij kon

op zijn beurt het tuchtigingsrecht uitoefenen wanneer zijn vrouw haar volg- of

gehoorzaamheidsplicht niet nakwam. Tot slot beschikte de man ook over een controlerecht op

de persoonlijke betrekkingen en briefwisseling van zijn vrouw.238 Wat volgt, is een korte

bespreking van deze drie gevolgen van de maritale macht sensu stricto.

                                                                                                               233 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 23. 234 F. PORTALIS, Discours, rapports et travaux inédits sur le Code Civil, Parijs, Joubert, 1844, 204. En J.-M. LOCRÉ, Esprit du Code Napoléon, tiré de la discussion, ou Conférence historique, analytique et raisonnée du projet de code civil, des observations des tribunaux, des procès-verbaux du conseil d'état, des observations du tribunat, des exposés de motifs, des rapports et discours, II, Parijs, Imprimerie impériale, 1805, 340. (hierna : J.-M. LOCRÉ, Esprit du Code Napoléon, II) 235 J. ROMMENS, Huiswet: de persoonlijke betrekkingen volgens het Belgisch Burgerlijk Wetboek, Gent, Siffer, 1893, 66. 236 A. P. ORBÁN, “De correspondentie van Abélard en Héloïse: rede versus emoties” in R. E. V. STUIP en C. VELLEKOP (eds.), Emoties in de Middeleeuwen, Hilversum, Uitgeverij Verloren, 1998, 110. 237 J.-A. ROGRON, Burgerlijk wetboek opgehelderd, supra vn. 231, 161. 238 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 37-38.

Page 56: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  56

§1 DE VOLGVERPLICHTING VOOR DE VROUW

129.   Op grond van artikel 214 C.C. was de vrouw verplicht om met haar man samen

te wonen en hem te volgen waar hij het nodig achtte.239 De wet voegde daar meteen een

tegenprestatie van de man aan toe: hij was verplicht om zijn vrouw te ontvangen. Hierdoor hield

artikel 214 C.C. impliciet een wederkerige verbintenis in.240

130.   Opnieuw dient er opgemerkt te worden dat de wederzijdse verbintenis,

niet noodzakelijk gelijk was. Zo had de man het recht om afwezig te zijn, maar de vrouw niet.241

Bovendien behoorde de keuze van verblijfplaats tot de exclusieve bevoegdheid van de man.242

De vrouw mocht op basis van artikel 108 C.C. geen andere woonplaats hebben dan de

woonplaats van haar man. Meer nog, zelfs wanneer hij zich in het buitenland vestigde, was de

vrouw verplicht om haar man te volgen.243

131.   Een nuancering is hier op zijn plaats. Allereerst veronderstelde de term ‘zich

vestigen’ een zekere ‘bestendigheid’, meer bepaald ‘een stabiliteit van verblijf’. Wanneer de

man op het idee kwam om een zwerversbestaan te gaan leiden, dan was zijn echtgenote van

haar volgplicht ontheven.244 De negentiende eeuwse rechtsleer bevestigde hiermee de stelling

“La femme doit suivre son mari, à moins qu'il ne soit vagabond.”.245

132.   Bovendien was de vrouw van haar volgverplichting ontheven wanneer de man

zijn vrouw weigerde te ontvangen, of wanneer hij haar geen behoorlijk onderkomen

verschafte.246 Volgens sommige rechtsleer, kon de man in dergelijke omstandigheden

gedwongen worden onderhoudsgeld te betalen aan zijn echtgenote.247 Meer nog, de vrouw kon

mits machtiging van de rechtbank een beroep doen op een gewapende macht om toegang te

krijgen tot de echtelijke woning.248

                                                                                                               239 G. BELTJENS, Code Civil annoté d’après les principes juridique, la doctrine des auteurs belges et français reproduite ou analysée, les décisions des tribunaux et les cours de Belgique et de France de 1804 à 1904, I (articles 1 à 515), Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1905, 249. (hierna : G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge) 240 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 33. 241 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 249. 242 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 33. 243 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, Parijs, Delamotte, 1869, 639. 244 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 33. 245 J. PONTAS, Dictionnaire de cas de conscience, ou Décisions des plus considérables dificultez touchant la morale et la discipline ecclésiastique, II, Parijs, Simon Langlois, 1726, 445. 246 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 34. 246 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 249. 247 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 249. En A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 34. 248 C. DIEHL, Jus Romanum: de nuptiis: Droit civil français : Du mariage en général et des obligations du mariage ; des droits des époux et des secondes noces en particulier, Straatsburg, Berger-Levrault, 1853, 22-23.

Page 57: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 57

133.   De omgekeerde situatie, waarbij de vrouw weigerde haar man te volgen, stond

niet nader beschreven in de Code Civil. Deze leemte werd opgelost door de rechtspraak. Zo

mocht de man beslag leggen op de goederen van zijn vrouw tot haar terugkeer.249 Over de

mogelijkheid tot het eisen van schadevergoeding bestond uiteenlopende rechtspraak (zie bijlage

4). In sommige rechtbanken werd ‘de van huis weggelopen vrouw’ veroordeeld tot betaling van

een schadevergoeding aan haar man.250 Ook het Hof van Cassatie volgde die opvatting in een

arrest van 1899 waarin geoordeeld werd dat de man gerechtigd was een vergoeding te eisen van

zijn vrouw die haar volgplicht niet nakwam.251 Hierbij werd er verwezen naar een

Romeinsrechtelijke uitdrukking die gehanteerd werd in het Engels recht: “a claim per quod

servitium amisit”. Door het verlies van de huishoudelijke hulp van zijn echtgenote, had de man

materiële schade opgelopen. Andere rechters waren dan weer van oordeel dat de

machtsvordering (‘droit de puissance’) te onderscheiden viel van de schuldvordering (‘droit de

créance’).252 Volgens deze visie gaf enkel de schuldvordering recht op schadevergoeding en

intresten, maar de machtsvordering niet.

§2 HET TUCHTIGINGSRECHT VAN DE MAN

134.   De maritale macht sensu stricto omvatte ook het tuchtigingsrecht.253 Hoewel de

Code Civil van 1804 zweeg over het tuchtigingsrecht van de man, werd het in de rechtsleer en

rechtspraak algemeen aanvaard dat de man zijn tuchtigingsrecht mocht uitoefenen om de

gehoorzaamheid van zijn vrouw af te dwingen.254 Meer nog, de naleving van haar plicht tot

gehoorzaamheid kon desnoods manu militari gevorderd worden.255 Daarbij kon er een beroep

gedaan worden op zowel een gerechtsdeurwaarder als op de gewapende macht.256

135.   Het recht om te corrigeren was een gevestigde praktijk in het Romeins recht en

bleef krachtig doorleven in de middeleeuwen, zelfs tot en met de negentiende eeuw. 257 Het gros

van de negentiende-eeuwse rechtspraak erkende het tuchtigingsrecht van de man, ondanks het

                                                                                                               249 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 33. 250 J.-B. SIREY, Les codes annotés de Sirey et Gilbert: contenant toute la jurisprudence des arrêts et la doctrine des auteurs, Parijs, Marchal et Billard, 1901, 180. 251 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 251 252 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 33. 253 M. BRAUN, De prijs van de liefde: de eerste feministische golf, het huwelijksrecht en de vaderlandse geschiedenis, Amsterdam, Het Spinhuis, 1992, 24. 254 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 56. 255 J.-A. ROGRON, Burgerlijk wetboek opgehelderd, supra vn. 231, 161. 256 N. ARNAUD-DUC, “De tegenstrijdigheden van het recht” supra vn. 3, 58. 257 M. SALDEN, Tussenkomsten van de schepenen van de Keure bij echtelijk geweld in het laatmiddeleeuwse Gent, onuitg. masterproef Letteren en Wijsbegeerte UGent, 2008, 29.

Page 58: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  58

ontbreken van een expliciete wettelijke bepaling. Een eerste vonnis kwam er vier jaar na de

invoering van de Code Napoléon, waarin het Parijse Hof van Beroep oordeelde dat de vrouw

manu militari gedwongen kon worden te gehoorzamen.258

136.   Een kenschetsend voorbeeld is het arrest van 9 augustus 1826 door het Franse

Hof van Cassatie, het hoogste rechtscollege (zie bijlage 3). De vrouw in kwestie, Madame

Liegey verzette zich tegen het tuchtigingsrecht van haar man en beriep zich op artikel 4 van de

Charte Constitutionnelle van 1814: “La liberté individuelle est également garantie, personne

ne pouvant être poursuivi ni arrêté que dans les cas prévus par la loi et dans la forme qu'elle

prescrit.”259 Haar verweer werd echter afgewezen. De cassatierechter oordeelde dat de man,

die alle middelen had uitgeput om zijn echtgenote terug te laten terugkeren naar de echtelijke

woning, dwang mocht gebruiken tegen de persoon van zijn vrouw. En daarbij, zo oordeelde de

cassatierechter, was het toegelaten een beroep te doen op de politie.260 Doodslag of moord werd

niet aanvaard als een uitoefening van het tuchtigingsrecht.

137.   Kortom, het geweld door mannen op vrouwen werd enkel aanvaard als het als

doel had zijn vrouw te laten ‘gehoorzamen’. Het tuchtigingsrecht lag dus in het verlengde van

de gehoorzaamheidsplicht: wie niet horen wil, moet voelen.

§3 HET CONTROLERECHT VAN DE MAN

138.   Een derde en laatste aspect van de maritale macht sensu stricto was het

controlerecht van de man. Hoewel niet expliciet in de wet vermeld, omhelsde het controlerecht

twee zaken. De man had het recht om toezicht uit te oefenen op enerzijds de persoonlijke

betrekkingen van zijn echtgenote, en anderzijds de briefwisseling van zijn vrouw.261

139.   Op basis van het controlerecht op de persoonlijke relaties van de vrouw, kon de

man zijn echtgenote verbieden om contact te hebben met bepaalde personen of om bepaalde

gelegenheden te bezoeken.262 Zo kon voorkomen worden dat ze contact zou hebben met

personen die een slechte invloed op haar konden hebben. Tijdens de besprekingen van de Code

                                                                                                               258 P. GILBERT en J.-B SIREY, Les codes annotés de Sirey: contenant toute la jurisprudence, des arrêts et la doctrine des auteurs, I, Parijs, Marchal et Billard, 1892, 127. 259 Art. 4 Charte Constitutionnelle (FR) 4 juni 1804, http://www.conseil-constitutionnel.fr/conseil-constitutionnel/francais/la-constitution/les-constitutions-de-la-france/charte-constitutionnelle-du-4-juin-1814.5102.html. 260 A. LEDRU-ROLLIN, Journal du Palais: jurisprudence français, XX, Parijs, F. F. Parijs, 1840, 793-794. 261 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 37-38. 262 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 37.

Page 59: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 59

Civil in de Raad van State drukte Napoleon dit recht als volgt uit: “Le mari a le droit de dire à

sa femme: Madame, vous ne sortez pas! Madame, vous n’irez pas à la comédie! Madame, vous

ne verrez pas telle out elle personne!”263

140.   Daarnaast had de man het recht om de briefwisseling van zijn vrouw te

onderscheppen en te controleren. Dit betrof zowel de brieven die de vrouw ontving, als deze

die ze zelf schreef.264 Meer nog, deze vertrouwelijke brieven konden door de man aangewend

worden als bewijs voor de rechtbank.265 De vrouw had deze rechten niet.

                                                                                                               263 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 54. En A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 37-38. 264 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 248. 265 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 248. En A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 38.

Page 60: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  60

1.5   HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW

141.   Zodra de vrouw in het huwelijksbootje stapte, werd zij handelingsonbekwaam.

De handelingsonbekwaamheid had betrekking op de ‘juridische activiteiten’ van de gehuwde

vrouw: het stellen van rechtshandelingen en het optreden in rechte.266 Zij moest hiervoor steeds

gemachtigd worden door haar man. De vrouw werd dus in het rechtsverkeer door haar

echtgenoot vertegenwoordigd.267

142.   Is de handelingsonbekwaamheid een gevolg van de maritale macht? Het gros

van de rechtsgeleerden, waaronder de gezaghebbende Henri De Page, waren van mening dat de

handelingsonbekwaamheid een specifieke toepassing was van de maritale macht.268 Ook

Portalis met zijn belangrijke invloed op de Code Civil, deelde dit gedachtegoed. 269

143.   Anderen daarentegen waren van mening dat de onbekwaamheid geen

noodzakelijk gevolg was van de maritale macht: “Men heeft rechtsstelsels gekend waarin de

man een zeker gezag over zijn vrouw uitoefende, maar waar laatstgenoemde niet

handelingsonbekwaam was.”270 Een voorbeeld hiervan was de vrouw in het Oud-Germaans

recht: zij was gedurende de vroege middeleeuwen in de meeste gebieden handelingsbekwaam,

ook onder het gezag van haar man.271 In de late middeleeuwen doken er echter weer heel wat

beperkingen op met betrekking tot haar handelingsbekwaamheid.272

144.   De gehuwde vrouw werd ‘algemeen’ handelingsonbekwaam beschouwd. Dit

betekende dat de handelingsonbekwaamheid voor haar de regel was, ongeacht de keuze van het

huwelijksstelsel.273 Zij werd slechts bekwaam geacht in uitzonderlijke gevallen, die de

wetgever expressis verbis had ingeschreven in de wet.274 De wet ging dus uit van een principiële

handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw, met daarop een in de wet opgenomen

beperkt aantal uitzonderingen.

                                                                                                               266 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1934, 655.  267 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 56. 268 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1934, 654-655. En A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 41.  269 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 24. 270 J. M. PAUWELS, Rechten en plichten van gehuwden: het primair huwelijksstelsel (art 212-224 BW), Leuven, Uitgeverij Acco, 1980, 29. 271 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 192. 272 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 192. 273 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 253. 274 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 42.

Page 61: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 61

145.   De in het primair huwelijksvermogensstelsel besloten principes, waaronder de

handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw, waren van openbare orde.275 Een

huwelijkscontract kon dus geen handelingsbekwaamheid geven aan de vrouw.276

Huwelijksovereenkomsten die de juridische gelijkheid en handelingsbekwaamheid van de

echtgenoten aantastten, waren dus nietig.

146.   Ook wanneer echtgenoten buiten gemeenschap van goederen getrouwd waren,

was de machtiging van de man vereist. In dit huwelijksstelsel had de man wel het genot en het

beheer van de goederen van zijn vrouw, maar hij mocht ze in geen geval vervreemden.277

Bovendien gold de principiële handelingsonbekwaamheid van de vrouw in geval van scheiding

van goederen.

147.   Waaruit bestond nu die onbekwaamheid? Zij hield in dat de gehuwde vrouw de

machtiging van haar man nodig had om geldig te kunnen handelen.278 Weigerde de man zijn

vrouw te machtigen, of was hij in de onmogelijkheid dit te doen, dan kon de vrouw zich tot de

rechtbank wenden.279 De machtiging zowel verleend door de man of door de rechtbank werden

geregeld door de artikelen 215-226 C.C.

148.   De handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw strekte zich uit tot

enerzijds het stellen van rechtshandelingen, en anderzijds het optreden in rechte. Het betrof dus

in essentie de (buiten)gerechtelijke juridische activiteit van de gehuwde vrouw. Wat volgt is

een korte bespreking van de twee onbekwaamheden: 1) optreden in rechte en 2) het stellen van

rechtshandelingen.

                                                                                                               275 W. DELVA., “De algemene principes met betrekking tot het secundair huwelijksvermogensrecht”, TPR 1978, 316. 276 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 129, nr.96. 277 J.-A. ROGRON, Burgerlijk wetboek opgehelderd, supra vn. 231, 162. 278 J. ROMMENS, Huiswet: de persoonlijke betrekkingen volgens het Belgisch Burgerlijk Wetboek, Gent, Siffer, 1893, 68. 279 A. DE VOS, De gehuwde vrouw en hare behandeling door de wet, 1903, Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 5.

Page 62: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  62

§1 OPTREDEN IN RECHTE

149.   Artikel 215 C.C. stelde dat de gehuwde vrouw niet in rechte mocht verschijnen

zonder machtiging van haar man. Dit beginsel werd ingegeven door de overweging dat een

veroordeling meestal het patrimonium ging aantasten, en een proces soms hoge gerechtskosten

met zich mee kon brengen.280 Om een proces te kunnen voeren moest de vrouw dus daartoe

gemachtigd worden door de man. Dit principe gold zowel in haar hoedanigheid als eiseres als

verweerster.281

150.   Zelfs als de vrouw een openbare koopvrouw was, had ze machtiging nodig van

haar man om voor de rechtbank te verschijnen (art. 215 C.C.). Een ‘openbare koopvrouw’ was

een vrouw die daden van koophandel stelde en daarvan haar beroep maakte.282 Het houden van

een winkel werd daartoe niet vereist.283 De wet van 15 december 1872 voegde er wel aan toe

dat de vrouw een ‘afzonderlijke handel’ behoorde te drijven dan die van haar man.284 De vrouw

moest met andere woorden een handel aangaan en drijven in eigen naam.285 Wanneer een vrouw

goederen verkocht in naam van haar man, was zij geen koopvrouw: “in dat geval werd zij

aanzien als enkele bediende of werktuig van de man”.286 Uit dit citaat bleek dat bepaalde

rechtsleer de vrouw zelfs reduceerde tot een ‘ding’, wat mijn inziens nog een trapje lager was

dan een ‘tweederangsburger’.

151.   Wanneer moest de man zijn machtiging verlenen? In beginsel was zijn

machtiging vereist op het ogenblik waarop de vrouw haar proces aanspande. Het ontbreken van

dergelijke machtiging werd immers gezien als een inbreuk op de openbare orde.287 Bovendien

was zijn toestemming vereist voor elk niveau van rechterlijke macht (van eerste aanleg tot in

cassatie).288 Men vertrok opnieuw vanuit het standpunt dat er gerechtskosten waren aan iedere

procedure, uiteraard ook wanneer de gehuwde vrouw bijvoorbeeld in beroep ging.289

                                                                                                               280 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 86. 281 J.-A. ROGRON, Burgerlijk wetboek opgehelderd, supra vn. 231, 162. En J.-M. LOCRÉ, Esprit du Code Napoléon, II, supra vn. 234, 348. 282 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, I, Parijs, Delamotte, 1869, 534. 283 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, I, Parijs, Delamotte, 1869, 534. 284 Wet 15 december 1872 tot wijziging van titels I tot IV van boek I van Wetboek van Koophandel, BS 22 december 1872. 285 A. DE VOS, De gehuwde vrouw en hare behandeling door de wet, 1903, Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 22. 286 J. ROMMENS, Huiswet: de persoonlijke betrekkingen volgens het Belgisch Burgerlijk Wetboek, Gent, Siffer, 1893, 74. 287 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 88. 288 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 254. 289 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 88.

Page 63: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 63

152.   Wat betreft het moment waarop de machtiging verleend moest worden, was de

rechtspraak en rechtsleer soepeler rond de eeuwwisseling van 1900. Zo aanvaardde het Hof van

Beroep in Brussel in 1903 dat de man zijn toestemming kon geven in de loop van de procedure,

op voorwaarde dat de machtiging werd verleend vóór het vonnis.290 De rechtbanken gaven de

vrouw hier meer ruimte toe dan wat de wet oorspronkelijk toeliet.

153.   Als de man zijn machtiging weigerde, kon de vrouw haar toevlucht zoeken bij

de rechtbank, die op grond van artikel 218 C.C. de vrouw kon machtigen om in rechte op te

treden. De rechter trad slechts subsidiair op, want de vrouw moest eerst met aandrang haar

echtgenoot aanmanen tot het verlenen van de machtiging.291 Wanneer de machtiging ook door

de rechtbank werd geweigerd, kon de vrouw beroep aantekenen.292 Naar mijn mening kan dit

enigszins als een afzwakking van de maritale macht beschouw worden.

154.   Artikel 216 C.C. bevatte een uitzondering op de regel: er was geen machtiging

vereist als de vrouw vervolgd werd voor straf- of politiezaken. Twee rechtvaardigingen lagen

aan de grondslag van deze uitzondering.293 Allereerst kon men niet dulden dat de macht van de

man de strafvervolging zou verhinderen. “L’autorité du mari disparaît devant celle de la loi”,

aldus Portalis aan het woord.294 Ondergeschikt moest de vrouw het recht bezitten zich te kunnen

verdedigingen, zonder dat haar verweer afhankelijk werd gesteld van de instemming van haar

man.295 De tweede en subsidiaire rechtvaardiging betrof dus de rechten van verdediging in

strafzaken. Ook voor vrouwen waren die noodzakelijk.

155.   Wanneer de gehuwde vrouw een echtscheidingsgeding wou inleiden, dan moest

zij geen machtiging krijgen van haar echtgenoot, maar van de rechtbank. Een vordering tot

scheiding van goederen van de vrouw vereiste ook geen machtiging. 296

                                                                                                               290 Brussel, 24 maart 1903, Pas. 1904, II, 11. 291 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 270. 292 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 270. 293 J.-M. LOCRÉ, Esprit du Code Napoléon, II, supra vn. 234, 356. 294 F. PORTALIS, Discours, rapports et travaux inédits sur le Code Civil par Jean-Étienne-Marie Portalis, Parijs, Joubert, 1844, 205. 295 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 90. 296 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 129, nr.119.

Page 64: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  64

§2 HET STELLEN VAN RECHTSHANDELINGEN

156.   Overeenkomstig artikel 217 C.C. kon de vrouw niet weggeven, niet

vervreemden, niet met hypotheek bezwaren en geen schenking of erfenis aangaan, zonder de

medewerking of schriftelijke toestemming van haar man. Deze opsomming was niet limitatief,

maar exemplatief.297

157.   Het specialiteitsbeginsel vereiste dat de machtiging ‘bepaald’ was. Dat hield in

dat de machtiging enkel toegestaan kon worden voor één of meer welomschreven

rechtshandelingen. De vrouw kon dus geen machtiging bekomen om bijvoorbeeld al haar

goederen te verkopen. Zowel het voorwerp van het contract, als de bijzondere voorwaarden

moesten worden uitgestippeld, en dit uiterlijk op het ogenblik zelf van de rechtshandeling. 298

158.   Zoals bij de machtiging tot optreden in rechte, kon ook hier de rechter

tussenkomen. Wanneer de man weigerde zijn machtiging te geven aan zijn vrouw om een

handeling te verrichten, mocht zij haar echtgenoot rechtstreeks dagvaardigen voor de rechtbank

van eerste aanleg van het arrondissement van hun gezamenlijke woonplaats. De rechter kon de

machtiging geven of weigeren nadat de man was gehoord in de raadkamer of behoorlijk was

opgeroepen.299

A.   VERVREEMDEN, VERKRIJGEN, VERBINTENISSEN AANGAAN

159.   Bij nadere ontleding van artikel 217 C.C., en rekening houdend met het

exemplarisch karakter, kunnen we de opsomming herleiden tot drie soorten rechtshandelingen:

de onbekwaamheid 1) om te vervreemden, 2) om te verkrijgen en 3) om verbintenissen aan te

gaan.300 De vrouw was dus met andere woorden onder andere handelingsonbekwaam om

buitengerechtelijk rechtshandelingen (‘des actes extra-judiciaire’) te stellen.301

160.   Allereerst kon de gehuwde vrouw ‘niet vervreemden’. Dit omvatte een breed

scala aan rechtshandelingen. Zo was ze niet bekwaam om haar goederen te verkopen, te ruilen,

                                                                                                               297 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 263. 298 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 46. 299 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 26. 300 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 45. 301 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1934, 637-638.

Page 65: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 65

te schenken, in te brengen in een vennootschap en dergelijke meer.302 Het verbod had dus

betrekking op zowel de vervreemding om niet, als ten bezwarende titel.303 Bovendien was het

ook niet mogelijk om als vrouw zakelijke rechten op goederen te vestigen. Zo had zij

bijvoorbeeld geen recht om vruchtgebruik te vestigen zonder machtiging van haar man.304

161.   Het verbod waarbij de gehuwde vrouw geen schenking onder levenden kon doen

zonder bijstand of toestemming van haar man of de rechter, was één van de weinige zaken die

behouden werd bij de wet van 30 april 1958.305 Deze wet schafte immers de maritale macht

af,306 wel met die nuance dat het verbod om als gehuwde vrouw te schenken, behouden werd.

162.   Ook was de vrouw niet bij machte om ‘te verkrijgen’ op zelfstandige wijze, noch

te bezwarende titel, noch ten kosteloze titel. Volgens de letter van de wet werd de vrouw niet

bekwaam geacht om een brood te kopen. Het was haar bijvoorbeeld ook verboden om een

schenking te ontvangen.307 Dit verbod werd verantwoord door het feit dat er lasten konden

kleven aan de schenking.308 Bovendien werd het niet gepast geacht om als vrouw zonder

medeweten van haar man een schenking te krijgen. Dit kon immers bij haar man tot achterdocht

ten opzichte van zijn echtgenote leiden. De betamelijkheid en kuisheid van de vrouw eiste als

dusdanig een verbod voor de gehuwde vrouw tot het ontvangen van schenkingen.309

163.   Tot slot was de vrouw onbekwaam om ‘verbintenissen aan te gaan’. Deze

onbekwaamheid omhelsde een breed spectrum aan rechtshandelingen zoals lening, dading,

borgstelling, betaling van een reeds verjaarde schuld, enzovoort. Ook wanneer de vrouw

bijvoorbeeld een portret van zichzelf wou laten maken en daartoe een overeenkomst diende te

sluiten met een schilder, was de toestemming van haar man vereist. Bovendien kon de man ook

op basis van zijn controlerecht zijn vrouw verbieden om een schilder te contacteren.310

                                                                                                               302 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, I, Parijs, Delamotte, 1869, 528. 303 J.-M. LOCRÉ, Esprit du Code Napoléon, II, supra vn. 234, 349. 304 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 45. 305 J. GERLO, “De gelijkheid tussen man en vrouw en het burgerlijk wetboek”, TPR 1976, 213, nr. 12-13. 306 Infra nr. 182. 307 V.-N. MARCADÉ, Explication théorique et pratique de code Napoléon, I, Parijs, Delamotte, 1869, 528-529. 308 Bijvoorbeeld een schenking met de last om in de levensonderhoud van de schenker te voorzien, een schenking met beding van (tijdelijke) onvervreemdbaarheid, een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik enzovoort. 309 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 45. 310 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 38.  

Page 66: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  66

B.   HUISHOUDELIJK MANDAAT

164.   Vrij snel stelde het probleem zich hoe de juridische principes van artikel 217

C.C. te verenigen waren met de feitelijke toestand. Van oudsher was het huishouden de taak

van de vrouw. Bij het uitoefenen van haar huishoudelijke functie was zij bijna dagelijks

verplicht met derden te handelen: bij het kopen van levensmiddelen, farmaceutische producten

en kleren, het afsluiten van contracten met dienstboden, het in dienst nemen van huispersoneel

en dergelijke meer. Volgens de letter van de wet zou de man bij iedere dergelijke verrichting

moeten tussenkomen om zijn machtiging te verstrekken, wat onhoudbaar was. Daarom riep de

rechtspraak een fictie in het leven: de theorie van het stilzwijgend mandaat van de gehuwde

vrouw.311

165.   Volgens de leer van het huishoudelijk mandaat werd de man vermoed aan zijn

vrouw een stilzwijgend mandaat te hebben verleend om hem te vertegenwoordigen en in zijn

naam overeenkomsten te sluiten die kost en onderhoud van het gezin verzekerden.312 De

gehuwde vrouw kon dus geldig uitgaven doen voor het huishouden en alleen haar echtgenoot

werd gebonden door de rechtshandeling. De vrouw trad wel niet op in eigen naam maar

vertegenwoordigde haar man in het kader van een stilzwijgend mandaat.313

§3 BIJZONDERE BEPALINGEN

166.   Naast de algemene beginselen omtrent de handelingsonbekwaamheid van de

gehuwde vrouw, bevatte het Burgerlijk Wetboek van 1804 nog een aantal bijzondere

bepalingen (art. 220-226 C.C.). In wat volgt, beperk ik mij tot de essentie van deze artikelen.

167.   De eerste bijzondere bepaling betrof de handel en wandel van de openbare

koopvrouw met betrekking tot haar handelszaken.314 Bij toepassing van de maritale macht, kon

de vrouw geen openbare koopvrouw zijn zonder de uitdrukkelijke machtiging van haar man.315

Bij weigering kon de vrouw geen toevlucht zoeken tot de rechter.316 Wanneer de man wel zijn

                                                                                                               311 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 99. 312 H. CASMAN, “Het huishoudelijk mandaat”, TPR 1975, 118. 313 C. DE BUSSCHERE, “De feitelijke scheiding der echtgenoten”, Jura Falco. 1973, 50. 314 Definitie ‘openbare koopvrouw’: supra nr. 150. 315 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 274. 316 A. DE VOS, De gehuwde vrouw en hare behandeling door de wet, 1903, Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 21.

Page 67: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 67

machtiging had verleend voor de handel in het algemeen, kon de openbare koopvrouw zonder

verdere machtiging verbintenissen aangaan voor alles wat haar handel aanging.317

168.   De echtgenoot kon eveneens een algemene machtiging verlenen aan zijn vrouw

op grond van artikel 223 C.C. Het belang van deze algemene machtiging diende echter beperkt

te worden, want ze gold niet voor het aangaan van contracten of voor het verschijnen in

rechte.318 Deze machtiging was enkel van toepassing op het ‘beheer’ van goederen, en gold dan

als volmacht.319

169.   Naast de weigering tot machtiging van de man, waren er nog drie andere

gevallen waar de rechter de gehuwde vrouw kon machtigen om in rechte op te treden of om te

contracteren: 1) wanneer de man veroordeeld was tot een lijf- of dwangstraf (art. 221 C.C.), 2)

wanneer hij ontzet of afwezig was (art. 222 C.C.) en 3) wanneer de man minderjarig was (art.

224 C.C.).

170.   Wanneer de man een lijf- of dwangstraf had opgelopen, werd zijn gezag tijdelijk

geschorst en vervangen door dit van de rechter (art. 221 C.C.).320 Dit betekende onder andere

dat de rechter de machtiging kon verlenen zonder de veroordeelde man te horen of op te roepen.

Ondanks de tijdelijke schorsing van de maritale macht, kon de vrouw gedurende die periode

niet alleen in rechte optreden of rechtshandelingen stellen, behalve na gerechtelijke machtiging.

Het huwelijk bestond immers nog altijd.321

171.   Bij afwezigheid of ontzetting van de man, kon de vrouw een machtiging

bekomen van de rechtbank, maar enkel met kennis van zaken (art. 222 C.C.). De term

‘afwezigheid’ veronderstelde een enkele niet-aanwezigheid van de man. Een verklaring van

afwezigheid was dus niet vereist.322

172.   In tegenstelling tot de veroordeelde of afwezige man, was de ontzette man wel

fysiek aanwezig in de buurt van zijn vrouw. De verleiding was dan ook groot om zijn

toestemming te geven, ondanks de vereiste van gerechtelijke machtiging. De machtiging van

                                                                                                               317 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 28-29. 318 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 277. 319 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 52. 320 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 27. 321 J.-M. LOCRÉ, Esprit du Code Napoléon, II, supra vn. 234, 367-368. 322 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 275.

Page 68: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  68

een ontzette man werd echter als nietig aangezien.323 Enkel de rechtbank kon de vrouw

machtigen tot het optreden in rechte of tot het stellen van rechtshandelingen.

173.   In het Burgerlijk Wetboek van 1804 werd men pas meerderjarig op

eenentwintigjarige leeftijd.324 Als de man deze leeftijd nog niet bereikt had, dan kon hij zijn

vrouw geen machtiging verlenen omdat hij er zelf nog één nodig had (art. 244 C.C.).325

174.   De enige bepaling die een uitzondering vormde op de maritale macht als

dusdanig was artikel 226 C.C: de vrouw mocht zonder de machtiging van haar man, en dus

volledig autonoom, een testament verlijden. Portalis, één van de grote inspiratoren van de Code

Civil, verklaarde dat deze beschikkingen de regels van de echtscheiding niet konden schenden,

omdat ze maar uitwerking hadden na ontbinding van het huwelijk door het overlijden van de

vrouw.326

§4 DE SANCTIE

175.   De handelingen verricht door de vrouw zonder de vereiste machtiging, waren

nietig. Het betrof een relatieve nietigheid: enkel de man of de vrouw zelf, of hun erfgenamen

hadden de mogelijkheid om de nietigheid te vorderen (art. 225 C.C.). Strekkend tot

bescherming van de vrouw, mocht de nietigheid noch door het Openbaar Ministerie, noch door

de rechtbank ambtshalve worden opgeworpen.327

                                                                                                               323 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 276. 324 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 194-199. 325 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 27. 326 F. PORTALIS, Discours, rapports et travaux inédits sur le Code Civil par Jean-Étienne-Marie Portalis, Parijs, Joubert, 1844, 334. 327 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 83.

Page 69: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 69

2. HET ONTWERP LAURENT

2.1. INLEIDING

176.   In het Avant-Projet de révision du Code Civil328 van François Laurent werd het

primair huwelijksstelsel besproken in de artikelen 208 tot en met 216 O.L. In tegenstelling tot

de Code Civil van 1804, waren deze ‘wederzijdse’ rechten en plichten daadwerkelijk ‘gelijk’.

Laurent verwierp zonder meer de maritale macht.329 Strevend naar gelijkheid tussen de

echtgenoten, introduceerde hij de handelingsbekwaamheid van de getrouwde vrouw.330 Het

verwerpen van enerzijds de maritale macht en anderzijds de handelingsonbekwaamheid van de

vrouw waren zonder meer één van zijn meest opmerkelijke progressieve artikelen uit het

voorontwerp.

177.   De getrouwheidsverplichting uit de Code Civil werd wel behouden door Laurent.

Artikel 212 C.C., op grond waarvan de echtgenoten wederzijds gehouden waren tot

getrouwheid, hulp en bijstand werd letterlijk overgenomen in het voorontwerp (artikel 208

O.L.).331 Waar het overspel van de vrouw in de Code Civil op een dubbele wijze werd

gediscrimineerd, verdween deze ongelijkheid in het ontwerp van Laurent. Hierop zal in

hoofdstuk 2.3. worden ingegaan.

178.   Artikel 213 C.C., de gehoorzaamheidsplicht, werd daarentegen niet behouden in

het voorontwerp.332 Laurent brak resoluut met de traditionele maritale macht en het

maatschappelijk conservatisme uit de Code Civil. Volgens hem berustte het huwelijk op

genegenheid van de echtgenoten, en deze genegenheid maakte de gehoorzaamheid

overbodig.333 Vrouw en man waren gelijk in zijn voorontwerp. De theorie van de ‘fragilitas

sexus’ was volgens hem pure onzin en in strijd met de gedachten, de gevoelens en de ideeën

van de moderne maatschappij.334 Ook de tweede pijler van de maritale macht, de noodzaak aan

eenheid in optreden, werd door Laurent weerlegd: als een vennootschap bestuurd kon worden

door twee personen, waarom zou dat in gezin dat niet kunnen?335 Laurents nieuwe

                                                                                                               328 Hierna: voortonwerp of ontwerp Laurent (afgekort: O.L.). 329 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 434, nr. 1. 330 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 441, nr. 1. 331 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 434. 332 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 434, nr. 1 333 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 428, nr. 4. 334 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 72. 335 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 432, nr. 7.

Page 70: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  70

grondbeginselen en argumenten omtrent de verwerping van de maritale macht worden

uiteengezet in hoofdstuk 2.2.

179.   De afschaffing van de maritale macht bracht verschillende zaken met zich mee.

Allereerst waren de echtgenoten wederzijds gehouden tot samenwonen (art. 209 O.L). De

verdwijning van het controlerecht van de man, was een tweede gevolg. Tot slot konden de

echtgenoten niet meer gedwongen worden om hun verplichtingen na te komen. Laurent was

immers felle tegenstander van de uitvoering manu militari tegen de vrouw en verwierp zonder

meer het tuchtigingsrecht van de man. Deze drie gevolgen van de afschaffing van de maritale

macht worden besproken in hoofdstuk 2.4.

180.   In tegenstelling tot de Code Civil, werd in het voorontwerp bepaald dat de

gehuwde vrouw handelingsbekwaam was (art. 211 t.e.m. 216 O.L.).336 Hierdoor verdwenen

meteen ook de contradicties tussen gehuwde en ongehuwde vrouwen, en tussen weduwen en

niet-weduwen. Laurent ergerde zich immers mateloos aan deze tegenstrijdigheden: “Le système

de l’incapacité de la femme mariée et de la capacité de la femme non mariée est un tissu

d’inconséquences. Comment s’est opéré ce miracle? Capable tant qu’elle est jeune fille, elle

devient incapable le jour de son mariage, puis elle redevient capable quand elle a le malheur

de perdre son mari.”337 In het voorontwerp werd bepaald dat de gehuwde vrouw, zoals de niet-

getrouwde vrouw of de weduwe, in beginsel handelingsbekwaam was. De

handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw wordt behandeld in hoofdstuk 2.5.

181.   Kortom, de ongelijkheid werd vervangen door gelijkheid, het gezag van de man

en de gehoorzaamheid van de vrouw werden vervangen door de samenwerking van beide

echtgenoten.338 De echtgenoten hadden dezelfde rechten, maar ook dezelfde plichten.

182.   Zoals reeds eerder aangehaald, werd Laurents voorontwerp verworpen door de

katholieke regering. Zijn voorgestelde hervormingen werden één voor één verwezenlijkt, ook

al was dat weliswaar enkele decennia later. De maritale macht werd afgeschaft door de wet van

30 april 1958. In 1976 was de volledige juridische gelijkheid tussen man en vrouw gerealiseerd.

                                                                                                               336 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 441, nr. 1. 337 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 433, nr. 8. 338 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 76.

Page 71: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 71

2.2. JURIDISCH BETOOG

§1 VERWERPING VAN DE THEORIE VAN FRAGILITAS SEXUS

183.   Laurent verwierp resoluut de theorie van de fragilitas sexus, ‘de vrouw als het

zwakke geslacht’. Hij verweet de rechtsgeleerden, waaronder Portalis, dat ze telkens

teruggrepen naar het argument dat de vrouw ‘van nature’ zwakker zou zijn: “Toujours la

nature!  Ces idées, je serais tenté de dire ces phrases, sont répétées par tous les auteurs: l’un

coupe de l'autre, comme je viens le constater.”339 Er bestond niet zo iets als de ‘superieure’

echtgenoot en de ‘inferieure’ echtgenote.340 Volgens hem steunde de maritale macht alleen op

de fysieke macht en was ze dus niet, of op zijn minst gebrekkig, onderbouwd.341

184.   Laurent meende dat de maritale macht en de theorie van de fragilitas sexus niet

de zienswijze was van de achttiende-eeuwse filosofen.342 Hij verwees daarbij naar het

gedachtegoed van de Franse verlichtingsfilosoof Nicolas de Condorcet, wat niet zo

verwonderlijk was. Als voorvechter van de rechten van de minderheden liep Condorcet vooruit

op zijn tijd en onderscheidde hij zich van de gangbare opvattingen.343 In 1794 schreef de

Fransman het werk ‘Esquisse d’un tableau historique des progrès de l’esprit humain’ dat pas

na zijn dood gepubliceerd werd.344 In dit werk pleitte hij onder andere voor gelijke rechten voor

vrouwen en de afschaffing van slavernij. De stelling dat vrouwen niet gelijk zijn aan mannen

berustte volgens hem op drogredenen en machtsmisbruik.“Cette inégalité n’a eu d’autre

origine que l’abus de la force, et c’est vainement que l’on essayé depuis de la justifier par des

sophismes”, aldus Condorcet.345 In de voorafgaande beschouwingen van het ontwerp van

Laurent werd dit citaat aangehaald om zijn eigen visie kracht bij te zetten.

185.   Laurents argument « l’inégalité n’était pas l’avis de philosophes du dix-

huitième siècle » moest wel met een korrel zout genomen worden. Ondanks de opkomst van de

verlichting, waren er heel wat zeventiende- en achttiende-eeuwse filosofen vrouwonvriendelijk.

Verlichte geesten als Rousseau en Voltaire beschouwden de man als superieur.346 De beroemde

                                                                                                               339 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 427, nr. 3. 340 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 425, nr. 1. 341 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 75. 342 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 425, nr. 1. 343 E. BADINTER en R. BADINTER, Condorcet: un intellectuel en politique (1743-1794), Parijs, Fayard, 1988, 159. 344 I. MCLAIN en F. HEWITT, Condorcet: foundations of social choice and political theory, Cheltenham, Edward Elgar Pub., 1994, 29. 345 J.-A.-N. DE CONDORCET, Esquisse d'un tableau historique des progrès de l'esprit humain, Parijs, Bibliothèque nationale, 1867, 367. 346 J. GERLO, “De gelijkheid tussen man en vrouw en het burgerlijk wetboek”, TPR 1976, 209, nr. 5.

Page 72: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  72

Duitse filosoof Arthur Schopenhauer, met zijn werk ‘Er is geen vrouw die deugt’, behoorde tot

één van de meest pessimistische denkers van zijn tijd. Vanuit het perspectief van ongelijkheid

deelde hij een vrouwonvriendelijke gedachtegoed. “Dat vrouwen zo geschikt zijn om ons in

onze vroegste jeugd te verzorgen en op te voeden, komt omdat zij zelf kinderlijk en dom en

kortzichtig, in één woord hun leven lang grote kinderen zijn”, aldus Schopenhauer.347 Ook de

moraalfilosoof Immanuel Kant hield een patriarchale houding aan ten opzichte van de vrouw.

In tegenstelling tot wat Laurent beweerde, hadden vele ‘verlichte’ geesten een mondje vol over

de zogenaamde minderwaardigheid van vrouwen.

186.   Laurent verwees niet enkel naar de verlichtingsfilosofen, maar ook naar het

oorspronkelijk ontwerp van het Burgerlijk Wetboek 1804.348 Voor we hierop ingaan, volgt eerst

in vogelvlucht een stukje geschiedenis. Al in de eerste fase van de Franse Revolutie werd een

commission de législation ingesteld. Deze commissie had de codificatietaak op zich genomen

om een Burgerlijk Wetboek op te stellen.349 De drijvende kracht achter de codificatieprojecten

was Cambacérès, die drie verschillende burgerlijke wetboeken ontwierp tussen 1793 en

1796.350 Op 9 augustus 1793 werd het eerste officieel ontwerp van het Burgerlijk Wetboek

voorgelegd door de commissievoorzitter Cambacérès, het zogenaamde ‘ontwerp

Cambacérès’.351 In artikel 3 van het ontwerp Cambacérès werd de gelijkheid tussen man en

vrouw voorgeschreven in navolging van de principes van de Franse Revolutie.352 Meer nog, de

maritale macht werd afgeschaft (zie bijlage 5).353 Het credo ‘vrijheid, gelijkheid en

broederschap’ van de Franse Revolutie doorklonk in het ontwerp Cambacérès. Helaas faalden

zowel het eerste ontwerp als de daaropvolgende ontwerpen om politieke redenen.354

187.   Het is niet verwonderlijk dat het ‘ontwerp Cambacérès’ door Laurent werd

aangehaald om de verwerping van de maritale macht te staven. Het Burgerlijk Wetboek van

1793 wou geen vaderlijke, noch maritale macht meer. In navolging van de Franse Revolutie,

werd er gekozen voor gelijkheid tussen man en vrouw.

                                                                                                               347 E. HECKER, A short history of women’s rights, New York, Cosimo Classics, 2005, 301. 348 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 425, nr. 1. 349 F. STEVENS, Revolutie en notariaat: Antwerpen 1794-1814, Assen, Van Gorcum, 1994, 8. 350 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 19. 351 J. GERLO, “De gelijkheid tussen man en vrouw en het burgerlijk wetboek”, TPR 1976, 214, nr. 16. 352 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964 7. 353 P. A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition de ce code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément de la législation civile de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article séparément, tous les passages du recueil qui s'y rattachent, I, Parijs, Au Dépot, 1827, 5. 354 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 138.

Page 73: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 73

188.   Tot slot haalde Laurent de woorden van ’s werelds eerste anarchist, Pierre-

Joseph Proudhon, aan. De vader van het anarchisme355 meende dat vrouwen zowel fysiek als

intellectueel minderwaardig waren aan de mannen. Toch was de ‘natuurlijke’ zwakheid niet de

enige reden waarom zij lichtzinnig waren. Volgens hem was de lichtzinnigheid van de vrouw

ook te wijten aan het slechte onderwijs: ze kregen veel slechter onderricht dan de mannen.

189.   Ook Laurent was zich ten volle bewust van het erbarmelijk niveau van het

meisjesonderwijs.356 Meer nog, Laurent stelde zelf dat de schoolopleiding van meisjes vreselijk

was (‘détestable éduction’).357 Dit was volgens hem de schuld van de maatschappij, want zij

behandelde de vrouw als een inferieur wezen.358 Dat Laurent hier een punt had, staat buiten

kijf. De redacteurs van de Code Civil, alsook Napoleon zelf, stonden zeer sceptisch tegenover

het meisjesonderwijs. 359 Meisjes hoorden niet naar school te gaan, maar moesten thuis bij hun

moeder blijven die hen voorbereidde op het toekomstige huwelijksleven. “L'éducation publique

ne leur convient point, puisqu'elle ne sont point appelées à vivre en public… Le mariage est

toute leur destination”, aldus de Franse keizer zelf aan het woord.360

§2 WEL TWEE KAPITEINS OP ÉÉN SCHIP

190.   Zoals de theorie van de ‘fragilitas sexus’, werd ook de ‘noodzaak aan een

leidend figuur binnen het gezin’ door Laurent ten stelligste ontkend. Hij verdedigde de stelling

van ‘de twee kapiteins op één schip’. Om zijn standpunt kracht bij te zetten, haalde hij het

vennootschapsrecht erbij: een vennootschap kon immers perfect bestuurd worden door twee

personen, zonder dat de ene daarbij voorrang had op de andere.361 Waarom zou dit dan niet

mogelijk zijn binnen het huwelijk? De opstellers van de Code Civil, waaronder Portalis, hadden

hier schijnbaar niet aan gedacht, meende Laurent.

191.   Het pleidooi van Laurent omtrent ‘de twee kapiteins op één schip’ was

waarschijnlijk weinig overtuigend. De meerderheid van Laurents tijdgenoten klampte zich nog

steeds vast aan het idee dat de eenheid van leiding verzekerd moest worden. De verwerping van

                                                                                                               355 O. MEUWLY, Anarchisme et modernité: essai politico-historique sur les pensées anarchistes et leurs répercussions sur la vie sociale et politique actuelle, Lausanne, L’Age d’Homme, 1998, 34. 356 Laurent pleitte als gemeenteraadslid voor de oprichting van een normaalschool voor meisjes te Gent (supra nr. 63). 357 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 427, nr. 3. 358 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 427, nr. 3. 359 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 22. 360 P. DE LA LOZÈRE, Opinions de Napoléon sur divers sujets de politique et d'administration, Parijs, Didot, 1833, 165. 361 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 432, nr. 7.

Page 74: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  74

de theorie van fragilitas sexus door Laurent, werd daarentegen wel door de meerderheid

bijgetreden. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van de wet van 20 juli 1932 tot wijziging van

het Burgerlijk Wetboek omtrent de wederzijdse rechten en plichten van de echtgenoten.362 Deze

wet was een eerste stap naar de emancipatie van de gehuwde vrouw.

192.   Op het eerste gezicht leek de wet van 20 juli 1932 weinig verandering te brengen

aan de rechtstoestand van de gehuwde vrouw. De wet nam nog steeds de maritale macht, en de

daaruit vloeiende handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw, als uitgangspunt.363

Artikel 103 van de nieuwe wet bevestigde de traditie van de man als gezinshoofd. De principiële

regeling van de Code Civil van 1804 bleef dus behouden.

193.   De radicale verandering vond plaats in de ‘verantwoording’ van de maritale

macht: de theorie van de fragilitas sexus werd volledig opzij geschoven. 364 Er kwam eindelijk

een einde aan de fictie die al tweeduizend jaar stand hield. Net zoals Laurent, stapte men af van

de minderwaardigheid van de gehuwde vrouw als verantwoording van de maritale macht. De

verwerping van de natuurlijke zwakheid van de vrouw stond uitdrukkelijk vermeld in het

wetsontwerp van 29 juli 1925 (zie bijlage 6).365 Laurent haalde zijn eerste slag binnen,

weliswaar 50 jaar later.

194.   De theorie van ‘één kapitein op het schip’ bleef daarentegen wel behouden als

legitimatie van de maritale macht in de wet van 20 juli 1932.366 Waar de eerste pijler van de

legitimatie verworpen werd, bleef de tweede pijler voortbestaan. Laurent probeerde nochtans

in zijn voorontwerp deze tweede pijler te weerleggen, maar zijn woorden werden niet gehoord.

Was hij niet overtuigend genoeg? Louise Van Den Plas, grondlegster van het christelijk

feminisme, insinueerde dat het voorontwerp van Laurent niet voldoende gemotiveerd was.

“L’on reprochera peut-être à cet Avant-Projet de n’être pas assez explicite, ni suffisamment

motivé”, aldus de feministe aan het woord. 367 Van Den Plas had enigszins wel een punt met

betrekking tot de tweede pijler van de maritale macht. Zowel in zijn Avant-projet, als in zijn

Principes de droit civil, wijdde Laurent bladzijden lang aan de theorie van de fragilitas sexus.

                                                                                                               362 Wet van 20 juli 1932 tot wijziging van de bepalingen van hoofdstuk VI, titel V, van boek I van het Burgerlijk Wetboek: “De wederzijdsche rechten en plichten van de echtgenooten”, BS 12 augustus 1932. 363 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 108-109. 364 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 108. 365 Wetsontwerp (P. TSCHOFFEN) tot wijziging van de bepalingen van Hoofdstuk VI, titel I, van boek I van het Burgerlijk Wetboek: “De Wederzijdsche rechten en plichten van echtgenoten”, Parl.St. Senaat 1925-26, nr. 30, 3. 366 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964 108. 367 L. VAN DEN PLAS, “Étude sur la révision du titre du contrat mariage” in E. CRAHAY (ed.), Revue catholique de droit (1908-1909), Leuven, Institut Supérieur de Philosophie, 1909, 159.

Page 75: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 75

Gedetailleerd, verwijzend naar verschillende rechtsgeleerden, oordeelde hij dat de ‘natuurlijke

zwakheid van de vrouw’ een verouderd en voorbijgestreefd concept was. Aan de weerlegging

van de ‘noodzaak van eenheid in optreden’ besteedde hij daarentegen maar een tiental zinnen.

Hoe dan ook, de tijd was nog niet rijp voor Laurents volledige afschaffing van de maritale

macht.

§3 LAURENTS NIEUWE GRONDBEGINSELEN

195.   Volgens Laurent was het huwelijk een vereniging van zielen (‘union des

âmes’).368 De mens was een onvolmaakt wezen zonder een huwelijksverbintenis. Het huwelijk

moest beschouwd worden als het completeren en versterken van elkaar.369 Niet de bescherming

of de gehoorzaamheid beheersten het huwelijk, maar de genegenheid en de band van de

zielen.370 Hij geloofde dat een huwelijksverbintenis eeuwig was en dat de liefde krachtiger was

dan de dood.371

196.   Omdat het huwelijk een zielenverbintenis was, kon er geen meester zijn die zijn

wil oplegde aan een slavin die deze onderging.372 Het was door middel van gezamenlijk overleg

en wederzijdse toestemming dat beslissingen genomen dienden te worden. In tegenstelling tot

de Code Civil die de traditie handhaafde, streefde Laurent naar gelijkheid binnen het huwelijk.

Ook de democraten eisten volledige wederkerigheid van de rechten en plichten van de

echtgenoten, alsook de eerbiediging van de persoonlijkheid van de vrouw en van haar

zelfstandigheid.373 Het is dan ook niet te verwonderen dat Laurent de democraten gelijk gaf in

zijn pleidooi, omdat hij hetzelfde standpunt innam.

197.   Bovendien verwees Laurent in zijn juridisch betoog naar artikel 14 van de

Constitution de la Belgique van 7 februari 1831: “La liberté des cultes, celle de leur exercice

public, ainsi que la liberté de manifester ses opinions en toute matière, sont garanties, sauf la

répression des délits commis à l'occasion de l'usage de ces libertés.”374 Uit dit grondwettelijk

artikel bleek dat de principes van vrijheid en gelijkheid de regel vormden in het politieke stelsel.

                                                                                                               368 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 426, nr. 2. 369 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 428, nr. 4 370 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 73. 371 F. LAURENT, Études sur l’histoire de l’humanité, XVII, Parijs, Librairie Internationale, 1870, 630. 372 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 432, nr. 7. 373 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 432, nr. 7. 374 Art. 14 La Constitution du Royaume de Belgique du 7 février 1831, Parl.St. 1831.

Page 76: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  76

Beide principes moesten volgens hem ook gelden in het burgerlijk systeem.375 Vrijheid en

gelijkheid waren de basis in de politieke orde, en dit moest doorgetrokken worden naar de

burgerlijke orde.

                                                                                                               375 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 432, nr. 7.

Page 77: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 77

2.3. WEDERZIJDSE RECHTEN EN PLICHTEN

198.   Op grond van artikel 208 O.L. waren de echtgenoten elkaar wederkerig

getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. Dit artikel was een letterlijke kopie van artikel 212

C.C. Laurent gaf daarbij te kennen dat er geen sprake was van ‘echte’ wederzijdse trouw onder

het regime van de Code Civil. 376

199.   Ondanks het feit dat Laurent zich bewust was van de discriminatie m.b.t. de

getrouwheidsplicht en zich trachtte te onthouden van elke vorm van discriminatie tussen de

echtgenoten, behield hij toch het verbod naar het onderzoek van vaderschap. Artikel 319 O.L.

verbood, net zoals artikel 340 C.C., het onderzoek naar de werkelijke vader.377 Waar er in de

Code Civil slechts één uitzondering was378, daar werd dit in het Avant-projet uitgebreid naar

twee uitzonderingen. Volgens artikel 319 O.L. gold het verbod niet in geval van ontvoering of

verkrachting in het wettelijk tijdvlak van de verwekking. Daarmee werd de ‘ontvoering’ als

uitzonderingsgrond van de Code Civil overgenomen in het voorontwerp en uitgebreid naar

‘verkrachting’.

200.   Daarnaast werd het verbod tot onderzoek van het vaderschap opgeheven ingeval

van belofte om te trouwen of bij verleiding. De ‘belofte om te trouwen’ kon bewezen worden

door een begin van schriftelijk bewijs, vermoedens of in extremis door getuigen wanneer de

feiten ernstig genoeg waren om het bewijs door hen toe te laten.379 Met de term ‘verleiding’

bedoelde Laurent het misbruik door een man van zijn machtspositie en/of rijkdom om een

vrouw te verleiden. Hiermee wou Laurent vooral jongere vrouwen in een zwakke positie

beschermen.380

201.   Hoewel de intenties van Laurent goed bedoeld waren, stuitte de ‘verleiding als

uitzonderingsgrond’ op forse kritiek in de rechtsleer. Volgens critici zou het aanzetten tot

losbandigheid, ontucht en slechte zeden. Meer nog, prostituees die zwanger werden van een

klant met aanzien, zouden zich kunnen beroepen op artikel 319 O.L. Een ander punt van kritiek

                                                                                                               376 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 434. 377 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 120-121. 378 Supra nr. 123-124. 379 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 120-122. 380 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 122-125

Page 78: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  78

was het feit dat de rechters niet konden nagaan of de verleiding uitging van de man of de

vrouw.381

                                                                                                               381 E. REMY, “Droit civil. Avant-projet de révision du Code civil. Quelques observations critiques sur des modifications au titre du Code civil concernant la paternité et la filiation”, BJ 1883, 901-903.

Page 79: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 79

2.4. AFSCHAFFING MARITALE MACHT

202.   Zoals eerder aangegeven, omschreef artikel 213 C.C. de maritale macht sensu

stricto: de vrouw moest haar man gehoorzamen, terwijl de man haar diende te beschermen.382

Omdat Laurent een grote tegenstander was van de maritale macht, werd artikel 213 C.C. niet

overgenomen in zijn voorontwerp. De gehoorzaamheid impliceerde volgens hem slaafse

afhankelijkheid, en de bescherming van de man hield dominantie in. De ongelijke verhouding

afhankelijkheid-dominantie behoorde niet tot het huwelijk.383 Het huwelijk rustte op

wederzijdse genegenheid en deze genegenheid maakte de gehoorzaamheid overbodig.384 De

afschaffing van de maritale macht gebeurde niet door een bijzondere wettekst in het

voorontwerp, maar was het gevolg van de verwerping van de gehoorzaamheidsplicht. De

beschermings-gehoorzaamheidsrelatie maakte plaats voor een gelijkheidsrelatie.385

203.   De verwerping van de maritale macht in het voorontwerp bracht verschillende

zaken met zich mee. Eerst was er de verplichting tot samenwonen op grond van artikel 209,

eerste lid O.L. De samenwoningsplicht, pijler van het huwelijksrecht, was een

gemeenschappelijke plicht.386 Wanneer de vrouw of de man weigerden samen te wonen, kon

de rechtbank een feitelijke scheiding toelaten (art. 209, tweede 2 O.L.). Ook ingeval dat de

vrouw weigerde haar man te volgen, kon de feitelijke scheiding toegestaan worden. De

echtgenoten konden niet gedwongen worden om hun verplichtingen na te komen. Het

voorontwerp verwierp resoluut het tuchtigingsrecht van de man, alsook zijn controlerecht.

Wat volgt, is een bespreking van de wederzijdse verplichting tot samenwonen, de verwerping

van het controle- en tuchtigingrecht en de impliciete volgverplichting van de vrouw.

                                                                                                               382 Supra nr. 126 e.v. 383 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 434, nr. 1. 384 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 435, nr. 1. 385 B. BOUCKAERT, “De herziening van het Burgerlijk Wetboek: Een tweede adem voor de rechtsstaat?”, in J. ERAUW, B. BOUCKAERT, H. BOCKEN, H. GAUS en M. STORME (eds.), Liber Memorialis François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-Scientia, 1989, 233. 386 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 435, nr. 2.

Page 80: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  80

§1 WEDERZIJDSE VERPLICHTING TOT SAMENWONEN

204.   Artikel 209, eerste lid O.L. bepaalde dat de vrouw verplicht was om met haar

man samen te wonen. De man was verplicht zijn vrouw te ontvangen en haar alles te verschaffen

wat nodig was om aan haar levensbehoeften te voldoen, dit overeenkomstig zijn mogelijkheden

en zijn staat.387 In tegenstelling tot de Code Civil, was er geen volgverplichting in het artikel

209, eerste lid O.L. François Laurent nam bijgevolg slechts artikel 214 C.C. gedeeltelijk over

in zijn voorontwerp. Bovendien benadrukte hij dat de samenwoningsplicht een

gemeenschappelijke plicht was.“La cohabitation: c’est un devoir commun”, aldus Laurent.388

A.   DE WOONPLAATS VAN DE VROUW IS DE WOONPLAATS VAN DE MAN

205.   Zoals ook al eerder aangegeven, had de vrouw in het Burgerlijk Wetboek van

1804 geen andere woonplaats dan de woonplaats van haar man.389 Op grond van artikel 108

C.C. lag de keuze van woonplaats exclusief bij de man.390 Dit beginsel werd door Laurent

erkend en gekopieerd in zijn voorontwerp (art. 109 O.L.).391 Naar mijn mening was dit geheel

tegenstrijdig met de afschaffing van de maritale macht in het voorontwerp, en met zijn intentie

om discriminatie tussen de echtgenoten weg te werken. Laurent zelf meende daarentegen dat

er helemaal geen sprake was van een contradictie.392 De woonplaats was volgens hem de plaats

waar de persoon zijn voornaamste vestiging had, meer bepaald de zetel van zaken of de plaats

waar de beroepsactiviteit uitgeoefend werd. Hij voegde daaraan toe dat het de man was die,

door zijn arbeid, het gezin onderhield. Het was dan ook aan hem om de wettelijke woonplaats

te kiezen.393

206.   Er kunnen een aantal bedenkingen gemaakt worden omtrent Laurents pleidooi

tot behoud van artikel 108 C.C. De industrialisatie en de modernisering waren reeds sterk op

gang gekomen, en hierdoor raakten werk- en thuissituatie los van elkaar. De beroepsactiviteit

werd minder en minder thuis uitgeoefend. Waar men vroeger het bedrijf aan huis had en aan

huisnijverheid deed, werkte men sinds de industrialisatie steeds meer in de stad.394 De plaats

                                                                                                               387 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 434. 388 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 435, nr. 1. 389 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de maritale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 33. 390 Supra nr. 130 e.v. 391 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 74. 392 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 438, nr. 7. 393 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 433, nr. 7. 394 Met die nuance dat de industrialisatie niet zonder meer gelijkgesteld kan worden met de overgang van ambachtsnijverheid naar fabrieksmatige industrie.

Page 81: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 81

waar de beroepsactiviteit werd uitgeoefend kwam dus niet noodzakelijk overeen met de

woonplaats.

207.   Ook het beeld van de man als kostwinner en de vrouw als verzorgende thuis was

achterhaald. Sinds de industriële revolutie werden ook vrouwen tewerkgesteld in de

verschillende industriële bedrijfstakken, zoals in de textielnijverheid bijvoorbeeld (zie bijlage

6).395 De komst van de machine deed immers de arbeiderslonen dalen zodat vrouwen wel

verplicht waren om te gaan werken. De stelling van Laurent dat de keuze van de woonplaats

exclusief bij de man lag omdat hij het gezin onderhield, was dus mijns inziens niet correct.

208.   Tenslotte was artikel 108 C.C. een rechtstreeks gevolg van de volgverplichting

van de vrouw (214 C.C).396 Laurent nam deze volgverplichting niet over in zijn voorontwerp.

Het zou dan ook logischer geweest zijn dat hij artikel 108 C.C. niet behield, vermits het een

uitloper was van de volgverplichting.

B.   DE VERPLICHTING VAN DE MAN OM ZIJN VROUW TE ONTVANGEN

209.   Op grond van artikel 209, eerste lid O.L. was de man verplicht om zijn vrouw

te ontvangen.397 Daarbij benadrukte Laurent dat dit niet om het even waar kon. De man was

immers verplicht om zijn echtgenote in zijn ‘reële’ woning te ontvangen.398 Hij mocht haar

geen woning aanbieden waar hij zelf niet woonde.399 Als de man weigerde om met zijn vrouw

onder één dak te wonen, kon de rechtbank een feitelijke scheiding toelaten (art. 209, tweede lid

O.L.).

                                                                                                               395 B. ALTENA en D. VAN LENTE, Vrijheid en rede: geschiedenis van de Westerse samenlevingen (1750-1989), Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2013, 71. 396 A.-J. DESIMPELAERE, Critische studie betreffende de martiale macht en de onbekwaamheid der gehuwde vrouw, supra vn. 190, 37. 397 Supra nr. 129. 398 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 252. 399 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 252.

Page 82: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  82

C.   IMPLICIETE VOLGVERPLICHTING VOOR DE VROUW

210.   De verplichting tot samenwonen was een gemeenschappelijke plicht. Wanneer

één van de echtgenoten weigerde om samen te wonen, voorzag het voorontwerp in een

oplossing: ‘de feitelijke scheiding’.400 Op grond van 209, tweede lid O.L. kon de rechtbank –

naargelang de omstandigheden – een feitelijke scheiding toelaten indien de man of de vrouw

weigerde om samen te wonen.401

211.   De feitelijke scheiding kon ook toegestaan worden door de rechtbank, wanneer

de man van verblijfplaats veranderde en de vrouw weigerde hem om te ‘volgen’ (art. 210

O.L.).402 Zoals reeds eerder aangehaald, was artikel 209, eerste lid O.L. een gedeeltelijke

overname van artikel 214 C.C.: de verplichting tot samenwonen werd overgenomen, maar de

volgplicht van de vrouw werd niet behouden.403 Waar artikel 209 O.L. geen uitdrukkelijke

volgverplichting omhelsde, bepaalde artikel 210 O.L. de feitelijke scheiding als oplossing als

de vrouw weigerde haar man ‘te volgen’, als ze dus haar volgplicht niet nakwam.404 Op eerste

zicht was dit een schijnbare contradictie.

212.   Was de vrouw in het Avant-projet dan toch verplicht om haar man te volgen? Op

grond van artikel 109 O.L. was de keuze van de woonplaats hoe dan ook een exclusieve

bevoegdheid van de man. Wanneer hij besloot om van woonplaats te veranderen, was de vrouw

zo goed als verplicht om hem te volgen: zij kon immers geen andere woonplaats hebben dan

die van haar echtgenoot, tenzij de rechtbank een feitelijke scheiding toeliet. Naar mijn mening

hield artikel 109 O.L. dan ook impliciet een volgverplichting voor de vrouw in. Deze

volgverplichting veruiterlijkte zich in artikel 210 O.L. Beide artikelen waren dus onlosmakelijk

met elkaar verbonden.

213.   Zowel de situatie waarbij de één van de echtgenoten weigerde om samen te

wonen (art. 209, eerste lid O.L.), als de situatie waarbij de vrouw weigerde om haar man te

volgen (art. 210 O.L.), werd opgelost door de organisatie van de feitelijke scheiding. Naar mijn

mening was artikel 210 O.L. overbodig, want wanneer een vrouw weigerde om haar man te

                                                                                                               400 Zie daarover meer in DEEL IV, hoofdstuk 2.4: de feitelijke scheiding (nr. 344 e.v.). 401 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 434. 402 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 434. 403 Infra nr. 204. 404Art. 214 C.C.: “la femme est obligée d’habiter avec le mari, et de le suivre par-tout il juge à propos de résider”; art. 209 O.L.: “La femme est obligée d’habiter avec son mari” (volgverplichting werd in art. 209 O.L. niet overgenomen) ó art. 210 O.L.: “Si le mari change de résidence et que la femme refuse de suivre” (art. 210 O.L. gaf vervolgens wel een oplossing als de vrouw haar volgplicht niet vervulde)

Page 83: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 83

volgen, gaf zij eigenlijk te kennen dat ze niet meer met hem wou samenwonen en viel ze hoe

dan ook onder het toepassingsgebied op artikel 209, eerste lid O.L.

214.   Zowel artikel 109 O.L., op grond waarvan de vrouw geen andere woonplaats

kon hebben dan die van haar man, als artikel 210 O.L., dat een feitelijke scheiding voorzag als

de vrouw haar volgverplichting niet nakwam, getuigden van ongelijkheden tussen man en

vrouw in het voorontwerp. Het is vreemd dat de volgverplichting staande hield in het

voorontwerp, gezien de volgverplichting in feite een gevolg was van de maritale macht. De

maritale macht werd verworpen, alsook haar gevolgen zoals het tuchtigingsrecht en het

controlerecht, maar de volgverplichting werd behouden. Naar mijn mening was dit geheel

tegenstrijdig met de afschaffing van de maritale macht en Laurents streven naar volledige

gelijkheid tussen man en vrouw. Laurent meende dat beslissingen genomen moesten worden

na gemeen overleg en door samenloop van toestemmingen.405 Het is dan ook een raadsel

waarom Laurent dit niet doortrok naar de beslissing omtrent de keuze van de woonplaats.

§2 GEEN TUCHTIGINGSRECHT

215.   Zoals eerder vermeld, lag het tuchtigingsrecht in het verlengde van de

gehoorzaamheidsplicht. Ondanks het ontbreken van een expliciete wettelijke bepaling, werd

het tuchtigingsrecht van de man in de rechtsleer en rechtspraak algemeen aanvaard. 406

216.   In het voorontwerp werd de gehoorzaamheidsplicht van de vrouw verworpen,

en bijgevolg ook het tuchtigingsrecht van de man. Laurent veroordeelde sterk het

tuchtigingsrecht als middel om de vrouw te dwingen tot gehoorzaamheid. Waarom verlieten

sommige vrouwen hun man en de echtelijke woning? Hij verweet de rechters en

rechtsgeleerden dat zij geen rekening hielden met de motieven die de vrouw ertoe aangezet

hadden om te vluchten.407 In de Code Civil van 1804 draaide alles rond de plicht van de

gehoorzaamheid van de vrouw, waarbij desnoods de uitvoering manu militari gevorderd kon

worden.408

                                                                                                               405 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 432, rn 7. 406 Supra nr. 134-137. 407 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 435, nr. 2. 408 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 74.

Page 84: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  84

217.   Laurent was niet alleen een tegenstander van het tuchtigingsrecht, maar ook van

de uitvoering manu militari tegen de echtgenoten opdat zij hun verplichtingen zouden nakomen.

Hij veroordeelde sterk de tussenkomst van de openbare macht: “Je n’aime pas plus

l’intervention des gendarmes quand il s’agit du mari que quand il s’agit de la femme. La force

directe ou indirecte employée pour rétablir la vie commune me parait un non-sens”. 409

218.   Wanneer er een beroep op de openbare macht werd gedaan om het

gemeenschappelijk leven te herstellen, dan kon er helemaal geen sprake meer zijn van een

gemeenschappelijk leven, d.w.z. van gemeenschappelijke gevoelens, van genegenheid en van

een zielenverbintenis.410 Als de genegenheid tussen de echtgenoten verdwenen was, waarom

ze dan dwingen om samen te wonen? De wetgever moest deze feitelijke toestand aanvaarden

en legaliseren door middel van de feitelijke scheiding.411

§3 GEEN CONTROLERECHT

219.   Zoals hiervoor al vermeld, was het controlerecht van de man een uitloper van de

maritale macht sensu stricto. Omdat François Laurent de maritale macht in zijn voorontwerp

verwierp, verdween bijgevolg ook het controlerecht. Het huwelijk hield in wezen zowel een

fysieke als morele verbintenis in, waarbij de echtgenoten niets mochten achterhouden voor

elkaar. Laurent voegde daaraan toe dat de vrouw, net zoals de man, het recht had om de

briefwisseling van haar man te kennen.412 We kunnen als het ware spreken van een ‘wederzijds’

controlerecht. Gezien het feit dat de echtgenoten op gelijke voet stonden, was er geen reden om

een onderscheid te maken tussen de man en de vrouw.

220.   Het vooruitstrevende gedachtegoed van Laurent omtrent het controlerecht was

voor heel wat rechtsgeleerden een stap te ver, zo ook voor Henri De Page. In zijn monumentale

Traité élémentaire de droit civil belge maakte hij het onderscheid tussen het controlerecht op

enerzijds de persoonlijke betrekkingen van de vrouw, en anderzijds op de briefwisseling van

de vrouw. Volgens hem diende elk genomen initiatief van de man om bepaalde ‘relaties’ van

zijn vrouw te beperken, geoorloofd te zijn. Dit was het idee van de ‘gecontroleerde vrijheid’.413

                                                                                                               409 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 436, rn 2. 410 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 74. 411 Zie daarover meer in DEEL IV, hoofdstuk 2.4: de feitelijke scheiding (nr. 344 e.v.). 412 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 248. 413 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1934, 650.  

Page 85: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 85

Het controlerecht van de man op de persoonlijke relaties van de vrouw mocht met andere

woorden niet tot tirannie leiden. Met betrekking tot het controlerecht op de ‘briefwisseling’ van

de vrouw, was hij wat conservatiever: de maritale macht primeerde op het eigendomsrecht van

de vrouw op haar brieven. Bijgevolg bestond het briefgeheim van de vrouw niet t.o.v. haar

echtgenoot.414 Daarmee sloot hij aan bij het gros van de rechtsgeleerden. Laurent daarentegen

liet opnieuw een staaltje van zijn progressief karakter zien.

                                                                                                               414 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1934, 650.

Page 86: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  86

2.5. HANDELINGSBEKWAAMHEID VAN DE VROUW

§1 BEGINSELEN

221.   Wetsontwerper Laurent brak radicaal met het patriarchaal model van Napoleon:

het mannelijk gezinshoofd verloor de macht over zijn echtgenote, en zij verkreeg haar volle

handelingsbekwaamheid.415 In het voorontwerp werd bepaald dat de gehuwde vrouw, zoals de

ongehuwde vrouw of de weduwe, in beginsel handelingsbekwaam was.416

222.   Het gros van de rechtsgeleerden, waaronder de invloedrijke Portalis, was van

mening dat de maritale macht aan de grondslag lag van de handelingsonbekwaamheid.417

Slechts een kleine minderheid stelde dat de onbekwaamheid van de gehuwde vrouw niet

noodzakelijk een gevolg was van de maritale macht. Laurent behoorde tot deze minderheid en

stelde dat de theorie van Portalis niet meer dan een overtuiging was en zeker geen

rechtvaardiging, het was een overtuiging die een objectieve en redelijke rechtvaardiging miste.

418

223.   De opstellers van de Code Civil van 1804 verdedigden de stelling dat de

afhankelijk van de vrouw en de maritale machtiging tot ‘de gevestigde ideeën’ van de

maatschappij behoorden.419 Deze stelling werd door Laurent verworpen: “Les idées établies!

Où ces idées régnaient-elles? Dans le pays de coutumes.”420 De ‘maritale machtiging’ was

volgens hem enkel een universele regel in de pays de droit coutumiers, het noorden van het

Franse koninkrijk waar het Germaanse gewoonterecht (coutumes) overheerste.421 In deze

gebieden stond de gehuwde vrouw onder de macht van haar echtgenoot, en had ze enkel het

beheer en genot van haar vermogen. Het stellen van daden van beschikking vereiste machtiging

van de man. In de pays de droit écrit waar het Romeins recht gold, kon de gehuwde vrouw

daarentegen wel autonoom daden van beschikking stellen met betrekking tot de dotale

goederen.422 De maritale machtiging was dus een gevestigd idee in de pays de droits coutumiers

en helemaal niet in de pays de droit écrit.

                                                                                                               415 D. HEIRBAUT, “Een hopeloze zaak. François Laurents ontwerp van burgerlijk wetboek voor België”, PM 2013, 280. 416 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 75. 417 Infra nr. 142-143. 418 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 443, nr. 2. 419 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 443, nr. 2. 420 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 443, nr. 2. 421 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 106. 422 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 443, nr. 2.

Page 87: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 87

224.   Volgens artikel 211, eerste lid O.L. was de gehuwde vrouw bekwaam om te

contracteren, te vervreemden en in rechte op te treden, wanneer zij eigen goederen heeft

waarvan het bestuur en het genot haar toebehoorden.423

225.   Artikel 211, tweede lid O.L. voegde daaraan toe dat het bestuur van de

gemeenschap zowel aan de man als de vrouw toebehoorde wanneer de echtgenoten gehuwd

waren onder het ‘stelsel van gemeenschap’. Wat de eigen goederen van de echtgenoten betrof,

werd het bestuur toegewezen zoals bepaald in de titel over de huwelijkscontracten.424 Geen van

beide echtgenoten beschikte onder dit stelsel over zijn goederen zonder medewerking van de

andere. In geval van onenigheid, kon de rechtbank de echtgenoot-eigenaar machtigen om over

zijn goed te beschikken of daaromtrent in rechte op te treden.425 Wat volgt, is een bespreking

van artikel 211 A.P. en de bijhorende beschouwingen van Laurent.

226.   In het voorontwerp was de gehuwde vrouw principieel handelingsbekwaam, en

was er geen maritale machtiging vereist. Op dit beginsel werden er geen uitzonderingen

voorzien: deze zouden onlogisch en tegenstrijdig zijn, want ze zouden insluiten dat de gehuwde

vrouw ofwel van nature of op zijn minst wegens opvoeding onbekwaam was.426

227.   Het voorontwerp sloot de tussenkomst van de man niet op een absolute wijze

uit: ze was ondergeschikt aan de regels van het huwelijksstelsel.427 Wanneer de vrouw de

rechten op haar eigen goederen door een uitdrukkelijke of stilzwijgende

huwelijksovereenkomst aan haar man toekende, mocht zij de doelmatigheid ervan niet

compromitteren en geen handelingen stellen die een nadeel zouden kunnen toebrengen aan haar

man en kinderen.428 Volgens Laurent was het ingrijpen van de man dus gerechtvaardigd als de

handelingen van zijn vrouw schade zouden toebrengen aan het gezin. Daarbij trad de man niet

op als ‘heer en meester’ maar als ‘echtgenoot en vader’.429

228.   Vermits het huwelijk twee zielen in liefde verbond, behoorden de echtgenoten

in onderling overleg beslissingen te nemen.430 De ongelijkheid werd vervangen door gelijkheid,

                                                                                                               423 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 441. 424 Het secundair huwelijksstelsel (huwelijkscontracten) wordt niet in deze masterproef besproken. 425 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 441. En G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 75-76.  426 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 75-76. 427 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 444, nr. 3. 428 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 444, nr. 4. 429 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 444, nr. 4. 430 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 444, nr. 4.

Page 88: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  88

bevel en gehoorzaamheid door samenloop van beide toestemmingen van de echtgenoten.431

Precies ingevolge de gelijkheid van de echtgenoten, moest de vrouw voortaan ook tussenkomen

in de handelingen van de man.432 Laurent ging hier dwars tegen zijn tijdsgeest in en brak

volledig met de traditionele beginselen omtrent de echtelijke machtiging.

229.   Om de gelijkheid tussen de echtgenoten te bewerkstelligen, werd een

onderscheid gemaakt tussen drie soorten daden: 1) de dagelijkse handelingen van bestuur, 2)

de daden van definitief bestuur en 3) de daden van beschikking.433

230.   Wat de handelingen van dagelijks bestuur betrof, kon men er niet omheen dat de

gehuwde vrouw bij de uitoefening van haar huishoudelijke functie deze handelingen bijna

dagdagelijks stelde. Onder het regime van de Code Civil werd daarvoor een fictie in het leven

geroepen: de theorie van het stilzwijgend mandaat van de gehuwde vrouw.434 ‘Pourquoi ne pas

revenir à la réalité des choses?’, vroeg Laurent zich af bij het opstellen van zijn voorontwerp.

In tegenstelling tot het Burgerlijk Wetboek van 1804 waar de vrouw als mandataris van haar

echtgenoot optrad, trad zij in het voorontwerp op als deelgenoot van haar man.435

231.   Met betrekking tot de daden van definitief bestuur (zoals het betalen van

schulden, het aankopen van roerende en onroerende goederen) en de daden van beschikking

(zoals het vestigen van een hypotheek) behoorden de echtgenoten gezamenlijk op te treden.436

Dit was een radicale vernieuwing, iets wat Laurent volledig besefte: “L’innovation parait

radicale, si l’on s’en tient aux texte du Code Civil. Mais la loi, en cette matière, est-elle bien

l’expression de la vie réelle? Le système du Code est absurde”.437 In het Burgerlijk Wetboek

van 1804 waren de principes niet te verenigen waren met de feitelijke toestand, in het

voorontwerp werd deze contradictie van tafel geveegd.

                                                                                                               431 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 445, nr. 4. 432 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 75-76. 433 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 445, nr. 5. 434 Supra nr. 164-165. 435 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 445, nr. 5. 436 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 445, nr. 5. 437 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 445, nr. 5.

Page 89: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 89

§2 WEIGERING VAN TOESTEMMING DOOR ÉÉN VAN DE ECHTGENOTEN

232.   Artikel 212 O.L. bepaalde dat wanneer één van de echtgenoten weigerde zijn

toestemming te geven voor een rechtshandeling, waarvoor samenwerking van beide

echtgenoten vereist was, de man of de vrouw die over deze weigering heen wilde stappen de

andere echtgenoot voor de vrederechter in verzoening kon oproepen.

233.   Wanneer de vrederechter er niet in slaagde om de echtgenoten te verzoenen,

werd de vraag voorgelegd aan de rechtbank van eerste aanleg van de gemeenschappelijke

woonplaats. In dat geval werden de echtgenoten in de raadkamer gehoord. Uiteindelijk besliste

de rechtbank of de rechtshandeling gesteld mocht worden met inachtneming van de besluiten

van het Openbaar Ministerie en het belang van echtgenoot-aanvrager en de familie (art. 212

O.L.).

234.   In het systeem van het voorontwerp, werd er geen daadwerkelijke machtiging

vereist omdat er geen maritale macht meer was. De echtgenoten werden als deelgenoten

gemeen in goederen en hebben dan ook in alle zaken dezelfde belangen.438 Conflicten zijn

daarbij niet onvermijdelijk, maar zeldzaam volgens Laurent: “Il pourra y avoir des conflits,

mais ils seront rares, de même que le refus du mari d’autoriser la femme est une rare

exception”.439

235.   Wanneer er toch een conflict tussen de echtgenoten opdook, hadden de

echtgenoten de mogelijkheid dit conflict voor te leggen aan de rechtbank. In de toelichting van

het voorontwerp werd het bijzonder karakter van de tussenkomst van de rechter onderstreept.440

Daar waar in het Burgerlijk Wetboek van 1804 de rechtbank tussenkomst in gevallen waar de

man weigert zijn toestemming te verlenen aan zijn echtgenote, beoogde de tussenkomst van

rechtbank in het voorontwerp een andere doelstelling: de rechter trad hier op in de geest van de

willige rechtspraak, meer dan op tegenspraak.441

236.   De beslissing van de rechtbank werd daarbij voorafgegaan door twee pogingen

tot verzoening: de ene door de vrederechter en de andere voor de rechtbank van eerste aanleg

                                                                                                               438 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 451, nr. 1. 439 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 451, nr. 1. 440 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 77. 441 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 452, nr. 1.

Page 90: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  90

in de raadkamer.442 Het was pas wanneer samenwerking tussen de echtgenoten onmogelijk

bleek dat de rechtbank eventueel de vragende echtgenoot of echtgenote kon machtigen. In dat

opzicht was er een ‘machtiging’. Laurent voegde daar echter een belangrijke nuancering aan

toe. De machtiging in het voorontwerp was niet te vergelijken met de machtiging uit de Code

Civil: de rechtbank machtigde immers geen onbekwame.443

§3 DE SANCTIE

237.   Het voorontwerp voorzag in een sanctie wanneer één van de echtgenoten een

rechtshandeling stelde zonder medewerking van de andere echtgenoot. Artikel 216 O.L.

bepaalde dat wanneer een echtgenoot een rechtshandeling stelde waarvoor medewerking vereist

was van de andere echtgenoot, deze handeling geen enkel gevolg met zich mee bracht ten

opzichte van degene die er niet aan deelgenomen had.

238.   In het voorontwerp was de maritale machtiging vervangen door gezamenlijk

overleg en onderlinge overeenstemming tussen de echtgenoten. Wanneer één van de

echtgenoten toch op eigen houtje een rechtshandeling stelde, kon deze handeling niet

opgedrongen worden aan de niet-meewerkende echtgenoot.444 Dit was een loutere toepassing

van de algemene beginselen: een handeling kon niet tegengesteld worden aan iemand die er

niet in toegestemd had, en niemand kon verplicht worden tot iets zonder zijn of haar

toestemming.445

239.   Wanneer de niet-meewerkende echtgenoot de handeling van de andere

echtgenoot niet wou aanvaarden, moest hij daarvoor niet naar de rechtbank stappen en de

nietigheid inroepen. Hij of zij kon zich beperken tot het louter afwijzen van die handeling.446

240.   Dit betekende niet dat elke handeling gesteld zonder medewerking van de andere

echtgenoot, ongeldig was. Het voorontwerp voorzag in een oplossing: de homologatie.447

Wanneer één van de echtgenoten een rechtshandeling stelde waarvoor de wet een machtiging

                                                                                                               442 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 452, nr. 1. 443 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 452, nr. 1. 444 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 459, nr. 1. 445 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 459, nr. 1. 446 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 459, nr. 1. 447 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 459, nr. 1.

Page 91: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 91

van beide echtgenoten vereiste, kon de niet-meewerkende echtgenoot toch nog de handeling

door een latere toestemming bekrachtigen.

§4 BIJZONDERE BEPALINGEN

241.   De vertegenwoordiging van de echtgenoot in geval van afwezigheid, ontzetting

en dergelijke bijzondere gevallen werd geregeld in artikel 213 van het voorontwerp: wanneer

één van de echtgenoten zijn of haar medewerking niet kon verlenen voor wat betreft het beheer

en de beschikking van zowel de eigen goederen als de gemeenschappelijke goederen, moesten

de regels gevolgd worden zoals vastgelegd in de titel over huwelijkscontracten.448

242.   De Code Civil verving de maritale machtiging door gerechtelijke machtiging in

geval van afwezigheid, ontzetting, minderjarigheid of veroordeling van de man. Dit was een

gevolg van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw. In het voorontwerp

daarentegen was zij wel handelingsbekwaam, met als gevolg dat er geen machtiging meer

vereist was van de rechtbank in deze bijzondere gevallen.449 De echtgenoot van de onbekwame

moest dus geen machtiging vragen aan de rechtbank om een handeling te stellen die normaal

de medewerking van beiden vereiste. Concreet kwam dit op het volgende neer: de gehuwde

vrouw had het recht om alleen handelingen te stellen zonder de medewerking van haar

‘onbekwame man’.

243.   Volgens François Laurent was het de evidentie zelf dat de gehuwde vrouw een

testament kon verlijden zonder toestemming van haar man en ongeacht het huwelijksstelsel

(art. 214 O.L.).450 Ook in de Code Civil had de gehuwde vrouw het recht om bij testament haar

laatste wilsbeschikking vrij te bepalen.451 Artikel 214 O.L. was dus een overname van artikel

226 C.C.

244.   Tot slot voorzag het voorontwerp in de mogelijkheid voor de gehuwde vrouw

om de opbrengst van arbeid en de besparingen gedaan op de huishoudelijke uitgaven op een

spaarboekje te plaatsen, mits machtiging door de vrederechter (art. 215, eerste lid C.C.). Ze had

                                                                                                               448 De titel betreffende ‘huwelijkscontracten’ van het ontwerp Laurent wordt niet besproken in deze masterproef. Voor een bespreking van het secundair huwelijksrecht van het ontwerp Laurent, zie daarover meer: G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 80-96. 449 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 452, nr. 1. 450 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 452, nr. 1. 451 Supra nr. 174.

Page 92: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  92

tevens het recht deze sommen ook af te halen van het spaarboekje, onder voorbehoud van het

verzet van haar man wegens onttrekking aan hun normaal doel. In dit laatste geval, werd de

betwisting voorgelegd aan de rechtbank (art. 215, tweede lid C.C.).452

245.   Deze bepaling, uit het Engels recht overgenomen, was in het belang van de

arbeidersklasse, meer bepaald in het belang van de vrouwen en de kinderen.453 De bedoeling

was om de gehuwde vrouw onderaan de sociale ladder de mogelijkheid te geven om gelden te

onttrekken aan de verspilzucht van haar man of een spaarpot voor moeilijke tijden aan te

leggen.454

246.   Volgens Laurent spaarde de vrouw het best in het geheim, vermits haar

verkwistende echtgenoot niet van sparen wou horen: hij wou blijven drinken.455 Ook wanneer

de man geen verkwister was, diende de vrouw best preventief een spaarboekje aan te leggen

omdat de kans – hoe klein ook – bestond dat de man haar kon verlaten.456 In beide gevallen

moest de vrouw zich wenden tot de vrederechter. Deze hoorde en besliste in het belang van de

echtgenoot en het gezin. Wanneer de vrederechter de machtiging weigerde, kon de vrouw haar

haar zaak nog voor de rechtbank brengen.457

247.   Een wetsartikel dat voorzag in de mogelijkheid om als vrouw in het geheim

gelden te sparen, was ongezien in de geschiedenis van de Belgische vrouw. Wellicht was deze

bepaling te verklaren vanuit het feit dat François Laurent zich bekommerde om de belangen

van de kwetsbare groepen in de maatschappij en zich inzette voor de arbeidersklasse.

                                                                                                               452 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 456. 453 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 456, nr. 1. 454 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 77. 455 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 457, nr. 2. 456 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 458, nr. 4. 457 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 458, nr. 4.

Page 93: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 93

DEEL IV: DE ECHTSCHEIDING

1. DE CODE CIVIL VAN 1804

1.1. INLEIDING

248.   De Code Civil van 1804 hield een reactie in tegen de liberale opvatting inzake

echtscheiding die tijdens de periode van de Franse Revolutie gold. Het revolutionaire recht

bestempelde immers het huwelijk als een burgerlijk contract.458 Omdat het huwelijk een

contract was, kon het zoals elk ander contract, opgezegd worden.459 De individuele vrijheid, het

liberale credo van de Franse Revolutie, betekende ook de vrijheid om uit het huwelijk te

stappen. De onontbindbaarheid van het huwelijk werd als een aanslag op de individuele vrijheid

beschouwd. “La faculté du divorce résulte de la liberté individuelle.”, aldus de Franse

revolutionaire wetgever aan het woord in de preambule van de echtscheidingswet van 20

september 1792 (zie bijlage 7).460 De wet voerde dan ook de echtscheiding in met gelijke

rechten voor de echtgenoten: ze kon door zowel de man als de vrouw aangevraagd worden.

249.   De liberale echtscheidingswet van 20 november 1792 bepaalde dat het huwelijk

op drie manieren beëindigd kon worden.461 De ‘incompatibilité d'humeur’ kon als eerste reden

tot echtscheiding aangevoerd worden. Deze echtscheidingsvorm gaf de mogelijkheid om uit het

huwelijk te stappen op grond van de loutere bewering van ‘onverenigbaarheid van karakters’.462

Steunend op de juridische theorie van het burgerlijk contract kon de echtscheiding ook bekomen

worden door de wil van beide partijen, meer bepaald door ‘wederzijdse toestemming’.463 In dit

geval konden de echtgenoten vrij eenvoudig hun huwelijksovereenkomst laten ontbinden.464

Ten slotte was er de mogelijkheid tot echtscheiding op grond van bepaalde feiten. Deze

echtscheidingsvorm bevatte een quasi eindeloze lijst van motieven voor echtscheiding:

                                                                                                               458 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 231. 459 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 22. 460 J. B. DUVERGIER, Collection complète des lois, décrets, ordonnances, règlemens avis du Conseil d'état, publiée sur les éditions officielles du Louvre: de l'Imprimerie nationale, par Baudouin; et du Bulletin des lois; (de 1788 à 1830 inclusivement, par ordre chronologique), IV, Parijs, A. Guyot et Scribe, 1834, 139. 461 Décret du 20 septembre 1792 qui détermine les causes, le mode et les effets du divorce (zie bijlage 7). 462 P. A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition de ce code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément de la législation civile de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article séparément, tous les passages du recueil qui s'y rattachent, V, Parijs, Au Dépot, 1827, 139. 463 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 62. 464 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 22.

Page 94: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  94

krankzinnigheid van de echtgenoot, veroordeling van één van de echtgenoten tot een lijfstraf of

een onterende straf, mishandelingen en grove beledigingen, kennelijk immoreel gedrag,

kwaadwillige verlating gedurende meer dan twee jaar, afwezigheid gedurende meer dan vijf

jaar, enzovoort (zie bijlage 7).465

250.   Overspel op zich vormde in de wet van 20 september 1792 geen

echtscheidingsgrond.466 Dit gaf de echtgenoten echter geen vrij spel vermits de bedrogen

echtgenoot de echtscheiding kon aanvragen op grond van ‘kennelijk immoreel gedrag’

(déréglement de mœurs notoire)’ van de overspelige echtgenoot.

251.   Als gevolg van de soepele echtscheidingswetgeving was het aantal

echtscheidingen tussen 1792 en 1804 spectaculair de hoogte ingegaan.467 Bovendien werd een

niet te verwaarlozen deel van de echtscheidingsprocedures door de vrouw ingesteld.468 Kortom,

de echtscheiding werd als het ware aangemoedigd door de liberale echtscheidingswet van 1792.

252.   In 1804 kwam een gedeeltelijke ommekeer: het revolutionair gedachtegoed

werd de kop ingedrukt door de invoering van de napoleontische wetgeving. De opstellers van

de Code Civil waren aanvankelijk erg terughoudend wat de echtscheiding betrof.469 Vanuit de

opvatting dat het gezin de hoeksteen van de samenleving was, zagen zij enerzijds de

echtscheiding als een potentieel gevaar voor de gevestigde maatschappelijke orde en de goede

zede. Anderzijds beseften ze wel dat de echtscheiding in enkele gevallen een redmiddel was

voor ongelukkige en ontspoorde huwelijken, en daarom van nut kon zijn voor zowel het gezin

als voor de gehele samenleving. Portalis verklaarde deze tweestrijd als volgt: “Le divorce

menace les mœurs ; que la propagation régulière de l’espèce humaine est bien plus assurée

par la confiance de deux époux fidèles, que la durée et le bon ordre de la société générale

tiennent essentiellement à la stabilité des familles, qui sont les premières de toutes les sociétés,

le germe et le fondement des empires. Telles sont les considérations qui ont été proposées pour

et contre le divorce”.470 De grote vraag was dan ook of de echtscheiding al dan niet behouden

moest blijven in de Code Civil: een dilemma waar er veel over gesproken, geschreven en betwist

werd.

                                                                                                               465 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 62. 466 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 23, nr. 4. 467 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 22. 468 J.-L. HALPÉRIN, L’impossible Code Civil, Parijs, PUF, 1992, 192. 469 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 22. 470 F. PORTALIS, Discours, rapports et travaux inédits sur le Code Civil par Jean-Étienne-Marie Portalis, Parijs, Joubert, 1844, 28.

Page 95: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 95

253.   Mede door de druk en de persoonlijke betrokkenheid van Napoleon, werd

uiteindelijk gekozen om de echtscheiding in de Code Civil te behouden, zij het in zeer beperkte

vorm: de onverenigbaarheid van karakters als echtscheidingsvorm werd afgeschaft, de lange

lijst van gronden tot echtscheiding wegens bepaalde feiten werd limitatief ingeperkt en tot slot

werd de echtscheiding door onderlinge toestemming ernstig bemoeilijkt en streng

gereglementeerd.471

254.   De opvatting van de opstellers van de Code Civil van 1804 omtrent

echtscheiding stond mijlenver van die van de Franse revolutionaire wetgever van de wet van

20 november 1792. Het huwelijk was niet langer een burgerlijk contract dat zoals elk ander

contract opgezegd kon worden. Het huwelijk werd voortaan beschouwd als een eeuwigdurend

contract: “dat het huwelijk uit deszelfs aard tot den dood moet voortduren, en niet als eene

gewone burgerlijke overeenkomst kan beschouwd worden.”472 Omwille van het groot

maatschappelijk belang van het huwelijk, werd de onontbindbaarheid ervan hoog in het vaandel

gedragen door de napoleontische wetgevers. Slechts onder streng voorbehoud mochten

uitzonderingen op het onverbreekbaar karakter worden toegestaan: “Hoe minder

echtscheidingen er worden uitgesproken, hoe meer zulks bewijzen zal opleveren voor de

zedelijkheid en voor de huisselijke deugden eener natie.”473

255.   De echtscheiding werd beschouwd als een noodzakelijk kwaad, dat men dulden

moest, om een groter kwaad te voorkomen. Het gevolg was dan ook dat de echtscheiding, die

op zich een kwaad was, zo weinig en zo streng mogelijk toegepast moest worden. Slechts in

uitzonderlijke gevallen en om heel gewichtige redenen, mocht van de echtscheiding gebruik

worden gemaakt. Ze werd dan ook beschouwd als een redmiddel in uiterste nood: “Le divorce,

remède extrême sans doute, mais quelquefois nécessaire.”474 De wetgever had dan ook de

bedoeling om een echtscheiding zo moeilijk mogelijk te maken.

256.   Hoe nobel de intenties ook mochten zijn, het door de wetgever nagestreefde doel

werd niet bereikt. Wat als uitzondering werd bedoeld, zou in toenemende mate een

                                                                                                               471 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven: handleiding van practishe rechtsgeleerdheid van het burgerlijk leven, I, Brussel, Simon Steven, 1940, 104. (hierna: A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven) 472 A. DE PINTO, Handleiding tot het burgerlijk wetboek, II, ’s Gravenhage, J. Belifante, 1840, 98. 473  A. DE PINTO, Handleiding tot het burgerlijk wetboek, II, ’s Gravenhage, J. Belifante, 1840, 100. 474 P. A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition de ce code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément de la législation civile de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article séparément, tous les passages du recueil qui s'y rattachent, I, Parijs, Au Dépot, 1827, 12.

Page 96: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  96

geaccepteerd verschijnsel worden. Sinds 1830 nam het aantal echtscheidingen jaarlijks toe (zie

bijlage 8).475 Toch hield de echtscheidingswet van 1792 meer dan tweehonderd jaar stand. Pas

in 2007 werd ons echtscheidingsrecht grondig hervormd.476

257.   De hoofdstukken 1.2 en 1.3 bespreken de kern van het twee eeuwen geldend

napoleontisch echtscheidingsrecht, meer bepaald de echtscheiding wegens bepaalde feiten en

de echtscheiding op grond van wederzijdse toestemming.

258.   Naast de echtscheiding, voorzag de Code Civil ook in de scheiding van tafel en

bed. Een grondige bespreking van de scheiding van tafel en bed valt niet binnen het bestek van

deze masterproef: de focus ligt op de ‘uit de echt gescheiden vrouw’. De scheiding van tafel en

bed ontbond immers het huwelijk niet. 477 Vermits het de huwelijksband niet verbrak, stond de

vrouw in principe nog steeds onder de maritale macht van haar man en was zij

handelingsonbekwaam. De gronden op basis waarvan een scheiding van tafel en bed bekomen

kon worden, waren dezelfde als deze voor de echtscheiding, behalve dat de scheiding van tafel

en bed op grond van onderlinge toestemming niet mogelijk was. 478

259.   Het werd ook wel eens de ‘echtscheiding der katholieken’ genoemd.479 De

integriteit en onbreekbaarheid van de huwelijksband werd hoog in het vaandel gedragen door

de Kerk, met als gevolg dat het instituut van de echtscheiding onaanvaardbaar was. Om hier

aan tegemoet te komen en uit respect voor de wetten van de Kerk, werd scheiding van tafel en

bed ingevoerd in de Code Civil.

                                                                                                               475 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 17. 476 Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, BS 7 juni 2007. 477 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven, supra vn. 471, 121. 478 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven, supra vn. 471, 121. 479 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven, supra vn. 471, 121.

Page 97: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 97

1.2. ECHTSCHEIDING WEGENS BEPAALDE FEITEN

260.   De echtscheiding wegens bepaalde feiten was die scheiding die gestaafd werd

op wettelijke gronden, meer bepaald op redenen die limitatief door de wet aangegeven waren.480

Waar in de echtscheidingswet van 1792 deze echtscheidingsgronden een quasi eindeloze lijst

vormden, werden deze in de Code Civil teruggebracht tot drie ‘schuldgronden’: 1) overspel van

de vrouw of onderhoud van een bijzit in de gemeenschappelijke woning van de man, 2)

gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen en 3) veroordeling tot een infamerende

straf (zie bijlage 9).

261.   In tegenstelling tot de echtscheidingswet van 20 november 1792, werden de

schuldloze echtscheidingsgronden weerhouden. Zo was de krankzinnigheid of dementie van

één van de echtgenoten niet langer een reden tot echtscheiding: van een krankzinnige scheiden,

was onmogelijk. Zelfs wanneer deze ongeneesbaar was of in een krankzinnigengesticht werd

geplaatst, was de vordering tot echtscheiding onontvankelijk. 481 Voortaan vormde de

‘schuldvraag’ het voornaamste element in de echtscheiding op grond van feiten. Zo moest elk

verzoekschrift tot echtscheiding (anders dan door onderlinge toestemming), gedetailleerd de

feiten en bewijsstukken bevatten.482

262.   Wanneer de echtscheiding wegens bepaalde feiten toegekend en uitgesproken

werd, kon de vrouw pas hertrouwen nadat een wachttermijn van tien maanden verstreken was.

De wetgever beoogde hiermee mogelijke verwarring in de afstamming te voorkomen. 483 De

man daarentegen kon onmiddellijk hertrouwen (artikel 296 C.C.). Bovendien kon de gehuwde

vrouw in hetzelfde echtscheidingsvonnis veroordeeld worden tot een opsluiting in het tuchthuis

(artikel 298 C.C.). De discriminatie tussen man en vrouw tierde welig in de Code Civil.

263.   Wat volgt, is een bespreking is een bespreking in vogelvlucht van de drie

wettelijke gronden van de echtscheiding wegens bepaalde feiten.

                                                                                                               480 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 285. 481 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven, supra vn. 471, 107. 482 C. COPPENS, Het huwelijk ‘quoad vinculum’: een studie van de secularisering van het huwelijksrecht Gent 1796-1857, II, onuitg. doctoraatsproefschrift Letteren en Wijsbegeerte Ugent, 1984, 551. (Hierna: C. COPPENS, Het huwelijk ‘quoad vinculum’) 483 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven, supra vn. 471, 120.

Page 98: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  98

§1 OVERSPEL

264.   De echtgenoten maakten zich schuldig aan overspel bij niet-naleving van de

getrouwheidsplicht.484 Hoewel de getrouwheidsplicht aan beide echtgenoten werd opgelegd,

werd de vrouw op een dubbele wijze gediscrimineerd bij de niet-naleving ervan.485 De

getrouwheid van de gehuwde vrouw werd veel strenger beoordeeld dan de getrouwheid van

haar echtgenoot. De vrouw die overspel pleegde, werd veel zwaarder gestraft dan de

overspelige man.

265.   De eerste vorm van discriminatie bestond uit verschillende beoordelingscriteria

van overspel, naargelang dit door de man of door de vrouw gepleegd was. Om als negentiende-

eeuwse vrouw een echtscheiding te verkrijgen, moest het overspel van haar echtgenoot een

blijvend karakter vertonen en zich in de echtelijke woning afspelen.486 Het onderhouden van

een bijzit in de gemeenschappelijke woning, was dus een noodzakelijke voorwaarde voor

overspel als grond tot echtscheiding (art. 230 C.C.). Een eenmalig feit van overspel of een

bezoekje aan het ontuchthuis deed geen afbreuk aan de huwelijkswetgeving die de openbare

orde raakte. Ze waren slechts occasionele overspelige betrekkingen, onpersoonlijk qua relatie.

Ze rechtvaardigden dan ook geen eis tot echtscheiding.487 Het onderhouden van een bijzit

vereiste met andere woorden de continuïteit van een overspelige relatie: “Il faut une continué

de faits; le mari doit avoir tenu et établi sa concubine dans la maison commun.”488

266.   Bovendien werd niet elke minnares als een concubine beschouwd. Een

concubine stond nog een trapje hoger: “C’est celui qui, n‘étant pas mariée avec un homme, vit

avec lui comme si elle était sa femme.”489 Dat de bijzit effectief in de echtelijke woning woonde,

was geen vereiste.490 Het louter vestigen van een bijzit naast de echtgenote, volstond: “La

concubine soit établie à côté de la femme, que la rivale illégitime prenne la place qui est due à

l’épouse.”491 Niet de ontrouw op zich, maar de openlijke frivoliteit, stelde het overspel van de

man strafbaar en gaf de vrouw het recht om een echtscheiding te vorderen.

                                                                                                               484 Supra nr. 119. 485 Supra nr. 120. 486 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 22. 487 H. VANDENBERGHE, “Het concubinaat”, TPR 1975, 13. 488 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 294. 489 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 220, nr.180. 490 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 294. 491 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 221, nr.180.

Page 99: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 99

267.   Het hoeft geen betoog dat de vrouw vaak machteloos stond tegen haar ontrouwe

echtgenoot, omdat ‘gewoon’ overspel van de man geen grond tot echtscheiding was.492 De door

de vrouw ingestelde echtscheidingsvordering had slechts een kans op slagen wanneer het

overspel van haar echtgenoot aan de bijzondere voorwaarden voldeed.

268.   Het overspel van de vrouw was daarentegen altijd een reden tot echtscheiding.493

Of het nu binnen- of buitenhuis had plaatsgevonden, dat deed er niet toe, net als de frequentie

ervan. Het feit van overspel van de vrouw, onverschillig de omstandigheden en frequentie, was

voor de man een reden tot echtscheiding.494 De echtgenoot kon zonder meer scheiden van zijn

overspelige vrouw.495

269.   Niet alleen de Code Civil, maar ook de Code Pénal hanteerde een ongelijke

behandeling: overspelige vrouwen werden veel zwaarder gestraft dan overspelige mannen.496

Daar waar de ontrouw van de vrouw werd gestraft met een gevangenzetting van drie maanden

tot twee jaar, bestond de bestraffing van de overspelige man slechts uit een geldboete (art. 337

en 339 C.P.).497 Pas in 1974 werd de strafbepaling omtrent het overspel van de vrouw

gewijzigd: de gevangenisstraf werd in een geldboete omgezet.498 Door de wet van 20 mei 1987

werd het overspel als misdrijf afgeschaft.499

270.   Een laatste belangrijke ongelijkheid tussen man en vrouw die tot uitdrukking

kwam in de repressieve wetgeving van Napoleon was de volgende: een man die zijn overspelige

vrouw op heterdaad betrapte in de echtelijke woning, en haar daarom tijdens het plegen van het

delict vermoordde, kon vrijspraak krijgen. Deze in hartstocht gepleegde misdaad door de

bedrogen echtgenoot op zijn ‘schuldige’ echtgenote was immers verschoonbaar (art. 324,

tweede lid C.P). Voor de vrouwen bestond er geen vergelijkbare uitzondering in de wet.500

271.   Zoals vroeger eerder aangegeven, werd een legitimatie voor de ongelijke

bestraffing gegeven door Portalis.501 Het overspel van de vrouw werd als een groter kwaad

                                                                                                               492 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven, supra vn. 471. 493 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 285. 494 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 22. 495 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 23. 496 Supra nr. 121. 497 J. MONBALLYU, Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 54. 498 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2006, 120. 499 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2006, 119. 500 J.-A. ROGRON, Code Pénal expliqué par ses motifs, par des exemples, par la jurisprudence, Brussel, Adolphe Wahlen et Compagnie, 1838, 80-81. 501 Supra rn. 122.

Page 100: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  100

beschouwd dan het overspel van de man: “L’infidélité de la femme suppose plus de corruption,

et a des effets plus dangereux que l’infidélité du mari”.502 Haar overspel kon immers tot gevolg

hebben dat er buitenechtelijke kinderen in het huwelijk werden gebracht, en dit kon leiden tot

kroostverwarring.503 Verder werd het argument aangevoerd dat het verschil in behandeling van

de twee geslachten voortsproot uit de ‘natuur’ van het huwelijkscontract: “C‘est la différence

des obligations imposées aux deux sexes par la nature du contrat. L’adultère de la femme

dissout le mariage”.504

272.   Kortom, de wettelijke ongelijkheid tussen man en vrouw was een feit in zowel

de Code Civil van 1804 als in de Code Pénal van 1810: het overspel betekende voor de mannen

iets helemaal anders dan voor de vrouw.505 Aan de negentiende-eeuwse vrouw werd kuisheid

opgelegd terwijl er aan haar echtgenoot een grotere seksuele vrijheid gegeven werd.

§2 GEWELDDADEN, MISHANDELINGEN EN GROVE BELEDIGINGEN

273.   Artikel 231 C.C. bepaalde dat de echtscheiding ook mogelijk was op grond van

gewelddaden (‘excès’), mishandelingen (‘sévices’) en grove beledigingen (‘injures graves’)

van de ene echtgenoot ten opzichte van de andere echtgenoot (zie bijlage 9).

274.   Opmerkelijk hieromtrent waren de woorden van Cambacérès506 tijdens de

voorbereidende werken van de Code Civil (zie bijlage 10).507 Hij maakte deel uit van de Conseil

d’État waarin de wetsontwerpen voorbereid en besproken werden.508 Tijdens de zitting van 27

december 1801 was Cambacérès van mening dat de echtscheidingsgrond ‘gewelddaden en

mishandelingen’ uitsluitend aan de vrouw voorbehouden was. Als vergoeding daarvoor werd

‘grove beledigingen’ als reden tot echtscheiding toegekend aan de man. 509 De toekenning van

beide categorieën naar sekse ontstond wellicht uit de veronderstelling dat de man agressiever

was met daden en de vrouw met woorden.

                                                                                                               502 F. PORTALIS, Discours, rapports et travaux inédits sur le Code Civil, Parijs, Joubert, 1844, 204-205. 503 Supra nr. 122-123. 504 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 328, nr. 11. 505 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 23. 506 Supra nr. 186. 507 Procès-verbal de la séance du Conseil d’État du 6 Nivôse an X (17 décembre 1801). 508 R. LESAFFER, Inleiding tot de Europese rechtsgeschiedenis, Leuven, Leuven University Press, 2008, 376. 509 P. A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition de ce code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément de la législation civile de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article séparément, tous les passages du recueil qui s'y rattachent, IX, Parijs, Au Dépot, 1827, 372.

Page 101: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 101

A.   GEWELDDADEN EN MISHANDELINGEN

275.   Hoe dan ook, de begrippen gewelddaden en mishandelingen kregen door de

jaren heen verschillende omschrijvingen. Deze masterproef hanteert de definities van Beltjens.

Hij beschreef ‘gewelddaden’ als handelingen die het leven van de echtgenoot in gevaar

brachten.510 ‘Mishandelingen’ daarentegen hielden geen aanslag op het leven in.511 Zij werden

omschreven als volgt: “Les sévices sont des actes de cruauté, de mauvais traitement personnels,

des voies de fait.”512 Dit waren onder andere slagen en verwondingen met een voldoende graad

van ernst die het gemeenschappelijk leven onmogelijk maakten.513 Beide categorieën tastten de

fysieke integriteit van de echtgenoot aan: ‘la violence des corps’.514

B.   GROVE BELEDIGINGEN

276.   Grove beledigingen daarentegen hadden betrekking op de morele integriteit van

de echtgenoot:‘la violence des sentiments’.515 Het begrip ‘grove beledigingen’ werd zowel in

de rechtspraak als in de rechtsleer niet eenduidig gehanteerd. De kernvraag daarbij was of de

grove belediging, zoals zij in artikel 231 C.C. voorkwam, noodzakelijkerwijze een beledigend

inzicht veronderstelde of niet.516 Was er een reden tot echtscheiding als de ene echtgenoot zijn

andere echtgenoot beledigde zonder dat uitdrukkelijk te willen? Moest er in de eerste plaats

rekening gehouden te worden met het bedrieglijk inzicht, of moest men voornamelijk rekening

houden met de toegebrachte schade?

277.   In de rechtsleer kon men drie strekkingen onderscheiden. Een eerste school

pleitte voor de rechtstreekse subjectieve belediging: het beledigend inzicht vormde een

essentieel bestanddeel zonder welk een belediging nooit kon bestaan.517 Deze opvatting was

onderhevig aan kritiek. Heel wat echtscheidingsvorderingen zouden immers buiten het

toepassingsgebied van artikel 231 C.C. vallen. Ter illustratie: “De ontrouwe echtgenoot die een

losbandig leven leidt, zal eenvoudig inroepen dat hij handelt uit zwakheid, onder den drang

van zijn driften en er nooit aan gedacht heeft zijn wederhelft te beledigen, en de rechters zullen

                                                                                                               510 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 297. 511 F. LAURENT, Cours élémentaire de droit civil, I, Brussel, Bruylant-Christophe et Comp., 1887, 280. 512 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 297. 513 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven, supra vn. 471, 107. 514 J. G. LOCRÉ, “La législation civile, commerciale et criminelle de la France, ou Commentaire et complément des codes de français, V, Parijs, Treuttel et Wurtz, 1827, 329, nr. 12. (hierna : J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V) 515 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 329, nr. 12. 516 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 34. 517 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 35.

Page 102: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  102

zijn vrouw de toelating niet mogen geven de echtscheiding te doen uitspreken”.518 Uitgaande

van deze strekking, verkeerde de vrouw dan ook vaak in de onmogelijkheid om een

echtscheiding te verkrijgen. Heel wat vrouwen stonden machteloos tegen het wangedrag van

hun echtgenoot. Deze strekking kwam met andere woorden zeker de positie van de vrouw niet

ten goede.

278.   De tweede strekking was iets gematigder: wanneer één van de echtgenoten de

huwelijkse verplichtingen niet nakwam, werd de andere echtgenoot ipso facto beledigd, en

werd het beledigend inzicht ‘verondersteld’.519 Deze visie kaderde binnen het concept van de

‘divorce sanction’: de echtscheiding werd beschouwd als een burgerrechtelijke sanctie naar

aanleiding van de ernstige schending van een huwelijksplicht door één van de echtgenoten.520

Bijgevolg, kon de ontrouw van de man beschouwd worden als een schending van de

huwelijksplicht en dus ook als een grove belediging. Het was dan ook niet verwonderlijk dat

François Laurent tot de voorstanders van deze theorie gerekend kon worden.521

279.   Een derde school ging nog verder. Het begrip ‘grove beledigingen’ moest hierbij

heel breed opgevat worden: “Telkens wetens en willens (d.i. nog niet opzettelijk) een daad

wordt gesteld die, zonder het uitoefenen van een recht, de rechten van de andere echtgenoot

schaadt, zal een grove belediging voorhanden zijn”.522 Deze strekking vereiste geen

overtreding van een huwelijksplicht of een bedrieglijk inzicht. Zodra het materieel feit werd

vastgesteld, volgde automatisch de echtscheiding.523 Mondelinge openbare beledigingen tijdens

een woordenwisseling tussen de echtgenoten, zouden zo voldoende zijn om de echtscheiding

aan te vragen.

280.   Niet alleen de rechtsleer, maar ook de rechtspraak gaf geen eenduidig antwoord.

De rechters hielden over het algemeen wel rekening met alle omstandigheden bij de beoordeling

van het beledigend karakter van een bepaalde daad. 524 De sociale rang van de partijen, de

levenswijze, de duur van het huwelijk, het bestaan van kinderen, enz. speelden allemaal een

rol. In bepaalde kringen kon een oorveeg door de beugel, in andere kringen was dit uit den boze.

                                                                                                               518 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 35. 519 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 35. 520 D. PIGNOLET, “Echtscheiding op grond van grove beledigingen”, Jura Falc. 1996, 63. 521 Infra nr. 327. 522  G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 36.  523 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 37.  524 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 44.

Page 103: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 103

281.   Omwille van de extensieve interpretatie door de rechtsleer en rechtspraak, werd

de echtscheidingsgrond ‘grove beledigingen’ herleid tot een ‘open echtscheidingscateogrie’

waar heel wat gevallen onder vielen.525 Zodra er sprake was van een ernstig moreel lijden dat

het gemeenschappelijk leven tussen de echtgenoten onmogelijk maakte, kon de echtscheiding

uitgesproken worden.526

282.   Voorbeelden van echtscheidingsvorderingen toegekend aan de vrouw op grond

van grove beledigingen waren onder meer: de man die zich met zijn minnares in het theater en

de straten vertoonde527; de man die een relatie met de dienstmeid had, en daarbij toeliet dat deze

huishoudster zijn vrouw beledigde en beconcurreerde528; de man die zijn woonplaats

veranderde enkel en alleen om zijn vrouw te tergen529; de man die een relatie had met zijn nicht

en, ondanks de smeekbeden van zijn vrouw, weigerde deze buitenechtelijke relatie stop te zetten

en het voornemen te kennen gaf zijn nicht bij hem te laten inwonen530.

283.   De rechtspraak heeft met andere woorden de term ‘grove beledigingen’ in de

meest ruime zin van het woord geïnterpreteerd.531 Op die manier kon het overspel van de man

– zonder dat er sprake was concubinaat in de echtelijke woning – gekwalificeerd worden als

een grove belediging en een echtscheidingsgrond vormen. Deze betekenisverruiming stemde

niet overeen met de geest van de echtscheidingswet. Meer nog, volgens sommige auteurs bracht

het een ‘zedelijke ontreddering’ met zich mee: “Uit deze essentiële vaststelling blijkt immers

dat de rechtspraak, met een al te ruime en naar verderf leidende interpretatie van ‘de belediging

van erge aard’, niet alleen overwegend de verantwoordelijkheid draagt van de zedelijke

ontreddering waaraan het huwelijk door de bindende kracht van de echtscheidingsmisbruiken

is blootgesteld, maar ook dat zij daardoor het inzicht van den wetgever heeft miskend”.532

                                                                                                               525 D. PIGNOLET, “Echtscheiding op grond van grove beledigingen”, Jura Falc. 1996, 63. 526 G. BELTJENS, Encyclopédie du droit civil Belge, supra vn. 239, 300. 527 Brussel 10 maart 1888, Pas. 1888, III, 175. 528 Gent 23 mei 1891, Pand.pér. 1891, 557. 529 Brussel 25 januari 1917, JT 1907, 328. 530 Gent 30 maart 1855, Pas. 1855, II, 324. 531 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 27, nr. 11. 532 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, X.

Page 104: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  104

§3 VEROORDELING TOT EEN INFAMERENDE STRAF

284.   De veroordeling van één van de echtgenoten tot een infamerende straf was voor

de andere echtgenoot een reden tot echtscheiding (art. 232 C.C.). In de Conseil d’État werd

deze echtscheidingsgrond opnieuw merkwaardig gemotiveerd.533 Wanneer men een echtgenoot

zou dwingen om samen te leven met een veroordeelde, dan verenigde men als het ware een

levend lichaam met een lijk: “c’est vouloir réunir un cadavre à un corps vivant”.534 De

echtscheidingsvordering werd beschouwd als een verlossing voor de echtgenoot voor wie het

leven een kwelling was geworden door het samenleven met een veroordeelde.535

                                                                                                               533 Procès-verbal de la séance du Conseil d’État du 24 Vendémiaire an X (16 octobre 1801). 534 P. A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition de ce code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément de la législation civile de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article séparément, tous les passages du recueil qui s'y rattachent, V, Parijs, Au Dépot, 1827, 97 en 300. 535 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 114, nr. 16.

Page 105: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 105

1.3. ECHTSCHEIDING DOOR WEDERZIJDSE TOESTEMMING

285.   In de Conseil d’État werd er veel gediscussieerd over het al dan niet behouden

van de echtscheiding door wederzijdse toestemming.536 Mede door de druk en de persoonlijke

betrokkenheid van Napoleon, werd uiteindelijk gekozen om de echtscheiding door onderlinge

toestemming in de Code Civil te behouden (art. 233 C.C.).

§1 RATIO

286.   De echtscheiding door onderlinge toestemming was in se tegenstrijdig met het

idee dat het huwelijk een eeuwigdurend contract was.537 Tijdens de voorbereidende werken van

de Code Civil benadrukten de leden van de Conseil d’État, waaronder Portalis, meermaals dat

het huwelijk niet beschouwd kon worden als een normaal contract: “le mariage n’est pas un

contrat ordinaire qui se dissout par le concours de volonté, comme il se forme par le concours

de volonté”.538 De meerderheid was dan ook van mening dat het huwelijk niet ontbonden kon

worden door wederzijdse toestemming.

287.   Tijdens de zitting van de Conseil d’État op 6 oktober 1801 vroeg

Napoleon Bonaparte rechtstreeks aan zijn leden of de echtscheiding door wederzijdse

toestemming aanvaardbaar was.539 Op deze vraag antwoordde Bigot de Préamenu, één van de

opstellers van de Code Civil en afkomstig uit de Noord-Franse coutume-traditie, dat deze

echtscheidingsvorm verwerpelijk en ontoelaatbaar was. De eerste consul antwoordde daarop:

“Le mariage été formé sous l’autorisation des familles, on pourrait exiger cette même

autorisation pour le dissoudre par le consentement mutuel… Cette condition du consentement

de la famille serait une garantie que le mariage ne serait dissous que pour des causes graves

et réelles.”540

288.   Napoleon stak het niet onder stoelen of banken dat hij voorstander was van de

echtscheiding door wederzijdse toestemming.541 Volgens hem moest de wetgever een middel

                                                                                                               536 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 311, nr. 273. 537 Supra nr. 254. 538 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 311, nr. 273. En J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 49 en 100. 539 Procès-verbal de la séance du Conseil d’État du 24 Vendémiaire an X (16 octobre 1801). 540 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 65. 541 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 4.

Page 106: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  106

in het leven roepen om de huwelijksband te doorbreken zonder dat er één of ander schande

teweeg werd gebracht: “Il s‘agissait de trouver un mode et des forme qui conciliassent l‘usage

du divorce avec le juste désir d’éviter le scandale. C’est donc dans ces vues qu’on a proposé le

consentement mutuel.”542 Na lang aandringen (en hoe kon het ook anders), haalde de keizer

zijn slag thuis: de echtscheiding door onderlinge toestemming werd opgenomen in de Code

Civil, en dit geheel strijdig met de geest van de wet.

289.   Wanneer een echtgenoot zich bijvoorbeeld schuldig maakte aan overspel en de

echtscheiding wegens bepaalde feiten gevorderd werd, dan werd de eer en goede naam van de

familie door het slijk gehaald en aangetast. Napoleon wou dit scenario vermijden. “L‘emploi

du consentement mutuel a des avantages réels sur les autres moyens: il évite le scandale”,

luidde de officiële reden en die dook telkens op als argument in de voorbereidende werken.543

290.   De officiële reden, ‘het vermijden van schandalen’, werd echter als dekmantel

door Napoleon gebruikt. Napoleon wou de huwelijksband met zijn echtgenote kunnen

verbreken als zij kinderloos bleef. Het hoeft weinig betoog dat Franse keizer vurig verlangde

naar het stichten van een dynastie en een troonopvolger van zijn eigen bloed. Als hij hier niet

in slaagde, kwam de toekomst van zijn keizerrijk in gevaar. Kortom, de persoonlijke en

staatkundige belangen van een keizer zonder zoon drukten hun stempel op de

echtscheidingswetgeving.

§2 VOORWAARDEN, PROCEDURE EN GEVOLGEN

291.   De hoofdmoot van de echtscheidingsregeling betrof de procedure, die uiterst

nauwkeurig geregeld was.544 Zonder gedetailleerd op de voorwaarden, procedure en gevolgen

in te gaan, wil ik wel de – mijns inziens – voornaamste aspecten ervan behandelen die van

belang zijn voor de positie van de vrouw.

292.   Slechts in uitzonderlijke gevallen en om ernstige en reële redenen, mocht van de

echtscheiding door wederzijdse toestemming gebruik gemaakt worden.545 Een gril, een walging

                                                                                                               542 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 207. 543 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 283. 544 C. COPPENS, Het huwelijk ‘quoad vinculum’, supra vn. 482, 558. 545 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 65.

Page 107: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 107

of een wispelturigheid werden niet aanvaard als een reden tot echtscheiding.546 De

echtscheidingsvordering moest wel degelijk een voldoende graad van ernst hebben die het

gemeenschappelijk leven onmogelijk maakte. Louter de wederzijdse toestemming was niet

voldoende.547

293.   Bovendien moesten er heel wat voorwaarden vervuld zijn om de echtscheiding

door onderlinge toestemming te bekomen. Zo moest de echtgenoot in kwestie minstens 25 jaar

oud zijn, en zijn vrouw minstens 21 jaar oud (art. 275 C.C.). Waarom mochten de echtgenoten

geen echtscheiding bekomen voor het bereiken van deze leeftijd? Volgens de opstellers moest

het jonge bruidspaar de tijd krijgen om elkaar te leren kennen en aan te voelen.548 Bovendien

wou de wetgever uitsluiten dat de echtscheidingsvordering van de jonggehuwden geen gevolg

was van de ‘lichtzinnigheid van hun leeftijd’.549

294.   Daarnaast mocht de vrouw ook niet ouder zijn dan 45 jaar (art. 277). De reden

hiervoor was opmerkelijk en niet bepaald feministisch: een vrouw boven de 45 bevond zich in

de ‘herfst’ van haar leven en had al haar charme verloren. Het werd de gehuwde vrouw

aangeraden om de standvastigheid van haar huwelijk niet te verwerpen. De opstellers meenden

dat de situatie van de vrouw er niet beter op kon worden gezien zij op de leeftijd van 45 haar

pluimen verloren had, ook al ging zij gebukt onder het juk van een slecht huwelijk. 550

295.   Daarnaast bepaalde de wet dat de echtgenoten geen echtscheiding op grond van

onderlinge toestemming konden bekomen binnen de twee jaar na de voltrekking van het

huwelijk (art. 276 C.C.). Ook na het twintigjarige jubileum, was de echtscheiding niet meer

toegelaten (artikel 277 C.C.).551 De specifieke ratio legis luidde als volgt: “La longue et paisible

cohabitation des époux atteste la compatibilité de leurs caractères.”552 Het feit dat de

echtgenoten al die tijd vreedzaam hadden kunnen samenleven, bewees de verenigbaarheid van

hun karakters.

296.   Tot slot werd de machtiging vereist van alle vaders en moeders, of andere

antecedenten, van zowel de familie van vrouw als de familie van de man (art. 278 C.C.). De

                                                                                                               546 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 79 en 377. 547 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 69. 548 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 303. 549 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 303. 550 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 388. 551 M. VAN DER BURG, “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het kleine vaderland”, Historica 2009, 23. 552 J. G. LOCRÉ, La législation civile, commerciale et criminelle de la France, V, supra vn. 514, 303.

Page 108: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  108

fictie dat het de partners ‘zelf’ waren die hun toestemming gaven in de echtscheiding werd

hierdoor sterk ondergraven.553 De antecedenten vervulden immers de beslissende rol of de

echtscheiding al dan niet kon doorgaan.

297.   Verder kende de strenge echtscheidingsprocedure een lang en kostelijk verloop,

en werden de echtgenoten onderworpen aan talloze verzoeningspogingen.554 De maatregelen

waren vooral gericht op het ontmoedigen van het initiatief, of het aanmoedigen van de

stopzetting van de procedure.555

298.   Een gevolg dat eigen was aan de echtscheiding bij onderlinge toestemming was

het volgende: geen van beide echtgenoten mocht hertrouwen binnen de drie jaar na de uitspraak

van de echtscheiding (art. 297 C.C.). In tegenstelling tot de echtscheiding wegens bepaalde

feiten, waar de man onmiddellijk kon hertrouwen en de vrouw niet,556 werd er geen

onderscheid gemaakt tussen de echtgenoten bij de echtscheiding op grond van onderlinge

toestemming: het verbod gold zowel voor de vrouw als de man.

299.   Tot slot was het niet toegelaten dat de ex-echtgenoten met elkaar hertrouwden,

ongeacht de echtscheidingsvorm. De reden hiervoor was dat men elke kans op lichtzinnige

procedures trachtte te vermijden.557 De napoleontische wetgever beoogde met andere woorden

het aantal echtsscheidingen tot een minimum te beperken.558 Zoals reeds eerder aangehaald,

werd het door de wetgever nagestreefde doel niet bereikt.559

 

                                                                                                               553 C. COPPENS, Het huwelijk ‘quoad vinculum’, supra vn. 482, 553. En F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 4. 554 A. RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven, supra vn. 471, 118-119. 555 C. COPPENS, Het huwelijk ‘quoad vinculum’, supra vn. 482, 553. 556 Supra nr. 262. 557 C. COPPENS, Het huwelijk ‘quoad vinculum’, supra vn. 482, 555. 558 A. DE PINTO, Handleiding tot het burgerlijk wetboek, II, ’s Gravenhage, J. Belifante, 1840, 100. 559 Supra nr. 256.

Page 109: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 109

2.   HET ONTWERP LAURENT

   2.1. INLEIDING

300.   De man en vrouw waren één in het huwelijk, ze vormden meer bepaald een union

des âmes, een samensmelting van de zielen.560 Helaas is de mens onvolmaakt, bijgevolg zijn

relaties dat ook, vandaar dat de union des âmes stuk kon gaan. De onontbindbaarheid van het

huwelijk, dat als ideaal beschouwd werd door de napoleontische wetgever, was dan ook een

fictie volgens Laurent.561

301.   Wanneer de affectie tussen de echtgenoten vervangen werd door wederzijdse

haat manifesteerde zich een morele scheiding tussen de echtgenoten. Deze morele scheiding

diende enkel nog wettelijk bekrachtigd te worden, d.w.z. door de echtscheiding.562 Die

echtscheiding mocht dan ook niet beschouwd worden als de oorzaak van de

huwelijksverbreking, maar als een loutere vaststelling van de breuk tussen de echtgenoten.563

302.   Het vervullen van de huwelijksplichten was, volgens Laurent, de essentie van

het huwelijk: “L’unité des sentiments qui fait l’essence du mariage, se manifeste par des

devoirs que la législateur a consacrés et qui sont devenus par là des obligations juridiques.”564

Wanneer één van de echtgenoten deze plichten miskende, was de eenheid verstoord, en

beantwoordde het huwelijk niet meer aan het doel dat de echtgenoten voor ogen hadden bij het

aangaan van het huwelijk.565 In dat geval moesten de echtgenoten de toestemming krijgen om

de huwelijksband te verbreken, zodat ze een nieuw huwelijk konden aangaan dat wél

beantwoordde aan het doel van het huwelijk.566

303.   Om deze redenen voorzag het voorontwerp in een allesomvattende

echtscheidingswetgeving, maar met die nuance dat het niet langer voorzag in de

echtscheidingsprocedure.567 Hiervoor verwees Laurent naar het Gerechtelijk Wetboek.

                                                                                                               560 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 209, nr. 171. 561 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 210, nr. 171. 562 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 216, nr. 176. 563 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 211, nr. 172. 564 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 215, nr. 176. 565 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 215, nr. 176. 566 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 212, nr. 174. 567 Zie daarover meer in hoofdstuk 2.3.: verwerping van echtscheiding door wederzijdse toestemming (nr. 336-343).

Page 110: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  110

304.   In tegenstelling tot de Code Civil, voorzag het voorontwerp niet in de

echtscheiding op grond van wederzijdse toestemming. Laurents pleidooi voor de afschaffing

van de echtscheiding op grond van wederzijdse toestemming wordt onder de loep genomen in

hoofdstuk 2.3.

305.   Bijgevolg was de echtscheiding enkel mogelijk wegens bepaalde feiten:

“L’avant-projet pose d’abord le principe que le divorce ne peut avoir lieu que pour les causes

déterminées, admises par loi.”568 Hierop zal in hoofdstuk 2.2. worden ingegaan, dat

onderverdeeld is in drie afdelingen: 1) het overspel, 2) gewelddaden, mishandelingen en grove

beledigingen en 3) kwaadwillige of vrijwillige verlating.

306.   Slechts enkele capita selecta maken het voorwerp uit van deze masterproef. Een

grondige bespreking van de scheiding van tafel en bed valt dan ook niet binnen het bestek van

deze masterproef. Het zou ons te ver leiden om de complexe regels van het voorontwerp neer

te pennen. De focus ligt immers op de positie van de vrouw, en niet op de

echtscheidingswetgeving tout court. Wel dient er opgemerkt te worden dat Laurent in feite

helemaal geen voorstander was tot behoud van de scheiding van tafel en bed in zijn

voorontwerp omdat het aantal scheidingen zeer beperkt was gebleven: slechts 35 in de periode

van 1861 tot en met 1876.569 Waarom voorzag het voorontwerp alsnog in een systeem van

scheiding van tafel en bed? Laurent wilde hiermee tegemoetkomen aan de wensen van de Kerk.

307.   Tot slot voorzag het voorontwerp in de mogelijkheid tot een feitelijke scheiding.

De feitelijke scheiding ontbond het huwelijk niet, maar was enkel een toestemming tot

afzonderlijk wonen. Gezien de feitelijke scheiding nooit eerder gezien was in het Belgisch

familierecht, leek het mij opportuun daar dieper op in te gaan. Hoofdstuk 2.4. bespreekt de

grondbeginselen van de feitelijke scheiding.

                                                                                                               568 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 20, nr. 1. 569 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 176, nr. 5.

Page 111: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 111

2.2. ECHTSCHEIDING WEGENS BEPAALDE FEITEN

308.   Het voorontwerp behandelde de echtscheiding wegens bepaalde feiten

besproken in artikel 228 O.L. Daar waar de echtscheidingsgronden zich in de Code Civil over

verschillende artikelen uitstrekten, werden ze in het Avant-projet tot één alles allesomvattende

bepaling teruggebracht (zie bijlage 11). De echtscheiding kon slechts bekomen worden wanneer

er een door de wet bepaalde oorzaak bewezen was: 1) overspel, 2) gewelddaden,

mishandelingen en grove belediging en 3) vrijwillige of kwaadwillige verlating van de ene

echtgenoot door de andere.570

309.   Artikel 228 van het voorontwerp was dus een gedeeltelijke overname van de

artikelen 229-234 van de Code Civil: niet alleen overspel maar ook gewelddaden,

mishandelingen en grove beledigingen werden als echtscheidingsgronden behouden. De

veroordeling tot een infamerende straf werd daarentegen niet opgenomen als oorzaak tot

echtscheiding. Nieuw in het voorontwerp was de ‘vrijwillige of kwaadwillige verlating’.

310.   Net als bij de Code Civil, stond ook in het voorontwerp – naar mijn mening – de

‘schuldvraag’ centraal. Zo waren overspel, gewelddaden, mishandelingen, grove beledigingen

en kwaadwillige verlating ontegensprekelijk ‘schuldgronden’. Afhankelijk van de concrete

omstandigheden, kon daarentegen de vrijwillige verlating eventueel wel beschouwd worden als

een schuldloze echtscheidingsgrond.

311.   Krankzinnigheid, waaraan de echtgenoot zelf geen schuld had, werd uitgesloten

als reden tot echtscheiding. Wanneer iemand een echtscheiding instelde tegen de krankzinnige

echtgenoot, kwam deze zijn of haar hulp- en bijstandsverplichting niet na.571 Zoals reeds eerder

aangehaald, waren de echtgenoten op grond van artikel 212 van het voorontwerp gehouden tot

wederzijdse getrouwheid, ‘hulp en bijstand. Wanneer één van de echtgenoten getroffen werd

door een vlaag van verstandsverbijstering, mocht de andere echtgenoot zijn geesteszieke

partner niet verlaten. ‘In goede en kwade dagen, in ziekte en gezondheid’ zwoeren ze voor het

altaar. Wanneer de ziekte toesloeg bij de ene echtgenoot, moest de andere echtgenoot blijk

geven van zijn affectie aan ‘celui ou celle qui ne forme avec lui qu’un âme’.572

                                                                                                               570 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 20, nr. 1. 571 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 31, nr. 16. 572 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 17, nr. 4.  

Page 112: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  112

312.   Ook een misdrijf door de ene echtgenoot gepleegd, mocht geen reden tot

echtscheiding vormen voor de andere echtgenoot.573 Wanneer de veroordeelde zijn straf

onderging, was er uiteraard tijdelijk geen gemeenschappelijk leven meer mogelijk. Laurent

meende echter dat de thuisblijvende echtgenoot de veroordeelde echtgenoot niet mocht

verstoten ‘zoals een melaatse’.574 Integendeel, wanneer de ene echtgenoot een misstap begin,

moest de andere echtgenoot hem of haar de hand reiken.575 Je bleef dus echtgenoot in goede en

kwade dagen, in voor- en tegenspoed.

313.   In tegenstelling tot de Code Civil werd de veroordeling tot een infamerende straf

als oorzaak tot echtscheiding niet behouden in het voorontwerp. Volgens Laurent was deze

echtscheidingsgrond niet in harmonie met de Code Pénal.576 De infamie was immers niet meer

wettelijk verankerd in onze strafwet: “Le carcan (schandpaal), le bannissement (verbanning)

et la dégradation civique n’existent plus dans le Code Pénal belge.577

314.   In de Code Civil werd het recht om te hertrouwen enkel toegekend aan de uit de

echt gescheiden man.578 Laurent had er het raden naar waarom de vrouw niet, maar haar

voormalige partner wel mocht hertrouwen.579 Hij streefde naar gelijkheid tussen de echtgenoten

en meende dan ook dat de vrouw, net zoals de man, het recht had om te hertrouwen. Meer nog,

het voorontwerp bepaalde dat de gescheiden echtgenoten het recht hadden om opnieuw met

elkaar in het huwelijksbootje te stappen (art. 242 O.L.).580 In plaats van de hereniging tussen de

gescheiden echtgenoten te verhinderen, moest de wetgever die bevorderen.581

315.   Tot slot stelde Laurent dat het onlogisch was dat de echtscheidingsprocedure

geregeld was in Code Civil.582 Het Burgerlijk Wetboek was immers niet formeelrechtelijk, maar

wel materieelrechtelijk van aard. De formele procesvereisten, zowel de algemene als de

bijzondere, lagen al vervat in het Gerechtelijk Wetboek. Waarom voorzag het Burgerlijk

Wetboek van 1804 dan toch nog in aparte procedureregels? Zoals vroeger aangehaald, hield de

napoleontische wetgever niet van de echtscheiding: zij werd beschouwd als een redmiddel dat

                                                                                                               573 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 20, nr. 1. 574 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 20, nr. 1. 575 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 236, nr. 197. 576 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 236, nr. 197. 577 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 20, nr. 1. 578 Supra nr. 162. 579 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 333, nr. 290. 580 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 48, nr. 1. 581 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 48, nr. 1 582 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 36.

Page 113: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 113

enkel in uiterste nood aangewend mocht worden.583 Het doel van de in het Burgerlijk Wetboek

vervatte echtscheidingsprocedure was dan ook om de echtscheidingen tot een minimum te

beperken: die procedure was een stuk strenger dan die van het Gerechtelijk Wetboek.584

316.   Wat volgt, is een bespreking van de echtscheiding wegens bepaalde feiten zoals

bepaald in artikel 228 van het voorontwerp: 1) overspel, 2) gewelddaden, mishandelingen en

grove beledigingen en 3) de vrijwillige of kwaadwillige verlating.

§1 OVERSPEL

317.   Laurent omschreef overspel als de ergste schending van de huwelijksplichten en

werd dan ook als echtscheidingsgrond in het voorontwerp behouden,585 met die nuance dat er

geen discriminatie meer was tussen het overspel van de vrouw en dat van de man.586 Strevend

naar gelijkheid tussen de echtgenoten, verwierp hij het onderscheid tussen het overspel van de

vrouw en onderhoud van een bijzit in de gemeenschappelijke woning door de man inzake

gronden tot echtscheiding.

318.   De getrouwheidsplicht zoals omschreven in artikel 212 C.C. luidde als volgt:

“Les époux se doivent mutuellement fidélité.”. 587 De letter van de wet legde een identieke

verplichting op aan zowel de man als de vrouw. Laurent, aanhanger van de exegese, stelde zich

de vraag waarom er vervolgens een onderscheid werd gemaakt tussen de twee geslachten. In

de voorbereidende werken, verantwoordde de Conseil d’État dat het verschil in behandeling

voortsproot uit de ‘natuur van het huwelijkscontract’.588 Volgens Laurent was er geen touw aan

vast te knopen: “Je ne comprends pas comment la nature du contrat entraîne des obligations

différents pour les époux en ce qui concerne la fidélité.”589 De getrouwheidsplicht was eigen

aan de natuur van het huwelijk, en die was identiek voor beide geslachten.

319.   Het pleidooi van de Conseil d’État omtrent de ongelijke behandeling tussen het

overspel van de man en dat van de vrouw werd afgesloten als volgt: “L’adultère de la femme

                                                                                                               583 Supra nr. 255 584 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 264, nr. 221. 585 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 21, nr. 3. 586 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 22, nr. 3. 587 Art. 212 C.C. = art. 208 O.L. 588 Supra nr. 271. 589 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 22, nr. 3.  

Page 114: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  114

dissout le mariage”.590 Volgens Laurent was dit zonder meer ook het geval bij het overspel van

de man. De huwelijksband werd zowel door het ontrouw van de man als door het ontrouw van

de vrouw verbroken.591

320.   Dat de getrouwheid van de man niet hetzelfde inhield als die van de vrouw, was

een immorele bepaling volgens Laurent. Behalve het concubinaat in de echtelijke woningen,

werden alle andere vormen van overspel gepleegd door de man, aanvaard. Dit zette de deur

open tot zedelijk verval van de samenleving.592 De wetgever kon dan evengoed het volgende

zeggen aan de heer des huizes: “Je vous impose le devoir de fidélité, mais il ne faut pas prendre

cela au sérieux. Vous êtes libre de violer votre devoir tant qu’il vous plaira, à condition que

vous ne teniez pas votre concubine dans la maison commune”.593 Dit was de morele les die de

Code Civil meedeelde aan de gehuwde man.594 Laurent kwam uiteindelijk bij de volgende

slotsom: “L’adultère devient un droit pour le mari.”595

321.   Kortom, in het voorontwerp werd het overspel van de vrouw op dezelfde wijze

behandeld als het overspel van de man. In tegenstelling tot de Code Civil, werd de kuisheid niet

enkel aan de vrouw maar ook aan de man opgelegd. Zodra één van de echtgenoten zich schuldig

maakte aan overspel, werd de gehoorzaamheidsplicht geschonden en was er een wettelijke

reden tot echtscheiding. Het hoeft weinig betoog dat de regeling van Laurent de

vrouwenbelangen behartigde: ongelijkheid werd vervangen door gelijkheid.

§2 GEWELDDADEN, MISHANDELINGEN EN GROVE BELEDIGINGEN

322.   Net als in de Code Civil, werd er in het voorontwerp bepaald dat echtscheiding

mogelijk was wanneer één van de echtgenoten zich schuldig maakte aan gewelddaden,

mishandelingen en grove beledigingen. Daar waar Laurent bladzijden lang wijdde aan het

overspel in de beschouwingen van zijn voorontwerp, besteedde hij slechts enkele zinnen aan

‘gewelddaden, mishandelingen en grove belediging’ als reden tot echtscheiding. De

onderstaande overwegingen van Laurent hieromtrent komen dan ook vooral uit zijn werk

Principes de droit civil.

                                                                                                               590 Supra nr. 271. 591 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 22, nr. 3. 592 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 24, nr. 5. 593 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 23, nr. 4. 594 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 23, nr. 4. 595 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 399, nr. 346.

Page 115: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 115

A.   GEWELDDADEN EN MISHANDELINGEN

323.   Laurent vond het begrip ‘gewelddaden’ een heel vaag begrip.596 Voor de

betekenis en invulling ervan greep hij terug naar de voorbereidende werken van de Code Civil,

waar het artikel aanvankelijk als volgt werd voorgesteld: “L’attentat de l’un des époux à la vie

de l’autre”. Uiteindelijk werd het begrip attentat vervangen door excès, maar het drukte nog

steeds hetzelfde idee uit: een gewelddaad hield een aanslag op het leven van de echtgenoot

in.597 Zoals vermeld, werd deze opvatting ook door Beltjens betaamd.598

324.   De term ‘mishandelingen’ veronderstelde een zekere wreedheid. In tegenstelling

tot de ‘gewelddaden’, werd het leven hier niet in gevaar gebracht. “Ce sont donc de mauvais

traitements, de coups et blessures”, aldus Laurent.599

325.   Tot slot nam Laurent aan dat een eenmalige gewelddaad of mishandeling

voldoende kon zijn om de echtscheiding uit te spreken. Wanneer een echtgenoot bijvoorbeeld

zijn vrouw sloeg, dan was dit een uiting van haatgevoelens. Van liefdevolle gevoelens was er

in dat geval geen sprake meer, maar wel van een ‘rupture des âmes’.600 Wanneer de affectie

vervangen was door haat, en de zielenverbintenis verbroken was, bood de echtscheiding een

uitweg.

B.   GROVE BELEDIGINGEN

326.   Zoals eerder aangehaald, werd de echtscheidingsgrond ‘grove beledigingen’ een

‘open echtscheidingscategorie’ doorheen de negentiende eeuw. Zodoende kon het overspel van

de man, zonder dat er sprake was van concubinaat in de echtelijke woning, gekwalificeerd

worden als een grove belediging die een echtscheidingsrond vormde.601 Deze extensieve

interpretatie stemde niet overeen met de geest van de wet. Dit probleem stelde zich niet in het

voorontwerp: het overspel vormde een echtscheidingsgrond op zich en kon aldus niet meer als

grove belediging bestempeld worden.602

                                                                                                               596 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 223, nr. 186. 597 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 223, nr. 186. 598 Supra nr. 275 599 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 223, nr. 187. 600 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 223, nr. 187. 601 Supra nr. 32-34. 602 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 11.  

Page 116: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  116

327.   Zoals ook al eerder aangegeven, kunnen we de rechtsleer met betrekking tot de

invulling van het begrip ‘grove belediging’ in drie grote strekkingen onderverdelen.603 Laurent

was een aanhanger van de tweede school. Die vond dat er sprake was van een grove belediging

als één van de echtgenoten de huwelijkse verplichtingen niet nakwam.604 Wanneer de man

bijvoorbeeld weigerde zijn echtgenoot te ontvangen, en dus zijn huwelijksplicht niet nakwam,

dan werd het beledigd inzicht ‘verondersteld’.605

328.   Volgens Laurent moest de rechter in kwestie wel telkens rekening houden met

de concrete omstandigheden om uit te maken of er al dan niet sprake was van een grove

belediging. De rechtbanken maakten daarbij een onderscheid tussen de sociale rangen.606 Daar

waar in bepaalde kringen zoals ‘les gens du bas peuple’ een oorveeg getolereerd werd, was dit

in andere kringen totaal niet acceptabel. Laurent verzette zich met hand en tand tegen dit

onderscheid: “Ce n’est pas la position sociale que le juge doit prendre en considération. C’est

l’éducation, ces sont les habitudes, les sentiments des parties qui sont en cause.”607 Waarom

zou een echtgenoot uit de arbeidersklasse niet zijn hart op de juiste plaats hebben? Daarbij

stelde Laurent dat de sociale standen niet meer van die tijd waren: “La distinction vient de

l’ancien droit. Notre état social n’est plus celui du vieux régime”, aldus Laurent.608

§3 VRIJWILLIGE EN KWAADWILLIGE VERLATING

329.   De vrijwillige en kwaadwillige verlating was een ‘nieuwe’ echtscheidingsgrond

in het voorontwerp. De verlating hield een inbreuk in op de samenwoningsplicht.609 Hij maakte

hierbij een onderscheid tussen enerzijds de vrijwillige en anderzijds de kwaadwillige verlating.

330.   De ‘vrijwillige’ verlating was geen verlating in de wettelijke zin van het woord.

De echtgenoot die afwezig was, had niet de bedoeling om de andere echtgenoot te verlaten. De

afwezigheid had in dit geval een nuttige beweegreden of een goedkeuring verkregen. Wanneer

de afwezigheid aanhield, bracht dit een breuk van het gemeenschappelijk leven met zich mee.

De afwezige echtgenoot had geen recht om een einde te maken aan het gemeenschappelijk

                                                                                                               603 Supra nr. 277-280. 604 G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, 35-36. 605 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 232, nr. 195. 606 Supra nr. 280 607 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 231, nr. 194 608 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 231, nr. 194 609 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 28, nr. 12.  

Page 117: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 117

leven, enkel de rechter kon dit: “La vie commune ne pouvant cesser que par une sentence du

juge.”610

331.   Er was sprake van ‘kwaadwillige’ verlating wanneer de echtgenoot de echtelijke

woning verliet omdat hij niet meer wou samenwonen met de andere echtgenoot, en dus zijn of

haar huwelijkse taken niet meer wou vervullen.611 Als dat de man was, dan wou hij met andere

woorden zijn vrouw niet ontvangen, niet beschermen en haar geen hulp of bijstand verlenen.

Als dat de vrouw was, dan wou zij niet meer samenwonen met haar man of hem volgen.

Praktisch alle huwelijksverplichtingen werden geschonden in geval van kwaadwillige verlating.

“Le lien conjugale est rompu; c’est dire qu’il y a une cause légitime de divorce.” 612

332.   Was het vereist dat de afwezigheid verschillende jaren aanhield? Volgens

Laurent was dit een feitelijke vraag waarbij er rekening gehouden moest worden met alle

omstandigheden en dan ook aan de appreciatie van de rechter overgelaten worden.613

333.   Ook de echtscheidingswet van 20 september 1792 beschouwde de verlating als

een wettelijke oorzaak. In de Code Civil werd deze echtscheidingsgrond niet behouden. De

rechtspraak loste dit op door een verlating in bepaalde omstandigheden te kwalificeren als een

grove belediging.614 Volgens Laurent leidde deze extensieve interpretatie tot complicaties.

334.   Ter illustratie haalde Laurent een arrest van het Hof van Beroep van Brussel

aan.615 De feiten die aanleiding gaven tot het arrest waren de volgende: een gehuwde man had

zijn echtelijke woning verlaten zonder zijn echtgenote te waarschuwen. Vervolgens vertrok hij

naar de Verenigde Staten waar hij vier jaar verbleef. Tijdens zijn afwezigheid bracht hij zijn

vrouw nergens van op de hoogte. De rechter in kwestie oordeelde dat er geen sprake was van

een grove belediging, met als gevolg dat de vrouw geen echtscheiding kon bekomen. In het

voorontwerp zou de vrouw niet machteloos staan: de vrijwillige of kwaadwillige verlating zou

door haar aangevoerd kunnen worden als grond tot echtscheiding. De problemen die de Code

Civil met zich meebracht, stelden zich niet in het voorontwerp vermits de ‘verlating’ als een

wettelijke reden tot echtscheiding beschouwd werd.

                                                                                                               610 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 29, nr. 12. 611 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 29, nr. 12. 612 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 29, nr. 12. 613 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 29, nr. 12. 614 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 29, nr. 13. 615 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 30, nr. 14.

Page 118: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  118

335.   Tot slot moest de verlating onderscheiden worden van de ‘onverenigbaarheid

van karakters’. De onverenigbaarheid van karakters veronderstelde immers dat dat de beide

echtgenoten geen gemeenschappelijk leven meer wilden delen. Bij de verlating wou slechts één

van de echtgenoten niet meer samenleven, de ‘achtergelaten’ echtgenoot wou daarentegen geen

verbreking van het gemeenschappelijk leven.616

                                                                                                               616 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 30, nr. 14.

Page 119: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 119

2.3. VERWERPING VAN ECHTSCHEIDING DOOR WEDERZIJDSE TOESTEMMING

336.   In tegenstelling tot de Code Civil voorzag het voorontwerp niet in de

echtscheiding op grond van wederzijdse toestemming. Laurent meende dat de opstellers van de

Code Civil aanvankelijk ook niet van plan waren deze echtscheidingsvorm te behouden: “Le

divorce par consentement mutuel ne répond pas à l’intention du législateur.”617 Meer nog, de

echtscheiding door wederzijdse toestemming stuitte op heel wat oppositie in de Conseil

d’État.618 Wat bezielde de redacteurs van de Code Civil om toch nog de wederzijdse

toestemming te behouden? Volgens Laurent kon het antwoord op deze vraag in één begrip

samengevat worden: Napoleon.619 Zoals hoger gezegd, hield de keizer het been stijf en drong

hij aan om de echtscheiding op grond van wederzijdse toestemming te behouden.620 Uiteindelijk

haalde de keizer zijn slag in huis: de echtscheiding door onderlinge toestemming werd

opgenomen in de Code Civil, volkomen tegenstrijd met de geest van de wet.

337.   Ook de rechtvaardiging tot behoud van de wederzijdse toestemming, het

vermijden van schandalen, hield volgens Laurent geen steek. Sla de Gazette des Tribunaux

open en je leest niets anders dan de meest schandalige beschuldigingen.621 De ten laste gelegde

feiten kwam hoe dan ook aan het licht door hun publicatie.622 “On ne redoute pas le scandale,

on le cherche”, aldus Laurent.623

338.   Volgens Laurent was de ‘onverenigbaarheid van karakters’ de enige echte reden

van de echtbreuk bij wederzijdse toestemming: “C’est l‘incompatibilité d’humeur que la loi

consacre implicitement en admettant le divorce par consentement mutuel.”624 Zoals reeds

eerder aangehaald, werd de onverenigbaarheid van karakters als reden tot echtscheiding niet

behouden in de Code Civil van 1804.625 Hoewel deze echtscheidingsgrond niet expliciet

vermeld was in de wet, meende Laurent dat de echte werkelijkheid schuilde tussen de regels:

de onverenigbaarheid van karakters lag impliciet aan de basis van echtscheiding op grond van

wederzijdse toestemming (art. 233 C.C.).626 Gezien de ‘onverenigbaarheid van karakters’ geen

                                                                                                               617 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 17, nr. 4. 618 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 4. 619 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 4. 620 Supra nr. 288. 621 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 5 622 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 313, nr. 275. 623 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 5 624 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 5 625 In de echtscheidingswet van 20 september 1792 kon de ‘incompatibilité d'humeur’ wel aangevoerd worden als reden tot echtscheiding: supra nr. 249. 626 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 313, nr. 275.

Page 120: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  120

wettelijke reden meer was, kon de echtscheiding aldus bekomen worden zonder een bepaalde

reden in de wettelijke betekenis van het woord.  

339.   De napoleontische wetgever legde heel wat voorwaarden op waaraan de

echtscheiding door onderlinge toestemming moest beantwoorden.627 Laurent bestempelde deze

strenge bepalingen als ridicuul.628 Eén van de voorwaarden was: de echtgenoot in kwestie moest

minstens 25 jaar oud zijn, en zijn vrouw minstens 21 jaar (art. 275 C.C.).629 Laurent vroeg zich

af waarom het jonge bruidspaar geen echtscheiding kon bekomen voor het bereiken van deze

leeftijd. Dat de jonggehuwden lichtzinnig zouden omspringen met de verplichtingen van het

huwelijk, hield volgens hem weinig steek.630 Liefde maakt blind, luidt het gezegde. Wanneer

de prille liefde gestrand was, konden de jonge echtgenoten immers tot de vaststelling komen

dat hun karakters niet bij elkaar pasten. Kortom, volgens Laurent lag de onverenigbaarheid van

hun karakters impliciet aan de basis van hun breuk.631  

 

340.   In feite, nam de napoleontische wetgever deze woorden zelf in de mond.

Waarom was de echtscheiding niet meer toegestaan na twintig jaar huwelijk? De specifieke

ratio legis luidde als volgt: “La longue et paisible cohabitation des époux atteste la

comptabilité de leurs caractères”.632 Uit de voorbereidende werken bleek aldus dat de wetgever

zelf de ‘onverenigbaarheid van karakters’ als reden tot echtscheiding beschouwde.633

341.   De voorwaarde dat de vrouw niet ouder mocht zijn dan 45 jaar634 had geen

enkele bestaansreden en was ‘un vain son paroles’.635 Het hoeft geen betoog dat deze bepaling

bovendien een discriminatie inhield: ze was enkel voorzien voor het vrouwelijk geslacht. Ook

de vierde voorwaarde, de machtiging van de ouders, bood geen garantie dat een ernstige

oorzaak aan de basis lag van de echtscheiding.636

342.   De instelling van de echtscheiding door onderlinge toestemming, die zou moeten

fungeren als camouflage van een bepaalde ernstige oorzaak en schandalen diende te vermijden,

                                                                                                               627 Supra nr. 291-299. 628 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 314, nr. 275. 629 Supra nr. 293. 630 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 5. 631 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 5. 632 Supra nr. 295. 633 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 18, nr. 5. 634 Supra nr. 294. 635 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 317, nr. 277. 636 F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 317, nr. 278.

Page 121: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 121

zette de poort open tot heel wat misbruiken. Laurent meende dat onvoldoende verregaande en

lichtzinnige oorzaken, zoals onder meer onverenigbaarheid van karakters of grillen, de

huwelijksband niet kon verbreken. De echtscheiding door onderlinge toestemming verwoestte

dan ook de stabiliteit van de instelling van het huwelijk.

343.   Uit het voorgaande blijkt dat Laurent het niet onder stoelen of banken stak dat

hij zich ergerde aan de lange lijst van voorwaarden. De strenge voorwaarden hadden immers

geen enkel effect: “Qu’importe qu‘il y ait des formalités et des conditions! Des époux décidés

à divorcer ne reculeront pas devant la gêne des formalités”.637 De echtgenoten die besloten om

uit de echt te scheiden, zouden niet meer terugkrabbelen door de hinder van formaliteiten. Het

lot van het huwelijk lag enkel in de handen van de echtgenoten. Het feit dat de huwelijksband

kon doorbroken worden door een louter wederzijds akkoord en zonder wettelijke reden,

ondermijnde de stabiliteit van het huwelijk. Meer nog, de echtscheiding door wederzijdse

toestemming vormde volgens Laurent een aanslag tegen de sociale orde: “Un divorce sans

cause légitime, prouvée est un attentat au mariage, un attentat à l‘ordre social”.638 Het

voorontwerp voorzag dan ook niet meer in de wederzijdse toestemming als oorzaak tot

echtscheiding.

                                                                                                               637 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 19, nr. 5. 638 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 19, nr. 5.

Page 122: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  122

2.4. FEITELIJKE SCHEIDING

§1 RATIO LEGIS

344.   De feitelijke scheiding werd niet voorzien in het Burgerlijk Wetboek van 1804.

Volgens Laurent bood de mogelijkheid van de feitelijke scheiding heel wat voordelen, en moest

ze dan ook door de wetgever in het leven geroepen worden. De vrijwillige feitelijke scheiding

kon immers een definitieve breuk tussen de echtgenoten voorkomen.639 In principe werd de

organisatie van de feitelijke scheiding als een ‘proeftijd’ beschouwd, waarin de echtgenoten

konden nadenken over de gevolgen van een definitieve scheiding.640

345.   Laurent stelde dat de harten van de moeder en de vader in beroering gebracht

werden wanneer er kinderen in het spel waren.641 De rechtbank bepaalde immers wie van de

echtgenoten, vader of moeder, het bewakingsrecht over de kinderen kreeg, om zo preventief

conflicten te vermijden.642 Stel dat de kinderen werden toegewezen aan de vader, dan bloedde

het moederhart, en omgekeerd. Dat had dan weer een invloed op het denkwerk van de

echtgenoten over de gevolgen van een onherroepelijke breuk. Scheiden doet lijden, meende

Laurent, en misschien wel vooral voor de kinderen. Geprobeerd moest worden om een

definitieve breuk te vermijden. Er was niets zo betreurenswaardig als de toestand van de

kinderen in geval van echtscheiding.

346.   Zoals reeds eerder aangehaald, trachtte ook de echtscheidingsprocedure van de

Code Civil een definitieve breuk te voorkomen. Wanneer een vordering tot echtscheiding op

grond van wederzijdse toestemming werd ingesteld, mocht de rechter deze niet onmiddellijk

toekennen.643 De procedure kende een lang verloop waarbij de echtgenoten aan tal van

verzoeningspogingen en voorwaarden werden onderworpen. Net zoals de napoleontische

wetgever wou Laurent het aantal echtscheidingen tot een minimum beperken. Omdat het

voorontwerp niet voorzag in de echtscheiding op grond van wederzijdse toestemming, moest

Laurent een ander stelsel in het leven roepen dat een definitieve echtscheiding trachtte te

vermijden: de feitelijke scheiding.

                                                                                                               639 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 436, nr. 3. 640 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 437, nr. 4. 641 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882,4 37, nr. 4. 642 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 438, nr. 6. 643 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 437, nr. 4.  

Page 123: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 123

§2 VORMEN

347.   Uit het voorafgaande valt af te leiden dat de feitelijke scheiding te onderscheiden

viel van de echtscheiding. Het huwelijk bleef immers voortbestaan. Er was geen beperking in

de duur van de feitelijke scheiding.644 Ze kon blijven voortduren gedurende heel het leven van

de echtgenoten.645 Laurent beschouwde de feitelijke scheiding immers als een kleiner kwaad

dan de echtscheiding omdat er nog steeds een sprankeltje hoop bestond.646

348.   Het voorontwerp maakte een onderscheid tussen enerzijds de feitelijke scheiding

door ‘wederzijdse toestemming’ (ook wel de vrijwillige feitelijke scheiding genoemd) en

anderzijds de scheiding wegens een bepaald feit uitgaande van ‘één echtgenoot’. In wat volgt,

worden beide vormen in hun essentie besproken. De nadruk ligt daarbij op het gedachtegoed

van Laurent: Wat zijn de voordelen van een feitelijke scheiding? Welke invloed heeft dit op de

positie van de vrouw? De talloze procedureregels worden buiten beschouwing gelaten.

A.   FEITELIJKE SCHEIDING DOOR WEDERZIJDSE TOESTEMMING

349.   De Code Civil voorzag in een echtscheiding op grond van wederzijdse

toestemming, maar niet in een scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming. Het

voorontwerp daarentegen bevatte geen echtscheiding door onderlinge toestemming, maar wel

in een feitelijke scheiding door wederzijdse toestemming.647

350.   Laurent had er het raden naar waarom de Code Civil de wederzijdse toestemming

wel toeliet als grond tot echtscheiding, maar niet als grond tot scheiding van tafel en bed.648 In

beide gevallen was het motief immers hetzelfde: het vermijden van schandalen. Zoals

aangehaald, meende Laurent dat de echtscheiding door wederzijdse toestemming een aanslag

vormde tegen de sociale orde.649 Het huwelijk kon immers ontbonden worden zonder wettelijke

reden, en alleen maar door de toestemming van de echtgenoten. De napoleontische wetgever

trachtte dan wel het aantal echtscheidingen te reduceren, het systeem van echtscheiding door

wederzijdse toestemming bracht daarentegen meer echtscheidingen met zich mee.

                                                                                                               644 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 437, nr. 5. 645 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 439, nr. 9. 646 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 439, nr. 9. 647 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 66, nr. 1. 648 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 1. 649 Supra nr. 343

Page 124: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  124

351.   Uit het voorgaande kon volgens Laurent geconcludeerd worden dat het

Burgerlijk Wetboek van 1804 beter een regeling had getroffen waarbij de scheiding, zonder dat

er sprake was van een echtscheiding, wél kon bekomen worden door wederzijdse toestemming:

dit systeem zou wel degelijk het aantal echtscheidingen verminderen.650 En, was dit laatste niet

het nagestreefde doel van de opstellers van de Code Civil?

352.   Bovendien liet de Code Civil de uitvoering manu militari toe tegen de

echtgenoten opdat zij hun verplichting tot samenwonen zouden nakomen.651 Laurent

veroordeelde sterk elk gebruik van dwang of geweld in het kader van de huwelijksplichten: “Il

est très vrai que la loi est violée, et cette loi est d’ordre public, elle est le fondement de l’ordre

moral et la base de la société. Malgré cela, personne n’a jamais songé à forcer les époux

séparés de se réunir; et la raison en est bien simple, c’est que la force est impuissante à

maintenir une vie commune dont les époux ne veulent plus.”652

353.   In het ontwerp van Laurent werd aldus voorgesteld om de weigering om verder

samen te wonen, uitgaande van beide echtgenoten en zonder wettelijke reden, vast te stellen en

die feitelijke toestand te regulariseren bij wijze van proef: de feitelijke scheiding door

wederzijdse toestemming, ook wel de vrijwillige feitelijke scheiding genoemd.653 Artikel 209,

tweede lid van het voorontwerp bepaalde dat de feitelijke scheiding kon worden toegestaan

wanneer de echtgenoten weigerden samen te wonen.654 Alleen de rechtbank kon dat toestaan.

354.   Volgens Laurent was de tussenkomst van de rechter noodzakelijk om misbruiken

te vermijden. De feitelijke scheiding mocht immers geen spel worden.655 Het was niet de

bedoeling dat de echtgenoten bij de minste wrevel of bij het kleinste misverstand naar de

rechtbank zouden stappen. Enkel wanneer de band tussen de echtgenoten niet meer

beantwoordde aan het doel van het huwelijk, kon een feitelijke scheiding gerechtvaardigd zijn.

“C’est chose sérieuse qu’une séparation judiciaire”, aldus Laurent.656

                                                                                                               650 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 1. 651 Supra nr. 134-137. 652 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 1. 653 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 74. 654 Supra nr. 204 e.v. 655 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 2. 656 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 2.

Page 125: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 125

355.   Bovendien bepaalde artikel 269 O.L. dat de vrijwillige feitelijke scheiding pas

gevorderd kon worden twee jaar na de voltrekking van het huwelijk.657 De Code Civil bevatte

een analogische bepaling: de echtscheiding op grond van wederzijdse toestemming kon slechts

plaatsvinden na twee jaar huwelijk (art. 276 C.C.).658 Het is mij een raadsel waarom François

Laurent deze voorwaarde niet verwierp. Zoals eerder aangegeven, verzette Laurent zich immers

met hand en tand tegen de lange lijst voorwaarden in de napoleontische echtscheidingswet. De

strenge voorwaarden hadden volgens hem geen enkel effect.659 Waarom behield Laurent dan

de voorwaarde dat het huwelijk minstens twee jaar moest duren vooraleer een vrijwillige

feitelijke scheiding gevorderd kon worden? Volgens Laurent moesten de echtgenoten eerst een

‘beproeving’ doorstaan. Ergernissen, disputen en dergelijke meer zullen altijd de kop opduiken

tijdens het huwelijk. Een tijdsverloop van twee jaar zou moeten uitmaken of de conflicten

verdwenen of toegenomen waren.660

B.   FEITELIJKE SCHEIDING UITGAANDE VAN ÉÉN ECHTGENOOT

 356.   Naast de feitelijke scheiding op grond van wederzijdse toestemming, bevatte het

voorwerp ook een feitelijke scheiding uitgaande van één echtgenoot wegens een bepaald feit:

la séparation par le fait de l‘un des époux. Deze masterproef verkiest de oorspronkelijke Franse

term boven de voorgestelde Nederlandse.

357.   Artikel 273, eerste lid van het voorontwerp handelde over de séparation par le

fait de l‘un des époux, en luidde als volgt: indien de man of de vrouw weigert samen te wonen,

kan de rechtbank, gelet op de omstandigheden, een feitelijke scheiding toestaan, na de

echtgenoten te hebben gehoord in de raadkamer, en op conclusie van het Openbaar Ministerie.

358.   Door deze regeling werd er vooreerst verholpen aan een onregelmatige toestand:

de echtgenoot die de samenwoning eenzijdig deed ophouden, schond immers de wet. Indien de

rechtbank de feitelijke scheiding toeliet, was er geen sprake meer van een schending van de wet

vermits de echtgenoot alleen nog deed wat het gerecht hem toeliet te doen. 661

                                                                                                               657 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 69, nr. 1. 658 Supra nr. 295. 659 Supra nr. 343. 660 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 69, nr. 1. 661 G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 74.

Page 126: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  126

359.   Ten tweede beoogde Laurent met de séparation par le fait de l’un des époux

vooral de ‘onschuldige echtgenoot’ te beschermen.662 Wat moest er verstaan worden onder het

begrip onschuldige echtgenoot? Dit was de echtgenoot aan wie geen enkele schuld of fout

verweten kon worden. Niet elke feitelijke scheiding ging immers uit van ‘beide’ echtgenoten.

In veel gevallen was er slechts wangedrag van één echtgenoot, zoals de echtgenoot die zijn

vrouw en kinderen slecht behandelde en verwaarloosde.

360.   Laurent meende dat de feitelijke scheiding op grond van wederzijdse

toestemming geen garantie bood aan de onschuldige echtgenoot.663 Normaliter werden de

voorwaarden van deze scheiding onderling door de echtgenoten vastgesteld. In sommige

gevallen, zoals het voorbeeld van de echtgenoot die zijn vrouw en kinderen verwaarloosde,

zouden de voorwaarden van de vrijwillige feitelijke scheiding kunnen gebruikt worden als

chantagemiddel door de man: wanneer zijn echtgenote de voorwaarden zou weigeren te

ondertekenen, zou de man op zijn beurt de feitelijk scheiding kunnen weigeren. 664 De

vrijwillige feitelijke scheiding vereist immers de wederzijdse toestemming van beide

echtgenoten. In dit geval bood de séparation par le fait de l’un des époux een oplossing: er was

geen chantagemogelijkheid voor de man vermits de scheiding enkel uitging van zijn vrouw als

zijnde onschuldige echtgenote.

361.   Ten derde werd de séparation par le fait de l‘un des époux voornamelijk in het

leven geroepen om de gehuwde vrouw uit de arbeidersklasse te beschermen.665 Laurent schreef

in zijn beschouwingen dat de vrouw in de arbeidersklasse vaak in de steek werd gelaten door

de man. Hij sprak uit ervaring: “Que de fois de pauvres ouvrières se sont adressées à moi pour

se plaindre qu’elles sont abandonnées par leurs maris, et qu’il leur est impossible de nourrir

leurs enfants!”.666 Meer nog, Laurent meende dat het wangedrag en de brutaliteit van de man

vaak de oorzaak was van de breuk van het gemeenschappelijk leven. “Le mari dépense son

salaire au cabaret. Il ne se montre au sein de la famille que pour maltraiter sa femme et ses

enfants”, aldus Laurent ter illustratie.667 In dat geval leefde de vrouw als het ware in de hel, en

was het meer dan logisch dat ze hieruit trachtte te ontsnappen.  

                                                                                                               662 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 1-2. 663 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 1. 664 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 1. 665 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 67, nr. 1. 666 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 74, nr. 1. 667 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 74, nr. 1.

Page 127: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 127

362.   Het drankmisbruik was het grootste euvel van de arbeidersklasse: “L’abus de la

boisson, dans les classes ouvrières, est la source du mal.”668 Het drankmisbruik of de brutaliteit

van de man waren geen wettelijke oorzaken voor echtscheiding of voor de scheiding van tafel

en bed, tenzij er sprake zou zijn van een grove belediging. Wanneer de vrouw in dergelijke

gevallen weigerde samen te wonen met haar echtgenoot, moest er een middel in het leven

geroepen worden om deze illegale toestand te regulariseren, namelijk de toekenning van de

rechter tot feitelijke scheiding wegens een bepaald feit (art. 273 O.L.).669  

 

363.   De oorzaken die aan de basis lagen van de weigering tot samenwoning werden

niet-limitatief in het voorontwerp opgesomd. De redenen konden immers uiteenlopend zijn:

“Le refus de cohabiter peut être fondé sur mille raisons, et différer par conséquent d’une espèce

à l‘autre.” 670 Ze moesten dan ook worden getoetst door de rechter in kwestie, rekening houdend

met alle omstandigheden.

364.   We kunnen besluiten dat de séparation par le fait de l‘un des époux de positie

van de vrouw ten goede kwam. Wetsontwerper Laurent die bekommerd was om de

minderheden als hij was, gaf de vrouw het recht om te ontsnappen uit de klauwen van de slechte,

kwaadwillige of sadistische echtgenoot.

365.   Laurents wetsvoorstel werd omgezet werd wet in 1974, meer bepaald door de

wet van 1 juli 1974 betreffende de echtscheiding op grond van feitelijke scheiding.671

                                                                                                               668 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 74, nr. 1. 669 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 74, nr. 1. 670 F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 75, nr. 2. 671 C. DE BUSSCHERE, “De wet van 1 juli 1974 betreffende de echtscheiding op grond van feitelijke scheiding”, Jura Falc. 1976, 89.

Page 128: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  128

DEEL V: CONCLUSIE

366.   De juridische gelijkheid tussen man en vrouw, was een historisch proces van

lange adem. De napoleontische huwelijkswetgeving betekende het einde van het revolutionaire

huwelijk dat gebaseerd was op de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Voortaan

ondertekende de vrouw op haar trouwdag als het ware een onderwerpingsverdrag in plaats van

een huwelijksakte. Gereduceerd tot een tweederangsburger was zij handelingsonbekwaam en

stond zij onder de maritale macht van haar echtgenoot. Deze maritale macht riep een reeks van

ongelijkheden tussen man en vrouw in het leven: de man koos de verblijfplaats en de vrouw

moest hem volgen, de man nam de beslissingen over het beroepsleven van zijn vrouw, mocht

haar briefwisseling controleren, hield toezicht op haar relaties en dergelijke meer. De theorieën

omtrent de vrouw als het zwakke geslacht (‘fragilitas sexus’), en de noodzaak aan eenheid in

optreden (‘geen twee kapiteins op één schip’) vormen ongetwijfeld één van de meest

opmerkelijke bladzijden uit de rechtsleer.

367.   De Code Civil hield niet alleen een reactie tegen het revolutionair huwelijksrecht

in, maar ook tegen de revolutionaire en liberale opvatting inzake echtscheiding. De

napoleontische opstellers waren aanvankelijk zeer terughoudend wat de echtscheiding betreft.

Mede door de druk en persoonlijke betrokkenheid van Napoleon werd uiteindelijk gekozen om

de echtscheiding in de Code Civil te behouden, ook al was die maar in een beperkte mate meer

mogelijk. De onverenigbaarheid van karakters als echtscheidingsvorm werd afgeschaft, de

lange lijst van gronden tot echtscheiding wegens bepaalde feiten werd limitatief ingeperkt en

tot slot werd de echtscheiding door onderlinge toestemming ernstig bemoeilijkt en streng

gereglementeerd.

368.   Niet alleen in de huwelijkswetgeving, maar ook in de echtscheidingswetgeving

werd de vrouw gediscrimineerd. Zo betekende het overspel voor de mannen iets helemaal

anders dan voor de vrouwen. De man kon zonder meer scheiden van zijn overspelige

echtgenote. De vrouw daarentegen kon enkel de echtscheiding verkrijgen wanneer haar

echtgenoot een bijzit onderhield in de gemeenschappelijke woning. Bovendien werd de vrouw

die zich schuldig maakte aan overspel veel zwaarder gestraft dan de overspelige man. De

principes van de Code Civil tekenden zich ook af in andere wetboeken van Napoleon, zoals in

Page 129: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 129

de Code Pénal bijvoorbeeld. Kortom, de napoleontische wetgeving was een drager van

ongelijkheden.

369.   Het voorontwerp van François Laurent, uitgegeven tussen 1882 en 1885,

streefde naar gelijkheid tussen man en vrouw. In verband met de wederzijdse rechten en

plichten van de echtgenoten, was het ontwerp erg vooruitstrevend: de vrouw was

handelingsbekwaam en de maritale macht werd zonder meer verworpen, net als de theorie van

de fragilitas sexus. De ongelijkheid werd vervangen door gelijkheid, het gezag van de man en

de gehoorzaamheid van de vrouw werden vervangen door de samenwerking van beide

echtgenoten.672

370.   Omdat er naar gelijkheid tussen de echtgenoten gestreefd werd, maakte men ook

geen onderscheid meer in de echtscheidingswetgeving tussen het overspel van de vrouw en dat

van de man. De getrouwheidsplicht was voortaan identiek voor beide geslachten. Zodra één

van de echtgenoten zich aan overspel schuldig maakte, werd de gehoorzaamheidsplicht

geschonden en was er een wettelijke reden tot echtscheiding.

371.   Bovendien beoogde Laurent met zijn séparation par le fait de l’un des époux de

gehuwde vrouw uit de arbeidersklasse te beschermen: zij was vaak het slachtoffer van de

brutaliteit en het wangedrag van haar echtgenoot. Laurent sprak daarbij uit ervaring.

Geëngageerd als hij was, kwam hij immers vaak in contact met de arbeidersklasse en de

‘zwakkeren’ in de maatschappij. Bladzijden lang pleitte hij voor de séparation par le fait de

l’un des époux, de ontsnappingsroute voor de arme vrouw uit het net van haar slechte

echtgenoot.

372.   Het voorontwerp voorzag in de mogelijkheid voor de gehuwde vrouw om de

opbrengst van arbeid en de besparingen gedaan op de huishoudelijke uitgaven op een

spaarboekje te plaatsen, mits machtiging van de vrederechter. Ook deze bepaling was in het

belang van de vrouwen uit de arbeidersklasse. De bedoeling was om de gehuwde vrouw

onderaan de sociale ladder de mogelijkheid te geven om gelden te onttrekken aan de

verspilzucht van haar man of een spaarpot voor moeilijke tijden aan te leggen. Een wetsartikel

                                                                                                               672G. BAETEMAN, De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I, Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 76.

Page 130: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  130

dat voorzag in de mogelijkheid om als vrouw in het geheim gelden te sparen, was ongezien in

de geschiedenis van de Belgische vrouw.

373.   Bovenstaande wetsvoorstellen getuigden zowel van een erg kritische verlichte

geest als van een geëngageerde en vooruitstrevende rechtsgeleerde. Het voorontwerp kwam

tegemoet aan de noden van ‘zwakkeren’ in de maatschappij. Hoewel Laurents voorontwerp

verworpen werd door de katholieke regering, was zijn arbeid toch niet tevergeefs. Zijn

voorgestelde hervormingen werden één voor één verwezenlijkt, ook al was dat weliswaar

enkele decennia later. De maritale macht werd afgeschaft door de wet van 30 april 1958. In

1976 was de volledige juridische gelijkheid tussen man en vrouw gerealiseerd. De

discriminatoire wetgeving omtrent overspel werd geschrapt in 1974. In datzelfde jaar werd de

echtscheiding op grond van feitelijke scheiding ingevoerd.

374.   Het valt niet te ontkennen dat François Laurent tot één van progressiefste

rechtsgeleerden van de negentiende eeuw behoorde, maar zijn progressiviteit kende toch ook

wel haar grenzen. Zo bepaalde het voorontwerp dat de vrouw geen andere woonplaats kon

hebben dan de woonplaats van de man (art. 109 O.L.). De keuze van de plaats lag dus exclusief

bij de man.

375.   Bovendien hield artikel 109 O.L. – naar mijn mening – impliciet een

volgverplichting in. Wanneer de man besloot om van woonplaats te veranderen, was zijn

echtgenote zo goed als verplicht om hem te volgen: zij kon immers geen andere woonplaats

hebben dan die van haar echtgenoot. Meer nog, deze volgverplichting veruiterlijkte zich in

artikel 210 O.L., waarbij de rechter een feitelijke scheiding kon toestaan in geval de vrouw haar

volgverplichting niet nakwam. Het is vreemd dat de volgverplichting staande hield in het

voorontwerp, gezien de volgverplichting in feite een gevolg was van de maritale macht. De

maritale macht werd verworpen, alsook haar gevolgen zoals het tuchtigingsrecht en het

controlerecht, maar de volgverplichting werd behouden. Naar mijn mening was dit geheel

tegenstrijdig met Laurents streven naar gelijkheid tussen de echtgenoten. Hij meende dat

beslissingen genomen moesten worden na gemeen overleg en door samenloop van

toestemmingen. Het is dan ook een raadsel waarom Laurent dit niet doortrok naar de beslissing

omtrent de keuze van de woonplaats.

Page 131: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 131

376.   Daarnaast verbood het voorontwerp in beginsel ook het onderzoek naar het

vaderschap. De man kon aan zijn verantwoordelijkheid tegenover een buitenechtelijk kind

ontlopen, de vrouw niet. Omdat de biologische vader niet opgespoord mocht worden, moest de

gehuwde vrouw haar buitenechtelijk kind noodgedwongen opnemen in de echtvereniging en

kwam het aldus onder de verantwoordelijkheid van haar echtgenoot. De enige uitweg die de

vrouw bezat om schandalen te vermijden, was het kind te vondeling leggen of in het geheim

abortus plegen. Het hoeft geen betoog dat het verbod tot onderzoek naar het vaderschap

allesbehalve de vrouwenharten behartigde. Integendeel, het leidde vaak tot heel wat ellende en

wanhoopsdaden.

377.   Hoe dan ook, het aantal ‘vrouwonvriendelijke’ bepalingen in het voorontwerp

kan men op één hand tellen. De Code Civil daarentegen stond bol van discriminerende

bepalingen ten opzichte van de vrouwen. Dat François Laurent een vooruitstrevende

wetsontwerper was, kan dan ook moeilijk ontkend worden.

378.   Hij was niet alleen een wetsontwerper en rechtsgeleerde, maar ook een goede

echtgenoot en vader, historicus, hoogleraar, decaan, gemeenteraadslid en zoveel meer. Sociaal

en maatschappelijk geëngageerd, zette hij zich met hard en ziel in voor het onderwijs, de

arbeidersklasse en de ‘zwakkeren’ in de maatschappij. Dat alles maakte hem dan ook een

‘vriend des volks’.

379.   Tot slot dient er opgemerkt te worden dat de feitelijke gelijkheid tussen man en

vrouw, in tegenstelling tot de juridische, nog steeds niet gerealiseerd is. Die ongelijkheid is

geen ver-van-ons-bed-show: het glazen plafond, de kloonkloof met haar Equal Pay Day, en het

partnergeweld tegen de vrouw zijn maar enkele voorbeelden. Er is dus nog wat werk aan de

winkel! Toch vallen er lichtpunten in de loop van de jaren te bespeuren. De positie van de

vrouw is sinds 1804 aanzienlijk verbeterd.

380.   Ik besef ten volle dat ik nu – op mijn leeftijd – wellicht al een getrouwde en

handelingsonbekwame huisvrouw zou zijn, mocht ik 200 jaar geleden geboren zijn. Van verder

studeren en het schrijven van een masterproef zou er zeker geen sprake geweest zijn. Dit

eindwerk begon met: “vrouwen hebben gedurende lange tijd in de schaduw van de geschiedenis

gestaan”, en kan eindigen met “vrouwen hebben uit de schaduw weten te treden”.

Page 132: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  132

BIBLIOGRAFIE

WETGEVING

A.  EUROPEESRECHTELIJKE NORMEN

-Wet 31 januari 1980 houdende goedkeuring van de Benelux-Overeenkomst houdende

eenvormige wet betreffende de dwangsom, en van de Bijlage (eenvormige wet betreffende de

dwangsom), ondertekend te 's-Gravenhage op 26 november 1973, BS 20 februari 1980, 2.181.

B.  BELGIË

1.   Wetten

-­‐   La Constitution du Royaume de Belgique du 7 février 1831.

-­‐   Wet van 20 juli 1932 tot wijziging van de bepalingen van hoofdstuk VI, titel V, van boek I

van het Burgerlijk Wetboek: “De wederzijdsche rechten en plichten van de echtgenooten”,

BS 12 augustus 1932.

-­‐   Wet 15 december 1872 tot wijziging van titels I tot IV van boek I van Wetboek van

Koophandel, BS 22 december 1872.

-­‐   Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, BS 7 juni 2007.

2.   Parlementaire voorbereidingen

-­‐   Wetsontwerp tot wijziging van de bepaling van hoofdstuk VI, Titel V, Boek I, van het

Burgerlijk Wetboek: “De Wederzijdsche rechten en plichten van de Echtgenooten”, Parl.St.

Senaat 1925, nr. 30, 3.

Page 133: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 133

C.  FRANKRIJK

1.   Wetten

-­‐   Charte Constitutionnelle 4 juni 1804, http://www.conseil-constitutionnel.fr

-­‐   Décret du 20 septembre 1792 qui détermine les causes, le mode et les effets du divorce,

Pasin. 1834, 436-442.

2.   Parlementaire voorbereidingen

-­‐   Procès-verbal de la séance du Conseil d’État du 24 Vendémiaire an X (16 octobre 1801).

-­‐   Procès-verbal de la séance du 6 Nivôse an X (17 décembre 1801).

Page 134: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  134

RECHTSPRAAK

-­‐   Gent 30 maart 1855, Pas. 1855, II, 324.

-­‐   Brussel 10 maart 1888, Pas. 1888, III, 175.

-­‐   Gent 23 mei 1891, Pand.pér. 1891, 557.

-­‐   Brussel, 24 maart 1903, Pas. 1904, II, 11.

-­‐   Brussel 25 januari 1917, JT 1907, 328.

Page 135: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 135

RECHTSLEER

A.  BOEKEN

-­‐   ALTENA, B., en VAN LENTE, D, Vrijheid en rede: geschiedenis van de Westerse

samenlevingen (1750-1989), Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2013, 400 p.

-­‐   AULARD, F.-A., Napoléon Ier et le monopole universitaire. Origines et fonctionnement de

l’Université Impériale, Parijs, Librairie Armand Colin, 1911, IX + 381 p.

-­‐   BADINTER, E. en BADINTER, R., Condorcet: un intellectuel en politique (1743-1794),

Parijs, Fayard, 1988, 672 p.

-­‐   BAERT, G., François Laurent (1810-1887): filosoof van de vrijheid en van de vooruitgang,

Oudenaarde, Conferentie van de Jonge Balie te Oudenaarde, 1987, 43 p.

-­‐   BAETEMAN, G., De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, I,

Brussel, Paleis der Academiën, 1964, 633 p.

-­‐   BAETEMAN, G. en LAUWERS, J.-P., Devoirs et droits des époux: commentaire théorique

et pratique des lois du 30 avril 1958 et de la loi du 22 juin 1959, Brussel, Bruylant, 1960,

437 p.

-­‐   BEBEL, A., La femme dans le passé, le présent et l’avenir, Parijs, Georges Carré, 1891,

373 p.

-­‐   BELTJENS, G., Code Civil annoté d’après les principes juridique, la doctrine des auteurs

belges et français reproduite ou analysée, les décisions des tribunaux et les cours de

Belgique et de France de 1804 à 1904, I (articles 1 à 515), Brussel, Bruylant-Christophe &

Comp., 1905, 594 p.

Page 136: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  136

-­‐   BOUCKAERT, B., De exegetische school: een kritische studie van de rechtsbronnen- en

interpretatieleer bij de 19de eeuwse commentatoren van de Code Civil, Antwerpen, Kluwer,

1981, 527 p.

-­‐   BRAUN, M., De prijs van de liefde: de eerste feministische golf, het huwelijksrecht en de

vaderlandse geschiedenis, Amsterdam, Het Spinhuis, 1992, 443 p.

-­‐   CELIS, K. en MEIER, P. De macht van het geslacht: gender, politiek en beleid in België,

Leuven, Acco, 2006, 222 p.

-­‐   COENEN, M.-T., KEYMOLEN, D., en SMET, M., Stap voor stap: geschiedenis van de

vrouwenemancipatie in België, Brussel, Kabinet van de Staatssecretaris voor

Maatschappelijke Emancipatie, 1991, 128 p.

-­‐   CORDEWIENER, A., Organisations politiques et mieux de presse en régime censitaire:

l’expérience liégeoise de 1830 à 1848, Parijs, Les Belles Lettres, 1878, 504 p.

-­‐   DAUGE, E., Notice sur la vie et lex travaux d’Albert Callier, professeur à l’Université de

Gand, Gent, Drukkerij Hussein, 1925, 52 p.

-­‐   DEBRA, G., De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische

rechtspraak, Antwerpen, De sikkel, 1939, xi + 130 p.

-­‐   DE CONDORCET, J.-A.-N., Esquisse d'un tableau historique des progrès de l'esprit

humain, Parijs, Bibliothèque nationale, 1867, viii + 389 p.

-­‐   DE FOE, D., La revue (tome sixième), Parijs, Au Bureau de la Revue Nouvelle, 1845, 728

p.

-­‐   DE KONINCK, C., Beknopte encyclopedie van het Romeinse recht, Antwerpen, Maklu,

2000, 567 p.

-­‐   DE LA LOZÈRE, P., Opinions de Napoléon sur divers sujets de politique et

d'administration recueillies, Parijs, Didot, 1833, 331 p.

Page 137: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 137

-­‐   DENECKERE, G., 1900: België op het breukvlak van twee eeuwen, Tielt, Lannoo

Uitgeverij, 2007, 237 p.

-­‐   DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1933, 1095 p.

-­‐   DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge: principe, doctrine, jurisprudence,

Brussel, Bruylant, 1939, 494 p.

-­‐   DE PINTO, A., Handleiding tot het burgerlijk wetboek, II, ’s Gravenhage, J. Belifante,

1840, 544 p.

-­‐   DESIMPELAERE, A.-J., Critische studie betreffende de maritale macht en de

onbekwaamheid der gehuwde vrouw, Deinze, Voet, 1942, 208 p.

-­‐   DETOURBET, E., Études sur les principes de droit civil français, Amiens, Sorel, 1878, 39

p.

-­‐   DE VOS, A., De gehuwde vrouw en hare behandeling door de wet, 1903, Nederlandsche

Boekhandel, Antwerpen, 35 p.

-­‐   DIEHL, C., Jus Romanum: de nuptiis: Droit civil français : Du mariage en général et des

obligations du mariage ; des droits des époux et des secondes noces en particulier,

Straatsburg, Berger-Levrault, 1853, 63 p.

-­‐   DURAND, J.-D., l’Europe de la Démocratie chrétienne, Parijs, Sciences Po Les Presses,

1995, 382 p.

-­‐   DUVERGIER, J. B., Collection complète des lois, décrets, ordonnances, règlemens avis du

Conseil d'état, publiée sur les éditions officielles du Louvre: de l'Imprimerie nationale, par

Baudouin; et du Bulletin des lois; (de 1788 à 1830 inclusivement, par ordre chronologique),

IV, Parijs, A. Guyot et Scribe, 1834, 489 p.

Page 138: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  138

-­‐   FENET, P. A., Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition

de ce code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément

de la législation civile de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article

séparément, tous les passages du recueil qui s'y rattachent, I, Parijs, Au Dépot, 1827, xxxv

+ 523 p.

-­‐   FENET, P. A., Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition

de ce code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément

de la législation civile de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article

séparément, tous les passages du recueil qui s'y rattachent, V, Parijs, Au Dépot, 1827, 632

p.

-­‐   FENET, P. A., Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition

de ce code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément

de la législation civile de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article

séparément, tous les passages du recueil qui s'y rattachent, IX, Parijs, Au Dépot, 1827, 372

p.

-­‐   GAUBLOMME, D., François Laurent (1810-1887): de ongelukkige liefde van een liberaal

vechtjas voor de kinderen van het volk, Gent, Stadsarchief, 1987, 83 p.

-­‐   GILBERT, P. en SIREY, J-B, Les codes annotés de Sirey: contenant toute la jurisprudence,

des arrêts et la doctrine des auteurs, I, Parijs, Marchal et Billard, 1892, 791 p.

-­‐   GRAVE VAN BIJLANDT, W., Verhaal van het oprover te Brussel op den 25 augustus

1830 en volgende dagen, Den Haag, G. Veroloet en H.B. de Swart, 1831, 120 p.

-­‐   HALPÉRIN, J-L., L’impossible Code Civil, Parijs, PUF, 1992, 309p.

-­‐   HALPÉRIN, J.-L., Histoire de droit privé français depuis 1804, Parijs, PUF, 1996 377 p.

-­‐   HECKER, E., A short history of women’s rights, New York, Cosimo Classics, 2005, 332 p.

Page 139: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 139

-­‐   HEIRBAUT, D., Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia

Press, 2005, 350 p.

-­‐   LAMEERE, J., Laurent. Discours de rentrée, Brussel, Alliance typographique, 1888, 30 p.

-­‐   LAURENT, F., Avant-projet de révision du code civil (articles 1-227), I, Brussel, Bruylant-

Christophe & Comp., 1882, 505 p.

-­‐   LAURENT, F., Avant-projet de révision du code civil (articles 288-555), II, Brussel,

Bruylant-Christophe & Comp., 1882, 553p.

-­‐   LAURENT, F., Avant-projet de révision de code civil (complet), Brussel, Bruylant-

Christophe & Comp., 1882, 579 p.

-­‐   LAURENT, F., Cours élémentaire de droit civil, I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp.,

1887, 634 p.

-­‐   LAURENT, F., Droit civil international, I, Bruylant-Christophe & Comp., 1880, 702 p.

-­‐   LAURENT, F., Droit civil international, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1887,

694 p.

-­‐   LAURENT, F., Études sur l’histoire de l’humanité, IV, Gent, L. Hebbelynck, 1855, 548 p.

-­‐   LAURENT, F., Études sur l’histoire de l’humanité, XVII, Parijs, Librairie Internationale,

1870, 687 p.

-­‐   LAURENT, F., Principes de droit civil, I, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1869,

590 p.

-­‐   LAURENT, F., Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878,

648 p.

Page 140: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  140

-­‐   LEDRU-ROLLIN, A. Journal de Palais: jurisprudence français, XX, Parijs, F. F. Patris,

1840, 1107 p.

-­‐   LESAFFER, R., Inleiding tot de Europese rechtsgeschiedenis, Leuven, Leuven University

Press, 2008, 481p.

-­‐   LINK, R., François Laurent et le Luxembourg, Luxemburg, Cercle François Laurent, 1987,

96 p.

-­‐   LOCRÉ, J.-M., Esprit du Code Napoléon, tiré de la discussion, ou Conférence historique,

analytique et raisonnée du projet de code civil, des observations des tribunaux, des procès-

verbaux du conseil d'état, des observations du tribunat, des exposés de motifs, des rapports

et discours, II, Parijs, Imprimerie impériale, 1805, 410 p.

-­‐   LOCRÉ, J. G., La législation civile, commerciale et criminelle de la France, ou

Commentaire et complément des codes de français, V, Parijs, Treuttel et Wurtz, 1827, 607

p.

-­‐   MARCADÉ, V.-N., Explication théorique et pratique du code Napoléon, I, Parijs,

Delamotte, 1869, lx + 606 p.

-­‐   MATTHIJS, K., De mateloze negentiende eeuw: bevolking, huwelijk, gezin en sociale

verandering, Leuven, Leuven University Press, 2001, 296 p.

-­‐   MCLAIN I. en HEWITT, F., Condorcet: foundations of social choice and political theory,

Cheltenham, Edward Elgar Pub., 1994, 370 p.

-­‐   MEUWLY, O., Anarchisme et modernité: essai politico-historique sur les pensées

anarchistes et leurs répercussions sur la vie sociale et politique actuelle, Lausanne, L’Age

d’Homme, 1998, 223 p.

-­‐   MONBALLYU, J., Geschiedenis van het familierecht: van de late middeleeuwen tot heden,

Leuven, Acco, 2006, 223 p.

Page 141: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 141

-­‐   MONTESQUIEU, C.-L., Œuvres complètes de Montesquieu: avec des notes de Dupin,

Crevier, Voltaire, Mably, Servan, La Harpe etc., Parijs, Chez Lefevere, 1835, xii + 771 p.

-­‐   PAUWELS, J. M., Rechten en plichten van gehuwden: het primair huwelijksstelsel (art.

212-224 BW), Leuven, Uitgeverij Acco, 1980, 225 p.

-­‐   PONTAS, J., Dictionnaire de cas de conscience, ou Décisions des plus considérables

dificultez touchant la morale et la discipline ecclésiastique, II, Parijs, Simon Langlois,

1726, 1704 p.

-­‐   PORTALIS, F., Discours, rapports et travaux inédits sur le Code Civil par Jean-Étienne-

Marie, Parijs, Joubert, 1844, xci + 495 p.

-­‐   REINALDA, B., Routledge History of International Organizations: from 1815 to present,

Abingdon, Routledge, 2009, xxx + 880 p.

-­‐   RICHTER, M., Index des livres interdits: Index Librorum Prohibitorum 1600-1966,

Montréal, Médiaspaul, 2002, 980 p.

-­‐   RODENBACH, Het recht en het burgerlijk leven: handleiding van practishe

rechtsgeleerdheid van het burgerlijk leven, I, Brussel, Simon Steven, 1940, 263 p.

-­‐   ROGRON, J.-A., Code Pénal expliqué par ses motifs, par des exemples, par la

jurisprudence, Brussel, Adolphe Wahlen et Compagnie, 1838, 152 p.

-­‐   ROMMENS, J., Huiswet: de persoonlijke betrekkingen volgens het Belgisch burgerlijk

wetboek, Gent, Siffer, 1893, 420 p.

-­‐   SIREY, J.-B., Les codes annotés de Sirey et Gilbert : contenant toute la jurisprudence des

arrêts et la doctrine des auteurs, Parijs, Marchal et Billard, 1901, 736 p.

-­‐   STEVENS, F., Revolutie en notariaat: Antwerpen 1794-1814, Assen, Van Corcum, 1994,

xxxii + 341p.

Page 142: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  142

-­‐   SZRAMKIEWICZ, R., Histoire du droit français de la famille, Parijs, Dalloz, 1995, 143 p.

-­‐   VAN DAELE, H., Een geschiedenis van Vlaanderen, Tielt, Lannoo Uitgeverij, 2005, 235

p.

-­‐   VAN DAELE, J., Van Gent tot Genève: Louis Varlez (een biografie), Gent, Academia

Press, 2002, 248 p.

-­‐   VANDEBROEK, H., Het geslacht van de arbeid: opvattingen over vrouwenarbeid in

Belgische katholieke kringen, Leuven, Leuven University Press, 2002, 494 p.

-­‐   VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in

hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2006, 1314 p.

-­‐   VANDERMASSEN, G., Darwin voor dames: over feminisme en evolutietheorie,

Amsterdam, Uitgeverij Nieuwezijds, 2005, 240 p.

-­‐   VAN DE VIJVER, C., Herinnering aan de plechtige onthulling van gedenkteeken, door het

onderwijzend corps der staddscholen, aan Gustaaf Callier opgericht, Gent, Annoot-

Braeckman, 1865, 22 p.

-­‐   VAN DIEVOET, E., Het burgerlijk recht in België en Nederland van 1800-1900: de

rechtsbronnen, Antwerpen, De Sikkel, 1943, 539 p.

-­‐   VAN DIJCK, M., De wetenschap van de wetgever: de klassieke politieke economie en het

Belgisch landbouwbeleid (1830-1884), Leuven, Leuven University Press, 2008, 487 p.

-­‐   VOORDECKERS, E., Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium

(1667-1914), Leuven, Nauwelaerts, 1964, 677 p.

-­‐   WARLOMONT, R., François Laurent, juriste, homme d’action et publiciste (1810-1887),

Brussel, Office de Publicité, 1948, 96 p.

Page 143: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 143

-­‐   WEEKS, J., Sex, politics and society: the regulation of sexuality since 1800, Londen,

Longman, 1989, 326 p.

-­‐   X., Hommage à François Laurent, Gent, Presse Libérale Gantoise, 1909, 44 p.

-­‐   X., Rapport sur la société Callier. Appel aux Libéraux pour la formation de sociétés

ovrières, Gent, 1870, Annoot-Braeckman, 12 p.

B.  BIJDRAGEN IN VERZAMELWERKEN

-­‐   ARNAUD-DUC, N., “De tegenstrijdigheden van het recht” in DUBY, G. en PERROT, M.

(eds.), Geschiedenis van de vrouw: de negentiende eeuw, Amsterdam, Agon, 1993, 41-70.

-­‐   BAERT, G., “François Laurent: zijn leven, zijn tijd en zijn strijd (1810-1887)” in ERAUW,

J., BOUCKAERT, B., BOCKEN, H., GAUS, H. en STORME, M. (eds.), Liber Memorialis

François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-Scientia, 1989, 9-60.

-­‐   HEIRBAUT, D., “De vrouwen(on)rechtsgeschiedenis van Napoleon tot vandaag: een

verhaal van voortdurende vooruitgang?” in BREMS, E. en STEVENS, L. (eds.), Recht en

Gender, Brugge, Die Keure, 2011, 25-56.

-­‐   HEIRBAUT, D. “François Laurent: een vreemde eens in de bijt van de Belle Epoque?” in

DEBAENST, B. (ed.), de Belle Epoque van het Belgisch recht (1870-1914), Brugge, Die

Keure, 2016, 79-90.

-­‐   HEIRBAUT, D., en STORME, M.E., “The historical evolution of European private law” in

TWIGG-FLESNER, C. (ed.), The Cambridge Companion to European Union Private Law,

Cambridge, Cambridge University Press, 2010, 20-32.

-­‐   JACOBS, A. en VAN HOUTTE, M., “Geslachtsidentiteit: een argument bij

hoedebeslissingen” in VAN DEN BRANDE, A. (ed.), Identiteiten: functies en dysfuncties,

Gent, Academia Press, 33-54.

Page 144: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  144

-­‐   LÜNNEMANN, K. “Families in conflict” in DE BOER, M. en WIJERS, M. (eds.), Vrouw

en recht: de beweging, de mensen en de issues, Amsterdam, Amsterdam University Press,

2009, 83-86.

-­‐   MORTIER-GAUBLOMME, D., “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent” in

ERAUW, J., BOUCKAERT, H., BOCKEN, H., GAUS, H. en STORME, M. (eds.), Liber

Memorialis François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-Scientia, 1989, 81-108.

-­‐   ORBÁN, A. P., “De correspondentie van Abélard en Héloïse: rede versus emoties” in

STUIP, R. E. V. en VELLEKOP, C. (eds.), Emoties in de Middeleeuwen, Hilversum,

Uitgeverij Verloren, 1998, 97-114.

-­‐   SIMON-VAN DER MEERSCH, A. M., “François Laurent, hoogleraar” in ERAUW, J.,

BOUCKAERT, H., BOCKEN, H., GAUS, H. en STORME, M. (eds.), Liber Memorialis

François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-Scientia, 1989, 165-200.

-­‐   SIMON F. en VAN DAMME D., “François Laurent en de sociale kwestie: Een offensief

beschavingsdefensie” in ERAUW, J., BOUCKAERT, H., BOCKEN, H., GAUS, H. en

STORME, M. (eds.), Liber Memorialis François Laurent 1810-1887, Brussel, Story-

Scientia, 1989, 109-164.

-­‐   VAN DEN PLAS, L., “Étude sur la révision du titre du contrat de mariage” in CRAHAY,

E. (ed.), Revue de catholique de droit (1908-1909), Leuven, Institut supérieur de

philosophie, 157-174.

C.  TIJDSCHRIFTBIJDRAGEN

-­‐   ASSER., T. M. C., “Geld en vrijheid. Beschouwingen over den lijfsdwang.” De Gids 1866,

43-72.

-­‐   BAERT. G., “Prof. François Laurent een eeuw later (1818-1887-1987)”, TPR 1990, 37-

151.

Page 145: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 145

-­‐   BAETEMAN, G., “Het primair huwelijksstelsel”, TPR 1978, 151-308.

-­‐   CASMAN, H., “Het huishoudelijk mandaat”, TPR 1975, 117-129.

-­‐   DE BUSSCHERE, C., “De feitelijke scheiding der echtgenoten”, Jura Falc. 1973, 29-75.

-­‐   DE BUSSCHERE, C., “De wet van 1 juli 1974 betreffende de echtscheiding op grond van

feitelijke scheiding”, Jura Falc. 1976, 89-97.

-­‐   DELVA, W., “De algemene principes met betrekking tot het secundair

huwelijksvermogensrecht”, TPR 1978, 309-330.

-­‐   FAIDER, C., “La jurisprudence progressive. La révision du Code Civil (article 135 de la

constitution)”, BJ 1884, 1569-1584.

-­‐   GERLO, J., “De gelijkheid tussen man en vrouw en het burgerlijk wetboek”, TPR 1976,

207-288.

-­‐   HEIRBAUT, D., “Een hopeloze zaak. François Laurents ontwerp voor een burgerlijk

wetboek voor België”, PM 2013, 261-283.

-­‐   PIGNOLET, D., “Echtscheiding op grond van grove beledigingen”, Jura Falc.1996, 63-94.

-­‐   REMY, E., “Droit civil. Avant-projet de révision du Code civil. Quelques observations

critiques sur des modifications au titre du Code civil concernant la paternité et la filiation”,

BJ 1883, 897-905.

-­‐   REYNEBEAU, M., “De kiescijnsverlaging van 1848 en de politieke ontwikkeling te Gent

tot 1869”, Belgisch tijdschrift voor de nieuwste geschiedenis 1980, 261-306.

-­‐   STORME, M., “Een revolutionaire hervorming: de dwangsom”, TPR 1980, 222-240.

-­‐   VANDENBERGHE, H., “Het concubinaat”, TPR 1975, 13-29.

Page 146: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  146

-­‐   VAN DER BURG, M., “Het gezin en de staat in de Code Civil des Français (1804): het

kleine vaderland”, Historica 2009, 19-24.

D.  ANDERE

-­‐   COPPENS, C., Het huwelijk ‘quoad vinculum’: een studie van de secularisering van het

huwelijksrecht Gent 1796-1857, II, onuitg. doctoraatsproefschrift Letteren en Wijsbegeerte

UGent, 1984, 307-646.

-­‐   DE WIT, J., Matrimonium et Divortium: huwelijk en echtscheiding ten tijde van de

Romeinse Republiek, onuitg. doctoraatsproefschrift Rechten Rijksuniversiteit Groningen,

2007, 215 p.

-­‐   SALDEN, M., Tussenkomsten van de schepenen van de Keure bij echtelijk geweld in het

laatmiddeleeuwse Gent, onuitg. masterproef Letteren en Wijsbegeerte UGent, 2008, 127 p.

-­‐   VAN POPPEL, F., Trouwen in Nederland: een historisch-demografische studie van de 19e

en vroeg-20e eeuw, onuitg. doctoraatsproefschrift Geschiedenis Landbouwhogeschool

Wageningen, 1992, 654 p.

E.  WEBSITES

-­‐   J. ART en B. DHONDT, “Callier, Gustave (1819-1863)”, UGentMemorie 2016,

www.ugentmemorie.be/personen/callier-gustave-1819-1863.

Page 147: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 147

BIJLAGEN

Bijlage 1: uitslag van de liberale poll en van de verkiezingen te Gent op 27 oktober 1863

Op 27 oktober 1863 werd Laurent voor de eerste maal als kandidaat voor de Gentse

gemeenteraadsverkiezingen voorgedragen. De grote meerderheid van de opgekomen kiezers

stemde liberaal, waarbij Laurent het laagste aantal stemmen kreeg.

Bron: MORTIER-GAUBLOMME, D., “François Laurent en het politiek gebeuren te Gent” in J. ERAUW, B.

BOUCKAERT, H. BOCKEN, H. GAUS en M. STORME (eds.), Liber Memorialis François Laurent 1810-1887,

Brussel, Story-Scientia, 1989, 85.

Page 148: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  148

Bijlage 2: Laurents hulde van Droit civil international aan Institut de Droit International

Laurent maakte deel uit van het Institut de Droit International. Omdat Laurent nauwelijks de

zittingen van deze genootschap kon bijwonen, heeft hij uit ereschuld en blijvende erkenning

zijn Droit civil international opgedragen aan het Institut du Droit International, in het bijzonder

aan de Italiaanse voorzitter Pascal Mancini.

Bron: LAURENT, F., Droit Civil International, Brussel, I, Bruylant-Christophe & Comp., 1880, VI.

Page 149: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 149

Bijlage 3: arrest Franse Hof van Cassatie 9 augustus 1826

Beknopte feiten: de vrouw in kwestie, Madame Liegey verzette zich tegen het tuchtigingsrecht

van haar man. Ze beriep zich op artikel 4 van de Charte Constitutionnelle van 1814: “La liberté

individuelle est également garantie, personne ne pouvant être poursuivi ni arrêté que dans les

cas prévus par la loi et dans la forme qu'elle prescrit.”

Oordeel samengevat: haar verweer werd echter afgewezen. De cassatierechter oordeelde dat de

man, die alle middelen had uitgeput om zijn echtgenote terug te laten terugkeren naar de

echtelijke woning, dwang mocht gebruiken tegen de persoon van zijn vrouw. En daarbij, zo

oordeelde de cassatierechter, was het toegelaten een beroep te doen op de politie.

Page 150: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  150

Bron: A. LEDRU-ROLLIN, Journal du Palais: jurisprudence français, XX, Parijs, F. F. Parijs, 1840, 793-

794.

Page 151: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 151

Bijlage 4: uiteenlopende rechtspraak omtrent de veroordeling tot schadevergoeding wanneer de

vrouw verzaakte aan haar volgverplichting

Kon de man een schadevergoeding eisen van zijn echtgenote als zij weigerde haar man te

volgen of van huis weg liep? Hierover bestond er uiteenlopende rechtspraak. In sommige

rechtbanken werd ‘de van huis weggelopen vrouw’ veroordeeld tot betaling van een

schadevergoeding aan haar man. Verschillende andere rechters oordeelden daarentegen dat de

vrouw niet kon gedwongen worden tot de betaling van een schadevergoeding wanneer zij haar

volgplicht niet nakwam.

Bron: J.-B. SIREY, Les codes annotés de Sirey et Gilbert: contenant toute la jurisprudence des arrêts et la doctrine des auteurs, Parijs, Marchal et Billard, 1901, 180.

Page 152: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  152

Bijlage 5: het ontwerp Cambacérès (9 augustus 1793)

In de voorafgaande beschouwingen van het ontwerp Cambacérès werd zowel de maritale

macht als de vaderlijke macht afgeschaft:

P. A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition de ce code, à

laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément de la législation civile de la

France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article séparément, tous les passages du recueil qui s'y

rattachent, I, Parijs, Au Dépot, 1827, 5.

Art. 3 van het ontwerp Cambacérès schreef gelijkheid tussen man en vrouw voor:

Bron: P. A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition de ce

code, à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément de la législation civile

de la France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article séparément, tous les passages du recueil qui

s'y rattachent, I, Parijs, Au Dépot, 1827, 19-20.

Page 153: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 153

Bijlage 5: het wetsontwerp van 29 juli 1925

In het wetsontwerp van 29 juli 1925 werd de theorie van de fragilitas sexus helemaal verlaten.

De woorden van Laurent werden gehoord.

Bron: Wetsontwerp (P. TSCHOFFEN) tot wijziging van de bepalingen van Hoofdstuk VI, titel I, van boek I van het Burgerlijk Wetboek: “De Wederzijdsche rechten en plichten van echtgenoten”, Parl.St. Senaat 1925-26, nr. 30, 3.

Page 154: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  154

Bijlage 6: arbeidsmarktparticipatiegraden van vrouwen vanaf 1860: in % van de totale

vrouwelijke bevolking

Bron: H. VANDEBROEK, Het geslacht van de arbeid: opvattingen over vrouwenarbeid in Belgische katholieke

kringen, Leuven, Leuven University Press, 2002, 241.

Page 155: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 155

Bijlage 7: fragment uit de echtscheidingswet van 1792

De visie van de Franse revolutionaire wetgever op echtscheiding kwam tot uitdrukking in de

aanhef van de echtscheidingswet van 1792 (zie omkadering): het huwelijk was een burgerlijk

contract. De echtgenoten hadden de vrijheid om uit het huwelijk te stappen.

De echtscheiding wegens bepaalde feiten (art. 4): deze echtscheidingsvorm bevatte een quasi

eindeloze lijst van motieven voor echtscheiding.

Bron: J. B. DUVERGIER, Collection complète des lois, décrets, ordonnances, règlemens avis du Conseil

d'état, publiée sur les éditions officielles du Louvre: de l'Imprimerie nationale, par Baudouin; et du Bulletin

des lois; (de 1788 à 1830 inclusivement, par ordre chronologique), IV, Parijs, A. Guyot et Scribe, 1834, 139.  

 

 

 

 

 

 

 

Page 156: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  156

Bijlage 8: officiële cijfers van het aantal huwelijken en echtscheidingen van 1830-1920

De statistieken tonen de spectaculaire stijging van het aantal echtscheidingen in België tussen

1830-1920 aan. Wat als uitzondering werd bedoeld, zou in toenemende mate een geaccepteerd

verschijnsel worden.

Bron: G. DEBRA, De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de Belgische rechtspraak,

Antwerpen, De sikkel, 1939, 1.

Page 157: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 157

Bijlage 9: fragment uit de Code Civil van 1804 (Nederlandse vertaling)

De echtscheiding wegens bepaalde feiten in de Code Civil: 1) overspel van de vrouw of

onderhoud van bijzit in de gemeenschappelijke woning van de man, 2) gewelddaden,

mishandelingen en grove beledigingen en 3) veroordeling tot een infamerende straf.

Vergelijk met artikel 3 van de wet van 20 september 1972 (bijlage 7): dit was een quasi

eindeloze lijst van motieven voor echtscheiding. Het aantal gronden werd onder het Burgerlijk

Wetboek van 1804 teruggebracht naar drie.

Bron: Code Civil des français du 21 mars 1804 (édition originale et seule officielle)

(http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k1061517/f2.item)

overspel

gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen

veroordeling tot infamerende straf

Page 158: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

  158

Bijlage 10: fragment uit de voorbereidende werken omtrent de echtscheidingsgrond

‘gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen (artikel 331 C.C.)

De woorden van Cambacérès tijdens de Conseil d’État van 27 december 1801: tijdens die

zitting was Cambacérès van mening dat de echtscheidingsgrond ‘gewelddaden en

mishandelingen’ uitsluitend aan de vrouw voorbehouden was. Als vergoeding daarvoor werd

‘grove beledigingen’ als reden tot echtscheiding toegekend aan de man. Procès-verbal de la séance du 6 Nivôse an X (17 décembre 1801).

Bron: P. A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, suivi d'une édition de ce code,

à laquelle sont ajoutés les lois, décrets et ordonnances formant le complément de la législation civile de la

France, et ou se trouvent indiqués, sous chaque article séparément, tous les passages du recueil qui s'y

rattachent, IX, Parijs, Au Dépot, 1827, 372.

Page 159: DE POSITIE VAN DE VROUW IN HET ONTWERP LAURENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/383/RUG01-002349383... · 2017. 8. 3. · CLÉMENCE ROBERT, PARIS SILHOUETTE (PARIJS 1839) 1.! Vrouwen

 159

Bijlage 11: artikel 228 O.L.

De echtscheiding wegens bepaalde feiten in de het ontwerp Laurent: 1) overspel 2)

gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen en 3) vrijwillige of kwaadwillige

verlating.

Bron: F. LAURENT, Avant-projet de révision du code civil (articles 228-555), II, Brussel, Bruylant-

Christophe & Comp., 1882, 19-20.