DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom...

448
DE KAPUCIJNEN IN DE NEDERLANDEN EN HET PRINSBISDOM LUIK DOOR P. HILDEBRAND, ARCHAS DEEL VIII INN ERLIJKE ORGANISATIE · Eerste stuk AERPEN, ARCHIEF DER KAPUCIEN, 1954

Transcript of DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom...

Page 1: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE KAPUCIJNEN IN DE NEDERLANDEN EN HET PRINSBISDOM LUIK

DOOR P. HILDEBRAND, ARCHIVARIS

DEEL VIII

INN ERLIJKE ORGANISATIE

· Eerste stuk

ANTWERPEN, ARCHIEF DER KAPUCIJNEN, 1954

Page 2: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk
Page 3: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I

DE KAPUCIJNEN IN DE NEDERLANDEN

EN HET PRINSBISDOM LUIK

Page 4: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk
Page 5: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE KAPUCUNEN IN DE NEDERLANDEN EN HET PRINSBISDOM LUIK

DOOR P. HILDEBRAND, ARCHIVARIS

DEEL VIII

INN ERLIJKE ORGANISATIE

ANTWERPEN, ARCHIEF DER KAPUCIJNEN, 1954

Page 6: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

SUB RESPECTU FIDEI ET MORUM NIHIL OBSTAT.

FR. GERLAcus BuscooucENsrs.

Buscoduci, die 23 dec. 1952.

FR. FELICISS!MUS A WESTMEERBEEK.

Izegemii, die 20 junii 1953.

IMPRIMATUR.

FR. MARTINIANus A RoESELARE, min. pt·ov.

Antverpiae, die 24 junii 1953.

t L. J. SUENENS, v·ic. gen.

Mechliniae, die 26 junii 1953·

Page 7: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

INHOUD

MEEST GECITEERDE SCHRIJVERS

GEBRUIKELIJKE AFKORTINGEN

INLEIDING

I. DE ORDE

11

13

IS

1. Regel en Konstituties. De Orde en haar Regel (19). De Konstituties van de Kapucijnen (22).

2. Het Generaal Kapittel. Kapittel en kapitularissen (26). De reis naéu· Rome (28). Het verblijf te Rome (33). De Generale Over­sten (:�5). Voorschriften (38).

3· Visitaties van P. Generaal. Kommissarissen (4o.) Visitatie van P. Generaal (41). Cicmens van Noto (45). Jeannes Maria van No­to (46). Innocentins van Caltagirone (47). Fortunatus van Cadere (S4l· Marcus Antonius van Carpenedolo (ss). Stepharrus van Cesena (56). Bernardinus van Arezzo (sS). Michael Angelus van Ragusa (66). Hartmannus van Brixen (71). Sigismundus van Ferrara (76). Paulus van Colindres (83).

IJ. DE PROVINCIE

1. De Provincie en haa·r bestuur. De Provincie (87). Provinciaal en Provincialaat (91). In de dienst van P. Provinciaal. a) P. Sekre­

. taris (93). b) Br. Gezel (94). c) P. Agent (95). d) P. Archivaris (96). De.finitoriale zittingen (97). Visitatie (9<J). Bijlage: Provinciale sekretarissen (102).

2. Het Provinciaal Kapittel. Provinciaal Kapittel (104). Plaats en datum (106). Stemgerechtigden voor het Provinciaal Kapit­tel (rog). De diskreetskeuze (no). Stemgerechtigden bij de diskreets­Ireuze (1 13). Naar het Provinciaal Kapittel (n7). Laatste toebe­reidselen (119). Verkiezing van de Definitoren (121). Verkiezing van P. Provinciaal (125). De Kustoden (129). Huldiging van de nieuwe Provinciaal (132). Verordeningen (134). Nieuwe Oversten (135). Nieuwe Gardiaans (137). Vikarissen (139).

3· Betrel1kingen met andere Provincies. Onder Nederlandse Pro­vincies (142). Franse Provincies (144). Duitse Paters (145). Vreem­delingen in de Provincie (151). Vluchtelingen (153). Religieuzen die van Provincie veranderen (1S8).

Page 8: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

6 INHOUD

JII. HET KLOOSTER

I. Ontstaan en ligging. Stichting (169) . Verlof van de Rege­ring ( 1 7 1 ) . Andere zorgen (173) . Keus van het bouwterrein ( 1 74). Lasten op het kloostererf ( 180) . De tuin ( 182) .

2. Bouwmeesters. Kapucijnen als bouwmeesters ( 188) . Wereld­lijke bouwmeesters (192) . Bijlage : Bekende bouwmeesters (194) .

3· Verschillende vertrekken. Bouw van het klooster ( 1 97) . De benedenverdieping (201). De bovenverdieping (206) . Het dak (210).

4· Het afwerken van het gebouw. Vensters (211) . Sloten en sleutels (215 ) . Verwarming (2 1 6) . Zonnewijzers (2 19). Uurwerken (222) . Pleisteren en witten (226) . Zindelijkheid (230) .

5· De kerk en haar kunstschatten. De kerk (233) . Klok en toren (238) . Kunstwerken in de kerk (241). Schilderijen bij de Walen (243 ) .

Werk van Rubens (245) . Zorg voor het kunstbezit (250) .

6. Rampen (251) .

IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE.

r. Oversten en onderdanen. Personeel in het klooster (253). P.

Gardiaan (254) . Kloosterzegels (258) . P. Vikaris (259) . Paters, Clerici en Broeders (262) . Kloosterknechten (264) . Belofte van gehoorzaamheid (268) . Twee opstandige lekebroeders (273 ) .

2 . Onderlinge liefde. Voorrang (276) . Namen en titels (280}. Vrijheden en voorrechten (282) . Voorrechten van de predikanten (284) . Vrijheden van het koor (287) . Speciaal eten en drinken (290) . Onderlinge liefde (292) . Enkele uitzonderlijke gevallen (295). Een ingewikkeld geval te Luik (297) .

3 · Ceremoniaal en dagorde. Het Ceremoniaal van 1594 (30,') . Het Ceremoniaal van Boverius (303 ) . Waalse Ceremoniaals (304) . Het Vlaamse Ceremoniaal (306) . Signalen voor de kloosteroefenin­gen (308). Nacht- en morgenoefeningen (310). Middagoefeningen (313) . Avondoefeningen (314 ) . Speciale dagorden (3 1 5 ) . In de refter (3 1 6).

Na het eten (3 18) .

V. ARMOEDE EN GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN.

r. Armoede en geldgebruik. Gelofte van armoede (321) . Eigen­domsrecht van het klooster (323 ) . Geen geldgebruik (324) . Toe­vlucht tot " Geestelijke Vrienden» (326) . Zorg voor andermans geld (329) . Legaten (330) . Fundaties (332) .

2 . Geestelijke Vaders en Geestelijke Moeders. Wat men daardoor verstaat (333) . Okkasionele en blijvende syndici (334) . Financiën

van de syndicus (340) . Mistoestanden (342 ) . Voorrechten van de syndicus (345) . Dankbaarheid jegens de syndicus (346) .

Page 9: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

INHOUD 7

3· Behoeften van de sakristie. Armoede in kerk en sakristie (348). Het nodige voor de sakristie (352). Twist te Oudenaarde (353).

Het sakristielinnen (355). Een werk voor arme kerken (357). Fun­daties en renten voor de sakristie (359).

4· Gemeenschappelijk leven. Armoede op de cellen (363). Geen persoonlijk bezit (364). Een wijnkwestie te Aalst (370). Strijd aan­

gaande het armoedeïdeaal (378). De Armoede volgens Paulus van Colindres (380). Toestand na 1770 (382).

VI. BESTAANSMIDDELEN

1. Vrijdom van lasten en accijnzen (385). Briefport (386). Belas­tingen (387). In- en uitvoerrechten (388). Speciale toestand te Meerset

en te Marville (395). Binnenlandse belastigen (397). Bieraccijns (399).

Wijnbelasting (402).

2. Loon en misstipendiën. Loon (405). Misstipendiën (406). Het verzenden van misintenties (410). Vrije missen (413). Vrije missen en honorarium (415). Bedrog te Namen (418).

3· Giften vanwege openbare besturen en partikulieren. Openbare

besturen (420). Brandhout (425). Kolen (429). Giften der gelovigen (431). Termijn (434). Kloosterdistrikten (440).

VII. NOVICIAAT EN STUDIES.

1. Noviciaat. Rekrutering (443). Kandidaten (445). Vereiste

hoedanigheden (448). Mislukte kandidaten (453). Onkosten (456).

Inkleding (461). Kloosternamen (464). Opleiding (469). Beproeving

(472). Stemmingen (475). Handboeken (476). Het testament (479).

Professie (482).

2. Studies. Het seminarie (486). Wijdingen (490). Studenten (496). Klachten over de jeugd (499). Studies (5oo). Aanstelling van lekto­ren (504). Voorrechten van de lektoren (505). Lektoren ontslagen (507). Duur van de leergangen (509). Taalstudie (512). Filosofie (513).

Theologie (515). H. Schrift (520). Gewijde welsprekendheid (523).

Examens (524). Theses (524). Eindexamen (526). Wetenschappelijk

peil (528). Bijlage: Bekende lektoren (532).

VIII. VOEDSEL EN KLEDING

1. Voedsel. Eten en drinken (551). Vasten en vleesderven (552). Grote penitentie (558). Vastenspijzen (559). Boter en brood (562).

Maaltijden (564). Hongeropstand te Charleroi (566). Bier (567).

Brouwerijen (569). Wijn (570). Brandewijn (575). Thee (577). Koffie (579). Drankmisbruik (581). Snuif (584). Snuifdozen (587). Pijp en tabak (588).

Page 10: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

8 INHOUD

2. J(leding. Haardracht (589). Baard (591). Kap (593). Habijt (594). Lappen op het habijt (597). Witte Jappen (599). Tuniek (6o1). Ondergoed (6o3). Koord (6o5). Sandalen (6o8). Mantel (6og). Zak­doeken (610). Kalotten (6n). Zakuurwerken (612). Wassen en reinigen (613). Nieuwe kleren (615). Woltermijn (616). Weverijen bij de Walen (618). Bij de Vlamingen (621). Moeilijkheden te S.-Trui­den (624).

IX. ARBEID EN ONTSPANNING.

I. Huishoudelijke bedieningen. Handenarbeid (629). Verschillende bedieningen (631). De portier (633). De koster (643). De kok (636).

2. Studie. Studie (638). Moraaltheologie (639). Ordesgeschiedenis (641). Bibliotheken (649). Persoonlijke boeken (657). Verboden boeken (661).

3. Kunst en hunstambachten. Kunst (662). Godvruchtige prenten (666).

4· Ontspanning. Ontspanning (669). Traktatiën (671). De Grote Rekreaties (674). Spel (678). Vogels op de cel (68o).

5· Uitstapjes en 1'eizen (681). Verplaatsingen (682). Moeilijkheden (683). Reisgoed (685). Uitstappen (685). Reisgezellen (689). Niet te paard rijden (691). Op reis (692). Ter bestemming (695).

X. HET GEESTELIJK LEVEN VAN DE KAPUCIJN

I. Chronologisch overzicht. Strenge levensopvatting (701). Heilige religieuzen vóór 1616 (703). Wonderen (706). Zelfbedrog ? (708). Het Praequiëtisme (710). Franciscus van Ierland en Felix van Lape­dona (711). Laurentins van Brindisi (713). BenediehlS van Canfield (715). Spaanse Karmelieten te Brussel (717). Henricus van Oude­naarde en Gratianus van Belle (720). Vrijheid inzake mystiek (722). Heilige religieuzen (723). Tweede helft van de XVIIe eeuw (725). Krisis (726). In de Vlaamse Provincie (727). De Waalse Provincie (730). In het Rijselse (730). Luik (731). Allerheiligste Drievuldigheid (731). Besluit (732).

2. Hulpmiddelen. Boetpleging (733). Lijfskastijding (734). Stil­zwijgen (735). Minder colloquia (738). Schuldbekentenis (739). Gees­telijke lezing (741). Onderrichting (745). Gebed (747). Mondgebed (748). Het Angelus (750). Meditatie (752). Jaarlijkse retraite (756), Biecht (758). Liturgie (763). Breviergebed (768). H. Mis (775). H. Kommunie (781). Christusdevotie (786). Mariadevotie (787). Ver­schillende Heiligen (790). Bedevaarten (793).

Page 11: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

INHOUD 9

XI. AFGEDWAALDE BROEDERS (8or).

I. Strafrecht. Schuld onvoldoende bewezen (8o3). Ontoereken­bare religieuzen (Bos). Kanonieke processen (8o7). Strafmaatr�gelen (Sro). De kloostergevangenis (813). Gevangenisregime (Srs). Vermin­dering van straf (8r8). Eerherstel (8rg).

2. Uitgetreden religieuzen. Misnoegen in het klooster (822). De drie geloften (823). Ongeldig geprofest ? (827). Overgang naar andere Orde (829). Sekularizatie (832). Voortvluchtigen en apostat�n (836). Augustinus van Geraardsbergen (84 I).

3· Enkele méér bekende gevallen. Florentius van Brandenburg (843). De Saumery (?) (844). Angelus van Amersfoort, Verhel (846). Desiderius van Di.iren, Munstermaan (847). Cyprianus van Brussel, Louffius (850). Vreemde apostaten in Holland (856). Basilius van Rouen, Clouet (857).

XII. OuDERDOM, ZIEKTE EN DOOD.

De oude dag (863). Jubilarissen (864). Zieken (868). Ziekenkapel (871). Oostende (872). Spa (873). Aken (876). Overlijden (878) . Begrafenis en kerkhof (88o). Suffragiën voor de overledenen (8gr). Geprivilegieerde altaren (894). Gebeden en oefeningen voor overle­denen (896).

2 r Zegels van de ver­schillende Nederland­se Provincies

Het klooster te Stave­lot

Capusynus mendicans Slot van Arenberg Slot te Raesfeld De Franciskaanse boom Refter en koor te Brug-

ge Lambertus van Martilly

PLATEN

lN DE TEKST:

88-go

175

BUITEN

192 192 193 826

827 842

Marville, met grond-plan 176-77

Torentje van Stavelot 239 Alexius van Namen 893

TEKST:

Eugenius van Gent met zijn broer Bisschop Triest 842

Angelus Verhel van Amersfoort 843

Basilius Clou et van Rou en 843

Page 12: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk
Page 13: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I. MEEST GECITEERDE SCHRIJVERS

I APOLUNAIRE DE V ALEN CE] Histoire des Capucines de Flandre. Paris I878-79.

EERNARDINO D'AREZZO, Relazione del viaggio fatto dal M. R. P. - (HS.,

Prov. archief van de Kapucijnen, Montughi-Firenze).

Boucg, S. LE, Histoire ecctésiast. de la ville et comté de Valentiennes. Douay IÓ39·

BRUGGEMAN, J . , Inventaris van de archieven bij het metropolitaan Kapittel van Utrecht. 's-Gra venhage I 92 8.

Caeremoniale in tlsttm FF. MJ\11. CapuC'inomm Provinciae Flandro-Belgicae. Lovanii I 7 59·

CoRNEL1SSEN, J. D. M. Romeinsche bronnen voor den kerkelijke11 toestand der Nederlanden onder de A postolische Vikarissm. Dl. I . 's- Gravenhage I 932.

CUVEL1ER, J. et J. LEFÈVRE, Correspondance de la Co11r d' Espagne sur les affaires des Pays-Bas. Bruxelles I923·37·

DELTENRE, L. Histoire du co14vent des Capucins de Thuin. Thuin 1938.

EMER1CUS HALENS1S, Sieben-jährige Wanderschaft . . . Rmi P. Hartmanni Brixinensis. Ynsbrugg 1753.

FAIDER, P. Catalogue des manuscrits . . . de i'v!ons. Gent-Paris 193 1.

ID. Namur. Gemhloux 1934·

ID. Caurtrai. Gembloux-Paris 1936.

ID. Tournai. t;embloux 1950.

FAUSTINUS DIESTENSIS, A lter Alexius. Col. Agripp. 1620.

FRÉDÉGAND D' ANVERS, Étude sur leP. Charles tl' A renberg. Paris-Rome 1 919 .

GoBERT, Th. , Liége à travers les áges. Les rues tle Liége. Liége 1924-29.

HEINEN, J. G., Pfarrgeschichte Eupens. Eupen 1896.

HENNE, A . et A. WAUTERS, Histoire de la vitte de Bruxelles. Bruxelles 1845.

HIEROTHEUS CONFLUENTINUS, Provincia Rhenana Fr. J,[in. Capuc'Î110YUm. Ed. altera. Heidelbergae 1750.

H1LAR1US CAMERACENSIS, Fundatio Prov. Flandro-Belgicae (HS., GA., AB, 103) .

HOHENEGGER, AGAPIT, Gescltichte der Tirolisclten Kapttziner-Ordensprovinz. lnnsbruck, 191 3·15.

lNNOCENTIO DA CALTAGIRONE, Registro delle cose considerabili . .. scritto da FR.'I.NC. DA PoLCENIGO (HS., Prov. archief van de Kapuc. te Venetië ) .

Page 14: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

12 I. MEEST GECITEERDE SCHRIJVERS

LEJEAR, Dr. J., Les Capucins de S01nmeleville, in Bu.tl. de la Soc. Verv. d'arch. el d'hist., t. liJ, 1920.

LINDEN, Dr. RAYMUND, Die Regelobservanz in der Rheinischen Kap�1ziner· provinz. Münster in W. [1936].

Nonciature de Flandre (Analecta Vaticano-Belgica). Bruxelles-Rome 1924ss.

REMBRY-BARTH, Dr., 1:/istoire de Menin. Bruges 188r.

R-ituet ou cérérnonial des PP. Capucins de la Prov. de Liége. Liége [1 709] .

VANDERHAEGHEN, ·F., Bibliographie Gantoise. Gand 1858-69.

VANDERSTRAETEN, C., De Capucienen te Hasselt (overdruk uit Verzamelde

opstellen, Bd. XIII, Hasselt 1937) . VERVISCH, P.F. D. , alias AUXJLIUS VAN MOORSLEDE, Wonderbaer en rugtbaer

leven. Maestricht-\1\laereghem I 791 .

Page 15: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

II.

ABA.

ABAM.

ACB. ACH. ADN. AFH. AHEB.

ANP. AOMC.

ARA. BAB.

BADB.

BAG.

BA I.

BAL.

BAR. BB. BC.

BCRH. BG.

BIHBR.

BK. BKP. BL.

BSN. CF. ÉF FL.

GEBRUIKELIJKE AFKORTINGEN

= Aartsbisschoppelijk archief, Mechelen. = Aartsbisschoppelijk archief Mechelen, § Mdchtiniensia. = Archief van de Belgische Kapucijnen, Antwerpen. = Archief van de Hollandse Kapucijnen, Den Bosch. = Archives départementales du Norcl, Rijsel. = A rchivtlm Franciscanum historicurn, Quaracchi.

= A nalectes pou.r servir èll' histoire ecclésiastiqtte de la Belgi-

qtte. Louvain-Bruxelles.

= Archives nationales, Parijs. =Analecta Ordinis Minortml Capucci11ormn. Romae.

= Algemeen rijksarchief, Brussel. = Bisschoppelijk archief, Brugge.

=Bisschoppelijk archief Doornik, Bergen.

= Bisschoppelijk archief, Gent.

=Bisschoppelijk archief, Ieper (BAB., § Iprensia).

= Bisschoppelijk archief, Luik. =Bisschoppelijk archief, Roermond. = Bossche bijdragen. S.-Michiels-Gestel.

= Bullarium Capucinorum, ed. IVTICHAEL TUGIENSIS. Romae 1740-!884.

= Bulletin de la Commission royale d' histoire . Bruxelles. = Bijdragen lot de geschiedenis. Antwerpen.

= B1ûletin de l'Institut historiqtte beige de Rome. Bruxelles-Rome.

=Bibliotheek, Kortrijk. =Bibliotheek van de Kapucijnen, P<1.rijs. = Bibliothèque de la Section hist. de l'Institut. G.-D.,

Luxembourg.

= Bibliotheek van het seminarie, Namen. = Collectanea Franciscana. Romae. = Études Franciscaines. Paris. = Franciscaans leven. Tilburg.

Page 16: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GA.

GAA.

GAB.

GAK.

GAMs.

GAR.

KB.

NF.

OBC.

OGE.

RAM.

RKG.

RKK.

RKMm.

RKMs.

RKV.

SAA.

SAB.

SAG.

SAH.

SAL.

SAM.

SAN.

TCG.

UBL.

UT.

VA.

VB.

II . �EBRUIKELIJKE AFKORTINGEN

= Generaal archief van de Kapucijnen, Rome.

= Gemeentearchief, Antwerpen .

= Generaal archief van de Kapucijnen, Rome, § Belgica.

= Gemeentearchief, Kortrijk.

= Gemeentearchief, Maaseik.

= Gemeentearchief, Rijsel.

= Koninklijke bibliotheek, Brussel.

= Neerlandia Franciscana. Iseghem.

= Archief van de Oudbisschoppelijke Clerezie, Den Haag.

= Ons geestelijk erf. Antwerpen.

= Revue d'ascétique et de mystique. Toulouse.

= Register van de Kapucijnen te Gent (BAG. , C. IX, 3. C, 2, 1) .

= Register van de Kapucijnen te Kortrijk (BK., cod. 1 89).

= Register van de Kapucijnen te Malmedy (bij Hr. t'Ser· stevens, Brussel) .

= Register van de Kapucijnen te Maaseik (ACH.) .

= Register van de Kapucijnen te Velp (ACH.) .

= Staatsarchief, Antwerpen .

= Staatsarchief, Brugge.

= Staatsarchief, Gent.

= Staatsarchief, Hasselt.

= Staatsarchief, Luik.

=Staatsarchief, Bergen (Mons) .

= Staatsarchief, Namen.

= Tabula capitulorHm generalium (GA.).

= Universiteitsbibliotheek, Luik.

= Uni Tri11oque. Den Bosch.

= Vatikaans archief.

= Vatikaanse bibliotheek.

Page 17: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

INLEIDING

Toen we in 1945 ons eerste boekdeel afdrukten, kondigden we aan (1), dat het volledige werk in vi1J afdelingen zou uiteen­vallen. De eerste bestond feitelijk uit één enkel boekdeel, terwijl de tweede en de derde er ieder drie bevatten, respektievelijk ge­wijd aan de Walen en de Vlamingen. Nu komen we tot de vierde, die twee boekdelen zal vullen, waarvan het eerste enkel de in­nerlijke organisatie van de Nederlandse Provincies behandelt, terwijl het tweede de werkzaamheid en de invloed van de reli­gieuzen, ja zelfs al hun betrekkingen met de buitenwereld be­knopt zal uiteenzetten. Het volledige werk zal uit tien boekdelen bestaan.

Reeds in de zeven verschenen delen komen veel gegevens voor, waaraan we hier beknopt zullen moeten herinneren en die we wellicht voor dit deel helemaal hadden kun.nen voorbehmtden. Daarbij bekennen we gaarne, dat we méér dan ééns aan de be­koring niet hebben weerstaan, om sommige feiten reeds in de eerste delen te vermelden, alhoewel ze er minder op hun plaats waren, omdat we steeds met de mogelijkheid rekening hielden, dat we wellicht niet heel het werk tot een goed einde zouden kunnen brengen (2). Iedereen zal overigens begrijpen, dat eenzelfde gebeurtenis uit verschillende standpunten kan worden belicht en dat het in zo'n werk niet mogelijk is nooit in herhalingen te vallen. De eerste boekdelen geven immers meer een détailstudie,

(1) Blz. 2 1 . (2) Dit geldt b. v. voor inlichtingen over het lot der religieuzen n a de

opheffing der kloosters (vgl. Dl. IV, blz. 24) , wat grotendeels in ons laatste boekdeel kon worden ondergebracht.

Page 18: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

r6 INLEIDING

terwijl we hier vooral een samenvatting en een algemeen over­zicht op het oog hebben.

Wederkerig geven we hier enkele afbeeldingen, die de vorige boekdelen hadden moeten illustreren, doch die we niet tijdig konden bereiken.

Om de innerlijke organ·isatie van onze Kapucijnenprovincies volledig uiteen te zetten, handelen we achtereenvolgens over de Orde (I), de Provincie (IJ), het klooster (JIJ- VI) en de religieus ( V I I-X I I). In deze uiteenzetting handelen we alleen over de Nederlanden. Voorschriften of toestanden, die in heel de Orde dezelfde zijn, blijven hier buiten bespreking of dienen slechts als kader. N atwurlijk moeten we op deze stelregel wel eens een uitzondering maken ; anders zouden buitenstaanders onze uit­eenzetting soms niet begrijpen. Eveneens moeten we wel eens aan de algemeen geldende wetgeving herinneren ; aldus worden dikwijls de V001'schriften van de Konstituties geciteerd. In dit geval hebben we het nutteloos geoordeeld naar de juiste tekst te verwijzen. Kap�tcijnen kennen hem immers vanbuiten en leken ZMtden de referentie toch niet kunnen kontroleren, daar ze er geen uitgaven (vooral geen oudere) van in hun bereik zullen vinden ; en moesten ze er toevallig toch een kunnen bemachtigen, dan zullen ze zich wel met het uitvoerige register op het einde weten te verhelpen.

Speciale voorschr·iften voor de Nederlanden hebben we op elke bladzijde te vermelden ; daarvoor hebben we meestal een rijke voorraad originele teksten beschikbaar, gelijk ze naar de verschillende kloosters werden rondgestu-urd. Theoretisch kan het wellicht beter schijnen naar deze originelen te verwijzen ;

doch praktisch is het veel gemakkelijker liever de trouwe afschrif­ten te raadplegen, die in grote verzamelbanden van het archief

in chronologische orde werden overgeschreven, natuurlijk mits alles toch ook met de originelen te vergelijken.

Hier en daar moeten we verordeningen, voorschriften en toe­standen doen kennen, zonder dat we't altijd nodig vinden telkens uitdrukkelijk te vermelden, op welke van de verschillende Neder­landse Provincies of welke periode dit betrekking heeft. Hetzelfde zal ook méér dan ééns in het volgende boekdeel voorkomen. De lezer zal echter spoedig opmerken, dat hij dit zelf gemakkelijk

Page 19: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

INLEIDING 17 kan weten, �et na te gaan aan welke archieven Öf registers onze gegevens ontleend zijn (r) .

(1) Meest geciteerd wordt voor de oude onverdeelde Nederlandse Provincie ACB. lil, sooS ( 1S94) ; voor Rijsel ANP., ADN. en BKP., HS. 601 (74) ; voor Luik, het Rituel ( 1 709) en HS. 1 23S (I I n) van Kamerijk ; voor de Walen in de XVII• eeuw BL., HSS. 37 en 39 en in de XVIII• eeuw BL., HS. 40, ACB. III , 1003 en BSN., HSS. 66-67 ; voor Vlaanderen eindelijk het Caeremoniale ( 1 759) en ACB. l i l, 1005 ( 15SS-1 796) , roo6 ( 15S5-167S), 1007 ( 16So- r 735). rooS ( 1736-96) , 1009 ( 17S2-S9), soos ( 1633-48) en 5006 ( rs2S-1689) ; dit laatste heeft gewoonlijk dezelfde voorschriften als 111, 1006 ; liefst verwijzen we naar dit nummer roo6, omdat de voorschriften er steeds een volgnummer dragen, wat het opzoeken vergemakkelijkt.

Page 20: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk
Page 21: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I. DE ORDE

In dit eerste hoofdstuk handel n we achtereenvolgens over 1) R g 1 en Konstituties, 2) h t Generaal Kapittel n 3) de Visitatie door P. Generaal .

1. REGEL EN KONSTITUTIES

De Orde en haar Re�el . - Reeds hoger hebben we v rnamen dat de Capucijnen van den beginne af alhier hun Italiaan e naam hebben b waard (r ) en dat de primitieve klank van de Zuiderse C in de thans verouderde Waalse vorm Capuchin bleef voortleven (2) , j uist gelij k vroeger de naam Franciscus bij onze Zuiderburen Franchois werd uitgesproken.

Lange tijd hingen de Kapucijnen half en half van d Kon­ventu len af ; daarom moest hun Generaal bij zijn keuze door de oudste tak der Orde worden bekrachtigd en mocht hij enkel de titel van Vikaris, niet van Minister Generaal drag n ; eveneens stond aan het hoofd van de Provincies slechts een Vikaris Provinciaal . Doch daar de jongere Orde zich zo voorspoedig ontwikkelde, ontsloeg Paulus V haar in r6rg van deze voogdijschap. Sirnon van Oudenaarde en One­simus van Bergen zijn de e rst n die in ons land officieel de titel van Minister Provinciaal hebben gevoerd. In 1725 ver-

( 1 ) Dl. J, blz. 66-67. De naam is etymologisch hetzelfde als het Middelne­

derlandse Cappaert, dat Kloosterling in het algemeen betekent. (2) Dl. I, blz. 67-68. In 1598 vindt men nog in Noord-Nederland de spelling

Capuchin (FL., Dl. XXXIV, 1951, blz. r87).

Page 22: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

20 I . DE ORDE. I. DE REGEL

leende Benedictus XIII daarenboven aan P. Generaal en P. Prokurator om in de pauselijke kapel naast de Oversten der andere Orden een ereplaats te mogen bekleden. Daarom werd in ieder klooster een mis van dankbaarheid opgedragen (r).

Alhoewel tot een jongere hervorming behorend, bleven de Kapucijnen toch echte en wettige kinderen van de grote Om­brische Ordestichter. Om dit eervolle zoonschap te beklem­tonen, namen ze wel eens bij uitzondering de lange titel van Minderbroeders-Kapucijnen van S. Franciscus aan (2) .

Als kinderen van de Grote Arme van Assisi onderhielden ze trouw de Regel van zijn Orde en tot hun gebruik werden in de Nederlanden verscheidene uitgaven van de tekst be­zorgd. Franse en Latijnse uitgaven konden ze in den beginne in Frankrijk genoeg vinden; doch reeds in 1592 drukten ze te Arras, dat toen tot de Nederlanden behoorde, een eigen uitgave van de Franse tekst, niet enkel van de Regel, maar ook van de Konstituties (3).

Een Nederlandse vertaling moesten ze zelf zien te druk­ken ; ook gaf Rome op 18 Augustus 1589 daartoe het nodige verlof (4) , terwijl de Antwerpse censor Silvester Pardo op 4 November van hetzelfde jaar zijn toestemming verleende. Het boekje verscheen nog in 1589 bij de weduwe van Chris­toffel Plantijn, onder de titel van Den Reghel, ende Het Tes­tament ons es H eyligen V aders Francis ei (5) . Ook enkele

{I ) ACB. I, 5495-96 ; III, IOOJ, pp. 142-43· (2) Dl. I , blz. 68 en n. 4 . 72 n. 2 . Op zijn portret, naast blz. 193, wordt P.

Cyprianus van Antwerpen ook Minderbroeder-Kapucijn geheten. (3) Dl. I, 72. We vermelden daar het enig bekende exemplaar, dat te

Düsseldorf berust en dat vroeger aan het Kapucijnenklooster aldaar toebe­hoorde. Het telt 128[-31] pp. Later verscheen nog een Franse uitgave te Rijsel in 1 7 1 8 (• suivant la copie à Paris ») ; doch meestal behielp men zich met boek­jes in Frankrijk gedrukt.

(4) ACB. UI, 7005, p. 208. (5) Toen we Dl. I uitgaven (vgl. bi. 72) , kenden we het bestaan van deze

uitgave, doch nergens hadden we er een exemplaar van gevonden. Naderhand kregen we er een uit S.-Boniface (Manitoba, Kanada) , van Chrysostomus van Kalmthout, die het tussen 1909 en 1916 van Hilarius van Antwerpen had ontvangen. Het is helemaal in leer gebonden, met vanbuiten op beide zijden een Kapucijnenkruis ingeprent ; het draagt nog twee oude koperen sloten. Het meet 83 x 53 Mm., doch de blz. 3-8 en 65 tot het einde zijn helaas! ver-

Page 23: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

REGELUITGAVEN 21

Latijnse uitgaven werden door Nederlandse Kapucijnen bezorgd (I) .

In de verschillende uitga ven en vertalingen werd reeds in 1589 de tekst van de Regel en het Testament van Franciscus gevolgd door pauselijke verklaringen, godvruchtige be­schouwingen uit Herp en het traktaat over de armoede, aan J oannes van Fano toegeschreven (2) . In 1654 gebood Fortuna­tus van Cadore dit traktaat iedere Zaterdag aan tafel voor te lezen (3) .

Dikwijls werd daar ook een of andere uitleg van Franciscus' grondtekst voorgehouden (4) . Het blijkt dat Hippolytus van Bergamo reeds zo'n kommentaar had geschreven (5) ; een andere werd door Philippus van Kamerijk opgemaakt en thans nog berust deze te Douai (6) . Deze verschillende

!oren. Het boekje bleef bewaard omdat het als reliekschrijn diende ; de Pater die het op zak droeg, had er achteraan twee kleine opengaande kastjes in laten uithollen, waarin deze kostbaarheden zaten opgeborgen. Op het titelblad staat het bekende drukkersmerk Labore et Constantia en verder komen er twee gravuren in voor : een stigmatisatie, blz. ro , en het afsterven van Fran­ciscus, blz. 50. Een derde plaat schijnt verloren ; we weten immers dat J . Goltzius i n Oktober 1589 drie tekeningen van Marten de Vos graveerde, voor een regeluitgave van de Kapucijnen (A. J. J. DELEN, Histoire de la gravure dans les anciens Pays-Bas, ze partie [Paris 1934], p. 166) . Wat de derde teke­ning voorstelde, weten we niet; alleszins de H. Bruno niet, alhoewel M. RoosEs­M. SABBE het aldus drukken in de Catalogus van het Museum Plantin-Morelus (Antw. 1927), blz. 19, 401-02. In AOMC., t. XXVII , 19II, p. 55, wordt een Latijnse Antwerpse u itgave van r 589 vermeld ; dit is echter een verwar­ring ; deze tekst is nooit verschenen. Andere Nederlandse teksten kent men echter wel uit 1645 (Antwerpen) en 1718 (Leuven) . Overigens was te Antwer­pen reeds in 1622 een grote u itgave verschenen, waarin, naast de Regel, ook de Konstituties van de Orde voorkwamen. Meest alle hier vermelde uitgaven zijn in ACB. voorhanden en werden in FL. , Dl. XIX, 1936, blz. 6r, 92, 285-87 beschreven.

(r) Latijnse uitgaven werden door Nederlandse Kapucijnen bezorgd te Keulen ( r615), Brussel (1759), Douai (r6gz en 1761) , Maastricht (1787) en Antwerpen ( r 63r, 1644, r 66 r en 1692).

(2) Heruitgegeven AOMC., t. XXVII , r gn, pp. 54-62, 88-g r , IIJ-1 9, 192-205, 232-36, 268-72.

(3) Nog in 1 751 werd dit trouw onderhouden (BSN. , HS. 67, f. 23r.). (4) BL., HS. 39, f . 248v. (5) PETRUS DE ALVA Y ASTORGA, S. Franciscus, nalttrae prodigium et

gra.tia.e portenturn (Matriti 1651), tab. r, n. 63, p. 15 . (6) C. DEHAISNES, Catal. des MSS. de la bibl. de Dot1ai (Paris 1878) , p. 629,

n° 872 ; CF., t. XXI, 1951, p. 348.

Page 24: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

22 I . DE ORDE. I . DE KONSTITUTIES

teksten hebben we onderling niet vergeleken ; doch voorzeker hangen ze alle van elkaar af.

Te Parijs verscheen in 1622 een dergelijke kommentaar van Louis de Paris, welke herhaaldelijk werd herdrukt. Te onzent wekte hij spoedig opspraak en in 1625 verbood Juve­nalis van S.-W.-Bergen hem voor de lezing in de refter ( 1 ) . Het Generaal Kapittel van 1643 veroordeelde hem eveneens (2) . Ondertussen had CYPRIANUS VAN ANTWERPEN in 1625 zijn Lec­tiones paraeneticae te Keulen uitgegeven ; doch ook dit werk werd door Rome veroordeeld. Méér waardering vond in 1705 de Uytlegginghe op den Regel van BERNARDINUS VAN GHENDT,

in 1 725 ook te Douai door BONAVENTURA VAN EDINGEN in het Frans uitgegeven.

Het Archief· van de Belgische Kapucijnen bezit talrijke aantekeningen en kommentaren op de Regel (3) . Bij zijn dood schonk Alexander van Oostende zo'n handschrift aan zijn stadgenoot P. Seraphinus en nog altijd bleef dit ons bewaard (4) .

De Konstituties van de Kapucijnen . - De Regel van S. Ftanciscus wordt door alle takken der Orde onderhouden. Daarenboven heeft iedere tak dan zijn eigen Konstituties, die de inzichten van de Stichter nader omschrijven en aan de konkrete omstandigheden aanpassen. De Konstituties van de Kapucijnen werden herhaaldelijk herwerkt. Toen de eerste Paters naar de Nederlanden kwamen, onderhielden ze de tekst, in 1577 uitgegeven (5) en in 1584 te Lyon ook in het Frans gedrukt (6) . Deze Franse redaktie werd hier in het

( r ) ACB. UI, roo6, p. 2 18, § 23 ; 5006, B, f. 74r. (2) ACB. I, 458 1 . (3) ACB. UI, 5015 , 6041 (Norbertus van Gronsveld) , 6o.p (Cassianus van

Bossut) , 6044-45 (volgens Leander van Murcia), 6237 ( Br. Vincentius van Landen, 1 699), 6985.

(4) ACB . II I, 7010. Verbrand werd daarentegen een uitleg van de Regel door Br. Andreas van Bergen geschreven ( 1 728), met verkeerde opvattingen, zelfs min of méér ketters (ACB. IU, 1003, p. 158) .

(5) Heruitgegeven te Rome in 1913, onder de titel: Le prime costituz·ioni dei Fr. M. Capp11ccini.

(6) De Franse u itgave van 1 592 hebben we reeds vermeld .

Page 25: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE KONSTITUTIES VAN 1637-38 23

Latijn overgezet, van welke tekst we nog een drietal afschrif� ten bezitten (r).

In r6og kreeg men een nieuwe, weinig veranderde Italiaanse uitgave en in r622 werd dit wetboek voor het eerst in het Nederlands uitgegeven (2) . Dit alle bracht geen moeilijk­heden mee. Maar in 1637 verergerde de toestand, toen in de traditionele tekst allerlei willekeurige veranderingen werden aangebracht, vooral door Kardinaal Protektor, Antonius Barberini. De nieuwe redaktie verscheen in 1638 ; en alhoewel ze de pauselijke goedkeuring van 24 Maart 1638 droeg, wei­gerde de Orde ze te aanvaarden. De oude vroomhéid en frisse Franciskaanse geest waren immers uit dit strafwetboek van schrik en dwang totaal verbannen.

Allerlei nieuwigheden werden ingevoerd. Aldus waren sommige zware straffen voor lichte misdrijven voorzien ; in het Kapittel moest de schuldbekentenis van de uittredende Definitoren worden afgenomen en moesten de nieuwbenoem­de Gardiaans aangaande hun bekwaamheid te voren een grondig onderzoek ondergaan. Niemand mocht tot biecht� vader voor leken worden aangesteld, als hij geen tien jaar in de Orde had doorgebracht. Paters die voor predikatie bui­ten het klooster moesten overnachten, mochten nooit, zelfs voor enkele minuten, een vrouw op hun kamer dulden, dus ook niet een dienstbode ; andere dingen van die aard konden evenmin onderhouden worden.'

Op r r Januari r639, waarschijnlijk zonder de Latijnse tekst eerst grondig te hebben onderzocht, besloot het Vlaamse Definitorium er een Nederlandse vertaling van te laten ma­ken (3) . Doch reeds op 21 November van hetzelfde jaar maakte het een lijst op van punten die naar zijn oordeel niet konden onderhouden worden (4) . Op 6 Juni 1638 hadden ook de

(r) ACB. lil, 501 7- r S en 5022 ; dit laatste exemplaar mist de laatste bladzijden ; volgens een noot ibid . , zou de vertaler Antonius van Gent zijn en de kopiïst Alexander van Oudenaarde ; doch de naamloze aantekenaar bekent dat hij er niet helemaal zeker van is.

(2) Te Antwerpen, bij Plantij u, samen met de Regel. (3) ACB. III. roo6, p. 369, § r ; soo6, B, f . r r3v. (4) ACB. III, soo6, B, f. rogv.

Page 26: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

24 I. DE ORDE. I. DE KONSTITUTIES

Paters van Parijs P. Generaal hierop gewezen en op 10 April 1639 deelde Leonardus van Parijs dit aan Justinianus van Mechelen mede ; deze, op zijn beurt, verwittigde zijn eigen Provinciaal, op 10 April 1639 ( 1 ) .

Omstreeks dezelfde tijd, op 29 April 1639, vroeg de Waalse Provinciaal, J oannes van Bergen, wat het Vlaamse Defini­torium in dezen had beslist (2) . Veel was er feitelij k nog niet gedaan ; doch op 2 1 November van hetzelfde jaar besloot men de betwiste punten voorlopig niet toe te passen, maar de eerstvolgende Visitatie van P. Generaal, Joannes van Moncalieri, af te wachten (3) . Op 25 Januari 1640 drong deze echter van uit Bordeaux, in een gedrukte omzendbrief, op het onderhouden van de Konstituties aan, uit ijver voor de observantie en omdat de tekst door Z.H. de Paus was bekrachtigd (4) .

Toen hij echter op 4 Juni 1640 het Kapittel van Kastil i ë voorzat, wilde hij , volgens de nieuwe voorschriften, de schuld­bekentenis van de uittredende Definitoren afnemen. Dit verwekte echter een storm van verontwaardiging. De nieuwe Konstituties weigerde men te aanvaarden, als willekeurig opgedrongen en niet door het Generaal Kapittel goedge­keurd (5) .

Spoedig stuurden de Spaanse Paters een Latijns memoran­dum naar Vlaanderen, met weerlegging van de redenen, waar­mee men de nieuwigheden wilde goedpraten ; ze gaven een lijst van 22 punten, die niet konden worden onderhouden (6) .

Niettemin had het Vlaamse Definitorium nog op 7 Mei 1640 zijn beslissing gehandhaafd, om de Latijnse tekst te laten overzetten ; zohaast er afschriften genoeg voorhanden waren, zou men ze naar de verschillende kloosters sturen (7) ; we bezitten inderdaad een drietal exemplaren van deze tekst (8) .

( 1 ) ACB. I, 45 10. (3) ACB. III, 5006, B, f. 109v. (5) ACB. I, 4345·

(2) ACB. I, 4509. (4) ACB. I, 4518.

(6) ACB. I, 4536. Een ander Memorandum van de Spaanse Paters (ACB. I,

4482quat.) vermeldt 61 Dubia. (7) ACB. I I I , 5006, B, f. I I 2v. (8) ACB. I I I , 5019, 5020 (onvolledig) en 701 2 .

Page 27: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE KONSTITUTIES VAN 1637-38 2 5

Doch op 3 Juli 1640 schreef de Spaanse Koning naar Brus­sel dat men, tot nader bevel, de nieuwe Konstituties niet mocht aanvaarden ; P. Generaal had het recht niet, zonder koninklijk verlof, de zaak door te zetten (1 ) . Hetzelfde werd aan Seraphinus van León, Provinciaal van Kastilië, medege­deeld ; en op 10 Juli 1640 stelde deze zijn Vlaamse Kollega daarvan op de hoogte (2) .

Op 17 September besliste het Vlaamse Definitorium dan, P. Generaal te verzoeken om de nieuwe verplichtingen weer op te heffen (3) . Doch op 20 November 1640 antwoordde deze dat de Konstituties moesten onderhouden worden. Wel gaf hij toe, dat enkele punten moeilijkheden boden ; doch men moest wat schipperen en alles met veel oordeel en voorzich­tigheid toepassen. Zelf legde hij de voorschriften heel gema­tigd uit en rekende er op, spoedig in de Provincie Visitatie te kunnen houden {4) .

Op II Januari 1641 werd de Vlaamse Provinciaal er einde­lijk door de Prins--Kardinaal van verwittigd, dat de nieuwe Konstituties niet mochten aanvaard worden, totdat de Ko­ning daartoe verlof zou geven (5) ; bij de Walen werd deze tekst in de definitoriale zitting van Februari 1641 voorge­lezen (6) .

Aldus kon wegens de algemene tegenstand de nieuwe re­daktie niet worden gehandhaafd. Volgens de uitgave van r6og, met bijvoeging van enkele nieuwe dekreten, werden nieuwe Konstituties klaargemaakt. Op 19 Juni 1643 werd deze tekst door Urbanus VII I goedgekeurd (7) en op ro Augustus verstuurde Innocentius van Caltagirone er de eerste exemplaren van (8) . Een Franse vertaling verscheen te Douai in 1644 (9) en een Nederlandse in 1645 te Antwer-

(r) ARA., Gons. pr. esp., ri8o, no 845 ; CUVELIER-LEFÈVRE, t. lil, p. 372. (2) ACB. I, 4525. (3) ACB. Ili, soo6, B, f. r o9v. (4) ACB. I, 4534 ; III , 5006, B, f. Jior. (5) ACB. I, 4537 ; ARA., Loc. Git.; BL., HS. 39, f. 58r. (6) BL., HS. 39. f. 58r. (7) ACB. I, 4576 ; BC .. t. I, pp. 10o-or. (8) ACB. I, 1 262, 4583 ; Ill, 5006, B, f. 107r-o8r. (9) Later ook te Rijsel in 1 7 1 8.

Page 28: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

26 I . DE ORDE. 2 . HET GENERAAL KAPITTEL

pen (1 ) . . Een Latijnse overzetting kreeg men eerst in de XIXe eeuw (2) .

Deze tekst bleef van kracht tot 1909. Natuurlijk waren ondertussen sommige voorschriften verouderd of in onbruik geraakt, doch niemand nam daar aanstoot aan en om de twee maanden werd de tekst ongewijzigd in de refter voorge­lezen (3) .

2 . HET GENERAAL KAPITTEL.

Kapittel en kapitularissen. - Het hoogste gezag in de Orde berust bij het Generaal Kapittel. In den beginne kwam dit om de 3 jaar bijeen ; doch later werd deze termijn op 5 (r6o8) , 6 ( 1618) en 7 jaar gebracht ( 1667) . Bij de gestadige uitbrei­ding der Orde vond men het anders onmogelijk dat P. Generaal alle Provincies zou bezoeken, zoals was voorgeschreven. Ook kwam het wel voor, dat het Kapittel een jaar werd uitgesteld, b. v. in 1624 en 1649, wegens het H. Jaar (4) . Om reden van de pest werd het eveneens van 1631 tot 1633 verzet (5) . Ande­re malen werd de vergadering vervroegd, vooral vanwege het overlijden of de ontslagneming van P. Generaal (6) . Toch is het voorgekomen, dat een ziekelijke Generaal vroegtijdig werd vervangen, zonder dat het Kapittel daarom werd bij­eengeroepen (7) .

Daar er bij zulke vergaderingen hoge belangen op het spel stonden, werden in de verschillende kloosters speciale gebeden

(r) Volgens FL., Dl. XVIII , 1935. blz. 42, n. 1 7 . zouden er exemplaren zijn met een kleine wijziging in het titelblad ; daarvan is ons echter niets gebleken. Een HS. met deze tekst berust ACB. I I I , 502 1 en aantekeningen aangaande de voorschriften der Konstituties (door Sirnon van Oudenaarde) Ibid. , I I I , 7006.

(2) Tc Doornik in r876 (vertaling van Caelcstinus van Wervik, volgens een Italiaanse uitgave van Palermo r854) .

(3) ACB. I , 1 504bis. Na de lezing volgden veelal de voorschriften van het laatste Generaal Kapittel (BL. , HS. 37, f. 1 24r.-v., § r6 ; Dl. I I I , blz. 284) .

(4) Dl. VI , blz. 27 , 3 10. (5) Ibid. , blz. 7 1 . (6) Ibid., blz. 8o-8 r , 433· (7) Ibid., blz. 535-36.

Page 29: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KAPITTEL EN KAPITULARISSEN 27

gestort en godsdienstige oefeningen gehouden. In de XVIIIe eeuw was dan in alle kerken een volle aflaat te verdienen (1 ) . In 1733 hielden Walen en Vlamingen iedete dag uitstelling van het H. Sakrament tijdens de Konventuele Mis en na de Kompleten. Daags vóór Zon- en feestdagen werd een kwar­tier lang geluid en de volgende dag was er uitstelling, van de Prime tot na de laatste Mis (2) . In 1740 werd dit nog in som­mige Waalse kloosters onderhouden, doch in andere niet (3) ; later schijnt de gewoonte vervallen. In 1754 baden de reli­gieuzen in het koor enkele voorgeschreven gebeden, van 0.-H.­Hemelvaart tot H.-Sakramentsdag. Op Vrijdag vóór Pink­steren begonnen ze het 40-u.-gebed, met de uitstelling en de Mis van de H. Geest ; de drie volgende dagen was er alleen private uitstelling voor de religieuzen (4) .

Naar het Generaal Kapittel stuurden de Nederlandse Pro­vincies hun Provinciaal en twee Kustoden. Het gebeurde echter wel, dat sommige gebieden niet waren vertegenwoor­digd vanwege pest of oorlog (5) of ook verbood het de wereld­lijke macht (6) . Tijdens deze vergadering was het aan ande­ren streng verboden zonder wettig verlof naar Rome te komen (7) , hetzij dat men inmenging van onbevoegden wilde vermijden, hetzij dat men de reeds overlaste kloosters wilde sparen. Het gebeurde echter wel, dat één of andere Pater naar het Kapittel werd uitgenodigd, om er zijn mening te zeggen of verslag uit te brengen, zonder dat hij daarom ook stemrecht kreeg (8) . Als men overdenkt dat iedere kapitularis een reisgezel medebracht, kan men begrijpen hoe moeilij k het moest zijn om voor allen een onderkomen te vinden en ze

( r ) Dit gebeurde b. v. in 1726 (ACB. I , 5502) ; het Bisdom Brugge gaf zijn toestemming op 27 April ; eveneens in 1 733 (ACB. I, 5639) . 1 739-40 (ACB. I .

5758, 2 r .o8o ; BC. , t . I , pp. 21 8-19) e n 1746-47 (ACB. I , 5820 ; BC . , t . VI I I ,

p . I Og) . (2) ACB. I I I , 1003, p. 179· (3) Ibid., p. 225. (4) BSN., HS. 67, f. 6gv-7or. (s) ACB. l i l , 1 003, p. r 1 4 . (6) Ibid. , p . 88 ; Dl. V I , blz. S r , u . 2 . (7) Dl . I I I , blz. 240 ; Dl . VI, blz. 24. (8) Dl. U I , blz. 79-80. Eveneens keut men verschei leue gevallen van

Paters die maanden of jaren te Rome bleven, voor allerlei belangen, vooral die van de Oversten (Dl. I I I , blz. 72, 1 67-68, 1 87-88, r g r , 1 95-96, 202, 2 2 7 , 237, 239 ; Dl. VI, blz. 434) .

Page 30: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

28 I. DE ORDE. 2. HET GENERAAL KAPITTEL

van het nodige te voorzien. Vandaar zien we dat de Vlaamse Provincie in 1775 een bedrag van 126 kronen stuurde, gedeel­telijk voor de onkosten van een zaligverklaring, maar ook voor het Kapittel. In het dankbriefje, belooft men daarom dat ze te Rome over niets te klagen zullen hebben ; ook blijkt hieruit dat de Provincies van de « Natio Germanica » zogoed als de enige zijn, die dergelijke steun verlenen (1 ) .

De reis naar Rome. - P. Provinciaal en de PP. Kusto­den, zowel als hun gezellen, hadden, zoals gezegd, ter bij­woning van het Generaal Kapittel, het voorrecht om een reis naar Rome te mog�n maken (2) . Seraphinus van Oost­ende had dit geluk in 1795. Op 29 Augustus verscheen hij te Brugge op het Bisdom, met de boodschap dat hij de volgende Maandag zou vertrekken. Daarom vroeg hij een getuigschrift aangaande zijn jarenlange arbeid in Gods wijngaard. Doch de Pater was reeds een tijd op reis, toen Rome besloot , we­gens de ongunstige tijdsomstandigheden, geen Kapittel te houden, maar op een andere wijze de benoeming van nieuwe Oversten te verzekeren (3) . We weten niet , wààr Seraphinus dit tegenbericht vernam. Alleszins zette hij zij n weg voort, blijde deze enige gelegenheid te hebben om in Italië zoveel merkwaardigheden te kunnen bewonderen. Op I I April 1796 was hij te Loreto en schreef er een opschrift van het H. Huisje over (4) .

Zoals gezegd, had iedere kapitularis het recht om een gezel mede te nemen (5) en het betaamde dat hij deze vrij mocht

( 1 ) ACB. l i J , 1 008, p. 195 . (2) Het gebeurde dat de stemgerechtigden ginder van de H. Kongregatie

allerlei voorrechten en fakulteiten kregen (ACB. I, 6019 ; BC., t. VI I I , p. 391). (3) AOMC., t . VI I I , 1892, pp. 309-1 0. (4) Zijn aantekeningen deelde hij mede aan ] . A. F. PAUWELS, die ze te Ant­

werpen in 1 809 in zijn Wam•en troost der opregte christene Catlwlyl1en, blz. 672, overdrukte. Dit jaar 1 795 ondernam Daniël van Herk-cie-Stad eveneens de reis (FL., Dl. V, 1922, blz. 237), als gezel van de Kustos Honorius van Raven­stein.

(5) A B. l i J , r oo6, p. 42, § 29 ; 5006, B, p. 18 , § 29. We kennen enkele namen van religieuzen die in de XVI II• eeuw de Waalse l{ustoden naar Rome vergezelden, nl. Emmanuel van Brugelette en Henricus van Eu pen in 1 725, Seraphinus van Mantignies en Marcellinus van Luxemburg in 1 732 ,

Page 31: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE REIS NAAR ROME 29

kiezen (r ) . Carolus van Arcnberg, die Definitor Generaal was, nam in 1649 twee gezellen mee, een Pater en een Broe­der (2) . We weten reeds, hoe Br. Philippus Franciscus van Maubeuge in 1754 de Pater die hij vergezelde, moest zien sterven ; toch zette hij de reis voort en had het geluk verder de gezel te mogen worden van een Pater uit Provence , die er nog geen had uitgekozen (3) .

Andere religieuzen, vooral ouden van dagen, zagen tegen deze lange reis op ; aldus kennen we verscheidene Paters die zich niet tot Provinciaal of Kustos lieten kiezen (4) . Ook gebeurde het dat men onderweg wegens pestgevaar de reis niet mocht voortzetten, maar weken of maanden lang moest blijven waar men was (5) ; anderen weer werden te Rome of onderweg ziek (6) of stierven zelfs tijdens de lange tocht (7) . In het Kapittel van 1761 waren r8r stemgerechtigden tegen­woordig ; vier waren er wegens ziekte weggebleven en negen onderweg gestorven (8) .

Te Brussel werd voor de verre tocht een paspoort aange­vraagd (9) . Gewoonlijk vroeg men ook een aanbevelingsbrief van het Hof en een bewijs van het Brusselse stadsbestuur, dat er alhier geen besmettelijke ziekten heersten (ro) . Reeds

Andreas van Gérouville en Vitalis van S.-Ghislain in 1739, Hieronymus van Taisnières in 1 746 en 1 753· In 1 746 vergezelde Aegidius van S.-Denis de eerste Kustos tot in Diedenhofen. Daar gekomen, had hij echter een ongemak aan de voeten, zodat hij door Cornelius van Eupen moest worden vervangen ; deze laatste ondernam dan weer de reis in 1 753· Al deze religieuzen waren leke­broeders, behalve Andreas van Gérouville.

( 1 ) ACB. l i l , 1003, p. 92 ; AOMC., t. VIII , 1 892, p. 36, § 86. (2) Dl. VI, blz. 301 , n . 2 . (3) Dl. IV , § 2977. (4) Aldus bij de Walen Paschalis van Wihéries in 1 725 (ACB. n r . 1003,

p. 14 1 ) , Gislenus van Blaugies, Paulus van Musson en verscheidene anderen in 1 732 (ACB. l i l, 1003, p. 1 75) , Eernardus van Rreulx in 1 752 , Antoninus van Thuin in 1 752 en 1 758, Urbanus en Michael Ignatius, beiden van Namen, in 1 767, Theodorus van Charleroi in 1 779 enz. Lambertus van Martilly ver­zaakte eveneens in 1 758, maar werd toch gekozen (Dl. I I I , blz. 297 n. 3, 298 n. 2 en 4, 299 n. 4) . Vgl. verder, blz. r ro.

(5) Dl . l i l , blz. 35 · (6) Dl . VI, blz. 72 . (7) Dl . n i , blz . 35, 47 ; Dl. IV, § 33, 9 1 , 184 1 ; Dl. VI, blz. 84 ; Dl . VII , §

3762. (8) ACB. I I I , 1003, p. 384. (9) Dl. VI, blz. 539, n . 7 · ( ro) Caeremoniale, p. 30r . Een bewijs aangaande de sanitaire toestand in de

Page 32: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

30 I. DE ORDE. 2. HET GENERAAL KAPITTEL

in 1599 was bepaald, dat men de kortste reisroute moest volgen (1 ) ; doch de gelegenheid was te schoon, om onderweg geen bezoeken af te leggen of merkwaardigheden te gaan bewonderen ; en de Oversten maakten daartegen spoedig geen bezwaar meer. Clemens van Kassei bezocht aldus Franciscus van Sales en de Grote Kartuizerij bij Greno­ble (2) . Lambertus van Martilly ging in 1746 over Wenen (3) . Naargelang men over méér of minder tijd wilde beschik­ken, begon men de reis natuurlijk vroeger of later. Voor het Kapittel van 1754 vertrok Martinus van Nobressart op I I Oktober, Urbanus van Namen op 25 November 1753 e n Lam­bertus van Martilly eerst op 20 Januari 1754. Deze laatste haalde Martinus te Venetië en Urbanus te Loreto weer in en samen deden ze te Rome hun intrede (4) .

Loreto, dat we· daar j tûst vermeldden, werd door veel kapi­tuJarissen bezocht. In 1624 was Cyprianus van Antwerpen er samen met Onesimus van Bergen (5) . Van daar en uit Rome bracht Joseph van Den Bosch in 1768 ongeveer 90 pond boekjes, medalies, kruisjes enz. mede en op 17 Oktober kreeg hij verlof om alles zonder kosten van Johan Pietersen's schip te Oostende af te halen (6) . Dezelfde Pater bezocht de bedevaartplaats nog eens in 1775, samen met Ambrosius van Maastricht en Willelmus van Duisburg ; weer brachten ze allerlei godvruchtige voorwerpen mede, die ze na 10 Ja­nuari 1776 te Oostende vrij konden afhalen (7) . Onesimus van Bergen (8) , Juvenalis van S.-W.-Bergen (9) en Joannes Evangelista van Bristol reisden zelfs over Rome nog verder naar Napels.

Deze laatste was Kommissaris Generaal in de onafhanke-

Nederlanden nam in 171 r ook Albertus van Rasen bij zijn afreis mee (Dl. VI , blz. 5 1 9, n. r ) .

( r ) ACB. I I I , r oo6, p. 42 , § 29. (2) Dl . IV, § 883. Daar citeren we een artikel van Édouard d'Aiençon ;

naderhand hebben we echter vernomen, dat de naamloze schrijver Fredegand van Antwerpen is.

(3) BSN ., HS. 66, p. 103 . (5) Dl . l i l , blz. 20. (7) Ibid., 2622. (9) Dl. VI, blz. 74·

(4) Ibid., p. 155 . (6) A R A . , Cons. des Finances, 2620 . (8) Dl. IV, § 2780.

Page 33: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE REIS NAAR ROME 3I

lijk geworden Kustodie van Duinkerke en hij of zijn gezel liet ons een uitvoerig reisverhaal achter ( I ) . Vertrokken uit Menen op 9 September I774. reisde hij over Kortrijk, Gent en S.-Niklaas, nam te Temse de schuit voor Antwerpen, kwam te Mechelen over Lier en reisde dan weer per schuit naar Leu­ven. Over Tienen, S.-Truiden, Maastricht en Wittem bereikte hij Aken, Keulen, Bonn, Koblenz, Mainz, Frankfort , Nürn­berg, München, Innsbruck, Brixen en Trente. In Italië be­zocht hij Padua, Venetië, Bologna, Loreto, Foligno en Assisi en zo kwam hij op 6 April te Rome aan. Op 2 Mei vertrok hij naar Napels. Na het Kapittel reisde hij op IS Juni af, over Florence, Bologna en Milaan en kwam langs Locarno in Zwit­serland. Daar bezocht hij vooral Einsiedeln, Luzern en Basel en bereikte over Straatsburg weerom Mainz, Koblenz, Bonn, Keulen, Aken en Wittem. In ons land reisde hij over Luik, S.-Truiden, Tienen, Leuven, Tervuren, Brussel, Aalst , Gent en Brugge en was op O.-L.-V.-Hemelvaart (IS Augustus I77S) veilig te Menen terug.

In I709 reisde Tranquillinus van S.-Truiden over Namen, Luxemburg, Diedenhoven, Nancy en Luzern (2) . Gewoonlijk keerden de Paters eveneens langs Zwitserland weer (3) , voe­ren op de Rijn en keerden, zo het Vlamingen gold, over Maas­tricht in de Provincie terug (4) . Op IS Augustus I7S4 over­nachtten aldus te Ehrenbreitstein 20 kapitularissen en hun gezellen, allemaal uit de Nederlandse Provincies, om de vol­gende dag naar Keulen af te varen. Op 22 Juli I76I deden

( 1 ) Het berust te Brugge, Archief van het Groot Seminarie, HS. 89. Het behoorde vroeger aan de familie Rembry te Menen, sedert de dood van Eer­nardus van Menen, die in de Franse tijd bij haar was opgenomen . De naam van de schrijver wordt nergens vermeld . We weten echter dat Joannes Evan­gelista als Kommissaris Generaal deze reis moest ondernemen. Doch het geschrift is niet van zijn hand ; als het geen afschrift is, moet het het werk zijn van zijn reisgezel, wiens persoon onbekend bleef.

(2) Dl. VI , blz. 505. (3) Joannes van Bergen bracht uit Einsiedeln een O.-L.-V.-prentje mee

en liet het in het klooster van zijn geboortestad vereren. In 1 730 werd het door een schilderij met dezelfde voorstell ing vervangen, op kosten van de syndica Malapert, die voor doek en lijst 10 kronen betaalde (ACB. I , 2 1 .500, p. 22) .

(4) BSN. , HS. 66, p. 158 ; ACB. lil , 1007, p . 1 39 ; 1 008, pp. 164, 199 .

Page 34: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

32 I . D E ORDE. 2. HET GENERAAL KAPITTEL

dit eveneens 19 andere, uit de Vlaamse, Waalse, Luikse en Rijselse Provincie ; de Duitse Paters betaalden aan de schip­per 4 imperialen, om ze naar Keulen te brengen (1 ) . In ge­noemd jaar 1754 was Alexander van Mook daarbij ; hij kwam in de Provincie terug over Meersel (2) , wat wel laat vermoeden dat hij ondertussen zijn geboortedorp had bezocht ; want zo alle wegen naar Rome leiden, dan kan men er ook langs verschillende gewesten uit terugkeren. Op zo Oktober 1788 begon Honorius van Ravenstein de verre tocht, met zijn gezel Cleophas van Maastricht , over Hasselt, Webbekom, Diest, Antwerpen, Gent, Kortrijk enz (3) . In 1747 had Lambertus van Martilly onderweg een wonde aan het been gekregen, zodat hij niet over Florence, Milaan, Luzern en Straatsburg kon terugkeren, gelijk hij van plan was ; daarom nam hij een schip, dat hem naar Frankrijk bracht (4) .

Op deze verre reis, was het enkel aan zieken en Generale Defmitoren toegelaten paard en wagen te gebruiken ; anders verloor men door de daad zelf alle stemrecht, voor het Pro­vinciaal zowel als voor het Generaal Kapittel (5) . In de Winter van 1760-61 was het in Italië bitter koud, zodat de Waalse kapitularissen daarom op 27 April 1761 met kousen en schoe­nen aan te Rome hun intrede deden (6) . Dit schijnt hun toch geen moeilijkheden te hebben berokkend.

(1) Register van het klooster te Ehrenbreitstein (Stadt. Bib!. Koblenz) , f. 59V., 75V.

(2) ACB. 111, 1008, p. 79· (3) ACB. IJ, 3 1 90, p. 43· Hij kwam over Keulen terug (ACB. I, 20. 108) . (4) BSN., HS. 66, pp. uo- I I , 1 14 . Toen de Jezuïet H. Wiltheim in 1661 uit

Kamerijk naar Rome reisde, trok hij dwars door Frankrijk ; doch hij ging met paard en rijtuig (Ons H4mecht, Jg. XI, 1 905, S. 228-33) . De gewone weg liep over Duitsland en Zwitserland, ook voor reizigers die per rijtuig gingen (Colt. dioec. Torn . , t. XIX, 1923-24, p. 304) . In 1 831 echter reisde J. B. Huybregts, kluizenaar en Derdeordeling, over Parijs, Dijon, Lyon, S . -Jean-de-Maurienne en Turijn . Op 3 November 1 831 uit zijn geboortedorp Essen (prov. Antw.) vertrokken, was hij er op 4 Mei 1832 terug, doch hij hoopte de reis nog eens te doen, zoals hij in een zeldzaam boekje uiteenzet : Korte en geh1kkige Rys naer Roomen, Loretten, A ssisen en Padua (Antw., H. Saeyens, 48 blz., z. j . ) .

(5) ACB . I I I , 1 003, p . 74 ; xoo6, pp. 524-25, 529 ; AOMC., t. VII I, 1892, p. x 8o, § 48 ; Dl. VI, blz. 436 n . 1, 461 n. 4·

(6) BSN., HS. 66, p . 202 .

Page 35: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

REIS NAAR ROME EN VERBLIJF ALDAAR 33

Het verblijf te Rome werd dikwijls benut om er allerlei I zaken te regelen ( r ) , hetgeen soms veel onkosten meebracht (2) . Barnabas van Chiny verving in 1701 de Bisschop van Namen voor zijn bezoek ad limina (3) . Velen vroegen er af­filiatiebrieven en aflaten of brachten relikwieën mee (4) , ook voor allerlei vrienden en weldoeners. Anderen zochten er voorrechten en gunsten of oplossing van allerlei twijfels.

Vóór 1633 werden de verkiezingen steeds mondeling ge­daan. Doch het stemafnemen ging soms heel traag vooruit. In 1747 duurde het van 's morgens 5 u. tot 5 u. van de volgende dag (5) . In 1754 moest er dertienmaal gestemd worden en dit vroeg eveneens 24 u. (6) . Het langst van al schijnt het Kapit­tel van 1740 te hebben geduurd. Het begon bij zonsopgang ; de stemopnemers. bleken tegen hun taak niet opgewassen, want heel de eerste dag werd, tot 's avonds toe, niets anders gedaan dan de stemmen van het eerste scrutinium samentellen, maar onmogelijk konden ze tot dezelfde uitslag komen. Uit­eindelijk besloot men met dit scrutinium geen rekening te houden en een nieuw te beginnen ; eerst op de middag van de volgende dag waren de verkiezingen afgelopen (7) .

In het Generaal Kapittel waren alle Provincies vertegen­woordigd. Doch met lede ogen zagen de Italianen hoe de Orde in den vreemde voorspoedig groeide en bloeide ; deze geluk­kige ontwikkeling zochten ze niet zelden te fnuiken, om hun overmacht in de Orde niet te verliezen. De Italiaanse Pro­vincies hadden het recht om 3 of zelfs 4 of 5 Kustoden naar het Kapittel te sturen, terwij l de vreemden met 2 moesten tevreden zijn. Toen dit stelsel op de duur door de krachtige tegenstand van Spanjaarden, Fransen, Duitsers en Neder­landers niet meer kon gehandhaafd blijven (8) , behield de

( r ) Dl. l i l, blz. 14 . (2 ) Dl . I I I , blz. 73, n. 3 · (3) Dl . IV, § 492. (4) Dl. V, blz. 44-45. (5) Dl. VI, blz. 546, n. 2. (6) Dl. VI, blz. 550, n. 6. (7) ACB. UI, 1003, p. 226 ; BSN., HS. 66, p. 3· In het ACB. berusten veel

gegevens aangaande de scrutinia der Generale Kapittels. Een groot deel daarvan werd in ons DI. VI . medegedeeld. Eigenlijk zijn ze daar niet op hun plaats, daar ze op de Nederlanden geen betrekking hebben. Als we ze niettemin afdrukten, was het enkel omdat ze nergens elders te vinden zijn.

(8) Dl. VI, blz. Sr ; ÉF., t. LI, 1939, pp. 96-98, ro2 ; ACB. I, 4482bis-oct.

Page 36: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

34 I . DE ORDE. 2. HET GENERAAL KAPITTEL

Paus dit voorrecht toch nog voor tien Provincies in 1643 (1 ) ; later werd deze toestand toch vanwege de besliste tegen­stand van de buitenlanders geregeld.

Niettemin · bleven er steeds wanverhoudingen bestaan. Aldus hadden de Kustodieën van Duinkerke en van de Al­lerheiligste Drievuldigheid te Rome slechts één vertegen­woordiger. Ze telden elk zeven kloosters, terwijl de Luike­naars, die er negen bezaten, drie vertegenwoordigers hadden, omdat ze de titel van Provincie hadden weten te verkrijgen.

Ook zochten de Italianen het stichten van nieuwe kloosters buiten hun gebied te belemmeren en het splitsen van grote Provincies tegen te houden (2) . Als men deze groei niet kon stuiten, besliste men in 1667 dat nieuwe vreemde Provincies slechts één Kustos naar Rome mochten sturen (3) ; door de weerstand van koningen en vorsten werd deze willekeurige beperking in 1679 afgeschaft . Toch stelden de Rijselaars in 1772 zelf deze beperking voor, omdat ze anders geen middel zagen om de noodzakelijk geworden splitsing van hun Pro­vincie te verkrijgen ; en de Kustadie van Duinkerke werd onafhankelijk, op de uitdrukkelijke voorwaarde dat Rijsel voortaan maar één Kustos naar het Generaal Kapittel zou mogen sturen (4) .

In de verkiezing van de Generale Oversten handelden de kapitularissen volgens eigen geweten en de meerderheid der stemmen besliste over alles. Het is echter in 1678 gebeurd, dat de Paus zelf enkele kandidaten aanduidde, waaronder de Generaal op straf van ongeldigheid moest worden geko­zen (5) . In 1633 werd Franciscus van Genua geen Generaal , omdat de Kardinaal Protektor verklaarde dat Z.H. de dien­sten van de Pater niet wilde missen en hem aldus niet voort­durend op visitatietocht wilde laten vertrekken (6) . In 1712 deelde Z.H. eveneens mede, dat de eerste Definitor, Franciscus Maria Casini van Arezzo, niet verkiesbaar was, maar tot een

( I ) ACB. I, 4575 ; BC. , t. I , pp. 99- IOO. (2) Dl. J l l , blz. 73· (3) BC. , t. IV, pp. ?SS. (4) Dl. I I I, blz. us- 1 6 ; BC., t . I X, pp. 77-79. (5) Dl. VI, blz . 369. (6) DL VI, blz. 7 1 .

Page 37: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HET VERBLIJF TE ROME. DE GENERALE OVERSTEN 35

hogere waardigheid werd voorbestemd. Enkele dagen later werd hij inderdaad tot het Kardinalaat verheven (1 ) .

Een moeilijkheid was ook dat de kapitularissen, uit alle landen samengekomen, elkaar natuurlijk niet kenden. Daar­om meende de uittredende Generaal Seraphinus van Zie­genhals in 1761 aan de stemgerechtigden een dienst te be­wijzen, met een lijst van kandidaten, die hij dacht te mogen aanbevelen, openlijk te laten circuleren. Doch daar hij zelf weinig sympathie genoot, werden al zijn kandidaten gewei­gerd (2) .

In 1768 hield een Kustos uit Austria Anterior in het Kapittel voor, dat de Paus de verkiezing van Amatus van Lambalie tot Generaal verlangde. Dadelijk werd de Kustos in beschul­diging gesteld en wegens het werven van stemmen van aktief en passief stemrecht beroofd (3) . Zij n kandidaat werd niet­temin gekozen (4) .

De Generale Oversten moesten het voorbeeld geven van nederige bescheidenheid en van alle pracht en praal vreemd blijven. In 1599 liet Hieronymus van Castelferretti weten, dat hij de titel van Reverendissimus hoegenaamd niet duldde ; wie deze aanspraakvorm in zijn brieven gebruikte , zou geen antwoord krijgen (5) . In 1637 werd bepaald dat P. Generaal de titel van Admodum Reverendus Pater zou dragen ; later werd de titel van Reverendissimus toch regelmatig gegeven . Niettemin schreef men in r667 nog voor, dat P . Generaal en P. Provinciaal, na het einde van hun bediening, onder het Kapittel aan tafel en in het koor op de laatste plaats, na alle andere Paters, moesten gaan zitten. Enkele dagen lang moesten ze daarenboven in de keuken na het eten de schotels gaan wassen (6) ; doch reeds in 1671 werd dit afge­schaft .

Bij het einde van zijn mandaat was P. Generaal niet her­kiesbaar. Fortunatus van Cadore en Hieronymus van Castel-

( I ) ACB. J I I, I003, p. 88. (2 ) Dl . VI, blz. 553· (3) BSN. , HS. 66, p. 232. (4) Dl. VI, blz . 556. (5) ACB. I I I , I 006, p . 40, § I ; 5006, B, p. I6, § I . (6) ACB. I II, 5006, B, f. I 2 Ir-v., § 7·

Page 38: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

36 I . DE ORDE, 2. HET GENERAAL KAPITTEL

ferretti waren wel tweemaal Generaal, doch met enkele jaren tussenruimte. Enkel Erhardus van Radkersburg mocht, krach­tens een pauselijke vergunning, na zijn zevenjarig bestuur dadelijk ten tweeden male in 1782 worden herkozen.

Wegens de overmacht van de Italianen, behoorden in den beginne alle Generaals tot deze nationaliteit. Ware Carolus van Arenberg geen vreemdeling geweest, dan had men hem stellig tot Prokurator of zelfs tot Generaal gekozen ( 1 ) .

De eerste niet-Haliaan die aldus aan het hoofd van heel de Orde werd geplaatst, was Hartmannus van Brixen in 1726. In dit Kapittel gingen er overigens stemmen op, ten voordele van het beurtelings kiezen van een kandidaat uit iedere grote nationaliteit (2) ; maar dit belet niet, dat de drie volgende Generaals weer Italianen waren. Men moet ten andere be­kennen, dat Hartmannus tijdens zijn visitatie bij de Walen een weinig gunstige indruk maakte. Bij de Vlamingen werd hij méér gewaardeerd. De Zuiderlingen vonden dat hij wel in deugd en kennis uitmuntte, doch hij hield te weinig aan­spraken en onderrichtingen en hield ze niet lang genoeg ! Hierin verschilde hij van zijn voorganger, Michael Angelus van Ragusa, die tweemaal daags een aanspraak van twee uren hield (3) . Gelukkig werd Hartmannus' tekort hierin door zijn konsultor, de goedbespraakte Jordanus van Wasserburg, ten dele weer goedgemaakt.

Het schijnt overigens dat de kapitularissen in 1733 er van overtuigd waren, dat men gewoonlijk 't beste een Italiaan kon kiezen. Daar hij in gans de Orde Visitatie moest houden, was er minder gevaar dat men hem van partijdigheid voor of tegen één of andere nationaliteit zou verdenken. Ook de H. Stoel zou dit verkiezen en gunstiger de Overste onthalen.

In 1733 was er ten andere een speciale reden om Bona ven­tura van Ferrara aan het hoofd van de Orde te plaatsen, om­dat de Paus hem innig genegen was, terwijl Z .H. , wegens grote ergernissen die in een Italiaanse Provincie waren voor­gekomen, over de Kapucijnen niet was te spreken. Bonaven-

( 1 ) Dl . VI, blz. 283. (3) Dl. VI, blz. 523.

(2) ACB. III, IOOJ, p. 144.

Page 39: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE GENERALE OVERSTEN 37

tura werd dus gekozen en het feit werd (in heel Rome en verre er buiten) met groot gejubel onthaald ( r ) .

In heel de geschiedenis van de Orde kent men vóór de Franse Omwenteling slechts twee Nederlandse Generale Definitoren : Cyprianus van Antwerpen en Carolus van Aren­berg (2) . Te Rome speelde eerstgenoemde zelfs een zekere rol als woordvoerder van de vreemdelingen, misnoegd over de overmacht en de aanmatiging , van de Italianen.

Later werden onze Paters medegerekend met de Spanjaar­den of de Duitsers (3�, naargelang het land onder Spanje of Oostenrijk ressortisseerde. Het is te begrijpen dat men in beide groépen een kandidaat verkoos, wiens moedertaal die van de meerderheid was. Indien sommige Nederlandse Paters te Rome naderhand al eens enkele stemmen kregen (4) , dan was dit toch zonder groot belang. In 1754 hadden de Rijse­laars gehoopt dat Damianus van Houplines zou gekozen worden ; doch hij stierf onderweg op zijn Romereis (5) . Ook de Walen hoopten dit een ogenblik voor Lambertus van Mar­tilly. In het Kapittel van 1754 kreeg hij maar 8 stemmen (6) ; in 1761 had hij er eerst 36 en daarna nog 17 (7) .

We kennen een paar Nederlanders, die in het Generaal

( r ) ACB. 111, 1003, pp. r 8o-8 r ; Dl. VI, blz. 542. (2) Dl. VI, blz. 71, S r , 280, 283, 3 I I . (3) Reeds i n 1 726 wordt beweerd dat alle Nederlandse Provincies tot de

" Natio Germanica » behoren. Sedert 1 7 19 was er ook een Duitse sekretaris (ACB. 1 1 1, r oo3, p . 1 44) . Terwijl Seraphinus van Ziegenhals Generaal was, had hij natuurlijk geen Duitse Definitor ; doch hij benoemde Antoninus van Brünn, uit de Provincie van Bohemen, tot Duitse sekretaris en archivaris ; deze kreeg zelfs de titel van Agent van de « Natio Germanica », doch het Definitorium keurde deze regeling af (ACB. l i l , 1003, pp. 355-56 ; Dl. VI,

blz. 5 5 1 ) . Romualdus van Freiburg was toen Duitse sekretaris van P. Prokura­tor, doch op zijn brieven wilde de Provinciaal Alexander van Mook nooit antwoorden (ACB. I, 5881 , s888) .

(4) Dl. IV, § 501 , 503, 536, 1 266 ; Dl. VI, blz. 325, 550 n. 6. Daarenboven !<reeg Patricius van Hazebroek enkele stemmen in 1667 (ACB. 1 1 1 , 95 1 3, p. 20) , Aegidius van Bavai 7 in 1 643 (ÉF. , t . LI, 1939, p. 99) , Franciscus van Doornik 2 in 1 709 en Willelmus van Duisburg 4 in 1 775 (BSN., HS. 66, pp. 1 77-78) .

(5) Dl. IV, § roro. (6) Dl. IV, § 2267. (7) Dl. VI, blz. 553. n. 3 · Een Definitor Generaal had recht op één socius

voor zijn persoonlijke dienst, niet op twee ; zelfs een ex-Definitor Generaal had aldus een socius moeten hebben (ACB. 1 1 1 , 1 003, p. go, § 25, 32) .

Page 40: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

38 I . DE ORDE. 2. HET GENERAAL KAPITTEL

Kapittel lid waren van de kommissie van theologen en kano­nisten, om voorgelegde twijfels op te lossen, namelijk Aegi­dius van Bavai in 1643 (r ) en Georgius van Mol in 1650 (2) .

Onder het internationaal personeel, dat het centraal bestuur van de Orde in handen had, moesten er wel eens moeilijk­heden ontstaan (3) ; ook werden ieders rechten, speciaal die van P. Prokurator (4) en van de Kardinaal Protektor (5) , méér dan ééns nader bepaald.

Voorschriften die door P. Generaal of het Kapittel werden afgekondigd, herhaalden dikwijls letterlijk wat reeds vroeger was bepaald. De bestaande misbruiken waren dikwijls de­zelfde en de menselijke zwakheid, ook bij religieuzen, herviel veelal in hetzelfde kwaad . . .

De voorschriften van het laatste Kapittel of van de toen­malige Generaal werden ééns om de twee maanden, na de tekst van de Konstituties, in de refter regelmatig voorgele­zen (6) .

Het lijkt vreemd dat in den beginne dergelijke teksten in het Italiaans werden rondgestuurd, dus in een taal die hier door weinigen werd begrepen (7) . Dit zal ons niet ver­wonderen, als we ons herinneren dat er ook van de officiële Konstituties geen Latij nse tekst bestond.

Joannes van Moncalieri stuurde in 1637 een dergelijke Italiaanse tekst naar Vlaanderen (8) ; en wél met het verzoek om hem ook aan de Walen en de Rijnlanders mede te delen !

( 1 ) Rome, Prov. Arch. der Kapuc. , HS. A nnales secundo, p. go. (2) Dl. VI, blz. 3 1 1 . (3) Dl. VI, blz. 55 1 . (4) Zie een geval waarin hij zijn rechten te buiten ging, BSN. , HS. 66, p . 144. (5) ACB. I , 52 1 2 ; BC., t. VI, p . 446. (6) BL., HS. 37, f . gr., 1 04r.-v. De beslissingen der verschillende generale

Kapittels werden te Rome in 1851 u itgegeven, onder de titel van Ordinalianes et decisiones ; beter is de uitgave in AOMC., t. V-VIII , r 88g-g2 . Soms zijn de teksten in ACB. vollediger. Aldus hebben we b. v. ook de voorschriften van Seraphinus van Ziegenhals (ACB. I, 1645) , die de uitgever in AOMC. niet heeft gevonden (t. VIII, 1 892, p. 2 19) ; wellicht kon hij ze overigens toch weglaten, daar ze eerst op 2 Februari 1 755 werden afgekondigd, maanden na het Kapittel.

(7) Vgl. ÉF., t. Ll, 1939, p. 102, n. 7· (8) ACB. I, 1 236.

Page 41: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VOORSCHRIFTEN 39

Het was een uitzonderlijk geval, toen Marcus Antonius van Carpenedolo in 1662 een Franse brief naar de Vlaamse Pro­vinciaal liet schrijven (1 ) .

Voorschriften van Generale Oversten vervielen met hun dood of aftreden.

Toch kwam het voor (2) , dat het Provinciaal Defmitorium deze wetten in stand bleef houden. Voorschriften door het Kapittel zelf opgemaakt en beslissingen die het nam, hadden natuurlijk méér gezag dan deze van de Generale Oversten alleen. Aldus bewaarde het archief verschillende verzame­lingen van dergelijke voorschriften, soms in alfabetische orde, om ze bij voorkomende moeilijkheden of betwistingen te kunnen raadplegen (3) .

Augustinus van Brussel kreeg in 1683 een terechtwijzing uit Rome ; en dadelijk beloofde hij zijn leven te beteren (4) . Veel andere dergelijke gevallen zijn ons bekend.

Het gebeurde niettemin dat de Provinciale Oversten be­zwaar maakten tegen Romeinse voorschriften, zoals we in de aangelegenheid van de nieuwe Konstituties hebben onder­vonden. Eenzelfde afwijzende houding komt gewoonlijk ook wanneer Rome gevolg meent te moeten geven aan klachten van een of andere religieus (5) . Onverantwoorde en onbezon­nen aanklachten te Rome hebben in de Provincie soms veel kwaad gesticht.

In zake de Hollandse missie en ten tijde van het Jansenisme en de Luikse woelingen, hebben we gestadig gezien hoe som­mige heerszuchtige ruziestokers Rome aanhoudend tenden­tieuze berichten stuurden. Ook in veel andere gevallen wer­den feiten te Rome aangebracht, nu eens uit ijver voor de observantie, maar ook soms met minder edele bedoelingen (6) .

Naar het Generaal Kapittel van 1637 had een Waalse religieus allerlei klachten gestuurd aangaande misbruiken

( 1 ) ACB. I, 488 1 . (2) B. v . ACB. l i l , 1006, p . SJ8. (3) ACB. l i l , soos, so27-28, 6oo2, 7009, 701 1 . Hartmannus van Brixen

bezorgde enkele dergelijke teksten aan de Luikse Provinciaal (ACB. III ,

goo6, p . 5) . (4) GAB. I, § Privata. (5) Zie b. v. Dl. VI , blz. 368. (6) Vgl. Dl. V, blz. 16, 25 n, 4, 44·

Page 42: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

40 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

in de Provincie. Enkele van de vermelde feiten en toestanden bestonden inderdaad, doch andere niet. P. Generaal was ver­standig genoeg om niets te beslissen, totdat hij de Provincie zou komen bezoeken en de toestand van naderbij nagaan (r ) .

3. VISITATIES VAN P. GENERAAL

Kommissarissen en Visitators . - Voordat de Generale Definitoren blijvend te Rome woonden, kregen ze wel eens, na afloop van het Kapittel, enkele bevoegdheden over som­mige Provincies, dicht bij hun gewone verblijfplaats gelegen. Aldus was Carolus van Arenberg Kommissaris voor de beide Nederlandse Provincies, voor Lotharingen en Boergondië (2) .

Doch het woord Kommissaris wordt nog in een andere betekenis gebruikt (3) . Het komt voor dat hier of daar moei­lijkheden of mistoestanden opduiken, die 't best ter plaatse worden onderzocht en opgelost. Het gebeurt zelfs dat een vreemdeling of een Pater uit het land zelf voor een hele tijd met het bestuur van een of ander gebied wordt belast, of er namens P. Generaal Visitatie moet houden. In de eerste decen­niën der Nederlandse Provincie werd deze bediening bij ons aldus vervuld door Honoratus van Parijs en Michael Angelus

_ van Rimini. Doch vooral kwamen dergelijke Kommissarissen en Visitators voor de oprichting van de Rijselse en Luikse Provincies en tijdens de woelingen van het Jansenisme.

Onesimus van Bergen hield Visitatie voor de Ieren (4) en later zou Ludovicus van Bouvignes voor hen Kommissaris zijn geweest (5) . Benedictus van Doornik was in r6go, samen met twee Franse Paters, Kommissaris Generaal in Bretanje (6) .

( 1 ) BL., HS. 39, f. 59r. (2) Dl. VI, blz. 3 1 2 , 326. (3) In 1618 vindt Rome de titel van Kommissaris te werelds ; het verkiest

die van Visitator (AOMC., t. V, 1 889, p. 304, § 1 7) . (4) Dl. l i l , blz. 24-28. (5) Dl. l i l , blz. 1 3 1 , n. 1 . (6) Be., t . V , pp. I09-1o.

Page 43: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KOMMISSARISSEN EN VISITATORS

In de loop van de XVI Ie en XVIIIe eeuw werden een paar Walen als Kommissaris naar Vlaanderen gestuurd : Philippus van Kamerijk in 1619 ( 1 ) en Lambertus van Martilly in 1755 (2) . Ook Barnabas van Chiny werd in 1700 benoemd, doch de zaak ging niet door (3) . Wederkerig is er maar één Vlaming geweest die als zodanig bij de Walen heeft moeten optreden, nl. Joannes van Landen in 1675 (4) . In 1733 was er weer sprake van een Kommissaris, om bij de Walen de moeilijkheden- te onderzoeken tussen de Provinciaal Clemens van Roosbeek en Paschalis van Wihéries en Ludovicus van Solre-sur-Sambre ; doch het plan ging niet door (5) .

Een Kommissaris Generaal kiest gewoonlijk zelf de helpers of gezellen, die hij voor zijn werk meent nodig te hebben (6) . Het gebeurt wel dat hij met de burgerlijke overheid moeilijk­heden krijgt, om zijn taak te kunnen aanvatten en uitvoe­ren (7) . Bij zijn aankomst moet hij overigens aan de Provin­ciale Oversten zijn benoemingsbrieven voorleggen (8) ; soms wordt zijn gezag betwist of uitdrukkelijk verworpen (9) . Wordt zijn bevoegdheid echter erkend, dan bestuurt hij helemaal onafhankelijk, zonder iemand te moeten raadplegen ; enkel aan P. Generaal heeft hij rekenschap te geven (10) . Zijn vol­machten duren, zolang P. Generaal hem in bediening houdt en zelf niet sterft of aftreedt.

Visitatie van P. Generaal. - Het beste middel om gron­dig de toestand in de Orde te bestuderen, de eenvormigheid te bewaren en misbruiken uit te roeien, is wel de Visitatie. P. Generaal was altijd op reis en heel het Katholieke Europa moest hij doorkruisen. Theoretisch zou hij iedere Provincie bezoeken ; maar praktisch kwam het er dikwijls niet van, wegens ziekte of dood van de Overste, wegens oorlog of po­litieke moeilijkheden ; aldus zijn er vóór de Franse Omwen-

( r ) DI. VI, 24-25. (2) Dl. VI, blz. 552. (3) Dl. VI, blz. 45 1 . (4) Dl . l i l , blz. 45 ; Dl. V I , blz. 359· (5) ACB. I I I , 1003, pp. 185-86, 190 . (6) Dl . VI , blz. 380, 469, 518 . (7 ) Dl . I I I, blz. 280-8 1 . (8) Dl . VI , blz. 292. (9) Dl. l il , blz. 25-26, 38-39, 56-58 ; Dl. VI, blz. 295, 463-70. ( ro) Dl. I, blz. 1 34 ; Dl. VI, blz. 5 16.

Page 44: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

42 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

teling niet méér dan een dozijn Generaals in ons land versche­nen. Sommige waren er overigens reeds vroeger als sekretaris gekomen ; aldus Joannes Maria van Noto, die met zijn stadgenoot P. Clemens meekwam en in 1629 hier zelf Joannes van Moncalieri binnenleidde (r ) . Ook Paulus van Colindres bezocht eerst ons land in gezelschap van Hartmannus van Brixen (2) .

Men kent het geval van een Generaal, die bij zijn aankomst de bescherming van de Regering meende te moeten inroepen (3) . Overigens kreeg men gewoonlijk met de openbare besturen niet veel last vanwege bagage en tolrechten (4) .

P. Generaal reisde per schip, waar dit mogelijk was. J oannes van Moncalieri, Clemens en Joannes Maria van Noto, Inno­centius van Caltagirone, Fortunatus van Cadore en SimpH­eianus van Milaan gebruikten een muilezel (5) ; Sigismundus van Ferrara had er zelfs drie (6) . Laatstgenoemde Generaal, zo­wel als Hartmannus van Brixen, aanvaardde ook een rij­tuig, als men er hem een aanbood. Marcus Antonius van Car­penedolo reisde altijd te voet ; hij had een muilezel bij zich om zijn reisgoed te dragen (7) . De deugdzame Bernardinus van Arezzo, die hier tijdens de Winter van 1694-95 Visitatie hield, ging te voet en wilde slechts een rijtuig in geval van nood, wanneer hij door de sneeuw of over onbruikbare wegen moest gaan. Michael Angelus van Ragusa reed op een muil­ezel ; doch waar de gelegenheid zich voordeed, versmaadde hij ook geen rij tuig, al was het nog met zes paarden be­spannen (8) . Paulus van Colindres, eindelijk, reisde altijd te voet en wilde nimmer een rijtuig aanvaarden.

P. Generaal bracht ook zijn reisgezellen mee. Heel talrijk was het gezelschap van Bernardinus van Arezzo, Michael

( r ) Dl. I I I , blz. 20. (2) Dl. VI, blz. 550. (3) Dl. VI, blz. 437· (4) Dl. VI , blz. 547 en n. 7· (5) ACB . I I I , 5006, A, f. 66r. ; ÉF., t. L, 1938, p . 563. (6) Dl. VI, blz. 547· (7) VALDEMIRO BoNARI DA BERGAMO, I conventi ed i Cappuccini Bresciani

(Milano 1891 ) , p. 200 ; LINDEN, S. IJ I . (8) Het schijnt dat hij te Caen i n Frankrijk een paard bij zich had, dat zijn

stalknecht en zijn bagage vervoerde (G. MANCEL, journat d'1m bourgeois de Caen [Caen 1848), p. 1 76) .

Page 45: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VISITATIE VAN P. GENERAAL 43

Angelus van Ragusa, Hartmannus van Brixen, Sigismundus van Ferrara en Paulus van Colindres, die elk negen of tien reisgezellen hadden. Onder hen waren er twee of drie lekebroe­ders, gewoonlijk zes sekretarissen van verschillende taal en een konsultor, die P. Generaal vooral over theologische of kanonieke aangelegenheden kon raadplegen. De sekretarissen moesten de brieven beantwoorden, die P. Generaal uit heel de christenwereld ontving. Zo'n talrijk gezelschap bracht een ongehoorde last mee voor de kloo<;ters waar het verblij f hield (r ) . Het ging zo ver, dat de Waalse Provinciaal eens aan iedere Pater twee misstipendiën moest vragen, om de gemaakte schulden te helpen vereffenen (2) .

Om zich minder te moeten verplaatsen en toch alle reli­gieusen te zien, liet men ze gewoonlijk hier en daar uit de buurtkloosters samenkomen. Andere Generaals trachtten zich per brief te dokumenteren (3) .

Wanneer P. Generaal zijn komst had aang kondigd, ging heel het Definitorium hem in het eerst te bereiken klooster te gemoet. P. Provinciaal, vergezeld van een of andere Defi­nitor, of zelfs van alle vier, ging hem dan in de aangrenzende Provincie afhalen. Men overhandigde hem het zegel van de Provincie , alsmede de lijst van alle religieuzen, overeenkomstig de huizen waar ze woonden .

Als hij een klooster bezocht , ging men hem in processie te gemoet, met het kruis voorop, soms enkel tot aan de kerk­deur, doch meestal een paar straten ver, of zelfs tot aan de poorten van de stad. Bij zijn aankomst hief men het Te Deum aan en onder dit gezang trok men naar het klooster. De klok begon te luiden en soms had men zelfs te voren het H. Sakra­ment uitgesteld. In de kerk ging de hoge Overste zitten ; allen kusten zijn hand en het zegel der Orde. Daarna werden hem en zijn gezellen de voeten gewassen.

De Visitatie werd gewoonlijk bekroond met het houden van een Provinciaal Kapittel (4) en indien het wettelij k termijn reeds vroeger was verstreken, werd het toch gewoon-

( r ) Dl. VI , blz. 547· (2) Dl. VI, blz. 549· (3) Dl. V I , blz. 547-49, 554· �4) ACB. III , roo6, p. 40, § 5 ; soo6, B, p. 16, § 5 ·

Page 46: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

lijk tot de komst van P. Generaal uitgesteld (1). Sedert 1634 had P. Generaal het recht om tijdens de Visitatie eigenmachtig nieuwe Oversten aan te stellen, zonder het K apittel samen te roepen (2). Bij de Walen aarzelde Michael Angelus van Ra- gusa in 1717 of hij te Namen van dit voorrecht geen gebruik zou maken, ’s Avonds vóór de verkiezing liet hij iedere kapi- tularis een briefje afgeven met de namen van zijn kandidaten ; en daar de keus hem beviel, liet hij de volgende dag normale verkiezingen houden (3).

Tot tweemaal toe vond P. Generaal het nodig bij de Lui­kenaars zelf Oversten aan te stellen. In 1730 bevestigde Hart- mannus van Brixen de Provinciaal Bruno van Luik en be­noemde de eerste en tweede Definitor, nl. Antonius van Mal- medy en Paulus van Luik (4) ; beide laatste raadsleden mocht men zelf verkiezen, maar er heerste zo’11 grote verdeeld­heid, dat daartoe vijf scrutinia nodig waren (5). Op dezelfde wijze werd door P. Generaal in 1765 ingegrepen (6).

Tenslotte nog een woord over het eerbetoon waarmede de hoogste Oversten der Orde alhier door het kerkelijk en bur­gerlijk gezag werden onthaald. Het is wel zeker dat dit hul­debetoon niet zozeer de persoon zelf gold, als wel de Orde welke hij vertegenwoordigde.

De eerste Generale Oversten duldden veelal geen uiterlijk vertoon. Hieronymus van Castelferretti b.v. (1599-1602 en 1608-13), die overigens hier nooit een voet in het land heeft gezet, wilde voor zijn Visitatie niet dat iemand hem te ge- moet kwam, behalve P. Provinciaal en wél niet verder dan de grens van zijn eigen gebied. Men mocht ook voor hem geen vlees, vis, eieren, kaas of wijn gaan bedelen en op een matras wilde hij niet slapen (7).

44 I. DE ORDE. 3 . VISITATIES VAN P. GENERAAL

(!) Dl. III, blz. 33-34.(2) Dl. V I, blz. 526 ; vgl. misschien ook het geval van Laurentius van Brin-

disi. Dl. I, blz. 167-69. O f P. Generaal het recht had om het houden van een K apittel te verbieden, w ordt betw ist. Dl. V I, blz. 447.

(3) A CB. III, 1003, p. 109.(4) Namen bij te voegen. Dl. III, blz. 304.(5) E m e r i c u s H a l e n s i s , S. 148. (6) Dl. III, blz. 306.(7) A CB. III, 1006, p. 40. § 2-4.

Page 47: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

CLEMENS VAN NOTO 45

Bij de Visitatie van Hieronymus van Sorbo (i) vindt men geen openbare huldebewijzen vermeld. Wel zijn er geweest voor S. Laurentius van Brindisi, onder andere te Brussel (2) ; te Douai stuurde het stadsbestuur hem brood, vlees, vis, wijn en bier (3). Beter zijn we ingelicht aangaande de tochten van C lem en s van N o to , al is daar van openbaar huldebetoon weinig sprake.

Uit Frankrijk kwam hij te Arras op 30 Juni 1623. Onder de schaar sekretarissen en reisgezellen die hij medebracht, figureerde misschien ook Zacharias Boverius (4) en alleszins Honoratus van Parijs (5). Te Arras gingen de kloosterlingen het gezelschap een halve mijl buiten de stad te gemoet, met het kruis voorop. Veel volk sloot zich bij hen aan en onder het zingen van psalmen keerde men naar het klooster terug (6). Men verneemt weinig aangaande het verloop der Visitatie ; men weet dat hij ze, alhoewel lijdend (7), toch tot een goed einde bracht. Te Rijsel kwam hij op 8 Augustus. Aan de Porte des Malades daalde hij van zijn muilezel om de Paters op te wachten. P. Gardiaan, Augustinus van Béthune, en zijn gezel kusten hem de voeten ; en nadat P. Generaal aan het volk zijn zegen had gegeven, hieven de Paters godvruch­tige psalmen aan ; aldus bereikte men het klooster. P. Cle­mens bleef er tot 11 Augustus en vertrok dan ’s morgens vroeg langs de Porte de Tournai (8).

Te Bergen, waar op 7 September het K apittel moest worden gehouden, was hij reeds op 30 Augustus (9) en hij bleef er tot na 9 September (10). Op last van P. Generaal werd tijdens

(1) Dl. I, blz. 154-56.(2) Dl. I, blz. 167 ; CF., t. IV , 1934, PP- 187-88.(3) Dl. I, blz. 167.(4) Stellig nam P. Generaal hem als konsultor vóór zijn kom st in Frankrijk

( F r . S a v e r i o , I Cappuccini Genovesi, t. V [Genova 1937], p. 147 ; maar het is wellicht niet zeker, dat hij ook naar de Nederlanden was meegekomen.

(5) A CB . I, 7233. (6) B L „ HS. 39. f. 43v.(7) Vgl. opdracht van C y p r i a n u s C r o u s e r ’ s Lectiones paraeneticae.(8) Souvenirs relig. de Lille, année 1895, p. 84.(9) Op die dag affilieerde hij er verscheidene personen aan de Orde (SAM.,

110 459 (Kapuc. te Bergen).(10) Op deze datum gaf hij aan een Doornikse kanunnik verlof om bij een

K apucijn te biechten te gaan (B A D B ., reg. 253).

Page 48: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

46 I. DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

het Kapittel geen enkele wereldling tot de spreekkamer toe­gelaten. In de kloosterkerk werd gepredikt ter gelegenheid van het 40-urengebed ; de laatste dag hield P. Honoratus van Parijs de preek in S.-Waudru (1 ) .

Op 4 September verleende P. Generaal te Bergen een au­dientie aan Filips van Aarschot en zijn vrouw Isabella de Berlaymont . Het onderhoud duurde twee uren, doch men weet niet waarover het ging ; wellicht kwamen er de zaken van Anna de Croy te berde ; of misschien ook de aanspraken van de Paters uit Lotharingen en Champagne op de Luxem­burgse kloosters ; Filips was immers de schoonzoon van Graaf Florent de Berlaymont, goevèrneur van die provincie.

In dezelfde maand September 1623 kwam P. Clemens te Kor­trijk en ontving er al de religieuzen uit West-Vlaanderen (2) . Op 28 September was hij te Antwerpen (3) en reisde de vol­gende dag naar Mechelen, waar hij overnachtte (4) . Op 6 Oktober hield hij Kapittel te Brussel en verbleef er nog op 14 Oktober (5) ; doch spoedig daarop reisde hij naar Parijs .

Zijn opvolger, Joannes Maria van Noto (6) , vertrok op I4 Juli 1629 uit Parijs en kwam op 22 van dezelfde maand t e Arras. Vandaar liep de reis over Rijsel en Doornik. In het begin van Augustus deed hij zijn intrede in Vlaanderen en bezocht achtereenvolgens Kortrijk, Oudenaarde, Gent, Den­dermonde, Antwerpen en Brussel. In de hoofdstad hield hij Kapittel op 22 Augustus, preekte er op 26 Augustus voor Isabella en het Hof (7) en vertrok op I September naar Namen, om daarna per schip Luik te bereiken, waar hij op 1 2 Septem­ber eveneens nieuwe Oversten voor de Waalse Provincie liet kiezen. In deze stad ontmoette hij Caraffa, nuntius te Keulen. Tijdens zijn verblijf aldaar was er in de Kathedraal

( I ) FRÉDÉGAND, pp. !63-64. (2) RKK, p. 8 1 . (3) ACB. I , 7232. (4) ACB. I, 7233. (5) ACB . I , ugo, I Ig rbis. (6) Zie zijn portret, Dl. I I I , blz. 3 1 3 . (7) D J . V , blz. g6. Op 29 Augustus aanvaardde hij t e Brussel Damascenus

van Belle als predikant (BAB., A cta XV, I. IJV. , 13 sept. r6zg) . En op 26 Augustus had hij reeds van uit de Hoofdstad naar BovERIUS geschreven , aangaande de uitgave en de Italiaanse vertaling der A nnales (AOMC. , t. X, J 894· p. 287) ·

Page 49: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

CLEMENS EN JOANNES M . VAN NOTO 47

op 8 September een preek op de tekst : « Nativitas gloriosae Virginis Mariae ex semine Abrahae ». Feestredenaar was Joannes van Moncalieri, toen nog eenvoudig sekretaris, doch later zelf Generaal der Orde.

De Kapucijnen hielden het 40-urengebed in de rijkversierde kathedraal, waar ontelbare lichten brandden. Lange uren brachten de kloosterlingen er in aanbidding door en heel de bevolking nam aan de plechtigheid deel. De laatste dag hield men er een grote processie, waarbij ook de geestelijkheid van de kollegialekerken tegenwoordig was (r ) .

Tijdens zijn bezoek zette P. Generaal een paar Waalse Gardiaans af (2) en gaf hij enkele voorschriften (3) ; volgens gewoonte, werden ook verschillende weldoeners aan de Orde geaffilieerd (4) . Op 17 September verliet hij de Waalse Pro­vincie ; doch na te Mainz op 1 5-21 Oktober Kapittel te hebben gehouden, kwam hij nog over Luxemburg, om de kloosters in Lotharingen te gaan visiteren (5) .

Zo zijn we dus aangaande de visitatiereis van Joannes Maria tamelijk goed ingelicht. Nog veel beter zijn we het aan­gaande de reis van Innocentius van Caltagirone (6) . Hij werd overal gehuldigd en nagelopen, zoals tot hiertoe voor geen enkele Generaal der Orde was geschied.

Na in de Keulse Provincie het Kapittel te hebben voor­gezeten, kwam hij op 20 December r646 in het stadje Limburg,

( x } Fn. ZAVERIO, I CappHccini Genovesi, t. IV (Genova 1929) , p. 47 ; J . DARIS, Hist. du diocèse et de la princ. de Liége pendant le X VII• s . , t . I (Liége x8n) . p. 350.

(2) BL., HS. 39, f . 48v. (3) BL., HS. 37, f. 1 25r. (4) Mémoires de la Soc. des antiquaires de la Morinie, t . XX, r 886-87, pp .

49-50. (5) Fr. ZAVERIO, Loc. cil. (6) Hier gebruiken we twee verschillende, biografieën nl . PIO LA SCALA

DA MAZZARINO, Il Servo di Dio P. Innocenzo da Callagirone (Catania 193 1 ) en SAMUELE CULTRERA, Vita del Servo di Dio P . Innocenzo da Caltagirone (Torino-Roma 1932) ; dit laatste werk werd te Rome in 1 944 herdrukt, onder de titel : " Un fiagellato dalla buona fama ». P. Inn. da Galt. Waar hier geen nadere bronnenopgave voorkomt, steunen we hoofdzakelijk op onze bijdrage Innocent de Caltagirone en Belgiquc, in ÉF. , t. L, 1938, pp. 560-78, die uitvoe­riger de visitatiereis behandelt, da� wij het hier kunnen doen.

Page 50: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

48 I . DE ORDE. 3 · VISITATIES VAN P. GENERAAL

waar hij door de kommandant van de vesting met militaire eer werd ontvangen. De volgende dag reisde hij naar Luik. Doch een mijl buiten de stad stiet men op een talloze menigte, die hem met fakkels en toortsen te gemoet was gekomen ; overal had men vreugdevuren aangestoken. Onder militair geleide kon hij met veel moeite de kloosterkerk bereiken, waar de hoge adel zat te wachten, om hem te begroeten en te huldigen. Nu weerklonk een plechtig Te Deum in muziek.

Te Luik bleef hij tot na Kerstmis en had er de religieuzen uit Spa, Hoei en Malmedy ontboden. Doch op 27 December reisde hij naar S .-Truiden, om er de visitatie van de Vlaamse Provincie te beginnen. Aangekomen op 28 December, ont­ving hij daar de religieuzen uit Geldern, Maastricht, Maaseik, en Hasselt. De Gardiaans en de diskreten konden thuisblijven, daar P. Generaal ze toch in het Kapittel zou ontmoeten.

Op Nieuwjaarsdag overnachtte hij te Tienen ; de volgende avond kwam hij te Leuven aan. Daar ook wilde iedereen hem begroeten, toen onvoorziens een renbode van de Markies van Castel Rodrigo hem kwam verzoeken, dringend naar de Hoofd­stad te reizen, daar de Goeverneur Generaal met hem over belangrijke zaken moest onderhandelen.

Op 3 Januari vertrok hij dus naar Brussel. Maar de geest­drift der Leuvenaars was zo groot, dat ze hem handen en voe­ten wilden kussen, op gevaar af door zijn muilezel te worden vertrapt. Men sneed stukken uit mantel en kleed en het bleek verloren moeite dat P. Generaal zijn lastdier de sporen gaf, daar enkele lastige bewonderaars hem zelfs drie mijlen ver naliepen ! Op de duur was het met zijn habij t zo treurig gesteld, dat men een ander uit Leuven moest laten halen. Zo'n feiten kwamen in de Nederlanden herhaaldelijk voor, zodat de Broeders, die hem vergezelden, iedere avond werk genoeg hadden om zijn habijt te verstellen.

Te Brussel aangekomen, ging hij dadelijk langs eenzame straatjes naar het paleis van de Goeverneur. Deze betreurde 't wel dat -P. Generaal niet eerst naar het klooster was gegaan, om de hem passende hulde te aanvaarden. Maar hij onthaalde hem hartelijk en begon dadelijk de besprekingen.

Vermoedelijk gingen de onderhandelingen over de Franse

Page 51: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

INNOCENTlUS VAN CALTAGIRONE 49

Kroon, aangezien Innocentius in Mei daarop door de Paus officieel bij het Franse Hof werd aanbevolen (r ) . Nog op r December 1647 was men te Brussel bezorgd over de po­gingen die de Pater, op last van Rome, had ondernomen, om de vrede te bevorderen (2) .

Zonder opgemerkt te worden, slaagde P . Generaal er in, het klooster te bereiken en de volgende dag naar Mechelen te vertrekken. Daar wachtte hem echter een onvoorzien huldebetoon. Talloze gelovigen liepen met hem naar de kloos­terkerk, waar een Te Deum in muziek werd gezongen. Met veel moeite kon P. Generaal zich door het volk een door­gang banen. Zijn lij fwacht bestond uit vier kloekgespierde Broeders ; dezen stonden echter machteloos tegenover het zwakke geslacht , dat het met zijn scharen op het habijt van P. Generaal had gemunt.

De volgende dag las hij reeds mis om 5 u. Maar niettegen­staande deze voorzorg, overweldigde het volk kerk, koor, sa­kristie en darmter ; de vrouwen bekreunden zich niet het minste om de strenge wet van het kloosterslot en het was verloren moeite, wanneer men hen met de kerkelijke ban bedreigde !

Bij zijn afreis uit Mechelen zocht P. Generaal de aanleg­plaats langs een achterpoortje te bereiken, om ongemerkt de boot naar Antwerpen te nemen. Doch zijn list werd ontdekt en lustig roeiden en vaarden allerlei bootjes hem achterna.

Op 6 Januari 1647 kwam hij te Antwerpen en bleef er verscheidene dagen. Hij ondervroeg er de konfraters uit Leuven, Mechelen, Lier, Brussel en Tervuren, zodat er in deze dagen 170 religieuzen in het klooster een onderkomen moesten vinden (3) .

Ook nonnetjes stelden er prijs op, zijn bezoek te ontvangen en, op aandringen van de Gardiaan Cassianus van Geldern, voldeed hij aan hun verlangen. De brave zielen waren zo gelukkig en geestdriftig, dat ze met alle geweld hun klok

( r ) BC., t. III, p. 1 95-97. (2) CuvELIER-LEFÈVRE, t . IV, p. 25. (3) ACB. I, 7280, p. 26.

Page 52: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

50 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

begonnen te luiden, zodat P. Generaal in de grote toeloop bijna werd verpletterd (r) !

Te Antwerpen werd ook het portret van P. Generaal door Ph. Fruytiers getekend ; er bestaan verschillende uitgaven en talrijke afdrukken van (2) . Iedereen wilde het hebben en de verkopers deden goede zaken.

Toen Innocentius uit Antwerpen naar Dendermonde ver­trok, had hij alles geregeld om 's nachts aan te komen, wan­neer de stadspoorten reeds waren gesloten. Maar daar zag of raadde men dadelijk wie hij was. Iedereen kwam toegelopen en een fakkeltocht geleidde hem naar het klooster. Het volk ging eerst nadat het zijn zegen had ontvangen, weer naar huis.

Dit gebeurde op I I Januari en reeds de volgende dag ging de reis verder naar Gent . Aangaande zijn verblijf in deze stad weten we weinig. We vernemen slechts dat hij er het derde verhoor voor Vlaamse kloosterlingen hield, nl. voor de religieuzen uit Aalst , Dendermonde, Oudenaarde en Kor­trijk. Te Gent ook vernam P. Generaal het goede nieuws van

( 1 ) Overdreven is wat PJO LA SCALA, Op. Git., pp. 102-03, schrijft aangaande genezingen die de zegen van P. Innocentius zou hebben bewerkt. Zie ÉF., Loc. Git . , pp. 564-65. •

(2 ) ÉF., Loc. Git., pp. 575-77. We geven er een reproduktie van, Dl. III , blz. 314 · Te Brugge bewaart men thans nog e e n portret op doek, waarvan afbeelding Ibid. In Zwitserland werd echter ook een portret gegraveerd, een eenvoudige reproduktie in spiegelbeeld van het Antwerpse. Het draagt de naam van P. Generaal " de Zwitserse Provincie bezoekend », de naam van de kunstenaar J . M. Löw en het jaartal 1646 (5. Fidelis, Bd. XXV, 1939, S. 45-5 1 . De schrijver heeft ons artikel over de portretten van P. Innocentius niet gekend) . Toen P. Generaal naar de Nederlanden kwam, was hij hetzelfde jaar inderdaad ook in Zwitserland geweest. Niettemin moet het Antwerpse portret ouder zijn dan het Zwitserse. Het is niet aan te nemen, dat de gezellen van P. Generaal, die zijn Itinerario te boek stelden, niet zouden geweten heb­ben dat in het land zo'n afbeelding werd verspreid, indien dit inderdaad tijdens hun verblijf aldaar was geschied . En toch zeggen ze uitdrukkelijk aangaande de stad Antwerpen : « In questa città, per quello che sappiamo, si fece il primo ritratte in stampa di rame del Padre Generale » (tekst volgens afschrift bij P. Postulator, te Rome) . Het besluit ligt vóór de band. Het Zwitsers opschrift betekent niet dat de plaat in 1 646 werd gegraveerd, maar dat P. Innocentins in gezegd jaar Zwitserland heeft bezocht. Dat deze uit­gave later kwam, verklaart misschien dat ze zo weinig bijval schijnt te heb­ben gehad.

Page 53: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

INNOCENTlUS VAN CALTAGIRONE 5I

de gelukkige aankomst der eerste missionarissen in Kongo, wat hem zeer veel genoegen deed.

Op 17 Januari nam hij de boot naar Brugge. Onderweg hielden Hollandse soldaten het gezelschap wel tegen, om het reisgoed te onderzoeken ; doch ongehinderd kon men de reis voortzetten.

Op een mijl afstand van Brugge, zag de weg zwart van het volk. Markies de Sfondrato, zijn vrouw Ginevra Taxis en hun kinderen verlieten hun rijtuig en stapten in de boot , om de hoge gast welkom te heten en zijn zegen te vragen. Bij de ontscheping aan het Minnewater liet de Markies een militaire wacht P. Generaal tegen de onbescheidenheid der bevolking beschermen ; en aldus bereikte de stoet ongehinderd het klooster. Uit dankbaarheid ging de hoge Overste één der volgende dagen de troepen spedaal zijn zegen geven. Tijdens de optocht luidden de klokken van alle kerken waar men voorbijtrok. De Markies en veel anderen volgden de vrome stoet . 's Avonds was er vuurwerk en de volgende dag kwam de Markies in het klooster het middagmaal gebruiken.

Te Brugge hoorde P. Generaal de religieuzen uit Oostende, Ieper, Veurne, Belle, S .-Winoks-Bergen en Duinkerke ; daar­mee was de Visitatie van de Vlaamse Provincie afgelopen. Na een bezoek aan het bisdom, voer P. Generaal per boot naar Gent terug. Hij kwam er aan op 22 Januari, vertrok de 24 naar Aalst en de 25 naar Brussel, waar het Kapittel moest plaats hebben. Nu wist iedereen in de Hoofdstad dat P. Ge­neraal verwacht werd. Ook, toen het Te Deum in muZiek werd gezongen, zat de kerk proppensvol, meest met hoogedele vrienden der Orde ; natuurlijk hadden de vrouwen weer hun onmisbare schaar medegebracht !

P. Generaal bleef 17 dagen te Brussel. Zijn tijd was veelal bezet door edellieden die hem kwamen huldigen en door ge­wone gelovigen, die zijn zegen verlangden. Zo kwamen o.a. de Hertog van Lotharingen, de Markies van Castel Rodrigo, Aartshertog Leopold, de Hertog van Aarschot (broer van Carolus van Arenberg) , kapitein generaal Piccolomini, Aarts­bisschop Boonen, de Oversten van alle kloosterorden enz. En al deze bezoeken vroegen een tegenbezoek ! Vooral de

Page 54: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

52 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

Jezuïeten toonden hem speciale attenties. Eén van hun leer­lingen las een Latijns huldeadres en het kollege kreeg een dag vrijaf.

Op I Februari I647 werd het Provinciaal Kapittel gehouden en bij deze gelegenheid kregen de kapitularissen niet minder dan vier aanspraken van P. Generaal, telkens van 3 of 4 uren (I ) !

Nu trok hij naar Wallonie : op I2 Februari kwam hij te Edingen. Van daar ging de reis naar Aat, doch onderweg nam men het middagmaal bij de Benediktmessen te Gellingen (Ghislenghien) . Te Doornik kwam hij op I4 Februari en te Rijsel de volgende dag. Daar was de ontvangst de schitte­rendste, die hem in gans het land is te beurt gevallen. De theologant Eligius van La Bassée, die er tegenwoordig was, schat het getal toeschouwers op 20.000, wat natuurlijk over­dreven moet zijn. Onder hen waren er I40 Kapucijnen, uit de stad zelf, uit Doornik, Béthune, Arras, Ariën, Armentiers en Douai. Hier ook had het habijt van P. Generaal het erg te verduren !

Bij zijn aankomst losten de militairen drie salvo's en trachtte het vestingsgeschut het klokkengelui te overdonderen. Het garnizoen opende de optocht naar het klooster.

Tijdens een bezoek bij de Jezuïeten liep de kerk ook dade­lijk vol gelovigen, die niet vertrokken voordat hij hun de zegen met het H. Sakrament had gegeven.

Uit Rijsel keerde hij naar Doornik terug (2I Febr.) ; en te Condé overnachtte hij op het kasteel van Gravin Jeanne de Lalaing (23 Febr . ) . Op weg naar Bergen, nam hij het mid­dagmaal bij Graaf de Waroux, te Herchies. Te Bergen zelf ondervroeg hij de religieuzen uit Edingen, Aat, Zinnik, Mau­beuge, Kamerijk, Valenciennes, Thuin en Condé. Ondertus­sen waren 30 kanunnikessen van S. Waudru hem in het kloos­ter komen begroeten en op hun verzoek moest hij in hun kerk de Mis gaan opdragen. Ook de Kapucinessen bracht hij een bezoek.

Op I Maart I647 was men 's middags in het klooster te

( 1 ) ACB. liJ , 5025, p. 28.

Page 55: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

INNOCENTlUS VAN CALTAGIRONE 53

Zinnik en 's avonds, 2 u. verder, bij de Graaf van Écaussines. Op 2 Maart vond hij nachtverblijf bij de broer van P. Angelus, te Nijvel ; op 3 Maart op het kasteel van Beaurepaire bij de familie van Hippolytus van Brussel en eindelijk op 4 Maart was hij in het klooster te Namen. Ook in deze stad overweldig­de de menigte de kerk, het klooster en de tuin, zodat de Paters zelf zich geen weg tot het koor meer konden banen ! Hier werden de religieuzen uit Dinant, Aarlen, Luxemburg en Marville onderhoord.

Toen hij op 9 Maart wilde vertrekken, was de refter prop­pensvol volk. Hij gelukte er toch in, de boot te bereiken en te Hoei te gaan overnachten. De volgende dag was hij te Luik en op IS Maart hield hij daar Kapittel. Van de SI stem­gerechtigden, waren er (meestal door de oorlogsomstandighe­den) 8 afwezig gebleven. Voor de kapitularissen hield hij drie toespraken, heel nuttig en zalvend, o.a. over de hoeda­nigheden die bij goede Oversten worden vereist .

Op 2I Maart droegen de Jezuïeten hem een gedrukte bundel Latijnse gedichten op. De volgende dag vertrok P. Innocen­tius per boot, naar Hoei, Namen en Dinant. Te Namen hoorde men van verre de klanken der muziek, afgewisseld met het gedonder der kanonnen. Er was zo'n grote toeloop, dat men op het leger beroep moest doen, om de Maasoever te ontzetten. Te Dinant herbegon hetzelfde spel. De toeloop was overwel­digend en weer werd het Te Deum gezongen, onder gebulder der kanonnen.

De volgende dag werden de hoge bezoekers per boot naar Charlemont gevoerd en aldus was de Visitatie in de Neder­landse Provincies afgelopen.

Toch ontving P. Innocentius nog de religieuzen uit Béthune, Arras en Burburg te Amiens. De leden van beide eerste kloos­ters had hij eigenlijk reeds vroeger ontmoet ; doch Burburg was te dien tijde door de Parijzenaars bezet.

We zijn er van overtuigd dat de schitterende ontvangst van deze Generaal eerst en vooral een bewijs is van de grote populariteit der Kapucijnen in het algemeen, zoals overigens blijkt uit zijn Itineraria (I ) . Niettemin moet men toegeven

( 1 ) ÉF., Loc. Git., p. 578.

Page 56: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

54 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

dat de faam van Innocentius' strenge deugd daar ook voor een groot deel aanleiding toe heeft gegeven ; daarom wilde men overal als aandenken stukjes uit zijn habij t knippen. Hij is de eerste onder onze Generaals die zo'n ongehoorde belangstelling wekte ; zijn eerste opvolgers moesten met veel minder tevreden zijn. Een paar bronnen benadrukken de roep van zijn heiligheid (I ) en bevestigen dat hem wonderen werden toegeschreven ( 2) , alhoewel de teksten voor ons eigen land niets van deze aard vermelden (3) .

Aangaande de Visitatie van Fortunatos van Cadore ver­nemen we heel weinig. We weten dat hij uit Duitsland kwam, op I Februari I654 te Luik vertoefde (4) , spoedig daarop de Vlaamse religieuzen in vier verschillende kloosters hoorde (5) , te Brussel Visitatie hield (6) , einde Februari te Brugge (7) en op 8 Maart te Ieper verbleef (8) en te Antwerpen op I7 April het Kapittel voorzat (g) . Hij kondigde er voorschriften af en loste verschillende twijfels op, die hem werden voorge­legd (Io) .

Daarop reisde hij spoedig naar de Waalse Provincie en hield te Valerreiennes Kapittel op I Mei van hetzelfde jaar I654. Aangaande zijn verblijf in deze stad zijn we heel nauw­keurig ingelicht ( I I) . Hij kwam er eerst aan op 28 April, in de namiddag. De Paters meenden dat hij over Condé zou komen want op die weg hadden ze schildwachten geposteerd, om bijtijds verwittigd te worden. Feitelijk kwam hij echter van Bergen en het scheelde niet veel, of hij was aangekomen zonder dat iemand het wist. Gelukkig had een postiljon hem bij

( r ) Ibid., pp. 568-6g, 573· (2) ACB. I I I, 5025, p. 26. (3) Bij V. DERODE, Rist. relig. de la Flandre maritime (Paris-Dunkerque

1 857). p. 208, wordt gezegd dat de stad P. Generaal een huldegeschenk stuurde bij

'zijn komst in r643. In dit jaar is daar echter geen Generaal gekomen. Het

jaartal moet dus verkeerd zijn, ofwel is er sprake van een eenvoudige Provin­ciaal. Waarschijnlijk moet het jaartal 1 654 worden gelezen, aangezien we weten dat Fortunatus van Cadore er dit jaar is ingescheept.

(4) Dl. I I , blz. 25 1 . (5) ACB. I I I , roo6, p. 5 18 . (6) D l . V, blz. 44· (7) HOHENEGGER, Bd. I , S. 342 . (8) Dl. VI, blz. 3 18 . (9) Dl . VI , blz. 320. ( r o) ACB. I , 1 3 14 . (u ) Valenciennes, Stadsbibl . , HS. 723.

Page 57: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

FORTUNATUS VAN CADORE 55

Onnaing ontmoet, die de Paters kwam verwittigen. Spoedig trokken ze op, achter het kruis, tot aan hun gewezen eerste klooster, waar ze hun Overste te gemoet kwamen. In de Fau­bourg de Mans was hij van zijn muilezel gestapt, om te voet zijn intrede te doen. Hij gaf aan al de kloosterlingen zijn zegen en daarna trok men naar de kerk en het klooster.

's Anderen daags morgens kwam de magistraat in korps de Generaal verwelkomen en hem namens de stad twaalf kannen wijn aanbieden. Op 3 Mei begon een plechtig 40-u.-gebed in de kerk van N.-D. la Grande, met medewerking van de Prelaat van Rasnon en de stadsmuzikanten. Aan de processie nam de magistraat in korps deel, samen met 66 Kapucijnen (1 ) . De Prinses van Condé was in de Vespers en de preek tegenwoordig, doch niet in de processie.

Eindelijk op 10 Mei verliet P. Generaal de stad Valencien­nes, om te Condé te gaan overnachten en van daar naar Door­nik, Gent en Brugge (2) te reizen. Te Duinkerke zou hij in­schepen, om aldus in Spanje Visitatie te gaan houden.

In 1664 kwam Marcus Antonius van Carpenedolo in ons land. Het Vlaamse Definitorium ging hem te Aken af­halen en sliep onderweg op 17 Januari (3) te Tienen, waar de Orde toen nog geen klooster bezat. Toen P. Generaal op 5 Maart te Antwerpen verbleef, werd hij met een Latijnse welkomstrede begroet door een zekere J aannes Franciscus a Fonte (4) . Daar ook werd zijn portret door Ph. Fruytiers getekend en door P. Clouwet gegraveerd (5) .

( r ) Bij het Kapittel van 1648 namen meer dan So Kapucijnen aan de processie deel. Dat was ook te Valenciennes en toen was het 40-u.-gebed 's morgens om 4 u.begonnen . Het schijnt dat de plechtigheid eerst op 9 en 10 Mei plaats vond, terwijl het Kapittel op 29 April gehouden werd ; de stad had toen een toelage van r8o pond tournoys verleend (LE Boucg, p. 1 38) .

(2) Hij was te Brugge op 26 Mei 1654 (ACB. I, 48 15bis) . (3) Dl. V. blz. 1 34, staat de datum 1 7 J uni, zoals inderdaad verkeerdelijk

in ACB. I , 9684, p. ro te lezen staat. (4) Wellicht van den Borre ? (GAB. I, § Historica) . (5) Dl. III, blz. 3 1 5 ; afdrukken van het portret in ACB. I, 4902bis ; III ,

9009, p . 13 ; 95 13 , p . 18) . Dit portret wordt ook afgedrukt in de « Festschrift " Marco d'Aviano van K. J . GRAUER, E. K. WINTER en H . K. ZESSNER-SPITZEN­

BERG (Wien 1933), Blatt l i l , als zijnde het portret van de Wonderdoener uit

Page 58: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

56 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

Te Brugge was hij op 14 Maart en beriep van daaruit het Provinciaal Kapittel ( 1 ) . Te Ieper kwam hij eveneens (2) en op 20 Maart bracht hij er plechtig de relikwie van het H. Bloed naar de abdij van Voormezele terug, nadat ze, wegens de onzekere tijd, lange jaren te Ieper was bewaard gebleven. Dit geschiedde in een plechtige stoet, waaraan ook Kapu­cijnen uit Ieper, Kortrijk, Menen en Belle deelnamen (3) ; dezen waren er voorzeker door P. Generaal voor de Visitatie ontboden.

Daarop begon hij dadelijk zijn reis naar Wallonië en deed reeds op 22 Maart langs de Kortrijkpoort zijn intrede te Rijsel (4) . Op 27 Maart verkregen de Doornikse Paters het bisschoppelijk verlof, om hem in processie tegemoet te gaan, doch de Kathedraal schijnt daar bezwaar tegen te hebben gehad (5) .

Uit Wallonië kwam P. Generaal terug om te Gent Kapittel te houden en er op 25 April een reeks voorschriften af te kon­digen (6) . Daarop ging hij weer naar Doornik en hield er eveneens Kapittel op 5 Mei ; na zijn vertrek stuurde P. Gene­raal ook voor de Walen passende voorschriften (7) .

Aangaande de Visitatiereis van Stcphanus van Cesena , bezitten we een Breve e distinta relazione van zijn gezel ANTON­FELICE PASCOLI VAN RAVENNA (8) . Het dagboek is echter arm aan zakelijke gegevens. Enkele eigenaardigheden van ons

Italië, alhoewel op de reproduktie in volle letters de naam van P. Generaal te lezen staat ! Op 2J Juli 1668 schreef de Gardiaan van Drugoio (Lonato) , Ange­licus van Carpenedolo, om I, 2 of J dozijnen van deze portretten te vragen (ACB. I, 77JJ) ; in Italië vond men ze beter dan die uit Gent, welke we niet kennen. P. Angelicus verhaalt dat het lichaam van P. Generaal na zijn dood ongeschonden werd teruggevonden. Zie aankondiging van zijn overlijden, ACB. 1 1 1 , JOOS, fere in fine.

(1) ACB. I, IJ48. (2) Dl. V, blz . J22. (J) NF. , Dl. VII , 1 924, blz . I J ; M. ENGLISH, Passiedevotie in West- Vlaande-

ren, DI. I (Brugge I9J8) , blz. 29-JO. (4) Btûl. de la Soc. d'Études de la Prov. de Cambrai, t . XVIII , I9 IJ, p. 1 2 . (5) BADB., reg. 27J, p . IOJ . (6) ACB. I , IJ49-S I . (7) BL., HS. J9, f . 77r. (8) Cesena, Bib!. Malatestiana, HS. 164. 10 . Het verslag loopt over de jaren

1671-77 en de Nederlanden worden pp. 227-47 behandeld.

Page 59: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

MARCUS ANT. VAN CARPENEDOLO. STEPHANDS VAN CESENA 57

land treffen de schrijver wel : de beiaarden te Antwerpen en te Gent, de Begijnhoven en Kapittels van Kanunnikessen en zelfs de hondekarren ! Doch de sekretaris spreekt meer over zijn eigen persoon, zijn ziekte en zijn reizen, dan over zijn Overste !

Het schijnt (1 ) dat P. Stephanus de eerste Generaal is, die in de Orde de titel van Reverendissimus heeft aanvaard. Met een vijftal gezellen (2) verliet hij Keulen op 3 Oktober 1673, om over Aken Maastricht te bereiken. Op 5 Oktober schonk deze stad te zijner eer een hamel, wittebrood en een halve aam wijn (3) . Met dit klooster wilde hij de Visitatie van de Vlaamse Provincie beginnen, toen hij onvoorziens zijn plannen wijzigde. Eerst reisde hij naar Brussel, waar hij op 15 Oktober 1673 aankwam (4) . Door de Goeverneur Generaal de Monterey en de Internuntius Falconieri werd hij eervol onthaald. In November reisde hij dan naar Kortrijk, om met de Kommissaris Alexander van Lyon te onderhande­len (5) . In het begin van 1674 was hij te Brussel terug, om er op 13 Januari Kapittel te houden.

In ons land werd zijn portret gegraveerd en elders geven we er de reproduktie van (6) .

Bij de Walen hield hij geen Visitatie, maar stuurde er een afgevaardigde heen (7) . Over Dendermonde, Gent, Brugge en Nieuwpoort kwam Stephanus te Ieper, vertrok op II Februari naar Menen en twee dagen later naar Rijsel . Daar deed hij zijn intrede langs de Porte de Fives (8) , onder het gelui van de grote klok en het huldebetoon van alle Overheden. Toen hij daarop ook Doornik zou bezoeken, verkregen de Paters op 27 Februari het bisschoppelijk verlof om hem plechtig in te halen (g) . Verder reisde hij naar Orchies, kwam op 3 April te Douai (10) en vertrok de 7 der maand naar de Provincie van Parijs.

( x ) ACB. lil, 9513, p . 27. (2) Dl. VI , blz. 356. (3) Maastricht, Klapper op de Raadsnotulen 1580-1 754. f . 272-73. (4) ACB. III , 95 1 3, p . 27. (5) Dl. I I I , blz. 59· (6) Dl. I I I , blz. 3 16. (7) Dl. I I I , blz. 43· (8) Bull. de la Soc. d'Étttdes de la prov. de Cambrai, t . XVI I I , 19 13 , p. 1 5 . (9) BADB. , reg. 262. ( 1o) Voor deze stad citeert men ook andere datums (BKP. , HS. x 687 ;

Page 60: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

58 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

Aangaande het bezoek van Bernarclus van Porto Maurizio aan Rijsel in r68o (r) hebben we niets speciaals te vertellen.

Bernardinus van Arezzo. - Van al de reisverhalen der verschillende Generaals, zoverre onze Provincies daarbij zijn betrokken, is één der meest interessante dat van Bernar­dirrus van Arezzo (2) . De schrijver is de sekretaris Philippus Eernareli van Florence (3) . Reeds elders hebben we er de aandacht op gevestigd (4) . Hij vermeldt de namen der Gar­diaans van alle kloosters waar hij komt, alsmede die van de Provinciaals en Definitoren, in de Kapittels gekozen.

Zijn reis ging van uit Frankrijk dwars door onze Provincies naar Duitsland. Aldus volgde hij de tegenovergestelde rich­ting van Stepharrus van Cesena. Hij kwam over Luxemburg {30 Juli r6g4) en trok de volgende dag naar Aarlen ; beide kloosters waren te dien tijde door Franse Paters bezet. Na een rondreis in Noord-Frankrijk, dook hij dan weer te Ka­merijk op (4 Nov. r6g4) en vond er het Rijsels Definitorium, om met deze Oversten besprekingen te voeren. Op 7 November ging hij bij de Benediktijnen te Raspres overnachten, kwam de volgende dag te Valenciennes, op ro November te Condé en op r r November te Doornik, waar hij de religieuzen uit verschillende omliggende kloosters ontving. Hetzelfde deed hij te Rijsel (r6-2r Nov. ) , alsmede te Ieper (21-24 November) , voor twee kloosters uit de buurt . Op 24 November zou hij naar Veurne weggaan ; doch onderweg wilde de schipper niet verder, omdat de grond door de regen te slijkerig geworden was en hij zijn paard te veel moest vermoeien. Men overnachtte dus in de abdij te Lo, om op 25 November te Veurne en op 26 November te Duinkerke aan te komen ; hier werd op 3

[DEHAISNES-LEPREUX-BRASSART] Vitte de Douai. Inventaire sommaire des archives communales. Séries AA-EE [Douai r876-g8], p . 72) ; doch daar wordt de komst bedoeld, niet van P. Generaal, maar van de Kommissaris Generaal.

(r) Dl. VI, blz. 373· (2) Daarin komen onze Provincies aan de beurt, t. 11 , col . 359-65 en t. I II ,

COl. I - I I I . (3) ANGELO M. o'ANGHIARI, P . Eernardino Catastini d'A rezzo (Firenze

1 935). p. XXII. (4) BG., Reeks III , Dl. III , 195 1 , blz. 150-53 .

Page 61: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BERNARDINUS VAN AREZZO 59

December Kapittel gehouden. Op 8 December reisde men af, doch niet per schip, wijl het kanaal toegevroren was. De vol­gende dag kwam men uit Veurne bij de Karmelieten te Nieuw­poort, waar de Provinciaal, Michael van Oudenbosch, met zijn gezel en de Gardiaan van Oostende, Franciscus M. van Brugge, reeds waren aangekomen. Op 10 December ontmoette men heel het Definitorium te Oostende, om met hem de orde van de Visitatie vast te stellen. Nu ging men 12 December per boot naar Brugge en op 14 van dezelfde maand naar Gent ; in dit laatste klooster werden de religieuzen uit ver­scheidene huizen gehoord. Eerst op 19 December ging men te voet verder, omdat de Schelde daar te veel bochten maakt ; op 21 December .reisde men uit Dendermonde weer te voet, om verderop de schuit voor Antwerpen te nemen. Ondertus­sen werd het steeds kouder, zodat de Schelde toevroor. Nadat men de religieuzen uit verscheidene kloosters te Antwerpen had gehoord, moest men op 28 December te voet naar Meche­len vertrekken, om ook daar de religieuzen te ontmoeten. Ten­slotte ging men 4 Januari 1695 naar Brussel, om aldaar het Kapittel van 21 Januari voor te bereiden. Daarmee was de Visitatie in de Vlaamse Provincie afgelopen en kon men met de Walen beginnen.

Om in deze woelige tijd onderweg geen onaangenaamheden te ondervinden, liet de Goeverneur Generaal het gezelschap overal door twee trompetters te paard voorafgaan, een Hol­lander en een Spanjaard, met het vereiste paspoort goed zicht­baar op hun hoofddeksel . Zo ging men 30 Januari naar Ter­vuren. Toen men daar echter de volgende dag wilde vertrek­ken, lag de sneeuw zo hoog dat men een nj tuig moest nemen. Onderweg overnachtte men bij een zekere Heer le Febre, broer van een Kapucijn. Weer per rijtuig bereikte men op I Februari Gembloers, waar men nachtverblij f vond bij de Benediktijnen ; de volgende dag bereikte men eindelijk te voet het klooster te Namen. Nu stuurde men de trompetters naar Brussel terug. Nadat de religieuzen uit veel kloosters gehoord waren, trok men naar het kasteel te Gesves, het ]doos­ter te Hoei en het slot van Graaf P. A. van Ursel te Hermalle. Op 8 Februari kwam men eindelij k tijdig te Luik, voor het Kapittel van 14 Februari.

Page 62: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

60 I . DE ORDE. J. VISITATIES VAN P. GENERAAL

Met deze belangrijke vergadering was de rol van Bernardi­nus van Arezzo in de Nederlanden en het Prinsbisdom afge­lopen . Op 19 Februari voer hij de Maas af, doch stapte verder uit om weer te voet te marcheren ; hier werd hij ook vooraf­gegaan door een trompetter te paard, die de Hertog van Hol­stein-Plön, Goeverneur van Maastricht, had gestuurd. On­derweg logeerde het gezelschap op het kasteel te Oupeye. Op 20 Februari r695 vertrok men per rijtuig naar Maastricht. De schrijver van het dagboek tekent aan dat de volkstaal in deze stad het Nederlands is, doch niet zonder overdrijving voegt hij ér bij , dat iedereen er ook Frans kent. Op 22 Februa­ri reisde

· P. Generaal eindelijk naar Aken, om de Visitatie

in Duitsland te beginnen. In dat land werden verscheidene portretten van hem gegraveerd ( r ) .

Na deze droge lijst van plaatsnamen, moeten we een woord zeggen over de eerbewijzen die P. Generaal overal te beurt vielen en over de geestdrift en de toeloop van het volk. Te Antwerpen b. v. waren heel veel mensen hem komen opwach­ten, alhoewel hij een paar uren vroeger aankwam dan men had gedacht ; het weer was overigens te ongunstig om veel uiterlijk vertoon toe te laten. Te Maastricht stonden ook veel Protestanten toe te kijken. In veel steden werd hij onthaald op beiaardspel. De schrijver van het reisverhaal vermeldt zo'n zingende torens te Luxemburg, Kamerijk, Rijsel, Oosten­de, Brugge, Gent, Antwerpen, Mechelen, Luik en Maastricht . Op verscheidene plaatsen deed P. Generaal zijn intrede (en soms ook zijn uittocht) onder kanongebulder ; dit was het geval te Luxemburg, Aarlen, Dendermonde en Brussel. Te Nieuwpoort kwam de Goeverneur zich verontschuldigen dat hij het niet kon doen, omdat de vijand te dicht in de buurt lag. Te Oostende echter deed men het wel, alsook op het fort Slijkens ; hier kwam de Goeverneur der vesting persoonlijk P. Generaal begroeten.

Huizen en straten waren veelal versierd. Te Dendermonde kwam P. Generaal aan toen het reeds donker was ; doch op de straat en vóór de ramen brandden kaarsen en allerlei

( 1 ) Vgl. Dl . III , blz. 3 16.

Page 63: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BERNARDINUS VAN AREZZO 6r

lichten ; de huizen waren versierd met draperijen en vlaggen. Te Gent waren van af de stadspoort tot aan het klooster alle winkels gesloten. Hier eveneens zag men vlaggen en drape­rijen, ook kandelaars met brandende kaarsen, alhoewel het klaarlichte dag was. De straat was met bloemen bestrooid en er stonden vazen met loof en groen. Men zou nog méér hebben gedaan, had men geen moeilijkheden gevreesd met de Protestantse soldaten, waarvan er duizenden in de stad gelegerd waren. Te Mechelen en te Brussel brandden vreugde­vuren vóór het klooster.

Overal kreeg P. Generaal veel hoog bezoek en allen werden met een tegenbezoek vereerd. Te Tervuren, waar in de Winter geen hoge adel verbleef, stonden ten minste de koninklijke valkeniers met hun vogels op de vuist opgesteld.

Bij de aankomst te Brussel, was de Goeverneur Generaal, Keurvorst Maximiliaan Emmanuel van Beieren, afwezig. Met bijna alle Brusselse edellieden, was hij naar Gelderland gereisd, om er zijn edele gade, de dochter van Sobieski, af te halen. Niettemin geeft het reisverhaal een lange lijst van adel­lijke personen, die thuisgebleven waren en P. Generaal kwa­men verwelkomen. We lezen er de namen van de Katholieke Hertog van Holstein-Plön (broer van de Protestantse Goever­neur van Maastricht) , de Prinsen van Vaudemont, de Ligne, van Tour en Taxis, van Homes, van Berghes en van Rubem­pré, de Markies van Westerlo en veel anderen, die per rij tuig P. Generaal te gemoet Jn.vamen.

Toen de Keurvorst zijn gade te Brussel had binnengeleid, zou hij op 15 Januari om I I u. P. Generaal in een plechtige openbare audiëntie ontvangen. Alles was gereed en veel edel­lieden waren met hun rijtuig gekomen, om hem aan het kloos­ter af te halen. Doch on voorziens voelde de Keurvorst zich ongesteld en nu werd P. Generaal 's avonds om 5 u. in een private audientie ontvangen. Een uur lang onderhielden beiden zich alleen en eerst daarna werd heel het gezelschap tot de vorstelijke vertrekken toegelaten. Daarop ging men ook de Keurvorstin te midden van haar eredames begroeten. Het was reeds laat toen men naar het klooster kon terugkeren ; en daar P. Generaal geen rijtuig wilde aannemen, moesten

Page 64: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

62 I. DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

twee hofknapen hem met brandende toortsen vergezellen. Ook vóór zijn afreis uit Brussel ging P. Generaal de Goever­neur nog eens bezoeken.

Eer hij door hem werd ontvangen, had hij beleefdheidshalve zijn overige bezoeken te Brussel uitgesteld. Eén zijner eerste begroetingen was nu deze van de Internuntius Piazza.

Te Oostende kwam het stadsbestuur hem te gemoet en knielde bij zijn aankomst . Ook te Mechelen kwamen de heren hem buiten de stad begroeten. Te Condé en te Namen zaten ze in het klooster te wachten.

Het stadsbestuur van Maastricht had, wegens de speciale toestand aldaar, niet toegestaan dat de Paters hem met het kruis te gemoet gingen, zoals elders. Niettemin kwamen zelfs de Protestantse leden hem voltallig in het klooster opwachten.

Elders kwamen ze hem in groep bezoeken. Te Doornik moest P. Generaal echter zelf het eerste bezoek brengen ; meteen ging hij ook de eerste President begroeten.

Bij deze algemene hulde bleef de militaire macht niet ten achter. Te Nieuwpoort en Oostende wachtten de Goeverneurs met hun soldaten P. Generaal buiten de stad geknield af. In beide steden waren er veel Protestanten bij , doch dezen toonden zich even eerbiedig als de Katholieken. Te Oostende stonden ze in slagorde, met vaandels en slaande trom. Te Luxemburg kwamen r6 of r8 man te paard hem een mij l buiten de stad te gemoet ; ze werden gevolgd door het voet­volk eveneens onder trommelslag. Te Aarlen stond de Goever­neur langs de weg te wachten, terwijl de soldaten aan weers­kanten, van de stadspoort tot aan het klooster, stonden op­gesteld.

Te Luik kwam Graaf 't Serclaes van Tilly de stoet per rij­tuig begroeten. Men beweert dat ook de Keurvorst van Keulen de optocht incognito in ogenschouw kwam nemen. Toen later P. Generaal Prins-Bisschop J oseph Clemens van Beieren ging begroeten, stond de erewacht opgesteld en waren enkele ede­len bij de audiëntie tegenwoordig.

Te Hoei stond het garnizoen van weerskanten van de weg. Het waren Protestanten, zowel als de Goeverneur, die niet­temin P. Generaal tot buiten de poort te gemoet kwam. Ook

Page 65: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BERNARDINUS VAN AREZZO

te Mechelen stonden de soldaten in slagorde ; men hoorde er trommels, trompetten, pauken en andere muziekinstru­menten. De Goeverneur kon men echter niet · bezoeken, daar hij ziek te bed lag. Deze van Namen was afwezig, doch in zijn plaats zat de Luitenant Generaal in het klooster te wachten ; de soldaten vormden er eveneens een erewacht en de trommel werd er ook geroerd. Te Ieper stond de stadskommandant aan de poort te wachten. Hij verontschuldigde zich bij P . Generaal, dat hij niet méér uiterlijk vertoon aan de dag had gelegd, omdat P. Gardiaan had verzekerd dat de hoge Overste incognito reisde en geen eerbewijzen verlangde. Te Duinkerke stonden de hogere officieren gereed om P. Generaal namens de Goeverneur te verwelkomen en beide Intendanten kwamen hem dadelijk in het klooster begroeten. Te Dendermonde had de Goeverneur buiten de stad een kompagnie paardevolk, met de blanke degen getrokken, opgesteld. Met zijn staf kwam hij P. Generaal aan de stadspoort afhalen ; hij was vergezeld van voetvolk met slaande trom. De kavallerie volgde de stoet naar het klooster.

Te Condé zat de Goeverneur P. Generaal in het klooster op te wachten. Te Veurne kwam hij hem spoedig bezoeken . Dit deed te Antwerpen ook de Goeverneur van stad en vesting, de Heer d'Espinosa, vader van P. Carolus. Hij beschouwde alle Kapucijnen als zijn kinderen. Toen P. Generaal zelf geen tijd had om zijn uitnodiging naar een feestmaal te aan­vaarden, stuurde hij er daags vóór Kerstdag toch heel zijn personeel heen.

In enkele plaatsen moest P. Generaal zelf het initiatief nemen en eerst de Goeverneur gaan groeten, nl. te Kamerijk en te Brugge. In deze laatste stad stonden de soldaten toch in 't gelid om hem te ontvangen ; ze presenteerden hun geweer 's morgens en 's avonds. Te Gent wilde men de Goe­verneur gaan groeten, doch men kwam hem tegen, toen hij zelf reeds naar het klooster op weg was ; men keerde dus samen naar de Paters terug.

Te Rijsel zond Maarschalk de Boufflers één van zijn kapi­teins om hem te verontschuldigen, daar hij naar Kortrijk moest vertrekken. Toen hij dit vernam, ging P. Generaal hem

Page 66: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

64 I . DE ORDE. 3 · VISITATIES VAN P. GENERAAL

zelf opzoeken en nog vóór zijn vertrek kon hij hem bereiken. P. Generaal bezocht eveneens de Intendant en deze bracht natuurlijk daarna een tegenbezoek.

Te Valenciennes was de Florentijn Bardo Bardi Magalotti Goeverneur. Doch toen P. Generaal aankwam, had hij juist een zeker medikament genomen, zodat hij zijn woning niet kon verlaten. Hij stuurde zijn sekretaris om zich te laten verontschtlldigen. P. Generaal ging hem zelf begroeten en de volgende dag kwam dan het tegenbezoek.

De Pro.testantse Goeverneur van Maastricht, de Hertog van Holstein-Plön, toonde zich zeer vriendelijk en omhelsde herhaaldelijk P. Generaal en P. Gardiaan. Hij verontschul­digde zich, niet naar het klooster te kunnen komen, daar hij dadelijk moest vertrekken. Toen P. Generaal dan Maastricht naderde, kwamen twee edelen te paard hem na­mens de Goeverneur welkom heten. Ook het tienjarig zoontje van Generaal 't Serclaes van Tilly kwam in een rij tuig met zes paarden bespannen, een komplimentje opzeggen. Veel andere edelen \·olgden per rij tuig.

De Goeverneur kwam dan zelf naar het klooster, vergezeld van veel hoge heren. Tijdens het - tegenbezoek werd P. Gene­raal ook begroet door de kinderen en de echtgenote ; de vrouw hield zich echter gereserveerd en sprak bijna geen woord. Doch de Goeverneur deed het gezelschap uitgeleide en om­helsde ze allen. Ze vertrokken in twee rijtuigen met zes en één met vier paarden bespannen, dit alles op last van de Goe­verneur en Graaf van Tilly. Veiligheidshalve werden ze ook, tot Aken toe , van een hele kompagnie soldaten vergezeld.

Te Maastricht schonk het stadsbestuur, zowel als de Goe­verneur, een goede aalmoes aan het klooster. Te Dendermonde kwam het samen met de Goeverneur aan tafel aanzitten, maar te voren had men al het nodige gestuurd. Te Oostende wilden beide Goevemeurs het feestmaal betalen ; doch daar het stadsbestuur dit eveneens aanbood, werd het op aller kosten gedaan en allen zaten samen aan tafel, ongeveer I4 man. Ze bezorgden niet enkel de nodige spijzen, maar ook alles wat voor de tafeldienst vereist was.

Te Nieuwpoort , waar men enkel overnachtte, werd het

Page 67: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BERNARDINUS VAN AREZZO

a vondeten door de Goeverneur bezorgd. De stad Condé bracht een wijngeschenk, terwijl te Kamerijk het bestuur zowel als Aartsbisschop de Bryas wijn en vis bezorgden. Ook het stadsbestuur te Valenciennes zond wijn in tinnen kruiken, gelijk men bij de Bruiloft van Kana afgebeeld ziet, zegt het reisverhaal. De Goeverneur zond zoveel wijn en vis als voor heel de kommuniteit nodig was.

Het spreekt vanzelf dat de geestelijkheid bij de leken niet ten achteren bleef. Te Aarlen stond ze P. Generaal langs de weg af te wachten, terwijl ze te Condé naar het klooster kwam. De Bisschop van Namen was hem tot buiten de stad te gemoet gegaan ; doch daar P. Generaal onvoorziens een dag later kwam, was de oude kerkvoogd ditmaal niet op zijn post en moest P. Generaal hem zelf eerst gaan bezoeken. Te Antwerpen kwam de Bisschop eerst naar het klooster. De Aartsbisschop van Kamerijk, die, zoals gezegd, een aalmoes stuurde, kon wegens ouderdom zelf niet komen, doch hij delegeerde zijn sekretaris. Dit deed ook de Aartsbisschop van Mechelen, die te Brussel vertoefde ; doch de Bisschop van Roermond, die ook in de Hoofdstad verbleet, kwam persoonlijk naar het klooster. Te Brugge moest P. Generaal echter eerst zelf een bezoek op het bisdom brengen.

Het gebeurde dat kloosterlingen hem langs de weg kwamen opwachten of hem in het klooster bezoeken. De Bedelorden deden het soms in groep en één enkele Pater voerde het woord. Doch de praktijk van de Regulieren was heel verschillend. Er zijn steden waar ze allemaal kwamen, terwijl elders slechts enkelen zich vertoonden. Zelfs kloosterzusters, zoals de Eer­nardinessen buiten Luxemburg, kwamen hem onderweg verwelkomen, zijn zegen vragPn en zijn hand kussen. Het waren slotzusters, doch wegens de oorlogstoestand meende men dat het zo nauw niet kwam. Bij het vertrek uit Luxem­burg, stonden ze daar weer vóór hun klooster, om zijn zegen te vragen. Binnen hadden ze een verfrissing gereedgezet, doch hij dankte en trok dadelijk verder.

Vooral de Jezuïeten toonden overal veel eerbied voor P. Generaal, nl. te Luxemburg, Kamerijk, Valenciennes, Doornik, Rijsel enz. In verschillende plaatsen was er een feestzitting,

Page 68: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

66 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

waar studenten Latijnse redevoeringen voordroegen ; dit gebeurde b.v. te Mechelen, Namen, Luik enz. In deze laatste stad waren er wel duizend studenten ; ze gaven muziek en zang ten beste en lazen gedrukte Latijnse huldebrieven voor ; het feest eindigde met vuurwerk. Te Luik werden overigens op de middag in het klooster ook door leken huldebrieven gelezen en gelegenheidsgedichten gezongen.

Michael Angelus van Ragusa . - Na het bezoek van Bernardinus van Arezzo in 1694-95 duurde het méér dan 20 jaar eer een andere Generaal onze bodem betrad, nl. Michael Angelus van Ragusa in 1716. Deze lange tussenruimte is te verklaren door de onzekerheid van de tijd en nog méér door het zenden van zoveel Visitators, die op last van Rome de toestand hier kwamen opnemen, ten tijde van het Jansenisme en de Luikse woelingen.

Toen Michael Angelus eindelijk in de Nederlanden aan­kwam, had men er hem reeds lang verwacht . Op r8 Juni en 7 November 1714 beval de Staatssekretaris hem uit Rome bij de Internuntius Santini aan (r ) . Reeds op 3 Oktober 1714 was voor hem te Wenen een paspoort voor de Nederlanden aangevraagd ; doch wegens de Spaanse Suksessieoorlog werd dit eerst op 6 Mei 1716 verleend (2) . Ondertussen had de Paus hem op 6 April 1715 bij de Koning en de Koningin van Spanje aanbevolen (3) en eerst hield hij aldus Visitatie in dit land. Later, na in Frankrijk de Provincie van Champagne gevisi­teerd te hebben, liet hij de Walen voorlopig onverlet en kwam eerst naar Vlaanderen, waar hij dringend de brandende dis­kretenkwestie wilde oplossen.

Per schip kwam hij te Namen aan op 3 November 1716 en heel het Waalse Definitorium was er hem komen opwach­ten. Door de burgerlijke en geestelijke Overheid werd hij met veel eer onthaald. Bisschop de Berlo en Goeverneur de Lannoy de Clervaux lagen ziek te bed, doch ze stuurden hun hoogste beambten om hem te verwelkomen. Daar beiden er

(1) VA., Nunz. di Fiandra, 1 5 1 . (2) ARA., Chanc. autr. des P.-B. à Vienne, 697. (3) BC. , t . I I , p. 2 15 .

Page 69: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

MICHAEL ANGELUS VAN RAGUSA

een grote eer in stelden, P. Generaal aangenaam te mogen zijn, dankte hij eerbiedig en nam liever het rijtuig van Heer de Thraux, dat de Paters hadden laten komen. Onder het gelui van alle klokken reed hij naar het klooster. De ma­gistraat had een rijk avondeten laten bereiden, met verschei­dene soorten van vis.

Ongeduldig om naar Vlaanderen te vertrekken, bleef P. Generaal te Namen slechts één dag. P. Provinciaal en twee Definitoren vergezelden hem tot Gembloers, waar de nieuwe Abt Durnoneeau hem vreugdevol en rijkelijk ontving. In de abdij kwam het Vlaamse Definitoriurn P. Generaal afhalen en daarna overnachtten allen bij de Karmelieten te Waver (r ) .

Te Brussel deed P. Generaal op ro November 1716 zijn intrede en reeds elders hebben we vernomen hoe plechtig alles daar verliep (2) . Doch in de Hoofdstad bleef hij niet lang, daar hij haast had om de Visitatie te beginnen. Op r8 November wist het stadsbestuu,r te Oostende reeds dat hij daar 's anderen daags zou aankomen. Het besloot hem in korps (doch zonder ambstgewaad of tabbaard) bu,iten de poort te gaan verwelkomen en hem een « filet » wijn aan te bieden, alsmede een traktatie 's middags na zijn aankomst (3) .

We vernemen niets aangaande zijn bezoeken te Gent en Brugge ; doch te Dendermonde arriveerde hij op 29 November. De Kommandant ging hem in een rijtuig met zes paarden tot Appels afhalen. P. Generaal nam plaats in de koets ; doch toen hij Dendermonde naderde, stapte hij uit en ging te voet verder. Het garnizoen stond vóór het klooster opgesteld (4) .

Na veel eerbewijzen te hebben ontvangen, vertrok hij op 2 December per muilezel naar Antwerpen en daarna op 8 December kwam hij om 3 u. na de middag langs de Brusselse Poort de stad Mechelen binnen. De Paters gingen hem in processie tot aan de poort te gemoet . Op r6 December werd hij reeds te Hasselt onder kanongeschut ingehaald en ook bij zijn vertrek betoonde men hem dezelfde eer (5) . Over zijn

( 1 ) ACB. III, IOOJ, p. r oB. (2) Dl. VI, blz. 523. (3) Oostende, Stadsarchief, Resolu.tieboek. (4) A. BLOMME, Ch-roniques de Te-rmonde (Termonde rgoo), p. I I 6. (5) VANDERSTRAETEN, blz . 5·

Page 70: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

68 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

verblijf te Maastricht vernemen we niets, doch aangaande Maaseik zijn we des te beter ingelicht.

Dr. Korsten (r) verhaalt dat P. Generaal er op 19 December na de middag omtrent half drie met een j achtschip aankwam, met vier gezellen (2) . Hij stapte in de berline van de Heer Beckers, doch bijna aan de Repperpoort kwam de magistraat hem begroeten. Hij verliet het rijtuig en ging verder te voet. In de Repperstraat stonden de kloosterlingen hem met hun kruis af te wachten.

In het klooster bleef hij twee volle dagen en drie nachten. Hij hoorde er de religieuzen uit Geldern en Velp (3) . Zesmaal hield hij een aanspraak van telkens 2 u.

Het was de eerste Generaal van de Kapucijnen die ooit te Maaseik is geweest . Het stadsbestuur vereerde hem met twee vierdeis wijn (4) . Dr. Korsten vond echter dat men hem, vergeleken bij andere steden, te weinig eer aandeed. Het is wel waar dat men de vorige Zomer voor de Generaal van de Kruisheren nog minder had gedaan, doch men vergat, vond hij , dat deze te Hoei woonde, terwijl de Kapucijn uit het verre Rome kwam. Ook de Geestelijke Moeder, Anna Creten, had méér verwacht. In een rekwest aan de magistraat zette ze uiteen dat er met P. Generaal veertien vreemde Pa­ters en Broeders hadden verbleven, waarbij nog de religieu­zen uit Velp en Geldern niet zullen zijn meegerekend ; doch meteen liet ze eveneens opmerken dat er onder deze veer­tien tien Italianen waren, die noch bier noch boter konden gebruiken ; aldus had men olie, wijn en kostelijke vis moeten kopen, om heel het klooster te trakteren. Ze herinnerde er aan dat bij een vorige Visitatie (niet bij de Kapucijnen) de stad roo patakons had verleend ; nu vroeg ze er echter niet méér dan 30 en ze verzekerde dat in geen eeuw nog zo'n Visi-

( 1 ) HS. in het Museum, Maaseik (2) Gewoonlijk had hij tien gezellen bij zich, doch de zes overige waren

nu te Brussel of elders gebleven. Ook te Caen in Frankrijk waren er tien (G. MANCEL, ]ournal d'un bourgeois de Caen [Caen 1848), p . 1 76) ; verder spreekt ook de Geestelijke Moeder Anna Creten van tien Italianen.

·

(3) RKMs. (4) Maaseik, Stadsarchief, Magist. rollen, 19 Dec. 1 7 16.

Page 71: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

MICHAEL ANGELUS VAN RAGUSA 69

tatie zou plaats hebben. Om 26 Januari 1717 schonk het stads­bestuur haar inderdaad 25 patakons ( r ) .

Op 24 December 1716 vertrok P. Generaal 's morgens terug naar Maastricht, weer met de berline van dezelfde weldoener, terwijl zijn vier gezellen op de kar van Peter Reynaers reden. In het begin van Januari waren allen weer te Brussel en op 19 dier maand hield P. Generaal er Kapittel. Hij bleef in de Hoofdstad tot 7 Februari 1717 (2) en vertrok toen over Brugge naar Veurne (3) , waar hij de Visitatie van de Rijselse Provincie begon. Van daar ging hij naar Duinkerke, waar de ruiterij van S.-Winaks-Bergen hem op 13 Februari kwam afhalen. Onder dit geleide kwam hij bij de Duinkerkepoort, waar de Heren van de Raad, in het zwart gekleed, hem kwa­men begroeten ; als erewijn schonken ze hem 24 flessen, ook een « sixième » en een schone portie vis. De Stadskommandant en de Abt waren hem eveneens komen verwelkomen. In de straten stonden de soldaten opgesteld tot aan het klooster en alle klokken gingen lustig aan het luiden. P. Generaal trok vooruit, met de magistraat aan zijn rechterhand en de Abt aan zijn linker. Op de Kleine Markt, bij de hoek van de Kapucijnenstraat, stonden de Paters hem met hun kruis af te wachten (4) .

Op 19 Februari 1717 besloot de stad Rijsel aan de Kapu­cijnen 100 gulden te schenken, ter gelegenheid van de komst van P. Generaal. Op 23 Februari kwam heel de Raad in bui­tengewone zitting bijeen, om hem te ontvangen. Hij kwam er met zijn tien gezellen en hield een Latijnse aanspraak om hen te danken en te huldigen. Het eerste Raadslid antwoordde in dezelfde taal (5) . Te Brussel wist men spoedig met hoeveel eer men hem aldus te Rijsel had onthaald (6) .

Te Valendennes kwam hij op 27 Februari 1717 en de reli­gieuzen verwelkomden hem aan de Doornikse Poort ; de

(r) SAH., doos 4 1 . (2) R K K , p. 1 14 . (3) ACB. nr. roo7, p. 69. (4) Volgens de Éphémérides de Winocx-Bergen van J. Mus, benut in de

Papiers Van Costenoble (BAB.) ; L. DEBAECKER, Recherches hist. sur la ville de Bergues (Bergues 1 849) . p. I I 3 .

(5) GAR., Reg. attx délib . , reg. 21 , f. 4ov., 42r. (6) Avvisi uit Brussel, 25 Febr. 1 7 1 7 ; VA., Nunz. di Fiandra, 1 09.

Page 72: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

70 I . DE ORDE. 3 · VISITATIES VAN P. GENERAAL

magistraat begroette hem en stuurde eveneens wijn (r ) . De stad Kamerijk schonk op 2 Maart 8o gulden te zijner ere (2) . Op 4 Maart werd hij te Douai door de magistraat in het La­tijn gehuldigd en mocht hij 24 flessen wijn in ontvangst nemen (3) .

Na het Kapittel, dat op 12 Maart te Rijsel werd gehouden, begon hij dadelijk de Visitatie van de Waalse Provincie. Hij bezocht achtereenvolgens Aat, Edingen, Zinnik en Bergen (4) . In deze laatste stad kwam hij op 24 Maart, tussen 3 en 4 u. na de middag. Dertig rijtuigen gingen hem tot Casteau of tenminste tot Nimy tegemoet ; dit deden o.a. de Stadskern­mandant, de President, de Abt van Val-des-Écoliers en veel anderen. De grote klok begon te luiden en de kanonnen te bulderen. De wacht stond opgesteld aan de Poort van Nimy. Toen P. Generaal echter de Paters met hun kruis zag wachten, stapte hij uit zijn rij tuig en ging met hen naar het klooster, onder de zang van het Te Deu,m. Het stadsbestuur kwam hem dadelijk begroeten en schonk hem 50 kronen en roo flessen wijn ; de kanunnikessen gaven er ook so. De Oversten der verschillende kloosterorden kwamen eveneens. En toen hij op tweede Paasdag (29 Maart) vertrok, hoorde men weer het gedonder van de kanonnen.

Nu ontmoette men de Abt van Bonne-Espérance, die hem een paar uren ver te gemoet k wam en hem naar de abdij geleidde . Verder ging de reis over Thuin en Charleroi, naar Namen (5) .

Naar de kloosters die hij niet persoonlijk kon bezoeken, zond P. Generaal een rondschrijven met de boodschap dat wie het begeerde hem schriftelijk het nodige kon mededelen.

Op r Maart was hij te Namen, hield er Visitatie, ging dit eveneens te Dinant doen en kwam toen naar Namen terug,

( 1 ) J . LORIDAN, Valenciennes a11 X VIII• s. (Roubaix I9IJ) , p. 350. (2) E. GAUTIER et A. LESORT, Ville de Cambrai. Invent. somm. des archives

communales (Cambrai 1907) , p. 194. (3) BKP., HS. 1687, 1 734 ; [DEHAISNES-LEPREUK-BRASSART], Ville de

Dot1ai. Invent. somm. des archives comm., Séries AA-EE (Douai 1876-gB), pp. 50, 164.

(4) ACB . UI, 1003, p. 108. (5) ACB . I , 2 1 . 500, pp. 35-36.

Page 73: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

MICHAEL ANG. VAN RAGUSA. HARTMANNUS VAN BRIXEN 71

voor het Kapittel dat er op 9 April zou worden gehouden ( r ) . Eindelijk trok hij naar Hoei en Luik en hield in deze laatste stad eveneens Kapittel op 23 April 1717.

Overal liet het bezoek van Michael Angelus van Ragusa de beste indruk achter. Zinspelend op zijn naam, noemden de Vlamingen hem een Engel van Vrede, omdat hij in de Provincie de rust had hersteld, door de kapitteldiskreten weer in te voeren (2) . Ook de Walen waren uiterst tevreden en noemden hem een van de grootste Generaals die de Orde ooit hadden bestuurd (3) .

Vlamingen zowel als Walen zagen met bewondering dat hij bijna noch at of dronk, noch sliep. Dr. Korsten te Maas� eik (4) was verwonderd dat hij helemaal gek.leed was gelijk een gewone Kapucijn en een gelapte mantel droeg. Als ken­merk had hij enkel een groot koperen kruisbeeld aan de hals. De Dokter noteert nog dat zijn gewone drank lauw water was, met één of twee lepels wijn daarbij .

Hartmannus van Brixen. - Voordat Hartmannus van Brixen onze Provincies in 1729-30 bezocht, was hij reeds in Spanje geweest, waar men hem tot Grande de Espafia had bevorderd (5) . Naar ons land bracht hij niet minder dan tien gezellen mee, waaronder drie lekebroeders, één konsultor (Jordanus van Wasserburg) en zes sekretarissen van verschil­lende talen. Eén van dezen was de toekomstige Generaal Paulus van Colindres ; een andere, Emericus van Hall, gaf later een soort van dagboek der Visitatie uit, dat we hier overal volgen, waar geen andere bronnen worden aangegeven.

Na zijn reis in Spanje, had Hartmannus ook Frankrijk bezocht ; van uit Champagne kwam hij achtereenvolgens m

( 1 ) ACB. l i l , 1003, pp. 108-09. (2) DL VI, blz. 524-26. (3) BSN. , HS. 66, p . 2 14. (4) Loc. Cit. (5) Aangaande deze plechtigheid bezit het ACB . I, 2 1 .699 een uiterst zeld­

zaam gedrukt verslag van 4 blz., onder de vorm van een Latijnse brief: Epistola D. Rastayni Lucrati, nobilis ]am�e·nsis, ad D. Stephanum Salviatum, nobilem civem stmm, gedagtekend uit Madrid, 4 idus Jan. ( ro Januari) 1 727. Vgl. CF., t . IV, 1934, p . 405 . Ook de tekst van een juridische informatie aangaande een wonder te Mula (Murcië) bij zijn Visitatie voorgekomen, berust ACB. I, 5535bis.

Page 74: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

72 I. DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

de Provincies van Rijsel, Wallonië, Vlaanderen en Luik. Op 20 Juni 1730 vertrok hij dan naar Aken, om de Visitatie in Duitsland te beginnen. Doch reeds elders hebben we uiteen­gezet welke kloosters hij bezocht ( r ) .

Bij de bevolking zowel als bij de kerkelijke en burgerlijke Overheid wekte dit bezoek evenveel belangstelling als de voorgaande. Te Maubeuge, Kamerijk, Douai, Bergen, Hoei en Leuven deed hij zijn intrede onder het donderen der ka­nonnen. Te Maubeuge en te Aat stonden de soldaten in slag­orde, terwij l de ruiterij hem te Kamerijk te gemoet reed. Veel heren kwamen hem overal in hun rijtuig begroeten en het was een grote eer, zo hij wi1de instappen. De Goeverneur en de Bisschop van Ieper stuurden aldus hun koetsen ; te Mechelen gingen de Goeverneur en de magistraat hem per­soonlijk met hun rijtuig te gemoet. Dit deed ook de Bisschop van Brugge bij het eerste bezoek, met zijn twee koetsen ; ook bij P. Generaals teru,gkeer uit Oostende stond hij hem met dezelfde rijtuigen af te wachten, om hem naar het klooster te vergezellen.

Hartmannus ging zelf eerst de Kardinaal Aartsbisschop van Mechelen en de Bisschop van leper bezoeken. Te Ant­werpen wachtten 18 rijtuigen aan de aanlegplaats en er was zoveel volk, dat men zich moeilijk een doorgang kon banen. De bisschop, Carolus d'Espinosa, kwam P. Generaal in het klooster bezoeken en bleef er middagmalen ; de volgende dag ging Hartmannus dan met zijn gezellen wederkerig op het Bisdom dineren.

Te Brussel had de Nuntius een rijtuig gestuurd, met zes paarden bespannen. P. Generaal nam echter plaats in de koets van Graaf Visconti, afgevaardigde van Aartshertogin Maria Elisabeth. De volgende dag werd heel het gezelschap door de Landvoogdes in audiëntie ontvangen.

Bij P. Generaals vertrek uit Dendermonde stelde de Goe­verneur eveneens een rijtuig te zijner beschikking, doch zijn gezellen moesten te voet gaan ; gelukkig was het niet voor lange tijd, daar ze twee uren verder de boot voor Antwerpen konden nemen.

(r) Dl. VI, blz. 540-41 .

Page 75: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HARTMANNUS VAN BRIXEN 73

Onderweg viel P. Generaal en zijn gezellen soms één of andere verrassing of afwisseling te beurt. Zo gingen enkelen onder hen een Actus pubUcus te Douai en een juridische dis­putatio te Leuven bijwonen ; in de Waalse universiteitsstad bezochten ze het anatomisch kabinet van een Professor in de geneeskunde. Te Antwerpen bewonderden ze de rijke schil­derijenverzameling van priester Arnold de Licht. Te Zinnik gaf een leek hun een eigenaardig concert te horen, waarbij hij met houtjes tien of twaalf ledige wijnglazen bespeelde. Te Gent mochten ze een « levend schilderij » bewonderen , waarop koetsen, paard, mensen, wolken enz. door een of ander verborgen mechanisme in beweging werden gebracht .

In dezelfde stad Gent was het stadsbestuur de hoge bezoe­ker met drie rijtuigen te gemoet gereden. Daarop kwam het hem nog in het klooster bezoeken en schonk het een rijke aalmoes. Een van deze dagen kwam het met de Paters mid­dagmalen en meteen trakteerde het rijkelijk de 70 religieuzen die er woonden. Ook te Aat kwamen verscheidene hoge heren aan tafel aanzitten. Te Kamerijk schonk de stad een bedrag van 8o gulden ( r ) . Te Oostende dineerde P. Generaal met zijn gezellen bij de Spaanse Goeverneur. De volgende dag kreeg men in het klooster vanwege het stadsbestuur een over­vloedige traktatie. In dezelfde stad Oostende kreeg P. Gene­raal een hulde, die hem nog nergens was te beurt gevallen. In alle straten waar hij moest voorbijtrekken hingen langs beide kanten aan huizen en ramen de schoonste gekleurde scheepsvlaggen. In het midden der straat waren ze aan elkaar vastgemaakt en vormden aldus een eindeloze zegeboog.

Toen het gezelschap op de Maas naar Luik reisde, stapte het af te Seraing (of Zeroy, gelijk het reisverhaal drukt !) en nam het middagmaal in het paleis van Prins-Bisschop Georges­Louis de Berghes, die de Kapucijnen innig genegen was. Onder het maal kregen ze er muziek te beluisteren. Enkele dagen later stuurde de Prins-Bisschop zijn rijtuig naar het klooster, om P. Generaal, P. Konsultor en P. Provinciaal voor een groot feestmaal af te halen.

( 1 ) E. GAUTIER et A. LESORT, Ville de Cambrai. Invent. somm. des A rchives communales (Cambrai 1907) , p. 198 .

Page 76: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

74 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

Te Luik bewonderde men vooral de prachtige beiaard, die g8 klokken telde. Ook te Aat hoorde men er een, die op zijn manier P. Generaal wilde huldigen.

Aangaande het onthaal in enkele steden zijn we heel uit­voerig ingelicht . Nergens wellicht ging het zo plechtig als te Doornik. De Bisschop, Prins van Löwenstein, zond twee rijtuigen, elk met zes paarden bespannen, tot een mijl buiten de stad. De Prelaat der Augustijnerkanunniken reed eveneens met zijn koets P. Generaal twee mijlen ver te gemoet. Bijna iedereen overigens, die een rijtuig bezat, wilde hem op deze wijze huldigen. De Kapucijnen gingen hem opwachten aan de ijzeren brug. P. Generaal stapte uit zijn rijtuig en zou met de Paters en zijn gezellen te voet zijn intrede doen. Doch de toeloop was zo groot, dat men zich onmogelijk een door­gang kon banen. Redding werd gebracht door een groep van 8o studenten te paard. Ze waren allen verkleed en droegen op hun linkerarm het familieschild van P. Generaal. Eerst speelden ze op trompetten en pauken. Doch toen ze zagen hoe de weg was versperd, dreven ze met hun getrokken degen het volk achteruit en maakten aldus de doorgang vrij tot aan het klooster.

Te Doornik kwamen veel giften binnen, o.a. vanwege het stadsbestuur, dat 100 gulden schijnt te hebben gegeven. De Geestelijke Moeder, Mme Hudsebaut, stuurde haar zoon priester en haar beide kleinkinderen Louis en ·Felix de Wavrans met het avondeten naar het klooster. Deze Felix werd later Bisschop te Ieper ( 1 ) . Beide jongens speelden mee in een her­dersspel, dat ter ere van P. Generaal bij de Jezuïeten werd opgevoerd en waarna een lekkere kollatie werd aangeboden, met allerlei soorten van wijn (2) . Ook te Kamerijk, Rijsel, Ieper en Brussel gaven de Jezuïeten zo'n herdersspel ten beste ; te Valenciennes was het een treurspel.

Toen P. Generaal zich naar Bergen begaf, werd hem uit­geleide gedaan door enkele heren uit Aat, die hem te Lens (Langs, drukt het verslag ! ) een stevig middagmaal bereidden en mede aan tafel aanzaten. Verderop kwam een rijtuig uit

( r ) Vgl. Dl. I I , blz. 96. (2) ACB. I, 2 1 .402, pp. 37-38.

Page 77: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HARTMANNUS VAN BRIXEN 75

Bergen P. Hartmannus afhalen, doch zijn gezellen moesten te voet door weer en wind. Toen men de stad naderde werd men door veel rijtuigen gehuldigd. Hier ook verscheen een groep studenten te paard ; onder trompetgeschal en pauken­slag brachten ze hem naar het klooster.

Het stadsbestuur schonk 25 kronen en 50 flessen wijn. Er kwam echter een klein incident met de machtige Kanunni­kessen van S.-Waudru. Dezen hadden eveneens 50 flessen wijn gestuurd en meteen een bezoek gevraagd, op dag en uur door hen bepaald. Toen ze echter allemaal P. Generaal zaten op te wachten, verscheen hij niet, wegens een verzuim van P. Gardiaan. Toen hij zich dan later aanmeldde, weigerden ze hem te ontvangen (1) .

We bezitten veel gegevens aangaande het langdurige ver­blijf te Namen. P. Generaal vertrok uit de Benediktijnenabdij te Gembloers (Chiblu, zegt het gedrukte verslag !) in het rijtuig van de Abt. Doch Graaf de Lannoy de Clervaux, Goe­verneur van de provincie Namen, stuurde hem twee koetsen. De Sekretaris van Zijne Excellentie reed te paard, begroette P. Generaal namens de Graaf en verzocht hem in het rij tuig met zes paarden te willen stappen. Hij deed het dadelijk, samen met zijn Konsultor.

Verscheidene andere heren gingen hem eveneens met hun rijtuig te gemoet . Toen hij aan de stadspoort kwam, stapte hij uit en deed zijn intrede te voet tot aan de kerk van het gasthuis S .-Jacques, waar de Paters hem stonden op te wach­ten. Twee kinderen, als engeltjes gekleed, droegen de stool die hem werd aangeboden.

De Bisschop had 't beter gevonden zijn rij tuig niet te stu­ren, om alle moeilijkheid in zake van voorrang te vermijden, daar de Graaf toch de Keizer vertegenwoordigde. Hij zond echter zijn sekretaris naar het klooster, om daar P. Generaal welkom te heten. En nadat de Overste naar het bisdom was gekomen, kwam ook heel korrekt het tegenbezoek.

( 1 ) ACB. I, 2 1 .500, p. 37 · Daarop o. a. doelt waarschijnlijk de beschuldiging (ACB. l i l , 1 003, p. 168) dat P. Generaal soms verwaarloosde de passende tegenbezoeken te brengen. Dit zal toch niet dikwijls gebeurd zijn ; het gedrukte reisverhaal vermeldt meermalen het vervullen van deze plichtpleging.

Page 78: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

76 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

Om de onkosten te helpen dekken schonken de Staten van Namen 50 kronen. Het stadsbestuur kwam naar het klooster met al zijn bedienden en hellebaardiers, om P. Generaal te huldigen en hem de erewijn aan te bieden. Deze werd in 14 grote tinnen potten onder de mantel van acht mannen in stadslivrei gedragen.

Alle Oversten der Bedelorden kwamen hem eveneens be­groeten. P. Generaal bracht aan allen een tegenbezoek. Op het stadhuis vond hij met zijn gezellen heel het bestuur ver­gaderd. Hartmannus en zijn personeel werden tot ereburger der stad bevorderd met het gewoon ceremonieel, t .t .z . door te drinken uit de zilveren kruik, de traditionele « Picotin )).

Verscheidene inwoners van de stad en omgeving hielpen de onkosten bestrijden van het langdurige verblijf van P. Generaal en al zijn gezellen in dit klooster, waar het Kapittel zou worden gehouden. Men was in de vasten van de H. Geest ; doch wegens de moeilijkheid om aan vis te komen, liet P. Hartmannus vleesgebruik toe en de Goeverneur gaf aan enkele heren uit de omgeving verlof, om voor de Paters wild te gaan jagen, alhoewel de jacht in dit seizoen gesloten was.

De refter en de kamer van P. Generaal waren met jaar­schriften, letterkeringen en zinnebeelden versierd (r ) . Te zijner ere kwam nog een groep steltenlopers in de kloostertuin een demonstratie houden ; ze verdeelden zich in twee kampen en leverden aldus een spiegelgevecht.

Si�ismundus van Ferrara. - Indien Hartmannus van Brixen reeds overal gehuldigd en gevierd werd, dan was dit, zo mogelijk, nog méér het geval met Sigismundus van Ferrara, die in 1751-52 ons land bezocht. Men zou geneigd zijn om al dit uiterlijk vertoon als weinig passend voor een arme Kapucijn te veroordelen. En toch schijnt Sigismundus een nederig mens te zijn geweest . Men moet in al deze pracht dus eerder een bewijs zien van de populariteit der Kapucij­nenorde. En wanneer P. Generaal dit alles toestond, kan het

( 1 ) SAN., Capttc. de Namttr, n° 1 ; A nnales de la Soc. arch. de Namur, t. XV, 188 1 , pp. 554-56.

Page 79: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HARTMANNUS VAN BRIXEN. SIGISMUNDUS VAN FERRARA 77

geweest zijn om nog méér achting en genegenheid voor zij n medebroeders te winnen ( r ) .

Evenals zijn voorgangers, deed hij zijn reis met tien gezel­len : een konsultor, zes sekretarissen van verschillende natio­naliteit en drie lekebroeders, waaronder een muilezeldrijver ; want in ons land had hij drie lastdieren bij zich (2) .

Uit Frankrijk kwam hij op 14 September 1751 te Kame­rijk, waar hij overnachtte, om de volgende dag weer te vertrekken. Hij benutte het rijtuig van de la Verdure, proost van de metropolitaanse kerk en syndicus der Kapucijnen ; in dezelfde koets zat zijn konsultor, alsmede de Provinciaal Damianus van Houplines ; de overige gezellen moesten te voet gaan. Allen noenmaalden bij de pastoor van Cantin. Daar kwamen vier rijtuigen uit Douai hen halen. Taisne, proost van S.-Amé, samen met enkele afgevaardigden van het Kapittel, wachtten hem af in de voorstad S.-Éloi. Samen met de proost, stapte P. Generaal in het rijtuig ; hij verliet het eerst te Douai dicht bij het klooster, waar de religieuzen hem stonden op te wachten. Nu verliep alles verder gelijk in andere steden. In het klooster kwam de stadspensionaris Becquet hem in het Latijn verwelkomen, waarop P. Generaal hem in dezelfde taal antwoordde ; alzo deed men het ook voor de afvaardigingen van het kapittel en de kloosterorden. Tegen de gewoonte in, was er ditmaal geen kanongeschut, te Douai zomin als te Kamerijk en te Rijsel, omdat het Hof niets had voorgeschreven (3) . Doch de stad Douai schonk voor 40 gulden wijn, alhoewel de Karmelieten er bij een dergelijke gelegenheid slechts voor 29 gulden kregen (4) .

( 1 ) Vgl. BSN., HS. 67, f. 50r. Een verslag over deze Visitatie berust GA., AC. 1 23 (vroeger A. 1 1 1 . 2) ; de korte samenvatting er van werd afgedrukt in AOMC., t . X-XI, 1 894-95, passim.

(2) ACB. liJ , 1008, p. 6 1 . Zie bij ANGELIKUS EBERL, GeseliieMe der Bayrisehen I<apuziner-Ordensprov . (Freiburg i. Br. 1 902), S . 338, welke hoge eisen P. Generaal in de kloosters waar hij aankwam, liet stellen voor huis­vesting en voeding. Elders (vgl. Dl. VI, blz. 547) spreekt men van elf reisge­zellen ; dit is echter een verwarring ; het gezelschap bestond wel uit zoveel personen, maar dan was P. Generaal daarbij gerekend.

(3) Mémoires . . . de Douai, série I I, t. XII, 1 872-74. p. 381 . (4) [DEH.AISNES-LEPREUX-BRASSART] Ville de Douai. Invmtaire sommaire

des Archives communales. Séries AA-EE (Douai 1876-98), p. 169.

Page 80: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

Bij zijn vertrek werd P. Generaal zonder plechtigheid naar de boot gevoerd. Hij stapte af te Pont-de-Canteleu, waar de Abdis van Marquette hem in haar koets met zes paarden liet afhalen. Ook andere rijtuigen maakten de intrede mee (1). Aldus kwam Sigismundus op 18 September 1751 langs de Porte S.-André de stad Rijsel binnen (2).

In deze Provincie hield hij geen eigenlijke Visitatie (3). Over­al werd hij met veel eer ontvangen (4), doch nadere gegevens ontbreken.

Te Rijsel kreeg hij het bezoek van de Waalse Provinciaal, Clemens van Roosbeek, vergezeld van de Gardiaan van Door­nik, Bernardus van Rceulx, eerste Definitor, om de Visitatie in hun gebied te regelen.

Op 28 September deed P. Generaal zijn intrede te Menen ; het stadsbestuur vereerde hem met 36 flessen Champagne (5). Reeds de volgende dag was hij te K ortrijk en begon aldus de Visitatie van de Vlaamse Provincie. De Provinciaal Ale­xander van Mook en de syndicus gingen hem per rijtuig te gemoet en de heer Ghesquiere volgde in een andere koets ; nog andere rijtuigen en een grote schare volks gingen P. Generaal eveneens begroeten. De klokken luidden in de stad en tussen beide bruggen waren alle huizen feestelijk versierd. Daar wachtten de kloosterlingen hun Overste af. Toen hij hen zag, stapte hij uit, om zijn intrede verder te voet te doen (6). ’s Avonds was er prachtige verlichting.

Op 2 Oktober reisde het gezelschap naar Gent ; doch daar P. Generaal te Deinze bleef overnachten, kwam hij eerst de volgende dag in de grote stad aan. In zijn rijtuig met zes paarden ging Bisschop van der Noot hem een half uur buiten de stad te gemoet. Onder de andere koetsen noemen we die van de Abten van S. Pieter en van Boudelo, van de Goever- neur enz. Enkele soldaten te paard vormden een erewacht. Om 11 u. was hij in het klooster en deze middag bleef de A bt van Boudelo er middagmalen. P. Generaal werd ook ter tafel

78 I. DE ORl>E. 3. VISITATIES VAN P. GENERAAL

(1) B K P ., HS. 1734.(2) B u ll... de Cambrai, t. X X V I II , 1928, p. 136.(3) Dl. V I, blz. 546. (4) A CB. III, 1003, p. 337.(5) R e m b r y -B arth , t. III, p. 404. (6) R K K ., p. 126.

Page 81: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

SIGISMUNDUS VAN FERRARA 79

genodigd door de Bisschop, beide Abten en de Goeverneur.Na de Visitatie te Gent, trok hij op 12 Oktober naar Aalst.

Met verscheidene rijtuigen werd het gezelschap er heengevoerd. Doch uit deze stad kwamen drie koetsen hem tot bij Oorde-

_ gem te gemoet ; hij stapte in het versierde rijtuig van de heer Raelen van ten Bulken. Ook burgemeester Vilain kwam hem te gemoet gereden. De studenten van de Jezuïeten, aardig gekleed en te paard, reden mede in de stoet en één onder hen droeg de standaard van O.L.V. van de Werf, te Aalst vereerd.

Toen P. Generaal uitstapte, stond het stadsbestuur gereed om hem te begroeten en in aller naam voerde Griffier van der Donck het woord. De volgende dag ontvingen de heren van het Land van Aalst hem op een rijk feestmaal. Door de studenten werd hij weer uitgeleid toen hij op 15 Oktober vertrok. Ook 150 ruiters uit Hekelgem kwamen hem tegen (1) en brachten hem naar Affligem, waar hij in de abdij middag­maalde en overnachtte.

Op 16 Oktober was hij tegen de middag te Brussel ; Markies de Botta Adorno liet hem afhalen in zijn versierd luxerijtuig met zes paarden bespannen; ook een kompagnie huzaren kwamen een erewacht vormen. Onder de koetsen met zes paarden die hem afhaalden noemen we die van de Prins van Hornes, de Hertog van Ursel, veldmaarschalk Los Rios, de Graven du Sart, van Maldegem, de Chanclos en de Lannoy ; veel andere edelen waren eveneens tegenwoordig. De Nuntius Crivelli stuurde een afgevaardigde om hem in zijn naam te verwelkomen. De intrede had plaats onder kanon- geschut en het Te Deum werd gezongen onder trompetgeschal en met begeleiding van andere muziekinstrumenten. De dag zelf van zijn aankomst ging P. Generaal de gevolmachtigde Minister groeten en deze weerhield hem voor het avondeten.

Daar Hertog Karei van Lotharingen afwezig was, bleef P. Generaal te Brussel op hem wachten. Eerst een maand later, °P 16 November, was de Prins terug en reeds de volgende dag/ontving hij Sigismundus in audiëntie (2).

(1) P. V a n N u f f e l , ]oe. Meganck (A alst 1907), blz. 76-77 ; I d ., Groot volk in een kleine stad (Aalst 1924), blz. 17.

(2) Dl. V I, blz. 548 ; A CB. I, 7920, pp. 68-69 • U I . 1008, p. 61 ; B SN ., HS.

Page 82: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

80 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

Op 4 December reisde deze nu naar Leuven, weer in eel! rijtuig met zes paarden, ditmaal door de Nuntius Crivelli be­zorgd. Verder kwam de Abt van S. Gertrudis hem uit Leuven tegen, in wiens rijtuig P. Generaal plaats nam. Spoedig kwa­men er nog vier Doktoren in de godgeleerdheid en veel rijken en edelen bij , ieder in zijn eigen koets. Dezelfde dag dineerde de Abt in het klooster. Een van de volgende dagen kwamen eveneens de voornaamste mannen van de Universiteit ten eten.

Toen P. Generaal op I I December I7I7 Mechelen naderde, kwam de Prior van Hanswijk hem met zijn rijtuig te gemoet en IS andere koetsen volgden. Een afdeling soldaten opende de stoet, onder trompetgeschal en paukenslag. 's Avonds was er vuurwerk in de kloostertuin.

Op uitnodiging van de Kardinaal, ging heel het gezelschap in het aartsbisschoppelijk paleis dineren ; daarna legde men natuurlijk een tegenbezoek af. Ook de Voorzitter en enkele leden van de Grote Raad kwamen de Overste huldigen ; dit deed eveneens de stad en op twee verschillende dagen werden de religieuzen door beide Raden getrakteerd. Bij de syndicus Aegidius Streythagen, lid van de Grote Raad (I) , ging P. Generaal ook dineren.

Op 22 December kwam Sigismundus te Antwerpen. Op een uur afstand buiten de stad kwam het rijtuig van Abt Sammels uit S . Miehiel hem afhalen. P. Generaal, zijn konsul­tor en P. Provinciaal stapten in. Na een kwartier, ontmoette men deken de Cano (van de kathedraal) , kanunnik Engel­grave (syndicus) , alsmede het rijtuig met vier paarden van de heer Scaep-Lunden (2) . P. Generaal verliet het rijtuig van de Abt en klom, samen met de syndicus, in dit van de deken. Bij de Abt zat nu P. Konsultor. Verder ontmoette men nog de rijtuigen van de edele heren Goubau, Geelhand, de Bisthoven, van de Werve enz. Dichter bij de stad stond de Bisschop, met zijn koets en zes paarden ; nu steeg P. Generaal in dit rijtuig en onder paukenslag en trompetgeschal

( r ) Naam bij te voegen Dl. V, blz. 8g. (2) Vgl. Lunden-de Coninck, vermeld Dl. V, blz. 195·

Page 83: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

SIGISMUNDUS VAN FERRARA 8r trok men de stad binnen. Op 200 stappen van het klooster stapte hij uit, omdat de religieuzen hem daar stonden af te wachten. Het was tegen de middag en de deken en de syndicus kwamen mee aan tafel aanzitten. Onder het feestmaal hoorde men voortdurend schoten uit kleine kanonnetjes en pauken­en trompettenklank 's Avonds was er vuurwerk in de kloostertuin, door de beste kenners uit de stad Antwerpen klaargemaakt.

De Bisschop en de Abt nodigden beiden P. Generaal ter tafel. In het klooster gaf de syndicus een prachtig feestmaal, dat door de disgenoten werd bekostigd ; men zag er Bisschop de Gentis en zijn sekretaris Henrart, heer Goubau (broer van P. Franciscus) en de voornaamste edelen en rijken uit de stad.

Tot driemaal toe kwam de Bisschop naar het klooster ; voor de eerste begroeting, voor het feestmaal en voor het afscheid.

Een wanklank bij dit feestelijk onthaal was het, dat de stad helemaal afzijdig bleef. Ze schonk niets en kwam P. Generaal niet eens begroeten. De reden kent men niet ; doch men vermoedt dat het was omdat het stadsbestuur te Brussel evenmin iets had gedaan (r ) .

Einde Januari 1752 verliet P . Generaal Antwerpen, bezocht Mechelen en kwam spoedig terug te Brussel . Daar ging hij bij Hertog Karel middagmalen en ook voor de derde maal bij Markies de Botta Adorno. Deze liet hem op ro Februari (2) met zijn rijtuig naar Namen brengen. Onderweg bleef men overnachten te Genepiën, waar een overvloedig maal werd opgediend, op kosten van de Abt van Villers, de Abdis van Aywières, de Prior van Bois-Seigneur-Isaac en nog anderen. Daar wachtte de Waalse Provinciaal, Clemens van Roosbeek, met zijn sekretaris P. Generaal af. De volgende dag reed men naar Namen, nog altijd in het rijtuig van de Botta Adorno. Doch te Mazy stapte de Overste in de koets, met zes feestelijk getooide paarden, door Bisschop de Berlo gestuurd.

(1) ACB. I, 7280, pp. 120-22 ; III , 1008, p. 62. (2) In Dl. VI, blz. 549, moeten de datums IJ en 14 Februari in 10 en 1 1

Februari veranderd worden.

Page 84: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

82 I. DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

Nog veel andere rijtuigen kwamen de stoet te gemoet, nl. van de Prins van Gavere, Oostenrijks Goeverneur, en zijn Hollandse kollega de Schwartzenberg, de Markies van Spon­tin, de Graven van Groesbeek, de Fiacro enz. ; deze vergezel­den hem van af de voorstad Belgrade tot in de stad. Ook de dekens en de proosten van beide kapittels waren aanwezig.

Van de Brusselse Poort tot aan het klooster zag alles zwart van het volk ; ook ramen en daken zaten vol toeschouwers. Twee Engeltjes boden P. Generaal de stool aan ; hij had echter veel moeite om zich door het volk een doorgang te banen.

Aan de deur van het klooster speelden trompetten en pau­ken en in de tuin loste men zes schoten met kanonnetjes van de Goeverneur. In de kerk was de toeloop zo groot, dat de mensen tot boven op de biechtstoelen waren geklauterd !

Na de kerkelijke plechtigheid ging Sigismundus dadelijk naar de refter, waar het stadsbestuur hem opwachtte met al zijn bedienden en hellebaardiers, allen in ambtskledij . Men begroette hem en bood hem de erewijn aan. Er kwamen ook geschenken vanwege de Bisschop, de Goeverneurs, de Staten van Namen enz. De volgende dag ging hij overal in het rijtuig van de Prins van Gavere een tegenbezoek brengen. Met zijn gevolg werd hij ter tafel genodigd bij de Bisschop, beide Goe­verneurs en het stadsbestuur.

De definitor Martinus van Nobressart , die Gardiaan was in het afgelegen Luxemburg, kon te Namen niet aanwezig zijn . Gislenus van Blaugies was overleden ; doch beide overige Definitoren, Eernardus van Rreulx en Antoninus van Thuin, waren na een viertal dagen te Namen. Behalve in dit klooster hield P. Generaal nergens Visitatie ; doch hier bleef hij bijna een maand.

Vóór zijn vertrek bracht de Bisschop, samen met de voor­naamste priesters die in zijn dienst stonden, hem nog een afscheidsbezoek. Hij had enkele kruiken lekkere wijn mede­gebracht en, volgens zijn verlangen, werd de drank dadelijk op de kamer van P. Generaal geproefd , ook door de gezellen en de aanwezige Paters van het klooster.

Op 3 Maart kwam P. Generaal te Luik aan. Aan de aanleg-

Page 85: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

SIGISMUNDUS VAN FERRARA. PAULUS VAN COLINDRES 83

plaats werd hij met twee koetsen van Prins-Bisschop Jean­Théodore van Beieren afgehaald ; vier andere rijtuigen, met evenveel paarden, vergezelden de stoet, nl. dit van de Groot­meester van het Hof, de Kanselier en de Graven de Berlo en de Méan. In het klooster werd P. Generaal door de Hulpbisschop en de burgemeesters begroet. De volgende dag kwamen de rijtuigen van het Hof hem wederom halen, voor de audiëntie. Hij werd verwelkomd door het edele hofper­soneel en de Graven de Berlo en van Groesbeek.

Op 3 Maart begon hij zijn tegenbezoeken ; na een afscheids­audiëntie bij het Hof, vertrok hij op 18 Maart naar Aken, wederom met twee rijtuigen met zes paarden, door het Hof bezorgd (1) .

Paulus van Colindres . - Tegen de pracht en praal door zijn voorgangers ten toon gespreid, meende de Spaanse Gene­raal Paulus van Colindres te moeten reageren ; de geestdrift van het volk was er des te groter om. Alhoewel ziekelijk en 70 jaar oud, deed hij al zijn reizen te voet, ook over slechte en slijkerige wegen. In steden waar de Orde een klooster bezat, sloeg hij alle uitnodigingen tot feestmalen af, zelfs wanneer het de hoogste burgerlijke of geestelijke Overheid gold (2). . Terwijl zijn voorgangers altijd tien gezellen meebrachten, had hij er slechts negen, daar hij het met één sekretaris min­der afkon.

Wijl hij uit Parijs kwam, reisde hij over Kamerijk en Douai (3) en stapte op 26 Juni 1765 van de boot te Rijsel. Hij ontmoette de religieuzen bij het begin van de Rue des Tanneurs en trok met hen naar de kerk. Na de gebruikelijke plechtig­heden, werd hij in het klooster door het stadsbestuur bij monde van de heer Rinquier in het Latijn verwelkoomd ; tevens werden hem twee korven wijn aangeboden (4) ; de

( I ) ACB. I I I , 1003, pp. 338-40 ; BL., HS. 40, pp. 155-56 ; GOBERT, t. I I, p . 27].

(2) Vgl. Dl. VI, blz. 554-55 · (3) [DEHAISNES-LEPREUK-BRASSART] Op. Git., p. 74 . spreken van een

bezoek van P. Generaal te Douai op 22 Maart 1764 ; dit zal wel op 22 Juni 1765 geweest zijn.

(4) Naderhand stuurde de stad nog xoo gulden.

Page 86: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

84 I . DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

Overste antwoordde in dezelfde taal. Op 28 Juni ging hij dan met zijn gezellen naar het stadhuis, waar de Raad spe­ciaal was vergaderd ; daar was zijn toespraak en het antwoord wederom in het Latijn (r) .

Op I Juli kwam hij te Doornik. Monseigneur was afwezig ; niettemin gingen twee rijtuigen van het bisdom hem tot Marquain te gemoet en veel andere heren kwamen hem even­eens tegengereden. Tachtig rijkgeklede studenten van de PP. Jezuïeten hadden een optocht te paard georganiseerd, om de hoge voetganger tot erewacht te dienen. In het kollege zelf werd drie dagen later een herdersspel voor hem opgevoerd.

Het volk, dat hem in dichte drommen was komen begroeten, was algemeen door zijn nederigheid getroffen. Dadelijk na zijn aankomst kwam het stadsbestuur hem verwelkomen ; daarna deden het ook twee leden van het Kapittel, de heren van de Staten, de Abt van S. Martin en alle kloosterorden. Overal bracht hij een tegenbezoek, o.a. op 3 Ju,li op het stad­huis. Veel rijke giften kwamen te dezer gelegenheid het kloos­ter binnen (2) .

Over Aat kwam hij te Bergen op 9 Juli. Daar ook had het stadsbestuur, zowel als verscheidene heren, hem een rijtuig te gemoet gestuurd, doch hij weigerde onverbiddelijk. Op zijn doortocht werden door de wacht de wapens gepresenteerd en op de Markt kwam de Grote Wacht zich buiten opstellen. In het klooster werd hij door het stadsbestuur begroet, als­mede door de afgevaardigde van de kanunnikessen. Bij het gewoon tegenbezoek kwam hij in S.-Waudru met elf gezellen ; zijn Latijnse toespraak werd door zijn tolk in het Frans over­gezet . Ook hier kwamen veel giften binnen (3) .

( 1 ) Bull . . . de Cambrai, t. XXVIII , 1 928, pp. 1 36- 137· (2) roo Gulden en 25 flessen wijn vanwege de stad, 50 gulden van het

kapittel en evenveel van de Staten, 25 flessen wijn en 200 pond vlees van de Abt van S.-Martin, 50 flessen van de Abt van S .-Mard (S.-Nicolas), 25 flessen van de Abdis des Prés, vlees van verscheidene partikulieren, 15 kronen van kanunnik Bousbeque en zijn zuster, 4 Louis van syndicus Hudsebaut en 3 pistolen van de heer Holle (ACB. I, 2 1 .402, p. 47 ; FR. HENNEBERT, Ephémé­Yides Tournaisiennes [Tournai 1841) , p. 63) .

(3) 25 Kronen en 50 flessen wijn vanwege het stadsbestuur, 8o kronen van de Staten, 30 kronen en 6 kruiken wijn van de kanunnikessen ; elders in

Page 87: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PAULUS VAN COLINDRES

Op 13 Juli vertrok P. Generaal naar Zinnik en twee dagen läter was hij te Brussel, om de Visitatie in de Vlaamse Pro­vincie te beginnen. Toen hij omstreeks half vijf de Hoofdstad naderde, werd hij door een detachement huzaren afgehaald. In een rijtuig met zes paarden zat de afgezant van minister de Cobenzl, die tijdens de afwezigheid van Hertog Karel van Lotharingen het land bestuurde. De vrouw en de dochters van de minister zaten eveneens in een koets met zes paarden ; zij drongen bij P. Generaal aan om toch een rijtuig te aan­vaarden, daar hij na een dagmars van zeven mijlen ver­moeid was ; hij dankte echter beleefd.

De huzaren openden de stoet, doch zes onder hen reden naast P. Generaal, om het volk op afstand te houden. Deze marcheerde tussen zijn konsultor en Willelmus van Duisburg, Provinciaal ; daarna volgde het personeel van de Visitator. Na het rijtuig van de Cobenzl kwamen er nog twee andere met zes paarden, nl. dat van de Nuntius en van de douairière van Arenberg. Ook veel andere heren reden in hun koets mede. De toeloop van het volk was ongelofelijk en het was wel goed dat tien soldaten de toegang tot de kerk vrij hielden ; aldu,s verliep alles in orde.

De volgende dag was P. Generaal om IO u. op audiëntie bij de Cobenzl ; daarna bij de Nuntius. Een paar dagen later bezocht hij eveneens de Aartsbisschop. Overal werd hij ver­geefs verzocht het middagmaal te aanvaarden. Hier ook wer­den: natuurlijk veel geschenken en aalmoezen naar het klooster gebracht \I ) .

Op 21 Juli dineerde hij onderweg in de abdij van Af fligem ; de proost , Beda Regaus, was hem te gemoet gekomen (2) .

plaats van 6 kruiken, zegt men 1 2 " loten » Bourgogne en zes kannen van elk 2 " loten » ; (een " lot ,. is 4 pinten) . De Heer Baillot, intendant van H. K. H . H�rtogin Anna Charlotte van Lotharingen, schonk vlees, brood en 30 flessen WIJn. De stadskommandant ){wam P. Generaal eveneens begroeten, doch schonk niets (ACB. I, 2 1 .500, p . 61 ; AHEB., t. XIV, 1 877, p. 328) .

( I ) De Cobenzl zond een heel vat Bourgogne en nog enkele kruiken wijn ; de Nuntius stuurde eveneens enige kruiken wijn en daarenboven 100 pond vlees (ACE. I, 7920, pp. 73-74 ; I l I, 1008, p. 1 26 ; brieven van de Nuntius op 16 en 23 Juli 1 765, in Nunz. di Fiandra, 1 35 Hh) .

(2) Archief Abdij van Affligem, Colt. epist. ( 1687-1767). f. 190 ; BEDA REGAUS, Haftlighemium illustr. , t. I I I, p. 2 2 1 3.

Page 88: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

86 I. DE ORDE. 3· VISITATIES VAN P. GENERAAL

In de namiddag trok P. Generaal naar Aalst (r ) . Te Gent, waar hij op 24 Juli aankwam, werd door Pius van Kortrijk een Latijnse welkom gedrukt (2) . Op 23 Juli had het stads­bestuur besloten hem een stuk Tourse wijn aan te bieden (3) .

Uit Dendermonde kwam hij per boot op 31 Juli te Antwer­pen. De religieuzen betreurden 't dat hij zich niet te voren had aangekondigd, om hem waardig te kunnen ontvangen. Niettemin werd hij toch, gedurende de enkele dagen van zijn verblijf, ten overvloede door wereldlijke en geestelijke Over­heden gehuldigd (4) .

Over zijn verblijf te Namen en te Luik vernemen we weinig. Op 25 September 1765 kwam hij echter per schip te Maastricht aan, op doorreis naar Wittem en Aken. Het overwegend Protestantse stadsbestuur vertoonde zich niet, doch bij het volk, dat overal geknield zijn zegen vroeg, heerste er onge­hoorde geestdrift. De religieuzen waren hem met het kruis te gemoet gegaan, doch de optocht moest in stilte gebeuren en eerst bij het klooster mocht het Te Deum worden aangehe­ven. De Katholieke leden van het stadsbestuur, zowel als het Kapittel van S. Servaas, kwamen hem de volgende dag in het klooster begroeten (5) .

Deze Generaal overleed te Wenen, op 7 Juni 1766. De Koningin van Hongarije zorgde voor een plechtige uitvaart, waarbij alle kloosterorden en de gezanten van de verschillende mogendheden met een kaars in de hand aanwezig waren (6) .

( 1 ) P. VAN NuFFEL, Joz. Meganck (Aalst 1907) , blz. 77· (2) BK., thans cod. 259, vroeger Case 3 15 , reg. 25. (3) Gent, Stadsarch., serie 533, doss. 108. (4) ACB. I , 728o, p. 1 24. (5) ACB. I I I, 1008, p. 1 39. (6) ACB. I , 2 1 .402, p. 47·

Page 89: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

II. DE PROVINCIE

In dit hoofdstuk moeten we handelen over r) de Provincie en haar bestuur, 2) het Provinciaal Kapittel en 3) de betrek­kingen onder de verschillende Provincies.

1. DE PROVINCIE EN HAAR BESTUUR

De Provincie. - De Kapucijnenorde wordt verdeeld in geografische gebieden, die de naam van Provincie dragen. leder gebied heeft eigen Oversten, eigen noviciaat en studies ; de religieuzen zijn niet aan een bepaald klooster gebonden, maar aan een Provincie, waarvan de Overste ze naar goed­dunken binnen zijn gebied kan verplaatsen.

Het was bij de Kapucijnen soms heel moeilijk, om een groep bestaande huizen als onafhankelijke Provincie te laten erkennen (r ) . Terwijl de Konstituties daartoe hedendaags een vast getal predikanten vereisen, werd in 1637 de voor­waarde gesteld, dat er ten minste r8 of 20 huizen moesten bestaan (2) , zonder dat naar het aantal religieuzen werd gevraagd. Volgens deze maatstaf hadden de meeste Neder­landse Provincies geen bestaansrecht kunnen krijgen en had­den ze slechts als Kustodieën kunnen erkend worden.

In de vorige boekdelen hebben we reeds met deze verschil­lende gebieden kennis gemaakt . We weten welke officiële

( r ) Dl. I, blz. 290. (2) AOMC., t. VI, r89o, p. r 78, § 56.

Page 90: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

88 IJ. DE PROVINCIE. I. BESTUUR

ZEGELS VAN DE VERSCHILLENDE

KAPUCIJNENPROVINCIES

NEDERLAND.

VLAANDEREN.

Page 91: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ZEGELS VAN DE KAPUCIJNENPROVINCIES 89

WALLONI �.

RIJSEL EN DUINKERKE.

Page 92: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

• - ;:: - .: , � ' .. :r. - '- - '

II. DE PROVINCIE. I . BESTUUR

LUIK EN ALLERH. DRIEVULDIGHEID .

namen ze droegen (r ) ; statistieken met het getal kloosterlin­gen hebben we reeds afgedrukt (2) en de grenzen van ieder gebied aangegeven (3) . We weten ook reeds welke zegels de verschillende Provincies gebruikten (4) . Om dit laatste echter nog bevattelijker te maken, zijn we blij hier de meeste typen op de originele grootte trouw te kunnen reproduceren, gelijk onze dienstvaardige konfrater Philotheus van Antwerpen ze met veel zorg en geduld voor onze lezers heeft nagetekend.

Bij de splitsing van een Provincie bleven de religieuzen gewoonlijk elk in zijn geboortestreek. Toch kennen we enkele uitzonderingen. Zo hebben we reeds vermeld dat de Vlamingen na r6r6 eerst religieuzen te weinig hadden om hun kloosters te bevolken en aldus enige Walen in hun gebied hielden (5) . Bij de oprichting van de Rijselse Provincie lieten Urbanus en Valentinus van Kortrijk zich eveneens in de Duinkerkse

( 1 ) Dl. I, blz. 68-71 ; Dl. 1 1 1 , blz. 78-79, 83, 277, 283. De Vlaamse Provincie heet men ook wel eens de Nederduitse of Brusselse.

(z) Dl. IV, blz. zo ; Dl. VII, blz. 1 2 . (3) D l . I , blz . 298-300, 325-30 ; Dl. 1 1 1 , blz. 278, n. 1 . (4) Dl. I , blz. 68-70, 295 ; Dl. l i l, blz. 78-79. 277. Voor d e Kustodie van

Duinkerke hebben we echter nog geen inlichtingen gegeven. Op ACB. I , 8622 en 8625-26, uit de jaren 1 773-75. vinden we een rond zegeltje met randschrift ; t 5IG ; CVST ; FLAND ; BELGICAE ; DOMIN ; REGIS : GALLIAE. We reproduceren het hier.

(5) Dl. IV, blz. r 1 . Sommigen keerden spoedig naar Wallonië terug, b. v. Jacobus van Le Cateau (Dl. IV, § 1952) .

Page 93: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PROVINCIAAL EN PROVINCIALAAT 91

Kustodie inlijven, omdat er weer Paters te weinig waren. In 1704 kwamen een paar Luikenaars naar de Walen (r ) . Ook in 1782 vindt men dergelijke gevallen. Bernardinus van Etten bleef in de Vlaamse Provincie, terwijl Benjamin van ltegem zich in de Kustodie van de Allerheiligste Drievuldigheid te­rugtrok. Van de andere kant, bleven hetzelfde jaar drie Paters in de Kustodie van Duinkerke, in plaats van naar de Vlaamse Provincie over te komen, nl. Emmanuel van Menen en Ful­gentius en J oannes Chrysostomus van Ieper.

Provinciaal en provincialaat . - Tot in het begin van de XXe eeuw vestigde iedere Provinciaal zich vrijelijk in het klooster dat hij verkoos, zodat er van een vast provincia­laat geen sprake was. Hippolytus van Bergamo verbleef eerst te Antwerpen, doch in 1590 verhuisde hij naar Brussel, waar we hem op 17 Juli en 5 Augustus 1591 en 4 Maart 1592 ont­moeten (2) . Misschien vestigde hij zich later te Douai (3) en een tijdlang te Rijsel (4) .

De officiële korrespondentie uit Rome werd naar Antwerpen gestuurd in 1593 (5) , 1596 (6) en 1597 (7) , doch later naar Brussel (8) . Spoedig ontstond het gebruik, dat in ieder kloos­ter een vertrek voor P. Provinciaal werd voorbehouden ; aldus had zelfs het afgelegen Meersel zijn « Provinciaalska­mer >> (9) .

In de Vlaamse Provincie woonde de hoogste Overste dik­wijls te Antwerpen, soms te Mechelen en meestal te Brussel, vooral in de XVII Ie eeuw. P. Provinciaal had in de Hoofdstad zijn eigen vertrekken, met archief en bibliotheek (ro) . Reeds

( x ) Dl. III , blz. 283. (2) ACB. I , 8747. pp. 3-5. (3) Hij was er op 6 December 1591 en 5 Februari 1592, bij de vernieuwing

der professie van verschillende religieuzen ; ook op 3 1 Augustus 1592 (BADB. , lias 1827 ; vgl. Dl. I , blz. 135) .

(4 } Op 3 1 Januari 1597 (Kapittel) , r , 23 en 29 Maart 1597 (ACB. I , 8747. pp. 28-30) .

(5) ACB. I , 3935· (6) ACB. I, 3965bis, 3967 ; III , 7005, p. 203. (7) ACB. I , 3976-77-(8) ACB. I, 4035 ( 1 603), 4043 ( r 6o4), 4 145 ( 1614) , 4 165-66 ( 1616) enz. (9) ACB. I, 9001 , p . 50. Behalve de kamer voor P. Provinciaal, had

Luxemburg er in 1736 ook een voor P. Sekretaris (BL. , HS. 40, p. 5 1 ) . ( 10) Dl. V, blz. 40, 61 .

Page 94: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

II . DE PROVINCIE. I . BESTUUR

m 1749 wordt er een definitiekamer vermeld (1 ) . Wegens speciale, niet nader aangeduide redenen, bracht Ambrosius van Maastricht in 1773 het provincialaat van Brussel naar Antwerpen over (2) ; doch het bleef er niet lang.

Bij de Walen verbleven veel Provinciaals te Namen, in het middelpunt der Provincie (3) ; doch ook te Bergen was er een provincialaat (4) en het schijnt dat Cherubinus van Chiny in 1776 in het afgelegen Luxemburg woonde (5) en in 1793-96 Remaclus van Gulke te Eupen (6) ; aldus trachtte men dikwijls in zijn geboortestreek te verblijven.

Voor Rijsel en Luik schenen de hoofdsteden van beide Pro­vincies vanzelf aangewezen als zetel van het centraal bestuur ; toch vinden we in 1754-60 de Luiker Provinciaal te Dinant gevestigd (7) . Dit schijnt ook in 1794 het geval te zijn ge­weest (8) . Anderzijds werden door Dionysius van Malmedy op 14 Mei 1703 en later door Bernardinus, zijn stadgenoot , op 14 November 1724 brieven in hun geboortestad onderte­kend (9) , zodat beiden wellicht daar hun gewoon verblijf hielden. Men begrijpt van de andere kant genoeg, dat een Provinciaal, die niet meer heel jong was, er dikwijls niet aan hield om bij zijn voortdurende reizen telkens de roo treden te beklimmen, die te Luik uit de Rue Volière naar het klooster leidden. De kwestie van de keus van zijn verblij fplaats was toen voor P. Provinciaal misschien van minder belang, omdat hij zo dikwijls en zo lang op visitatietocht was.

Na het einde van zijn driejarig bestuur moest P. Provinciaal tijdelijk zonder waardigheid blijven ; zo hij echter vóór het einde van zijn wettelijke termijn aftrad, mocht hij dadelijk tot Gardiaan worden bevorderd (ro) . De titel van Ex-Pro­vinciaal titularis, gelijk die in de XIXe en XXe eeuw voor­komt, was in deze tijd nog niet bekend.

( 1 ) ACE. I, 7920, p . 68. (2) ACE. III , 1008, p. 192. (3) Dl. l i l , blz. 254. (4) Dl. 11 , blz. 149. (s) ACE. I, 2 1 .oo9, § r5 . (6) HEINEN, s. 2o4. (7) Dl. II, blz. 268 ; ACE. I, 5938, 5940, 5942. (8) Dl. IV, § 3548. (9) BAL., G. VIII , I O ; Kamerijk, Bib I . mun!c., HS. 1238 (I I I I}, f. I 3V . ( 10) ACE. I , 5043.

Page 95: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PROVINCIALAAT. PERSONEEL VAN P. PROVINCIAAL 93 In de dienst van P. Provinciaal. - In het Kapittel had

P. Provinciaal of het Definitorium voor verscheidene be­dieningen een titularis te benoemen. We bedoelen b. v. de religieuzen die rechtstreeks of onrechtstreeks in de dienst van P. Provinciaal stonden : de sekretaris, de Br. Gezel, de agent der Orde bij de Regering en de archivaris. De bouw­meesters, wier ambt eveneens heel de Provincie interesseerde, behandelen we in een volgend hoofdstuk, waar we speciaal over het bouwen van kloosters handelen.

a) Van groot belang was de bediening van sekretaris , daar P. Provinciaal deze dagelijks nodig had en hem ook op zijn lange visitatietochten meenam. In oudere teksten heet men hem soms P. Socius, een titel die later niet meer voorkomt, omdat dit woord verschillende betekenissen heeft. Het moest een Pater zijn die niet enkel een zekere ontwikkeling had, maar ook goed kon lopen ; bij de Vlamingen was het veelal een Pater die ook wat Frans kende, terwijl bij de Walen de kennis van het Duits misschien méér te pas kwam.

Het archief bezit verscheidene juridische kompilaties en kapittelvoorschriften, ten gerieve van het sekretariaat ; één daarvan was door J oseph van Belle verzameld en werd later door Felicissimus van Antwerpen benut (r ) . Er zijn ook exem­plaren van het strafwetboek Modus procedendi, waarover verder, alsmede formulieren en modellen voor allerlei korres­pondentie en obedienties ; de sekretaris Ivo van Brussel maak­te in 1658 zo'n handboek op (2) .

P. Sekretaris hield in 'chronologische orde het verslagboek van de Provinciale en Generale Kapittels, met de uitslag van de verkiezingen en de tekst der afgekondigde voorschriften. Voor de Vlaamse Provincie beschikken we nog over de vol­ledige reeks dezer boeken, al zijn het soms ook ten dele latere afschriften van de originele aantekeningen ; in dit werk wor­den ze voortdurend geciteerd. We vinden er de lijst van de Gardiaans, de diskreten en later ook de Vikarissen. In de XVIIe eeuw tekent men veelal ook de strafmaatregelen aan

(z) ACB. 1 11, 95 15 ; vgl. ibid., p. 19. (2) ACB. UI, 7016.

Page 96: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

94

• - I -- - - ...... .-'... ' L

II. DE PROVINCIE. I . BESTUUR

die tegen één of andere religieus worden genomen. Vermeld worden eveneens de lektoren en geleidelijk worden de gegevens aangaande de studies meer uitgebreid ; uiteindelijk wordt ook de uitslag van het eindexamen van de j onge religieuzen genoteerd. Ook het verslag van P. Provinciaals visitatiereizen wordt in de tweede helft van de XVI I Ie eeuw te boek gesteld, met de juiste datum van zijn reizen en de namen van vrienden en weldoeners die hij bezoekt en de abdijen, priesters en leken waar hij het middagmaal houdt of nachtverblijf vindt.

Op het einde van de XVII Ie eeuw werd in Vlaanderen het gebruik ingebracht om volledige lijsten te drukken van alle levende leden van de Provincie ; wellicht werd dit drukje ook door P. Sekretaris bezorgd. De namen staan in het Latijn, eerst de Paters en clerici en daarna de Broeders, allen volgens de dag van hun professie. Voor iedere religieus geeft men kloos­ter- en familienaam, geboorteplaats en datum van de professie . We bezitten twee zo'n uitgaven. De oudste, uit 1790, beslaat 5 kolommen van één groot blad (1) ; de andere, van 27 Juni 1 791 , is een boekje van 16 niet genummerde bladzijden (2) . Iedere religieus kreeg natuurlijk een exemplaar en thans nog doen de drukjes goede dienst. Dergelijke uitgaven uit andere Provincies zijn ons in de XVII Ie eeuw niet bekend.

b) Br. Gezel . - P. Provinciaal had een lekebroeder voor zijn persoonlijke dienst en gewoonlijk was dit een andere dan de gezel voor het Generaal Kapittel. Als de Overste op Visitatie ging, werd hij door Br. Gezel trouw geholpen en bijgestaan. In 1626 vond men in Vlaanderen zelfs dat P. Provinciaal beter twee vaste lekebroeders tot gezellen zou uitkiezen, zoals het in bijna heel de Orde gebruikelijk was, zegde men, om tijdens de visitatiereizen de papieren en de bagage van P. Provinciaal te dragen (3) . In de XVII Ie eeuw echter wilde Paschalis van Wihéries, die bij de Walen her­haaldelijk Provinciaal was, geen Broeder tot gezel, alhoewel velen hem hierin afkeurden. Barnabas van Chiny nam er even­min een in 1710-13 ; Angelus van Bergen ook niet in 1716-r8 en

( 1 ) ACB. l i l, 8505. (2) ACB. I II , 8so3-04bis. (3) ACB. I II , IOOÓ, p. 224, § I 3 ; soo6, B, f. 75V.-]6r.

Page 97: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

P. SEKRETARIS. BR. GEZEL. P. AGENT 95

1724-25 , doch wel in 1721-24. Paulus van Musson nam er een in 1725-28, doch Gislenus van Blaugies begeerde er geen in 1731-32 (r ) . De volgende Waalse Provinciaals hadden weer een Broeder gezel, althans tot in 1776 ; voor de latere jaren bezitten we geen inlichtingen.

c) P. A�ent . - Met verschillende burgerlijke instanties hadden de Oversten te Brussel dikwijls zaken te regelen. Dat deden ze door bemiddeling van een speciaal daartoe aange­stelde Pater, die de titel van Agent, Prokurator of Faciendarius droeg. Eigenlijk mocht het ook een lekebroeder zijn (2) , doch we weten niet, of dit geval zich ooit heeft voorgedaan. Veelal koos men daartoe een religieus die Frans en eventueel even­eens Spaans of Duits sprak. Het kwam wel voor dat men iemand nam van hogere afkomst of die familie was van één of andere funktionaris van de Regering.

De Vlaamse Agent deed soms ook zaken voor buitenstaan­ders of voor Oversten van vreemde Provincies. Aan geen enkele religieus was het overigens toegelaten met de Regering te onderhandelen, tenzij door zijn bemiddeling. Leden van buitenlandse Provincies mochten slechts persoonlijk te Brus­sel komen onderhandelen, wanneer ze daartoe van hun Provinciaal en van die uit Vlaanderen het vereiste verlof hadden (3) .

Het kon ook wel voorkomen dat in een of ander geval een speciale onderhandelaar werd aangeduid ; doch de lopende zaken werden door de daartoe aangestelde Pater geregeld. Het schijnt dat Agapitus van Aat in r6r6 deze bediening waarnam (4) . In de XVIIe en XVIIIe eeuw vindt men talrijke namen van Vlaamse Agenten (5) . Veelal regelde de Brusselse

( I ) ACB. I I I , 1 003, pp. 1 23, 1 59. 1Ó 1 , 1Ó9, 1 75 · ('2) DJ. I , blz. 296-98 ; Dl. V , blz. 65. (3) ACB. I I I, 1007, p. 1 3 1 , § 1 2 . (4) Dl. I , blz. 238. (5) Cyril!us van Brussel, 1668-Bo ; Philippus van Gent, 1691 -92 ; Maria­

nus van Zomergem, 1 698- 1 701 ; Ambrosius van Lokeren, 1 704 ; Lambertus van Waver, 1 7 1 5 ; Petrus van Brussel, 1 724-31 ; Victor van Houthalen, I 73 I -32 ; Alexander van Kortrijk, 1 736-52 ; Alexius van Bergen, 1 752 ; Antonius van Charleroi, 1 752-53 ; Hieronymus van Heilissem, 1758-74 ; Petrus van Dendermonde, 1 774-75 ; Antonius van Leuven, 1 778-83 en 1 787 ; Amatus van Leuven, 1 787.

Page 98: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

g6 11 . DE PROVINCIE. I. BESTUUR

titularis ook de aangelegenheden voor de Waalse en de Boer­gondische Oversten ( r ) . Niettemin was in r6r6 bepaald dat de Walen, zo ze't begeerden, daartoe een eigen Pater met een gezel naar Brussel mochten sturen (2) . Waarschijnlijk droeg Augustinus van Béthune deze titel in r6r7-r8 (3) ; ook Gamaliël van Condé in r6r8-rg (4) , voorzeker benoemd omdat hij aan het Hof bekend was en steeds op de steun van de machtige Anna de Croy mocht rekenen. Later, in 1718-zz, vervulde Philibertus van Bergen dezelfde bedie­ning (5) .

Te Luik had P. Provinciaal eveneens een Agent, om gees­telijke en tijdelijke zaken met de respektieve besturen te regelen . Hier ook kennen we de namen van verschillende titu· larissen (6) .

d) P. Archivaris . - In de Vlaamse Provincie was er, zelfs nog in de XVIIIe eeuw, zelden sprake van een archivaris. De Romeinse verordeningen geven daar overigens heel weinig over (7) . Doch reeds in 1673 had Carolus van Arenberg een uitvoerige inventaris van het Vlaamse archief opgemaakt, die later werd bijgehouden en thans nog bestaat (8) . Sommige Provinciaals en sekretarissen legden voor het archief veel belangstelling aan de dag, vooral de gewezen lektoren Bona� ventura van Oostende en Godefridus van Aalst . Toch kent men geen namen van Vlaamse Paters die de titel van archi­varis zouden hebben gedragen, behalve Emmanuel van Hel­kijn, benoemd in 1778, en Bernardinus van Marke in 1781 . De toestand bij de Walen was veel gunstiger, gelijk we reeds elders (9) hebben uiteengezet.

(1) DJ. V, blz. 65. (3) BL., HS. 39, f. 4ov. (5) DJ. I II , blz. go.

(2) Dl. I, blz. 297-98. (4) DJ. I I , blz. 1 7 1 .

(6) Leenardus van Luik, 1 707 ; Gereon van Malmedy, 1 7 18 ; Floribertus van Luik, 1 732 ; Bruno van Luik, 1 740-4 1 ; Franciscus Joseph van Luik, 1 759 ; Athanasius van Rechain, 1 767-71 ; Franciscus van Balen, 1 780.

(7) AOMC., t . VI, 1 8go, pp. 361-62, § 1 7 . (8) ACB. I I I , 1012 . (9) DJ . I I , blz. 1 5-19 . Daar worden de namen niet genoemd van Felix van

Aat ( 1 7 14-20) en Hieronymus van Zinnik ( 1727-32), omdat niet blijkt dat historische teksten van hen bewaard bleven. Hetzelfde geldt voor de jongere

Page 99: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

P. AGENT. P. ARCHIVARIS. DEFINITORIALE ZITTINGEN 97

Het archief der Hollandse Kapucijnen te 's-Hertogenbosch, gelijk het thans bestaat, is arm aan bescheiden uit de vorige eeuwen en wat er in voorkomt, is meestal ontleend aan het klooster te Velp en ook aan dat van Maaseik Het archief te Antwerpen bezit vooral stukken aangaande de Vlaamse Pro­vincie. Wat op de Waalse gebieden en de Kustodie van Duin­kerke betrekking heeft, is van veel mindere omvang. Ook voor de Vlamingen gingen in 1796-97 veel kostbaarheden voor de Orde verloren en het kloosterarchief werd officieel in beslag genomen. Reeds in de vorige eeuwen had men overi­gens veel verbrand, vooral waar het minder stichtelijke dingen gold (r ) .

Definitoriale zittin�en . - Het reizen ging in vorige eeuwen heel moeilijk ; daarin ligt wel de grote reden waarom de Definitoren zo zelden samen beraadslaagden. Zo'n definito­riale zitting heette men « congregatio » (2) . Vooral wanneer de Kapittels driejaarlijks waren geworden, bleken deze bijeen­komsten van groot belang. Te voren werd de konvokatiebrief openlijk in de refter voorgelezen (3) , om iedereen in de gele­genheid te stellen daar eventuele klachten of verlangens mede te delen.

Bij zo'n gelegenheid had P. Provinciaal niet méér te zeggen dan zijn Definitoren en alle belangrijke aangelegenheden werden bij meerderheid van stemmen beslist, vooral de ver­anderingen van Gardiaans en predikanten. Ook plaats en datum van het volgende Kapittel werd aldus vastgesteld.

Buiten dergelijke zittingen berustte alle gezag bij P. Pro­vinciaal alleen. In een dringend geval kon hij wel een kloos­terling verplaatsen, doch in de eerstvolgende vergadering moest hij de Definitoren van alle lopende zaken op de hoogte brengen, indien hij het niet reeds vroeger per brief had gedaan.

annalisten Florentius van Namen ( 1 763-68), Joachim van Bergen ( 1 777-79) en Angelus van Herve ( 1 793-96) . Bernardinus van Bergen (DL I l , blz. 18 , n. r ) vervulde dezelfde bediening van 1 773 tot 1777 en van 1779 tot 1 793.

(r) Zie méér gegevens FL. , DL XXIII, 1940, blz. 234-35. (2) DL I, blz. 1 79, n. 3 · Zie de bekende datums van dergelijke zittingen in

de Waalse Provincie, DL 1 11, blz. 301-02. (3) BSN., HS. 66, pp. 1 24, 1 27 .

Page 100: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

g8 II. DE PROVINCIE. I . BESTUUR

Het kwam natuurlijk voor dat niet alle Definitoren het met hun kollega's ééns waren (r ) ; in zo'n geval moesten ze naderhand toch de beslissingen van de meerderheid medeon­dertekenen, zoals in 1637 en 1643 werd voorgeschreven (2). Tijdens de Luikse woelingen moest men het beleven, dat de Definitor Petrus van Luik zijn kollega's herhaaldelijk tegen­werkte en hun beslissingen weigerde te ondertekenen (3) . Ook kwam het voor, dat de meerderheid tegen één van de leden positie moest nemen (4) of een kollega zelfs uitdrukke­Iijk afkeuren en veroordelen (5) .

We kennen andere gevallen, waarin het Definitorium niet meer voltallig was ; dan namen ook de Kustoden (6) of ge­wezen Definitoren (7) wel eens aan de beraadslaging en beslissing deel.

Mededelingen of voorschriften, b. v. van het Provincialaat , die in het Latijn werden verstrekt, waren vooral of alleen voor Paters en Oversten bedoeld ; gewoonlijk echter werden ze in de volkstaal gegeven, vooral wanneer ook de lekebroe­ders op de hoogte moesten worden gebracht .

In 1594 was het Nederlands niet in gebruik bij de ontlui­kende stichtingen op ons gebied. Het Ceremoniaal schrijft b.v. voor, dat men na het avondeten << in het Latijn of het Frans n zeggen zal : « Soit loué et remercié N. S. J. C. n (8) . Van het Nederlands is nergens sprake. De verklaring hiervoor is wel gelegen in het feit, dat Hippolytus van Bergamo wel Frans, doch geen Nederlands kende, wat ook het geval was voor de Walen en de vreemden, die hier vertoefden. Voorzeker kenden anderzijds nogal wat Vlamingen Frans genoeg, om alles te begrijpen . . . Nog méér te verwonderen is e chterdat de besprekingen over theologische gevallen (casus conscien­tiae) , waarbij ook de lekebroeders tegenwoordig waren, in

( 1 ) Dl. V, blz. 376 ; Dl. VI , blz. 1 84, n. 9· (2) AOMC., t. VI, 1890, pp. 21o § 132, 244 § 101. Deze bepaling was in

1630 nog niet van kracht, toen Marcellianus van Brugge tegen zijn kollega's stelling meende te moeten nemen (Dl. V, blz. 376).

(3) Dl. III, blz. 195-96, 201, 238 n. 1 . (4) Zie het geval van Georgius van Mol, verder, blz. 125 . (5) Dl . VI , blz. 359-60. (6) Dl. VI, blz. 5 10- 1 1 . (7) Dl. VI, blz. 298. (8) ACB . I I I, 5008, f. 141v.

Page 101: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DEFINITORIALE ZITTINGEN. VISITATIE 99

het Frans werden gehouden, « opdat iedereen het zou begrij­pen » (r ) . 's Vrijdags las men d� Regel en het Testament van S. Franciscus in het Latijn ; en zo er tijd over was, begon men opnieuw in het Frans << om ook van de lekebroeders te worden begrepen » (2) . In de refter hield men nimmer Nederlandse lezingen ; eerst in 1604 bracht Honoratus van Parijs in alle taalaangelegenheden een betere regeling (3) .

Visitatie. - P. Provinciaal moest in de noodwendigheden van de verschillende kloosters voorzien ; dikwijls zien we hem dan ook hier of daar geldelijke toelagen verlenen (4) .

Een van zijn zwaarste plichten was echter de Visitatie van de verschillende kloosters. In den beginne werd dit drie­of ten minste tweernaal in het jaar gedaan, doch sedert 1650 slechts tweernaal in achttien maanden. Nadat de driejaarlijk­se Kapittels waren ingevoerd, hielden de Walen vier Visitaties in drie jaar (5) , de Vlamingen en Rijselaars (6) één per jaar.

Voor oude en ziekelijke Oversten was dit een zware taak. In het Kapittel van 1640 wilde Onesirnus van Bergen zich niet als Provinciaal laten herkiezen, daar hij zich onbekwaam voelde om de uitgestrekte Provincie te voet af te reizen. Om­dat men hem ongaarne miste, werd dan een stemming ge­houden om te beslissen of hij wellicht een rijtuig mocht ge­bruiken ; en de meerderheid besliste van ja (7) .

Tijdens het Generaal Kapittel moest de Visitatie door P. Vikaris Provinciaal worden gehouden. Ook bij andere gele­genheden kwam het voor, dat daarvoor een andere Pater, gewoonlijk een Definitor, werd gestuurd ; het sekretariaat bezat zelfs een formulier voor zo'n obedientie (8) , wel een bewijs dat het feit nogal dikwij ls voorkwam. Ook in geval van ziekte of overlijden van P. Provinciaal werd een Vikaris aangesteld ; deze droeg soms de titel van Kommissaris Pro-

( 1 ) Ibid. , f. 85r . , § 6. (2 ) Ibid. , f. 1 35v. (3) Dl. I, blz. 288-89. (4) Vgl. een dergelijk geval te Bergen in 1 756, ACB. I , 21 .500, p. 82. (5) Dl. l i l , blz. 299, n. 1 . (6) Verslag aan de Kommissie voor Regulieren, ANP., serie GD, n° 48,

p. I I8 . (7 ) HIL. CAM ., p. 39. (8) ACB. nr. 7016, p. 47.

Page 102: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

100 II . DE PROVINCIE. I. BESTUUR

vindaal of Visitator, doch Rome vond beide benamingen minder passend (1 ) . Gewoonlijk werd daarvoor de eerste Definitor benoemd, doch dit kon niet altijd. B.v. tijdens het Generaal Kapittel van 1754 was de eerste Waalse Defi­nitor, Eernardus van Rceulx, emstig ziek en hij overleed op 5 Januari 1754. Dan werd de tweede benoemd, Antoninus van Thuin. Doch deze was novicenmeester en kon zo lang niet afwezig zijn, om de voorgeschreven Visitaties te houden ; hiervan werd hij dus ontslagen en bij zijn terugkeer zou P. Provinciaal het zelf doen (2) . Bij de Vlamingen werd in 1617 een nog ongewoner regeling getroffen, toen Florentius van Mechelen, die zelfs geen Definitor was, het ambt van Vikaris Provinciaal moest vervullen (3) .

Een Vikaris Provinciaal had alle macht, zoals een Provin­ciaal (4) en zo hij méér dan 2 jaar in funktie bleef, moest hij na het Kapittel ook een jaar lang zonder bediening blijven (5) .

I n 1733 kwam het voor, dat de Gardiaan van Doornik, Ludovicus van Solre-sur-Sambre, het gezag van de Vikaris Provinciaal Laurentius van Rance niet wilde erkennen en zich beriep op het aanstaande Provinciaal Kapittel, in plaats van op P. Provinciaal of P. Generaal . Tegen hem werden maatregelen getroffen en na wettig proces werd hij streng bestraft (6) .

Tijdens zijn visitatietocht was P. Provinciaal of zijn plaats­vervanger, zoals gezegd, vergezeld van een sekretaris en een lekebroeder (7) . Zo P. Gardiaan dag en uur kende, ging hij het gezelschap te gemoet en bij hun aankomst in het klooster gaf men het teken met de klopper. Alle religieuzen kwamen P. Provinciaal de hand kussen en daarna werden hem de voeten gewassen.

Bij zijn aankomst en vóór zijn vertrek hield hij een opwek­king over de Regel en de Konstituties. Hij bezocht de kerk, de cellen en heel het klooster. Ook werden alle religieuzen afzonderlijk gehoord ; aldus kon P. Provinciaal de mistoe-

( I ) AOMC., t. VI, I89o, p. 244, § 98. (2) BSN., HS. 67, f. 67r. (3) Dl. VI, blz. 23-24. (4) Zie toch een uitzondering, Dl. I , blz. I84, n . I . (5) ACB. I I I, I003, p . 363, § 6. (6) ACB. I I I , I003, pp. I79. I82-85 . (7) Dl. VI, blz. 330.

Page 103: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VISITATIE VAN P. PROVINCIAAL IOI

standen kennen, nalatigen vermanen, schuldigen bestraffen en misbruiken uitroeien.

De Konstituties van 1637 eisten dat P. Provinciaal op gehoorzaamheid gebood hem alles te openbaren. Dit was echter veel te algemeen uitgedrukt en kon slechts voor ernstige zaken onderhouden worden (1 ) . Ook werd het voorschrift , zowel als andere nieuwigheden, spoedig weer afgeschaft.

De taak van P. Visitator was heel kies ; het was moeilijk om altijd de juiste maat te houden. Men beweert dat de hoger vermelde P. Onesimus op gelijke wijze Oversten en onder­danen behandelde, terwijl Aegidius van Bavai bij voorkeur tegen de onderdanen optrad en zich voor de Oversten heel mild toonde (z) .

Zo hij tijd genoeg had, ging P. Visitator veelal ook de voornaamste weldoeners groeten, wat zij natuurlijk zeer op prijs stelden. Soms bracht de Visitatie ook onvoorziene verwikkelingen ; aldus werd Alexander van Aalst te Maaseik ziek in Oktober 1723. Liefdevol werd hij er verpleegd door Dr. Korsten, die als beloning een koperen medalie ontving, door Innocentins XI met veel aflaten verrijkt (3) .

Het was de gewoonte dat het stadsbestuur P . Visitator de erewijn aanbood. We hebben het reeds vernomen voor Duinkerke (4) , Belle (5) en Hasselt (6) . Dit gebeurde eveneens te Burburg in 1696 (7) en te Thuin in 1661-66. Voor deze laatste stad vermeldt men een heel feestmaal, met eieren, vis, schapenvlees, brood, druiven, wijn en bier (8) . In de plaat­selijke archieven en stadsrekeningen moeten nog veel der­gelijke zaken te vinden zijn. Voor Maaseik zijn we nogal vol­ledig ingelicht. In dit stadje gebeurde 't méér dan ééns dat het burgerlijk bestuur mede in de refter kwam aanzitten (g) .

(I ) ACB. I, ! 244-45· (2) HIL. CAM., p. 43· (3) Maaseik, Museum, HS. Korsten. Zie iets dergelijks voor Albertus van

Rasen, DJ. VI, blz. 5 19. (4) DJ. V, blz. 344· (5) Dl . V, blz. 362. (6) Dl. V, blz. 397· (7) L. DE BAECKER, Hist. de la ville de Bourbourg (Paris-Dunkerque 1879) ,

p. 273· (8) DELTENRE, pp. 18-19. (9) DJ. V, blz. 4 16 ; zie verder GAMs., Stadsrekeningen, ProtokoHen en

Magistr. rollen, passim.

Page 104: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

102 II . DE PROVINCIE. I . BESTUUR

Te Oostende vermeldt men in 1767 geen wijn of eetwaren, doch men noteert de versiering van vijftien schuiten en het kanongebulder waarmee P. Visitator werd verwelkomd (r ) .

Het houden van Visitatie was een zware plicht voor de Oversten. In 1731 werd de Luikse Provinciaal Bruno van Luik er niettemin door P. Generaal van ontslagen, omdat hij meestal op het slot van Seraing moest blijven, voor de dienst van de Prins-Bisschop (2) .

Bijlage. Provinciale Sekretarissen.

Vlaamse Provincie.

i6r8-19, 1 623-24. Damianus van Burburg.

162 1 , r 624-4 1 . Joseph van Belle. 1643-46, 1655. Bertinus van Brus­

sel. r647. Symphorianus van S.­

Truiden. 1649-50. Franciscus Maria van

Antwerpen. 1650 ( ? ) , 1657-6 1 . Ivo v. Brussel. 1656-57· Matthaeus v. Kortrijk ( ? ) 1 66 1 -62 . Valerius van Antwer-

pen. 1 663-65. Audomarus van Bur­

burg. 1686. Martinianus van Aarschot. 1 697-98. Amandus van Liede­

kerke. 1 699-1 70 1 . Augustinus van Kor­

trijk. 1 702-03 . Eduardus van Antwer-

pen. 1 706-07. Fulgentius van Aalst. 1 7 I I - I 2 . Cassianus van Bossut. 1 7 1 6- 1 7, 1 723-24. Benedictus van

Kortrijk.

(1) ACB. 1 1 1 , 1008, p . 306.

1 720-23 . Hieronymus van Oost­ende.

1 724-25. Marianus van Zomer-

gem. 1 727-35 . Juvenalis van Anzegem.

1 735-40. Martinianus van Brussel. 1 740-44. Joseph · van Tervuren. 1 744-48, 1 749-52 . Paulus van

Aalst.

1 748, 1 752-53. Joachim van Bot-telare.

1 748-49. Ignatius van Breda. 1 753-58. Hippolytus van Halen. 1 758-6o. Arnoldus van Wespe-

laar ; sekr. gen. 1 782-83.

1 760-64. Onesimus van Roer­mond.

1 764-67, 1 773-74. Melchior van Straelen.

1 767-70. Theophilus van Ginne-ken.

1 770-73. Floribertus van Brussel . 1 774-78. Emmanuel van Helkijn. 1 778-8 1 . Godefridus van Aalst. r78r-86, 1 788-9 1 . I lluminatus

van Leuven, sekr. prov. en

(2) Omzendbrief van 14 April I JJ I (Kamerijk, Bib!. munic., HS. 1 238 [u r r ] , f. 36r.-38v. ) .

Page 105: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PROVINCIALE SEKRETARISSEN 103

kustod. ; 1786-88 sekr. gen. \ 1 791-95. Amatus van Leuven. 1783-86. Antonius van Leuven, 1795-96. Liberius van Heist-op-

sekr. gen. den-Berg.

Waalse Provinc·ie.

1 667. Paulinus van Virton.

1675-95. Placidus van Namen. 1705-07. Nicolaus van Aat. 171 3-14. Franciscus van Rechain. 1720-24, 1 730-3 1 . Joannes Chry-

sostomus van Charleroi.

1724-28. Matthaeus van Habay.

1728-30. Clemens van Roosbeek.

1 731-49. Nicolaus van Lomprez. 1 749-58. Florentius van Namen.

1758-61. Agathangelus van Aat. 1761-67. Gratianus van Luxem­

burg. 1 767-73, 1 781-82. Hubertus van

Bastenaken. 1 773-76. Bonaventura van Wel­

lenstein.

1 789-90. Eugenius van Zinnik.

1790-93. J oannes Damascenus van Taisnières.

Luik.

1723. Floribertus van Luik. 1725 ( ? ), 1 729-35. Caelestinus van

Robertville.

1737-39. Constantinus van Re­chain.

1748-51. Joseph Clemens van Dinant.

1754-59 en 1761-62. Perpetuus van Dinant.

Rijsel.

1696. Albertus van Luxemburg. 1707. Fiacrius van S.-Omaars. 1719, 1 730. Drogo van Marly. 1721 , 1 747. Rumoldus van S.-

Léger. 1 733. Ferdinandus van Ariën. 1 743-45. Casimirus van Doornik.

1 752. Joannes Philippus van Sail­

ly. 1 758. Symphorianus van Marly. 1 77 1 . Sirnon van Écourt-S.-Quen­

tin.

1773. Philibertus van Lezennes. 1 790. Urbanus van Kamerijk.

Duinkerke.

1 773-74, 1 782-83. Vincentius van I 1 777-78. Elias van Duinkerke. Steen becq ue.

Aller h. Dr·ievuldi g he id.

I 782-85. Andreas van Hassel- 1787-91, 1 794·1802. Antonius broek. van Kerkom.

1 785-87. Honorius van Raven- 1 791 -94· Gedeon van Hel voort. stein.

Page 106: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

104 II. DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

2 . HET PROVINCIAAL KAPITTEL

Provinciaal Kapittel . - In de Provincie berust het hoog­ste gezag bij het Kapittel. Het stelt de Oversten aan, maakt voorschriften en lost voorkomende moeilijkheden op. Op goed bepaalde tijdstippen wordt deze bestuursvergadering gehouden. Vroeger kwam het echter wel voor dat pest (1 ) , oorlog of een ander beletsel het samenkomen onmogelijk maakte ; dan werd een definitoriale zitting gehouden, om het Kapittel te vervangen en P. Provinciaal voerde met zijn raad de nodig geworden veranderingen door (2) . Het kon gebeuren dat men dan de vraag stelde, of aldus te lang aan­blijvende Oversten nog wettig het gezag voerden ; maar van hogerhand werd men desnoods gerustgesteld (3) .

I n het begin der Orde werd gewoonlijk ieder jaar Kapittel gehouden. In ons land vonden sommigen dat het bestuur aldus veel te dikwijls veranderde. Daarom stelden de Neder­landse kapitularissen in r613 te Rome voor, dit slechts om de drie jaar te doen (4) . Dit voorstel was niet nieuw en onze Paters waren overigens de enigen niet die het steunden ; het werd niettemin verworpen (5) . In 1625 bleek overigens dat de Vlaamse stemgerechtigden meestal liever ieder jaar Ka­pittel hielden (6) ; ook bij de Walen waren in hetzelfde jaar 34 kapitularissen voor jaarlijkse en slechts 13 voor driejaar­lijkse Kapittels (7) .

Het viel toch niet te loochenen, dat het voor P. Provinciaal soms moeilijk was om alle kloosters tweemaal in het jaar te bezoeken, zoals toen was voorgeschreven. Daarom liet het

( 1 ) DJ. I l l, blz. 3 1 -32 . (2 ) Dl. I I I, blz. 3 1 -32, 43· Soms had men ook veel moeite om de inmenging

van de burgerlijke macht te ontwijken ; vgl. b. v. DJ. III , blz. 6o ; Dl. VI, blz. 299-300, 408-09, 479-80.

(3) DJ. I I I, blz. 192-93, 2 17- 1 8, 227, 289 n. 3 · (4) ACB. I , I I35, § 7 · (5) AOMC., t. V, 1 889, p. 282, § 27. (6) ACB. I I I, 5006, A, f. 41v . (7) BL., HS. 39, f. 45v.

Page 107: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PROVINCIAAL KAPITTEL I05

Generaal Kapittel van r6so toe, deze Visitatie enkel tweemaal om de I8 maanden te doen en dan ook eerst na r8 maanden Kapittel te houden ( r ) . Deze regeling wilden de Walen niet aanvaarden (z) ,terwijl de Vlamingen er genoegen mee namen. Doch op last van SimpHeianus van Milaan, liet men het Ka­pittel van 1657 daar een stemming over houden (3) en nu bleek dat de meerderheid der Vlaamse kapitularissen voor Kapittels om de achttien maanden was gewonnen (4) ; ook bekrachtigde Rome in r66z de praktijk die sedert twaalf jaar in de Provincie was aanvaard (5) .

In r667 voerde het Generaal Kapittel enkele veranderingen in, die door de Paus werden bekrachtigd. Voortaan zou het Kapittel enkel om de drie jaar bijeenkomen, doch jaarlijks moest men een kongregatie of defmitoriale zitting houden, waarin o.a. ook gardiaansbenoemingen konden worden gedaan (6) . Dit werd door de Walen niet aanvaard en in r668 kregen ze verlof om zich zoals vroeger aan de r8 maanden te houden (7) . Tussen r666 en r66g hielden de Vlamingen geen Kapittel ; doch in r67r werden de tussen- of halfkapittels weer ingevoerd (8) ; in 1676 kreeg P. Generaal de macht om overal de Kapittels na 3 jaar of r8 maanden te houden, gelijk hij het 't beste vond (9) ; in 1733 kregen ook de Provinciaals dergelijke vrije keus ( ro) .

De Walen hielden aan de oude praktijk vast (n) . In hun Kapittel van 1734 verlangden de Vlamingen echter, zich voortaan met driejaarlijkse Kapittels tevreden te stellen.

( r ) AOMC. , t. VI, 1890, pp. 341 -42, § r 1 5 ; ACB. I , 1 289 ; III , 5006, A, f. 83r. ; roo6, p . 492 .

(2) BL., HS. 39, f. 64v. (3) ACB. I, 1 326, 4831 ; I II , roo6, pp. 557-58. (4) ACB. I , 1 326. (5) ACB. I , 1 343· (6) ACB. I , 492 1-22. Vóór het Kapittel van 1667 werden besprekingen

gehouden en beslissingen getroffen, waarover ACB. I, 491 7ter. (7) BL., HS. 37, f. 22r. ; HS. 39, f. 8or., 8 r r. (8) ACB. I, 4945-46 ; l i J , 5006, A, f. ro8r. (9) ACB. I , 5035 ; BC. , t. I , pp. 1 27-28. ( ro) ACB. I I I , roo3, p. 182 (u) In de Provincies van Luik en van Rijsel komen hierin wel onregel­

matigheden voor ; niet altijd schijnt men een vaste lijn te volgen. Zie de lijst der Kapittels op het einde van Dl. I l l .

Page 108: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

106 II. DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

Toen dit aan Bonaventura van Ferrara werd medegedeeld, antwoordde deze op 2 Juli 1735 (1 ) , dat de koncessie van 1733 enkel bedoeld was als een uitzonderlijke gunst, waarvan maar éénmaal mocht worden gebruik gemaakt. Niettemin stond hij dergelijk voorrecht aan de Vlamingen toe, voor heel de tijd van zijn generalaat . In het Kapittel van 1735 werd dit aan de leden vóór de verkiezingen medegedeeld. Toen het nieuwe Definitorium echter op 22 Maart 1737 reeds het hou­den van een definitoriale zitting in plaats van een Kapittel had aangekondigd (2) , kreeg men een brief waardoor P. Ge­neraal, wegens nieuwe voorschriften, op 16 Februari 1737 toch op het houden van een tussenkapittel aandrong (3) . Dit werd dus ook gehouden.

In het Generaal Kapittel van 1740 wierp men de kwestie weer op (4) . Ook werd in 1747 voor heel de Orde bep::�.ald, dat de Provinciale Kapittels voortaan om de 3 j . zouden worden gehouden (5) en op 20 Februari 1756 keurde Bene­didus XIV het afschaffen van de tussenkapittels (6) helemaal goed.

Plaats en datum . - Wanneer de normale tijd voor het Kapittel naderde, bepaalde het Definitorium dag en plaats, waarop men het zou houden. Het verlof van P. Generaal had men niet nodig ; eerst in 1756 werd afgekondigd dat men enkele maanden te voren daartoe zijn verlof en zegen moest vragen (7) .

In de konvokatiebrief werd natuurlijk medegedeeld, wáár en wannéér het Kapittel zou bijeenkomen. In de eerste de­cenniën, was het gewoonlijk in Augustus, Sept�mber of Ok­tober. Doch wanneer later enkel om de achttien maanden Kapittel moest worden gehouden, viel het dan ook dikwijls in de Lente. In 1759 schreef Rome aan de Vlamingen voor,

( r ) ACB. I. 1578 : I I I , 1007, pp. 1 45-46. (2) ACB. I, 1585. (3) ACB. III , rooS, pp. r o- r r . (4) ACB. I I I , 1 003, pp. 287-88. (5) ACB. I, 162 rbis, 5827 ; I I I , 1003, pp. 287-88 ; BSN. , HS. 66, pp. u r - 1 2 .

Zie nog verdere bepalingen ACB. I , 5853 ; lil, roo3, pp. 342, 3 5 1 , 36 1 ; BSN. , HS . 66, pp. 1 72-73 .

(6) ACB. I, 5925ter. (7) ACB. I I I, roo3, p. 361 .

Page 109: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PROVINCIAAL KAPITTEL. PLAATS EN DATUM 107

het driejarig Kapittel gewoonlijk in het begin van September te houden (1 ) .

Van af het begin werden de Kapittels in alle Nederlandse Provincies gewoonlijk op een Vrijdag gehouden (2) ; dit bleef gewoonte tot het einde toe.

Het Definitorium bepaalde de plaats waar het Kapittel werd samengeroepen. Het gebeurde dat men het bij voorkeur in een bepaalde stad hield, omdat er aangaande dit klooster iets speciaals moest worden geregeld of beslist . Aldus kwa­men de Walen in 1624 te Valendennes bijeen, om meteen te beraadslagen over het behouden of naar een ander stads­gedeelte verleggen van het klooster (3) . Evenzo hielden de Vlamingen hun Kapittel in 1640 te Tervuren, om er de kwestie van het bouwen of niet bouwen van een omheiningsmuur te onderzoeken (4) .

In de oude tweetalige Nederlandse Provincie, werd het Kapittel dikwijls in een Waals klooster bijeengeroepen ; se­dert 1607 echter gebeurde dit beurtelings bij de Walen en bij de Vlamingen. In de Rijselse Provincie moest één Kapittel op de drie in een Nederlandssprekende stad worden gehou­den ; doch sedert 1739 was het altijd in het grote klooster te Rijsel (5) . In de Luiker Provincie was het dikwij ls in de hoofdstad van het Prinsbisdom en bij de Vlamingen sedert 1726 steeds te Brussel (6) . Bij de Walen had het Kapittel geen vaste zetel ; maar in de XVIIIe eeuw was het dikwijls te Namen, omdat dit grote klooster nogal in het middelpunt van de Provincie lag.

Voor de Gardiaan van het kapittelklooster was het een heel probleem hoe hij al deze kapitularissen verscheidene dagen lang eten en slapen zou kunnen bezorgen. Daarom zien we de missionaris Jacobus van Den Bosch voor deze onkosten in 1723 twee gouden dukaten sturen (7) . In een

( t ) Dl. V I , blz. 552 . (2 ) Dl . I , blz. 155 n . 2 ; Dl . l i J , blz. 287 n . 1 ; Dl . VI, blz . 299 n . 2, 476.

In 1 700 was het bij de Walen echter op een Donderdag (Dl. III, blz. 2-19) . (3) Dl . I I , blz. 1 10. (4) Dl. V, blz. 1 26. (5) Dl. lil, blz. S r . (6) Dl. VI, blz. 540. (7) ACB. I, 5437·

Page 110: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

108 I I . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

brief door Alexander van Mook in 1755 naar de Gardiaan te Meersel (1 ) en voorzeker ook naar enkele andere gestuurd, wordt een milde aalmoes voor het aanstaande Kapittel ge­vraagd. Zo'n verzoek leest men eveneens in de konvokatie­brieven van 1767 (2) en 1773 (3) . Dit staat eveneens in het Caeremoniale en daar zet men overigens uiteen, dat alle kapi­tularissen dagelijks de H. Mis moeten lezen ter intentie van de plaatselijke Gardiaan, van af Vrijdag tot de dag van hun vertrek (4) .

In 1754 moest iedere Gardiaan uit de Rijselse Provincie 12 intenties exonereren (5) ; te Luik eiste men er van ieder klooster niet minder dan 30 en daarenboven nog 4 van iedere ka pituiaris (6) .

Het stadsbestuur begreep overigens de toestand en bleef niet ten achter. Te Valendennes schonk het in 1617 en 1624 telkens 300 pond tournoys, alsmede in eerstgenoemd jaar nog een stuk wijn ; in 1639 was het echter maar 200 pond tournoys (7) . Te S .-W.-Bergen was het bedrag n82 gulden in 1629 en 400 pond parisis in 1731 (8) ; te Belle 100 pond in 1690 en daarenboven nog 12 voor de nieuwe Provinciaal (9) . Duinkerke kreeg in 1706 verlof om 200 pond te verlenen ; men vond immers te Ieper dat men de Kapucijnen moest steunen, daar het << goede lui » waren (10) ; in 1723 betaalde Duinkerke zelfs 300 pond (n) . In 1730 schonk graaf Visconti, grootmeester aan het Hof van Aartshertogin Maria Elisa­beth, zowel als de Nuntius, te Brussel wijn, vlees, vis enz. (12) .

( 1 ) ACB. I, 9246. (3) ACB, I , 7420. (5) ACB. I , 86o r .

(2) ACB. I , 7410. (4) P. 293.

(6) ACH., HS. Variae formulae, pp. 6-7, 1 5 . ( 7 ) S . LE Boucg, pp. 1 37-38. (8) VERNIMMEN, Comptes de la v-ille (HS.) , t . I, f. 450, 499· Elders geeft men

het bedrag van 200 g. en daarenboven nog Ioo vanwege de Abt (L. DEBAE­CKER, Recherches hist. sw' la ville de Bergues [Bergues 1 849], p. 192 ; A. PRu­vosT, Chronique et cartttlaire de l' abba·ye de Bergues-St.-Winoc, t . II (Bruges 1 875-78] , pp. 731-32 ; L. HARRAU, Hist. po/it. et relig. de Bergues-St.- Wit�oc, t. I I (Bergues 19 13] , p. 246) .

(9) Stadsrekeningen. ( 10) Duinkerke, Gemeentearchief, n° 433· ( I I ) V. DERODE, Hist. relig. de la Ftandre maril. (Dunkerque 1 85 7) , p. 289. (12) EMERICUS HALENSIS, S . 142.

Page 111: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PLAATS, DATUM EN STEMGERECHTIGDEN 109

In 1717 had het Brusselse stadsbestuur eerst rso patakons toe­gestaan. Toen het echter de nieuwgekozenen kwam feliciteren en zag hoe gelukkig allen waren om het weer invoeren van de diskreten, schonk het er nog roo patakons bij (r ) .

Stem�erechti�den voor het Provinciaal Kapittel . -

Aan het Provinciaal Kapittel nam P. Provinciaal deel, zowel als de Gardiaans en diskreten. Definitoren hadden er echter hoegenaamd geen stemrecht, tenzij wanneer ze er als Gardiaan of diskreet verschenen ; dit was in 1636 b.v. het. geval met Carolus van Arenberg, die Definitor zijnde te Ter­vuren tot diskreet was gekozen.Eerst in r667 kregen Defi­nitoren en Kustoden stemrecht in het Provinciaal Kapittel ; doch tevens werd bepaald dat de Definitoren de bediening van Gardiaan niet mochten vervullen. Dit laatste werd in Vlaanderen dadelijk toegepast (z) , doch reeds in r668 vroegen de Walen dispensatie ; door bemiddeling van Kardinaal Fr. Borromeo werd het hun door Clemens X toegestaan (3) . In 1671 werd dit verbod overigens voor heel de Orde weer in­getrokken, zodat de Definitoren stemrecht hadden in het Kapittel en daarenboven ook Gardiaan mochten zijn (4) . Een gewezen Provinciaal had geen stemrecht, behalve dadelijk na het einde van zijn driejarig bestuur.

Wanneer een Gardiaan overleden was, mocht de Vikaris zijn plaats in het Kapittel hoegenaamd niet innemen, zo hij niet tot diskreet was gekozen (5). Zo een klooster echter werd afgeschaft of verloren ging, behield de Overste zijn volle Kapittelrechten (6) ; eveneens werd het stemrecht in een speciaal geval gehandhaafd voor Gardiaans, die kort vóór het Kapittel wegens ziekte ontslag namen (7) . We kennen gevallen van Generaals die eigenmachtig religieuzen van hun kapittelrechten beroofden (8) . Ook kwam het voor dat Pa-

( 1 ) Innsbruck, Prov. Arch. der Kapuc. , XXXII , I J (Brief van sekr. Udal-ricus Fontimontanus) .

(2) ACB. I II , Ioo8, p. 6J2. (J) BL., HS. J9, f. 8or. , Brr. (4) ACB. I I I, 1006, pp. 6so-s r . (5) ACB . I , 9164. (6) Dl. UI, blz. I JS· (7) Dl. VI, blz. S I9. (8) Dl. I , blz. IS7 ; vgl. ook het geval van Alexander van Oudenaarde en

Florentins van Mechelen in I62J (RAM., t . XIX, I9J8, p . 286, n. 26).

Page 112: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I IO I I . DE PROVINCIE. 2 . PROVINCIAAL KAPITTEL

ters die per rijtuig naar het Kapittel kwamen, automatisch werden uitgesloten (1 ) .

Dat Paters soms door militaire gebeurtenissen en toestan­den uit het Kapittel werden weggehouden (2) , verwondert niemand. Andere Paters verzaakten hun passief stemrecht . Bij de Walen deed Antoninus van Thuin dit in 1752 en 1758 voor Kustos en dit werd aangenomen ; doch toen Lambertus van Martilly in 1758 ook verzaakte voor Provinciaal, werd hij toch tot deze bediening bevorderd.

In de Nederlandse Provincies werd geen onderscheid ge­maakt tussen vreemdelingen en geboren inlanders, zo ze maar wettig in de Provincie waren geprofest of ingelijfd. Aldus was het vergeefse moeite, toen Cyprianus van Namen, diskreet van Doornik, in 1770 bezwaar maakte tegen de Ka­pittelrechten van de Beierse Pater Leopoldus van Tirschen­reuth. Toen hij dit in 1773 weer wilde proberen, had Ber­nardinus van Bergen hem voorkomen ; en van een lid van de Geheime Raad had hij een bewijs verkregen dat tegen der­gelijke kandidatuur niets was in te brengen (3) .

De diskreetskeuze. - Zohaast het Provinciaal Kapittel was aangekondigd, moest ieder klooster ook een plaatselijk Kapittel houden, om daarvoor een diskreet aan te duiden . Daardoor verstond men een afgevaardigde, door de religieuzen te kiezen (4) , om in het Provinciaal Kapittel verslag te geven over het bestuur van de aftredende Gardiaan en de speciale verlangens en behoeften van klooster en medebroeders ; met­een moest hij ook de nieuwe Oversten helpen aanstellen, met hetzelfde aktief en passief stemrecht als de Gardiaans. Door deze demokratische organisatie was men altijd zeker

( 1 ) Dl. VI, blz. 461 n. 4 • 463, 476. (2) Dl. V, blz. g6. (3) ACB. I I I , 1 003, p. 443 ; BSN. , HS . 66, pp. z6r , 267. Vgl. hier toch een

tussenkomst van de Regering bij de Vlamingen in 1 723 en 1724, Dl . VI, blz. 536-37·

(4) Door diskreten verstaat men hier altijd de afgevaardigden, gekozen om het klooster in het Provinciaal Kapittel te vertegenwoordigen. Tegen­woordig heeft dit woord nog een andere betekenis, namelijk de gekozenen van de kommuniteit, die P. Gardiaan in het dagelijks bestuur moeten helpen en bijstaan. In deze periode bestond deze bediening nog niet.

Page 113: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

STEMGERECHTIGDEN. DISKREETSKEUZE I I I

dat de helft van de stemgerechtigden eenvoudige onderdanen zouden zijn , helemaal onafhankelijk van de Oversten, en door de meerderheid aangeduid ; aldus zocht men politieke drij­verijen en aanmatiging bij de Oversten te vermijden ; en daar men het zelf hielp kiezen, was er méér kans dat het nieuwe bestuur méér achting en genegenheid zou vinden.

De konvokatiebrief werd gewoonlijk een paar maanden te voren naar de verschillende kloosters gestuurd ; doch dit gebeurde niet allemaal dezelfde dag. Zo kwam het voor dat men één of ander huis later verwittigde, omdat de religieuzen daar voor de diskreetskeuze op een of andere konfrater moes­ten wachten, die b.v. nog van het Generaal Kapittel moest thuiskomen (r ) . En zo dit niet het geval was, was het toch de gewoonte dat men het eerst de brieven verstuurde voor de kloosh�rs die het verst waren afgelegen (2) ; de Gardiaan van het huis waar 't Kapittel plaats had, werd 't laatst bediend.

Aldus bezitten we enkele konvokatiebrieven, de éne in het Latijn en de andere in de volkstaal. De exemplaren van de Waalse Provincie, die ons bewaard bleven (3) , zijn zes of acht­maal langer dan die uit Vlaanderen (4) , omdat daarin allerlei inlichtingen en voorschriften worden gegeven, die men in de Noordelijke Provincie in het Caeremoniale of in het klooster­archief kon vinden, zo men het niet vanbuiten wist. Ook de inhoud is niet altijd dezelfde . Doch steeds moet de brief in de refter worden voorgelezen. Ook moet men dadelijk bericht sturen dat de konvokatiebrief is ontvangen en na de keuze

( 1 ) Dl. VI, blz. 72-73. (2) Voor het Kapittel van de Vlamingen b. v. in 1 773. werden de kloosters

in de volgende orde bediend : op 15 Juli, Velp, Geldern en Maaseik ; op 16 Juli, S.-Truiden, Hasselt en Maastricht ; op 17 Juli : Antwerpen, Meersel, Leuven, Aarschot, Tienen, Dendermonde en Kortrijk ; op 18 Juli : Gent, Oudenaarde , Brugge en Oostende ; op 19 Juli : Tervuren, Aalst, Mechelen en Lier ; op 1 7 Augustus, eindelijk, kreeg ook de Gardiaan t e Brussel zijn exemplaar (ACB . I I I , 1 008, p. 187) .

(3) ACB. I , 2 1 .676 (1704) . 2 1 .783 ( 1 773), 2 1 .009 ( 1776) . (4) ACB. I, 7401 ( 1 767), 74 10 ( 1 770) en 7420 ( 1 773) . Het Ce�crcmoniale van

de Vlaamse Provincie, p. 286, veronderstelt dat het kloosterarchief oude konvokatiebrieven bezit, die uitvoeriger waren dan de Jatere ; vgl. b. v. deze van Michael Angelus van Ragusa (ACB. I , 9164), uit 1 7 1 7, jaar wanneer de diskreten, na een lange onderbreking, weer werden ingebracht.

Page 114: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

II2 1 1 . D E PROVINCIE. 2 . PROVINCIAAL KAPITTEL

onverwijld de uitslag aan het Provincialaat mededelen. In 1776 vindt men 't daarenboven nuttig, de religieuzen te verzoeken omstreeks deze tijd de post niet met brieven te overlasten, dit wellicht meteen om te beletten dat voor of tegen een of andere kandidaat stemming zou worden ge­maakt.

Sedert 1752 (1) werd bij de Walen in de konvokatiebrief de juiste dag voor deze keuze te voren bepaald. Bij de Vla­mingen werd dit echter aan P. Gardiaan overgelaten ; deze koos vrijelijk de datum, die voor zijn religieuzen best geschikt was.

Ieder klooster had het recht om aldus op het Kapittel te worden vertegenwoordigd. Dit voorrecht gold echter niet voor de z.g. hospitiën, die niet belangrijk genoeg waren om van deze kapittelrechten te genieten. De religieuzen die daar woonden behoorden van rechtswege tot één der dichtstbij gelegen kloosters en mochten daar aan de verkiezing deelne­men en zelf ook verkozen worden . Dikwijls gebeu,rde't, dat de Overste van een hospitie, die anders in het Kapittel geen stemrecht had, aldus zelf tot diskreet werd verkozen.

In het begin was men hierin veel minder streng. Aldus kon men te Antwerpen reeds in 1586 een diskreet verkiezen, voordat er een eigenlijk klooster bestond (2) . Ook te Geldern stelde men in r624 een diskreet aan, alhoewel het hu,is nog de rang van een formeel klooster niet bekleedde. In 1625-27 gebeurde dit telkens weer ; doch ondertussen had J oannes Maria van N oto het toegestaan voor de steden waar men, wegens de oorlogstoestand, het klooster waartoe men van rechtswege behoorde, voor de keus niet gemakkelijk kon bereiken ; dan mocht het hospitie bij uitzondering zijn eigen afgevaardigde aanstellen, op voorwaarde dat er ten minste zeven religieuzen verbleven (3) . In r62g besliste men ten ande­re dat de Oversten van hospitiën voortaan de titel van Gar­diaan zouden voeren en dat men in zo'n huis ook een kapit­teldiskreet mocht kiezen (4) .

( 1 ) ACB. 111 , 1003, p. 343· (2) Dl. I, blz. 50. (3) ACB. I , 1 194bis ; l i l, 1006, p. 2 12 , § 1 . (4) ACB. l i l, 1oo6, p . 256. I n 1623 mochten Oversten van hospitiën niet

Page 115: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DISKREETSKEUZE EN STEMGERECHTIGDEN II3

Toen het klooster te Eupen na de brand nog niet helemaal was hersteld, werd het op het Kapittel van 1773 toch door een diskreet vertegenwoordigd (1 ) . In oorlogstijd of bij het splitsen van een Provincie konden soms moeilijke gevallen voorkomen (2) . Zelfs zo men wegens omstandigheden geen konvokatiebrief kreeg, mocht men toch een verkiezing houden (3) ; doch als men geen kans zag om op het Kapittel te kunnen tegenwoordig zijn, gebeurde 't dat men van zijn recht geen gebruik maakte (4) .

In 1620 was Alexander van Oudenaarde diskreet voor Brus­sel. Hij verscheen echter niet op het Kapittel, daar hij wegens j icht te Aalst weerhouden was (5) . Zo de diskreet aldus ziek werd of zelfs overleed, was het toegestaan en voorgeschreven, er een andere in zijn plaats te kiezen. Te Velp moet men er aldus in 1672 een nieuwe hebben aangesteld, omdat de eerst­gekozene de reis niet kon ondernemen ; doch het Kapittel aanvaardde hem niet (6) . waarschijnlijk omdat de religieuzen vooraf hadden moeten weten dat hun kandidaat onbekwaam was om zo'n reis te ondernemen.

Stem�erechti�den bij de diskreetskeuze . - Het deel­nemen aan de verkiezingen werd voor een plicht en tevens voor een voorrecht gehouden. Men stond er op en het was een zware straf, wanneer men iemand, na een wettig proces, zijn kapittelrechten ontnam.

Toch kwam het voor dat religieuzen, die liever een rustig en afgetrokken leven leidden, te Rome het voorrecht vroegen en verkregen om aan geen verkiezingen meer deel te moeten nemen. Dit werd b. v. toegestaan aan Fridericus van Burburg in 1636 en Lambertus van Brussel in 1638 (7) . Ook Simeon van Oudenaarde vroeg het herhaaldelijk, o.a. nog in 1661 (8) ,

langer dan 3 jaar in bediening blijven, zomin als de Gardiaans (ACB. UI , 1006, p . 191 , § 17 .

( r ) BSN., HS. 66, p . 267. (2) Dl. I II, blz. 84, n . r .

(3) ACB. I , 1 240 ; III , 1006, p . 356 ; 5006, B , f . u5r. (4) Dl. V, blz. I I 2, n. 4 · (5) ACB. U I, soo6, A, p. 35· (6) ACB. III, 7024, p. 54· Ook te S.-Truiden werd in 1 776 een zieke diskreet

vervangen (Dl. V, blz. 39 1 ) . (7 ) ACB. I II , roo6, p . 362, § g. (8) GAB. I, § Conve·ntus.

Page 116: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

II4 11. DE PROVINCIE. 2 . PROVINCIAAL KAPITTEL

doch waarschijnlijk zonder het ooit te bekomen. Thomas van Dendermonde verkreeg het echter wél, na dikwijls Gar­diaan en Definitor te zijn geweest (r) . Ook aan Marcellia­nus van Brugge werd door het Definitorium in r63I het­zelfde voorrecht verleend, omdat hij anders van Provincie wilde veranderen (2) . Juvenalis van S.-Winoks-Bergen wist het eveneens te bekomen ; doch toen daartegen bij P. Gene­raal bezwaar werd gemaakt, werd het voorrecht weer inge­trokken (3) .

In sommige gevallen verzaakten religieuzen hun stemrecht, zonder dat Rome er tussenkwam (4) ; soms probeerden ze dan later om het weer terug te krijgen. Aldus was er een twij­fel te Mechelen in r66r , omdat de Vikaris Anselmus van Ant­werpen er aan de verkiezing deelnam en ook tot diskreet werd gekozen, alhoewel hij vroeger het recht had verkregen, om aan het Kapittel geen deel meer te nemen (5) . Zijn verkiezing bleef toch gehandhaafd . .

Religieuzen die voor hun gezondheid te Spa werden ver­pleegd of naar Maastricht trokken om daar het wondere water te drinken, moesten in r638 hun kapittelrechten te voren verzaken en mochten voor de verkiezing niet naar hun klooster terugkeren (6) . Omdat men wist hoezeer men aan zijn stem­recht hield, was deze verordening waarschijnlijk bedoeld om het getal Spawaterdrinkers wat te beperken.

Om stemrecht te hebben was het eerst voldoende dat men professie had afgelegd ; doch sedert r625 werd een minimum van vier jaar kloosterleven vereist (7) . Soms werden heel jonge diskreten aangesteld. Aldus had Cherubinus van Chiny

( 1 ) ACB. I, 7920, p. 45· (2) Dl. VI, blz. 1 84-85. (3) Dl. VI, blz. 72-73. (4) Dit deed b. v . Optatianus van Geraardsbergen te Aalst in 1786, omdat

hij ziek was. (5) ACB. I, 8802. (6) ACB. l i l , 1006, p . 362, § 13 . (7) AOMC., t . VI , 1 890, p. 69, § 7 · Vroeger hadden de jongere religieuzen

wél stemrecht ; toen de kapitularissen in 1 625 van Rome terugkeerden, verzuimden ze de nieuwe regeling in de Provincie dadelijk af te kondigen. De verkiezingen werden dus gehouden alsof er niets was veranderd ; over het geval vond men 't nuttig het oordeel van Leuvense professoren in te winnen (ACB. I, 4272bis-quat. ; vgl. andere dergelijke oplossingen aangaande het stemrecht I, 4344bis, 4878ter-quat.) .

Page 117: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

STEMGERECHTIGDEN BIJ DE DISKREETSKEUZE IIS

eerst in 1755 zijn studies beëindigd, toen hij hetzelfde jaar reeds diskreet werd ; men beweert dat hij zelfs één stem kreeg voor Definitor !

Algemeen werd aanvaard dat missionarissen geen stemrecht hadden, tenzij twee maanden na hun terugkeer (r ) . Aldus kon Juvenalis van S .-W.-Bergen in r629 tot diskreet en zelfs tot Provinciaal worden gekozen ( 2) . We weten reeds hoe men het regelde, om Cassianus van Geldern na zijn terugkeer uit de missie van Den Bosch in zijn kapittelrechten te kunnen herstellen (3) .

Voor deze stad wist men eerst niet goed, hoe men met de missionarissen moest handelen (4) . Op 17 Februari 1635 schreef Antonius van Modena, uit Perugia, dat deze Paters stellig stemrecht hadden (5) . Later, toen de statie in Den Bosch in 1670 opnieuw werd ingericht, werden de Paters aldaar juridisch niet meer als missionarissen beschouwd (6) ; officieel behoorden ze tot de kommuniteit van Velp en mochten daar ook meestemmen voor de diskreet ; doch het was een verre reis en vooral tijdens de vasten konden ze zo lang hun statie niet verlaten (7) .

Wie in de kloostergevangenis was opgesloten, mocht roe­destemmen voor de diskreet , doch zelf niet worden geko­zen (8) . Een bestrafte behield aktief en passief stemrecht , zo dit hem niet uitdrukkelijk was ontnomen (g) .

Niemand had stemrecht in een klooster waar hij minder dan twee maanden woonde ; bij uitzondering werd daartoe in 1717 slechts een verblij f van anderhalve maand geëist (ro) . Men was niet verkiesbaar zo men niet te voet naar het Kapit­tel kon reizen (n) ; hierop maakte men slechts een uitzondering voor een Definitor in actu of nog voor de kandidaat in het klooster zelf waar het Kapittel zou worden gehouden (12) .

( 1 ) ACB. I I I, 1 006, p. 270, § 4 · (3) Dl. VI, blz. 328-29. (5) ACH., § A rchief Handel. (7) ACB. I. 8 168 .

(2 ) Dl . VI, blz. 56. (4) Dl. VI, blz. 1 82 . (6) Dl. V I , blz. 248.

(8) ACB. I, 1 3 14, § 1-2 ; 1 1 1 , 1006, p. 258. (9) ACB. I , 1 325, § 1 ; vgl. Dl. liJ, blz. 227 ; Dl. VI, blz. 26. ( IO) ACB. I, 9164, in fine. ( I I ) AOMC., t. VI, 1 890, p. 299, § 28 ; BL., HS. 37, f. 27r. ( 12 ) AOMC. , t. VII, 1 89 1 , pp. 1 20 § 63, 1 23 § 86.

Page 118: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I IÓ I I . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

Aldus was het onverstandig en nutteloos toen men te Doornik in 1773 twee stemmen uitbracht op Everardus van Petit­Rceulx ; dit was wel een goede en godvruchtige religieus, doch hij was onbekwaam om de reis te voet af te leggen (1 ) .

Deze Everardus was lekebroeder en bij de Kapucijnen had­den dezen evengoed stemrecht als clerici en Paters. Toch was het een uitzondering, dat men een lekebroeder tot dis­kreet koos. In de 40 eerste jaren na de vestiging van de Orde in de Nederlanden kwam het geval wel méér voor ; aldus was Br. Rogerius van Brussel vóór de splitsing van de Provincie herhaaldelijk diskreet (2) ; Benignus van Amersfoort was het te Gent in 1621 (3) en Dionysius van Brussel te Oudenaarde in 1626 (4) . Spoedig poogde men echter het passieve en zelfs het aktieve stemrecht van de lekebroeders te beperken (5) . Nog in 1740 vond het Generaal Kapittel dat het veel beter ware geweest hun geen stemrecht te verlenen ; doch nu. zij het hadden, was het moeilijk om het weer af te schaffen (6) . In 1782 voerde Joseph 1 1 deze hervorming echter door (7) .

Sommige konvokatiebrieven en ook het Ceremoniaal van de verschillende Provincies geven uitvoerige voorschriften over de wijze waarop de verkiezing moet gebeuren ; hierin merkt men weinig afwijkingen onder de verschillende Neder­landse Provincies. Wanneer de religieuzen soms te veel ver­deeld waren, gebeurde het dat niemand de meerderheid be­reikte en dat het klooster dan zonder diskreet bleef (8) .

P. Gardiaan moest dadelijk de uitslag naar P. Provinciaal schrijven. Deze had te voren laten weten, dat men het niet naar elders moest schrijven noch de post overlasten (9) .

( 1 ) ACB. nr. 1003, p. 465 ; BSN .. HS. 66, p. 265 . (2) RKK., p. 35· (3) Dl. V, blz. 2 12 . (4) Dl. V , blz. 245· (5) BL. , HS. 39, f. 1 38r. (6) AOMC., t. VIII , 1892 , p. 155, § 50. (7) ACB. I , 7449-50, 8638. (8) Voor het verkiezen der Generale Kustoden en ook in het Generaal

Kapittel is het verboden namen met één of twee stemmen te vermelden ; elders echter niet (AOMC., t. VI , 1 890, p. 237. § 4 1 ) ; praktisch doet men het toch niet ; men mag het stellig niet doen, wanneer iemand gekozen is met alle stemmen behalve één ; want door de daad zelve zou men weten, voor wie de gekozene heeft gestemd.

(9) ACB. I , 9164.

Page 119: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

STEMGERECHTIGDEN. NAAR HET KAPITTEL II1 De nieuwgekozene werd door allen gefeliciteerd. Wie wilde

kon hem brieven voor het Kapittel of de nieuwe Oversten meegeven of ook mondeling een en ander laten uiteenzetten ( r ) . Er waren straffen voorzien voor diskreten die hun taak niet trouw vervulden of zaken voortvertelden, die hun werden toevertrouwd (2) .

Naar het Provinciaal Kapittel . - Omdat het Kapittel van zo'n groot belang was, werden in alle kloosters der Pro­vincie, na de Lauden en de Vespers, speciale gebeden in het koor gebeden, van Woensdag vóór deze vergadering tot Woens­dag daarop. Ook het 40-u.-gebed was voorgeschreven ; dit werd gehouden vóór of na het vertrek van P. Gardiaan, te weten op Zondag, Maandag en Dinsdag vóór het Kapittel. In de XVI I Ie eeuw gebeurde dit echter zonder veel plechtigheid, behalve op de plaats zelf waar het Kapittel werd gehouden.

Vóór hun vertrek moesten de kapitularissen inpakken, omdat er veel kans was, dat ze zouden verplaatst worden ; in dit geval mochten ze niet meer langs hun eerste klooster terugkeren (3) . Boeken en schriften werden dus zorgvuldig verpakt en samen met de kleinigheden die men tot zijn per­soonlijk gebruik mocht hebben, aan een dienstvaardige kon­frater toevertrouwd, om alles eventueel op te sturen.

Zo er in het klooster zaken voorhanden waren, die men van leken had geleend, dan moest men ze vóór het Kapittel aan cie eigenaars teruggeven ; sommige religieuzen gebruikten immers boeken, stoelen, lampen, koffie- en chokoladekannen enz. , die wellicht niet waren toegelaten, maar die ze meenden te mogen gebruiken, omdat het vreemd bezit was (4) . Weder­kerig moest alles ook terugkeren, wat men wellicht aan leken had uitgeleend ; en zo dit niet mogelijk was, moest men het,

( I ) Klachten moeten echter altijd schriftelijk worden gedaan en de handte­kening van de klager dragen. Doch zo iemand meent onrecht te hebben ondergaan, moet hij er het Kapittel niet lastig mee vallen, maar het tijdens de Visitatie bekend maken ; dan kan alles ter plaatse worden onderzocht (ACB. l i J , I Oo6, p. IJj, § 48 ; 5006, B, f. 59r) .

(2) ACB. III , 1oo6, p. 525. (3) ACB. III , 5008, B . f. 58r. (4) ACH. , HS. Variae formuta.e (Prov. Leod . ) , p. 8, § IB.

Page 120: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

II8 II. DE PROVINCIE. 2. PR,OVINCIAAL KAPITTEL

ten dienste van de nieuwe Gardiaan, schriftelijk vastleggen ( r ) . Ook moest P . Gardiaan, vóór zijn vertrek, heel het klooster

laten schoonmaken, onder en boven, en zien dat de nieuw� Overste er voldoende voorraad vond van alles wat de reli­gieuzen behoefden, zoals hout, boter, ondergoed enz. (2) .

De dag van het vertrek, of daags te voren, werd de kom­muniteit voor het afscheid in de refter bijeengeroepen. Men beval zich in elkaars gebeden en toonde zich wederkerig altijd bereid tot onderling dienstbetoon. De religieuzen deden de Gardiaan uitgeleide tot aan de uitgang. Alles verliep gemoede­lijk en broederlijk ; en als er wellicht, wegens menselijke zwakheid, in het klooster ooit iets minder aangenaams was yoorg�komen, was alles nu vergeten en kwijtgescholden.

Vóór zijn vertrek gaf P. Gardiaan het kloosterzegel aan P. Vikaris. Zo deze soms tot diskreet was gekozen, werd een Vikaris Kapitularis aangesteld, bij de Walen door P. Gardiaan zelf (3) en bij de Vlamingen door P. Provinciaal (4) . Deze tijdelijke Overste had alle gezag van een Gardiaan. Zonder ware nood mocht hij echter niemand laten uitgaan, noch rekreatie of kolloquium geven, noch leken in de refter toelaten enz. (5) .

In 1670 eiste men strafmaatregelen tegen Vikarissen Ka­pitularissen, die iets ongeoorloofds in de refter hadden laten gebeuren of die religieuzen buiten het klooster hadden ge­stuurd (6) . Te Meersel werden tijdens het Kapittel van 1723 enkele bomen geveld en aan wereldlingen weggeschonken (7) . Het was overigens verboden, in deze dagen in het klooster iets te veranderen of af te breken ( 8) . Niettem in werd te Brugge tijdens het Kapittel van 1752 met het bouwen van een nieuwe warmkamer door de Vikaris Fidelis van Maastricht begon­nen (9) ; we weten niet of dit in orde was.

( 1 ) ACB. I, 2 1 .009, § 8 . (2) ACB. I , 9105, p. 3 ; 2 1 .009, § 6 . (3) ACB. I, 2 1 .009 § 4, 2 1 .783 § 4· (4) ACB. I , 9 164 ; Caeremoniale, p. 291 . In r66g hadden de Vlaamse Gar-

diaans nog het recht om zelf de benoeming te doen (ACB. I, 8390) . ·

(5) ACB. I, 2 1 .oog, § 1 5 ; vgl. 1 1 1, soo6, B, f. 3 1r. ; 1oo6, p . 75, § 30. (6) ACB. lil, roo6, p. 647, § 1 3. (7) Dl. V, blz. r 84. (8) ACB. 111 , 5006, B, f. I I 7r. , § 1 8 . (9) Dl. V, blz. 2 16.

Page 121: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

NAAR HET KAPITTEL. LAATSTE TOEBEREIDSELEN II9

In het klooster waar het Kapittel werd gehouden, was de toestand helemaal anders, omdat P. Gardiaan ter plaatse bleef en heel het Definitorium er tegenwoordig was.

Het is vanzelfsprekend dat de kapitu,larissen onderweg en in de stad waar het Kapittel werd gehouden, vrienden en familie gingen groeten. Tijdens zo'n vergadering te Kortrijk in 1639, zien we Livinus van Oudenaarde, die uit S.-W.-Ber­gen kwam en daarheen moest terugkeren, tussendoor in zijn geboortestad vrienden en familie bezoeken (1 ) . In 1647 klaagt men, dat sommige Gardiaans vanwege het Kapittel soms verscheidene weken of een volle maand van hun klooster wegblijven (2) . I n 1654 wordt geëist dat men, na het sluiten van het Kapittel, dadelijk langs de kortste weg naar zijn klooster moet reizen (3) .

Het volgende jaar voegt men er nog bij , dat de Gardiaans ook vóór het Kapittel hun klooster niet te vroeg moeten verlaten (4) . De reizen moeten geschieden langs de kortste weg en méér dan één dag mag men niet blijven in de kloosters die men onderweg aandoet (5) .

Laatste toebereidselen. - In het klooster waar het Kapittel werd gehouden, moesten veel dingen vooraf worden geregeld. Te Luik b.v. (6) werd daartoe een hele staf beamb­ten aangesteld. Behalve de Gardiaan en de Vikaris, waren er speciale biechtvaders, een hebdomadaris, een koster, een predikant, niet enkel voor het 40-u.-gebed, maar ook een voor de preek bij de huldiging van de nieuwe Pro­vinciaal ; er waren twee Paters aangesteld voor de lezing aan tafel, een sekretaris, een refterier, twee religieuzen voor de voetwassing der aankomende kapitularissen, tafeldienaars, vloervegers, schotelwassers, een termijnbroeder, kok en por­tiers, benevens een algemene opziener ; ook twee pedels of boodschappers werden aangesteld, om aan de deur van de definitiekamer bevelen af te wachten voor het roepen van

( r ) DI. V, blz. 330. (3) Ibid., p. 524, § I . (5) ACB. I , z x .oog, § r r .

(z) ACB. 1 11, roo6, p . 443, § 1 4 . (4) Ibid., p . 537, § r .

(6) HS. Variae formulae (ACH.), pp. r5-r6.

Page 122: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I20 II . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

een of andere religieus, of andere diensten aan het Definito­rium te bewijzen. Ook de plaatsen aan tafel waren vooraf aangewezen, zowel als de cellen en kamers voor de nachtrust.

De Definitoren moesten Dinsdag of Woensdag aankomen, om de laatste schikkingen voor de grote gebeurtenis te nemen. De Gardiaans en diskreten werden eerst Donderdag vóór de middag verwacht en het was hun verboden vroeger te ver­schijnen. Dadelijk gingen dezen zich bij het Definitorium aanmelden, om hun papieren te laten onderzoeken.

Bij de Vlamingen hield P. Provinciaal om 4 u. een korte aanspraak of opwekking. 's Avonds en ook Vrijdag morgen werd er geluid, zoals op de hoge feestdagen.

Op Vrijdag lezen de kapitularissen de Mis ter ere van de H. Geest en ze doen het heel vroeg, om daarna in de konven­tuele Mis tegenwoordig te kunnen zijn. Dezelfde morgen begint het 40-u.-gebed ( r ) . Heel vroeg (soms reeds om 5 u. ! ) komt heel de kommuniteit, samen met de stemgerechtigden, vóór het hoogaltaar, waar het H. Sakrament plechtig wordt uitgesteld. P. Provinciaal heft het 0 Salutaris aan, Veni Creator, Ave Maria Stella en S. Francisce propera, met de verzen en oraties. Dan wordt de litanie van Alle Heiligen ge­zongen. Ondertussen geeft P. Provinciaal de zegen met het H. Sakrament en houdt men processie rond de kerk, terwijl men de litanie zingt . De vier Definitoren dragen grote toort­sen, de overige religieuzen gewone kaarsen. Eindelijk leest P. Provinciaal de konventuele Mis, ter ere van de H. Geest.

Drie dagen lang is er nu lof met preek en na de Lauden en de Vespers worden ook speciale gebeden voor de goede uitslag der verkiezingen gebeden.

De vergadering begint gewoonlijk om 7 u. Een kwartier vroeger geeft men herhaaldelijk het teken met de cc klopper ». Allen komen naar de refter en brengen pen en inkt mee ;

( 1 ) Vóór het Kapittel van 1623, voorgezeten door Clemens van Noto, liet P. Generaal Woensdag morgen processie houden met het H. Sakrament, in de kloostergangen. Daarop begon dadelijk het 40-u.-gebed en het duurde vier volle dagen. Dagelijks bleef het H. Sakrament uitgesteld van 5 u. 's morgens tot 6 u. 's avonds ; 's Woensdags was men echter wat later begonnen (BL., HS. 39, f. 43v.-44r.) .

Page 123: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

LAATSTE TOEBEREIDSELEN 121

papier, ouwels en zand zijn er reeds te vinden. P. Sekretaris leest de namen van alle stemgerechtigden en beurtelings ant­woordt eenieder : Adsum, Tegenwoordig. Dan komt de beurt aan voorlezingen uit de Konstituties, voorgeschreven gebe­den en de eedaflegging ( 1 ) .

Zo geen hogere Visitator aanwezig is, wordt het Kapittel van rechtswege door P. Provinciaal voorgezeten. Een uit­zondering kwam voor te Hoei in 1689, waar de Nuntius voor­zat (2) ; te Rijsel was in 1772 een koninklijk Kommissaris (3) en te Namen in 1773 de eerste Definitor, omdat P. Provinciaal Michael lgnatius van Namen, te Aken een kuur volgde (4) .

De stemopnemers, die het Definitorium vooraf heeft aan­geduid, krijgen nu bevel om de refter te verlaten en dan vraagt P. Provinciaal of iemand iets tegen hun aanstelling heeft. Zo ze aanvaard worden, mogen ze weer binnenkomen en de eed afleggen. Tot driemaal toe wordt nu weer gevraagd of iemand iets tegen het Kapittel heeft in te brengen. Daarop gaat iedereen zitten en de stemopnemers nemen plaats aan de grote tafel. Nu kan men eigenlijk beginnen.

Verkiezin� van de Definitoren . - Verkiezingen zijn altijd geheim geweest . Doch oorspronkelijk , terwij l de stem­gerechtigden in de refter bleven, gingen de stemopnemers in de spens plaats nemen en daar werden ze beurtelings door iedereen mondeling ingelicht , voor wie hij wenste te stemmen. In het Generaal Kapittel van 1633 werd echter met geschreven bulletins gestemd en de Oversten verlangden dat men voor­taan in alle Kapittels dezelfde proeeduur zou toepassen (5) .

( 1 ) Formuul voor eedaflegging o . a . ACB. I I I , g66g. (2) Dl. I I I , blz. 234. (3) Dl. I I I, blz. I 1 5 .

(4) BL. , H S . 66, p. 266. Zie nog het geval t e Luik in 1 772, verder, blz. 299. (5) Bij misverstand drukken de Konstituties van 1643 nog, dat alle stem-

mingen steeels mondeling geschieden (AOMC. , t. VI , 1 8go, p. 300, § 3 1 } . Toen men deze tekst in Vlaanderen ontving, kon men niet geloven dat hier een eenvoudig misverstand in het spel was, doch men meende dat het Generaal Kapittel voorgeschreven had, weer de oude manier van stemmen in te voeren ; en daar men in het Provinciaal Kapittel van 1 643 met geschreven bulletins had gewerkt, vond men 't nodig, hierover het oordeel van Leuvense professo­ren in te winnen. In 1644 liet men de diskreetskeuze opnieuw doen, in de kloosters waar ze schriftelijk was gebeurd (ACB. I, 46o8bis).

Page 124: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

122 11 . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

Hetzelfde jaar hielden de Vlamingen ook Kapittel ; doch aangezien ze over de aangelegenheid geen nadere onderrich­tingen hadden ontvangen, vonden ze 't beter, voorlopig nog mondeling te sternmen (r ) . Enkele Broeders, die niet konden schrijven, moesten zich overigens wel op deze wijze behelpen.

Bij een schriftelijke stemming, gingen beide sternopnemers aan de tafel van de Oversten zitten. Opdat niemand iets zou merken, plaatsten ze soms vóór hun gezicht een grote plank boven op de tafel .

Men begint met de verkiezing van vier Definitoren. Heden­daags wordt telkens slechts voor één kandidaat gestemd, terwijl men vroeger vier namen ineens op zijn stembriefje neerschreef. Om gekozen te zijn, moet men méér dan de helft van de sternmen hebben en wie er het meest behaalt, is door de daad zelf eerste Definitor.

Om verkiesbaar te zijn, worden verscheidene voorwaarden vereist. Vooreerst moet men te voet kunnen reizen en ook voor P. Provinciaal wordt deze eis gesteld (2) . In het Kapittel moet men ook tegenwoordig zijn, een voorwaarde die voor de Kustoden niet geldt (3) .

Het kon gebeuren, dat men voor de plaats van vierde De­finitor twee kandidaten kreeg met juist evenveel stemmen ; dan werd dit scrutinium als nietig beschouwd en hield men er een nieuw (4) .

Van de andere kant, mochten twee broers, krachtens een verbod van Alexander VII (S) , niet samen in het hogere be­stuur zetelen. In 1670 gebeurde dit toch bij de Walen, toen Antoninus van Orchies Provinciaal werd en Rogerius van Orchies Definitor. Het Generaal Kapittel van 1671 verklaarde de keuze ongeldig (6) ; doch op 17 Juni werd ze door Clemens X gerevalideerd (7) .

( 1 ) !\CB. I I I , 1006, p. 3 18. (2) BL., HS. 37· f. 5 1 V. ; ACB. l H, IOOJ, p. I 46. (3) BL., HS. 37. f. 33v. Carolus van Arenberg werd aldus, alhoeveel

afwezig, tot Kustos bevorderd (Dl. VI, blz. 283) . (4) BL., HS. 37 . f. 5 IV . (5 ) ACB. I, 4836 ; BC. , t. I , pp . 107-08. (6) BL., HS. 39. f . 8 1r . ; AOMC. , t . V I I , r8g r , p . 1 24, § go . (7 ) BC. , t. IV, p. ro6.

Page 125: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VERKIEZING VAN DE DEFINITOREN 123

Omstreeks dezelfde tijd zetelden ook twee broers beurte­lings in het Vlaamse Definitorium, nl. Serenus (1655-57, 1663-64 en 1670-2) en Anselmus van Antwerpen (1660-63, 1664-66, 1669-70 en 1672-74) . Vóór het Kapittel van 1663 zag de Kustos Joannes van Landen de mogelijkheid in, dat beiden tot Definitor konden worden gekozen. Hij schijnt verlangd te hebben, het verbod niet te moeten onderhouden, te méér daar het in de Nederlanden niet scheen afgekondigd. Ook P. Generaal had het gaarne weer zien intrekken, zoals blijkt uit een schrijven van deze laatste op 22 Sept. 1662 en van P. Prokurator op 31 Maart van het volgende jaar (1 ) .

In het Definitorium zetelden gewoonlijk verscheidene lektoren of gewezen lektoren ; en 1717 waren het bij de Vla­mingen zelfs allemaal Paters die vroeger deze bediening had­den vervuld (2) .

Een voorschrift, eigen aan de Kapucijnen, was dat er in ieder Kapittel niet méér dan twee Definitoren uit het vorige bestuur mochten worden gekozen (3) . Alzo zocht men te be­letten dat alles maar bij het oude bleef, zonder nieuwe krach­ten in te zetten. Het kon nu echter gebeuren, dat drie leden van het vorige Definitorium de vereiste meerderheid van stemmen bereikten. Het geval was voorzien en dan bleven enkel dezen gehandhaafd, die het

'grootste getal stemmen

hadden gekregen. Dit geval kwam bij de Walen in 1752 voor (4) . Moeilijker was het bij de Vlamingen in 1758, toen in het eerste scrutinium drie leden van het vorige bestuur met juist evenveel stemmen werden gekozen. Dit was nergens voorzien en men vond maar 't beste, een nieuwe verkiezing te houden, om één van de drie te kunnen uitsluiten (5) .

Dikwijls kwam het voor, dat de vier Definitoren reeds in het eerste scrutinium allemaal het vereiste getal stemmen bereikten ; dit was stellig een teken van grote eensgezindheid onder de kapitularissen. Dit gebeurde bij de Walen o. a. in

( 1 ) ACB. I , 4882 , 4888. (2) Dl. VI, blz. 525. (3) Vgl. een regeling, waardoor geen enkele Definitor méér dan drie jaar in

bediening mocht blijven, Dl. I I I , blz. 44· (4) Dl . I I I , blz. 297, n . 3 · (5) Dl. VI, blz. 552 .

Page 126: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I 24 I I . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

I632 { I ) , I648 (2) , I655 (3) , I735 (4) , I755 (5) , I76I en I764 (6) en eindelijk in I793 (7) ; bij de Vlamingen ziet men hetzelfde o. a. in 1623 (8) , 164I (9) en 1647 (10) .

Het kwam zelfs voor dat in één scrutinium vijf Definitoren werden gekozen in plaats van vier ; dan bleef deze uitgesloten die het minste aantal stemmen had gekregen ; dit gebeurde bij de Walen in 166o (n) en 1742 (12) .

Moeilijker was het toeR de Walen in 1724 wederom vijf Definitoren kregen, waaronder beide laatsten evenveel stem­men hadden. Toen men dienaangaande de verordeningen van de Generale Kapittels nasloeg, vond men drie verschillende wijzen om de moeilijkheid op te lossen ; de eerste behield de verkiezing van de oudste Pater in kloosterleven ; de tweede schreef voor, heel het scrutinium als nietig te aanzien en op­nieuw alle kandidaten te kiezen, terwij l de derde dit enkel voor beide laatsten voorhield. Men verkoos deze derde op­lossing, omdat ze laatst te Rome was voorgesteld (13) . In 1796 handelde men op dezelfde wijze in een nieuw dergelijk g�­val ( 14) .

De Kapittels van de Kapucijnen bieden over het algemeen een stichtelijk beeld van eendracht en broederlijke liefde, die de buitenstaanders trof, zo ze er iets over vernamen {IS ) . Deze vergaderingen trokken in genen dele op de woelige abtsver­kiezingen in zoveel abdijen, waar politiek en menselijke bè­weegredenen maar al te dikwijls hoogtij vierden.

Een uitzondering vindt men enkel in de tijd van het Jan­senisme bij de Vlamingen en het separatisme bij de Walen {I6) , of nog in de verslapte Luiker Provincie, waar P. Generaal een paar malen meende te moeten tussenkomen (17) .

Een geval van onbezonnen politiek moet men toch wel

( 1 ) Dl. I l l , blz. 289, n. I . (2) BL., HS. 39, f . 63r . (3) Ibid., f. 7Ir . (4) DI . I I I , blz. 296, n . I . (5) Dl. I I I , blz. 298, n. I . (6) Dl. VI, blz. 549-50. (7) Dl. l i l , blz. 300, n . I . (8) Dl . VI, blz . 73· (9) Dl. VI, blz. I O I . ( 10) Dl . VI , blz. 290. (u) Dl. I I I , blz. 29I , n. I . ( 1 2) Dl. I I I , blz. 297, n . I . ( I 3) ACB. I I I , 1003, p . 1 35 . ( 14) Dl . I I I , blz. 300, n . 2 . ( 1 5) Vgl. Dl . I I I , blz. I I 5 . ( r6) Dl. III , blz. 247 n . I , 249-50. ( 1 7) Dl. I I I , blz. 305 n. 2, 306 n . I en 2 .

Page 127: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VERKIEZING VAN DE DEFINITOREN 125

zien in wat in 1636 gebeurde. Drie of vier dagen voordat de verkiezingen zouden plaats vinden, werd de diskreet van Brussel, Livinm� van Ieper, bij het Defmitorium van erge feiten beschuldigd door zijn Gardiaan, Georgius van Mol, die Definitor was ( r ) . De aangeklaagde feiten waren door allen gekend, doch niemand zag 't zwaar in. Nu kwam Georgius echter zeggen, dat de beschuldigde aldus zijn goede faam had verbeurd en aan het Kapittel geen deel mocht nemen. Had de klager gewild, dan had hij reeds veel vroeger met zijn aanklacht naar voren kunnen komen ; doch men vermoed­de dat hij moedwillig tot het laatstè ogenblik had gewacht, om de Pater de gelegenheid te ontnemen, zich · te kunnen verdedigen. Professor Santvoert van Leuven, die men dade­lijk kon bereiken, vond dat de beschuldiger zwaar diende te worden bestraft (2) .

Eén der De fini toren, J oannes Evangelista van Den Bosch, was vóór het Kapittel overleden. De Provinciaal, Juvenalis van S.-W.-Bergen, samen met de twee De finitoren Matthaeus van Ninove en Carolus van Arenberg, deelde dan vóór getui­gen aan P. Georgius mede, dat zijn aanklacht niet in aanrrter­king kon worden genomen. Het gevolg was, dat Georgius niet als Definitor werd gehandhaafd, terwijl Livinus het vol­gende jaar door zijn konfraters weer als diskreet naar het Kapittel werd gestuurd.

Verkiezin� van P . Provinciaal . - Nadat de vier Defi­nitoren gekozen waren, werd de lijst plechtig afgekondigd. De nieuwe Oversten namen aan de grote tafel plaats en de uittredende Provinciaal gaf hun het zegel der Provincie . Dan kondigde de eerste Definitor de (( syndicatio >> van P. Provin­ciaal aan, 't is te zeggen dat men hem rekenschap vroeg over zijn doen en laten en dat iedereen, die iets tegen hem had in te brengen, dit vrijelijk mocht zeggen.

(r) De namen worden nergens genoemd ; doch in ACB. I, 4465quat. wordt gezegd dat de beschuldigde diskreet was in hetzelfde klooster, waar de aan­klager als Gardiaan en Definitor verbleef ; Georgius nu was de enige Definitor die het ambt van Gardiaan vervulde, zodat alle twijfel uitgesloten is.

(2) ACB. I , 4465bis-ter.

Page 128: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

126 11 . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

Oorspronkelijk schijnt men dit in de refter gedaan te heb­ben, ten aanhare van eenieder. Op deze wijze werd Joannes van Bergen terdege door Innocentius van Caltagirone beka­pitteld (1) . Ook Bernardinus van Arezzo verweet in 1695 aan Michael van Oudenbosch, dat hij de schuld droeg van de verdeeldheid die in de Provincie heerste (2) . In 1623 legde Clemens van Noto zelfs aan de Waalse Provinciaal Onesimus van Bergen en aan verscheidene kapitularissen op, discipline te doen (3) .

Door de kapitularissen werden de klachten gewoonlijk schriftelijk ingeleverd. De aftredende Overste moest op de verschillende punten antwoorden en de tekst teruggeven (4) .

Van deze oefening van nederigheid werd slechts afgezien, wanneer P. Provinciaal dadelijk na zijn verkiezing naar het Generaal Kapittel was afgereisd en bij zijn terugkeer spoedig het jaarlijkse Provinciaal Kapittel had bijeengeroepen ; het was dan voldoende dat hij zijn schuld bekende (5) . Later, toen de driejaarlijkse Kapittels werden ingevoerd, mo �st er toch ieder jaar een vergadering worden gehouden, waarop P. Provinciaal eveneens deze vuurproef moest doorstaan (6) .

Ook werd deze demokratische vorm van volksgericht veel milder. Later verlieten de nieuwe Oversten de refter en trok­ken zich in de spens terug. Daar moest iedereen die iets te zeggen had, voor hen alleen verschijnen. De klachten die nu werden naar voren gebracht, waren hoofdzakelijk deze die de religieuzen met de diskreten hadden meegegeven. Er was bepaald dat alles schriftelijk moest worden ingeleverd, met de handtekening van de klagers (7) .

( r ) Dl. l i l , blz. 34· (2) Dl. VI, blz. 437· (3) EL., HS. 39, f. 44r. (4) Dl. I I I , blz. 250-5 1 . Klachten die leken tegen Gardiaans of onderdanen

zouden willen meegeven, mochten de kapitularissen niet aanvaarden (ACE. l i J , roo6, p. 278, § r4) .

(5) ACE. I , 1 194bis ; 1 1 1, roo6, p. 2 12, § 5 · (6) EL. , HS. 37. f. 2 r r ; ACE. 1 1 1 , 5006, E, f . r 2 u .

(7) Voorzeker was het door hun diskreet dat de Paters uit Aarschot bij het Kapittel van I 73ï een klacht lieten afgeven tegen de onbeschaamde aanmati­gingen van vier jonge lekebroeders, die de Gardiaan, Norbertus van Werchter, scheen te beschermen (ACE. I, 1586) . P. Gardiaan keerde niettemin naar zijn klooster terug.

Page 129: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VERKIEZING VAN P. PROVINCIAAL 127

Op II Mei 1707 deden de Waalse diskreten er te Rome hun beklag over, dat de Provinciaal Barnabas van Chiny verboden had vóór de verkiezingen openlijk klachten te uiten ; volgens hem moest men dit enkel voor het Definitorium doen (1}.

Nadat de Gardiaans en de diskreten voor het Definitorium in de spens waren verschenen, kwam ' t laatst van allen ook de Provinciaal met zijn sekretaris en men zegde hun welke klach­ten waren binnengekomen. Dan keerden allen terug naar de refter ; de Definitoren namen plaats aan de grote tafel en de Ex-Provinciaal legde mantel en sandalen af, om geknield te midden van de refter zijn schuld te bekennen. De eerste De­finitor zegde hem wat hij nuttig vond te zeggen, doch bedank­te hem tevens voor het goed dat hij had gedaan. Op de even­tuele kritieken antwoordde P. Ex-Provinciaal niet, doch zijn sekretaris deed het kort en bescheiden.

Nu ging de Ex-Provinciaal uit de refter, terwijl de vierde Definitor hem uitgeleide deed tot aan de deur. Dan begon de verkiezing van de nieuwe Provinciaal, waarbij de aftredende Overste noch aktief noch passief stemrecht had.

Lange tijd werd in de Nederlanden de verkiezing van P. Provinciaal tot de volgende dag uitgesteld. Bij de Walen schijnt dit reeds in 1623 de gewoonte te zijn geweest (2) . Men deed het nog in 1679 (3) . Eerst in 1707 schreef Augustinus van Latisana voor, alle verkiezingen dezelfde dag te houden ; dit was immers het algemeen gebruik in heel de Orde en zelfs in de Generale Kapittels volgde de verkiezing van P. Generaal dezelfde dag of nacht op die van de Definitoren (4) . Dit werd in het Kapittel van 1707 afgekondigd en dadelijk toegepast .

Bij de Vlamingen werd P. Provinciaal de volgende dag gekozen in de jaren 1721-38 (5) , zonder dat men verneemt wannéér deze gewoonte werd ingevoerd of weer afgeschaft ; het Caeremoniale van 1759 schrijft echter voor (6) , alle ver­kiezingen dezelfde dag te houden.

P. Provinciaal mocht vrij uit heel de Orde worden verkozen.

( 1 ) GAB. I I I, § Prov. Wall. Diversa. (2) FRÉDÉGAND, p. 163. (3) BL., HS. 39, f . 85r. (4) ACB. III , 1 003, pp. 63, 76. (5) ACB. nr. 1oo7, pp. 88, ros. u9, 1 2 1 ; 1oo8, pp. u, 17 . (6) P. 297.

Page 130: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

128 1 1 . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

Wel moest hij aan enkele voorwaarden beantwoorden, een zeker aantal jaren kloosterleven tellen enz. , voorschriften die in heel de Orde dezelfde waren. Na het einde van zijn bedie­ning, mocht hij eerst 3 jaar later herkozen worden. Er kwam een tijd dat op deze tussenruimte zo streng niet werd aange­drongen. In 1741 twij felden de Walen of Paulus van Musson mocht verkozen worden, omdat hij 2 jaar en 7 of 8 maanden vroeger nog Provinciaal was ; om de twijfel praktisch op te lossen, verzaakte de Pater zijn passief stemrecht. Het volgende jaar antwoordde Rome echter dat er tegen zijn verkiezing geen bezwaar zou zijn geweest (r) . 1

Soms geraakte men op een eigenaardige wijze tot de hoogste waardigheid in de Provincie. Dionysius van Malmedy en Juvenalis van S.-W.-Bergen kwamen er, alhoewel ze in het begin van hun carrière als Gardiaan waren mislukt (2) .

In den beginne, toen het Kapittel nog niet driejaarlijks was, werden de Oversten eerst voor rz of r8 maanden gekozen ; doch zo ze enigszins voldeden, werden ze herkozen tot de 3 jaar waren verstreken. Het was een uitzonderlijk geval, als men na het eerste jaar aan wal werd gezet ; toch gebeurde dit met Illuminatus van Palermo en de j uist geciteerde Juvenalis van S.-W.-Bergen (3) .

We kennen daarentegen Provinciale Oversten die alle stemmen van de aanwezige kapitularissen kregen zonder uitzondering, zoals Claudius van Luik in r697 (4) , Angelus van Bergen in 1717 (5) en Michael Ignatius van Namen in 1770 (6) . Bij de Vlamingen viel dezelfde algemene waarde­ring te beurt aan Cassianus van Geldern in 1642 (7) , Valenti­nus van Leuven in r657 (8) , Joannes van Landen in r67o (9) en Theodorus van Kalmthout in 1731 en 1741 (ro) . Joannes van Landen is een van de sterkste persoonlijkheden die ooit aan het hoofd van onze Provincies hebben gestaan ( r r ) .

( r ) ACB. nr. roo3, pp. 237. 239. 243 § 1 . (2) Dl. III , blz. 1 72 ; Dl . V I , blz. 26. (3) Dl. I , blz. 1 62-63 ; Dl. VI, blz. 25 . (4) Dl . l i l , blz. 294, n . r . (5 ) Dl. VI , blz. 534· (6) Dl. III , blz. 299, n . 1 . (7) Dl . VI, blz. I I5 . (8 ) Dl. VI, blz. 326. (9) DJ. VI, blz. 355· ( ro) DJ. VI , blz. 545· (u) Vgl. Dl. I II , blz. 55, 58, 59, 62, 63 ; Dl. V, blz. 1 33, 1 35-42, 1 44, 147 n .

7 , 1 56, 435-36 ; Dl. V I , blz. 193, 245, 326, 355, 359-60, 363, 368, 389.

Page 131: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VERKIEZING VAN P. PROVINCIAAL 129

Sommige Provinciaals werden herhaaldelijk herkozen. Zes­tien jaar lang (1659-75) werd de Waalse Provincie beurtelings bestuurd door Antoninus van Orchies en Paulus van Vir­ton (1) . In de Provincie van Champagne gebeurde het zelfs 30 jaar lang, dat twee dezelfde Paters beurtelings het bestuur in handen hadden ( 2) .

Bij de verkiezingen kwam het wel eens voor, dat men van te voren zeker was wie Provinciaal zou worden, zodat het nutteloos bleek hem eerst tot Definitor te kiezen. Dit gebeurde b.v. bij de splitsing van de Waalse Provincie in 1704 (3) en vooral wanneer het 't tweede deel van een 3-jarig bestuur gold.

Wanneer één van de Definitoren tot Provinciaal werd be­vorderd, telde het hoger bestuur nog slechts vier leden, een paar getal, dat soms moeilijkheden kon meebrengen om be­slissingen te treffen ; wellicht was er geen meerderheid te berei­ken en namen twee Definitoren positie tegen twee andere. Daarom werd in 1625 voorgeschreven (4) , dat er steeds een vijfde Definitor moest worden verkozen, wanneer één van de vier tot Provinciaal werd bevorderd.

De Kustoden. - Eigenlijk heeft de titel van Kustos verschillende betekenissen.

Er zijn vooreerst Kustoden die rechtstreeks van P. Gene­raal afhangen en die dezelfde bevoegheid hebben als een Provinciaal (5) ; doch deze laatste titel dragen ze niet en hun gebied krijgt ook niet de naam van Provincie, maar van Kus­todie, omdat het te weinig belangrijk is. Aldus hadden we in de Nederlanden op het einde van de XVII Ie eeuw de Kusto­die van de Allerheiligste Drievuldigheid, die vooral kloosters

( 1 ) Dl. 1 1 1, blz. 36, 291-92. (2) Dl. III, blz. 146. We vinden het nutteloos te handelen over de spe­

ciale fakulteiten die aan de Provinciaals werden verleend. Zie b. v. ACB. I , 4883-85, 5520, 5764-69 en 1 11 , 6990. In 1646 gaven de Leuvense professoren Paludanus, Fromondus en Sinnich hun oordeel aangaande de bevoegdheden van P. Provinciaal, wanneer hij zijn Definitoren niet kon raadplegen (ACB. I, 4724 en 4724bis) .

(3) Dl . l i l , blz. 282. (4) AOMC. , t. VI, 1890, p . 68, § 2 ; vgl. Dl. I , blz. 1 79. (5) ACB. 11 , 3190, p. 67.

Page 132: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

130 Il. DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

telde in het Nederlandssprekende gedeelte van het prinsbis­dom Luik, en ook de Kustadie van Duinkerke, die van -Rijsel onafhankelijk was geworden. Beide gebieden hadden het recht om Kustodiaal Kapittel te houden en zelf hun hoger bestuur te kiezen ( r ) . Op het Generaal Kapittel werden ze door hun Kustos vertegenwoordigd. In de Kustodie van de Allerheiligste Drievuldigheid stelde men zich in den beginne tevreden met slechts twee Definitoren of Assistenten te kie­zen ; doch van af 1788 waren er vier (2) . In het gebied van Duinkerke waren er vier sedert 1776 ; doch toen de Kustodie in 1782 niet méér dan vier kloosters behield, was men met twee raadsleden tevreden. In Kustodieën kwam het voor, dat P. Generaal, behalve aan Gardiaans en diskreten, nog aan andere Paters stemrecht in het Kapittel verleende. Dit deed hij b.v. in 1788 ten voordele van de gewezen Provinciaal Ambrosius van Maastricht (3) .

Iets heel anders waren de Generale Kustoden, die in het Provinciaal Kapittel werden gekozen, om de Provincie te Rome te vertegenwoordigen, samen met P. Provinciaal (4) . De Vlamingen, Walen en Luikenaars hadden er elk twee ; de Rijselaars hadden er eerst evenveel, doch slechts één nadat de Vlaamse Kustodie onafhankelijk was geworden (5) .

Te Rome moest de eerste Kustos over het bestuur van P. Provinciaal verslag uitbrengen. De aftredende Provinciaal kon slechts tweede Kustos worden. Rijsel verkreeg echter in 1778 het voorrecht , dat hij ook de bediening van Kustos mocht vervullen, terwijl deze Provincie er slechts één mocht aanstellen (6) .

In het begin koos men slechts Generale Kustoden wanneer het Kapittel te Rome nakend was. Doch het gebeurde dat deze vergadering onvoorziens werd vervroegd en dan moest men een speciaal Kapittel houden, om over de nodige afge­vaardigden te beschikken. Dit ongemak was niet groot, zolang er ieder jaar Kapittel werd gehouden. Doch toen dit gebruik

( r ) Dl. J I J , blz. I I 6-rg. (2) Voor de aanleiding tot (3) Ibid., pp. 35-37· (5) Dl. l i J , blz. I I6.

deze verandering, zie ACB. 11, 3190, p. 68. (4) Dl. I , blz. 5 1 . (6) Dl. J I J , blz. u 6, n. r .

Page 133: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE KUSTODEN IJ l

vervallen was, werd voorgeschreven, in dergelijke 'vergaderin­gen Kustoden aan te duiden, zelfs zo er in de eerste tijd te Rome geen Kapittel werd voorzien.

Eindelijk had men een derde soort, de zogenoemde Provin­ciale Kustoden, die van P. Provinciaal afhingen en aan het hoofd stonden van één der Kustodieën, waarin de Provincie was verdeeld. Ze hadden de bevoegdheid om een dringende beslissing te nemen, wanneer P. Provinciaal niet dadelijk kon worden bereikt. Méér dan ééns werd echter door Rome geklaagd, dat ze zich bevoegdheden aanmatigden en dingen wilden beslissen, die enkel aan P. Provinciaal toekwamen (r) .

. · In 1595, bij het oprichten van de Nederlandse Provincie, kreeg men een Vlaamse Kustodie, met 6 kloosters, en een Waalse, met 6 kloosters en 2 nieuwbegonnen stichtingen (2) . Bij de Walen vermeldt men in r629 een Kustos van de Maas (3) en sedert 1704 was er gewoonlijk een voor het afgelegen Luxemburg (4) . Wanneer er toevallig geen was aangeduid of zo hij overleden was, dan mocht de Gardiaan van Luxemburg, wie hij ook was, zelf een dringende beslissing nemen (5)-

De Vlaamse Provincie telde sedert r6r6 een Brabantse en een Vlaamse Kustodie. In 1627 werden de kloosters Den­dermonde en Aalst van het gebied in Brabant afgescheiden en met de Vlaamse Kustodie verenigd (6) . Na de oprichting van de Rijselse Provincie, telde de Brabantse Kustadie in 1695 15 kloosters en 4 kleine missieposten, terwijl de Vlaamse Kustodie niet méér dan 7 kloosters bezat (7) . De bediening van Kustos werd meestal door de Gardiaans van Brussel en van Gent vervuld.

De Generale Kustoden kregen bij ons terzelfder tijd ook de bediening van Provinciale Kustoden. Wanneer ze nu naar R'ome moesten reizen, werden ze veelal vervangen door Vice-Kustoden, die thuis bleven en zowel als de eigenlijke

( x ) BL. , HS. 37, f. 26v . , 43r. , 68v. (3) ACB. I, 23 .200, p. 149· (5) DJ. III, blz. 144 .

( 2 ) Dl . I , blz. 288 ; HIL. CAM., p. g . (4) Dl . 1 1 1, blz. 283.

(6) ACB. I I I , 1006, p . 22, § r ; 5006, B, f. 76r. In Dl . VI, blz. 557-67 wordt gewoonlijk aangeduid voor welk gebied de Kustoden bevoegd waren.

(7) A. HOHENEGGER, Bd. I, S . 633.

Page 134: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

132 11 . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

Kustoden in kloosters van het eigen gebied moesten wonen (r ) . In 1740 en 1753 was Bonaventura van Luxemburg aldus Vice-Kustos voor zijn geboortestreek (2) . Tijdens de Romereis moesten de Kustoden bijna een jaar lang hun klooster verla­ten. Daarom werd in 1650 bepaald, dat ze dit jaar wel aan het hoofd van kleine, doch niet van grote kloosters mochten worden benoemd (3) .

De Provincie van Rijsel bestond, tot aan de splitsing, uit een Waalse en een Vlaamse Kustadie ; doch wegens speciale omstandigheden had de Vlaamse Kustos er méér bevoegdhe­den, dan in andere Provincies gebruikelijk was (4) .

De Generale Kustoden werden door het Kapittel gekozen, terwijl de Provinciale Kustoden en de Vice-Kustoden door het Definitorium werden benoemd.

Huldiging van de nieuwe Provinciaal . - Als de ver­kiezing van de Definitoren, de Provinciaal en de Kustoden was afgelopen, was de eigenlijke taak van de kapitularissen vervuld. De benoemingen die nog moesten volgen, werden uitsluitend door het nieuwe Definitorium gedaan. Maar voor veel zaken konden de aftredende Gardiaans en de diskreten aan het nieuwe bestuur nog inlichtingen verschaffen, zonder te vergeten dat ook onder hen nieuwe Oversten zouden worden uitgekozen.

Voordat het Definitorium echter tot nieuwe benoemingen overgaat , komen alle kloosterlingen samen in de refter (of soms ook in de spreekkamer) en met het kruis in top gaat men in processie door de kloostergangen en soms ook over straat. Ondertussen wordt er geluid en zingt men het Te Deum. Vóór het altaar gekomen, besproeit P. Provinciaal iedereen met wijwater ; de twee laatste Definitoren zingen het vers en P. Provinciaal de oratie. Zo er tij d genoeg is, wordt tot het

( 1 ) AOMC. , t. VI, 1 890, pp. q8-49. § 78-8o. In 1 624 maakte men bij de Walen een onderscheid tussen Kustoden voor Rome en Kustoden in de Pro­vincie (Dl. I I I , blz. 288).

(2) ACB. I I I , 1003, pp. 228-29 ; BSN., HS. 67, f. 64r. (3) AOMC., t. VI, 1 890, pp. 148 § 8o, 272 § 2 3. (.f) Dl. I II , blz. 8 1 -82 .

Page 135: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HULDIGING VAN DE NIEUWE PROVINCIAAL 133

samengestroomde volk ook een kort sermoen gehouden, waar­voor P. Provinciaal te voren een Pater heeft aangesteld. Nu gaat P. Provinciaal zitten en allen kussen hem de hand en het zegel der Provincie. Eindelijk trekt P. Provinciaal een superpli aan, neemt een stool en geeft de zegen met het Aller­heiligste. Dan verlaten allen de kerk en geeft men het teken voor de refter. Te Rijsel wordt het Te Deum in 1730 met kanongeschut begeleid ( r ) .

In 1623 werd verboden (z) voor het Kapittel wijn of spe­ciale spijzen te kopen ; doch waarschijnlijk zal dit verbod niet lang van kracht gebleven zijn. De weldoeners en het stads­bestuur zorgden overigens voor een passende traktatie.

In IJIO moest het Kapittel te Belle wegens oorlogsgewoel onderbroken worden ; doch spoedig werd het hervat en beëin­digd (J) .

Terwijl de uitslag van het Kapittel aldus werd gevierd, ging in de kerk het 40-u.-gebed nog altijd voort. 's Zondags hield men na de preek processie door de straten van de stad en daarna was er plechtig Te Deum. We weten reeds hoe de Aartshertogen en de Nuntius te Brussel in 1610 aan zo'n plechtigheid deelnamen (4) . In 1619, tijdens het Kapittel te Rijsel, werd aldaar in de parochiekerk van S.-Étienne deze godvruchtige oefening eveneens gehouden. Zondag avond begon de processie aan het klooster en ze doorkruiste heel de stad. De Bisschop van Doornik, Max. Vilain de Gand, droeg het H. Sakrament. In de stoet stapten de pastoor, heel de geestelijkheid van S.-Étienne, het stadsbestuur, de Reken­kamer, alsmede de heren van Goevernement en Baljuwschap, allen met fakkels. Een grote menigte volks sloot zich bij hen aa_n (5 ) .

Tijdens het Kapittel van Valendennes in 1624 gebeurde dit in de kerk van N.-D. la Grande. Beide eerste dagen werd telkens vij fmaal gepredikt ; de derde dag echter waren er slechts drie sermoenen, doch in de namiddag om 3 u. trok de

( r ) EMERrcus HALENSrs, S. 1 30 ; ACB. I I I, roo6, p. rgo, § g . (2) Dl. l i l , blz. 87. (3) Dl. I, blz. 1 79-80. (4) Bull. de la Soc. d'études de la prov. de Cambrai, t. l il , r go r -o2, p. 291 . (5) LE BoucQ, pp. 1 37-38.

Page 136: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

134 II. DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

grote processie door de stad. Zestig Kapucijnen stapten er in ; daarop volgden de Karmelieten in koorkap, de pastoors van Azin, S .-Vaast en S .-Jacques, de Benediktijnen van N.-D. en eindelijk de Prelaat van Hasnon, die het H. Sakrament droeg. Heel de magistraat, alsmede de Hertog en de Hertogin van Aarschot, namen aan de stoet deel ( r ) .

Te Rijsel was het in r625 weer in S.-Étienne (2 ) en in r64r te Doornik in de kathedraal (3) ; doch nadere gegevens ont­breken. Te Duinkerke was er in 1723 eveneens processie, doch slechts één sermoen (4) . Te S.-Winoks-Bergen waren de stra­ten in 1731 voor de plechtige processie met bloemen en kran-· sen versierd ; de Abt, Gervinus Ryckewaert , droeg het Aller­heiligste ; hij was vergezeld van enkele van zijn Paters, de geestelijkheid der twee parochies en de leden der Broederschap van het H. Sakrament . 's Avonds werd alles met verlichting en vuurwerk besloten (5) .

Verordenin�en. - Tegenwoordig .wordt in het Kapittel wel eens afgekondigd, dat de voorschriften van het vorige bestuur van kracht blijven, zonder daarom speciaal aan te duiden welke verordeningen men eigenlijk bedoelt. Vroeger vond men het dikwijls praktischer, oude voorschriften nog eens letterlijk over te schrijven en naar alle kloosters rond te sturen, met de handtekeningen van de nieuwe Oversten. Deze tekst moest dan regelmatig in de refter worden voor­gelezen, samen met de Konstituties.

In een speciaal geval kwam het ook voor, dat voorschriften van het aftredende Definitorium uitdrukkelijk werden af­geschaft.

Wanneer nieuwe verordeningen opdoken of zelfs veelal wanneer bestaande voorschriften nog eens werden afgekondigd, was dit gewoonlijk het gevolg van klachten door de Gardiaans

( r ) BADB. , reg. 253, 24 sept. 1625 . (2 ) BADB., reg. 255, 1 7 April-9 Mei r 64 r .

(3) BAL, reg. 66, 3 April 1 723. (4) Zie de hoger geciteerde werken van DEBAECKER, PRUVOST en HARRAU,

Loc. Git. (5) ACB. III , rooS, p. 89.

Page 137: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VERORDENINGEN 135

en diskreten aangebracht, zoals dikwijls uitdrukkelijk wordt gezegd. Soms ging men daarbij op een heel demokratische wijze te werk. In 1758 b.v. werd met de Vlaamse kapitularissen door het Defmitorium een uitvoerige bespreking gehouden over moeilijkheden en heersende mistoestanden. Daarop werd hun het ontwerp van een omzendbrief voorgelegd en eerst na hun instemming werd de tekst in de Provincie afgekon­digd (r ) . Deze werkwijze toont meteen hoe heel het Kapittel tegen heersende misbruiken was gekant.

Het Caeremoniale van de Vlaamse Provincie (2) vond het in 1759 wenselijk, in het Kapittel speciale kommissies in te richten, om aktuele kwesties te bespreken aangaande het onderhouden van de Regel en de heersende misbruiken. In 1 761 werd dit inderdaad gedaan en kwamen er drie verschil­lende afdelingen tot stand, om te handelen over de Regel, de Konstituties en de tucht (3) . In 1776 kwam er nog een vierde bij , voor de rubrieken. De verschillende kommissies moesten eveneens een oplossing zoeken voor de nieuwe pro­blemen, die vooral in de kleine kloosters opdoken wegens het tekort aan clerici, nu de Regering de inkledingen zo be­moeilijkte. Ditmaal schijnen de sekties inderdaad nuttig werk te hebben geleverd ; doch later hoort men er niet meer van.

Het archief van de Belgische Kapucijnen bezit ontelbare circulaires aangaande de tucht, zowel van de Generale als van de Provinciale Oversten ; het gebeurt zelfs dat er een tiental exemplaren van dezelfde tekst aanwezig zijn. We hebben er echter geen uit de Luiker en weinig uit de Rijselse Provincie ; van het eerstgenoemde gebied berusten er enkele te Kamerijk (4) en van het andere te Parijs (5) .

Nieuwe Oversten. - Nu weten we hoe de Oversten bij de Kapucijnen worden aangesteld en we zien dat in dit

( I ) P. JOO. (2) ACB. I I I, 1008, p. I IO. (3) Ibid., p. 2 1 8 . (4) DL I , blz. 250 ; DL II, blz. 1 30, n . 4 · (5) In ANP., 0 , 548-50 (afschrift BKP., HS . 601 [74]) bezit men de voor­

schriften van Belle in 1 7 10 en de uitvoerige tekst van een soort van provinciale statuten, opgemaakt in 1 766.

Page 138: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

136 II . DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

demokratische midden de meerderheid (en de meerderheid alleen) beslist wie lid wordt van het hogere bestuur en wie niet. In deze keuze hebben de onderdanen evenveel te zeggen als de reeds vroeger aangestelde Oversten.

De voordelen van dit stelsel springen in het oog. Daar de Oversten vrij worden gekozen, bestaat er méér kans dat ze de achting en genegenheid van hun onderdanen zullen ge­nieten. Het kan natuurlijk wel gebeuren, dat de nieuwe Over­sten niet aan alle verwachtingen beantwoorden of zelfs hun kiezers helemaal ontgoochelen. Om iemand werkelijk te ken­nen, moet men hem eerst aan het werk hebben gezien. Een oud spreekwoord zegt overigens : Honores mutant mores ; en ook in de kloosters wordt dit soms bewaarheid. Doch in dit geval heeft men altijd de troost, dat deze Overste bij de spoedig volgende verkiezing weer kan worden afgezet.

Het demokratische stelsel heeft natuurlijk ook zijn scha­duwzijden. In het Kapittel moet soms een Overste worden vervangen, die men ongaarne mist ; maar hier wederom kan deze naderhand spoedig opnieuw tot dezelfde bediening worden gepromoveerd. Overigens brengt de gestadige veran­dering van Oversten ook onzekerheid mee ; er is geen vastheid in het bestuur en het gevaar is niet denkbeeldig, dat de éne weer zal afbreken wat zijn voorganger moeizaam heeft opge­bouwd. Vooral in ekonomisch opzicht zijn gestadige veran­deringen bedenkelijk of noodlottig ; méér dan ééns brengen ze nutteloze onkosten en doelloze of onverantwoorde veran­deringen mee. Ook bestaat er gevaar, dat men te goeder trouw kan kiezen voor wie men het meeste sympathie heeft, niet noodzakelijk voor de bekwaamste.

Behalve het aanstellen van nieuwe Oversten, heeft het Provinciaal Kapittel nog verscheidene andere aangelegenheden te regelen, waarin de demokratische geest weer doorstraalt . Aldus worden er voorschriften gemaakt en beraadslaagt men over het aanvaarden en stichten van nieuwe huizen. Men verplaatst religieuzen en stelt predikanten en biechtvaders aan. Daarom moeten de Gardiaans aan het De finitorium de behoeften van hun klooster mededelen en de lijst inleveren van

Page 139: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

1 '

NIEUWE OVERSTEN. GARDIAANS 137

alle geestelijke diensten, die in het distrikt moeten worden verricht , vooral wat de predikatie aangaat (r ) .

Nieuwe Gardiaans . - Vóór de benoeming van de nieuwe Gardiaans, hoorde het Definitorium de uittredende Oversten, ook de Ex-Provinciaal en de diskreten. Dan schreven de vijf leden van het Definitorium zoveel namen op hun bulletin als er plaatsen te vergeven waren ; degenen, die het meeste stemmen behaalden, werden als benoemd beschouwd.

Veelal kreeg men aldus een groter aantal kandidaten dan nodig was ; dan vielen de overtollige vanzelf weg. Het gebeur­de toch bij de Walen dat men aldus een Gardiaan benoemde zonder bepaald klooster (2) , met de bedoeling om hem dan te installeren zohaast ergens een plaats openviel ; doch in dit geval eisten de voorschriften toch, dat men eerst een nieuwe stemming hield, eer hij zijn ambt mocht aanvaar­den (3) .

Het is natuurlijk dat de Definitoren gewoonlijk de belang­rijkste Gardianaten kregen (4) . Toch kwam het ook voor, dat men in geweten een of andere Definitor niet met het be­stuur van een klooster durfde belasten (5) .

Sedert 1633 gebeurde 't soms dat nieuwe Gardiaans vóór hun aanstelling een soort van examen moesten ondergaan , vooral wanneer het Paters gold die geen jurisdiktie hadden (6) . Bij de Walen werd deze nieuwe regeling in 1636 aanvaard (7) . De Konstituties van 1637 veralgemeenden dan dit voorschrift ; doch het bleek niet te onderhouden (8) en verviel spoedig, samen met heel dit wetboek.

In het begin, toen ieder jaar Kapittel werd gehouden,

( 1 ) ACB. I, 7401 , 2 1 .009 § 7· (2) Dl. IV, § 648 . (3) AOMC. , t. VI, r 89o, p. 145, § 47· (4) Te Brussel was de Gardiaan gewoonlijk een Ex-Provinciaal, Definitor

of Ex-Deli.nitor (DJ. V, blz. 64) . (5) Dl. V I , blz. 378. (6) AOMC., t. VI, 1 890, pp. 1 40-4 1 , § 22 . Lucas van Mechelen was Gar­

diaan, alhoewel hij geen jurisdiktie had. Dat Oversten die geen biecht boorden daardoor gevaar liepen minder ervaring en mensenkennis te hebben, lieten we reeds elders opmerken (Dl. I, blz. 1 4 1 ) .

(7) BL., HS . 39, f. 52v. (8) ACB. I, 1244-45 .

Page 140: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

138 II. DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

werden de Oversten gewoonlijk ook ieder jaar veranderd. Langer dan drie jaar mocht stellig niemand in hetzelfde kloos­ter Gardiaan zijn ; en na elders nog drie jaar in funktie te zijn gebleven, moest hij noodzakelijk zonder bediening ter­zijde worden gesteld. Uitzonderingen wegens speciale omstan­digheden kwamen heel zelden voor ( 1 ) . Wel gebeurde het dat een Gardiaan naar zijn vorig klooster terugkeerde, na een verplaatsing van enkele maanden (2) . Overigens was het ook hier toegestaan, dat bij vervroeging van het Kapittel, een duur van twee jaar en een paar maanden voor een volledig triënnium werd gerekend (3) .

Na zijn zesjarige bediening, moest een Gardiaan ten minste één jaar van alle bediening vrij blijven. Toch werd Concordius van Aubel in 1759 Gardiaan te Eupen, na een tussenruimte van slechts tien maanden ; het Definitorium verontschuldigde dit tekort met de spreuk « parurn pro nihilo reputatur >> (4) .

Soms viel het op, dat zoveel nieuwe Gardiaans werden benoemd (5) . Bij de Walen bleven in 1758 slechts twee Gar­diaans in bediening ; twee andere werden benoemd die het reeds vroeger waren geweest , terwijl de zeven andere het voor de eerste keer werden (6) . In andere gevallen zochten heerszuchtige Oversten, vooral in de tij d van het Jansenisme en de Luikse woelingen, hoofdzakelijk partijgenoten te be­noemen (7) . Doch zo'n politiek gekonkel duurde nooit lang, omdat het een te geweldige reaktie wekte.

Wanneer het Definitorium het vereiste aantal Gardiaans

( 1 ) Dl. I, blz. 162, n. 3 ; Dl. V, blz. 83-84, 377· Dit gebeurde ook te Velp in 1666-72, en van 1674 tot 1678, wegens de oorlogstoestand (Dl. VI , blz. 2 2 1 ) , en t e Doornik, bij de terugkeer van het klooster aan de Walen ; aldus moet in D l . I I, blz. gg, bijgevoegd worden, dat Arsenius van Blandain e r reeds van af 1 746 Gardiaan was (ACB. lil , roo3, pp. 315 , 325) . Te Tienen bleef Antoninus van Brussel ook vier jaar lang in bediening (Dl. V, blz. 153 ; ACB. I , 5043). Dit was ook reeds te Mechelen gebeurd in 163 1 -35. wanneer Georgius van Mol er het klooster herbouwde (Dl. V, blz . 83-84) .

(z) ACB . I I I , 1003, p. 363, § 5, 7 ; Dl. I I I , blz. 138 . (3 ) ACB. I , 4916bis, 491 7bis. (4) BSN., HS. 66, p. 184. (5) Dl. VI , blz. 26, 28, 438. (6) BSN., HS. 66, p. 18o. (7) ACB. I I I , 1003, p. zo, § 31 ; Dl. VI, blz. 454. 463. Bij de Luikenaars

had men zelfs in gedrongen Gardiaans, die zich zelf benoemden (Dl. I I I, blz. 202, zog, 228) .

Page 141: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

NIEUWE GARDIAANS 13 9

had gekozen, werden hun, bij gemeenzaam overleg, de kloos� ters toegewezen die ze moesten besturen. Voortgaande op­een tekst van het Generaal Kapittel, besloten de Walen in r626 dat de Gardiaans voortaan bij geheime stemming zouden worden aangesteld voor de zes voornaamste kloosters van de Provincie , te weten Rijsel, Arras, Bergen, Doornik, Luxem­burg en Luik (r ) .

Men heeft het eens beleefd dat een Gardiaan zijn plaats niet wilde afstaan ; dit was wederom in de tijd van het Jan­senisme (2) . Anderzijds kent men er veel, die zo'n erepost vluchtten (3) , verzaakten of beslist weigerden.

Eens de aanstelling van de Gardiaans geregeld, moest nog worden vastgesteld wie tot iedere kommuniteit behoorde. Het is wel voorgekomen dat men 't praktischer vond, dit liever enkele weken later te regelen en ook met de afkondi­ging van verordeningen te wachten (4) ; doch gewoonlijk gebeurden beide dingen in het Kapittel zelf.

Als de kommuniteiten waren vastgesteld, werd alles door P. Sekretaris in de alfabetische orde van de kloosters afge­kondigd, soms na een korte opwekking van P. Provinciaal . Iedere Gardiaan moest dan nog zijn benoemingsbrieven bij het Definitorium gaan afhalen, samen met de lijst van zijn onderdanen ; deze was met het zegel van de Provincie gestem­peld en moest in de refter worden opgehangen (5) ; men bezit nog dergelijke lijsten voor Namen in 1761 (6) en voor Menen in 1795 (7) . Ook de benoeming van P. Gardiaan moest bij zijn aankomst in het klooster worden voorgelezen (8) .

Vikarissen. - Naast P. Gardiaan benoemde het Kapittel voor ieder klooster ook een Vikaris of Onderoverste. Een tijd­lang werden dergelijke vasfe Vikarissen door P. Provinciaal of P. Gardiaan aangesteld, bij het aanvaarden van hun ambt (9) . Nog vroeger, in r603, schreef Honoratus van Parijs te Rijsel

( r ) BL., HS. 39, f. 46v. (3) Dl. I I I , blz . 86. (5) Dl. I II , blz. 2 r8-r9. (7) ACB. I, 9386.

(2) Dl. VI, blz. 535· (4) Dl. VI , blz. 433. 456. (6) ACB. I, 2 1.4.50.

(8) Vgl. dergelijk benoemingsformulier, ACB. I, 20.233. (9) ACE. liJ , sooS, f . 76r., § r .

Page 142: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

140 II. DE PROVINCIE. 2. PROVINCIAAL KAPITTEL

voor, dat P. Gardiaan zelf voor een Vikaris kon zorgen telkens hij moest uitgaan, wat in deze tijd nog niet veel gebeurde. Hij koos dan vrijelijk wie hij wilde, al was het zelfs een novice ; en vooraleer te vertrekken, vroeg hij zelf de zegen aan zijn tijdelijke plaatsvervanger (r) .

Wijl het apostolaat en de betrekkingen met de gelovigen méér uitbreiding kregen en P. Gardiaan ook veelvuldiger buiten het klooster zaken had te regelen, schreef Clemens van Not() te Brussel in 1623 voor, dat ieder Vlaams klooster voortaan een vaste Vikaris moest hebben, door P. Gardiaan te benoemen ; voor Brussel alléén zou het Definitorium hem aanstéllen (2) . In 1627 verlangde het Kapittel te Brussel, dat P. Gardiaan in dezen zijn keuze zou doen tijdens het Kapittel, als de lijst der verschillende kloosterfamilies was voorgelezen. Zijn kandidaat moest hij dan door het Defini­torium laten goedkeuren (3) . Het moet echter wel voorge­komen zijn , dat het Definitorium met zijn keus niet akkoord ging. Aldus vond men het in 1638 nodig uitdrukkelijk te ver­klaren, dat een Pater die onder strafregime stond, onmogelijk voor de bediening in aanmerking kon komen (4) . In 1643 wist het Vlaamse Definitorium dan te Rome te verkrijgen, dat het Kapittel overal vaste Vikarissen mocht aanstellen, zonder in het minst aan de voorkeur van P. Gardiaan te zijn gebonden (5) .

In de overige Provincies, ook bij de Walen, was de aanstel­ling van vaste Vikarissen enkel voor grote kloosters in gebruik en nog hoort men daar regelmatig dat de benoeming van tijde­lijke Vikarissèn door P. Gardiaan zelf werd gedaan (6) .

Bij de Walen werden later, zelfs in kleinere kloosters, ook vaste Vikarissen aangesteld ; doch we vernemen niet, wannéér dit gebruik juist werd ingevoerd. Eerst in 1754 werd dit voor heel de Orde voorgeschreven (7) en van af 1753 werd in de

( 1 ) ACE. 1 1 1 , 1 006, p. 67, § 20 ; 5006, E, f. 2gv.

(2) ACE. I , u 86 ; nr. pp. 191 § 16, 192 § 3 1 . (3) ACE . l i l, 1 006, pp. 230-3 1 , § 19 . (4) ACE. lil, 1oo6, p . 361 , § 5 · {5) ACE. I , 1 260 ; 1 1 1 , 1 006, p. 396, § 4 ; 5006, E, f. 1 05v. , § 4 · (6) AOMC., t. VI , 1 8go, p. 299, § 26. (7) ACE. I , 1 644, 86oo ; 111 , 1 008, pp. 82-83.

Page 143: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VIKARISSEN

Vlaamse Provincie begonnen met in de verslagen van ieder Kapittel hun namen op te nemen.

Voor deze bediening aanvaardde men slechts een Pater die zo goed mogelijk de gemeenschappelijke oefeningen kon volgen, zowel bij dag als bij nacht . Nog in 1641 eiste dit het Kapittel van Brussel (1 ) . Ook bij de Walen gebeurde 't dat een Vikaris moest vervangen worden, juist omdat hij deze voorwaarde niet meer kon vervullen (2) .

In 1754 eiste Seraphinus van Ziegenhals dat men niemand als Vikaris mocht aanstellen, zo hij geen predikant of ten minste biechtvader voor de religieuzen was (3) .

In Italië waren er Provincies waar P. Hebdomadaris regel­matig deze bediening vervulde (4) ; doch in onze gewesten heeft zo'n gebruik nooit bestaan.

Reeds van af het begin moest P. Vikaris niet noodzakelijk de oudste religieus van het klooster zijn, maar wél de meest geschikte, zoals Honoratus van Parijs bij de splitsing van de Provincie in 16r6 voorschreef (5) . Gewoonlijk was het toch een Pater op gevorderde leeftijd, alhoewel Joannes van Mon­calieri in 1637 herhaalde, dat dit niet noodzakelijk werd ver­e ist (6) . In r662 gaf men als raad, de families zodanig te regelen, dat de oudste religieus in ieder klooster werkelijk geschikt was om eventueel P. Gardiaan te vervangen (7) . In Vlaanderen, waar het Kapittel overal Vikarissen aanstelde, had men daar geen last mee ; maar bij de Walen schijnt men deze regeling in de kleinere kloosters gewoonlijk te hebben gevolgd en in r667 schreef Fortunatus van Cadore het daar ook voor (8) ; doch reeds in r664 had Marcus Antonius van Carpenedolo verboden, de bediening toe te vertrouwen aan Paters die juist twee triënnia als Gardiaan hadden beëin­digd (g) .

Eerst was er niets bepaald aangaande de duur van deze bediening. Bij het Kapittel mocht een Vikaris stellig worden

(r) ACB. 1 1 1 , roo6, p. 384, § 3 · (3) ACB. I I I, rooS, pp. 82-83 . (5) ACB. UI , 1006, p. 1 35. § 46. (7) AOMC., t. VII , r891, p. 56, § 23. (9) BL. , H S . 37, f. 1 4v .

(2 ) Dl. IV, § 2923. (4) AOMC., t. VI, r 89o, p. 235. § 25 . (6) ACB. I, 1 240 ; UI, roo6, p. 356. (8) BL., HS . 37, f. 26v.

Page 144: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

142 11. DE PROVINCIE. 3· ONDERLINGE BETREKKINGEN

vervangen ; doch overigens was er niets tegen, dat hij langer aanbleef {I) . Rome vond toch dat sommigen het al te lang waren en daarom werden enkele oudere Vikarissen bij de Walen in 1755 door jongere vervangen (2) . In 1775 verbood Erhardus van Radkersburg zelfs dat ze langer dan zes jaar in bediening bleven (3) .

3 . BETREKKINGEN MET ANDERE

PROVINCIES

Onder Nederlandse Provincies. - We hoeven niet meer stil te staan bij de kwestie van voorrang onder de Provin­cies (4) noch bij de . interprovinciale suffragiën voor overleden medebroeders (5) , die verder ter sprake komen. Even willen we er toch nog aan herinneren, dat de Waalse medebroeders bezwaar maakten tegen de ontworpen stichtingen te Halle (6) en te Hazebroek (7) , zodat de Vlamingen hierin hun plannen moesten opgeven.

In andere gevallen hielpen de Nederlandse Provincies elkaar onderling. Emmanuel Augustinus van Hoei, die in 1638 in Vlaanderen professie deed, schonk Io.ooo gulden voor het klooster in zijn geboortestad (8) . Tussen Ieren en Walen waren de betrekkingen veelal minder hartelijk (9) . Toch kon de nodige habijtstof door de Walen verzorgd en een Franse pre­dikant voor Charleville in het begin regelmatig worden afge­staan. Spoedig werden overigens bij de Ieren ook Walen in­gekleed, die dan deze predikatie konden overnemen. In 1631 waren het Vlaamse Paters die op last van Rome het eind­examen van de Ierse studenten afnamen (10) .

( 1 ) ACB. II I , 1008, p. 91 , § I . (2) BSN. , HS. 67, f. 85v. (3) BSN., HS. 66, pp. r 89-91 ; ACB. I I I , r ooS, p. 209.

(4) Dl. I, blz. 295 ; Dl. I I I , blz. 283 . (5) Dl . I , blz. 296 ; Dl . I I I , blz. 2 1 , 46, 79, 8 2 , 2 79 · (6) Dl. I, blz. 296-97. (7) Dl. I, blz. 298 ; Dl. V, blz. 365-66. (8) Dl. I J , blz. 263 . (9) Dl. III , blz. 19. ( 10) Dl. I I I , blz. 2 1 .

Page 145: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BETREKKINGEN ONDER NEDERLANDSE PROVINCIES 143

Van de andere kant, was bij het oprichten der Provincies bepaald, dat men elkaar voor het predikatiewerk broederlijk zou helpen, wanneer zulks werd verlangd (1 ) . Aldus was het veelal een Waal die te Brussel voor het Hof kwam prediken. In het begin werd hiervoor wel eens een Pater uit Boer­gondië gevraagd (2) en het is waarschijnlijk dat Michael van Döle, die in 1621 te Menen tot diskreet werd gekozen (3) en die te Leuven en te Brussel in 1627-28 de Franse en de Neder­landse tekst van een geestelijk boek liet drukken (4) , hier als gezel van één van deze Paters zal gekomen zijn.

Te Edingen kreeg men soms een predikant uit de Vlaamse Provincie ; aldus Angelus van 's-Hertogenbosch in 1709 en 17II-12 (5) en een andere niet nader genoemde in 1778 (6) . Op 24 December 1710 vroeg de Waalse Provinciaal Barnabas van Chiny enkele predikanten aan zijn kollega Fridericus van Rijsel (7) en in 1720 verlangde Paschalis van Wihéries er drie uit Luik ; ditmaal kon er echter maar één gestuurd worden en nog voldeed hij maar half (8) . In 1726 schreven de Walen (9) dat ze gewoonlijk geen predikanten afstonden behalve voor kathedralen of beroemde kansels. Nog in 1733 ging toch Sebastianus van Eupen naar Malmedy, om er de Duitse predikatie te verzorgen (10) .

In een heel ander opzicht, kregen de Paters te Eupen twee ervaren Broeders metselaars uit de Luiker Provincie, om de herbouw van hun klooster in 1772 te leiden ( II ) .

Het is overigens treffend, hoe de Nederlandse Provincies, ook na de splitsingen en verdelingen, een grote samenhorig­heid laten blijken. Ze steunen en helpen elkaar en bidden voor elkaars overledenen. Eensgezind trachten ze dezelfde voorvaderlijke gebruiken en observanties in ere te houden. Wel eens beraadslagen ze samen of vragen elkaar raad en

( 1) Dl. nr. blz. 44. 46, 79, 278. (3) Di. V, blz. 305. (5) Dl. VII , § 357· (7) SAM., § Capuc . de Tournai.

(2) ÉF., t. rL, 1937. pp. 333-40. (4) FL. , Dl. XXV, 1942, blz. 378-79. (6) BSN., HS. 66, p . 202.

(8) ACB. nr. 1003, p. 1 26. Het was Albertus van Luik, die te Bergen in S.-Elisabeth predikte.

(9) Ibid., p. 149. ( 1 1 ) Dl. 11, blz. 2 16.

( 10) Ibid., p. 1 83:

Page 146: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

144 11 . DE PROVINCIE. 3 · ONDERLINGE BETREKKINGEN

advies. Soms leveren ze aan andere Provincies stof voor het habijt ; en in moeilijke omstandigheden, zien we Leuven instaan voor de vorming der novicen van de Kustodie der Allerhei­ligste Drievuldigheid.

Franse Provincies. - Niet altijd echter hadden de Ne­derlandse Provincies reden om over de buurtprovincies, vooral de Franse, tevreden te zijn. Niettemin hadden de Vlamingen van J oannes M . van N oto een algemeen verlof verkregen om regelmatig twee religieuzen naar Parijs of Boergondië te sturen, vooral om er de taal te leren (r) ; aldus gingen er de twee gebroers van Arenberg en de beide Barea 's ; ook Cassianus van Geldern verbleef in de Provincie van Parijs in 1623-25 . De Duinkerkenaars konden met hetzelfde doel in de Waalse Kustodie van de Rijselse Provincie verblijven (2) . Andere Vlamingen vestigden zich liever voorlopig bij de Walen ; aldus Adrianus van Gent in 1631 (3) . Ook Dominicus van S.-W.-Bergen (r629-31) en Florentius van Amersfoort (±1630-38) verbleven enkele jaren in Wallonië (4) , tP.rwijl Octavius Worst zowel in Wallonië als in Frankrijk heeft gewoond (5) .

Dit was dus een dienst die de Fransen en de Walen aan de Vlamingen bewezen. Doch van de andere kant was het weinig broederlijk dat de Franse Provincies ten tijde van Loclewijk XIV zich veelal eigenmachtig of op gezag van de Koning alleen, van kloosters der buurtprovincies meester maakten of zelfs de wettige bewoners uit hun eigen woning verdreven.

Dit deden de Duitse Paters niet, toen de stad Geldern aan Pruisen werd toegewezen. Ook de Walen kenden geen land­honger ; en zo ze wél geijverd hebben om hun klooster te Doornik, dat de Rijselaars bezet hielden, terug te bekomen (6) , hadden ze reeds vroeger de vraag gesteld, of ze de huizen in Luxemburg niet liever aan Lotharingen zouden afstaan (7) .

Walen en Luikenaars kwamen overeen, dat hun kloosters,

( r ) ACB. l i l , 1 006, p. 2 13 . (3) ACB. l i l , 1006, p. 270, § 10. (5) Dl. VI, blz. 349· (7) Dl. 111 , blz. 1 26-27.

(2) Dl. 1 1 1 , blz. 8 x . (4) ACB. 111 , 1005, p . 257. (6) Dl. III , blz. 87-102.

Page 147: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BETREKKINGEN MET FRANSEN EN DUITSERS 145

bij wisselende politieke omstandigheden, nooit door de buurt­provincie zouden worden bezet (r ) . Ook met de Rijselaars werd eenzelfde overeenkomst gesloten (2) ; maar spoedig toonde deze Frans geworden Provincie evenveel heerszucht als haar nieuwe landgenoten.

Toen Ieper, Menen en Veurne in politiek opzicht weer met de Nederlanden werden verenigd, wilden de Vlamingen deze kloosters niet opnieuw in hun Provincie inlijven (3) en onder Joseph 11 deden ze't met veel tegenzin en noodgedwongen (4) . Eveneens, toen onder dezelfde Keizer de Kustodie van de Allerheiligste Drievuldigheid van de moederprovincie was afgescheurd, weigerden de Vlamingen later deze zelfstandig geworden kloosters weer in de Provincie te aanvaarden.

Duitse Paters . - We kennen slechts één geval van een Waal die naar Duitsland trok om er de taal te leren, nl. Justus van Florenville in 1647-49 (5) . Veel zieken lieten zich echter t e Aken verplegen en wederkerig kwamen soms Duitsers met hetzelfde doel naar Spa.

De Duitsers poogden te vergeefs de Waalse vestiging te Eupen onmogelijk te maken (6) . Toen dit niet gelukte, kwam de Ex-Provinciaal Melchior van Ernrnerich samen met de Walen in r664 de grenzen van het nieuwe distrikt in onderling overleg regelen en Marcus Antonius van Carpene.dolo keurde de beslissingen goed (7) . We zijn er niet zeker van, of de Duitse Paters er de verantwoordelijkheid voor dragen dat de stichting te Erkelenz niet doorging (8) . We weten echter Wel, dat ze zelf te Grevenrnacher, op Luxemburgs gebied, zochten binnen te dringen ; doch dit mocht hun niet geluk­ken (g) . Ook voor de Schenkenschans rnaakten ze moeilijk­heden (ro) , doch hier gold het enkel een voorlopige vestiging, zonder belang.

( 1 ) Di. UI , blz. 278. (2) Dl. l i l, blz. 95· (3) Dl. III , blz. 103-04 ; Dl. VI, blz. 505. (4) Dl. I II , blz. 122 . (5 ) Dl . I I I, blz. 1 27 ; Dl. IV, § 2235. Ook Amatus vàn Charleroi studeerde

een tijdlang in de Keulse Provincie, namelijk theologie (Dl. IV, § 1 83) . (6) Dl . I I , blz. 1 86-87. (7) BL., HS. 39. f. 77r. (8) Dl. V, blz. 462 . (9) Dl. 11 , blz. 75-77. ( 1o) Dl. V, blz. 461-62 .

Page 148: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

146 11. DE PROVINCIE. 3 · ONDERLINGE BETREKKINGEN

· Tussen de Vlaamse Provincie en het Duitse gebied waren de grenzen in den beginne onvoldoende afgebakend. In De­cember I63I werd door de Vlaamse Paters te Rome geklaagd, dat leden van de buurtproVincie zich wel eens buiten hun gebied vertoonden. Daarop werd van uit Rome de Duitse Provinciaal daarover aangesproken ( r ) . Van zijn kant, ver­langde het Vlaamse Definitorium op 25 April 1632 (2) , dat de Gardiaans van Geldern, Maaseik en Maastricht zich over de aangelegenheid met de Oversten van de dichtstbij zijnde Duitse kloosters zouden verstaan, om te trachten tot een vergelijk te komen.

In 1644 zien we een Duitse Kapucijn te Helmond bede­len (3) . Doch later, omstreeks 1647, werd door Paulus van 's-Hertogenbosch, Gardiaan te Maastricht , en zijn kollega uit Aken, Heliodorus van Utrecht (4) , het riviertje de Gulp als grens aanvaard, zodat Gulpen zelf aan de Vlamingen bleef, doch Sienaken aan de Duitsers. Voor Hoensbroek en Amsten­rade kon men moeilijk een akkoord bereiken ; doch uiteinde­lijk liet men beide parochies aan de Duitsers, als vergoeding voor de last, die Aken had vanwege de Vlaamse religieuzen die er een kuur kwamen doen (5) .

In 1676 vernemen we weer, dat de Duitsers veel te Roer­mond kwamen. We kennen zelfs een -half dozijn geboren Roermondenaars, die bij hen professie deden (6) . In de stad waren ze ruim zo goed bekend als de leden van de Vlaamse Provincie . Deze laatsten vonden dat de Duitsers te veel de streek bewerkten, terwijl ze het recht niet hadden, om er te bedelen. Nog erger werd het , toen verteld werd dat de

( 1 ) ACE. I , 4397· (2) ACE. 1 1 1 , 1006, p. 284, § 3· (3) BB., Dl. VIII , 1926-27, blz. 92, n. 2 . (4) lijn wereldlijke naam was Willem van Sevender (AGAU., Dl. XIV,

1 886, blz. 245) . (5) ACE. I , 20.34 1 . (6) Zie A . J ACOBS, Totenbuch (Limburg 1933), passim. De oudste onder

hen, P. Odoricus, staat S . 407 verkeerdelijk vermeld als geboortig uit Olden­zaal ; de verwarring kwam doordien dat hij S. 299 juist na een P. Basilius uit Oldenzaal wordt vermeld. In Zwitserland had men nog een Generesus van Roermond, t 1667 (Chronica Prov. Helveticae [Soloduri 1 884], pp. 3 1 7-18) . Vgl. Historische opstellen over Roermond en omgeving (Roermond 195 1 ) , blz . 289-99·

Page 149: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BETREKKINGEN MET DUITSERS 147

Keulse Provincie ergens tussen Maastricht en Maaseik een nieuwe stichting zou beginnen. De Vlaamse Paters verloren hun geduld en deden op 15 Juni 1676 hun beklag bij Stephanus van Cesena. Reeds op I I Juli schreef deze aangaande de kwes­tie naar de Oversten van beide Provincies. In Vlaanderen meldde hij (r) dat hij aan de Duitse Paters verbod gaf om nog te Roermond te bedelen of iets anders te gaan verrichten, zonder verlof van de Vlaamse Provinciaal, daar de stad tot het distrikt van Maaseik behoorde. Wat echter het stichten van een klooster tussen Maaseik en Maastricht aanging, daar had hij nog niets over vernomen ; en moest de aanvraag werkelijk binnenkomen, dan zou hij de oplossing tot aan het Generaal Kapittel verdagen.

Een soortgelijk schrijven ontving ook de Duitse Provinciaal Reginaldus van Groningen. Naar Vlaanderen zond deze er dadelijk een officieel afschrift van (2) ; doch in een bijgevoegde brief van I I April 1677 (3) , deed hij bitter zijn beklag, dat zoïets direkt naar Rome was overgebriefd, zonder eerst de Duitse Oversten te verwittigen. Altijd hadden dezen met de Vlaamse Provincie in goede verstandhouding geleefd, schreef hij . Maar het kon natuurlijk wel eens gebeuren, dat een of andere onderdaan iets deed, waar de Oversten niets van wis­ten. Had men hem van deze mistoestand verwittigd, zo schreef hij , dan had hij het gemakkelijk kunnen regelen, zonder dat Rome er tussen moest komen.

Spoedig had hij inderdaad aan het klooster te Wassenberg verboden om nog naar Roermond of waar dan ook buiten de grenzen van de eigen Provincie te reizen. Toen hij echter later in het klotlster Visitatie hield, zo vertelde P. Provinciaal, had hij weer op dit verbod aangedrongen ; doch men antwoord­de dat men slechts in geval van ware nood naar Roermond ging ; men haalde er vastenspijzen en verschillende waren, die onmogelijk te Wassenberg te krijgen bleken. Toch was het ook wel gebeurd dat de kloosterlingen te dier gelegenheid in de stad wat kleinigheden bedelden, zoals schrij fpapier,

( 1 ) ACB. I, 5038. (3) ACB. I, 5044.

(2) ACB. I, 5045.

Page 150: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

148 II. DE PROVINCIE. 3· ONDERLINGE BETREKKINGEN

naalden enz., dingen waarvoor de kloosterlingen uit Maaseik zelden of nooit te Roermond omhalingen hielden.

Als men moeilijkheden wilde maken, zegde P. Provinciaal, dan had Wassenberg het recht kunnen opeisen om te Sittard termijn te houden, zogoed als de Vlamingen op Roermond aanspraak maakten. De Paters uit Geldern hadden een statie en kregen een j aarlijkse aalmoes in Nieuw Klooster (Goch) , slechts t�ee uren van het huis te Kleef ; doch nooit had de Provinciaal daarover geklaagd. Vooral mocht men niet ver­geten, hoeveel last het Duitse klooster te Aken vanwege de zieken uit Vlaanderen ondervond. Ze kwamen er, zonder in Duitsland een obedientie aan te vragen, zoals de generale verordeningen toch voorschrijven. Niettemin werden ze er steeds hartelijk onthaald, zoals het onder Broeders past. En men denke nu niet, voegde P. Provinciaal er bij , dat we tegenmaatregelen zullen nemen en ook moeilijkheden maken, zoals Gij ; dat ware niet religieus. Maar Ge zult toch begrijpen, zegde hij om te sluiten, dat Uw handelwijze ons weinig bevalt !

Met deze waardige brief was het grensincident gesloten, Doch later moeten nog wel zo'n feiten voorgekomen zijn. Zo lezen we in een aantekening van Leonardus van Maas­eik (1 ) , Gardiaan in zijn geboortestad, dat te zijnen tijde ( 1730) de Paters uit Wassenberg hoe langer hoe meer in het distrikt van het klooster kwamen bedelen, vooral in Roer­mond.

Tussen het klooster te Malmedy en dat te Trier rezen in de XVIIIe eeuw herhaaldelijk moeilijkheden voor het ter­mijnhouden in het gebied van Prüm. Toen de Oversten van beide Provincies in 1726 elkaar te Rome op het Generaal Kapittel ontmoetten, besloten ze, te Trier in de eerste maan., den bijeen te komen, om de toestand te regelen. Op het einde van hetzelfde jaar nodigde Hierotheus van Koblenz inderdaad Antonius van Dinant naar Trier, om aldaar, samen met één of méér gezellen, over de toestand te beraadslagen. Deze vergadering zou op 8 December 1726 doorgaan. Daar de Luikse Provinciaal echter ander werk had, liet hij zich door twee

( r ) ACB. I, 20.258.

Page 151: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BETREKKINGEN MET DUITSERS 149

plaatsvervangers vertegenwoordigen, Eernardus van Mal­medy en Engelbertus van Westfalen ( r ) . Tot een overeen­komst kon men echter niet komen, omdat de Duitsers de Paters van Malmedy' helemaal uit het gebied van Prüm wilden verdringen en hun als vergoeding slechts enkele afgelegen onvruchtbare dorpen toekennen. De Luikenaars konden dit gewest niet verlaten, omdat ze er spelt konden krijgen, dat ze bij het brouwen dringend nodig hadden. Ze bekenden wel dat het hier Duits gebied gold, doch ze beweer­den ten onrechte dat het eerst officieel Duits was gewor­den, toen Malmedy er reeds lang zijn rechten had verwor­ven, terwijl de Duitse Paters er zich eerst later hadden bin­nengewerkt . De Aartsbisschop liet overigens de Waalse Paters in het gebied van Trier jurisdiktie uitoefenen, een ministerie dat volgens hen ook het recht meebracht , om er inzamelingen te houden.

De moeilijkheden en betwistingen bleven bestaan. De Luikenaars bedelden er hun voorraad spelt en de Duitsers kwamen er eveneens. Men beweert, wellicht zonder bewijzen, dat dezen de weldoeners tegen hun konfraters uit Malmedy opmaakten en zelfs het burgerlijk gezag tegen hen lieten op­treden . . .

Terwijl Paulus van Luik in 1731-34 Provinciaal was, schreef zijn Duitse kollega dat wegens de heersende krijgstoestand de Paters uit Trier heel het gebied van Prüm zouden bewer­ken, om in hun behoeften te kunnen voorzien en dat ze slechts tien dorpen aan de Luikenaars konden overlaten, om er spelt in te zamelen. In 1734 werd Antonius van Luik aan het hoofd der Provincie verkozen en deze schreef nu naar zijn Duitse kollega, dat men deze schikking hoegenaamd niet kon dulden. Ook werd Norbertus van Malmedy, Gardiaan in zijn gehoor� testad, naar Mainz gestuurd, om zo mogelijk een betere rege­ling te bereiken. Na de besprekingen, zegde men hem toe, dat men spoedig een bevredigend voorstel zou klaarmaken en dat hij met deze zekerheid gerust naar zijn klooster kon terug­keren. Dit geschiedde inderdaad. Wel werd de abdij te Prüm

( I ) HIEROTHEUS, p. 466.

Page 152: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I50 11. DE PROVINCIE. 3 · ONDERLINGE BETREKKINGEN

uitsluitend aan de Duitsers voorbehouden, doch daarnaast somde men 34 dorpen uit hetzelfde gebied op, waar de Paters uit Malmedy gerust graan konden inzamelen. Op 8 Maart I735 werd deze overeenkomst aanvaard ; heel het Luikse De:finitorium en de voltallige kommuniteit van Malmedy ondertekenden het stuk. Op I Juni van dit jaar werd dezelfde overeenkomst eveneens plechtig door Bierotheus van Ko­blenz onderschreven.

Er werd echter bepaald dat de Paters uit Trier ook dezelfde 34 dorpen mochten bezoeken, om er gerookt vlees te kollek­teren en dit zouden ze steeds doen tussen het oktaaf van Driekoningen en 20 Februari. Voor hun graantermijn zouden de Paters uit Malmedy dezelfde dagen in dit geweest hoegenaamd niet komen.

Op I7 Mei I737 liet het Luikse Definitoriurn echter op­merken, dat deze tijdsbepaling voor hen heel schadelijk was en dat de Duitsers hun bedeltocht gemakkelijk in I4 dagen konden beëindigen. Juist de dagen immers waarop de Luike­naars in het gebied van Prüm geen voet mochten zetten, waren de boeren gewoon hun graan te dorsen ; en zo de Kapucijnen niet dadelijk hun voorraad mochten opdoen, zouden er, vóór hen, wellicht religieuzen uit andere Orden opdagen. Het gevaar was dus niet denkbeeldig, dat de milde inwoners aan de eerstgekomenen zouden schenken, wat ze als aalmoes wilden geven en dat de Kapucijnen later wellicht niets meer zouden kunnen krijgen ! Meteen vroeg men nog dat de Duitse religieuzen er zich van zouden onthouden, in deze dorpen graan of andere vruchten te kollekteren, zoals weleens schijnt te zijn gebeurd (I) .

Of dit verzoek iets bereikte, weten we niet. Doch wél ver­nemen we, dat de Luikse Oversten er in I739 nog over klaag­den, dat hun eigen bedelbroeders soms de grenzen van de kloosterdistrikten en zelfs van de Provincie ten onrechte overschreden, iets wat wederom streng werd verboden (2) .

( 1 ) Ehrenbreitstein, Arch. der Kapuc., § A cta Cust. Trevir., 1 , ff. 54r.-65v . ; Folklore Stavelot-Malmédy, t. XVII, 1953 (ter perse) .

(2) Kamerijk, Stadsbibl . , HS. 1238 ( u u) , f. 65r. , § 5 ·

Page 153: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DUITSE PATERS. VREEMDELINGEN 151

Vreemdelingen in de Provincie. - Bij het splitsen van een Provincie werd gewoonlijk bepaald, dat men voortaan in beide gebil;:den geen kandidaten uit de steden van de zuster­provincie meer zou aanvaarden (1) ; doch deze overeenkomst kwam spoedig in onbruik en overal vindt men aldus mede­broeders uit het andere gebied, zonder dat dit moeilijkheden of tegenspraak medebracht . Wel eens was dit intreden in een andere Provincie hierdoor te verklaren, dat de ouders van de kloosterling hun geboortestreek hadden verlaten, zoals in het geval van Daniël van Antwerpen (2) en Felicis­sirnus van Douai (3) . Isidorus van Peer, bij de Walen gepro­fest, kwam in het begin van de XVIIIe eeuw naar Vlaanderen over. Ten tijde van Joseph I I trokken verscheidene kandi­daten naar Luiker gebied, om aldus aan hinderende keizerlijke voorschriften te ontsnappen. Dositheus van Meerhout werd te Leuven in 1784 ingekleed ; doch hij deed er geen professie en liet zich in 1787 in de Luiker Provincie opnieuw inkle­den (4) . Zijn dorpsgenoot P. Juvenalis was in dezelfde Pro­vincie geprofest, zonder eerst door Leuven te passeren ; doch op 27 Juli 1790 kon deze in Vlaanderen worden ingelijfd (5). Dit verkreeg J oannes Baptista van Lier eveneens hetzelfde jaar. Een heel ander geval was het echter, toen de Duitser Caesar van Münster op 15 November 1642 te Maaseik overleed, terwijl hij daar op bezoek was (6) .

In Frankrijk konden buitenlanders soms niet als Overste worden geduld (7) . Elders had men ruimere opvattingen. Alhoewel vreemdelingen, werden Daniël van Antwerpen en de Luikenaar Antoninus van Thuin toch bij de Walen aan

( 1 ) Dl. I, blz. 296 ; Dl. I II , blz. 279 ; vgl. blz. 8 1-82. (2) Dl. IV, § 1020. (3) Zijn vader, Germain Wiart of Guiart, werd poorter te Douai op 3 Au­

gustus 1 592 en huwde hetzelfde jaar met Anne Ducrocq ; ze hielden een linnenwinkel Vieux Pont N.-D. (thans Pont des Récollets en Rue de Valen­ciennes) ; de vrouw stierf op 7 December 1 622 en kort na 1625 kwaro de familie zich in Vlaanderen vestigen. Zie ons boek Le martyr Georges de Geel (Anvers 1940) , p . 104, n. 2 .

(4) Dl. IV, § I I I8 . (5) TCG. ; ACB. III , 1008, p . 323 . (6) RKMs. , p . 2o . (7) Dl. I I I , blz. 162 ; Dl. IV, § 599·

Page 154: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

152 11 . DE PROVINCIE. 3· ONDERLINGE BETREKKINGEN

het hoofd van de Provincie geplaatst. Hetzelfde gebeurde herhaaldelijk bij de Vlamingen met Hippolytus van Rijsel ( r ) .

Toen de oude Nederlandse Provincie zich sterk genoeg voelde om alleen voort te kunnen, trachtte ze alle buitenlanders naar hun streek terug te sturen (2) . Later aanvaardde men er toch weer. Aldus verbleef de Italiaanse Br. Sanctes ongeveer drie jaar in Vlaanderen (r6r7-20 ?) en keerde toen naar zijn land terug (3) . Een Nederlander, die onder de naam van Joannes Baptista · in de Provincie van Rome was ingekleed, kwam hier in het midden der XVIIe eeuw bij de Walen op familie­bezoek ; doch daar zijn gedrag minder stichtend was, lieten de Oversten hem naar Italië terugkeren. Hij weigerde echter zijn obedientie uit te voeren, zoals de Walen in April r653 naar Rome schreven. Om hem tot bezinning te doen komen, zette men hem gevangen ; en dan bevond men dat hij 30 of 40 g. had weggeborgen, om bij zijn terugreis een en ander te Parijs te kopen (4) . · Soms bracht de aanwezigheid van vreemdelingen met de Regering moeilijkheden mede, vooral in oorlogstijd. Op 21 Mei 1634 klaagde Brussel b.v. dat de PP. Bonaventura du Mont van Parijs en Hyacinthus van Holland zonder paspoort het land waren binnengekomen. Dadelijk moest men ze terug over de grens brengen (5) . Weer op 30 April 1636 mocht men geen vreemde religieuzen opnemen, zonder hun namen telkens te Brussel aan te geven (6) .

In r68r klaagde Joannes van Landen te Rome de mistoe­stand aan, dat zoveel Franse Kapucijnen met wettige obe­dientie van P. Generaal naar de Nederlanden werden gestuurd. In de laatste IS jaar had men nog nooit zo'n toeloop gezien. De Regering zag het ongaarne en had er reeds over geklaagd, te méér daar er nog altijd gevaar bestond dat Franse troepen de Nederlanden konden binnenvallen. Te Charleroi had men

( r ) Deze was te Leuven op 4 Oktober r6r6 ingekleed en woonde daarna in Wallonië ; in r 6 1 7- 18 kwam hij naar Vlaancleren over (ACB. 1 11, roos. p. 2s8, § J) .

(2) Dl. I, blz. 1 73-74. 190, 192-94. (3) ACB. 111 , roos . p. 254. (4) GA., HS. Memoriali e Rescritti, 1 650-88, p . JO, § A ; BL., HS. 39, f. 69r. (5) ARA, Gons. pr. Esp. , I r 8o, n° 845. (6) ACB. 1 1 1 , 1012 , p. 53 ·

Page 155: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VREEMDELINGEN IN DE PROVINCIE 153

aldus moeilijkheden gehad. Twee Franse religieuzen, die er aangekomen waren, moesten dadelijk weer vertrekken ; en daar één van beiden ziek was geworden, en niet spoedig kon afreizen, nam men het kwalijk. Men moet overigens toe­geven dat sommige Fransen alhier zo onbescheiden en onvoor­zichtig waren, dat ze de militaire vestingen en verdedigings­werken gingen inspekteren (1 ) . Hierop beloofde P. Generaal dat hij voortaan met deze opmerkingen rekening zou hou­den (2) .

In 1703 verbood de Regering zonder speciaal verlof reli­gieuzen van vijandelijke nationaliteit op te nemen (3) . In 1702 moest men de lijst van alle Luikenaars en in 1752 van alle Fransen indienen (4) ; beide malen werden tegen deze vreemdelingen toch geen maatregelen getroffen. Doch in 1786 was dit wél het geval met Agapitus van Feignies, die zich daarom op Rijsels gebied moest terugtrekken (5) . Doch nooit werden bij ons zo'n strenge en algemene maatregelen tegen buitenlanders toegepast als in Frankrijk (6) .

Ook het aartsbisdom Kamerijk verbood in 1725 vreemde religieuzen op te nemen (7) . In 1769 vernemen we van de andere kant dat te S.-Omaars religieuzen uit de Provincie van Normandië waren aangekomen, gestuurd door de Kom­missie voor Regulieren. Met hun komst was de Provinciaal Edmundus van Armentiers hoegenaamd niet ingenomen, te meer daar ze weinig voorbeeldig leefden, zonder dat P. Provinciaal het recht had om ze te bestraffen, daar hij geen jurisdiktie over hen had. Hij kon niet anders dan daartegen prot�steren, wat hij dan ook op 30 September 1769 deed (8) .

Vluchtelin�en . - In oorlogstijd kwam het voor, dat vreemde kloosterlingen hier hun toevlucht kwamen zoeken.

Daarom wellicht vroeg de Regering op 30 April 1638 aan

( r ) ACE. I, 5 I I 3 . (2) ACE. I , 5 1 24 . (3) ACE. I , 5285 ; ARA., Cons. roy. Phil. V, 281 . (4) Dl. I I I , blz. 1 60-61 , 276. (5) Dl. IV, § 62. (6) Dl. I I I , blz. 148. Zie nog een geval uit 1755, Dl. VI , blz. 543· (7) ACE. I, 2 1 .500, p. 37· (8) ANP., série G•, no 48, pp. 1 22-23, 228-3 1 .

Page 156: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I54 1 1 . DE PROVINCIE. 3· ONDERLINGE BETREKKINGEN

beide Provinciaals de lijst van alle buitenlanders (I) . Bij name kennen we verschillende vluchtelingen die in 1637-48 in Vlaanderen verbleven (2) . In de volgende jaren kwamen nog verscheidene konfraters u,it Lotharingen en ook uit Boer­gondië (3) ; en op 25 Februari 1645 vroeg Innocentius van Caltagirone deze vreemdelingen liefdevol te onthalen (4) . Onder hen vindt men er één in de wijdingsregisters van het aartsbisdom terug (5) .

Behalve in dergelijke tijden van oorlog en rampspoed, had P. Provinciaal het recht niet om zijn onderdanen naar een aangrenzende Provincie te laten vertrekken. In 1623 mocht hij dit echter wél (6) . Ook meende Franciscus van Ierland in een dringend geval op eigen gelegenheid naar Parijs te mogen trekken (7) . Luxemburgers, die in Frankrijk door de burgerlijke macht waren buitengezet, kwamen hier zonder obedientie van Rome een klooster zoeken waar ze konden worden opgenomen (8) . Ook bestond in Vlaanderen de ge­woonte dat men met het verlof van P. Provinciaal naar het dichtstbij zijnde klooster van de buurtprovincie mocht reizen ; in 1643 werd deze gewoonte officieel goedgekeurd (g) . In dringende gevallen moest dit overigens wel gedaan worden, zelfs voor een verder gelegen stad, met verondersteld verlof van P. Generaal (ro) . In 1761 had P. Provinciaal bij de Walen geen recht om religieuzen naar de buurtprovincie te sturen, behalve in een uitzonderlijk geval, wanneer men ook van de Provinciaal ad quem een obedientie bezat ; doch voor be­trekkingen met het dichtstbij gelegen klooster der andere Provincie was men inschikkelijker ( r r) .

Voor de kloosters en distrikten van de Waalse en de Luikse

( 1 ) ACE. I, 4489. (2) Cherubinus, Paschalis en Daniël van Lotharingen (ACE. I II , 1 005,

p . 253-54) · (3) B . v . Gabriël van Boergondië (Ibid., p. 253) . (4) ACE. I , 4643bis. (5) Op 16- 1 7 Maart 1646 kreeg Franciscus van Boergondië te Brussel kruin,

mindere orden en subdiakonaat. (6) ACE. I , I I9obis. (8) Dl. III , blz. 158. ( ro) Caeremoniale, p. 249, § VI.

(7) Dl. lil , blz. 24 . (9) ACE. I, 126obis. ( I I ) ACE. l i l, 1003, p. 4 18, § J I .

Page 157: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VLUCHTELINGEN IN DE PROVINCIE 155

Provincie, die helemaal door elkaar lagen, was een speciale regeling voorzien ( 1 ) .

De Provinciaal van Parijs, Pacificus van Kales, die in 1720 een reis door Vlaanderen maakte (2) , bezat een wettige obe­dientie uit Rome ; maar soms kwamen hier wel religieuzen, die in dezen niet in orde waren. Ook vroeg dezelfde P. Pacificus, in een brief van 4 Februari 1723 (3) , in Vlaanderen geen enkele van zijn onderdanen op te nemen, zo hij geen wettige obe­dientie kon voorleggen. Dit werd geschreven naar aanleiding van een zekere Bonaventura van Londen (4) , die in 1722 hier was aangeland. In 1721 was hij te Rome ziek geworden en nu zocht men hem naar Parijs terug te sturen, omdat hij daar professie had gedaan ; doch de Fransen smeekten P. Generaal het niet te doen. Op 9 April 1722 stuurde J oannes Antonius van Florence hem dan naar Vlaanderen, ond r voorwendsel dat zijn moeder van daar afkomstig was ; en weer op 4 Mei 1722 vroeg men, hem hier te houden, daar hij beloofde zijn leven te willen beteren (5) . Doch hij gaf ergenis en vertelde allerlei minder stichtelijke dingen (6) . Aan de fraters te Ter­vuren zou hij zelfs ketterse boekjes ter lezing hebben ge­geven (7) . Men zocht hem naar zijn reguliere Provincie terug te sturen, doch P. Generaal schreef op 30 Juni 1722 dat de vereiste obedientie bij P. Prokurator moest worden aange­vraagd (8) . Hij kreeg ze inderdaad, ondertekend op 26 Sep­tember 1722 (9) , doch de Provinciaal van Parijs, Pacificus van Kales, wilde hem eerst niet aanvaarden ( 10) . Niettemin

( t ) Dl. III , blz. 278. (2) Zijn reisverhaal, Voyage en Ftandre, berust B KP., HS. 1 356. (3) ACB. I , 5432. (4) Jeannes Chanel (of Charel ? ) . geboren op 1 1 April 1 664, uit een En­

gelsman, gehecht aan de dienst van de Engelse Koning Karel, en een zekere Antonia de Vocht, uit Brussel. Hij studeerde 5 jaar te Parijs en trad daar bij de Kapucijnen in op 28 Maart 1683. Men beweert dat hij Grieks en Hebreeuws kende. Zijn lekt01· was Robertus van Parijs . H ij voltooide zij n kursus in de theologie, doch werd nooit tot het predikambt bevorderd . Na in de Provincie van Parijs (in 1 698 ?) te zijn afgevallen, verbleef hij in de Provincie van Sa­lerno (Basilicata) en 5 jaar in deze van Napels (ACB. I, 5396) .

(5) ACB. I, 5385bis-ter. (6) ACB. I, 5397 · {7) ACB. I , 5430. (8) ACB. I , 5408. (9) ACB. I, 5420-2 1 . { t o) ACB. I , 5426.

Page 158: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

156 I I . DE PROVINCIE. 3· ONDERLINGE BETREKKINGEN

werd hij hier doorgestuurd en met twee konfraters uit Burburg kwam hij te Kales aan (1 ) . Van daaruit zond hij een beledi­gende brief naar Joannes van Landen (2) en zocht tegen de Orde stemming te maken, met op 24 Januari 1723 aan de Spanjaard de Cabrera te Bergen mede te delen, dat de Kapu­cijnen zijn broer Ludovicus van Gent te Antwerpen gevan­gen hielden (3) . Nu was hij toch weer in zijn reguliere Pro­vincie (4) !

Een ander onguur element, dat op een onregelmatige wijze in Wallonië verbleef, was een niet bij name genoemde religieus uit de Provincie van Champagne, wiens ouders sedert een tijd te Virton woonden, toen hij in 1771 in dat gewest grote ergenis gaf (5) .

Hier moeten we nog een andere voortvluchtige vermelden, P. Franciscus van 's-Hertogenbosch, uit de Provincie van Andaloezië. Daar deze wist dat zijn moeder veel te kort kwam, zocht hij haar te bezoeken en met dit plan moet hij zonder verlof zijn klooster hebben verlaten. Georgius van Mol was echter met zijn komst niet ingenomen en op 24 juli 1654 schreef hij over de aangelegenheid naar Rome. Op 16 Augus­tus antwoordde Marcus Antonius van Carpenedolo dat men er voor zou zorgen, dat Franciscus van de H. Kongregatie niets zou bekomen (6) . Doch in het Generaal Kapittel van 1656 wist hij door de Kustos Basilius van Viana een obe­dientie voor Vlaanderen te verkrijgen. Voordat ze hem echter werd afgeleverd, moet men het advies van de Vlaamse Pro­vinciaal, Valentinus van Leuven, hebben gevraagd en dit zal ongunstig zijn geweest.

Toen Franciscus vernam dat zijn aanvraag was toegestaan, terwijl hij ze toch niet ontving, moest hij veronderstellen dat ze onderweg was verloren ofwel wederom ingetrokken. Voor twee getuigen, gaf P. Basilius hem echter een geschreven getuigenis, met de verzekering dat de obedientiebrief wel degelijk was beloofd. Zonder het verlof van P. Provinciaal te vragen, verliet Franciscus zijn klooster van Sanlûcar de

( r ) ACB. I, 5424, 543 1 . (3) ACB. I , 5429. (5) BSN. , HS. 66, p. 255 .

(2) ACB. I , 5427. (4) ACB. I , 5432. (6) ACB. I, 48r5ter.

Page 159: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VLUCHTELINGEN IN DE PROVINCIE 157

Barrameda, met twee gezellen, hem door P. Gardiaan aange­wezen. Dezen geleidden hem tot aan het huis van een weldoe­ner en keerden toen naar het klooster terug. Franciscus bleef er een paar dagen en scheepte op 26 April r657 in ; 19 dagen later landde hij te Amsterdam. Op het schip had hij wereld­lijke kledij over zijn habij t getrokken en alzo bleef hij acht dagen in het huis van een Katholieke Amsterdammer. Daarna ging hij zijn moeder bezoeken en vertrok vier dagen later naar Antwerpen. Op r r Juni, nog altijd als burger gekleed, kwam hij 's morgens vroeg om 6 u. te Brussel in het klooster aan, met verzoek om daar het regulier leven te mogen volgen. Joannes van Landen, Provinciaal, was afwezig. Franciscus werd niettemin goed onthaald, doch voorzichtigheidshalve ontsloeg men hem van de ban die hij , als voortvluchtige , mis­schien was ingelopen. Op 23 Juni vroeg men raad bij Simpli­danus van Milaan en op 5 Augustus antwoordde deze uit Lyon, dat de Pater zich had vergist , alhoewel hij wel enigs­zins te verontschuldigen was ; hij moest toch bestraft worden, al was het maar tot voorbeeld voor de anderen ; doch de straf kon betrekkelijk gematigd zijn. Feitelijk stuurde men hem naar Tervuren, met verbod om het klooster te verlaten, even lang als hij op de vlucht was geweest. Hij zou vasten op water en brood en vier jaar lang van aktief en passief stemrecht beroofd blijven (r ) . Daar het later bleek dat zijn moeder werkelijk te kort kwam, werd in November r658 beslist haar de som van roo g. uit te keren, die ze beweerde nodig te hebben (2) . De Pater was ondertussen naar Spanje

- teruggekeerd. Doch in r659 en r666 verliet hij zijn klooster weeral zonder verlof en op 28 November r659 en 24 April en ro Juli r666 werd men hier door Rome verwittigd, dat men hem in het klooster moest vasth�uden, zo hij er zich aan­meldde, en men mocht niet toestaan dat hij zijn familie ging bezoeken (3) . In 1672 werden alle papieren over hem ver­brand (4) , een bewijs dat hij reeds overleden was.

P. Norbertus van Valendennes was in 1732 in de Provincie

( r ) ACBi ·I I I , roo6, pp. 566-67. (3) ACB. I, 4873, 4916bis, 491 7bis.

(2) Ibid., p. 575, § 2 . (4) ACB. I I I , IOI2 , p . 65.

Page 160: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

158 II. DE PROVINCIE. 3· ONDERLINGE BETREKKINGEN

van Guyenne geprofest . Hij kwam er met zijn Oversten in geschil, sloeg zijn Gardiaan te Casteljaloux en vluchtte uit het klooster. Eerst nam hij dienst in het leger. Later belandde hij te Mechelen bij Aartsbisschop de Boussu, die hem van de ban ontsloeg, het ordeskleed weer liet aannemen en terug naar zijn Provincie vertrekken ( 1 ) .

Reli�ieuzen die van Provincie veranderen. - Alhoe­wel de Kapucijnen door hun professie tot een bepaalde Pro­vincie behoren, komt het wel eens voor dat deze band wordt yerbroken en dat ze zelf vragen om elders te worden ingelijfd. Anderen worden tegen wil en dank naar den vreemde gestuurd.

We kennen reeds enkele gevallen van religieuzen, die door de burgerlijke macht en nog meer door de Oversten, tijdelijk of voorgoed in ballingschap worden gestuurd. Wel eens is de aanleiding tot deze maatregel ons niet bekend (z) ; ge­woonlijk echter wordt hij als straf bedoeld (3) . Voor som­migen kwam het als reaktie tegen hun religieuze strekkingen of tegen hun ijveren voor een méér afgetrokken leven, om alle apostolaat zoveel mogelijk te beperken (4) . Ook is het voorgekomen dat een of andere het Jansenisme scheen te bevorderen (5) . Dikwijls werd de maatregel gerechtvaardigd door een beschuldiging van politiek en heerszucht (6) , het stoken van ruzie tegen Oversten of onderdanen (7) enz. Het kwam voor, dat de Provinciale Oversten een algemeen verlof kregen om hun onderdanen in ballingschap te sturen (8) , alhoewel dergelijke maatregel gewoonlijk aan Rome was voorbehouden. Dan werd door het hogere gezag zelf aangeduid waarheen men zich moest begeven ; doch in enkele gevallen liet men vrije keus tussen een paar Provincies. Dikwijls maakte men elders moeilijkheden om dergelijke elementen op te ne-

( r ) ABA ., Doos 4 1 . (2) Dl. I . , blz. 190, n . 7· (3) Dl. I, blz. 194 ; Dl. VI, blz. 309. In 16 13 wilde het Definitorium P.

Vincentius van Luik naar Sicilië verbannen ; doch het Generaal Definitorium liet het niet toe (ACB. I, I I35, § 2 ) .

(4) Dl . I , blz. 1 50-5 1 , 19 1 -92 . (5) Dl. VI, blz. 352, 358. (6) Dl . I , blz . 1 64, 166-68 ; Dl . VI, blz . 454, 472 . (7) Dl. I I I , blz. 1 8 1 ; Dl. IV, § 1 760. (8) D I . VI , blz. 320.

Page 161: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

RELIGIEUZEN DIE VAN . PROVINCIE VERANDEREN 159

men, uit vrees dat ze de ongure praktijken, die hun werden verweten, ook in hun nieuwe verblij f zouden herbeginnen (1 ) .

Voor andere Paters was de reis naar den vreemde eerder roemvol, wanneer ze namelijk met het stichten of helpen stichten van een nieuwe Provincie werden belast of daar een eervolle bediening gingen vervullen. Dit gebeurde met Fran­ciscus van Ierland en zijn gezellen, die daarom naar Duitsland reisden. Met hetzelfde doel werden Silvester van Brussel en Robertus van Schotland in 1 599 voor Katalonië bestemd ; doch het plan werd niet uitgevoerd (2) .

Dit was een uitzonderlijk geval. Wanneer een kloosterling van Provincie veranderde, was het dikwij ls op eigen ver­zoek en soms na lang aandringen. Maar dan had hij het verlof nodig van beide betrokken Provinciaals (3) en helemaal ten onrechte beweerden enkele Walen, in de tweede helft van de XVIIIe eeuw, dat ze vrijelijk, zonder iemands toestemming, krachtens een algemeen verlof van P. Generaal, naar Cham­pagne mochten overgaan (4) .

De Konstituties van 1637 schreven voor, dat iemand die zonder verlof van P. Generaal naar een andere Provincie reisde, als apostaat moest worden bestraft . Dit was echter overdreven en de Franse Paters vonden dat er wel gevallen voorkwamen, waarin deze overgang dringend nodig was, zonder dat men tijd had om het antwoord van P. Generaal af te wachten (5) . Ook werd de bepaling niet gehandhaafd. Niettemin eiste men later gewoonlijk zo'n verlof uit Rome, alhoewel niet onder straf van apostasie (6) ; doch P. Generaal besliste dan gewoonlijk niets, zonder toestemming van beide Provinciaals. Hij had toch het absolute recht, om alléén over één of andere religieus te beschikken ; aldus stuurde hij in 1762 de weinig aanbevelenswaardige Apollinaris van Monta­baur uit Luik naar Vlaanderen, zonder dat het verlof van beide Provinciaals werd vermeld (7) . Melchior van Brussel ,

( r ) Dl. 111 , blz. 1 62-63. (2) Dl. I , blz . 190. (3) AOMC., t . VII, 189 1 , p. 144 § 22 ; BL. : HS. 37, f. 6Ir., 102v., I 23V.-

241· § 14 ; HS. 39, f. 206v., 224v. (4) Dl. lii, blz. 1 39. (5) ACB. I , 1 244-45 . (6) Aldus reeds in 1 654 (BL., HS. 39. f. 7or. ) . (7) ACE. lil, IOo8, p . r q.

Page 162: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

160 11. DE PROVINCIE. 3· ONDERLINGE BETREKKINGEN

tegen wie herhaaldelijk strafmaatregelen waren genomen, kreeg verlof om uit Wallonië naar Vlaanderen over te gaan, zelfs zonder toelating van zijn eigen Provinciaal, zoals Erhar­dus van Radkersburg hem uitdrukkelijk in 1774 toestond. Ook voor het vertrek van Nicolaus Joseph van Stavelot naar Vlaanderen, vermeldt dezelfde P. Erhardus in 1777 enkel de toestemming van de Vlaamse Provinciaal, niet van die uit Luik ; deze beslissing was overigens eerst van tijdelijke aard en slechts 2 jaar later werd de Pater definitief in het nieuwe gebied ingelijfd (r ) , ditmaal met toestemming van weerskan­ten.

Zo'n overgang was gewoonlijk van het begin af bedoeld als een inkorporatie of inlijving in de Provincie ; aldus nog in 1752 en 1765 (2) . Omdat het echter voorkwam dat men aan de nieuw aangeworven medebroeder weinig voldoening be­leefde, beslisten de Walen in 1704 voortaan geen vreemdelin­gen meer te aanvaarden, tenzij na 2 jaar proeftijd (3) .

We hebben reeds de historische omstandigheden uiteen­gezet (4) , waarin in r6g8 talrijke Luxemburgers uit de Pro­vincie van Champagne naar hun vaderland terugkeerden. Een drietal konden het in de Waalse kloosters niet gewoon worden en mochten naar hun vorig verblijf terugkeren (5) . We weten (6) welke woelingen later weer in Champagne voor­kwamen, toen jongere Luxemburgers eveneens uit de Provincie werden verdreven. Één dezer ballingen, Archangelus van Char­leroi, werd in Vlaanderen ingelij fd, doch mocht in 1753 naar Champagne terugkeren (7) .

In 1727 trachtte de student Joseph van Malmedy bij de Duitsers te worden ingelijfd, waarvoor hij een obedientie van de Luikse Provinciaal had. De Duitsers antwoordden echter, dat ook het verlof van P. Generaal vereist was ert dat de Luikse Provincie zich dan wederkerig moest verbinden tot aanvaarding van een konfrater, die men in Rijnland liever

( 1 ) Ibid., pp. 224, 232, 238-39. (2) Ibid., pp. 62, 138-39. (3) ACB. I I I , 1003, pp. 29, 55 · (4) Dl . I I I, blz. 1 44. (5) Dl. IV, § 2938, 2943, 3041 . (6) Dl . I II , blz. 1 45ss. ( 7) Hij keerde terug naaf Champagne (Dl. I I I , blz. 1 63, n. 2) en ging niet

naar Wallonië, zoals we door verstrooidheid Dl. IV, § 380 lieten drukken.

Page 163: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

RELIGIEUZEN DIE VAN PROVINCIE VERANDEREN 161

niet behield. Op dit voorstel werden de onderhandelingen echter afgebroken (1) .

Aegidius van Aalst, in 1762 uit Rome aangekomen, moest twee jaar op zijn definitieve inlijving wachten (2) . In 1771 verneemt men dat alle Provincies der Orde hiervoor ten minste één jaar proeftijd eisen (4) .

De enkele Walen die in 1616, meestal voorlopig, in Vlaande­ren bleven, hadden stemrecht gelijk de anderen en konden ook tot diskreet worden gekozen ; dit voorrecht, we weten het, genoot ook Michael van Döle. In 1667 werd echter be­paald dat niemand kapittelrechten kreeg, zo hij niet voorgoed in de Provincie was ingelijfd (S) en nog in 1779 bleef deze bepaling van kracht (6) .

In 1790-91 kwamen verscheidene Paters, die vroeger naar Frankrijk waren uitgeweken, wegens de opheffing der kloosters naar de Nederlanden terug. Dit was o.a. het geval voor P. Foilanus van Thieusies, die zich in Aquitanië had laten inlij­ven (7) .

Onder de religieuzen, die op eigen verzoek naar het buiten­land vertrokken of van daar naar hier overkwamen, waren er wel die achteraf heel ontgoocheld stonden en eindigden met nog naar een derde Provincie uit te wijken of naar hun eerste verblijf terug te keren. Voorzichtiger was Venantius van Brussel. In de Provincie van Lyon geprofest, kreeg hij in 1613 verlof om naar de Nederlanden te komen ; doch zo de verandering hem tegenviel, vroeg en verkreeg hij het recht, om naar zijn vorige Provincie terug te keren (8) ; toch bleef hij hier en stierf te Brussel in 1634.

De reden waarom religieuzen aldus hun Provincie verlaten, wordt soms niet aangegeven en is dan meestal moeilijk te raden. Wél begrijpt men echter dat buitenlanders, alhier ingekleed, weer naar hun land trachten terug te keren, juist gelijk Vlamingen en Walen, in den vreemde geprofest, naar hun geboorteland zoeken te komen ; méér dan ééns gebeurt

( I ) HIEROTHEUS, p. 465. (3) BSN., HS. 66, p. 27 1 . (5) ACB. 1 1 1 , 5006, B , f. 1 2or., § 5 · (7) ACB. 111 , 10o8, p. 239.

(2) Ibid., pp. I I4, 1 38-39. (4) ACB. III , 1003, p. 453· (6) DJ. IV, § 1433. (8) ACB. I , I I 35. § 9·

Page 164: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

162 11. DE PROVINCIE. 3 · ONDERLINGE BETREKKINGEN

dit ten andere op verzoek van de familie. Br. Modestus van Kamerijk kwam uit Spanje naar Wallonië, omdat zijn moeder steun nodig had ( 1 ) . Joannes Damascenus van Brussel kwam in 1752 uit Wallonië naar Vlaanderen, om zijn zusters genoe­gen te doen (2) ; van de andere kant wilde Ludovicus Joseph van Valendennes in 1769 naar Touraine uitwijken, doch zijn familie hield hem tegen (3) . Het gebeurde overigens dat Ne­derlanders, van elders teruggekeerd, hier heimwee kregen naar hun vorig verblij f. Aldus kwam Br. Bonaventura van Gent uit Andaloezië in 1i646, doch keerde twee jaar later te­rug ; ook Angelus van Veurne, in de Provincie van Genua geprofest , verbleef in Vlaanderen sedert ongeveer r6n en vertrok tien jaar later weer naar Italië. Dominicus van Steen­kerke kwam in 1788 uit Wallonië naar Vlaanderen, doch keerde vijf jaar later naar zijn vorige Provincie terug (4) .

Veel religieuzen die van Provincie veranderden, deden het wegens moeilijkheden die ze in hun Provincie hadden ontmoet ; in een ander midden hoopten ze dan een nieuw leven te beginnen . Sommige fraters vertrokken, omdat ze hier niet tot predikant of wellicht zelfs niet tot priester werden bevorderd (5) . Br. Quirinus van Antwerpen week zelfs uit om elders clericus te worden en mocht in zijn opzet geluk­ken (6) . Anderen waren in de predikatie geschorst of hadden een proces onderstaan of zich erge strafmaatregelen op de hals gehaald ; of nog waren ze met Oversten of konfraters in moeilijkheden geraakt, die in andere Provincies niet waren bekend.

Br. Bonifatius van Rijsel werd in de Waalse Provincie bestraft, doch in 1635 kreeg hij het recht terug, om weer aan de diskreetskeuze deel te mogen nemen. Hetzelfde jaar kwam hij echter naar Vlaanderen en stierf te Menen in 1639.

Angelus van Leuven, uit de Provincie van Rome, woonde omstreeks r653-56 in de Vlaamse Provincie. Hij moest er

( x ) Zie onze reeds geciteerde Georges de Geel (Anvers 1940), p. 162, n. r.

(2) ACB. liJ , xoo8, p. 62. (3) Dl. IV, § 2435. (4) Dl. IV, § I Ioo ; ACB. I J l, J ooS, p . 310 . (5 ) Dit was het geval met Joseph van Leuven (ACB. III , 1008, p. x8s-86) .. (6) Dl. VII, § 3980.

Page 165: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

RELIGIEUZEN DIE VAN PROVINCIE VERANDEREN 163

echter een proces ondergaan (1 ) en vertrok daarop weer naar Italië.

Melchior van Brussel was bestraft wegens onmatigheid in de drank. Op 26 November 1773 bekwam hij dan van het Waalse Definitorium verlof om de Provincie te verlaten (2) , kwam in Vlaanderen op 24 Januari 1774 en werd er officieel op I Oktober 1779 ingelij fd (3) . Deze ovt:rgang vond hij nodig, zegde hij , voor zijn ziel en zaligheid (4) !

P. Matthias van Dendermonde was eveneens door de Over­sten bestraft (5) . Daarop liet hij zich met wettig verlof in de Provincie van Tours inlijven. Hij verliet Brussel, waar hij biechtvader en stationaris van S. Niklaas was, op 26 Juli 1786 (6) ; doch reeds vóór 7 Maart 1787 (de dag waarop hij te Gent weer jurisdiktie kreeg) was hij in het land terug.

Antonius van Charleroi, die we reeds elders hebben genoemd, had geen gemakkelijk karakter. In 1731 was hij wegens laster bestraft (7) ; in 1736 werkte hij weer in 't geheim tegen zijn Oversten (8) . Na herhaald verzoek werd hij eindelijk op 26 Juli 1737 in de Vlaamse Provincie aanvaard, als hij ten minste het verlof van het Waalse Definitorium kon ver­krijgen. Op 7 Augtlstus was hij zo gelukkig te kunnen melden, dat dit in orde was. Te Rome schijnt men daartoe geen verlof te hebben gevraagd. Uit Doornik kwam hij over Kortrij k naar Tervuren, waar hij , bij wijze van proef, anderhalf jaar moest verblijven (g) . Op 6 September 1738 werd hij echter reeds door Bonaventura van Ferrara voorgoed in de Provincie ingelijfd (ro) . Herhaaldelijk was hij Franse predikant te Brussel en elders (n) ; doch van uit Vlaanderen zocht hij nog onaan­genaamheden, schijnt het , met zijn gewezen Waalse Over­sten (12) .

Een beroerd bestaan was dit van de onevenwichtige P . Fran-

( r ) ACB. I l l , 1 0 1 2, p. 66. (2) ACB. I, 6077. (3) BSN., HS. 66, p. 2 7 1 ; ACB. I I I, 1 005, p. 255 ; r ooS, pp. 232, 239. (4) ACB. I, 6o77. (5) VERVJSCH, Dl. I , blz. r 8, 287n . 2 . (6) ACB. l i i , r ooS, p. 302 . (7) ACB. I l l . r ooJ, p. r 68 . (8) Ibid. , p. 203. (9) ACB. UI, 1008, p. I J . ( ro) Ibid., p. 1 9. (n) ACB. I I I , roo3, pp. 325-26. ( 1 2) Ibid., p. 2 1 6 .

Page 166: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

164 I I . DE PROVINCIE. 3 · ONDERLINGE BETREKKINGEN

ciscus van Diksmuide. Te Ieper in het bisschoppelijk paleis ge­noot hij zijn opleiding ; doch na de dood van Mgr. Chamberlain (tr634) vertrok hij naar Frankrijk en Italië en werd in 1635 Ka­pucijn in de Provincie van Rome. In de eerste jaren naar de Ne­derlanden teruggekeerd, zat hij in Juni r642 in de klooster­gevangenis ( r ) . Hij kon echter ontsnappen, vluchtte naar Holland en wist te Amsterdam de gunst te winnen van de bekende dokter Nikolaas Fonteyn. Om zijn toestand te rege­len, schreef Franciscus op 17 Mei 1643 naar de Keulse nuntius Chigi en gaf hem in zijn brief een korte autobiografie. Hij vraagt om gesekulariseerd te worden en als missionaris in Holland, Engeland of elders te mogen arbeiden ; desnoods zou hij ook bij zijn moeder kunnen gaan wonen. Doch op 26 Mei moest de nuntius wel antwoorden dat hij onmogelijk op het verzoek kon ingaan. Nu volgden nog brieven, ook van Fonteyn, op 4 en 29 Juni en 20 Juli 1643. De nuntius eiste echter dat de Pater naar zijn klooster zou terugkeren (2) . Vóór I December 1643 was hij er inderdaad terug (3) . Op 9 Oktober 1646 hield het Definitorium zich met zijn geval bezig (4) . Op verzoek van Carolus van Arenberg kreeg hij op 26 Juni r650 een obedientie om naar Italië terug te keren (5) . Op 14 Januari r65r was hij echter nog niet ter bestemming gekomen ; ook kreeg hij toen een nieuwe obedientie, om zijn reis voort te zetten (6) . Het volgende jaar was hij echter reeds in de Nederlanden terug (7) . In r656 moest hij uit Oostende naar Hasselt gestuurd worden, omdat hij er ruzie stookte en de Oversten belasterde. Door Kardinaal de' Medici wist hij te bewerken dat Simpheianus van Milaan op 27 December r656 vroeg, hem zo mogelijk naar Oostende of de omstreken terug te sturen (8) ; maar P. Provinciaal weigerde op 3 Februa­ri r657, omdat hij er reeds te veel kwaad had gesticht: In een abdij in de buurt (voorzeker te Oudenburg) had hij met enkele

( 1 ) ACB. I, 4561 . (2) Dr. G. HooGEWERFF, Bescheiden in Italië, Dl. I I I ( 's-Gravenhage 1917) .

blz. 350, 358-62. (3) ACB. I , 4592-92bis. (5) lNN. CALT. , f . 1 46r. (7) ACB. I I I , 1005, p. 254.

(4) ACB. I , 1 2 73. (6) Ibid., f. 18or. (8) ACB. I, 4839.

Page 167: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

RELIGIEUZEN DIE VAN PROVINCIE VERANDEREN 165

monniken een samenzwering tegen de Abt georganiseerd. Ook de Oversten van het Oratorie te Oostende had hij tegen zijn eigen Oversten opgeruid en dezen zwaar belasterd (r ) . P. Provinciaal vond dat Franciscus't best naar Italië zou terugkeren, omdat hij ginder toch professie had gedaan. De Pater diende echter op 27 Augustus r658 nog een klacht in tegen zijn Gardiaan, Nicepborus van Lingen ; doch op 6 September vond het Defmitorium dat het allemaal valsheid was. Daarenboven werd hij nog bestraft wegens laster tegen Br. Adrianus van Dendermonde (die hij willekeurig van dief­stal beschuldigde) en onbeschoftheid tegenover zijn Gardiaan te Hasselt, op 15 Juli r658. Hij was onbeschaamd genoeg om bij P. Generaal in beroep te gaan, doch van hem kreeg hij nog een nieuwe straf er bij (2) . Te Antwerpen maakte hij het in 1659 nog veel bonter. Niet enkel verstuurde hij er brieven en ontving hij er allerlei dingen buiten weten van de Oversten, doch hij zette heel het klooster over­hoop. Hij belasterde iedereen en bedreigde de Over­sten. In 1659, toen de religieuzen volgens gewoonte in de blijde Kerstnacht elkaar over hun fouten en slechte voorbeelden vergiffenis hadden gevraagd, viel hij geweldig uit tegen P. Gardiaan, die de kelk in zijn handen had om het H. Bloed te nuttigen ; en hij aarzelde niet hem openlijk van heiligschennis te beschuldigen. Het Definitorium, dat zijn ziekelijke toestand kende, vond 't nutteloos hem een proces aan te doen ; doch op 20 Maart r66o kreeg hij een kanonieke berisping en straf. Aan P. Gardiaan moest hij vergiffenis vragen, de voeten van alle religieuzen kussen, in de refter discipline doen en op de grond brood en bier nuttigen (3) . In r66r woonde hij te Aalst (4) en overleed eindelijk te Gent , op 9 Januari r664. De stukken van zijn proces en de papieren aangaande zijn moeilijkheden met de Gardiaan te Veurne werden in r665 verbrand (5) .

In 1654 vroeg Barnabas van Maastricht verlof om Kartuizer te worden, doch het werd hem geweigerd. Toen hij bij de

( 1 ) ACB. I , 4841 , 4841bis . (3) Ibid. , pp. 576-77-(5) ACB. I I I , 10 12, pp. 64-65.

(2) ACB. I I I , 1oo6, p. 574. § 2-3 . (4) GAB. I , § Privata.

Page 168: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

166 II . DE PROVINCIE. 3· ONDERLINGE BETREKKINGEN

Kongregatie in 1657 zijn aanvraag had vernieuwd, oordeelde P. Prokurator Generaal dat de opgegeven redenen geen steek hielden. Hij liet inuners gelden dat er in de Vlaamse Provincie veel moeilijkheden waren ; doch P. Prokurator vond dat dit voor de overige religieuzen geen beletsel bleek om hun plichten te behartigen ( 1 ) . In 1666 kreeg hij echter verlof om naar de Rijnprovincie over te gaan ; het stadsbestuur van Maaseik, waar hij woonde, schonk hem wijn bij het afscheid (2) . Doch dadelijk, op 10 Augustus 1666, maakte de Provinciaal Patricius van Hazebroek te Rome tegen deze overgang be­zwaar. De Pater was een ruziestoker, die als dusdanig reeds was berispt en bestraft ; en nu wilde hij de Provincie verlaten, omdat hij voorzag dat hij weer straf zou inlopen, voor wat hij onlangs nog had misdaan. Men was hem veel liever kwijt geweest, doch men voorzag dat hij spoedig zou terugkeren en daarom was het 't beste er niet aan te beginnen (2) . In 1674-78 woonde hij te Xanten en kwam dan inderdaad over Geldern naar de Provincie terug (3) .

Zo deze verhuizende religieuzen over het algemeen weinig interessant zijn, vinden we er daarnaast wel enkele, die méér sympathie verdienen.

Vooreerst zijn er enigen die zochten missionaris te worden ; en daar de Nederlanders geen eigen missiegebied hadden en de Oversten daar weinig interesse voor lieten blijken, deden ze zich in Frankrijk inlijven, daar deze Provincies hun eigen missieveld hadden . Alzo kon een of andere zijn doel bereiken, terwijl sommigen in deze Franse gebieden weerhouden werden, zonder ooit de gedroomde verre tocht te mogen ondernemen.

Carolus de Hornes zocht naar de Provincie van Tours over te gaan, om uit de miseries, die ten tijde van het Jansenisme in Vlaanderen heersten, verlost te zijn (4) .

Ephraem van Hingene had herhaaldelijk een obedientie voor de Provincie van Bretanje aangevraagd. Op 28 Februari 1786 werd ze eindelij k toegestaan. Doch daar hij dadelijk

( 1 ) GA., HS. Memoriali con inform. , 1656-88, p. 59 ; GAB. I, § Privata. (z) GAMs. Stadsrekeni1�gen. (3) Mededeling E. P. Arsenius, Ehrenbreitstein. (4) Dl. VI, blz. 446.

Page 169: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

RELIGIEUZEN DIE VAN PROVINCIE VERANDEREN 167

bij zijn aankomst zag dat er ginder weinig observantie heerste , was hij reeds op 24 Juli van hetzelfde jaar te Menen terug ( r ) .

Een eigenaardig geval was dit van Dionysius van Malmedy. Als Provinciaal had hij met de beste intentie de splitsing van de Waalse Provincie bevorderd. Stavelot en Malmedy meende hij aan de Luikenaars te moeten toewijzen. Alzo had hij onvermijdelijk veel konfraters misnoegd en daarom vond hij het maar het best om alles te doen vergeten, naar een vreemde Provincie te verhuizen (2) ,

Wij eindigen dit overzicht, met de namen te noemen van Clemens van Kassei (3) , Juvenalis van S.-W.-Bergen (4) en Marcellianus van Brugge (5) , drie goede religieuzen, die de Provincie trachtten te verlaten, om geen overheidsambten meer te moeten vervullen. Zo'n ambten schenen inderdaad voor veel Paters weinig aantrekkelijk ; we kennen veel gevallen van kandidaten, die zo'n last en de verantwoordelijkheid op een of andere wijze trachtten te ontwijken.

( 1 ) ACB. I I I, 1008, p. 298. (3) Dl. VI, blz. 22 . (5) Dl. VI , blz. 184-85.

(2) Dl. III, blz. 285. (4) Dl. VI, blz. 24, 27.

Page 170: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk
Page 171: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

UI . HET KLOOSTER

Om alles uiteen te zetten wat we over het klooster te zeggen hebben, spreken we over r ) het ontstaan en de ligging, 2) de bouwmeesters, 3) de verschillende vertrekken, 4) het afwer­ken van het gebouw, 5) de kerk en haar kunstschatten en ein­delijk 6) de rampen die de gebouwen kunnen treffen.

1. ONTSTAAN EN LIGGING

Stichting. - De eerste Kapucijnenstichtingen in de Neder­landen kwamen er zeer moeizaam. De tijdgeest, door het Protestantisme gewekt, was tegen religieuze kongregaties gekant . Daarenboven waren de Kapucijnen een uitheemse Orde, hier volkomen onbekend. De eerste Paters moesten daarom ook door de machtige Farnese aan de stadsbesturen worden opgedrongen en met tegenzin werd hierin toegegeven. Spoedig echter wist het volk de nieuwe Orde te waarderen. Waar men ze noodgedwongen had geduld, vond ze na enkele maanden de warmste sympathie. Dit zag men te Antwerpen, Brussel, S.-Omaars, Luik, Hasselt en elders. De openbare besturen waren voor de Paters gewonnen. En men mocht het beleven, dat zij die te Malmedy met geweld de stichting poog­den te beletten, door opgelegde boeten zel f het bouwen moes­ten helpen bekostigen ( r ) .

Sindsdien kwamen van verschillende kanten aanvragen voor het oprichten van kloosters. Men ging er fier op, de titel

( 1 ) DL I I , blz. 241 .

Page 172: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

IJO 111. HET KLOOSTER. I. ONTSTAAN EN LIGGING

van stichter te mogen dragen (r) . Men waardeerde de strenge levenswijze, de armoede en nederigheid van de Paters. Op de kansel werden ze gretig beluisterd. Het bezoeken van zieken en het heldhaftig verplegen van pestlijders dwongen aller bewondering af. Dit waren ook de voordelen die de gelovigen en openbare besturen van een nieuw klooster verwachtten . De religieuzen zelf zagen echter in hun uitbreiding wel een gelegenheid om méér goed te doen, maar ook om nog méér roepingen te krijgen.

Sommige konfraters hielden er de specialiteit op na, om zulke zaken met de besturen te regelen, zoals Franciscus van Ierland en Heliodorus van Brussel. Anderen bleken méér geschikt om daarbij de gunst van het volk te winnen en moeilijk­heden uit de weg te ruimen, zoals Joannes van Landen, Jaco­bus van S.-Omaars, Clemens

· van Kassei, Albertus van Gent ,

Julius van Béthune, Floribertus van Luik en anderen. De geldende voorschriften en nodige formaliteiten werden

daarbij stipt onderhouden en nooit begonnen de Kapucijnen een nieuwe stichting zonder wettig verlof (2) , gelijk de Kar­melieten te Verviers (3) en de Rekollekten op verscheidene plaatsen (4) wél deden. Moeilijkheden die de burgerlijke besturen konden naar voren brengen, werden overigens door Brussel definitief door een plechtig algemeen verlof uit de weg geruimd (5) . Doch ook de H. Stoel verlangde dat bij ter plaatse reeds gevestigde kloosterlingen van andere Orden navraag werd gedaan (6) ; en we weten op welke eigenaardige wijze dit door het bisdom Doornik werd toegepast (7) . In r6r8 werden de Nederlandse Kapucijnen van dit belemmerend voorschrift ontslagen (8) , doch in r624 werd dit voorrecht

( 1 ) Dl. I, blz. 237, 357, 363 ; Dl. V, blz. 538. (2) Te Condé begon men wel vóór de officiële toelating van de Regering,

maar op verzoek van de Gravin ; en men was zeker dat het verlof zou komen, gelijk dan ook spoedig bleek.

(3) Dl. I I , blz. 300-01 . (4) Dl. V, blz. 292 ; ACB. I I [ , 1 006, p. 581 , § 3 · (5) Dl. I , blz. 1 27 . (6) Dl . I , blz. 222-23 ; Dl. I J , blz. 2 1 , 22 , 7 1 en n. r . In r6 r8 schreef ook

Paulus V aangaande dezelfde aangelegenheid naar de Nederlandse Bisschop­pen (F. ZYPAEus, ]uris pontificii novi analytica enarratio [Antw. 1675], p. 55) .

(7) Dl. I, blz. 240-4 1 . (8) ACB. I , 4 185 ; BC., t . IV, p . 87.

Page 173: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

STICHTING. VERLOF VAN DE REGERING I7I

weer ingetrokken (I ) . Ook het centraal bestuur van de Orde bleek gekant tegen het gelijktijdig beginnen van verscheidene nieuwe stichtingen (2) . Het maakte geen onderscheid tussen nieuwe Provincies, waar alles nog moest gedaan worden, en degene die sedert lang bestonden, waar van grote uitbreiding geen sprake meer kon zijn .

Verlof van de Regering. - Niet enkel met het kerkelijke gezag, maar ook met de Regering moet een nieuwe stichting in regel zijn. Een kloosterorde kan vrij onroerend goed ver­krijgen, doch in de periode die we hier behandelen, moet ze te voren het verlof van de Regering hebben. Daarenboven moet het bezit « geamortiseerd » worden, als men het blijvend wil behouden. Dikwijls worden verlof en amortisatie samen verleend.

Aan de Kapucijnen werden deze voorrechten gewoonlijk gratis geschonken. Dezelfde gunst verkreeg men meestal ook van steden, abdijen of andere lichamen, waar deze rechten konden doen gelden. In sommige gevallen eiste men voor de amortisatie het lezen van één of méér missen per jaar, gewoonlijk voor het heersende vorstenhuis (3) .

In deze tijd, toen iedereen in Zuid-Nederland Katholiek was, vond men het natuurlijk dat geestelijke stichtingen aldus werden bevoorrecht. In sommige gevallen echter, b.v. te Brussel en te Meersel, was het heel moeilijk of zelfs on­mogelijk om dit voorrecht te verkrijgen (4) .

Een nieuw feit deed zich op IS September I753 voor (5) . Altijd was het verboden geweest, dat religieuzen nieuwe

( 1 ) ACB. I, 4246-49 ; BC., t. VI, p. 388. (2) Dl. I, blz. 223 ; Dl. 11, blz. 2 1 . P. H. Lippens (AFH. , t. XL, 1947,

pp. 296-97) meent dat het ingrijpen der Oversten tegen het inrichten van kleine kloosters was gericht. Dit was stellig in deze tijd niet het standpunt van de Generale Oversten ; de wijze opmerkingen van Eernardus van Andermatt en de lof op grotere kloosters, die daar worden aangehaald, waren hun totaal vreemd ; de toestand was toen helemaal anders dan in de X I X• eeuw.

(3) Dl. V, blz. 56, 1 03 , q8, 24 1 , 257. 358 ; ook ACB. I, 775 1 (voor Brussel in 1 7 1o) .

(4) DL V, blz. 57-58, 1 83. (5) Zie daarover R. KoERPERICH, Les loü s·ur la Ma-inmorte dans les Pays­

Bas catholiq1�es (Louvain 1922}.

Page 174: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

172 liJ . HET KLOOSTER. I . ONTSTAAN EN LIGGING

eigendommen verkregen, zonder toestemming van het Hof ; maar sedert lang werd daar geen kontrooi meer over gehou­den. Gelijk de andere kloosterlingen, hadden de Kapucijnen hier en daar hun bezittingen uitgebreid, huizen verworven voor hun Geestelijke Moeders en renten voor de sakristie aanvaard ; maar nooit had men er aan gedacht, om dit te Brussel te laten goedkeuren.

Op IS September 1753 schreef Maria Teresia nu voor, dat ieder klooster bij de Prokureur Generaal van de Provincie een volledige lijst van alle bezit, renten inbegrepen, op straf van inbeslagneming moest inleveren.

De Walen hadden onlangs voor het huis der Geestelijke Moeder te Namen amortisatie verkregen. Soortgelijke inrich­tingen te Luxemburg, Zinnik en Bergen waren echter op eigen geamortiseerde grond gebouwd, wat dus geen moeilijkheid meebracht . Alle andere dergelijke huizen hadden de Walen echter gekocht of gekregen, zonder er amortisatie voor te vragen (I ) .

Tijdens de Romereis van Lambertus van Martilly, werden door Antoninus van Thuin de huizen der Geestelijke Moeders te Charleroi, Edingen, Aat en Eupen wettig aangegeven (2) . Na de terugkomst van P. Provinciaal, deed men dit eveneens voor de vergroting van de tuin en de aankoop van het huis voor de Geestelijke Moeder te Marville ; doch de Luxemburgse geestelijkheid nam alle betalingen voor haar rekening (3) . Dit deed ze eveneens voor de fundaties ten voordele der sa­kristie te Marville, Luxemburg en Aarlen en voor het huis der Geestelijke Moeder in laatstgenoemde stad (4) .

Daar de aangifte voor Charleroi eerst gedaan werd na de regeling der overige aangelegenheden door de geestelijkheid van Namen, werd de amortisatie gratis gedaan.

De huizen te Aat, Edingen en Eupen werden op last van Brussel naar hun waarde geschat en daarvan moest men de I4e penning betalen, nl. I07 g. te Aat en 57 te Edingen ; voor het laatste huis, was dit slechts het 2oe deel van de waarde ; volgens een speciale beschikking was men daarmee tevreden.

( r) BSN. , HS. 67, f . 68r.-v. (3) Dl. II, blz. 33·

(2) BSN., HS. 66, p . r 6o. (4) BL. , HS. 40, pp. 8g-go.

Page 175: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VERLOF VAN DE REGERING. ANDERE ZORGEN 173

Eupen was eerst voor n6 kronen getakseerd, doch daarna rekende men slechts de helft (58 kronen) ; en uiteindelijk werd alles zelfs kwijtgescholden ( r ) .

Hoe de zaken in Vlaanderen geregeld werden, vernemen we niet ; enkel leest men dat nu te Meersel amortisatie werd verkregen, waar men er tot dan toe vergeefs voor had ge­werkt (2) .

Andere zorgen . - Moeilijkheden en tegenstand ont­braken veelal niet. Dit kwam dikwijls vanwege andere kloos­terorden, vooral van de Rekollekten. Doch ook eigen mede­broeders zochten soms, wegens andere opvattingen en belan­gen, nieuwe stichtingen te beletten. Het gebeurde dat voor dezelfde plaats met verschillende Kapucijnenprovincies werd onderhandeld (3) . Duitse Paters hadden bezwaar tegen de stichting te Eupen en wellicht ook te Erkelenz. De Walen, van hun kant, die de Nederlandssprekende parochies te Edin­gen en te Eupen hadden bezet en het tweetalige S.-Omaars als hun recht opgeëist, wisten nog de Vlaamse stichtingen te Halle en te Hazebroek te beletten. Ook kloosters van dezelfde Provincie hadden soms bezwaar tegen nieuwe stichtingen in de buurt, zoals men te Eupen en te Rreulx heeft ondervon­den ; ook voor Aarschot kozen veel Vlaamse Paters tegen het ontwerp partij (4) .

Er kwam een tijd dat er in het land kloosters genoeg sche­nen en dat ook de Regering gewoonlijk tegen dergelij ke stich­tingen was gekant. En toen werd het een wedloop tussen de verschillende kloosterorden, om elkaar vóór te zijn in het bezetten van steden en dorpen. Om te Nijvel binnen te kun­nen komen, schonken de Karmelieten te Brussel een bedrag van 8ooo pond ; en de arme Kapucijnen stelden voor, deze hoge som terug te betalen, indien zij in de plaats van deze gewei­gerde religieuzen werden aanvaard (S) !

Om in hun opzet te slagen en stichtingen te doen gelukken, moesten de Oversten soms met veel spoed optreden (6) en

(1) BSN., HS. 66, pp. x6o-61 . (3) Dl . 1 1 , blz. 28 , 76. (5) Dl . II. blz. 230, 232.

(2) Dl. V, blz. 1 83. (4) Dl. V, blz. 158. (6) Dl. V, blz. 108.

Page 176: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

174 lil . HET KLOOSTER. I . ONTSTAAN EN LIGGING

veel politieke handigheid aan de dag leggen ; van dit laatste is de stichting te Tienen wel een sprekend voorbeeld. Elders, b.v. te Verviers, werden daartoe machtige invloeden geëist.

Soms konden overigens speciale gunstige omstandigheden worden uitgebaat . Zo mocht men te Oudenaarde het inkomen van de Lazerij benutten ; te Ieper werd een klooster van Zusters voor de Kapucijnen in beslag genomen en nog elders kreeg men andere bestaande gebouwen, die voor hun vorige bestemming toch niet meer dienden.

De eerste kloosters werden soms helemaal op de kosten van de stad of van een abdij gebouwd. Toen dit niet meer zo gemakkelijk te doen bleek, wist men (elders of ter plaatse zelf) milde weldoeners te vinden, om alles te betalen. Het was dan voldoende dat men zeker was, ter plaatse voor het da­gelijkse onderhoud het nodige bier en brood te kunnen vin­den (1 ) en soms schonk het stadsbestuur zelf miswijn, was, olie en medicijnen voor de zieken, zo men dit anders niet kon krijgen (z) .

Het gebeurde wel dat door de stichters bezwarende voor­waarden werden gesteld, zoals te Burburg, of nog te Orchies en te Spa, waar men eiste dat ook vrouwen in het klooster of ten minste in de tuin zouden worden toegelaten ; doch gewoonlijk werd hiervoor ook wel een oplossing gevonden. Erger was het wanneer de oorlog onvoorziens de mildheid van de gelovigen kwam lamleggen ; doch hier ook kwam alles uiteindelijk toch in orde.

Keus van het bouwterrein . - Hun eerste kloosters vestigden de Nederlandse Kapucijnen in de belangrijkste steden van het land, vooral daar waar het Protestantisme nog veel sporen had gelaten ; aldus trokken ze naar Antwer­pen, Brussel en Gent . Leuven en Douai werden bezet, om er in het universiteitsmidden roepingen te kunnen aanwerven. Het valt ten andere op, dat de Paters steeds nieuwe stichtin­gen zochten, niet omdat ze personeel te veel hadden, maar juist om er te krijgen. Dat men spoedig ook in kleinere plaat-

( 1 ) Dl. V, blz. 365, 401 . (2) Dl. V, blz. 401 .

Page 177: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ANDERE ZORGEN. BOUWTERREIN 175

sen, als Dendermonde en Menen, een stichting aanvaardde, schijnt verklaarbaar omdat het garnizoensteden waren, waar veel Protestantse soldaten wellicht konden worden bewerkt .

Stond het eenmaal vast in welke stad een klooster zou worden gebouwd, dan was de eerste vraag die moest worden opgelost, de keuze en het verkrijgen van een geschikt terrein.

liET KLOOSTER TE STAVELOT

volgens [P. L. SAUMERY] Délices, t. l i J .

Volgens de Konstituties der Orde moest men zoveel moge­lijk op korte afstand van de steden bouwen ; niet te ver, om de mensen geestelijke diensten te kunnen bewijzen en van hen het nodige levensonderhoud te krijgen, doch ook niet binnen de stad, om minder last te hebben van nutteloze betrekkingen met wereldlingen en ongewenste bezoekers. Deze relatieve afzondering legt de naam van Minderbroeders van het heremietenleven uit, die in den beginne veelal aan de Kapucijnen werd gegeven. Oppervlakkige schrijvers heb-

Page 178: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

176 lil. HET KLOOSTER. I . ONTSTAAN EN LIGGING

�jill:�;·i·t'-:: ����\ � -.. �-:-� • .;J . �'

"' ':·.;��1;; �� ·�·'"" ·. ·,:.:.:.�1·�.

;::,::xr:;:: :;w�:::�K\;.:;;, .; ,,, ... . .

HET KLOOSTER TE MARVILLE (Eerste helft XVIIe eeuw)

(cliché P. René, S.-Nicolas-de-Port) .

GRONDPLAN HIERNAAST :

r . Ingang (trap) . 2. Kerkhof voor behoeftigen. J. Pleintje. 4· Kerk. 5 · Zij­kapel met begraafplaats. 6. Gang. 7· Bergplaats van Br. Koster. 8 . Pleintje en bloemhof. g. Washuis. 10. Sakristie. I I . Koor. 1 2-IJ. Trappen. 1 4 · Spens. 15 . Refter. 16. Ingang van klooster en spreekkamers. 1 7 . PortiersceL r8 . Trap. 19. S.-Antoniuskamer. 20. 5.-Franciscuskamer. 2 1 . Pandhof. 22 . Kleerma­kerij . 23. Spens. 24. Trap. 25. Linnenhok 26. Trap. 27. Keuken. 28 . Spens. 29. Washuis. JO. Kamer van de knecht. J I . HoutstaL 32 . Tuiniershok. 33 · Tonnenhok 34· Balkon. 35· Trap naar bron. 36. Trap naar lindeboom. 38. Bron. 41 . Paardenstal. 42 . Mesthoop. 43· Weg naar tuin en rivier. Huis van de Geestelijke Moeder : r . Keuken. 2. Zitplaats. 3· Bureau. 4· Pleintje. 5· Kelder. 6. Washuis. 7· Boomgaard. 8. HoutstaL 9· Paardenstal.

Page 179: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

?· 11 b. 11 li

J i.

7 1 1

11

fJ

... I .2. a--;--g . L... �9 � w. w 11 qt:

• I M 6.

3.9

1· jLB7if� · s lfH � :� -. .

bJ ;6 � "� I ._ .. . .. 1 De�

n L:Ji dPQJ iS.

::1.11. n 11 � �: rr:)ID-" tl u .2.2. .

:5 '1. ��� J6

� � �� 3 3 .

1 1 ; p. I • • g

u � u I:J tf

� !l. .,_ I ! 29

/

1 1 1 1

GRONDPLAN VAN HET KLOOSTER TE MARVILLE (SAN., A rchives Franç., § Marville) .

,,

� tl1 c:: en < > z :z: tl1 o-j td 0 c:: � o-j tl1 � � tl1 ...... z

H '1 '1

.... __

Page 180: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

� 178 lil. HET . KLOOSTER. I . ONTSTAAN EN LIGGING

ben daaruit besloten dat de eerste religieuzen kluizenaars waren. De waarheid is dat ze geen nutteloze betrekkingen met de wereld zochten, omdat ze zagen welke mistoestanden daaruit in andere Orden ontstonden ; doch voor het overige schijnen ze méér bedrijvigheid aan de dag te hebben gelegd op de kansel en in ziekenhuizen, dan andere Orden die in het centrum der stad waren gevestigd.

In de Nederlanden zijn de Paters van het begin af aan bin­nen de stadsmuren gaan wonen, al was het gewoonlijk in een soort van buitenwijk of dicht bij de wallen. Deze handelwijze toont echter niet d.at ze een afkeer voor eenzaamheid en af­zondering hadden, doch men moest er rekening mee houden dat op het einde van de XVIe eeuw de toestand buiten de stad onveilig was en dat kloosters een gezochte prooi waren voor muitende soldaten, plunderende benden en onbetrouw­bare andersdenkenden (r ) .

Toen de Paters te Brugge naar een nieuwe stadswijk ver­huisden, was dit echter om de bevolking nuttiger te kunnen zijn (2) ; en deze nieuwe opvatting handhaafde men verder in de XVI IIe eeuw (3) .

Twee eigenaardige gevallen waren de stichtingen t e Tervu­ren,. helemaal in de eenzaamheid, en te Meersel, waar men zo dicht mogelij k bij de Hollandse grens en de stad Breda moest zien te naderen. Dezelfde opvatting had men reeds te Velp gehuldigd.

Gewoonlijk trachtte men op afstand te blijven van reeds bestaande bidplaatsen. Anderzijds trachtte men de mensen, die ver van de kerk woonden, gelegenheid te geven om dich­terbij de H. Mis en de Officies te kunnen volgen (4) . Bij uit­zondering vestigde men zich dicht bij de parochiekerk te Ieper, Velp, Aarschot en elders (5) ; naar het schijnt, heeft dit toch geen moeilijkheden gebracht. Méér ongemakken waren verbonden aan de nabijheid van een ander klooster, wat men dan ook te Antwerpen, Ieper en Den Bosch zocht

( 1 ) ACB. l i l , 9505, p. 2 ; DL I, blz. 47. 105, 305 . (2) Dl. I, blz. 341 ; DL V, blz. 2 1 4. (3) ANP., série G9, n° 48. (4) Dl. I . blz. 47 ; DL I l, blz. 37· (5) Dl. I, blz. 230, n. 4 ; DJ. V, blz. 37·

Page 181: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KEUS NAN HET BOUWTERREIN 179

te vermijden (r ) . Wegens de betrekkelijke nabijheid van de Minderbroeders te Barbençon konden de Kapucijnen zelfs hun plan voor Beaumont niet doorzetten (2) .

Een eigenaardigheid van veel Kapucijnenkloosters bestond hierin , dat ze zo weinig mogelijk aan de straat bouwden, maar eerder achter de huizen, zodat hun klooster, zelfs zo het betrekkelijk groot was, weinig in het oog viel. Te Luik b.v. kreeg men een prachtige ligging op een hoogvlakte, maar het was heel moeilijk om er een toegang voor aan te leggen. Dikwijls woonde men in een gang, die het klooster met de grote straat verbond ; dit was het geval te Namen, Ieper, Oudenaarde, Maastricht, Kamerijk enz. Ook te Dinant ston­den de gebouwen niet geheel langs de openbare weg.

Het gebeurde, zoals te Gosselies (3) , dat een aangeboden terrein werd geweigerd, als te klein en ongeschikt. Te Zinnik werd een huis aan de Kapucijnen geschonken ; doch daar het voor een definitieve vestiging slecht gelegen scheen, werd het te gelde gemaakt, om de bouw in een andere straat te helpen bekostigen (4) .

Om het kloostererf uit te breiden, werden soms eigendom­men bijgekocht, waarvan men enkel de tuin behield, terwijl het woonhuis weer werd van de hand gedaan (5) ; elders wer­den de gebouwen eenvoudig afgebroken en het terrein in het kloostererf ingelijfd.

Het kwam ook voor dat een aankoop zonder genoegzaam overleg geschiedde, zodat men zich later weer van het perceel ontdeed (6) . Overigens is het te begrijpen, dat wegens allerlei omstandigheden een strook gronds soms niet bij de tuin kon worden gevoegd of voor de bouw niet bruikbaar scheen en dus weer werd verkocht (7) . Na de stichting verhuisde men soms, omdat alle uitbreiding ter plaatse onmogelijk bleek,

( I ) Dl. I, blz. 46, 47, 226-27, 247· (2) Dl. I, blz. 237-38 ; Dl. I I, blz. 229. (3) Dl. II, blz. 233. (4) Dl. I , blz. 265 . (5) Dl. II, blz. I 12-13 ; Dl. V, blz. 56-57. (6) Dl. I I, blz. 147 ; Dl. V, blz. 231 . (7 ) Dl. I I , blz. 23, 39 n. 2 , 87 , 90, 102, I 20, 243 n. 2 ; ook te Luik (ACB. I,

4879bis) . Op 26 Mei I638 verleende Urbanus VIII daartoe aan de Vlaamse Provinciaal een algemeen verlof (ACB. I, 4490T ; BC., t. IV, p. 92).

Page 182: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

180 lil. HET KLOOSTER. I . ONTSTAAN EN LIGGING

zoals te Valenciennes en te Mechelen. Ook te Antwerpen, Brussel en Bergen heeft men lang geaarzeld of men niet een nieuw bouwterrein zou zoeken ; uiteindelijk kon de nodige uitbreiding toch op een andere wijze mogelijk worden gemaakt. Te Brugge, Duinkerke en Belle verhuisde men hoofdzakelijk om méér dienst aan de bevolking te kunnen bewijzen. Te Armentiers herbouwde men het klooster langs de overkant van de tuin, omdat de grond er minder vochtig scheen.

Lasten op het kloostererf. - Méér dan ééns kwam het voor, dat een bouwterrein werd geschonken of gekocht, dat geldelij k was belast en waarvoor jaarlijkse vergoedingen, aan wie dan ook, moesten betaald worden. Dan trachtte men daar kwijtschelding van te bekomen of, zo het niet anders kon, kocht men zich vrij .

Soms rustten er erfdienstbaarheden op (1 ) of renten en lasten, zonder dat men het van te voren wist (2) ; of nog konden derden er rechten op laten gelden, zonder dat dit bij de aankoop werd medegedeeld (3) . Te Luik had men aldus in 1622 moeilijkheden met Guillaume Gerschoven, wegens het recht van overweg, waar hij aanspraak op maakte ; in 1630, werd alles echter geregeld (4) . Te Meersel trof men tijdig voorzorgen om niet een dergelij k recht te laten ontstaan (5) . Te Oudenaarde konden de Paters de Kapucijnengang, die naar het klooster toegang verleende, langs beide uiteinden afsluiten, om aldus hun belangen te vrijwaren (6) .

Te Gent hadden de vollers, wier kapel aan het klooster was geschonken, · een voorbehouden plaats in de kerk en langs een speciale zijdeur mochten ze er binnenkomen. Viermaal in het jaar moesten de Paters voor hen een plechtige mis zingen, gewoonlijk om I I u . , met uitstelling en wierook (7) . Dit recht was wettig toegestaan en het bleef gehandhaafd.

( I ) Dl. I, blz. 75· Dit was o. a. ook het geval te Doornik en te Aarlen (GA., AD. 36) .

(2) DI. I I , blz. 296-97. (3) Dl. I, blz. 56, n. I ; Dl. V, blz. I I O-I I . (4) Dl. I I , blz. 260 ; GOBERT, t . I I I , p. 5 · (5) Dl. V , blz. I 82 . (6) Dl . V, blz. 242. (7) ACB. I , 5487.

Page 183: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

LASTEN OP HET KLOOSTERERF 181

Het terrein, waarop het klooster te Hoei gebouwd was, was vroeger een wijngaard ; in de loop der jaren werden daar­van nog verscheidene percelen bijgekocht. Doch later bleek dat daar lasten aan verbonden waren ; zo moest men jaarlijks 2 Y2 amen wijn leveren aan de pastoor van S.-Remi, te Hoei, die daarvoor dan iedere Woensdag een mis ter ere van S. Sebastianus moest zingen. Dit was een stichting, wellicht gedaan door Jean Christiane of door de Gravin van Groesbeek. Toen de Paters de grond kochten, had niemand hen van deze last verwittigd, zodat ze niet zonder grote verwondering later vóór de rechtbank werden gedaagd, omdat ze hun verplich­ting niet nakwamen. In 1742 liet gezegde pastoor echter toe, de missen bij de Paters te zingen ; daarmee zou de wijnbelast ting op het klooster zelf vallen. Dit scheen de beste oplossing. Doch daar de Orde geen eeuwige lasten mocht aanvaarden, besliste Rome in genoemd jaar, dat ze, in plaats daarvan, éénmaal 6oo missen zouden lezen, om van de verplichting voorgoed ontslagen te zijn (1 ) . Ook te Douai liet Rome toe, eens voor altijd aan zo'n verplichting te voldoen (2) .

Zo het bouwterrein van dergelijke last vrij was, gebeurde het niettemin dat men het slechts afstond onder uitdrukke­lijke voorwaarde om ten eeuwigen dage jaarlijks in de kerk een zeker getal missen te lezen (3) . Het was dikwijls moeilijk om dit te weigeren,vooral waar het stadsbestuur zelf met zo'n verzoek voor de dag kwam (4) of wanneer door de Re­gering, bij stichting of amortisatie, jaarlijks enkele missen voor het Vorstenhuis werden geëist, Er zijn veel gevallen be­kend waarin dit werd gedaan (5) . Later zocht men zich dan soms weer van de last te ontdoen (6) . Waar dit niet mocht gelukken, stelden de Paters zich dan gerust met de bedenking, dat ze enkel uit dankbaarheid en genegenheid de last hadden aangenomen, zonder een eigenlij ke verplichting uit recht­vaardigheid op zich te willen nemen (7) . In veel andere ge-

( r ) BC., t. IV, pp. 1 2 1 -22 . (2) Dl. I, blz. 393, n. 1 . (3) Dl. V, blz. 338, 346. (4) Dl. 1 1 , blz. 103. (5) Dl. 1 1 , blz . 1 89, 2 1 9-20 ; Dl. V, blz. 1 93, 428, n. I enz . (6) Dl. V, blz. 338, 438. (7) Vgl. AOMC., t. VII, 1 891 , p. 339, § 40. Er zijn inderdaad andere

Page 184: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

182 111. HET KLOOSTER. I . ONTSTAAN EN LIGGING

vallen werden overigens regelmatig missen of jaargetijden voor stichters en weldoeners gelezen (r) .

De tuin. - Het kloostererf moest tamelijk groot zijn, Behalve de pandhof, die te midden van de gebouwen lag en hoofdzakelij k moest dienen om lucht en licht in gangen en cellen te brengen, moest er nog een moestuin zijn, die eveneens als wandeling en ontspanningsplaats voor de religieuzen diende. Men omsloot hem met een hoge muur, om vrij te zijn van de onbescheidene nieuwsgierigheid der buurlui en ook wel om diefstal te voorkomen (2) . Het kostte soms moeite om zo'n scheidingsmuur te kunnen bouwen of twisten in dit verband bij te leggen (3) . In sommige steden bezat het klooster nog grond buiten de omheining, wat eveneens onzekerheid en ruzie kon meebrengen (4) . Elders, zoals te Meersel, Tervuren en ten dele ook te Aarschot, had men geen afsluitmuur, doch men behielp zich met wallen, hagen en palen (5) .

In de loop der jaren werd de tuin veelal uitgebreid en het kwam zelfs voor dat de stad daartoe een openbare weg liet bijtrekken (6) . In het begin stelde men soms wel de vraag of het terrein niet te groot was en in naam van de beloofde armoede zochten de Oversten er dan soms weer percelen uit te verkopen (7) . Ook het stadsbestuur en de Regering maakten wel eens bezwaar tegen nieuwe uitbreiding (8) . Anderzijds kwam het eveneens voor, dat percelen grond aan leken in

gevallen bekend , waar men ongevraagd, uit zuivere dankbaarheid, jaarlijkse missen of jaargetijden las (Dl. 11 , blz. 1 76) . Ook bij fundaties ten voordele van de sakristie werden méér dan ééns jaarlijkse missen verlangd (Dl. I I, blz. 223-24 ; Dl. V, blz. 193) . Te Velp las men altijd een mis op 16 Juli, verjaar­dag van de dood der Wwe Triest, uit Nijmegen, die aldaar een fundatie voor olie had gedaan (RKV., pp. 106-o7) .

( r ) Dl. I I , blz. T ]O, 1 89, 223 ; Dl. V, blz. I93· (2) Dl. 11 , blz. 1 38 . (3 ) DI . II , blz. 8I , n. I ; Dl. V, blz. 95 · (4) DI. V, blz. I SO, 163 . (5) Dl . V, blz. I 24, 1 26-27, 1 63 n. I , 185-86. (6) DI. I I , blz. 1 42-43 ; Dl. V, blz. 25, 277-78, 375, 379 n. 2 . (7) DI . I , blz. I O I n . 6, I 1 2 n . 4 ; Dl. V , blz. 249, 350. (8) Dl. I I , blz . r o8, I 12 ; Dl. V, blz. 57-58, 308.

Page 185: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE TUIN

bruikleen (1) of voorgoed (2) werden afgestaan. Doch in een alleenstaand geval, waarin een Gardiaan op eigen gelegenheid een strook grond had laten bijkopen, deden de hogere Oversten dit nieuwe bezit weer van de hand (3) .

Onder de grootste tuinen der verschillende Provincies moet men die van Brussel (4) , Aat (5) en Duinkerke rekenen ; in deze laatste stad, zelfs nadat er grote stukken van waren verkocht, bleef hij nog groter dan die van alle andere kloos .. ters aldaar samen (6) .

Zoals gezegd, zorgde men steeds dat buurlui in de tuin geen inkijk hadden. Te Arras moest daarom met de Jezuïeten een akkoord worden gesloten (7) ; te Kortrijk (8) en te S .-W.­Bergen (9) werden grote werken ontworpen of uitgevoerd ; te Valendennes was eenzelfde verlangen ae grote reden om een ander bouwterrein te zoeken (10) .

Om het inkijken te beletten werden gewoonlijk hoge bomen geplant. In de Waalse kloosters had men veelal een z.g. Ber­ceau, dat is een lange lommerlaan, vanboven ook toegegroeid ; aldus was men in de Zomer eveneens tegen te felle zonnebrand beschut . Zo'n wandelweg bestond alleszins te Bergen ( 1 1) en te Malmedy ( 12) ; te Spa waren er een viertal ( 13) ; te Aarlen bestaat hij nog altijd ten dele (14) . Te Edingen heeft men in 1904 de top uitgekapt en het lovergewelf verwijderd, omdat het anders beneden te vochtig was. Gewoonlijk werd hij in haagbeuk aangelegd (15) , terwijl elders hagen in kornoelje (16) werden geplant .

De tuin moest vooreerst dienen om er voor de religieuzen de nodige groenten op te doen ; de eerste en lekkerste vruchten gingen echter naar de weldoeners en men vond het best, ze

( r ) DI. 1 1 , blz. 266-67. Ook te Veurne werd dit met verlof van Rome in 1 740 gedaan (ACB. I, 8566) .

(2) DI. V, blz. 234. (3) Dl. V, blz. 231 . (4) DI. V , blz. 56-59. (5) Dl . II, blz. 1 67. (6) DI. V, blz. 350. (7) Dl . I I, blz. 87. (8) Dl. V, blz. 248-259. (9) Dl. V, blz. 331 . ( ro) Dl . II , blz. uo. ( I I) ACB. I , 2 1 .500, pp. 28, 6o. ( 1 2) DI. II , blz. 243, n. 2 enz. ; BC., t. IV, p. 92. (13) Dl . I I , blz. 285, n. 5· ( 1 4) Foto Dl. II , blz. 315 . ( 1 5) Carpinus Betulus (L. ) . ( r6) Cornus (L. ) .

Page 186: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

184 lil . HET KLOOSTER. I . ONTSTAAN EN LIGGING

vóór de middag te laten thuisbestellen (r). Ook aan het stads­bestuur werden er soms aangeboden. Zo verneemt men te Maaseik dat men er op 3 September 1677 besloot een rekreatie van wijn, vlees en wittebrood aan te Paters te schenken , omdat de Gardiaan Silverius van Ieper noch bij zijn vertrek noch bij zijn terugkeer was gehuldigd geworden, alhoewel hij ook in de grote kerk predikte en méér dan ééns de stad groenten uit de tuin had geschonken, om hoge officieren te ontvangen (2) .

Uitgelezen soorten van groenten en vruchten werden er in den beginne niet geduld (3) , doch later vond men er ook meloenen, zowel als inlandse en uitheemse planten (4) . De tuinmuur hield de koude wind wat buiten, doch later had men ook broeikassen. Te Geldern spreekt men in 1655-56 van een galerij met wijnstokken (5) en we weten dat broeikas­sen en glazen klokken later uitdrukkelijk moesten worden veroordeeld (6) , wegens het geldende verbod van glasramen. Onder glazen klokken moest men wel de stolpen verstaan, die vroeger ook bij boomkwekers werden gebruikt , voor de vermenigvuldiging door middel van scheutstek.

In de tuin stonden fruitbomen (7) ; zonder speciaal verlof van P. Provinciaal was het verboden ze uit te hakken (8) , volgens het voorschrift van de Konstituties.

Herhaaldelijk spreken de bronnen van de tuin van Br. Kok ; dit was de moestuin ; daarnaast had men er gewoonlijk één voor de koster, met bloemen voor de kerk, en ook een voor de termijnbroeder, met medicinale planten.

In den beginne werkten ook Paters veel in de tuin, al was het maar om de wegen te onderhouden (g) . Tijdens de Visitatie van 1602 wilde Laurentins van Brindisi dat alle Paters en clerici, die niet wettig waren belet, iedere voormiddag min-

( r ) Caeremoniale, p. 285, § XXIV. (2) GAMs., Protokollen. (3) Dl. I, blz. 320. (4) Dl. V, blz. 87 . (5) ACB. I , 20.200, p . 22 . (6) ACB. III , roo6, p. 653, § 9 ; BL., HS. 37, f . r9v. (7) Vgl. NF., Dl. V, 1 922, blz. r oo, n. r6. (8) Dl. V, blz. 205 ; Kamerijk, Bib!. municip., HS. 1238 ( r r r r) . f . 75r.,

§ 8 (geldt ook voor hagen). (9) ACB. I II, 5008, f. 1 09r., § 1 7.

Page 187: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE TUIN

stens een uur in de tuin arbeidden (r ) . Reeds in 1598 had Hie­ronymus van Sorbo dergelijk voorschrift te Brussel uitge­vaardigd, doch predikanten en studenten werden van deze last ontslagen (2) . In 1617 werd het verboden hierbij de dien­sten van wereldlingen in te roepen (3) .

De buitenstaanders, die een kloostertuin mochten be­zoeken, zijn gewoonlijk vol lof en bewondering ; ze vinden het de schoonste plaats van heel de inrichting. Het is immers zeker, dat de Kapucijnen de kunst kenden om met beperkte middelen in de kleine ruimte die beschikbaar was, een heel aangename tuin in te richten. Te Mechelen was het terrein in twintig perken verdeeld en alles was kunstig aangelegd (4) ; in 1785 gaf Gisbertus van Lummen er in Latijnse verzen een geestdriftige beschrijving van (5) . De tuin te Brussel was zo schoon, dat men dit voor arme Kapucijnen overdreven vond (6) ; het is waar, dat het schoonste gedeelte slechts onlangs was bijgekocht en aldus door leken was ingericht . Ook die van Tienen was een van de mooiste der Vlaamse Provincie (7) , terwijl de Rijselaars vooral die te Armentiers merkwaardig vonden (8) .

Veel kloosters hadden een ideale ligging op een hoogvlakte , vanwaar men een mooi vergezicht op de stad en de omgeving genoot ; dit was het geval te Brussel (9) , Luik (ro) , Hoei { I I ) , Valendennes (12) , Aarlen enz. De ongelijkheid van het terrein liet toe de tuin in terrassen van verschillende hoogte aan te leggen te Arras (13), Marville (14) , Dinant (15) en Mechelen (r6) . Wel eens was de tuin door een beek doorstroomd, waarover dan een brug was geslagen ; dit was het geval te Armentiers (17) , Dendermonde (18) en Tienen (19) .

( 1 ) CF., t. IV, 1934. p. 204, § 23 . (2 ) ACB. II I . 1 oo6, p. 36, § 10 . (3) Ibid., p. 1 43. § 4· (4) DJ. V. blz. 87. (5) ÉF. , t. IL. I937. p. 709. (6) Dl. V, blz. 57-58. (7) Dl. V, blz. 149. (8) Dl. Il , blz . 1 23-24.

(o) Dl. V, blz. 36. ( IO) Dl . I . blz. 208. (u) Dl. I , blz. 225, n. 4· ( 1 2) Dl . II , blz. I I 4· ( r 3) Dl. I , blz. I07. ( 14) Dl. IJ , blz. 33· (I 5) Dl. I , blz. 252, n. 6 ; Dl . II, blz. 266. ( r6) Dl . v. blz. 8?-88. ( I ?) Dl. n. blz. I 2J. ( 1 8) Dl. I, blz. I 99 ; FAUSTINUS, pp. 163-64. ( 19) Dl. V, blz. 149·

Page 188: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

186 lil. HET KLOOSTER. I . ONTSTAAN EN LIGGING

In een landschap is water altijd een element van schoonheid. Men heeft het overigens veelal nodig voor het besproeien van bloemen en groenten en ook eventueel om een vijver te voe­den, gelijk er op veel plaatsen waren : te Brussel ( 1 ) , Dender­monde (2), Leuven (3) , Meersel (4) enz. De vijver leverde soms een deel van de nodige vis (5) . Elders werd hij gegraven om de tuin op te hogen en droog te leggen. Veelal was er in het midden een eilandje, zoals een tijdlang te Tienen (6) en ook te Mechelen (7) . Fonteinen en waterstralen zag men te Brussel (8) , Hoei (g) , Spa (10) , Stavelot (n) en elders.

In de tuinen stond overal Spaans hout (12) , dat 's Winters groen blijft . Het vormde meestal de hagen en men kon er allerlei figuren in snijden ; te Armentiers b.v. zag men er afbeeldingen in van jagers en allerlei dieren (r3) . Hetzelfde hout werd ook dikwijls in de vorm van piramiden geleid. In de tweede helft der XVI I Ie eeuw verloor deze houtsoort veel van haar bijval ( 14) . Te Meersel had men voor de hagen meest fijne mast gebruikt, doch in 1758 werd dit door beuk vervan­gen ( rs) .

Bij de Walen moest er in r679, r68r , r6g2, 1704 en 1721 aan herinnerd worden, dat Gardiaans het recht niet hadden om op eigen gelegenheid bomen of hagen uit te doen (r6) .

Vooral in grotere tuinen stond ook kreupelhout, doch bloe­men vond men overal ; deze moesten overigens tot versiering van de kerk dienen (r7) . Veel religieuzen kweekten in de tuin op een of ander perceeltje bloemen voor hun persoonlij k verzet ; doch in 1792 vond men bij de Walen dat sommigen

( r ) Dl. I, blz. 64 ; Dl. V, blz. 54-55· (3) Dl. V, blz. 72. (S) Dl. V, blz. 1 24 . (7) Dl. V, blz. 88. (9) Dl. IT. blz. 2 2s. n . 4· (I I ) Dl. I I , blz. 25S· ( r 3) Dl . II , blz. 1 23-24.

(2) Dl. V, blz. 23 I .

(4) Dl. V, blz. r 8 r , 1 84, 187 . (6) Dl. V, blz. 1 49. (8) Dl. V, blz. 54-S5· ( r o) Dl. 11 , blz. 2Bs. n. 5 ·

( 1 2 ) Taxus baccata (L.) .

( r 4) [G. D. o' AzEvEoo] Historische saemen-spraeke over de stadt van Mechelen (Mechelen [r 776)), blz. 6o.

( r s) Dl. V, blz. t Bs. 187-88. ( r 6) BL. , HS. 3 7. I. ro6v.-o7r., § ro ; r ogr. , § 7 ; HS. 39. f . 2 1 or.-u v. ;

ACB. l i l , 1 003, pp. 33. 130 § 9· ( 1 7) ACB. I I I , sooS, f. ro8v., § 14 .

Page 189: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE TUIN

daardoor te veel tijd verloren, zodat het gebruik om een eigen tuintje te hebben, radikaal werd verboden (r ) . Bij d.e Vlamingen bleef het toegelaten ; enkel verbood men in 1779 er tenten boven te spannen of op eigen gelegenheid iets met wereldlingen te verwisselen (2) . Bij de Walen toonde men zich altijd heel streng voor het_ eigenmachtig medene-­men, weggeven of ruilen van knollen, bloembollen en zaad (3) . Ook in de Rijselse Provincie (4) en de Kustodie van Duin­kerke (5) toonde men zich daar streng in. Bij de Vlamingen vindt men het eveneens in 1644 radikaal verboden (6) en <>mstreeks 166o werd Cleophas van Baasrode te Aalst , wellicht ten onrechte, door de Gardiaan Eusebius van Aalst er van beschuldigd, zich aldus zaad te hebben toegeëigend (7) . In de Luiker Provincie was men in dezen wat milder ; doch te lande mocht men niet zoveel zaad of kruiden wegschenken, dat de weldoeners uit de stad er dan wellicht niet genoeg zouden kunnen krijgen (8) .

I n de tuin stonden natuurlijk heiligenbeelden ; men hing e r zelfs schilderijen (9) en godvruchtige spreuken ; vooral voor Douai wordt dit laatste genoteerd (ro) .

In de voorgaande boekdelen hebben we dikwijls de gele­genheid gehad om in de tuinen Kalvariebergen, grotten, kapellen en kluizen (II) te vermelden. Te Meersel vermeldt men daarenboven een zomerhuis of prieel (rz) .

Over de prachtige tuinen te Spa en te Tervuren hebben we elders uitvoerig gehandeld. Voor deze laatste moeten we toch nog noteren, dat EMERICUS VAN HALL (r3) , gezel van Hartmannus van Brixen, die reeds zoveel landen had bereisd, dit klooster een Aards Paradijs noemt. Antonius Felix van

( 1 ) BSN., HS. 66, L 179v. , § 3- (2) ACE. l i l , rooS, p. 234, § 1 5 . (3) TI L , HS. 3 7 , L 4r.-v. , 54V.·55r. ; BSN. , H S . 66, p. 2 3 1 , § 9 ; ACE. I ,

2 1 .009, § 14 ; l iJ , 1003, p. 1 54 · (4) ACB. I, 8596quat. (5) ACE. I, 23 .446. (6) ACE. III , 1oo6, p. 426, § 9- (7) GAB. I , § Privata. (8) Kamerijk, Bib!. municip. , HS. 1 238 ( I I I I ) , f. 68r., § 9· (9) Dl. V, blz. 1 49, 405 . ( ro) OGE., Dl. XXII, 1948, blz. 370 ; Dl . XXV, 195 1 , blz. 56. (u) Dl. Il, blz. 3 1 . ( 1 2) Dl. V , blz. 1 8 1 , 1 88 . ( 1 3) S . 1 4 1 .

Page 190: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

188 I I I . HET KLOOSTER. 2. BOUWMEESTERS

Ravenna, reisgezel van Stephanus van Cesena, had reeds in 1674 dezelfde uitdrukking gebruikt (1) en er bijgevoegd dat het wellicht het schoonste en aangenaamste klooster van heel de Orde was.

Men heeft ten onrechte beweerd dat Eustachius van Tem­pleuve het prachtige park der familie van Arenberg te Edin­gen (te dien tijde het schoonste van heel Europa) had helpen aanleggen (2) . Men laat hem daar nog werken in 1630, terwijl hij toch reeds in 1624 was overleden. De rol van Carolus van Arenberg schijnt hierin echter wel vast bewezen ; deze liet zich een tijdlang helpen door de Karmeliet Macarius van Jerusalem (3) .

2 . BOUWMEESTERS

Kapucijnen als bouwmeesters . - Bij het stichten van een klooster wordt een belangrijke rol gespeeld door de reli­gieuzen die tot bouwmeester waren aangesteld.

In de Vlaamse Provincie werd de bediening regelmatig door twee Paters samen met twee lekebroeders vervuld. Hun namen bezitten we van 1626 tot 1669 en van 1728 tot 1797. In 1661 werden er geen benoemd (4) ; voor 1730-35 vinden we de namen evenmin vermeld. Sedert 1784 werden er slechts twee in plaats van vier aangewezen.

Voor de Walen hebben we slechts sedert 1707 een doorlo­pende lijst. I n de jaren 1738-49 traden de Definitoren zelf als bouwmeester op. Eindelijk hebben we nog de volledige lijst voor de Kustadie van de Allerheiligste Drievuldigheid, niet echter voor Luik, Rijsel en Duinkerke.

Het eerste werk van de bouwmeesters was het uitkiezen van het terrein, waar het klooster moest komen. Aldus werd

( 1 ) Zie zijn reisverhaal (vgl. Dl. VI, blz. 356, n. 2 ) . p. 234· (2) Dl. IV, § 1264 . (3) A nnales d•• Cercle arch. d'Enghien, t. VIII, 1915-22, pp. V I I I-X. (4) ACB. I I I , 5006, A, f . g6v.

Page 191: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE TUIN. KAPUCIJNEN ALS BOUWMEESTERS 189

in 1603 Remigius van Beauvais met dit doel naar Menen gestuurd. Om de laatste schikkingen te treffen kwam P. Kommissaris Honoratus van Parijs daarop met dezelfde bouwmeester persoonlijk ter plaatse, om de toestand nader te onderzoeken (r ) . 'Een uitzonderlijk geval zal het wel zijn, dat te Tienen het terrein door het Definitorium werd uitge­kozen (2) . Te Aarlen gingen de bouwmeesters het voorgestelde terrein verkennen, doch ze keurden het af en stelden er een nieuw voor, dat feitelijk werd aanvaard (3) .

Langdurig werd over het lot van het bestaande klooster te Bergen onderhandeld. In r6rg stond het De finitorium aan P. Provinciaal toe , er twee of drie bouwmeesters heen te sturen, zo hij het begeerde, indien er aan het klooster veran­deringen moesten worden gebracht ; dezen zouden uitmaken welke huizen men in de ' buurt nog moest bijkopen. Het vol­gende jaar kwam het Definitorium er zelf om een beslissing te treffen ; doch in r62r kwam het er weerom terug, nu zowel met de oude als de nieuwe bouwmeesters, om uit te maken of men op een andere plaats zou bouwen of niet (4) .

In 1753 beraadslaagden de bouwmeesters eveneens te Na­men, samen met P. Provinciaal, aangaande een ontworpen nieuw koor (5) .

Ook het goedkeuren en ondertekenen van de plannen kwam aan de bouwmeesters toe . Dat ze deze zelf moesten ontwerpen en uitwerken, wordt in de wetgeving niet voorgeschreven ; toch deden ze dit gewoonlijk zelf. Bij het splitsen van de oude Nederlandse Provincie in 1616 schreef Honoratus van Parijs voor, alle plannen door de bouwmeesters te laten onderte­kenen, ofwel door P. Provinciaal en het grootste deel onder hen (6) . In r6r7 wilde Paulus van Cesena echter dat in Vlaan­deren de plannen niet alleen door de bouwmeesters, maar ook door gans het Definitorium zouden worden ondertekend ;

en trouw moest men alles volgens dit ontwerp uitvoeren (7) . Eerst na een bezoek ter plaatse werkte men gewoonlijk

( r) Dl. I, blz. 2 I I-I2 . (3) Dl. II, blz. 6o. (5) Dl. II , blz. 162 . (7) ACB. I I I, roo6, p. 139, § 8 .

(2) D l . V, blz. 142-43. (4) DI. I I , blz. 146-47. (6) ACB. I II , roo6, p. 136, § 55·

Page 192: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

1 90 111. HET KLOOSTER. 2. BOUWMEESTERS

het plan uit . Aldus zien we P. Provinciaal met de vier bouw­meesters in r626 naar Tervuren reizen, om het daar definitief vast te stellen. En toen er twee jaar later een verdieping moest worden bijgebouwd, reisden ze er weer met vijven heen (1) . We bezitten nog altijd de oorspronkelijke plannen van dit klooster, zoals ook die van Mechelen, Duinkerke en Aalst (2) .

Het was eveneens de taak van de bouwmeesters, het werk van metselaars en timmerlui te leiden en te zorgen dat het plan trouw werd gevolgd. Dit deden b. v. Masseus van Grave en Remigius van Beauvais voor het eerste klooster te Meche­len (3) . Overigens hadden de bouwmeesters, volgens een voor­schrift van 1610 (4) , niet het recht om werklui aan te werven, te zorgen voor paarden, wagens en bouwstoffen, of religieuzen voor boodschappen uit te sturen ; dit alles kwam alleen P. Overste toe. Het was een grote uitzondering, wanneer het werk door een Pater werd geleid, die niet officieel de titel van bouwmeester droeg (5) .

In 1745-46 regelden de Br. Landelinus van Maastricht en Felix (van Lier ? ) , die overigens nooit deze titel hebben gekre­gen, de herstellingswerken aan het stadhuis te Oostende (6) . Dit is één der zeldzame gevallen, waarin het talent van leden der Orde door buitenstaanders hier werd benut.

Carolus van Arenberg leidde eveneens, tijdens zijn verblij f te Keulen, de herstelling van het familieslot op Duitse bodem en het herinrichten der verdedigingswerken (7) . En toen hij in de Provincie was teruggekeerd, werd dit door hem nog ge­kontroleerd tot aan zijn dood. Tijdens zijn ziekte riep hij echter de hulp in van zijn konfrater Mansuetus van Neufcha­teau, die reeds omstreeks 1640 in Duitsland bouwwerken had geleid (8) . In 1668-69 verbleef deze te Arenberg. Ter herinnering aan beide Kapucijnen, droegen drie bastions der verdedigingswerken de namen van S. Franciscus, S. Ca­rolus en S. Mansuetus (9) .

( 1 ) Dl . V, blz. n S, 1 23, 377· (2) DJ. V, blz. 82, 83, r r6-19 , 269-70, 347-48. (3) Dl. V, blz. 79, n. 1 . (4) ACB. 111 , roo6, p . 102. § 39· (5) Dl . V, blz. 203. (6) Dl. V, blz. 48 1 . (7) Zie plaat, blz. 192 . (8) ACB. 11 , ' 10 .010, p . 19 ; JO .OI I , p. J I . (9) FRÉDÉGAND, pp. J06-07.

Page 193: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KAPUCIJNEN ALS BOUWMEESTERS rgr

Geen enkele onzer bouwmeesters kreeg echter buiten de Orde zoveel naam als Michael van Gent, die omstreeks r643 de plannen ontwierp van het prachtige slot te Raesfeld bij Borken, waarvan we een paar afbeeldingen geven. Dit vorste­lijk paleis, vol kracht en zwier, werd in 1643-58 gebouwd voor Graaf von Velen, keizerlijke veldmaarschalk van Ale­xander 1 1 (r ) .

Voor de bouwmeesters in de Provincie zelf is men soms geneigd de vraag te stellen, of ze wel

·de nodige vakkennis

bezaten om zulke werken te leiden. Dit geldt vooral voor de oude Nederlandse Provincie, toen overal moest worden ge­bouwd. Het is niet zeker dat men van het begin af aan kloos­terlingen had, die technisch voldoende waren onderlegd. Later echter ziet men er verscheidene jaren lang als bouw­meester in bediening blijven, hetgeen hun veel ervaring moest bijbrengen ; het bewijst overigens ook dat hun talent door de Oversten werd gewaardeerd.

Toch maakt het een ongunstige indruk, dat bijna alle kloos­ters na weinige jaren moesten worden afgebroken of herbouwd ; dit toont toch een tekort aan beleid en vooruitzicht, bij bouw­meesters of Oversten. Soms werd heel vlug gewerkt, zoals te Gent (2) en te Tervuren (3) . Ook gebeurde 't maar al te dikwij ls, dat bestaande gebouwen tot klooster werden inge­richt , vergroot en aan hun nieuwe bestemming aangepast , zonder rekenschap te houden met stevigheid en draagkracht van muren en grondvesten. Op veel plaatsen bouwde men wegens onvoldoende geldmiddelen te klein of te goedkoop (4) ; te Luxemburg begon men zelfs helemaal zonder geld (S) . Veelal gebruikte men overigens bouwstoffen die te weinig

( 1 ) R. KLAPHECK, Die Baukt4nst am Niederrhein, I (Düsseldorf 1916), S . 291-97. J o . , Die Schlossbauten zu Raesfeld ttnd Honstorff (Düsseldorf-Dort­mund 1922) , S. 22ff. ; A. SCHMEDDINGHOFF, Kreis Barken und Stadt Bocholt ( Kunstfüllrer des West{. Heimatbtmdes) , fl, [z. pl. of j .] , S. 18 . Zie afbeeldingen hier, blz.. 193. Dat P. Michael ook Duitse Kapucijnenkloosters heeft gebouwd, b. v. Kochem, is wel waarschijnlijk.

(2) Dl. I, blz. 74· (3) Dl . V, blz. 1 20. (4) DJ. I, blz. I IJ, 129, 390. Te Aarlen werkte men zo voordelig, dat men

iets maakte dat hoegenaamd niet duurzaam bleek (Dl . IJ, blz. 64-66) . (5) DJ. n; blz. 47·

Page 194: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

192 lil. HET KLOOSTER. 2. BOUWMEESTERS

stevigheid boden, b.v. klei in plaats van mortel (r ) en houten tegels voor het dak. Dikwijls dacht men er niet aan, dat de werkkring zou worden uitgebreid en dat men dus spoedig over méér plaats zou moeten beschikken.

Het ideaal ware geweest, een plan op te maken voor een groter gebouw en dit geleidelijk uit te werken volgens behoef­ten en beschikbare middelen. Doch de gestadige veranderingen in het bestuur der Provincie, eigen aan de Kapucijnenorga­nisatie, maakt het moeilijk om plannen op lange termijn te ontwerpen en de eenmaal voorziene werken later ongewijzigd door te voeren. De opvattingen der Orde in zake van armoede en haar afkeer voor grotere gebouwen evolueerden ook ge­leidelijk (2) . Men vergete evenmin, welke moeilijkheden de bouwmeesters dikwijls met aannemers en werklui ondervon­den, zoals te Mechelen, Veurne en Den Bosch (3) . Te Bergen moest men op palen bouwen (4) . Misrekeningen kwamen onder andere voor te Meersel, waar de kerk, die begon te zakken, met ijzeren dwarsstaven moest worden verstevigd (5) .

Wereldlijke bouwmeesters . - Te Luik, waar heel het gebouw door de schatrijke Curtius werd bekostigd (6) , zal deze bekende kastelenbouwer wel zelf de leiding in handen hebben gehouden. Doch ook elders was men dikwijls verstan­dig genoeg om ervaren vaklui buiten de Orde te raadplegen. Het gebeurde zelfs dat de leiding helemaal bij leken berustte. In 1674 had Stephanus van Cesena de Definitoren immers voorgehouden, dat ze geen te hoge dunk van eigen kennis in zake van bouwkunde moesten hebben, doch liever onder­danen raadplegen die méér bevoegd waren ; en als ze er geen hadden, konden ze het advies vragen van religieuzen uit een andere Orde of van ervaren leken (7) .

Reeds in r628 besloot het Definitorium dat P. Provinciaal samen met drie bouwmeesters het klooster te Gent zou gaan inspekteren, om ter plaatse over nodige veranderingen en

( 1 ) Dit werd echter in 1594 verboden (ACB. III , 5008, f. IOJv.) . (2) Dl. I, blz. 196-97. (3) Dl. I , blz . 205, 220-21 ; Dl. V, blz. 94· (4) Dl. II, blz. 1 5 1 . (5) D l . V , blz. 1 76. (6) Dl. I , blz. 404. (7) ACB. III , roo6, p. 675m.

Page 195: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

CAPUSYNUS MENDICANS

Protestantse karikatuur op Antwerpse Kapucijnen (kort na 1 586) .

(A tlas van Stolk. n° 884) .

SLOT VAN ARENBERG

hersteld door P. Carolus.

Page 196: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

FOTO'S VAN HET SLOT TE RAESFELD,

omstreeks 1643 volgens plannen van Michael van Gent gebouwd.

Page 197: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

WERELDLIJKE BOUWMEESTERS 193

verbeteringen te beraadslagen. De plannen werden door het stadsbestuur goedgekeurd en men bouwde volgens zijn op­vattingen, niet volgens de zin van de Oversten ; dit was te begrijpen, aangezien de stad alles bekostigde (1) .

Te Veurne werd het eerste klooster onder de leiding van Masseus van Grave gebouwd ; doch de stad stelde een leek, nl. een zekere Jacobus Pierin, naast hem als opzichter (2) . Toen het klooster in 1782 was afgebrand en moest herbouwd worden, werd door de syndicus Selders een uitvoerig lasten­kohier opgemaakt. Wanneer het werk voltooid was, moesten vaklui het komen keuren (3 ) . Van bouwmeesters uit de Orde is nergens sprake.

Het eerste klooster werd te Brugge op kosten van de stad gebouwd, onder toezicht van pensionaris Carolus de Breydel ; deze liet zich nog helpen door een zekere de Busscher (4) . Toen het klooster echter op een andere plaats werd herbouwd, bleef de leiding bij de bouwmeesters der Orde (5) .

Te Duinkerke, waar men achterdochtig was wegens de felle Noordenwind, die in dit kustgebied misrekeningen kon meebrengen, raadpleegde men vaklui, aangaande de nodige dikte der muren (6) . Ook te Aarschot vroeg men in 1695-96 buiten de Orde raad, bij het herbouwen van een omgestorte tuinmuur (7) .

Te Mechelen kwamen de vier bouwmeesters in 1626 bijeen, om er samen met leken de toestand van de bestaande gebou­wen te inspekteren. Drie jaar later kwamen ze met vieren terug, om het terrein voor het nieuwe klooster te bestuderen en het plan op te maken. Voordat men voorgoed met het bouwen begon, zou P. Provinciaal met hen nog eens ter plaatse terugkeren (8) .

Voor Kortrijk hebben we reeds uitvoerig uiteengezet, welke tegenslagen de leiding van de bouwmeester der Orde mede­bracht en hoe dan herhaaldelijk advies en toezicht van leken moest worden ingewonnen (9) .

( 1 ) Dl. V, blz. 202-03. (3) Dl. V, blz. 312 . (5) Dl . V, blz. 2 14. (7) Dl. V, blz . 163 . (9) Dl. V, blz. 253.

(2) Dl. I , blz. 220. (4) Dl. I, blz. 341 . (6) Dl. V, blz. 349· (8) Dl. V, blz. 79, 82.

Page 198: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

194 III . HET KLOOSTER. 2. BOUWMEESTERS

Bij de Walen schijnt de toevlucht tot wereldlingen nog veel méér in gebruik te zijn geweest dan in Vlaanderen. Voor het bouwen van het klooster te Arras was het normaal dat de Paters er niet veel tussenkwamen ; de Abt regelde en be­taalde alles zelf ; ook vonden de Kapucijnen kerk en klooster veel te schoon (1 ) .

Te Bergen liet men in 1731 het klooster door verscheidene vaklui onderzoeken en ze vonden herbouw dringend nodig. Deze kwam er het volgende jaar inderdaad, onder de leiding van Sirnon Lorent, bouwmeester van de Abt te Liessies. In 1738 ging het werk voort onder stadsbouwmeester Loucher en aannemer Legente (2) .

De plannen van het S.-Margaritaklooster te Luik werden in 1665 door Jean Doreye opgemaakt (3) . Te Aat deed het in 1672 de grote vestingbouwer Vauban (4) . Te Eupen echter werden in 1732 veel nutteloze kosten gedaan en verscheidene fouten bedreven, omdat men zonder bekwaam bouwmeester werkte (5) . Om dit een tweede maal te voorkomen, wendde men zich in 1773 tot de metselaarsbaas Clement en de Italiaan Moretti, die toen in de Akense dom werkzaam was (6) . Ook Armentiers had een Italiaan als bouwmeester, een zekere Nifette, die te Loos door de Abt was ·aangeworven (7) . Te Charleroi eindelijk beraadslaagde het Definitoriu.m in 1756 samen met de bouwmeesters en een wereldlijk vakman, over de noodzakelijkheid om het klooster te herbouwen (8) .

Bijla�e. Bekende bouwmeesters .

Nederlandse Provincie.

Augustinus van Aat, 1 587-96. Masseus van Grave, 1591-92,

1 600- 1 2 . Remigius van Beauvais, 1 602-03,

1 607-08, 1 6 1 1 - 1 4.

( 1 ) Dl. I, blz. 1 07-08. (3) Dl. 1 1 , blz. 295. (5) Dl . 11, blz. 190. (7) Dl . 11, blz. 1 26.

Eustachius van Templeuve, 1612-1 6 .

Judocus van Gent, 1 6 1 3-16 . Albertus van Gent, 1 6 1 3- 1 6. Ludovicus van Brussel, 1 6 1 4.

(2) Dl . T I , blz. 150-53. (4) Dl. ll, blz. 166. (6) Dl. I I , blz. 1 90, 2 14-1 5 . (8) Dl. 1 1 , blz. 225.

Page 199: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BIJLAGE. BEKENDE BOUWMEESTERS 195

Vlaamse Provincie.

Albertus van Gent, 1 6 1 6-25. Hilduardus van Dendermonde,

1 61 8-20.

Andreas van S.-Truiden, r 6 1 9-20, 1626-34.

Judocus van Gent, 1 620-22, 1 626-27.

Arcbangelus van Amersfoort, 1 62 1 -22 , 1 625-27.

Benignus v. Amersfoort, 1 626-30.

Carolus van Arenberg, 1 627-29. Albertus van Brussel, 1 627-32. Balduinus van Rotterdam, 1629-

39, 1 658-6o. Lambertus van Luik, 1 630-3 1 ,

1 632-34· Cyprianus van Antwerpen, 163 I -

32. J oseph van Brussel, 1 632-44,

1 647-54. Ignatius van Dendermonde, 1 634-

36, 1 637-44, 1 647-49, 1 652-54·

Guido van Halle, 1 634-47, 1 649-

52. Hippolytus van Brussel, 1 636-37.

1 640-43, 1 647-54. Eugenius van Gent, 1 639-40,

1 643-47· 1 654-57· Robertus van Kortrijk, 1 644-47. Didacus van Brugge, 1 644-47.

1 652-6 1 . Blasius van Antwerpen, 1 647.

1 649-5 1 , 1 654-58, I 66o-6I . Callistus van Dendermonde, 1 647-

49. Georgius van Mol, 1 65 1 -52 . Nazarius van Ieper, 1 654-58,

1 660-61 , 1 668-69. Epiphanius van Brussel, 1 657-58. Rufinus van Brussel, 1 658-60. Ludovicus van Brussel, x 66o-6 1 . Basi lianus van Brugge, 1668-69.

Franciscus van Belle, 1 668-6g. Aegidius van Aalst, 1 668-69.

Fidelis van Gent, 1 728-30, 1 738-

4 1 .

Alexander van Aalst, 1 728-30. Fortunatus van Gent, 1 728-30. Theodorus van Kalmthout, 1 728-

30, 1 739-41 . Eugenius van Landen, 1 728-30. Gabriël van Zandhoven, 1 735-37,

1 738-4 1 .

Leonardus van Maaseik, 1 735-37. Alexius van Haren, 1 735-38, 1 74 1 -

47. Andreas van Dendermonde, 1735-

4 1 , 1 743-44· Cassianus van Boss ut, I 737-38,

1 743-47·

Gerardus van Breda, 1 737-38. Hieronymus van Leuven, 1 738-

39, 1 74 1 -43· Willelmus van Lombeek, 1 741 -

43 , 1 767-69. Norbertus van Tervuren, 1 74 1 -52. Joachim van Bottelare, 1 744-52 .

Cassiat1us van Mechelen, 1 747-49. J oannes van Gent, 1 747-64. Theodorus van S.-Truiden, 1 749-

6 1 . Martinianus van Brussel, 1 752-53. Joannes Baptista van Aalst, 1 752-

66. Gregorius van Schaaik, 1 753-55.

Gregorius van Oostende, 1 755-58, 1 76 1 -64 .

Norbertus van Westerlo, 1 758-67. Ambrosius van Maastricht, 1 764-

67, 1 779-8 ! . J udocus van Aalst, 1 764-69. Leo van 's-Hertogenbosch, 1 766-

82. Bonaventura

1 767-70. van Oostende,

Page 200: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

196 I I I . HET KLOOSTER. 2. BOUWMEESTERS. 3· VERTREKKEN

Joseph van Maastricht, I 769-70. Laurentius van Lokeren, I 769-79. Joseph van 's-Hertogenbosch ,

I 770-73·

Melchior van Straelen, I 770-79.

Matthaeus van Oudenaarde, I 773-76, I779-82.

Franciscus van Calcar, I 776-79, 1 790-93 ·

Lucas van Kontich, I 779-84. Tranquillinus van Meulebeke,

I 782-90. Lambertus van Mol, I 782-90.

Livinus van Gent, I 790-93.

Amandus van Hundelgem, I 793-g6.

I lluminatus van Leuven, I 793-97. Theodulfus van Vorst, I 796-97.

Waalse Provincie.

Gamaliël van Condé, I 6 I 8- I9. Linus van Ariën, I6I9-20. Petrus van Rijsel, I 6 I 9, I 635· Leo van Luik, I 654· Franciscus van Aat, I 707-o8. Felix van Bergen, I 707-o8, I 7 I3-

I 4, I 7 I 6-I7 , I 7 I 8-20, I 725-27.

Barnabas van Chiny, 1 707-IO, 1 7 13- 14 ·

Albertus van Luxemburg, I 707-I 3 .

Angelus van Bergen, 1 708-10. Joseph van Habay, 1 708-Io, 1 7 I 4-

I6. Paschalis van Wihéries, I 7 I I - I 3,

I 7I6- I 8, I 72 I -23 , I 730-3 1 . Bonaventura van Namen, I 7 I I -

I 3 . Augustinus van Namen, I 7 I I - I 4 . Jacobus van Buzenol, I 7I 3-I4 . Hieronymus van Zinnik, I 7 J 4- I 6,

I 7 I 8-2o, I 723-24, I 725-28. Andreas van Bergen, I 714-16,

I 7 I 7-20, I 72 I -24• Nicolaus van Aat, I 7J 4- I 8. Carolus van Edingen, I 7 I 6-I8 ,

I 72 I -23. Laurentius van Rance, I 7 I8-2o,

I 732-34·

Franciscus van Anthée, I 72 I -24, I 727-3 ! .

Nicolaus van Namen, I 723-24.

Clemens van Roosbeek, I 725-27, I 73 I -32, I 742-44.

Angelus van Charneux, I 725-27, I 728-3 I , I 744-45, I 746-49.

Joannes Chrysostomus van Char­leroi, I 727-28, I 732-34.

Gislenus van Blaugies, I 727-3o, I 732-35, I 738-4 I , I 745-49·

Paulus van Musson, I 728-3 2 , I 734-35, I 739-49·

Carolus van Lomprez, I 7 3 I -32, I 734-37, I 739-4I , I 749-52, I 755-58.

Augustinus van Bergen, 1 73 1 -34. Bonaventura van Luxemburg,

1 734-38. Lambertus van Martilly, I 735-

39, I 74 I -42, I 744-45, I 755-58, I 76I-64.

Constantinus van Edingen, I 735-44, I 749-55 ·

Eernardus van Rreulx, I 737-38, I 742-46, I 749-55·

Antoninus van Thuin, 1738-39, I 741-42, I 745-46, 1 764-67.

Martirrus van Nobressart, I 746-52, I 758-6 I .

Petrus Joseph van Rance, I 752-55·

Arsenius van S.-Léger, I 752-55.

Urbanus van Namen, I 755-70. Michael Ignatius van Namen,

I 755-64, 1 767-76.

Page 201: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BOUWMEESTERS. BOUW VAN HET KLOOSTER 197

Silvester van Namen, 1 758-82 . Bernardinus van Bergen, 1 764-76. Cherubinus van Chiny, 1 770-73. Joachim van Bergen, 1 773-76,

1 779-86.

Theodorus van Charleroi, 1 779-82. Hubertus van Bastenaken, 1 779-

86.

Eligius van Zinnik, 1 782-86. Agapitus van Fontaine-l'Évêque,

1 782-86. Andreas van Fratin, 1 793-96. Angelus van Herve, 1 793-96.

Eugenius van Zinnik, 1 793-96.

Silverius van Audregnies, 1 793-96.

J(ustodie van de Allerh. Drievuldigheid.

Honorius van Ravenstein, 1 782-

88. Leo van Oosterwijk, 1 782-96.

Damasus van Aalst, 1 788-91 . Perpetuus van Kessenich, 1 788-96.

Andreas van Maastricht, 1 788-96.

Servatius van Maastricht, 1 79 1 -

94· Benjamin van Itegem, 1 794-96.

3. VERSCHILLENDE VERTREKKEN.

Bouw van het klooster. - Wanneer het beslist was dat men in één of andere stad een klooster zou inrichten, zocht men er eerst een voorlopig verblijf. Soms ging men bij burgers inwonen en het kwam voor dat deze gastvrijheid voor de eigenaars nogal eens zegen scheen te brengen ( r ) . Gewoonlijk trachtte men echter een eigen huis te krijgen ; zulk klein ver­blijf, dat nog geen klooster is, heet nog heden een hospitium (2) . Van rechtswege hangt het van een groter bijgelegen huis af (3) ; de Overste is wel eens terzelfder tijd elders Gar­diaan (4) . Bij de Walen eist men, dat men in dergelijke huizen

( 1 ) Dl. I J , blz . 38. (2) Schrijvers buiten de Orde verstaan deze vakterm soms verkeerd en beel­

den zich in dat de Kapucijnen een soort van oude-mannenhuis of nachtver­blijf bedienen ! Vgl. Dl . I, blz. 238, n . 4 ·

(3 ) Aldus behoorden Geldern en Maaseik eerst bij Maastricht (Dl . V, blz. 402 n. 1, 4 15) en Verviers bij Spa (Dl. l il , blz. 234) .

(4) Dit is dan gewoonlijk een Pater die een speciale bekwaamheid schijnt te hebben om nieuwe kloosters te vestigen of te bouwen, doch die men van zijn kapittelrechten als Gardiaan niet wil beroven. Dit was het geval mel Joannes

Page 202: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

198 I I I . HET KLOOSTER. 3· VERSCHILLENDE VERTREKKEN

ook het slot moet onderhouden en geen vrouwen mag binnen­laten. Zo'n klein verblijf is gewoonlijk voorlopig en tegen blijvende hospitiën is men in de Nederlanden gekant ; een heel speciale toelating vindt men daartoe nodig.

Wanneer een geschikt bouwterrein was gevonden, werd er, ten teken van inbezitneming, het « Kapucijnenkruis ,, geplaatst. Aldus noemde men een houten afbeeldsel van het teken der verlossing, gelijk ook in processies en bij andere gelegenheden vóór de groep kloosterlingen werd gedragen ; na de bouw van het klooster bleef het voorgoed aan de ingang van kerk of klooster. Het droeg geen Christusbeeld, maar wel de lijdeuswerktuigen : de lans, met als tegenhanger de spons op een lange steel, en soms ook de doornenkroon en geselroeden (r) . Bij openbare feesten werd dit monumentje te Mechelen van brandende lantaarntjes voorzien, om te tonen hoe de Paters met de bevolking meeleefden (2) .

Dit kruis was te voren gewijd en de planting geschiedde dikwijls met een zekere plechtigheid. Te Malmedy werd het godsdienstig symbool door onbekenden weggehaald, wat grote verwikkelingen medebracht (3) . Te Oostende gebeurde de kruisplanting samen met het leggen van de eerste steen (4) .

Gewoonlijk had deze laatste ceremonie toch merkelijk later plaats ; er werd dan een mis met muziek gezongen, een toespraak en soms zelfs een feestmaal gehouden. Voor veel kloosters hebben we daar reeds inlichtingen over verstrekt .

Te Antwerpen werd de eerste steen gelegd door Markgraaf Varick, namens de Aartshertogen (S) , te Brussel door Aarts­hertog Leopold (6) en te Tienen door Graaf de Monterey (7) . De Paters stelden te recht deze blijken van waardering van­wege het hoogste burgerlijk gezag hoog op prijs.

Het gebeurde dat verscheidene stenen werden geplaatst,

van Landen, Gardiaan te Antwerpen en Vikaris of Overste te Leuven in 1 59 1 (Dl. I , blz. 96, n . I ) en met Eernardus van Brugge, Gardiaan te Leuven e n Overste t e Geldern i n 1 6 1 9 (Dl. V , blz. 40 1 ) .

( 1 ) Zie afbeeldingen, Dl. I , blz. 129 ; Dl. V , blz. t6, 8o, 8 1 , I I 2 , 304, 384 . (2) Dl. V, blz. 86. (3) Dl. I I , blz. 240-41 . (4) Dl . I , blz. 263-64. (5) Dl. I , blz. 86. (6) Dl. V, blz. 4 r . (7) Dl. V, blz. 1 46.

Page 203: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

,

BOUW VAN HET KLOOSTER 199

dikwijls met wapenschilden (1) ; te Valenciennes waren er wel 8o (2) ! Te Antwerpen werd er geld onder gelegd, voor de metselaars (3) . Te S.-Omaars werd echter bij deze gele­genheid een kollekte gehouden in alle kerken van de stad en kwamen verschillende goede giften binnen (4) . Soms had de ceremonie tweemaal plaats, ééns voor de kerk en ééns voor het klooster (5) . Bijzonder plechtig verliep het Rijsel (6) . Te Diedenhofen gebeurde't onder het gebulder der kanonnen (7) . Dit was ook het geval te Tienen, gelijk we reeds hebben ver­haald (8) , volgens het nog veel uitvoeriger relaas van het archiefboek ( 9) .

Bij het splitsen van de oude Nederlandse Provincie, be­hielden de Vlamingen het recht om uit Wallonië bouwstoffen te mogen halen (10) en gewoonlijk liet de Regering alles lasten­vrij vervoeren. De religieuzen zorgden er dikwijls zelf voor, dat de nodige stenen werden gebakken ( u) , ofwel deed de stad het op haar kosten (12) .

Veelal hielpen de Broeders zelf metselen en timmeren ( 13) en veel leken, zelfs uit de gegoede burgerij , rekenden het zich tot een eer, daarbij met eigen handen behulpzaam te zijn (14) .

Wanneer het klooster voltooid was, bleef het soms ver­scheidene dagen voor iedereen toegankelijk, voordat het slot werd ingevoerd ; de weldoeners en ook vrouwen en meisjes maakten van deze enige gelegenheid gretig gebruik ( rs) . Niet zelden werden de Paters processiegewijs naar hun klooster geleid (r6) . Te Tienen gebeurde dit onder muziek en gelui van alle klokken der hoofdkerk ; bij deze gelegenheid werd er een mis gezongen en een feestmaal gehouden (17) . Aangaande de

( r ) Dl. I , blz. 208 ; Dl. I I , blz. 1 5 1 ; Dl . V, blz. 100, 2 5 1 . (2) Dl. I , blz. 125 . (3 ) Dl . I , blz. 87 , n. 6. (4) Dl. I I . blz. 1 1 7. (5) Dl. I, blz. 363 ; Dl. II, blz. 39· (6) Dl. II, blz. 102. (7) Dl. I I, blz. 73· (8) Dl. V, blz. 1 46. (9) ACB. I , 9684, pp. 62-70. ( ro) Dl. I, blz. 296. ( r r ) Dl. V, blz. 1 43. 385. ( 12) Dl. V, blz. 395 · ( 1 3) Dl. I I , blz. 2 16 ; ACB. IIJ, 5008, f. 1 03r., § 1 2 . ( 14) D l . I , blz. 98, 2 15, 337. 394-95, 399-400 ; D l . V , blz. 143 · ( 15) Dl . V, blz. 42, 1 48, 253 . ( 1 6) Dl . V, blz. 394· ( 17) Dl. V, blz. 1 47.

Page 204: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

200 111 . HET KLOOSTER. 3· VERSCHILLENDE VERTREKKEN

plechtige overname van het klooster te Munsterbilzen hebben we reeds uitvoerig geschreven ( r ) . Te Menen bood de stad bij het voltooien van het klooster een groot feestmaal aan ; volgens de bestaande rekeningen gebruikte men er twee visgerechten, koek, bier en negen potten wijn (2) . Op veel plaatsen kwamen dan nog nieuwe feestelijkheden bij de kerk­wijding of de eerste mis in het nieuwe gebouw (3) ; men weet b. v. hoe plechtig en onder welke hoge belangstelling dit in het eenzame Tervuren gebeurde (4) .

Deze feestelijkheden golden zowel voor de herbouw of de vergroting, als voor de eerste stichting van een klooster . Vooral in de grote en rijke steden kwamen gevallen van her­bouw of vergroting voor, omdat daar méér geldmiddelen beschikbaar waren (5) of omdat er, wegens de uitbreiding van de werkkring, méér personeel nodig bleek. Dit was b. v. het geval te Rijsel. Dit klooster was in den beginne het groot­ste van de Provincie en sommigen vonden het te schoon ; later vond men het ellendig en men herbouwde het voor roo reli­gieuzen ( 6) .

De Kapucijnen stonden op het standpunt dat de gebouwen zeer arm moesten zijn en dat deze werkwijze een welsprekender predikatie was dan die op de kansel (7) . Doch niet overal konden ze dit ideaal doorvoeren. Zo waren te Menen de stenen gewelven kunstig gemetseld en met kruisen en heraldieke Franse lelies versierd ; daartegen opperde men geen bezwaar .

( I ) Dl. V, blz. 4S T-S3· (2) REMBRY-BARTH, t . I I I , p. 397· (3) Dl. V, blz. I47-48. (4) Dl. I, blz. 377 ; Dl. V, blz. I 2o . (S ) Ook in het stadje Armentiers werden kerk en klooster in I 7SS en vol-

gende jaren herbouwd. Daarover geven we hier enkele inlichtingen (volgens ACB. I, 23.200, pp. 2 I S- I6) , die in Dl. I I , blz. 1 26 ten onrechte wegvielen. Het stadsbestuur, dat de eerste steen legde, schonk I8 schone bomen en voor de kerkvloer 400 gulden. Onder de weldoeners vindt men nog Mme Marie Pouille (syndica te Valenciennes, t I 7S8), die 6oo fr. schonk ; de pastoor van Erquin· ghem-sur-Lys gaf I SO kronen ; verder worden nog giften vermeld van de Heer Chevalier (directeur général des fermes pour les États) , Mme Brunei, pastoor Vanoye, Roger Laloy en zijn vrouw Henriette Carpentier uit Deulemont, de besturen van Nipkerke, La Chapelle-d'Armentières en Houplines enz. De Graaf van Egmond schonk r 2s Franse ponden om de gebeenten van zijn familieleden uit de oude kerk naar de nieuwe over te brengen .

(6) Dl. I I , blz. 1 04 . (7 ) ACB. l i l, sooS, f. IO ir .

Page 205: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BOUW VAN HET KLOOSTER. BENEDENVERDIEPING 20I

Erger was het te Arras, Gent, Rijsel, Doornik en wellicht elders nog, waar de bouwtrant moeilijk met de beloofde ar­moede overeen te brengen scheen. Dit gold nog méér voor nutteloze verbouwingen (r ) . Ook weigerde men te Luik in r655 het aanbod van Godefridi om het koor te vernieuwen ; men vond het een nutteloze uitgave ; te Stavelot echter werd hetzelfde geld beter gebruikt (2) .

De benedenverdieping. - Een Kapucijnenklooster heeft niets van de grootse afmetingen van een abdij . Een kapittel­zaal b. v. is bij hen onbekend ; wat daar moet gebeuren, wordt bij de Kapucijnen in de refter of het koor afgehandeld. Evenmîn kennen ze een gestoelte in het priesterkoor, gelijk de Minderbroeders er een gebruiken, omdat ze hun bidplaats voor officie en gebed achter het hoofdaltaar inrichten.

De gebouwen vormen gewoonlijk een vierkant of een recht­hoek. In het midden ligt een tuintje, de z .g. pandhof, die met één of twee deuren met de galerij rondom (het pand) in ver­binding staat.

Tengevolge van plaatselijke omstandigheden en behoeften , bleven de refter t e Aalst en de kerk t e Brussel en t e Tienen buiten het traditionele vierkant. Om dezelfde reden droeg de voorzijde der gebouwen te Tervuren in het begin geen verdieping, terwijl te Brussel twee dorroters boven elkaar werden gebouwd. Te Leuven sprong één der vleugels van het klooster ver naar buiten ; zo ook de kerk te Brugge, Aalst , Duinkerke en ook elders.

Te Tienen was één zijde van het vierkant slechts met een gang afgesloten, zonder dat daar lokaliteiten naast werden gebouwd. Te Brussel had men beneden ook een apotheek ten gerieve der armen ; in zo'n belangrijk centrum verwondert het niemand, dat er ook méér spreekkamers nodig waren clan elders.

( 1 ) Dl. V, blz. 37· (2 ) Dl. I I , blz. 260. Deze Godefridi wordt in ÉF., t . XLV I I I , 1 937. p .

73 1 , ten onrechte geïdentificeerd met Jonathas de Quareux ; deze was " maî­tre de forges " te Quareux (gebied van Stavelot) , terwijl Godefridi kantor van de H .-Kruiskerk was.

Page 206: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

202 III. HET KLOOSTER. 3· VERSCHILLENDE VERTREKKEN

Vóór en soms ook naast de kerk werd een pleintje vrijge­houden, gewoonlijk met bomen beplant . Soms zag men er een Kalvarie- of Alvernaberg, een groot Ecce Homo, een 0.-L.-V.-beeld en stellig altijd het << Kapucijnenkruis ».

In bergachtige streken van Wallonië was het klooster soms langs een hoge trap te bereiken, zoals te Luik, te Aarlen en te Marville. Te Kortrijk werd mettertijd de toegang naar een andere straat verlegd ( r ) .

De ongelijkheid van het bouwterrein verklaart eveneens dat in het nieuwe klooster te Marville in 1760 zeven kelders naast elkaar werden ingericht (2) . Elders moes� men zich met veel minder tevredenstellen, al kreeg de termijnbroeder er veelal ook beschikking over een speciale voorraadplaats (3) . Hoe het graven van een ruimere kelder te Luxemburg een tragisch verloop had, vermeldden we reeds (4) .

In de Middeleeuwen speelde de watervoorziening een grote rol bij de keuze van het bouwterrein voor een abdij of een klooster. Bij de Kapucijnen was deze kwestie wel zonder belang voor de keuze van het terrein, maar we weten toch welke grote werken te Brussel werden uitgevoerd, om aan het nodige drinkwater te komen (S) . Elders werd een verbin­ding gezocht met een bestaande bron, beek of rivier (6) . Spa kreeg in r665 verlof om uit de richting van Creppe bronwater langs buizen in de tuin te brengen ; en in 1729 bleef dit recht gehandhaafd (7) . Ook vijvers en vergaarbakken in de tuin wor­den dikwijls vermeld (8) . Op veel plaatsen moest een put voor bron of regenwater worden gegraven (9) ; aldus schonk Zacha­rias van Hasselt , bij testament van 20 November 1649, soo gulden voor het maken van een waterput, ten gerieve van het klooster in zijn geboortestad (ro) . Gewoonlijk kreeg men water in de keuken, de spens en het washuis. Elders werd een

( I } Dl. V, blz. 247 .

(3 ) Dl. II , blz . 94· (5) Dl. V, blz. 53-56.

(2) Dl. I J , blz. 32. (4 ) Dl . I I , blz . 46-48.

(6} Dl. J I , blz. 1 88, 247 n. 6, 255, 283, 307 ; Dl. V, blz. 2JI n. I, 329, 396. (7) SAL., Vitte de Spa. Église, Capucins, n° 23. (8) D l . I I , blz. r r8 ; Dl. V, blz. 87, I63 n. r . (9) Dl. I I , blz. 309 ; D l . V , blz . 240, 322, 385, 454· ( 10) Bolderberg-Kermt, Kerkarchief, Oudste doopreg. , initia.

Page 207: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE BENEDENVERDIEPING 203

leiding gelegd om de kelders droog te houden (r) , of om het vuile water af te voeren.

De keuken lag zo ver mogelijk van de ingang en de kerk, om de kooklucht te vermijden ; meestal lag ze helemaal aan de overzijde van de kloosterpoort .

Tussen de keuken en de refter had men de spens (2) van de kok, waar deze alles gereedzette voor het middag- en avond­maal en het door een loket naar de refter doorgaf.

Aan het andere uiteinde van de refter, gewoonlijk in de onmiddellijke nabijheid van het koor, was de spens van de termijnbroeder, waar bier en brood werd bewaard. In deze voorraadkamer kon men binnen van uit de gang en van uit de refter ; doch beide deuren waren steeds op slot en op strenge straffen was de toegang verboden (3) . In deze spens was ook een schouw, ten gerieve van de refterier (4) . Tussen de spens van de kok en de refter was er echter geen deur, om te beletten dat de religieuzen zich te gemakkelijk zelf zouden gaan be­dienen ; ze moesten tevreden zijn met hetgeen de kok hun door het loket doorgaf.

De vloer van de refter was in planken gelegd (5) . Gewoonlijk stonden er vijf tafels, twee langs iedere zijmuur en één tegen de muur der spens van de termijnbroeder ; aan deze laatste zaten de Oversten (6) .

Volgens de Konstituties mocht de refter 13 palmen hoog zijn, dat is 3 ,25 m. of, als de lucht heel slecht was, 14 (3,50 m.) ; deze laatste maat werd in r68z voor het klooster te Veurne goedgekeurd (7) . Te Kortrijk steunde het stenen gewelf op een stevige centrale pijler (8) ; elders, zoals te Luxemburg (9) en te Brugge, had men boven zware balken. Gewoonlijk waren de wanden met schilderijen versierd ; een afbeelding van het Laatste Avondmaal scheen daar goed op haar plaats ( ro) .

( I } Dl. I I , blz. 1 59. (2) Middellatijn Spensa of Dispensa = voorraadkamer. (3) ACB. I I I , sooS, f. I rsv. § 3-4 . 1 39v. § 5 ; roo6, p. 2 29, § r r ; soo6, B ,

f. nr. (4) Dl. I I , blz. 1 28 . (5 ) Dl . V. blz . 378.

(6) Vgl. aangaande ramen, banken en tafels in de refter Dl. I f , blz. 48-49. In de refter was ook een waterbak (ACB. I I I , I003, p. 3 I2 ) .

( 7 ) ACB. I , 1 4 10, § I . (8) Dl. V, blz. 253. (9) Dl. II, blz. 48. ( Io) Dl. V, blz. 455-56.

Page 208: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

204 lil . HET KLOOSTER. 3· VERSCHILLENDE VERTREKKEN

Toen de Walen in 1698 het klooster van Luxemburg weer van de Paters uit Champagne terugkregen, vonden ze er de refterwand van onder met hout bekleed ; dadelijk lieten ze dit verwijderen, als tegen hun gewoonten ( 1 ) .

In 1659, bij de herbouw van het klooster te Belle, gebruikte men ijzeren balken in plaats van houten, iets wat men in het stadje nog nooit had gezien (2) . In 1670 bestempelde men het als een nieuw misbruik, dat men de balken in de refter begon te beschilderen (3) .

Toen de eetzaal te Aarlen in 1748 te klein was geworden, werd de spens van de termijnbroeder er bij ingelijfd en in de tuin, tegen de refterwand, bouwde men een nieuwe voorraad­kamer (4) .

In de refter moest alles eenvoudig blijven ; geen kat werd er toegelaten (5) . Daarentegen werden er enkele boeken ter konsultatie bewaard, die niemand mocht wegnemen (6) .

Voor de vloer van het pand of de kloostergang schijnt de gewoonte niet altijd dezelfde te zijn geweest. Te Luxemburg b. v. had men eerst een plankenvloer, doch in 1706 werd hij door een stenen vervangen. In de volgende jaren keerde men echter naar de houten bevloering terug, tot dat men dit in 1724 opnieuw veranderde (7) . In de koude Nederlanden liet men echter de gangen nergens open langs de kant van de pandhof, zoals in de warme luiderlanden algemeen gebrui­kelijk was.

Te Leuven was de ingang van het klooster met allerlei · godvruchtige spreuken versierd (8) ; ook in het pand gebruikte men eerst hier en daar zo'n vrome wandversiering (9) ; doch in de XVII Ie eeuw werd deze gewoonlijk door portretten van heilige of bekende medebroeders vervangen. Te Dinant waren deze portretten nog in 1784 van papier ( ro) ; elders

( r ) BL., HS. 39, f. 1 22r. (3) ACB. I I I , 1 006, p. 647, § 1 2 . (5) ACB. I I I , sooS, f . 1 38v. (7) Dl. II, blz. 46, 50. (9) Dl. V, blz. 24 r .

(:.!) Dl. V, blz. 36r . (4) Dl. I I , blz. 66. (6) I bid., f. u6r., § 7 . (8) Dl. V , blz. 71 .

( 1 0) Dl. I l , blz. 266.Wellicht waren het platen uit CAROLUS VAN ARENHERG's

Ftores of Icones antiquae.

Page 209: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE BENEDENVERDIEPING 205

waren het schilderijen op doek. Verscheidene reeksen derge­lijke afbeeldingen bestaan thans nog ; het schijnt echter wel dat men er gewoonlijk niet veel historische waarde aan moet toekennen (r ) , behalve wellicht voor afbeeldingen van onlangs overledenen, die men nog persoonlijk had gekend.

De begane grond had nog verscheidene lokaliteiten : een portierscel, een paar spreekkamers, een kleermakerij , een washuis, later ook een kamer om zich te warmen enz. Te Duin­kerke waren er zelfs ziekenkamers, alhoewel deze elders ge­woonlijk op de dorroter lagen.

Buiten de eigenlijke kloostergebouwen, had men dan nog, veelal wat op afstand, een bergplaats en zelfs gewoonlijk een paardenstal voor de lastdieren van bezoekers en boeren die voorraden aanbrachten. Het bouwen en herbouwen van houtschuren, of het kopen van een bestaand eigendom dat daartoe kon worden ingericht, wordt in de geschiedenis van de verschillende kloosters herhaaldelijk vermeld (2) .

Beneden, bij de kloosterpoort, had men het « spreekhuis >>,

gelijk men vroeger zegde ; daar konden bezoekers de religieu­zen ontmoeten die ze wensten te spreken. Naargelang het ministerie en de betrekkingen met de buitenwereld toenamen, moest dit vertrek ook worden vergroot (3) of maakte men er nog bij (4) ; spoedig sprak men nu van het binnen- en het buitenspreekhuis, naargelang het binnen of buiten het slot was gelegen ; daarenboven had men een « kamer van S. Fran­ciscus », die beantwoordt aan de « herenkamer », die men thans in Nederland nog heeft. Te Tervuren was een kamer voor bedevaartgangers (5) , te Brugge een voor buitenlieden (6) , en in veel plaatsen een voor boodschappers (7) . In de deur was er een raampje, dat men kon openen of toedoen ; wanneer het openstond, kon men goed zien wat daarbinnen gebeurde (8) .

( I ) Dl. V, blz. 85, 149, 455 ; P. HILDEBRAND, Georges de Geel (Anvers 1940) , p. 361 , n. 3 ; FL., Dl. XVII, 1935, blz. 441 ; Dl. XVI I I, 1936, blz. 4 1 5 ; Dl. XXVII , 1944, blz. 44-45.

(2) Dl. I I , blz. 23, 33, 4 1 , 54, 56, 79, 93, 1 25, 1 63 n. 2 , r 8o, 225 n. 7 ; Dl . V, blz. 26, 1 23, 1 75, 202, 248, 257, 323-24, 329 n. 2 , 360, 405.

(3) Dl. V, blz. 205. (4) Dl. V, blz. 86, 224 n. 7· (5) Dl. V, blz. I I6 . (6) Dl . V, blz. 2 15 . (7) Dl. Il , blz. 1 2 3 ; Rituel, p. 247· (8) Dl. V, blz. 435 ; ACB. 111, roo6, pp. 442 § 5, 472 § r8 .

Page 210: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

206 I I I . HET KLOOSTER. 3· VERSCHILLENDE VERTREKKEN

Te Brussel en te Tienen konden de bezoekers rechtstreeks in het spreekhuis komen, zonder eerst door de kloostergang te passeren (r ) ; in het eenzame Tervuren had men zelfs twee kamers buiten het slot, waar leken konden overnach­ten (2) . Gewone .logeerkamers waren anders meestal op de bovenverdieping. Te Tervuren en te Aalst konden de vrouwen ook in de pandhof wandelen, daar er twee gangen naast elkaar liepen, één binnen en één buiten het slot (3) ; in 1765 verbood Paulus van Colindres echter deze schikking (4) .

De bovenverdieping. - Als we nu de bovenverdieping inspekteren, is de eerste kwestie welke vloer men er heeft gelegd. In het begiu was Hippolytus van Bergamo méér voor tichels, op de wijze van Italië. Nederlandse Paters verkozen echter een plankenvloer, die veel warmer was, vooral in een tijd toen men met verwarmingstoestellen nog heel zuinig bleef, gelijk we straks zullen zien. Daar de zoldering niet ge­plafonneerd werd, brachten de Italianen naar voren, dat planken soms niet goed sluiten, zodat stof en vuil naar bene­den valt. En daar het gebruik van matten of gangbelegsels niet aanvaard was, vond men dat een plankenvloer, bij het heen en weer gaan der religieuzen, te veel de rust en stilte van het klooster stoorde (5) . Niettemin bleven beide stelsels in gebruik, al werd een plankenvloer toch meest gebezigd. Te Maastricht lagen er tichels tot in r655, in welk jaar men ze door een houten vloer verving (6) .

Op de bovenverdieping, vinden we gewoonlijk de zieken­kamers, waarover in een volgend hoofdstuk. Een deur gaf toegang tot de geriefelijkheden, waarover gewoonlijk weinig wordt gesproken, maar die er toch nodig zijn en die een archivaris even deftig vindt als al het overige (7) .

( 1 ) Dl. V, blz. 4 1 , 145· (2) Dl. V, blz. 1 23 . . (3) Dl. V, blz. r r6, I I9, 269-70. (4) ACB. 1 1 1 , r ooS, p. 135. § 1 2 . (5) ACB. l i J , 5008, f . 79r. § 9 , I 03v.-o4r. O m het weerklinken van het

weg en weer lopen op de plankenvloer te verminderen, bestreek men deze vanonder met leem ; doch het was verboden daar witsel over te schilderen (Ibid., f. I03v. ) .

(6) Dl . V , blz. 378. (7) Daarover schrijft het Ceremoniaal van 1594 (ACB. I I I , 5008, f. 1 46r.-v.,

Page 211: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

I'

DE BOVENVERDIEPING 207

Te midden de dormter liep over heel de lengte een gang van r ,so m. breed (r) ; langs weerskanten stonden de cellen (2) . In het begin was alles vanboven open. Dit was nog het geval in het nieuwe klooster dat te Brugge in r6r7 werd gebouwd ; eerst in 1645 mocht men alles met planken toeleggen (3) . I n de Luxemburgse kloosters hadden de Paters uit Champagne de dormter en de cellen eveneens vanboven laten afsluiten ; doch bij hun terugkeer in r6g8 smeten de Walen die planken dadelijk weg (4) . Het was nochtans nergens in de Konstituties verboden en daarom meenden de Vlamingen het wél te mogen doen ; de Walen hielden echter hierin méér aan hun strenge overleveringen.

De cellen waren heel klein. De Konstituties der Orde, die grote eenvoud en nederigheid bij het bouwen voorschreven , gaven in het Vle Kapittel een plan op met de afmetingen, die daarbij werden toegelaten. De maten werden in palmen aangegeven. In de Nederlandse uitgave der Konstituties (5) wordt dan, blz. 140, de lengte van een halve palm aangegeven

'§ 4) : cc A rnagistra vel praelato unus frater deputetur, qui in aestate onus colligendi folia et paranda pro la trinis ha beat. Et in hyeme (si praelato libuerit) sint ibi aliquae petiae parvulae ex tela (non autem ex panno), in duabus corbulis, una pro mundis et altera pro immundis, quae ab aliquo humili fratre, deputato a superiore, singulis hebdomadibus in sabbato abluantur, cum baculo in aqua in pelvi aliqua ad hoc deputata ; et deinceps super dormi­torium extendantur, quo infra hebdomadam possint siccari et in sabbato repani ad latrinas ». Papier was in deze tijd nog moeilijk te krijgen I Uit de tekst verneemt men verder, dat er hier van een W. C. met zitvlak en opening sprake is. In 1 745 wordt voorgeschreven (Kamerijk, HS. 1 2 38 [I I I I) , f. 74v., § 6) dat de clerici moeten zorgen dat er in de W. C. der ziekenkamers altijd water en cc ramonettes » voorradig zijn. Dit laatste woord betekent in het Oudfrans en het Luikerwaals een kleine bezem (J . HAUST, Dict. franc.-liégeois [Liège 1948] , p. 38) .

( 1 ) Afmetingen volgens de Konstituties. Te Maaseik, waar de gebouwen ten dele nog bestaan, is de gang r ,6o m. breed en 2,48 m. hoog ; te Velp, 1 ,49 en 2,8o r /z m. Te Dinant is de hoogte slechts 2,35 m. Wanneer men boven komt, ziet men daar een muurschildering die S. Franciscus voorstelt, met de vinger op de mond en daarboven het woord Silence. Ook te Luik bestaan thans nog grote stukken van het oude klooster, in de Rue Volière 1 7, doch spoedig zal dies worden afgebroken en verbouwd. De gang van de darmter meet daar 1 ,57 m. bij 2 ,37.

'

(2) Zie echter voor het klooster te Oudenaarde, Dl. V, blz. 240. {3) Dl . V, blz . 2 16. (4) BL., HS. 39, f . 1 22r. ; HS. 40, p . 33· (5) Bij Plantijn 1645.

Page 212: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

208 111. HET KLOOSTER. 3· VERSCHILLENDE VERTREKKEN

en deze bedraagt juist 0,122 m. , dat is 5 of 6 millimeter minder dan de maat in de officiële Italiaanse uitgave (1 ) . Het oudste ceremoniaal van de Nederlandse Kapucijnen vond overigens in 1594, dat de afmetingen alhier gerust kleiner mochten zijn dan in Italië, waar het 's Zomers heter is dan bij ons (2) . Als we nu de palm in een rond cijfer op 0,25 m. berekenen, lieten de Konstituties voor de cellen een hoogte toe van 2,50 m., terwijl het ceremonieel slechts 2,25 m. verlangde. De lengte en breedte, die 2 ,25 m. mochten zijn, werden alhier eveneens tot 2 m. teruggebracht (3) .

Hetzelfde gold voor de celdeur. Terwijl Rome 1 ,75 m. toeliet, mocht het hier slechts 1 ,50 m. zijn (4) .

Toen de Nederlanders zelfbestuur hadden gekregen en de vreemde Oversten waren vertrokken, volgden ze spoedig de afmetingen in de Konstituties toegelaten ; doch het is merk­waardig dat men nergens leest dat men later hier of daar bestaande cellen zou vergroot hebben.

Boven de deur was een « lukarn » of houten luik, dat men kon openen om te luchten (5) .

De cellen hadden een wijwatervat, een houten Kapucij­nenkruis en een of andere godvruchtige afbeelding, die geduld werd om de schijn niet te hebben in zake van beelden Protes­tantse opvattingen te huldigen (6) . Als meubels had men er in den beginne enkel een tafel met voetbankje, een stoel, een bed en een kaars ; een rek voor boeken bestond niet, doch aan het hoofd- of voeteneinde van het bed bewees een plank dezelfde dienst (7) . Hoofdkussen en bed waren met stro ge­vuld, dat ieder jaar, kort na Pasen, werd vernieuwd (8) ; slechts in een uitzonderlijk geval werd een matras toegela-

( 1 ) Roma 1643, p. 70. (2) ACE. III, 5008, f. 1 04V.-o5r. (3) Te Luik bedraagt de hoogte der cellen 2,37, te Maaseik 2,58 en te

Velp 2 ,8o m. Lengte en breedte bedragen te Maaseik 2,32 bij 2 ,22 m., te Luik 2,40 bij 2,33 m. en te Velp 2,42 bij 2,37 m.

(4) Te Luik meten de deuren 1 , 79 bij 0,695 m., te Maaseik r,83 bij o,68 en te Velp 1 ,90 r {2 bij 0,75.

(5) Frans Lucarne. Vgl. Dl. II, blz. 1 03 . (6) Dl . I , blz. 3 12 , 3 2 1 ; ACE. I I I, 5008, f . 5 1r . § I I , 89r. § 8 , 1 04r. (7) ACB. I I I . 1 006, p . 29, § 19 ; soo8, f. 1 42r., I 43V., I45r. (8) ACE. I I I , roo6, p. r 7 r , § 7 ; 5008, f. 145v.

Page 213: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE BOVENVERDIEPING 209

ten (1 ) . Het stro was door een linnen overtrek op een uit­neembare plank genageld (2) .

Toen bij de Walen hier en daar losse strozakken in 1734 en 1748 werden ingevoerd, werd er dadelijk aan herinnerd, dat ze vastgenageld moesten blijven (3) . Men had noch lakens noch slaapmuts (4) , doch wel dekens.

Vreemdelingen die in vorige eeuwen ons land bereisden, klaagden soms dat de bedden alhier in de burgerhuizen zo kort waren , dat men er zich niet op kon uitstrekken, maar in half zittende houding moest trachten te rusten (5) . Hierover verneemt men bij de Kapucijnen echter geen klachten.

Wanneer een religieus van klooster veranderde, moest hij vóór zijn afreis heel zijn cel reinigen en in orde bren­gen (6) ; in zijn nieuw klooster moest hij alles aanvaarden gelijk hij het vond en het was verboden meubels te verwis­selen of de algemene schikking der plaats te veranderen (7) . Nog in 1698 herhaalden de Walen dit ; vooral in cellen die onlangs '' gemoderniseerd » waren, moest de nieuwe regeling worden geëerbiedigd (8) . Alleen de stationarissen kregen reeds in 1662 in dit opzicht bij de Walen zekere voorrechten ; hun cel was beter ingericht en mocht aan geen gewone Pater wor­den gegeven (g) .

( r ) ACB. l i l , roo6, pp. 40 § 8, 474 § 28 . Vier matrassen in paardenhaar werden in 1 782 te Munsterbilzen aangeschaft (ACB. I, 20.326, p. 24) , waar­schijnlijk voor zieken of misschien ook voor overnachtende kloosterlingen. In 1 779 klaagt men er over (ACB. I I I , rooS, p. 233, § 6) , dat hier en daar wollen hoofdkussens worden gebruikt.

(2) In rS95 had men in de Belgische Provincie nog dergelijke bedden ; kort daarop kwamen ze in onbruik. De Kapucinessen slapen thans nog op vastgenagelde strozakken ; doch de zijkanten van het bed zijn los tussen de staanders ingeschoven, zodat men ze kan uitnemen.

(3) ACB. 1 1 1, roo3, pp. r S9 § 9 ,3 12 § 1 4. (4) Voorschrift van het Kapittel te Belle in 1 7 1 0 (ANP., série GQ, no 49) .

Wat volgt komt uit het ceremoniaal van 1 594 (ACB. l i l , sooS, f. 1 45r.-v. ) : « Neque sine urgenti necessitate, maxime juvenes, matulas in cellis teneant, quia hoc similiter valde dedecet et magnae ignaviae est signum, nee in Italia permittitur. Ideo si qui indigent in nocte, petant a praelate Iicentiam ; nee ullo modo urinam per fenestram projiciant "·

(5) Ch. FIERVILLE, Voyage anonyme et inédit d'un janséniste en Hollande et en Flandre en r6Sr (Paris rSS9), p. 73 ·

(6) BL. , HS. 37. f. 1o6v., § 9 . ( 7 ) ACB. 1 1 1, roo6, pp. 2S § r S, 440 § 1 2, 497 § 4 · (8) BL., H S . 39, f . 230v. § 2 3 . (9) BL., H S . 37, f . 54v.

Page 214: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

210 111. HET KLOOSTER. J. VERSCHILLENDE VERTREKKEN

Het dak. - Kerk en klooster waren in het begin met hou­ten tegels gedekt. Reeds in 1614 echter werden te Douai leien gebruikt ; de aanleiding daartoe was het volgendE>. Een zekere J. Dumont legateerde aan de Paters de rente van 500 gulden, die zij niet mochten aanvaarden ; daarom gingen de schepenen in op het aanbod van één der erfgenamen, J eanne Dumais­niel, die het kapitaal helemaal uitkeerde ; daarmee liet het stadsbestuur dan . de kerk met leien dekken (1 ) .

Te Aalst moet men in den beginne pannen gebruikt hebben, aangezien een geweldige stormwind het derde gedeelte van het dak naar beneden wierp. In 1628 besloot men dan ook maar leien te gebruiken (z) . Te Dendermonde ging men er het volgende jaar toe over ; het scheen overigens goed­koper (3) . Het Definitorium besloot zelfs voortaan overal de dakbekleding met leien te laten invoeren (4) . Zo werden te Kortrijk in 163 1 de houten tegels vervangen (5) ; in het nieuwe klooster echter, dat in 1668 werd gebouwd, gebruikte men nog beide soorten van dakbedekking (6) . Dit moet ook te Dendermonde het geval zijn geweest, aangezien men in 1699-1705 nog hoort dat men hier en daar tegels door leien wil vervangen (7) .

Te Rijsel had men boven de ziekenkamers pannen gebruikt , die eerst in 1753 voor leien moesten plaats maken (8) . Het armoedigste was het wel te Meersel,waar in het begin alles met riet was bedekt ; eerst in 1738-39 begon men er leien te gebruiken (g) .

De materialen, die aldus geleidelijk overal burgerrecht kregen, kwamen gewoonlijk uit Fumay. Voor Kortrijk geeft men echter de stad Bergen als herkomst (1o) , terwijl Geldern zijn leien uit Luik ontving (n) ; Bergen en Luik kunnen ze natuurlijk eveneens uit Fumay gekregen hebben. Doch te Veurne kwamen ze uit Engeland, zowel in 1698 als in 1782-83 (12 ) .

( 1 ) Mémoires . . . de Douai, série II, t. XII, 1 872-74, pp. 373-74· (2) Dl. V, blz. 270. (3) Dl. V, blz. 230. (4) Dl. V, blz. 82. (5) Dl. V, blz. 248. (6) Dl. V, blz. 25 1 . (7) DI. V , blz. 230 (8) Dl. II, blz. 105, n. 2. (9) DI. V, blz. 1 76 n. I , 1 78 . (w) Dl. V, blz. 25 r , n. 6. ( n) Dl. V, blz. 407-08. ( 1 2) Dl. V, blz. 309, 3 13 .

Page 215: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HET DAK. DE VENSTERS 2II

4. HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

Vensters. - In de vroege middeleeuwen, toen het glas nog duur was, werden zelfs de rijkste paleizen met kleine raampjes gebouwd ; doch naarmate glas gemakkelijker te krijgen was, zag men ook overal grotere vensters.

De Kapucijnen volgden echter de oudere werkwijze en wilden in de cellen slechts kleine raampjes. Volgens de Kon­stituties, mochten ze 2 palmen hoog zijn en I I /2 breed, dat is ongeveer O,SI bij 0,38 m. In de Nederlanden werd dit eerst trouw onderhouden (I ) , maar het duurde niet lang of de maten, door de Konstituties toegelaten, werden over­schreden. Te Luik zijn de afmetingen 0,74 bij < l , 4IS m., te Maaseik o,83 bij 0,58 en te Velp r , IS bij 0,79 ; doch in den beginne zal het hier wellicht minder geweest zijn.

Behalve de cellen, was niets speciaals bepaald voor de ramen van de overige vertrekken of van de kapel. Glasramen werden toegestaan in de kerk en de sakristie (2) . Verder zag men er geen bezwaar in, dat de kerkvensters opschriften droegen of wapenschilden van weldoeners, steden en stichters.

In andere vertrekken was het gebruik van glas streng ver­boden ; en aanvankelijk moest men zich met papier behelpen. Toen aan Hieronymus van Polizzi, die Generaal was van 1587 tot 1593, de toestand in onze Noorderlanden werd voorgelegd, maakte hij geen bezwaar tegen het gebruik van glas, zodat men dit in verscheidene kloosters dadelijk ging toepassen. Daar echter in de Orde deze gewoonte slechts in de Zwitserse

( r ) ACB. U I, sooS, f. ro4v.-osr. De afmetingen der celvensters worden stel­lig te groot aangegt-ven in de tekening bij P. G. DE MAESSCHALCK, Oud Den­dermonde (Denderm. rgor ) , blz. 63. De schrijver schijnt deze schets gemaakt te hebben volgens het stadsplan van Sanderus (vgl. de afbeelding in ons Dl. V, blz. 2 3 1 ) . Ook voor het klooster te Mechelen weet men niet of de afbeel­ding Dl. V, blz. S r in dezen betrouwbaar is.

(2) Dl. I, blz. 3 2 I , 355·

Page 216: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

212 I I I . HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

Provincie bestond, vond men het in de toekomst beter, van het verlof geen gebruik meer te maken ; zo werden in 1593-94 de ruiten in verscheidene kloosters geweerd (1 ) . In 1597 werd door het Kapittel (2) , zelfs voorgeschreven ze overal weg te nemen, behalve in de keuken en de kerk, waarbij voorzeker ook het koor en de sakristie moeten begrepen worden. Tijdens de Visitatie van 1598 vernieuwde Hieronymus van Sorbo het verbod van glazen ruiten in de kamers (3) . Paulus de Mol van Brussel werkte echter in 1603 langs de Nuntius Frangipa­ni, om glasramen te mogen gebruiken. Hij vond het voor­schrift overdreven, daar iedereen in het land glas gebruikte, niet enkel in de woningen, maar zelfs in stallen. Vooral nam hij er aanstoot aan, dat men eerst glas had ingezet en het daarna weer liet verwijderen, hetgeen opspraak moest ver­wekken (4) . Niettemin bleef het voorschrift gehandhaafd.

Eerst in r627 liet het Vlaamse Definitorium een uitzonde­ring toe voor de ziekenkamers, waar men overal glasramen mocht inzetten (5) . Hetzelfde jaar liet het Kapittel dit even­eens toe voor de refter te 's-Hertogenbosch, Menen en Oost­ende, omdat men oordeelde dat de wind daar sterker was dan elders (6) . Voor Burburg schijnt men hetzelfde voorrecht te hebben gevraagd, doch het werd in 1630 geweigerd (7) . Het volgende jaar werd opnieuw bepaald dat ruiten overal verboden bleven, zonder speciaal verlof van P. Provinciaal (8) . We vernemen verder ook niet dat het ergens werd verleend.

Toen Fortunatus van Cadore in r654 in de Keulse Provincie Visitatie hield, liet hij te Keulen, Ehrenbreitstein en Linz de ramen volgens de voorschriften van de Konstituties kleiner maken (9) . We vernemen niet, dat hij dit ergens in de Neder­landen heeft moeten doen.

In r656, r662 en 1671 toonde het Generaal Kapittel zich eveneens streng in dit opzicht ( 10) . Deze voorschriften werden

( 1 ) ACB. I II , sooS, f. I04Y. (3) ACB. I I I , 1006, p. 38, § 19. (5) ACB. III, 1 oo6, p. 225. (7) Dl. V, blz. 339· (9) LINDEN, S. 33·

(2) ACB. I I I . 10o6, p. 29, § 28 . (4) Nonciature, t. I I I, p. 418 , § 9· (6) ACB. I I I , r oo6, p. 279. § 1 7. (8) ACB. I I I , roo6, p. 279. § 30·

( to) AOMC., t. V I I, 1891 , pp. 25 § 64, 68-69 § 56, I I 9 § 53·

Page 217: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VENSTERS 213

ook in Wallonië afgekondigd (1 ) , ofschoon we niet geloven dat daar iets moest worden veranderd. Te Douai werden in 1684-85 hier en daar wel nieuwe ruiten ingezet (2) , doch ner­gens blijkt dat dit in de celramen was, integendeel.

In Vlaanderen had men echter in enkele cellen de ramen vergroot, doch het Definitorium liet ze in 166o tot de vorige afmetingen terugbrengen ; eveneens schreef het voor, het glas en de talk (een soort van mika) , die men hier en daar in plaats van papier had gebruikt, uit de celramen te verwij­deren (3) . Te Velp had men omstreeks deze tijd eveneens glasramen (4) ; doch wellicht werd het daar geduld, omdat het geen eigenlijk klooster was.

Overigens werd in 1671 in Vlaanderen weer voorgeschreven alle ruiten weg te nemen, als men geen speciaal verlof van P. Provinciaal had. Men breidde het verbod zelfs uit tot broei­kassen voor meloenen en bloemen.

Niettemin bemerkt men bij de Vlamingen een strekking tot méér inschikkelijkheid. In 1685 liet de Generaal Carolus van Macerata toe, overal in de refter glasramen te plaatsen (5) ; doch eerst twee jaar later werd dit, na een geheime stemming, door het Kapittel aanvaard (6) ; men vond glas goedkoper dan papier, daar dit te dikwijls moest vernieuwd worden (7) . Dadelijk werd dit te Dendermonde toegepast (8) ; te Tervuren geschiedde het op 's Konings kosten (9) . Ook in het pand en de cellen ging men er toe over te Dendermonde in 1690 (10) . Te Kortrijk echter werden de cellen eerst i n 1693, met verlof van Michael van Oudenbosch, van glasramen voorzien ( r r ) . Te Brugge kreeg het pand eerst deze verbetering in 1724 (12) .

Geleidelijk werd dit nu voor alle vertrekken toegelaten ;

( I ) BL., HS. 37. f. 32V.-33L, sov. , 76r. (2) DJ. 1 1 , blz. 8o, n. 3 · ( 3 ) ACB. I , 1 337 . (4) DJ . V, blz. 435· (5) ACB. I , 5 1 5 2 . (6) ACB. I I I , 1 007, p . 7bis. (7) R K K. , p. 1 03 . Uit een aantekening van Goethals blijkt, dat de Kortrijkse

Kapucinessen hun papieren ramen behielden tot aan de opheffing van hun klooster, door J oseph I I .

(8) Dl. V , blz. 232 . (9) Dl. V, blz. 1 24.

( ro) DJ. V, blz . 232 . (n) Dl . V, blz. 260. ( 1 2) DI. V, blz. 2 1 6, n . r o.

Page 218: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

214 I I I . HET KLOO TER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

n bij de ov rname van het kloo t r te Munst rbilz n w rden er ni t mind r dan 147 ni uwe gla ramen ing-z t ( 1 ) . In 1 765 mo t men eh ter v rbi d n dubb Ie gla ramen t­

plaat n (2) . Alho w 1 ni t sp ciaals voor koor n k rk wa b paald,

chijnt h t toch w inig m t d rd stradit i ov r n t kom n, dat m n m tr k · 1694 te D rnik in h t koor en gr ot g thi eh gla raam ! i t mak n (3) . T- Rij l l i t m n om tr k · 17 14-22 op d dormt r ruit n plaat n (4) ; t

maar kr g m n r in 175 1 in d r ft r (5) . To n d at r uit hampagn d k lo t r

b z t hi ld n , plaatst n z glasram n in d d Wal n r in r6g t rugk rd n, li t n z w r uitn m n, b halv t Aarlen , waar de t rk wind op d z ' h gvlakt d v rb t ring h n t w tt ig n ( ) .

H t W al Kapitt L t nd in 1734 t , na n t mming

van all aanw zig n, in d r ft r t hart roi ruit n t plaat-s n (7) . Tijd n d tr ng wint r di v lgd , m end Ni olau

Jo ph van har! r i , arcliaan te Zin nik, dit v n n in zijn kl t r t m g n d n ; h t I apitt 1 k urd zijn hand 1-wijz nad rhand g l , alho w 1 r bij d st mming nog dri

kapitul ri n t g n bl •k n ( ). Eind lij k w rd dit in 1744 vo r all r ft r van d r vinci t g taan (g) .

N g in 1 755 li t P. Provinciaal tijd n d Vi itati uit d c !ram n h t glas v rwijder n, waar m n r hi r n daar op eig n g 1 g nh id had i11g z t ( 10) . T B rg n kr gen d 1 g r­kam r gla ram 11 in 1772 ( n) . H t volg nd jaar t ld m n vast , dat ook v or d c l le11 dit gebruik hi r 11 daar v ld won ; nu b paald m n dat gla voor d buit nv 11 t rs mocht b houd n blij ven , doch n iet aan d binn nzijd , waar papier alle n wa to g taan ( 1 2) .

( 1 ) Dl. V, blz. 454· (2) ACB. I J r , 1008, p. I J l . (3) Dl. l f , blz. 92. (4) Dl. !I , blz. 103. (5) Dl. II . blz. I 1 . (6) BL., HS. 39, f. 1 2 2r . ; HS. 40, p. 33 · (7) CB. l i J , 1 003, p. 187. (8) Dl. H. blz . 1 o. (9) ACB. I l l , 1 003 . p . l62, 3 ; B N. , H . 66, pp. 45-46. ( r o) CB. I I T , 1003, p. 6o. (I I ) Dl. r r , blz. 1 5 5 ·

( 1 2 ) BSN ., H . 66, p. z67.

Page 219: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VENSTERS, SLOTEN EN SLEUTELS 2 1 5

Sloten e n sleutels . - I n het klooster moest d e kelder alsm de beid pen n, waar o.a. bier n brood werden

bewaard, ste ds op slot zij n ( r ) . Aan zij n c 1 m cht n i mand s i t o f gr ndel h bben, noch

z tijd ns zijn afw zigh id sluit n. E n uitzond ring w rd g maakt voor d sakri ti , de voorraadkamer van de t rmijno� bro d r n d kast n d r kl rmak rij , di altijd p lot mo s­ten blijv n . Doch van all g loten plaat n mo st P. Gardiaan e n I ut I h bb n. Daar stond m n t méér op, mdat in

166 bij d Wal n v rteld w rd dat sommig t rmijnbro d rs

ig nmachtig ov r wijn b hikt n n r w ig rd n te g v n, wann r P. ardiaan r m vr eg (2 ) .

T n h t g bruik g and w g w rd ing vo rd om op d c 11 n ook ka t n , koff r f !ad n t h bb 11 , wa h t v rbo­d n i t t luit n ; n g in 1 704 n 17 10 w rd dit bij d Wal 11 g ëi t (3) n bij d Luik naar dr igd P . Provin iaal nog in

1 759 dat hij all z u op nbr k n , wat hij tijd n d V i itati g lot n v nd (4) .

Aan pr dika11t n wa h t in r62 r n r623 v rbod n hun rmo n n in g si t n ki t n op t b rg n ; t a n cht r ,

d i van n I t j vo rzi n war n , kon P . Gardiaan t taan (5) .

I n r 656 was h t g rl ofd dat P. kr taris zij n 1 sloot ;

ook d pr dikant n mo ht n hw1 s rmo 11 n acht r 1 t b -war n (6) , maar d c I z 1f m t p n blij v n . Wild n z haar w llicht luit n a Is z uitging n, dan i te m n in r689 dat ze d l ut l aan P. ardiaan afgav n (7) .

H t i duid l ij k dat de v r t n hun c I mocht n sluiten ; in 1649 mocht n dit ven n d I ktor n n g w z n D fi­nitor n (8) .

I n 1 709 iste h t G n raai Kapittel (9) , dat het luiten der

( r ) A B. J I I , sooS, f. 1 r sv. § 4· (2) BL., HS. 37, f. 2or. (3) ACB. I T I . 1003, pp. 19 § 24, 79· (4) Kamerijk , Bib! . municip., HS. 1 2 38 ( l f 1 1 ) , f. 90v.-9 1 r. (5) ACD. I I T , 1 006, pp. 1 7 1 § 1 0, 1 89 § 70, 2 1 7 § r , 245 . Reeds in 1 599

hadden de pred ikanten dit recht (Ibid., p. 40, § 6). (6) AOMC., t . VI, 1 890, p. 362, § 1 9. (7) ACB. I T I , r oo7, r. 1ov. , § 9. (B) ACB. r n . 1oo6, p. 474. § 26. (9) AOMC., t . VU, 1 89 1 , p . 335, § 1 8 .

Page 220: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

216 1 1 1 . HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

cellen verboden bleef. Toch werd het tegenovergestelde ge­bruik alhier in de XVIIIe eeuw overal ingevoerd. De eerste onzer Provincies die deze weg opging, was Rijsel. Bij het vergroten van het klooster in deze stad, omstreeks 1714-22 , kreeg iedere cel een slot met sleutel, doch P. Gardiaan kon overal in, hetzij met één loper, hetzij met een tweede exem­plaar- van iedere afzonderlijke sleutel ( 1 ) . Omstreeks het mid­den der XVII Ie eeuw werd dit in alle kloosters der Provincie toegestaan.

In het Waalse Kapittel van 1779 vroegen veel kapitularissen in de Provincie dezelfde gewoonte in te voeren ; daar anderen er zich echter tegen verzetten, besloot men het advies van P. Generaal te vragen (z). Het antwoord bleef ons onbekend ; doch het moet wel gunstig geweest zijn, aangezien in 1782 het gebruik wenl toegestaan ; met zijn < < clef royale » of hoofd­sleutel moest P. Gardiaan echter overal in kunnen. Om de kosten te dekken moesten de Paters vrije intenties afstaan (3) .

Omstreeks dezelfde tijd werden sloten en sleutels ook in Vlaanderen ingevoerd. In 1781 vernieuwde men te Maaseik alle bestaande celsloten, zodat P. Gardiaan eveneens met één sleutel overal binnen kon (4) , Te Kortrijk waren in 1791 alle cellen op slot ; zelfs hadden enkele leken de sleutel der cel van één of andere religieus. In Mei 1791 liet P. Gardiaan overal nieuwe sloten plaatsen, zodat hij met één sleutel overal binnen kon ; met hun celsleutel konden de religieuzen ook de voordeur openen ; het doorvoeren van deze verandering kostte niet minder dan 109 gulden, 2 stuivers (5) . In 1790 kregen de Oversten nog bevel om toch regelmatig alle cellen te gaan bezoeken (6) .

Verwarming. - Een belangrijk punt in het leven van kloosterlingen was de kwestie van de verwarming. Veel staat daarover in het archief geboekt ; zo vermeldt men jaren waarin

( 1 ) Dl . I I , blz. 103. (2) BSN. , HS. 66, p. 207. (3) BSN.,HS. 66, p. 223, § 7 · (4) RKMs. Dit was in 1 790 het gebruik in heel de Vlaamse Provincie

(ACB. I I I , 1008, p. 322) . (5) RKK, p . [ 14ter) . (6) ACB. I I I , 1oo8, p. 322, § 6.

Page 221: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

SLOTEN EN SLEUTELS. VERWARMING 217

het uiterst koud was ; elders geraakt men niet uitgepraat aangaande de noodlottige winter van het jaar 1740 (1 ) .

In Frankrijk bouwde men vóór 1630 de keukens zonder schouw (2) . In de Nederlanden was men niet zo streng ; niet­temin werden in 1595 nog nergens speciale warmkamers toe­gelaten (3) . Op sommige uren van de dag en de nacht mochten de religieuzen zich 's Winters wel in de keuken gaan war­men (4) . Daar brandde vuur na het middageten tot aan Kom­pleten. Ook 's nachts na de Metten mocht men er zich warmen. Op andere uren was dit niet geoorloofd, tenzij misschien als het heel koud was, na de konventuele mis ; ook 's Zondags na het avondeten ; doch de studenten moesten dan omstreeks 20 u. naar hun cel gaan (5) . Bij het vuur handelde men over geestelijke zaken of kwesties uit de moraal ; ook mocht men er met zijn lessen bezig zijn . Ernstiger werk kon men daar samen niet verrichten en daarom was het veelal beter er helemaal het stilzwijgen te onderhouden (6) .

In de ziekenkamer mocht in 1597 geen vuur branden, tenzij wanneer een zieke heel slecht was (7) . Deze strengheid kon echter niet gehandhaafd blijven. Uit gastvrijheid werd te Zinnik reeds in 1655 een verwarmde kamer voor vreemdelin­gen ingericht (8) . In 1662-63 werd dit ook te Antwerpen gedaan, met ondergrondse leidingen ; doch in 1676 werd er een nieuwe warmkamer gebouwd, waar het vuur dag en nacht brandde (9) . Te Maaseik had men sedert 1720-23 « Italiaanse >>

schouwen in de ziekenkamers (1o) ; doch het blijkt niet, wat daarmee juist bedoeld wordt.

Intussen werd de refter echter 's Winters regelmatig tot

( 1 ) ACB. I, 5759bis, 2 1 .500 pp. 1 5 1 -52 ; I IT , roo3, p. 225 ; BSN. , HS . 66, p. 3 ·

(2) [RENÉ DE NANTES] Docttments ponr servir à l'hist. de l'établiss. des capucins en France (Paris 1 894) . p. go.

(3) ACB. I l l , 1006, p. 23 , § 1 8 . (4) ACB. I I T , sooS, f . 1 1 3r.-v. (s) Ibid., f . r r4v . , § 6. (6) I bid. , t. I I 3v.-r4r . , § r-3 . (7 ) ACB. I I I , 1006, p. 28 , § 1 I . (8) Dl. I I , blz. 180. (9) Dl. V, blz. 26. In SAA., Clergé régulier, n° 164, § 2 , berust het plan

van een verwarmingsstelsel bij de Antwerpse Kapucijnen. Er is een oven met grote leidingen, voorzeker onder de grond . Jammer genoeg geeft men geen uitleg aangaande de letters, van A tot G, die er op genoteerd staan.

( 1 o) Dl. V, blz. 423 .

Page 222: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

218 I I I . HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

warmplaats ingericht ; doch te Brussel had men daar in 1730 een andere kamer voor (1) en in verscheidene kloosters was dit eveneens het geval (2) . Te Maaseik kreeg men voor de refter een verwarmingstoestel van de Reguliere Kanun­niken van S. Augustinus uit Nunhem (Halen) . In 1734 liet de Gardiaan Norbertus van Hasselt twee grote ij zeren platen uit Luik komen ; men maakte er een wagen van, waarop men kon stoken. Dit vergde een uitgave van 25 gulden, doch men verzekerde dat het stelsel wel 40 of 50 jaar zou meegaan ! Ook de schouwen in een kamer op de benedenverdieping en in één der ziekenkamers werden hetzelfde jaar, weer te Maaseik, verbeterd of vernieuwd (3) .

Ook te Antwerpen werd in 1745 heel de inrichting « gemo­derniseerd », doch de ondergrondse leidingen bleven in ge­bruik. In 1780 werd hierin in hetzelfde klooster Weer verbe­tering gebracht (4) .

In het begin van de Winter 1769-70 werden te Brussel niet minder dan 13 nieuwe schoorstenen gemetseld (5) . Ook te Munsterbilzen kreeg men in 1782 een speciale warmplaats. Vlak daarboven, in de ziekenkamer, werd een « Spaans for­nuisken » gemaakt ; dit zal wel een lage schoorsteen beduiden, zoals er in de huiskamers veel werden gebouwd. In de warm­plaats, had men vanonder tegen het fornuis, een zware ijzeren plaat aangebracht , om de kamer naast het « spreekhuis >>

warm te houden ; men meende dat dit veel hout en kolen zou uitsparen (6) .

Bij de Walen werd nog vóór 1692 een algemeen verlof ver­leend om overal in de refter een oven in te richten ; daar kon iedereen komen bidden, studeren, lezen en schrijven. Leken mochten er niet komen en men moest er het stilzwijgen stipt onderhouden (7) . Te Bergen had men in 1738 een afzonderlijke verwarmingsplaats. In 1741 kreeg dit klooster bovendien uit een hoogoven in de streek van Chimai drie kleine ijzeren

{ 1 ) EMERICUS HALENSIS, S. J 4 2 . ( 2 ) Vgl. Caeremoniale, pp. 250-5 1 . (3) RKMs. (4) Dl. V, blz. 26. (5) Dl. V, blz. 6o. (6) ACB. I, 20.326, p. 20. (7) BL., HS. 39, f. 2 ror. Lees hier de geschiedenis van de oven, door Aarlen

met Luxemburg geruild, Dl. 11 , blz. 63.

Page 223: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VERWARMING 2 19

platen, gelijk men voor de verwarming gebruikte ; men be­nutte er één in de keuken, één in de kamer van P. Provinciaal en de derde in een van de ziekenkamers (1 ) . In 1771 brandde het vuur in de refter 's Winters dag en nacht (2) .

Aan de lekebroeders was het echter niet toegestaan onder de Metten zich bij het vuur te gaan warmen of slapen (3) . En in 1772 bepaalde men, dat ouden van dagen, zieken en sta­tionarissen geen verwarming of vuurpot meer op hun cel mochten hebben (4) .

In de Provincie van Rijsel was er eveneens in de kloosters, althans in het begin van de XVIIIe eeuw, een verwarmde plaats (5) , waar (buiten de rekreatietijd) het stilzwijgen even­eens moest worden onderhouden (6) .

In de Provincie van Luik brandde er vuur in de refter reeds vóór 1724 (7) . Te Malmedy werden in 1748 warmte en rook onder de vloer omgeleid, langs ondergrondse kanalen ; deze waren met ij zeren platen belegd, waarop de vloertegels rust­ten. De warmte kwam in de leidingen in de richting van het pand, terwijl de rook door de schouw, langs de tuinzijde, naar buiten werd geleid. In de spens van de kok was de opening om de oven aan te maken ; daarlangs (en niet in de refter) moest men zo nodig de leidingen ook schoon- en vrijmaken. Driemaal daags werd het vuur aangemaakt : 's morgens, om 10 u. en tussen 3 en 4 u. ; daarbij gebruikte men gewoonlijk een twaalftal turfkluiten, met 2 of 3 bussels kort hout (8) .

Aangaande de overige Luiker kloosters weet men slechts dat Gustaaf 1 1 1 , Koning van Zweden. in 1780 een prachtige kachel in gegoten ijzer voor het klooster te Spa liet aanschaf­fen (g) .

Zonnewijzers . - In alle kloosters stelde men op verschil­lende plaatsen zonnewijzers op, om het uur ongeveer te ken­nen ; later werden eigenlijke raderuurwerken geleidelijk m-

( r ) Dl. II , blz. 153 . ( 2 ) Dl. I I , blz. 194.

(3) ACB. III , 1 003, p. 429, § 2 . (4 ) Ibid., p . 462 . (5) ACB. I , 2 1 .500, p . 24. (6) ANP., série G 9 , n° 48, p. n5. (7) Kamerijk, Bib!. municip. , HS. 1 238 ( n n) , f. 1 3r. (8) RKMm., p. 353 ; A rcltives Verviét . , année I X, 1950-5 1 , pp. 296-gS. (9) Dl. I I , blz. 287.

Page 224: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

220 lil. HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

gevoerd. Te Dinant ziet men nog altijd een grote zonnewijzer in de buitengevel van het koor (1) en Velp bezit er eveneens twee mooie (2) .

Zonnewijzers waren tamelijk gemakkelijk t e maken en sommige Paters deden dit tijdens hun vrije uurtjes ; in 1704 werd dit echter bij de Walen als tijdverlies veroordeeld (3) . In de Kustodie van Duinkerke werden er o.a. door Hubertus van Duinkerke gemaakt . Te Staden (WV.) was er vroeger een van zijn maaksel (in de tuin van een zekere mejuffrouw Gryspeert) , op een marmeren zuil bevestigd. In 1928 woonde in hetzelfde huis brouwer Van Oost ; de zuil was verdwenen, doch men bewaarde nog de achthoekige loden plaat , met een driehoekige koperen wijzer in het midden, een afbeelding van de zon en een versiering met bloemen en kransen. De fijnafgewerkte plaat wees de uren en kwartieren van 4 u. 's morgens tot 8 u. 's avonds. Op de keerzijde, die vroeger op het marmer rustte en dus onzichtbaar was, las men : « Pater Hubertus, Cap. 1757 » en daarboven het nummer 58. Was dit wellicht de 58e zonnewijzer die de Pater had gemaakt ? Best mogelijk (4) .

Een medebroeder van P. Hubertus was Marcellinus van Duinkerke. We kennen weliswaar geen zonnewijzers door hem gemaakt, maar in het Archief van de Kapucijnen te Ehrenbreitstein berust van hem een Nederlandse eigenhandig geschreven handleiding, om er zowel horizontale of liggende als vertikale, aan een muur of een raam bevestigd, te maken (5) .

De meestbekende van onze zonnewijzermakers is Amantius van S.-Amands, die we straks ook als uurwerkmaker moeten vermelden. In 1782 plaatste hij een uurplaat in de tuin te Brugge. GAILLIARD (6) , die ze daar nog bewonderde, noteert

( r) Dl. I, blz. 252, n. 6 en platen blz. 256-57. (2) Platen, Dl. V, blz. 433· (3) ACB. I I I , 1003, p . 32 . (4) Deze zonnewijzer is thans bij Hr. Gabriël Van Oost, I eperstraat, 27 ,

Stad en. (5) De verhandeling telt r8 onregelmatig gepagineerde blz. en geeft ook

figuren, genummerd 44. 45, 46 en 50, die aan een uitvoeriger verhandeling zijn ontleend. De Pater overleed te Clemenswerth en aldus bleef zijn HS. in de Rijnprovincie (Ehrenbreitstein, Archief, HS. 46) .

(6) EpMmérides brugeoises (Bruges 1847) , p. 362.

Page 225: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ZONNEWIJZERS 221

het jaartal en deelt mede dat verschillende wijzers het uur van Bengalen, Madrid, Londen enz. aanduidden. Toen dit klooster werd onteigend, ging de zonnewijzer mee naar de tuin van de S .-Clarastraat, maar daar werd hij vernield. Omstreeks 1897 heeft een boer hem eens met kar en paard omvergereden. P. Jacobus van Brugge kon enkel de stukken weer aaneenplakken en in een ij zeren lijst sluiten. Daarna heeft men het werk maar laten vergaan. In 1928 zag men nog in het struikgewas de omgeworpen ronde arduinen zuil van ongeveer 1 ,6o of 1 ,65 m. hoog en daarnaast het vierkantig blok, waar eens de marmeren wijzerplaat op was bevestigd.

Hetzelfde jaar 1782, voorzeker tijdens zijn verblij f te Brug­ge, leverde de Broeder een zonnewijzer aan Constantinus Pelen, pastoor te Snellegem ; de naam van de priester en de Broeder, alsook het jaartal, staan op de witmarmeren plaat vermeld. Men kan er het uur van Madrid, Praag, Londen, Konstantinopel, Bengalen, Peru, Lima en Mekka op lezen.

Na het verschijnen van een artikel over het onderwerp (1 ) , kreeg Paulus van Parijs, Gardiaan in S .-Clarastraat te Brugge, spijt dat men het kunststuk in zijn klooster aldus had laten vergaan en in 1930 liet hij er een nieuw plaatsen, helemaal afgekeken van dit te Snellegem ; zelfs de naam van Constan­tinus Pelen liet hij er in beitelen !

Voor het klooster te Dendermonde maakte Br. Amantius een zonnewijzer in 1783 (2) , één voor de tuin te Antwerpen in 1784 (3) en één voor Meersel in 1787. Deze laatste staat er nog altijd ; hij wijst het uur van 5 u. 's morgens tot 7 u. 's avonds en geeft ook de tijd van Rome, Wenen en Parijs. De plaat draagt de initialen F.A. en het jaartal.

Het is vanzelfsprekend dat Brussel, waar de officiële uur­werkmakers woonden, niet was misdeeld ; in de tuin kon men het uur van heel de aardbodem zien en zelfs de dag van de maand en het sterrenbeeld (4) ; men weet echter niet wannéér of door wie deze zonnewijzer werd geplaatst.

De j ongste die we van Br. Amantius' hand kennen staat

( r ) In Franc. Standaard, Jg. XXIX. 1927-28, blz. 272-76. (2) Dl. V, blz. 232. (3) ACB. I, 7280, p. 143. (4) Dl . V, blz. 58.

Page 226: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

222 lil. HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

in de tuin van de pastorie te Zondereigen (Baarle-Hertog) . Hij draagt het jaartal r8r6 en de initialen F.A.C. , een bewijs dat de uitgedreven Broeder nog immer aan zijn kloosternaam vasthield.

Het schijnt dat er vroeger in het park van de familie Marnix te Bornem ook een grote zonnewijzer was, door de Broeder gemaakt ; doch dit hebben we met geen volstrekte zekerheid kunnen achterhalen. Daarentegen weten we stellig dat Nico­laus van Namen, die in 1641-44 te Rome Provinciaal was, ook allerlei uurwerken en zonnewijzers maakte ( 1 ) . Dit dient als overgang tot het volgende punt.

Uurwerken waren veel moeilijker te maken dan zonne­wijzers. Toen het klooster te Tervuren zou worden gebouwd . werd op de dormter niettemin van het begin af aa.n een plaats voor een echt uurwerk voorzien (2), gelijk er later in alle kloosters aanwezig waren.

In December 1642 sloten Matthieu Dubois en Robert Persyn te Kortrijk een akkoord met Adriaan Questroy, die in het klooster een uurwerk zou plaatsen voor de prijs van I I pond gr. ; daar hij echter ook het halve uur liet slaan en het werk voort wilde onderhouden, kreeg hij nog 3 pond gr. méér (3) .

Te Brussel werd het uurwerk in de tuin in 1658 door een nieuw vervangen (4) .

Te Maaseik kocht men e r in 1723 een nieuw van Severinus Joesten. Het kostte 20 keizersguldens ; doch zijn leven lang moest de leverancier het gratis onderhouden en herstellen. In 1751 schonk de nieuwe syndicus Petrus van de Bor er echter een ander (5) .

Te Malmedy had men in 1755 een uurwerk dat wel 130 jaar oud scheen ; ook was het gans versleten. Gaspar van Stavelot liet er in gezegd jaar een nieuw bezorgen. Hij maakte een soort van schouw, om er de gewichten in te hangen ; alle

( r ) Rome, Archief der Romeinse Prov., HS. A m�ales secondo, 1 643-73, pp. n 8-rg.

(2) Dl. V, blz. 1 1 7 . (3) Kortrijk, Gemeentearchief, G8, 3 15-2 .5 . (4) Dl . V, blz. 58. (5) RKMs.

Page 227: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ZONNEWIJZERS. UURWERKEN 223

16 uur moest men de touwen weer optrekken. Het stadsbe­stuur gaf een toelage van 180 fr. P. David van Luik nam de zorg voor dit nuttig meubel op zich (1 ) .

In 1759 kocht Geldern een nieuw uurwerk voor 100 rijks­daalders (2) .

Te Brussel ontstond in het begin van de XVIIIe eeuw een goede uurwerkmakerij . De organisator was Br. Michael van Lier, wellicht geholpen door P. Gerardus van Antwerpen, die in 1714 te Brussel overleed. Michael behoorde tot een fa­milie van smeden en uurwerkmakers. Zijn vader, Cornelius van Bouchout, leverde in 1632 te Nijlen een torenuurwerk voor 508 g. en later weer een klepel voor 36 g. (3) . In 1657 maakte hij voor Tongerlo een beiaardtrommel (4) . Zijn zoon, Br. Michael, werd in 1689 bij de Kapucijnen ingekleed. Was hij wat veranderlijk van karakter en niet heel gedwee, het was toch stellig een bekwaam vakman.

Zeker is het dat Michael uurwerken maakte, maar weinig vernemen we er over. Meersel had er destijds een gekregen van Joseph van Breda's ouders ; doch later, we weten niet in welk jaar, kreeg men er een veel beter, gemaakt door Br. Michael ; het kloosterarchief noemt het een kunstwerk, waar­van de Provincie slechts in de Hoofdstad de weerga bezat (5) . Het is dus te veronderstellen dat het uurwerk te Brussel door dezelfde kunstenaar was gemaakt .

Niets bewijst dat het Provincialaat, na Michael's dood, dadelijk een andere uurwerkmaker heeft gekregen. Het is toch mogelijk dat Michael's naamgenoot uit S.-Anna toen reeds· het ambacht heeft voortgezet. Cornelius van Zeeland werd omstreeks dezelfde tijd ingekleed ; doch wannéér hij zich te Brussel vestigde, weten we niet ; en dat het oude uur­werk op de dorroter te Velp in 1747 geplaatst, zijn werk zou zijn , is niet méér dan een bloot vermoeden (6) . Eerst in het

{ r ) RKMm. , p. I I 4 ; A rchives Verviétoises, année IX, r gs r . p. 370. {2) ACB. I , 20.200, p. 37bis. {3) J. B. STOCKMANS. Geschiedenis der gemeenten I<essel, Bevel, Nijlen,

Emblehem en Gestel {Lier rg ro), blz. 226, 230. {4) W. VAN SPILBEECK, De voormalige abdijkerk van Tongerloo (Antwerpen

r 883), blz. 73· (5) ACB. I , goo r , p. 56 . (6) Dl. V, blz. 439·

Page 228: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

224 111 . HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

j aar 1757 krijgen we vaste zekerheid aangaande Cornelius' bedrijvigheid, toen hij te Meersel het uurwerk van Michael van Lier kwam nazien ; in 1758, leverde hij er voor het huis van de syndica aldaar eveneens een kleiner model (1 ) .

De vermaardste van onze uurwerkmakers is echter de reeds geciteerde Amantius van S.-Amands, die ten minste sedert 1772 te Brussel gevestigd was. In het atelier voor de uurwerk­makers aldaar werd in 1769 een schouw gemetseld (2) .

Het eerste uurwerk, dat bij ons weten door Amantius werd geleverd, dagtekent uit 1779 en was voor het nieuwe klvoster te Munsterbilzen bestemd. Op 12 November trok de Broeder, samen met zijn helper .Joseph van Putte, er naartoe, om het kunstwerk in elkaar te zetten (3) .

In 1782 leverde hij er een ander te Brugge. GAILLIARD (4) bewonderde het koperen raderwerk. Het was verbonden met het torenuurwerk en 5 of 6 uurplaten, onder en boven in het klooster ; alles ging zeer regelmatig en sikuur. Toen het kloos­ter in de XIXe eeuw werd onteigend, plaatste men het kunst­stuk in het nieuwe studiehuis van S. Clara. Het bezit maar één wijzer, maar het ongemak is niet groot, daar ieder uur in 6o minuten is verdeeld. Omstreeks 1900 maakte men er niettemin een kleine uurplaat bij , met twee wijzers. In het nieuwe klooster regelde dit uurwerk ook wijzerplaten in de keuken, de spens en de refter, maar in het begin van de XXe

. eeuw werkte deze verbinding niet meer ; doch op het torentje werd het uurslag nog altijd door het oude mechanisme in gang gehouden. Het kunststuk stond op de dormter, boven de grote (thans verdwenen) trap naast de refter. In 1933-34, toen gans het klooster werd veranderd, moest het uurwerk weer verhuizen. Nu blij ft het nog met een drietal klokjes verbonden, die buiten het klooster het uur slaan.

In 1784 leverde Amantius een groot uurwerk voor Antwer­pen. In 1792 werd dit door de Broeder zelf en zijn helper .Jo­seph van Putte helemaal uit elkaar genomen en nagezien.

( 1 ) ACB. I , 900 1 , pp. 56-57. Aangaande ,}it grote uurwerk leze men nog ons Lier, blz. 64.

(2) ACD. I, 7920, p. 76. (3) ACB . I I I , 1008, p. 24o. (4) Loc. Git.

Page 229: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

UURWERKEN 225

Meteen had men boven P. Gardiaans cel een klein torentje gebouwd, met een klokje, waarop het uur en halfuur sloeg, zodat men het in heel het gebouw kon horen (1 ) . Het grote uurwerk van 1784 bestaat nog altijd en rust thans roemloos op de zolder van de grote S.-Antoniuskerk.

Het Brusselse atelier werkte ook voor de Walen. Van daar­uit kreeg Eupen een nieuw uurwerk. We lezen irruners (2) dat daarvoor op 21 Oktober 1786 vrij vervoer werd verkregen. Samen met de werktuigen, nodig bij het plaatsen, was alles in 3 kisten verpakt, die samen 350 pond wogen.

In 1788 leverde de Broeder een tweede uurwerk voor Mun­sterbilzen en samen met Br. J oseph ging hij het zelf in elkaar zetten (3) .

Behalve hun tussenkomst te Antwerpen in 1792 vernemen we overigens niets meer over beide Broeders. Bij de opheffing van het klooster in 1796-97, werden ze liefdevol opgenomen in het huis van de Hr. Maillard, in de O.-L.-V.-van-Gratie­straat te Brussel en daar oefenden ze hun ambacht verder uit (4) . Nog in 1817 schreef Amantius naar een pastoor uit de omtrek dat hij voor de nodige herstellingen aan het toren­uurwerk spoedig zou komen l5) . In 1822 onderging hij een aderlating. Dit schreef hij aan de pastoor van S.-Ulriks­Kapelle (6) . Meteen verstuurde hij nieuwe wieltjes voor het kerkuurwerk aldaar ; , en uit de bijgaande rekening vernemen we dat het ijzerwerk door een smid werd geleverd, terwij l de Broeder zelf de tanden en het raderwerk maakte, de spil draaide en de bussen inze tte ; daarbij had hij niet minder dan 300 schroeven gebruikt !

Zijn trouwe medewerker Br. Joseph was hem reeds in 1815 ontvallen. Hij zelf overleed eerst op 17 Januari 1826, in S.­Jans-Hospitaal te Brussel ; hij werd er plechtig op 19 Januari begraven en een dienst volgde op zo Februari, om 10 u. , in de Miniemen (7) .

( 1 ) ACB. I, 7280, pp. 1 43, 147 . (2) ARA., Gons. des Finances, 2623. (3) ACB. I , 20.326, p. 35· (4} Zie een anekdote uit het jaar 1 799, ÉF . . t. IL, 1937. p. 715 . (5) S. Fr. en S . A nt . Standaard, Jg . X, 1903-04, blz. 37· (6) ACB. I I I , 2 1 49. Zie afschrift, Franc. Stand. , Jg. XXIX, 1927-28, blz . 275. (7) ACB. I, 791 8 .

Page 230: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

226 111. HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

Voorzeker stierf de Broeder niet onvoorbereid. Op het grote Antwerpse uurwerk had hij de tekst gegrift : << Den tydt is kort, de dood is snel. Neemt den tydt wel waer. Ge­bruyckt u daegen wel n. En op de zonnewijzer te Snellegem had hij aan de tekst van Matth. XXIV, 42 herinnerd : « Waeckt, want gy en weet niet wat ure den Heere komen sal n .

Pleisteren en witten . - De opvatting van de armoede, gelijk men ze bij het bouwen wenste te onderhouden, kende in de loop der eeuwen een grote ontwikkeling.

De Kapucijnen zijn een bedelorde. Ze bezitten niets. Zo ze ook wel vergoeding krijgen voor bewezen diensten, blijven hun grote bestaansmiddelen altijd de gevraagde of ongevraag­de aalmoezen van de gelovigen. Als het zo is, dan is het na­tuurlijk dat men nergens pracht of praal duldt, zelfs wanneer milde weldoeners kostbare zaken gratis willen schenken. De gelovigen zouden immers niet geneigd zijn om het nodige te geven, waar ze moeten vermoeden dat niets ontbreekt . . .

Volgens de eerste Konstituties, moeten de kloosters uit palen en leem worden gebouwd. Met ons klimaat, was dit hier niet te onderhouden, omdat zo'n manier van bouwen gestadig herstellingen en kosten zou medebrengen.

In het begin was het niettemin verboden de muren te be­pleisteren of te witten ; de naakte bakstenen moesten bloot blijven. Het was enkel toegelaten de voegen goed te bezetten, om vuil en ongedierte te vermijden (r ) .

Alles moest zo voordelig mogelijk worden gedaan en nog in 1736 komt het voor, dat men begint te bouwen zonder een cent beschikbaar te hebben ; doch men had een eindeloos betrouwen op de Voorzienigheid en de gunst van het volk (2) ·

Te Leuven waren de eerste gebouwen zo ellendig, dat men meestal in kelders moest wonen en werken (3) . Toen het kloos­ter echter in r6r6 was herbouwd, werd het kerkportaal met snijwerk versierd, dat velen als te schoon veroordeelden (4) . Ook te Antwerpen hoort men dergelijke klachten in r6r6-r7, nadat het klooster er eveneens was herbouwd (5).

(r) ACB. I I I , sooS, f. 103v. (3) Dl. I , blz. 96, 337· (5) Dl. V, blz. r6 .

(2 ) Dl. I I , blz. 5 1 . (4) Dl. V , blz. 70.

Page 231: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PLEISTEREN EN WITTEN 227

Een innovatie was het, toen het Provinciaal Kapittel in 1610 besliste dat de bakstenen in refter en gangen voortaan mochten gewit worden (1) ; voor de dorroter en de cellen werd dit echter in r6r8 door het Generaal Kapittel verbo­den (2) . Bij herstellingswerken in het grote klooster te Luik liet het Waalse Definitorium niettemin in r653 toe, de cellen der religieuzen overal te pleisteren (3) .

Toen het klooster te Brussel in 1652-53 werd herbouwd, verlangde men het ruim en geriefelijk, doch eenvoudig en zonder pracht . Men liet nochtans toe, de kerk te witten (4) en nu werd dit ook elders nagevolgd ; aldus voor de kerk, het koor en het klooster te Dendermonde in r663 (5).

De eerste Kapucijnenkerken hadden een houten gewelf ; doch nu vond men het goedkoper, de planken door pleister­werk te vervangen (6) en te Belle kreeg de nieuwe bidplaats, na de brand, in r659 een plafond volgens deze opvatting (7) .

Omstreeks dezelfde tijd, in r662, oordeelde het Generaal Kapittel dat men te Rijsel te mooi had gebouwd, zodat tegen de verantwoordelijke Oversten strafmaatregelen werden ge­eist . In dezelfde stad werd in r666 het kerkgewelf vernieuwd en om de onkosten te kunnen dekken, werd een liefdadigheids­preek gehouden (8) .

In het klooster, dat in r668 te Kortrijk moest worden ge­bouwd, kregen kerk en koor eveneens een gewelf naar de nieuwe mode en werden alle vertrekken bepleisterd en gewit (g) . Dit werd echter door Joannes van Landen in r67o en Stephanus van Cesena in r674 als een misbruik gebrand­merkt ; even streng werd het beschilderen der balken in de refter afgekeurd. Het waren nieuwigheden die werden inge­voerd ; niemand mocht nog zoiets beginnen, zonder speciaal verlof van P. Provinciaal ; en P. Generaal schreef voor, dit verlof steeds te weigeren ( ro) . Te Geldern liet men niettemin

( 1 ) ACB. l i J , T 006, p. I OJ, § 55 · (3) Dl. I I , blz . 261 . (5) Dl . V, blz. 52 n. I , 6o. (7) Dl . V, blz. 361 . (9) Dl. V, blz. 252, n. I .

(2) AOMC., t . V, 1 88g, p . 301 , § 8 . (4) Dl . V, blz. 44· (6) BSN., HS. 67, f. 68r.-v. (8) Dl. l l , blz. 103.

( 1 0) ACB. 111, 1 006, pp. 647 § 1 2 , 675z.

Page 232: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

228 liL HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

de kerk nog witten omstreeks 1687-89 (1) ; voor een bidplaats werd dit gemakkelijker toegestaan dan voor de cellen van de religieuzen.

Bij de Walen kwamen hier en daar gevallen van misplaatste pracht en gezochtheid voor ; aldus in de sakristie te Spa (z) en in S. Margarita te Luik, waar voor de stichter een witmar­meren grafmonument werd geplaatst (3) . Om dergelijke mis­bruiken te voorkomen, verbood het Waalse Kapittel aan alle Gardiaans ergens iets aan de gebouwen te veranderen, zonder schriftelijk verlof van P. Provinciaal ; deden ze't op eigen gelegenheid, dan zouden ze onverbiddelijk uit hun ambt wor­den ontzet (4) .

Deze Provincie toonde overigens haar gehechtheid aan de traditionele eenvoud. Op het einde van de XVIIe eeuw was de gang van de dorroter nog overal in ruwe steen (5) . Doch het was moeilijk om de primitieve strengheid in alles te behouden. Aldus zien we dat het stadsbestuur te Bergen in 1722 toelagen verleende voor het bouwen van een nieuwe tuinmuur, doch op voorwaarde dat hij schoon en sierlijk zou zijn (6) ; men was er immers mee bekommerd, om het stads­beeld niet te ontsieren.

In hetzelfde klooster liet de Provinciaal Gislenus van Blau­gies in 1731 toch een randversiering of kroonlijst boven de biechtstoelen en kapellen, als misplaatst en gezocht, weer verwijderen (7) . Méér dan zo jaar later, in 1754, werd eenzelfde versiering te Namen aangebracht (8) ; dit schijnt geen protest meer te hebben uitgelokt.

Nu begon men bij de Walen ook de logeerkamers en zie­kenzalen, de gang der spreekkamers, de refter, h�t koor enz. te plafonneren, doch zonder versiering of lijstwerk (9) . Te Luxemburg b.v. werd dit in 1736 gedaan voor de kamer van P. Provinciaal, het koor en de grote spreekkamer ; de gasten-

( 1 ) Dl. V, blz. 407. (2) Dl. I I I, blz. 1 7 1 , n. 5· (3) Dl. 11, blz. 296 ; Dl. UI, blz. 1 71 , n. 5· (4) ACB. 111 , 6023, in fine. (5) BL., HS. 39, f. 164r. (6) Dl. 11 , blz. r so. ( 7) Dl. 11, blz. 150, n. 4· (8) Dl. 1 1 , blz. 162. (9) BSN., HS. 67, f. 68r.-v.

Page 233: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PLEISTEREN EN WITTEN 229

kamer en de dorroter van de ziekenzalen volgden in 1739 (1 ) . Te Bergen plafonneerde men de verwarmingsplaats en de kamer van S. Franciscus in 1738 ; de vijf ziekenkamers en de gang daarnaast kwamen eerst in 1774 aan de beurt (2) . Te Doornik bepleisterde men de muren van kerk, koor en washuis in 1743 (3) . Omstreeks 1746-47 deed men het in de kerk te Malmedy en daar werden de kerk en het koor daar-enboven geplafonneerd (4) . .

Dit laatste was weer een nieuwigheid, die in de volgende jaren veel werd nagevolgd. Men verving de houten kerkzol­dering door pleisterwerk en de dwarsbalken door ijzeren staven. In de Waalse Provincie werd dit te Doornik toegepast in 1750 (5) , te Aat (6) en te Luxemburg in 1754 (7) en te Namen in 1755 (8) ; te Bergen deed men het eerst in 1771 (9) . en te Zinnik in 1772 (10) .

Het was verloren moeite, toen het Kapittel in 1755 klaagde dat kerken en kloosters niet meer eenvoudig en naakt waren zoals vroeger (n) . De opvattingen waren veranderd en op de ingeslagen weg ging men maar verder. Overal werd gepla­fonneerd, gepleisterd en gewit. Men ging zo ver, dat men soms ook naakte bakstenen en houten panelen met een laag witsel overstreek (12) .

Bij de Vlamingen gebeurde ongeveer hetzelfde . Te Maaseik werd de kerk reeds in 1682 gewit (13) , te Tienen in 1707 (14) , te S.-W.-Bergen in 1734 (15) en te Belle in 1738 (16) . Tijdens zijn Visitatie vond Hartmannus van Brixen in 1730 te veel pracht in de Duitse stichting te Wittem (17) ; doch ook in Vlaanderen kende hij een ziekenzaal, die arme Kapucijnen niet paste (18) .

Zoals bij de Walen, maar in veel mindere mate, werden

----

(r) Dl. I I , blz. 4g. (3) Dl. l i , blz . 9 1 , 92, 94, 95 (5) DI. I J , blz. 95. (7) Dl. I I , blz. 56. (9) Dl. I I , blz. 1 55 . ( I I ) ACB. I J l , 1003, p. 360, § I l . ( I 3) DI. V, blz. 423, 426. (I 5) Dl. V, blz. 3 3 1 . ( I 7) NF., Dl. VI , I 923 , blz. 2 5 .

(2) D l . I I , blz. 153, 1 55. (4) Dl. I I , blz. 247, n. 6. (6) BSN., HS. 66, p. 155 . (8) Dl. II , blz . 162 . ( 10) Dl. I I , blz. r 8 r . ( 1 2) Dl. I I , blz. 95 n . 3 , 156. ( 1 4) Dl. V, blz. 1 48 . ( 16) Dl. V, blz. 362. ( r 8) ACB. III, 1007, p. 1 28 .

Page 234: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

230 I I I . HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

in de Noordelijke Provincie hier en daar houten kerkzolde­ringen door pleisterwerk vervangen ; dit gebeurde te Brugge in 1748 (1) en in de nieuwe kerk te Veurne, na de brand (2) .

Het witten der muren werd omstreeks het midden der XVIIIe eeuw in alle kloosters ingevoerd, zo het al niet vroeger was gedaan.

Overdreven pracht en gezochtheid te Velp was gelukkig een alleenstaand geval, waarin spoedig orde werd geschaft (3) . Ook in de keus van de bouwstoffen werd men minder streng, zoals blijkt uit het gebruik van arduin te Eupen (4) en van witte steen te Menen, om de openingen van deuren en vensters af te zetten (5) .

We eindigen deze afdeling met het vermelden van de hout­bekleding in het hoogkoor der kerk te Armentiers omstreeks 1728 (6) en in de refter te Maaseik in 1723 (7) . Te Geldern bezette men de kerkwanden vanonder met zogenoemde « Hol­landse steentjes )) in 173 1 ; ook in de keuken kreeg men dezelf­de versiering 13 jaar later (8) . Te Malmedy en te Munster­bilzen waren omstreeks 1784 de refterwanden vanonder eveneens met gleiswerk bezet (g) .

Zindelijkheid. - Mannen zijn gewoonlijk minder zindelijk dan vrouwen. Er is dan soms wel gevaar. dat ze werkelijk slordig kunnen worden. Dit gevaar is nog groter bij religieuzen, die een innige wereldverachting aan de dag leggen en hun schat hoger in veiligheid hebben gebracht.

Het was misschien in dit opzicht een geluk dat veel Kapu­cijnen, vooral in het begin, van edele of rijke afkomst waren en aldus in het klooster de gewoonten binnenbrachten, die ze van jongsaf in de wereld hadden onderhouden. In 1594 schreef Hippolytus van Bergamo voor, dat men de houten

( r ) Dl. V, blz. 2 r8 . ( 2 ) Dl . V , blz. J I J . Lees de eigenaardige raad van een Maaseikse Gar-

diaan aangaande het pleisterwerk, Dl. V, blz. 42J. (J) Dl. V, blz . 439-40. (4) Dl. I I , blz. 2 IJ-l4 · (5) Zie plaat Dl. V, tussen de blz. J05 en J06. (6) Dl. I I , blz. 125 . (7 ) Dl . V, blz. 42J. (8) Dl. V, blz. 407. (9) Dl. I I , blz. 248, n. 4 ; Dl. V, blz. 454·

Page 235: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PLEISTE REN EN WITTEN. ZINDELIJ KHEID 231

kroezen, waaruit men te dien tijde dronk, rein moest houden, uit eerbied voor de medebroeders, die veelal voornaam en rijk waren opgevoed (1 ) .

Niet iedereen was natuurlijk even zorgvuldig en de nala­tigheid van één of andere religieus kon opspraak verwekken, vooral bij mensen die de Paters weinig genegen waren en zich moeilijk konden voorstellen dat armoede en reinheid konden samengaan. In een schotschrift , dat in 1792 te Oudenaarde tegen kloosterlingen en geestelijken werd gedrukt, vermeldt men spotsgewijze het vieren van een « patroon tegen de vloyen en luysen, in de kerken der Capucienen en Minderbroe­ders >> (2) . In zijn Mémoires sur la ville de Gand beweert CH. L. DIERICKX (3) dat de apothekers de Kapucijnen ruimschoots met poeiers moesten bedélen, om ze van lastig ongedierte te verlossen.

Een « filozoof >> of nieuwlichter, A. J . HAVE, die zich zelf niet zonder reden een Homme-sans-façon noemt, ging in 1784 overal bij de Luiker Kapucijnen gratis eten en slapen ; daarbij spreekt hij dan over de slechte reuk, die, volgens hem, in de kloosters heerste (4) . Toch was er voorgeschreven dat men altijd deuren en vensters moest openzetten om te luchten, wanneer men zijn cel verliet (5) .

Aanhoudend eist men dat in het klooster alles wel arm en nederig, doch ook rein en zindelijk moest zijn (6) . Hippolytus van Bergamo is nooit moe om dit te herhalen, wat wel merk­waardig is bij een Italiaan, wiens landgenoten in dit opzicht toch geen beste naam hebben.

Er was een washuis bij de refter en een ander bij de sakristie (7) .

In het koor gebruikten de religieuzen naar Italiaans gebruik van af het begin spuwbakjes (8) , niet echter op hun cel ; het

( I ) ACB. I I I , sooS, f. I ISV., § 6. (2) D . J. VANDER MEERSCH, A udenaerdsche drukpers (Audenaerde 1 864) ,

blz. 1 60. (3) T. Il (Gand I B IS), p. 440. (4) Dl. 1 1 , blz. 2s6. (S) ACB. l i l , sooS, f. 14sv. (6) Ibid., f. g8r. § 1 7- 1 8, to6v. § 3, I I 3L § 20, I42v. ; Ritl4el, p. 24 1 . ( 7 ) Rituel, pp. 233, 242 . (8 ) ACB. I I I, sooS, f . Igr., 2SV. § 3 1 , s6r. § 7 ·

Page 236: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

232 111. HET KLOOSTER. 4· HET AFWERKEN VAN HET GEBOUW

ceremoniaal van 1594 schrij ft voor, daar in de hoeken te spuwen, wanneer dit nodig is, doch niet op de muur (r ) !

Na de brand van het klooster te V eurne werden daar nog in 1791 nieuwe « spuigbacken » geleverd (z) . Te Luxemburg waren ze gevuld met zaagmeel tot in het jaar 1736, wanneer men dit door kalk verving (3) , zoals ook te Luik gebruikelijk was (4) .

Niet enkel de religieuzen, maar ook de gewone burgers, waren vroeger in zake hygiëne veel minder streng dan onze tijdgenoten. Ook bij de Kapucijnen evolueerden de opvattin­gen. In 1594 liet men toe, als men de tafel afhaalde, de restjes bier uit de kroezen op de grond te gieten, om er zijn habij t niet mee te bemorsen (5) . Men vond het nutteloos zich iedere morgen te wassen, gelij k edellieden deden (6) ; doch vóór de kommunie kon men zich in de sakristie gezicht en handen afdrogen (7) . Ook reinigde men zich de handen, om van het koor naar de refter te gaan of nog om liturgisch gewaad aan te raken (8) . Spoedig wasten alle religieuzen zich dagelijks in het washuis (g) . Zo het inderdaad moeilijk was om een zekere zindelijkheid te onderhouden met muren waarvan de ruwe steen overal plaats bood voor stof en vuil, toch zag men later de mistoestand in en meende men niet meer de armoede te kort te doen, met de wanden zorgvuldig te be­pleisteren.

Iedere morgen veegde de portier het spreekhuis (ro) en iedere dag moesten de religieuzen klooster en tuin in orde brengen (n) , doch vooral 's Zaterdags werd overal gewasst �n en gereinigd (rz) . Die dag werden de cellen geveegd door de akolieten en de hebdomadaris, zo deze jonggeprofest of pries­ter zonder jurisdiktie was. De darmter werd niet enkel op Zaterdag, maar ook nog op Woensdag of Donderdag schoon­gemaakt . In 1594 werd dit voor allen door dezelfde religieuzen

{ I ) Ibid., f. J 45L

{3) BL., HS . 40, p. 53 ·

{5) ACB. III , sooS, f . 14ov.

{7) Ibid., f. I 7V. , § S · {9) ACB. III , 702 1 , blz . 2 0 enz . { I I ) ACB. I I I , sooS, f. r o6v. , § 3 ·

{2) ACB. I , 865 2 , laatste blz.

{4) Rituel, p. 240.

(6) I bid . , f. r 8r . , § 5.

(8) Ibid. , f. 32v. § 6, 1 3 r r . ( 1 0) ACB. I , 771 4bis, § 1 .

( r 2) Ibid., f . T 43v., q6r. § 1 .

Page 237: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCH ATTEN 233

gedaan als boven (1 ) , terwijl later, althans te Luik, iedereen zelf zijn cel op Woensdag en Zaterdag veegde ; daarna kon de « huisveger » de gangen boven en onder schoonmaken ( 2 ) .

Vooral de kerk moest altijd rein zijn. In 1594 werd ze twee­of driemaal in de week geveegd ; het Ceremoniaal zegt dat de Kapucijnen er voor bekend staan, dat de bidplaats altijd zo rein gehouden wordt (3) . Volgens het Rituel (4) veegde men ze tweemaal in de week ; doch twee- of driemaal in het jaar werd ze geschuurd en gedweild. Tijdens zijn Visitatie, reklameerde Hartmannus van Brixen in 1730 dat de Waalse kerken niet zindelijk genoeg werden onderhouden (5) .

5 . DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

De kerk. - De kerk zochten de Paters zo eenvoudig mo­gelijk te bouwen. Dit gold vooreerst voor de bouwstoffen , die gewoonlijk bakstenen waren. Wit en hardsteen werd zorg­vuldig geweerd en het is opvallend dat zelfs te Luik en te Dinant, waar overal arduin voorhanden is, heel het gebouwen­kompleks toch in baksteen werd opgetrokken. Elders in Wallonië kwam het natuurlijk wel voor, dat men natuur­steen moest gebruiken ; maar dan ook streefde men steeds naar eenvoud en bescheidenheid.

Het was een oud liturgisch gebruik, dat de gelovige bad met het gezicht naar het Oosten gekeerd ; daarom ook werden de middeleeuwse kerken gewoonlijk met het altaar in deze richting gebouwd. Bij de Kapucijnen komt deze schikking ook voor ; doch elders is dit weer niet het geval. Men hield eerst en vooral rekening met de ligging van het kloostererf en zorgde er voor, dat men van de straat rechtstreeks de bidplaats binnenliep. Zo werd de liturgische overlevering vaak prijsgegeven.

( I ) Ibid. f. 143L (3) ACB. III , sooS, f. 69r., § 4· (5) ACB. UI, 1003, p. I63.

(2) Rituel, pp. 2 4 1 -42 .

(4) Pp. 238-39.

Page 238: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

234 liL HET KLOOSTER. 5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

Te Munsterbilzen stond het hoogaltaar aan de Zuidkant ; en toen de Karmelieten de kerk in 1717 bouwden, vroegen ze daartoe op I I Mei te Luik verlof, omdat de plaatselijke ligging geen andere schikking toeliet ; en het werd hun toe­gestaan (r ) .

De kerkgevel was eenvoudig. Toen er te Arras (2) en ook te Gent (3) te veel versiersels werden aangebracht, was dit tegen de wil van de Oversten. Wel verlangde men meestal een groot stenen Mariabeeld boven de ingangsdeur ; evenmin had men bezwaar tegen een gebeeldhouwd wapenschild van de stichter of de stad.

De kerk telde slechts één beuk, maar gewoonlijk had ze één of soms twee zijkapellen . Grote kerken verafschuwde men ; men trachtte hoegenaamd niet om het volk aan te trekken en verlangde eerder dat het gewoonlijk de parochie­kerk bezocht. Wanneer een klocster gesticht of herbouwd werd, zorgde men gewoonlijk 't laatst van alles voor de kerk (4) . In veel steden werden de gebouwen naderhand afgebroken en vergroot ; doch de kerk liet men veelal gelijk ze was (5) .

Toch begrepen de eerste Paters dat er in de Nederlanden méér reden kon zijn dan in Italië om ze groter te maken, daar ze hier in de stad zelf stonden en niet in afgelegen buurten, zoals in de Zuiderlanden. Hier werden de kloosterkerkjes druk bezocht (6) en soms werd er wel over geklaagd dat ze voor de toeloop van de gelovigen te klein waren (7) ; doch zelden werden ze feitelijk vergroot.

De grootste kerk van de Waalse Provincie stond te Luxem­burg (8) . Ook Eupen had er een der grootste en schoonste (g) . Bij de Luikenaars was die te Spa 75 voet lang (ro) ; te Stavelot

( 1 ) SAL., Vic. gen., t. I, p. 291 . (3) Dl. V, blz . 203. (5) Dl. II, blz . 32 ; Dl. V, blz. 322 . (7 ) Dl . II, blz . 263.

(2) Dl. I , blz . 1 07-08. (4) Dl. V, blz. 254, 3 12 , 404. (6) Dl. I, blz. 79·

(8) Dl. 1 1 , blz . 56. J uist omdat de kerk zo groot was, vond men er de verlichting onvoldoende ; in de afgelegen hoeken gebeurde er veel onbeta­melijks tussen soldaten en meisjes. In 1 736 werd dan een luchter gehangen en in de vroegmis liet men er drie kaarsen branden ; dit stelde een einde aan de gegronde klachten (BL. , HS. 40, p. 67) .

(9) Dl. U, blz . 492 . ( 10) Dl. I I , blz. 2 80.

Page 239: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE KERK 235

was ze 95 voet of liever 27 m. lang (r ) en Brugge 28,20 m. (2) . Als men uiteindelijk hier of daar het gebouw toch moest

vergroten, kwam het zelden voor dat men het helemaal af­brak ; soms werd het verlengd en kwam er een nieuwe voor­gevel (3) ; elders werd het koor der Paters, dat achter het hoofdaltaar is gelegen, bij de kerk ingelij fd ; dit gebeurde o. a. te Doornik (4) , Bergen (5) en tot tweemaal toe te Na­men (6) .

De gewone manier echter om plaats te winnen, was het bouwen van een tweede of zelfs meerdere zijkapellen (7) . Bij herbouwingen en in jongere stichtingen kreeg men veelal van af het begin twee of méér dergelijke kapellen. In dit opzicht was vooral de kerk te Brussel merkwaardig.

Al deze gebouwen waren dus << zaalkerkjes », t . t .z . dat ze slechts één beuk hadden. Men heeft geschreven (8) dat de kerk in Den Bosch er drie telde ; dit is echter naast de waar­heid ; ze had niets anders dan een zijkapel (9) . Enkel te Eupen en te Meersel brachten speciale omstandigheden mede, dat er twee of drie beuken nodig waren, gelijk we reeds elders hebben uiteengezet (ro) .

Binnen in het klooster, waar de gelovigen niet kwamen, had men soms ook kapellen (o. a. naast de ziekenkamers) , waar de Paters mis konden lezen. Doch in de kloosters waar veel priesters verbleven, gebeurde 't dat nog méér altaren in de kerk zelf werden geplaatst. Zo het priesterkoor smaller was dan de beuk, was er daar langs weerskanten een prachtige

( I ) Dl. I I , blz. 252. (2) Dl. V, blz . 2 14. (3) Dl. V, blz . 300. (4) Dl. I I , blz. 9 2 .

( 5 ) D l . I I , blz. 1 46-47 · (6) Dl. II , blz. 1 59 .

(7 ) I n Juni r 699 besliste het Definitorium dat te Velp een zijkapel moest komen, met daarnaast een nieuwe sakristie (ACB. I, 1 478, § r ) . Deze kerk was reeds in r68o gewijd (Dl. V, blz. 435) . We weten niet waarom het nodig was, dat Angelus van Ongnies ze op 8 December 1 707 opnieuw kwam wijden, met het hoofdaltaar ter ere van 0. L. V. en het kleinere ter ere van S. Franciscus (BAR. , A cta, t. V I I , f. 109v.) . De huidige kerk, die in 1 732-33 werd gebouwd , bezit geen zijkapel (Dl. V, blz. 439) .

(8) TH. I . WELVAARTS, Het refugiehuis der abdij Postel te 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch r 888) , blz. 73·

(9) Dl. V, blz . 94· ( 1 0) Dl. I I , blz. 1 88, 2 1 5 - 1 6 ; Dl. V, blz. 1 75-76.

Page 240: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

236 III . HET KLOOSTER. 5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

gelegenheid om er in de hoek een te plaatsen. Later begon men ook, tussen de kommuniebank en het hoogaltaar, langs beide zijden een klein altaar te plaatsen ; dit gebeurde te Mechelen reeds in 1659 (r) en .geleidelijk werd dit gebruik ook elders ingevoerd, zodat het in de XVIIIe eeuw in bijna alle Nederlandse Kapucijnenkerken bestond. Dit deed men zelfs in kleinere kerkjes, zoals te Malmedy in 1776 (z) .

Op het hoogaltaar was het tabernakel in verscheidene plaat­sen, zoals te Brugge en te Velp, tamelijk merkwaardig. Het was met beeldhouwwerk versierd en bij uitstelling of voor de H. Kommunie kon men het ronddraaien. Zo'n oude draai­ende tabernakels bleven hedendaags nog bewaard te Maaseik en te Brugge (Boeverie) .

De kerkvloer was in steen of in tichels, doch binnen het hoogkoor in hout (3) . De zijkapellen, zowel als het hoogaltaar, werden met een koorafsluiting afgezonderd. Veelal, zoals te Mechelen (4) , was dit een gewone kommuniebank ; aldus is te verklaren dat Antoninus van Hoei er in r688 over kon sprin­gen, om te ontsnappen en niet te worden aangehouden (5) . Elders stond er ook beeldhouwwerk bovenop, b. v. een kruis en enkele Heiligen (6) . In Juni 1699 liet het De finitorium toe te Gent een nieuwe « koorafsluiting en kommuniebank n (7) te plaatsen, om ook de zijaltaren van de gelovigen af te zon­deren.

Binnen in de kerk had men rondom houten treden en ban­ken, gelij k men op oude afbeeldingen kan zien (8) ; te Dender­monde werden ze in r663 vernieuwd (g) . In deze stad schijnen alle gelovigen bij de Paters op banken te hebben gezeten (ro) , gelijk ook te Menen het geval was (u) . Te Brugge gebruikte men echter stoelen (rz ) .

( r ) Dl. V, blz. Ss . . (2 ) Folklore Stavelot-Ma.lmédy, t. XV, 195 1 , p. 33 · (3 ) Dl . V, blz. 254. (4) Zie plaat Dl. V, blz. S r . (5) Dl. I I I , blz . 2 2 r . (6) Dl. I, blz. 353, 356. (7) " Cancelli et scamnum communieantiurn » (ACB. I , 147S, § 2) . (S) B. v. Dl. V, blz. S r . (9) Ann. d u Cercle arch. de Termonde, série I I , t . X I ( 1906) , p. 235. Zie v oor

Luxemburg, Dl. I l , blz . so. ( r o) Dl. V, blz. 230. ( I I ) Dl. V, blz. 302 . ( r 2 ) ACB. I, 7444 ; I J , 9044.

Page 241: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE KERK 237

Iedere kerk had haar eigen predikstoel ( r ) . De biechtstoelen echter, die in XVII Ie eeuw overal burgerrecht kregen, waren in den beginne bij de Kapucijnen vrijwel onbekend, gelijk we in het volgende boekdeel zullen zien.

In de eigenlijke kerk kwamen de religieuzen heel zelden. Ze baden immers hun officie, hoorden mis en hielden hun overweging in het koor, dat achter het hoogaltaar was gelegen. In sommige kloosters, zoals blijkt uit de grondplannen die we in Dl. V hebben afgedrukt , waren de kerk, het hoogkoor en het koor van de religieuzen juist even breed ; dit was het geval te Antwerpen, Tervuren en Meersel ; te Brussel, Meche­len, Tienen en Duinkerke waren beide koren merkelijk smal­ler ; terwijl te Brugge en te Aalst alleen het koor van de reli­gieuzen minder breed was. In sommige kloosters had dit koor zijn eigen altaar (2) . Boven deze bidplaats der religieuzen was gewoonlijk de bibliotheek en er onder maakte men soms een kelder, om de vochtigheid te weren en het rotten van de plankenvloer te voorkomen (3) .

Door een ruit konden de religieuzen in het koor de priester aan het altaar zien ; als er geen mis werd gelezen, moest dit raampje echter met het houten luik gesloten blijven (4) . Op het einde van de XVIe eeuw was langs de evangeliekant, naast het hoogaltaar, nog een andere opening die op het koor der religieuzen uitgaf, waardoor de koster de kannetjes met water en wijn kon vullen of aanbrengen (5) . Later vermeldt men deze schikking niet meer.

Langs weerskanten was er ook een deur, waardoor leke­broeders en clerici uit hèt koor in de kerk kwamen, om te kommunie te gaan (6) . Hoger waren twee luiken, die men

( 1 ) Dl. I, blz. 356, 374 ; Dl. V, blz. 1 5 . (2) Dl. 1 1 , blz. 9 2 , n. 2 ; Dl. V , blz. 148, 379 ; vgl. hier, blz. 827, zicht op

het koor te Brugge. Deze afbeelding, bewaard in ACB. 11 , 9266, komt overeen met het paneeltje in de refter van de 5.-Clarastraat te Brugge, behalve dat daar één der beelden in de koorluiken beter zichtbaar is en minder door de balk, waaraan de lamp hangt, wordt verdoken (Vriendelijke mededeling van Z. E. P. Cassianus) .

(3) D l . 11 , blz. r62 ; Dl. V, blz. 306. (4) ACB. III , soo8, f. 36r . , § 2 2 . (5) Ibid., f. 7ov., § 1 2 . (6) Ibid. , f . 19r. In 1 777 werden t e Antwerpen deze koordeuren van sloten

voorzien (ACB. I, 7280, p. 1 40) : we weten niet waarom.

Page 242: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

238 I I I . HET KLOOSTER. 5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

onder de goddelijke diensten opende ; langs de kant van de kerk waren daarop Heiligen geschilderd ( r) , ofwel stonden er beelden in de nissen, gelijk men op de afbeelding van het koor te Brugge kan zien (2) .

Behalve het koor, was er nog een andere plaats waar de religieuzen de mis op het hoogaltaar konden volgen zonder in de kerk te komen, nl. de zogenoemde bidplaats (oratorium) . Langs één of langs beide kanten van het altaar waren immers in de dikke kerkwand één of méér smalle hoge glazen raam­pjes, waarachter aan de buitenkant in een soort nis, een kniel­bank beschikbaar was. Deze bidplaats was soms in de open gang en elders in een soort van kapelletje , met een deur ge­sloten (3). Het oudste ceremoniaal verbiedt , als men daar voorbijkomt, de deur te openen, om de mensen in de kerk te kunnen zien (4) . Om dit « misbruik n te beletten, vond men spoedig een oplossing ; het smalle raampje werd in de dikke wand wat méér naar achteren gebracht , zodat men door de schuine spleet wel het altaar, doch niet de biddende gelovigen kon gadeslaan. Zo'n raampjes bestaan thans nog in verschil­lende van de Hollandse en Belgische kloosters.

Over de sakristie hebben we niets te zeggen ; ze was in de nabijheid van kerk en koor, doch de juiste ligging verschilde van klooster tot klooster.

Klok en toren . - Volgens de Konstituties der Orde mocht de kerk een klokje hebben van ongeveer 150 pond. Feitelijk woog dit van Luxemburg niet veel inéér dan 8o pond (5) . Te Brugge woog het 205 ; doch toen het in 1727 gebarsten was, schonk de stad een ander, van slechts 142 pond (6) . Te Bergen had men er een van 213 pond ; bij het hergieten in 1740 wilde men het op 200 pond brengen, doch de gieter maakte er in

( 1 } Dl . V, blz. 19, S2 en n. 6, Ss ; [G. D. n'AzEvEno] , Historische saemen­spraeke (Mechelen [ 1776]), blz. SS-S7·

(2) Blz. S27. (3) Dl. V, blz. I I6, 1 4s, 34S ; ACB. III, 1003, pp. 44, 6o § 3 ; I I I , sooS,

f. 73r.-v. , § IS en 19 . (4) ACB. IIJ , sooS, f. 56r., § 7 · (5) Dl. 11 , blz . 56, n . 2 . (6} Dl. V, blz. 2 17 .

Page 243: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE KERK . KLOK EN TOREN 239

de plaats een van 224 (r ) . In veel gevallen weet men wáár en door wie het was gegoten (2) . Het hangen van het klokje bracht gewoonlijk geldelijke steun mee voor de kosten en zelfs een traktatie vanwege peters en meters.

Dat het klokje in een toren mag hangen, wordt in de Kon­stituties noch toegelaten noch verboden. Feitelijk had men in in de Vlaamse Provincie eerst geen torentjes, behalve te Ieper,

TORENTJE VAN STAVELOT

(cliché F. Dandrifosse) .

waar men een bestaand kerkje had overgenomen (3) . De eerste plaatste men daarna te Brussel, Brugge en Tervuren , nog vóór r629 ; Dendermonde, Gent, Mechelen, Hasselt en Burburg volgden dadelijk (4) . Het torentje stond gewoonlijk

( r ) ACB. I, 2 1 .50o, p. 76. Te Rijsel leende de stad op 1 7 December 1677 aan de Kapucijnen een klok van middelmatige grootte ; ontvangbewijs onderte­kend door François Cardon (GAR. , § AtJaires génér . , V, cart. 85 .1 ) .

(2) Z o verneemt men dat dit voor Bergen in 1 734 i n d e abdij van S .-Denis werd gedaan , op kosten van de Abt Dom Paulus (ACB. I, 2 1 .500, pp. 7 1 -72) .

(3) Dl. I, blz. 355· (4) ACB. I I I , 1 006, p. 249. § 2 . Zie een anekdoot aangaande het her-

Page 244: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

240 UI. HET KLOOSTER. 5 · DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

op de scheiding van kerk en koor, zodat de religieuzen konden kleppen en luiden zonder hun bidplaats te verlaten.

Naar oude gewoonte, werd er bij storm en onweer geluid (1 ) . Het was daarentegen in den beginne verboden, dit te doen daags voor hoge feestdagen (2) en nog veel meer ooit een vlag op de toren te plaatsen ; men vond dit ongepast en te werelds voor religieuzen die een streng leven hadden verkozen (3) .

Méér dan ééns vernemen we, dat het klokje barstte en moest worden hergoten, wat grote kosten meebracht . In het begin van 1651 gebeurde dit ook te Brugge ; over de helft ver­toonde de klok een barst van een stro breed en haar klank had ze aldus verloren. De religieuzen herstelden ze zelf, met er 7 of 8 u. lang aan te vijlen ; ook werd de klepel schuin ge­hangen, zodat de klok haar eerste klank terugkreeg. Dit schreef de Gardiaan Balduinus van Brugge blijgezind naar Carolus van Arenberg (4) . Het toegepaste systeem begrijpen we niet goed en we vernemen ook niet of de verbetering nader­hand wel duurzaam is gebleken . . .

Het stadhuis van Maastricht bezat een klokkenspel en bij het bezoek van Bernardinus van Arezzo in 1695 speelde het lustig te zijner ere (5) . In 1708 scheelde er iets aan en de stad besliste op 2 Januari daarover het advies van Gerardus van Antwerpen in te winnen. Op 3 Maart 1710 stelde deze voor, Leonard Myvis tot opziener van het uurwerk op het stadhuis aan te stellen, wegens zijn ervarenheid in dergelijke aange­

legenheden ; meteen kon men hem gratis het burgerschap verlenen en het uitoefenen van het smidsambacht toestaan (6) . In 1712-13 hield dezelfde Pater zich acht maanden lang met het in orde brengen van de beiaard bezig en op 10 Juli vond men dat het stelsel zodanig was verbeterd, dat de andere steden in de buurt nu ver in de schaduw stonden. De burge-

bouwen van het torentje te Malmedy in Folklore Stavelot-Malmédy, t. X I I f , 1 949, pp. 89-90 en hier, blz. 436.

(r) ACB. I I I, sooS, f. 42r., § 26. (2) Later was dit wél voorgeschreven (ACB. I I I, roo6, p. 234 ; Rituel, p. 27) . (3 ) Ibid., f . 41r . , § r s . (4) ACB. I , 4773· (S) BERN. AR., t . lil, col. lOS. (6) Maastricht, Klapper op de Raadsnotulen r s8o- I 7S4. f. 272-73.

Page 245: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KLOK EN TOREN. KUNSTWERKEN

meester stelde een som gelds als beloning voor ; doch daar de Pater dit niet mocht aanvaarden, gebruikte de stad roo patakons om de daken van het klooster te herstellen ( r ) .

Kunstwerken in de kerk. - Een punt waarin de Neder­landse opvattingen helemaal met die van het centraal bestuur te Rome in tegenspraak waren, was het dulden van kostbare kunstwerken in de kerk. Hier zag men er niets in dat met de goedbegrepen kloosterlijke armoede in tegenspraak was, terwijl Rome slechts bekommerd was om de kommerciële waarde van deze kunstschatten en ze daarom uit de paters­kerken wilde verbannen.

In de Nederlanden was men veel breder. We hebben reeds de gelegenheid gehad om kunstige tabernakels (2) , kelken, cibories en monstransen te vermelden, vroeger bewaard te Bergen (3) , Meersel (4) , Verviers (5) en Edingen (6) . Dit laatste klooster bezit thans nog veel dergelijke en andere kostbaar­heden (7) ; ook de oude kloosters Velp (8) , Meersel en vooral Brugge zijn in dit opzicht goed bedeeld, al blijkt niet altijd of dit bezit werkelijk van het oude klooster afkomstig is of eerst in de XIXe eeuw van elders werd gekregen (g) .

De banbliksems van het Generaal Bestuur der Orde be-

(1) A nnuaire de la prov. de Limbourg, 1 830, p . 163 ; Public . . . du Limbourg, t. XXXI (N. S . , t. XI) , 1 894, p. 92.

(2) Di. V, blz. 2 19, 249. (3) Dl. I, blz. 202, n. 2. (4) Di. V, blz. 193. Deze monstrans is ongeveer 8o cm. hoog. Onder,

binnen de voet, staat : " Bidt voor J oannes Wils ende Petronilla van Berna­giën, syne gewesene Huys-vrouwe. Anno 1691 ».

(5) Dl. IV, § 625. (6) Dl. I, blz. 269. (7) Vox Minorum, Di. IV, 1950, blz. 5 1 -80, 1 40-56. (8) FL. , Di. XXXIII, 1950, blz. 87-92 . (9) Dl. V, blz. 2 19-20. Brugse merkwaardigheden zijn vooral een oud

peistafeltje of Pax (A nn. de l'Émtû., t. LXX, 1927, pp. r66-73) ; een reli­kwiekastje, versierd met borduurwerk en verluchtingen, waaronder éne van Lucas van Leiden uit 1 5 1 6 (kastje gemaakt voor Terbank bij Leuven in 1 547) ; verder een altaarkruis uit 1 562 . Te Brussel bezitten de Kapucijnen thans een kelk, in r6 r8 gemaakt door Daneel Landsocht, voorzeker voor het klooster te Brugge (A nn. de l'Émul., t. LVI, 1906, pp. 1 00-01 ; Ao. DucLOs, Bruges [Bruges 19ro) , p. 525) . Over kostbare liturgische gewaden te Aarlen, die echter nooit aan de Kapucijnen zullen behoord hebben, lees A nnales de l' Inst. ar eh. du Lux., t. Lil ( 1921 ) , p. 258.

Page 246: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

242 111. HET KLOOSTER. 5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

doelden hoofdzakelijk de schilderijen in de kerk. Niettemin liet het Ceremoniaal van 1594 reeds toe (1 ) , een groot doek achter het hoogaltaar te plaatsen. De bidplaatsen der Orde vroegen immers deze versiering, omdat de eentonige muur boven het hoogaltaar het plaatsen van vensters niet toeliet, aangezien het koor der religieuzen en de bibliotheek er vlak tegen lagen. Ook beide koorluiken mochten beschilderd worden.

In 1617 maakte de Generaal Paulus van Cesena, op klacht van een of andere religieus uit dit land, bezwaar tegen het plaatsen van kostbare schilderijen van Rubens in de kerken te Kamerijk, Rijsel en Antwerpen en van het prachtige doek te Edingen (2) . Zijn opvolger, Clemens van Noto, vond in 1621 dezelfde voorliefde voor schilderstukken in Zwitserland. Hij zag daar niets anders in dan overtollige gezochtheden, die voor Kapucijnen niet waren toegelaten. Doch hij begreep dat men de kunstwerken zonder ergernis niet meer kon verwijderen, waar ze eenmaal geplaatst waren ; ten strengste verbood hij echter er nog ergens nieuwe te aanvaarden, zelfs zo men ze gratis aanbood (3) . Toen hij een paar jaren later in Vlaanderen aanlandde, liet hij e r slechts altaarstukken toe van minder dan 300 gulden (4) .

Te dien tijde zagen onze Paters in deze schilderijen een middel om tegen Protestantse strekkingen in den lande te reageren. Daarom ook bracht de tussenkomst van beide Ge­neraals niet veel verandering in de heersende toestand.

Over het kunstbezit van de Vlaamse Provincie hebben we reeds inlichtingen genoeg bezorgd in ons ve Boekdeel (5) . Doch over de Waalse kloosters hebben we nog een en ander mede , te delen.

( r ) ACB. I I I, sooS, f . ro3v. Onbetamelijke naaktheden waren natuurlijk verboden (Ibid., f. 89r. , § 8) .

(2) ÉF., t. XLVII , 1 935, pp. 726-29 ; vgl. hier Dl. V, blz. r6- r8 .

( 3 ) S. Fidelis Glöcklein, Bd . I I , I 9 1 3-14 , S . 330-31 , § 2 . (4) ACB. 1 1 1, roo6, p . 192, § 28.

(5) Toch vermelden we nog een schone Aanbidding der Koningen, door van Oost de Oudere, thans in de kerk der Ciarastraat te Brugge. Ook in de refter te Meerset zouden we een en ander moeten vermelden, vooral een Aanbidding per Herders en een Aanbidding der Drie Koningen.

Page 247: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KUNSTWERKEN. SCHILDERIJ EN BIJ DE WALEN 243

Schilderijen bij de Walen . - Het is wel waar dat Bo­naventura van Luxemburg durft schrijven, dat de Walen op het einde van de XVIIe eeuw zodanig aan de armoede waren gehecht , dat ze in geen enkele kerk schilderijen durfden hangen, uit vrees deze deugd te kwetsen ( r ) . Dit is echter over­dreven en verkeerd uitgedrukt. Hij bedoelt natuurlijk de kerken in de Waalse Provincie na de afscheiding van Luik en Rijsel. Maar zelfs aldus in de ruimte beperkt, houdt deze bewering geen stand. Voorzeker moet men het aldus begrij­pen, dat men geen schilderijen wilde, behalve die van het hoogaltaar. Want P. Bonaventura wist maar al te goed dat de kerk van zijn geboortestad een O.-L.-V.-Hemelvaart bezat , die er in r6z6 als altaarstuk door Lucas Bosch was geschon­ken (z) .

Waarom zou men overigens zo streng zijn geweest , aange­zien een deel van de schilderijen die in de Luikse en Rijselse kloosters hingen, er toch gekomen waren terwijl het Waalse gebied nog één en onverdeeld was ? Dit toont toch dat de opvattingen daar van ouds weinig van deze der Vlamingen verschilden.

In de Luiker Provincie (3) werden veel schilderijen door E. Fisen geleverd. Voor het grote klooster in de Hoofdstad schilderde hij het altaarstuk, de Onbevlekte Ontvangenis (4) ; voor Dinant eveneens een altaarstuk in r686, twee andere doeken in r688 en eindelijk, in 1 71 9, S. Rochus, Daniël in de

(r ) BL., HS. 39, f. r64r. (2) BL., HS. 40, p. 62 . Na 1 7 19 kreeg de refter te Luxemburg drie ver­

schillende schilderijen : S. Benedictus, gift van Dom Benedictus, Abt van Echtemach ; S. Felix, geschonken door Dom Romanus, Abt van Münster ; en S. Franciscus, gift van de koopman Gerard i (Ibid., p. 10) . In 1 750 werd in het koor een Stigmatisatie opgehangen, geschilderd door \Veissers, die er 8 kronen voor ontving (Ibid., p. 74) . Voor het klooster te Bergen bezitten we enkele gegevens uit de XVI I I• eeuw. Omstreeks 1 700-20 kreeg Norbertus van Bergen er een Ch.ristusfiguur, als honorarium voor zijn statie in S . Elisabeth ; het kreeg plaats in de refter, achter P. Gardiaan (ACB. I, 2 1 .500, p. 22) . Ma­dame Delval schonk bij testament een Nederdaling van de H. Geest ; deze werd in 1 756 in de S .-Antoniuskapel opgehangen(Ibid., p. 82) . Eindelijk kregen de Paters in dezelfde stad nog enkele doeken van het opgeheven klooster der Kapucinessen ( r 784) .

(3) En ook te Charleroi (Dl. I I , blz. 224) . (4) GOBERT, t. 11 , p. 277.

Page 248: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

244 III . HET KLOOSTER. 5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

leeuwenkuil, de Marteldood van S . Bartholomaeus, de On­bevlekte Ontvangenis en het Doopsel des Heren (1 ) . Voor Verviers leverde hij een H. Drievuldigheid, een S. Franciscus en een S. Antonius, alle drie in r6gr , een Kruisafneming in 1695, Felix van Cantalicië in r6g6, de Onbevlekte Ont­vangenis en de Engelbewaarder, beide in 1697 ; hetzelfde jaar ontstond een S. Franciscus die de aflaat van Portiunkula verkrijgt, maar dit was wellicht voor de Rekollekten uit dezelfde stad bestemd ; eindelijk in 1712 O.L.H. die zijn Bloed over de zielen uitstort (2) .

Voor Malmedy leverde Fisen in 1686 de Geboorte van Chris­tus, met S. Franciscus er bij (3) , en voor Stavelot in 1725 een Stigmatisatie en een Antonius van Padua (4) . Dit laatste klooster bezat eveneens een Laatste Avondmaal, van een on­bekende Nederlandse meester, onder Italiaanse invloed (5) .

Het altaarstuk te Hoei was een Christus van het kruis afgenomen, uit de Vlaamse School, naar het schijnt , terwij l het klooster verder nog een S. Augustinus en een S. Monica bezat, waarschijnlijk kopieën van schilderijen uit de kerk der Augustijnen te Luik (6) .

Het klooster te Spa, eindelijk, bezat een Kruisafneming, die aan verschillende schilders werd toegeschreven, zelfs aan Rubens, doch die feitelijk het werk schijnt van Gerard Segers ; thans versiert ze de kerk van Se.-Foi te Luik (7) .

In het klooster te Armentiers bezat men eveneens enkele schilderwerken. Zo kreeg men er in 1772 een Stigmatisatie, door een onbekende meester ; een Kruisdraging en een Ge­boorte van Christus werden bij testament door Mej . Soil ge­geven (8) ; twee beelden eindelijk van Franciscus en Felix van Cantalicië werden door advokaat Cagni en baljuw Six van

( 1 ) Bult. de la Soc. art. et d'hist. du dioc. de Liége, t. I, r88r , pp. 32, 33, 44 · ( 2 ) Ibid., pp. 34-42. (3) Ibid., p. 32 ; reproduktie Deutscher Hausschatz, Bd . XL, 1 9 1 3- 14, S. 890. (4) Bult. , Loc. Cit . , p. 46. (5) Het berust thans in het Institut S.-Remacle, te Stavelot (Folklore

Stavelot-Malmédy, t. XIII , 1 949, pp. 8 1 -83, met reprod .) . (6) Chron. arch. dtt pays de Liége, t. XL, 1949, pp. 26, 28, 3 1 . (7) Ibid., t . XXXVIII , 1947, pp. 83-87, met reprod. (8) ACB. I, 23.200, p. 1 77.

Page 249: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

SCHILDERIJEN BIJ DE WALEN. WERK VAN RUBENS 245

Framelies voor het hoogaltaar geschonken ; voor dit beeld­houwwerk werd aan meester Lecreux uit Doornik 24 kronen betaald (1 ) .

Als men in de inventaris leest welke schilderijen zich in 1792 in de opgeheven kerk te Douai bevonden (2) , komen daar een zevental doeken in voor, zonder naam van schilder (3) ; één is toch van de Fransman de Vuez (4) , die ook voor Doornik heeft gewerkt ; de overige zijn kopieën van meesters, die ook veel aan Vlaamse kloosters hebben geleverd : van Oost (5) , van Dyck (6) en Rubens (7) .

Werk van Rubens . - Over deze grootmeester van onze kunst moeten we wel wat méér zeggen. Het bewijs heeft men nog niet geleverd, dat hij ooit rechtstreeks met de Kapucijnen in betrekking heeft gestaan (8) of hun schilderijen ten ge­schenke zou hebben gegeven ; deze werden gewoonlijk door milde vrienden betaald. Wél hebben Paters voor hem gepo­seerd, hetzij dat hij hun portret moest schilderen (zoals in het geval van beide gebroers de Barea) , hetzij dat de meester S. Franciscus onder de trekken van één of andere Pater wilde afbeelden.

Ook kent men de opdracht van een gravure aan P. Georgius, klaarblijkelijk deze uit Mol (9) , doch dit zal wel op rekening van de graveerder Schelte van Bolswert moeten komen. Een

( I ) Eigenhandig kwijtschrift, Ibid., tussen, pp. 198 en 199. (2) Mémoires de la Soc. d'agric. , de sciences et d'arts, séant à Douai, série

I I , t. XI I I ( 1 874-76, uitgeg. 1 878) . pp. 201-02. (3) Ecce Homo, 0. L. V. , de Emmaüsgangers, het Laatste Avondmaal, een

stervende Kapucijn, Christus aan het kruis (met de twee moordenaars, 0. L.V. en S . Jan) en Jesus te midden van de leraars.

(4) De aanbidding der Herders. (5) S. Antonius van Padua met het Goddelijk Kind en S. Franciscus, dit

laatste uit het jaar 1 68 1 . (6) De inventaris noteert dat het werk " médiocre " is, doch geeft geen uitleg

over het behandelde onderwerp. (7) De Onthoofding van Joannes Baptista en de Kr uisafneming. (8) De tekening van het klooster te Tervuren (Dl. V, blz . I 13 , 1 29) zou

volgens FR. VAN DEN \IVYNGAERT, Inventa-ris der R1�be11iaansche prentktmst (Antw. 1940) . blz. 97, § 669, �tellig niet van de meester zijn ; waarop hij steunt, zegt hij echter niet.

(9) ÉF., t. L T , 1939, p. 26.

Page 250: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

246 111. HET KLOOSTER. 5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

andere opdracht komt echter van de meester zelf ; ze is gericht tot de gebroeders Clarisse, syndici te Antwerpen, als bewijs van zijn genegenheid voor de Kapucijnen ( r ) . Ook bij zijn dood kregen de Paters van de testamentuitvoerders 48 gulden voor het lezen van roo missen en voor 64 gulden vlees, bij een rekreatie (2) .

Voor Kamerijk schilderde hij een altaarstuk in r6r6 (3) . P. Hilarius, die te Kamerijk geboren was, noemt het schilderij in r67r (4) een afbeelding van Christus, gebalsemd voor de graflegging ; hij voegt er bij , dat Kannunnik Étienne Briquet voor het meesterstuk r8oo gulden betaalde, om het aan de Kapucijnen te schenken. Niet minder dan elf personen staan er op afgebeeld.

Totaal vals is de legende (S) volgens welke de kanunniken van Kamerijk, die het doek zouden hebben besteld, de prijs overdreven vonden en wilden afdingen, zodat Rubens, mis­noegd, zijn werk aan de Kapucijnen zou hebben geschonken ; in r6r7 zegt Paulus van Cesena uitdrukkelijk, dat het voor de Paters werd besteld.

Even legendarisch is wel wat een HS. uit 1753 beweert (6) , dat Rubens Christus' lijk helemaal naakt zou hebben ver­toond, zodat men later de sluier zou hebben bijgeschilderd. Stellig heeft Rubens zelf dit witte doek bijgevoegd ; het maakt een prachtig effekt en van overschildering blijkt niets. Men ziet het overigens ook op twee andere dergelijke werken van Rubens, te München en te Florence ; en in godsdienstige werken zal de Vlaamse meester zich nooit dergelijke storende naaktheden permitteren.

Het is wel waar dat Padficus van Kales. die het meesterstuk in 1720 bewonderde (7) , noteert dat O.L.V. daar afgebeeld wordt , terwijl ze haar Zoon << piis oculis » aanschouwt ; doch

( 1 ) Dl. V, blz. 17 . (2 ) A ntwerpseli archievenblad, Dl. I J , blz. 1 22 , r6o. (3) ÉF., t . XLVII , 1935. p. 727. (4) HIL. CAM. , p. 20. (5) E . BouLY, Dict. hist. de la vitte de Cambrai (Cambrai r854), p. 454· (6) i\1/émoires de la Société d'Ém1ûation de Cambrai, t . LXXIV, 1927, pp.

2 72-73. Tegenover p. 278 geeft men daar een reproduktie van het schilderij . (7) BKP., HS. 1356, p. 240.

Page 251: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

WERK VAN RUBENS 247

de Pater betwijfelt of dit naakte lijk bij andere vrouwen geen zinnelijke indrukken zal wekken. Doch Pacificus was overdre­ven streng en maakte elders nog dergelijke bezwaren, ook b. v. tegen kruisbeelden die op de gewone wijze waren gesluierd.

In 1836 werd het meesterstuk te Parijs opgefrist (1 ) . Het verwondert ons dat Max Rooses en anderen na hem (2)

het doek als verloren beschouwen, terwij l het nog altijd te Kamerijk in de kerk van S.-Géry (S .-Aubert) is te zien.

In 1720 zag dezelfde Pacificus nog een tweede Rubens in een zijkapel van de Kapucijnenkerk te Kamerijk, nl. een Besnijdenis. Maar daarin zag hij eveneens een naaktheid, die volgens hem in een kerk niet op haar plaats was. Dit schilderij moet later verwijderd zijn, daar het in de inventaris bij de opheffing niet meer wordt vermeld (3) . 1 Het schilderij dat Rubens voor Doornik leverde, was weinig jonger dan dit voor Kamerijk. Toen de Paters naar deze stad kwamen, schonk Abt Jacobus de Marquais van S. Martin een altaarstuk in 1593 ; men weet echter niet wat het voorstelde. In de nieuwe kerk, die in 1618 werd gekonsakreerd, hing het boven de ingangsdeur (4) en als altaarstuk bestelde dezelfde abdij nu de Aanbidding der Koningen, die Rubens spoedig moet hebben geleverd. Daar wekte het stuk ieders bewonde­ring. Tijdens één der talrijke belegeringen die de stad heeft ondergaan, werd het door een kanonbal doorboord (5) . Het

( I ) Bult. de la Soc. d'études de la prov. de Cambrai, t. X, 1907, p . 144 . (2 ) Vgl. ÉF., t . Ll, 1939, pp. 49-50. (3) Kanunnik Briquet schonk nog twee schilderijen voor de luiken tussen

kerk en koor : S . Clara, met abdisstaf en H. Sakrament in de hand, en S . Fran­ciscus, die een kruisbeeld houdt ; dit laatste schijnt uit de school van Rubens te komen (A. J. G. LE GLAY, Cameracum christianum [Lille-Paris ( 1 849)], p . 351 , n . 2 ) . Beide bleven er tot in 1 792 ; doch op de keerzijde had men twee andere doeken geplakt : een Ecce Homo en een 0. L. V . van Smarten, deze laatste volgens Lebrun. Daarenboven zag men er nog een goede kopie van Van Dyck : Christus met een Engel onder het kruis, evenals een schilderij uit het jaar 1 73 r, toegeschreven aan de Beier Speer : het Martelaarschap van S . Franciscus, waarop 9 personen stonden afgebeeld, samen met een Engelen­groep in de lucht (Mémoires de la Soc. d'Ém�û. de Cambrai, t. XXXVI, 1 88o, pp . 194-95) .

(4) ACB. I, 2 1 .402, p. 25 . (5 ) Revue de Bruxelles, 4" année, juillet 1 840, p. 66.

Page 252: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

248 lil . HET KLOOSTER. 5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

bleef nochtans zoveel belangstelling wekken, dat men er om­streeks 1764 en 1774 10. en 12 .000 gulden voor bood, met de belofte om het door een kopie te vervangen (4) . De Paters gingen daar gelukkig niet op in . Doch deze belangstelling bracht de abdij van S . Martin er toe, om het doek als haar eigendom terug te vragen. De eis werd eerst aan P. Gardiaan gesteld en daarna aan het Kapittel van 1776. De Kapucijnen wilden geen ruzie maken. De Abt liet een kopie leveren door schilder Delmotte en op 29 Juli 1779 nam het nieuwe stuk de plaats in van het origineel . Als kleine vergoeding, liet de abdij de drie altaren in de kerk herschilderen en de religieuzen een goede traktatie voorzetten (5) . Het origineel werd in 1794 door de Fransen aangeslagen. Toen het echter in 1802 werd terug­gegeven, ging het naar Brussel, waar het een van de schoonste stukken is van het Museum. Het was te vergeefs dat Doornik in 1819, 1823 en nog in 1935 (1 ) zijn reC'ht tegenover het Brus­sels Museum zocht te laten gelden.

Het zou verwondering kunnen wekken, dat men te Doornik en te Rijsel nog nieuwe meesterstukken van Rubens durfde aanvaarden, na het strenge verbod van Paulus van Cesena. Niets bewijst echter dat de Walen van dit voorschrift ooit kennis hebben gekregen. Toen P. Generaal de tekst schreef,

( 1 ) Bult. de la Soc. hist. et lilt. de Tournai, t . XI , 1 856, p. 228 . (2 ) ACB. I , 2 1 .402, p . 32 . Ten onrechte schrijft Ch . J . Voisin ( Bult. de la

Soc. kist. et lilt. de Tournai, t. IV, 1 853-56, p. 266) dat het schilderij nooit aan S. Martin heeft toebehoord ; hij beroept zich daarbij op een uitgave van 1 775. voordat het doek daar werd geplaatst. Men leest wel overal dat het schilderij van de Kapucijnen kwam, ook bij CH. PIOT, Rapport . . . sur les tableaux enlevés à la Belgique en 1 794 et restitués en 1 8 1 5 (Bruxelles 1 883), p. 64 ; doch dit is aldus te begrijpen, dat iedereen wist dat het enl<ele jaren vroeger nog bij de Paters was, zoals men in oude reisverhalen en lijsten van kunstwerken kan lezen.

(3) 0. LEDUC, Les tableaux revend·iqués par Tournai (Tournai 1 935) . Dit klooster bezat nog andere kunstwerken en in 1 628 zagen twee reizigers er " au tres beaux tableaux de Notre Seigneur, de Notre Dame, des Trois Rois et au tres, faicts par Rubens, » alsook een Felix van Cantalicië ( A nnales de l ' Acad. d'archéol. de Belg., t . XI , 1854. p. 359). Een H. Familie, op hout geschilderd , werd in 1 694 door J . B. Petit geschonken (Dl. I I , blz. 97, n. 1 ) . In de XVI I I • eeuw was S . Felix e r nog altijd, zowel als een S . Antonius en veel andere schil­derijen. Een S . Fidelis werd omstreeks 1731 te Bergen door een zekere Césair geschilderd (ACB. I, 2 1 .042, p. 25) .

Page 253: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

WERK VAN RUBENS 249

was hij op Visitatie te Madrid. Hij wist wel dat de Nederlandse Provincie toen juist was gesplitst , doch hij zal niet geweten hebben tot welk van beide nieuwe gebieden de kloosters Ant­werpen, Edingen, Rijsel en Kamerijk behoorden. Hij richtte zijn verbod tot het De finitorium van « Fiandra n te Brus­sel (r ) ; dit was de gangbare naam, waaronder heel onze ge­bieden in Italië bekend stonden. Toen de Vlaamse Provinciaal het schrijven echter in handen kreeg, moest hij wel de beden­king maken dat de brief voor 3 /4 aan het verkeerde adres was bezorgd, daar van de vier vermelde kloosters Antwerpen alleen tot zijn gebied behoorde. Niets verplichtte er hem toe, om dit ook aan zijn Waalse kollega mede te delen en aldus is het heel goed mogelij k dat hij het niet meende te moeten doen ; zodat men ginder door deze voorschriften niet was gebonden. Na het aftreden of overlijden van een Generaal, vervallen overigens ook zijn voorschriften.

Samen met Brussel en Antwerpen was Rijsel in zake kunst­bezit een der rijkste Nederlandse Kapucijnenkerken. Het hoofdaltaar droeg een prachtige Kruisafneming van de Mees­ter ; einde 1616 was ze riog in de maak, voor de kerk die reeds op 16 Oktober van dit jaar was gekonsakreerd. Thans bevindt ze zich in het Museum te Rijsel, zowel als het schilderij dat de eerste kapel links versierde : S. Franciscus die het Kind Jesus uit de handen van Maria ontvangt . Dit doek reproduceer­den we als titelblad van Dl. IV ; we menen er de portretten van Philippus van Kamerijk en Columbanus van Valendennes op terug te vinden (z) . De Aanbidding der Herd rs, eveneens van Rubens, hing in de kapel van O.L.V. en versiert thans S.-Madcleine in dezelfde stad. Eindelijk bezat de kerk nog twee koorluiken, S. Bonaventura en S. Franciscus, die wel uit Rubens' atelier schijnen te komen, alhoewel anderen ze aan Van Oost de Jongere toeschrijven (3) . Ze berusten thans in hetzelfde Museum.

( r ) ACB. I I I , 7005, p. 209. (2) Dl. IV, § 904, 2956. Edingen bezit thans een kopie van dit doek. (3) Van deze schilder had men nog in het koor het Kind Jesus, aan wie men

de lijdeoswerktuigen aanbiedt J . B. DESCAMPS, V ie des peintres fiamancls, t. I I I [Paris 1 760) , pp. 57-85) , Vroeger bezat het klooster te Brugge eveneens zo'n

Page 254: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

250 I I I . HET KLOOSTER. 5· DE KERK EN HAAR KUNSTSCHATTEN

Zorg voor het kunstbezit . - We hoorden zoëven dat hoge bedragen werden geboden voor schilderijen uit de kerk te Doornik. Hetzelfde gebeurde te Brussel (r) en te Dender­mond (z) . Te Rijsel poogde de Franse Regering het altaarstuk in 1785 te beinachtigen, om het naar Parijs te sturen, met de belofte om het door een schilderij van M. Sauvage te vervan­gen (3) . Wat te Aken in dit opzicht gebeurde (4) , valt buiten ons onderwerp.

Voor geld of stoffelijke voordelen stonden de Pa1ers hun kunstbezit niet af. Te Edingen verwijderden ze echter een altaarstuk dat niet zedig genoeg scheen (5) en wellicht trof hetzelfde lot de Besnijdenis te Kamerijk, zoals juist werd genoteerd (6) .

Waar het nodig bleek, werden de schilderijen hersteld en opgeknapt (7) . Dit gebeurde ook te Luxemburg in 1731 voor het mooie altaarstuk O.-L.-V.-Hemelvaart (8) . Zo dit niet altijd met de nodige zorg en vakkennis gebeurde, kan men de Paters niet verwijten dat ze in dezen niet beter op de hoogte waren dan hun tijdgenoten. Wel eens ook werden schilderijen van plaats veranderd, om ze beter te bewaren (9) of nog hing men er een gordijn voor, zoals te Dendermonde (ro) en te Kamerijk ; met koorden en katrollen kon dit worden ver­wijderd (n) .

schilderij van dezelfde meester (ACB. I I . 9026), doch thans vindt men z e niet meer terug.

( r ) Dl. V, blz. 49-50. (2) Dl. V, blz. 230, n. 2 . (3) GAR., Affaires géné-r. V , carton 851 , n° 32. (4) I n 1 774 wilde een bedrieger te Rome laten geloven dat de Kapucijnen

te Aken er aan dachten om, mits een aalmoes en een goede kopie, hun schilde­rij van Rubens af te staan, Toen ze't echter vernamen, protesteerden ze heftig, dat ze nooit aan zo'n afstanel hadden gedacht (GA. , AF. 6, pp. 152, r67 ; FL., Dl. XXX IV, 195 1 , blz. 84-92) .

(5) Dl. I I , blz. 1 75 · (6) Hoger, blz. 247 · (7) Dl. V, blz . 19 , 52-53, 2 1 9-20, 230 u . 2 , 407. (8) BL. , HS. 40, p. 62. Dit register geeft interessante gegevens aangaande

oude reinigingstechniek ; doch thans ( 1953) blijkt het onvindbaar. (9) Dl. V, blz. rg . ( r a) Dl. V, blz. 230, n. 2 . ( r r ) Mémoires de la Soc. d'Émulation de Cambrai, t. XLV, r 8go, p. 7 ·

Page 255: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

6. RAMPEN

6. RAMPEN

In de Nederlanden is het nooit voorgekomen, zoals in Duits­land zo dikwijls gebeurde, dat de stad, waar men zich eenmaal had gevestigd, vrijwillig weer werd verlaten ( r ) . Doch dikwijls onderstonden de gebouwen veel onheil bij storm en onweer (2) , aardbeving (3) of overstroming (4) . In oorlogstijd kreeg men veel schade te Dendermonde (5) , Oostende (6) , Geldern (7) , Douai (8) , Valenciennes (g) , Arras (ro) , Bergen (n) en elders. Te Valenciennes schonk de magistraat op 24 Juli r6sr 120 pond tournoys, om hierbij de grote nood van het klooster te lenigen (r2) . Hoe een deel van het klooster te Luxemburg instortte, weten we reeds (13) . Om strategische redenen, moesten de kloosters te Aat, Maubeuge en Kortrijk naar een andere stadswijk verhuizen ; maar in dit geval, zowel als na een brand, werden de gebouwen gewoonlijk schoner en geriefe­lijker herbouwd dan ze vroeger waren.

Er kwamen ook gevallen voor van diefstal (14) . Enk�le malen hadden de Paters met wat méér zorg het onheil wellicht kunnen vermijden. Aldus kwam te Bergen op 29 November 1777 een leek tijdens de g-u.-mis aan het hoofdaltaar de sleu­tel wegnemen, onder de ogen van de celebrant en de novice

( r ) Te Halle was de stichting nog maar half begonnen, toen men ze moest opzeggen (Dl. I , blz. 296).

(2) Dl. I, blz. 65 ; Dl. V, blz. 2 70, 406. (3) Dl. 11, blz. 1 9 1 , 246, 255 ; La vie wallonne, t . X X I I , 1 948, pp. 1 06- 1 2 .

ACB. I , goo r , p . 7 9 vermeldt dat men te Meersel i n 1 756 drie aardschokken gevoelde, op r 8 Februari (om 7, 45 u . 's morgens) , 20 Februari (om 4 u . 's morgens) en op 8 J uni (om r u. 's nachts).

(4) Dl . I I , blz . 224-26. Te Velp kwam er heel dikwijls overstroming (Dl. V, blz . 436-3 7 ; Dl . V I , blz. 222, 253) .

(s ) Dl. V, blz. 233 . (7) Dl . V, blz. 404 . (9) Dl. I I , blz. 1 1 4 . ( r r ) D l . I I , blz . 1 49. ( r 3) Dl. I I , blz. 47-48.

(6) Dl . V, blz. 28 1 . (8) Dl. I I , blz. 8o. ( 10) Dl. I I , blz. 86, n. 2 . ( r 2) LE Boucg, p . 1 38 . ( 1 4) Dl . V, blz. 56 , 1 27, 1 83-84.

Page 256: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

252 I I I . HET KLOOSTER. 6. RAMPEN

die de priester diende. Hij trok er mee naar de sakristie en na de mis stelde men de verdwijning van een verguldzilveren kelk vast. De politie werd gewaarschuwd en alhoewel iedereen in de kerk de dief had gezien en er verschillende huiszoekingen werden gehouden, kon men hem toch niet te pakken krijgen ( r ) .

Tijdens het bezoek van het Hof en de Hertog van Villa­Hermosa aan de stad Tienen, op 3 Oktober 1675, maakten Spaanse soldaten 's nachts een opening in de tuinmuur en stalen een partij kolen ; ook de kerkdeur braken ze open. Uit de kelder namen ze boter, olie en vlees weg (2) .

Diefstal kwam ook dikwij ls voor, wanneer in één of ander klooster brand ontstond, zoals meermalen gebeurde (3) . In enkele gevallen kan er wellicht bij deze brandrampen een zekere onvoorzichtigheid vanwege de Paters in het spel zijn ; te Belle was het onheil echter het gevolg van de grote dienst­vaardigheid j egens de geteisterde bevolking (4) .

( 1 ) ACB. I, 2 1 . 500, p. 164 . (2) ACB. J, 9684, pp. 94-95. (3) DI. I, blz. 1 26 ; Dl. I J , blz. I I8, 1 2 6, 192-95, 308 ; DI. V, blz. 28, 1 52 -53•

206, 309, 324-25, 379· (4) Dl. V, blz. 359-60.

Page 257: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE

Dit hoofdstuk handelt over I) Oversten en onderdanen, 2) onderlinge betrekkingen en 3) de dagorde, door het Cere­moniaal voorgeschreven.

1 . OVERSTEN EN ONDERDANEN

Personeel in het klooster . - Normaal, volgens de Kon­stituties, moest een klooster ten minste twaalf religieuzen tellen (I) , doch niet altijd werd dit onderhouden, vooral in het begin der stichting. Er bleven altijd kleine naast heel grote kloosters, deze laatste meestal in belangrijke steden, waar de drukte van het ministerie ook gemakkelijk de nodige financiële middelen bood, zelfs om de gebouwen desnoods nog uit te breiden.

De eerste religieuzen die in ons land kwamen, waren van oordeel dat kleine kommuniteiten te verkiezen waren, omdat men er beter de armoede meende te kunnen onderhouden (2) . Doch spoedig bleek dit niet houdbaar. Bij het toenemen van het apostolaat moest men wel grotere kloosters dulden. Ove­rigens moesten ouden van dagen en zieken, zowel als studen­ten, toch ook ergens een onderkomen vinden (3) .

Dikwij ls gebeurde't dat de burgerlijke besturen zelf het getal religieuzen bepaalden en beperkten, doch regelmatig werd dit

(r) Vgl. Dl. V, blz. 460. (3) Vgl. Dl. II, blz. 202.

(2) ACB. III, sooS, f. ro r r.-v.

Page 258: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

254 IV. KLOOSTERFAMILIE. I. OVERSTEN EN ONDERDANEN

getal overschreden, zonder dat men daartegen bezwaar maakte. Te Malmedy ging men zelfs zo ver, dat men, wanneer bepaald was dat er 13 religieuzen mochten zijn, dit aldus uitlegde, dat het verboden was onder dit getal te blijven (1) ! Niettemin werd veelal in het laatste vierde van de XVIIIe eeuw van Regeringswege tegen het grote getal religieuzen geprotes­teerd (2) .

Het personeel van een klooster bestond uit een Gardiaan, een Vikaris, een veranderlijk getal predikanten en Paters zonder jurisdiktie, twee of drie clerici, een zeker aantal leke­broeders en gewoonlijk één of méér knechten.

Voor de orde én de goede gang van zaken was er natuurlijk een wettig gezag of algemeen erkende Overste nodig, waaraan allen moesten gehoorzamen. Om dit goed te begrijpen, zullen we verder wat uitleg verstrekken over de gelofte van gehoor­zaamheid, die de Kapucijnen bij hun professie uitspreken.

P. Gardiaan is voor de religieuzen de onmiddellijke drager van het gezag. Doch ook voor buitenstaanders is hij als de verpersoonlijking van het klooster en aan zijn komen en gaan lieten de stadsbesturen zich vroeger dikwij ls niet onbetuigd. In 1633 nam Valentmus van Leuven te Maaseik afscheid van de stadsraad, om naar het Kapittel te vertrekken, en men vereerde hem met een « dronk wijns ». In hetzelfde stadje ziet men dit herhalen o. a. voor Felicissimus van Douai en de predikant Seraphinus van Antwerpen in 1655, Matthaeus van Brussel en de predikant Patricius van Kortrijk in 166o, Antonius van Oudenaarde in 1664 en Angelinus van Brugge in 1665 ; deze laatste werd eveneens met een « dronk wijns n

vereerd en « gevalediceerd » ; doch daar de inwoners hem ongaarne misten, schreef het stadsbestuur naar het Kapittel, om hem voor zijn zalige leer en heilige lessen te mogen behou­den ; het was echter te vergeefs. In 1678 ;< beschonk » men te Maaseik eveneens de nieuwe Gardiaan Theodorus van Den Bosch (3) . Ook te Duinkerke werd de nieuwe Gardiaan Joan-

( 1 ) RKMm., p. 73· (2) Dl. V, blz. 8g-go. (3) GAMs., Protokallen 1665 en Stadsrekeningen .

Page 259: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

P. GARDIAAN 255

nes Maria van Oudenaarde in 1674 door de stad met vis enz. getrakteerd (1 ) .

In de Orde zelf genoot een Gardiaan veel aanzien en onder hen waren er veel flinke mannen, vurige en voorbeeldige religieuzen, gezochte predikanten, gewezen lektoren of hogere Oversten ; ze stichtten veel goed en werden dikwij ls opnieuw benoemd. Hun naamfeest werd plechtig gevierd (2) en P. Provinciaal trachtte hen in veel opzichten te voldoen. Zo mochten ze wel eens in een nieuw klooster bijna al hun onderdanen zelf uitkiezen (3) ; elders werd de kommuniteit grotendeels vernieuwd, om P. Gardiaan pleizier te doen (4) . Miskenning van zijn gezag werd streng bestraft.

Anderzijds was de verantwoordelijkheid van de plaatselijke Overste ook heel groot. Hij moest instaan voor de stoffelijke belangen, eten en drinken van zijn onderdanen, de klooster­gebouwen onderhouden en herstellen . Bij de Walen eiste men dat hij ieder jaar een en ander voor de sakristie, de kleer­makerij en de bibliotheek moest zien te bezorgen (5) .

Van veel méér belang echter was de verantwoordelijkheid van P. Gardiaan in geestelijk opzicht. De bloei of het v�rval van de observantie hing hoofdzakelijk van hem af (6) . Daarom moest hij zijn onderdanen vermanen, berispen en bestraffen en hun vooral in alles het goede voorbeeld geven. Overdreven strengheid was echter ook misplaatst en zo'n Oversten waren soms minder voor het bestuur geschikt (7) . Wie echter veel

( 1 ) V. DERODE, Hist. relig. de la Flandre maritime (Dunkerque 1 857) , p . 288.

(2) Dl . I I I , blz. 92-93. (3) Dl. V, blz. 1 74 . (4) Dl. I I I , blz . 1 7 1 . (5) ACB. I I I , 1003, pp. 33. 48-49, 79· (6) BSN., HS. 66, pp. 224 , 227 . Aangaande de verantwoordelijkheid der

Oversten schreef Seraphinus van Ziegenhals in 1 755 in een officieel rondschrij­ven (ACB. I, 1645, p. [4]) " Quando Praelati suis indulgent comrnoditatibus, se subducunt ab excrcitiis spiritualibus, quando suas curant irnplere de vinea Domini officinas et sarcinas, quando in id maxime videntur incumbere, ut factionem gentemque adhaerentem colligant, qui diligentes se diligunt, sibi faventes promovent, protegunt, si bi non adhaerentes cujuscunque sint idonei­tatis et meriti ad i ma dejiciunt, supprimunt, conterunt . . . Quomodo eo con­ducent, quo ipsimet non vadunt ? Nunquid ad orientem ducent alias, dum ipsi ad aceasurn tendunt ? "

(7) Dl. I I I , blz. 285.

Page 260: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

256 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

uit Officie of meditatie wegbleef, moest worden afgezet. Nie­mand moest afkomen met de uitvlucht dat hij te veel werk had, daar het goede voorbeeld zijn eerste plicht was (r) .

Hier ziet men hoe de positie van de Oversten helemaal anders is in oudere Orden, zoals de Benediktijnen, dan bij de Kapucijnen. In niets onderscheidt P. Gardiaan of P. Provin­ciaal zich uiterlijk van zijn onderdanen. De ambtsduur is streng beperkt . Ze komen in de refter samen met de anderen en eten en drinken er juist hetzelfde als Paters en Broeders (2) . Een Gardiaan heeft noch vrijheden noch voorrechten en moet dezelfde lasten dragen als zijn onderhorigen. In het koor en de refter is hij op zijn beurt hebdomadaris gelijk de ande­ren (3) ; en zo hij wellicht als gewezen Provinciaal of Defi­nitor enkele voorrechten heeft, moet hij ze verzaken door het feit zelf dat hij tot Gardiaan wordt benoemd.

Om de goede gang van het kloosterleven te verzekeren, moesten de Gardiaans zoveel mogelijk thuisblijven, zodat herhaaldelijk op de residentieplicht werd gewezen. De Advent en de Vasten mochten ze slechts prediken in de stad of het distrikt waar ze woonden (4) . Stationaris mochten ze in de loop van het jaar stellig niet zijn ; doch tijdens de Vasten en de Advent verleende Marcus Antonius van Carpenedolo in r664 aan het Definitorium een zekere vrijheid (5) en weer in r667 en 1671 toonde men zich tamelijk inschikkelijk, vooral voor Gardiaans die om hun welsprekendheid bekend ston­den (6) .

Er kwamen herhaalde konflikten tussen de verschillende

( 1 ) BL., HS. 37, f. 39v . ; HS. 39, f. 2 29r., § 14 . ( 2 ) Toch had men er geen bezwaar tegen, dat de Overste wellicht op d

.okters

bevel wat wijn nodig had (ACB. I I I , 1 006, p. 237) . I n veel landen, vooral in Frankrijk, kregen P. Provinciaal en zijn gezellen, wanneer ze thuis waren, dagelijks een speciale schotel aan tafel ; in 1 732 werd dit te Rome officieel goedgekeurd (GA. , AG. 4. pp. 2 1 9-2 1 ) ; doch in het demokratische Nederland vindt men geen spoor van dergelijk gebruik.

(3) Wel besliste men in 1 786 dat de Vlaamse en Brabantse Gardiaans voor­taan geen hebdomadaris meer hoefden te zijn ; doch in 1 790 werd hun dit voorrecht weer ontnomen (ACB. I II , 1 008, pp. 301 § 4. 3 1 7 § 2 . ) .

(4) AOMC., t . VI , 1 890, p. 7 3 , § 23 ; ACB. I I I , roo6, p . 1 86, § 47· (5) BI., HS. 37, f. qv. (6) BL., HS. 37, f. 2 1v. ; ACB. lil, roo6, pp. 6so-5 1 .

Page 261: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

P. GARDIAAN 257

opvattingen. Residentieplicht was zeker gewenst, doch de behoeften van het ministerie kwamen toch ook in aanmerking. Bernardinus van Saluzzo was in 1709 weer zeer streng {1) , doch in 1712 liet men voor de predikatie een afwezigheid van 3 of 4 maanden per jaar toe (2) . Ook Kustoden, die wegens de Romereis zes maanden moesten afwezig blijven, mochten in 1702 zo'n jaar niet tot Gardiaan worden aangesteld (3) . In 1745 lieten de Walen niettemin Angelus van Namen, die in zijn geboortestad Gardiaan was, de Vasten prediken in S .-Waudru te Bergen ; dit wettigde men met de beschouwing, dat zoïets in Italië ook gebeurde (4) .

In het begin kwam het wel eens voor, dat een Gardiaan terzelfder tijd in een nieuwe stichting Overste was (5) . Dit kwam hoofdzakelijk door een tekort aan gevormd personeel. Ook drukte men in 1597 de jonge Gardiaans op het hart, dat ze er goed aan deden aan mannen van ervaring en ouden van dagen nu en dan eens raad te vragen (6) . Het kwam overi­gens voor, dat een Gardiaan bij de Visitatie openlijk werd bestraft en water en brood op de grond moest eten (7) . Het kon ook gebeuren dat een onbekwame vóór de tijd moest worden afgezet en nog in 1754 gaf Seraphinus van Ziegen­hals daar een onderrichting over (8) .

Ook waren er Gardiaans die zelf hun mislukking inzagen en uit zich zelf ontslag namen (9) . In 1637 kreeg Felix van S.-Omaars ontslag als Gardiaan te Edingen, omdat hij aan gewetensangsten leed. Hetzelfde jaar moest het Definitorium te Hoei moeilijkheden vereffenen tussen Nazarius van Ar­mentiers en zijn onderdanen. In ditzelfde ongeluksjaar lag Theodorus van S.-Omaars overhoop met zijn religieuzen te Ariën en redde men hem door een promotie naar het grote klooster te Doornik ; Theodorus had er echter genoeg van en het volgende jaar verzaakte hij alle passieve stemrecht (ro) .

( I ) ACB. I l i, I OOJ, p. 7I . (2) Ibid., p. go, § 37 ; vgl. echter p. 95· (3) BL., HS. 39, f. 247r. (4) BSN. , HS. 66, p. 66. (5) Dl. I, blz. 96 n. I, I28 . (6) ACB. III , Ioo6, p. 28, § I 2 . (7) ACB. UI, Ioo6, p. 30, § 36. (8) Hoger, blz . 47 ; ACB. I , 5868. (9) Vgl. verder, blz. 567. ( 10) BL. , HS. 39, f. 55r.-56r.

Page 262: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

2.58 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

Deze handelwijze wekt méér sympathie dan het gebaar van een paar andere Gardiaans, die eerst ontslag namen en daarna. te vergeefs weer in bediening poogden te komen (r) .

Wanneer een Gardiaan afwezig of belet is, worden de lo­pende zaken door P. Vikaris afgehandeld. Het komt echter ook voor, dat een speciale Overste wordt benoemd, ingeval P. Gardiaan lang ziek blij ft (2) . Terwij l P. Provinciaal afwezig is, hebben de in het land gebleven Definitoren het recht niet om een overleden Gardiaan door een nieuwe definitieve titula­ris te vervangen, zoals in 1671 bij misverstand gebeurde (3) .

Kloosterzegels . - Hier schijnt het de gepaste plaats om een woord te zeggen over het kloosterzegel dat bij P. Gardiaan berustte. Reeds hoger hebben we gesproken over de zegels van de verschillende Nederlandse Provincies. Ook ieder klooster had er een, volgens het voorschrift van de Konstituties, die dit nodig oordeelden, vooral om de obedien­ties, die de religieuzen op reis moesten meenemen, een officieel karakter te geven.

In het begin waakte men met grote zorg over het klooster­zegel. Het Ceremoniaal van 1594 schrijft zelfs voor, dat P. Gardiaan het steeds op zak zou dragen, of het ten minste op een geheime plaats bewaren, waar niemand het kan vinden (4) . Zo hij voor een dag afwezig moet zijn, geeft hij het toch aan P. Vikaris af (5) . Ook de brieven die verstuurd worden, dienen met dit zegel gestempeld.

Behalve de zegels van kloosters en Provincies, kent men er nog andere die bij één of andere gelegenheid werden ge­bruikt. Voordat de Rijselse Provincie definitief was ingericht , gebruikte men reeds speciale zegels voor de gebieden die van de Waalse Provincie waren losgescheurd en die onafhankelijke Kustodieën vormden (6) . De Visitator Generaal Willelmus

( 1 ) Dl. I I I , blz. 209 en n. 2 ; Dl. VI, blz. 295.

(2) Dl . I I , blz . 34-35. (3) BL., HS. 37, f. 77v.-78r. ; HS. 69, f. 8xr. Zie ook een geval in 1 787 waar­

in de aanstelling van een Gardiaan onwettig was, ACB. I I , 3 190, pp. 67-68. (4) ACB. l il , sooS, f . 83v. , § 4 · (5) ACB. lil , 1006, p. 74. § 2 2 . (6) Dl . l il , blz. 42 ; ACB. I , 854 1 bis.

Page 263: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KLOOSTERZEGELS 259

van Duisburg had eveneens een zegel voor zijn ambt laten maken, met het wapen der stad Brussel er op : S. Michael die de draak velt (I) .

We kunnen er niet aan denken, om hier de zegels van alle kloosters te beschrijven. Dit veranderde overigens soms in de loop van de jaren. Was het versleten, dan liet men er een ander maken en dit moest niet noodzakelijk hetzelfde voorstel­len als het oude (2) .

Thans bestaan er nog dergelijke zegelmatrijzen (3) . De tekst is gewoonlijk in het Latijn, doch Veurne heeft er een in het Nederlands. Behalve het opschrift, vertoont de beelde­naar veelal een kruis (Gent en Tienen) of een Heilige : O.L.V. (Geldern) , S. Joseph (Edingen en Verviers) , S. Antonius van Padua (S.-Truiden, Brugge en Charleroi) en vooral S . Fran­ciscus, in alle mogelijke houdingen (4) . Een enkele maal komt de patroon van de stad er op voor, zoals te Kortrijk (5) en te Malmedy (6) .

P. Vikaris . - Vroeger waren er vier verschillende soorten van Vikarissen. Vooreerst gaf men soms deze naam aan de

( 1 ) Het berust thans te Assisi (CF., t. VI, 1936, p. 322) . (2 ) Het zegel van Oudenaarde werd behandeld door J . DE BEER in jaar­

boeken van het Oud- en Geschiedkundig Verbond, Dl. XXV I I I , 1 930, Afl. I J , blz. 404-05.

(3) Ze berusten vooral te Antwerpen, in Den Bosch en te Assisi. Vgl. FL., Dl . XVI , 1 933. blz . 22 1-22 ; Dl. XVI II , 1935. blz. 422 . In Den Bosch berusten de zegels van Geldern, Maaseik en S.-Truiden.

(4) S. Franciscus komt o. a. voor op de zegels van Maastricht, Munsterbil­zen, Rijsel, Luxemburg, Veurne, Brussel, Maaseik, 's-Hertogenbosch, Oude­naarde, Oostende enz. Volgens een aantekening van A. Duclos, ons vriende­lijk door E. H. English medegedeeld, werd op 1 4- 1 5 Juni 1 872 op de koopdag Serrure, het koperen zegel van dit laatste klooster verkocht. Het verbeeldde S. Franciscus met twee gezellen in een bootje, met het randschrift : Ostende nobis Domiue misericordiam tuam. Zo'n zegelafdrukken hebben we echter nooit gezien ; ook de grote snuisteraar P. MARCELLUS (De Minderbr.Capucynen te Oostende [Oostende 1 884]) vermeldt dit nergens. De Oostendse zegelafdruk 0P ACE. I, 8682 is wel niet erg duidelijk, maar schijnt toch een Stigmatisatie voor te stellen.

(s) Dl. I , blz. 242 , n. 4 · (6) Het zegel van Malmedy werd vroeger te Verviers in het Museum be­

waard, doch thans vindt men het niet meer terug. Het stelde S. Quirinus voor, al waren de Patronen van de kerk ook Franciscus en Joannes Baptista (Dl. 11, blz. 243) . Zie reproduktie Folklore Stavelot-Malmédy, t . X, 1 946, p . 49·

Page 264: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

260 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

Oversten van hospitiën. De titel van Gardiaan hadden ze niet, maar wél dezelfde plichten en hetzelfde gezag, behalve de kapittelrechten. Een andere soort werden door P. Provin­ciaal aangesteld, wanneer de wettige Gardiaan overleden of voor lange tijd afwezig was. In het begin bestond een derde soort van Vikarissen, die P. Gardiaan of P. Overste zelf kon benoemen, om hen tijdens hun afwezigheid tijdelijk of voorlo­pig te vervangen. Later benoemde het Defmitorium eindelijk regelmatig een vierde soort van Vikarissen, die we hier be­handelen. Ze waren de vaste raadgevers en eventueel de plaats­vervangers van P. Gardiaan. In 1594 mocht P. Vikaris echter gewoonlijk de titel niet dragen van het ambt dat hij bekleedde, behalve wellicht wanneer P. Gardiaan voor ver­schillende dagen afwezig was. De plaatsvervanger kreeg dan mindere of meerdere bevoegheid, volgens bepaling van P. Gardiaan ; doch in alle geval had hij steeds veel minder te zeggen dan een wettig benoemd Overste . Zolang de Gardiaan thuis was, had de Vikaris niets te zeggen (r ) .

Later echter won hij geleidelijk in aanzien en bevoegdheid, zodat hij , wanneer de Overste vertrok, bijna heel zijn macht kon overnemen. Ook werd in 1674 Theodosius van Duinkerke streng berispt, wegens zijn tekort aan eerbied jegens zijn Vikaris ; wellicht was dit feit zelfs de aanleiding tot het kano­niek proces dat hij op een onbekende datum in de Orde moest ondergaan (2) .

P . Vikaris moest zich schikken naar de verlangens en voor­schriften van de afwezige Gardiaan, ook tijdens het Kapit­tel (3) . In 1674 reklameerde Innocentius van Caltagirone tegen enkele Vlaamse Vikarissen, die van de afwezigheid van P. Gardiaan profiteerden om religieuzen te laten uitgaan, zelfs op heiligdagen, om in de refter te laten spreken en aan de religieuzen rekreatie te verlenen. Dergelijke Vikarissen mochten niet opnieuw worden benoemd (4) . Vooral tegen het verlof om dan buiten de stad te gaan werd in r682 bij de

( r ) ACB. I I I . sooS, f. 76r.-77r. , 90v. § 8. (2) ACB. I I I , roo6, p. 679, § 9 ; 1012 , pp. 69-70.

(3) ACB. UI , 1oo6, po 229, § 3· (4) Ibid. , p. 443. § 1 2 .

Page 265: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

P. VIKARIS 261

Walen gereklameerd (1) ; dit mocht slechts om dringende redenen worden toegelaten, meenden ook de Vlamingen in 1725 (2) .

Paulus van Colindres, tijdens zijn Visitatie van 1765, be­nadrukte bij de Walen vooral het goede voorbeeld dat de Vikarissen in alles moesten geven. Daarom verbood hij hun, gebruik te maken van de vrijheden, die ze wellicht als ge­wezen Defi.nitor of Ex-Provinciaal konden laten gelden. Ook zag men enkele Vikarissen daarop ontslag nemen, liever dan deze voorrechten te verliezen (3) .

Herhaaldelijk werd er op gewezen dat de Vikaris de plicht had om zelf thuis te blijven, als P. Gardiaan afwezig was (4) . Dit gold zowel bij de Vlamingen als bij de Walen. Bij de Lui­kenaars bepaalde men in 1723 eveneens, wanneer P. Gardiaan slechts voor 24 u. afwezig was, dat P. Vikaris niemand mocht laten uitgaan zonder dringende nood, noch zelf bezoeken gaan afleggen, zoals maar al te veel gebeurde (5) . Hartmannus van Brixen eiste in 1730 dat P. Gardiaan nooit het klooster mocht verlaten, zonder eerst P. Vikaris te verwittigen (6) .

Het kon toch gebeuren dat beide Oversten terzelfder tijd moesten uitgaan. Dan was de oudste Pater steeds hun plaats­vervanger, alhoewel men in 1594 schreef dat men daartoe ook een andere mocht aanstellen (7) . Te Doornik werd in 1761 een Ondervikaris aangesteld, na de dood van P. Gardiaan, omdat de Vikaris d.d. Overste werd (8) . Dit kwam ook te Bergen in 1774 voor, toen de Vikaris tot stationaris werd gepromoveerd (g) . De Walen bepaalden overigens in 1764 dat P. Gardiaan zelf een voorlopige Overste kon aanstellen, als beiden afwezig waren (IO) . In 1782 ging men nog verder ; voor ieder vVaals klooster benoemde men nu een vaste « Pre­sident », die in dit gèval het bestuur zou overnemen (u) .

( 1 ) BL., HS. 37, f. usr., § 9. (2) ACB. l il , 1007, p . 109 ; Caeremoniale, p. 249 , § VI I . (3) ACB. I II , 1 003, pp. 399, 404 § 5 · (4) ACB. III , 1003, pp. 10 1 , 304 § I ; 1006, p. 572 § 20 ; 1007, p . 74 · (5) Kamerijk, Loc. Git . , f. 7v. , § 3 · (6) ACB. III, 10o8bis, p. 10. (8) Dl. I I , blz. 99. ( 1 0) BSN., HS. 66, p. 2 1 8 .

(7) ACB. I I I , 5008, f . 76v., § 6. (9) Dl. II, blz. 157. (u) BSN. HS. 66, p. 2 23, § 8 .

/

Page 266: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

262 IV. KLOOSTERFAMILIE. I. OVERSTEN EN ONDERDANEN

Bij de Vlamingen echter verneemt men van geen Onder­vikarissen of Presidenten (1 ) ; men hield zich aan het voor­schrift dat de Visitator Generaal Willelmus van Duisburg :voor heel zijn gebied in 1783 afkondigde, dat nl. beide Oversten nooit terzelfder tijd afwezig mochten zijn (2) .

Paters , Clerici en Broeders . - I n het klooster had men Paters die ministeriewerk verrichtten en andere die eerder een beschouwend leven leidden of met handwerk bezig waren. Jn 1642 werd in Vlaanderen slechts één clericus geprofest ; het gevolg was dat er clerici te weinig waren om in de kloos­ters de bedieningen van akoliet en allerlei karweien te vervul­len ; daarom besloot men dit jaar dat ook jonge Paters beide taken moesten overnemen (3) . Iets dergelijks moest in 1742 te Luik worden gedaan (4) . Ook in 1786, toen de noviciaten door de Regering reeds een paar jaren waren gesloten, werd in Vlaanderen eveneens zo'n regeling getroffen (5) .

De clerici heette men in het Frans Frère, juist gelijk de Broeders, terwijl men in Vlaanderen de Latijnse naam Frater behield. In den beginne werden ook de Paters dikwijls een­voudig Frère of Broeder betiteld en veelal ondertekenden ze aldus hun brieven en schriften (6) ; later nam dit nederig gebruik gaandeweg af.

In het klooster werden de huiselijke bezigheden het beste door eigen Broeders verricht en daarom zorgde men er voor, steeds het nodige aantal te bezitten. Eerst in de tweede helft van de XVIIIe eeuw hoort men van een nijpend tekort. Dit ging zo ver, dat er b. v. te Menen in 1795 slechts één Broeder woonde, nl. de kok (7) ; dan moest men des te méér knechten te werk stellen of Paters met materieel werk belasten.

Van de Broeders werd natuurlijk geen wetenschappelijke

( 1 ) In 1 787 bevestigt men toch dat Joachim van Antwerpen bij zijn dood in zijn geboortestad cc praeses actualis n was (ACB. I , 7280, p. 105) . Wil dat zeggen dat hij het klooster bestuurde tijdens de afwezigheid van P. Gardiaan en P. Vikaris ?

(2) ACB. I I I , 1008, p. 289, § 14. (3) ACB. I I I , 1006, p. 391 , § I I .

(4) Kamerijk, Bibl. munic., HS. 1238 ( u u) , f . 68v., § I I .

(5) ACB. I I I , 1oo8, tussen pp. 302 en 303. (6) ACB. I I I , f . 78r. , § 4· (7) Dl. V, blz. 303.

Page 267: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

PATERS, CLERICI EN BROEDERS

vorming vereist. Toch waren er bijna geen die niet konden lezen en schrijven, zoals men uit hun eigenhandige profes­sieakten moet besluiten. Onder hen waren ook mannen van hoge afkomst, of die goede studies hadden gedaan ; zo moest men in 1594 verklaren dat het ongepast was dat leke­broeders Latijn wilden spreken, de Schriftuur citeren of boeken op hun cel houden (r ) . In r6ro herhaalde men deze opmerking en men voegde er bij dat ze zich met geen theolo­gische twistvragen moesten bezighouden, noch twijfels willen oplossen. Anderen gingen zo ver dat ze hun zegen gaven, met of zonder wijwater, en zelfs belezingen hielden, wat natuurlijk allemaal verboden werd (2) . Niettemin was het de gewoonte, dat ze met de Paters en clerici in de oplossing van de Casus conscientiae tegenwoordig waren (3) , wat laat vermoeden dat er meestal over praktische aangelegenheden werd gehan­deld. Nog in 1730 moesten de Vlaamse Broeders er aan herin­nerd worden, dat het hun niet paste, wetenschappelijke on­derwerpen te behandelen (4) .

Al waren er sommige lekebroeders die een zekere weten­schappelijke vorming hadden ontvangen, andere misten deze totaal. Er waren er die bij hun intrede het Symbolum of de 12 Artikelen niet kenden (5) . In r628 moest iedere lekebroeder een katechismus tot zijn persoonlijk gebruik hebben (6) . P. Gardiaan moest hun ook regelmatig onderricht geven.

Wanneer in het Kapittel de verschillende kloosterfamilies werden afgekondigd, kregen de lekehroeders er ook in Vlaan­deren een F. (Frater) vóór hun naam en de lijst werd aldus in de refter opgehangen. Doch het was de gewoonte dat men boven hun celdeur aan hun naam, niet een F. , maar een B. (Broeder) liet voorafgaan (7) . En toch sprak men ze aan met de Franse titel Frère of Mon frère ; deze eigenaardigheid hield men in 1716 voor een herinnering aan de tijd toen de Neder­landse Provincie nog tweetalig was (8) .

( I ) ACB. l i l . sooS, f. 7Sv.-79r. , § 7· (3) Zie verder, blz. 639. (s) ACB. 1 1 1 , sooS, f. I 78V. (7) ACB. UI, 1 008, p. 2 2 1 , § 22.

(2) ACB. I I I , 1 006, p. 46, § 4· (4) ACB. I I I, 1007, p. 12S . (6) ACB. I I I , r oo6, p. 246.

(8) ACB. 1 1 1 , 702 1 , blz. 101 ; VERVISCH, Dl. I, blz. 48-49.

Page 268: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

264 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

Op de dormter kregen Broeders gewoonlijk een cel langs de kant van de pandhof, terwijl Paters liever langs de kant van de tuin woonden (r ) .

Kloosterknechten. - In r6r7-r8 was het in Vlaanderen streng verboden ooit leken in het klooster of in de tuin te laten arbeiden (2) ; in 1637 en r6so verbood het Generaal Kapittel eveneens uitdrukkelijk knechten te houden (3) .

Niettemin verneemt men dat Franciscus van Ierland in 1630 een stalknecht had, om op zijn twee paarden te passen (4) . Ook te Tervuren hield men een dienstknecht, om met de muilezel te Brussel het nodige te gaan halen (S) . In 1643 keurde het Generaal Definitorium dit officieel goed (6) en in 1745 liet het Provinciaal Kapittel toe, in enkele kloosters, waar het nodig zou blijken, wereldlingen in burgerkledij te laten wonen (7) . Te Brussel had men in r655-57 twee knechten, Pieter en Everaert (8) .

Na de Visitatie van r664 eiste Marcus Antonius van Car­penedolo bij de Walen, dat men zo weinig mogelijk knechten zou aanvaarden en dezen moest men buiten de verschillende plaatsen van het klooster houden (g) . Dit was ook het stand­punt van het Generaal Kapittel van 1671 (ro) .

In sommige Provincies aanvaardde men leken, die hetzelfde werk verrichtten als een kloosterknecht, maar aan wie men een habijt gaf zonder kap en die men Blijvende Tertiarissen of Tertiarii Perpetui heette. Zulke helpers mocht men slechts aannemen met geschreven verlof van P. Generaal en nooit mochten ze op de dorroter of in de refter komen ( II ) . Nog in 1671 vond het Generaal Kapittel't het best, er geen aan te nemen waar dit gebruik nog niet bestond (rz ) . Niettemin voerde

( r ) ACB. l i J , 7021 , blz. 132 . (2 ) ACB. lil , roo6, pp. r 43 § 4. r6o § 49·

(3) AOMC., t. VI, r 89o, pp. 1 74 § 34 . 305 § 55· (4) Dl. lil , blz. 23. (5) Dl. V, blz. 1 23. (6) ACB. I , 1 26obis. (7) ACB. 1, 1 244-45. (8) ACB. I, 7714bis, § 5· (9) BL. , HS . . 37, f. 1 3v. ( ro) AOMC., t. VII, r 89r , p. I I 8, § 44· (u) AOMC., t. VI, 1 890, pp. 1 74 § 36, 305 § 55 ; t . VII, 1 891 , p. 24, § 62. ( 1 2) AOMC., t. VII, 1 891 , p. u 8, § 43·

Page 269: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KLOOSTERKNECHTEN

Stephanus van Cesena dit in 1674 te Antwerpen in. Melchior More, uit Maastricht , had het klooster reeds twee jaar lang zorgvuldig gediend en over hem was men vol lof. P. Generaal ontving hem nu als Blijvend Tertiaris, om in het klooster het werk van een huisknecht te verrichten. Loon verlangde hij niet, doch wel kost en kleding. Nooit mocht hij op de dormter, in de refter of in de spens komen ; doch de portier gaf hem eten en drinken. Voor niemand mocht hij op eigen gelegenheid brieven meenemen, noch zonder verlof voor ie­mand boodschappen doen, behalve voor de termijnbroeder, de portier en de ziekenoppasser. Hij ging gekleed in habij ten­stof, met een kapoot en een « justaucorps », een soort van wambuis, te dien tijde bij burgers en soldaten veel in ge­bruik ( 1 ) .

Dit is één van de zeldzame Blijvende Tertiarissen , die men in onze gewesten kent. Joos van Hoydonck, knecht te Meersel, in 1699 in de Derde Orde ingekleed (2) . behoort wellicht tot dezelfde kategorie. In de Provincie van Rijsel schijnt men echter omstreeks 1773 ook zo'n Blijvende Tertiarissen gehad te hebben, die in de pij voor het klooster gingen bedelen (3) .

Zo het aannemen van deze Blijvende Tertiarissen weinig voorkwam, het gebruik om knechten te houden kwam des te méér in zwang. Herhaaldelijk worden kamers of gebouwtjes voor hen vermeld (4) ; te Douai .�n te Tienen hield men één knecht (5) ; te Marville, te Eupen en te Meersel waren er ver­schillende (6) en twee te Brugge (7) , te Tervuren (8) , te Duin­kerke (9) en te Kortrijk (10) .

We bezitten het reglement in 1772 door Bcrnardinus van Etten voor de Brugse knechten opgemaakt (u) en het akkoord van Sebastianus van Vorst met de nieuwe Meerselse knecht

( 1 ) ACB. I, 728o, p. 4oquat. (2) Dl. V, blz. 1 98, n. 5 · (3) ANP., G•, no 48, pp. 355-56. (4) RKMm . , p. 351 ; Dl. II, blz. 33, 49, 1 49 ; Dl. V, blz. 145 n . 23, 1 80 11 . 3.

1 8 1 , 197-98 ; DJ. VIII , blz. 1 79, 11. JO.

(5) Dl. I I , blz. S r , n. 7 ; Dl. V, blz. 1 5 2 . (6) D l . I I , blz. 49, 1 9 4 ; D l . V, blz. rg8. (7) ACB. I , 74 15 . (8) Dl. V , blz. 1 28-29.

(9) Duinkerke, Archives comm., art. 133· ( 1o) RKK., Initia. (u) ACB. I, 74 1 5 .

Page 270: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

266 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

Nikolaas Ansems in 1776 ( 1 ) . In dit laatste grensklooster werd er goed op gewezen, dat de dienstbode geen drank mocht smokkelen. Plaatselijke omstandigheden brachten daar ook mede, dat de knechten in Holland termijn hielden (2) .

De Broeders mochten niet te gemakkelijk op de hulp van de knechten beroep doen. Aldus werd er in 1739 aan herinnerd, dat de kok zelf het nodige brandhout moest kappen, splijten en naar de keuken brengen, zoals altijd gebruikelijk was ge­weest en deze zorg geenszins aan de knecht overlaten (3) .

Deze moest immers wegblijven uit keuken, spens, washuis, ziekenzaal, kelder en dorroter (4) . Bij de Walen was men in dit punt allengs wat gemakkelijker geworden ; doch in 1741 moest dit misbruik dringend worden uitgeroeid (5) en in 1767 werd dit nog herhaald (6) . Wanneer de knechten hun eten bij de kok of de refterier gingen afhalen, moesten ze aan de keuken of de spens aankloppen, zonder binnen te mogen gaan (7) . Bij de Walen kregen ze hun eetmaal echter van de portier of de termijnbroeder (8) .

We zullen verder zien dat de knechten een tijdlang wijn­handel dreven, wat later werd verboden (9) . Dit bracht hun een zekere winst op, die ze dus naderhand moesten missen. Als vergoeding kregen ze te Kortrijk in 1772 de gist van het brouwsel, die ze mochten verkopen ; doch een paar jaar later werd een nieuwe regeling getroffen, waarbij de profijten van de verkoop van gist, as en groenten aan het klooster bleven. Alle eventuele winsten moesten ze overigens broeder­lijk onder elkaar verdelen.

Tot in 1771 werden de knechten gekleed met het laken der officiële weverij en nog naderhand was het gewoonlijk op kosten van het klooster. Een nieuw kleed kregen ze te Kortrijk alle 3 jaar (ro) en te Antwerpen alle 2 jaar. Hun schoenen wer-

( r ) ACB. I , 9273 . (2) Dl. V, blz . 198 . (3) ACB. l i J , !003, p. 223, § IO. (4) Kamerijk, Loc. Git . , f. 28r. , § XVI. (5) ACB. I I I , r oo3 , p. 239, § 6. (6) Ibid., p. 433, § r z . 0. a. te Malmedy sliep de knecht op de dormter

(RKMm., p. 35 1 ) . (7) ACB. I , 74 15 . (8) ACB. I I I , 1003, p. 142. (9) Verder, blz. 370-78. ( r o) RKK., Initio.

Page 271: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KLOOSTERKNECHTEN

den in deze laatste stad gemaakt uit het leer van het klooster. Aan de nieuwe knecht Petrus Huybrechts gaf de syndicus ·L andtschot in 1792 een nieuwe hoed van 12 schellingen, als­mede een werk- en een zondagspak ; met nieuwjaar kreeg iedere knecht te Antwerpen nog r6 schellingen. Te Meersel werden ze niet betaald ; te Kortrijk kregen ze echter 30 g. per jaar ; te Antwerpen 21 g. of als men alles goed uitrekent , feitelijk 26, ro g . Te Brussel kregen ze in 1790 3 pistolen per jaar, maar daarmee moesten ze zelf hun linnen en klederen bekostigen (r ) .

De knechten schijnen in het klooster heel gelukkig te zijn geweest en ze werden er als kinderen van den huize behandeld. Wel eens gingen ze hun kollega's in andere steden bezoeken en ze werden er hartelijk onthaald (2) .

Te Aarlen had het klooster in 1748 als knechten de twee gebroers, Joseph en Eucharius Molitor, geboren te Reding. Men was over hen heel tevreden en in hun staat voelden ze zich uiterst gelukkig. Om zeker te zijn dat ze hun leven lang in het klooster zouden mogen blijven, wisten ze in gezegd jaar van het Definitorium een officieel bewijs te krijgen, dat men ze nooit zou wegsturen, tenzij eventueel na wettig proces vóór heel het Definitorium ; ook zou men voor hen zorgen in ouderdom en ziekte. Wederkerig beloofden ze hun leven lang hun dienst voort te zetten en nooit weg te gaan, tenzij weerom met verlof van heel het Definitorium (3) .

Dat de knechten van het klooster hielden, ziet men nog te Luxemburg, waar één onder hen zijn spaarcenten aan de Paters legateerde (4) ; en toen te Eupen een dienstknecht moest worden weggestuurd, toonde deze zich zo misnoegd, dat men er hem van verdacht de onbekende brandstichter te zijn , die bijna heel het klooster in de as had gelegd (5) .

Zo'n inwonende knechten hingen gans van de Paters af en werden, volgens het thans nog geldende kerkelijk recht, door hen ook begraven. Toen Bernard Simon, uit Zinnik, die

( 1 ) ACB. I, 7280, p . q6. (2) ACB. I, 741 5 . (3 ) ACB. l i l , 1 003, p . 3 1 3 ; BSN . , HS. 66, p. 1 29. (4) Dl . 11, blz. 52, n. 2 . (5) Dl. II, blz. 195.

Page 272: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

268 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

te Bergen kloosterknecht was, aldaar in 1771 was overleden, liet hij aan het klooster zijn timmergerief, dat wel ro kronen waard was, alsmede een bedrag eveneens van ro kronen, voor een rekreatie ( r ) .

Gelofte van gehoorzaamheid . - Om de goede orde en de vrede in het klooster te bewaren, moeten de voorschriften van de Oversten stipt worden onderhouden ; en de gehoor­zaamheid is één van de drie geloften, waartoe de religieuzen zich bij hun professie plechtig verbinden. Bij de kinderen van Franciscus wordt deze gelofte zelfs veel strenger opgevat dan in alle andere kloosterorden. De Oversten kunnen van de onderdanen niet enkel onderhouding eisen van wat ze uitdrukkelij k hebben beloofd, maar ook van alles wat niet strijdig is tegen de Regel of het geweten. Zelfs lagere plaatse­lijke Oversten kunnen aldus gebieden << op gehoorzaamheid n,

krachtens de afgelegde gelofte en wél << op doodzonde n, wan­neer het blijkt dat zij dit , in belangrijke aangelegenheden, om gegronde reden wel degelijk bedoelen.

Behalve hun jurisdiktie, hebben de kloosteroversten dus een dubbel gezag ; vooreerst het recht om te besturen, gelijk in alle menselijke vereniging nodig is, en het recht om te ge­gebieden, zoals in de overige kloosterorden ; doch hier strekt deze laatste bevoegdheid veel verder. Het is niettemin duide­lijk, dat de Oversten van hun uitgebreide volmacht slechts met veel voorzichtigheid gebruik moeten maken, rekening houdend met de omstandigheden en de menselijke zwakheid. In de grond dragen ze een zware verantwoordelijkheid ; en het verwondert ons niet, dat de strenge Reginaldus van Gro­ningen, toen hij in Rijnland in r664 tot Provinciaal was ver­kozen, vurig bad om liever te mogen sterven en aldus de last te ontgaan (2) .

Van de gewezen Provinciaal Bonaventura van Oostende leest men (3) dat hij op het einde van zijn leven huiverde bij de gedachte aan de zware verantwoordelijkheid die op

( r ) ACB. I, 2 1 .500, p. 1 6 1 . We kennen veel andere legaten van klooster­knechten. Zie b. v. Dl . I I, blz. 52 , n. 2 .

( 2 ) LINDEN, S. 99- 102. (3) VERVISCH, DJ . I , blz. 74·

Page 273: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GELOFTE VAN GEHOORZAAMHEID 269

hem had gerust , tijdens de lange jaren dat hij als Overste zielzorg over zijn Broeders had gedragen. Hij had eens gelezen van een overleden Overste, die aan de Gardiaan te Palermo verscheen, gans in vlammen gehuld, om hem te zeggen dat hij de zge Gardiaan was, die de verdoemenis was opgelopen wegens deze bediening die hij had vervuld. Deze legende maakte een diepe indruk op Bonaventura's nauwgezet ge� weten. Ook folterde hem de gedachte , dat hij , als Overste, in zijn ijver voor tucht en observantie, menigmaal medebroe� ders had moeten berispen. Daarom, ziende dat zijn einde naderde, vroeg hij hun, in een omzendbrief, ter ontlasting van zijn geweten, vergiffenis over het onrecht dat hij hun misschien door woord of werk had aangedaan.

Het Generaal Kapittel van 1599 besliste dat een eenvoudig Gardiaan stellig het recht had om iets op straf van exkom� . munikatie te gebieden, al was het ook niet nuttig van dit recht gebruik te maken. Overigens konden de Oversten zich het ontslaan van deze banvloek niet voorbehouden, daar de · Paus dit niet verlangde ( r ) .

Vooral uit de eerste j aren van de ontluikende Nederlandst> Provincie kennen we veel voorbeelden van eenvoudige en blinde gehoorzaamheid (2) . Er is daar het geval bij van een jonge c_lericus, die uit gehoorzaamheid potscherven meende te moeten inslikken en die daardoor, na lang lijden, jong overleed. Het feit schijnt echter niet helemaal bewezen. An� ders zouden we hier ook moeten zeggen, gelijk Paulus van Colindres tijdens de Visitatie van 1765, dat God soms toelaat dat de Oversten zich erg vergissen of onrecht plegen, om de onderdanen te laten voelen, hoe zwaar het juk van de gehoor­zaamheid kan wegen (3) . . .

Ook vindt men wel eens religieuzen, die vooraanstaande posten in de Provincie bekleden, en toch de Oversten in stilte tegenwerken, zoals Franciscus van Gouda (4) en Sebastianus van Antwerpen (5) . Anderen zijn laf genoeg, om ze in naam�

( r ) ACB. lil , 1oo6, p. 42, § 24-25. Deze Romeinse beslissing is wel echt, al staat ze ook niet vermeld in AOMC., t. V, 1889, p. 166.

·

(2) Dl. I , blz. 3 15- 1 7 . (3) ACB. 1 1 1 , 2087, p . [r] . (4) Dl. V I , blz. 97. (5) Dl. VI, blz. 289.

Page 274: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

270 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

loze brieven en briefjes vals te beschuldigen, zoals de hatelijke Bruno van Limburg in 1730, die eindigde met naar de Rekal­lekten over te gaan (1) .

Anderen beschuldigen de Oversten bij de burgerlijke macht, zoals te Luik in 166o gebeurde (2) en zoals ook Hilarius van Kamerijk deed ; deze werd daarom van alle stemrecht beroofd en in 1664 naar Lotharingen verbannen (3) .

Er zijn er soms die zich jegens hun Gardiaan oneerbiedig aanstellen ; doch hun straf zullen ze niet ontlopen ; zelfs zo er geen getuigen bij zijn, zal men het verslag van P . Gardiaan aanvaarden en de strafmaatregel kan bestaan in een discipline en het verbod om nog drie weken lang een voet buiten het klooster te zetten (4) . Omstreeks 1705 toont Willelmus van Bergen zich opstandig en betert zich eerst, wanneer men hem met uitsluiting uit de Orde bedreigt (5) .

De ergste gevallen van openbare opstand tegen het gezag kwamen te Luik voor, waar politiek en kleingeestig nationa­lisme de religieuzen helemaal verblindden. Ze riepen de steun van leken in , beweerden van de Oversten niet meer af te hangen, bezetten onwettig de ereplaats van P. Gardiaan in refter en koor en lieten een heilige Overste door gewapende mannen uit het klooster weghalen. Slechts met banvloek en interdikt kon men de mislopen kloosterlingen tot hun plicht terugbrengen (6) .

Zo het met recht en reden nu en dan eens herhaald wordt , dat het verkeerd zou zijn te gemakkelijk de onderdanen door bevelen op gehoorzaamheid te binden (7) , tonen dergelijke ergernissen toch wél dat het soms niet anders kan. Nog in 1782 eiste de Visitator Generaal, Willelmus van Duisburg, dat ongehoorzame religieuzen schriftelijk bij hem zouden worden aangeklaagd (8) .

Wie na 24 u. bedenktijd in 1671 nog ongehoorzaam bleef,

( I ) ACB. l i J , I003, p. I 66. Verder spreken we nog over dit geval. (2) Dl. I I I , blz. 1 7 1 . (3) BL., HS. 3 7 , f . 1 25r. (4) ACB. l i J , 1007, p . u I ; Ioo8bis, pp. q, 95 § 1 . (5) Dl. IV, § 359 1 . (6) Dl. l i l , blz. 1 83, 1 86, 198-208. (7) ACB. I I I , 1 oo8bis, pp. 97 §2, 141 § 8. (8) ACB. I II , 1008, p. 287, § 8.

Page 275: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GELOFTE VAN GEHOORZAAMHEID 271

moest water en brood op de grond eten en mocht niet meer buiten het klooster gaan ( r ) . In 1789 werd Raphael van Kor­trijk door Willelmus van Duisburg tot aalmoezenier of gees­telijke direkteur van de gevangenis te Gent benoemd ; daar hij voor deze bediening dankte, werd hem de jurisdiktie ont­nomen en moest hij , als eenvoudige Pater, naar Brugge ver­huizen (2) . Veel erger ging het bij de Walen in r65 1-52. Een Pater, wiens naam men verzwijgt, had een kommentaar op het boek der Openbaring geschreven. Het Definitorium ge­bood hem, het )landschrift in te leveren. We weten niet waar­om hem dit werd opgelegd ; wellicht wilde hij het heimelij k laten drukken, daar we vernemen dat hij het buiten de Orde in bewaring had gegeven. Hij gehoorzaamde niet en kreeg nu een streng gebod en, zo hij halsstarrig bleef, was hij na een maand automatisch geëxkommuniceerd. Dit baatte niet ; zelfs wilde hij de naam van de depositaris niet bekendmaken ; tot zijn verdediging bracht hij echter allerlei uitvluchten naar voren. Op r Mei r652 kwam het Definitorium daarom speciaal bijeen. Nu kreeg de Pater een verbod om nog Mis te lezen of de Kommunie te ontvangen ; daarenboven moest hij de discipline nemen, brood en bier op de grond eten, de voeten van alle mede broeders kussen en voor de gegeven ergenis vergiffenis vragen. Deze verschillende boeteoefeningen zou hij iedere Vrijdag volbrengen, tot hij tot inkeer kwam. Weigerde hij zich aldus te vernederen, dan moest men hem kerkeren, met verbod om met iemand te spreken, tenzij met de Gardiaan en zijn biechtvader (3) . Hoe het eindigde, weten we niet ; maar we zien toch dat er met de gehoorzaamheid niet werd gespot !

Zo iemand over zijn Overste meende te moeten klagen, kon hij natuurlijk bij het wettige gezag in beroep gaan. Daar­om was het voorgeschreven dat het onderscheppen, vertragen of openen van brieven tussen Oversten en onderdanen een voorbehouden geval was (4) . Dit gold ook voor korrespon-

( I ) BL., HS. 37, f. 74v·-75r. (2) Dl. VII, § 4007. (3) BL., HS. 39, f . 6sv.-66r. (4) Vgl. Dl. I I I, blz. 201 n. 2, 207. Brieven van Oversten geeft de portier

Page 276: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

272 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

dentie met P. Kustos, ten - minste wanneer P. Provinciaal buiten de Kustodie vertoefde (1 ) .

Te Aalst diende Ludovicus van Leuven in 1659 een klacht in tegen zijn Gardiaan, Clemens van Mechelen ; hij trachtte deze te laten afzetten, omdat hij hem z.g. vervolgde ! Het Definitorium eiste natuurlijk de nodige bewijsstukken (2) . . . De opvolger van P. Clemens, Eusebius van Aalst, werd even­eens in Augustus 1661 bij het Definitorium van partijdigheid aangeklaagd door Prosper van Brussel. De zaak schijnt zelfs te Rome te zijn aanhangig gemaakt, aangezien de tekst van de aanklacht zich daar bevindt (3) .

Terwij l Juvenalis van Nonsberg alhier Kommissaris was, bestuurde Franciscus van Tienen het klooster te Tervuren als Gardiaan. Carolus d'Espinosa, die aldaar Vikaris was, diende bij Juvenalis, samen met Alexander van Gent, _Angelus van Antwerpen en een zevental andere religieuzen, een klacht in tegen de Overste. Men beweerde dat deze door de Regering was bestraft, omdat hij zich onrechtmatig hout uit het bos had toegeëigend en bomen had laten vellen. Als boete moest hij 100 missen lezen, voor de helft in de koninklijke kapel, op 3 mijlen afstand van het klooster. De waarheid was echter dat de Regering slecht was ingelicht , en wél door een religieus. Ook werd de Gardiaan door Brussel onschuldig verklaard en hoefde hij geen enkele mis lezen. Zijn aanklagers werden door Juvenalis van klooster veranderd.

Gevallen van ongehoorzaamheid kwamen nu en dan wel voor, doch de schuldigen werden steeds ongenadig gestraft. Zo weet men van twee opstandige lekebroeders, een Vlaming en een Waal, die bijna gelijktijdig hun Oversten bij de Rege­ring aanklaagden. Daar de stukken over het geval buiten de Orde berusten en betrekkelijk moeilijk te bereiken zijn,

niet af aan P. Gardiaan, maar aan degene voor wie ze bestemd zijn en zo mogelijk terwijl de anderen het niet merken (Caeremoniale, p. 282, § XI). Het komt soms ook voor dat valse of overdreven klachten over de Oversten naar- Rome worden gestuurd. Zie b. v. het geval van Amatus van Charleroi, BSN. , HS. 66, p. 213 .

( r ) ACB. I I I , 1006, pp. 104 § 6I , 2 I2 § 2 . ( 2 ) Ibid., p . 575, § 4 · (3) GAB. I , § Privata.

Page 277: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GEHOORZAAMHEID. TWEE OPSTANDIGE LEKEBROEDERS 273

willen we alles uiteenzetten, veel uitvoeriger dan de opstan­delingen het verdienen.

Twee opstandi�e lekebroeders . - Victorius van Schaar­beek woonde te Antwerpen, toen hij in Januari 1773 bij P. Generaal allerlei, ons niet nader bekende, klachten meende te moeten uitbrengen. Amatus van Lambalie antwoordde hem echter uit Parijs, op 20 Februari 1773, dat hij zich eerst tot zijn Provinciaal had te wenden en dat zijn uiteenzetting weinig religieuze gevoelens scheen te verraden. Kort daarop werd de Broeder naar Meersel verplaatst. Nu schreef hij nieu­we klachten naar Rome, ditmaal over de studenten uit het klooster te Gent, en meteen vroeg hij om naar Brussel, Ant­werpen of Mechelen te mogen verhuizen. Doch op 15 Decem­ber 1773 antwoordde Erhardus van Radkersburg eveneens, dat deze aangelegenh�id P. Provinciaal betrof, doch dat hij ze zelf bij deze Overste zou aanbevelen.

Zeven of acht jaar later, op 13 Juni 1781 , wendde Victorius zich van uit Tienen tot de Regering, om eindelijk, na 9 jaar verdrukking, zo hij zegde, recht te mogen ervaren. Hij vroeg bescherming tegen zijn Oversten en ware graag eens gehoord geworden. Zijn verweerschrift bestond uit algemene klachten : dat niet-Erabanders in de Provincie te veel hadden te zeggen, dat het een mistoestand was dat niet iedereen in zijn geboor­testad woonde enz. Het kloosterleven was hij toch hoegenaamd niet moe, doch hij vond er zich helemaal bedrogen, of, zoals hij dit uitdrukte, op de dag van zijn professie meende hij met de schone Rachel te huwen en nu zat hij , buiten zijn weet, met de lelijke Lia !

Daarop duurt het weer 3 jaar voordat we iets over onze Broeder vernemen. In 1784 woonde hij te Oostende. Vanwege de Visitator Willelmus van Duisburg had hij een zware veroor­deling opgelopen, doch hij beriep zich op de Bisschop van Brugge. Op 2 Augustus 1784 werd hij dan gedagvaard om de volgende dag zijn klachten mondeling te komen uiteenzetten. Het gevolg was dat op 22 Augustus 1784 Willelmus aan de Konsultor Godefridus van Aalst voorschreef, de klager binnen de acht dagen naar een Brabants klooster te verplaatsen,

Page 278: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

274 IV. KLOOSTERFAMILIE. I . OVERSTEN EN ONDERDANEN

zoals hij met nadruk vroeg ; doch voor zijn overtredingen moest hij eerst een gematigde penitentie volbrengen. Op 5 September I784, in tegenwoordigheid van Godefridus en Franciscus van Zwevegem, kreeg de Broeder in het bisdom ontslag van de rest zijner straf en mocht hij weer de HH. Sakramenten ontvangen ; doch eerst moest hij voor de gege­ven ergernis vergiffenis vragen aan de kommuniteit te Oost­ende en aan de Visitator en de Kommissaris te Brussel, wegens zijn ongehoorzaamheid en ongepaste brieven (I ) . Eindelijk stierf hij in vrede te Brussel, twee jaar naderhand.

Een geestverwant van Br. Victorius was Br. Vincentius van Zinnik, een lastige konfrater, die niet geheel verantwoor­delijk scheen. Hij woonde te Bergen, doch daar, gelijk overal elders, ontmoette hij gestadig moeilijkheden. In de tweede helft van I785 legden de Oversten beslag op 3 kronen en enkele schellingen, die voor hem bij de Geestelijke Moeder in bewaring waren gegeven, doch die teruggeëist werden door een werkman, die de kloostertuin verzorgde, van wie Vin­centius het bedrag had afgetroggeld. Bij de Broeder vond men eveneens allerlei sleutels, die hij niet nodig had en waar­van het bezit heel verdacht voorkwam ; ze werden hem afge­nomen en een penitentie werd hem opgelegd.

Op IO Februari I786 schreef de Broeder nu naar advokaat Delcourt, in de Rue des Capucins te Bergen, om een bewijs te vragen dat zijn ouders de advokaat zogezegd met de ver­dediging van de Broeder hadden belast ; daar was wel niets van waar, maar zo'n bewijs wilde Vincentius aan de Oversten voorleggen, om indruk te maken. . . De volgende dag schreef hij echter naar P. Kommissaris te Doornik, om vergiffenis te vragen en te getuigen dat hij de voorgeschreven boete had volbracht en alle sleutels afgegeven, behalve deze van zijn cel, die hij mocht behouden.

Spoedig daarop, buiten de kapitteltijd, werd hij naar Door­nik verplaatst. Een tafeltje, dat hij te Bergen gebruikte, mocht hij natuurlijk niet meenemen, wat hem lelijk tegenviel. Ook een viool werd hem afgenomen, omdat hij niet wilde

( r ) ARA., Gons. pr. Autl'., 7 1 3 B ; BAB., Acta, vol. 75 ·

Page 279: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TWEE OPSTANDIGE LEKEBROEDERS 275

zeggen waar hij ze had gekregen. Wel kwam er iemand uit 's-Gravenbrakel om ze te reklameren, doch de man eindigde met te bekennen dat het de zijne niet was, doch dat hij enkel kwam om Vincentius pleizier te doen.

Omstreeks deze tijd stuurde de Broeder klachten naar Hunne Koninklijke Hoogheden, die de Bisschop van Doornik met een onderzoek belastten. Deze zond kanunnik Zaman, om verscheidene malen in het klooster te gaan informeren. De uitslag was, dat men de Broeder tegen de Oversten hele­maal opstandig vond, zoals in September 1786 aan de Rege­ring werd meegedeeld.

Te Doornik schreef hij weer op 22 Maart 1787 naar de bur­gerlijke macht, dat hij door de Oversten werd vervolgd, in het klooster zogoed als gevangenzat, dat brieven voor hem werden onderschept en zijn bezit gestolen, dat hij nooit va­kantie kreeg en tijdens zijn ziekte de nodige zorg moest missen enz. Vooral had hij geen advokaat om zijn zaak te bepleiten. Deze klacht, te Doornik ingediend, werd naar Brussel ge­stuurd, doch keerde op 21 April 1787 terug, voor nader onder­zoele Op I4 Mei liet de gewezen intendant Beelen Vincentius ontbieden. Hij hoorde hem alleen en deed hem bekennen dat al zijn klachten op niets steunden. Dan vroeg Vincentius aan P. Gardiaan in Beelen's tegenwoordigheid vergiffenis.

Alles scheen nu geregeld. In September 1787 werd de Broe­der uit Doornik als tuinier naar Zinnik gestuurd. Doch op 28 Januari 1788 wendde hij zich weer tot de burgerlijke macht, om nog eens te klagen dat de Oversten vroegèr zijn meubels en geldaalmoezen onrechtvaardig hadden aangeslagen. Doch op 19 Februari 1788 besloot de Fiskaal van Henegouwen dat men de Broeder moest afschepen en hem voorschrijven aan zijn Oversten te gehoorzamen. Het scheen een onhandel­baar mens en men stelde de vraag of hij wel goed wijs was (I ) . Verder verneemt men niets meer over deze lastige konfrater.

( 1 ) ARA., Cons. du go1wern. gén . , 233 1 ; Intendance, 109, 1 1 5 .

Page 280: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

276 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

2 . ONDERLINGE BETREKKINGEN

De onderlinge liefde is één van de grootste aangenaamheden van het kloosterleven ; en gerust mogen we getuigen dat de Kapucijnen in dit opzicht zeer voorbeeldig waren. Als er ooit een uitzonderlijk geval voorkwam, werden door de plaat­selijke of Provinciale Oversten dadelijk de nodige maatrege­len getroffen.

Daar het gemakkelijker is moeilijkheden te voorkomen, in plaats van de zaak achteraf weer in orde te moeten bren­gen, was alles goed bepaald wat betrekking had op voorrang en eretitels, vrijheden en voorrechten , speciaal eten en drin­ken enz. Dit alles was stipt geregeld en kon geen aanleiding geven tot twist of afgunst, daar men wist dat alle willekeur �f partijdigheid hierin was uitgesloten.

Voorrang. - Aan deze kwestie werd bij de Kapucijnen nooit een overdreven belang gehecht . Niettemin had men best gevonden, alles goed vast te stellen, om alle wanorde te voorkomen.

Onder de Nederlandse Provincies was vooreerst in het Generaal Kapittel en elders een vaste orde voorzien. We weten reeds (r ) dat de Vlamingen vóór de Walen kwamen, omdat de oudste kloosters op hun gebied waren gelegen. De Rijselse kloosters waren ten dele veel ouder dan de Luikse en toch had deze laatste Provincie de voorrang, omdat ze met wettige vergunning was opgericht , niet onder vreemde invloed of krijgsgeweld, gelijk de andere (2) .

Onder de verschillende kloosters in dezelfde Provincie werd geen onderscheid gemaakt en in de Kapittels, bij het afkondigen van de schikking der families, somde men ze ge­woonlijk in alfabetische volgorde op.

(I) Dl. I, blz. 295 · (2) Dl. III , blz. 283.

Page 281: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VOORRANG 277

Doch de kwestie van voorrang gold vooral voor de religieu­zen zelf. Het is vanzelfsprekend, dat de Oversten vóór al de anderen kwamen ; dan volgden de Paters, de clerici en de leke broeders.

In een processie kwamen de waardigsten achteraan ; zo ook wanneer de kommuniteit uit de refter naar het koor ging. De orde was echter omgekeerd, wanneer men na de mis, het Officie of het gebed, uit het koor naar de refter trok (r ) . In beide plaatsen zaten de religieuzen eveneens in een vaste orde.

Onder de Paters, de clerici en de Broeders hadden de oud­sten steeds de voorrang en deze ouderdom werd gerekend van af de inkleding, niet van af de professie (2) . Hierin werd geen onderscheid gemaakt tussen predikanten en Paters zonder jurisdiktie (3) of tussen clerici die wijdingen of geen wijdingen hadden ontvangen ; eerst wanneer ze priester werden, kwamen ze vóór de overigen (4) .

Wel eens heeft men betwist of geprofeste lekebroeders al of niet vóór clerici novicen moesten komen. Volgens een verklaring van r6r8 hadden de clerici de voorrang, doch in 1631 wilde Urbanus VIII het tegenovergestelde (5) . In Neder­land en in verschillende andere Provincies werd dit niet door­gevoerd, alhoewel Rome in 1637 eiste dat men het zou on­derhouden (6) . Dit schijnt men nooit te hebben toegepast, alhoewel de Waalse Broeders in 1651 hun recht eisten (7) . Het Waalse Kapittel van 1661 was geheel tegen deze pretentie gekant en te Rome zou men werken om zijn standpunt te laten bekrachtigen (8) . Het Generaal Kapittel besliste inder-

( I ) Thans is dit nog zo. Daarom zegt men soms schertsend dat men als Overste degene erkennen moet, die het laatst in het koor komt en er ' t eerst weggaat en die in de refter ook het eerst aankomt en er 't langst blijft ! - Om te laten zien hoe groot de pretentie van de machtige Kanunnikessen te Bergen soms was, voegen we hierbij dat ze zich in r 73 1 het recht aanmatigden om aan de Paters voor te schrijven langs welke deur ze het koor moesten verlaten en langs welke niet (ACB. I, 2 1 . 500, p. r s r ) !

(2) BL., HS. 39, I. 46v. (3) ACB. l i l , 5008, f. 76v. , § 3 . 5 · (4) Ibid., f. 77r. , § 1-2 . (S) BC. , t. I, pp. 8 1 -82. (6) ACB. I I I , 1oo6, p . 356. ( 7) BL. , HS. 39. f. 6sv. (8) Ibid., f. 76r.

Page 282: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

278 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

daad dat iedere Provincie hierin haar eigen gewoonten zou volgen (1 ) . Bij de Walen stelde dit een einde aan de twist (2) .

Te Luik niettemin eisten de Broeders weer de voorrang in 1714-15. Daar de Oversten weigerden, gingen de Broeders in beroep bij de H. Kongregatie. Deze liet de beslissing aan P. Generaal over ; doch na onderzoek vond Michael Angelus van Ragusa de aanspraak ongegrond, daar de Broeders in de Provincie nooit dit recht hadden gehad (3) .

In het klooster berustte het oppergezag bij P. Gardiaan en hij kwam dus vóór alle leden van de kommuniteit. Tijdens zijn afwezigheid, mocht niemand zijn plaats in het koor of de refter innemen (4) . Aan zijn voorbehouden tafel werd nie­mand toegelaten, behalve P. Provinciaal (met of zonder het Definitorium), de Ex-Provinciaals, de Sekretaris en de vreem­delingen, zo er plaats genoeg was. Bij de Vlamingen zaten daar nog de Definitoren en Kustoden, doch bij de Luikenaars moesten dezen aan de gewone tafel blijven zitten (5) . Tijdens de afwezigheid van de Overste werd het bestuur door P. Vikaris waargenomen ; deze mocht dan op de eerste plaats aan de zij tafel zitten, terwijl hij (tijdens de aanwezigheid van de Gardiaan) de plaats behield die hem volgens ouder­domsrang toekwam (6) . In 1627 beslisten de Walen echter dat hij in de refter altijd vóór de eenvoudige Paters zou zitten, zelfs zo P. Gardiaan thuis was ; doch niet in het koor, alhoe­wel hij daar toch de oefeningen regelde, tijdens P. Gardiaans afwezigheid (7) . Het Generaal Kapittel van 1656 besliste echter dat P. Vikaris ook in het koor onmiddellijk na P. Gar­diaan zou zitten (8) ; dit was echter niet naar de zin van som­mige oudere Walen, die nu moesten opschuiven (9) .

Wanneer Gardiaan en Vikaris beiden afwezig waren, werd het bestuur waargenomen door P. De fini tor, als er een woonde ;

( 1 ) AOMC., t. VI I , 1891 � p. 73, § 101 ; BC. , t. I , p. 56. ' (3) BL., HS. 39, f. nv. (2) BC. , t. IV, pp. 1 19-20.

(4) Caeremoniale, p. 266, § X X I I .

(5) AOMC., t. V I I , r 89 r , p . 26 ; Caeremoniale, p. 234 ; Rituel, p . 207. (6) ACB. l i l , 5008, f. 73v.-74r. § I , 76r.-v. § 3· (7) BL., HS. 39, f. 47r. (8) AOMC., t . VII, r 89 r , pp. 29-30, § 105. (9) BSN . , HS. 66, p. 165 ; HS. 67, f. 99v.-roor.

Page 283: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VOORRANG 279

anders door de Ex-Provinciaal en daarna door de Kustos ; waar echter geen waardigheidsbekleders woonachtig waren, door de oudste Pater, tenzij P. Gardiaan het anders zou hebben bepaald ( r ) .

Een vreemde Gardiaan nam in het klooster plaats aan­stonds na de plaatselijke Overste (2) , de Ex-Provinciaal en de Kustos (3) ; P. Vikaris bleef echter vóór hem, zo de eigen Gardiaan afwezig was (4) .

Een Ex-Provinciaal kwam dadelijk na de plaatselijke Over­ste (5) en na hem volgden de Definitoren in actu. Dit was in Vlaanderen algemeen aanvaard. Doch Hyacinthus van Casale vertelde dat in sommige Italiaanse Provincies de Deii­nitoren vóór de Ex-Provinciaals kwamen ; dit was ook het gebruik bij de Walen (6) . Daarop wilde Marcellianus van Brugge, die Definitor was, ook plaats nemen vóór de Ex­Provinciaal Sirnon van Oudenaarde. Om de twist bij te leggen, werden in het Kapittel van 1626 alle gewezen Provinciaals en gewezen Definitoren (samen 9 of ro) bij het nieuwe Defi­nitorium geroepen ; ook Marcellianus was daarbij ; niettemin werd met algemene stemmen bepaald dat een gewezen Pro­vinciaal de voorrang moest hebben, behalve natuurlijk wan­neer heel het Definitorium samen zetelde (7) . In 1671 besliste het Generaal Kapittel echter het tegenovergestelde. Een Definitor en een Ex-Provinciaal kwamen overigens ook vóór de Vikaris, wanneer P. Gardiaan thuis was (8) . Op de Ex­Provinciaal volgde dan de Kustos (9) .

Toen Constantinus van Brussel in r668 Definitor was, vond Clemens van Mechelen het verkeerd, dat hij te Brugge vóór de plaatselijke Vikaris plaats nam ; hij maakte dit cc mis-

( 1 ) Caeremoniale, p. 265, § X X I . (2) AOMC. , t . V I I, 1891 , p . 26, § 6g. (3) Caeremoniale, Loc. Git. . (4) AOMC., t. VI , 1 890, p. 2 10, § 130. I n 1 626 besliste men dat een Ex­

Provinciaal vóór de Vikaris kwam, wanneer P. Gardiaan thuis was ; was deze echter afwezig, dan kwam de Vikaris vooraan, als d . d. plaatselijke Overste (ACB. I I I , 1 oo6, p. 223, § 3) .

(5) AOMC. , t . VII , z89z , p. 25, § 67. (6) BL., HS. 39, f. 47r. (7) ACB . l il , z oo6 (p. 223) , 6o38, 7006 (in fine) . (8) AOMC., t. V I I , z 891 , p . 1 20, § 59· (9) Caeremoniale, p. 265, § XX.

Page 284: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

280 IV. KLOOSTERFAMILIE . 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

bruik » zelfs te Rome bekend ( r ) . Dit was nochtans geheel in orde.

Vroeger was het nimmer de gewoonte dat een gewezen Definitor enige voorrang genoot. Doch in 1633 voerde het nieuwe Generaal Definitorium dit in. Verscheidene Franse

' en Italiaanse Provincies wilden het echter niet toepassen. Het volgende Generaal Kapittel sprak daar niet meer van, een teken wellicht dat men deze nieuwigheid veroordeelde . In de Nederlanden paste men ze echter toch toe. Toen de kapitularissen in 1643 te Rome uitleg verlangden, werd hun geantwoord dat iedere Provincie hierin haar eigen gewoonten kon volgen (2) . De gewezen Definitoren behielden aldus hun recht tot in 1656, toen het Generaal Kapittel dit voor alle nieuwe titularissen afschafte (3) ; dezelfde regeling was reeds in 1654 door Fortunatus van Cadore in Vlaanderen inge­voerd (4) , terwijl de Walen ze eerst in 1658 begonnen toe te passen (5) .

Hier moeten we nog bijvoegen, dat P. Sekretaris aanstonds op de vreemde Gardiaans volgde, wanneer dezen wellicht in het klooster vertoefden (6) .

Namen en titels . - Het feit dat sommige religieuzen een zekere voorrang kregen en dat andere vrijheden en voor­rechten genoten, was algemeen aanvaard en wekte geen afgunst ; men begreep de reden waarom dit werd verleend.

Eveneens vond men 't redelijk, iedereen de titel te geven waarop hij recht had. Het Ceremoniaal van 1594 vond 't misplaatst dat jonge religieuzen ook de titel van Pater of Vader aan lekebroeders gaven ; dit mocht slechts voor Broe­ders van merkwaardige deugd of lange jaren kloosterleven (7) . Later verneemt men echter niet meer, dat lekebroeders aldus werden betiteld.

Bij het briefschrijven was de titulatuur uiterst eenvoudig.

( 1 ) GAB. I. § Priv"ta. (2) ACE. I, 1 261 ; J I I , 6038, 7006 (in fine) . (3) AOMC., t. VII , 1 89I , pp. 25-26, § 68 . (4) ACE. l i l , 1006, p. 526, § Io. (5) BL., HS. 39, f. 73v. (6) Caeremoniale, p. 266, § XXI I . (7) ACE. 1 1 1 , sooS, f. 78r . . § 4 ·

Page 285: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VOORRANG. NAMEN EN TITEL S 281

In 1597 was P . Provinciaal Reverendus, een Gardiaan V ene­ranclus �n een andere Pater Venerabilis ; clerici en lekebroe­ders heette men Carissimus, Devotus of iets van die aard ( 1 ) . In 1705 gebruikten de Walen Révérend slechts voor een Pro­vinciaal of een Definitor, Très vénérable voor een Gardiaan en Vénérable voor een gewone Pater (2) .

De Generale Kapittels van 1618 en 1625 waren reeds met de kwestie bezig geweest (3) en de Konstituties van 1637 behandelden dit opnieuw. De Fransen vonden dit allemaal zond<;r belang ; een Gardiaan, een predikant of een eenvoudige Pater konden evengoed allemaal Vénérable heten, vonden ze (4) .

Iemand die een eervolle bediening vervulde, noemde men niet met zijn kloosternaam, maar wel P. Lektor, P. Gardiaan, P. Defmitor enz. In die zin moet men begrijpen wat van Con­stantinus van Edingen werd geschreven (5) , dat hij namelijk vroeger de naam van Constantinus droeg ; ondertussen had hij natuurlijk geen andere kloosternaam gekregen, maar daar hij allerlei eervolle bedieningen vervulde, geraakte de naam Constantinus in onbruik. Ook « P. Jubilaris » was een gewaardeerde titel, vooral als men geen andere had !

In 162r vond men het ongepast de kloosternaam alleen te gebruiken, zonder Pater, Broeder of Frater er voor (6) en nog in 1745 hielden de Walen het voor misplaatst , een konfrater uit zijn geboortestad gemoedeli jk met « Pays » of stadgenoot aan te spreken ( 7) .

Herhaaldelijk moest men het gebruik van bijnamen ver­bieden, een bewijs dat de gewoonte moeilijk was uit te roeien . Strafmaatregelen golden natuurlijk eerst en vooral voor na­men die een hatelijke of minachtende klank hadden. Op het einde van de XVIIIe eeuw, wanneer fijne manieren in het klooster minder werden gewaardeerd dan vroeger, sçhijnen zo'n benamingen ook méér voor te komen. De wegg_lopen P .

( 1 ) ACB. I I I , 1006, p . 27, § 4 · ( 2 ) ACB. l iJ, I OOJ , p. 6o, § 1 5 . (3) AOMC., t . V , 1 88g, pp. 303-04, § 1 5 ; t . V I , 1 8go, p . 74, § 36. (4) ACB. I, 1244-45. (5) Op het portret Dl. IV, p . 1 4, leest men : cc Dictus olim Constantinus " · (6) ACB. I II , 1006, p. 1 ]2 , § 2 1 . (7) ACB. I I I , 1003, p. 277 · § 1 6.

Page 286: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

282 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

VERVISCH geeft er een groot getal, doch niets bewijst dat ze werkelijk werden gebruikt ; hij vond ze wellicht zelf uit. En hij gebruikte z� enkel om zich interessant te maken of zijn stij l wat te kruiden . . Constantinus van Waarschoot, die hij nochtans niet ongenegen is, heet hij herhaaldelijk « P. Verdomd n (r ) , omdat deze dit tussenwerpsel herhaaldelijk zou hebben gebruikt. Zijn gewezen lektor en Provinciaal, Godefridus van Aalst, voor wie hij in de grond toch veel be­wondering heeft, bedenkt hij met ontelbare namen : Ferus singularis, Louis Antichrist, Louis de Filozoof, P. Louis, Godefroid de Brouillon, de Aalsterse draaier en wellicht an­dere nog.

Vrijheden en voorrechten. - Behalve de voorrang die enkele religieuzen in het klooster genoten, hadden anderen sommige voorrechten en vrijheden, omdat hun toestand zulks vroeg, of omdat ze lastig werk verrichtten of al hun tijd nodig hadden, om één of andere opgelegde taak te kunnen volbren­gen.

Waar we van vrijheden spreken, betreft dit zekere koor­oefeningen, die soms veel tijd in beslag namen. De voorrechten echter, die hier nu ter sprake komen, bestonden in een betere cel, de hulp van een Broeder, speciaal eten en drinken en ook een passende ontspanning, door een uitstapje en familie­bezoek. In zoverre dit aan ouden en zieken of reizigers werd toegestaan, delen we het verder mee.

Vrijheden en voorrechten, die de lekebroeders genoten, worden in het Caeremoniale (2) nauwkeurig bepaald ; dit kunnen we hier onmogelijk volledig uiteenzetten. De portier, de kok en andere religieuzen, die soms na 8 u. nog iets hadden te verrichten, waren die nacht van het officie vrij . Dit voorrecht hadden ook de religieuzen d ie 3 u. lang hadden gelopen.

Voor zwaar werk kon P. Gardiaan dezelfde gunst verlenen ; voor karweien die regelmatig terugkwamen was zelfs geen speciaal verlof nodig ; o. a. voor hosties bakken, hout kappen, hagen knippen enz. Wie daarmee was belast , kreeg er aan

(1) Dl. I , passim. (2) Pp. 253-54, § VII I-XII .

Page 287: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VRIJ HEDEN EN VOORRECHTEN

tafel ook een portie bij . Dit kregen zij eveneens die op dok­tersbevel en met verlof van de Overste een purgeermiddel hadden gebruikt of die een aderlating hadden ondergaan. Bij de Luikenaars mochten de Broeders in 1745 om 4 u. iets gebruiken, wanneer ze heel de dag moesten spitten, hagen knippen enz. ( 1 ) . Voor de bier- en de olietermijn waren de Vlamingen in 1765 in de grote kloosters 8 en in de kleine 4 dagen van het koor vrij (2) .

Aldus werd zware lichamelijke arbeid erkend en gewaar­deerd. Dit was echter niet het geval voor wetenschappelijk werk, behalve bij de lektoreri, die verder ter sprake komen. Paters die heel de dag met studie bezig waren of boeken schre­ven, hadden niet de minste vrijheid of tegemoetkoming te verwachten. Aldus getuigde Bonaventura van Luxemburg in 1749, toen hij zijn merkwaardig historisch werk over de Waalse Provincie , na 17 jaar arbeid, had geëindigd, dat hij daarbij toch altijd in de Metten was geweest en eerst bij de laatste Visitatie van P. Provinciaal verlof had gekregen, om in de loop van de dag uit het Officie te blijven, om zijn werk te kunnen voltooien (3) . Dit was een persoonlijk voorrecht dat hem werd verleend, doch dat nergens in de algemeen geldende voorschriften was voorzien. In 1656 verklaarde Rome zelfs uitdrukkelijk, dat schrijvers van boeken niet de minste vrijheid konden bekomen, zo P. Generaal hun dit niet speciaal verleende (4) .

De Definitoren moesten op hun beurt hebdomadaris zijn , althans volgens de algemene voorschriften van de Orde. Toen Rome daar in 1702 aan herinnerde, was het gebruik in Vlaan­deren sedert onheuglijke tijd anders ; men vroeg nu om aan de Definitoren deze vrijheid te mogen behouden, doch Rome weigerde (5) . Bij de Walen bleven ze echter van deze last ontslagen en in 1740 verkreeg men zelfs verlof om dit voorrecht ook tot de Kustoden uit te breiden (6) . Ondertussen had men in Vlaanderen ook dezelfde vrijheid aan Kustoden en Defini­toren toegekend. Ex-De fini.toren moesten echter hebdomada-

( r ) Kamerijk, Loc. Cit . , f. 75r. (3) BSN. , HS. 66, los blad. ( 5) ACB . I , 528o.

(2 ) ACB. I I I , 1008, p. 2 1 8 .

( 4 ) AOMC. , t . V I I , x 8 g 1 , p. 22 , § 4 8 . (6) ACB. I I I , 1003, p p . 2 2 7-28 .

Page 288: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

284 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

ris zijn gelijk de anderen ; doch de Ex-Provinciaals, P. Se­kretaris en de jubilarissen bleven vrij van deze last (r ) .

Voorrechten van de predikanten . - Prediken schijnt men vroeger als een ongehoord lastig werk te hebben opgevat , ten minste als men moet oordelen naar de grote voorrechten die met dit ministerie waren verbonden. Men mag echter niet vergeten dat de voordelen ook verleend werden als een prikkel en een aanmoediging, om het werk degelijk te vervul­len ; de predikatie werd immers altijd voor het voornaamste werk van de Kapucijnen gehouden (2) .

In het begin waren er weinig predikanten. Naarmate er méér religieuzen tot dit ambt werden bevorderd en later bijna iedereen predikte, zou men verwacht hebben dat de voor­rechten ook zouden verminderen ; het tegendeel is echter waar.

Predikanten waren in 1612 vrij om op de grond te eten bij de cc grote penitentie », maar sommigen wilden van hun recht geen gebruik maken (3) . Anderen integendeel eisten méér dan hun toekwam. Sommige Vlamingen meenden hun Mis niet ter intentie van P. Gardiaan te moeten lezen, of niet in de Konventuele Mis en het Klein Officie van O.L.V. te moeten tegenwoordig zijn, zelfs wanneer ze die dag niet pre­dikten (4) . Nog in 1679 moest aan de Waalse Advent- en Vastenpredikanten worden herinnerd, dat ze ter intentie van hun Overste moesten celebreren ; deze zou hun wederkerig alles bezorgen wat ze nodig konden hebben (5) .

I n r66o herinnerden d e Walen er hun stationarissen aan, dat ze niet noodzakelijk hun leven lang in hun bediening zou­den blijven (6) . Weer in 1720 dachten enkelen dat ze onmis­baar waren. Om hun het tegenovergestelde te bewijzen en er enkelen te kunnen bedanken, vroegen de Walen dan drie stationarissen te Luik, doch ze kregen er slechts één (7) .

Een Pater die zich eveneens onmisbaar waande, was An­tonius van Charleroi, die later naar Vlaanderen overkwam.

( r ) Ca.eremoniale, p. 44 · (3) Dl. I , blz . 318. (5) BL., HS. 37. f . r o7r., § 1 1 . (7) Hoger, blz. 1 43.

(2) Ibid. , p. 252, § IV. (4) ACB. I I I , r oo6, p. 229, § 4-6. (6) Ibid., f. 37r. , § 3 ·

Page 289: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VOORRECHTEN VAN DE PREDI KANTEN 285

In 1736 predikte hij te Bergen in S .-Waudru ; bij de Walen was deze kansel voor de meest belangrijke van heel de Provincie gehouden. Antonius predikte ditmaal echter al zijn sermoenen op rijm ! Dit was stellig een kunststuk, maar de Kanunnikes­sen vonden het misplaatst en minder te begrijpen. Op hun klacht stuurde P. Provinciaal, Paulus van Musson, hem een strenge vermaning. Om zich te wreken, diende de predikant zijn ontslag in, onder voorwendsel dat men hem vervolgde. Hij was er van overtuigd dat hij de Oversten aldus in grote moeilijkheden zou brengen, daar hij meende dat niemand overbleef om dit belangrijk predikatiewerk over te nemen. Tot zijn grote ontgoocheling echter werd zijn ontslag aan­vaard. Voor straf moest hij op staande voet, langs de kortste weg, zonder iemand te gaan groeten of ergens afscheid te nemen, naar Doornik gaan wonen. Zijn nederige smekingen om de obedientie te laten intrekken, bleven vruchteloos. De predikaties werden te Bergen eenvoudig door de Gardiaan Eernardus van R�ulx voortgezet en iedereen was er over tevreden ( r ) .

Na hun preek mochten de stationarissen aan de konfraters stilletjes hun indrukken mededelen, maar dit mocht niet te lang duren (2) . Ook bij de Vlamingen werd soms te veel ge­sproken en in r687 reageerde men daartegen. Zo de preek vóór 4 u. geëindigd was, moest men samen met de anderen aan de gemeenschappelijke tafel het avondeten gebruiken, in plaats van verder te staan praten (3) .

Zo spoedig mogelijk moesten de predikanten terugkeren , wanneer ze in buitenparochies waren opgetreden. Als ze slechts een uur ver waren gegaan en 's morgens hadden ge­preekt, moesten ze vóór de middag terug zijn ; preekten ze echter na de middag, dan werden ze vóór het avondeten verwacht (4) . Als het niet absoluut nodig was, mochten ze nooit daags te voren vertrekken (5) . Te Luik schreef men in

( 1 ) ACB. l i l , 1 003, pp. 204-05. (2) BL., HS. 37. f. 2or. (3) ACB. l i l , 1007, p. 8, § 3 · (4) ACB. 1 1 1 , 1oo6, p. 1 07, § 3 ; BL., HS. 37. f. 38r. (5) BL. , HS. 37. f. r gv. Biechthoren was in 1671 geen voldoende reden om

daags te voren te vertrekken (Ibid., f. 6zr.) .

Page 290: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

286 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLI NGE BETREKKINGEN

1735 enkel voor, << zoveel mogelijk » dezelfde dag uit de dor­pen terug te keren (r ) . Bij de Walen mocht men de volgende dag weerkeren, wanneer men 's Winters 3 r /2 mijlen ver had moeten gaan ; wie het verlangde, kon in de namiddag de terugreis reeds aanvangen en onderweg blijven overnachten ; doch stellig moest men om rr u. voor het middagmaal thuis zijn (2) . In 1749 dacht men er aan, om voor ieder Waalse kloos­ter een lijst op te maken van de dorpen, waar men tot de volgende dag mocht blijven (3) .

Bij de Vlamingen kwam men de volgende voormiddag thuis, wanneer men 3 u. moest lopen. Was de afstand tussen 2 en 3 u. , dan kwam men 's Winters de dag daarop terug en 's Zomers op de dag zelf en wél zo mogelijk , wanneer het niet te heet was, vóór het avondeten (4) .

Bij de Walen vermeldt men in 1759 nog de mistoestand dat enkele dorpspredikanten in hun parochie het monopolie zochten te handhaven en systematisch andere predikanten wilden weghouden, alhoewel het volk dezen verlangde ; in dit geval moest P. Gardiaan de zaak regelen (5) .

Bij de splitsing van de Provincie onder de leiding van Ho­noratus van Parijs , werd in r6r6 afgekondigd dat de advent · en vastenpredikanten op een verwarmde kamer recht hadden ; desnoods kon dit ook de ziekenkamer zijn (6) . Van dit recht wordt later geen gewag meer gemaakt . Doch wél hoort men dat een stationaris een betere cel had en dat men deze aan geen andere religieuzen mocht geven (7) . Te Luik hadden de predikanten in 1729 een lessenaar en een kandelaar ; enkele andere religieuzen hadden dit ook ; doch P. Provinciaal alleen kon in een speciaal geval het gebruik van koperen lampen toestaan ; en wanneer men van klooster veranderde, mocht niemand lessenaar of kandelaar medenemen (8) .

( I ) Kamerijk, Loc. Cit., f. 54v., § 4· (2) ACB. liJ , 1 003, p . 330, § 1 . (3) Ibid. , p. 323, § I 2 . (4) Caeremoniale, p. 252 , § IV. Bij dit voorschrift, loopt de Winter van Aller­

heiligen tot I Maart, zoals uitdrukkelijk wordt genoteerd . (5) ACB. l i l , 1003, p. 38 1 . (6) ACB. I I I , I006, p . I 37 · § 68. (7) ACB. n r . 1 003, p . I 36 ; BL., HS. 37. f . 54V. ; Kamerijk, Loc. Git., f .

78v., § I l . (8) Kamerijk, Loc. cit., f. 27v. , § X.

Page 291: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VOORRECHTEN VAN DE PREDIKANTEN 287

In r6r6 werd eveneens afgekondigd dat advent- en vas­tenpredikanten recht hadden op een speciale Broeder, om hen te dienen ; zonder grote reden zou men deze niet verande­ren ; zo het echter toch moest gebeuren, zou P. Gardiaan de reden aan P. Provinciaal mededelen ( r ) . Elders hoort men nergens van zo'n Broeders voor persoonlijke dienst . Wél hoort men dat de predikant steeds een gezel meenam, die in de kerk moest wachten, terwijl de Pater op de kansel of in de biechtstoel bleef (2) . Ook gebeurde het dat twee Paters samen gingen preken, zonder andere gezel ; na het sermoen moesten ze dan elkaar weer treffen en nooit mochten ze in verschillende huizen eten of overnachten (3) .

Zo de gezel niet verder dan een uur moest meereizen, had hij in de refter geen recht op een speciale schotel (4) ; het was ten onrechte dat sommigen dit beweerden. Evenmin was hij vrij van de Metten (5) ; dit voorrecht kreeg hij niet eens wanneer hij twee mijlen ver had moeten gaan ; niettemin, wanneer het weder slecht was en de wegen vuil, kon P. Gar­diaan hem deze gunst verlenen (6) . Dit was het gebruik in 1705. In I7II echter schijnt hij altijd van de Metten vrij te zijn na 2 mijlen gaans, zelfs zo de weg en het weer meevie­len (7) .

Over uitstappen en reizen die aan de predikanten werden toegestaan, spreken we verder.

Vrijheden van het koor . - a) In de oude Nederlandse Provincie was het reeds in 1594 gebruikelijk, dat predikanten voor iedere preek twee volle dagen vrij waren, op de dag te voren en op de dag zelf (8) . Overigens werd van het koor slechts ontslag verleend, wanneer dit werkelijk nodig was ; en zo P. Provinciaal dit aan één of andere verleende, werd de reden openlijk afgekondigd (9) . Er waren Paters die van

( 1 ) ACB. I I r , roo6, p. 1 37, § 68. (2) ACB. nr. roo3, pp. 105 § 3. 43 1 § 9· (3) Ibid., p. 238. § I . (4) ACB. U I , 1006, p . IOO, § 1 8 . (5) Ibid., p . 430, § 9 ; Kamerijk, Loc. cit. , f . 2 7r . (6) ACB. III , 1003, p. 6o, § 2 . (7) Ibid., p. 86. (8) ACB. nr. sooS, f . 62r., § 2 . (9) ACB. 11 ! , 1006, p. 41, § 1 3 .

Page 292: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

288 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

hun vrijheden zelden gebruik maakten ; aldus was Livinus van Menen bijna altijd in het koor, ook al was hij vrij (r) .

In 1602 toonde Laurentius van Brindisi zich hierin tamelijk streng. Hij verlangde dat de predikanten buiten de Advent en de Vasten steeds naar het koor kwamen ; desnoods konden ze daags vóór hun preek wel vrij zijn, doch dit werd aan hun geweten overgelaten ; ze moesten zelf weten of dit werkelijk nodig was (2) . En toen Michael Angelus van Rimini in 1606 in het land vertoefde, werd afgekondigd dat men slechts mocht preken wanneer het koorofficie daardoor geen nadeel leed (3) .

In 16rr stond men reeds toe dat een adventpredikant van af Allerheiligen vrij was en een vastenpredikant 6 weken te voren ; doch altijd moest hij naar de Vespers komen en zo mogelijk ook naar één van beide uren meditatie. Voor één sermoen was men twee dagen vrij , van de Priem daags te voren (inbegrepen) tot de Priem daags daarop (uitgesloten) . En men voegde er bij , zo iemand daarmee geen tijd genoeg had om te studeren, dat hij maar minder moest preken (4) . Deze regeling bleef verder bijna ongewijzigd van kracht.

b) Voor Vlaanderen stond Clemens van Noto in 1623 toe, dat de Oversten voor hun preken dezelfde vrijheden mochten genieten als hun onderdanen (5) . Drie jaar later, in 1626, werd bepaald dat de vrijheden voor de vastenpreken steeds met Driekoningen zouden beginnen. Voor een oktaaf was het 8 dagen te voren en voor 2 sermoenen, 2 dagen te voren (6) . In 1650 voegde men daar nog bij , dat men van het horen der Konventuele Mis ontslagen was, heel de week waarin men moest prediken (7) .

In 1752 (8) en in het Caeremoniale van 1759 (9) werden alle geldende voorrechten nog eens uitvoerig opgesomd. Voor

( 1 ) ACE. I, 8350. (2) CF., t . IV, 1934. p. 204, § 22 . (3 ) ACE. l i l , roo6, p . 82, § 9. (4) ACE. 1 1 1 , roo6, p. 107, § r-4. (5) Ibid., p. 1 79, § 9. Dit was ook reeds in 1595 toegestaan (ACE. 1 1 1 ,

roo6, p. 24 , § 20) . (6) Ibid., p. 223, § 8, 9, I I . (7) Ibid., p . 496; (8) ACE. l i l, 1008, pp. 73-74. § IX, 1 -2. (9) Pp. 25 1 -53.

Page 293: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VRIJ HEDEN VAN HET HOOR

de Advent liepen de vrijheden nu van Allerheiligen tot Nieuw­jaar ; voor de Vasten, van Driekoningen tot Beloken Pasen ; voor een Oktaaf, van 8 dagen te voren tot 2 daarna en voor een passiepreek van 2 dagen te voren tot één er na. Men tekende echter aan, dat de predikanten vroeger op Zon- en feestdagen ook naar de Metten en de eerste Vespers kwamen, doch de meditatie afzonderlijk hielden.

Ook aan de biechtvaders werden bij enkele speciale om­standigheden zekere vrijheden verleend (1) ; voor Kortrijk moest dit punt zelfs uitvoerig worden geregeld ; de wilskrach­tige Godefridus van Aalst dreigde zelfs, de Paters die hierin te veel vrijheden wilden, hun biechtstoel te ontnemen. Ook het geval van Paters die te Kortrijk in de stad Mis moesten gaan lezen, werd zorgvuldig geregeld (2) .

c) De Walen maakten in 1677 voorschriften voor de zoge­noemde halve statie, die minder sermoenen meebracht . Voor hun voorbereiding mochten zulke predikanten ten hoogste zoveel dagen vrijheid nemen, als ze sermoenen hadden te preken (3) .

In 1736 vond men dat sommigen zich t e gemakkelijk vrij­maakten en daarom werd heel de reeks van de geldende voor­schriften uitvoerig afgekondigd (4) . Er zijn daarin enkele speciale gevallen voorzien, die we hier niet kunnen herhalen. Steeds werd een scherp onderscheid gemaakt tussen de « klei­ne >> en de « grote >> rechten of vrijheden. Tijdens de « grote >>,

was men ook ontslagen van de Vespers en het schotelwassen, waarbij men anders moest tegenwoordig zijn ; deze rechten liepen van 8 dagen vóór de Advent en de Vasten tot 8 dagen daarna en van 4 dagen vóór een Oktaaf tot 4 daarna. Men tekende nog aan dat men voor één sermoen niet vrij was van de Vespers, behalve de dag waarop men 's namiddags preekte.

In r765 meende de anders zo strenge Paulus van Colindres

( 1 ) Caeremoniale, pp. 252-53, § VI ; ACB. I I I , rooS, p. 2 2 r , § 2 r . (2) ACB. III , rooS, pp. 297, 326-27 . Andere speciale plaatselijke regelingen

betreffen de stationaris te Oudenaarde in r 742 (ACB. I I I , rooS, p. 3 r ) , deze van S. Jakob te Antwerpen in 1 772 (Ibid. , p. r 83) enz.

(3) BL., HS. 37, f. g6r.-v. , § ro. (4) ACB. nr. r oo3, pp. 207-09.

Page 294: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

290 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

aan de stationarissen nog méér rechten te moeten verlenen. Voortaan mochten ze uit de Vespers blijven en Mis lezen op een uur dat hun 't best gelegen scheen ; doch de dagen waarop ze niet preekten, moesten ze één uur meditatie met de kom­muniteit meedoen ( 1 ) . Dit wekte veel misnoegen, vooral bij Paters die nu vaste Missen moesten lezen, soms op ongelegen uren, in plaats van de predikanten (2) , zodat men het volgende jaar deze nieuwigheid weer afschafte en naar de oudere rege­ling terugkeerde (3).

Reeds in 1753 hadden de Walen ook speciale voorschriften aangaande de vrijheden van ziekenbezoekers en aalmoeze­niers van gasthuizen (4) .

d) Terwijl we niets vernemen aangaande de gebruiken te Luik, hebben we wél enkele gegevens voor het Rijselse en Duinkerkse gebied. De Kapittels van Belle in 1710 en Rijsel in 1748 hadden deze aangelegenheden geregeld. De vrijheden waren ongeveer dezelfde als in de andere Provincies. Voor de Advent begonnen ze eveneens met Allerheiligen en voor de Vasten met Driekoningen ; voor een Oktaaf was het 8 dagen te voren tot een dag daarna (5) . Voor één sermoen, was men 3 dagen vrij , aangezien men in 1710 besliste, wanneer men eenzelfde sermoen met 8 dagen tussenruimte een tweede maal moest preken, men wederom wel een speciale portie kreeg, doch niet de gewone 3 dagen vrijheid, daar men het sermoen reeds vroeger voldoende had bestudeerd (6) .

In de verschillende Provincies waren de advent- en vas­tenpredikanten gewoonlijk vrij van het hebdomadariaat (7) .

Speciaal eten en drinken . - Het gebruik om de predi­kanten in de refter iets speciaals voor te zetten, is heel oud, alhoewel enkele vurige religieuzen er voor bedankten (8) . Reeds in I6II kregen ze voor ieder sermoen tweemaal een speciale schotel , de zogezegde < < portio caritatis n, ééns vóór

( 1 ) Ibid., p. 409, § 3 · (2 ) Ibid., p. 423, § 2 . ( 3 ) BSN. , HS . 66, p . 229. (4) ACB. 1 1 1 , 1 003, pp. 347-48. (5) ACB. I I I , 850 1 , p. 9· (6) ANP., série GD, no 49. (7) ACB. l i l , 1003, p. 208 ; 8501, p. 9 ; BSN. , HS. 66, p. 208, § 5· (8) Dl. J, blz. 3 1 8-19.

Page 295: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VRIJHEDEN VAN HET KOOR. SPECIAAL ETEN EN DRINKEN 291

en ééns na hun optreden (1 ) . In 1626 kregen de adventpredi­kanten zo'n schotel dagelijks, van af 8 dagen te voren ; voor de Vasten was het reeds 14 dagen te voren en voor een Oktaaf, 2 dagen ; voor één sermoen kreeg men dit ééns daags te voren en tweemaal op de dag zelf (2) .

In 1752 (3) en in het Caeremoniale van 1759 (4) werd alles nader bepaald. Voor de Advent kreeg men deze portie nu tweemaal daags, van 8 dagen te voren tot 4 dagen er na ; voor de Vasten, van 14 dagen er voor tot 8 er na ; voor een Oktaaf, 2 te voren tot de dag daarna enz. Te Brussel moest echter in 1759 de gewoonte worden verboden, dat de predi­kanten op halfvasten buiten de refter werden getrakteerd (5) .

In de XVIIIe eeuw kregen de predikanten eveneens een glas wijn, op de dag waarop ze preekten ; de hoeveelheid wordt aangegeven als een « Vlaamse pint >> (6) .

Bij de Walen legde men er in 1704 de nadruk op, dat de koks zorgvuldig en liefdevol de « portio caritatis >> moesten bereiden. Het was niet genoeg, wanneer de kommuniteit 2 eieren of een haring kreeg, dat men dezelfde artikelen een tweede maal aan de predikanten als z.g. extratje opdiende (7) !

Bij de nieuwe afkondiging van de geldende gebruiken in 1736, vernemen we (8) dat speciaal eten en drinken slechts verleend werd tijdens de « grote >> rechten van de predikanten ; dan kregen ze 's middags een speciale schotel en 's avonds boter met salade en zo mogelijk een of andere kleinigheid, doch geen volledig gerecht, zoals sommigen hadden gewild. Na de middag en na het avondeten kregen ze ook absint­of ander bier.

Over de wijn die voor predikanten in het bij zonder werd bestemd, zelfs wanneer ze niet preekten, spreken we verder (9) .

( 1 ) ACB. I I I , 1006, p. 107 § 2, 1 79 § 9· (2) ACB. l i J , 1 0o6, pp. 223-24 § 7-I I , 384 § I . I n 1 7 1 6 was het nog alzo ;

doch na de Vasten en de Advent kreeg men nog 8 dagen lang zo'n karitate (ACB. UI , 702 1 , p . 92) .

(3) ACB. I I I , rooS, pp. 73-74. § IX, 1 -2 ; vgl. ook 1 1 1 , 9007. (4) P. 252. (5) ACB. I I I , rooS, p. 98 . (6) Ibid., p. 3 1 ; ACB. I I I , 702 1 , p . 92. (7) ACB. 1 11 , 1 003, p . 36. (8) Ibid. , pp. 207-09. (9) Te Namen kreeg de predikant in 1 643 � pour Ie fortifier en ses études,

Page 296: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

292 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

In de Rijselse Provincie kregen de Paters in IJIO twee glazen wijn, één voor en één na iedere preek (r ) . Te Armentiers was dit in 1743 soms maar één pint, geen twee (2) . De kari­tate kreeg men voor de Advent eveneens reeds 8 dagen te voren, voor de Vasten 14 dagen te voren tot Beloken Pasen toe en voor een Oktaaf 2 dagen te voren tot de dag er na.

Een glas wijn kon de predikant dagelijks hebben, zelfs op de dagen onder de Vasten (Maandag en Zaterdag) , wanneer niet werd gepredikt. Na de preek 's morgens werd men 's middags getrakteerd ; doch wie na de middag op de kansel verscheen, kreeg zijn glas wijn 's avonds. Wanneer heel de kommuniteit 's middags wijn had, kreeg de predikant 's avonds een tweede glas. Vóór en na zijn preek mocht hij nog een kroes bier gebruiken (3) .

Te Luik hadden de predikanten die in buitendorpen predik­ten in 1723 geen recht op drank, vóór of na hun afreis. Ze konden er echter wel vragen en hierin zou men de gewoonten volgen. Evenmin hadden gewone predikanten in 1745 recht op drank daags vóór hun preek ; dit kregen slechts de sta­tionarissen, de dag zelf waarop ze de Advent of de Vasten predikten (4) .

Onderlin�e liefde . - Reeds hoger hebben we aangete­kend dat gunsten en voorrechten algemeen aanvaard werden als een erkenning van werk en verdienste en nooit moeilijk­heden of afgunst meebrachten. Op de algemeen heersende onderlinge liefde, maken slechts het einde van de XVIIe en het begin van de XVIIIe eeuw een uitzondering, tijdens de woelingen van het Jansenisme bij de Vlamingen en de politieke drijverijen die bij de Walen de oprichting van de Luikse Provincie voorafgingen. Het was een tijd van laster en ver­dachtmaking, ook in de overige kloosterorden alhier.

quinze pots de vin d 'Ay >> (AHEB., t. I I , r 865, p. ros) . Zie nog hoe de predi­kant van S.-Roch te Bergen in de tweede helft van de XVIII• eeuw na zijn preek werd getrakteerd, bij F. HACHEZ, La peste de 1615 et la chapelle de saint Roch à Mons (Mons r 853). p. 24.

(1) ANP., série G9, no 49· (2) ACB. I, 23.200, p . 52. (3) ACB. III, Bsor , p. 9. (4) Kamerijk, Loc. Cit., f. 7r.-v. § 2 , 75r. § ro.

Page 297: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ETEN EN DRINKEN. ONDERLINGE LIEFDE 293

Eén der grootste mistoestanden in deze sombere periode was dat men altijd de voorkomende verdeeldheid en moeilijk­heden, zwakheden en tuchtmaatregelen ook aan leken ging mededelen, waardoor het aanzien van de betrokken religieu­zen en van heel de Orde grote schade leden. Zo'n onverant­woord verklappen van wat men de << Geheimen van de Orde » noemde, was nochtans onder de zwaarste straffen verboden.

Achterklap, laster en kwaadsprekerij moesten tijdens de Visitatie worden aangeklaagd en bestraft ( 1 ) ; doch de schul­dige moest men broederlijk vermanen, voordat men tot de Oversten zijn toevlucht nam (2) .

Vóór de XVIIIe eeuw, waren de cellen nooit op slot . Als men een religieus wilde spreken, klopte men op de deur, met de woorden : Deo gratias ! Zo er geen belet was, antwoordde hij : Semper Deo gratias, of nog : Ave Maria (3) . Dan opende de bezoeker, met aan het klinksnoer te trekken. Binnentreden was echter niet toegelaten (4) , vooral niet om er te blijven praten. Wie in de Orde nog heel jong was, knielde nederig op de drempel, om te zeggen wat hij te zeggen had. Toen men hierin later wat gemakkelijker werd, bleef het toch heel ver­dacht, zo men er met gesloten deuren vertoefde ; ook werd dit in 1713 streng verboden (5) . Zonder oorlof van de bewoner of van P. Gardiaan was het van het begin af evenzeer verbo­den op de cel van een afwezige te gaan, er te snuffelen of kleinigheden weg te nemen (6) ; zo dit gebeurde, paste P. Provinciaal strenge straffen toe (7) .

In 1744 klaagden de Luikenaars dat enkele religieuzen zich onbeleefd en zonder fijne manieren toonden (8) . Reeds in 1671 moesten de Vlamingen over dit euvel klagen en zelfs over bedreigingen die soms tegen medebroeders en Oversten wer­den uitgesproken (g) .

( I } ACB. l i l , IOOÓ, p. I08 § 8, 245· (:z) Ibid., p. 22 , § 3 · (3) ACB. 11 I , soo8, f. 1 44r.-45r. (4) ACB. III , 1 oo6, pp. 244-45 § 13 , 527 § 1 2 . (5} ACB. l i l , 1 007, p . 6 1 . (6) ACB. I I I , 1 oo6, p . 47, § 1 2 . (7) BL., HS. 37, f . I gv. , 1 1 5r .-v. § 10 . (8 ) Kamerijk, Loc. Cit., f. 72v .-73r., § 6. (9) ACB. l i l , roo6, p. 653, § 10.

Page 298: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

294 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

Over het algemeen werd de eerste eeuw van de Kapucijnen in de Nederlanden gekenmerkt door voorkomendheid en beleefdheid, die wellicht aan de hoge afkomst van zoveel religieuzen herinnerde. Uiterst strenge straffen werden toe­gepast, zelfs het verlies van stemrecht. , tegen hem die een konfrater van leugen durfde beschuldigen. In 1619 vond men het nodig te verklaren, dat men ook een lichtere straf zou uitspreken tegen religieuzen die in het algemeen durfden zeggen : Al wie zoïets heeft gezegd, heeft gelogen ( 1 ) . In 1652 werd Franciscus van Kortrijk te Brugge door de jeugdige Franciscus van Mechelen beledigd, toen deze hem durfde toeroepen : Ge liegt ! De schuldige werd streng bestraft en vernederd, doch Marcus Antonius van Carpenedolo besliste dat hij daarom toch zijn stemrecht niet hoefde te verliezen (2) .

Wanneer twee religieuzen ruzie kregen, mochten ze bij de Walen noch celebreren noch te Kommunie gaan, alvorens met elkaar te zijn verzoend (3) .

Tot een Pater mochten clerici of lekebroeders nooit het woord richten, tenzij na hem eerst eerbiedig verlof te hebben gevraagd (4) ; en zo ze 't mochten, deden ze't geknield ; ook bij het spreken tot oudere lekebroeders was dit het gebruik (5) .

Bij de Walen kwam het voor, dat de lekebroeders te weinig eerbied aan de Paters bewezen (6) . Ook bij de Vlamingen werd daar soms over geklaagd. Te Aarschot b. v. vond men in 1737 vier jeugdige Broeders, waaronder Aegidius van Ant­werpen, zodanig onbeschaamd en de Gardiaan Norbertus van Werchter te hunnen opzichte zo inschikkelijk en slap, dat de mistoestand bij het Kapittel werd aangeklaagd (7) . Ook zei Br. Venantius van Sailly in 1790 bij de Rijselaars, geen « knecht » van de Paters te willen zijn (8) ! Zo'n Broeders waren gelukkiglijk weinig talrijk ; meestal werkten ze lief­devol en voelden ze zich gelukkig in hun nederige staat.

( I ) BL. , HS. 39, f. 41r. (2) ACB. I , 1325 § I , 4797bis. (3) BL. , HS. 37. f. 59V. ; ACB. I I I , IOOJ, pp. I JS, 308 § 7 · (4) ACB. l i l , 1oo6, p. 46, § 3 · (5) BL. , HS . 39, f. 2 16v. ; ACB. l i l , IOOJ, p . 42 ; VERV!SCH, Dl . I , blz. 48 . (6) BL. , HS. 39 , f. 209v. , 230r. § 19 ; ACB. l i l , IOOJ, pp. 25, 54 · (7) ACB. I, I 586. (8) Dl. IV, § 3536.

Page 299: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ONDERLINGE LIEFDE 295

Een grote oorzaak van verdeeldheid kon in de wereldlijke politiek liggen ; daarom vermeed men zorgvuldig daarover te spreken. Ook de taalkwestie kon bij de Walen twisten mee­brengen, daar de Provincie toch drietalig was en twee Vlaamse kloosters (Edingen en Eupen) naast twee Duitse (Luxemburg en Aarlen) omvatte. Op dit verschil van taalgebruik werd zo weinig mogelijk de nadruk gelegd (1 ) ; de officiële taal bleef altijd het Frans. Zelfs waar het ministerie grotendeels in het Nederlands of het Duits moest worden gedaan, telde de kommuniteit altijd een eveh groot getal uitsluitend Frans­sprekenden ; nooit bestonden er zuiver Duitse, Nederlandse of Waalse kloosters, behalve in zekere mate te Eupen in 1772, wanneer men daar alleen religieuzen uit de streek plaatste, om de verminderde populariteit terug te winnen en het bestaan van het klooster te redden ( 2) .

De politiek om het Franse element overal goed te verte­genwoordigen, was oorzaak dat men zich in Duitssprekende gewesten soms inbeeldde dat de Kapucijnen aldaar de volks­taal niet kenden (3) .

In de vier steden waar men Duits of Nederlands sprak, bevorderden de Kapucijnen steeds de predikatie in het Frans, zoals we elders zullen zien ; aldus hebben ze o. a. ook tot de verfransing van Edingen hun deel bijgedragen. Toch is het merkwaardig dat zo weinig wrijvingen tussen de drie taal­groepen worden vastgesteld. Natuurlijk was het toch geen bloot toeval, dat in 1778 te Edingen juist de drie Vlaamse predikanten samen in het bisdom door een Waalse konfrater zwaar werden beschuldigd, gans ten onrechte , en daarbij hun jurisdiktie verbeurden, zoals we elders zullen vernemen.

Enkele uitzonderlijke gevallen. - Men kan soms reli­gieuzen vinden, die met leken altijd vriendelijk en voorko­mend zijn , doch niet met hun naaste omgeving (4) . In andere gevallen kiaagt men dat termijnbroeders, koks en refteriers zich partijdig tonen en de één beter bedienen dan de andere (5 ) .

{r ) ACB. I I I , sooS, f. 7Br . , § 5 ; 1006, p . 47, § 1 3 ; vgl . 1 003, pp. 57, 167. {2) Dl. Il , blz. 2 10 . (3 ) Dl . I l , blz. 76. (4) DI. VII, § 5 18 . ( 5 ) ACB. 1 1 1 , roo6, p. 471 , § u.

Page 300: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

296 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

We hebben reeds vernomen (1 ) hoe in Den Bosch onenig­heid heerste onder beide missionarissen. In 1677 vonden de Walen in een niet genoemd klooster een afdoend middel, om een ongewenste konfrater uit het huis te doen verwijderen. Ze stuurden hem naar de Kustos, met een bewijs, door allen ondertekend, om zijn verplaatsing te vragen (2) .

Nu volgen nog enkele andere feiten, om te tonen hoe de Oversten vrede en eendracht zochten te bevorderen en over­tredingen te straffen.

P. Ignatius van Kortrijk heeft een proces ondergaan wegens erge slagen toegebracht aan Br. Donatianus van Brugge (1679) ; het schijnt overigens dat deze laatste ook niet helemaal van schuld vrij was (3) . Iets dergelijks gebeurde te Charleroi in 1743. Terwijl het koor godvruchtig de Kompleten zong, begon een jonge frater aan de lessenaar plots te lachen ; de jeugd lacht nu eenmaal gemakkelijk, vooral wanneer ze zich geluk­kig voelt ! P. Petrus van Namen, die het zag, nam dit heel dramatisch op. Verontwaardigd sprong hij vooruit , gaf de frater een stamp en trok hem ruw bij de hand het koor uit . Toen P. Provinciaal het vernam en de omstandigheden naging, vond hij dat de Pater een censuur was ingelopen en zond hij P. Gardiaan de delegatie om er hem van te ontslaan (4) .

Minder brutaal en na rijper overleg handelde men te Na­men in 1738. Daar telde de kommuniteit een paar ruziestokers , die niettegenstaande alle vermaningen dikwijls de vrede in het huis verstoorden en door hun onvoorzichtige woorden ook in de stad opspraak wekten. P. Provinciaal schreef of­ficieel aan P. Gardiaan voor, zo dit nog gebeurde, met 4 of 5 onder de oudste en best geziene religieuzen te beslissen of de schuldige niet moest worden gekerkerd, tot de hogere Oversten een definitief vonnis zouden vellen. Een tijd daarna gaf Stanislaus van Bergen, na goed te hebben gedronken, weer aanstoot en zocht hij ruzie tegen iedereen, vooral tegen P. Gardiaan. Op 12 Januari 1739 werd hij dus gevangengezet. P. Provinciaal schreef dadelijk, hem tot de aanstaande Visi­tatie gekerkerd te houden. Bij zijn aankomst overhoorde

( 1 ) Dl. VI , blz. 251 -55. (3) ACB. I I I , 101 2, pp. 67, 6g.

(2) BL., HS. 37· f. 97L, § I] .

(4 ) ACB. l i l , 1003, p. 255 .

Page 301: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ENKELE U ITZONDERLIJKE GEVALLEN 297

P. Provinciaal dan alle religieuzen en algemeen werd over Stanislaus geklaagd. Doch daar de Overste zich afvroeg of de weinig begaafde Pater wel helemaal toerekenbaar was, vond hij beter hem vaderlijk te vermanen, een boete op te leggen en hem openlijk ernstig te berispen, met bedreiging om bij eventueel hervallen strenger op te treden. Op 27 Fe­bruari werd hij dus uit de kerker ontslagen ( 1 ) .

Een Salomonsoordeel had het Waalse Kapittel van 1618 te vellen. Bartholomaeus van Edingen had in 1613 het klooster op onregelmatige wijze verlaten (2) . Na zijn terugkeer heette Piatus van Doornik hem een apostaat en een onverbeterlijke . Dit werd bij het Kapittel aangebracht . Doch de beklaagde stuurde ook een bezwaarschrift, daar zijn beschuldiger hem tot tweemaal toe een leugenaar had genoemd. Alles werd onderzocht en getuigen overhoord ; Bartholomaeus bekende overigens wat hem ten laste werd gelegd. Het gevolg was dat beide religieuzen hun stemrecht verloren (3) .

Een in�ewikkeld �eval te Luik. - In de Luiker Provincie ontstond in 1770 grote ruzie tussen een gewezen De finitor en zijn Gardiaan. Tegen deze laatste werd een proces ingesteld en een advokaat aangewezen. Ongelukkiglijk kennen we geen namen, doch we weten dat de aanlegger in 1772 vóór het Kapittel te Hoei woonde en dat hij er eerst in de laatste twee jaren was komen wonen, natuurlijk om van zijn ge­wezen Gardiaan verwijderd te zijn.

We kennen verscheidene gewezen Definitors die hier wel­licht in aanmerking kunnen komen : J oannC's Baptista van Stavelot , Oliverius van Dinant , Stephanus van Hemptinne, Timotheus van Haybes, Vincentius van Malmedy of van Luik en vooral Nicolaus Joseph van Stavelot . Deze laatste , die later naar Vlaanderen overkwam, schijnt meest in aanmerking te komen. Stellig woonde hij te Hoei in 1772, doch we weten niet of hij daar ook reeds vóór het Kapittel verbleef. Voor hem pleit ook het feit, dat de aanlegger een geleerd, deugdzaam en godvruchtig man was, zoals uitdruk­kelijk wordt bevestigd.

( 1 ) I bid., p . 220 (2) Dl. IV, § 5 1 2 . (3) BL., HS. 39, f . 39v.-4or .

Page 302: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

298 IV. KLOOSTERFAMILIE. 2. ONDERLINGE BETREKKINGEN

Welke grieven de gewezen Definitor tegen zijn Gardiaan had, weten we niet . Het schijnt iets zonder veel belang te zijn geweest . . . Niettemin werd in 1770 het proces begonnen. Het Definitorium, met Barnabas van Nismes aan het hoofd, wilde de zaak eerst in der minne regelen, maar dit mislukte. De Oversten vaardigden dan een dekreet uit, dat de aan­legger echter geen voldoening schonk. Daarom ging hij maar bij P. Generaal, Amatus van Lamballe, in beroep ; hij vond overigens dat de advokaat van de beklaagde eveneens laster had verkocht.

Ook P. Generaal, die toen ziekelijk te Parijs vertoefde, poogde een minnelijke schikking te bewerken, wederom zonder te mogen gelukken. Daar hij zelf niet kon komen, vroeg hij aan de Luiker Provinciaal, wie onder zijn religieuzen tot Kommissaris kon worden benoemd. Er werd er inderdaad een aangesteld, doch deze weigerde wegens ouderdom en ziekte. Daarop vroeg P. Generaal een andere kandidaat , doch hij voegde er bij dat het niet de Ex-Provinciaal Martinianus van Sart mocht zijn , daar de aanlegger deze had geweigerd. P. Generaal dreigde zelfs er op eigen hand een te benoemen. De Luiker Provinciaal had liever geen vreemde Kommissaris gehad ; en daar Martinianus nu uitgesloten bleef, vond hij er in eigen Provincie geen geschikte. Daarop stelde hij de Waalse Provinciaal voor, Michael Ignatius van Namen, zonder deze eerst om zijn advies te vragen ; doch hij verwittigde hem, wanneer de brief voor P. Generaal reeds was vertrokken. Hij verzocht hem de taak te aanvaarden en de zaak zo geheim mogelijk te houden. Inderdaad kreeg Michael Ignatius op 17 Juli zijn aanstelling. Er was haast bij , daar alles moest geëindigd zijn vóór het Kapittel, dat te Luik op 28 Augustus 1772 zou worden gehouden. Volgens de benoemingsbrief, moest P. Provinciaal spoedig naar Luik reizen, het dossier bestu­deren en een definitief vonnis vellen. Tevens zou hij nog twee andere zaken moeten oplossen, daar de aanlegger eveneens zowel tegen de advokaat van de aangeklaagde als tegen de Luiker Provinciaal en het Definitorium een proces inspande.

De nieuwe Kommissaris trok dadelijk naar Luik en deelde in stilte zijn benoeming mee aan wie het aanging. Daarop kreeg hi j op 20 Juli 1772 de akten van het proces in handen.

Page 303: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

EEN INGEWIKKELD GEVAL TE LUIK 299

Hij las er een hele dag aan en zag spoedig dat alles zo vlug niet kon gaan. Met heel het pak keerde hij naar Namen terug, om het daar rustig te bestuderen. Hij koos zich een raadsman en een sekretaris. Ook verwittigde hij P. Generaal dat het onmogelijk was, alles vóór het Kapittel te eindigen, te méér daar de twee jongste gedingen nog niet waren onderzocht . Er was veel tijd nodig om alle getuigen te onderhoren, daar ze over verschillende kloosters waren verspreid. Om de aanlegger te beletten het Kapittel overhoop te zetten en tegen de ver­kiezingen bezwaar te maken, zoals hij reeds op voorhand dreigde, verzocht Michael Ignatius P. Generaal, ditmaal te ontslaan van het voorschrift dat beschuldigden door de daad zelve hun passieve stem verbeurden.

Op 18 Augustus reisde de Kommissaris met zijn sekretaris naar Luik. Te Hoei aangekomen, waar de aanlegger en de advokaat van de beschuldigde woonden, riep hij op 22 Au­gustus beiden samen met drie getuigen ; en in hun tegenwoor­digheid kondigde hij zijn uitspraak af. Het besluit was dat de schuld van de beklaagde niet was bewezen. Het Definito­rium werd dus in het gelijk gesteld en het beroep niet ontvan­kelijk verklaard.

Onder voorzitterschap van Michael Ignatius verliep het Kapittel in rust en vrede. Het was reeds aan de gang, toen de brief van P. Generaal aankwam, waarbij P. Kommissaris alle nodige volmacht kreeg.

Ondertussen was de aanlegger van het proces dadelijk weer in beroep gegaan. P. Kommissaris aanvaardde de tekst en beloofde er mee te handelen volgens het geldende recht. Toch poogde hij de aanlegger van zijn ongelijk te overtuigen en te doen begrijpen hoeveel schade hij zich zelf en heel de Provincie toebracht, met overdreven aan zijn punt van eer te houden. Dit mocht eindelijk gelukken en enkele dagen later schreef hij naar Michael Ignatius dat hij zij n beroep opgaf, zowel als beide nieuwe gedingen. Aldus was de vrede hersteld en op 14 December 1772 stuurde de gewezen Kom­missaris heel het dossier, goed verzekerd, naar de gewezen Luiker Provinciaal terug ( 1 ) .

( r ) ACB. I I I , r oo3, pp. 458-59 ; BSN., HS. 66, pp. z6r-62 .

Page 304: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

/

300 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· CEREMONIAAL

3. CEREMONIAAL EN DAGORDE

Het Ceremoniaal van 1 594. - Een kloosterorde heeft een Ceremoniaal nodig, niet enkel voor rubrieken en liturgische voorschriften, maar ook voor het schikken van het dagelijkse leven in het klooster, de rechten en plichten van eenieder en meteen de dagorde die moet worden onderhouden. Daarom moeten we uiteenzetten welke handboeken daartoe in ons land in de verschillende Provincies werden gebruikt.

Het is klaar dat zo 'n vaste regeling een middel is om moei­lijkheden en verdeeldheid te voorkomen. Toen Hippolytus van Bergamo de oudste dergelijke tekst voor Nederland klaar­maakte, deed hij het ten dele, zoals hij uitdrukkelijk zegt ( r ) , om door de onzekerheid in gebruiken en voorschriften twist en verdeeldheid te voorkomen, zoals hij het in Frankrijk had gezien.

Zijn tekst dagtekent uit het jaar 1594 en bleef in afschrift bewaard (2) , doch werd nooit gedrukt. Hij bestaat uit 59 hoofdstukken, zonder streng logische volgorde, over allerlei dingen, die regelmatig in het klooster te pas komen ; tussenin geeft hij ook godvruchtige of zedelijke beschouwingen en opwekkingen ten goede. Dit alles wordt in het Latijn uit­eengezet . De schrijver citeert allerlei theologen , kanonisten en geestelijke schrijvers, ook kerkvergaderingen en Generale Kapittels van de Kapucijnenorde (3) .

Toen de eerste Nederlandse Kapucijnen, nog vóór de op­richting van de Provincie, te Brussel op I I September I592 een zogenoemde « Bestuursvergadering >> hielden (4) , schijnt daar wel op de wenselijkheid van zo'n Ceremoniaal nadruk

( 1 ) ACB. I I I , sooB, f. rr. ; vgl. Dl . I, blz . 6o-6r . (2) Ceremoniae et observantiae in nostra Congregatione Ganden.s-i ordinatae

anno Dni 1 594 (ACB. III , sooS) . De tekst telt [5-] 184[-3] folio's van 234 >.: 1 45 Mm. en werd later in perkament gebonden.

(3) N l . de Kapittels van 1 568, 1 575, 1 587, 1 590 en vooral 1 593. (4) Dl. I, blz. I 35·

Page 305: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

CEREMONIAAL VAN 1 594 30!

te zijn gelegd. Reeds vóór 4 Oktober daarop was Hippolytus van Bergamo naar het Generaal Kapittel van Rome afgereisd en onderweg schijnt hij , wellicht in Noord-Italië, één of andere tekst te hebben bemachtigd, die hem als grondslag voor zijn werk kon dienen ; dit zou dan verklaren dat hij allerlei schrij ­vers, nl. uit de tweede hand, zo gemakkelijk kon citeren. Op 19 September 1593 was hij in het land terug. Nu legde hij de laatste hand aan het boek, zodat het aan de tweede Bestuursvergadering te Gent op 8 Juli 1594 kon worden voorgelegd. Het verwierf algemene goedkeuring (r ) . Er werden echter nog een paar kleine bijvoegingen gedaan (2) en de definitieve tekst citeert reeds deze zelfde Gentse vergade­ring (3) .

Naderhand werd heel het Ceremoniaal door Innocentius van Gent netjes overgeschreven (4) . Hij eindigde zijn taak op ro Augustus 1595 (5) en 8 dagen later keurde het eerste Provinciaal Kapittel alles officieel goed.

De tekst, aldus door P. lnnocentius geschreven, was door een ander opgesteld, want de Pater zelf was nog te onervaren en te jong in de Orde

·om zo'n werk te kunnen ondernemen.

Overigens is het ook duidelijk dat de kopiïst niet zelf de tekst had geredigeerd ; men ziet immers op verscheidene plaat­sen (6) dat hij wat ruimte openlaat voor een woord dat hij in het origineel niet heeft kunnen ontcijferen ; elders heeft hij een woord verbeterd, dat hij eerst verkeerd had gelezen (7) en eindelijk zijn er ook merkwaardige gevallen van homoiote­leuta (8) , die bij een oorspronkelijk schrijver moeilijk zouden te begrijpen zijn .

Dat de schrijver of bewerker P. Hippolytus moet zijn, blijkt hieruit, dat hij vermeldt dat hij nog te Lyon geweest

( r ) Dit staat in de titel en ook ACB. I I I , J OOS, p. rg. (2) F . 1 83r. (3) F . 1 28r., § 27. (4) Dit staat eveneens op het titelblad en in ACB. III , IODS, p. 19. (s) F. r 76r. (6) F . 93v. § 2, 97v. § 15, u 6r. § 7. 1 22r. § 2, 1 73v., 1 74r. (7) F. ?Ir . § r6 (doctrinam, veranderd in coronam), g8r. § 1 8 (industria =

munditia), 1 22r. (Babilonense = Cabilonense) , 1 43v. (actuosum = virtuo­sum) .

(8 ) Zie b. v . f . 27r. § 37 , 88 r.-v. § 6 , I IOV. § 7 . qov., x68r., 1 70r. enz.

Page 306: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

302 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· CEREMONIAAL

is of er wellicht zelfs gewoond heeft (r) en bekend is met toestanden te Parijs (2) en met een feit dat in Boergondië is voorgekomen (3) . Voor de Italiaanse oorsprong pleiten ook de taal en de voorkeur voor sommige veel voorkomende woorden, zoals Casa en In sero of De sera, waar wij liever Domus en Vespere zouden zeggen. Vooral wijst het Ceremo­niaal altijd op Italiaanse gebruiken ; als men weet dat iets aldaar zus of zo gedaan wordt, dan is de zaak voor de schrijver opgelost (4) . De bewerker schrijft zelfs een hele bladzijde om de Paters van zijn land op te hemelen (5) , omdat men alhier soms schijnt te hebben gesproken van verslapping die ginder zou heersen of van schandalen die er zouden zijn voor­gekomen.

Daar het nieuwe Ceremoniaal voor heel de Provincie be­stemd was en stipt moest worden onderhouden, zou het ook regelmatig in de refter worden voorgelezen, zoals uitdrukke­lijk werd voorgeschreven (6) . Men zou dus moeten veronder­stellen dat ieder huis er een exemplaar van bezat ; of ten minste moet men er een kortere redaktie van hebben gehad, zoals er bij de officiële goedkeuring een in het vooruitzicht werd gesteld (7) . In 1598 wees men weer op het lezen en onder­houden van het Ceremoniaal (8) en later beroept men er zich nog hier en daar op. Nergens verneemt men echter van andere exemplaren, die hier of daar nog zouden bestaan.

Aan de dagorde en de oefeningen in dit oudste Ceremoniaal voorgeschreven, werd in 1603 nogal veel door Honoratus van Parijs veranderd (g) . Weer in 1625 werd de uurrooster gewij ­zigd, vooral tijdens de Zomerperiode, omdat men te Rome verlof kreeg om de meditatie, die vroeger 's middags werd gehouden, naar de vroege morgen te verplaatsen (I O) . De Vla­mingen vonden het middaguur daartoe ongeschikt en op 22

( 1 ) F. 4or. (2) F. gor. (3) F. 1 52r. (4) Vgl. f. 23v. § 1 6, 36r., 4 1 v. § 24, 66v. § 7-8, 70r. § 1 0, 72r. § 7, 75r. § 7 .

1 04v., 1 05r., 1 26r. , 1 45v., x6ov. enz. (5) F. 163r.-v. (7) ACB. l i l , 1006, p. 22, § 8. (9) ACB. I I I , xoo6, pp. 67-72 .

(6) F. r r.-v., 1 76r. (8) Ibid., p. 35. § x . ( xo) ACB. l i l , xoo6, p . 2 13 .

Page 307: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

CEREMONIAAL VAN 1594· DIT VAN BOVERIUS 303

Mei 1625 verkregen ze van het Generaal Kapittel, het gebed in de Zomer 's morgens vroeg te mogen houden ( 1 ) . Hetzelfde jaar stelde het Provinciaal Kapittel eveneens aan de Walen deze verandering voor en bijna allen vonden dit beter (2) . In Vlaanderen verbood Joannes M. van Noto het echter in 1629, doch op 4 September 1630 namen de Vlamingen weer de regeling van 1625 aan en op 4 Januari 1631 werd dit door Rome bekrachtigd (3) . Deze schikking werd ook in an­dere Provincies overgenomen en in 1667 schreef men ze in heel de Orde voor (4) . Doch in 1678 keerde het Generaal Ka­pittel naar de middagmeditatie terug (5) . De Walen mochten echter hun regeling bewaren (6) , zowel als de Vlamingen. Toen Rome in r685 nog altijd het middaguur verkoos, zien we de Vlamingen daar bezwaar tegen maken (7) , in afwachting dat heel de Orde in 1698 weer de morgenmeditatie zou voor­schrijven (8) .

Het Ceremoniaal van Boverius . - De behoefte aan een Ceremoniaal voor heel de Orde werd seuert lang gevoeld, toen de Oversten eindelijk Boverius met het opstellen van zo'n handboek belastten. Het verscheen te Napels in 1626, onder de titel van De Sacris Ritibus en hetzelfde jaar schreef Joannes M. van Noto aan heel de Orde de onderhouding er van voor.

In de Nederlanden maakte het een slechte indruk, omdat het veel voorschriften gaf tegen alhier sedert lang gevestigde gebruiken. Het was ook zeer onvolledig. Toen de Vlamingen op 3 September 1627 hun Kapittel hielden, kreeg iedere Gar­diaan wel zo'n boek, om het in de refter te laten voorlezen ; doch men moest alles noteren waartegen men bezwaar had en dit onder de Visitatie schriftelijk aan P. Provinciaal mede­delen ; het volgende Kapittel kon dan een beslissing ne­men {g) .

( 1 ) ACB. l i l , 1012 , p. 19 . (2) BL., HS. 39, f . 45v. (3) ACB. I II , 1oo6, pp. 255 § 2 , 266 ; 1012, p. 19 . (4) AOMC., t. VII, r89r, p. 77 , § 13 . ( 5 ) Ibid., p. 1 33. § 4· (6) BL. , HS. 37, f. 1 05v., § 5 · (7) ACB. I , 1 422 . (8) AOMC., t. VII , 1 89 1 , p. 205, § 2 . (9) ACB. UI , 1 006, p. 228, § 2 .

Page 308: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

304 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· CEREMONIAAL

De week daarop hielden de Walen hun Kapittel te Béthune. Zij vonden 't beter niets te beslissen, vóór ze met de Vlamingen overleg hadden gepleegd {I ) . Beide Definitoria kwamen dan op g-Io Mei I628 te Tervuren bijeen ; de eerste Waalse Defi­nitor, Onesimus van Bergen, lag echter ziek te Rijsel, zodat hij op deze bijeenkomst door de Ex-Provinciaal Philippus van Kamerijk werd vervangen.

Daar werden nu een dozijn punten vastgesteld, die men voorlopig niet zou onderhouden, totdat men P. Generaal over de aangelegenheid had gesproken ; aldus bleef de eenvormig­heid onder beide Nederlandse Provincies gehandhaafd. De punten die men niet kon aanvaarden betroffen vooral de dagorde, het wieroken, de processies, het luiden, de cibories, kelken, liturgische gewaden, de vasten, de wijze om te predi­ken enz. (2) .

Het nieuwe Ceremoniaal hield echter ook hier en daar geen rekening met de officiële kerkelijke voorschriften. Vandaar werd er op IJ Juni-2I Juli I627 door de Kongregatie van de Index bezwaar tegen gemaakt (3) . Van het boek werd dan een verbeterde uitgave voorbereid en thans nog berust dit handschrift in het Generaal Archief der Orde (4) . Deze nieuwe tekst werd reeds in de Konstituties van I637 en I643 aange­kondigd ; van af het ogenblik dat hij door Rome zou zijn goedgekeurd, moest men hem onderhouden. Doch deze goed­keuring en deze uitgave kwamen nooit. Dit belet nochtans niet dat de tekst van Boverius op Ceremoniaals die naderhand hier en daar werden gedrukt, veel invloed heeft gehad.

Waalse Ceremoniaals. - Op I9 Augustus I65I verklaar­de de Kongregatie van de Riten dat alle Regulieren de voor-

( r ) BL. , HS. 39, f. 47v.-48r. (2) Ibid., f. Sr. ; ACB . U I , roo6, pp. 233-37 . (3 ) Dit staat reeds bij COELESTINUS A VIROVIACO, Constitutiones (Tornaci

1 876) , p. 38, n. I . VENANTIUS A LISLE-EN-RIGAULT, Monumenta (Romae rg r6) , p. r 8 r , noteert wel dat het dekreet in het Archief van de Kongregatie van de Index niet werd teruggevonden ; doch wij bezitten een modern af­schrift van de Corrigenda ; het heeft vroeger aan Hilarius van Antwerpen toebehoord en verwijst uitdrukkelijk naar f. 193 en 201 van het register der dekreten en voorschriften van genoemde Kongregatie (ACB. I, 4298bis) .

(4) GA., AB. I I 7 (vroeger A . I I . 8 ) .

Page 309: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

CEREMONIAAL VAN BOVERIUS. WAALSE CEREMONIAALS 305

schriften van het Caeremoniale Episcoporum moesten onder­houden. Later beslisten de Walen in het Kapittel van 1657, met algemene stemmen behalve 3, zich voortaan te houden aan « le petit Rituel ou annotations sur les rubriques du bréviaire et missel, dressé par l 'avis du T. R. P. Fortunat de Cador[e] (1 ) ». Verder verneemt men daar niets meer over.

· In 1709 verscheen echter te Luik een Rituel ou Céré­monial (2) voor de Luiker Provincie, samengesteld door de Definitor en gewezen lektor Franciscus van Luik.

In 1730 klaagde Hartmannus van Brixen over de grote verscheidenheid en verwarring aangaande gewoonten en gebruiken, die bij de Walen heersten en hij vond dat men beter een eigen Ceremoniaal zou hebben, gelijk sommige andere Provincies (3) . Dit voorstel vond echter geen gehoor. Eerst in het Provinciaal Kapittel van 1749 wees Bonaventura van Luxemburg op hetzelfde tekort. Iedere Gardiaan had eigen rubrieken en gewoonten en men wist niet waaraan zich te houden. Nu vond het plan bijval en dadelijk werd Nicolaus van Lomprez er mee belast, om de oude gebruiken op te sporen ; tevens werden reeds enkele praktische hervor­mingen afgekondigd (4) .

We bezitten een brief van P . Nicolaus van 8 Oktober 1749 (5) . waaruit we vernemen, dat volgens hem het Ceremo­niaal in het Frans moet worden opgesteld. Hij was overigens slechts belast met het opmaken van een plan en hij moest zich in verbinding stellen met de Paters, die van rubrieken en oude gewoonten het best op de hoogte waren. Hij had wel veel ander werk, maar toch zou hij doen wat hij kon. Eerst zou hij het Rituel van Luik bestuderen, daar hij vond dat het boek, mits enkele wijzigingen, 't beste voor de Walen zou kunnen dienen. Ook P. Bonaventura was spoedig voor deze opvatting gewonnen (6) . P. Provinciaal, Clemens van Roosbeek, liet het boek dus in alle kloosters aan tafel voor-

( I ) BL., HS. 39. f. 72V.-73L (2) [8-)256E-4) pp. van 1 96 x 1 46 Mm. (3) ACB. lil , 1003, p. 165. (4) BSN., HS. 67, f. Sr. (5) Origineel in BSN., HS. 67. (6) BSN., HS. 66, pp. 1 47, 152.

Page 310: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

306 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· CEREMONIAAL

lezen en iedereen werd verzocht zijn opmerkingen aan P. Nicolaus te doen toekomen. Op 4 September 1750 gaf deze dan een eerste verslag aan het Definitorium. Hij had het plan opgevat, om twee schriften samen te stellen : Vooreerst een lijst van alle Luikse voorschriften, die bij de Walen ten onrechte niet werden toegepast, en ten tweede een reeks bijvoegingen, weglatingen en andere wijzigingen, die voor het gedrukte boek moesten worden aangebracht. Het Defi­nitorium keurde de plannen goed en verzocht N icolaus beide lijsten tegen de volgende definitoriale zitting klaar te maken ; dan zou men een eindbeslissing nemen (1 ) .

Bij de vergadering daarop leverde de Pater dus de lijst van de bestaande misbruiken in ; het was een tekst van 3 blz. , die hij aan alle kloosters verlangde mede te delen. Het Definitorium keurde alles goed, doch gaf hem zijn papieren terug. Hetzelfde gebeurde met de eerste reeks wijzigingen, bijvoegsels en weglatingen, die hij voorlegde ; men vroeg hem, dit werk te voltooien eer men een beslissing nam (2) .

In 1751 voerde P. Provinciaal tijdens de Visitatie reeds enkele oude gebruiken wederom in (3) . Doch voordat het Kapittel van 1752 bijeenkwam, was Nicolaus ziek geworden, zodat hij tot alle geesteswerk onbekwaam was. Aldus werd het werk voorgoed onderbroken en handelde iedereen verder naar eigen goeddunken (4) .

In de Rijselse Provincie had HaJ:tmaonus van Brixen in 1730 veel loffelijke gebruiken en gewoonten bewonderd (5) . Niettemin vond de Provinciaal Silverius van Valenciennes het nuttig een Caeremoniale uit te geven, dat in 1761 bij Van Costenoble te Rijsel en te Luik verscheen (6) .

Het Vlaamse Ceremoniaal. - In Vlaanderen schijnt men de behoefte aan een Ceremoniaal in de XVIIe eeuw niet te hebben gevoeld, aangezien men daar geen klachten over

( 1 ) BSN. , HS. 67, f. 16v.-1 7r. (2) E igenhandige brief van N icolaus, 23 Oktober 1 750, in BSN. , HS. 67. (3) BSN. , HS. 67, f. z6r. (4) Ibid., f. ssr. ; ACB. I I I , 1003, p. 34o. (5) EMERICUS l-IALENSIS, S. 1 30. (6) 383 Pp van l l8 X 75 Mm.

Page 311: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

WAALSE EN VLAAMSE CEREMONIAALS 307

verneemt. De eerste , zoverre we weten, die er een samenstelde, was Juvenalis van Brugge. Tijdens de woelingen van het Jansenisme was hij tien jaar achtereen onafgebroken Gardiaan geweest , o.a. te Oudenaarde, waar hij veel te lijden had, daar zijn onderdanen zijn gezag niet wilden erkennen ( 1 ) . Blij dat hij daarna een welverdiende rust mocht genieten, schreef hij in 1716 een Ceremoniaal, onder de titel van Lofjelycke maniere van leven (z) . Het jaartal stond op het titelblad, doch werd later geschrapt. Daar komt eveneens het jaarschrift voor : « aLs Den aerDsChen engeL In rVste Was regerenDe », wat op het bestuur van de Provinciaal Angelus van Lokeren zinspeelt . Later werd de tekst hier en daar verbeterd en in 1725 schonk de schrijver hem aan het Kapittel, dat toen te Brussel bijeenkwam ; een opdracht werd daarom vooraan bijgeplakt (3) .

Het Kapittel schijnt daar geen speciale aandacht aan te hebben geschonken. Doch een 30-tal jaren later, wellicht in 1755, gingen alle kapitularissen het uitgeven van zo'n boek verlangen (4) . Dit gebeurde inderdaad. We vernemen echter niets aangaande de voorbereiding van het werk en met zekerheid kennen we niet eens de naam van de schrijver of bewerker. Toch menen we er het werk van Bonaventura van Oostende in te erkennen. Sedert 1755 was deze Definitor, had reeds allerlei hoge bedieningen vervuld en heeft ook andere boeken geschreven ; hij is het in alle geval die als Provinciaal het Caeremoniale in 1760 heeft afgekondigd (5) .

( I ) Dl . VI , blz. 507-08. (2) Het telt [4-] 135 blz. 4° en berust ACB. I I I , 702 1 . Vóór in het werk staat

een schone gravure, met afgesneden rand : S . Antonius ( ? ) , die het Goddelijk Kmd uit Maria's handen ontvangt. In een eigenhandige aantekening deelt Eugenius van Bornem mede, dat het HS. in de XIX• eeuw door de Antwerpse Kapucinessen aan de Orde werd teruggeschonken . . (3) Daarin zegt de schrijver dat hij 48 j . kloosterleven telt, wat wel op het ]aar 1 725 wijst. Wonderlijk is echter dat het Kapittel gedateerd wordt op 25 Augustus, in plaats van 20 J uli . Het k wam bijeen te Brussel, doch Ju venalis had eerst Gent geschreven . . .

(4) ACB. l i l , IOo8, p . 104. (5) Ibid. ; vgl. OGE., Dl. IV, 1930, blz. 4 r . Het boek verscheen te Leuven,

zonder jaartal , doch alle goedkeuringen zijn van 1 759. Het telt [8-]308[-4] blz. en meet 1 98 bij u8 Mm. Men schijnt geaarzeld te hebben of men het

Page 312: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

308 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· CEREMONIAAL

Dit merkwaardig werk bestaat uit 4 delen : 1) Het Officie, 2) de H. Mis, 3) de grote plechtigheden, begrafenissen, eerste missen en jubilé's en eindelijk 4) de verschillende kloosterlijke oefeningen en observanties.

Evenmin als we iets kunnen zeggen over de voorgeschiedenis van het werk, kunnen we aangaande de gebruikte bronnen iets met zekerheid mededelen. Vanzelfsprekend gebruikte men de tekst van Juvenalis van Brugge. En voor opvatting en indeling staat het werk stellig heel dicht bij een dergelijk Zwitsers handboek, in 1743 uitgegeven (1 ) ; deze "rangschik­king komt overigens in het Luikse Rituel en elders eveneens voor.

De nieuwe tekst moest in de refter worden voorgelezen en kritiek daarop kon eventueel aan het volgende Provinciaal Kapittel worden voorgelegd. Verder hoort men niets van enige verandering. In 1782 werd de voorlezing en onderhouding van het handboek ook in de kloosters te Ieper, Menen en Veurne voorgeschreven (2) . In de Belgische en de Nederlandse Provinci�s bleef het boek tot in het begin van deze eeuw in grote ere (3) .

Signalen voor de kloosteroefeningen. - De dag van de Kapucijn was tussen gebed en arbeid verdeeld, doch alles geschiedde regelmatig op goed bepaalde uren. Voor de ver­schillende oefeningen werd het signaal meestal met de klok gegeven, vooral voor het Officie . In andere gevallen gaf men het teken binnen in het klooster. 's Nachts en 's morgens

boek Caeremoniale of Rituale zou heten. De goedkeuring van Seraphinus van Ziegenhals gebruikt de eerste uitdrukking (ACB. I, 5950), doch in de gedrukte tekst heeft men dit veranderd ; in ACB. l i l, 1008, p. 104 komen beide namen voor. Van het boek moest iedere Pater en iedere clericus een exemplaar op zijn cel hebben en om de onkosten te dekken zouden ze allemaal één Mis exonere­ren, terwijl P. Gardiaan voor zoveel intenties zou instaan als hij exemplaren nodig had.

( 1 ) FL., Dl. XII, 1929, blz. 2 1 1 - 12 . ( 2 ) ACB. I , 6121 . (3) Het Memoriale rituum van ANDREAS VAN GAZZOLO, dat voor de Kapu­

cijnenorde te Rome in 1 775 werd uitgegeven, wordt alhier nooit vermeld . Van even weinig belang is het HS. Den religieusen spiegel der Capucienen (ACB. III , 7023) , dat het jaartal 1 782 draagt en later door Marcus van Uden werd gebruikt.

Page 313: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VLAAMS CEREMONIAAL. SIGNALEN

wekte men de religieuzen met een houten ratel ( r ) . Door de dag gaf men de verschillende signalen met een houten hamer, waarmee herhaaldelijk op een stevige plank werd geslagen. Dit werktuig heten we een « klopper », doch in oude teksten (2) gebruikt men het woord << tegel », naar de Latijnse en Franse benamingen, tegula en tuile. Dit oude signaal is hedendaags nog in het noviciaatsklooster te Edingen in gebruik.

De klopper hing in de refter of in de kloostergang beneden, waar men hem gemakkelijk kon vinden en afhaken. In 17i6 had hij in Vlaanderen de vorm van een klok, doch het hout was niet geverfd of beschilderd. Men gaf er het tekm mee om de studenten naar de les te roepen, om de aankomst van een vreemde religieus aan te kondigen of om de kommuniteit voor één of andere werk samen te roepen, b.v. voor de was, het schoonmaken van mosselen enz (3) .

In Frankrijk was de klopper, plaat en hamer, gewoonlijk in ijzer (4) . Na de Franse bezetting, hadden de vreemde reli­gieuzen te Luxemburg zo'n koperen werktuig achtergelaten ; doch toen de Walen er in r6g8 terugkeerden, vervingen ze het dadelijk door een houten (5) .

Voor het middageten, gaf men in het koor het signaal met de klok, om de kommuniteit naar de refter te roepen. Als de kok het hoorde, gaf hij of zijn helper eveneens het teken met de klopper en ook in de refter hoorde men zo'n signaal een paar malen (6) . Te Luik gaf dezelfde Broeder die het klooster moest vegen op deze wijze ook het teken voor het stilzwijgen (7) .

De verschillende oefeningen hadden in bijna alle huizen van de Provincie op hetzelfde uur plaats ; doch overal maakte men een onderscheid tussen de regeling voor Winter en Zomer. In het begin duurde de Zomerperiode van Pasen tot O.-L.-V.­Geboorte ; dit was nog het gebruik in 1604 (8) ; doch in 1625

( r ) ACB. III , 702 1, blz. ro. (2) Ibid., blz . SS · (3) Ibid. , blz. S r ; ACB. III, soo8, f. I I 7V. -I 8r. § I .

(4) Récréations des Capucins (La Haye 1 738) , p. 60, n. r . (S) BL., HS. 39, f . 1 2 2r. (6) ACB. III, soo8, f. I Ogv. § I-2, I 33V. § I , I40V. (7) Rituel, p. 242 . (8) ACB. I I I , roo6, p. 74, § 1 2 .

Page 314: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

3IO IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· DAGORDE

begon deze uurregeling eerst van af Beloken Pasen (I) . In I664 beslisten de Vlamingen er reeds op I Maart mee te begin .. nen en er mee voort te gaan tot het Oktaaf van S. Francis­cus (2) ; en in I759 was het van de tweede of derde Zondag van de Vasten tot 23 Oktober (3) . ln de Rijselse Provincie was het in IJIO van de eerste Zondag van Maart tot 23 Oktober of I November (4) . Ook de Luikenaars (5) rekenden de Zo­mertijd van de eerste Zondag van Maart tot het feest van S. Franciscus.

Zelfs buiten de vasten, kregen de religieuzen 's morgens geen ontbijt (6) ; aldus verlangde men om het middagmaal zo vroeg mogelijk te nemen, gelijk ook bij wereldlingen ge­bruikelijk was. 's Zomers had het reeds om 9,30 u. plaats en daarna was er rekreatie tot r r u. ; doch

. op de vastendagen

nam men het middagmaal eerst na de N oon en het uur medi­tatie (7) , toen deze nog 's middags werd gedaan. 's Winters was het eten een uur later : om r r of IO u . , naargelang het vasten was of niet (8) .

Nacht- en mor�enoefenin�en. - Wat voorgaat, is dus de regeling die in 1625-28 werd verlaten. Vóór en na deze wijzigingen, was het grootste verschil tussen de uurroosters van 's Zomers en 's Winters altijd dat men in de Winter 's nachts langer opbleef en 's morgens dan langer mocht te bed blijven. Het kan verwondering wekken dat men de slaap zo lang onderbrak, juist wanneer dit wegens de koude het meest onaangenaamheden meebracht . Naar het schijnt , ware men ook 's Zomers liever lang opgebleven ; maar dit kon bezwaar-

{ 1 ) Ibid., pp. 2 1 S § 2 1 , 233· {2) Ibid., p. 619, § 1 . (3) Caeremoniale, p . 2 2 § 1 . In IÓS7 was het bij de Walen van I Maart tot 4

Oktober en in I6S9 van Beloken Pasen tot S September (BL. , HS. 39, f. 7Jr. , 74r. ) .

(4) ANP., série G•, n ° 49· (S) Rituel, p. 20. (6) Zelfs zo ze op reis moesten gaan (ACB. UI, sooS, f. 126r.) . Verder zullen

we zien dat ze op het einde van de XVI II• eeuw 's morgens toch iets konden drinken ; en reeds in 1 732 schijnt men te zeggen (ACB. III , 1003, p. 1 77, § I I) , dat jonge clerici en Broeders i n een uitzonderlijk geval toch wel iets konden nuttigen.

(7) ACB. III , sooS, f. 39v.-4or., § S-9. (S) Ibid., f. 123r., § S ·

Page 315: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

SIGNALEN. NACHT- EN MORGENOEFENINGEN 3I I

lijk, omdat men dan de kerk toch voor de gelovigen vroeger moest openen en dus vroeger opstaan.

Metten en Lauden werden altijd stipt om middernacht gezongen (r ) . De religieuzen werden reeds om 23,45 u. gewekt . Om zich niet te verslapen, mocht Br. Wekker, zo hij het ver­langde, de eerste helft van de nacht opblijven en dan om 24 u. te bed gaan (2) . Wanneer hij zag dat een religieus, die niet vrij was, 's nachts of 's morgens niet opstond, moest hij hem ten tweeden male gaan roepen en, zo hij toch niet ver­scheen, schriftelijk zijn naam 's morgens aan P. Gardiaan mededelen (3) .

Na de Lauden was er driemaal in de week discipline . Daarop volgde 's Winters de litanie van alle Heiligen, een uur meditatie en het kleppen van het Angelus (4) .

's Zomers mocht men na de Lauden (en eventueel de dis­cipline) dadelijk naar bed terugkeren. In het begin was het echter niet zeldzaam dat één of andere religieus in het koor of de kerk bleef bidden ; met verlof van de Overste mocht men ook op zijn cel nog wat studeren, doch niet langer dan een half uur (5) .

' s Zomers werden de religieuzen om 4.45 u . en ' s Winters om 5.45 u. gewekt . 's Zomers klepte men eerst het Angelus en daarna zong men dadelijk de Priem ; daarop volgde om 5,30 u. de litanie van alle Heiligen, een uur meditatie, de Terts, bij de Vlamingen de litanie van O.L.V. en in alle Provincies de Konventuele Mis (6) .

Soms vond men het 't beste, de Priem na de meditatie te zingen, om ze niet te moeten scheiden van de Terts en de Kon-

(r) Behalve natuurlijk de laatste dagen van de Goede Week en onder het Oktaaf van het H. Sakrament, wanneer het Officie 's avonds werd gezongen.

(2) ACB. l i l , sooS, f . 3Sv., § I . (3) Caeremoniale, p. r s, § I I ; vgl. nog een voorschrift u it 1 790, ACB. l i l ,

rooS, p. 32r . (4) Caeremoniale, pp. 20-22, § V-VI . (S) ACB. l il, sooS, f . rSr. § s . 66r. § J. Te Luik had men aan de studenten

toegestaan, na de Metten nog een tijdlang licht te hebben ; doch wegens misbruiken werd dit in 1 742 verboden ( Kamerijk, Bib!. munic., HS. 1238 ( I I I I) , f. 68v. , § 1 2 ) .

(6) ACB. 1 1 1 , 1 006, p . 266 ; Caeremoniale, pp. 22-24.

Page 316: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

312 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· DAGORDE

ventuele Mis ( 1 ) . Later vonden de Vlamingen toch weer beter dat de Priem vóór de meditatie kwam, aangezien ze als mor,. gengebed diende ; deze regeling wordt in het Caeremoniale van 1759 voorgehouden. In 1765 wilde Paulus van Colindres het tegenovergestelde voorschrijven, doch het Definitorium verkreeg het behoud van de bestaande dagorde (2) .

Op Zon- en feestdagen kon deze regeling niet worden on­derhouden. In 1594 liet men toe, de Priem te zingen op een uur dat in de verschillende kloosters het beste paste (3) ; doch in 1604 herinnerde men er aan, dat dit om 6 u . en niet om 7 u. moest gebeuren (4) . 's Morgens schreef men in Vlaanderen in 1627 voor, om 6 u. Priem en Terts te zingen en dadelijk daarop de konventuele Mis te laten volgen (5) . In Vlaanderen zong men in 1702 's Winters de Priem om 6 u. ; daarna bleef men in het koor en om 7 u. zong men de Terts en de Sext ; daarop volgden de litanie van O.L.V. en de Konventuele Mis (6) .

Te Rijsel zong men in 1710 de Priem, de Terts en ook de Sext vóór de Konventuele Mis (7) , terwijl men in Luik, in de kloosters waar men biecht hoorde (8) , dezelfde 3 kleine uren 's Zomers om 5 u. zong, vóór de meditatie. Dit alles heeft betrekking op Zon- en feestdagen. Maar ook tijdens de kerke­lijke vasten zong men te Luik eveneens de eerste drie kleine uren achter elkaar.

(1) Dit was de opvatting van Vlamingen en vValen ( 1628), van Rijse­laars en Luikenaars (ANP. , serie G9, n° 49 ; Rituel, p. 1 7) ; doch in r6s?·s8 lazen de Walen de Priem vóór het gebed (BL., HS. 39, f. 73v.) ; het volgende jaar kwamen ze echter naar de oudere regeling terug (Ibid., f . 74r.) .

(2) ACB. lil , 1008, pp. 143 § 3. 1 44 § 1 . De meditatie, die 's morgens om 5,30 u. plaats moest hebben, werd in 1699 door Silvester van Hasselt tijdens zijn Visitatie op Luiker gebied (Dl. VI, blz. 447-so). ditmaal door een toe­spraak in de refter vervangen, op hetzelfde vroege morgenuur (GAB. I I, § 1697, Designatio super. ) . In 1779 verkregen de Waalse kapitularissen dat het Officie 's morgens stipt om 6 u. (na de meditatie) zou beginnen (BSN., HS. 66, p. 207) ·

(3) ACB. I I I , sooS, f. 39r.-v., § 5 · (4) ACB. III , 10o6, p . 74. § 1 2 . (5) Ibid., p. 2 2 5 . (6) ACB. l i l , 1007, p . 39, § I . (7) Loc. Git. .

(8) Dit staat aldus in het Rituel, p. 20 ; doch spoedig hoorde men natuurlijk bijna overal biecht !

Page 317: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

NACHT-, MORGEN- EN MIDDAGOEFENINGEN 313

Midda�oefenin�en. - In 1627 had men in Vlaanderen besloten, de Sext altijd om 10 u. te zingen ; om 10,30 u. nam men dan het middageten en hield men rekreatie tot 12 u. ; dan werd het Angelus geklept en de N oon gezongen ; daarna onderhield men het stilzwijgen tot 14 u. (1 ) .

In 1628 werd tussen Vlamingen en Walen een akkoord gesloten, waarbij men voortaan Sext en N oon samen om 10 u. zou zingen, dadelijk vóór het middageten, gelijk de Walen reeds sedert 1626 deden (2) . Onder de Vasten zong men beide kleine uren om 10,30 u. en dadelijk daarop de Vespers . Op Zon- en feestdagen kwam de Noon om 12 u. , na het kleppen van het Angelus (3) ; dan had men reeds om 10,30 u. gedi­neerd (4) .

Op alle dagen van de week (5) zongen de Rijselaars Sext en Noon om 10,30 u. en dineerden om I I u. (6) . In 1727 be­sliste

-het Waalse Kapittel ook deze regeling te volgen, zowel

in als buiten de vasten. Dit deden ze inderdaad en het bleef in voege, alhoewel men in 1730-34 voorbijgaand naar de oudere regeling terugkeerde (7) . Ook voor Vlaanderen werd in 1782 de Sext en de Noon op 10,30 u. vastgesteld (8 ) . Reeds in 1746 had men bepaald dat het middagmaal altijd om II u. zou worden genomen (g) . Begin Oktober 1792 nam men de maaltijden echter te Spa om 12 en 7 u. ( ro) .

Na het middagmaal was e r rekreatie tot 13 u . ; daarna had men stilzwijgen, behalve 's Zondags en ook tijdens de veertig­daagse vasten (n) , wellicht omdat het middageten en het begin van de rekreatie clan ook wat later kwamen.

(I) ACB. lil, 1 006, p . 225 . (2 ) BL. , HS. 39 , f. 46r. Deze regeling· werd ook te Luik onderhouden

(Rituel, p. 22) . Op hoge feesten van de Orde, waarop een volle aflaat te ver­dienen was, zongen de Walen sedert 1650 de eerste 3 kleine uren 's morgens, doch de Noon 1 5 minuten vóór het middageten (BL., HS. 37, f. r v. ) .

(3) ACB. III , 1oo6, pp . 225 , 233. (4) Ibid. , p. 277 , § 10 . (5) ' s Zondags zong men de Noon om 10 ,45 u . (6) Loc. Cit. (7) ACB. III , 1 003, pp. 1 55. 165, 1 87 . (8) ACB. I I I , 1 oo8, p . 270, § 10 . (9) Ibid. , p. 44· (Io) FR. DE CÉZAC, Sottvenirs, éd. Bon A. DE MARlCOURT (Paris 1909), p. 48. ( I I ) Caeremoniale, pp. 247 § XVI, 248 § I I I ; ACB. l i J , 1003, p . 333·

Reeds in 1 650 beslisten de Walen dat men om 13 u . het teken voor het stil­zwijgen zou geven, behalve op vastendagen (BL., HS. 37. f. Iv . ) .

Page 318: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

314 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· DAGORDE

De Vespers zong men steeds om 14 u. ; te Rijsel en te Luik was het in de studiekloosters een half uur vroeger, op de dagen waarop les werd gegeven (r) .

Avondoefeningen. - De Kompleten werden bij de Kapu­cijnen opgevat als een avondgebed, gelijk ze feitelijk zijn. Ze werden gevolgd van de litanie van O.L.V. en een uur meditatie. Deze oefeningen hadden plaats om r6 u. In r629 veranderde Joannes Maria van Noto dit bij de Walen en liet het signaal om r6,30 u. geven (3) , doch spoedig keerde men naar de oude regeling terug. In r6so besloot men het 's Zo­mers toch om r6,30 u. te �oen (2) . Weer liet men later deze schikking varen en in r6g8 voerde men ze opnieuw in (4) .

Van hun kant vroegen de Vlamingen in r664 aan Marcus Antonius van Carpenedolo, om dit signaal 's Zomers om r6,30 u. te mogen geven ; doch op eigen gelegenheid wilde hij het niet toelaten, maar eiste dat het Kapittel het zou beslissen. Toen er dan over werd gestemd, waren slechts 17 sterngerech­tigden voor de verandering, terwijl 29 er zich tegen uitspra­ken (5) . Het bleef dus zoals het was, tot in 1747 deze oefenin­gen 's Winters zowel als 's Zomers op r6,3o u. werd.:n gesteld ; het avondeten was dan om r8 u. (6) .

Bij de Walen begonnen dezelfde oefeningen in 1704 's Winters nog om r6 u., doch 's Zomers om r6,30 u. (7) . Hetzelf­de was ook te Rijsel en te Luik in gebruik ; het avondeten had dan, volgens het seizoen, om IJ ,30 of r8 u. plaats (8) .

Op vastendagen hield men in r6oo-03 kollatie vóór de Kompleten tijdens de Zomer, doch 's Winters er na (9) . Wie

( r ) Loc. Cit. ; Rituel, p. 23. (3) BL., HS. 37. f. IV. (5) ACB. I I I , roo6, p. 619, § 4-5.

(2) BL., HS. 37, f . 125r. (4) BL., HS. 39. f. I 20V., 227L § 2.

(6) ACB. I I I, rooS, pp. 46 § 3, 71 § 8 . In 1 7 1 8 schijnt de meditatie echter om 1 7 u. te beginnen (ACB. I I I , 1007, p. 74) . wat dan zou veronderstellen dat de Kompleten om r6,3o u. plaats hadden.

(7) ACB. I I I , 1 003, pp. 28, 45· In 1 779 verkregen de Walen dat de medi­tatie stipt om 1 7,30 of r 8 u. zou eindigen, volgens de tijd van het ja.ar, en dade­lijk van het avondeten worden gevolgd (BSN. , HS. 66, p. 207) .

(8) Loc. Cit. ; Rit·uel, pp. 23-26. (9) ACB. III , r oo6, pp. 47 § I I , 66-67 § 1 5 .

Page 319: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

AVONDOEFENINGEN. SPECIALE DAGORDEN 315

in de refter te laat kwam, kon geen avondeten meer krijgen, als hij P. Gardiaan niet voldoende uitleg voor zijn telaatko­:men kon verstrekken ( 1 ) .

Op het avondeten volgde de rekreatie, die duurde tot het teken voor het Angelus. In Vlaanderen zowel als in Wallonië was dit sedert 1628 's Winters om 19 en 's Zomers om 20 u. (2) . In 1698 echter was het bij de Walen 's Zomers tot 19,30 u. vervroegd (3) . Te Rijsel en te Luik bleef het, in hetzelfde seizoen, om 20 u. , doch 's Winters was het om 19 of 19,30 u. , volgens de maanden van het jaar (4) .

De Vlamingen luidden het Angelus sedert 1639 in de Zomer om 19,30 (5) en sedert 1752 deden ze dit ook in de Winter (6) ; doch op Zon- en feestdagen mochten de religieuzen daarna nog rekreatie houden tot 20 u. ; dan trokken ze zich dadelijk in hun cel terug ; om 20,15 u. moest alle licht gedoofd zijn (7) .

- Speciale da�orden . - Deze regeling toont ho� bij de Kapucijnen heel de dag was verbrokkeld en hoe men voort­durend van zijn cel naar het koor en weer van het koor naar zijn cel moest gaan. Deze verbrokkeling bevorderde stellig de godvruchtige stemming en de geest van gebed ; steeds bleef men met geestelijke zaken bezig. Thans zouden wij vinden dat aldus veel tijd verloren gaat ; doch onze voor­vaderen klaagden daar niet over.

Om deze droge uiteenzetting te besluitèn, noteren we dat hier en daar ook een andere regeling werd gevolgd ; dit was b. v. dikwij ls het geval in nieuwgestichte residenties, zoals we o. a. aangaande Tienen vernemen (8) . Ook de noviciaten van de verschillende Provincies hadden voor sommige punten een andere dagorde ; voor Vlaanderen wordt deze in Den Boom des Levens (9) uiteengezet. Ook Velp had sedert 1692

{ r ) Ibid., pp. 243-44, § 5· (z) ACB. I I I , roo6, p. 233. {3) BL., HS. 39, f. r z ov. , 2 2 7r. § 2 ; ACB. lil , I OOJ, pp. 28, 45 · {4) ANP., Loc. Cit. ; Rituel, p. 26. (5) ACB. I I I , r oo6, p. 376, § 5 · {6) ACB. I I I , r ooS, p . 7 1 , § 8 ; Caeremoniale, p. 248, § I I I . (7) Caeremoniale. pp. 239 § XVIII, 2 4 7 § XVI . {8) ACB. I, g684, p. 53· {9) Loven 1 701 ; vgl. FL. , Dl. XIII , 1930, blz. 1 32-33, waar toch enkele

verwarringen zijn binnengeslopen.

Page 320: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

316 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· DAGORDE

een speciale uurrooster ( r ) . Dit klooster stond geheel ten dienste van de stad Grave en de omliggende dorpen. De biecht­vaders hadden het er zeer druk en veel Paters moesten in de buurt dienst gaan bewijzen. Daarom was de uurregeling er op Zon- en feestdagen grotendeels anders dan in de overige Vlaamse kloosters. Zohaast men 's Zomers om 5 en 's Winters om 6 u. in het koor was, zong men dadelijk de vier kleine uren en las men de Konventuele Mis. De hoogmis werd om 9,30 u. gezongen, soms met assistentie . Vespers en Kompleten zong men 's Zomers om 15 u. ; het kon niet vroeger, omdat tot dit uur katechismus werd gegeven ; 's Winters viel dit onder­richt echter weg ; dan zong men de Vespers om 14 en de Kom­pleten om r6 u. gelijk in de andere kloosters (2) . Wanneer er, zoals 's Winters op hoge feestdagen, na de Vespers lof werd gedaan, zong men de Kompleten eerst om 16,30 u. ; de meditatie, die volgde, duurde dan slechts tot 17,30 u. ; zelfs wanneer er 's Zondags tweemaal werd gepreekt, bleef de avond­meditatie geheel weg, maar in plaats daarvan moest iedereen in de sermoenen tegenwoordig zijn.

Hier moeten we nog een woord uitleg bijvoegen aangaande de refter en de maaltijden die er werden genomen.

In de refter . - Er bestaat een afbeelding van de Kapu­cijnenrefter van Albano (Italië) (3) , waarop men in r854 kloosterlingen hun maaltijd ziet nemen, in gezelschap van 3 eksters en een hele schaar katten. Dit is nu een gemoedelijke , ja misschien echt Franciskaanse voorstelling ; doch, alhoewel de schilder, A. van Muyden, Hollands bloed in de aderen had, moeten we beslist bevestigen dat het er in onze gewesten hoegenaamd niet zo gemoedelijk ging ; katten en eksters wer­den er onbarmhartig geweerd. De refter te Brugge, gelijk we die hier blz. 827 afbeelden, is veel trouwer weergegeven, al dagtekent de plaat eerst uit 1848. Het is wel waar dat de refter soms als rekreatieplaats kon dienen en nog méér 's Winters

(1 ) ACH. , A rchief Velp, 26. (2) Deze regeling, zoals gezegd, dagtekent uit 1 692 ; in 1 75 2 zullen de Kom­

pleten dan ook wel tot 1 6,30 u . verschoven zijn . (3 ) FL., Dl. XVI, 1 933, blz. r8 I-8J, 232-35, met reprod.

Page 321: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

IN DE REFTER 317

als warmkamer (1 ) ; maar het was toch een plaats die men hoog in ere hield. Kapucijnen hebben geen kapittelzaal, zoals de oudere kloosterorden ; derhalve diende de eetzaal ook om er theologische vraagstukken op te lossen, om toespraken van plaatselijke en hogere Oversten te aanhoren (2) en zelfs om er plaatselijk en Provinciaal Kapittel te houden.

Tweemaal per dag diende de refter voor de maaltijd van de religieuzen en iedereen moest er tijdig aanwezig zijn ; wie te laat kwam, al had hij daar wellicht toch reden toe, moest nederig zijn schuld bekennen, voordat hij aan tafel plaats nam (3) .

Wat men te eten en te drinken kreeg, zullen we verder uiteenzetten ; hier handelen we vooreerst over de materiële inrichting en het eetgerief.

In de Konstituties was het gebruik van tafelkleden verbo­den ; doch iedere religieus kreeg een servet , dat in het begin slechts ongeveer o,63 bij 0,38 m. groot was (4) . Het was toen de gewoonte dat de refterier er brood, koud vlees en droge eetwaren in opborg (5) . Onder het eten, kon men het als tafel­kleed uitspreiden of het aan het gordelkoord vastmaken (6) . Te Luik kreeg men iedere Zaterdag een nieuw servet en op Donderdag moest de refterier het omkeren (7) .

Aan tafel bediende men zich in veel gevallen met de handen, zoals buiten het klooster de leken het ook deden. Bij de aan­vang van de XVIIIe eeuw begonnen de rijken vorken te bezi­gen ; doch toen men dit ook in het klooster wilde invoeren, verboden de Walen in 17rr deze « gevaarlijke nieuwig­heid » (8) . Het Vlaamse Caeremoniale van 1759 kent echter reeds dit gebruik (g) .

Alle eetgerief was eerst in hout, zelfs de kroezen waaruit men dronk (10) . Bij zijn Visitatie in 1602, schreef Laurentius

( r ) Hoger, blz. 2 1 6-19. (2) Dl. VI, blz. 448-49. (3) DJ . I, blz. 322 ; Dl. VI, blz. 496. (4) ACB. 1 1 1 , soo8, f. 74L § 3. 75L § 6, IOOV., I 38r.-v. , I 40V. (5) Jbid., f. I I IV. § 14 , I ljV. § ?. , I I6r. § 7, I 32V., 1 34r. § 3 · (6) Ibid., f . 132v., 1 38r. (7) Rituel, pp. 246, 2jl . (8) ACB. 1 1 1, 1 003, p. 86. (9) Caeremoniale, p. 236, § X. ( 10) ACB. 1 1 1, soo8, f . I I I r. § 2 1 , I I3r. § 2 1 , I Ijv.-r6v. § 6-7·

Page 322: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

318 IV. KLOOSTERFAMILIE EN DAGORDE. 3· DAGORDE

van Brindisi echter voor, alles door aardewerk te vervan­gen (1 ) . Tinnen gerief en ijzeren of koperen kandelaars wer­den in 1704 bij de Walen verboden (2) . In 1738 lieten zij toch tinnen lepels toe voor leken, die hun maaltijd in het klooster namen ; doch voor religieuzen bleef het verboden (3) . Vóór 1767 was dit echter reeds veranderd. Toen dit j aar het noviciaat naar Bergen werd overgebracht, zag P. Gardiaan dat men het nodige tafelgerief miste, om op de professiedag de familie van de jonge religieuzen gevoeglijk te ontvangen. Daarom liet hij 6 dozijn teljoren, 4 platte schotels en een soepkom bestellen, ditmaal alles in tin en vanonder gemerkt PtC ; daarenboven bezorgde hij nog 3 pollepels en een mos­terdvat (4) .

In Frankrijk en Italië, vroeger zowel als thans, had iedereen op zijn plaats een schuif in de tafel (5) , waarin hij zijn eetgerief en ook eetwaren die hij wenste te bewaren, kon opbergen ; in de Nederlanden vindt men echter geen spoor van zo'n gebruik.

Bij het begin van de maaltijd, begon P. Gardiaan zelf het Benedicite en zegende de spijzen ; doch na het eten gaf de hebdomadaris het teken voor de dankzegging (6) .

De tafel werd bediend door de lekebroeders, in studiekloos­ters samen met de studenten ; in kleinere kloosters hielpen ook veelal de jongste Paters (7) . ledereen kreeg zijn eigen portie, in een aarden schotel, die de Broeders op een grote plank ronddroegen (8) .

Na het eten werden de tafels door Broeders en clerici afge­haald. Waren dezen niet talrijk genoeg, dan hielpen de jongste Paters (9) . Daarbij gebruikten ze weer de plank waarmee alles was opgediend (10) . In het begin werden lepels en messen

( 1 ) Dl. I, blz. 320. (2) ACB. III, 1003, pp. 34, 49·

(3) Ibid., p. 2 1 8 . (4) ACB. I , 2 1 . 500, p. S4. (5) Récréations des Capucins (La Haye 1 73S) , p. 59· (6) ACB. I I I , 1003, pp. 277 § 15, 307 § 5, 429 § 2 ; Caerem.oniale, pp. 23 2

§ I I I, 237 § XV. (7) ACB. l i l , 1 003, p. 323, § 9 ; Caeremoniale, pp. 234 § V, 237 § XIV. (S) ACB. I I I , sooS, f. 1 3Sr. ; 702 1 , p. 6S. (9) ACB. III, 1006, p. 71 § 35· ( ro) ACB. l i l , 1 003, p. 323, § 9.

Page 323: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

IN DE REFTER. NA HET ETEN

niet afgespoeld, doch in de refter reinigde iedereen ze zelf, met een stuk brood of papier (r) ; men rolde ze in de servetten en deze werden in een korf kruiswijze op elkaar gelegd, om ze niet te vermengen en iedereen zijn eigen gerief te kunnen weergeven (2) . Later moest de refterier de messen dagelijks wassen en potten en tassen tweemaal daags spoelen (3) ; 's Zaterdags deed hij het daarenboven met zeepsop (4) .

Na het middageten gingen alle clerici en Paters, die niet wettig ontslagen waren, marmieten en potten en pannen afwassen, terwijl ze samen baden voor de weldoeners, die hen hadden gespijzigd. Dit gebeurde in de keuken of nog méér in een speciaal washuis, nadat men er warm water uit de keuken had heengebracht (5) .

Op Zon- en feestdagen werd de afwas door de lekebroeders gedaan (6) . Het is een paar malen gebeurd, dat de geldende voorschriften op verschillende wijze werden begrepen en dat de Oversten moesten tussenkomen, om te beslissen wie op zulke dagen de last moest dragen (7) .

Op Zon- en feestdagen bleef bij de Walen na het middagmaal veel gerief op tafel, tot 's avonds ; slechts potten en pannen nam men weg, behalve daar waar de refter ook als warmkamer dienst deed. Doch in 1761 besliste het Defmitorium, voortaan in alle kloosters, zonder onderscheid, ook servetten en kroezen weg te nemen, omdat dit toch netter was (8) .

Na het middagmaal kwam het voor dat de dankzegging in het koor werd voortgezet ; dit hing te Luik van P. Gardiaan af ; gewoonlijk gebeurde het twee- of driemaal in de week (g) .

( I ) Caeremoniale, p. 236, § X. (2) ACB. I I I, sooS, f. 1 4or. , 1 43r. (3) Rituel, pp. 24s-46. (4) Caeremoniale, p. 284, § XXI. (S) ACB. III , 702 1 , blz . 73 ; 7023, blz. 87. (6) Caeremoniale, p. 241 , § XXIV. I n IS94 echter hielp iedereen en op

het einde bad men dagelijks, met enkele varianten, het gebed dat thans op Vrijdag avond -voorgeschreven is (ACB. III , sooS, f. 142v. ) .

(7) ACB. I , 9267 ; III , 1003, p. 4S7. § 4 ; 1 008, p. 220, § r 6 ; BSN., HS. 66, pp. 267. 268 § S ·

(8) ACB. I I I , 1003, p . 387. § 2 ; BSN. , H S . 66, p. 207. (9) ACB. I I I, roo6, p. 444, § I ; Rituel, p. 34·

Page 324: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk
Page 325: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

V. ARMOEDE EN GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

Volgens de titel, vervalt dit hoofdstuk in twee delen. Doch het eerste punt, de armoede, moet ook nog onderverdeeld worden, zodat we achtereenvolgens handelen r) over armoede en geldgebruik, 2) Geestelijke Vaders en Geestelijke Moeders, 3) de behoeften van de sakristie en 4) het gemeenschappelijk leven.

1 . ARMOEDE EN GELDGE BRUIK

Gelofte van armoede. - Een religieus heeft geen stof­felijke zorgen. Huisvesting is hem verzekerd en passende kleding wordt hem door het klooster verstrekt. Op het gewone uur gaat hij naar de refter, vast overtuigd dat zijn eetmaal er hem zal worden opgediend.

Stoffelijke zorgen rusten niet op de individuele kloosterling, maar op het huis zelf, 't is te zeggen op P. Gardiaan en de onderdanen die eventueel met het inzamelen van het nodige worden belast. Hoe dit praktisch gebeurt en het nodige wordt aangeschaft , zien we in het volgende hoofdstuk, waar we speciaal over de bestaansmiddelen van het klooster handelen.

Doch daarbij moeten geldende voorschriften inzake armoede worden onderhouden, waartoe de religieus zich door gelofte heeft verbonden. Hier moeten we nu eerst uiteenzetten hoe de Kapucijn deze gelofte opvat en waartoe ze hem verbindt. Geld wordt niet aanvaard en persoonlijk bezit evenmin. Waar het niet anders kan, roept men de hulp in van een G�estelijke Vader of een Geestelijke Moeder.

Page 326: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

322 V. ARMOEDE. I . ARMOEDE EN GELDGEBRUIK

Gelijk alle kloosterlingen, doen de Kapucijnen dus gelofte van armoede ; en bij Franciskanen wordt dit enger opgevat dan elders. Op deze gelofte leggen de Kapucijnen steeds de nadruk, als op een eigen kenmerk van hun organisatie . Vooral bij de eerste Paters viel deze strengheid iedereen op (I ) , zodat vooral de Franse benaming « les pauvres capucins >> veel voorkwam, bijna gelijk men thans van Arme Klaren spreekt . Er is echter dit verschil, dat deze Zusters aldus worden gehe­ten om ze van de Rijke Klaren of Urbanisten te onderscheiden, terwijl het voor de Kapucijnen om een eenvoudig « epitheton ornans of homericurn >> gaat . Niettemin betitelden veel Walen zich zelf aldus in hun brieven en nog in 1767 was deze bena­ming in Wallonië algemeen gangbaar (2) . Van veel oude kloosterlingen getuigt men dat ze in het onderhouden van de armoede zeer voorbeeldig waren. En hoewel in dezen de op­vattingen ook gemilderd werden volgens tijd en plaats, zocht men van de oude opvatting steeds nog te redden wat gered kon worden. In 1775 veroordeelden de Walen nog uitdruk­kingen als « Ik heb gekocht >> of « Ik heb verkocht n, als onge­past in de mond van een Kapucijn (3) .

Vooral moest men zich wachten ooit als eigenaar op te treden of over één of ander als over zijn persoonlijk bezit te beschikken. Vóór zijn dood in 1659 had Albertus van Gent zijn sermoenen buiten de Orde weggeschonken, doch Sim­plicianus van Milaan liet ze terugeisen (4) . In 1667-68 kondigde het Vlaamse Definitorium eveneens af, dat men al wie aldus geschriften of sermoenen aan wereldlingen durfde toever­trouwen, als eigenaar zou vervolgen en straffen (5) . Dezelfde sankties zou hij inlopen, die bij zijn overplaatsing een en ander zonder verlof naar zijn nieuw verblijf meenam (6) . In 166g werd het verboden, na het overlijden of de overplaatsing

(1 ) Dl. I, blz. 3 1 0-1 1 . (2) ACB. I I I , 1003, p . 430, § 6. (3) BSN. , HS. 66, p. 182 . (4) ACB. I , 4873. Vgl. aangaande het eigendomsrecht op sermoenen van

overleden religieuzen het voorschrift van 1656 in AOMC. , t. VII , 1 8g i , p. 20, § 41 .

(S) ACB. I, 1 365-68 ; lil , 1006, p. 632. (6) Dl. l i l , blz. 100. - Vgl. Hoger, blz. 187, voor bollen en zaad .

Page 327: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GELOFTE VAN ARMOEDE. EIGENDOMSRECHT 323

van een religieus, iets uit zijn cel weg te halen (r) . Geld­gebruik bij de missionarissen, zonder erkenning van de rechten der Oversten, bra<::ht eveneens tuchtmaatregelen mee (2) .

Verschillende Nederlandse Paters schreven verhandelingen over het beoefenen der armoede en verdedigden ze tegen aanvallen van buitenstaanders. Dit deed CAROLUS VAN AREN­BERG in zijn onuitgegeven handschrift Tractatus de paHpertate in communi (3) . Andere schrijvers, wier namen onbekend bleven, lieten ons 40 « Collationes » na, de paupertate reli­giosa (4) , alsmede een Tractatus quidam de triplici modo evan- , gelico et apostolico acquirendi corporis necessaria, secundum Regulam et vitam FF. MM. Capucinorum (5 ) . Praktische aangelegenheden werden verder behandeld door WILLELMUS VAN DuiSBURG, in zijn Tractatus de paupertate seraphica (6) .

Ei�endomsrecht van het klooster. - Minderbroeders kunnen krachtens de gelofte van armoede niets bezitten, ook niet in gemeenschap ; doch ze mogen gebruiken wat te hunnen dienste wordt geschonken. Voor zulke giften blij ft het eigendom bij de gever, of komt het aan de H. Stoel, zoals Nicolaus I I I en andere Pausen herhaaldelijk hebben verklaard.

Voor een kerk en een klooster komt het zelden voor, dat de stichters hun rechten willen behouden. Te Orchies gebeurde het echter wél en eerst in r625 werd alles aan de H. Stoel afgestaan, toen bleek dat aan alle verlangens van de milde stichters was voldaan (7) .

Te Gent verklaarden de eerste Paters in 1590 plechtig uit eigen beweging, dat ze zich nooit als eigenaars van de gebou-

( I ) ACB. I I I , 5006, B, f. 1 24r., § 6. (2) Dl. V I , blz. 92. (3) ACB. II I , 6258. Vgl. FRÉDÉGAND, pp. 344-46 .

B .�4) ACB. l i l, 6262. De schrijver schijnt wel een tijdgenoot van P. Carolus. 11 volgt het voorbeeld niet van deze medebroeder (want het zal ook wel een

�apu ·ij n zijn) , die iedere bladzijde vanboven met een kruisje tekent. N a de titel volgt dikwijls de leus Benedictus Deus en na meest alle preken de op­dracht : Deo omnipotenti, beatissimae Virgini Mariae et beato Pa tri Francisco sacra. Heel het werk doet zich voor als " Tractatus 3us "• zonder dat we weten waarover beide eerste afdelingen handelden.

(5) ACH . , Oud archief Velp, II (onvolledig, XVI I• eeuw) . (6) ACH ., vroeger Biblioth. Velp. Afschrift door Salvius van Limbricht. (7) DJ. I , blz. 239, 396.

Page 328: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

324 V. ARMOEDE. I . ARMOEDE E N GELDGEBRUIK

wen zouden beschouwen (1 ) . In 1698 herinnerde het stads­bestuur de Kapucijnen daar zelf aan ; ze mochten alles be­wonen en gebruiken, doch het eigendomsrecht behoorde aa.ri de stad (2) .

Te Arras schikte Abt Sarrazin zelf de zaken op deze wijze, zoals op een koperen plaat op de kerkwand te lezen stond ; hij wilde er meester over blijven. De religieuzen mochten er in wonen, doch ieder jaar moesten ze hem en zijn opvolgers, op een gestelde dag en uur, de sleutels terugbrengen, hem danken voor de woongelegenheid en nederig vragen om er het volgende jaar weer te mogen blijven (3) . Hieronymus van Polizzi, Generaal der Orde, wist echter niet of deze onge­wone schikking wel was goed te keuren ; hij zou de zaak aan het Generaal Kapittel voorleggen. Hij vond het overigens een nutteloze voorzórg, daar het klooster in alle geval , volgens hem, aan de stichter bleef en slechts de kerk eigendom werd van de H. Stoel. Het Generaal Kapittel vond echter tegen de beschikking van de Abt niet het minste bezwaar (4) .

In andere kloosters, waar de stichters alles afstonden, oor­deelde men toch dat hun erfgenamen weer hun rechten konden laten gelden, als het klooster ooit werd opgeheven of verlaten, zoals bijna te Eupen (5) en elders overal tijdens de Franse overheersing gebeurde.

Geen geldgebruik. - Als Kapucijnen niets mochten bezitten, zelfs niet eens de kloosters waarin ze woonden, mochten ze nog veel minder over geld beschikken, noch kon­trakten sluiten of verplichtingen op zich nemen. De Regel van Franciscus is ontstaan in een tijd toen geldgebruik nog een uitzondering en ruilhandel de gewone methode was. Alle geld was daarom aan de Minderbroeders verboden. De ver­anderde tijds- en ekononomische omstandigheden zijn oor-

( r ) Dl. I, blz. 76. (2) Dl. V, blz. 205. (3) Dl. I, blz. r oS, 383-85. (4) Dl. 11, blz. Ss-86. De onderhoudskosten moesten echter door de Paters

worden gedragen. (5) Dl. I l , blz. 203. Voor Munsterbilzen wist men niet goed waaraan zich te

houden (Dl. V, blz. 447 en n. s) .

Page 329: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

EIGENDOMSRECHT VAN HET KLOOSTER. GEEN GELDGEBRUIK 325

-zaak dat de Paters thans verschillende dispensaties genieten, doch vroeger was daar geen sprake van. In de kerken hingen nergens offerblokken ; zegen- of offerpenningen werden niet aangenomen. Stoelengeld vroeg men evenmin. Te Maubeuge bestond dit toch in 1742 wel ; ieder betaalde één « liard >>.

Daar Rome daar echter bezwaar tegen maakte, werd het ingezamelde geld sedert dit jaar aan de stad afgestaan (r ) . Te Brugge kende men later een andere regeling. De drie ge­zusters Van Voorde droegen er in 178r zorg voor de kerk ; en de baten die van hun werk kwamen, mochten ze onder elkaar verdelen, op voorwaarde dat ze ieder jaar aan de kerk zes nieuwe stoelen leverden (2) . Volgens deze regeling, kwam het geld niet aan de Paters, maar het diende als betaling voor het werk der stoeltjeszetsters.

Daar de voorschriften en gewoonten alzo waren, begrijpt men dat de Luikenaars verkeerd handelden, met tijdens de woelingen eigenmachtig over geld te beschikken (3) . Van de andere kant was het laster, toen men vertelde dat Franciscus van Ierland van een biechtelinge geld had afgetroggeld (4) en toen de Kapucijnen te Bergen in IJII er van werden be­schuldigd , een som gelds onrechtmatig bij de Kapucinessen te Aat te hebben weggehaald ; de Overste der Zusters en de pastoor van Zinnik logenstraften ten andere deze laster ten stelligste (5) . Eveneens zijn het praatjes, wanneer men vertelt dat de termijnbroeder te Spa geen geld aanvaardde, maar het gedwee in zijn kap liet werpen (6) .

Missionarissen mochten geld gebruiken en aldus waren ze hier in een ander geval. Zo ziet mèn Basilius van Brugge een beneficie aanvaarden, doch in r683 werd het weer afge­staan (7) . Van zijn kant, poogde de missionaris Willibrordus van Vianen in r66o van de H. Kongregatie zelfs een pensioen te bekomen (8) .

( x ) A. ] ENNEPIN, Hist. de MaHbeu.ge, t. I I (Maubeuge r 889) , p. 540. z· (2) ACB. I, 7444 · In r 8o9 werd Pieter Pladdys te Brugge stoeltjeszetter.

Ie akkoord en voorwaarden ACB. II , 9044. (3) Dl. U I , blz. 201 . (4) Dl. I I I , blz. 1 3 , n. r . (5) ACB. I, 2 1 .500, p. 34· (6) Dl . II , blz. 292, n . 1 . (7) Dl. V, blz . 441 ; Dl. VI, blz. 206. (8) Dl. VI, blz. 167-68.

Page 330: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

326 V. ARMOEDE. I . ARMOEDE EN GELDGEBRUIK

In de Provincie zelf werden geldaalmoezen niet aanvaard, doch in sommige gevallen mochten er aan de syndici, Geeste­lijke Vaders of Geestelijke Moeders, ·worden afgegeven, b. v. voor de bouw van een klooster. Het Generaal Kapittel van 1599 eiste echter dat dit slechts mocht, zolang er werkelijk werd gebouwd. Ook was men er voor, om regelmatig van syn­dicus te veranderen, om te beletten dat de mensen zouden zeggen dat deze of gene de schatbewaarder van de Paters was (r ) . Termijnbroeders en portiers mochten nimmer geld aanvaarden, behalve in een heel speciaal geval (2) en met uitdrukkelijk verlof, b. v. voor de behoeften van de zieken. Het ontvangen van geldaalmoezen zonder goed bepaalde bestemming was streng verboden. Volgens voorschrift van Clemens van Noto in r623, moest P. Provinciaal tijdens de Visitatie onderzoeken of er bij de syndici geen dergelijke on­bepaalde aalmoezen waren aanvaard (3) . Later veronderstelt men toch dat de syndici er kunnen bewaren, aangezien men in r695 verbiedt zulke gelden te gebruiken, tenzij in dringende

·

gevallen of met uitdrukkelijk verlof van P. Provinciaal , voor dingen die nodig en anders niet te krijgen zijn (4) .

Toevlucht tot « Geestelijke Vrienden )) , - Voor hun levensonderhoud waren de Kapucijnen aangewezen op giften in natura. Deze mochten ze gerust vragen en aannemen. Doch dingen die de weldoener niet bezat en zelf moest kopen, moch­ten niet worden gevraagd, omdat men dan onrechtstreeks tot geldgebruik aanleiding gaf. Toch kon het gebeuren dat zieken b.v. iets nodig hadden dat niet bij de hand was ; aldus wordt bij het stichten van enkele kloosters bepaald, dat de stad voor medikamenten zou zorgen ; hetzelfde geldt voor miswijn, die in sommige kleinere steden moeilijk kon worqen gebedeld. De Regel van Franciscus voorzag daarenboven de moeilijkheid om habijtstof te vinden. In al deze gevallen mocht men zich tot << Geestelijke Vrienden n wenden en hen

( 1 ) ACB. l i l , 1 006, p. 42 , § 27 (niet vermeld in AOMC.) . (2) ACB. I I I, 1006, p. I O I , § 28 ; BL., HS. 37, f. 3r.-v. (3) ACB. I , ngr , § 3 ; I I I , 1006, p. rg, § 14 . (4 ) BL., HS. 39, f. 214r.-v. ; ACB. 1 1 1, 1007, p. rg.

Page 331: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TOEVLUCHT TOT « GEESTELIJ KE VRIENDEN ll 327

verzoeken het nodige te kopen, zonder dat men zelf geld moest behandelen. Zo'n « toevlucht ,, of « rekursus ,, is dus slechts toegelaten voor dingen welke men dringend nodig heeft en door het gewone bedelen in natura niet kan bekomen.

Het scheen van belang, goed te weten wat mocht en wat niet mocht en het archief der Provincie bewaart verschillende verhandelingen over het onderwerp (1 ) . Ook de Novicenmees­ters moesten aan de jonge religieuzen leren hoe ze daarbij moesten te werk gaan (2) . In 1629 gaf Joannes M. van Noto er voorschriften over (3) . En reeds in 1623 was er op aange­drongen, dat de Oversten voor een Rekursus een geschreven verlof van P. Provinciaal nodig hadden. Algemene toelatingen zouden nooit worden verleend. Zo dringende gevallen wel eens geen uitstel duldden, moesten de hogere Oversten na­derhand worden verwittigd (4) .

Daar deze « toevlucht tot Geestelijke Vrienden n altijd . een echte noodtoestand veronderstelt, is het duidelijk dat

daarven geen sprake kan zijn voor het oprichten van nutteloze gebouwen of het kopen van boeken en speciale eetwaren.

Volgens deze opvatting, was het verboden bij de openbare besturen vis of andere levensmiddelen aan te vragen. Dit schonken deze gewoonlijk ongevraagd, doch zo'n verzoek in­dienen was ongeoorloofd, daar deze dingen niet voorhanden waren en voor geld moesten worden gekocht (5) .

In het begin waren de Paters er zelfs niet zeker van, dat ze alhier, behalve bij de bakkers, ook bij gewone burgers brood mochten bedelen. Ze wisten immers dat de toestand hier anders was dan in sommige landen waar ieder huisgezin meestal zelf zijn brood bakte, terwijl men dit hier regelmatig bij de bakker ging halen. Om aan het verzoek van de Paters te voldoen, was er dus veel kans dat de weldoeners 't zelf

( r ) ACB. lil , 6238, 6984. (2) BL., HS. 37. f. 7 1 v. (3) ACB. I, r 2oo-o3 . (4) BL., HS. 37, f. 6gr. ; ACB. I I I , r oo6, pp. r8o-8 r , § ro-16. In 159g was

zelfs bepaald dat zonder dergelijk geschreven oorlof de Gardiaan of Vikaris geen uitgave van méér dan één kroon mocht toelaten (ACB. 1 1 1 , roo6, p. 36, § g) .

(5) BL., H S . 3 7 . f . Jr., 54r

Page 332: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

328 V. ARMOEDE. I . ARMOEDE EN GELDGEBRUIK

eerst moesten gaan kopen ; doch voor zo'n onontbeerlijk artikel, was er reden genoeg om een rekursus te wettigen (1 ) .

Te Luxemburg had men, wellicht tijdens de Franse bezet­ting, het gebruik ingevoerd om de vrienden en weldoeners thuis paaseieren, vlees, gewijd brood en zout te bezorgen. Tot in 1720 werd dit wel voor 6o verschillende gezinnen gedaan. Doch nu meende de Gardiaan Laurentins van Rance, dat men een groot deel van deze geschenken zelf eerst moest gaan kopen en dat dit bijgevolg niet was te wettigen ; daarom schafte hij de gewoonte radikaal af ; en toen men de reden er voor vernam, werd dit door de burgerij niet kwalijk ge­nomen (2) .

Het gewone levensonderhoud kon men in de Nederlanden altijd voldoende in natura vinden en nimmer was het nodig, daartoe tot geld zijn toevlucht te nemen, zelfs zo er bij de syndicus voorhanden was ; dit ware ongeoorloofd geweest , ook zo dit ongevraagd was aangeboden (3) . Overal kon men hier dus gemakkelijk de Franciskaanse Regel onderhouden. In Duitsland schijnt het soms moeilijker te zijn geweest ; doch daar had men speciale voorrechten inzake geldgebruik, daar de Paters als missionarissen werden beschouwd (4) . Uit dit gewest kwam dan de opvatting over, dat er gevallen konden voorkomen waarin voor het bezorgen van eten en drinken ware nood bestond en « toevlucht tot Geestelijke Vrienden >> was gewettigd. In dezen moest men met plaatselijke toe­standen rekening houden en de beslissing aan P. Provinciaal overlaten ; zo oordeelde men in 1698 (5) ; in 1734 werd dit door Rome zelf officieel erkend (6) . Toch bleven daar sommige religieuzen bezwaar in vinden ; aldus weten we dat de Duitse P. Paulus van Meschede te Wittem in 1756 van P. Provinciaal verlof had bekomen, om zich te onthouden van alle spijzen

( 1 ) ACB. I I I , 5008, f. 8gv.-gor. , § 3 · (2) BL., H S . 40, p . 32 . (3 ) ACB. I I I , 1 006, p. 426, § 7 · (4) Vgl. een oplossing van Lucas van Maring, ACB. I , 491 4bis. Als missio­

narissen deden de Ierse Paters alhier ook veel geldzaken ; vgl. Dl. I I I , blz. 23, 2 7, 28. In 1 674-75 badden ze hier eveneens geld geleend (ACB. I I I , soo6, A, f. I I Ir . ) .

(5) BL., HS. 39 . f. ngr., 223r. (6) BSN. , HS. 66, p. 2.

Page 333: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

« GEESTELIJKE VRIENDEN ». ANDERMANS GELD 329

die voor geld waren gekocht, alhoewel de andere religieuzen deze zonder bezwaar gebruikten (r ) . Verboden bleef het toch immer met onverschillige aalmoezen speciaal bier (b. v. Leu­vens of Hoegaards) aan te schaffen (2) .

Zor� voor andermans �eld . - Diefte en plundering zijn een gewone gesel in oorlogstijd. Mensen die op reis gingen en geld of kostbaarheden op zak hadden, waren daarom blij , dit onderweg aan meereizende Kapucijnen te kunnen toever­trouwen. Dit geval kwam zo dikwijls voor, dat de Oversten in 1647, 1650 en 1662 speciaal moesten verbieden, nog aan iemand die dienst te bewijzen, uit vrees dat plunderaars op de duur ook de Paters niet meer met rust zouden laten (3) . In 1668 toonden de Vlamingen zich echter inschikkelijker ; in moeilij ke omstandigheden lieten ze toe, geld van één kloos­ter naar een ander over te brengen, zelfs zo het voor de Broe­ders was bestemd (4) .

Angelicus van Wolfach herinnerde er echter in 1704 bij de Walen aan, dat overbrengen van geld voor wereldlingen streng verboden bleef (5) . Behalve in een geval van dringende nood, werd dit later nooit meer toegelaten (6) .

Paters waren echter méér dan ééns in de gelegenheid om zich met geldzaken te moeten inlaten. Toch was h�t aan biecht­vader, katechisten en ziekenbezoekers verboden, geld aan te nemen om het uit te delen ; eventueel kon de Geestelijke Moeder zich daarmee belasten (7) .

Een uitzondering hierop maakten toch gevallen van res­titutie. In 1682 b. v. werden te Rijsel bij de Urba.nistcn vcr­schillende juwelen gestolen ; het volgende j aar kreeg de dief berouw en bracht hij zijn onrechtvaardig bezit bij de Kapu­cijnen terug (8) . In 1723-24 restitueerde B-�rnardinus van

( 1 ) NF., Dl. V I , 1 923, blz. 33-34. (l ) ACB. I I I , 1 008, p. 253 · (3) ACB. I I I , 1006, pp. 44o-41 § 1 3 ,497 § 5 ; BL. , HS. 39, f. 4v., 55r . , 2 27v. § 5 · (4) ACB. l i l , 1 006, p . 636, § S · (S) ACB. l i l , 1 003, pp. 2 2 § 43, 58 . (6) ACB. l i l , 1 008, pp . 284 § 5, 3 18 § 5 ; BSN. , HS. 66, p . 229, § I I . Forma-

listen gaven soms als raad dit geld niet aan te raken, doch het in een doos of doek te bergen, om het in ontvangst te nemen en te behandelen (ACB. I I I , 1007, f . 1 4r . , § 1 0) .

(7) ACB. I I I , 1 003, pp. 345 . 388 § 9 ; 1008, p . 3 18, § 5 · (8) M. E. DEBIÈVRE, Les U rbanisles de Lille (Lille 1 899), pp. 1 0- I I .

Page 334: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

330 V. ARMOEDE. I . ARMOEDE EN GELDGEBRUIK

Kortrijk belangrijke geldsommen aan Zuster Victoria Franco, bij de Grijze Zusters te Izegem (r ) . In 1729 zorgde de Gar­diaan van Bergen, Angelus van Charneux, eveneens voor een groot bedrag, dat aan de overleden heer Dupuis, ontvan­ger van S. Waudru, toebehoorde (2) . In een ander geval werd zo'n restitutie in het begin van de XVIIIe eeuw door een andere Gardiaan (wellicht deze van Valenciennes ?) gedaan ; en als beloning liet Louvois hem 500 pond uitbetalen (3) . We kennen nog een restitutie in I756 (4) . Een restitutie zal het ook zijn, wanneer Leonardus van Maaseik op 13 Maart 1747 een bedrag van 83 g. en 3 st. in zijn geboortestad afgeeft (5) ; en stellig is het er een, wanneer Henricus van Nieukerk in 1756 7 g. en ro st . aan het oude-mannenhuis aldaar uitbetaalt (6) .

Zo'n bedragen voor restituties mocht men echter voorlopig niet op zijn cel bewaren, doch men kon ze aan de syndicus afgeven (7) . In oorlogstijd brachten weldoeners ook veelal geld in bewaring, zoals elders zal blijken.

Le�aten . - Heel dikwijls kwam het voor, dat rij ke wel­doeners in hun testament de Kapucijnen met eetwaren of een traktatie bedachten, of nog missen bestelden waarvoor de syndicus dan een passende vergoeding kreeg. Novicen, die vóór hun professie hun testament maakten, begunstigden soms hun medebroeders ; zij , zowel als de leken, deden dit nog méér wanneer er sprake was van het stichten, vergroten of verbouwen van een klooster.

Volgens Nicolaus 1 1 1 mogen zulke legaten gerust aangeno­men worden, zowel als een andere aalmoes, als het dingen geldt die de religieuzen mogen bezitten. Als echter onroerend goed gelegateerd wordt, met de bepaling dat het te gelde mag worden gemaakt voor de behoeften van de Broeders, is daar niets tegen in te brengen.

Het kwam immers nogal voor, dat aldus huizen of landerijen

( r ) I zegem, Kerkarchief S. Hilonius, § Griize Zusters, IX, p. 409. (2) ACB. I, 2 r . 5oo, p. 37· (3) BKP. , HS. 1356, p . 223 . (4 ) LEJEAR, pp. 54-55· (5) GAMs., Stadsrekeningen. (6) GAMs. , Reg. Rentmeesters Oude-mannenhuis, 1 748-r8r8 . ( 7 ) Kamerijk, Bib!. munic., HS. 1 238 ( I I u ) , f . 88v.-gzr.

Page 335: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ANDERMANS GELD. LEGATEN 331

aan de syndicus werden gelegateerd. Men kent het geval van hoeven die men verkreeg, met de opdracht om een zeker getal missen te lezen (r ) . Op 31 Mei 1729 legateerde Anne Corbel haar huis, mobilair, vee en veldvruchten aan de Paters te Stavelot . Doch in 1734 vond de syndicus B. Delaid 't beter het legaat te weigeren, omdat het eigendom met een rente was belast (2) . '

Huizen of. gronden die aldus werden geschonken, konden soms bij de tuin worden ingelij fd. Zo dit niet mogelijk of nuttig bleek, werd het goed door de syndicus ten voordele van het kloost�r te gelde gemaakt (3) ; het was immers niet geoorloofd, onroerend goed te bezitten.

In 1602 had Laurentins van Brindisi in de Nederlanden verboden, legaten te aanvaarden, behalve in geval van drin­gende nood ; en stellig mocht men nooit op de uitvoering van de uiterste wil van de overledene aandringen (4) . Het was eveneens verboden, zelfs voor missionarissen, wanneer ze stervenden bijstonden, legaten te vragen (5) ; maar zo derge­lijke giften ongevraagd werden geschonken, was er geen reden om ze te weigeren.

Het kwam ook voor, dat het recht van de Kapucijnen om legaten te aanvaarden door leken werd betwist, vooral door hen die anders de erfenis zouden opstrijken (6) .

Al hadden de Paters dit recht, toch weigerden ze de legaten wanneer het schenkingen gold op langer termijn, die de schijn hadden van een rente of een vast inkomen. Zo werd in 1624 een beschikking geweigerd, waarbij de Paters te Arras 20 jaar lang iedere week een zekere hoeveelheid tarwe en vis zouden krijgen (7) . Een zelfde schikking ten voordele van de zieken te Hasselt werd eveneens in dank van de hand gewe­zen (8) .

( r ) Dl. V, blz. 43. n. 9· Ook te Geldern wilde men in I 777 niet procederen , na de dood van de syndica Steingens (Dl. V, blz. 408, n. 5 ) .

(2) L'A nnonce, ro juillet 192 1 . (3) Dl . I I , blz. 267 ; Dl. V , blz . 2 2 1 , 427 en n . 5 · (4) CF., t . I V, 1934, p . 202, § r 1 . (5) Dl. VI, blz. r83 . (6) Dl. V, blz. 387. (7) BL., HS. 39, f. 44v. (8) Dl. V, blz . 397·

Page 336: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

332 V. ARMOEDE. I . ARMOEDE EN GELDGEBRUIK

Fundaties . - Het was verboden een vast inkomen te aanvaarden, zoals legaten of fundaties, die voor altijd jaar­lijkse voordelen zouden meebrengen. Men wilde immers niets bezitten, doch zich helemaal op de Voorzienigheid verlaten. Aldus weigerden de Kapucijnen te Douai op 22 Maart r6r3 het legaat van een rente, als strijdig tegen Regel en Kousti­tuties ( r ) . We weten niet of hetzelfde geval bedoeld wordt, als we horen dat een graanhandelaar in r6r4 aan het klooster een rente van soo g. had gelegateerd. Hier vond men echter een oplossing, daar de schepenen het aanbod aanvaardden van éne der erfgenamen, J eanne Dumaisniel ; deze maakte de rente te gelde, om met de opbrengst het leien dak der kerk te bekostigen (2) .

Een even gemakkelijke oplossing vond men te S. -Truiden, wanneer men het legaat van een rente wel aanvaardde, doch om ze in r640 dadelijk te verkopen (3) . Een fundatie van missen, die de Gravin van Egmond, geboren van Arenberg, bij de Kapucijnen wilde doen, werd in r7r6 door het Waalse Definitorium in dank geweigerd (4) .

Aangaande een Brugse fundatie uit het jaar r639, die in 1787 nog altijd haar rente opbracht (5 ) , weet men dat alles in orde was en dat het geld aan buitenstaanders kwam, die dan de Paters moesten gedenken, gelijk we verder ook voor Armentiers en Gent zullen vernemen.

Te Antwerpen werden op het einde der XVIIe eeuw in de kloosterkerk regelmatig verschillende jaargetijden gehou­den (6) . Ook te Kortrij k deed men dit voor de vader van P. Hippolytus Ghesquiere (7) ; hier werd alles betaald op de kosten van het huis << De Vorcke )), op Buda (8) .

( r ) [DEHAISNES-LEPREUX-BRASSART] Ville de Dottai. Invent. sommaire . . . Séries AA-EE (Douai r 876-r8g8) , p . 6o.

(2) Mémoires . . . de Douai, série II, t. XII, 1872-74, pp. 373-74 ; vgl. Hoger, blz. 2 1 0 .

(3) Dl. V, blz. 386-87. {5) Dl. V, blz. 2 2 1 -22 . ( 7 ) Dl. V, blz. 262 .

(4) ACB. I , 2 1 .685 . (6) ACB. I, 728o, p. g6.

(8) RKK., p. [2] . Te Rijsel hadden de Kapucijnen het recht gekregen om sommige lasten van missen niet te exonereren en op 23 Mei 1 763 werd het verlof voor vier jaar vernieuwd ( BADB., reg. 274 , p. 68) ; wellicht heeft dit op een fundatie betreldting. Te Thuin bestond in de XVII• eeuw een fundatie

Page 337: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

FUNDATIES. GEESTELIJ KE VADERS EN MOEDERS 333

Gelijk we juist zegden, vond men reeds vroeg het middel om de Paters het nodige te bezorgen , zonder voor hen daarom een eigenlijke fundatie te moeten doen. Aldus had Jean Pater­ne in de eerste helft der XVIIe eeuw te Armentiers een legaat aan het Armbestuur nagelaten, op voorwaarde dat dit jaar­lijks een som van 6o pond aan de Kapucijnen zou schenken voor hun meest dringende behoeften (r ) . Reeds in r62z vindt men iets dergelijks te Gent, waar jonker Jan van Havre, heer van Walle, bij testament een som aan de Armenschool naliet , met de opdracht om jaarlijks voor de Paters vlees, vis, olie, Spaanse wijn, rozijnen, vijgen en krakelingen te betalen (2) .

2 . GEESTELIJKE VADERS

EN GEESTELIJKE MOEDERS

Wat men daardoor verstaat . - Meermalen hebben we gesproken over syndici en syndicae, Geestelijke Vaders en Geestelijke Moeders. Het is van belang, daar nadere uitleg over te geven.

In de vorige bladzijden hebben we vernomen, welke goede­ren de Kapucijnen, volgens hun begrip van de beloofde Ar­moede, kunnen gebruiken. Hoe ze er aan komen, wordt in het volgende hoofdstuk uiteengezet. Doch deze goederen beheren en vooral met geldzaken bezig zijn, is grotendeels de taak van de Geestelijke Vaders en Geestelijke Moeders.

De uitdrukkingen syndicus en Geestelijke Vader worden dooreen gebruikt en toch hebben ze niet helemaal dezelfde betekenis. Er zijn immers wel Geestelijke Vaders en nog

in de Kapucijnenkerk, doch de Paters hadden er niets mee te maken. Het was een beneficie dat aan een wereldgeestelijke toebehoorde en dat oorspron­kelijk zijn zetel had in de slotkapel, op dezelfde plaats waar later het klooster Werd gebouwd (DELTENRE, pp. 14-15) .

( t ) [DEHAlSNEs) Ville d'Armentières. Invent. anal. des archives communales (Lille 1877) . p. 36, no GG, 1 5 1 .

(2) RKG., pp. 57-sB.

Page 338: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

334 V. ARMOEDE. 2. GEESTELI J KE VADERS EN MOEDERS

méér Geestelijke Moeders, die niet de volledige rechten van een apostolische en pauselijke syndicus bezitten, noch als dusdanig werden benoemd. Daarnaast heeft men z. g. substi­tuten, tussenpersonen en Geestelijke Vrienden. Het zou ons echter te ver voeren, alle juridische onderscheidingen tussen deze titels uiteen te zetten. Hierin is overigens niets specifiek eigen aan de Nederlandse Provincies, doch in heel de Orde zijn de opvattingen daarover dezelfde.

Wanneer een nieuw klooster wordt gebouwd, kan men daartoe gerust geld aanvaarden (r ) . Elders kunnen de Kapu­cijnen niet als eigenaars optreden, daar ze niets kunnen bezitten.

Het geval kwam wel eens voor, zoals te Douai b. v. (2) , dat het stadsbestuur, als stichter van het klooster, later ook stof­felijke zorgen op zich nam, processen voerde enz. Was dit het geval, dan was het aanstellen van een syndicus de gewone oplossing. Een gelukkige oplossing was het wel, daar de Paters toch geen handelaars, zakenlui of wetgeleerden zijn, terwij l hun belangen nu in veilige handen van kooplieden, aannemers, advokaten enz. berustten, die recht en nodige waarborgen eisten, waar de Paters veelal te goeder trouw te gemakkelijk meenden dat iedereen zo rechtschapen en eerlijk was als zij zelf.

Deze bediening bracht soms veel last en zorg mee, zoals we b. v. te Tienen zien, waar advokaat Landeloos aankopen en verkopingen moest doen, processen voeren, twisten be­slechten en ook tegen het stadsbestuur de rechten van het klooster verdedigen (3) .

Okkasionele en blijvende syndici . - Uiteraard was de bediening eerst tij delijk en duurde ze slechts tot in het proces het vonnis was geveld, tot het klooster was gesticht

( 1 ) Vgl. het geval te Brussel, Dl. I, blz. 59-60 en n. 1 .

(2) Mémnires de . . . Douai, 2• série, t . XII , 1 872-74, pp. 374-75. (3) Dl. V, blz. 1 37-43 . In veel gevallen werd de syndicus voor het klooster

verantwoordelijk gesteld. Aldus bezat \vijlen P. Drost te Maaseik een tekst waarbij de syndicus van het klooster aldaar op 2 April r636 voor de Luikse officiaal werd gedaagd .

Page 339: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

OKKASIONELE EN BLIJVENDE SYNDICI 335

of herbouwd enz. Blijvende Geestelijke Vaders en Geestelijke Moeders kenden de eerste Kapucijnen niet. Natuurlijk was het soms moeilijk te zeggen, wannéér een klooster juist vol­tooid was, daar men in den beginne nog altijd veel te kort kwam, ook wanneer de bouw reeds onder dak was ; aldus begrijpt men dat het Kapittel en de Oversten er herhaaldelijk op moesten aandringen, om de syndici zo spoedig mogelijk te bedanken (r ) . In 1599 schreef het Generaal Kapittel voor (2) , dat er slechts geld mocht worden ontvangen, zolang er wer­kelijk gebouwd werd. Tijdens zijn Visitatie, toonde Laurentins van Brindisi zich in r6o2 uiterst streng, niet enkel voor het aanstellen van syndici, maar ook voor rekursus tot geld, aan­vaarden van legaten enz. (3) .

Terwij l men te Rome en in Vlaanderen in de eerste helft van de XVIIe eeuw herhaaldelijk tegen het aanstellen van vaste syndici optrad, volgden de Walen de tegenovergestelde strekking. In r65o waren er in deze Provincie blijvende Gees­telijke Vaders en Geestelijke Moeders en dit jaar meldde men aan het Provinciaal Kapittel, dat sommige onder hen veel geld in bewaring hielden, van giften of van misintenties, voor een goed bepaald doel of ook voor alle voor komende behoeften. Het Kapittel verbood het niet, doch men mocht van dit geld slechts gebruik maken voor dingen die werkelijk voor het ogenblik nodig waren of het spoedig zouden worden ; eten en drinken mocht daarmee echter niet worden betaald, behalve voor ziel<:en die iets speciaals nodig hadden (4) . In 1659 besliste het Waalse Kapittel zelfs, dat ieder klooster een syndicus moest hebben, omdat er bijna dagelijks dingen voorkwamen die zijn zorg eisten en ook omdat verscheidene gezaghebbende schrijvers dit als de zekerste methode aanzagen (5) .

( x ) ACB. l i l , r oo6, pp. 35-36, § 4 ( 1 598) . (2) ACB., li l , roo6, p. 42, § 27 (ontbreekt in de uitgave bij AOMC, zowel als

het nieuwe verbod van 1605 , ACB. l i l , r oo6, p. 77, § 3) .

. �3) CF. , t. I V, 1934. p. 202, § r o-I I . Zie nog dergelijke dekreten tegen bh]vende syndici AOMC., t. VI , 1 890, pp. 75 § 40 ( 1625), 1 4 1 §24 ( 1 633) ; ACB. III , 10o6, pp. 376 § 4 ( 1639) , 396 § I ( 1643) .

(4) BL., HS. 37, f. 2r.-3r. (5) BL., HS. 39, f. 74r.

Page 340: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

336 V. ARMOEDE. 2. GEESTELIJKE VADERS E N MOEDERS

Dit was nu bij de Kapucijnen een nieuwe opvatting, die spoedig ook in Vlaanderen werd overgenomen en die de Paters hierin heel dicht bracht bij de praktijk van de andere takken der Franciskaanse Orde.

Deze verandering werd hoofdzakelijk ingevoerd wegens de altijd veld winnende gewoonte om ook misintenties te aanvaarden. Men had iemand nodig die zulke bedragen wilde aannemen en er boek van houden ( r ) , zoals bij de Walen in r675 werd gedaan (2) .

De Pausen Nicolaus 111 en Clemens V hadden aan de syndici wel toegelaten alles wat men voor de religieuzen schonk te aanvaarden, doch geld bleef steeds uitgesloten. Toch mochten ze dingen die de Broeders niet meer nodig hadden, wettig verkopen en het geld voor het klooster gebruiken. De Pausen Martinus IV en Martinus V lieten daarenboven het ontvangen van geldaalmoezen toe en dit werd door de Minderbroeders aanvaard ; doch volgens hun Konstituties wilden de Kapucij­nen van dit recht niet horen. Feitelijk ded·en ze 't echter toch, sedert dat de syndicus praktisch werd opgevat als een substi­tuut, die in naam van de weldoeners optreedt, of liever als een tussenpersoon, die handelt op last van de religieuzen zelf (3) . Het meeste wat deze voortaan te doen had, gebeurde absoluut niet volgens de opvatting van Nicolaus 111 en Cle­mens V. In den beginne aanvaardden de Kapucijnen geen bedragen voor latere mogelijke behoeften ; enkel wat nu fei­telijk onmiddellijk of in de eerste toekomst moest worden gebruikt, wilden ze aannemen. Evenmin vervolgden ze ooit ontrouwe syndici, wat laatstgenoemde Pausen toch wel toe­lieten. Toch kwam het voor, dat de Paters verschuldigde bedragen rechterlijk opeisten, wanneer schuldenaars, erfge­namen of testamentuitvoerders onwillig bleven.

Aldus moest men in r630 te Maastricht procederen ; doch de Definitor MarceBianus van Brugge was het daarmee niet

( 1 ) Dl. II, bLz. 24 ; BL., HS. 40, p. 1 75 . (2 ) BL. , HS. 37, f. 92v. (3) Het Generaal Kapittel van 1 761 vermeldt uitdrukkelijk de Geestelijke

Vriend van het klooster en verbiedt aan P. Gardiaan hem op eigen hand te vervangen (AOMC., t. VI II, r 8g2, p. 243. § XI) .

Page 341: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

OKKASIONELE EN BLIJVENDE SYNDICI 337

ééns. Feitelijk was dit volgens Nicolaus lil en Clemens V, die men officieel alléén wilde volgen, nooit toegelaten. Ook zien we dat de Paters in 1632 van verder procederen afzien ( 1 ) .

Later deed men het echter wél. Bij testamentbij lage van II November 1740 vermaakte pastoor M. Snel, uit Vossem, aan de syndicus van de Tervuurse Kapucijnen de rente van een kapitaal van 4000 gulden wisselgeld voor miswijn, olie en andere behoeften van sakristie en kerk ; daarenboven schonk hij alle boeken die hij te Brussel en in zijn pastorie bezat . Toen hij dan in 1742 overleden was, weigerde de tes­tamentuitvoerder, priester Charles Sinay, die beschikkingen te volgen, onder voorwendsel dat ze ongeldig waren. Hij beweerde immers dat de Kapucijnen niets mogen bezitten, geen boeken en alleszins geen renten en dat ook de burgerlijke wet dat legaat niet toeliet. « Uit gewetensbezwaar >> beweerde hij dus die beschikking niet te kunnen uitvoeren, om aan de Paters niets overtolligs te leveren. Want, zonder die boeken en zonder dit inkomen hadden ze tot hiertoe ook kunnen studeren en mislezen - een bewijs, volgens hem, dat ze nu ongeoorloofd en overtollig bezit zouden verwerven.

Met verlof van het aartsbisdom werd de priester door de syndicus Jan Frans Snaegels voor de rechtbank gedaagd. Dadelijk werd hij veroordeeld om de boeken af te leveren (I Juli 1744) ; doch voor de rente werd een aanvullend onder­zoek bevolen. De priester moest de stichtingsoorkonde van het klooster a fleveren, samen met de lijst van de behoeften van kerk en sakristie en van de reeds bestaande bronnen van inkomen.

En daar hij beweerde dat de erfgenamen dat legaat niet Wilden erkennen, moest hij eveneens hun namen mededelen. Toen hij echter vernam dat kerk en sakristie niet méér dan 40 gulden per j aar ontvingen, begreep hij dat hij zou veroor­deeld worden. Daarom gaf hij vrijwillig de rentebrief af, met het reeds vervallen geld en betaalde hij alle proceskosten. Alzo werd het geding op g September 1744 afgesloten en be­kwamen de Paters hun recht (2) .

( r ) Dl. V, blz. 376. (2) ACB. I, 8494-96.

Page 342: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

338 V. ARMOEDE. 2. GEESTELIJKE VADERS EN MOEDERS

Toen de weduwe Cloquette in 1748 te Bergen overleed, liet ze 200 pistolen aan de Kapucijnen. De Fiskaal beweerde echter dat deze religieuzen geen geld mochten aanvaarden en dat de bepaling dus niet kon worden uitgevoerd. De syn­dicus, advokaat Vivien, eiste echter zijn recht en bracht de zaak voor het Hoge Hof te Bergen ; doch zijn eis werd afge­wezen. Dit was te verwonderen , te meer daar de Rekollekten, die in het testament voor eenzelfde bedrag waren bedacht, wél hun recht kregen ; maar voor hen stond er bij dat dit voor de sakristie was, een bepaling die in het geval van de Kapucijnen ontbrak (1 ) .

Terwij l men in de Nederlanden overal blijvende Geestelijke Vaders of Geestelijke Moeders aanstelde en in bediening liet , ging men te Rome door met dit nog immer te verbieden (2) ; toch verneemt men niet dat de Generaals, die alhier op Visi­tatie kwamen, het Nederlandse gebruik zouden hebben afge­keurd. In 1775 werd in het Generaal Kapittel de aandacht op het verschil tussen theorie en praktijk gevestigd. De meer­derheid vond dat iedere Provincie hierin haar eigen gebruiken mocht volgen ; doch achteraf werd dit door het Generaal Definitorium verworpen en moesten vaste syndici geweerd blijven (3) .

Sedert Innocentius XI (1686) mocht ieder klooster slechts één syndicus hebben. Deze regeling bood het voordeel, dat de Gardiaan gemakkelijker de toestand van de kas kon ken­nen en bij eventuele misbruiken ingrijpen ; ook was er aldus. minder gevaar, dat aalmoezen niet zouden worden gebruikt voor het doel waarvoor ze waren geschonken.

( 1 ) Dezelfde weduwe Cloquette bad dikwijls gezegd dat bij haar dood al haar kleren naar de meid zouden gaan, doch dit stond niet beschreven. Nu begon de dienstbode een proces tegen de erfgenamen, waarbij twee Kapucij­nen schriftelijk getuigden, dat ze de overledene dikwijls haar inzicht in dezen hadden horen bevestigen. Deze tussenkomst stemde de Raad echter ongunstig tegenover de Paters. Er wordt overigens beweerd dat men P. Gardiaan de helft van de 200 pistolen zou hebben aangeboden en dat hij ze zou geweigerd hebben, met de woorden : Alles of niets. Het geld werd in alle geval onder de armen van de verschillende parochiën der stad uitgedeeld en de Kapucijnen kregen niets (BSN., HS. 66, p. q6 ; HS. 67, f . IJv. ) .

(2 ) AOMC., t. VII , r 89 1 , pp. 7 1 § 78 ( r 662) ; t . VI I I , 1892 , pp. 1 5 §2 ( 1 702), 50 § 47 ( 1 719) . 79 § 15 ( 1726) .

(3) AOMC., t .. VII I , 1 892, pp. 272-73. § V.

Page 343: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

OKKASIONELE EN BLIJVENDE SYNDICI 339

Niettemin ziet men herhaaldelijk in Vlaanderen een Gees­telijke Moeder naast een Geestelijke Vader ; deze laatste hield zich de gewichtigste zaken voor, terwijl de vrouw vooral misintenties ontving en aantekende en op veel plaatsen ook door haar werk allerlei diensten aan het klooster bewees. Gewoonlijk hing de vrouw helemaal af van de man ; deze kon haar eventueel rekenschap vragen en hij alleen droeg de officiële titel van pauselijke syndicus. Ook kwam het voor, dat twee gezusters of twee andere vrouwen samen de zaken regelden ( r) .

Het aanstellen van een tweede syndicus kwam dikwijls voor bij een gewichtige aangelegenheid (2) , bij het herbouwen of vergroten van een klooster (3) of een huis voor de syndi­ca (4) , bij het verkopen van een eigendom (5) enz. Deze be­diening was dan van voorbijgaande aard.

Soms ook kreeg de Geestelijke Vader een helper, zonder dat deze een speciale titel droeg (6) , terwijl men elders uitdrukkelijk van hulp- of ondersyndici hoort gewagen (7) . Ook het Provincialaat schijnt wel eens een eigen syndicus te hebben gehad (8) , alsook de weverij te Gent (9) .

P. Provinciaal alleen had het recht om een syndicus aan te stellen, al werd de kandidaat hem gewoonlijk door de plaat­selijke Gardiaan aanbevolen (IO) . Men bezit aldus Latijnse en Franse benoemingsformulieren, gelijk ze in de Luiker Provincie werden gebruikt ( r r ) . Reeds in r658 had men even­eens dergelijke Latijnse en Nederlandse formulieren bij de Vlamingen, voor vaste zowel als okkasionele syndici, wel een teken dat deze bediening daar reeds algemeen aanvaard was (12) .

( r ) Di. V, blz. 2�3 . ( 2 ) Dl. V , blz. 458. (3) Di . V, blz. 28 r . (4) Dl . I I , blz. 54· (5) Dl. I l , blz. I I r . (6) Dl. V, blz. 64. (7) Di . II, blz. 267, 272 ; Dl. V, blz. 263. (8) ACB. l i i , rooS, p. 338 ; Dl. V, blz. 375· (9) Di. V, blz. 209. . . ( Io) Di. V, blz. r 88, n. 6 ; ACB. I I I , 1003, PP- 34. 49 ; AOMC., t. VII I , 1892, p. 243. § XI. ((l l ) ACH., HS. Variae formulae, pp. 36-37. 1 2) ACB. lU, 7016, pp. 29-30, 37-40, 42-43·

Page 344: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

340 V. ARMOEDE. 2. GEESTELIJKE VADERS EN MOEDERS

Financiën van de syndicus . - In sommige kloosters, b. v. te Geldern, werd het sakristielinnen door de Geestelijke Moeder gewassen ; te Luxemburg bakte ze het brood dat de religieuzen aten . Financiële zorgen waren echter haar hoofd­bezigheid. En omdat de opvatting van de Armoede bij de Kapucijnen met zoveel wisselende omstandigheden rekening moest houden, werd te Gent in 1718 door BERNARDINUS VAN

GENT een Korte onderrichtinghe voor den pa�tselycken syndicus gedrukt, getrokken uit de grote Uytlegginghe op den Regel van dezelfde schrijver ( r ) .

Wanneer er voor het klooster iets moest verkocht worden, was dit het werk van de syndicus, zonder dat P. Gardiaan er tussen hoefde te komen (2) . Hetzelfde gold wanneer er geld te versturen was, b . v. voor misintenties (3) . Doch een misbruik was het , dat Gardiaans die van klooster veranderden, soms geld naar hun nieuwe bestemming wilden laten sturen ; streng werd tegen deze handelwijze in 1 769 en 1775 bij de Walen opgetreden (4) .

Méér dan ééns zien we de syndicus geld dat bij hem in be­waring was, voor rente uitzetten (5) ; ook te Malmedy is dit voorgekomen (6) en men beweert (7) dat dit te Spa eveneens gebruikelijk was.

Omgekeerd gebeurde't ook dat het klooster een lening moest aangaan. Op 5 Augustus 1652 tekende Anselmus van Antwer­pen, Gardiaan te Kortrij k, het bewijs dat kanunnik Thomas Bonte uit Harelbeke roo pond Vlaams in lening had gegeven en dat P. Provinciaal zou zorgen dat de som terug werd be­taald ; ze werd inderdaad reeds begin November van het volgende jaar door syndicus Moerman weergegeven (8) .

Bernardinus van Gent oordeelde het wenselijk dat de syndici een register hebben, waarin ze hun ontvangsten en uitgaven aantekenen en nu en dan de Gardiaan verwittigen van de

( 1 ) Ghendt 1 705. (3) ACB. III , 1 003, pp. 3 1 , 47· (5) Dl. V, blz. 195 n. 6, 388.

(2) ACB. I I I , 1003, p. 188, § 4 · (4) BSN., HS. 66, pp. 1 83, 252-53.

(6) Vriendelijke mededeling van E. H. Dandrifosse. (7) CR. ÛUDIETTE, Dictionnaire géogr. , t. I (Paris 1804) , p. 2 8 1 . (8) GAK., 3 15, 25.

Page 345: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

FINANCIËN VAN DE SYNDICUS 341

toestand der kas. Feitelijk bezit men thans nog de laatste rekenboeken van de kloosters te Eupen en Maastricht ( 1 ) .

In het begin vonden de Oversten 't maar ' t beste, niet te veel inlichtingen aangaande de staat van de kas te vragen, omdat Gardiaans zich van stoffelijke bekommernissen moes­ten vrij houden, zoals men in 1704 en 1709 bij de Walen noteert (2) .

Bij de Vlamingen moest men echter sedert 1721 herhaalde­lijk aan de syndici verbieden, zonder schriftelijk oorlof van P. Provinciaal, schulden te maken (3) . In 1725 verlangde men dat P. Gardiaan daarop goed toezicht hield en zo de syndicus niet wilde gehoorzamen, zou P. Provinciaal hem bedanken (4) . En alhoewel het verbod in 1736 nog werd ver­nieuwd (5) , ondervond het Definitorium in 1743 dat er toch nog schulden werden gemaakt (6) . Om gewichtige redenen, aan het Kapittel bekend, eiste men in 1751 dat P. Gardiaan bij de Visitatie hetgeen juist in kas was aangaf (7) ; doch sommige syndici toonden zich onwillig. In 1758 vroeg men, zo ze niet ééns in het jaar de staat van de kas wilden aangeven , dat ze dan toch ten minste tijdens de Visitatie schriftelijk zouden getuigen, dat ze geen schulden hadden (8) . Doch Rome wilde in 1761 dat de syndicus bij deze gelegengeid zijn boeken helemaal liet inzien en dat P. Gardiaan het register hield van de missen die moesten worden gelezen, met vermelding van het betaalde stipendium (9) .

Bij de Walen moest men strenger optreden. Iedere maand moest P. Gardiaan in 1765 informeren naar de financiële toestand, inkomsten en uitgaven (10) . Bij het Kapittel van 1776 vroeg men aan de Oversten of er schulden waren, hoeveel missen er tijdens het afgelopen driejarig bestuur voor sti­pendium waren gelezen en hoeveel er nog te lezen overble­ven (n) . ---( 1 ) DI. U, blz. 2 r6 ; Dl. V, blz. 3Sr .

(2) ACB. I I I , 1 003, pp . 3 1 , 6S § 25. (3) ACB. I II, 1 007, pp. S7-S8. (4) ACB. I I I , 1 007, p . I I 2 . (5) ACB. I I I, r ooS, p . 5 , § 1 3 . (:) ACB. I J l , rooS, p . 36, § g. (7) ACB. l i l , roo8, p. 1 I I , § S . ( ) ACB. I I I , r ooS, p . go, § 7 · (g) AOMC., t. VIII, r8g2 , p. 2 43, § XI . (ro) ACB. I I I , r oo3, p. 4o3, § 5· ( I I ) ACB. I, 2 r .oog, § 7·

Page 346: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

342 V. ARMOEDE. 2 . GEESTELIJKE VADERS EN MOEDERS

Mistoestanden. - Niettegenstaande deze nauwkeurige voorschriften kwamen er toch nog misbruiken voor. Te Zinnik had de syndicus Ubrecht zich tijdens zijn leven altijd zeer zorgzaam getoond. Toen hij in 1754 of 1755 overleed, beweerde een neef, die wijnhandelaar was, dat er nog een schuld te betalen was van 13 of 1400 g. voor mis- en tafelwijn, in de laatste r8 j aar geleverd. Herhaaldelijk had de syndicus er inderdaad over geklaagd, dat zijn neef nooit wilde afrekenen noch juiste gegevens voorleggen. Doch op zijn sterfbed had hij verklaard dat er nog wel enkele rekeningen te betalen waren, zonder te zeggen wáár, maar dat het klooster elders geld tegoed had, méér dan de schulden bedroegen. Te Zinnik had men overigens een fundatie voor miswijn, zodat er in dit opzicht weinig of geen onkosten te doen waren. Toen P. Provinciaal in 1755 uit Rome terug was, had P. Gardiaan reeds hier en daar rekeningen betaald ; doch nu werd hem verboden daarmee voort te gaan, daar geen enkele Gardiaan ooit van zo'n schuld voor wijn had vernomen ; zo hij wilde kon de handelaar de Paters voor het gerecht dagen ; doch hij deed het niet (r ) .

Bij het overlijden van de Wwe Deverschain te Aat had men omstreeks dezelfde tijd eveneens moeilijkheden, gelijk we verder zullen zien (2) . Mej . Brabant moest in dezelfde stad worden afgezet, omdat ze aan P. Provinciaal niet wilde gehoorzamen, noch de religieuzen het nodige bezorgen (3) . Ook te Brussel kwamen moeilijkheden voor (4) . Te Geldern moest een tweede Geestelijke Moeder worden benoemd (5) . Te Luxemburg ziet men een misnoegde syndicus ontslag nemen en een Geestelijke Moeder afzetten (6) . Te Eupen waren er in 1758-59 klachten over de Geestelijke Moeder Wwe Bau­mann, doch de syndica Mme Fey verdedigde haar en eindelijk kwam alles schijnbaar in orde (7) ; doch in 1764 moest ze toch wegens onbekwaamheid worden bedankt (8) . Ook

(r ) BSN., HS. 66, p. r62. {3) ACB. III, I OOJ, p. 398. (5) Dl. V, blz. 408. (7) BSN., HS. 66, p. 1 83 .

( 2 ) Zie blz. 4 r 2 . (4) D l . V, blz. 64, n . 2 . (6) Dl. II , blz. 4 2 , 53·

(8) ACB. I I I , I OOJ, p. 398. Zie ve�•der, blz. 4 10.

Page 347: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

MISTOESTANDEN 343

te Oostende moest de syndicus in 1742 worden afgezet (1 ) . Te Maaseik had men grotere moeilijkheden met de gewe­

tenloze syndicus Robertus Franciscus Dierna. Daar had lui­tenant Dassen op de gemeente Elen 1000 g. uitgezet voor olie van de godslamp en miswijn voor het klooster. Doch in 1729 trok Ludovicus Dierna, broer van de syndicus en tes­tamentuitvoerder van de luitenant, deze 1000 g. uit, zonder daar ooit iets aan de Paters van te zeggen ; ook zijn broer verwittigde hen niet ; ja, in 1736 verzekerde hij P. Provin­ciaal, dat het geld nog immer op Elen stond, alhoewel de betaling een paar jaren ten achter was. In 1737 ontdekte de Gardiaan Caelestinus van Kuik het gepleegde bedrog. P. Provinciaal verwittigde de ontrouwe syndicus dat hij hem geen proces zou aandoen, maar dat het voor hem toch gewetens­plicht was het onrechtvaardig bezit te restitueren ; zoniet, dan zou de Bisschop worden verwittigd, daar deze van ambts­wege over geestelijke fundaties toezicht moest houden.

Ook nog in andere gevallen handelde Dierna niet korrekt en wilde hij van het klooster geld aftroggelen. Na onderzoek van zijn boeken echter, moest hij wel toegeven dat de Paters hem niets schuldig waren, maar integendeel nog 12 g. tegoed hadden. Het was vergeefse moeite dat hij nog samen met een kolenhandelaarster geld reklameerde ; de Geestelijke Moeder Catharina Houbie (echtgenote Reynders) hielp hierin zijn valsheid ontmaskeren (2) .

Wij eindigen deze gegevens met een moeilijkheid in het klooster te Bergen. Daar was in November 1735 de verdienste­lijke Geestelijke Moeder Ursula Teresia Malapert, na I I j aar dienst, overleden. Verscheidene kandidaten hadden haar gaarne opgevolgd ; daar men ze echter onvoldoende kende, Werd het ambt voorlopig aan Teresia Mouchart toevertrouwd, omdat ze 7 jaar lang bij de oveüedene meid was geweest. De

(r) Dl. V, blz. 283. (2) ACB. I , 20.259-65. Ook te Roermond gaf het bisdom op 17 April 1693

aan P. Gardiaan te Geldern bevel om een inventaris op te maken, ten gerieve van Everardus Withenhorst en anderen (BAR., A cta, t. IV, f. 1 37) . Dit wijst waarschijnlijk op moeilijkheden bij het overlijden van de syndica Withen­horst (Dl. V, blz. 408, n. 5 ) .

Page 348: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

344 V. ARMOEDE. 2. GEESTELIJKE VADERS EN MOEDERS

syndicus, Antonius Caniot, aalmoezenier van S.-Waudru, had destijds enige moeilij kheden met beide vrouwen gehad en nu betreurde hij deze benoeming, omdat aldus een vrouw van geringe afkomst, in zekere zin met hem op gelijke voet werd gesteld. Enkele religieuzen, o. a. de ruziemaker Antonius van Charleroi, vermeerderden nog zijn misnoegen, met hem te vertellen dat de benoeming definitief was, alhoewel het stellig niets anders was dan een overgangsmaatregel. Op zijn patroondag (13 Juni) gaf Caniot in het klooster een rijk feest­maal, waarbij hij zelf aanzat . Daarna onthaald in de kamer van S. Franciscus, gaf hij er, in tegenwoordigheid van P. Provinciaal, zijn benoemingsbrieven af, onder voorwendsel dat hij te veel andere zorgen had ; doch daarop bekende hij de ware reden en nu kwamen de kuiperijen van enkele reli­gieuzen klaar aan de dag. Door dit onvoorzien ontslag was P. Provinciaal diep getroffen. Men voorzag veel moeilijkheden met de machtige kanunnikessen, die allen de heer Caniot ten hoogste waardeerden. Door het herhaalde aandringen der religieuzen, liet de syndicus zich toch bewegen. Hij aanvaardde weer zijn bediening en toonde evenveel vriendschap als vroe­ger. Samen met twee Definitoren, die toen te Bergen verbleven, besloot P. Provinciaal, in tegenwoordigheid van de heer Ca­niot, de definitieve benoeming van een Geestelijke Moeder toch nog een tijdje uit te stellen, tot men een kandidate zou vinden, van wie men helemaal zeker was. Kwaadwillig werd daaruit besloten dat de benoeming van juffrouw Mouchart wel definitief was. Dit kwam de heer Caniot ter ore, zodat hij weer helemaal verbitterd was. Ook de kanunnikessen trokken voor hem partij en dreigden zelfs aan de Paters de voorraad brandhout, die ze ieder jaar hadden gegeven, voort­aan te weigeren ; ook zouden ze hen voor de predikatie in hun kerk bedanken. Toen de Paters dit vernamen, begrepen ze dat een definitieve oplossing dringend nodig was. Nu werd een familielid van Caniot benoemd, nl. een mejuffrouw Dumarinville ; aldus was de vrede hersteld ( r ) .

( 1 ) ACB. I I I, 1003, pp. 203-04.

Page 349: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

MISTOESTANDEN. VOORRECHTEN VAN DE SYNDICUS 345

Voorrechten van de syndicus. - We zegden zo juist dat er te Bergen voor dit ambt veel kandidaten waren ; het was inderdaad een gezochte bediening. Onder de voordelen die ze meebracht, was er vooral dit , dat men gratis een gerie­felijk woonhuis mocht betrekken. In 1698 vond het Generaal Kapittel wel het bezit van zo'n eigendom ongeoorloofd ( 1 ) , doch spoedig brachten de omstandigheden het bouwen of aanvaarden van zo'n verblijf overal mede. Dergelijke huizen hebben we herhaaldelijk vermeld, waar we over de verschil­lende Waalse en Vlaamse kloosters hebben gehandeld. Bij de Walen was er in 1754 geen enkel klooster dat er geen had (2) ; bij de Vlamingen was er wellicht slechts Munsterbilzen waar er geen was. Dergelijke huizen bestaan thans nog te Dinant , Verviers en elders.

Het komt soms voor dat het huis door de Geestelijke Vader wordt betrokken ; doch daar deze een gegoede burger of een zakenman is, heeft hij meestal zijn eigen woning, zodat het eigendom van het klooster dan aan de Geestelijke Moeder kan worden afgestaan. Deze woont ten andere 't beste in de onmiddellijke omgeving van de Paters, terwijl dit voor de Geestelijke Vader van minder belang is, daar religieuzen en gelovigen hem zo dikwijls niet nodig hebben. Te Aarlen stond dit huis juist beneden de trap om naar het klooster te gaan (3) . In 1770 schreef men bij de Walen voor (4) , overal een dubbele inventaris van het mobilair op te maken.

Het waren meestal grote en rijke herenhuizen. Te Eupen telde het vijf plaatsen beneden en evenveel boven (5) . Soms Was er een rol of draaikast, tussen het klooster en het aan­grenzende huis, o. a. om alzo het eten voor de Geestelijke Moeder door te geven (6) . Wegens speciale omstandigheden, had men te Geldern zelfs een deur tussen de kloostertuin en het washuis van de syndica (7) .

Veel Geestelijke Moeders hielden en meid (8) ; te Bergen

( I } AOMC. , t. VII , 18g r , p. 2 34. § go . (2} BSN ., HS. 67, f. 68v. ; zie bier hoger, blz. 1 7 2 . (3) BSN. , H S . 66, p. 1 60. (4) ACB. I I I , 1003, p. 446, § 1 3 . (S) Dl. I I , blz. 19S· (6) Dl. I I , blz . ss. 1 so . (7} Dl. V, blz. 407. (8) Zie b. v. Dl. I I , blz. 19S ·

Page 350: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

346 V. ARMOEDE. 2. GEESTELIJKE VADERS EN MOEDERS

werd deze op de kosten van het klooster betaald (1 ) . In 1730 klaagde Hartmannus van Brixen dat deze huizen dikwijls te schoon waren en dat de bewoonsters te veel pretentie toonden ; liever had hij ze door mannen zien vervangen (2) .

Met vrouw en kinderen waren de syndici deelachtig aan alle geestelijke voorrechten van de Orde (3) . Ook in burgerlijk 'opzicht genoten ze sommige voorrechten ; vooral waren ze vrij van inkwartiering (4) . Daar men dit te Tienen betwistte, vernieuwde Graaf de Monterey in 1672-74 het voorrecht, op verzoek van de Paters (5) . Ook te Leuven moest het recht in 1676-77 worden verdedigd (6) . Te Malmedy waren derge­lijke vrijheden eveneens van kracht (7) .

Te Meersel eiste men in 1756 dat de Geestelijke Moeder zou medehelpen in de onderhoudswerken aan de weg Breda­Hoogstraten. Daar ze weigerde en geen werkman in haar plaats wilde betalen, werd een grote koperen « moor )) uit haar huis weggehaald ; doch na reklamatie van P. Gardiaan, moesten de heren van de Wet deze zelf terugbrengen, daar noch het klooster noch de Geestelijke Moeder tot zulke werk­zaamheden waren verplicht (8) .

Dankbaarheid jegens de syndicus . - De Paters toonden veel eerbied voor de syndici. Meier Moraux, die de bediening te Charleroi vervulde, vroeg in 1723 een speciale bank in de kloosterkerk, voor hem en zijn huishouden, vóór het altaar van S. Antonius. Dit was voorzeker iets nieuws ; daarom was het nodig eerst P. Prokurator te Rome te raadplegen. Deze stond het toe , met onderhouding echter van enkele

( r ) ACB. I, 2 I . 500, p. I 52ter. (2) ACB. I I I , I003, p. I 64 . (3 ) BC., t. VI I , p. 420 ; t. VIII , p. r66. (4) ACB. I , 4236-4 1 , 4443. 7579. 2 ! . 500 (p. I2), 2 I .6I6-I7, 23 . 200 (pp. 6g-

70) . In Aat bleef dit voorrecht in 1638 zonder werking, omdat de stad ge­klaagd had dat méér dan r /3 van haar grondgebied door kloosters werd ingenomen (E. FoURDIN, Invent. anal. des archiues de la ville d'Ath, t. I [Bruxelles r 873]. p. g6, n. 28 r ) . Het voorrecht bestand reeds in r6or (ACB. I ,

7579) . Zie voor Zinnik in r62o, ARA. , Pap. d'État et de l'A ud., 1 9.472, en voor Luxemburg BL., HS. 40, p. 1 2 .

(5) ACB. I , 4984ter, 9533. 954 r . (7) R KMm., pp. 2 18-rg, § 2 1-32.

(6) ACB. I, 5034, 5040, 8739. (8) ACB. I , goor, p. 53·

Page 351: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VOORRECHTEN. DANKBAARHEID 347

voorwaarden ( r ) . Dit gebruik werd nu ook elders ingevoerd ; te Velp zien we dat de syndicus in 1766 ook een voorbehouden bank gebruikte (2) .

Op alle wijzen toonden de Paters hun dankbaarheid jegens hun Geestelijke Vaders en Moeders. « Wie sal konnen be­schryven, vraagt BERNARDINUS VAN GENT (3) , met wat eene sorghvuldigheyt de geestelycke Vaders ende Moeders van onse Nederduytsche Provincie zyn trachtende, jae dagen en nachten, derve ick seggen, zyn becommert, om wercken van liefde ende van bermhertigheyt te bewysen . . , om de da­ghelyckxsche portie te besorgen . . )) .

We hebben reeds gehoord, dat de syndicus in het klooster wel eens een paar uurtjes aan de rekreatie kwam deelne­men (4) ; en we weten dat de Vlamingen hem gemoedelijk Papa heetten en de Geestelijke Moeder Mameer (5) . Voor deze laatste was er natuurlijk gevaar voor opspraak bij te veelvuldige bezoeken en méér dan ééns werd daartegen ge­waarschuwd (6) .

Als de syndicus ziek werd, gingen de lekebroeders hem soms verplegen (7) . Toen te Brugge in 1791 Joseph Lammers, syndicus en meester van S .-Juliaansgasthuis, overleden was, ging P. Gardiaan er dadelijk op bezoek, om de psalm Miserere te bidden. Twee religieuzen bleven er bij waken tot aan de begrafenis. Toen de overledene naar S.-Andriesparochie werd overgebracht, volgden vier religieuzen de stoet ; evenveel waren er in het Dodenofficie en in de uitvaartsmis. Ook in het klooster werden de Getijden met 9 lessen gezongen en na de lij kdienst in de kloosterkerk werden de Broeders en de vrienden van de overledene aan tafel genodigd (8) .

Te Kortrijk, bij de dood van de eerste syndicus Willem Moerman, hield P. Gardiaan een l ijkrede, wat allen grotelijks stichtte (9) ; te Gent drukten de Kapucijnen in 1759 een treur-

( r ) ACB. I I I , r oo3, p. I 34 · (2) RKV. , p. 54 · (3 ) Korte onderrichting/ie, Op. Git., blz. 4-5 . (4) Dl . I l , blz. 42 .

(5 ) Vgl. b. v. ACB. I , 20. 259 ; 1 1 , 7 296. (6) ACB. l iJ , r oo3, p. r 77, § 9 ; BSN. , HS. 66, p. 228 § 7 · (7) Dl. V, blz. 28o, n. 8. (8) ACB. I , 7497, blz . 46bis.

(9) ACB. I, 4334, § I 3 , p. 5 ; RKK., p. 2 7 .

Page 352: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

348 V. ARMOEDE. 3 · BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

dicht op de dood van hun syndicus, « den staelen man l>, J. B. Stalins ( 1 ) .

3. BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

Armoede in kerk en sakristie . - We weten reeds hoe men in de gebouwen, welke men oprichtte, de armoede on­derhield. Ook het huisraad moest zo eenvoudig mogelijk zijn . In 1640 leest men nog dat men nergens zetels of stoelen mag hebben, met Spaans leer overtrokken, behalve wellicht één voor de predikant in de sakristie (2) .

Het is algemeen aanvaard (en dit steunt op de officiële verklaring van Nicolaus l i l in 1279) dat Minderbroeders als levensstandaard het matige gebruik mogen volgen, zoals burgers uit de middenstand dit gewoon zijn. Natuurlijk mocht men riaarbij rekenschap houden met de wisselende omstan­digheden van tijd en plaats en persoon.

Alle pracht en gezochtheid was altijd uitgesloten. Doch in de kerk en de sakristie was het gevaar groot, overdreven pracht ten toon te spreiden , daar de vrome gelovigen zo gaarne schone en rijke dingen voor de eredienst schonken ; vooral vrouwen toonden zich hierin mild en gaarne stonden ze ringen, kettingen en edelgesteenten af, om er kelken, ciborit:.s en remonstransen uit te vervaardigen (3) .

Hoe de kerk werd gebouwd, hebben we reeds hoger gezien. Pracht bleef er uit gebann.=n ; doch, behalve eigenlijke kunst­werken, zag men hier en daar wel één of andere merkwaardig-

( 1 ) VANDERHAEGHEN, t. I J I, p. 242. (2) ACB. l il , roo6, p. 380, § 4 · (3 ) Dl. V, blz . 193, 208, 2 2 1 . Ook te Kortrijk werd aldus in 1 7 1 8 een schone

remonstrans vervaardigd ( RKK., p. u s ) . Op de wereldtentoonstelling te Luik prijkte in 1905 een prachtige kelk in verguld zilver, door Eernardus van Buvrinnes aan de kerk te Soiron geschonken (Dl. IV, § 625) . Eveneens kon me in 19 10 op de expositie te Brussel de kelk van de kerk te Meldert (OV.) bewonderen, afkomstig van Paschalis van Tielt, uit het klooster te Aalst (P. VAN NUFFEL, A loslum religiosum (Aalst l9 I I) , pp. 23 1-32) .

Page 353: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ARMOEDE IN KERK EN SAKRISTIE 349

heid. Aldus bezat de kapel te S.-Winoks-Bergen in r642 een altaar, dat een Pater met veel geduld geheel uit zeeschelpen had gemaakt. Uit dezelfde grondstof vervaardigde hij eveneens alles wat bij het altaar behoorde (r ) .

In 1595 werd het verboden, voor het altaar wit was te kopen, omdat het ongebleekte goedkoper was ; doch wanneer het ongevraagd werd geschonken, mocht men het aanvaar­den (2) . Zelfs op het altaar was pracht verboden (3) , al ziet men b. v. dat 's-Hertogenbosch een verguld tabernakel be­zat (4) . Om misbruiken te voorkomen, moest P. Provinciaal sedert r6ro en r6r8 te voren grootte en gewicht bepalen van nieuwe kelken en cibories (5) en in 1636 werd zo'n voor­schrift ook op het liturgische gewaad toegepast (6) . Te Arras werd in r62o een rood velum te rijk geoordeeld en het moest worden weggemaakt (7) .

Toen Clemens van Noto in r623 in Vlaanderen vertoefde, schreef hij voor, te schone gewaden aan de weldoeners terug te geven of er arme kerken mee te begunstigen ; ook zou men voortaan geen tabernakels meer aanvaarden van méér dan 200 g. en geen cibories en kelken van méér dan 250 en IOO g. (8) .

In r633 veroordeelde men de tabernakels die niet op het altaar rustten. Borduursel en kantwerk werden eveneens verboden (9) .

Bij de Visitatie van Innocentius van Ca.ltagirone moesten alle zijden ornamenten verwijderd worden ; eveneens de velums met goud en edelgesteenten, de antipendia met bloe­men versierd, zowel als de z. g. « retropendia », die men on-

( 1 ) H. DREXELII, Opera omnia, ed. P. DE Vos, t. I (Antw. 166o), pp. prae­lim. , n. eh. (brief van kanunnik Antonius a Burgundia, uit Brugge, idibus julii 1643 ). De tekst staat eveneens in de uitg. Lugduni 1 647.

(2) ACB. I I I , 1006, p . 23, § 14. (3) D l . I, blz. 269, n . 3 · (4) Dl. I, blz. 366. (5) ACB. III , wo6, pp. 99 § 2, 104 § 59, 156 § 3 · (6) ACE. III , 1006, p . 351 , § 19. (7 ) BL. , HS. 39 . f. 42r. (8) ACE. III , 1006, p . 192, § 28-29. In 1610 bad men alhier als hoogste

prijs voor kelken en cibories de sommen van 120 en 150 g. vastgesteld (ACB. III , 1006, p . 104, § 65) .

(9) Ibid., p . 321 , § 1 .

Page 354: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

350 V. ARMOEDE. 3· BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

langs had ingebracht (1) . Na het vertrek van P. Generaal, wellicht volgens zijn verlangens, lieten de Walen te Hoei een tabernakel en te Douai een kelk verwijderen, die beide te schoon waren ; van de kelk werden er twee meer eenvoudige vervaardigd. Te Namen en te Dinant werden kleine cibories praktischer en schoner gemaakt (2) .

In 1685 bezat de sakristie te Ántwerpen zoveel versieringen, dat men er bij voorkomende gelegenheid ook kon uitlenen (3) . Te Luxemburg had men in 1728 vier kelken, die van de zieken­kapel meegerekend (4) . Gewoonlijk mocht men er één méér hebben dan er altaren beschikbaar waren (5) .

Te Rome verbood men in 1650 alles wat goud of zilver, verguld of verzilverd was (6) . We weten dat Fortunatus van Cadare daarom te Brussel in 1654 enkele kostbaarheden liet wegnemen (7) . Ook Stephanus van Cesena vond in 1674 alhier veel borduurwerk en gouden en zilveren versiersels. Hij begreep dat men dit later moeilijk kon verwijderen, maar streng verbood hij nog dergelijke gezochtheden te aanvaar­den (8) . Herhaaldelijk moest men daar nog op terugkomen in 1695 (g) , 1702 (10) , 1704 (n) , 1730 (12) en 1752 (13) . Maar deze ontwikkelingsgang was niet tegen te houden. Uit eerbied voor de Eucharistie verlangden de gelovigen méér pracht in de kerk en bij die algemene drang moesten de Paters zich wel neerleggen.

Enkele religieuzen betreurden echter deze ontwikkeling. Onder hen ontmoeten we de geweldige Bruno van Limburg,

( 1 ) Ibid., p. 439, § 6-8. Retropendia zijn retabels die los bij de grote feest­dagen op het altaar werden geplaatst en waartegen ook van elders bezwaar werd gemaakt.

(2) BL., HS. 39, f. 62r.-v. (3) ED. GEUDENS, Het hoofdambacht der Meerseniers (Antw. 1 891 ) , blz. 153 · (4) BL., HS. 40, p. 1 5 . (5) ACB. III , 1006, p. 635, § I . (6) AOMC., t . VI, 1 890, p . 305, § 53 · (7) Dl . V, blz. 44, 48. (8) ACB. ÜI, 1 006, p. 675k-1•

(9) BL., HS. 39, f. 2 1 5r.-v. ; ACB. l i l , 1007, p. 128, § 3 · ( 10) BL., H S . 39, f . 245v. ( I I ) ACB. U I , 1 003, p. 1 9, § 2 r ; allerlei mistoestanden worden hier opge­

somd, doch zonder de steden aan te duiden waar ze voorkwamen ; vgl. nog

PP· 33, 48, 49· (12) ACB. I I I , r oo7, p. 128, § 3 · ( 1 3) ACB. III , 1008, p. 63, § 5·

Page 355: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

ARMOEDE IN KERK EN SAKRISTIE 351

die omstreeks 1726-27 te Namen, onder voorwendsel van ijver voor de armoede, het schoonste gewaad in de sakristie verscheurde en in stukken sneed en de rijkste kelk oneerbiedig op een vuilnishoop wierp. Aldus kende hij zich zelf een recht toe dat zelfs aan de Oversten niet toekwam; hij handelde als eigenaar, wat regelrecht tegen de gelofte van armoede indruist . Ook werd hij streng bestraft en hij eindigde met naar de Rekellekten over te gaan ( r ) .

Voor het klooster te Luxemburg werden in 1730 te Parijs twee kazuifels vervaardigd, waarvoor men 30 kronen betaalde. De hogere Oversten vonden ze echter te schoon, omdat de éne uit damast en de andere uit zijde en geitenhaar geweven was. Men trachtte ze weer te verkopen en in hun plaats werden er te Bergen twee witte gemaakt, uit eenvoudig kamelot (2) . Te dien tijde was dit bij de Kapucijnen de gewone grondstof voor liturgisch gewaad ; daaronder verstaat men een soort van grove wol. Doch in 1741 kon men deze stof noch te Rijsel noch te Brussel vinden, zodat men zich te Bergen van fluweel bediende (3) . Geleidelijk werd ook méér zijde gebruikt en in 1761 eiste het Kapittel enkel dat het gewaad niet uit zuivere zijde zou worden vervaardigd (4) .

Toen Paulus van Colindres in 1765 het land bezocht, ver­bood hij bij Walen en Vlamingen iets nieuws te laten maken voor méér dan ro g. zonder geschreven verlof van P. Provin­ciaal ; en zo het méér dan 50 g. kostte, moest heel het Defini­torium het eerst goedkeuren (5) . Bij de Vlamingen was hij zo streng, dat hij alles waar verguldsel op voorkwam liet verwijderen of overschilderen (6) ; te Brugge o. a. werden rijke gewaden aldus met olieverf onherstelbaar geschonden, om uiterlijk de schijn van armoede te redden (7) !

In de volgende jaren ziet men nog wel het gebruik van zijde en fluweel afkeuren (8) ; men moest het verbod ten min-

( 1 ) ÉF., t. XLVII, 1 935, pp. 2 1 5-20. (2) BL., HS. 40, pp. 6o-6r . (3) ACB. I, 2 1 .500, p. 76. (4) ACB. I I I , 1 008, p. I I I , § I r . (5) ACB. I I I , r oo3 , pp. 402-03, § 4 ; r oo8, p . 132 . (6) ACB. I II , 1008, pp. 1 28-29. (7) ACB. I , 7497, p. 93. In 1 769 werden ornamenten en relikwiehouders

weer overschilderd (I bid., p. 95) . (8) BSN., HS. 66, p . 183.

Page 356: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

352 V. ARMOEDE. 3· BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

ste bij het kopen of aanvaarden van nieuw gewaad onderhou­den (r ) . Anderzijds werd in 1769-70 te Armentiers het taber­nakel nog verguld (2) en in de verslapte Luiker Provincie kreeg men zelfs vergulde predikstoelen ; de biechtstoelen waren er zo schoon, dat men, volgens een vrijdenker, lust zou gekregen hebben om te biechten, alhoewel men er vroeger nooit aan had gedacht (3) .

Het nodige voor de sakristie . - Wanneer er sprake is van giften en legaten, komt de sakristie dikwijls het eerst in aanmerking voor was, olie en wijn ; ook het reinigen en verstellen van het linnen eist van de Paters veel zorg en kommer.

Was kon men over het algemeen het gemakkelijkste krijgen. Wanneer het niet ongevraagd binnenkwam, hield men omha­lingen bij de bevolking, vooral omstreeks Lichtmis, terwijl elders de openbar� besturen er voor instonden (4) . De verschil­lende kloosters hielpen elkaar overigens broederlijk ; zo weten we b. v. dat Ieper en Kortrijk Menen ten dele van het nodige voorzagen (5) . Te Antwerpen werden in de kerk met Lichtmis waskaarsen geofferd (6) .

Enkele milde weldoeners schonken regelmatig olie voor de godslamp. Elders stond het stadsbestuur er voor in ; dit werd b. v. te Stavelot in r66o toegestaan (7) , en later toonden de Benediktijnen hierin hun mildheid.

In grotere steden, waar rijke mensen woonden, was het gemakkelijk om aan miswijn te komen en het was niet onge­woon dat men er ook bedelde. In kleinere plaatsen ontmoette men méér moeilijkheden ; dan moesten de openbare besturen

{ 1 ) ACB. I I I , 1008, p. 234, § 10. {2) Dl. I I , blz. 126, n. 3 · {3) Dl. I I , blz. 256. (4) In 17 I I -12 schonk de stad Douai 6o pond kaarsen ([DEHAISNES-LE­

PREUX-BRASSART] Op. Cit., p. 75) . Te Gent goten de Kapucijnen in 1686 zelf kaarsen (V. VANDER HAEGHEN, Invent. des archives de la vitte de Gand. Éta­bliss. relig. (Gand 1 887), pp. 141 -42.

{5) Dl . I , blz . 348 . (6) ACB. I, 7259 ; A nnuarium prov. SS. Trinitatis, fase. I I {Bruxellis

[ 1871]) , pp. 76-77. {7) RKSt., p. 62.

Page 357: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TWIST TE OUDENAARDE 353

de Paters veelal van het nodige voorzien, zoals te Menen (r ) , Aalst (2) en Eupen gebeurde. In deze laatste plaats werd deze gunst , wegens moeilijkheden, in 1734 ingetrokken, doch spoedig kwam alles weer in orde (3) . Te Aat werd de miswijn door de stad betaald ; en te Edingen schonken de Arenherg's wijn, was en olie (4) .

Twist te Oudenaarde. - Te Oudenaarde gaf de kwestie van de miswijn aanleiding tot een twist met de Jezuïeten, die anderhalve eeuw lang herhaaldelijk herbegon. Toen de Kapucijnen zich in de stad kwamen vestigen, schonk de Ko­ning en de Bisschop hun het inkomen van de Lazerij (5) . Daarvan benutten ze inderdaad ongeveer 6ooo g . De schen­king was gedaan zonder beperking van bedrag of van duur. Niettemin, wanneer het klooster voltooid was, meenden de Paters dit vaste inkomen niet langer te mogen behouden (6). In r6r8 besloot de stad hen uit dit bezit met olie, was en wijn te voorzien, zo de gewone aalmoezen daartoe onvoldoende waren (7) . Nu werden de inkomsten van de Lazerij in r623 aan de Jezuïeten geschonken, met de opdracht om de Kapu­cijnen jaarlijks olie, was en wijn te bezorgen (8) . Reeds in 1626 weigerde de Sociëteit echter te betalen, waarop de stad verbood hun het gewone jaargeld van rooo g. uit te keren (g) . Op verzoek van Sirnon van Oudenaarde, beloofde de magis­traat op r6 Januari r627 verder nog de onkosten van de sa­kristie te blijven betalen (ro) . De Jezuïeten bleven echter wei­geren ( r r ) , zodat P. Gardiaan bij de Raad van Financiën in

( r ) Dl. I, blz. 348. (2) Dl. V, blz. 272. (3) Dl. 1 1, blz. 190. Om de religieuzen gerust te stellen schrijft ACB. Ill,

5008, f. 25r. , § 29, dat men voor de H. Mis ook Spaanse en Rijnse wijn mag gebruiken, alhoewel deze soorten niet gans zuiver zijn .

(4 ) GA. , AD. 36 (vroeger A. IV, 25) . (5 ) L. VAN LERBERGHE en J . RONSSE, A udenaerdsche mengelingen, Dl. I

(Audenaerde 1845) , blz. 294. (6) Dl. I, blz. 352 . (7) ACB. I , 6999 ; VAN LERBERGHE en RoNSSE, Loc. Cit., blz . 296. (8) ACB. I, 7003-05. Hoe hoog deze kosten in 1622 beliepen, kan men zien

ACB. I , 7002. (9) ACB. I, 7006. ( ro) ACB. I, 7007. (u ) ACB. I, 7008.

Page 358: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

354 V. ARMOEDE. 3· BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

beroep ging (r ) . Deze won het advies van het stadsbestuur in (2) en dit was helemaal ten gunste van de Kapucijnen. Op ro December 1627 werd dan voor de notaris een nieuw akkoord tussen het stadsbestuur en de Sociëteit gesloten (3) . De last om het nodige voor de sakristie te leveren werd ge­handhaafd, doch er werd een uitzondering gemaakt voor buitengewone plechtigheden in de kerk : heilig- of zaligver­klaringen, processies enz.

Nu was de vrede hersteld. Doch in r655 begonnen de moei­lijkheden opnieuw. De Jezuïeten werkten bij het stadsbestuur om van de last te worden ontslagen ; doch dadelijk, op 24 Mei 1655, namen verscheidene notabelen het voor de Kapu­cijnen op, in een stuk door Lucas Stalins, Joos de Bleeckere, Franciscus de Moor, G. de Windele, Stephanus Heyndrickx, F. van den Wostyne, Pieter van Clevens, Pieter Pycke en Joos Bloegaert ondertekend (4) . De Gardiaan Stanislans van Oudenaarde lichtte dadelijk zijn Oversten in (5) . De burge­meester trok partij voor de Jezuïeten, die ééns voor altijd een (overigens ontoereikend) kapitaal wilden storten. Weer op 27 Mei liepen de Kapucijnen bij de Sociëteit een weigering op (6) . Daarop besloten ze in hun kerk geen mis meer te lezen, maar het in andere kerken te gaan doen (7) ; slechts voor de konventuele mis werd een uitzondering gemaakt (8) . N a lange besprekingen en hoge tussenkomsten, ook vanwege de Hogeschool te Leuven wier advies men had ingewonnen (g) , gebood het stadsbestuur op 4 Juni dat de Jezuïeten hun plicht moesten naleven (ro) . In r664 meende Marcus Antonius van Carpenedolo zich eveneens de zaak te moeten aantrekken (n) , en drie jaar later vond zijn opvolger, Fortunatus van Cadore, dat er hier van een legaat sprake was, dat men moest

( 1 ) ACB. I, 7009-10. (3) ACB. I , 701 3 . (5) ACB. I , 8683-84. (7) ACB. I, 4819-20. (9) ACB. I, 4865bis.

(2) ACB. I, 70I I - I2 . (4) ACB. I , 7016. (6) ACB. I, 7016bis. (8) ACB. I, 8686.

( 10) ACB. I, 4819-28, 7or8-25, 7713, 8683-88. De meeste van deze stukken berustten vroeger ook in afschrift in het stadsarchief te Oostende, 582-3, CCLXXXVIII , D.

(u) ACB. I , 7728-30.

Page 359: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TWIST TE OUDENAARDE. HET SAKRISTIELINNEN 355

weigeren ( 1 ) . P. Provinciaal, Patricius van Hazebroek, liet hem echter eerbiedig opmerken, dat te Oudenaarde slechts drie huishoudens wijn in hun kelder hadden. De verplichting die op de Jezuïeten rustte, kwam eigenlijk de stad ten goede, daar deze anders zelf miswijn had moeten bezor­gen (2) . Ook de hogere Oversten van de Jezuïetenorde stelden een onderzoek aangaande de aangelegenheid in (3) . Bij een nieuw konflikt in 1705 besliste Brussel eindelijk dat de So­ciëteit jaarlijks go pond witte was, 100 loten wijn en 50 potten olie moest leveren (4) . Niettegenstaande een nieuw misver­stand in 1752 (5) , bleef deze bepaling van kracht tot aan de opheffing der Jezuïetenorde. Daarna moesten de Kapucijnen herhaaldelijk te Brussel aandringen, om hun gerief te krijgen. In 1774 ontvingen ze toch 8o en 20 g. , in 1775 190 en 50 en in 1778 200. Doch toen de goederen der Lazerij daarna ver­kocht waren, was er geen middel meer om nog iets te beko­men (6) .

Het sakristielinnen . - Enkele sakristieën , b. v. die van Spa (7) , hadden de reputatie rijk te zijn aan allerlei zilverwerk, liturgisch gewaad en zelfs schilderstukken. Voor veel kloosters hebben we elders reeds herhaaldelijk milde schenkingen ver­meld. In 1715 gaf de moeder van Bonaventura van Luxem­burg, ter gelegenheid van zijn eerste mis, in zijn geboortestad een prachtige witte kazuifel, met velum en bursa, een fijne albe en een paar liturgische pantoffels. Voor dezelfde sakristie schonk majoor Wetzier in 1726 eveneens een groen taber­nakelvelum, met gouden bloemen doorzaaid (8) .

( I } ACE. I. 4919. (2) ACB. I , 4920. (3) Vgl. BCRH., séric V, t. 11, 1 892, p. 169. (4) ACB. I , 5858 ; E. VANDERSTRAETEN, Recherches su.r les communautés

1'elig . . . à A udenarde, t. I (Audenarde z 8s8) , pp. 109-I o ; Messa.ger des sciences hist. , 1864, pp. 482-84.

(5) ACB. I, 5s57-6o .

. (6) VANDERSTRAETEN, Loc. Git. Hierover berustte wederom een groot dos­Sier te Oostende, Ibid., M.

(7) F. X. GEORGES. Notice hist. sur la paroisse de Spa (Nouv. éd. (Rernou­champs) 1934). pp. 7-9·

(8) BL., HS. 40, p. 14 . .

Page 360: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

356 V. ARMOEDE. 3· BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

Een sakristie heeft echter nog andere behoeften. Een grote bekommernis bleef vroeger het wassen en verstellen van het liturgische gewaad. Meestal belastten Zusters zich met deze zorg, zoals we voor veel kloosters vernemen (r ) ; elders werd. deze grote dienst aan de Paters door godvruchtige dames of juffrouwen bewezen, o. a. te Brussel, Den Bosch, Maas­tricht enz.

Te Kortrijk waren het zowel wereldlijke vrouwen als Be­gijnen. In het begin werd te Luxemburg alles gaarne door dames uit de rijkste families verzorgd ; maar later was dit niet meer mogelijk ; gelukkig namen de Zusters van de << Kon­gregatie » dan de taak over en wél helemaal gratis.

In veel plaatsen belastten dezelfde Zusters of wereldlijke vrouwen zich eveneens met het linnen van de kommuniteit ; aldus te Brussel, Mechelen, Maastricht, Den Bosch, Kortrijk, S.-Truiden enz. Ook te Antwerpen was de toestand dezelfde ; de Apostolinen, Kapucinessen, Begijnen en wereldlijke dames belastten zich met deze zorg ( 2) .

Er waren kloosters waar dit werk moest betaald worden ; aldus vindt men in het archief van Velp enkele rekeningen, uit de jaren 1784-92 (3) . Te Brussel kregen de Birgittinessen als vergoeding regelmatig predikanten uit de Orde, zoals ook elders gebeurde ; doch in r68o verbraken ze het akkoord en namen liever een andere predikant (4) . Erger was het te Gel­dern, waar de Franciskanessen van Hüls voor deze zorg wel werden vergoed (5) , doch in 1772 het werk niet meer wilden verrichten. Met de steun van de Roermondse Bisschop Ke­rens (een gewezen Jezuïet, die de Kapucijnen niet genegen

( r ) De Zusters van S.-Niklaasberg te Aarschot (DL V, blz. 163), deze uit Wevelgem te Menen (DL I , blz. 349), de Penitenten te Veurne (DL V, blz. 3 14), de Kapucinessen te Bergen (SAM., Capucines Mans, Regître des entrées, 33• décès) . de Annuntiaten te Leuven (Dl. I , blz. 338-39), Begijnen en anderen te S.-Truiden (Dl. I , blz. 370) . de Begijnen, de Zusters van Terzieken en van Walem bij Mechelen (Dl. I , blz. 346 ; FL., DL XVII , 1934. blz. 3 1 5) , de Zusters van Nazareth en van Hüls te Geldern (Dl. V, blz. 406-07) , de Wittevrouwen te Tienen (DL I, blz. 1 5 1 ) , de Zusters van het H. Graf te Luik (Dl. I I I, blz. 203,

n. 2) enz. (2) ACB. I, 7280, pp. 64, 8o ; vgl. 1 22 . (3) Mappen Varia (thans ACH.) . (4) ACB. I , 7920, p . 19. (5) Dl. V, blz. 406-07.

Page 361: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HET SAKRISTIELINNEN. EEN WERK VOOR ARME KERKEN 357

was) , zochten ze het oude akkoord te verbreken, terwijl de Geestelijke Vader en Moeder hun recht langs juridische weg meenden te moeten verdedigen. Toen de Zusters een gunstige minnelijke schikking voorstelden, verlangde P. Provinciaal dat men deze regeling zou aanvaarden. Bij de bevolking wekte het konflikt overigens opspraak (1 ) en reeds op 18 Januari 1772 had Erhardus van Radkersburg aan zijn ontstemming over de aangelegenheid lucht gegeven (2) . Doch de Gardiaan, Matemus van Bergloon, steunde de syndicus in zijn onhan­delbare houding (3) , vertrouwend op enkele gunstige adviezen, die men van een paar rechtsgeleerden had weten te verkrij­gen (4) . Het proces ging dus door, doch de Kapucijnen ver­loren het (5) ; voortaan moest de Geestelijke Moeder voor het linnenwassen zorgen.

Een werk voor arme kerken ( 1 750-52) . - Hier durven we de naam van Liturgische Naaikrans niet gebruiken, daar er van geen samenwerking sprake schijnt te zijn en er waar­schijnlijk slechts één brave ziel bij het werk betrokken was ; doch hierover, zowel als over heel de vrome onderneming, vernemen we weinig. We weten toch dat het klooster te Maas­eik in 1752 uit Antwerpen zes alben kreeg en twee kazui­fels (6) . Reeds in 1750 ontving Meersel eveneens uit dezelfde stad, van een onbekende weldoenster, een prachtig wit ka­zuifel , met een blauw gebloemd damasten kruis er op ; ook een schone albe en ander liturgisch gewaad (7) . Wallonië werd evenmin vergeten. Op rg Oktober 1752 bracht de Ant­werpse bode, Jaak van der Meeren, bij Lambertus van Mar­tilly, Gardiaan te Bergen, een kist met twee nieuwe kazuifels, een wit en een rood, uit prachtig gebloemde Engelse stof, elk voorzien van een kruis in fluweel. De kist bevatte nog een paar stolen, manipels en kelkvelums, alles uit dezelfde stof, alsmede twee nieuwe alben (met een kant van drie vingers breed) , amikten, palla's, bursa's, korporalen, 3 vingerdoekjes

( 1 ) ACB. I , 20.200, p. 73· (2) ACB. I , 6056, 6058. (3) ACB. I, 6057, 6059, 6o6r -63. (4) ACB. I , 20.223-25. (5) ACB. I , 20.200, p. 39 ; l i l , 1008, p . r 84 . (6) Dl . V, blz. 426. (7) ACB. I, goor , blz. 44·

Page 362: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

358 V. ARMOEDE. 3· BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

(met kant omzoomd) , 3 kelkdoekjes en 3 singels. Daarbij was een briefje in het Nederlands, om aan P. Gardiaan de zending mede te delen en voor de on bekende gever een kort antwoord te vragen, met de lijst van alles wat men had ont­vangen. In het postscriptum werd het adres aangegeven van de Wwe Regemorter, recht tegenover het Begijnhof te Ant­werpen , aan wie men het antwoord kon sturen. Méér werd niet medegedeeld. Maar later wist de bode te vertellen, dat de brief van P. Gardiaan op de bestemming veel genoegen had gedaan, doch dat het nutteloos was naar de herkomst te informeren, daar de weldoener onbekend wenste te blijven. De Antwerpse Gardiaan, Theodorus van S.-Truiden, had op 14 Oktober 1752 in het Nederlands het vereiste briefje ge­schreven, ondertekend en verzegeld, om vrije doortocht naar Bergen te bekomen.

Hetzelfde jaar bracht dezelfde bode te Bergen nog een tweede kist , eveneens uit Antwerpen, weer met twee nieuwe kazuifels. Er was er een purper, met gegaufreerd fluwelen kruis, kelkvelum, stool en manipel. Een zwart kazuifel was vergezeld van een velum, 2 palla's, 2 bursa's met korporalen (met kant omzoomd) , 3 singels, 4 kelk- en 2 vingerdoekjes en eindelijk een prachtige albe met kanten zoom. Weer was daar een Nederlands briefje bij . De verzender wenste P . Gar­diaan een zalige Advent, met rijke genaden bij het aanstaande Kerstfeest. Hij vroeg, de zaak niet ruchtbaar te maken, daar God alleen de gever hoefde te kennen. In het Frans volgde nog een verzoek om antwoord (Antwerpen 2 December 1752) .

De Gardiaan van Bergen antwoordde met een lief briefje ; in het kloosterarchief verzocht hij zijn opvolgers, steeds de naamloze weldoener in de gebeden van zijn onderdanen aan te bevelen, daar het gesellonkene wel roo kronen waard was. Eén of andere Pater vermoedde dat het hier wellicht een restitutie gold ; doch P. Gardiaan vernam spoedig dat zulks niet waar was ; de gift kwam van een vrome vrouw en de Overste vernam zelfs haar naam, met verbod om hem aan iemand mede te delen ( r ) .

( I ) ACB. I , 2 I .SOO, p . 79·

Page 363: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

EEN WERK VOOR ARME KERKEN. FUND A TIES EN RENTEN 359

We kennen hem bijgevolg niet. De Wwe Regemorter, die voor de briefwisseling als tussenpersoon dient, zal niet méér zijn dan een vriendin van de vrome geefster. Voorzeker werden nog andere kerken aldus begiftigd. Doch daar de Kapucijnen bij voorkeur bedacht werden en de Antwerpse Gardiaan de verzending deed, moest de weldoenster nauw met het klooster uit de Scheldestad in verbinding staan. En hier denken we vanzelf aan de Geestelijke Moeder, Magdalena Teresia de Pieters, die een fundatie deed voor de sakristie te Meersel (r ) , te Antwerpen een nieuw kerkportaal bekostigde (2) en in h,=tzelfde klooster een mooie kamer naast de spreekkamers bouwde, om er rustig het sakristielinnen te herstellen (3) . Het kloosterarchief noemt haar een grote weldoenster van heel de Provincie.

Fundaties en renten voor de sakristie . - In gewone omstandigheden moeten de Kapucijnen leven zonder tot geld hun toevlucht te nemen. Mensen die willen helpen en steunen zijn dus op giften in natura aangewezen. Feitelijk was het in de Nederlanden overal mogelijk aldus in zijn levens­onderhoud te voorzien. Men verneemt wel dat het in den beginne in enkele Waalse kloosters heel moeilijk was om het nodige te vinden (4) ; doch overal kwam dit geleidelijk in orde en zelfs had men op veel plaatsen eerder overvloed.

Geldgebruik en geldbewaring was en bleef verboden. Wel is er een streven om onderscheid te maken tussen kerk of sakristie en het e igenlijke klooster. Zo mag men in 1641 te Tervuren in de sakristie geld bewaren, totdat men het nodig heeft (5) ; ook te Verviers en elders ziet men aldus geld, dat aan leken toebehoort, in de sakristie in veiligheid brengen.

Nu zal men er ook .toe komen, volgens oude pauselijke ver-

(r) Dl. V, blz. 195 . (2) Dl. V, blz. 24 . (3) Dl . V, blz. 30 . Te Malmedy werkten verschillende Derdeordelingen

eveneens voor de sakristie (Etend. Franc. , t. XLVII, 1946, p. 256 ; t. XL VIII, 1947. p. 2) .

(4) B. v. te Merville (Dl . I , blz. 388), Orchies (Dl . I , blz. 396). S.-Omaars (Dl. I, blz. 390), Valenciennes (Dl. I, blz. 397) en Doornik (Dl. I, blz. r r 2) .

(5) Dl. V, blz. 126-27.

Page 364: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

360 V. ARMOEDE. 3· BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

gunningen voor de Minderbroeders in het algemeen, renten te aanvaarden voor de behoeften van de sakristie, alhoewel men dit voor het klooster niet duldt . Men heeft geschre­ven (r ) , dat de familie Curtius te Luik r6o Brabantse guldens legateerde, om de kloosterkerk aldaar te onderhouden ; doch verdere gegevens ontbreken en we weten niet of hierin, zoals ook elders gebeurde, niet één of ander middel gebruikt werd, om onrechtstreeks het gezochte doel te bereiken, zonder gel­dende voorschriften te overtreden.

De eerste gevallen waarin men inderdaad een rente voor de sakristie ziet aanvaarden, betreffen Luik en Maubeuge. In r655 vermaakte een inwoner van Beaufort een legaat aan dit laatste klooster en een deel daarvan moest op rente worden uitgezet om olie voor de godslamp te bekostigen ; er was immers weinig kans in dit kleine stadje gemakkelijk het nodige te kunnen vinden (2) . Nergens wordt gezegd dat men het legaat heeft geweigerd. Reeds in r645 of nog vroeger hadden te Luik Idelette Ramelot en Élisabeth en Marie Mostardy dergelijke fundatie gedaan. Het linnen van klooster en sa­kristie zou onderhouden worden door vier meisjes, die een soort Begijnhof zouden vormen, met vast reglement. Doch op 14 April r692 droeg de syndicus Jean Uten daarvoor de rente van 50 g. over aan de Penitenten of Grijze Zusters buiten de Hocheporte (3) .

Maar in r662 veroordeelde het Generaal Kapittel uitdruk­kelijk alle eeuwigdurende fundaties voor olie en wijn, met gebod om er zich dadelijk van te ontdoen waar dit misbruik was ingeslopen (4) . In r667 gaf Fortunatus van Cadare wel toe, dat zo'n legaten voor de sakristie niet verboden waren, doch nimmer hadden de Kapucijnen er aanvaard ; daarom wilde hij dat men te Oudenaarde eveneens zijn rechten ten opzichte van de Jezuïeten zou verzaken (5) ; doch we hebben reeds gezien, dat het hier een ander geval gold .

Op een andere wijze wist men soms zijn plan te bereiken.

( I ) GOBERT, t. I l , p. 2 75, n. 6. (3) SAL., § Capuc. Liège, I . (S) ACB. I , 49 I9.

(z) BL., HS. 39 , f . 7 I r. (4) ACB. I I I , 6024, p. I I .

Page 365: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

FUNDATIES EN RENTEN VOOR DE SAKRISTIE 361

Bij zijn professie schonk Zacharias van Hasselt in 1649 aan de Grauwzusters van S.-Barbaradal te Hasselt rooo g. , met de verplichting om ten eeuwigen dage het linnen van de Ka­pucijnen te wassen ; en dit werd aanvaard. Tot hetzelfde doel schonk het Begijntje Maria Otten jaarlijks 24 g. en in haar testament van r655 nog so g. per jaar, om dit linnen niet enkel te wassen , maar ook te herstellen. Later vonden de Zusters de last echter te zwaar, te méér daar er toen méér Kapucijnen te Hasselt woonden dan vroeger (r ) .

Te Zinnik zien we Matthias Brunebarbe op 28 Juni r667 een rente stichten ten voordele van Jacques Overleau ; na het overlijden van deze laatste en zijn vrouw Françoise Lefort , moest het geld dienen voor de olie van de godslamp bij de Kapucijnen (2) .

Te Douai werd op 26 April r667 door de drie dochters van Venant Bernard en Liévine Baucl1et in de Rue d'Arras het « Hópital de la Trinité >> gesticht voor drie eerzan1e doch­ters, die het altaarlinnen der Kapucijnen moesten wassen ; en op 23 Augustus keurden de schepenen de stichting goed (3) .

Griffier Petit (t 17II ) , die te Bergen 40 jaar lang syndicus was geweest , schonk bij testament ieder jaar 200 pond voor miswijn en andere behoeften der sakristie, doch op voorwaarde dat men een eeuwigdurende j aargetijde voor hem zou houden, dat iedere priester der Provincie een mis zou lezen en iedere Broeder een rozenhoedje bidden. Het Waalse Definitorium kon de blijvende last echter niet aanvaarden. De boedelhe­redderaars begrepen zijn standpunt en daar de Paters hun plicht deden, zegden ze, zouden zij evenmin in gebreke blijven. Jaarlijks vroegen ze in de plaats een jaargetijde en schonken dan telkens 5 kronen voor een rekreatie (4) .

Op deze oplossing viel niets te zeggen. Doch nu werden geleidelij k ook echte eeuwigdurende fundaties aanvaard, zoowel in Vlaanderen als in Wallonië, gelijk we in Dl. II en V

( 1 ) Bolderberg ( Kermt), Kerkarchief, oudste doopregister, initio. (2) ARA., Rekenkamer, 46.646. (3) Douai, Archives commun. , GG, layette 164. fonds des cap1te. (stukken

aangaande de familie Bernard) . (4) ACB . I , 2 1 .500, p . 19 .

Page 366: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

362 V. ARMOEDE. 3· BEHOEFTEN VAN DE SAKRISTIE

herhaaldelijk vernomen hebben (1) . In 1704 werd in het Memoriale perenne van ANGELICUS VAN WoLFACH tegen deze talrijke en overvloedige bronnen van inkomsten wel bezwaar gemaakt, doch de toestand bleef zoals hij was (2) . In de XVIIIe eeuw kwamen er integendeel bij de Walen zowel als bij de Vlamingen nog altijd bij (3) ; in 1754 bestond dit gebruik in alle Waalse kloosters, zonder uitzondering (4) . Bij de Vlamingen bleven nog tamelijk veel huizen, tot het einde toe, zonder dergelijk inkomen ; dit was meestal het geval in de Westelijke uithoek van de Provincie . Te Burburg bezat men echter wél een rente en in zo'n klein stadje was het voor­zeker moeilijk om anders steeds het nodige te vinden. Doch ook te Gent, Brussel en elders, waar nochtans aalmoezen ge­noeg binnenstroomden, werd dit vaste inkomen niet ver­smaad, alhoewel enkelen er scrupules over hadden (5) .

Te Malmedy, in de Luikse Provincie, had men fundaties aangenomen, waarvoor het geld in de j aren 1772-93 regelmatig werd uitbetaald (6) . Te Aarschot hadden de Vlamingen de zaken echter aldus geregeld, dat jaarlijkse giften voor de sakristie liever door het storten van het kapitaal werden vervangen (7) .

(r ) Zie nog voor Bergen, ACE. I, 2 I .5oo, pp. 82, 88-91 , r 6 1 . (2) ACE. I I I , r oo3, p . 19, § 23. (3 ) Zie voor Gent RKG., blz. 59-60 ; voor Zinnik : L. DEVILLERS, Notice

sur le dépót des archives de l'État à Mans (Mans 1 871 ) . p. 401 . (4) BSN., HS. 67, f . 68v. Te Bergen was geld voor d e sakristie uitgezet op

de steenweg Leuze-Ronse (ACE. I , 2 r .soo, tussen pp. 86 en 87) . Te Namen hadden Marie Martine Rigau (Wwe Philippe Bourtonbourt) en Jeanne Paucot in 1 726-27 dergelijke stichtingen gedaan (SAN., register Fondations, Comptes 1 725- 1 795, f. 5, 8, ro, 15) . Te Charleroi deed de stichter van de kerk een fundatie voor olie en wijn (GA. , AD. 36 ; vroeger A.IV.25) . Te Spa had men er eveneens een voor olie (SAL. , Vitte de Spa. Église, Capucins, no 23).

(5) Dl. V, blz. 380, n. 1 r .

(6) Folklore Stavelot-Malmédy, t . XV, 195 1 , p . 32 . ( 7 ) Dl . V, blz. r64 .

Page 367: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

4. GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

Armoede op de cellen . - We weten reeds hoe eenvoudig de cellen waren ingericht en van meubels voorzien. Om te beletten dat er iets overtolligs zou worden bewaard, tot eigen gebruik of om het aan vrienden en weldoeners weg te schen­ken, moest alles door de Oversten regelmatig worden nage­zien ; daarbij werden veelal zaken verwijderd, die men niet nodig had. Daarin bestond wat men Expropriatio of Ontei­gening heette ( r ) . In andere Provincies werd dit door P. Provinciaal tijdens de Visitatie gedaan en dit was de opvat­ting van de Generale Voorschriften. Doch in Nederland kwam dit recht ook aan de plaatselijke Oversten toe en het Kapittel van 1595 klaagt er over (2) , dat sommigen zich hierin te streng tonen en zelfs zaken verwijderen die P. Provinciaal in een speciaal geval aan de onderdanen wel degelijk heeft toege­staan ; nog erger is het , dat P. Gardiaan deze zaken soms tot eigen gebruik benut, wat natuurlijk opspraak moet wek­ken. In r6r3 schreef het Provinciaal Kapittel voor (3) , dat P. Gardiaan ten minste elke 2 maanden de cellen moest nazien en het overtollige wegnemen ; de religieuzen dienden overigens zelf hun al hun gerief te tonen. Wanneer ze van klooster ver­anderden, mochten ze niets meenemen zonder speciaal verlof en zonder het aan de Oversten van het oude en het nieuwe klooster te hebben laten zien ; dit gold ook voor zaken die ze enkel in bruikleen hadden.

Bij de splitsing van de Provincie in r6r6 besliste Honoratus van Parijs dat alleen P. Provinciaal bevoegd was om dergelijke onteigeningen te doen, niet de plaatselijke Oversten (4) . Doch in r6z8 wilde het Vlaamse Kapittel niettemin dat P. Gardiaan nu en dan de cellen bezocht, om er het overtollige weg te nemen (5) .

( r ) ACB. l i l , 5008, f. 92v., § 1 7 . (3) I bid., p. 1 23-24, § 2 . ( s ) Ibid., p . 24, 5 ·

(2) ACB. 1 1 1 , r ooó, p. 24, § 2 r . (4) Ibid. , p. 135, § 50.

Page 368: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

364 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJ K LEVEN

Bij de Walen vernemen we niet dat de plaatselijke Overste dergelijk recht had ; doch in 1650-58 eiste het Kapittel dat P. Provinciaal bij de Visitatie alle kostbare en gezochte dingen, die als cadeaux moesten dienen, ongenadig moest aanslaan (1 ) . Ook bij de Vlamingen werd dit voortaan geleidelijk alleen door P. Provinciaal gedaan. Men werd overigens veel soepeler in het toelaten van wat men vroeger als overtollig zou hebben gebrandmerkt. In de jaren 1739-52 was het nog de gewoonte dat P. Gardiaan één- of tweemaal per jaar met twee oudere religieuzen alle cellen bezocht , om te zien of iemand misschien te veel dekens had die elders wellicht méér nodig waren (2) . Toen het gebruik ingevoerd was om de celdeuren te sluiten, kon P. Gardiaan toch overal binnen, doch van zijn recht schijnt hij verder geen gebruik meer te hebben gemaakt . Ook bij de opheffing der kloosters vond men op de cellen allerlei praktisch gerief, waarvan de aanwezigheid vroeger ondenkbaar zou zijn geweest.

Geen persoonlijk bezit . - In het klooster zorgt P. Gar­diaan voor al het nodige. Van de Oversten krijgen de onder­danen eten en kleding, een brevier, een regelboekje , een ro­zenkrans enz. ; zo'n dingen, zomin als relikwieën die ze wellicht hier of daar hebben gekregen, mogen ze aan malkaar niet wegschenken noch verwisselen (3) . Over tijdelijke zaken mo­gen ze niet beschikken, noch geschenken aan vrienden of familieleden weggeven. In 1594 werd daarover door Rome een streng verbod gegeven (4) en goede religieuzen stelden zich soms angstvallig de vraag, of ze hierin wellicht de grenzen van het geoorloofde niet te buiten gingen. De kanonist Hiero­nymus van Sorbo gaf daarover een officiële verklaring in 1597 (5 ) . Zonder verlof van de Overste mocht men niets weg­schenken, doch voor kleinigheden kon men de nodige toelating gemakkelijk verondersteil n (6) . In 1625 werd daarover door

( I ) BL., HS. 37. f. 3V. (2) ACB. I I I, 1 008, pp. 23 § 6, 70 § 7 · (3) ACB. III , IOOÓ, p. so, § I I . (4) ACB. I , 3942-45 ; BC. , t . V 1 , p . 3 18. (S) ACB. I J l , I OOÓ, pp. J0-34 · (6) I bid. , p. 75. § J I -32 .

Page 369: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

OP DE CELLEN. GEEN PERSOONLIJ K BEZIT 365

de Vlamingen te Rome nadere uitleg gevraagd (r ) , terwijl de Walen in 1641 niet goed wisten waaraan zich te houden (2) .

Zo de religieuzen niets konden wegschenken, konden ze evenmin iets tot hun persoonlijk gebruik aannemen, zonder eerst van de Oversten het nodige verlof te hebben bekomen. Hierin konden de zaken soms wel kies zijn. Men stond er op, dat allen gelijkelijk met het nodige werden bedeeld. Doch wanneer een milde weldoener iets voor één of andere religieus in het bijzonder gaf, moest men wel zijn wil eerbiedigen, daar hij naar goeddunken over eigen bezit kon beschikken. Doch een mistoestand kon hierin liggen, dat sommigen rijke en milde vrienden of familieleden hadden en anderen niet. Daarbij was het gevaar niet denkbeeldig, dat men er naar zou streven om rijke relaties buiten het kloos­ter te zoeken, wat stellig uit den boze was. Dat zieken op deze wijze iets speciaals kregen, of dat predikanten de wijn ont­vingen, die hun volgens de geldende regeling toekwam, kon geen opspraak wekken. Erger was het , als giften toestroomden voor religieuzen die niet de minste reden hadden om aldus speciaal te worden bedacht.

Als iets voor één of andere religieus in het bijzonder werd geschonken, moest men hem daarvan verwittigen, zodat hij de milde gevers kon bedanken (3) , doch de gift kwam ten gebruike van de gemeenschap. In 1643 mocht men gerust kleinigheden aanvaarden, zo het geen drank of eetwaren gold (4) . In r66r moest men dergelijke geschenken toch aan de Overste laten zien en deze moest oordelen of het werkelijk kleinigheden waren of niet (5) . Meestal werden in het begin persoonlijke giften wel aanvaard, doch niet aan de begunstig­den gegeven, tenzij als ze er, volgens voorschriften en gebrui­ken, als predikant, vreemdeling of zieke, recht op hadden (6) .

In 1674 moesten de Vlamingen tegen de mistoestand in­gaan, dat sommigen ieder jaar voor hun persoonlijke behoef­ten over een zeker bedrag konden beschikken (7) ; m een

( r ) ACB. I , 1 194bis. (3) ACB. 1 11 , roo6, p. 4 1 , § r r . (5) ACB. l il , r oo6, p. 586, § 4 · (7) Ibid. , p . 675q, § 7·

(2) BL., HS. 39, f. 58r. (4) Ibid. , pp. 399-400, § 8. (6) ACB. 111, 1006, p. 426, § 8.

Page 370: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

366 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

ander geval kregen de erfgenamen van een rijke dame in 1697 opdracht om voor een zeker bedrag boeken en ander gerief voor haar zoon in het klooster te bezorgen (r ) .

Het was aan de religieuzen verboden, wat ook op hun cel te gebruiken. In r62r hield men het zelfs voor een zonde van eigendom, wanneer men buiten weten van P. Gardiaan op de cel of de ziekenkamer iets durfde eten (2) . In 1649-50 mocht niemand, al was hij ook predikant, op zijn cel eten of drinken, suiker of suikerwaren, wijn of brandewijn gebruiken of bewaren, tenzij met verlof van P. Provinciaal en met me­deweten van P. Gardiaan (3) . Vlees of wijn te aanvaarden of uit de stad mede te brengen, om dit thuis alleen te gebruiken, was eveneens verboden en werd als een zonde van eigendom bestraft (4) . Herhaaldelijk moest men op dit alles terugko­men (5) . In 1675 werden twee Waalse Paters bestraft, omdat ze zich in het klooster eetwaren hadden toegeëigend (6) . Zo P. Gardiaan iemand er van verdacht, zonder verlof brande­wijn op zijn cel te gebruiken, moest hij er gaan zoeken (7) ; en wie met eten of drinken werd betrapt, zou in r6g5 voor straf op brood en bier moeten vasten (8) .

Nu en dan kwam het misbruik toch voor (g) . Bij de Walen gebeurde het nu en dan omstreeks 1724 dat uit de stad eten en drinken voor één of andere gezonde religieus werd ge­bracht (ro) . Doch wijn voor iemand in het bijzonder gegeven, moest in de kelder worden bewaard ; en zo P. Gardiaan het nuttig oordeelde, kon hij dan in de refter de drank aan degene voor wie hij bestemd was, laten voorschenken. Wanneer iemand er echter op betrapt werd, dat hij er op zijn cel be-

( 1 ) Dl. IV, blz. 158. Ook bij leken mocht geen geld gedeponeerd worden, om één of andere religieus te trakteren (ACB. 1 1 1 , 1007, p. 30, § 1 2 ) .

( 2 ) ACB. 1 1 1 , wo6, pp. 1 72-73, § 25. (3) ACB. 1 1 1 , 1006, pp. 471 § 1 4, 497 § 6. (4) BL., HS. 37, f. 6v., 56v. (5) ACB. 1 1 1 , 1 006, p. 675t ; BL., HS. 37. f. 1 4V., 3 1 V. , 49V., 95V. § 3.

1 06v. § 7 · (6) BL., H S . 39, f . 83r. (7) BL., HS. 37. f. 95r., n 4r. § 2. (8) BL., HS. 39, f. 2 15r. ; ACB. 111 , 1006, p . 675t. (9) ACB. I , 1 498. p . 5 ; 111, IOO?, p. 108. ( 10) ACB. III, 1003, p. 1 37.

Page 371: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GEEN PERSOONLI J K BEZIT

waarde, dan zou hij een maand lang niet meer buiten het klooster mogen komen (r ) .

Dit werd aldus in 1730 voorgeschreven. Doch reeds in 1745, 1748 en weer in 1767 mochten de Oversten bij de Walen aan stationarissen, ouden van dagen, zieken en enkele andere verdienstelijke religieuzen, wijn of brandewijn op hun cel laten bewaren, zo het bleek dat dezen er geen misbruik van zouden maken ; doch samen met konfraters mochten ze er nimmer drinken (2) . In 1759

'klaagde men er echter over, dat

sommigen vlees voor eigen gebruik ontvingen (3) . In 1685 maakten Waalse predikanten zelfs aanspraak op

het honorarium van hun preek, doch het werd hun gewei­gerd (4) . In 1702 werd tegen deze pretentie wederom gerea­geerd (5) . In 1724 waren de opvattingen toch gemilderd en het Waalse Definitorium vond dat het geld geschonken ten voordele der stationarissen, in Advent en Vasten, uitsluitend voor hen moest worden gebruikt (6) ; doch in 1727 is men wat strenger ; met dit geld wordt voor de predikanten wel het nodige bezorgd, maar wat daarna nog overblij ft is hoegenaamd niet te hunner beschikking ; maken ze daar aanspraak op, dan worden ze in de predikatie geschorst (7) . In 1739 stelt men echter vast , dat iedereen in het klooster zijn eigen werk moet verrichten en dat het koorofficie zingen even verdien­stelijk is als preken ; daarom moeten alle giften in de gemeen­schap worden gebracht (8) . In 1745 mogen de predikanten wel enkele stukken chocolade of andere zoetigheden krijgen, maar overigens moet het geschonken geld voor de gemeen­schap dienen, waar ieder gelijkelijk moet worden bedeeld (9) .

Dit was de toestand bij de Walen. Bij de Luikenaars echter moest Hartmannus van Brixen in 1730 het gebruik veroorde­len om een deel van het honorarium voor de persoonlijke

( r ) ACB. UI, 1007, p. 1 28, § UI. ( 2 ) ACB. I I I , 1003, pp. 275 § 4. 3 I I , 432 § 1 2 . (3) ACB. I, 1671-72. Volgens VERVISCH, D l . I , blz. 99 e n 2 2 1 , hadden som-

mige Paters en Gardiaans drank op hun cel. (4) EL., HS. 37, f. 1 22r.-v., § 9· (5) EL., HS. 39, f. 246r. (6) ACB. liJ , 1003, p. 138. (7 ) ACE. I I I, 1003, p. 154 · (8 ) ACE. I II , 1 003, p. 222, § 5 · (9) ACE. I I I, 1003, p. 275 , § 2 .

Page 372: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

368 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

behoeften van de predikant bij de Geestelijke Moeder in be­waring te geven ( 1 ) . Het misbruik werd echter niet uitgeroeid, doch in 1746 was het te Luik algemeen aanvaard dat de helft van het honorarium der passiesermoenen naar de predikant ging en de andere helft naar het klooster (2) .

In zijn voorschriften voor de Vlamingen keurde Sigismundus van Ferrara in 1752 een dergelijke eis af, doch hij zegt niet dat dit in de Provincie voorkwam (3) . Feitelijk vindt men hier geen spoor van deze mistoestand, behalve in 1720-21 , wanneer men moest optreden tegen enkele religieuzen die, buiten de Oversten om, geld aanvaardden en ergens in be­waring gaven voor hun persoonlijk gebruik, en ook over het honorarium voor hun ministerie wilden beschikken (4) .

In veel gevallen werd bij de Geestelijk Moeder voor een religieus in het bijzonder geld in bewaring gegeven, b . v. voor een wijntraktatie (5) . Te Luik moest in 1724 worden opgetre­den tegen het ontvangen van aalmoezen ten voordele van religieuzen, om buiten weten van de Oversten, wijn of likeuren te kopen (6) .

Nog in 1730 vond Hartmannus van Brixen bij de Luike­naars het misbruik van jaarlijkse aalmoezen voor iemand in het bijzonder ; ook verbood hij het ten stelligste (7) .

Geld voor persoonlijke behoeften mocht slechts bij de syn­dica worden bewaard, bij weten en met verlof van de Oversten, zoals dezelfde Hartmannus in 1730 voorschreef (8) . In 1752 werd dit eveneens door Sigismundus van Ferrara afgekon­digd (9) . Hierin, gelijk in veel andere zaken, toonden de Lui­kenaars zich minder streng dan de Nederlandse Provincies. In 1742 vinden zij dat dit een kiese aangelegenheid is en maken ze allerlei onderscheidingen, zonder de mistoestand radikaal uit de weg te ruimen (10) .

(x) Kamerijk, Loc. Cit., f. 32r. (3) ACE. I I I, 1008, p. 65, § 2. (5) Ibid., pp. 437-38, § r .

(2) Ibid., f. 77v., § 2 . (4) ACE. I I I , 1 007, pp. 79 § 4· 9I .

(6) Kamerijk, Bib!. munic., HS. I238 ( r r r r) , f. r rv . (7 ) Ibid., f . 32r.-v. (8) ACE. I I I, 1007, p. r 29. (9) ACE. UI , rooS, p. 64, § r . ( ro) Kamerijk, Loc. Cit., f. 67r .-v. , § 7 ·

Page 373: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GEEN PERSOONLIJ K BEZIT

Streng toonde men zich in het aanvaarden van legaten met jaarlijkse giften ten voordele van een religieus in het bijzonder of van het klooster waarin hij woonde. Aldus wei­gerde het Definitorium in 1643-44 dergelijke schenkingen vanwege een broer en een oom van P. Seraphinus Vekemans van Antwerpen, ten voordele van het klooster waarin hij zou wonen, zijn leven lang ( r ) . Innocentius van Caltagirone vond in 1647 dergelijke beschikkingen eveneens ongeoor­loofd (2) . Bij de Walen waren verscheidene religieuzen met zo'n jaarlijkse giften begunstigd ; doch in r6so gebood het Provinciaal Kapittel ze voortaan te weigeren (3) .

Later was men minder streng. Aldus was Bonaventura van Oostende (4) , samen met Theodosius van Brussel, op II September 1679 getuige bij het testament, waarbij zijn moe­der o. a. een jaarlijkse rekreatie van 50 g. legateerde, ten voordele van het klooster waarin de Pater telkens zou wo­nen (5) .

Toen de Romeinse bibliothekaris Schelstrate in r682 te Antwerpen zijn testament maakte, verlangde hij 700 missen bij de Kapucijnen, waarvoor ze zoo patakons zouden ont­vangen, samen met 40 g. voor een rekreatie op de dag van zijn begrafenis of uitvaart . Daarenboven wilde hij , volgens verlangen van zijn overleden moeder, dat zijn broer Ernestus van Antwerpen zijn leven lang jaarlijks 50 g. Z@U ontvangen. En zo hij lang genoeg leefde om zijn jubilé te mogen vieren, moest alles op kosten van de bibliothekaris betaald worden, zelfs het licht in de kerk, alsmede de rekreatie in het klooster ; daartoe werd een bedrag van rso g. bestemd (6) . De Broeder stierf echter te vroeg, om daarvan te kunnen genieten.

Ook Gillis du Chàteau, broer van Henricus van Tongeren,

( 1 ) ACB. I , 4396, 4569-71 , 4612-14 . (2 ) ACB. III , 1006, p. 440, § 10 . Ook in 1 649 werd dit gebruik veroordeeld

(Ibid., pp. 670-71 , § 9) . (3) BL., HS. 37, f. 3v.-4r. (4) In de wereld van der Haeghen, niet te verwarren met zijn jongere

naamgenoot, de Provinciaal Bonaventura van Oostende. (5) Aantekening van P. Marcellus van S.-Niklaas. (6) L. CEVSSENS, La correspondance d'E. Schelsirale (Bruxelles-Rome 1949) ,

pp. 334-35 ·

Page 374: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

370 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJ K LEVEN

had in 1717 bepaald dat zijn testamentuitvoerder, zolang de Pater leefde, ieder jaar rso g. zou betalen aan het klooster waar deze verbleef, nl. 50 op S.-Henricusdag en evenveel op de verjaardag van zijn professie , telkens voor een rekreatie. Daarenboven zou men ieder jaar nog 50 g. betalen voor de persoonlijke behoeften van P. Henricus (r ) . Niettegenstaande deze laatste bepaling, gezien de heersende opvattingen in zake van armoede, wel wat gewaagd schijnt, zien we toch de Oostendse syndicus J oannes van Gindertalen tegen de testamentuitvoerder Mormaux in beroep gaan, om het uit­betalen van de rso g. te bekomen (2) .

Tegen de heersende gebruiken kwam er omstreeks het midden van de XVIIIe eeuw een zekere reaktie en nu zou men strengere opvattingen gaan huldigen. Dit kwam voor­eerst bij de Walen. Reeds in 1739 kwamen er voorschriften tegen het aanvaarden van geld bij de Geestelijke Moeder of elders, voor iemand in het bijzonder (3) . In 1742 werden zelfs alle dergelijke gelden voor de gemeenschap opgeëist . Zo de weldoeners daar bezwaar tegen maakten, konden ze het bedrag terugkrijgen ; ze moesten wél weten, dat zo'n gelddepot tegen de gebruiken der Orde was (4) . Op 5 Novem­ber 1750 bleef dit standpunt gehandhaafd. De Gardiaans kregen bevel om vrij over het geld te beschikken, zo er geen geschreven oorlof van P. Provinciaal kon worden voorgelegd. Men verbood uitdrukkelijk de aalmoes naar een andere stad te sturen, wanneer de religieus, voor wien het was gegeven, daar wellicht moest gaan wonen. Doch het misbruik was reeds diep ingeworteld en ontelbaar waren de religieuzen die aldus over een of ander bedrag konden beschikken ; soms bezaten ze tot 20 kronen (5) . Er werd ook gereageerd tegen het kopen van wijn of brandewijn voor persoonlijk gebruik, met geld dat bij de syndica was gedeponeerd (6) .

Een wijnkwestie te Aalst . - In onze gewesten was de vrijstelling van wijnaccijns een oud voorrecht van de Bedel-

( 1 ) ACB. I, 941 7 . ( 2 ) ACB. I , 9420-33 . (3) ACB. III , 1003, p. 222. § 4 · (4) ACB. III , 1 oo3, p. 275, § 3 . (S) ACB. l i l , I OOJ, p. 330 ; BSN. , HS. 67. f . 2jV.

(6) ACB. I I I , I OOJ, pp. 358 § 2, 388 § 8.

Page 375: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GEEN PERSOONLIJ K BEZIT. EEN WIJNKWESTIE TE AALST 371

orden. Daar de religieuzen aanvankelijk niet verplicht waren zelf de gekregen wijn te verbruiken, bracht dit in de XIVe eeuw o. a. te Ieper, mistoestanden mee bij de Minderbroeders. In het klooster verkocht men de drank voordeliger dan in herbergen of bij handelaars, zodat men er spoedig een uitge­breide, doch weinig voorname klandizie kreeg, tot de Paters daar zelf orde in schaften (1 ) . Bij de Kapucijnen echter lieten de Oversten nooit toe , wijn aan leken te verkopen, om buiten het klooster te worden verbruikt .

Toch te Maaseik zien we in 1751 de knecht der Kapucijnen bewijzen of briefjes aftekenen voor het leveren van 6 amen wijn ; zijn kollega van de Minderbroeders had er 70 potten ontvangen. Daar dit blijkbaar een nieuwigheid was, oordeelde burgemeester Coomans 't nodig, de magistraat aangaande het geval te raadplegen (2) .

Wat de knechten met de gekochte wijn aanvingen, wordt niet nader aangeduid. Waarschijnlijk gold het hier een ge­bruik, omstreeks deze jaren in verscheidene kloosters inge­voerd, om de wijnaccijns te ontgaan. Weldoeners die op be­zoek kwamen, konden ter plaatse wijn krijgen en verbruiken, tegen betaling aan de knecht of de Geestelijke Moeder. Op dezelfde wijze konden ze eveneens de kommuniteit of een religieus in het bij zonder trakteren.

Tijdens de Visitatie van 1752 veroordeelde Sigismundus van Ferrara dit nieuwe gebruik, als koop en verkoop, die aan Kapucijnen was verboden. Wie er zich aan plichtig maakte,. zou voor 3 jaar van alle aktief en passief stemrecht worden beroofd (3) . Tijdens het Generaal Kapittel van 1754 werd deze toestand te Rome eveneens aangeklaagd (4) , misschien wel door Paulus van Aalst. Het schijnt echter dat de klager de toestand onjuist had voorgesteld of waarschijnlijker dat P. Generaal de praktijk in de Provincie niet had begrepen. De wijn werd niet gekocht met aalmoezen van het klooster ; hij was slechts in het klooster (bij de knecht of de Geestelijke

(r) A. VANDENPEEREBOOM, Ypriana, t. VI (Bruges 1882). pp. 248-49. (2) GAMs., Magist. rollen, 13 Febr. 1 75 1 . (3) ACE. I, 1631-34 ; l i J , 1 oo8, pp. 64-65, § 2 . (4) ACB. I , 5902 .

Page 376: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

372 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

Moeder) gedeponeerd, doch bleef het eigendom van de wijn­handelaar, tot hij werd verbruikt ; dan werd de rekening vereffend. Men haalde wel een zekere voorraad, doch dit deed men enkel om niet altijd in de stad te moeten lopen, als men er onvoorziens nodig had.

Toen in 1755 de diskreet voor het aanstaande Provinciaal Kapittel zou worden gekozen, meende de jonge P. Augustinus van Zarlardinge te Aalst te moeten verklaren dat zijn Gar­diaan, Gregorius van Leuven, stellig strafmaatregelen was ingelopen, aangezien hij zo'n handel in wijn had laten gebeu­ren. Dit bezwaar werd door niemand ernstig genomen en de verkiezing ging door, alsof er niets was gebeurd ( 1 ) . Augusti­rrus nam er echter niet aan deel. Ook op het Provinciaal Ka­pittel, alhoewel zogoed als alle stemgerechtigden het incident kenden en Augustinus bij de aftredende Provinciaal Alexander van Mook tegen het Kapittel bezwaar had gemaakt, hechtte niemand daar enig belang aan. Niettemin hield de misnoegde Pater voet bij stuk en diende een klacht in bij P. Generaal, Seraphinus van Ziegenhals, om de bekrachtiging van de ver­kiezingen te beletten ; hij liet weten, dat hij desnoods nog hoger in beroep zou gaan,daar hij zeker was van de steun van Kardinaal d'Alsace et de Boussu, uit Mechelen.

We weten reeds (2) , dat Seraphinus van Ziegenhals veel te gemakkelijk klachten van misnoegden en ruziestokers aanhoorde en op hun zeggen hier en daar Visitators of Kom­missarissen stuurde. Dit deed hij nu ook voor de Vlaamse Provincie, alhoewel de verantwoordelijkheid voor deze be­slissing waarschijnlijk 't meest op heel het Generaal Definir­torium viel, niet op P, Generaal zelf die op visitatietocht was.

Het Vlaamse Definitorium en de nieuwe Provinciaal Wil­lelmus van Lombeek werden voorlopig in hun bediening niet bevestigd en de aftredende Waalse Provinciaal, Lambertus van Martilly, werd als Kommissaris Generaal naar Vlaanderen gestuurd, om de toestand te onderzoeken (3) . Dit werd op 30 Juli 1755 door Amatus van Lambalie aan de nieuwe Over-

( 1 ) Heel d it geval wordt behandeld BSN. , HS. 67, f. 86r.-88r. (2) Dl. VI, blz. 551-52. (3) ACE. I , 589 1 .

Page 377: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

EEN WIJNKWESTIE TE AALST 373

sten medegedeeld ( r ) . Toen ze't vernamen, gaven ze hun mis­

.noegdheid te kennen over het zenden van een Kommissaris en maakten bezwaar tegen de lichtzinnige beschuldigingen van Augustinus van Zarlardinge. Ze vreesden ruzie in de Provincie, waar toen volledige vrede heerste (2) . Ook de aftredende Provinciaal, Alexander van Mook, alhoewel bijna blind, voelde zich in geweten verplicht te Rome tegen de getroffen maatregel te protesteren (3) . Openhartig vertelde hij het gebeurde. Hij vond het vreemd, dat P. Generaal be­slissingen nam, zonder eerst aan de Oversten een woord uitleg te vragen, zodat het de schijn had dat hij minder vertrouwen in dezen stelde dan in de onbezonnen Augustinus ! De gewezen Provinciaal wees er op, dat hij zelf in het Kapittel, volgens gewoonte, tot driemaal toe had gevraagd of iemand klachten had en dat niemand een woord had gesproken . . .

Allen waren het e r over ééns, dat niet de Gardiaan Gregorius van Leuven aan wijnhandel had gedaan, maar wel de knecht, die overigens in de eerstvolgende maanden wegens diefstal werd weggestuurd (4) . Stellig had niemand de verordeningen van P. Generaal overtreden ; het was overigens duidelijk, dat deze tekst, sedert de dood van de Overste, alle bindende kracht had verloren (5) .

Het was alles verloren moeite. Op 27 September en I Okto­ber 1755, toen Lambertus reeds ten volle in aktie was, ant­woordde Amatus van Lamballe, zowel aan Willelmus van Lombeek als aan Alexander van Mook, dat de aangevoerde redenen onvoldoende waren, om de reeds benoemde Kommis­saris van zijn taak te ontslaan ; hij wees er op, dat geloof­waardige personen in het Generaal Kapittel van 1754 hadden bekend, dat het gewraakte misbruik wvl degelijk in Vlaanderen heerste (6) .

Sedert weken was Lambertus dus Kommissaris geworden. Nog voordat het Kapittel hem te Namen op 29 Augustus 1755 een opvolger als Provinciaal had gegeven , schreef hij op 24 Augustus naar Willelmus van Lombeek, dat hij om-

( r ) ACE. I , 5893 . (3) ACB. I, 5897. (5) ACE. I, 5895-96.

(2) ACB. I, 5895 . (4) ACE. I , 5922 . (6) ACE. I , 5902, 5904.

Page 378: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

374 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

streeks 3 September te Brussel zou aankomen, om de hem opgelegde taak te vervullen ( r ) . Nu moet het Vlaamse Defi­nitorium één van zijn leden, Theodorus van S.-Truiden, in allerij l naar Namen hebben gestuurd, om uitstel te vragen, wellicht tot uit Rome antwoord zou komen. Doch op 2 Sep­tember antwoordde Lambertus, dat hij niet langer durfde dralen, omdat P. Generaal hem een gebod op gehoorzaamheid had gegeven ; doch door P. Theodorus stelde hij een andere oplossing voor, die niet nader wordt aangeduid, doch waarop hij spoedig antwoord verwachtte (2) .

Een tijd later reisde P . Kommissaris inderdaad af, samen met Gerardus van Eupen, als sekretaris en tolk. En na met het Definitorium te hebben beraadslaagd, begon hij op 19 September zijn onderzoek te Aalst zelf. Hij dagvaardde er P. Augustinus, uit het klooster te Tervuren, waar hij sedert het Kapittel woonde. Hij stelde hem 4 goed bepaalde vragen, die alleen van belang waren, om de waarheid te kennen. Doch het bleek dat hij niets kon bewijzen en slechts op lopende geruchten was afgegaan ; hij wist niet eens of de knecht wijn leverde in eigen naam of in naam van de handelaar (3) . Daarop werden alle religieuzen van het klooster geroepen en allen moesten op dezelfde 4 vragen antwoorden ; doch allen spra­ken zich in negatieve zin uit en vonden Augustinus' handel­wijze ongegrond.

Lambertus visiteerde nog de kloosters te Dendermonde en te Mechelen ; doch elders schijnt hij geen onderzoek meer te hebben gedaan (4) .

Daar P. Augustinus in zijn aanklacht te Rome de schijn aannam dat de Mechelse Kardinaal hem steunde, ging de nieuwe Provinciaal, samen met de Definitor Bonaveritura van Oostende, Zijne Eminentie in zijn paleis bezoeken ; doch deze getuigde uitdrukkelijk dat hij de Oversten in alles steunde en goedkeurde en over het geval desnoods naar Rome zou

( z ) ACB. I, 5899. (2) ACB. I , 5900. (3) ACB. I , 5922 . (4) BSN., Loc. Git. T e Kortrijk kwam hij niet, alhoewel Gislenus van Erem­

bodegem er hem graag had gesproken, zoals deze later naar Augustinus van

Zarlardinge schreef (ACB. I, 8498) .

Page 379: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

EEN WIJNKWESTIE TE AALST 375

schrijven, terwijl hij veel klachten over de onvoorzichtigheid en onbeschaamde pretentie van P. Augustinus naar voren bracht. Hij was blij dat deze uit Aalst was verwijderd en vond dat 1nen hem 't beste nergens dienst liet bewijzen, zelfs geen mis lezen. Dit alles ondertekenden beide Oversten eigenhandig te Mechelen, op 27 September I755. bereid om het desnoods onder ede te bevestigen ( I ) .

Op 4 Oktober was Lambertus weer te Namen en van daaruit schreef hij naar Brussel, om van sommige vooraanstaande en ijverige religieuzen antwoord te vragen op de 4 vragen, die hij reeds te Aalst, Dendermonde en Mechelen had ge­steld (2) .

De antwoorden moeten spoedig gekomen en gunstig zijn geweest, daar P. Kommissaris reeds op IO Oktober naar P. Generaal en op IS Oktober naar het Definitorium te Rome de uitslag van zijn onderzoek kon opsturen (3) . Zijn besluit was dat de Provincie, waarvoor hij vol lof was, helemaal onschuldig bleef en dat niemand de voorschriften van P. Ge­neraal had overtreden. Hij vond echter dat Augustinus, we­gens de valsheden, die hij zo lichtzinnig had verkondigd, straf verdiende. Lambertus verlangde dat P. Generaal naar Vlaanderen een troostbrief zou zenden, na de vernedering die hij de Provincie had aangedaan, door het sturen van een speciale Kommissaris Generaal.

Doch nieuwe brieven die P. Generaal nu uit Vlaanderen had ontvangen, hadden op hem diepe indruk gemaakt en op I2 Oktober I755 schreef hij uit Salerno naar Lambertus van Martilly, dat hij hem voorlopig van zijn (intussen reeds voltooide ! ) taak ontsloeg, zoals P. Kommissaris zelf op I3 November de Vlaamse Provinciaal liet weten (4) . Nu kwam ook de bekrachtiging van de nieuwe Oversten ; doch meteen eiste men nieuwe afkondiging der voorschriften van Sigis­mundus van Ferrara, wat Lambertus betreurde, omdat dit nieuwe moeilijkheden kon meebrengen (5) .

Lambertus van Martilly, die het met de Vlamingen heel

(1} ACB. I, 5903. (z} ACB. I, 5905. (3) ACB. I, 5906. (4) ACB. I, 5907. (s) ACB. I, 591 5, 5919-21 ; vgl . ook 5916, 5923.

Page 380: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

376 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

goed meende, vond de tekst van . de bekrachtiging der nieuwe Oversten lasterlijk voor de Provincie, daar hij valse beschuldigingen lichtzinnig herhaalde ; vandaar dat hij op r Januari 1756 adviseerde dat men deze tekst moest wei­geren en bij de H. Kongregatie in beroep gaan ( r ) . Op 26 Januari vond hij echter zo'n beroep hopeloos en oordeelde hij 't beter, zich liever tot het Generaal Defmitorium te wenden (2) .

Verder hoort men daar niets meer van. Doch in 1756 ver­bood het Vlaamse Definitorium aan Oversten, onderdanen en knechten (syndicae worden niet genoemd) , wijn te geven of af .te staan aan leken of religieuzen in het bijzonder, om hem binnen of buiten het klooster te gebruiken ; in de Visita­tie zou P. Provinciaal de overtreders, zo er mochten zijn, streng bestraffen (3) .

In 1758 zette Willelmus van Lombeek te Rome de toestand nog eens uiteen. Men antwoordde dat men zelfs de schijn van het kwaad moest vermijden. Wanneer weldoeners naar het klooster kwamen, kon men hun gerust een glas wijn schen­ken ; doch het was een ander geval, wanneer ze bij hun bezoek aan de religieuzen een traktatie aanboden. Rome vond dat ze 't beste bij de handelaars de nodige voorraad zouden opdoen en hem zelf naar het klooster meebrengen. In het klooster was de wijn echter beterkoop en kon men er voor hetzelfde geld wel méér krijgen ; de betaling kon men stellig houden voor een aalmoes met een wel bepaald doel, doch ijverige reli­gieuzen konden daar altijd bezwaar tegen maken. Het gevaar bestond daarenboven, dat één of andere religieus, voor wie geld was geschonken, dit kon afstaan, om voor hem en enkele vriendjes drank te betalen, wat dan heel hatelijk zou zijn . Daarom vond men 't het beste dat het volgende Provinciaal Kapittel daar orde in schafte (4) .

Bij zijn Visitatie liet Paulus van Colindres in 1765 toe , dE weldoeners op bezoek een glas wijn aan te bieden ; doch ge­wone religieuzen mochten aan niemand zo'n drank schenken,

( r ) ACB. I, 5922. (3) ACB. l i J , rooS, p. 84, § ro.

(2) ACB. I , 5924. (4) ACB. I , 5930.

Page 381: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

EEN WIJ NKWESTIE TE AALST 377

behalve aan familieleden in de eerste of tweede graad. Hij hernieuwde het dekreet van Sigismundus van Ferrara. Te Oudenaarde vond hij het ongehoord, dat de kloosterknecht zowel aan leken als aan religieuzen nog immer wijn verkocht ; dit misbruik moest absoluut ophouden en desnoods kon men de schuldige wegsturen (I ) .

Nog in I770 moest het Kapittel de knechten dergelijke handel streng verbieden. Toen de Gardiaan Leenardus van Helkijn uit Kortrijk in IJ72 naar het Kapittel was vertrok­ken, begon de knecht aldaar aan de kommuniteit wijn te leveren, om er iets op te verdienen ; doch toen de nieuwe Gardiaan Arnoldus van Wespelaar aangekomen was, werd daar orde in geschaft ( 2) .

Bij de Walen, vooral in Henegouwen, bestond dezelfde toestand als bij de Vlamingen ; àoch de wijnhandel werd aan de Geestelijke Moeder voorbehouden, terwij l Clemens van Roosbeek en Antoninus van Thuin hem aan de knechten verboden (3) . Dezen hadden er natuurlijk een zekere winst op. Bonaventura van Luxemburg vond het veel bedenkelijker, dat aan de syndicae zo'n zaakjes werden toegelaten. Hij had er gekend, die bij de handelaars in één jaar IS stukken wijn kochten, waarvan de kommuniteit nooit een druppel zag. Het gebeurde echter maar al te dikwijls dat één of andere religieus bij de Geestelijke Moeder ging drinken en de wijn betaalde (4) . Ook moesten de Oversten dringend ingrijpen. In I765 vond Paulus van Colindres eveneens het misbruik, dat syndicae voor religieuzen en weldoeners wijn in bewaring hielden ; deze laatsten mochten er wel krijgen, ten minste om het klooster te trakteren. Deze wijnhandel verbood P. Gene­raal onder straf van suspensie voor P. Gardiaan. Nog erger vond hij het , dat P. Gardiaan in sommige steden wijn bezorgde zonder accijns te betalen, terwijl de Geestelijke Moeder hem dan ten dele met goede winst aan leken afstond. Even streng werd zo'n handelwijze veroordeeld (5) .

( r) ACB. lil , r ooS, p. 1 36. (2) RKK., omslag. (3) ACB. U I , 1003, pp. 333 § 4, 359 § 3 · (4) BSN. , HS. 67, f. 88r. (5) ACB. I I I, 1 003, p. 406, § g. Te Zinnik vond men het in I 788 normaal dat

Page 382: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

378 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELI J K LEVEN

Strijd aangaande het Armoedeïdeaal . - Over de toe­stand in de Rijselse Provincie vernemen we hier weinig. Doch in September 1750 vaardigde de Provinciaal Eustachius van Villers-Pol, samen met heel het Definitorium, een rondschrij­ven uit aangaande gelddeposito's ten voordele van religieuzen in het bijzonder. Hij vond dit enkel goed wanneer het gedaan werd voor een goed bepaald doel en met het verlof der Over­sten. Nauwelijks was dit echter afgekondigd, of verschillende religieuzen zegdèn luidop dat het Provinciaal Bestuur het mis had. Deze partij kozen ook de Definitoren Ubaldus van Auchy en Cherubinus van S.-Omaars, die nochtans de ge­wraakte tekst mede hadden ondertekend. Volgens hen, was P. Provinciaal niet streng genoeg en mocht van dit geld slechts gebruik gemaakt wordèn in geval van dringende nood, juist zoals bij een gewone rekursus. De mening van de Definitor Silverius van Valendennes vernemen we niet ; hij schijnt zich echter voorzichtig buiten het debat te hebben gehouden. De Definitor Damianus van Houplines bleef op het standpunt van P. Provinciaal. Om aan de twist een einde te maken, onderwierp P. Eustachius de zaak aan het oordeel van het Generaal Definitorium. Dit antwoordde op IO December 1750, dat er tegen dergelijke deposito's niets was in te brengen, doch dat de Oversten konden zien in hoeverre het nuttig was tot zulke middelen hun toevlucht te nemen. P. Provinciaal werd dus in het gelijk gesteld. Nu ontbrandde een hevige strijd. Het was een gelegenheid voor de religieuzen om gron­diger de regelvoorschriften te bestuderen. Van weerskanten werden verdedigingsschriften opgesteld en in de kloosters verspreid. Zelfs werd de Universiteit te Douai over het geval geraadpleegd.

Een Pater waagde het, om bij het Generaal Definitorium tegen de officiële oplossing bezwaar te maken. Er werd hem enkel geantwoord, dat hij , zo hij het begeerde, bij P. Generaal in beroep kon gaan. Dit gebeurde inderdaad, doch het ant-

de Geestelijke Moeder wijn verkocht aan vrienden en familieleden die in het klooster op bezoek kwamen en die samen met de religieuzen een fles wensten te drinken ; voor een grote fles werd slechts I I I j2 sols gerekend (ARA., Gons. du Gouv. gén. , 2331 ) .

Page 383: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

STRIJD AANGAANDE HET ARMOEDEÏDEAAL 379

woord was een ontgoocheling. Een verhandeling over het onderwerp werd ook op r April 1751 naar de Waalse Provin­ciaal Clemens van Roosbeek gestuurd, om ze te laten onder­zoeken ; en deze deelde ze aan Lambertus van Martilly en Bona­ventura van Luxemburg mee. Ook andere strijdschriften werden spoedig van uit het Rijselse naar de Walen gestuurd. Niettemin bleven dezen op hun standpunt en veroordeelden ze weer gelddeposito 's op 28 April en · 25 Augustus 1751 (r) .

P. Generaal, Sigismundus van Ferrara, was toen in de Pro­vincie van Parijs en daarna zou hij over Rijsel en Vlaanderen ook Wallonië aandoen. Daarom wilden de Walen geen nieuwe beslissing nemen, tot de Overste in het land zou zijn aange­komen.

Te Rijsel nam hij geen stelling ; doch het verspreiden van twistvragen keurde hij af, omdat ze ruzie en onenigheid mee­brachten. In de Luiker Provincie verbood hij echter ten strengste alle deposito's voor onzekere toekomstige behoeften en steeds werd wettig verlof vereist. Ongeoorloofd bleven alle onkosten, enkel gedaan voor pleizier of zinnelijkheid, b. v. om te dikwijls of te veel wijn te bezorgen. Wie hierin niet gehoorzaamde, zou voor drie jaar van alle stemrecht beroofd blijven . Ook in Vlaanderen had hij dit reeds afgekondigd (2) . Voor de Luikse predikanten eiste hij daarenboven dat alle honorarium helemaal aan het klooster werd afgestaan (3) .

Toen deze tekst ook aan de Walen werd medegedeeld, vond men 't raadzaam hem in alle kloosters te laten voorlezen . Daarenboven kondigde men nog eens de vorige voorschriften af, doch in een gematigder vorm. Zo men tegen gelddeposito's was opgetreden, was dit hoofdzakelijk wegens het slechte gebruik dat men er van maakte. Zo de bevoordeelde religieus geen speciale aktuele of spoedig naderende behoeften had, zou het geld voor andere religieuzen of voor de gemeenschap worden gebruikt ; ook zou het nooit, in geval van verplaatsing,

( r ) ACB. I ll , 1 003, pp. 3 3 1 -3 5 , 337-38, 341-42 ; BSN., HS. 67, f. r 8v.-2or . , 2 1 v.-24r., 2 5 v . ; GAB. I V , § Questions sur la Règle.

(2) ACB. I I I , 1 0o8, p. 64, § r . (3) GA. , A . I I I . 2 (thans AC. 1 23) , Verslag over P . Generaals Visitaties,

PP· s6-5 7.

Page 384: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

380 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

van het éne klooster naar: het andere worden gestuurd, zonder speciaal schriftelijk verlof van P. Provinciaal.

In de Waalse Provincie deed men zijn best om heersende mistoestanden uit te roeien. Hoe ijverig men bestaande voor­schriften onderhield, blijkt b. v. uit het feit dat Adrianus Joseph van Namen het in 1757 nodig vond, aan P. Provinciaal Antoninus van Thuin verlof te vragen, om enkele kleinigheden te ontvangen of weg te schenken (r ) .

In 1761 trad het Generaal Kapittel ongewoon streng op tegen gelddeposito's voor religieuzen in het bijzonder (z) ; dit verklaart waarschijnlijk, dat er in 1763 in een zitting van het Waalse Definitorium over geklaagd werd, dat er te Bergen nog zo'n deposito's bestonden, vooral voor stationarissen, en dat Antoninus van Thuin dit geld tijdens de Visitatie niet ten bate van de gemeenschap had opgeëist (3) . Deze strengheid is des te merkwaardiger, als men ziet dat b. v. in de Provincie van Parijs omstreeks dezelfde tijd inzamelen, bewaren en eigenmachtig gebruiken van geld bijna algemeen was, zodat er geen syndieken meer nodig waren en de Oversten zelf alle financiële zaken regelden. Sommige religieuzen genoten daar lijfrenten ; iedereen droeg geld op zak, voor koetsiers en rij­tuigen, voor verteer in de herbergen en zelfs andere uitgaven, die Paulus van Colindres niet durfde noemen (4) .

De Armoede volgens Paulus van Colindres . - Tijdens zijn Visitatie van 1765 trad deze Generaal, ingevolge de be­slissingen van het Generaal Kapittel, nog strenger op dan zijn voorgangers, bij de Walen (5) zowel als bij de Vlamingen. Hij eiste dat alle deposito's voor de gemeenschap werden gebruikt . Wat voor een religieus in het bijzonder werd gege­ven, moest toch in de gemeenschap komen. Natuurlijk kon men ook voor de speciale behoeften van de begunstigde zor­gen, zo hij voor het ogenblik werkelijk iets nodig had ; doch

( I ) ACB. I, 2 1 .280. (2) AOMC., t . VIII, I 892, p . 243, § I2 . (3) BSN. , H S . 66, p. 2 I 3, § I , 2 . (4) BSN., H S . 66, p. 2I9 ; ACB. I I I , I003, p. 399. (5) ACB. I I I , I oo3, pp. 403-04, § 5 ·

Page 385: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

DE ARMOEDE VOLGENS PAULUS VAN COLINDRES 381

voor overtolligheid of dingen die wellicht later konden voor­komen, mocht men niets reserveren. Zo de weldoeners tegen deze handelwijze bezwaar maakten, moest men hun gift een­voudig weigeren ( r ) .

Sommige Vlamingen konden deze regeling niet aanvaarden en na zijn vertrek werd P. Generaal daarover door P. Provin­daal op 3 Januari 1766 ingelicht . Op 14 Januari antwoordde hij echter uit Kitzingen en 22 Januari werd zijn uitleg aan de verschillende kloosters medegedeeld. Tevens werd voor­geschreven, na te gaan of iemand wellicht nog hier of daar geld in bewaring had en ook alle schriften te verwijderen, die tegen de voorschriften van P. Generaal in de Provincie waren verspreid (2) .

Dit laatste doelt hoofdzakelijk op de opmerkingen van Gregorius van Leuven (3) . Deze gewezen lektor had het ge­waagd om bij de Kongregatie voor Bisschoppen en Regulieren tegen P. Generaal in beroep te gaan. Spoedig daarop stierf deze te Wenen, op 7 Juli 1766 (4) . Natuurlijk vroeg de H. Kongre­gatie de mening van het Generaal Defmitorium. Dit gaf een uitvoerig advies ten voordele van P. Generaal. Zo men het Generaal Definitorium gelooft, heersten er in Vlaanderen, tengevolge van het gebruik van gelddeposito's, erge mistoe­standen. Daarmee kochten de religieuzen chocolade, koffie , suiker, prentjes, medalies, gekleurde zakdoeken (gelijk alleen de rijken er gebruikten, beweerde men) en vooral wijn, waar­mee dan braspartijen werden gehouden, soms tot laat in de nacht . Deze uiteenzetting schijnt geweldig overdreven en in sommige punten totaal vals.

Te Rome had men eveneens een vage herinnering aan het zenden van Lambertus van Martilly als Kommissaris voor Vlaanderen in 1755, gelijk we hoger hebben uiteengezet . Daar had men echter vergeten dat Lambertus de aange­klaagde mistoestanden had afgewezen en dat hij juist tegen de lasteraar straf had geëist. Heel willekeurig beweerde men nu

( r ) ACB. nr. 1008, pp. r 33-34• § r 1 . (2) ACB. I , 1 7 15-16, 20.404-05 ; I II , 1008, pp. 1 39-44. (3) ACB. I, 1 7 1 4 ; III , 2087 . (4) Dl. VI, blz. 556.

Page 386: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

382 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

te Rome dat het Generaal Definitorium dat jaar een dekreet tegen heersende misbruiken had opgemaakt, doch dat P. Provinciaal 't niet doelmatig vond het af te kondigen en dit liever aan zijn opvolger overliet , daar men toch vlak vóór het Kapittel stond. P. Generaal zou dan het Kapittel niet hebben willen bekrachtigen, doch een Kommissaris hebben gestuurd om het dekreet af te kondigen ; en eerst nadat dit was geschied, zou de goedkeuring der verkiezingen gekomen zijn.

Deze voorlichting voor de H. Kongregatie was ten enenmale verkeerd en vol verwarringen. Van zo'n dekreet dat moest worden afgekondigd, weten we niets. En zo Rome inderdaad eerst aarzelde om het Kapittel te bekrachtigen, lag de reden niet dáár, maar wel in het feit dat een religieus lichtzinnige beschuldigingen tegen de Oversten en de geldigheid van de verkiezingen had naar voren gebracht .

Aldus ingelicht, trok de H. Kongregatie partij voor de over­leden Generaal en gedwee werden haar beslissingen in Vlaan­deren aanvaard ( 1 ) . En nog in 1770 en 1773 eiste men stipte naleving van zijn voorschriften ; vooral zou men nooit dulden, dat de kloosterknecht ooit voor de religieuzen geld in bewa­ring hield (2) .

Toestand na 1770. - Het bleek niet doenlijk om alle deposito's voor aparte religieuzen te vermijden. In 1770 moesten de Waalse Oversten slechts nagaan of er in dit punt over geen te grote bedragen werd beschikt (3) . En bij de Vla­mingen moest men in 1773 bij het Kapittel nog weten te zeg­gen, voor welke religieuzen geld in bewaring was gegeven, hoeveel , waar het berustte en waartoe het juist moest die­nen (4) .

In 1778 was het in Vlaanderen nog toegestaan dat leken bier of wijn voor een bepaalde Pater in het bijzonder naar het klooster brachten, mits de Oversten er van wisten (5) .

( r ) ACB. I , 5985bis, 5987bis ; I I I , rooS, pp. 1 48-56. (2) ACB. I , 1 743. § 2 ; I I I , 1 008, pp. 1 75-76 § 1 2 . rgo-gr § 2 . (3) ACB. I I I, r ooJ, p. 445, § 4 ; BSN., HS. 66, p . 262, § 4 · (4) ACB. I, 7420. (5) ACB. I I I , rooS, p. 227, § 4·

Page 387: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TOESTAND NA I7JO

Doch in 1782 moest men bij de Walen weer verbieden, dat de syndicae geld ontvingen om aan een bepaalde religieus wijn te bezorgen ( r ) . In 1775 schonk de stad Malmedy aan de stationaris een bedrag van 50 g. ; maar daarvan moest IS g. dienen voor zijn persoonlijk gebruik, of << pour ses peines » , gelijk men het uitdrukte (2) .

Zo we bij deze voorschriften en betwiste kwesties onze mening mogen zeggen, schijnt het te betreuren dat men veelal niet voldoende onderscheid maakte tussen deposito's voor dingen die werkelijk nodig zijn en andere die overtollig blijken. Dat er medikamenten voor zieken of boeken en schrijfgerief voor Paters en studenten werden bezorgd, was stellig geen mistoestand, al is het niet duidelijk, waarom daartoe giften van partikuliere weldoeners moesten worden afgewacht ; met de gewone aalmoezen had het klooster beter zelf voor deze behoeften gezorgd. Minder noodzakelijk waren natuurlijk prentjes, medalies enz. Dat men tabak toeliet of verbood, waar deze niet als medikament werd beschouwd, hield ver­band met heersende voorschriften in de Provincie ; doch wijn voor afzonderlijke gezonde Broeders was stellig een misbruik, al kon de éne dit gemakkelijker krijgen dan de andere. Zo'n ongelijke verdeling van genotmiddelen moest natuurlijk mis­noegen en afgunst wekken.

In de Rijselse Provincie hield men zich aan de bestaande voorschriften, al wenste men in 1767 wel wat méér klaarheid aangaande wat toegelaten of verboden was in zake geldge­bruik en rekursus, om het geweten van de religieuzen gerust te stellen (3) .

·

Het is duidelijk dat de armoede, gelijk de Kapucijnen ze opvatten, onverenigbaar was met het aanvaarden van lijf­renten (4) . Soms schijnt men toch het middel gevonden te hebben om, langs tussenpersonen om, een vast inkomen aan een of andere religieus te bezorgen. Ook werd de zaak wellicht

( 1 ) BSN., HS. 66, p. 228, § 7· (2) Folklore Stavelot-Malmédy, t. XV, 1951 , p. 32. (3) ANP. , série G9, n° 48. (4) Het geval vermeld Dl. IV, § 3658 heeft waarschijnlijk op geen Neder­

landse religieus betrekking.

Page 388: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

384 V. ARMOEDE. 4· GEMEENSCHAPPELIJK LEVEN

buiten hem om geregeld en zag men daar geen bezwaar in. Aldus kent men te Gent het geval van het Begijntje Caecilia Teresia de Smedt (t 1753) , die een jaarlijks inkomen genoot dat moest dienen voor spijs en drank van haar broer, P. Em­manuel van Gent (t 1750) , en na zijn dood voor het klooster. Met het geld moest P. Gardiaan op Kerstdag aan de klooster­gemeente vlees en wijn bezorgen. Dezelfde dag zou hij drie missen voor de weldoenster en na tafel de psalmen Miserere en De profundis laten lezen. Wat van het geld nog overbleef kon voor miswijn worden gebruikt ( r) .

Te Maaseik kennen we een rente van 20 g. , gesticht door M. Ch. de Heupgen ten voordele van Br. Leo van Oosterwijk, gedurende zijn hele leven (2) .

Ook aan Silverius van Audregnies bezorgde'

zijn vader, Georges Perseau, in 1787 een rente van 52 pond, 4 sols (3) . Ten voordele van Damianus van Trazegnies had zijn vader, Pierre Larsimout (t 1775) eveneens . een lijfrente van 15 g. gesticht « pour douceurs n (4) . In 1789 eindelijk stichtte Ernest Montigny zo'n rente ten voordele van zijn beide zonen, Ludovicus en J oseph Clemens van Thuin ; zonder bezwaar werd dit inkomen door de syndicus aanvaard (5) . Zoals men ziet, kwamen de drie laatste gevallen in de verslapte Luikse Provincie voor.

(I ) RKG., pp. 58-59. (2) Testament in GAMs. Vgl. Dl. V, blz. 428, n. r . (3) SAM., § Cap. d'Enghien ; A nnales du Cercle arch. d'Enghien, t. VI,

I 8g8-1907, p. 385, n. 1 ; Dl. IV, § 3255. (4) Docum. et rapports . . . de Charleroi, t . X XXXIV, 1939, p. 255 . (5) DELTENRE, p. 68.

Page 389: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VI. BEST AANSMIDDELEN

De Kapucijnen wilden leven volgens het Evangelie, zonder zorg voor de dag van morgen. Gewoonlijk kon ieder klooster aldus in zijn eigen onderhoud voorzien en slechts in een uit­zonderlijk geval daagde er hulp op van andere huizen of van P. Provinciaal.

We weten welke opvattingen men er inzake armoede op nahield ; we weten welke inkomsten men kon aanvaarden en welke niet. Huizen en landerijen weigerde men en vaste in­komsten eveneens. Hoe men dan in de gegeven omstandighe­den toch het nodige kon vinden, moeten we nu uiteenzetten.

De bestaansmiddelen waren velerlei . Vooreerst had men r) een negatieve faktor, nl. de vrijdom van allerlei lasten en accijnzen ; men had 2) het loon voor geestelijke werkzaam­heden en misstipendiën en eindelijk 3) de giften van openbare besturen en partikulieren. Dit is de verdeling van dit hoofdstuk.

1 . VRIJDOM VAN LASTEN EN ACCIJNZEN

Deze vrijdom stelde de Paters. in een bevoorrechte positie. Ze waren ontslagen van veel verplichtingen en betalingen, die zwaar op de burgerij drukten. Dit gold voor allerlei zaken. Aldus ziet men te Bergen in 1766 de Kapucijnen vrijstellen (al werd het ook met moeite verkregen) van de last om de rivier de Trouille te helpen schoonmaken ( r ) . Dit was een speciaal geval. Van veel méér belang was echter de vrijdom van briefport, die we hier eveneens moeten behandelen.

( 1 ) ACB. I, 2 1 .500, pp. 160, 1 65 .

Page 390: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

386 VI. BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

Briefport. - Hun brieven, zowel voor binnen- als voor buitenland, verzonden de Kapucijnen zonder porto te betalen. Dit was een groot voorrecht, hun grootmoedig door de edele familie Tour et Taxis verleend. We weten dat de opperpostmeester Leonard de Tour et Taxis (t r628) een voor­naam weldoener van het klooster te Brussel was (r ) , terwijl zijn weduwe, zowel als hun zoon Lamoral Claude François (t 1677) , méér de Paters te Tervuren begunstigden (2) ; ook verscheidene andere leden van de familie worden dankbaar irt het archief der Orde vermeld.

De Oversten waardeerden ten zeerste de grote weldaad die vrijdom van briefport voor de kl�osters betekende en reeds in 1642 verboden ze streng, de post ooit te bedriegen of heimelijk brieven voor wereldlingen door bemiddeling van religieuzen te laten bestellen (3) . In r66o kwam men daar weer op terug (4) . Ook te Rome hadden de Oversten in r65o vanwege de postmeesters klachten ontvangen, dat er te veel brieven werden geschreven (5) . Bij de Walen verbood men dan in r662 te schrijven over nieuwsjes of politiek, of enkel uit beleefdheid.

In de jaren r662, r67r , r6g8 en 1704 hoort men weeral klachten van de postmeesters over te druk briefverkeer ; en de Oversten reageren weer tegen mogelijk bedrog ten voordele van leken, wat echt onrecht zou zijn (6) .

Op dit laatste punt werd herhaaldelijk teruggekomen (7) . Het bleek zo moeilijk, om in dit opzicht aan het verzoek van leken te weerstaan ! Rome kondigde daarom in 1733 strenge straffen af, samen met een verbod op doodzonde (8) .

Einde Maart 1739 schreef de opperpostmeester naar de Waalse en de Vlaamse Provinciaals, dat hij wist dat verschei­dene religieuzen, zelfs Oversten, brieven voor leken ontvingen

( 1 ) Dl. I, blz. 59. 6o ; Dl. V, blz. 64. (2) ACB. I, 7920, p. 22 ; Dl. I, blz. 378. (3) ACB. l i l , 1006, p . 390, § 2-3. (4) Ibid. , p . 580, § 30. (5) AOMC., t . VI , 1 89o, p . 302, § 42 .

(6) BL . . HS. 37 · f . JOV. , 73V·-74L ; ACB. IJ l , I OOJ, p . 57 ; 1 007, p . 29, § 9 · (7) ACB. l il , 1 003, p . 1 48 ; xoo8bis, p . 3 1 ; Kamerijk, Bib! . munic., HS.

1 238 (u n ) , f. 36r.-v.

(8 ) AOMC., t. VIII , 1 892, p . 142, § 44 ·

Page 391: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BRIEFPORT

·of verstuurden. Zo men zo'n verzendingen kreeg, moest men ze aan de postmeesters bestellen ; deed men het niet, zo werd gedreigd de vrijdom helemaal af te schaffen (1 ) . Daarop zon­den beide Provinciaals een strenge brief naar hrm onderdanen. De Waalse Overste stuurde er een afschrift van naar het postbestuur, met verzoek om de namen van de schuldigen te mogen kennen, om ze streng te bestraffen. Doch naderhand vernam men, dat het aangeklaagde misbruik niet bij de Ka­pucijnen, maar in een ander kloosterinstituut was voorge­komen.

Toen Prins Anselme François de Tour et Taxis op 8-9 November 1739 te Brussel overleed, werd in alle kloosters der verschillende Provincies een plechtige dienst voor hem gehouden (2) .

Naderhand in 1768, leest men nog vermaningen om minder brieven te schrijven (3) ; en wat het smokkelen van brieven voor leken aangaat, verbood Rome het weer op doodzonde in 1761 en 1767 (4) . ·Het schijnt dat de Nederlandse Kapucijnen in dezen toch minder reden tot klagen gaven dan andere Orden. Niettemin werd einde 1769 een algemeen dekreet uitgevaardigd, met de vermaning dat heel het klooster zijn vrijdom zou verbeuren, zo één van zijn leden op dergelijk bedrog werd betrapt ; in geval van achterdocht kregen de postmeesters het recht om alle verdachte brieven te ope­nen (5) .

Een laatste klacht kwam in 1782 vanwege de legerleiding, tegen het smokkelen en heimelijk bestellen van brieven aan militairen (6) .

Belastin�en . - De Staat, de Provincie en de Stad eisen regelmatig belastingen en allerlei rechten van hrm onderho­rigen. Het was nu altijd de gewoonte geweest, dat de geeste-

( r ) Als men van klooster verandert, mag men voor leken geen gesloten brieven meenemen (Caeremoniale, p. 282, § XI) .

(2) ACB. I, 5756-57 ; I II , IOOJ, pp. 2 20, 224-25. (3) ACB. I I I , 1008, pp. 162-63 . (4) ACB. I, 6oog, 2 I .OOJ, 2 1 .005 ; AOMC. , t. VIII, 1 892, p. 248, § XXVII . (s) ACB. I , 7409 ; BSN. , HS. 66, p . 255. (6) BSN. , HS. 66, p. 223, § 6.

Page 392: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

388 VI. BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

lijkheid belastingvrijheid genoot ; doch in de XVIIe eeuw was dit kerkelijk voorrecht grotendeels afgeschaft ; voor de Kapucijnen werd het echter over het algemeen gehandhaafd. Zaken voor dagelijks gebruik, vooral levensmiddelen, konden ze vrij verkrijgen en vervoeren. Zo zien we de Paters omstreeks r6r9-22 in Henegouwen vermindering of kwijtschelding van de verschuldigde belastingen vragen (r) . Te Brussel werd in r673 hun belastingvrijheid plechtig afgekondigd (2) .

Op 6 November I724 liet de Regering ook vrijheid van belasting toe voor bier, wijn, zout en kolen voor eigen gebruik, ook voor 4 loten brandewijn ; eveneens mocht men in het klooster gerust vee slachten, doch uitsluitend voor eigen gerief, onder zware straffen in geval van bedrog en met de verplichting om in het kantoor een bewijs aan te vragen, om te brouwen, te slachten of wijn in de kelder te bergen. In geval van achterdocht hadden de kommiezen het recht om huiszoeking te komen houden. Men liet zelfs toe, zo er ooit méér brandewijn voor gekwetsten of zieken werd verlangd, er méér aan te vragen ; dit zou gemakkelijk worden ver­leend (3)

In r726 werd de belastingvrijheid voor alle eetwaren weer af(iekondigd (4) . Een omkeer kwam echter in I753, toen Maria Teresia op het bezit van de Dode Hand en schenkingen aan kloosters strenge kontrooi voorschreef (5) .

Nu volgen enkele gegevens aangaande verschillende soorten van accijnzen en lasten, waarvan de Kapucijnen meestal vrij bleven.

In- en uitvoerrechten. - In de Nederlanden, zowel als elders, bleven veel waren aan in- en uitvoerrechten onder­worpen en uit het jaar r673 bezitten we een gedrukte lijst van de taksen die op de verschillende waren werden gehe-

(1 ) L. DEVILLERS, Inventaire anal. des archives des États de Hainaut, t. I I (Mons 1902), p . 39·

(2) ACB. I, 4981-83 (3) ACB. I , 2 1 .500, p. 36. (4) ACB. I, 7497, p. 1 5 1 . (5) R . KoERPERICH, Les lois sur l a Mainmorte dans les Pays-Bas catholiques.

Étude sur l'édit du 15 sept. 1 753 (Louvain 1922 ) .

Page 393: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BELASTINGEN. IN- EN UITVOERRECHTEN 389

ven (1 ) . Gewoonlijk bleven de Kapucijnen van deze rechten vrij (2) . Ook te Maastricht toonden de Hollanders zich hierin in 170� heel inschikkelijk (3) . In 1722 had Philibertus van Bergen rechtstreeks te Wenen een klacht ingediend omdat de Walen sommige in- en uitvoerrechten moesten betalen, waarvan ze vroeger waren vrijgesteld. Dit deed hij zonder Brussel daarin te kennen ; het werd hem kwalijk genomen, zodat hij niets kon verkrijgen (4) .

I n 1738 e n 1757 verleende Brussel vrij verkeer met het kloos­ter te Geldern (5) . In 1738 werd volle vrijheid verleend om alle gebedelde waren te vervoeren voor alle Nederlandse Ka­pucijnen, de Provincies van Rijsel en Luik inbegrepen (6) . Vier jaar later werd hetzelfde voorrecht , voor Minderbroeders en Kapucijnen, wederom afgekondigd (7) . Op 2 Maart 1743 verkreeg Cassia.nus van Bossut vrije aflevering van een kist met 25 pond « vastenvruchten » uit Marseille verstuurd, doch te Duinkerke weerhouden (8) . Tijdens de Franse bezetting Werden alle vrijheden in 1746 en 1747 door beide oorlogvoe­rende partijen geëerbiedigd (9) .

In 1751 dacht de Raad van Financiën er echter aan, om deze vrijheid voor alle Bedelorden af te schaffen en slechts door te laten wat op de rug kon worden gedragen. Aanleiding daartoe waren grove misbruiken, in een andere kloosterorde ·.rastgesteld. Zo het plan doorging, werd het een echte ramp, vooral voor de visvoorziening, wegens de hoge rechten, eerst dit jaar voor alle invoer uit Holland geëist. In September 1751 kwam de Waalse Provinciaal Clernens van Roosbeek speciaal naar Brussel, om zo mogelijk, het onheil te voorko-

( I ) ACB. I, 9539· (2) Zie b. v. J. GROB, Recueil d'actes et documents (Luxembourg 1909) ,

pp. 351 -52 ( 1671 ) ; ACB. I, 7363 ( 1700) . (3) ACB. I, 2 1 .500, p. 34· (4) KB., HS. 1 4 .512 , f . 83-104. (5) ACB. I , 20.2 1 6, 20.22 1 -22 . (6) ACB. I , 5749-52bis ; 7497, pp. 1 42-43 ; 2 1 .500, p. 38 ; I I I , 1003, p. 2 1 9 ;

ARA . , Gons. des Finances 2648 ; RKMm., p. 2 1 2 . (7) ARA., Gons. des Finances 2640 ; ACB. I , 5778-80, 7497 (pp. 14 1-42) ,

8571 , 9 I I 3, 9225 ; ACH., Oud archief Velp, I I I, 15 . (8) ARA ., Gons. des Finances 2617 . (9) ARA., Gons. des Finances 26o8 ; ACB. J , 8589-90.

Page 394: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

390 VI. BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

men (r ) . Einde Mei I753 vinden we Lambertus van Martilly eveneens in de Hoofdstad, met hetzelfde doel ; doch geen van beiden kon iets bekomen. Dan wendde Lambertus zich rechtstreeks tot de Hoge Raad voor de Nederlanden te We..:. pen ; terwijl het antwoord op zich liet wachten, hoefden de Kapucijnen toch niet te betalen, zoals de anderen (2) .

Op 8 Mei r76o werd eindelijk weer vrije in- en uitvoer voor Kapucijnen, Rekollekten en Arme klaren verleend, doch met strenge strafmaatregelen, zo ooit ten voordele van leken bedrog werd gepleegd. De voerlieden moesten overigens steeds een bewijs van de kloosteroverste kunnen overleggen. Dit werd door de Oversten aan hun onderdanen medegedeeld ; in Vlaanderen voegde men er bij dat, zo ooit iemand bij der­gelijk bedrog medehielp, hij een maand lang in de gevange­niscel zou worden opgesloten (3) .

Onder J oseph I I werd dit voorrecht echter voorgoed afge­schaft .

Dezelfde vrijheid als voor gebedelde en etenswaren, werd gewoonlijk ook voor bouwstoften uit het buitenland verleend, al moest ze ook telkens worden aangevraagd (4) . Te Velp bekwam men dit in I732 heel moeilijk, maar eindelijk kwam het toch in orde (5) . Slechter ging het te Aarschot in r768 (6) en te Mechelen in I757 ; in beide plaatsen moesten de volle taksen worden betaald. In deze laatste stad wilde men de kerkvloer vernieuwen en daartoe had men 3400 voet blauwe en witte steen nodig (7) .

Toen schipper Willeros op I4 Oktober I75I voor de Maaseikse Kapucijnen met méér dan 230 « gangen n kolen uit Luik terugkwam moest hij te Navagne (Moelingen) de hele tol betalen, doch te Urmund mocht hij vrij passeren (8) .

We weten reeds hoe godsdienstige voorwerpen uit Italië te

( 1 ) BSN., HS. 66, p. 147 ; HS. 67, f. 32v. (2) BSN. , HS. 67, f . 62r. (3) ACB. I, 5952-57, 9259-60 ; I I I . 1008, p. 99· Reeds vroeger was vcrboden

onderweg iets voor leken te dragen, om belastingen te ontduiken (Hoger, blz. 329) .

(4) Dl. 11 , blz. 32 ; Dl. V, blz. 27 n. 5, 71-72, 124, I.f6, 1 75-76, 178, 241 , 301 . (5) DL V, blz. 438. (6) Dl. V, blz. 162. (7) ARA., Cons. des Finances, 2647. (8) RKMs.

Page 395: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

IN- EN UITVOERRECHTEN 391

Oostende zonder tol in ontvangst mochten worden geno­men (1 ) . Zo ook werden de 16 delen van Louis DE Pmx' Prin­cipes discutés in 1781 voor het klooster te Namen vrij inge­voerd (2) , zowel als een pak boeken, in 1782 te Oostende voor het Brusselse klooster aangekomen (3) . In 1776 had een boekhandelaar uit Parijs echter een kist boeken naar Rijsel gestuurd, op het adres van Hieronymus van Heilissem, te Brussel. Deze vermoedde echter dat dit niet voor de Kapucij­nen was bestemd en in dit geval zou hij natuurlijk de passende rechten betalen. Op 15 Juni 1776 verkreeg hij dat de kist niet te Menen, doch wel te Brussel zou worden geopend (4) .

Toen de Gardiaan te Edingen in 1776 3 ellen fluweel, om een kazuifel te herstellen, nodig had, liet hij het uit Kamerijk door een leek medebrengen. Op volle middag passeerde de man te Quiévrain, zonder te weten dat daar een tolbureau was. Hij ging vrij door, zonder door iemand te worden aan­gesproken. Doch · bijna ter bestemming gekomen, werd hij tegengehouden en de stof aangeslagen. Doch na tussenkomst van P. Gardiaan, werd ze weer vrijgegeven. Brussel liet noch­tans opmerken dat het procédé niet in orde was, omdat de drager slechts een bewijs van P. Vikaris bij zich had, niet van P. Gardiaan, zoals was voorgeschreven, en dat het overi­gens moest blijken dat de stof werkelijk was gebedeld (5) .

We bezitten nog een bewijs, op 18 September 1790 te Turn­hout afgeleverd, voor een man uit Hoogstraten, om vrij stof te mogen overbrengen (6) .

Toen de Kapucijnen in het Hasseltse 25 pond hennep had­den gekregen, mocht dit vrij in 1777 langs het bureau te Halen naar Antwerpen worden overgebracht (7) .

Dikwijls moest e r uit de kloosters gebedelde wol naar de verschillende weverijen worden gevoerd. Maaseik kreeg hier­voor in r674 volkomen vrijheid (8) . Ook naar Namen kon deze grondstof rustig worden vervoerd, op voorwaarde dat P. Provinciaal aangaf van welke hoeveelheid en hoeveel gewicht

( r ) Blz. 30. (3) Ibid., 26I I . (s) Ibid., 264 r . (7) ARA., Cons. des Finances, 2622.

(2) ARA., Cons. des Finances, 2646, (4) Ibid., 2622 . (6) ACB. I , 9307. (8) ACB. I , 20.255.

Page 396: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

392 VI. BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

er sprake was (I } . Moeilijkheden te Luik werden in I7IS-I6 opgelost (2) en ook te Geldern kreeg men volledige vrijheid in I7I9 (3) . Nog in I78o werd wol uit Maaseik zonder tol over het kantoor van Halen verstuurd, niet over dit van Balen (Nete) , wat nochtans de rechte weg was naar Antwerpen en Gent. In I785 mochten uit Oostende enkele gebedelde scha­penvachten, samen met 8 balen wol uit Spanje, ongehinderd naar Gent worden gevoerd (4) .

Op zout rustte veelal een speciale belasting. Niettemin werd er in I742 een zak voor Tervuren vrijgegeven (5) en in I752 kreeg dit klooster er jaarlijks 4 zakken en Brussel g, van de termijn uit Holland (6) .

Voor hun ontelbare en langdurige vastens hadden de Ka­pucijnen veel vis nodig, Reeds op 28 Januari I628 verleende Isabella vrije doorgang voor labberdaan uit Zandvliet naar Mechelen, Lier of elders (7) . Ook in I7II liet de Raad van Financiën te Namen vrije doorgang toe voor vastenspijs van de zeven kloosters uit de Kustodie van Duinkerke (8) . In I737 vinden we op I4 Oktober een nog milder gumt voor de Paters te Luxemburg en Aarlen. Eerstgenoemd klooster mocht vrij invoeren : 6 vaten labberdaan, I vat haring, 400 pond stokvis, 25 potten olijfolie, 200 pond boter en 50 pond vlas. Voor Aarlen waren de hoeveelheden vastgesteld op 5 vaten labberdaan, I vat haring, 500 pond stokvis, 30 pond vlas en 24 pond wit was (g) . In I742-43 kregen beide kloosters weer samen uit Holland 6 vaten labberdaan, I vat haring en 700 pond stokvis. De zending kwam over Keulen, Koblenz en Trier ; doch te Wasserbillig werd I4 g. en I3 sols

( 1 ) ACB. I I I , 2 1 .500, p. 34 ; vgl. ACB. I, 92 1 4 . (2) ACB. I I I , 1003, p. 1 04 . (3 ) ACB. I , 20 .2 1 2 . (4) ARA., Cons. des Finances, 26n . (5) Ibid., 2616. (6) Ibid., 2609. (7) ACB. I, 430 1 -02 . {8 ) ACB. I , 8553. Menen wordt niet genoemd, doch S.-Omaars komt in

de plaats. (9) ARA. , Cons. des Finances, 2627. Het vlas wordt in de teksten geheten

" !in gris "· We menen dat daarmee het gewas van mindere kwaliteit wordt bedoeld, dat in de Vlaamse vlasstreek « blauw vlas " wordt geheten, het tegenovergestelde van « wit vlas », dat duurder wordt verkocht.

Page 397: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

IN- EN UITVOERRECHTEN 393

taks geëist. Op 20 Februari 1743 besliste Brussel echter dat men het geld moest teruggeven (I ) .

Een moeilijkheid kwam in Oktober 1749. Weer had Luxem­burg zijn labberdaan, haring en stokvis uit Holland over Luik laten inleveren. De voerman had een bewijs bij zich van P. Gardiaan, doch op het bureau te Bihain moest hij een borg storten ; in November verkreeg het klooster echter weer vrije invoer (2) .

Andere dergelijke toelatingen werden in 1731 verleend voor Thuin, in 1733 voor Dinant (3) , in 1743 voor Verviers, Stavelot en Thuin en in 1750-51 voor verschillende andere kloos­ters (4) . Uit 1771 kennen we dergelijke stukken voor bijna alle Vlaamse kloosters, alsmede voor Dinant en Thuin (5) .

Veurne had een paar malen moeilijkheden voor zijn vis­voorziening. In 1738 had men een schipper uit Nieuwpoort 2 vaten labberdaan laten meebrengen. Dit geschiedde, doch bij zijn aankomst werd het betalen der rechten geëist ; na beroep op Brussel, werden de Paters op 20 December 1738 in het gelijk gesteld. In 1742 kwam eenzelfde geval voor, doch nu betrof het 3 vaten uit Holland gdeverd. De ontvanger merkte op, dat men slechts vrijheid genoot voor gebedelde, niet voor gekochte waren. Brussel werd geraadpleegd en voor ditmaal werd de zending vrijgegeven (6) . De volgende jaren kreeg hetzelfde klooster echter verlof om regelmatig vis uit Holland te ontvangen, nl. labberdaan en soms ook stokvis, haring en zalm (7) . Andere kloosters volgden dit voorbeeld (8) . Geldern mo�st echter sedert 1751 de verschuldigde rechten betalen en het duurde tot 1754 eer dit weer in orde kwam (g) . Eindelijk vermelden we nog dat Bergen in 1784 zijn vasten­spij zen bij uitzondering uit Frankrijk mocht ontvangen (10) ,

( 1 ) Ibid., 2628. (3) Ibid., 2650. (5) ARA., Cons. des Finances, 26I I . (7) ACB. T , 8574. 8577, 8584-85.

(2) ARA., Cons. des Finances, 2629. (4) Ibid., 2648 ; ACB. I , 7390. (6) Ibid. , 2648.

(8) In 1 747 werd uit Holland vis en kaas gevraagd voor Doornik, Menen, Ieper en Veurne (ACB. I, 8593) ; voor Brugge werd vis toegestaan in 175 1 (ACB. I, 7497. p. 1 44) .

(9) ACB. I, 20.2oo (p. 34) , 20. 2 1 3, 20.2 19-20. ( 1o) ARA., Com. des Finances, 264 1 .

Page 398: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

394 VI . BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

terwijl Ieper in 1788 nog vernieuwing vroeg van de vrijheid die het in 1729 voor graan en vis had kunnen bekomen (1 ) .

Voor vrije invoer van wiin golden altijd veel beperkingen ; doch hierin ook genoten de Kapucijnen voorrechten. In 1738 werden uit Duinkerke twee vaten wijn naar het klooster te Veurne gestuurd. Doch de ontvanger hield ze te Adinkerke tegen, onder voorwendsel dat het recht der Paters verjaard was en had moeten vernieuwd worden. Eindelijk gaf hij de vaten toch vrij , doch onder borgsom. Te Brussel kregen de Paters echter gelijk, doch men verlangde dat P. Gardiaan de vereiste verklaring voorlegde (2) .

Toen de Kapucijnen van Aarlen in 1744 te Metz een stuk wijn cadeau kregen, verleende Brussel vrije invoer op 16 Januari 1745 (3) . Ook 2 stukken miswijn, uit Orchies naar het klooster te Doornik gestuurd, werden bij uitzondering vrijgegeven (4) .

Te Geldern was het echter onmogelijk na 1751 vrijdom van wijn terug te krijgen, alhoewel dit voor andere waren wél werd verleend, omdat men wist dat de stad alle nodige miswijn zelf bezorgde (5) .

Eindelijk vernemen we nog dat de Paters te S .-Truiden in 1779 en weer in 1785 35 tonnen bier uit de Oostenrijkse Nederlanden vrij mochten ontvangen, langs de bureau's van Halen, Zoutleeuw of Tienen (6) .

In Frankrijk genoot de Rijselse Provincie eveneens veel voorrechten. Vooreerst liet Brussel in 1738, 1742 en 1744 her­haaldelijk toe, gebedelde waren uit Oostenrijks naar Frans gebied lastenvrij over te brengen (7) . Ook de Franse instanties toonden zich daarbij zeer inschikkelijk (8) . Voor vis die men nodig had, gaf de Rijselse Provinciaal ieder jaar de lijst van het getal religieuzen van ieder klooster en het getal vaten

( r ) ACB. I, 9693. Aangaande de invoer van graan, zie nog BSN. , HS. 66,

p. 256 ( 1 772) . (2) ARA., Gons. des Finances, 2648. (3) Ibid., 2629. (4) Ibid., 2648 . (5) ACB. I, 20.200 (p. 34), 20.2 1 3 , 20.2 19-20. (6) ARA., Gons. des Finances, 261 1 . (7) ACB. I . 23.200, pp. I I J , I I 5 . (8) ACB. I , 8542 ; [DEHAISNES] Vilte d'A rmenlières. Invenl. anal. des

archives communales (Lille 1 877), p. q, no GG. 6 1 .

Page 399: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

IN- EN UITVOERRECHTEN. SPECIALE TOESTANDEN 395

labberdaan die men nodig had ; de getallen schijnen gewoonlijk wel wat aangedikt. In 1696 begeerde men in het geheel 190 vaten (1 ) . De betrekkingen tussen beide geografische gebieden verbeterden natuurlijk nog, toen de Fransen in 1744-46 ons land bezet hielden (2) .

Bij de Walen werd het in 1725 door de Oversten verboden, tabak, brandewijn of andere waren te smokkelen ; wie daarop werd betrapt, zou aan strenge straffen blootstaan (3) .

Zo'n voorschriften geraakten gemakkelijk vergeten en even gemakkelijk kon men zijn geweten vormen om ze niet te on­derhouden . Het schijnt aldus dat Br. Roebus van Ieper (1790) eens tussen Lauwe en Menen door de kommiezen werd tegen­gehouden. Dezen vonden hem in het bezit van twee flessen brandewijn. Ze sloegen ze ongenadig stuk. Bij zijn thuiskomst kreeg de Broeder nog een strenge berisping van Engelbertus van Poperinge . De Broeder was overigens een heel zorgzaam ziekenoppasser (4) en het is heel goed mogelijk, dat hij de drank voor zijn dierbare verpleegden bestemde.

Speciale toestand te Meerset en te Marville . - Het is onvermijdelijk dat er in kloosters die vlak bij de grens wa­ren gelegen, al eens werd gesmokkeld. Niet altijd handelde men volgens de geldende voorschriften, al blij kt het niet immer dat de Paters daar zelf de hand in hadden. Aldus werd te Meersel in 1700 een mysterieuze korf aangeslagen, die Cor­nelis Cornelissen uit Purmerend naar P. Provinciaal te Ant­werpen had gestuurd. Men vond er wereldlijke klederen in, een Romeins brevier en enkele dingen getekend C.L. (5) .

Men leefde te Meersel overigens onder een gunstregime, wat betreft in- en uitvoer. Doch toen de knechten op de kar van het klooster ook dingen voor le1<en hadden binnengebracht, werden alle voorrechten in 175 1 ingetrokken en slechts met veel moeite kon men tot de vorige toestand terugkeren (6) .

{ r ) ACB. I, 8543. Zie dergelijke lijsten uit r 698 (ACB. I, 8545) en 1 705 (ACB. I, 8550) ; vgl. Dl. II, blz. S r , n . 8 ; Dl. V, blz. 3 L�-1 5 .

{2) ACB. I, 8586-88, 87 ro ; 7497, pp. 1 43-44. (3) ACB. l i l , !003, p. J42. {4) VERVISCH, Dl. I , blz . 1 97, 2 1 7, 224, 261 . (5) ACB. I, 9078-82 . (6) Dl . V, blz. 196-97.

Page 400: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

396 VI. BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJ DOM VAN LASTEN

Sedert 1767 mocht Meersel jaarlijks 160 pond vlas in voe­ren (1 ) . En voor vis en andere waren worden in de tweede helft van de XVII Ie eeuw nog verscheidene malen speciale vergunningen vermeld (2) .

Ook te Marville stond men voor een eigenaardige toestand. Het klooster was op Nederlands gebied gelegen, in de voorstad S.-Jean, terwijl Marville zelf tot Frankrijk behoorde (3) . Niettemin kregen de Paters het grootste deel van hun be­staansmiddelen van over de grens.

Dat er nu en dan gesmokkeld werd, zal wel waar zijn ; hoe kon het ook anders ? Niettemin was het heel hatelijk, toen de PP. Ignatius van Avesnes en Hieronymus van Luik op 24 Mei 1709 van uit Aarlen hun medebroeders daarvan te Brussel meenden te moeten beschuldigen. Het waren natuur­lijk twee weinig voorbeeldige religieuzen, die beiden vroeger apostaat waren geweest . In een schrijven naar Brussel vonden ze't ergerlijk dat P. Gardiaan, zoals ze beweerden, van zijn klooster te Marville een magazijn gemaakt had van allerlei waren, die hij bij gelegenheid in Frankrijk poogde binnen te smokkelen. Deze toestand hadden ze reeds in N overober of December 1707 te Brussel aangeklaagd en ze waren verwon­derd dat er door de Oversten, die het vernomen hadden, sank­ties tegen hen werden getroffen. Doch nu hoopten ze wel, dat de Regering hen tegen de Oversten zou beschermen (4) . Hoe de zaak verder verliep, vernemen we niet.

In 1742 werd lastenvrijheid verleend voor wijn die de Pa­ters in Frankrijk hadden gebedeld (5) . Doch in 1764 kwam toch een geval voor, dat aan Brussel moest worden voorgelegd. Op 28 Maart van dit jaar werd een boodschapper betrapt , met twee koperen kruiken, elk van 9 potten wijn, die hij te Marville bij een herbergier was gaan kopen en die hij naar

( r ) ACB. I, goor , p. 6 1 . ( 2 ) ACB. I, 9260-61 , 9265, 93 1 6, 93 1 9-23. (3) Dl . l i l , blz. 1 34 . Door de Waalse Provinciaal was het in 1 7 76 streng

verboden tabak mee te nemen, wanneer men naar Marville verhuisde (ACB. I, 2 1 .009, § 1 2) .

(4) ARA., Gons. des Finances, 8536. Deze lias bevat allerlei stukken zonder onderling verband; waarschijnlijk naar de Graaf van Bergeyck gestuurd .

(5) ARA., Gons. des Finances, 2628.

Page 401: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TOESTAND TE MEERSEL EN TE MARVILLE 397

het klooster droeg. Daar was immers de pastoor van S.-Mard samen met de heer Dumas uit Virton (1) op bezoek en natuur­lijk trakteerden ze de religieuzen. De drager had een bewijs bij zich, dat de wijn wel voor de Paters was bestemd ; en daar dezen beweerden dat het aldus in regel was, liet de ontvanger de man met zijn kruiken zijn weg voortzetten. Doch te Brussel vroeg hij of dit inderdaad in orde was. Het bewijs dat de drager voorlegde en dat thans nog in het Rijksarchief berust (2) , was een kaarteblad (hartennegen) , met op de keerzijde de vermelding dat de wijn voor de Kapucijnen bestemd was en de handtekening van P. Vikaris, Victor van Bastenaken. Te Brussel vond men dat alles in orde was. Toch zou het beter zijn, niet méér dan 12 flessen inééns te laten passeren. Op 9 Mei 1764 werd deze oplossing voorgesteld en de volgende dag werd ze officieel aanvaard ; voor grotere hoeveelheden zou men voortaan de gewone rechten moeten betalen.

Binnenlandse belastingen. - Behalve de grenstol voor in- en uitvoer, moeten we hier ook allerlei binnenlandse belastingen vermelden, waarvan de Paters eveneens groten­deels waren vrijgesteld.

Vooreerst vernemen we dat Brussel op 3 1 Oktober 1622 vrije doortocht van waren voor de Kapucijnen verleende, over openbare land- en waterwegen (3) .

Te Brugge eisten de pachters van het « pondgeld n in 1652 hun rechten op het ingezamelde brandhout ; maar de Kapu­cijnen wisten hun vrijheid te handhaven (4) . In dezelfde stad had men in 1655 een andere moeilijkheid met de koninklijke ontvanger ; men verneemt niet waarover het juist ging, maar de invloedrijke Didacus van Brugge zou de aangelegenheid trachten te regelen (5) .

Om alle moeilijkheden in het vervolg te voorkomen, werd door Graaf de Monterey op 14 Januari 1671 een algemeen verlof voor Rekollekten en Kapucijnen afgekondigd, om ge-

-( 1 ) Vgl. Mme Dumas, Dl. I I I , blz. 1 34-35 . (2) ARA., Gons. des Finances, 2631 ; ook 2632 heeft op Marville betrekking. (3) ACB. I, 2 1 .500, p. 28 . (4 ) ACB. I , 7317-19. (5) ACB. I, 4826.

Page 402: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

/ VI . BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

bedeld goed vrij te vervoeren (1 ) ; regelmatig werd dit voor­recht vernieuwd, hetzij voor de Kapucijnen alleen, hetzij meteen ook voor de Rekollekten en Arme Klaren (2) . Voor het vervoer getuigde men in 1674 uitdrukkelijk dat geen onderscheid diende gemaakt tussen gewesten die al of niet door de Fransen waren bezet (3) . Op deze algemene vergun­ning werd in 1700 tafelwijn uitgezonderd (4) en in 1720 daar­enboven ook zout, brandewijn en kolen. In ieder geval moes­ten de voerlui een verklaring van P. Gardiaan kunnen overleggen.

Te Ieper kregen de Kapucijnen in 1729 vrijheid van « bar­gerecht )) voor granen, vis, hout enz. (5) en te Brugge hetzelfde in 1739, 1768 en 1770 voor het « kalsijderecht )) (6) . Daaren­tegen werd te Brussel in 1754 voor het klooster te Menen het vrije vervoer van bier en hout geweigerd (7) , zowel als het­zelfde voorrecht voor tarwe en kolen voor Charleroi in 1757 (8) .

Te Rijsel werden de Kapucijnen in 1727 van de XXe pen­ning vrijgesteld (g) . Ook de Armentiers kreeg men in 1738 ontslag van het betalen der lasten (10) .

In de havenstad Oostende leefde men onder speciaal regime. Doch religieuzen die er zich gingen vestigen of van daar ver­trokken, mochten gerust hun sermoenen, boeken over theologie en allerlei klein gerief meenemen ; er mocht zelfs een kleine hoeveelheid tabak, thee, chocolade, koffie, suiker enz. bij zijn, doch niet méér dan één of twee pond (n) .

Veel ingewikkelder was de kwestie van bier en wijn.

( 1 ) ACB. I , 4940-41 . (2) Zie vernieuwing 1 736, ACB. I , 5703. (3) ACB. I , 4993· Men kent dergelijke verklaringen uit 1675 (ACB. I ,

5032) . 1681 (ACB. I , 5104, 5107-08 ; ARA. , Gons. pr. Esp. n8o) . 1692 (ACB. I ,

5 2 1 1 ) , 1 702 (ACB. I , 5271-73, 8548-49), 17 15-16 (ACB. l i l , 1003, p . 104) en 1 720 (ACB. I, 5386, 8813) .

(4 ) ACB. I, 7497, p. 140. (5) Ieper, Stadsarchief, Resol. van den Grooten Ghemeene, 1 709SS., f . 72 . (6) ACB. I, 7403-04, 7412 , 7497 (pp. 1 52-54) . (7) ARA., Gons. des Finances, 2648. (8) Ibid., 2619. (9) GAR., § A ffaires génér. , V, cart. 851 , n. 15 . Voor de XX• penning te

Brussel in I 768, zie ACB. I, 7920, pp. 75-76. ( xo) GAR., cart. Gentil, n° 1 15. (u) ARA., Gons. des Finances, 26I I .

Page 403: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BINNENLANDSE BELASTINGEN. BIERACCIJNS 399

Bieraccijns . - Wat hierin de belastingvrijheid van de Paters betrof, was de toestand van stad tot stad verschillend. Voor Antwerpen vond Don Juan van Oostenrijk het reeds in 1637 goed, dat de Kapucijnen geen bieraccijns betaal­den (1 ) . Te Maaseik stortte de stad in 1628 de 35 g. terug, die de belastingambtenaren voor bier en wijn aan de Kapucijnen hadden opgelegd (2) . Te Hasselt hadden deze kloosterlingen reeds hun vrijdom in 1642 en 1649 (3) .

In Henegouwen werd dit voorrecht in de éne stad na de andere verleend. Reeds in 1657 deden de Kapucijnen hun aanvraag te Bergen, doch eerst in 1666 kregen ze voldoe­ning (4) en weer in 1692 moesten ze , overigens met goede uitslag, hun voorrecht tegenover de pachters der belasting verdedigen (5) . Dezelfde vrijdom kregen ze te Edingen in 1666 (6) , te Aat in 1682 (7) en te Zinnik in 1696 (8) .

Te Brugge waren er moeilijkheden in 1701 , zoals blijkt uit een pak stukken in het Stadsarchief aldaar, waarbij brou­wer Joos Buysse op de voorgrond treedt. 't Lastigste van al ging het te Tienen. Gelijk in de overige steden, kreeg men vrijdom in 1671 (g) ; doch reeds in de eerstvolgende maanden kwamen er moeilijkheden (10) ; en dit was de reden, waarom de heren van het stadsbestuur, bij de plechtige inbezitneming van de nieuwe kloostergebouwen, door de syndicus wel voor de optocht werden uitgenodigd, doch niet voor het feest­maal (u). In 1691 en 1695 was alles toch in orde. Het spel herbegon echter in 16g6, toen brouwer Cocx aan de Kapucij­nen niet meer wilde leveren, omdat men hun rechten niet erkende. Brussel moest een paar malen tussenkomen (r2) .

In 1725 werd een nieuwe regeling ingevoerd voor het ver-

(I) ACB . I, 7280, pp. 1 3 1 -38. (2) GAMs., Rekeningen. (3) C. BAMPS, Hasselt-jadis ( 1 • partie) (Hasselt 1 894) . p. 72 ; VANDERSTRAE­

TEN-GESSLER, A lgemeen repertorium der Hasseltsche Ordonnantieboeken (Has­selt 1 92 1 ) , blz. 34·

(4) ACB . I , 2 r .635• 2r .64o. (5) ACB . I, 2 1 .669-71 . (6) ACB. I, 2 1 .64 1 ; vgl. 2 1 .655 (1681) en 2 1 .691 ( 1 724) . (7) ACB. I, 2 1 .656 ; vgl. 2 1 .672 ( 1 693). (8) ACE. I , 2 1 .674. (9) ACE. I, 9524, 9530. (1o) ACB. I , 9684, p. 75· (n ) Dl. V, blz. 1 47, n. 5· ( 1 2) ACE. I , 9572, 9574 , 9576, 9578�86.

Page 404: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

400 VI. BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

krijgen van allerlei koopwaren. Volledige vrijheid werd wel verleend voor huisslachting en aanvoeren van zout, vis, azijn, olie enz. ; doch voor wijn, bier en graan werden voor de kloosters door de Regering zelf de hoeveelheden bepaald, die aan geen lasten waren onderworpen ( r ) . Vrij waren aldus ieder jaar voor de Kapucijnen 8 brouwsels te Gent, 6 te Brugge en te Aalst , terwijl men voor Kortrijk rso, voor Oudenaarde roo en voor Dendermonde go tonnen rekende. Ook het graan werd beperkt ; Gent kreeg er 97 zakken, Brugge 50, Kortrijk 40, Aalst 34, Oudenaarde 30 enz (2) .

Op Frans gebied genoten de Paters veel voorrechten. Te Douai werd in 1728 een reglement op het brouwen afgekondigd, doch de Kapucijnen bleven uitgezonderd (3) . In 1739 vroegen de Paters te Armentiers aan de Députés des États de Lille belastingvrijheid voor het bier en de wijn, die hun als aalmoes werden geschonken (4) .

Toen de Rijselse Paters in 1745 weer het klooster te Doornik hadden bezet, werden hun beperkingen voor de biervoorzie­ning opgelegd. Men erkende hun het recht om 200 tonnen sterk en roo tonnen klein bier te brouwen ; doch spoedig werd dit vervangen door 300 tonnen sterk bier in het geheel. Toen de Walen echter in 1749 het klooster weer hadden bezet, vielen de beperkingen weg en mochten ze ongehinderd bier bedelen, zoals vroeger (5) .

Doch in 1755 kwamen nieuwe moeilijkheden, te Doornik zowel als elders. In heel het land werd aan de stadsbesturen verboden, vrijheid van bieraccijns te verlenen. Te Doornik gaf de stad voortaan slechts de helft vermindering van vroe­ger, op de tonnen bier die de burgers aan het klooster schonken. Dit verminderde geweldig de mildheid der gelovigen. Daarom schonk de stad nu, verscheidene jaren achtereen, telkens

( 1 ) Op 31 Januari 1 725 schrijft de nuntius Spinelli dit naar Rome (VA .•

Nunz. Fiandra, I I 7) . (2) Vgl. nog voor Brugge ACB. I , 7375· (3) [DEHAISNES-LEPREUX-BRASSART] Ville de Douai. Inventaire somm. des

archives comm. Séries AA-EE (Douai 1 876-gS). p. 70. (4) [DEHAISNES] Ville d'Armentières. Invent. anal. des A rchives commun.

(Lille I 877). p. 21 ; ACB. I, 23.200, p. I I4. (5) ACB. I, 21 .402, pp. 43-45.

Page 405: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BIERACCIJNS 401

een hulpgeld van 400 g. In 1765 deden de Paters hun gewone aanvraag en op 24 Oktober vroeg de Thesaurier­Generaal het advies van het stadsbestuur. Het gevolg was, dat Brussel op 16 December slechts toeliet 150 g. te betalen voor 2 jaar ; het volgende jaar zou men er weer roo mogen schenken, maar dan stellig voor de laatste maal. Toen de Paters echter een nieuwe aanvraag hadden ingediend en de Thesaurier-Generaal op 13 Februari 1767 te Doornik advies had gevraagd, liet hij op I I Januari 1768 weer 200 g. toe voor het jaar 1768 ; en de drie volgende jaren mocht men evenveel verlenen. Ondertussen waren de burgers weer wat milder geworden ; doch de aalmoezen brachten jaarlijks slechts 8o tonnen op, wat heel weinig was, vergeleken bij vroeger. Om de toestand te verhelpen, begon men graan te bedelen, wat men te Doornik nog niet had gedaan. Aldus kreeg men beide eerste jaren telkens genoeg voor 3 grote brouwsels en het volgende jaar zelfs voor 4 ; daarmee was men gered.

Later werd officieel voor ieder klooster bepaald, hoeveel bier het belastingvrij mocht gebruiken. Voor hun brouwsels konden de Doornikse Kapucijnen over 91 zakken gerst be­schikken ; en deze hoeveelheid was voldoende. Daar de toelage van 200 g. voorgoed uitbleef, gaf de heer Hudsebaut nu jaar­lijks 50 g. voor dezelfde bestemming. Aldus kreeg men in 1771 en 1773 3 grote brouwsels, elk van 42 tonnen, en in 1772 3 grote en 2 kleine (r ) .

In 1758 werd te Bergen afgekondigd, dat de Kapucijnen ieder jaar 7 brouwsels bier belastingvrij mochten gebruiken. Doch in 1764 besliste Brussel dat geen enkel klooster in het land vrij bleef van de « gruit )) of bieraccijns (2) . In 1767 werkten Bergen (3) en Tienen (4) om van de belasting ontsla­gen te worden. doch ze konden niets bekomen. Te Brugge wer­den de Kapucijnen daarom zelfs voor de rechtbank gedaagd ; van de belasting bleven ze toch vrij tot in 1776 ; daarna betaalden ze evengoed als de anderen (5) .

( x ) Ibid., p. 52 ; Doornik, Stadsarchief, § Capucins. (2) ACB. I, 7393· (3) A nn. du Cercle arch. d'Engltien, t . VI, x898-1907, p. 400. (4) ACB. I, 9654. (5) ACB. I, 7393-94. 7426-34, 7497 P· 155 .

Page 406: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

402 VI. BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

Wijnbelasting. - Van het begin der Nederlandse Provincie af vonden rijke weldoeners er wel eens hun genoegen in, de arme religieuzen met wijn te trakteren. In 1604 schonk ook het Rijselse stadsbestuur een wijntraktatie, vrij van lasten (1 ) . Voor Oudenaarde maakte men te Gent echter bezwaar tegen vrije levering aan de Kapucijnen, alhoewel dezen getuigden dat ze daar nimmer lasten voor hadden betaald (2) . Te Ant­werpen deden ze't evenmin als voor het bier en we hebben reeds gezien dat Don Juan van Oostenrijk dit in 1637 goedvond (3) .

Zeven jaar later was het in sommige kloosters voorgeschre­ven, om vrij te blijven van de wijnaccijns, aangifte te doen van de hoeveelheid drank die er verbruikt was. Doch in 1644 schreven de Oversten van de Vlaamse Kapucijnen voor, dat niemand anders dan P. Gardiaan dergelijke verklaringen mocht ondertekenen ; men zou wel toezien dat niemand wijn voor persoonlijk gebruik ontving. Nog veel méér was het verboden, leken op de naam van het klooster wijn te laten inslaan (4) .

In 1677 werd niettemin verteld, dat een of andere religieus door leken koopwaren liet bezorgen, als bestemd voor de Orde, om aldus de fiskus te bedriegen. Het Kapittel dat dit jaar te Luik werd gehouden, eiste de strengste straffen voor dergelijk misbruik (5) .

Te Gent werden in 1672 nieuwe lasten op de wijn geheven ; niemand werd uitgezonderd, behalve Rekollekten, Kapucij­nen en Arme Klaren, die jaarlijks een zekere hoeveelheid lastenvrij mochten verkrijgen (7) . Op hun verzoek, werden de Kapucijnen in 1673 zelfs door Brussel overal van de wijnac­cijns vrijgesteld (7) .

In 1702 werd weer verklaard, dat de Kapucijnen van alle wijnaccijns vrij bleven, alhoewel men daar te Antwerpen,

( 1 ) GAR., Registre au.x résol. du magistrat, reg. VI, f . S n. (2) ARA ., Gons. pr. Esp. uSo, n° S45. (3) ACE. I , 72So, pp. I 3 1-13S. (4) ACE. I , r oo6, pp. 425-26, § 6. (5) EL., HS. 37, f. 95v. , § 4· (6) A. VAN PuYMBROUCK, Eenige bladz. uit de gesch . van het voormalig

Franciscanerklooster te Gent (Gent r SSS), blz. 86. (7) ACE. I, 7734·

Page 407: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

WIJNBELASTING

Aarschot, Leuven en elders bezwaar tegen maakte ( 1 ) . Daarom ziet men te Maaseik op 10 November 1709 en 13 December 1710 Alfonsus van Mechelen een totaal van 180 potten wijn aangeven, die het klooster in verscheidene malen van Jan de Kuypper had ontvangen (2) .

In 1722 leest men wel dat de Staten van Brabant aan nie­mand de wijnaccijns kwijtscholden (3) ; doch in 1724 werd deze vrijheid toch weer aan alle Kapucijnen van het land toegestaan (4) .

In 1725 kwam echter een nieuwe regeling, voor wijn zowel als voor bier, en nu had men te Gent enkel belastingvrijheid voor 30 stukken, te Brugge voor 24, te Kortrijk voor 14, te Aalst en te Dendermonde voor 10 en te Oudenaarde voor 8 .

Te Brugge konden de Paters echter in 1726 weer volle vrij­heid krijgen (5) ; doch het volgende jaar werd dit slechts gehandhaafd als P. Gardiaan een eed wilde doen dat hij nooit de fiskus zou bedriegen ; daarom verklaarde Bisschop van Susteren op 19 Juni 1 728 dat Alexius van Oudenaarde plechtig vóór hem, op zijn woord als priester, beloofd had, nooit iets te zullen verklaren als bestemd voor het klooster, indien het naar leken zou gaan (6) . Reeds het volgende jaar werd deze eed niet meer vereist (7) .

Ook te Gent kreeg men in 1728 volledige vrijheid (8) . Te Antwerpen kreeg men het voorrecht op 27 Februari 1733 (9) , alhoewel er hetzelfde jaar een uitzondering werd gemaakt voor kleine hoeveelheden ( « schreven » en « kleine fustagie ») ; doch deze beperking verviel weer enkele weken of maanden later (10) .

Daar wijn lastenvrij bleef, gaven de Paters aan, met welke hoeveelheid en door wie ze aldus waren begunstigd ; dan hoefden deze weldoeners er ook geen accijns voor te betalen. Te Brugge werden aldus voor de Kapucijnen, tussen 28 Sep-

( r ) ACB. I, 5277. (2) GAMs., Rekeningen. (3) ACB. I, 88r4 . (4) ACB. I, z r .soo, p. 36 ; vgl. voor Edingen ACB. I , 2 r .69r . (s) ACB. I , 7376. (6) ACB. I, 7377-(7) ACB. I, 7497. pp. 1 45-46. (8) ACB. I, 8706. (9} GAA. , Rekwestboeken. ( 10) ACB. I, 7280, pp. I J I -J8.

Page 408: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

404 VI. BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

tember 1742 en 2 1 Augustus van het volgende jaar, niet minder dan 13 stukken, 2 « filetten », 50 « drielingen )), 51 « sesters n

en 24 stopen aangegeven ( r) . In 1751 werd te Brussel de belastingvrijheid weer uitge­

breid, omdat de Provinciaal Martinianus van Brussel had laten weten dat er in de Hoofdstad 8o religieuzen waren, die vanwege hun drukke werkzaamheden wijn behoefden. Er waren eveneens veel zieken en uit Tervuren kwamen er nog bij . Verder was er wijn nodig voor de sakristie, de apotheek en de armen (2) .

In Vlaanderen werden in 1755 alle belastingvrijheden voor wijn wederom afgeschaft. Drie jaar later echter hoefden de Kapucijnen slechts de helft der rechten te belaten ; doch geen vermindering werd verleend voor Champagne, Bourgogne, Spaanse wijn, likeurwijn en jonge wijn, nog zonder droesem ; de volle lasten moest men daarentegen betalen voor bier, buiten Vlaanderen gebrouwen. Om vrijheden te genieten, moesten de Paters toch de verklaring ondertekenen dat ze in het klooster geen wijn zouden gebruiken die ze niet van de weldoeners hadden gekregen, noch buiten het klooster (]rank aan onvrije personen mededelen (3) .

Toen de kloosterknechten te Meersel de lastenvrijheid hadden verbeurd (4) en om alle misbruiken uit te roeien, verbood de Vlaamse Provinciaal in 1751 ten strengste, iets voor leken te aanvaarden (5) . In 1760 werd alle bedrog door de Oversten opnieuw verboden ; ongehoorzamen zouden voor een maand in de strafcel worden opgesloten (6) . En in 1761 vernieuwde Paulus van Colindres een bepaling van zijn voor­gangers, waarbij op doodzonde werd verboden de fiskus te bedriegen (7) .

In 1758 werd in Henegouwen afgekondigd voor welke

( 1 ) Zie een heel pak dergelijke verklaringen voor wijn in het Stadsarchief te Brugge. § Kapucijnen.

(2) ACB. I, 7774-75· (3) ACB. I, 5929, 593 1 , 7497 pp. 1 46-48. (4) Hoger, blz. 395 en Dl. V, blz. 197 . (5) ACB. I, 1627-30, 7497 pp. 148-49. (6) ACB. I, 1681 , 9260 ; I I I , 1 007, p. 99. (7) AOMC., t. VIII, 1 892, p. 249, § 2 7 ; ACB., I, 2 1 .003.

Page 409: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

2 . LOON EN MISSTIPENDIËN

hoeveelheid wijn de kloosterlingen belastingvrij bleven. Voor de Kapucijnen was dit te Bergen 4 stukken, miswijn inbegre­pen, en te Doornik 12 ( r ) . Deze regeling wekte klachten en opspraak, zodat ze eerst te Bergen niet werd toegepast . Doch in 1762 eiste men voor bier en wijn betaling van de rechten voor de 3 afgelopen jaren. Voor bier, hadden de Kapucijnen niet méér verbruikt dan toegelaten was. Daar dit niet het geval was bij de Dominikamen en de Geschoeide en Onge­schoeide Karmelieten en ze het nodige geld niet hadden om te betalen, werden hun meubels aangeslagen en openlijk aan de kloosterpoort verkocht ; ook de kosten daarvoor kwamen ten laste van de religieuzen. Dit alles verbitterde de bevolking.

Wel hadden de Kapucijnen te veel wijn verbruikt, zodat men voor de 3 afgelopen jaren een belasting van 528 pond en 8 sols eiste. P. Gardiaan diende een rekwest bij het stadsbe­stuur in, doch te vergeefs. Toen hij zich daarna tot Hertog Karel wendde, kreeg de stadspensionaris een berisping en werd alles een tijd uitgesteld, doch betalen moest men. Men deed het echter in verscheidene termijnen, zodat in 1765 nog rgo g. te betalen bleef. P. Gardiaan kreeg te Brussel kwijt­schelding van dit bedrag en meteen verlof om, in plaats van 4, jaarlijks 6 stukken wijn vrij te mogen gebruiken (2) .

2 . LOON EN MISSTIPENDIÈN

Loon. - Veel geestelijke bedieningen werden regelmatig vergoed ; aldus veelal officiële zorgen in ziekenhuizen, het dienstbetoon in kloosters van Zusters, het prediken en mis­lezen in allerlei kerken en kapellen enz. Doch al deze vormen van apostolaat en werkzaamheid komen eerst in het volgende boekdeel ter sprake.

In sommige kerken werd het preken goed betaald. Aldus

(r ) ACB. I, 2 1 .402, p. 52 . (2) ACB. I , 2 1 .500, pp. 1 59-60 ; BSN ., HS. 66, tussen pp. 1 78 en 1 79.

Page 410: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

406 VI. BESTAANSMIDDELEN. 2. LOON EN MISSTIPENDIËN

te Brussel in Koudenberg, waar men optrad voor het Hof (r ) . Ook te Bergen betaalde men rijkelijk. In den beginne zond iedere kanunnikes van S . Waudru beurtelings het middagmaal van P. Stationaris ; en daar de éne de andere wilde overtroe­ven, deden ze aldus ongehoorde onkosten. Daarom vond men 't later beter, wat ze wilden geven samen te leggen ; en sedert schonken ze 49 pond voor de Advent , 8o pond voor de vasten, 24 pond en vier loten wijn voor de preek over S. Waudru en evenveel wijn voor het sermoen voor 0.-H.-He­melvaart en voor H. Drievuldigheid ; apart betaalden ze de preek voor S. Aya en S. Macarius. De stationaris van S. Eli­sabeth kreeg 32 flessen wijn op kosten van de stad en daaren­boven een zeker bedrag voor enkele preken afzonderlijk (2) .

Er zijn ook kleine steden waar de predikatie apart werd vergoed. Aldus betaalde Maaseik in 1633 aan de Minderbroe­ders zowel als aan de Kapucijnen ro g. voor de sermoenen van heel het jaar. In r677 schonk men aan de Kapucijnen liever een portie vlees en wittebrood ; doch in 1770 6o g. (3) .

De diensten door kloosterlingen aan de bevolking bewezen waren meestal van geestelijke aard en werden veelal niet rechtstreeks vergoed ; dit geldt voor de goddelijke diensten in de kerk, geestelijke leiding, biechthoren, bezoeken en op­beuren van zieken enz. Deze zorgen leggen de algemene sym­pathie uit die de Paters overal genoten en die dan ook o.a. haar uiting vond in de talrijke giften, door openbare besturen en privaatpersonen geschonken . De vaste toelagen die de steden aan de kloosters verleenden, waren in de grond als dankbetuiging en honorarium bedoeld ; te Verviers b.v. wordt het jaarlijkse hulpgeld gewoonlijk uitdrukkelijk vermeld als een vergoeding voor bewezen diensten (4) .

Misstipendiën . - Een zeker deel van de bestaansmidde­len van een klooster kwam van misstipendiën. Deze zijn geen

( r ) Beide hofpredikanten, Marcellianus en Heliodorus de Barea hadden in 7 j. tijds een totaal van 22 .636 g. ontvangen, waarover ze eigenmachtig beschikten (Dl. VI, blz. 322) ; doch daar kunnen misschien ook rnisstipendiën bijgerekend zijn.

(2) ACB. I, 2 1 .500, p . r6. (3) GAMs., Rekeningen. (4) LEJEAR, p. 54 ; Leodium, t. VIII, 1909, p. 103 .

Page 411: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

MISSTIPENDIËN 407

loon in de strengste zin van het woord, maar hier is toch de plaats om er verdere uitleg over te verstrekken.

In 1593 verbood het Provinciaal Kapittel het aanvaarden van misintenties. Het Ceremoniaal van 1594 liet echter enkele intenties toe, voor weldoeners of anderen (r) . Het is immers te begrijpen, dat vrienden der Orde wel eens missen vroegen, voor zich zelf of voor overledenen, en dat ze dit wilden ver­goeden. Doch in r6o2 verbood Laurentins van Brindisi, in het Kapittel te Arras, ooit geld als mishonorarium te aan­vaarden ( 2) .

Tegen giften in natura was natuurlijk geen bezwaar. Aldus gebeurde 't dikwijls in de XVIIe eeuw, dat Paters gevraagd werden om mis te lezen bij diensten of uitvaarten en dat als honorarium brood, vlees, wijn enz. werd gestuurd (3) . Nog in 1704 werden wel eens missen gevraagd, waarvoor men dan dezelfde eetwaren, eieren, boter enz. bezorgde. Tegen deze wijze om de bewezen dienst te vergoeden maakten religieuzen soms bezwaar, maar het Definitorium wees hen terecht (4) .

Aldus werd het aanvaarden van één of andere vergoeding algemeen in de Nederlandse Provincies. Het Kapittel van r6ro verbood aan de Gardiaans méér misintenties te aanvaar­den, dan zij of hun onderdanen tijdens hun ambtsjaar konden exonereren (5) . In r627 was het reeds de gewoonte, de misin­tenties ergens te noteren en iedereen moest zich daarnaar schikken, wanneer P. Gardiaan hem tekende of hem monde­ling verwittigde ; predikanten hadden hierin niet het minste voorrecht (6) . Fundatiemissen, die te Spa niet konden worden geëxonereerd, werden in 1631 aan de Paters uit het klooster te Luik overgemaakt (7) .

Het Generaal Kapittel van 1633 wilde niet dat iemand mis­intenties ontving, behalve de Oversten. Het honorarium mocht overigens niet in het klooster in ontvangst worden

( r ) ACB. I I I, sooS, f. 24v, § 22. (2) CF., t . IV, 1934, p . 204, § 2S. (3) BL., HS. 40, p . I 7S· (4) ACB. l il, roo3, pp. 3S, s r . (s) ACB. l il, I 006, p . IOI , § 30. (6) Ibid., p. 229, § 4 · (7 ) DJ . 11 , blz. 2 77, n . 2 . Zo ook aanvaardden de Rijselse Kapucijnen

later alle fundatiemissen van het hospitaal S . -Sauveur ; er waren er méér dan 6oo per jaar en het honorarium bedroeg 330 pond (Souvenirs religieux d1 Lille, rS9s, p. Ss) .

Page 412: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

408 VI. BESTAANSMIDDELEN. 2. LOON EN MISSTIPENDIËN

genomen, naar moest bij de weldoener blijven. Slechts in dringende gevallen, waarin een beroep op Geestelijke Vrienden was toegelaten, mocht men er gebruik van maken (r ) . In r637 werden deze bepalingen herhaald ; doch men voegde er bij , zo de weldoener vroeg om dit geld voor de Broeders uit te geven, dat men hem zou antwoorden dat hij kon doen wat God hem zou ingeven (2) .

In de Konstituties van 1637 werd uitdrukkelijk verboden, het honorarium te gebruiken om eten en drinken te bekostigen. De Fransen hadden liever de beperking zien bijvoegen, dat dit wél mocht, zo de weldoeners zelf het aldus bepaalden (3) .

In r647 stelde Innocentius van Caltagirone vast , dat er bij de Geestelijke Vaders en Moeders in Vlaanderen veel geld berustte, ook voor het lezen van missen (4) .

Op 30 November r652 getuigde Claudius van Bergen, pre­dikant en Vikaris te Rijsel, dat het klooster 300 intenties en een speciale lijkmis volgens de gewoonten der Orde had gele­zen voor de ziel van priester de le Court (5) . Zo'n plechtig getuigenis laat wel vermoeden, dat daarvoor een honorarium werd uitbetaald. In r675 en voorzeker nog vroeger, eiste men te Rome het exonereren va.n ro misintenties, voor het diploma van predikant (6) .

Het kwam wel voor, dat men missen vroeg, zonder dat dit , volgens de opvatting van de bezoekers en de religieuzen, een echte verplichting medebracht. Wanneer men te Brussel in r655-57 aan de deur missen vroeg, moest de portier eerst P. Gardiaan raadplegen , behalve wanneer het slechts 3 of 4 missen gold ; dan moest men dit aan de Overste mededelen, om te weten of er werkelijk verplichting was en of het klooster niet reeds met aanvragen was overlast (7) . Het was verboden dergelijke bezoekers die missen verlangden tot de Geestelijke Moeder te sturen, alhoewel dit in r675 soms bij de Walen werd gedaan (8) . Redding kwam echter in 1733, toen men officieel

( 1 ) AOMC., t . VI, 1 8go, pp. 1 4 1 -1 42 , § 24-27. (2) I bid., pp. 1 68-69, § 4· (3) ACB. I , 1 244, 1 247. (4) ACB. lil , 1oo6, pp. 437-38, § I. (5) ADN., § Capuc. de Lille. (6) ACB. I, 5032 . (7) ACB. I , 7714bis, § 13 . (8) BL., HS. 37 , f . 92v.

Page 413: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

MISSTIPENDIËN

aanvaardde, zoals hoger gezegd (r ) , dat men in de Noorder­landen moeilijk kon bestaan en aalmoezen genoeg in natura ontvangen, zodat men hier deze aalmoezen, die zonder goed bepaald doel waren geschonken, voor het aanschaffen van eten en drinken mocht benutten (2) . Aldus was de oudere opvatting in de Orde voorgoed verlaten. In 1751 vroeg Bo­naventura van Luxemburg zich wel af, in een brief aan Clemens van Roosbeek (3) , hoe het algemeen kon worden aanvaard (wat eigenlijk toch een erg misbruik was) , dat mis­intenties werden aangenomen, ontlast of doorgestuurd, daar dit honorarium toch altijd een geldaalmoes was zonder vaste bestemming, zonder te weten of men ze nodig had of niet en waartoe ze zou worden besteed. Het was toch helemaal tegen de opvatting der Kapucijnen, die nog altijd officieel de voorrechten van Martinus IV en V verwierpen. Dit was een theoretisch bezwaar, waardoor de Pater toch geenszins tegen de gevestigde gewoonte in opstand wilde komen. Radikaler was de lektor Bertinus van Zeeland, die in 1785 te Geldern door Erhardus van Radkersburg streng tot de orde moest worden teruggeroepen, omdat hij missen met stipendium weigerde te exonereren (4) .

In ontelbare testamenten worden bij de Kapucijnen missen besteld en vooral in Dl. 1 1 en V hebben we veel dergelijke bepalingen vermeld (5) . Daar de aanvragen zo talrijk werden,

( 1 ) Blz. 328. (2) ACB. nr. !003, p. 181 ; nr. 6024 . (3) BSN., HS. 67 , f . 23r. Ook Eugenius van Landen schijnt in 1 725 daar

bezwaar tegen te hebben (ACB. I, 5491 , § I I ) . (4) ACB. II , 3 190, pp. 33-34· (5) Zie b. v. een aanvraag voor 2000 missen en in een ander geval een dage­

lijkse mis om ro u . , een jaar lang, Dl . I I , blz. 44. n. 5· Volgens testament van een zekere van Wuestenraedt (6 Febr. r673) uit Hoensbroek, moesten de Kapucijnen 200 H. Missen lezen (BAR. , A cta, t. 28, f. 303v. ) . Te Door­nik ontving Marie de Ie Vigne op 9 Febr. 1 707 6o g. voor 200 missen voor de overleden mej . Hardy (Doornik, Stadsarch. , § doss. Capucins) . Te Brus­sel aanvaardde de koster Michael Angelus van Brussel op 19 April 1 769, vanwege Gravin de Cruquenbourg, 240 misintenties tot zielelafenis van Hya­cinthus de Brouchoven, Graaf van Bergeyck (ARA., § A rchives familte Cr!.t­

quenboul'g, I Io) . Te Rijsel betaalde men in 1 739, 300 misintenties aan de Kapucijnen, tegen r o patars (Bttll . . . de Cambrai, t. XXI, 192 1 , p . 1 29) . We noteren eindelijk dat bij de Walen in 1 77 1 missen aan 7 patars en méér aan P. Provinciaal moesten worden afgestaan (BSN .. HS. 66, p. 240, § 5) .

Page 414: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

410 VI. BESTAANSMIDDELEN. 2. LOON EN MISSTIPENDIËN

schreef het Generaal Kapittel in 1656 voor heel de Orde voor, de intenties nauwkeurig te noteren en daarover tijdens de Visitatie bij P. Provinciaal verslag uit te brengen (1) . In 1702 moest alles ook in het Provinciaal Kapittel verantwoord worden (2) en later werd regelmatig in de konvokatiebrief vermeld, dat P. Gardiaan moest aangeven hoeveel intenties nog niet waren geëxonereerd (3) . De Geestelijke Vader of Geestelijke Moeder moest deze boekhouding bijhouden (4) .

Dat dit geen nutteloze voorzorg was, bleek o.a. te Eupen. Reeds lang regende 't daar klachten tegen de syndica Bau:.. mann. Wegens onbekwaamheid in het beheer der ontvangen aalmoezen, werd ze eindelijk in 1764 uit haar ambt ontzet (5) . Bij het nazien van haar boeken, vond men een totaal van 1300 misintenties, waarvan niemand wist of ze geëxonereerd waren of niet. In deze onzekerheid zag het Definitorium geen andere uitkomst, dan op I I April 1766 iedere Pater van de Provincie te verzoeken, vijf intenties sub . conditione te willen exonereren (6) .

Behalve het boek met intenties die men had aanvaard, hield men er in het klooster nog een tweede, waarin dag voor dag de namen van de Paters werden genoteerd, die mis had­den gelezen. Voor de jaren 1796-r8o2 bezitten we nog derge­lijk register van het klooster te Meersel. De namen van de Paters die afwezig zijn of wegens een andere reden in het klooster geen mis hebben gelezen, worden eveneens zorgvuldig genoteerd (7) .

Het verzenden van misintenties . - Het kwam natuur­lijk voor, dat in één of ander klooster méér missen werden gevraagd dan men kon exonereren ; dan stuurde men deze naar andere huizen, waar men er te weinig had. Dit onderling dienstbetoon bracht echter ook gevaren en mistoestanden mee. Te Maaseik is het eens voorgekomen, waarschijnlijk

( I ) AOMC., t. VI, 1 890, .pp. 359-60, § 6. (2) BL., HS. 39, E. 245r. (3) ACB. I , 7420, 2 1 .009 § 7· (4) ACB. III , rooS, p. 142, § r r . (5) ACB. I I I , roo3, p . 398. (6) Ibid., pp. 422-23 , § I ; BSN., HS. 66, p. 227. (7) ACB. I, 9002 .

Page 415: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HET VERZENDEN VAN MISINTENTIES 4II

omstreeks 165o-6o, dat de Rekollekten mis�en te weinig hadden en op hun verzoek stonden de Kapucijnen er hun af. Daarop gingen de begunstigde Paters, naar het schijnt, alom vertellen dat de Kapucijnen méér missen aanvaardden dan ze konden exonereren ( 1 ) .

Het was echter de gewoonte niet, misintenties aan buiten­staanders toe te vertrouwen. In 1658 zien we Stanislaus van Oudenaarde er uit Duinkerke naar zijn Provinciaal sturen (2) . Het Kapittel van 1677 verbood uitdrukkelijk aan de Waalse religieuzen intenties af •te staan, vooral tegen een verminderd tarief, zoals werd verteld (3) . In 1695 keurde Bernardinus van Arezzo het in dezelfde Provincie af, zonder verlof van P. Provinciaal missen aan andere kloosters of medebroeders af te staan (4) . Vooral werd het in 17II bij de Walen verboden, er buiten de Orde of naar een vreemde Provincie te sturen (5) ; zo ook bij de Vlamingen in 1736 (6) . De Geestelijke Moeders hadden evenmin het recht, zonder verlof van P. Provinciaal, misintenties af te staan (7) . De Walen hadden overigens in 1737 in verschillende kloosters missen te weinig (8) en ook de Luikenaars klaagden daar in 1742 over (g) .

We lazen zoëven dat in 1677 verteld werd dat men hier of daar missen afstond met achterhouding van een deel van het stipendium. We weten niet of deze beschuldiging gegrond was. Het Generaal Kapittel van 1719 bevestigde echter dat dit in enkele kloosters der Orde wél werd gedaan en ten streng­ste werd dit verboden (10) . Het schotschrift Récréations des Capucins (u) beweert dat zoïets regelmatig in Frankrijk gebeurde ; maar we weten niet of het geen laster is. Bij de Walen was het misbruik onbekend. Doch in 1751 moest men voorschriften maken, om deze praktijk, die begon in te sluipen, in de kiem te doden (12) .

( r ) RKMs., pp. 20-27. (2) ACB., I , 4865. (3) BL., HS. 37, f. 96v. , § r r . (4) Ibid., f. 2 1 4v. (5) ACB. I I I , I OOJ, p. 86. (6) ACB. I I I , r ooS, p. 5, § q. (?) ACB. I I I, I OOJ, p. 322, § I . (8) Ibid., p. 2 I J , § 2 . (9) Kamerijk, Bib!. munic . , HS . 1 238 ( I I r r ) , f . 66v.-67r. , § 5 · ( ro) AOMC. , t . VIII , 1 892, p . 45. § r6 . (u) (La Haye 1 738) , pp . 1 94-200. ( 1 2) ACB. I J l , r oo3, p. 333 . § 5·

Page 416: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

412 VI . BESTAANSMIDDELEN. I . VRIJDOM VAN LASTEN

In 1755 werd te Aat toch een mistoestand ontdekt. Geeste­lijke Moeder was daar de weduwe Deverschain. Men wist over haar niets dan lof. Ze zorgde dat de religieuzen goed werden gevoed, was moederlijk bekommerd met de zieken en toonde zich voor de sakristie heel mild. Slechts kon men haar verwijten, dat ze aan niemand misintenties afstond, tenzij wanneer men bij haar lijnwaad of andere waren bestelde. Omstreeks Oktober 1755 stierf ze tamelijk onvoorziens, zonder over haar beheer of de toestand van de kas veel uitleg te kun­nen verstrekken. De erfgenamen legden in het sterfhuis op alles beslag, zelfs op het geld dat voor missen was bestemd . . . Altijd had ze heel breed geleefd en met vrienden en familiele­den veel geld verteerd. Nu kwam men tot de overtuiging dat ze handel in missen moest hebben gedreven en dat ze aldus al deze onkosten kon doen. Dit scheen des te zekerder, omdat men na haar dood zoveel missen ontving, zoals men nooit zou hebben verwacht . Het is wel waar dat Allerzielen nakend was en er dan gewoonlijk veel missen worden gevraagd ; maar het scheen toch buitengewoon en verdacht, dat er in drie weken reeds 1200 werden gevraagd (1 ) .

Nog in 1783 wees Willelmus van Duisburg er op , dat men geen intenties buiten de Orde mocht afstaan en stellig nooit een deel van het honorarium achterhouden (2) .

Waar men intenties te veel had, stuurde men ze dikwij ls naar de Provincie van Luik, waar men er te weinig scheen te hebben ; dit deed b.v. Bonaventura van Oostende, Gardiaan te Gent, in 1758 (3) . Do,ch in 1781 vernam het Vlaamse Defi­nitorium dat men er ginder misbruik van maakte en dat enkele Gardiaans er aan Franse konfraters en zelfs aan wereldlijke priesters afstonden. Aan de Luiker Oversten vroeg men dus uitleg ; zo dit waar was, zou er niets meer worden gestuurd, daar dit stellig tegen het verlangen van de weldoeners in­druiste (4) .

( r ) BSN., HS. 66, p. 162 . (2 ) Ibid., f. I ]OV. (3) ACB. I , 5940 ; vgl. ook 5942 en ACH. (oud archief Velp, II en I V) ,

waar d e Luikse Gardiaan Athanasius van Rechain zijn kollega uit Velp dankt voor de ontvangen 300 intenties (zonder datum) ; op 6 Augustus I 769 had men reeds aangekondigd dat men er 200 zou sturen.

(4) ACB. I II , wo8, p. 255·

Page 417: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

HET VERZENDEN VAN MISINTENTIES 413

Nog een ander gevaar was aan het verzenden van miSlil­tenties verbonden. In 1747 meende Damianus van Houplines, Provinciaal te 'Rijsel , ondervonden te hebben dat verscheidene Oversten van vreemde Provincies niet geloofden dat ze , bij het aannemen van intenties, een strenge verplichting van rechtvaardigheid op zich namen. Daarom verbood hij . nog méér missen te aanvaarden, dan men in de Rijselse Kapucij­nenkloosters kon exonereren ( r ) .

In 1770-73 stuurde: Franciscus Seraphim van Brussel her­haaldelijk missen naar de Postulator Generaal Carolus Cle­mens van Padua (2) . Doch deze onbekwame en weinig reli­gieuze Pater moest ook uit zijn ambt worden ontzet, omdat men gegronde twijfels meende te hebben aangaande het ge­bruik dat hij van zijn geld maakte, zoals Erhardus van Rad­ker�burg in 1773 liet weten (3) .

In 1755 had de Vlaamse Provinciaal de Definitor Theodorus van S.-Truiden benoemd om de aangelegenheden van de misintenties te regelen. Waar men er te veel had, moest men hem verwittigen en hij zou dan laten weten naar welk kloos­ter het geld moest worden gezonden. Bij hem kon men even­eens intenties aanvragen (4) .

Eindelijk moeten we hier nog noteren, dat het eenzame klooster te Meersel. zowel als Velp, gewoonlijk intenties te veel had, die het voorzeker hoofdzakelijk uit Noord-Nederland ontving. Aldus kon het er in Februari of Maart 1782 264 naar het Provincialaat sturen ; in Juni van hetzelfde jaar zond men er nog een zeker aantal en eindelijk in September 1784 weer 130 (5) .

Vrije missen . - Zolang de gewoonte om mishonoraria te aanvaarden niet was ingevoerd, lazen de Paters volgens persoonlijke godsvrucht en tot eigen intentie. Later echter moesten ze dit doen tot intentie van hun Gardiaan en aldus tot het onderhoud van het klooster het hunne bijdragen. Doch nu en dan konden ze toch u vrij » celebreren, volgens persoon­lijke devotie of voor dierbare overledenen.

( r ) ACB. I, 8592 . (3) ACB. I , 7829. (5) ACB. I , 9276-n, 928 1 .

(2) ACB. I , 77s3, nBg, 7828, 7830. (4) ACB. I II , rooS, p. 84, § 1 2 .

Page 418: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

414 VI . BESTAANSMIDDELEN. 2. LOON EN MISSTIPENDIËN

Het Generaal Kapittel van 1656 besliste dat de Paters recht hadden op 3 of 4 vrije intenties in de week (1 ) . In 1662 werd dit voorschrift herhaald, doch nu zonder een juist getal aan te geven ; men vond dat P. Gardiaan slechts zoveel in­tenties mocht eisen, als er feitelijk nodig waren (2) ; en in 1678 eiste Rome slechts een minimum van twee vrije intenties per week (3) .

Van nu af aan gingen de Vlaamse en de Waalse Provincie elk een verschillende weg op ; in het Zuiden behield men het recht op drie vrije missen in de week (4) , terwij l de Vlamingen met twee moesten tevreden zijn, nl. op Zondag en Donder­dag (5) . In de Rij selse Provincie volgde men dezelfde praktijk als bij de Walen (6) en dit bleef ook het gebruik in de Kustodie van Duinkerke ; zodat het daar heel hard viel wanneer het getal tot twee werd teruggebracht in de kloosters Ieper, Menen en Veurne, toen deze in 1782 door Vlaanderen werden gean­nekseerd.

In Vlaanderen was het gebruik tamelijk ingewikkeld. Zo was men er iedere dag vrij , terwijl men op termijn was of buiten het klooster de Vasten predikte of een gepaste rekreatie hield. Wie echter eenvoudig uitging om in een parochie of op een kasteel mis te lezen, las voor P. Gardiaan, zoals in het klooster. Wie een pastoor ruime tijd verving, las wekelijks vier missen voor P. Gardiaan, doch dan moest het klooster instaan voor de missen voor medebroeders, die ondertussen kwamen te overlijden. Op Kerstdag had men buiten de kloos­ters twee vrije missen, doch thuis slechts éne, behalve wan­neer het feest op een Zondag of Donderdag viel. Een Pater

( r ) AOMC., t. VI , 1 8go, p. 360, (2) AOMC., t. VI I , 1 89 1 , p. 54, (3) Ibid. , pp. 134-35. § 14. (5) ACB. I, 5388-88bis.

§ 7· § g.

(4) BSN. , HS. 66, p . 203.

(6) ANP., serie G9, no 48. Volgens het reeds geciteerde schotschrift Récréations des Capucins, p. 192 note, hadden de Paters in de Franse Pro­vincies gewoonlijk maar twee vrije missen in de week en nog moesten ze daarvan de missen voor overleden ouders en medebroeders afrekenen. De­zelfde schrijver beweert, pp. 1 23-24, dat de Provinciaal, de Definitoren en de gewezen Provinciaals hun leven lang altijd vrij lazen. Bij ons vindt men geen spoor van dergelijke voorrechten.

Page 419: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VRIJE MISSEN EN HONORARIUM

die op Zondag of Donderdag wegens ziekte of een andere reden niet kon celebreren, had het recht om daarna de ver­loren vrije intentie terug te krijgen (r ) .

Vrije missen en honorarium. - Voor vrije missen mocht men geen honorarium ontvangen ; een onderdaan had overi­gens het recht niet, om voor zich zelf intenties te aanvaarden, noch om voor het lezen van missen tijdelijke zaken te ont­vangen. Zo verbood het Generaal Kapittel van r662 reeds rozenkransen of andere dingen te kopen, met de belofte om voor de prijs missen te exonereren (2) . Wanneer Paters boeken gebruikt hadden, die ze niet meer nodig hadden, kwam het voor, dat ze die aan anderen afstonden, zoals men in 1671 noteert, mits belofte om enkele missen te lezen ; met het geld konden ze er dan andere kopen (3) . Herhaaldelijk kwam men bij Walen op dergelijke misbruiken terug (4) . In 1695 dreigde men hen die missen lazen om geschenken of nutteloze dingen te bezorgen, eenvoudig als eigenaars te bestraffen (5) . In 1704 aanzag men het als doodzonde, zo'n dingen te doen om tabak, wijn, brandewijn, papier of prentjes aan te schaf­fen (6) . Anderen bestelden op deze wijze nieuwsbladen (7) , scapulieren, prentjes, rozenkransen enz. (8) . De Paters die aan het Generaal Kapittel van 1709 deelnamen, trachtten te Rome enkele gedachtenissen voor vrienden en familieleden te bemachtigen en te betalen met daar mis voor te lezen ; doch het Generaal Kapittel vond het ongeoorloofd, tenzij wanneer men celebreerde uit loutere welwillendheid, niet tot betaling volgens een vastgestelde prijs (g) .

Tegen dergelijke aankopen wordt nog altijd bezwaar ge­maakt in 1719 (10) . De mislopen P. Bonaventura van Lon­den (n) kocht op deze wijze boeken te Brussel, doch ze werden

( I ) ACB . I I I , I008, pp. I I I § 3. 252, 268 § I . (2) AOMC. , t . VII , I 8gi , p . 72, § go. (3) BL., HS. 37, f. 61v. (4) BL., HS. 37, f. g6v. § I I ( I677) , I I6v. § 4 ( 1684) , 2 1 ov . ( 1692 ) . (5 ) BL., HS. 39. f . 2 1 4V.-15L (6) ACB. I I I , 1003, pp. 35-36. 5 1 . (7) BL., H S . 39. f . 242V. (8) ACB. lil , 1 003, P· 84. (9) AOMC., t . VII, 1 89I , p. 339, § 4 1 . ( 10) AOMC., t . VIII , 1 892, p . 45, § 1 7 . ( 1 1 ) Vgl. hoger, blz. I55-56.

Page 420: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

416 VI. BESTAANSMIDDELEN. 2. LOON EN MISSTIPENDIËN

hem afgenomen (1 ) . Voor de Luikenaars werd deze wijze om tabak, wijn, likeuren enz. aan te schaffen, nog in 1739 afge­keurd (2) . Bij de Walen werd het verbod in 1745 (3) en 1749 herhaald. Het blijkt dat men aldus zakmessen kocht te Namen en prentjes, rozenkransen en andere kleinigheden te Aat, Eupen, Aarlen, Luxemburg en elders. In 1770 werden op deze wijze ook nieuwsbladen bezorgd (4) en in 1773 weer zakmessen, snuifdozen, prentjes, wereldlijke en nutteloze boeken en zelfs marmerpapier, om de cellen te versieren (5) . Ook bij de Vlamingen klaagde men in 1779 dat sommige Pa­ters geld als honorarium voor vrije missen ontvingen, alhoewel het ten strengste verboden bleef (6) .

Rome was ondertussen wat inschikkelijker geworden. Zo besliste het in 1740 dat wie godvruchtige voorwerpen of tabak aanschafte, met misintenties door P. Gardiaan bezorgd, aldus wel een (( rekursus tot geld » deed, doch dit was toegelaten, als de dingen waarlijk nodig bleken (7) . Zeven jaar later be­hield men het verbod voor het aanschaffen van prentjes, likeuren, chocolade, thee, koffie, suiker enz . , behalve in geval van dringende nood en met verlof van P. Provinciaal (8) .

Ook liet men in Vlaanderen in 1761 eveneens toe, aldus beeldekens, godvruchtige voorwerpen en boekjes, schrijfpapier enz. te kopen, met verlof van P. Gardiaan, die zelf de misin­tenties moest bezorgen (9) . Dit werd in 1782 door de Visitator Generaal Willelmus van Duisburg zowel voor Wallonië als voor Vlaanderen toegestaan (10) . In de Kustodie van de Aller­heiligste Drievuldigheid had men daartoe eerst het verlof van P. Kustos nodig, doch in 1785 kreeg P. Gardiaan dezelfde

( r ) ACB. I, 7256. (2) Kamerijk, Bib!. munic., HS. 123S (u u) , f. 64v. (J) ACB. I I I , 1 003, p. 275, § 5-6. (4) ACB. I I I , IOOJ, p. 446, § 6 ; BSN. , HS. 66, p . 262. (.'i) BSN., HS. 66, p. 26S, § 2. (6) ACB. I II , rooS, p . 233, § 1 ; vgl. Ibid. , p. 73, § VI, 2 ( 1 752) . (7) AOMC. , t. VIII , r 892, p. 1 5 1 , § IJ . (8) Ibid., pp. r 8o-8r , § 5 1 . (9) ACB. I I I, rooS, p . 1 10, § 2 ; i n 1 770 (Ibid., p. 1 76, § 1 2 ) diende voor

belangrijke zaken toch het verlof van P. Provinciaal aangevraagd. ( ro) ACB. I I I , rooS, p. 287, § 5· Nog in 1 790 werd voor zo'n aankopen

wettig verlof en ware nood vereist (Ibid., p. 320) .

Page 421: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VRIJE MISSEN EN HONORARIUM 417

macht. In 1790 werd echter verklaard, dat bij afwezigheid van P. Gardiaan, P. Vikaris hoegenaamd niet hetzelfde recht had, behalve wanneer hij voor lange tijd Overste bleef, na het overlijden van P. Gardiaan (1 ) .

In de Waalse Provincie kwam het dikwijls voor, dat reli­gieuzen uit eigen beweging vrije missen afstonden, om de kerk te versieren, het klooster te herstellen, linnen of boeken te kopen voor de kommuniteit, een nieuwe pomp te plaatsen of nog om P. Lektor een nieuwe leerstoel aan te schaffen (2) . In de Vlaamse Provincie ziet men Paters uit eigen beweging vrije missen afstaan voor de inrichting van het nieuwe klooster te Munsterbilzen (3) .

In andere gevallen eisten de hogere Oversten zelf een aantal vrije missen om in één of andere behoefte te voorzien. In 1637 b. v . werd door Rome voorgeschreven dat de hebdoma­daris, na het einde van zijn week, de eerstvolgende dag de mis voor P. Generaal zou lezen, niet echter voor een honora­rium, zoals blijkt, maar wél voor het welzijn van heel de Orde en om de zegen van God over het bestuur van de Overste af te smeken (4) .

In 1746 en 1774 werden bij de Vlamingen, op verzoek van P. Generaal, van alle Paters telkens twee vrije missen gevraagd om de onkosten van zalig- en heiligverklaringen te helpen dekken (5) .

Bij de Walen kennen we veel gevallen, waarin van de Pa­ters vrije misintenties werden geëist, om bouwwerken te helpen bekostigen (6) .

Te Luik horen we in 1746 dat het sedert enkele jaren ge­bruikelijk is, dat iedere Pater. maandelijks één vrije mis af­staat voor de behoeften van de Provincie ; en in gezegd jaar

(r) ACB. I, 2o.265bis. {2) Al deze gevallen kwamen te Bergen voor, in de jaren 173 1-75· Zie

ACB. I , 2 1 . 500, pp. 6o, 62, 69, 74, 75, 82, 85, {3) Dl. V, blz. 450. {4) AOMC., t. VI, r 8go, p . 1 76, § 47 · {5 ) ACB. I I I , 1008, pp. 44, 194. (6) Dl . I I , blz. 32 n . 4 , 8 1 n . I, I52 n. I, 154 n. 4, I6I n . 3, I 63 n. 2, 2 1 6

n. 6 , 2 2 5 e n n. I e n wellicht elders nog.

Page 422: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

418 VI. BESTAANSMIDDELEN. 2. LOON EN MISSTIPENDIËN

besluit het Definitoriwn deze gewoonte ook verder te onder­houden (1 ) .

Bij de Vlamingen werden er heel zelden vrije intenties geëist, behalve voor de behoeften van de weverij , zoals we verder zullen zien. Wegens speciale, niet nader aangegeven omstandigheden, eiste P. Provinciaal in 1772 toch twee vrije missen van iedere Pater (2) en in 1796 weer één (3) . P. Auxilius Vervisch (4) vertelt dat P. Provinciaal hem tijdens de Visitatie als penitentie het verlies van twee vrije missen oplegde, die hij ter intentie van de Overste moest lezen ; en de mislopen religieus is onbeschaamd genoeg, om de vraag te stellen of dit geld wellicht moest dienen voor P. Provinciaals vriendjes of kwezels, of zelfs om de bastaards van de Oversten te on­derhouden. Zo'n eetloze veronderstellingen zijn slechts be­schamend voor hem die ze durft neerschrijven (5) .

Bedro� te Namen. - De zaak van het verzenden van misintenties bracht soms ook lelijke misrekeningen mee. Om de schuldenlast van het herbouwde Naamse klooster te ver­minderen, had een Pater uit een niet genoemde abdij aange­boden, in Mei of Juni 1745, een zeker getal HH. Missen voor zijn rekening te nemen en slechts voor 30 intenties verlangde hij een honorarium ; de rest zou hij gratis exonereren. P. Gardiaan, Eernardus van Roeulx, aanvaardde dankbaar het voorstel, zonder de minste achterdocht . Het duurde niet lang, of dezelfde Pater liet weten, dat iedere Priester uit de abdij er in toestemde om 100 HH. Missen te lezen, waarvan slechts de helft voor een honorarium. Dit voorstel werd eveneens aangenomen. Het ging zo ver, dat de Pater beweerde nog kloosterlingen uit andere huizen tot het exonereren van mis-

( r ) Kamerijk, Bib!. munic., HS. 1 238 (u u ) , f. 78v., § 1 2 . (2) ACB. I , 1 740-41 ; I I I , 1008, p. r 82 . (3) ACB. I II , rooS, p . 338. (4) DL I, blz. 2 15 . ( 5 ) In de herhaaldelijk geciteerde Récréations des Capucins, p p . 1 53-54.

wordt beweerd dat in Frankrijk iedere Gardiaan aan P. Provinciaal bij de Visitatie een schatting moest betalen, volgens de toestand van zijn kas, en iedere Pater enkele missen exonereren ter intentie van de hogere Overste. In de Nederlanden werd bij de Visitatie eventueel wel overtollig bezit op­geëist, doch van het exenereren van misintenties vernemen we niets.

Page 423: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BEDROG TE NAMEN

intenties te hebben gewonnen ; wél vroegen ze enkele sti­pendiën, doch alle overige missen zouden ze zonder vergoeding celebreren. Alles' ging aldus zijn gang. Ook toen P. Bernarclus uit Namen naar Edingen was vertrokken, kreeg zijn opvolger, Angelus van _Namen, spoedig eenzelfde voorstel. In de abdij zou men maandelijks 300 HH. Missen lezen, waarvan slechts roo voor een honorarium. Dit spel ging aldus voort, tot P . Gardiaan eens bij toeval vernam, dat zijn korrespondent nooit een cent aan zijn konfraters uitkeerde ; waarschijnlijk gebruikte hij het geld om oude schulden te vereffenen. Nu was men zogoed als zeker van de oneerlijkheid van de kloos­terling. Zijn Prior bekende inderdaad dat het hier een weer­spannige religieus gold, een man zonder geweten. Bijna nooit celebreerde hij en stellig exonereerde hij geen intenties, noch gaf hij er aan anderen, daar niemand in de abdij of in de stad er iets van wist.

Toen P. Provinciaal op de hoogte was gebracht, stuurde hij de Gardiaan direkt naar de abdij , om rekenschap te vragen. Doch de Pater lag in de ziekenzaal en het bleek onmogelij k om hem te bereiken. P. Prior herhaalde zijn vorige verkla­ringen en voegde er aan toe, dat reeds verscheidene anderen door de onverlaat op dezelfde wijze waren bedrogen. De plich­tige beweerde wel dat alle missen waren gelezen en dat hij schriftelijke bewijzen zou overleggen vanwege de priesters, die de last op zich hadden genomen ; doch te vergeefs bleef men op dit getuigenis wachten.

Aldus waren niet minder dan ro.ooo missen ongelezen ge­bleven. Nu werd Rome aangaande de aangelegenheid geraad­pleegd en het antwoord was, dat de Waalse Provincie, zonder de minste twij fel, voor het lezen van de missen verantwoorde­lijk bleef.

Hoe zou nu aan deze verplichting worden voldaan ? Eerst vroeg P. Provinciaal dat iedere Pater der Provincie voor 3 intenties zou instaan. Doch dit was nog maar een kleinigheid en stellig moest er méér worden gedaan. Dan eiste P. Provin­ciaal één vrije mis per week ; doch tegen deze last maakten de Gardiaans dadelijk bezwaar. Daarop stelde P. Provinciaal voor, dat ieder klooster zelf zou voorstellen, hoeveel intenties

Page 424: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

420 VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

de kloosterlingen konden exonereren. De Paters van Luxem­burg antwoordden, dat ze er maandelijks wel twee voor hun rekening konden nemen, doch alleen voor het jaar 1751 ; wat de andere huizen voorstelden, is niet bekend. Het besluit was, dat iedere Pater voortaan maandelijks één vrije mis verloor. En daar velen daarover misnoegd bleken, liet P. Pro­vinciaal hun de keus, zo ze liever deze rnaanclelijke mis niet aanvaardden, dan toch een totaal van 48 intenties voor hun rekening te nemen en die te exonereren wanneer het hun het beste paste. Op deze wijze kon de netelige zaak eindelijk in vier jaar tijds geregeld worden (r ) .

3 . GIFTEN VANWEGE OPENBARE BESTUREN

EN PARTIKVLIEREN

Openbare besturen. - Na de voordelen die Regering, Provincie en Stad aan de religieuzen verleenden, met ze te ontslaan van allerlei accijnzen en belastingen, mag men niet vergeten hoeveel giften en vergoedingen dezelfde besturen, op regelmatige tijdstippen of bij speciale omstandigheden, in geld of in natura verleenden.

Al deze giften tonen de populariteit van de Paters, in een land dat gans Katholiek en godsdienstig was. Paters en be­volking vormden als één grote familie en aldus vierden de kloosterlingen mee, als er in de stad werd gefeest ; wanneer het klooster reden had om zich te verheugen, zorgden de besturen eveneens gaarne voor een traktatie of een rekreatie.

Zoals hoger reeds gezegd, waren deze giften en gunsten meestal bedoeld als honorarium of betaling van de Paters, voor het houden van kerkelijke diensten voor de gemeenschap, het toedienen van Sakramenten, het bezoeken, troosten en helpen van zieken, armen en noodlijdenden ; ook voor de hulp verleend tijdens besmetting, bij brand of andere rampen.

( 1 ) ACB. I I I, 1003, pp. 307, 3 1 7-318, 331 ; BSN., HS. 67, f. 1 7v.-r8v.

Page 425: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

OPENBARE BESTUREN 421

Vooral in het begin werd de stichting van het klooster door de stad zelf verlangd of gevraagd. Zo ze niet alle onkosten droeg, nam ze er toch een groot deel van voor haar rekening. Méér dan ééns zien we ook de Koning, de Aartshertog of de Regering de grond, een soms gelds of allerlei bouwstoffen schenken. Dit alles blijkt ten overvloede uit het verhaal van het ontstaan der verschillende stichtingen in ons Ie , He en Ve boekdeel.

Het bouwterrein werd dikwijls voor niets geschonken, zowel als de grond die nodig was om het kloostererf uit te breiden. Soms werden daarvoor onteigeningen gedaan, doch zonder dat de Paters er zelf tussenkwamen, om aldus het hatelijke van deze maatregel te ontgaan ; dit werd zelfs nu en dan doorgevoerd, om het klooster méér vrijheid te verlenen of het inkijken te beletten. Te Antwerpen, te Maastricht, te Oostende en elders, werden straten gedempt, om het terrein te kunnen uitbreiden.

Te Doornik schijnt men nieuwe belastingen te hebben gehe­ven, om het klooster te kunnen bouwen (r ) . En wanneer de stad S.-W.-Bergen voor haar overgrote mildheid jegens de Paters moeilijkheden met de hogere besturen vreesde, liet ze heel voorzichtig te Brussel haar uitgaven goedkeuren (z) .

Toen er in Zuid-Nederland nog met de Protestanten viel af te rekenen, werden hun aangeslagen goederen soms aan de Paters geschonken ; dit deed men eveneens voor boeten die aan opstandelingen of misdadigers werden opgelegd. Ach­terstallige interesten, niet gereklameerde soldij , oninbare posten enz. werden aan het klooster afgestaan ; en dank zij de populariteit die de Paters overal genoten, konden ze dit geld meestal voor het bouwen van het klooster vrijkrijgen.

Dikwij ls werden de gebouwen regelmatig op stadskosten onderhouden en hersteld (3) ; dit gebeurde uit sympathie voor de Paters en méér nog omdat men het klooster voor een inrich­ting van openbaar nut hield. Om het te herbouwen liet men

( I ) Dl. I , blz. 1 r 2 , n. 3 · (2) Dl. I , blz. 243. (3) B. v . te Douai (Mémoires de . . . Douai, série IJ, t. XII , 1 872-74, pp.

374-75) -

Page 426: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

422 VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

te Menen een speciale belasting heffen (r ) . Later kwam hier en daar het gebruik voor, om wisselende herstellingskosten en gewone toelagen door een vast j aarlijks bedrag te ver­vangen (2) . In de tweede helft van de achttiende eeuw, toen het godsdienstig gevoel geleidelijk achteruitging, werd met het betalen van de onderhoudskosten geheel gebroken (3) .

In de rekeningen van alle steden waar Kapucijnen waren gevestigd, vindt men daarenboven ieder jaar regelmatig dezelfde uitgaven genoteerd voor mis- en tafelwijn, bier, vlees, vastenspijzen, brandstof, medikamenten en later ook geldaal­moezen. Men vindt speciale vergoedingen voor de predikanten, de processies, het 40-u.-gebed, heilig- en zaligverklaringen, met nieuwjaar en op andere hoge feestdagen, ook bij de Visi­tatie van P. Provinciaal of P. Generaal, het houden van het Kapittel ter plaatse enz. Bij de << elektie n of vernieuwing van de Wet, schonk de stad Maaseik, blijkens de rekeningen van 1627-37, telkens schapenvlees en wittebrood. In 1647 vond men het echter beter, in het klooster samen met de Paters voor 7 gulden en 4 stuivers wijn te gaan drinken.

Zoals in de Stadsrekeningen geboekt staat, betaalde Maas­eik gewoonlijk ro g. per jaar voor haring. Te Kamerijk werd op ro Maart r662 vastgesteld welke hoeveelheid wijn de stads­keldermeester aan Kapucijnen en Rekollekten voor het preken van de Advent en de Vasten moest leveren (4) . Men kent de toelagen verleend te Edingen (5) , Malmedy (6) , Veurne (7) enz. Te Tienen kregen de Kapucijnen in 1730 7 g. voor hun vastenkost (8) ; en in 1760 ontvingen ze wat men gewoon was te geven, doch op voorwaarde dat ze in de stad geen was meer zouden bédelen (g) .

( r ) DJ. V, blz. JO I . ( 2 ) D l . I l , blz. 8 r . ( 3 ) Dl . 11 , blz. 105 . (4) E. GAUTIER et A. LESORT, Vitte de Can·1brai. Invent. somm. des archives

commun. (Cambrai 1907) , p. 53, n° BB. r . (5) NF., Dl. I l , 1919, blz. 227-28. (6) Folklore Stavelot-Malmédy, t . XV, 195 1 , pp. 29-34. (7) FR. DE POTTER, E. RoNSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kas­

telnif Veurne, Dl. Il (Gent 1 875), blz. 343· (8) Tienen, Gemeentearchief, HS. Rekeningenboek Matthias van der Meersch . (9) ACB. I , 9642, 9684 p . 146.

Page 427: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

OPENBARE BESTUREN

Het gebeurde zelfs dat men ook buurtkloosters steunde, zoals men te Kortrijk deed voor de Paters te Menen {I ) .

Er kwamen toch wel omstandigheden waarin de mildheid der steden verminderde. Aldus werden te Gent en te Ieper, krachtens voorschriften uit Brussel in I674, toelagen afge�

schaft, die in eerstgenoemde stad jaarlijks tot 200 g. belie­pen (2) . Te Brugge werden in I683 eveneens, men weet niet waarom, alle stadstoelagen aan de Kapucijnen onthouden ; doch na ootmoedig aandringen van de Paters, keerde men tot het oude gebruik terug (3) .

Te Duinkerke werd de gewone levering van vlees en wijn aan de andere religieuzen in I687 stopgezet ; doch Kapucij­nen en Rekollekten kregen nog altijd 2S pond vlees op Kerst­dag ; en reeds het volgende jaar besliste men dat alle kloosters weer, zoals voorheen, een stuk wijn zouden ontvangen (4) . In het archief van dezelfde stad vindt men een tekst van IS Juni I7I7 (S) , waarin tegen overdreven uitgaven wordt gepro� testeerd ; aan de Kapucijnen mag men toch nog ISO pond verlenen, niet meer 300 zoals vroeger (S) .

In I7S3 werden alle stadstoelagen van het verlof der Regering afhankelijk gemaakt (6) . Dit ondervond men maar al te veel te Brugge (7) en te Veurne. In deze laatste �tad be­droeg dit in I668 reeds 8oo gulden (8) ; in I7S4 kreeg men geen brood, vlees of wijn meer, zoals vroeger ; doch enkele jaren schonk men weer I8oo pond, voor de behoeften en het onderhoud van het klooster (9) .

In 1771 verbood Brussel alle aalmoezen die de verschillende

( 1 ) Dl. V, blz. 302. (2) V . VANDERHAEGHEN, Invent. des archives de la ville de Gand. Établ.

relig., t. I (Gand r887) , pp. 138-40. (3) ACE. I, 7497, pp. 1 49-50. (4) Mémoires de la Soc. dunkerquoise, t. XVII, 1 87 1 -72, p. 97 ; A nnales

du Comité flam. de France, t. XVII, 1 889, pp. 1 64-65, n. 2 . (5) Duinkerke, Stadsarchief, n ° 433· (6) Vgl. R . KOERPERICH, Op. Git., passim. (7) ACE. I, 7497, p. 1 50. (8) A nnales du Comité flam. de France, t. XV, 1883-86, p. 437· (9) FR. DE PoTTER, E . RoNsE en P. EoRRE, Geschiedenis der stad en kas­

telnij Veurne, Dl. II (Gent 1 875), blz. 344·

Page 428: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

steden regelmatig aan kloosters en stationarissen gaven. Aangaande de Waalse Provincie zijn we hier het beste inge­licht . We zien dat deze bezuinigingen te Bergen reeds sedert 7 of 8 jaar waren ingevoerd. Vroeger kreeg men er 1 2 pond kaarsen, 24 pond voor brandstof, 16 flessen Franse brande­wijn voor de zieken, 12 flessen wijn op Driekoningen en bij iedere processie, alsmede 32 flessen voor iedere stationaris van de Advent en de Vasten ; dit alles moest men voortaan derven ; doch op hun aanvraag, konden de stationarissen toch weer 16 flessen bekomen (1 ) .

Te Aat werd alles eveneens afgeschaft. Te Zinnik weigerde men voortaan de miswijn en in plaats van 32 g. kreeg de stationaris er maar 16 meer en tevens was bepaald dat dit geld niet meer uit de stadskas mocht worden genomen.

Te Doornik bleven de 400 g. voor bier voorgoed geweigerd. Te Luxemburg werd geen brandhout meer geleverd en moest men voortaan accijns betalen voor het kloostererf en het huis van de Geestelijke Moeder. Te Namen werd het honora­rium van de stationaris eveneens afgeschaft ; en men vreesde dat ook de aalmoezen van labberdaan, miswijn enz. spoedig zouden achterwege blijven (2) .

Voor het klooster te Aarlen had Lambertus van Martilly, tijdens zijn bezoek aan Wenen in 1746-47, een jaarlijkse gift van miswijn aangevraagd ; en na inlichtingen te hebben genomen, stond Maria Teresia op 21 Augustus 1748 j aarlijks twee vaten (3) toe. Op de gewone aanvraag van P. Gardiaan werd dit op 17 September 1769 weer verleend, doch voor de laatste maal, zoals men uitdrukkelijk bepaalde . Na een nieuwe aanvraag werd dit niettemin op 29 Juni 1771 door bijzondere welwillendheid en tot nader bevel weer toegestaan en in 1782 genoot men nog immer hetzelfde voorrecht (4) .

Aan hetzelfde klooster te Aarlen zien we overigens, na de grote stadsbrand van 1785, door de Regering nog hulp bie-

( r ) BSN . , HS. 66, tussen pp. 1 78 en 179. (2) BSN., HS. 67, p. 254. (3) I n bet Frans : 2 foudres ; dit maakt samen I I 52 potten. (4) ARA., Gons . des Finances, 2629, 2632-33 ; ACB. I I I , 1 003, p. 454 ;

BSN., HS. 66, pp. I I4, 292.

Page 429: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

OPENBARE BESTUREN. BRANDHOUT

den (1) ; en in 1789 begon de gemeente Eupen een jaarlijkse toelage van 150 g. te betalen (2) .

Brandhout. - Een der grootste behoeften van een kloos­ter was de brandstof. Dikwij ls werd deze door de openbare besturen bezorgd.

Velp bezat een turfschuur (3) . Ook te Malmedy werd het­zelfde stookmiddel benut (4) . Sedert 1775 haalde Antwerpen eveneens turf uit het Land van Waas (5) . Daarnaast, vooral in Vlaanderen, was de gewone brandstof toch hout en om het op te bergen, vermeldt men in de geschiedenis van bijna alle kloosters het bouwen en vergroten van de nodige schuren.

Er kwamen j aren en omstandigheden, waarin het moeilijk bleek om de nodige voorraad op te doen en we weten hoe de eerste Kapucijnen te Antwerpen reeds brandstof te weinig hadden (6) . In 1710 hadden de Walen vooral timmerhout te kort en daarom vaardigde het Definitorium een speciaal dekreet uit, om hierin dringend spaarzaamheid aan te beve­len (7) ; er was dus geen sprake van er eventueel op te stoken !

Wanneer men een nieuwe stichting zou beginnen, was het verzekeren van het nodige brandhout één der eerste bekom­mernissen (8) . Daarom had men te Meersel zoveel bos zoeken te krijgen of te kopen (9) . Ook Tervuren was hierin goed be­deeld en men zegde dat dit klooster zelfs Brussel en Leuven kon helpen (Iü) . Het algemeen Kapittel van 1633 zag er overi­gens geen bezwaar in, dat men daartoe naast de tuin ook een bos bezat (u) .

Op veel plaatsen kreeg men hout uit de bossen van de Kroon of mocht men er daar zelf gaan kappen. Aldus verleende Karel 1 1 in September 1698, 200 maten of 35 vamen brandhout voor de Paters te Eupen ( 12) en in het vervolg kregen ze deze hoeveelheid ieder j aar. Ook te Geldern kapten de Kapucijnen

( I } Dl. I I , blz. 67. (2) HEINEL'l, S. 203-04. (3) Dl. V, blz. 436. (4) RKMm., p. 353· (5) ACB. I , 7280, p . 1 39. (6) Dl. I , blz. 323. (7) ACB. III, 1 003, p. 82. (8) Dl. II , blz. 233. (9) Dl. V, blz. 180. ( ro) Dl. V, blz . 125. (n) AOMC. , t . VI, r 8go, p. 152 , § I I 2 . ( 1 2) A RA. , Gons. des Finances, 2626 ; GA. , AD. 36 (vroeger A . I V, 25) .

Page 430: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

hun voorraad uit de bossen van de Kroon. Op hun verzoek van 23 December 1723 werd dit recht door Koning Frederik Willem van Pruisen plechtig erkend (r ) . Het klooster te Mar­ville had dit voorrecht (2) reeds op 17 November r622 te Brussel weten te verkrijgen en te Metz berusten dienaan­gaande thans nog veel aanvragen en vergunningen (3) .

Te Aarlen kreeg men in het begin brandhout in overvloed, omdat Luxemburg een bosrijk gewest is. Toen de gemeenten hun mildheid moeilijk konden voortzetten, kregen de Paters nu en dan enkele afgekeurde bomen vanwege de « Gruerie ». Doch in 1741 maakten de Kommissarissen Rapedius de Berg en Malempré daar bezwaar tegen, zodat de Paters zich het volgende jaar tot de Rekenkamer te Brussel moesten wenden ; deze verleende hun weer in November-December 1742 vier of vijf minderwaardige eiken of beuken (4) . Later kreeg men in plaats daarvan 17 of 20 vamen hout per jaar (5) .

Te Brussel liet Fàrnese aan de Kapucijnen jaarlijks uit de voorraad van het Hof zoveel hout leveren als ze nodig hadden. De hoeveelheid werd door Isabella vastgesteld op 250 « sche­mels livreihout », sooo « heitseis » en roo zakken kolen. De aanvraag moest echter ieder jaar worden gedaan, volgens verlangen van Boulin, houtbedeler van het Hof ; doch op verzoek van de Paters schafte Frans de Kinschot, samen met zijn kollega 's uit de Raad van Financies, de verplichting van deze jaarlijkse aanvraag af. Dit alles bleef aldus tot in Septem­ber r655, toen Aartshertog Leopold voor de Kapucijnen en andere Orden de schenking met een derde verminderde ; doch op 8 Mei 1656, daags vóór zijn vertrek, herstelde hij hen in hun recht, met goedkeuring van de Raad van Finan­cies (6) .

Op r6 Augustus r696 werden door Karel I I van uit Madrid enkele beperkingen ingevoerd aangaande de houtbedéling

( 1 ) ACB. I , 20.2 1 4- 1 5 . ( 2 ) In het Frans heet men dit " Droit d 'affouage " ·

(3) Metz, Arch. départ . , § Cap. de Marvilte, H, 2 75 1 1, 2 7531-3. (4) ARA., Gons. des Finances, 2628. (5) N F., t . I V, 192 1 , pp. 1 74-1 75 · (6) ACB. I , 7920, p p . 2 0 , 52 ; A nnuarium Prov. SS. Trinitatis, fase. I I I

(Brux. 1 874] , p . g r .

Page 431: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BRANDHOUT 427

voor allerlei instellingen ; doch op 17 Juli 1697 handhaafde de Vorst het recht voor de Brusselse Kapucijnen ( 1 ) . In 1744 werd dezelfde hoeveelheid brandhout nog immer geleverd (2) .

Te Namen kregen de Paters hun hout eveneens van de openbare besturen . Doch toen hun recht in 1728-30 werd betwist, trok Cyrillus van Laroche naar Brussel, om over de aangelegenheid te onderhandelen. In het Rijksarchief te Namen berusten hierover veel stukken en brieven (3) . De Paters werden in het gelij k gesteld en kregen jaarlijks 70 gulden ofwel ro, 12 of r5 vamen hout (4) .

Te Tienen schonk het stadsbestuur vier wagens hout in 1669-70 (5) . Ook te Menen (6) , Veurne (7) , S .-W.-Bergen (8) , Kortrijk (9) en elders werd het hout door stad en kastelerrij geleverd. Te Oostende beloofde het stadsbestuur van af de stichting hout en kolen (10) . Ook te Brugge werden beide soorten van brandstof geleverd, o.a. in 1683 (u) .

Sedert 1671 of 1672 schonk de stad Antwerpen jaarlijks drie wagens hout en 20 of 24 zakken boskolen. Toen dit in r6go niet werd onderhouden, wisten de Paters op 8 Oktober 16gr wederom dezelfde gunst te verkrijgen (12) .

In veel kloosters was een Pater officieel tot houtinzamelaar aangesteld ; in de Lente en de Herfst moest hij dan zijn voor­raad opdoen. Aldus zien we te Puurs de predikant Lupus van Dendermonde aan het werk, voor het klooster te Mechelen (13) .

Te Bergen, eer gebruik van steenkolen algemeen was ge­worden, bedelde men hout bij abdijen en gemeenten en in 1731 werd dit soms nog gedaan. Doch omstreeks 1723 wist

( 1 ) A RA . , Secrét. d' État et de Guerre, reg. 63 I , f. 191 v. ; CUVELIER-LEFÈVRE, t. V, pp. 639 n. r , 648.

(2) A RA., Gons. des Finances, 26o8. (3) SAN . , § Cap. de Namur, n° I . (4) SAN., reg. Fondations, comptes 1 725-95, f . 35 ; vgl. ARA. , Gons. pr.

A utr. , 833 ; Gons. des Finances, 2642-43. (5) Dl. V, blz. 1 4 2 . (6) REMBRY-BARTH, t. I I I , p. 403.

(7) Dl. I, blz. 35 1 .

(8) Soa Mesures e t r 6oo fagots, nog geleverd volgens beslissing van 2 Okt.

1 790 (S.-W.-Bergen, Stadsarch.) .

(9) Aanvraag van A mandus van Hundelgem, 19 Dec. 1 782 (G.\ K , ) . ( r o) Dl. I, blz. 370. (u) ACB. I, 735 1 .

( 1 2 ) GAA., § J(apucijnen ; Requestboeken r 691 -92, f . 1 1 4 . ( 1 3) VERVISCH, Dl. I l , blz. 238.

Page 432: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

de syndicus Dupuis een jaarlijkse voorraad uit de bossen van de Kanunnikessen te bemachtigen ; ieder jaar moest men de aanvraag vernieuwen en daarna de weldoensters gaan be­danken. Als men daarmee wellicht niet toekwam, vroeg men de rest aan milde houthandelaars. De inwoners van Ghlin gaven overigens ieder jaar een wagen mutsaard, omdat men er de passie preekte (r ) .

Ieper kreeg regelmatig zijn brandhout van kasteelheren en abdijen (2) . Op hooggeladen wagens, die moeilijk langs de tuinpoort binnen konden, werd het dan naar het klooster gevoerd (3) .

Te S.-Truiden werd ieder jaar n a Allerheiligen in heel de stad door vier voorname burgers en vier Kapucijnen een houtinzameling gehouden. Men reed uit met twee wagens en in r629 kreeg men er aldus ongeveer zes vol. Toen alles binnen was, bleven de vier burgers in de refter eten (4) .

Te Luxemburg werden eveneens houtinzamelingen gehou­den, doch het was moeilijk om er genoeg te hebben. In 1748 kreeg men het hout en de tentpalen van aftrekkende troepen . Zo ook schonk Graaf van Neipperg in 1752 paalwerk van de vestingen. Bij het vertrek van Luitenant Kolonel de Franit­zen, had deze nog veel vamen hout bij de Staten van Luxem­burg tegoed ; al zijn rechten stond hij nu aan de Paters af en dezen ontvingen daarvoor r2o gulden, die ze echter voor het herstellen van het klooster benutten.

In de jaren 1748-52 bracht de inzameling te Luxemburg hoegenaamd niet genoeg op. Gewoonlijk moest overigens een groot gedeelte uit Frans gebied komen en dikwij ls had men moeite om het binnen te krijgen (S) .

Het klooster t e Charleroi, op de grens van Luiker e n Oos-

( 1 ) ACB. I , 2 1 .500, p. 24 . (2) Bedoeld worden de Heren van Vlamertinge en Oudenhave (Steen­

voorde), Vrouw de Cerf te Zillebeke-Vijver, de abdij te Mesen, de Heren van HaUebast, Boudeos (bij het Wielken), de la Busche (Waasten), Vierlink­have (Boezinge) en Baron van Male (Voormezele) (ACB. I, 4334, n° r r , p. 8) .

(3) Dl. V, blz. 323. (4) Dl. I , blz. 370. (S) BL., HS. 40, pp. I I ], 1 4 1-42 .

Page 433: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

BRANDHOUT. KOLEN

tenrijks gebied, mocht volgens een beslissing van 1752 hout en kolen uit Jumet en Courcelles zonder hinder ontvangen (1 ) .

Te Douai bezorgde de stad regelmatig brandhout en kolen. Op 6 Juni 1703 besloot ze voortaan ieder jaar 200 mutsaards en 200 « faisceaux de gros bois n te schenken (2) .

Ook in het land zelf had men soms moeite om de voorraad naar het klooster te mogen voeren. Te Brugge werd in 1737 « kalsijdegeld >> geëist, doch op rekwest van de Paters, besliste de Stad op 3 Juli dat de boeren die het hout aanvoerden, het bedrag wel moesten betalen, doch het weerkregen zo ze bij de terugreis een ontvangbewijs van P. Gardiaan konden voorleggen (3) .

Over het onrechtvaardig optreden van de Pastoor te Anze­gem, die in 1715 het hout dat de Kapucijnen uit Oudenaarde gebedeld hadden, meende te mogen aanslaan of ten minste tegenhouden, spreken we elders.

Kolen . - Waar men te Oostende en te Brugge van << ko­len n spreekt, zullen wel uitsluitend houtskolen bedoeld wor­den, zoals uitdrukkelij k voor Antwerpen wordt gezegd. Ook te Gent betaalde het stadsbestuur in 1683 enige zakken bos­kolen voor de Paters (4) . Zelfs te Bergen, te midden van het steenkolenland, bezat het klooster nog in 1767 een grote koperen klok, om kolen te blussen (5) . Brussel gebruikte eveneens houtskolen ; in 1785 echter, toen de voerman Blom­maert een wagen « kolen n binnenbracht (6) , waren dit waar­schijnlijk wel steenkolen. In de XVII Ie eeuw kwam deze brandstof in Vlaanderen immers algemeen in gebruik. Het is heel natuurlijk dat de Noorderprovincie , die in r6r6 het recht vroeg en verkreeg om uit Wallonië bouwstoffen te mogen halen (7) , dit toen nog niet verlangde voor de verwarming.

In het oude Prinsbisdom Luik echter was steenkool heel

( 1 ) A RA. , Gons. des Finances, 2615. (2) Mémoires de . . . Douai, série II , t. XII , 1872-74. pp. 374-75· (3) ACB. I , 7380, 7497 p. 154· (4) Nederl. Museum, Reeks II I, Jg. I I I , 1889, blz. 2 10. (5) ACB. I , 2 1 .500, p. 84. (6) ACB. I , 7843. (7) Dl. I , blz. 296.

Page 434: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

430 VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

vroegtijdig in gebruik, ook in de Vlaamse steden. Reeds vóór 1629 kregen de Kapucijnen te Maastricht er regelmatig 5 of 6 kar�evrachten per jaar (1). Te Maaseik had men er jaarlijks 4 (2) . In 1636 schonk de stad in de plaats IO rijksdaalders , doch daarna kwamen er gewoonlijk weer voor 30 gulden steenkolen (3) . In 1679 gaf de stad op 25 Maart een voer st�en­kolengruis of twee karren kolen, omdat de Paters door de langdurige Winter gans « uitgebrand » waren en de generale kollektie van « brand » weinig had opgebracht (4) . In de XVIIIe eeuw kreeg men er regelmatig 20 « wagen » (5) . alhoewel het, o. a. in 1701, ook voorkwam dat men er slechts één karrevracht ontving (6) .

Ook bij de overname van het klooster te Munsterbilzen werden door de weldoeners steenkolen bezorgd (7) .

Een groot verbmik van steenkolen maakte men in Hene­gouwen. We hebben reeds gehoord dat Charleroi er in 1752 uit Jumet en Courcelles mocht binnenhalen. De Paters van dit klooster klaagden echter in 1744 over hun konfraters uit Thuin. Vroeger kwamen dezen regelmatig hun nood in dit opzicht aan de Gardiaan van Charleroi uiteenzetten ; dan liet deze voor hen door zijn onderdanen een omhaling houden ; soms ook stuurde hij een Pater of Broeder op bedeltocht mee. Doch nu zamelden de religieuzen uit dit Luiker klooster in het distrikt van Charleroi maar kolen in, zonder de Gardiaan te erkennen. Toen daarover een klacht werd ingediend, schreef de Luiker Provinciaal aan zijn onderdanen voor, naar de oude praktijk temg te keren (8) .

Het klooster te Bergen vroeg zijn brandstof aan kolenhan­delaars en eigenaars van kolenmijnen. Als de termijnbroeder of -pater zijn zaken behartigde, kreeg hij er méér dan ge­noeg (g) . Brandstof was er in overvloed en in 1681 zag de Fransman Lemaître hoe vrouwen en kinderen in de dorpen

( r ) Dl. I, 359· (3) GAMs., Rekeningen . (5) Dl. V, blz. 427. (7) Dl . V, blz . 456-57. (9) ACB. I, 2 1 .500, p. 24.

(2) Dl . I , blz. 38 1 . (4) Ibid., Magist. rolletz . (6) GAMs. , Magist. Rollen. (8) ACB. lil , roo3, p. 265 .

Page 435: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KOLEN 431

van de omtrek steenkolen raapten en ze m korven naar de stad brachten (r ) .

Het klooster te Bergen hielp broederlijk de konfraters uit Doornik, Edingen en Aat. Dit laatste dankte dan gewoonlijk met een kuip boter of een stuk linnen en Edingen en Doornik eveneens met linnen (2) . De Paters uit Zinnik mochten zelf te Houdeng-Gregnies (te dien tijde nog twee verschillende parochies van het distrikt Bergen) kolen komen bédelen (3).

Ook in de Rijselse Provincie werden in 1730, ten tijde van Hartmannus van Brixen, veel kolen gestookt (4) . Te Condé brandde men eerst hout ; steenkolen gebruikte men er op het einde der XVIIe eeuw enkel in de brouwerij . De nodige voorraad kreeg men in r6g6 van de familie van Paschalis van Wihéries en later van handelaars uit Condé zelf. Toen de Paters echter nog vóór 1731 een warmkamer hadden in­gericht , kwamen ze op eigen gelegenheid kolen bédelen te Dour en Élouges, twee dorpen die tot het distrikt Bergen behoorden. Daar de Walen er elders genoeg konden krijgen, deden ze alsof ze't niet wisten. Maar later waren ze uit nood verplicht, in deze dorpen zelf termijn te houden. In 1759 gin­gen de Paters van Condé niettemin voort met hun onwettige bedeltochten op vreemd gebied. Na reklamatie van de Walen en bedreiging vanwege de tolbedienden hun de doortocht met hun kolen aan de grens te beletten, hielden ze op met hun ongeoorloofde termijn, behalve in enkele dorpen die hun waren toegestaan (5) .

Giften der �elovi�en . - Naast de mildheid van de of­ficiële besturen, hadden de Kapucijnen aldus, voor kolen zowel als voor gans hun onderhoud, nog de weldadighèid

( 1 ) CH. FIERVILLE, Voyage anonyme d'un ]anséniste franç. · (Paris 1 88g), p. 75·

(2) ACB. I, 2 1 .500, pp. 24, 79, Bo, 82. Een ander geval van ruilhandel kwam te Doornik voor, waar wijn voor beer werd verkregen I Doch hierbij was geen buurtklooster, maar wel een boer uit de streek betrokken (ACB. I , 2 1 .402, p . 47) .

(3) Ibid., p. 25 . (4 ) EMER!CUS HALENSIS, S. 1 30. (5) ACB. I , 2 1 .500, p. 24.

Page 436: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

432 VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

van de vrome bevolking en veelal kwamen deze giften onge­vraagd. De kroniekschrijvers staan in verrukking voor de onuitputbare mildheid van de Nederlandse bevolking (r ) . Bij andersdenkenden was dit wel een steen des aanstoots. Men verhaalt dat een paar Minderbroeders in de XVIe eeuw op het strand hun verwondering lucht gaven dat de zee nooit overliep, alhoewel alle stromen er in uitmondden ; doch door een leek werd hun geantwoord dat het nog veel buitengewoner was, dat de Orde altijd even arm bleef, alhoewel heel de Chris­tenheid haar met giften overlaadde (2) .

Te Kortrijk werd bij het 40-u.-gebed soms brood onder de mis geofferd (3) .

Hoe het dagelijkse stoffelijk bestaan in het afgelegen Tervuren verzekerd werd, weten we reeds (4) .

Deze mildheid ging natuurlijk eerst naar religieuzen voor wie men het meeste sympathie voelde. In welke grote mate nu de Kapucijnen de volksgunst hadden weten te veroveren, blijkt uit allerlei teksten en feiten. Zo zou het in r6II eens gebeurd zijn, dat op de vismarkt te Béthune (toen nog Neder­lands gebied) niets anders voorhanden was dan één kabel­jauw ; en omdat er zo weinig voorraad was, vroeg de handelaar een hoge prijs. Niemand kon echter zoveel betalen. Dan werd de vis in vier stukken verdeeld en nu daagden er liefhebbers genoeg op. Het wonderlijkste was wel, dat de vier kopers, zonder van malkaar te weten, allen hun stuk naar het klooster brachten, waar men dus heel de kostbare vis in ontvangst mocht nemen (5) .

Het kwam voor dat de Oversten tegen de overdreven mild­heid van de gelovigen bezwaar moesten maken (6) . Zelfs minder gegoeden en dienstmeiden toonden hun mildheid (7) . Het is klaar dat ouders en bloedverwanten van de religieuzen op de eerste plaats moeten worden vermeld. Te Kortrijk ging

( 1 ) Zie b. v. Dl. I, blz. 398-99. (2) NF . , Dl. I I , 1919, blz. 223. (3) RKK., p . [1) . (4) Dl. I, blz. 378 ; vgl. M. DE V!LLERMONT, L'infante Isabelle, t. II (Ta­

mines-Paris 1 9 1 2) , p. 502. (5) Dl. I, blz. 3 14 . (6 ) Dl . I , blz. roS. (7) Dl. V, blz. 42.

Page 437: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

GIFTEN DER GELOVIGEN 433

het in r623 zo ver, dat een onderzoek moest worden ingesteld naar de gedragingen der moeder van P. Hippolytus, die aan een vertrouwde leek een algemene opdracht scheen te hebben gegeven, om alles op haar kosten te schenken wat de kloos­terlingen konden verlangen ( r) .

Ook de rijke abdijen van beiderlei geslacht stonden er op, de Kapucijnen in alles te helpen en te steunen. Het kwam dikwijls voor, dat aalmoezen regelmatig op vaste tijdstippen, b.v. iedere week, werden geschonken (2) ; doch deze gewoonte viel geleidelijk weg na de dood van de weldoener of nog wegens te grote uitbreiding van de kloosterfamilie . Te Bergen noteert men later (3) dat er geen regelmatige giften van dezelfde weldoeners binnenkomen, behalve brood.

Sommigen verkozen hun mildheid te tonen met Nieuw­jaar (4) of bij kerkelijke plechtigheden. Familieleden deden het echter liefst bij professie of eerste mis.

Vrome zielen bedachten bij voorkeur de kerk of sakristie. Anderen eisten dat het geschonkene in dit of dat klooster bleef en nooit naar elders werd overgebracht (4) ; en aan dit verlangen werd trouw voldaan. Waar men wegens speciale omstandigheden het verlof der weldoeners meende te mogen veronderstellen, om het geschonkene een andere bestemming te geven, vroeg men soms de goedkeuring van de Nuntius (5) .

Verscheidene weldoeners wensten onbekend te blijven (6) of stelden voor hun mildheid ongewone voorwaarden (7) , die toch door de Paters werden aanvaard.

Reeds hoger hebben we vernomen, dat sedert 1753 alle schenking aan een klooster eerst door Brussel moest worden goedgekeurd en dat sedert 1771 dergelijke giften geheel wer­den verboden. Dit werd soms ongenadig toegepast . Zo had

(I) Dl. V, blz. 262. (2) Dl. I, blz. 332-8 1 , passim ; Dl. II, blz. 43. n. 4 ; Dl. I I I , blz. 203 ; Dl.

V, blz. 61, 415 enz. (3) ACB. I , 2 1 .500, pp. 23-24. (4) Als nieuwjaarsgift stuurde men aldus Kortrijk uit S.-Eioois- of S.-

Baafs-Vijve een varken, naar bet schijnt, samen met wijn (ACB. I , 8395) . (5) Dl. I , blz. 350. (6) B. v . Dl. II, blz. 191 , 284 ; Dl. V, blz. 146 n. I, 4 1 7, 419 n. 2 . (7) D l . I I , blz. 1 9 1 .

Page 438: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

434 VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

Louise de Fer, bij testament van 25 November 1772, 9· of 1o.ooo g. gelegateerd om voor haar en haar ouders bij de Aatse Kapucijnen missen te laten lezen. In 1774 werd het legaat ongeldig verklaard, omdat ze niet te voren het verlof van de Regering had aangevraagd (1 ) .

Termijn. - Voor de moderne zakenman is de Francis­kaanse ekonomie helemaal vèrkeerd. Vast inkomen en on­roerend goed mag de Orde niet bezitten ; niets anders dan dingen, die men in de eerste tijd zal verbruiken. Heel deze inrichting rust op een onbeperkt betrouwen op Gods milde Voorzienigheid en de goedheid van de mens. En dit betrouwen wordt nooit beschaamd ; nooit lijden Franciscus' kinderen werkelijk gebrek.

Volgens de opvatting van de Ordesstichter, is de eerste bron van inkomen en het eerste bestaansmiddel eigen werk ; slechts wanneer dit niet wordt betaald, kan men tot bédelen zijn toevlucht nemen. En alhoewel er steeds veel ongevraagd binnenkomt, heeft ieder klooster praktisch toch één of meer Paters of Broeders, die op termijn gaan of de bediening van « uitganger » vervullen.

Kerk en Regering kennen aan het klooster het recht toe om te bédelen. Het behoort aan een Bedelorde en door de daad zelf dat een Bisschop Paters in zijn gebied ontvangt, hebben ze het recht om er te leven volgens hun staat en hun Regel te onderhouden. Daarom kan de Bisschop en nog veel minder de pastoor hun het bédelen niet verbieden ; in 1621 werd dit plechtig door de Kongregatie van het Koncilie af­gekondigd (2) .

Niettemin vragen de Paters wel eens een speciale toelating of goedkeuring vanwege de Bisschoppen, om bij pastoors en gelovigen beter te worden onthaald, of zich door de geeste­lijkheid bij hun parochianen te laten aanbevelen.

Te Straelen maakte de gemeente in 1772-73 bezwaar tegen de bedeltochten van uit Geldern. Toen de Kapucijnen echter

(1) KOERPERICH, Op. Git., p. 193· (2) ACB. I, 4209-10. Dit staat thans nog in de Codex J uris C anonici, can.

62 1 , § I .

Page 439: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TERMIJN 435

bij de Koning van Pruisen in beroep gingen, werden ze in het gelijk gesteld en mochten ze desnoods ook in heel Gelderland hun omhalingen houden (I ) .

Daar er regelmatig hier en daar tegen de Bedelorden bezwaar werd gemaakt, wist P. Provinciaal op 25 Augustus 1700 te Brussel een officiële toelating voor zijn Orde te beko­men, om in heel het rijk te mogen bédelen (z) .

Als de religieuzen, vooral voorzien van een officiële aan­beveling, termijn hielden, werden ze over het algemeen harte­lijk onthaald en mild bedeeld. Zeer zeker hadden enkele kloosters niet veel overvloed of moesten ze van elders worden geholpen, zoals dit voor Merville wordt genoteerd (3) . Over Tienen heeft men geschreven, dat de Kapucijnen het armste klooster waren van gans de stad (4) , doch dit schijnt niet zonder méér te moeten worden aangenomen. Elders had men overvloed en moest men de mildheid der bevolking loven, zoals te Antwerpen (5) , te Eupen (6) en zelfs in het eenzame Meersel (7) . Er kwamen natuurlijk wel slechte jaren, b. v. in geval van ziekte onder het vee (8) of krisis in de laken­nijverheid (9) . Toen was het vanzelfsprekend dat, als de bevolking gebrek had, de Paters er natuurlijk ook hadden.

Niet-Katholieken zowel als enkele centrale diensten te Brussel spreken in de XVIIIe eeuw gaarne over de ondraag­lijke last, die de termijn van de Bedelorden voor de bevolking meebracht. De gewone gelovigen vonden dit hoegenaamd niet en wie niet verlangde te geven, was er natuurlijk niet toe gehouden. Men voelde 't integendeel als een kompliment aan, als men door een bédelende kloosterling werd aange­sproken, omdat daar duidelijk uit bleek, dat men doorging voor een milddadig mens en een vriend van de zo populaire

( I ) ACB. I, 20.200 p. 88, 20.226-29 ; C. KAMPS, Mitteilungen aus der Ge-schichte des Kapuzinerklosters zu Geldet·n (Geldern I9 I3) . S. 29-3 1 .

(2) ACB. I , 5263-64, 7497 p . I 36, 2 1 .500 pp. 33-34· (3) Dl . I , blz. I38 . (4) Dl. V, blz. Ijl . (5) Dl . I , blz. 87-88. (6) Dl. II, blz. I 89, 199, 203. (7) Dl. V, blz. I98. In I 725 hield men er geen termijn, behalve voor wol

(ACB. I, 5482). (8) ACB. I , 20.2oo, p. 29 ; DI. I I, blz. 192 ; Dl. I II , blz. 137 . (9) Dl. II , blz. 192 .

Page 440: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VI. BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

Kapucijnen. Het was een gewaardeerd blijk van vertrouwen en wie niet werd aangesproken, kon het voor een affront ne­men. Als het nu wellicht bij uitzondering eens gebeurde, dat er werkelijk te veel werd gebedeld, dan kwam dat gewoonlijk toch weer in orde . Aldus verhaalt men van een Gardiaan van Malmedy, die een nieuw torentje op zijn kerkje nodig vond, dat hij daarom een weldoener ging opzoeken. Deze voelde waar de Gardiaan naartoe wilde en voorkwam hem met de woorden : < < P. Gardiaan, ik maak een kruis over uw kerk ! » - « Juist daarom kom ik ! > > werd hem geantwoord. De weldoener vond genoegen in het leuke gezegde en het torentje kwam er. Zo wordt ten minste verteld ( r ) .

Men heeft geschreven (2) dat Franse Kapucijnen een brief uit de hemel beweerden te bezitten, waardoor onwilligen met straffen van Hierboven werden bedreigd. Dit zal wel laster zijn of hoogstens op een alleenstaand geval zinspelen. Te onzent kent men zo'n praktijken niet. Doch wel vertelde men van rijke gierigaards, die voor de Kapucijnen ineens heel mild werden (3) . Ook wonderbare feiten zouden soms zijn voorgekomen. Zo vertelt Nicepborus van Lingen ons in r6sr (4) dat, toen hij te Mechelen woonde, hij eens met Columbanus van Ieper op botertermijn was. In een zeker huis werden ze door de waardin op een glimlach onthaald ; en toen ze vroegen wat er scheelde, kregen ze ten antwoord : « Voor­taan zal ik niet meer zeggen dat ik geen boter in huis heb ! Want verleden j aar heb ik Uw Paters geld aangeboden, dat ze natuurlijk weigerden ; ik zegde dat ik geen boter beschik­baar had en toch wist ik dat er een hele pot in de kelder stond. Toen ik er echter naderhand wilde halen, bevond ik tot mijn schrik dat de voorraad helemaal was verdwenen. Daarom zal ik me wel wachten, voortaan nog aldus te liegen ! >>

Allerlei waren werden .gebedeld. Zo ziet men te Bergen omhalingen houden van brood, bier, miswijn, olie, kaarsen,

( r ) Folklore Stavelot-Malmédy, t. XIII, 1949, pp. 89-90. (2) C. M. S[PANOGHE], Verlost Nederland (z. pl. of j . , [Antw. 1 79 1 ?] ) , blz.

247· (3) Dl. I, blz. 261-62 . (4) ACB. I , 4778.

Page 441: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TERMIJ N 437

was, wol, boter, erwten, appelen, rapen, leer, kolen, suiker en zelfs brandewijn ( r ) .

Bier werd aanvankelijk gebedeld in flessen o f kruiken, die men op de schouder meenam ; en wanneer iemand een hele ton ineens aanbood, werd dit onder dankbetuiging geweigerd, <>mdat men in het klooster geen voorraden duldde (2) . Doch toen men omstreeks r629 een hele ton schonk, werd daar geen bezwaar meer tegen gemaakt (3) . Niettemin, ging men voort met het bédelen per kruik, doch herhaaldelijk moest daarop worden teruggekeerd, wat wel afwijkingen in de prak­tijk laat vermoeden (4) . In 1704 betreurde men dat het oude gebruik bijna was uitgestorven (5) . Reeds in r65o had men overigens enkel geëist dat de oude wijze van inzamelen « zo­veel mogelijk » zou onderhouden blijven en dat men ten min­ste geen grote hoeveelheden drank in de kelder zou dulden (6) . Later vond men 't te Bergen toch praktischer, zich slechts tot de brouwers te wenden en niets te vragen dan hele of halve tonnen, of ten minste het vierde deel er van (7) . Te Edingen gaven meestal de weldoeners in 1734-36 ook een heel vat ineens (8) ; bij een brand te Malmedy in 1738 verneemt men dat daar een veertigtal ledige biertonnen aanwezig waren, zonder deze die nog vol in de kelder lagen (9) !

In de Nederlanden aanvaardden de termijnbroeders nimmer geld en hierin waren ze veel strenger dan de Duitse mede broe­ders ( ro) ; dezen werden overigens als missionaris beschouwd en genoten daardoor veel voorrechten. Aangaande het kloos­ter te Aalst vernam Paulus van Colindres in 1765 dat een

( r ) ACB. I, 2 r . 5oo, pp. 14 . 1 7 , r8 . (2) Dl. I , blz. 320. (3) Dl. I , blz. 376. (4) Aldus werd het voorschrift herhaald in 1631 ( ACB. III , roo6, p. 279.

§ 28), 1 642 (Ibid., p. 390, § r ) , r 688 (BL., HS. 39, f. 94r. ) en r 695 (Ibid., f. 2 1 7v.) ; tevens eiste men dit laatste jaar, dat de bedelbroeders zoveel mo­gelijk de voorraad zelf naar het klooster moesten brengen.

(5) ACB. I I I , 1003, pp. JO, 55· (6) BL. , HS. 37. f. 4L (7) ACB. I, 2 r .5oo, p. 1 4 . (8) Dl. I , blz. 270, n. 2 ; Dl. II , blz. 1 77 . (9) Dl. 1 1 , blz. 246.

·

( ro) ÉF. , t. XLVI I I, 1936, p. 384. Natuurlijk laten we bet geval buiten beschouwing, waarin mislopen religieuzen op eigen gelegenheid tot geld hun toevlucht namen, zoals b. v. Dl. I I I , blz. 220.

Page 442: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VI . BESTAANSMIDDELEN. 3· GIFTEN

leek daar in de kerk geld inzamelde, zogezegd om het was te betalen voor de diensten op Dinsdag en Woensdag, dagen aan S. Antonius en Joannes Nepomucenus toegewijd. Onver­biddelijk ·suspendeerde P. Generaal (voor de duur van vier maanden) de Gardiaan Oliverius van Oudenaarde, die zoïets toeliet ( r ) .

Het schijnt dat men in Frankrijk onder de termijn geen aalmoezen meenam, maar slechts optekende hoeveel de wel­doeners beloofden te geven ; daarna kwam de kloosterknecht met zijn muilezel, om alles af te halen (2) . Wegens speciale omstandigheden, werd voor Meersel op Hollands gebied de termijn ook door knechten en leken gehouden (3) , omdat het daar nu eenmaal niet anders kon. Doch ook in andere kloosters kon het gebeuren dat men op termijn een drager moest mee­nemen, maar nooit mocht deze voor de Paters geld aanvaar­den (4) . Zo hij voor zijn moeite moest betaald worden, was het streng verboden dit te doen met boter, die men had inge­zameld (5) . In I734 verbiedt men overigens bij de Walen, dat de Broeders de termijn van wol en boter door leken laten doen, terwijl zij zelf zich bij vrienden en kennissen amuseren (6) .

Als de bedelbroeders thuiskwamen, werden hun de voeten gewassen, gelijk men dit voor de predikanten gewoon was (7) . Het was hun verboden aalmoezen achter te houden of voor P. Gardiaan te verbergen ; P. Vikaris mocht dit evenmin (8) .

In het begin werd het nodige dag voor dag gebedeld en was het streng verboden voorraden aan te leggen (g) . Dit was een voorschrift dat in Italië was uitgevaardigd, doch dat in de Noorderlanden niet bleek door te voeren. Brood kon men wel iedere dag krijgen, doch veel andere zaken niet .

( 1 ) ACB. I I T , 1008, p. 133 . (2) Récréations des Capucins (La Haye 1 738), pp . 49-50. (3) Dl. V, blz. 198. (4) ACB. l i l , soo6, B, f. 64r.-v. ; 1003, p. 298, § 22. Ook op reis was het

streng verboden een leek mee te nemen, om betalingen te doen (ACB. l i l , 1 003, p . 22 , § 44 ; BL., H S . 39, f . 2 48 v. ) .

(S) ACB. li J , 1 006, p. 646, § 6. (6) ACB. UI, 1oo3, p . 1 88, § 4 . (7) ACB. l i l, rooJ, p . 8o. (8) ACB. l i l, 1006, pp. 471 § ro, 647 § g . (9) Dl. I, blz. 320.

Page 443: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

TERMIJN 439

Overigens hielden onze religieuzen er niet aan, om aldus heel de dag op de straat of in de huizen te vertoeven ; ze hadden nuttiger werk te verrichten. Verder zijn er ook zaken die men slechts ééns in het jaar kan krijgen, b. v. in de tijd van de oogst. Ook in Italië begreep men in 1662 dat wijn b. v. die aldaar de gewone drank is, in de tijd van de wijnoogst voor heel het jaar moest worden gekollekteerd ; in dit land mocht men overigens geen kloosters bouwen in gewesten waar geen wijn was te krijgen (1 ) .

Ook in de Nederlanden verbood men het aanleggen van voorraden van te grote hoeveelheden bier, wijn, boter, kaas enz. ; het overtollige moest men liever aan arme kloosters schenken (2) . Het was nog méér te laken, waar Oversten werden gevonden, die voorraden van levensmiddelen voor twee jaar aanlegden, zoals Hartmannus van Brixen bij de Luikenaars had vastgesteld (3) . Het was natuurlijk een heel ander geval, toen in 1636, wegens de oorlogsellende, verlof werd verleend om voorraden voor een heel jaar in te zame­len (4) .

Voor graan was het een speciaal geval. We kennen slechts twee kloosters bij name waar men zelf brood bakte, nl. te Luxemburg en te Meersel (5) ; doch er moeten er méér geweest zijn ; in het begin werd ook nergens bier gebrouwen, zodat men geen graan nodig had. Vandaar dat het in de XVIIe eeuw verboden was, graan te bédelen. Weer in 1690 werd dit afgekeurd ; doch daar sommige kloosters moeilijk aan genoeg­zaam bier konden komen, liet men toe graan te aanvaarden, wanneer het vanzelf werd aan ge boden ; dan kon men het gerust naar de brouwer laten brengen (6) . Vijf jaar later, in oorlogstijd, vond men wel nodig soms graantermijn toe te laten (7) .

( r ) AOMC., t. VII , r 8gr , p. 72, § 87-89. (2) ACB. l i l , roo6, p. 440, § r r . (3) Kamerijk, Bib!. munic . , HS. 1 238 ( I I n) , f. 32r. (4) ACB. I I I , 1006, p. 346, § 2 . (5) DI. V, blz. 1 76. Ook t e Brugge was e r een bakkerij (DI. V , blz. 215 ,

224 n. 7) , doch niets bewijst dat de oven reeds vóór r 8oo werd gemetseld. (6) ACB. I II , 1007, f. I Jr. , § r . (7) BL., HS. 39, f. 2 1 5v. ; ACB. lil, 1007, p . 20.

Page 444: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

VI. BESTAANSMIDDELEN. 3 · GIFTEN

Nog in 1704 bleef zo'n omhaling verboden (r), Zes jaar later, vonden de Walen het toch weer soms nodig, zelf te bakken of te brouwen ; doch dan moest telkens een schriftelijk verlof van P. Provinciaal worden gevraagd en deze zou het slechts verlenen, zo de aanvraag van P. Gardiaan door de vier oudste religieuzen van het huis werd gesteund (2) ; in 1717 vroeg men slechts de handtekening van twee onder de oudsten (3) . In 1721 werd reeds in enkele Waalse kloosters regelmatig graan gebedeld, om te bakken of te brouwen, maar zoveel mogelij� moest men dit vermijden (4) ; bij de Luikenaars schijnt men in 1729 regelmatig graan te hebben ingezameld (S) ; ook te Antwerpen hield men later graantermijn (6) en vermeldt men een graanzolder (7) .

Kloosterdistrikten . - Gelijk de grenzen tussen de ver-: schillende Provincies goed waren afgebakend, zo had ook ieder klooster zijn eigen distrikt, voor werkzaamheden en termijn ; dit was aldus geregeld om alle betwisting te voorkomen en de goede verstandhouding onder de verschillende huizen te he-' waren en te bevorderen. Dit wil nu niet zeggen dat de Paters noodzakelijk in alle parochies omhalingen hielden of er minis-: terie verrichtten ; de pastoors konden met Paters uit een andere Orde een afspraak hebben ; doch de Kapucijnen moch-. ten, zonder wettig verlof van hun Overste, in het distrikt van een ander klooster geen dienst bewijzen of termijn hou­den (8) .

Wel hadden de Paters het recht om aalmoezen in te zame­len in parochies waar ze geen dienst bewezen (9) . Er waren ook dorpen waar ze geen omhaling hielden. Ook de soort van

( r ) ACB. I I I, 1003, p. 35 · (2) ACB. I I I , 1003, p. 8 1 . (3) Ibid., p . u r . (4) Ibid., p. 1 30, § 1 7. (S) BL., HS. 4o, p. 1 2 ! . (6) ACB. I , 7280, pp. 97-103. (7) Ibid., p . 1 2 3 . (8) ACB. I II, sooS, f . 93r., § 1 9 . Het was niet toegelaten dat een klooster

ergens termijn hield, wanneer een ander Kapucijnenldooster er het minis­teriewerk verrichtte (BL., HS. 39, f. 41r . ) .

(9) VERVISCH, DL IJ , blz. 34· In 1675 vonden de Walen 't toch het beste, nu en dan eens te gaan preken in alle dorl?eri waar men boter of wol inza­melde (BL., HS. 3 7. f. 92r. ) .

Page 445: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

KLOOSTERDISTRIKKEN

waren die ze inzamelden, was soms van plaats tot plaats verschillend. Zo had het klooster te Luxemburg veel dorpen waar het wol kollekteerde, doch niets anders. Toen in 1729 de oogst in het distrikt Malmedy op veel plaatsen verhageld was, lieten de Paters uit de stad Luxemburg aan dit klooster toe, op hun gebied graan in te zamelen, daar waar ze 't zelf niet deden. Doch achteraf vond men toch dat de Luikenaars van dit verlof misbruik hadden gemaakt, daar ze tot in de streek van Mersch en tot dicht bij de stad Luxemburg hun bedeltochten hadden voortgezet ( r ) .

Met zo'n onderling dienstbetoon, bleef men in de ordes­traditie ; want we zien reeds bij de stichting van Oostende dat de buurtkloosters of de Oversten toegelaten hadden tot in Zeeland bedeltochten te houden (2) .

De kloosterdistrikten waren vastgesteld zonder rekening te houden met het heersende taalgebruik en het burgerlijke gezag waarvan men afhing ; aldus hadden de Luikenaars het recht om ook in Waalse plaatsen te komen ; gelijk de dorpen van beider gebied overal dooreenlagen, was het moei­lijk anders te doen. Ook te Marville werkte en bedelde men veel op Frans gebied. Het kwam echter voor, dat de burger­lijke macht dergelijke inzamelingen aan vreemde Paters verbood, wat dan moeilijkheden en ontberingen kon mee­brengen (3) .

Dikwijls moest het verbod hernieuwd worden om in een vreemd distrikt

' omhalingen te houden (4) . Speciaal werd er

aan herinnerd dat het verboden was te Oostende op eigen . gelegenheid iets te bédelen (5) of te Hoei messen of rozen­kransen te vragen (6) .

Daar de Nederlandse kloosters zo dicht bijeen lagen en het gebied van de verschillende Provincies niet groot was, paalde het distrikt van veel huizen aan dit van de buurtpro­vincie en alzo kan men reeds weten hoever langs die kant

( 1 ) BL., HS. 40, p. 1 26. (2) Dl. I , blz. 264. (3) Dl. I I I , blz. 137. (4) BL., HS. 3 7. f . 75r. ; HS. 3 9 , f . 2 1 1r. ; ACB. III , 1003, p . 75 ; I I I,

Ioo8bis, f. 30.

(5) ACB. l il, 1007. f. 1 4v., § I . (6) BL., HS. 37, f . 97r., § r 8.

Page 446: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

442 VI. BESTAANSMIDDELEN. 3 · GIFTEN

het gebied strekte ; we hebben immers reeds de juiste grenzen aangegeven tussen Walen en Vlamingen (r) en tussen Walen en Luikenaars (2) .

Hoe méér men in de geschiedenis teruggaat , hoe verder de distrikten ook strekten, daar nieuwe stichtingen steeds de inkrimping der verschillende gebieden meebrachten.

Voor Wallonië hebben we slechts voor enkele kloosters uitvoerige gegevens aangaande de grenzen van de verschillende distrikten. Als de plaatselijke archieven eens beter zullen onderzocht zijn, zal deze leemte wellicht ten dele worden aangevuld. Doch voor de meeste Vlaamse kloosters weten we in welke dorpen in r629 termijn werd gehouden (3) . Natuur­lijk moet men daarbij rekening houden met het feit dat hier en daar nog nieuwe kloosters werden gesticht, wat dan verdeling en nieuwe regeling medebracht.

De beschikbare gegevens dateren dus meestal uit het jaar r62g, wanneer de juiste grenzen hier en daar nog on­zeker waren. Zo ziet men dat veel dorpen tot geen enkel distrikt worden gerekend, wat spoedig toch wel zal veranderd zijn. Andere worden bij twee of zelfs drie verschillende ge­bieden vermeld ; zelfs komt het voor, dat Vlaamse kloosters dorpen als hun gebied aangeven, waar we toch weten dat alléén de Walen mochten komen. Deze onzekerheid wijst echter hoegenaamd op geen verdeeldheid of twist ; men han­delde te goeder trouw en bij de eerste gelegenheid zal alles wel in orde zijn gekomen (4) .

( 1 ) Dl. I, blz. 325-30. (2) Dl. lil , blz. 278. (3) ACB. I , 4334· (4) Zie gegevens aangaande de verschillende kloosterdistrikten, Dl. I X.

Page 447: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk
Page 448: DE KAPUCIJNEN - KU Leuven · 2013. 4. 16. · de kapucijnen in de nederlanden en het prinsbisdom luik door p. hildebrand, archivaris deel viii innerlijke organisatie · eerste stuk

)

Lezers di� in dit werk tekortkomingen · of ver­gissingen bemerken of bepaalde wensen ' hebben betreffende de geschiedenis van de oude Nederlandse religieuzen en kloosters, kunnen aan het Provinciaal archief van de Kapucijnen schrijven (Korte Winkel­straat, I, Antwerpen) . Hun medewerking zal in dank aanvaard worden en · in de Addenda et Corrigenda van Dl. X zal men er rekening mèe trachten te houden.

..

ONLANGS VERSCHENEN : I

P. HILDEBRAND, Uit de geschiedenis van het kerkelijk schuilrecht. Antwerpen I953· Te bestellen door het storten van 25 fr. op Postch. IJ6.gi (Archief der Kapucijnen, Antwerpen)

WITIONS J, DUCULOT, S. A,, GEMBLOUX (Imprimé en Belgique).