De Jongh relaties

download De Jongh relaties

of 37

Transcript of De Jongh relaties

De Jongh(voornamelijk ontleend aan het Album Amicorum, geschreven door Jacob Olphertsz de Jong, en verschenen in Navorscher 53: Naschrift der Redactie. De inhoud van dit Album amicorum, hoewel terecht geplaatst in de rubriek genealogie, wegens de talrijke familieaanteekenngen daarin medegedeeld is van evenveel, zoo niet meer belang voor de beschavingsgeschiedenis, omdat het bevat het onopgesmukte verhaal van de wijze hoe een jongman uit een regentengeslacht der 1.7de eeuw werd opgevoed, zijn studietijd doorbracht en ingeleid werd in de regeeringskringen. Hoe onderhoudend is hier de levensloop verteld van Jacob Olfertsz, hoe hij in Leiden studeerde, zijne reisindrukken en avonturen en familieomstandigheden! Wat hij mededeelt omtrent het proces der scheepskapiteins na de rescontre" op 25 Augustus 1635, is vrijwel onbekend, althans het is niet bij de Jonge, Nederl. zeewezen te vinden. Ook de karakters van zijne broeders Jan en Barent zijn aardig geschilderd. Het een en ander geeft een belangwekkende bijdrage tot de kennis van het intieme leven in een huisgezin, behoorende tot een gegoede opkomende regentenfamilie.) Bouwen Bouwensz Huwt rond 1545-1555 Kinderen: Aeff huwt Jacob Claesz Bruijningh Barent huwt Trijn Olferts In een brief van de Raden des Konings aan Alva, gedateerd 4 April 1571, wordt er dan ook op gewezen, dat de toestanden hier onhoudbaar zijn en dat het nodig is, dat Bossu zoo spoedig mogelijk met krijgsvolk verschijnt. Iets, waarop Bossu zelf reeds enige maanden eerder, op 7 Februari, bij Alva had aangedrongen. Op 4 April zijn Groet en Schoorl aan de beurt. Deze dorpen worden voor 1500 guldens gerantsoeneerd. In Groet worden enige beelden verbrand en een paar inwoners gewond, uit de kerktorens worden de klokken meegenomen en uit ieder dorp namen de Watergeuzen twee mannen als gijzelaars aan boord. De schout van Schoorl was met de priesters binnen Bergen gevlucht. Eindelijk voldoet Alva, die zelf groot gebrek aan troepen heeft, aan het verzoek van Bossu. Uit Utrecht vertrekken ongeveer 400 Spaansche haakschutters naar Amsterdam en van daar naar Alkmaar. Twee honderd man begeven zich naar Texel, de rest blijft in Alkmaar. Bossu reist van den den Haag naar Amsterdam, om dichter bij het bedreigde gebied te zijn en geeft van deze stad uit zijn instructies aan de Westfriesche steden. Op 5 Mei geeft hij aan Medemblik bevel om zonder uitstel de hoofden en steigers van sterke hekken en den boom in de haven van ijzeren pennen te voorzien. Ook moet er een behoorlijke wapenschouw gehouden worden en de burgers zijn verplicht een nieuwen eed van trouw aan het bewind af te leggen. Het dorp Westwoud laat zich voortdurend door 26 man bewaken. Nog krachtiger maatregelen worden in de maand Juni genomen. Op advies van het Hof van Holland neemt Hoorn een vendel knechten in dienst, onder bevel van hopman Bouwen Bouwensz. (uit: http://www.westfriesgenootschap.nl/archivering/wfon/1940-14/wfon_194014_185_186.php

Barent Bouw(ensz) Huwt rond 1570-1575 Trijn Olferts dv. Olfert Arisz en Aecht Willems Costers, zus van Reynuw en Griet (huwt Jan Bruijningh) Kinderen: Lijsbeth huwt Jan Cornelisz. During Bouwen huwt Marij Dircksz van Nuijs Olfert zie 0. Aris huwt 1.Marij Dircks van Beets; 2.Nan Pouwels Claes huwt Maritje Cornelis 0 . (W)Olphert Barentsz, zv. Barent Bouwensz en Trijn Olferts Arisz Geb. juli 1577 (Amsterdam?), ovl. 1634; Schepen te Hoorn in 1608; 1609 met het gezin naar Antwerpen en Brussel; 1610 schepen, in 1610, 1613, 1620, 1622 burgemeester te Hoorn, kerkmeester; lid van de Generaliteitsrekenkamer. (uit: http://www.dbnl.org/tekst/_ned017197901_01/_ned017197901_01-x2.pdf )Wolphert (of Olphert) Barentsz., vroedschap en burgemeester (1611, 1613, 1618 (na de alteratie), 1620, 1622) van Hoorn, raad ter Admiraliteit van West-Friesland 1619-1621, 1623-1625, gecommitteerd in de Generaliteitsrekenkamer 1624-1626, in de Raad van State 1628-1630, in de Staten-Generaal 1631-1633 (Elias, Vroedschap I 138; NNBW, IV, 87, zie 23 resoluties SG http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BesluitenStaten-generaal16261651/silva/sg/resoluties ). werd in 1623 Bewindhebber van de Westindische Compagnie, woonde in 1629 als Gedeputeerde te velde het beleg van 's Hertogenbosch bij, en werd in 1632 met andere Gecommitteerden naar Friesland gezonden, ter demping der gevaarvolle geschillen, waarin zij naar wens slaagden. (uit: http://www.inghist.nl/retroboeken/nnbw/#source=4&page=51 ) BARENDSZ. (Olphert), overl. 1640; komt op het jaar 1608 het eerst op de regeeringslijsten van Hoorn als Schepen voor en werd in 1611 Burgemeester dier stad. Hij was het eenige lid der regeering, dat, toen Prins Maurits in 1618 zich te Hoorn bevond, niet instemde in het verzoek, om de regeering niet te veranderen en liever het getal Vroedschappen met eenige personen te zijner keuze te vermeerderen. Ook was hij een degenen, die bij de verandering der regeering, welke toen plaats had, weder in het bewind kwamen en zelfs de eerste van den nieuwen Raad, zoodat hij destijds oudste of eerste Burgemeester werd. Anno 1608 daeghs voor Paeschen, wert de voorsz. mijn vader de eerste reijse tot schepen gecooren. Anno 1609. In gemelde jare 1609 voer mijn vader met sijn gansche gesin na Antwerpen, Brussel etc. Anno 1610 wert hij weder schepen gecoosen. Anno 1611 wert hij d' eerste reijs burgemeester gecoosen ende daer na vroetschap off 20e Raet. Anno 1612 kerckmeester, Anno 1613 wederom burgemeester. Anno 1618 went mijn vader van sijn Extie in de verandering van regering tot oude burgemeester gestelt. Anno 1619 in 't Collegie ter Admiraliteyt. Anno 1620 Burgemeester. Anno 1622 Burgemeester. Anno 1623 , , , ,

Anno 1624 ` in t Collegae ter Admiraliteijt. Anno 1626 in des Generale rekencamer in den Haghe. Anlio 1628 1). Anno 1629 in den Rade van State tot Meij 1631 toe. Anno 1631 in 't begin van Martius 1631 leyde sijn bewintAnno 1632 hebberschap aff en succedeerde hem Pr. Dircksz. Anno 1633 Ben. burgemeester, de oorsaeck was dat die in loco wesen moest. In de Staten-Generael sessie genomen op den .... Maij 1631, maer van de doot geprevenieert sijnde sijn tijt niet uijtgedient. Anno 1632 den 25 a 26 Januarij vertrock vader, nevens de Heeren Rantwijck, 't Hart, Schotte, Ostrum, uit den Rage, volgens hare commissie van Rare Ho: Mo : na Vrieslant, om deselve provintie te constringeren tot ophrenginge van hare achterstallige quoten, en namen haer wech over Utrecht, Hattum, Campen, Hasselt alwaer 22 compagnien voetvolx bij haer quam om hen luijden te convoijeren, hebbende noch patenten om meerder volx soo te voet als te paerde hij hen te ontbieden, soo de noot sulx vereijschte. Den 9 Februarij quamen de voorn. Gecommitteerden tot Leeuwarden, geaccompagneert met ses compagnien te voet, ijder 150 coppen sterck; de resterende 16 compagnien werden in de andere steden gedistribueert. Den 8 Martij 1632 quam mijn vader uyt Yrieslant tot Enchuijsen, en vertrock dien selven dach op Hoorn alwaer hij den 9 dito te bedde ging. Den 12 dito trock vader op Alckmaer en soo voort na den Haegh. Den 28 Martij 1632 quam mijn vader nevens mijn Heeren Rantwijck en Schotte door quaed weer tot Enchuijsen in de haven, sijnde van mening om weer na Yrieslant te gaen, gelijck des anderen daechs daer aen geschiede, vergeselschapt met mijn suster Catrijntje, ende nicht Harmientje Verhee.

omschrijving: kniestuk van een naar rechts gewende man, gekleed in kostuum van zwart gebloemd damast, om het middel losse zwarte doek die ook over linker schouder geslagen is, om hals witkanten pijpkraag, rechts tafel met rood kleed waarop zwarte hoed, rechtsboven familiewapen, schild beladen met 3 golven waarop zeepaardje met 1 hoorn, links boven 'Aetatis suae 47, ANO.DOM. 1625', op achterzijde 'Olfert Barentsz. geboren 1577, diverse maal burgmr tot Hoorn geweest en was in groote gunst bij Prs Maurits van Nassouw, was met hem in de batalje van Turnhout, ook gecommit in de Staten Generaal en Raad van Staat alsmede gedeputeert te velde in.t leger voor Schartogenbosch etc.' (1,22 x 0,90 m) (er is ook eenzelfde schilderij van zijn 2e vrouw Geertje Verhee bekend; zie http://collectie.friesmuseum.nl/portal/object/FriesMuseum/E8A7ABF017F7CAFF12C7C9710 E99D7C048C768DD.html? query=geertje+verhee&start=1&startPage=1&pageId=brd&view=table ) Uit: De palimpsest: geschiedschrijving in de Nederlanden, 1500-2000, Volume 2 Door L. H. M. Wessels, bron: Velius stadskroniek V, p.306-307 De Prins van Oranje komt in 1618 naar Hoorn. Daer op na veel over en weder over redenen voor 't gevoegelijkste verstaen, dat men hem (de Prins van Oranje) met sijn gevolg souden inlaten. Dit geschiede, en werd met alle eerbiedigheyd ontfangen, en van den Raed vergeselschapt tot in sijn logement, gaende al tusschen de schutters heen, die aen twee rijen stonden van 't hoofd af tot aen 't voorschreven logement toe. Sijn soldaten, sijnde allegaer musquettiers, werden geschikt in een corps de guarde, die daer toe op 't groote kerkhof,

recht over de poort van 't Princen logement, van delen was opgemeten. Dit, en ook de maeltijd, ging met alle betooninge van vriendschap toe. De schutters bezetten tegen de wil van de Prins de waag en alle poorten van de stad. "Maer alsoo in 't aftrekken van de schutters, deur een heymelijk bevel een vaendel onder Kapiteyn Nopper het stadhuys en de waeg in nam, en een ander alle de poorten en wacht huysen om de stad, en dat de adel 's avonds na den eten omgaande, niet alleen sulks bevand, maer ook forcelijk belet werd voor by de wacht te gaen, en hem dese tijdinge gebragt werd, soo was hy in seer groot misnoegen, en men sag aen alle teekenen, dat hy seer bevreest was, want hy ging den geheelen nacht niet uyt sijne kleederen, sand bykans alle quartieruers eenige eentgen van sijn edellieden deur de stad om kondschap te hebben wat er omging, wenschte ook dikwils op 't ruym te wesen. En sijn vrees was ook niet sonder reden, want verscheyde burgers schoolden by malkanderen, eenigen al met de volle wapenen, en soo sy maer onthiet gekregen hadden van een van de burgemeesters, die sy des selven nachts aen sijn huys lieten vragen, het soude vreemd afgeloopen hebben. Of had yemand maer de klok gerept, daer toe een al opgang was, of had yemand maer een schoot of twee geschooten, want de meeste schutters, als ook het graeu, waren niet alleen bereyd, maer seer yverig om haer magistraet te verdedigen, en de privilegien en gerechtigheden van haer stad voor te staen: maer de magistraet vonden voor beter haer rust te houden. Daer en tegen waren ook eenige andere burgers, die den Prince gunstig waren, op haer hoede, en hadden haer met wapenen, eenigen ook met dolk daer hy, voorsien, om, offer yets tot nadeel van den Prince voorviel, hem de hand te bieden, en souden alsoo de stad ligtelijk in groote gilende geraekt hebben, en dat alleen voor jalousye en misvertrouwen die de partyen op malkanderen hadden. De Prins ontbiedt de kapiteinen van de schutters en vraege: waerom en uyt wiens last sy soo sterk waekten, hy verstond dat het selve was tegen sijn persoon, dat hy geen oorsaek gegeven hadde, om eenig misvertrouwen op hem te hebben, begeerde sy souden haer volk doen t' huys gaen. Sy antwoorden beleefdelijk, dat sy 't selve niet deden uyt eenig misvertrouwen, maer uyt last van haere magistraeten, die sy gehouden waren te gehoorsamen, dat sy ook niet konden vertrekken sonder eerst van de selvete hebben. Hier op worden voors burgemeesteren ontboden en versocht, dat men de schutters wilden lieten t' huys gaen. Burgemeesters beriepen haer op haer vroedschap. Die werd vergadert, en men resolveerde, dat men gelijkelijk by den Prince soude gaen, en op hem versoeken, dat hy geen verandering in de magistraeten wilde doen, 't was tegens haer privilegien, die sy schuldig waren te verantwoorden: hy wilde aensien het groot ongenoegen dat haer burgers daer over souden nemen, de groote twisten en onrusten die daer uyt souden volgen. Hadde hy op yemant wat te seggen, hy soude hem aenklagen, en hooren sijn verantwoording, als billik was." De heren verzoeken de prins het aantal vroedschappen te vermeerderen, wat door de Prins in beraad wordt genomen. "Die hem niet behoorlijk ontschuldigde, dien mogt hy niet alleen verlaten, maer ook anders straffen naer behooren, niemant soude 't tegenspreeken. Verklaerden bereyd te sijn haer met eede, soo in 't gemeen, als elk in 't bysonder, te suyveren van 't gene haer stad te last gelegd werd: als dat sy gesocht souden hebben hem den voet te ligten, of sijn vorige authoriteyt te verminderen: baden soo hy immers yet veranderen wilde, hy soude liever 't getal van vroedschappen, met eenige persoonen, t' sijnen keuze, vermeerderen. Dese voorslag beviel hem wel, of immers hy veynsde dat sy hem wel geviel, en nam aen hem daer op te bedenken. Versocht als noch ernstelyk, sy wilden haer schutters ontwapenen. Liet naderhand door den Grave van Oxfort, den Colonel Veer, den schout Boelissen en anderen, erores daer toe uytgemaekt, deur de stad stropen, selfs aen verscheyden van de regenten, dat de voors. Doorslag hem wel geviel, dat het seer gesien was dat hy die soude ingaen, ja eenige spraken met verseekeringe, dat hy 't selve soude doen, alleen men most hem te gemoet gaen en eerst de schutters laten t' huys trekken." De schutters worden opgedragen af te treden, waarop de heren nogmaals de Prins verzoeken het aantal vroedschappen uit te breiden, maar tevergeefs. "Na den middag werd de vroedschap wederom vergadert, en besloten, noch eens te versoeken 't gene voor den middag versocht was, en op dat de Prins 't selve te minnelijker

soude toestaen, liet men eerst de schutters, volgens sijn begeerte, aftrekken. Men quam by den Prince, men seyde hem aen, dat men de schutters hadde doen vertrekken, daer in men sag, dat hy hem verblijde, men hield hem 't voorgaende versoek wederom voor, vertoonende 't selve seer wel te kunnen geschieden, overmids 't getal van de vroedschap, naer de qualiteyt van de stad, seer kleyn was, dat het eenstemmig by alle vroedschappen soo voor 't beste verstaen was, een alleen uytgesondert, dat sy de humeuren van hare gemeente best kenden, dat dit de minste onrust en de meeste eenigheyd soude inbrengen. Hy antwoorde, dat hy door 't menigvuldig overloopen, nu van de eene, dan van d'ander, tot noch toe geen tyd gehad hadde hem wel op haer versoek te beraden, dat hy het selve metten eersten wilde doen, en haer als dan ontbieden". Aldus gescheyden zijnde sagen de wijsen wel waer de saken heen wilden, dat dese uytvluchten maer dienden om tijd te winnen, tot dat men hem van meerder krijgvolk voorsien en soo de stad beter in sijn geweld hadde; dat het sijn minste meening niet en was, de magistraet in sijn versoek te believen. Nochtans meenden vele, dat de Prins self waggelde, en ligt tot gevoeglijkheyd te brengen soude geweest hebben, had het aen goede raedsluyden niet ontbroken. Er komen meer soldaten in de stad. De Prins liet desen dag voor by gaen, desgelijks den volgenden, onder 't deksel van sijn beraed te nemen: maer den derden dag, zijnde den 5 october, als daer nu 's avonds en 's nachts te voren verscheyden vaendelen soldaten, soo uyt vriesland als van elders in de haven waren aengekomen, liet hy de magistraet weten, sy souden 's morgens te acht uren op 't stadhuys komen, hy wilde haer sijn meening verklaren." De Prins ontbiedt de vroedschap. "Als de raed by een was, quam hy ook, vergeselschapt met veele van sijne edelen, en noch met eenige honderd soldaten, die op de markt in een halve maen gesltelt werden. Gekomen zijnde in de schepenkamer, na weynig voorgaende redenen, die hy kort afbrak, bedankte hy de magistraet van haeren dienst, ontsloeg haer al te samen van haer eed. De magistraet versocht oorsaek waerom. Dewelke hy gaf: dat de rust van 't land sulksvereyschte, dat 'et van noode was dat 'er eenparige resolutien in den Hage werden ingebragt, dat sulks sonder soodanige verandering niet en konde geschieden. Hy geloofde dat sy een goede meening hadden gehad, en getrouwe dienaers van 't vaderland geweest hadden maer het most voor desen tyd soo wesen. Er worden 12 leden afgezet. Ook secretaris Jan Clementszn Kies wordt uit zijn ambt gezet "Hier mede most sich de raed te vreden stellen: hoewel eenigen dat maer van passen deden. Een seyde: het soude hem eerder berouwen als haer: welke reden ik gelove dat naderhand niet van al te waerachtig geweest is, aengesien het weynig rust, vermaekens en genoegens, dat hy sedert in sijn gouvernement gehad heeft." De Prins ontbiedt de nieuwe vroedschap. Daer na ontbood hy den nieuwen raed by hem, daer Olphert Barensz: d'eerste van was, met noch seven van de ouden, allegader van de jongste die de plaatse bekleed hadden. In plaets van de twaelf die hy verliet, quamen onder andere verscheyden die uyt het land in de stad ter woon gekomen waren, daer onder eenigen die noch haer behoorlijke tijd in de stad niet gewoont hadden, een die noch geen burger en was, en was dierhalven eer vroedschap als burger; eensdeels expres tegens de oude costumen, eensdeels expres tegens de privilegien van de stad, verscheydene gantsch met kleyne middelen, en die noch onlangs haer met geringe en ongeachte oeffeningen beholpen hadden, selfs een, die als men vraegde wie hy was, van sijn mede vroedschappen niet gekent werd, daer de Prince noch selfs om loech. Vier nieuwe burgemeesters worden aangesteld. In 't kort, meest onervaren luyden, die noyt op lands of stads regiering gedagt hadde. Daer werden voort vier nieuwe burgemeesters tegens ordre gestelt te weten, Claes Veen, Olphert Barentsz, Jacob Symonsz en Outger Jacobsz. Van welkien Olphert Barentsz hem vroeg als oude burgemeester.

Des namiddags werden de kapiteynen van de schutters by de Prince ontboden, en eenige, die de nieuwe heeren minst bevielen, van haren dienst afgeset, en anderen daer voor ingestelt, en soo de nieuwen als ouden die bleven, werde op het nieu de eed afgenomen. Aengaende schepenen, weesmeesteren en andere officiers, die bleven elk by haeren dienst, hoewel verscheyden verlaten vroedschappen eenige van de selve bekleeden. En sprak de Prins tegens den schout, die hem vraegde hoe het daer mede wesen soude, dese formele woorden: daar is al genoeg verandert, jae al te veel. De Prins vertrekt naar Enkhuizen. "Dit alles geschiede den 5 october, daegs daer na te weten den 6 october, vertrok de Prins naer Enkhuysen, na dat hy de stad vervult hadde met soldaten en onrust, en de burgers met ongenoegen en droefheyd. In 1621 werd hij echter niet weder tot Burgemeester gekozen, maar de nieuwe Burgemeesters stelden hem aan tot president-schepen, waarover hij zeer ontevreden was. Toen omtrent deze tijd de Regering van Hoorn zich in twee partijen scheurden, in Burgers, zijnde meest de oude Regeringsleden, en in Harde of Boeren, zijnde de nieuw aangenomene, ging bij tot de zijde der eersten over, en als hij, die vroeger meer tot de andere partij had overgeheld, tegen een aanzienlijk Burger klaagde, dat men zulke lieden tot Burgemeesters had gekozen, kreeg hij tot antwoord: Gij hebt Boeren tot Boerlieden (d.i. kiezers) gemaakt, wat zoude boeren anders kiezen dan boeren? Daar de partij der Harden vervolgens in Hoorn meer veld won, werd Barendsz, bij de jaarlijksche keur der Stedelijke Regering voorbij gegaan.

MAURITS AAN REINIER PAUW. Maurits etc. Eerentfeste etc.Wy senders U hierbeneffens twee pacquetten brieven, het eene houdende aen Wolphert Barentsz. 1) ende Cornelis Cornelisz. Soop 2), oude borghemeesters binnen Hoorn; ende het andere aen Aelbert Bruyningh, secretaris tot Enckhuysen, waerinne wy gelijcke brieven zijn sendende aen Symon Marsz. Lievens ende Cornelis Mathijsz. Schagen, beide vroedtschappen tot Medenblick, van enen sodanighen inhoudt als die voors, van born; dewelcke WY onder hot cachet volant hebben doers sluyten, zulcx dat U. L. het pacquet met den brieff aen die van born bequame-lijck zal connen openers; hetwelcke geschiedt is, opdat ghy dezelve soudet mogen lesen , daerop wy ons refereren; U versouckende dezelve gelesen hebbende vast to doen sluyten , ende aen de voors. borgemees-teren tot Hoorn sekerlijck laten overleveren; mits-gaders oock het pacquet van den voors. secretaris, denwelcken wy van gelijcken versocht hebben d' inne-gheslotene sekerlijck aen de voors, vroedtschappen tot Medenblick to doen behandigen. Ende zal U. L. hieraen de goede zake dienst ende ons aengename vrundtschap bewysen. Hiermede, Eerentfeste etc. In s'-Gravenhage, den xxvn Novembris 1617. wy verzoucken U de goede handt daeraen to willen houden dat de voors, onse brieven tot Hoorn met discretie ende goed beleydt aen de goede patriotten van de regieringe aldaer I) mogen werden voorge-dragen ende gerecommandeert.Naer het schryven deser hebben wy goedtgevonden (volgens naedere onderrichtinghe) de brieven van Hoorn alleen aen den borghemeester Soop to senders.Desen morgen sijn ons uwe brieven van gisteren, nopende de besendinge, wel ter handt gecomen. Zie: Velius en Centen, Chronijk van Hoorn 600 en 601; Abbing, Geschied. der stad Hoorn I, 69, 73 en 75. Huwt 1595 1e maal: Meynuw Jans Schouts, van Scharwoude dv. Jan Claes Jansz Schouts en Lies Jans Arentsz zus van Claes Geb. 1576; ovl. 23-1-1615 in het kraambed

Kinderen: 1. Jan, geb, 10-1-1597 huwt Elis.Rogge, zie I.1 2. Jacob, geb. 27-7-1599 huwt Annetje Adriaens, zie I.2 3. Liesje, geb. 25-2-1601 huwt 1619 Gerrit Jz. de Vrij, schepen, wonend op Baedlant bij de Dreijbrugh k: Olfert, Trijntje 4. Barent geb. 15-3-1604, ovl. 20-10-1630 Den Bosch, begr. Sint Janskerk op het koor; 1620 reis naar Frankrijk, 1622 te Den Haag, rentmeester geestelijke goederen van Den Bosch 5. Cornelis geb. 15-11-1605, ovl. 11-12-1605 6. Jan (?) geb. 3-7-1607, ovl. 24-7-1607 7. Trijntje geb. 8-4-1609, ovl. 4-1-1647, huwt Mr. Claes Raet, schepen, burgemeester en weesmeester te Hoorn, 8. Cornelis geb. 29-12-1610, huwt Cornelia Wijncoop, zie I.3 9. Claes geb. 16-7-1613, ovl. 27-12-1613 10. Claes geb. 17-1-1615, ovl. 9-6-1615 Huwt 9-4-1619 2e maal te Amsterdam , Nieuwe Kerk, met: Grietje/Geertruijdt Wouters Verhee Geb. ca. 1578; ovl. kinderloos 16-8-1644 Den Haag, begr. Grote Kerk aldaar; eerder gehuwd met Michiel de Lange. dv. Wouter Verhee, schepen te Amsterdam; regent St.Pietersgasthuis, ovl 1586, begr. Zuiderkerk Enkhuizen Zv. Cornelis Woutersz Verhee, schepen (1553) en burgemeester (1567) te Gouda; en Elisabeth Pauw, geb.1550, ovl. 29-12-1623 Nieuwe Westerstraat, begr. Zuiderkerk, http://www.historici.nl/retroboeken/elias/#source=1&page=322&accessor=accessor_index ) I.1 Mr. Jan Olfertsz de Jongh Geb. 10-1-1597, student te Leiden en in 1621 gepromoveerd in Orleans tot doctor in de rechten, daarna woonachtig te Den Haag. In 1623 schepen gekozen te Hoorn. Na langdurige ziekte te Hoorn ovl. op 12-10-1624, in de Grote Kerk recht voor de schepenbank begraven, 27 jaar oud. .Hy was cloeck van stature, syn vader gelyck in hooghte, van lyff en leden wei geproportionneert en nytermaten wel gemaeckt van beenen. Hij hadde een gesonde couleur, een besneden aangesicht met een hoogh ende blanck voorhooft, bruyn grauwe ooghen, swarte wynbrauwen, van gelyck oock het hair, Hebbende eenen dichten rossen baert na de wyse, die doe ter tijd was, spits neergesehoren, met sonderlinge fraije lange knevelen, deweicke tot verre achter syn ooren costen reycken. Huwt 12-2-1623 te Hoorn met: Elisabeth Rogge, dv. Johannes Roggius, gestudeerd te Heidelberg, predicant te Heidelberg, professor te Franeker, predikant en rector te Hoorn, later deze functie verlaten door kerkelijke geschillen; en van Maria Verlaar, kleindochter van Adrianus Junius, doctor in geneeskunde en wijsbegeerte, geschiedschrijver, zijn vader was Petrus Junius eigenlijk Pieter de Jonge, secretaris en burgemeester te Hoorn rond 1520 (uit: http://www.historici.nl/retroboeken/vdaa/#source=aa__001biog19_01.xml&page=430&size=8 00&accessor=accessor_index ) ROGGIUS (Johannes), een Duitscher, vroeger hoogleeraar in het Hebreeuwsch te Heidelberg, werd als proponent, predikant te Linde en Oudelands-Ambacht, in 1600 te Hoorn. In 1614 verzette hij zich zeer sterk tegen de Remonstrantsgezinde regering, en werd,

nadat hem de burgemeesteren uit last der vroedschap te vergeefs hadden vermaent synen dienst nevens d'andere twee predikanten waer te nemen, en sich daerin vreedsaem te gedragen, van zijn dienst ontslagen. Hij huwde in 1601 Maria Verlaar, kleindochter van Adrianus Junius. Hij overleed 4 Maart 1618. Zie Soermans, Kerk Reg. bl. 32: Pauw en Veeris, verm. Hist. Alphab. bl. 170; Abbing Chr. v. Hoorn; D. I, bl. 52; Fruytier, Syons Worstelingen, 1715; Navorscher, D. IV, bl. 62; D. V. bl. 344. Bijbl. 1855, bl. LVIII. 1 kind: Jannetjen geb. 24-1-1625 Hoorn, ovl. 16-10-1627, bij haar vader bijgezet Elisabeth is hertrouwd met Claes Verschuur I.2 Mr. Jacob Olfertsz de Jong(h)(e) Geb. 1599 Hoorn in het hoekhuis aan de zuidzijde van de Oude Doelen; Ovl. 23-6-1646 Enkhuizen (Wk 454) in 1614 studerend te Leiden; schilderend bij Jacob Waben; veel gereisd oa. naar Engeland en Frankrijk; in 1621 in Orleans gepromoveerd tot doctor in utroque jure; in 1623 woonachtig te Den Haag, maar 1624 weer terug bij zijn vader. Na zijn huwelijk eerst met zijn vader woonachtig in Den Haag. Vervolgens in 1625 tot advocaat van Hof van Holland benoemd, in 1626 voor de Hoge Raad in hande van president Reynout van Brederode, heer van Veenhuizen. Later ook het generaalschap van konvooijen en licenten. In 1626 weer naar Enkhuizen teruggekeerd. In 1637 in Rotterdam, later te Den Bosch in het leger en heeft met zijn zoon Jan de uittocht van de vijand gezien. 1626-1646 commies-generaal (ontvanger) van de Convoien en Licenten bij Staten Generaal van de Verenigde Nederlanden. huurt Westerstraat 9 vanaf 1632 en koopt het in 1637.(Enkh.Courant 1927, JJ Bruijn/ van Koopmansstraat tot Nieuwmarktpijp) (bron: inghist.nl, ambtsdragers 1428-1861) .Myn lesen ende schryven heb ick geleert in de duytsche schole van Julius Jacobsz. Daerna ben ick inde Latynsche schole Bestiert onder Mr. Anthonius ..... ende Frederick Broecker, in het eerste schoole en het tweede onder Willem Jansz in het derde, onder D. Johanno Roggio ende een corten tijt onder Johanno Arnoldi, rectoren. Midlerwijlen heb ick noch de onderwysinghe gehadt van mr. Claes Burritsz. in musica ende arithmetica, ende Mrs. Jacob Boon ende Lucas Topsen, in de schrijffconst. Alsmede in het leste Jan Selisz. in het cyferspel. Anno 1614 den ses en twintichsten May ben ick nevens mynen broeder Janl te Leyden ter Hooghen Schoolen gebracht. Ende alsoo ick noch niet bequaem genoech en was, omme t' Academie te frequenteren, soo went ick nevens myne voorsz. broeder privatim geinstrueert van D. Johanne Barnero, conrector van de triviale schole tot Leyden, woonende wy in een huys met den voorz. Barnero aldernaest de voorz. schoole, by Jacob Marcus, boeckbinder. Int selve jaer in October gingen wy woonen in de Houtstraet by eenen Lucas Pietersz. van Walbeeck, in de twee Brandewijnketels, daer wyt beter vonden als int voorgaende logement. Anno 1615 in Jannuario wierden wij thuijs ontboden ter instantie van myn salige moeder, deweleke, gelyck oock gebeurde,

vreessde wijt het aenstaende kinderbed niet te sullen opstaen. Den 23 Januari 1615 is myn moeder, nadat sy den 17 dito in craem bevallen was, deser werelt overleden, derhalven sijn wij verscheijden weecken thuijs gebleven. Ende heb ick mij middelerwijlen geoeffent om sowat teijckenen by Mr. Jacob Waben te leeren. Daerna wederomme tot Leiden gecomen sijnde ( Op dees tyd waren wy onder ons 2 broeders en een suster te Leyden.) heb ick in de tijt van 6 weken des daegs 2 uren borduren geleert ende naderhant ook de schilderconst beginnen by der hant te nemen. De lust van desen wat vergaen sijnde, heb ick veel (en om de waerheyt te seggen alte veel) tijts doorgebracht in oeffening van wapenen, leerende van Mr. Dirck van Starrenbergh mees terlijck handelen 't rapier, ende de houten messen, het vendel wel, 't mosquet ende pieck mede redelijck. Oock liet ick te veele tijts verloopen met de nederduytsche poesie, daer ick soo uijtermate toe genegen geweest ben, dat het mij niet inogelyck was deselve uijt de bant te leggen. Alle welcke beletselen, nevens familiare kennisse met eenighe Leytsche dochterkens mij grootgin hinder in myne studin hebben gedaen, derhalven soo stelle ick dit hier om mijne nacomelinghen te dienen voor baeckens, ten eijnde soodanighe Glippen by hen luijden voorsichtelyck mochten gemijet worden. I)ese faulten waren ten deelen wederom wat versoetet met de gave van onthoudinge van caetsen etc., gelijck mede van den tabacq, hetwelck oorsaeck was dat de oncosten soo hoogh niet en quamen te beloopen, als wel van sommighe mijne medemackeren. In Logics hoorde ik D. Gilbertum Jaccheum gelyck oock in Physicis, ends genoot ick oock particuliere institutie van eenen Jacobo J oannis Theologiae licentiato, bij weleken ick redelijcken goeden voordering dede. 10 Na dezen ging ick de lectiones medicinae frequenteren, van mening sijnde om my tot de faculteyt te begeven, maer daer van affgeschrickt wesende door mijnen broeder dewelcke sustineerde dat de practijcque in de medecinen was een gans servijl dinch, desisteerde ick in ipso limine ende begaff my tot het studium juridicum. Tot dien einde nam ick een privatum collegium onder D. Johanne a Linderhausen, ende daerna eens onder Cornelio Silvio. In welcker eerste ick redelijck proficieerde, in het tweede niet soo seer, doordien de voorz. Silvius synen dienst affleyde, vresende misschien gedeporteert te worden, gelijck als anderen geschiede om de verschillen, die te dier tijde waren ende noch van dage te dage wederom nieuwe crachten beginnen te herscheppen. Benevens dese hare private ende publijcke lessen heb ick oock gehoort Cornelium Zwanenburgiurn in jure en in literis Cunaeurn ende IDanielem }Ileijnsium, explicerende hij mijn tijden mees heb ick geduurende myne residentie-tendel Corn. Taciturn. Oock gesien negen subjecten anathornizeren, seven mannen ende twee vrouwen, namentljck ses door D. Petrurn Pau, eene door D. Florentium, eene door I). Bijl ende eene door D. Valckenburgium. Anno 1620, nadat myn broeder Jan ende Barent na Yranckrijck vertrocken ,yaeren, ben ick weer verhuijst door een hapering met Lijsbetje Lucas, myne hospes dochter, nadat ick daer ontrent B jaer gewoont hadde, en ging ick mijn intre nemen bij Jan Sannen, boeckvercooper daer schuijns tegensover, al waer

ick bleefF tot ick van Leyden vertrock. 't Selve jaer ging ick met mijn vader na 't leger dat wij vonden van Rees na Bislich by Wesel marcheren ; 't selve jaer wert iek Cornet gemaeckt van de Cavallerie om den Ambass" van Venetien tot Hoorn in te halen. Anno 1621 den eersten van April ben ik na Vranckrijck vertrocken, doch vermits myn Compagnon Jacob Calif van Alckmaer sich niet ter bestemder tijt op de rendevous liet vinden, ende dat door contrarie wint wij van Dordrecht niet voort geraeken en conden, sijn wij met een schip van oorlogh na Engelant gereyst, alsoo de Treves begon te expireren ende wij geen gelegentheijt becomen en conden om in alle sekerheyt in Vranckrijck te geraken, door Brabant, om de cortheyt van de tijt. Den 14 April liepen wij uijt de Maes, den 13 most het sijn dat uitliepen : den II 4 hadden een harde bijlegger. Den 15 Aprilis anno ut supra onder Engelant gecomen sijnde, sijn wij met de boot te Margadt [Margatel aeri landt geset, ende vandaer door Cantelberrij te paerde gereden op Santonberrj [Sittingbourne] Rochester ende 's (Traevensent, van waer wij op Londen wijders werden geroeijt door de verrnaerde Tamesis. Tot Londen gearriveert sijnde op den 16 wert mij de vrye disch vereert van de Heer Albert Sonck, Gedeputeerde ter vergadering van de Heeren Staten Genl. wegens de stede Hoorn, en doen ter tijt, acTaer nevens anderen in ambassade. Doch wert hetselve bij mij geexcuseert, gaende niet te min twernael bij de IHieeren Ambassadeurs te gast met mijnen reysbroeder. Te Londen besichicht hebbende al tgunt de gelegentheijt aldaer was toelatende, ben ick wederom, op den 24 dito vandaer gescheijden, alvooren affscheijt van den voorz. Heere Sonck geriomen hebbende, nemende mijne reijsse op Doeveren, geaccompagneert van de voersz. Jacob Calif. Alhier beginch ick een misslach, dat ick daer sijnde soo lange niet en bleeff tot dat ick de Engelsche tale wat hadde aenge waer van doch de grootste oorsaeck was een tegenheijt,-nomen, die ick mde voorsz. tale was hebbende, als mede omdat ick mij geen wissel in Engelandt hadde doen bestellen. Den 24 April van Londen op Gravesant, den 25 van daer te Doeveren. Den 26 April 1621 op een Maendagh vertrock ick met een Engels scheepken van Doveren op Boulogne, daer ick des avont in de schemeringhe arriveerde. Hier dient aengewesen dat men noch uijt Engelant noch uijt Vranckrjck geen meerder gelts mach voeren als 50 gi., om weick te ondersoecken my, gelyck oock mijnen compagnon, grooten aenstoot geschiedde van eenen, die ons aenboot om behulpigh te wesen, in gevalle wij meerder gelts bij ons hadden, ende nochtans seiffs degene was, die ons achterhalen soude. 1V[aer vermits wij pertinent op malcander sloegen ende ons wel gereyst hadden, quamen wij te eschappereri. Den 27 Aprilis 1621 vertrock ick van Bologne door Monstrueil op Abbeville, gelegen aan de Somme, met de post, ende vertoeffde aldaer om mij wat van de vermoeijtheden der posten soo in Engelant als Vranckrjck geloopen te vervarssen, als oock om de stadt te besichtigen, den 28 daer aen volgende. Den 29 dito wederomme opgeseten sijnde, vervolchde ick mijne reijse door Augum tot Dieppe, alwaer ick mede een daeghjen

vertoeffcle tot Rouaen daer ick den eersten Maij arriveerde. Ende alsoo mijn broeder Barent daer woonde (Op dese tijt waren wij 3 broeders seffens in Vianckrijck) soo ging ick denselven begroeten, ende bij mij te gaste noodighen. Van gelijcke stelde ick alhier mede ordre dat mijn wissel alomme volgen mocht, daer ick mou comen te blijven voor een wijle tijts, weick mij wel te wege gebracht wert door Mr. Adam Raij coopman aldaer, ende bij den wekken mijnen voorsz. broeder Barent woonachtigh was. Den 4 I\Iaij 1621 aftscheijt van mijn broeder genomen hebbende, ging ick met de carosse op Magnij ende voorts door Pontoijse op Paris des anderen daeghs. Tot Paris onthielt ick mij 24 dagen, besichtigende aldaer de Louvre, la Chambre d' antiquit, ende alle andere stucken het besien meriterende, gelijck mede de omleggende palleijsen, en treffelijcke plaetsen, als daer sijn St. Germain, S. Denijs en anderen meer. Alhier vont ick oock mijnen anderen broeder Jan, die mij daer wel een maent had leggen wachten, alsoo hij verstaen hadde van Gerbrant Buijck ende Pr. Crab dat ick den eersten April van Hoorn was vertrocken, sulx dat wij alsdoen 3 gebroeders tevens in Vranckrijck waren. Den 30 Meij ben ick in compagnie van de voorn. mijnen broeder Jan, mitsgaders Jacob Cal f, weder van Parijs gescheijden en passerende onder anderen door Estampes, quam ick des avonts te Tourij, ende van daer des anderen daeghs tot Orleans, alles met de paerden van veld. Tot Orleans ten huijse van eenen mons. Lijcois heb ick geresideert 3 maenten en S daeghen, midlerwijlen somtijts eens te paerd uijtrijdende, om de bijieggende plaetsen te besichtigen als Fontainebelleau, Pluviers [Pithiviers], Senaille, Chergeau, Olivet, la Sourse, Savij [Savigny] etc. Den 28 Augusti 161 ben ick tot Orleans Doctor in utroque jure gepromoveert, gelijck breder in mijn promotoriale brieven is te sien. Den 7 Octob. ging ick om mij het Hollandsch geselscliap wat te ontrecken te Saint Aij, weesende een dorp aen de Loire gelegen, 2 off 3 uren gaens beneden Orleans, voor eenighe dagen dagen woonen. Den eersten November ging ick wederomine van daer na Orleans, daer blijvende acht dagen. Alhier can ick niet nalaten om aen te wijsen hoe schadelijck het is, sich lange tot Orleans te onthouden. De oorsaken sijn tweederleij : eersteljck om dat aldaer altijt gevonden wort een overgroot getal van Hooghe ende Nederduijtschen, derwelcken gestadigen ommegang het eenighe beletsel is dat de Fransche tale, dewekke daer andersins heel suijver ende wel gesproken wort soo overlangsaem wort aengenomen. Ten anderen omdat aldaer soo substantiensen wijn is, ende daer beneifens soo aengenaem, dat weijnighen deselve met rniddelinatieheijt hebben cunnen nuttigen. IDaer en boven comen de lantsluiden malcander aldaer clagh voor dagh besoecken tweick oorsaeck geeft van sware excessen ende overstallighe debauche, waer uijt nootsakelijck volgen moeten ongesontheden, ende sware extraordinarise oncosten. I)aeromme wil ick aflen gewaerschuwt hebben, die dese

mijne memoriale cladde sullen cornen te lesen, ende de gelegentheijt hebben om de landen van Vranckrijck te besichtigen, dat sij het tot Orleans soo cort maken als immers mogelijck sal wesen, ten ware ieinant sich machtich kende de twee gemelde oorsaken te cunnen subtraheren. Hetweick ick daer weijnigh heb cunnen bespeuren, maer allesins het spreeckwoort Terren : Homo sum, humani a me nihil alienum. puto, be--tij, te weten vonden waer te wesen. Den 9en dito verliet ick Orleans wederomme, nemende mijne reijse over Saint Aij, Meun, Bogencij tot Blois, alwaer ick den 12 dito quam te arriveren, gaende aldaer logeren A l'irnage de nostre Dame, daer ick seer wel getracteert was, nevens den meergemelden Calff, die eenigen tijt te voren derwaerts getrocken, was met mijn broeder Jan, doch was mijn broedergelogeert bij Madame Grangiere. Den 11 December 1621 scheijde ick van Blois, hebbende alvooren daer de omleggeude plaetsen en insoriderheijt het casteel Chambourg LChambord] wesen besichtigen in compagnie van mijn broeder, Calif ende Jacob van Zell, alsmede Pr. Crap, die na mij te Bloijs gecomen waren, en quam ick des avonts tot Amboise. Van daer vertrock ick in dito compagnie op Tours ende verders op Sa alles met een schuijtjen de revier afreijsende. -mur Den 13 tot Samur, gehijck geseijt is, gecomen sijnde, ging ick mij besteden hij eenen mons. ha Moche4ende ais ick daer twee off vier dagen geweest was, soo trok mijn broeder van daer na Angiers om van daer voort op Rouan en na huijs te keeren. Weijnigh tijts daerna viel ick in een dootlijcke rasende coortse dewelcke mij veel gelts costende, alsoo mij mijn hospes, de doctor ende de apothecair alle om seerst sochten te scheeren, in voegen dat mij mijne penninghen daer door suix waren ver mindert, dat ik de groten Fransehen tout, en misschien mijn Italiaerische reijse most uijl mijn sinne seiten. Derhalven het Amphitheatrum te 1)ouaij nevens noch verscheiden andere ceijne plaetskens besichticht hebbende, ging ick mijne residentie van Samur transporteren te Borgueil, wesende een cleijn stedeken 3 cleijne mijien van Samur, en een half uur gaens van de Loire opwaert aen, maer geneucheijck en fraij gelegen, alwaer ick den 26 Martij 1622 quam te arriveren ten huijse van mons. Olivier a la Fontaine daer ick voor een civilen penning goet contentement ontfangen het-) eride van de inwoonders courtoise bejen gerii g en familiaren ommegarig, tweick mij groot voordeel aenbracht in de Fransche ta l e, ende vermits gene compagnie was hebbende als voor een weijnigli tijts eenen Otto Valck van G-roeninghen, die mij aenleijdinge tot excessen dede. Soo reconvalesceerde ick adaer, geholpen sijnde van den nieuwen tijt wederom, ende mijne voorige crachten weer gecregen hebbende, cocht ick van mijnen hospes een paert voor 35 gl. na mijn beste onthout, met hetwelcke ick den uijtvlucht aennarn te doen op den 19 Juni 1622, nemende mijn reijse van Borgueil door .Beaufort op Angiers, aldaer de lantsluijden begroetet hebbende voor vier ofte ses daghen, keerde ick weder van Angiers door Verger IDurental, La Flesche, Baug, Samur te Borgueil alwaer ick mij wat rustede. Den 2 Julij 1622 ging ick weder te paerde sitten omme temet weder wat na huijs toe te deijssen, DJSOO de haet tegens

die van de religie van dage te dage vast meerder en meerder begon te worden, en over sulx moeijelijck te reijsen, doordien men overal nau ondervraecht ende ondersocht wiert, oock dickwils opgehouden, voor spesiusopecteenrt, alssme deg som wliejn met scheltwoorden geinjurieert, en insonderheijt met het wooi IParpaillou, twelck te dien tijden dapper fin swanck ging-deken, allesins geaffronteert wiert. En hebbe mijne reijse door Lude op Mans, de hooftstat van le Maine genomen. Van Mans nam ick mijn reijse door Bonnestable ende verders na Meslee om Mons'. d'Alleres, heere van de voorsz. plaetse, die mij ernstigh genoot hadde hem te comen besoecken, als hij te Borgueil bij mij geduurende sijne vrijage gelogeert was in passant eens te gaen begroeten. Van Mesle trock ick door See ende Mortr, doch alvooren tot die twe te comen passeerde ick Mortagne ende quarn den 7 dito te Argentari, van daer door Falaise en Sainct Eau te Caen. Den 9 Julij vorderde ick myne reyse van Caen op Rouan, passeerende eenighe stedekens ende andere cleijne paeLskens tusschen beijden gekgen, als namentljck Pont i'Evesque, Ponto d'Emer. Bretot, [Routotl Chouquet etc. sulx dat ick den 10 te Rouan arriveerde, alwaer ick mijn paert vercocht, ende met mijn broeder Barent de stat wel besichticht hebbende, ging vernemen na gelegentheijt om in veyiichheit over te geraken, maer alsoo daer gene en was, soo ben ick den 16 door Caudebec, Hanefleur na liable de Grace vertrocken. Tot Habie de Grace eenighe daghen vertoeft hebbende om gelegentheijt te becomen van een oorloghsschip, werde ick bij den Gouverneur gesuspecteert een spion te wesen, over suix belast te vertrecken. Ende off ick schoon mijne excusen dede, allegerende een nederlants student te weseri, alleenlijck in Vranckrijck gecomen omme de landen te besien ende de tale te leeren gelijck ick tselve presenteerde te doen bljcken hij het pasport van de natie tot Orleans in date den 14 Septemb. 1621 gegeven, versoeckende aldaer te mogen blijven tot ick lgeeg etn ctrheegije om na IE[ollant over te schepen, soo was sulcx niettemin vruchteloos ; derhalven een paert gehuurt hebbende ben ick van liable vertrocken ende des anderen daeghs te Dieppe gecomen, passerende vescheijden cleijne plaetskens als Montilvillers, G-oderville, Vafle mont, Canick [ Neville, Borduyn etc. Den 26 Julij 16 2 oorlofi van den Hartogh van Longueville doe ter tijt te Dieppe sijnde, vercregen hebbende omme te mogen uijt Vranckrjck vertrecken, ben ick van Dieppe t' seijl gegaen des middagh ontrent elf uren. Ende des anderen daeghs te sessen tot Rotterdam al in de herberge geweest, suix dat wij van Dieppe tot Rotterdam sijn geweest schaers 32 uuren. Van Rotterdam ben ick met de wagen over Delft na Leijden getrocken ende aldaer oock eenige daghen gebleven. Den 4en Augusti scheyde ick wederomme van Leijden, en passerende Haerlem, [en_] Alckmaer quam ick den 7 Augusti op een Sondagh smorgens (alsoo tot Avenhorn vernacht hadde) wederom thuijs. Gedurende mijns broeders en mijne residentie tot Orleans was seeker gerucht in F[ollant uytgestroyt dattet eenige Nederlarideis om seker gewelt tegens des Conings guarde gepleegt, tot Paris gehangen souden wesen, twelck vele ouders en onder anderen oock de onsen seer bedroeflde.

Anno 1622 in de herreffst wert ick schutter gemaeckt, ende strax daer op vendrich gecoren van Capiteijn Frederick Broecker voor den tijt van vier jaren. Anno 1623 den 22 May ben ick in den Haghe getrocken, ende [heb-' mijn residentie genomen int Noord End by Nicolaes van Bronckhorst, woonende in de vergulde Valck. daer myn broeder Jan te voorgin mede gewoont hadde. Doch werden de commensalen daer na getracteert van Andries Jacobsz Stock, des voorn. Bronckhorsts swager. Den 20 December 1624 ben ick uijt den Haghe wederom thugs gecomen metter woon, by mijn vader. Anno 1624..... was ick nevens de Burgem' Albert Fransz Sonck, Carel van Craccou, Pieter Claesz. Sijens, ende Dirck Coolen op de nominatie tot het schoutampt der stede Hoorn, alsoo Allert Boulisz den ... .....oovveerrlleeddeenn was, maer wert de solve qualiteijt bij den voorsz. Sonck geemporteert. Doch in gevalle de gemelde Sonck ter goeder trouwe met mij hadde gehandelt, offe dat Jan van Forest, sijn swager, die tot de saeck mij sonderlinge faveur hadde toegeseijt, mij naderhant niet en hadde gecontramineert, soo sonde mij die qualiteijt niet gemist hebben. Corts daerna quam ick uijt den Hage weder thuijs woonen, en openbaerde ick mij mede als sollicitant na liet vacerende secretarisampt vant Collegie ter Admiraliteijt, maar obti. neerde niet. Anno 1625 den 20 April ben ick tot Enckhuysen in de Suijderkerk met Annetjen Adriaens Bolck getrouwt. Ende alsoo mijn vader in des G-enits Rekencamer gecommitteert was, soo ginck ick met hem na den Haghe wederom metterwoon. Daer arriveerden wij den 14 1%Zaij, hebbende het huijsraet nevens het verdere gesin te schepe vooruyt gesonden. Den 12 Decemb. 1625 heb ick den eet als advocaet voor den Hove van Hollant gedaen in handen van den President Nicolaes Cromhout Den 11 January 1626 op een Sondagh des namiddaghs ten 5 1/L uren is mij een soon gebooren, genaemt in den doop Jan, in het hoeckhuijs staende op de Bierkay in 's G-ravenhaghe. Den 17 January 166 heb ick den eet als advocaet voor den FToogen Rade gedaen in handen van Praesident Reynout van Bredenrode heer van Venhuijseri. Anno 1626 den sevenden Novembris ben ick bij de Ho. Mo. Heeren Staten (Tenerael gepromoveer tot het Generaelschap van de Convoijen ende Licenten en hebbe dien selvigen daghe den eet gedaen aen de Heer Arithonis de Rhode president van hare Ho. Mo. Vergadering. In 't seve jaer ontrent acht dagen voor Kerssmisse ben ick met mijn familie uyt den Haghe gescheyden ende tot Enckhuijsen comen woonen, nernende myn intre tot mijn huisvrouws ouders ter ijt toe het huijs, dat l)ij mij gehuurt was, wat in ordre gebracht was. Daerna Mei 167 ging ick mijn wooningh van daer veranderen op de Breesstraet in liet huijs van de Lombart, belent met Albert Corn. Ruijl ten snijden en Pr. Jong ten noorden. Alhier wert mij op den 23 Augusti anno 1527 smorgen ten 3 1/ uren myn dochter Meijnuwtjen gebooren : peeten sijnde mijn vader en outste suster. Twe jaren aldaer mijne wooninge gehouden

hebbende, soo hen ick door seker verschil genootsaeckt geweest weder van daer te verhuysen, doch alsoo het vrij laet in de tijt was en oversulx de bequaemste huijsen meest verhuurt, eer ick bescheijt ontfing van niet te moghen blijven, soo heb ick in de Parktuynstraet moeten huureii seker bovenhuijs, belent met Gerrit Jansz. Sljvers parktuijn ten oosten ende Willem Broer ten westen. In dese wooninge is mijn huysvrou Anna Adriaens op den 10 Augusti 1629, wesende St. Lourensdagh in de craem bevallen van een soon, ongevaerlijck ten halff drye ureu, deweicke na mijn huijsvrouwen grootvader, Wouter Verhee, genaemt wert Wouter. Den 12 Augusti daeraen volgende is 't voorsz. kint gedoopt, en den 13 dito 's morgens ten 3 uren off halfi vieren deser werelt overleden en tot Enckhuijsen in de Westerkerck op 't choor in een van mijn schoonvaders graven ter aerde gestelt. Meij 1630 transporteerde ick mijn wooninge weder van daer op de Breestraet in het huijs van burgemr. Willem Sijbrantsz Groes, staende aen de oostzijde van de voorn. straet, belent met Cornelis Prs Nelepiet ten zuijden, ende Maerten Cornelisz. ten noorden. Alhier is mijn huijsvrouw Anna Adriaens op den 22en Novemb. 1630 op een Vrijdagh des avonts weijnigh na 10 auren van haer vierde kint, wesende een soon, in de craern bevallen. En alsoo mijn broeder Barent den 20 Octob. daer te vooren overleden was binnen 's Hertogenbosch, soo is het gemelte kint den 24 novemb. 1630 in de Westerkerck des namiddagh gedoopt en genoemt P.. arent. Getuijgen over den doop sijn geweest mijn vader Olfert Barentsz ende sijn huijsvrouw Giertje Verhee dewelcke 't voorn. kint tot een peetstuck vereert hebben een half dosijn silveren lepelen. In dese tijt wasser alomme in de landen overgroote dierte in het cooren, suix dat tot Enckliuijsen een roggenbrood van twaleff ponden, een en twintigh en een halve stuijver gegolden heeft. Dock cocht ick omtrent dees tijt voor mijn huijsgesin een sack rogge voor 11-2- 8, en eenige daghen daer na, namentlijck, op den 17 Noveinbris 1630 een sack tarwe voor 10-1H, aisoo 1)eter als de rogge te becomen was. Den 29 Februari 163 in sinum ecclesiae receptus prirnum communicavi in templo australi. Anno 1632 2 daghen voor Mai* heb ick mijn residentie genomen aen de zuijdseyd van de ouwe Westerstraet in het tweede huijs van de Nieuwstraet tegenover de vergulden Druijff. (red. Westerstraat 9) In 't voorste van Junio 1632 maselden mijn drie kinderen, namentlijck Jan, Menuw en Barent. Den 22 Februarij 1633 is mij weer een dochter gebooren des avonts ten elf uuren, en genaemt Giertje, na mijn salige vaders weduwe Giertje Verhee. Den 2 Juli 1633 creegh mijn outste soon Jan de kinderpocken, en verspreyde sich dat quaet het gantsche lant over, sulcx dat ter aller wegen veel daer aen storven. I)en 19 Juli 1633 creegh Barent de Jong de kinderpocken tot Hoorn sijnde, en dat met eveltjes [stuipjes?] Den 21 Juli 1633 begon mijn huijsvrouw Annetjen Adriaens haer qualjck te gevoelen, en den 25 dito openbaerden in haer

de kinderpocken. Den 24 Julj 1633 creech mijn dochter Menuwtje de kinderpocken, oock met termijnen, gelijck als mijn soon Barent. Weynich tijts nadat mijn huijsvrouw de kinderpoeken gecregen hadde, soo creech tselve mede mijn jonuste dochter (iiertje. Den 4 Augusti 1633 sterft mijn dochter Giertje aen de kinderpocken des namiddachs ten 1. 1/4 uuren. Den 6 dito wert het voorsz. kint in de Westerkerck tot Enckhuijsen opt choor aen de zuijdzijde begraven, in een van mijn schoonmoeders graven. Den 24 Augusti 1.633 heeft mijn huysvrouw, van het kinderpocken wederomme gereconvalesceert sijnde, haer kerckgang gedaen. Den 14 Octobris 1634 is mijn huijsvrouw van haer seste kint bevallen, int twede huijs mde Westerstraet aende zuijd sijd, tegensover de Druijif des avonts tusscTien halif negen, en negen uuren, wesende een soontjen. Des anderen daechs, wesende Sondach, ist voorsz. soontjen in de Suyderkerck gedoopt en na mijn sa vader geriaemt Olfert Barent. Peet is geweest mijn voorsz-li.ge vaders nageatene wewe diet voorsz. kint tot pilgiF vereert heeft een cassa tabbertjen en een gouden belletjen. Anno 1637 den .. Jannuarij cocht ick het huijs van de Burgemeester Wijbrant Semeyns. Item het huijsken van Sijwert Paerdesleper daer bewesten aen. In April deses jaers ging ick de voors. huijsen bewoonen. Den 8 Maij 1637 des morgens ten 2 uuren ofte 1/4 uurs daer vooren is mij weder een soon gebooren en de Sondach daeraen volgende in de Zuijder kerck gedoopt met den naem van Wouter. Getuijgen over den doop sijn geweest mijn schoonmoeder Aerland Wouters Verhee, ende mijn jongste Buster Cathrijntjes man Claes Raet. Min schoonmoeders pilgift is geweest een Carolus van Enge -lant, met enen rijcks-daelder. Mijn swager Raet's pilgift is geweest een vierdubbelde vierrante ducaet en een halve vierrente Hollantsche croon. Doch alsoo mijn huijsvrouw geen soch en hadde, is 't voorsz. Woutertjen te min besteet bij Trijntjen Frans, huijsvrou van Jan Gerritsz, recht over onse deur. Den 15 Junij 1637 ging ick volgens d' ordre van hare Ho Mo als Generael van de convoijen en licenten tot Rotterdam resideren. In Septemb. deses jaers 1637 was ick met mijn huijsvrouw int leger voor Breda. In October andermael int leger met mijn outste soon Jan, om de uijttocht van de vijant te zien die den Xerl op Saterdach geschiede. Den . . Decemb. 1638 vertrock ick van Rotterdam weder na mijn oude district. Anno 1638 geduurde de verplaetsinge van de Generaels tot dat ick den 5 Novembris ontfing mijn licentie van te mogen vertrecken wederom na mijn quartier. In dit jaer 1638 regneerde de coortse sonderling door 't gansche lant, soo datter veel aen storven en sijn tot Eiichuijsen overleden seven hondert en seven en dertich persoonen int jaer. 1639. Den 28 Julj 1639 is mijn outste soon Jan tot Campen ter

schoolen geleijt. Anno 1639 den 17 I)ecembris op een Saterdach 's avonts een weijnich voor half tien uuren is mijn huijsvrouw ten achtste mael bevallen van een dochter. Den 18 Decembris daer aen volgende ist voorsz. dochterken in de Westerkerck tot Enchuijsen van domino Johanno Puppio gedoopt ende genaemt Arland. (ietuijgeri des doops sijn geweest mijn huijsvrouwen moeder Arlant ende desselfs suster G-iertje, hoewel dese leste ab sent was. 1641. Anno 1641 wert ick gelast van Hare Ho. Mo. om mijn ampt in Zeeland te gaen excerceren, doch gecomen sijnde in den Hage wierde die resolutie verandert in suicker voege dat ick gelast wiert na Yrieslant en G-roeningen te gaen. Anno 1641 den 5 Novembris, op een Dinsdach, des morgens ten half sevenen, off een weynich daer te vooren is mijn huijsvrouw ten negende male in het kinderbedde bevallen van een soon. Donderdachs daeraen volgende ist voorsz. kint in de Westerkerck van D. Johanne Puppio gedoopt en genaemt Jacob, na mijn selven, sijnde mede bij mij ter doop gehouden. Op dien selvigen dach sijnde den 7 d novembes avonts ist voorsz. kint te minne gebracht in de streeck bij ... Den 12 novembris 1641 op een Dinsdach des morgens ontrent negen uuren, is 't voorsz. kint deser werelt overleden, hebbende geleeft segge seven dagen en twe uuren en een half uur. Den XIIIIen Novembris 1641 is de voorsz. mijne soone begraven in de Westerkerck in een van mijn huijsvrouwen moeders graven, leggende opt choor int zuijdoosten, bij de twede pilaer. Den lesten July 1642 is mijn dochter Menuwtjen ter Gouw in de Fransche schoole gebracht. Int leste van Julio 1644 heb ick de voornoemde mijn dochter Menuw weder uijt de schoole thuijs gehaelt. 1643. Anno 1.643 den XIIIIen Augusti op een Vrijdagh des avonts quartier voor ses uuren is mijn huysvrouw bevallen van haer tiende kint, sijnde een dochter. Den 16 Augusti is 't voorsz. dochterken in de Zuijderkerck tot Enckhuysen gedoopt van D. Isaac Doreslaer, en genaemt Geertruijd Maritje Gael, als daer toe gelast sijnde, liet kint van wegen moeder Geertruyd Verhee ten doop houdende. Op de 16en voorsz. kint te min gebracht in de streeck bij .... 1644. Anno 1644 tusschen den 6 en 7 Februarij des nachts ten een uuren is 't voorsz. Giertjen overleden aen eveltjes. Anno 1644 op een Dinsdagh, wesende den 29en Augusti, des morgens ontrent halff sevenen, is mijn huijsvrouw int kinderbed bevallen van haer elfde kipt, sijnde een dochter. Op dato als vooren ist voorn. kint in de Zuyderkerck van D. Isaac Doreslaer gedoopt en genaemt Geertruijd. Int selvige jaer den sevenden dach van September ist voorschreven kint overleden, wesende 'sachtermiddach tusschen twee en drie. 1646. Anno 1646 op een Dingdachs savonts den 16 Januarij de clocke ontrent halff vijven is mijn huysvrouw verlost van haer twaelfde

kint, wesende een soon, en Zondachs den 21 daer aen van D. Vogelius in de Westerkerck gedoopt Jacob. Van de hand van den zoon van Jacob de Jong sluit de volgende Aanteekening het dagboek: Jacob Olfertsz. de Jongh, doot. Anno 1646 is mijn vader den 23 Junij tusschen 's Jans nacht, ,,de clocke half twaelf, vierthien dagen geleijt hebbende aen gedurige coortse, deser werelt overleden". . (Wfr Archief Enkh OA 1742 a Genealogische en historische aantekeningen betreffende Jacob Olfertsz de Jong (geslacht De Jong van Persijn), ontvanger van de konvooien en licenten te Enkhuizen; Datering: 1626-1642 ; NB: met "aantekeningen van particuliere aard en de troebelen te Enkhuizen 1635-1636". Omvang: 1 omslag ) Huwt 20-4-1625 te Enkhuizen met: Annetjen Adriaens Bolck dv. Adriaen Huijgen (geb. 1584, ovl.16-8-1640, begr. Zuiderkerk) en Aerlant Wouters Verhee (geb. 1580, ovl. 20-2-1642 aan een apoplexia (beroerte of hartaanval) d. Wouter Verhee en Elis. Pauw (zie http://www.genealogieonline.nl/genealogie-kloos/I41802.php en bijlage Pauw), begr. Zuiderkerk; zus van Heijndrickje, Harmen, Adriaantje, Andries en Huygh. Bijlage II. In een op het Stedelijk Archief berustend Geslachts-Register komt ook voor het volgende: Lysbeth Paauw en Wouter Verhee Raad en Schepen te Amsterdam. 1.Herman Verhee tr. Maria Engelsman Pieters Dr. } Dochter Cornelia Verhee tr. Mr. IJsbrand Craft Hermetina Verhee. 2.Reijnier Verhee tr. Magdalena Jacobs. 3.Lijsbeth Verhee tr. Jacob Gael Willemsz. } Dochter Maria Gaal tr. Pieter Wolphersz., Roothoofd. Zoon Wouter Gaal. Zoon Jacob Gaal tr. Catharina Huygen dr. 4.Geertruyd Verhee tr. Claas Jausz. Sampson. } Zoon Reijnier Sampson tr. Anna Putten. 5.Giertje Verhee tr. ten Eerstemael Michiel Jansz. de Lange, ten tweede mael Olfert Barends Burgemr. tot Haerlem. Zij stierf zonder kinderen. 6.Adriaen Verhee tr. Catrijn Cops dr. Zij stierf 1633. 7.Erland Verhee tr. Adriaen Huygen tot Enkhuysen. hebben 5 kinderen: Hendrika, Anna, Herman, Adriana, Andries. 8.Henrica Verhee. WOUTER VERHEE, omtrent het midden der XVIde eeuw te Gouda geboren, broeder van Jan Verhee, schepen van Amsterdam, had zich te Enkhuizen ter woon neergezet. Terwijl hij daar woonde, verscheen er in 1581 een inboorling dier stad uit Spanje, waar hij koning Philips II meer dan 22 jaren als lijfwacht gediend had. Hij kwam in schijn om een broeder te bezoeken, doch inderdaad met brieven van het Spaansche hof, met schoone beloften, toezegging van genade en vergeving aan allen die zich aan den Spaanschen koning wilden onderwerpen. Met deze brieven liep de hellebardier rond bij hen, van welke hij zich een goeden uitslag meende te kunnen verzekeren en onder anderen bij Wouter, die een afschrift van het verleidend schrijven magtig werd. Omtrent dien tijd begaf deze zich naar Haarlem bij zijn vriend Dirk Voltertsz. Coornhert en deelde hem den inhoud van dit afschrift mede. Deze oordeelde dat hij dit heimelijk handelen aan de wethouderschap van Enkhuizen reeds had behooren mede te deelen. Te Enkhuizen weergekeerd zond hij het afschrift naar Coornhert,

die nog dienzelfden nacht dat zijn vriend hem verlaten had, naar 's Hage reisde, waar hij reeds bij voorraad kennis gaf van hetgeen hem ter ooren was gekomen, met belofte van zijn zeggen nader te zullen bevestigen door het afschrift. De Haarlemsche burgemeester van der Laan leverde het geschrift ter staatsvergadering in, die eenige soldaten uit Monnikendam en Edam naar Enkhuizen zond. Deze bezetten Enkhuizen, namen den hellebardier en die men voor medepligtigen hielden in verzekering. (Van der Aa, biografisch woordenboek dl.20). Verhee (Wouter), afkomstig uit eene regeeringsfamilie te Gouda, trouwde 1 Mei 1569 ELisabeth, dochter van Adr. Pauw, die zich uit dezelfde stad te Amst. gevestigd had. Dat het echtpaar te Enkhuizen ging wonen, blijkt uit het verijdelen van een toeleg der Spaanschgezinden op deze stad in 1581 en uit de geboorte van hun zoon Adriaan aldaar, omstreeks 1583; doch zijn naam komt op de Amsterd. schepenslijsten voor. Dat hij rederijkte, is eerst onlangs door Dr. G. Kalff in onderstaand art. uitvoerig beschreven, schoon zijne levensgesch. grootendeels nog onbekend gebleven is. VERHEE (Wouter Corneliszoon). De familienaam komt ook voor als van Hee(de), van der Hee, van der Heyde. Geb. tusschen 1540 en 1545 te Gouda. Sterfjaar onbekend. Hij schijnt in zijn jeugd lid van de Goudsbloem aldaar geweest te zijn en huwde 1 Mei 1569 de dochter van Adriaen Pauw, Lijsbeth, die misschien vooraf Roemer Visscher had afgewezen. Hij had acht kinderen uit dit huwelijk. In 1579 was hij schepen van Amsterdam, in 1581 inwoner van Enkhuizen, in welk jaar hij met zijn vriend en geestverwant D.V. Coornhert een poging van de Spanjaarden om Enkhuizen op hun zijde te krijgen, verijdelde. Hij heeft gedicht. Zijn werk vinden we uitsluitend in een bundel gedichten en spelen, waarschijnlijk door hem in 1609 aangelegd, die in hs. ter stedelijke bibliotheek van Hamburg berust. (zie http://www.dbnl.org/tekst/_tij003188501_01/_tij003188501_01_0014.php ) Eenige daarvan zijn met zijn naam onderteekend; sommige zijn bepaald niet van hem; van andere is het moeilijk uit te maken. Zijn spreuk was Lijd en mijd. Men mach die wijn wel prijsen, Sij isser wel prijsens waert; Schoone vrouckens eer bewijsen, Sij sijnder wel eere waert. Opdracht van het Kruidhofje aan Wouter Verhee. Mijn beste boezemvriend Verhee, vele jaren heb ik gezworven in het buitenland, veel plaatsen heb ik bezocht en over veel bijbelse en godsdienstige kwesties heb ik onderweg en in de herbergen discussies gehoord. Sommige daarvan heb ik opgetekend. Ik ben op verzoek van vrienden van plan om ze te publiceren, tot nut van veel mensen. Nu dacht ik aan de vele uiteenlopende meningen op geloofsgebied en ik begreep wel dat mijn kruidhofje, vanwege de grote verscheidenheid aan kruiden daarin, uiteenlopend beoordeeld zal worden. Want sommigen zullen het minachtend bejegenen, anderen zullen er schande van spreken en maar weinigen zullen het op zijn juiste waarde weten te schatten. Het groepje oprechte mensen is nu eenmaal altijd het kleinst. Daarom bedacht ik dat mijn boekje een verdediger nodig heeft tegen het oordeel van Jan en alleman. Uitsluitend iemand die zelf onpartijdig en mild is vond ik geschikt om bevooroordeelde aanvallen onpartijdig te kunnen opvangen en om de harde toon van veel domme fanatiekelingen met een zachtmoedige reactie af te zwakken. Omdat ik nu weet dat jij ook gezworven en met allerhande lieden gesproken hebt, en je als een onbevooroordeeld man hebt gedragen tegenover iedereen, van welke overtuiging hij ook was, acht ik jou met je onpartijdige oordeel meer dan iemand anders geschikt om op beminnelijke wijze alle stenen van aanstoot op te ruimen. Daarom heb ik jou uitgekozen als beschermheer van mijn Kruidhofje. Wees zo vriendelijk om het te beschermen met je

wijsheid. Jij kunt dat beter dan ieder ander die ik ken. Daartoe wordt dit boekje je opgedragen door je dienstwillige en toegenegen vriend Dirk Volkertszoon Coornhert. (uit: http://www.dbnl.org/tekst/_tij003188501_01/_tij003188501_01_0014.php ) Zijn geslacht was afkomstig uit Gouda, zooals Hooft ons mededeelt (wr - zullen wij zien), en op de schepenlijsten der 15de en 16de eeuw komen verschillende leden der familie Verhee (Van der hee, Van der Heyde) voor1). Wanneer Wouter Verhee geboren werd, heb ik niet kunnen ontdekken; hij huwde in 1569 en men mag zijn geboortejaar dus voorloopig tusschen 1540-1545 stellen. In zijne jeugd schijnt hij lid geweest te zijn der oudste rederijkerskamer te Gouda: De Goudsbloem, welke tot zinspreuk had: Ut jonste begrepen, en wij vinden in den bundel dan ook eenige gedichten, waaruit dat blijkt. Zoo b.v. Een nieuwe Jaer dat men, naar het schijnt, gezongen heeft op eene samenkomst van rederijkers. Men leest ten minste in het slotcouplet: 1)In de Beschryving der Stad Gouda enz. Door I.(gnatius) W.(alvis) p. 71 vond ik: Ian verhe adriaense, Schepen (1489); Jan van der hee, Schepen (1492), Andries janse van der hee, Schepen (1529, 1530, 1531, 1533 (van der heede) 1534 (van der hee) 1535, 1536, '38, '39, '40, '41 '42 '44 '46 '47 '48.) Andries janse van der hede, Vroedschapslid (na 1522), Andries dirxse van hede, id. Onder de oude regering geslachten tusschen 1400-1500 noemt De Lange van Wijngaerden in zijne bekende Geschiedenis en Beschrijving der Stad van der Goude II, 210 ook van der Hee of Heyde. II, 254 Andries Jacobsz. van der Heyde, Schepen (1458); Jan van Heede adriaensz., schepen (1480). Prinsche. Ghy Prinschen meest die const beminnen, Neemt doch in danck ons voeys geclanck door dees practyck, Wilt onsen geest ut Jonsten bekinnen, Die liefde dwanck ons hier met sanck der retorijck. Ons slecht musyck tot u eerbaer Is niet door const geschepen, maer ut jonst begrepen, Tgoutsbloemken jent sent u present int nieuwe jaer. Op eene andere plaats leest men aan het slot van een lied: Sonder argelisten vry Soo syn wy Catarinisten bly; De Kamer: de Goudsbloem had waarschijnlijk St. Catharina tot beschermheilige, gelijk door Scheltema reeds gegist werd. In zijn vervolg op de Geschiedenis van Gouda van De Lange van Wijngaerden, III, p. 97. Elders weer een afscheidslied van iemand, die eene verre reis gaat ondernemen: Oorloff dan t'saem Goudtsblomkens van manieren, Eel end eersaem, Princessen fraey van weesen, Wilt mijnen naem in Venus schoon quartieren, Alst is bequaem, ghedachtich sijn met deesen, Mijn hert blijft u te pande, 't lichaem in verre landen, Beveelt hem in Godts handen, En ghy altydt met maechd'lijcke ghebeeden Ghedachtich zijt hem, die u wenst Godts vreede4).

Misschien was de schrijver van dit kreupeldicht Wouter Verhee zelf. Althans hij vertrok uit Gouda: wij vinden Wouter Cornelisz. Verhee in 1579 als schepen te Amsterdam en in 1581 als inwoner van Enkhuizen. Indien hij in 1579 te Amsterdam tot schepen benoemd werd, dan moet hij zich daar reeds eenigen tijd te voren hebben gevestigd; een pas aangekomene toch zou niet licht tot die waardigheid verheven zijn. Dit wordt waarschijnlijker, als men bedenkt, dat Verhee in 1569 te Amsterdam huwde met eene dochter van Adriaan Pauw, die in 1543 burgemeester van Gouda was (In het trouwboek der Oude Kerk alhier vinden wij: 1 Mei 1569 Wonter Cornelisz. Lijsbeth Aeriaens dr. op 't eerste gebod. Danil bestvoet (?) als getuige?. Ook nog: gedoopt 30 Jan. 1570 Wouter Cornelis Lijsbeth Aeriaens: Harmen. Neelmoer. (de min?) Waarschijnlijk zal Wouter Verhee haar reeds in Gouda gekend hebben en haar gevolgd zijn, toen haar vader naar Amsterdam vertrok. Dat Verhee in 1581 te Enkhuizen woonde, blijkt uit eene plaats in Hooft's Nederlandsche Historin, die ik hier overneem, omdat zij aantoont, dat er eene nauwe betrekking bestond tusschen Verhee en Coornhert1). Hooft verhaalt, dat Philips II in het bovengenoemde jaar eene poging aanwendde, om de burgers van Enkhuizen op zijne zijde te brengen. Hij zond daartoe eenen persoon geboortigh van Enkhuyzen, die hem twintigh jaaren voor trauwant gedient had, met een koninklijk schrijven naar de stad. Wij lezen dan verder: Deez, gekoomen, quansuys, om zynen broeder te bezoeken, en ontfangen met geen' minder vrundtlykheit by de schippers geweest tot Lisbon, dan by hem; wist zyn' boodschap zoo glimpigh voor te draaghen, zulcx op te geeven van de lydighe zucht zyns meesters tot den Nerduytschen landtaardt, dat hy veelen, bekalt daar door, of bekoort door den schyn der vertoonde belooningen, aan zyn' koorde kreegh. Zeeker inwoonder van Enkhuyzen, genaamt Wouter Verhee, broeder van Johan Verhee Scheepen der stadt Amsterdam2) (beyde zyn 't mannen, gesprooten uit der Goude, van helder en heughlyk vernuft geweest) werd ook aangezocht onder andren: en hebbende geleezen des Kooninx schrijven, gedaghteekent den eersten van Wynmaent des jaars eenentach2)Deze Jan Verhee persoon van bekoorlyk vernuft als Hooft elders zegt, ontving Leicester met eene Latijnsche rede bij diens komst te Amsterdam in 1587. (Zie Nedel. Historin p. 1199). Hij stierf in 1599 (volgens eene mededeeling van den Heer Dozy). tentigh, dubbeld' het, uit zinlykheit, om de konst van den styl. Want van 't werk had hy een' afkeer; en waarschuwde verscheyde vrienden, dat zy zich daarme niet mengen zouden. 'Tzelve nochtans der Majestraat te oopenbaaren, tot last zyner bekenden, was hem teeghens de borst; waarin hy, diesweeghe, dit hachlyk geheym, een tydt lang, draaghen bleef. Koomende thans door Haarlem gereyst, meldd' hy 't, in gemeynzaame kout, zynen vertrouwdeling Dirk Volkaartszoon Koornhart; die, 't gevolgh dieper inziende, hem uitgehoord berispte dat hy 't der Ooverheit verzweeghen had; en rondelyk verklaarde, noch dien avont naa den Haaghe te willen gaan, om het, den Staaten aldaar vergaadert, aan te geeven enz. Coornhert deed ook werkelijk, wat hij gezegd had1). Brandt neemt deze plaats bijna woordelijk over in zijne Historie van Enkhuizen; hij schrijft alleen in plaats van Hooft's: zynen vertrouwdeling Dirk V. Koornhart, synen ouden vriendt Dirk V. Koornhert2). In elk geval waren Coornhert en Verhee dus zeer bevriend met elkander, al was de eerste waarschijnlijk vrij wat ouder dan de laatste. Niet zoo gemakkelijk is het uit te maken f en - zoo j - in welke betrekking Verhee stond tot een ander tijdgenoot, tot Roemer Visscher. Kinderen (geref.gedoopt): 1. Jan, geb. 11-1-1626 in t hoeckhuijs op de Bierkay te Den Haag, in 1639 in Kampen naar school, zie II.a

2. Meijnuwtjen geb. 23-8-1627, ged. 29-8 Enkhuizen, get. opa Olphert Barentsz en Liesje Olpherts, Breestraat, 1642-1644 in Gouda op de Franse School 3. Wouter geb. 10-8-1629 Enkh, ged. 12-8, get.Lijsbeth Wouters, Parktuijnstraat 4. NN geb. 12-8-1630, ovl. 13-8-1630, begr. Westerkerk op t koor 5. Barent geb. 22-11-1630 Enkh, Breestraat 6. Giertje geb. 22-2-1633 Enkh, Oude Westerstraat 2e huis van de Nieuwstraat t.o. De vergulde Druijf; ovl. 4-8-1633, begr. Westerkerk koor zuidzijde in een van de graven van zijn schoonmoeder (nu Westerstraat 9, de Kleinschol) 7. Olfert geb. 14-10-1634 Enkh, Westerstraat 8. Wouter geb. 8-5-1637 Enkh, huis van vml. Burgem.Wijbrant Semeyns 9. Aerland geb. 18-12-1639 Enkh., ovl. na 1704, huwt als jd. op de Luiedijk te Hoorn op 9-3/26-3-1669 geref. Hoorn met Johannes Christiaensz Naesthoven, jm. uit Den Haag 10. Jacob geb. 5-11-1641 Enkh.; ovl. 12-11-1641, begr. Westerkerk koor zuidzijde bij 2e pilaar in een van de graven van zijn schoonmoeder 11. Geertruijdt geb. 16-8-1643 Enkh.; ovl. 6-2-1644 aan de eveltjes (stuipjes) 12. Geertruijdt geb. 29-8-1644 Enkh.; ovl. 7-9-1644 13. Jacob geb. 16-1-1646 , Enkh.; ged. 21-1; huwt Lijsbeth Swaegh, zie II.b http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BesluitenStaten-generaal16261651/silva/sg/resoluties?advanced=1&persoon_ids:int=927387 uit: resoluties besluiten Staten generaal: 07/11/1626, 11: Inzake het vacerende ambt van commies-generaal van de konvooien en licenten in het Noorderkwartier is bij meerderheid van stemmen besloten mr. Jacob Olfertz de Jonge te benoemen. De heren van Holland hebben niet toegestemd in de benoeming. Olferts heeft de eed afgelegd in handen van de president. 10/04/1628, 9: Generaal Jacob Olpherts de Jonge verklaart dat een schipper uit Hoorn wegens het verwonden van de cherchers door het Admiraliteitscollege is veroordeeld tot betaling van 150 gld. Olpherts vraagt hoe dat geld moet worden verdeeld. HHM vragen hierover advies aan de RvS. 20/04/1628, 9: De generaals van de konvooien en licenten hebben hun declaraties ingediend. Eck tot en met 9 april 385 gld., Abbas tot en met 8 april 326 gld. 9 st., Jacob Olferts de Jonge tot en met 9 april 504 gld. 7 st. en Barnda tot en met 29 maart/8 april 472 gld. 11 st. HHM geven de declaraties aan de Admiraliteitscolleges om daarvoor ordonnanties te passeren. 13/07/1629, 8: Na de op 8 april 1628 gegeven last tot overplaatsing van de generaals van de konvooien en licenten nagekeken te hebben, besluiten HHM dat Eck en Goutswaert de kantoren van de Admiraliteit in Zeeland zullen waarnemen, Abbas die van de Admiraliteit te Rotterdam, generaal Sforce die van de Admiraliteit in het Noorderkwartier, en Jacob Olfertsz. die van de Admiraliteit te Amsterdam. Generaal Barnda blijft in het gebied van de Admiraliteit te Dokkum. 28-1-1630 Manmaecker en Winsemius rapporteren conform de resolutie van HHM van 24 jan. over hun onderzoek naar de remonstrantie met de bijgevoegde stukken van Jacob Olphertsz. Deze bewijst dat de Admiraliteit te Amsterdam bij verschillende vonnissen goederen slechts verbeurd verklaren voor het gedeelte dat zij waren verzwegen. Uit kracht van de plakkaten van HHM uit 1597 en 1598 alsmede de voorwaarden waarop de konvooien en licenten zijn verpacht, zou echter de hele partij goederen verbeurd moeten worden verklaard. Alvorens hierop te beschikken wordt de remonstrantie met de bijgevoegde stukken de aanwezige raden van de genoemde Admiraliteit ter hand gesteld. Zij moeten HHM berichten over hun redenen om, indruisend tegen de inhoud van de genoemde plakkaten en voorwaarden, vonnis te wijzen. 30/01/1630, 13: Jacob Olfertsz. de Jongh heeft conform de apostille van 28 jan. zijn remonstrantie ingediend bij Neck, gedeputeerde van de Admiraliteit te Amsterdam. Hierin

wees hij op verschillende vonnissen van de Admiraliteit die indruisen tegen de plakkaten aangaande de konvooien en licenten. De suppliant had HHM over deze onjuiste vonnissen willen informeren, maar Neck heeft geweigerd de remonstrantie aan te nemen. HHM laten een brief die in een soortgelijke zaak is gestuurd aan de Admiraliteiten, opzoeken. 01/02/1630, 24: Jacob Olfertsz. de Jong, generaal over de konvooien en licenten, heeft conform de resolutie van 28 jan. Neck, gecommitteerde raad ter Admiraliteit te Amsterdam, zijn remonstrantie met de geannexeerde vonnissen die door deze Admiraliteit beneden de voet van de plakkaten betreffende de konvooien en licenten van 1627 en 1628 zijn gewezen, ter hand gesteld. Neck moet HHM laten weten waarop de vonnissen zijn gefundeerd. Hij heeft echter verklaard daartoe niet te zijn genstrueerd. HHM renoveren hun bevelen aan de Admiraliteiten, hoe in geval van fraude of overtreding met de konvooien en licenten vonnis te wijzen conform de plakkaten, ordonnanties en de daarop gevolgde ampliaties, alsmede de voorwaarden waarop een kwart van het genoemde middel is verpacht. 06/02/1630, 12: Koperhandelaars verzoeken de facturen van uit Aken[Aachen] en uit andere plaatsen afkomstig koper dat stroomafwaarts komt, te belasten met konvooien en licenten ten bedrage van 3 gld. per 100 pond. HHM stellen, alvorens hierover te beschikken, de generaals van de konvooien Eck, Goutswaert en Jacob Olphertsz. een kopie van dit verzoek ter hand, om hierover te adviseren. 04/03/1630, 4: Ontvangen is een brief van Jacob Olf de Jong d.d. Enkhuizen 25 feb. met informatie en advies over het op 6 feb. bij HHM ingediende verzoek van koperhandelaars in dit land, om de koperfacturen van Aken[Aachen] te bezwaren met inkomend konvooi. HHM schorten een beslissing op totdat ook van de hierover aangeschreven generaals van de konvooien en licenten bericht is ontvangen. 16/03/1630, 7: De declaratie van generaal Jacob Olphertsz. de Jong over zijn reiskosten en vacatin van 10 april 1628 tot en met 9 mei 1629, wordt ter inspectie gestuurd naar de Admiraliteit in het Noorderkwartier. Daarna wordt ordonnantie gedepcheerd en betaald naar behoren. 30/03/1630, 30: Ontvangen is een brief d.d. Enkhuizen 15 maart van Jacob Olphertsz. de Jonge, commissaris-generaal van de konvooien en licenten. Enkele schippers hebben het verbod van HHM om niet voor 1 april naar Noorwegen of door de Sont te varen, genegeerd. HHM besluiten de commissaris terug te schrijven de schippers die deze overtreding hebben begaan bij hun terugkomst te laten beschuldigen door de fiscaal van de Admiraliteiten waaronder zij vallen. 13/05/1630, 1: Ter vergadering wordt de declaratie van reiskosten en vacaties getoond van Jacob Olf de Jonge, commies-generaal van de konvooien en licenten voor het bereizen van de kantoren over de periode 10 mei 1629 tot 10 mei 1630. Het bedrag van deze declaratie wordt vastgesteld op 561 gld. en 1 st. en zal ter betaling worden opgestuurd aan de Admiraliteit in het Noorderkwartier. 18-6-1704 (Eh ON 1210/125 J.Meun): vanuit Enkhuizen wordt tbv een rechtzaak aan het Hof van Holland een gemachtigde aangesteld, nl. Aerlant de Jongh, benoemd door Anthony de Jongh, raad en oud-schepen van Enkhuizen, mede voor zijn broer Schout bij Nacht Jacob dJongh, en deze twee samen met Hr Albert Haack als voogden over Pieter de Jongh, Cornelis de Jongh, Anna Jacobs de Jongh weduwe van Reychers Reijndertsz Kok, Jan Reijndertsz Kok als gehuwd met Ebel Jacobs de Jongh, Cornelis Jacobs de Jongh. I.3 Cornelis Olfertsz de Jongh Geb. 29-12-1610, ovl. In 1625 in Rotterdam op school, 1629 naar Leiden op de Hogeschool. Huwt op 13-3-1644:

Cornelia Wijncoop dv. Pieter Jansz. Wijncoop, burgemeester en thesaurier te Hoorn. Kind: Cornelis geb. 23-12-1644; ovl. 10-1-1645

II a. J(oh)an Jacobsz de Jongh geb. 11-1-1626 vanaf 1646 eveneens commies-generaal van de Convoien en Licenten bij Staten Generaal van de Verenigde Nederlanden (functie wellicht overgenomen van zijn vader?) huwt: Aeffjen Teunis van Mosken (verbastering van Moskou?) Kinderen o.a.: a. Jacob de Jongh, geb. ca. 1646; schout-bij-nacht, vice-admiraal, ongehuwd. Ovl. Enkhuizen 4 -12-1718. Zie IIIa b. Anthony de Jongh, geb. 1660; huwt Anna Sibens, dv. Jan Siebens, koopman in Indie, zie III b. c. Anna, geb. 1652, ovl. 1686; huwt 1671 met Frederik de Jong, lid vroedschap en burgemeester van Enkhuizen 1692, wijnkoper d. Geertruijdt, geb. 1665, ovl. 1745, huwt 24-3-1694 van de Nwe Westerstraat: IJsbrand Mes, schepen Enkhuizen e. Nog 3 ongehuwde dochters, w.o. Aafje? II b. Jacob Jacobsz. de Jongh Geb. 16-1-1646 Ovl. tussen 1682? en 1687 Huwt 3-4-1666 te Enkhuizen met: Lijsbeth Swaegh, d.v. Cornelis Cornelisz. Swaegh en Geertruydt Cornelis Tjallis Kinderen (wrsch. RK gedoopt): a. Cornelis, huwt 24-7-1694 Neeltje=Beekje Ottes b. Anna, huwt 24-3-1686 Ricket Reindersen Kock c. Ebeltje, geb. ca. 1668-1670, wonend in t Apenspel, huwt 3-10-1688 Jan Reindersen Kock d. Jacobus, geb. mei 1676, get. Pietertje Zegers III a. Jacob Jansz. de Jongh Geb. ca. 1646 (elders wordt 1640 gemeld maar dit zou bij deze familiereconstructie niet mogelijk kunnen zijn: http://17th-centurynavwargaming.blogspot.com/2006/02/dutch-navalofficer-jacob-de-jongh.html ) Ovl. 4-12-1718 Enkhuizen (Westerkerk koor grafsteen nrs. 434/435: Hier leijdt begraven Heer Jacob de Jongh, in sijn leeven luijtenant admirael van Holland en West Friesland, obijt

den IIII december 1718, (het wapen is nog geheel ongeschonden))

1709 vice-admiraal 1713 luitenant-generaal Hij diende de admiraliteit van het Noorderkwartier. Werd benoemd tot Luitenant in 1665 en promoveerde tot kapitein in 1674 of 1688. Hij moet commandeur geweest zijn van het Noorderkwartier (68 kanonnen) in de Slag van La Hougue in juni 1692. Ook moet hij het commando hebben gehad over de Maagd van Enkhuizen (72 kanonnen) in 1696 bij de vloot van Philips van Almonde. Op 23-10-1699 werd hij aangesteld als Schout-bij-Nacht. In 1704 rust hij samen met Paulus van der Dussen onder luitenant-admiraal Van Almonde een eskader uit en vertrekt naar de Middellandse Zee om daar samen met Engeland de Fransen en Spanjaarden te beteugelen. Eerst wordt Barcelona ingenomen, vervolgens naar Lissabon om de koopvaardijschepen naar Nederland te beschermen. Op 11 April 1709 werd hij aangesteld als Vice-Admiraal en op 17-2-1713 als Luitenant-Admiraal. (bronnen: Luc Eekhout, Het Admiralenboek: De Vlagofficieren van de Nederlandse marine 1382-1991, 1992. ; J. C. De Jonge, Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen, Vol.III, 1869. ; J. C. De Jonge, Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen, Vol.IV, 1861.) III b. Anthony de Jongh Geb. 1660 Ovl. 1727 1710-1712 Gecommitteerde van de Admiraliteit Noorderkwartier Reder, schepen, lid vroedschap 1694-1727, dijkgraaf ambacht Drechterland 1702-1726 1682 boekhouder bij VOC op fluitschip De Langewyck; 21 December 1692 arrivement van t jagt Boswijk uijt Toncquin (Tonkin Vietnam) met den gewesen resident Joannes Sibens en de secunde Anthonij de Jongh, (Uit: http://www.anri.go.id/web/link/voc/inhoud%201692.pdf, Inhoud Register Daghregister van t Casteel Batavia anno 1692 HR no. 2508-2509 p. 863) Huwt Anna Sibens Ovl. 1728 dv. Johan Sibens, koopman en resident te Indie kinderen, o.a.

a. Jan de Jongh van Persijn, geb. 1694, burgemeester, dijkgraaf, bewindhebber VOC etc, huwt 1721 Margaretha Ris, hieruit o.a. Anthony de Jongh van Persijn, burgemeester Enkhuizen b. Wouter de Jongh, geb. 1708, schepen, heemraad, huwt 16-12-1729 als jm van de Nwe Westerstraat te Enkh. met Sijtje Pieters Straat, jd.van Bovenkarspel. Nader uit te zoeken Olfert Olfertsz de Jongh, jongesel tot Bovencarspel met Griet Jans, jongedochter aan de Noorderdijck in de banne van Lutjebroeck. Dese personen sijn te samen getrout op den 19e januarij 1688.(schepenregisters GrBroek) (zv Olfert jacobs de Jongh?)

Bijlage Pauw(uit: de vroedschap van Amsterdam http://www.historici.nl/retroboeken/elias/#source=1&page=198&accessor=accessor_index&vi ew=pdfPane ) 5. ADRIAEN PAUW. R. 1578; verkozen door de afgevaardigden der Schutterijen 27 Mei 1578. Sch. 1578. En der zes Opperkapiteins der Burgerij (1566); n der negen (1567). Koopman in granen en Factoor van den K o n i n g van Denemarken en van vele Oosterschc handelshuizen te Amsterdam (a); woonde in de Warmoesstraat bij de Nieuwebrugstceg in 't Wapen van Lubeck", tusschen den witten Hondt" (in 1550 een herberg waarin Rutger Brinckhoff waard was) en de drie Roosen" (b); was tevens eigenaar van eene zeepziederij op den Zeedijk naast de Goutsse K e r c k " (c). Behoorde vr 1568 tot de hoofden der protestanten te Amsterdam, doch moest in dat jaar naar Emden uitwijken, vanwaar hij zich naar Hamburg begaf; in 1578 keerde hij uit de ballingschap terug (d). Geb. te Gouda 13 Jan. 1516, st. te Amsterdam 8 Oct. 1578, zoon van Reynier Hendricksz. (zie A a n t , hieronder) en van Aeltgen Dircksdr. 't Hoen van Souburgh. T r . te Amsterdam 6 Mei 1539 Anna Jacob Lucaszoonsdr., geb. 23 Juni 1520, st. te Enkhuizen 1 Juli 1586, en begr. te Amsterdam, dr. van Jacob Lucasz. (zie Bijl. 1, hieronder) en van Hendrickgen Pietersdr. Kinderen (o. a.): A E R L A N D PAUW, geb. 1543, begr. O. K. 20 Juni 1597, tr. Hans van Eisen, begr. O. K. 5 Jan. 1601. Deze werd door zijn schoonvader aan 't hoofd van diens zeepziederij op den Zeedijk naast de Goutsse K e r c k " geplaatst; het bij de zeepziederij behoorende woonhuis werd door zijn gezin bewoond. Hunne kinderen waren o. a.: a. Truytgen van Eisen (de Oude), komt nog in 1609 als wede . van haren tweeden man voor (e), tr. i. 28 Oct. 1582 Jan van Ma rekel,, geb. te Deventer 1559, s t - t e Amsterdam en er begr. O. Z . 9 M r t . 1587, wonende te Amsterdam in de Molensteeg, zoon van Hendrik en van Sophia Staalbijters ; tr. 2. 22 Oct. 1591 Dr. Hubrecht Stachouwer, Heer van Alblas, geb. 1571, st. 1613 (), in 1591 wonende op 't Water in 't Roode Scharlaken" (g), zoon van Jacob Willemsz. (zie Aant. bij N. 14) en van Grietge Benningh. U i t het eerste huwel. sproten o. a.: aa. Hendrik van Marckel, Burgem1". van Deventer, tr. Barta van Limburgh, waaruit kinderen. bb. Janneken van Marckel, tr. Gerrit of Govert Willemsz. Pauw (zie bij N. 95, B i j l . 1). cc. Geertruyd van Marckel, tr. Ernst Roeters, N. 120. b. Truytgen van Eisen (de Jonge), ged1 . O. K . 30 Juli 1569, tr. 15 Oct. 1589 W i l l em Jacobsz. Stachouwer, geb. 1568, begr. N . K . 3 Juli 1612, zeepzieder op 't Water in 't Roode Scharlaken", bij zijn overlijden wonende in de Warmoesstraat, zoon van Jacob Willemsz. (zie Aant. bij N. 14) en van Grietge Benningh. Hun zoon was o. a.: Johan Stachouwer, Heer van Schiermonnikoog, geb. 1598, woonde in 1623 op zijn landgoed te Blaricum, in 1650 op Schiermonnikoog; tr. i. te A m sterdam 27 Juni 1623 Wijbrich Appelman, geb. 1603, st. Mei 1637 W> dr. van Dr. Sijbrand (zie bij N. 25) en van Trijntge Coppit; tr. 2. Mei 1646 (t)

Catharina van Hoorn, geb. te Maastricht 1607, wede. m e t twee kinderen van Jan de Ridder, van Utrecht, wijnkooper te Amsterdam op den Fluweelen burgwal over de Bierkay in den Wijnranck" (/), dr. van Carel en van Juliana van der Hart. TRUYTGEN PAUW, geb. 1544, tr. bij huwel. voorwaarden d. d. 2 Sept. 1559 Dirck Hem, den Jonge, zoon van Dirck Dircksz. (zie bij N. 96, Bijl. 1) en van Marij Jansdr. Hollesloot. LijSBETH PAUW, tr. Wouter Verhee, Cornelisz. (zie Aant. bij N. 45). P I E T E R PAUW, A D R I A E N S Z . , N. 52. C L A E R T G E N PAUW, tr. Gillis Jansz. Valckenier (zie Aant. bij N. 136). JACOB PAUW, geb. te Amsterdam 22 Dec. 1558, st. te Delft 7 Juli 1620, was nog in 1584 koopman te Amsterdam (k); Kerkmr . O. K. 1584; vestigde zich in 1585 als brouwer (/) te Delft; Veertigraad der stad Delft 1595, Sch. ald. 1600, Burg. ald. 1609; tr. i. te Leiden 15 Apr. 1580 Machteld W i l lemsdr. van Heemskerck, geb. te Leiden 22 Dec. 1558, st. te Delft 3 Aug. 1606, dr. van Willem (zie Aant. bij N. 27) en van Margriet Engbrechtsdr. Ramp, genaamd Proost; tr. 20 . te Leiden 5 Juli 1609 Maria Isaacsdr. van Swanenburgh, geb. te Leiden 1575, wede. Van Dirck Adriaensz. van Nierop, dr. van Mr. Isaac Nicola' van S. en van Maritgen Joostendr. Dedel (m). Zij hertr. te Leiden 22 Nov. 1622 Hugo van Nes. Uit het eerste huwel. sproten zes gehuwde kinderen: a. Adriaen Pauw, ged*. O. K. 28 Mei 1581, st. Sept. 1684, was in 1615 brouwer van de Pauw en de dubbelde Bijlen tot DelfT" (); tr. i. 20 April 1603 Elisabeth van der Chijs, geb. 12 Febr. 1584, dr. van Adriaen Arentsz. en van Elisabeth Jansdr. Melisdijck; tr. 2. 20 Mei 1607 Jannetge Dircksdr. van Groenewegen, dr. van Dirck Corstiaensz. en van Christina Jansdr. Melisdijck. Winnen een kind. b. Willem Pauw, geb. 2 Sept. 1582, st. kinderl. en begr. O. K. 18 Dec. 1615, woonde te Amsterdam; Kerkmr. Z. K. 1611; tr. 4 Nov. 1607 Ludewijn Oetgens, ged1 . O. K. 6 Juli 1584, st. 16 of 25 Aug. 1624 (0), dr. van Frans Hendricksz. (zie Aant. bij N. 35) en van Alydt van HoufT. c. Pieter Pauw, geb. te Amsterdam 5 A p r i l 1584, st. kinderl. te Delft 26 Nov. 1647, Rentmeester der Vroonen buiten Alkmaar 1611 (); Dijkgraaf en Bailluw van de Zijpe en de Wieringerwaard 1620; Bewindh. W.-Ind. Comp. 1621 1636; Raad van Alkmaar 1618, Sch. ald. 1629, Burg. ald. 1640; tr. te Amsterdam 8 Febr. 1607 Weyntgen Heyckens, geb. 1587, st. 22 Mei 1640 (q), dr. van Heycke Pietersz. (zie bij N. 71, Bijl. 1) en van Marij Jansdr. Swaerooch. d. Mr. Engelbert Pauw, geb. te Delft 8 Juli 1585, st. te Delft 29 Febr. 1648, koopman te Delft; Veertigraad der stad Delft 1635, Comm. ald. 1639; Bewindh. O.-I. Comp. 1631 1644; tr. te Delft 11 Juli 1610 Maria van Hoogenhouck, geb. te Delft 8 Oct. 1589, st. ald. 2 Sept. 1649, d r - v a n Maarten Jansz., Burgem. van Delft, en van Catharina van der Dussen. Uit dit huwel. is de thans nog bestaande tak van het geslacht Pauw gesproten (r). e. Anna Pauw, geb. te Amsterdam 16 Nov. 1586, st. te Delft 13 Nov. 1609, tr. 9 Juni (of 8 Sept.) 1609 Mr. Dirck Robbertsz. van Schilperoort, Vccrtigraad der stad Delft 1614, Sch. ald. 1615, Burgem. ald. 1632, wed\ van Cornelia van Santen, f. Margarctha Pauw, geb. 14 Nov. 1590, st. 21 Mei 1661, tr. te Delft 10 Juni 1612 Mr. Pictcr van der Gracff, geb. 14 Dec. 1590, st. 21 Mei 1625, zoon van Arend en van Sara Bosschaert. ( R E Y E R daarna:) R E Y N I E R P A U W , A D R I A E N S Z . , N. 61. M A R I A P A U W , geb. 1562, st. 4 Oct. 1617, bij haar overlijden wonende

op den N . Z. Achterburgwal in de blauwe Werelt", tr. i. Hendrick W i l lemsz. van Hcemskerck (zie Aant. bij N. 27); tr. 20 . Jan Comans, Albrcchtsz., st. 1600, notaris; tr. 30 . te Amsterdam Mrt. 1617 Jan Adriaensz. Cant, geb. te Dordrecht 1560, st. te Amsterdam en er begr. O. K. 22 A u g . 1617, K a p i t e i n van een oorlogsschip (s), wedr . van Elsgen Joosten, eerder wede. van Willem Jacob Luytsz. (/). A A N T . Hendrick Dircksz. Pauw, geb. omstreeks 1450, st. te Gouda 15 Sept. 1500, (zoon van Dirck Gerritsz. en van A c l t g e n Reyniersdr.), Raad der stad Gouda 1496 en Burgem. a l d . ; tr. Sophia Dircksdr., geb. te Gouda, dr. van Dirck Jacob Hendricksz. (zie bij N . 45, B i j l . 1) en van Margriet Oem, Adriaensdr. U i t dit huwel. sproten vier zoons, waarvan de derde volgt: Reynier Pauw, Hendricksz., st. te Gouda Maart 1547, Sch. en R. der stad Gouda 1523, Burgem. ald. 1.540; was 00c Apotccaris sturf door versuym van sijn winkelknecht, die hem ccnich medicament uyt een verkeerde Pot genomen, bercijt hadde: t' welc hij te laet gewacr wierde" (u); tr. i. te Gouda 30 Sept. 1510 Aerlant Fransdr., dr. van Frans Adriaensz. en van Lijsbeth Damas Claeszoonsdr.; tr. 2. (voor 1532) Aeltgen Dircksdr. 't Hoen van Souburgh, st. Maart 1547, wede. van Willem Vinck, dr. van Dirck Govertsz., Sch. en R . van Gouda 1508, en van Dieuwer Willemsdr. van der Graft (v). U i t het . eerste huwel. sproten twee kinderen, waarvan er n, uit het tweede drie kinderen, waarvan er eveneens n volgt: a. Adriaen Pauw, N. 5. b. Aerland Pauw, tr. Jan Jacob Lucaszoonsz. (zie B i j l . 1, hieronder). B I J L . I. Rijckert of R i j c k Jansz., gezegd van Beverwaerde (x), geb. te Beverwaerde, vestigde zich in de eerste jaren der I 5 e eeuw te Amsterdam; tr. te Amsterdam Weyn Jacob Coppenszoonsdr., dr. van Jacob Cappensz., Sch. 1381, Burg. 1383. Hun zoon was: W i l l em Rijcksz. alias W i l l em Rijck, Sch. 1468; tr. Marij Hendricksdr. Stuyver, dr. van Hendrick Dircksz. Stuyver, Burg. 1447. Zij wonnen: Jacob Willcmsz., Sch. 1483, R. 1486, Burg. 1492; tr. A n n a Simon Baerdendr., dr. van Simon Dirck Baerdenz. (zie Aant. bij N. 17). Zij lieten een zoon na: L u y t (of Lucas) Jacobsz., st. 1530, Sch. en R. 1510, Burg. 1526; tr. Lijsbcth Jansdr. van Persijn, geb. Mei 1477, st. 1537, dr. van Jan Claesz. van Persijn (zie Bijl. 2, hieronder). U i t dit huwel. sproten zeven kinderen, waarvan de drie volgende gehuwd waren: a. Clara Lucasdr. (aan wie door hare tante Henrick Jansdr. van Persijn een legaat vermaakt wordt in 1552), tr. Liefert Suerwou (y). b. Maria Lucasdr., tr. Cors Claesz. Bicker (zie bij N. 57, Bijl. 1). c. Jacob Lucasz., begr. O. K. 3 A u g . 1558, tr. Henrickgen Pietcrsdr., dr. van Pieter Claesz. in den Keyser" (zie bij N. 23, Bijl. 1) en van Geertruyt Hendricksdr. van der Schellingh. Zij wonnen negen kinderen, w. o.: aa. Anna Jacob Lucaszoonsdr., tr. Adriaen Pauw, N. 5. bb. Pieter Jacob Lucaszoonsz., tr. Balichgen Albertsdr. de Veer, dr. van Albert (zie bij N. 17, Bijl. 2) en van Weyntgen Ellcrtsdr. Hunne dr. was:

Aecht Pietersdr., tr. Pieter Dircksz. Hasselaer, N. 64. cc. Truytgen Jacob Lucaszoonsdr., tr. Hans Willekens (zie Aant. bij N . 141). dd. Jan Jacob Lucaszoonsz., tr. i. Aerland Pauw, dr. van Rcynicr (zie Aant. bij N. 5, hiervoor) en van Aeltgen Dircksdr. 't Hoen van Souburgh; tr. 2. Maria Altsiat. B I J L . 2. Jan Claesz. van Persijn, woonde in 1478 te Amsterdam in de Warmoesstraat ,,tege(n) die oudekerc over" (aa); R. 1493, Burg. 1502; tr. i. Margaretha Jansdr. van Berckenrode (bb), st. kort vr Maart 1482 (cc), dr. van