De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd...

79
Academiejaar 2014 – 2015 Eerstesemesterexamenperiode De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een motivationele kijk op het rijgedrag binnen de Zelf-determinatie Theorie Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Maarten Vansteenkiste 01205224 Evelien Moernaut

Transcript of De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd...

Page 1: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

Academiejaar 2014 – 2015

Eerstesemesterexamenperiode

De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag:

Een motivationele kijk op het rijgedrag binnen de

Zelf-determinatie Theorie

Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie

Promotor: Maarten Vansteenkiste

01205224

Evelien Moernaut

Page 2: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

Dankwoord

Regelmatig verschijnen er berichten in de media omtrent alcoholcontroles, BOB-

campagnes en de verkeersveiligheid in het algemeen in België. Toen ik dit als onderwerp

voor een scriptie zag, was mijn interesse onmiddellijk gewekt om dit verder

wetenschappelijk te kunnen onderzoeken en zo mijn steentje te kunnen bijdragen. Een

wetenschappelijk onderzoek verloopt nooit van een leien dakje en je wordt geconfronteerd

met verschillende hindernissen. Toch zette ik door om deze scriptie tot een goed einde te

brengen. Graag wil ik een aantal mensen bedanken die mij doorheen deze periode hebben

geloodst en mee hebben bijgedragen om deze scriptie tot een goed einde te brengen.

In de eerste plaats dank ik Prof. Dr. Maarten Vansteenkiste voor het aanbrengen van

het onderwerp en de ruimte te geven om dit zelf verder in te vullen, om mij onder te

dompelen in de Zelf-Determinatie Theorie en voor de praktische, theoretische en analytische

ondersteuning. Bedankt om mijn kritische kijk op onderzoek en wetenschap te stimuleren,

maar vooral ook voor de aangename werksfeer.

Daarnaast bedank ik ook Rachel Campbell, voor het samen op punt stellen van de

vragenlijst, de zoektocht naar antwoorden en de analytische ondersteuning.

Ook gaat mijn dank uit aan het BIVV, want zonder hun toestemming om de affiches

te mogen gebruiken, was het onderzoek nooit tot stand kunnen komen.

Verder gaat mijn dank ook uit naar mijn familie en vrienden. Om mij te ondersteunen

doorheen dit proces, om mij verder te stimuleren, maar om er ook te zijn wanneer het

moeilijk ging. Bedankt mijn liefste Jeroen, voor jouw onvoorwaardelijke steun, hulp en

vertrouwen in wat ik deed.

Evelien

Bornem, 2015

Page 3: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

Abstract

De Zelf-Determinatie Theorie onderscheidt verschillende types van intrinsieke en

extrinsieke motivatie die een antwoord kunnen geven waarom bepaald gedrag wordt

gesteld. Eerder onderzoek toonde de rol aan van deze motivationele variabelen in de

verkeerscontext. De bijdrage van deze scriptie is dat er wordt gefocust op BOB-campagnes

en hun invloed op het gedrag van bestuurders. Dit gebeurt aan de hand van het algemeen

karakter van de ZDT. De reactantietheorie van Brehm wordt ook kort aangehaald.

Gebaseerd op de ZDT, worden de doelstellingen van huidig empirisch onderzoek

uiteengezet. Er wordt nagegaan of er een verschil wordt waargenomen tussen de originele

en aangepaste BOB-affiches, tussen de behoeftes waarop wordt ingespeeld en de volgorde

waarin deze affiches worden aangeboden. Dit wordt onderzocht aan de hand van de

uitkomstvariabelen perceptie van de affiche en de motivatie om niet te rijden onder invloed.

Ten tweede gaan we nagaan wat de invloed kan zijn van de moderatoren reactantie,

attitude tegenover rijden onder invloed en attitude tegenover BOB-campagnes op de

uitkomstvariabelen.

In huidig empirisch onderzoek wordt duidelijk dat ZDT een meerwaarde kan

betekenen in het onderzoek naar hoe mensen te motiveren om de verkeersregels te laten

volgen. De specifieke behoeftes waarop werd ingespeeld, gingen gepaard met verschillende

uitkomsten in de perceptie van affiches en de verschillende gedragsmotieven. Dit verband

kan variëren in de mate van reactantie die bestuurders vertonen. Door aanpassingen door te

voeren in de affiche kan toch een wijziging verkregen worden in de gedragsmotieven,

ondanks een visie van BOB-campagnes als weinig informerend en sterk controlerend.

Page 4: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

Inhoudsopgave

INLEIDING ................................................................................................................. 8

VERSCHILLENDE MOTIVATIONELE DRIJFVEREN .............................................................. 10

WAT IS MOTIVATIE? .................................................................................................................. 10

INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE ........................................................................................ 10

HET INTERNALISATIEPROCES ......................................................................................................... 11

Globale beschrijving. ......................................................................................................... 11

Het Verloop Van Het Internalisatieproces. ....................................................................... 12

Effecten. ............................................................................................................................ 14

GEBREK AAN MOTIVATIE .............................................................................................................. 15

A-motivatie. ....................................................................................................................... 15

Verzet. ............................................................................................................................... 16

Reactantie. ........................................................................................................................ 18

VOEDINGSBODEM ........................................................................................................... 19

METATHEORIE. .......................................................................................................................... 19

BASISBEHOEFTES. ....................................................................................................................... 21

Beschrijving. ...................................................................................................................... 21

CONTEXT: AUTONOMIE-ONDERSTEUNEND EN CONTROLERENDE OMGEVING. .......................................... 22

Autonomie-ondersteunende omgeving. ........................................................................... 22

Controlerende omgeving. .................................................................................................. 24

Huidig verkeersbeleid. ....................................................................................................... 26

DOELSTELLINGEN HUIDIG ONDERZOEK .......................................................................... 29

METHODE ............................................................................................................... 32

PROCEDURE EN DEELNEMERS ....................................................................................................... 32

METINGEN ............................................................................................................................... 32

RESULTATEN ........................................................................................................... 35

PRELIMINAIRE ANALYSES .............................................................................................................. 35

Achtergrondvariabelen. .................................................................................................... 35

PRIMAIRE ANALYSES ................................................................................................................... 36

Correlatietabel. ................................................................................................................. 36

Multivariate herhaalde metingenanalyses. ...................................................................... 39

Hoofd- en interactie-effecten van de gemanipuleerde variabelen. ............................. 39

Effect van de distale moderator. ................................................................................... 43

Effect van proximale moderatoren. .............................................................................. 46

Page 5: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

DISCUSSIE ............................................................................................................... 52

HET EFFECT VAN AANPASSING, BEHOEFTE EN VOLGORDE .................................................................... 52

HET EFFECT VAN DE DISTALE MODERATOR ....................................................................................... 53

HET EFFECT VAN PROXIMALE MODERATOREN ................................................................................... 54

BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK EN SUGGESTIES VOOR BIJKOMEND ONDERZOEK ................................ 56

CONCLUSIE ............................................................................................................................... 57

REFERENTIES ........................................................................................................... 58

BIJLAGE: VRAGENLIJST ............................................................................................ 62

Page 6: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

Lijst van tabellen

Tabel 1 Verschillende types motivatie en regulatie volgens de ZDT 12

Tabel 2 Correlaties tussen premetingen en affiche specifieke metingen 38

Tabel 3 Descriptieven van de uitkomstvariabelen 41

Tabel 4 Tabel met hoofd- en interactie-effecten van gemanipuleerde variabelen

42

Tabel 5 Tabel met hoofd- en interactie-effecten van gemanipuleerde variabelen, moderator reactantie

45

Tabel 6 Tabel met hoofd- en interactie-effecten van gemanipuleerde variabelen, moderator attitudes ten aanzien rijden onder invloed

48

Tabel 7 Tabel met hoofd- en interactie-effecten van gemanipuleerde variabelen, moderator BOB-campagnes

51

Page 7: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

Lijst van figuren

Figuur 1 Grafische weergave van het onderzoeksopzet 31

Page 8: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

8

Inleiding

Tijdens de winterperiode zien we vaak weer nieuwe BOB-campagnes opduiken. Men

tracht door middel van deze campagnes autobestuurders bewust te maken voor de gevaren

van rijden onder invloed. Op deze manier wordt de autobestuurder aangemoedigd om

alcohol drinken en autorijden niet te combineren. Daarnaast vinden er ook meer

alcoholcontroles plaats (www.ikbob.be). Desondanks valt het tijdens de feestperiode voor

dat mensen die een glaasje op hebben toch achter het stuur durven plaatsnemen. In de

periode december 2012 tot januari 2013, blies maar liefst 2,9% van de gecontroleerde

bestuurders positief. Het Belgisch instituut voor verkeersveiligheid concludeert hieruit dat

97% van de bevolking de kern van de BOB-campagne ondersteunt (BIVV, 2013).

Maar is dit wel zo? Tegenwoordig zijn er tal van apps en websites die bestuurders

wijzen op de mogelijke plaatsen van alcoholcontroles waardoor deze kunnen ontweken

worden. De verkregen cijfers zijn dus waarschijnlijk een onderschatting van het

daadwerkelijk aantal bestuurders dat onder invloed rijdt. Dit blijkt ook uit recentere

gegevens. Bij de BOB-campagne die plaatsvond tijdens december 2013 tot januari 2014, was

er een lichte stijging van het aantal personen dat positief blies naar 3,2% (BIVV, 2014). Meer

recent, bij een gerichte actie langs de A12 die ’s nachts plaatsvond, blies maar liefst één op

vier positief (“Bijna één op vier”, Het Nieuwsblad, 2014). De cijfers variëren dus naargelang

het tijdstip en periode waarin men controleert. Het aantal bestuurders dat onder invloed

durft rijden is telkens weer gevaarlijk hoog. Hoe komt het dat bestuurders, niet alleen hun

eigen leven, maar ook dat van anderen in gevaar brengen door onder invloed te rijden? Zou

men zich meer moeten richten op campagnes om de mensen te sensibiliseren over de

mogelijke risico’s? Zijn de sancties op rijden onder invloed niet streng genoeg of achten

mensen de pakkans eerder te klein? Spelen er nog andere factoren een rol, zoals de

attitudes tegenover de BOB-campagnes?

In deze masterproef wordt onderzocht hoe bestuurder gemotiveerd kunnen worden

om zich al dan niet aan de verkeersregels te houden en meer specifiek aan de richtlijnen

omtrent het rijden onder invloed. Ook wordt de invloed van BOB-campagnes op de

motivatie van bestuurders om al dan niet te rijden onder invloed onderzocht. Hierbij wordt

nagaan hoe bestuurders BOB-campagnes, meer bepaald de affiches, beoordelen. In welke

mate worden deze affiches gepercipieerd als autonomie-ondersteunend, dan wel als

dwingend? Tot slot gaan we ook na of we deze affiches kunnen wijzigen zodat ze onze

Page 9: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

9

behoeften beter ondersteunen. Al deze diverse ideeën worden gekaderd binnen de Zelf-

Determinatie Theorie (ZDT; Deci & Ryan, 1985).

Page 10: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

10

Verschillende Motivationele Drijfveren

Wat is Motivatie?

In het dagelijkse leven dienen mensen vaak keuzes te maken uit verschillende zaken.

Ook in het verkeer dient dit te gebeuren. Hoe gaat men zich verplaatsen? Met de auto,

openbaar vervoer of met de fiets? Men dient ’s avonds laat op café of op restaurant ook te

beslissen of men al dan niet nog een glaasje kan drinken om vervolgens met de auto naar

huis te gaan. Motivatie speelt bij al deze keuzes een belangrijke rol. Volgens de Van Dale

Groot woordenboek der Nederlandse taal wordt motivatie omschreven als: “Geheel van

factoren waardoor gedrag gericht wordt”. Motivatie is echter een moeilijk te definiëren

concept. Het manifesteert zich via tal van processen. Ryan en Deci (2000) omschrijven

motivatie in termen van activatie en intentie, meer bepaald: energie, doorzettingsvermogen,

een richting en equifinaliteit. Mensen dienen dus energie te steken in een bepaalde

activiteit. Ze dienen door te zetten om met deze activiteit een bepaald, gewenst doel te

behalen dat op verschillende manieren kan behaald worden. De vraag hoeveel energie

iemand ter beschikking heeft en hoe iemand weet door te zetten enerzijds en het pad dat

iemand bewandelt op weg naar het beoogde doel anderzijds, is afhankelijk van het soort

reden of drijfveer om de activiteit aan te voeren. Eén belangrijk onderscheid hierbij is het

verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie.

Intrinsieke en Extrinsieke Motivatie

Sommige bestuurders kiezen ervoor om niet te rijden onder invloed vanwege

mogelijke schuldgevoelens of een dreigende boete. Nog andere bestuurders zijn

gemotiveerd om niet te rijden onder invloed omdat ze begrijpen dat dit een zeker gevaar

met zich meebrengt. Uit deze voorbeelden wordt duidelijk dat verschillende soorten

motieven het gedrag zal bepalen.

De motivatie waardoor mensen bepaald gedrag stellen kan afhangen van factoren die

intrinsiek of extrinsiek van aard zijn. Deze verschillen tussen intrinsieke en extrinsieke

drijfveren resulteren in een meer gedifferentieerde kijk op motivatie. Er zijn namelijk

verschillende types van motivatie die allen een verschillend effect hebben op persoonlijk

welzijn, prestaties en consequenties van gedrag.

In het geval van intrinsieke motivatie zijn mensen gericht op het uitvoeren van

activiteiten die men interessant en boeiend vindt (Deci & Ryan, 2000). Ze stellen gedrag dat

Page 11: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

11

gevoed wordt door nieuwsgierigheid. Ze gaan op zoek naar nieuwe perspectieven en zoeken

zaken die hen tot het uiterste uitdagen. Vandaar dat intrinsieke motivatie bijdraagt tot een

grotere betrokkenheid op de taak en tot de menselijke groei in het algemeen

(Vansteenkiste, Niemiec & Soenens, 2010). In een verkeerscontext zal het niet vaak

voorkomen dat bestuurders intrinsiek gemotiveerd zijn om de verkeersregels te volgen. Er

zullen namelijk weinig bestuurders zijn die graag regels volgen omdat ze deze als inherent

boeiend en uitdagend ervaren (Vansteenkiste, 2003). Daarom zal in een verkeerscontext

extrinsieke motivatie een belangrijke rol spelen.

Mensen dienen ook activiteiten te doen waarvoor ze geen interesse hebben noch

plezier aan beleven. Dit zijn taken waarbij men verantwoordelijkheden dient te vervullen.

Intrinsieke motivatie speelt dus niet bij elk gedrag een rol. Extrinsieke motivatie komt dan op

de voorgrond te staan. Hierbij wordt gedrag gezien als een middel om een uitkomst te

bereiken die onafhankelijk is van de activiteit (Vansteenkiste, et al., 2010). Extrinsieke

motivatie wordt vaak gezien als de tegenhanger van intrinsieke motivatie. Hoe meer de

activiteit instrumenteel is om een extern doel te bereiken, hoe minder men plezier zou

beleven aan de activiteit. Dit terwijl ze eigenlijk perfect kunnen samengaan. Er zijn namelijk

verschillende types van extrinsieke motivatie die variëren in de mate waarin ze zelf-

gedetermineerd zijn. Dit gaat van activiteiten die als meer autonoom worden ervaren tot

activiteiten die meer als gecontroleerd worden ervaren. Dit is afhankelijk van de mate van

internalisatie van de reden voor het uitvoeren van de activiteit (Vansteenkiste, Lens, & Deci,

2006; Vansteenkiste, et al., 2010).

Het Internalisatieproces

Globale beschrijving.

Internalisatie is het tweede belangrijke proces dat zich zal vertonen bij individuen in

hun zoektocht naar persoonlijke groei, naast intrinsieke motivatie. Dit is een actief,

natuurlijk proces waarbij individuen sociaal gewenst gedrag leren stellen vanuit persoonlijke

overtuiging (Deci & Ryan, 2000). Internalisatie omvat een assimilatie-proces waarbij gedrag

dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en

zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995). Dit proces van internalisatie kan in

verschillende mate verwezenlijkt zijn. Wanneer dit proces zich optimaal ontplooit, zal het

individu zich identificeren met sociaal belangrijk gedrag. Hij zal dit beschouwen als een deel

Page 12: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

12

van zichzelf, omdat hij zich ten volle met het sociaal voorgeschreven gedrag kan verzoenen.

Wanneer dit proces van internalisatie slechts gedeeltelijk geslaagd is, zal er nog steeds een

externe reden nodig zijn om het gedrag te stellen (Deci & Ryan, 2000; Vansteenkiste, et al.,

2010). Bij toegenomen internalisatie zal er dan ook een verschuiving plaatsvinden van een

externe waargenomen gedragsregulatie naar een meer interne waargenomen

gedragsregulatie (Ryan, 1995). Hierdoor zullen er verschillende soorten extrinsieke motivatie

ontstaan die variëren in de mate waarbij het internalisatieproces werd doorlopen.

Het verloop van het internalisatieproces.

Naarmate het internalisatieproces al dan niet volledig is doorlopen, worden er

verschillende soorten van motivatie onderscheiden (Tabel 1). Deze verschillen in de mate

van regulatie, waargenomen gedragsregulatie en regulatieprocessen. Ze worden gebruikt

om verschillen weer te geven in de mate waarin mensen gedrag stellen dat zelf geïnitieerd

wordt (Ryan & Deci, 2000).

Tabel 1. Verschillende types motivatie en regulatie volgens de ZDT (Deci & Ryan, 2000)

Bij extrinsieke motivatie wordt er een onderscheid gemaakt tussen vier verschillende

types van extrinsieke motivatie. Externe regulatie is de minst autonome vorm. Hierbij zijn

mensen gemotiveerd om een beloning te verkrijgen of een straf te ontlopen. De reden voor

het uitvoeren van de activiteit is niet geïnternaliseerd. Mensen gedragen zich dus op een

bepaalde manier om te voldoen aan eisen uit de omgeving. In het verkeer zullen mensen dus

bijvoorbeeld geen alcohol drinken om mogelijke boetes of verlies van rijbewijs te vermijden.

De volgende vorm van extrinsieke motivatie die wordt besproken is geïntrojecteerde

regulatie. Hierbij zullen mensen gedrag stellen dat gedeeltelijk geïnternaliseerd is,

bijvoorbeeld om gevoelens van trots te verwerven en gevoelens van schuld en schaamte te

vermijden. De intrapsychische processen die het gedrag sturen zijn schuld en schaamte. Men

heeft dus geen externe bekrachtiger meer nodig, maar wordt gevoed door intern sturende

Page 13: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

13

en dwingende factoren. Hoewel de drijfveer zich in de persoon zelf bevindt, is er nog steeds

sprake van een extern waargenomen causaliteit. De reden voor het stellen van het gedrag

werd immers niet volledig aanvaard. Mensen zouden dus geen alcohol drinken voor het

autorijden om mogelijke schaamtegevoelens te vermijden (bv. angst om door het leven te

gaan als “doodrijder”), mocht men gevat worden.

Een volgende vorm van extrinsieke motivatie is geïdentificeerde regulatie. Deze vorm

van motivatie wordt als meer autonoom waargenomen, vergeleken met de eerder

besproken vormen van extrinsieke motivatie. Mensen zullen bij deze vorm van motivatie de

waarde en het belang van het gedrag begrijpen en zich er in herkennen. De intrapsychische

processen die het gedrag sturen zijn persoonlijk onderschreven waarden en normen. Dit

resulteert in een groter gevoel van vrijheid tijdens het uitvoeren ervan. In het verkeer zal

een persoon dus bijvoorbeeld niet rijden onder invloed omdat het zijn leven in gevaar kan

brengen. Hij beseft de mogelijke gevaren en zal daardoor in de toekomst gemakkelijker

kunnen kiezen om niet te drinken.

De laatste vorm van extrinsieke motivatie is de geïntegreerde regulatie. Dit is de

meeste complete vorm van internalisatie van extrinsieke motivatie. Van deze vorm van

motivatie is er pas sprake wanneer de geïdentificeerde regulatie volledig geassimileerd

wordt aan de persoon zelf. Het gedrag is geëvalueerd en in overeenstemming gebracht met

de globalere waarden en voorkeuren van de persoon. Men gaat zich identificeren met de

reden voor het stellen een gedrag en deze redenen integreren met aspecten die een

persoon belangrijk acht in zijn leven. De integratie van de gedragingen gebeurt in

verschillende levensdomeinen. In het geval van geïntegreerde regulatie rijdt een

autobestuurder bijvoorbeeld niet onder invloed, enerzijds omdat de persoon het leven van

anderen niet in gevaar wenst te brengen, maar ook omdat dit aansluit bij meer globale

levenswaarden. Deze vorm van motivatie komt in sterke mate overeen met intrinsieke

motivatie, maar wordt nog steeds beschouwd als extrinsieke motivatie. Bij geïntegreerde

regulatie worden de activiteiten nog steeds uitgevoerd om iets te bereiken en niet omdat ze

plezierig zijn om uit te voeren zoals wel het geval is bij intrinsieke motivatie. Extrinsieke

motivatie kan dus ook gezien worden als een vrijwillig type motivatie. De persoon accepteert

de reden voor en de waarde die aan de activiteit wordt gehecht. (Vansteenkiste, et al., 2010;

Ryan & Deci, 2000; Deci & Ryan, 2000).

Page 14: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

14

Vervolgens komt men op dit continuüm uit bij intrinsieke motivatie. Hoe meer zaken

intern gereguleerd worden, hoe meer autonomie men zal ervaren bij het gedrag dat men

stelt. Hierbij zal men dus gedrag stellen zonder dat er een bekrachtiger is aan verbonden.

Men voert een bepaalde activiteit uit omdat deze activiteit op zich interessant is en plezier

schenkt, zonder hiermee een bepaalde uitkomst te willen bereiken. Het is een prototype van

gedrag dat volledig zelf-gedetermineerd is en vereist bijgevolg geen internalisatie. Het wordt

gebruikt als standaard om te vergelijken in hoeverre bepaalde activiteiten extern

gemotiveerd zijn ( Ryan & Deci, 2000; Vansteenkiste & Soenens, 2013).

Dit continuüm van motivatie is geen absoluut continuüm waarbij men eerst alle

stappen dient te doorlopen om tot intrinsieke motivatie te komen. Men kan op eender welk

moment instromen in dit continuüm, afhankelijk van eerdere ervaringen en de huidige

situationele factoren (Ryan & Deci, 2000). In de verkeerscontext wil dit zeggen dat door het

aanpassen van huidige situationele factoren, autobestuurders mogelijks meer gemotiveerd

geraken om de verkeersregels te volgen.

Effecten.

Deze verschillende soorten motivatie en hun effecten zijn reeds onderzocht in

verschillende contexten, gaande van school naar milieu, sport, werk, enz. De meeste

onderzoeken situeren zich in de schoolcontext. Zo werd in het onderzoek van Black en Deci

(2000) gevonden dat studenten die een cursus begonnen met meer autonome motivatie,

meer positieve ervaringen rapporteerden tijdens het volgen van deze cursus. Autonome

motivatie speelde ook een rol bij het volhouden dan wel bij het afhaken van de cursus. Meer

autonoom gemotiveerde studenten bleven de cursus langer volgen. Tot slot vonden de

onderzoekers ook dat het initiële niveau van motivatie weinig invloed had op de prestatie

tijdens deze cursus. Een toename in motivatie leidde echter wel tot een betere prestatie.

Andere onderzoeken bekomen gelijkaardige resultaten. Zo vonden Burton, Lydon,

D’Allesandro en Koestner (2006) dat autonome motivatie gerelateerd is met het welzijn van

de studenten. Daarnaast vonden ze dat studenten met hogere mate van geïnternaliseerde

motivatie, betere schoolresultaten behaalden.

Ook tijdens de sollicitatieperiode werden gelijkaardige resultaten gevonden. Zo bleek

dat autonome motivatie samenhing met het doorzettingsvermogen om een job te vinden,

ondanks afwijzingen. Gecontroleerde motivatie hing op zijn beurt dan weer samen met meer

Page 15: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

15

negatieve ervaringen (Vansteenkiste, Lens, De witte, De Witte, & Deci, 2004). Bovendien

blijkt dat werknemers met een hoge autonome motivatie, hogere mate van welzijn

rapporteerden dan werknemers met een meer gecontroleerde motivatie (Van Den Broeck,

Lens, De Witte, & Van Coillie, 2013).

Daarnaast blijkt autonome motivatie ook samen te hangen met meer positieve

attitudes ten aanzien van sport (Vierling, et al., 2007), meer stellen van milieu-gericht gedrag

(Lavergne, Sharp, Pelletier, & Holtby, 2010), minder herval bij depressie na het volgen van

IPT (Mcbride, et al., 2010) en volhouden van therapie (Ryan, Plant, & O’Malley, 1995).

Binnen een verkeerscontext is er echter nog maar beperkt onderzoek gedaan naar

effecten van de verschillende soorten extrinsieke motivatie. Het onderzoek van

Vansteenkiste, Driesen en Lens (2008) heeft aangetoond dat drie vormen van extrinsieke

motivatie onderscheiden kan worden binnen de verkeerscontext. Aan de hand van een

nieuw ontwikkelde vragenlijst kon via factoranalyse onderscheid gemaakt worden tussen

externe, geïdentificeerde en geïntrojecteerde regulatie. De meetpretentie van deze

vragenlijst, namelijk het kunnen onderscheiden van verschillende soorten motivatie in een

verkeerscontext, wordt bevestigd in het onderzoek van Reijns (2011). In het onderzoek van

Driesen (2007) werd aangetoond dat naarmate bestuurders meer autonoom gemotiveerd

zijn om de verkeersregels te volgen, minder verkeersovertredingen en boetes worden

gerapporteerd. Een bestuurder die de verkeerscode volgt omdat hij dit persoonlijk belangrijk

vindt, zal dus bijgevolg minder boetes ontvangen en verkeersovertredingen maken.

Daarnaast blijkt er een verband te zijn tussen stressbeleving en de verschillende soorten van

motivatie. Hoe meer autonoom de motivatie, hoe minder stress men zal beleven in de

verkeerssituatie. Reijns (2011) bevestigde deze resultaten met haar onderzoek. Uit dit

onderzoek bleek ook dat hoe meer het handelen bepaald werd door externe motieven, hoe

meer overtredingen en boetes werden gerapporteerd. Uit de onderzoeken van zowel

Driesen (2007), als Reijns (2011) kan dus geconcludeerd worden dat meer extrinsieke

vormen van motivatie samengaat met het niet naleven van de verkeersregels.

Gebrek aan Motivatie

A-motivatie.

Het continuüm met de verschillende types van motivatie binnen de ZDT, werd reeds

grotendeels besproken. Dit handelde echter telkens binnen het kader waarbij de motivatie

Page 16: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

16

aanwezig was om een bepaald gedrag te stellen. Binnen de ZDT staat men ook stil rond een

gebrek aan motivatie, meer bepaald a-motivatie. A-motivatie is gedrag waarbij de intentie

om het gedrag te stellen ontbreekt. Het gevraagde gedrag wordt amper tot niet ten

uitvoering gebracht. Het gebrek aan intentionaliteit is typerend voor a-motivatie. De

persoon zal hierbij een passieve en lusteloze houding aannemen. Er is sprake van een zekere

hulpeloosheid (Ryan & Deci, 2000; Vansteenkiste & Soenens, 2013). Een persoon die a-

motivatie vertoont, zal zich tijdens het uitvoeren van de activiteit noch competent, noch

autonoom voelen ten aanzien van de activiteit (Ryan, 1995). Dit heeft verschillende

mogelijke redenen. Ofwel waarderen ze de activiteit die ze dienen uit te voeren niet, ofwel

voelen ze zich niet bekwaam om de activiteit uit te voeren, ofwel verwachten ze niet om de

gewenste uitkomst te behalen (Ryan & Deci, 2000).

In een verkeerscontext zal een bestuurder dus de verkeerscode niet naleven,

aangezien hij denkt dat het hem toch niet zal lukken. De bestuurder kan zich incompetent

voelen in het navolgen van de regels. De verkeersregels kunnen ook niet nagevolgd worden

doordat bestuurders de regels niet belangrijk achten.

Verzet.

Het aannemen van een passieve en hulpeloze houding is niet de enige reden waarom

bepaalde gedragingen niet worden gesteld. In sommige gevallen gaat men een grote

weerstand vertonen tegen een bepaalde regel of tegen de persoon die deze regel oplegde.

Men gaat zich actief verzetten tegen deze persoon (Vansteenkiste & Soenens, 2013).

Verzet kan volgens Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal omschreven

worden als “tegenkanting; het zich verweren; het bieden van tegenstand”. In deze definitie

valt de actiegerichtheid van verzet op. Verzet heeft een intentioneel karakter, dit in

tegenstelling tot a-motivatie. Het is gemotiveerd gedrag waarbij energie wordt gestoken dat

gericht is op een bepaald doel, namelijk zich verzetten tegen het gevraagde verzoek

(Vansteenkiste & Soenens, 2013). Dit verzet kan gevoed worden door verschillende

motieven. Het inwilligen of niet-inwilligen van een verzoek kan gecontroleerd of autonoom

van aard zijn. Op basis van dit onderscheid, kunnen twee verschillende vormen van verzet

onderscheiden worden, namelijk oppositioneel verzet en reflectief verzet (Verstuyf &

Vansteenkiste, 2008; Vansteenkiste & Soenens, 2013).

Page 17: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

17

Er is sprake van oppositioneel verzet wanneer een individu zich zal verzetten tegen

elke vorm van autoriteit. Het individu wil niet gecontroleerd worden door anderen die hen

zeggen wat ze dienen te doen. Men tracht een functioneren na te streven dat vrijwillig is en

niet gestuurd wordt door anderen (Verstuyf & Vansteenkiste, 2008). Wanneer er een

verzoek gesteld wordt, zal de persoon het tegenovergestelde gedrag stellen dan wat van

hem gevraagd werd. Het gedrag wordt dus telkens bepaald door externe verzoeken

waartegen men zich zal afzetten. Hierdoor kan men spreken van een reactieve vorm van

functioneren (Vansteenkiste & Soenens, 2013). Deze vorm van verzet doet zich voor doordat

men zich gefrustreerd voelt in zijn behoeften. Het zal echter het vrijwillig functioneren niet

bevorderen. Doordat men telkens een gedrag stelt als gevolge van een extern verzoek, zal

dit gedrag nooit voortkomen uit eigen interesse en persoonlijke waarden (Van Petegem,

Soenens, Vansteenkiste & Beyers, in druk). Het zich telkens verzetten tegen externe

verzoeken, kan tevens aanleiding geven tot conflicten. Deze conflicten gaan gepaard met

een toename van controle bij de persoon waartegen men verzet toont (Vansteenkiste &

Soenens, 2013). Naast externe factoren, kunnen ook interne factoren aanleiding geven tot

deze vorm van verzet. Zo kunnen interne verplichtingen aanleiding vormen tot het bieden

van verzet. Onder interne verplichtingen begrijpen we onder meer angst, maar ook

bezorgdheid om het imago. Een bestuurder kan dus het verzoek van zijn vrienden om toch te

drinken tijdens een avondje uit inwilligen om niet te worden aanzien als een watje (Verstuyf

& Vansteenkiste, 2008).

Het niet volgen van een verzoek zal niet altijd voortkomen als reactie om niet

gecontroleerd of gestuurd te worden. Regels kunnen ook genegeerd worden of niet gevolgd

worden door iemands persoonlijke overtuigingen en waarden. Het verzet kant zich niet

tegen de persoon die het verzoek stelt, maar wel tegen de inhoud van het verzoek. Het

verzoek werd eerst overwogen en over gereflecteerd vooraleer men autonoom heeft

besloten om dit verzoek niet in te willigen. Nadien kan men nog openstaan om dit verzoek

verder te bespreken of om erover te onderhandelen (Vansteenkiste & Soenens, 2013).

In de verkeerscontext waarbij allerlei regels en verplichtingen van hogerhand worden

opgelegd, kunnen deze vormen van verzet tegen deze regels ook worden geobserveerd. Zo

werd in het onderzoek van Reyns (2011) aangetoond dat het niet volgen van de

verkeersregels samengaat met twee verschillende vormen van verzet – reflectief en

opstandig – die een bijdrage leveren om dit fenomeen te verklaren. Bestuurders die hoger

Page 18: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

18

scoren op deze vormen van verzet, verlangen naar een straatbeeld waarin er minder

onbemande camera’s zullen zijn.

Reactantie.

Verschillende redenen waarom een bepaald verzoek niet wordt ingewilligd, werden

reeds besproken. In al deze vormen van gemotiveerd gedrag binnen de ZDT ziet men

autonoom functioneren als vrijwillig functioneren in overeenstemming met persoonlijke

waarden en interesses (Deci & Ryan, 2000). Autonoom functioneren kan men echter ook op

een andere manier definiëren, namelijk als onafhankelijk functioneren waarbij geen beroep

moet gedaan worden op regels en verzoeken van anderen (Van Petegem, et al, in druk). Uit

deze vorm van autonomie ontstaat reactantie, wat verder uitgewerkt wordt in de

reactantietheorie (Brehm, 1966; Brehm & Brehm, 1981).

Wanneer een individu zijn persoonlijke vrijheid, om te doen en laten wat hij wil,

wordt ingeperkt of wordt bedreigd, wordt er een motivationele toestand waargenomen.

Deze toestand is erop gericht om verder verlies van vrijheid te beperken en de verloren

vrijheid terug te winnen. Deze hypothetische motivationele toestand wordt reactantie

genoemd. Deze toestand omvat een gedragsintentie om de bedreigde vrijheid terug te

winnen door zich te engageren in het verboden gedrag (Brehm, 1966; Brehm & Brehm,

1981). Door het verbod op een bepaald gedrag zal dit specifieke gedrag toenemen in

attractiviteit. Dit zal op zijn beurt leiden tot een toename in het stellen van dit verboden

gedrag. Deze reacties zijn erop gericht om de vrijheid terug te verwerven, maar dit kan ten

koste gaan van iemands persoonlijke voorkeuren (Brehm, 1966; Fitzsimons & Lehmann,

2004). Wanneer een bepaald gedrag verboden wordt, zal een individu enkel dit gedrag

stellen als hij zich in staat voelt om dit gedrag tot een goed einde te brengen. Daarnaast

dient het individu ook de kennis te hebben dat het toegelaten is om dit gedrag te mogen

stellen (Brehm, 1966; Brehm & Brehm, 1981).

Reactantie kan geconceptualiseerd worden aan de hand van een cognitieve en een

emotionele component. Deze cognitieve component besaat uit het zoeken van

tegenargumenten. Bij het horen van een verzoek zal de attitude die men ontwikkelt

gemedieerd worden door cognities. Deze cognities zijn in overeenstemming of tegengesteld

aan het verzoek. Bij reactantie zou men cognities kunnen terugvinden die onder de noemer

tegenargumenten kunnen geplaatst worden. Dit zijn argumenten die het verzoek in een

Page 19: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

19

slecht daglicht plaatsen. De emotionele component bestaat uit woede. Woede kan namelijk

aanleiding geven tot het verwerpen of aanvallen van iets (Rains, 2013).

De mate van reactantie is afhankelijk van verschillende factoren. Zo leidt een

bedreigd gedrag tot een hogere mate van reactantie, als dit gedrag belangrijk is voor een

individu. Het belang van het gedrag hangt af van de mate waarin dit gedrag behoeften

bevredigt. Wanneer bijvoorbeeld een tiener een vriendschap met iemand aangaat, kan dit

zijn om erbij te horen. Het voedt de behoefte aan verbondenheid. Wanneer de ouders deze

vriendschap niet tolereren, kan dit vervolgens leiden tot reactantie. Naast het belang van

een bepaald gedrag, speelt ook het aantal gedragingen dat wordt bedreigd een rol.

Bijvoorbeeld, wanneer een kind verboden wordt om te snoepen na het eten, zal dit tot

minder reactantie leiden dan indien het voor altijd verboden wordt om te snoepen. Het

verbod geldt slechts voor één situatie en niet voor meerdere, waardoor de mate van

reactantie minder hoog zal zijn. Tot slot speelt ook de ernst van de dreiging een rol in het

ontlokken van reactantie. Zo zal een student op de universiteit meer reactantie kunnen

ervaren wanneer hem wordt gevraagd om niet te eten tijdens lesuren. Dit kan namelijk ook

impliceren dat hij naast eten, ook niet mag drinken of koffie drinken en hij hierdoor

uitgesloten kan worden (Brehm, 1966; Brehm & Brehm, 1981). Daarnaast zijn er ook

individuele verschillen in de mate waarin ze vatbaar zijn voor reactantie. Zo zijn hoog

vatbare individuen sensitiever voor bedreigingen van hun vrijheid. Dit uit zich op zijn beurt in

sterkere gedragsreacties (Van Petegem, et al, in druk). Reactantie is ook groter wanneer de

ingeperkte vrijheid werd waargenomen als persoonlijk op zich gericht, dan wanneer dit op

niemand in het bijzonder is gericht (Fitzsimons & Lehmann, 2004).

Voedingsbodem

Metatheorie

De ZDT onderzoekt waarom mensen bepaalde gedragingen stellen, hoe verschillende

soorten motivatie samenhangen met verschillende uitkomsten en hoe de omgeving deze

verschillende types van motivatie en geassocieerde uitkomsten kan ondermijnen dan wel

kan ondersteunen (Vierling, Standage & Treasure, 2007).

Er liggen drie assumpties aan de grondslag van de ZDT. Ten eerste worden mensen

proactief van aard gezien. Hierbij zullen mensen in staat zijn om hun handelen naar een

gewenst doel te richten, veeleer dan gestuurd te worden door externe invloeden. Ze kunnen

Page 20: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

20

controle verwerven over de interne processen, zoals emoties en driften en over externe,

omgeving gestuurde processen. Ten tweede zijn mensen gericht op groei, zelfontplooiing en

geïntegreerd functioneren. Deze tendens naar groei en integratie is niet alleen het product

van sociaal leren of genen. Al deze processen samen worden aangewend om deze groei na

te streven. Met deze processen tracht men coherentie te bereiken tussen reeds bestaand

gedrag, emoties, attitudes en nieuwe ervaringen. De derde assumptie veronderstelt dat

mensen nood hebben aan een sociale omgeving waarin men de aangeboren mogelijkheden

en potenties ten volle kan ontplooien. Wanneer de omgeving dit in de weg staat, kunnen er

negatieve consequenties voor de groei en ontwikkeling van het organisme optreden (Deci &

Vansteenkiste, 2004).

Centraal in de ZDT staan drie behoeftes: de behoefte aan competentie, de behoefte

aan autonomie en de behoefte aan verbondenheid. Deze behoeftes zijn aangeboren,

universeel en noodzakelijk om een optimaal functioneren te kunnen bereiken. Ze helpen ons

te begrijpen wat en waarom we iets nastreven. Indien mensen in deze behoeftes belemmerd

worden, leidt dit tot negatieve gevolgen voor de motivatie, sociaal functioneren en welzijn

van de persoon (Deci & Ryan, 2000; Ryan & Deci, 2002; Deci & Vansteenkiste, 2004). De

behoefte aan competentie houdt in dat mensen ‘effectance’ ervaren. Ze hebben het gevoel

dat ze controle of invloed kunnen uitoefenen op de omgeving (White, 1959). Individuen

dienen zich competent en bekwaam te voelen om een gevoel van geluk en tevredenheid te

verkrijgen. Wanneer mensen het gevoel hebben dat ze niet succesvol de activiteiten kunnen

uitvoeren of wanneer ze zich in het algemeen verachten, zal dit leiden tot ontevredenheid

(Ryan & Deci, 2002; Kaffer, 2009). De behoefte aan autonomie betekent dat mensen zelf

richting willen geven aan hun leven. Mensen stellen liever gedrag dat ze vrij kiezen en dat al

dan niet in overeenstemming is met hun waarden en interesses, dan gedrag dat van

hogerhand wordt opgelegd om uit te voeren (deCharms, 1986, zie Vansteenkiste, et al.,

2010; Ryan & Deci, 2002; Kaffer, 2009). De behoefte aan verbondenheid omvat de

wederzijdse verzorging en bezorgdheid voor belangrijke anderen. Mensen zijn van nature

sociale wezens die moeilijkheden hebben in situaties van eenzaamheid, uitsluiting en

afwijzing. Mensen willen interageren met anderen, zich verbonden voelen met anderen en

het gevoel hebben dat ze erbij horen. Er is behoefte aan liefde en intimiteit (Baumeister &

Leary, 1995; Ryan & Deci, 2002; Kaffer, 2009).

Page 21: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

21

Deze interactie tussen het proactief, op groei georiënteerde organisme en de sociale

omgeving die activiteit, groei en welzijn kan ondersteunen of belemmeren, wordt de

organismische-dialectische metatheorie van de Zelf-Determinatie Theorie genoemd (Deci &

Vansteenkiste, 2004).

Basisbehoeftes

Beschrijving.

Behoefte wordt volgens de Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal

omschreven als “bewust gemis van iets dat niet of zeer bezwaarlijk ontbeerd kan worden;

gebrek aan het nodige; datgene wat men nodig heeft”. Bij het lezen van deze definitie

worden vaak alleen maar biologische behoeftes verwacht zoals honger, dorst, seks, enz.

Maar dit zijn niet de enige behoeftes die mensen ervaren. Mensen hebben ook

psychologische behoeftes waaraan voldaan moet worden.

Binnen de Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) staan behoeftes centraal. Deze behoeftes

zijn aangeboren psychologische elementen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van

een optimaal psychologisch welzijn (Deci & Ryan, 2000; Vansteenkiste, et al., 2010).

Behoeftes zijn dus niet verworven, maar aangeboren. Tevens schenkt men primair aandacht

aan psychologische en niet zozeer fysiologische behoeftes (Ryan & Deci, 2000). Ze worden

verondersteld universeel terug te vinden te zijn in alle culturen en in de verschillende

ontwikkelingsstadia (Ryan & Deci, 2002). Om iets te kunnen bestempelen als een essentiële

behoefte, dient er een link te zijn met welzijn. Behoeftes specifiëren de condities waarin een

optimaal psychologisch welzijn kan bereikt worden, wat wordt geassocieerd met het meest

optimaal functioneren. (Ryan & Deci, 2000; Ryan & Deci, 2002).

Binnen de ZDT worden er drie psychologische basisbehoeftes verondersteld: de nood

aan competentie, de nood aan verbondenheid en de nood aan autonomie. Ze spelen alle

drie een noodzakelijke rol in het bekomen van een optimaal niveau van functioneren. Het

negeren of tegenwerken van deze behoeftes leidt tot negatieve consequenties zoals

verminderd welzijn of zelfs pathologie. Daarnaast zal dit optimaal niveau van functioneren

ook niet bereikt worden indien slechts aan één of twee behoeftes is voldaan. Er dient aan

alle drie de behoeftes voldaan te worden om dit optimaal niveau te behalen (Deci & Ryan,

2000).

Page 22: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

22

Door psychologische behoeftes te omschrijven als essentieel, betekent dit dat

individuen niet kunnen functioneren zonder deze te bevredigen (Ryan & Deci, 2000). Andere

processen zoals intrinsieke motivatie, internaliseren van externe regulatie en streven naar

welzijn, kunnen pas optimaal plaatsvinden indien aan de drie basisbehoefte zijn voldaan of

als het individu voldoende hulpbronnen heeft om deze te kunnen bevredigen (Deci & Ryan,

2000). De betrokkenheid die mensen vertonen ten aanzien van een bepaalde activiteit wordt

bepaald door de mate waarin deze activiteit behoeftes vervult. Mensen zullen dus meer of

minder belangstelling tonen in een activiteit, naarmate deze meer of minder aan hun

behoeftes voldoet. Of men een activiteit al dan niet interessant vindt, komt door eerdere

ervaringen en de mate waarin deze de behoefte al dan niet bevredigt of tegenwerkt (Deci &

Ryan, 2000; Vansteenkiste, et al., 2010).

Context: Autonomie-ondersteunend en Controlerende Omgeving

Autonomie-ondersteunende omgeving.

Volgens de ZDT zal het natuurlijke proces van streven naar groei zijn doorgang pas

vinden, wanneer een individu zijn basisbehoeftes zijn bevredigd. De omgeving kan in dit

proces een cruciale rol spelen. Het kan een ondersteunende rol hebben, maar het kan ook

de basisbehoeftes ondermijnen. Een autonomie ondersteunende omgeving wordt

omschreven als een omgeving die keuzevrijheid geeft aan individuen, responsief is en het

individueel perspectief erkent. Het bevordert met andere woorden de behoefte aan

autonomie. Deze omgeving zal een zinvolle uitleg aanreiken wanneer er aan het individu

wordt gevraagd om aan een activiteit deel te nemen. Daarnaast zal het individuen

aanmoedigen om initiatief te vertonen. (Gagne, 2003; Deci, La Guardia, Moller, Scheiner, &

Ryan, 2006).

Een autonomie-ondersteunende context wordt op twee verschillende niveaus

bekeken. Er is een structureel niveau waarbij op hoger niveau een aantal maatregelen

worden aangekondigd die de basisbehoeftes al dan niet kunnen bevredigen. Daarnaast is er

ook een interactioneel niveau. Hierbij gaat men door de manier van communiceren

autonomie-ondersteuning trachten aan te bieden. Deze vorm van communicatie wordt

gekenmerkt door het vermijden van interne en externe controlerende taal, het aanbieden

van een zinvolle motiverende uitleg en het innemen van een empatisch perspectief

(Vansteenkiste, Soenens, Sierens, & Lens, 2005). Door het minimaliseren van dreigingen en

Page 23: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

23

waarschuwingen, niet gebruiken van controlerende taal en het erkennen van het

referentiekader van het individu, zal de intrinsieke motivatie toenemen. Daarnaast zullen

individuen zich meer inzetten voor intrinsieke doelen en deze accepteren, wanneer ze zich in

een autonomie-ondersteunende omgeving bevinden (Vansteenkiste, Simons, Lens, Sheldon,

& Deci, 2004).

Een autonomie-ondersteunende context kan ook tegenmoet komen aan de drie

basisbehoeften die mensen ervaren. Zo kan de sociale context de behoefte aan autonomie

ondersteunen en de vrije wil bevorderen. Er wordt dan een zekere mate van keuzevrijheid

gegeven dat gewenst wordt door de persoon waar men mee in contact treedt. De omgeving

zal ook een verklaring geven wanneer de keuzes beperkt zijn. Tot slot zal het trachten om

het perspectief van de andere persoon te begrijpen. Dit kan gebeuren door te luisteren naar

wat de ander brengt. Het innemen van een empatische positie speelt hierin ook een rol.

Door te peilen naar de interesses en waarden van de ander en deze inspraak te geven, kan

de behoefte naar autonomie worden gevoed (Vansteenkiste, et al., 2005; Vansteenkiste, et

al., 2010).

Een context die sterk gestructureerd is kan de nood aan competentie bevorderen. Dit

zal leiden tot een competenter gevoel bij het bereiken van het doel van de betrokken

persoon. Op het eerste gezicht lijken autonomie en structuur elkaars tegenpolen. Dit is

echter niet het geval. Structuur kan worden gezien als het krijgen van een houvast waardoor

geweten is wat er van iemand verwacht kan worden. Dit kan verkregen worden door het

opleggen van regels, het duidelijk maken van de verwachtingen, het opdelen van een

opdracht in verschillende stappen, tips geven, enz. Structuur en de verschillende vormen die

hiertoe bijdragen, worden niet noodzakelijk ervaren als controlerend. De wijze waarop

structuur wordt geïnstalleerd speelt een belangrijke rol in de manier waarop dit wordt

geïnterpreteerd. Wanneer dit op een autonomie-ondersteunende manier gebeurt -

bijvoorbeeld in samenspraak met anderen - zullen mensen dit sneller accepteren en vrijwillig

volgen dan wanneer dit op een controlerende wijze wordt opgelegd (Vansteenkiste, Sierens,

Soenens & Lens, 2007; Vansteenkiste, et al., 2010).

Tot slot zal een context die warmte en responsiviteit bevordert, ook de nood aan

verbondenheid bevorderen. Door samen deel te nemen aan aangename activiteiten of door

vriendschappen te sluiten met anderen, kan men interpersoonlijke ondersteuning bekomen.

Deze ondersteuning kan men ook voorzien door responsief te zijn in periodes van stress,

Page 24: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

24

door bijvoorbeeld het erkennen en meeleven met andermans onaangename gevoelens. Dit

alles leidt tot een gevoel van verbondenheid, liefde en begrip binnen relaties, wat de nood

aan verbondenheid ondersteunt (Vansteenkiste, et al., 2010)

Een autonomie-ondersteunende omgeving leidt tot tal van positieve uitkomsten. In

onderzoek vond men dat een autonomie-ondersteunende omgeving leidt tot een grotere

betrokkenheid en interesse in een activiteit. Tevens vertoont men meer positieve gevoelens

ten aanzien van deze activiteit. Bovendien zal autonomie-ondersteuning ook leiden tot een

verbetering van het welzijn (Deci & Ryan, 1987; Gagné, 2003; Gagné, Ryan, & Bargmann,

2003). Daarnaast zullen individuen die niet gebonden zijn aan evaluaties en toezicht,

creatiever werk tentoon stellen dan individuen die wel met deze controles geconfronteerd

worden. Verder zal een verandering in gedrag en persoonlijkheid langer onderhouden

worden en overgedragen worden naar andere situaties, wanneer de verandering wordt

ervaren als autonoom. Tevens zullen individuen zich competenter voelen en zullen ze meer

zelfvertrouwen vertonen wanneer ze zich in een autonomie-ondersteunende omgeving

bevinden. Bovendien zullen individuen meer vertrouwen hebben in hun oversten wanneer

deze autonomie-ondersteunende technieken gebruiken, in plaats controlerende technieken.

Tot slot zal, wanneer een individu de omgeving als autonoom percipieert, dit leiden tot meer

positieve effecten voor de gezondheid. Contexten die autonomie ondersteunen, bevorderen

het welzijn. (Deci & Ryan, 1987; Vansteenkiste, et al., 2010).

Autonomie-ondersteuning kan ook negatieve uitkomsten voorkomen. Door

autonomie-ondersteuning zal de intentie tot drop-out verminderen en de daadwerkelijke

drop-out dalen. Het zal ook leiden tot het minder indienen van ontslag (Gagné, 2003).

Controlerende omgeving.

Een omgeving die als controlerend wordt beschouwd, zal mensen druk opleggen door

middel van aansporingen, deadlines, straf of benadrukken van instructies die zeggen wat

mensen moeten doen. Dit leidt tot een daling in de intrinsieke motivatie (Vansteenkiste, et

al., 2004).

Een controlerende context wordt net als een autonomie-ondersteunende context

gezien op twee niveaus: een structureel niveau en een interactioneel niveau. Op het

structurele niveau worden van hogerhand maatregelen opgelegd die als controlerend

worden beschouwd, zoals het opleggen van beperkingen, deadlines, beperken van keuzes,

Page 25: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

25

enz. Het structurele niveau concentreert zich meer op de communicatie. Het gebruiken van

woorden zoals ‘moeten’ en ‘verwachten’ worden als controlerend beschouwd

(Vansteenkiste, et al. 2005).

Een controlerende omgeving heeft negatieve effecten op iemand zijn motivatie

aangezien het de basisbehoeftes ondermijnt (Gagné, et al., 2003). Verschillende factoren

kunnen als controlerend worden ervaren en allen hebben ze een specifiek effect op de

basisbehoeftes en motivatie. Dit ondermijnen van de basisbehoeften kan door tal van

technieken gebeuren. Dit kan op een meer openlijke manier, door bijvoorbeeld het geven

van straf of een beloning, maar ook op een meer verborgen manier, door bijvoorbeeld

manipulatie en schuldinductie (Vansteenkiste, et al., 2010).

Zo zal het toedienen van een beloning, volgend op het gewenst gedrag, beschouwd

worden als controlerend. Hierdoor zal de motivatie om dit gedrag te stellen dalen. Het leidt

ook tot een ondermijnend effect. Zo zullen personen die een interessante activiteit

uitvoeren, mindere interesse vertonen en minder bereid zijn om de activiteit verder uit te

voeren wanneer de beloning wegvalt. Wanneer de beloning echter niet consequent volgt op

het gedrag, kan dit de motivatie voor het gedrag laten toenemen. Maar het toedienen van

een beloning op zich wordt nog steeds als controlerend beschouwd. Verder zal het opleggen

van deadlines ook worden ervaren als controlerend. Het zal leiden tot een vermindering van

de motivatie en tot een ondermijning van de vrije wil van individuen. Bovendien zal de

aanwezigheid van een opzichter een negatieve invloed hebben op de intrinsieke motivatie,

zelfs wanneer er geen negatieve consequenties zouden volgen (Deci & Ryan, 1987).

Naast deze meer openlijke uitingen van de omgeving die als controlerend worden

beschouwd, zijn er meer verdoken manieren die uitgaan van de omgeving om controle uit te

oefenen. Een van deze manieren is schuldinductie. Dit is een manier van praten waarbij

wordt ingespeeld op de schuld- en schaamtegevoelens van een individu. Dit leidt ertoe dat

de andere persoon onder druk wordt gezet, maar ook dat deze zich onbekwaam zal voelen.

Deze controlerende houding leidt slechts tot veranderingen op korte termijn (Vansteenkiste,

et al., 2007).

Naast het uitoefenen van negatieve invloed op intrinsieke motivatie, heeft een

controlerende omgeving nog allerlei andere gevolgen. In een context van therapeutische

behandeling, zal een behandeling die als controlerend wordt beschouwd minder

geïnternaliseerd worden. De context heeft ook een invloed op de aanwezigheid in het begin

Page 26: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

26

van de behandeling en op mogelijk herval bij verslavingsproblematiek. In een autonomie-

ondersteunende omgeving zal de kans op herval kleiner zijn en worden er minder afspraken

gemist dan in een controlerende omgeving (Zeldman, Ryan, & Fiscella, 2004). Daarnaast zal

de cognitieve activiteit in een controlerende context eerder rigide zijn en een nauwere focus

vertonen. Bovendien zullen individuen meer negatieve emoties vertonen ten aanzien van

anderen en een minder gunstig beeld hebben van anderen.

Gedragsverandering zal ook niet onderhouden worden in een controlerende context.

Gedrag zal maar zolang uitgevoerd worden, tot de controle wegvalt. Tot slot werd gevonden

dat wanneer individuen onder druk worden gezet om anderen te laten presteren, deze

individuen zelf controlerend werden. Dit leidde op zijn beurt tot een daling in de vrije wil van

deze mensen (Deci & Ryan, 1987).

Soms kan de context ook bijdragen aan een conflict tussen de drie basisbehoeftes. Zo

kan het dus zijn dat, om de behoefte naar verbondenheid te kunnen bevredigen, men de

behoefte voor autonomie opzij moet schuiven. Dit geeft aanleiding voor condities van

vervreemding en kan aanleiding geven tot psychopathologie. Hoe mensen hun behoefte aan

competentie, autonomie en verbondenheid uiten, verschilt ook binnen culturen en de

waarden die binnen deze culturen heersen (Ryan & Deci, 2000).

Huidig verkeersbeleid.

Het huidig verkeersbeleid rond rijden onder invloed is een controlerend beleid. In

kritieke periodes zoals de feestdagen, zijn er talrijke alcoholcontroles om zo bestuurders te

‘motiveren’ om niet onder invloed achter het stuur te kruipen. Zoals hierboven reeds

vermeld wordt, zal een controlerend beleid echter een tegenovergesteld effect hebben en

leiden tot een daling van de intrinsieke motivatie. In een verkeerscontext met tal van regels

en wetten, zou men snel kunnen denken dat de psychologische basisbehoeftes niet

bevredigd kunnen worden, waardoor frustraties kunnen ontstaan bij de bestuurder. Men

zou dus een context moeten creëren die de verschillende behoeftes niet te hard tegenwerkt

en zelf zou kunnen tegemoet komen.

De behoefte aan autonomie en intrinsieke motivatie zijn sterk in elkaar verweven. De

intrinsieke motivatie kan echter ondermijnd worden door dreigingen, controles, evaluaties

en termijnen. Het aanbieden van keuzes en het erkennen van de gevoelens en gedachten

van mensen, leidt tot een bevordering van de intrinsieke motivatie (Deci & Ryan, 2000). Om

Page 27: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

27

mensen de regels te doen volgen in het verkeer, gebeuren er vaak controles. Hiermee wordt

aangenomen dat door het opleggen van alcoholcontroles, bestuurders zich aan de regels

zullen houden om niet te rijden onder invloed. Dit kan echter een omgekeerd effect hebben

en de motivatie om zich aan deze regel te houden doen dalen. Hierdoor zullen bestuurders

in de toekomst door meer externe zaken gemotiveerd moeten worden om zich aan de regels

te houden. Vansteenkiste (2003) vond dat het opvoeren van het aantal controles ook niet

het gewenste effect zal hebben. Wanneer de controle door de politie wegvalt, zal de

motivatie om zich aan de wegcode te houden immers ook wegvallen. Het opvolgen van de

wegcode is namelijk afhankelijk van de aan-of afwezigheid van politie. Het opdrijven van de

controles zal dan ook niet het gewenste resultaat opleveren. Ten eerste is het vaak

onmogelijk om op elke straathoek politieagenten te laten postvatten of om onbemande

camera’s te installeren om autobestuurders te controleren. Ten tweede zal dit ook een

averechts effect hebben. Door autobestuurders onder druk te zetten om toch de wegcode te

volgen, zou dit kunnen leiden tot meer agressief rijgedrag, meer ongelukken en meer

boetes.

De behoefte aan competentie kan bevorderd worden door het geven van positieve

feedback. Negatieve feedback heeft dan een ondermijnend effect op deze behoefte en

ondermijnt daarnaast ook de intrinsieke motivatie (Deci & Ryan, 2000). Wanneer men een

alcoholcontrole tot een goed einde brengt, krijgt men de positieve woorden ‘u bent safe’ te

horen. Daarnaast krijgt de bestuurder soms een beloning wanneer hij negatief blaas, zoals

bijvoorbeeld een BOB sleutelhanger of een ander cadeautje. Wanneer deze acties gekoppeld

worden met feedback, zou de intrinsieke motivatie om niet onder invloed te rijden bij

bestuurders stijgen. In sommige BOB-campagnes wordt getracht om bestuurders te

motiveren aan de hand van extrinsieke beloningen. “welke BOB krijgt de auto?” geeft een

expliciet voorbeeld van het koppelen van een beloning met het niet rijden onder invloed.

Zoals hierboven reeds vermeld, zal het koppelen van een beloning aan gedrag de intrinsieke

motivatie ondermijnen. Men zal dan ook enkel het gewenste gedrag vertonen, zolang de

beloning geldt. Bij deze BOB-campagne zou men dus niet rijden onder invloed, zolang men

kans kan maken op een beloning, meer bepaald de auto. Wanneer deze beloning echter

wegvalt, zal het gewenste gedrag ook stoppen. De vraag is dus of deze BOB-campagnes wel

hun beoogde effect zullen hebben buiten de kritieke periodes zoals rond de feestdagen?

Page 28: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

28

Tot slot hangt de behoefte aan verbondenheid minder hard samen met intrinsieke

motivatie, dan de behoefte aan autonomie en competentie. Deze behoefte heeft een meer

distale invloed. De intrinsieke motivatie die mensen vertonen ten aanzien van een bepaalde

activiteit, kan zich maar ten volle ontwikkelen in situaties die gekenmerkt worden door

gevoelens van veiligheid en verbondenheid (Deci & Ryan, 2000). Hoe een verkeersituatie kan

voldoen aan deze situatie is moeilijker om terug te vinden. Dit aspect kan wel gebruikt

worden in bijvoorbeeld BOB-campagnes om zo de mensen aan te moedigen om samen niet

te rijden onder invloed.

Natuurlijk spelen er ook nog allerlei andere factoren mee die een invloed kunnen

uitoefenen op het gegeven of bestuurders al dan niet rijden onder invloed. Het is namelijk zo

dat mensen pas eisen, regels en wetten kunnen internaliseren, als aan alle basisbehoeftes is

voldaan. Externe druk, controles en evaluaties zullen dit proces van internalisatie

ondermijnen. Daarnaast zullen individuen sneller regels en wetten van hun sociale groep

internaliseren (Deci & Ryan, 2000). Autobestuurders zouden dan niet rijden onder invloed,

wanneer het ‘not done’ is binnen hun vriendengroep om dit te doen. Uit het onderzoek van

Driesen (2007) blijkt dat een autonomie-ondersteunende omgeving en betrokkenheid van de

sociale omgeving op het rijgedrag, een unieke bijdrage levert voor de autonome motivatie.

Daarnaast blijkt dat de overheid ook een effect kan hebben op de autonome motivatie. Zo

blijkt dat een overheid die rekening houdt met de publieke opinie, alvorens verschillende

regels op te leggen omtrent het verkeer, bijdraagt aan de autonome motivatie. Het krijgen

van informatie door de overheid of feedback uit de sociale omgeving, bleek echter weinig

bevorderend voor de autonome motivatie met betrekking tot het volgen van de

verkeerscode. Dit is in tegenstelling tot wat men zou verwachten op basis van de ZDT.

Daarnaast zijn er drie condities die zullen helpen om de basisbehoeftes te

bevredigen, waardoor het proces van internalisatie van gedrag vlot zal verlopen. Door het

geven van een verklaring zullen individuen begrijpen waarom een bepaald gedrag belangrijk

is. Wanneer individuen een activiteit dienen uit te voeren waartoe ze niet gemotiveerd zijn,

zal dit leiden tot een intern conflict waarbij het individu druk zal ervaren. Daarom zullen

individuen zich begrepen voelen wanneer men erkent dat de activiteit op zich niet

interessant is. Ten slotte zullen individuen zelf de verantwoordelijkheid van hun gedrag op

zich nemen wanneer ze verschillende keuzes hebben. Dit is afhankelijk van hoe de verklaring

en de erkenning van gevoelens wordt gepresenteerd. Dit kan op een gedwongen manier,

Page 29: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

29

maar ook op een manier die keuzes toelaat (Deci, Eghrari, Patrick, & Leone, 1994).

Autobestuurders zullen dus eerder niet rijden onder invloed, wanneer men een duidelijke

verklaring geeft waarom dit gevaarlijk is. Daarnaast zal men door het geven van erkenning

dat het moeilijk is om niet te drinken, terwijl vrienden of collega’s dit wel doen, ook

bijdragen om de regels te internaliseren. Tot slot wordt de autobestuurder ook niet

gedwongen om absoluut niets te drinken die dag. Het dient eerder geformuleerd te worden

alsof de bestuurder de keuze heeft om al dan niet te drinken. Wanneer hij dan beslist om

niet te drinken, zal hij meer achter zijn eigen keuze staan.

Doelstellingen Huidig Onderzoek

De Zelf-Determinatie Theorie maakt een onderscheid tussen verschillende vormen

van gedragsregulatie wat bepaald wordt door de mate waarin ze autonoom of vrijwillig

functioneren. (Ryan & Deci, 2000; Ryan & Deci, 2002). Gedrag dat intrinsiek gemotiveerd is,

wordt gezien als de meest autonome activiteit. Individuen zullen hierbij gedrag stellen dat ze

zelf initiëren, uit vrije wil omdat ze de activiteit inherent bevredigend vinden (Ryan & Deci,

2002). Deze vorm van motivatie is echter weinig toepasbaar op een verkeersituatie,

aangezien het navolgen van de wegcode zelden of niet als intrinsiek motiverend wordt

ervaren (Vansteenkiste, 2003). Daardoor komt er ook extrinsieke motivatie aan te pas. Deze

vorm van motivatie wordt gebruikt voor taken die niet inherent boeiend zijn. Binnen de ZDT

wordt er een onderscheid gemaakt tussen vier verschillende types: externe regulatie,

geïntrojecteerde regulatie, geïdentificeerde regulatie en geïntegreerde regulatie. Deze

verschillen in de mate waarin de activiteit is geïnternaliseerd en als autonoom wordt ervaren

(Ryan & Deci, 2002).

In deze verhandeling zal de motivatie om zich aan de verkeersregels te houden

worden nagegaan. In plaats van ons te richten op motivatie of verzet tegenover de

verkeersregels omtrent snelheid, zoals reeds onderzocht door Driesen (2007) en Reijns

(2011), gaan we ons richten op de verkeersregels die van toepassing zijn op het rijden onder

invloed. Vernieuwend aan dit onderzoek is dat we gaan werken met de BOB-campagnes.

Deze duiken elk jaar op in ons straatbeeld. Maar oefenen deze überhaupt een invloed uit op

iemand zijn intentie om niet te rijden onder invloed?

In ons onderzoek wordt er gewerkt met specifieke BOB-affiches die zijn gebruikt de

voorbije jaren. De originele BOB-affiche wordt telkens vergeleken met een aangepaste BOB-

Page 30: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

30

affiche. Deze aangepaste BOB-affiche wordt zodanig veranderd, dat de slogan de behoefte

aan verbondenheid of aan autonomie aanspreekt. Het beeld blijft telkens gelijk. Er wordt

onderzocht of er een verschil is tussen deze originele affiche en de aangepaste affiche,

tussen de behoeftes waarop wordt ingespeeld en de volgorde waarin deze worden

aangeboden. Dit wordt onderzocht aan de hand van de uitkomstvariabelen (a) perceptie van

de affiche en (b) de motivatie om niet te rijden onder invloed. Hierbij wordt de predictie

gemaakt dat wanneer een affiche specifiek een bepaalde behoefte aanspreekt, bestuurders

deze meer als autonomie-ondersteunend of informerend zullen beschouwen. Daarnaast is er

de hypothese dat een affiche die als controlerend wordt beschouwd, eerder zal

samenhangen met externe regulatie en geïntrojecteerde regulatie. Hier dient rekening te

worden gehouden met de moderatoren (a) reactantie, (b) attitude die bestuurders vertonen

tegenover rijden onder invloed en (c) attitude tegenover BOB-campagnes in het algemeen.

De predictie is dat bestuurders die een hogere mate aan reactantie vertonen, BOB-affiches

die de behoeftes niet aanspreken eerder zullen beoordelen als controlerend. Ook de

motivatie om niet te rijden onder invloed zal hierdoor eerder extern gereguleerd zijn.

Bestuurders zullen een negatieve attitude vertonen tegenover rijden onder invloed wanneer

ze hierover voldoende kennis hebben, ze het gevoel hebben dat dit sociaal niet aanvaard is

en wanneer ze de mogelijkse gevaren die samenhangen met rijden onder invloed kunnen

inschatten. Er kan gesteld worden dat bestuurders met een negatieve attitude tegenover

rijden onder invloed eerder een geïdentificeerde motivatie zullen vertonen ten aanzien van

niet rijden onder invloed. Tot slot kan de attitude van bestuurders tegenover BOB-

campagnes in het algemeen een invloed uitoefenen op de perceptie van de specifieke

affiches. We kunnen stellen dat bestuurders die BOB-campagnes in het algemeen als

informerend beschouwen, de specifieke affiches ook als informerend zullen beschouwen,

ongeacht de aanpassing. Daarnaast zal dit samengaan met gedrag dat eerder gereguleerd is

volgens geïdentificeerde motivatie ten aanzien van niet rijden onder invloed.

De ZDT heeft reeds binnen verschillende domeinen, die variëren van school tot sport,

zijn nut bewezen. Binnen het verkeersdomein heeft er nog maar weinig onderzoek

plaatsgevonden. Daarom is het interessant om huidig onderzoek met betrekking tot de

verkeerscontext te kaderen binnen de ZDT.

Page 31: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

31

Figuur 1

Grafische weergave van het onderzoeksopzet

Page 32: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

32

Methode

Procedure en Deelnemers

De gerapporteerde data worden verzameld aan de hand van een online

vragenlijstonderzoek. De deelnemers dienen hierbij een vragenlijst bestaande uit 127 items

online in te vullen. Bij het openen van de vragenlijst wordt men willekeurig toegewezen aan

één van de vier condities. In de eerste conditie wordt een affiche getoond die de behoefte

autonomie aanspreekt. De oorspronkelijke affiche wordt eerst getoond, waarna de

aangepaste affiche wordt getoond. In de tweede conditie krijgen de deelnemers wederom

een affiche die de behoefte autonomie aanspreekt. De eerste affiche die men nu te zien

krijgt is de aangepaste versie en vervolgens krijgen ze de originele affiche te zien. De derde

conditie is gericht op de behoefte aan autonomie. Eerst krijgt men de originele affiche te

zien, met daaropvolgend de aangepaste affiche. Tot slot is conditie vier gericht op de

behoefte aan verbondenheid. De aangepaste affiche wordt eerst aangeboden, aansluitend

wordt de originele affiche getoond. Deze vorm van toewijzing gebeurt om de spreiding van

de deelnemers over de verschillende condities te randomiseren. Bij aanvang van het

onderzoek wordt de anonimiteit van de gegevens gegarandeerd. Er werden 114

vragenlijsten volledig ingevuld. De steekproef (N = 114) bestond uit 29 mannen en 85

vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 28.25 (SD = 11.84).

De steekproef werd at random verspreid over de verschillende condities wat volgende

gegevens bezorgd. In conditie één werden 29 deelnemers teruggevonden, net zoals in

conditie twee. In conditie drie zijn er 27 deelnemers. Tot slot werden 29 deelnemers

toegewezen aan conditie vier. De gemiddelde rijdervaring bedraagt 8.93 jaar (SD = 11.02).

Als hoogste diploma gaven 0.9% van de deelnemers een diploma lager onderwijs te hebben

behaald, 35.9% een diploma middelbaar onderwijs en 63.2% een diploma hoger of

universitair onderwijs.

Metingen

Reactantie. Aan de deelnemers werd gevraagd om op basis van een 5-punt Likert

schaal gaande van 1 (“helemaal niet akkoord”) tot 5 (“helemaal wel akkoord”) de vragenlijst

in te vullen. De vragenlijst bestaat uit 14 items die peilen naar reactantie. Reactantie wordt

hier geoperationaliseerd aan de hand van de emotionele component (bv. Ik word kwaad als

iemand mijn keuzevrijheid beperkt), maar ook aan de hand van de cognitieve component

Page 33: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

33

(bv. Als iets verboden is, denk ik meestal: “Dat is nu precies wat ik ga doen”). De interne

betrouwbaarheid bedraagt.83.

Attitude tegenover rijden onder invloed. Aan de deelnemers werd gevraagd hun

mening aan te geven over rijden onder invloed aan de hand van een 5-punt Likert schaal,

lopend van 1 (“helemaal niet akkoord”) tot 5 (“helemaal wel akkoord”). De items van deze

schaal werden ontwikkeld door het BIVV. De vragenlijst bevat 23 items die beogen de

risicoperceptie (bv. Als je onder invloed van alcohol rijdt, is het moeilijker om correct te

reageren in een gevaarlijke situatie), de sociale aanvaardbaarheid (bv. De meeste van mijn

kennissen/vrienden vinden rijden onder invloed van alcohol onaanvaardbaar) en de kennis

(bv. Met koffie kan je de alcoholconcentratie in je bloed of uitgeademde lucht verlagen) rond

rijden onder invloed te meten. De interne betrouwbaarheid van deze schalen bedraagt

respectievelijk.62, .56, .62. Daarnaast wordt er ook gepeild naar de eigen ingesteldheid om

al dan niet te rijden onder invloed. Tot slot wordt er ook bevraagd wat mogelijke redenen

zijn om op voorhand geen BOB te kiezen.

Mening ten aanzien van alcoholcontroles en BOB-campagnes. Voor deze studie werd

een vragenlijst ontwikkeld, bestaande uit 14 items, die peilt naar de attitudes van

deelnemers tegenover alcoholcontroles en de BOB-campagnes. Aan de hand van een 5-punt

Likert schaal, lopend van 1 (“helemaal niet akkoord”) tot 5 (“helemaal wel akkoord), wordt

bij de deelnemers gepeild in welke mate ze alcoholcontroles/BOB-campagnes als informatief

beoordelen (bv.1 Dankzij alcoholcontroles ben ik goed geïnformeerd over veilig rijgedrag;

bv.2 BOB-campagnes geven mij zinvolle informatie over mijn rijgedrag), dan wel als

controlerend ervaren (bv.1 Ik ervaar BOB-campagnes als betuttelend en dwingend; bv.2

Alcoholcontroles vormen een inbreuk op mijn privacy in het verkeer). Voor de schalen rond

BOB-campagnes wordt een interne betrouwbaarheid van respectievelijk.79 en.37.

BOB-affiches. Via het BIVV werden de originele affiches verkregen van de BOB-

campagnes rond rijden onder invloed die de voorbije jaren werden gebruikt. De deelnemers

kregen telkens de originele affiche te zien en een aangepaste affiche waarbij de slogan werd

veranderd. In de conditie verbondenheid, dienen de deelnemers 11 items te beantwoorden

zowel bij de originele affiche, als bij de aangepaste affiche. Deze items peilen naar de

geloofwaardigheid (bv. Dit is een geloofwaardige affiche) en het motiverend karakter van de

affiche (bv. Deze affiche motiveert mij om niet te rijden onder invloed). De interne

betrouwbaarheid van deze schalen bedraagt.84. Daarnaast wordt specifiek over de affiche

Page 34: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

34

gepeild naar het informerend (bv. Deze affiche geeft mij zinvolle informatie over mijn

rijgedrag), dan controlerend karakter van de affiche (bv. Deze affiche plaatst me onder druk

om niet onder invloed te rijden). De interne betrouwbaarheid bedraagt respectievelijk.79

en.65. In de conditie autonomie, dienen de deelnemers 11 items te beantwoorden. Ze

dienen zowel over de originele affiche, als de aangepaste affiche aan te geven in welke mate

deze geloofwaardig is en hen motiveert om niet te rijden onder invloed. Tot slot wordt ook

het informerend en controlerend karakter van de affiches bevraagd.

Zelfregulatie. Deze vragenlijst peilt bij deelnemers naar hun motivatie om niet te

rijden onder invloed. Dit gebeurt aan de hand van een 5-punt Likert schaal lopend van 1

(“helemaal niet akkoord”) tot 5 (“helemaal wel akkoord”). Deze vragenlijst werd ontwikkeld

door Driessen (2007) en bestaat uit 15 items. Er wordt gepeild naar externe regulatie (bv. …

omdat de verkeerswet me hiertoe verplicht), geïntrojecteerde regulatie (bv. … omdat ik me

anders slecht zou voelen) en geïdentificeerde regulatie (bv. … omdat dit voor mij een

persoonlijk belangrijke keuze is). De interne betrouwbaarheid bedraagt respectievelijk.94,

.90 en.95.

Page 35: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

35

Resultaten

Preliminaire Analyses

Achtergrondvariabelen.

Geslacht. Aan de hand van onafhankelijke t-testen, wordt eerst onderzocht in welke

mate de gemeten variabelen variëren in functie van geslacht. Er wordt een significant

verschil gevonden tussen mannen (M = 14.79, SD = 15.33) en vrouwen (M = 6.94, SD = 8.32)

wat betreft jaren rijervaring, t(112) = 3.47, p < .05. Met betrekking tot risicoperceptie wordt

er een randsignificant verschil gerapporteerd tussen mannelijke (M = 4.10, SD = .70) en

vrouwelijke chauffeurs (M = 4.34, SD = .53), t(112) = -1.93, p = .05. Vrouwen schatten het

risico van rijden onder invloed hoger in dan mannen. De mate waarin bestuurders de

affiches als controlerend percipiëren, verschilt ook tussen mannen (M = 3.16, SD =.82) en

vrouwen (M = 3.58, SD = .57), t(37.72) = -2.57, p <.05. Vrouwelijke bestuurders percipiëren

de affiches meer als controlerend dan de mannelijke bestuurders. Daarnaast vertonen

vrouwen (M = 4.33, SD = .77) ook een hogere mate aan geïdentificeerde regulatie dan

mannen (M = 3.77, SD = 1.00) na het zien van de affiches, t(112) = -3.13, p < .01.

Leeftijd blijkt significant te correleren met de mate waarop BOB-campagnes als

controlerend worden beschouwd. Naarmate iemand ouder wordt, worden BOB-campagnes

minder als controlerend ervaren (r (114) = -.29, p < .01). Verder blijkt leeftijd gecorreleerd te

zijn met geïdentificeerde regulatie (r(114) = -.24, p < .05) na het zien van de affiches. Ook

wordt er een samenhang teruggevonden tussen leeftijd en de mate waarin de affiches als

controlerend werd gepercipieerd (r(114) = -.23, p < .05). Leeftijd is ongecorreleerd met de

risicoperceptie, sociale norm en kennis over rijden onder invloed. Het aantal jaren rijervaring

is negatief gecorreleerd met de mate waarin BOB-campagnes als controlerend worden

ervaren (r (114) = -.29, p <.01). Verder blijkt rijervaring samen te hangen met de mate waarin

de affiches werd gepercipieerd als controlerend (r(144) = -.22, p < .05). Daarnaast is

rijervaring ook gecorreleerd met de geïdentificeerde regulatie (r(114) = -.23, p < .05).

Rijervaring blijkt ook ongecorreleerd te zijn met de risicoperceptie, kennis en sociale

aanvaardbaarheid omtrent rijden onder invloed. Reactantie is positief gecorreleerd met de

sociale aanvaardbaarheid van rijden onder invloed (r(114) = .20, p < .05). Hoe hoger de mate

van reactantie, hoe meer rijden onder invloed als sociaal aanvaardbaar wordt beschouwd.

Verder hangt reactantie ook samen met de mate waarin BOB-campagnes worden

gepercipieerd als controlerend. Zo zal iemand die hoger scoort op reactantie, BOB-

Page 36: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

36

campagnes percipiëren als controlerend (r (114) = .26, p < .01). Risicoperceptie is dan weer

nauw gecorreleerd met de andere variabelen die de attitude ten aanzien van rijden onder

invloed meten, namelijk kennis en sociale aanvaardbaarheid. Zo zal iemand die het risico van

rijden onder invloed hoger inschat, ook ervaren dat het sociaal onaanvaardbaar is om te

rijden onder invloed (r (114) = -.32, p <.01) en meer kennis vertonen omtrent rijden onder

invloed (r(114) = .-37, p <.01). BOB-campagnes zullen ook eerder worden gerapporteerd als

informerend, wanneer bestuurders het risico van rijden onder invloed hoog inschatten (r

(114)= .19, p <.05). Bestuurders die het sociaal aanvaardbaar vinden om te rijden onder

invloed, percipiëren BOB-campagnes in het algemeen dan weer eerder als controlerend

(r(114) = .22, p <.05). Dit geldt ook voor bestuurders die minder kennis hebben omtrent

rijden onder invloed (r(114) = .31, p < .01).

Doordat er significante verschillen en correlatie worden gerapporteerd bij geslacht en

rijervaring, dient hiervoor verder gecontroleerd te worden bij de verdere verwerking van de

resultaten.

Primaire Analyses

Correlatietabel.

Bij analyse van het correlatiepatroon tussen de verschillende premetingen en de

uitkomstvariabelen worden volgende resultaten verkregen (Tabel 2). Wat opvalt, is dat de

mate waarin BOB-campagnes in het algemeen als informerend worden beschouwd, over

heel de lijn sterk samenhangt met al de verschillende uitkomstvariabelen. Dit patroon van

samenhang wordt niet teruggevonden bij de mate waarin BOB-campagnes in het algemeen

als controlerend worden beschouwd. Er worden geen samenhangen gerapporteerd met de

uitkomstvariabelen, uitgezonderd geïdentificeerde en externe regulatie. Hoe meer de BOB-

campagnes in het algemeen als controlerend worden beschouwd, hoe hoger de mate waarin

gedrag extern gereguleerd wordt. Daarnaast zal de mate waarin gedrag geïdentificeerd

gereguleerd wordt dalen.

Naast de attitudes ten aanzien van BOB-campagnes, wordt er ook een samenhang

verwacht tussen de attitudes ten aanzien van rijden onder invloed en de affiche metingen.

Risicoperceptie vertoont een significante samenhang met de mate waarin de affiche als

controlerend wordt gepercipieerd. Hoe hoger bestuurders het risico van rijden onder invloed

inschatten, hoe meer een affiche die over rijden onder invloed handelt, wordt gepercipieerd

Page 37: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

37

als controlerend. In overeenstemming met de verwachtingen hangt risicoperceptie ook

significant samen met geïdentificeerde regulatie. Bestuurders zullen beslissen om niet te

rijden onder invloed volgens geïdentificeerde motieven wanneer men de risico’s van rijden

onder invloed hoog schat. Verder is risicoperceptie positief gecorreleerd met

geïntrojecteerde regulatie.

Kennis is significant gecorreleerd met de mate waarin de affiche als informerend

wordt beschouwd. Hoe groter het gebrek aan kennis, hoe meer dit wordt beschouwd als

informerend. Verder hangt een gebrek aan kennis samen met externe motieven om niet te

rijden onder invloed.

Wat verder opvalt, is dat hoe meer rijden onder invloed sociaal aanvaard wordt, hoe

meer bestuurders een negatieve attitude vertonen ten aanzien van de affiche. In

overeenstemming met de verwachtingen, hangt een hoge mate van sociale

aanvaardbaarheid van rijden onder invloed samen met een mindere mate aan

geïdentificeerde motieven om niet te rijden onder invloed.

Tot slot kan opgemerkt worden dat reactantie ongecorreleerd is met al de

verschillende affiche uitkomsten. Bij verdere analyse waarbij naar het correlatiepatroon van

de twee behoeftes afzonderlijk wordt gekeken, valt op dat bij de behoefte aan

verbondenheid geen significante correlaties worden geobserveerd tussen reactantie en de

uitkomstvariabelen. Dit staat in contrast tot de geobserveerde samenhang bij de conditie

autonomie. In deze conditie hangt reactantie samen met de mate waarin wordt gehandeld

volgens externe (r (114) = -.34, p < .01) en geïntrojecteerde motieven (r(114) = -.38, p < .01).

Verder hangt reactantie ook samen met de mate waarin de affiche als informerend wordt

beschouwd (r (144) = -.29, p < 05).

Page 38: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

38

Tabel 2. Correlaties tussen premetingen en affiche specifieke metingen

M SD 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

Premetingen

1. Leeftijd

28.25 11.64 -

2. Rijervaring 8.93 11.02 .98** -

3. Opleidingsniveau 8.46 1.54 -.31** -.30 -

4. Reactantie 2.74 .52 -.03 -.05 -.19* -

5. Risicoperceptie 4.28 .58 .13 .14 .04 -.01 -

6. Sociale Norm 2.31 .67 .00 -.01 -.09 .20* -.32** -

7. Kennis 2.00 .62 -.14 -.10 -.05 .01 -.26** .29** -

8. Informerend 3.06 .96 -.16 -.14 .14 -.05 -.19* -.05 -.01 -

9. Controlerend 1.80 .60 -.29** -.29** -.05 .26** -.10 .22* .31** .18 -

Affichemetingen

10. Attitude 2.61 .77 .05 .06 .04 -.15 .12 -.24* .10 .43** .05 -

11. Informerend 2.84 .87 -.14 -.12 .02 -.02 .08 -.08 .23* .43** .18 .54** -

12. Controlerend 3.47 .67 -.23* -.22* .16 -.09 .27** -.24* -.08 .35** -.08 .38** .43** -

13. Geïdentificeerd 4.18 .87 -.24* -.23* .11 -.00 .25** -.24** -.18 .24* -.22* .22* .24** .89** -

14. Geïntrojecteerd 2.95 .91 -.15 -.14 .09 -.15 .20* -.18 .06 .52** .06 .52** .75** .62** .41** -

15. Extern 2.93 1.02 -.17 -.15 -.02 -.06 -.04 .01 .29** .36** .21* .45** .88** .34** .16 .63** -

Noot: * p < .05, ** p <.01

Page 39: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

39

Multivariate Herhaalde Metingenanalyses.

Hoofd- en interactie-effecten van de gemanipuleerde variabelen.

Om na te gaan of er een verschil is tussen de originele en de aangepaste affiche,

tussen de behoeftes waarop wordt ingespeeld en de volgorde van de aangeboden affiches,

wordt er een multivariate herhaalde metinganalyse uitgevoerd. De binnen-persoon factor is

de aanpassing die werd doorgevoerd in de affiches. De behoefte die wordt aangesproken in

de affiche en de volgorde waarin de affiche werd aangeboden worden beschouwd als een

tussenpersoon factor. Geslacht en rijervaring worden opgenomen als covariaten. De

gemiddelde scores van de proximale en distale uitkomsten staan vermeld in Tabel 3. De

verschillende hoofd- en interactie effecten van deze variabelen op de uitkomstvariabelen

worden teruggevonden in Tabel 4.

De aanpassing die werd doorgevoerd bij de affiches brengt geen significante

hoofdeffecten naar voor. Het type behoefte dat werd aangeboden, gaat wel gepaard met

een aantal hoofdeffecten. Zo wordt er een hoofdeffect teruggevonden bij de attitude ten

aanzien van de affiche en de mate waarin de affiche als informerend wordt gepercipieerd.

Deelnemers in de conditie autonomie blijken gemiddeld een positievere attitude te vertonen

dan de deelnemers in de conditie verbondenheid. Daarnaast beschouwen de deelnemers de

affiche eerder als informerend wanneer ze zich in de behoefte autonomie bevonden, dan

mochten ze in de behoefte verbondenheid zijn ingedeeld. Ook wordt er een hoofdeffect

geobserveerd in de volgorde van aanbieding bij attitude en geïdentificeerde regulatie. De

affiche die als eerste wordt aangeboden, rapporteert gemiddeld lagere scores dan de affiche

die als tweede wordt aangeboden.

De volgorde waarin de originele en aangepaste affiches worden aangeboden, brengt

verschillende significante interactie-effecten naar voor. Deze interactie-effecten worden

gerapporteerd bij de attitude, het informerend en controlerend karakter van de affiche en

de mate van geïntrojecteerde regulatie. De attitude ten aanzien van de affiches verschilt,

afhankelijk van de volgorde waarin de affiches werden aangeboden. De affiche die als

tweede werd aanboden, werd positiever bevonden dan de affiche die als eerste werd

aangeboden. Deze samenhang werd gevonden bij de originele affiche (Aanbieding 1: M =

2.38, SD = .88; Aanbieding 2: M = 2.97, SD = .94), alsook bij de aangepaste affiche

(Aanbieding 1: M = 2.51, SD = .70; Aanbieding 2: M = 2.58, SD = 1.03). Ook de mate waarin

de affiche als informerend en controlerend wordt gepercipieerd, varieert afhankelijk van de

Page 40: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

40

volgorde van aanbieding. De eerste aanbieding zal samengaan met een lagere score op de

mate waarin de affiche als informerend wordt gepercipieerd vergeleken met de tweede

aanbieding. Het verschil tussen beide aanbiedingen was wederom groter bij de originele

(Aanbieding 1: M = 2.65, SD = .94; Aanbieding 2: M = 3.01, SD = .93) dan bij de aangepaste

affiche (Aanbieding 1: M = 2.78, SD = .85; Aanbieding 2: M = 2.94, SD = 1.13). Hetzelfde

effect wordt gerapporteerd in de mate waarin de affiche als controlerend wordt beschouwd.

De originele affiche (Aanbieding 1: M = 3.08, SD = .78; Aanbieding 2: M = 3.78, SD = .83)

vertoonde wederom een groter verschil dan de aangepaste affiche (Aanbieding 1: M = 3.34,

SD = .46; Aanbieding 2: M = 3.68, SD = .91). De mate waarin het gedrag gestuurd wordt door

geïntrojecteerde motieven, varieert ook afhankelijk van de volgorde van aanbieding. De

affiche die als eerste wordt aangeboden, rapporteert lagere scores dan de affiche die als

tweede werd aangeboden. Het verschil in volgorde van aanbiedingen is groter bij de

originele affiche (Aanbieding 1: M = 2.84, SD = .97; Aanbieding 2: M = 3.05, SD = .90) dan de

aangepaste affiche (Aanbieding 1: M = 2.92, SD = .93; Aanbieding 2: M = 2.99, SD = 1.08).

Opvallend is dat voor de mate waarin gedrag gestuurd wordt door geïdentificeerde

motieven geen interactie-effect wordt teruggevonden. Het hoofdeffect kan dus gewoon

geïnterpreteerd worden.

Verder worden er ook een aantal interactie-effecten gerapporteerd tussen de

behoefte die wordt aangeboden en de aanpassing van de affiche. Deze interactie-effecten

worden geobserveerd bij de mate waarin de affiche als controlerend wordt gepercipieerd,

alsook de mate waarin gedrag gestuurd wordt door geïdentificeerde motieven. Wat opvalt,

is dat voor deze uitkomstvariabelen geen hoofdeffect werden gerapporteerd. In de conditie

autonomie (M = 3.63, SD = .64) wordt de aangepaste affiche eerder als controlerend

beschouwd dan in de conditie verbondenheid (M = 3.38, SD = .81). De originele affiche zal

echter minder als controlerend worden beschouwd in de conditie autonomie (M = 3.41, SD =

.80) vergeleken met de conditie verbondenheid (M = 3.46, SD = .96). De mate waarin gedrag

geïdentificeerd gereguleerd wordt, is in de aangepaste affiche hoger voor de conditie

autonomie (M = 4.60, SD = .74) dan voor de conditie verbondenheid (M = 4.18, SD = .95). De

originele affiche rapporteert echter een hogere score in de conditie verbondenheid (M =

4.06, SD = .93)dan de conditie autonomie (M = 4.19, SD = 1.04).

Page 41: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

41

Tabel 3. Descriptieven van de uitkomstvariabelen

Autonomie Verbondenheid

Origineel Aanpassing Origineel Aanpassing Eerst

aangeboden Tweede

aangeboden Eerst

aangeboden Tweede

aangeboden Eerst

aangeboden Tweede

aangeboden Eerst

aangeboden Tweede

aangeboden

M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) Proximale uitkomsten

Attitude 2.67 (.81) 3.22 (.92) 2.85 (.63) 3.11 (.93) 2.06 (.86) 2.71 (.90) 2.17 (.61) 2.01 (.82)

Informerend 2.80 (.94) 3.14 (.91) 2.97 (.95) 3.29 (.99) 2.48 (.94) 2.87 (.91) 2.59 (.69) 2.57 (1.16)

Controlerend 3.17 (.63) 3.66 (.88) 3.40 (.48) 3.89 (.69) 2.99 (.92) 3.91 (.77) 3.30 (.45) 3.46 (1.07)

Distale uitkomsten Geïdentificeerde

regulatie 4.03 (.88) 4.10 (1.00) 4.39 (.69) 4.21 (.78) 3.88 (1.13) 4.48 (.87) 4.39 (.67) 4.21 (.78)

Geïntrojecteerde regulatie

2.99 (.94) 3.08 (.92) 3.01 (1.05) 3.26 (.95) 2.67 (.99) 3.02 (.90) 2.83 (.80) 2.70 (1.15)

Externe regulatie 3.17 (1.05) 3.15 (.97) 3.02 (1.05) 3.13 (1.08) 2.70 (1.14) 2.86 (.96) 2.81 (1.00) 2.58 (1.18)

Noot: * p < .05, ** p <.01

Page 42: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

42

Tabel 4. Tabel met hoofd- en interactie-effecten van gemanipuleerde variabelen

Binnen-Persoonseffecte

n

Tussen- Persoonseffecten

Binnen- X Tussen-Persoonsinteracties

Aanpassing Type Behoefte Volgorde Aanpasing X Type Behoefte

Aanpassing X Volgorde Type behoefte X Volgorde

F(1,108) F(1,108)

F (1,108) F (1,108)

F(1,108) F(1,108)

Proximale Uitkomsten

Attitude .02 .00 34.30** .24 4.48* .04 3.33 .03 13.26** .11 .84 .01

Informerend .00 .00 6.24* .06 .56 .01 2.79 .03 11.32** .10 .59 .01

Controlerend .01 .00 .88 .01 3.57 .03 4.63* .04 56.04** .34 2.82 .03

Distale Uitkomsten

Geïdentificeerde

regulatie

.02 .00 .01 .00 6.02* .05 5.65* .05 .14 .00 1.88 .02

Geïntrojecteerde

regulatie

.01 .00 2.64 .02 .40 .00 1.99 .02 4.81* .04 1.05 .01

Externe regulatie .30 .00 3.28 .03 .21 .00 .00 .00 .06 .00 .81 .01

Noot: * p < .05, ** p <.01

Page 43: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

43

Effect van de distale moderator.

Effect van reactantie. Na te hebben onderzocht of er een verschil is tussen de

originele en de aangepaste affiche, tussen de behoeftes waarop wordt ingespeeld en de

volgorde van de aangeboden affiches, wordt er nagegaan wat het effect van de moderator

reactantie is op dit verschil. Dit modererend effect wordt nagegaan aan de hand van een

multivariate herhaalde metingsanalyse. De binnen- en tussen-persoons variabelen blijven

gelijk, alleen wordt reactantie extra opgenomen als covariaat naast geslacht en rijervaring.

De resultaten met de verschillende hoofd- en interactie-effecten worden vermeld in Tabel 5.

Er worden geen hoofdeffecten gerapporteerd bij reactantie. Er worden wel

verschillende interactie-effecten gerapporteerd. Deze interactie-effecten worden vermeld

tussen reactantie en het type behoefte waarop wordt ingespeeld bij het informerend

karakter van de affiche en de mate van externe regulatie. Om deze interactie goed te

kunnen interpreteren werden een reeks regressie-analyses uitgevoerd waarbij de

samenhang tussen reactantie en het informerend karakter binnen elke conditie werd

nagegaan, hierbij controlerend voor relevante achtergrondkenmerken. Wat betreft de

conditie autonomie worden significant lagere scores gerapporteerd op het informerend

karakter naargelang de mate van reactantie toeneemt (β = -.29, p = .026). De affiches

worden meer gepercipieerd als informerend, indien de persoon weinig reactantie vertoont.

In de conditie verbondenheid wordt er geen significant effect waargenomen in de

samenhang tussen reactantie en het informerend karakter (β =.17, ns). Daarnaast werd er

ook een regressie-analyse uitgevoerd waarbij de samenhang tussen reactantie en de mate

van externe regulatie binnen elke conditie werd nagegaan. Wat betreft de conditie

verbondenheid wordt er geen significant effect waargenomen in de samenhang tussen

reactantie en de mate van externe regulatie (β = .13, ns). In de conditie autonomie zal een

toename in de mate van reactantie samenhangen met een daling van de mate van externe

regulatie (β = -.38, p = .002).

Tot slot kan er ook nog een driewegs-interactie-effect worden geobserveerd tussen

het type behoefte en de mate van reactantie op de attitude ten aanzien van de originele en

aangepaste affiche, F(1,105) = 8.72, p < .05. Door middel van een reeks van regressie-

analyses waarbij de samenhang tussen reactantie, behoefte en de attitude wordt nagegaan,

wordt getracht deze interactie beter te begrijpen. In de conditie verbondenheid wordt zowel

voor de originele affiche (β = -.08, ns) als voor de aangepaste affiche (β = .02, ns) geen

Page 44: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

44

significant verband gevonden voor de samenhang tussen reactantie en de attitude. In de

conditie autonomie wordt er ook geen significante samenhang gevonden na het zien van de

originele affiche (β = -.01, ns). Na het zien van de aangepaste affiche wordt er wel een

significante samenhang geobserveerd (β = -.44, p = .001). Naarmate de reactantie toeneemt,

zal er een daling plaatsvinden in de attitude ten aanzien van de affiche.

Page 45: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

45

Tabel 5. Tabel met hoofd- en interactie-effecten van gemanipuleerde variabelen , moderator reactantie

Binnen-Persoonseffec

ten

Tussen- Persoonseffecten

Binnen- X Tussen-Persoonsinteracties Moderatoren

Aanpassing Type Behoefte

Volgorde Aanpasing X Type

Behoefte

Aanpassing X Volgorde

Type behoefte X Volgorde

Reactantie Aanpassing X Reactantie

Type behoefte X Reactantie

Volgorde X Reactantie

F(1,105) F(1,105) F(1,105) F(1,105) F(1,105) F(1,105) F(1,105) F(1,105) F(1,105) F(1,105)

Proximale Uitkomsten

Attitude .36 .00 6.34* .06 .19 .00 5.87* .05 .17 .00 .37 .00 3.60 .03 .93 .01 2.17 .02 .00 .00

Informerend 1.16 .01 8.49** .05 .84 .01 .55 .01 3.56 .03 .35 .00 .47 .00 1.64 .02 6.36* .06 1.30 .01

Controlerend .37 .00 2.50 .02 1.90 .02 .23 .00 4.71* .04 2.18 .02 .83 .01 .26 .00 1.98 .02 1.01 .01

Distale Uitkomsten

Geïdentificeerde regulatie

.07 .00 2.02 .02 3.80 .04 .01 .00 .12 .00 1.63 .02 .00 .00 .02 .00 1.94 .02 2.21 .02

Geïntrojecteerde regulatie

1.19 .01 4.75* .04 .15 .00 .06 .00 1.46 .01 .53 .01 3.29 .03 2.36 .02 3.71 .03 .33 .00

Externe regulatie

1.65 .02 9.82** .08 1.62 .02 2.02 .02 .29 .00 .42 .00 1.87 .02 2.10 .02 8.27** .07 2.14 .02

Noot: * p < .05, ** p <.01

Page 46: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

46

Effect van proximale moderatoren.

Effect attitude ten aanzien van rijden onder invloed. Na te hebben onderzocht of er

een verschil is tussen de originele en de aangepaste affiche, tussen de behoeftes waarop

wordt ingespeeld en de volgorde van de aangeboden affiches, wordt er nagegaan wat het

effect van de moderator attitude ten aanzien van rijden onder invloed is op dit verschil. Dit

modererend effect wordt nagegaan aan de hand van een multivariate herhaalde

metingsanalyse. De binnen- en tussen-persoons variabelen blijven gelijk. De attitude ten

aanzien van rijden onder invloed, bestaande uit kennis, sociale norm en risicoperceptie,

wordt extra opgenomen als covariaat naast geslacht en rijervaring. Daarnaast wordt deze

moderator ook verder gecontroleerd voor volgorde-effecten. De resultaten met de

verschillende hoofd- en interactie-effecten worden vermeld in Tabel 6.

Er worden meerdere significante hoofdeffecten gerapporteerd bij de verschillende

moderatoren. Er kan een hoofdeffect worden teruggevonden bij risicoperceptie op het

controlerend karakter van de affiches en de geïntrojecteerde regulatie. Hoe hoger men de

risico’s van rijden onder invloed inschat, hoe meer de affiches als controlerend worden

ervaren. Het gedrag zal meer gereguleerd worden door geïntrojecteerde motieven naarmate

de risicoperceptie van rijden onder invloed toeneemt. Ook wordt er een hoofdeffect

gerapporteerd bij sociale norm op de attitude ten aanzien van de affiche. Hoe meer rijden

onder invloed sociaal wordt aanvaard, hoe negatiever de attitude ten aanzien van de affiche

zal worden. Tot slot worden er drie significante hoofdeffecten gerapporteerd bij kennis. Een

gebrek aan kennis zal gepaard gaan met een positievere attitude tegenover de affiche. Ook

zal de affiche meer gepercipieerd worden als informerend. Bovendien blijkt dat een gebrek

aan kennis samenhangt met gedrag dat eerder gereguleerd wordt door externe motieven.

Naast de verschillende hoofdeffecten, wordt er ook één interactie-effect

gerapporteerd. Door middel van een reeks regressie-analyses wordt geprobeerd om de

samenhang tussen risicoperceptie en het controlerend karakter van de affiche beter te

begrijpen over de volgorde van aanbieding heen. Als de aangepaste affiche als eerste wordt

aangeboden, wordt er geen significant effect waargenomen in de samenhang (β = .03, ns).

Wanneer de originele affiche als eerste wordt aangeboden, zal een toename in de

risicoperceptie gepaard gaan met een toename in de perceptie van de affiche als

controlerend (β = .40, p = .002). Er worden geen interactie-effecten gerapporteerd tussen de

moderatoren en de aanpassing van de affiches.

Page 47: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

47

Tot slot wordt er een drie-wegs-interactie-effect gerapporteerd tussen aanpassing,

volgorde en risicoperceptie op de geïdentificeerde regulatie F(1,102) = 5.12, p < .05.

Opnieuw zal door een reeks van regressie-analyses een beter zicht verkregen worden op

deze interactie. Er wordt een significante samenhang gerapporteerd tussen risicoperceptie

en de geïdentificeerde regulatie wanneer de originele affiche als eerste wordt aangeboden

(β = .41, p = .001). Mocht de originele affiche als tweede worden aangeboden, wordt er geen

significante samenhang gerapporteerd (β = -.03, ns). Verder wordt er ook geen significante

samenhang gerapporteerd wanneer de aangepaste affiche als eerste wordt getoond (β = .17,

ns). Wel kan er een significant effect worden gerapporteerd wanneer de aangepaste affiche

als tweede wordt aangeboden (β = .28, p = .038).

Page 48: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

48

Tabel 6.Tabel met hoofd- en interactie-effecten van gemanipuleerde variabelen , moderator attitudes ten aanzien rijden onder invloed

Binnen-

Persoonseffecten

Tussen- Persoonseffecten

Binnen- X Tussen-Persoonsinteracties Moderatoren

Aanpassing Type Behoefte Volgorde Aanpasing X Type Behoefte

Aanpassing X Volgorde

Type behoefte X Volgorde

Risicoperceptie Sociale Norm Kennis

F(1,102) F(1,102) F(1,102) F(1,102) F(1,102) F(1,102) F(1,102) F(1,102) F(1,102)

Proximale uitkomsten

Attitude .01 .00 31.85** .24 2.62 .03 2.82 .03 .68 .01 .23 .00 .12 .00 6.72* .06 4.17* .04

Informerend .24 .00 5.10* .05 .16 .00 2.09 .02 .88 .02 .22 .00 2.45 .02 .58 .01 6.39* .06

Controlerend .24 .00 .59 .01 3.75 .04 3.66 .04 2.45 .02 2.88 .03 4.48* .04 2.02 .02 .01 .00

Distale uitkomsten

Geïdentificeerde

regulatie

.17 .00 .00 .00 1.69 .02 3.81 .04 2.83 .03 2.47 .02 2.63 .03 2.04 .02 1.33 .01

Geïntrojecteerde

regulatie

.38 .00 1.79 .02 .01 .00 2.60 .03 2.13 .02 .73 .01 4.26* .04 1.15 .01 1.61 .02

Externe regulatie 1.17 .01 2.50 .02 .01 .00 .00 .00 .01 .00 .22 .00 .48 .01 .04 .00 7.47** .07

Noot: * p < .05, ** p <.01

Page 49: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

49

Effect attitude ten aanzien van BOB-campagnes. Na te hebben onderzocht of er een

verschil is tussen de originele en de aangepaste affiche, tussen de behoeftes waarop wordt

ingespeeld en de volgorde van de aangeboden affiches wordt er nagegaan wat het effect

van de moderator attitude ten aanzien van BOB-campagnes op dit verschil is. Dit

modererend effect wordt nagegaan aan de hand van een multivariate herhaalde

metingsanalyse. De binnen- en tussen-persoons variabelen blijven gelijk. De attitude ten

aanzien van BOB-campagnes, bestaande uit perceptie informerend en perceptie

controlerend, wordt extra opgenomen als covariaat naast geslacht en rijervaring. Daarnaast

wordt deze moderator ook verder gecontroleerd voor volgorde-effecten. De resultaten met

de verschillende hoofd- en interactie-effecten worden vermeld in Tabel 7.

De mate waarin BOB-campagnes in het algemeen als informerend wordt

gepercipieerd, vertoont hoofdeffecten over alle uitkomstvariabelen heen. Hoe meer BOB-

campagnes als informerend worden beschouwd, hoe positiever de attitude tegenover de

affiches. Daarnaast zal dit ook gepaard gaan met een hogere score op het informerend en

controlerend karakter van de affiches. Gedrag zal ook in hogere mate gereguleerd worden

door geïdentificeerde, geïntrojecteerde en externe motieven. Bovendien worden ook

hoofdeffecten gerapporteerd bij de mate waarin BOB-campagnes als controlerend worden

gepercipieerd. Hoe groter de gerapporteerde score is voor het controlerend karakter van

BOB-campagnes, hoe minder controlerend de affiches worden gepercipieerd. Gedrag zal

minder door geïdentificeerde motieven worden gereguleerd, indien BOB-campagnes meer

als controlerend worden gepercipieerd.

Meerdere significante interactie-effecten worden gerapporteerd bij de verschillende

moderatoren. Zo zal de mate waarin BOB-campagnes als informerend worden

gepercipieerd, samengaan met verschillende scores op geïdentificeerde regulatie bij de

originele en aangepaste affiche. De aangepaste affiche vertoont een samenhang waarbij een

hogere mate aan geïdentificeerde regulatie wordt geobserveerd wanneer de BOB-

campagnes als weinig informerend wordt gepercipieerd (β = .05). Na het uitvoeren van

follow-up analyses bleek deze samenhang echter niet significant te zijn Naarmate het

informerend karakter van BOB-campagnes in het algemeen toeneemt, zal gedrag

gereguleerd door geïdentificeerde motieven sterker stijgen bij de originele affiche(β = .27)

Deze samenhang bleek na follow-up analyses wel significant te zijn (p = .003). Ook wordt er

een interactie-effect gerapporteerd tussen de aanpassing van de affiches en de mate waarin

Page 50: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

50

BOB-campagnes als controlerend worden gepercipieerd. Deze interactie-effecten situeren

zich in de samenhang van BOB-campagnes als controlerend met de perceptie van de affiches

als informerend, alsook met de mate waarin gedrag gestuurd wordt door geïntrojecteerde

en externe regulatie. Naarmate BOB-campagnes als controlerend worden gepercipieerd, zal

dit samenhangen met een perceptie van de affiches als informerend. Dit effect is groter bij

de originele affiche (β = .23), dan bij de aangepaste affiche (β = .03). Na follow-up analyses

bleek alleen de samenhang bij de originele affiche significant te zijn (p = .02). Daarnaast zal

in de aangepast affiche een perceptie van BOB-campagnes als controlerend, samenhangen

met een daling van gedrag dat gereguleerd wordt door geïntrojecteerde motieven. Deze

daling is groter in de aangepaste affiche (β = -.04) dan in de originele affiche (β = .10). Na

follow-up analyses, bleken deze samenhangen beiden niet significant te zijn. Verder wordt

bij het observeren van de samenhang tussen de perceptie van BOB-campagnes als

controlerend en de externe regulatie, een stijging waargenomen in de externe regulatie na

het zien van de originele (β = .22) en de aangepaste affiche (β = .08). Na follow-up analyses

blijkt alleen de samenhang bij de originele affiche significant te zijn (p = .02)

Bovendien wordt er nog een drie-wegs-interactie-effect gerapporteerd tussen de

volgorde waarin de aangepaste en originele affiches worden aangeboden en de perceptie

van BOB-campagnes als informerend op de mate waarin de affiches als controlerend worden

beschouwd, F(1,104) = 4.58, p < .05. Om dit interactie-effect beter te begrijpen, wordt een

reeks van regressie-analyses uitgevoerd waarbij de samenhang tussen de perceptie van BOB-

campagnes als informerend, de volgorde en de perceptie van de affiches als controlerend

wordt nagegaan. De mate waarin BOB-campagnes worden gepercipieerd als informerend,

zal niet samenhangen met een verschil in score wanneer de aangepaste affiche als eerste

wordt aangeboden (β = .09, ns) of als tweede (β = .18, ns). Wanneer de originele affiche als

tweede wordt aangeboden, zal er een significante samenhang gerapporteerd worden tussen

de perceptie van BOB-campagnes als informerend en de perceptie van de affiche als

controlerend. Een toename in de perceptie van BOB-campagnes als informerend hangt

samen met een toename van de originele affiche als controlerend (β = .42, p = .001). Er

wordt geen gelijkaardig samenhang waargenomen mocht de originele affiche als eerste

worden aangeboden (β = .21, ns).

Page 51: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

51

Tabel 7. Tabel met hoofd- en interactie-effecten van gemanipuleerde variabelen , moderator BOB-campagnes

Noot: * p < .05, ** p <.01

Binnen-Persoonseffecten

Tussen- Persoonseffecten

Binnen- X Tussen-Persoonsinteracties Moderatoren

Aanpassing Type Behoefte Volgorde Aanpasing X Type Behoefte

Aanpassing X Volgorde

Type behoefte X Volgorde

BOB Algemeen Informerend

BOB Algemeen controlerend

Aanpassing X BOB Algemeen

informerend

Aanpassing X BOB Algemeen controlerend

F(1,104) F(1,104) F(1,104) F(1,104) F(1,104) F(1,104) F(1,104) F(1,104) F(1,104) F(1,104)

Proximale Uitkomsten

Attitude .25 .00 50.32** .33 4.91* .05 2.60 .02 .11 .00 .04 .00 37.75** .27 .08 .00 2.25 .02 .19 .00

Informerend 2.15 .00 8.48** .08 2.14 .02 3.38 .03 2.44 .02 .04 .00 27.72** .21 .12 .00 .02 .00 5.29* .05

Controlerend 1.32 .01 1.50 .01 .29 .00 3.28 .03 .14 .00 1.43 .01 12.51** .11 4.59* .04 2.09 .02 .43 .00

Distale Uitkomsten

Geïdentificeerde

regulatie

4.35* .04 .15 .00 .09 .00 5.18* .05 1.75 .02 .92 .01 5.60* .05 11.52** .10 12.05** .10 .36 .00

Geïntrojecteerde

regulatie

1.93 .02 5.10* .05 .19 .00 1.79 .02 .00 .00 .08 .00 36.92** .26 .69 .01 .94 .01 7.08** .06

Externe regulatie 1.87 .02 4.20* .04 1.49 .01 .13 .00 .90 .01 .20 .00 17.18** .14 .64 .01 .95 .01 4.24* .04

Page 52: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

52

Discussie

Onderzoek over verschillende domeinen heen, gaande van school, werk tot sport,

heeft reeds het nut bewezen van de ZDT (Deci & Ryan, 2002). Daarnaast zijn er ook al een

aantal stappen genomen om de rol van de ZDT in de verkeerscontext te onderzoeken

(Driesen, 2007; Reijns, 2011). De huidige scriptie tracht aan dit onderzoek een bijdrage te

leveren door zich te focussen op de BOB-campagnes en hun invloed op het gedrag van

bestuurders. Dit zal gebeuren aan de hand van drie onderzoekstellingen.

Het Effect van Aanpassing, Behoefte en Volgorde

De eerste doelstelling van het huidige onderzoek tracht na te gaan of er een verschil

kan worden geobserveerd tussen de originele affiche en de aangepaste affiche, tussen de

behoeftes waarop wordt ingespeeld en de volgorde waarin deze affiches worden

aangeboden. Dit wordt onderzocht aan de hand van de uitkomstvariabelen perceptie van de

affiche en de motivatie om niet te rijden onder invloed. Eerder onderzoek van Driesen

(2007) en Reijns (2011) toonde aan dat er drie verschillende vormen van regulatie kunnen

worden waargenomen om de verkeersregels te volgen, namelijk geïdentificeerde,

geïntrojecteerde en externe regulatie. Daarnaast heeft Reijns (2011) aangetoond dat er een

samenhang bestaat tussen de vormen van regulatie enerzijds en de attitudes ten aanzien

van onbemande camera’s of snelheidsindicatieborden anderzijds. Deze

snelheidsbeperkende middelen kunnen namelijk als informerend of controlerend

beschouwd worden. In lijn van deze onderzoeken, wordt nagegaan of de aanpassing van de

affiche gepaard gaat met een wijziging van de regulatie om niet te rijden onder invloed.

Daarnaast wordt ook nagegaan of de getoonde affiches meer als informerend, dan niet als

controlerend worden waargenomen.

Er kan geconcludeerd worden dat het doorvoeren van de aanpassing met weinig

succes gepaard ging. Er worden geen significante verschillen waargenomen tussen de

originele en de aangepaste affiche over de verschillende uitkomstvariabelen heen. Wel

worden er significante verschillende gerapporteerd tussen de twee soorten behoeftes bij

verschillende uitkomstvariabelen. Na het zien van een affiche die inspeelt op de autonomie

wordt er een positievere attitude gerapporteerd ten aanzien van de affiches vergeleken met

de affiches die inspelen op de verbondenheid. Daarnaast zullen meer bestuurders niet rijden

onder invloed door geïdentificeerde motieven. Naargelang de getoonde affiche, worden er

Page 53: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

53

ook verschillen gerapporteerd in de samenhang tussen behoefte en de perceptie van de

affiche als controlerend en de mate van geïdentificeerde regulatie. De aangepaste affiche

hangt samen met hogere scores op deze uitkomstvariabelen wanneer wordt ingespeeld op

de behoefte aan autonomie. De aangepaste affiche zal dan samenhangen met een hogere

mate aan geïdentificeerde regulatie, maar ook met een perceptie van de affiches die eerder

controlerend is. Wanneer op de behoefte aan verbondenheid wordt ingespeeld, worden

hogere scores gerapporteerd bij de originele affiche. Ook worden een aantal samenhangen

gerapporteerd tussen de uitkomstvariabele en de volgorde van aanbieden van de originele

en aangepaste affiche. Telkens ging de affiche die als tweede werd aangeboden, ongeacht

dit de originele of aangepaste affiche was, gepaard met hogere scores op de

uitkomstvariabele. Deze samenhang is te observeren bij attitude, het informerend en

controlerend karakter van de affiche, en de mate van geïdentificeerde en geïntrojecteerde

regulatie. Dit toont het belang van het gecontrabalanceerde opzet van het onderzoek aan.

Mocht deze opzet niet worden gehanteerd, waren er mogelijks verkeerdelijk conclusies

getrokken over de effectiviteit van de aanpassing.

Het Effect van de Distale Moderator

Na het verschil tussen de originele en aangepaste affiche, tussen de behoeftes en de

volgorde te zijn nagegaan op de uitkomstvariabelen, komen we aan bij de tweede

onderzoekstelling. Hierbij trachten we na te gaan wat de invloed is van reactantie op deze

verschillen. In de verkeerscontext worden aan de hand van talrijke verkeersregels de vrijheid

van bestuurders ingeperkt. Reactantie zou dus mogelijks een invloed kunnen uitoefenen op

perceptie die bestuurders hebben van de affiches, maar ook op de vorm van regulatie die

gerapporteerd zal worden.

Reactantie vertoont in de correlaties geen samenhang met de verschillende

uitkomstvariabelen. Na het opsplitsen tussen de verschillende behoeftes waarop wordt

ingespeeld, komen er wel verbanden naar boven wanneer de behoefte autonomie wordt

aangesproken. Wanneer op de behoefte aan verbondenheid wordt ingespeeld, worden geen

correlaties geobserveerd. Deze samenhang vertaalt zich ook in de resultaten die bekomen

worden na de multivariate herhaalde metingenanalyses. Dit kan er op wijzen dat wanneer

op de behoefte verbondenheid wordt ingespeeld, reactantie geen tot weinig invloed zal

uitoefenen. De behoefte aan autonomie zal samenhangen met reactantie op verschillende

Page 54: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

54

uitkomsten. Ten eerste zal een bestuurder die veel reactantie vertoont, de affiches als

minder informerend beschouwden. Dit kan mogelijks verklaard worden door de cognitieve

component waaruit reactantie bestaat. Deze cognitieve component bestaat uit cognities die

tegengesteld zijn aan het verzoek (Rains, 2013). Bestuurders kunnen deze affiches dan

mogelijks als minder informerend beschouwen door de tegenargumenten die ze zoeken

tegen de affiche. Ten tweede rapporteren bestuurders die veel reactantie vertonen, een

mindere mate aan externe regulatie. Dit is in tegenstelling met de gehanteerde

verwachtingen. Aan de hand van de cognitieve component, kan getracht worden dit toch te

verklaren. Omdat bestuurders tegenargumenten zoeken na het zien van de affiche om al dan

niet onder invloed te rijden, hebben ze verschillende zaken gewikt en gewogen, argumenten

en tegenargumenten gezocht om hun gedrag te kunnen verantwoorden. Dit kan verklaren

waarom de mate van externe regulatie lager is, aangezien gedrag dan mogelijks eerder

gestuurd wordt door geïdentificeerde en geïntrojecteerde motieven. Tot slot wordt er een

samenhang gevonden tussen de attitude ten aanzien van de aangepaste affiche en de mate

van reactantie. Bestuurders zullen de aangepaste affiche negatievere beoordelen, naarmate

ze een hogere mate van reactantie stellen. Reactantie hangt nauw samen met de autonomie

die wordt ingeperkt (Brehm, 1966; Brehm & Brehm, 1981). Doordat de aangepaste affiche zo

is ontworpen dat hij meer op de behoefte autonomie inspeelt, kan dit mogelijks verklaren

waarom er geen gelijkaardig effect wordt gevonden bij de originele affiche. De cognitieve

component van reactantie kan mogelijks wederom verklaren waarom de attitude negatiever

wordt na het zien van de affiches door het zoeken van tegenargumenten.

Het Effect van Proximale Moderatoren

De derde onderzoekstelling tracht om de invloed van meer proximale moderatoren

na te gaan op het verschil tussen de aanpassingen, behoeftes en de volgorde van

aanbieding. Deze proximale moderatoren worden opgesplitst en afzonderlijk gemeten. Het

onderzoek spitste zich eerst toe op de rol van de attitude ten aanzien van rijden onder

invloed. Deze attitude wordt gemeten aan de hand van risicoperceptie, sociale

aanvaardbaarheid en kennis omtrent rijden onder invloed. Deze drie factoren oefenen

weinig tot geen invloed uit op het effect van de aanpassing die werd doorgevoerd in de

affiche. Ze oefenen echter een meer directe invloed uit op de uitkomstvariabelen.

Bestuurders die de risico’s van rijden onder invloed inschatten, beoordelen de affiches

Page 55: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

55

eerder als controlerend. Doordat ze weten welke risico’s gepaard gaan met rijden onder

invloed, kunnen ze affiches eerder beoordelen als dwingend van karakter omdat ze het

gevoel hebben dat ze hierop worden terecht gewezen. Verder zal bij deze bestuurders ook

een hogere mate aan geïntrojecteerde regulatie worden geobserveerd. Doordat ze de

risico’s van rijden onder invloed kunnen inschatten, kunnen bestuurders zich mogelijks

schuldig voelen wanneer ze dit toch doen. Wanneer de originele affiche als eerste wordt

aangeboden, zullen bestuurders die de risico’s van rijden onder invloed kunnen inschatten,

een hogere mate aan geïdentificeerde regulatie vertonen. Bestuurders met weinig kennis

omtrent rijden onder invloed, zullen de affiches positiever beoordelen en ook meer als

informerend beschouwen. De affiches kunnen bij deze bestuurders dus een meerwaarde

betekenen om hun kennis uit te breiden. Daarnaast zal dit ook samenhangen met een

hogere mate aan externe regulatie. Doordat de bestuurders weinig kennis hebben omtrent

rijden onder invloed en de gevaren die hiermee samenhangen, zal hun gedrag mogelijks

minder gestuurd worden door geïdentificeerde of geïntrojecteerde motieven. Ze zullen dan

eerder niet rijden onder invloed om boetes te vermijden, dan omdat ze zich hierna schuldig

zullen voelen omdat het gevaarlijk is. Tot slot zullen bestuurders de affiches eerder negatief

beoordelen, wanneer in hun omgeving het sociaal aanvaardbaar is om te rijden onder

invloed.

De tweede proximale moderator die wordt onderzocht, is de attitude die bestuurders

hebben ten aanzien van BOB-campagnes in het algemeen. De mening die bestuurders

hebben gevormd over BOB-campagnes, kan namelijk ook een invloed uitoefenen op de

manier waarop ze de aangeboden affiches zullen beoordelen. Als eerste wordt gevonden dat

de mate waarin BOB-campagnes als informerend worden beschouwd, een invloed uitoefent

op al de verschillende uitkomstvariabelen. Hoe meer BOB-campagnes als informerend

worden beschouwd, hoe groter de gerapporteerde toename van al de uitkomstvariabelen.

Daarnaast wordt er een toename gerapporteerd in de mate waarin de originele affiche als

controlerend wordt gepercipieerd, wanneer deze affiche wordt aangeboden na de

aangepaste affiche. Indien BOB-campagnes als controlerend worden beschouwd, zullen de

bestuurders de getoonde affiches als minder controlerend ervaren. Dit kan mogelijks komen

doordat het beeld dat ze hebben van BOB-campagnes als dwingend van karakter, niet

overeen kwam met de perceptie van de aangeboden affiches waarna hun mening werd

bijgesteld. Daarnaast zal het gedrag van de automobilisten minder gestuurd worden door

Page 56: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

56

geïdentificeerde motieven, wanneer ze BOB-campagnes percipiëren als dwingend van

karakter. Enkele samenhangen kunnen geobserveerd worden met betrekking tot de

aanpassing van de affiches. De originele affiche rapporteert een toename in geïdentificeerde

regulatie naarmate BOB-campagnes als informerend worden gepercipieerd. Verder zal dit

ook gepaard gaan met een toename in de externe regulatie. Bij de aangepaste affiche

worden geen significante samenhangen gerapporteerd met de gedragsmotieven.

Beperkingen van het Onderzoek en Suggesties voor Bijkomend Onderzoek

Al deze bevindingen kunnen aanleiding vormen tot verder onderzoek om dit onderwerp

verder uit te spitten. De beperkingen van het huidig onderzoek kunnen tevens aanleiding geven tot

nadenken en bijgevolg tot verder onderzoek.

Voor huidig onderzoek was de steekproef net voldoende groot. De steekproef werd ook

verzameld aan de hand van online tools. Hierdoor komt de oudere populatie die zich minder online

begeeft, minder in aanmerking. Onderzoek via meerdere kanalen om zo een groot en diverse

steekproef te verzamelen, zou interessant zijn om een nog accurater beeld te krijgen van al de

verschillende verbanden die er zijn tussen BOB-campagnes en iemand zijn gedragsmotieven.

Daarnaast zou het interessant zijn om huidig onderzoek uit te voeren bij bestuurders die reeds

meermaals betrapt zijn voor het rijden onder invloed. Dit kan helpen om na te gaan welke invloed

affiches van BOB-campagnes hebben op hun intentie om te rijden onder invloed en of deze intentie

kan gewijzigd worden.

In huidig onderzoek werd er slechts ingespeeld op twee behoeftes uit de ZDT. Toekomstig

onderzoek kan het effect van alle drie de behoeftes proberen na te gaan op de motivatie om niet te

rijden onder invloed. Verder kan ook onderzocht worden welke rol BOB-campagnes hierin kunnen

spelen. Uit het onderzoek kwam namelijk naar voor dat de perceptie die bestuurders hebben van

BOB-campagnes een invloed heeft op verschillende uitkomsten. Verder onderzoek dient zich dus toe

te spitsen op de boodschap die men met deze campagnes wil uitdragen. Onderzoek kan zich ook

uitbreiden naar campagnes over te snel rijden, bellen achter het stuur, enz.

De attitude ten aanzien van alcoholcontroles werd tijdens huidig onderzoek ook bevraagd.

Hier werd echter niet verder mee gewerkt. Er kan nog verder onderzocht worden wat de invloed is

van de perceptie en ervaringen tijdens alcoholcontroles op BOB-campagnes. Toekomstig onderzoek

zou daarnaast ook kunnen nagaan of een andere opstelling van politieagenten tijdens deze

alcoholcontroles gepaard gaat met wijzigingen in de gedragsregulatie en de attitude ten aanzien van

alcoholcontroles waarbij op meer medewerking kan gerekend worden van bestuurders.

Page 57: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

57

Het huidige onderzoek is correlationeel van aard. Causale conclusies kunnen niet getrokken

worden. Enige voorzichtigheid dient dus geboden te worden bij de interpretatie van de richting van

de verbanden. Een longitudinaal onderzoek waarbij bestuurders na elke BOB-campagne worden

bevraagd, kan hiervoor interessantere data opleveren.

Conclusie

Het kader dat de ZDT biedt, wat algemeen van karakter is (Deci & Ryan, 2000) en het

theoretisch onderscheid dat gemaakt wordt tussen de verschillende soorten motivatie,

maakte het mogelijk om de rol van ZDT toe te passen op de verkeerscontext en meer

specifiek op de BOB-campagnes. In huidig onderzoek werd duidelijk dat ZDT een

meerwaarde kan betekenen in het onderzoek naar hoe mensen te motiveren om de

verkeersregels te laten volgen. Ten eerste werd gevonden dat de specifieke behoeftes

waarop werd ingespeeld, gepaard ging met verschillende uitkomsten in de perceptie van

affiches uit BOB-campagnes en de verschillende gedragsmotieven. De behoefte autonomie

leidde hierbij tot hogere scores dan de conditie verbondenheid. Door het doorvoeren van

een aanpassing kon zelfs een hogere mate aan geïdentificeerde regulatie gevonden worden

bij bestuurders indien werd ingespeelde op de behoefte aan autonomie. Ten tweede werd

gevonden dat dit verband kan variëren in de mate van reactantie die bestuurders vertonen.

Indien op de behoefte aan autonomie werd ingespeeld, kon een hogere mate aan reactantie

leidden tot een perceptie van de affiches als weinig informerend en een lagere mate aan

externe regulatie. Ten derde werd gevonden dat kennis en risicoperceptie ook een

belangrijke invloed uitoefenden op de perceptie van affiches en de gedragsmotieven. Zo ging

een gebrek aan kennis samen met een hogere mate aan gedrag dat extern gereguleerd

werd. Een hogere mate aan risicoperceptie ging dan weer gepaard met meer

geïntrojecteerde motieven. Ook hoe de omgeving tegenover rijden onder invloed staat,

oefende een invloed uit op de attitude ten aanzien van de affiches. Tenslotte bleek dat door

aanpassingen door te voeren in de affiche, geen wijziging werd verkregen. Zonder de

aanpassing oefende de perceptie van BOB-campagnes ook een invloed uit op de

gedragsmotieven. Het beleid kan dus mogelijks simpele aanpassingen doorvoeren, zoals in

de affiches, waarbij ingespeeld kan worden op specifieke behoeftes die elke mens ervaart,

en waarbij ze zich opstelt als autonomie-ondersteunend om zo verder te streven naar een

veiliger verkeer.

Page 58: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

58

Referenties

Baumeister, R. & Leary, M.R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal

attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117(3), 497-

529

Bijna één op vier bestuurders blaast positief bij controle op A12. (2014). Het nieuwsblad.

Gelezen op

http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20140216_00981550

BIVV (2013). Definitieve resultaten BOB-eindejaarscontrole [press release]. Gevonden op

http://bivv.be/frontend/files/press_releases/definitieve-resultaten-bob-

eindejaarscontroles.pdf

BIVV (2014). Resultaten van de controles van de BOB-campagnes [press release]. Gevonden

op http://bivv.be/frontend/files/press_releases/resultaten-van-de-controles-van-de-

bob-campagne-2.pdf

Black, A. E., & Deci, E. L. (2000). The effects of instructors' autonomy support and students'

autonomous motivation on learning organic chemistry: A self-determination theory

perspective. Science Education, 84, 740-756.

Brehm, J. W. (1966). A theory of Psychological Reactance. New York: Academic.

Brehm, J. W., & Brehm, S. S. (1981). Psychological reactance: A theory of Freedom and

Control. Academic press

Burton, K. D., Lydon, J. E., D'Alessandro, D. U., & Koestner, R. (2006). The differential effects

of intrinsic and identified motivation on well-being and performance: Prospective,

experimental and implicit approaches to self-determination theory.Journal of

Personality and Social Psychology, 91, 750-762.

Deci, E. L., Eghrari, H., Patrick, B. C., & Leone, D. (1994). Facilitating internalization: The self-

determination theory perspective. Journal of Personality, 62, 119-142.

Deci, E. L., La Guardia, J. G., Moller, A. C., Scheiner, M. J., & Ryan, R. M. (2006). On the

benefits of giving as well as receiving autonomy support: Mutuality in close

friendships. Personality and Social Psychology Bulletin, 32, 313-327. Doi:

10.1177/0146167205282148

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human

behavior. New York: Plenum.

Page 59: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

59

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1987). The support of autonomy and the control of

behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 1024-1037.

Deci, E.L., & Ryan, R. M. (2000). The “what” en “why” of goal pursuits: human needs and the

self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11 (4), 227-268

Deci, E. L., & Vansteenkiste, M. (2004). Self-determination theory and basic need

satisfaction: Understanding human development in positive psychology. Ricerche di

Psichologia, 27, 23-40.

Driesen, H. (2007). Waarom wij de verkeersregels respecteren: Een motivationele analyse

aan de hand van de zelf-determinatietheorie (masterproef). Faculteit psychologie en

pedagogische wetenschappen, Katholieke Universiteit Leuven, Leuven.

Fitzsimons, G. J., & Lehmann, D. R. (2004). Reactance to recoomendations: when unsolicited

advice yields contrary responses. Marketing science, 23(1), 82-94.

Doi:10.1287/mksc.1030.0033

Gagné, M. (2003). The role of autonomy support and autonomy orientation in prosocial

behavior engagement. Motivation and Emotion, 27, 199-223. Doi:

10.1023/A:1025007614869

Gagné, M., Ryan, R. M., & Bargmann, K. (2003). Autonomy support and need satisfaction in

the motivation and well-being of gymnasts. Journal of Applied Sport Psychology, 15,

372-390.

Kasser, T. (2009). Psychological need satisfaction, personal well-being, and ecological

sustainability. Ecopsychology, 1, 175-180. Doi: 10.1089/eco.2009.0025

Lavergne, K. J., Sharp, E. C., Pelletier, L. G., & Holtby, A. (2010). The role of perceived

government style in the facilitation of self-determined and non self-determined pro-

environmental behavior. Journal of Environmental Psychology, 30, 169-177.

McBride, C., Zuroff, D. C. , Ravitz, P., Koestner, R., Moskowitz, D. S., Quilty, L., & Bagby, R. M.

(2010). Autonomous and controlled motivation and interpersonal therapy for

depression: Moderating role of recurrent depression. British Journal of Clinical

Psychology, 49, 529–545.

Rains, S. A. (2013). The nature of psychological reactance revisited: a meta-analytic review.

Human Communication Research, 39, 47-73. Doi: 10.1111/j.1468-2958.2012.01443.x

Reijns, A. (2011). De correlaten van rebellie en conformeren in het verkeer (masterproef).

Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, Universiteit Gent, Gent.

Page 60: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

60

Ryan, R. M. (1995). Psychological needs and the facilitation of integrative processes. Journal

of Personality, 63, 397-427. Doi: 10.1111/j.1467-6494.1995.tb00501.x

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic

motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78. Doi:

10.1037/0003-066X.55.1.68

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2002). An overview of self-determination theory. In E. L. Deci & R.

M. Ryan (Eds.), Handbook of self-determination research (pp. 3-33). Rochester, NY:

University of Rochester Press.

Ryan, R. M., Plant, R. W., & O'Malley, S. (1995). Initial motivations for alcohol treatment:

Relations with patient characteristics, treatment involvement and dropout. Addictive

Behaviors, 20, 279-297.

Van Den Broeck, A., Lens, W., De Witte, Hans, & Van Coillie, H. (2013). Unraveling the

importance of the quantity and the quality of workers’ motivation for well-being: A

person-centered perspective. Journal of Vocational Behavior, 82, 69-78.

Doi:10.1016/j.jvb.2012.11.005

Van Petegem, S., Soenens, B., Vansteenkiste, M., & Beyers, W. (in press). Rebels with a

cause? Adolescent defiance from the perspective of reactance theory and self-

determination theory. Child Development.

Vansteenkiste, M. (2003). Straffen, belonen, Big Brother of aanleren? Het controlerend

verkeersbeleid in vraag gesteld vanuit een motivationele analyse.Verkeersspecialist,

94, 15-18.

Vansteenkiste, M., Driesen, H., & Lens, W. (2008). Boetes overtuigen mensen niet om

veiliger te rijden. Verkeersspecialist, 148, 11-15

Vansteenkiste, M., Lens, W., & Deci, E. L. (2006). Intrinsic versus extrinsic goal contents in

self-determination theory: Another look at the quality of academic motivation.

Educational Psychologist, 41(1), 19-31.

Vansteenkiste, M., Lens, W., De Witte, S., De Witte, H., & Deci, E. L. (2004). The “why” and

“why not” of job search behavior: Their relation to searching, unemployment

experience, and well-being. European Journal of Social Psychology,34, 345-363.

Vansteenkiste, M., Niemiec, C. P., & Soenens, B. (2010). The development of the five mini-

theories of self-determination theory: an historical overview, emerging trends, and

future directions. Advances in motivation and achievement, 16A, 105-165

Page 61: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

61

Vansteenkiste, M., Sierens, E., Soenens, B., & Lens, W. (2007). Willen, moeten en structuur in

de klas : over het stimuleren van een optimaal leerproces. Begeleid Zelfstandig Leren,

37, 1-27

Vansteenkiste, M., Simons, J., Lens, W., Sheldon, K. M., & Deci, E. L. (2004). Motivating

learning, performance, and persistence: The synergistic role of intrinsic goals and

autonomy-support. Journal of Personality and Social Psychology, 87 , 246-260. Doi:

10.1037/0022-3514.87.2.246

Vansteenkiste, M., & Soenens, B. (2013). Vitamines van groei: over de motiverende rol van

ouders in de opvoeding. Gent: Academia press

Vansteenkiste, M., Soenens, B., Sierens, E., & Lens, W. (2005). Hoe kunnen we leren en

presteren bevorderen? Een autonomie-ondersteunend versus controlerend

schoolklimaat. Caleidoscoop, 17 , 18-25.

Verstuyf, J., & Vansteenkiste, M. (2008). Willen versus moeten: De invloed van motivatie op

het therapeutisch proces. Agora, 24 , 7-22.

Vierlinga, K. K., Standage, M., & Treasure, D.C. (2007). Predicting attitudes and physical

activity in an ‘‘at-risk’’ minority youth sample: A test of self-determination theory.

Psychology of Sport and Exercise, 8, 795–817. doi: 10.1016/j.psychsport.2006.12.006

Weinstein, N., Przybylski, A. K., & Ryan, R. M. (2013). The integrative process: New research

and future directions. Current Directions in Psychological Science, 22, 69-74. Doi:

10.1177/0963721412468001

White, R. W. (1959). Motivation reconsidered: the concept of competence. Psychological

review, 66 (5), 297-333

Zeldman, A., Ryan, R. M., & Fiscella, K. (2004). Client motivation, autonomy support and

entity beliefs: Their role in methadone maintenance treatment. Journal of Social and

Clinical Psychology, 23, 675-696.

Page 62: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

62

Bijlage: vragenlijst

Beste

Sinds kort werk ik onder de begeleiding van prof. M. Vansteenkiste, werkzaam aan de

vakgroep persoonlijkheids-, sociale en ontwikkelingspsychologie van de Universiteit

Gent, aan een scriptie omtrent de motivatie van autobestuurders om niet te rijden onder

invloed. Specifiek gaan we in de huidige studie na wat jouw mening is omtrent de BOB-

campagne in het algemeen, de politie en een aantal affiches die binnen de BOB-

campagne worden gebruikt. We nodigen je hierbij uit om mee te werken aan dit

onderzoek.

Hier volgt praktische informatie over het onderzoek:

- Het onderzoek duurt ongeveer 20 minuten.

- Lees telkens goed de instructies die bij de stellingen worden vermeld. De meeste

stellingen

dien je te beantwoorden door een cijfer te omcirkelen dat weergeeft in welke mate een

stelling voor jou waar is.

- Wij vragen je de items eerlijk te beantwoorden. Er zijn geen goede of foute

antwoorden, enkel je persoonlijk aanvoelen en je persoonlijke overtuiging telt.

- Het invullen van deze vragenlijst verloopt anoniem, dit wil zeggen dat je identiteit dus

niet bekend gemaakt wordt aan de onderzoekers.

- Deelname aan deze studie is volledig vrijwillig. Je kan dus op elk ogenblik jouw

deelname stop zetten.

We bedanken je van harte voor je medewerking!

Evelien Moernaut, Maarten Vansteenkiste

Masterstudente psychologie Universiteit Gent Prof. Universiteit Gent

Page 63: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

63

Persoonlijke gegevens

Geslacht: (omcirkel): M / V

Leeftijd: …

Aantal jaren rijervaring: …

Gemiddeld aantal afgelegde kilometers per jaar: …

Aantal afgelegde kilometers in uw leven: …

Wat is het hoogste diploma of getuigschrift dat U behaalde?

Geen of onvolledig lager onderwijs. Hoger secundair technisch (A2)

Lager onderwijs. Hoger secundair humaniora

Lager secundair beroeps (A4). Hoger niet-universitair onderwijs (A1)

Lager secundair technisch (A3). Universitair onderwijs

Lager secundair humaniora Leercontract.

Hoger secundair beroeps Ander.

DEEL1

Page 64: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

64

PERSOONLIJKHEID

Hieronder vindt u enkele uitspraken. Gelieve voor elke bewering aan te geven in welke mate u

hiermee akkoord gaat.

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

1. Het idee alleen al om afhankelijk te zijn van anderen maakt me boos. 1 2 3 4 5

2. Ik raak gefrustreerd wanneer ik niet in staat ben om vrij en onafhankelijk

beslissingen te nemen. 1 2 3 4 5

3. Het stoort me wanneer iemand dingen aan me uitlegt die overduidelijk zijn. 1 2 3 4 5

4. Ik word kwaad als iemand mijn keuzevrijheid beperkt. 1 2 3 4 5

5. Regels lokken bij mij een gevoel van weerstand uit. 1 2 3 4 5

6. Ik vind het opwindend om anderen tegen te spreken. 1 2 3 4 5

7. Als iets verboden is, denk ik meestal: “Dat is nu precies wat ik ga doen”. 1 2 3 4 5

8. Het stelt me teleur als ik anderen zie toegeven aan de regels en

verwachtingen van de maatschappij. 1 2 3 4 5

9. Ik ben enkel tevreden als ik volledig uit vrije wil kan handelen. 1 2 3 4 5

10. Ik verzet mij als anderen me proberen te beïnvloeden. 1 2 3 4 5

11. Het maakt me kwaad als iemand zich opstelt als een rolmodel voor mij. 1 2 3 4 5

12. Als iemand mij dwingt om iets te doen, wil ik gewoon het tegenovergestelde

doen. 1 2 3 4 5

13. Ik beschouw advies van anderen als een beperking van mijn privacy. 1 2 3 4 5

14. Raad en advies zet mij meestal aan juist het omgekeerde te doen. 1 2 3 4 5

UW MENING OVER BOB-CAMPAGNES EN RIJDEN ONDER INVLOED

Page 65: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

65

Hieronder vindt u een aantal stellingen en uitspraken met betrekking tot rijden onder invloed.

Gelieve aan te geven in welke mate u met deze stellingen akkoord gaat.

Algemeen: Welke van de volgende uitspraken beschrijft het best uw algemene instelling over

rijden en drinken?

Wanneer ik nog met de auto moet rijden, drink ik geen alcohol. Wanneer ik nog met de auto moet rijden, beperk ik mijn alcoholgebruik tot de wettelijke

limiet. Wanneer ik nog met de auto moet rijden, beperk ik mijn alcoholgebruik, maar niet

noodzakelijk tot de wettelijke limiet. Ik let niet op mijn alcoholgebruik, ook al moet ik nog met de auto rijden.

Als je er met het gezin, familie of vrienden er op uit trekt, kies je er in sommige gevallen voor

om vooraf geen BOB te kiezen. Wat is jouw reden hiervoor?

Ik kies vooraf geen BOB omdat …

0 1 2 3 4 5

Nooit Een enkele

keer

Regelmatig Vaak Heel vaak Bijna altijd

15. … Omdat ik op voorhand niet weet of en hoeveel ik zal

drinken

0 1 2 3 4

5

16. … Omdat ik er (op voorhand) niet bij stil sta

0 1 2 3 4

5

17. … Omdat het risico dat ik gevat kan worden bij controles erg

klein is

0 1 2 3 4

5

18. … Omdat de kans klein is dat we een ongeval zullen hebben,

ook al heb ik iets gedronken Omdat de kans klein is dat we een

ongeval zullen hebben, ook al heb ik iets gedronken

0 1 2 3 4

5

19. … Omdat we al op voorhand beslist hebben om ter plaatse te

blijven slapen

0 1 2 3 4

5

20. … Omdat we, indien we teveel gedronken hebben, ons met

een taxi of met het openbaar vervoer naar huis laten brengen

0 1 2 3 4

5

Risicoperceptie (5ptn schaal niet akkoord – akkoord)

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch

akkoord,

noch niet

akkoord

Eerder

akkoord

helemaal

wel akkoord

21. Rijden onder invloed van alcohol verhoogt het risico op een

ongeval in sterke mate.

0 1 2 3 4

5

22. Rijden onder invloed van alcohol door anderen vormt een

grote bedreiging voor mijn veiligheid en die van mijn familie.

0 1 2 3 4

5

Page 66: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

66

23. Als je onder invloed van alcohol rijdt, is het moeilijker om

correct te reageren in een gevaarlijke situatie.

0 1 2 3 4

5

24. Eén glas boven de wettelijke limiet drinken vergroot het

ongevalsrisico niet.

0 1 2 3 4

5

25. Het risico van rijden onder invloed van alcohol is beperkt als

men langzaam en voorzichtig rijdt.

0 1 2 3 4

5

26. Als je onder invloed van alcohol rijdt, heb je een groot risico

gecontroleerd en bekeurd te worden door de politie.

0 1 2 3 4

5

Sociale norm / sociale aanvaardbaarheid ROI (5ptn schaal niet akkoord – akkoord)

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch

akkoord,

noch niet

akkoord

Eerder

akkoord

helemaal

wel akkoord

27. De meeste van mijn kennissen/vrienden vinden rijden onder

invloed van alcohol onaanvaardbaar.

0 1 2 3 4

5

28. Autobestuurders die nooit onder invloed van alcohol rijden,

zijn uitzonderingen.

0 1 2 3 4

5

29. Rijden onder invloed is aanvaardbaar als men niet ver moet

rijden of op verlaten wegen ’s nachts rijdt.

0 1 2 3 4

5

30. De meeste van mijn kennissen/vrienden zouden rijden na het

drinken van alcohol.

0 1 2 3 4

5

31. Als ik geen andere personen moet vervoeren in mijn wagen,

let ik minder op mijn alcoholconsumptie.

0 1 2 3 4

5

“Kennis” (5ptn schaal niet akkoord – akkoord)

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch

akkoord,

noch niet

akkoord

Eerder

akkoord

helemaal

wel akkoord

32. Het is moeilijk te weten wanneer men de wettelijke

alcohollimiet om te rijden juist bereikt heeft.

0 1 2 3 4

5

33. Men weet zelf het best wat de eigen limiet van alcoholgebruik

is om nog veilig met de wagen te kunnen rijden.

0 1 2 3 4

5

34. Je weet perfect of je nog in staat bent om te rijden op basis

van het aantal glazen dat je gedronken hebt.

0 1 2 3 4

5

35. Als je veel gedronken hebt, maar het laatste uur enkel water

drinkt, vermijd je te rijden onder invloed.

0 1 2 3 4

5

36. Met koffie kan je de alcoholconcentratie in je bloed of

uitgeademde lucht verlagen.

0 1 2 3 4

5

Page 67: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

67

37. Een luchtje scheppen neutraliseert de alcohol in je bloed. 0 1 2 3 4

5

Page 68: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

68

UW MENING TEN AANZIEN VAN DE POLITIE

In onderstaande vragenlijst worden een aantal stellingen gegeven met betrekking tot het

functioneren van de politie, alsook uw persoonlijke mening over de politie in het algemeen.

Gelieve aan te geven in welke mate u met onderstaande stellingen akkoord ben, ongeacht of u

reeds met politiediensten in contact bent geweest.

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

38. De politiediensten in België leveren over het algemeen goed werk. 1 2 3 4 5

39. Als burger is het makkelijk om contact te hebben met de politie. 1 2 3 4 5

40. De politie heeft een respectvolle houding ten aanzien van de burgers. 1 2 3 4 5

41. De politie behandelt iedereen op gelijke voet, ongeacht zijn nationaliteit,

geloof, sociale stand, geslacht, enz… 1 2 3 4 5

42. De politie staat steeds ten dienste van de burgers. 1 2 3 4 5

43. Wanneer ik weet heb van politiecontroles, houd ik mij extra goed aan de

verkeersregels. 1 2 3 4 5

44. Het zien van een politievoertuig maakt mij zenuwachtig wanneer ik mij in het

verkeer bevind. 1 2 3 4 5

45. Ik vind het veilig houden van de wegen en uitvoeren van controles en

toezicht houden op gevaarlijke punten, een belangrijke taak van de

politiediensten.

1 2 3 4 5

Boetes

Deze vragenlijst behandelt het behalen van verkeersboetes. Deze vragenlijst is anoniem, de

vertrouwelijkheid van de gegevens wordt gegarandeerd.

46. Heeft u, gedurende het afgelopen jaar, één of meerder verkeersboetes gekregen?

47. Zo ja, hoeveel verkeersboetes kreeg u het afgelopen jaar?

48. Zo ja, wat was (waren) de overtreding(en) die leidde(n) tot het krijgen van de verkeersboete(s)? Gelieve ook telkens aan te geven hoeveel verkeersboetes u voor

elk soort overtreding kreeg.

49. Bent u één of meerder keren betrapt voor rijden onder invloed?

50. Zo ja, hoeveel keer bent u betrapt voor rijden onder invloed?

Page 69: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

69

UW MENING OMTRENT BOB-CAMPAGNES EN ALCOHOLCONTROLES

De overheid heeft reeds enkele middelen geïntroduceerd om de verkeersveiligheid te

garanderen. Enkele van deze middelen zijn de BOB-campagnes en alcoholcontroles. Hieronder

staan een aantal stellingen betreffende deze overheidsmaatregelen. Gelieve aan te geven in

welke mate u met onderstaande stellingen akkoord bent.

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

51. Alcoholcontroles geven mij zinvolle informatie over mijn rijgedrag. 1 2 3 4 5

52. Alcoholcontroles plaatsen me onder druk om niet onder invloed te rijden. 1 2 3 4 5

53. Dankzij alcoholcontroles ben ik goed geïnformeerd over veilig rijgedrag. 1 2 3 4 5

54. Alcoholcontroles kunnen beter verwijderd worden. 1 2 3 4 5

55. Ik ervaar alcoholcontroles als betuttelend en dwingend. 1 2 3 4 5

56. Alcoholcontroles geven mij de kans om zelf te kiezen voor veilig rijden 1 2 3 4 5

57. Alcoholcontroles vormen een inbreuk op mijn privacy in het verkeer 1 2 3 4 5

58. BOB-campagnes geven mij zinvolle informatie over mijn rijgedrag. 1 2 3 4 5

59. BOB-campagnes plaatsen me onder druk om niet onder invloed te rijden. 1 2 3 4 5

60. Dankzij BOB-campagnes ben ik goed geïnformeerd over veilig rijgedrag. 1 2 3 4 5

61. BOB-campagnes kunnen beter verwijderd worden. 1 2 3 4 5

62. Ik ervaar BOB-campagnes als betuttelend en dwingend. 1 2 3 4 5

63. BOB-campagnes geven mij de kans om zelf te kiezen voor veilig rijden 1 2 3 4 5

64. BOB-campagnes vormen een inbreuk op mijn privacy in het verkeer 1 2 3 4 5

Page 70: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

70

DEEL2: AFFICHE-specifiek

In volgend onderdeel van de vragenlijst zal u een twee tal affiches zien. Na elke affiche dient u

een aantal vragen over deze affiche te beantwoorden. Bekijk de affiche dus zorgvuldig vooraleer

door te gaan naar de volgende pagina.

Conditie verbondenheid: originele affiche

SITUATIE

Wij willen graag weten wat jij van bovenstaande affiche vond door een getal tussen 1 (helemaal

niet waar) en 5 (helemaal waar) te omcirkelen.

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

65. Dit is een geloofwaardige affiche 1 2 3 4 5

66. Deze affiche motiveert mij om niet te rijden onder invloed. 1 2 3 4 5

67. Bij het zien van deze affiche geloof ik dat rijden onder invloed taboe is. 1 2 3 4 5

68. Dankzij deze affiche zal ik niet rijden onder invloed 1 2 3 4 5

69. Deze affiche geeft mij zinvolle informatie over mijn rijgedrag. 1 2 3 4 5

70. Deze affiche plaatst me onder druk om niet onder invloed te rijden. 1 2 3 4 5

Page 71: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

71

71. Dankzij deze affiche ben ik goed geïnformeerd over veilig rijgedrag. 1 2 3 4 5

72. Dergelijke affiches kunnen beter verwijderd worden. 1 2 3 4 5

73. Ik ervaar deze affiche als betuttelend en dwingend. 1 2 3 4 5

74. Deze affiche geeft mij de kans om zelf te kiezen voor veilig rijden 1 2 3 4 5

75. Deze affiche vormt een inbreuk op mijn privacy in het verkeer 1 2 3 4 5

MOTIVATIE OM NIET TE RIJDEN ONDER INVLOED

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

Na het zien van deze affiche zou ik niet rijden onder invloed omdat …

60. … ik me schuldig zou voelen als ik aan deze plicht zou verzuimen. 1 2 3 4 5

61. … dit een keuze is waar ik me volledig kan achter scharen. 1 2 3 4 5

62. … ik zo veel geld kan uitsparen. 1 2 3 4 5

63. … ik me anders slecht zou voelen. 1 2 3 4 5

64. … ik dit persoonlijk waardevol en belangrijk vind. 1 2 3 4 5

65. … ik anders een bekeuring krijg. 1 2 3 4 5

66. … ik anderen dien te bewijzen dat ik mij plichten nakom. 1 2 3 4 5

67. … ik dit persoonlijk zinvol vind. 1 2 3 4 5

68. … de wetgever me hiertoe dwingt. 1 2 3 4 5

69. … ik me zou schamen als ik ze niet zou volgen. 1 2 3 4 5

70. … dit voor mij een persoonlijk belangrijke keuze is. 1 2 3 4 5

71. … ik anders veel geld kan verliezen. 1 2 3 4 5

72. … ik anders als een slechte burger zou bekeken worden door anderen. 1 2 3 4 5

73. … dit aansluit bij mijn waarden. 1 2 3 4 5

Page 72: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

72

74. … de verkeerswet me hiertoe verplicht. 1 2 3 4 5

Page 73: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

73

Conditie verbondenheid: aangepaste affiche

SITUATIE

Wij willen graag weten wat jij van bovenstaande affiche vond door een getal tussen 1 (helemaal

niet waar) en 5 (helemaal waar) te omcirkelen.

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

76. Dit is een geloofwaardige affiche 1 2 3 4 5

77. Deze affiche motiveert mij om niet te rijden onder invloed. 1 2 3 4 5

78. Bij het zien van deze affiche geloof ik dat rijden onder invloed taboe is. 1 2 3 4 5

79. Dankzij deze affiche zal ik niet rijden onder invloed 1 2 3 4 5

80. Deze affiche geeft mij zinvolle informatie over mijn rijgedrag. 1 2 3 4 5

81. Deze affiche plaatst me onder druk om niet onder invloed te rijden. 1 2 3 4 5

82. Dankzij deze affiche ben ik goed geïnformeerd over veilig rijgedrag. 1 2 3 4 5

83. Dergelijke affiches kunnen beter verwijderd worden. 1 2 3 4 5

84. Ik ervaar deze affiche als betuttelend en dwingend. 1 2 3 4 5

Page 74: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

74

85. Deze affiche geeft mij de kans om zelf te kiezen voor veilig rijden 1 2 3 4 5

86. Deze affiche vormt een inbreuk op mijn privacy in het verkeer 1 2 3 4 5

MOTIVATIE OM NIET TE RIJDEN ONDER INVLOED

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

Na het zien van deze affiche zou ik niet rijden onder invloed omdat …

60. … ik me schuldig zou voelen als ik aan deze plicht zou verzuimen. 1 2 3 4 5

61. … dit een keuze is waar ik me volledig kan achter scharen. 1 2 3 4 5

62. … ik zo veel geld kan uitsparen. 1 2 3 4 5

63. … ik me anders slecht zou voelen. 1 2 3 4 5

64. … ik dit persoonlijk waardevol en belangrijk vind. 1 2 3 4 5

65. … ik anders een bekeuring krijg. 1 2 3 4 5

66. … ik anderen dien te bewijzen dat ik mij plichten nakom. 1 2 3 4 5

67. … ik dit persoonlijk zinvol vind. 1 2 3 4 5

68. … de wetgever me hiertoe dwingt. 1 2 3 4 5

69. … ik me zou schamen als ik ze niet zou volgen. 1 2 3 4 5

70. … dit voor mij een persoonlijk belangrijke keuze is. 1 2 3 4 5

71. … ik anders veel geld kan verliezen. 1 2 3 4 5

72. … ik anders als een slechte burger zou bekeken worden door anderen. 1 2 3 4 5

73. … dit aansluit bij mijn waarden. 1 2 3 4 5

74. … de verkeerswet me hiertoe verplicht. 1 2 3 4 5

Conditie autonomie: originele affiche

Page 75: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

75

SITUATIE

Wij willen graag weten wat jij van bovenstaande affiche vond door een getal tussen 1 (helemaal

niet waar) en 5 (helemaal waar) te omcirkelen.

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

75. Dit is een geloofwaardige affiche 1 2 3 4 5

76. Deze affiche motiveert mij om niet te rijden onder invloed. 1 2 3 4 5

77. Bij het zien van deze affiche geloof ik dat rijden onder invloed taboe is. 1 2 3 4 5

78. Dankzij deze affiche zal ik niet rijden onder invloed 1 2 3 4 5

79. Deze affiche geeft mij zinvolle informatie over mijn rijgedrag. 1 2 3 4 5

80. Deze affiche plaatst me onder druk om niet onder invloed te rijden. 1 2 3 4 5

81. Dankzij deze affiche ben ik goed geïnformeerd over veilig rijgedrag. 1 2 3 4 5

82. Dergelijke affiches kunnen beter verwijderd worden. 1 2 3 4 5

83. Ik ervaar deze affiche als betuttelend en dwingend. 1 2 3 4 5

84. Deze affiche geeft mij de kans om zelf te kiezen voor veilig rijden 1 2 3 4 5

Page 76: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

76

85. Deze affiche vormt een inbreuk op mijn privacy in het verkeer 1 2 3 4 5

MOTIVATIE OM NIET TE RIJDEN ONDER INVLOED

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

Na het zien van deze affiche zou ik niet rijden onder invloed omdat …

60. … ik me schuldig zou voelen als ik aan deze plicht zou verzuimen. 1 2 3 4 5

61. … dit een keuze is waar ik me volledig kan achter scharen. 1 2 3 4 5

62. … ik zo veel geld kan uitsparen. 1 2 3 4 5

63. … ik me anders slecht zou voelen. 1 2 3 4 5

64. … ik dit persoonlijk waardevol en belangrijk vind. 1 2 3 4 5

65. … ik anders een bekeuring krijg. 1 2 3 4 5

66. … ik anderen dien te bewijzen dat ik mij plichten nakom. 1 2 3 4 5

67. … ik dit persoonlijk zinvol vind. 1 2 3 4 5

68. … de wetgever me hiertoe dwingt. 1 2 3 4 5

69. … ik me zou schamen als ik ze niet zou volgen. 1 2 3 4 5

70. … dit voor mij een persoonlijk belangrijke keuze is. 1 2 3 4 5

71. … ik anders veel geld kan verliezen. 1 2 3 4 5

72. … ik anders als een slechte burger zou bekeken worden door anderen. 1 2 3 4 5

73. … dit aansluit bij mijn waarden. 1 2 3 4 5

74. … de verkeerswet me hiertoe verplicht. 1 2 3 4 5

Page 77: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

77

Conditie autonomie: aangepaste affiche

SITUATIE

Wij willen graag weten wat jij van bovenstaande affiche vond door een getal tussen 1 (helemaal

niet waar) en 5 (helemaal waar) te omcirkelen.

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

86. Dit is een geloofwaardige affiche 1 2 3 4 5

87. Deze affiche motiveert mij om niet te rijden onder invloed. 1 2 3 4 5

88. Bij het zien van deze affiche geloof ik dat rijden onder invloed taboe is. 1 2 3 4 5

89. Dankzij deze affiche zal ik niet rijden onder invloed 1 2 3 4 5

90. Deze affiche geeft mij zinvolle informatie over mijn rijgedrag. 1 2 3 4 5

91. Deze affiche plaatst me onder druk om niet onder invloed te rijden. 1 2 3 4 5

92. Dankzij deze affiche ben ik goed geïnformeerd over veilig rijgedrag. 1 2 3 4 5

93. Dergelijke affiches kunnen beter verwijderd worden. 1 2 3 4 5

94. Ik ervaar deze affiche als betuttelend en dwingend. 1 2 3 4 5

Page 78: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

78

95. Deze affiche geeft mij de kans om zelf te kiezen voor veilig rijden 1 2 3 4 5

96. Deze affiche vormt een inbreuk op mijn privacy in het verkeer 1 2 3 4 5

MOTIVATIE OM NIET TE RIJDEN ONDER INVLOED

1 2 3 4 5

helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Noch akkoord, noch

niet akkoord

Eerder akkoord helemaal wel

akkoord

Na het zien van deze affiche zou ik niet rijden onder invloed omdat …

60. … ik me schuldig zou voelen als ik aan deze plicht zou verzuimen. 1 2 3 4 5

61. … dit een keuze is waar ik me volledig kan achter scharen. 1 2 3 4 5

62. … ik zo veel geld kan uitsparen. 1 2 3 4 5

63. … ik me anders slecht zou voelen. 1 2 3 4 5

64. … ik dit persoonlijk waardevol en belangrijk vind. 1 2 3 4 5

65. … ik anders een bekeuring krijg. 1 2 3 4 5

66. … ik anderen dien te bewijzen dat ik mij plichten nakom. 1 2 3 4 5

67. … ik dit persoonlijk zinvol vind. 1 2 3 4 5

68. … de wetgever me hiertoe dwingt. 1 2 3 4 5

69. … ik me zou schamen als ik ze niet zou volgen. 1 2 3 4 5

70. … dit voor mij een persoonlijk belangrijke keuze is. 1 2 3 4 5

71. … ik anders veel geld kan verliezen. 1 2 3 4 5

72. … ik anders als een slechte burger zou bekeken worden door anderen. 1 2 3 4 5

73. … dit aansluit bij mijn waarden. 1 2 3 4 5

74. … de verkeerswet me hiertoe verplicht. 1 2 3 4 5

Page 79: De invloed van BOB-campagnes op ons rijgedrag: Een ......dat oorspronkelijk extern werd gereguleerd in toenemende mate als meer autonoom en zelf-gereguleerd wordt ervaren (Ryan, 1995).

79

VERKEERSAGRESSIE

Onderstaande vragenlijst bevat gevoelens en emoties die u mogelijk ervaart als bestuurder in het

verkeer. Aan de hand van bijhorende schaal kan u aanduiden hoe vaak u elk van deze gevoelens

of emoties ervaart.

0 1 2 3 4 5

Nooit Een enkele

keer

Regelmatig Vaak Heel vaak Bijna altijd

97. Ik voel dat ik agressief ben als ik rijd. 0 1 2 3 4

5

98. Ik voel dat ik mijn kalmte verlies als andere chauffeurs gekke

dingen doen.

0 1 2 3 4

5

99. Als ik probeer in te halen maar het lukt mij niet, stoort me dat. 0 1 2 3 4

5

100. Ik raak geërgerd wanneer ik achter andere auto’s rijd. 0 1 2 3 4

5

101. Ik voel me voldaan als ik andere wagens inhaal. 0 1 2 3 4

5

102. Ik voel me gespannen als ik andere wagens inhaal. 0 1 2 3 4

5

103. Ik trek het me weldegelijk aan als ik ingehaald word. 0 1 2 3 4

5

104. Ik word ongeduldig tijdens de spitsuren. 0 1 2 3 4

5

105. Als ik probeer in te halen maar het lukt mij niet, frustreert me

dat.

0 1 2 3 4

5

106. Ik voel me gefrustreerd als ik met de auto rijd. 0 1 2 3 4

5

107. Als ik geïrriteerd ben, rijd ik agressief. 0 1 2 3 4

5