DE EVOLUTIE VAN DE NOTIE STRESS - Universiteit Gent€¦ · natuurwetenschappen hanteerden de term....
Transcript of DE EVOLUTIE VAN DE NOTIE STRESS - Universiteit Gent€¦ · natuurwetenschappen hanteerden de term....
DE EVOLUTIE VAN DE NOTIE STRESS VAN STRESS NAAR BURN-OUT
Wetenschappelijke verhandeling
Aantal woorden: 19 379
Sofie Permentier
Stamnummer: 01509574
Promotor: Prof. dr. Raf Vanderstraeten
Copromotor: Prof. dr. Melissa Ceuterick
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Sociologie
Academiejaar: 2018 – 2019
1
Abstract
Stress is een fenomeen dat iedereen vandaag de dag lijkt te kennen. Er bestaat echter geen consensus
omtrent de definitie ervan op wetenschappelijk gebied. Zoals de titel stelt, bestudeert deze paper de evolutie
van de notie stress. Deze paper analyseert de manier waarop de term stress inhoudelijk evolueerde tijdens
de modernisering van de maatschappij. Daarnaast wordt nagegaan hoe de opkomst van de term burn-out
binnen deze evolutie past. Er wordt getracht om de onderzoeksvraag van deze paper te beantwoorden via
een discoursanalyse van verschillende werken omtrent stress en burn-out. De discoursen worden
geanalyseerd en vergeleken in termen van oorzaken, gevolgen en oplossingen die voor stress en burn-out
gegeven worden. Deze studie focust zich hierbij op de impact die de modernisering van onze maatschappij
hierop heeft. Dit onderzoek kan relevante resultaten opleveren aangezien er tot op de dag van vandaag
geen onderzoek bestaat over het discours van de notie stress. Ook de link met de term burn-out is
vernieuwend. Daarnaast is het interessant om dit onderwerp vanuit een sociologische invalshoek te
bestuderen. Uit de analyse blijkt dat de inhoud van de notie stress steeds complexer werd. Deze toenemende
complexiteit blijkt samen te hangen met de moderne maatschappij die steeds hogere eisen stelt aan de
individuen. De term burn-out blijkt in termen van oorzaken, gevolgen en oplossingen een complexer
fenomeen te zijn dan stress. Onze moderne maatschappij zou vandaag de dag een ongekend hoog niveau
aan stress produceren die aanleiding geeft voor het ontstaan van een burn-out.
2
Inhoudstafel:
ABSTRACT 1
1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 3
2. THEORETISCH KADER 6
2.1 STRESS 6
2.2 BURN-OUT 9 2.3 KLASSIEKE MODERNISATIETHEORIEËN 11
2.4 LINK MODERNISERING EN ONTWIKKELING STRESSBEGRIP 17
3. ONDERZOEKSVRAGEN 22
3.1 HOOFDONDERZOEKSVRAAG 22 3.2 DEELVRAGEN 22
4. ONDERZOEKSDESIGN 23
4.1 KWALITATIEF ONDERZOEK 23 4.2 SOCIAAL-CONSTRUCTIVISME 23 4.3 DISCOURSANALYSE 24 4.4 ONDERZOEKSOPZET 26
5. ANALYSE 33
6. BESLUIT 54
7. REFERENTIES 57
3
1. Inleiding en probleemstelling
West-Europa blijft de beste plek ter wereld om geboren te worden en toch is men hier doodmoe en
gestresseerd (Swinnen, 2015). Hoofdpijn, spierpijn en vermoeidheid zijn klachten waar iedereen vandaag
de dag last van lijkt te hebben. Wanneer de dokter niet meteen iets vindt, neemt men al vlug het woord
stress in de mond. Als we de media mogen geloven heeft tegenwoordig iedereen last van stress, zelfs
kinderen zouden vandaag te maken krijgen met ongezonde proporties spanning (Weening, 2016). Stress is
de laatste jaren een belangrijk sociaal probleem geworden en kreeg een eigen markt bestaande uit
psychlogen, auteurs, therapeuten, maar ook producenten van alcohol en sigaretten. Het internet en
magazines staan vol met tips om stress te voorkomen. Waar yoga, meditatie en mindfulness vroeger eerder
als zweverig werden beschouwd, zijn ze tegenwoordig zeer populair.
Hoewel iedereen vandaag de dag de term stress lijkt te kennen en gebruiken, heerst er nog steeds een
gebrek aan overeenstemming over de betekenis ervan (van der Ploeg, 2013). Wat dit fenomeen een
interessant onderzoeksobject maakt is net het feit dat iedereen het gevoel van stress kent, elk individu
voelt zich namelijk wel eens gestresseerd (Lecœur, 2011). In onze drukke tijden is stress hebben een
statussymbool geworden (Cohen, Kessler & Gordon, 1997). Het gegeven dat de term zo ingeburgerd is,
betekent niet dat iedereen de term op dezelfde manier begrijpt (van der Ploeg, 2013). Sommigen linken
stress met een gevoel van angst en cynisme. Voor anderen is stress iets puur fysiek en wordt het gelinkt
aan onder andere rugklachten en slaapproblemen. Het is net het subjectieve karakter van deze term die
voor verwarring zorgt.
Ook binnen de wetenschappelijke wereld heerst er een gebrek aan consensus over de definitie en de
relevantie van het gebruik van de term op wetenschappelijk gebied (Cohen, Kessler & Gordon, 1997). Het
is voor onderzoekers dan ook niet interessant dat de definitie allesbehalve consistent is en al meerdere
keren werd veranderd. Stress wordt vaak vergeleken met een spons aangezien de term nooit zal ophouden
om zichzelf uit te breiden met andere betekenissen (Lecœur, 2011). Stress zou zoveel verschillende
betekenissen hebben dat het volgens sommige wetenschappers een nutteloos concept zou zijn geworden
(Cohen, Kessler & Gordon, 1997). Na al die jaren van stressonderzoek werd er nog steeds geen definitie van
stress geformuleerd waar het merendeel van stressonderzoekers het mee eens is (Lazarus & Folkman,
1984).
4
De probleemstelling van deze paper focust zich op de evolutie van de notie stress. Er zal nagegaan worden
op welke manier de inhoud en betekenis van het concept stress gewijzigd is ten gevolge van de
veranderende maatschappij. In deze paper wordt er getracht om een stand van zaken op te maken over de
literatuur rond stress. Dit gebeurt aan de hand van een discoursanalyse van verschillende werken omtrent
stress en burn-out. De discoursen worden geanalyseerd en vergeleken in termen van oorzaken, gevolgen
en oplossingen. Dit kan veel duidelijk maken over de manier waarop de samenleving verwachtingen stelt
ten aanzien van individuen.
De term stress wordt sinds de zeventiende eeuw gebruikt (Mason, 1975). Recent kwam de term burn-out
op als verwijzing naar een teveel aan stress (de Rek & Hoogendijk, 2017). Burn-out wordt ernstiger
genomen dan stress en is bij uitstek de ziekte van deze tijd (Everard, 2018). Het feit dat thans een ander
woord opgeld maakt, duidt er wellicht op dat er een verandering moet plaatsgevonden hebben in de relatie
tussen de mens en maatschappij (de Rek & Hoogendijk, 2017). Er zal dus hoogstwaarschijnlijk iets veranderd
zijn in de organisatie of inrichting van de moderne maatschappij die aanleiding gaf voor het ontstaan van
de term burn-out.
Binnen deze paper wordt het discours van stress en burn-out bestudeerd, dit discours is een indicatie van
de sociale relevantie van het probleem (Everard, 2018). Men ging van het concept stress naar de term burn-
out. Het complexer worden van de term kan wijzen op een complexer wordende maatschappij. Door die
transformatie te bestuderen kan wellicht ontdekt worden waarom er die grotere maatschappelijke nadruk
op gelegd wordt. Het doel is dus om een beeld te vormen van het sociologisch discours van de notie stress
door in te gaan op een aantal publicaties. Binnen deze publicaties wordt bestudeerd hoe de definitie van
stress evolueerde tussen de zeventiende en éénentwintigste eeuw. Er wordt ook nagegaan hoe de opkomst
van de term burn-out binnen deze evolutie past. Stress en burn-out zijn twee concepten die veel aspecten
gemeenschappelijk hebben. Echter moeten er verschillen zijn die verklaren waarom er een andere term
opgang maakt.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd op basis van intellectuele redenen. De hoofdonderzoeksvraag peilt naar
de manier waarop de notie stress evolueert ten gevolge van een complexer wordende maatschappij. Dit
onderzoek zal een bijdrage leveren aan de kennis over het stressconcept. Daarnaast kan dit onderzoek een
nieuwe insteek bieden in het bestaande onderzoek omtrent de verandering van de notie stress. De
sociologische studie van stress kan een unieke bijdrage leveren aan het begrijpen van het sociale leven
5
(Pearlin, 1989). Het is van groot belang om sociale structuren en hun effecten op individueel welzijn te
bestuderen.
Op vlak van maatschappelijke relevantie kan ook een bijdrage geleverd worden. Stress is een sociaal
probleem dat de hele maatschappij treft (Cardol, Bensing, Verhaak & Bakker, 2005). Er heerst een
consensus dat er initiatieven opricht moeten worden om stress te bestrijden. Zo riep de
Wereldgezondheidsorganisatie de verschillende overheden in 1992 op om meer aandacht te hebben voor
problemen omtrent stress (Jackson, 2013). De resultaten van dit onderzoek kunnen dus wellicht interessant
en relevant zijn voor beleidsmakers. Daarnaast zijn stress en burn-out belangrijke maatschappelijke
problemen met aanzienlijke gevolgen voor de kosten van de gezondheidszorg (Cardol, Bensing, Verhaak &
Bakker, 2005). Individuen met een burn-out stoppen vaak voor een lange periode met werken
(Bourdeaud’hui & Vanderhaeghe, 2014). Dit zorgt voor enorme kosten voor de werkgevers en de
maatschappij.
In wat volgt komen eerst de centrale concepten stress en burn-out aan bod. Vervolgens worden zowel
enkele klassieke als recente werken besproken die een indicatie geven van welke druk de maatschappij
oplegt aan individuen en hoe die eventueel tot een gevoel van stress kan leiden. Na het theoretisch kader
worden de onderzoeksvragen geformuleerd en vervolgens wordt de onderzoeksdesign besproken. Zoals
eerder vermeld betreft deze studie een kwalitatief onderzoek, meer specifiek een discoursanalyse. Daarna
wordt de analyse besproken en er wordt geëindigd met het besluit waarin alle gedachten nog eens op een
rijtje worden gezet.
6
2. Theoretisch kader
In wat volgt komen de centrale concepten stress en burn-out aan bod. Er wordt kort ingegaan op hun
definitie en ontstaansgeschiedenis. Vervolgens worden de modernisatietheorieën van enkele klassieke
sociologen besproken. Deze sociologen zijn Marx, Durkheim, Weber, Elias en Parsons. Zij beschrijven elk
vanuit hun eigen invalshoek de relatie tussen de moderne maatschappij en de mens. Het is niet het doel
van de paper om deze modernisatietheorieën uitgebreid te bespreken. Wel wordt er getracht inzicht te
verkrijgen in de effecten van modernisatie op individuen. Deze werken leggen elk nadruk op de negatieve
gevolgen die voortkomen uit het moderniseringsproces. Vervolgens wordt de link tussen modernisatie en
de ontwikkeling van het stressconcept aangehaald. Vanuit deze uiteenzetting van de literatuur wordt dan
overgegaan naar het formuleren van de onderzoeksvragen.
2.1 Stress
Verschillende wetenschappen zoals de geneeskunde, psychologie en sociologie hebben interesse getoond
in het onderwerp stress en hebben conclusies getrokken op hun wetenschappelijk vakgebied (Mason,
1975). Op deze manier zijn er vanuit verschillende invalshoeken allerhande benaderingen ontstaan
waardoor er een enorm gevarieerde mozaïek werd gevormd. Zowel in de sociale als biologische
wetenschappen is stress een populair onderwerp (Lazarus & Folkman, 1984). Het concept komt daarnaast
ook aan bod in politieke wetenschappen, economie, onderwijs, enz. Kortom is het onmogelijk om de term
stress niet tegen te komen in het wetenschappelijk discours.
Het begrip stress duikt voor het eerst op in de zeventiende eeuw (van der Ploeg, 2013). Robert Hooke
gebruikte dit begrip voor het eerst in de context van de bouwkunde (Lazarus & Folkman, 1984). De fysicus
bioloog was bezorgd over de prestatie van door de mens gemaakte bouwwerken, zoals bruggen en
gebouwen, onder zware omstandigheden (Lazarus, 1993). Hij gebruikte de term om aan te geven in
hoeverre bouwwerken in staat waren een bepaald gewicht te dragen en in welke mate ze bestand waren
tegen natuurfenomenen zoals rukwinden en aardbevingen (van der Ploeg, 2013). Bij een te grote belasting
zou een brug het begeven, die belasting staat dan gelijk aan de hoeveelheid druk of stress de brug aankon.
Ook in de fysica is stress een veelgebruikt begrip om aan te geven hoeveel druk een voorwerp kan verdragen
alvorens te buigen of breken (Lecœur, 2011). De term stress, zoals hij wordt gebruikt in de fysische
wetenschappen, refereert naar een inactieve of passieve staat van het lichaam waar druk van de omgeving
7
wordt op uitgeoefend (Lazarus & Folkman, 1984). Het gebruik van de term werd echter maar systematisch
in de negentiende eeuw. Toen werd de term niet langer puur gelinkt aan bouwkunde, maar ook de
natuurwetenschappen hanteerden de term. Naast de fysica zijn het vooral de biologie en geneeskunde die
het concept stress echt theoretisch beschreven en gedefinieerd hebben als een reactie van het lichaam om
het evenwicht te herstellen (Lecœur, 2011). Op het moment dat er een bedreiging plaatsvindt, zouden er
binnen het lichaam bepaalde hormonen worden aangemaakt die de mentale en lichamelijke alertheid
verhogen.
Vanaf dit punt werd stress ook inherent gelinkt aan ziekte. Wanneer men langdurig onder stress staat, zou
dat mentaal en fysiek zo belastend zijn dat het op lange termijn tot ziekte zou leiden. Dit noemt men het
chronisch stresssyndroom (Kleen, 2008). Langdurige stress zou schadelijk zijn voor de gezondheid, omdat
het gepaard gaat met een verandering in de werking van het immuunsysteem. Klachten die daarbij kunnen
optreden zijn hoofdpijn, spierpijn en slaapproblemen. Chronische stress is een belangrijke factor bij het
ontstaan van onder andere hart- en darmziektes.
Eind twintigste eeuw werd het concept stress ook ingevuld door de psychologie en psychosomatische
wetenschappen (Lecœur, 2011). Het menselijk lichaam zou anders reageren op fysiologische stress zoals
hitte of honger dan op psychologische stress zoals relatieproblemen (Lazarus, 1993). Wat fysiologische
stress genereert is niet hetzelfde als wat psychologisch stressvol is. Sterker nog, de verschillen tussen
fysiologische en psychologische stress zijn diepgaand en hangen af van persoonlijke betekenis. Zonder de
vorige definities te ontkennen werd de idee toegevoegd dat het fenomeen stress inherent verbonden is
aan de sociale persoonlijkheid van een individu (Lecœur, 2011). Elk individu zou stress op een andere
manier ervaren en er een eigen definitie van hebben.
De mate van stress zou afhankelijk zijn van de manier waarop de persoon zijn relatie met zijn omgeving
interpreteert. Stress is dan een reactie op persoonlijke schade en bedreigingen die voorkomt uit de relatie
tussen de mens en zijn omgeving (Lazarus & Launier, 1978). Stress is een proces waarin eisen van de
omgeving de adaptieve capaciteit van een organisme belasten of verhogen, wat resulteert in
psychologische of biologische veranderingen die een persoon in risico stelt voor ziekte (Cohen, Kessler &
Gordon, 1997).
8
Dit sluit aan bij het onderscheid tussen positieve en negatieve stress (Lazarus, 1993). Of stress als positief
of negatief wordt ervaren is afhankelijk van hoe de individuen er zelf mee omgaan. Positieve stress wijst op
een tijdelijk gevoel van spanning dat achteraf weer verdwijnt, deze vorm van stress zou voor meer
efficiëntie, productiviteit en alertheid zorgen (Weening, 2016). In de ruime omschrijving kan zelfs een
plezierige situatie zoals een huwelijk of vakantie als stresserend worden opgevat. Wanneer men echter een
continu gevoel van spanning ervaart spreekt men van chronische of negatieve stress. Dit wordt gezien als
het gevolg van een verstoord evenwicht tussen wat van mensen wordt verwacht en wat ze in huis hebben
om aan deze verwachtingen te voldoen.
Wie te lang onder fysieke of psychische druk staat, en dus een voortdurende toestand van stress ervaart,
kan hierdoor volledig uitgeput raken. Deze vorm van stress zou tot vier verschillende soorten klachten
kunnen leiden, namelijk: lichamelijk klachten zoals hoofdpijn en nekpijn, psychische klachten zoals
depressiviteit en prikkelbaarheid, gedragssignalen zoals het overmatig gebruik van alcohol en ten slotte
denksignalen waaronder het ervaren van concentratieproblemen (Kleen, 2008). Positieve stress zou de
bekwaamheid van het immuunsysteem vergroten, terwijl negatieve stress het zou schaden (Lazarus, 1993).
Er wordt dus nadruk gelegd op de subjectieve evaluatie van omgevingsgebeurtenissen door individuen.
Wanneer de eisen die een omgeving stelt aan de individuen geëvalueerd worden als voorbij te gaan aan
hun vermogen, labelen individuen zichzelf als gestresseerd en ervaren ze een negatieve emotionele reactie.
Enkel personen die zichzelf zien als gestresseerd zouden ook effectief stress ervaren. Deze subjectiviteit van
de term is een belemmering voor zijn institutionalisering op het wetenschappelijke gebied (Lecœur, 2011).
De subjectieve aard van het fenomeen zorgt ervoor dat stress voor exacte wetenschappen een
onaantrekkelijk onderwerp werd.
Echter is het een zeer interessant onderwerp voor de sociologie. Sociologie is een relatief jonge discipline
die gericht is op het bestuderen van de impact van de maatschappij op haar individuen (de Jager, Mok &
Sipkema, 1968). De sociologie houdt zich bezig met het bestuderen van sociaal gedrag en het sociaal
handelen van individuen in de samenleving, in relatie met de heersende cultuur en de bestaande
maatschappelijke machtsstructuren. De sociale relaties tussen mensen worden bestudeerd met aandacht
voor de economische, politieke, culturele en religieuze aspecten van de samenleving. Daarbij staan vooral
de inrichting en veranderingen daarvan centraal.
9
Stress wordt binnen de sociologie gezien als een maatschappelijk fenomeen, het heeft een grote impact op
de individuen in de samenleving (Jackson, 2013). Sociologie bestudeerd hoe veranderingen in de
maatschappij een invloed uitoefenen op de individuen van die maatschappij. Dit was het begin van een
enorme hoeveelheid werk omtrent de hoeveelheid stress en druk die een mens zou aankunnen en hoe deze
veroorzaakt wordt door onze maatschappij. Sociologen hebben een intellectueel belang bij de studie van
stress (Pearlin, 1989). Het is een uitstekende gelegenheid om te observeren hoezeer welzijn wordt
beïnvloed door de gestructureerde arrangementen van de maatschappij.
De culturele wortels van het stressconcept liggen rond het einde van de Eerste Wereldoorlog (Abbott,
1990). Dit is niet verwonderlijk na de ravage die de Eerste Wereldoorlog had veroorzaakt, er was sprake
van zowel materiele als mentale schade. Het werd steeds duidelijker dat de gebeurtenissen die zich
afspelen binnen de maatschappij een destructief effect kunnen uitoefenen op individuen hun mentaal
welzijn. Vele ex-soldaten waren angstig, schuchter, ervaarden slaapproblemen en vertoonden ander
disfunctioneel gedrag (Lazarus, 1993). De term stress werd toen gebruikt om te wijzen op een algemene
angst kenmerkend voor de zorg van het leven.
De schadelijke effecten van de oorlog gaven aanleiding om stress echt als een maatschappij gerelateerd
syndroom te bestuderen. In de twintigste eeuw vond er een stroom van sociologisch onderzoek naar stress
plaats (Abbott, 1990). De idee dat het moderne leven inherent stressvol is, komt rechtstreeks voort uit het
culturele concept. Te veel stress kan verantwoordelijk zijn voor angststoornissen, nervositeit,
overspannenheid en kan uiteindelijk leiden tot een depressie of burn-out (Kleen, 2008). Stress wordt gezien
als een waarschuwing voor gevaar, voor een burn-out (Swinnen, 2015). Burn-out is een lang aangehouden
stressreactie, de persoon in kwestie is volledig opgebrand en uitgeput.
2.2 Burn-out
Burn-out is een term die we steeds vaker horen en die tegenwoordig wereldwijd epidemische proporties
aanneemt (Everard, 2018). Iedereen kent wel een persoon met een burn-out in zijn omgeving, het is bij
uitstek de ziekte van deze tijd. Het syndroom komt niet enkel voor bij mensen die werken, maar ook bij
werklozen, kinderen en gepensioneerden. De ziekte van vandaag is niet meer cholera of de pest, de
moderne pest heeft de naam burn-out. Magazines overspoelen ons met tips om een burn-out te
voorkomen, ermee om te gaan en te elimineren.
10
De impact van psychosociale ziekten, en vooral die van een burn-out, wordt steeds groter (Swinnen, 2015).
Burn-out komt voor in alle beroepscategorieën en naar schatting 15 procent van de werknemers zou risico
lopen om ooit een burn-out te ontwikkelen. De maatschappelijke kosten van ziekteverzuim door stress
lopen op tot op drie tot zes miljard euro per jaar. In België geeft ongeveer 60 procent van de werkende
bevolking aan dat ze stress ervaren, 27 procent ervaart ook effectief stressklachten. Die kunnen op lange
termijn uitmonden in een burn-out.
Een burn-out is het prototype van een energieziekte (van Krimpen, 1993). Er ontstaat een complete
lusteloosheid en men heeft nood aan vertraging en rust. Er zijn veel metaforen om een burn-out te
omschrijven: de stekker die uit het stopcontact getrokken wordt, de kaars die opgebrand en het licht dat is
uitgegaan. Al deze omschrijvingen tonen aan dat het bij burn-out in de eerste plaats gaat om een
energietekort. Burn-out betekent letterlijk opbranden en verwijst naar de uitputting van zowel de fysieke
als mentale energie van individuen (Giesen, 2011). Mensen leven haastig en hebben daardoor onvoldoende
tijd om te recupereren na een intense periode. Op korte termijn worden de energiereserves aangesproken
en merkt men weinig van het afnemende energieniveau. Geleidelijk aan raakt de energievoorraad echter
uitgeput en komt men, soms na jaren, in een burn-out terecht (van Krimpen, 1993).
Een burn-out is dus een vorm van emotionele en fysieke uitputting die veroorzaakt wordt door een lange
tijd betrokken te zijn in belastende situaties (van de Ligt, 2012). Een burn-out verbergt zich dikwijls in een
onherkenbaar klachtenpatroon en gaat sluipend te werk over een periode van jaren. Individuen voelen zich
opgebrand, alsof al hun energie verdwenen is (Everard, 2018). Zelfs dagelijkse taken zoals ontbijten en de
trein nemen kosten moeite. De vitale energie is opgebruikt en men heeft hulp nodig om uit een burn-out
te raken. Alledaagse klachten zoals rugpijn, hartkloppingen, vergeetachtigheid, interesseverlies of
slaapstoornissen kunnen erop wijzen dat een persoon onder stress staat en gevaar loopt op een burn-out.
De term burn-out werd begin jaren zeventig voor het eerst gebruikt door de Amerikaanse psychotherapeut
Herbert Freudenberger (Freudenberger, 1974). Hij realiseerde zich dat ook mensen soms slachtoffer
worden van een brand (Everard, 2018). Individuen hun innerlijke bronnen branden op als door toedoen van
vuur. Wat overblijft is een enorme innerlijke leegte, ook al lijkt het omhulsel min of meer intact. Burn-out
kan een gevolg zijn van zowel externe als van interne druk (Freudenberger, 1974). Volgens Freudenberger
wordt het innerlijke vuur, dat ooit een heilige brand was, een schadelijke brand met ernstige gevolgen voor
de mens.
11
Ondanks dat Freudenberger de term voor het eerst gebruikte, is de opvatting van Christina Maslach
inmiddels dominant geworden (Maslach, Schaufeli & Leiter, 2001). Zij ontwikkelde in 1986 als eerste een
test die de ernst van een burn-out zou meten (Everard, 2018). Maslach ontwikkelde hiervoor een
vragenlijst, dit is tot op de dag van vandaag nog steeds een veel gebruikte methode om de ernst van een
burn-out vast te stellen. Maslach definieert een burn-out aan de hand van drie dimensies: emotionele
uitputting, depersonalisatie en het reduceren van persoonlijke prestaties (Maslach, Schaufeli & Leiter,
2001). Emotionele uitputting zou de meest cruciale component van een burn-out zijn (Leiter, Maslach &
Frame, 1998). Individuen voelen zich moe en uitgeput, dat gevoel ontstaat wanneer de emotionele energie
van een individu op is. Depersonalisatie wijst op de negatieve attitude en cynisme dat individuen hebben
ten opzichte van anderen. Een lager zelfbeeld van persoonlijke prestaties impliceert dat individuen het
gevoel hebben niet over de juiste competenties te beschikken om te slagen in het leven.
Burn-out is een recent fenomeen dat aangeeft dat er iets verandert moet zijn binnen de maatschappij wat
aanleiding gaf tot de opkomst van deze nieuwe term (Abbott, 1990). Er moet kort gezegd dus een aanleiding
geweest zijn binnen onze samenleving voor het ontstaan van burn-out. Deze nieuwe term wijst erop dat de
manier waarop men over stress spreekt verandert. Burn-out wordt vandaag de dag erkent als een
significant sociaal probleem in de moderne maatschappij dat tot langdurige gezondheidsproblemen,
slapeloosheid en een alcoholverslaving kan leiden (de Rek & Hoogendijk, 2017).
2.3 Klassieke modernisatietheorieën
Zoals hierboven werd aangehaald wordt burn-out als een inherent gevolg gezien van de hedendaagse
moderne maatschappij (Abbott, 1990). Deze relatie tussen individu en maatschappij is een klassiek
sociologisch thema, dat bij alle klassieke sociologen aan bod komt. Vanuit de sociologie is er namelijk een
grote aandacht voor de relatie tussen maatschappij en individuen (de Jager, Mok & Sipkema, 1968). De
moderne academische sociologie is ontstaan als een reactie op de modernisering, die gekenmerkt wordt
door industrialisering, individualisering, rationalisering en secularisering (Dorrestijn, 2009).
Sociologie is de wetenschap die de manier waarop mensen samenleven en de manier waarop ze met elkaar
omgaan in de samenleving bestudeerd. Men gaat ervan uit dat de maatschappij een invloed uitoefent op
individuen en omgekeerd. De individuen en de maatschappij zoeken elkaars grenzen op en leggen elkaar
beperkingen en regels op (de Jager, Mok & Sipkema, 1968). Deze beperkingen en regels hangen af van de
historische transformaties die binnen de maatschappij hebben plaatsgevonden. Hieruit valt af te leiden dat
12
wanneer een maatschappij tijdens een bepaalde periode enkele veranderingen ondergaat, dit een invloed
kan hebben op het gedrag van de leden van die maatschappij (Elias & Jephcott, 1978).
Laat ons eerst de termen maatschappij en individu wat meer in detail bespreken. De term individu wordt
geassocieerd met sociale isolatie, een individu zou een enkeling zijn (Elias, 2001). De term maatschappij
daarentegen staat voor de verzameling van individuen. Op het eerste zicht lijken individu en de
maatschappij twee aparte entiteiten te zijn. Het tegendeel is echter waar, individuen zijn met elkaar
verbonden via de maatschappij (Elias & Jephcott, 1978). Uit deze afhankelijkheidsrelatie ontstaan bepaalde
regels en normen waaraan individuen moeten conformeren. Mensen leren tijdens hun opvoeding om zich
aan te passen aan de regels en normen van de samenleving. Individuen kunnen slechts begrepen worden
wanneer men ze bekijkt in het geheel van de maatschappij.
Dit deel van de literatuurstudie beschrijft het perspectief van enkele klassieke sociologen omtrent de
maatschappelijke ontwikkelingen vanaf de industriële revolutie tot aan het begin van de éénentwintigste
eeuw. De werken van Marx, Durkheim, Weber, Elias en Parsons worden in chronologische volgorde
besproken. Deze werken bieden elk een eigen insteek op de relatie tussen individuen en de moderne
maatschappij. Er wordt hier voor deze sociologen gekozen aangezien er binnen de stressliteratuur nadruk
wordt gelegd op de opkomst en toename van stress ten gevolge van de moderne maatschappij. Dit geeft
aan dat de oorzaak in de moderniseringsperiode ligt en dat is exact wat deze auteurs beschrijven. De
moderniseringsperiode zou vanaf midden achttiende eeuw vanaf de industriële revolutie op gang komen
(Berlin, 1968).
Er wordt binnen deze paper voor deze auteurs gekozen om meerdere redenen. Ten eerste worden ze gezien
als de moderne grondleggers van de sociologie. Hun doel is om de maatschappij en haar beperkingen
uitgebreid te beschrijven. Ten tweede is het interessant om hun verschillende maatschappijvisie te
bestuderen. Ten derde werden deze modernisatietheorieën tussen de negentiende en twintigste eeuw, dit
is de periode waarin de modernisering echt op gang komt en de gevolgen ervan steeds duidelijker worden.
Ten vierde uiten de auteurs elk hun eigen visie omtrent modernisering en beschrijven ze wat volgens hen
de gevolgen ervan zijn voor de moderne individuen. Sociologen zoals Marx, Durkheim en Weber waren zelf
getuige van de eerste fasen van het moderniseringsproces. Elias en Parsons beschrijven de verdere
processen van modernisering. Deze sociologische verkenning van de veranderingen in de moderne
samenleving kan bijdragen om een inzicht te verkrijgen in de transformatie van de notie stress.
13
Marx, Durkheim en Weber
Er wordt van start gegaan met het oudste werk, namelijk dat van Marx. Marx wijst op het probleem van
vervreemding als gevolg van de moderne maatschappij (Berlin, 1968). Het moderniseringsproces bestaat
uit enkele transformaties waaronder de transformatie van een agrarische samenleving naar een industriële
samenleving (Huntington, 1993). Het proces van vervreemding komt volgens hem voort uit de relatie tussen
individuen en de maatschappij (Berlin, 1968). Volgens Marx bestaat er namelijk een tegenstelling tussen de
menselijke natuur en de manier waarop individuen moeten werken in een kapitalistische samenleving.
Marx ziet het kapitalistisch systeem als een onderdrukkend en vervreemdend systeem. Vervreemding
houdt in dat arbeiders ten gevolge van kapitalistische verhoudingen gereduceerd worden tot radertjes
binnen het productieproces en hun capaciteit niet ten volste kunnen benutten. Als gevolg van vervreemding
zouden individuen binnen de moderne samenleving op zichzelf teruggeworpen worden.
Ook Durkheim heeft zijn eigen specifieke invalshoek wat betreft de invloed die de maatschappij uitoefent
op individuen en omgekeerd (Durkheim, 1975). Durkheim had een grote interesse voor sociale integratie
binnen de maatschappij. Hij vroeg zich af wat de samenhang en solidariteit van een maatschappij
garandeert. Volgens Durkheim zou sociaal leven zonder de maatschappij bijna niet mogelijk zijn, aangezien
individuen zelf egoïstisch zijn (Verhoeven, 2001). Daarom gaat hij ervan uit dat de maatschappij een sterk
collectief bewustzijn nodig heeft. Het collectief bewustzijn is een geheel van overtuigingen en gevoelens
die leden van een samenleving gemeenschappelijk hebben (Giddens & Sutton, 2010). Dit creëert solidariteit
en bindt individuen aan de maatschappij waarin ze leven. Solidariteit wijst erop dat de orde en samenhang
van de maatschappij afhangt van het onderling vertrouwen tussen individuen voor het uitvoeren van
specifieke taken (Komter, 2004).
Eenvoudige samenlevingen zouden gekenmerkt worden door mechanische solidariteit (Durkheim, 1975).
In een mechanische samenleving is er sprake van weinig sociale differentiatie. Individuen zien zichzelf als
gelijken van elkaar aangezien ze allen bezig zijn met dezelfde activiteiten. Ze zijn zelfvoorzienend en er is
dus weinig nood aan sociale interactie en integratie. In de mechanische samenleving heerst er een sterke
sociale druk om zich conform aan de heersende groepsnormen en waarden te gedragen (Giddens & Sutton,
2010). Het afwijken van deze normen wordt als een grote misdaad ervaren en het is de taak van het
rechtssysteem om de cohesie van de gemeenschap te versterken. De individuele persoonlijkheid wordt
geabsorbeerd door de collectieve persoonlijkheid en het individuele bewustzijn is afhankelijk van de
homogene groepsidentiteit (Berkman, Glass, Brissette & Seeman, 2000).
14
Volgens Durkheim vindt er een evolutie plaats van mechanische solidariteit naar organische solidariteit
naarmate de maatschappij complexer wordt (Komter, 2004). In de moderne samenleving, heeft iedereen
een andere baan en delen ze dus niet langer een gezamenlijke ervaring. Deze evolutie is het gevolg van een
toenemende bevolkingsdichtheid, het ontstaan van complexere sociale interacties en een toenemende
specialisatie en arbeidsdeling op de werkplek. Kortom: het gevolg van modernisering. Daarnaast maakt het
traditionele gedeelde waarden- en normenpatroon plaats voor een geïndividualiseerde solidariteit waarin
individuen steeds autonomer zijn. Individualisme is typerend voor de moderne maatschappij (Verhoeven,
2001). De moderne maatschappij wordt volgens Durkheim dus niet mechanisch, maar organisch bij elkaar
gehouden.
Een te snelle overgang van mechanische naar organische solidariteit zorgt ervoor dat de nieuwe ordening
van functies, normen en waarden onvoldoende voltooid zijn (Borg, 1982). Wanneer de sociale normen en
gedragsregels niet gelden of ontbreken in een maatschappij, zou er een toestand van anomie ontstaan
(Derksen, 1980). Anomie is het gevolg van een maatschappelijke crisis en komt vaak voor in tijden van snelle
sociale verandering en turbulentie (Berkman, Glass, Brissette & Seeman, 2000). Anomie wordt in verband
gebracht met institutionalisering en economische vooruitgang die de moderne maatschappij kenmerken.
Deze instabiele toestand is volgens Durkheim de oorzaak van het gebrek aan welzijn van de moderne mens
(Derksen, 1980). De samenleving is ontregeld waardoor ook sociaal contact en sociale activiteiten verstoord
raken. Anomie zou dus een negatief gevolg van de moderne samenleving zijn volgens Durkheim. Een ander
gevolg is dat de overgang van de premoderne naar de moderne samenleving gekenmerkt wordt door een
hoog aantal zelfmoorden (Durkheim, 1963). Mensen zouden in de moderne samenleving in angst leven en
ongelukkig zijn, wat zou leiden tot een toename van het aantal zelfmoorden.
Ondanks dat de moderne beschaving het leven rijker en vrijer heeft gemaakt, spreekt men ook over een
ontnuchtering of ontzieling van het leven. Er zou binnen de moderne maatschappij een spanning heersen
tussen de leden van de maatschappij (Berkman, Glass, Brissette & Seeman, 2000). In de moderne
maatschappij overheerst het onpersoonlijke en dat heeft een ontbindende werking voor de huidige
samenleving. Dit idee over de ontbindende werking en snelle verandering van de maatschappij komt ook
terug in het werk van Weber (Borg, 1982). Net als Durkheim en Marx, benadrukt ook Weber de gevoelens
van cultureel onbehagen die voortkomen uit de moderniseringsprocessen (Houtman, 2011). Weber
benadrukt hoe modernisering enerzijds de vrijheid van mensen inperkt als gevolg van haar
15
gerationaliseerde systemen en anderzijds leidt tot anomie. Hij stelt dus vast dat anomie en vervreemding
elkaar wederzijds beïnvloeden en versterken.
Voor Weber staat de overgang van de traditionele gemeenschap naar de rationele maatschappij centraal
(Ritzer, 1975). Hij beschrijft deze overgang echter uit het proces van rationalisering. Hij ziet rationalisering
als de drijvende kracht achter het moderniseringsproces (Houtman, 2011). De moderne instituties worden
gerationaliseerd en doen de arbeidsdeling en specialisatie steeds verder toenemen. Bij de overgang van
een traditionele naar een rationele samenleving gebeurt het handelen zoveel mogelijk op basis van rede in
plaats van traditie (Ritzer, 1975). Er komt een steeds grotere nadruk op kennis en wetenschap te liggen, ten
koste van religieuze dogma’s. Weber zag als gevolg van de rationalisering een individualisering optreden.
De samenleving verandert in een onpersoonlijke machine waarin de individuele vrijheid verloren gaat.
Elias en Parsons
De volgende twee werken die besproken worden zijn die van Elias en Parsons. Deze werken dateren van de
twintigste eeuw en hebben dus wellicht een andere kijk op de moderne maatschappij. Volgens Elias is ons
alledaags gedrag niet zo vanzelfsprekend als we zelf denken (Wouters, 1976). Er zouden de afgelopen
vijfhonderd jaar enorm veel grenzen verschoven zijn wat betreft normen en gewenst gedrag. Wat ooit als
beschaafd werd gezien, wordt nu als vulgair bestempeld. Zo werd het in de vijftiende eeuw nog als normaal
beschouwd om in je neus te peuteren, te spuwen, boeren te laten en met de handen te eten aan tafel.
Geleidelijk aan begon de elite van die tijd deze taferelen schaamtevol te vinden en pasten ze hun gedrag
aan. Zo ging men gebruik maken van zakdoeken en bestek. Dit gedrag van de hoogste klasse verspreidde
zich geleidelijk aan naar de lagere klassen.
Hierop baseert Elias zijn civilisatietheorie, die stelt dat mensen in West-Europa sinds de Middeleeuwen
zichzelf steeds meer beperkingen zijn gaan opleggen. Mensen moeten zichzelf in steeds meer situaties leren
beheersen (Spier, 1995). Volgens Elias zorgen de veranderende maatschappelijke verhoudingen dus voor
veranderingen in het gedrag van individuen uit die maatschappij. Het civilisatieproces houdt in dat er
bepaalde verwachtingen en maatschappelijke beperkingen worden opgelegd aan individuen van een
samenleving. Er wordt verwacht dat men zich conform aan de normen en waarden van een maatschappij
gedraagt. Om de naleving van die normen en waarden te garanderen zouden er allerlei sociale
controlemechanismen en gedragscodes bestaan. Deze gedragscodes houden in dat er tussen de individuen
onderling een bepaald gedrag verwacht wordt.
16
Er vindt volgens Elias een maatschappelijke trend plaats waarin men steeds minder angst ervaart voor de
bedreiging door anderen, maar een versterking van de innerlijke angst en dwang die individuen op zichzelf
uitoefenen. Men wil schaamtegevoelens zoveel mogelijk vermijden en wil geaccepteerd worden door de
maatschappij. Dit zet individuen ertoe aan om zelfdwang uit te oefenen. Zelfdwang of zelfbeheersing houdt
in dat mensen bepaalde opwellingen leren onderdrukken en er zelf meester over worden (Wouters, 1976).
Het wordt dus steeds lastiger om eigen driften en instincten te volgen. De spanning tussen beheersing en
impulsen neemt zo toe dat velen hun toevlucht nemen tot kalmerende middelen zoals valium en alcohol.
Individuen moeten dus hun menselijke natuur aanpassen en zich beschaafd gaan gedragen (Spier, 1995).
Deze innerlijke strijd die mensen met zichzelf uitvechten zou ervoor zorgen dat mensen zich ongelukkig
voelen als gevolg van het civilisatieproces.
De laatste klassieker die besproken wordt is Talcott Parsons. Ook volgens Parsons bestaat er een hechte en
sterke relatie tussen de maatschappij en het individu (Parsons, 2010). Een individu wordt namelijk gevormd
in relatie tot de samenleving waarin hij of zij opgroeit. De samenleving stelt het individu in staat zijn
doelstellingen en wensen te bereiken en biedt economische, politieke, culturele en sociale structuren aan
die het individu helpen om dagelijkse taken effectief uit te voeren. Echter zou een individu nooit helemaal
vrij zijn om zijn eigen keuze te maken. Hij wordt beperkt door de regels, normen en autoriteit van de
maatschappij. Individuen zijn dus grotendeels afhankelijk van de maatschappij waarin ze leven (Spirkin,
1975).
Binnen de maatschappij heeft elk individu een bepaalde rol en status (Parsons, 1991). De status van een
individu is gebaseerd op de positie die hij inneemt in het sociale systeem. Mensen met een hoge
maatschappelijke positie zullen ook een hogere status genieten (Aneshensel, 1992). De rol van een individu
verwijst naar de acties die hij uitvoert in zijn relaties met anderen. De rol en status van een persoon bepalen
de manier waarop anderen met hem omgaan en hebben dus een grote invloed op de sociale interacties
(Parsons, 2010). Deze rol en status creëren een systeem van verwachtingen binnen de maatschappij
(Parsons, 1991). Op basis van de rol en status die iemand heeft, wordt er verwacht dat die persoon zich op
een bepaalde manier gedraagt en dat elk individu aan de verwachtingen van de anderen conformeert. Om
te garanderen dat aan deze verwachtingen wordt voldaan bestaan er bepaalde sociale
controlemechanismen. Deze verdedigen zich tegen de neigingen van anderen om rolverwachtingen te
schenden. Er zijn relationele beloningen voor mensen die zich conform aan de regels van de maatschappij
gedragen (Spirkin, 1975). Dit zijn reacties van liefde, goedkeuring en waardering.
17
De moderniseringsprocessen die zich hebben voorgedaan sinds het midden van de achttiende eeuw
hebben een grote invloed gehad op de hedendaagse maatschappij (Dorrestijn, 2009). De klassieke
sociologen benadrukken allemaal de gevoelens van onbehagen en een daling van het welbevinden die
voortkomen uit de moderniseringsprocessen (Houtman, 2011). Ze stellen dat modernisering een
ontbindende werking heeft voor de samenleving. Het is dus duidelijk dat de link tussen de moderne
maatschappij en individuen een zeer populair thema is binnen de sociologie.
2.4 Link modernisering en ontwikkeling stressbegrip
Deze paper heeft tot doel een facet van de relatie tussen individu en maatschappij te analyseren, namelijk:
stress en burn-out. De theorieën van de klassieke sociologen vormen wellicht een goede basis voor het
bestuderen van de veranderende definitie van stress. De focus ligt op individuele problemen die
veroorzaakt worden door de maatschappij, zo is ook stress een individueel probleem dat voortkomt uit de
moderne maatschappij (Verhoeven, 2001). Men kan zich afvragen wat nu precies de link is tussen de
modernisatietheorieën en de ontwikkeling van het stressconcept. Het feit is dat stress en burn-out geen
individuele aangelegenheden, maar maatschappelijke problemen zijn (Goddijn, 1968).
Stress en burn-out zouden gerelateerd zijn aan grote maatschappelijke crises die vaak voorkomen in tijden
van snelle sociale verandering en turbulentie (Berkman, Glass, Brissette & Seeman, 2000). Deze snelle en
turbulente verandering is exact de manier om het proces van modernisering te beschrijven (Houtman,
2011). Modernisering is het proces van industrialisatie en urbanisatie dat gekenmerkt wordt door een
toenemend educatieniveau en de transitie van een agrarische naar een industriële en postindustriële
maatschappij. De omgeving blijft tegenwoordig slechts een korte tijd stabiel waardoor de meesten dat nog
onmogelijk kunnen volgen (Swinnen, 2015).
Het concept van stress, dat wil zeggen het algemene idee dat het leven moeilijke eisen stelt aan individuen,
die dan bezwijken onder de druk van psychologische of biologische ziekten, ontstond in de romantische
kritiek op de moderniteit (Abbott, 1990). Een gevoel van spanning en stress werd in 1880 al door George
Beard toegeschreven aan de druk van het moderne leven. Het negentiende-eeuwse leven bracht een
enorme hoeveelheid stress met zich mee. Door Benjamin Rush werd de grote opkomst van mentale ziektes
toegeschreven aan de Amerikaanse Revolutie (Rosenberg, 1962). Toen werd stress dus al gezien als een
gevolg van maatschappelijke gebeurtenissen.
18
Wanneer de recente stress en burn-out literatuur bestudeerd wordt, is het opvallend dat de deze bijna
allemaal de oorzaak van stress bij de maatschappij leggen (de Rek & Hoogendijk, 2017; Everard, 2018;
Giesen, 2011; Swinnen, 2015). Stress en burn-out worden vandaag de dag gezien als een rechtstreeks effect
van de druk van het moderne leven (Abbott, 1990). Er werd bijvoorbeeld reeds aangetoond dat gedrags-
en psychiatrische stoornissen vaker voorkomen bij individuen die in grote steden wonen dan bij bewoners
van het platteland (Everard, 2018). Dit wordt mogelijk verklaard door de verhoogde stress van het jachtige
stadsleven. Een burn-out wordt toegeschreven aan de druk van de stedelijke, industriële en dus moderne
beschaving. Modernisatie is dus niet enkel een sociologisch thema dat onder andere vervreemding en
anomie veroorzaakt (Goddijn, 1968). Het moderniseringsproces stopte echter niet zomaar na de twintigste
eeuw. De maatschappij blijft zichzelf verder ontwikkelen. Wanneer men de hedendaagse literatuur
raadpleegt lijken ook stress en burn-out uit het moderniseringsproces voort te komen.
Het moderniseringsproces ging van start met de industriële revolutie. De arbeidswereld en het dagelijkse
leven zijn sterk veranderd sinds de industriële revolutie. Er werd verwacht dat de komst van machines de
levenskwaliteit van de mens zou verbeteren en dat men over meer vrije tijd zou beschikken (Everard, 2018).
Het tegendeel is echter waar, uit onderzoek blijkt dat individuen net het gevoel hebben steeds minder tijd
te hebben (Rosa, 2009). Individuen staan onder dwang van het productiesysteem en de versnelling van het
arbeidsritme en technologische vooruitgang zorgt voor een toenemende druk. Alles moet steeds sneller en
efficiënter gebeuren want ‘time is money’. Daarnaast zorgt de nieuwe consumptie logica ervoor dat
individuen steeds meer willen en met minder tevreden zijn (Everard, 2018). Het liefst hebben mensen meer
dan één auto, gaan ze meerdere keren op reis en kopen ze telkens het nieuwste model van de IPhone
wanneer die op de markt komt.
De inhoud en de organisatie van de arbeid zijn de afgelopen decennia grondig veranderd. De arbeidswereld
veranderde recent nog meer sinds de komst van computers en het internet. Nieuwe mogelijkheden
ontstonden, maar tegelijkertijd ook nieuwe risico’s voor de mens en zijn omgeving. De werkomgeving en
het werk zelf zijn ingrijpend veranderd. De snelle technologische ontwikkelingen vereisen een continu
leerproces (Swinnen, 2015). Bedrijven zoeken flexibele werknemers en hebben daarbij oog voor de
professionaliteit. Werkzekerheid in één bedrijf behoort tot het verleden. Werknemers zullen in hun
loopbaan een aantal verschillende jobs hebben. Beloning en loopbaankansen zijn afhankelijk van de
individuele prestatie. Er wordt daarnaast veel meer verwacht van werknemers (Everard, 2018).
Werknemers moeten zich constant bijscholen en zijn vaak nog na de uren bezig met hun werk.
19
De werkcontext zou een belangrijke factor zijn bij een burn-out. In onze moderne maatschappij is er een
verhoogde werkdruk en werktempo. Door globalisering is er bovendien meer druk ontstaan op de
productiedoelen in bedrijven, alles moet efficiënter en goedkoper. Daarnaast zijn mensen, dankzij moderne
technologieën, constant bereikbaar en met elkaar verbonden. Dit noemt men hyperconnectiviteit. Een
ander kenmerk van onze prestatiegerichte maatschappij is het belang dat gehecht wordt aan professionals
en experts (Dorrestijn, 2009). In de moderne maatschappij is het belangrijk om een zo hoog mogelijke status
te bekleden. Volgens Parsons hangt de status van een individu in de huidige samenleving af van de
kwalificatie en ervaring van een individu (Parsons, 2010). De kwalificatie van een individu is gebaseerd op
zijn opleidingsniveau (Aneshensel, 1992). Er bestaat dus een grotere druk omtrent het behalen van een
diploma aangezien de status van een individu grotendeels bepaald wordt door zijn of haar verworven
kwalificaties.
Bovendien zijn de keuzemogelijkheden die de maatschappij biedt de afgelopen jaren enorm toegenomen
(Giesen, 2011). Individuen kunnen hun leven steeds meer naar eigen inzicht inrichten en worden steeds
minder afhankelijk van anderen. Deze toenemende vrijheid impliceert echter ook een grotere
verantwoordelijkheid. We leven vandaag de dag in een meritocratische samenleving, wat betekent dat
persoonlijke prestaties bepalend zijn voor het behalen van maatschappelijke succes. Individuen zijn van
zichzelf afhankelijk voor het slagen in het leven. Succes wordt gezien als een eigen verdienste, maar
wanneer men faalt op een bepaald vlak in het leven wordt dit als de eigen schuld ervaren. Dit zorgt voor
een enorme druk op de schouders van de moderne mens.
De moderne wereld dwingt individuen om een perfect leven te leiden (de Rek & Hoogendijk, 2017). Er zijn
enorme maatschappelijke verwachtingen binnen de moderne maatschappij. Individuen willen een
bloeiende carrière, de wereld rondreizen en een leuk gezin. Ze streven naar perfectie en zouden
veeleisender zijn dan hun voorouders (Swinnen, 2015). Individuen vandaag de dag hebben grote
verwachtingen van het leven en als die niet worden ingelost, kan dat hard aankomen. De verwachtingen en
hoge eisen die de maatschappij stelt tegenover de individuen leiden tot een grote mate van zelfdwang.
Volgens de civilisatietheorie van Elias ontstond er samen met de komst van de moderne maatschappij een
mechanisme waardoor individuen van jongs af aan voortdurend gereguleerd worden (Elias & Jephcott,
1978). Deze mate van zelfdwang zou enkel toenemen in onze moderne maatschappij (de Rek & Hoogendijk,
2017).
20
Er worden steeds meer beperkingen opgelegd aan mensen. Wanneer individuen niet voldoen aan de
verwachtingen zou hun zelfbeeld verminderen en dat zou leiden tot een gevoel van angst, depressiviteit en
stress (Thoits, 1991). De civilisatietheorie van Elias stelt dat mensen zichzelf steeds meer beperkingen
opleggen en in dwang moeten houden om conform te zijn aan de regels en normen van de maatschappij
(Wouters, 1976). De moderne maatschappij leidt er volgens Elias toe dat velen hun toevlucht nemen tot
alcohol en andere verdovende middelen. Ook personen met veel stress zouden vaak hun toevlucht zoeken
in verdovende middelen zoals alcohol en drugs (Kleen, 2008).
Individualisme is een ander kenmerk van onze moderne maatschappij, de eenzaamheid zou steeds meer
toenemen (Swinnen, 2015). Er zijn dankzij de nieuwe communicatietechnologieën verschillende
mogelijkheden om te telefoneren en mailen, maar het persoonlijke contact verdwijnt. Hierdoor voelen
velen zich eenzaam en zelfs geïsoleerd. De mogelijkheid om van thuis uit te werken is een goed voorbeeld
van deze eenzaamheid. Door van thuis uit te werken ervaren werknemers meer autonomie. Echter komen
ze veel minder of zelfs niet meer in sociaal contact met collega’s, hun leefwereld wordt kleiner.
Door de opkomst van sociale media heeft men minder persoonlijke face-to-face contacten en blijven deze
contacten ook eerder oppervlakkig (Haveman, 2016). Sociale media lijken het face-to-face en persoonlijke
contact te vervangen. Dit zorgt ervoor dat individuen vandaag de dag zich steeds vaker eenzaam en
geïsoleerd voelen ondanks dat ze een enorm aantal facebook-vrienden hebben. Sociale media maakt het
ook een stuk makkelijker om eigen prestaties te vergelijken met die van anderen. Op die manier wordt er
een onrealistisch hoog verwachtingspatroon gecreëerd, wat leidt tot meer stress. De digitalisering van de
maatschappij brengt dus, ondanks de vele voordelen, een gevoel van eenzaamheid met zich mee.
Steeds vaker wordt onze hedendaagse maatschappij met haar ‘moderne foltertuigen’ zoals sociale media,
laptop, smartphone, enz. als de schuldige aangeduid. Ook een recent onderzoek wijst met de
beschuldigende vinger naar de hectische wereld waarin men vandaag de dag leeft en de hoge eisen die
individuen aan zichzelf stellen (de Rek & Hoogendijk, 2017). Burn-out wordt dan ook een beschavingsziekte
genoemd (Everard, 2018). In de moderne en veeleisende maatschappij zijn de zekerheden die men vroeger
had verdwenen (Giesen, 2011).
21
Deze werken halen elk aan dat een burn-out voortkomt uit onze moderne maatschappij. De moderne
maatschappij kent vele voordelen waaronder meer keuzemogelijkheden, meer persoonlijke vrijheid en
meer autonomie (van de Ligt, 2012). Ze wordt echter ook gekenmerkt door enkele nadelen waaronder meer
individualisering, meer onzekerheid en meer risico’s. Onze hedendaagse maatschappij kan beschreven
worden als een technologische maatschappij, een prestatiemaatschappij, een consumptiemaatschappij,
een geïndividualiseerde maatschappij en een gefragmenteerde maatschappij (van de Ligt, 2012). Ulrich
Beck heeft het zelfs over een risicomaatschappij, een maatschappij waarin de mensen zelf de oorzaak zijn
van rampen in de wereld (Scott, 2000). We zouden in de eeuw van de eeuwige stress leven en onze
hectische samenleving zou één van de redenen zijn waardoor men vandaag de dag vaker met stress zou
kampen (Swinnen, 2015).
Al deze recente werken wijzen op de nadelige invloed van recente veranderingen die de moderne
maatschappij met zich meebrengt. Dit is van belang om de evolutie in het stressconcept te begrijpen. De
maatschappij heeft grote veranderingen ondergaan en stelt op die manier ook nieuwe eisen aan zijn leden
(de Rek & Hoogendijk, 2017). Deze nieuwe eisen die de moderne maatschappij vandaag de dag aan
individuen stelt, wekken een nieuw soort individu tot leven. Deze nieuwe mens ondervindt een enorme
druk vanuit de maatschappij om zich aan de regels en normen ervan te houden (Giddens & Sutton, 2010).
Dit nieuw soort individu is enorm vatbaar voor stress en burn-out. De relatie tussen individuen en de
maatschappij blijft veranderen, zelfs tot op de dag van vandaag. Deze complexer wordende relatie kan
verklaren waarom er een complexere term opkomt, namelijk de term burn-out.
22
3. Onderzoeksvragen
Op basis van het theoretisch kader worden de hoofdonderzoeksvraag en deelvragen geformuleerd. Het
doel van deze paper is te bestuderen op welke manier de notie stress en de definiëring evolueerde in het
academisch discours. Er wordt onderzocht op welke manier stress en burn-out sociaal geconstrueerd
worden. De inhoud van het concept stress is in de loop van de tijd al flink gewijzigd. Daarnaast wordt
nagegaan hoe de term burn-out binnen deze evolutie past. Het feit dat het woord burn-out de laatste jaren
opgeld maakt, duidt er wellicht op dat ook andere aspecten van deze fenomenen opgemerkt worden.
3.1 Hoofdonderzoeksvraag
In een onderzoek zijn er verschillende mogelijkheden om tot een onderzoeksvraag te komen. In deze paper
betreft het een theoretische onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag borrelt op uit de bestaande
wetenschappelijke literatuur. Op die manier vindt de onderzoeksvraag aansluiting bij de bestaande
literatuur en heeft de mogelijkheid om daar een bijdrage aan te leveren. De hoofdonderzoeksvraag geldt:
“Op welke manier is de definiëring van de notie stress geëvolueerd in het academisch discours?” en ”Hoe
past de opkomst van de term burn-out binnen deze evolutie?”.
3.2 Deelvragen
Er worden binnen dit onderzoek ook enkele deelvragen geformuleerd. De antwoorden op deze deelvragen
zullen bijdragen tot het formuleren van een antwoord op de onderzoeksvraag.
• Welke oorzaken worden aangegeven voor stress en burn-out, op welke manier verschillen die?
• Welke gevolgen van stress en burn-out worden vastgesteld, op welke manier verschillen die?
• Welke oplossingen worden gegeven voor stress en burn-out, op welke manier verschillen die?
23
4. Onderzoeksdesign
Wegens de subjectieve aard van het concept stress en de steeds veranderende definitie, wordt ervoor
gekozen om dit onderzoek kwalitatief uit te voeren. Als methode wordt gebruikt gemaakt van
discoursanalyse. Er wordt gestart met een uiteenzetting over kwalitatief onderzoek, vervolgens komen het
sociaal constructivisme en de discoursanalyse aan bod. Er wordt geëindigd met een bespreking van de
onderzoeksopzet.
4.1 Kwalitatief onderzoek
Aan de hand van kwalitatief onderzoek zal dit onderzoek via een analyse van theoretische literatuur komen
tot het beschrijven van de evolutie van het concept stress. De focus van dit onderzoek is niet louter enkele
hypotheses te testen, maar heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de reeds bestaande literatuur
omtrent stress. Bij kwalitatief onderzoek wordt de buitenwereld op een interpretatieve manier bekeken
(Mortelmans, 2013). Men bestudeert processen van betekenisgeving. Bij het uitvoeren van kwalitatief
onderzoek is het belangrijk om rekening te houden met de rol van de onderzoeker, zijn of haar eigen
waarden en inzichten kunnen een grote invloed uitoefenen op het onderzoek. Daarnaast staat het cyclische
proces centraal bij het uitvoeren van kwalitatief onderzoek.
Mortelmans (2013) benoemt in zijn werk enkele belangrijke kenmerken van kwalitatief onderzoek.
Hieronder zal aan de hand van enkele van deze criteria de keuze voor uitvoeren van kwalitatief onderzoek
in deze paper toegelicht worden. Een belangrijk aspect betreft de vraagstelling of het doel van het
onderzoek. Het doel van een kwalitatief onderzoek betreft een complex thema of sociaal proces. Uit de
literatuur is gebleken dat het concept stress een complex fenomeen is, er blijkt geen eenduidige definitie
van te bestaan (Lecœur, 2011). Daarnaast gebeurt de analyse binnen dit onderzoek op basis van teksten en
niet op basis van cijfers (Mortelmans, 2013). Het doel van de discoursanalyse is om betekenissen te
achterhalen, binnen dit onderzoek wordt de veranderende betekenis van stress bestudeerd.
4.2 Sociaal-constructivisme
Discoursanalyse valt onder het sociaal constructivisme, men maakt bij het uitvoeren van een
discoursanalyse namelijk een realiteitsconstructie (Van Dijk, 1993). Deze invalshoek vindt haar oorsprong
in de linguïstiek en wordt veelvuldig gebruikt in de psychologie, sociologie en antropologie (Mortelmans,
2013). Het sociaal-constructivisme verzet zich sterk tegen de idee dat er een objectieve werkelijkheid
24
bestaat. Simpel gezegd betekent dit dat geen enkele waarheid voor vanzelfsprekend gehouden wordt en
dat overal vraagtekens bij worden geplaatst, inclusief eigen aannames. Het constructivisme baseert zich op
de aanname dat kennis wordt geconstrueerd door de interacties tussen een individu en zijn omgeving
(Simons, 2000). De wereld wordt niet gezien als vaststaand en objectief, maar zou geconstrueerd worden
door sociale interactie (Mortelmans, 2013).
Het sociaal-constructivisme stelt fundamentele vragen bij het bestaan van een absolute waarheid of
objectiviteit (Simons, 2000). Het erkennen van een realiteit staat los van het verkrijgen van informatie over
die realiteit. In discoursanalyse wordt taal benaderd als middel waarmee een werkelijkheid wordt
geconstrueerd. Vanuit dat perspectief wordt taal een discursief middel genoemd, dit is een middel
waarmee discoursen worden geconstrueerd. Taal construeert betekenis en gaat een realiteit creëren door
deze te benoemen. De ideeën en zienswijzen die individuen hebben over hun leefwereld worden sociaal
geconstrueerd, ze zijn niet vaststaand. Binnen dit onderzoek wordt de constructie van stress bestudeerd.
4.3 Discoursanalyse
Binnen het sociaal-constructivistisch perspectief wordt discours als de producent van sociale werkelijkheid
gezien (Simons, 2000). Discoursanalyse is een methodiek om discours te onderzoeken. In het algemeen is
discoursanalyse gericht op het verkrijgen van kennis over de constructie van sociale werkelijkheden en
waarom deze constructies als vanzelfsprekend worden gezien. Binnen een discoursanalyse staat de analyse
van taal en tekst centraal. Het gaat om de interactie tussen taal en de samenleving (Wetherell, Taylor &
Yates, 2001). Taal wordt niet gezien als statisch maar als een dynamische praktijk. Discoursanalyse is een
geschikte methode voor het soort vragen waarbij de antwoorden eerder te vinden zijn bij het bestuderen
van fenomenen over tijd heen.
Discoursanalyse is een koepelbegrip dat verschillende methodes en theorieën om discours mee te
analyseren inhoudt (Van Dijk, 1993). Iedere methode heeft zijn eigen achtergrond en focus, maar het doel
is hetzelfde: het analyseren van discours en de processen die dit discours bepalen. De term ‘discourse
analysis’ werd in 1952 bedacht door de Amerikaanse wetenschapper Zellig Harris, die het toen nog op
zinsniveau toepaste (Wodak & Meyer, 2009). In de jaren zestig en zeventig ontwikkelde discoursanalyse
zich tot een nieuwe kruisingsvorm tussen literatuurstudie, antropologie, semiotiek, sociologie, psychologie
en communicatiewetenschap. Discoursanalyse is een kwalitatieve onderzoekstechniek die tekst en taal
bestudeert en daarnaast ook de manier waarop betekenissen tot stand komen onderzoekt. Binnen de
25
sociale wetenschappen wordt naast de vorm van een tekst ook de inhoud ervan bestudeerd.
Discoursanalyse wordt vandaar ook wel de kwalitatieve inhoudsanalyse genoemd (Mortelmans, 2013).
Met discours worden alle vormen van gesproken of geschreven tekst bedoeld. Een discours is een tijdelijke
fixatie van betekenis en wordt als iets fluïde beschouwd aangezien een betekenis nooit vastligt (Wetherell,
Taylor & Yates, 2001). Taalgebruik is geen neutrale weerspiegeling van de werkelijkheid, er bestaan
meerdere manieren om over eenzelfde aspect te praten of te schrijven. Een discours is een specifieke
manier om (een deelaspect van) de wereld voor te stellen en te begrijpen. Meer concreet is een discours
een verzameling van ideeën, uitspraken en beelden met betrekking tot een specifiek onderwerp. Binnen
dit onderzoek is stress dat onderwerp. Een discours is een representatie van de wereld die enerzijds een
specifieke realiteit reflecteert en anderzijds actief een specifieke realiteit gaat construeren door
betekenissen toe te kennen aan de realiteit (Van Dijk, 1993).
Belangrijk bij het uitvoeren van discoursanalyse is dat er wordt gekeken naar de manier waarop via taal een
sociale werkelijkheid wordt geconstrueerd (Wodak & Meyer, 2009). Discoursanalyse is de analyse van de
relatie die bestaat tussen taalgebruik en de bredere sociale en culturele structuren. Kennis wordt gevormd
en gereproduceerd binnen de interactie. Onderzoek naar het taalgebruik in taal en tekst kan een inzicht
bieden in het discours waarbinnen een tekst bepaald werd (Van Dijk, 1993).
In een discoursanalyse wordt aandacht besteed aan de verschillende elementen van de sociale context. Het
discours van een samenleving verwijst naar het taalgebruik van deze samenleving en uit zich in de taal van
geschreven of ongeschreven regels, systemen of procedures (Wodak & Meyer, 2009). Discours heeft een
centrale plaats in het definiëren en herdefiniëren, in het scheppen van bepaalde attitudes en waarheden
in een samenleving alsook in het ontmantelen hiervan. Men ziet dit als een proces van wederzijdse
beïnvloeding waarin discours, attitudes, waarheden en kennis invloed hebben op mekaar.
Daarnaast is het belangrijk dat men bij het uitvoeren van een discoursanalyse een theoriegeleide en
historische invalshoek hanteert (Mortelmans, 2013). De historische invalshoek kan de actuele
verwachtingen omtrent het onderwerp verduidelijken. Discoursanalyse benadrukt de rol van taal en
communicatie in het creëren van de sociale wereld. Daarnaast hecht discoursanalyse een sterk belang aan
de relatie tussen tekst, discours en context. Discoursanalytici hebben in hun onderzoek vooral aandacht
voor deze verschillende constructies en de gevolgen daarvan voor de sociale realiteit.
26
4.4 Onderzoeksopzet
Tijdens het academiejaar 2018-2019 werd het praktisch luik van dit onderzoek uitgevoerd om tot een
antwoord op de deelvragen en de onderzoeksvraag te komen. In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt hoe
discoursanalyse werd gebruikt binnen het kader van het onderzoek. Er wordt binnen deze paper op het
macro-concept van discours gefocust. Er wordt rekening gehouden met de bredere context waarin
taalgebruik plaatsvindt. Betekenisgeving is namelijk afhankelijk van de context en vindt nooit in een vacuüm
plaats.
Het doel van deze paper is om te bestuderen op welke manier de notie stress evolueerde in het
academische discours en hoe de opkomst van de term burn-out hierbinnen past. Dit onderzoek zal de
betekenis van de notie stress analyseren aan de hand van een theoretische analyse van de literatuur. De
gegeven oorzaken, gevolgen en oplossingen van zowel stress als burn-out zullen veel duidelijk maken over
de manier waarop de samenleving verwachtingen stelt ten aanzien van individuen. Om deze vraagstelling
te beantwoorden werd er een diepgaand literatuuronderzoek uitgevoerd. Er werd een analyse gedaan van
enkele werken omtrent stress en burn-out. Dit zijn twee gelijkaardige fenomenen maar hebben ook enkele
duidelijke verschillen. De manier waarop deze termen van elkaar verschillen zal een inzicht geven in de
veranderende manier waarop de maatschappij verwachtingen en eisen stelt aan individuen.
Er zal niet enkel aandacht zijn voor de definiëring deze termen maar ook voor het discours errond. De
manier waarop stress en burn-out binnen het wetenschappelijk discours beschreven worden en welke
elementen aangekaart worden bij het bieden van een verklaring worden geanalyseerd. Bij de inhoudelijke
analyse van de documenten wordt gekeken naar de gebruikte concepten en de evolutie ervan. Er wordt bij
de analyse rekening gehouden met de inhoud, de context en het woordgebruik. De nadruk zal hier liggen
op het duiden van contradicties of gelijkenissen binnen een discours en tussen de verschillende discoursen.
Bij de uitvoering van het onderzoek worden de teksten die onderzocht worden via de discoursanalyse
opgedeeld in twee categorieën: stress en burn-out. Op die manier kan het discours van de twee concepten
beter met elkaar vergeleken worden.
27
Selectie onderzoeksmateriaal
In dit onderzoek bestaat de steekproef uit een aantal teksten van zowel stress als over burn-out. Bij het
stressdiscours werden er teksten uit verschillende tijdsperiodes geselecteerd zodat de evolutie doorheen
de tijd kon geanalyseerd worden. Op deze manier kon de veranderende definitie duidelijker vastgesteld
worden. De dataverzameling verliep in twee fasen, volgens de Grounded Theory benadering. In de eerste
fase werd een groot aantal teksten geselecteerd, elke tekst die op het eerste zich na het lezen van de
abstract relevant leek werd opgenomen in een lijst. Om deze selectie in te korten werden de teksten in een
tweede fase kort gescand in mate van relevantie.
Na de oppervlakkige lezing van de literatuur kon er vastgesteld worden dat binnen de stressliteratuur vier
perspectieven bestaan. Hieruit werd dan ook besloten om de literatuur op te delen binnen deze vier
perspectieven. Telkens een werk gelezen was, werd het binnen een bepaald perspectief geplaatst. In de
eerste fase werden er een relatief groot aantal teksten geselecteerd op basis van citaties en hun
populariteit. Na een globale lezing van deze teksten werd er besloten om binnen elk perspectief een drietal
teksten te selecteren voor verdere analyse.
Het eerste perspectief is het bouwkundig perspectief. De perspectief was dominant in de zeventiende
eeuw. Hier kon echter niet veel literatuur over teruggevonden worden. Het werk van Neuber haalde de wet
van Hooke wel aan. Het tweede perspectief is het biologische perspectief. Ook hier werden verschillende
werken gelezen. Wanneer men de biologische definitie van stress onderzoekt, zijn er drie namen die steeds
weer opduiken. Dit zijn Selye, Wolff en Cannon. Er werd van elk van deze auteurs één werk in de diepte
geanalyseerd. Deze werken werden allemaal geschreven begin twintigste eeuw, wanneer het stressconcept
echt aan populariteit won.
Tegen het einde van de twintigste eeuw werd het psychologisch perspectief van stress relevant. Voor de
analyse werd gekozen voor twee werken van Lazarus en een werk van Cohen, Kessler en Gordon. Eind
twintigste eeuw en begin éénentwintigste eeuw werd er veel stressliteratuur geproduceerd. Binnen deze
paper wordt gekozen voor het werk van Buscatto, Loriol en Weller; dit was het eerste echte sociologisch
stressonderzoek. Daarnaast werden de werken van Abbott en Pearlin bestudeerd, dit zijn twee zeer
invloedrijke werken binnen het sociologisch perspectief.
28
Deze teksten werden gekozen op basis van hun unieke invalshoeken op het concept stress. Er werden
meerdere teksten gelezen maar de selectie viel op deze teksten aangezien ze de grootste relevantie leken
te hebben voor het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen. De relevantie van de werken werd bepaald
door de onderzoeker zelf. Er werd door de onderzoeker onder andere rekening gehouden met het aantal
citaties van een werk. Een groot aantal citaties wordt binnen deze paper gezien als een aanduiding van het
belang dat dit werk en deze auteur heeft.
De gekozen werken zijn binnen elk perspectief bij de meest populaire en geciteerde werken. Ook binnen
enkele overkoepelende stresswerken zoals het werk van Lecœur (2011) en Mason (1975) werden deze
auteurs aangehaald en gezien als de grondleggers van het stressconcept. Deze algemene teksten waren de
eerste die geanalyseerd werden om een globaal beeld te krijgen van stressonderzoek. Gezien het
onderwerp van deze masterproef was het analyseren van deze teksten vanzelfsprekend. Deze werken
helpen om de meer specifieke werken te plaatsen binnen het bredere plaatje. In onderstaande tabel wordt
een overzicht gegeven van het geselecteerde onderzoeksmateriaal. De gekozen werken, hun tijdsperiode
en perspectief staan in de tabel op de volgende pagina aangegeven.
29
Tabel 1: geselecteerde stressliteratuur
Tekst Auteur Tijdsperiode Discipline
Theory of stress concentration
for shear-strained prismatical
bodies with arbitrary nonlinear
stress-strain law
Neuber, H. 1961 Bouwkundig perspectief
Stress and strains of
homeostasis.
Cannon, W. B.
1935
Biologisch perspectief
A syndrome produced by diverse nocuous agents.
Selye, H. 1936
Biologisch perspectief
Stress and disease. Wolff, H. G.
1953
Biologisch perspectief
Stress-related transactions
between person and
environment.
Lazarus, R. S. en
Launier, R.
1978 Psychologisch perspectief
From psychological stress to the
emotions
Lazarus, R. S. 1993 Psychologisch perspectief
Measuring stress: A guide for health and social scientists.
Cohen, S., Kessler, R. C., en Gordon, L. U.
1997
Psychologisch perspectief
The sociological study of stress.
Pearlin, L. I. 1989
Sociologisch perspectief
Positivism and interpretation in sociology: Lessons for sociologists from the history of stress research.
Abbott, A.
1990
Sociologisch perspectief
Au-delà du stress au travail. Une sociologie des agents publics au contact des usagers
Buscatto, M., Loriol, M., en Weller, J. M.
2008
Sociologisch perspectief
30
Binnen de burn-out literatuur werd er enerzijds voor twee klassieke werken gekozen, namelijk dat van
Freudenberger en Maslach. Zij zijn de grondleggers van het burn-out begrip. Anderzijds wordt er voor een
aantal recentere werken gekozen. Er wordt voor deze recente werken gekozen in de hoop de volledige
complexiteit van het begrip te kunnen omvatten en eventuele veranderingen met de originele definitie op
te merken.
Tabel 2: geselecteerde burn-out literatuur
Titel Auteur Tijdsperiode
Staff burn‐out.
Freudenberger, H. J.
1974
Burnout. The encyclopedia of clinical psychology.
Leiter, M. P., Maslach, C., en Frame, K.
1998
Stress en burnout.
Kleen, M.
2008
Geef burn-out geen kans. Swinnen, L. 2015
50 lepeltjes energie per dag: Je
praktische gids om een burn-out
te voorkomen en te genezen.
Everard, A.
2018
Het is belangrijk om op te merken dat deze selectie puur subjectief is gebeurd. Een andere onderzoeker
maakt hoogstwaarschijnlijk een andere selectie en zal tot verschillende resultaten komen. Er werd wel
getracht om een zekere vorm van systematiek te hanteren in het selecteren van de teksten. De keuze werd
binnen deze paper vooral gemaakt op basis van relevantie. Aangezien het hier gaat om een masterproef
die binnen een relatief korte tijdsperiode uitgevoerd dient te worden, is het aantal werken niet enorm
uitgebreid. Indien dit onderzoek in de toekomst herhaald wordt, kan men andere auteurs en werken
bestuderen.
31
Verloop van het onderzoek
Binnen discoursanalyse bestaat geen algemeen stappenplan (Wetherell, Taylor & Yates, 2001). Het
onderzoek wordt vooral uitgevoerd op basis van ervaring van de onderzoeker. Er werd zowel inductief als
deductief te werk gegaan. Tijdens de analyse werd vooral inductief te werk gegaan. De data zelf diende als
vertrekpunt, er werd niet vooraf vertrokken van een bepaalde theorie. De theorievorming gebeurde op
basis van empirisch materiaal, dit houdt in dat er vanuit de verzamelde data theorieën gevormd werden en
er niet op voorhand een theorie werd uitgedacht (Mortelmans, 2013). Daarnaast is discoursanalyse een
proces waarbij er cyclisch te werk wordt gegaan (Wetherell, Taylor & Yates, 2001). Dit houdt in dat men bij
het opbouwen van de analyse steeds opnieuw gaat vergelijken met data waarna eerdere analyses worden
verfijnd of aangepast. Tijdens de analyse werd er vaak teruggegrepen naar de literatuur om aanpassingen
te maken.
In het eerste stadium van het onderzoek werd met een zeer brede blik naar de data gekeken. Allereerst
werd de data goed doorgenomen zonder actie te ondernemen. Dit vooral om zich goed in te lezen en de
stressliteratuur en er voeling mee te krijgen. Bij een tweede lezing werd getracht reeds zicht te krijgen op
een aantal elementen die van belang zouden kunnen zijn bij verdere analyse. Er werd reeds een begin
gemaakt in het identificeren van gelijkenissen en verschillen binnen de literatuur. De data werd grondig
doornomen en met behulp van de kennis van de onderzoeker, voornamelijk opgedaan uit de
literatuurstudie, werden vier perspectieven geïdentificeerd.
In een tweede stadium werd besloten de teksten omtrent burn-out te analyseren en vergelijken met de
stressliteratuur. Aangezien de sociologische invalshoek van dit onderzoek werd er ook rekening gehouden
met de maatschappelijke omstandigheden ten tijde van de evolutie van het stressdiscours. Naarmate het
onderzoek vorderde werden via een deductieve benadering op basis van de literatuurstudie en
onderzoeksvragen elementen toegevoegd, verwijderd of aangepast.
Het analyseproces gebeurde manueel met behulp van coderingen in de tekst. De aanvankelijk gevonden
verschillen werden gegroepeerd onder drie categorieën om zo tot een overzichtelijker maar ook meer
gedetailleerd resultaat te komen. Drie grote thema’s leken in alle werken aan bod te komen: oorzaken,
gevolgen en oplossingen. De verschillenden teksten werden vergeleken in ontstaansgeschiedenis, definities
van stress, oorzaken, gevolgen en oplossingen over stress. In een laatste stadium werd getracht een geheel
32
te verkrijgen op basis van alle analyses. In functie van consequentie werd de data opnieuw volledig
doorlopen. Op die manier werd een coherent geheel gevormd.
Kwaliteit
Betrouwbaarheid en validiteit nastreven binnen een discoursanalyse is niet vanzelfsprekend (Mortelmans,
2013). De kwaliteitscriteria van kwalitatief onderzoek krijgen binnen discoursanalyse een andere invulling.
Een discoursanalyse kan niet in een vaste vorm gegoten worden, er bestaat geen stappenplan. Hierdoor
heeft de onderzoeker een grote invloed in de manier waarop de discoursanalyse uitgevoerd wordt.
Aangezien er getracht wordt kwaliteitsvol onderzoek af te leveren, werden in dit onderzoek enkele stappen
genomen. Aan de interne validiteit, die nagaat of daadwerkelijk gemeten wordt wat men wil weten, werd
getracht tegemoet te komen door uitvoerig literatuuronderzoek voor de start van dataverzameling en
analyse. De kennis van gelijkaardig onderzoek is namelijk van uitermate belang om de discoursanalytische
aanpak te begrijpen. Daarnaast werd de data meermaals doorlopen aangezien discoursanalyse een proces
zonder einde is, een proces waarbij patronen slechts gevonden worden door meermaals de data te
onderzoeken.
Het generaliseren van data van discoursanalyse is een moeilijke zaak. Discoursanalyse is een persoonlijk
proces, waarbij de invloed van de onderzoeker groot is. Daarnaast betreft het resultaat van discoursanalyse
louter de onderzochte teksten. Ondanks dat getracht werd een algemeen beeld van het stressdiscours weer
te geven, is elke tekst verschillend. Men kan daarom enkel uitspraken doen over de onderzochte data.
33
5. Analyse
In wat volgt zullen de resultaten van de discoursanalyse besproken worden. Hiervoor werden verschillende
werken omtrent stress en burn-out geanalyseerd, de geselecteerde werken kwamen aan bod in hoofdstuk
4.4. De onderzoeksvragen die geformuleerd werden na de literatuurstudie, worden hier beantwoord.
Deelvraag 1: Welke oorzaken worden aangegeven voor stress en burn-out, op welke manier verschillen die?
In termen van oorzaken verschillen de vier stress perspectieven ten zeerste. Volgens het bouwkundig
perspectief ontstond stress puur uit een te veel aan druk of spanning (Neuber, 1961). Een bepaald materiaal
was niet sterk genoeg om aan de druk te voldoen. Deze fysieke druk zou exact gemeten kunnen worden.
Een brug zou bijvoorbeeld slechts een bepaald aantal kilogram kunnen verdragen alvorens in te storten.
Volgens het biologisch perspectief gaat het niet om de hoeveelheid druk die een bouwwerk aankan maar
de hoeveelheid druk die een bepaald organisme aankan (Lecœur, 2011). Het eerste werk dat geanalyseerd
werd binnen het biologisch perspectief is dat van Cannon (1935). Volgens Cannon ontstaat stress wanneer
de verdedigingsbronnen van het lichaam zijn uitgeput. In tegenstelling tot het bouwkundig perspectief waar
de hoeveelheid druk kan gemeten worden, bijvoorbeeld windkracht of gewicht, is het niet mogelijk om de
druk die op een lichaam wordt uitgeoefend te meten. Binnen de biologische definitie ligt de oorzaak van
stress niet bij de zwakte van een bepaald materiaal maar bij de druk uit de omgeving.
Het werk van Selye ziet stress als een gevolg van de eisen van buitenaf, van de externe stressoren (Selye,
1936). Wanneer men voortdurend blootgesteld wordt aan situaties die spanningen oproepen, heeft een
individu te weinig tijd om volledig te herstellen en ervaart men stress. Selye ziet stress als een onvermijdelijk
gevolg van het leven. Vooral ongewenste, ongeplande en ongecontroleerde veranderingen in het leven
zouden het meest schadelijk zijn. De oorzaak wordt hier dus bij veranderingen in de omgeving van een
organisme gelegd en niet bij natuurfenomenen zoals een aardbeving.
Deze invalshoek werd gevolgd door de psychologie (Lazarus, 1993). Dit perspectief gaat er ook vanuit dat
stress veroorzaakt wordt door gebeurtenissen in de omgeving van een individu. Stress zou veroorzaakt
worden doordat het leven moeilijkheden oplegt aan individuen (Lazarus, 1978). Vooral Lazarus heeft veel
geschreven omtrent de negatieve effecten van grote veranderingen zoals een huwelijk of een
gezinsuitbreiding maar ook dagelijkse beslommeringen zoals het huishouden. Wanneer de eisen van de
34
omgeving de adaptieve capaciteit van een organisme te boven gaan, leidt dat tot psychologische of
biologische veranderingen die een persoon in risico stelt voor ziekte (Cohen, Kessler & Gordon, 1997).
Het verschil met het biologisch perspectief is dat het psychologisch perspectief nog een tweede oorzaak
ziet van stress (Lazarus, 1993). De mate van stress hangt enerzijds af van welke gebeurtenissen mensen
ervaren in hun leven, maar is anderzijds ook afhankelijk van individuele verschillen tussen personen. Stress
is een onvermijdelijk onderdeel van het leven, het verschil is hoe mensen ermee omgaan. Mensen
verschillen in kwetsbaarheid en gevoeligheid voor bepaalde gebeurtenissen en daarnaast ook in hun
reacties en interpretaties van deze gebeurtenissen (Cohen, Kessler & Gordon, 1997). Stress is hier een
subjectief fenomeen dat verschillende effecten heeft afhankelijk van persoon tot persoon.
Persoonlijkheidskenmerken die een hoger niveau van stress voorspellen zijn onzekerheid, perfectionisme
en een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Er zou dus een overlapping bestaan tussen fysiologische en
psychologische stress (Lazarus, 1993).
Het sociologisch perspectief is wellicht het perspectief dat het meest over de oorzaak van stress heeft
geschreven (Abbott, 1990). Terwijl de bouwkunde, fysica en biologie stress eerder beschrijven in termen
van de stressreactie, legt de sociologie een grote nadruk op de oorzaak van stress. De drie werken uit het
sociologisch perspectief leggen de oorzaak van stress elk bij de moderne maatschappij. Het eerste werk dat
stress echt als een sociologisch fenomeen bestudeerde legde grote nadruk op de structurele context en
verandering van de maatschappij als de grootste oorzaak van stress (Buscatto, Loriol & Weller, 2008).
Bij het zoeken naar de oorzaak van stress, hebben sociologen aandacht voor de sociale arrangementen van
de maatschappij en de structurering van ervaringen binnen deze regelingen. De sociale organisatie van de
maatschappij kan namelijk een negatieve invloed uitoefenen op het stressniveau van individuen. Veel
stressvolle ervaringen komen niet voort uit een vacuüm, maar zijn vaak terug te voeren op de omliggende
sociale structuren en op de locaties van mensen daarbinnen (Abbott, 1990).
Het werk van Pearlin (1989) gaat specifiek in op de mogelijke oorzaken van stress. Een veel gehoorde
oorzaak van stress die door sociologen gegeven wordt zijn rolconflicten. Wanneer personen een conflict
ervaren tussen twee of meerdere rollen, bijvoorbeeld de rol van moeder en de rol van werknemer, kan dit
voor stress zorgen. Ook een verstoring van sociale relaties kan tot een toename van stress leiden. Een
andere factor die stress zou veroorzaken zijn de sociale normen en waarden binnen de maatschappij. De
35
heersende normen en waarden kunnen bij individuen tot een enorme druk leiden om aan deze normen te
conformeren. Men wil slagen in het leven en een goede burger, echtgenoot en ouder zijn. Individuen
ondervinden vaak hoge niveaus van stress wanneer ze het gevoel hebben niet aan de waarden en normen
van de samenleving te voldoen.
Ook het werk van Abbott focust zich sterk op maatschappij gerelateerde oorzaken die stress
teweegbrengen (Abbott, 1990). Volgens Abbott vallen uit de populaire literatuur over stress en ziekte vier
grote thema’s af te leiden: het begrip angst, de controle over geest en lichaam, prestatie onder druk en
sociale aanpassing. Deze vier thema’s richten zich rechtstreeks op de gestreste persoon en hebben elk
betrekking op de problematische relatie tussen individuen en de maatschappij. Meer concreet zou een
angst voor gebeurtenissen in de moderne samenleving zoals oorlogen of economische crisissen voor stress
zorgen. Daarnaast zouden individuen binnen de moderne maatschappij een gebrek aan controle over hun
eigen geest en lichaam ervaren. Dit zou veroorzaakt worden door de controle en enorme druk die de
samenleving over zijn leden uitoefent. De snelle verandering van de maatschappij zou ervoor zorgen dat
men zich niet kan aanpassen aan het nieuwe moderne leven, wat ook tot een verhoogd stressniveau zou
leiden. De moderne maatschappij wordt hier dus als grote boosdoener aangeduid.
In termen van oorzaken zijn er duidelijke verschillen en gelijkenissen tussen het discours van stress en dat
van burn-out. De beginnende literatuur omtrent stress legde de oorzaak van stress bij materialen die een
teveel aan druk niet aankonden (Neuber, 1961). In het biologisch perspectief werd de oorzaak gelegd bij
schadelijke stressoren uit de omgeving en volgens het psychologisch perspectief zouden belastende
situaties in combinatie met bepaalde persoonlijkheidskenmerken tot stress leiden (Selye, 1936). Het
sociologisch perspectief legde de schuld bij de moderne maatschappij en het moderniseringsproces dat een
ongezonde hoeveelheid aan stress zou produceren (Pearlin, 1989).
Binnen de burn-out literatuur wordt er op verschillende oorzaken gewezen waaronder overwerk, huiselijke
moeilijkheden, buitensporige ambities, persoonlijke teleurstellingen en jaloezie (Swinnen, 2015). Dit zijn
grotendeels kenmerken van de moderne maatschappij. De druk van onze stedelijke, industriële en
commerciële beschaving wordt door individuen als onnatuurlijk beschouwd en kan leiden tot psychische
ziektes. Dit zou de verklaring zijn voor de burn-out epidemie die is ontstaan.
36
Burn-out wordt volgens de literatuur veroorzaakt door de enorme druk die de moderne maatschappij
uitoefent op haar individuen (Kleen, 2008). Het proces van modernisering begon met de industriële
Revolutie en verwijst naar alle samenhangende maatschappelijke veranderingen die vanaf de Industriële
revolutie hebben plaatsgevonden. Hierboven werd opgemerkt dat binnen het stress discours, de meest
recente definities steeds vaker verwezen naar de maatschappij als oorzaak. Dit kan impliceren dat burn-out
een vergevorderde definitie van stress is. Er moeten echter ook andere aspecten zijn die ervoor zorgden
dat het gebruik van een nieuwe term wenselijk werd.
In lijn van het sociologisch perspectief, wordt er binnen de burn-out literatuur enorm veel geschreven over
de kenmerken van de moderne maatschappij die tot een burn-out zouden leiden. Nog veel meer dan in het
sociologisch stressonderzoek, wordt er op de kenmerken van de maatschappij gewezen als oorzaak van
mentaal ongemak bij individuen. In het begin van sociologisch stressonderzoek werd er vooral gewezen op
de gevolgen van industrialisatie en urbanisatie (Abbott, 1990). Hoewel deze ook nog aan bod komen in het
discours rond burn-out, zijn het eerder de meer recente maatschappelijke veranderingen die aandacht
krijgen binnen het burn-out discours (Kleen, 2008). Zo zijn de digitalisering, individualisering en
globalisering meer recente kenmerken van modernisering die aandacht krijgen binnen de burn-out
literatuur (Everard, 2018). Het toegenomen werktempo, individualisme, hoge verwachtingen,
hyperconnectiviteit en de toegenomen keuzemogelijkheden zijn elk kenmerken van onze hedendaagse
maatschappij die binnen de verschillende werken als oorzaak van burn-out werden gegeven (Kleen, 2008;
Swinnen, 2015; Everard, 2018).
Deelvraag 2: Welke gevolgen van stress en burn-out worden vastgesteld, op welke manier verschillen die?
In de bouwkunde en fysica wordt er enkel aandacht gericht op de materiele schade van stress (Neuber,
1961). Meer specifiek zorgt een teveel aan druk op een bepaald materiaal of bouwwerk tot beschadiging,
vervorming of de afbraak ervan. Deze gevolgen worden uitgebreider beschreven in de biologische definitie
(Wolff, 1953). Men heeft het dan over lichamelijke schade. Elk individu zou volgens het biologisch
perspectief precies dezelfde lichamelijke reacties hebben op stress (Selye, 1936). Elke schadelijke stressor
zou min of meer dezelfde georkestreerde fysiologische reacties produceren waaronder meer afscheiding
van onder andere dopamine en adrenaline. Deze fysiologische reacties op stress blijken volgens een vast
patroon te verlopen, dat door Selye het ‘General Adaptation Syndrome’ werd genoemd. Stress verstoort
het lichamelijk evenwicht van een organisme.
37
Binnen het biologisch perspectief wordt stress als een ziekte beschouwd omwille van de schadelijke
gevolgen ervan, meer specifiek is stress een zenuwziekte (Wolff, 1953). Langdurige stress kan schadelijk zijn
voor de gezondheid, omdat het gepaard gaat met een verandering in de werking van het immuunsysteem.
Klachten die daarbij kunnen optreden zijn hoofdpijn, spierpijn, slaapproblemen en een hoge bloeddruk.
Wanneer individuen voor een lange tijd onder druk staan is dat mentaal en fysiek zeer belastend, zo
belastend dat het op lange termijn tot ziekte kan leiden.
Volgens het psychologisch perspectief leidde stress inderdaad tot een reeks lichamelijke klachten zoals
hoofdpijn en spierpijn (Cohen, Kessler & Gordon, 1997). Echter ervaarden individuen onder stress volgens
dit perspectief ook een andere reeks klachten, namelijk de psychische klachten. Voorbeelden hiervan zijn
prikkelbaarheid, overspannenheid en depressie. Naast lichamelijke en psychische klachten, kan stress ook
leiden tot bepaalde gedragswijzigingen zoals alcoholmisbruik. Een laatste type klachten die binnen het
psychologisch perspectief veel gehoord worden zijn denksignalen, zo kan men concentratieproblemen en
vergeetachtigheid ervaren. Stressvolle omstandigheden hebben volgens dit perspectief geen betrouwbare
gevolgen. Voor sommige personen is de stress die wordt veroorzaakt door een bepaalde gebeurtenis groot,
terwijl deze voor anderen klein is.
Het sociologisch perspectief legt ook nadruk op zowel de lichamelijke als de psychische klachten die stress
veroorzaakt (Pearlin, 1989). Zo zouden onbehandelde levensproblemen, angst en een slechte aanpassing
aan de maatschappij leiden tot nerveuze symptomen en uiteindelijk tot mentale ziekte (Landis & Page,
1938). Daarnaast kan een te veel aan stress ook verantwoordelijk zijn voor angststoornissen, nervositeit,
overspannenheid en uiteindelijk leiden tot een depressie of burn-out.
Wanneer het discours van stress en burn-out vergeleken wordt, kan vastgesteld worden dat de term burn-
out vooral het psychologisch perspectief en het sociologisch perspectief van stress volgt. Net als in het
psychologisch perspectief wordt er binnen het discours omtrent burn-out nadruk gelegd op de individuele
verschillen in kwetsbaarheid (Swinnen, 2015). Het hangt af van de vatbaarheid van personen of ze ziek
worden of niet. Personen met bepaalde eigenschappen zoals perfectionisme en empathie zouden meer
risico lopen om een hoog niveau van stress te ervaren en met een burn-out te maken te krijgen.
38
Binnen de burn-out literatuur wordt er op dezelfde lichamelijke klachten gewezen als in de stressliteratuur.
Toch wordt er binnen het burn-out discours opvallend minder aandacht besteedt aan lichamelijk klachten
dan dat in het discours van stress het geval is. Het grootste deel van de aandacht gaat naar de psychische
klachten ten gevolge van burn-out. Individuen met een burn-out worden gekenmerkt door een negatieve
attitude, cynisme, wanhoop en een gevoel van teleurstelling. Daarnaast hebben ze een gebrek aan
enthousiasme en zelfvertrouwen. Deze mensen hebben een laag zelfbeeld, voelen zich inefficiënt en
hebben het gevoel tot niets meer in staat te zijn.
Net als binnen het psychologisch perspectief omtrent stress, wordt er in het discours rond burn-out
gewezen op mogelijke gedragswijzigingen die kunnen ontstaan (Kleen, 2008). Voorbeelden daarvan zijn
alcoholverslaving of misbruik van middelen. Personen met een burn-out hebben ook de neiging sociaal
contact uit de weg te gaan waardoor ze zeer eenzaam en geïsoleerd worden (Leiter, Maslach & Frame,
1998). Ze voelen zich vervreemd van zichzelf en van hun leefwereld. Ze kunnen niet meer op een warme
manier in contact treden met anderen en verliezen hun optimisme, dit wordt door Maslach
depersonalisatie genoemd.
Een verschil met het stressdiscours is dat er binnen de burn-out literatuur ook gewezen wordt op de
materiele en sociale kosten die een burn-out kan teweegbrengen (Everard, 2018). Personen met een burn-
out stoppen meestal voor een langere tijd met werken waardoor sommigen tijdens deze periode van
afwezigheid een lager of zelfs geen loon ontvangen. Daarnaast kan een gezinslid met een burn-out zeer
zwaar wegen op het gezin (Swinnen, 2015). De normale gang van zaken verandert en het hele gezin dient
zich aan te passen aan deze nieuwe situatie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een burn-out dikwijls
leidt tot gebroken relaties of echtscheidingen.
Deelvraag 3: Welke oplossingen worden gegeven voor stress en burn-out, op welke manier verschillen die?
De mogelijke oplossingen die worden aangereikt zeggen veel over de manier waarop de maatschappij deze
fenomenen als een sociaal probleem beschouwt. Binnen de fysica en bouwkunde klonk er een simpele
oplossing voor de gevolgen van stress (Neuber, 1961). Na de afbraak van een voorwerp of bouwwerk, werd
het gewoon terug opgebouwd maar dan met sterkere materialen. Om stress te voorkomen kan men op
voorhand trachten te berekenen hoeveel druk bepaalde bouwwerken aankunnen en de bouw hierop
afstemmen.
39
Binnen de biologie en geneeskunde was het lichaam terug in een evenwichtstoestand krijgen de oplossing
voor stress (Cannon, 1935). Individuen trachten zich aan te passen aan de externe omgeving. Er dient
voldoende rust genomen te worden na de uitputtingsfase van het ‘General Adaption Syndrome’ (Selye,
1936). Op die manier heeft het lichaam voldoende tijd om te recupereren, indien dit niet het geval is raakt
men in een neerwaartse spiraal waarin het stressniveau enkel toeneemt. Volgens dit perspectief zouden de
lichamelijke klachten bij voldoende rust afnemen en uiteindelijk verdwijnen wanneer het lichaam terug in
evenwichtstoestand wordt gebracht (Wolff, 1953).
De technieken die individuen vaak gebruiken om psychologische stress onder controle te krijgen zijn onder
andere ontkenning en afstand nemen, dit wordt ook wel coping genoemd (Lazarus, 1978). Men verandert
de interpretatie van omstandigheden om ze gunstiger te laten lijken. Een individu zal zich proberen
aanpassen aan de druk van zijn omgeving. Ook sociale relaties zouden een belangrijke buffer vormen
tegenover psychologische stress (Dean & Lin, 1997).
Ook het sociologisch perspectief wijst op het belang van interne aanpassingen (Pearlin, 1989). Men dient
inderdaad rust te nemen maar het is daarnaast ook belangrijk om mentale aanpassingen te doen.
Individuen zouden volgens dit perspectief tijd nodig hebben om zich te kunnen aanpassen aan de
veranderende samenleving. Het belang van een sociaal netwerk wordt ook binnen dit perspectief sterk
benadrukt (Dean & Lin, 1977). Individuen met een sterk sociaal netwerk zijn beter bestand tegen stress dan
individuen zonder sociaal netwerk. In tegenstelling tot het bouwkundig en biologisch perspectief wordt hier
beroep gedaan op menselijke factoren in het bestrijden van stress.
De oplossingen die voor burn-out naar voren geschoven worden binnen de literatuur zijn opvallend
complexer dan die binnen de literatuur rond stress. De meest gehoorde oplossing voor stress was om uit te
rusten, over preventiemaatregelen werd zo goed als niet geschreven. Opvallend is dat er binnen het burn-
out discours veel meer nadruk wordt gelegd op preventie (Everard, 2018). Terwijl het stressdiscours
voornamelijk de symptomen en gevolgen beschrijft, wordt er in de burn-out literatuur vaak ingegaan op de
preventiemaatregelen van burn-out. De klachten van een burn-out zijn namelijk van lange duur en niet
meteen op te lossen. Een burn-out verbergt zich dikwijls in een onherkenbaar klachtenpatroon en gaat
sluipend te werk over een periode van jaren. Vandaar dat het zeer belangrijk is om preventief te werk te
gaan. Elk van de drie recente werken die geanalyseerd werden hadden een hoofdstuk dat puur gericht was
op preventie.
40
De vaakst gehoorde oplossingen voor burn-out zijn rust nemen, medicatie en therapie (Kleen, 2008). Dit
wijst op de medicalisering van de term. Er bestaan vandaag de dag zelfs stressklinieken waar men de
diagnose van burn-out kan krijgen (Everard, 2018). Echter raken personen met een burn-out over het
algemeen nooit volledig over hun burn-out, ze blijven er voor de rest van hun leven gevoelig voor (Swinnen,
2015). Vandaar dat er in de literatuur veel nadruk wordt gelegd op het belang van preventie. Aangezien
burn-out een energieziekte is, is het belangrijk om bewust om te gaan met energie. Het lichaam moet in
balans zijn en er moet voldoende tijd voorzien worden voor rustperiodes. Daarnaast is het van groot belang
om de alarmsignalen tijdig te ontdekken. Burn-out komt voort uit een langdurige stressperiode. Mensen
nemen dit vaak niet serieus aangezien stress vandaag de dag als iets normaal wordt gezien. Door dit
stressgevoel echter lang te negeren merkt men het vaak niet op vóór het te laat is.
Onderzoeksvraag: Op welke manier is de definiëring van de notie stress verandert in het academisch
discours?
Uit de discoursanalyse blijkt dat er een enorme verscheidenheid is in de manier waarop de term stress
wordt gedefinieerd (Abbott, 1990). Verschillende aspecten van de term werden benadrukt afhankelijk van
de tijdsperiode. Uit de discoursanalyse kan besloten worden dat de manier waarop het concept stress
ingevuld wordt samenhangt met de wetenschappen die tijdens een bepaalde tijdsperiode dominant zijn.
In het begin van het stressdiscours zijn vooral de harde of bètawetenschappen zoals de fysica en biologie
dominant. Zij worden gezien als de enige betrouwbare en objectieve wetenschappen. Deze exacte
wetenschappen zijn gebaseerd op wetten, theorieën, wiskundige modellen en experimentele toetsing.
Vanaf de twintigste eeuw komt er steeds meer aandacht voor de meer softe of alfawetenschappen
waaronder psychologie en sociologie. Deze wetenschappen hebben betrekking op de mens in zijn sociale
omgeving. De focus ligt niet meer puur op wetten en objectieve maten, maar op subjectieve
waarschijnlijkheden. Men komt tot het inzicht dat ook deze wetenschappen een belangrijke bijdrage
kunnen leveren aan stressonderzoek. De opkomst van de menswetenschappen heeft het discours rond
stress zeer sterk beïnvloed.
Deze evolutie ziet men terug wanneer het discours van de notie stress bestudeerd wordt. Stress heeft geen
éénduidige definitie die door alle wetenschappen geaccepteerd wordt. Er heerst veel verwarring omtrent
de betekenis en het meten van stress (Cohen, Kessler & Gordon, 1997). Er bestaan meerdere definities van
41
het fenomeen die verschillen in de manieren waarop ze stresserende gebeurtenissen, reacties of
individuele inschattingen van situaties benadrukken.
Wanneer de literatuur geanalyseerd werd, konden er vier verschillende perspectieven ontdekt worden.
Deze hebben elk een eigen invalshoek in het bestuderen en beschrijven van de notie stress. Hieronder
worden in chronologische volgorde de belangrijkste definities die geformuleerd werden besproken. De
stressliteratuur begint met het bouwkundig perspectief en gaat dan over naar een biologisch perspectief.
Vervolgens verandert de insteek opnieuw door de aandacht van de psychologie en tot slot komt de
sociologische definitie van stress aan bod.
De eerste definitie die van stress gevormd wordt ontstaat in de zeventiende eeuw (Neuber, 1961). De term
wordt voor het eerst gebruikt door Robert Hooke en werd gebruikt in de context van de bouwkunde.
Volgens dit perspectief was stress een te veel aan druk of spanning op een bepaald bouwwerk. Het
dominante model van Hooke's analyse was een input-output benadering, waar een belasting op
bouwwerken een bepaalde stress of afbraak teweegbrengt.
Stress zou een fenomeen zijn dat enkel door voorwerpen ervaren kon worden, het werd puur in de fysieke
context gebruikt. Naast de bouwkunde was het in deze periode ook in de context van de fysica dat de term
stress aan bod kwam (Lecœur, 2011). Net zoals in de bouwkunde werd stress in de fysica gebruikt om te
verwijzen naar de hoeveelheid druk een voorwerp aankon alvorens te buigen of breken. Hoewel deze
zienswijze later is veranderd in de overgang van fysica naar andere disciplines, heeft de analyse van Hooke
de latere definities en stressmodellen in de fysiologie, psychologie en sociologie in de vroege twintigste
eeuw sterk beïnvloed (Lazarus, 1993). In onze moderne tijden heerst nog steeds de idee van stress als een
externe belasting of druk op de mens.
Eind negentiende eeuw werd de term stress niet enkel meer gebruikt in de context van de bouwkunde en
fysica (Mason, 1975). De term werd toen ook systematisch gebruikt in de biologie en geneeskunde. Het
technische jargon van Hooke werd toegepast op het biologisch-fysiologische terrein (Lecœur, 2011). Er
werden verschillende definities van stress gehanteerd binnen het biologisch discours. Deze hebben gemeen
dat ze stress beschouwen als een reactie van het lichaam. Algemeen gesteld wordt stress binnen het
biologisch perspectief gedefinieerd als een fysieke reactie van het lichaam om het evenwicht te herstellen
42
(Mason, 1975). De personen in kwestie reageren op een bepaalde situatie met stress. Een stimulus wordt
dus als stresserend gedefinieerd in termen van een stressreactie.
De grootste verandering in vergelijking met het bouwkundig perspectief is de idee dat niet enkel materialen
of voorwerpen stress konden ervaren maar ook organismen (Cannon, 1935). De biologie en geneeskunde
gebruikten de term om naar een teveel aan druk en spanning op een lichaam, in plaats van op een
voorwerp, te verwijzen. Binnen de geneeskunde wordt stress gezien als een zenuwziekte, een syndroom
van angsten en vermoeidheid dat meestal gepaard gaat met hoofdpijn, darmproblemen en hartkloppingen
(Abbott, 1990). Stresserende gebeurtenissen hebben een invloed op de fysieke gezondheid door een
negatieve staat van het lichaam te veroorzaken die het risico op ziektes vergroot (Cohen, Kessler & Gordon,
1997).
De grondleggers van dit biologisch perspectief waren Cannon, Selye en Wolff. Zij gebruikten elk een
biologische definitie van stress. Het werk van Cannon uit 1935 beschreef het biologisch verdedigingsproces
homeostase. Homeostase is een proces dat voor een evenwichtstoestand van het lichaam zorgt. Zo zorgt
homeostase er onder andere voor dat organen harder werken tijdens koud weer, zodat men het minder
koud heeft. Stress is volgens Cannon een verstoring van de homeostase bij koude, een lage
bloedsuikerspiegel of een gebrek aan zuurstof. Het lichaam zou uit evenwicht raken ten gevolge van
veranderingen in de omgeving.
Een andere auteur die het denken over stress zeer sterk heeft beïnvloed was Hans Selye (1936). Selye
maakte ook gebruik van een biologische definitie van stress. Hij voegde het idee toe dat niet alleen
materialen zoals staal en ijzer kunnen blootgesteld worden aan een bepaalde druk alvorens te buigen of
breken, ook mensen kunnen die druk ervaren. Hij gebruikte de term stress als een verklaring voor veel
verschillende symptomen die tot dan toe nog geen duidelijke oorzaak hadden, zoals een hoge bloeddruk
en maagzweren.
Stress wordt hier beschreven aan de hand van de stressrespons, de manier waarop een individu reageert
op een stressvolle gebeurtenis. Selye definieert stress als de reactie van het lichaam op de eisen van
buitenaf (de externe stressoren) en ziet deze als een onvermijdelijk gevolg van het leven. Personen
reageren op bepaalde stressprikkels uit de omgeving met een noodreactie om het hoofd te kunnen bieden
aan bedreigende situaties. Selye gebruikte de term stress in zeer technische zin als een georkestreerde set
43
van lichamelijke verdedigingen tegen elke vorm van schadelijke prikkels of bedreigingen. Hij kwam tot de
conclusie dat iedere persoon lichamelijk op dezelfde manier op spanning reageert. Elke schadelijke stressor
zou dus min of meer dezelfde georkestreerde fysiologische reacties produceren. Op het moment dat er een
bedreiging plaatsvindt, zouden er binnen het lichaam hormonen worden aangemaakt die de mentale en
lichamelijke alertheid verhogen.
Deze fysiologische reacties op stress volgt een vast patroon dat door Hans Selye het ‘General Adaptation
Syndrome’, of kortweg het GAS, is genoemd. Hierbij zou het lichaam stress opnemen als een
standaardmodus. Dit syndroom bestaat uit drie fasen: een kortdurende alarmfase die een vecht- of
vluchtreactie teweegbrengt, een weerstandfase en tot slot een uitputtingsfase. In de alarmfase is er sprake
van een tijdelijke verlaagde weerstand van het lichaam. In de weerstandsfase is de weerstand tegen stress
verhoogd, waarna deze in de uitputtingsfase weer verlaagd. Wanneer een persoon deze fasen heeft
doorlopen, duurt het enige tijd voordat hij weer op het normale niveau is teruggekeerd. Wanneer men
echter voortdurend blootgesteld wordt aan stress en situaties die spanningen oproepen, heeft een individu
te weinig tijd om volledig te herstellen en kan die fase van uitputting fataal zijn. De verdedigingsbronnen
van het lichaam zijn dan compleet uitgeput.
Een andere auteur die de biologische definitie hanteerde was Harold Wolff (1953). Hij schreef tussen 1940
en 1950 over levensstress en ziekte. Net als Selye en Cannon, ziet Wolff stress als een dynamische staat van
het lichaam. De aandacht ligt op de relatie tussen organismen en hun omgeving. De nadruk van Wolff ligt
op de dynamische staat van het lichaam dat zich moet aanpassen aan eisen, waar de nadruk van Selye op
het georkestreerde fysiologische antwoord ligt.
In het biologische gebruik wordt stress dus gezien als een actief proces van terug vechten, het lichaam doet
inspanningen om zich aan te passen en het evenwicht te herstellen. Stress is een biologisch
verdedigingsreflex in bedreigende situaties. Alle energie van het lichaam wordt gemobiliseerd om
weerstand te bieden tegen het gevaar. De biologische definitie ziet stress als een vorm van spanning die in
het lichaam van een bepaald organisme optreedt als reactie op externe prikkels, gevolgd door een bepaald
patroon van fysiologische reacties (Selye, 1936).
44
Wat ook opvallend is aan het discours binnen dit perspectief is dat stress, in tegenstelling tot binnen het
bouwkundig perspectief, gezien wordt als een ziekte (Abbott, 1990). De geneeskunde ziet ziektes als een
inherent gevolg van stress. Deze link tussen stress en ziekte kwam ook duidelijk aan bod bij Wolff (1935).
Stressoren zouden volgens hem een negatieve invloed uitoefenen op de fysieke gezondheid en het risico
op ziektes vergroten (Cohen, Kessler & Gordon, 1997). De concepten stress en spanning werden in de
twintigste eeuw gezien als de basis van ziekte, net zoals in het werk van Selye en Wolff.
Het biologisch discours bleef lange tijd zeer populair en kan ook vandaag de dag nog op veel aandacht
rekenen. De harde wetenschappen waren tijdens deze tijdsperiode de dominante wetenschappen. Lange
tijd werd de aandacht enkel gericht op de biologie en geneeskunde binnen het discours van stress. Er werd
uitgegaan van wetmatigheden, namelijk dat elke persoon op dezelfde manier op stressoren reageerde. Een
bepaalde stimulus lokte een specifieke reactie uit, zo simpel was het. Stress is binnen dit perspectief puur
een lichamelijke reactie, er wordt geen rekening gehouden met mentale processen.
Tegen de twintigste eeuw kregen de harde wetenschappen concurrentie. Hun dominantie werd onderdrukt
door de opkomende populariteit van de softe wetenschappen. De benaderingen bestaan vandaag de dag
eerder naast elkaar dan in een hiërarchie. Rond het einde van de twintigste eeuw hanteerden de
psychologie en psychosomatische wetenschappen de term stress (Lecœur, 2011). Dit perspectief legt de
nadruk op de subjectieve aard van het fenomeen stress. Stressvolle omstandigheden hebben volgens dit
perspectief geen betrouwbare effecten (Lazarus, 1993). Of een gebeurtenis als stresserend of neutraal
geïnterpreteerd wordt is afhankelijk van persoon tot persoon. Volgens dit perspectief dient men dus
rekening te houden met individuele verschillen aangezien deze de relatie tussen de stressor en de reactie
beïnvloeden.
Eén van de invloedrijkste figuren binnen dit perspectief is Lazarus. Hij bracht in 1974 het ‘transactionele
stress model’ uit (Lazarus, 1978). Dit model ziet stress als een complex interactieproces tussen de eisen van
de situatie en de handelende persoon. Volgens Lazarus is het niet de objectieve aard van de situaties, maar
de subjectieve evaluatie die mensen maken van een situatie die de stressreactie bepaalt. Situaties kunnen
beoordeeld worden als positief, irrelevant of potentieel gevaarlijk.
45
De focus van Lazarus ligt op de invloed van schadelijke levensgebeurtenissen op het stressniveau van
individuen. Dit kunnen enerzijds grote veranderingen zijn zoals het overlijden van een naaste, maar ook
dagelijkse beslommeringen zoals het huishouden. Deze invalshoek komt ook terug in de manier waarop
stress gemeten werd (Lazarus, 1993). Vooral in de jaren zestig en zeventig werd er frequent gebruik
gemaakt van een lijst met levensgebeurtenissen voor het meten van stress.
Net als de biologische definitie ziet het psychologisch perspectief stress als een reactie ten gevolge van een
eis gesteld door de omgeving (Lazarus, 1978). Echter werd aan de biologische definitie de idee toegevoegd
dat het ervaren van stress afhankelijk is van persoon tot persoon. In tegenstelling met het biologisch
perspectief gaat het psychologisch perspectief ervan uit dat elke persoon een verschillende reactie heeft
op stresserende omstandigheden, afhankelijk van de eigenschappen van een individu.
Om terug te grijpen naar de originele definitie van Hooke, kan men de vergelijking maken met de verschillen
in de elasticiteit van metalen (Lazarus, 1993). Gietijzer is bijvoorbeeld zeer broos en breekt gemakkelijk, in
tegenstelling tot smeedijzer dat zacht is en buigt zonder te breken. Het vermogen van metalen om
vervorming te weerstaan, verklaarde de interesse in individuele verschillen in de veerkracht van mensen
die onder stress staan. Veel hangt af van de persoonlijkheidskenmerken en coping-processen die sommige
mensen helpen de schadelijke effecten van stress beter te doorstaan dan anderen. Enkele
persoonlijkheidskenmerken die geassocieerd zouden zijn met veerkracht zijn constructief denken,
optimisme en zelfredzaamheid.
Net als in het biologisch perspectief wordt stress nog steeds inherent aan ziekte gelinkt (Cohen, Kessler &
Gordon, 1997). De recentste tekst binnen dit perspectief richt zich specifiek op de relatie tussen stress en
ziekte. Deze tekst van Cohen, Kessler en Gordon geeft aan dat ziekte niet enkel beschouwd wordt als een
gevolg van een extern organisme. Of een persoon ziek wordt of niet zou afhangen van de vatbaarheid van
het organisme. Er is geen objectieve manier om psychologisch stress als reactie te voorspellen zonder
referentie naar de eigenschappen van een persoon.
Het is duidelijk dat de definities van stress hier de relaties tussen de omgeving en de persoon benadrukken
(Lazarus, 1978). Stress wordt gezien als de algemene idee dat het leven moeilijkheden kan opleggen aan
individuen en als gevolg voor psychologische of biologische problemen kan zorgen (Abbott, 1990). Er dient
rekening gehouden te worden met de persoonlijkheidskenmerken enerzijds, en de natuur van de omgeving
46
anderzijds (Lazarus, 1993). Er is geen objectieve manier om psychologisch stress als reactie te voorspellen
zonder referentie naar de eigenschappen van een persoon. Dit maakt van stress een subjectief fenomeen
dat verschillende effecten heeft afhankelijk van persoon tot persoon.
De subjectieve aard van het fenomeen zorgde ervoor dat stress voor bepaalde exacte wetenschappen een
onaantrekkelijk onderwerp werd (Lecœur, 2011). Echter is het een zeer interessant onderwerp voor de
sociologie. Sociologisch stressonderzoek focust zich op de druk en spanning die gecreëerd wordt door de
veranderende maatschappij en welke gevolgen dat heeft voor de individuen binnen die maatschappij
(Buscatto, Loriol & Weller, 2008). Het sociologisch perspectief legt de link tussen de sociale organisatie van
de maatschappij en individuele stress.
Stress zou voortkomen uit en worden beïnvloed door verschillende structurele regelingen waarin
individuen zijn ingebed. Deze regelingen bepalen voor een groot deel de stressfactoren waaraan mensen
worden blootgesteld, de bemiddelaars die ze kunnen mobiliseren en de manier waarop ze stress ervaren.
Het zijn geen specifieke gebeurtenissen die de aandacht van de socioloog krijgen, maar de manier waarop
de organisatie van het leven van mensen kan worden verstoord tijdens het stressproces.
Het werk van Marc Loriol, Marie Buscatto en Jean-Marc Weller (2008) was één van de eerste werken die
opteerden om stress op een sociologische manier te bestuderen. Ook hier werd een nieuwe definitie van
stress gevormd. Stress zou een sociale constructie zijn, dit houdt in dat mensen de werkelijkheid enkel
kennen via hun eigen definitie ervan. Individuen zien bepaalde definities en zaken als vanzelfsprekend en
normaal. Dat is echter niet het geval, alles is een constructie die gebeurt op basis van de cultuur, waarden
en normen van een samenleving. Een objectieve werkelijkheid kan door niemand gevat worden, iedereen
heeft zijn eigen definitie van stress en ervaart het anders. Het doel van sociologisch onderzoek is trachten
te begrijpen wat de implicaties van de sociale constructie van stress is in onze samenleving.
De literatuur over stress groeide snel na de Tweede Wereldoorlog (Abbott, 1990). De oorlog leidde tot een
groeiende interesse voor de maatschappij als oorzaak van menselijk leed en disfunctioneren. Met de
culturele definitie van stress (stress als sociale constructie) in het achterhoofd, werden de maatschappelijke
omstandigheden bestudeerd. De idee dat het moderne leven inherent stressvol is, komt rechtstreeks voort
uit het culturele concept (de Rek & Hoogendijk, 2017). Dit verklaart waarom sociologen zo een grote
47
aandacht hebben voor de maatschappij. Men bestudeert waarom de gestreste persoon cultureel dominant
wordt en waarom het idee van de moderniteit inherent gelinkt wordt met dat beeld.
Ook hier wordt een extra component aan de definitie van stress toegevoegd, namelijk de veranderende
maatschappij en haar kenmerken. Sociologie heeft specifiek aandacht voor de organisatie en verandering
van de maatschappij die het stressproces negatief beïnvloeden. Stress is een gevolg is van de veranderende
maatschappij waaraan individuen zich niet kunnen aanpassen (Abbott, 1990). Het is dan ook logisch dat dit
aspect in stressonderzoek grondig aan bod komt. Stress wordt gezien als een maatschappelijk fenomeen,
dit is in tegenstelling tot de vorige perspectieven die stress beschouwden als een individuele
aangelegenheid.
Een gelijkenis tussen de vier perspectieven is dat ze vooral focussen op de negatieve dimensie van stress:
stress als een te veel aan spanning, stress als onbalans, stress als een slechte aanpassing, enz. Kortom wordt
stress gezien als iets dat men wil vermijden. De manier waarop stress gedefinieerd wordt als een teveel aan
spanning, wijst erop dat het als iets problematisch wordt beschouwd. Men ervaart een bepaalde spanning
en vindt dat een onaangenaam gevoel. Personen zijn constant op zoek naar manieren om stress tegen te
gaan en te voorkomen.
De studie van stress werd dus geplaagd door een inconsistent en verwarrend gebruik van termen om de
variabelen van het stressproces te duiden (Lazarus, 1993). De stressliteratuur is gestaag overgegaan van de
eenvoudige structuren van Hooke en Selye naar modellen met meer interpretatieve subtiliteit en
complexiteit (Abbott, 1990). In de bouwkunde en fysica was stress een relatief simpel fenomeen. Wanneer
deze term echter werd toegepast op mensen, was het niet meer zo eenvoudig. Plots diende er rekening
gehouden te worden met mentale processen. De stressreactie kon niet langer voorspeld worden op basis
van de stressor. Elk individu reageert anders op stressprikkels. Daarnaast wordt er niet enkel meer gefocust
op lichamelijke klachten maar ook op mentale klachten waaronder prikkelbaarheid en
concentratieproblemen. Ook in termen van oplossingen wordt de term complexer. In plaats van rust te
nemen, gaat het individu verschillende coping mechanismen ondernemen.
De definitie van stress is doorheen de jaren flink gewijzigd. Het begon met de zeer abstracte definitie van
Hooke en werd keer op keer uitgebreid met complexere factoren. Zo werd stress gelinkt met de prikkels uit
de externe omgeving, individuele persoonlijkheid en bredere maatschappelijke structuren. De originele
48
definitie van Hooke wordt steeds uitgebreider. Er worden steeds meer factoren betrokken bij de definitie
en analyse van stress. De focus veranderde meerdere keren: van een focus op bouwwerken, naar de eisen
uit de omgeving, naar de karakteristieken van de mens en uiteindelijk naar de negatieve invloed
maatschappij. Stress wordt een veel breder fenomeen, het is niet simpelweg een teveel aan druk. De
definitie focust zich dus steeds meer op sociale processen als oorzaak van stress. Het is duidelijk dat men
niet blind kan zijn voor de invloed van de maatschappij. Deze toevoegingen maken van stress een veel
complexer fenomeen. Daarnaast wordt het fenomeen steeds subjectiever door de inbreng van de
menselijke kenmerken en de kenmerken van de veranderende maatschappij.
Onderzoeksvraag: Hoe past de opkomst van de term burn-out binnen deze evolutie?
Het discours van de term burn-out werd bestudeerd om te achterhalen wat deze term nu net onderscheidt
van de term stress. Er worden wellicht andere aspecten opgemerkt die aanleiding geven om de term burn-
out te gebruiken. Hieronder wordt het discours van burn-out en stress vergeleken om op die manier
hopelijk te kunnen verklaren waarom deze nieuwe term ontstond.
Stress is een term die al een heel stuk langer bestaat dan de term burn-out (Abbot, 1990). Stress werd voor
het eerst gebruikt in de zeventiende eeuw, burn-out pas in de jaren zeventig van de twintigste eeuw
(Freudenberger, 1974). De term burn-out werd vooral vormgegeven door Herbert Freudenberger en
Christina Maslach. Freudenberger gebruikte de term als verwijzing naar het moment waarop individuen
hun innerlijke bronnen opgebrand zijn. Maslach definieert een burn-out aan de hand van emotionele
uitputting, depersonalisatie en het reduceren van persoonlijke prestaties (Leiter, Maslach & Frame, 1998).
Burn-out is een term die gebruikt wordt als verwijzing naar een teveel aan druk of stress (Kleen, 2008). De
recente opkomst van deze relatief jonge term wijst op het feit dat er een verandering moet plaatsgevonden
hebben in de relatie tussen de mens en maatschappij. Het vrij nieuwe concept is op korte tijd mainstream
geworden (Everard, 2018). Burn-out wordt binnen de literatuur beschreven als een vorm van emotionele
en fysieke uitputting die veroorzaakt wordt door stresserende situaties. Wanneer burn-out letterlijk
vertaald wordt, betekent het opbranden. Zowel stress als burn-out worden gezien als het gevolg van een
energietekort, zowel mentaal als fysiek hebben individuen geen energie meer over.
49
Burn-out en stress worden beiden gezien als een reactie van het lichaam (Lecœur, 2011). Stress wordt
eerder gezien als een veroorzaker van ziektes, waaronder hart- en darmziektes. Stress is een waarschuwing
voor ziekte, een alarmsignaal voor een burn-out (Swinnen, 2015). Een burn-out is een lang aangehouden
stressreactie en zou de medische vertaling van stress zijn (Abbott, 1990). Het medisch discours is dominant
in onze huidige maatschappij, heel wat ervaringen worden in medische termen geduid.
Het grootste verschil tussen stress en burn-out is de medicalisering van de term burn-out. Burn-out wordt,
in tegenstelling tot stress, officieel als ziekte erkent. Meer specifiek is burn-out een energieziekte (Swinnen,
2015). Mensen leven haastig en hebben niet genoeg tijd om te recupereren wat op lange termijn leidt tot
een burn-out. Burn-out is een psychische ziekte die grote fysieke gevolgen heeft (Everard, 2018). Deze
medicalisering komt ook terug in onder andere de oplossingen die voor het fenomeen naar voren
geschoven worden. Bij stress klinkt het advies om simpelweg wat meer rust te nemen. Individuen die met
stress kampen gaan over het algemeen niet naar de dokter. Het is een fenomeen waar de hele bevolking
mee te maken krijgt. Stress hebben zou normaal zijn binnen onze hectische samenleving.
Een burn-out treft echter slechts een deel van de bevolking. Burn-out wordt vastgesteld door dokters en
andere experts. Bij een burn-out wordt er verondersteld dat een individu er zonder professionele hulp er
niet bovenop raakt. Daarnaast wordt er ook vaak medicatie voorgeschreven en gaan werknemers met een
burn-out op een ziekteverlof van gemiddeld zes maanden (Bourdeaud’hui & Vanderhaeghe, 2014). Men
zou dus kunnen stellen dat stress als een ‘normaler’ fenomeen wordt beschouwd dan een burn-out.
Wanneer het discours van burn-out bestudeerd wordt, zijn er wel enkele overlappingen met het discours
van stress. Opvallend aan het discours van stress is dat hoe recenter de definitie, hoe vaker er naar de
moderne maatschappij als grootste boosdoener wordt verwezen (Abbott, 1990). De moderne mens zou
gestresseerd zijn ten gevolge van de maatschappij waarin hij leeft. Net als de psychologische invalshoek van
stress, wordt er bij burn-out gewezen op de verschillen in kwetsbaarheid van individuen. Sommigen zouden
meer gevoelig zijn voor een burn-out dan anderen.
Het burn-out discours kent echter de grootste overeenkomst met het sociologisch perspectief. De literatuur
rond burn-out wijst, net als sociologisch stressonderzoek, op de negatieve impact van de maatschappij op
haar burgers. In het burn-out perspectief is het meer specifiek het proces van modernisatie en de
technologische versnelling die leiden tot burn-out. Net als bij stressonderzoek wordt er binnen het discours
50
van burn-out een grote nadruk gelegd op het proces van modernisering en de moderne maatschappij als
oorzaak van burn-out. Waar er binnen het stress discours nog nadruk gelegd werd op levensgebeurtenissen
of schadelijke prikkels uit de omgeving, zijn het binnen het discours van burn-out de maatschappij en haar
moderne foltertuigen die tot een burn-out leiden.
De komst van het internet, de prestatiemaatschappij, sociale media en hyperconnectiviteit leiden tot
eenzame en geïsoleerde burgers (Everard, 2018). Zoals meerdere keren werd aangegeven is een sociaal
netwerk een buffer tegen stress en burn-out (Dean &Lin, 1977). De sociale contacten zouden in de
maatschappij vandaag de dag echter enkel afnemen. De vergevorderde vorm van het modernisatie proces
zou de oorzaak zijn van burn-out.
Door de klassieke sociologen zou het begin van dit modernisatie proces, gekenmerkt door industrialisatie
en urbanisatie, leiden tot anomie en vervreemding (Goddijn, 1968). De maatschappij staat echter niet stil.
De toenemende eenzaamheid, de diverse maatschappij en de digitale ontwikkelingen zorgen voor een
ongekend niveau van vervreemding. Machteloosheid, isolatie en zelfvervreemding zijn de hedendaagse
variaties van vervreemding. Het stijgen van het aantal zelfmoorden, misdaad en mentale ziektes zijn
gevolgen van vervreemding op het maatschappelijk niveau (Landis & Page, 1938).
Burn-out zou een vergevorderde vorm van vervreemding zijn (Verhoeven, 2001). Mensen herkennen hun
diverse samenleving niet meer, ze voelen zich nergens meer thuis. Ze voelen zich geen deel meer van hun
groep en sociale media zorgt ervoor dat men allesbehalve sociaal wordt (Haveman, 2016). Burn-out wordt
veroorzaakt doordat de maatschappij zodanig snel verandert dat individuen zich niet kunnen aanpassen
(Abbott, 1990). Het discours rond burn-out volgt het sociologisch stress discours in termen dat burn-out
gezien wordt als een maatschappelijk fenomeen en geen individuele aangelegenheid. Burn-out wordt niet
voor niks een beschavingsziekte genoemd (Everard, 2018).
De tekst van Abbott (1990) haalde vier thema’s aan die voor een grote hoeveelheid stress zouden zorgen.
Wanneer deze thema’s toegepast worden op de maatschappij vandaag de dag, kan vastgesteld worden dat
deze vandaag nog steeds een grote rol spelen in het ontwikkelen en ervaren van stress. Sterker nog, deze
thema’s zouden nog belangrijker geworden zijn omwille van recente ontwikkelingen in de maatschappij.
Hieronder worden deze vier thema’s besproken en wordt uitgelegd op welke manier deze nog een grotere
invloed uitoefenen ten gevolge van de moderne maatschappij. Deze intensifiëring zou ervoor gezorgd
51
hebben dat men een nieuwe term, namelijk burn-out, gebruikt. De thema’s benadrukken de schade die de
moderne samenleving aan het individu heeft aangericht, zowel in het creëren van werkelijk stressvolle
situaties als in het ondermijnen van betekenissen voor hen. Mensen raken verstrikt in de discontinuïteiten
van samenlevingen (Pearlin, 1989).
Het eerste thema is ‘angst’ (Abbott, 1990). Mensen zouden zich zorgen maken om allerlei gebeurtenissen
in de moderne samenleving zoals oorlogen of economische crisissen in combinatie met de dagelijkse
beslommeringen. Deze bezorgdheid of angst creëert een onaangename spanning die men zowel op
fysiologisch als op psychologisch vlak ervaart. De jongste jaren zijn er vele diepgaande politieke en
maatschappelijke veranderingen geweest (Lazarus, 1993). De economische crisis, de migratiecrisis,
kernrampen en de klimaatopwarming. Omwille van globalisering wordt men vandaag de dag
geconfronteerd met wereldwijde problematieken. Daarnaast zorgt sociale media ervoor dat mensen veel
beter op de hoogte zijn van de problematieken in de wereld (Haveman, 2016). Dit kan tot gevolg hebben
dat mensen zich meer zorgen maken dan vroeger en meer stress zouden ervaren. Het wordt steeds
duidelijker dat de nabije toekomst onmogelijk met vertrouwen kan worden voorspeld. Dit zorgt bij de
bevolking bij een enorme onzekerheid en angst, die op lange termijn tot burn-out epidemie kunnen leiden
(Abbott, 1990).
Het tweede thema gaat over de controle die men kan uitoefenen over de eigen geest en het eigen lichaam.
Ook hier kwam men tot het besluit dat bepaalde levensgebeurtenissen de fysieke of mentale gezondheid
van individuen zouden storen. Volgens dit thema is er een sociale, en in het bijzonder moderne, oorsprong
aan van kwalen zoals maagzweren, colitis en hypertensie. Dit is wat de stressliteratuur tegenwoordig
levensgebeurtenissen zou noemen (Lazarus, 1993). Een recent voorbeeld van vandaag de dag zijn de
overheid en andere bedrijven die continu onze data verzamelen. Dit gebrek aan privacy zorgt ervoor dat
individuen zich minder in controle voelen over hun eigen leven.
‘Prestatie onder druk’ is het derde thema (Abbott, 1990). Stress wordt hier gezien als een teken dat
personen niet in staat zijn om zich aan te passen aan het moderne leven. Onze maatschappij van vandaag
de dag zou zodanig snel veranderen dat individuen niet meer kunnen volgen. Ze voelen zich niet meer thuis
in die moderne maatschappij en ervaren omwille daarvan een gevoel van stress. Onder andere de toename
van het arbeidstempo, dat kenmerkend is voor onze maatschappij, zou een bron zijn van energie-uitputting
en zou tot een gevoel van stress leiden (van Krimpen, 1993).
52
Het vierde en laatste thema draait rond ‘mentale hygiëne en sociale aanpassing’ (Abbott, 1990). De mentale
hygiënebeweging geloofde dat levensproblemen waar geen oplossing voor gevonden werd tot mentale
aandoeningen, waaronder burn-out, zullen leiden. De mentale hygiëne literatuur identificeert
gebeurtenissen als baanverlies, huwelijksproblemen en andere persoonlijke problemen als tekenen van
individuele slechte aanpassing. Individuen zijn dus niet goed aangepast aan de samenleving en hieruit komt
een gevoel van stress voort.
In de stressliteratuur werd er gewezen op het feit dat de maatschappij zodanig snel veranderde dat mensen
zich niet aan deze nieuwe omstandigheden zouden kunnen aanpassen. Dit zou volgens Durkheim leiden tot
vervreemding en anomie (Berkman, Glass, Brissette & Seeman, 2000). Het onderzoek van Rosa in 2009
wees op het feit dat onze maatschappij steeds versnelt. Er zou sprake zijn van zowel een versnelling van
sociale verandering als een versnelling van het levenstempo. Het levenstempo van mensen zou versnellen
en men zou steeds meer tijdsdruk ervaren. Enerzijds ervaart men een subjectief gevoel van over te weinig
tijd te beschikken, mensen willen zodanig veel bereiken dat ze er niet genoeg tijd voor vinden. Het tempo
neemt ook objectief toe, denk aan een ander recent concept: multitasking. Taken worden samengedrukt
zodat men minder tijd verliest. Deze haastige manier van leven leidt ertoe dat mensen volledig uitgeput
raken en uiteindelijk met een burn-out eindigen. Deze factoren kunnen samen een verklaring bieden voor
het opkomen van een nieuw fenomeen, namelijk een burn-out.
De modernisatie van de maatschappij zorgde voor een enorme toename van onzekerheid (Everard, 2018).
Terwijl het leven vroeger een voorspelbaar verloop kende, heerst er vandaag de dag een enorme
onzekerheid. Daarnaast is men in onze meritocratische samenleving verantwoordelijk voor eigen succes en
falen. Dit alles zorgde ervoor dat het leven in onze maatschappij vandaag de dag inherent stresserender is
dan pakweg de maatschappij van 200 jaar geleden. De maatschappij van vandaag de dag zou stress inherent
in zich dragen. Dit kan verklaren waren het fenomeen stress zo populair is dat iedereen het lijkt te kennen
en ervaren. Dit kan ook verklaren waarom recent de term burn-out opkwam om te verwijzen naar een
complexer fenomeen dan stress. De huidige definities volstonden niet meer om de complexiteit van de
maatschappij te omvatten. De intense verandering van de maatschappij gebeurde zodanig snel dat de
opkomst van een nieuwe term noodzakelijk werd.
53
Uit de analyse blijkt dat stress eerder op het biologisch-psychologische aspect duidt en burn-out op het
psychologisch-sociologische aspect. Daarnaast blijkt dat de term burn-out een complexer fenomeen is dan
stress. Dit wordt duidelijk in zowel de oorzaken, gevolgen als in de oplossingen die naar voor geschoven
worden. Het feit dat deze term ontstond naast de term stress duidt erop dat de relatie tussen de mens en
maatschappij ingewikkelder werd. Het concept stress was niet meer voldoende om alle complexiteit te
omvatten, vandaar de opkomst van de term burn-out.
54
6. Besluit
Zoals reeds in de inleiding van deze paper werd aangegeven, bestaat er geen consensus over de definitie
van stress. Stress kent vele definities en blijft tot op heden een vage term binnen de literatuur. Het
fenomeen burn-out is de laatste jaren een zeer actueel thema in onze huidige maatschappij geworden.
Binnen deze paper werd ervan uitgegaan dat de opkomst van deze term er wellicht op duidt dat de relatie
tussen de maatschappij en haar individuen veranderd is. Het doel van deze paper was om de evolutie van
de notie stress te bestuderen. Wegens de subjectieve aard van het concept stress en de steeds
veranderende definitie, werd ervoor gekozen om dit onderzoek kwalitatief uit te voeren. Als methode werd
gebruikt gemaakt van een discoursanalyse. Via een analyse van theoretische literatuur kwam men tot het
beschrijven van de evolutie van het concept stress. In deze studie werd via een discoursanalyse onderzocht
op welke manier de notie stress en de definiëring evolueerde in het academisch discours. Daarnaast werd
er nagegaan hoe de opkomst van de term burn-out binnen deze evolutie paste.
Concluderend kan uit de analyse gesteld worden dat de inhoud van het concept stress een hele evolutie
heeft doorgemaakt tussen de zeventiende eeuw en de éénentwintigste eeuw. De eerste onderzoeksvraag
luidde: “Op welke manier is de definiëring van de notie stress geëvolueerd in het academisch discours?”.
Op basis van de analyse werd vastgesteld dat er doorheen de jaren vier verschillende perspectieven
dominant waren binnen de stressliteratuur. Dit zijn het bouwkundig perspectief, het biologisch perspectief,
het psychologisch perspectief en het sociologisch perspectief. Kenmerkend aan de evolutie is dat het
concept stress, zowel in termen van oorzaken, gevolgen en oplossingen, steeds complexer werd. Er werden
steeds nieuwe aspecten aan de initiële definitie toegevoegd. Daarnaast wordt stress vandaag de dag, in
tegenstelling tot vroeger, als een maatschappelijk probleem gezien.
De tweede onderzoeksvraag die deze studie tracht te beantwoorden luidt: ”Hoe past de opkomst van de
term burn-out binnen deze evolutie?”. Uit de analyse blijkt dat de fenomenen burn-out en stress veel
gemeenschappelijk hebben. Beide definities beschrijven de fenomenen als een reactie van het lichaam ten
gevolge van druk vanuit de externe omgeving. Ook worden er voor beide fenomenen gelijkaardige
oorzaken, gevolgen en oplossingen beschreven. Opmerkelijk is echter dat deze factoren voor burn-out
steevast complexer lijken te zijn dan voor stress. Dit is een indicatie van het feit dat burn-out binnen de
maatschappij als een ingewikkelder en serieuzer fenomeen wordt gezien dan stress. Stress wordt binnen
onze hedendaagse maatschappij meer genormaliseerd dan burn-out. Concluderend stelt deze paper dat
55
een burn-out de volgende stap in de evolutie van stress is. De moderne maatschappij zou aan de basis van
deze verandering liggen.
Samenvattend kan hier vastgesteld worden dat het fenomeen burn-out ontstond ten gevolge van de sociale
versnelling van de maatschappij. Er is een groeiende vervreemding ten gevolge van de moderne
maatschappij waarin mensen een deel van hun identiteit en betekenisgeving verliezen. Ook digitalisering
en vergaande technologische versnelling wijzen op de toenemende complexiteit van de maatschappij.
Burn-out zou duiden op de negatieve invloed van onze hedendaagse maatschappij. Het proces van
modernisering en de gevolgen die het met zich meebracht zorgde ervoor dat mensen vandaag de dag
gevoeliger zijn om een burn-out te krijgen. Aangezien de maatschappij steeds complexer wordt, is het niet
meer dan logisch dat ook het discours deze trend volgt. Het begrip stress is, door de vele veranderingen, te
vaag geworden. De evolutie van deze concepten wijst dus op een grotere maatschappelijke complexiteit en
grotere menselijke complexiteit die ontstond in de loop van de twintigste eeuw.
De grootste beperking binnen dit onderzoek is de veralgemeenbaarheid. Discoursanalyse is een persoonlijk
proces waardoor er binnen dit onderzoek geen universele uitspraken gedaan kunnen worden. Er werd
slechts een klein deel van de bestaande stress- en burn-out literatuur bestudeerd. Elke tekst is verschillend
en het kiezen van andere teksten had hoogstwaarschijnlijk tot andere conclusies geleid. De
steekproefgrootte is vrij beperkt en er kunnen dus geen algemene uitspraken gedaan worden. Daarnaast
was de selectie van de teksten puur de keuze van de onderzoeker. Hoewel de selectie van de data
weloverwogen gebeurde, blijft de keuze zeer arbitrair. De manier waarop de onderzoeker de teksten
analyseert is afhankelijk van zijn eigen voorkeur en inzichten. Een discoursanalyse heeft ook geen vast
stappenplan, het is dus puur aan de onderzoeker om te kiezen hoe de data-analyse verloopt. Een andere
onderzoeker maakt wellicht andere keuzes.
Een andere beperking van het onderzoek is dat het volledig door één persoon uitgevoerd werd. Hierdoor
moeten de resultaten met enige voorzichtigheid benaderd worden. Vervolgonderzoek waarin meerdere
onderzoekers gelijkaardig onderzoek uitvoeren is hierbij aangeraden. Een laatste beperking van dit
onderzoek is de relatieve onervarenheid van de onderzoeker met het uitvoeren van een discoursanalyse.
Hoewel aan het onderzoek een uitgebreide literatuurstudie voorafging om voeling te krijgen met deze
techniek, is de techniek van een discoursanalyse er één die vooral geleerd wordt door middel van ervaring.
Ondanks dat getracht werd een algemeen beeld van het stressdiscours te schetsen, moet men deze
56
opmerkingen zeker in het achterhoofd houden bij het interpreteren van de resultaten. Indien dit onderzoek
in de toekomst herhaald wordt, kan men andere auteurs en werken bestuderen. Het zal interessant zijn om
na te gaan of ook ander onderzoek tot gelijkaardige resultaten komt.
De relevantie van dit onderzoek situeert zich op twee vlakken. Op theoretisch vlak kan dit onderzoek een
aanvulling zijn op de tekortkomingen in de bestaande literatuur. Gezien gelijkaardig onderzoek nier eerder
werd uitgevoerd, kan dit onderzoek een leemte in de literatuur vullen. Dit onderzoek kan een eerste stap
zijn naar een beter theoretisch begrip van de notie stress. Op vlak van sociale relevantie is stress een sociaal
probleem dat de hele maatschappij treft. De resultaten van dit onderzoek kunnen wellicht interessant zijn
voor beleidsmakers. Op basis van nieuwe inzichten en betere kennis kunnen bepaalde beleidsmaatregelen
ontwikkeld worden die een positief effect hebben. Aangezien burn-out vaak gezien wordt als een werk
gerelateerd fenomeen, is er een belangrijke rol weggelegd voor werkgevers in het voorkomen van een burn-
out. Zij kunnen zorgen voor een flexibele werkomgeving die de combinatie van arbeid en gezin beter
mogelijk maakt. Sinds 1 september 2014 is er een nieuwe reglementering van kracht over de preventie en
aanpak van burn-out op de werkvloer. Dit benadrukt nog eens de grote maatschappelijke aandacht die deze
kwestie krijgt binnen onze samenleving.
57
7. Referenties
Abbott, A. (1990, September). Positivism and interpretation in sociology: Lessons for sociologists from the history of stress research. In Sociological Forum (Vol. 5, No. 3, pp. 435-458). Springer Netherlands. Aneshensel, C. S. (1992). Social stress: Theory and research. Annual review of sociology, 18(1), 15-38. Berkman, L. F., Glass, T., Brissette, I., & Seeman, T. E. (2000). From social integration to health:
Durkheim in the new millennium☆. Social science & medicine, 51(6), 843-857.
Berlin, I. (1968). Benjamin Disraeli, Karl Marx, and the search for identity. Transactions & Miscellanies (Jewish Historical Society of England), 22, 1-20. Borg, M. T. (1982). De ideologie achter de verzorgingsstaat. Beleid en Maatschappij, 9(12), 357-362. Bourdeaud’hui, R., & Vanderhaeghe, S. (2014). Knipperlicht voor burn-out. Stichting Innovatie & Arbeid. Brussel. Buscatto, M., Loriol, M., & Weller, J. M. (2008). Au-delà du stress au travail. Une sociologie des agents publics au contact des usagers (p. 252). Érès. Cardol, M., Bensing, J., Verhaak, P. F. M., & Bakker, D. D. (2005). Moeheid: determinanten, beloop en zorg (pp. 1-51). Nivel. Cohen, S., Kessler, R. C., & Gordon, L. U. (Eds.). (1997). Measuring stress: A guide for health and social scientists. Oxford University Press on Demand. Dean, A., & Lin, N. (1977). The stress-buffering role of social support. Journal of Nervous and Mental disease. de Jager, H., Mok, A. L., & Sipkema, G. (1968). Grondbeginselen der sociologie. Stenfert Kroese. de Rek, W., & Hoogendijk, W. (2017). Van big bang tot burn-out: Het grote verhaal over stress. Uitgeverij Balans. Derksen, A. T. (1980). Anomie is niet identiek aan normloosheid bij Durkheim. Mens en Maatschappij, 55(2), 186-189. Dorrestijn, S. (2009). Filosofie met het eigen bestaan als inzet: Inhoud en actualiteit van Foucaults late werk. Wijsgerig Perspectief, 49(2), 30. Durkheim, E. (1963). Suicide. New York: Free Press. (Original work published 1897) Durkheim, E. (1975). Emile Durkheim on morality and society. University of Chicago Press. Elias, N. (2001). Society of individuals. Bloomsbury Publishing USA. Part 1 society of individuals (1939). P1-20 1-66 Elias, N., & Jephcott, E. (1978). The civilizing process (Vol. 1). Oxford: Blackwell. Everard, A. (2018). 50 lepeltjes energie per dag: Je praktische gids om een burn-out te voorkomen en te genezen. Lannoo Meulenhoff-Belgium. Freudenberger, H. J. (1974). Staff burn‐out. Journal of social issues, 30(1), 159-165.
58
Giddens, A., & Sutton, P. W. (Eds.). (2010). Sociology: introductory readings. Polity. Giesen, A. A. E. (2011). Burn-out: Een kwalitatief onderzoek naar de samenhang tussen persoonlijke, cannonorganisatorische en maatschappelijke factoren bij de ontwikkeling van burn-out in commerciële organisaties bij haar hoogopgeleide werknemers in de leeftijdscategorie 30 tot 40 jaar (Master's thesis). Goddijn, H. P. M. (1968). Het anomiebegrip bij Émile Durkheim. Mens en maatschappij, 43(1), 60-71. Haveman, P. K. (2016). Social media of social mania? (Master's thesis). Houtman, D. (2011). Leven in een ervaringssamenleving–De hang naar beleving in het hedendaagse westen. Speling, 63, 8-13. Huntington, S. P. (1993). The clash of civilizations?. Foreign affairs, 22-49. Jackson, M. (2013). The age of stress: science and the search for stability. Oxford University Press. Kleen, M. (2008). Stress en burnout. Psychologie en Gezondheid, 36(3), 184-185. Komter, A. E. (2004). Zorgen voor morgen: over hedendaagse solidariteit en wederkerigheid. Landis, C., & Page, J. D. (1938). Modern society and mental disease. Oxford, England: Farrar & Rinehart. Lazarus, R. S. (1993). From psychological stress to the emotions: A history of changing outlooks. Annual review of psychology, 44(1), 1-22. Lazarus, R. S., & Folkman, S. (1984). Stress, appraisal, and coping. Springer publishing company. Lazarus, R. S., Launier, R. 1978. Stress-related transactions between person and environment. In Perspectives in Interactional Psychology, ed. L. A. Pervin, M. Lewis, 287-327. New York: Plenum Lecœur, G. (2011). Le stress: un objet d'étude pertinent pour les sciences sociales?. Idées économiques et sociales, (2), 51-59. Leiter, M. P., Maslach, C., & Frame, K. (1998). Burnout. The encyclopedia of clinical psychology. Maslach, C., Schaufeli, W. B., & Leiter, M. P. (2001). Job burnout. Annual review of psychology, 52(1), 397-422. Mason, J. W. 1975 "A history of the stress field." Journal of Human Stress 1:1:6-12, 2:22-36. Mortelmans, D. (2013). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco. Neuber, H. (1961). Theory of stress concentration for shear-strained prismatical bodies with arbitrary nonlinear stress-strain law. Journal of applied mechanics, 28(4), 544-550. Parsons, T. (1991). The social system. Psychology Press. Parsons, T. (2010). Social structure & person. Simon and Schuster. Pearlin, L. I. (1989). The sociological study of stress. Journal of health and social behavior, 241-256. Ritzer, G. (1975). Professionalization, bureaucratization and rationalization: The views of Max Weber. Social Forces, 53(4), 627-634.
59
Rosa, H. (2009). Social Acceleration: Ethical and Political Consequences of a Desynchronized High-Speed Society. In Rosa, H. & Scheuerman, W.E. (eds.), High-Speed Society. Social Acceleration, Power, and Modernity. Pennsylvania: The Pennsylvania State University Press. Scott, A. (2000). Risk society or angst society? Two views of risk, consciousness and community. The risk society and beyond: Critical issues for social theory, 33-46. Selye, H. (1936). A syndrome produced by diverse nocuous agents. Nature, 138(3479), 32. Selye, H. (1993). History of the stress concept. In L. Goldberger & S. Breznitz (Eds.), Handbook of stress: Theoretical and clinical aspects (pp. 7-17). New York, NY, US: Free Press. Simons, P. R. J. (2000). Competentieontwikkeling: van behaviorisme en cognitivisme naar sociaal-constructivisme: epiloog. Opleiding en ontwikkeling, 12, 41-46. Spier, F. (1995). Norbert Elias' theorie van civilisatieprocessen opnieuw ter discussie. Een verkenning van de opkomende sociologie van regimes. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 22(2), 297-323. Spirkin, A. (1975). Dialectical materialism. In Themes in Soviet Marxist Philosophy (pp. 5-47). Springer, Dordrecht. Swinnen, L. (2015). Geef burn-out geen kans. Leuven, Davidsfonds Uitgeverij. Thoits, P. A. (1991). On merging identity theory and stress research. Social psychology quarterly, 101-112. van de Ligt, N. (2012). Waarom een burn-out vroeger niet bestond en nu wél. Geraadpleegd op http://www.jobat.be/nl/artikels/waarom-een-burn-out-vroeger-niet-bestond-en-nu-wel/ van der Ploeg, J. (2013). Stress bij kinderen. Bohn Stafleu van Loghum. Van Dijk, T. A. (1993). Principles of critical discourse analysis. Discourse & society, 4(2), 249-283. van Krimpen, H. (1993). Stress, een kwestie van inzet. Uitgeverij Van Gorcum. Verhoeven, J. (2001). De sociologie van Emile Durkheim (1858-1917). Weening, M. (2016). Waarom hebben pubers tegenwoordig meer last van stress dan wij vroeger?. Geraadpleegd op https://nl.linkedin.com/pulse/waarom-hebben-pubers-tegenwoordig-meer-last-van-stress-weening Wetherell, M., Taylor, S., & Yates, S. J. (Eds.). (2001). Discourse as data: A guide for analysis. Sage. Wodak, R., & Meyer, M. (Eds.). (2009). Methods for critical discourse analysis. Sage. Wouters, C. (1976). Is het civilisatieproces van richting veranderd?. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 3(3), 336-360.